Top Banner
Tussen wetten en praktische bezwaren (I) Verslag gebiedsinspectie in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V) Monica Commandeur en Johan van Rooij
32

IKM inspecties

Feb 04, 2017

Download

Documents

duongcong
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: IKM inspecties

ViaGroen-2013-0001 1

Tussen wetten en praktische bezwaren (I)

Verslag gebiedsinspectie in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)

Monica Commandeur en Johan van Rooij

Page 2: IKM inspecties

2

Page 3: IKM inspecties

3

Tussen wetten en praktische bezwaren (I)

Verslag gebiedsinspectie in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)

Verslag

Auteurs dr.ir. M.A.M. Commandeur en J.M. van Rooij

Utrecht, juni 2015

Page 4: IKM inspecties

4

Verantwoording inhoud Commandeur, M.A.M., en J.M. van Rooij, 2015. [Tussen wetten en praktische bezwaren (I). Verslag gebiedsinspectie in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015], Utrecht; Omslag: 4 blz.; 2 fot.; 4 log. Verantwoording en inhoudsopgave: 4 blz.; 2 vtn. Inhoud: 24 blz.; 3 kad.; 1 tab.; 69 fot.; 17 vtn., 17 ref. Opmerking: [Tussen wetten en praktische bezwaren (II)], met werktitel: [Verslag kennisdeling in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015] zal als apart verslag verschijnen. Omschrijving inhoud Verslag van een gebiedsinspectie die eind 2014 is uitgevoerd in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015. De inspectie betreft de aanwijzingen over de aanwezigheid van en de toegankelijkheid voor plaag-knaagdieren (m.n.: zwarte ratten, bruine ratten en muizen), in een gebied met veel intensieve veehouderij in zuidoost-Brabant. Het doel van dit verslag is om de prioriteitstelling voor, en het ontwerp van het plan van aanpak voor het gebied te ondersteunen, waarin de samenwerking volgens de principes van Integrated Pest Management (IPM) centraal staat. Kernwoorden Praktijknetwerken, Horizon 2020, operationele groepen, innovatie, Integrated Pest Management, IPM, gebiedsgerichte aanpak, ecosysteemdiensten, biodiversiteit, plaagdieren, ongedierte, knaagdieren, ratten, muizen, intensieve veehouderij

Fotoverantwoording Omslagfoto’s en alle overige foto’s: Monica Commandeur (2014), behalve: Foto pag. 11: Luchtfoto samengesteld uit Google Maps®

Verantwoording vormgeving Monica Commandeur, Utrecht © 2015 Monica Commandeur, Utrecht. – Deze uitgave is vervaardigd in eigen beheer door Monica Commandeur1, met kennisinbreng van Johan van Rooij2, op basis

van de EU-POP2 Subsidieregeling Praktijknetwerken Veenkoloniën 2013-2015 en met dank aan de deelnemers aan het Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V).

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave (tekst, kaders, figuren, tabellen, foto’s, vormgeving en andere toevoegingen) komen overeen met de CC-BY-NC-SA voorwaarden (tenzij anders vermeld) en zijn dus toegestaan, mits:

÷ met duidelijke bronvermelding; ÷ in functionele relatie tot het bronmateriaal.

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin. – Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk

is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden. – De opsteller en auteurs van deze uitgave aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het

gebruik van de resultaten ervan, of van de toepassing van de adviezen. 1 Monica Commandeur werkt als onafhankelijk senior deskundige en projectleider veerkrachtige agrarische productiesystemen

via Nedworc Foundation, Bunnik; contact: [email protected] 2 Johan van Rooij is docent bij Kenniscentrum Dierplagen (KAD); coördinator zwarte rat bestrijding samenwerkende gemeentes

Brabant/ Limburg; en commercieel bedrijfsleider bij Van Eck Bedrijfshygiëne BV, Son; contact: [email protected]

Page 5: IKM inspecties

5

Inhoud

Samenvatting 7

Inleiding 9 Het begint met de ambitie van de boeren en hun buren 9 Praktijknetwerk: een bijzondere projectvorm 9 IPM op gebiedsniveau is een innovatieve insteek 10 Aansluiting bij Nieuwe Uitdagingen in Horizon 2020 11 Inspectieverslag: leren van de aangetroffen situaties 11

Aanpak van de projectuitvoering 12 Gebiedsafbakening 12 Uitvoering van de inspecties 13 Analyse van de relevante thema’s 13 Doorkijk naar het plan van aanpak 14

Thematisch inspectieverslag 15 In en om sloten en greppels en in het veld 15 Stalconstructies, de grote problemen 17 Stalconstructies, de oplosbare problemen 18 Rondom de gebouwen en op het erf 19 Het vangkastje 20 Binnenkant van de gebouwen en sporen van aanwezigheid 21 Landbouwmachines en bedrijfsinrichting 23 Overige plaagdieren 23 Verdeling van plaag-knaagdieren over de bezochte bedrijven 24

Overwegingen 25 Bestrijding ratten en muizen; wat mag er wel en niet? 25 Neofobie 26 Prioriteiten stellen 27

Conclusies 29 Aan de slag met de neofobie van knaagdieren 30

Page 6: IKM inspecties

6

Page 7: IKM inspecties

7

Samenvatting

Knaagdieren worden beschouwd als plaagdieren als ze zich bevinden in woningen, bedrijfsgebouwen of bij opslagplaatsen. Een kenmerk van hun aanwezigheid is, dat er tenminste één (drachtig vrouwtje) of twee (jonge avonturiers) ergens anders vandaan zijn gekomen – en dat is meestal: van de buren. Als hun aanwezigheid wordt opgemerkt, zijn ze al met veel en daardoor een bedreiging, o.a. voor de buren. De beste aanpak is dus samenspannen met de buren. Op de eerste plaats door samen te zorgen dat de populatie op gebiedsniveau beperkt blijft. Voor zover de populatiedruk ergens uit de hand is gelopen, kun je ook het beste samenspannen met de buren om de dieren op te drijven en te (laten) vangen. De initiatiefnemers van dit Praktijknetwerk Integraal Knaagdiermanagement - Veehouderij willen weten of, hoe en op welke termijn het mogelijk is om te komen tot een zodanig veerkrachtig gebieds-management systeem voor knaagdieren, dat de gebiedspopulatie beperkt blijft, zonder de inzet van chemische middelen. Deze probleemstelling vereist een innovatief gebiedsproces. Dit verslag geeft alle aanwijzingen en kenmerken weer in woord en beeld die we bij inspectie van het gebied zijn tegengekomen. Het doel van dit verslag is, om de betrokkenen in het netwerk (en alle geïnteresseerden daarbuiten) te laten leren van de aangetroffen situaties. Het leren staat centraal, daarom is het verslag thematisch opgesteld. De betrokkenen besluiten vervolgens samen over de thema’s die prioriteit moeten krijgen, en over welke thema’s individueel of gezamenlijk aangepakt zullen worden in het plan van aanpak. Om de besluitvormingen te ondersteunen is er een hoofdstuk toegevoegd met overwegingen met aansluitend een denkrichting voor vier prioriteiten. Voorstellen voor prioriteiten die uit de analyse naar voren zijn gekomen:

1. Verbeteringen aanbrengen in en om de sloten is een activiteit, die een gezamenlijke aanpak behoeft, evenals versterking van de zogenaamde ecosysteemdiensten: hoe kunnen we zorgen dat de natuur (beter) gaat meewerken aan een meer veerkrachtig systeem van plaagdierbeperking.

2. Samen tot een besluit komen, over de soorten (gifvrije) vangsystemen, die voortaan gebruikt

worden voor buitengebruik en in het gebied.

3. Opruim- en ongebruikelijke activiteiten op en rond het erf tot een gecoördineerd afgestemde actie maken tussen buren en van tevoren op strategische plekken de geplande, nieuwe vangsystemen plaatsen. Dan worden de plaagdieren in de war gebracht en kunnen ze wellicht worden gevangen, zonder dat ze veel kans krijgen om naar de buren te vluchten. Door coördinatie tussen buren van dergelijke activiteiten wordt de plaag-knaagdier populatie dan gezamenlijk teruggedrongen.

4. Vogels en vliegen verschuilen zich deels op dezelfde plaatsen in de intensieve veehouderijbedrijven

als ratten, zoals in hoeken van de ventilatiesystemen. Er wordt nagedacht in hoeverre dit aspect kan worden meegenomen in het plan van aanpak.

Page 8: IKM inspecties

8

Om werkelijk met IPM aan de slag te gaan, zou in principe alle gifgebruik moeten worden gestopt, zowel buiten als binnen. Daartoe zijn er dus alternatieve, gifvrije vangmethoden nodig, die effectief werken, praktisch bruikbaar zijn en niet veel meer kosten dan de huidige systemen. Dat kostenaspect geldt niet alleen voor de veehouders, die een professionele dierplaagbestrijder goedgekeurde vangkastjes laten zetten, maar ook voor de anderen in het gebied, die op dit moment vrijwel “gratis” systemen gebruiken op basis van eigen huisvlijt of behulpzame buren. Effectieve alternatieve, gifvrije vangsystemen die tevens goedkoop zijn, bestaan niet. Op basis van het bovenstaande is dus de uitdaging voor de deelnemers aan het Praktijknetwerk om de ambitie tot Integrated Pest Management (IPM), zodanig in te vullen, dat er een haalbaar integraal plan van aanpak voor het gebied ontstaat voor de tijdspanne en met de middelen die beschikbaar zijn. Aan de slag met de neofobie van knaagdieren

Het adagium van Praktijknetwerken is: “kennisontwikkeling door kennisuitwisseling op initiatief van de landbouwondernemers zelf, waarna kennisverspreiding”. Bij dit principe past het goed om als netwerk kennis te ontwikkelen over hoe je slim gebruik kunt maken van de natuurlijke neofobie van knaagdieren om hun populatiedruk op gebiedsniveau te beperken. Om optimaal het neofobe karakter van de knaagdieren te benutten, is het beter om van opruim- en ongebruikelijke activiteiten op en rond het erf, een gecoördineerd afgestemde actie tussen buren te maken en van tevoren op strategische plekken bij voorkeur nieuwe, innovatieve vangsystemen te plaatsen. Dan worden de plaagdieren in de war gebracht en kunnen ze wellicht worden gevangen, zonder dat ze veel kans krijgen om naar de buren te vluchten. Door die coördinatie tussen de buren wordt de plaag-knaagdier populatie dan gezamenlijk teruggedrongen.

Page 9: IKM inspecties

9

Inleiding

Het begint met de ambitie van de boeren en hun buren

Knaagdieren worden beschouwd als plaagdieren als ze zich bevinden in woningen, bedrijfsgebouwen of bij opslagplaatsen. Een kenmerk van hun aanwezigheid is, dat er tenminste één (drachtig vrouwtje) of twee (jonge avonturiers) ergens anders vandaan zijn gekomen – en dat is meestal: van de buren. Als hun aanwezigheid wordt opgemerkt, zijn ze al met veel en daardoor een bedreiging, o.a. voor de buren. Plaagdiermanagement zit echter enigszins in de taboesfeer. Wie uitspreekt dat hij ermee aan de slag wil, geeft impliciet toe, dat hij overlast heeft. Het vergt dus enige moed om samenwerking te zoeken, maar het resultaat is veel effectiever, dan individuele acties.

Praktijknetwerk: een bijzondere projectvorm

De initiatiefnemers voor dit project kenden uit ervaring het concept Praktijknetwerken als werkvorm: “kennisontwikkeling door kennisuitwisseling op initiatief van de landbouw ondernemers zelf, waarna kennisverspreiding”. Zij hebben actief hun buren betrokken bij dit gebiedspraktijknetwerk. In de werkvorm Praktijknetwerk3 draait het om de inhoudelijke inbreng van de diverse betrokkenen en hun rolverdeling in het project. De belangrijkste betrokkenen zijn de initiatiefnemers (de boeren) en de afhankelijke en onafhankelijke deskundigen. De procesbegeleider moet als onafhankelijke “vrije actor” zorgdragen dat de voortgang in kennisontwikkeling en kennisverspreiding in het project tot stand komt. In 2007 is de werkvorm vervat in de Regeling LNV-subsidies voor kennisdeling, in het kader van het Plattelands Ontwikkelings Programma II (POP2) van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van de Europese Unie (EU). In de regeling is de hoofdaanvrager (namens de boeren) financieel verant-woordelijk is voor het project, terwijl de inhoudelijke stukken (projectplan en verslagen) intellectueel eigendom zijn van de auteur; de projectleider. De bedoeling van de subsidieregeling Praktijknetwerken is vooral, om de kennisontwikkeling te stimuleren, die voorafgaat aan innovatie-ontwikkelingen.4 Procesmatig vernieuwend met een doeltreffende aanpak Dit Praktijknetwerk is procesmatig vernieuwend, omdat het een oplossing zoekt voor problemen, die in de actuele beleidsontwikkeling van de overheid weinig aandacht hebben, namelijk de plaagdierbeheer-sing op gebiedsniveau. De aanpak is bovendien doeltreffend, omdat er wordt gewerkt met een concrete praktijksituatie van landbouwbedrijven, die zelf het initiatief hebben genomen om samen met hun buren de duurzame plaagdierbeheersing ter hand te nemen in hun eigen gebied. De doelen die worden gesteld zijn haalbaar, omdat de initiatiefnemers samen met de plaagdierdeskundige een samenhangend plan van aanpak vaststellen met daarin de prioritaire thema’s voor individuele en gezamenlijke aanpak.

3 De werkvorm is in 2003-2006 uitgewerkt door Wageningen-UR, samen met professionals in de landbouwvoorlichting. Voor netwerkkennis en interventiemethoden, zie de archiefwebsite: www.archief.verantwoordeveehouderij.nl. 4 Zie ook: www.verantwoordeveehouderij.nl, www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl, www.innovatieveenkolonien.nl.

Page 10: IKM inspecties

10

IPM op gebiedsniveau is een innovatieve insteek

Integraal plaagdiermanagement in de landbouw heeft in Nederland nog vrij weinig aandacht gehad, in vergelijking met andere landen. Inmiddels is er wel al een normcommissie ingesteld voor de mede-ontwikkeling van EU-standaardnormen voor plaagdiermanagement. Daaruit is het Comissieplan 2013 voortgekomen.5 Een integrale aanpak staat daarin centraal en preventie krijgt een belangrijke rol. Over dat plan wordt nu volop gediscussieerd, maar de besluitvorming is vooralsnog niet afgerond. De recente uitbraak van de vogelgriep variant H5N8 drukt ons evenwel op de feiten: plaagdieren lijken een serieuze kandidaat voor het naar binnen verplaatsen van allerlei ziektekiemen. Zij hebben vaak vrij toegang via allerlei kieren en gaten. Het al dan niet strategisch plaatsen van gifkastjes op het eigen erf is als maatregel op zichzelf onvoldoende effectief. Bovendien stelt het College voor toelating van gewas-beschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), dat Integrated Pest Management (IPM) 6 het beste uitgangs-punt is voor elke vorm van plaagdierbeheersing, voordat er gifkastjes worden ingezet. De regelgeving over gifgebruik die daaruit is voortgekomen, is toegesneden op de individuele verantwoordelijkheid.7

Kader 1: Een IPM systeem is een systeemontwerp, dat bestaat uit zes componenten8 1. Het maken van een veerkrachtig systeem door beheersing te benadrukken – niet uitroeiing 2. Waar mogelijk preventieve maatregelen toepassen 3. Regelmatig blijven monitoren van de situatie 4. Gebruiken van zoveel mogelijk mechanische (d.w.z. niet-chemische) middelen en methoden 5. Gebruik maken van ecosysteemdiensten: de natuur laten helpen voor zover dat kan 6. Verantwoord gebruik maken van chemische en andere synthetische middelen

De regelgeving gaat niet over de buren. In de hele beleidsdiscussie is het gemeenschappelijk belang van buren onderbelicht gebleven. Wie plaagdieren echter effectief wil weren moet evenwicht brengen op gebiedsniveau en de wering van het erf en langs de buitenkant van alle gebouwen in het gebied serieus nemen. Daartoe moet je dus samenwerken met alle buren in het gebied en met de juiste deskundigen. De probleemstelling van het Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V) is de gezamenlijke kennisontwikkeling over knaagdierbeheersing voor de grondeigenaren in een specifiek buitengebied, waarin veel (intensieve) veehouderijbedrijven dicht bij elkaar liggen. De initiatiefnemers willen weten of, hoe en op welke termijn het mogelijk is om te komen tot een zodanig veerkrachtig gebiedsmanagement systeem voor knaagdieren, dat de gebiedspopulatie beperkt blijft, zonder de inzet van chemische middelen. Deze probleemstelling vereist een innovatief gebiedsproces. 5 Commissie Plaagdiermanagement 370 404: www.nen.nl/Normontwikkeling/energy/Plaagdiermanagement.htm 6 Een Integrated Pest Management (IPM) systeem is systeemontwerp, dat bestaat uit zes componenten (zie Kader 1.) 7 Voor zover er in dit inspectieverslag sprake is van gif wordt er feitelijk bedoeld: biociden of rodenticiden, en meestal zelfs specifiek: anticoagulantia. Voor een juiste definitie van deze specifieke begrippen, zie www.ctgb.nl. 8 Gedestilleerd en vertaald uit: en.wikipedia.org/wiki/Integrated_pest_management. Diverse beschouwingen over de IPM-principes voor plaagdieren zijn te vinden in Themanummer IPM, DIERPLAGEN Informatie 2-2013 en het cursusboek B. Schoelitsz (2013): Knaagdierbeheersing op agrarische bedrijven. Kenniscentrum Dierplagen (KAD); zie: www.kad.nl.

Page 11: IKM inspecties

11

In het gebied is zowel een gevarieerde natuur als intensieve veehouderij aanwezig Aansluiting bij Nieuwe Uitdagingen in Horizon 2020

Dit project sluit aan bij twee thema’s van de Nieuwe Uitdagingen die de overheid als speerpunt heeft gekozen voor de uitwerking van het EU-Horizon 2020 beleid (2014-2020), namelijk: kwantitatief en kwalitatief waterbeheer, i.c. grond- en oppervlaktewater en biodiversiteit. Door de toepassing van de principes van Integrated Pest Management (IPM) in combinatie met gifvrije vangmethoden zal de bedreiging van grond- en oppervlaktewater tot een minimum worden beperkt. Goed gebiedsmanagement betekent tevens het optimaal gebruik maken van ecosysteemdiensten in de omgeving, zodat de natuur bijdraagt aan de veerkracht om de overlast te beperken. Dit komt tot uiting in de weringsmaatregelen die op gebiedsniveau zullen worden beproefd. Inspectieverslag: leren van de aangetroffen situaties

De eerste fase van het project is de afbakening van het gebied, de benadering van de grondeigenaren, en de uitvoering van de gebiedsinspectie. Het doel van de gebiedsinspectie is om een (voldoende) compleet beeld te krijgen van alle aanwijzingen in het gebied voor de aanwezigheid van knaagdieren en alle kenmerken op de bedrijfsterreinen over de aantrekkelijkheid en toegankelijkheid voor knaagdieren. Dit inspectieverslag geeft alle aanwijzingen en kenmerken weer in woord en beeld. Het doel van dit verslag is, om de betrokkenen in het netwerk (en alle geïnteresseerden daarbuiten) te laten leren van de aangetroffen situaties. Het leren staat centraal, daarom is het verslag thematisch opgesteld. De betrokkenen besluiten vervolgens samen over de thema’s die prioriteit moeten krijgen, en over welke thema’s individueel of gezamenlijk aangepakt zullen worden in het plan van aanpak. Om de besluit-vormingen te ondersteunen is er een hoofdstuk toegevoegd met overwegingen, met aansluitend een denkrichting voor vier prioriteiten.

Page 12: IKM inspecties

12

Aanpak van de projectuitvoering

Gebiedsafbakening

Bij de startbijeenkomst had de initiatiefnemer van het project enkele buren uitgenodigd. De project-leider zorgde dat tevens aanwezig waren de plaagdierdeskundige die inbreng zou leveren in het project en een rattenbestrijder van het regionale Waterschap. Samen maakten zij de gebiedsafbakening, die over de randweg ongeveer 5 km besloeg. Langs deze weg en in dit gebied werden twaalf landbouw-bedrijven, enkele burgers, de gemeente en een waterleidingbedrijf geïdentificeerd als de gebieds-eigenaren c.q. gebouwenbeheerders. Er is toen afgesproken, dat de boeren zelf in eerste instantie hun buren zouden benaderen, en de projectleider de gemeente en het waterleidingbedrijf. Alle betrokke-nen bleken bereid om mee te werken. Aansluitend werden alle telefoonnummers doorgegeven aan de plaagdierdeskundige, die vervolgens de afspraken maakte voor de terrein- en bedrijfsinspecties. Langs de uitgezette weg bevinden zich links en rechts een scala aan bedrijven; een situatie zoals die veel voorkomt in zuidoost-Nederland: melkveebedrijven, varkensbedrijven, een pluimveebedrijf, een geitenhouderij, een zorgboerderij en een boomkwekerij. Daarnaast is er een biovergistingsbedrijf en staan er woningen, waarvan de meeste bedrijfs-woningen. In het inspectiegebied be-vindt zich ook een klein natuurgebied op het terrein van een waterleidingbe-drijf, dat grotendeels open toegankelijk is voor wandelaars. De wegen in het gebied zijn eigendom van de gemeente, evenals de daarlangs lopende sloten. Het waterschap houdt toezicht op het onderhoud van de sloten. Een deel van de percelen bestaat uit grasland. Op de akkers in het inspectiegebied wordt vooral mais en aardappels verbouwd.

In het uitgezette inspectiegebied zitten allerlei intensieve veehouderij-bedrijven op tamelijk korte afstand van elkaar

Page 13: IKM inspecties

13

Uitvoering van de inspecties

Alle inspecties zijn samen uitgevoerd door de plaagdierdeskundige (Van Rooij) en de projectleider (Commandeur). De meeste boeren en buren bleken trouwens geïnteresseerd te zijn en de kans waar te nemen, om zelf mee te lopen met de inspectie op hun eigen terrein of bedrijf. De plaagdierdeskundige maakte daarbij de aantekeningen voor terugkoppeling aan de betrokkenen, de projectleider maakte de foto’s voor het verslag ten behoeve van de kennisontwikkeling.

Zowel buiten als binnen zijn er zorgvuldige inspecties uitgevoerd De inspecties werden eind november/ begin december 2014 uitgevoerd op alle sloten en greppels in het gebied, met een globale doorkijk over de open velden. Het natuurgebied van het waterleiding-bedrijf werd geheel doorkruist, inclusief het voor publiek afgesloten gebied. Alle bedrijfserven werden nauwkeurig geïnspecteerd, met speciale aandacht voor bosschages, opslagplaatsen voor veevoer (silo’s en kuilen) en snoei- en hakhout, overige opslag van materialen en de buitenkant van alle gebouwen (stallen, schuren, andere bedrijfsgebouwen en woningen). Voor zover toegestaan of gewenst (in de meeste gevallen), werden de binnenruimten van de bedrijfsgebouwen ook geïnspecteerd. In de regel was de eigenaar of beheerder daarbij, die de rondgang over zijn bedrijf ook heel leerzaam vond. Van alle aanwijzingen werden foto’s gemaakt als onderbouwing voor het verslag. Analyse van de relevante thema’s

Voor zover relevant en interessant zijn de foto’s aaneengeplakt tot panorama’s of bijgesneden voor details. Aansluitend zijn de foto’s gegroepeerd naar relevante thema’s en subthema’s. Vervolgens zijn voor elk thema en subthema foto’s geselecteerd, die duidelijk aanduiden wat er kan worden geleerd van de situatie. Deze foto’s zijn verzameld voor presentaties op posters en als beeldtoelichting bij inleidingen. In dit verslag worden de foto’s gebruikt als illustratie bij de aandachtspunten.

Page 14: IKM inspecties

14

Doorkijk naar het plan van aanpak

Beoogde aanpak in het veld: – Beperking van de toegankelijkheid

vanuit de sloten naar bedrijfsterreinen in de omgeving door beheers- en inrichtingsmaatregelen om en nabij de sloten en greppels;

– Voorstellen voor beplantingsconcepten met knaagdierwerende planten en/of een aangepast maairegime (of zelfs betegeling) op risicoplaatsen;

– Vergroten van de aantrekkelijkheid van het gebied voor specifieke roofdieren en roofvogels (bijv. kerkuilenkasten en/of valkennestkasten ophangen);9

– Innovatieve, specifieke vangsystemen.

De verantwoordelijk voor het schonen van sloten hangt af het algemeen belang van de waterafvoer. Die is verdeeld tussen de boeren, de gemeente en het waterschap (zie foto) en staat onder algemeen toezicht van het waterschap.

Beoogde weringsmaatregelen op de erven: – Aanbrengen van weringsmaterialen aan stallen en opslagruimten (gaas, borstelstrips, etc.); – Afsluiten van openingen in muren, en plafonds en onder deuren; – Afschermen van potentiele nestmaterialen en voedermiddelen (sluiten van silo’s, e.d.); – Wegnemen van materialen die tegen of nabij de gebouwen zijn opgeslagen; – Verplaatsen van overige opgeslagen materialen en het omhoog plaatsen van hak- en snoeihout; – Het gemakkelijker maken voor aanwezige of in te zetten roof-erfdieren: katten en aardhonden.10 Beoogde, gerichte vangmaatregelen op de erven: – Lokaaskisten plaatsen met klemmen en vallen zonder biociden; – Innovatieve, dier-specifieke en diervriendelijke vangsystemen uitzetten.

Algemene indruk van de gebiedssituatie: omvangrijke, intensieve veehouderijbedrijven die tamelijk dicht bij elkaar staan

9 Informatie over roofvogels en nestkasten: IVN Oirschot Vogelwerkgroep: www.ivn.nl/afdeling/oirschot 10 Informatie: Werkgroep Verenigde Aardhondenlijst Nederland (VAN): www.nojg.nl/Jachthondenpoollijst%20NOJG.htm

Page 15: IKM inspecties

15

Thematisch inspectieverslag

In en om sloten en greppels en in het veld

Schone sloten zijn belangrijk voor de aan-en afvoer van water. Het Waterschap houdt toezicht op het onderhoud.

De meeste sloten in het ge-bied moeten door de boeren zelf worden on-derhouden. De gemeente is verantwoordelijk voor het schonen van de sloten in het natuurgebied en langs de doorgaande wegen. De belangrijkste afvoersloot wordt rechtstreeks door het waterschap onderhouden.

Aan sommige sloten was de gemeente tot eind november nog niet toe gekomen

Sommige sloten had de gemeente in augustus geschoond. In november was daarin het riet alweer aardig opgeschoten. Aan andere sloten was de gemeente tot eind november nog niet toe gekomen. Daarin stond het riet nog heel hoog. Beide handelswijzen laten toe, dat bruine ratten gemakkelijk vanuit de sloten de bedrijfskavels kunnen bereiken.

Op sommige plaatsen was de sloot op zich-zelf wel geschoond, maar was er op het bedrijfsterrein een natuurlijke afscheiding gecreëerd. Deze han-delswijze laat ook toe, dat bruine ratten ge-makkelijk vanuit de sloten de bedrijfska-vels kunnen bereiken. In dit geval is de sloot wel geschoond, maar staat ernaast een natuurlijke afscheiding

Knaagdieren spotten als natuurbeleving De inspectie van slootkanten is een ware natuurbeleving als een kenner je wijst op de sporen die er te vinden zijn van holen, nesten en andere tekenen van aanwezigheid van dieren. Tijdens de inspecties zagen we in de taluds, loopsporen, sporen in het kroos, knaagsporen op gewasresten, verzamelingen van nestmateriaal, verbroken spinnenwebben, verse en oude uitgravingen, en andere sporen.

Page 16: IKM inspecties

16

De knaagdierdeskundige ontdekte overal sporen en kon die duiden op de mogelijke aanwezigheid van diverse soorten knaagdieren, zoals bruine ratten, mollen, bosmuizen of woelratten. Een spoor betekent namelijk niet per se dat de aanwezigheid van zo’n dier actueel is. Daarvoor moet een spoor vers zijn en een hol onderhouden. In het natuurgebiedje waren er veel sporen van muizen en was er een bewoond vossenhol. Bij een duiker zagen we een vangkooi voor muskusratten, maar geen sporen van hun actuele aanwezigheid. Bij de inspecties kwamen we ook andere dieren tegen die van een waterrijk milieu houden, zoals padden.

Bruine ratten, mollen woelratten en bosmuizen; gaten en verse sporen als tekenen van bewoning langs de slootkanten

Lang niet alle knaagdieren die leven langs de slootkant of in het veld zijn de boeren tot last, bijv. woel-ratten, spits- en bosmuizen. Bovendien zijn die beestjes beschermd als zeldzame inheemse diersoorten. De meeste mensen in het gebied vinden het zelfs leuk, dat deze beestjes er kennelijk in slagen om in dit gebied te overleven. En van de vos die al jaren in het natuurgebiedje zit (als men dat al weet) heeft ook niemand last, omdat de muizenpopulatie ter plaatse voor voldoende voedselaanbod zorgt. Eigenlijk zouden bruine ratten voor de boeren ook best te verdragen zijn, ware het niet, dat die dieren gemakkelijk naar de bedrijfskavels komen op zoek naar voedsel en warmte, vooral in de winter. Helaas zijn zij daarin even bedreven als het zich voortplanten. Een plaaguitbraak ligt dan snel op de loer.

Page 17: IKM inspecties

17

De dooradering met sloten en struiken opstand maakt het de bruine rat gemakkelijk om de bedrijven te bereiken.

Stalconstructies, de grote problemen

Grote problemen kunnen ontstaan, als tijdens de bouw van een stal onvoldoende rekening wordt gehouden met een mogelijke invasie van ratten en muizen. Berucht zijn daarbij mestafvoersystemen en ventilatiesystemen. Bij de stallenbouw wordt er namelijk vaak wel rekening gehouden met het schoonmaken van afdelingen en stallen apart. Als de stallen of afdelingen echter met elkaar zijn verbonden via smalle ventilatiekanalen of afvoergoten voor de mest, dan kan die route in omgekeerde richting worden gebruikt voor kolonisatie en verspreiding van ratten en muizen door het hele bedrijf. Een van de boeren vertelde over de bouw van zijn nieuwe stal. Voor de oplevering liet hij een plaagdierdeskundige een inspectierapport maken. Met het lijstje aandachtspunten is hij naar de aannemer toe gegaan. Die punten zijn toen allemaal in orde gemaakt. Dat zal hem nog jarenlang veel problemen schelen met plaagdierinvasies. Andere lastig oplosbare problemen in de bouwconstructies zijn plafond- en spouwmuurconstructies met kieren en openingen. In sommige van die bouwconstructies is het lastig om die openingen

Als een knaagdierpopulatie zich in het mestafvoer systeem heeft gevestigd, dan is het lastig om dat op te lossen.

dicht te maken nadat de stal in gebruik is genomen, omdat die plekken dan niet meer bereikbaar zijn. Soms is het überhaupt lastig om te ontdekken waar die openingen zich precies bevinden. Dat de plaagdieren die openingen wel hebben gevonden, of ze open hebben geknaagd, kun je zien aan hun sporen en horen door te kloppen op een schuin aflopend plafond: dan kun je de keutels horen rollen.

Page 18: IKM inspecties

18

Stalconstructies, de oplosbare problemen

Het lastige aan het aanpassen van de bedrijfsgebouwen om plaagdieren te weren is, dat zelfs het kleinste gaatje dicht moet, of afgeschermd met gaas. Dat geldt voor de golven onder de dakplaat, de kieren onder de deuren, tussen de betonplaten en tussen de spouwmuren, het metselwerk rond de regenpijp, enzovoorts. Een bijkomstig probleem is, dat alle knaagdieren zichzelf en elkaar de weg wijzen via geursporen. Ratten doen dat met buiksmeer, muizen doen dat met urinesporen. Een geurspoor dat eenmaal is getrokken blijft nog jaren geuren. Na bestrijding wijst zo’n spoor dus opnieuw de weg bij een volgende invasie. Zo vinden nieuwkomers weer snel uit waar ze kunnen overleven.

Zelfs het kleinste gaatje moet dicht, anders is alle wering zinloos

Buiksmeersporen wijzen permanent de route, ook aan nieuwe invasies. Deze sporen zijn trouwens vers en worden kennelijk regelmatig benut

Tijdens de inspecties komen we veel voorbeelden tegen die passen bij het thema: gaten aan de buitenkant

Doorvoer opening van het ventilatie systeem onder de voerbak in een varkensstal; daar kun je zo niet bij

Lokvoer in een buis van buiten af in een spouwmuur gezet

Kloppen op het plafond om de keutels te horen rollen

Page 19: IKM inspecties

19

Rondom de gebouwen en op het erf

Rommel wordt vaak gemakkelijk vergeten in de alledaagse drukte. Rommel rondom de gebouwen trekt plaagdieren aan, omdat het schuilplaatsen, vluchtroutes en soms ook voedsel biedt. Dat betekent echter niet, dat het er ook rommelig uit moet zien in onze ogen. Een hok met hakhout voor de winter dat netjes is opgestapeld en afgedekt tegen de regen, biedt vanuit het perspectief van de plaagdieren eveneens schuilplaatsen en vluchtroutes aan. Als je de hakhoutstapel voor plaagdieren minder aantrek-kelijk wilt maken, dan zou je een halve meter boven de grond eronder vrij moeten houden.

Rommel dat tegen de gebouwen ligt wordt vaak gemakkelijk vergeten in de alledaagse drukte.

Een plaagdier let niet op of wij iets netjes vinden staan, maar of het hem een schuilplaats kan bieden.

De mogelijkheden voor plaagdieren om schuilplaatsen te vinden op het erf zijn legio. De omgeving van de voeropslag is uiteraard aantrekkelijk. Zeildoek zorgt tevens voor warmte.

De omgeving van een voeropslag is uiteraard aantrekkelijk voor plaagdieren. Ook elders op het erf kunnen plaagdieren vaak uitstekende schuilplaatsen vinden. Een zeildoek zorgt bovendien voor warmte.

Snoeiselopslag is als terreindeel niet te inspecteren. De opslag van allerlei snoeisel is ook een goede schuilplek voor allerlei knaagdieren, zowel de beschermde als de plaagdieren. Let op bij het aanleggen van zo’n hoekje hoe vanuit hier de doorgang eruit ziet, als toegangsroute naar de rest van het erf en de bedrijfsgebouwen.

Snoeiselopslag is als terreindeel niet te inspecteren

Page 20: IKM inspecties

20

Rundveehouders en andere boeren met open stalsystemen, zoals geitenhouders, zorg- en hobby-boeren, verwachten soms ten onrechte dat de katten op hun bedrijf de plaagdierenoverlast wel zullen afvangen. Dat kan, maar de voorwaarde is dan, dat het voor de katten niet te moeilijk moet worden gemaakt door een veelheid aan kieren, gaten, vluchtroutes en schuilplekken op het bedrijf. Dit betreft niet alleen de stalconstructie, maar eigenlijk de hele bedrijfstijl; het hele bedrijfsmanagement.

Wie hoopt dat de katten de plaagproblemen onder controle houden, moet aan de plaagdieren zo min mogelijk schuilplekken en vluchtroutes aanbieden.

Niet-aanbieden van schuilplaatsen en vluchtroutes geldt zowel voor de stalconstructie, als ook voor de hele bedrijfstijl; het hele bedrijfsmanagement

Het vangkastje

Deze kippenren heeft rond-om gaas, maar het voer ligt wel bij het hok op de grond. Dat is aantrekkelijk voor knaagdieren, die vervolgens

De kippenren heeft rondom gaas, maar het voer ligt wel bij het hok op de grond

misschien nooit meer definitief weg te krijgen zullen zijn, vanwege de geursporen die ze achterlaten.

Bij de inspecties hebben we vele tientallen vangkastjes geopend en die leverden bijna even zovele verrassingen op. Op de eerste plaats vielen uiteraard de voermiddelen op, waarmee de vangkastjes waren gevuld en de vele kleuren waarmee wij mensen worden gewaarschuwd voor de giftigheid. Voor zover de bakjes waren gevuld zat het giftige voer vaak in plastic zakjes. Daarmee blijft het verser. Op veel plaatsen was er van het voer geknaagd, overigens veel vaker door allerlei muizen dan door ratten. Dit is te zien, omdat muizen de zaden uit de kafjes halen. Ratten die zich tegoed komen doen laten vaak hun kenmerkende keutels achter.

Hierin was een muizennestje gemaakt. Vlakbij deze bak lagen twee dode spitsmuizen; waarschijnlijk was dit hun nest

In plastic zakjes blijft het gifti-ge voer langer vers. Aan de uitwerpselen is te zien dat de bak is bezocht door ratten

Page 21: IKM inspecties

21

Behulpzame buren Sommige giftige zadenmengsels waren dui-delijk afkomstig uit de particuliere handel, andere mengsels waren onmiskenbaar ver-strekt door een professioneel plaagdierbedrijf. Sommige gifkastjes waren een staaltje ouderwetse huisvlijt. Toch is de gevonden inhoud van een vangkastje soms moeilijk te herleiden naar de verstrekker van het gif: buren blijken nogal behulpzaam naar elkaar. Kasjes die speciaal zijn voor gebruik binnen, zijn soms bij de buren buiten gezet. Hoe ge-vaarlijk de inhoud is beseft ook niet iedereen even goed. Regelmatig zagen we open lok-kastjes of vonden we resten van giftig voer naast de kastjes. Zo lag er bij een hondenlief-hebber veel voer naast de kastjes, terwijl het gebruikte gif vele malen giftiger is voor bijv. honden dan voor ratten.

Toen we dit vangkastje open-den zagen we drie bosmuizen: één dood en twee nog levend. Hun nestgangen zijn eronder

Sommige gifkastjes waren een staaltje ouderwetse huisvlijt, - maar zo ligt het giftige voer er erg open bij

Regelmatig zagen we giftig voer naast de vangkastjes liggen; hier met keutels erbij

Aan soort en kleur van het giftige voer ziet de kenner de herkomst van het middel

Wat eigenlijk nog het meest verbaasde was het feit dat vrijwel alle vangkastjes werden gebruikt met giftig voer als middel – ook al was dat soms allang opgegeten. Zelden troffen we een vangklem aan in de kastjes – en als we die aantroffen, dan was dat in combinatie met giftig voer en niet met gifvrij lokvoer. Deze bevinding steekt nogal schril af tegen de beleidsambitie van de overheid om het buitengebruik van chemische middelen tot een minimum te beperken – en in ieder geval pas na toepassing van de principes van Integrated Pest Management (IPM). De vondsten van veld- en bosmuizen in en nabij de gifkastjes is weliswaar niet verboden op het erf, maar de vangst van deze beschermde diersoorten is ook door niemand bedoeld, zolang ze geen echte bedreiging vormen. Door de toegepaste handelswijze is echter ook niet geprobeerd om die bijvangst te vermijden. Hiermee signaleren we dus leerpunten. Binnenkant van de gebouwen en sporen van aanwezigheid

Aan de binnenkant van de gebouwen zagen we op diverse bedrijven allerlei gaten die voor knaagdieren dienst kunnen doen als verscholen route naar nest- en voerplaatsen. Daarin onderscheidden we drie situaties: zijn hier daadwerkelijk knaagdieren langs geweest, ja of nee, en zo ja, zijn de sporen vers?

Page 22: IKM inspecties

22

Bij de inspecties aan de binnenkant van de gebouwen ging onze aandacht vooral uit naar de hoeken en plaatsen, waar de boer zelf weinig kwam, of waarvoor hij normaal weinig aandacht had: laag in de hoeken, hoog tegen de muren, op zolders en opslagrekken en langs de bovenkanten van balken en leidingen. Als de boer zelf meeliep, dan keek hij zo zelf weer eens heel anders naar zijn bedrijfsvoering.

De rondgang binnen de gebouwen was vooral interessant door de toelichting van de deskundige op de varianten van vraag: waar let je eigenlijk op? De belangrijkste signalen waarop moet worden gelet zijn:

• Keutels/ uitwerpselen – en als die er zijn, leiden die tot de onmiddellijke vervolgvragen: o van welk soort knaagdier zijn ze afkomstig, en o hoe vers zijn ze?

• Knaagschade aan houtwerk, kabelisolatie, kabels en andere materialen, of beknaagd voedsel; • Spinraggen die niet zijn zoals je ze wel zou verwachten, bijv. weggeveegd door het langslopen; • Buiksmeer sporen van ratten bij allerlei openingen en doorgangen; • Loopsporen en poot- en staartafdrukken in het stof, bijv. op buizen en kabels.

Op het thema “zelf komen we zelden op zolder” zagen we tijdens de inspecties diverse varianten. Te zien aan de sporen en keutels bleken zolders vaak bewoond

Van buiten was dit gat niet te zien; binnen zagen we keutels naast voer

Zien de spinnenwebben eruit zoals je die zou verwachten?

Keutels analyseren: van welk dier zijn ze en hoe vers zijn ze?

Een veelvoorkomend beeld in stoffige hoeken: uitwerpselen

Inspectie van kabels, buizen en leidingen op loopsporen in het stof; strategisch geplaatste klemmen kunnen soms helpen

Page 23: IKM inspecties

23

Bakje vergiftigd voer in het plafond Inspectie van de voerinlaat uit de silo De kabelisolatie is aangevreten Landbouwmachines en bedrijfsinrichting

Overige plaagdieren

Bij de rondgang klaagden sommige boeren over last van vogels, vooral van kauwen en spreeuwen, die onder de dakrand nestelplekken zochten. Een boer had de ruimte tussen twee stallen overkapt. Daarin bleven hardnekkig de mussen nestelen. Bij enkele intensieve veehouderijbedrijven met gesloten venti-latiesystemen zagen we soms veel maden in verborgen hoeken, waar we ook rattensporen aantroffen.

In de gesloten ventilatiesystemen zagen we soms veel vliegenmaden in verborgen hoeken Uitwerpselen van mussen

Landbouwmachines zijn niet de eerste attributen waaraan je denkt bij plaag-dierinvasies. Toch presteerde een zwarte rat het om een nest te maken, diep in de centrale balk van een ploeg. Ook bij de bedrijfsinrichting wordt er vaak gebruik gemaakt van open buizen. Daarvan kunnen knaagdieren eveneens profiteren als schuil- of nestplaats.

Een nest met jongen van een zwarte rat zit diep in deze ploegbalk

Page 24: IKM inspecties

24

Verdeling van plaag-knaagdieren over de bezochte bedrijven In Tabel 1 is een overzicht van de soorten plaag-knaagdieren op de bedrijven die werden geïnspecteerd. Tabel 1 geeft de actuele stand van zaken weer op het moment van de inspectie. Deze actualiteit kan snel wisselen; dat was een belangrijke motivatie om dit project te starten. In z’n algemeenheid beoordeelde de deskundige de populatiedruk in dit gebied als gemiddeld, met relatief veel sporen van muizen en eigenlijk vrij weinig sporen van bruine ratten, zowel in de buitenruimte als binnen. Tabel 1: overzicht van de verdeling van plaag-knaagdieren over de bezochte bedrijven in het gebied

Opgenom

en in plan van aanpak

*

Bezoek locatie

Muizen buiten

Muizen binnen

Bruine rat buiten

Bruine rat binnen

Zwarte rat binnen

Opm

erkingen

b 1 ja nvt ja nvt nvt Sloten en greppels; ook mollen, geen vangkastjes, wel muskusrattenval

2 ja nvt ja nvt nvt Natuurgebied; ook mollen, geen vangkastjes, veel muizen; er woont een vos

3 ja ja nee nee nee Veehouderij; veel muizen, open huisvlijt vangkastjes

z 4 ja nee nee nee ja Veehouderij; doet zelf de bestrijding, maar moeizaam succes

z 5 ja nee nee nee ja Veehouderij; lastige bestrijding ivm ratten in het ventilatiesysteem

b 6 ja nvt ja nvt nvt Ander bedrijf; alleen buitenom bekeken; katten struinen over het terrein

m,b 7 ja nee ja nee nee Veehouderij; bosmuizen achter maiskuilen en onder een dekzeil; bruine ratten bij de mestopslag

8 ja nvt nee nvt nvt Burgerwoning; vangkastjes buiten "van de buren" - vult ze zelf om het huis

9 nvt nvt nvt nvt nvt Veehouderij; bedrijf leeg en volledig in herbouw; niet nader onderzocht

b 10 nee nee ja ja nee Veehouderij; bruine rat op zolder en in putten; er lopen diverse katten rond, dus chemische bestrijding niet gewenst

11 ja ja nee nee nee Veehouderij; had professionele ongediertebestrijder, maar bestrijder is al geruime tijd niet meer op komen dagen

m,b,z 12 ja ja ja nee ja Veehouderij; bruine rat in de sloot grenzend aan 13, muizen in tunnel achter de stallen, zwarte rat in stallen

13 nvt nvt ja nvt nvt Burgerwoning; niet uitvoerig onderzocht, maar de sloot grenst aan 12

14 ja nee nee nee nee Veehouderij; bosmuizen in slootkanten, soms bruine rat in maiskuilen; er zijn diverse katten, dus chemische bestrijding niet gewenst

15 ja ja ja nee nee Veehouderij; bosmuizen nestelen onder de vangkastjes; ratten in de maiskuilen en in de sloot

16 nee nee ja nee nee Ander bedrijf; bruine rat in sloot en tevens woelratten en mollen, aardappe-len op het veld, loopt hondje rond, dus chemische bestrijding niet gewenst

17 nvt nvt nvt nvt ja Veehouderij; buiten inspectiegebied - ratten in de ploeg en bij het melkvee

18 ja ja nee nee ja Veehouderij; enkele zwarte ratten verspreid in de stal, zien ze soms lopen * Locaties voor kennisontwikkeling over aanpak van muizen (m), bruine (b), en zwarte ratten (z). Verslag volgt in Deel II

Wat vooral opvalt in Tabel 1 is, dat lang niet alle bedrijven last hebben van alle plaag-knaagdieren die in het gebied voorkomen. Naaste buren hadden bovendien niet altijd last van dezelfde plaag-knaagdieren. Het beperkte aantal sporen van bruine ratten in het buitengebied is wellicht te verklaren door het feit dat de bodem hier na regenval nog vrij lang zeer nat en zompig kan blijven. Sporen van zwarte ratten werden alleen in en langs de directe buitenkant van de gebouwen gevonden. Vanuit het bedrijfstype en de bedrijfsstijl (het bedrijfsmanagement) waren er nauwelijks specifieke kenmerken aan te geven, die de aanwezigheid van zwarte ratten – of niet, zouden kunnen voorspellen of verklaren.

Page 25: IKM inspecties

25

Overwegingen

Bestrijding ratten en muizen; wat mag er wel en niet?

Kader 2: De onderstaande tekst is (met toestemming) integraal overgenomen van Internet11 Auteur: Jan Hurkmans (2008) Zwarte en bruine ratten en huismuizen mogen bestreden worden, omdat op deze diersoorten de Flora- en faunawet niet van toepassing is verklaard. Deze dieren zijn dus vrijwel onbeschermd. Wel moet men er zorgvuldig mee omgaan en ze bijvoorbeeld niet nodeloos laten lijden. Vandaar dat ook bijvoorbeeld pootklemmen niet zijn toegestaan. Voor muskusratten, beverratten en woelratten gelden weer andere regels, maar die mogen onder bepaalde voorwaarden ook worden gevangen en gedood. Volgens het Besluit beheer en schadebestrijding12 mogen de soorten zwarte en bruine rat en de huismuis bestreden worden met:

o geweren13 o honden (geen lange honden = hazewindhonden)14 o kastvallen o klemmen (geen pootklemmen) o bestrijdingsmiddelen toegelaten in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (muizen-/rattengif).15

Vanzelfsprekend zijn geweren niet geschikt voor de bestrijding door een gewone burger.16 De toegelaten middelen hebben allemaal een snelle en effectieve vangst of dood op het oog, waarbij stress zoveel mogelijk wordt vermeden. Pootklemmen zijn klemmen waarin een dier met zijn poten in terecht kan komen waardoor een uiterst pijnlijke dood volgt. De bekende muizenklemmen zijn geen pootklemmen omdat het dier hierin met zijn kopje of zijn lijfje wordt gevangen en een snelle dood volgt. Muizen-kastvallen zijn valletjes waarin het dier levend wordt gevangen en daarna nog moet worden gedood. De door de vragensteller genoemde life-trap valt dus hieronder. Een iets groter formaat kan ook geschikt zijn voor zwarte en bruine ratten.

11 In: De vogeldagboeken van Adri de Groot: www.vogeldagboek.nl/html/Natuur_Wet/Bestrijden_muizen_ratten.html 12 Besluit beheer en schadebestrijding: wetten.overheid.nl/BWBR0011849 13 Hiervoor is een geldige jachtakte en een wapenkluis nodig en sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw ook een speciaal jachtdiploma; zie o.m.: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/vraag-en-antwoord/wanneer-mag-ik-jagen.html 14 Speciaal hiervoor gefokte rassen zijn de aardhonden, zoals dashonden (teckels) en terriërs; Zie ook: voetnoot 10. 15 Let op! [auteurs van dit verslag]: de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 is vervallen per 17-10-2007; en vervangen door de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: wetten.overheid.nl/BWBR0021670. In de nieuwe wet is geregeld, dat het buitengebruik van de meest gangbare giftypen (z.g. anticoagulantia) per 01-07-2014 zijn verboden, tenzij deze middelen worden ingezet conform de beginselen van Integrated Pest Management (IPM) – zie hiervoor Kader 1 van dit verslag. 16 Opmerking: Luchtbuksen worden in de praktijk vaak gebruikt om problemen met knaagdieren (ratten) op te lossen. Dit is verboden volgens de Flora- en faunawet. Bovendien kan het gebruik van luchtbuksen onnodig dierenleed veroor-zaken, vanwege het aannemelijke risico, dat de luchtbuks-kogeltjes geen dodelijke verwonding veroorzaken.

Page 26: IKM inspecties

26

De zogenaamde muizenplanken mag men niet gebruiken, omdat deze niet in het lijstje van toegelaten middelen voorkomen. Maar bijvoorbeeld doodtrappen of met een schop doodslaan is ook niet toegestaan. Muizenplanken zijn planken die zijn ingesmeerd met een lijm die zijn kleefkracht lang blijft behouden. Een muis die daarover loopt komt vast te zitten in de lijm. Dit veroorzaakt wel onnodig lijden. De muizen kleven namelijk met hun pootjes in de lijm vast en zullen meestal sterven van de kou, honger of stress. Dat is geen snelle dood en betekent dus (verboden) onnodig lijden. Op grond van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten17 mag voor het tegengaan van schade de beschermde bosmuis, de veldmuis en de huisspitsmuis in en rond het huis ook bestreden worden met de bovengenoemde toegelaten middelen. Altijd moet men er ook hier voor zorgen dat dieren niet onnodig lijden. Bovendien is in de Flora- en faunawet bepaald dat geen middelen worden aangewezen die onnodig lijden bij dieren veroorzaken. Alle vangmiddelen moeten op oordeelkundige wijze wordt gebruikt of gezet.18 Het wat experimenteren is uiteraard uit den boze. Men laat zich goed instrueren voordat men een vangmiddel plaatst.19 Vangmiddelen moeten vaak worden gecontroleerd om gevangen dieren zo snel mogelijk te kunnen doden of terugzetten. Het loslaten van gevangen muizen of ratten mag binnen dezelfde omgeving als waarin zij werden gevangen. Dit is geen uitzetten van dieren, wat weer wel verboden is.

Neofobie

Knaagdieren zijn sterk neofoob; d.w.z.: ze houden niet van het uitproberen iets nieuws: niet van een nieuwe omgeving en niet van nieuw voer, of het zoeken naar nieuwe voer-, schuil- of nestplaatsen. Soms moeten ze wel: een bruine rat die 's zomers in de natuur bij de slootkant leeft, trekt 's winters vaak naar stallen en huizen op zoek naar warmte en voedsel. Maar ook daarin zijn ze traditiegetrouw. Er is evenwel een interessant verschil tussen plekken waarin nog nooit knaagdieren zijn geweest en een plekken waar er al ooit eens voorgangers zijn geweest. Als er ooit voorgangers zijn geweest, dan hebben die geursporen nagelaten, waarmee een nieuwe bewoner van de plek snel zijn weg kan vinden. Als dat dus eenmaal is gebeurd, dan is daarna voor altijd waakzaamheid nodig. Met dit inzicht biedt de bouw van een nieuwe stal een unieke kans om zo lang mogelijk plaagdiervrij te blijven. De eerste knaagdieren zullen namelijk extra voorzichtig zijn, voordat zij zich in een nieuwe stal durven te vestigen. Een nieuwe stal die plaagdierwerend is opgeleverd kan dus lang profijt opleveren.

17 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten: wetten.overheid.nl/BWBR0011853 18 Let op! [auteurs van dit verslag]: met ingang van 01-07-2015 geldt ook voor landbouwondernemers de bepaling, dat zij als professionele gebruikers van deze middelen in het bezit moeten zijn van een bepaald vakbekwaamheidscertificaat. 19 Alternatief: men betrekt een professioneel bedrijf erbij voor een deskundige aanpak.

Page 27: IKM inspecties

27

Op het moment dat er ooit eenmaal knaagdieren gevestigd zijn geweest in een gebied of een stal, zijn er looproutes uitgezet. Ook als een invasie met succes is bestreden, moeten deze looproutes zowel buiten als binnen daarna blijvend worden gemonitord, vanwege het risico op nieuwe invasies. De neofobie van knaagdieren strekt zich ook uit naar het voer. Als knaagdieren eenmaal weten waar er voer te vinden is dat hen goed bevalt, dan hebben ze geen neiging om zomaar weer iets anders uit te proberen, bijv. wat jij in een lokdoos stopt. Vooral zwarte ratten zijn hierin met name zeer eenkennig. Het plaatsen van vergiftigd voer is daarom niet de eerste actie, waaraan je moet denken, ongeacht of de knaagdierinvasie alleen nog buiten op het erf zit, of al in de stallen en over afdelingen is verspreid. Pak ze als eerste op hun neofobie

Wie knaagdieren onder controle wil krijgen kan ze het beste eerst aanpakken op hun neofobie. Hoe vaker je de dieren dwingt om telkens hun gewoontes te veranderen, hoe gemakkelijker ze zich laten verjagen of vangen. Denk bijvoorbeeld aan de volgende verrassingen, die als ingrijpend overkomen:

a) buiten: • diverse opslagplaatsen opschonen; • open stukken maken tussen voeropslag, andere opslagen en gebouwen; • de omgeving aantrekkelijker maken voor belagers (roofvogelkasten ophangen); • toegangsgaten aan de buitenkant van de gebouwen dichtmaken.

b) binnen: • hun schuilplaatsen onbereikbaar maken (spouwen afsluiten en gaten dicht maken); • schermen of klemmen plaatsen op buizen en kabels waarlangs hun looproutes lopen; • de voer- of stro-opslag afschermen of onbereikbaar maken.

Als knaagdieren daarmee worden geconfronteerd dan kunnen die beestjes behoorlijk in de stress raken. Bovendien zullen zij snel een oplossing moeten vinden, want ze kunnen niet lang zonder voedsel. Als je ze onder die omstandigheden probeert te vangen met een loksysteem, dan is de kans op succes veel groter, dan als je een vangsysteem plaatst terwijl je alle andere omstandigheden bij het oude laat. En als je dan toch een vangsysteem plaatst, dan is het beter om niet (direct) vergiftigd voer in te zetten, omdat die de maatregelen om de omgeving aantrekkelijker maken voor natuurlijke belagers (katten of roofvogels) weer tegenwerkt, want die belagers overleven niet goed op half-vergiftigde knaagdieren. Prioriteiten stellen

Voor de betrokkenen in het gebied zal het niet mogelijk zijn om nu allemaal tegelijkertijd prioriteit te geven aan het plaagdiermanagement op en rond hun bedrijf en tijd te steken in een gezamenlijk plan van aanpak. De haalbaarheid van het plan van aanpak zal dus mede afhangen van de inspanningen die gezamenlijk geleverd moeten worden om op gebiedsniveau resultaten te boeken.

Page 28: IKM inspecties

28

Daarnaast zijn de thema’s die in dit inspectieverslag staan beschreven tamelijk verschillend van aard. Sommige thema’s lenen zich veel beter voor een gezamenlijke aanpak dan andere. De grote problemen in de stalconstructies zijn typisch problemen, die (ooit) individueel door de ondernemers opgelost zouden moeten worden. En het oplossen van de problemen met de wering aan de buitenkant van de gebouwen, kunnen de individuele ondernemers en beheerders ook beter zelf ter hand nemen. Voorstellen voor prioriteiten

1. Verbeteringen aanbrengen in en om de sloten is iets dat duidelijk een gezamenlijke aanpak behoeft. Dat geldt ook voor de versterking van de zogenaamde ecosysteemdiensten: hoe kunnen we zorgen dat de natuur (beter) gaat meewerken aan een meer veerkrachtig systeem van plaag-dierbeperking, gegeven het feit dat hier veel intensieve veehouderijbedrijven bij elkaar zitten.

2. Om met de natuur aan de slag te gaan, moet je ook met elkaar kunnen afspreken, dat alle betrok-

kenen voor wat betreft de buitenruimte overstappen op gifvrije vangsystemen. Anders komt er van die ecosysteemdiensten weinig terecht. Het zou prettig zijn als alle betrokkenen uit het gebied samen tot een besluit komen, over de soorten vangsystemen, die voortaan gebruikt worden. Wellicht dat er dan ook economische voordelen zijn te behalen uit zo’n gezamenlijke overstap. De knaagdierdeskundige die de inspecties heeft gedaan kan hierover eventueel adviseren.

5. Als er bedrijven in het gebied zijn, die naar aanleiding van dit verslag binnenkort individueel hun erf

gaan opruimen, dan is er kans, dat de verschrikte beestjes snel naar hun buren vertrekken. Dat levert voor het gebied als geheel geen winst op. Om optimaal het neofobe karakter van de knaag-dieren te benutten, is het beter om opruim- en ongebruikelijke activiteiten op en rond het erf tot een gecoördineerd afgestemde actie maken tussen buren en van tevoren op strategische plekken de geplande, nieuwe vangsystemen plaatsen. Dan worden de plaagdieren in de war gebracht en kunnen ze wellicht worden gevangen, zonder dat ze veel kans krijgen om naar de buren te vluchten. Door coördinatie tussen buren van dergelijke activiteiten wordt de plaag-knaagdier populatie dan gezamenlijk teruggedrongen.

3. Bij de inspecties is opgemerkt, dat er misschien een relatie is tussen de overlast van knaagdieren en

problemen, die vogels en vliegen met zich meebrengen in de stallen. Die verschuilen zich deels op dezelfde plaatsen. Dit aspect geldt vooral voor de intensieve veehouderijbedrijven. We zouden erover kunnen nadenken in hoeverre dit aspect kan worden meegenomen in het plan van aanpak.

Page 29: IKM inspecties

29

Conclusies

Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren… Willem Elsschot (1882-1960)

De insteek voor dit Praktijknetwerk is niet de recente wetswijziging als zodanig, die het buitengebruik van gif verbiedt tegen plaag-knaagdieren, maar de terugkerende overlast van plaag-knaagdieren tussen buren. Los van de vraag of gifgebruik wel of niet mag (niet dus) vinden de initiatiefnemers van dit Praktijknetwerk de huidige praktijk van individuele aanpak onvoldoende om de overlast op gebieds-niveau te beperken. Om die rondcirculerende overlast terug te dringen willen de initiatienemers een strategisch plan van aanpak ontwikkelen, die het overlast in het hele gebied beperkt. De initiatiefnemers hebben de ambitie om het strategisch plan in te bedden in een benadering volgens de principes van Integrated Pest Management (IPM). In die benadering is het gebruik maken van ecosysteemdiensten “laat de natuur je helpen” een belangrijk aspect. Voor een natuurlijke aanpak met behulp van roofdieren (roofvogels), maar ook bijv. met katten en speciale hondenrassen (aardhonden) is het nodig dat als eerste alle gifgebruik in de buitenruimte wordt gestopt door alle bewoners in het gebied. Anders dan worden de ingezette roofdieren vergiftigd via de half-vergiftigde knaagdieren. Om te zorgen dat er geen half-vergiftigde knaagdieren in de buitenruimte meer aanwezig zijn, moet het gifgebruik niet alleen buiten worden gestopt, maar ook in alle binnenruimten die in open verbinding staan met buiten. D.w.z.: feitelijk zouden bijv. de melkvee-, geiten- en zorgbedrijven in het gebied überhaupt geen gif meer moeten gebruiken. En de gesloten varkens-, pluimvee- en kalverbedrijven in het gebied zouden dat evenmin moeten doen, of ze zouden maatregelen moeten nemen om alle kieren en gaten te dichten. Dat is een heuse opgaaf, die in ieder geval niet op korte termijn is te realiseren.

Op veel moderne melkveebedrijven staat buiten en binnen in een volledig open verbinding

Page 30: IKM inspecties

30

Om werkelijk met IPM aan de slag te gaan, zou in principe alle gifgebruik moeten worden gestopt, zowel buiten als binnen. Daartoe zijn er dus alternatieve, gifvrije vangmethoden nodig, die effectief werken, praktisch bruikbaar zijn en niet veel meer kosten dan de huidige systemen. Dat kostenaspect geldt niet alleen voor het deel van de veehouders, dat op dit moment een professionele dierplaag-bestrijder goedgekeurde vangkastjes laat zetten, maar ook voor de anderen in het gebied, die op dit moment vrijwel “gratis” systemen gebruiken op basis van eigen huisvlijt of behulpzame buren. Effectieve alternatieve, gifvrije vangsystemen die tevens goedkoop zijn, bestaan echter niet. Inmiddels zijn er wel allerlei alternatieve, gifvrije vangmethoden in diverse stadia van ontwikkeling. Sommige methoden bestaan alleen nog als ontwerpidee in ontwikkeling, en zijn zelfs nog niet rijp om als innovatie te introduceren. Andere methoden zijn wel al als innovatie geïntroduceerd, maar hebben zich nog niet in de markt bewezen. En de methoden die wel al op de markt zijn, zijn niet altijd even praktisch, en als ze dat wel zijn, dan zijn ze in de regel tamelijk duur. Op basis van het bovenstaande is dus de uitdaging voor de deelnemers aan het Praktijknetwerk om de ambitie tot Integrated Pest Management (IPM), zodanig in te vullen, dat er een haalbaar integraal plan van aanpak voor het gebied ontstaat voor de tijdspanne en met de middelen die beschikbaar zijn.

Aan de slag met de neofobie van knaagdieren

Het adagium van Praktijknetwerken is: “kennisontwikkeling door kennisuitwisseling met deskundigen, op initiatief van de landbouwondernemers zelf, waarna kennisverspreiding”. Bij dit principe past het goed om als netwerk kennis te ontwikkelen over hoe je slim gebruik kunt maken van de natuurlijke neofobie van knaagdieren om hun populatiedruk op gebiedsniveau te beperken. Om optimaal het neofobe karakter van de knaagdieren te benutten, is het beter om van opruim- en ongebruikelijke activiteiten op en rond het erf, een gecoördineerd afgestemde actie tussen buren te maken en van tevoren op strategische plekken bij voorkeur nieuwe, innovatieve vangsystemen te plaatsen. Dan worden de plaagdieren in de war gebracht en kunnen ze wellicht worden gevangen, zonder dat ze veel kans krijgen om naar de buren te vluchten. Door die coördinatie tussen de buren wordt de plaag-knaagdier populatie dan gezamenlijk teruggedrongen.

Page 31: IKM inspecties

31

Page 32: IKM inspecties

32

Verslag, juni 2015

De initiatiefnemers van dit Praktijknetwerk Integraal Knaagdiermanagement - Veehouderij (IKM-V) willen weten of, hoe en op welke termijn het mogelijk is om te kunnen komen tot een zodanig veerkrachtig gebiedsmanagement systeem voor knaagdieren, dat de gebiedspopulatie beperkt blijft, zonder de inzet van chemische middelen. Deze probleemstelling vereist een innovatief gebiedsproces. Dit verslag geeft alle aanwijzingen en kenmerken weer in woord en beeld, die we bij inspectie van het gebied zijn tegengekomen. Het doel van dit verslag is, om de betrokkenen in het Praktijknetwerk (en alle geïnteresseerden daarbuiten) te laten leren van de aangetroffen situaties. Het leren staat centraal, daarom is het verslag thematisch opgesteld. De betrokkenen besluiten vervolgens samen over de thema’s die prioriteit moeten krijgen, en over welke thema’s individueel of gezamenlijk aangepakt zullen worden in het plan van aanpak. Om de besluitvormingen te ondersteunen is er een hoofdstuk toegevoegd met overwegingen. Aansluitend volgt een denkrichting voor vier prioriteiten en een voorlopige conclusie betreffende de haalbaarheid van een integraal plan van aanpak.

Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland