-
Het]Bjilderdijk-MuseumMededelingenblad van de Vereniging`Het
Bilderdijk-Museum'
Redactie: J. de Bruijn, Ton Geerts, M. van Hattum(secr.) en
Peter van ZonneveldRedactie-adres: Fokkerlaan 36,1185 JC
[email protected] www.bilderdijkmuseum.vu.nl
Het Bilderdijk-Museum verschijnt een maal per jaar. De redactie
behoudtzich te allen tijde het recht voor om ingezonden kopij te
weigeren. Het lid-maatschap van de Vereniging `Het
Bilderdijk-Museum' bedraagt € 12,50per jaar. Leden ontvangen dit
tijdschrift gratis. Men kan zich opgeven alslid bij de secretaris
van de Vereniging, Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen.
Het museum van de Vereniging is gevestigd in het hoofdgebouw van
deVrije Universiteit, De Boelelaan 1105, Amsterdam, kamer 1
B-21.Bezichtiging: ma.-vrij. 9.00-12.30 en 13.00-16.45 uur via de
afd. Hand-schriften en Oude Drukken van de Bibliotheek (kamer 1
B-41/31).
Leven met Bilderdijk*Echt of onecht; besluiteloos of spelen
opzeker?De echtscheiding van Catharina RebeccaWoesthoven en Willem
Bilderdijk
Inleiding
Toen vriend en advocaat Joannes van der Linden WillemBilderdijk
en Catharina Rebecca Woesthoven in het voor-jaar van 1789 kwam
feliciteren met de geboorte van hunderde kind, werd hij
geconfronteerd met een zeer onheb-belijke kant van Willem. Wat
gebeurde er in de kraamka-mer? Zodra Catharina het woord nam, greep
Willem haarbij haar muts en begon haar op het hoofd te
slaan.Joannes en de baker moesten tussen beiden komen omerger te
voorkomen. De baker, Petronella van der Lely,liep daar enkele
klappen bij op. Willem was nog altijdkwaad over een voorval dat de
vorige avond had plaats-gevonden. De baker had een boterham voor de
kraam-vrouw klaargemaakt terwijl Willem had verordonneerddat
Catharina alleen zoete melk en beschuit mochtgebruiken. Toen Willem
ontdekte dat zijn voorschriftwerd genegeerd, had hij zonder enige
woordenwisselingCatharina geslagen en gestompt • en haar aan haar
haren
* Lezingen, gehouden tijdens de jaarvergadering op 4-2-2005.
het bed uitgesleurd. Ook toen had de baker Catharina uitde
handen van haar man bevrijd. Het was begrijpelijk datde baker er zo
langzamerhand niet veel zin meer in hadom te blijven, en Joannes
van der Linden moest zich deblaren op zijn tong praten om haar te
bewegen haar tijduit te dienen.'
Bilderdijk kon en kan voor velen een nachtmerrie zijn. 2Diverse
aspecten van zijn leven hebben tal van onderzoe-kers beziggehouden
en velen hebben facetten vanBilderdijks leven steeds opnieuw aan de
orde gesteld. Indit artikel zal ik vanuit mijn expertise op het
gebied vanechtscheiden in de 18de eeuw mijn licht laten
schijnenover de echtscheiding van Willem Bilderdijk en Catha-rina
Rebecca Woesthoven. Reeds voor mij hebbenauteurs uit de 19de en het
begin van de 20ste eeuw zichmet hun echtscheiding beziggehouden.'
Het ontbrekenvan de nodige juridische kennis speelde hun daarbij
vaakparten, vooral onkunde op het terrein van het
burgerlijkprocesrecht. Daarnaast bleef het rechterlijk archief
inAmsterdam geheimen voor hen houden.
Voor het begrijpen van de echtscheiding van Willem enCatharina
is enig inzicht in de juridische wereld rondomscheiden van belang.
Daarom zal daarop eerst wordeningegaan. Vervolgens zal uitvoerig
worden stilgestaan bijde scheiding en de diverse juridische akten
die daarvanbekend zijn. En omdat hier niet Willem Bilderdijk
maarzijn vrouwen in de schijnwerpers staan, zal ik ook
ietsvertellen over de tweede scheiding van Catharina Rebec-
-
ca Woesthoven. Was Catharina zo'n hellefeeks waar nietmee te
leven viel, of heeft zij gewoon steeds pech gehadmet haar
huwelijkspartners? 1
Scheiden en het recht
Wij gaan even terug naar het einde van de 16de eeuw omde draad
van de geschiedenis van de scheidingswetgevingop te pakken.' Tot in
die eeuw was het canonieke rechtvan kracht. Dit recht, bestuurd
vanuit de kerk, de RoomsKatholieke wel te verstaan, stond de
ontbinding van eenhuwelijk niet toe. Het huwelijk was een
sacrament, doortoedoen van God gesloten. Daarom kon het door ingrij
-pen van de mens niet opgeheven worden. Aan het eindevan de 16de
eeuw treedt de Reformatie in, en dat had nietalleen gevolgen voor
de geloofsbelevenis, maar ook voorde inrichting van de overheid. Er
kwam een zekere matevan scheiding van kerk en staat, en bepaald
werd dat hethuwelijk een burgerlijke aangelegenheid was.' De
over-heid ging het huwelijk registreren: men ging het voorne-men,
de ondertrouw, vastleggen. Dit werd een verplich-ting voor ieder
paar, ook als men niet tot het gereformeer-de geloof was
overgegaan. Het huwelijk zelf mocht menin de eigen kerk sluiten.
Deze bepalingen met betrekkingtot de huwelijkswetgeving werden
vastgelegd in eenPolitieke Ordonnantie, die voor Holland in 1580
vankracht werd.' In deze Ordonnantie werd ook bepaald datechtparen
bij de rechtbank, ook een wereldlijke instantie,een ontbinding van
hun huwelijk konden vragen. Menkon dus een echtscheiding verzoeken.
Dat was voor dietijd heel bijzonder. V66r 1580 was het alleen
toegestaanom te scheiden van tafel en bed.
Toch moeten we nu ook weer niet denken dat het alle-maal
gemakkelijk ging. Volgens de Politieke Ordonnantiekon het huwelijk
slechts op één grond — overspel —, datook nog eens bewezen moest
worden, door een echtschei-ding ontbonden worden. In de 17de eeuw
kwam er eentweede grond bij — de kwaadwillige verlating — en tot
inhet begin van de 19de eeuw zou het bij deze twee gron-den
blijven. Mishandeling, hoe ernstig ook, of domwegniet met elkaar
kunnen opschieten waren geen grondenvoor een echtscheiding. Zulke
huwelijksproblemen kon-den in hun uiterste vorm slechts worden
opgelost dooreen scheiding van tafel en bed, in de vroegmoderne
tijdeen separatie genoemd.
Ik heb inmiddels al een paar termen laten vallen diejuridische
implicaties hebben. Door een echtscheiding, inde vroegmoderne tijd
divortie genoemd, is het echtpaarniet langer wettelijk getrouwd.
Men mag opnieuw trou-wen met een ander en voert niet langer samen
een huis-houden. En er moet een oplossing komen voor de opvoe-ding
en het onderhoud van de eventueel aanwezige kin-deren. Het huwelijk
bestaat dus niet meer. Het is alsofmen nooit met elkaar getrouwd is
geweest.
Ik heb ook de term scheiden van tafel en bed — separa-tie —
laten vallen. Dat is geen echtscheiding, want hethuwelijk wordt
niet ontbonden. Men wordt slechts ontsla-gen van de plicht met
elkaar onder één dak te wonen. Deboedel moet wel gescheiden worden,
men is niet langermeer verantwoordelijk voor elkaars schulden, en
ook indeze situatie moet er een oplossing bedacht worden voorde
verdere verzorging van de kinderen. Het huwelijkblijft officieel
bestaan, en gaat men samenwonen met eenander, dan is men in
overtreding.' Zou men in een anderestad of in een ander land een
ander huwelijk aangaan, dan
Willem Bilderdijk. Kopergravure door Matthias de Sallieth naar
IzaakSchmidt, 1790. BM, Geerts nr. 3.
pleegde men bigamie, waarop in Holland zware straffenstonden.$
Een bijkomstige maatregel bij een separatie,belangrijk voor
vrouwen, was dat de maritale macht vande man — de voogdij van de
man over de vrouw --, werdopgeheven. Een vrouw werd door een
scheiding van tafelen bed een zelfstandig persoon, zoals ook een
weduwedat werd na het overlijden van haar man, of zoals
eenongehuwde meerderjarige vrouw dat was.
Dan noemde ik nog de echtscheidingsgronden overspelen
kwaadwillige verlating. Voor deze gronden moest menaan een aantal
eisen voldoen. Overspel moest aangetoondworden door de onschuldige
partij, bijvoorbeeld door hetbewijs van de geboorte van een kind
uit de overspeligerelatie, door een verklaring van de vroedvrouw
die bij degeboorte van dat kind aanwezig was, of door verklarin-gen
van wie de overspeligen op heterdaad betrapt had-den. 9
Kwaadwillige verlating moest ook bewezen wordendoor onder meer het
aantal jaren dat men verlaten was.Per provincie en jurisdictie kon
dat aantal weer anderszijn. In Amsterdam heeft men dat nooit
precies vastge-legd, maar men hield meestal zeven jaar aan. Een
onder-steunend bewijs was de insinuatie — een door een
notarisopgestelde ingebrekestelling — die door de onschuldigepartij
werd opgestuurd en door de verlater moest wordenbeantwoord. Veelal
was dat niet mogelijk, maar CatharinaRebecca Woesthoven wist maar
al te goed waar haar manverbleef. Haar procureur en haar advocaat
stuurden in1801 een brief naar notaris Rodemeyer te Brunswijk,
deplaats waar Bilderdijk verbleef, met het verzoek Bilder-dijk een
stuk te overhandigen waarin hem werd gevraagdte antwoorden.
Bilderdijk overhandigde een paar dagenlater een verzegelde brief
met zijn antwoord. 1° Dat laatzich raden: Bilderdijk was niet van
plan terug te komen.
2
-
Catharina Rebecca Woesthoven. Pastel door Charles Howard
Hodges,ca. 1793. BM, Geerts nr. 76.
Hij antwoordde dat hij `niet gezind was zich weder metde
Eijssersche te vereenigen, of met haar te leeven' , endat hij haar
`aan haar zelve overlied' en dat hij `daar nietvanaf te brengen
was'.
Beide echtscheidingsgronden moesten ernstig geno-men worden. Zij
hadden niet alleen gevolgen van civiel-rechtelijke aard, er was ook
kans op strafrechtelijke ver-volging. Op overspel stonden boetes
die naar gelang deburgerlijke staat van de pleger bepaald werden."
Kwaad-willige verlating werd op zich niet vervolgd, maar bij
ont-dekking van misbruik van deze grond werden er in som-mige
jurisdicties hoge straffen uitgedeeld. Ga in Bilder-dijks geval
maar na: was dat nu werkelijk een kwaadwil-lige verlating of werd
het in de gegeven situatie een voorde hand liggende grond voor
echtscheiding?
Een scheiding is echter primair een zaak van de civie-le
rechter. Hij spreekt recht in een geschil tussen tweegelijkwaardige
partijen. De actie gaat uit van één der par-tijen, de eisende
partij, en door de rechtbank wordt detegenpartij, de gedaagde
partij, opgeroepen om te ver-schijnen en de verdediging te voeren.
De rechter doet ver-volgens een uitspraak, waarbij hij de wet in
acht neemtom tot zijn uitspraak te komen. Voor het voeren van
zo'nproces zijn regels gemaakt: het burgerlijk procesrecht.Dat is
nu zo en dat was vroeger ook zo. Maar omdat inNederland tot 1811
geen landelijk geregeld rechtssysteembestond en iedere jurisdictie
zijn eigen regels had, is diteen moeilijk onderdeel van de
rechtsgeschiedenis. Steedsmoet men zich verdiepen in de regels ter
plaatse, en daar-bij heeft men niet altijd duidelijk materiaal tot
zijnbeschikking. Rechtshistorici laten ons onderzoekers uitandere
disciplines veelal in de steek en de boeken uit detijd zelf zijn
niet altijd even duidelijk en behandelen ookniet elk type proces
apart. In de brieven van 19de-eeuw-se nazaten en onderzoekers die
in de handschriftencollec-tie van het Bilderdijk-Museum te vinden
zijn, lezen wedat men beseft dat er meer kennis van de rechtsgang
moet
zijn alvorens de bestaande aktes op hun waarde te
kunnenschatten. 12
Tot de regels van het burgerlijke procesrecht behoordedat men
zich door een procureur voor de rechter moestlaten
vertegenwoordigen. Dit was bij een scheiding ookzo. De procureur
zorgde ervoor dat de zaak op de rolkwam en deed het woord bij de
rechter. Was de scheidingeenvoudig, dan was een advocaat niet
nodig; wel als eringewikkelde pleiten moesten worden gehouden. De
pro-cureur was dan vooral degene die de gang van zakenregelde en op
de diverse termijnen lette.
Volgens een andere regel moest men in Amsterdam inde
vroegmoderne tijd een scheiding voor de rechters vande Vierschaar —
de rechtbank in eerste aanleg, te vergelij -ken met onze rechtbank
— brengen, tenzij men de schepe-nen (rechters) anders had verzocht.
13 De rechters van deVierschaar — drie in getal — spraken recht in
geval vanseparaties. Echtscheidingen mochten zij niet
uitspreken.Deze zaken werden verwezen naar de Ordinaris Rol of
deGepriviligeerde Rol, telkens een college van vijf rechters.Voor
de Ordinaris Rol speelden vooral zaken waarbij detegenpartij niet
kwam opdagen. Deze werd dan vellig enboeteschuldig verklaard.
Verscheen men opnieuw niet,dan had men zijn recht zich te verweren
verloren, en werdmen aansprakelijk bevonden. De eis van de eisende
partijwerd dan zonder verdere bewijzen ingewilligd. Voor
deGepriviligeerde Rol speelden alle andere scheidingsza-ken,
waartoe de rechters van de Vierschaar niet bevoegdwaren.
De echtscheiding van Catharina RebeccaWoesthoven en Willem
Bilderdijk
We zoomen nu in op de echtscheiding van CatharinaRebecca
Woesthoven en Willem Bilderdijk zoals ik dezeheb leren kennen
tijdens mijn onderzoek naar scheiden inde 18de eeuw. Op 5 mei 1801
dagvaardt Catharina haarman voor de Amsterdamse Vierschaar.
Procureur Wal-raven doet voor haar het woord. Catharina voelt zich
ver-laten. 14 Haar man heeft haar en het kind dat bij haar
isachtergelaten (Elius), geen enkele vorm van onderstandgegeven
tijdens zijn verblijf in het buitenland. Dit warenniet de enige
klachten van Catharina. Zij klaagt ook over`veele en verregaande
onaangenaamheden' die tijdenshaar huwelijk waren voorgevallen.
Omdat Catharinadivortie (echtscheiding) op grond van kwaadwillige
ver-lating eist, wordt de zaak volgens de regels van het
pro-cesrecht na een aantal zittingen op de Vierschaar overge-bracht
op een andere Rol. Willem Bilderdijk noch zijnadvocaat Johannes
Kinker komen opdagen om zich tegende eis te verdedigen. We vinden
het vervolg van de zaakterug in boek 4 van de Ordinaris Rol op
pagina 72verso,gedateerd 10 juni 1801, en in deze akte lezen we ook
deuitspraak van de rechters. Het vonnis is gewezen op25 februari 1
802 en uitgesproken op 26 februari in aan-wezigheid van vijf
rechters en de maire. 15 Deze zaak wasniet anders dan de 958 andere
echtscheidingszaken dietussen 1753 en 1810 door de Amsterdamse
rechtbank zijnuitgesproken. De hele rechtszaak had een verloop
vantien maanden, geen ongebruikelijke duur voor een
echt-scheiding.
Verdiepen wij ons wat verder in de zaak, dan is er
meerinformatie over de aanloop en de oorzaak van de schei-ding te
vinden. Uit stukken in het Bilderdijk-Museumbleek dat het archief
van Amsterdam nog meer informa-
-
tie over de scheiding moest herbergen. Bij notarisAnthonie
Lodewijk Heystek vinden we de uitgebreideverklaring van de baker
Petronella van der Lely enCatharina Rebecca, waaruit in het begin
van dit verhaal alwerd verteld. 16 Het was niet ongebruikelijk dat
voor eenscheidingszaak buren, bekenden, dienstpersoneel en
inmindere mate familie en vrienden een verklaring bij denotaris
aflegden, waarmee de eisende partij zijn of haareis kracht bij kon
zetten.' 7 De akte verhaalt over nog veelmeer treiterijen en
dwingelandijen van Willem. Volgensde `notitie van stukken' , een
opsomming van de stukkendie bij de rechtszaak een rol hebben
gespeeld, is Joannesvan der Linden door de rechters verhoord, maar
het stukzelf heb ik nog niet kunnen vinden.' 8
In 1801 was dat allemaal j aren geleden en de procureuren de
advocaat zullen Catharina ongetwijfeld hebbeningefluisterd dat
mishandeling, hoe erg ook, niet genoegwas voor een echtscheiding.
Volgens hen had zij een veelbetere troef in handen: de blijvende en
moedwillige afwe-zigheid van haar man. Het ging er nu om dat
Catharinahet wettelijk voorgeschreven aantal jaren kon aantonenen
dat Willem opzettelijk wegbleef. Bilderdijk hadimmers om politieke
redenen de vlucht moeten nemen.Die redenen waren niemand onbekend,
want er warenmeer mensen in 1795 gevlucht omdat ze
Oranjegezindwaren. Kon Bilderdijk dan wel echt van
kwaadwilligeverlating beticht worden? Had Catharina als
echtgenoteWillem eigenlijk niet moeten volgen in zijn
ballingschap,en was het daarom niet hij maar zij die kwaadwillige
ver-lating op het geweten had ? 19 Bovendien waren er in 1801nog
geen zevenjaren voorbij. Kortom: de advocaat moestzorgvuldig zijn
argumentatie opzetten.
Catharina kon echter nog meer over haar huwelijks-leven
vertellen. Door de verhalen over mishandelingenzal het niemand
verbazen dat het huwelijk al v66r 1795niet veel meer voorstelde.
Sinds 1793, maar dat moet danwel na de conceptie van Julius Willem
Ursinus zijngeweest, zou het echtpaar niet meer het bed
hebbengedeeld. 2° Zij waren wel in één huis blijven wonen, wantzij
hadden tenslotte twee kleine kinderen, Louise enElius. Het huwelijk
was daardoor in feite al opgehoudente bestaan, en deze feitelijke
situatie kon de advocaatgebruiken in zijn verdediging van de eis
van Catharina. Inzijn pleidooi zei hij dan ook, dat zij
'virtualiter door hemverlaten' was. 21 De advocaat maakte handig
gebruik vande interpretaties die in de loop van de tijd onder
juristengemeengoed waren geworden. Men was niet alleen verla-ten
als de wederhelft in lijf en leden naar elders was ver-trokken, men
zou ook verlaten zijn als het bed niet meergedeeld werd. Zo bezien
was Catharina in 1801 al achtjaar verlaten. Waarom Willem Catharina
niet heeft gedag-vaard op grond van kwaadwillige verlating omdat
zij haarman — ook na verzoek om over te komen — niet wasgevolgd,
blijft speculeren. 22 Volgens Sterck zou Willemhierover wel met
zijn advocaat Kinker hebben gesproken,zodat onderzoek in stukken
van Kinker noodzakelijk zouzijn om hierop een antwoord te vinden.
Opvallend is weldat Willem de machtiging die hij in 1795 aan
Catharinahad gegeven, in 1798 aan Kinker had overgedragen. 23
Omdat er niemand was verschenen om de verdedigingte voeren, werd
de eis van Catharina Rebecca Woest-hoven ingewilligd en werd Willem
Bilderdijk verstokenen vervallen verklaard van alle baten en
voordelen vanhet huwelijk en moest hij alle kosten, 36 gulden en
12stuivers, betalen. Het heeft er alle. schijn van dat de advo-caat
Willem Bilderdijk wist wat hij deed. De echtschei-
ding kwam hem goed uit gezien zijn relatie met
KatharinaWilhelmina Schweickhardt, bij wie hij ten tijde van
descheidingsprocedure al drie kinderen had waarvan ertwee in leven
waren. 24 Zijn enige zorg was dat hij niet metnaam en toenaam in de
krant zou verschijnen; een terech-te angst want het was
gebruikelijk een dagvaarding in dekrant te publiceren, vooral bij
kwaadwillige verlating. Hijschreef dan ook aan zijn vriend en
advocaat JohannesKinker: `Daar ik vernomen heb, dat mijne vrouw
vanintentie is, in Amsterdam (waar het schijnt dat zij
zichtegenwoordig onthoudt) procedures tegen mij te entamee-ren in
cas van dissolutie van Huwlijk, zoo dient deze omU te verzoeken
[...] dat Gij, als mijn Gemachtigde, deCitatien deswegens gelieft
aan te nemen om vervolgensaan mij over te zenden, ten einde daar
door de publiciteitvan advertentien in de Couranten voor te komen,
die ikliefst vermijd zag.' 25
Tot zover het verhaal over de echtscheiding van Wil-lem en
Catharina Rebecca zoals ik dat heb kunnen recon-strueren op grond
van gegevens uit mijn onderzoek naarscheiden, aangevuld met recent
onderzoek, onder meer indiverse briefuitgaven, de
handschriftencollectie in hetBilderdijk-Museum en wat er door
lezing daarvan nogmeer in het gemeentearchief van Amsterdam te
vinden is.Vanuit mijn onderzoek naar scheiden in de 18de eeuwkende
ik één echtscheiding van dit echtpaar, maar uit deliteratuur en de
handschriftencollectie kwam het verhaalvan een eerdere
echtscheiding in 1796 naar voren. 26 Hoezat dat? Zou ik ergens
overheen gekeken hebben? Datkon natuurlijk, maar dat had ik dan wel
twee keer moetendoen en in verschillende rechtbankboeken.
Voordatimmers een zaak op de Ordinaris Rol terecht komt, eenboek
waar achterelkaardoor in geschreven werd, waar-door er geen stuk
verdwenen kan zijn, was naar zo'n zaakgekeken door rechters die
zitting hadden op de VierschaarRol.
Een valse akte
De echtscheidingsakte uit 1796 die in het Bilderdijk-Museum
bewaard wordt, kunnen we bestempelen alsonecht. Voor deze
constatering zijn op grond van hetonderzoek naar scheiden in de
18de eeuw, maar ookmededelingen in de brieven van het echtpaar en
naderarchiefonderzoek enige argumenten aan te voeren. Maareerst
worden de stukken onder de loep genomen.
In 1803 heeft Bilderdijk notaris Rodemeyer in Bruns-wijk een
rechterlijk vonnis in het Frans laten vertalen.Volgens dit stuk
zouden Bilderdijk en Woesthoven niet in1802 maar in 1796 gescheiden
zijn. Dit stuk is te vindenin de handschriftencollectie van het
Bilderdijk-Museum.Tevens vinden we er het stuk dat mogelijk
gebruikt is omde vertaling te maken, en we treffen er een extract
aan uitde Amsterdamse Ordinaris Rol van de echtscheiding uit1802.
Dat extract is in 1808 gemaakt door de Amster-damse notaris
Balthasar Nolthenius. 27 Deze afschriftenhebben allemaal
gefigureerd in de discussie of WillemBilderdijk en Catharina
Rebecca Woesthoven nu in 1796of in 1802 gescheiden zijn. Door
Kollewijn en Sterck isin het Amsterdamse archief een poging
ondernomen omde waarheid boven tafel te krijgen. Zij hebben echter
voorzover mij bekend alleen de Ordinaris Rol bekeken. Daar-in
hebben zij de scheiding van 1796 niet gevonden en opgrond daarvan
constateerden zij dat alleen de echtschei-ding van 1802 echt was,
maar veel argumenten hebben zij
-
daar niet voor gevonden. 28 Hadden zij ook de Vierschaarbekeken
en waren zij op de hoogte van het burgerlijk pro-cesrecht van de
18de eeuw in Amsterdam geweest, danhadden zij nog zekerder van hun
zaak kunnen zijn. Dat zijdat evenwel niet gedaan hebben, is
begrijpelijk. DeVierschaarboeken zijn ook bepaald niet uitnodigend:
hetzijn heel dikke boekdelen, die geen enkele index of
pagi-nanummering kennen. Maar we kunnen ze wel betrouw-baar achten
wat de volledigheid betreft. Ze bestaan uitingenaaide bundels
papieren die de procureurs na afloopvan een kwartaal moesten
inleveren, en waarop de zakenstaan die zij voor de rechters hadden
gebracht. Waar-schijnlijk wisten Kollewijn en Sterck niet eens dat
zij ookdaar moesten kijken. Toen ik mijn onderzoek deed, vondik ook
geen eerdere scheiding, ook al heb ik wel iets ver-der gekeken en
alle Vierschaarboeken doorgenomen.
Op grond van de volgende argumenten stel ik vast,
datde-echtscheiding in 1796 een verzinsel van Bilderdijk isgeweest,
en dat hij voor het vervaardigen van een bewijs-stuk notaris
Rodemeyer om de tuin heeft geleid. Ten eer-ste: in de
scheidingsakte van 1796 wordt geen grond voorde echtscheiding
genoemd. Dat kwam wel vaker voor.Maar een grond voor deze scheiding
is wel moeilijk tebedenken omdat geen van beide wettelijk
toegestanegronden gebruikt kon worden. Voor kwaadwillige verla-ting
is de termijn te kort, zelfs als we tellen vanaf de tijddat Willem
en Catharina het bed niet meer met elkaardeelden. We komen niet
verder dan drie jaar en daar zougeen rechter genoegen mee nemen. De
rechters gingenbijvoorbeeld ook niet in op het verzoek van ene
CatharinaDavids, die kort na het voltrekken van het huwelijk
doorhaar man Moses Israel Lieberman was verlaten. Toen zijtwee jaar
later gewapend met insinuatie en antwoord vanMoses voor de rechters
stond, ontzegden die haar haareis. 29 De andere grond, overspel,
zou bewezen moetenworden, en dat is bij het ontbreken van een
bevalling vanKatharina Wilhelmina Schweickhardt moeilijk.
Mogelijkis Catharina al wel bij haar procureur en advocaatgeweest,
maar heeft zij de procedures om bovenstaandeniet doorgezet. Ten
tweede: mocht er al sprake zijn vaneen beginnende scheiding in
1796, dan zou die toch eer-der in de rechtbankboeken van Den Haag
dan van Am-sterdam gezocht moeten worden. Catharina woondeimmers in
1796 nog niet in Amsterdam. Er was voor haargeen aanleiding om in
Amsterdam te gaan procederen endaar dan de noodzakelijke domicilie
aan te vragen bij eenprocureur. Volgens de vertaalde akte uit 1796
is de schei-ding op de Amsterdamse Ordinaris Rol uitgesproken.Voor
wat de akte van 1796 betreft een laatste argument:de
wonderbaarlijke overeenkomst in datum en hoogte vanproceskosten.
Beide uitspraken zijn gedateerd 10 juni enin beide werd Bilderdijk
veroordeeld tot het betalen van36 guldens en 12 stuivers voor de
kosten van het proces.`Dat is wel heel verdacht.
Wat kunnen we zeggen over de akte uit 1802? Aller-eerst: de
echtheid van de uitspraak uit 1802 is onder ande-re te bewijzen
door een kleine opmerking die we in hetoriginele stuk in de
Ordinaris Rol vinden en niet in hetextract van 29 maart 1808. In
het origineel vinden we inde kop van de akte de vermelding
`verantwoord in 1803'.Dat betekent dat de griffierechten in 1803
waren afgedra-gen door procureur Walraven, hetgeen volgens het
pro-cesrecht ook zijn taak was. In september 1803 werd Wal-raven
schadeloosgesteld door broer Isaac Bilderdijk,waaraan we kunnen
zien dat Walraven zich van zijn taakhad gekweten en een rekening
had ingediend. 31 Ver-
volgens is er in de stukken van de scheiding in 1802 hele-maal
geen sprake van een eerdere scheiding. Een verzwij-ging van een
eerdere scheiding mag heel ongebruikelijkgenoemd worden. Ik ben in
mijn onderzoek regelmatigmensen tegengekomen die meerdere keren
voor de rech-ter stonden om te scheiden, maar dan werd de
echtschei-ding altijd voorafgaan door één of zelfs meerdere
schei-dingen van tafel en bed. De verzoening en de daaropvol-gende
mislukking werden altijd uitvoerig vermeld. Datwas immers een
prachtig argument voor de eisende par-tij: men had nog wel zo zijn
best gedaan en was uiterstteleurgesteld dat nu alles mislukt was !
Daarnaast zoudenwe ook een huwelijk moeten vinden. Het huwelijk
zouimmers in 1796 ontbonden zijn, waardoor het echtpaarniet meer
was getrouwd en anders dan bij een scheidingvan tafel en bed,
waarbij het huwelijk wel blijft bestaan,zou men na een
echtscheiding weer officieel in de echtmoeten zijn getreden om
vervolgens weer te kunnen echt-scheiden. Maar los van dit alles
kunnen we het op grondvan de vele zaken die inmiddels onderzocht
zijn, onvoor-stelbaar achten dat een rechter er rond 1800 in toe
zoustemmen een huwelijk voor de tweede maal te ontbinden.Daarvoor
waren echtscheidingen te veel een uitzonde-ring. Dan is er nog een
andere vermelding in de kop vande scheidingsakte uit 1802.
Catharina Rebecca staat er teboek als huisvrouw van en in
gemeenschap van goederengetrouwd zijnde. Mocht er een nieuw
huwelijk geslotenzijn tussen 1796 en 1802, dan zou Catharina in
geen gevalmeer in gemeenschap van goederen getrouwd zijn. In
debrief van 6 april 1795 schrijft zij: `had ik nu een huwelijk-sche
voorwaarden gehad, dan konde ik anders handelen'.In deze brief
schrijft zij aan Willem dat zij steeds meerschulden ontdekt. Zij
kan zich daar vanwege de gemeen-schap van goederen niet van
distantiëren. Bij haar huwe-lijk met Johan van Westreenen zien we
dat zij uitgebrei-de huwelijkse voorwaarden laat opmaken. Zij is
dan ookbehoorlijk welvarend door de erfenis van haar
achterneefChristiaan, maar Catharina had haar lesje ook geleerd!
32
Tot zover de argumenten met betrekking tot de echte enonechte
scheiding van het paar. We kunnen nu wel eenpunt zetten achter deze
discussie.
Catharina en Willem enig in hun soort?
Het is goed om te bekijken of de zaak van WillemBilderdijk en
Catharina Rebecca Woesthoven uitzonder-lijk is geweest. Daar kunnen
we kortweg nee op zeggen.Niet alleen zijn er in Amsterdam in zo'n
zestig jaar meerdan 2.800 uitspraken gevonden, over heel Nederland
zijner tot nu toe een dikke 6.000 uitspraken geteld voor de18de
eeuw. 33 Van dit soort aantallen waren zij waarschijn-lijk niet op
de hoogte, maar zij kenden het verschijnselwel uit zeer nabije
familie- en vriendenkring, zoals dat bijmeerdere Amsterdamse
families het geval was. 34 Op9 september 1800 dagvaardde zwager
Samuel Elter zijnvrouw Maria Petronella Woesthoven, de oudere
zustervan Catharina Rebecca. Maria Petronella zou volgensSamuel
overspel hebben gepleegd en hun enige kind datna vele
huwelijksjaren aanvankelijk tot grote vreugde vanSamuel werd
geboren, zou de vrucht van dat overspelzijn. Maria Petronella
verhaalde over de vele mishande-lingen die zij had moeten
ondergaan. De echtscheidings-zaak had een zeer moeizaam verloop,
omdat geen vanbeide partijen de beschuldigingen van de ander
accepteer-de. Uiteindelijk werd hij op 18 maart 1803
uitgesproken.
-
Samuel kende overigens als geen ander het klappen vande zweep.
Niet alleen was hij als notaris bij menige aktevan separatie
betrokken, zijn moeder had ook al met hetbijltje gehakt. De vader
van Samuel was een drinkebroeren bracht zijn moeder aan de rand van
de armoedegrens.Nadat zij van haar man Christiaan Elter was
gescheidenvan tafel en bed, en de alimentatie die hij haar volgens
deuitspraak moest betalen, niet ontving, verzocht zij sche-penen
van Amsterdam met succes om haar de rente tegunnen die jaarlijks
werd uitgekeerd op - de twee obliga-ties die voor Samuel waren
weggezet door eerdereschoonfamilie. 35 Samuels moeder was voor haar
huwelijkmet Christiaan Elter al twee keer weduwe geworden; deeerste
keer van Simon Lamsvelt, die welgesteld was.Hierdoor was het
waarschijnlijk mogelijk om Samuel eengoede opvoeding en
schoolopleiding te geven waardoorhij zelf weer tot de notabelen van
de stad ging behoren.
Ook Johannes Kinker, Bilderdijks advocaat, is eenvoorbeeld. Op 4
mei 1802 scheidde hij van tafel en bedvan Maria Bain. 36 En
Valckenaer, een goede vriend vanBilderdijk, hoewel in politiek
opzicht elkaars opponen-ten, was in 179.5 in Frankrijk gescheiden.
37 OokValckenaer was een politiek vluchteling, maar dan uit
hetandere kamp. Zijn vrouw was er via twee afscheidsbrie-ven
achtergekomen dat haar man in Frankrijk een liefdes-relatie had
gehad. In 1810 zou ook advocaat Joannes vander Linden, die
Catharina zo trouw terzijde had gestaan inde eerste jaren na
Bilderdijks ballingschap, zijn tweedehuwelijk door een separatie
uiteen zien vallen. 38
De tweede scheiding van Catharina Rebecca
Tot slot nog iets over de tweede scheiding van CatharinaRebecca.
Op 1 september 1809 gingen Catharina Rebec-ca Woesthoven en Johan
Liebrecht van Westreenen inondertrouw. 39 Catharina woonde toen aan
de Amstel, enniet meer, zoals wel is verondersteld, aan de
Keizers-gracht. ° Een paar dagen later werd er een akte met
huwe-lijkse voorwaarden opgemaakt. Catharina had leergeldbetaald
met haar eerste huwelijk dat in gemeenschap vangoederen was
gesloten. Nu zij door de erfenis van haarachterneef Christiaan een
behoorlijk kapitaal had, wildezij daar zelf het beheer over kunnen
voeren. Vastgelegdwerd dat zij het kapitaal geheel zelf zou mogen
beheren,zonder dat zij aan haar echtgenoot ooit verantwoordingzou
hoeven afleggen. En alsof een mislukking van hethuwelijk al werd
verwacht, werd bepaald dat de inboedeldie Catharina inbracht en
waarover Johan het beheer zouvoeren, zou worden getaxeerd. Bij een
eventuele schei-ding zou er dan door hem verantwoording over
kunnenworden afgelegd. 41
Het huwelijk was inderdaad geen lang leven bescho-ren. Op 21
april 1810 zat het echtpaar alweer bij notarisBondt om een akte van
separatie te laten opmaken. Daar-in lezen we dat er geschillen
waren ontstaan en datdaardoor de samenleving onaangenaam was
geworden.Daarmee weten we niet precies wat zich allemaal
hadafgespeeld en of we één van de partijen als schuldigekunnen
aanwijzen. Tenslotte stond er in de dagvaardingbij de eerste
scheiding van Catharina ook dat er onaange-naamheden waren
voorgevallen, en dat bleken behoor-lijke mishandelingen. Bij de
tweede scheiding heeft het eralle schijn van dat het echtpaar nog
met elkaar kon over-leggen. In zo'n geval was het gebruikelijk dat
het echt-paar bij de notaris liet vastleggen hoe het de
scheiding
Catharina Rebecca Woesthoven. Gravure door Hendrik Roosing
naarSimon Schaasberg (?), 1795. BM, Geerts nr. 77.
geregeld wilde zien. Bepaald werd dat Johan uit het huiszou
vertrekken en dat Catharina er zou blijven wonen. Zijzou de
volledige zorg voor haar kind (Elius uit haar eer-ste huwelijk) op
zich nemen en Johan zou elk jaar 2.000gulden ontvangen uit de
revenuen van de effecten die zijstaande het huwelijk hadden
bijeenvergaard. 42 Deze aktewerd vervolgens door de wederzijdse
procureurs op derol van de Vierschaar gezet en de separatie werd in
éénzitting uitgesproken. 43
Tot slot
Terugkomend op mijn vraag of Catharina nu zo'n helle-feeks was
waar niet mee te leven viel, of dat zij buitenge-woon veel pech
heeft gehad met haar beide echtgenoten,kunnen we tot de volgende
voorlopige conclusie komen.
Voor het mislukken van haar eerste huwelijk moetenwe vooral de
oorzaak bij Willem Bilderdijk zoeken. Denotariële akte waaruit wij
zijn buitengewoon driftigkarakter en onvoorspelbare reacties leren
kennen, is be-edigd. Daarmee werd de bewijskracht voor de
rechterssterker. Maar voor Catharina is de aard van haar mangeen
reden geweest om al voor 1795 een separatie teeisen. Ook het
achterblijven met de schulden en alle pro-blemen die werden
veroorzaakt door Willems balling-schap deed haar nog niet besluiten
naar de rechter te stap-pen. De relatie van Willem met Katharina
WilhelminaSchweickhardt was misschien de druppel die de emmerdeed
overlopen, getuige Willems brieven van juli en sep-
-
tember 1796. Maar ook toen bleef Catharina nog aarze-len. Was er
nog niet voldoende bewijs volgens haar advo-caat? Durfde zij zelf
de stap nog niet te zetten? Mijnonderzoek naar scheiden heeft
aangetoond dat veel vrou-wen lang op de terugkomst van hun
verdwenen echtgenoot bleven wachten en bleven vinden dat zij hun
belof-
-
ten niet mochten breken. Was het dan de stap van zwagerElter,
die in 1800 naar de rechter liep om zijn scheidingaanhangig te
maken? Deed voorbeeld hier volgen? Ofwas het in 1801 uiteindelijk
toch de goedkeuring van haaradvocaat omdat zij dan lang genoeg was
verlaten om, opbasis van de gemakkelijk te bewijzen grond
verlating, eenechtscheiding te verzoeken, waardoor zij uiteindelijk
dedefinitieve stap nam?
Van het tweede huwelijk weten we nog weinig. DatCatharina dan
niet meer een dociele vrouw was, en degang naar de rechter sneller
vond, weten we uit anderegebeurtenissen in haar leven. We denken
alleen maar aande affaire Kumpel. 45 In de literatuur daarover komt
zij erniet al te best af, maar daarover schort ik voorlopig
mijnoordeel op. Over Catharina Rebecca Woesthoven is nogheel wat te
onderzoeken. Nu we haar eerste scheidingbeter in beeld hebben
gebracht, weten we dat een oordeelover haar alleen op grond van die
gebeurtenis haar grootonrecht aandoet.
4 februari 2005 Dini Helmers
Dini M. Helmers promoveerde op `Gescheurde bedden'.
Oplossingenvoor gestrande huwelijken, Amsterdam 1753-1810
(Hilversum 2002).Zij bestudeert gender in juridische teksten en
onderlinge relaties vankinderen in het gezin in de tweede helft van
de achttiende eeuw.
Bijlagen1
Verklaring P. van der Lely Amsterdam, 5-6 augustus 1801 46GAA,
inv.nr. NA 5075 (not. A.L. Heystek) nr. 19013, akte 325
Verklaring.Op den vijfden Augustus des jaars 1801 compareerde
voor mij,Antonie Lodewijk Heystek, openbaar Notaris te Amsterdam,
bijden Hove van Holland geadmitteerd, mejuffrouw Petronellavan der
Lely, weduwe van Arend Memelingh, wonende in denHaag, thands alhier
present.
En heeft uit liefde voor de waarheid en ter requisitie vanvrouwe
Catharina Rebecca Woesthoven huisvrouw van MrWillem Bilderdijk
mitsgaders ten behoeven van die het verderzoude mogen aangaan
getuigd en verklaard zo als dezelve vrou-we CRW thands wonende
alhier op de Keizersgragt bij deHeerenstraat ten dezen mede
compareerende heeft geadfirmeert
Dat de getuige nu reeds verscheiden jasren geleeden
bijgeleegenheid dat de adfirmante zwanger was en vervolgendsvan een
zoon wierd verlost, dan welke circa drie weken daarnawas overleeden
ten huize van de adfirmante en haren man toenin den Haag woonachtig
als baker hadde gefungeerd engediend, en dat zo als de adf. zulks
alleen adfirmeert wasgeweest in den maand february des Jaars 1789
eenen geruimentijd daarna
Dat der adf. man gelijk de getuige nu weder mede verklaard,na
haar adf. bevalling hadde geordonneert dat de adf. volstrektniet
anders dan zoete melk met beschuit mogt gebruiken gedu-rende de
negen eerste dagen van haar kraam dan dat de adf. opden avond van
den derden dag na de bevalling wanneer zijreeds zeer afgemat en
krachtloos was, een weinig gerust en
geslapen hadde, tot in den aanvang van den nacht wanneer
degetuige haar adf. hadde voorgesteld om vermits zij geen lust
tothet gebruiken van melk had met haar een weinig coffij te
drin-ken en gezegt had dat zij haar dan een kleine
boterhammetjedaarbij maken zoude want dat de adf. van het
eenvoudiggebruik van melk al te flaauw en zwak zoude worden
Dat de getuige daarop, zo zij alleen verklaard werklijk van
dekraamkamer die boven in het huis was, naar beneden en in dekelder
was gegaan en een zeer dun boterhammetje hadde gereedgemaakt, dat
inmiddels der adf. man, uit zijne slaapkamer geko-men was en de
getuige, begrijpende dat dezelve wellicht doorhaare beweeging in de
nacht, mogt geconfusioneerd zijn hemhadde toegeroepen, dat zij daar
was met oogmerk van een klei-ne boterhammetje gereed te maken voor
de adf., de welke eenweinig geslapen en toen wakker geworden was;
waarop zijgetuige der adf. man met veel drift de trap naar boven
had hoo-ren opgaan.
Adfirmeerende nu de adf. alleen dat, kort na dat de getuigevan
haar kamer was afgegaan, haar adf. man op de kamer en bijhaar aan
het bed gekomen was, en zonder vooraf eenige woor-denwisseling met
haar adf. te houden, haar onder de hevigstevloek en scheldwoorden
niet alleen met de vuist op het hoofden in het gezicht geslagen,
maar haar vervolgens bij de hairenuit het bed, over en uit de kamer
en vervolgends door eenen lan-gen bovengang tot aan de trap, langs
welk enen naar beneedenging, gesleept en geschopt had, als wanneer
hij in zijne mishan-deling die naar allen schijn door het afwerpen
van de adf. vande gemelde trap zoude gevolgd zijn, door de getuige
was gehin-derd of ten minsten gestoord
Dat, zo als de getuige nu weder mede verklaard, zij getuigeop
het geschreeuw en gekreun van de adf. met een bord, waar-op het
meer gemelde boterhammetje, in de hand, de trap waskomen oplopen en
de adf. aldaar, zo mishandeld voor de trap,onder de handen van haar
genoemden man gevonden had, endat zij op dat gezigt, onder eenen
vervaarlijken gil, der adf. manhad aangegreepen, om was het
mooglijk de adf. te ontzetten, datdaarop der adf. man, zo de
getuige nu alleen verklaard, vermitsde adf., zo zij alleen
adfirmeert, als toen geheel buiten zichzelve was, haar getuige het
bord met de boterham afgenomen,daarmede na de voorkamer (waar van
de opgang of de deur envervolgends, ook een der raamen tegen over
de gemelde gangwas) gegaan, het gemelde raam opgeschoven en het
bord enboterham buiten het zelve op de straat geworpen had,
zodanigdat zij getuige het bord op de straat had horen nedervallen
wan-neer de getuige tegen des adf. man gezegd had, dat zulks
eenezeer slegte en verregaande mishandeling was, als wanneer hij,de
getuige zo als de adf. die volgends haare adf. toen
wederomeenigzints tot zich zelve gekomen was, nu wederom mede
adfir-meert, insgelijks op eene vreeslijke wijze gescholden, en
onderde zwaarste vervloekingen haar bedreigd hadde, om haar op
hetogenblik (zijnde toen in het midden van den nacht) de deur uitte
schoppen dan waar tegen de getuige hem alweder haddeonder het oog
gebracht, dat zulks geen betaamlijke handelingwas, maar dat zij op
eene behoorlijke tijd des daags wel zoudevertrekken, waarop der
adf. man naar beneden was gegaan, ter-wijl zij als toen de adf.
weder op haar kamer en in het bedgeholpen en dezelve een weinig te
drinken gegeeven had, envervolgends aan dezelve gedeclareerd dat
zij dien dag vertrek-ken zoude want dat zodanig behandeling en
leevenswijze haargeheel ongewoon was en haar mishaagde
Dat daar op des morgens als naar gewoonte de doctor wasgekomen,
wanneer de adf. noch eene zeer hevige koorts had,die haar na de
voormelde mishandeling was aangekomen en datdezelve dan ook hadde
gevraagd wat er gebeurd of wat de adf.over gekomen was, zeggenden
dat zij zich in zeer slegteomstandigheeden bevond; waarop de adf.
enkel en alleen terconservatie van haar mans eer geantwoord had,
dat zij eenig-zints geschrikt was, dat hij doctor wel wist, dat
haar man watdriftig was
Dat daarna diezelve morgen diverse goede vrienden de adf.waren
komen bezoeken, gelijk ook de heer Johannes van derLinden, thands
practiceerend advocaat binnen deze stad, met
-
haar adf. man was boven gekomen als wanneer der adf. manzich
niet ontzien had, om in tegenwoordigheid van genoemdeheer van der
Linden, bij de adf. aan het bed komende, zondereenige voorafgaande
woordenwisseling de adf. opnieuw opeene verschriklijke wijze met de
vuist op het hoofd en in hetaangezicht te slaan, onder het
uitbraaken van allerlij vloek enscheldwoorden die ook aan de
getuige welke tot ontzet of hulpvan de adf. ook toen weder tusschen
beide gekomen was, rijke-lijk werden toegevoegd, over welke
onbetaamlijke handelingengedachte heer van der Linden der adf. man,
dan ook daadlijkhad gereprocheerd
Dat de getuige, zo als dezelve nu alleen verklaard, uit
hoofdedat zij de voormelde reproche door den heer van der Linden
aander adf. man gedaan hadde gehoord en wenschende dat gedach-te
heer door zijne vriendschap en invloed met en bij der adf.man, eene
betere behandeling omtrent de adf. mogte te weegbrengen, de
geleegenheid hadde, waargenomen om denzelvendie inmiddels met der
adf. man weder naar beneeden wasgegaan, bij zijn vertrek te
spreeken als wanneer zij denzelvenmede het voorgevallen van dien
nacht hadde verhaald en einde-lijk ook, dat zij dus noch die dag
vertrekken zoude, dan dat zijgetuige op de instantie zo van den
heer Van der Linden en ande-ren van der adf. vrienden als wel
bijzonder uit consideratie vander rampvolle toestand waarin de adf.
zich bevond zich hadlaten overhalen om bij dezelve te blijven
Dat gelijk de getuige nu weder verklaard en de adf. adfir-meert
de doctor hadde geordonneerd dat mits de hevigheid derkoorts, het
kind niet aan de borsten gelegd, maar dat dezelvendoor eene
zuigster moeste uitgezogen worden, dan dat der adf.man zulks
volstrekt had verboden, onder bedreiging dat hij degeenen die eene
zuigster haalen zoude den hals zou breeken,want dat hij wijzer was
als de doctor, waardoor dan ook veroor-zaakt was, dat zulk dien dag
was nagelaten, dat de getuige desnachts door den noot gedrongen was
heen gegaan en eene zuig-ster hadde gehaald die zij, zo zij alleen
verklaard, door het ven-ster raam had ingelaten uit vrees dat der
adf. man zulks zoudehoren en dat voorts de koorts, welke de adf.
uit hoofde dervreeslijke mishandelingen was overgekomen haar adf.
gelijk zijzulks nu weder mede adfirmeert circa zes weeken lang was
bijgebleeven en van tijd tot tijd zo heevig was geweest, dat der
adf.leeven geduurende dien tijd dikwerf in gevaar was geweest.
Voorts verklaarde de getuige en adfirmeerde de adf. dat deadf.
in haren zwangeren staat tot aan haare bevalling toe, desnachts
respectievelijk tot twee, drie, vier of vijf keren door haarman
genoodzaakt wierd op te blijven tot hij zelve verkoos naarbed te
gaan, en zulks onaangezien zij gezond of ongesteld was,terwijl zo
de adf. alleen adfirmeerde indien zij voor een oogen-blik door den
slaap overvallen wierd, haar man haar met het eenof ander naar het
hoofd smeet, om haar te doen ontwaken.
Adfirmeerende de adf. noch alleen, dat het onder anderen,
opzekeren avond ten tijde dat de adf. in den jaaren 1786 van
haartweede kind zwanger ging, was gebeurd dat de adf. terwijl
haarman uit was, geheel ongesteld geworden zijnde, na
alvorensechter gezorgd te hebben, dat de thee op zijne kamer
gereedstond, die hij gewoon was, des nachts als hij te huis kwam
tedrinken, naar bed was gegaan, het welk zij anderzints
zondervooraf van hem daartoe verlof bekomen te hebben niet
vermogtte doen en dat zij adf. buiten staat zijnde, van voor zijn
te huis-komst weder op te staan; der adf. man laat in den nacht
wastehuis gekomen; wanneer hij waarschijnlijk naar de adf.gevraagd
en vernomen hebbende, dat deselve naar bed gegaanwas in eene
ijselijke woede bij de adf. op de kamer en aan haarbed gekomen was,
met eene bloten deegen, dreigende haar adf.daar mede het hart te
zullen doorstooten, waar op de adf. ver-schrikt en ontsteld uit het
bed was gevlucht terwijl haar man,haar met den blote deegen hadde
vervolgd tot aan de kelder-deur, als wanneer de destijds ten huize
van de adf. dienendeknecht genaamt Jan Nieuwenhuizen was
toegeschoten, zich metden rug tegen de kelder deur gesteld en alzo
haar adf. man belethad, de adf. in de kelder te volgen, welke
knecht, zo zij nader-hand geinformeert was, haar adf. man, toen ook
de deegenhadde ontwrongen en hem na eenig tijds verloop naar
bed
geholpen waarna zij adf. dan ook weder uit de kelder en na
eenander bed was gegaan, doch niettemin door den schrik en dekoude
zodanig was aangedaan geworden, dat zij verscheidenweeken daarna
ziek was geweest
Dat het onder anderen almede gebeurd was, dat op zekerennacht
waneer haar adf. man op zijne kamer was, en de adf. ophaar
slaapkamer met een harer kinderen op de schoot zat, deradf. man de
mijd (welke op dat tijdstip de eenigste dienstbodewas) had geroepen
om het vuur dat uitgegaan was, wederomaan te maken waarop deselve
mijd met eenige zwavelstokkenen vuurkoolen boven gekomen zijnde, om
het vuur uit steen-koolen bestaande aan te maken, haar adf. man in
eene heevigewoede tegen dezelve mijd was uitgevaren om dat hij
geenezwavellucht op de kamer wilde hebben, zodanig dat dezelvemijd
van de kamer en zelve midden in den nacht ten huize wasuitgeraakt,
waar na der adf. man die mede naar benedengeweest en waarschijnlijk
de deur gesloten had toen de mijd eruit was, weder op zijne kamer
gekomen was en de adf. geroe-pen had, om het vuur aan te maken
zoals zij dan ook daadlijkhet op haar schoot liggende kind, schoon
geweldig schreeuwen-de, in de wieg had gelegd en vervolgens
getracht hadde het vuurweder in den brand te krijgen zo als zulks
haar ook gelukte,doch het welk daadlijk weder wierd gebluscht door
dien der adf.man te veel in de steenkolen waaronder veel gruijs
was, haddegeroerd, dat de adf. daarop enkel en alleen hadde gezegd,
dat zijop die wijze het vuur niet in den brand zoude kunnen
krijgen,waarop der adf. man daadlijk tegen haar adf. in de
hevigstevloek en scheldwoorden uitvarende de beide kaarsen die op
detafel stonden, op het vuur gesmeeten en als toen geheel in
hetdonker de adf. aangegreepen en haar zonder dat zij in de
gelee-genheid was haar schreeuwend kind mede te neemen van dekamer
en vervolgens mede midden in den nacht te huize uitge-zet, en de
deur gesloten had wanneer zij adf. zich aan het huisvan den hier
voren genoemde heer Johannes van der Lindentoen mede in den Haag
woonachtig begeeven had, dewelke nazelve in persoon door een
vengster vernomen te hebben, dat hetde adf. was die aangescheld
had, haar in zijn huis hadde doenkomen en haar vervolgens weder
naar haar huis hadde willenterug brengen dan dat zij adf. zulks
niet hadde verkozen uitvreeze dat, terwijl haar man toen alleen in
huis was, zulks nochvan erger gevolgen voor haar zoude kunnen zijn,
doch dat kortdaarop ten huize van den heer van der Linden voormeld,
dooreene der nachtwachts een briefje van der adf. man aan
genoem-den heere van der Linden geadresseerd, was gebracht, van
welkbriefje de heer van der Linden haar adf. lectuure had
gegeevenen het welke in substantie naar der adf best onthoud had
inge-houden het volgende `Vriend lief, mijne vrouw, die ik zo
tederlief heb en mijne booije, alles heeft mij, zieke man verlaten,
ikbid u kome mij schielijk te hulp' waarna de adf. dan ook op
aan-drang van den heere van der Linden en dezelfs huisvrouw
gere-solveerd was, weder naar huis te gaan, gelijk zij dan ook
doorden heer van der Linden en desselfs huisvrouw benevens
eendienstmijd van dezelver ten haaren huize was
teruggebracht,wanneer zij adf. door hare man in schijn met de
grootste liefdeen toegenegenheid in tegenwoordigheijd van de twee
eensge-noemde personen ontfangen en omhelsd was.
Wijders adfirmeerde nog de adf. dat zij haar meergenoemdeman
reeds zedert haare laatste bevalling in den jaare 1793 vanhet bed
gesepareerd waren geweest, hoewel zij noch tot in hetvoorjaar van
den jaare 1795 bij den anderen hadden gewoond,en dat voorts zij
adf. na dien tijd, als wanneer haar man het landhad verlaten,
geduurende aldien tijd dat zij alzo van hem verla-ten was geweest,
noch voor zich, noch voor het kind, dat zedertdien tijd bij en
onder het opzicht van de adf. gebleeven was, vanden zelven iets het
allerminste tot onderhoud heeft genoten ofontfangen.
Eindelijk verklaard noch de getuige dat de adf. geduurende alden
tijd, dat zij ten huize van dezelve en haren man was geweesten
zulks geduurende circa drie maanden en adfirmeert de adf.dat zij
adf. van slegts weinigen tijd na haar huwelijk af, genoeg-zaam
daaglijks door haar adf. man op de verregaande enonmenschelijkste
wijze met vloeken, schelden, slaan, schop-
-
pen, opsluiten, onthouden van spijzen en diergelijken invoegeals
vooren was mishandeld geworden terwijl de adf. daar entegen ten
allentijde alle dezelve mishandelingen met gelaten-heid
onderwerping en eene voorbeeldeloose zachtzinnigheidhadde ondergaan
zonder zich immer tegen het een of ander, metwoorden, veel minder
met daaden te hebben verzet of zelve zichover de verregaande
mishandelingen beklaagd te hebben, envoorts dat de adf. noch door
gedrag noch door leevenswijzeaanleiding tot zodanig mishandelingen
hadde gegeeven, maarintegendeel altijd als eene braave vrouw en op
de welke nie-mand iets wist te zeggen, zich jegens hare man
gedragen enhare huishouding en al wat daartoe betrekking had
behoorlijkhadde gedirigeerd en waargenomen.
Geevende de getuige en adf. voor reedenen van wetenschaphet
verklaarde en geadfirmeerde als in den text, respectivelijkgezien,
gehoord, bijgewoond en ondervonden te hebben, bereidzijnde, de
getuige haar gedeposeerde en de adf. haar geadfir-meerde naer met
de solemneele eede te bevestigen.
Aldus gepasseerd te Amsterdam voormelde in praesentie vanJan
Kerk P.Z. en Johannes Mattheus Brugman als getuigen.
Petronella van der Leli Weduwe Barent MemelinghC.R. Bilderdijk
geb. Woesthoven
Jn KerkJ.M. Brugman
A.L. Heystek, Notaris
Volgt het recollementCompareerden voor 't ondergez lid van het
committe van justi-tie te Amsterdam
Petronella van der Lely wed Arent Memeling getuigemitsgaders
Catharina Rebecca Woesthoven huijsvrouw van Mr WillemBilderdijk
affirmante
En hebben bij solemneelen eede verklaard en geaffirmeerd,de
vorenstaande verklaring waarheid te zijn en daarbij te
per-sisteeren.
Zo waarlijk moest haar deposante en haar affirmante Godalmachtig
helpen.
In oirconde deze bezegeld den 6 Augustus 1801, het zevendejaar
der Bataafsche vrijheid.
/get./ A.H. de MelanderIn kennisse van mij
/get./ Hk Helder, secretaris
2
Declaratoir A.J. Cuperus & J. WalravenAmsterdam, 23 mei
1801
GAA, inv.nr. NA 5075 (not. E.C. Bondt) nr. 18718, akte 194
Op den 23 May des j aars 1801 hebben de heeren Mr AngelusJacobus
Cuperus Advocaat en Mr. Jacob Walraven Procureur,beiden woonende
binnen deeze stad, aan mij Mr EverardCornelis Bondt, openbaar
Notaris te Amsterdam bij den Hovevan Holland geadmitteerd ter hand
gesteld twee door hun eigen-handig geteekende brieven luidende als
volgt te weeten de eene
Weledele Heer!Als practisijns uwe huijsvrouw Catharina Rebecca
Woest-hoven bedienende, zult gij het ons wel ten goede willen
hou-den, dat wij nog eene laatste poging beproeven, om UwEdtot haar
te rugge te brengen, te bewegen om wederom methaar te leeven, in
één woord met haar te verzoenen. Indienwij moesten schrijven aan
eenen man, die zelve minder deplichten des huwelijks kende, wij
zouden er alle die drangre-denen bijvoegen, die, mogen wij ons
gevoelen rondborstigmelden, bij UwEd het overwicht behoorden te
hebben, omeens eindelijk deze keuze te doen. Wij vleijen ons,
uwehuijsvrouw van hare zijde te zullen kunnen bewegen, om alhet
gepasseerde ter zijde te stellen, en, schrijvende, om, zohet
mooglijk ware, twee Echtgenooten te hereenigen, zullen
wij, hoewel de Practisijns uwer huijsvrouw zijnde, ons
nietveroorloven, te beslisschen wie van beiden hier het meest
zalmoeten vergeven. Het zal ons genoeg zijn, te hebben
mogenmedewerken tot Ulieder hereeniging en ten uitersten
aange-naam, van UwEd bericht te mogen erlangen, dat gij zoudtkunnen
en willen besluiten, om haar niet verder te verlaten,niet te
volharden in haar van U te verwijderen en afgeschei-den van haar te
leven.
Wij nemen de vrijheid deze aan UwEd toe te zenden onderhet
couvert van den Heer Rodemeijer Notaris te Brunswijck.Wij stelden
er prijs op, om zeker te zijn, dat deselve aanUwEd was in handen
gekomen: en gij Zult er dus ook nietstegen hebben, om ons door
hetzelfde addres en onder het-zelfde couvert UwEd antwoord te doen
geworden.
Wij hebben inmiddels de eere ons met alle achting te noe-men
WelEdele Heer!Uwedls dienstwillige dienaren
/get./ A.J. CuperusJ. Walraven
Amsterdam den 22 maij 1801
geaddresseert als volgt:Monsieur Monsieur W. Bilderdijk, Docteur
en droite etc etcà Brunswic
En de andere47
Monsieur!Nous prenons la liberte de vous addresser l'inclose
pourMonsieur Bilderdyk, vous priant de la lui remettre en
per-sonne, et de nous informer, s'il veut bien avoir la bonté
devous charger aussi de la remisse de sa reponse pour nous.Dans ce
cas ci vous voudrez bien avoir soin de la prendre deses mains en
personne et de l' addresser a nous, la portantvous meme a la poste,
et dressant de tout acte en forme quevous nous passerez en meme
tems. Nous payerons avec plai-sir les fraijs, qui vous reviendront
et sommes avec respect
Monsieur,Vos humbles serviteurs
/get./ A.J. CuperusJ. Walraven
Amsterdam ce 22 May 1801
geadresseert als volgt:Monsieur Monsieur Rodemeijer Notaire très
renommé in dieStubenstrasse bei der Egidienmarkte à Brunswic
En heb ik Notaris in praesentie van de na te melden getuigen
terrequisitie van voornoemd Heeren mr Angelus Jacobus Cuperusen mr.
Jacob Walraven de eerstvoormelde brief verzegeld meteen afdrukzel
van mijn cachet in rood lak, en vervolgens den-zelven alzo
verzegelden brief geslooten in de tweede en laatst-voormelde brief
en dezelve insgelijks verzeegelt met eenafdrukzel van mijn cachet
in rood lak en daarna ten dage voor-meld na de middag omstreeks van
half vijfuuren in praesentieals vooren de alzo verzegelde aan den
Notaris Rodemeijer teBrunswic geaddresseerde brief bestelt op het
generaale post-comptoir alhier ter steede en aldaar overhandigd aan
denCommis Boom, dezelve gerecommandeerd en doen registree-ren zulks
in een boek aldaar met mijn handteekening bevestigden daarvoor
betaald tien stuivers.
Aldus gedaan in Amsterdam in praesentie van Jan MartenKoopman en
Jan Lugt Jansz als getuigen.
J.M. KoopmanJan Lugt Jansz.
E.J. Bondt, Nots
-
91
Verklaring J.F.L. Rodemeijer Brunswijk, 29 mei 1801Foto BM oud F
13-3, thans in hs. BM A 87
Ingevolge zeeker mandaat vervat in eene missive van de
HeerenA.J. Cuperus en J. Walraven, in dato den 22n dezes met de
postover Wilshausen uit Amsterdam bekomen, en waarvan
copiehiernevens geannexeert is, heb ik ondergeteekende
Notarispublicq in deze stad Brunswyk resideerende op den 27
dezermaand May, ter presentie van de na te noemen getuigen my
ver-voegd aan den persoon van Mr Willem Bilderdyk,
voorheenpractiseerend Advocaat voor den Hoven van Justitie in
Holland,thands zich alhier ter stede onthoudende, en my, Notaris
welbekend, en aan denzelven behandigd en overgegeven eenegesloten
en verzegelde missive, my by evengemelde alhiercopieelyk
geannexeerde missive van voornoemde HeerenCuperus en Walraven
toegezonden, en aan denzelven Mr W.Bilderdyk geadresseert; en heb
ik denzelven verzocht, zynschriftlyk andwoord op denzelven hem
behandigden brief aanmy, Notaris, te willen te hand stellen, ten
einde hetzelve aanmeergemelde heeren in Amsterdam te verzenden,
waarop dezel-ve Mr W. Bilderdyk my andwoordde: ik zal aan dit
verzoek vol-doen. En hebbe ik Notaris, dienvolgende op den 29 n
daaraan-volgende ter presentie van dezelfde getuigen my wederom
ver-voegd aan de persoon van voornoemden Mr W. Bilderdyk, diemy
behandigde eene geslote missive in rooden lak verzegeldmet zyn
gewoon cachet, en met zyne kennelyke hand geaddres-seert, als
volgt: Messieurs, Messieurs J.A. Cuperus et J. Wal-raven, Avocat
& Procureur très renommés a Amsterdam: welkemissive hy Mr W.
Bilderdyk verklaarde te zijn zijn schriftlykandwoord op de missive,
door my op den 27n bevoorens vanwegens meergemelde heeren aan hem
overgegeven. En hebbeik dienvolgende deze missive overgenomen, en
op de pliquedaarvan nevens het zegel geteekend met de woorden: recu
despropres mains de Mr W Bilderdyk, en presence de JeanBernarde
Konig, et George Charles Langebartels, commetémoins, ce 29 may
1801. ten einde dezelve met mijn byge-voegd relaas, met de eerste
postgelegenheid onder myn couvertte verzenden. 't welk ik Notaris
relateere te zyn myn weder-varen.
Aldus gedaan binnen Brunswyk ten dage respectivelyk alsboven, in
presentie van Johann Bernard Konig, en George CarelLangebartels,
als getuigen, en daarvan gemaakt dit relaas opheden, den negen en
twintigsden May, een duizend acht hon-derd en een, 't welk door my
en de voornoemde getuigen getee-kend wordt.
Quod attestorJulius Friderick Ludewig Rodemeyer, Notar.
publ.
Johann Bernard Konig, als getuijgeGeorge Carel Langebartels, als
getuijge
V.s.p. 48
Dagvaarding Amsterdam, 16 juni 1801GAA, inv.nr RA 5061, nr
1542
Procureur Walraven00 VB S 49 met een 2e weet ter OR
Catharina Rebecca Woesthoven huijsvrouw van en in gemeen-schap
van goederen getrouwt met Mr. Willem Bilderdijk, woo-nende binnen
deese stad, heeft ter Vierschaar gedaan dag-vaardendenzelven Mr.
Willem Bilderdijk
En deede zeggen dat de eijschsse na geduurende eenige jaa-ren
een zeer ongenoeglijke echtverbintenis met de gede gesle-ten en
veele en verregaande onaangenaamheden van denzelvente hebben moeten
verduuren, eindelijk in, en zedert den jaare1795 wanneer de gede
dit land heeft verlaten, met medeneming
van een der twee kinderen welke hij aan haar in huwelijk
hadverwekt heeft moeten ondervinden, dat hij zich harer en heteene
kind, het welke hij aan haar hadt agtergelaten, geheel en alheeft
onttrokken, niet in het minste voor het onderhoud van haaren het
zelve kind heeft gezorgd en zo wel haar, als dit kindgeheel en al
aan hun eigen noodlot heeft overgelaten.
Dat wel zedert dien tijd te meermale men nu nog laatstelijkvoor
eenige weeken, de dringenste pogingen zijn gedaan, omden gede van
deze zijne handelwijze en geheel miskenning deshuwelijks plichten
te rugge te brengen, dan dat dezelve pogin-gen nu reeds gedurenden
meer dan ses jaaren altoos vruchtelooszijn geweest, en de gede op
laatst aan hem gedane instantienzelfs zoverre is gekomen, om rond
uit te verklaren, dat hij nietgezind was, zich weder met de
eijschsse te vereenigen, of methaar te leeven dat hij haar aan haar
zelve overlied, — dat dit zijnewelbedachte sentimenten waren, en
dat hij daarvan niet af ging,alles dierhalven ten dien gevallen dat
niet alleen het tijdsver-loop zelve van nu reeds meer dan zes
jaaren maar ook in het bij-zonder deze zeer duijdelijke en
ondubbelzinnige verklaringgeene de minsten twijffel meer overig
laten omtrend het opzetvan den gede om de eijschsse voor altoos
malitieuselijk te ver-laten.
Mits welke en andere reedenen, is 't nood, nader te
alleguee-ren, de eijsssse Eisch doende concludeerd, dat hij gede
zal wor-den verklaard, de eijschsse malitieuselijk te hebben
verlaten, endat ter dezer zake de band des huwelijks tusschen de
eijschsseen de gede hebbende gesubsisteerd, zal worden verklaard te
zijngedissolveerd mitsgaders den gede vervallen en verstoken tezijn
van alle baten en voordeelen des huwelijks, met admissievan de
eijschsse om, des begerende, wederom met eenen ande-ren te mogen
trouwen, en authorisatie op eene der Secretarissenvan dit Committé,
omme van deze dissolutie des huwelijks degewone publicatie te doen:
Makende mede in cas van contradic-tie wel expresselijk eisch van
kosten, ofte tot anderen 50 etc.
5Uitspraak op de Ordinaris Rol Amsterdam, 10 juni 1801GAA,
inv.nr RA 5061, nr 1920 51 , f. 82v.
Catharina Rebecca Woesthoven huijsvrouw van en in gemeen-schap
van goederen getrouwd met Mr. W. Bilderdijk woonendebinnen deeze
stad52 contra Walraven procur. denzelve Mr.Willem Bilderdijk
Omme velleklagt ter laaster Vierschaar gedecemeert te pur-geeren
en als nog te antwoorden op den eijsch en conclusie diealdaar zal
worden gedaan en genomen voorts de zaak te voldin-gen en af te
plijten op pene als volgens de ordonnantie.
Uytgeroepen niemand gecompareerd en in statu om by intenditte
worden gejustificeerd.
actum 23 juny 1801 pres de Leden de Melander, Brender aBrandis,
van der Marck, Glimmer en van Houten.
Het Comitte van Justitie regt doende bij intendit, verklaart
denband des huwelijks tusschen de eisse en den ged e
hebbendegesubsisteert te zijn gedissolveerd over en ter zake van
des ged emalitieuse desertie en den gede Vervallen en verstooken
vanalle baten & voordeelen des huwelijks, admitteerd de
eisseomme des begeerende wederom een ander wettig huwelijk temogen
aangaan; en authoriseerd Secretarissen van ditCommitte omme daar
van de gewoone publicatie in forma tedoen. Condemneerd laastelijk
den gede in de kosten van denprocesse, mitsgs in den kosten van de
zegels ter summa vanf 36,12. het zegel tot het vonnis is daar onder
begreepen.
Aldus Gearrt 25 febr 1802 bij de leden Van der Marck, VanBommel,
Van Ommeren, Van Persijn en Van Houten: engepront 26 febr 1802
pres. A. Musquettier Maire deezer stad ende leden Van der Marck,
Gales, Brender a Brandis, DeMelander en Van Houten. 53
10
-
Org vonnis gesch op 't zegel f 16 uitgeg. aan Walraven 14
april1802.
den gedaagden in de kosten van den processe, mitsgaders in
dekosten van de zegels ter somme van f 36:12 't zegel tot het
von-nis daar onder begreepen.
6Het z.g. `Extract Ordinaris Rol, Amsterdam, 10 juni 1796'Hs. BM
A 87-2
uit de Ordinaris Rol der Stad Amsterdam in dato 10Juny 1796.
Catharina Rebecca Woesthoven, huisvrouw van en in gemeen-schap
van goederen getrouwd met Mr. Willem Bilderdijk, woo-nende binnen
deze Stad
ContraDenzelven Mr Willem Bilderdyk.
Het Committé van Justitie, rechtdoende by intendith,
verklaartden band des huwelyks tusschen de eischeresse en den
gedaag-den hebbende gesubsisteerd, te zyn gedissolveerd: en
dengedaagden vervallen en verstoken van alle baaten en voordee-len
des huwelyks, admitteert de eischeresse omme des begee-rende
wederom een ander wettig huwelyk te mogen aangaan enauthoriseert
Secretarissen van dit Committé omme daar van degewoone publicatie
in forme te doen: condemneert laatstelyk
Leges f 1:16:-Solvit.
7Kopie van het z.g. `Extract Ordinaris Rol, Amsterdam, 10
juni1796' Brunswijk, 29 september 1803Hs. BM A 87-5
Copia vidimata d'un extrait de la róle ordinaire de la villed'
Amsterdam en date du 10e Juin 1796.
Catharine Rebecque Woesthoven, epouse de, et mariée en
com-munauté des biens aver Mr Guillaume Bilderdyk, demeuranteen
cette ville
contreLedit Mr Guillaume Bilderdyk
Le Commité de Justice, faisant droit sur l' intendit, déclare,
quele Tien du manage, qui a subsisté entre la demanderesse et
ledefendeur, est dissous, et le defendeur échu et forclus de
tous
Uitspraak op de Ordinaris Rol, 10 juni 1801. Gemeentearchief
Amsterdam, inv.nr. RA 5061, nr. 1920, f. 82v.
11
-
les profits et avantages du mariage: il est permis à la
demande-resse de pouvoir contracter, (en cas qu'elle le veuille) un
autremariage légitime, et les Sécretaires de ce Comité sont
authori- 20.sés à en faire la publication ordinaire in forma:
condamné enfinle Defendeur aux depens du proces, et aux frais du
papier tim- 21'bré, qui sont taxés à la somme de fl. 36„ 12, le
timbre de la sen- 22'
tence y compris./Signé/
/à coté étoit mis/ Hk HelderLeges fl. 1.16.— Solvit
Cette copie traduite est tout à fait conforme à l'
originalHollandois, écrit sur un papier timbré d'Hollande de 6.
sous.
Quod attestor 23.Julius Frederick Ludewig Rodemeyer
Notar. publ.Brunsvigae, die 29. Septembr. 1803.
24.Noten
1. Gemeentearchief Amsterdam (hierna GAA), Notarieel Archief
25.(hierna NA), inventaris nummer (hierna inv.nr.) 5075, nr.
19013,notaris Anthonie Lodewijk Heystek, akte 325, d.d. 5 augustus
26.1801. Het betreft hier het derde kind, dat naamloos binnen
drieweken ten grave is gebracht.
2. Marita Mathijsen, `Bilderdijk als nachtmerrie', De Boekerij
1-3 27.(1996).
3. Enkele namen: I. da Costa, J. van Vloten, J.C. ten
BrummelerAndriesse en J.F.M. Sterck.
4. Dini Helmers, `Gescheurde bedden'. Oplossingen voor
gestrandehuwelijken, Amsterdam 1753-1810 (Hilversum 2002)
21-25.
5. Dit betekende niet dat er een burgerlijke stand werd
ingevoerd,maar er kwam bijvoorbeeld voor het eerst een
huwelijkswetge-ving die door de overheid en niet door de kerk werd
bepaald. 28.
6. A.S. de Blécourt & N. Japikse, Klein plakkaatboek van
Neder- 29.land. Verzameling van ordonnantiën en plakkaten
betreffende 30.regeeringsvorm, kerk en rechtspraak (14e eeuw tot
1749)(Groningen-Den Haag 1919).
7. Samenwonen was bij wet verboden en bij ontdekking liep men de
31.kans tot een boete veroordeeld te worden. 32.
8. Dini Helmers, `De bedriegster bedrogen? Bigamie in de
Repu-bliek' , Historica 21-1 (februari 1998) 24-26.
9. Een beëdigde vroedvrouw was verplicht een ongehuwde vrouw in
33.de hoogste barensnood te vragen wie de vader was, ervan
uitgaan-de dat een vrouw op zo'n moment de waarheid sprak. Zie
bijvoor-beeld de Handvesten van Amsterdam II, hfdst. 16, par. 5,
969.
10. Handschrift Bilderdijk-Museum (hierna hs. BM) B 13-10. Zie
ookde notariële akte GAA, NA, inv.nr. 5075, notaris Everard
Cornelis 34.Bondt, nr. 18718, akte 194, d.d. 23 mei 1801. 35.
11. Veronique Verhaar & Frits van den Brink, `De
bemoeienissen van 36.stad en kerk met overspel in het
achttiende-eeuwse Amsterdam', 37.Sjoerd Faber (ed.), Nieuw licht op
oude justitie. Misdaad en straften tijde van de Republiek
(Muiderberg 1989) 64-93; zie 69 voor 38.een handig schema van de
straffen. 39.
12. Hs. BM A 87-11/12. 40.13. Men kon de schepenen verzoeken
direct op de Gepriviligeerde
Rol te mogen procederen: Gescheurde bedden (noot 4) 183. Bron:
41.Schepenen Minuut Registers.
14. GAA, Rechterlijk Archief (hierna RA), inv.nr. 5061, nr.
1542, d.d. 42.5 mei 1801, procureur Walraven. Het verhaal lezen we
als de zaakde volgende keer op de rol komt, 16 juni 1801. 43.
15. GAA, RA, inv.nr. 5061, nr. 1920, f. 72v. N.B. nummer 4 is
het 44.18de-eeuwse nummervan het boek. Tegenwoordig is het
nummer1920.
16. GAA, NA, inv.nr. 5075, notaris A.L. Heystek, nr. 19013, akte
325, 45.d.d. 5 augustus 1801.
17. Deze verklaringen staan tussen allerlei andere notariële
akten in.Er waren per jaar zo'n 60 notarissen actief. De akten zijn
op eentiental jaren na op geen enkele wijze toegankelijk
gemaakt,waardoor slechts bij toeval een akte van een echtpaar
gevonden 46.kan worden. 47.
18. Hs. BM B 13-8. Het is ook maar de vraag of dit echt gebeurd
is.De eerste vrouw van Van der Linden, Helena Outhuys, overleed
inmei 1801. Zie GAA, PA 1061, 16v, 1 mei 1801. Hij was nog in de
48.rouw in de periode dat de rechtszaak van Catharina
RebeccaWoesthoven liep.
19. In het geval van verbanning als straf moest de vrouw haar
man 49.
volgen. Bilderdijk was niet verbannen, maar verkoos
balling-schap. Het zou een juridisch steekspel hebben kunnen
opleveren.Verklaring Petronella van der Lely en Catharina zelf:
GAA, NA,inv.nr. 5075, notaris A.L. Heystek, akte 325, d.d. 5
augustus 1801.Hs. BM B 13-1.Het lijkt erop dat Bilderdijk dit heel
handig heeft gespeeld en alsjurist wist wat hij deed. Het was als
het ware een sommatie waar-mee hij later tegen Catharina
kwaadwillige verlating zou kunnengebruiken: J.C. ten Brummeler
Andriesse (ed.), Mr. W Bilder-dijk's eerste huwelijk, naar zijne
briefwisseling met vrouw endochter (1784-1807) (Leiden 1873)
287-289 en J. Bosch, H.W.Groenevelt & M. van Hattum, Mr. W
Bilderdijk's Briefwisseling1795-1797 (2 dln. Utrecht 1988) nr. 310
(21 augustus 1797) (hier-na Briefw. II).De akte waarin Bilderdijk
Woesthoven machtigt: GAA, NA,inv.nr. 5075, notaris Cornelis Willem
Decker, nr. 17105, akte 44,d.d. 30 maart 1795. De overdracht van de
machtiging naar Johan-nes Kinker: J.F.M. Sterck, Bilderdijk na
zijne uitwijking in 1795.Voordracht gehouden voor de vereeniging
`Haerlem' in het sterf-huis van den dichter op 25 april 1912
(Haarlem 1913) 32-33.Julius Willem, geboren 16 juni 1798, overleden
1818; AlfredA.W.L., geboren 22 september 1799, overleden 13 juli
1800;Adelheide Wilhelmina, geboren 10 juni 1801, overleden
1805.A.J. Hanou & G.J. Vis (ed.), Johannes Kinker
(1764-1845)Briefwisseling I (1792-1822) (Amsterdam/Atlante, GA
1992) 156.Hs. BM A 87-2 en -5 (Franse vertaling). Literatuur
hierover o.a.R.A. Kollewijn, `J. Halbertsma over Bilderdijk', Groot
Nederlandjanuari 1908, 56-100, en Bilderdijk na zijne uitwijking
(noot 23).Hs. BM A 87-7. Dit stuk is niet origineel, want het is
revenop lijntjespapier en dat bestond in het beginymrde 19de
eeuwnog niet. Het originele extract zal ongetwijfeld hebben
bestaan,omdat Catharina het nodig had bij haar tweede huwelijk. De
oor-spronkelijke akte: GAA, RA, inv.nr. 5061, huidig nummer 1920
f.72v, d.d. 10 juni 1801. Dat is de datum dat de zaak op de rol
isgezet. Het vervolg van de zaak werd er steeds bijgeschreven tot
enmet de uiteindelijke uitspraak.Bilderdijk na zijne uitwijking
(noot 23) 35-36.GAA, RA, inv.nr. 5061, nr. 1570, 15 juli 1808 en
nr. 1989, f. 94v.Niet iedereen werd tot dit bedrag veroordeeld.
Door de tijd heenzijn in de aktes met scheidingsuitspraken steeds
andere bedragente vinden.Hs. BM J 14-7.Eerste huwelijk (noot 22)
175-177. Zie ook Briefw. II 29-30.Christiaan stierf 21 juni 1807,
81 jaar oud, aan een beroerte. GAA,inv.nr. 5005, nr.
262.Echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed zijn hier
bijelkaar opgeteld. Niet meegeteld zijn de zaken die wel zijn
begon-nen maar niet afgemaakt. De cijfers: Gescheurde bedden (noot
4)bijlagen A en C. Er zijn inmiddels ook cijfers over Amsterdam
inde eerste helft van de 18de eeuw bekend.Ibidem, 273-278.GAA, RA,
inv.nr. 5061, nr. 984, f. 3.GAA, RA, inv.nr. 5061, nr. 1583, 4 mei
1802.J.A. Sillem, Het leven van mr. Johan Valckenaer
1759-1821(Kampen 1876) 217-219.GAA, RA, inv.nr. 5061, nr. 1583, 4
december 1810.GAA, DTB, inv.nr. 658, 363.Zie J.G. Frederiks,
`Woesthoven', overdruk uit de NederlandscheSpectator 1888 no 38,
6.GAA, NA, inv.nr. 5075, notaris Everard Cornelis Bondt, 18751,acte
440, d.d. 8 september 1809.GAA, NA, inv.nr. 5075, notaris Everard
Cornelis Bondt, 18754,acte 234, d.d. 21 april 1810.GAA, RA, inv.nr.
5061, nr. 1811, d.d. 9 mei 1810.Zie haar brief van juli 1795 waarin
zij aan Willem schrijft: `ik zalnooit vergeten dat ik uw vrouw ben'
; zij zal zich houden aan de`strengste plicht' : Briefes. II
92.J.F.M. Sterck, `Vrouwe Bilderdijk (Odilde) en Mr. Jan
WillemKumpel', Amsterdamsch jaarboekje voor geschiedenis en
letteren1897. Gezien mijn opgeschorte oordeel over het karakter
vanCatharina Rebecca Woesthoven, verdient deze kwestie het
goeduitgezocht te worden.Deze akte vertelt de oudste
geschiedenis.Foto van een (niet meer voorhanden) eensluidend
afschrift doorRodemeyer van de nu volgende brief: hs. BM oud F
13-2, thans inhs. BM A 87.verte, si placet: sla om, alstublieft.
Het is echter onbekend wat ophet oorspronkelijke document aan de
achterzijde geschrevenstond.De secretaris hield d.m.v. nullen de
keren bij dat de gedaagde par-
12
-
tij niet op een oproep voor de rechtbank is verschenen.
'VBS':Vellig boete schuldig.
50. De betekenis van deze formule is waarschijnlijk dat de
kostenvoor de andere partij zijn, indien er op tegenspraak
geprocedeerdgaat worden.
51. Op het boek staat: `no 4'.52. Verantwoord in 1803,
doorgestreepte tekst: `Boete ontf. 3=6='.53. Tot hier van dit stuk
in BM een kopie: Amsterdam, 29 maart 1808,
gesign. notaris B. Nolthenius (hs. A 87-7).54. In Bilderdijks
handschrift op ongezegeld, ongestempeld papier,
door hem aan de Brunswijkse notaris Rodemeyer verschaft,
ten-einde daarvan een z.g. 'Copia vidimata' te maken (zie
volgendebijlage).
Biografische notities over KatharinaWilhelmina Schweickhardt
(1776-1830)en haar gedichten uit 1796-1798
Afkomst
Het is spijtig dat er nauwelijks iets bekend is overWilhelmina's
moeder, Magdalena Josina van Olst (1742-1829) en haar familie.
Zelfs voor de plaats waar haarmoeder op 13 september 1742 geboren
zou zijn: Leiden,is nog geen bevestiging gevonden.' Het is vooral
jammeromdat bij enig houvast over haar afkomst en reilen &
zei-len voor ze haar echtgenoot ontmoette, mogelijk ééngerucht
definitief uft (of in) de wereld kon worden gehol-pen. Namelijk dat
Katharina Wilhelmina (hierna KWS)een `natuurlijke dochter' zou zijn
van Willem V, en datHendrik Willem Schweickhardt (1746-1797), die
nu geldtals haar vader, `ten geryve' van de prins met haar
moedertrouwde.
De ouders van haar vader, wijnkoper Johan AndreasSchweickhardt
en Catherina Elisabeth Kortman, vestigenzich in 1749 vanuit
Duitsland in Den Haag. Haar groot-vader arriveert daar met 'eenige
wijnen' en koopt in dehofstad zijn burger- en gilderecht. 2 Bij
aankomst heeft hetechtpaar drie kinderen, waaronder de op 3 april
1746 inhet Duitse Hamm geboren al genoemde Hendrik Willem,in Den
Haag gevolgd door waarschijnlijk nog eens drie. 3KWS' vader wordt
kunstschilder, treedt in 1770 toe tot deHaagse Confrerie Pictura en
ontwikkelt zich tot een suc-cesvol en door de haute volée geliefd
decoratieschildervan kamerbehangsels met landschappen,
schoorsteen-stukken met kinderen die de vier jaargetijden
uitbeelden,en dergelijke. Zijn inkomsten zijn secuur te volgen
omdathij in een, gelukkig nog in het Haagse
Gemeentearchiefaanwezig, Memorie-boek van januari 1773 tot en met26
juni 1796 zijn inkomsten én de opdrachtgevers noteer-de. Zoals in
1773 een `schoorsteen-stuk met kindertjes incoloriet' voor ene heer
`Van Gog' à raison van 14 gulden,en voor `Den Wel Edle Gebooren
Heer de Heer GriffierFagel' beschildert hij voor 11 gulden een
'schinees schut-je' [kamerscherm] . Op 19 juli 1773 krijgt hij de
eerstevan de grote opdrachten die hem tot welstand brengen:Cornelis
van Heemskerck op het chique Lange Voorhout(nu nr. 32) vraagt hem
de `grote zaal' aan de tuinzijde te`stofferen' met `beelden en
beesten', waarvoor hijSchweickhardt 1.400 gulden betaalt; het
bevalt en op25 december 1773 krijgt Schweickhardt opdracht omvoor
nog eens 1.000 gulden in een voorkamer van het-zelfde pand een
'kaamer-behangzel met speelende kin-dertjes op wolken en landschap
in 't groen' aan te bren-
gen.s Gezegd moet worden dat contacten met bewonersvan het Lange
Voorhout en omgeving dateren van ná zijnhuwelijk. Is het aan
Magdalena Josina van Olsi, die op2 mei 1773 in de Nederlands
Hervormde gemeente opScheveningen met Schweickhardt trouwde, te
danken datzijn carrière opeens in de lift zit? Maar als hij
werkelijk`ten geryve' van Willem V handelde, zou deze echt danzoals
nu pro deo zijn gesloten ?6 Nader onderzoek lijktgewenst.
En is KWS een `natuurlijk' kind van de prins? Het waseen publiek
geheim dat Willem V geen snelle denker was,maar of andere
lichaamsfuncties van hem 66k zo traagwaren? Schweickhardt & Van
Olst trouwen mei 1773 enworden op woensdag 3 juli 1776 de ouders
van de om 7uur 's morgens geboren Frans Coenraad en drie uur
latervan Katharina Wilhelmina. Een tweeling, die twee dagenlater in
de Evangelisch Lutherse kerk door dominee C.van der Heide wordt
gedoopt.' Het gerucht dat J.H.Halbertsma noteerde, meldt niets over
een tweelingbroer,en ook is de periode mei 1773 - juli 1776 wel erg
langvoor een menselijke zwangerschap.' Ik houd het voorals-nog op
een roddel, die het eveneens verdient te wordenuitgezocht.
Terzijde: twee maanden vóor KWS' geboorteontvangt de bijna
twintigjarige Willem Bilderdijk (hiernaWB) voor het eerst een
gouden medaille bij het Leidsedichtgenootschap Kunst word door
arbeid verkreegen, eneen jaar later bij hetzelfde zijn tweede.
9
De omgeving waar KWS opgroeit, lijkt in ieder gevalin materieel
opzicht plezierig. De zekere mate van wel-stand die haar vader als
gevierd modeschilder ten deelvalt, betekent dat het gezin zich al
snel een luxe woningkan veroorloven. In 1779 verhuizen ouders, de
tweelingen twee jongere zusjes, naar een pand `op de
grooteBreestraat of [Lange] Beestenmarkt', nu nr. 9. Een huismet
'verscheide spacieuse vertrekken, meest alle behan-gen en met
spiegels en schilderijen in de schoorstenen enboven de deuren', met
een tuin vol `exquise * vrucht-bomen' en een tuinhuisje. Een stal
en een koetshuis com-pleteren de status van de familie
Schweickhardt-VanOlst. 1° Voor de dan driejarige KWS is het haar
eerste ver-huizing; tussen 1780 en 1829 zullen er nog ten minste
31volgen. Pikant detail blijft dat de achterzijde van hun
huisgrenst aan Prinsegracht (nu nr. 32), waarheen in juli 1786WB
verhuist, samen met Catharina Rebecca Woesthoven(voortaan CRW;
sinds juni 1785 met hem getrouwd) enhun eerstgeborene Louise
Sibilla.li En al zal WB latertegenover CRW enige vorm van
bekendheid met de fami-lie Schweickhardt ontkennen, CRW weet beter.
Beginmei 1796 schrijft hij haar dat ze H.W. Schweickhardt inDen
Haag niet hebben gekend al waren ze buren, maar alop 20 maart 1796
voegde (waarschijnlijk) W.P. Turnbullde Mikker in een PS aan CRW's
brief aan WB toe: `Groetvan harten onzen vrienden Sweickhard.' Ook
wasSchweickhardt directeur van de op de Prinsegrachtgevestigde
Vrije Tekenacademie, waar eveneens WB'svoetstappen te vinden zijn.
12
Op 9 mei 1787 reizen het echtpaar Schweickhardt-VanOlst en hun
zes kinderen naar Londen. KWS' vader wordtals renommee meteen lid
van de Royal Academy en zijnverdiensten bedragen soms het dubbele
van het hoogstverdiende in Holland: van ruim 6.000 tot 8.000 en
8.500gulden (al is uiteraard een vergelijking met de
levensstan-daard Londen-Den Haag noodzakelijk); conform daar-mee
verhuizen ze tenminste vier maal. Ook als de inkom-sten een enkele
keer drastisch minder zijn, leidt dit voorhet gezin niet tot een
armoedeval. 13 Wel bedreigend voor
13
-
hun financiële situatie is de kwakkelende gezondheid vanKWS'
vader, eerst in 1789, daarna vanaf 1796. Op12 oktober 1789 bericht
Schweickhardt zijn Haagsekunstbroeders dat hem en de zes kinderen
'eene gevaar-lijke ziekte' heeft overvallen, al zijn de zes
inmiddels van`de kinder-ziekte' hersteld. 14 Het contact met de
familie inHolland wordt ook via brieven onderhouden. Zo ontvangtKWS
ter gelegenheid van haar vijftiende verjaardag eenfelicitatie van
grootmoeder Schweickhardt-Kortman. Dieschrijft in een groot en wat
onwennig ogend handschrift:
Mienttie, terwyl het Godt heeft behaagt om uw vyftienJaar te
laate berijken waar van de meeste als kint zijnvervloogen so wensch
ik als dat gy die jaaren die Goduw zult laate leeven uw siel zo
glansryk zult maakenals dit spelletie [speldje, broche] dat uw op
uw borstvertoont tot vreugd van uw braave vader en al diegeene waar
gy verpligt sult sijn om te saame te sulleleevenSyn de wensche van
uw liefhebbende groot moederWed: Schweickhardt. 15
Wel een woordje voor haar vader, maar haar moeder zitopgesloten
in `al die geene waar gy verpligt sult sijn omte saame te sullen
leeven' . Dat klinkt niet echt hartelijk.Toch zullen we het hier
voorlopig mee moeten doen, wantook uit de Londense periode is van
mei 1787 tot aandecember 1795 weinig over haar bekend. Ze doet
nieuwecontacten op, zoals blijkt uit een brief van 15 november1794
aan haar van een — ongetraceerde — S. Willson. 16Deze prijst haar
`taste for Poetry' en zegt hogelijk prijs testellen op hun
vriendschap en haar gezelschap. In het ver-lengde daarvan vraagt ze
haar niet langer met `Miss' toete spreken, omdat ze zichzelf als
haar 'Sincere Friend'beschouwt. Ze leeft mee met de ziekte van KWS'
moederen concludeert dat het de gevoelens van `a heart so ten-der'
hevig op de proef zal stellen. Dat `tedere hart' zalvoluit van en
voor zich doen spreken nadat zich op kerst-avond 1795 een gast
aandient.
Begin van hun relatie
Eind januari 1795 was Willem V met familie en gevolg inEngeland
gearriveerd, plus een stoet Oranjeklanten die inde Republiek niet
langer welkom waren, en woonde meteen twintigtal families op
Hamptoncourt nabij Londen.Na een kort bezoek aan Londen in de zomer
dat j aarvestigt ook de officieel uit de Republiek verbannen WBzich
december 1795 in de Britse hoofdstad en blijft daarruim anderhalf j
aar. 17 Op welke wijze WB aan zijn uitno-diging kwam, is niet
bekend, maar zeker is dat de `armebanneling' , zoals hij zichzelf
vaak en graag betitelt, kerst-avond 1795 te gast is bij het gezin
Schweickhardt-VanOlst. Dat het vastleggen van gedachten en
gevoelens opschrift, in het bijzonder ook in de Engelse taal,
onderwerpvan gesprek is geweest, lijkt voor de hand te liggen.'$
Datde liefde voor literatuur en het zelf beoefenen ervan aande orde
is gekomen, is evident. De aanwezigheid van eengelauwerd poëet en
de trots van een vader voor de presta-ties van zijn oudste dochter
Wilhelmina zullen dit vuurtjehebben aangewakkerd. Dat dit laatste
het geval isgeweest, moet in eerste instantie echter worden
afgeleidvia gedichten van WB .19
Vaak is het begin van Willems verliefdheid op Wilhel-mina
geplaatst rond 3 juli 1796. In een `Ode' voor haartwintigste
verjaardag constateerde hij hevig heen en weer
Hendrik Willem Schweickhardt. Zelfportret. Olieverf op doek,
1794.BM, Geerts nr. 81.
te woelen tussen vaderlijke gevoelens, die van hem alsdocent van
haar en haar zusters verwacht mocht worden,en zijn emoties als man,
al zei WB zelf haar op3 april 1796 zijn liefde te hebben verklaard.
20 Al veel eer-der, in een gedicht van 14 maart 1796 voor haar, is
zijngemoedstoestand duidelijk. De ik bezwijkt bijna onderzijn
jaloezie als hij ziet hoe haar hand de hond aan haarvoeten streelt
en bekent: ik 'Benij hem 't kussen uwerhanden; —/ En sidder dat
mijn mond het zegt!' — maargezegd ís het, ook al verklaart hij in
zijn `verliefde grijs-heid' even hartstochtelijk niets anders dan
`Uw deernis,lieve hartsvrindin' te wensen. 21 En mogelijk is er een
nogveel vroegere plaats aan te wijzen, uit 1795 en — waaromniet? —
24 december 1795 meteen na thuiskomst van deSchweickhardts in
razernij op papier gesmeten. Onder denogal eufemistische titel
'Zangstukjen' trekt de ik vanleer: `Neem weg, neem weg dien
afgerichten mond,/ Dielippen vol verraad, met wellust overstreken;
[...] geef,Meinëedige, myn kussen weêrom', en dat niet alleen:`geef
my 't hart te rug, u argloos toevertrouwd,/ Dat ge inhun
roofspelonk in ijzren banden houdt' • 22 Het zou mijniet verbazen
als de ik in dit vers zich richt tot zijn eegavan dat moment,
Catharina Rebecca Woesthoven, en zijnvrijheid terugeist. Het lijkt
me trouwens 66k voor de handte liggen dat WB's `dubbele' gevoelens
vanaf het beginvoor de drie zusters Wilhelmina, Christina en
Elisabethzichtbaar zijn geweest, zijn opstelling tegenover
Wilhel-mina in het bijzonder. En dat de meisjes, begin
1796negentien, zeventien en zestien jaar, hebben gegiecheldom het
gedrag van deze oudere, veertigjarige heer. VanKWS' kant is
terughoudendheid vereist: WB mag danzelf niet aan zijn echtelijke
status hechten, zij dient enwenst ook te beseffen dat hij getrouwd
is. Poëzie wordt
14
-
Magdalena Josina Schweickhardt-van Olst. Olieverf op doek
doorHendrik Willem Schweickhardt, 1794. BM, Geerts nr. 82.
— in ieder geval van zijn kant — een alibi tot contact bui-ten
de officiële lessen om, zowel in reactie op verzen dieze hem ter
beoordeling geeft, als op gebeurtenissen: eentekening, haar
wapenzegel, en zo meer. 23
Doorgaans gaat men er vanuit dat KWS als een blokvoor de charmes
van WB is gevallen, en vanaf het beginniets liever wilde dan meteen
het leven met hem delen. Isdat zo? Of is ze weliswaar van hem
gecharmeerd, maarstelt ze zich te weer tegen een man die de grenzen
vanhun contact steeds meer wil opschuiven en zich daarbijbedient
van een geraffineerd woordenarsenaal? Kan zenog lachen om zijn
beeldspraak dat hij `hoewel vertraptonder uw voeten, maar al te
gelukkig zou zijn als hij vooruw schone ogen mocht sterven' , alras
reageert zegeschokt als hij deze beelden brief na brief doorzet
inreactie op haar empathische, maar afhoudende houding.`Waarom
noemt ge me trouweloos en wreed en meedo-genloos (ik was altijd te
gevoelig voor mijn eigen vrede).Bij al deze woorden beeft mijn
hart', 66k omdat hij haarbovendien een `geveinsd medelijden'
verwijt. Dit ant-woord kost haar een week: ze begint op de dag van
ont-vangst, 22 juli, en besluit haar brief 27 juli 1796. Dat hijde
27e juli 1796 per ommegaande reageert en zijn woord-keus
toeschrijft aan emoties omdat ze hem niet toestondhaar hand te
kussen en zijn blik ontweek, stelt haar nietgerust. Zeker niet
omdat hij in één adem door van haartederheid `eist' . 24 De hoge
frequentie van zijn brieven aanhaar, gepaard aan zijn gedichten die
parallel lopen met dezich ontwikkelende situatie, tekent het feit
dat WB haaremotioneel geen rust gunt, haar aandacht afdwingt,
waar-aan zij — daarover geen misverstand — toegeeft. Ze
heeftzichzelf overwonnen door hem op papier als `amatissi-mo' toe
te spreken, heeft bekend dat ze `altijd en eeuwig
de uwe' zal zijn, maar verbindt daaraan niet de
volledigegeestelijke en fysieke overgave die WB daarom van
haareist. Ze respecteert zijn huwelijk en verwacht van
hemhetzelfde: `Is die toorn en minachting gerechtvaardigd,wanneer
men de gevoelens van het hart weet te verbergenen zich onderwerpt
aan de voorschriften' , vraagt ze hem.Dat hij met zijn doodswensen
`slechts' een literair spelspeelt, is niet háár uitleg. Evenmin
verdraagt ze dat hijhaar verantwoordelijk maakt voor zijn leven of
zijn dood:`ik vraag u het leven of de dood' houdt hij haar
regelma-tig voor. 25
Nadat WB de 7e september 1796 nog zijn veertigsteverjaardag
samen met de Schweickhardts vierde, grijptKWS' moeder in en
verbiedt hem verdere bezoeken en isvan plan om haar dochter naar
Holland te sturen. Hij rea-geert vol venijn, tracht KWS van haar
familie & omge-ving te isoleren door bij herhaling te
benadrukken datiedereen tegen haar, maar vooral tegen hem
samenspant. 26Zijn (hun) liefde rechtvaardigt hij met een beroep
opGods wil: kom, `Laten we de gehele wereld verachten'nodigt hij
haar uit. 27 Als het gewenste effect uitblijft en zijzich daarom
`niet moedig' betoont, doet hij er nog eenschepje bovenop door in
opeenvolgende brieven zijnacute doodsverlangen te blijven
uitspreken. Strengberispt ze hem om die wens, en ze is ronduit
gechoqueerddoor het gedicht waarin de ik zijn geliefde oproept op
zijngraf te dansen om haar ouders niet het plezier van haartranen
te gunnen. Ze maant hem tot geloofsberusting tekomen en stuurt op 4
november 1796 drie gedichten mee,waarin haar innerlijke strijd
zichtbaar is. 28 Het gaat om`De Schaapjens', `Aan Celia' en `Op een
dorrend blad,door den wind op mijn boezem geschud' • 29 In
`DeSchaapj ens' , een vertaling naar `Les Moutons' (1674)van
Antoinette Deshoulières (1633/7-1694), 3° vraagt dedichteres of de
mens wel zo blij moet zijn met een ver-stand dat haar onderscheidt
van de zorgeloos levendeschapen; het voorkomt niet dat `een enkle
blik vervoerenkan', en vervolgens dat `ons hart den plicht een
offerbrengen moet' , de plicht die kinderen tegenover hunouders
hebben. In `Aan Celia' kiest de dichteres de posi-tie van de man
die Celia bemint en haar vraagt toe tegeven aan haar gevoelens.
Het meest interessant — alleen al om de titel — lijkt `Opeen
dorrend blad, door den wind op mijn boezemgeschud' . De ik vraagt
het blad wat het in de herfst vanzijn bestaan (zoals de verliefde
grijsaard WB) 31 bij haarzoekt en denkt rust te kunnen vinden bij
het opgewondenhart van haar die juist zijn hevige onrust
veroorzaakte. Deik vraagt de `vluchtleng' (fraaie beeldspraak voor
blad enbanneling) een andere rustplaats te zoeken: 'Gy,
vlucht-ling, zoek een borst, die, vrij van zulke smarten,/ U,
daarzy kalmer zwoegt, tot wieg] en strekken moet! ' . Het lijkteen
verwijzing naar zijn gedicht voor haar: `ó Weiger danin dat
aanbidlijke harte/ De schuilplaats aan die droevevluchtling niet,/
Die, afgefoold door onverduurbre smar-te,/ Om lafenis tot uwen
boezem vliedt!' • 32 En, gaat de ik(= de dichteres) verder, wilt
gij dat niet, kies dan als laat-ste rustplaats het graf. Dan maakt
de ik een wending: alsdit dorre blad een voorteken is dat haar
gefolterd hart háárstervensuur aankondigt, dan is het een teken
`dat ik min'.Mogen sterven is het enige perspectief voor de ik, die
ner-gens rust vindt. Let wel: de ik gaat de dood niet uit deweg,
maar zoekt er evenmin actief naar, zoals WB weldeed.
WB geeft geen blijk waarde te hechten aan haar situa-tie en
blijft geabsorbeerd door zijn eigen leed. KWS is
15
-
diep teleurgesteld dat hij God afwijst, want als hij
zijntoevlucht niet zoekt `bij de enige Macht die ons troost
kanbieden' , dan heeft hij niets meer van `de wereld' te ver-wa