Servicehandleiding voor de vakman VIESMANN MatriX-stralingsbrander type VMIII Ventilatorbrander op gas voor Vitocrossal 300, type CT3 Nom. vermogen 187 tot 314 kW Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina MatriX-stralingsbrander 5689 776 NL 7/2008 Bewaren a.u.b.!
52
Embed
job 1..52 - Viessmann · 2009-04-20 · Servicehandleiding voor de vakman VIESMANN MatriX-stralingsbrander type VMIII Ventilatorbrander op gas voor Vitocrossal 300, type CT3 Nom.
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Servicehandleidingvoor de vakman
VIESMANN
MatriX-stralingsbrandertype VMIIIVentilatorbrander op gasvoor Vitocrossal 300, type CT3Nom. vermogen 187 tot 314 kW
Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina
MatriX-stralingsbrander
5689 776 NL 7/2008 Bewaren a.u.b.!
Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming vanlichamelijk letsel en materiële schade.
Toelichting bij veiligheidsvoor-schriften
GevaarDit teken waarschuwt voor per-soonlijk letsel.
! OpgeletDit teken waarschuwt voormateriële schade en schadeaan het milieu.
OpmerkingGegevens met het woord "Opmer-king" bevatten aanvullende informa-tie.
Doelgroep
Deze handleiding is alleen bedoeldvoor erkende installateurs.&Werkzaamheden aan gasinstalla-ties mogen alleen door bevoegdeinstallateurs worden uitgevoerd.
& Elektrische werkzaamheden mogenalleen door bevoegde elektromon-teurs worden uitgevoerd.
& De eerste inbedrijfstelling moet doorde installateur van de installatie ofeen door hem aangewezen vakmanplaatsvinden.
Voorschriften
Let bij de werkzaamheden op& de ARBO voorschriften,& de wettelijke voorschriften inzakemilieubescherming,
Wat te doen bij een gaslucht
GevaarOntsnappend gas kan explo-sies veroorzaken met zeer ern-stige verwondingen als gevolg.& Niet roken! Vermijd openvuur en vonkvorming. Nooitschakelaars van verlichtingen elektrische toestellenbedienen.
& Gasafsluitkraan sluiten.& Ramen en deuren openzet-ten.
& Personen verwijderen uit degevarenzone.
& Het energiebedrijf buiten hetgebouw waarschuwen.
Wat te doen bij een rookgaslucht
GevaarRookgassen kunnen levensbe-dreigende vergiftiging veroor-zaken.& Installatie spanningsvrijschakelen.
& Open ramen en deuren(buiten).
& Deuren van woonverblijvensluiten.
Werkzaamheden aan de installatie
& Installatie spanningsvrij schakelen.& Installatie beveiligen tegen opnieuwinschakelen.
& Bij gas als brandstof de gastoevoerafsluiten en beveiligen tegen onver-hoeds openen.
Veiligheidsvoorschriften
2
Veiligheidsvoorschriften
5689776NL
Herstelwerkzaamheden
! OpgeletDe reparatie van onderdelenmet een veiligheidstechnischefunctie brengt de veilige wer-king van de installatie ingevaar.Defecte onderdelen moetendoor orginele onderdelen vanViessmann worden vervangen.
Accessoires, en reserve-onderde-len
! OpgeletReserve-onderdelen en slij-tende onderdelen die nietsamen met de verwarmingsin-stallatie werden gekeurd, kun-nen de werking van deinstallatie nadelig beïnvloeden.Het monteren van niet-toegela-ten onderdelen en het uitvoe-ren van niet-goedgekeurdewijzigingen en montages kun-nen de veiligheid in gevaarbrengen en de garantie beper-ken.Bij vervanging uitsluitend origi-nele reserve-onderdelen vanViessmann of door Viessmanngoedgekeurde reserve-onder-delen gebruiken.
Veiligheidsvoorschriften (vervolg)
3
Veiligheidsvoorschriften5689776NL
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoudStappenplan - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud .................... 5Aanvullende info over de stappen ............................................................... 6
Stappenplan - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud
5
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Installatie in bedrijf stellen
GevaarCO-vorming als gevolg vaneen verkeerde branderinstel-ling kan de gezondheid ernstigbedreigen.Voor en na werkzaamhedenaan gastoestellen moet eenCO-meting worden uitgevoerd.
OpmerkingEen controle van de branderinstellingbij een opgewarmde verwarmingske-tel (min. 40 ºC) is onontbeerlijk.Metingen ook in de basisbelastingdoorvoeren.
Servicehandleiding van deketelcircuitregeling
1. Druk van de verwarmingsinstallatiecontroleren.
2. Gasafsluitkraan openen.
3. Hoofdschakelaar inschakelen .
Aanvullende info over de stappen
6
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
4. InstallatieschakelaarB aan deregeling inschakelen.Als het storingslampjeA op deregeling brandt en het displayCop de branderautomaat knippert,eerst ontgrendelen; daartoe ontsto-ringsknopD op de branderauto-maat indrukken.
OpmerkingBij de eerste inbedrijfstelling kanhet toestel storing geven omdat ernog niet voldoende gas in de gas-leiding zit (storingslampje op deregeling gaat branden). Gasleidingnog een keer ontluchten en bran-derautomaat ontgrendelen.
5. Coderingen op de regeling van deCV-ketel volgens de tabel oppagina 44 aanpassen.
Montage- en servicehandlei-ding van de regeling
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
7
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Gastype controleren
1. Gastype en Wobbe-index (Wo) bijhet energiebedrijf navragen.& Met de aardgasinstelling E kun-nen de CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 12,0 tot 16,1 kWh/m3
(43,2 tot 58,0 MJ/m3) wordengebruikt.
& Met de aardgasinstelling LLkunnen de CV-ketels in hetWobbe-indexbereik 10,0 tot13,1 kWh/m3 (36,0 tot 47,2 MJ/m3) worden gebruikt.
2. In leveringsomvang is de brandervoor aardgas E ingericht. Indiennodig de brander volgens de gege-vens van het energiebedrijf op hetandere gastype omzetten (ziepagina 9).
3. Gastype in protocol (op pagina 48)opnemen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
8
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
Omzetting op aardgas LL
1. Gasafsluitkraan sluiten.
2. Installatieschakelaar op de rege-ling uitschakelen.
3. Hoofdschakelaar resp. netspan-ning uitschakelen en tegenopnieuw schakelen beveiligen.
4. SchroefverbindingA losdraaien.
5. CompensatieslangG van degascombinatieregelaar lostrek-ken.
6. FlensE van combinatietoestelop gas losmaken.
7. GasreductieplaatC met de rub-berkurkpakkingD eruit nemen.
8. Gascombinatieregelaar (zondergasreductieplaatC en zonderrubberkurkpakkingD, maar metO-ringB) op de flensE bevesti-gen; daarbij de fabrieksschroevenM 5 × 16 door M 5 × 12 (meegele-verd) vervangen.
9. SchroefverbindingA vast-draaien.
10. compensatieslangG op de gas-combinatieregelaar steken.
11. Meegeleverde sticker ”Ingesteldop ...”F over de aanwezige stic-ker plakken.
12. Brander in bedrijf stellen (ziepagina 6).
GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasdichtheid van de schroef-verbindingen controleren.
! OpgeletHet gebruik van een lekzoeks-pray kan tot functiestoringenleiden.Lekzoekspray mag niet metelektrische contacten in aanra-king komen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
9
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Rustdruk en aansluitdruk controleren
Rustdruk
1. Gasafsluitkraan sluiten.
2. Schroef in de meetaansluitingAlosmaken, niet eruit draaien.
3. Drukmeetapparaat op de meetaan-sluitingA aansluiten.
4. Gasafsluitkraan openen.
5. Rustdruk meten (max. 60 mbar).
6. Meetwaarde in protocol (oppagina 48) opnemen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
10
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
Aansluitdruk
1. Brander in bedrijf stellen.
OpmerkingInbedrijfstelling zie pagina 6. Bran-der op max. vermogen zetten;daartoe service-testschakelaar opde regeling gebruiken.
2. Aansluitdruk (stromingsdruk)meten, zie tabel pagina 11.
OpmerkingDe aansluitdruk (stromingsdruk)moet tussen 20 en 50 mbar liggen.De gasdrukbewaking is vanuit defabriek op 10 mbar ingesteld.Instelling niet veranderen.
onder 15 mbar Niet instellen en het energiebedrijf informeren15 tot 20 mbar Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodbedrijf) met
deze instelling gebruikt worden.Het energiebedrijf informeren.
20 tot 50 mbar CV-ketel in bedrijf stellenboven 50 mbar Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstal-
latie voorschakelen en druk op 25 mbar instellen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
11
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Instelling draaischuifklep controleren
1. Gasafsluitkraan openen.
2. Stand van de draaischuifklep bijstilstand van de brander controle-ren. De vensters van de draai-schuifklepB moeten vollediggeopend zijn en de schaalringDaan de luchtklepservomotor moet,met betrekking tot de markeringC, op "0" staan.
3. Controleren of de compensatieka-belA tussen gascombinatierege-laar en verdeelbuis is aangesloten.
4. Brander in bedrijf stellen.
5. Stand van de draaischuifklep tij-dens de startfase controleren. Devensters van de draaischuifklep-penB moeten gedurende ca. 5sec. praktisch sluiten, de schaal-ringD staat gedurende dieperiode op de volgende instellin-gen:
Nom. vermogenin kW
Instelling draai-schuifklep in °
187 35248 30314 30
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
12
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
CO2-gehalte meten
Meting voorbereiden
1. Gasafsluitkraan openen.
2. Brander in bedrijf stellen.
3. Knoppen ”S”E en ”-”D gelijktij-dig indrukken.In het displayC verschijnt het vol-gende:& onder status: ”d” (= regelstop)& onder service: modulatiegraad in% (”00.” = 100 % = hoogste ver-mogen, ”00” = 0 % = laagste ver-mogen)
CO2-meting bij het hoogste vermogen
1. Toets ”+”F indrukken tot de ser-vice-indicatie op ”00.” (= 100 %)staat.
2. CO2-gehalte in de rookgasbuismeten.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
13
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
3. Als het CO2-gehalte veranderdmoet worden:AfdekkapBafnemen en instel-schroefA in zeer kleine stappendraaien (inbussleutel 3 mm) totCO2-gehalte in het aangegevenbereik ligt:& Draaien met de wijzers van deklok mee → CO2-gehalte daalt,
& Draaien tegen de wijzers van deklok in → CO2-gehalte stijgt,
4. Meetwaarde in protocol (oppagina 48) opnemen.
CO2-meting bij het laagste vermogen
1. Toets ”-”D indrukken tot de ser-vice-indicatie op ”00” (laagste ver-mogen) staat.
3. Als het CO2-gehalte veranderdmoet worden:AfdekkingB losschroeven eninstelschroefA in kleine stappendraaien (torx 40) tot het CO2-gehalte in het aangegeven bereikligt:& Draaien met de wijzers van deklok mee → CO2-gehalte stijgt,
& Draaien tegen de wijzers van deklok in → CO2-gehalte daalt,
4. Meetwaarde in protocol (oppagina 48) opnemen.
Meetwaarden nog een keer con-trolerenOpnieuw het hoogste en laagstevermogen via de bedieningseen-heid van de branderautomaatopstarten. Als de waarden nietovereenkomen met de toegelatenCO2-gehaltes volgens de tabellenop pagina 14 en 15, de werkstap-pen voor bovenste en onderste ver-mogen opnieuw uitvoeren.
5. Toetsen ”S”E en ”-”D gelijktijdigindrukken. Brander werkt inbedrijfsmodus.
Ionisatiestroom meten
1. Hoofdschakelaar uitschakelen. 2. StekkerC van de ionisatie-stroomkabel lostrekken.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
15
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
3. Hoofdschakelaar inschakelen.Na een startpoging van de bran-der moet uitschakeling wegensstoring plaatsvinden. In het dis-playB wordt de foutcode ”F 25”knipperend aangegeven.
4. Hoofdschakelaar uitschakelen.
OpmerkingVoor de meting met Testomatik-gas is meetleiding nr.1 nodig. Demeting kan ook met een multime-ter worden uitgevoerd.
5. StekkerC van de ionisatie-stroomkabel verbinden met adap-terD.
6. BusA van de meetkabel op deionisatie-elektrode steken.
OpmerkingDe ionisatiestroom moet ca. 2 tot3 s na het openen van de gasklepen tijdens werking min. 3 µAbedragen.
8. Meetwaarde in protocol (oppagina 48) opnemen.
9. Hoofdschakelaar uitschakelen,meettoestel verwijderen en con-nector van de ionisatiestroomka-bel aansluiten.
10. Hoofdschakelaar inschakelen.
Installatie buiten bedrijf stellen
1. Hoofdschakelaar resp. netspan-ning uitschakelen en beveiligentegen onverhoeds weer inschake-len.
2. Aansluitstekker fA en lÖ van debrander lostrekken.
3. Gasafsluitkraan sluiten.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
16
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
Bolbranderbed controleren
1. SchroefverbindingA van de gas-aansluitbuis losmaken.
2. Schroeven aan de keteldeur los-maken en keteldeur openzwenken.
3. Draadgaas van het bolbranderbedB en isolatieringC op beschadi-ging controleren. Lichte golfvor-mige vervormingen van hetbolbranderbedB kunnen geenkwaad.
MontagehandleidingVervangen van brandercompo-nenten
Reiniging van de verbrandings-kamer en de verbrandingska-nalen: zie servicehandleidingvan de verwarmingsketel.
Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrode controleren
Ontstekingselektrodes Ionisatie-elektrode
1. Ontstekingselektrodes en ionisatie-elektrode controleren op juisteafstand tot het bolbranderbed encontroleren op beschadigingen(indien nodig vervangen).
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
17
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
2. Keteldeur sluiten en schroeven aande keteldeur gelijkmatig en kruis-lings aantrekken.
Brander reinigen
1. SchroefverbindingC van de gas-aansluitbuisD losmaken.
2. Venturi-mengbuisE van de venti-latorA schroeven.
3. Venturi-mengbuisE met gascom-binatieregelaarB en gasaansluit-buisD eraf halen.
4. Aansluitkabels ”100” en ”100a” vande ventilatorA lostrekken en ven-tilatorA demonteren.
5. Ventilatorhuis en ventilatorloopwielmet perslucht reinigen.
6. Indien nodig het bolbranderbedFvan binnen uitzuigen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
18
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
Brander monteren
1. VentilatorA monteren.
OpmerkingLet op de juiste plaats van de pak-king tussen ventilatorhuis en ketel-deur.
2. Aansluitkabels ”100” en ”100a” opde ventilator steken.
3. Venturi-mengbuisE met gascom-binatieregelaarB en gasaansluit-buisD op de ventilatorAschroeven.
4. SchroefverbindingC op de gas-aansluitbuisD bevestigen.
GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasdichtheid van de schroef-verbinding en de afdichtingtussen ventilatorhuis en ketel-deur controleren.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
19
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Dichtheid van de twee kleppen van de gascombinatierege-laar controleren
1. Gasafsluitkraan sluiten.
2. Schroef in de meetaansluitingBvoor ingangsdruk losmaken, nieteruit draaien.
3. Schroef in de meetaansluitingAlosmaken, niet eruit draaien.
4. Drukmeetapparaat met handpompop de meetaansluitingA aanslui-ten.
5. Door de handpomp rustig te gebrui-ken een testdruk van ca. 50 mbaropbouwen.
6. Ca. 5 min voor de temperatuurcom-pensatie afwachten, dan de weer-gave op het drukmeetapparaatbekijken:Als de aangegeven druk binnennog eens 5 min niet meer dan 1mbar daalt, is de gascombinatiere-gelaar dicht.Anders is er een lek. In dat gevalde gascombinatieregelaar ter con-trole naar Viessmann sturen.
7. Na de test de schroeven in beidemeetaansluitingen sluiten.
GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasdichtheid op de meet-aansluiting controleren.
! OpgeletHet gebruik van een lek-zoekspray kan tot functie-storingen leiden.Lekzoekspray mag niet metelektrische contacten inaanraking komen.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
20
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
5689776NL
Alle gasverbindingen op dichtheid controleren
GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.De volgende stappen absoluutuitvoeren.
! OpgeletHet gebruik van een lekzoeks-pray kan tot functiestoringenleiden.Lekzoekspray mag niet metelektrische contacten in aanra-king komen.
1. Bij losgelaten gasverbindingennieuwe pakkingen plaatsen envastschroeven.
2. Gasafsluitkraan openen.
3. Afdichtingpunten aan de ingangvan de gascombinatieregelaar opdichtheid controleren.
4. Brander in bedrijf stellen (ziepagina 6).
5. Afdichtingpunten aan de uitgangvan de gascombinatieregelaar enafdichtingpunt tussen ventilator enketeldeur alsmede afdichtingpun-ten tussen ventilator en Venturibuiscontroleren op dichtheid.
Afsluitende meting uitvoeren
1. Afsluitende meting volgens de pun-ten op pagina 13 tot 15 uitvoeren.
2. Meetwaarde in protocol opnemen(op pagina 48).
Bedienings- en servicedocumentatie
1. Klantenkaart invullen en verdelen:& gedeelte voor de installatiebe-heerder overhandigen.
& gedeelte voor het installatiebe-drijf bewaren.
2. Alle onderdelenlijsten, bedienings-en servicehandleidingen in de ord-ner leggen en aan de beheerdervan de installatie overhandigen.De montagehandleidingen zijn nade montage niet meer nodig enhoeven niet te worden bewaard.
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
21
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud5689776NL
Functie
Het signaal van de luchtdrukbewakerA wordt in de volgende bedrijfssitua-ties geanalyseerd:& voor de ventilatorstart (ruststand-controle)
& in de voorbeluchtingsfase& in de regelwerking mits op een ver-mogen van minstens het startver-mogen wordt gewerkt. Vermogendat minder bedraagt dan het start-vermogen wordt niet bewaakt.
Uitschakeling door storing
De luchtdrukbewaker veroorzaakt opde branderautomaat (zie pagina 24) inde volgende situaties een uitschake-ling wegens storing:& als de ruststandcontrole na 5 pogin-gen (antipendelfunctie) niet succes-vol was (d.w.z. hetluchtdrukbewakercontact is binnen30 s niet geopend)
& als in de voorbeluchtingsfase hetminimumdebiet niet doorgepompt is(uitschakeling wegens storing viade antipendelfunctie)
& als in de regelwerking de luchtdruk-bewaker uitvalt of de luchtdruk bui-ten het toegestane bereik ligt
De uitschakeling wegens storingwordt met de storingsindicatie ”L” ophet display van de branderautomaat(zie pagina 24 en 31) getoond en kanniet door indrukken van de ontsto-ringsknop worden opgeheven.
De uitschakeling wegens storing kanalleen opgeheven worden doordat debranderautomaat door het uitschake-len van de netschakelaar op deregeling spanningsloos geschakeldwordt.Voordat de branderautomaat door hetsignaal van de luchtdrukbewaker opstoring (”L”) gaat, vindt 5 maal om de2 uur opnieuw een opstartpogingplaats. Pas als deze zijn mislukt, geeftde branderautomaat storing (”L”). Erwordt dan van een ernstige storinguitgegaan. De uitschakeling wegensstoring door de luchtdrukbewaker(”L”) wordt in de regeling niet als foutgemeld omdat deze (evenals gaste-kort ”A”) in de regeling als wachttoe-stand is geclassificeerd.De luchtdrukbewaker is altijd op 1,0mbar ingesteld.
Luchtdrukbewaker
22
Luchtdrukbewaker
5689776NL
Dit garandeert een schone verbran-ding. Verder wordt daardoor voor eenminimum aan voorbeluchtinggezorgd, omdat de luchtdrukbewakerdan ook bij minimumvermogen nogschakelt.
Luchtdrukbewaker (vervolg)
23
Luchtdrukbewaker5689776NL
Indicatie- en bedieningseenheid
Functie
In de branderautomaat is een display en bedieningseenheid geïntegreerd. Inhet indicatieveld staan de werkingstoestanden, de service- en parametertoe-standen en de storings- en foutmeldingen te lezen.
A Ontstoringsknop (reset)B Decimaalpunt (verschijnt als een
indicatiewaarde boven de waarde99 uitkomt)
C Geheugen-LED (verschijnt alseen waarde wordt opgeslagen)
D Keuzetoets (select)
Het display bestaat uit driemaal 7-segmentelementen. Vier toetsen die-nen voor de instelling op de verschil-lende bedieningsniveaus.Voor de instelling van de parameter-configuratie van de brander bevindenzich aan de achterkant van de indica-tie- en bedieningseenheid DIP-scha-kelaars (instelling zie pagina 27).
Werkingsindicatie
In de normale werking wordt op de statusweergave de bedrijfssituatie aangege-ven. Dit gebeurt ook bij storing na het indrukken van de ontstoringstoets.De volgende weergaven worden automatisch doorlopen. Bij optredende storin-gen zie meldcodes pagina 31.
Stand-by
StartWarmteaanvraagSysteemtests
Branderautomaat MPA 51
24
Gasbranderautomaat
5689776NL
RuststandcontroleVentilatorstart
Voorbeluchting
Voorontsteking
Beveiligingstijd
Vlamvorming
Werking met vlam
Nabeluchting
Stand-by
Branderautomaat MPA 51 (vervolg)
25
Gasbranderautomaat5689776NL
Indicatie Status(1-cijferig)
Service(2-cijferig)
zie
Werkingsindicatie bijnormale werking
actuele bedrijfssitua-tie zie pagina 24 en25
Indicatie ”FL” bij aan-wezig vlamsignaal
Pagi-na 25
Werkingsindicatievoor afwijkende wer-king van de normaletoestand
Meldcode ”A” resp.”L” zie tabel pagi-na 31
— —
Service-indicatie Meldcode ”d” zie pa-gina 26
Actuele modulatie-graad
Pagi-na 26
Storingindicatie Meldcode ”F” zietabel pagina 31,indicatie knippert
Storingscodeindicatie knippertZie pagina 31
Pagi-na 31
Handmatige bediening en service-indicatie
Voor het oproepen van de service-indicatie en voor handmatige werking moeter om warmte gevraagd worden door de regeling. In de service-indicatie wordtde actuele modulatiegraad in % aangegeven.
1. b enS gelijktijdig indrukken, debrander gaat op handbediening. Inhet display verschijnt ”d” onder sta-tus.
2. Laagste vermogen instellen:bindrukken tot in het display ”d 00”verschijnt.
3. Hoogste vermogen instellen:aindrukken tot in het display ”d 00.”verschijnt.
Branderautomaat MPA 51 (vervolg)
26
Gasbranderautomaat
5689776NL
4. b enS gelijktijdig indrukken, debrander gaat op weer op module-rende werking.
Instelling van de DIP-schakelaar resp. parameterset
De DIP-schakelaars (aan de achterzijde van de indicatie- en bedieningseen-heid) zijn vanuit de fabriek op het nom. vermogen van de brander ingesteld. Defabrieksinstelling behoeft alleen voor verlaagde werking te worden gewijzigd.
OpmerkingAls een andere parameterset wordt ingesteld, moet deze worden bevestigd (ziepagina 27).
Instellingnominaal vermogen van de brander
Instellingverlaagd vermogen van de brander
Parameterset 4≙ 187 (170) + 248 (225) kW
Parameterset 9≙ 131 (119) + 174 (158) kW
Parameterset 14≙ 314 (285) kW
Parameterset 15≙ 220 (200) kW
Bevestigen van een parameterset
Als een parameterset via de DIP-schakelaars veranderd is of de branderauto-maat is vervangen, verschijnt onder ”Status” een knipperende ”P”. De cijfersonder Service geven de ingestelde parameterset aan (zie pagina 27).
Branderautomaat MPA 51 (vervolg)
27
Gasbranderautomaat5689776NL
Bij een ongeldige DIP-schakelaarinstelling verschijnt onder ”Service” een ”U”.
1. DIP-schakelaarinstelling controle-ren, indien nodig volgens pagina 27veranderen.
2. b ena gelijktijdig ca. 2s indruk-ken.Als ”P” niet meer knippert en degeheugen-LED brandt, is de geko-zen parameterinstelling overgeno-men.
Als binnen 20 s geen toets wordt ingedrukt, wordt deze indicatie beëindigd.
1. ToetsenS ena gelijktijdigindrukken.
2. ToetsS indrukken.Onder ”Service” verschijnt de inge-stelde parameterset.
3. ToetsenS ena gelijktijdigindrukken.De bedrijfsindicatie verschijnt weer.
Branderautomaat MPA 51 (vervolg)
28
Gasbranderautomaat
5689776NL
Storingsindicatie
De storingsindicatie wordt automatisch geactiveerd als de branderautomaat opstoorstand gaat. De laatste opgetreden storing wordt onder ”Service” weerge-geven. De verlichte segmenten van de weergave knipperen.
A Storingscode van de laatst opge-treden storing
1. Toetsa indrukken.Zolang de knop is ingedrukt, wordtde werkingsfase waarin de storingis opgetreden onder ”Service” aan-gegeven. (waarde van ”01”tot ”21”.Zie verloopdiagram pagina 38).
2. Toetsb indrukken.Zolang de toets wordt ingedrukt,wordt een extra foutaanwijzingonder ”Service” getoond.
De laatste zes storingen die zich hebben voorgedaan, worden opgeslagen enkunnen opgevraagd worden. Daarbij worden de recentste storingcodes heteerst opgevraagd, de oudste het laatst. Als binnen 20 s geen toets wordt inge-drukt, wordt de indicatie van het storingsgeheugen beëindigd.
Branderautomaat MPA 51 (vervolg)
29
Gasbranderautomaat5689776NL
1. Ontstoringsknop en toetsa gelijk-tijdig indrukken.Laatste opgetreden storing wordtweergegeven:Onder ”Status” verschijnt ”1”.Onder ”Service” verschijnt de sto-ringscode.
2. ToetsS indrukken om voorlaatstetot zes na laatste storing op te vra-gen.
Indicatie onder”Status”
storing
1...6
laatste storing...zes na laatste sto-ring
Onder ”Service” verschijnt debetreffende storingscode.
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Ionisatie-elek-trode verkeerd in-gesteld
Ionisatie-elektrode in-stellen (zie pagina 17)
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Ontstekingselek-trodes verkeerdingesteld
Ontstekingselektrodesinstellen (zie pagina 17).
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Isolatiemantelvan de ontste-kingselektrodegescheurd
Ontstekingselektrodesvervangen
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Verkeerde gast-ype ingesteld
Gastype instellen (zievanaf pagina 8)
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Gascombinatiere-gelaar opent niet
Gascombinatieregelaarcontroleren, evt. vervan-gen
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Verbrandings-waarden niet opti-maal
Brander instellen (zievanaf pagina 13)
25 Geen vlammeldingna beveiligingstijd,ionisatievlambewa-ker meldt geenvlamsignaal
Verkeerde para-meterset inge-steld
Parameterset instellen(zie pagina 27 tot 27).
Diagnose (vervolg)
32
Storingen oplossen
5689776NL
Storings-code
Gedrag van de in-stallatie
Storingsoorzaak Maatregel
26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens het op-starten of na de na-beluchting.
Massasluiting vanontstekingskabels
Kortsluiting aan demassa opheffen
26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens het op-starten of na de na-beluchting.
Massasluiting vanionisatiekabels of-elektrode
Kortsluiting aan demassa opheffen
26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens het op-starten of na de na-beluchting.
Gascombinatiere-gelaar lekt
Gascombinatieregelaarvervangen
26 Ionisatievlambewa-ker meldt vreemdlicht tijdens het op-starten of na de na-beluchting.
Verkeerde para-meterset inge-steld
Parameterset instellen(zie pagina 27 tot 27).
27 Vlam dooft tijdensbedrijf
Verkeerde gast-ype ingesteld
Gastype instellen (zievanaf pagina 8)
27 Vlam dooft tijdensbedrijf
Bolbranderbeddefect
Bolbranderbed vervan-gen
27 Vlam dooft tijdensbedrijf
Verkeerde para-meterset inge-steld
Parameterset instellen(zie pagina 27)
27 Vlam dooft tijdensbedrijf
Verbrandings-waarden niet opti-maal
Brander instellen (zievanaf pagina 13)
29 Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande gasdrukbewa-keringang
Branderautomaat ver-vangen
2A Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande luchtdrukbe-wakeringang
Branderautomaat ver-vangen
2b Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande vlambewaker
Branderautomaat ver-vangen
Diagnose (vervolg)
33
Storingen oplossen5689776NL
Storings-code
Gedrag van de in-stallatie
Storingsoorzaak Maatregel
2C Branderautomaatgeeft storing
Fout bij de testvan de veilig-heidsrelevante in-gangen
Branderautomaat ver-vangen
2d Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande onderspan-ningdetectie
Branderautomaat ver-vangen
2E Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande detectie span-ningsuitval
Branderautomaat ver-vangen
2F Branderautomaatgeeft storing
Interne fout vande warmteaan-vraag
Branderautomaat ver-vangen
31 Branderautomaatgeeft storing
Fout van de te-rugmelding vande gasbeveili-gingskleppen, uit-gangsrelais scha-kelt niet
Branderautomaat ver-vangen
32 Branderautomaatgeeft storing
Fout van de te-rugmelding vande starthulpklep,uitgangsrelaisschakelt niet
Branderautomaat ver-vangen
35 Branderautomaatgeeft storing
Fout van de te-rugmelding vande ontsteking, uit-gangsrelais scha-kelt niet
Branderautomaat ver-vangen
36 Ventilatortoerentalligt tijdens het op-starten of tijdens dewerking langer dan5 s buiten de ge-wenste waarde, toe-rental voor deontstekingsinstel-ling of het startver-mogen in bedrijfwordt niet bereikt
Ventilator defect,kabel ”100a” de-fect of onderbro-ken
Kabel controleren, evt.kabel ”100a” of ventila-tor vervangen
Interne systeemfouten treden op als het correcte programmaverloop niet meergegarandeerd kan worden.
Diagnose (vervolg)
35
Storingen oplossen5689776NL
Storings-code
Gedrag van de in-stallatie
Storingsoorzaak Maatregel
01 en 02,04 tot 15,70 tot 79,7A, FF
Fout in het bereikvan de branderauto-maat
Interne systeem-fout
Branderautomaat ver-vangen
FF Fout in het bereikvan de branderauto-maat
EEPROM Installatie op EMC-sto-ringen laten controleren
Storingen zonder storingsindicatie
Storing Storingsoorzaak MaatregelStoringen bij de verbran-ding wegens pulsatie
Gasdebiet te hoog Gasdebiet volgens hetnom. vermogen van deketel instellen
Luchttekort resp. lucht-overschot te hoog
Gasdebiet volgens hetnom. vermogen van deketel instellen
Condenswaterstuwing inde rookgasinstallatie
Condenswaterafvoercontroleren
Rookgastrek niet in orde Rookgastrek controlerenBrander start steeds op-nieuw en schakelt na debeveiligingstijd weer uit
Aders ”L1” en ”N” van denetaansluiting van de re-geling verwisseld
Netaansluiting controle-ren en aders omwisselen.
CO-vorming resp. bran-der roet
Luchttekort resp. lucht-overschot te hoog
Instelling corrigeren.Ventilatie van de installa-tieruimte controleren
Druk van de rookgasin-stallatie gebrekkig
Rookgasinstallatie con-troleren
CO2-gehalte te laag Verkeerde instelling Controleren of de branderop het juiste gastype isingesteld, evt. gasreduc-tieplaat vervangen (zievanaf pagina 8).Brander volgens de ge-gevens op pagina 13 in-stellen.
Gasdebiet te hoog Gasdebiet volgens hetnom. vermogen van deketel instellen.Toestand van het nage-schakelde verwarmings-oppervlak van de ketelcontroleren, evt. reinigen.
Loeien CO2-instelling niet cor-rect
Brander volgens de ge-gevens op pagina 13 in-stellen
Diagnose (vervolg)
37
Storingen oplossen5689776NL
Verloopdiagram van de branderautomaat
38
Verloopdiagram van de branderautomaat
5689776NL
Na warmteaanvraag van de regelaar loopt het volgende programma af:
Fase Tijdsduur01 Test voor warmtevraag 1 s02 Ruststandcontrole van de luchtdrukbewaking en de
ventilator1 tot 30 s
03 Ventilatorstart(meldt de luchtdrukbewaker binnen deze tijd niet datde luchtdruk zich in een gedefinieerd bereik bevindt,of bereikt het ventilatortoerental niet de gewenstewaarde, dan vindt uitschakeling door storing plaats)
1 tot 30 s
04 Voorbeluchting I 5 s05 Voorbeluchting II 1 s06 Voorbeluchting III 30 s07 Ontstekingsstand
(bereikt het ventilatortoerental niet de gewenstewaarde, dan schakelt de branderautomaat in storing)
1 tot 30 s
08 Voorontsteking 2 s09 Beveiligingstijd opstarten (beveiligingstijd A)
(vrijgave van de beveiligingskleppen aan het beginvan de beveiligingstijd A, beveiligingstijd werking < 1s)
2 tot 10 s
10 Stabilisering van de vlam op de ontstekingsstand 20 tot 60 s11 Overgang naar regelwerking
(loopt op het door de regelaar aangegeven gewenstetoerental)
1 tot 30 s
12 werking(na afloop van de tijd volgt een nieuwe start van hetsysteem)
max. 23.59 h
13 Naverbrandingstijd max. 30 s17 Nabeluchting 1 tot 60 s18 Blokkeringtijd opnieuw inschakelen 0 s19 Stand gastekort max. 30 min20 Stand-by
(bij warmteaanvraag volgt een herstart en na afloopvan de tijd een nieuwe start van het systeem)
max. 23.59 h
bij uitschakeling door storing vanaf fase 09:21 Ventilatornaloop voor vergrendeling 5 s
Verloopdiagram van de branderautomaat (vervolg)
39
Verloopdiagram van de branderautomaat5689776NL
A1 Branderautomaat MPA 51A2 Display met ontgrendelingsfunctieB1 Vlambewaking d.m.v. ionisatie-
stroomB2 Brug veiligheidscircuitF1 VoorzekeringF2 VeiligheidstemperatuurbegrenzerF4 Gasdrukbewaker minimumdruk
Opmerkingen voor bestellingenvan onderdelen!Vermeld het bestelnr. en serienr. (zietypeplaat) evenals het positienummervan het onderdeel (van deze onderde-lenlijst).Courante onderdelen zijn in de plaat-selijke vakhandel verkrijgbaar.
Onderdelen001 Keteldeur002 Isolatieblok003 Dichtingpakking 20 × 15 mm005 Kleine onderdelen bestaande uit:5a inschroefaansluiting5b kerfstift5c snelschroefverbinding5d trekontlasting5e cilinderschroef M 6 × 105f schijf 6,4 mm5g cilinderschroef M 6 × 205h schijf B 6,4 mm5k zeskante schroef5l schijf 5,3 mm5m lenskopschroef A M 4 × 455n schroef EJOT-PT KBL 405o verzonken schroef M 8 × 165p cilinderschroef M 4 × 205r Inschroef-slangtule5s Pakking OL-⅛5t schroefdraad-veiligheidsstop7 8,5 mm