Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag G r AADMETER # 3 GRAADMETER # 3, JAARGANG 29, SEPTEMBER 2013 Het heikele punt is steeds: bestaat er zoiets als een chronische ziekte van Lyme die langdurig met antibiotica behandeld moet worden? Steven Lamberts, p. 12
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag
G r A A D M E T E R # 3
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
Het heikele punt is steeds: bestaat er zoiets als een chronische ziekte van Lyme die langdurig met antibiotica behandeld moet worden?Steven Lamberts, p. 12
Redactioneel
Ook hulp bij onverklaarde klachten
De ziekte van Lyme leeft sterk onder de bevolking. Meer dan
70.000 mensen zetten hun handtekening onder een petitie van de
Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten. De vereniging wilde
hiermee haar onvrede over de tegenstrijdige diagnoses en de vaak
onbevredigende behandeling onder de aandacht van de Tweede
Kamer brengen. De Kamer vroeg hier vervolgens advies over aan
de Gezondheidsraad. In deze Graadmeter vertelt mr. Helma
Neppérus, voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor VWS,
over dit unicum in de geschiedenis van zowel de volksvertegen-
woordiging als de raad.zie p. 5
Voorzitter van de commissie die het advies Lyme onder de loep
opstelde was prof. Steven Lamberts.zie p. 9 Hij erkent dat het vaak
niet meevalt om de ziekte van Lyme ondubbelzinnig vast te stellen.
‘Geen twee lymepatiënten zijn hetzelfde’. Helemaal moeilijk wordt
het wanneer bloedonderzoek geen antistoffen tegen de lymebacte-
rie vindt, terwijl de patiënt zijn klachten wel met lymeziekte in ver-
band brengt.
Wat te doen bij zogenaamde SOLK, somatisch onvoldoende ver-
klaarde lichamelijke klachten? Die prangende vraag speelt niet
alleen in het advies over de ziekte van Lyme, maar ook bij andere
syndromen. Op het werkprogramma van de Gezondheidsraad voor
het komende jaarzie p. 15 ontbreekt dit thema, maar Lamberts zou
het graag eens aan de orde stellen. ‘Al kun je geen lichamelijke
oorzaak voor klachten vaststellen, dat betekent toch niet dat je als
arts je patiënt in de kou moet laten staan?’
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
3Inhoudsopgave
Redactioneel Lamberts, p. 12
2 Ook hulp bij onverklaarde klachten
Interviews
5 Burgers zetten Lyme op de agenda van de
Tweede Kamer
9 Vredespogingen bij Lyme wars
Varia
14 Werkprogramma 2014: kleine en grote
thema’s
Optimale gezondheidszorg
16 Behandelen van lymeziekte vraagt om een
gedifferentieerde aanpak
20 Herkeuring voor autobestuurders met
autisme kan vervallen
22 Geen aanleiding om het maximum van
25 kinderen per spermadonor te wijzigen
24 Hoe openbaar zouden klachten over de
gezondheidszorg moeten zijn?
25 Minister vraagt advies over de
seniorenkeuring voor het rijbewijs
26 Minister stemt in met advies over
rijgeschiktheid bij ADHD
Preventie
28 Griepvaccinatie: nieuwe adviesaanvraag en
commissie
30 Adviesvraag over pneumokokkenvaccinatie
bij kinderen
31 Adviesaanvraag over antibioticagebruik in de
gezondheidszorg
32 Kabinetsreactie op Gezondheidsrisico’s rond
veehouderijen
34 Adviezen van de Commissie
Bevolkingsonderzoek
Gezonde leefomgeving
38 Gezond binnen leven
41 Reactie op advies mobiele telefoons
Gezonde arbeidsomstandigheden
44 Onduidelijk of dimethylamine en wolfraam
kanker veroorzaken
46 Cadmium en anorganische
cadmiumverbindingen
47 Conceptrapporten arbo openbaar
Innovatie en kennisinfrastructuur
50 Installatie Commissie Maatschappelijke
ondersteuning
51 Verschenen
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
4
Mr. Helma Neppérus. Foto: Mieke de Waal.
5 Interview met mr. Helma Neppérus Mieke de Waal
Burgers zetten Lyme op de agenda van de Tweede Kamer
Mr. H. Neppérus (VVD) is
voorzitter van de vaste
Kamercommissie voor
Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Ook leidt ze de
vergaderingen van de
Tweede Kamercommissie
voor de Verzoekschriften en
de Burgerinitiatieven.
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
Een paar jaar geleden stelde de Nederlandse Vereniging voor
Lymepatiënten (NVLP) een petitie op waarmee ze de diagnose- en
behandelproblematiek bij de ziekte van Lyme onder de aandacht
van de politiek wilde brengen. Vrijwilligers gingen op pad met
papieren petities en ook digitaal werden er handtekeningen verza-
meld. Voorzien van meer dan 70.000 handtekeningen werd de
petitie in 2010 als burgerinitiatief aan de Tweede Kamer aangebo-
den. De actie leidde tot het zojuist verschenen advies van de
Gezondheidsraad over deze tekenziekte.
Het is voor het eerst in de geschiedenis van de Gezondheidsraad
dat hem advies gevraagd wordt op basis van een burgerinitia-
tief. Hoe was u hierbij betrokken?
Om te beginnen ben ik voorzitter van de Tweede Kamercommissie
voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. Wij bekijken of
een actie ook werkelijk een burgerinitiatief in onze zin van het
woord kan heten. En zo ja, wat er verder mee moet gebeuren. Een
eis is dat de organisatoren minstens 40.000 handtekeningen verza-
melen voor hun verzoek. Een andere eis is dat het onderwerp de
afgelopen twee jaar niet aan de orde is geweest in de Kamer; er
mag geen motie over in stemming genomen zijn en er mag ook
geen besluit gevallen zijn. En tot slot mag een burgerinitiatief niet
over de belastingen gaan.
De mogelijkheid om met een burgerinitiatief de aandacht
van de Tweede Kamer te vragen voor een bepaalde kwestie is in
2006 ontstaan. Inmiddels hebben we er vijftien gehad. We hebben
er eentje gehad over euthanasie en een over orgaandonatie. Ook
herinner ik me ‘Stop Fout Vlees’. Dat gaf een kamerdebat van een
uur en toen was het over en uit. En we hebben natuurlijk Van Agt
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
6 gehad met ‘Sloop de muur’, over de Israëlische muur op Palestijns
grondgebied. Dit jaar waren er tot nu toe drie, onder andere eentje
over patiëntenrechten.
In de Kamercommissie die verzoekschriften en burgerinitia-
tieven behandelt, vonden we dat het burgernitiatief van de vereni-
ging van lymepatiënten sinds het initiatief tegen vlees uit de bio-
industrie (2007) weer het eerste was dat ruimschoots voldeed aan
onze eisen. Met 70.000 handtekeningen was het een vraagstuk dat
kennelijk een grote groep in de samenleving bezighoudt.
Nadat dit burgerinitiatief ontvankelijk was verklaard, schoof
het door naar de vaste Kamercommissie voor VWS. Daar
belandde het weer op uw ‘bordje’.
Ja, in 2010 zat ik al in de vaste Kamercommissie voor VWS. Bij
bespreking van het Lyme-burgerinitiatief vonden we in deze com-
missie van links tot rechts: hier moeten we wat mee. Het is ook
zo’n nare ziekte. Je kunt hem geruisloos krijgen, gewoon terwijl je
in de duinen wandelt. Mensen hebben vaak niet door dat ze
besmet worden en de effecten kunnen zeer heftig zijn. Mensen
vragen zich af: ‘Moet je nou zelfs in je eigen tuin al gaan opletten?’
Onze commissie telt 28 leden, van elke partij één à twee.
Maar we hebben slechts één arts in ons midden, dat is de man van
de SP. Met elkaar besloten we: dit vraagstuk gaat onze expertise te
boven. We vragen advies aan de Gezondheidsraad.
Het is pas de tweede keer dat de vaste Kamercommissie voor
VWS advies heeft gevraagd aan de Gezondheidsraad. De eerste
keer was in 2003, en dat verzoek leidde anderhalf jaar later tot het
advies Vergrijzen met ambitie. Ik sluit niet uit dat we het in de toe-
komst vaker gaan doen. Burgers worden mondiger en dus zullen er
vaker petities en burgerinitiatieven aan ons worden voorgelegd.
Dan is het fijn dat er zo’n instituut bestaat als de Gezondheidsraad.
Wij als Kamercommissie willen ons zo deskundig en onpartijdig
mogelijk laten adviseren. Bij de Gezondheidsraad weet je dat een
commissie deskundig is en dat eventuele belangen bekend en
gewogen zijn. Ik begrijp ook wel dat je geen goede commissie
kunt hebben waarin helemaal geen belangen spelen; mensen moe-
ten iets doen, anders hebben ze geen deskundigheid. Maar het feit
dat die belangen benoemd, gedeeld en gewogen zijn maakt de raad
voor ons tot een waardevolle adviseur.
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
7Eind juni was u degene die het advies Lyme onder de loep in
ontvangst nam.
Het advies is op 26 juni 2013 aangeboden aan onze commissie.
Achter gesloten deuren heeft de voorzitter van de commissie die
het advies namens de Gezondheidraad opstelde ons een heel infor-
matieve presentatie gegeven van de belangrijkste conclusies in het
advies. We begrepen al gauw wat de gevoelige elementen in het
advies zijn. Wat gevoelig ligt, hebben Kamerleden vrij snel door.
Ook over die punten hebben we in alle beslotenheid vragen kun-
nen stellen. Na een uur werd het embargo op het advies opgehe-
ven en mocht het openbaar worden.
Wat ligt er zo gevoelig?
In het advies worden zes categorieën patiënten onderscheiden. Bij
de laatste van die zes rapporteren mensen langdurige klachten die
niet kenmerkend voor lymeziekte zijn. Bij bloedonderzoek vinden
artsen bij hen ook geen antistoffen die op Lyme wijzen. Als je dat
hoort en leest, vraag je je natuurlijk gelijk af: zijn bij die laatste
groep de klachten nou medisch veroorzaakt of niet? Hebben ze
echt de ziekte van Lyme, hebben ze iets anders, of zit het tussen de
oren? Ik ben gewoon jurist belastingrecht en heb dus maar
beperkte kennis van de materie. Gelukkig stelde de collega van
D66 de vraag die mij op de lippen lag. Als voorzitter concludeer ik:
ik vind het een boeiend advies dat meer discussie zal losmaken.
Hoe gaat u nu verder met het advies?
Wij als vaste Kamercommissie van VWS houden na het reces eerst
een procedurevergadering waarin we afspreken hoe we verder
gaan. Vervolgens zullen we inhoudelijk moeten spreken, wellicht
met de minister erbij. De initiatiefnemer van het burgerinitiatief
heeft ook het recht om een keer op het advies te komen reageren.
Nu is de patiëntenvereniging inmiddels gesplitst en dat maakt het
lastiger. Splitsen gebeurt meestal niet voor de gezelligheid... Daar
zit dus al emotie. Vermoedelijk zullen beide verenigingen willen
reageren. Uiteindelijk moeten we plenair iets doen, we zullen con-
clusies moeten trekken. Discussie over een burgerinitiatief eindigt
meestal in de grote zaal. Als politici moeten we dan zeggen: wij
zijn geen artsen, maar zijn er dingen die wij kunnen doen?
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
8
Prof. Steven Lamberts.
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
9Interview met prof. Steven Lamberts Mieke de Waal
Vredespogingen bij Lyme wars
Prof. dr. S.W.J. Lamberts is
emeritus hoogleraar interne
geneeskunde bij Erasmus
MC in Rotterdam.
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
Er moeten in Nederland heel veel mensen rondlopen met de ziekte
van Lyme. Hoeveel precies weet niemand. Internist Steven Lam-
berts was voorzitter van de Gezondheidsraadcommissie die
onlangs de Tweede Kamer over lymeziekte adviseerde. Hij zegt:
‘Onder het burgerinitiatief dat de aanleiding vormde voor ons
advies stonden zeventigduizend handtekeningen. Die zijn natuur-
lijk niet allemaal van patiënten, ook van hun familieleden en andere
naasten. Maar dan nog vind ik het een enorm aantal voor zo’n
klein land. Voeg daarbij de hevigheid van de Lyme wars die er op
internet en in de wetenschappelijke literatuur woeden en je weet:
dit is een belangrijk onderwerp dat voorzichtig moet worden aan-
gepakt.’
Wat beoogt het burgerinitiatief van de Nederlandse Vereniging
voor Lymepatiënten?
Onder lymepatiënten bestaat grote onrust omdat zij niet het
gevoel hebben dat hun ziekte optimaal wordt bestreden. Hun
patiëntenvereniging vraagt de Tweede Kamer in acht petitiepunten
om hier iets aan te doen. De acht punten zijn verdeeld over ver-
schillende partijen. Zo ging de vraag over verbetering van tekenbe-
strijding onder meer naar Staatsbosbeheer en die over de mogelijk-
heden van vaccinatie tegen lymeziekte naar het Centrum voor
Infectieziektebestrijding van het RIVM. De Gezondheidsraad
werd gevraagd om de leemten in diagnostiek en behandeling op te
sporen en met aanbevelingen voor verbetering te komen.
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
10 Het is voor het eerst in de geschiedenis van de Gezondheidsraad
dat een adviesvraag zijn oorsprong heeft in een burgerinitia-
tief. Wat betekende dit voor uw aanpak?
Onze commissie heeft een paar uitzonderlijke dingen gedaan om
de Tweede Kamer zo goed mogelijk van advies te kunnen dienen.
Natuurlijk hebben we – zoals dat voor elk advies gebeurt – de
wetenschappelijke literatuur in kaart gebracht en hebben we vak-
deskundigen gehoord. Verder hebben we het Dutch Cochrane
Centre een onafhankelijke tweede analyse van de stand van weten-
schap over de effectiviteit van langdurige antibiotica laten maken.
We hebben ons echter niet beperkt tot een analyse van de stand van
wetenschap. Aangezien het hier een burgerinitiatief betreft, von-
den we dat ook allerlei groepen in de samenleving zich gehoord
moesten weten. Om te beginnen was dat de ‘adviesvrager achter de
adviesvrager’: de Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten.
Verder hebben we het Athena-instituut van de VU gevraagd om
focusgroepen te organiseren met patiënten, ouders van kinderen
met lymeziekte en artsen. Ook lieten we mensen aan het woord die
door hun beroep een extra grote kans hebben om de ziekte van
Lyme op te lopen; boswachters bijvoorbeeld. In al die groepen
werden de deelnemers gevraagd welke knelpunten ze in diagnose
en behandeling ervaren hadden en in welke richting er oplossingen
gezocht zouden moeten worden.
Waarom onderscheidt u maar liefst zes typen patiënten met
(mogelijke) ziekte van Lyme?
In ons advies concluderen we: ‘de’ lymepatiënt bestaat niet. Op
grond van de ziekteverschijnselen kun je zes groepen onderschei-
den (zie ook pagina 16 van deze Graadmeter). De eerste drie ver-
tonen symptomen die kenmerkend zijn voor lymeziekte, bij de
laatste drie kan de diagnose ‘actieve ziekte van Lyme’ niet (meer)
vastgesteld worden maar deze mensen ervaren hun ziektebeeld wel
als zodanig. Afhankelijk van de stelligheid van de diagnose zeggen
we: schrijf antibiotica voor, overweeg antibiotica of zoek naar
andere behandelmogelijkheden. Dat laatste advies geven we alleen
voor de zesde patiëntengroep.
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
11Waarom is het lastig om te weten in welke categorie een patiënt
hoort?
Geen twee lymepatiënten zijn hetzelfde. Na besmetting met de
bacterie vindt de serologische omslag (het kunnen aantonen van
antistoffen in het bloed) bij sommigen snel plaats, bij anderen later.
Het vaststellen van de ziekte van Lyme met behulp van een bloed-
test is niet eenvoudig. Er bestaan vele testen – wetenschappelijk
meer of minder deugdelijk – en testuitslagen kunnen elkaar tegen-
spreken. Deze situatie zorgt natuurlijk voor veel onrust bij patiën-
ten en hun naasten. Vanuit ongerustheid gaan patiënten ‘shoppen’:
via het internet komen ze in contact met commerciële laboratoria,
zowel in Nederland als in de ons omringende landen. Voor zulke
laboratoria is de tevredenheid van de klant soms belangrijker dan
de wetenschappelijke deugdelijkheid van de test. Vaak gebruiken
ze niet-gestandaardiseerde tests die zo gevoelig zijn dat er al gauw
een spoor van antistoffen die (kruis)reageren tegen eiwitten van de
lymebacterie in het bloed wordt vastgesteld. Gewapend met die
testuitslagen melden patiënten zich dan weer bij hun dokters. Die
kunnen de testuitslagen moeilijk interpreteren, en dat zorgt voor
onrust en achterdocht. Vaak komen patiënt en arts dan lijnrecht
tegenover elkaar te staan. Zowel voor patiënten als voor artsen zou
het een goede zaak zijn wanneer er slechts één, overal in Neder-
land identieke, serologische test gebruikt zou worden. Hiermee
haal je al een behoorlijke angel uit de huidige strijd. Ook proble-
matisch is, dat we met de huidige bloedtests wel antistoffen tegen
de bacterie die lymeziekte veroorzaakt kunnen vinden, maar dat we
geen onderscheid kunnen maken tussen een actieve en een oude
infectie. Dus ook als je effectief behandeld bent, bevat je bloed nog
antistoffen tegen de lymebacterie. We schrijven daarom in ons
advies: vind een test die wel verschil kan vinden tussen een actieve
en een doorgemaakte infectie.
Waar draaien de Lyme wars om?
Het heikele punt is steeds: bestaat er zoiets als een chronische
ziekte van Lyme die langdurig met antibiotica behandeld moet
worden? Grofweg verlangen de betrokken patiënten steeds weer
herhaalde antibioticarecepten van hun behandelaars, soms jaren-
lang. Artsen zijn juist mordicus tegen langdurig antibioticage-
bruik, vanwege de schade die de bijwerkingen kunnen
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
12 veroorzaken. En als er geen actieve infectie is, zal het ook niets
opleveren. Hier ligt een controverse die met veel energie en venijn
wordt uitgevochten. Niet voor niets spreekt men over de Lyme
wars die op het internet en in de wetenschappelijke literatuur woe-
den. Dat geldt niet alleen voor de Engelssprekende landen, maar
ook in Nederland kunnen we er wat van. Vanuit de Gezondheids-
raad willen we beslist geen olie op het vuur van die Lyme wars
gooien. We hebben de zaak van alle kanten willen bekijken en
ieders perspectief recht willen doen. Onze woorden kiezen we met
de grootst mogelijke zorg.
Maar als bloedonderzoek geen lymeziekte aantoont, dan hebben
die patiënten toch die ziekte niet?
Er is een groep mensen van wie niet duidelijk is of ze de ziekte van
Lyme hebben doorgemaakt of niet. Vast staat wel dat ze de klach-
ten die ze hebben zelf – meestal nadat ze zich op het internet heb-
ben georiënteerd - in verband brengen met lymeziekte. De
klachten die ze rapporteren zijn niet kenmerkend voor de ziekte
van Lyme. Ook na de ziekte van Pfeiffer, na chemotherapie, bij MS
of na een groot verkeersongeluk melden mensen vaak dergelijke
aspecifieke klachten. Het gaat bijvoorbeeld om aanhoudende ver-
dr. F. Woudenberg, psycholoog en hoofd cluster medische
milieukunde, GGD Amsterdam, voorzitter (vanaf
08-04-2013)
prof. dr. M. van den Berg, hoogleraar toxicologie, Institute
for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht
prof. dr. ir. J.W. Erisman, bijzonder hoogleraar integrale
stikstofproblematiek, Vrije Universiteit,
Amsterdam/directeur Louis Bolk Instituut,
Driebergen
drs. P.J. van den Hazel, medisch-milieukundige,
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland
Midden, Arnhem
prof. dr. ir. E. Lebret, hoogleraar environmental health
impact assessment, Institute for Risk Assessment
Sciences, Universiteit Utrecht/Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven
prof. dr. R. Leemans, hoogleraar milieusysteem-analyse,
Wageningen University and Research Centre
dr. J.P. van der Sluijs, universitair hoofddocent nieuwe
risico’s, Copernicus Instituut voor Duurzame
Ontwikkeling, Universiteit Utrecht
dr. J.F.M. van der Waals, ministerie van Infrastructuur en
Milieu, Den Haag, waarnemer
dr. ir. P.W. van Vliet, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris
dr. J.A. Wardekker, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
41Gezonde leefomgeving / Lopende zaken Eric van Rongen
Reactie op advies mobiele telefoons
Dr. E. van Rongen maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Op 3 juni 2013 publiceerde de Gezondheidsraad Mobile phones and cancer. Part 1. Epidemiology of tumours in the head (nr. 2013/11). Het advies concludeert dat er geen duidelijk en
consistent bewijs is voor een verhoogd risico voor tumoren in de
hersenen of andere delen van het hoofd, gerelateerd aan gebruik
van een mobiele telefoon gedurende dertien jaar of minder. Een
dergelijk risico kan echter ook niet worden uitgesloten. In een brief
van 19 augustus 2013 aan de Tweede Kamer geeft staatssecretaris
Mansveld van Infrastructuur en Milieu, mede namens minister
Kamp van Economische Zaken, een reactie op het advies.
Geen beleidsverandering nodig
De staatssecretaris vindt in de conclusies van de raad geen aanlei-
ding voor beleidsverandering. Wettelijk vastgelegde blootstel-
lingslimieten voor elektromagnetische velden zijn er niet. In de
praktijk worden in het Nederlandse beleid de blootstellingsrichtlij-
nen van de International Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection (ICNIRP) gehanteerd. Voor mobiele telefoons gelden
daarnaast Europese producteisen die eveneens zijn gebaseerd op de
ICNIRP-richtlijnen. Geen van deze richtlijnen hoeft volgens de
staatssecretaris te worden aangepast.
Kennis en voorlichting
De staatssecretaris wijst er op dat de inspanningen van de overheid
er vooral op zijn gericht om de wetenschappelijke kennis over elek-
tromagnetische velden en gezondheid te vergroten door middel
van het onderzoeksprogramma bij ZonMw. Ook stimuleert de
overheid de voorlichting over dit onderwerp door het Kennisplat-
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
42 form Elektromagnetische velden. Het onderzoeksprogramma
loopt echter in 2014 af en ook het mandaat van het Kennisplat-
form eindigt volgend jaar. Hoe het met beide verder gaat, schrijft
de staatssecretaris niet.
Uit voorzorg zelf kiezen voor veiliger telefoons
In het advies heeft de Gezondheidsraad gesteld dat het altijd ver-
standig is om het ALARA-principe (As Low As Reasonably
Achievable) toe te passen, door er voor te zorgen dat de bloot-
stelling aan elektromagnetische velden zo laag is als redelijkerwijs
mogelijk is. De staatssecretaris vindt dat de oproep tot ALARA
vooral appelleert aan de verantwoordelijkheid van de telecomsector
en de gebruikers. Dus wie mobiel wil bellen maar zich zorgen
maakt dat gebruik van een mobiele telefoon de gezondheid zou
kunnen schaden, kan er voor kiezen een telefoon aan te schaffen
met een zo laag mogelijke energieafgifte. De staatssecretaris zegt
toe dat het ALARA-principe in het reguliere overleg met de tele-
comsector aan de orde zal komen.
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
43
Gezonde arbeidsomstandigheden
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
44 Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuwe adviezen Mieke de Waal
Onduidelijk of dimethylamine en wolfraam kanker veroorzaken
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
De adviezen Dimethylamine
(2013/15) en Wolfraam en
wolfraamverbindingen
(2013/16) zijn te downloa-
den van www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
Het is niet duidelijk of mensen die op hun werk worden blootge-
steld aan dimethylamine of aan wolfraam(verbindingen) hierdoor
kanker kunnen krijgen. Voor deze stoffen zijn de onderzoeks-
gegevens onvoldoende om de kankerverwekkendheid te kunnen
bepalen. Dit schrijft de Gezondheidsraad in twee adviezen die op
12 juli 2013 zijn aangeboden aan de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. De adviezen zijn opgesteld door de Sub-
commissie Classificatie van carcinogene stoffen van de Commissie
Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen van de
Gezondheidsraad.
Dimethylamine
Dimethylamine is een stof die onder andere wordt gebruikt als
versneller in de vulkanisatie van rubber, bij het looien, in de ver-
vaardiging van zeep en als intermediair in de synthese van N,N-
dimethylformamide, dimethyl-acetamide en andere chemicaliën.
De beschikbare gegevens zijn volgens de Gezondheidsraad onvol-
doende om de kankerverwekkende eigenschappen van dimethyla-
mine te evalueren (categorie 3).
Wolfraam
Wolfraam zit onder meer als gloeidraad in lampen, in onderdelen
van röntgenbuizen en in militaire projectielen. Wolfraam wordt
vaak als legering gebruikt. De niet-gelegeerde vorm kent voorna-
melijk elektrische toepassingen, terwijl wolfraamverbindingen vaak
als katalysatoren worden toegepast. Ook voor wolfraam en wol-
fraamverbindingen geldt dat de Gezondheidsraad onvoldoende
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
45informatie heeft om een uitspraak te doen over de kankerverwek-
kende eigenschappen (categorie 3).
Samenstelling commissie::
prof. dr. R.A. Woutersen, toxicologisch patholoog, TNO
Innovation for Life, Zeist/hoogleraar
translationele toxicologie, Wageningen
Universiteit, voorzitter
dr. J. van Benthem, genetisch toxicoloog, Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven
dr. P.J. Boogaard, toxicoloog, SHELL International BV,
Den Haag
prof. dr. G.J. Mulder, emeritus hoogleraar toxicologie,
Universiteit Leiden
dr. M.J.M. Nivard, moleculair bioloog en genetisch
toxicoloog, Leids Universitair Medisch Centrum
dr. G.M.H. Swaen, epidemioloog, Dow Chemicals NV,
Terneuzen
prof. dr. E.J.J. van Zoelen, hoogleraar celbiologie,
Radboud Universiteit Nijmegen
dr. S.R. Vink, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
dr. G.B. van der Voet, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
46 Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuw advies Bert van der Voet
Cadmium en anorganische cadmiumverbindingen
Dr. G.B. van der Voet maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Het briefadvies Cadmium
en anorganische cadmium-
verbindingen (2013/14) is
te downloaden van
www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
Mensen die op hun werk anorganische cadmiumverbindingen
inademen, kunnen daar longemfyseem en mogelijk longkanker
door krijgen. Ze kunnen nog meer cadmium binnen krijgen door
het eten van gecontamineerd voedsel en door roken. De stof hoopt
zich op in het lichaam en kan daar nieren en botten beschadigen.
De Gezondheidsraad adviseert de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid in een briefadvies om de blootstelling van werk-
nemers aan cadmium en cadmiumverbindingen in te perken. Vol-
gens de raad zou er niet meer dan 2 µg Cd/g creatinine in de urine
mogen zitten. Voor de omgevingslucht op de werkplek adviseert
de raad een maximum van 4 µg Cd/m3. De Gezondheidsraad
volgt met deze waarden het advies van het Scientific Committee on
Occupational Exposure Limits van de Europese Unie.
Samenstelling commissie:
prof. dr. R.A. Woutersen, hoogleraar translationele
toxicologie, Wageningen Universiteit en
Researchcentrum; TNO Innovation for life, Zeist,
voorzitter
dr. P.J. Boogaard, toxicoloog, Shell International BV, Den
Haag
prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar
gezondheidsrisicoanalyse, Institute for Risk
Assessment Sciences, Utrecht
dr. ir. R. Houba, arbeidshygiënist, Nederlands
Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen,
Utrecht
prof. dr. H. van Loveren, hoogleraar immunotoxicologie,
Universiteit Maastricht; Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven
prof. dr. G.J. Mulder, emeritus hoogleraar toxicologie,
Universiteit Leiden
dr. T.M. Pal, bedrijfsarts, Nederlands Centrum voor
Beroepsziekten, Amsterdam
prof. dr. A.H. Piersma, hoogleraar reproductietoxicologie,
Universiteit Utrecht; Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven
prof. dr. H.P.J te Riele, hoogleraar moleculaire biologie,
Vrije Universiteit Amsterdam; Nederlands Kanker
Instituut, Amsterdam
prof. dr. ir. I.M.C.M. Rietjens, hoogleraar toxicologie,
Wageningen Universiteit en Researchcentrum
dr. G.M.H. Swaen, epidemioloog, Maastricht
dr. ir. R.C.H. Vermeulen, epidemioloog, Institute for Risk
G R A A D M E T E R # 3 , J A A R G A N G 2 9 , S E P T E M B E R 2 0 1 3
52Theophylline. Evaluation of the effects on reproduc-
tion, recommendation for classification. 2013/02.
2012Beeldschermwerken. 2012/38.
Kracht zetten, duwen en trekken in werksituaties.
2012/37.
Tillen tijdens werk. 2012/36.
Briefadvies Gezondheidskundige advieswaarden voor
biologische agentia. 2012/35.
Arsenic and inorganic arsenic compounds. Health-
based calculated occupational cancer risk values.
2012/32.
Werken met nanodeeltjes: blootstellingsregistratie en
gezondheidsbewaking. 2012/31.Naphthalene. Evalua-
tion of the carcinogenicity and genotoxicity. 2012/30.
Silicon carbide. Evaluation of the carcinogenicity and
genotoxicity. 2012/29.
Hydroquinone and benzoquinone. Health-based
recommended occupational exposure limit. 2012/26.
(Di)benzoyl peroxide. Evaluation of the carcinogenicity
and genotoxicity. 2012/24.
Tetrahydrofuran. Evaluation of the carcinogenicity and
genotoxicity, 2012/23.
Acetaldehyde. Evaluation of the carcinogenicity and
genotoxicity. 2012/22.
Phenacetin. Evaluation of the carcinogenicity and geno-
toxicity. 2012/21.
Trichloroacetic acid. Evaluation of the carcinogenicity
and genotoxicity. 2012/20.
Ethyl acrylate. Evaluation of the carcinogenicity and
genotoxicity. 2012/19.
Chloramphenicol. Evaluation of the effects on repro-
duction, recommendation for classification. 2012/18.
Indium and indium compounds. Evaluation of the
effects on reproduction, recommendation for classifica-
tion. 2012/17.
Leidraad berekening risicogetallen voor carcinogene
stoffen. 2012/16.
1,1,1-Trichloroethane. Evaluation of the carcinogeni-
city and genotoxicity. 2012/12.
Talc. Evaluation of the carcinogenicity and genotoxi-
city. 2012/11.
Potassium cyanide. Evaluation of the carcinogenicity
and genotoxicity. 2012/03.
Innovatie en kennisinfrastructuur
2013Forensische geneeskunde ontleed; naar een volwaardige
plaats voor een bijzondere discipline. 2013/04.
2012Blik op Brussel. Nederlands gezondheidsonderzoek en
Europese agendavorming. 2012/25.
Kennisinfrastructuur autismespectrumstoornissen.
2012/09.
De mondzorg van morgen. 2012/04.
Graadmeter is een uitgave van het secretariaat van de Gezondheidsraad.
De Gezondheidsraad is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te lich-ten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek’ (art. 22 Gezondheidswet).
De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezond-heid, Welzijn & Sport; Infrastructuur & Milieu; Sociale Zaken & Werkgelegenheid; Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, wanneer hij ont-wikkelingen of trends signaleert die van belang kunnen zijn of worden voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad worden in bijna alle gevallen opgesteld door een multidisci-plinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms buiten-landse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.