Welkom bij,Inhoudsopgave Kennismaken met LOGO! 1 LOGO! monteren en bedraden 2 LOGO! programmeren 3 LOGO! functies 4 LOGO! parametreren 5 LOGO! Programmamod ule 6 LOGO!-Software 7 Toepassingen 8 Aanhangsels Technische gegevens A Cyclusduur bepalen B LOGO! zonder display C LOGO! Menustructuur D Bestelnummers E Afkortingen F Index LOGO ! Handboek Uitgave 02/2005 A5E00380840-01
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Dit handboek omvat aanwijzingen die u voor uw persoonlijke veiligheid alsmede ter voorkoming van materiëleschade in acht dient te nemen. De aanwijzingen voor uw persoonlijke veiligheid zijn aangegeven door middel vaneen waarschuwingsdriehoek. Bij aanwijzingen voor materiële schade staat geen waarschuwingsdriehoek. De waar-schuwingsteksten worden naar gelang hun gevarenniveau in afnemende volgorde weergegeven.
!Gevaar
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolgzal hebben.
!Waarschuwing
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolgkan hebben.
!Voorzicht
met een waarschuwingsdriehoek betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen licht licha-melijk letsel tot gevolg kan hebben.
Voorzicht
zonder een waarschuwingsdriehoek betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen materiëleschade tot gevolg kan hebben.
Let op
betekent dat het niet inachtnemen van de betreffende aanwijzing een ongewenst resultaat of een ongewenstetoestand kan opleveren.
Wanneer er meerdere gevarenniveaus aanwezig zijn, wordt telkens de waarschuwing voor het hoogste gevarenni-veau aangegeven. Wanneer bij een waarschuwingstekst met waarschuwingsdriehoek geattendeerd wordt op licha-melijk letsel, dan is het mogelijk dat aan dezelfde waarschuwingstekst ook een waarschuwing voor materiëleschade is toegevoegd.
Gekwalificeerd personeel
Het bijbehorende apparaat/systeem mag uitsluitend in combinatie met deze documentatie worden geprogrammeerden in bedrijf genomen. De inbedrijfname en de bediening van een apparaat/systeem mag uitsluitend geschiedendoor gekwalificeerd personeel. Gekwalificeerd personeel volgens de veiligheidstechnische aanwijzingen in dezedocumentatie zijn personen die bevoegd zijn om apparaten, systemen en stroomcircuits volgens de normen van deveiligheidstechniek in bedrijf te nemen, te aarden en te markeren.
Gebruik volgens de voorschriftenHet volgende dient in acht te worden genomen:
!Waarschuwing
Het apparaat mag uitsluitend worden gebruikt voor de in de catalogus en in de technische omschrijving bedoeldetoepassingen en in combinatie met apparaten en componenten van derden die door Siemens zijn geadviseerdresp. toegestaan. De foutloze en veilige bediening van het product betekent deskundig transport, deskundigeopslag, opstelling en montage alsmede een zorgvuldige bediening en onderhoud.
MarkenAlle benamingen die zijn voorzien van het symbool , zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overigebenamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rech-ten van de eigenaar kan schenden.
De inhoud van dit drukwerk hebben wij gecontroleerd op ove-reenstemming met de omschreven hard– en software. Deson-danks zijn afwijkingen niet uitgesloten, waardoor wij niet garantstaan voor de complete overeenstemming. De gegevens in ditdrukwerk worden regelmatig gecontroleerd en noodzakelijkecorrecties zijn opgenomen in de volgende oplagen.
HaftungsausschlussCopyright Siemens AG . All rights reserved.
Het doorgeven en vermenigvuldigen van dit document,het gebruik en de mededeling van de inhoud zijn alleentoegestaan met uitdrukkelijke toestemming van deSiemens AG. In geval van schending van deze bepaling,zal een schadevergoeding verschuldigd zijn. Allerechten voorbehouden, met name voor het verlenen vanpatent of GM–registratie.Siemens AGAutomation and DrivesPostfach 4848, D- 90327 Nürnberg
Siemens AG 2005Technische wijzigingen voorbehouden.
Wij danken u voor de aankoop van LOGO! en feliciteren u met uwbeslissing. Met LOGO! hebt u een logische module gekocht dievoldoet aan de hoge kwaliteitseisen van ISO 9001.
LOGO! is universeel bruikbaar. Door zijn grote functionaliteit entoch zeer gemakkelijke bediening garandeert LOGO! voor nage-noeg elke toepassing een groot rendement.
Doel van het handboek
Dit LOGO!-handboek informeert u over de inbouw, het aanmakenvan het schakelprogramma en de toepassing van
LOGO!-0BA5-toestellen en LOGO!-uitbreidingsmodules alsmedede compatibiliteit tegenover de voorloperversie 0BA0-0BA4(0BAx zijn de vier laatste tekens van het bestelnummer, die deene apparatuurserie van de andere onderscheidt).
Plaatsing in het informatielandschap
Behalve in het handboek bij LOGO! vindt u de bedradingsinforma-ties ook in de productinfo bij LOGO!, die bij ieder toestel gevoegdis. Nadere informatie over de programmering van de LOGO! viade PC vindt u in de online-hulp bij LOGO!Soft Comfort.LOGO!Soft Comfort is de programmeringssoftware voor PC’s. Zeloopt onder Windows, Linux, en Mac OS X en helpt u omLOGO! te leren kennen, schakelprogramma’s onafhankelijk vanLOGO! te schrijven, te testen, uit te printen en te archiveren.
Wegwijzer
Wij hebben dit handboek in 9 hoofdstukken onderverdeeld:• Kennismaken met LOGO!• LOGO! monteren en bedraden
• LOGO! programmeren• De functies van LOGO!• LOGO! parametreren• LOGO! Programma-module (Card)• LOGO!-software• LOGO!-toepassingen• Aanhangsels
LOGO! is de universele logische module van Siemens.LOGO! omvat• de besturing• de bedienings- en display-eenheid met achtergrondver-
lichting• Stroomvoorziening• Interface voor uitbreidingsmodules
• de interface voor programmamodule (Card) enPC-kabel• Kant en klare, in de praktijk gebruikelijke basisfuncties
b.v. voor vertraagd inschakelen, stroomstootrelais ensoftwareschakelaar
• tijdschakelklok• digitale en analoge merktekens• alsook in- en uitgangen naargelang het type van appa-
raat.Dat kan LOGO!
Met LOGO! lost u de taken op in de huis- en installatietech-niek (b.v. trappenhuisverlichting, buitenverlichting, zonwe-ring, rolluiken, etalageverlichting e.v.a.m.), in de schakel-kastbouw en in de werktuig- en apparatuurbouw (b.v.poortbesturingen, ventilatiesystemen, bedrijfswaterpom-pen, e.v.a.m.).
Bovendien kan LOGO! voor speciale besturingen van ser-res of broeikassen, voor de signaalvoorverwerking voorbesturingen en door de aansluiting van een communicatie-module (bijv. AS-interface) voor een decentrale on-site-be-sturing van machines en processen worden toegepast.
Voor serietoepassingen in de compacte machine- en appa-ratuurbouw, in de schakelkastbouw en in de installatiesec-tor komen speciale varianten voor zonder bedienings- enweergave-eenheid.
LOGO! Basic is verkrijgbaar voor twee spanningsklassen:• Klasse 1v 24V d.w.z. 12 V DC, 24 V DC, 24 V AC
Klasse 2 > 24V d.w.z. 115...240 V AC/DCen dit als:• Variant met display: 8 ingangen en 4 uitgangen.• Variant zonder display: (”LOGO! Pure”): 8 ingangen
en 4 uitgangen.Iedere variant is in 4 delingseenheden (TE) geïntegreerd,heeft een uitbreidingsinterface en stelt u 36 kant–en–klarebasis– en speciale functies voor het aanmaken van hetschakelprogramma ter beschikking.
Welke uitbreidingsmodules zijn er tegenwoordig?
• LOGO! Digitale modules DM8... zijn er voor 12 V DC,24 V AC/DC en 115...240 V AC/DC met 4 ingangen en 4uitgangen.
• LOGO! Digitale modules DM16... zijn er voor 24 V DCen 115...240 V AC/DC met 8 ingangen en 8 uitgangen.
• LOGO! Analoge modules zijn er voor 24 V DC en tendele 12 V DC, met 2 analoge ingangen of met 2
Pt100–ingangen of met 2 analoge uitgangen.Digitale en analoge modules zijn in 2 resp. 4 TE geïnte-greerd en hebben elk twee uitbreidingsinterfaces, zodat eraan elke nog een module kan zijn aangesloten.
• LOGO! Communicatiemodule (CM) AS–interface, dat ineen eigen documentatie uitvoeriger wordt beschreven.De communicatiemodule heeft 4 virtuele in– en uitgan-gen en dient als interface tussen een AS–interface enhet LOGO!–systeem. Met behulp van de module kun-nen 4 databits van de LOGO! Basic naar het AS–inter-face–systeem en/of omgekeerd worden verzonden.
• LOGO! Communicatiemodule (CM) EIB/KNX, dat in eeneigen documentatie uitvoeriger wordt beschreven.CM EIB/KNX is een communicatiemodule (CM) voor deaansluiting van LOGO! op EIB.Het CM EIB/KNX maakt als interface met EIB de com-
municatie met andere EIB–deelnemers mogelijk. Hier-voor wordt in de CM EIB/KNX een projectering opgesla-gen, die aangeeft welke ingangen/uitgangen van LOGO!naar de EIB–bus worden afgebeeld. De betreffende in-gangen/uitgangen kunnen door middel van deLOGO!–functies worden geschakeld.
U hebt de keuze
De verschillende Basic-varianten, uitbreidingsmodules encommunicatiemodules maken u een zeer flexibele en ex-acte aanpassing aan uw specifieke taakstelling mogelijk.LOGO! biedt u oplossingen aan van de kleine huisinstalla-tie via kleinere automatiseringstaken tot aan uitgebreidetaakstellingen met integratie van bussysteem toe (b.v. func-tiemodule ASi).
Iedere LOGO! Basic kan alleen met uitbreidingsmodules
van dezelfde spanningsklasse worden uitgebreid. Dooreen mechanische codering (stiften in de behuizing) wordtverhinderd dat er apparaten met verschillende spannings-klasse op elkaar kunnen worden aangesloten.
Uitzondering: De linker interface van een analoge moduleresp. communicatiemodule heeft een gescheiden poten-tiaal .Daardoor kunnen deze uitbreidingsmodules op apparatenvan verschillende spanningsklasse worden aangesloten.Zie ook hoofdstuk 3.1 ’Opbouw van de modulaire LOGO!’.
Elke LOGO! Basic stelt, onafhankelijk van het aantal aan-gesloten modules, de volgende aansluitingen voor hetaanmaken van het schakelprogramma ter beschikking:
• Digitale ingangen I1 tot I24
• Analoge ingangen AI1 tot AI8
• Digitale uitgangen Q1 tot Q16
• Analoge uitgangen AQ1 en AQ2• Digitaal merkteken M1 tot M24, M8: aanloopmerkteken
bord(1): Daarvan zijn alternatief te gebruiken: 2 analoge ingangen (0 ... 10V) en 2snelle ingangen.(2): 230V-varianten: ingangen in twee groepen van 4. Binnen de groep slechtséén gelijke fase, tussen de groepen verschillende fasen mogelijk.(3): Digitale ingangen kunnen naar keuze P-schakelend of N-schakelendworden bediend.
Op LOGO! kunnen de volgende uitbreidingsmodules wor-den aangesloten:
Sym-
bool
Omschrijving Voorziening Ingangen Uitgangen
LOGO! DM 812/24 R
12/24 V DC 4 digitaal 4 relais elk 5A
LOGO! DM 824
24 V DC 4 digitaal 4 transistor24V / 0,3A
LOGO! DM 824R (3)
24 V AC/DC 4 digitaal 4 relais elk 5A
LOGO! DM 8230R
115…240 VAC/DC
4 digitaal (1) 4 relais elk 5A
LOGO! DM 1624
24 V DC 8 digitaal 8 transistor24V / 0,3A
LOGO! DM 1624R
24 V DC 8 digitaal 8 relais elk 5A
LOGO! DM16230R
115…240 VAC/DC
8 digitaal (4) 8 relais elk 5A
LOGO! AM 2 12/24 V DC 2 analoog0 … 10V of0 … 20mA(2)
geen
LOGO! AM 2PT100
12/24 V DC 2 Pt100
–50 °C tot
+200 °C
geen
LOGO! AM 2AQ 24 V DC geen 2 analoog0 … 10 V DC
(1): geen verschillende fasen binnen de ingangen toegestaan.(2): 0 0 10V, 0 0 20 mA zijn naar keuze aansluitbaar.(3): digitale ingangen kunnen naar keuze P-schakelend of N-schakelendworden toegepast.(4): ingangen in twee groepen van 4. Binnen de groep slechts één gelijkefase, tussen de groepen verschillende fasen mogelijk.
LOGO! is gecertificeerd volgens cULus en FM.• cULus Haz. Loc.
Underwriters Laboratories Inc. (UL) volgens – UL 508 (Industrial Control Equipment) – CSA C22.2 No. 142 (Process Control Equipment) – UL 1604 (Hazardous Location) – CSA–213 (Hazardous Location)APPROVED for use inClass I, Division 2, Group A, B,C, D TxClass I, Zone 2, Group IIC Tx
• FM-goedkeuringFactory Mutual Research (FM) volgensApproval Standard Class Number 3611, 3600, 3810APPROVED for use inClass I, Division 2, Group A, B, C, D Tx
De actueel geldige goedkeuringen vindt u op het type-plaatje van de betreffende module.
!Waarschuwing
Er kan lichamelijk letsel en materiële schade optreden.
Als u in een explosieve omgeving bij lopend bedrijf steek-verbindingen ontkoppelt, dreigt gevaar voor lichamelijk let-sel en materiële schade.
Schakel in een explosieve omgeving LOGO! en de bijbe-horende componenten altijd stroomloos voordat u steek-
verbindingen gaat ontkoppelen.
LOGO! is voorzien van het CE-teken, voldoet aan de nor-men VDE 0631 en IEC 61131-2 en is ontstoord volgensEN 55011, grenswaardeklasse B.
Scheepsbouwgoedkeuring is aangevraagd.• ABS - American Bureau of Shipping
• BV - Bureau Veritas• DNV - Det Norske Veritas• GL - Germanischer Lloyd• LRS - Lloyds Register of Shipping• Class NK (Nippon Kaiji Kyokai)LOGO! kan daardoor zowel in de industriële sector als inen rond het huis worden toegepast.
Aanduiding voor Australië
Onze producten met het nevenstaande teken voldoen aande eisen van de norm AS/NZS 2064:1997 (Class A)
Recycling en verwijdering
LOGO! is op grond van de uitrusting zonder schadelijkestoffen recyclebaar. Voor een milieuvriendelijke recyclingen de verwijdering van uw oud toestel wendt u zich a.u.b.tot een gecertificeerd verwijderingsbedrijf voor elektronischmetaalafval.
De volgende richtlijnen dient u bij de montage en bedradingvan uw LOGO! in acht nemen:• Zorg dat u bij de bedrading van LOGO! alle geldende en
bindende normen toepast. Neem bij de installatie en dewerking van de toestellen de nationale en plaatselijkevoorschriften die hier van toepassing zijn in acht. Infor-meer u bij de plaatselijke overheid over de normen eenvoorschriften die in uw speciaal geval op te volgen zijn.
• Modules mogen uitsluitend in spanningloze toestandworden bedraad resp. wordengemonteerd/gedemonteerd.
• Gebruik voor de betreffende stroomsterkte leidingenmet de juiste doorsnede. U kunt LOGO! van leidingenvoorzien met een doorsnede tussen 1,5 mm2 en2,5 mm2, zie hoofdstuk 2.3.
• Trek de aansluitklemmen niet te vast aan. Maximaal
koppel: 0,5 Nm, zie paragraaf 2.3.• Houd de leidingen altijd zo kort mogelijk. Moeten de lei-dingen toch langer zijn, gebruik dan een afgeschermdeleiding. Leidingen dient per paar aan te leggen: eenneutrale of nulgeleider tezamen met een fasegeleider ofeen signaallijn.
• Scheidt u: – Wisselstroombedrading – Hoogspannings-gelijkstroomstroombedrading met
snelle schakelsequenties – Laagspannings-signaalbedrading. – Het aanleggen van de EIB–buslijn mag ook parallel
aan andere signaallijnen worden uitgevoerd.• Vergewis er u van dat de leidingen de vereiste snoeront-
lasting hebben.• Voorzie leidingen die door de bliksem kunnen worden
getroffen van een geschikte overspanningsbeveiliging.
• Sluit een externe stroomvoorziening niet parallel tot eenDC-uitgang op een uitgangsbelasting aan. Daardoorkan aan de uitgang stroom terugvloeien, voor zover ude opbouw niet hebt voorzien van een diode of van eensoortgelijke blokkering.
• Een veilige werking van het toestel is alleen metgecertificeerde componenten gegarandeerd!
Wenk
LOGO! mag alleen worden gemonteerd en bedraad dooreen deskundig vakman die op de hoogte is van de alge-
meen geldende technische regels en van de voorschriftenen normen die van toepassing zijn en die deze ook in achtneemt.
Waarop u bij de montage moet letten
LOGO! is voor de vaste en gesloten inbouw in eenomkasting of schakelkast bestemd.
!Waarschuwing
Open bedrijfsmiddelen
Dit kan tot dodelijk of ernstig lichamelijk letsel of aanzien-lijke materiele schade leiden.
Modules van een LOGO! zijn open bedrijfsmiddelen. Datwil zeggen dat u LOGO! uitsluitend in een omkasting of in
kasten mag monteren.De toegang tot de omkastingen of kasten mag uitsluitenddoor middel van een sleutel of met een gereedschap mo-gelijk zijn en uitsluitend worden toegestaan aangeïnstrueerde of toegelaten personeelsleden.
De bediening van LOGO! via de voorzijde is te allen tijdetoegestaan.
Het navolgende betoog geldt onafhankelijk van de aard van
de elektronische besturing en van de fabrikanten ervan.Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van de LOGO!–toestellen en –compo-nenten wordt door uitgebreide en kostenveroorzakendemaatregelen in ontwikkeling en productie zo optimaal mo-gelijk uitgevoerd.
Hiertoe behoren:• de keuze van kwalitatief hoogwaardige componenten;
• de worst–case–dimensionering van alle schakelingen;• systematische en computerbestuurde controle van alle
aangeleverde componenten;• burn–in (inbranden) van alle hooggeïntegreerde scha-
kelingen (bijv. processors, geheugenchips enz.);• maatregelen ter voorkoming van statische opladingen
bij werkzaamheden aan of met MOS–schakelingen;• visuele controles op verschillende niveaus bij de pro-
ductie;• thermisch continubedrijf bij verhoogde omgevingstem-
peratuur gedurende meerdere dagen;• zorgvuldige computergestuurde eindcontrole;• statistische evaluatie van alle geretourneerde producten
voor een onmiddellijke uitvoering van corrigerende maa-tregelen;
• controle van de belangrijkste besturingscomponenten
door online–tests (watchdog voor de CPU enz.).Deze maatregelen worden als basismaatregelen aange-duid.
Tests uitvoeren
Desondanks moet ook u voor de veiligheid van uw installa-tie zorgen.
Voor de definitieve ingebruikname van de installatie dient ueen volledige functietest en de noodzakelijke veiligheid-stests uit te voeren.
Plan in de tests ook te voorziene mogelijke fouten in.U voorkomt daardoor dat de installatie of personen gedu-rende het bedrijfsgebruik in gevaar worden gebracht.
Het risicoOveral waar zich voordoende fouten persoonlijk letsel ofmateriele schade kunnen veroorzaken, moeten bijzonderemaatstaven worden toegepast ten aanzien van de veilig-heid van de installatie – en zodoende ook ten aanzien vande situatie. Voor de toepassingen bestaan specifieke, spe-ciaal op de installatie afgestemde voorschriften, die bij deopbouw van de besturing in aanmerking moeten wordengenomen (bijv. VDE 0116) voor verbrandingsinstallaties).
Voor elektronische besturingen met veiligheidsverantwoor-delijkheid richten de maatregelen die men ter voorkomingresp. ter beheersing van fouten dient te nemen, zich naarhet risico dat van de installatie uitgaat. Hierbij zijn de hier-boven vermelde basismaatregelen vanaf een bepaald ge-varenpotentiaal niet meer voldoende. Er moeten aanvul-lende maatregelen worden gerealiseerd en wordengecertificeerd ten aanzien van de besturing.
Belangrijke instructieHet is onontbeerlijk om de in de gebruiksaanwijzingenvoorkomende instructies exact na te leven, omdat door fou-tieve hantering eventueel voorzieningen ter voorkomingvan gevaarlijke fouten buiten werking worden gesteld ofaanvullende bronnen van gevaar worden gecreëerd.
Maximale opbouw van een LOGO! met analoge ingangen(LOGO! 12/24RC/RCo en LOGO! 24/24o)
LOGO! Basic, 4 digitale modulen en 3 analoge modulen (voorbeeld)
LOGO! Basic LOGO!
DM 8
LOGO!
DM 8
LOGO!
DM 8
LOGO!
DM 8
LOGO!
AM 2
LOGO!
AM 2
LOGO!
AM 2
I9...I12 I13...I16 I17...I20 I21...I24
AI3, AI4 AI5, AI6 AI7, AI8
I1......I6, I7, I8
AI1, AI2
Q1...Q4 Q5...Q8 Q9...Q12Q13...
Q16
Aanvullend kunt u nog een analoge uitgangsmodule erin steken
Maximale uitbreiding van een LOGO! zonder analoge ingangen(LOGO! 24RC/RCo en LOGO! 230RC/RCo)
LOGO! Basic, 4 digitale modulen en 4 analoge modulen (voorbeeld)
LOGO! Basic LOGO!DM 8
LOGO!DM 8
LOGO!DM 8
LOGO!DM 8
LOGO!AM 2
LOGO!AM 2
LOGO!AM 2
I9...I12 I13...I16 I17...I20 I21...I24
AI , AI4 AI5, AI6 AI7, AI8
I1 . . . . . . . . . . . I8
AI1, AI2
LOGO!AM 2
Q1...Q4 Q5...Q8 Q9...Q12Q13...
Q16
Aanvullend kunt u nog een analoge uitgangsmodule erinsteken.
Snelle/Optimale communicatie
Wanneer u een optimale en snelle communicatie tussenLOGO! Basic en de verschillende modules wilt veiligstellen,is de samenstelling “eerst digitale modules, dan analogemodules” aan te bevelen (voorbeelden boven).(Uitzondering is de speciale functie regelaar: de voor dewaarde PV gebruikte analoge ingang dient zich op deLOGO! Basic of op een analoge ingangsmodule naast deLOGO! Basic te bevinden.)
Aanbevolen wordt om de CM AS–interface geheel rechtsbuiten aan te brengen. (Bij het uitvallen van deAS–interface–spanning vindt er een onderbreking van decommunicatie plaats in het LOGO!–systeem bij deuitbreidingsmodules, die rechts bij de CM AS–interfaceaangebracht zijn.)
Let op
De CM EIB/KNX moet altijd als laatste module rechts vanLOGO! aangebracht worden, omdat bij de CM EIB/KNXgeen verdere inschakelmodules mogen worden
aangesloten.
2.1.2 Opbouw met verschillende spanningsklassen
Regles
Digitale modules kunt u alleen op toestellen met dezelfdespanningsklasse aansluiten.
Analoge modules en communicatiemodules kunt u aanslui-ten op toestellen met willekeurige spanningsklasse.
U kunt zonder een verandering van het schakelprogrammatwee gelijke DM8–uitbreidingsmodules door eengelijksoortige DM16–uitbreidingsmodule vervangen (enomgekeerd).
Let op
Twee DM8 12/24R kunnen alleen bij eenvoedingsspanning van 24 V DC door een DM16 24Rworden vervangen.
Twee DM8 24R kunnen alleen in de bedrijfsmodus DC,P–schakelend door een DM16 24R worden vervangen.
Alle momenteel beschikbare uitbreidingsmodules zijn volle-dig compatibel met de basismodules van de toestelseries
0BA3 en 0BA4.Het gebruik van de analoge module LOGO! AM 2 AQ metde toestelserie 0BA4 is beperkt tot de daar aanwezigefuncties. Met de toestelserie 0BA3 is de module niet te ge-bruiken.
Voordat u LOGO! aan de wand monteert, dient u deze bo-ringen volgens het aangegeven schema te realiseren.
Boring voor schroef ∅4 mmaandraaimoment van 0,8 tot 1,2 NmLOGO! BasicLOGO!–uitbreidingsmodule met 2 delingseenheden
1 2
1
2
Alle afmetingen in mm
2 2
n x 35,5 +/– 0,2
9 8 + / – 0 , 3
53,5 +/– 0,2 35,5 +/– 0,2
2.2.3 LOGO! van opschrift voorzien
Voor het aanbrengen van opschriften bij de LOGO!–modu-les zijn de grijze rechthoekige vlakken op de modules be-stemd.
Bij uitbreidingsmodules kunt u de grijze vlakken bijv. voorhet aanbrengen van opschriften op de ingangen en uitgan-gen gebruiken. U kunt hierbij een deltafactor van +8 voorde ingangen resp. van +4 voor de uitgangen aangeven,wanneer de basismodule reeds 8 ingangen resp. 4 uitgan-gen heeft.
Om LOGO! te bedraden hebt u een schroevendraaier met
een bladbreedte van 3 mm nodig.Voor de klemmen zijn geen afsluitmoffen vereist. U kuntleidingen tot de volgende dikte gebruiken:• 1 x 2,5 mm2
• 2 x 1,5 mm2 voor elke 2e klemmenkamer
Aansluitdraaimomenten: 0,4...0,5 Nm of 3...4 LBin
Wenk
Na het inbouwen moeten de klemmen worden afgedekt.Om LOGO! voldoende tegen ontoelaatbare aanraking vanonder spanning staande delen te beschermen, dienen denationale normen te worden nageleefd.
2.3.1 Stroomvoorziening aansluiten
LOGO! 230-varianten zijn voor netspanningen met de no-minale waarde 115 V AC/DC en 240 V AC/DC geschikt.LOGO! 24-varianten en 12-varianten zijn voor 24 V DC,24 V AC resp. 12 V DC voedingsspanning geschikt. Lethiervoor op de aansluitinstructies in de bij uw toestel ge-voegde productinformatie alsmede de technische gege-vens in de appendix A resp. van de spanningtoleranties,netfrequenties en stroomopname.
De CM EIB/KNX is als communicatiemodule voor debesturing LOGO! geconcipieerd en moet met eennetspanning van 12/24 V AC/DC worden gevoed. DeAS–interface–bus vergt een specialeAS–interface–netadapter (30 V DC), die de gelijktijdigetransmissie van de data en van de energie voor desensoren op één lijn mogelijk maakt.
Een onderbreken van de stroomtoevoer kan tot gevolghebben dat bijv. bij speciale functies met flankoverbruggingeen bijkomende flank wordt veroorzaakt.De gegevens van de laatste ononderbroken cyclus wordenin LOGO! opgeslagen.
Aansluiten
LOGO! wordt als volgt op het net aangesloten:
L1L+
NM
LOGO! ..... met
DC- voeding
LOGO! ..... met
AC-voeding
Beveiliging met smeltveiligheidindien gewenst (aanbevolen) voor:12/24 RC...: 0,8 A24: 2,0A
EIB/KNX 0,08 A
Bij spanningpieken, varistor (MOV)met min. 20% meer arbeidsspan-ning dan de nominale spanning toe-passen.
ML+ I1 I2 I3 I4 I5 I1 I2 I3 I4L1 N
Wenk
LOGO! is een randgeaard schakelapparaat. Een Veilig-heidsaarddraadaansluiting is niet noodzakelijk.
Veiligheidsschakeling bij wisselspanning
Bij spanningpieken op de voedingslijn kunt u een metaalo-xide-varistor (MOV) toepassen. let erop dat de arbeids-
spanning van de varistor ten minste 20% hoger is dan denominale spanning (b.v. S10K275)
De digitale ingangen van de LOGO! 230 RC/RCo en van
de uitbreidingsmodule DM16 230R zijn in twee groepenonderverdeeld, die elk over 4 ingangen beschikken. Bin-nen een groep moet op alle ingangen dezelfde fase wor-den gebruikt. Verschillende fasen zijn alleen tussen degroepen mogelijk.
Voorbeeld: I1 tot I4 aan fase L1, I5 tot I8 aan fase L2
Bij LOGO! DM8 230R mogen binnen de ingangen geenverschillende fasen worden aangesloten.
Sensoraansluitingen
Aansluiten van gloeilampen, 2–draads–naderingsscha-kelaar (Bero) op LOGO! 230RC/230RCo of LOGO! DM8230R (AC) en LOGO! DM16 230R (AC)
In de volgende afbeelding wordt weergegeven hoe een
schakelaar met gloeilamp op LOGO! wordt aangesloten.De door de gloeilamp stromende stroom laat LOGO! een“1”–signaal herkennen, hoewel het schakelaarcontact nietgesloten is. Wanneer echter een schakelaar wordt gebruiktwaarvan de gloeilamp met een eigen spanningsvoedinguitgevoerd is, doet zich dit gedragspatroon niet voor.
Sensoraansluitingen
Aansluiten van gloeilampen, 2-draad-naderingsschake-
laars (Bero) aan LOGO! 230RC/230RCo of LOGO! DM8230R (AC)
In de volgende afbeelding wordt weergegeven hoe eenschakelaar met gloeilamp op LOGO! wordt aangesloten.De door de gloeilamp stromende stroom laat LOGO! een“1”–signaal herkennen, hoewel het schakelaarcontact nietgesloten is. Wanneer echter een schakelaar wordt gebruiktwaarvan de gloeilamp met een eigen spanningsvoeding
uitgevoerd is, doet zich dit gedragspatroon niet voor.
Als u 2 draad–naderingsschakelaars wilt inzetten, dan
moet u op de ruststroom van de naderingsschakelaars let-ten. Bij bepaalde 2 draad–naderingsschakelaars is de rust-stroom zo hoog dat deze door LOGO! als “1”-signaal wordtherkend. Vergelijk daarom de ruststroom van de naderings-schakelaars met de technische gegevens van de ingangenin de appendix A.
Oplossing
Om dit gedragspatroon te onderukken, dient u Siemens–
componenten met het volgende bestelnummer te gebrui-ken: condensator 3SB 1420–3D. Als alternatief kunt u ookeen x–condensator met 100 nF en 2,5 kV gebruiken.
Dit condensatortype genereert in geval van vernieling eenveilige scheiding. De hoogte van de spanning – waarvoorde condensator geconcipieerd is – moet u zo kiezen datdeze bij overspanning niet wordt vernield!
De spanning tussen N en een ingang I(n) mag bij 230 V ACniet hoger zijn dan 40 V, om een “0”–signaal te garanderen.Op de condensator kunnen ca. 10 gloeilampen wordenaangesloten.
Bij de overgang van schakelstand 0 naar 1 moet schakel-
stand 1 en bij de overgang van 1 naar 0 moet schakelstand0 minstens voor de duur van een programmacyclus contacthebben, alvorens LOGO! de nieuwe schakelstand herkent.
De cyclusduur van de programma-afwerking hangt af vande omvang van het schakelprogramma. In de appendix Bvindt u de beschrijving van een klein testprogramma, waar-door u de actuele cyclustijd kunt bepalen.
Bijzonderheden van LOGO! 12/24 RC/RCo en LOGO! 24/24o
• Snelle ingangen: I5 en I6 Deze varianten hebben ook ingangen voor snelle telpro-cessen (voor–/achterwaartsteller, drempelwaardeschake-laar). Voor deze snelle ingangen gelden de bovenge-noemde beperkingen niet.
Wenk
Zoals bij de voorloper–toestellen (0BA0 tot 0BA4) zijn I5en I6 de snelle ingangen, d.w.z.. dat de transfer van een indeze varianten geschreven schakelprogramma met deprogrammeringssoftware LOGO! SoftComfort zonderdienovereenkomstige verandering naar de nieuwe0BA5–toestellen kan worden gezonden. In tegenstellinghiermee dienen schakelprogramma’s, die in eenLOGO!...L-variant (snelle ingangen I11/I12) geschrevenwerden, te worden veranderd.
Bij de varianten LOGO! 12/24RC/RCo enLOGO! 24/24o kunnen de ingangen I7 en I8 zowel als nor-
male digitale ingangen, alsook als analoge ingangen wor-den gebruikt. Hierbij wordt afhankelijk van het gebruik inhet LOGO!-schakelprogramma beslist hoe de ingang wordtgebruikt.
Onder I7 / I8 kunt u de ingang digitaal gebruiken, terwijl umet de benamingen AI1 en AI2 de ingang analoog kuntgebruiken.
Zie ook hoofdstuk 4.1.
Bij het gebruik van de ingangen I7 en I8 als analogeingangen is alleen het bereik van 0 tot 10 V DCbeschikbaar.
Aansluiten van een potentiometer op de ingangen I7/I8
Om bij een volle omwenteling van de potentiometer 10 Vals maximumwaarde te krijgen, moet onafhankelijk van de
ingangsspanning op de potentiometer nog een voorweer-stand worden voorgeschakeld (zie de volgende afbeel-ding).
De volgende grootheden van de uit te kiezen potentiome-ters en van de bijbehorende voorweerstand worden aanbe-volen:
Spanning Potentiometer Voorweerstand
12 V 5 kW –
24 V 5 kW 6,6 kW
Bij het gebruik van een potentiometer en 10 Vingangsspanning als maximumwaarde moeten bij eenaanwezige ingangsspanning van 24 V via devoorweerstand afvallen, zodat bij een volle omwentelingvan de potentiometer als maximum 10 V wordt afgegeven.
Bij een spanning van 12 V kan dit achterwege blijven.
Zo moeten de sensoren aan LOGO! worden aangesloten:
LOGO! 12/24 ....
L+M
De ingangen van deze toestellen
zijn potentiaalgebonden en hebben
daarom hetzelfde referentiepoten-
tiaal (massa) nodig als de span-
ningsvoorziening.
Bij LOGO! 12/24RC/RCo en
LOGO! 24 kunt u analoge signalen
tussen voedingsspanning en
massa opnemen.
ML+ I1 I2 I3 I4 I5 I8
LOGO! 230 ....
L1
N
L3L2
De ingangen van deze
toestellen zijn in 2 groe-
pen van elk 4 ingangen
samengevat. Verschil-
lende fasen zijn alleen
tussen, niet binnen de
blokken mogelijk.NL1 I1 I2 I3 I4 I5 I6
!
Waarschuwing
Op grond van bestaande veiligheidsvoorschriften(VDE 0110, ... en IEC 61131-2, ... alsmede UL en CSA) ishet niet toegestaan om verschillende fasen op een in-gangsgroep (I1-I4 of I5-I8) van een AC-variante resp. opde ingangen van een digitale module aan te sluiten.
U kunt een weerstandsthermometer Pt100 naar keuze in 2-of 3 geleider-aansluittechniek aan de module aansluiten.
Als u de aansluitmodus 2 geleidertechniek kiest, danmoet u aan de module een kortsluitbrug tussen de klem-men M1+ en IC1 resp. M2+ en IC2 plaatsen. Bij deze aans-luitmodus gebeurt geen correctie van de door de ohmseweerstand van de meetlijn veroorzaakte fout. 1 W gelei-dingsweerstand komt overeen met +2,5°C meetfout.
De aansluitmodus 3 geleidertechniek onderdrukt de inv-loed van de leidinglengte (ohmse weerstand) op het mee-tresultaat.
Schommelende analoge waarden zijn het resultaat van
een niet aanwezige of foutief gemonteerde afschermingvan de verbindingslijn van de analoge waarde–opnemernaar de analoge LOGO!–uitbreidingsmodule AM 2 / AM 2PT100 (opnemerkabel).
Om bij de toepassing van deze uitbreidingsmodulesschommelende analoge waarden te voorkomen, dient uals volgt te werk te gaan:
• Gebruik alleen opnemerkabels met een kabelscherm.
• Kort de opnemerkabel zo ver mogelijk af. De opnemer-kabel mag niet langer dan 10 m zijn.
• Klem het scherm van de opnemerkabel slechts éénzij-dig en alleen aan de PE–klem van de uitbreidingsmo-dule AM 2 / AM 2 PT100 / AM 2 AQ vast.
• Verbind de massa van de opnemervoeding met de PE–klem van de uitbreidingsmodule.
• Vermijd het gebruik van de LOGO!–uitbreidingsmodule
AM 2 PT100 aan een niet geaarde (potentiaalvrije)stroomvoorziening. Wanneer dit niet kan worden voor-komen, verbind dan de negatieve uitgang / massa–uit-gang van de stroomvoorziening met het kabelschermvan de meetlijnen van de weerstandsthermometer.
De uitgangen van LOGO! ...R... zijn relais. De contactenvan de rellais zijn van de spanningsvoorziening en van deingangen potentiaalgescheiden.
Voorafgaande vereisten voor relaisuitgangen
Aan de uitgangen kunnen verschillende belastingen wor-den aangesloten zoals bijv. lampen, TL-buizen, motoren,schakelaars enz. Voor de vereiste eigenschappen van deaan LOGO! ...R... aangesloten belasting zie appendix A.
Aansluiten
Dan sluit u de last op LOGO! ...R... aan:
Beveiliging met een veiligheidsschakelaar van maximaal 16 A, karakteristiekB16, bijv.: vermogensbeveiligingsschakelaar 5SX2 116-6 (indien gewenst)
Bij LOGO!-varianten met transistoruitgangen ontbreekt inde typeaanduiding de letter R. Daaraan kunt u ze herken-
nen. De uitgangen zijn tegen kortsluiting en overbelastingbeveiligd. Een gescheiden voeding van de belastingsspan-ning is niet noodzakelijk, aangezien LOGO! de stroomvoor-ziening van de belasting overneemt.
Voorafgaande vereisten voor transistoruitgangen
De aan LOGO! aangesloten belasting moet de volgendeeigenschappen hebben:• De maximale schakelstroom bedraagt per uitgang 0,3
ampère.Aansluiten
De belasting dient als volgt aan de LOGO! met transisto-ruitgangen te worden aangesloten:
Via de toets “Prog ↓” kunt u de CM EIB/KNX in de pro-grammeringsmodus zetten.
Let op
De toets “Prog ↓” mag niet te sterk worden ingedrukt.
Als de busverbinding OK is, brandt de LED in de kleurgroen.
In de programmeringsmodus brandt de LED in de kleuroranje.
Netwerkvorming op de EIB –bus
De CM EIB/KNX neemt de communicatie tussen LOGO! enEIB over en stelt voor de communicatie via EIB in–/uitgan-gen ter beschikking.
De toepassing van de CM EIB/KNX vult het completeLOGO!–procesbeeld op, d.w.z. in– resp. uitgangen die opLOGO! niet bezet zijn, kunnen via EIB worden bezet.
Let op
Uitvoerige informatie over de netwerkvorming van LOGO!op de EIB –bus vindt u in de documentatie bij de LOGO!CM EIB/KNX, met name in de Micro Automation Set 8.
Om het adres van de module op de AS-interface-bus tekunnen instellen, heeft u een adresseertoestel nodig.
Geldige adressen zijn 1 t/m 31. Gebruik ieder adres slechtséén keer.U kunt het adres voor of na de montage/bedrading instel-len.Indien de module in ingebouwde toestand via de adres-seerbus dient te worden geadresseerd, dient vooraf deAS–interfacespanning te worden uitgeschakeld. Dit is opgrond van de veiligheid van de installatie noodzakelijk.
Voor de aansluiting op de AS–interface–bus heeft u eenvoor communicatie geschikte LOGO!–variant nodig:
• LOGO!–basismodule + CM AS–interface.Om data via de AS–interface–bus van en naar LOGO! tezenden, heeft u bovendien• een AS–interface–stroomvoorziening en• een AS–interface–master nodig (bijv. S7–200 met
CP243–2 of een DP/AS–I link 20 E).
LOGO! kan alleen als slave op de AS–interface–bus wor-den opgenomen. Een directe data–transmissie tussen twee
LOGO!–toestellen is zodoende niet mogelijk. De datatrans-missie vindt altijd plaats via de AS–interface–master.
!Waarschuwing
Het AS–interface– en LOGO!–systeem mag u nietgalvanisch met elkaar verbinden! Gebruik de veiligescheiding conform IEC 61131–2, EN 50178, UL 508, CSAC22.2 nr. 142.
“n” is afhankelijk van de insteekpositie van deuitbreidingsmodule bij de LOGO! Basic en geeft hetnummer van de betreffende in–/uitgang in de
LOGO!–programmacode weer.
Let op
Let erop dat voor de ingangen/uitgangen van de AS–inter-face voldoende plaats in de adresruimte van de LOGO!aanwezig is. Wanneer er reeds meer dan 12 fysieke uit-gangen resp. meer dan 20 fysieke ingangen worden ge-bruikt, kan de CM AS–interface niet meer worden toege-past!
Uitvoerige informatie voor de netwerkvorming van LOGO!aan de AS–interface–bus vindt u in de documentatie bij deLOGO! CM AS–interface, met name in de Micro Automa-tion Sets 7 en 16.
2.4.1 LOGO! inschakelen/Terugkeer van de stroomLOGO! heeft geen aan-/uitschakelaar. Hoe LOGO! bij hetinschakelen reageert, hangt ervan af
• of er een schakelprogramma in LOGO! is opgeslagen,
• of een programmamodule (Card) is aangebracht,
• of er sprake van een LOGO!-variant zonder display(LOGO!...o) is,
• in welke toestand LOGO! zich voor de NET-UIT bevonden
De reactie van LOGO! voor de mogelijke situaties is op devolgende pagina beschreven:
Opdat de uitbreidingsmodule op LOGO! overgaat naar deRUN–modus, dient u het volgende te controleren:• Is het schuifcontact tussen LOGO! en de uitbreidings-
module correct vergrendeld?• Werd de spanningsvoorziening op de uitbreidingsmo-
dule aangesloten?• Let er a.u.b. op dat u eerst de stroomvoorziening van de
uitbreidingsmodule inschakelt en daarna de stroomvoor-ziening van de LOGO!–basismodule (of beide stroom-voorzieningen tegelijkertijd), anders wordt de uitbrei-dingsmodule bij het aanlopen van deLOGO!–basismodule niet herkend.
U kunt echter ook de 4 eenvoudige regels voor het aanlo-pen van LOGO! Basic onthouden:1. Indien er geen programma in LOGO! of op de ingesto-
ken programmamodule aanwezig ismeldt LOGO! (metDisplay): ’No Program Press ESC’.
2. Wanneer de programmamodule een programma bevat,dan wordt dit automatisch in LOGO! gekopieerd. Eenschakelprogramma, dat zich in LOGO! bevindt, wordtoverschreven.
3. Als er in LOGO! of op de programma-module (Card)een schakelprogramma aanwezig is, dan gaat LOGO!naar de bedrijfstoestand, die deze voor de NET-UIT
had. Heeft de variant geen display (LOGO! ...RCo), danwordt automatisch overgegaan van STOP naar RUN(LED wisselt van rood naar groen).
4. Indien u bij ten minste een functie remanentie ingescha-keld resp. een functie met permanent ingeschakelderemanentie hebt toegepast, blijvend e actuele waardenervan bij een NET-UIT behouden.
Wenk
Wanneer u een programma invoert en er zich tijdens hetinvoeren een stroomonderbreking voordoet, is het pro-gramma in LOGO! na het herstel van de stroomtoevoergewist.
Daarom moet u het oorspronkelijke programma op eenprogrammamodule (Card) of op een computer (LOGO!SoftComfort) opslaan alvorens wijzigingen aan te brengen.
1. Bus– en voedingsspanning moeten aanwezig zijn.2. PC op de seriële EIB–interface aansluiten.
3. ETS–software starten. Gebruik van ETS2 versie 1.2.4. Projectering van het toepassingsprogramma in de
ETS2, V 1.2.5. Het toepassingsprogramma wordt via de EIB–interface
in de deelnemer geladen. Het toepassingsprogrammastaat u op de LOGO!–homepage ter beschikking(http://www.siemens.de/logo).
6. “Fysiek adres programmeren” in de ETS aanklikken.
7. Toets van de CM EIB/KNX indrukken, om de CM EIB/ KNX in de programmeermodus te brengen; LED brandtoranje.
Let op
De toets “Prog ↓” mag niet te sterk worden ingedrukt.
Als de busverbinding OK is, brandt de LED in de kleurgroen.
In de programmeermodus brandt de LED in de kleuroranje.
8. Wanneer de lichtdiode uitgaat, is de programmering vanhet fysieke adres beëindigd. U kunt nu het fysieke adresop het toestel vermelden.Samenstelling van het fysieke adres:
bereik / lijn / deelnemer XX / XX / XXX9. Het toepassingsprogramma kan worden ingevoerd.
Daarna is het toestel bedrijfsklaar.10.Wanneer er meerdere CM EIB/KNX in een EIB–systeem
worden geïnstalleerd, dienen de stappen 1 t/m 9 vooriedere CM EIB/KNX te worden herhaald.
11.Verdere details met betrekking tot de EIB–ingebrui-kname dient u in de betreffende documentatie na te le-
LOGO! uitbreidingsmodules kennen 3 bedriifstoestanden:LED brandt groen, rood of oranje.
LED (RUN/STOP) brandtGroen (RUN) Rood (STOP) Oranje/Geel
De uitbreidingsmo-dule communiceertmet het linker toe-stel
De uitbreidingsmo-dule communiceertniet met het linkertoestel
Initialiseringsfasevan de uitbreidings-module
CM AS–interface, communicatietoestanden
De CM AS–interface kent 3 communicatietoestanden; LED
brandt groen, rood of knippert rood/geel.LED AS–I brandt
Groen Rood Rood/Geel
AS–interface–com-municatie OK
AS–interface–com-municatie uitgeval-len
Slave heeft adres“0”
CM AS–interface, gedragspatroon bij communicatie–uitval
• Bij het uitvallen van de AS–interface–spanning vindt ereen onderbreking van de communicatie in hetLOGO!–systeem plaats naar de uitbreidingsmodules,die rechts van de LOGO! CM AS–interface aangebrachtzijn.Aanbeveling LOGO! CM AS–interface geheel rechtsbuiten aanbrengen!
• Bij onderbreking van de communicatie worden de scha-keluitgangen na ca. 40 … 100 ms teruggezet.
CM EIB/KNX, communicatietoestandenDe CM EIB/KNX kent 3 communicatietoestanden; LEDbrandt groen, rood of oranje.
CM EIB/KNX, gedragspatroon bij communicatie–uitval
• Spanningsuitval LOGO!Bij een spanningsuitval van LOGO! resp. bij een com-municatie–onderbreking naar de LOGO!–master resp.naar de linker communicatiepartner worden de uitgan-gen op 0 gezet. De RUN/STOP–LED brandt na een se-conde in de kleur rood.
• Terugkeer van de spanning LOGO!LOGO! begint weer te draaien, CM EIB/KNX zendt degeparametreerde toestanden.
• Spanningsuitval CM EIB/KNXAlle ingangen van de LOGO!–master van de EIB wor-
den door de LOGO!–master op 0 gezet.• Terugkeer van de spanning CM EIB/KNX
Alle uitgangen van de LOGO!–master op de EIB wordengeactualiseerd. De ingangen worden afhankelijk van deparametrering door de EIB gelezen.
• Kortsluiting bus resp. bus–onderbrekingHet gedrag kan in het LOGO!–configuratievenster vanhet toepassingsprogramma in de ETS (EIB–tool soft-
ware) worden geparametreerd. Na 5 s wordt de rodeLED gezet.• Bus–terugkeer
Het gedrag kan in het LOGO!–configuratievenster wor-den geparametreerd.
Als programmeren duiden wij het aanmaken van een scha-kelprogramma aan. Een LOGO!-schakelprogramma is ei-genlijk niets anders dan een iets anders weergegevenstroomschakelschema!
Wij hebben de voorstelling ervan aangepast op het displayvan LOGO! In dit hoofdstuk laten wij u zien hoe u metLOGO! uw toepassingen in LOGO!-schakelprogramma’skunt omzetten.
Wij verwijzen hier wederom naar LOGO!Soft Comfort, deprogrammeringssoftware voor LOGO!, waarmee u schakel-programma’s eenvoudig en comfortabel kunt aanmaken,testen en simuleren, wijzigen, opslaan en afdrukken. In dithandboek wordt enkel het aanmaken van het schakelpro-gramma aan de LOGO! zelf beschreven, omdat de pro-grammeringssoftware LOGO!Soft Comfort met een uitvoe-rige Online-hulp is uitgerust. Zie ook hoofdstuk 7.
Wenk
De LOGO!-varianten zonder display LOGO! 24o,LOGO! 12/24RCo, LOGO! 24RCo en LOGO! 230RCo,,vertonen geen bedienings- en weergave-eenheid. Zij zijnvoornamelijke bestemd om in kleine machines en appara-ten te worden ingebouwd voor serieproductie.
LOGO!...o-Varianten worden niet aan het apparaat gepro-grammeerd. Het schakelprogramma wordt doorLOGO!Soft Comfort of door programmamodules (Cards)van andere LOGO!-0BA5-toestellen naar het apparaat ge-kopieerd.Programmamodules (Cards) kunnen niet met eenLOGO!-variant zonder display worden beschreven.Zie hoofdstuk 6, 7 en appendix C.
In het eerste deel van dit hoofdstuk leert u aan de hand vaneen klein voorbeeld hoe u met LOGO! moet werken.• Eerst en vooral worden u de twee basisbegrippen klem
en blok voorgesteld en wordt verklaard wat deze eigen-lijk betekenen.
• In een tweede stap zullen wij gemeenschappelijk uit eeneenvoudige conventionele schakeling een schakelpro-gramma ontwikkelen dat u ...
• tenslotte rechtstreeks in LOGO! kunt invoeren.
Nadat u enkele bladzijden van het handboek hebt gelezenkan uw eerste schakelprogramma in LOGO! dat draait op-geslagen zijn. Met de geschikte hardware (schakelaars...)kunt u dan reeds de eerste tests uitvoeren.
Voorbeeld van een samenstelling van meerdere modules:
L+ M I13I14I15I16
Q11
Q9
Q12
Q10
RUN/STOP
L+ M
A!3
RUN/STOP
L+ M I1 I2 I3 I4 I5 I6
Q1 Q2 Q3 Q4
Ingangen
Uitgangen
AI1 AI2 L+ M I9 I10I11I12
Q7
Q5
Q8
Q6
RUN/STOP
M3U3AI4M4U4
Analoge ingangen
1 2 1 2
1 2 1 21 2 1 2 1 2 1 2
1 2 1 2
1 2 1 2
PE
INPUT 2x (..10V/..20mA)
L+ M
De ingangen zijn met de letter I en het getal aangeduid. Als
u LOGO! van de voorkant bekijkt, ziet u de klemmen voorde ingangen bovenaan. Alleen bij de analoge modulenLOGO! AM2 en AM 2 PT100 bevinden de ingangen zichonderaan.
De uitgangen zijn met een Q en een getal aangeduid (AM 2AQ:AQ en getal). De klemmen van de uitgangen ziet u inde afbeelding hieronder.
LOGO! zal de in- en uitgangen van de afzonderlijke modu-
les onafhankelijk van hun type herkennen en zal deze kun-nen lezen resp. schakelen. De in- en uitgangen worden indezelfde volgorde weergegeven als de modules in elkaargestoken zijn.
Bij het aanmaken van het schakelprogramma zijn de vol-gende in-, uitgangen en merktekens beschikbaar: I1 totI24, AI1 tot AI8, Q1 tot Q16, AQ1 en AQ2, M1 tot M24 enAM1 tot AM6. Bovendien kunt u de schuifregisterbits S1 totS8, 4 cursortoetsen CY, C", CB en CA en 16 nietbedrade uitgangen X1 tot X16 gebruiken. Meer detailsvindt u in hoofdstuk 4.1.
Bij LOGO! 12/24… en LOGO! 24/24o geldt voor I7 en I8het volgende: wanneer I7 of I8 in het schakelprogrammawordt gebruikt, wordt het op de klem aanwezige signaalals digitaal geïnterpreteerd; wanneer AI1 of AI2 wordt ge-bruikt, dan wordt het signaal als analoog geïnterpreteerd.
Klemmen van LOGO!
Als klem worden alle aansluitingen en toestanden aange-duid, die in LOGO! worden gebruikt.
De digitale in- en uitgangen kunnen de toestand ‘0’ of detoestand ‘1’ krijgen. De toestand ‘0’ houdt in dat aan deingangen geen spanning aanwezig is. Toestand ‘1’ houdtin, dat er spanning aanwezig is. Toestand ’1’ betekent dat
er spanning aanwezig is. Maar dat is voor u vast nietnieuw.
De klemmen ‘hi’, ‘lo’ en ‘x’ werden ingevoerd, om u deinstelling van het schakelprogramma te vergemakkelijken:’hi’ (high) heeft de vast toegewezen toestand ’1’, ’lo’ (low)heeft de vast toegewezen toestand ’0’.
U moet niet alle aansluitingen van een blok gebruiken. Voorniet gebruikte aansluitingen neemt het schakelprogrammaautomatisch de toestand aan, die het functioneren van hetbetreffende blok garandeert. Als u wilt, kunt u niet gebruikteaansluitingen met de klem ’x’ bijzonder kenmerken.
stuurt de communicatie tussen LOGO! en de EIB/KNX-busvia de communicatiemodule CM EIB/KNX.
Door parametrering van het toepassingsprogramma in deETS (EIB-tool software) kan de verdeling van het in- enuitgangsbereik van de LOGO! als “hardwarekanaal” en opde EIB/KNX-bus als “virtueel kanaal” worden gedefinieerd.
Deze eigenschap geldt ook voor de analoge verwerking.
Aan ieder “hardwarekanaal” en ieder “virtueel kanaal” van
de LOGO!-module wordt een communicatie-object toege-wezen.
De realtime-klok van LOGO! is als master of slave via deEIB/KNX-bus te gebruiken.
Het gedragspatroon van de communicatie-objecten van decommunicatiemodule CM EIB/KNX bij toestandsverande-ringen van de EIB/KNX-bus kan eveneens worden gepara-metreerd.
Een “virtueel ingangskanaal” kan als busstatus worden ge-bruikt, d.w.z. dat de busspanningsuitval kan worden ge-meld.
De instellingen voor de analoge waarden in LOGO! (Offset,Gain) hebben geen invloed op de analoge waarden voor decommunicatiemodule CM EIB/KNX (de CM EIB/KNX heeftals uitgangswaarden altijd de onbehandelde waarden tus-sen 0 en 1000). Hier moet de aanpassing in de ETS wor-den geparametreerd.
• Instelling van de hardwareconfiguratie (aantal lokaledigitale in- en uitgangen, analoge ingangen)
• Keuze tijd-master of slave• Gebruik van I24 als busstatussignaal• Gedragspatroon bij busspanningsuitval / -terugkeer• Voor digitale ingangen via EIB/KNX:
ingangstype Monoflop/Normaal• Voor digitale uitgangen via EIB/KNX:
uitgangstype Normaal/Dimmer/Flankevaluatie• Voor analoge uitgangen via EIB/KNX en analoge ingan-
gen op LOGO!:Datatype, Aanpassing, Cyclisch zenden en Zenden bijwaardeverandering.
Verdergaande details met betrekking tot de parametreringvan het toepassingsprogramma in de ETS vindt u in de ac-tuele toepassingsprogramma-beschrijving.
Zie voor het toepassingsprogramma de Siemens-product-database vanaf versie J
In dit hoofdstuk laten wij u zien, hoe u met de elementenvan LOGO! uitgebreide schakelingen kunt samenstellen enhoe de blokken onderling en met de in- en uitgangen wor-den verbonden.In hoofdstuk 3.4 stellen wij u voor hoe u een conventioneleschakeling in een LOGO!-schakelprogramma kunt omzet-ten.
Blokken
Een blok in LOGO! is een functie die ingangsinformatie inuitgangsinformatie omzet. Vroeger moesten de afzonder-
lijke elementen in de schakelkast of de aansluitkast vandraden worden voorzien.Bij het aanmaken van het schakelprogramma verbindt uklemmen met blokken. Daartoe kiest u uit het menu Cogewoon de gewenste aansluiting. Het menu Co hebben wijnaar het Engelse begrip connector (klem) genoemd.
Logische bewerkingen
De eenvoudigste blokken zijn logische bewerkingen:
• EN (AND)• OF (OR)• ...
I1
I2
x
w1Hier zijn de ingangen I1 en I2 aanhet OF-blok (OR-blok) aangesloten.De twee laatste ingangen van hetblok worden niet gebruikt en wordendaarom met een ’x’ aangeduid.
Qx
De speciale functies hebben aanzienlijk meer mogelijkhe-den te bieden:• Stroomstootrelais• Voor-/achterwaartsteller• Vertraagde inschakeling• Softwareschakelaar• ....In hoofdstuk4 vindt u een volledige lijst van de functies in
Op de overzichtsafbeelding ziet u drie displays van LOGO!weergegeven, die samen het schakelprogramma uitmaken.LOGO! verbindt, door u goed zichtbaar, de blokken doormiddel van bloknummers met elkaar.
Voordelen van de bloknummers
U kunt vrijwel elk blok via zijn bloknummer aan een ingangvan het actuele blok hangen. Op die manier kunt u voorlo-pige resultaten uit logische verbindingen of andere bewer-kingen meermaals gebruiken. Dat bespaart invoerwerk enopslagcapaciteit en maakt uw schakeling bovendien over-zichtelijker. In dit geval moet u weten welke naam LOGO!aan de blokken heeft gegeven.
Wenk
Om efficiënt te werken, raden wij u aan een overzichtsplanvan het schakelprogramma op te stellen. Op die maniervergemakkelijkt u de aanmaak van het schakelprogramma.Op dat plan kunt u dan de door LOGO! toegekende blo-knummers invullen.
Indien u voor de programmering van de LOGO! de soft-ware LOGO!Soft Comfort gebruikt, kunt u direct een func-tieschema van uw schakelprogramma aanmaken. InLOGO!Soft Comfort kunt u bovendien voor tot 64 blokkenbloknamen met 8 cijfers toekennen, die in de bedrijfsmodiParametreren en Programmeren aan de LOGO! wordenaangeduid (zie hoofdstuk 3.5).
Ofschoon u bij de logische verbindingen (basisfuncties, zie
hoofdstuk 4.2) vier ingangen ter beschikking staan, wordenom reden van de overzichtelijkheid in de meeste van devolgende afbeeldingen enkel drie ingangen weergegeven.U parametreert en programmeert de vierde ingang zoalsde andere drie ingangen.
Voor de omzetting van een schakeling in LOGO! begint uaan de uitgang van de schakeling.
De uitgang is de belasting of het relais dat moet schakelen.De schakeling moet in blokken worden omgezet. Daartoedoorloopt u de schakeling van de uitgang naar de ingang:
Stap 1: Aan de uitgang Q1 hangt een serieschakeling vanhet maakcontact S3 met nog een schakelingsmodule. Deserieschakeling komt overeen met een EN-blok (AND-blok):
I3
x
Q1&
Stap 2: S1 en S2 zijn in serie geschakeld. De parallelscha-keling komt overeen met een OF-blok (OR-blok):
I3
xQ1
&w1I1
I2x
Niet gebruikte ingangen
Voor niet gebruikte aansluitingen neemt het schakelpro-gramma automatisch de toestand aan, die het functionerenvan het betreffende blok garandeert. Als u wilt kunt u nietgebruikte aansluitingen met de klem ’x’ bijzonder aandui-den.
In ons voorbeeld worden enkel 2 ingangen van het OF-blok(OR-blok) en 2 ingangen van het EN-blok (AND-blok) ge-bruikt; de derde (en vierde ) ingang werd met de klem ’x’als ’niet gebruikt’ aangeduid.
Sluit nu nog de in- en uitgangen aan LOGO! aan.Bedrading
De schakelaars S1 tot S3 moeten aan de schroefklemmenvan LOGO! worden aangesloten:• S1 zit aan de klem I1 van LOGO!• S2 zit aan de klem I2 van LOGO!• S3 zit aan de klem I3 van LOGO!De uitgang van het AND-blok stuurt het relais aan de uit-
gang Q1. Aan het uitgang Q1 is verbruiker E1 aangesloten.Voorbeeld van een bedrading
In het volgende beeld laten wij u bedrading zien aan dehand van een 230 V AC-variant van LOGO!.
• U maakt het schakelprogramma in de bedrijfsmodusProgrammeren aan. Na een Net-in en “No ProgramPress ESC” op een display komt u in bedrijfsmodus Pro-grammeren doordat u de toets ESC indrukken.
• De wijziging van de tijds- en parameterwaarden in eenreeds aanwezig schakelprogramma kan in de bedrijfs-
modi Parametreren en Programmeren plaatsvinden.Tijdens het Parametreren is LOGO! in de RUN-mode,d.w.z. het schakelprogramma wordt verder afgewerkt(zie hoofdstuk 5). Voor het Programmeren moet u hetafwerken van het schakelprogramma met het com-mando “Stop” beëindigen.
• U komt in de RUN-mode terecht doordat u het menu-item ’Start’ in het hoofdmenu uitvoert.
• In de RUN-mode keert u terug naar de bedrijfsmodusParametreren doordat u op de toets ESC drukt.
• Als u zich in de Bedrijfsmodus Parametreren bevindten u wilt terug naar de Bedrijfsmodus Programmeren,dan voert u het commando “Stop” in het menu Para-metreren uit en u antwoordt “Yes” op “Stop Prg” door-dat u de cursor op “Yes” zet en en met de toets OK be-vestigt.
Nadere details over de bedrijfsmodi krijgt u in deappendix D.
Wenk
Voor vroegere toestelversies tot 0BA2 geldt:
• In de bedrijfsmodus Programmeren komt u terechtdoordat u de drie toetsenA," en OK gelijktijdig be-diend.
• In de bedrijfsmodus Parametreren komt u terecht door-dat u de twee toetsen ESC en OK gelijktijdig bediend.
• U moet een schakeling steeds van de uitgang naar deingang invoeren.
• U kunt een uitgang met verschillende ingangen verbin-den, maar een ingang niet met meerdere uitgangen.
• U kunt binnen een programmaverbindingsweg geen uit-gang verbinden met een voorafgaande ingang. Daartus-sen moet u voor dergelijke interne terugkoppelingen(recursie) merktekens of uitgangen schakelen.
Regel 3
Cursor en cursorbewegingBij het invoeren van een schakeling geldt het volgende:• Is de cursor als een onderliggend streepje weergege-
ven, dan kunt u de cursor verplaatsen: – met de toetsen , , of kunt u de cursor in de
schakeling verplaatsen – met OK kunt u overgaan naar ”Klem/Blok selecteren” – met ESC kunt u het invoeren van de schakeling ver-
laten• Als de cursor als gevuld blokje is weergegeven, dan
moet u een klem/blok selecteren
– met de toetsen of kunt u een klem/een blok se-lecteren
– met OK wordt de keuze bevestigd – met ESC gaat u een stap terug
Regel 4
Planning
• Voor het aanmaken van een schakelprogramma dient udeze eerst volledig op papier te plannen of u program-meert LOGO! direct met LOGO!Soft Comfort.
• LOGO! kan alleen volledige en correcte schakelpro-gramma’s opslaan.
U hebt een schakeling ontworpen en u zou die nu in
LOGO! willen invoeren. Hoe dat functioneert, laten wij uaan de hand van een kort voorbeeld zien.
3.7.1 Naar de bedrijfsmodus Programmeren gaan
U hebt LOGO! op het net aangesloten en de stroom inge-schakeld. Op het display krijgt u het volgende te zien:
No ProgramPress ESC
Schakel LOGO! over naar de bedrijfsmodus Programmerendoordat u de toets ESC indrukt. Daarna gaat u naar hethoofdmenu van LOGO!:
>Program..
Card..Setup..
Start
Het hoofdmenu van LOGO!
Op de eerste plaats in de eerste regel ziet u het teken ”>”.Met de toetsen en kunt u ”>” op en neer bewegen. Ver-plaats ”>” naar ”Program..” en druk op de OK-toets. Vervol-gens gaat LOGO! over naar het programmeermenu.
>Edit Prg
Prg Name
Clear Prg
Password
Het programmeermenu van LOGO!
Ook hier kunt u het teken ”>” met de toetsen en ver-plaatsen. Zet de ”>” op ”Edit..” (voor bewerken, d.w.z. in-voeren) en druk op de toets OK.
Zet de ”>” op ”Edit Prg” (voor schakelprogramma bewer-ken) en druk op de toets OK. LOGO! toont u nu de eersteuitgang:
De eerste uitgang van LOGO!
Q1
U bent nu in de programmeermodus. Met de toetsen enkunt u de andere uitgangen selecteren. Vanaf nu begint u
met het invoeren van uw schakelprogramma.
Wenk
Omdat er in ons geval nog geen schakelprogramma metpaswoord in LOGO! werd opgeslagen, gaat u recht-streeks naar het bewerken van het schakelprogramma. Alser reeds een d.m.v. een paswoord beveiligdschakelprogramma opgeslagen is, zou u na het “Edit” enbevestiging met OK naar uw paswoord worden gevraagd.Bewerken mag u dan alleen na het invoeren van het juistepaswoord (zie hoofdstuk 3.7.5.).
Laat ons nu even de volgende parallelschakeling van tweeschakelaars bekijken.
Schakelschema
In het schakelschema ziet de schakeling er als volgt uit:
K1
S1K1
S2
E1
Schakelaar S1 of schakelaarS2 schakelen de verbruikerin. Voor LOGO! is de paral-lelle schakeling van de scha-kelaars een ’Of’, omdatschakelaar S1 of S2 de uit-
gang inschakelen.
Vertaald in het LOGO!-schakelprogramma betekent dat:het relais K1 (in LOGO! via de uitgang Q1) wordt door eenOR-blok bestuurd.
Schakelprogramma
Aan de ingang van het OF-blok (OR-blok) hangen I1 en I2,waarbij S1 aan I1 en S2 aan I2 zijn aangesloten.
Het schakelprogramma in LOGO! ziet er dus als volgt uit:I1
Onder de Q van Q1 ziet u een onderliggend streepje. Wijnoemen dat onderliggend streepje cursor der Cursor(aanwijzer). De cursor geeft in het schakelprogramma depositie aan waar u zich op dat ogenblik bevindt. De cursorkunt u met de toetsen , , en verplaatsen. Druk nu opde toets . De cursor verplaatst zich naar links.
De cursor geeft aan waar u zich in hetschakelprogramma bevindt.
Q1-
Op deze plaatst voert u nu het eerste blok (het OF-blok) in.Ga naar de invoermodus door op de OK-toets te drukken.
De cursor is als volledig blok weerge-geven: U kunt een klem of een blok uit-kiezen
Q1Co
De cursor heeft nu niet langer de vorm van een onderlig-gend streepje, maar knippert als gevuld blokje. Tegelijker-tijd biedt LOGO! u de eerste keuzemogelijkheden aan.
Kies BF (Basisfuncties) doordat u op de toets drukt totdatBF verschijnt en u drukt op de toets OK. LOGO! laat u nuhet eerste blok uit de lijst met basisfuncties zien:
Het eerste blok uit de lijst met de ba-sisfuncties is EN (AND). De cursor alsgevuld blokje geeft aan dat u een blokmoet selecteren.
Druk nu op de toets of , tot het OF-blok (OR-blok) ophet display verschijnt:
w1
B01
Q1
De cursor staat nog steeds in het bloken heeft de vorm van een gevuldblokje.
Druk nu op de OK-toets om uw selectie af te sluiten.
w1
Dat ziet u op het display
B01
Q1
B01
w1
Q1
Zo ziet uw totaal programma eruit
bloknum-mer-
Hiermee hebt u het eerste blok ingevoerd. Aan elk blok datu invoert, wordt een nummer toegekend, het bloknummer.Nu moet u alleen nog de ingangen van het blok van eenschakeling voorzien. Dat gaat als volgt:Druk op de OK-toets:
Zo is I2 met de ingang van het OF-blok (OR-blok) verbon-den:
w1
Dat ziet u op het display
B01
Q1w1
Q1
I1 I1
B01
I2I2
Zo ziet uw totaal programma in
LOGO! eruit
De twee laatste ingangen van het Of-blok hebben wij in ditschakelprogramma niet nodig. U kunt een ingang, die uniet gebruikt, met een ’x’ aanduiden. Voer nu (2-maal) de
’x’ in:1. Naar de invoermodus wisselen: OK-toets2. Co-lijst selecteren: toetsen of3. Co-lijst overnemen: OK-toets4. x selecteren: toetsen of5. x overnemen: OK-toets
Zo zijn alle ingangen van het blok van een schakeling voor-zien. Voor LOGO! is het programma volledig. LOGO!springt nu terug naar uitgang Q1.
LOGO! heeft nu uw schakelprogramma tegen stroomuitval
beveiligd opgeslagen. Het schakelprogramma is zo lang inLOGO! opgeslagen totdat u het d.m.v. een commandoweer wist.
Actuele waarden van speciale functies kunnen bijstroomuitval worden opgeslagen, voor zover deze deparameter “Remanentie” ondersteunen en het benodigdeprogrammageheugen ter beschikking staat. De remanentieis in basistoestand (d.w.z. bij het invoegen van de functie)gedeactiveerd. Voor het gebruik moet u deze optieactiveren.
3.7.4 Programmanaam toewijzen
U kunt aan uw schakelprogramma een naam toewijzen.Deze bestaat uit kleine en hoofdletters, nummers en spe-ciale karakters en kan maximaal 16 tekens lang zijn.
In het programmeermenu:1. “>” naar ’Edit..’ bewegen:toetsen of2. ’Edit’ overnemen: toets OK
3. “>” naar ’Edit Naam’ bewegen: toetsen of4. ’Edit Naam’ overnemen: toets OK
Met de toetsen en kunt u het alfabet van A(a) t/m Z(z),cijfers en speciale karakters en dit ook achterstevoren li-sten. U kunt dan naar believen letters, cijfers of karaktersuitkiezen.Voor een spatie gewoon met de toets de cursor naar devolgende positie bewegen. Het is het eerste teken uit delijst.Voorbeelden:
toets 1 maal drukken bewerkstelligt een “A”toets 4 maal drukken bewerkstelligt een “{” enz.
p Q R S T U V W X Y Z a b c d ef g h i j k l m n z p q r s t u
v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 !
” # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ;
< = > ? @ [ \ ] ^ _ ‘ { | } ~
Als we aannemen dat u uw schakelprogramma ABC” wiltnoemen:5. “A” uitkiezen: toets6. Naar de volgende letter: toets7. “B” uitkiezen: toets8. Naar de volgende letter: toets9. “C” uitkiezen: toets10.Bevestig de gehele naam: OK-toets
Nu heet u schakelprograama “ABC” en u bevindt zich weerin het programmeermenu.
Voor de Wijziging van de programmanaam gaat u net zote werk als bij het toewijzen van een programmanaam.
Wenk
De programmanaam kan alleen in de programmeermodus
worden gewijzigd. Men kan de programmanaam in het pro-grammeer- en in de parametreermodus lezen.
Met een paswoord wordt een schakelprogramma tegen hetbewerken door onbevoegden beschermd.
Paswoord toewijzen
Een paswoord kan tot maximaal 10 tekens lang zijn en be-staat uitsluitend uit hoofdletters (A tot Z). Op het apparaatkan men alleen in het menu “Paswoord” een paswoord toe-wijzen, wijzigen of deactiveren.
In het programmeermenu:
1. ’>’ naar ’Paswoord’ bewegen: toetsen of2. ’Paswoord’ overnemen: OK-toets
Met de toetsen of kunt u het alfabet van A naar Z resp.van Z naar A listen en willekeurig letters selecteren. OmdatLOGO! u voor het invoeren van het paswoord alleen dehoofdletters ter beschikking stelt kunt u de letters “aan heteinde“ van het alfabet sneller bereiken doordat u de toetsgebruikt:
toets een keer drukken bewerkstelligt een “Z”toets twee keer drukken bewerkstelligt “Y” enz.
Wijzen wij aan ons eerste schakelprogramma het pas-woord “AA” toe. Het display geeft nu het volgende aan:
Old:
NoPassword
New:
Dezelfde methode ls bij het invoeren van de programma-naam. Onder “New” (Nieuw) voert u het volgende in:3. “A” uitkiezen: toets4. naar de volgende letter: toets5. “A” uitkiezen: toets
Hierdoor is u schakelprogramma d.m.v. het paswoord “AA”beveiligd en u bevindt zich weer in het programmeermenu.
Wenk
Als het invoeren van het nieuwe paswoord wordt onderbro-ken met ESC, keert LOGO! terug naar het programmeer-menu zonder het paswoord te hebben opgeslagen.
Het invoeren van het paswoord kan ook met LOGO!SoftComfort plaatsvinden. Een met een paswoord beveiligdschakelprogramma kunt u allen in LOGO!Soft Comfortuploaden of op het toestel editeren, indien u het juiste pas-woord invoert.
Als u een schakelprogramma voor een beveiligde pro-grammamodule (Card) wilt aanmaken en deze later wiltwijzigen, moet u bij het aanmaken van het schakelpro-gramma een paswoord toewijzen (zie hoofdstuk 6.1).
Paswoord wijzigen
Om het paswoord te wijzigen, moet u het actuele paswoordkennen.
In het programmeermenu:1. ’>’ op ’Paswoord’ zetten: toetsen of2. ’Paswoord’ overnemen: OK-toets
Onder “Old” (Oud) voert u uw oude paswoord in (in onsgevalAA’), doordat u de stappen 3 t/m 6 zoals hierbovenherhaalt.
Nu is het mogelijk om onder “New” een nieuw paswoord inte voeren, b.v. “ZZ”:3. “Z” uitkiezen: toets4. Naar de volgende letter: toets5. “Z” uitkiezen: toets
Het display geeft dan aan:
Old:
AA
New:
ZZ
6. Bevestig het nieuwe paswoord: OK-toets
Uw nieuwe paswoord is nu “ZZ” en u bevindt zich weer inhet programmeermenu.
Paswoord deactiveren
Stel u wilt om een bepaalde reden het paswoord deactive-ren. U wilt bijvoorbeeld een andere operator het bewerkenvan uw schakelprogramma toestaan. Net als bij de wijzi-ging moet u uw actuele paswoord kennen (in ons voor-beeld “ZZ”).In het programmeermenu:1. ’>’ op ’Paswoord’ zetten: toetsen of2. ’Paswoord’ overnemen: OK-toetsOnder “Old” voert u uw actuele paswoord in doordat u destappen 3 t/m 5 zoals hieboven herhaalt en met OK beve-stigt.
Deactiveer nu het paswoord doordat u niets invoert:3. het “lege” paswoord bevestigen: OK-toets
Het paswoord “bestaat niet meer” en u bevindt zich weer inhet programmeermenu.
Wenk
Met deze deactivering wordt de paswoordopvraag uitge-schakeld en het bewerken zonder paswoord wordt moge-lijk.
Laat op het moment de paswoordopvraag gedeactiveerdom in de andere oefeningen/voorbeelden sneller vooruit tekomen.
Paswoord: Foutieve ingave !
Bij het invoeren van een fout paswoord dat door de toetsOK werd bevestigd, komt LOGO! niet in het bewerken te-recht maar keert weer terug naar het programmeermenu.Dit wordt zo lang herhaald totdat u het juiste paswoord hebtingevoerd.
Merker M1 tot M9M:0.. 1234567891..01234567892..01234
Merker M20 tot M24
Merker M10 tot M19
ESC+C4 cursortoetsen voor manueel
ingrijpen in hetschakelprogramma (ESC +gewenste toets)
AI:7: 00000
8: 00000
AQ:1: 000002: 01000
Analoge uitgangen AQ1 tot AQ2
Analoge ingangen AI7 tot AI8
Toets
Toets
Toets
Wat betekent: ”LOGO! is in de RUN”?
In RUN werkt LOGO! zich door het schakelprogramma.Hiervoor leest LOGO! eerst de toestanden van de ingan-gen, bepaalt met het door u aangegeven schakelpro-gramma de toestanden van de uitgangen en schakelt de
uitgangen in of uit.De stand van een ingang of uitgang wordt door LOGO! alsvolgt weergegeven:
Q:0.. 1234567891..0123456
In-/uitgang staat in stand ’1’:inversIn-/uitgang staat in stand’0’: niet invers
I:
In dit voorbeeld zijn alleen I1, I15, Q8 en Q12 “high“.
U hebt tot dusver de eerste schakeling ( daarbij ook eenprogrammanaam en een paswoord indien gewenst) met
succes ingevoerd.In deze paragraaf wordt u verteld hoe ubestaande schakelprogramma’s kunt wijzigen en specialefuncties kunt gebruiken.
Met het tweede schakelprogramma laten wij u zien:• hoe u een blok in een bestaand schakelprogramma kunt
invoeren.• hoe u een blok voor een speciale functie moet selecte-
ren.
• hoe u parameters moet invoeren.Wijzigen van schakelingen
Voor het tweede schakelprogramma wijzigen wij het eersteschakelprogramma lichtjes.
Bekijken wij eerst even het schakelschema voor hettweede schakelprogramma:
L1
N
S1 S2
Het eerste deel van de schakeling
kent u al. De beide schakelaars S1en S2 schakelen een relais. Dat re-lais moet de verbruiker E1 inscha-kelen. Het relais moet de verbruikermet een vertraging van 12 minutenuitschakelen.
K1
K1 E1
In LOGO! ziet het schakelprogramma hiervoor er als volgtuit:
w1
Q1
I1
I2
x x
Par
Dat is het bij-komendenieuwe blok
U herkent het OF-blok (OR-blok) en het uitgangsrelais Q1uit het eerste programma. Nieuw is alleen de vertraagdeuitschakeling.
1. Schakel LOGO! in de bedrijfsmodus Programmeren(In de RUN:toets ESC, U komt in het parametreermenuKies het commando ’Stop’ : Toets OK, ’>’ op ’Yes’ zettenen dan weer de toets OK). Zie pagina 68
2. Kies in het hoofdmenu ”Programma..”3. Kies in het programmeermenu “Edit..”, toets OK, en dan
”Edit Prg”, toets OK.(Voer, indien nodig, het paswoord in en bevestig met
OK.)Nu kunt u het bestaande schakelprogramma wijzigen.
Invoegen van een extra blok in een schakelprogramma
Plaats de cursor onder de B van B1 (B1 is het bloknummervan de OR):
Q1B01
Cursor bewegen:Toets indrukken
Op deze plaats voegen wij nu het nieuwe blok in. Druk opde OK-toets:
In de SF-lijst vindt u de blokkenvoor speciale functies
Druk op de OK-toets.
Het blok van de eerste speciale functie verschijnt:
Trg
Par Q1
Bij het selecteren van een blok voor een spe-ciale of basisfunctie toont LOGO! het blokvan die functie. De cursor staat in het blok en
heeft de vorm van een gevuld blokje. Met detoetsenB ofY kiest u het gewneste blok uit.
Selecteer het gewenste blok (voor de vertraagde uitscha-keling, zie volgende afbeelding) en druk op OK:
R
Het ingevoegde blok krijgt het bloknummer-B2. De cursor staat op de bovenste ingangvan het ingevoegde blok.B1
Par Q1
B2Voor het ’OK’staat hier Trg
Het tot dus ver aan Q1 aangesloten blok B1 wordt automa-tisch aan de bovenste ingang van het ingevoegde blokaangesloten. Het is echter alleen mogelijk een digitale in-gang met een digitale uitgang resp. een analoge ingangmet een analoge uitgang te verbinden. Anders gaat het’oude’ blok verloren.
Het blok voor de vertraagde uitschakeling heeft 3 ingan-gen. De bovenste ingang is de Trigger-ingang (Trg). Viadeze ingang start u de vertraagde uitschakeling. In onsvoorbeeld wordt de vertraagde uitschakeling van het OF-blok (OR-blok) B01 gestart. Via de Reset-ingang zet u detijd en de uitgang terug. Via de parameter T van de para-meter-ingang Par stelt u de vertragingstijd in voor de uit-schakeling.
De beveiligingswijze en remanentie kunt u alleen in de be-drijfsmodus Programmeren wijzigen, d.w.z. niet in de be-drijfsmodus Parametreren.
In dit handboek worden de beveiligingswijze (”+” of “–”) en
de remanentie (”R” of “/”) alleen in de displays weergege-ven, waarin deze instellingen ook kunnen worden gewij-zigd.
Controle van het schakelprogramma
Dit programmagedeelte voor Q1 is nu volledig. LOGO! laatu de uitgang Q1 zien. U kunt dat schakelprogramma nogeens op het display bekijken. Met de toetsen kunt u zichdoorheen het programma verplaatsen. Met of van bloktot blok en met en naar de verschillende ingangen aaneen blok.
Hoe u de programma-aanmaak moet verlaten, weet u re-eds uit het eerste schakelprogramma. Ter herinnering:
1. Terug naar het programmeermenu: ESC-toets2. Terug naar het hoofdmenu: ESC-toets3. ’>’ verplaatsen naar ’Start’: toetsen of4. ’Start’ overnemen: OK-toets
LOGO! staat nu weer in RUN:
U kunt met de toetsen ofbladeren en de toestand van de in- en uit-gangen observeren.
2003-01-27
Mo 09:30
3.7.8 Een blok wissen
Stel u wilt uit het ingevoerde schakelprogramma het blokB02 wissen en B01 direct met Q1 verbinden.
Q1
I1
I2
x x
Par
B1B2
Daartoe moet u als volgt te werk gaan:1. Schakel LOGO! over naar de bedrijfsmodus Program-
meren(zie ter herinnering pagina 68).
2. Kies ’Edit’: toetsen of3. Neem ’Edit Prg’ over: toets OK
(Voer, indien nodig, het paswoord in en bevestig metOK.)
4. Kies ’Edit Prg’: toetsen of5. Neem ’Edit Prg’ over: toets OK
Resultaat: Het blok B2 is gewist, omdat het in de geheleschakeling niet meer wordt gebruikt. In plaats van het blokB2 hangt B1 nu direct aan de uitgang.
3.7.9 Meerdere met elkaar verbonden blokken
wissenStel u wilt uit het volgende schakelprogramma (komt ove-reen met het schakelprogramma in het hoofdstuk 3.7.7) hetblok B1 en B2 wissen.
Q1
I1
I2
x x
Par
B1
B2
Daartoe moet u als volgt te werk gaan:1. Schakel LOGO! naar de bedrijfsmodus Programmeren
(Zie ter herinnering pagina 68).2. Kies ’Edit’: toetsen of
3. Neem ’Edit’ over: toets OK(Voer, indien nodig, het paswoord in en bevestig metOK.)
4. Kies ’Edit Prg’: toetsen of
5. Neem ’Edit Prg’: over Toets OK
6. Plaats de cursor aan de ingang van Q1, d.w.z. onderB2. Gebruik daarvoor de toets :
B2 Q1
7. Druk op de OK-toets8. Nu plaatst u in plaats van het blok B2 de connector x
aan de uitgang Q1. Ga als volgt te werk: – Co-lijst selecteren: toetsen of – Co-lijst overnemen: OK-toets – ’x’ selecteren: toetsen of – ’x’ overnemen: OK-toets
Resultaat: Het blok B2 is gewist omdat het in de geheleschakeling niet meer wordt gebruikt. Samen met het blokB2 zijn alle blokken gewist die met B2 verbonden waren (inons voorbeeld ook het blok B1).
Programmeerfouten corrigeren is met LOGO! heel eenvou-dig:• Zolang de invoer nog niet is afgesloten, kunt u met ESC
een stap terugzetten.• Als u alle ingangen reeds hebt ingevoerd, dan voert u
de foute ingang gewoon opnieuw in:1. De cursor verplaatsen naar het punt waar iets ver-
keerds is ingevoerd2. naar de Invoermodus wisselen: OK-toets3. De juiste schakeling voor de ingang invoeren.
Als u een blok door een ander blok wilt vervangen, kan datalleen als het nieuwe blok precies evenveel ingangen heeftals het oude blok. U kunt echter wel het oude blok wissenen een nieuw blok invoegen. Het nieuw ingevoegde blokkunt u vrij kiezen.
3.7.11 Analoge uitvoerwaarden voor RUN/STOP-over-
gang uitkiezen
U kunt de analoge waarden uitkiezen, die via de beide ana-loge uitgangen worden uitgevoerd, indien LOGO! van deRUN- naar de STOP-modus wisselt.
In het programmeringsmenu:1. “>” op ‘Edit..’ zetten: toetsen ? of ?2. ‘Edit’ overnemen: toets OK
De actuele instelling voor de analoge uitvoerkanalen wordtin de onderste regel weergegeven. De voorinstelling is‘Last’.
U kunt ofwel de laatste waarde (“Last”) kiezen (d.w.z. delaatste waarden van de analoge uitgangen blijven behou-den) of een waarde definiëren (‘Defined’), d.w.z. de waar-den van de analoge uitgangen worden op vastgelegdewaarden gezet.
Indien LOGO! van de RUN- naar de STOP-modus wisselt,veranderen afhankelijk van de instelling ook de waardenvan de analoge uitgangen.5. Gewenste instelling uitkiezen: toetsen ? of ?
Als u het schakelprogramma niet wilt wissen, laat dan ’>’op ’No’ staan en druk op de OK-toets.
Als u er zeker van bent dat u het in LOGO! opgeslagenschakelprogramma wilt wissen, dan5. Verplaats de ’>’ naar ’Yes’: toetsen of6. Druk op OK. Het programma wordt gewist.
Om te voorkomen dat u uw schakel-programma per vergissing wist, wordtuw paswoord afgevraagd (als u eenpaswoord hebt ingevoerd).
Password?
ZZ
7. Voer uw paswoord in.8. Druk op OK. Het schakelprogramma wordt gewist.
Wenk
Als u uw paswoord bent vergeten, moet u 4-maal een ver-keerd paswoord invoeren, om het schakelprogramma tewissen.
De automatische zomer-/wintertijdomstelling kunt uactiveren resp. deactiveren:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu-item
“Set..”• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu-item
“Setup”
Zomer-/wintertijdomstelling in de bedrijfsmodus Parametrerenactiveren/deactiveren:
1. Schakel LOGO! naar de bedrijfsmodus Programmeren
2. U bevindt zich nu in het hoofdmenu en wilt het menu-item ‘Setup’ selecteren: toetsen ? of ?3. ‘Setup’ overnemen: toets OK
4. ‘>’ op ‘Clock’ zetten: toetsen ? of ?5. ’Clock’ overnemen: OK-toets6. ’>’ naar ’S/W Time’ verplaatsen: toetsen of7. ’S/W Time’ overnemen: OK-toets
LOGO! geeft het volgende display weer:
>On
Off
S/W Time
Off
De actuele instelling van de automatische zomer-/wintertij-domstelling wordt in de onderste regel weergegeven. Inafleveringstoestand is deze instelling altijd uitgeschakeld(’Off’: gedeactiveerd).
Zomer-/wintertijdomstelling in de bedrijfsmodus Parametrerenactiveren/deactiveren:
Wanneer u de zomer-/wintertijdomstelling in de bedrijfsmo-dus Parametreren wilt activeren/deactiveren, kiest u in hetParametreermenu ‘Set..’, dan de menu’s ‘Clock’ en ‘S/WTime’. Nu kunt u de zomer-/wintertijdomstelling activerenresp. deactiveren.
LOGO! geeft dan aan dat de Europese zomer-/wintertij-domstelling ingeschakeld is.
Eigen parameters instellen
Wanneer alle parameters/omstellingen niet overeenkomen
met die van uw land, dan kunt u deze willekeurig onder metmenu-item ’. .’ definiëren. Ga als volgt te werk:1. ’On’ nogmaals bevestigen: OK-toets2. ’>’ op ’. .’ zetten: toetsen of3. Menu-item ’. .’ overnemen: OK-toets
Het display geeft aan:
MM–DD+ : 01–01
– : 01–01
D =000min
Maand (MM) en dag (DD)Begin van de zomertijd
Einde van de zomertijd
gewenst tijdsverschil in min
0
Cursor / Volledig blok
Stel u wilt de volgende parameters invoeren: Begin van dezomertijd 31 maart, einde van de zomertijd 1 november en
Zo kunt u uw data invoeren:• Met de toetsen en Verplaats de cursor/volledig blok
heen en weer.
• Met de toetsen en Verander de waarde op de cur-sorpositie.
Het display geeft aan:
0 31 maart
1 november
Tijdsverschil van 120 min
MM–DD
+ : 03–31
– : 11–01D =120min
• Wanneer u alle waarden hebt ingevoerd, drukt u op detoets OK.
Hiermee hebt u uw persoonlijkezomer-/wintertijdomstellingingevoerd. LOGO! geeft dan aan:
>On
Off
S/W Time
On→..LOGO! geeft aan dat de zomer-/wintertijdomstelling inge-schakeld is en dat de parameters vrij ingesteld ( ’..’ ) zijn.
Wenk
Om de zomer-/wintertijdomstelling te te deactiveren, hoeftu alleen onder dit menu de vermelding Off’ met de toetsOK te bevestigen.
Wenk
De zomer-/wintertijdomstelling functioneert alleen wanneerLOGO! in bedrijf is (RUN of STOP). Ze functioneertwanneer LOGO! in gebufferd bedrijf is (zie hoofdstuk4.3.3).
De synchronisatie tussen LOGO! en een aangesloten com-municatiemodule EIB/KNX (vanaf versie 0AA1!) kunt u acti-
veren resp. deactiveren:• in de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu-item
“Set..” (menu-item “Clock”)• in de bedrijfsmodus Programmeren in het instellings-
menu (menu-item “Clock”).
Als de synchronisatie ingeschakeld is, kan LOGO! de klok-tijd van een communicatiemodule EIB/KNX (vanaf versie0AA1) ontvangen.
Onafhankelijk van het feit of de synchronisatie ingescha-keld is of niet, zendt LOGO! de kloktijd bij een Net-In, peruur (STOP-modus of RUN-modus) en bij iedere kloktijdve-randering (wanneer ‘Set Clock’ uitgevoerd wordt of bij zo-mer-/ wintertijdomstelling) op de uitbreidingsmodules.
Wenk
Bij het gebruik van een LOGO!-basismodule met digitale ofanaloge uitbreidingsmodules, maar zondercommunicatiemodule EIB/KNX vanaf versie 0AA1 mag dekloktijdsynchronisatie niet worden geactiveerd! Controleerdaarom a.u.b. of de kloktijdsynchronisatie gedeactiveerd is(‘Sync’ moet ‘Off’ zijn).
Synchronisatie in de bedrijfsmodus Programmerenactiveren/deactiveren:
1. Schakel LOGO! in de bedrijfsmodus Programmeren.
2. U bevindt zich nu in het hoofdmenu en wilt het menu-item ‘Setup’ selecteren: toetsen ? of ?3. ‘Setup’ overnemen: toets OK
4. ‘>’ op ‘Clock’ zetten: toetsen ? of ?5. ‘Clock’ overnemen: toets OK
6. ’>’ op ’Sync’ zetten: toetsen of7. ’Sync’ overnemen: toets OK
LOGO! toont het volgende display:
>On
Off
Sync:Off
De actuele instelling van de automatische synchronisatiewordt in de onderste regel getoond. In de afleveringstoe-stand is deze instelling uitgeschakeld (’Off’: gedeactiveerd).
Synchronisatie in de bedrijfsmodus Parametreren acti-veren/deactiveren:
Wanneer u de automatische synchronisatie in de bedrijfs-modus Parametreren wilt activeren/deactiveren, kiest u inhet parametreermenu ‘Set..’, vervolgens de menu’s‘Clock’ en ‘Sync’. Nu kunt u de automatische synchronisa-tie activeren resp. deactiveren.
De grootte van een schakelprogramma (schakelpro-gramma in LOGO!, schakelschema) is door de geheugen-ruimte (geheugenbezetting van de blokken) beperkt.
Geheugenbereiken
• Programmageheugen:U kunt in LOGO! maar een beperkt aantal blokken vooruw schakelprogramma gebruiken.De tweede beperking wordt bepaald door het maximaal
beschikbare aantal bytes die een schakelprogrammakan bevatten. Het belegde aantal bytes kan door optel-len van de bytes van de gebruikte functies worden bere-kend.
• Remanentie-geheugen (Rem):Gedeelte waarin LOGO! remanent te houden actuelewaarden opslaat, b.v. de telwaarde van een bedrijfsu-renteller. Bij blokken waar u naar wens gebruik kunt ma-ken van de remanentiefunctie wordt dit geheugenbereikslechts bezet als remanentie is ingesteld.
Beschikbare systeemelementen in LOGO!
In LOGO! kan een schakelprogramma maximaal de vol-gende systeemelementen beslaan:
Bytes Blokken Rem
2000 130 60
LOGO! controleert het geheugenbeslag en biedt in de func-tielijsten alleen die functies aan waarvoor werkelijk nog vol-doende opslagruimte beschikbaar is.
*: Bytes in Rem-geheugen, als remanentie ingeschakeld is.
Geheugenbereiken innemen
Wanneer u bij het invoeren van een schakelprogrammageen blok meer kunt invoeren, dan is het geheugenbereikvolledig vol. LOGO! biedt u alleen die blokken aan die nogin LOGO! passen. Als uit een bepaalde lijst geen blok meerin LOGO! past, dan kunt u die lijst niet meer selecteren.
Als een geheugenbereik volledig in beslag is genomen,moet u uw schakeling optimaliseren of een tweede LOGO!toevoegen.
LOGO! stelt u in de programmeermodus verschillende ele-menten ter beschikking. Om te voorkomen dat u hierbij hetoverzicht verliest, hebben wij de elementen in ’lijsten’ opge-deeld. Deze lijsten zijn:• ↓Co: Lijst met klemmen (Connector)
(zie hoofdstuk 4.1)• ↓BF: Lijst met basisfuncties AND, OR, ...
(zie hoofdstuk 4.2)
• ↓SF: Lijst met speciale functies(zie hoofdstuk 4.4)
• ↓ BN: Lijst met reeds in de schakeling voltooide enverder te gebruiken blokken
Inhoud van de lijsten
In alle lijsten zijn de elementen vermeld die in LOGO! terbeschikking staan. Normaal gesproken zijn dat alle klem-men, alle basisfuncties en alle speciale functies die LOGO!kent. Daarnaast zijn dat alle blokken die u tot aan de des-betreffende oproep van de lijst↓BN reeds in LOGO! hebtaangelegd.
Als niet meer alles wordt getoond
LOGO! geeft niet meer alle elementen weer, indien:• geen ander blok meer mag worden ingevoegd
In dat geval is er ofwel geen opslagcapaciteit meer be-
schikbaar of is het maximum aantal blokken bereikt(56).• een speciaal blok meer geheugenruimte zou verbruiken,
Constanten en klemmen (Engels Connectors = Co) duiden
ingangen, uitgangen, merktekens en vaste spanningsni-veaus aan (constanten).
Ingangen:
1) Digitale ingangen
Digitale ingangen worden met een I gemarkeerd. De num-mers van de digitale ingangen (I1, I2, ...) komen overeenmet de nummers van de ingangsklemmen aan de LOGO!Basic en aan de aangesloten digitale modules in de monta-
gevolgorde. Zie het volgende beeld.2) Analoge ingangen
De LOGO!-varianten LOGO! 24, LOGO! 24o,LOGO! 12/24RC en LOGO! 12/24RCo hebben de ingan-gen I7 en I8, die naargelang de programmering ook als AI1en AI2 gebruikt kunnen worden. Worden de ingangen als I7en I8 gebruikt, wordt het aanwezige signaal als digitalewaarde geïnterpreteerd. Bij gebruik van AI1 en AI2 wordende signalen als analoge waarde geïnterpreteerd. Als er een
analoge module wordt aangesloten, dan vindt de numme-ring van de ingangen plaats overeenkomstig die van dereeds bestaande analoge ingangen. Bij speciale functiesdie aan de ingangszijde alleen zinvol met analoge ingan-gen kunnen worden verbonden, worden in de program-meermodus bij slectie van het ingangssignaal alleen deanaloge ingangen AI1 t/m AI8, analoge merktekensAM1...AM6, het bloknummer van een functie met analogeuitgang of de analoge uitgangen AQ1 en AQ2 ter keuzeaangeboden.
Digitale uitgangen worden met een Q aangeduid. De num-
mers van de uitgangen (Q1, Q2, ...Q16) komen overeenmet de nummers van de uitgangsklemmen aan de LOGO!Basic en aan de aangesloten uitbreidingsmodules in demontagevolgorde. Zie het volgende beeld.
Verder bestaat de mogelijkheid, 16 niet bedrade uitgangente gebruiken. Deze uitgangen worden met een x aangeduiden kunnen in een schakelprogramma niet meer wordengebruikt (in tegenstelling tot bijv. de merktekens). In de lijst
verschijnen alle geprogrammeerde niet bedrade uitgangenalsmede een nog niet geprogrammeerde niet bedrade uit-gang. Het gebruik van een niet bedrade uitgang is bijv. bijde speciale functie “Meldteksten” (zie hoofdstuk 4.4.23 )zinvol, als in samenhang van het schakelprogramma alleende meldtekst van belang is.
2) Analoge uitgangen
Analoge uitgangen worden met AQ gemarkeerd. U kunt
beschikken over twee analoge uitgangen, AQ1 en AQ2.Een analoge uitgang kan alleen met een analoge ingangvan een functie of een analoge merker AM of een analogeuitgangsklem worden verbonden.
Merktekens worden met een M resp. AM aangeduid. Merk-tekens zijn virtuele uitgangen die aan hun uitgang dezelfdewaarde hebben als aan hun ingang. Er staan u in LOGO!24 digitale merktekens M1 ... M24 en 6 analoge merkte-kens AM1 ... AM6 ter beschikking.
Aanloopmerkteken
Merkteken M8 is in de eerste cyclus van het applicatiepro-gramma gezet en kan dientengevolge in uw schakelpro-gramma als aanloopmerkteken worden gebruikt. Nadat deeerste cyclus van de programma-afwerking is doorlopenwordt het automatisch teruggezet.
In alle verdere cycli kan merkteken M8 voor wat het zetten,wissen en evalueren betreft worden gebruikt zoals de an-dere merktekens.
Wenk
Aan de uitgang van het merkteken is altijd het signaal vande vorige programmacyclus te vinden. Binnen een pro-grammacyclus wordt de waarde niet veranderd.
Schuifregisterbits
U kunt de schuifregisterbits S1 tot S8 gebruiken. De schuif-registerbits S1 tot S8 kunnen in een schakelprogrammaalleen worden gelezen. De inhoud van de schuifregisterbitskan alleen met de speciale functie “Schuifregister” wordengewijzigd (zie hoofdstuk 4.4.25).
Toetsingangen
U kunt 4 cursortoetsen CY, C", CB en CA gebruiken(”C” voor “Cursor”). De cursortoetsen worden in een scha-kelprogramma zoals de andere ingangen geprogram-meerd. De cursortoetsen kunt u in een daarvoor voorziendisplay in RUN (zie hoofdstuk 3.6.6) en in een geactiveerdemeldtekst activeren. (ESC + gewenste toets). Het gebruikvan cursortoetsen maakt het mogelijk schakelaars en in-gangen te besparen en manueel in het schakelprogramma
Basisfuncties zijn eenvoudige basisverbindingselementen
van de Boole-algebra.U kunt ingangen van basisfuncties afzonderlijk negeren,d.w.z. bevindt zich aan de bepaalde ingang een “1”, dangebruikt het schakelprogramma een “0”; bij een “0” wordteen “1” gebruikt. Zie voorbeeld voor de programmering inhoofdstuk 3.7.3.
Bij het invoeren van een schakeling vindt u de blokken voorbasisfuncties in de BF-lijst. LOGO! heeft de volgende ba-sisfuncties:
De uitgang van EN (AND) met flankanalyse gaat pas in destand 1 staan, als alle ingangen de stand 1 hebben en inde vorige cyclus minstens één ingang de stand 0 had.
Als er een ingang van dit blok niet wordt gebruikt (x) geldtvoor de ingang: x = 1.
De uitgang van NEN (NAND) met flankanalyse gaat pas inde stand 1 staan, als minstens één ingang de stand 0heeft en in de vorige cyclus alle ingangen de stand 1 had-den.
Als er een ingang van dit blok niet wordt gebruikt (x) geldtvoor de ingang: x = 1.
Serieschakeling van meerdereverbreekcontacten in het scha-
kelschema:
Symbool in LOGO!:
De uitgang van NOF (NOR) gaat pas in de stand 1 staan,als alle ingangen in de stand 0 staan, dus uitgeschakeldzijn. Zodra ergens ook maar één ingang wordt ingescha-keld (stand 1), wordt de uitgang van NOF (NOR) op 0 ge-zet.Als er een ingang van dit blok niet wordt gebruikt (x) geldt
voor de ingang: x = 0.Logische tabel voor NOF (NOR)
XOF (XOR) in het schakelschemaals serieschakeling van 2 omscha-
kelcontacten:
Symbool in LOGO!:
De uitgang van XOF (XOR) gaat in de stand 1 staan, als deingangen in verschillende standen staan.
Als er een ingang van dit blok niet wordt gebruikt (x) geldtvoor de ingang: x = 0.
Logische tabel voor XOF (XOR)
1 2 Q
0 0 0
0 1 1
1 0 1
1 1 0
4.2.8 NIET (NOT) (negatie, inverter)Eén verbreekcontact in hetschakelschema:
Symbool in LOGO!:
De uitgang staat in de stand 1, als de ingang in de stand 0staat. Het blok NIET (NOT) keert de toestand aan de in-gang om.
Het voordeel van het NOT is bijvoorbeeld: Voor LOGO!hebt u geen verbreek-contacten meer nodig. U gebruikteen maakcontact en transformeert het met NIET in eenverbreekcontact.
Speciale functies onderscheiden zich op het eerste zicht
van de basisfuncties door de andersoortige benaming vanhun ingangen. De speciale functies omvatten tijdfuncties,remanentie en de meest verschillende parametreermoge-lijkheden om het schakelprogramma aan te passen aanwat u er persoonlijk mee wilt gaan doen.
In dit hoofdstuk willen wij u een kort overzicht geven van deingangsbenamingen en enkele speciale achtergronden toe-lichten met betrekking tot de speciale functies. De beschrij-ving van de afzonderlijke speciale functies vindt u in hoofd-
Aan sommige ingangen brengt u geen signalen aan, maaru parametreert het blok met bepaalde waarden. Voorbeel-den:• Par (parameter):
Deze ingang wordt niet geschakeld. Hier stelt u parame-ters (tijden, in–/uitschakeldrempels etc.) in voor het blok.
• T (time):Deze ingang wordt niet geschakeld. Hier stelt u tijden invoor een bouwsteen.
• No (nokken):Deze ingang wordt niet geschakeld. Hier stelt u het tij-draster in.
• P (priority):Deze ingang wordt niet geschakeld. Hier legt u prioritei-ten vast en u beslist of de melding in RUN moet wordenbevestigd.
4.3.2 Tijdsgedrag
Parameter T
Bij enkele speciale functies kan een tijdwaarde T wordengeparametreerd. Voor het instellen van de tijd dient u eropte letten dat de in te voeren waarden zich richten naar detijdsbasis:
Tijdbasis _ _ : _ _
s (seconds) seconden : 1 / 100 seconde
m (minutes) minuten : secondenh (hours) uren : minuten
Voer altijd een tijd Tw 0,02 s in. Voor T <0,02 s is de tijd Tniet gedefinieerd.
Nauwkeurigheid van T
Alle elektronische onderdelen vertonen minieme verschil-len. Daardoor kunnen er afwijkingen van de ingestelde tijdT optreden. Bij LOGO! bedraagt de afwijking maximaal$ 0,02 %.Is 0,02 % van de tijd T kleiner dan 0,02 seconden, dan be-draagt de afwijking maximaal 0,02 seconden.
Voorbeeld:
Bij 1 uur (3600 seconden) bedraagt de afwijking maximaal$ 0,02 %, d.w.z.$ 0,72 seconde.Bij 1 minuut (60 seconden) bedraagt de afwijking maximaal$ 0,02 seconde.
Nauwkeurigheid van de schakelklok (week–, jaarschakelklok)
Om een onnauwkeurige werking van de klok bij de C-va-
rianten ten gevolge van deze afwijking te voorkomen, wordtde schakelklok regelmatig vergeleken met een uiterstnauwkeurige tijdbasis en bijgeregeld. Er ontstaat een loo-pafwijking loopafwijking van maximaal$5 seconden perdag.
Bij LOGO! loopt de interne klok ook verder als de netspan-ning uitvalt, met andere woorden de klok beschikt over een
loopreserve. De duur van de loopreserve wordt door deomgevingstemperatuur beïnvloed. Bij 25°C omgevingstem-peratuur bedraagt de loopreserve standaard 80 uren.Indien de netspanning van een LOGO! gedurende meerdan 80 uur uitvalt, dan gedraagt de interne klok zichafhankelijk van de toestelserie als volgt:• Toestelserie 0BA0:
Bij het hernieuwd inschakelen staat de klok op “zondag00:00 uur 1 januari”. De tijd begint te lopen. Daardoorworden de tijdschakelklokken bewerkt en evt. wordenook door de tijdschakelklokken acties geactiveerd.
• Vanaf toestelserie 0BA1:Bij het hernieuwd inschakelen staat de klok op “zondag00:00 uur 1 januari”. De tijd blijft staan en knippert.LOGO! bevindt zich in de toestand waarin het zich voorde onderbreking van de spanningsvoorziening bevond.Bij RUN worden de tijdschakelklokken bewerkt die met
de bovenstaande tijd geparametreerd zijn. De klok blijftechter nog steeds staan.
4.3.4 Remanentie
Bij de speciale functies is het mogelijk om de schakeltoe-standen en de getalwaarden remanent te houden. Dat be-tekent dat bijv. bij een netuitval de actuele gegevens be-houden blijven, zodat na het herhaalde Net–Aan de functieop die plaats wordt voortgezet waar ze werd onderbroken.Een tijd bijv. wordt niet nieuw opgetrokken, maar er looptde resttijd af. De voorwaarde is, dat bij de betreffende func-ties de remanentie ingeschakeld is. Er zijn twee mogelijkeinstellingen:R: De actuele gegevens blijven behouden./: De actuele gegevens blijven niet behouden (voorinstel-ling). Zie voorbeeld pagina 93.De speciale functies bedrijfsurenteller, weekschakelklok,
jaarschakelklok en de regelaar zijn principieel remanent.
Met de instelling voor de bescherming van de parameterskunt u bepalen of de parameters in de modus Parametre-
ren in LOGO! weergegeven en gewijzigd kunnen worden.Twee instellingen zijn mogelijk:+: De parameterinstellingen worden ook in de parametreer-modus weergegeven en kunnen gewijzigd worden (voorin-stelling).-: De parameterinstellingen worden niet in de parametreer-modus weergegeven en kunnen alleen in de programmeer-modus gewijzigd worden. Zie voorbeeld pagina 93.
4.3.6 Gain en offsetberekening bij analoge waardenAan een analoge ingang is een sensor aangesloten, die dete meten grootte in een elektrisch signaal omvormt. Dit si-gnaal ligt in een voor de sensor typisch waardebereik.De LOGO! vormt de zich aan de ingang bevindende elektri-sche signalen steeds in digitale waarden van 0 tot1000 om.Met de parameters Versterking (Gain) (versterking) en Off-set kan de interne voorstelling van een analoge waardeaan de werkelijke meetwaarde worden aangepast.Een klemspanning (aan de ingang AI) van 0 tot 10 V wordtintern op waarden van 0 tot 1000 afgebeeld. Een klem-spanning die groter is dan 10 V, wordt als interne waarde1000 weergegeven.Omdat u echter niet altijd het door LOGO! voorgegevenwaardebereik van 0 tot 1000 kunt verwerken, bestaat demogelijkheid de digitale waarden met een versterkingsfac-tor (Gain) te vermenigvuldigen en daarna het nulpunt vanhet waardebereik te verschuiven (Offset). Zo kunt u nu eenanaloge waarde op het display van de LOGO! uitvoeren,die met de daadwerkelijk gemeten waarde overeenkomt.
Bij het invoeren van een schakelprogramma in LOGO!
vindt u de blokken voor de speciale functies in de SF-lijst.U kunt ingangen van speciale functies afzonderlijk nege-ren, d.w.z. bevindt zich aan de bepaalde ingang een “1”,dan gebruikt het schakelprogramma een “0”; bij een “0”wordt een “1” gebruikt. Zie voorbeeld voor de programme-ring in hoofdstuk 3.7.3. In de tabel is aangegeven, of debetreffende functie parametreerbare remanentie bezit(Rem). Er zijn de volgende speciale functies:
Weergavein LOGO! Benaming van despeciale functies Rem
De aangegeven tijd voor de parameter T kan ook een ac-tuele waarde van een reeds geprogrammeerde anderefunctie zijn. U kunt de actuele waarden van de volgendefuncties gebruiken:• Analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie
en• Teller (actuele waarde Cnt, zie hoofdstuk 4.4.13).De gewenste functie selecteert u via het bloknummer. Detijdbasis is instelbaar. Neem de volgende opstelling in acht:
Geldigheidsgebieden van de tijdbasis, als T = parameter
Tijdbasis max. waarde kleinste re-solutie
Nauwkeurig-heid
s (seconds) 99:99 10 ms + 10 ms
m (minutes) 99:59 1 s + 1 s
h (hours) 99:59 1 m + 1 m
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren (voorbeeld):
Als de ingang Trg van de stand 0 naar 1 wisselt, dan begintde tijd Ta te lopen (Ta is de actuele tijd in LOGO!).
Als de ingang Trg minstens voor de duur van de geparame-treerde tijd T in de stand 1 blijft, dan wordt de uitgang naverstrijken van de tijd T op 1 gezet (de uitgang wordt tenoverstaan van de ingang vertraagd ingeschakeld).
Wisselt de toestand aan ingang Trg voor verstrijken van detijd T weer naar 0, dan wordt de tijd teruggezet.
De uitgang wordt weer op 0 gezet, als de ingang Trg op destand 0 staat.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Bij de vertraagde uitschakeling wordt de uitgang pas naeen parametreerbare tijd teruggezet.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Met de vallende flank (wis-selen van 1 naar 0) aan in-gang Trg (Trigger) start u detijd voor de vertraagde uit-schakeling
Ingang R Via de ingang R (Reset) zetu de tijd terug voor de ver-traagde uitschakeling en zetu de uitgang op 0
Parameter T is de tijdspanne waarnade uitgang wordt uitgescha-keld (het uitgangssignaalwisselt van 1 naar 0).
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordr re-manent opgeslagen.
Uitgang Q Q schakelt met Trg in enblijft ingeschakeld tot naafloop van T.
Parameter T
Neem de aangegeven waarden voor de parameter T in hethoofdstuk 4.3.2 in acht.
De aangegeven tijd voor de parameter T kan ook een ac-tuele waarde van een reeds geprogrammeerde anderefunctie zijn. U kunt de volgende functies gebruiken:• Analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie
• Voor –/achterwaartsteller (actuele waarde Cnt, zie hoofd-stuk 4.4.13).
De gewenste functie selecteert u via het bloknummer. Detijdbasis is instelbaar. Zie verklaringen over de geldigheids-gebieden en de parameterinstelling in hoofdstuk 4.4.1.
Timingdiagram
Trg
TTTa loopt
Q
R
Het vetgedrukte ge-deelte van het ti-mingdiagram vindt uterug in het symboolvoor de vertraagdeuitschakeling.
Functiebeschrijving
Als de ingang Trg op de stand 1 gaat staan, dan schakeltde uitgang Q meteen in stand 1.
Wisselt de ingang Trg van de stand 1 naar 0, dan start inLOGO! de actuele tijd Ta opnieuw, de uitgang blijft gezet.Als Ta de via T ingestelde waarde bereikt (Ta=T), dan wordtde uitgang Q op de stand 0 teruggezet (vertraagd uitscha-kelen).
Als de ingang Trg opnieuw wordt in- en weer uitgescha-keld, wordt de tijd Ta opnieuw gestart.
Via de ingang R (Reset) zet u de tijd Ta en de uitgang te-rug, voordat de tijd Ta verstreken is.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Bij de in-, uitschakelvertraging wordt de uitgang na een pa-rametreerbare tijd doorgeschakeld en na een parametreer-bare tijd teruggezet.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Met de stijgende flank (wis-selen van 0 naar 1) aan in-gang Trg (Trigger) start u de
tijd TH voor de vertraagdeinschakeling.
Met de vallende flank (wis-selen van 1 naar 0) start ude tijd TL voor de ver-traagde uitschakeling.
Parameter Par TH is de tijd waarna de uit-gang wordt ingeschakeld(het uitgangssignaal wisselt
van 0 naar 1).TL is de tijd waarna de uit-gang wordt uitgeschakeld(het uitgangssignaal wisseltvan 1 naar 0).
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt re-manent opgeslagen.
Uitgang Q Q wordt ingeschakeld naverstrijken van de gepara-metreerde tijd TH, als Trgdan nog gezet is en uitge-schakeld na verstrijken vande tijd TL als Trg intussenniet opnieuw is gezet.
Neem de aangegeven waarden voor de parameters TH enTL in hoofdstuk 4.3.2 in acht.
Timingdiagram
Trg
T T
TH loopt
Q
TTL loopt
T
T
T
Het vetgedruktegedeelte van hettimingdiagramvindt u terug in hetsymbool voor devertraagde in-/uit-schakeling.
Functiebeschrijving
Als de stand aan ingang Trg van 0 naar 1 wisselt, dan be-gint de tijd TH te lopen.
Blijft de stand aan ingang Trg minstens voor de duur van
de geparametreerde tijd TH op 1 staan, dan wordt na hetverstrijken van de tijd TH de uitgang op 1 gezet (de uitgangwordt ten overstaan van de ingang vertraagd ingescha-keld).
Wisselt de stand aan ingang Trg vóór het verstrijken van detijd TH weer naar 0, dan wordt de tijd teruggezet.
Indien de toestand aan de ingang Trg weer naar 0 wisselt,loopt TL.
Blijft de stand aan ingang Trg minstens voor de duur vande geparametreerde tijd TL op 0 staan, dan wordt na hetverstrijken van de tijd TL de uitgang op 0 gezet (de uitgangwordt ten overstaan van de ingang vertraagd uitgescha-keld).
Wisselt de stand aan ingang Trg vóór het verstrijken vande tijd TL weer naar 1, dan wordt de tijd teruggezet.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Na een ingangsimpuls loopt een parametreerbare tijd af, nahet verstrijken ervan wordt de uitgang ingesteld.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Via de ingang Trg (Trigger)kunt u de tijd voor de ver-traagde inschakeling star-ten.
Ingang R Via de ingang R zet u de tijdterug voor de vertraagde in-schakeling en zet u de uit-gang op 0.
Parameter T T is de tijd waarna de uit-gang wordt ingeschakeld(uitgangstand wisselt van 0naar 1).
Remanentie:
/ = geen remanentieR = de toestand wordt re-manent opgeslagen
Uitgang Q Q wordt na verstrijken vande tijd T ingeschakeld.
Parameter T
Neem voor de aangegeven waarden de aanwijzing in het
hoofdstuk 4.3.2 in acht.De aangegeven tijd voor de parameter T kan ook een ac-tuele waarde van een reeds geprogrammeerde anderefunctie zijn. U kunt de actuele waarden van de volgendefuncties gebruiken:• Analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie
De gewenste functie selecteert u via het bloknummer. Detijdbasis is instelbaar. Zie de verklaringen over de geledig-heidsgebieden en de parameterinstelling in hoofdstuk4.4.1.
Timingdiagram
Trg
TTa loopt
Q
R
THet vetgedrukte gedeelte van het timingdiagram vindt u terug in hetsymbool voor de vertraagde inschakeling met accumulatie.
Functiebeschrijving
Als de toestand aan ingang Trg van 0 naar 1 wisselt, danbegint de actuele tijd Tate lopen. Bereikt Ta de tijd T, danwordt de uitgang Q op 1 gezet. Opnieuw schakelen aaningang Trg heeft geen uitwerking op Ta.
De uitgang en de tijd Ta worden pas weer op 0 teruggezet,als de ingang R in de stand 1 staat.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na eennetuitval de uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer te-ruggezet.
Een ingangsimpuls brengt na een parametreerbare tijd aande uitgang een parametreerbaar aantal signalen voort vanparametreerbare in–/uit–duur (hertriggerbaar).
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Via de ingang Trg (Trigger)start u de tijden voor hetsleepcontact met flankover-
brugging.Ingang R Via de ingang R zet u de ac-
tuele tijd (Ta) en de uitgangop nul terug.
Parameter De impulspauzeduur TL ende impulsduur TH kunnenworden ingesteld.
N geeft het aantal van depauze/impuls-cycli TL/TH
aan:Waardebereik: 1...9
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt re-manent opgeslagen.
Uitgang Q Q schakelt met afloop vande tijd TL in en na afloopvan TH uit.
Parameter T
Neem voor de parameter T de aanwijzing in het hoofdstuk4.3.2 in acht.
Het vetgedrukte gedeelte van het ti-mingdiagram vindt u terug in het
symbool voor het sleepcontact metflankoverbrugging.T T
Timingdiagram B
Trg
N=2
Q
TL THTL TH TL THTL TH
Timingdiagram voor het para-metreer–voorbeeld
FunctiebeschrijvingAls de ingang Trg de toestand 1 krijgt, dan start de tijd TL(Time Low). Na afloop van de tijd TL wordt de uitgang Qvoor de duur van de tijd TH (Time High) op toestand 1 ge-zet.
Wisselt de ingang Trg vóór het verstrijken van de inge-stelde tijd (TL + TH) opnieuw van 0 naar 1 (hertriggeren),dan wordt de tijd T a teruggezet en de pauze/impuls–cyclus
weer gestart.Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Parameterinstelling Par
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren (voorbeeld):
Bij de toevalsgenerator wordt de uitgang binnen een para-metreerbare tijdt in- of weer uitgeschakeld.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang En Met de stijgende flank (wis-selen van 0 naar 1) aan devrijschakelingang En (Ena-ble) start u de tijd voor devertraagde inschakeling vande toevalsgenerator.
Met de vallende flank (wis-selen van 1 naar 0) start ude tijd voor de vertraagdeuitschakeling van de toe-valsgenerator.
Parameter Par De vertraagde inschakelingwordt toevallig bepaald en
ligt tussen 0 s en TH.De vertraagde uitschakelingwordt toevallig bepaald enligt tussen 0 s en TL.
Uitgang Q Q schakelt na afloop van deinschakelvertragingstijd in,indien En dan nog gezet isen schakelt na afloop vande uitschakelvertragingstijd
uit, indien En inmiddels nietopnieuw werd gezet.
Parameters TH en TL
Neem de aangegeven waarden voor de parameters TH enTL in hoofdstuk 4.3.2 in acht.
diagram vindt u terugin het symbool voorde vertraagde in-/uit-schakeling.
Functiebeschrijving
Als de stand aan ingang En van 0 naar 1 wisselt, dan wordttoevallig een tijd (vertraagde inschakeltijd) tussen 0 s en TH
bepaald en gestart. Als de stand aan ingang En minstensvoor de duur van de vertraagde inschakeltijd op 1 blijftstaan, wordt de uitgang na verstrijken van de vertraagdeinschakeltijd op 1 gezet.
Wisselt de stand aan ingang En vóór het verstrijken van devertraagde inschakeltijd weer naar 0, dan wordt de tijd te-ruggezet.
Wisselt de stand aan ingang En weer naar 0, dan wordt
toevallig een tijd (vertraagde uitschakeltijd) tussen 0 s enTL bepaald en gestart.
Blijft de stand aan ingang En minstens voor de duur van devertraagde uitschakeltijd op 0 blijft staan, dan wordt de uit-gang na verstrijken van de vertraagde uitschakeltijd op 0gezet.
Als de stand aan ingang En vóór het verstrijken van de ver-traagde uitschakeltijd weer naar 1 wisselt, dan wordt de tijdteruggezet.
Na een onderbreking van de stroomtoevoer wordt de reedsverstreken tijd teruggezet.
Na een ingangsimpuls (flankbesturing) loopt een parame-treerbare tijd af. Na het verstrijken ervan wordt de uitgangteruggezet. Vóór het verstrijken van de tijd kan een uitscha-kelwaarschuwing worden gegeven.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Via de ingang Trg (Trigger)start u de tijd voor de trap-penlichtschakelaar (ver-traagde uitschakeling).
Parameter T is de tijd waarna de uit-gang wordt uitgeschakeld(uitgangstand wisselt van 1naar 0).
T! is de aangegeven tijdvoor het begin van de uit-schakelwaarschuwingstijd.
T!L is de lengte van de uit-schakelwaarschuwingstijd.
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt re-manent opgeslagen.
Uitgang Q Q wordt na verstrijken vande tijd T uitgeschakeld.Vóór het verstrijken van de
tijd kan een uitschakelwaar-schuwing worden gegeven.
Indien op de ingang Trg de toestand 0 naar 1 wisselt, wordtde uitgang Q op 1 gezet. Indien de toestand op Trg weervan 1 naar 0 wisselt, dan start de actuele tijd Ta en de uit-gang Q blijft gezet.Bereikt Ta de tijd T, dan wordt de uitgang Q op 0 terugge-zet. Vóór afloop van de vertraagde uitschakeling (T – T!)kunt u een uitschakelwaarschuwing geven, die Q voor deduur van de uitschakelwaarschuwingstijd T!L op 0 terugzet.
Als de ingang Trg opnieuw in- en uitgeschakeld wordt, ter-wijl Ta loopt, dan wordt Ta teruggezet (retriggermogelijk-heid).
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Parameterinstelling Par
Neem voor de aangegeven waarden de aanwijzing inhoofdstuk 4.3.2 in acht.
Schakelaar met 2 verschillende functies:• Stroomstootschakelaar met vertraagde uitschakeling• Schakelaar (constant licht)
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Trg Via de ingang Trg (Trigger)schakelt u de uitgang Q in(constant licht) of met ver-
traagde uitschakeling uit. Alsde uitgang Q ingeschakeld iskan deze met Trg teruggezetworden.
Ingang R Via de ingang R zet u de ac-tuele tijd (Ta) en de uitgangop 0 terug.
Parameter T is de tijd waarna de uitgangwordt uitgeschakeld (de uit-gangsstand wisselt van 1 op0).TL is de tijdsspanne gedu-rende welke de ingang moetworden gezet om de functieConstant licht te activeren.T! is de aangegeven tijd voorhet begin van de uitschakel-waarschuwingstijd.T!L is de lengte van de uit-schakelwaarschuwingstijd.
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt rema-nent opgeslagen.
Uitgang Q De uitgang Q wordt met Trgingeschakeld en wordt naar-gelang de lengte van de im-puls aan Trg weer uitgescha-keld of continu ingeschakeldof wordt door opnieuw active-
Als aan de ingang Trg de stand 0 naar 1 wisselt, wordt deuitgang Q op 1 gezet.
Is de uitgang Q = 0 en wisselt de ingang Trg tenminstevoor de tijd TL van 0 naar 1, dan wordt de functie Continulicht geactiveert en de uitgang Q continu ingeschakeld.
Wisselt de stand aan de ingang Trg vóór verstrijken van detijd TL terug naar 0, wordt de vertraagde uitschakeltijd Tgestart.
Bereikt de afgelopen tijd Ta de Zeit T, dan wordt de uitgangQ op 0 teruggezet.
Vóór verstrijken van de vertraagde uitschakeltijd (T – T!)kunt u een uitschakelwaarschuwing geven, die Q voor deduur van de uitschakelwaarschuwingstijd T!L op 0 terugzet.Opnieuw schakelen aan de ingang Trg wordt T teruggezeten de uitgang Q wordt uitgeschakeld.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de reeds afgelopen tijd weer teruggezet.
Parameterinstelling Par
Neem voor de aangegeven waarden de aanwijzing inhoofdstuk 4.3.2 in acht.
Wenk
De tijden T, T! en T!L moeten dezelfde tijdbasis hebben.
De uitgang wordt via een parametreerbare in- en uitscha-keldatum gestuurd. Elke mogelijke combinatie van weekda-gen wordt ondersteund. De selectie van actieve weekda-gen komt tot stand door het verbergen van niet-actieveweekdagen.
Wenk
Omdat LOGO! 24/24o geen klok heeft, is de weekschakel-
klok bij deze variant niet te gebruiken.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
ParameterNo 1, No 2No 3
Via de parameter No stelt ude inschakel- en uitschakel-tijdstippen in voor telkens
één Nok van de weekscha-kelklok. Hierbij parametreertu de dagen en de tijd.
Uitgang Q Q wordt ingeschakeld als deparametreerbare nok inge-schakeld is.
Elke weekschakelklok heeft drie instelnokken, waarmee utelkens een tijdvenster kunt parametreren. Met deze nok-
ken stelt u het inschakel- en het uitschakeltijdstip in. Opeen inschakeltijdstip schakelt de weekschakelklok de uit-gang in, voor zover de uitgang nog niet ingeschakeld is.
Op een uitschakeltijdstip schakelt de weekschakelklok deuitgang uit, voor zover de uitgang nog niet uitgeschakeldwas. Als u voor een weekschakelklok een inschakeltijdstipen een uitschakeltijdstip op dezelfde tijd maar aan verschil-lende nokken instelt, dan spreken de in- en uitschakeltijdenelkaar tegen. In dat geval heeft nok 3 voorrang op nok 2 en
deze op zijn beurt voorrang op nok 1.De schakelstand van de weekschakelklok is afhankelijk vanalle drie nokken No1, No2 en No3.
ParametreervensterHet parametervenster voor nok No1 ziet er bijv. als volgtuit:
De letters achter “D=” (Day) hebben de volgende beteke-nis:• M : maandag (Monday)• T : dinsdag (Tuesday)• W : woensdag (Wednesday)• T : donderdag (Thursday)• F : vrijdag (Friday)• S : zaterdag (Saturday)
Een hoofdletter betekent weekdag geselecteerd. Een “-”betekent weekdag niet geselecteerd.
Schakeltijdstippen
Elke tijd tussen 00:00 en 23:59 uur is instelbaar.--:-- betekent geen in-/uitschakelen.
Weekschakelklok instellen
U kunt de schakeltijdstippen als volgt instellen:
1. Plaats de cursor op een van de parameters No van detijdschakelklok (b. v. No1).
2. Druk op de OK-toets. LOGO! opent het parameterfen-
ster voor de nokken. De cursor staat op de weekdag.3. Selecteer met de toetsen en een of meer dagen.4. Verplaats de cursor met de toets naar de eerste posi-
tie voor de inschakeltijd.5. Stel de inschakeltijd in.
De waarde op de desbetreffende positie kunt u wijzigenmet de toetsen en . Tussen de afzonderlijke positieskunt u de cursor verplaatsen met de toetsen en .Alleen op de eerste plaats kunt u de waarde --:-- selec-teren(--:-- betekent: geen schakeling).
6. Verplaats de cursor met de toets naar de eerste posi-tie voor de uitschakeltijd.
7. Stel de uitschakeltijd in (zoals in punt 5).8. Zo sluit u uw invoer af: Druk op de OK-toets.
De cursor staat op de parameter No2 (nok 2). U kunt nueen volgende nok parametreren.
Wenk
Informatie over de nauwkeurigheid van de schakelklokvindt u onder de Technische gegevens en in hoofdstuk4.3.2.
De uitgang wordt via een parametreerbare in- en uitscha-keldatum gestuurd.
Wenk
Omdat LOGO! 24/24o geen klok heeft, is de jaarschakel-klok bij deze variant niet te gebruiken.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Parameter No Via de parameter No stelt uhet inschakel- en uitscha-keltijdstip in voor de nokkenvan de jaarschakelklok.
Uitgang Q Q wordt ingeschakeld als deparametreerbare nok inge-schakeld is.
Timingdiagram
MM.DD+On=02.20Off=04.03
OnOff
20 februari
om 00:00 uur
3 april
om 00:00 uur
feb. mar. apr.
Functiebeschrijving
Op het inschakeltijdstip schakelt de jaarschakelklok de uit-gang in en op een uitschakeltijdstip schakelt de jaarscha-kelklok de uitgang uit. De uitschakeldatum is de dag waa-rop de uitgang weer op 0 is gezet. De eerste waarde staatvoor de maand, de tweede waarde staat voor de dag. Ukunt voor “MM” een joker (**) selecteren, zodat het in–resp. uitschakelen op een bepaalde dag in elke maand ge-beurt.
De uitgang van een LOGO! moet jaarlijks op 1 maart inge-schakeld en op 4 april uitgeschakeld worden alsook op 7
juli weer in- en op 19 november weer uitgeschakeld wor-den. Hiervoor hebt u 2 jaarschakelklokken nodig die tel-kens voor die bepaalde inschakeltijd worden geparame-treerd. De uitgangen worden dan met behulp van eenOF-blok (OR) verbonden.
B01:NoMM.DD
On =03.01Off=04.04op 1 maart inschakelenop 4 april uitschakelen
Naargelang de parametrering wordt door een ingangsim-puls een interne getalwaarde op- of afgeteld. Als de para-metreerbare getalwaarde is bereikt, wordt de uitgang inge-steld resp. teruggezet. De telrichtung kan via de ingang Dirworden gewijzigd.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang R Via de ingang R zet u de
interne telwaarde terug opnul.
Ingang Cnt De functie telt aan de in-gang Cnt de toestandsve-randeringen van toestand 0naar toestand 1. Een wisselvan de toestand 1 naar 0wordt niet geteld.
Bij elke positieve flank aan de ingang Cnt wordt de interneteller met één verhoogd (Dir = 0) of met één verlaagd(Dir=1).
Met de terugzetingang R kunt u de interne telwaarde op‘000000’ terugzetten. Zolang R=1 is, is ook de uitgang op 0teruggezet en de impulsen op de ingang Cnt worden nietmeegeteld.
Is remanentie niet ingeschakeld, worden na een netuitvalde uitgang Q en de interne getalwaarde weer teruggezet.
Rekenvoorschrift
• Als inschakeldrempel (On)w uitschakeldrempel (Off),dan geldt:Q = 1, als Cntw OnQ = 0, als Cntt Off.
• Als inschakeldrempel (On)t uitschakeldrempel (Off),dan is Q = 1, als Onv Cnt < Off.
De grenswaarde-instelling voor de parameters On en/of Offkan ook een actuele waarde van een reeds
geprogrammeerde andere functie zijn. U kunt de actuelewaarden van de volgende functies gebruiken:• analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie hoofd-
De gewenste functie selecteert u over het bloknummer.Voor de uitvoering van de parameterinstelling zie de verkla-ringen in hoofdstuk 4.4.1.
Wenk
De controle, of de teller de grenswaarde heeft bereikt,vindt eenmaal per cyclus plaats.
Als de impulsen aan de snelle ingangen I5/I6 sneller zijndan de cyclustijd, dan schakelt de speciale functie even-tueel pas nadat de aangegeven grenswaarde overschre-den is.
Voorbeeld: Er kunnen 100 impulsen per cyclus wordengeteld; 900 impulsen werden reeds geteld. On = 950; Off =10000. De uitgang schakelt in de volgende cyclus, als dewaarde reeds 1000 is. (Als de Off-waarde = 980 was, zalde uitgang helemaal niet schakelen.)
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren (voorbeel-den):
B3 +ROn =001234Off=000000
of
B3 +ROn =123456Off→B021
Als het blok (in het voorbeeld B21) een waarde buiten hetgeldigheidsbereik levert, dan wordt naar de volgende gel-dige waarde naar boven of beneden afgerond.
Weergave in de bedrijfsmodus Parametreren (voorbeel-den):
Als de controle–ingang wordt ingesteld, loopt een parame-treerbare tijd af. De uitgang wordt ingesteld als de tijd isverstreken.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang R Met de stijgende flank (wis-sel van 0 naar 1) aan de te-rugzetingang R (Reset)
wordt de teller voor de re-sterende tijd (MN) op deparametreerde waarde MIgezet en de uitgang Q wordtteruggezet.
Ingang En En is de controle-ingang.LOGO! meet de tijd, waarindeze ingang ingesteld is.
Ingang Ral Met de stijgende flank aan
de terugzetingang Ral (Re-set all) wordt de teller voorde resterende tijd (MN) opde parametreerde waardeMI gezet en de bedrijfsuren-teller (OT) en de uitgangworden teruggezet. D.w.z.nu wordt
• uitgang Q = 0,
•gemeten bedrijfsurenOT = 0 en
• resterende tijd van hetonderhoudsinterval MN= MI.
MI = geparametreerd tijdsintervalMN = resterende tijdOT = verstreken totale tijd sinds het laatste 1-signaal aan de Ral-ingang
Par:
Q
R
Ral
En
MN=MI
OT
MN=0
MI=5h
FunctiebeschrijvingDe bedrijfsurenteller controleert de ingang En. Zolang aandeze ingang een waarde 1 aanwezig is, berekent LOGO!de verstreken tijd en de resterende tijd MN. De tijden wor-den door LOGO! in de modus Parametreren getoond. Is deresterende tijd MN gelijk aan 0, dan wordt de uitgang Q op1 ingesteld.
Met de terugzetingang R zet u de uitgang Q terug en de
teller voor de resttijd op de aangegeven waarde MI. Debedrijfsurenteller OT blijft onbeïnvloed
Met de terugzetingang Ral zet u de uitgang Q terug en deteller voor de resterende tijd op de ingestelde waarde MI.De bedrijfsurenteller OT wordt teruggezet op 0.
Al naargelang van uw parametrering van de parameter Qwordt de uitgang teruggezet, als een Reset-signaal(R of Ral) 1 wordt (”Q→0:R”), of dan, als een Reset-signaal 1 of het En-signaal 0 wordt (”Q→0:R+En”).
• LOGO! Basic met display: In de parametreermodus kanmen, terwijl het schakelprogramma loopt (RUN), de ac-tuele waarden voor MN en OT bekijken.
• LOGO! Basic zonder display: met LOGO!Soft Comfortkunt u via de online–test deze waarden als volgt lezen(zie hoofdstuk 7 voor verdere informatie).
Grenswaarde voor OT
Als u de bedrijfsurenteller met het signaal R terugzet, blij-ven de opgelopen bedrijfsuren in OT behouden. Zolang En= 1 is, telt de bedrijfsurenteller OT verder, onafhankelijk van
de toestand van de terugzetingang R.De grenswaarde van de teller ligt voor OT bij 99999 h.Bereikt de bedrijfsurenteller deze waarde, dan worden ergeen uren meer geteld.
U kunt de beginwaarde voor OT in de bedrijfsmodus Pro-grammeren instellen. Als u een andere waarde dan 0 in-stelt begint de bedrijfsurenteller het tellen met dezewaarde. De resterende tijd (MN) wordt bij de START auto-matisch uit MI en OT berekend(voorbeeld: MI = 100, OT = 130, daaruit resulteertMN = 70).
Parameterinstelling Par
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren:
B16 +of
B16 +MI = 0100h
Q→0:ROT =00000hverstre-
ken tijd
MI = 0100h
Q→0:R+EnOT =00000h
MI is het parametreerbare tijdsinterval. Het mag tussen 0en 9999 uren liggen.
De uitgang wordt ingeschakeld, als de analoge waarde eenparametreerbare inschakeldrempel overschrijdt. De uitgangwordt uitgeschakeld, als de analoge waarde lager is daneen parametreerbare uitschakeldrempel (hysteresis).
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Ax Aan ingang Ax brengt u hetanaloge signaal aan dat ge-
ëvalueerd moet worden.Gebruik de analoge ingan-gen AI1...AI8 (*), analogemerktekens AM1...AM6, hetbloknummer van een functiemet analoge uitgang of deanaloge uitgangen AQ1 enAQ2.
Neem voor de parameters Versterking (Gain) en Offset deopmerkingen in hoofdstuk 4.3.6 in acht.
Parameter p (Aantal plaatsen na de komma)Geldt alleen voor de weergave van de waarden On, Off enAx in een meldtekst.Geldt niet voor de vergelijking met On- en Off-waarden!(Het weergegeven punt wordt bij de vergelijking geïgno-reerd).
Timingdiagram
Q
1000
0Ax
On
Off
Functiebeschrijving
De functie leest de analoge waarde van het signaal in datop de analoge ingang Ax aanligt.
Deze waarde wordt met de parameter A (Gain) vermenig-vuldigd. De parameter B (Offset) wordt vervolgens bij deanaloge waarde opgeteld, dus(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Ax.
De uitgang Q wordt in afhankelijkheid van de ingesteldedrempelwaarden ingesteld of teruggezet. Zie het volgende
rekenvoorschrift.Rekenvoorschrift
• Als inschakeldrempel (On)w uitschakeldrempel (Off),dan geldt:Q = 1, als actuele waarde Ax u OnQ = 0, als actuele waarde Ax v Off.
• Als inschakeldrempel (On)t uitschakeldrempel (Off),dan is Q = 1, als:On actuele waarde Axt Off.
Korte beschrijvingDe uitgang wordt in afhankelijkheid van een parametreer-bare drempel– en differentiewaarde in– en uitgeschakeld.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Ax Aan ingang Ax brengt u hetanaloge signaal aan dat ge-ëvalueerd moet worden.
Gebruik de analoge ingangenAI1...AI8 (*), analoge merkte-kens AM1...AM6, het blo-knummer van een functie metanaloge uitgang of de analogeuitgangen AQ1 en AQ2.
Neem voor de parameters Versterking (Gain) en Offset deopmerkingen in hoofdstuk 4.3.6 in acht.
Parameter p (Aantal plaatsen achter de komma)Geldt alleen voor de weergave van de waarden On, Off enAx in een meldtekst.
Timingdiagram A: Functie met negatieve differentiewaarde D
Q
O
n
Ax
Off = On +D
Timingdiagram B: Functie met positieve differentiewaarde D
Q
Off = On +D
Ax
On
Functiebeschrijving
De functie leest de analoge waarde van het signaal in datop de analoge ingang Ax aanligt.
Deze waarde wordt met de parameter A (Gain) vermenig-vuldigd. De parameter B (Offset) wordt vervolgens bij deanaloge waarde opgeteld, dus(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Ax.De uitgang Q wordt in afhankelijkheid van de ingesteldedrempelwaarde (On) en de differentiewaarde (D) ingesteldof teruggezet. Zie het volgende rekenvoorschrift. Daarbijberekent de functie de parameter Off zelfstandig: Off = On+ D, waarbij D positief of negatief kan zijn. Zie het volgenderekenvoorschrift.
• Als u een negatieve differentiewaarde D parametreert, isde inschakeldrempel (On)w uitschakeldrempel (Off),en er geldt:Q = 1, als actuele waarde Ax u OnQ = 0, als actuele waarde Ax v Off.Zie timingdiagram A.
• Als u een positieve differentiewaarde D parametreert, isde inschakeldrempel (On)t uitschakeldrempel (Off),en is = 1, als:On actuele waarde Axt Off.Zie timingdiagram B.
Parameterinstelling Par
De parameters Versterking (Gain) en Offset dienen om degebruikte sensoren aan te passen aan de betreffende ap-plicatie.Weergave in de bedrjfsmodus Programmeren (voorbeeld):
B3 1+On =+04000n =–02000
Veiligheidsgraad
In–/uitschakeldrempel
Differentiewaarde voor in–/uit-
schakeldrempel
Toets drukken
Plaatsen na de komma in de
meldtekst
B3 2A =01.00B =+00000
p =2
Offset
Gain
Weergave in de bedrijfsmodus Parametreren (voorbeeld):
De uitgang wordt ingeschakeld, als het verschil Ax - Ay deingestelde schakeldrempel overschrijdt.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingangen Axen Ay
Aan de ingangen Ax en Aybrengt u de analoge signalenaan, waarvan het verschilmoet worden geëvalueerd.
Gebruik de analoge ingangenAI1...AI8 (*), analoge merkte-kens AM1...AM6, het bloknu-mer van een functie met ana-loge uitgang of de analoge uit-gangen AQ1 en AQ2.
Neem voor de parameters Versterking (Gain) en Offset deopmerkingen in hoofdstuk 4.3.6 in acht.
Parameter p (Aantal plaatsen achter de komma)Geeldt alleen voor de weergave van de waarden Ax, Ay,On, Off en D in een meldtekst.Geldt niet voor de vergelijking met On- en Off-waarden!(Het weergegeven punt wordt bij de vergelijking geïgno-reerd.)
Timingdiagram
Q
voor Ax - Ay > 200
Ax
1000
0
Ay
1000
0
Ax-Ay
1000
0
200
Functiebeschrijving
De functie leest de analoge waarde van de signalen in dieop de analoge ingangen Ax en Ay aanliggen.
Deze waarde wordt met de parameter A (Gain) vermenig-
vuldigd. De parameter B (Offset) wordt vervolgens bij deanaloge waarde opgeteld, dus(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Ax resp.(Ay • Gain) + Offset = actuele waarde Ay.
De functie vormt het verschil (”D”) van de actuele waardenAx – Ay.
De uitgang Q wordt in afhankelijkheid van het verschil vande actuele waarden Ax – Ay en de ingestelde drempel-waarden ingesteld of teruggezet. Zie het volgende reken-voorschrift.
De parameters Versterking (Gain) en Offset dienen om degebruikte sensoren aan te passen an de betreffende appli-catie.
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren:
B3 1+On =+00000Off =+00000
Veiligheidsgraad
Inschakeldrempel
Uitschakeldrempel
Toets drukken
Plaatsen achter de komma inde meldtekst
B3 2A =00.00B =+00000
p =0
Offset
Gain
Voorbeeld
Voor het besturen van een verwarming dienen de voorloop-en retourtemperatuur Tv (b.v. via sensor aan AI1) en Tr(b.v. via sensor aan AI2) met elkaar te worden vergeleken.
Indien de retourtemperatuur met meer dan 15 °C van devoorlooptemperatuur afwijkt, dient er een schakeling te
worden geactiveerd (b.v. brander in). Bedraagt het verschilminder dan 5 °C, wordt de schakeling teruggezet.
Ingangsgevoeligheid van de analoge comparator verminderen
De uitgang van de analoge comparator kunt u met de spe-ciale functies “Vertraagde inschakeling” en “Vertraagde uit-schakeling” selectief vertragen. Daardoor bereikt u dat deuitgang Q alleen dan wordt ingesteld, als de aanliggende
triggerwaarde Trg (=uitgang van de analoge comparator)langer dan de gedefinieerde vertraagde inschakeltijd is. Isde uitgang Q ingesteld, kan hij alleen worden teruggezet,als de aanliggende triggerwaarde langer is dan de gedefi-nieerde vertraagde uitschakeltijd.
Op die manier bereikt u een kunstmatige hysteresis, die deingang minder gevoelig voor korte veranderingen maakt.
Deze speciale functie slaat een aan de analoge ingangaanliggende waarde op en schakelt de uitgang in zodra deactuele waarde aan de analoge ingang deze opgeslagenanaloge waarde plus een parametreerbare differentie-waarde onder– resp. overschrijdt.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang En Met de stijgende flank (wis-
sel van 0 naar 1) aan devrijschakelingang En (Ena-ble) wordt de analogewaarde aan de ingang Axopgeslagen (”Aen”) en hetanaloge waardebereik Aen$ D wordt bewaakt.
Ingang Ax Aan de ingang Ax legt u hetanaloge signaal aan, dat
moet worden bewaakt.Gebruik de analoge ingan-gen AI1...AI8 (*), analogemerktekens AM1...AM6, hetbloknummer van een functiemet analoge uitgang of deanaloge uitgangen AQ1 enAQ2.
* AI1...AI8: 0...10 V komt overeen met 0...1000 (interne waarde).
Als de toestand aan de ingang En van 0 naar 1 wisselt, danwordt de analoge waarde van het signaal aan de analoge
ingang Ax opgeslagen. Deze opgeslagen actuele waardewordt als “Aen” aangeduid.
De actuele waarden Ax en Aen worden met de parameterA (Gain) vermenigvuldigd. De parameter B (Offset) wordtvervolgens bij de analoge waarde opgeteld, dus(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Aen, als de ingangEn van 0 naar 1 wisselt resp..(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Ax.
De uitgang Q wordt ingesteld, als de ingang En 1 is en deactuele waarde aan de ingang Ax buiten het bereik Aen$D ligt.
De uitgang Q wordt teruggezet, als de actuele waarde aande ingang Ax binnen het bereik Aen$ D ligt of de ingangEn naar 0 wisselt.
Parameterinstelling Par
De parameters Versterking (Gain) en Offset dienen om degebruikte sensoren aan te passen aan de betreffende ap-plicatieWeergave in de bedrijfsmodus Programmeren:
Deze speciale functie versterkt een aan de analoge ingangaanliggende waarde en voert deze waarde aan de analogeuitgang uit.
Symbol beiLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang Ax Aan de ingang Ax legt u hetanaloge signaal aan, datmoet worden versterkt.
Gebruik de analoge ingan-gen AI1...AI8 (*), analogemerktekens AM1...AM6, hetbloknummer van een functiemet analoge uitgang of deanaloge uitgangen AQ1 enAQ2.
p: Aantal plaatsen achterde kommaWaardebereik: 0, 1, 2, 3
Uitgang AQ Deze speciale functie heefteen analoge uitgang!
Deze kan alleen met eenanaloge ingang van eenfunctie of een analoge mer-ker of een analoge uit-gangsklem worden verbon-den (AQ1, AQ2).Waardenbereik voor AQ:
–32768…+32767
* AI1...AI8: 0...10 V komt overeen met 0...1000 (interne waarde).
Neem voor de parameters Gain en Offset de opmerkingenin hoofdstuk 4.3.6 in acht.
Parameter p (plaatsen achter de komma)Geldt voor de weergave van de AQ-waarde in een meld-tekst.
Functiebeschrijving
De functie leest de analoge waarde van het signaal, dataan de analoge ingang Ax aanligt.
Deze waarde wordt met de parameter A (Gain) vermenig-
vuldigd. De parameter B (Offset) wordt vervolgens bij deanaloge waarde opgeteld, dus(Ax • Gain) + Offset = actuele waarde Ax.
De actuele waarde Ax wordt aan de uitgang AQ uitgevoerd.
Analoge uitgang
Wanneer u deze speciale functie met een reële analogeuitgang schakelt, dan dient u erop te letten dat de analogeuitgang alleen waarden van 0 tot 1000 kan verwerken.
Schakel hiervoor evt. een extra versterker tussen de ana-loge uitgang van de speciale functie en de werkelijke ana-loge uitgang. Met deze versterker standaardiseert u hetuitgangsbereik van de speciale functie op een waardenbe-reik van 0 tot 1000.
Op schaal brengen van een analoge ingangswaarde
De analoge ingangswaarde van een potentiometer kunt uvia de schakeling van een analoge ingang met een analoge
versterker en een analoge merker beïnvloeden.• Breng de analoge waarde op de analoge versterker op
schaal voor het verdere gebruik.• Verbind bijv. de tijdsinstelling voor de parameter T van
een tijdsfunctie (bijv. in–/uitschakelvertraging, hoofdstuk4.4.3) of de grenswaarde–instelling On en/of Off vaneen voorwaarts/achterwaarts–teller (hoofdstuk 4.4.13)met de op schaal gebrachte analoge waarde.
Nadere informatie en instructies over programmavoorbeel-den vindt u in de online–hulp bij LOGO!Soft Comfort.
In afhankelijkheid van de parametrering heeft de ingang Rvoorrang boven de ingang S (d.w.z. de ingang S werkt nietzolang R = 1) of omgekeerd de ingang S heeft voorrangboven de ingang R (d.w.z. de ingang R werkt niet zolang S= 1).Na een spanningsuitval is het stroomstootrelais teruggezeten de uitgang Q op 0, als u de remanentie niet hebt inge-schakeld.
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren:
B29 R
Par=RS
B29 RPar=SRtoets
B opYdrukken
In de bedrijfsmodus Parametreren kan deze speciale func-tie niet worden geselecteerd.
WenkAls Trg = 0 en Par = RS, komt de speciale functie “Stroom-stootrelais” overeen met de speciale functie “Houdrelais”(zie hoofdstuk 4.4.21).
Indien de toestand aan de ingang En van 0 naar 1 wisselt,wordt in het display in de RUN-mode de door u geparame-treerde meldtekst (actuele waarde, tekst, tijd, datum) weer-gegeven.
Bevestiging gedeactiveerd (Quit = Off): Als de toestand aan de ingang En van 1 naar 0 wisselt,wordt de meldtekst verwijderd.
Bevestiging geactiveerd (Quit = On):
Als de toestand aan de ingang En van 1 naar 0 wisselt,blijft de meldtekst staan, totdat deze met de toets OK wordtbevestigd. Zolang En de toestand 1 behoudt, kan de meld-tekst niet worden bevestigd.
Werden er meerdere meldtekst-functies met En=1 geacti-veerd, dan wordt de meldtekst weergegeven, die de hoog-ste prioriteit (0=laagste, 30=hoogte) heeft. Dat betekentook, dat een nieuw geactiveerde meldtekst alleen danwordt getoond als zijn prioriteit hoger is dan de prioriteitvan de tot dus ver geactiveerde meldteksten.Als een meldtekst werd gedeactiveerd of bevestigd, wordtautomatisch de tot dus ver geactiveerde meldtekst met dehoogste prioriteit getoond.
Een wissel tussen de indicatie in de RUN–modus en hetmeldtekst–display is met de toetsen en mogelijk.
Parameters en actuele waarden kunnen in een geacti-veerde meldtekst worden gewijzigd als u dat parametreert
door in de eerste regel een “+” in te voeren. Wilt u dat niettoelaten, voert u een “–” in.
Is de meldtekst actief, komt u met de toets ESC in de wijzi-gingsmodus.
Wenk
U moet de toets ESC tenminste 1 seconde lang gedrukthouden
Met de toetsen en selecteert u de gewenste regel (ukunt alleen de regels met parameters selecteren). Druk opOK, om de parameter te wijzigen. Gebruik daarvoor detoetsen , , en .
Met OK worden de wijzigingen overgenomen. U kunt nunog verdere parameters in de meldtekst wijzigen (indienaanwezig). Met ESC verlaat u de bewerkingsmodus.
Toetsdruksimulatie in een geactiveerde meldtekstU kunt de 4 cursortoetsen C , C , C en C in een ge-activeerde meldtekst activeren. Daartoe moet u op deESC–toets drukken en houden en bovendien op de gewen-ste cursortoets drukken.
Parameterinstelling Par
Zo parametreert u de meldtekst (Bedrijfsmodus Program-meren):
..
..
..
..
Parametreervenster voor Par
Met de toets kiest u een regel uit, die een meldtekst dientte bevatten.
Met de toetsen en selecteert u de gewenste soort vande meldtekst (Text, Par, Time...). Met OK bevestigen.
Bij de keuze van “Text” of “Par” moet u nog verdere invoe-
ren uitvoeren:Met de toetsen en selecteert u de letter die moet ver-schijnen. Tussen de afzonderlijke posities kunt u de cursorverplaatsen met de toetsen en .
De lijst met verschillende beschikbare karakters is dezelfdeals bij de schakelprogrammanaam. Een font vindt u in hethoofdstuk 3.7.4.
Met OK worden de wijzigingen overgenomen, door te druk-
ken op de toets ESC verlaat u de bewerken-modus.Om in een regel een parameter (bijv.: weergave van eenmeet- of functiewaarde) als meldtekst uit te voeren, selec-teert u deze regel met de toets en drukt op de toets :
Par....
..Door op de OK-toets te drukken komt u in de bewerkings-modus.
B01>T
Met de toetsen en kiest u tussen de te tonen blokkenen de betreffende parameters.
Met de toetsen en kiest u het blok of de te tonen para-meter uit.
Om de parameter te selecteren, drukt u op OK.
Door op de ESC-toets te drukken verlaat u de parametreer-modus. Hierbij worden uw wijzigingen overgenomen.
Deze logische functie heeft de werking van een mechani-sche knop resp. schakelaar.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Beschrijving
EnPar Q
Ingang En Een wisseling van de toestandvan 0 naar 1 aan de ingangEn (Enable) schakelt de uit-gang Q in, indien daarnaast inde bedrijfsmodus Parametre-ren ’Switch=On’ werd beve-stigd.
EnPar Q
Parameter Bedrijfsmodus Programmeren:Laat de keuze of de functie alsknop voor een cyclus of alsschakelaar wordt gebruikt.
Start: On- of Off-toestand, diein de eerste cyclus bij de
programmastart wordtovergenomen, als rema-nentie uitgeschakeld is.
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt rema-nent opgeslagen.
Bedrijfsmodus Parametreren(RUN-mode):Switch: schakelt de toets resp.schakelaar in of uit.
EnQ
ParameterPar
Uitgang Q Schakelt in, indien En=1 enSwitch=On met OK werd be-vestigd.
Afleveringstoestand
In afleveringstoestand is ’Par’ op ’knop’ ingesteld.
Wanneer de ingang En gezet wordt en in de bedrijfsmodusParametreren de parameter ’Switch’ in de stand ’On’ ge-schakeld en met OK bevestigd is, schakelt de uitgang in.Dit is onafhankelijk van het feit of de functie als schakelaar
of als knop werd geparametreerd.De uitgang wordt in de volgende drie gevallen op ’0’ terug-gezet:• Indien de toestand aan de ingang En van 1 naar 0 wis-
selt.• Indien de functie als knop geparametreerd werd en na
het inschakelen een cyclus is afgelopen.• Indien in de bedrijfsmodus parametreren de parameter
’Switch’ in de stand ’Off’ geschakeld en met OK werdbevestigd.
Is remanentie niet ingeschakeld, wordt na een netuitval deuitgang Q in afhankelijkheid van de parametrering van de“Start”-parameter gezet of teruggezet.
Met de functie schuifregister kunt u de waarde van een in-gang uitlezen en bitgewijs verschuiven. De waarde van deuitgang komt overeen met de waarde van de geparame-treerde schuifregisterbit. De schuifrichting kan via een bij-zondere ingang worden veranderd.
Symbool beiLOGO!
Schakeling Beschrijving
Ingang In Ingang, waarvan de waarde
bij de start van de functiewordt uitgelezen.
Ingang Trg Met de stijgende flank (wis-sel van 0 naar 1) aan de in-gang Trg (Trigger) start u despeciale functie. Een wisselvan de toestand van 1 naar0 is niet relevant.
Ingang Dir Via de ingang Dir geeft u de
schuifrichting voor deschuifregisterbits S1...S8aan:
Remanentie: / = geen remanentieR = de toestand wordt re-manent opgeslagen.
Uitgang Q De waarde van de uitgang
komt overeen met dewaarde van de geparame-treerde schuifregisterbit.
Functiebeschrijving
Met de stijgende flank (wissel van 0 naar 1) aan de ingangTrg (Trigger) leest de functie de waarde van de ingang Inin.
Afhankelijk van de schuifrichting wordt deze waarde in deschuifregisterbits S1 of S8 overgenomen.• Opwaarts schuiven: S1 neemt de waarde van de ingang
In over; de voorafgaande waarde van S1 wordt naar S2verschoven; de voorafgaande waarde van S2 wordtnaar S3 verschoven; etc.
• Afwaarts schuiven: S8 neemt de waarde van de ingangIn over; de voorafgaande waarde van S8 wordt naar S7verschoven; de voorafgaande waarde van S7 wordtnaar S6 verschoven; etc.
Aan de uitgang Q wordt de waarde van de geparame-treerde schuifregisterbit uitgevoerd.
Is remanentie niet ingeschakeld, begint na een netuitval deschuiffunctie opnieuw bij S1 resp. S8. Ingeschakelde rema-nentie geldt steeds voor alle schuifregisterbits.
Deze speciale functie geeft één van 4 vooraf gedefinieerdeanaloge waarden of 0 op de analoge uitgang weer.
Symbool bijLOGO!
Schakeling Omschrijving
Ingang En Een wissel van de toestand van0 naar 1 aan de ingang En(Enable) schakelt afhankelijkvan S1 en S2 een geparame-treerde analoge waarde op de
uitgang AQ.IngangenS1 en S2
S1 en S2 (Selector) voor hetselecteren van de uit te voerenanaloge waarde.
• S1 = 0 en S2 = 0:waarde 1 wordt uitgevoerd
• S1 = 0 en S2 = 1:waarde 2 wordt uitgevoerd
• S1 = 1 en S2 = 0:
waarde 3 wordt uitgevoerd• S1 = 1 en S2 = 1:
waarde 4 wordt uitgevoerd
Parameter V1…V4: analoge waarden (Va-lue), die worden uitgevoerd.Waardenbereik:
–32768…+32767p: aantal plaatsen achter dekomma waardenbereik:
0, 1, 2, 3Uitgang AQ Deze speciale functie heeft eenanaloge uitgang.Deze kan alleen met een ana-loge ingang van een functie ofeen analoge merker of eenanaloge uitgangsklem wordenverbonden (AQ1, AQ2).Waardenbereik voor AQ:
Wanneer de ingang En gezet wordt, dan geeft de functieafhankelijk van de parameters S1 en S2 één van 4 moge-lijke analoge waarden V1 tot V4 aan de uitgang AQ weer.
Wanneer de ingang En niet gezet wordt, dan geeft de func-tie de analoge waarde 0 aan de uitgang AQ weer.
Analoge uitgang
Wanneer u deze speciale functie met een werkelijke ana-loge uitgang schakelt, dan dient u erop te letten dat de ana-loge uitgang alleen waarden van 0 tot 1000 kan verwerken.Schakel hiervoor evt. een extra versterker tussen de ana-loge uitgang van de speciale functie en de werkelijke ana-loge uitgang. Met deze versterker standaardiseert u hetuitgangsbereik van de speciale functie op een waardenbe-
Deze speciale functie benadert aan de analoge uitgangéén van 2 niveaus of Offset. Hierbij kunt u instellen hoesnel het niveau wordt bereikt. De analoge waarde wordt intwee stappen berekend. De eerste stap maakt u een com-fortabele parametrering mogelijk. De tweede stap standaar-diseert het resultaat van de eerste stap.Voor zover in de beschrijving niets anders vermeld is, heeftde beschrijving betrekking op de eerste stap.
Symbool bij
LOGO!
Schakeling Omschrijving
Ingang En Een wissel van de toestandvan 0 naar 1 aan de ingangEn (Enable) start het bena-deren van een geparame-treerde analoge waarde aande uitgang AQ#.Een wissel van de toestandvan 1 naar 0 geeft onmid-dellijk aan de uitgang AQ#Offset (B) en aan de uitgangAQ 0 weer.
Ingang Sel • Sel = 0: het niveau 1(Level 1) wordt bena-derd.
• Sel = 1: het niveau 2(Level 2) wordt bena-derd
Ingang St Een wissel van de toestand
van 0 naar 1 aan de ingangEn (Enable) start het bena-deren van de waarde Offset(B) aan de uitgang AQ# enzodoende 0 aan de uitgangAQ.
Maximumwaarde, die ingeen geval wordt over-schreden:Waardenbereik:
–10.000 … +20.000StSp:
Start/Stop–Offset,waarde, die naast de pa-rameter Offset (B) nahet starten van de func-tie en voor het bereikenvan de Offset–waarde(geactiveerd door in-gang St) 100 ms langwordt weergegeven.Deze parameter is be-stemd voor de aanstu-ring van motoren.Waardenbereik:0 … +20.000
Rate:Versnelling, waarmee ni-veau 1, niveau 2 of Off-set wordt bereikt. Aan-gegeven worden stap-pen/s.Waardenbereik:
Uitgang AQ# AQ# is de analoge uitgangvan de eerste stap. Dewaarde van AQ# wordt bij-voorbeeld in de simulatie-modus getoond. Een verwij-zing gebruikt deze waarde.Waardenbereik voor AQ:
–32767 … +32767
Uitgang AQ AQ is de gestandaardi-seerde waarde van AQ# ende analoge uitgang van de
tweede stap. De waardevan AQ wordt aan nage-schakelde blokken overge-dragenWaardenbereik voor AQ:0 … +32767
Parameter L1, L2
De analoge waarden voor de parameters L1 en L2 kunnen
ook actuele waarden van een reeds geprogrammeerde an-dere functie zijn. U kunt de actuele waarden van de vol-gende functies gebruiken:• analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie hoofd-
Geldt alleen voor de weergave van de waarden AQ, L1, L2,MaxL, StSp en Rate in een meldingstekst.
Timingdiagram voor AQ
En
Sel
Level 2
Level 1
RateRat
e
RateRate
St
AQ#
StSp+B
100 ms 100 ms 100 ms
MaxL
B
Functiebeschrijving Stap 1
Wanneer de ingang En gezet wordt, dan geeft de functie deeerste 100 ms lang de waarde StSp + B aan de uitgangAQ# weer.
Daarna beweegt de functie van de waarde StSp + B uit af-hankelijk van de schakeling van Sel ofwel naar Level 1 ofLevel 2 op de in Rate aangegeven snelheid.
Wanneer de ingang St wordt gezet, dan benadert de func-tie op de in Rate aangegeven snelheid de waarde StSp +
B. Daarna geeft de functie 100 ms lang de waarde StSp +B aan de uitgang AQ# weer. Daarna geeft de functie Offset(B) aan de uitgang AQ# weer.
Wanneer de ingang St gezet werd, kan de functie pas weeropnieuw worden gestart, wanneer de ingang St en En wer-den teruggezet.
Wanneer aan de ingang Sel wordt veranderd, beweegt defunctie afhankelijk van de schakeling van Sel van Level 1
Uitgang AQ Deze speciale functie heefteen analoge uitgang (= re-gelgrootheid). Deze kan al-leen met een analoge in-gang van een functie of eenanaloge merker of een ana-loge uitgangsklem wordenverbonden (AQ1, AQ2).
Waardenbereik voor AQ:
0 … 1.000
Parameter SP, Mq
De analoge waarden voor de parameters SP en Mq kun-nen ook actuele waarden van een reeds geprogrammeerdeandere functie zijn. U kunt de actuele waarden van de vol-gende functies gebruiken:• analoge comparator (actuele waarde Ax – Ay, zie hoofd-
Let op het volgende:• Als de parameter KC de waarde 0 heeft, dan wordt de
“P”–functie (proportionele regelaar) niet uitgevoerd.• Als de parameter TI de waarde 99:59 m heeft, dan
wordt de “I”–functie (integrale regelaar) niet uitgevoerd.
Parameter p (aantal plaatsen achter de komma)
Geldt alleen voor de weergave van de waarden PV, SP,Min en Max in een meldingstekst.
Timingdiagram
De manier en de snelheid waarmee AQ wordt veranderd,zijn afhankelijk van de parameters KC en TI. Het verloopvan AQ is zodoende in het diagram slechts bij wijze vanvoorbeeld weergegeven. Een regelprocedure is continu.Daarom is in het diagram slechts een gedeelte weergege-ven.
1. Een storing leidt tot het dalen van PV, omdat Dir op Op-waarts staat, stijgt AQ zo lang totdat PV weer overeen-
komt met SP.2. Een storing leidt tot het dalen van PV, omdat Dir op
Neerwaarts staat, daalt AQ zo lang totdat PV weer ove-reenkomt met SP.De richting (Dir) kan niet ten opzichte van de looptijdvan de functie worden veranderd. De wissel hier is al-leen weergegeven ten behoeve van de overzichtelijk-heid.
3. Omdat AQ door de ingang R op 0 werd gezet, verandertPV. Hier is ten grondslag gelegd dat PV stijgt, hetgeenvanwege Dir = Opwaarts tot een daling van AQ leidt.
Wanneer de ingang A/M op 0 wordt gezet, dan geeft despeciale functie aan de uitgang AQ de waarde weer, die u
onder de parameter Mq heeft ingesteld.Wanneer de ingang A/M op 1 wordt gezet, dan start hetautomatisch bedrijf. Als integrale som wordt de waarde Mqovergenomen, de regelaarfunctie begint met de berekenin-gen.
Let op
Uitvoerige informatie met betrekking tot de grondslagenten aanzien van de regelaar vindt u in de online–hulp bijLOGO!Soft Comfort.
In de formules wordt ter berekening de actuele waarde PVgebruikt:
Actuele waarde PV = (PV * Gain) + Offset• Is actuele waarde PV = SP, dan verandert de speciale
functie de waarde aan AQ niet.• Dir = Opwaarts (+) (Timingdiagram cijfer 1e plus 3e)
– Is actuele waarde PV > SP, dan verlaagt de specialefunctie de waarde aan AQ.
– Is actuele waarde PV < SP, dan verhoogt de specialefunctie de waarde aan AQ.
• Dir = Neerwaarts (–) (timingdiagram cijfer 2). – Is actuele waarde PV > SP, dan verhoogt de speciale
functie de waarde aan AQ. – Is actuele waarde PV < SP, dan verlaagt de speciale
Bij een storing wordt AQ zo lang verhoogd/verlaagd tot deactuele waarde PV weer overeenkomt met SP. Hoe snelAQ wordt veranderd, is afhankelijk van de parameters KCen TI.
Wanneer de ingang PV de parameter Max overschrijdt, danwordt de actuele waarde PV op de waarde van Max gezet.
Wanneer PV de parameter Min onderschrijdt, dan wordt deactuele waarde PV op de waarde van Min gezet.
Wanneer de ingang R op 1 wordt gezet, dan wordt de uit-gang AQ teruggezet. Zolang R gezet is, is de ingang A/Mvergrendeld.
AftasttijdDe aftasttijd is vast ingesteld op 500 ms.
Parameter–sets
Nadere informatie en toepassingsvoorbeelden met aange-geven parameters (parameter–sets) vindt u in de Online–helpfunctie bij LOGO!Soft Comfort.
Onder parametreren verstaan wij het instellen van de para-
meters van blokken. U kunt vertragingstijden van tijdfunc-ties, schakeltijden van de schakelklokken, de drempel-waarde van een teller, het controle-interval van eenbedrijfsurenteller en de in- en uitschakeldrempels van dedrempelwaardeschakelaar instellen.
De parameters kunt u instellen• in de modus Programmeren of• in de modus Parametreren.
In de modus Programmeren stelt de programmeur van hetschakelprogramma de parameters in.Wij hebben de modus Parametreren ingevoegd, opdat pa-rameters zouden kunnen worden gewijzigd zonder dat hetprogramma hoeft te worden veranderd. Op deze manierkan b.v. een gebruiker parameters veranderen, zondernaar de bedrijfsmodus Programmeren te hoeven wisselen.Het voordeel: Het programma (en zodoende de schake-leing) blijft beschermd en kan toch door de gebruiker vol-gens instellingen worden aangepast.
Wenk
In de modus Parametreren werkt LOGO! het programmaverder af.
In de RUN-mode en om naar de bedrijfsmodus Parametre-ren te wisselen, drukt u op de toets ESC:
2005-01-27Mo 09:00 ESC... drukken
WenkVoor vroegere toestelversies tot 0BA2 geldt:
• In de bedrijfsmodus Parametreren komt u door gelijktij-dig drukken van de twee toetsen ESC en OK.
LOGO! wisselt in de bedrijfsmodus Parametreren en toonthet Parametreermenu:
>StopSet Param
Set..
Prg Name
Verklaring van de 4 menu-items (opties) in het parametreermenu
• Stop
Onder dit menu-item zult u uw programma stoppen en dienten gevolge naar de bedrijfsmodus Programmeren in hethoofdmenu wisselen. Ga als volgt te werk:1. Verplaats de ’>’ naar ’Stop’: toetsen of2. neem ’Stop’ over: OK-toets
3. Verplaats de ’>’ naar ’Yes’: toetsen of4. Bevestig ’Yes’: OK-toets
LOGO! toont het hoofdmenu in de bedrijfsmodus Program-meren:
LOGO! keert terug naar het hoofdmenu:
>Program..PC/Card..
Setup..
Start
• Set Param
De verschillende parameters worden in de volgende para-grafen 5.1.1 t/m 5.1.3 toegelicht.• Set..
Details m.b.t. de verschillende instelmogelijkheden: ziehoofdstuk 5.2.1.• Prg Naam
Onder dit menu-item kunt u de naam van uw schakelpro-gramma alleen lezen. In de bedrijfsmodus Parametreren ishet niet mogelijk de schakelprogrammanaam te wijzigen.(Zie hoofdstuk 3.7.4.)
De volgende verklaring over de parameters veronderstelt,dat in de bedrijfsmodus Programmeren de vooraf inge-stelde beveiligingswijze (”+”) werd behouden. Dat is voor-waarde voor de indicatie en het wijzigen van parameters inde bedrijfsmouds Parametreren! Zie hoofdstuk 4.3.5 en hetvoorbeeld op pagina 93.
Parameters zijn:• vertragingstijden van een tijdrelais• schakeltijden (nokken) van een schakelklok• drempelwaarden voor een teller• bewakingstijden voor een bedrijfsurenteller• schakeldrempels voor een drempelwaardeschakelaar
Elke parameter wordt gekenmerkt door het bloknummer ende parameterafkorting. Voorbeelden:
B01:T
bloknummer parameterafkor-ting
• T: ...is een instelbare tijd.• MI: ...is een instelbaar tijdsinterval.
Wenk
Met LOGO!Soft Comfort kunt u de blokken ook namen toe-wijzen (zie hoofdstuk 7 voor verdere informatie).
Om een parameter te wijzigen, moet u die parameter eerstselecteren (zie hoofdstuk 5.1.2).
U kunt de waarde van de parameter op dezelfde manierwijzigen zoals u hem in de modus Programmeren hebt in-gevoerd:1. Cursor naarde plaats bewegen waar u iets wilt
veranderen: toetsen of2. Waarde op de plaats veranderen: toetsen of3. Waarde overnemen: OK-toets
B9
Ta =06:00s
Bewegen: toetsA of"
Klaar: toets OK
T =80:00s
Wijzigen: toetsY ofB
Wenk
Bij het wijzigen van de tijdparameter in de RUN-mode is
ook een wijziging van de tijdbasis mogelijk (s = seconden,m = minuten, h = uren). Dat geldt niet als de tijdparametereen resultaat van een andere functie is (zie bijv. hoofdstuk4.4.1). In dat geval kunt u noch de waarde noch de tijdba-sis wijzigen.Bij het wijzigen van de tijdbasis wordt de actuele waardevan de tijd op 0 teruggezet.
Actuele waarde van een tijd TAls u in de modus Parametreren een tijd T gaat bekijken,dan ziet dat er als volgt uit:
Indien u in de bedrijfsmodus Parametreren een nok vaneen tijdschakelkok bekijkt, dan ziet dat er bijvoorbeeld als
volgt uit:B1 1
Off=10:00
D=M–W–F––
On =09:00
Het in- en uitschakeltijdstip (On, Off) en de dag kunt u wijzi-gen.
Actuele waarde van een teller
Indien u in de parametreermodus de parameter van eenteller bekijkt, dan ziet dat er als volgt uit:
B3
On =001234
Off=000000
Cnt=000120
ofB3
On =123456
Off!B021
Cnt=000120actuelegetal-waarde
De in- en uitschakeldrempel (On, Off) kunt u wijzigen. Datgeldt niet als de in– of uitschakeldrempel een resultaat vaneen andere functie is (in het voorbeeld B21, zie hoofdstuk4.4.13).
Actuele waarde van een bedrijfsurenteller
Indien u in de bedrijfsmodus Parametreren de parametersvan een bedrijfsurenteller bekijkt, dan ziet dat er als volgtuit:
B16MI = 0100h
MN = 0017h
OT =00083h
resterende tijd
verstreken bedrijfsuren
Tijdsinterval
Het geparametreerde tijdsinterval MI kunt u wijzigen.
U kunt de volgende voorinstellingen voor LOGO! vastleg-
gen:Instellingen van de klok
De voorinstellingen voor kloktijd en datum, zomer–/winter-tijdomstelling en synchronisatie kunt u vastleggen:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu–item
“Set..” (menu–item “Clock”)• In de bedrijfsmodus Programmeren onder het menu–
item “Setup..” (menu–item “Clock”)
Kloktijd en datum: zie hoofdstuk 5.2.1.Zomer–/wintertijdomstelling: zie hoofdstuk 3.7.13.
Synchronisatie: zie hoofdstuk 3.7.14.
Instellen van het displaycontrast
Het displaycontrast kunt u vastleggen:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu–item
“Set..” (menu–item “Contrast”)
• In de bedrijfsmodus Programmeren onder het menu–item “Setup..” (menu–item “Contrast”)
Zie hoofdstuk 5.2.2.
Instellen van de startweergave
De voorinstelling voor de startweergave kunt u vastleggen:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu–item
8. Kies de weekdag uit: toetsen of9. Verplaats de cursor naar de volgende positie:
toetsen of10.Wijzig de waarde op die plaats: toetsen of
11.Stel de klok op de juiste tijd in, stap 9 en 10 herhalen.12.Stel de datum correct in, stap 9 en 10 herhalen.13.Sluit de invoer af: OK-toets
Kloktijd en datum in de bedrijfsmodus Programmeren zetten:
Wanneer u de kloktijd en datum in de bedrijfsmodus Pro-grammeren wilt zetten, kiest u in het hoofdmenu ‘Setup’,vervolgens de menu’s ‘Clock’ en ‘Set Clock’. Zoals hier-boven (stap 8) beschreven is, kunt u nu de weekdag, dekloktijd en de datum instellen.
Het displaycontrast kunt u vastleggen:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu–item
“Set..” (menu–item “Contrast”)• In de bedrijfsmodus Programmeren onder het menu–
item “Setup..” (menu–item “Contrast”)
Displaycontrast in de bedrijfsmodus Parametreren instellen:
1. Wissel naar de bedrijfsmodus Parametreren. (Zie hoofd-stuk 5.1.)
2. Kies in het parametreermenu ‘Set..’: toetsen , .
3. Neem ‘Set..’ over: toets OK4. Beweeg het ‘>’ naar ‘Contrast’: toetsen ,5. Neem ‘Contrast’ over: toets OK
LOGO! geeft het volgende display aan:
Contrast
–.... ....+
6. Verander het displaycontrast: toetsen of7. Sluit de invoer af: toets OK
Displaycontrast in de bedrijfsmodus Programmeren instellen:
Wanneer u het displaycontrast in de bedrijfsmodus Pro-grammeren wilt instellen, kiest u in het hoofdmenu ‘Setup’,vervolgens het menu ‘Contrast’. Zoals hierboven (vanaf
stap 6.) beschreven is, kunt u nu het displaycontrast instel-len.
De voorinstelling voor de startweergave kunt u vastleggen:• In de bedrijfsmodus Parametreren onder het menu–item
“Set..” (menu–item “StartScreen”)
Startweergave uitkiezen:
1. Wissel naar de bedrijfsmodus Parametreren. (Zie hoofd-stuk 5.1.)
2. Kies in het parametreermenu ‘Set..’: toetsen , .3. Neem ‘Set..’ over: toets OK
4. Beweeg het ‘>’ naar ‘StartScreen’: toetsen ,
5. Neem ‘StartScreen’ over: toets OKLOGO! geeft het volgende display weer:
>Clock
Input DI
StartScreen
Clock
De actuele instelling voor de startweergave wordt in de on-derste regel weergegeven. De voorinstelling is ‘Clock’.
U kunt kiezen uit de weergave van de actuele kloktijd envan de datum (‘Clock’) of de weergave van de waarde vande digitale ingangen (‘Input DI’).6. Gewenste instelling uitkiezen: toetsen ,7. Bevestig uw ingave: toets OK
U kunt in LOGO! maar één programma in het geheugen
behouden. Wilt u het programma wijzigen of een volgendprogramma schrijven, zonder het eerste programma te wis-sen, dan moet u dat ergens archiveren. Een van de moge-lijkheden bestaat in het gebruik van programmamodules/ Cards.
Het programma dat in LOGO! is opgeslagen, kunt u op eenprogrammamodule/Card kopiëren. Deze programmamo-dule/Card kunt u dan in een andere LOGO! steken om zohet programma naar de andere LOGO! te kopiëren. Via deprogrammamodule/Card kunt u:• programma’s archiveren• programma’s verveelvoudigen• programma’s per post versturen• Programma’s op kantoor schrijven, testen en vervolgens
in een LOGO! in de schakelkast sturen.
LOGO! wordt met een afdekkap geleverd. De programma-
module/Card wordt afzonderlijk van het apparaat geleverd.
Wenk
Voor het programma in uw LOGO! hebt u geen modulevoor permanente beveiliging nodig.Bij de beëindiging van de modus Programmeren is hetLOGO!-programma reeds permanent opgeslagen.
Hierna stellen wij u de programmamodule (Card) voor, dieu voor LOGO! kunt aankopen. Het kan het complete scha-kelprogrammageheugen van een LOGO! opnemen.Bestelnummer zie appendix.
Een programmamodule (Card), die in een 0BA4–variantwerd beschreven, kan in alle 0BA4– en 0BA5–variantenworden gelezen.
Een programmamodule (Card), die in een 0BA5–variantwerd beschreven, kan in alle 0BA5–varianten worden gele-zen.
... onder voorloperversies (0BA0- tot 0BA3-toestellen):
Een programmamodule (Card), die in een voorloperversie
(0BA0–0BA3–toestellen) werd beschreven, kan in deLOGO!–toestellen van de 0BA4– of 0BA5–generatie nietmeer worden toegepast. Als bij een Net-Aan een ’oude’programmamodule (Card) in de LOGO! steekt, verschijntop het display “Card unknown / Press ESC”.
Tevens kan omgekeerd de 0BA4– of0BA5-programmamodule (Card) bij de LOGO!–toestellen0BA0 tot 0BA3 niet worden gebruikt.
Opwaartse compatibiliteit van schakelprogramma’sSchakelprogramma voor de voorloperversies 0BA0–0BA3kunt u alleen met LOGO!Soft Comfort in 0BA4 of 0BA5overnemen.
Principieel wordt onderscheiden tussen een programma-module (Card) met of zonder schakelprogramma en ko-pieerbeveiliging.
Niet beveiligde programmamodule (Card)
U kunt schakelprogramma’s zonder beperkingen bewerkenen van de programmamodule (Card) in het toestel overdra-gen en omgekeerd.
Beveiligde programmamodule (Card)
Een schakelprogramma is beveiligd als het door de pro-
grammamodule (Card) in de LOGO! wordt overgedragen.Opdat een beveiligd schakelprogramma loopt, moet de be-veiligde programmamodule (Card) gedurende de gehelelooptijd in LOGO! gestoken blijven, d.w.z. het schakelpro-gramma op de programmamodule (Card) kan niet in ver-schillende LOGO!–toestellen worden gekopieerd.
Bovendien kan een beveiligd schakelprogramma niet wor-den bewerkt.
Een schakelprogramma met paswoord wordt niet meerbeveiligd als het juiste paswoord wordt ingevoerd, d.w.z.het bewerken van het schakelprogramma en het trekkenvan de module zijn dan mogelijk.
Wenk
Als u een schakelprogramma voor een beveiligde pro-grammamodule (Card) aanmaakt en het later wilt wijzigen,
moet u reeds bij het aanmaken van het schakelprogrammaeen paswoord toewijzen (zie hoofdstuk 3.7.5).
De toewijzing, of bij de programmamodule (Card) schakel-programmabeveiliging en kopieerbeveiliging actief zijn,kunt u in de bedrijfsmodus Programmeren onder hetmenu–item “Card” uitvoeren.1. Schakel LOGO! in de bedrijfsmodus Programmeren
(ESC / >Stop).2. U bevindt zich nu in het hoofdmenu. Kies het menu–
item ’Card’: toetsen of3. ’Card’ overnemen: toets OK
4. ’>’ op ’CopyProtect’ bewegen: toetsen of5. ’CopyProtect’ overnemen: toets OK
LOGO! toont het volgende display:
>No
Yes
CopyProtect:
No
De actuele instelling van de veiligheidsfunctie wordt in deonderste regel getoond. In de uitleveringstoestand is dezeinstelling uitgeschakeld (”No“: gedeactiveerd).
U wilt de veiligheidsfunctie activeren:1. ’>’ op ’Yes’ bewegen: toetsen of
2. ’Yes’ bevestigen: toets OKLOGO! toont het volgende display:
>No
Yes
CopyProtect:
Yes
Wenk
Hiermee genereert u een programmamodule (Card) metschakelprogrammabeveiliging en kopieerbeveiliging; hetschakelprogramma zelf moet afzonderlijk door LOGO! opde programmamodule (Card) worden overgedragen (dat isook vooraf mogelijk).
De toestand “No” (veiligheidsfunctie gedeactiveerd) kanaltijd in de toestand “Yes” (veiligheidsfunctie geactiveerd)worden gewijzigd.
De toestand “Yes” (veiligheidsfunctie geactiveerd) kan al-leen dan in de toestand “No” (veiligheidsfunctie gedeacti-veerd) worden gewijzigd, als zich op de programmamodule(Card) geen schakelprogramma bevindt.
Als u een programmamodule (Card) met schakelprogram-mabeveiliging en kopieerbeveiliging verwijdert, dient u hetvolgende in acht te nemen: het op de programmamodule(Card) opgeslagen schakelprogramma loopt alleen wan-neer de programmamodule (Card) er ingestoken is en ge-durende de gehele looptijd ingestoken blijft.Als de programmamodule (Card) wordt verwijderd, meldtLOGO! ’No Program’. De verwijdering van de programma-module (Card) tijdens het bedrijf heeft ongeoorloofde be-
drijfstoestanden tot gevolg.In ieder geval echter dient u de volgende wenken in acht tenemen:
!Waarschuwing
Pak niet met een vinger, een metalen of geleidend voor-werp in de open schacht van de Programm-module/card.
De bus voor de programma-module/card kan bij het ver-wissleen van L1 en N onder spanning staan.Het vervangen van de programmamodule/Card mag alleendoor een vakman gebeuren.
Steek voorzichtig een schroevendraaier in de sleuf van hetbovenste gedeelte van de programmamodule/Card en haalde programmamodule/Card een stukje uit de schacht.
U kunt de programmamodule/Card nu verwijderen.
Programmamodule/Card insteken
De schacht voor de programma-module/card is aan derechterkant onderaan afgeschuind. De programma-module/ card heeft eveneens een afgeschuinde kant.Op die manier
wordt voorkomen dat u de programma-module/card er ver-keerd om insteekt. Steek de programma-module/card in deschacht, tot deze vergrendelt.
Nadat LOGO! klaar is met kopiëren, bevindt u zich automa-tisch in het hoofdmenu:
>Program..
Card..Setup..
Start
Nu staat het schakelprogramma ook op de programmamo-dule/Card. U kunt de programmamodule/Card verwijderen.Niet vergeten: Afdekklep er weer opsteken.
Indien het net uitvalt, terwijl LOGO! kopieert, moet u na te-
rugkeer van de netstroom het programma nogmaals ko-piëren.
Wenk
Indien het programma in LOGO! d.m.v. een paswoord Xbeveiligd is, wordt - na het kopieren - het programma in demodule/card met hetzelfde paswoord x beveiligd.
U hebt een programmamodule/Card waarop uw pro-gramma staat. U kunt dat programma op twee manierennaar LOGO! kopiëren:• Automatisch kopiëren bij het opstarten van LOGO!
(STROOM-AAN) of• Via het menu “Card” van LOGO!.
Wenk
Indien het programma in de module/card met een pas-woord X beveiligd is, wordt - na het kopiëren - het pro-gramma in de LOGO! met hetzelfde paswoord X beveiligd.
Automatisch kopiëren bij het opstarten van LOGO!
Ga daarvoor als volgt te werk:1. Schakel de stroomvoorziening van LOGO! uit
(STROOM-UIT)2. Verwijder de schachtafdekking.3. Schuif de programmamodule/Card in de daarvoor be-
stemde schacht.4. Schakel de stroomvoorziening van LOGO! weer in.Resultaat: LOGO! kopieert het programma van de pro-gramma-module/card naar LOGO!. Zodra LOGO! met hetkopiëren klaar is, geeft LOGO! het hoofdmenu weer:
Voordat u LOGO! in de RUN-mode schakelt, moet u er
zich van overtuigen dat er van de installatie die u metLOGO! bestuurt, geen gevaar uitgaat.
1. Verplaats de ’>’ naar Start: toetsen of2. Druk op de OK-toets
Kopiëren via het menu “Card”
Let op hoofdstuk 6.2 voor het verwisselen van de program-mamodule (Card).
Zo kopieert u een programma van de programmamodule(Card) naar LOGO!:1. De programmamodule/Card insteken2. Schakel LOGO! in de modus Programmeren (ESC /
>Stop).
>Program..
Card..
Setup..Start
3. Verplaats de ’>’ op ’Card’: toetsen of4. Druk op OK. U komt nu in het Transfermenu.5. Verplaats de ’>’ naar ’Card³ LOGO’:
Tasten of
= LOGO! "
Card>Card"
CopyProtect
6. Druk op OK.
LOGO! kopieert het programma van de programmamodule/ Card naar LOGO!. Als LOGO! klaar is met kopiëren, bent u
Als programmeringspakket voor de PC is het programma
LOGO!Soft Comfort verkrijgbaar. U ontvangt met de soft-ware de volgende diensten:• grafische off–line-aanmaak van uw schakelprogramma
als Ladder Diagram (contactschema / stroomloop-schema) of als Function Block Diagram (functieschema)
• Simulatie van uw schakelprogramma op de computer• Genereren en afdrukken van een overzichtplan van de
schakeling
• Gegevensbeveiliging van het programma op de hardeschijf of op een andere gegevensdrager• Vergelijken van schakelprogramma’s• comfortabele parametrering van de blokken• Overdragen van het schakelprogramma
– van LOGO! naar de PC – van de PC naar LOGO!
• Aflezen van de bedrijfsurenteller• Kloktijd instellen• Zomer-/wintertijdomstelling• Online-test: indicatie van toestanden en actuele waar-
den van LOGO! in de RUN-mode: – Toestanden van alle digitale ingangen, -uitgangen,
merktekens, schuifregisterbits en cursortoetsen – Waarden van alle analoge ingangen, -uitgangen en
merktekens
– Resultaten van alle blokken – Actuele waarden (inclusief tijden) van geselecteerde
blokken• Starten en stoppen van de afwerking van het
Met LOGO!Soft Comfort krijgt u dus een alternatief gebo-den voor de traditionele planning:
1. Eerst en vooral ontwikkelt u uw schakelprogramma aanuw schrijftafel2. U simuleert het schakelprogramma in de computer en
controleert de functionaliteit ervan nog voordat het scha-kelprogramma effectief wordt ingezet
3. U kunt het schakelprogramma commenteren en afdruk-ken.
4. U archiveert uw schakelprogramma’s in uw PC-be-
standssysteem. Daardoor staat een schakelprogrammabij latere wijzigingen onmiddellijk opnieuw ter beschik-king.
5. U transfereert het schakelprogramma met enkele toets-drukken naar LOGO!.
LOGO!Soft Comfort
LOGO!Soft Comfort loopt onder Windows 95/98,Windows NT 4.0, Windows MeR, Windows 2000R, Win-dows XPR, LinuxR en Mac OS XR. LOGO!Soft Comfort kanop een server lopen en biedt u maximaal comfort bij deaanmaak van uw schakelprogramma.
LOGO!Soft Comfort V5.0
… Vanaf versie 5.0 vindt u alle functies en functionaliteitenterug, die ook de nieuwe toestellen hebben, zoals ze hier inhet handboek beschreven zijn.
Upgrade van LOGO!Soft Comfort V1.0 tot V4.0
De upgrade kan alleen worden geïnstalleerd wanneer ereen volledige versie LOGO!Soft Comfort V1.0, V2.0. V3.0,V4.0 aanwezig is.
Om LOGO! op een PC te kunnen aansluiten, hebt u eenLOGO!-PC-kabel nodig.(Bestelnr. zie in de appendix E).
Verwijder de afdekkap resp. de programmamodule/cardaan uw LOGO! en sluit de kabel daar aan. Het andere ui-teinde van de kabel wordt met de seriële interface van uwPC verbonden.
PC-kabel aan USB-interface aansluiten
Als u PC alleen over USB-interfaces (Universal Serial Bus)beschikt, hebt u een converter inclusief besturingspro-gramma nodig, dat de verbinding van de LOGO!-kabel metde USB-interface van uw PC mogelijk maakt. Neem bij deinstallatie van het besturingsprogramma voor de converterde aanwijzingen van de producent in acht. Let bij de keuzevan het besturingsprogramma erop de versie van uw Win-dows–bedrijfssysteem juist aan te geven.
Actuele informatie over converters en drivers vindt u opinternet onder
http://www.siemens.com/automation/service&support
bijdrage-ID 11611048
LOGO! in de bedrijfsmodus PC´LOGO schakelen
1. Schakel LOGO! met/zonder display vanuit de PC inSTOP (zie online-hulp voor LOGO!Soft Comfort) of kiesaan het toestel met display ESC / >Stop en bevestig de
keuze met ’Yes’.Gedurende LOGO! in STOP en met de PC verbonden is,worden de volgende PC-commando’s geaccepteerd:• LOGO! in de RUN-mode schakelen• Schakelprogramma lezen/schrijven• Tijd, zomer-/wintertijd lezen/schrijven.
LOGO’het programma en het paswoord in LOGO! gekopieerd. Nahet einde van de gegevensoverdracht wordt de paswoor-dopvraag ingeschakeld.
Het uploaden van een met LOGO! aangemaakt en d.m.v.een paswoord beveiligd schakelprogramma is alleen nahet invoeren van het passende paswoord in LOGO!SoftComfort mogelijk.
Over LOGO!–toepassingen kunnen onze klanten gratisbeschikken op internet onder
http://www.siemens.de/logo (ga naar “Producten & Oplossingen”, dan naar “Toepas-singsvoorbeelden”).
De toepassingen van LOGO! staan onze klanten gratis ter
beschikking. De voorbeelden die daarin zijn beschrevenzijn niet-bindend en dienen veeleer als algemene informa-tie over de toepassingsmogelijkheden van LOGO!. De voorde klant specifieke oplossing kan heel verschillend zijn.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het reglementairgebruik van het systeem. Wij verwijzen telkens naar degeldende specifieke landelijke normen en installatievoor-schriften met betrekking tot het systeem.
Deze toepassingen - en tips voor andere toepassingen -vindt u ook onder het in het voorwoord aangegeven inter-netadres:• bevloeien van serreplanten• besturing van transportbanden• besturing van een buigmachine• etalageverlichting• belinstallatie, bijv. in een school• controle van parkeerplaatsen voor voertuigen• buitenverlichting• besturing van rolluiken• buiten- en binnenverlichting van een woongebouw• besturing van een roerinstallatie voor melkroom• verlichting van een gymnastiekzaal• gelijkmatig belasten van 3 gebruikers• volgordebesturing voor kabellasmachines van grote
doorsneden• trappenschakelaar, bijv. voor ventilatoren• volgordebesturing voor verwarmingsketels• besturen van meerdere pompparen met centrale bedie-
ning• afsnij-inrichting, bijv. voor lonten• controle van de gebruiksduur, bijv. in een zonnekracht-
centrale• intelligente voettoets, bijv. voor de selectie van snelhe-
den•
besturing van een hefbrug• impregneren van textiel, aansturing van verwarmings-
en transportbanden• besturing van een vulinrichting voor silo’s
Bij de toepassingsvoorbeelden vindt u in het internet toe-passingsbeschrijvingen en de bijbehorende schakelpro-grammaschema’s. Deze *.pdf-bestanden kunt u met deAdobe Acrobat Reader lezen. En wanneer u de softwareLOGO!Soft of LOGO!Soft Comfort op uw computer hebtgeïnstalleerd, dan kunt u met de diskettenbutton de betref-fende schakelprogramma’s gewoon downloaden, voor uwtoepassing aanpassen en direct via PC-kabel in LOGO!kopiëren en gebruiken.
Voordelen bij het gebruik van LOGO!
Het loont de moeite om LOGO! te gebruiken, vooral waar u• door het gebruik van LOGO! meerdere hulpschakelap-
paraten kunt vervangen door geïntegreerde functies.• bedradings- en montagewerk wilt sparen, want LOGO!
heeft de bedrading ”in het hoofd”.• de plaats voor de componenten in de schakelkast/ver-
deelkast wilt reduceren. Het kan best dat een kleinereschakelkast/verdeelkast volstaat.
• functies achteraf wilt toevoegen of wijzigen, zonder eenextra schakelapparaat te moeten monteren of bedraden.
• Uw klanten nieuwe extra functies in de huis- en installa-tietechniek wilt aanbieden. Voorbeelden: – Veiligheid in uw eigen huis: Met LOGO! schakelt u
tijdens de vakantie regelmatig een staande lamp inof u laat rolgordijnen open en dicht maken.
– Verwarmingssysteem: Met LOGO! laat u de circula-tiepomp slechts dan lopen, wanneer er werkelijk wa-ter resp. warnte nodig is.
– Koelsystemen: Met LOGO! laat u koelinstallatiesregelmatig automatisch ontdooien; dat bespaartenergiekosten.
– U kunt de verlichting van aquariums en terrariumsmet tijdsinstelling regelen.
Bovendien kunt u:• de schakelaars en knoppen gebruiken die in de handel
verkrijgbaar zijn, wat de montage in de huisinstallatievergemakkelijkt.
• LOGO! direct op uw huisinstallatie aansluiten; degeïntegeerde stroomvoorziening maakt mogelijk.
Nadere info’s?
Nadere info’s over het thema LOGO! vindt u op onze inter-netpagina (adres zie voorwoord).
Hebt u suggesties?
Er zijn beslist nog heel wat nuttige toepassingsmogelijkhe-den voor LOGO!. Als u een andere toepassing kent, schrijfons dan. Wij verzamelen alle suggesties en willen er zoveelmogelijk van doorgeven. Is uw schakeling met LOGO! bij-zonder ongewoon of integendeel heel eenvoudig? Schrijfons. Wij verheugen ons over elke suggestie.
Parallelschakeling van uit-gangen voor vermogenstoe-name
niet toelaatbaar
Beveiliging van een uitgangs-
relais (indien gewenst)Schakelfrequentie (2)
mechanisch
elektrisch 10 Hz
Ohmse belasting/lampbela-sting
10 Hz
Inductieve belasting 0,5 Hz
(1): bij het inschakelen van de LOGO! 24, LOGO! 24o, LOGO! DM8 24 of LOGO!
DM16 24 wordt ca. 50 microseconden lang het signaal 1 naar de digitale uitgangengezonden. Hier moet u rekening mee houden, met name wanneer u met toestellen
werkt, die op korte impulsen reageren.(2): de maximale schakelfrequentie is alleen afhankelijk van de cyclustijd van hetschakelprogramma.
ingangsspanning 24 V DC 24 V DCtoegestaan bereik 20,4 … 28,8 V DC 20,4 … 28,8 V DCverpolingsbeveiliging ja ja• toegestane netfrequentie• stroomopname uit 24 V 30 … 45 mA
0,3 A per uitgang
30 … 45 mA
0,3 A per uitgangspanningsuitvaloverbruggingverliescapaciteit bij 24 V 0,8 … 1,1 W 0,8 … 1,7 Wbuffering van de klok bij 25°Cloopnauwkeurigheid van derealtime–klokDigitale ingangenaantal 4 8potentiaalscheiding nee nee
(1): bij het inschakelen van de LOGO! 24, LOGO! 24o, LOGO! DM8 24 of LOGO!DM16 24 wordt ca. 50 microseconden lang het signaal 1 naar de digitale uitgangengezonden. Hier moet u rekening mee houden, met name wanneer u met toestellen
LOGO! Contact 24 en LOGO! Contact 230 zijn schakelmo-dules voor de directe schakeling van ohmsche verbruikerstot 20 A en motoren tot 4 kW (zonder geluidsbelasting,bromvrij).
LOGO!Contact 24
LOGO!Contact 230
Bedieningsspanning 24 V DC 230 V AC;50/60 Hz
Schakelvermogen
Gebruikscategorie AC-1: Schakel ohm-sche belasting bij 55°C
Bedrijfsstroom bij 400 V
Vermogen van draaistroomverbruikersbij 400 V
20 A
13 kW
Gebruikscategorie AC-2, AC-3: Moto-
ren met sleepring of kooiankerBedrijfsstroom bij 400 V
Het volledig afwerken van een programma, dus hoofdzake-
lijke het inlezen van de ingangen, het bewerken van hetprogramma en het daaropvolgende uitlezen van de uitgan-gen, wordt programmacyclus genoemd. De cyclusduur isde tijd nodig om een programma één keer compleet af tewerken.
De tijd die nodig is voor een programmacyclus, kan metbehulp van een klein testprogramma worden berekend.Dat testprogramma wordt in LOGO! aangemaakt en leverttijdens de afwerking ervan in de parametreermodus eenwaarde, waaruit de actuele cyclusduur wordt afgeleid.
Testprogramma
1. Stel het testprogramma samen door een uitgang meteen drempelwaardeschakelaar te verbinden en aan deingang ervan een genegeerd merkteken te schakelen.
ParQx
B1
Uitgang Qx of
ander merkteken MxM1
M1M11
B2
2. Parametreer de drempelwaardeschakelaar zoals in deafbeelding is te zien. Door de negatie van het merkte-ken wordt in elke programmacyclus een impuls gegen-ereerd. Het tijdsinterval van de drempelwaardeschake-lar wordt op 2 seconden ingesteld.
3. Start daarna het programma en schakel LOGO! in deparametreermodus. In de parametreermodus kunt u deparameters van de drempelwaardeschakelaar bekijken.
B1
On =1000
Off =0000
fa =0086fa= is de som van degemeten impulsen pertijdseenheid G_T
4. De reciproke waarde van fa is gelijk aan de cyclusduurvan LOGO! met het programma dat actueel in het ge-heugen is opgenomen.
1/fa = cyclusduur in s
ToelichtingBei jedem Durchlauf des Schaltprogramms wechselt dernegierte Merker sein Ausgangssignal. Ein Pegel (high oderlow) dauert also genau einen Zyklus. Eine Periode dauertalso 2 Zyklen.
De drempelwaardeschakelaar geeft de verhouding weervan perioden per 2 seconden, waaruit dan de verhoudingvan cycli per seconde resulteert.
Flankwisseling van genegeerd merk-teken bij elke schakelprogrammarun
Daar bepaalde speciale toepassingen in het lopende bedrijf
bedieningselementen zoals toetsen en display niet abso-luut nodig hebben, worden de varianten LOGO! 12/24RCo,LOGO! 24o, LOGO! 24RCo en LOGO! 230RCo. zonderdisplay aangeboden.
De varianten zonder display bieden u de volgende voorde-len:• een stuk goedkoper dan met bedieningseenheid• nemen veel minder plaats in de schakelkast in dan de
traditionele hardware• zijn qua flexibiliteit en aankoopprijs ten overstaan van
de eigen elektronica aanzienlijk voordeliger• loont al de moeite bij toepassingen waarin twee tot drie
traditionele schakelapparaten kunnen worden vervan-
gen• kunnen op de meest eenvoudige wijze worden bediend• zijn beveiligd tegen niet-geautoriseerde bediening• zijn compatibel met LOGO!-varianten met display• bieden de mogelijkheid bedrijfsgegevens over
Schakelprogramma zonder bedieningseenheid aanmaken
Om een schakelprogramma in een LOGO! zonder displayaan te maken, zijn er twee mogelijkheden:•
Maak een schakelprogramma aan met LOGO!SoftComfort op de PC en stuur het programma naar LOGO!(zie hoofdstuk 7).
• Neem een LOGO! programmamodule (Card), waaropzich een programma bevindt en kopieer het programmanaar uw LOGO! zonder display (zie hoofdstuk 6).
Werkgedrag
Door LOGO! van spanning te voorzien is LOGO! al bedrijf-
sklaar. LOGO! zonder display wordt uitgeschakeld door destroomvoorziening af te klemmen, bijvoorbeeld door destekker uit te trekken.
Het schakelprogramma kan bij LOGO!...o-varianten nietmet toetsen worden gestart of gestopt. Daarom hebben deLOGO!...o-varianten een gewijzigd startgedrag:
Startgedrag
Als zich in de LOGO! of op de ingestoken programmamo-
dule (Card) geen schakelprogramma bevindt, blijft LOGO!in STOP.
Is er een geldig schakelprogramma in het programmage-heugen van de LOGO! aanwezig, dan heeft zodra LOGO!van spanning wordt voorzien een automatische overgangplaats van STOP naar RUN.
Is er een LOGO! programma-module/card ingestoken, danwordt een daar aanwezig schakelprogramma meteen na
het inschakelen van de LOGO! naar het toestel gekopieerd,waarbij een reds aanwezig schakelprogramma wordt over-schreven. Er gebeurt een automatische overgang vanSTOP naar RUN.
Is er een PC-kabel aangesloten, kan met de PC-softwareLOGO!Soft Comfort het schakelprogramma naar de LOGO!worden overgedragen en gestart (zie hoofdstuk 7.1).
De actuele modi, zoals Power On, RUN en STOP wordendoor een LED in de kap aan de voorkant weergegeven.•
LED rood: modus PowerOn/STOP• LED groen: modus PowerOn/RUN
Na het inschakelen van de voedingsspanning en in alletoestanden waarbij LOGO! niet in de toestand RUN is,brandt de LED rood. In de modus RUN is de LED groen.
Actuele gegevens uitlezen
Met LOGO!Soft Comfort (zie hoofdstuk 7) kunt u via de on-line-test in de RUN–mode de actuele gegevens van alle
functies lezen.Heeft uw LOGO! zonder display een beveiligde program-mamodule (Card), kunnen de actuele gegevens alleen danworden uitgelezen, als het een schakelprogramma metpaswoord betreft en u het juiste paswoord hebt ingevoerd.Anders wordt bij het verwijderen van de programmamodule(Card) (om de PC-kabel aan te sluiten) het schakelpro-gramma van de LOGO! gewist (zie hoofdstuk 6).