Page 1
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg?
Percepties van gender en seksualiteit onder homoseksuele jongens
K.A. Lokker – 10182608
Masterscriptie Culturele antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen
7 maart 2013
Begeleider: dhr. dr. G. Hekma
Tweede lezers: mevr. dr. M.P.C. Janssen & dhr. prof. dr. M.P.J. van de Port
[email protected]
Page 2
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
1
Woord vooraf
Voor u ligt mijn masterscriptie culturele antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen.
Mijn scriptie is tot stand gekomen in een anderhalf jaar durend traject waarin ik met verschillende
mate van plezier en frustratie ontzettend veel geleerd heb. Deze scriptie had hier niet gelegen
zonder de steun en hulp van mensen in mijn omgeving die ik op deze plaats graag wil bedanken.
In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de homojongens die ik tijdens mijn onderzoek heb leren
kennen en die mij hebben toegestaan mee te kijken in hun leven, hun gedachten en gevoelens. Op
de tweede plaats wil ik mijn begeleider, Gert Hekma, bedanken voor de ondersteuning tijdens het
gehele proces van onderzoek en het schrijven van deze scriptie. Zijn geduld met mijn eigenschap
deadlines met voeten te treden dient hier ook zeker vermeld te worden.
Daarnaast wil ik Sven bedanken voor zijn steun en zijn luisterend oor tijdens de ontelbare “schatje,
wil je even luisteren naar wat je hier van vindt?” momenten. Ook wil ik mijn ouders en broertje
bedanken voor hun motiverende kracht tijdens mijn gehele studie. De gesprekken met mijn moeder
over hoe ik als kind was en hoe zij mijn coming-out heeft beleefd zijn heel waardevol gebleken
tijdens het schrijven van deze scriptie.
Op de laatste plaats wil ik alle vrienden en vriendinnen die mijn vragen, verhalen en geweeklaag
tijdens het gehele proces van mijn master hebben aangehoord bedanken voor de oprechte interesse
en steun die ik van ze heb gekregen.
Dan rest mij verder niets dan u veel plezier te wensen met het lezen van mijn scriptie.
Quirijn Lokker
Page 3
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
2
Inhoudsopgave
Woord vooraf .......................................................................................................................................... 1
Hoofdstuk een ......................................................................................................................................... 3
1.1 Probleemstelling ............................................................................................................................ 4
Hoofdstuk twee ....................................................................................................................................... 6
2.1 Homoseksualiteit ........................................................................................................................... 6
2.2 Homoseksualiteit in Nederland ..................................................................................................... 7
2.3 Mannelijkheid ................................................................................................................................ 8
2.4 Vrouwelijkheid, onmannelijkheid en ‘effeminacy’ ........................................................................ 8
2.5 Homoseksualiteit en mannelijkheid: Onverenigbaar? ................................................................ 10
Hoofdstuk drie ....................................................................................................................................... 12
3.1 Jongens op de middelbare school en Grindr ............................................................................... 12
3.2 Gesprekken, uitspraken en analyse ............................................................................................. 13
3.3 Even voorstellen .......................................................................................................................... 15
Hoofdstuk vier ....................................................................................................................................... 18
4.1 Coming out .................................................................................................................................. 18
4.2 “Ik wist het al toen ik je voor het eerst in mijn armen hield” ...................................................... 19
4.3 “Ik dacht het natuurlijk al een beetje” ......................................................................................... 22
4.4 Tussen het weten en het zijn....................................................................................................... 25
4.4 Uit de kast! .................................................................................................................................. 28
Hoofdstuk vijf ........................................................................................................................................ 34
5.1 Anders dan de anderen? ............................................................................................................. 34
5.2 Zo ben ik niet. .............................................................................................................................. 41
5.3 Andere mannen ........................................................................................................................... 47
Hoofdstuk zes ........................................................................................................................................ 51
6.1 “Een knappe vent vindt iedereen aantrekkelijk denk ik” ............................................................. 51
6.2 Opposites attract? ....................................................................................................................... 56
6.3 Mag het licht uit? Seks en (on)mannelijkheid ............................................................................. 59
Hoofdstuk zeven .................................................................................................................................... 61
7.1 Samenvatting ............................................................................................................................... 61
7.2 Conclusie ..................................................................................................................................... 63
7.3 Onbeantwoorde vragen .............................................................................................................. 68
Literatuur ............................................................................................................................................... 69
Page 4
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
3
Hoofdstuk een
Inleiding
Er loopt in Nederland een discussie over homoseksualiteit en de acceptatie hiervan. Deze discussie is
al decennia aan de gang en door de jaren heen lijkt dit de positie van homoseksuele Nederlanders te
verbeteren. Het is al meer dan tien jaar geleden dat in Nederland het burgerlijk huwelijk werd
opengesteld voor paren van gelijk geslacht en sindsdien zijn er steeds meer wetten en regelgeving
veranderd of opgesteld die de acceptatie en gelijkberechtiging van LHBT’s (Lesbiennes,
Homoseksuelen, Biseksuelen, Transgenders) bevorderen. In dezelfde periode zijn er ook tal van
onderzoeken verschenen die weergeven welke meningen de Nederlandse burgers over
homoseksualiteit hebben. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) voert periodiek onderzoek uit
naar de acceptatie van homoseksualiteit en concludeert dat er in Nederland sprake is van een
toenemende algemene acceptatie (Keuzenkamp, 2010, p. 42).
Een van de stellingen die door het SCP aan de ondervraagden wordt voorgelegd is de
volgende: “Homoseksuele mannen zijn eigenlijk geen echte mannen” (Keuzenkamp, 2011, p. 18). Een
op de tien respondenten is het eens met deze stelling en 17 procent van de ondervraagden is
ambivalent. De auteur schrijft dat deze cijfers laten zien dat homoseksualiteit gezien wordt als een
aantasting van de verschillen tussen man en vrouw (ibid.). Deze bevinding kan gerelateerd worden
aan het feit dat homoseksualiteit door een deel van de samenleving gezien wordt als een
minderwaardige vorm van mannelijkheid. Deze associatie is niet alleen terug te vinden onder
hetero’s maar ook onder homoseksuele mannen zelf. Sommige homomannen uitten zich negatief
over het vrouwelijke of onmannelijke gedrag van anderen. Opmerkingen als “geen verwijfde types”
of “geen handtasjes” die veelvuldig terug te vinden zijn op sociale netwerksites voor homo’s is hier
een voorbeeld van. Voor sommige mannen gaat het verder: “ik ben geen homo, ik ben een man die
op mannen valt”. In een samenleving waar het concept homoseksualiteit iedereen omvat die relaties
met of gevoelens heeft voor hetzelfde geslacht kan dit problematisch zijn, zeker wanneer dit concept
als geheel wordt geassocieerd met minderwaardige vormen van mannelijkheid. Deze problematiek
zal centraal staan in mijn scriptie.
Zoals hierboven al kort beschreven zijn er talloze onderzoeken gedaan naar acceptatie van
homoseksualiteit. In verschillende van deze onderzoeken is er ook uitgebreid aandacht voor het
snijvlak tussen genderstereotypen en homoseksualiteit. Echter, er is nog maar weinig onderzoek
gedaan naar ditzelfde snijvlak en de manier waarop hierover gedacht wordt onder homomannen
zelf. In een onderzoek naar de meningen van heterojongeren over homoseksualiteit blijkt dat de
jongeren homomannen sterk relateren aan vrouwelijke mannen en vrouwelijke mannen aan
homoseksualiteit. Dit wordt vooral door de jongens als negatief beschouwd. (Felten et al.: in
Page 5
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
4
Keuzenkamp, 2010, p. 57). Er is echter geen tot weinig onderzoek dat dieper ingaat op de ideeën
over homoseksualiteit en genderstereotypen onder homojongens. Door middel van deze scriptie
hoop ik licht te kunnen werpen op de gedachtes en ideeën over gender en homoseksualiteit bij
homojongens en tevens hoe ze daarin naar zichzelf kijken.
Ideeën over gender die in de samenleving heersen liggen in veel gevallen ten grondslag aan,
of zijn onderdeel van, de afwijzing van homoseksualiteit. Met het gevaar in stereotyperingen te
vervallen lijkt de aloude calvinistische spreuk “doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg” nog
steeds de Nederlandse lijfspreuk te zijn wanneer er over homoseksualiteit gesproken wordt. Met
mijn onderzoek hoop ik een positieve bijdrage te leveren aan de lopende discussie in Nederland,
waar homoseksualiteit niet alleen gaat over mannen die toevallig verliefd worden op mannen in
plaats van op vrouwen, maar ook over genderstereotypen en waarderingen hiervan. Door middel van
het in kaart brengen van de gedachten van homojongens zelf hoop ik een beter beeld te kunnen
geven van de invloed van genderstereotypen op homoseksualiteit en op deze manier een aanzet te
geven voor het vergroten van de acceptatie van, en het creëren van meer begrip voor
homoseksualiteit in alle vormen en gedaanten.
1.1 Probleemstelling
De onderzoeksvraag die ik geformuleerd heb om mijn onderzoek richting te geven luidt als volgt:
Welke percepties hebben homoseksuele jongens van gender en seksualiteit, en hoe bepaalt dit hun
zelfbeeld? Om mijn onderzoek meer specifieke richting te geven heb ik een aantal deelvragen
opgesteld.
- Hoe verliep het coming out proces van de jongens?
De eerste deelvraag die ik tijdens mijn onderzoek heb gebruikt gaat over de ervaringen van
de jongens tijdens hun coming out. Tijdens de coming out spreken de jongens voor het eerst uit dat
ze homoseksueel zijn. De ervaringen van de jongens kunnen een beeld geven van de manier waarop
ideeën over gender bij henzelf en hun omgeving een rol spelen.
- Welke vormen van mannelijkheid onderscheiden de jongens?
Met deze tweede deelvraag heb ik de jongens gevraagd welke vormen van mannelijkheid zij
onderscheiden en heb daarin specifiek aandacht besteed aan de mannelijkheid van homomannen.
Daarnaast heb ik aan ze gevraagd hoe ze zichzelf zien in relatie tot deze verschillende
mannelijkheden, en welke van deze ze aantrekkelijk of juist niet aantrekkelijk vinden. Tevens heb ik
gevraagd welke rol hun homoseksualiteit daarin speelt. Op de laatste plaats heb ik onder deze
deelvraag onderzocht welke ideaaltypen van mannelijkheden door de jongens worden omschreven.
- Welke waarde en/of betekenis hechten de jongens aan hun mannelijkheid en op welke manier uitten
Page 6
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
5
ze dit?
Met de laatste deelvraag heb ik gepoogd te onderzoeken hoe de jongens over hun eigen
gender nadenken. Een belangrijke focus hierin is welke waarde ze aan hun gender toebedelen. Door
te vragen naar de manier waarop ze zich uiten heb ik gezocht naar de manier waarop de jongens hun
gender presenteren naar anderen, maar ook naar zichzelf.
In het volgende hoofdstuk beschrijf ik de theoretische achtergrond van dit onderzoek. In de eerste
plaats zal ik dieper ingaan op het concept homoseksualiteit door te kijken naar de historische context
en de ontwikkeling van het begrip. Tevens zal ik kijken naar de specifieke vorm en geschiedenis van
het concept in een Nederlandse context. Het tweede concept dat ik zal toelichten in het theoretische
hoofdstuk is gender. In dit deel zal ik ingaan op concepten van mannelijkheid, vrouwelijkheid en
onmannelijkheid. In het laatste onderdeel van het theoretisch hoofdstuk kijk ik naar de manier
waarop de concepten homoseksualiteit en met name mannelijkheid bij elkaar komen. In het derde
hoofdstuk ga ik in op de methodologie die ik in het onderzoek heb toegepast. Naast het beschrijven
van de toegepaste methoden van onderzoek, werving van gesprekpartners en dataverwerking zal ik
tevens kort ingaan op mijn eigen rol als onderzoeker. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 zal ik de
uitkomsten van mijn onderzoek analyseren en presenteren aan de hand van een drietal thema’s. In
het vierde hoofdstuk zal ik ingaan op de coming out van de jongeren en de manier waarop gender
hier een rol speelt. In hoofdstuk vijf analyseer ik de manier waarop de jongeren denken over hun
eigen gender en die van anderen. In het laatste analysehoofdstuk ga ik in op de ideaaltypen van
mannelijkheid en welke vormen aantrekkelijk of juist niet aantrekkelijk worden gevonden door de
jongens. Na deze hoofdstukken volgt als laatste onderdeel van mijn scriptie de conclusie.
Page 7
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
6
Hoofdstuk twee
Homoseksualiteit en mannelijkheid, een moeizame combinatie
In dit hoofdstuk beschrijf ik de theoretische achtergronden van mijn onderzoek. De verschillende
concepten die centraal staan in mijn scriptie worden besproken aan de hand van relevante literatuur.
Allereerst zal ik ingaan op homoseksualiteit en homoseksualiteit in Nederland om vervolgens
mannelijkheid, vrouwelijkheid en onmannelijkheid te bespreken. In het tweede deel van het
hoofdstuk ga ik in op de relaties tussen de verschillende concepten.
2.1 Homoseksualiteit
Homoseksualiteit is een wijdverbreid en veelgebruikt concept. Wat de notie inhoudt is bekend bij,
bijna, iedereen in de Nederlandse samenleving, hoewel betekenissen van het concept kunnen
verschillen. Over het algemeen wordt alle seksuele voorkeur voor hetzelfde geslacht eronder
gerekend, maar in sommige gevallen alleen mannelijke homoseksualiteit. Het concept
homoseksualiteit is relatief nieuw, het is ongeveer anderhalve eeuw in gebruik. Dit betekent niet dat
homoseksualiteit, of dat wat we eronder verstaan, niet bestond voor deze tijd. In dit deel van het
theoretisch kader zal ik de origine en betekenissen van de term bespreken.
In zijn invloedrijke boek The History Of Sexuality, vol.1 spreekt Foucault over de zogenaamde
“repressive hypothesis” (1976). Deze hypothese stelt dat seksualiteit in Victoriaanse tijd onderdrukt
was. Foucault schrijft dat dit te simpel gesteld is: er was sprake van het ontstaan en het in zwang
raken van een geheel nieuw discours over seksualiteit. (1976, p.27). Tot aan het einde van de
achttiende eeuw waren wetten en regels over seksuele praktijken gericht op huwelijksrelaties (ibid.,
p.36). Alle overtredingen van deze regels, onder andere buitenechtelijke relaties, verkrachting en
sodomie, werden als onwettig behandeld en gezien als zware zonden (ibid., p.38). In de achttiende
en negentiende vond er volgens Foucault een ‘discursive explosion’ plaats die dit veranderde (ibid.).
Foucault stelt dat er twee veranderingen plaatsvonden in het systeem, in de eerste plaats werd
heteroseksuele monogamie een ‘stillere’ norm, die overigens niet minder streng was, en op de
tweede plaats kwam marginale seksualiteit, zoals ‘homoseksualiteit’, onder kritische aandacht. In de
woorden van Foucault, ‘it was time for all these figures,… , to make the difficult confession of what
they were’(ibid., p.39). En nog belangrijker, Foucault geeft aan dat er ook naar ze geluisterd werd.
In deze tijd gebeuren er een aantal dingen met “homoseksualiteit”. Ideeën over relaties van
mensen van hetzelfde geslacht gaan vanuit een religieus en wettelijk kader, sodomie, naar een
wetenschappelijk kader, homoseksualiteit. Belangrijk is dat sodomie meer bevatte dan alleen
homoseksualiteit, ook bestialiteit en anale seks in het algemeen vielen hieronder. De tweede
verandering was dat sodomie gezien werd als een daad die door potentieel iedereen gedaan konden
Page 8
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
7
worden, waar homoseksualiteit een gegeven identiteit was waar mensen mee geboren zouden
worden (Foucault, 1976, p.43). In het begin werd het concept homoseksualiteit niet geassocieerd
met seksuele relaties, maar met de inversie van mannelijkheid en vrouwelijkheid in een persoon
(ibid.).
De verschillende aspecten van het concept homoseksualiteit komen vandaag de dag ook naar
voren in hoe mensen erover denken. De idee van seksuele inversie is haar wetenschappelijke waarde
kwijt, maar komt nog steeds naar voren in de samenleving. Vragen als wie is het mannetje en wie is
het vrouwtje zijn niet onbekend voor de meeste homoseksuele koppels. In relatie met dit onderzoek
kan men zich afvragen of dit idee aan de grondslag ligt van de relatie tussen vrouwelijkheid en
homoseksualiteit.
2.2 Homoseksualiteit in Nederland
De focus van deze paragraaf ligt op hoe homoseksualiteit in hedendaags Nederland wordt gezien.
Zoals in de introductie wordt beschreven heeft het SCP meerdere studies gedaan naar acceptatie van
homoseksualiteit in Nederland. In de conclusie van het laatste rapport schrijft Keuzenkamp dat de
houding van Nederlands burgers redelijk positief is (Keuzenkamp, 2011, p.32). Tevens is er tijdens de
laatste decennia een stijgende positieve houding waarneembaar (ibid.). Een van de vragen die is
opgenomen in de studie vraagt naar de mannelijkheid van homoseksuele mannen. In 2010
antwoordt 11 procent van de respondenten dat homomannen eigenlijk geen echte mannen zijn
(ibid., p.18). In een eerder onderzoek in 2008 is dat 9 procent (Keuzenkamp, 2010, p.41). Omdat het
verschil vrij klein is, is het moeilijk om te zeggen dat deze gedachte meer aanhangers krijgt, maar het
is interessant om te zien dat een op de tien burgers het eens is met de stelling.
Ideeën over gender beïnvloeden de houding ten opzichte van homoseksualiteit.
Homoseksualiteit wordt geassocieerd met mannelijkheid, of beter gezegd het gebrek hieraan (Felten,
van Hoof, Schuyf in Keuzenkamp, 2010, p.56). Onder adolescenten is het een gangbaar idee dat
homomannen herkend kunnen worden door hun vrouwelijke gedrag (ibid. p.57). De waarde die
hieraan verbonden wordt is negatief, volgens deze adolescenten moeten homomannen zich zo
normaal mogelijk gedragen, met normaal bedoelen ze in dit geval mannelijk (ibid.). Gender
conformiteit is een belangrijk aspect wanneer het over de acceptatie van homoseksualiteit gaat, al
wil dit niet betekenen dat homoseksuele mannen die zich genderconform gedragen geaccepteerd
worden. Een ander onderzoek door Van Bergen en Van Lisdonk (in: Keuzenkamp, 2010) gaat over de
ervaringen van homoseksuele adolescenten. De studie laat zien dat de mate van genderconformiteit
de mate van acceptatie van hun homoseksualiteit beïnvloedt. De homoseksualiteit van jonge
mannen wordt minder geaccepteerd als hun gedrag niet gender conform is (SCP-annex, 2010, p. 10).
Page 9
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
8
2.3 Mannelijkheid
Mannelijkheid is het tweede belangrijke concept in mijn onderzoeksvraag. Als eerste zal ik een
definitie geven van mannelijkheid zoals die is geformuleerd door Connell (2005). Mannelijkheid ‘is
simultaneously a place in gender relations, the practices through which men and women engage that
place in gender, and the effects of these practices to bodily experience, personality and culture
(Connell, 2005, p.71). Met deze definitie geeft Connell aan dat mannelijkheid niet als een object
moet worden benaderd, maar als een proces en een relationeel concept. Connell schrijft dat gender
in relatie staat tot andere sociale structuren zoals klasse en etniciteit (ibid., p.75). Dit betekent dat
deze sociale structuren van belang zijn wanneer we gender, en in dit geval mannelijkheid, willen
begrijpen. Ook leeftijd is een sociale structuur die van belang kan zijn, omdat gender ook hier mee in
relatie staat. Bij een kind is gender minder of op een andere manier van belang dan bij een
volwassene of een tiener.
Door de wisselwerking van gender met etniciteit en klasse is gebleken dat mannelijkheid
meervoudig is (Connell, 2005, p. 76). De relaties en praktijken waaruit deze meervoudige
mannelijkheden bestaan worden door Connell beschreven als hegemoniaal, ondergeschikt,
medeplichtig en gemarginaliseerd. Hegemoniale mannelijkheid verwijst naar de vorm van
mannelijkheid die de meeste culturele betekenis heeft. Dit idee legitimeert de dominantie van
mannen en de subordinatie van vrouwen, in andere woorden: het zorgt voor het voortbestaan van
het patriarchaat. Binnen een samenleving zijn er ook specifiek gender relaties van dominantie en
subordinatie tussen verschillende groepen van mannen. De dominante is de hegemoniale
mannelijkheid, en subordinatie is de tweede vorm van mannelijkheid, de ondergeschikte (ibid., p.78).
Homoseksuele mannelijkheid is, binnen de Westerse context, het duidelijkste voorbeeld van
ondergeschikte mannelijkheid. Vanuit het gezichtspunt van hegemoniale mannelijkheid wordt
homoseksuele mannelijkheid gezien als alles wat mannelijkheid niet is, en dus wordt
homoseksualiteit gemakkelijk gerelateerd aan vrouwelijkheid.
2.4 Vrouwelijkheid, onmannelijkheid en ‘effeminacy’
Deze concepten komen niet direct naar voren in de onderzoeksvraag zoals ik die in de inleiding heb
geformuleerd. In de tekst hierboven wordt het echter wel duidelijk dat homoseksualiteit in de
hedendaagse samenleving gerelateerd wordt aan vrouwelijkheid en onmannelijkheid wat het
noodzakelijk maakt om de concepten hier te bespreken.
Connell schrijft dat vanuit het gezichtspunt van patriarchale cultuur homoseksuele mannen
mannelijkheid ontberen (2005, p.143). Mannen en vrouwen gaan relaties aan en mannelijkheid en
Page 10
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
9
vrouwelijkheid staan tegenover elkaar, heteroseksualiteit en de heteronorm zorgen voor de
problematisch positie van homoseksuele mannen. Het feit dat zij zich aangetrokken voelen tot
mannen, tot mannelijkheid, in combinatie met ideeën over seksualiteit in het Westen, tegenpolen
trekken elkaar aan, maakt dat homoseksuele mannen wel vrouwelijk moeten zijn (ibid.). Deze notie is
tegenstrijdig omdat homoseksuele mannen zich tot elkaar aangetrokken voelen, maar desondanks is
het een zeer invloedrijk idee.
In zijn boek over drie homogemeenschappen gaat Hennen in op het concept ‘effeminacy’ en
het ‘huwelijk’ met homoseksualiteit (2008). Effeminacy is te vertalen in het Nederlands als
vrouwelijkheid. Hennen stelt dat ‘effeminacy… has often proved useful in devaluing women and
socializing men, but it has not always been associated with homosexuality’ (2008, p.33). Effeminacy
impliceert dat een man is ‘womanlike’, waarbij niet gezegd is dat iemand daadwerkelijk een vrouw is.
Het is een kleinerende term die tegenwoordig in het gebruik vooral geassocieerd wordt met
homoseksualiteit (ibid., p.43). De auteur geeft een definitie van ‘effeminacy’ die voor dit onderzoek
van belang kan zijn: ‘Effeminacy is a historically varying concept deployed primarily as a means of
stabilizing a given society’s concept of masculinity and controlling the conduct of its men, based upon
a repudiation of the feminine that recognizes it as a “present absence”.’ (ibid., p.48). De
aanwezigheid is duidelijk in bijna alle aspecten van mannelijke identiteitsconstructie en afwezig in de
zin dat effeminacy staat voor het ontbreken van alle kwaliteiten die cruciaal zijn voor de gendernorm
(ibid.). Effeminacy processen disciplineren mannen die niet mannelijk zijn, of in andere woorden
mannen die niet binnen het beeld van hegemoniale mannelijkheid passen (ibid.,p.49).
Hennen onderscheidt vier verschillende vormen van effeminacy die de relatie met
homoseksualiteit duidelijk kan maken. De eerste vorm, politieke effeminacy, verwijst naar ‘a lack of
fitness for citizenship and the demand of involvement in state activities’ (2008, p.49). Voor de oude
Grieken was dit een dominant idee. Het werd niet geassocieerd met homoseksualiteit maar met
onderwerping. Onder dit laatste viel vooral de passieve rol bij anale seks. Morele effeminacy wordt
geassocieerd met personen die geen controle hebben over zichzelf, en is niet gerelateerd aan
homoseksualiteit (ibid., p.50). De derde vorm is cosmetische effeminacy, waarin iemands voorkomen
duidelijk maakt dat diegene een vrouwelijke man is (ibid.). De meest duidelijke vorm hiervan is
travestie, maar dit werd vanaf de achttiende eeuw geassocieerd met homoseksualiteit. De laatste
vorm is somatische effeminacy, waarin het lichaam de betekenisgever van vrouwelijkheid is. Hennen
verdeelt dit in kinesthetische effeminacy, de beweging van het lichaam of het gebruik van de stem
als een vrouw, en anatomische effeminacy, waar het lichaam van de man als vrouwelijk wordt
geïnterpreteerd (ibid., p51). De relatie tussen somatische effeminacy en homoseksualiteit is
ingewikkeld. Deze vorm van effeminacy is geen onherroepelijk bewijs van iemands homoseksualiteit,
ondanks dat de heersende ideeën over homoseksualiteit dit wel impliceren.
Page 11
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
10
Tot slot wil ik in een nuance aanbrengen in de verschillen tussen deze concepten. Volgens
Connell staan mannelijkheid en vrouwelijkheid tegenover elkaar, en bestaan vanwege deze oppositie
(2005). Plummer legt uit dat onmannelijk zijn niet gelijk staat aan vrouwelijk zijn, ‘… , given that
masculinity exists, then being unmasculine stands in contrast to more than femininity’ (Plummer,
1999, p.47) Daarnaast schrijft hij dat wat gezien wordt als onmannelijk ook afhankelijk is van de
manier waarop mannelijkheid gedefinieerd wordt. Effeminacy wordt door Hennen gezien als de
manier waarop de grenzen tussen onmannelijke en echte mannen worden gecontroleerd (2008,
p.57). Effeminacy kan misschien gezien worden als een vorm van vrouwelijkheid die door mannen
wordt vertoond.
2.5 Homoseksualiteit en mannelijkheid: Onverenigbaar?
In het vorige deel van dit hoofdstuk komen vooral de spanningen tussen beide concepten naar voren.
Deze spanningen lijken te zeggen dat het bij elkaar brengen van de concepten niet mogelijk is.
Homomannen kunnen niet mannelijk zijn, of in ieder geval niet voldoen aan hegemoniale
mannelijkheid, door de associaties met vrouwelijkheid. Dat een vereniging van de termen misschien
wel mogelijk is wordt hieronder beschreven.
Ondanks dat homoseksualiteit geassocieerd wordt met vrouwelijkheid stelt Connell dat non-
conform gender gedrag niet gebruikelijk is onder homoseksuele mannen, zij groeien ook op in
conventionele gezinnen met dezelfde praktijken van mannelijkheid als in de gezinnen van
heteroseksuele jongens (2005, p.146). Connell schrijft dat jonge mensen zich verhouden tot
hegemoniale mannelijkheid in gezinnen en onder elkaar en zich daar verzetten tegen volwassenen en
de gevestigde orde (ibid., p.147). Dit verzet kan zich uiten in hypermannelijk gedrag of, het
tegenovergestelde, vrouwelijk of onmannelijk gedrag. Deze verhouding tot hegemoniale
mannelijkheid houdt in dat jonge mensen hun eigen plek zoeken ten opzichte van de hegemoniale
mannelijkheid tijdens het opgroeien tot volwassenen. Dit zoeken concludeert in wat Connell ‘the
sexual closure’ noemt wanneer hun positie hierin gevonden is. In ‘the sexual closure’ , vindt ook de
“keuze” plaats voor mannen of vrouwen als seksueel object, ofwel er komt naar voren of ze hetero of
homo zijn.
Connell legt in haar boek ook het idee van de “very straight gay” uit. Dit idee komt voort uit
de dilemma’s die ik hiervoor kort heb beschreven en de verhouding tot hegemoniale mannelijkheid.
De “keuze” voor mannen als seksueel object omvat meer dan de keuze voor een lichaam met een
penis, het is de keuze voor ‘embodied’ mannelijkheid met alle culturele betekenissen van
mannelijkheid. Hierdoor hebben mannen de neiging om zich te verzetten tegen zowel
hypermannelijkheid als onmannelijkheid of vrouwelijkheid, en worden zo de “very straight gay”. Dit
Page 12
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
11
is op zichzelf weer problematisch omdat de “keuze” voor een seksueel object van hetzelfde geslacht
niet binnen hegemoniale mannelijkheid past (ibid.). Homoseksuele mannelijkheid is volgens Connell
geen echte uitdaging van de genderorde, door de manier waarop homomannen omgaan met
mannelijkheid (2005, p.161). Desondanks ziet ze wel mogelijke veranderingen in de genderorde door
het bestaan van homoseksualiteit, want ‘one cannot become homosexual without shattering this
hegemony somehow’ (ibid., p.162). De positie van de “very straight gay” binnen de genderorde is
tegenstrijdig en beïnvloedt de genderorde hierdoor. Deze beïnvloeding zit in het feit dat
homomannen altijd een problematische positie innemen in de genderorde ook wanneer ze zich
conform hun gender gedragen. De vriendschappelijke relaties met vrouwen en de reciprociteit
binnen het seksuele leven van homomannen zijn volgens Connell indicatoren voor de verandering die
de tegenstrijdige positie van de “very straight gay” kan bewerkstelligen. De manier waarop
mannelijkheid, vrouwelijkheid en man en vrouw nu in de genderorde zijn verankerd zou hierdoor
kunnen verschuiven.
In de Nederlandse context is er ook een fenomeen te zien dat op de “very straight gay” lijkt.
Hekma (2007) schrijft over de mannelijkheid van homomannen in Nederland. In zijn conclusie stelt
hij dat veel homomannen de associatie met vrouwelijk problematisch vinden en dat ze proberen,
met net zoveel inspanning als heteromannen, hun mannelijkheid te bewijzen aan hun omgeving, om
hierin vaak te falen wanneer ze geconfronteerd worden met vrouwelijkheidassociaties (Hekma, 2007,
p. 92). Doordat een homoman automatisch gezien wordt als onmannelijk moet hij zich te allen tijde
verhouden tot vragen over gender.
Page 13
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
12
Hoofdstuk drie
Methodologie
In dit hoofdstuk ga in op de methodologische verantwoording van het onderzoek dat ik heb
uitgevoerd voor het schrijven van deze scriptie. In de aanloop naar en tijdens het onderzoek zijn er
meerdere keuzes gemaakt op het gebied van methoden die ik in dit hoofdstuk uitgebreid zal
behandelen. Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik een kwalitatief onderzoek
uitgevoerd, de reden hiervoor is tweeledig. Het onderzoek vraagt naar gedachten, meningen en
observaties van mensen. Daarom is met het voeren van gesprekken en het duiden van uitspraken het
beste antwoord voort te brengen. Op de tweede plaats, en misschien nog wel belangrijker, ligt de
kracht van een antropoloog in het door middel van gesprekken en observeren de betekenisgeving in
het leven van mensen te doorgronden. Het doen van kwalitatief onderzoek is geen keuze maar een
inherent onderdeel van de antropologie. Als eerste beschrijf ik de selectiecriteria die ik tijdens mijn
onderzoek heb gehanteerd en zal ik ingaan op de werving van de gesprekspartners. In de daarop
volgende paragraaf zal ik de verschillende onderzoeksmethoden die ik tijdens mijn onderzoek heb
aangewend beschrijven en ga ik kort in op de analyse van de verzamelde data. In het laatste
onderdeel van dit hoofdstuk stel ik de jongens voor met wie ik tijdens mijn onderzoek heb
gesproken.
3.1 Jongens op de middelbare school en Grindr
In deze eerste paragraaf beschrijf ik de selectiecriteria die ik tijdens mijn onderzoek heb gebruikt en
ga ik in op de manier waarop de werving van gesprekspartners is verlopen.
De twee belangrijkste, en meest voor de hand liggende, selectiecriteria die ik tijdens mijn
onderzoek heb gehanteerd zijn dat gesprekspartners homoseksueel en jongen moesten zijn.
Homoseksueel zijn heb ik gedefinieerd als jongens die zichzelf openlijk identificeren als homo. Dit
laatste is belangrijk omdat mijn onderzoeksvraag gedeeltelijk gericht is op het coming out proces van
de jongens, en de coming out moet daarom achter de rug zijn. Het criterium jongen behelst naast
geslacht ook een bepaalde leeftijdsgrens, in eerste instantie richtte ik me op jongens die op de
middelbare school zaten omdat jongeren rond die leeftijd erg bezig zijn met identiteitsvorming.
Gedurende mijn onderzoek bleek dat het erg lastig was om gesprekken te hebben met jongens van
deze leeftijd. Hieronder ga ik daar dieper op in. Ik heb het selectiecriterium verbreed naar jongens op
de middelbare school en in de eerste jaren van vervolgonderwijs. Ik heb hier een leeftijdsgrens van
21 jaar aangehouden. Het derde en laatste selectiecriterium dat ik heb gehanteerd tijdens mijn
onderzoek is dat de jongens uit Nijmegen en omgeving komen. Dit is een criterium dat uit praktische
overwegingen is geboren. Omdat Nijmegen mijn woonplaats is valt afspreken gemakkelijker te
Page 14
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
13
organiseren.
De werving van de gesprekspartners heeft plaatsgevonden door doelgerichte sampling
(Bernard, 2006, p. 189-190). De groep homoseksuele jongens die ik tijdens mijn onderzoek wilde
spreken is een kleine groep die niet gemakkelijk te vinden is. Door middel van een contact bij COC
Nederland ben ik in contact gekomen met een aantal homoseksuele jongens in Nijmegen en een
toevallige ontmoeting heeft ook een grote rol gespeeld. Na deze eerste ontmoetingen heb ik gebruik
gemaakt van snowball sampling (ibid., p.193) en heb ik via de verschillende jongens meer potentiële
gesprekspartners ontmoet. Ik gebruik hier potentiële omdat er tijdens mijn onderzoek een aantal
ontmoetingen is afgezegd. In twee gevallen werd hier door de jongens aangegeven dat dit te maken
had met hun ouders die het geen goed idee vonden om hun zoon met mij te laten praten omdat ze
bang waren dat mijn bedoelingen niet zo eerbaar waren. In nog vijf andere gevallen werd een
gesprek afgezegd, zonder opgaaf van reden, maar ik vermoed dat hier eenzelfde reden aan ten
grondslag lag. De groep gesprekspartners groeide door het gebruik van snowball sampling maar door
de weinige contacten met andere homoseksuele jongens waren de grenzen hiervan al snel bereikt.
De oudere jongens heb ik gezocht in mijn eigen netwerk en ook via de smartphone applicatie Grindr.
Deze applicatie maakt het mogelijk om te chatten met homomannen in je directe omgeving en wordt
gebruikt voor het vinden van vrienden, relaties en dates. Door middel van Grindr heb ik twee
gesprekspartners gevonden. Aan de hand van de eerste drie contacten die ik had heb ik via snowball
sampling zeven andere jongens te spreken gekregen. In totaal heb ik met twaalf jongens gesprekken
gevoerd.
Als laatste wil ik hier opmerken dat ik in deze scriptie veelvuldig zal verwijzen naar ‘de
jongens’. Hiermee verwijs ik naar de homoseksuele jongens met wie ik gesprekken heb gevoerd
tijdens mijn onderzoek.
3.2 Gesprekken, uitspraken en analyse
In deze paragraaf ga ik in op de verschillende methoden van onderzoek die ik tijdens mijn onderzoek
heb gebruikt. Daarnaast beschrijf ik de analysemethoden van de verzamelde data. Als laatste ga ik in
op mijn eigen rol in het onderzoek.
Het doen van interviews is de meest gebruikte methode in mijn onderzoek. Op de eerste
plaats heb ik meerdere informele gesprekken gevoerd met de jongens. Deze gesprekken waren van
belang voor het opbouwen van een vertrouwensband en gaven in de meeste gevallen ook al inzicht
in ervaringen van de jongens op het gebied van hun coming out en ervaringen met hun
homoseksualiteit. Door middel van semigestructureerde interviews (Bernard, 2006, p. 211-212)
hebben er met alle jongens ook formele gesprekken plaatsgevonden. Tijdens de interviews had ik
Page 15
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
14
een aantal aandachtsgebieden in gedachten die ik ter sprake wilde brengen, maar liet het verloop
van het interview over aan de gesprekspartner. Tijdens mijn onderzoek heb ik ook uitgebreid
stilgestaan bij omgevingen waar we afspraken om iets te drinken of waar en wanneer we de
interviews planden. De eerste ontmoetingen hebben plaatsgevonden in cafés en kroegen om te
zorgen voor een informele sfeer. Interviews hebben voornamelijk plaatsgevonden in mijn eigen huis
of op plaatsen die door de jongens zelf werden aangedragen om ervoor te zorgen dat de jongens
zonder reserve konden spreken en zich niet druk hoefden te maken over wie hen misschien kon
horen. Deze ruimte om vrijuit te spreken is belangrijk omdat de jongens het vaak moeilijk vinden om
zich uit te laten over hun homoseksualiteit waar anderen ze misschien kunnen horen. Een tweede
methode die ik heb toegepast is observatie. Deze observatie vond plaats tijdens de gesprekken. Ik
heb vooral gelet op lichaamshouding en non-verbale communicatie die me tijdens het duiden van
hun uitspraken kon helpen. Hiernaast heb ik door middel van observatie een indruk gekregen van de
genderperformance van de jongens. Aan de hand van lichaamshouding en manieren van bewegen en
zitten kreeg ik een indruk van deze performance. Ook stemgebruik speelt hierin een belangrijke rol.
In de volgende paragraaf beschrijf ik mijn indrukken van de jongens.
Voorafgaand aan de analyse zijn de interviews getranscribeerd en gecodeerd op specifieke
thema’s en aandachtsgebieden. Door deze coderingen kunnen de verschillende gesprekken en
interviews met de jongens met elkaar vergeleken worden op die thema’s die interessant zijn met het
oog op de onderzoeksvraag. Tijdens de analyse heb ik gebruik gemaakt van discours analyse
(Bernard, 2006, p. 484) en ‘interpretive analysis” (ibid., p. 473). Door middel van discours analyse is
er gekeken naar wat en hoe de jongens dingen vertellen, en de ‘interpretive analysis’ is gebruikt om
te begrijpen wat de jongens zeggen in de context van het onderzoek.
Tijdens het onderzoek en de analyse is ook mijn rol als onderzoeker van belang geweest. Als
homoseksuele man van slechts enkele jaren ouder dan de jongens die ik gesproken heb kan ik me
nog goed herinneren wat ik voelde en dacht voor en tijdens mijn coming out. Deze herinneringen
hebben mij geholpen de uitspraken van de jongens te duiden en te begrijpen. Het feit dat ik homo
ben zorgde er tijdens de gesprekken voor dat er een sfeer ontstond die ik het best kan omschrijven
als ‘homo’s onder elkaar’. Voor een aantal van de jongere jongens was dit fijn omdat ik voor
sommige een van de weinige homo’s was die ze kenden en op deze manier ook vragen aan mij
konden stellen over homo zijn en hoe mijn coming out was. Daarnaast heb ik het idee dat
gesprekken over gender en seksualiteit makkelijker te voeren waren door mijn homo zijn.
Page 16
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
15
3.3 Even voorstellen
In dit deel van het methodologische hoofdstuk ga ik in op de onderzoeksgroep. Gedurende de drie
maanden dat ik mijn onderzoek heb uitgevoerd heb ik met twaalf jongens gesproken. Van deze
jongens zaten er vijf ten tijde van de gesprekken nog op de middelbare school of hadden een
tussenjaar voordat ze met hun vervolgstudie begonnen. Zes jongens zaten in de eerste jaren van hun
vervolgonderwijs op HBO of universitair niveau, de laatste jongen heeft een MBO opleiding afgerond
en werkt. Zoals eerder aangegeven hoopte ik voornamelijk jongens te vinden die nog op de
middelbare school zaten maar is dit uiteindelijk niet geheel gelukt. Naast de eerder aangegeven
afzeggingen van jongens die, waarschijnlijk, niet mochten van hun ouders werd ik ook
geconfronteerd met het feit dat veel jongens pas uit de kast komen als ze de middelbare school
hebben verlaten. De jongens die op de middelbare school al uit de kast zijn bevinden zich in veel
gevallen nog niet in uitgebreide netwerken met andere homo’s waardoor het moeilijk wordt ze te
vinden.
Hieronder zal ik alle jongens met wie ik gesproken heb voorstellen. Hierbij moet aangemerkt
worden dat ik op verzoek van de jongens hun namen heb gefingeerd om daarmee hun anonimiteit te
waarborgen. Naast leeftijd, schoolniveau en woonsituatie zal ik ook kort ingaan op de sociale
omgeving van de afzonderlijke jongens.
Sven is 19 jaar oud en zit in het eerste jaar van zijn universitaire studie. Hij woont op kamers in
Nijmegen. Sven is voor het eerst uit de kast gekomen naar zijn ouders toen hij veertien jaar oud was,
hij heeft drie broers en twee zussen. Op school is hij uit de kast gekomen toen hij vijftien was. Sven is
een slanke jongen met een uitgesproken kledingstijl, in zijn doen en laten komt hij vrij vrouwelijk op
mij over.
Dennis, 19, is tweedejaars student aan de universiteit en woont ook op kamers in Nijmegen. Zijn
ouders zijn gescheiden en hij heeft een zus. Belangrijk om te vermelden is dat Dennis’ vader toen
Dennis jong was uit de kast is gekomen waarna zijn ouders zijn gescheiden. Dennis is in de tweede
helft van zijn middelbare school periode uit de kast gekomen, als eerste bij zijn vrienden. Dennis
komt vrij jongensachtig op mij over maar zijn vrouwelijkheid komt zeker naar voren.
Evert is eerstejaars student op de universiteit en 19 jaar oud. Hij woont bij zijn ouders in een dorp in
de buurt van Nijmegen. Hij is als eerste, rond zijn 17e, uit de kast gekomen bij zijn vrienden en
vriendinnen en ongeveer een jaar later thuis. Evert heeft twee broers en drie zussen; een van de
zussen is lesbisch en is eerder dan hij uit de kast gekomen. Evert komt op mij over als een vrolijke
Page 17
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
16
jongen met vooral veel vriendinnen. In zijn gedrag en uiterlijk is hij in mijn ogen vrouwelijker dan
andere jongens van zijn leeftijd.
Marijn is twintig jaar oud en tweedejaarsstudent aan het HBO. Ook Marijn is als eerste uit de kast
gekomen naar zijn vrienden en daarna naar zijn ouders. Hij heeft twee broers, waarvan er een ook
homo is. Ook Marijn woont op kamers in Nijmegen. Marijn is een zelfverzekerde jongen die op het
eerste gezicht niet heel vrouwelijk lijkt.
Sybren is 20 jaar en woont in Nijmegen. Hij heeft zijn mbo-opleiding afgerond en werkt bij een groot
warenhuis in de stad. Hij woont op zichzelf en heeft een relatie met Niels. Hij is op zijn achttiende uit
de kast gekomen, eerst naar zijn studiegenoten en daarna naar zijn ouders en broertjes. Mijn indruk
van Sybren is die van een rustige ietwat teruggetrokken jongen. In mijn ogen is hij vrij jongensachtig
maar laat zijn gevoelens duidelijk blijken, wat hem wat minder mannelijk doet overkomen.
Niels is 19 jaar oud en studeert aan de Hogeschool Amsterdam. Hij woont weer tijdelijk bij zijn
ouders in Nijmegen. Niels is een aantal maanden geleden uit de kast gekomen en heeft het voor het
eerst verteld aan Sybren. Een dag erna is hij thuis uit de kast gekomen, bij zijn ouders en zijn broer. In
Niels zijn doen en laten merk ik dat hij nog niet zo lang uit de kast is, hij komt onzeker over en is vrij
verlegen. Niels ziet er mannelijk uit maar tijdens het gesprek komt hij iets vrouwelijker over wanneer
hij zich meer op zijn gemak voelt.
Harm is 17 jaar oud en heeft een tussenjaar voordat hij aan zijn vervolgopleiding gaat beginnen. Hij is
een aantal maanden voordat ik hem ontmoette uit de kast gekomen naar zijn ouders en vrienden
naar aanleiding van zijn relatie met Floris. In de vierde klas leerde hij Lennard kennen en hebben ze
elkaar verteld dat ze homo zijn. Harm woont in een klein dorpje in de omgeving van Nijmegen en
heeft een broer en een zus. Harm is een vrolijke en zeer praatgrage jongen die in mijn ogen een
beetje vrouwelijk overkomt.
Patrick woont bij zijn ouders in Nijmegen. Hij is 17 jaar oud en zit op de middelbare school. Hij is
anderhalf jaar geleden thuis uit de kast gekomen. In eerste instantie dacht hij dat hij misschien
biseksueel was, maar Patrick is op zijn vijftiende als homoseksueel uit de kast gekomen als eerste bij
zijn vrienden. Hij komt op mij over als een rustige en beetje tegendraadse jongen. Patrick ziet er in
mijn ogen vrij mannelijk uit en dit wordt versterkt door zijn stoere houding en manier van praten.
Joost is 17 jaar oud, woont nog thuis en hij zit in het laatste jaar van de HAVO. Op zijn vijftiende is hij
uit de kast gekomen naar zijn vrienden als biseksueel. Een jaar later is hij thuis en bij zijn vrienden uit
de kast gekomen als homoseksueel. Hij heeft een zus en twee broers die niet meer thuis wonen, en
een jonger zusje dat nog thuis woont. Mijn indruk is dat Joost een teruggetrokken jongen is die wat
Page 18
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
17
verlegen is. Nadat ik hem wat beter leerde kennen kwam hij een stuk vrolijker op mij over. Joost
komt vrij vrouwelijk op mij over.
Floris zit in het laatste jaar van de middelbare school en woont bij zijn ouders in een middelgroot
dorp in de buurt van Nijmegen. Hij heeft twee broers en is 17 jaar oud. Toen hij dertien was is hij uit
de kast gekomen naar zijn ouders en broertjes. Als ik hem spreek is hij een aantal maanden uit de
kast voor zijn vrienden en de rest van de familie. Hij is uit de kast gekomen toen hij een relatie kreeg
met Harm. Floris kwam op mij over als een vriendelijke bedachtzame jongen. Floris is vrij
jongensachtig in uiterlijk en gedrag. In zijn uitspraken komen echter aspecten naar voren die ik als
vrouwelijk zou bestempelen.
Lennard is 18 jaar oud en woont bij zijn ouders in Nijmegen. Hij is eerstejaarsstudent aan de
hogeschool. Hij is voor het eerst uit de kast gekomen in de vierde klas toen hij Harm leerde kennen.
In de zomervakantie na zijn middelbare school is hij uit de kast gekomen naar zijn vrienden en daarna
heeft hij het zijn ouders verteld. Mijn indruk van Lennard is een vrouwelijke jongen die zich prima
voelt in het leven dat hij nu heeft.
Tom woont in Nijmegen bij zijn ouders. Hij heeft twee zussen die niet meer thuis wonen, zijn vader is
vrij religieus opgevoed en hij heeft een homoseksuele oom. Hij is 18 jaar oud en zit in het laatste jaar
van de middelbare school. In eerste instantie is Tom uit de kast gekomen bij zijn vrienden op school
toen hij vijftien was. Kort daarna heeft het ook zijn ouders en zussen verteld. Tom kwam op mij over
als een slimme en eigenwijze jongen die vooral zijn eigen gang gaat. Het is lastig om Tom te
beschrijven in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ik zag hem als een jongen zoals anderen
van zijn leeftijd die in zijn gedrag en uitspraken iets zachter overkomt.
Page 19
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
18
Hoofdstuk vier
Coming out: Stoer dat je het vertelt, minder stoer dat je het bent
In dit hoofdstuk ga ik in op de coming out van de verschillende jongens die ik tijdens mijn onderzoek
heb gesproken. Ik zal dezelfde volgorde aanhouden zoals ook voor de meesten van hen de coming
out is verlopen. In de eerste plaats zal ik ingaan op de periode voor de coming out en de
verwachtingen omtrent homoseksualiteit van henzelf en van hun omgeving. Vervolgens zal ik ingaan
op de manier waarop hun coming out is gegaan en de manier waarop er door hun omgeving is
gereageerd. In dit laatste onderdeel zal ik ook ingaan op de coming out-ervaringen van de jongens en
de veranderingen die in hun leven hebben plaatsgevonden. Door het hele hoofdstuk heen is ook te
lezen hoe gender en genderstereotypen in dit alles een soms cruciale rol spelen. Allereerst zal ik
ingaan op het proces van uit de kast komen en op welke manier dit over het algemeen verloopt.
4.1 Coming out
In deze eerste paragraaf ga ik in op de term coming out die ik hieronder kort zal introduceren. Tevens
zal ik aan de hand van een aantal theoretische raamwerken uitleggen hoe het proces van coming out
begrepen kan worden. Uit de kast komen verwijst naar het vertellen van iemands seksuele voorkeur
of seksuele identiteit wanneer deze niet heteroseksueel is. Zowel bij homomannen, lesbische
vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenders wordt het vertellen over de voorkeur of
identiteit als coming out beschreven. De term ‘coming out’, ‘coming out of the closet’ en de
Nederlandse vertaling uit de kast komen heeft een bewogen en onduidelijke geschiedenis. De term
‘coming out’ is geleend van een traditioneel gebruik waarbij vrouwen uit de hogere klassen werden
gepresenteerd als volwassen aan de samenleving op een zogenaamd debutantenbal. Coming out
werd eerder gebruikt om te beschrijven hoe een homoseksueel persoon zijn eerste stappen zette in
een nieuwe omgeving, zoals de debutante op het hierboven beschreven bal. Sinds de jaren ‘50 wordt
coming out vooral geassocieerd met het publiek maken van homoseksualiteit (Tamashiro,
www.glbtq.com).
Het proces van uit de kast komen wordt over het algemeen gezien als een eenmalig proces
waarin men voor eens en altijd uit de kast komt. Het uit de kast komen is ook een sterke metafoor
voor deze gedachtegang. In de praktijk is het echter zo dat uit de kast komen een proces is dat
tijdens het gehele leven van een persoon door blijft gaan. Wanneer men in nieuwe sociale
omgevingen komt is er vaak een moment waarop men opnieuw uit de kast moet komen. Hiernaast
zijn er ook gevallen bekend van mensen die een deel van hun leven of in specifieke contexten in de
kast blijven of de kast weer ingaan. Dit heeft in de meeste gevallen te maken met een omgeving die
onveilig is voor LHBT’s zoals bijvoorbeeld verzorgingstehuizen of bepaalde beroepen, maar ook
Page 20
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
19
scholen kunnen te onveilig overkomen om openlijk uit de te komen voor je seksuele voorkeur (van
Bergen en van Lisdonk in Keuzenkamp, 2010, p. 168).
Het proces van coming out is door verscheidene auteurs beschreven en in verschillende stadia
verdeeld, een van de meest invloedrijke modellen is van Cass (in: Savin Williams, 2005, p.72). Dit
model bestaat uit zes niveaus, het eerste niveau behelst de eerste vermoedens van
homoseksualiteit, ‘identity confusion’. Na ‘identity comparison’, het vergelijken van seksuele
gevoelens met anderen, is het derde niveau ‘identity tolerance’, het stadium waarin personen
zichzelf realiseren dat ze homoseksueel zijn maar dit vaak nog niet accepteren. Het vierde stadium,
‘identity acceptance’, behelst het accepteren van homoseksualiteit en een eerste coming out en
vloeit vervolgens voort in ‘identity pride’, een stadium waarin personen zich vooral willen associëren
met gelijkgestemden. Het laatste niveau, ‘identity synthesis’, kenmerkt zich door een integratie van
het zelf als homoseksueel met andere aspecten van het zelf. (Savin Williams, 2005,72-74). De auteur
bekritiseert dit model op een aantal gronden, waaronder de karige empirische onderbouwing, de
ongevoeligheid voor cohort, gender en etniciteit, en het etnocentristische karakter van het model.
Het belangrijkste kritiekpunt van Savin Williams is dat coming out, in brede zin, van veel jongeren
niet past in dit soort modellen (ibid., p.74-81). Hij stelt een kader voor waarin de diverse,
onvoorspelbare, en altijd veranderde levens van jongeren tot hun recht komen, het ‘differential
developmental trajectories framework’ (ibid., p.81). Dit kader houdt rekening met de
veranderlijkheid in en tussen individuen, de mijlpalen en processen die door het leven heen
belangrijk zijn en de verschillende individuele wegen die personen afleggen (ibid.).
4.2 “Ik wist het al toen ik je voor het eerst in mijn armen hield”
Wanneer de jongens uit de kast komen hebben ze in veel gevallen te maken met reacties van ouders
en vrienden die aangeven niet verbaasd te zijn of de homoseksualiteit van de jongen zelfs al
verwacht te hebben. In dit deel van het hoofdstuk zal ik ingaan op de onderliggende redenen voor
deze verwachtingen en zal ik tevens ingaan op de eerste stappen van de jongens voor hun
daadwerkelijke coming out.
Tijdens de gesprekken kwam naar voren dat reacties zoals hierboven genoemd bij veel
jongens voorkwamen toen ze de coming out hadden in het gezin. De titel van deze paragraaf verwijst
naar de moeder van Tom die tijdens een gesprek met haar zoon aangaf dat ze al wist dat hij homo
was vanaf het moment dat hij geboren werd. De uitspraak van Tom’s moeder is niet representatief
voor de ervaringen van de andere jongens, maar veel van hen geven aan dat hun moeders op
soortgelijke manier reageerden. Floris vertelt het volgende over zijn moeders reactie : “Ik kan me nog
een verhaal herinneren dat mijn moeder vertelde, toen ik een jaar of drie was, dat ik een beetje
Page 21
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
20
aandachtsgeil was of hoe noem je dat, en toen heeft ze wel eens verteld tegen mensen, ik weet niet
of het zo is, maar als Floris later homo is zal het mij niet verbazen.” De uitspraken van Floris en die
van zijn moeder zijn tekenend voor de manier waarop er door ouders over de verwachtingen van
homoseksualiteit gesproken wordt. De gebeurtenissen of karaktertrekken waarop de vermeende
homoseksualiteit van hun kind op gebaseerd wordt spelen zich af tijdens de kinderjaren van hun
zoon, de moeders verwijzen eigenlijk niet naar gebeurtenissen of opvallende zaken die plaatsvinden
na de basisschool. De reden hiervoor kan liggen in het feit dat de moeders vooral de eerste
manifestaties van dat wat hun vermoeden veroorzaakt of versterkt kunnen herinneren en dat ze dit
niet meer opvallend vinden naarmate hun kind opgroeit. Opvallend in de hierboven geschreven
context is dat het vermoeden dat hun zoon homo is in alle gevallen niet gebaseerd was op
daadwerkelijke indicaties van homoseksualiteit, in de zin van verliefdheid op of aantrekking tot
hetzelfde geslacht. De verschillende redenen die de moeders aangeven voor het niet verbaasd zijn
vinden hun oorsprong in het gedrag van hun kinderen. De gemene deler van het gedrag dat door hun
moeders wordt aangevoerd lijkt het niet genderconforme gedrag van de jongens te zijn, hieronder
kom ik daar nog uitgebreider op terug. Verder zijn er nog een aantal jongens die aangeven dat
voordat ze uit de kast kwamen hun moeder sekseneutrale uitspraken deed over de verliefdheid of
aantrekkingskracht. Evert vertelt dat zijn moeder hem verscheidene malen na het stappen heeft
gevraagd “ben je nog een leuke meid tegengekomen? Of een leuke jongen? Dat mag allemaal he! Dit
soort uitspraken worden alleen gedaan door moeders die later aangeven al een vermoeden te
hebben gehad van het homo zijn van hun zoon.
De vaders van de jongens schitteren in de gesprekken over verwachtingen door afwezigheid,
waarbij vermeld moet worden dat ze in de reacties vaak wel een rol spelen. Wanneer de jongens hun
vader aanhalen wanneer het gaat over de verwachtingen van hun ouders is dit alleen om aan te
geven dat hun vader niets had verwacht. De redenen hiervoor heb ik binnen mijn onderzoek niet
kunnen ontdekken, al valt er zeker het een en ander te speculeren. Bij de meeste jongens is er sprake
van een klassieke gezinssamenstelling waarin de moeder de grootste rol speelt in de opvoeding en
de vader fulltime werkt. Het bestaan en respectievelijk ontbreken van vermoedens zou verklaard
kunnen worden door de grotere aanwezigheid van de moeder en de afwezigheid van de vader.
Echter dit zou betekenen dat de moeders deze vermoedens niet hebben besproken met de vaders.
Mogelijkerwijs kan er ook een meer ingewikkelde oorzaak aan de grondslag liggen. In de eerder
aangehaalde onderzoeken van Keuzenkamp en Felten (Keuzenkamp, 2010, p. 45, et al. In:
Keuzenkamp, 2010, p. 57/58) blijkt dat Nederlandse mannen meer moeite hebben met
homoseksualiteit dan vrouwen en dat de door heterojongens negatief beoordeelde vrouwelijkheid of
onmannelijkheid van homomannen door meisjes vaak positief beoordeeld wordt. Met deze gegevens
Page 22
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
21
in het achterhoofd zou men de oorzaak van het niet bestaan van vermoedens bij de vaders kunnen
zoeken in het feit dat ze de homoseksualiteit van hun zoons niet zien of niet willen zien.
Zoals hierboven al kort staat beschreven baseren moeders de vermoedens van de homoseksualiteit
van hun zoons niet zozeer op bewijzen of aanwijzingen van de homoseksualiteit zelf. Dit is op zichzelf
ook logisch omdat de oorsprong van deze vermoedens vaak ligt in de periode dat de jongens nog op
de basisschool zitten en dat kinderen in die leeftijdscategorie nog weinig te maken hebben met
verliefdheid, relaties of uitgesproken seksuele verlangens naar leeftijdsgenoten. Er kan in deze
periode wel sprake zijn van zogenaamde kalverliefde en dergelijke. Wanneer de jongens wel relaties
hebben in deze periode geven ze aan dat dit in alle gevallen met meisjes was, maar ze omschrijven
deze achteraf niet als serieuze relaties. Maar de gedachtes over homoseksualiteit komen
hoogstwaarschijnlijk niet uit het niets. Verschillende moeders geven aan dat ze een bepaald gevoel
hadden waar ze hun vermoedens op baseerden, een ander veelgehoorde opmerking is dat ze “het
gewoon wisten”. Een andere verklaring die naar voren komt in de gesprekken met de jongens is dat
de moeders hun vermoedens baseren op het gedrag en de karaktertrekken van de jongens.
In de verschillende verhalen komt een aantal soorten gedrag naar voren die de jongens zich
kunnen herinneren uit de gesprekken met hun ouders. Een van de meest naar voren komende
opmerkingen heeft te maken met vriendschappen die de jongens hadden tijdens hun
basisschoolperiode. Floris legt uit waarom zijn moeder en anderen zijn homoseksualiteit, aan zagen
komen “omdat ik toen iets meer naar de meisjes trok, niet dat ik helemaal niet met jongens omging
hoor, maar dat dat meer met meisjes was dan de gemiddelde jongen. Ik had ook een beste vriendin,
mijn buurmeisje”. Het aantal vriendinnetjes op de basisschool, op zichzelf of in verhouding tot
vriendjes, was bij een aantal jongens een reden voor de vermoedens rond hun seksualiteit.
Interesses en hobby’s zijn een andere veel voorkomende reden die naar voren komt als het
gaat over de vermoedens van de moeders. Zo vertelt Sven “op de basisschool was ik ook best een
homoachtig ventje hoor, ik zat op musical, zingen op de schommel, dat soort dingen allemaal, dus ja”.
Floris en Harm vertellen dat ze allebei toen ze klein waren op hun verjaardag een barbiepop hebben
gekregen, beide kunnen ze zich niet herinneren deze te hebben gevraagd. Ze geven aan dat het wel
iets te maken moet hebben met hoe hun ouders en familie over hen dachten, hun broers hebben dat
namelijk nooit gehad. De voorbeelden die ik hierboven schets hebben sterk te maken met hobby’s en
interesses, speelgoed, dat sterk gerelateerd wordt aan non-conform gender gedrag voor jongens.
Musicals in het algemeen, en bij een musicalvereniging zitten worden geassocieerd met
homomannen respectievelijk vrouwelijke jongens. Een barbiepop is misschien wel speelgoed dat het
meest geassocieerd wordt met meisjes, wanneer het zoals in dit geval aan een jongen gegeven wordt
impliceert dit op zijn minst een bepaald besef van non-conform gendergedrag bij de jongens.
Page 23
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
22
Overigens geeft Floris aan dat hij nooit echt met de barbie heeft gespeeld, samen met zijn broer
heeft hij de pop gesloopt.
De laatste vorm van non-conform gendergedrag die door de moeders wordt aangedragen als
grondslag voor hun vermoedens zijn de keren dat de jongens zich tijdens verkleedpartijtjes of
anderszins verkleedden als meisje of als vrouw. “Ohja, ik heb me ook wel eens als vrouw verkleed,
met mama’s kleren aan. Vond ze niet leuk, ik weet nog dat ik dat niet meer mocht. Later besefte ik
me dat pas, ik snapte toen helemaal niet waarom dat niet mocht”. Sven verteld dat dit ook een reden
was waardoor zijn omgeving, in dit geval zijn moeder, niet verbaasd waren over zijn
homoseksualiteit.
Bovenstaande zaken laten zien dat er tijdens de jeugd van de jongens een aantal zaken zijn
waarop de moeders hun vermoedens over homoseksualiteit baseren. Het non-conforme gender
gedrag van de jongens wordt door de moeders geobserveerd en vervolgens, geheel in lijn van de
heersende ideeën over gender en seksualiteit in de samenleving, omgezet in bepaalde
verwachtingen over het homo zijn van hun zoon. Deze bewering behoeft wel enige slagen om de arm
aangezien ik het ‘simpelweg’ aanvoelen of weten van de moeders niet wil negeren. Op zijn minst kan
er beweerd worden dat non-conform gendergedrag van jongens de vermoedens van hun vermeende
homoseksualiteit versterkt.
Een tweede aanmerking die ik wil plaatsen is dat het onmogelijk is om vast te stellen of de
homovermoedens gebaseerd op non-conform gendergedrag daadwerkelijk al bestonden op het
moment dat dit gedrag geobserveerd wordt. Wanneer een moeder geconfronteerd wordt met de
homoseksualiteit van haar zoon, en daarmee ook de genderimplicaties die hierbij horen, zou het
kunnen zijn dat ze op zoek gaat naar aanwijzingen uit het verleden, of dat ze het non-conform
gendergedrag van haar zoon nu onder de noemer homoseksualiteit kan schuiven. Dit laatste wordt
ook aangestipt door Joost wanneer hij praat over verkleden als vrouw, “Ik denk dat wel meer jongens
dat doen hoor, echt niet alleen homo’s. […]ik denk dat hetero’s dat niet vertellen, het heeft toch met
het vrouwelijke te maken, en hetero’s zijn mannelijk dus dan kan dat niet”. Hierboven schreef ik dat
het minder aanwezig zijn van de vader in de gezinssituatie mogelijkerwijs zou verklaren waarom deze
geen verwachtingen over homoseksualiteit heeft. Wanneer de moeder de koppeling tussen non-
conform gendergedrag en homoseksualiteit pas na de coming out maakt heeft zij ervoor niet met de
vader over deze vermoedens kunnen spreken.
4.3 “Ik dacht het natuurlijk al een beetje”
Wanneer het over verwachtingen over hun homoseksualiteit gaat is het natuurlijk ook zeer
interessant om te kijken naar de uitspraken van de jongens zelf. Verwachtingen klinkt misschien in
Page 24
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
23
eerste instantie als een vreemde term in deze context, maar het is zeker niet het geval dat
homojongens opeens weten dat ze homo zijn en hier ook meteen zeker van zijn. Van alle jongeren
twijfelt twintig procent wel eens over hun seksuele voorkeur, een deel hiervan zal zich later ook
daadwerkelijk als homo- of biseksueel identificeren (GGD). In deze paragraaf zal ik ingaan op de
verwachtingen van de jongens en wanneer en hoe ze zelf voor het eerst dachten dat ze misschien
homo zijn. Vervolgens ga ik in op de ervaringen van de jongens tussen dit moment en de uiteindelijke
coming out.
De leeftijden waarop de jongens beginnen te vermoeden dat ze misschien wel homo zijn
verschillen per jongen, al is het in de meeste gevallen aan het begin of tijdens de puberteit. Er zijn in
de verhalen van de jongens verschillende lijnen te ontdekken die ik hieronder zal beschrijven.
Sommige van de jongens geven aan dat ze altijd al het gevoel hadden een beetje anders te zijn dan
andere jongens, het gevoel dat ze homo zijn komt dan in veel gevallen wel in de puberteit wanneer
aantrekking en verliefdheid een rol gaan spelen. Joost zegt hierover het volgende: Nou, ik had
eigenlijk mijn hele leven een beetje een idee dat ik meisjes niet zo interessant vond, ik wist wel dat er
iets anders was. Ik vond jongens altijd veel interessanter dan meisjes. Niet om mee te spelen ofzo,
want ik speelde heel veel met meisjes. Maar jongens trokken me veel meer aan denk ik. Deze
woorden van Joost geven mooi weer hoe het gevoel van anders zijn in zijn jeugd op latere leeftijd
bevestigd wordt door zijn de aantrekking die hij voelt naar andere jongens. Ook Floris spreekt
hierover en gaat hier zelfs nog iets verder in, hij vertelt dat “Nou, dat ik er echt erachter kwam, niet
echt een moment ofzo, maar ik heb nog nooit gedacht dat ik hetero was. Op de basisschool wel
vriendinnetje gehad, maar ik wist gewoon dat ik homo was. Ik denk dat als je met , je weet van jezelf
dat je een keer vooral seks wil ofzo, en ook je gevoelens. en ik wist dat dat voor mij niet met een
meisje was”. Hier is ook al duidelijk dat er sprake is van een gevoel van anders zijn dat al voor de
puberteit speelt, Floris geeft aan reeds op de basisschool al te weten dat hij homo is.
Andere jongens beginnen te twijfelen over hun homoseksualiteit als ze op de middelbare
school zitten. De eerste drie klassen van de middelbare school worden het meest genoemd als de tijd
waarin ze jongens aantrekkelijk beginnen te vinden. Harm vertelt over deze periode, “toen dacht ik
op een bepaald moment volgens mij vind ik jongens leuker, dat ik ook seksuele gevoelens had bij een
jongen”. Voor de meeste jongens van rond die leeftijd gaat seksuele aantrekkingskracht een rol
spelen. Ook in het verhaal van Lennard komt dit naar voren, “ik denk vooral aan de eerste drie jaren
van de middelbare school, ik had wel een beetje een idee […] ja, ik dacht het wel, maar ik was er niet
zo zeker van denk ik, en niet zo zeker dat ik het aan anderen wilde vertellen”.
Kenmerkend voor deze periode in het coming out proces is de onzekerheid en de twijfel die
in nog duidelijk in hun herinnering zitten. In de verhalen van de jongens hierboven komt dit al
enigszins naar voren maar andere jongens zijn hier meer uitgesproken over. “Ik had er wel over
Page 25
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
24
nagedacht zou het, zou het, maar je zit dan nog in je hoofd heel erg van nee, je wilt het niet, het zal
wel niet zo zijn.” Deze woorden van Sven laten zien dat de twijfel die hij had in de eerste plaats zit in
de vraag of hij daadwerkelijk homo is, en in de tweede plaats wordt het duidelijk dat geen homo
willen zijn ook een rol speelt bij de onzekerheid in deze fase van zijn leven. Geen homo willen zijn
speelt bij de meeste jongens een belangrijke rol, Harm zegt: “ Aan het begin vond ik het heel kut,
toen snapte ik het nog niet. Na een tijdje snapte ik van oh dan ben ik homo. Heb eerst gedacht
misschien gaat het wel over, maar dat gebeurde niet” Ook hier komt duidelijk naar voren dat de
onzekerheid zowel veroorzaakt wordt door het wennen aan het feit dat men misschien homo is
samen met het feit dat men geen homo wil zijn. Dit laatste wordt ook duidelijk in wat Sybren
hierover vertelt: “ik wist het zelf ook al langer natuurlijk, maar het zelf accepteren vond ik dan nog
wel het moeilijkst”.
Voor de meeste jongens duurt het herkennen en erkennen van hun homoseksualiteit een
bepaalde periode waarin ze in sommige gevallen proberen deze gevoelens zoveel mogelijk weg te
duwen. “in eerste instantie dacht ik, ik kan het nog wel onderdrukken, ik kan nog wel verliefd worden
op een meisje” (Evert). Dit is niet in alle gevallen zo, het lijkt erop dat een homoman in de directe
omgeving van de jongens sterk kan beïnvloeden hoe ze hun homoseksualiteit waarderen. In het geval
van Tom speelt zijn homoseksuele oom hierin een belangrijke rol. “Het ging heel natuurlijk, ik wist als
kind al wat een homo was, door mijn oom. En toen in de eerste dacht ik ‘hé, die jongen is best wel
leuk’. Voor mij kwam het redelijk natuurlijk, ik wist het vrij snel en ik heb er nooit echt moeite mee
gehad. […] Het enige was dat ik dacht kunnen andere mensen het wel accepteren. Voor mij was het
gewoon redelijk normaal, iedereen is gek op hem. Ik kon er de slechte kanten niet van inzien.” De
aanwezigheid van een homoman in de omgeving maakt het voor de jongens soms makkelijker om
hun voorkeur te accepteren, en daarnaast vermindert het de angst voor negatieve reacties van de
omgeving zoals in het geval van Marijn, bij wie zijn broer al uit de kast was op het moment dat hij
over zijn homoseksualiteit nadacht. In het geval van Dennis, wiens vader homo is, is dit niet het
geval. De moeizame coming out van Dennis’ vader en de moeilijke relaties tussen de gezinsleden die
daaruit volgden maakten het voor Dennis eerder lastiger om uit de kast te komen.
Een opvallend verschil tussen de verwachtingen van de jongens en die van hun ouders, met name
moeders, is te ontdekken in de grondslag van de vermoedens. Zoals gezegd blijken de vermoedens
van de laatste groep vooral gebaseerd te zijn op non-conform gendergedrag van hun zoons. Bij de
jongens beginnen de eerste twijfels en verwachtingen over hun seksualiteit op basis van deze
seksualiteit zelf, verliefdheid op en aantrekking tot jongens is voor hen op de eerste plaats de reden
om na te gaan denken over hun voorkeur. Ook voor degene die zich al voor het begin van de
puberteit als anders omschrijven krijgt dit gevoel van anders zijn pas na gevoelens van aantrekking
Page 26
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
25
en verliefdheid het label homoseksualiteit. Het is echter niet zo dat de jongens niet praten over non-
conform gendergedrag voor hun coming out of ontkennen dat ze dit gedrag hebben vertoond.
Toen ik de jongens sprak hadden ze allemaal hun coming out al achter de rug, al lag deze
voor sommige verser in het geheugen dan voor anderen, en in de gesprekken keken ze terug op hun
coming out en de periode ervoor. Opvallend is dat in tegenstelling tot het voor het eerst ontdekken
van hun seksualiteit ze bij het terugkijken naar hun vroegere jeugd wel spreken over non-conform
gendergedrag, dit komt in veel gevallen naar voren als het gaat om de verwachting van anderen.
Desalniettemin spreken ze op deze manier over hun eigen jeugd en hun herinneringen aan die
periode, ze halen daarin de dingen aan die volgens hen reden waren om hun homoseksualiteit te
verwachten. Dennis vertelt dat hij wel wat ijdeler was dan andere jongens en dat dat misschien wel
liet zien dat hij homo is, en ook Joost spreekt hierover, hij zegt “Ik hield helemaal niet van voetbal en
mijn broers en zussen deden dat allemaal wel, ik vond daar niks aan”. Voetbal is een voorbeeld wat
vaker naar voren komt en is misschien ook wel de sport die het meest met mannelijkheid
geassocieerd wordt. Ook voor Sybren is voetbal een punt als hij terugkijkt, “ik ging heel veel met
meisjes om, mijn interesse lag bij theater, allemaal dingen die heteromannen niet doen, ik hield niet
van voetbal.
4.4 Tussen het weten en het zijn
In de verhalen van de jongens en in de theorie over coming out van Cass (in: Savin Williams, 2005, p.
72-72) zoals hierboven beschreven wordt duidelijk dat er tussen de eerste gedachten over
homoseksualiteit en de eerste coming out een bepaalde periode zit waarin de LHBT-jongere voor
zichzelf grotendeels zeker is over zijn of haar seksualiteit maar deze nog niet publiek heeft gemaakt.
In de lijn van de theorie van Cass zijn dit de stadia identity comparison en identity tolerance, het
vergelijken van de seksualiteit met anderen respectievelijk het realiseren dat ze LHBT zijn. In deze
paragraaf zal ik ingaan op deze periode in het leven van de jongens. Deze periode is, als bijna
vanzelfsprekend, voor iedereen anders doordat de jongens de verschillende stappen op verschillende
leeftijden zetten en niet per sé allemaal in dezelfde volgorde. Een voorbeeld is Floris die al vrij snel
uit de kast komt richting zijn ouders en broers maar voor de rest van de omgeving nog jaren in de
kast blijft zitten. Ondanks de verschillen hebben alle jongens ervaring met het in de kast zitten terwijl
ze zich hun homoseksualiteit al hebben gerealiseerd. In deze paragraaf zal ik ingaan op hun
ervaringen in die tijd.
Een van de meest opvallende zaken die naar voren komt als de jongens over deze periode
spreken is dat ze erg gespitst zijn op het verbergen van hun homoseksualiteit richting de
buitenwereld. Het wordt door een aantal jongens omschreven als een angst om ontdekt te worden,
Page 27
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
26
wanneer ze zelf nog niet klaar zijn om erover te praten vaak in combinatie met het feit dat ze hun
eigen seksualiteit nog niet hebben geaccepteerd. De angst om ontdekt te worden neemt twee
verschillende vormen aan. In de eerste plaats is er sprake van een angst om betrapt te worden. De
meeste jongens zijn op de hoogte van websites zoals onder andere gay.nl en sites specifiek gericht op
homojongeren. Harm vertelt dat hij niet op die websites wilde zitten, ”Ik had geen eigen computer
dus ik was bang dat ze het dan zouden zien, ik was gewoon een beetje panisch, ik wist ook niet hoe
dat allemaal werkte, niet dat ik wat tegen die sites heb, maar ik was gewoon bang denk ik”. Naast
deze, soms panische, angst om daadwerkelijk betrapt te worden is er aan de andere kant sprake van
een angst om ‘verdacht’ te worden van hun voorkeur. Dit ‘verdacht’ zijn heeft betrekking op de
manier waarop de jongens zich presenteren naar de buitenwereld, en hoe ze in hun ogen door de
buitenwereld worden gezien. Belangrijk om hier om te merken is dat het woord homo één van de
meest, zo niet het meest, gebruikte scheldwoord is op middelbare scholen in Nederland.
De jongens presenteren zich ten opzichte van hun leeftijdsgenoten op een manier waarop ze
niet opvallen. Door hetzelfde te zijn als andere jongens is de kans kleiner dat ze het label homo op
zich geplakt krijgen. Op de eerste plaats doen ze dit door mee te doen met de jongens in hun klas en
in hun omgeving. Patrick vertelt dat hij voor zijn coming out “…best wel een beetje macho was denk
ik. […] zoals ik eerst tegen meisjes deed en over meisjes praatte met andere jongens dat was eigenlijk
best een beetje raar, dat kon eigenlijk niet”. Actief meepraten met de andere jongens over meisjes
die ze aantrekkelijk of “lekker” vinden geeft hen de mogelijkheid om zichzelf heteroseksueel te
presenteren naar deze jongens. Het alleen meepraten over aantrekkelijke vrouwen is soms niet
voldoende, Patricks machogedrag, als overtreffende trap van het gedrag van zijn vrienden en andere
jongens, zorgt ervoor dat zij hem niet zullen verdenken van homo zijn. Naast het meepraten over
meisjes is er voor de jongens ook nog een andere manier om zich te presenteren op een zelfde
manier als hun mannelijke leeftijdsgenoten. Sven vertelt, “Eerst hield ik mezelf heel cool en
probeerde zo stoer mogelijk over te komen”. Cool en stoer gedrag wordt door de jongens, en in hun
ogen ook door hun leeftijdsgenoten, niet geassocieerd met homo zijn, en wanneer de jongens zich zo
presenteren kunnen ze eventuele verdenkingen omzeilen. Naast een bepaalde houding aannemen
zijn ander gedrag en kleding ook een manier om je te presenteren als hetzelfde als anderen. Kleding
is een van de dingen die als graadmeter voor homoseksualiteit worden gezien, bepaalde manieren
van kleden worden geassocieerd met homoseksualiteit. Welke kleding of stijl is per context
verschillend, maar dat verwachtingen over homoseksualiteit verbonden zijn met kleding is duidelijk.
Dennis verteld dat een leren schoudertas in zijn middelbare schoolperiode heel erg geassocieerd
werd met homoseksualiteit, en dat hij werd nageroepen door zijn schoolgenoten. Ook nadat hij uit
de kast was is er nog sprake van het aanpassen van kleding om niet op te vallen. Na een negatieve
ervaring met een bepaald soort schoenen in zijn ouderlijke stad Almelo geeft Dennis aan dat hij een
Page 28
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
27
groene skinnyjeans heeft die hij daar nooit zal dragen omdat hij dan eenzelfde reactie verwacht. De
laatste manier die door de jongens wordt aangehaald als het gaat om het zoveel mogelijk op te gaan
tussen hun leeftijdsgenoten is het zoenen of relaties aangaan met meisjes. Dit heeft deels te maken
met het feit dat de jongens nog niet zeker zijn over hun seksualiteit en zoenen en relaties met
meisjes kunnen daarin voor hun gevoel duidelijkheid bieden. Als belangrijk neveneffect heeft dit
echter tot resultaat dat ze ook op deze manier niet uit de band springen ten opzichte van
bijvoorbeeld hun vrienden. Wanneer je een vriendin hebt of veel met meisjes zoent zal je omgeving
minder snel denken dat je homo bent. Niet door alle homojongens die vertellen dat ze gezoend
hebben of in een geval seks gehad hebben met een meisje wordt dit echter gezien als een manier om
niet op te vallen tussen anderen. Zoals hierboven gezegd was het voor sommige een manier om te
ontdekken of ze inderdaad ook homo waren, of in een paar gevallen om te kijken of een relatie met
een vrouw ondanks hun homoseksualiteit ook mogelijk was. De reden dat ik het hier toch heb
beschreven is in de eerste plaats dat het voor een aantal van de jongeren wel degelijk een manier
was om niet door hun omgeving te worden aangesproken, en dat het voor de anderen in ieder geval
hielp om eventuele verdenking af te schudden.
De hierboven beschreven zaken zijn een manier voor de jongens om niet op te vallen tussen
andere jongens of mannen op school of in het straatbeeld. Dit heeft als doel om niet geassocieerd of
aangesproken te worden op hun homoseksualiteit die nog niet bekend is voor hun omgeving. Met
uitzondering van meepraten over vrouwen of zoenen met vrouwen zijn de acties van de jongens er
niet op gericht om bewijzen van hun homoseksualiteit te verbergen, maar om zaken die gerelateerd
zijn aan homoseksualiteit in het algemeen uit het zicht te houden. De angst om als homo te worden
aangezien zit hem in dit geval niet in het heterdaad betrapt worden maar in verschillende zaken die
hen onderscheiden van heterojongens en mannen. De jongens proberen dit actief te compenseren.
Door middel van het voldoen aan de mannelijkheidsstandaard van anderen, of in het geval van het
machogedrag zelfs te overstijgen, proberen de jongens niet op te vallen. Door in hun presentatie van
zichzelf hun mannelijkheid te vergroten zullen ze minder snel geassocieerd worden met het
vrouwelijke, en dus homoseksualiteit. Naast het direct verbergen van homoseksualiteit kunnen
meepraten over vrouwen, zoenen of relaties hebben met vrouwen ook bijdragen aan deze
gepresenteerde mannelijkheid, zelfs als dit niet specifiek de bedoeling van de jongen in kwestie is.
Naast het feit dat er sprake is van het proberen zo min mogelijk op te vallen door te voldoen aan de
standaard die door andere jongens en mannen wordt gezet, is er nog een andere manier waarop de
jongens de aandacht proberen af te leiden van hun homoseksualiteit. De andere kant van de
medaille is het actief en bewust verbergen van bepaalde ‘trekjes’. Dit is een manier om de
verdenkingen rondom homoseksualiteit zo min mogelijk kans te geven. Stereotype gedragingen als
Page 29
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
28
slappe polsjes, benen over elkaar maar ook veel praten, bepaalde manier van lachen of bewegen
worden geassocieerd met homoseksualiteit en worden in sommige gevallen actief verborgen. “Het
was vooral de eerste drie jaar van de middelbare school dat ik er echt op lette. Dat er ik een beetje op
aan het letten was dat ik dat soort dingen niet te veel zou doen ofzo, dat het minder opviel.” In de
woorden van Lennard wordt duidelijk dat hij actief bezig was met het verbergen van bepaalde acties
en gedragingen die hem eventueel zouden kunnen associëren met homoseksualiteit. De gedragingen
of bewegingen waarnaar hij refereert worden ook wel trekjes genoemd, deze worden sterk
geassocieerd met vrouwen en vrouwelijkheid. Harm vertelt dat mensen die hem korter kenden
minder verbaasd waren toen hij uit de kast kwam dan mensen die hem langer kenden, en verklaart
dit op de volgende manier: “Dus misschien omdat ik steeds een beetje verwijfder werd, en die
anderen die kende ik al langer, in de eerste was ik helemaal niet verwijfd dus ja […]misschien was het
dat ik toen ik ouder werd het minder erg vond wat mensen van me dachten”. In Harm’s geval is er ook
sprake van het verbergen van “verwijfd zijn”, dit verdwijnt echter wanneer hij het verbergen van wie
hij is minder belangrijk gaat vinden.
Het verbergen van bepaalde trekjes of vrouwelijke eigenschappen laat duidelijk zien dat het
hier gaat over non-conform gendergedrag dat verstopt wordt voor hun omgeving. Opvallend is dat
het verstoppen van deze vrouwelijke eigenschappen vooral plaatsvindt wanneer de jongens in
gezelschap met andere jongens zijn, rond vrouwen of meisjes blijkt dit veel minder van belang te zijn.
De jongens geven aan dat wanneer ze met meisjes zijn het voor hen minder belangrijk was om te
verstoppen, de angst om door de meisjes te worden aangesproken hierop was stukken minder dan
door jongens. Dit kan op verschillende manieren verklaard worden, aan de ene kant is er in het
gezelschap van vrouwen voor de jongens minder reden om zich specifiek mannelijk te presenteren
aangezien hun mannelijkheid niet door andere jongens ter discussie gesteld kan worden,
tegelijkertijd worden ze omringd door het vrouwelijke en zullen hun vrouwelijke eigenschappen
daarom minder opvallen. Hierbij komt dat meisjes vrouwelijkheid of onmannelijkheid bij
homomannen positief beoordelen (Felten et al. in: Keuzenkamp, 2010, p. 57/58 ), en dit geldt
wellicht ook voor andere mannen.
4.4 Uit de kast!
In de voorgaande paragrafen is er besproken wat er voorafgaand aan de coming out gebeurt in het
leven van de jongens en hun omgeving. In deze paragraaf zal ik ingaan op de eerste keren dat de
jongens uit de kast komen naar hun omgeving, en hun seksualiteit publiekelijk uiten. In eerste
instantie zal ik ingaan op de beleving van de jongens zelf om vervolgens te gaan kijken naar de
manieren waarop hun omgeving reageert.
Page 30
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
29
In de beleving van de jongens is een aantal specifieke zaken te ontdekken die rond hun
coming out spelen. In de eerste plaats zijn dit gevoelens van angst en onzekerheid voor het moment
dat mensen het te weten komen, en vooral welke reacties ze zullen krijgen. Dit geldt zowel voor het
uit de kast komen thuis als in andere sociale omgevingen zoals op school of in hun vriendenkring. De
meeste jongens kennen verhalen van andere LHBT’ers die op school worden gepest of uitgescholden
of zelfs in elkaar geslagen worden, daarnaast doen ook rampscenario’s zoals uit huis gezet worden
door je ouders de ronde. Deze verhalen boezemen de jongens angst in over de reacties die zij te
verduren zullen krijgen wanneer ze hun coming out hebben. De onzekerheid over de reacties en de
angst om erg negatief benaderd te worden zorgen dat alle jongens last hebben van zenuwen en
spanning rond hun coming out. Opvallend is wel dat een aantal jongens aangeeft eigenlijk wel te
weten dat bijvoorbeeld hun ouders positief zouden reageren maar dat de spanning hierdoor niet
minder wordt. Een mogelijke verklaring is dat het na zo lang geheim houden van je homoseksualiteit
het in iedere context eng is om dit geheim openbaar te maken.
Voor negen van de twaalf jongens vindt de coming out het eerst plaats bij vrienden. In twee
gevallen zijn het de ouders met wie het eerst gesproken wordt over homo zijn. Vrienden,
vriendinnen en moeders zijn de meeste genoemde mensen bij wie de jongeren voor het eerst hun
hart luchten. Tom vertelt dat hij er bewust voor koos om het eerst aan zijn vrienden te vertellen, “En
ja mijn familie, ik vertrouw ze natuurlijk wel, maar die zie je wel dan weer dag en nacht natuurlijk en
ik wilde niet dat mijn eerste coming out meteen al zoveel zou zijn.”. In de woorden van Tom wordt
duidelijk dat zijn vrienden een eerste logische keus waren omdat hij na het vertellen aan zijn
vrienden thuis nog een omgeving had waar niemand het wist, een veilige plek waar zijn geheim nog
even geheim kon blijven. Voor Floris was juist het tegenovergestelde aan de hand, hij geeft aan dat
hij in de eerste klas al erg worstelde met zijn homoseksualiteit maar in zijn vriendengroep kon hij
daar voor zijn gevoel niet mee aankomen, “op een gegeven moment stond ik voor de spiegel en
kwam ik er echt niet meer uit, toen heb ik naar beneden geschreeuwd dat mijn moeder moest komen,
en heb ik het haar verteld. Ik wilde het ook aan niemand anders vertellen, alleen aan haar”. In dit
geval is de moeder een veilige haven om zijn verhaal te doen, deels omdat hij dacht dat het bij zijn
vrienden niet kon, maar vooral omdat hij aanvoelde dat hij bij haar ermee terecht kon. Een ander
bijzonder verhaal is van Lennard en Harm die tijdens de middelbare school bevriend raakten en
zonder dat ze het naar elkaar uitspraken wisten dat ze beide homo waren en hier veel met elkaar
over spraken. “Ik vond het heel fijn om er samen over te praten, meestal doe je dat soort dingen toch
alleen”. Ook Harm bewaart fijne herinneringen aan die gesprekken, “Je kon bij elkaar je hart luchten
over dingen als verliefd zijn enzo”. Het elkaar leren kennen was voor beide jongens een uitkomst
waar ze naar elkaar open konden zijn over hun seksualiteit zonder bang te zijn voor negatieve
reacties of uitsluiting.
Page 31
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
30
Na het daadwerkelijk vertellen over hun homoseksualiteit aan anderen, hun ouders, vrienden
of beiden, neemt de angst en de onzekerheid bij de jongens af of verdwijnt. Belangrijk om hierbij te
vermelden is dat bij de jongens die ik gesproken heb er geen extreem negatieve reacties uit hun
sociale omgeving zijn gekomen. Het is voor te stellen dat wanneer dit wel het geval is angst en
onzekerheid alleen maar zullen toenemen. In deze specifieke gevallen, waar de jongens dus bijna
geen last hebben van negatieve reacties, worden de angstige gevoelens en onzekerheid vervangen
door een gevoel van vrijheid en openheid. “En na mijn coming out is dat allemaal teruggekomen, ik
was niet mezelf, ik kon niks zeggen of doen, dingen die ik nu wel zou doen, als ik nu een beetje gek
doe kan dat nichterig overkomen en dat deed ik dus nooit, ik was gewoon stil”. In deze uitspraken van
Joost wordt het duidelijk dat het uit de kast komen voor hem betekende dat hij zichzelf kon zijn. Het
verbergen van specifiek gedrag om niet verdacht over te komen is nu niet meer nodig wat hem een
gevoel van vrijheid geeft. Ook Niels spreekt dit uit: “Veel vrijer, ik had voordat ik uit de kast was
gekomen van die dingen die ik niet deed, of dat ik wat terughoudender was in bepaalde dingen,
gedrag enzo”. Dit gevoel van vrijheid bestaat uit twee zaken, op de eerste plaats het niet meer
geheim te hoeven houden van hun seksuele voorkeur, en daarnaast bepaald gedrag niet meer te
hoeven verstoppen voor hun leeftijdsgenoten. Dit laatste wordt door de jongens ook wel
omschreven als opener zijn, jezelf meer laten zien aan anderen. Het spreekt vanzelf dat er in
vriendengroepen of op school ook niet meer meegepraat hoeft te worden over meisjes en dat
meisjes in veel gevallen ook anders benaderd kunnen worden. Patrick geeft aan dat hij na zijn coming
out veel meer vriendinnen kreeg omdat hij nu ook vriendelijker was, het machogedrag om aan
andere jongens te kunnen tippen was voor hem niet langer nodig. Voor Sven gold dit ook, “Nu doe ik
gezellig met meisjes, ik hoef niet meer afstandelijk of oppervlakkig te doen”.
Uit de ervaringen van de jongens wordt duidelijk dat uit de kast komen voor de meesten een
zenuwslopend en soms erg moeilijk proces is. Dat niet alle jongens er zo over denken blijkt uit de
gedachten van Marijn “Ik vind het ook een beetje een dooddoener dat je het dan móét ‘vertellen’, het
is in de huidige samenleving zo geaccepteerd”. Hierbij wil ik wel aanmerken dat Marijns broer al uit
de kast was en misschien voor hem het pad geëffend heeft, geen enkele andere jongen heeft dit
uitgesproken. De gevolgen van het uit de kast komen zijn voor de meeste jongens een gevoel van
vrijheid en het verdwijnen van de angst om ontdekt te worden. Dit zorgt er ook voor dat ze na hun
coming out in mindere mate mee hoeven te doen met hun heteroleeftijdgenoten en dat ze bepaalde
soorten gedrag minder hoeven te verstoppen. Hierop kom ik nog uitgebreid terug in hoofdstuk 5.
Misschien wel even belangrijk als het vertellen dat ze homo zijn, is de reactie van de sociale
omgeving op deze ontboezeming. In het volgende onderdeel van deze paragraaf beschrijf ik op welke
manieren de sociale omgeving reageert. In eerste instantie zal ik ingaan op de reacties van de ouders
Page 32
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
31
en ik zal afsluiten met de reacties van vrienden en andere leeftijdsgenoten.
Zoals ik hierboven kort heb aangestipt hebben de ouders over het algemeen positief
gereageerd op de homoseksualiteit van hun zoons. Ouders, maar ook broers en zussen, reageren
over het algemeen heel begripvol en bevestigen de liefde voor hun zoon of broer. Daarnaast wordt
er ook vaak gezegd dat het voor het gezin niet uitmaakt of de jongens homo of hetero zijn.
Tegelijkertijd wordt er ook vaak aangegeven dat de ouders zich om verschillende redenen zorgen
maken over de toekomst van de jongens. Verderop in deze paragraaf is daar meer aandacht voor.
Niet in alle gevallen is er sprake van een positieve reactie bij de ouders, in twee gevallen vertellen
jongens over een primaire negatieve reactie van hun moeder of vader, die na een bepaalde
tijdsperiode overgaat in een meer positieve houding. In het geval van Dennis was zijn moeder
geschokt en erg verdrietig, maar dit heeft volgens Dennis vooral te maken met het feit dat zijn vader
ook homoseksueel is en dat dit voor haar niet makkelijk is geweest. In vergelijking met de andere
moeders is het echter ook zo dat zijn moeder geen enkel vermoeden had over de homoseksualiteit
van haar zoon, dit zou haar primaire negatieve houding kunnen verklaren. Een soort van negatieve
reactie kwam van Tom’s vader die hem in de periode na de coming out een aantal keren vroeg, “vind
je dat dan geen mooie vrouw Tom?”. Tom zelf denkt dat zijn vader er nog aan moest wennen en dat
dit iets langer duurde doordat zijn vader streng religieus is opgevoed.
In sommige gevallen is er na het uit de kast komen van de jongens binnen de gezinnen weinig
aandacht meer voor hun homoseksualiteit. Het is niet zo dat het wordt genegeerd, maar er is om een
verscheidenheid van redenen weinig aandacht voor. In sommige gevallen omdat de ouders, en hun
zoons, hun seksualiteit zoiets triviaals vinden dat het er totaal niet toe doet, of omdat spreken over
seksualiteit binnen het gezin sowieso taboe is. In een aantal andere gevallen is er echter iets totaal
anders aan de hand. De coming out richting één ouder, vaak de moeder, wordt aangegrepen om
direct te rest van het gezin bij de coming out te betrekken. Dit is vaak niet de keuze van de zoons, die
het een keer vertellen vaak al heftig genoeg vinden. Deze reactie is te verklaren door het feit dat
vertrouwen en eerlijk zijn waarden zijn die in een gezin belangrijk zijn, maar hetzelfde effect is ook te
zien als het gaat om familie buiten het gezin. In sommige gevallen loopt dit gelijk met de wens van de
jongen zelf, maar er is, in deze gevallen, een bepaalde verwachting vanuit de moeder dat hun zoon
het ook aan de rest van de familie vertelt en anders vertelt zij het. Dit kan ermee te maken hebben
dat dezelfde vertrouwensband die binnen het gezin belangrijk is ook binnen de familie van belang is,
maar het is opmerkelijk dat de coming out van de jongens in sommige gevallen wordt overgenomen
en doorgezet door hun ouders.
In veel verhalen van de jongens komt naar voren dat er naast de reactie op het persoonlijke
vlak ook een reactie komt die te maken heeft met hoe de wereld buiten het gezin op
homoseksualiteit zal reageren. In de reacties die uit het gezin komen is er vaak sprake van
Page 33
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
32
gezinsleden die zeggen zich op verschillende manier druk te maken over de toekomst van de jongens.
In de eerste plaats is er sprake van zorgen om hoe de huidige sociale omgeving van de jongens zal
reageren. Homoseksualiteit is zoals bekend een niet alom geaccepteerd verschijnsel en in de laatste
jaren verschijnen steeds meer berichten in de media over homo’s die uitgescholden worden op
straat, in elkaar worden geslagen of weggepest uit hun huizen. Voor een groot deel zijn de zorgen
dan ook te verklaren uit een soort ouderlijke bezorgdheid. De vader van Floris vertelt tegen zijn zoon
dat hij echt pas uit de kast moet komen als hij daar zelf klaar voor is en als hij weet hoe zijn omgeving
zal reageren. Hij probeert hiermee zijn zoon te beschermen tegen negatieve reacties door aan de ene
kant te zorgen dat Floris stevig in zijn schoenen staat en aan de andere kant ervoor te zorgen dat
Floris niet te veel schrikt van de eventuele negatieve reacties. Naast de zorgen die de ouders hebben
over de reacties in hun huidige sociale omgeving heersen er ook opvattingen en ideeën over de
nieuwe sociale omgeving waarin hun zoon zich gaat bewegen, de homowereld. Sven vertelt
bijvoorbeeld “Mijn broer is wel een beetje beschermend, loopt zich altijd druk te maken, pas je wel
goed op jezelf. Hij maakt zich dan zorgen om al die gevaren die er in de homowereld zijn.”. De
gevaren van de homowereld worden niet alleen zo gezien door Sven’s broer, ook bij andere jongens
komt dit ter sprake. Het gaat om zaken als het hebben van veel en wisselende seksuele contacten,
HIV/Aids en andere SOA’s. Dit komt heel duidelijk naar voren bij Marijns moeder die tegen hem
spreekt over zijn homo zijn: “Als je maar geen HIV krijgt, een beetje rustig aan doet, en altijd een
condoom bij je hebt dan is er niks aan de hand, dan maakt het niet of je met een jongen of een meisje
thuiskomt.”. Ook de moeder van Dennis vraagt hem na de eerste avond stappen in een homokroeg
of hij met iemand heeft gezoend, als hij bevestigend antwoordt zegt ze “dat doen jullie dus allemaal
zo maar”. De redenen dat ouders zich zorgen maken zijn voornamelijk gebaseerd op stereotypen
over homoseksualiteit waarmee ze de jongens direct na hun coming out confronteren.
De andere groep bij wie de jongens uit de kast komen zijn vrienden en andere leeftijdsgenoten. Zoals
hierboven al gezegd is het voor de meeste jongens de eerste groep bij wie ze uit de kast komen, bij
anderen komt deze pas na de coming out bij de ouders. Opvallend is dat alle jongens aangeven dat
hun vrienden positief hebben gereageerd op hun coming out, terwijl er misschien meer negatieve
reacties te verwachten zijn als er gekeken wordt naar cijfers over acceptatie van homoseksualiteit
onder jongeren in het algemeen. Net als bij gezinsleden hebben sommige vrienden even tijd nodig
om aan het idee te wennen, zoals Harm vertelt over een gezamenlijke vriend van hem en Floris “Hij
moest wel wennen aan dat er opeens twee vrienden van hem homo waren, hij snapte niet hoe je geen
vrouwen leuk kon vinden”. Een eventuele angst van deze vriend om aantrekkelijk gevonden of zelfs
seksueel benaderd te worden door de jongens komt in het verhaal van Harm niet naar voren. Dit wil
natuurlijk niet per se zeggen dat dit geen rol speelt maar zou ook kunnen beteken dat dit niet is
Page 34
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
33
uitgesproken. Een door veel jongens gedeelde ervaring is dat vrienden aangeven, bovenop het feit
dat ze het prima vinden, dat er niks zal veranderen, en dat de jongens gewoon hetzelfde blijven.
Deze uitspraken laten zien dat de vrienden geen moeite hebben met homoseksualiteit op zichzelf,
maar dat ze er van uitgaan dat de jongens hetzelfde zullen blijven, en dan zal er niks veranderen.
Tevens kan dit gezien worden als een aanmoediging voor de homojongens om alles bij hetzelfde te
houden. Floris vertelt over een vriend van hem die heeft gezegd zijn homoseksualiteit prima te
vinden “Hij [de vriend] heeft nog steeds wel een negatieve mening over nichterige homo’s enzo”.
Deze uitspraak illustreert dat de acceptatie van hun vrienden en leeftijdsgenoten erg dun is.
Homoseksualiteit als seksuele voorkeur wordt in principe geaccepteerd, maar voor non-conform
gendergedrag geldt dat niet.
Page 35
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
34
Hoofdstuk vijf
Spiegelbeeld, vertel eens even: homoseksuele jongens over hun eigen gender en die
van anderen.
In dit hoofdstuk ga ik in op de manier waarop de jongens spreken en denken over hun eigen gender
en de manier waarop ze deze naar buiten brengen. In het vorige hoofdstuk ben ik vooral ingegaan op
de manier waarop de jongens naar zichzelf keken voor en tijdens hun coming out, in dit hoofdstuk zal
ik de draad oppakken en ingaan op de levens van de jongens na hun coming out. Voor de oudere
jongens is hun eerste coming out al een aantal jaar geleden en zij kijken dan ook terug op een
langere periode uit de kast dan de jongere jongens die ik gesproken heb. Naast de gedachten en
uitspraken over zichzelf zal ik in dit hoofdstuk ook ingaan op de manier waarop de jongens praten
over de mannelijkheid en vrouwelijkheid van andere mannen, zowel in hun omgeving als in het
algemeen. In deze laatste groep zal ik een onderscheid maken tussen homomannen in het algemeen
en de manier waarop ze nadenken over heteromannen.
5.1 Anders dan de anderen?
In de gesprekken met de jongeren werd het snel duidelijk dat ze op verschillende manieren
nadenken over hoe ze anders zijn dan de anderen, hun leeftijdsgenoten of anderen in de
samenleving als geheel. Dit anders zijn wordt door de jongens op verschillende manieren uitgelegd.
Op de eerste plaatst is hun homoseksualiteit, het vallen op mensen van hetzelfde geslacht, de reden
dat ze anders zijn. Ze voelen goed aan dat ze daarmee tot een minderheid in de samenleving
behoren. Op de tweede plaats, maar net zo duidelijk, wordt er gesproken over anders zijn in hun
gedrag en karakter met betrekking tot gender, of de verwachtingen en vooroordelen die hiermee
samenhangen. In deze eerste paragraaf ga ik in op de manier waarop ze over dit al dan niet anders
zijn spreken en denken.
Zoals al duidelijk werd in het vorige hoofdstuk ervaren de jongens tijdens hun coming out al
dat ze anders zijn dan andere jongens van hun leeftijd. Dit hangt zoals gezegd in eerste instantie
samen met het feit dat ze verliefd worden op mannen, maar ze benoemen ook dat hun gedrag en
karakter anders is dan dat van hun leeftijdsgenoten. Sven vertelt dat hij gedurende zijn coming out
steeds meer moeite krijgt om dit anders zijn te verstoppen, “Ik heb allerlei van die trekjes, in mijn
hele doen en laten heb ik dat. Ik kan het ene moment heel normaal praten of lopen en het andere
moment loop en praat ik heel vrouwelijk. Dat ligt heel erg aan mijn gemoedstoestand eigenlijk, als ik
me een beetje mooi voel en een beetje leuk dan ga ik steeds vrouwelijker doen.” Sven benoemt hier
duidelijk dat zijn anders zijn te maken heeft met gender, hij verwijst naar zijn “hele doen en laten” als
vrouwelijk. Ook in de gesprekken met de andere jongens blijkt dat ze zichzelf op verschillende manier
Page 36
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
35
anders voelen en dit ook duidelijk kunnen benoemen.
Een van de meest genoemde voorbeelden waarop jongens hun anders zijn merkten of op dit
anders zijn gewezen werden is de kleding die ze dragen. Tijdens een gesprek met Marijn zegt hij daar
het volgende over: “Als je hier om je heenkijkt, gebaseerd op de kleding zou je ons twee er wel uit
kunnen halen als homo zijnde […] ik denk dat homo’s juist meer de ballen hebben om gewaagdere
kleding aan te trekken en daaraan duidelijk te zien is dat ze homo zijn”. In deze uitspraak van Marijn
wordt duidelijk dat kleding hem voor zijn gevoel onderscheidt van heteromannen. Hij geeft tevens
aan dat hij kleding als onderscheidend ziet voor homo’s, het aantrekken van bepaalde, in zijn
woorden gewaagde, kleding wordt geassocieerd met homoseksualiteit. In sommige gevallen heeft dit
te maken met specifieke kleding, zo wordt door Dennis en Sven beide gesproken over het dragen van
skinny jeans als een kledingstuk dat geassocieerd wordt met homoseksualiteit. Als Sven het heeft
over bepaalde vrouwelijke trekjes die hij heeft zegt hij het volgende: “Dat ik het liefst hele strakke
broeken draag, dit is mijn wijdste broek die ik heb”. Niet alleen de jongens zelf associëren dit met
homo zijn, in de uitspraken van Dennis wordt duidelijk dat dit ook te maken heeft met het beeld van
anderen. Hij vertelt dat hij zijn strakke groene skinnyjeans niet aan zal trekken in Almelo omdat hij
dan door iedereen wordt nagekeken en dat mensen homo naar hem roepen. Ook Harm benoemt dat
zijn voorliefde voor kleding hem onderscheidt van anderen in zijn omgeving. Hij vertelt dat hij
bijvoorbeeld bij zijn voetbalteam opvalt vanwege andere kleding. “Dan zeggen ze bijvoorbeeld wat
heb jij nu weer voor schoenen aan, terwijl ik het hele normale schoenen vind.” In de verhalen van de
jongens blijkt dat kleding op twee manieren onderscheidend werkt ten opzichte van anderen, in de
eerste instantie zit het hem in specifieke kleding die gedragen wordt maar het gaat tevens om meer
aandacht voor kleding en uiterlijk. Ook als de jongens over elkaar praten komt dit soms naar voren.
Joost vertelt dat zijn vriend Patrick heel erg bezig is met kleding en dat hij hiermee heel anders is dan
bijvoorbeeld zijn klasgenoten.
Naast kleding geven de jongens ook aan dat ze bepaalde interesses hebben die ze het gevoel
geven dat ze anders zijn. Met interesses worden dan voornamelijk dingen bedoeld die ze leuk vinden
om te doen of manieren waarop ze hun tijd doorbrengen. Lennard vertelt dat hij veel meer
overeenkomsten heeft met meisjes: “Iedereen hield van winkelen, middagje naar de stad,
filmavondjes en al die dingen, met jongens heb ik dat totaal niet”. Ook in de woorden van Sybren
komt dit naar voren, “Ik ga veel met meiden om, mijn interesses liggen bij theater, ik werk in de
horeca, allemaal dingen die echte heteromannen niet doen”. In de uitspraken van deze twee jongens
wordt duidelijk dat ze op het gebied van interesses meer overeenkomst voelen met meisjes dan met
jongens van hun leeftijd. Deze uitspraken hangen in veel gevallen samen met het verstoppen en
cultiveren van bepaald gedrag en bepaalde interesses zoals beschreven in hoofdstuk 4. Na het uit de
kast komen is het voor de jongens niet meer nodig om dit gedrag te verstoppen en kunnen ze hun
Page 37
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
36
eigen interesses openlijker laten blijken. Hier moet wel bij vermeld worden dat dit niet voor alle
jongens zo geldt, sommigen hebben altijd dezelfde interesses in het openbaar naar voren gebracht.
Een derde en veelvoorkomende manier waarop de jongens aangeven dat ze anders zijn is als
het gaat over gedrag. Net als bij interesses hangt ook dit sterk samen met het niet meer hoeven te
verstoppen van bepaald gedrag zoals dat duidelijk werd in hoofdstuk 4. Het niet meer hoeven of
kunnen verbergen en het vertonen van bepaald gedrag komt mooi naar voren in de woorden van
Sven: “Ik hield het ook niet meer vol, ik vond het veel te fijn om mezelf te zijn, ik leerde toen ook mijn
beste vriendin kennen en we deden samen zo gek, en dat vond ik heerlijk om te doen”. Sven maakt
hier duidelijk dat het voor hem op een bepaald moment niet meer mogelijk was om bepaald gedrag
te verbergen en hij uit een enorm gevoel van opluchting en blijdschap dat hij nu zichzelf kan zijn. De
jongens vertellen op verschillende manier over gedrag dat ze bij zichzelf zien waarin ze afwijken van
andere mannen van hun leeftijd of heteromannen in het algemeen. Sommigen hebben het over
bepaalde “trekjes”, een beetje vrouwelijk zijn of soms zelfs ‘verwijfd’ zijn. Soms praten ze hierover in
relatie tot wat andere mensen van hen vinden maar ze geven vaak ook aan dat ze zelf ook zo zijn.
Joost vertelt hierover: “Als ik nu een beetje gek aan het doen ben kan ik nogal een beetje nichterig
overkomen” en ook Harm spreekt over zichzelf in deze termen, “dus misschien omdat ik steeds
verwijfder werd.” Bij deze twee voorbeelden is het duidelijk dat de jongens zich omschrijven als
anders dan de anderen en geven ze zelf duidelijk aan dat dit te maken heeft met gender en ideeën
over homoseksualiteit. Andere jongens zijn hier minder duidelijk in, Dennis vertelt dat hij wel trekjes
heeft maar dat hij dat niet meteen als vrouwelijk wil bestempelen, “Ik denk dat dat gewoon eerder
trekjes zijn van homo’s, en bepaalde mensen zien dat dan gelijk als vrouwelijk, maar ijdel kan ook
gewoon voor een man gelden”. In deze uitspraak van Dennis wordt duidelijk dat hij bij zichzelf wel
gedrag erkent dat door anderen als vrouwelijk wordt bestempeld, maar hij geeft zelf aan dat hij dit
niet zo ziet. Bij andere jongens is er geen sprake van classificaties als vrouwelijk of nichterig maar
geven ze wel aan gedrag te vertonen dat niet gebruikelijk is bij andere mannen of jongens. Evert
geeft aan dat hij in de periode na zijn coming out vrijer is geworden, “Ik durf misschien ook andere
kleren te dragen, ik schaam me sowieso niet als ik iets raars doe met mijn hand ofzo, dit gebaar”. Bij
deze laatste opmerking wappert Evert met zijn hand en laat zien wat in stereotyperingen ook wel het
“slap handje” of “slappe pols” wordt genoemd, maar gebruikt daar geen termen als vrouwelijk of
nichterig bij. Omdat deze handeling zo specifiek gekoppeld is aan homoseksualiteit en de ideeën over
gender die erbij horen geeft ook Evert aan hierin af te wijken van andere mannen.
In de hierboven aangehaalde voorbeelden en uitspraken van de jongens wordt duidelijk dat
ze zichzelf beschouwen en beschrijven als anders dan andere jongens van hun leeftijd. Hierin wordt
ook duidelijk dat dit anders zijn voornamelijk gebaseerd is op ideeën over gender. In sommige
gevallen spreken de jongens dit zelf uit door zichzelf als vrouwelijk of nichterig te bestempelen, in
Page 38
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
37
andere gevallen is dit af te lezen aan de woorden die ze gebruiken en hoe ze dat anders zijn
omschrijven. De kledingkeus, interesses en gedrag dat door de jongens wordt omschreven komt naar
voren als ze het hebben over zaken die ze voor hun coming out verstoppen en nu wel kunnen doen
of wanneer ze het hebben over zichzelf in vergelijking met anderen. Opvallend is dat deze zaken
allemaal gemeen hebben dat ze sterk gerelateerd zijn aan ideeën over gender. Uiterlijk, aandacht
voor kleding en shoppen worden vooral geassocieerd met vrouwen en vrouwelijkheid, waarmee dat
in het geval van homoseksuele jongens verwijst naar hun vrouwelijke eigenschappen. Tevens wordt
hierdoor hun mannelijkheid aangetast ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Ook het gedrag en de
interesses die de jongens aanhalen worden geassocieerd met vrouwelijkheid en vrouwen.
In het eerste deel van deze paragraaf lijkt het erop dat de jongens die ik geïnterviewd heb voor een
groot deel voldoen aan de stereotyperingen die bestaan over homoseksuele mannen, dit is echter
maar één kant van het verhaal. Zoals hierboven duidelijk blijkt is het inderdaad zo dat de jongens
zichzelf beschrijven als mannen die niet per sé leven naar de ideeën over mannen en mannelijkheid
zoals die in de maatschappij heersen. Maar tegelijkertijd wordt er door de jongens ook nog een
ander verhaal verteld, een verhaal waarin ze zichzelf een stuk minder of in het geheel niet
beschrijven als een stereotype homo. Ook dit wordt door alle jongens gedaan. In het tweede deel
van de paragraaf ga ik in op de manier waarop de jongens zichzelf zien als hetzelfde als anderen.
Een van de meest opvallende manieren waarop de jongens zichzelf bezien als hetzelfde als
anderen is door hun niet genderconforme gedrag af te zwakken ten opzichte van anderen. Dit
gebeurt op twee manieren, in relatie tot homo’s in hun omgeving en in vergelijking met hetero’s in
hun omgeving. Homo’s in de directe omgeving worden door de jongens beschreven als vrouwelijker
of nichteriger dan zichzelf en daarmee zwakken ze hun eigen vrouwelijkheid af. Wanneer Harm
spreekt over de homoseksualiteit van Lennard zegt hij “…hij is verwijfd enzo, ik ben dat ook wel een
beetje, maar niet zo erg”. Met andere woorden, Harm is vrouwelijk, maar Lennard is erg vrouwelijk.
Harm beschrijft zichzelf als ‘verwijfd’ maar door erbij te vertellen dat Lennard dit meer is zwakt hij
zijn eigen ‘verwijfdheid’, of vrouwelijkheid, direct af. Ook in de gesprekken met Sven wordt dit
duidelijk wanneer hij vertelt over een groep vrienden met wie hij vaak gaat stappen in Amsterdam.
Hij beschrijft deze jongens als “…superhysterisch, en dan gaan we heel erg overdreven naar binnen
lopen langs de rij, en dan gaan we daar ook helemaal gek doen”. Direct daarna vertelt hij over zijn
eigen rol in de groep, “Nee, ik ben zelf niet zo, ze vinden mij ook echt saai, ik kan het heel goed met ze
vinden, maar ik ben gewoon niet zo van de hemdjes, en verkleden en hartjes enzo.” Sven beschrijft in
dit geval zijn vrienden ook als vrouwelijker dan hemzelf. Aan de ene kant geeft hij aan wel mee te
doen met zijn vrienden om daarna aan te geven dat hij zelf toch niet helemaal zo is. Naast homo’s in
hun directe omgeving, die door een aantal jongens als vrouwelijker worden gezien dan zijzelf,
Page 39
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
38
worden ideeën over vrouwelijke homo’s in de media en specifieke voorbeelden hiervan door de
meeste jongens ook gebruikt om zichzelf anders af te schilderen. In de volgende paragrafen van dit
hoofdstuk kom ik hier nog op terug. Aan de andere kant wordt er door de jongens relativerend naar
hun eigen vrouwelijkheid, of eigenschappen die hiermee geassocieerd worden, gekeken door middel
van vergelijking met heteromannen. Wanneer Dennis praat over het feit dat hij ijdel is geeft hij aan
dat dit niet vrouwelijk hoeft te zijn in zijn ogen, “Je hebt tegenwoordig ook metromannen, en die
worden ook gezien als echte mannen, en die zijn ook superveel bezig met hun uiterlijk. Dus…”. Door
aan te geven dat het ook voor heteromannen niet ongebruikelijk is om ijdel te zijn relativeert hij zijn
eigen vrouwelijkheid op dit specifieke punt. Met deze verhalen over het afzwakken van hun
vrouwelijkheid wil ik niet aangeven dat de jongens dit doen om hun vrouwelijkheid te verbergen of
te ontkennen. Met dit punt wil ik laten zien dat het afzwakken van hun vrouwelijkheid gebruikt kan
worden om zichzelf als mannelijker te omschrijven, of zichzelf in ieder geval niet als stereotype te
zien.
In de gesprekken met de jongeren wordt wel duidelijk dat ze zichzelf zeker nog als mannen
zien, en dat ze in veel gevallen niet voor andere mannen onderdoen. Met andere woorden, sommige
jongens beschrijven zichzelf ook als hetzelfde als andere jongens en mannen. Zoals Dennis aangeeft:
“Ik ben een echte man, en jij bent ook een echte man, alleen we zijn gewoon verschillende types”. In
deze uitspraak van Dennis komt naar voren dat hij zichzelf duidelijk nog steeds als man ziet, maar dat
hij aangeeft dat er meerdere types mannen bestaan. Hiermee geeft hij aan dat hij zichzelf ondanks
zijn ‘homotrekjes’, zoals hij dat zelf noemt, nog steeds een man vindt. Ook Sybren en Niels geven in
het gezamenlijk gesprek aan dat ze zichzelf niet graag vrouwelijk noemen, “Het is meer van wij zijn
ook gewoon mannen, en vallen toevallig ook op mannen [..] en we praten gewoon wat meer over
gevoel, dus net als vrouwen, maar dat maakt ons niet vrouwelijk”. Sybren en Niels, die elkaar hier
aanvullen, geven aan dat ze zichzelf als mannen zien, ondanks dat ze aangeven dat ze misschien
anders zijn dan andere mannen. Dit betekent voor hen niet dat ze daarom niet meer onder de
noemer mannen vallen.
In het voorgaande wordt duidelijk dat er twee zaken spelen in de reflectie van de jongens. In
de eerste plaats erkennen ze dat ze anders zijn dan andere mannen en koppelen dit vaak ook aan
gedrag van vrouwen of vrouwelijkheid. In tweede instantie zien ze zichzelf ook als mannen en
proberen ze deze vrouwelijkheid tegelijkertijd ook te ontkrachten. Wanneer de spanning tussen deze
uitspraken wordt vergeleken met de in de inleiding omschreven associatie van homoseksualiteit en
vrouwelijkheid en het feit dat homomannen mannen zijn, is er mogelijk een verklaring gevonden
voor de tegenstrijdige houding die de jongens hierin hebben. Aan de ene kant gaan de jongeren in
hun uitspraken mee met de ideeën over gender en homoseksualiteit, maar tegelijkertijd geven ze
aan zich nog steeds te zien als mannen en daarom niet als vrouwelijk gezien willen worden.
Page 40
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
39
Opvallend is dat de jongens tijdens de gesprekken aangeven aan te voelen dat er een bepaalde
tegenstrijdigheid in hun uitspraken te vinden is, maar dit in de meeste gevallen niet als
problematisch ervaren. Een mogelijke verklaring voor het feit dat deze tegenstrijdigheid niet zodanig
door de jongens wordt beleefd kan zijn dat de contexten verschillen waarin de jongens zichzelf
bekijken. Normen en grenzen over gedrag in het algemeen verschillen per context en dit is ook het
geval voor normen over gendergedrag.
In het laatste deel van deze paragraaf ga ik in op een aantal verhalen in verschillende contexten die
door de jongens werden aangehaald in de gesprekken. In deze specifieke contexten wordt het
duidelijk dat de jongens op een bepaalde manier naar zichzelf kijken in deze context. Tevens is er in
sommige gevallen sprake van het actief inzetten van hun anders zijn.
In de eerste plaats ga ik in op een aantal contexten die door de jongens naar voren worden
gehaald waarin hun man zijn en mannelijkheid meer naar voren komt, en waarin vrouwelijkheid
minder een plaats inneemt. Het verstoppen van bepaald gedrag of het meedoen met de omgeving
wat in hoofdstuk vier naar voren komt is in onderstaande verhalen ook zeker te herkennen. Sven
vertelt dat hij bij de introductieweek van de universiteit zichzelf anders presenteerde om op een
bepaalde manier over te komen. “Met de intro heb ik het bijvoorbeeld vrij snel verteld, maar ik had
wel zoiets van je moet niet gelijk zo megavrouwelijk gaan zitten doen, ik heb me toen wel een beetje
ingehouden. Ik wil niet dat mensen me te nichterig inschatten op het eerste gezicht”. In deze nieuwe
omgeving wil Sven niet te nichterig overkomen. Hij geeft ook aan dat ze deze kant van hem niet vaak
in de collegezaal zullen zien dus dat hij geen fout beeld van zichzelf wil schetsen. De context van de
universiteit en studie is voor Sven een reden om zich op een bepaalde manier te gedragen, en zoals
duidelijk wordt in zijn uitspraak zijn gedrag actief aan te passen aan de context waarin hij
terechtkomt. Naast studie en school kan ook werk een context zijn waarin de jongens zichzelf op een
andere manier voelen en presenteren. Marijn geeft aan dat hij tijdens zijn stage op een
psychiatrische afdeling actief bezig was met zijn presentatie omdat het daar erg belangrijk is geen
kwetsbare kanten van jezelf te laten zien. “Tegenover cliënten heb ik me ook wel extra hetero
gedragen, zelfs speciaal hetero-kleren gekocht om het niet aan die cliënten te laten blijken, zodat het
niet een zwakke plek van me laat zien”. In deze situatie presenteert Marijn zich mannelijker, of meer
hetero zoals hij het zelf noemt, om zijn veiligheid te waarborgen. Vrouwelijke eigenschappen en zijn
homoseksualiteit kunnen als een zwakte gezien worden waar de cliënten negatief gebruik van
kunnen maken. Evert vertelt dat hij tijdens een sollicitatie ook zijn gedrag aanpaste. “ik laat maar
niet van te voren mijn geaardheid merken, want wie weet beïnvloedt dat mijn sollicitatie wel, het zou
niet mogen maar je weet het niet”. In deze twee uitspraken is te zien dat de jongens hun gedrag
aanpassen om beter binnen een bepaalde context te passen. Dit is vergelijkbaar met het verstoppen
Page 41
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
40
van gedrag voor hun coming out omdat het hier, zeker in het geval van Evert, gaat om het verbergen
van hun seksuele voorkeur. Een andere context waarin dit belangrijk kan zijn is een omgeving waar
vooral mannen zijn. Harm vertelt het volgende: “…omdat ik bij mijn vrienden wat mannelijker
probeer over te komen ofzo, en bij meisjes kun je toch, nouja niet meer jezelf zijn, of misschien juist
wel meer jezelf zijn”. Met deze woorden maakt Harm duidelijk dat hij bewust zijn gedrag aanpast om
beter tussen zijn vrienden te passen. Daarnaast geeft hij ook aan dat hij in een omgeving met meisjes
meer zichzelf kan zijn.
Er zijn ook contexten waar de jongens hun mannelijkheid minder belangrijk vinden en
aangeven daar minder op te letten. Als ze het over deze contexten hebben beschrijven de jongens
zichzelf op een andere manier dan in de verhalen hierboven terug te lezen is. In de woorden van
Harm die net aangehaald werden is dit ook duidelijk. Hij geeft aan onder meisjes meer zichzelf te
kunnen zijn, hij hoeft zich niet zoals bij zijn vrienden mannelijker voor te doen. Lennard vertelt dat hij
bij de kennismaking van zijn nieuwe studie gelijk aansluiting vond bij de meisjes en dat dat voor hem
makkelijker is. “Mensen zien dat wel, ik ben niet echt supermannelijk ofzo, dus ik denk dat mensen
dat wel merken”. Hij geeft hier aan dat mensen snel van hem denken dat hij homo is en dat het voor
hem makkelijker is om dan direct aansluiting te vinden bij de meisjes. Joost vertelt dat hij op
sommige momenten van gek doen houdt en dat dit wel eens nichterig over kan komen. “Ja, het is
vaak als ik een beetje op heb, maar vooral met mijn eigen vriendinnengroep, op school gaat het vaak
de verkeerde kant op, ik let er niet echt op, het boeit me niet zoveel”. Uit zijn verhaal blijkt dat een
omgeving met meisjes een context is waarin nichterig zijn, of gek doen, voor hem kan, en dat het
hem ook niks uitmaakt. Het meest uitgesproken over hoe een context met vooral vrouwen hem
beïnvloedt is Marijn: “ja ik ben ook wel gewoon zo’n homo die ook niet zoveel mannelijke vrienden
heeft enzo. Dat is ook gewoon zo. Ik heb voornamelijk vrouwen om me heen lopen. Geef ik ook eerlijk
toe, ik kan er van genieten om met een bak ijs op schoot met een gezichtsmasker op samen met een
huisgenootje of vriendinnen op de bank kan zitten en een dramafilm kan kijken.” . Marijn geeft hier
duidelijk aan dat hij sowieso meer vrouwen in zijn omgeving heeft en dat hij wanneer hij met deze
vrouwen samen is zich op een bepaalde manier gedraagt. Desalniettemin geeft hij ook aan dat
wanneer hij hierom ‘one of the girls’ genoemd wordt hem dat eigenlijk te ver gaat: “dat wil ik dan
ook weer niet”. Met deze uitspraak laat Marijn zien dat hij zich prima voelt als hij hetzelfde gedrag
vertoont als zijn vriendinnen, maar om ook als vrouw te worden gezien en aangesproken gaat hem te
ver. Omgevingen met mannen of vrouwen lijken ervoor te zorgen dat de jongens zich mannelijker
gedragen of respectievelijk vrouwelijker kunnen gedragen, redenen die aangedragen worden zijn
onder andere het meer op het gemak voelen of meer jezelf kunnen zijn. Tevens zou dit te maken
kunnen hebben met de ideeën van hun leeftijdsgenoten over gender en homoseksualiteit. Meisjes
beoordelen mogelijke vrouwelijke eigenschappen of vrouwelijkheid positief en jongens negatief
Page 42
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
41
(Felten et al. In: Keuzenkamp, 2010, p. 57/58).
Aan een typische context die in een van de gesprekken naar voren kwam wil ik hier specifiek
aandacht besteden. In deze specifieke context wordt nichterig gedrag gebruikt als een soort van
provocerend verdedigingsmechanisme. Evert vertelt dat hij tijdens zijn werk in een frietkraam op het
station van Nijmegen door een viertal jongens van zijn leeftijd gevraagd werd of hij homo is. Toen hij
zei dat hij inderdaad homo is, was hun reactie dat homoseksualiteit niet kan en dat alle homo’s vies
zijn. Als reactie daarop “ging ik extra die stereotype handelingen uitvoeren met mijn handen en zo
vrouwelijk praten, zo heel hoog en zo melodieus praten enzo, dan vind ik het niet erg om zo over te
komen.”. In deze reactie van Evert wordt het duidelijk dat hij op de negatieve uitlatingen van de
jongens reageert door gebruik te maken van het stereotype beeld van homomannen en het
vrouwelijke gedrag dat hiermee geassocieerd wordt. Dit kan te maken hebben met het feit dat hij
werd aangesproken op zijn homo zijn en daardoor de provocatie zoekt in het homo zijn, zoals hij zelf
aangeeft in het laatste deel van wat hij vertelt. Dat hij zich juist in deze situatie zo gaat gedragen laat
zien dat in deze context nichterig gedrag hem in staat stelt de jongens buitenspel te zetten en
tegelijkertijd trots zichzelf te zijn, en op deze manier zichzelf te verdedigen tegen een omgeving die
op zijn zachts gezegd niet erg vriendelijk voor hem is.
In deze eerste paragraaf heb ik aan de hand van de verschillende uitspraken laten zien op welke
manier de jongens nadenken over hun eigen gender. In de eerste plaats spreken ze, in lijn van de
vrijheid die ervaren wordt na de coming out, over zichzelf en gedrag dat ze vertonen wat afwijkt van
andere jongens van hun leeftijd. Ze lijken hiermee mee te gaan in de ideeën over gender en
homoseksualiteit die in de samenleving heersen. Er is echter in de verhalen van de jongens over
zichzelf geen sprake van stereotype homo’s die uit deze ideeën voortvloeien. Naast dit eerste loopt
er parallel een verhaal waarin mannelijkheid en man zijn voor de jongens belangrijk is. Dit lijkt erg
tegenstrijdig te zijn maar verschillende contextuele omstandigheden hebben invloed op wat de
jongens bij zichzelf naar voren brengen en zien. De context waarin de jongens zich bevinden is
bepalend voor hoe ze naar zichzelf kijken in termen van gender, en tevens welke betekenis ze
hieraan verbinden.
5.2 Zo ben ik niet.
In de vorige paragraaf ben ik ingegaan op de wijze waarop de jongens over hun eigen gender en
seksualiteit praten, in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk neem ik hun ideeën over andere
mannen onder de loep. Als eerste zal ik ingaan op de verschillende uitspraken en gedachten die de
jongens uitten over andere homomannen, vervolgens zal ik ook nog kort ingaan op hun ideeën over
gender en seksualiteit ten opzichte van heteromannen en vrouwen.
Page 43
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
42
In de voorgaande hoofdstukken heb ik meerdere malen de ideeën over gender en homoseksualiteit,
zoals die in de maatschappij heersen, aangehaald. Deze ideeën gaan uit van het idee dat
homomannen vrouwelijker, of minder mannelijk, zijn dan heteromannen vanwege het feit dat ze zich
aangetrokken voelen tot mannen of het mannelijke. De jongens met wie ik gesproken heb zijn
opgegroeid in deze zelfde maatschappij en zijn bekend met dit idee en zijn zich, zoals ook naar voren
kwam in hoofdstuk vier, zeer bewust van de koppeling tussen minder mannelijk, of vrouwelijk,
gedrag en homoseksualiteit. Daarnaast wijzen ze echter ook op het feit dat de groep homomannen
meer divers is dan dat het stereotype doet lijken, en ook hiervan zijn ze zich zeer bewust.
In eerste instantie ga ik in op de manier waarop de jongens spreken over homomannen die
voldoen aan, of in de buurt komen van, stereotyperingen die in de samenleving bekend zijn. Zoals
ook in de inleiding werd aangegeven wordt de koppeling tussen homomannen en minder mannelijk
zijn vaak negatief beoordeeld. Dit is zowel het geval in de samenleving als geheel als onder
homomannen zelf. Er zijn talloze voorbeelden van mensen die aangeven homoseksualiteit, als
voorkeur, te accepteren maar vrouwelijkheid bij, of “het overdreven homo zijn van” homomannen af
te keuren. Dit laatste is ook herkenbaar in de uitspraken en de gedachten van de jongens. Alle
jongens zetten zich af tegen de stereotype homoman zoals die in de samenleving, en vooral in de
media, naar voren komt. Er moet wel opgemerkt worden dat de jongens erg diverse uitspraken doen
wanneer er gekeken wordt naar de heftigheid van hun reactie. Dit lijkt in sommige gevallen te maken
te hebben met de leeftijd van de jongens en hun ervaring als openlijk homoseksuele man, maar dit
verklaart geenszins in alle gevallen de reacties van de jongeren. Voor zover dat te destilleren valt uit
de uitspraken van de jongens lijken de verschillende reacties te verklaren uit een complex samenspel
van sociale omgeving - zowel gezin als school -, acceptatie van hun eigen seksualiteit, ervaringen met
homonegativiteit in hun omgeving, karakter en zelfvertrouwen. Het gaat echter te ver om hier
verdere uitspraken over te doen. Het nichterige gedrag en imago van stereotype homomannen
wordt door de jongens gehekeld. Als Evert vertelt over welke homomannen hij goed vindt voor de
beeldvorming zegt hij het volgende: “minder overdreven, minder… ik vind dat zo gemeen om te
zeggen maar niet zo nichterig, ik vind dat van die relnichten, daar hou ik niet zo van”. Met deze
uitspraak geeft Evert duidelijk aan dat hij, op zijn zachtst gezegd, niet gecharmeerd is van nichterige
homomannen. Zijn negatieve houding ten opzichte van deze homomannen wordt verder duidelijk
door het te hebben over ‘relnichten’, wat voor hem duidelijk een negatieve term is. Het gebruik van
het woord ‘overdreven’ wanneer het gaat over homomannen in het algemeen of nichten in het
bijzonder kwam vaker terug in de gesprekken met de jongens. Wanneer Niels en Sybren het hebben
over homo’s die ze zien op feestjes komt dit ook naar voren; “Ze zijn misschien ook wel een beetje
overdreven, ze willen heel erg laten zien wij zijn homo, en daarmee willen ze ook heel erg opvallen”.
Opmerkelijk is dat de term ‘overdreven’ aangehaald wordt met betrekking tot homo zijn: iemand
Page 44
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
43
wordt overdreven homo genoemd, maar dit verwijst niet naar iemand die meer homo is dan anderen
op het gebied van seksualiteit. Het ‘overdreven’ zijn of doen verwijst echter naar iemand die te homo
is met betrekking tot gender, een homo die te vrouwelijk is of niet genoeg mannelijk. Met de term
‘overdreven’ bedoelen de jongens ook een bewust “doen” van de vrouwelijke of onmannelijke
homomannen. In de woorden van sommige jongens is deze gedachtegang terug te vinden. Dennis
vertelt over een andere homojongen die hij op zijn dansschool ontmoet, “dat was ook echt een
verwijfd type, qua doen en laten met een zoet wit wijntje in de hand, en nouja, die was zo, nouja echt
een halve vrouw. En toen ik er mee ging praten deed ie opeens heel anders, […]eerst had hij alleen
vrouwen om zich heen en die vinden dat vaak leuk, dat die jongens zichzelf daar naar gaan gedragen,
om leuk gevonden te worden.” In deze uitspraken is het duidelijk dat Dennis er van uit gaat dat deze
jongen zich bewust vrouwelijk gedraagt, in dit geval om leuk gevonden te worden. Het merendeel
van de jongens geeft aan te denken dat het gedrag van deze vrouwelijke homo’s echter niet altijd
bewust is. Dit geldt zeker voor de jongens die zichzelf als iets vrouwelijker of anders omschrijven. Er
wordt ook geopperd dat het te maken kan hebben met een moeizame coming out van zo’n
vrouwelijke homo die, in de woorden van Niels, “een beetje doorslaat daarin, als iemand een
moeilijke periode heeft gehad, en nu juist dat erg uitvergroot”. Door sommige jongens wordt
vrouwelijk gedrag bij homomannen gezien als bewust gedrag van deze mannen. Zoals in de eerste
paragraaf van dit hoofdstuk staat geschreven zijn de jongens zelf zich zeer bewust van hoe ze zich
gedragen ten opzichte van anderen. Dit zou hun uitspraken over andere homomannen kunnen
verklaren. Echter, je bewust zijn van bepaald gedrag is niet hetzelfde als bewust bepaald gedrag
vertonen. Opmerkelijk is ook dat de jongens vrouwelijk gedrag bij homomannen eerder verklaren als
een bewuste manier om leuk gevonden te worden of om een moeilijke periode ‘goed’ te maken dan
dat dit vrouwelijke gedrag onbewust is zoals ze mannelijk of vrouwelijk gedrag bij respectievelijk
mannen en vrouwen omschrijven. De term bewust betekent in dit geval voornamelijk het expres
vertonen van bepaald gedrag. Het expres bepaald gedrag vertonen of vergroten is in de ogen van de
jongens onecht. Deze gedachten komen misschien voort uit hun eigen ervaringen met het verbergen
van gedrag waarbij ze soms expres bepaald gedrag vertonen wat niet ‘echt’ is. Dit sluit aan bij de in
hoofdstuk twee beschreven moeizame verhouding tussen homomannen en mannelijkheid, maar
ditmaal van een andere kant benaderd. In dit geval zorgt het man zijn van de homoman ervoor dat
zijn als vrouwelijk betiteld gedrag als minder ‘echt’ wordt gezien dan wanneer dit gedrag door
vrouwen wordt vertoond.
Hierboven is al geschreven dat de intensiteit waarmee de jongens stereotype homomannen
van zich afduwen erg divers is. Sybren is een van de jongens die in vergelijking tot de anderen vrij
heftig reageert: “Ik heb gewerkt op COC-feestjes en homofeestjes enzo en daar zag je wel het type
vrouwelijke homoman wat bij elkaar staat en bij elkaar klit en ik wil daar niks mee te maken hebben
Page 45
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
44
[…] Ik vind het gewoon eng, ik vind het niet kloppen. Het is ook zo’n ons kent ons wereldje […] ik wil
daar niet bij horen”. In deze uitspraken wordt duidelijk dat hij met de stereotype homoman niets te
maken wil hebben. Het gaat voor Sybren zelfs nog verder dan alleen er niet bij willen horen, de
termen ‘eng’ en ‘niet kloppen’ laten zien dat hij zich ongemakkelijk voelt bij deze vrouwelijke
homomannen. De afkeer van nichterigheid leidt tot minder identificatie met de homogemeenschap,
en maakt de afstand tussen deze gemeenschap en hemzelf groter. Hij bevestigt dit verderop in het
gesprek: “ik zou me eerder op mijn gemak voelen bij een groep macho’s dan bij een groep nichten
[…]Omdat ik het leuker vind om met hetero’s om te gaan dan met homo’s”. Hier wordt duidelijk dat
voor Sybren de stereotype homoman zo ver van hem af staat dat hij aangeeft liever met
heteromannen om te gaan dan met mannen die dezelfde seksuele voorkeur hebben als hijzelf. Dit is
een van de meeste uitgesproken negatieve reacties van de jongens ten opzichte van stereotype
vrouwelijke homomannen maar zeker niet de enige. Ook Floris geeft aan voor en na zijn coming out
moeite te hebben met de associatie van nichterigheid en homoseksualiteit en uit zich ook op
negatieve wijze over vrouwelijke homomannen. Als hij vertelt over de mail waarmee hij naar zijn
vrienden uit de kast komt zegt hij: “Ik had erin gezet: jullie hoeven echt niet bang te zijn dat ik een
vieze nicht word, omdat ik voor mezelf heel graag dat onderscheid wilde maken”. Floris voegt hier het
woord ‘vieze’ toe aan ‘nicht’, een voor velen en zeker ook voor hem negatieve term, en steekt
daarmee zijn afkeuring ten opzichte van nichterige homo’s niet onder stoelen of banken. Nu hij een
tijdje uit de kast is laat hij zich iets minder negatief uit over vrouwelijke homo’s, maar dit wordt
vooral veroorzaakt door het feit dat hij nu geen angst meer heeft om zelf als nichterig gezien te
worden. Bij Floris is er voor een gedeelte sprake van een negatieve houding ten opzichte van
stereotype homo’s omdat hij bang is ook zo gezien te worden door zijn omgeving. Wanneer dit niet
zo blijkt te zijn verandert dit niet zozeer zijn mening over deze soort homomannen dan wel de
heftigheid waarmee hij over deze homomannen praat.
De stereotype homoman is niet een concept dat alleen leeft in de hoofden van mensen. Het
wordt bevestigd wanneer mensen, hetero’s maar zoals hierboven blijkt ook homo’s, geconfronteerd
worden met homo’s in het dagelijks leven. Het kan hier gaan om homomannen in hun directe
omgeving maar ook om mannen in de media die in de ogen van mensen voldoen aan de stereotype
homoman. In de gesprekken met Floris en Harm gaat het over dé ene homo die in het dorp van Floris
woont. Deze man is bekend, of berucht, in het hele dorp en de jongens vertellen dat er binnen hun
vriendengroep spottend en negatief over deze man gesproken wordt en dat dit in de woorden van de
jongens eigenlijk alleen is omdat hij homo is. Opvallend is dat het spotten en negatief doen over deze
man niet gestopt is toen de jongens uit de kast kwamen, en nog opmerkelijker is dat de jongens
aangeven ook mee te doen met hun vrienden. De jongens vertellen niet expliciet over hun redenen
om hier aan mee te doen maar het lijkt veroorzaakt te worden door het feit dat zij door hun vrienden
Page 46
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
45
niet zo gezien willen worden. Ook in de media worden de jongens geconfronteerd met stereotypes
van homo’s. Bekende Nederlanders zoals Gerard Joling en Gordon worden in deze context door de
jongens genoemd. De jongens die deze namen, onder andere, noemen geven aan dat deze
homomannen een bepaald beeld geven van hoe homomannen zijn en dat ze zich daar niet prettig bij
voelen. Ook hier is sprake van het feit dat ze zich op de eerste plaats niet herkennen in dat beeld van
een homoman en op de tweede plaats zijn ze bang om wel zo gezien te worden door hun omgeving.
Zoals Marijn vertelt: “[De media] vormen een beeld, van iets dat heel persoonlijk is, seksualiteit en
geaardheid, wat uiteindelijk 10 procent is, en je geeft daarmee een afspiegeling van die 10 procent
van de bevolking. Je maakt het voor die mensen en voor die mensen die dat beeld hebben van wat
homo’s zijn wel lastiger op. Vind je het dan gek dat als een moeder een Gerard Joling en Gordon ziet
in glitterpakjes en vervolgens komt haar zoon binnen en die zegt mama ik ben homo, dat ze afgezien
van haar geloof zo zou reageren en zou gaan huilen enzo.”. Hier wordt duidelijk dat hij het vervelend
vindt dat het beeld zoals dat vooral op televisie te zien is in zijn ogen geen goed beeld geeft van alle
homo’s, de tien procent van de bevolking.
Het stereotype van de homoman in de media komt het meest naar voren in de verhalen van
de jongens over de jaarlijkse Canal Parade (in de volksmond gaypride genoemd). De Canal Parade,
het bekendste onderdeel van de jaarlijkse Amsterdamse Gay Pride week, is een botenparade door de
grachten met als doel homoseksualiteit te vieren, zichtbaarheid te geven, en daarnaast acceptatie na
te streven. De beelden van de gaypride in kranten en journaals laten vaak boten met schaars geklede
dansende mannen zien en veel roze accenten. Het zijn vooral deze beelden die aansluiten bij de
stereotyperingen van homo’s en dit is ook waar de meeste jongens het over hebben als het over de
gaypride gaat. Ook het beeld van homo’s op de gaypride dat door middel van de media, of door het
bezoeken van het evenement, bij de jongens terecht komt wordt door sommige van de jongens als
negatief gezien. Evert zegt over de gaypride: “In eerste instantie moet ik er wel om lachen, maar
daarna word ik ook echt boos. Weet je, als je al die mensen ziet op die gayprideboten, bij de NOS
filmen ze alleen die bepaalde boten, halfnaakte spierbundels met roze veertjes enzo, dat vind ik echt
nichterig en dat vind ik ook helemaal niet goed voor het algemene beeld van de homoseksueel.” Evert
stoort zich op de eerste plaats aan de manier waarop homomannen zich presenteren op de gaypride
en hij geeft aan dat dit vooral veroorzaakt wordt door het beeld dat hierdoor van homomannen
wordt verspreid. Ook Dennis geeft aan dat hij deze beeldvorming vervelend vindt: “Maar ook met de
gaypride bijvoorbeeld, dan zie je daar van die types lopen dat komt dan juist op tv omdat dat leuk is,
omdat dat echt sensatie zoeken is. En die verpesten het eigenlijk voor de rest omdat ze zo fout in de
spotlights willen komen.” De negatieve reacties op de gaypride komen voornamelijk door het beeld
van homo’s dat hierdoor naar voren komt. De jongens zijn bang dat dit ervoor zorgt dat ook zij als
stereotype homo worden gezien. Bij Floris komt dit duidelijk naar voren als hij vertelt dat hij op een
Page 47
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
46
boot wil staan tijdens de gaypride “met een groot bord met er zijn ook normale homo’s!”. Ondanks
dat hij dit niet echt van plan is laat dit duidelijk zien dat Floris de beeldvorming van de gaypride graag
zou willen veranderen. Marijn is iets minder negatief over de gaypride, “[…] maar het zou ook wel
minder kunnen. Ik ben zeker niet zo’n zure homo van we moeten allemaal nagaan wat er voor
beeldvorming bestaat […] het is ook wel leuk”. Even later zegt hij “Misschien ben ik ook wel aan het
zeuren, dat over the top is toch ook nog wel enigszins homokenmerkend.”. Hierdoor wordt het
duidelijk dat Marijn er minder heftig in staat dan andere jongens. Maar ondanks deze minder
uitgesproken reactie stelt ook Marijn dat de gaypride ook wel minder zou kunnen in verband met de
beeldvorming.
Het is niet zo dat de jongens zich enkel negatief uiten over de gaypride. Vooral de oudere
jongens die wel eens naar de gaypride zijn geweest geven ook aan dat het een leuk feest is. Dennis,
die zich stoort aan de beeldvorming van de gaypride, vertelt waarom hij naar de gaypride gaat: ”Ik
hou van feesten en omdat ik dat echt geweldig vind, en omdat je negen jongens op een avond kan
zoenen. Nee, gewoon het sfeertje wat zo leuk is, ik kijk mijn ogen uit. Soms een beetje spottend, van
jongen wat loop jij erbij. Maar ik geniet ervan, er zijn zoveel verschillende individuen die daar
rondlopen.”. In deze uitspraken van Dennis wordt duidelijk dat hij deze dag ook als een feest ziet, een
dag waarop hij zijn homoseksualiteit kan vieren, waar hij met volle overtuiging aan meedoet. Als hij
aangeeft dat hij spottend kijkt naar hoe sommige jongens erbij lopen laat hij daarmee ook een
bepaalde afkeer van het stereotype zien. Ook het idee dat het vergroten van de acceptatie van
homoseksualiteit een doel is van de gaypride is terug te horen in de verhalen van de jongens. “Ja de
gaypride is natuurlijk ontstaan vanuit acceptatie. En het is nu vooral een feestje geworden. Het gaat
niet alleen om homo’s er varen ook hetero’s mee, acceptatie staat nog steeds centraal, maar het is
gewoon een feest.” Niels geeft aan dat hij weet dat de gaypride ook om meer acceptatie draait, maar
zoals hij hierboven vertelt vindt hij dat het nu vooral een feest is. De houding van de jongens ten
opzichte van de gaypride en de uitspraken die ze erover doen lijken tegenstrijdig te zijn, maar ze
gaan over verschillende aspecten van het evenement. De beelden van homoseksualiteit die gevormd
worden, zowel door homo’s zelf als door de media, worden door de meeste jongens als negatief
beoordeeld. Dit heeft er in de meeste gevallen mee te maken dat ze zichzelf niet herkennen in het
beeld van een homoman dat gepresenteerd wordt. Hiermee samenhangend geldt dat sommige
jongens bang zijn om geassocieerd te worden met deze homomannen omdat ze zelf ook homo zijn.
Aan de andere kant geven de jongens die er geweest zijn aan dat ze de gaypride ook een leuk feest
vinden en dat ze het fijn vonden om er te zijn. Echter, dit verwijst naar een ander aspect van de dag,
niet naar beeldvorming maar naar een feest waar je jezelf kan zijn als homo, zoals bijvoorbeeld
Dennis omschrijft.
Wanneer er door de jongens gesproken wordt over stereotype homo’s en nichterigheid is het
Page 48
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
47
opmerkelijk dat de jongens in veel gevallen spreken in termen als ‘normaal’ en ‘anders’. Met deze
termen spreken ze over afwijkingen van bepaalde normen op het gebied van gender, en
voornamelijk mannelijkheid, die worden aangeduid als anders of niet normaal. Door een aantal
jongens worden de aloude, aan Nederlandse nuchterheid toegeschreven, woorden “doe maar
normaal dan doe je al gek genoeg” gebruikt. In een uitspraak van Dennis: “Het is best wel gek om te
zeggen als homo, maar doe maar normaal dan doe je al gek genoeg eigenlijk. Ik accepteer het wel,
daar niet van, maar waarom… misschien vind je het zelf fijn om zo te zijn, maar waarom doe je zo, of
waarom ben je net een half wijf”. Door aan te geven dat het voor een homo misschien gek is om te
zeggen laat hij zien dat hij zich bewust is van de koppeling van vrouwelijkheid en homo zijn, maar dat
hij dit liever niet zo ziet. Met de laatste zin laat Dennis zien dat hij vrouwelijkheid bij homomannen
negatief beoordeelt. Wanneer Patrick praat over onmannelijkheid en stereotype homo’s zegt hij het
volgende: “Je hebt verschillende niveaus. Iedereen mag zijn wie die wil zijn, maar je hebt mensen die
extreem nichterig zijn maar ook die wel gewoon normaal zijn nog. Blijf wel gewoon een beetje
normaal denk ik. Voor de kisskiss hadden we nog een indrinkfeestje en daar was ook zo’n gast en dat
was ook zo’n nicht, en die vond ik wel irritant eigenlijk.”. Ook hier wordt het duidelijk dat Patrick
erkent dat er verschillende soorten homomannen zijn in zijn ogen, hij verwijst naar de extreem
nichterige en de normale homomannen. Patrick maakt een onderscheid tussen nichterige
homomannen, die niet genderconform zijn, en normale homomannen, die zich meer volgens de
regels van hun gender, dus mannelijk, gedragen.
5.3 Andere mannen
In het begin van de vorige paragraaf schreef ik dat de jongens naast de stereotype homoman ook nog
een andere groep homomannen aanduiden. In de laatste paragraaf ga ik in op welke manier ze over
deze groep “normale” homomannen praten en wat ze hierover zeggen met betrekking tot gender.
Een ander grote groep mannen waar door de jongens over gepraat wordt zijn heteromannen, zowel
in het algemeen als mannen in hun directe sociale omgeving. In het laatste deel van deze paragraaf
ga ik in op de manier waarop er door de jongens over heteromannen wordt gesproken.
De andere groep homomannen die door de jongens wordt omschreven is een tegenwicht ten
opzichte van het stereotype homoman dat ze herkennen. Dit wordt in de eerste plaats duidelijk door
het feit dat de twee types mannen tegelijk naar voren komen in de gesprekken en de manier waarop
ze over beide groepen spreken. Als Evert vertelt over de gaypride en op welke manier homomannen
hier in beeld komen zegt hij het volgende: “Je hebt volgens mij ook zo’n top vijftien met meest niet
homoseksuele homo’s. En dat vind ik dan echt goeie mensen, daar zou meer aandacht aan besteed
moeten worden dan aan de gaypride”. Deze andere groep homomannen wordt hier aangedragen als
Page 49
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
48
een groep die voor een ander beeld van homomannen zou kunnen zorgen. Het ‘niet homoseksuele’
waar Evert het over heeft verwijst duidelijk naar de vrouwelijkheid van de stereotype homo en het
ontbreken hiervan bij de andere groep homomannen. Dit ontbreken van vrouwelijkheid wordt door
de jongens positief beoordeeld. Deze positieve houding ten opzichte van deze groep is tweeledig, in
eerste instantie geven de jongens aan zichzelf te herkennen in deze niet-stereotype homomannen.
Zoals Floris vertelt over zijn profiel op de homoprofielensite ‘Gay.nl’: “ik had wel een beetje het idee
dat ik de enige niet overdreven was, maar toen ging ik daar een beetje kijken en toen zag ik dat er
heel veel ook normale waren.”. Door op deze website homo’s tegen te komen die in de ogen van
Floris niet overeenkomen met het stereotype homoman ziet hij dat er meer homo’s zijn zoals hij. De
tweede reden die ten grondslag ligt aan de positieve houding van de jongens ten opzichte van deze
groep onvrouwelijke of mannelijke homomannen ligt in de manier waarop gender en
homoseksualiteit, en de koppeling hiertussen, een rol speelt in deze groep mannen. De
vrouwelijkheid van stereotype homomannen en de verwachte vrouwelijkheid van alle homomannen
in de samenleving is voor de jongens in de periode voor en na hun coming out problematisch
geweest. Deze andere groep homomannen, die niet of minder te maken heeft met het stempel
vrouwelijk, is voor de jongens een fijne afwisseling ten opzichte van de stereotype waar ze in veel
gevallen mee te maken hebben. In het volgende hoofdstuk ga ik hier dieper op in.
Naast de gedachten en uitspraken van de jongens over homomannen hebben de jongens zich
in de gesprekken ook op verschillende manier uitgesproken over heteromannen. Het spreekt vanzelf
dat de jongens in hun dagelijks leven ook veel te maken hebben met heteromannen, thuis, op school
en in de samenleving in het algemeen. De jongens spreken zich op twee manieren uit over
heteromannen en de mannelijkheid die ze hiermee in verband brengen. In de gesprekken die gaan
over mannelijkheid en heteromannen wordt er over een deel van de kenmerken of eigenschappen
op een negatieve manier gesproken. Wanneer Harm spreekt over zijn broer vertelt hij het volgende:
“Mijn broer lijkt heel erg op mij qua uiterlijk maar helemaal niet qua innerlijk, hij is echt zo’n
ontzettende boer.”. Deze uitspraak van Harm geeft een mooi voorbeeld van de manier waarop de
jongens heteromannen omschrijven als enigszins sociaal onaangepaste mensen. Hieraan wordt ook
vaak het onvermogen van heteromannen om te praten over gevoel gekoppeld. “Ik denk zeker in zo’n
relatie (hetero) dat mannen dan wat oppervlakkig zijn, ik denk dat heteromannen hun gevoelens niet
uiten meestal”, vertelt Sybren als hij het over de vriendjes van zijn vriendinnen heeft. Kleding en
uiterlijke verzorging komen ook veel terug als het met de jongens over mannelijkheid gaat. In hun
ogen besteden heteromannen veel minder aandacht aan de kleding die ze aantrekken. Zoals Marijn
aangeeft als hij verwijst naar de andere mannen in de ruimte waar we zitten: “Want de andere
mannen om ons heen, die maakt het volgens mij niet uit, ik wil niet zeggen dat iedere heteroman zich
niet druk maakt om zijn kleding […] Ik denk wel dat hetero’s bang zijn dat ze homo gevonden worden
Page 50
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
49
door hun kleren”. Marijn verwijst hier ook naar het feit dat te veel aandacht voor uiterlijk of het
dragen van specifieke kleding door anderen gezien kan worden als vrouwelijk wat ervoor zou kunnen
zorgen dat er van deze mannen gedacht wordt dat ze homo zijn. De meest gehoorde opmerking van
de jongens als het gaat om heteromannen en mannelijkheid heeft te maken met machogedrag van
deze mannen. Dit komt ook naar voren als Evert vertelt over zijn vrienden op de middelbare school:
“Ik ging dan om met de meisjes en met de aardige jongens, de niet zo stereotype mannelijke jongens,
gewoon niet diegene die de hele tijd over bier, tieten en voetbal praten, maar waar je ook normaal
mee kon praten”. Aan machogedrag gerelateerde termen zoals haantjesgedrag komen ook veelvuldig
naar boven als de jongens het over heteromannen hebben. Dennis legt het uit als “Dat competitieve,
van het alfamannetje enzo”. Ook Tom geeft dit aan, “Ze hebben meer een dominantie cultuur, ze
willen altijd de beste zijn, met sport ofzo.”. Machogedrag en competitie worden door de jongens het
meest genoemd en ook het vaakst als een vervelende eigenschap die ze toedichten aan
heteromannen. Wanneer gekeken wordt naar hoe machogedrag omschreven wordt door de jongens
zou het ook stereotype mannelijk of hypermannelijk gedrag genoemd kunnen worden. Opvallend is
dat de zaken die hierboven door de jongens worden aangehaald, en op een negatieve wijze
omschreven worden, terug doen denken aan de verschillende onderwerpen waar ze zichzelf als
anders omschreven dan deze heteromannen. Het lijkt erop dat de jongens mannelijke eigenschappen
die ze bij zichzelf niet of in mindere mate terugzien op een negatieve manier beschrijven. Het
negatieve in hun reacties houdt hier voornamelijk in dat ze deze eigenschappen als sociaal
onwenselijk beschrijven. Dit betekent echter niet dat de jongens mannen met deze ‘onwenselijke’
eigenschappen zelf onwenselijk vinden, er gaat in sommige gevallen zelfs een bepaalde
aantrekkingskracht van uit. In hoofdstuk 6 ga ik hier uitgebreider op in.
In de verhalen van de jongens over mannelijkheid en heteromannen komt niet alleen, zoals
Evert zegt “een jager in een grot” naar boven. De jongens brengen ook verschillende andere kanten
van mannen naar boven en er worden nuanceringen aangebracht. De meest duidelijk nuancering die
door de jongens wordt gemaakt is het aangeven dat er verschillende soorten mannen zijn, en dat de
dingen die ze zeggen niet over alle heteromannen gaan. Dennis vertelt hierover: “Het is net hoe je er
invulling aan geeft, biologisch gezien ben je een man, en cultureel ook, maar ik heb zoiets iedereen
geeft zijn eigen invulling, zoveel verschillende persoonlijkheden”. Met deze uitspraak geeft hij aan dat
de algemene dingen die hij net heeft gezegd over heteromannen niet voor alle heteromannen
opgaan. Door een aantal jongens wordt ook aangegeven dat er ook zogenaamde ‘metromannen’ zijn,
heteromannen die wel bezig zijn met hun uiterlijk, en dat deze niet als vrouwelijk worden gezien.
Hier wil ik bij opmerken dat de term vrouwelijkheid niet vaak geassocieerd wordt met metromannen,
maar er is wel degelijk sprake van een associatie met homomannen. Aandacht voor uiterlijk en het
Page 51
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
50
uiten van gevoelens staat zo ver af van het concept heteroman dat er een nieuw woord is ontstaan
voor deze mannen, metroseksueel, dat in terminologie heel dicht bij hetero- en homoseksueel ligt.
Page 52
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
51
Hoofdstuk zes
Mooie mannen: Wat is een aantrekkelijke man?
In voorgaande hoofdstukken ben ik ingegaan op de gedachten en ideeën die de jongens hebben ten
opzichte van zichzelf en andere mannen in het algemeen. In dit laatste hoofdstuk ga ik in op de
gevoelens van de jongens richting andere mannen, de reden waarom ze zich homo noemen, de
aantrekkingskracht naar hetzelfde geslacht. Zoals bij het voorstellen in hoofdstuk 3 duidelijk werd,
hebben een aantal jongens relaties met elkaar. In dit hoofdstuk ga ik niet zozeer in op de aantrekking
die ze naar elkaar voelen maar gaat het meer over hun ideaaltypes van mannen. Allereerst zal ik
ingaan op wat er in de gesprekken naar voren komt als het gaat om aantrekkelijke mannen en welke
eigenschappen deze mannen hebben. Vervolgens ga ik in op wat er in de ogen van de jongens als
niet aantrekkelijk wordt beschouwd. Bij aantrekkingskracht hoort ook fysieke aantrekkingskracht, en
in het laatste deel van dit hoofdstuk zal ik ingaan op de manier waarop seks binnen hun ideeën over
seksualiteit en gender een rol speelt.
6.1 “Een knappe vent vindt iedereen aantrekkelijk denk ik”
Deze paragraaf begint met een uitspraak die Evert tijdens een van de gesprekken heeft gedaan, en
die op het eerste gezicht erg logisch klinkt in een gesprek onder homo’s. Het is echter zelden zo
simpel als het lijkt, en dat gaat ook in dit geval op. In deze eerste paragraaf beschrijf ik wat volgens
de jongens een “knappe vent” is. Ondanks de verschillende voorkeuren die ieder mens en dus ook de
jongens hebben komen er duidelijk overeenkomsten in hun verhalen naar voren die ik hieronder ga
bespreken. Belangrijk om te vermelden is dat ik hieronder vooral in ga op de uitspraken van de
oudere jongens. De jongere jongens spraken niet of nauwelijks over wat ze aantrekkelijke
eigenschappen van mannen vinden. De redenen hiervoor kwamen niet expliciet naar voren in de
gesprekken. Mijn verwachting is dat de oudere jongens, die langer uit de kast zijn, vaker gesproken
hebben over welke mannen ze aantrekkelijk vinden en welke eigenschappen ze aantrekkelijk vinden.
Deze oudere jongens kennen meer homo’s, hebben meer ervaring met relaties en hebben vaker met
vrienden of vriendinnen gesproken over hun ‘smaak’ inzake mannen dan de jongens die nog maar
kort uit de kast zijn. De reden dat de jonge jongens minder uitspraken doen over al dan niet
aantrekkelijke mannen kan er mee te maken hebben dat ze minder nagedacht hebben over deze
zaken, maar ik verwacht dat de reden vooral gezocht kan worden in het feit dat deze jongens minder
ervaring hebben in het onder woorden brengen van hun voorkeuren.
In dit eerste stuk van deze paragraaf ga ik in op wat er door de jongens wordt aangehaald als
ze het hebben over aantrekkelijke mannen. De uitspraken kunnen worden opgedeeld in uiterlijke en
innerlijke eigenschappen. De uiterlijke eigenschappen komen in de uitspraken van de jongens op
Page 53
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
52
twee verschillende manieren naar voren, zowel fysieke eigenschappen als meer algemene uitspraken
over het uiterlijk van mannen. Het verschil tussen deze twee soorten uitspraken komt hieronder naar
voren, maar het is belangrijk om op te merken dat deze door de jongens vaak aan elkaar gekoppeld
worden. Als Sven het heeft over aantrekkelijke mannen zegt hij het volgende: “Ik val een beetje op
een iets minder perfect gezicht ofzo, weet je die jongens van ‘One Direction’, dat vind ik leuk. Zo
halflang haar, beetje krullend vind ik leuk”. Deze uitspraak van Sven gaat vooral over de fysieke
eigenschappen die hij aantrekkelijk vindt. Door te zeggen dat een jongen voor hem geen perfect
gezicht hoeft te hebben en naar de jongens van ‘One Direction’, een hedendaagse Engelse boyband,
te verwijzen, geeft Sven aan dat hij op ‘gewone’ jongens valt. Voor hem hoeven het geen
topmodellen te zijn. De aantrekkelijkheid van ‘gewone’ mannen komt ook naar voren in de andere
gesprekken, zeker wanneer het gaat om mannen of jongens met wie ze een relatie zouden willen. Er
wordt ook nog gesproken over aantrekkelijke mannen die buiten bereik van de jongens liggen, zoals
Dennis vertelt wanneer het gaat over mannelijkheid: “zoals in films enzo, dat je bepaalde mannen
ziet en denkt van wow […] maar dat is vooral aantrekkelijk. Als je die ziet dan wil je hun wel bereiken
ja”. Wanneer het gaat over fysieke aantrekkelijkheid wordt er door de jongens duidelijk onderscheid
gemaakt tussen puur aantrekkelijke mannen en aantrekkelijke mannen met wie ze een relatie
zouden willen hebben. Het beeld van de gespierde knappe modelachtige “filmster” wordt door de
jongens absoluut als aantrekkelijk gezien, maar naast het feit dat deze mannen onbereikbaar zijn
worden ze ook niet gezien als relatiemateriaal. Zoals Evert aangeeft: “Nee. Dat schept dus ook hoge
verwachtingen. Als ik dus een vriend wil krijgen moet ik een naakte spierbundel zijn, ik weet niet, ik
ben niet zo’n een emotioneel wrak ofzo maar dat wordt hem niet”. In deze uitspraak komt naar voren
dat dit soort mannen onbereikbaar is voor Evert omdat hij zelf, zoals hij aangeeft, niet zo’n soort man
is. Hierin is ook te zien dat de jongens in een partner iemand zoeken die op henzelf lijkt, in ieder
geval in uiterlijk. Verderop in het hoofdstuk kom ik daar nog op terug.
Uiterlijke aantrekkelijkheid wordt door de jongens ook in meer algemene termen besproken,
met algemeen bedoel ik hier niet zozeer fysieke eigenschappen. Met andere woorden, de jongens
spreken niet alleen over uiterlijk in de zin van gespierd of niet gespierd, of bruin, blond, kort of lang
haar. Er worden ook veel uitspraken gedaan over hoe een jongen er in het algemeen uit moet zien. In
voorgaande hoofdstukken is kleding en verzorging al meerdere malen naar voren gekomen en ook in
aantrekkelijkheid van een man speelt dit een grote rol. Bepaalde kleding en ‘er verzorgd uitzien’
worden als belangrijke graadmeter voor de aantrekkelijkheid van een man gezien. In eerste instantie
leken de uitspraken van de jongens over kleding en lichamelijke verzorging bepaald te worden door
smaak maar dat is niet het geval. In de uitspraken van de jongens zijn kleding en uiterlijk tevens een
indicatie van mannelijkheid en een manier om mannelijkheid te beschrijven. Individuele uitspraken
worden wel beïnvloed door smaak, maar achter deze diverse uitingen zit een meer eenduidige lijn
Page 54
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
53
van hoe een man zich dient te kleden en te verzorgen om aantrekkelijk te zijn in de ogen van de
jongens. Deze tweeledigheid komt naar voren als Sven spreekt over hoe een aantrekkelijke jongen er
uit ziet: “Ja, die jongen moet er wel mannelijk uitzien eigenlijk. Ja is ook lastig. Gewoon, wel gestyled
maar wel subtiel gestyled, beetje gestyled. Wel over nagedacht maar niet te ofzo. Wel skinny jeans
maar geen nichterig shirt, meer gewoon een trui ofzo. Ik weet ook niet, vind ik het wel heel moeilijk.
Beetje skaterig denk ik, dat vind ik leuk. Maar ja ook niet altijd, ik weet het niet….”. Allereerst is het
duidelijk dat het voor Sven erg lastig is om precies te duiden wat het is dat hij aantrekkelijk vindt. De
voorbeelden die hij geeft en vervolgens ontkracht laten zien dat het hem niet te doen is om een
specifieke kledingstijl maar zoals hij zelf aangeeft dat de jongen er mannelijk uit moet zien. Deze
redenering is terug te vinden in de uitspraken van alle jongens die spreken over het uiterlijk van
aantrekkelijke mannen. Ook Evert spreekt zich hier over uit wanneer hij spreekt over hoe een
aantrekkelijke man eruit ziet: “Het leukste zou gewoon een Spaans iemand zijn ofzo, zo lekker stoer
en… behaard, en breed [… …] Ik zou niet kunnen vallen op skinny jeans en blond haar.”.
Dat mannelijkheid aantrekkelijk wordt gevonden door de jongens komt ook naar voren
wanneer ze het hebben over onaantrekkelijke eigenschappen. Er is ook veelvuldig gesproken over
welke eigenschappen ze niet aantrekkelijk vinden. Zoals hierboven te zien is in de woorden van Evert
hangen deze uitspraken vaak nauw met elkaar samen. In dezelfde uitspraak is ook te zien dat Evert
tegelijkertijd over aantrekkelijk versus onaantrekkelijk en over mannelijkheid versus vrouwelijkheid
spreekt. Waar mannelijkheid door de jongens als aantrekkelijk wordt omschreven is er bij
vrouwelijkheid of onmannelijkheid het tegenovergestelde aan de hand. Ook Dennis spreekt hier
duidelijk over: “sowieso ik val ook niet echt op vrouwelijke types. […] Ik kan er wel gewoon vrienden
mee zijn, maar aantrekkelijk zou ik ze niet echt vinden. En dat is niet alleen gedrag of uiterlijk, maar
samenspel, het is het hele plaatje wat het maakt eigenlijk.”. Vrouwelijkheid wordt hier door Dennis
duidelijk als onaantrekkelijk beschreven, en hij verwijst hier ook duidelijk naar het stereotype beeld
van een homoman dat door hem niet als aantrekkelijk wordt beschouwd. Ook in het gesprek met
Sybren komt dit duidelijk naar voren: “Ik vind vrouwelijke homo’s of nichten ook gewoon niet
aantrekkelijk, gewoon niet interessant.” De onaantrekkelijkheid van onmannelijkheid wordt ook door
Marijn aangestipt als het gaat over waarom hij niet met bepaalde mensen zoent, “…niet met van die
glitter t-shirts en van die diamanten enzo, waar je het mee doet en waar je mee zoent, dat
weerspiegelt ook een beetje je smaak […] Het is een kleine wereld, […] die en die heeft het gedaan
met die en die, oh echt, ik vond hem wel leuk maar nu ie dat heeft gedaan hoef ik hem niet meer
hoor.”. Marijn geeft hier aan dat niet zoenen of seks hebben met een vrouwelijke jongen niet alleen
gaat om het feit dat hij diegene niet aantrekkelijk vindt, maar ook omdat andere mannen Marijn
hierom minder aantrekkelijk zouden vinden. Het gaat wellicht te ver om te stellen dat hij als
onmannelijk wordt gezien wanneer hij zou zoenen met een onmannelijke jongen, maar de associatie
Page 55
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
54
met onmannelijkheid speelt voor Marijn zeker een rol in het niet zoenen of seks hebben met
vrouwelijke jongens.
Sterk gerelateerd aan de aantrekkelijkheid en onaantrekkelijkheid van mannelijkheid
respectievelijk vrouwelijkheid zijn de uitspraken die door de jongens worden gedaan over hoe
zichtbaar de homoseksualiteit van een aantrekkelijke man mag zijn. Dit wordt duidelijk in de
volgende woorden van Dennis: “Maar je kan ook wel, nouja waar ik laatst die date mee had, die ene
van rechten, wat ik zeg ik zou het nooit aan hem hebben gezien. Soms vind ik dat wel aantrekkelijk.”.
Het niet direct of überhaupt niet aan iemand kunnen zien of diegene homo is, wordt door de jongens
als een eigenschap van een aantrekkelijke man omschreven. Of zoals Dennis in zijn uitspraak
hierboven op zichzelf staand als aantrekkelijk gezien. Zoals in de vorige hoofdstukken duidelijk werd
wordt onmannelijkheid en het aan iemand kunnen zien of hij homo is sterk aan elkaar gekoppeld, dit
is ook hier terug te zien. Opvallend is dat de onaantrekkelijkheid van vrouwelijkheid in de woorden
van de jongens zo ver gaat dat iemand herkennen als homo ook als niet aantrekkelijk wordt gezien.
Dit kan problematisch zijn wanneer de jongens op zoek gaan naar een aantrekkelijke partner,
aangezien ze deze dan letterlijk niet snel zullen vinden. Mogelijkerwijs kunnen sociale netwerksites
en mobiele applicaties speciaal voor homo’s hierin een rol spelen omdat het uitvinden of een man
homo is hierin overbodig is. Het wel of niet aan iemand kunnen zien of ze homo zijn heeft naast
uiterlijk natuurlijk ook te maken met gedrag en karakter. In het volgende onderdeel van de paragraaf
zal ik hier meer aandacht aan besteden.
Naast uiterlijke kenmerken die door de jongens als aantrekkelijk, of juist niet, worden omschreven
wordt er door de jongens ook uitgebreid gesproken over innerlijke eigenschappen die hun ideale
man moet hebben. Wanneer de jongens spreken over de innerlijke eigenschappen van aantrekkelijke
mannen doelen ze in de meeste gevallen op potentiële partners, in tegenstelling tot wanneer ze het
hebben over het uiterlijk waar het vaak ook gaat over seksuele aantrekkingskracht. Karaktertrekken
die door de jongens als aantrekkelijk worden omschreven liggen in eerste instantie in dezelfde lijn als
uiterlijke eigenschappen. Zoals mannelijkheid in uiterlijk aantrekkelijk gevonden wordt, geldt dit ook
voor mannelijkheid in het innerlijk. “Ja een echte jongen is, ik vind dat heel lullig om te zeggen, maar
ik vind dat gewoon aantrekkelijk dat iemand gewoon een beetje stoer is, gewoon een beetje een
echte man is eigenlijk.”. Met deze woorden geeft Dennis aan dat mannelijkheid, en in dit geval stoer
zijn, voor hem een eigenschap is die mannen moeten hebben wil hij ze aantrekkelijk vinden. Naast
stoer zijn worden er door de jongens nog meer karaktertrekken genoemd die in hun ogen
aantrekkelijk zijn. Sven vertelt hierover het volgende: “Gewoon, ik vind, als ik dan een jongen heb, wil
ik ook echt een man hebben. Een beetje beschermend, iemand die mij een beetje terugroept, iemand
die me een beetje koest kan houden. Gewoon een beetje op me let. Beetje dominant en
Page 56
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
55
beschermend”. Zowel Sven als Dennis geven beiden heel duidelijk aan dat ze een ‘echte man’ willen
als ze het hebben over met welk soort mannen ze een relatie zouden kunnen hebben. De
aantrekkelijkheid van mannelijkheid komt hierin expliciet naar voren. Sven vertelt dat hij een man
zoekt die hem in toom kan houden en beschermen. Deze eigenschappen passen naadloos op
stereotype beelden van mannelijkheid die in de samenleving bestaan. Wanneer in het gesprek met
Sybren en Niels aantrekkelijke mannen aan bod komen komt mannelijkheid ook naar voren:
“Hetero’s, maar niet van die boeren. Snap je?”. Sybren en Niels geven aan dat voor hen
heteromannen aantrekkelijk zijn. Ze zijn natuurlijk bewust dat een relatie met een heteroman er niet
in zit, en duiden hier met de term hetero dan ook niet op de seksualiteit maar op de mannelijkheid
van deze mannen. De mannelijkheid die geassocieerd wordt met heteromannen is wat voor hen
aantrekkelijk is aan een man. Opvallend is wel dat ze deze uitspraak direct nuanceren door aan te
geven niet aangetrokken te zijn door “van die boeren”. Hierin komen ook duidelijk de in hoofdstuk
vijf besproken ideeën van de jongens over mannelijke mannen naar voren. In deze uitspraak komt
naar voren dat mannelijkheid aantrekkelijk wordt gevonden, maar dat sociaal onaangepast gedrag of
lompheid totaal niet op prijs wordt gesteld en absoluut onaantrekkelijk is. Het feit dat de jongens
aangeven mannelijke eigenschappen aantrekkelijk te vinden betekent niet dat ze alle mannelijke
eigenschappen op een positieve manier beoordelen. Er wordt door de jongens aangegeven dat
bepaalde eigenschappen die als mannelijk betiteld worden onaantrekkelijk zijn. Als het over karakter
gaat worden mannelijke eigenschappen over het algemeen als aantrekkelijk gezien, maar dit geldt
niet voor eigenschappen die te maken hebben met hypermannelijk of stereotype mannelijk gedrag.
Dit laatste ligt in lijn met de gedachten over mannelijkheid die in hoofdstuk vijf besproken zijn.
Naast het feit dat de jongens aangeven niet alle eigenschappen die geassocieerd worden met
mannelijkheid aantrekkelijk te vinden, zijn er andere karaktertrekken die ze juist wel belangrijk
vinden en die weinig met mannelijkheid te maken hebben. Gevoelig zijn en over gevoelens kunnen
praten is er een van. In de ogen van de jongens zijn er heel veel mannen die niet willen of kunnen
praten over hun gevoelens en ze geven aan dat hun potentiële partner dat wel moet doen. Sven
vertelt over mannen die hij aantrekkelijk vindt: “Ze praten niet over hun gevoelens. Ik ben daar heel
open over, mannelijke jongens vaak niet. Dat willen ze niet, kwetsbaar.”. Sven geeft hier aan dat de
mannelijke jongens tot wie hij zich aangetrokken voelt vaak niet over gevoelens praten, en hij geeft
aan dat hij liever had dat ze dat wel deden. Niels vertelt dat hij het heel belangrijk vindt dat zijn
partner over gevoelens kan praten omdat hij bij zijn heterovrienden, die dat niet doen, ziet dat dat
niet goed werkt in een relatie. Een andere eigenschap die door de jongens genoemd wordt als
onaantrekkelijk bij mannelijke mannen heeft hier mee te maken. Sven vertelt hier over als hij het
heeft over jongere jongens met wie hij een tijdje gedatet heeft: “Die zijn ook wel wat liever, ze
moeten wel dominant zijn en stoer maar ze moeten ook wel een beetje lievigheid hebben. En dat mist
Page 57
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
56
altijd een beetje, ze zitten wel een beetje te slijmen ofzo, maar in hun daden zijn ze een beetje kil
ofzo”. Het wordt duidelijk dat aantrekkelijke mannen voor Sven een combinatie moeten hebben van
dominantie en ‘lievigheid’, en dat deze combinatie niet veel voorkomt. Hierboven zijn een aantal
mannelijke eigenschappen naar voren gekomen die door de jongens als onaantrekkelijk worden
beoordeeld. De eigenschappen die hier voor in de plaats komen, over gevoelens praten en lief zijn,
worden veel meer geassocieerd met vrouwelijkheid. Vrouwelijke of onmannelijke eigenschappen op
het gebied van innerlijk en karakter worden door de jongens wel gewaardeerd. Dit komt duidelijk
naar voren in de volgende uitspraak van Evert: “Ik wilde zeggen dat ik mannelijke mannen heel leuk
vind omdat ze niet vrouwelijk waren, maar dat is niet waar want ik hoop toch wel dat ze een beetje
vrouwelijk zijn. Ik bedoel eigenlijk mannelijk in uiterlijk en vrouwelijk van binnen ja. Mooi.”. Evert is
hierin het meest uitgesproken van alle jongens, en in een eerder deel van het gesprek heeft hij ook
aangegeven dat een mannelijk innerlijk voor hem ook aantrekkelijk is. Zijn uitspraak is echter wel
tekenend voor de algemene tendens die te ontdekken is in de uitspraken van de jongens, waarin
naar voren komt dat een aantal vrouwelijke of onmannelijke karaktereigenschappen juist positief
beoordeeld word.
In voorgaande paragraaf is er besproken welke mannen de jongens als aantrekkelijk zien en op welke
eigenschappen ze dat baseren. Er bleek in de uitspraken een duidelijk verschil tussen uiterlijke en
innerlijke eigenschappen waartoe de jongens zich voelen aangetrokken. In eerste instantie gaat het
bij uiterlijk ook om puur seksuele aantrekkingskracht, waar het bij innerlijk alleen over potentiële
partners gaat. Wanneer de jongens spreken over uiterlijke aantrekkingskracht is mannelijkheid in
gedrag en hoe de mannen eruit zien erg belangrijk. Mannen waaraan je niet kan zien of ze homo zijn
worden door de jongens als erg aantrekkelijk omschreven en uiterlijke kenmerken zoals breed,
gespierd, behaard en stoer komen op dezelfde manier naar voren. De aantrekkelijkheid in innerlijk en
karakter is voor een deel een ander verhaal. De jongens geven aan dat bepaalde mannelijke
eigenschappen aantrekkelijk zijn, maar geven tegelijkertijd aan dat vrouwelijke eigenschappen ook
niet mogen ontbreken. Mannelijkheid in zowel innerlijk als uiterlijk wordt alleen aantrekkelijk
gevonden op het moment dat dit niet te extreem wordt. Te mannelijk of stereotype mannelijk wordt
door de jongens absoluut niet aantrekkelijk gevonden.
6.2 Opposites attract?
In de vorige paragraaf heb ik beschreven welke mannen aantrekkelijk gevonden worden door de
jongens en welke eigenschappen hierin een rol spelen. In dit tweede deel van het hoofdstuk schets
ik, aan de hand van die verhalen en de gedachten over gender en seksualiteit die hierin naar voren
komen, wat hun ideeën hierover betekenen voor het beeld van aantrekking en relaties tussen
Page 58
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
57
homoseksuele mannen. Tevens zal ik hierbij gebruik maken van de gegevens in hoofdstuk vijf over de
manier waarop de jongens zichzelf beschrijven.
Zoals reeds aangehaald in het theoretisch hoofdstuk werd het concept homoseksualiteit in
het begin gezien als de inversie van mannelijkheid en vrouwelijkheid in een persoon. (Foucault, 1976,
p.43). In de lijn van deze gedachtegang werden relaties en aantrekkingskracht tussen homoseksuele
mannen ook bezien. Een relatie tussen twee mannen werd niet gezien als een relatie tussen twee
‘gelijken’ op het gebied van gender maar werd bezien als twee mannen met mannelijkheid en
vrouwelijkheid in verschillende ‘mate’. Een relatie bestond daarin uit een mannelijke man en een
meer vrouwelijke of onmannelijke man. In de hedendaagse samenleving is dit idee nog terug te
vinden wanneer aan homostellen wordt gevraagd wie het ‘mannetje’ en wie het ‘vrouwtje’ is. Deze
vraag wordt in veel gevallen ook gevraagd in een seksuele context, daarop kom ik in de volgende
paragraaf nog terug. Hieronder ga ik in op de manier waarop er door de jongens over deze
aantrekkingskracht en relaties wordt gedacht en op welke manieren dit overeenkomt of juist
verschilt van dit idee.
Wanneer er gekeken wordt naar sommige van de uitspraken die door de jongens worden
gedaan lijken hun gedachten op een bepaalde manier overeen te komen met het idee dat hierboven
is beschreven. De aantrekkingskracht die mannelijkheid heeft op de jongens zou op zichzelf kunnen
betekenen dat de jongens inderdaad op zoek zijn naar een mannelijke man als partner, waarin ze zelf
de positie van de meer onmannelijke man innemen. Een van de uitspraken waarin dit naar voren
komt is die van Sven waarin hij aangeeft op zoek te zijn naar een dominante en beschermende
partner. De uitspraken waarin de jongens aangeven mannelijkheid aantrekkelijk te vinden kunnen
echter niet los gezien worden van het feit dat ze ook aangeven dat mannen waartoe zij zich
aangetrokken voelen ook bepaalde vrouwelijke eigenschappen bezitten. In het idee van de
mannelijke partner en zijn onmannelijke tegenhanger worden geen vrouwelijke eigenschappen
toegeschreven aan de mannelijke partner.
Wanneer het gaat over de manier waarop de jongens kijken naar relaties, aantrekkingskracht
en hoe gender hier een rol in speelt is het belangrijk om naast de zaken die ze aantrekkelijk vinden
ook de percepties op zichzelf erbij te betrekken. In de vorige hoofdstukken heb ik beschreven welke
percepties van gender en seksualiteit de jongens over zichzelf hebben. Als er gekeken wordt naar de
uitlatingen in dat hoofdstuk beschrijven de jongens zichzelf in de eerste plaats als mannelijk, maar
geven tegelijkertijd aan vrouwelijke eigenschappen te hebben. Als het gaat over gedrag en uiterlijk
spreken de jongens vooral over zichzelf als mannelijk maar tevens geven ze aan verzorgder te zijn en
meer aandacht te hebben voor hun uiterlijk dan andere mannen. Wanneer het over hun karakter en
interesses gaat geven de jongens aan dat ze op een aantal gebieden anders zijn dan andere mannen,
en meer eigenschappen hebben die als vrouwelijk gezien worden. Wanneer deze uitlatingen naast de
Page 59
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
58
uitspraken over aantrekkelijkheid worden gelegd die in de vorige paragraaf werden uiteengezet zijn
er niet veel verschillen te ontdekken. De mate waarin de jongens mannelijkheid en vrouwelijkheid bij
zichzelf zien en beschrijven komt overeen met de mate van mannelijkheid en vrouwelijkheid die in
andere mannen aantrekkelijk wordt gevonden. De enige uitzondering die hierop te ontdekken valt, is
dat de jongens over zichzelf zeggen dat anderen kunnen zien dat ze homo zijn en dat ze dit niet als
aantrekkelijk beschouwen bij andere mannen. Belangrijk om te vermelden is dat ‘herkend worden’
als homo niet zozeer als positief wordt beschreven door de jongens. Situaties waarin mensen de
homoseksualiteit van de jongens niet verwachtten worden wel positief omschreven. In de
vergelijking van aantrekkelijkheid en zelfperceptie lijkt het erop dat de jongens zich aangetrokken
voelen tot mannen die hun ‘gelijken’ zijn op het gebied van gender en seksualiteit. Dit wordt letterlijk
zo uitgesproken in het gesprek met Sybren en Niels waarin Sybren het volgende zegt: “Nou ik val
gewoon op jongen die op jongens vallen, niet op specifieke homo’s. Misschien val ik gewoon een
beetje op mezelf”. Niels gaat hierop verder en zegt: “Qua homo zijn zitten we toch een beetje op één
lijn, en ik denk dat we daarom ook op elkaar vallen, omdat je in dezelfde mate homo bent”.
Er zijn in de uitspraken van de jongens twee lijnen te ontdekken wanneer ze praten over
welke mannen ze aantrekkelijk vinden en met welke ze een relatie zouden willen aangaan. Zoals
hierboven beschreven vormt mannelijkheid de voornaamste aantrekkelijk eigenschap maar
vrouwelijke eigenschappen in het innerlijk mogen niet ontbreken. Echter, voor een deel van de
jongens is deze mannelijke man iemand die ze omschrijven als mannelijker dan zichzelf, dit geldt
bijvoorbeeld voor Sven en Evert die zichzelf niet per se als minder mannelijk omschrijven maar de
aantrekkelijke mannen wel als mannelijker dan zichzelf. Deze lijn van verwachting ligt gedeeltelijk in
de lijn van de hierboven geschreven manier van naar homorelaties kijken waar deze relaties bestaan
uit een mannelijke en minder mannelijke partner. Het gaat echter te ver om te zeggen dat er bij de
jongens sprake is van een mannelijke en vrouwelijke partner, daar ze zichzelf wel als mannelijk
omschrijven. De tweede gedachtegang die te ontdekken is in de verhalen van de jongens komt onder
andere naar voren in de uitspraken van Sybren en Niels die hierboven genoemd staan. In deze
tweede lijn komt naar voren dat de jongens op zoek zijn naar iemand die hen op het gebied van
gender evenaart.
Wanneer er gekeken wordt naar de ideeën over een mannelijke en een onmannelijke partner
in een relatie tussen twee homomannen kan er gezegd worden dat dit niet leeft onder de jongens
zelf. In eerste instantie geeft een aantal jongens aan dat ze zich aangetrokken voelen tot mannen die
qua gender op hetzelfde niveau als zij zitten en dat ze niet op zoek zijn naar iemand die op het gebeid
van gender hun tegenpool is. Ondanks dat een deel van de jongens aangeeft mannelijkheid
aantrekkelijk te vinden wil dit niet zeggen dat ze hiermee bovenstaande ideeën onderschrijven. De
aantrekkingskracht van mannelijkheid wordt niet veroorzaakt door het feit dat zij vrouwelijk zijn en
Page 60
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
59
het spreekwoordelijke dekseltje voor hun potje zoeken, maar door het feit dat ze zich als
homoseksuele man aangetrokken voelen tot mannen en mannelijkheid. Aan het idee van
homoseksuele man geven ze meer een mannelijke betekenis dan een vrouwelijke, tenminste als ze
het over zichzelf hebben. Het niet aanwezig zijn van een ‘mannetje/vrouwtje’ in de gedachten van de
jongens komt ook op een tweede manier naar voren. De jongens beschrijven zichzelf in verschillende
mate als mannelijk maar geen van hen geeft aan op zoek te zijn naar een vrouwelijke partner.
Integendeel, zelfs de jongens die het meest uitgesproken zijn over hun eigen mannelijkheid geven
aan dat ze mannelijkheid aantrekkelijk vinden.
6.3 Mag het licht uit? Seks en (on)mannelijkheid
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk ga ik in op de manier waarop enkele jongens spreken over
seks in combinatie met ideeën over gender. Belangrijk om te vermelden is dat maar weinig jongens
zich hierover uitlaten en dat de meeste jongens hier of nog geen ervaring mee hebben of dit een te
persoonlijk onderwerp vonden.
Ideeën over gender en seksualiteit beslaan naast beelden over homoseksuele mannen en
relaties tussen deze mannen ook allerlei gedachten over seks en seksuele handelingen. Als man seks
hebben met een andere man wordt over het algemeen sowieso als onmannelijk bezien. Maar in deze
ideeën speelt vooral anale seks een cruciale rol. Het onderscheid tussen de actieve partner en de
passieve partner, ook wel top en bottom genoemd, worden sterk geassocieerd met ideeën over
gender en seksualiteit. De passieve partner wordt over het algemeen geassocieerd met
vrouwelijkheid en onmannelijkheid. Dit geldt ook voor heteromannen die deze rol vervullen tijdens
seks met een vrouw, wat laat zien dat een passieve rol bij anale seks op zichzelf al geassocieerd
wordt met onmannelijkheid.
In de gesprekken met de jongens is ook ingegaan op de ideeën die zij hebben over seksuele
rollen en hoe ze dit relateren aan mannelijkheid en vrouwelijkheid. De uitspraken van de drie
jongens die hierover praten zijn vrij verschillend en komen hieronder aan de orde. Marijn vertelt dat
hij er niet aan moet denken “om iets in mijn achterste te krijgen, om het maar zo te noemen”. Even
verderop in het gesprek zegt hij: “En als je bottom bent ben je over het algemeen ook wel iets
vrouwelijker denk ik.”. In de woorden van Marijn komt naar voren dat hij de passieve rol associeert
met vrouwelijkheid. In de context van het gesprek laat hij in combinatie met het feit dat hij deze rol
niet wil aannemen zien dat hij daarom mannelijk is. De ideeën over gender en seksuele rollen zoals
die hierboven staan komen overeen met de uitspraken die Marijn hierover doet. Dit is ook te
herkennen in het gesprek met Evert als hij spreekt over aantrekkelijke mannen: “Ik denk dat ik meer
op mannelijke typen val, dan kom je ook meer op psychologisch seksueel vlak. Je hebt top, bottom,
Page 61
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
60
versatile enzo, ik weet niet of dat echt vastligt, maar wel ongeveer. Ik denk dat je iemand zoekt die
het tegenovergestelde van jou is…”. Evert, die zichzelf als bottom omschrijft, maakt in deze uitspraak
een duidelijke koppeling tussen mannelijkheid en de actieve rol waarbij hij zichzelf de vrouwelijke rol
toebedeelt. Echter, hij nuanceert deze uitspraak direct erna: “maar dat is niet altijd zo. Nee ik ken
ook mannelijke types die bottom waren. Ik denk dat het over het algemeen wel is dat de meer
mannelijke versie van de homo top is ja, maar misschien ook weer niet.”. Met deze woorden laat
Evert zien dat hij er niet zo zwart-wit over denkt dan uit de eerste uitspraak blijkt. Verder beschrijft
Evert zichzelf ook niet als onmannelijk en geeft aan dat andere homomannen niet aan hem merken
of zien dat hij bottom is. Hiermee ontkracht hij de koppeling tussen mannelijkheid, onmannelijkheid
en respectievelijk de actieve en passieve seksuele rol. In de woorden van Sven wordt duidelijk dat
ook hij deze relatie tussen gender en seksuele rol niet zo bekijkt. Hij geeft aan dat dit eigenlijk nooit
zo is. Opvallend is dat hij wel een andere reden aangeeft om een bepaalde seksuele rol aan te
nemen, Sven geeft aan dat relatieve leeftijd een rol speelt in het aannemen van een bepaalde
seksuele rol: “Nee ik ben versatile dus ik pas me aan aan de ander, of aan het moment ook wel. Het
zijn wel vaak tops die oudere jongens dus dan bottom ik vaker, niet altijd maar meestal wel. Bij de
jongere jongens is het ook verschillend, meer 50-50 eigenlijk, maar dan is het meer dat ik het dan een
beetje spannender maak, jonge jongens zijn vaak wat rustiger.” Zoals hier duidelijk wordt heeft het
aannemen van een bepaalde rol te maken met verschillende zaken maar in zijn ogen niet met
mannelijkheid of vrouwelijkheid. Het is echter wel opvallend dat Sven iets verderop in hetzelfde
gesprek vertelt dat deze oudere jongens die top zijn, vaak wel kil en gevoelloos zijn. Dit associeert hij
op een ander moment met een mannelijke eigenschap die hij vervelend vindt. Het lijkt erop dat hij
de actieve rol in bed onbewust associeert met mannelijkheid.
Ideeën over gender in relatie tot seks zijn duidelijk te herkennen in de verhalen van de drie
jongens. Welke betekenis ze hier aan verbinden en in welke mate ze dit doen blijkt echter lastiger
vast te stellen. Op zijn minst kan er gesteld worden dat de associatie van mannelijkheid en
onmannelijkheid met respectievelijk de actieve en passieve rol in bed op de achtergrond aanwezig is
in de gedachten van de jongens. In de uitspraken van de jongens is er echter geen sprake van een
onomstotelijke koppeling tussen beide zaken. Het lijkt er meer op dat de ideeën van de jongens
gedeeltelijk gevormd zijn door het idee dat over de koppeling bestaat en dat hun ervaringen dit
beeld eerder nuanceren dan bevestigen.
Page 62
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
61
Hoofdstuk zeven
Conclusie
In dit laatste hoofdstuk presenteer ik de conclusies van mijn onderzoek. Allereerst ga ik in op de
conclusies die uit de verschillende hoofdstukken getrokken kunnen worden. Vervolgens zal ik ingaan
op de beantwoording van de onderzoeksvraag zoals die in de inleiding is gepresenteerd. Als laatste
zal ik een aantal suggesties geven voor onderzoek dat in de toekomst zou kunnen plaatsvinden.
7.1 Samenvatting
In hoofdstuk vier heb ik beschreven hoe er rond de coming out van de jongens over seksualiteit en
gender gesproken werd. Er werd duidelijk dat in veel gevallen de moeders al bepaalde
verwachtingen van homoseksualiteit als de jongens uit de kast komen. Naast een gevoel wat
sommige moeders aangeven te hebben worden de vermoedens gebaseerd op non-conform gender
gedrag dat de jongens vertonen. De koppeling tussen homoseksualiteit en vrouwelijk of onmannelijk
gedrag komt hierin duidelijk naar voren. Ook de jongens hebben verwachtingen over
homoseksualiteit. Wanneer de jongens ontdekken dat ze zich seksueel aangetrokken voelen tot
andere jongens begint bij hen het proces van nadenken over homoseksualiteit. Een aantal van de
jongens geeft aan dat ze zich voor het opmerken van deze gevoelens al anders voelden dan andere
jongens. Dit anders voelen wordt echter niet besproken in termen van gender. In de grondslag van
de verwachtingen is er een opvallend verschil tussen de omgeving en de jongens. Waarbij de
omgeving vermoedens baseert op non conform gendergedrag is komen deze bij de jongens voort uit
hun seksuele gevoelens. Wanneer de jongens na hun coming out terugkijken op de periode voor hun
coming out spreken ze echter wel in termen van non-conform gender gedrag.
Verhalen over non-conform gendergedrag komen ook naar voren wanneer de jongens
spreken over de periode waarin ze zelf weten dat ze homoseksueel zijn maar dit nog niet hebben
verteld. In deze periode verbergen de jongens hun homoseksualiteit voor hun omgeving. Dit heeft
niet alleen te maken met het verbergen van daadwerkelijke bewijzen van hun homoseksualiteit,
zoals het bezoeken van homowebsites, maar vooral met het compenseren van zaken die hen
onderscheiden van hun leeftijdsgenoten. Hierin speelt gender een belangrijke rol. De jongens doen
zich in de presentatie van zichzelf mannelijk voor om niet geassocieerd te worden met het
vrouwelijke, en dus homoseksualiteit. Een tweede manier om deze associatie te voorkomen is het
verbergen van non-conform gendergedrag. Dit verbergen vindt voornamelijk plaats in een context
met andere jongens. Wanneer de jongens zich bevinden in een sociale situatie met meisjes geven ze
aan het verbergen minder noodzakelijk te vinden.
Na het uit de kast komen geven de jongens aan een gevoel van vrijheid te beleven. Dit wordt
Page 63
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
62
veroorzaakt door het niet meer te hoeven leven met een geheim. Hiernaast speelt het niet meer te
hoeven verstoppen van non-conform gendergedrag ook een belangrijke rol. In de reacties op de
coming out komt de relatie tussen gender en seksualiteit duidelijk naar voren. Vooral vrienden en
leeftijdsgenoten geven aan dat ze homoseksualiteit accepteren zolang de jongens maar niet
veranderen. Met deze verandering wordt verwezen naar het stereotype homoman en het
vrouwelijke of onmannelijke gedrag dat hiermee wordt geassocieerd. In combinatie met het feit dat
de jongens aangeven bepaald gedrag niet meer te verbergen is dit potentieel problematisch.
In het vijfde hoofdstuk heb ik beschreven hoe de jongens naar zichzelf en anderen kijken met
betrekking tot gender. Er komt een tweeledig beeld naar buiten waarin de jongens zichzelf als
mannelijk zowel als vrouwelijk of onmannelijk omschrijven. De jongens voelen zich anders op
gebieden die geassocieerd worden met vrouwelijkheid zoals onder andere gedrag. Tegelijkertijd
geven ze ook aan mannelijk te zijn zoals andere jongens van hun leeftijd. Dit doen ze onder andere
door zich af zetten tegen stereotype homo’s die in hun ogen vrouwelijker zijn dan zijzelf. Tevens
blijven ze zichzelf als man zien en als mannelijk omschrijven. De tegenstrijdigheid die hieruit naar
voren komt is voor de jongens niet problematisch. De context waarin de jongens zich bevinden blijkt
bepalend te zijn voor welk aspect meer naar voren komt. Omgevingen met meer vrouwen worden
door de jongens beschreven als plaatsen waar hun vrouwelijke of onmannelijke eigenschappen meer
naar voren komen. Andersom geldt dit ook voor contexten met meer mannen of jongens.
De jongens zetten zich sterk af tegen de vrouwelijkheid en onmannelijkheid die naar voren
komt in het beeld van de stereotype homoman. Daarnaast geven ze aan dat er ook een groep
homomannen is die anders is als dit stereotype. Hierover spreken ze juist zeer positief. De reden
hiervoor kan gezocht worden in het feit dat de stereotype homoman in de periode voor en na hun
coming out problematisch was. De jongens wilden hier niet mee geassocieerd worden. De andere
groep homomannen wordt door de jongens omschreven als meer mannelijk en ze geven aan dat ze
zichzelf hier meer in herkennen. De laatste groep tot wie de jongens zich verhouden is de groep
heteromannen. Het is opvallend dat heteromannen geassocieerd worden met hypermannelijkheid,
dit wordt door de jongens negatief beoordeeld.
De ideeën van de jongens zoals die hierboven naar voren komen vertonen opvallende
gelijkenis met het idee van de ‘very straight gay’ van Connell dat in hoofdstuk twee gepresenteerd is.
Dit is te herkennen in de manier waarop de jongens over zichzelf spreken en hoe ze over andere
mannen spreken. Connell legt uit dat binnen het concept van de “very straight gay” mannen zich
verzetten tegen zowel onmannelijkheid en vrouwelijkheid als tegen hypermannelijkheid. Dit is zeer
duidelijk te herkennen in de verhalen van de jongens over andere mannen. Wanneer er gekeken
wordt naar het idee van de “very straight gay” lijkt het erop dat dit voor de jongens hun ideaalbeeld
Page 64
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
63
is als ze naar zichzelf kijken. Ze incorporeren in zichzelf aspecten van mannelijkheid en
onmannelijkheid. De tegenstrijdige positie van de “very straight gay” binnen de gender orde zoals
Connell beschrijft is ook terug te zien in de levens van de jongens. Verschillende contexten zorgen
ervoor dat dit in het dagelijks leven niet problematisch is.
In het laatste hoofdstuk is er aandacht besteed aan welke mannen aantrekkelijk gevonden worden
door de jongens. In de verhalen van de jongens komt naar voren dat uiterlijke aantrekkelijkheid sterk
gerelateerd is aan mannelijkheid. Een aantrekkelijke man ziet er in de ogen van de jongens mannelijk
uit. Op de tweede plaats geven de jongens aan dat ze het aantrekkelijk vinden wanneer je niet kan
zien of een man homo is. Het kunnen zien of iemand homo is wordt sterk gerelateerd aan
vrouwelijkheid en dit wordt in het uiterlijk als onaantrekkelijk beschouwd. Wanneer de jongens
spreken over aantrekkelijke eigenschappen met betrekking tot het innerlijk komt er een ander beeld
naar voren. Mannelijke eigenschappen worden ook in dit geval positief beoordeeld maar ook
bepaalde vrouwelijke eigenschappen kunnen niet ontbreken in een aantrekkelijke man.
Wanneer de jongens spreken over relaties komt duidelijk naar voren dat ze deze
voornamelijk zien als een relatie tussen twee mannen waarvan de gender overeenkomt. In
tegenstelling tot ideeën waarin een homorelatie gezien wordt als een mannelijke man samen met
een onmannelijke man.
Ook op het gebied van seks tussen twee mannen spelen ideeën over gender een belangrijke
rol. De man die de passieve rol bij anale seks inneemt wordt in deze koppeling geassocieerd met
vrouwelijkheid en onmannelijkheid. In de verhalen van de jongens komt dit idee wel naar voren maar
vooral wanneer ze hun gedachten hierover onder woorden brengen. Wanneer ze spreken over
ervaringen met seks geven ze aan dat deze associatie in het geheel niet opgaat.
7.2 Conclusie
In deze paragraaf zal ik de centrale vraag van mijn scriptie beantwoorden. Deze centrale vraag is als
volgt geformuleerd: “Welke percepties hebben homoseksuele jongens van gender en seksualiteit en
hoe bepaalt dit hun zelfbeeld?”.
In het eerste hoofdstuk van deze scriptie ga ik in op de relatie tussen gender en seksualiteit,
en dan met name homoseksualiteit, zoals die in de Nederlandse samenleving gezien wordt.
Homoseksualiteit wordt geassocieerd met een andere, mindere, vorm van mannelijkheid dan de
heersende ideeën over heteroseksuele mannelijkheid. Deze associatie wordt over het algemeen in
negatieve termen bezien. De jongens die ik tijdens mijn onderzoek heb gesproken zijn zich zeer
bewust van het feit dat hun mannelijkheid anders wordt bezien dan die van hun heteroseksuele
leeftijdsgenoten. Dit bewustzijn speelt vooral een rol in de periode rond de coming out. De jongens
Page 65
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
64
zijn zich niet alleen bewust van de associatie van homoseksualiteit met vrouwelijkheid en
onmannelijkheid. In de verhalen van de jongens komt deze relatie ook duidelijk naar voren wanneer
ze spreken over homomannen. Ook de negatieve bijsmaak van deze relatie is te herkennen bij de
jongens. Concluderen dat de jongens geheel in lijn met in de samenleving heersende ideeën denken
en praten doet echter geen recht aan hun verhalen.
In de gesprekken met de jongens werd duidelijk dat ze op verschillende manier kijken naar
gender, seksualiteit en het samenspel tussen beiden. Wanneer de jongens over zichzelf spreken
lijken ze hun eigen mannelijkheid niet anders te bezien dan die van heteroseksuele leeftijdsgenoten.
Dit is echter niet het hele verhaal. In de gesprekken met de jongens komt tegelijkertijd naar voren
dat ze zichzelf op sommige gebieden wel degelijk op een andere manier zien. Er komen in de
gesprekken een aantal zaken aan de orde aan de hand waarvan de jongens zichzelf als minder
mannelijk of vrouwelijk omschrijven. In de uitspraken van de jongens is er sprake van een
ogenschijnlijk tegenstrijdige houding ten opzichte van gender en seksualiteit wanneer het over
zichzelf gaat. Er is sprake van een bevestiging van mannelijkheid, hetzelfde als anderen, en een
erkenning van vrouwelijke of onmannelijke eigenschappen, anders dan anderen, die tegelijkertijd
plaatsvindt.
De tegenstrijdigheid die hier naar voren komt wordt door de jongens echter niet als
problematisch ervaren. De uitspraken die door de jongens gedaan worden hangen sterk samen met
de contexten waarover de uitspraken gedaan worden. Het lijkt erop dat de context bepalend is voor
het laten zien van bepaalde aspecten van hun karakter, met betrekking tot gender en seksualiteit.
Tevens zijn deze contexten van invloed op de betekenis die aan deze aspecten wordt gegeven.
Contexten waarin meer vrouwen of mannen aanwezig zijn zorgen ervoor dat vrouwelijke
respectievelijk mannelijke eigenschappen die de jongens hebben meer naar voren komen. Daarnaast
geven ze aan dat er bepaalde contexten, zoals studie en werk, minder geschikt zijn voor het
tentoonspreiden van onmannelijke eigenschappen. Hier staat tegenover dat uitgaan en met vrienden
zijn contexten zijn waarin deze aspecten wel naar voren kunnen komen.
Naast gedachten en uitspraken over zichzelf hebben de jongens zich ook veelvuldig
uitgelaten over gender en seksualiteit met betrekking tot andere mannen. Op de eerste plaats is er
veel gesproken over andere homomannen. Deze groep wordt over het algemeen in stereotype
termen besproken. In dit geval gaan de jongens mee in de ideeën over gender en seksualiteit die in
de samenleving in zwang zijn. Zoals ik hierboven kort aanstipte wordt er laatdunkend of zelfs
afkeurend over deze groep homomannen gesproken. Naast deze groep stereotype homomannen
wordt er nog een andere groep omschreven. Deze kan, in de woorden van Evert, omschreven
worden als minder homoseksuele homoseksuelen. Ofwel, homomannen die niet binnen de
stereotype omschrijvingen passen. Deze groep mannen wordt vooral toegeschreven dat ze niet zo
Page 66
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
65
vrouwelijk zijn als de stereotype homomannen. De jongens gaan in deze uitspraken mee in de ideeën
over genderconform gedrag die in de samenleving heersen. Deze groep mannen wordt door de
jongens op een positieve manier omschreven. De laatste groep mannen die in de uitspraken naar
voren komt is de groep heteromannen. Opvallend is dat de jongens in dit geval vooral spreken over
de hypermannelijkheid die deze mannen in hun ogen kenmerkt. Hypermannelijkheid en de
eigenschappen die ze hier mee associëren worden als barbaars en onaangepast beschreven en de
jongens zetten zich hier sterk tegen af. Wanneer er over andere mannen gesproken wordt is er
sprake van zowel een afkeuring van vrouwelijkheid als een afkeuring van extreme mannelijkheid. De
jongens lijken een positieve betekenis te geven aan mannelijkheid bij andere mannen mits dit niet
doorslaat in hypermannelijkheid.
In de uitspraken van de jongens over tot welke mannen ze zich voelen aangetrokken komt
een vergelijkbaar beeld naar voren. Aantrekkelijke mannen worden beschreven als mannelijk in
uiterlijk en gedrag, ze mogen er niet homo uitzien, maar tegelijkertijd moeten deze mannen een
aantal vrouwelijke of onmannelijke karaktereigenschappen bezitten. Stereotype homomannen
worden door de jongens niet als aantrekkelijk beschouwd. De uitspraken over extreme mannelijkheid
zijn wel iets anders wanneer het gaat over aantrekkelijke mannen. Waar hypermannelijkheid
negatief beoordeeld wordt geven sommige jongens aan dit wel aantrekkelijk te vinden.
Wanneer er gekeken wordt naar de manier waarop de jongens zichzelf omschrijven is een parallel te
ontdekken met de manier waarop ze spreken over andere mannen. Ze beschrijven zichzelf als
mannelijke jongens met een aantal vrouwelijke eigenschappen. Dit komt sterk overeen met de
manier waarop de jongens de groep niet-stereotype homomannen omschrijven. Het zelfbeeld van de
jongens komt overeen met het beeld dat ze schetsen van de groep niet stereotype homomannen.
Deze groep wordt ook in positieve bewoordingen omschreven. Dit laatste zou het geval kunnen zijn
omdat de jongens zich herkennen in en identificeren met deze homomannen. Anderzijds zou
hierover ook een klassieke kip of het ei discussie gevoerd kunnen worden. De jongens geven een
positieve betekenis aan homomannen die weinig stereotype, vrouwelijk, gedrag vertonen. Dit ligt in
lijn met de afkeuring van non-conform gendergedrag in de samenleving als geheel, maar zeker op
scholen. De groep homomannen die weinig of minder non-conform gendergedrag vertoont krijgt
minder afkeuring en negatieve reacties te verwerken. De reden dat de jongens zichzelf beschrijven
zoals ze hierboven doen heeft zijn oorzaak in de afkeuring van non-conform gendergedrag zoals dat
in de samenleving heerst. Of er sprake is van een onbewust verdedigingsmechanisme is tegen
eventuele negatieve reacties van buitenaf of van een geïnternaliseerde afkeuring van non-conform
gender gedrag is moeilijker vast te stellen. Het is waarschijnlijk dat beide zaken, de heersende ideeën
in de samenleving en de persoonlijke ideeën van de jongens, uit elkaar voortkomen en elkaar
Page 67
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
66
versterken.
Bovenstaande parallel is ook te herkennen in combinatie met welke mannen door de jongens
aantrekkelijk gevonden worden. Het ideaalbeeld van de jongens komt overeen met hun zelfbeeld en
de groep homomannen die door hen positief beschreven wordt. Dat aantrekkelijke mannen
gevonden worden in de groep homomannen die door de jongens in positieve bewoordingen wordt
beschreven is misschien niet meer dan logisch. Dit geldt echter niet voor het feit dat het beeld van
een aantrekkelijke man zoveel overeenkomsten vertoont met het zelfbeeld van de jongens. Het
klassieke idee dat een relatie tussen twee mannen bestaat uit een mannelijke man en een
onmannelijke man die elkaar aanvullen wordt hiermee verder ondergraven.
Terugkijkend naar de centrale vraag die leidend is geweest tijdens mijn onderzoek kan ik deze op de
volgende manier beantwoorden. De percepties van gender en seksualiteit worden op de eerste
plaats gekenmerkt door de koppeling van vrouwelijkheid, onmannelijkheid en homoseksualiteit.
Tegelijkertijd is er een nuance te ontdekken in de percepties van de jongens. De koppeling van
vrouwelijkheid en homoseksualiteit die naar voren komt in stereotypen van homoseksuele mannen
wordt door de jongens op verschillende gebieden negatief benaderd. De jongens beschrijven zichzelf
als anders dan dit stereotype, ze herkennen zich niet in de groep homomannen die voldoen aan dit
stereotype en voelen zich ook niet aangetrokken tot deze mannen. Deze negatieve gevoelens ten
opzichte van de groep homoseksuele mannen, waartoe ook zij behoren, is opvallend. In het dagelijks
leven spelen normen over genderconform gedrag een belangrijke rol. Deze gendernormativiteit
heeft vanzelfsprekend ook haar weerslag op de gedachten van de jongens. Hierin kan de reden
gevonden worden voor de negatieve uitspraken die de jongens doen over vrouwelijkheid en
onmannelijkheid bij homomannen. Vrouwelijkheid en onmannelijkheid worden echter niet per
definitie afgekeurd. In het zelfbeeld van de jongens is er een duidelijke plaats voor bepaalde
vrouwelijke of onmannelijke aspecten. Deze ruimte is ook te zien wanneer ze spreken over
aantrekkelijke mannen en over de groep homomannen met wie ze zichzelf wel kunnen identificeren.
De jongens associëren homoseksualiteit, persoonlijk en in het algemeen, met een bepaalde mate van
vrouwelijkheid en onmannelijkheid. Ze sluiten zich hier aan bij de ideeën over homoseksualiteit en
vrouwelijkheid die in de samenleving heersen. Daarnaast geven ze aan dat deze vrouwelijkheid en
onmannelijkheid wel binnen bepaalde grenzen moet blijven. Te vrouwelijk of onmannelijk is niet de
bedoeling. Ook hierin is te zien dat gendernormativiteit een belangrijke rol speelt. Een bepaalde
mate van non-conform gendergedrag wordt door de jongens geaccepteerd en zelfs positief
beoordeeld. De problematiek van het tegelijkertijd niet en wel positief beoordelen van non-conform
gendergedrag wordt op twee manieren opgelost. De jongens geven in de eerste plaats aan dat het
oprekken van de gendernormen niet problematisch is zolang er niet duidelijk over de grenzen wordt
Page 68
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
67
heengegaan. Met andere woorden: je mag als man wel aandacht hebben voor je uiterlijk en kleding
maar het is niet de bedoeling dat je extravagante kleding draagt. Op de tweede plaats worden
vrouwelijke of onmannelijke eigenschappen door de jongens niet alleen geassocieerd met
homomannen. Ze geven aan dat veel van deze eigenschappen ook te zien zijn en gewaardeerd
worden bij heteroseksuele mannen. Op deze manier worden vrouwelijke en onmannelijke aspecten
mannelijk ‘gemaakt’. Als gevoelens tonen een geaccepteerde en gewaardeerde eigenschap van
heteromannen is dan ‘moet’ het wel mannelijk zijn.
Tevens benadrukken de jongens zeer sterk het belang en de aantrekkingskracht van
mannelijkheid. Zoals hierboven beschreven kiezen de jongens positie tegen vrouwelijkheid maar in
mijn onderzoek is naar voren gekomen dat ze zich ook afzetten tegen mannelijkheid en
hypermannelijkheid. De schijnbare tegenstrijdige houding ten opzichte van vrouwelijkheid is ook te
zien wanneer de jongens over mannelijkheid spreken. Wanneer de jongens spreken over hun
karaktereigenschappen en aantrekkelijke mannen wordt mannelijkheid positief gewaardeerd, maar
ook hier is dat niet het hele verhaal. Er is ook sprake van negatieve gevoelens ten opzichte van
stereotype- of hypermannelijkheid. Er is dus ook bij mannelijkheid sprake van een grens die in de
ogen van de jongens niet overschreden mag worden. Door middel van deze grens en de ideeën over
vrouwelijkheid en onmannelijkheid wordt een ideaaltype mannelijkheid gecreëerd waaraan mannen
in de ogen van de jongens moeten voldoen. Dit ideaaltype komt naar voren in het beoordelen en
waarderen van andere mannen maar speelt ook een cruciale rol in het zelfbeeld van de jongens. De
jongens kiezen positie als mannelijke, maar niet hypermannelijke, homomannen met vrouwelijke of
onmannelijke eigenschappen. Door deze positiebepaling dagen ze de hegemoniale mannelijkheid uit
om te veranderen of in ieder geval zo te buigen dat ook zij hierin een plaats kunnen veroveren.
Ideeën over gender en voornamelijk over non-conform gender gedrag speelt een grote rol in
het dagelijks leven van de jongens die ik tijdens mijn onderzoek heb gesproken. Ondanks dat de
Nederlandse samenleving gekenmerkt wordt door progressieve liberale denkbeelden is er anno nu
geen tot weinig ruimte voor non-conform gender gedrag. Naast de uitspraken van de jongens in mijn
onderzoek zijn er helaas ook talloze voorbeelden van jongens die gepest worden vanwege hun non-
conforme gendergedrag, soms met zelfmoord als gevolg. Negatieve ideeën en houdingen ten
opzichte van non-conform gendergedrag zorgen voor een deel van de homojongens in Nederland
voor een moeilijke tijd. In eerste instantie is hun gender identiteit reden voor een worsteling met
zichzelf en daarnaast hebben ze te maken met afkeuring in de maatschappij en pestgedrag van
leeftijdsgenoten. In dit laatste zin van mijn conclusie wil ik benadrukken dat het belangrijk is om de
invloed en heftigheid van gendernormativiteit kenbaar te maken binnen scholen en aan ouders. Op
deze manier zou het dagelijks leven van jongens die minder genderconform zijn een stuk minder
moeilijk gemaakt kunnen worden.
Page 69
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
68
7.3 Onbeantwoorde vragen
In dit laatste onderdeel van mijn scriptie ga ik kort in op vragen die naar voren zijn gekomen en
waarop ik geen antwoord heb kunnen formuleren in mijn scriptie. Na een onderzoek over de
percepties van homoseksuele jongens op gender en seksualiteit zou ik adviseren om ook onderzoek
te doen naar de percepties van lesbische meiden en biseksuele jongens en meiden. Deze drie
groepen hebben te maken met andere associaties van gender en seksualiteit wat zou kunnen leiden
tot andere ideeën en gedachten over deze zaken. En zeer waarschijnlijk ook een andere bepalende
invloed hebben op het zelfbeeld van deze jongens en meisjes.
In het laatste hoofdstuk van mijn scriptie besteed ik kort aandacht aan de uitspraken die door
de jongens worden gedaan over gender en seksualiteit met betrekking tot seks. In de enkele
uitspraken van de jongens over dit onderwerp lijkt een complex samenspel te bestaan tussen
associaties en koppelingen tussen mannelijkheid, vrouwelijkheid en onmannelijkheid enerzijds en
seksuele rollen anderzijds. Een onderzoek gericht op betekenisgeving van gender en seksualiteit rond
seks zou hierop meer licht kunnen werpen.
Een andere vraag die naar voren kwam tijdens het onderzoek en de analyse gaat over de
betekenisgeving van gender en seksualiteit bij ouders van homoseksuele jongens, en misschien ook
meisjes. De vermoedens van homoseksualiteit die bij de ouders leven, en dan voornamelijk bij de
moeders, lijken gestoeld te zijn op non-conform gender gedrag van hun ouders. Door onderzoek te
doen naar de ideeën en gedachten van ouders tijdens het opgroeien van hun kinderen zou er meer
kennis vergaard kunnen worden over de grondslag van de vermoedens en verwachtingen met
betrekking tot het homo zijn van hun kinderen.
.
Page 70
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
69
Literatuur
Bernard, H.R. (2006) Research Methods in Anthropology, 4th edition Qualitative and Quantitative
Approaches, Lanham: Altamira Press
Callero, P.L. (2003) The sociology of the self. Annual review of Sociology, 29:115-133
Connell, R.W. (2005) Masculinities (2nd Ed.) Berkeley and Los Angeles: University of California Press.
Felten H., Hoof van, J., Schuyf, J. in: Keuzenkamp, S. (red.) (2010) Steeds gewoner, nooit gewoon.
Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
Foucault, M. (1976) The History of Sexuality, Vol.1 An Introduction. New York: Pantheon Books
Hekma, G, (2008) De benen wijd, de stem naar beneden. Houdingen tegenover ‘nichterigheid’ bij
homoseksuele mannen. Sociologie 3(1): 81-94.
Hennen, P. (2008) Fearies, Bears and Leathermen. Men in community queering the masculine.
Chicago: University of Chicago Press
Keuzenkamp, S. (red.) (2010) Steeds gewoner, nooit gewoon. Acceptatie van homoseksualiteit in
Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
Keuzenkamp, S. (2011) Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland 2011. Internationale
vergelijking, ontwikkeling en actuele situatie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau
Pascoe, C.J. (2007) Dude, you’re a fag. Berkeley: University of California Press
Plummer, D. (1999) One of the Boys. Masculinity, Homophobia and Modern Manhood. New York:
Harrington Park Press
Savin Williams, R.C. (1990) Gay and Lesbian youth, expression of identity. New York: Hemisphere
Publishing Cooperation
Savin Williams (2005) The New Gay Teenager. Cambridge (Massachussetts): Harvard University Press
Webpagina’s
“E-MOVO 2007/2008 Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente Nijmegen” op
www.ggd-nijmegen.nl/LinkerMenu/Gezondheidsonderzoek/Jongeren#E-MOVO (08-11-2011).
Page 71
(Ik) doe maar mannelijk, dan doe je al gek genoeg? K.A. Lokker
70
Tamashiro. D. Coming Out , http://www.glbtq.com/social-sciences/coming_out_ssh.html (bekeken
op 29-10-2012)
www.gaystraightalliance.nl
www.nijmegen.nl (http://nijmegen.buurtmonitor.nl/)
GGD Nijmegen op www.schoolsoutweb.nl (bekeken op 11-10-2012)