Top Banner
Inhoudsopgave Inleiding___________________________________________________________________________________2 §1 Operatie Donau________________________________________________________________________3 §2 Gevolgen van operatie Donau_______________________________________________________6 §3 Normalisatie___________________________________________________________________________8 §4 Alexander Dubcek, koning of pion?________________________________________________11 Conclusie_________________________________________________________________________________16 Literatuurlijst______________________________________________18
31

Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Jun 08, 2015

Download

Documents

anitadrost8577

Historiografisch werkstuk over de Praagse Lente
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Inhoudsopgave

Inleiding_________________________________________________________________2

§1 Operatie Donau______________________________________________________3

§2 Gevolgen van operatie Donau_______________________________________6

§3 Normalisatie_________________________________________________________8

§4 Alexander Dubcek, koning of pion?________________________________11

Conclusie_______________________________________________________________16

Literatuurlijst__________________________________________________________18

Page 2: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Inleiding

De Sovjetinvasie in de nacht van 20 op 21 augustus 1968 in Praag was

een gevolg van een onderlinge strubbeling tussen de bureaucratieën van

het Politburo, aldus historicus Jiri Valenta.1 In tegenstelling tot deze

verklaring stelt historicus Kieran Williams dat de toedracht van deze

brute Sovjetinterventie een gevolg was van een afbrokkeling van

vertrouwen in de partij van Alexander Dubcek, de aanstichter van deze

‘communistische brandhaard met vriendelijk gezicht’.2 Deze tegenstelling

over de toedracht van de Sovjetinterventie is een voorbeeld van de zovele

politieke gevolgen van de Praagse Lente die in 1968 door Tsjecho-

Slowakije woedde.

Over deze politieke gevolgen in Praag bestaan uiteenlopende visies

die in dit onderzoek centraal staan. Het onderzoek richt zich op de jaren

1968 tot 1970 omdat in deze jaren de politieke gevolgen van de Praagse

Lente het meest merkbaar waren.

Na de val van het communisme ontstond er een nieuw tijdperk voor

historisch onderzoek. Na dertig jaar kwam het archief in Moskou en

andere Oost- Europese landen vrij en ontstond er de mogelijkheid om een

kritischer beeld over de gehele communistische wereld te scheppen.3

Hier is het werk van Williams een goed voorbeeld van.

Zoals de tegenstellingen van Valenta en Williams al hebben

aangetoond bestaat er nog steeds verwarring over de feitelijke aanzet tot

de Sovjetinval in Praag. In de eerste paragraaf van dit onderzoek worden

de visies van historici hierover uiteengezet. Tevens bestaan er

tegenstellingen in de literatuur over de veranderingen die het politieke

bestel van Praag heeft meegemaakt na de brute inval van de

Sovjettroepen. Deze tegenstellingen komen in de tweede paragraaf aan

bod, waarna de visies over het normalisatieproces en het effect daarvan

1 J. Valenta, The Soviet Invasion of Czechoslovakia 1968: Anatomy of a Decision (Baltimore 1979).2 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath. Czechoslovak Politics 1968-1970 (Cambridge 1997).3 M. Bracke, ‘The 1968 Czechoslovak Crisis’: Reconsidering its History and Politics, Contemporary European History, 12.3 (2003) 373-383.

2

Page 3: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

op de samenleving aan de orde komen. In de laatste paragraaf wordt

besproken welke rol Alexander Dubcek speelde tijdens het politieke

proces van 1968 tot 1970 temidden van de onverbiddelijke politiek van de

gevreesde Sovjetbonzen. Hieruit zal blijken of Dubcek een koning of pion

was in dit politieke desastreuze schaakspel.

§1 Operatie Donau

Voor de precieze toedracht tot de Sovjetinterventie in Praag, operatie

Donau genaamd, hebben historici verschillende verklaringen. Jiri Valenta

stelt in zijn boek The Soviet Invasion of Czechoslovakia 1968 uit 1979, dat

de inval van de Sovjets een gevolg was van een onderlinge strijd tussen

de verschillende Sovjet bureaucratieën die uiteenlopende nationale,

internationale en organisatorische belangen in het beleid hadden.4 De

onderhandelingen over de Tsjechoslowaakse crisis intensiveerden de

bureaucratische worsteling in het Sovjet leiderschap. Tevens hebben de

hervormingen van Alexander Dubcek ervoor gezorgd dat de Sovjet Unie

geen toegang meer had tot informatie over de nationale betrekkingen van

Tsjecho-Slowakije. Deze informatie haalde de Sovjet Unie nu bij andere

Warschau Pact leden zoals, Oost-Duitsland en Polen. Tevens kreeg het

informatie doorgesluisd door Tsjechoslowaakse antireformisten in de

Partij en de KGB. Al deze participanten van het Sovjetregime hadden

ieder hun eigen belangen bij een inval om zo de hervormingen van

Dubcek tot een einde te roepen. Daarom hebben deze partijen volgens

Valenta de informatie op een zodanige wijze aangepast dat de uitkomst in

hun eigen voordeel zou werken.

Valenta geeft aan dat zijn onderzoek niet definitief is omdat hij geen

toegang had tot de Sovjetarchieven om zijn beweringen te onderbouwen.

Maar door het gebruik van interviews met voormalige Tsjechoslowaakse

4 J. Valenta, The Soviet Invasion, 155-159.

3

Page 4: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

politici en adviseurs van het Dubcek tijdperk en Tsjechoslowaakse

journalisten en intellectuelen kan zijn onderzoek als een opzet beschouwd

worden waar latere onderzoekers weer op kunnen voortbouwen.

Historicus Kieran Williams heeft wel toegang gehad tot de

Sovjetarchieven en geeft in zijn boek uit 1997 aan dat niet alle Russische

archieven toegankelijk waren tijdens zijn onderzoek en dat het daardoor

nog steeds onduidelijk is waneer de Sovjetleiders in overleg gingen over

een geplande invasie.5 De belangrijkste vraag die Williams stelt is hoe de

autoritaire restauratie is bereikt in Tsjecho-Slowakije terwijl de bevolking

verandering voorstond. Tevens is Williams verbaasd dat de bloederige

terreur van de Hongaarse opstand twaalf jaar eerder zich niet heeft

herhaald in Tsjecho-Slowakije.

Williams geeft toe dat de narratieve bronnen die beweren dat een

onderlinge strijd tussen de Sovjetcoalities tot de invasie hebben geleid

een kern van waarheid kunnen bevatten. Maar volgens nieuw materiaal

was de toedracht tot interventie de interne afbrokkeling van vertrouwen

in het Dubcek team dat het Politburo tot geweld dreef. Tevens was de

angst dat Dubcek een coalitie zou vormen met West-Duitsland een

drijfveer tot de invasie.6 Williams had niet alleen toegang tot vrijgegeven

Sovjetarchieven, maar ook tot de Tsjechische, Slowaakse, Hongaarse,

Poolse en Duitse archieven. Hierdoor schrijft Williams zijn verhaal op een

hedendaagse manier.7 Hij kijkt en schrijft vanuit het heden. Door zijn

verwijzingen naar nieuw vrijgekomen archiefmateriaal geeft het boek een

andere uitleg om de Praagse Lente te begrijpen dan eerder geschreven

boeken voor 1989. Deze boeken leggen de Praagse Lente uit vanuit de

geschiedenis.

Rond 17 augustus is de beslissing tot interventie genomen. In die

tijd was er weinig verandering in de interne situatie van Tsjecho-

Slowakije wat er op wees dat het land zou revolteren. Dus waarom toch

die interventie? Valenta wijt het aan de onderlinge bureaucratische

politieke strubbelingen. Maar volgens Williams is deze uitleg niet 5K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 112.6 Ibidem, 112-115.7 M. Lojko, Recensie van The Prague Spring and its Aftermath. Czechoslovak Politics 1968-1970, JSTOR.

4

Page 5: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

aannemelijk omdat het niet overeen komt met het vrijgekomen

archiefmateriaal. Tevens geeft een recensent uit 1982 aan dat Valenta in

zijn boek veel informatie verschaft over de voorstanders van de invasie,

maar weinig over de tegenstanders.8 Williams haalt vervolgens Dimitrii

Volkogonov aan die toegang had tot de privé archieven van Brezjnev en

van het Politburo, en hij geeft aan dat er geen onderlinge strubbeling of

bureaucratische druk bestond rond 1968 en dit bewijst volgens Williams

dat de these van Valenta berust op veronderstellingen.9

Valenta geeft echter aan dat de voorstanders van een invasie hun

ideeën hebben besproken tijdens een lange Politburo vergadering tussen

16-17 augustus en zo Brezjnev hebben gedwongen tot de beslissing om

Tsjecho-Slowakije binnen te vallen. Volgens Williams vond deze

vergadering nooit plaats. Hij geeft aan dat het mogelijk is dat een coalitie

van voorstanders Brezjnev onder druk hebben gezet, al zijn hier geen

bewijzen voor. Williams geeft uiteindelijk wel toe dat de these van

Valenta over bureaucratische strubbeling ten tijde van de publicatie

aannemelijk was, omdat er toen nog geen archieven waren vrijgegeven

die anders verklaarden.

In dit vrijgegeven archiefmateriaal waar Williams wél toegang tot

had is geen bewijs te vinden die deze, toch aannemelijke these van

Valenta ondersteunt. Tevens is er geen overlevende van die tijd die kan of

wil bewijzen dat Brezjnev onder druk is gezet om te besluiten Tsjecho-

Slowakije binnen te vallen, aldus Williams. De rivaliteitthese van Valenta

is volgens Williams na de vrijgave van archiefmateriaal niet adequaat

genoeg om de reden tot interventie te verklaren.

In het boek van de historica Karen Dawisha The Kremlin and the

Prague Spring uit 1984 worden de gebeurtenissen voor en de

beslissingen die tot de invasie in Tsjecho-Slowakije hebben geleid

beschreven.10 Tevens worden de beslissingen die Sovjetleiders en hun

tegenstanders, zoals onder anderen Alexander Dubcek maakten

beschreven. Dawisha is van mening dat de gebeurtenissen in 1968

8 R. M. Cutler, ‘The Formation of Soviet Foreign Policy: Organizational and Cognitive Perspectives’, World Politics 34 (1982), 418-436.9 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 31.10 K. Dawisha, The Kremlin and the Prague Spring (Berkeley 1984).

5

Page 6: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

verdeeld kunnen worden over drie perioden; precrisis (22 maart- 4 mei),

crisis (5 mei- 20 augustus), en de postcrisis (begin van de invasie).

Tijdens deze perioden zijn er volgens Dawisha nog vele andere

beslissingen gemaakt door de Sovjetleiders die gerelateerd waren aan de

crisis, maar hier zal later in dit onderzoek op terug gekomen worden.

Dawisha had tijdens haar onderzoek in 1984 met hetzelfde

probleem te kampen als Valenta, ook zij had geen toegang tot de

Sovjetarchieven. Desalniettemin geeft ze aan dat de Sovjetleiders de

situatie in Tsjecho-Slowakije beschouwden als een crisis die onderdrukt

moest worden. Ze staat niet achter de these van Valenta dat er

onderlinge strubbelingen waren in de bureaucratieën, maar geeft wel aan

dat ze, net als Valenta, de veronderstelde Politburo vergadering op 16-17

augustus als primair beschouwd en dat er tevens binnen de elite van de

Sovjet Unie een strubbeling aanwezig was en niet onder de verschillende

bureaucratieën van het Politburo.11

Om de Sovjetinval te verklaren heeft Dawisha details uit eerdere

onderzoeken aangehaald, onder andere uit de werken van historici

Gordon Skilling, Zdenek Mlynar en Jiri Valenta. Hiermee lijkt het alsof

haar werk een herhaling is van eerdere werken. Maar doordat Dawisha in

1984 voor haar onderzoek nooit eerder onderzochte bronnen heeft

gebruikt zoals vrijgegeven rapporten van de Amerikaanse geheime dienst

en interviews met de vooraanstaande Tsjech Mlynar en met experts van

de Amerikaanse geheime dienst heeft ze een nieuwe theorie toegevoegd

aan de eerdere werken.

Zo stelt ze dat er tussen maart en augustus 1968 wel vijftien

verschillende oplossingen zijn bedacht door de leden van het Politburo

om de crisis in Tsjecho-Slowakije in de hand te houden. Die oplossingen

gaan van een totale non-interventie tot directe militaire Sovjetcontrole

over Tsjecho-Slowakije.12 Tevens stelt ze dat er een kern van

communistische Politburo leden was die de verantwoordelijkheid hadden

over de voorbereiding en het managen van de interventie, waaronder

11 Ibidem, 283-287, 362-366.12 Ibidem, 76-80.

6

Page 7: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Leonid Brezjnev, Aleksei Kosygin, Nikolai Podgorny, Mikhail Suslov en

Petr Shelest.

Doordat er voor Dawisha nieuw bronnenmateriaal beschikbaar was

heeft ze deze Politburo leden onderzocht naar de verschillende

individuele posities die ze aannamen bij de alternatieven die werden

geboden op de interventie. Zo stelt Dawisha dat Shelest, de secretaris

van de Communistische Partij van Oekraïne, de grootste voorstander was

van interventie en dat Kosygin, de premier van de partij, de grootste

tegenstander was van interventie. Volgens Dawisha is dit haar bewijs dat

er geen onderlinge strubbeling bestond tussen de verschillende

bureaucratieën van het Politburo maar wel tussen de elites van de Sovjet

Unie en geeft aan dat de these van Valenta geen bewijzen biedt om

overeind te blijven staan.

Williams haalt onder anderen Jiri Valenta en Karen Dawisha aan in

zijn onderzoek en stelt dat er geen bewijs is gevonden in het vrijgegeven

archiefmateriaal om de theses van deze twee historici te ondersteunen,

maar geeft een eigen verklaring voor het besluit tot interventie, namelijk

dat de partij van Dubcek en Dubcek zelf onbetrouwbaar leken te zijn

volgens de Sovjet Unie omdat Dubcek zijn Utopia met het socialisme met

‘een vriendelijk gezicht’ niet wilde opgeven. Dit was een te grote

bedreiging voor het reguliere communisme zodat interventie volgens de

Sovjetleiders de enige en de laatste oplossing was om hun macht te

behouden.13 Maar wat waren de gevolgen van deze interventie?

§2 Gevolgen van operatie Donau

Toevallig was tijdens de interventie het partijpresidium samen en kon zij

accuraat de situatie beoordelen. Het partijpresidium veroordeelde deze

daad, zij zagen het als een schending van de betrekking tussen de

socialistische staten en de fundamentele beginselen van het

internationale recht. Verder riep ze de bevolking op tot geweldloos

13 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 38.

7

Page 8: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

verzet.14 Dit geweldloze verzet werd werkelijkheid. De bevolking

verwijderde alle oorspronkelijke straatnamen om de soldaten het moeilijk

te maken hun weg te vinden, tevens werden alle telefoonboeken uit de

openbare telefoonhokjes verwijderd. Deze acties zorgden voor een

duidelijke demoralisatie bij de Sovjettroepen.15

Volgens Williams had de interventie van de Sovjettroepen korte en

lange termijngevolgen die onbedoeld waren. Een van de korte

termijngevolgen was de eliminatie van conservatieve politici die de

invasie voorstonden. Een van de lange termijngevolgen was dat het veel

politici en burgers ervan overtuigde dat het Sovjetbestel niet met

matigheid te transformeren viel maar dat er alleen een transformatie

gerealiseerd kon worden met het gebruik van geweld.16 Dit werd volgens

Williams door de Sovjetleiders gezien als een bedreiging tegen de ‘veilige

socialistische bunker’.

Williams stelt dat de Sovjetinterventie is mislukt. De Sovjettroepen

werden door de Tsjechoslowaakse burgers tegengewerkt en de

bevoorrading van voedsel stortte in ondanks de maandenlange

voorbereiding. Hierdoor moesten de bezetters om voedsel en water

smeken bij de burgers van het bezette Tsjecho-Slowakije. Williams geeft

aan dat ook de technische kant van de interventie gedoemd was te

mislukken. Zo liepen de Sovjetbezetters constant achter de feiten aan van

het communicatienetwerk van het land. En zo konden ze niet voorkomen

dat een radiostation de veroordeling van het partijpresidium van de

invasie uitzond en hiermee de samenleving weer de hoop en reden gaf om

zich (zonder geweld) te verzetten.17

Na de Sovjetinval werden er vele arrestaties verricht onder de

hervormers. Zo stelt historicus Eidlin in zijn boek The Logic of

‘Normalization’ uit 1980, dat deze arrestaties in eerste instantie niet

gepland waren.18 Dubcek, samen met Simon, Spacek en Smrkovsky

14 M. P. van den Heuvel, H. Renner, Groeten uit Praag: Tien jaar na de Praagse Lente: Dubcek-Husák, charta 77 (Amsterdam 1978), 41.15 Ibidem, 65.16 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 113.17 Ibidem, 128.18 F. Eidlin, The Logic of ‘Normalization’: The Sovjet Intervention in Czechoslovakia of 21 August 1968 and the Czechoslovak Response ( New York 1980).

8

Page 9: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

werden pas tien uur nadat de invallers het regeringsgebouw in Praag

hadden bereikt gearresteerd. Daar zaten de vier te wachten op de

Sovjetbonzen om in overleg te gaan. Dubcek was nog steeds in de

veronderstelling dat onderhandeling een oplossing kon bieden en tot die

tijd wilde hij geen verzet bieden tegen de gevreesde Sovjetinvasie. Het

werd de Sovjetleiders duidelijk dat Dubcek zijn Actie Programma niet op

wilde geven en gingen uiteindelijk over tot arrestaties.19

Volgens Williams was de arrestatie van Dubcek een opluchting voor

de Tsjechoslowaakse bevolking omdat het zo het verzet kon voortzetten

tegen de Sovjetbezetters.20

Tussen 23 en 26 augustus werden verschillende ronden van

onderhandelingen gevoerd tussen de twee partijen in het Kremlin. Het

werd volgens historicus Hans Renner duidelijk dat een deel van de

delegatie klaar was om een compromis te sluiten, zo stelt hij in zijn

artikel uit 1993, ‘Praagse Lente toen en thans’.21 President Svoboda leek

de Russen zelfs tegemoet te willen komen. Svoboda leek volgens Renner

meer een soldaat die in militaire categorieën dacht dan op een politieke

leider. Zijn neiging tot concessies verzwakte de positie van Dubcek en

van de anderen die minder toegevingen wilden doen.22

De Tsjechoslowaakse burgers waren volgens Renner geschokt na

deze brute inval en stonden achter Dubcek die zelf nog steeds in het

communisme geloofde, maar dan wel met democratische elementen. Hier

spreekt Renner Williams tegen. Volgens Williams was de

Tsjechoslowaakse samenleving opgelucht door de arrestatie van Dubcek.

De Sovjet-Unie moest uiteindelijk volgens Renner goede argumenten

bedenken voor de interventie, een motief. Ze baseerden de interventie op

de Marxistisch-leninistische ideologie. Moskou bedacht een nieuwe

theorie die nu beter bekend staat als de Brezjnevdoctrine. Dit betekende

dat het voor de Sovjet-Unie gelegitimeerd was om elk communistisch land

te bezetten als ze geloofden dat het socialisme hier bedreigd werd.23 19 Ibidem, 65.20 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 123.21 H. Renner. Praagse Lente toen en thans. Mislukte hervorming binnen het systeem, Internationale Spectator 47 (Amsterdam 1993) 7-8, 374-381.22 Ibidem, 375.23 Ibidem.

9

Page 10: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Het grootste gevolg van de Sovjetinterventie was wel het

normalisatieproces, een proces waarmee alle behaalde hervormingen van

Dubcek teniet werden gedaan. In de tijd voor en tijdens de

Sovjetinterventie had Dubcek de meerderheid van de Tsjechoslowaakse

samenleving achter zich staan. Een dergelijke zestig procent van de

samenleving was erg tevreden met de visie van het Actie Programma,

terwijl een dergelijke twintig procent een meer radicaler programma

voorstond en uiteindelijk maar zeventien procent van de

Tsjechoslowaakse samenleving wilde helemaal geen hervorming.24

Hieruit kan geconcludeerd worden dat het merendeel van de

samenleving de hervormingen van Dubcek voorstond. Maar hoe kan het

dan zo zijn dat de samenleving van Tsjecho-Slowakije zich aanpaste aan

het normalisatieproces van de Sovjets? En minimaal verzet toonden tegen

het regime van de opvolger van Dubcek, Gustav Husak? Hoe kan

verklaard worden dat normalisatie geïnstalleerd werd in een samenleving

waarin de meerderheid de hervorming van het communisme voorstond?

§3 Normalisatie

Op 27 augustus mochten alle delegatieleden vanuit Moskou naar hun

land terugkeren. De bevolking reageerde uitgelaten omwille van hun

terugkeer maar had gemengde gevoelens. Ze vroegen zich af wat er in

het Kremlin besproken was, in hoeverre hun leiders de druk hadden

weerstaan en hoeveel toegevingen ze hadden gedaan.25

De samenleving vreesde het ergste volgens van den Heuvel en Renner.

Beide partijen ondertekenden tijdens de onderhandelingen een protocol.

Dit document staat nu bekend als ‘het geheime protocol van Moskou’. De

Tsjechoslowaakse delegatie werd volgens van den Heuvel en Renner

onder druk gezet dit te ondertekenen.26

Dubcek, Mlynar en Kriegel weigerden volgens historicus Kun in zijn

boek Prague Spring- Prague Fall, Blank Spots of 1968 uit 1999 in eerste

24 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 39.25 M. P. van den Heuvel, H. Renner, Groeten uit Praag, 84.26 Ibidem, 84-89.

10

Page 11: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

instantie het protocol te ondertekenen. Dubcek en Mlynar gaven

uiteindelijk toch toe en tekenden op het laatste moment. Mlynar hield het

verzet tegen het ondertekenen het langst vol maar bezweek uiteindelijk

onder de druk en een preek van Husak. Kriegel bleef weigeren en

tekende niet, hij was oorspronkelijk niet aanwezig bij de

onderhandelingen en bleef opgesloten in de buurt van het Kremlin.27

Op 27 augustus richtte Dubcek zich tot de Tsjechoslowaakse

samenleving en zijn toespraak gaf hen volgens van den Heuvel en Renner

een sprankje hoop. Hij verzekerde hun dat de ingeslagen weg van

hervormingen verder gezet zou worden, maar de bevolking werd tevens

verzocht zich neer te leggen bij de toenmalige situatie, namelijk de

bezetting van het Tsjechoslowaakse grondgebied en het

normalisatieproces. Dubcek kon niets anders dan dit verkondigen, want

hij was gebonden aan het geheime protocol wat inhield dat de

troepenmacht bleef tot de bedreiging voor het socialisme verdwenen

was.28

Volgens Kun was het duidelijk dat tijdens de periode na de

bezetting het woord ‘normalisering’ voor beide partijen het streefdoel

was maar dat de interpretaties daarvan verschillend waren.29 Voor de

Tsjechoslowaakse samenleving hield dit het einde van de bezetting van

hun land in, terwijl het voor de Russen inhield dat er gebroken werd met

de hervormingspolitiek en dat de bedreiging tegen de zogenaamde

‘veilige socialistische bunker’ ophield te bestaan. De ergernis groeide

volgens Kun en de Tsjechoslowaakse eis was duidelijk, de

Tsjechoslowaakse bevolking wilde dat de bezettingslegers zich

terugtrokken en dat de politiek werd verder gezet zoals in het Actie

Programma was opgesteld.

Volgens Skilling, auteur van het boek Czechoslovakia’s Interrupted

Revolution uit 1984, gingen de genomen maatregelen niet ver genoeg

voor de Russen. Zij zagen geen normalisering van de Tsjechoslowaakse

situatie naar hun termen. Dubcek werd onder zware druk gezet en

27 M. Kun, Prague Spring- Prague Fall, Blank Spots of 1968, (Boedapest 1999) 112.28 Ibidem, 88-90.29 M. Kun, Prague Spring- Prague Fall, 125.

11

Page 12: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

verplicht tot nieuwe concessies. Op 16 oktober 1968 werd in Praag ‘het

verdrag over de voorwaarden voor de tijdelijke belegering van de

Sovjettroepen op het grondgebied van Tsjecho-Slowakije’ ondertekend.

Dit document vernietigde elke hoop op een vroegtijdige terugtrekking

van de bezettingstroepen. In het verdrag was geen enkel spoor van een

opgegeven tijdslimiet, noch van een opzeggingsclausule. In de praktijk

betekende dit dat de Russen Tsjecho-Slowakije konden bezetten zolang zij

dit nodig achtten.30 Skilling geeft met de titel van zijn boek aan dat de

revolutie van Dubcek is onderbroken. Het lijkt alsof hij hiermee wil

zeggen dat de hervormingen na het vertrek van de Sovjettroepen

voortgezet konden worden, al geeft hij hier in zijn boek geen enkele notie

van.

Volgens Williams ontstond er na de Sovjetinval een week lange non-

agressieve verzetscampagne van burgers die door veel specialisten

omschreven wordt als de meest belangrijke poging van burgerlijk verzet

voor nationale verdediging en de meest dramatische zaak van een non-

agressieve actie tegen een buitenlandse agressor die de wereld heeft

gekend.31 Dit bewijst volgens Williams dat de Tsjechoslowaakse burgers

wel degelijk verzet toonden in tegenstelling met wat andere studies

aantonen.

Volgens Vladimir Kusin, auteur van het boek From Dubcek to

Charter 77 uit 1978, heeft de Tsjechoslowaakse samenleving zich

aangepast aan het normalisatieproces in ruil voor sociale en economische

zekerheid.32 Volgens Williams is deze visie controversieel omdat de

Sovjet- en tevens de Tsjechoslowaakse leiders tijdens het

normalisatieproces niet in staat waren deze sociale en economische

zekerheid te bieden. Dit wist de samenleving volgens Williams ook. De

economische bloei waar Kusin het over heeft kwam pas na 1970 op gang,

dus de sociale en economische beloftetheorie van Kusin kan volgens

Williams geen verklaring zijn voor de medewerking van de

Tsjechoslowaakse samenleving.

30 H. G, Skilling, Czechoslovakia’s Interrupted Revolution, (Princeton 1984) 771-775.31 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 42.32 V.V. Kusin, From Dubcek to Charter 77. A study of Normalization in Czechoslovakia 1968-1978 (Edinburgh 1978).

12

Page 13: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Vele Westerse onderzoekers hebben voor 1989 onderzoek gedaan

naar de politieke cultuur van het Oostblok om de medewerking van de

Tsjechoslowaakse samenleving te verklaren. Historicus Gordon Skilling

geeft in zijn publicatie, ‘Stalinism and Czechoslovak Political Culture’ uit

1977, een bijna pessimistische verklaring voor de medewerking. Hij zag

de medewerking met de Sovjets in eerste instantie als iets wat van binnen

de samenleving opkwam en dat later door de Sovjets werd opgelegd.33

Volgens Jacques Rupnik vond de medewerking zijn wortels bij de

Tsjechische arbeidersklasse dankzij de economische depressie van de

jaren ’30.34 Milan Simecka komt in zijn boek, ‘The Restoration of Order’

uit 1984, met een culturele uitleg dat iedere Europeaan hetzelfde zou

hebben gereageerd tijdens een dergelijke overheersing.35 De Tsjechische

historicus Vilem Precan geeft aan dat de coöperatie van de

Tsjechoslowaakse samenleving geheel te wijten is aan demoralisatie. De

samenleving was zo teleurgesteld in zijn leiders, dat het uiteindelijk wel

meewerkte. Daarna nam angst de overhand, angst voor het afnemen van

de sociale zekerheid die de agressor bood.36

Williams, die wel toegang had tot de vrijgegeven archieven toont

aan dat de motieven voor medewerking en verzet van de

Tsjechoslowaakse samenleving nooit met zekerheid vastgesteld kunnen

worden. Wel gaat hij verder met de these van Precan en toont aan dat de

reformateurs van de partij van Dubcek wel degelijk op de hoogte waren

dat de Sovjets een invasie aan het voorbereiden waren. Dus de

Tsjechoslowaakse samenleving was teleurgesteld in zijn representanten

en wist uiteindelijk wat ze te wachten stond, de periode van voor de

reformatie was weer aangebroken en medewerking was de laatste veilige

optie.37

33 H. G. Skilling, ‘Stalinism and Czechoslovak Political Culture’, Stalinism: Essays in Historical Interpretation (New York 1977).34 J. Rupnik, ‘The Roots of Czech Stalinism’ Culture, Ideology, and Politics: Essays for Eric Hobsbawm ( Londen 1982) 310.35 M. Simecka, The Restoration of Order: The Normalization of Czechoslovakia, 1969-1976 (Londen 1984) 151,162.36 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 45.37 Ibidem, 46.

13

Page 14: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Maar welke rol speelde Alexander Dubcek in dit politieke

machtsspel? Was hij een collaborateur of antagonist tijdens de

roemruchtige Sovjetpolitiek? Was hij koning of pion in dit politieke

schaakspel? Wat wel met zekerheid vastgesteld kan worden is dat Dubcek

een cruciale rol heeft gespeeld in de periode 1968-70.

§4 Alexander Dubcek; koning of pion?

Na de val van de Berlijnse muur in 1989 zijn er vele archieven

vrijgekomen over belangrijke interne en externe besluiten van politieke

leiders, de Tsjechoslowaakse geheime dienst en de KGB. De Praagse

Lente kwam hierdoor naar voren als een revolte met vele gezichten.

Tevens kwam de politieke positie van Dubcek hierdoor in een ander licht

te staan. Dubcek krijgt in de meer recentere literatuur (literatuur na

1989) een zwakkere politieke positie toebedeeld dan dat de eerdere

literatuur (literatuur voor 1989) doet beweren.

Zoals eerder is beschreven stelt Dawisha dat er nog vele andere

beslissingen zijn gemaakt door de Sovjetleiders die gerelateerd waren

aan de crisis dan alleen in de drie tijdsperioden van precrisis, crisis en de

postcrisis. De eerste werd volgens Dawisha genomen op 22 maart, dit

was de oproep aan de Sovjetblokken om naar een conferentie te komen in

Dresden. De laatste werd genomen op 24 of 25 augustus, waarbij

besloten werd dat de Tsjechoslowaakse leiders (waaronder Dubcek) een

gezamenlijk protocol moesten ondertekenen samen met de Sovjetleiders

waarin beschreven stond welke stappen er ondernomen moesten worden

om het normalisatieproces in gang te zetten, het ‘geheime protocol van

Moskou’.38

De bepalingen van dit ‘geheime protocol’ waren zo vaag opgesteld

dat het de Russen de kans gaf om steeds nieuwe eisen te kunnen

formuleren. De Sovjet-Unie zou dus doorgaan tot de hele

hervormingsbeweging vernietigd was. Volgens Dawisha stond Dubcek

onder grote druk van de Sovjetleiders om normalisatie door te voeren en

38 Dawisha, The Kremlin and the Prague Spring, 37, 275.

14

Page 15: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

er werd een nog grotere druk op hem uitgeoefend door de conservatieven

in zijn partij. Dubcek werd volgens Dawisha gedwongen om dit

normalisatieproces in gang te zetten.39

Volgens Gil Eyal, de auteur van het boek The Origins of

Postcommunist Elites uit 2003, speelde de druk van de Sovjets en

conservatieven inderdaad mee in dit proces maar volgens Eyal was het

punt dat Dubcek één van de elites was nog belangrijker. Het boek van

Eyal tracht de breuk van Tsjecho-Slowakije in 1993 te verklaren door

terug te gaan naar de Praagse Lente van 1968, waar het politieke proces

van de breuk is begonnen.40 Volgens Eyal is de breuk van Tsjecho-

Slowakije veroorzaakt door een worsteling tussen twee fracties in de

‘new class’ die bestond uit intellectuelen en technocraten. De

gebeurtenissen van de Praagse Lente hebben er uiteindelijk toe geleid

dat Tsjechische en Slowaakse leden van deze ‘new class’ verschillende

identiteiten en interesses ontwikkelden en dat ze verschillende ideeën

hadden van een postcommunistische samenleving.

Volgens Eyal was Dubcek één van de ‘new class’, en had hij vele

vrienden onder intellectuelen en technocraten die hem zijn gehele

politieke carrière van cruciale informatie hebben voorzien. Dubcek geeft

zelf ook toe dat zijn vooraanstaande vrienden hem van cruciale informatie

hebben voorzien; ‘ (….)my friends always found ways of informing me

about significant developments’.41

Volgens Eyal werden de individuele beslissingen van Dubcek

genomen vanuit een andere agenda, een ander centrum dan de reguliere

politieke agenda die werd gedefinieerd door het spel van de ‘upper class’.

Zo kon Dubcek beslissingen nemen waardoor hij zichzelf niet zou

benadelen.

Williams stelt dat de reformatie van Dubcek gedoemd was te

mislukken en nooit gerealiseerd kon worden omdat het socialistische

systeem van die tijd, met name dankzij het totalitaire regime niet te

reformeren viel. Volgens Williams leden Dubcek en zijn partij aan de 39 Ibidem, 341-367.40 G. Eyal, The Origins of Postcommunist Elites. From Prague Spring to the Breakup of Czechoslovakia, (Minnesota 2003).41 G. Eyal, The Origins of Postcommunist Elites, 93.

15

Page 16: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

illusie van soevereiniteit. Tevens waren de reformisten niet zo heldhaftig,

visionair en briljant zoals ze vaak overkomen in eerder beschreven

literatuur voor 1989. Volgens Williams is het bewijs hiervoor dat vele

reformisten, waaronder Dubcek, zich lieten overhalen tot het tekenen van

het ‘geheime protocol van Moskou’. En daardoor liet Dubcek tevens de

Sovjettroepen binnen op Tsjechoslowaakse bodem. Dubcek vroeg volgens

Williams om de reformatie van het socialisme en het verdwijnen van het

censorschap, maar hij vroeg niet naar een multipartijsysteem die

waarschijnlijk wel een oplossing kon bieden.42

De reformatieperiode van Dubcek was een korte, maar wel een

periode die indruk heeft gemaakt bij zowel de Tsjechoslowaakse

samenleving als bij de politici van Tsjecho-Slowakije en de USSR. Dubcek

had tijdens zijn regeerperiode in zijn partij politici achter zich staan die

net als hem een verandering in het socialisme voorstonden, maar ook

tegenstanders die het conservatieve socialisme voorstonden. Uit de

vrijgegeven archieven na 1989 is duidelijk geworden dat er veel

voormalige reformateurs uiteindelijk hebben meegewerkt om het

normalisatieprogramma op te zetten en uit te voeren.43 Waar het voor de

historici voor de val van de Berlijnse Muur giswerk was, is het voor de

historici na de val van de Berlijnse Muur duidelijk geworden hoe het

proces van collaboratie is gelopen.

Williams verdeelt deze collaborateurs in vier groepen; de drie

meest invloedrijke groepen waren de centrale politici onder de

reformatoren zoals Dubcek, die ongewild normalisatie doorvoerde om

elementen van zijn reformistische regeerperiode te redden;

collaborateurs die in de directe maanden na de Sovjetinvasie plots tegen

de veranderingen van Dubcek waren, deze personen noemt Williams

‘realisten’; en de groep collaborateurs die eerst een coalitie vormden om

president Novotny ten val te brengen en minimale veranderingen

voorstonden, maar die na de Sovjetinval voorstanders werden van het

normalisatieproces. Deze groep noemt Williams ‘neo-conservatieven’. De

laatste groep collaborateurs waren de conservatieven van de partij, deze

42 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 224. 43 Ibidem, 46-48.

16

Page 17: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

waren vanaf het begin al tegen de verandering van het socialisme. Deze

groep noemt Williams de ‘ultras’ of ‘supernormalizers’.44

Wat volgens Williams het meest verbazingwekkende is aan de

politieke periode vanaf Dubcek tot Husak is dat het elitaire lidmaatschap

van het Centraal Comité niet veranderd is. Het was hetzelfde

genootschap dat Novotny ten val bracht, Dubcek op zijn positie plaatste,

unaniem voor het Actie Programma waren, Dubcek van zijn positie

verwijderden en Husak installeerden, het Actie Programma herriepen en

uiteindelijk zichzelf tegenwerkten.45

Williams en Eyal zijn het met elkaar eens dat het elitaire aspect een

hoofdrol speelde. Uiteindelijk zijn er veel mensen gezwicht voor het

normalisatieprogramma om er zelf de vruchten van te plukken. Waar Eyal

en Williams het tevens met elkaar over eens zijn is dat Husak tijdens zijn

regeerperiode eerst een gematigd normalisatieproces voorstond en later

werd gedwongen om met de harde hand te regeren.46 Daar waar Dawisha

en Skilling veronderstellingen boden kunnen Eyal en Williams feiten

bieden door het vrijgegeven archiefmateriaal.47

Op 17 april 1969 werd Gustav Husak de nieuwe eerste secretaris

van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij en verving Alexander

Dubcek. Husak leek eerst een volgeling van Dubcek en zijn hervormingen

te zijn, maar later bleek dat hij eigenlijk zijn eigen politiek voerde los van

Dubcek en tegen Dubcek.48 Tijdens zijn regeerperiode liet hij zich volgens

van den Heuvel en Renner direct gelden. Hij pakte direct de massamedia

aan. Daar, waar onder de censuur van Dubcek nog een kleine vrijheid

was, was Husak onverbiddelijk. Op Dubcek na, die monddood werd

gemaakt, werden alle hervormers uit het partijpresidium gezet. Vanaf mei

1969 zorgde Husak voor grote zuiveringen in de Tsjechoslowaakse

44 Ibidem, 47.45 Ibidem, 47-53.46 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 227 en G. Eyal, The Origins of Postcommunist Elites, 45.47 Dawisha, The Kremlin and the Prague Spring, 380 en H. G, Skilling, Czechoslovakia’s Interrupted Revolution, 522.48 M. P. van den Heuvel, H. Renner, Groeten uit Praag, 108.

17

Page 18: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Communistische Partij. Binnen de twee jaar werden vijfhonderdduizend

leden uit de partij gezet.49

Volgens Williams was Husak in eerste instantie niet van plan om

een dergelijke onverbiddelijke koers te voeren waar hij nu om bekend

staat. Uit vrijgekomen archiefmateriaal blijkt dat Husak het

normalisatieproces geleidelijk wilde invoeren. Zo wilde hij de

Tsjechoslowaakse bevolking overhalen tot normalisatie en niet dwingen

door meer Sovjettroepen op Tsjechoslowaakse bodem te installeren of

door censorschap. Uiteindelijk bleek de gematigde benadering van Husak

naar de Tsjechoslowaakse samenleving niet te werken. Intellectuelen,

academici en studenten hernamen het verzet tegen de hegemonie van de

partij en zo ook tegen Husak. Volgens Williams was dit het cruciale

moment voor Husak om in de zomer van 1969 zijn onverbiddelijke koers

te varen.50 Williams voegt hier wel aan toe dat het nog steeds onduidelijk

is of Husak werd gedwongen om dit beleid te voeren door de Sovjets of

zelf deze beslissing heeft genomen en er achter stond.

Volgens Dawisha is Husak de onverbiddelijke koers ingeslagen uit

eigenbelang en heeft hij in het begin van zijn regeerperiode geen

gematigde normalisatie gevoerd. Voor de Sovjets was dit een grote

opluchting, want nu Tsjecho-Slowakije genormaliseerd werd en

reformateurs hard werden neergeslagen door Husak konden zij zich bezig

houden met de hegemonie over de andere Sovjetlanden.51

Het eerste ‘jubileum’ van de interventie werd volgens Renner

herdacht als ‘de dag van de schande’. De burgers maakten die dag geen

gebruik van openbaar vervoer, restaurants, bioscopen en andere

openbare gelegenheden. Vooral de jeugd hield demonstraties, maar deze

werden hardhandig onderdrukt door de politie en het leger op bevel van

Husak.52

Deze demonstraties gaven Husak de mogelijkheid om een reeks

voorlopige noodwetten af te kondigen die in december 1969 in hun

geheel in het Tsjechoslowaakse Wetboek van Strafrecht werden

49 Ibidem, 111.50 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 227.51 Dawisha, The Kremlin and the Prague Spring, 378-380.52 H. Renner. Praagse Lente toen en thans, 381.

18

Page 19: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

opgenomen. Deze noodwetten kunnen volgens Renner als het definitieve

einde van het korte democratisering- en liberaliseringproces in Tsjecho-

Slowakije gezien worden. Deze noodwetten werden tevens ondertekend

door de ooit hervormingsgezinde Dubcek. Volgens Renner werd Dubcek

wederom gedwongen te tekenen.53

Na 1989 werd het mogelijk voor studenten om zich vrij uit te laten

over het gehele proces van reformatie, normalisatie, onderdrukking en

oppositie. In het boek van Williams wordt een document aangehaald die

is geschreven door studenten van Charles University’s Philosophy Faculty

als reactie op de zelfverbranding van de student Jan Palach die

demonstreerde tegen het normalisatieproces.

‘ We blame the Soviet leadership, that because of its policy

another person, perhaps not the last, has joined the victims of 21

August.

We blame the political leadership of Czechoslovakia, that in

the name of so called political realism, by the pettiness of its policies and

betrayal of once- proclaimed ideals, it has dragged the people of

Czechoslovakia into this situation.

We blame ourselves, that until now we have not found in

ourselves enough strength and resolve for actions that would force

the political leadership to become true representatives of the opinion of

the people’.54

Dit statement bezielt de veroordeling van het normalisatieproces en de

massaprotesten tegen het regime tot 1989, toen er een andere generatie

studenten arriveerde op de universiteit.

53 Ibidem.54 K. Williams, The Prague Spring and its Aftermath, 253.

19

Page 20: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Conclusie

Na dit onderzoek is duidelijk geworden dat na het vrijkomen van

archiefmateriaal nog steeds geen accuraat antwoord gegeven kan worden

over de precieze toedracht van interventie. Kieran Williams geeft met zijn

werk uit 1997 aan dat de these van Jiri Valenta over bureaucratische

strubbeling in het Politburo in de tijd voor de val van de Berlijnse Muur

aannemelijk was, maar dat vrijgegeven archiefmateriaal een andere

verklaring geeft. Namelijk, het verlies van vertrouwen in het Dubcek

team door het Politburo.

Door het gebruik van het vrijgekomen archiefmateriaal krijgt het

werk van Williams een geloofwaardig karakter, maar uiteindelijk zijn niet

alle archieven vrijgegeven en kan er nog steeds geen feitelijk antwoord

gegeven worden op de vraag wat precies de toedracht is geweest van de

Sovjetinterventie.

Volgens Williams ontstond er na de Sovjetinval een week lange non-

agressieve verzetscampagne van burgers die door veel historici uit het

tijdperk na de val van de Berlijnse Muur omschreven wordt als de meest

belangrijke poging van burgerlijk verzet voor nationale verdediging, en

de meest dramatische zaak van een non-agressieve actie tegen een

buitenlandse agressor die de wereld heeft gekend. Waar vele historici het

over eens zijn is dat de Tsjechoslowaakse Communistische Partij het

normalisatieproces veroordeelde, het werd beschouwd als een schending

van de betrekking tussen socialistische staten en de fundamentele

beginselen van het internationale recht.

Na het vrijkomen van archiefmateriaal kwam de politieke positie

van Dubcek in een ander licht te staan. Dubcek krijgt in de meer

recentere literatuur een zwakkere politieke positie toebedeeld dan dat de

eerdere literatuur beweert. Recente literatuur beschrijft wel dat Dubcek

20

Page 21: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

werd gedwongen om bijvoorbeeld Sovjettroepen toe te laten op

Tsjechoslowaakse bodem, maar ze geven tevens aan dat Dubcek en zijn

partijleden lang niet zo revolutionair en heldhaftig waren wat de eerdere

literatuur doet beweren. Gil Eyal beweert zelfs dat Dubcek hulp had van

hooggeplaatste vrienden om zo beslissingen te kunnen maken waardoor

hij zijn bevoorrechte positie zou blijven behouden. Naar mijn mening was

Dubcek een slachtoffer in zijn eigen politieke schaakspel met de Sovjets

en uiteindelijk van koning naar pion gedegradeerd zodat de Sovjets

schaakmat konden behalen met het normalisatieproces.

Wat opvalt, is dat de boeken die na de val van het communisme zijn

geschreven wel een kritischer beeld weergeven van de politieke gevolgen

van de Praagse Lente, maar dat de Praagse Lente nog steeds staat

beschreven als een gebeurtenis die vele gevolgen op zijn naam heeft

staan. Bijvoorbeeld de uiteindelijke val van het communisme, dat meer

dan twintig jaar later gebeurde en de breuk van Tsjecho-Slowakije in

1993.

Naar mijn mening hebben de westerse historici te kampen met een

soort schuldgevoel omdat de NAVO- landen niet hebben ingegrepen

tijdens de bloedstollende lente van 1968. Door dat schuldgevoel krijgen

ze waarschijnlijk de drang om de Praagse Lente als een verlosser van het

communisme te moeten beschrijven omdat de NAVO zich afzijdig heeft

gehouden.55

De Sovjetinterventie was immers een schending van de democratie.

Waarom heeft de NAVO niet ingegrepen? Was dit om de vredige

coëxistentie met de Sovjet Unie en het Warschau Pact niet te schaden?

Een nieuw onderzoek naar de beweegredenen van de NAVO-landen om

niet in te grijpen tijdens en na de Sovjetinterventie en een overzicht van

de voorafgaande besproken onderzoeken, zou een ideaal overzicht geven

van de tot nu toe tot de beschikking zijnde informatie over de Praagse

55 Onder anderen de boeken van Gordon Skilling en Kieran Williams leiden aan een soort mystificatie van de Praagse Lente. Opvallend is dat Williams de NAVO, de Verenigde Staten en het Westen geen significante plaats geeft in zijn onderzoek. De meer recente onderzoeken over de Praagse Lente gaan vooral over het politieke beleid van de Sovjet Unie, Tsjecho-Slowakije en andere Warschau Pact landen en besteden veel minder aandacht (of helemaal niet) aan de rol van de NAVO tijdens deze Oost-West crisis.

21

Page 22: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Lente.56 Maar, daarbij moet wel rekening gehouden worden dat de

literatuur die is geschreven vóór 1989 vaak gebaseerd is op

veronderstellingen. Die veronderstellingen kunnen vandaag de dag nog

steeds niet allemaal met zekerheid vastgesteld worden doordat niet alle

archieven vrijgegeven zijn over de handelingen van de communistische

Sovjetleiders.

De literatuur na 1989 is kritischer ten opzichte van de literatuur

van voor 1989. Maar doordat nog steeds niet alle archieven zijn vrijgeven

blijven sommige gebeurtenissen tijdens de Praagse Lente nog steeds een

mysterie. Tevens weten we niet zeker of het archiefmateriaal dat wel is

vrijgegeven niet geselecteerd is door archivarissen die de opdracht

hebben gekregen om alleen die informatie vrij te geven over de Sovjets

dat zogezegd maar het topje van de ijsberg is. En dat er in de nog

gesloten archieven een heel nieuw mysterie klaar ligt om ontrafeld te

worden.

Literatuurlijst

Bracke. M, ‘The 1968 Czechoslovak Crisis’: Reconsidering its History and

Politics, Contemporary European History, 12.3 (2003) 373-383.

Cutler. R. M, ‘The Formation of Soviet Foreign Policy: Organizational and

Cognitive Perspectives’, World Politics 34 (1982).

56 De NAVO-archieven in Brussel zijn in 1999 vrijgegeven en liggen klaar om kritisch onderzocht te worden.

22

Page 23: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Dawisha. K, The Kremlin and the Prague Spring (Berkeley 1984).

Eidlin. F, The Logic of ‘Normalization’: The Sovjet Intervention in

Czechoslovakia of 21 August 1968 and the Czechoslovak Response (New

York 1980).

Eyal. G, The Origins of Postcommunist Elites. From Prague Spring to the

Breakup of Czechoslovakia, (Minnesota 2003).

Fawn. R, The Czech Republic A Nation of Velvet (Routledge 2000).

Golan. G, Reform Rule in Czechoslovakia: The Dubcek era 1968-1969

(Cambridge 1973).

Heuvel. M. P. van den, Renner. H, Groeten uit Praag: Tien jaar na de

Praagse Lente: Dubcek-Husák, Charta 77 (Amsterdam 1978).

Kaplan. K, Winter into Spring: The Czechoslovak Press and the Reform

Movement 1963-1968 (New York 1977).

Kun. M, Prague Spring, Prague Fall. Blank Spots of 1968 (Boedapest

1999).

Kusin. V, From Dubcek to Charter 77. A study of Normalisation in

Czechoslovakia 1968-1978 (Edinburgh 1978).

Mastny. V, “We are in a Bind”. Polish and Czechoslovak Attempts at

Reforming the Warsaw Pact, 1956-1969, Cold War International History

Project Bulletin, 11 (1998) 230-5.

Mlynar. Z, Nightfrost in Prague. The End of Humane Socialism (New York

1980).

23

Page 24: Historiografisch Werkstuk Praagse Lente

Navratil. J e.a, The Prague Spring’68, ‘A National Security Archive

Documents Reader’(Boedapest 1998).

Ouimet. M.J, The Rise and Fall of the Brezhnev Doctrine in Soviet Foreign

Policy (Londen 2003).

Renner. H, Praagse Lente toen en thans. Mislukte hervorming binnen het

systeem, Internationale Spectator 47 (1993) 7-8, 381.

Rupnik. J, ‘The Roots of Czech Stalinism’ Culture, Ideology, and Politics:

Essays for Eric Hobsbowm (Londen 1982).

Simecka. M, The Restoration of Order: The Normalization of

Czechoslovakia, 1969-1976 (Londen 1984).

Skilling. H.G, Czechoslovakia’s Interrupted Revolution (Princeton 1984).

Skilling. H.G, ‘Stalinism and Czechoslovak Political Culture’, Stalinism:

Essays in Historical Interpretation (New York 1977).

Valenta. J, The Soviet Invasion of Czechoslovakia 1968: Anatomy of a

Decision (Baltimore 1979).

Williams. K, The Prague Spring and its Aftermath. Czechoslovak Politics

1968-1970 (Cambridge 1997).

24