-
76
I Klengel - Klingen und singen Julius Röntgen heeft er nooit een
geheim van gemaakt dat zijn vader, de violist Engelbert Röntgen
(1829-1897), was geboren in een familie waarin de muziek niet op de
eerste plaats kwam.1 Weliswaar werd er bij vader Engelbert thuis
muziek gemaakt - in ieder geval speelden zijn vader, Johann
Röntgen, en hijzelf viool -, de Röntgens waren toch vooral
handwerkslieden, ontwerpers, meubelmakers, uitvinders en...
likeurstokers. Ook Engelbert was geen ‘nur-Musiker’: hij kon ook
mooi tekenen en was een vernuftig uitvinder.2 De muziek werd bij
Julius Röntgen vooral aangedragen door zijn moeder (Pauline
Klengel) en haar familieleden.3 In Leipzig was en is nog altijd de
familie Klengel een begrip.4 Zoals het voor de nakomelingen van
Julius Röntgen een geweldige ervaring was – en is - dat de naam van
vader, grootvader en overgrootvader is aangebracht in een cartouche
in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, zo was het voor
Julius Röntgen, zijn ouders, zusjes, ooms, tantes, neven en nichten
een gelukkig stemmende ervaring om de naam van hun vader en
grootvader te zien in het oude, eerste Gewandhaus. Op een van de
vier marmeren gedachtenisplaten in de concertzaal prijkte in goud
de naam van de violist Moritz Klengel (1794-1870), naast die van
Christiaan Pohlenz (dirigent van het Gewandhausorchester in de
jaren 1827-1835), Felix Mendelssohn-Bartholdy (dirigent van
hetzelfde orkest in de jaren 1837-1847) en Ferdinand David
(concertmeester in de jaren 1836-1873 en
1 Haagsche Courant, 5 maart 1930. 2 Bewijzen daarvan zijn wel de
elektromagnetische kalender en het planetarium die Engelbert had
gebouwd. Een foto van het planetarium bevindt zich in de
documentatie Röntgen in het NMI (Den Haag). Meer voorbeelden in:
Herinneringen Julius Röntgen jr., 4. 3 In de literatuur, tot en met
Muller en Röntgen (red.),Sentendo Nuova Forza, heeft men meer oog
voor de Röntgens dan voor de Klengels. De naam Röntgen spreekt nu
eenmaal sterker tot de verbeelding dan de onbekendere naam Klengel.
4 Over de muziekfamilie Klengel: Marion Recknagel, ‘Klengel’,
‘Julius Klengel d.J.’, ‘Paul Klengel’ en Axel Beer, ‘August
Klengel’, in: MGG, Personenteil 10 (Stuttgart, 2003), 266-270.
-
77
leraar en collega van Engelbert Röntgen).5 Vooral met
Mendelssohn en David verkeerde Klengel posthuum in goed gezelschap.
Moritz Klengel en zijn kinderen Volgens de Stammtafel Klengel is
het geslacht Klengel afkomstig uit het dorpje Grünberg bij
Hermsdorf in de buurt van Dresden.6 De naam Klengel zou zijn
afgeleid van 'klingen und singen' en verwijzen naar de muzikaliteit
van de familie. De hiervoor reeds genoemde Moritz Gottlieb Klengel
(1794-1870), Röntgens geliefde grootvader en eerste mentor, werd
geboren in het dorpje Stolpen, 20 kilometer ten oosten van Dresden.
Als 15-jarige vioolvirtuoos soleerde hij in 1809 bij het
Gewandhausorchester en reeds in 1814 werd hij aan datzelfde orkest
verbonden. Alfred Richter, de chroniqueur van het muziekleven in
het 19de-eeuwse Leipzig, heeft voor hem niets dan lof.7 Klengel,
jaren lang aanvoerder van de tweede violen, verving vaak Ferdinand
David als concertmeester. Dat zijn naam prijkte op een van de
gedachtenisplaten in het oude Gewandhaus, dankte hij aan het feit
dat hij maar liefst 54 jaar - van 1814 tot 1868 - in dienst was
geweest van het orkest. Van 1835 tot 1850 zat hij naast David en
was hij aanvoerder van de tweede violen. In 1866 gold hij weliswaar
als ‘emeritus’ maar bleef voorlopig spelen. Richter beschrijft
Klengels kinderlijke vreugde in de muziek. Hij stond altijd mee te
bewegen en te wiegen, zoals ook Johann Strauss deed. Maar, aldus
Richter, bij Strauss was het een pose en bij Klengel 5 Zo blijkt
uit een maquette van de oude zaal bewaard in het Mendelssohnhaus te
Leipzig. Een vage afbeelding van de oude Gewandhauszaal in het
eerste fotokatern van: Mundus (ed.), Carl Reinecke. De zaal werd
afgebroken in 1894. 6 Stammtafel Klengel, collectie Fridtjof
Thiadens, Weener. De Stammtafel is samengesteld door de celliste
Eva Klengel, (1891-1975), dochter van Julius Röntgens volle neef,
Julius Klengel (1859-1933). Deze Julius Klengel jr. geldt heden ten
dage nog altijd als de beroemdste van alle Klengels. Al in 1880
werd hij door Joseph Joachim de ‘cellokoning’ genoemd. Hij was een
leerling van Emil Hegar in de jaren 1869-1874. Met zijn neef Julius
Röntgen zat hij in het klasje van zijn vader Julius Klengel sr.; in
1876 deed hij als 'wilder' Abitur aan de Nikolaischule. Vanaf 1874
was hij solist en vanaf 1881 solocellist van het
Gewandhausorchester. Tegelijk was hij leraar aan het Conservatorium
der Musik. Ook hij was bevriend met Grieg en Brahms. De
‘Europäische Cellistenmacher’ zoals hij ook wordt genoemd heeft
ongeveer 1000 leerlingen gehad onder wie Ludwig Hoelscher, Gregor
Piatigorski en Guilhermina Suggia (de vriendin van Pablo Casals).
Onder de nakomelingen van Julius Klengel jr. zijn verschillende
musici. Mundus (ed.), Alfred Richter, 237-242. Wolfgang Orf,
‘Julius Klengel. ein Kapittel Leipziger Musikgeschichte’, in:
Forner, Festschrift Hochschule für Musik (Leipzig, 1993), 73-90. 7
Mundus (ed.), Alfred Richter, 237-239.
-
78
was het echt. Zijn nerveuze dispositie bleek uit de zenuwtrekken
in zijn gezicht. Zijn jongste dochter, Pauline, en zijn kleinzoon
Julius Röntgen zouden de grimassen van hem hebben overgenomen.8
Moritz was niet de eerste Klengel in de muziek.9 Zijn vader, Johann
Gottlieb Klengel (1761-1848), was cantor en schoolmeester in
Stolpen; in 1836 had hij daar zelfs zijn gouden jubileum als
musicus gevierd. Moritz’ oudere broer August Gottlieb Klengel
(1787-1860) was een gevierd tenorzanger. Moritz’ neef August
Alexander Klengel (1784-1852) was een leerling van Muzio Clementi.
Deze August Alexander - pianist, organist en componist - maakte
enige tijd deel uit van de vriendenkring van de pianovirtuoos Ignaz
Moscheles. Men noemde hem ook wel de ‘Fugenschmied’ of
‘Kanon-Klengel’; Liszt zou altijd zijn Canons und Fugen bij zich
hebben gehad, waarheen hij ook ging!10
Moritz Klengel was al jong weduwnaar. Nadat zijn vrouw Suzanne
Roger in mei 1841 op 45-jarige leeftijd was overleden, bleef hij
achter met drie kinderen.11 Het Leipziger Adressbuch van 1845
vermeldt de ‘Musiker’ Klengel als bewoner van de Packhofgasse (nr.
5), een straatje tussen de Neue Straße en de Waageplatz.12 De vier
Klengels hebben er tot eind september 1846 gewoond en verhuisden
toen naar een nieuw huis op Lehmannsgarten. Het oudste kind, Julius
Klengel sr. (1818-1879), was waarschijnlijk lang bij zijn vader in
de kost; hij trad pas in 1851 in het huwelijk. Ook de oudste
dochter, Nanny (1820-1890), woonde lang thuis; zij trouwde in het
begin van de jaren vijftig met de fors oudere Berlijnse rentenier
August Kabrun (1807-
8 Mundus (ed.), Alfred Richter, 239. Julius zou deze zenuwtrek
volgens Richter later hebben overwonnen. 9 Zur Erinnerung an dr.
Julius Klengel. 10 Haagsche Courant, 5 maart 1930. Liszt zou dat
aan Röntgen hebben verteld bij diens bezoek in Weimar in juni 1870.
Klengels werk gold als een tegenhanger van Bachs Wohltemperierte
Klavier. Posthuum verschenen zijn canons en fuga's. De uitgever -
Moritz Hauptmann - beweerde dat Klengel zijn gedachten zo ordende
als Bach zou hebben gedaan als hij 'in onze tijd' (omstreeks 1850)
zou hebben geleefd. Zie hiervoor: Tovey, A musician talks, 120. Zie
ook van Klengel: Les Avant-Coureurs. Uebungen für Pianoforte,
enthaltend 24 Canons in allen Dur- und Moll-Tonarten. Neue, mit
Fingersatz versehene, wohlfeile Ausgabe. In 3 Heften. Heft 2.
Mainz, Schott [ca. 1844]. 11 Hohlfeld, Leipziger Geschlechter III,
294, nr. 1187. 12 Zij woonden daar ook al in 1841. Op de kaart van
Leipzig uit 1869 (Verlag Louis Rocca (1869), Stadtarchiv Leipzig)
ligt de Packhofgasse op een steenworp afstand van het station van
de Thüringische Eisenbahn. De huidige Packhofstraße is een
zijstraat van de Nordstraße, dicht bij het Hauptbahnhof.
-
79
1878), een vriend van Felix Mendelssohn.13 Nanny Klengel was,
zoals zoveel andere Klengels voor en na haar, vroeg rijp; ze had
reeds als negenjarige opgetreden met het Gewandhausorchester en in
1830 op ‘Extrakonzerte’ in het Gewandhaus gespeeld.14 Met haar
huwelijk kwam vermoedelijk een einde aan haar muzikale carrrière.
Het nakomertje, Friederike Pauline (Pauline, 1831-1888), is altijd
bij haar vader blijven wonen, ook nadat zij in 1854 met Engelbert
Röntgen was getrouwd en kinderen van hem had gekregen. Ook in
Pauline, volgens haar zoon Julius een ‘groote pianiste’, ging een
enorm talent verloren. Anders dan haar zuster Nanny heeft zij
echter na haar huwelijk incidenteel op concerten van familieleden
meegespeeld. Bovendien heeft zij haar kinderen Julius en Line leren
pianospelen.15 Lehmannsgarten Westelijk van de Thomaskirche, aan de
buitenzijde van Leipzigs oude vestingwerken die vanaf het einde van
de achttiende eeuw in verval waren geraakt en sindsdien waren
ontmanteld, bevond zich sinds het einde van de 17de eeuw de
Klein-Bose’sche Garten, aangelegd door de koopman en Rathsherr
Georg Bose.16 In die lommerrijke tuin waren ook een ‘Kaffee- und
Speisehaus’; een mooie bestemming voor de zondagse wandeling. De
Klein-Bose’sche Garten, met in het midden een ronde vijver, werd in
de 19de eeuw naar de nieuwe eigenaars eerst Richtersgarten en
daarna Lehmannsgarten genoemd.17 Op de 13 De late huwelijksdatum
blijkt uit het levensbericht van Julius Klengel (Zur Erinnerung).
Zij zou nooit haar broer hebben vervangen op school en hem op zijn
huwelijksreis in 1851 hebben vergezeld als zij toen al getrouwd was
geweest. Mendelssohn had voor Kabrun in augustus 1835 bemiddeld
toen hij bij Streicher een vleugel wilde kopen.
www.musikerbriefe.at/schrift.asp?nr=3930 (11 januari 2007). Aldaar:
Kabrun, August. 3010 Mendelssohn-Bartholdy; 126/99-1. 14 Mundus
(ed.), Alfred Richter, 236. 15 In het Röntgenarchief wordt een
Japans kistje bewaard dat zij van de beroemde schrijfster Bettina
von Arnim-Brentano (1785-1859) had gekregen, waarschijnlijk na
afloop van een concert. 16 Het navolgende wijkt af van de
voorstelling van Röntgen-des Amorie van der Hoeven, Brieven van
Julius Röntgen, 2. Zij steunde op gegevens haar in 1933 verstrekt
door Paul Klengel (Leipzig) die zij bovendien slordig
interpreteerde. Zo laat zij Mendelssohn in 1847 op Lehmannsgarten
wonen. Tinte, Coll. Röntgen. Dossier Brieven van Julius Röntgen. 17
Leipzig, Stadtarchiv. Verzeichnis der Hausnummer der Stadt Leipzig
1842 (Bibliothek nr. 1010). Daarbij horend de Neue
Brandkatasternummer 1589 en 1590
-
80
stadsplattegrond van Leipzig uit 1840 heet de tuin ‘Lehmanns-
sonst Richtersgarten’.18 Het terrein was inmiddels uitgebreid en
omgevormd tot een complex van tuinen en open land met voetpaden
langs het riviertje de Pleiße. Aan de zijde van de stad, bij de
Centralhalle, lag de oude vijver, waarop de paden uitliepen. In de
Verzeichnis der Hausnummern der Stadt Leipzig uit 1842 heet het
perceel bij de vijver nog An der Pleiße en op nr. 2 woonde de
eigenaar Lehmann. Hij gaf opdracht voor de bouw van woningen en
vervolgens werd zijn naam aan het nieuwbouwcomplex verbonden.
Leipzig in seiner Vergangenheit und Gegenwart (1847) meldt over
Lehmannsgarten: ‘Durch besondere schöne Anlagen hat er sich nicht
ausgezeichnet; doch ist er angenehm gelegen. Neubauten scheinen
auch diesen Garten bald aus den noch vorhandenen streichen zu
wollen.’19 Het gidsje was niet actueel, want reeds in 1845-46 was
op Lehmannsgarten de eerste nieuwbouw gerealiseerd: de vijver was
gedempt en precies op die plaats was over de gehele breedte van de
‘Garten’ een bouwblok verrezen met tuinen aan de achterzijde. Elke
bewoner had daar een eigen, omheind perceeltje. De bebouwing - een
langgerekt bouwblok, vier etages hoog, met daarboven zolders onder
een dak - oogde als een woonkazerne, maar was wel chic en voornaam.
Aan de voorzijde, vanwaar men uitkeek over de oude stad, toonde het
complex zich van zijn fraaiste kant, met prachtige sierbeelden.
Lehmannsgarten was niet bestemd voor ‘einfache Leute’.20 De familie
Klengel nam eind september 1846 zijn intrek op de derde etage van
het derde bouwblok: Lehmannsgarten 2q (later omgenummerd tot 3
iii).21 Uit het Leipziger Adressbuch van 1847 blijkt dat op
Lehmannsgarten verder stonden ingeschreven - onder anderen - de
violist Ferdinand David en de theoreticus en latere Thomascantor
E.F.
(oude nummers 982 en 981). Aldaar ook Leipziger Adressbuch von
1845. Met vriendelijke dank aan Olaf Hillert, Bestandsreferent. Hij
heeft alle woningen van J.M.C.E.F. Röntgen tussen 1849 en 1854 voor
mij uit de akten gelicht. 18 Leipzig, Stadtarchiv. Stadplan von
Leipzig (1840). 19 Leipzig in seiner Vergangenheit und Gegenwart
(1847) (Reprint 1996 Connewitzer Verlagsbuchhandlung), 94, 95. 20
Dat mag ook blijken uit het feit dat de Kabruns, die rentenierden
en in Berlijn een villa hadden gehad, het blijkbaar niet beneden
hun stand vonden zich in 1872 op Lehmannsgarten I, 1 te vestigen.
Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr.4, 27 april 1872. 21
Herinneringen Julius Röntgen jr., 3.
-
81
Richter. Abrahamine des Amorie van der Hoeven (1870-1940), de
tweede vrouw van Julius Röntgen die in 1896-1897 één jaar op
Lehmannsgarten heeft gewoond, dacht in 1934 met weemoed terug aan
‘Het groote blok huizen met zijn heerlijke tuinen die in het
voorjaar schitterden van bloeiende vruchtboomen en schalden van
vogelgezang.’22 Engelbert Röntgen in Leipzig De jonge violist
Engelbert Röntgen (1829-1897) kwam op een onbekend tijdstip in 1851
bij zijn oudere collega Klengel op Lehmannsgarten inwonen.23 Al
sinds de lente van 1848 was Engelbert goed bekend in Leipzig.
Engelbert Röntgen was op 30 september 1829 geboren in Deventer.
Zijn vader, Johann Engelbert Röntgen (1804-1877), was geboortig van
Lennep, 50 kilometer ten oosten van Düsseldorf, waar de familie al
enkele generaties had gewoond en actief was in de lakenfabricage.24
J.E. Röntgen had zich als enige van de familie in Nederland
gevestigd, in Deventer. Daar werd hij slijter, caféhouder (in de
Assenstraat) en likeurstoker en trouwde er met Carolina Huyser
(1803-1863). Hun oudste zoon, Johann Matthias Carl Engelbert (de
hiervoor genoemde Engelbert), was dus van vaderszijde Duits en van
moederszijde Nederlands. Zomin als zijn zoon Julius Röntgen ooit
perfect Nederlands zou spreken en schrijven, zo zou Engelbert zelf
het Duits nooit helemaal onder de knie krijgen. Engelbert kreeg
halverwege
22 Röntgen-des Amorie van der Hoeven, Brieven van Julius
Röntgen, 3. In 1899 werd Lehmannsgarten opgeofferd aan het verkeer
en afgebroken. De nieuwe verkeersring rondom het oude centrum van
Leipzig en - ter hoogte van Lehmannsgarten - in het bijzonder de
Dittrich Ring maakten dit noodzakelijk. Het verzengende geallieerde
bombardement op Leipzig van begin december 1943 heeft vervolgens de
laatste restjes weggevaagd die nog herinnerden aan de dagen van
weleer. De plaats waar Röntgens geboortehuis heeft gestaan laat
zich thans bepalen ter hoogte van het plantsoen tussen de
Zentralstrasse en het Nikischplatz. 23 Den Haag, NMI, Arch.
Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). De
biographie somt de hoogtepunten uit de jaren 1846-1855 op. Volgens
het Namenregister van het Conservatorium (nr. 212) (Leipzig,
Hochschule für Musik, bibliotheek) woonde Engelbert in Richters
Garten, Quergebäude Links 1, II. Stock. 24 Uit dezelfde familie,
eveneens in Lennep geboren: de ontdekker van de Röntgenstralen
Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923). Hij was een achterneef van
Engelbert Röntgen. Hun vaders waren volle neven. Zie: J.E.F.
Röntgen, ‘De familiegeschiedenis van de Röntgens’, in: Muller en
Röntgen (red.), Sentendo nuova forza.
-
82
de jaren dertig zijn eerste vioollessen, maar niets wees er toen
op dat hij in de muziek verder zou gaan.25 Tekenen, ontwerpen en
uitvinden zaten hem, evenals veel andere familieleden, in het
bloed. In 1846 was hij leerling van de Deventer Tekenakademie en
daaruit blijkt wel dat hij kunstschilder wilde worden. De zilveren
stift met inscriptie ('Johan Mathias Carel Engelbert Röntgen.
Leerling der Teeken-Academieschool te Deventer, 1847') markeerde
echter voor hem het hoogtepunt en tevens eindpunt van zijn
kunstzinnige opleiding.26 In de herfst van 1847 besloot de
18-jarige voor een muziekstudie naar het in 1843 door Felix
Mendelssohn gestichte Conservatorium der Musik in Leipzig te gaan.
Engelbert had tóch voor de muziek gekozen en werd daarmee de eerste
professionele musicus in de familie Röntgen.
Op 4 november 1847 overleed Felix Mendelssohn. Ongetwijfeld kwam
het bericht van zijn dood bij de Röntgens in Deventer hard aan,
maar het heeft niets veranderd aan Engelberts besluit in Leipzig te
gaan studeren. Het conservatorium aldaar was met de conservatoria
van Parijs (1795), Luik en Brussel (beide in 1831) het enige in
zijn soort in Europa; voor de Duitse landen was het zelfs de eerste
hogere kunstinrichting voor muziek.27 Dat Engelbert voor Leipzig
koos en niet voor Parijs is voorstelbaar. Een paar Nederlandse
jongens hadden zich sinds 1843 in Leipzig aangemeld en een van hen
(nummer 3 in 1845) was de organist Jan Albert van Eijken
(1823-1868) uit Amersfoort.28 De Van Eijkens hadden contacten in
Deventer en kenden de Röntgens goed. Zo had in 1843 vader Gerrit
van Eijken samengespeeld met Johann Röntgen, een verdienstelijk
amateur-violist, op het jubileumconcert van het Deventer
muziekcollege Unis par les sons de la Musique.29 Ongetwijfeld
bestond er vanaf 1845 via zoon Jan Albert
25 Volgens zijn eigen opgave kreeg hij les van Gerhard,
Schneegass en Stroober. Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76:
Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). 26 Herinneringen Julius
Röntgen jr. 2; Tinte, Coll. Röntgen. 27 Hedwige Baeck-Schilders,
‘De bevordering van het muziekonderwijs in Nederland en België’,
in: Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis, 398-402. 28 Zie de
biografie Van Gerrit Jan van Eijken, de jongere broer van Jan
Albert, door René Rakier, in: Hiu en Van der Klis (red.), Het
Honderd Componistenboek, 116-119. 29 Betreffende het
jubileumconcert van het 50-jarige Unis pas les sons de la Musique
(1793-1843) vindt men e.e.a. in het Stadsarchief Deventer
(Athenaeumbibliotheek): Archief Unis nr.24/29. Jan ten Bokum deelde
mij mee dat anders dan hij in zijn Muziek in de IJsselsteden stelde
(p.30-31) had verondersteld, niet de kinderen Röntgen en Van
Eijken
-
83
van Eijken een contactlijntje Deventer-Leipzig. De uitstekende
naam van de docenten, concertmeester Ferdinand David voorop,
verhoogden de aantrekkingskracht van Leipzig. Engelbert had een
paar maanden om zijn toelating voor te bereiden. Intrigerend is dat
hij in geen van zijn notities gewag maakt van de revolutiestemming
in die periode in Europa. In februari en maart was het hard
toegegaan in Parijs, Berlijn en Wenen. Leipzig was zelfs het toneel
geweest van de maartrevolutie in Saksen. De onrust en mogelijke
gevaren hebben de jonge Röntgen niet op andere gedachten kunnen
brengen.
Op 27 april 1848 maakte Engelbert Röntgen zijn opwachting in de
Messestadt; hij speelde er voor op het Conservatorium en werd een
dag later officieel als leerling 'aufgenommen'.30 Daarmee was hij
de zevende Nederlander sinds 1843 die op het Königliches
Conservatorium der Musik werd ingeschreven. Het oude gebouw van
deze slechts vijf jaar oude onderwijsinstelling lag op de Neumarkt,
naast het eerste Gewandhaus. Engelberts leraar viool was Ferdinand
David, de concertmeester van het Gewandhausorchester, voor wie
Mendelssohn een paar jaar eerder zijn vioolconcert had geschreven.
Theorie kreeg hij van Ernst Friedrich Richter en Moritz Hauptmann
en pianoles van Ernst Ferdinand Wenzel. Van zijn jaargenoten noemt
hij de componist Salomon Jadassohn en de organist Robert Papperitz,
beiden evenals hijzelf in later jaren ‘Professor’ aan het
Conservatorium. Alle docenten roemden Röntgens vlijt. Wenzel
bijvoorbeeld noemt hem 'Ein Musterschüler dessen Ernst, Fleiß und
Ausdauer nicht genug zu loben ist. Kannte als er ins Conservatorium
eintrat kaum die Tasten des Pianofortes und spielt jetzt
Mozart'sche Sonaten correct und mit Fertigkeit’. Ook David was zeer
over Röntgen te spreken, met name over zijn vaardigheid als
kwartet- en orkestmusicus.31
Men had vertrouwen in Engelbert en gaf hem alle kansen. In
oktober 1849 speelde hij voor het eerst mee op een
abonnementsconcert van het Gewandhausorchester: hij bezette toen de
laatste lessenaar bij de tweede violen en juist over deze groep
zwaaide Moritz Klengel de scepter. Eind maart 1850 sloot Engelbert
meespeelden, maar de vaders. De kinderen zouden volgens hem immers
na afloop een presentje hebben gekregen en daarvan meldt het
kasboek niets. 30 Over Engelberts Leipziger jaren: Mundus (ed.),
Alfred Richter, 232-235. 31 Leipzig, Hochschule für Musik,
bibliotheek. Conservatorium ‘Namenregister Schüler’ nr. 212:
J.M.C.E. Röntgen. Met bijgevoegd het ‘Lehrerzeugnis’.
-
84
zijn leertijd aan het Conservatorium af en ging terug naar
Deventer. Daar sloot hij vriendschap met de kort tevoren beroepen
lutherse predikant Abraham Dirk Loman; in de zomer deed hij niets
dan orgelspelen in de Lutherse kerk.32 In september werd hij alweer
gevraagd om terug te komen naar Leipzig en er mee te spelen in het
orkest; op 1 oktober 1850 volgde zijn aanstelling.33 In oktober
1853 werd hij opgenomen in het pensioenfonds en daarmee was zijn
vaste aanstelling een feit en tevens zijn verblijf in Leipzig
verzekerd. In 1857 zou hij Moritz Klengel - inmiddels zijn
schoonvader - opvolgen als ‘Außerordentlicher Lehrer’ viool aan het
conservatorium.34 Hij zou deze post tot in 1874 bekleden. Twee
privéleerlingen van Engelbert maakten naam: Paul Klengel en Amanda
Maier.35 Vanaf 1869 was hij tweede concertmeester van het
Gewandhausorchester en vanaf 1873 - na de dood van David - tot zijn
eigen overlijden (12 december 1897) eerste concertmeester, welke
plaats hij deelde met Henry Schradieck. Bij de concerten
onderscheidde de concertmeester zich overigens van zijn collega’s.
Het was in Leipzig gewoonte dat alleen de concertmeester stond;
alle andere musici zaten. Engelbert verliefd, verloofd en gehuwd In
de herfst van 1850 bezocht Engelbert Röntgen voor het eerst
Lehmannsgarten en daar raakte hij al spoedig bevriend met
Moritz
32 Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert
Röntgen (autograaf). Het gaat hier overigens om de oude Lutherse
kerk aan de Spinhuisplas te Deventer. Het orgel van A.A. Hinsz
(1739) werd in 1853 verkocht en heeft van 1854 tot 1913 dienst
gedaan in de Ruïnekerk van Bergen-Binnen. Zie: www.ruinekerk.nl en
aldaar onder Geschiedenis en daar onder Orgel (11 januari 2007). In
de plaats van dat instrument kwam in 1853 - ongetwijfeld op
instigatie van de muzikale Abraham Loman - een orgel van C.F.
Naber. 33 Leipzig, Hochschule für Musik, Conservatorium
‘Namenregister Schüler’ nr. 212: J.M.C.E. Röntgen. 'Wurde an Zahns
Stelle, der nach Bremen ging, bei dem Leipziger Orchester als
Extra-Geiger und zugleich Vorspieler bei Ballets, den 1sten October
1850 angestellt, und dazu aus Holland zur Probe eingeladen.' 34
Mundus (ed.), Alfred Richter, 232-235. Klengel was vanaf de
stichting ‘Außerordentlicher Lehrer’ geweest. 35 Leipzig,
Hochschule für Musik, Conservatorium ‘Namenregister Schüler’ nr.
1436: P.M.F. Klengel. Paul Klengel zou zes jaar les hebben gehad
van Engelbert Röntgen en aansluitend naar David zijn overgegaan.
Over Paul Klengel: ’In Memoriam dr. Paul Klengel’.
-
85
Klengels oudste zoon, Julius.36 De omgang met Moritz en Julius
was hartelijk en al snel zeer vertrouwd en in 1851 mocht Engelbert
zelfs bij de Klengels komen inwonen. Datzelfde jaar nog vatte hij
liefde op voor Klengels jongste dochter, de toen 20-jarige Pauline.
Op 30 september bleek de liefde wederzijds. Ongetwijfeld was het de
muziek die de twee samenbracht. Jaren later zou Engelbert daarover
aan zijn vriend Loman schrijven: ‘Want muzijk dat is nu eenmaal zoo
dat agens wat ons, Pauline en mij, regeert.’37 In het voorjaar van
1852 heeft Engelbert Moritz Klengel op de hoogte gebracht van de
situatie, midden op straat ('Auf der Frankfurter Straße'), en het
bericht is goed gevallen. Moritz had Engelbert leren kennen als een
betrouwbaar, vlijtig musicus en een goede vioolleraar.38 Hij was,
kortom, een ideale schoonzoon. Op 4 juli 1853 volgde de verloving,
trots aangekondigd in het Leipziger Tageblatt door de vader van de
aanstaande bruid.39Om met Pauline te kunnen trouwen moest Engelbert
wel het Saksisch staatsburgerschap hebben.40 Op 7 maart 1854 heeft
hij dit aangevraagd en al op 22 juni 1854 kwam de bevestiging.
Daarmee was hij officieel een zelfstandig inwoner van de stad
Leipzig. Er was nu geen beletsel meer voor een huwelijk en op 25
juni werd dit in de Reformierte Kirche voltrokken. Het jonge paar
bleef wonen bij vader Moritz. Klengel senior was immers toch maar
een man alleen, bovendien was hij sinds jaar en dag inwoning gewend
en zijn huis was groot genoeg. Gedrieën vormden Moritz, Engelbert
en Pauline een hecht bolwerk. Ethel Smyth schreef over hun huis:
‘In those walls was the concentrated essence of old german musical
life.’41 De geboorte van Julius Röntgen Op Lehmannsgarten, in
grootvaders huis, aanschouwde Julius Engelbert Röntgen op woensdag
9 mei 1855, 's morgens om vier uur, 36 Voor het hiernavolgende: Den
Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen
(autograaf). 37 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11
september 1859. 38 Herinneringen Julius Röntgen jr., 2. 39
Leipziger Tageblatt, 6 juli 1853. 40 Leipzig, Stadtarchiv,
Aufnahmeakten, Bürgerakten, Nr. 15180. 41 Smyth, Impressions,
142.
-
86
het levenslicht. Na hem zouden nog twee zusjes volgen: op 30
januari 1857 Johanna Caroline (Hanne) (1857-1926) en op 11 april
1860 Caroline Elisabeth (Line) (1860-1936). De drie kinderen
Röntgen hebben het karakter van de samenwoning in huize Klengel een
nieuwe impuls gegeven; Moritz Klengel woonde voortaan in bij zijn
kinderen. Dit alles ging overigens in de beste harmonie. Grootvader
volgde de muzikale verrichtingen van zijn kleinkinderen met het
grootste plezier en gaf hun piano- en vioolles. Engelbert schreef
zijn vriend Loman op 11 september 1859: ‘Buitendien leeft hij weer
op in zijne kleinkinder die dan ook met groote liefde aan hem
hangen.’42 Julius Röntgen, zijn leven lang een hartstochtelijk
altvioolspeler, verklaarde later onomwonden dat hij van zijn
grootvader ‘Bratsche’ had leren spelen.43 Engelbert noemde in zijn
brieven aan Loman het familiehuis een slakkenhuis
('Schneckenhaus'). Daarbij doelde hij op de centraal gelegen grote
muziekkamer, waarin de vleugel domineerde. De aangrenzende eetkamer
werd alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt. Met Kerstmis
stond daar de kerstboom en waren rondom de cadeautjes uitgestald.44
Voor Julius Röntgen was dit het mooiste moment van het jaar en deze
kersttraditie is hij zijn hele leven trouw gebleven. Er ging wat
hem betreft niets boven ‘Weihnachten’, met uiteraard
‘Bescheerung’.
Op zijn 69ste verjaardag kreeg grootvader van de bijna
negenjarige Julius de vierstemmige ‘Glückwunsch für meinem lieben
Großpapa zu seinem Geburtstage am 4ten Mai 1864’. Ook de
goedbedoelde tekst was van zijn begaafde kleinzoon: ‘Ich wünsche
Dir, mein[em] Großpapa, viel Glück zum heut’gen Fest. Bleib immer
neunundsechzig Jahr: das wünscht dein Julius.’45 Het was duidelijik
dat de kleine Röntgen zijn grootvader zo lang mogelijk bij zich
wilde houden. Bij de verjaardagen van de huisgenoten speelde opa ‘s
morgens vroeg steevast het Preludium in C uit de eerste band van
Bachs Wohltemperierte Clavier. C-groot: reinheid, onschuld en
vreugde ineen.
42 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september
1859. 43 De Haagsche Post, 25 april 1925. 44 Herinneringen Julius
Röntgen jr., 3. 45 Tinte, Coll. Röntgen. Röntgen vond het niet de
moeite waard dit stuk op te nemen in zijn Compositionen von Julius
Röntgen (Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D 81 (1864-1876)).
-
87
Met zijn kinderen zo dicht bij zich had grootvader ook
verzorging, zoals bleek in het voorjaar van 1870, toen hij twee
maanden achtereen zwaar ziek was en voor zijn leven werd gevreesd.
Op 13 april kwam zelfs tante Nanny over uit Berlijn, omdat
grootvader het niet lang meer zou maken.46 Moritz Klengel kwam er
toch boven op en in mei ging hij ook weer mee op wandelingen. Op 14
september 1870 echter kwam de fatale slag en noteerde Julius in
zijn dagboek: 'Starb unser guter Großpapa in seinem 78. Jahre'.47
Na de begrafenis was Julius meer dan een maand ‘sehr krank’. Nooit
in zijn leven heeft hij een zo sterke reactie gehad op een
overlijden als toen. De Klengels bleven ook na de dood van vader
zeer op elkaar betrokken. De band werd alleen maar sterker toen op
27 april 1872 ook tante Nanny en haar man August Kabrun een
appartement betrokken op Lehmannsgarten.48
Engelbert heeft altijd enorm genoten van de huiselijke
muziekbeoefening, met zijn schoonvader Moritz, zijn zwager Julius
en zijn vrouw Pauline en later met zijn kinderen Julius en Line.
Vooral het musiceren met zoon Julius en de neven Klengel - Paul en
Julius jr. - was een dagelijks terugkerend feest. Ook kwamen er wel
eens collega’s uit het orkest op bezoek - vooral David en de
cellist Emil Hegar - en vrienden - onder anderen de zanger Julius
Stockhausen en de violist Joseph Joachim. Een scherp onderscheid
tussen collega’s en vrienden bestond er overigens niet. Van het een
kwam al spoedig het ander: zo heeft de 12-jarige Julius Röntgen in
1867 en 1868 verschillende keren gerepeteerd en geconcerteerd met
de toen 24-jarige Emil Hegar, de begaafde aanvoerder van de celli
in het Gewandhausorchester.49 Aan deze markante musicus, de leraar
en voorganger van Julius Klengel jr., droeg Julius in 1872 zijn
Eerste cellosonate op.50 Van Engelberts leerlingen heeft vooral
Amanda Maier sinds augustus 1873 veel op Lehmannsgarten
gemusiceerd,
46 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 2, 13 april 1870. 47
Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 2, 14 september 1870. 48
Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 4, 27 april 1872. 49 Tinte,
Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 1, 29 december 1867, 11, 15, 18, 24
januari, 1 en 13 maart, 25 oktober, 3 november 1868, 10 januari
1869, 21 maart, 17 augustus en 3 september 1869. 50 Het stuk werd
uitgegeven bij Breitkopf & Härtel als opus 3.
-
88
doorgaans begeleid door haar latere geliefde en echtgenoot
Julius Röntgen.51
Met het vertrek van Julius naar Amsterdam, begin 1878,
veranderde er veel voor Engelbert. Hij zou zijn zoon, die hem in
zijn leven naar zijn eigen zeggen niets dan vreugde had gegeven,
voortaan alleen nog in de vakanties zien, slechts enkele dagen,
maar er waren jaren dat zelfs dat niet werd gehaald.52 Wekelijks
werden tussen Leipzig en Amsterdam brieven en
correspondentiekaarten gewisseld; met Kerstmis kwam er traditioneel
een ‘Weihnachtskiste’ met lekkernijen en cadeautjes. De keren dat
Engelbert zijn zoon en schoondochter in Amsterdam heeft bezocht,
zijn met moeite op de vingers van één hand te tellen. Op 25 juli
1888 overleed zijn vrouw Pauline, na een ziekte van jaren.53 Nadat
zijn pianospelende dochter Line in april 1891 het ouderlijk huis op
Lehmannsgarten had verlaten, wegens haar huwelijk met de
beeldhouwer Arthur Trebst,54 bleef Engelbert achter met zijn
ongehuwde dochter Hanne. Zij maakte geen muziek maar gaf tekenles
en bijbelonderricht op een lagere school. Het was stil om hem heen
geworden en de ziel was voor hem uit het huis verdwenen.55 Hij
overleed op 12 december 1897, drie dagen na een uitvoering van de
Missa Solemnis van Beethoven, waarin hij - zo heeft hij het althans
zelf ervaren - zichzelf in de vioolsolo in het ‘Benedictus’ voor
het eerst in zijn leven had overtroffen.56 Onkel Julius 51 Over
Amanda Maier hierna 291-311. 52 Den Haag, NMI, Arch. Röntgen. D 78.
De uitspraak van Engelbert Röntgen over zijn zoon: 10 december
1886. 53 Benestad en De Vries Stavland, Grieg-Röntgen Briefwechsel,
85-86. 54 Friedrich Arthur Trebst (1861-1922). Na zijn Italiëreis
van 1893 vestigde hij zich in Lepzig als zelfstandig beeldhouwer,
vooral van religieuze plastieken. Zie voor hem:
www.garnisonfriedhof-berlin.de/11-7.htm (11 januari 2007). Voor 15
april 1916 - de dag van hun zilveren huwelijk - componeerde Röntgen
Gesang des Lebens (Otto Friedrich Hartleben) voor achtstemmig koor.
Volgens de kerkelijke administratie (Hohlfeld, Leipziger
Geschlechter III, 461. nr. 1929) huwde Line Röntgen op 15 april
1891. 55 Leipzig, Universitätsbibliothek, Sondersammlungen, Taut
nr. 28. Brief van ER aan PK, 12 mei 1891. Hierin schrijft Engelbert
ook over het huwelijk van Line. 56 Smyth, Impressions, 394, 482 Den
Haag, NM , Arch Röntgen Doos 2584 Edvard Grieg. Erinnerungen und
Briefe, 207 Zijn necrologie door Hugo Nolthenius in Weekblad voor
Muziek 4(1897), 18 december , 418
-
89
Wilhelm Julius Klengel (1818-1879), in het dagelijks leven
Julius Klengel, was de peetoom van Julius Röntgen. Op 10 juni 1855
hield hij in de Reformierte Kirche de kleine Röntgen, die naar hem
was vernoemd, ten doop.57 Voor oom Julius, of simpelweg ‘Onkel’,
zou het peetvaderschap geen dode letter zijn. Hij was vele jaren de
alom aanwezige figuur in het leven van de jonge Julius Röntgen: als
leraar, raadgever en inspirator. Oom en neef hadden veel gemeen:
hun muzikaliteit, wijde blik, diepgang, ontembare schrijflust en
ijver. Ook deelden zij hun humor en liefde voor verkleedpartijen.
Beiden waren bovendien letterlijk zeer kortzichtig (bijziend).
Vanaf het najaar van 1861 kreeg de relatie tussen de beide Julii
duidelijk vorm. Julius Röntgen was zeseneenhalf jaar oud toen hij
in het klasje bij zijn oom thuis belandde.
Julius Klengel was, in de woorden van zijn kleindochter Eva
Klengel, een ‘Privatgelehrter’, een studeerkamergeleerde die zich
naar hartelust aan zijn liefhebberijstudiën kon wijden.58 Vanaf
1836 had hij de universiteit van Leipzig bezocht. Daar studeerde
hij eerst theologie, later filosofie en Sanskrit. Door zijn
oogkwaal - fel licht kon hij niet verdragen - heeft hij twee keer
langer over zijn studie gedaan dan gewoon zou zijn geweest. Klengel
promoveerde op 19 maart 1842 tot doctor in de filosofie. Zijn
ooglijden verhinderde hem een betrekking op zijn niveau te
bekleden; bovendien was zijn gestel niet sterk en moest hij
regelmatig rusten. Zijn zwager Engelbert schreef op 11 september
1859 aan zijn vriend Loman dat zijn zwager sukkelde en veel lessen
moest verzuimen: ‘Zijne oogen laten hem ook niet veel bezigheden
toe.’ Niettemin zag Klengel toch kans ‘wat muziek te
schrijven’.59
Op 20 juli 1851 trad Julius Klengel in het huwelijk met
Friederike Elisabeth (‘Lieschen’) Werner (1818-1890) en met haar
kreeg hij zes kinderen: vier jongens en twee meisjes. Zijn huis -
Mühlgasse 3 - lag op tien minuten loopafstand van Lehmannsgarten:
langs de Pleisse, dicht bij de Botanische Tuin en de Obstmarkt en
recht tegenover het bolwerk van de oude stad met Schloß
Pleissenburg.60 Volgens zijn 57 Hohlfeld, Leipziger Geschlechter
III, 461, nr. 1929. Peetouders waren grootvader Moritz Klengel,
grootmoeder Caroline Röntgen uit Deventer en oom Julius Klengel. 58
Stammtafel Klengel; Voor het hiernavolgende: Zur Erinnerung an dr.
Julius Klengel. 59 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11
september 1859. 60 Ter hoogte van de huidige Dimitroffstraße en het
Leuschnerplatz. Op de plaats van het slot verrees later het
stadhuis.
-
90
zwager Engelbert had Klengel een ‘groot quartier’. Hij had ook
kostgangers, ‘Pfleglinge’, en mede met hun maandelijkse bijdrage
kon hij in zijn onderhoud voorzien.61
Julius Klengel vond zijn bestemming in het lesgeven, de
wetenschap en de muziek; wat het laatste betreft vooral het
componeren en het zelf musiceren. Hij speelde verdienstelijk viool
en piano en beschikte over een goede theoretische kennis, hoewel
hij nooit systematisch muziekonderricht had genoten. Die had ook
hij zoals veel andere Klengels van huis meegekregen; zijn vader
maakte zoveel muziek en er kwamen zoveel briljante musici bij de
Klengels aan huis dat daarvoor weinig nodig was. Van omstreeks 1840
dateren Klengels eerste compositieprobeersels. Begin 1842 bezocht
Felix Mendelssohn de Klengels op de Packhofgasse en hij kon maar
geen genoeg krijgen van Julius’ liederen, die hij falsetterend
doorzong.62 In de zomer van 1847 reisde dr. Klengel met de
Mendelssohns mee naar Zwitserland, waar hij als huisleraar de
kinderen onder zijn hoede nam.
Vanaf 1842 gaf Klengel wekelijks ‘Singstunden’ op de bekende
meisjesschool van Melly Dumas; zijn zusjes Nanny en Pauline moesten
regelmatig voor hem invallen. Als Klengel zich sterk genoeg voelde,
wandelde hij 's avonds met zijn leerlingen naar het oude
observatorium om daar naar de sterren te kijken. Op de terugweg
streek het gezelschap niet zelden neer in een kerkje in de buurt.
Dr. Klengel nam dan plaats achter het orgel en liet de meisjes
zingen. Als ze tenslotte op huis aangingen was het vaak ‘Ach, Herr
Doktor, eine Geschichte!’ en zo’n verzoek was nooit tevergeefs.
Klengel gaf in en buiten de school ‘Literaturstunden’ die ook
werden bezocht door ‘gebildete Mutter’.
Sedert 1855 was dr. Klengel bestuurslid van de Bach-Gesellschaft
die in 1850 door onder anderen Robert Schumann, Franz Liszt en
Moritz Hauptmann in het leven was geroepen. In de jaren 1860-1878
trad hij op als secretaris en was de laatste jaren van zijn leven
voorzitter. Klengel was mede verantwoordelijk voor de
61 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september
1859. 62 In 1862 verschenen Julius Klengels eerste drie opusnummers
bij Breitkopf & Härtel.
-
91
‘Gesamtausgabe’ van Bachs werken die in de periode 1851-1899 in
losse delen is verschenen.63
Van de nijvere kamermuziekcomponist die Julius Klengel is
geweest, merkte men na zijn dood op dat hij altijd alles in potlood
noteerde, ‘Da ihn Mangel an Zeit und die Stete Freude an neu zu
schaffen dem hinderte, das einmal niedergeschriebene
durchzustreifen.' Het was bij Klengel dus een voortdurend verder
willen en verder moeten. Oom Julius en neef Julius waren wat dat
betreft uit hetzelfde hout gesneden. Op 2 april 1865 schreef
Engelbert Röntgen aan zijn vriend Loman in Amsterdam: ‘Wat ik U
hier stuur van Julius is een getrouw afschrift van zijn manuscript
en menig kleinigheid heb ik onveranderd gelaten om U een duidelijke
voorstelling van zijne wijze te geven; er ontbreekt natuurlijk zeer
veel aan voordrachtstekens, daar hij gewoonlijk liever iets nieuws
maakt als zich, wanneer het eenmaal klaar is, nog lang daarmede
bezig te houden, daar hij zelf te weinig gewicht erop legt. Zoo is
het ook niet mogelijk hem te bewegen iets van deze zaken zelve te
speelen, zoolang hij het componeert speelt hij het en vaak de
moeyelijkste passagen het best, doch dan is het afgedaan en hij
speelt ze niet meer.’64 Julius Klengel en Julius Röntgen waren
deïstische kunstenaars: nadat de scheppingsdaad had plaatsgevonden,
trokken zij hun handen van het werk af.65 De lessen van oom Julius
Julius Klengel heeft behalve zijn eigen vier zoons ook zijn neef en
petekind Julius Röntgen les gegeven, ‘selbständig und allein bis
zur
63 In 1899 was dit doel bereikt - sinds 1851 waren in totaal 46
banden verschenen - en ging de oude Bach-Gesellschaft op in de Neue
Bachgesellschaft die zich beijverde voor de Neue Bachausgabe. Zie:
www.neue-bachgesellschaft.de en aldaar onder Geschichte (11 januari
2007). Dit gezelschap moet men overigens niet verwarren met de
Leipziger Bachverein, in 1874 gesticht door Spitta, Volkland,
Holstein en Von Herzogenberg, die zich toelegde op het uitvoeren
van Bachs werken. 64 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 2
april 1865. 65 Kees Fens, ‘De hele schepping in één dag. Wim Hazeu
schrijft biografie van Simon vestdijk’, in: De Volkskrant, 11
november 2005: ‘Vestdijk was een theïstische schepper: na het maken
verloor hij de interesse in zijn schepping. Het gaat hier om een
gedwongen theïsme; het voltooide boek werd vrijwel meteen door een
nieuw verdrongen. De schepper Vestdijk kende geen zevende dag.’ Met
dank aan Lietje Boswijk, Amsterdam, die mij hierop attent
maakte.
-
92
völligen Universitätsreife’.66 Het onderricht aan de jonge
Röntgen besloeg in totaal twaalf jaar: van eind 1861 tot oktober
1873. Een onvoorstelbaar lange periode onder één en dezelfde leraar
en alles bovendien onder de stolp van de familie. Julius Röntgen
noemde in het interview met de Haagsche Post zijn lessen bij oom
Julius zijn ‘wetenschappelijke vorming’.67 Nu had oom Julius in
zijn neef en naamgenoot wel een heel makkelijke, zeer dankbare en
stimulerende leerling. In het voorjaar van 1863 schreef Engelbert
Röntgen aan Loman over de lessen van zijn zoon: 'Hij gaat niet in
eene school, maar wordt door mijn zwager met nog drie andere
jongens privatim onderwezen en hoewel hij slechts elken dag twee
uurtjes onderrigt heeft, is dat kleine kereltje reeds zoo te huis
in alle mogelijke zaken dat het eene ware lust is. Hij schrijft al
zeer goed, leest en rekent onverbeterlijk. Geographie heeft hij al
tenminste in de grootste vormen geheel en al in ‘t hoofd en sedert
een paar dagen brengt hij ook al de eerste Lateinische brokken te
huis. Op deze wijze is voor hem gezorgd en de vorming zal hem zeker
bij mijn zwager wel geworden die hem noodig is; of hij eens Musiker
worden moet, zal de tijd eerst leeren.’68
Röntgen moet al op jonge leeftijd hebben geweten dat hij niet
naar school hoefde en het voor hem ook niet nodig was het geijkte
curriculum te doorlopen. Zijn zusjes, nichtjes en vriendjes deden
dat wel, maar voor hem nu eenmaal golden andere maatstaven. Hij
kreeg privéles en werkte in zijn eigen tempo. Uit Röntgens eerste
dagboekjes blijkt hoe gedisciplineerd het bij oom Julius toeging.
Meestal waren de lessen 's morgens van zeven tot negen, maar ook 's
middags van twee tot vier kwam voor. Tussen Kerstmis en oud en
nieuw gingen de lessen gewoon door. Toen de neven Klengel in
november 1870 roodvonk hadden, had Julius een week geen school.69
Als er wel eens lesdagen uitvielen, werd de achterstand ingehaald
door dagen met drie uur les. In zijn dagboeken tekende Röntgen
dagelijks aan ‘Schule’ of ‘Nicht in der Schule’ en er was nooit
enig spoor van verveling of grimmigheid. Integendeel. Vaak ging
Julius na school nog met oom wandelen. Ook zijn neef Georg Klengel
[‘Ritter’], die even oud was als hij en tegelijk met hem in het
huisklasje zat, ging dan mee. 66 Zur Erinnerung an dr. Julius
Klengel. 67 De Haagsche Post, 25 april 1925. 68 Tinte, Coll.
Röntgen. Brief van ER aan ADL, ongedateerd [voorjaar 1863]. 69
Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek, nr. 3, 25 november 1870.
-
93
‘Beim Onkel’ sleet in Röntgens dagboek al spoedig af tot ‘B.O’.
Ooms lessen waren voor de jonge Röntgen vorming in de breedste zin
des woords. Julius Klengel senior had een gewillig oor voor alles
waarmee zijn neef kwam aanzetten; hij was niet alleen zijn leraar
en mentor maar ook zijn klankbord. En niet alleen ‘s morgens, maar
de hele dag. Op 29 december 1869 schreef Röntgen: ‘Abends beim
Onkel meine Violinsonate gespielt’.70 Op 1 januari 1871 speelde hij
samen met zijn moeder zijn nieuwe vierhandige stukken aan oom
voor.71 Tientallen composities van de jonge Röntgen hebben op deze
manier in ooms huis op de Mühlgasse hun eerste uitvoering beleefd.
Het huishouden van oom Julius was in muzikaal opzicht minstens even
bevredigend als dat van de Röntgens. Evenals Engelbert Röntgen had
Julius Klengel sr. zijn eigen familie-ensemble en het ging mogelijk
nog veel gepassioneerder toe dan bij de Röntgens: Paul speelde de
eerste viool, Georg de tweede, oom Julius de alt, Julius junior de
cello en Susanne piano.72 In de jaren zestig speelden de Klengels
al werken van Brahms en dat was minstens vijf jaar voor de Röntgens
zich aan Brahms hebben gewaagd.73
Ondertussen ontwikkelde de jonge Röntgen zich tot een
intellectueel van formaat. Dat blijkt ook uit verschillende
cadeautjes waarmee men hem dacht blij te maken met zijn verjaardag
en met Kerstmis. Afgezien van boeken over bijvoorbeeld klassieke
goden, kevertjes en kristallen kwam ook de wereldliteratuur al
vroeg voorbij. Met Kerstmis 1869 kreeg Julius junior werk van
Cicero, een jaar later de geïllustreerde Divina Commedia van Dante
en op 9 mei 1871 lag het verzameld werk van Horatius op zijn
cadeautafel; dat laatste was overigens een geschenk van oom
Julius.74 Dit alles was geen eenvoudige kost en er is geen reden
aan te nemen dat het ging om vertalingen. Maar zelfs als het wel
vertalingen waren, dan was het niveau nog altijd ambitieus. Niet
alleen de klassieken maar ook natuur- 70 Tinte, Coll. Röntgen. JR
Dagboek nr. 2, 29 december 1869. 71 Tinte, Coll. Röntgen. JR
Dagboek nr. 3, 1 januari 1871. 72 Susanne (1852-1931), Paul
(1854-1935) en Julius (1859-1933) waren professionele musici. Ook
Jenny (1856-1890) was later in de muziek werkzaam. Georg
(1857-1891) en Friedrich (1860-1930) kozen voor andere beroepen. 73
Zie hierna 161-163. Wolfgang Orf, ‘Julius Klengel. Ein Kapittel
Leipziger Musikgeschichte’, in: Forner, Festschrift. Hochschule,
73-90 en hier 75. 74 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 2, 25
december 1869; JR Dagboek nr. 3, 25 december 1870 en 9 mei
1871.
-
94
en scheikunde kwamen bij oom Julius aan bod. Op 30 november 1871
experimenteerde Röntgen samen met zijn neef Georg bij oom met
waterstofgas. Drie dagen later was hij bij de Klengels opnieuw
uitgenodigd voor ‘Gasexperimente’.75 Soms deden de Röntgens
experimenten op Lehmannsgarten en kwamen de Klengels bij hen leren
en genieten.
Na 1870 schoten de lessen bij Onkel er steeds vaker bij in;
concerten en lessen van muziekdocenten gingen blijkbaar voor. Na de
lessen bij Franz Lachner in München (zomer 1872) werden in de
tweede helft van september de lessen bij oom hervat. Het was de
laatste etappe, naar later zou blijken. Half januari 1873 kwam de
vertaling van Sophocles’ Electra vanuit het Grieks in het Latijn
gereed, een huzarenstukje waarop Röntgen zijn hele leven trots is
geweest.76Ongetwijfeld was dit werkstuk voor oom en neef het
hoogtepunt, de kroon op jaren samenwerken. Wat was er verder nog te
bereiken? Op 29 januari 1873 hebben ze nog een begin gemaakt met de
Bacchanten van Euripides, maar of dit ook tot een vertaling in het
Latijn heeft geleid, is niet bekend.77 Dat ook anderen een bijdrage
zouden hebben geleverd aan dit geleerdenwerk ligt niet voor de
hand. Waarschijnlijker is het dat oom en neef samen hun eigen spoor
hadden getrokken.
Oom Julius was ook in voor andere bezigheden. Half april 1873
heeft Julius samen met hem de titels en de volgorde van de stukken
uit Julius' drie quatre-mainsbundels Aus der Jugendzeit
vastgesteld.78Sommige stukjes kregen van oom andere titels; hij
hechtte waarde aan een goede dramatische en logische volgorde.79 De
boog was al niet meer zo gespannen als hij in het begin van het
jaar was geweest. Nadat ze half september Gerusalemme Liberata van
Torquato Tasso (1575) ter hand hadden genomen, had Julius in
oktober 1873 voor het laatst ‘Schule’.80 De les van 21 oktober
1873, de
75 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 3, 30 november, 3
december 1871. 76 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 14
januari 1873. Den Haag, NMI, Arch. Röntgen. In het Register van het
Archief Röntgen (1934) blijkt dat de vertaling in twee delen is
opgenomen onder de programma’s en tekstboekjes. Tinte, Coll.
Röntgen. 77 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 29 januari
1873. 78 Verschenen bij Breitkopf & Härtel als opus 4. 79
Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 17 en 18 april 1873. 80
Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 16 september 1873.
-
95
dag voor hij afreisde naar Cannstatt voor zijn eerste tournee
met de zanger Julius Stockhausen, werd afgezegd.
Het einde van de lessen bij oom Julius valt vrijwel samen met de
laatste muzieklessen bij Ernst Friedrich Richter medio 1873. Na
Julius’ tweede en laatste tournee met Stockhausen, voorjaar 1874,
was een hervatting van de lessen bij oom Julius ondenkbaar. Alles
was nu gericht op het ‘echte’ leven. Toen Julius zich vanaf half
april 1874 gedurende enkele maanden heeft voorbereid op het
Freiwilligen Examen, deed hij dit niet met zijn oom, maar onder
leiding van vakgeleerden die de stof bij hem er in een hoog tempo
hebben ingestampt. Het ging om wiskunde, aardrijkskunde,
geschiedenis, Engels en Frans. Blijkbaar waren deze disciplines bij
oom niet of nauwelijks aan bod gekomen.81 ‘Gleich nach meinen
Eltern’ Julius Klengel sr. was en bleef het opgewekte middelpunt
van de familie en de grote inspirator van de Klengels, Röntgens en
Kabruns. Alle latere vermeldingen van oom Julius in de dagboeken
van zijn neef Julius Röntgen tonen hem van zijn meest ondernemende,
creatieve en gezellige kant. Zo begonnen op 1 juli 1876 de
repetities voor het blijspel Dr. Saßafraß dat oom had geschreven
voor zijn eigen zilveren huwelijk.82 Neef Julius kreeg de rol van
Magister Schnapphahn toebedeeld. Op tweede kerstdag dat jaar werd
er bij de Klengels een poppenspel opgevoerd, eveneens van oom: Der
Aufgeweckte Prometheus.83 Op 3 oktober 1877 gingen de Röntgens,
Klengels en Kabruns met karren naar het in de buurt van Leipzig
gelegen dorpje Wahren, waar ze de middag en avond doorbrachten. Tot
slot had oom Julius, verkleed als ‘Mädchen aus der Fremde’, voor
ieder een
81 Zie hierna 154-155. Het is opmerkelijk dat Röntgen zijn
opgaven en dictaten van geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde in
één dik cahier heeft samengepropt. Tinte, Coll. Röntgen. Pas na
1903 ontwikkelde Julius in de Franse conversatie enige, hoewel
geringe handigheid. In het contact met Pablo Casals was dat van
belang. Met zijn Engelse vriend Donald Tovey sprak hij Duits. Mien
Röntgen sprak echter vloeiend Frans en Engels. Zie hierna 498-500.
82 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 7, 1 juli 1876. 83 Tinte,
Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 8, 26 december 1876.
-
96
cadeautje met een rijmpje.84 Bij het zilveren huwelijksfeest van
Engelbert en Pauline Röntgen-Klengel op 25 juni 1879 voerde oom een
Prolog op. Hij had zich verkleed als de waard van de herberg waar
het jonge echtpaar Röntgen destijds de huwelijksnacht had
doorgebracht.85
Begin november 1879 vernam Julius Röntgen in Amsterdam dat oom
Julius ongeneeslijk ziek was. Op 28 november kwam het bericht van
zijn overlijden. Julius tekende in zijn dagboek aan: 'Wie traurig
muß es in Leipzig sein. So hart für mich nicht teilnehmen zu können
und alles allein durchmachen zu müssen. Lieber, armer Onkel
Julius.'86 De brief die hij diezelfde dag aan zijn verloofde Amanda
schreef, is bevlekt door tranen. Toch verwoordt Röntgen treffend
welke betekenis Onkel voor hem had gehad: ‘Er war ein Mensch wie es
wenig gibt, in seiner herrlichen Bescheidenheid, Aufopferung für
Andere, mit seinem großen Wissen, seiner vielseitigen Begabung. Was
ich ihm zu danken habe, schätze ich immer mehr, es kommt gleich
nach meinen Eltern.’87
Julius Röntgen zou op 20 augustus 1881 voor het eerst zelf vader
worden en hij noemde zijn zoon Julius; niet naar zichzelf, maar
naar zijn oom en mentor, naar wie hij destijds ook zelf was
vernoemd.
Samenvatting Julius Röntgen was een kind van muzikale ouders.
Zijn vader, Engelbert Röntgen, oud-student van het Conservatorium
der Musik te Leipzig, speelde van 1850 tot zijn dood (1897) als
violist, tweede concertmeester (vanaf 1869) en eerste
concertmeester (vanaf 1873) in het Gewandhausorchester. Zijn
moeder, Pauline Klengel, was een begaafd pianiste. De Klengels
hebben de belangrijkste bijdrage geleverd aan Röntgens muzikale en
algemene vorming. Moeder Pauline en grootvader Moritz leerden de
jongen pianospelen en (alt)vioolspelen; oom Julius heeft hem in
zijn huisklasje intellectueel
84 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 8, 3 oktober 1877. 85
Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 9, 25 juni 1879. Op 7 november
1872 was er in het Gewandhaus een eestconcert ter gelegenheid van
het gouden huwelijks eest van de koning van Saksen De Prolog die
werd uitgesproken was geschreven door Julius Klengel sr 86 Tinte,
Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 9, 28 november 1879. 87 Tinte, Coll.
Röntgen. Brief JR aan AM, 28 november 1879.
-
97
gevormd. Deze Julius Klengel, Röntgens eerste mentor, was een
geleerde van formaat en bovendien een ijverig componist. Evenals
later Julius Röntgen componeerde hij onverdroten en was hij
nauwelijks of niet geïnteresseerd in wat hij had voltooid. Oom en
neef waren deïstische kunstenaars.