Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar 2011 – 2012 Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdranken bij kinderen. Joachim Schouteten Promotor: Prof. dr. Xavier Gellynck Tutor: ir. Sara De Pelsmaeker Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Levensmiddelenwetenschappen en voeding
97
Embed
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdranken bij kinderen.
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen
Academiejaar 2011 – 2012
Invloed van merk, emotie en sensorische aspecten op het consumeren van melkdranken bij kinderen.
Joachim Schouteten Promotor: Prof. dr. Xavier Gellynck Tutor: ir. Sara De Pelsmaeker
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van
Master in de bio-ingenieurswetenschappen: Levensmiddelenwetenschappen en voeding
Woo
rd v
oora
f
“De auteur en de promotor geven de toelating deze thesis voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van
de thesis te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het
auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het
aanhalen van resultaten uit deze thesis.”
“The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it
for personal use. Every other use is in subject to the copyright laws, more specifically the source must be
extensively specified when using results from this thesis.”
Gent, 8 juni 2012
Woo
rd v
oora
f
Woord vooraf
Een thesis groeit organisch doorheen het jaar, maar zonder de steun van verschillende personen zou dit niet
mogelijk geweest zijn. Deze thesis had nooit zijn huidige invulling gekregen zonder de uitmuntende
begeleiding van ir. Sara De Pelsmaeker die mij de vrijheid heeft gegeven om het onderwerp zelf mee in te
vullen. Ik wil haar daarvoor bedanken, net als voor de vele tijd en moeite die ze gestoken heeft in de
begeleiding van deze thesis. Daarnaast gaat mijn dank uit naar Prof. dr. Xavier Gellynck voor het opnemen
van het promotorschap van deze thesis. Dankzij enkele waardevolle suggesties en een luisterend oor heeft
ook hij een onmiskenbare invloed in de totstandkoming van deze thesis.
Voor één keer is er een vervolg gebreid aan het zomers speelpleinwerk aangezien kinderen zeer belangrijk
waren voor deze thesis. Ik wens alvast alle kinderen te bedanken voor het grondig invullen van de vragenlijst
en de betrokken ouders voor hun toestemming voor deelname van hun kind aan het onderzoek. Het werken
met scholen kon niet zonder het vertrouwen die de directeurs in mij hebben gesteld. Bij deze wens ik de zes
betrokken directeurs en directrices, met name Tom Smets, Bart Pepermans, Tom Resseler, Stefaan Breughe,
Martine Clarysse en Christine Clarysse te bedanken. Speciale dank gaat ook uit naar Sabe De Graef en haar
moeder Romy Roelants om mij in contact te brengen met directeurs van basisscholen in de regio Mechelen.
Daarnaast wil ik ook nog vier mensen in het speciaal bedanken voor hun steun in het afgelopen jaar: Evy
Bauwens, Arne Deprez, Gertjan Dewaele en Maxime Vervaet. Verder dient ook nog An-Sofie Alderweireldt
bedankt te worden voor het nalezen van deze thesis.
En als allerlaatste wil ik ook nog mijn ouders bedanken voor hun steun gedurende mijn studies.
Joachim Schouteten
Juni 2012
Inho
udso
pgav
e
Inhoudsopgave
Woord vooraf ................................................................................................................... II
Inhoudsopgave ................................................................................................................. III
Samenvatting ................................................................................................................... V
Lijst van afkortingen ..........................................................................................................VI
Lijst van afbeeldingen ........................................................................................................ VII
Lijst met tabellen ............................................................................................................. VII
Tabel 18: Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen bij chocolademelk op
basis van gewone melk (n = 167), sojamelk (n = 153) en rijstmelk (n = 164)................................... 49
Inle
idin
g
1 Inleiding
Het voedingspatroon van kinderen laat vandaag vooral in de Westerse Wereld vaak te wensen over. Er zijn
reeds tal van studies die het eetgedrag van kinderen nader onderzoeken en met de regelmaat van de klok
berichten de media ook over het voedingsgedrag van kinderen. Meer en meer studies richten zich op een
specifieke voedingsgroep, al betreft dat veelal enerzijds zeer gezonde voedingsproducten (zoals groenten en
fruit) of anderzijds producten die als zeer ongezond worden gepercipieerd zoals fastfood, frisdranken,…
Producten die ook deel uitmaken van het gezondheidspatroon, zijn melk en calciumverrijkte sojaproducten.
Melk wordt immers geroemd om zijn unieke samenstelling met een hoge aanwezigheid van calcium en
verschillende vitamines zoals vitamine A, B, B12 en D. Daarnaast speelt melk ook een rol in de sterkte van
de beenderen en bij het voorkomen van osteoporose. Melk maakt tevens deel uit van het Dietary Approaches
to Stop Hypertension (DASH) dieet om de bloeddruk te verlagen. Wetenschappelijk onderzoek over de
consumptie van melk, zeker bij kinderen, is echter eerder beperkt.
In deze thesis wordt ervoor gekozen om allereerst de consumptie van melk in kaart te brengen. Omdat
kinderen ook graag afwisseling en variatie hebben in hun voedingsproducten, wordt tevens dieper ingegaan
op de consumptie van melkdranken die een groter aanbod hebben qua smaak. In het eerste deel van deze
masterproef wordt door middel van een literatuurstudie een stand van zaken gegeven van de kennis over het
eetgedrag bij kinderen en de gekozen voedingsproducten. Daarnaast wordt ook gezocht naar de
beïnvloedende factoren op de consumptie van melk en melkdranken.
In het tweede deel van deze masterproef komt het onderzoek aan bod. Allereerst wordt de consumptie van
melk en melkdranken in kaart gebracht. Welke hoeveelheid melk en melkdranken kinderen consumeren, en
hoe dit beïnvloed wordt zijn de cruciale vragen die een antwoord krijgen in dit deel. Daarnaast wordt verder
nog gepeild welke voorkeur kinderen hebben bij melkdranken, zowel op vlak van de soort melk als smaak.
Ook de verschillende plaatsen waar kinderen melk en melkdranken drinken worden onderzocht, net als de
drank die kinderen gewoonlijk drinken tijdens de speeltijd.
Verschillende factoren spelen een rol in het dagelijks keuzepatroon van kinderen voor hun voeding. Via een
aangepaste versie van de Food Choice Questionnaire (FCQ) wordt gepoogd om enkele factoren uit te lichten
die van toepassing zijn op Vlaamse kinderen. Deze factoren worden in de tweede bevraging van dit
onderzoek verder onderzocht om na te gaan in welke mate ze effectief een rol spelen in de consumptie van
melk en melkdranken.
In de literatuur zijn verschillende factoren terug te vinden die een mogelijke invloed hebben op het
eetpatroon van kinderen. Deze zijn voornamelijk in te delen in persoonlijke, socio-demografische, sociale en
omgevingsdeterminanten. Voor dit onderzoek zijn er drie determinanten uitgekozen om hun invloed op de
consumptie van melkdranken nader te bekijken.
De invloed van de sensorische eigenschappen is een eerste invloedfactor die wordt onderzocht. De smaak,
kleur en andere sensorische karakteristieken spelen zeker bij kinderen een rol bij de keuze van wat ze willen
eten. De smaakvoorkeur van kinderen evolueert daarnaast als ze ouder worden. Doordat er gewerkt wordt
met verschillende smaken van melkdranken, is er sowieso sprake van verschillen qua sensorische
eigenschappen. Hoe sterk de kinderen deze verschillen percipiëren, zal in deze masterproef verder
onderzocht worden.
Inle
idin
g
Een tweede invloed die onderzocht wordt is deze van het merk. Van jongs af aan komen kinderen in contact
met advertenties die trachten hun eetpatroon te beïnvloeden. Tegenwoordig worden kinderen overspoeld
met promotie van voedingsmiddelen via verschillende media zoals internet, TV en tijdschriften, maar ook in
het straatbeeld. Dat voedselpromotie een invloed heeft op kinderen, heeft wetenschappelijk onderzoek
ondertussen uitgewezen. De grootte van de invloed en de toepasbaarheid op gezonde producten is echter
nog maar beperkt wetenschappelijk onderzocht. Ook voor melk en melkdranken vindt voedselpromotie
plaats. Daarvoor doet zelfs de Europese Commissie haar duit in het zakje, met name door subsidies voor
schoolmelk.
Emoties zijn een derde invloedfactor die aan bod komen in deze studie. De voedingsindustrie tracht via
voedselpromotie emoties op te wekken bij de consumenten. Consumenten kopen immers producten om hun
behoeften te bevredigen, en soms zijn deze nu eenmaal van emotionele aard. Zo zijn er mensen die bij
verdriet zweren bij een stuk chocolade om zichzelf op te beuren en wordt een suikerspin geassocieerd met de
vreugde die men als kind heeft beleefd op de kermis. Het onderzoek over emoties is echter nogal beperkt,
zeker bij kinderen, en daarom is ervoor gekozen om ook hieraan aandacht te besteden in deze studie.
Om alles overzichtelijk te houden, werd ervoor geopteerd om te werken met een vijftal hypothesen in deze
masterproef. Als eerste hypothese wordt onderzocht of er een gelijkenis is tussen wat kinderen zeggen dat
belangrijk is voor hun dagdagelijkse voedingskeuze en de effectieve consumptie van melk en melkdranken. In
de tweede hypothese wordt de correlatie tussen het aantal gekende merken van melkdranken en de
consumptie van die melkdranken bestudeerd. Met de derde hypothese wordt er gefocust op de mogelijke
invloed van emoties. Of er sprake is van een verschillend emotioneel profiel bij de verschillende merken, is
daarom de centrale vraag bij de derde onderzoekshypothese. Voor de vierde hypothese wordt er gekeken of
de sensorische eigenschappen verschillend zijn bij de gekozen producten. In de vijfde en tevens laatste
hypothese wordt onderzocht wat de invloed is van een merk op de beoordeling van enkele melkdranken
door de kinderen.
Aan het onderzoek namen kinderen uit het 4de, 5de en 6de leerjaar deel van zes verschillende scholen. Er is
gekozen voor kinderen aangezien het voedingspatroon dat zich bij een kind ontwikkelt, vaak ook als
volwassene blijft bestaan. Daarnaast bezitten kinderen vanaf een leeftijd van 9 à 10 jaar al kennis over de
werking van het lichaam en zijn zij al verder ontwikkeld op het vlak van lees – en schrijfvaardigheden. De
kinderen krijgen omwille van praktische redenen twee enquêtes die ze zelfstandig in de vertrouwde
schoolomgeving hebben ingevuld. Met behulp van deze enquêtes kan de consumptie van zowel melk als
melkdranken worden onderzocht, net zoals de rol van de drie gekozen factoren. Voor het sensorisch luik
werd er gewerkt met melkdranken op basis van verschillende melksoorten, met name gewone melk,
sojamelk en rijstmelk.
Lit
erat
uurs
tudi
e
2 Literatuurstudie
2.1 Eetgedrag van kinderen
De laatste jaren komt het eetgedrag van kinderen vaak in de media naar aanleiding van verscheidene
onderzoeken. De World Health Organisation (WHO) en de Food and Agriculture Organisation (FAO),
beide organisaties van de Verenigde Naties, zien de stijgende trend van obesitas bij kinderen met lede ogen
aan en stellen zelfs de daling van het aantal obese kinderen als één van de grootste uitdagingen voor de 21ste
eeuw (WHO and FAO 2002). Het is immers zo dat kinderen die met overwicht of obesitas te kampen
hebben een grote kans hebben om ook als volwassene overgewicht te hebben (Singh, Mulder et al. 2008). De
eetpatronen van kinderen en adolescenten zijn minder vast en dus eenvoudiger aan te passen (Birch 1999).
Daarom is het cruciaal dat er reeds bij kinderen voldoende aandacht is voor een gezond eetpatroon en
voldoende fysieke activiteit.
Uit een evaluatie van verschillende studies en onderzoeken van 1980 tot 2005 kan men concluderen dat het
aantal kinderen met overgewicht in bijna alle landen is toegenomen. Deze stijging is duidelijker
waarneembaar in economisch ontwikkelde landen en bij verstedelijkte populaties (Wang and Lobstein 2006).
Figuur 1 geeft een overzicht van het voorkomen van overgewicht tussen 1970 en 2000 in zowel
industrielanden als opkomende economieën bij kinderen.
Figuur 1: Trends in het voorkomen van overgewicht, 1970–2000. Overgewicht gedefinieerd door de International Obesity Taskforce (IOTF) criteria. Leeftijd kinderen (in jaren) Australië: 2–18, Brazilië: 6–18, Canada: 7–13, China: 6–18, Spanje: 6–14, VK: 7–11, Verenigde Staten van Amerika: 6–18 (Lobstein, Baur et al. 2004).
In België tonen studies een trend aan waarbij meer en meer kinderen een ongezond eetpatroon vertonen.
Hulens, Beunen et al. (2001) komen na een langdurige studie tussen 1969 en 1993 tot de vaststelling dat er
een duidelijke stijging is in de graad van kinderen die overgewicht hebben in België. Recentere cijfers zijn
terug te vinden bij het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) dat sedert 1997 vierjaarlijks
een grootschalige bevraging uitvoert over de gezondheid bij de Belgische bevolking. Deze cijfers duiden erop
dat zowel overgewicht (18% gemiddeld in 2008) als obesitas (5% gemiddeld in 2008) geen uitzondering zijn
bij kinderen van 2 tot en met 17 jaar (WIV 2010). Cijfers van ander onderzoek, waarbij kinderen ook
daadwerkelijk zijn gemeten en gewogen, wijzen erop dat 21% van de kinderen overgewicht hebben (Brug,
van Stralen et al. 2012). Het stemt tot nadenken dat ongeveer 1 kind op 5 in België kampt met overgewicht
gezien de bewezen negatieve invloeden van overgewicht op de gezondheid van kinderen en de grotere kans
op overgewicht als volwassene (Must and Strauss 1999).
Lit
erat
uurs
tudi
e
De toename van overgewicht en obesitas bij kinderen heeft de Europese Commissie genoopt om een
grootschalig onderzoek op te zetten over het eetgedrag van kinderen. De studie van ‘Identification and
Prevention of Dietary –and lifestyle – induced health effect on children and infants’ (IDEFICS) is het eerste
grootschalige onderzoek dat over verschillende culturen heen op zoek gaat naar enerzijds de oorzaken van
overgewicht en obesitas bij kinderen en anderzijds de mogelijkheden om dit probleem te kenteren. Het
uitgangspunt is dat de stijging van overgewicht en obesitas veroorzaakt wordt door invloeden die genetisch,
gedrags - en omgevingsgebonden zijn. De focus dient te liggen op de sociale en omgevingsgebonden factoren
(De Henauw, Verbestel et al. 2011). Swinburn, Egger et al. (1999) zien de huidige samenleving als een
obesogenetische omgeving waarin mensen dagdagelijks te maken krijgen met een overvloed aan energierijk
voedsel en een gebrek aan lichaamsbeweging.
Niet enkel de toename van overgewicht en obesitas is problematisch bij kinderen. Vele kinderen hebben ook
nog een eetpatroon dat, volgens voedingsaanbevelingen zoals de alom gekende actieve voedingsdriehoek,
verre van gezond is.
Een cohortstudie van Amerikaanse jongens en meisjes (gemiddeld 9.5 jaar) toont aan dat het eetpatroon van
deze kinderen niet overeenkomt met de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek wat betreft de
inname van fruit en groenten. Een hoge inname van zout en gesatureerd vet komt ook naar voor in dit
onderzoek, net als een te lage dagelijkse inname van voedingsvezels en calcium. Vele voorgerechten en
snackgerechten die aangeboden worden op school zorgen voor een belangrijke bijdrage aan de te hoge
inname van verzadigd vet. De zelfgerapporteerde fysieke activiteit ligt in de lijn met de aanbevelingen van de
American Academy of Pediatrics. Enkel het gemiddeld aantal stappen per dag is te laag (Vadiveloo, Zhu et al.
2009).
De studie van Yannakoulia, Ntalla et al. (2010) identificeert vijf verschillende levensstijl – en
gedragspatronen voor voeding na een onderzoek van het eetpatroon bij 1138 kinderen (gemiddelde leeftijd
11.2 jaar). Het ‘avondmaal, gekookte maaltijden en groenten-patroon’ is het enige dat significant (negatief)
geassocieerd is met alle indicatoren van obesitas.
Uit de resultaten van de gezondheidsenquête 2008 blijkt dat ongeveer 70% van de kinderen tussen 0 en 14
jaar dagelijks fruit eet, maar slechts 20% eet minstens 2 porties fruit per dag. Het gemiddelde percentage
kinderen van deze leeftijdsgroep dat dagelijks groenten (uitgezonderd aardappelen en sap) eet is 95%. Slechts
28% van de kinderen consumeert dagelijks de aanbevolen hoeveelheid van 200 gram fruit. Daarnaast is in de
gezondheidsenquête ook nagegaan hoe groot de consumptie van gesuikerde frisdranken is. Zo’n 30% van de
kinderen tussen 0 en 14 jaar drinkt dagelijks gesuikerde frisdrank. Door de aanwezigheid van jonge kinderen
zal de werkelijke consumptie bij de oudere kinderen zelfs nog hoger liggen. Bij de leeftijdsgroep van 15 tot
en met 24 jaar ligt de dagelijkse consumptie van gesuikerde frisdranken voor de jongens op een ruime 55%,
terwijl bijna 40% van de meisjes dagelijks gesuikerde frisdranken drinkt (WIV 2010).
Lit
erat
uurs
tudi
e
2.2 Gekozen voedingsproduct: melkdranken
2.2.1 Inleiding
Het afgelopen decennium zijn er vele onderzoeken gevoerd over het veranderende eetgedrag van de
kinderen. Deze onderzoeken zijn in twee grote soorten studies in te delen. Enerzijds zijn er studies die het
volledige eetgedrag van de kinderen bestuderen, anderzijds zijn er die enkel het eetgedrag van kinderen bij
een bepaalde product(groep) onderzoeken. Aangezien het eetgedrag van kinderen al het onderwerp was van
verschillende onderzoeken in Vlaanderen, is ervoor gekozen om in deze thesis te focussen op één
productgroep (Verraes 2010).
De huidige onderzoeken naar bepaalde productgroepen focussen ofwel op gezonde groenten en / of fruit
ofwel op ongezonde snacks en / of frisdranken.
Uit een onderzoek door Janssen, Katzmarzyk et al. (2005) blijkt dat er geen correlatie is tussen overgewicht
en de inname van groenten en fruit bij schoolgaande kinderen. Het drinken van frisdranken houdt eveneens
geen verband met het overgewicht bij kinderen.
Het project Eating Among Teens (EAT) onderzocht gedurende vijf jaar de eetpatronen van 2294
adolescenten. Een deelaspect daarvan lag op de consumptie van dranken. De gewichtstoename van
adolescenten gedurende vijf jaar vertoont geen verband met de consumptie van suikergezoete dranken en
fruitsap. Adolescenten die weinig of geen witte melk consumeren hebben wel te kampen met een significante
gewichtstoename in vergelijking met adolescenten die regelmatig melk drinken (Vanselow, Pereira et al.
2009).
De opmars van frisdranken en fruitdranken heeft ook zijn effect op de consumptie van melk en melkdranken
bij kinderen. Laatstgenoemde dranken worden namelijk steeds minder gedronken. Kinderen kiezen vandaag
de dag voor melk met een hoog vetpercentage die, volgens voedingsaanbevelingen, eigenlijk best maar tot de
leeftijd van vier jaar geconsumeerd worden (Johnson, Frary et al. 2002; Nielsen and Popkin 2004; Kranz,
Lin et al. 2007; Popkin 2010).
Daarom zal in deze thesis de focus komen te liggen op melkdranken. Gewone melk is al het onderwerp
geweest van allerlei studies, terwijl melkdranken (drank op basis van melk) slechts het onderwerp waren van
enkele studies. Melkdranken zijn door hun verschillende smaken ook een aantrekkelijker product voor
kinderen en hebben een positieve invloed op de totale inname van melk en bijgevolg ook belangrijke
nutriënten als calcium, vitamine C,… (Johnson, Frary et al. 2002; Murphy, Douglass et al. 2008).
2.2.2 Melk en gezondheid
Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepromotie vzw (2012) (VIGeZ) gebruikt de actieve
voedingsdriehoek (Figuur 2) als leidraad voor een dagelijkse evenwichtige voeding. Deze visuele voorstelling
wordt reeds aan kinderen bijgebracht in de lagere school en maakt deel uit van hun lessenpakket.
Melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten zijn tevens in deze voedingsdriehoek vertegenwoordigd.
De aanbeveling voor kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar luidt om 3 glazen per dag te nuttigen.
Lit
erat
uurs
tudi
e
Figuur 2: Actieve voedingsdriehoek
Melk is een bron van vele nutriënten en vitamines zoals calcium, magnesium, fosfor, zink, vitamine A,
vitamine B, vitamine B12 en vitamine D. Omdat kinderen en adolescenten nog volop moeten groeien, is het
zeer belangrijk dat zij voldoende van deze nutriënten en vitamines via voeding verkrijgen. Personen die melk
en melkdranken consumeren voldoen doorgaans ook beter aan de voedingsaanbevelingen voor verschillende
nutriënten. Kinderen die melk drinken, onafhankelijk of het nu melk is of melkdranken zijn, hebben een
hogere inname van calcium, fosfor, magnesium, kalium en vitamine A in vergelijking met kinderen die geen
melk drinken (Johnson, Frary et al. 2002; Murphy, Douglass et al. 2008).
De klemtoon op het gezonde karakter van melk voor de mens ligt steevast op de aanwezigheid van calcium in
melk. Calcium is uitermate belangrijk voor de stevigheid van beenderen. Het is cruciaal dat al tijdens de
kindertijd de inname van calcium voldoende hoog is. Onderzoek heeft uitgewezen dat meisjes met een
hogere calciuminname een grotere dichtheid van het heupbeen hebben (Nieves, Golden et al. 1995). Meisjes
hebben bijgevolg meer kans op botbreuken als ze een melkvrij dieet volgen (Konstantynowicz, Nguyen et al.
2007). Een gebrek aan calcium wordt ook aanzien als één van de oorzaken van osteoporose. Omdat in de
kinderjaren (en vooral in de adolescentie) de beendermassa wordt gevormd, is het cruciaal dat tijdens deze
periode er een voldoende hoge inname is van calcium. Tijdens deze periode wordt de basis gelegd voor de
piekbotmassa en dus ook de densiteit van de botten. Als deze te laag is, is men vatbaarder voor breuken en
osteoporose op latere leeftijd. Daarom wordt osteoporose ook wel eens de pediatrische ziekte met
geriatrische gevolgen genoemd (Nicklas 2003).
Lit
erat
uurs
tudi
e
Zuivelproducten maken deel uit van het Dietary Approaches to Stop Hypertension of kortweg DASH dieet
tegen hypertensie of een hoge bloeddruk. Het DASH dieet is rijk aan fruit en groenten en bevat ongeveer
drie porties magere zuivelproducten per dag (Savica, Bellinghieri et al. 2010). Hypertensie komt in
industrielanden voor bij ongeveer 20% van de bevolking en wordt aanzien als een stille doder. Een hoge
bloeddruk zorgt ervoor dat een persoon meer kans heeft op hart - en vaatziekten (Belgische Cardiologische
Liga 2011).
Zuivelproducten spelen ook een rol in het voorkomen van nierstenen. Nierstenen bestaan nochtans voor een
groot deel uit calcium. Een eenvoudige en logische oplossing hiertegen zou het schrappen van calciumrijke
producten in het dieet kunnen zijn. Maar een dieet dat rijk is aan calcium verhindert juist de vorming van
nierstenen (MacDonald 2008).
2.2.3 Nutritionele eigenschappen van melkdranken
In Vlaanderen is er een breed gamma van melkdranken beschikbaar in de supermarkten. Het grootste aanbod
van het gamma is in drie verschillende soorten in te delen volgens de herkomst van de melk: een reeks van
melkdranken op basis van gewone (koe)melk, op basis van sojamelk en op basis van rijstmelk.
Tabel 1 en Tabel 2 geven een overzicht van de verschillende nutritionele kenmerken van zowel enkele
melkdranken als natuurlijke, witte melk. Daarnaast worden in Tabel 3 de nutritionele eigenschappen
weergegeven van enkele mogelijke alternatieve dranken voor kinderen zoals water, frisdrank, fruitsap en
yoghurtdrink per 100 ml. Enkel de informatie die terug te vinden is op de verpakking en de website is
weergegeven.
De meeste dranken bevatten 200 à 250 kJ per 100 ml, waarbij water eruit springt als een drank zonder enige
energetische waarde en Cécémel als drank met meer dan 350 kJ per 100 ml. De melkdranken bevatten meer
koolhydraten in vergelijking met de natuurlijke melk, op het vlak van eiwitten en vetten zijn de producten
grotendeels vergelijkbaar. De producten van Rice Dream hebben ten opzichte van de andere melk en
melkdranken wel een relatief laag eiwitgehalte.
Het gehalte aan calcium is in zowel melk als melkdranken vergelijkbaar, al dient opgemerkt te worden dat er
van Cécémel geen gegevens beschikbaar zijn. Op het vlak van vitamines is het duidelijkst dat de producten
van Alpro Soya de meeste vitamines vermelden op de verpakking. Alpro wenst zich dan ook een gezond
imago aan te meten, dus dit ligt in de lijn van de marketingstrategie. Het is wel opvallend dat er bij de melk
van Campina enkel vitamine B12 vermeld is, terwijl melk ook nog andere vitamines bevat.
Tabel 7: Beschrijving steekproef eerste onderzoek (in % van respondenten, n = 513)
Er namen vrijwel evenveel jongens als meisjes deel in het eerste onderzoek.
Wanneer er gekeken wordt naar de woonplaats, dan valt op dat het grootste deel van de kinderen afkomstig is
van het platteland. Dit kan deels verklaard worden doordat de ouders van kinderen uit de urbane scholen eerst
toestemming dienden te geven voor deelname aan het onderzoek waardoor enkele kinderen in de stadscholen
niet konden deelnemen. Daarnaast speelt het feit, dat het grootste deel van de kinderen uit de semi-urbane
school blijkbaar op het platteland wonen, mogelijks een rol.
Bij de leeftijd kan allereerst opgemerkt worden dat de gemiddelde leeftijd van 10.2 ± 0.9 jaar strookt met de
verwachtingen als kinderen uit het vierde, vijfde en zesde leerjaar deelnemen aan het onderzoek. Enige
discrepantie die opgemerkt kan worden uit het relatief hogere percentage van kinderen die 11 jaar zijn, is
voornamelijk afkomstig uit het feit dat er toestemming dient gevraagd te worden aan de ouders in de urbane
scholen. Bijna alle kinderen uit het zesde leerjaar mochten immers deelnemen aan het onderzoek.
De BMI kan bepaald worden aan de hand van de lengte en het lichaamsgewicht van de kinderen. Op basis van
het geslacht en de leeftijd kan men de BMI van een kind plaatsen in een BMI categorie waarbij de grenzen van
een categorie bepaald zijn op basis van de Vlaamse groeicurven (Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid 2004)
per geslacht. De lichaamslengte en – gewicht werden bij de urbane scholen gevraagd op het
toestemmingsformulier voor de ouders, in de andere scholen hebben de leerkrachten gevraagd dat de
kinderen hun lichaamslengte en – gewicht zouden opmeten. Het aantal ‘missing values’ is bij de BMI categorie
een pak groter, maar dit kan (gedeeltelijk) verklaard worden gezien er daarvoor meerdere variabelen nodig
zijn. Het overgrote deel van de kinderen heeft een normaal gewicht. Het hoge percentage (extreem)
ondergewicht kan wellicht verklaard worden door kinderen die op het moment van de steekproef volop aan
het groeien zijn. Het percentage van overgewicht en extreem overgewicht ligt een pak lager in vergelijking
met de resultaten van de gezondheidsenquête. Mogelijk is onderrapportering, zoals vaak gebeurt voor vragen
over lengte en lichaamsgewicht, hiervoor een reden (Fonseca, Gaspar de Matos et al. 2009).
Ond
erzo
ek
3.6 Resultaten
3.6.1 Consumptie van melk en melkdranken
Algemeen 3.6.1.1
In het eerste onderzoek geven 8 kinderen aan dat ze lactose-intolerant zijn of een voedselallergie hebben voor
melk. Er is 1 ontbrekende waarde in het eerste onderzoek voor deze vraag. In het tweede deel van het
onderzoek kruisen 5 kinderen aan dat ze allergisch zijn voor melk. In totaal hebben 7 kinderen deze vraag in
de tweede bevraging niet beantwoord.
Er zijn 10.6% kinderen die geen melkdranken drinken op een totaal van 508 ingevulde antwoorden op deze
vraag. Het aantal kinderen dat geen melk drinkt ligt bijna dubbel zo hoog met 22.3% op 506 ingevulde
waarden. Uit de Chi-kwadraattoets blijkt dat de verdeling van de geslachten voor het drinken van melk niet
gelijk is. Ongeveer 26% van de meisjes drinkt geen melk, terwijl dit bij jongens slechts een ruime 16% is. Bij
het drinken van melkdranken blijkt er uit de Chi-kwadraattoets wel een gelijke verdeling te zijn voor het
geslacht. Het aantal kinderen dat melkdranken of melk drinkt is gelijk verdeeld voor de woonplaats volgens de
Chi-kwadraattoets op het 5% significantieniveau.
Voorkeur 3.6.1.2
Gewone melk geniet duidelijk de voorkeur van smaak bij het overgrote deel van kinderen wat betreft de
smaak (Tabel 8). Sojamelk komt op een tweede plaats en rijstmelk is slechts bij een heel kleine groep de
geprefereerde melksoort. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat wellicht veel kinderen
rijstmelk niet kennen en dat ook mogelijkerwijs sojamelk een minder gekende melksoort is.
Categorie % van respondenten % missing values
Soort melk Gewone melk Sojamelk Rijstmelk Allergisch
86.2 12.2
1.4 0.2
2.3
Smaak Natuurlijke melksmaak Chocolade Fruit Vanille Andere Allergisch
19.1 52.0 17.1
8.2 3.4 0.2
2.9
Tabel 8: Voorkeur soort melk en smaak (in % van respondenten, n = 513)
De kinderen hebben een duidelijk afgetekende voorkeur voor chocoladesmaak als ze de smaak van
melk/melkdranken mogen kiezen. Natuurlijke melksmaak komt op een tweede plaats en de fruitsmaak op de
derde plaats. Vanillesmaak geniet slechts de voorkeur van 8.2% van de respondenten. Bij andere zijn het
vooral meer specifieke fruitsmaken die genoemd worden (zoals aardbei) waardoor gesteld kan worden dat de
voorkeur voor een fruitsmaak ongeveer hetzelfde is als deze voor natuurlijke melksmaak.
Ond
erzo
ek
Hoeveelheid 3.6.1.3
Om een beeld te schetsen van de consumptie van melk, melkdranken en totale consumptie van beide werd er
gevraagd aan de kinderen hoe veel porties men van elk drinkt op een normale dag. De resultaten zijn terug te
vinden in Tabel 9.
Categorie % van respondenten % missing values
Melk Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag
35.6 35.2 17.9
7.6 2.2 1.2 0.4
1.9
Melkdranken Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag
25.2 39.3 23.6
7.9 2.8 1.2 0.0
1.8
Totaal Minder dan 1 portie per dag 1 portie per dag 2 porties per dag 3 porties per dag 4 porties per dag 5 porties per dag Meer dan 5 porties per dag
17.4 35.7 25.3 12.2
5.6 1.4 2.4
1.6
Tabel 9: Hoeveelheid melk -en melkdrankenconsumptie (in % van respondenten, n = 513 voor Melk en Melkdranken en n = 507 voor Totaal)
De Mann-Whithney test werd uitgevoerd op de data voor de melkconsumptie op een gewone dag voor het
geslacht. Op basis van de p-waarde kan besloten worden dat er een verschil is in de gemiddelde melkinname
tussen jongens en meisjes. Jongens drinken gemiddeld meer melk dan meisjes. De woonplaats blijkt geen rol
te spelen in de melkinname afgaande op de Mann-Whitney test. Om een mogelijke invloed van de leeftijd op
de melkconsumptie na te gaan werd de Kruskal-Wallis test uitgevoerd. Hierin kwam naar voor dat de
gemiddelde melkinname per leeftijd niet dezelfde is. Als er gekeken wordt naar de gemiddelde rank dan kan
men zien dat de gemiddelde melkinname afneemt naarmate kinderen ouder worden. De enige uitzondering
daarop is de inname van 13-jarigen. Maar aangezien er voor deze leeftijd slechts één respondent deze leeftijd
heeft, is deze waarde ook onvoldoende representatief en dient er weinig belang aan gehecht te worden.
De data voor de consumptie van melkdranken op een gewone dag werden eveneens statistisch verwerkt. De
Mann-Whitney test werd uitgevoerd om de bekomen waarden van zowel het geslacht als de woonplaats te
vergelijken. Op het 5% significantieniveau kan besloten worden dat de gemiddelden voor geslacht en
woonplaats gelijk zijn. Door toepassing van de Kruskal-Wallis test werd er geen significant verschil gevonden
tussen de gemiddelde consumptie van melkdranken per leeftijdsgroep.
De melkconsumptie en de consumptie van melkdranken per dag werd met de Wilcoxon Signed Rank Test
vergeleken. Met de Wilcoson Signed Ranks Test kunnen immers de gemiddelden vergeleken worden die
afkomstig zijn van dezelfde participanten. Hieruit kan besloten worden dat inname van melkdranken groter is
in vergelijking met deze van melk op een 5% significantieniveau.
Ond
erzo
ek
De totale consumptie wordt eveneens onderzocht met behulp van niet-parametrische testen. Allereerst
wordt de Mann-Whitney test gebruikt om te onderzoeken of er een invloed is van het geslacht. Op basis van
de p-waarde, die 0.005 bedraagt, kan men besluiten dat er een significant verschil is bij de totale consumptie
van melk en melkdranken tussen jongens en meisjes. De totale consumptie is bij jongens significant hoger dan
die van meisjes. Er wordt opnieuw gebruik gemaakt van de Mann-Whitney Test om na te gaan of er een
significant verschil is voor de totale consumptie op basis van de woonplaats. De p-waarde voor deze test is
0.275 waardoor er gesteld kan worden dat er voor de woonplaats geen significant verschil is op de totale
consumptie. Tenslotte wordt er gekeken of er mogelijke verschillen zijn op de totale consumptie rekening
houdend met de leeftijd van de kinderen. Om dit statistisch te testen wordt er gebruik gemaakt van de
Kruskall-Wallis Test, die een p-waarde van 0.106 uitkomt. Er is dus geen sprake van een significant verschil
voor de totale consumptie tussen de verschillende leeftijden.
Plaats 3.6.1.4
Het overgrote deel van de kinderen drinkt thuis melk, zoals blijkt uit Figuur 3. Daarnaast wordt vooral bij de
grootouders en in familieverband melk gedronken. Het valt op dat er slechts een heel klein percentage
(10.30%) melk consumeren op school. Onder de categorie andere vallen vooral kinderen die geen melk
drinken.
Melkdranken worden vooral in familiale sfeer gedronken, met als voornaamste plaats thuis zoals af te lezen in
Figuur 3. Maar ook bij de grootouders en bij andere familie consumeert ongeveer 40% van de kinderen een
melkdrank. Bijna 15% van de kinderen drinkt soms een melkdrank op school, wat toch meer is in vergelijking
met gewone melk. Onder ‘andere’ vinden we enerzijds kinderen terug die geen melkdranken drinken en
anderzijds ook 11 kinderen die melkdranken drinken bij een jeugdbeweging.
Figuur 3: Plaats consumptie melk en melkdranken (in % van respondenten, n = 513 voor Melk en n = 507 voor Melkdranken)
In Figuur 4 wordt weergegeven welke drank kinderen meestal drinken tijdens de speeltijd. Hieruit blijkt dat
een groot deel van de kinderen vaak water drinken tijdens de pauze. Ongeveer een vijfde van de kinderen
drinkt niets tijdens de speeltijd. Fruitsap wordt regelmatig gedronken door ongeveer 19% van de kinderen en
slechts 6% van de kinderen drinkt meestal melk of een melkdrank tijdens de speeltijd.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Waar drink je melk/melkdranken?
Melk Melkdranken
Ond
erzo
ek
Om deze cijfers beter te kunnen kaderen is het interessant om te kijken naar de regels die op de verschillende
scholen gelden. In één school (54 kinderen) is er de mogelijkheid tot aankoop van ecologisch fruitsap, gewone
melk en melkdranken (zowel fruit - als chocoladesmaak). De kinderen mogen alles behalve frisdranken
drinken tijdens de speeltijd. Op 3 andere scholen (261 kinderen) kan men melk, melkdranken en fruitsap
kopen en mag men enkel deze producten meenemen naar school. In 2 scholen (198 kinderen) mogen kinderen
enkel water drinken. Water is trouwens in elke school gratis verkrijgbaar.
Figuur 4: Consumptie drank tijdens speeltijd (in % van respondenten, n = 513)
Door wie 3.6.1.5
De keuze voor melk en melkdranken gebeurt voor een groot deel door het kind zelf met een percentage van
78% zoals af te lezen valt uit Figuur 5. Daarnaast spelen ook de ouders een voorname rol en, in mindere mate,
de grootouders. Er zijn weinig andere personen die een rol van betekenis spelen om kinderen melkdranken te
laten drinken of de kinderen melk bezorgen.
Figuur 5: Door wie drink je melk(dranken) (in % van respondenten, n = 513)
Welke drank drink je meestal tijdens de speeltijd?
Geen drank
Water
Melk(drank)
Fruitsap
Frisdrank
0%10%20%30%40%50%60%70%80%
Door wie drink je melk(dranken) of wie geeft jou melk(dranken)?
Ond
erzo
ek
Invloed ouders 3.6.1.6
In de tweede bevraging wordt met drie stellingen (die zowel voor melk als meldranken worden gevraagd)
gepeild naar de invloed van de ouders op de consumptie van melk en melkdranken. De vragen werden
beantwoord op een 7-puntenschaal met als richtlijn dat 1 dagelijks voorstelt, 4 neutraal en 7 nooit. Een
grafisch overzicht van de verdeling van de antwoorden is terug te vinden in Bijlage 4: Grafische weergave
invloed ouders.
De eerste vraag heeft betrekking op de consumptie van ouders en luidde als volgt: ‘Hoe vaak drinken jouw ouders
melk/melkdranken?’ De grootste groep kinderen (30%) beantwoordt deze vraag voor de melkconsumptie met
het cijfer 4 dat overeenkomt met neutraal. Dit weerspiegelt ook de mediaan van 4 op deze vraag. De ouders
drinken iets minder melkdranken dan melk, en de grootste groep wordt gevormd door ouders die nooit melk
drinken wat bij ongeveer 28% van de kinderen het geval is.
In een volgende vraag werd gepeild naar de beschikbaarheid van melk en melkdranken bij de kinderen thuis.
Ongeveer 75% van de kinderen geeft aan dat er thuis altijd melk beschikbaar is. Dit is, gezien melk ook
frequent gebruikt wordt voor culinaire bereidingen, enigszins te verwachten. Voor melkdranken verklaart
ongeveer 30% van de kinderen dat deze altijd thuis aanwezig zijn.
In de laatste vraag om de invloed van de ouders te onderzoeken wordt er gekeken naar hoe vaak ouders melk
of melkdranken aanbieden aan de kinderen. Ongeveer 40% van de kinderen krijgt min of meer altijd melk
aangeboden thuis. Het op tafel zetten van melkdranken door de ouders is meer gespreid in vergelijking met
melk, hetgeen weerspiegeld wordt in de mediaan die overeenkomt met neutraal.
De invloed van de ouders wordt vervolgens vergeleken op basis van de verschillende socio-demografische
gegevens om te kijken of er eventueel significante verschillen zijn. Er wordt gebruik gemaakt van niet-
parametrische testen omdat de data gemeten zijn op een ordinale schaal.
Allereerst wordt er gekeken indien er significante verschillen zijn op basis van het geslacht. Hiervoor wordt er
gebruik gemaakt van de Mann-Whitney Test. Enkel bij de aanwezigheid van melk thuis is er een significant
verschil tussen jongens en meisjes op het 5% significantieniveau. Er kan, op basis van de gemiddelde rank,
gesteld worden dat er thuis bij meisjes vaker melk aanwezig is in vergelijking met jongens.
Ook eventuele verschillen over de invloed van ouders op basis van de woonplaats kunnen nagegaan worden
met behulp van de Mann-Whitney Test. Enkel voor de vraag ‘Hoe vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel’ is
er een significant verschil tussen kinderen uit het platteland en uit de stad. De resultaten tonen dat kinderen
uit het platteland gemiddeld vaker melkdranken aangeboden krijgen door de ouders in vergelijking met
kinderen die in de stad wonen.
Daarnaast kan ook onderzocht worden of de invloed van de ouders verschilt naargelang de leeftijd van de
kinderen. Als alle leeftijdscategorieën gebruikt worden, is er enkel een significant verschil bij de vraag ‘Hoe
vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel?’ met een p-waarde van 0.009 bij de Kruskal-Wallis Test. Door de
gelijke varianties wordt er gebruik gemaakt van Scheffe als post-hoc test om te kijken waar de verschillen zich
precies situeren tussen de leeftijdsgroepen. Er is enkel een significant verschil tussen de leeftijd van 9 en 12
jaar bij de beperkte dataset. Voor kinderen van 12 jaar staat er vaker een melkdrank op tafel in vergelijking
met kinderen van 9 jaar.
Ond
erzo
ek
3.6.2 Hypothese 1: Er is een gelijkenis tussen wat kinderen belangrijk vinden voor de
voedingskeuze en de consumptie van melk en melkdranken
Food Choice Questionnaire 3.6.2.1
Steptoe, Pollard et al. (1995) ontwikkelden de Food Choice Questionnaire om de motieven voor de keuze van
voeding te bepalen. In totaal wordt er in de oorspronkelijke vragenlijst uitgegaan van negen factoren die de
natuurlijke voedingsstoffen, prijs, gewichtscontrole, familiariteit en ethische bezorgdheden. De vragenlijst
(Tabel 10: Vragenlijst Food Choice Questionnaire) bestaat in totaal uit 36 vragen waarbij de testpersonen op
een puntenschaal dienen aan te geven in welke mate ze de items belangrijk vinden voor hun voedingskeuze op
een gewone dag.
Voor dit onderzoek is er, gezien de leeftijd van de doelgroep, gewerkt met een aangepaste versie van de Food
Choice Questionnaire. Allereerst zijn de items uit de factoren gebruiksgemak, prijs, gewichtscontrole en
ethische bezorgdheden weggelaten omdat er verwacht wordt dat deze slechts een geringe rol zullen spelen bij
kinderen van het 4de tot en met 6de leerjaar. Daarnaast zijn er nog enkele items weggelaten omdat verwacht
wordt dat deze weinig relevant zijn voor de leeftijdsgroep van 8 tot 13 jaar.
Het is belangrijk voor mij dat voeding die ik op een gewone dag eet:
Factor 1 — Gezondheid Veel vitaminen en mineralen bevat Mij gezond houdt Voedzaam is Een hoog proteïnegehalte bevat Goed is voor mijn huid/tanden/haar/nagels etc. Veel vezels bevat
Factor 2 — Gemoedstoestand Mij met stress doet omgaan Mij met mijn leven doet omgaan Mij helpt relaxeren Mij wakker/alert houdt Mij vrolijk maakt Mij goed doet voelen
Factor 3 — Gebruiksgemak Gemakkelijk te bereiden is Eenvoudig klaarte maken is Weinig bereidingstijd nodig heeft Gekocht kan worden in winkels dicht waar ik woon of werk Het gemakkelijk beschikbaar is winkels en supermarkt
Factor 4 — Sensorische aantrekkelijkheid Lekker ruikt Er goed uitziet Een plezante textuur heeft Lekker smaakt
Factor 5 — Natuurlijke ingrediënten Geen additieven bevat Natuurlijke ingrediënten bevat Geen kunstmatige ingrediënten bevat
Factor 6 — Prijs Niet duur is Goedkoop is Waar voor zijn geld is
Factor 7 — Gewichtscontrole Weinig calorieën bevat Mij helpt om mijn lichaamsgewicht te controleren Weinig vet bevat
Factor 8 — Familiariteit Is wat ik normaal eet Familiair is Is zoals de voeding die ik als kind at
Factor 9 — Ethische bezorgdheid Komt uit landen die ik politiek goedkeur Het land van herkomst duidelijk vermeld is Is verpakt op een milieuvriendelijke manier
Tabel 10: Vragenlijst Food Choice Questionnaire
Ond
erzo
ek
Op basis van de items uit de Food Choice Questionnaire wordt een factoranalyse uitgevoerd. De gekozen
extractiemethode is de Principal Component Analysis. Om factoranalyse te mogen uitvoeren dient aan twee
voorwaarden voldaan te zijn. De Bartlett’s Test of Sphericity is kleiner dan 0.05 waaruit kan besloten worden
dat de variabelen gecorreleerd zijn. De Kaiser-Meyer-Olkin measure bedraagt 0.83 en is dus groter dan 0.50.
Beide voorwaarden zijn voldaan, dus de factoranalyse mag uitgevoerd worden.
In totaal zijn er drie factoren waarvan de eigenwaarde hoger ligt dan 1 en dus worden deze weerhouden. De
eerste factor kan bestempeld worden als het belang van nutritionele eigenschappen en de gezondheid. De
klemtoon in de tweede factor ligt op de sensorische eigenschappen van de voedingsproducten. De laatste
factor kan gezien worden als de invloed van kennis en de familiariteit hetgeen onder meer door advertentie
beïnvloed wordt. Cronbach’s alpha van de derde factor is met 0.51 zeer laag. Als het item ‘Het mij wakker
houdt’ verwijderd wordt, stijgt de Cronbach’s alpha tot een waarde van 0.56, hetgeen nog altijd laag is.
Bovendien dient opgemerkt te worden dat de factor dan bepaald wordt door slechts twee items. Daarom
wordt beslist om over te gaan tot twee factoren. Daarnaast worden ook enkele items verwijderd die te
verdeeld zijn over beide factoren of slechts een geringe meerwaarde hebben. De uiteindelijk behouden items
staan in Tabel 11. Deze tweefactoranalyse voldoet nog steeds aan beide voorwaarden: Bartlett’s Test of
Sphericity is lager dan 0.05 en de Kaiser-Meyer-Olkin measure bedraagt met 0.74 meer dan 0.50.
De eerste factor van de uiteindelijke factoranalyse kan gedefinieerd worden als een factor over nutritionele en
gezondheidsinvloeden. De items uit de tweede factor duiden op het belang van de sensorische eigenschappen
bij de dagdagelijkse keuze van voedingsproducten voor kinderen. De Cronbach’s alpha van de eerste en de
tweede factor bedraagt respectievelijk 0.75 en 0.62. Beide waarden zijn hoger dan de richtwaarde van 0.6,
dus de factoren kunnen behouden worden. De totale variantie die door beide factoren verklaard wordt is
58.24 %, hetgeen wel net onder de richtwaarde van 60% ligt.
Item Geroteerde Factorlading
Factor 1 Het voldoende vitamines en mineralen bevat 0.78
Het voedzaam is 0.76
Het mij gezond houdt 0.76
Het natuurlijke ingrediënten bevat 0.71
Factor 2 Het er goed uitziet 0.82
Het lekker ruikt 0.82
Het lekker smaakt 0.58 Tabel 11: Factoranalyse FCQ
Attitude kinderen tegenover nutritionele en gezondheidsinvloeden melk en 3.6.2.2
melkdranken
Omdat de factor nutritionele en gezondheidsinvloeden naar voor kwam als belangrijk bij de keuze van
kinderen van hun voedingsproducten, zijn er in het tweede deel van het onderzoek 7 bipolaire stellingen
opgenomen over gezondheidsaspecten bij zowel melk als melkdranken. Deze stellingen zijn opgesteld op basis
van enerzijds de Food Choice Questionnaire om rekening te houden met enkele algemene voedingskenmerken
en komen anderzijds uit het onderzoek van Berg, Jonsson et al. (2000) waarin er meer aandacht is voor de
eigenschappen van het product melk. Daarnaast is er ook een algemene bipolaire stelling over de smaak
aangezien de tweede factor vooral sensorische karakteristieken betreft.
Ond
erzo
ek
Enkele vragen zijn gehercodeerd zodat ‘hoe hoger de score is, hoe positiever de houding van de kinderen over
melk en melkdranken is’ geldt. Om een duidelijk beeld te scheppen van de verdeling van de antwoorden over
de verschillende vragen is er een boxplot gemaakt (zie Figuur 6). In de figuur wordt de boxplot per specifiek
kenmerk van de bipolaire stellingen uitgesplitst voor melk en melkdranken. Naast de grafische weergave zijn
de exacte resultaten over hoe de kinderen denken over de gezondheidsaspecten van melk en melkdranken
terug te vinden in Tabel 12.
Figuur 6: Boxplot attitudes melk en melkdranken
Om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen de houdingen van de kinderen over melk en
melkdranken werd er een gepaarde of afhankelijke T-test uitgevoerd. Deze is gepaard aangezien elk kind zijn
of haar mening gaf over zowel melk als melkdranken. Hieruit blijkt dat alle gemiddelden significant
verschillend zijn op het 5% significantieniveau.
Kinderen vinden in het algemeen melk een stuk gezonder dan melkdranken. De gemiddelde waarde ligt op
6.11 bij melk terwijl die bij melkdranken ongeveer 4.64 is. In deze bipolaire stelling komt de waarde 7
overeen met heel gezond. Dat melk als gezonder wordt aanzien dan melkdranken, komt ook duidelijk naar
voor in de andere stellingen over de gezondheid, zoals die over calcium, vetpercentage, vitamines, voedzaam
en het bevatten van natuurlijke ingrediënten.
Kinderen vinden melkdranken lekkerder in vergelijking met gewone melk, hetgeen reeds bleek uit de
smaakvoorkeur van de eerste test en dat wordt nogmaals bevestigd in deze test. Op een schaal van 1 tot 7,
waarbij 1 helemaal niet lekker en 7 staat voor heel lekker, vinden de kinderen melkdranken met een
gemiddelde van 5.74 een stuk beter in vergelijking met melk. Melk krijgt een gemiddelde waardering van
3.6.4 Hypothese 3: De verschillende merken hebben allen een verschillend
emotioneel profiel
Om een eerste beeld te schetsen in welke mate kinderen een emotie ervaren bij het zien van het logo worden
in Figuur 8 grafisch de emoties per merk gegeven.
Figuur 8: Emoties per merk (in % van respondenten, n = 513)
Doordat we te maken hebben met nominale data dienen niet-parametrische testen gebruikt te worden voor
het vergelijken van de emoties. Als eerste wordt er globaal onderzocht in welke mate er significante
verschillen zijn tussen de gemeten emoties bij de verschillende merken. We hebben telkens te maken met
dezelfde groep respondenten, dus kunnen we gebruik maken van een test met afhankelijke metingen.
Daarom wordt ervoor gekozen om de Cochran’s Q test toe te passen per emotie. Uit deze testen blijkt dat er
enkel bij de emotie ‘kalm’ geen significant verschil is tussen de verschillende merken op het 5%
significantieniveau. Dit strookt met de grafische plot aangezien deze emotie op de plot bij alle merken nauw
bij elkaar ligt.
Het is mogelijk om op basis van de waarden per emotie een emotioneel profiel op te stellen per merk.
Doordat er in de bevraging enkel gevraagd werd of een emotie al dan niet aanwezig is, kan het emotioneel
profiel eenvoudig bepaald worden. Voor het maken van het emotioneel profiel wordt de volgende formule
gebruikt:
∑
(1)
Waarbij Ei de waarde van de ide emotie voorstelt en de sommatie betrekking heeft over alle emoties heen. De
emotionele profielen van de verschillende merken worden visueel weergegeven in Figuur 9.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Fristi
Alpro Soya
Rice Dream
Milsa
Cécémel
Inex
Ond
erzo
ek
Figuur 9: Emotioneel profiel per merk (in % emotie per merk, n = 513)
Dat er een verschil is tussen de emoties bij het logo van een merk, is ook te merken bij het emotioneel
profiel. Op basis van het emotioneel profiel kunnen de merken in twee groepen verdeeld worden. De eerste
groep bestaat uit Fristi, Milsa en Cécémel, daarnaast is er een tweede groep die gevormd wordt door Alpro
Soya, Rice Dream en Inex.
Het clusteren van de emoties is, doordat er gebruik is gemaakt van nominale data, niet eenvoudig. Een
eenvoudige manier om toch te kunnen overgaan tot het clusteren van gegevens en het onderzoeken van
correlatie is het gebruik van een biplot (Gabriel 1971). We maken gebruik van het GH biplot waarbij de
rijen de verschillende emoties zijn en de kolommen de merken. Dit is dezelfde methode zoals toegepast door
Thomson, Crocker et al. (2010) voor het linken van karakteristieken van chocolade met merken.
Een tweedimensionale oplossing verklaart 96% van de totale variantie en leidt dus tot het besluit dat de
datamatrix goed wordt weergegeven in een tweedimensionale plot. Deze tweedimensionale plot is
weergegeven in Figuur 10.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Fristi Alpro Soya Rice Dream Milsa Cécémel Inex
Walging
Vriendelijk
Verlangen
Verbaasd
Teleurstelling
Slecht
Saai
Plezier
Ontevredenheid
Lelijk
Kinderachtig
Kalm
Gezellig
Gelukkig
Energiek
Droevig
Boos
Blij
Amusant
Actief
Ond
erzo
ek
Het belang van de emoties en de merken in een dimensie van de biplot kan bepaald worden door te kijken
naar de bijdrage van het gewicht tot de verklaring van de as. Hiervoor dient men de contribution of point to
inertia of dimension te vergelijken met het natuurlijk gewicht. Het natuurlijk gewicht van een emotie is 0.05
(1/20) en van een merk 0.17 (1/6). Voor de emoties komen we zo uit dat blij (0.07), droevig (0.07), lelijk
(0.09), saai (0.15), verlangen (0.05) en walging (0.08) van belang zijn in de eerste dimensie. De tweede
dimensie wordt voornamelijk bepaald door de emoties gezellig (0.12), kinderachtig (0.56) en verlangen
(0.13). Bij de merken wordt vastgesteld dat Fristi (0.17), Rice Dream (0.30) en Cécémel (0.30) belangrijk
zijn in de eerste dimensie. Fristi (0.50) en Cécémel (0.22) verdienen de meeste aandacht in de tweede
dimensie
. Figuur 10: Biplot emoties en merk
Op basis van de belangrijkste punten kunnen we de kwadranten specifieker indelen en benoemen. Het eerste
kwadrant word bepaald door de emoties walging en droevig. In dit kwadrant vinden we het merk Inex terug,
maar dit merk speelt geen voorname rol in de bepaling van de dimensies. In het tweede kwadrant vinden we
Fristi terug en ligt de klemtoon op kinderachtig en blij. Het derde kwadrant kan bestempeld worden als
gezellig en verlangen waarbij vooral het merk Cécémel en in mindere mate Milsa van belang zijn. Bij het
vierde en laatste kwadrant ligt de focus op de emoties lelijk en saai. In dit laatste kwadrant liggen de merken
Rice Dream en Alpro Soya. Hier dient tevens opgemerkt worden dat het laatstgenoemde merk slechts een
beperkte rol speelt in de bepaling van de twee dimensies.
Ond
erzo
ek
Naast het maken van een biplot kunnen we de emoties ook indelen via positieve, negatieve en neutrale
emoties. De emoties uit de bevraging zijn immers specifiek gekozen om een evenwicht te krijgen tussen het
aantal positieve en negatieve emoties omdat dit volgens de literatuur van belang is. Aldus kunnen actief,
amusant, blij, energiek, gelukkig, gezellig, plezier, verlangen en vriendelijk ingedeeld worden bij de positieve
emoties. De categorie negatieve emoties bestaat uit boos, droevig, kinderachtig, lelijk, ontevredenheid, saai, slecht,
teleurstelling en walging. De emoties kalm en verbaasd behoren tot de groep van neutrale emoties.
Op basis van deze indeling kunnen we de totale waarde per categorie emotie per merk berekenen voor ieder
kind. Deze totale waarden kunnen gebruikt worden om te vergelijken via ANOVA. Vooraleer ANOVA toe
te passen dient nagegaan te worden in hoeverre er homogeniteit van de variantie is. We vinden dat de p-
waarde voor zowel de positieve, negatieve als neutrale categorie emoties kleiner is dan 0.05 waardoor er
geen sprake is van gelijke variantie. Daarom dient in ANOVA de Tunnet T3-methode gebruikt te worden
om de gemiddelden post-hoc te vergelijken. De p-waarde voor de ANOVA test is bij elke categorie kleiner
dan 0.05 waardoor er besloten kan worden dat de gemiddelden in elke categorie van emoties verschillend
zijn per merk.
Voor het aantal positieve emoties is het gemiddelde van Cécémel significant groter dan voor Alpro Soya,
Rice Dream, Milsa en Inex. Fristi heeft een significant groter aantal positieve emoties dan Alpro Soya, Rice
Dream en Inex. Het gemiddelde van de positieve emoties is bij Milsa significant groter dan met Alpro Soya,
Rice Dream en Inex maar significant lager als het wordt vergeleken met Cécémel. Zowel Alpro Soya, Rice
Dream als Inex hebben een significant lager gemiddeld aantal positieve emoties in vergelijking met Fristi,
Milsa en Cécémel.
Bij het aantal negatieve emoties is er de vaststelling dat het omgekeerde van de positieve emoties geldt. Het
gemiddeld aantal negatieve emoties is significant lager voor Cécémel dan Alpro Soya, Rice Dream, Milsa en
Inex. Voor Fristi komt naar voor dat het gemiddelde aantal significant lager is dan Alpro Soya, Rice Dream
en Inex bij de negatieve emoties. Met het merk Milsa is het aantal negatieve emoties die ermee geassocieerd
worden significant minder dan bij Alpro Soya, Rice Dream en Inex. Er zijn daarentegen gemiddeld wel meer
negatieve emoties bij Milsa in vergelijking met Cécémel op het 5% significantieniveau. De merken Alpro
Soya, Inex en Rice Dream wekken een significant groter aantal negatieve emoties dan Fristi, Cécémel en
Milsa op.
Bij de neutrale emoties dient allereerst opgemerkt te worden dat er slechts twee emoties opgenomen
werden in de bevraging. Dit leidt ertoe dat er voorzichtig dient omgesprongen te worden met conclusies
aangaande het gemiddeld aantal neutrale emoties. We merken dat er bij Fristi, Rice Dream en Milsa geen
significante verschillen worden gevonden voor de neutrale emoties met andere merken. Cécémel roept
gemiddeld een hoger aantal neutrale emoties op dan met Alpro Soya en Inex.
Op basis van al deze gegevens kan gesteld worden dat de onderzochte merken globaal gezien verdeeld
kunnen worden in drie categorieën op basis van de emoties die ze oproepen. De eerste categorie wordt
gevormd door Cécémel en Fristi. Daarnaast is er een categorie bestaande uit Alpro Soya, Inex en Rice
Dream. Milsa zit tussen beide categorieën in, maar leunt dichter aan bij de categorie van Cécémel en Fristi
qua emoties.
Ond
erzo
ek
3.6.5 Hypothese 4: De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch
profiel
In het eerste onderzoek zijn er in totaal vijf melkdranken die blind getest worden door de kinderen met een
check-all-that-apply beoordeling. De sensorische testen werden uitgevoerd met de chocolade – en fruitsmaak
op basis van gewone melk en sojamelk.
Allereerst is het interessant om na te gaan in hoeverre er verschillen zijn op het vlak van de sensorische
attributen bij alle vijf producten samen en per smaak. Alle melkdranken werden telkens door alle kinderen
geproefd, dus kunnen we gebruik maken van de Cochran’s Q test voor de vergelijking van alle vijf stalen en
de drie chocoladesmaken. Voor de fruitsmaak wordt gebruik gemaakt van de McNemar test aangezien er
maar van twee producenten data vergeleken moeten worden. Een globaal overzicht van de significante
verschillen is terug te vinden in Tabel 15.
Alle 5 producten Chocolade 237, 313, 412
Fruit 527,841
Uitzicht Donker uitzicht Ja Nee Ja Glanzend Ja Nee Ja Helderheid Ja Ja Ja Kleur Ja Nee Nee Natuurlijk Ja Nee Nee
Geur Bitter Ja Nee Ja Chocolade Ja Nee Ja Fruit Ja Nee Nee Melk Ja Ja Nee Vanille Ja Ja Nee Zoet Ja Nee Nee Zout Nee Ja Nee Zuur Ja Nee Nee
Textuur Korrelig Ja Nee Ja Romig Ja Ja Nee Vloeibaar Ja Ja Nee
Smaak Bitter Ja Ja Nee Chocolade Ja Ja Nee Fruit Ja Nee Nee Karton Ja Ja Nee Karamel Nee Nee Nee Melk Nee Ja Nee Metaal Nee Nee Nee Nasmaak Nee Nee Nee Vanille Ja Ja Nee Verhit Nee Nee Nee Vettig Ja Ja Nee Zoet Ja Ja Nee Zout Nee Nee Nee Zuur Ja Nee Nee Tabel 15: Significant verschil tussen sensorische karakteristieken voor vijf melkdranken
Ond
erzo
ek
Op het eerste zicht valt vooral op dat er tussen beide fruitsmaken verschillen gemeten worden op het 5%
significantieniveau voor alle veertien attributen die betrekking hebben tot de smaak. Doordat de kinderen
ook de mogelijkheid hadden om optioneel een extra kenmerk op te schrijven is het eerder onwaarschijnlijk
dat er nog attributen met significante verschillen niet opgenomen zijn. Toch kan er gesteld worden dat alle
verschillende producten een verschillend sensorisch profiel hebben.
Met de McNemar Test is het mogelijk om paarsgewijs de producten te vergelijken om te onderzoeken tussen
welke merken de verschillen zich precies situeren voor de verschillende sensorische eigenschappen. De stalen
worden telkens vergeleken volgens de basissmaak (chocolade of fruit) aangezien het vooral interessant is om
te weten in hoeverre er verschillen zijn tussen de verschillende melksoorten voor een melkdrank met
chocolade of fruitsmaak.
Uitzicht 3.6.5.1
Alpro Soya bosvruchten wordt significant donkerder beoordeeld in vergelijking met het staal van Fristi.
Ongeveer 27% van de kinderen vindt dat Alpro Soya bosvruchten er donker uitziet, terwijl dit bij Fristi
slechts 7% is.
Het uitzicht van Fristi werd door 55% van de kinderen bestempeld als glanzend. Voor staal Alpro Soya
bosvruchten hebben 43% van de kinderen de mening dat de melkdrank een glanzend uitzicht heeft.
Helderheid wordt door 33% van de kinderen aangevinkt voor Fristi, wat significant meer is dan Alpro Soya
bosvruchten. Voor laatstgenoemde zijn 25% van de kinderen van mening dat het helder is.
De helderheid is ook significant verschillend tussen de verschillende melkdranken met chocoladesmaak.
Cécémel (11%) wordt vaker als helderder bestempeld in vergelijking met Rice Dream (6%) en Alpro Soya
(6%). Tussen deze laatste melkdranken is er geen significant verschil betreffende de helderheid.
Geur 3.6.5.2
Hoewel er weinig kinderen bitter aanstipten, is er een significant verschil tussen beide melkdranken met een
fruitsmaak. Met 10% wordt de geur van Alpro Soya bosvruchten als bitterder gepercipieerd, zeker in
vergelijking met de 4% kinderen die bitter voor Fristi hebben aangevinkt.
Opmerkelijk is het feit dat er een significant verschil is tussen de waarneming van een chocoladegeur tussen
beide melkdranken met een fruitsmaak. Ongeveer 3% van de kinderen is van mening dat de geur van staal
Alpro Soya bosvruchten ook naar chocolade ruikt, terwijl dit bij staal Fristi slechts 1% is. Een mogelijke
verklaring is het feit dat enkele kinderen bij de schriftelijke commentaar de geur van staal Alpro Soya
bosvruchten als snoep omschrijven. Mogelijks zijn er enkele kinderen die de geur van snoep linken aan
chocolade.
Er is een verschil tussen de beoordelingen van de melkgeur bij de drie melkdranken met chocoladesmaak. De
geur van melk voor het staal van Rice Dream is met 25% significant minder sterk aanwezig in vergelijking
met Alpro Soya (30%) en Cécémel (32%). Tussen Alpro Soya en Cécémel is er geen significant verschil
tussen de waarnemingen van een geur van melk op het 5% significantieniveau.
De geur vanille wordt in totaal door 11% van de kinderen bij staal Alpro Soya chocolade aangevinkt. Dit is
significant hoger in vergelijking met de beoordeling van de stalen van Cécémel en Rice Dream waar
Ond
erzo
ek
respectievelijk 9 en 7% van de kinderen een vanillegeur waarnemen. Er zijn geen andere significante
verschillen bij de vanillegeur tussen laatstgenoemde stalen.
Tussen de drie stalen van chocolademelk is er een verschil in de waarneming van een zoute geur, ook al zijn
deze eerder klein van aard. Ongeveer 2% van de kinderen ruikt een zoute geur bij de chocolademelk van
Rice Dream, bij Alpro Soya Choco en Cécémel is dat met respectievelijk 4% en 5% iets meer. Tussen Alpro
Soya Choco en Cécémel is er geen significant verschil met betrekking tot de waarneming van een zoute geur.
Textuur 3.6.5.3
De korreligheid verschilt voor de twee stalen van de fruitsmaken. Ongeveer 2% van de kinderen vindt de
textuur van Fristi korrelig, terwijl dit bij het staal van Alpro Soya bosvruchten 5% is.
Een groot aantal kinderen vindt dat de chocolademelk romig is. Dit is vooral voor Cécémel en Alpro Soya
choco het geval waar respectievelijk 51 en 47% van de kinderen romig aankruisen bij de textuur. Bij staal
Rice Dream vindt 38% van de kinderen dat de chocolademelk romig is, wat significant lager is dan Cécémel
en Alpro Soya. Tussen laatstgenoemde stalen is er geen verschil op het vlak van romige textuur op het 5%
significantieniveau.
Naast de romige textuur is er volgens de kinderen ook een verschil qua vloeibaarheid tussen de verschillende
melkdranken met chocoladesmaak. De chocolademelk van Rice Dream heeft een vloeibare textuur volgens
68% van de kinderen. Dit is significant hoger in vergelijking met de cijfers van Cécémel (59%) en Alpro Soya
(60%).Tussen Cécémel en Alpro Soya Choco is er volgens de kinderen geen significant verschil voor de
vloeibaarheid.
Smaak 3.6.5.4
Weinig kinderen vinden dat er een bittere smaak is bij de verschillende soorten chocolademelk. Toch is er
een significant lager percentage kinderen dat Rice Dream (8%) bitter vinden dan de Cécémel (12%) en
Alpro Soya Choco (13%).
De chocoladesmaak wordt in totaal door 90% aangeduid voor Cécémel. Dit is significant hoger in
vergelijking met de melkdranken met chocoladesmaak van Alpro Soya (87%) en Rice Dream (84%). Tussen
Alpro Soya en Rice Dream is er geen verschil voor de chocoladesmaak op het 5% significantieniveau.
Het kenmerk van een kartonsmaak is ook significant verschillend tussen de verschillende soorten
chocolademelk. Wellicht wordt deze smaak gebruikt door enkele kinderen om hun afkeer voor de
desbetreffende dranken meer kracht bij te zetten. Het aantal kinderen dat een kartonsmaak in Cécémel
proeft is met 3% een stuk lager in vergelijking met de twee andere stalen. Voor Alpro Soya wordt door 7%
van de kinderen een kartonsmaak aangegeven terwijl dit voor staal Rice Dream bij 6% van de kinderen het
geval is.
De perceptie van een melksmaak is eveneens verschillend tussen de verschillende melkdranken met een
chocoladesmaak. Cécémel is koploper met 37% van de kinderen die aangeven dat ze een melksmaak proeven
in dit staal. Dit is significant hoger dan de stalen van Alpro Soya en Rice Dream waar respectievelijk 33% en
31% van de kinderen aangeven dat ze een melksmaak proeven.
Er zit een klein significant verschil qua vanillesmaak tussen Rice Dream en Cécémel. Ongeveer 13% van de
kinderen stipt aan dat er een vanillesmaak is bij Rice Dream, terwijl dit bij Cécémel maar 8% is.
Ond
erzo
ek
Het aantal kinderen die de chocolademelk van Alpro Soya als vettig bestempelt, is met 15% significant hoger
in vergelijking met de andere twee melkdranken met chocoladesmaak. Voor beide wordt immers door 10%
van de kinderen aangegeven dat ze de chocolademelk vettig vinden.
Tenslotte is er een significant verschil in de zoetheid tussen de verschillende stalen. In totaal vindt 30% van
de kinderen dat Cécémel zoet smaakt, wat significant hoger is dan de stalen Rice Dream (20%) en Alpro
Soya (26%). Tussen Alpro Soya en Rice Dream is er geen significant verschil op het vlak van de zoete smaak.
Biplot 3.6.5.5
Net als bij het emotioneel profiel kan er een biplot gemaakt worden om grafisch zowel de sensorische
attributen als de verschillende merken weer te geven. Het biplot is terug te vinden in Figuur 11. De
tweedimensionele weergave verklaart in totaal 99% van de totale variantie waardoor er gesteld kan worden
dat het biplot een goede weergave is.
Net als bij de emoties kan het belang van de sensorische attributen en het merk bepaald worden door het
vergelijken van contribution of point to inertia of dimension met het natuurlijk gewicht. Het natuurlijk gewicht
bedraagt voor een sensorische eigenschap 0.03 (1/30) en van een merk 0.20 (1/5). Daardoor komt naar
voor dat in de eerste dimensie de sensorische eigenschappen donker uitzicht (0.11), chocoladegeur (0.20),
fruitgeur (0.21), chocoladesmaak (0.17) en fruitsmaak (0.21) belangrijk zijn. In de tweede dimensie dient
vooral aandacht besteed te worden aan donker uitzicht (0.10), glanzend (0.09), helderheid (0.10), bittere
geur (0.17), korrelig (0.05), romig (0.05), vloeibaar (0.11). Voor de merken is het belang van Fristi (0.32)
en Alpro Soya bosvruchten (0.26) hoog in de eerste dimensie. Beide merken bepalen ook de tweede
dimensie met een waarde van 0.35 voor Fristi en 0.37 voor Alpro Soya bosvruchten.
Figuur 11: Biplot sensorische attributen en merk
Ond
erzo
ek
3.6.6 Hypothese 5: Een gekend merk zorgt voor een betere algemene mening bij de
sensorische testen
Algemeen 3.6.6.1
In de tweede test werd aan de kinderen gevraagd om in 3 stappen hun mening te geven over drie producten.
Allereerst werd een product blind getest, hetgeen op een apart formulier gebeurde. Pas nadat hun blad was
opgehaald kreeg het kind de rest van de vragen van de tweede bevraging, zodat geen enkel kind al op de
hoogte was van de merken. In totaal werd er gebruik gemaakt van chocolademelk van de 3 verschillende
melksoorten, met name gewone melk, sojamelk en rijstmelk. De gemiddelde waarden van de producten
voor de drie geëvalueerde omstandigheden zijn terug te vinden in Tabel 16.
Gewone melk 5.36 6.05 6.12 4.91 5.03 Sojamelk 3.94 3.92 5.32 3.92 3.62 Rijstmelk 3.52 3.80 4.89 3.38 3.22 Tabel 16: Gemiddelde score voor de drie stalen voor de drie geëvalueerde condities: blind, verwacht en geïnformeerd (op een 7-punten hedonische schaal)
Consumenten blind testen 3.6.6.2
Om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde waarden voor het blind testen kan er
gebruik gemaakt worden van een ANOVA. Uit de resultaten van de ANOVA blijkt dat er significante
verschillen zijn, waarna de Bonferroni post-hoc wordt toegepast om na te gaan waar deze exact liggen. Uit
deze post-hoc paarsgewijze vergelijking komt naar voor dat de drie gemiddelden ten opzichte van elkaar
significant verschillen op het 5% significantieniveau. Daarom kan geconcludeerd worden dat vooral
chocolademelk op basis van gewone melk (gemiddelde 5.37) de voorkeur van de kinderen wegdraagt. Op
enige afstand volgt sojamelk (3.95), dat gemiddeld bijna neutraal scoort. De rijstmelk krijgt de laagste
gemiddelde score (3.51) van de kinderen bij de blinde test.
Consumentenverwachting testen 3.6.6.3
De verwachte mening van de kinderen werd eveneens in de tweede test gevraagd. De kinderen kregen de
verpakking van een brik te zien van de drie verschillende melksoorten en mochten nadien aanduiden hoe ze
verwachten dat hun algemene mening zal zijn op een 7-punten hedonische schaal per product (Tabel 16).
Allereerst wordt er gebruik gemaakt van een ANOVA met herhaalde waarden (net zoals bij het blind testen)
om te kijken of er significante verschillen zijn. Uit de ANOVA blijkt dat er inderdaad sprake is van een
significant verschil. Daarom wordt de Bonferroni-techniek toegepast om paarsgewijs te onderzoeken waar de
verschillen zich situeren. Tussen gewone melk (gemiddelde 6.04) en zowel sojamelk (gemiddelde 3.92) als
rijstmelk (gemiddelde 3.80) is het verschil significant op het 5% significantieniveau, maar de paarsgewijze
vergelijking toont geen significant verschil aan tussen de verwachte score voor rijstmelk en sojamelk.
De kinderen werden nadien gevraagd of ze het product ooit al gedronken hebben en, bij een positief
antwoord, hoe lang dit geleden is. De chocolademelk op basis van gewone melk werd al door 90.7% van de
kinderen ooit gedronken, terwijl deze op basis van sojamelk en rijstmelk respectievelijk door 53.1 en 14.5%
van de kinderen al eens genuttigd werd. Hoelang het precies geleden is dat de kinderen de producten
geconsumeerd hebben, is terug te vinden in het gedetailleerde overzicht in Tabel 17.
Ond
erzo
ek
Gewone melk Sojamelk Rijstmelk
Meer dan een jaar 16.0 40.1 28.2 Tussen 6 maanden en 1 jaar 11.3 13.7 22.5 Tussen 1 maand en 6 maanden 18.9 20.6 15.5 Tussen 1 week en 1 maand 23.6 12.6 21.1 Minder dan 1 week 30.2 13.0 12.7
% Missing values 2.4 1.2 1.4 Tabel 17: Tijdstip inname producten (in % van respondenten die producten innamen, n = 444 voor gewone melk, n = 262 voor sojamelk en n = 71 voor rijstmelk)
Met behulp van een onafhankelijke T-test kan onderzocht worden of er significante verschillen zijn bij de
verwachte mening wanneer een kind aangeeft of hij het product al gedronken heeft. Uit de toepassing van
deze statistische testen blijkt dat er bij elke soort melk een significant verschil is in de verwachte mening als
een kind al het product gedronken heeft. Bij de gewone melk is het gemiddelde 3.85 als een kind het product
nog niet heeft gedronken, terwijl het met 6.28 een stuk hoger ligt bij de kinderen die het ooit al gedronken
hebben. Ook bij de andere melksoorten blijkt uit de onafhankelijke T-test dat wanneer de kinderen het
product ooit al gedronken hebben, ze een hogere score geven. Voor het product van sojamelk klimt de score
van gemiddeld 3.36 naar 4.41 wanneer het kind het product ooit al gedronken heeft. Bij de laatste melksoort,
op basis van rijstmelk, is het gemiddelde 3.69 voor kinderen die het nog niet gedronken hebben. Kinderen
die wel al eens de rijstmelk gedronken hebben, geven een gemiddelde verwachte score van 4.43 op een
hedonische 7-puntenschaal.
Consumenten geïnformeerd testen 3.6.6.4
De resultaten van het geïnformeerd testen zijn terug te vinden in Tabel 16. Hetgeen onmiddellijk opvalt bij
de vergelijking van de melksoorten, is dat de scores van elk staal chocolademelk op basis van gewone melk
het hoogst liggen, wanneer de verschillende productnamen genoemd worden. Om statistisch te onderzoeken
of er significante verschillen zijn, wordt er gebruik gemaakt van ANOVA.
Bij het staal met gewone melk in, zijn de geïnformeerde waarden verschillend volgens ANOVA. De post-hoc
test brengt naar voor dat er enkel een significant verschil is tussen enerzijds gewone melk en anderzijds
sojamelk en rijstmelk als informatie. Indien laatstgenoemden als merk worden gegeven bij het staal van
gewone melk, dan is er geen significant verschil voor de score op de 7-punten hedonische schaal. Voor de
stalen op basis van sojamelk en rijstmelk liggen de resultaten in dezelfde lijn als deze voor gewone melk.
Naast het kijken op basis van de stalen, kan ook ANOVA toegepast worden om te kijken of er significante
verschillen zijn wanneer telkens dezelfde informatie wordt gegeven maar er verschillende stalen geproefd worden.
Als eerste wordt gekeken in hoeverre de verschillende stalen een invloed hebben als we als informatie een
merk van chocolademelk op basis van gewone melk geven. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van ANOVA.
Deze test geeft aan dat er significante verschillen zijn tussen de verschillende soorten stalen. Doordat er geen
gelijkheid van varianties is, wordt Dunnet T3 gebruikt als post-hoc test. Enkel tussen enerzijds het staal van
gewone melk en anderzijds sojamelk en rijstmelk zijn er significante verschillen. Als men bij een staal van
chocolademelk op basis van gewone melk ook het merk op basis van gewone melk aangeeft, dan ligt de score
met 6.12 significant hoger in vergelijking met het staal van sojamelk (5.32) en rijstmelk (4.89). De
gemiddelde score op de hedonische 7-puntenschaal is niet significant verschillend voor sojamelk en rijstmelk
als men als merk aan de kinderen vertelt dat het om chocolademelk op basis van gewone melk gaat. Voor de
stalen van sojamelk en rijstmelk kunnen dezelfde conclusies gemaakt worden als bij gewone melk. Uit het
Ond
erzo
ek
posthoc testen blijkt dat er enkel significante verschillen zijn tussen de stalen chocolademelk op basis van
gewone melk en sojamelk/rijstmelk. Tussen sojamelk en rijstmelk is er geen significant verschil.
Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen 3.6.6.5
In een volgende stap is het interessant om te onderzoeken of er sprake is van significante verschillen tussen de
verschillende soorten testen. Bij het geïnformeerd testen wordt er enkel gebruik gemaakt van de correcte
associatie tussen het opgegeven merk en het aangeboden staal om zo een juiste vergelijking te kunnen maken
per product. Er wordt gebruik gemaakt van ANOVA met herhaalde waarden om de scores van de
verschillende testen per melksoort te vergelijken en de gemiddelde waarden staan in Tabel 18.
Bij de melkdrank op basis van gewone melk, is er een significant verschil tussen de blinde score en zowel de
verwachte scores als de score van het geïnformeerd testen. De verwachte score en de score van het
geïnformeerd testen zijn significant hoger bij de chocolademelk op basis van gewone melk, zo blijkt uit de
paarsgewijze vergelijking.
De chocolademelk op basis van sojamelk kent geen significante verschillen bij de resultaten van het blind,
verwachting en geïnformeerd testen. De p-waarde bij de ANOVA met Greenhouse-Geiser correctie
vanwege de sfericiteit bedraagt immers 0.24 en is dus groter als 0.05.
Tenslotte worden de scores van de verschillende testen voor rijstmelk onderling vergeleken. Hier is een
significant verschil aanwezig en dit situeert zich meerbepaald tussen de scores voor de verwachting en van het
geïnformeerd testen. De gemiddelde score van verwachting gaat eerder naar ‘neutraal’, terwijl bij het
geïnformeerd testen de gemiddelde score eerder richting ‘niet zo lekker’ opschuift.
Tabel 18: Vergelijking tussen scores van blind, verwachting en geïnformeerd testen bij chocolademelk op basis van gewone melk (n = 167), sojamelk (n = 153) en rijstmelk (n = 164) (op een 7-punten hedonische schaal)
Er kan besloten worden dat het merk een grote invloed heeft op de score die een kind geeft aan een
melkdrank. Zelfs als er een foutief staal op basis van een andere melkdrank wordt aangeboden, dan nog zorgt
de vermelding van een bekend merk voor een significant betere waardering van een melkdrank.
Dis
cuss
ie
4 Discussie
Dit onderzoek wil als eerste de consumptie van melk en melkdranken bij kinderen uit het 4de tot en met 6de
leerjaar in kaart brengen. Daarnaast wordt in deze thesis dieper ingegaan op de mogelijke invloed van
emoties, het merk en sensorische eigenschappen op de consumptie van melkdranken bij de kinderen. Voor
deze studie werden door iets meer dan 500 kinderen op school twee enquêtes ingevuld tussen december
2011 en maart 2012. Voor de analyse van de gegevens is gebruik gemaakt van het statistisch
verwerkingsprogramma IBM SPSS Statistics 19.
4.1 Interpretatie van de resultaten
Uit de resultaten komt naar voor dat in totaal 11% van de ondervraagde kinderen nooit melkdranken drinken
en maar liefst 22% nooit melk consumeert. Volgens de aanbevelingen van het Vlaams Instituut voor
Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (2012) moeten kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar
elke dag 3 glazen melk en met calcium verrijkte sojadranken drinken. Meer dan 70% van de kinderen drinkt
maximaal 1 portie melk per dag. Als echter gekeken wordt naar de totale consumptie van melk – en
melkdranken in dit onderzoek, blijkt dat 79% van de kinderen deze dagelijkse inname niet haalt. Dat
kinderen te weinig van deze producten drinken ligt in de lijn van andere onderzoeken (Kranz, Lin et al. 2007;
Verraes 2010). De melkinname daalt trouwens als kinderen ouder worden, maar de totale consumptie van
melkdranken en melk niet. Wanneer kinderen de keuze hebben om één smaak te kiezen uit een gamma van
melk en melkdranken, dan prefereert de helft van de kinderen de chocoladesmaak. Zowel de fruitsmaak als
de gewone melk worden telkens ongeveer bij 20% van de kinderen aangevinkt als favoriete smaak. Daarnaast
kan een melkdrank met vanillesmaak bijna 10% van de kinderen bekoren als geprefereerde smaak. Zowel uit
eerder onderzoek als uit resultaten van de verkoop van melk en melkdranken in automaten op scholen in de
Verenigde Staten van Amerika blijkt dat kinderen liever chocolademelk drinken dan gewone melk (Johnson,
Frary et al. 2002; Palacios, Badran et al. 2010).
De thuisomgeving is de voornaamste plaats waar kinderen melk en melkdranken consumeren. Ook in de
familiale omgeving (zowel bij grootouders als familie) drinken kinderen weleens melk of melkdranken.
Kinderen drinken wel eerder melkdranken in de familiale omgeving dan melk. Tijdens de speeltijd drinkt
slechts 10% van de kinderen meestal melk of melkdranken. Dit relatief lage cijfer kan enigszins verklaard
worden door de regelgeving op school en het feit dat er in elke school gratis water wordt aangeboden. De
keuze voor het drinken van melk en melkdranken is voor bijna 80% van de kinderen vooral een eigen keuze.
Daarnaast spelen voornamelijk de ouders een rol in het aanzetten van de kinderen tot het drinken van melk
en melkdranken. De belangrijke rol die ouders spelen in het eetpatroon van kinderen is al ter sprake
gekomen in verschillende onderzoeken, ook enkele specifiek voor de melkconsumptie (Neumark-Sztainer,
Story et al. 1999; Berg, Jonsson et al. 2000; Larson, Story et al. 2006). In de tweede bevraging is door
middel van enkele stellingen dieper ingegaan op de mogelijke invloed van de ouders. Ouders drinken vaker
melk dan melkdranken. Bijna 30% van de kinderen stelt dat hun ouders nooit melkdranken drinken, terwijl
minder dan 10% van de ouders geen melk drinkt. Melk is bij bijna alle kinderen altijd thuis aanwezig, maar
melkdranken zijn minder vaak aanwezig thuis.
Bij ongeveer 40% van de kinderen staat er thuis altijd melk op tafel bij de maaltijden, terwijl er maar bij 15%
van de kinderen altijd melkdranken op tafel staan. Ouders zorgen er dus vooral voor dat er melk aanwezig is
en bieden het ook vaak aan door het op tafel te zetten. Bij melkdranken is dit minder het geval; ze zijn niet
altijd thuis aanwezig en ze staan minder vaak op tafel tijdens de maaltijd bij de meeste kinderen. Toch
worden er gemiddeld meer porties van melkdranken gedronken dan gewone melk bij de kinderen. Dit doet
Dis
cuss
ie
vermoeden dat de rol van de ouders zich vooral situeert op het vlak van de beschikbaarheid en minder in het
aanbieden of het voorbeeld tonen wat betreft de consumptie van melk en melkdranken. Dit is in tegenspraak
met de bevindingen van Berg, Jonsson et al. (2000) die bij toepassing van de TBP voor melk stellen dat de
ouders fungeren als een rolmodel voor de kinderen. Een mogelijke verklaring ligt in het feit dat in Zweden
het de gewoonte is om ’s ochtends melk te drinken. Zo drinkt 78% van de kinderen uit het onderzoek van
Berg, Jonsson et al. (2000) minstens 1 glas melk bij het ontbijt.
De eerste hypothese onderzoekt of er gelijkenis is tussen wat kinderen via de Food Choice Questionnaire
aangeven als belangrijk en perceptie van melk en melkdranken voor de desbetreffende belangrijke factoren.
Uit de aangepaste Food Choice Questionnaire blijkt dat kinderen vooral belang hechten aan het
gezondheidsaspect van de voeding die ze op een gewone dag eten. Als tweede factor komt het belang van
sensorische eigenschappen zoals uitzicht, geur en smaak naar boven bij toepassing van de factoranalyse op de
resultaten. Opmerkelijk is dat een recente studie van Roos, Lehto et al. (2012) besluit dat voor ouders van
kinderen tussen 9 en 12 jaar de twee factoren gezondheid en sensoriek het belangrijkst zijn van de FCQ. Bij
de implementatie van de FCQ in België komt tevens naar voor dat de factoren gezondheid en sensorische
eigenschappen de voornaamste rol spelen in de keuze van alledaagse voedingsmiddelen (Eertmans, Victoir et
al. 2005; Januszewska, Pieniak et al. 2012).
Het gezondheidsaspect van melk en melkdranken werd in de tweede bevraging apart bevraagd via 7 bipolaire
stellingen. Bij de rechtstreeks vraag over hoe (on)gezond de producten zijn, geven de kinderen duidelijk aan
dat ze melkdranken een stuk ongezonder vinden dan melk. De antwoorden op de andere vragen over
calcium, vetpercentage, vitamines, natuurlijke ingrediënten en voedzaamheid weerspiegelen verder het feit
dat kinderen melk een stuk gezonder vinden dan melkdranken. Als daarentegen gevraagd wordt in hoeverre
ze melk en melkdranken in het algemeen lekker vinden, dan scoren melkdranken duidelijker beter dan melk.
De hogere waardering voor melkdranken is te verwachten gezien de smaakvoorkeur uit het eerste deel en de
resultaten uit eerdere onderzoeken (Johnson, Frary et al. 2002; Palacios, Badran et al. 2010). Dat er een
verschil is tussen de kennis van kinderen over gezonde voeding en de implementatie ervan in het werkelijke
eetpatroon, wordt geïllustreerd met de resultaten van dit onderzoek. Het verschil tussen de kennis over
gezonde producten bij kinderen en hun eetgedrag komt immers reeds naar boven in verschillende studies
(Noble, Corney et al. 2000; Croll, Neumark-Sztainer et al. 2001; McKinley, Lowis et al. 2005). In
kwalitatieve studies concludeert men dat hoewel kinderen een goede kennis hebben van wat een gezond
eetpatroon inhoudt, vooral de voedselvoorkeur bepaalt wat kinderen consumeren (Fitzgerald, Heary et al.
2010).
Er is dus een verschil tussen wat kinderen antwoorden op de Food Choice Questionnaire en wat ze
uiteindelijk consumeren. Mogelijks vullen kinderen de FCQ in rekening houdend met wat sociaal gewenst
wordt, aangezien de belangrijkste factoren overeenkomen met de voornaamste factoren bij ouders van
kinderen met dezelfde leeftijd (Roos, Lehto et al. 2012).
In de tweede hypothese wordt er onderzocht in hoeverre het klopt dat kinderen die meer merken van
melkdranken herkennen, ook een hogere consumptie van melkdranken vertonen. De verpakkingen van de
merken worden op een rijtje gezet en kinderen duiden bij elk merk aan welke verpakking(en) past. Er zijn
maar 2 merken, met name Cécémel en Fristi, die door een groot aantal kinderen correct herkend worden.
De verpakkingen van de andere merken worden slechts door 10 à 25 % van de kinderen herkend. Veel
kinderen hebben geen weet van welke melksoort de melkdranken afkomstig zijn. Zo duidt bijna 30% aan dat
Fristi gemaakt wordt van sojamelk en denkt 24% van de kinderen dat sojamelk de basis is van Cécémel.
Mogelijks denken kinderen dat melkdranken (vanwege hun smaak) niet met gewone melk gemaakt zijn.
Dis
cuss
ie
Er blijkt uit de statistische test dat er geen significant verband is tussen het herkennen van merken en de
inname van melkdranken. Dit is enigszins onverwacht gezien de literatuurstudie van Coon and Tucker (2002)
tot de conclusie komt dat kinderen die blootgesteld worden aan advertenties van producten vaker de
geadverteerde producten consumeren. Een mogelijke verklaring is dat er bij Coon and Tucker (2002) gesteld
wordt dat er een verandering naar de consumptie van geadverteerde producten binnen het eetpatroon
optreedt via advertenties. Aangezien maar 2 merken vaak werden herkend, is het mogelijk dat de kinderen
niet vaak in contact komen met advertenties van de gekozen merken van melkdranken.
De derde hypothese onderzoekt of de verschillende merken allen een verschillend emotioneel profiel
hebben. Enkel voor de emotie kalm is er geen significant verschil tussen de verschillende merken. De
gekozen merken worden dus geassocieerd met verschillende emoties. Dit komt ook duidelijk naar voor in de
grafische weergave van de emoties en merk in de biplot (Figuur 10: Biplot emoties en merk). Deze
resultaten liggen in de lijn van eerder onderzoek. Daarin wordt immers besloten dat merken geassocieerd
worden met verschillende emoties, om zo verschillende doelgroepen aan te trekken (Thomson, Crocker et al.
2010). De merken kunnen in verschillende categorieën ingedeeld worden, al naargelang ze geassocieerd
worden met positieve en negatieve emoties. Ook in andere onderzoeken is een clustering mogelijk van
producten op basis van welke emoties ze oproepen (Desmet and Schifferstein 2008; Thomson, Crocker et al.
2010). Wat wel opvallend is, is het feit dat sommige merken eerder geassocieerd worden met negatieve
emoties. Schifferstein and Desmet (2010) stellen immers dat producten die in de winkel liggen positieve
emoties willen oproepen om de consumenten te verleiden de producten aan te kopen. Mogelijk zijn de
negatieve emoties bij bepaalde merken het resultaat van voedselneofobie aangezien veel kinderen de
betreffende merken niet herkennen. Neofobie is een de angst voor nieuwe producten en dit is bij kinderen
wel vaker het geval als het over voedingsproducten gaat (Pliner and Salvy 2006).
De vierde hypothese onderzoekt in hoeverre vijf verschillende melkdranken een verschillend sensorisch
profiel hebben. De kinderen geven per melkdrank aan of een bepaalde sensorische karakteristiek aanwezig is.
Voor de karakteristieken van uitzicht en geur is er vooral tussen de twee melkdranken met fruitsmaak een
significant verschil. Als de kinderen overgaan tot het effectief proeven van de vijf verschillende stalen, dan
beperken de verschillen zich tot de verschillende melkdranken met chocoladesmaak. Het is opmerkelijk dat,
gezien de verschillende melksoorten als basis, er geen verschillen zijn voor de sensorische eigenschappen die
gelieerd zijn met de smaak bij melkdranken met fruitsmaak. Dit komt mogelijks doordat beide producten
hetzelfde fruit (op kersen na) bevatten in hun melkdranken en de nutritionele samenstelling dus sterk
gelijkend is. De smaak van de verschillende soorten melk, soja en gewone melk, die gebruikt worden bij de
desbetreffende melkdranken zijn dus ondergeschikt aan de smaak van het gebruikte fruit.
Bij de chocolademelk is er daarentegen wel een verschil tussen de drie geteste producten voor smaak en bij
de meeste sensorische eigenschappen is dit tussen Cécémél en Alpro Soya / Rice Dream. Tussen
laatstgenoemde zijn er minder significante verschillen. Dat er significante verschillen zijn betreffende de
smaak tussen chocolademelk op basis van gewone melk en op basis van sojamelk, komt overeen met
resultaten uit eerder onderzoek (Palacios, Badran et al. 2010).
Dis
cuss
ie
De relatie tussen het merk en de beoordeling van het product staat centraal in de vijfde hypothese. In
deze laatste hypothese wordt enkel gewerkt met chocolademelk aangezien er geen significante
smaakverschillen zijn bij de twee melkdranken met fruitsmaak. De kinderen evalueren drie melkdranken met
chocoladesmaak, telkens op basis van een andere melksoort (gewone melk, sojamelk en rijstmelk) op een
hedonische 7-puntenschaal (met 1 de laagste waarde en 7 de hoogste). De producten zijn eerst blind getest,
daarna wordt de verwachte waardering gegeven op basis van de verpakking en in een laatste stap is een merk
gelinkt aan een staal.
Uit het blind testen kan geconcludeerd worden dat de kinderen de chocolademelk op basis van gewone melk
het lekkerst vinden met een gemiddelde score van 5.36 (tussen een ‘beetje lekker’ en ‘lekker’). De
chocolademelk op basis van sojamelk wordt gemiddeld als ‘neutraal’ beoordeeld en deze op basis van
rijstmelk wordt licht negatief beoordeeld met een gemiddelde tussen ‘niet zo lekker’ en ‘neutraal’. De
positievere beoordeling van de smaak van chocolademelk op basis van gewone melk tegenover deze op basis
van sojamelk komt overeen met eerder onderzoek (Palacios, Badran et al. 2010).
Als de kinderen gevraagd wordt hoe lekker ze verwachten dat een chocolademelk zal zijn, dan valt vooral de
hoge score van de chocolademelk op basis van gewone melk op. Met een gemiddelde score die overeenkomt
met ‘lekker’ zijn de verwachtingen van de kinderen meer hooggespannen in vergelijking met de
verwachtingen over de andere 2 soorten chocolademelk. Een mogelijke verklaring voor de lagere scores bij
de twee andere soorten chocolademelk ligt in het feit dat kinderen niet altijd even happig zijn om nieuwe
voedingsproducten te proeven. Als een kind aangeeft dat hij de chocolademelk al gedronken heeft, dan
resulteert dit in een hogere gemiddelde score. De hoge score voor chocolademelk op basis van gewone melk
is dus wellicht een combinatie van enerzijds de voorkeur voor deze soort melk (zie de hoge score voor het
blind testen) en het feit dat veel kinderen aangeven dat ze dit product al ooit hebben gedronken.
Bij het geïnformeerd testen wordt er per staal ook de naam van een merk gegeven, waarbij sommige
kinderen verkeerde informatie krijgen om zo een mogelijke invloed van het merk ongeacht het staal te
onderzoeken. Als er gekeken wordt per melksoort, dan levert de opgave van het merk op basis van gewone
melk een score op die 1 à 1.5 punten hoger is als bij de opgave van het merk op basis van soja of rijstmelk.
Hoewel veel kinderen dus aangeven dat ze reeds het product op basis van gewone melk hebben gedronken en
er significante verschillen zijn volgens de blinde test, zorgt de bijkomende informatie van het merk dus voor
een significant hogere waardering.
Als de gegeven informatie hetzelfde blijft, maar het geproefde staal verandert, is er telkens een verschil
tussen enerzijds het staal op basis van gewone melk en anderzijds de stalen op basis van sojamelk en rijstmelk.
De score voor de chocolademelk op basis van gewone melk is immers significant hoger dan de scores van de
stalen op basis van rijstmelk en sojamelk. De opgave van een bepaald merk zorgt er dus voor dat er geen
verschil meer is tussen de waardering voor de stalen van sojamelk en rijstmelk, hetgeen wel het geval was bij
de blinde test. Er is geen significant verschil tussen de verwachte appreciatie van sojamelk en rijstmelk, en dit
wordt ook weerspiegeld in de resultaten van het geïnformeerd testen.
Bij het vergelijken van de informatie over de testen heen wordt duidelijk dat het geïnformeerd testen en de
verwachte appreciatie bij het staal op basis van gewone melk zorgt voor een significante stijging van de score.
Het feit dat veel kinderen aangeven dat ze dit al gedronken hebben, zit hier wellicht voor iets tussen. De
scores van het staal op basis van sojamelk zijn niet significant verschillend voor de verschillende testen. Het
geïnformeerd testen bij de rijstmelk leidt tot een significant lagere score in vergelijking met de verwachte
Dis
cuss
ie
score. Wellicht geven de kinderen het product nog een kans bij de score voor verwachting, maar zijn ze toch
niet zo voor de smaak te vinden.
4.2 Sterktes van het huidige onderzoek
Dit onderzoek heeft als eerste in zijn soort een volledig beeld trachten te schetsen van de consumptie van
melk en melkdranken bij kinderen. Er wordt in dit onderzoek dieper ingegaan op de perceptie die kinderen
hebben over melk en melkdranken en ook de mogelijke rol van de ouders wordt bekeken. Daarnaast zijn er
verschillende hypotheses onderzocht over de invloed van emoties, merk en sensorische eigenschappen op de
consumptie van melkdranken.
Door het onderwerp kwantitatief te benaderen was het mogelijk om een omvangrijke steekproef te hebben
en betrouwbare data te verzamelen. Een grote meerwaarde is daarnaast de samenstelling van de steekproef.
Door te werken met een groep van meer dan 500 kinderen, die in verschillende woonomgevingen leven en
in verschillende onderwijsnetten schoollopen, is de populatie uitermate divers samengesteld.
De enquêtes zijn afgenomen in de klas met de aanwezigheid van een titularis. Hierdoor was het mogelijk om
de kinderen de bevraging in een vertrouwde omgeving te laten invullen. Bovendien ligt de drempel om de
eigen mening te geven lager omdat er geen ouders in de buurt zijn en alles anoniem verwerkt werd.
De toepassing van een herwerkte versie van de Food Choice Questionnaire is voor de eerste keer getest op
kinderen. De twee voornaamste factoren die uit de factoranalyse naar voor komen, zijn verder onderzocht in
deze masterproef om hun mogelijke invloed op de consumptie van melk en melkdranken te bepalen.
Voor de allereerste keer is er in wetenschappelijk onderzoek nagegaan of verschillende merken ook leiden
tot verschillende emoties bij kinderen. Door te werken met melkdranken is er gebruik gemaakt van
voedingsproducten waarmee de kinderen normaal vertrouwd mee zijn.
Het bestuderen van de sensorische karakteristieken van de verschillende melkdranken kan leiden tot nieuwe
inzichten over welke sensorische attributen volgens kinderen van belang zijn bij melkdranken. Tot nu toe is
er immers nog geen onderzoek gebeurd naar welke sensorische attributen van belang zijn bij kinderen die
niet lactose-intolerant zijn.
Om de invloed van het merk na te gaan, is er bij sommige kinderen verkeerde informatie gegeven. Daardoor
is het mogelijk om te kijken of de invloed van een merk verder reikt dan het product zelf. Op deze wijze kan
er eigenlijk ook gezien worden in hoeverre kinderen met een leeftijd van 9 à 12 jaar al beïnvloed zijn door
advertenties.
Een belangrijke meerwaarde ligt verder in de mogelijke toepassing van dit onderzoek in de praktijk. De
geschetste invloeden van het merk, emoties en sensorische eigenschappen kunnen gebruikt worden om de
consumptie te bevorderen en kunnen aanzetten tot een evaluatie van de subsidieregeling.
Dis
cuss
ie
4.3 Beperkingen van het huidige onderzoek
De data uit de enquêtes kunnen wel eens niet overeenstemmen met de werkelijkheid doordat kinderen zaken
verkeerd of niet invullen. Er kunnen daarvoor verschillende oorzaken zijn zoals een gebrek aan motivatie,
eerlijkheid, goed geheugen, de onmogelijkheid tot antwoorden en de poging om sociaal wenselijk te
antwoorden. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er mogelijk fouten gemaakt zijn bij het manueel overtypen
van de antwoorden naar de computer.
De steekproef is omwille van praktische en organisatorische redenen beperkt gebleven tot 2 regio’s en
kinderen van het 4de tot en met 6de leerjaar. Indien er andere regio’s uit Vlaanderen betrokken zouden
worden, komen er mogelijk andere resultaten uit de bus. Daarnaast is in deze thesis gekozen om te werken
met kinderen uit het 4de tot en met 6de leerjaar. Mogelijk leidt de uitbreiding tot andere leeftijdsgroepen tot
andere resultaten.
In dit onderzoek komt de invloed van de ouders maar in beperkte mate aan bod. Mogelijks spelen de ouders
op andere manieren dan onderzocht een rol. Daarnaast is er in deze thesis vooral gefocust op de invloed van
emoties, het merk en sensorische eigenschappen. Andere mogelijke invloedfactoren op de consumptie van
melkdranken zijn niet onderzocht.
De kinderen geven rechtstreeks aan hoeveel melk en melkdranken ze consumeren op een gewone dag.
Indien er zou gewerkt worden met een dagboek van de voedingsinname zou het mogelijk zijn om te
controleren of kinderen hun dagelijkse inname onder – of overschatten.
Con
clus
ie
5 Conclusie
Dit onderzoek heeft allereerst de consumptie van melk en melkdranken in kaart gebracht. Meer jongens dan
meisjes drinken melk en de jongens consumeren ook meer porties melk per dag. Een groot deel van de
kinderen komt niet aan de aanbevolen dagelijkse inname van melkproducten en calciumverrijkte
sojaproducten, ook al worden melkdranken meegeteld bij de consumptie. De kinderen kiezen vooral zelf om
melk en melkdranken al dan niet te consumeren en ze drinken deze producten voornamelijk in familiale sfeer.
Bij de dagdagelijkse keuze van voeding stellen de kinderen dat naast de sensorische eigenschappen vooral het
gezondheidsaspect belangrijk is. Toch drinken ze meer melkdranken die zij zelf als ongezonder bestempelen
als melk. Aangezien de meeste kinderen de smaak van melkdranken beter vinden, lijkt het voor de hand
liggend dat de sensorische eigenschappen en dan vooral de smaak doorslaggevend zijn voor de keuze.
Er is geen invloed gevonden tussen het aantal herkende merken en de hoeveelheid melkdranken die kinderen
consumeren. Dit ontkracht eerder onderzoek dat stelt dat promotie van een bepaald merk de consumptie
van de volledige productcategorie doet stijgen. Het kan zijn dat er gewoon te weinig advertentie is van de
gekozen merken, want slechts 2 van de 6 merken worden door ongeveer de helft van de kinderen correct
herkend.
De verschillende merken roepen verschillende emoties op. Op basis van het soort emoties is het zelfs
mogelijk de merken in verschillende categorieën in te delen. De 2 merken die het meest met positieve
emoties worden geassocieerd door de kinderen, zijn ook het vaakst correct herkend. Aldus kan eerder
onderzoek bevestigd worden dat merken via advertenties een positief beeld van zichzelf willen schetsen. Dit
dient dan te leiden tot een associatie met positievere emoties.
De verschillende producten hebben een verschillend sensorisch profiel. Bij de drie soorten chocolademelk,
elk op basis van een andere melksoort, komt dit vooral tot uiting in de sensorische eigenschappen die
verband houden met de smaak. Bij de twee melkdranken met fruitsmaak situeren de verschillen zich eerder
op het vlak van het uitzicht, geur en de textuur. Het is opmerkelijk dat er geen significante verschillen zijn bij
de sensorische eigenschappen gelieerd aan de smaak. De melksoort wordt dus bij de melkdranken met een
fruitsmaak wellicht gemaskeerd door de sterkere fruitsmaak.
Een merk heeft reeds bij kinderen een invloed op het algemene waardeoordeel over drie verschillende
soorten chocolademelk. Als kinderen aangeven dat ze een merk al eens hebben gedronken, dan ligt de score
voor de verwachte appreciatie hoger. Daarnaast zorgt het merk waarvan meer dan 90% van de kinderen
aangeven dat ze het ooit al gedronken hebben, voor een significant hogere waardering van elke
chocolademelk in vergelijking met zowel de andere merken als het blind testen. Dit is van toepassing bij alle
stalen, dus ook bij de stalen op basis van een andere melksoort. Gezien de hogere waardering een
grootteorde van 1 à 1.5 betreft op een 7-punten hedonische schaal, is de invloed ontegensprekelijk groot.
Idee
ën v
oor
verd
er o
nder
zoek
6 Ideeën voor verder onderzoek
Om een volledig beeld te schetsen van de consumptie van melk en melkdranken kan het interessant zijn om
de leeftijdsgroepen verder uit te breiden. Het kan immers boeiend zijn om te onderzoeken of jongere
kinderen ook een gebrekkige inname van melk hebben en welke de redenen hiervoor zijn. Bij de oudere
kinderen en adolescenten kan het interessant zijn om na te gaan of de invloedfactoren nog steeds van belang
zijn en hoe de consumptie van melk en melkdranken zich verder ontwikkelt.
Momenteel is het onderzoek beperkt tot 2 regio’s in Vlaanderen. Het onderzoek voeren met een betere
geografische spreiding kan nieuwe inzichten leveren. Daarnaast kan bestudeerd worden in hoeverre deze
resultaten ook van toepassing zijn voor kinderen in andere landen.
De Food Choice Questionnaire is voor het eerst in Vlaanderen uitgevoerd met kinderen. Een replicatie is
aangewezen om na te gaan of dezelfde bevindingen worden bekomen bij andere kinderen. Daarnaast kan
verder onderzocht worden indien de bewering klopt dat de sensorische eigenschappen belangrijker zijn dan
de gezondheid en indien dit gelieerd is aan bepaalde voedingsproducten of in het algemeen geldt.
De invloed van de emoties kan verder onderzocht worden voor andere producten. Is er nog steeds een link
tussen de emoties en de merken als er andere producten worden gebruikt? Er kan ook bestudeerd worden of
er in het buitenland met andere, lokale merken, dezelfde resultaten worden bekomen.
De sensorische attributen zijn in dit onderzoek bevraagd via een check-all-that-apply methode. In verder
onderzoek kan eventueel onderzocht worden in hoeverre bepaalde sensorische karakteristieken aanwezig zijn
op een hedonische puntenschaal. Daarnaast ligt er ook nog potentieel in het onderzoeken van welke
sensorische karakteristieken het grootste effect hebben op de inname van melk en melkdranken bij kinderen.
Er is in deze thesis geen onderzoek gebeurd naar een eventuele link tussen de sensorische attributen en de
emoties omwille van praktische redenen. Aangezien er bij kinderen nog geen onderzoek gevoerd is naar
mogelijke verbanden bij eender welk product, is dit nog volledig onbekend terrein voor wetenschappelijk
onderzoek.
De invloed van het merk op de waardering van het product is voor het eerst toegepast op melkdranken.
Verder onderzoek zou kunnen kijken of dit ook van toepassing is voor andere producten die minder voor de
hand liggen zoals water en fruit. Daarnaast zou onderzocht kunnen worden in hoeverre de EU-subsidies
ervoor zorgen dat kinderen de merken kennen van melk die in school verkrijgbaar is.
Dit onderzoek gaat als eerste dieper in op de consumptie van zowel melk en melkdranken bij kinderen. Voor
het eerst wordt de invloed van emoties, het merk en sensorische eigenschappen nader bekeken bij
melkdranken. Verder onderzoek is echter aangewezen om de bevindingen in dit onderzoek uit te breiden
naar andere leeftijdsgroepen en regio’s om een totaalbeeld te krijgen.
Ref
eren
ties
Referenties
Alpro (2012). "Als pionier in plantaardige voeding lanceert Alpro nu ook hazelnootdrink en amandelmelk ". Retrieved 05/04/2012, 2012, from http://corporate.alpro.com/fileadmin/www_alpro-soya_com/content/corp.alpro-soya.com/Press_corner/Alpro_Persbericht.pdf.
Andreyeva, T., I. R. Kelly, et al. (2011). "Exposure to food advertising on television: Associations with children's fast food and soft drink consumption and obesity." Economics & Human Biology 9(3): 221-233.
Arredondo, E., D. Castaneda, et al. (2009). "Brand Name Logo Recognition of Fast Food and Healthy Food among Children." Journal of Community Health 34(1): 73-78.
Baxter, I. A., M. J. A. Schroder, et al. (2000). "Children's perceptions of and preferences for vegetables in the West of Scotland: The role of demographic factors." Journal of Sensory Studies 15(4): 361-381.
Belgische Cardiologische Liga (2011). Retrieved 28/10/2011, 2011, from http://www.liguecardiologique.be/nl/01_hypertension.cfm.
Berg, C., I. Jonsson, et al. (2000). "Understanding choice of milk and bread for breakfast among Swedish children aged 11-15 years: an application of the Theory of Planned Behaviour." Appetite 34(1): 5-19.
Birch, L. L. (1999). "Development of food preferences." Annual Review of Nutrition 19: 41-62.
Boyland, E. J., J. A. Harrold, et al. (2011). "Food Commercials Increase Preference for Energy-Dense Foods, Particularly in Children Who Watch More Television." Pediatrics 128(1): E93-E100.
Brug, J., N. I. Tak, et al. (2008). "Taste preferences, liking and other factors related to fruit and vegetable intakes among schoolchildren: results from observational studies." British Journal of Nutrition 99: S7-S14.
Brug, J., M. M. van Stralen, et al. (2012). "Differences in Weight Status and Energy-Balance Related Behaviors among Schoolchildren across Europe: The ENERGY-Project." PLoS ONE 7(4): e34742.
Buijzen, M., J. Schuurman, et al. (2008). "Associations between children's television advertising exposure and their food consumption patterns: A household diary-survey study." Appetite 50(2-3): 231-239.
Buysse, J., W. Verbeke, et al. (2011). Applied Rural Economic Research Methods. Universiteit Gent. Gent.
Coon, K. A. and K. L. Tucker (2002). "Television and children's consumption patterns. A review of the literature." Minerva pediatrica 54(5): 423-436.
Cornwell, T. B. and A. R. McAlister (2011). "Alternative thinking about starting points of obesity. Development of child taste preferences." Appetite 56(2): 428-439.
Croll, J. K., D. Neumark-Sztainer, et al. (2001). "Healthy Eating: What Does It Mean to Adolescents?" Journal of Nutrition Education 33(4): 193-198.
De Henauw, S., V. Verbestel, et al. (2011). "The IDEFICS community-oriented intervention programme: a new model for childhood obesity prevention in Europe[quest]." Int J Obes 35(S1): S16-S23.
Desmet, P. M. A. and H. N. J. Schifferstein (2008). "Sources of positive and negative emotions in food experience." Appetite 50(2-3): 290-301.
Dixon, H. G., M. L. Scully, et al. (2007). "The effects of television advertisements for junk food versus nutritious food on children's food attitudes and preferences." Social Science & Medicine 65(7): 1311-1323.
E.U. (2008). "Commission launches EU school milk campaign." Retrieved 20/10/2011, 2011, from http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/08/1545.
Eertmans, A., A. Victoir, et al. (2005). "Food-related personality traits, food choice motives and food intake: Mediator and moderator relationships." Food Quality and Preference 16(8): 714-726.
Fitzgerald, A., C. Heary, et al. (2010). "Factors influencing the food choices of Irish children and adolescents: a qualitative investigation." Health Promotion International 25(3): 289-298.
Fonseca, H., M. Gaspar de Matos, et al. (2009). "Emotional, behavioural and social correlates of missing values for BMI." Archives of Disease in Childhood 94(2): 104-109.
Forman, J., J. C. G. Halford, et al. (2009). "Food branding influences ad libitum intake differently in children depending on weight status. Results of a pilot study." Appetite 53(1): 76-83.
FrieslandCampina (2012). "FrieslandCampina jaarverslag 2011." Retrieved 03/04/2012, 2012, from http://www.frieslandcampina.com/nederlands/about-us/financial/~/media/9C69713BD353487D963F962D143DD762.ashx.
Gabriel, K. R. (1971). "BIPLOT GRAPHIC DISPLAY OF MATRICES WITH APPLICATION TO PRINCIPAL COMPONENT ANALYSIS." Biometrika 58(3): 453-&.
Guinard, J. X. (2000). "Sensory and consumer testing with children." Trends in Food Science & Technology 11(8): 273-283.
Halford, J. C. G., E. J. Boyland, et al. (2007). "Beyond-brand effect of television (TV) food advertisements/commercials on caloric intake and food choice of 5–7-year-old children." Appetite 49(1): 263-267.
Halford, J. C. G., J. Gillespie, et al. (2004). "Effect of television advertisements for foods on food consumption in children." Appetite 42(2): 221-225.
Harris, J. L., J. A. Bargh, et al. (2009). "Priming Effects of Television Food Advertising on Eating Behavior." Health Psychology 28(4): 404-413.
Hastings, G. M., L. Stead, et al. (2003). Review of the Research on the Effects of Food Promotion to children.
Report for the Food Standard Agency, Centre for Social Marketing. Glasgow, University of Strathclyde.
Hulens, M., G. Beunen, et al. (2001). "Trends in BMI among Belgian children, adolescents and adults from 1969 to 1996." International Journal of Obesity 25(3): 395-399.
Inex (2012). "Producten: melkdranken." Retrieved 05/04/2012, 2012, from http://inex.be/nl/products/melkdranken.
Janssen, I., P. T. Katzmarzyk, et al. (2005). "Comparison of overweight and obesity prevalence in school-aged youth from 34 countries and their relationships with physical activity and dietary patterns." Obesity Reviews 6(2): 123-132.
Januszewska, R., Z. Pieniak, et al. (2012). "Food choice questionnaire revisited in four countries. Does it still measure the same?" Appetite 58(2): 776-776.
Johnson, R. K., C. Frary, et al. (2002). "The nutritional consequences of flavored-milk consumption by school-aged children and adolescents in the United States." Journal of the American Dietetic Association 102(6): 853-856.
Jones, S. C. and L. Kervin (2011). "An experimental study on the effects of exposure to magazine advertising on children's food choices." Public Health Nutrition 14(8): 1337-1344.
Kelly, B., J. C. G. Halford, et al. (2010). "Television Food Advertising to Children: A Global Perspective." American Journal of Public Health 100(9): 1730-1736.
Kildegaard, H., M. M. Lokke, et al. (2011). "EFFECT OF INCREASED FRUIT AND FAT CONTENT IN AN ACIDIFIED MILK PRODUCT ON PREFERENCE, LIKING AND WANTING IN CHILDREN." Journal of Sensory Studies 26(3): 226-236.
King, S. C. and H. L. Meiselman (2010). "Development of a method to measure consumer emotions associated with foods." Food Quality and Preference 21(2): 168-177.
Konstantynowicz, J., T. V. Nguyen, et al. (2007). "Fractures during growth: potential role of a milk-free diet." Osteoporosis International 18(12): 1601-1607.
Kopelman, C. A., L. M. Roberts, et al. (2007). "Advertising of food to children: is brand logo recognition related to their food knowledge, eating behaviours and food preferences?" Journal of Public Health 29(4): 358-367.
Kranz, S., P. J. Lin, et al. (2007). "Children's dairy intake in the United States: Too little, too fat?" Journal of Pediatrics 151(6): 642-646.
Kuhn, B. F. and A. K. Thybo (2001). "The influence of sensory and physiochemical quality on Danish children's preferences for apples." Food Quality and Preference 12(8): 543-550.
Landbouwleven (2011). "Gouden Effie-award voor melkcampagne." Retrieved 10/12/2011, 2011, from http://www.landbouwleven.be/nl/article/gouden-effie-award-voor-melkcampagne/12081.aspx.
Lanfer, A., K. Knof, et al. (2011). "Taste preferences in association with dietary habits and weight status in European children: results from the IDEFICS study." Int J Obes.
Larson, N. I., M. Story, et al. (2006). "Calcium and dairy intakes of adolescents are associated with their home environment, taste preferences, personal health beliefs, and meal patterns." Journal of the American Dietetic Association 106(11): 1816-1824.
Lavin, J. G. and H. T. Lawless (1998). "Effects of color and odor on judgments of sweetness among children and adults." Food Quality and Preference 9(4): 283-289.
Lobstein, T., L. Baur, et al. (2004). "Obesity in children and young people: a crisis in public health." Obesity Reviews 5: 4-85.
MacDonald, H. B. (2008). "Dairy nutrition: What we knew then to what we know now." International Dairy Journal 18(7): 774-777.
McKinley, M. C., C. Lowis, et al. (2005). "It's good to talk: children's views on food and nutrition." European Journal of Clinical Nutrition 59(4): 542-551.
Murphy, M. M., J. S. Douglass, et al. (2008). "Drinking flavored or plain milk is positively associated with nutrient intake and is not associated with adverse effects on weight status in US children and adolescents." Journal of the American Dietetic Association 108(4): 631-639.
Must, A. and R. S. Strauss (1999). "Risks and consequences of childhood and adolescent obesity." International Journal of Obesity 23: S2-S11.
Neumark-Sztainer, D., M. Story, et al. (1999). "Factors Influencing Food Choices of Adolescents: Findings from Focus-Group Discussions with Adolescents." Journal of the American Dietetic Association 99(8): 929-937.
Nicklas, T. A. (2003). "Calcium intake trends and health consequences from childhood through adulthood." Journal of the American College of Nutrition 22(5): 340-356.
Nielsen, S. J. and B. M. Popkin (2004). "Changes in beverage intake between 1977 and 2001." American Journal of Preventive Medicine 27(3): 205-210.
Nieves, J. W., A. L. Golden, et al. (1995). "Teenage and current calcium intake are related to bone-mineral density of the hip and forearm in women aged 30-39 years." American Journal of Epidemiology 141(4): 342-351.
Noble, C., M. Corney, et al. (2000). "Food choice and school meals: primary schoolchildren's perceptions of the healthiness of foods and the nutritional implications of food choices." International Journal of Hospitality Management 19(4): 413-432.
Novotny, R., J.-S. Han, et al. (1999). "Motivators and Barriers to Consuming Calcium-Rich Foods among Asian Adolescents in Hawaii." Journal of Nutrition Education 31(2): 99-104.
Ottoy, J.-P. and O. Thas (2009). Statistische dataverwerking. Universiteit Gent. Gent.
Palacios, O. M., J. Badran, et al. (2010). "Measuring Acceptance of Milk and Milk Substitutes Among Younger and Older Children." Journal of Food Science 75(9): S522-S526.
Pliner, P. and S. J. Salvy (2006). Food neophobia in humans. The psychology of food choice R. Shepherd and M. Raats. Wallingford, UK, CABI: 75-92.
Poelman, A. A. M. and C. M. Delahunty (2011). "The effect of preparation method and typicality of colour on children's acceptance for vegetables." Food Quality and Preference 22(4): 355-364.
Popkin, B. M. (2010). "Patterns of beverage use across the lifecycle." Physiology & Behavior 100(1): 4-9.
Popper, R. and J. J. Kroll (2005). "Issues and viewpoints - Conducting sensory research with children." Journal of Sensory Studies 20(1): 75-87.
Rice Dream (2012). "Dream gamma." Retrieved 05/04/2012, 2012, from http://www.ricedream.eu/be-nl/products.
Robinson, T. N., D. L. G. Borzekowski, et al. (2007). "Effects of fast food branding on young children's taste preferences." Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine 161(8): 792-797.
Roos, E., R. Lehto, et al. (2012). "Parental family food choice motives and children's food intake." Food Quality and Preference 24(1): 85-91.
Sandberg, H. (2011). "Tiger talk and candy king: Marketing of unhealthy food and beverages to Swedish children." Communications-European Journal of Communication Research 36(2): 217-244.
Savica, V., G. Bellinghieri, et al. (2010). The Effect of Nutrition on Blood Pressure. Annual Review of Nutrition, Vol 30. R. J. Cousins. Palo Alto, Annual Reviews. 30: 365-401.
Schifferstein, H. N. J. and P. M. A. Desmet (2010). "Hedonic asymmetry in emotional responses to consumer products." Food Quality and Preference 21(8): 1100-1104.
Singh, A. S., C. Mulder, et al. (2008). "Tracking of childhood overweight into adulthood: a systematic review of the literature." Obesity Reviews 9(5): 474-488.
Slaughter, V. and C. Ting (2010). "Development of ideas about food and nutrition from preschool to university." Appetite 55(3): 556-564.
Sosa, M. and G. Hough (2006). "Sensory expectations of children from different household incomes for a branded confectionary product." Journal of Sensory Studies 21(2): 155-164.
Squire, H. (2012). Schoolmelk. J. Schouteten.
Steptoe, A., T. M. Pollard, et al. (1995). "Development of a measure of the motives underlying the selection of food - The Food Choice Questionnaire." Appetite 25(3): 267-284.
Stevenson, C., G. Doherty, et al. (2007). "Adolescents’ views of food and eating: Identifying barriers to healthy eating." Journal of Adolescence 30(3): 417-434.
Stitt, C. and D. Kunkel (2008). "Food Advertising During Children's Television Programming on Broadcast and Cable Channels." Health Communication 23(6): 573-584.
Story, M. and S. French (2004). "Food Advertising and Marketing Directed at Children and Adolescents in the US." International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 1(1): 3.
Swinburn, B., G. Egger, et al. (1999). "Dissecting obesogenic environments: The development and application of a framework for identifying and prioritizing environmental interventions for obesity." Preventive Medicine 29(6): 563-570.
Taylor, J. P., S. Evers, et al. (2005). "Determinants of healthy eating in children and youth." Canadian Journal of Public Health-Revue Canadienne De Sante Publique 96: S20-S26.
Thomson, D. M. H., C. Crocker, et al. (2010). "Linking sensory characteristics to emotions: An example using dark chocolate." Food Quality and Preference 21(8): 1117-1125.
Ref
eren
ties
Vadiveloo, M., L. Zhu, et al. (2009). "Diet and Physical Activity Patterns of School-Aged Children." Journal of the American Dietetic Association 109(1): 145-151.
Vanselow, M. S., M. A. Pereira, et al. (2009). "Adolescent beverage habits and changes in weight over time: findings from Project EAT." American Journal of Clinical Nutrition 90(6): 1489-1495.
Varela, P., G. Ares, et al. (2010). "Influence of brand information on consumers' expectations and liking of powdered drinks in central location tests." Food Quality and Preference 21(7): 873-880.
Verraes, C. (2010). Eetgedrag van kinderen in Vlaanderen. Agricultural economics. Ghent, Ghent University. MSc. in de Bio-ingenieurswetenschappen: Levensmiddelenwetenschappen en voeding: 60.
Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (2004). "Vlaamse groeicurven." Retrieved 20/01/2012, 2012, from http://www.zorg-en-gezondheid.be.
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (2012). De actieve voedingsdriehoek: een praktische voedings- en beweeggids: 108.
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepromotie vzw (2012). "Voedingsdriehoek." Retrieved 27/11/2011, 2011, from www.vigez.be.
Vlaamse Overheid - Landbouw en Visserij (2007). "Subsidie schoolmelk." Retrieved 23/10/2011, 2011, from http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=133.
VLAM (2009). "Bronzen leeuw voor melk." Retrieved 10/12/2011, 2011, from http://www.pers.vlam.be/detail.phtml?id=776.
VLAM (2011). "Melkcampagne ruilt dansvloer voor tuin en garage." Retrieved 10/12/2011, 2011, from http://www.pers.vlam.be/detail.phtml?id=1249.
Wang, Y. and T. Lobstein (2006). "Worldwide trends in childhood overweight and obesity." International Journal of Pediatric Obesity 1(1): 11-25.
Wansink, B. and S. B. Park (2002). "Sensory suggestiveness and labeling: Do soy labels bias taste?" Journal of Sensory Studies 17(5): 483-491.
WHO and FAO (2002). "Joint WHO/FAO Expert Consultation on Diet, Nutrition and the Prevention of Chronic Diseases." Retrieved 09/11/2011, 2011, from http://www.fao.org/DOCREP/005/AC911E/ac911e07.htm#bm07.
Wijnen, K., W. Janssens, et al. (2002). Marktonderzoek in de praktijk. Gebruik en interpretatie van statistische procedures met behulp van SPSS. Antwerpen, Garant.
WIV (2010). "Gezondheidsenquête 2008." Retrieved 09/11/2011, 2011, from https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/CROSPNL/HISNL/TABLE08.HTM.
Yannakoulia, M., I. Ntalla, et al. (2010). "Consumption of Vegetables, Cooked Meals, and Eating Dinner is Negatively Associated with Overweight Status in Children." Journal of Pediatrics 157(5): 815-820.
Zeinstra, G. G., M. A. Koelen, et al. (2010). "The influence of preparation method on children's liking for vegetables." Food Quality and Preference 21(8): 906-914.
Ik zou graag enkele minuten van uw tijd vragen om deze brief te lezen en de vragen in te vullen.
Momenteel volg ik mijn 2e master Bio-ingenieurswetenschappen met als afstudeerrichting levensmiddelenwetenschappen en
voeding. Mijn thesis wordt begeleid door prof. dr. Xavier Gellynck en ir. Sara De Pelsmaeker.
Tijdens deze thesis voer ik een onderzoek naar de consumptie van melkdranken (melk met een bepaalde smaak zoals
chocolade, vanille,…) en welke factoren er een invloed hebben op deze melkinname. Het onderzoek betreft kinderen van
het 4e tot en met 6e leerjaar. Voor het onderzoek, dat kadert in een gezond voedingspatroon bij kinderen, zal er tweemaal
een moment tijdens de lesuren gereserveerd worden en zullen de kinderen klassikaal deelnemen.
Dit onderzoek is niet commercieel gericht en alle informatie zal anoniem verwerkt worden. De resultaten van het onderzoek
worden ter beschikking gesteld van de school en ook u kan hierin inzage krijgen als u dat wenst.
Mag uw kind deelnemen aan het onderzoek?
☐ja ☐nee
Wenst u de resultaten van het onderzoek te ontvangen?
☐ja ☐nee
Indien u ja geantwoord heeft, vul dan uw e-mailadres in:
…………………………………………………………………………………………………………………… Is uw kind lactose-intolerant of heeft uw kind voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde melkproducten?
☐ja ☐nee
Wat is de lengte van uw kind?
………………………………………..m
Wat is het gewicht van uw kind?
………………………………………..kg
Alvast bedankt voor uw medewerking!
Joachim Schouteten
App
endi
x
Bijlage 2: Bevraging onderzoek deel 1
Vragenlijst melkdranken (1)
1. Ben je lactose-intolerant of heb je voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde
melkproducten?
☐Ja ☐Nee
2. Drink je melkdranken (melk met bepaalde smaak zoals chocolade, fruit, vanille,…)?
☐Ja ☐Nee
3. Drink je melk?
☐Ja ☐Nee
4. Welke soort melk drink je het liefst? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
5. Welke smaak van melk(dranken) drink je het liefst? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, welke smaak drink je dan het liefst?
6. Hoe vaak drink je een melkdrank op een gewone dag?
☐Minder dan 1 portie per dag
☐1 portie per dag
☐2 porties per dag
☐3 porties per dag
☐4 porties per dag
☐5 porties per dag
☐Meer dan 5 porties per dag
App
endi
x
7. Hoe vaak drink je melk op een gewone dag?
☐Minder dan 1 portie per dag
☐1 portie per dag
☐2 porties per dag
☐3 porties per dag
☐4 porties per dag
☐5 porties per dag
☐Meer dan 5 porties per dag
8. Welke drank drink je meestal tijdens de speeltijd? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Geen drank
☐Water
☐Melk(drank)
☐Fruitsap
☐Frisdrank
9. Waar drink je melk? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Thuis
☐School
☐Vrienden
☐Sportclub
☐Grootouders
☐Bij familie
☐Andere
Indien andere, waar drink je melk?
10. Door wie drink je melk(dranken) of wie geeft jou melk(dranken)? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Uit mijzelf
☐Ouders
☐Grootouders
☐Leerkracht
☐Vrienden
☐Andere
Indien andere, door wie drink je melk of wie geeft jou melk?
In het volgende deel van de bevraging zullen we verschillende logo’s van merken tonen. Het is de bedoeling om als je een
logo herkent, je dan aanduidt bij welk product het past. Let op, het kan zijn dat er geen enkele afbeelding bij een logo past
of dat er meerdere afbeeldingen bij een logo passen.
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Met welke soort melk associeer je dit logo? (slechts 1 antwoord mogelijk)
☐Gewone melk
☐Sojamelk
☐Rijstmelk
Met welke smaak van melkdranken associeer je dit logo? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Natuurlijke melksmaak
☐Chocolade
☐Fruit
☐Vanille
☐Andere
Indien andere, met welke andere smaak precies?
Bij welke van onderstaande afbeelding(en) past dit logo?
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Als je kijkt naar het logo, welke emoties komen dan in jou op? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Actief ☐Energiek ☐Lelijk ☐Teleurstelling
☐Amusant ☐Gelukkig ☐Ontevredenheid ☐Verbaasd
☐Blij ☐Gezellig ☐Plezier ☐Verlangen
☐Boos ☐Kalm ☐Saai ☐Vriendelijk
☐Droevig ☐Kinderachtig ☐Slecht ☐Walging
App
endi
x
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is.
Kijk naar staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht.
☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk
☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur.
☐Bitter ☐Melk ☐Zout
☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur
☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur.
☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Proef staal 313 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak.
☐Bitter ☐Melk ☐Vettig
☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet
☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout
☐Karton ☐Vanille ☐Zuur
☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Drink een beetje water en begin met de evaluatie van product 527.
Kijk naar staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht.
☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk
☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur.
☐Bitter ☐Melk ☐Zout
☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur
☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur.
☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Proef staal 527 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak.
☐Bitter ☐Melk ☐Vettig
☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet
☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout
☐Karton ☐Vanille ☐Zuur
☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
App
endi
x
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is.
Kijk naar staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht.
☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk
☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur.
☐Bitter ☐Melk ☐Zout
☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur
☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur.
☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Proef staal 412 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak.
☐Bitter ☐Melk ☐Vettig
☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet
☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout
☐Karton ☐Vanille ☐Zuur
☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
App
endi
x
Het is de bedoeling dat je per product alles aankruist wat volgens jou van toepassing is.
Kijk naar staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht.
☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk
☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur.
☐Bitter ☐Melk ☐Zout
☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur
☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur.
☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Proef staal 237 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak.
☐Bitter ☐Melk ☐Vettig
☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet
☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout
☐Karton ☐Vanille ☐Zuur
☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Drink een beetje water en begin met de evaluatie van product 841.
Kijk naar staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt aan het uitzicht.
☐Donker uitzicht ☐Helderheid ☐Natuurlijk
☐Glanzend ☐Kleur ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Ruik aan staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de geur.
☐Bitter ☐Melk ☐Zout
☐Chocolade ☐Vanille ☐Zuur
☐Fruit ☐Zoet ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
Proef staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de textuur.
☐Korrelig ☐Romig ☐Vloeibaar
Proef staal 841 en kruis aan wat je belangrijk vindt van de smaak.
☐Bitter ☐Melk ☐Vettig
☐Chocolade ☐Metaal ☐Zoet
☐Fruit ☐Nasmaak ☐Zout
☐Karton ☐Vanille ☐Zuur
☐Karamel ☐Verhit ☐……………………….. (Vul eventueel zelf in)
App
endi
x
Voor voeding die ik op een gewone dag eet, is het belangrijk dat
Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Geen mening Akkoord Helemaal akkoord
Het natuurlijke ingrediënten bevat
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het lekker smaakt ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Ik het al ken ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Het voedzaam is ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het me vrolijk maakt ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Het lekker ruikt ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het voldoende vitamines en mineralen bevat
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het een goede textuur heeft
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het me wakker houdt ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het geen kunstmatige voedingsstoffen bevat
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het er goed uitziet ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het mij gezond houdt ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Het mij goed doet voelen
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
Het iets is wat ik normaal eet
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
App
endi
x
Nu volgt nog een kort algemeen deel.
Voor voeding die ik op een gewone dag eet, is het belangrijk dat
Hoe oud ben je?
☐8 jaar
☐9 jaar
☐10 jaar
☐11 jaar
☐12 jaar
☐13 jaar
Wat is jouw lengte?
……………………….m
Wat is jouw gewicht?
………………………..kg
Welk geslacht?
☐Jongen
☐Meisje
Waar woon je?
☐Platteland
☐Stad
App
endi
x
Bijlage 3: Bevraging onderzoek deel 2
Vragenlijst melkdranken (2)
Bent je lactose-intolerant of heb je voedselallergieën of negatieve reacties ten opzichte van bepaalde
melk- of sojaproducten?
☐Ja ☐Nee
Proef staal 268. Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef staal 795 Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef staal 423. Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Rangschik volgens jouw algemene mening staal 268, 795 en 423 van beste naar slechtste.
Beste ………………..
Middelste ………………..
Slechtste …………………
App
endi
x
Bekijk brik 1
Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn?
Helemaal niet
lekker
Niet
lekker
Niet zo
lekker
Neutraal Een beetje
lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Heb je dit ooit al gedronken?
☐Ja ☐Nee
Indien Ja, hoe lang is dit al geleden?
☐ Meer dan 1 jaar
☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar
☐ Tussen 1 maand en 6 maanden
☐ Tussen 1 week en 1 maand
☐ Minder dan 1 week
Bekijk brik 2
Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn?
Helemaal
niet lekker
Niet lekker Niet zo
lekker
Neutraal Een beetje
lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Heb je dit ooit al gedronken?
☐Ja ☐Nee
Indien Ja, hoe lang is dit al geleden?
☐ Meer dan 1 jaar
☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar
☐ Tussen 1 maand en 6 maanden
☐ Tussen 1 week en 1 maand
☐ Minder dan 1 week
App
endi
x
Bekijk brik 3
Wat verwacht je dat jouw algemene mening over dit product zal zijn?
Helemaal niet
lekker
Niet
lekker
Niet zo
lekker
Neutraal Een beetje
lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Heb je dit ooit al gedronken?
☐Ja ☐Nee
Indien Ja, hoe lang is dit al geleden?
☐ Meer dan 1 jaar
☐ Tussen 6 maanden en 1 jaar
☐ Tussen 1 maand en 6 maanden
☐ Tussen 1 week en 1 maand
☐ Minder dan 1 week
Rangschik volgens jouw verwachte algemene mening brik 1, brik 2 en brik 3 van beste naar
slechtste.
Beste ……………………………………………………………………
Middelste ……………………………………………………………………
Slechtste ……………………………………………………………………
App
endi
x
Het volgende deel is een algemeen deel. Lees goed de vragen en vul zo goed mogelijk alles in.
Hoe vaak drink je melk en melkdranken op een gewone dag?
☐Minder dan 1 portie per dag
☐1 portie per dag
☐2 porties per dag
☐3 porties per dag
☐4 porties per dag
☐5 porties per dag
☐Meer dan 5 porties per dag
Waar drink je melkdranken? (meerdere antwoorden mogelijk)
☐Thuis
☐School
☐Vrienden
☐Sportclub
☐Grootouders
☐Bij familie
☐Andere
Indien andere, waar drink je melkdranken?
Ik denk dat melk…
Gezond is 1 2 3 4 5 6 7 Ongezond is
Heel lekker is 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal niet lekker is
Een goede bron van calcium is
1 2 3 4 5 6 7 Geen goede bron van calcium is
Een laag vetpercentage heeft
1 2 3 4 5 6 7 Een hoog vetpercentage heeft
Goed is tegen de honger
1 2 3 4 5 6 7 Niet goed is tegen de honger
Weinig vitamines heeft 1 2 3 4 5 6 7 Veel vitamines heeft
Voedzaam is 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal niet voedzaam is
Geen natuurlijke ingrediënten bevat
1 2 3 4 5 6 7 Natuurlijke ingrediënten bevat
App
endi
x
Ik denk dat een melkdrank…
Gezond is 1 2 3 4 5 6 7 Ongezond is
Heel lekker is 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal niet lekker is
Een goede bron van calcium is
1 2 3 4 5 6 7 Geen goede bron van calcium is
Een laag vetpercentage heeft
1 2 3 4 5 6 7 Een hoog vetpercentage heeft
Goed is tegen de honger
1 2 3 4 5 6 7 Niet goed is tegen de honger
Weinig vitamines heeft 1 2 3 4 5 6 7 Veel vitamines heeft
Voedzaam is 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal niet voedzaam is
Geen natuurlijke ingrediënten bevat
1 2 3 4 5 6 7 Natuurlijke ingrediënten bevat
De volgende stellingen gaan over melk.
Altijd Neutraal Nooit
Hoe vaak drinken jouw ouders melk?
1 2 3 4 5 6 7
Hoe vaak is er thuis melk aanwezig? 1 2 3 4 5 6 7
Hoe vaak zetten jouw ouders melk op tafel?
1 2 3 4 5 6 7
De volgende stellingen gaan over melkdranken.
Altijd Neutraal Nooit
Hoe vaak drinken jouw ouders melkdranken?
1 2 3 4 5 6 7
Hoe vaak zijn er thuis melkdranken aanwezig?
1 2 3 4 5 6 7
Hoe vaak zetten jouw ouders melkdranken op tafel?
1 2 3 4 5 6 7
App
endi
x
Hoe oud ben je?
☐8 jaar
☐9 jaar
☐10 jaar
☐11 jaar
☐12 jaar
☐13 jaar
☐14 jaar
Welk geslacht?
☐Jongen
☐Meisje
Waar woon je?
☐Platteland
☐Stad
App
endi
x
Dit is het laatste deel van deze bevraging. Vul naast de naam het nummer van het staal (547, 182, 926) in. Drink na elk
product een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef ….................. Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef ….................. Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Drink een beetje water en eet een stuk van het koekje.
Proef ….................. Wat is jouw algemene mening?
Helemaal niet lekker
Niet lekker Niet zo lekker
Neutraal Een beetje lekker
Lekker Heel lekker
1 2 3 4 5 6 7
Rangschik volgens jouw algemene mening staal 547, 182 en 926 van beste naar slechtste.
Beste ………………..
Middelste ………………..
Slechtste …………………
App
endi
x
Bijlage 4: Grafische weergave invloed ouders.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Hoe vaak drinken jouw ouders melk/melkdranken?
Melk
Melkdranken
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Hoe vaak is/zijn er thuis melk/melkdranken aanwezig?
Melk
Melkdranken
App
endi
x
Bijlage 5: Biplot van de emoties en merken opgedeeld per soort emoties
Positieve emoties
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Hoe vaak zetten jouw ouders melk/melkdranken op tafel?