Josée Coenen De bovenkamer - Wat & Hoe NT2 · Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn, werkwoorden herkennen in de tegenwoordige
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1
colofon
Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer.
Voor meer informatie over De bovenkamer, voor trainingen of implementatie-ondersteuning kunt u contact opnemen met Bazalt: [email protected] of 088-5570570.Zie ook www.bazalt.nl.
Bazalt maakt deel uit van de Bazalt Groep en werkt daarin samen met partners hco en rpcz.
Taalverhaal is een taalmethode van ThiemeMeulenhoff. De taaloverzichten zijn eigendom van deze uitgeverij. We gebruiken deze met toestemming.
Josée Coenen
Debovenkamer
een kleurrijke grammatica van het Nederlands
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Bij het onderdeel Spreken en luisteren kunt u altijd gebruik maken van het algemene hoofdstuk Klanken en letters:
In de Handleiding, blz. 104-115 en De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 92 -101. Heel specifiek de bladzijden over
klemtoon en zinsintonatie: Handleiding, blz. 110-112 en De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 96-98 met het
bijbehorende werkblad
Bij het onderdeel Stellen kunt u altijd gebruik maken van het hoofdstuk Zinnen: Handleiding, blz. 117-127 en
De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 118-111, met de bijbehorende strookjes uit de set strookjes
Bij het onderdeel Spelling kunt u altijd gebruik maken van het algemene hoofdstuk Klanken en letters:
In de Handleiding, blz. 104-115 en in De bovenkamer, het opzoekboek , 92 -101. Heel specifiek over de relatie tussen
klank en letter: zie Handleiding, blz. 104-109 en De bovenkamer, het opzoekboek blz. 92-95.
Deze algemene verwijzingen zijn niet meer opgenomen in de leerstofoverzichten per jaargroep.
Hieronder vindt u vooral bij de onderdelen Woord & Zinsbouw (sic) verwijzingen naar de Handleiding van
De bovenkamer, naar De bovenkamer, het opzoekboek en naar de set strookjes en werkbladen.
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken, hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en samenstellingen, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en samenstellingen, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Leren voor- en achtervoegsels herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor- en achtervoegsels. 1F
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is, bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord.
1F
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd en verleden tijd. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd en verleden tijd. 1F
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden. 1F
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden. 1F
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin. 1F
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar horen. 1F
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin. 1F
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen. 1F
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden - leren dat een persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan worden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden. 1F
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik. 2F
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijking. 1F
Leerlingen…
& zinsbouw
groep 6
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
het herkennen en gebruiken van enkelvoud,
Leerlingen…
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voud en verkleinwoorden. meerhet herkennen en gebruiken van enkelvoud,
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.
het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin.
telwoorden en samenstellingen,
telwoorden en samenstellingen,
lidwoorden,Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,voud en verkleinwoorden.
lidwoorden,Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.
het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin.
telwoorden en samenstellingen,
telwoorden en samenstellingen,
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
- en achter
het herkennen en gebruiken van enkelvoud,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor
Leren voor
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is,
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
herkennen en gebruiken.
die afgeleid zijn van een werkwoord.
voegsels herkennen en gebruiken.
voud en verkleinwoorden. meerhet herkennen en gebruiken van enkelvoud,
- en achter
- en achter
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is,herkennen en gebruiken.
die afgeleid zijn van een werkwoord.
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
voud en verkleinwoorden.
voegsels.- en achter
bijvoeglijke naamwoorden Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
bijvoeglijke naamwoorden
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
woordige tijd en verleden tijd.
en verleden tijd.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
woordige tijd en verleden tijd.
en verleden tijd.
1F
1F
1F
1F
Blo
k 4
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
horen.Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 5
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamw
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamw
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
oorden - leren dat een
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwrden.persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
oorden - leren dat een
1F
1F
1F
1F
2F
Blo
k 6
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
ing.Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden en telwoorden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden en telwoorden.
1F
Leren wat het gezegde is. De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in een zin. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde. Het benoemen van zinsdelen in een zin. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm na een voegwoord kan veranderen.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin met een voegwoord
1F
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk voornaamwoord.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord. 1F
Leren wat directe en indirecte rede is. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede. 2F
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
Leren wat het voltooid deelwoord is. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde. 1F
Leren wat het lijdend voorwerp is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin. 1F
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel. 2F
Leren woorden opzoeken in het woordenboek. 2F
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek. 2F
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Leerlijn oord & zinsbouwW
Leerlingen…
oord & zinsbouw
groep 7
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voornaamwoorden,lidwoorden,
Leren wat het gezegde is.
voornaamwoorden,lidwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Leerlingen…
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voegwoorden en telwoorden. voorzetsels, voornaamwoorden,
De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in
voegwoorden en telwoorden. voorzetsels, voornaamwoorden,
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
Leren wat het gezegde is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, voegwoorden en telwoorden.
een zin.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, voegwoorden en telwoorden.
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in
werkwoorden,
werkwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
na een voegwoord kan veranderen.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
met een voegwoord
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk,
van het persoonlijk voornaamwoord.
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
Het benoemen van zinsdelen in een zin.Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.na een voegwoord kan veranderen.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,met een voegwoord
van het persoonlijk voornaamwoord.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk,
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3
Leren wat directe en indirecte rede is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
van de trappen van vergelijking.
van de trappen van vergelijking.
Leren wat directe en indirecte rede is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn.van de trappen van vergelijking.
van de trappen van vergelijking.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
kennen en gebruiken Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
kennen en gebruiken
2F
2F
1F
1F
Blo
k 4
Leren wat het voltooid deelwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren wat het lijdend voorwerp is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren wat het voltooid deelwoord is.
Leren wat het lijdend voorwerp is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
1F
1F
1F
1F
2F
Blo
k 5
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
Leren woorden opzoeken in het woordenboek.
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek.
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
Leren woorden opzoeken in het woordenboek.
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek.
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
2F
2F
2F
2F
1F
Blo
k 6
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.