Feb 11, 2016
020304050607080910111213141516171819202122232425262728293031323334353637383940414243444546474849505152535455565758596061626364
Inhoud
inleiding
bart de block – termieten versus de witte olifant
m.e. craig – 4 gedichten
a.rawlings – brede slaap voor lepidopteristen
boris de jong – mijn land I, IIeen capuchon, een tred, een afwezige blik
antoine boute - psychopathetische polar
magnus william-olsson – 4 gedichten
ivan de beul – parijs
achterflap
Wat is innovatieve poëzie in het Westen van de eenentwintigste eeuw?
Wat blijft er over na een reis?Een neerslag voor voice-recorder en andere media
Wat zou Klaus Kinski doen?
Wat is het slaappatroon van vlinders?
Wat is het land dat zwemmen kan?
Werk van Anne Wenzel
Wat is er eigenlijk gebeurd met het meisje dat haar maag is kwijtgeraakt in hoofdstuk één?
Wat heeft de navel van Penelope, is wijder dan de zee en leest als een anagram van je diepste, onbereikbaarste wens?
Wat blijft er over na een reis?Slotdeel van een neerslag voor voice-recorder en andere media
ivan de beul – plymouth
Kluger Hans nr. 3 – driemaandelijks – herfst 2009
Een literair tijdschrift is een plaats van mogelijkheden en cultivering. Nu de tijd
van grote oeuvres en poëticale aardverschuivingen achter ons ligt, zijn zijn open
houding en hybride concept van literatuur meer dan ooit belangrijk. Een literair
tijdschrift (in het Europa en Noord-Amerika van begin eenentwintigste eeuw) is
de plek waar kleine veranderingen en vernieuwingen, voortschrijvingen, uitdif-
ferentiëringen en reconstructies plaatsvinden. Het doel ligt daarbij halfweg: in
een koortsachtige wisselwerking tussen genres, vormen en ideeën nog voor ze
in een boek terechtkomen.
Die weg van zenuwachtige, soms hilarische veranderlijkheden bewandelt Kluger
Hans 3 met actuele poëzie uit binnen- en buitenland: open, onbevooroordeeld
en zonder angst voor een botsing tussen theorieën en stijlen, smaken en vormen,
wriemelend en overdadig. De sensuele poëzie van de Canadese a.rawlings haalt
bijvoorbeeld haar eclectische taal uit de zeilwereld, de lepidopterie en de slaap.
Michael Earl Craig rekt met zijn absurde, tot een knotsgek geheel geshakete en
relativerende taalspel de grens tussen droom en werkelijkheid op. Een psyche-
delische, grungy vorm van poëzie, ritmisch sterk en vol kleine oneffenheden,
biedt Boris de Jong in zijn eerste papieren publicatie. In de rubriek ‘Richting
EU’ bouwt de Zweedse dichter Magnus William-Olsson verder op een tegelijk
klassieke en romantische traditie van lyrische poëzie. Hij deelt die romantische
insteek met het beeldende werk van Anne Wenzel op onze achterflap.
Twee bijdragen rekken de poëzie uit over andere genres. Ivan De Beul brengt
twee reisverhalen vanuit een verhakkeld perspectief, dat de lezer uitnodigt
om de brokken aan elkaar te lijmen. De ‘psychopathetische polar’ van Antoine
Boute kan men dan weer, naar analogie met een term uit de filmwereld, B-poëzie
noemen.
Hoewel de hedendaagse literatuur van grote vitaliteit en diversiteit getuigt,
stellen we bezorgd vast dat het nieuwe literaire tijdschrift nY, ontstaan uit
de fusie van Yang en freespace Nieuwzuid, zich net op de grotere lijnen van de
culturele productie lijkt te profileren. Misschien wel vanuit een onderhuidse
concurrentiedrang met de witte olifant DWB vernauwt het zijn perspectief tot
één enkele richting. Daarmee gooit het de speelsheid en meerstemmigheid dat
vooral freespace Nieuwzuid karakteriseerde, overboord.
Kluger Hans probeert een omgekeerde beweging te maken en zoomt in op jonge
oeuvres, die een intelligente vorm van innovatieve frictie laten zien. Kluger
Hans heeft aandacht voor de termieten in de literatuur. Wat we daarmee be-
doelen ontdekt u in het korte essay van onze redacteur Bart De Block, waarmee
dit nummer opent.
De redactie
Inleiding
0302
0504
Termite-tapeworm-fungus-moss art goes always forward eating
its own boundaries, and, like as not, leaves nothing in its path
other than the signs of eager, industrious, unkempt activity1.
In het begeleidende manifest van de onlangs verschenen bloemlezing Ik ben
een bijl, Nieuwe dichters uit de jaren nul2 pleiten Erik Jan Harmens en Ilja Leonard
Pfeijffer voor een ‘riskante’ literatuur. Wat ze hiermee bedoelen, wordt niet ge-
heel duidelijk gemaakt. Zo staat er: ‘Wij verachten slecht geschreven boeken.’
‘Wij verwachten van literatuur dat zij de wereld verandert.’ De auteurs lijken
niet goed te kunnen kiezen, wanneer ze een mooi geschreven literatuur ver-
langen die tegelijk geëngageerd en van zijn tijd is. Op de inclusieve formule-
ring van het manifest, die het van binnenuit ondermijnt, is al uitvoerige kritiek
gekomen3. In dit korte essay kies ik voor een tegengesteld uitgangspunt, met
name de radicale diversiteit van ‘actuele poëzie’. Meer specifiek zal ik aantonen
dat de westerse, internationale poëzie van vandaag zowel een voortzetting als
een differentiatie vormt van de poëzie van de tweede helft van de twintigste
eeuw. De transformaties van poëzie uit de jaren ’60 en ’70 worden voortgezet in
de vorm van hernemingen, reconstructies en overschrijvingen.4
Sinds de jaren ’60 zijn er in het internationale poëzielandschap twee brede
stromingen herkenbaar, met name eerder stemgerichte en eerder taalgerichte
poëzie. Stempoëzie veronderstelt een sprekend ‘ik’ van het gedicht. Ze vormt
een uitloper van neorealistische of ‘confessionele’ poëzie, waarbij het gedicht
een betekenis uitdrukt, die het als het ware aan de lezer toevertrouwt. Deze
poëzie gaat dus uit van de opvatting dat taal in staat is om de realiteit voor te
stellen. Een voorbeeld van stempoëzie is volkspoëzie of etnische poëzie, die via
traditionele stijlmiddelen een identiteit probeert uit te drukken. Maar onder
deze noemer horen ook: parlandopoëzie, neolyrische poëzie en de mainstream-
poëzie die wereldwijd het meest gepubliceerd wordt door literaire tijdschriften
en uitgeverijen. De andere brede stroming is taalgerichte poëzie. Dit is inno-
vatieve, meer theoretisch geïnspireerde poëzie, die in de jaren ’60 tot stand
kwam. Ze probeert de sociale conventie en de heersende ideologie te bekriti-
seren op het niveau van de taal. Taalgerichte poëzie drukt het besef uit dat een
literaire tekst zich verhoudt tot een grotere context van culturele productie. Ze
wordt gekenmerkt door een afkeer van traditionele stijlmiddelen en door een
nieuwe terminologie. De Amerikaanse L=A=N=G=U=A=G=E poëzie geldt als een
belangrijk voorbeeld van deze stroming.
Hoewel het onderscheid tussen stem- en taalpoëzie vandaag tot op zekere
hoogte nuttig blijft, miskent het een beweging in de actuele poëzie. De meer in-
novatieve oeuvres van vandaag laten zich niet meer in termen van deze dualiteit
omschrijven. Ze omvatten eerder een dynamiek, die de mechanismen van een
zuiver lyrische of een zuiver kritische poëzie op subtiele wijze perverteert. Zo
bouwt actuele stempoëzie een kritiek in op de eigen ik-stem en zet ze lyrische
formuleringen in perspectief via andere accenten. Omgekeerd mikt actuele
taalpoëzie op een subtielere vorm van kritiek door zich toe te leggen op con-
necties tussen tekst en lezer, tussen lezers onderling, en tussen de tekst en reële
aspecten van de culturele productie. Ze doet daarvoor inspiratie op bij lyrische
bronnen. Een voorbeeld van deze tendens is de poëzie van Juliana Spahr5. In
haar laatste bundel This Connection of Everyone with Lungs6 worden private en
publieke werelden met elkaar verbonden in brede, expansieve gedichten die
ruimte laten voor een actieve verwerking door de lezer maar evengoed aan-
sluiten bij orale tradities in de poëzie.
De innovatieve poëzie van vandaag onderscheidt zich van haar voorgangers
door een koortsachtige vormelijke activiteit en een pervertering van poëtica’s.
Stem- en taalpoëzie gedroegen zich als een uitgesproken poëticale ‘witte-
olifant poëzie’, doordat ze zich richtten op een transcendente veronderstelling:
van een stem die betekenis overbrengt, dan wel van een tekst die ingrijpt in de
culturele productie. Actuele poëzie gedraagt zich daarentegen als een imma-
nente ‘termietenpoëzie’7 doordat ze opereert via een erosie van binnenuit. Net
als de ‘termite art’ van filmcriticus Manny Farber koppelt ze een continuerend
karakter aan een hernieuwde omgang met poëtisch materiaal. Termietenpoëzie
heeft niets met uitpuring, retoriek of een buitentekstuele betekenis te maken.
Ze kenmerkt zich integendeel door een obsessie voor het oppervlak van het
Termieten versus de witte olifant
Bart De Block
Bart De Block – Termieten versus de witte olifant
0706
gedicht en door het gebruik van open eindes, puzzelstukjes en dissonantie.
Hoewel deze stijlfiguren grotendeels voortkomen uit de taalgerichte poëzie,
ligt de toon, de poëticale geladenheid van termietengedichten anders. Ze
demonstreren een schijnbaar zinloos, oppervlakkig taalverlangen, zonder een
ander poëticaal besef dan dat de wereld vreemd en gevariëerd is, en dat een ge-
dicht kan worden gemaakt met om het even welke subset van zijn onderdelen8.
In ons taalgebied is de verschuiving van witte-olifantpoëzie naar termieten-
poëzie merkbaar in het werk van Tonnus Oosterhoff. Zijn meest recente bundel
Ware grootte9 kan innovatief en politiek genoemd worden, zonder dat de auteur
ergens rechtstreeks naar de culturele productie verwijst. Oosterhoffs gedichten
bevatten nooit maatschappijkritiek. Hun politieke karakter schuilt in de vorm,
in het ver doorgedreven taalspel met woorden en klanken. Zo ontwikkelt de
auteur een eigen idioom dat poëtische intensiteit koppelt aan een vorm van
oppervlakkigheid. Een gelijkaardige dynamiek vinden we terug bij Bart Meu-
leman. Zijn laatste bundel Omdat ik ziek werd10 laat een sterk gevoel voor ritme
zien, maar vertoont terzelfdertijd ook dissonantie, openheid en zelfkritiek. De
auteur koppelt een actuele context en een kritiek van het bewustzijn aan een
uitgesproken melancholische toon. Zo projecteert hij een nieuwe politiek op
het betekenende oppervlak van het gedicht, de sporen achterlatend van een
veelzijdige, koortsachtige literaire activiteit.
Voetnoten1 FARBER, Manny, ‘White Elephant Art vs. Termite Art’ (1962),
in: FARBER, Manny, Negative Space: Manny Farber on the movies (Da Capo: New York, 1998)
2 HARMENS, Erik Jan, Ik ben een bijl. Nieuwe dichters uit de jaren nul (Nijgh & Van Ditmar:
Amsterdam, 2009)
3 De kritiek op de bloemlezing werd verzameld op poëzieweblog De Contrabas
(cf: www.decontrabas.com/de_contrabas/2009/05/een-overzicht.html)
4 BRAUN, Michael, THILL, Hans, Das verlorene Alphabet, Deutschsprachige Lyrik der
neunziger Jahre (Das Wunderhorn: Heidelberg, 1998)
5 Zie ook Kluger Hans 1 voor poëzie van Spahr.
6 SPAHR, Juliana, This Connection of Everyone with Lungs (University of California Press,
Berkeley, CA, 2005)
7 FARBER, Manny, ‘White Elephant Art vs. Termite Art’ (1962),
in: FARBER, Manny, Negative Space: Manny Farber on the movies (Da Capo: New York, 1998)
8 RANKINE, Claudia, SEWELL, Lisa, American Poets in the 21st Century (Wesleyan University
Press: Middletown, CT, 2007)
9 OOSTERHOFF, Tonnus, Ware grootte (De Bezige Bij: Amsterdam, 2008)
10 MEULEMAN, Bart, Omdat ik ziek werd (Querido: Amsterdam, 2008)
Debuut
0908
0 121 km2 golfplaatpauze en varens (Vermont,
USA).
I Rubber met asfaltgrijs, als een snoek:
Barracuda.
II [Of: FAST FORWARD – voice recorder
Pocket Memo.]
Dan taal ik beeld in een dressoirschuif cassettes.
Vuilplastic gehoest. Naar beeldvolume geschikt.
Geen kat die het merkt.
∑ REWIND
.traakthcisna nee po uoJ]
III Cilinder (car broke, kapot, help me. please?)
To James Freitag, THANK YOU. VERY MUCH!
p/a: 708 Route 100 – A
Plymouth, VT – 050567
Bermgras + garage: golfplaatstrak,
neonreclame (fuchsia, 12x/minuut, fossielt:
BUY FREITAG CARS. ZIJ: pruilliplettert
een Lana Turner-blik (vaseline op de
lens). HIJ: een cartoon tatoeagerood +
haar. Van halskraag tot enkel. 1 Sigaret.
‘You and the pretty girl, you clean the garage.
Yes? Clean.’ Als de handdruk: kort, gewichtig: 128
kilo bierblik – HIJ, beeldt 1 cilinder + dieselpomp
(gratis), met caravan: 8x aluminiumhoog.
Van de butaanfles tot roestpukkels lang.
∑ REWIND
taartnecnoc-tnomreV]
JOU [een cactusblik – dashboardvuil] en 62
km pretzelstilte na VERMONT-origami in de
Barracuda (PL). Benzineletters en chips. Of het
nog ver is? Het motel. Dat ONZE relatie als de reis
is: voorspelbaar – asfaltgrijs en hamburgerkrap.
Plymouth
Ivan De Beul
∑
∑
Ivan De Beul – Plymouth Debuut
1110
GEOMETRIE: een scherpe polshoek (JOU) op MIJN
jeansdij – hertaalt: dat het JOU spijt. Wat dan ook.
(piepschuimzin) De reis. Of de kus. Limonade-
PRIKT in mijn hals. Stuurfout. 1 kolibriegil
(JOU) + de auto: sloot, in een accordeonstuip.
Motel Clementine]
05:54:23 AM – de dag kiert tafelstrak gedekt voor
2. JOU (sigaret, parkingvaal), lipsticklettert – een
BROWNIE-ritme: vuil gehoest (spaanderfluim).
Geen slaap. Matrashard. IK. Blik: zwaluwzwart
tapestreept viltlucht van bergkamgrijs.
∑∑ FAST FORWARD
JOU: letterslikt de BARRACUDA-rit (nylonlijzig,
1 kiloVolt) in katoenplooi (gladioolprat op 38°
hoek) om het dashboard: HAAR hand, als een
snapshot – origamikramp, karmozijn-haast: als
een knie_morse op asfalt. Dat ik hulp ga halen.
IV RITME
04:12 AM.
Het ahornstroop_gazon, net gerugd, als van
een zwerfhond (cornflakesvals) dekent de
ochtend (na 3 x 20 sit-ups) af: golfplaatstrak,
JOU, een matras primulakatoen: gespannen.
05:27 AM.
HIJ [houthakkersgeruit, afgemeten: z’n jeans]
guerilla-nota: BATTERIES AND IRON IN THE
BACKGARDEN. YOU UNDERSTAND? 1 spreeuw
(in charterbloei) drukt op de heuvelrug [L]: LEEG.
11:23 AM.
Muntthee, veranda_geplint. JOU:
Lolita-pose [jurkfuchsia, biscuit-nep]
+ ZIJ (lolly_blik): ‘REALLY, HE LOOKS
LIKE FUCKING GATSBY. ADORABLE.’
Ik, de Citroën: showroom_geometrie.
14:56 PM.
FOCUS. [Op mijn kopercoat windt de heuvelgraat:
tot enkel, ik.] En gymp_ritme: 1, 2 – stap, hiel,
4 – teen, 6. Lettertelt mijn lijf (atoomdetail)
over kiezelflank, gespannen: ALLEEN.
17:34 PM.
MIJN blik is het geweer, gelaten – dressoirstrak,
in de hoek: [JOU: of het nodig is kil te zijn?
James Freitag is een prent.] 1 heuvel, dwars
met hert [als aquarel, tussen JOU en IK.]
Ivan De Beul – Plymouth Debuut
1312
00:21 AM.
Askegel_licht op: MIJN vinger_nerveus (met
cafeïneaccent) in tuinstoeldonker, vonkt dan
(in sprinkhaanletters) een blauwdruk [filter]
op mijn lippen: DAT IK WEG VAN JE WIL.
V ∑ PLAY (tape 9: letter V, schuif 3)
| V A L E N T I J N |
10:09 PM
JOU [geföhnd, afgemeten: HAAR fond de
teint – als lasagne: diepvriesdiner_koel
+ een bankstelpose: in kniehoek – 38° en
vinger_origami], dan mascara_morse:
HOE IK VALENTIJN KON VERGETEN? Dat
ik weinig attent ben. EEN KLOOTZAK.
Enkel IK: [als een kite: jeansvest_beknopt,
gespannen: om MIJN borstkast – traliehek:
etalages en tl-licht] GESLOTEN: het winkelsnoer,
taal ik in een horizon, WEG met cactus-bermen op
een ansichtkaart, titelt: dat ik weg van JOU ben.
15/02; IK [in croissantplooi – een bankstel_pauze,
te kort: de nacht + sandwichstilte]: LUISTER!
Dan: dat het me spijt. Echt waar. DAT JE HET NIET
BEGRIJPT. Of wil – ik HAAR (niet cappuccinosterk)
naar MEXICO (espadrilledijken): beelden.
∑∑ FAST FORWARD
totale sombrero-allergie]
JOU [badstof; nagellakrood] is een letterrits
– LP-hapert om MIJN keel: bikinizweet en
tequilabuiken, MEXICO – is het dat? Geschenk:
fase 1: glazen-stolp-pose (ik, randpion).
LENS [FOCUS, 18mm]: een nokkengraat duif
+ antennerag – beeld; in HAAR cocon_stilte
[1 peuk, 12° balustrade_plooi]: ik = uit_zicht,
terrasdonker – leeg, ook het cocktailglas.
Dat het een roadtrip wordt. VERMONT:
Douglassparren en MOTELromance = een
SCHAAFWONDCompromis [JOU, 1 schaakmat_
zin in C mineur, dan koffie_pauze]. En ik knik.
Ivan De Beul – Plymouth Debuut
1514
∑∑ FAST FORWARD
Nurse Annie B. – formalinepose, uniformbleek
– littekent in pastel; ziekenhuisgang: JOU, met
HAAR gipsbeen_harde blik dikt de afstand (in
vogelvlucht) tot MIJ aan, de Chevrolet: James
Freitag: Hey, we still have a lot of work to do.
VII ECHO
∑ play (tape 8: letter f, schuif 4)
1 hond knauwt [tralie_echo], verder dan
tuinstoeldonker; geen beeld (celluloidklaar):
grint_gymp_ritme toont bergen (ver_
schilt fel van JOU in sparcurve: IK) en
de asfaltbocht lost MIJN kogelschot-
blik even op: ‘liever DAN WIJ SAMEN.’
VI LAAT
Rutland Southern Vermont Regional Airport]
[Het vertrek: laat, koffergeometrie in
tegeltango_herrie, toe: ZAKDOEKZINNEN.]
Incheck_metrum: tickets/ gate (last
call: roltrapdwang). In een hard_cover_
pose, als VLUCHT, ik leg toch mijn hand
[knokkelklam, even] in die van haar.
een Vlieghal (rutland, southern vermont) =
betonpijlers met kralen balieplastic, geruit
zonder tape_streept taxi’s [maïskolf-haaks].
Om HAAR koffer_vouwt, kauwgumzucht – JOU:
wat was ik nu graag in Mexico. Het is fucking 18°.
PLYMOUTH BARRACUDA is lederglans en sparfris
– in karton uitgeknipt; licht (10W, crème-brûlée-
zacht) dekt het asfalt TOE. Ik ben moe. Echt.
Laat ons stoppen. Bij dat motel. JOU [met blik:
haarlakstrak, afgemat] elastiekknelt om MIJN lijf.
Motel CLEMENTINE – als het behang, in
vetringen zijn jaren berekend: de gerant, is een
hawaïhemd – aircolettert: One night only. No
breakfast or use of swimming pool. OK?
In lakenplooien taal ik me ver – verder van Jou
weg.
1716
a.rawlings (1978) is een Canadese dichteres. Zo was co-organisator van The Scream
Literary Festival en werkte bij The Mercury Press, waar ze in 2005 Shift & Switch:
New Canadian Poetry mee samenstelde, een bloemlezing van 40 nieuwe Canadese
dichters. Ze debuteerde in 2006 met Wide slumber for lepidopterists (Coach House
Books). De bundel werd genomineerd voor de Gerald Lampert Award voor het beste
debuut en won de Alcuin Award voor beste boekontwerp in de categorie poëzie.
In haar debuut gaat speelsheid van taal hand in hand met een sensuele aantrek-
kingskracht. Omdat het nooit helemaal duidelijk is of de hoofdpersonages mensen
of nachtvlinders zijn, krijgt het geheel een sterke meerlagigheid.
De speelse omgang met taal wijst op invloed van de hedendaagse Canadese dichter
Christian Bök, maar het woordspel blijft bij a.rawlings ondergeschikt aan de extra
betekenis die het opwekt. De gedichten op p. 20-23 behoeven wel extra uitleg.
De gedichten bovenaan het blad vormen een aparte cyclus, net als de gedichten
onderaan. Deze zijn de droompendant van de cyclus bovenaan. De intrinsieke
band tussen beide cycli wordt versterkt door het feit dat ze, gedicht per gedicht,
anagrammen van elkaar vormen. In samenspraak met de dichteres is hier gekozen
voor een (in Myshkins terminologie) ‘proceduele’ vertaling, een vertaling die het
anagramprocédé behoudt.
Brede slaap voor lepidopteristenIngeleid en vertaald uit het Engels door Xavier Roelens
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a.rawlings
a.rawlings – brede slaap voor lepidopteristen
1918
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha a hoosh a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha
rem nrem
a hoest a ha
a hoosh a ha
a hoosh a ha insomnie cataplexie
a hoosh a ha euh hoest euh ha oh hoosh oh ha a whoooooooooosh a ha
circadiaan aritmie
a hoosh a ha stadia ditrysia
a hoosh a ha a hoosh a ha slaapapneu slaapstoornis
a hoosh a ha a a hoosh a ha hm hoosh hm ha hm hoosh a ha
al roest ach ja a hoosh a ha ah hoosh aa
hypnagoge schok slaappieken diepe slaap herstel
a sh a ha en sh en a en sh en ah
a hoosh a ha a mmsh soma a hoosh soma mmsh a ha
ovipositor oscillatie dorsaal nectar orgaan ectothermie myrmecofilie
elektro-encefalograaf
a.rawlings – brede slaap voor lepidopteristen
2120
We zakken af naar een weide aan het meer. a hoosh De lupine, slaap, de nevel. a
ha Vuurvliegen, stille nachtvlinders. We bergen onze benen in zand op. Geluid
uit zand is inactief. We verlangen dat slaap intreedt, maagdelijk zuiver.
We strekken onze voelsprieten naar het warme lichaam. a a Plantenpollen toeten
mistdamp, traag, maken luchtgevulde holtes, adem in cocon, zacht en vaag de
vacht, zwaar zelfs hemels. hoosh Zacht als rust. ha
Zacht zo we rillen.
figuur 1 Ei – slapeloosheid
Trage, lichte aanraking van hand op vleugel, schubben vegen af als vlinderkussen,
wimperdauw en nevel, van adem en vacht onze intrede en we strelen de dofnatte
doorgang, de trilling van zacht, zo’n rustig geluid of zand, wanneer de larve zijn
eierschaal eet en pop wordt a hoosh
we likken onze schaal, onze schelp, we ruiken in de nachtlucht het
nachtorchiszweet. Rijzen. a hoosh Welriekend duwt een buik tegen achterlijf,
tong diep begraven in een orgie van nacht en bloeddrupjes ontwaken en
zwermen, stoten of trillen, spastische praktijk, massieve stoot uit de tel. Dit is
niet wat het is nee, we bedoelden, we dachten slaap die niet kwam we komen.
ha a a ha Rupsen met horens epilepseren, woudnimfen tollen en hangen ruwe
coconnen op
we houden onze trage hoge vlucht aan
op een meer aan een weide. hoosh a maakt de sluimervleugel water, wauwelt de
wind een plensbui. klappert en flappert achterdeks, koortswind.
ha a zacht ligt zalig. huizen we zoele holen af, verdans cancan dan verzeem een
vel verzuig een ei, lij, bliksemschicht.
waait vraatzaam, deinen,
ankeren.
als zachtlallende loten
nachtvangen zaling loefde overstagt allemansend. laveert
in het schuim, mast op zaat. zich
tanden en hoosh a puurst raven.
ha a zog
figuur 4 larve, pop – REM
seconden vormen geduld en tong wekt zware hitte, wulpse vracht en vrille,
we komen of anders veranderen, kauwen rauwe nacht, we rennen te leken en
meppen wiprupsen stoten likken ha orgie a a zuigen hoosh neuken het houten
laken, stuw gezicht, penis, zachte cocon voert over golven en banken, zwengelt
het stranden aan, venster gunt pand daverend zwamp, wringt diep in deze
nimfblauwbarre dode hand een open schaal zonder struif vuig en vrij waden
aasvliegen naar de wel, vacht op geruwde epilepsievacht
licht het anker a a licht mahonie zeilschepen. hoosh rijglijn houdt fok met kloten
tegen mast. zwieren liefjes om een hals. daal halflallend als een rots ha in de
oceaan asfiksie altrunaniem combineren, uitsnijden van een hals. tien
wat is wat we hebben, onze seconden dode lucht. tien
trage hoge strijd seconden dood
a.rawlings – brede slaap voor lepidopteristen
2322
we zijn gespannen terwijl we tegen de binnenmuur leunen. Slaap is
geblutst of gilt of geen komt al verlangen we, we voelen het volle hete
vlees van onze vleugel tegen gras meppen, zand schrapen, we duwen
ons buiten onszelf, in ons geluid onze hand onze zoete klamme hete ons
pad, berouwen, besnuffelen, beheersen of beheren. Fluister hiiiiiier met
de opwinding van het verhaal, twintig ogen ontknipperen wanneer de
zon wakker wordt, zelfs wanneer ‘t niet het verstand spreekt, gilt, zwelt
tot doorlopende uitpuilende ogen van een honderd hongerige monden, geen
motten, wachten tot dit zal sussen. In slaap nog niet zal sussen. Beweging bij
dag een hemels lichaam zacht het staalwol. Paniek bij dag of anders komen we en
het doelbelustvolle de elektriciteit in onze geschaalde gehelen, onze gestaalde
wollen, het schokt ons, bliksem in onze pijp, helemaal door het zand, we rollen
weg van onszelf, ademloos. a hoosh a ha We hebben vijf seconden bliksem en
liefde als
na hand over hand verhalen tuigen we waren we want over want het tuig op,
weven bruine stroken en strelen reeksen zinnen waren we we lonken alsof
joekels, bh’s, overdadig adem in übergalmende angst brandt in mompel
gesponnen lust. nattig of vurig. zie twintig ogen zwellen, zie, zied geen zetel,
zwetend peil, tussen twee ruimzittende vervellingen, beheers een uur in het
nachtelijke slaaploze brein een gespleten of gezwollen pff het is pfffh nu ons
heetwoelend naspel komt broeien.
naar huis mot, vlieg op, bolwentel om gladde seconden flapperval gevoelens
bij nacht in een haven hijgen onze gehoosde ogen in witte plukken gekte bij
nacht wol of haar onze ademloze hostess danst. dadels onze lichamen peotl
we hebben lichamen lief als gestotter, beminnen blikken en ontstolen bliksem,
nestelen gladheid in deels lege schalen capulla de seda, O de gusano egel grolt.
we naaien de vodden. en zo zelden stompen we weerzin of a hoosh a ha zoog het
huis, mottradities. wij.
a.rawlings – brede slaap voor lepidopteristen
2524
537neon. adem
verantwoorden: traag, traag, slippertje
traag en traag zachte mond met scherpe stekels.
Strek spier; speld been. Kauw afval of rust. Deel
en deelgenoot lippen. Duw labiale trilling tegen blad,
tegen membraan. Spuug dauw. Tol leest met hand en in en
draai#HOOGTE#draai hartslag. Trek lichaam uit lichaam. Bevochtig
ach#DEVLUCHT#ca gitove maa tiu ahi ker .. alstra
iar#GOO#iad ne ni ne nah em tsee ot .. arbem
nege alb nege gnil laibal
ud .. ser fo lafa
wuk .. sleke epre em nom
haz gart ne gart len
gart roo narev meda .noen###
Narcolepsie
2726
Debuut
Mijn land I - Botnek
Mijn land is wat grond. Graatmager.
Al de botnek erop klaagt: niet over mij,
ik rook nog, het scheelt niet veel.
Botnek vetbot, botnek potbot.
De botnek rammelt graag aan anderen.
Kilo’s mensvet torst zo mijn land.
Blakermoerslijmvet, witrugvet, ongekuist kanisvet
biest mijn graatmager land.
Botnek, spontaan opsproten, overrompelt.
Koprond dompelt botnek voort, zijn
zwaar verbiedt elke andere vorm zoals
schaatsen. ‘t Is kop over heupen, kop onder bil.
Rol voort, botnek, zie niet waarheen. Blijf klagen.
Kabobs kapend rolt de botnek voort.
hop paard houop
paardje in houop
Boris de Jong Mijn land II - Zwemmen
Dus dáár was het land. mijn zwemmend land.
ik herken al wat daken. en dat wat daar roeit, is mijn vriend.
hij vecht! mooi is dat, wat?
mijn vechtende vriend in mijn zwemmende land.
toch eens iemand op aanspreken. Blij
dat mijn land zo zwemmen kan,
eigenlijk geeft het geen pas. zo’n watertrappend land, ik was
het trouwens al kwijt, al weken, ook dat nog,
en veel van wat water is was er al.
Dus ikke zoeken, “landjeland?
lá-háánd! wat daken, een grensidee!
woont u, bent u, heeft u het gezien?
het mag echt geen naam hebben! het is niet veel!”
Echt niet, vroegen ze me. nee Ik zei
nee.
het mag geen naam.
toen ik reisde wilde ik thuis zijn,
nu ik thuis ben, wil ik gaan. Red het maar, red het
het zwemt niet lang meer,
droog vriend en daken, maar nee, geen naam.
Mijn land I en II - Een capuchon, een tred, een afwezige blik
2928
Boris de Jong – Mijn land I,II – Een capuchon, een tred, een afwezige blik
Een capuchon, een tred, een afwezige blik
Ook hier zal een samenzwering uit ontstaan.
Alle tekenen zijn er: zijn capuchon, mijn tred,
haar afwezige blik.
Het is voorspeld. Het is voorspeld het is voorspeld en
is het niet voorspeld dan hebben we de tekenen
simpelweg verkeerd gelezen wat betekent dat de gehele profeet!
Loog!
Zal nog iets zeggen. Hier zal een samenzwering uit.
Wij gaan nu uiteen en begrijpen voortaan
met een half woord: elkaar, elkaars familie maar van
elkaars familie alleen de relevanten.
Herpak jezelf kleintje. De gebeurtenissen groeien je nog boven het hoofd,
elkaar, elkaars geliefden en van elkaars geliefden alleen de ingewijden.
Hier zal een samenzwering uit opspringen die afrekent met meNeen
Toch niet met mij, toch niet, met mij toch niet? Ik had juist aan een half gebaar
genoeg!
Ik was van elkaar, elkaars familie en van elkaars familie alleen mijn vader.
Hier zal een samenzwering uit ontstaan die niet vals omziet,
die het gebed niet schuwt en ook niet haar knielen.
Die een centenbakje. Die verdriet. Die potten bakt.
Die het licht uitdoet als het dondert. Die een zweem van legt op een toets.
Die optelt. Diep eet.
Hier zal een samenzwering uit die aangaat. Wij gaan uiteen en hebben aan een
doodshoofd strategisch geplaatst in Abcoude genoeg. Linkerwilg, aan de voet.
Een beetje versteckt, dat wel. Het hoeft overigens geen doodshoofd te zijn.
In elk doodshoofdvormig voorwerp aan de voet van de linkerwilg bij Abcoude
Hier zal een samenzwering! Begrijp dan toch, het is voorbij, het grote zoeken,
papa, begrijp me, we hebben aan een half woord elkaar en van elkaar alleen
elkaar. Hier zal een samenzwering uit. Ook hier. Asjblief
Michael Earl Craig is auteur van twee poëziebundels: Can You Relax In My House
(Fence Books, 2002) en Yes, Master (Fence Books, 2006). Een nieuwe bundel ver-
schijnt in de herfst van 2010 bij Wave Books. Hij leeft in de buurt van Livingston,
Montana, waar hij hoefsmid is.
Achter zijn heldere, bijna bucolische beelden schuilt een tegelijk intelligente en
speelse poëzie, gekarakteriseerd door een subtiele zelfreflexiviteit en absurde
trekjes die zijn gedichten onvoorspelbaar maken. Gevraagd naar een omschrijving
van zijn werk, schrijft hij aan onze redactie: ‘Zoals de meeste schrijvers vind ik het
enorm moeilijk om mijn werk te omschrijven of in te leiden. Het is niet zozeer dat ik
het een te complexe zaak vind, maar meer dat ik er te dicht op zit om te kunnen uit-
leggen waar het vandaan komt. Denk aan de man die op een parkeerkplaats gevallen
is, gezicht naar beneden, zijn oog geduwd tegen een erg dunne scheur in het asfalt.
Hij kijkt recht in de scheur. Auto’s rijden voorzichtig om hem heen.’
4 gedichten
Michael Earl Craig
Vertaald en ingeleid door Bart De Block
3130
Michael Earl Craig – 4 gedichten
In de gejanuariede bergen
Mijn paardje zal het wel vreemd vinden.
Maar wie kan het wat schelen wat hij denkt?
Luisteren naar een dier zou mijn dood kunnen worden
Zie wat er gebeurde met Walter.
En dus doe ik verder.
Niet gewoon met leven in het algemeen
Maar met deze eigenste dag.
En ik sta toe dat dingen gebeuren,
bijvoorbeeld dat de sneeuw valt,
dat Tom Waits’ Alice een kleine
vlekkeloze sloot maakt ergens
in mijn binnenste vanmorgen.
En ik graaf een erg oude tennisbroek op
die lijkt op een servet
en trek hem aan.
En ik ga de tuin in
en kniel, en vertroetel de spijkerband,
zoals een hand glijdt over een open veld
van stalen babytanden.
En ik denk eraan hem af te ranselen.
Het paard!
En ik denk aan Klaus Kinski.
Wat zou Klaus Kinski doen? Ik denk
aan hoe in theorie de hamer
nooit het aambeeld mag raken.
Ik denk aan hoe een vlinder, als hij
mocht, een halfuur neurotisch
over het gezicht van een soldaat zou kruipen.
In the januaried mountains
My little horse must think it queer.
But who cares what he thinks?
Listening to an animal might get me killed
Look what happened to Walter.
And so I go on.
Not just with life in general
But with this particular day.
And I allow things to happen,
like the snow to come down,
like Tom Waits’ Alice to create
a tiny stainless drain somewhere
in my core this morning.
And I dig out and put on
a very old pair of tennis shorts
that looks like a dinner napkin.
And I step out into the yard
and kneel, and pet the studded radial,
like running a hand across an open field
of steel baby teeth.
And I think about flogging him.
The horse!
And I think about Klaus Kinski.
What would Klaus Kinski do? I think
about how in theory the hammer
is never to hit the anvil.
I think about how a butterfly, if
permitted, will crawl neurotically
all over a soldier’s face for half an hour.
3332
Michael Earl Craig – 4 gedichten
De sneeuw filtert naar beneden als zoveel dekens.
Terwijl ik wegtrek door de weide
denk ik hieraan.
Ik kan niet zeggen dat ik verbaasd ben
dat mijn paardje zich een holte ademt
in de sneeuw. Noch dat deze holte vreemd genoeg
lijkt op een kindje Jezus. Een kindje Jezus op zijn rug,
zinkend in de sneeuw.
The snow sifts down like so many blankets.
As I move out across the pasture
I think about this.
I can’t say I’m surprised to find
my little horse breathing a dent for himself
in the snow. Nor that the dent looks strangely
like a baby Jesus. A baby Jesus on his back,
sinking into the snow.
3534
Michael Earl Craig – 4 gedichten
Operatie van de ziel
Ik heb mezelf iets aangedaan.
Ik heb “iets in mijn glas gedaan”
zoals dat heet, terwijl iedereen toekeek.
Ik ben mijn eigen naam beginnen wegstrepen
op de lijst – de lijst voor vanavond –
en de gang van het potlood wordt sterk
vertraagd en doet er zeven minuten over.
Ik heb mezelf iets aangedaan
“liet iets in mijn drankje vallen”
zoals men zegt. Iedereen kijkt toe.
Het verwijderen van mijn naam op de lijst
klinkt als een geluidsopname van
een geconstipeerde walrus die traag, heel traag
wordt afgespeeld.
Ik heb mezelf iets aangedaan.
Het is alsof de dokter zich over mij heen boog.
Het is alsof de verpleegster mijn kaken bijstelde
met watten, haar stoel inruilde
om te gaan winkelen in Nordstrom,
en mijn open ogen beginnen te bevriezen
als vogelbaden.
Ik heb mezelf iets aangedaan.
Ik stel me mijn drankje voor met een vlek in.
Het is een bloedklonter, denk ik. De walrus
drijft met de buik omhoog tot bovenaan zijn tank.
Ik schud mijn glas… zoek iets dat rijmt
op bovenkant van zijn tank, zoals, overvalt
een bank, of, matrozen dansen op de plank.
Surgery of the soul
I have done something to myself.
I have “put something into my glass”
so to speak, while everyone was watching.
I have begun crossing my own name off
the list – tonight’s list –
and the path of the pencil is slowed
way down and takes seven minutes.
I have done something to myself,
“dropped something into my drink”
as they say. Everyone is watching.
As my name comes off the list it
sounds like a recording of
a constipated walrus played back
slowly, very slowly.
I have done something to myself.
It’s as if the doctor has leaned over me.
It’s as if the nurse has adjusted my cheeks
with cotton balls, has turned in her chair
to shop at Nordstrom’s,
and my open eyes begin to ice over
like bird baths.
I have done something to myself.
I imagine my drink with a stain in it.
I think it’s a blood clot. The walrus
floats belly up to the surface of its tank.
I jiggle my glass … needing something to rhyme
with surface of its tank, like, one who
robs a bank, or, sailors dancing on the plank.
3736
Michael Earl Craig – 4 gedichten
Wodkaglas
Allen was op een barbecue.
Hij keurde Gary’s vrouw
door de bodem van een wodkaglas
waaruit hij dronk.
Hij dacht: Wat is het woord
voor als een non een rotsblok wegrolt
van de ingang van een grot of tombe?
Glass of wodka
Allen was at a barbecue.
He was checking out Gary’s wife
through the bottom of a glass of vodka
from which he was drinking.
He thought: What is the word
for when a nun rolls a boulder
away from the mouth of a cave or tomb?
3938
Michael Earl Craig – 4 gedichten
Wonderlijke hakbijl
Toen ik op een avond hout hakte
stopte ik en keek naar het Absarokagebergte.
Het deed me denken aan het begin
van Aguirre, the Wrath of God –
het beeldmateriaal van Machu Picchu –
en hoe Kinski wilde dat Herzog dit veranderde
in een volgehouden extreme close-up
van zijn onbeweeglijke wenkbrauw.
Toen dacht ik aan Chinese keizers
(de mist in de bergen)
en toen Chinese kluizenaars,
toen kluizenaars van alle nationaliteiten.
En ik knielde neer en kuste mijn hakbijl op het gezicht.
Ik keerde op mijn stappen terug.
Ik kwam bij alle kluizenaars,
toen bij die van China,
de mist en toen de keizers.
Ik kwam langs Kinski. Ik kwam langs Machu Picchu.
Ik kwam terug bij het Absarokagebergte.
Ik zag mijzelf plichtsbewust hout hakken.
Ik was vergeetachtig.
Dat voelde ik terwijl mijn ziel afbladderde
en rustig loskwam als
één of andere prachtige sticker.
Wonderful hatchet
The other night while chopping wood
I stopped and looked out at the Absarokas.
It made me think about the opening
of Aguirre, the Wrath of God –
the Machu Picchu footage –
and how Kinski wanted Herzog to change this
to a very close and prolonged shot
of his unblinking brow.
Then I thought about Chinese emperors
(the fog in the mountains)
and then Chinese hermits,
then hermits of all nationalities.
And I knelt down and kissed my hatchet’s face.
I began travelling back.
I touched on all the hermits,
then those of China,
the fog and then the emperors.
I passed Kinski. I passed Machu Picchu.
I arrived back at the Absarokas.
I saw myself dutifully chopping wood.
I was oblivious.
I sensed this as my soul peeled off
and left quietly like
some kind of beautiful sticker.
4140
Wel, ge moet weten dat op dit ogenblik
op dit ogenblik ben ik een nieuwe polar aan het schrijven
iets wreed beestigs echt fucking trash punk beestig
want we zien een gast die echt zomaar een meisje vermoordt op straat
echt zomaar paf
volledig uit het niets
brrr
en het is echt megatrash beestig want
voor meer dan honderd pagina’s
zien we hoe dat hij haar vermoordt
en die scène duurt voor stukken van mensen
zeker omdat dat meisje moeite heeft om dood te gaan
en hop die gast die eet een stuk van haar maag op
en hij zet de rest van haar maag op zijn hoofd als een muts
en dan voor de volgende twintig pagina’s
dan zien we hem helemaal in zijn bloten door de stad lopen wreed rap
met zijn muts op
(mijn boek is eigenlijk als je het zo bekijkt een grote stadsroman)
(en een liefdesroman)
goed, ja
dat is dus het eerste hoofdstuk
de titel ervan is
‘de mond van vol’
brrr
maar ge moet weten dat op een bepaald ogenblik
in het tweede hoofdstuk
met de titel
‘Even nadenken!’
dan hebben we plots door
dat die gast
de held van ons verhaal
wel, dat hij eigenlijk strontzat is!
(zonder dat dat zo direct gezegd wordt in het verhaal)
we zien hem voor tientallen pagina’s wandelen
door de stad zo
helemaal in zijn bloten
en hij neemt een voorbijganger
zo een type bureaucraat
met zich mee aan de leiband
en dan
in dat tweede hoofdstuk
zien we ze rondwandelen zo
een toertje maken door het verhaal
de blote gast die een stuk van de maag van het vermoorde meisje opat
en de bureaucraat op vier poten aan de leiband naast hem
brrr
en dan
dan gebeurt er iets voor toch wel tamelijk lang
zo’n tachtigtal pagina’s ongeveer
gaan ze heel beleefd met elkaar in gesprek
ze dialogeren heel gedistingeerd en beleefd
op een bepaald moment zegt die bloten gast:
‘Ik wil een vrouw zijn en om van dat verlangen af te geraken vermoord ik ze.’
Vervolgens filosoferen ze daar een ogenblik over
tja, toch tamelijk lang want ja, het duurt toch in totaal weer tachtig pagina’s
en na tachtig doorwrochte filosofische pagina’s vraagt de bureaucraat:
‘Zou ik mogen rechtstaan, alstublieft?’
En de ander antwoordt:
‘Neen! Maar u mag uw kleren uittrekken en ze aan mij geven.’
brrr!
Psychopathische polar1
Antoine Boute
Vertaald uit het Frans door Xavier Roelens
4342
Antoine Boute – psychopathetische polar
en die gast begint beleefd, respectvol met haar te praten
ze praten over bureauwerk terwijl ze naar de metrohalte wandelen
en ze wandelen en praten en wandelen
en juist wanneer de metro binnenrijdt
bam!
de gast pakt de vrouw in zijn armen
en gooit zich samen met haar onder de metro.
Dus ja in het vierde hoofdstuk
dat dan wreed toepasselijk ‘love’ heet
in het vierde hoofdstuk wordt het interessant
want ze zijn wel zwaargewond maar
niemand had dat verwacht
ze zijn niet helemaal dood
ze liggen daar
op de metrosporen
volledig in stukken vaneen
voor toch wel zeker twintig pagina’s
ligt die gast op de bureaucrate
en hij kijkt haar aan
hij kijkt haar in de ogen en hij zegt:
‘Ik wil je een kind maken’
paf! einde van het hoofdstuk!
dus ja, ge kunt het al raden, in het vijfde hoofdstuk
paf boem
we zijn negen maanden later
en ze zijn nog altijd in het ziekenhuis
ze hebben het overleefd
en we maken mee hoe dat de vrouw bevalt
het dringt door
dat de gast erin gelukt is
om zijn zaadcel in de eicel van de vrouw te planten
in die tijd dat ze daar met zijn tweeën op de metrosporen lagen!
maar de vrouw is volledig in kipkap
de held van het verhaal trekt de kleren van de bureaucraat aan
en voor tientallen pagina’s
het duurt allemaal tamelijk lang
zien we hem zijn pelgrimstocht door de stad verderzetten.
En dan daar, op dat ogenblik
bam!
hoofdstuk drie begint daar plots
zonder aankondiging
zien we die gast van het verhaal
goedhartig
er is niks aan de hand
gekleed als een bureaucraat
en hij komt aan bij de ingang van een metrostation
en dan in het boek ik moet eerlijk zeggen die scène
die scène waar de gast aankomt bij de ingang van het station
awel, dat is echt een sleutelscène in het verhaal
ik heb ook serieus op die scène gewerkt om die goed te krijgen
ze duurt niet zo lang in het boek
maximum acht pagina’s
maar ze is echt ongelooflijk goed beschreven
want ge ziet
(het speelt zich af in de winter)
ge ziet de zon opkomen
op hetzelfde ogenblik dat die gast
neerdaalt
in de ingang van de metro
brrr!
en dan
wanneer hij beneden aan de trap van het metrostation komt
ziet hij een bureaucrate
een ongelooflijk schone vrouw
ze zou zo uit een reclamespot kunnen komen
En dan volgt er een beschrijving van haar
van ongeveer vijftien pagina’s
4544
Antoine Boute – psychopathetische polar
haar kaak is lelijk geplet
ze kan niet meer praten
haar armen hangen in stukken vaneen
haar benen ook
ze is helemaal verminkt
dus we kunnen ons wel inbeelden
dat ze niet veel goesting heeft om voor haar kleine te zorgen
dus dat kind is daar in het ziekenhuis
en ge ziet dat aankomen
de held van het verhaal
krijgt de kleine mee.
brrr!
in hoofdstuk zes
neemt hij hop het kind
hij neemt het mee naar huis
hij richt een kinderkamer in en hij draag zorg voor het kind
voor wel minstens zestig pagina’s
tot later in het boek
later zien we hoe hij terugkeert naar het ziekenhuis
om nog wat zaadcellen in de eicel van de vrouw te planten
die dan weer wat later in het verhaal
bevalt
en zo verder
zo gaat het verder
voor tientallen en tientallen pagina’s
en wat er gebeurt is dat er dan
in hoofdstuk zeven
getiteld ‘de goede huisvader’
wel dat die gast een heel pak kinderen rond hem heeft
hij is echt neurotisch erop gericht om kinderen te maken
op dat ogenblik zien we in
dat hij in zijn hoofd
wel, zo’n soort ideaal heeft
een soort totaalvisioen dat eruit bestaat
dat 1 spermatozoïde = 1 kind.
Brrr!
Dus, op dat ogenblik begint hoofdstuk acht
getiteld: ‘de fictie van het reële’
nu wordt in het verhaal een vuil spel gespeeld eigenlijk
die gast krijgt het in zijn bol
om zijn kinderen te doen geloven
dat hun leven
dat ze heel hun leven
romanpersonages zijn
hij doet hen geloven
dat het huis waar ze wonen
eigenlijk de roman is
die de gast met zijn zaad bouwt
en hij zegt dan ook aan zijn kinderen dingen als:
‘Jullie zijn mijn romanpersonages’
en dat voor meer dan tien pagina’s
en dan, zo acht-negen pagina’s lang,
zegt hij dingen als:
‘mijn roman is een lugubere polar van het trash destroy en fuck soort’
en dat horen die kinderen dan
in zijn huis dat een roman is
en ze wonen in dat huis
ze gaan nooit het huis uit
en dat voor pagina’s en pagina’s en pagina’s
en nog eens pagina’s
kruipt de een op de ene
en de een en de ene op de andere
en de held van het verhaal kijkt toe
en aan het eind van het hoofdstuk zegt hij tegen zichzelf
‘mijn roman is beestig geniaal, hij beweegt vanzelf.’
In hoofdstuk negen
is de gast nog altijd in zijn huis
met zijn nog altijd aangroeiende massa
4746
Antoine Boute – psychopathetische polar
romanpersonages
hij valt in slaap tussen zijn romanpersonages
die trouwens ook voor hem zorgen
(hij heeft nog altijd last van het metro-ongeluk)
en hij zegt tegen zichzelf
vanuit een mentale mist die ik echt met zorg beschrijf
op een verrassend hyperrealistische manier
hij zegt juist voor hij in slaap valt tegen zichzelf:
‘verdomme het is hier goed’
en het is op dat ogenblik dat alles omslaat
want hij neemt een dochter
en hij stoot zijn zaad in haar
en voor een groot deel van het boek
dat om eerlijk te zijn
het meest authentiek seksuele deel van het boek is
zien we hoe hij zijn zaad stoot en stoot en stoot
in vele andere romanpersonages
hij bevrucht zijn romanpersonages
hij bevrucht er en bevrucht er nog
en vervolgens beginnen de andere mannelijke personages ook de vrouwelijke
personages te bevruchten
en dat voor een beestig lange tijd
het is echt erg erg seksueel.
En dan komen we aan hoofdstuk tien
er beginnen al zoveel lichamen
in het romanhuis van de gast te liggen
dat ze verplicht zijn om over elkaar heen te stappen
en wanneer ze honger hebben
eten ze kind
het is de uiterste autarkie
men eet niets anders meer
men drinkt niets anders meer
men doet niets anders meer
dan op verpletterde kinderen stappen
en dat
dat is echt wel megaluguber en trash
want het begint eigenlijk toch wel wreed te stinken
en er is beestig veel geluid
er is echt zot veel geluid
door al die bevallingen de hele tijd
en door de slachtingen natuurlijk
er gaat ook veel zaad rond
en eicellen die zich openen
de romanpersonages komen de hele tijd klaar
van zodra ze een minuutje tijd hebben vrijen ze en maken ze kinderen
voor heel de duur
van het tiende hoofdstuk
en het duurt echt ongelooflijk lang.
Het einde van het boek is experimenteel
want die gast zegt tegen zijn romanpersonages:
‘voor het einde van de roman
stel ik een scène voor
waarin ik onthoofd zou worden
maar zo dat mijn hoofd
onmiddellijk de lucht invliegt
aan hoge snelheid
want het is geweten dat de hoofden van onthoofden
nog een tijd dingen blijven zien en denken
na het afsnijden’
en hij legt hen uit:
‘ik zou de plek van mijn dood willen zien
maar vanuit de lucht
en ik zou mijn bloot lijf willen zien
dat nog enkele seconden loopt en dan neerstort
alles vanuit de lucht’
hij legt hen dat uit
de hele opstelling
en tijdens het hele einde van hoofdstuk elf
zien we hoe de romanpersonages
4948
Antoine Boute – psychopathetische polar
zich kleden met de pels van overleden personages
en de stad ingaan
op zoek naar een team van wetenschappers
die instemmen om een opstelling technisch uit te werken
die in staat is
om het hoofd van die gast van het verhaal eraf te hakken
terwijl hij in zijn bloten rondloopt
waardoor zijn hoofd de lucht invliegt
en dan terug
enkele minuten later
uit de lucht
midden in het publiek van romanpersonages landt.
Voetnoot1 ‘polar’ is in het Frans een populaire afkorting voor politieroman. Omdat er geen Nederlands
equivalent voor bestaat en omdat Antoine Boute het overdrachtelijk als een genreaanduiding voor
zijn poëzie gebruikt (hij zegt regelmatig dat hij ‘des faux-polars’ schrijft, nep-polars), is ervoor
gekozen de term te behouden.
Magnus William-Olsson (°1960, Bromma, Zweden) is dichter, literair recensent
en vertaler. Hij publiceerde zeven dichtbundels, drie essaybundels over poëzie en
twee boeken met autobiografische kortverhalen. Hij vertaalde poëzie van oude
en moderne Griekse (Sappho en Kavafis), Spaanse (Antonio Gamoneda, Concho
García, Alejanra Pizarnik, Gloria Gervitz), en Deense (Pia Tafdrup) auteurs naar het
Zweeds. De gedichten die we hier publiceren, zijn vertaald uit zijn verzameld werk
Ögonblicket är för Pindaros ett litet rum i tiden (The moment for Pindar is a small
space in time, Wahlström & Widstrand, 2006). Zijn gedichten zijn vertaald in ver-
schillende talen.
Hij engageert zich op dit ogenblik erg voor Arabische dichters van wie hij werk ver-
taalt en met wie hij verschillende poëziesamenwerkingen aangaat. Hierover leest u
meer in een interview op www.klugerhans.net.
4 gedichten
Magnus William-Olsson
Vertaling: Lisette Keustermans – Inleiding: David Troch
Richting EU
5150
Magnus William-Olsson – 4 gedichten
Jag kupar handen och
fyller den med hav.
Känslan av väta mot den täta
huden stavas ä n d l i g h e t.
Ordet lägger sig mellan
hornhinnorna och horisonten
liksom månen ibland
skymmer solskivan för
klotet. Kvar blir bara
detta enda, livräddande
O
Ik maak een kom van mijn hand
en vul ze met zee.
Het gevoel van vocht tegen ondoordringbaar
vel spelt men: e i n d i g h e i d.
Het woord nestelt zich tussen
hoornvlies en horizont
zoals de maan soms
de zon verduistert voor
de aardbol. Rest enkel
deze ene, de leven reddende
O
Richting EU
5352
Magnus William-Olsson – 4 gedichten
(Liksom Penelope)
Bara tiden är större än havet. Till och med döden förblir
en vinddriven flaskpost invid dess ofantlighet ( men den
finner dig alltid till sist. Kanske driver den redan viljelöst
i dina mörkblå vener). Du – som inte är stort större
än din egen navel – står på den vackert stenlagda stranden.
Vad tänker du på? Vad kan man tänka på inför en sådan
outgrundlig tanklöshet? Ja, äntligen, äntligen,
äntligen, är du ensam… Det finns en ingång där, som i varje
ensamhet – lik ett anagram för din innersta, oåtkomliga,
önskan. Du stiger in i spegelsalen. Det som har varit
möter dig på den omvända sidan av glasen. Du hör hur havet
tilltar, hur den älskade tiger… Var inte ledsen, var stilla
bara, stilla. Och lik en uppenbarelse av tiden
kommer Hon som du har väntat på och lösgör dig från sorgen.
(zoals Penelope)
Alleen de tijd is wijder dan de zee. Zelfs de dood is
windgedreven flessenpost bij die onmetelijkheid (al vindt hij
je ten slotte toch. Misschien drijft hij al willoos
in je donkerblauwe aderen). Jij – die niet veel groter bent
dan je eigen navel – staat op een strand mooi met stenen belegd.
Waar denk je aan? Waar kan men aan denken bij zo’n
onbevattelijke gedachteloosheid? Ja, eindelijk, eindelijk,
eindelijk, ben je alleen ... Er is een ingang, zoals in elke
eenzaamheid – als een anagram van je diepste, onbereikbare
wens. Je gaat de spiegelzaal binnen. Hetgeen is geweest,
komt je tegemoet vanaf de omgekeerde kant van het glas. Je hoort hoe de zee
aanzwelt, hoe de geliefde zwijgt ... Wees niet verdrietig, wees stil,
stil maar. En als een openbaring van de tijd
komt Zij op wie je hebt gewacht, en verlost je van je verdriet.
Richting EU
5554
Magnus William-Olsson – 4 gedichten
Så stark var strängen vilken band oss vid
den rena tanke som vår aning delat
att våra kroppar, då den brast, befann
sig hjälplösa invid varandra. Och ljusen
under målningen från resan till
Venedig - som tycktes tidlöst ung
i sin affisch - fick i draget från
ett otätt fönster plötsligt våra liv
att verka utsträckta i evighet:
Ögonen som möttes genom tåla-
modet, läpparna som teg tills deras
tystnad antänt natten ... Som lågor samman-
föll vi med förvandlingen. Och tingen
brann likt tankar, genomskinligt klara.
Zo sterk was de streng die ons bond aan
de reine gedachte die we vaag samen aanvoelden,
dat onze lichamen, toen hij brak, plots hulpeloos
bij elkaar waren. De kaarsjes
onder het schilderij van de reis
naar Venetië – dat tijdloos jong scheen
op de poster – wekten in de tocht van
het slecht sluitend raam plotseling de indruk
dat ons leven tot de eeuwigheid reikte:
Ogen die elkaar ontmoetten door
geduld heen, lippen die zwegen totdat hun
stilte de nacht ontstak ... Zoals vlammen
vielen we samen met de verandering. De dingen
brandden als gedachten, doorschijnend helder.
Richting EU
5756
Magnus William-Olsson – 4 gedichten
Alltid någon annanstans, Marie.
Och alltid med en annans ansikte
för ögonen. Så av leda mättat det är
att kroppen tvunget färdas med sin ålder.
Jag var en trasig blomma, kön för ett
vilt arkaiskt Nej. Du som såg
mitt flammande sår är dess rödaste låga.
Försvinnandet? Vem sörjer rosens färg
då vallmon ändå lyser hetare?
Så svårt det är att leva i sin låga.
Så lätt att leva den. Och åter svårt
att lågan lever oss förutan. Antänds
djupen dock på nytt då såret kysser
såret, lågan lågan – utom oss!
Altijd ergens anders, Marie.
En altijd met het aangezicht van een ander
voor ogen. Zo verzadigd van wanhoop
omdat het lichaam meereizen moet met zijn leeftijd.
Ik was een gescheurde bloem, mannelijk, met
een wild archaïsch Nee. Jij, die mijn
brandende wonde zag, bent de roodste vlam.
Het verdwijnen? Wie betreurt de kleur van een roos
als een papaver toch warmer straalt?
Zo moeilijk is het te leven in zijn vlam.
Zo simpel te leven als een vlam. Maar ook moeilijk
dat de vlam leeft zonder ons. Ontbranden
afgronden toch weer wanneer de wonde
de wonde kust, de vlam de vlam – buiten ons om!
5958
[MADELEINE, een epiloog]
0 METROHALTE (Ligne 12; slipsteek – chloro-
fylgroen)
I MEMORY-BISCUIT; citroenschil, rum, 50g
poedersu
II [Of: IN PAUZE – voice recorder POCKET
MEMO 9350]
Dan taal ik toeristen in een dressoirschuif cassettes.
(Vuilplastic gehoest.) En naar beeldvolume geschikt.
Geen hond die ervan opkijkt.
∑ REWIND
.kueb ni ellagiP ecalP]
Parijs
Ivan De Beul
Debuut
6160
Ivan De Beul – Parijs
III BLINDE-VINK-PAS (oui, un café, s’il vous plaît)
Hôtel PENELOPE
812a, Rue Caulaincourt
75018 Paris (18de Arr.)
IK; een thermosfles [geribd – kalk, met barst].
In BEELD – ben ik TL-LICHT: CODE 940, T-shirt_
strak, met gympen – en JEANS-BLAUW-BLUF.
[MIJN] binnenkant; SCHILFER-MEMORY, is een
lettervlak [2 op 2, in 15W], als BEDSPREI-DONKER
en nachtkast_krap: MIJN hotelkamer (nr. 18).
In STRIPPOSE. Een evacuatieplan (GYPROC en
punaise_morse). Of de lijst parelhoen en JONA-
GOLDVAAL, in de hoek: een vochtplek, kromt
[slow-motion-CURVE; tl-klank-traag] mijn geluk.
Als een BOEING STEARMAN 75: beeld,
ik – een balkonhoek, 18°, brul: DAT HET
ZWEVEN, MAAR NIET DOOR DE DEUR-
LIJST KAN, MIJN GELUK. En TEGEL-GYMP-
RITME VER_TAALT een vlucht. Dan ben ik
ATLAS: bergkamhard. Of als een kleistut,
ORIGAMI-GRENZEN: in een zenuwbaan (= tegel-
naad_ellips) om het formicagroen (= haag Turkse
tortel): het metronet, bindt mijn roltrap_coat
[in kauwgumconditie] met JOU (een pocket-
pose, winterjas_blos): MIJN MADELEINE. STOP.
V ECHO
∑ play (tape 8: letter f, schuif 4)
Café Trésor – 269a, Boulevard de la Madeleine
en JOU [DETAILSHOT] – een hand [= vinger-
tango, nagelbleek]; is zwaan (MASCARAKALM,
flessenhals) vlekt de letterbodem van het tafel-
vlak, is bestekecho: ‘SAMEN LIEVER DAN WIJ.’
E I N D E
6362
Ivan De Beul (Sint-Niklaas, 1983) heeft de opleiding aan de SchrijversAcademie
in Antwerpen gevolgd. Een eerder deel van de hier afgedrukte cyclus ‘JOU’ ver-
scheen in Met andere zinnen.
Bart De Block (1978) is auteur en redacteur van Kluger Hans. Hij schreef kriti-
sche teksten over onder meer de kunstenaars Raphaël Van Lerberghe en Manor
Grunewald. Zijn gedichten verschenen in diverse literaire tijdschriften.
Antoine Boute is een Belgisch-franstalige schrijver, performer en filosoof. Hij
verkent de inslagen tussen lichaam, taal en stem via romans, poëtische teksten,
essays, klank- en internetperformances in Frans en Nederlands, grafische poëzie,
films, collectieve geschriften met zijn kinderen, een festival in het bos,... Publi-
caties: o.a; Cavales (2005), Retirez la sonde (2007), Brrr! (2008), Du toucher. Essai
sur Pierre Guyotat (2008), Blanche Rouge (2009) en Polars expérimentaux (2010).
Boris de Jong (1977) studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam
en woont nog altijd in de hoofdstad. In december 2009 neemt hij deel aan de
finale van het NK Poetry Slam. Behalve poëzie schrijft hij teksten voor zijn thea-
terformatie Winterjong, waarvan in 2010 een theatertour op stapel staat. Boris
werkt aan zijn debuutbundel Woekerham.
Lisette Keustermans is oud-docent vakgroep Scandinavisch aan de Universiteit
van Amsterdam. Ze vertaalt Zweedse en Noorse poëzie.
Xavier Roelens (Rekkem, 1976) debuteerde in 2007 met er is een spookrijder ge-
signaleerd (Uitgeverij Contact). Hij stelde de bloemlezing Op het oog, 21 dichters
voor de 21ste eeuw (Uitgeverij P) samen. Hij is hoofdredacteur van Kluger Hans.
Het tijdschrift heeft met www.klugerhans.net ook een sterk uitgewerkte
digitale poot. De volgende maanden vindt u er onder meer ter aanvulling op dit
nummer:
•EeninterviewmetMagnusWilliam-OlssonoverdehedendaagseZweedse
poëzie;
•Meervanenovera.rawlingsenMichaelEarlCraigophetnet;
•VideoenaudiovanAntoineBoute;
Daarnaast plaatsen we de literatuur uit Zweden volop in de aandacht. U ondekt
er waarom 1994 een sleuteljaar geweest is voor de introductie van Zweedse li-
teratuur in het Nederlandse taalgebied en de Zweedse verwerking van interna-
tionale tendenzen, met extra aandacht voor het maatschappelijke engagement.
Verder blijven onze vaste rubrieken terugkomen. Lees het nieuwste van het
nieuwste van Norbert De Beule, Maurice Buehler, Peter Dehullu, of luister naar
pareltjes uit het uitgebreide krikri-archief.
Medewerkers Kluger Hans 3 www.klugerhans.net
64
REDACTIEBart De BlockMarie MeeusenOlaf Risee – hoofdredactie websiteXavier Roelens – hoofdredactie tijdschriftDavid TrochReinout Verbeke – eindredactiein samenwerking met DESDA
VORMGEVINGGrafisch Ontwerpburo ttwwoo www.ttwwoo.nl
CONTACT Adres: Kluger Hans Telefoon: 0486 39 65 58 p/a Aaigemstraat 94 Email: [email protected] B-9000 Gent Website: www.klugerhans.net
LOS NUMMER7 euro + verzendingskosten
ABONNEMENTENBelgië 25 euro Overschrijvingen: FORTIS, 001-5750704-38
Nederland 29 euro Overschrijvingen: FORTIS, BE24 001575070438 (IBAN), GEBABEBB (BIC+Swift)
Buitenland 35 euro Overschrijvingen: FORTIS, BE24 001575070438 (IBAN), GEBABEBB (BIC+Swift)
Vermeld adres en mailadres bij uw overschrijving!
BIJDRAGEN EN SPONTANE INZENDINGENLiefst per mail of cd. Inzendingen op papier in zesvoud. Van lange inzendingen worden enkel de eerste tien pagina’s aan de redactie voorgelegd. Het copyright blijft eigendom van de auteurs, gelieve contact op te nemen met de redactie bij problemen of vragen.
MET STEUN VANVlaams Fonds voor de Letteren
Kluger Hans denkt aan het milieu en kiest daarom voor papier met een FSC-label.
Colofon
DRUKParys Printing, Evergem
ISSN 2032-0426