Essay Georges Rouault: kunstenaar buiten de tijd ‘… waar hij een bijna wiskundige betrouwbaarheid aan toekende: de wetenschap namelijk dat er een harmonie bestaat tussen de zinnelijkheid van iemand die werkelijk artistiek is en de kleur die zijn ogen heel duidelijk en helder zien. Dit geldt niet voor de doorsneemens, van wie de ruwe netvliezen noch het ritme, eigen aan iedere kleur, noch de mysterieuze bekoring van hun schakeringen en vervloeiingen kunnen waarnemen; evenmin voor de ogen van de bourgeois, die ongevoelig zijn voor de luister en majesteit van vibrerend en sterke kleuren.’ (J.K. Huysmans, Tegen de keer ) 1 Waarschijnlijk deelde Georges Rouault niet de neerbuigende kijk van de vermogende hedonist hertog Jean Floressas des Esseintes op de doorsneemens. Toch zal zijn visie dat kleuren en hun schakeringen 2 een mysterieuze bekoring hebben, net als diens kritiek op de bourgeois, misschien op de instemming van de schilder kunnen rekenen. Het verband tussen Rouault en des Esseintes betreft niet louter de gevoeligheid voor sterke en vibrerende kleuren. De hertog trekt zich in een extravagant en afgesloten herenhuis terug. Met grote tegenzin en tegen zichzelf sprekend keert hij op het einde van de roman gedwongen naar Parijs terug: ‘Heer heb medelijden met de christen die twijfelt, met de ongelovige die zou willen geloven, met de galeislaaf van het leven die alleen scheep gaat, in de nacht, onder een Cirmament, dat niet meer wordt verlicht door de vertroostende bakens van de oude hoop!’ 3 Georges Rouault was een ‘zoekende’ kunstenaar in de moderne en seculiere maatschappij die volop aan het ontstaan was. Ook hij trekt zich terug: na de dood van zijn leermeester Moreau in 1898 richt hij een eigen atelier op. Hij wordt een Einzelgänger die eigenzinnig doet wat hij denkt te moeten doen. Dat hij in 1902 conservator van het Moreaumuseum wordt, zorgt voor een Vinanciële zekerheid die hem niet aVhankelijk van zijn kunst laat zijn. Het biedt hem de mogelijkheid om zijn religieuze kunst, een vertroostend baken van de oude hoop, volop te ontwikkelen. Opvallend is ook volgende passage uit Tegen de keer:‘Van alle kunstenaars die hij kende, was er een die hem in grote vervoering bracht: Gustave Moreau.’ Op meerdere plaatsen in het boek spreekt des 4 Esseintes zijn lof over Rouaults leermeester uit. Ook op zijn leerling zal deze schilder een diepe indruk nalaten. Het symbolisme van Moreau biedt een sleutel om het oeuvre van Rouault te ontsluiten. Denken we hierbij maar aan Rouaults kleurensymboliek, die zijn oorsprong in de middeleeuwse esthetica en glasraamkunst heeft. 5 Jacques de Visser zet mij, verwijzend naar Mircea Eliade, op weg wanneer hij over een belangrijk aspect van symbolen spreekt: hun vermogen om paradoxale toestanden of bepaalde structuren van een ultieme realiteit uit te drukken die men anders niet kan uitdrukken. Daarom kan Eliade zeggen dat symbolen het menselijk bestaan zin geven. In Le vieux roi (aVb. 1) kan men vaststellen dat er van een 6 zekere paradox sprake kan zijn: de machtige koning toont zich in al zijn fragiliteit. De vraag dient gesteld: waarom schildert Rouault de oude koning op deze wijze? J.K. HUYSMANS, Tegen de keer (oorspr. titel: À rebours, s.l., 1903), vertaald door Jan SIEBELINK, Amsterdam, AtheneumPollak & 1 Van Gennep, 1977, p. 38. Des Esseintes is het extravagante hoofdpersonage in de roman Tegen de keer van J.K. Huysmans. 2 J.K. HUYSMANS, op. cit., p. 38. 3 Idem, p. 76. 4 Dit element wordt door Umberto Eco in verschillende publicaties uitgewerkt. Zie o.a.: Umberto ECO, Kunst en schoonheid in 5 de middeleeuwen (oorspr. titel: Arte e bellezza nell’estetica medievale, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 1987), vertaald door Frans DENISSEN en Carlo DEPREYTERE, Amsterdam, Bert Bakker, 1989 (hierna vermeld als Kunst en schoonheid in de middeleeuwen); Umberto ECO & Girolamo DE MICHELE, De geschiedenis van de schoonheid (oorspr. titel: Storia della belazza, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 2004), vertaald door Yond BOEKE & Patty KRONE, Amsterdam, Bert Bakker, 2005. Jacques de Visscher, Kunst als spiegel voor de mens. Esthetisch ervaren, begrijpen en interpreteren, AntwerpenAmsterdam, De 6 Nederlandsche Boekhandel, 1983, p. 102104. 1
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Essay Georges Rouault: kunstenaar buiten de tijd
‘… waar hij een bijna wiskundige betrouwbaarheid aan toekende: de wetenschap namelijk dat er een harmonie bestaat tussen de zinnelijkheid van iemand die werkelijk artistiek is en de kleur die zijn ogen heel duidelijk en helder zien. Dit geldt niet voor de doorsneemens, van wie de ruwe netvliezen noch het ritme, eigen aan
iedere kleur, noch de mysterieuze bekoring van hun schakeringen en vervloeiingen kunnen waarnemen; evenmin voor de ogen van de bourgeois, die ongevoelig zijn voor de luister en majesteit van vibrerend en sterke kleuren.’
(J.-‐K. Huysmans, Tegen de keer ) 1
Waarschijnlijk deelde Georges Rouault niet de neerbuigende kijk van de vermogende hedonist hertog Jean Floressas des Esseintes op de doorsneemens. Toch zal zijn visie dat kleuren en hun schakeringen 2
een mysterieuze bekoring hebben, net als diens kritiek op de bourgeois, misschien op de instemming van de schilder kunnen rekenen.
Het verband tussen Rouault en des Esseintes betreft niet louter de gevoeligheid voor sterke en vibrerende kleuren. De hertog trekt zich in een extravagant en afgesloten herenhuis terug. Met grote tegenzin en tegen
zichzelf sprekend keert hij op het einde van de roman gedwongen naar Parijs terug: ‘Heer heb medelijden met de christen die twijfelt, met de ongelovige die zou willen geloven, met de galeislaaf van het leven die alleen scheep gaat, in de nacht, onder een Cirmament, dat niet meer wordt verlicht door de vertroostende bakens van de oude hoop!’ 3Georges Rouault was een ‘zoekende’ kunstenaar in de moderne en seculiere maatschappij die volop
aan het ontstaan was. Ook hij trekt zich terug: na de dood van zijn leermeester Moreau in 1898 richt hij een eigen atelier op. Hij wordt een Einzelgänger die eigenzinnig doet wat hij denkt te moeten doen. Dat hij in 1902 conservator van het Moreau-‐museum wordt, zorgt voor een Vinanciële zekerheid die hem niet aVhankelijk van zijn kunst laat zijn. Het biedt hem de mogelijkheid om zijn religieuze kunst, een vertroostend baken van de oude hoop, volop te ontwikkelen. Opvallend is ook volgende passage uit Tegen de keer: ‘Van alle kunstenaars die hij kende, was er een
die hem in grote vervoering bracht: Gustave Moreau.’ Op meerdere plaatsen in het boek spreekt des 4
Esseintes zijn lof over Rouaults leermeester uit. Ook op zijn leerling zal deze schilder een diepe indruk nalaten. Het symbolisme van Moreau biedt een sleutel om het oeuvre van Rouault te ontsluiten. Denken we hierbij maar aan Rouaults kleurensymboliek, die zijn oorsprong in de middeleeuwse esthetica en glasraamkunst heeft. 5
Jacques de Visser zet mij, verwijzend naar Mircea Eliade, op weg wanneer hij over een belangrijk aspect van symbolen spreekt: hun vermogen om paradoxale toestanden of bepaalde structuren van een ultieme realiteit uit te drukken die men anders niet kan uitdrukken. Daarom kan Eliade zeggen dat symbolen het menselijk bestaan zin geven. In Le vieux roi (aVb. 1) kan men vaststellen dat er van een 6
zekere paradox sprake kan zijn: de machtige koning toont zich in al zijn fragiliteit. De vraag dient gesteld: waarom schildert Rouault de oude koning op deze wijze?
J.-‐K. HUYSMANS, Tegen de keer (oorspr. titel: À rebours, s.l., 1903), vertaald door Jan SIEBELINK, Amsterdam, Atheneum-‐Pollak & 1
Van Gennep, 1977, p. 38. Des Esseintes is het extravagante hoofdpersonage in de roman Tegen de keer van J.-‐K. Huysmans.2
J.-‐K. HUYSMANS, op. cit., p. 38.3
Idem, p. 76.4
Dit element wordt door Umberto Eco in verschillende publicaties uitgewerkt. Zie o.a.: Umberto ECO, Kunst en schoonheid in 5
de middeleeuwen (oorspr. titel: Arte e bellezza nell’estetica medievale, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 1987), vertaald door Frans DENISSEN en Carlo DEPREYTERE, Amsterdam, Bert Bakker, 1989 (hierna vermeld als Kunst en schoonheid in de middeleeuwen); Umberto ECO & Girolamo DE MICHELE, De geschiedenis van de schoonheid (oorspr. titel: Storia della belazza, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 2004), vertaald door Yond BOEKE & Patty KRONE, Amsterdam, Bert Bakker, 2005. Jacques de Visscher, Kunst als spiegel voor de mens. Esthetisch ervaren, begrijpen en interpreteren, Antwerpen-‐Amsterdam, De 6
Nederlandsche Boekhandel, 1983, p. 102-‐104.�1
Daarom wil ik focussen op het weefsel van boodschappen dat in Le vieux roi vervat zit. Eco’s methode, semiotische analyse, kan een hulp zijn om de boodschap van het kunstwerk verstaanbaar maken. Ook al zijn de de regels of de bedoelingen van de kunstenaar niet met zekerheid gekend, toch zal ik uit de onsamenhangende omstandigheden Rouaults boodschap proberen af te leiden. 7
Wat zijn de onsamenhangende omstandigheden waarover sprake is? Een eerste element is in de literatuur over de schilder reeds uitvoerig aan bod gekomen: de verhouding van de schilder tot zijn tijd. Ik beperk mij daarom tot de essentie. Volgens Debray situeerde Rouault zich in de kringen van Les Fauves, toch was zijn kunst zeker niet
wild. Al snel creëert hij een heel persoonlijk universum waarin het christelijke geloof een heel belangrijke rol speelt. In heel wat literatuur wordt Rouault met het expressionisme in verband 8
gebracht. In zekere zin kunnen we stellen dat zijn werk verwant is met dat van Emil Nolde , in wiens 9
werk we mystieke, diep-‐religieuze en diep-‐menselijke gevoelens terugvinden. Rouaults expressionisme is net als dat van Nolde niet nihilistisch of cynisch van aard. Zijn antwoord op het uitbreken van WO I is het omarmen van een expliciet christelijke beeldtaal, hierin gesteund door mensen als Léon Bloy, Jacques Maritain en J.-‐K. Huysmans. Rouaults visie was niet apocalyptisch of agressief, maar 10
bevestigend. Hij erkent het universele lijden van de mens, maar hiermee kan hij niet tevreden zijn. De kunstenaar is onrustig en wil dieper graven. De crisis die hij ervaart moet getranscendeerd worden en het zoeken naar transcendente beelden leidt hem naar de anonieme gotische beeldhouwers en glasraamkunstenaars van zijn eigen Franse cultuur (en niet naar de Afrikaanse maskers van de expressionisten). 11
Daarnaast kent Le vieux roi een lange en complexe ontstaansgeschiedenis. In 1916 zet Rouault het doek op, om het uiteindelijk in 1936 als afgewerkt te beschouwen. Een mogelijk verklaring hiervoor is zijn zoektocht naar de perfecte vorm, de perfecte kleur en de perfecte compositie. Omdat de schilder bijna geen inzicht in zijn atelierpraktijk bood, kunnen we de de wordingsgeschiedenis bijna onmogelijk reconstrueren. 12
Tot slot wil ik Rouaults schilderijen als persoonlijk getuigenissen van zijn vertwijfeld zoeken beschouwen. En dan stelt zich de vraag: wat heeft de schilder gevonden?
Het antwoord op bovenstaande vraag is niet eenduidig, maar toch gaf ik al een aanzet: de gotische glasraamkunst die Rouault in de ateliers van Tamoni en Hirsch leerde kennen. 13
In Le vieux roi is de invloed van de glasraamkunst onmiskenbaar aanwezig. Licht en donker onderwerpen zich aan het kleurenpalet van de schilder en de kleuren worden van binnenuit belicht, alsof ieder kleurpaneel door een lichtbron achter het schilder beschenen wordt. Net als in de glasraamkunst lijkt ieder afzonderlijk kleurpaneel transparant te zijn. Maar het schilderij is geen transparant glasraam en dit noopt de schilder tot een (jaren)lange zoektocht naar de meest juiste en rijkste kleur. 14
Willem ELIAS, Tekens aan de wand. Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie, Antwerpen-‐Baarn, Uitgeverij Hadewijch, 7
1993, p. 212-‐214, 220-‐223. Cécile DEBRAY, Le fauvisme, Parijs, Citadelles & Mazenod, 2014, p. 63.8
In het Folkwang Museum in Essen werd werk van Emil Nolde geëxposeerd in combinatie met middeleeuwse meubels en 9
primitieve kunst. Het doel was de sfeer van het atelier van de kunstenaar te evoceren, door het weergeven van de emotionele chaos en de emotionele onrust die aan het expressionisme ten grondslag lag. Zowel Nolde als Rouault grijpen in hun religieuze kunst -‐ ieder op hun eigen manier -‐ terug naar de middeleeuwen, die o.a. in de neo-‐gotiek als het hoogtepunt van het geloof beschouwd werden. Dit kan op zich tot een boeiend onderzoek leiden. Bron: C. GRUNENBERG, “The Modern Art Museum”, in: E. BARKER (ed.), Contempary Culture of Display, New Haven-‐Londen 1999, p. 204. J.K. Huysmans, Léon Bloy, Jacques Maritain en Georges Rouault zijn met de beweging Renouveau catholique in verband te 10
brengen. Deze conservatieve christelijke beweging schaarde zich tegen de scheiding van kerk en staat die het gevolg van de Verlichting was. Net als bovenstaande Viguren verbleef Rouault en tijdje in de abdij van Ligugé. Sarah WHITFIELD, “An Outrageous lyricism”, in: Fabrice HERGOTT & Sarah WHITFIELD (ed.), Georges Rouault. The Early Years 11
1903-‐1920, London, Royal Academy of Arts-‐Lund Humphries, 1993, p. 17-‐20. Zie onder andere: Stephan DAHME, Journal intime pictural. Die ‘unvollendeten Arbeiten’ des Malers Georges Rouault 12
(1871-‐1958) als Dokumente der Werkgenese, München, 2012 (onuitgegeven doctoraatsverhandeling), p. 11-‐15; Fabrice HERGOTT, Georges Rouault, Paris, Éditions Albin Michel, 1991, p 17. Danielle MOLINARI, “Georges Rouault” in: Jane TURNER (ed.), The Dictionary of Art, vol. 27, London, Macmillan Publishers 13
Limited, 1996, p. 238. Zie onder andere: Lionello VENTURI, “Georges Rouault”, Gants du ciel 3 (1944), p. 59-‐76.14
�2
Niet alleen laat Rouault zich inspireren door de uiterlijke vorm van de gotische glasramen, ook de middeleeuwse (gotische) esthetica beïnvloedt zijn kunst. Het neoplatoonse werk van pseudo-‐Dionysius de Areopagiet werd door Hilduinus (775-‐855), de prior van de abdij van Saint-‐Denis, in het Latijn vertaald. Het neoplatoonse gedachtegoed raakte in Frankrijk verspreid en kon zijn invloed op het middeleeuwse denken uitoefenen. Zo kan in de vroege gotiek de gevoeligheid voor het esthetische zich ontwikkelen. Dat het esthetische aanvoelen van de middeleeuwer niets vandoen heeft met de predicaten donker of duister wordt duidelijk in de geschriften van abt Suger wanneer hij het heeft over het helder en mystieke licht dat tot contemplatie aanzet. 15
De aanwezigheid van het licht legt de hiërarchie in het universum bloot: God is de bron van de lichtstroom die alles in het heelal doordringt. Onderliggend speelt het neoplatonisme van Plotinus een rol: omdat we geïncarneerd zijn en een lichaam bezitten behoren we tot de laagste regionen van het universum, waar we aan het kwade overgeleverd zijn. Omdat we met een geest begiftigd zijn, streven we naar het opklimmen in de hiërarchie. Door meditatie kunnen we onze geest zuiveren van de materiële corruptie en onszelf met de Enige verenigen. Hierbij is de meditatie geen rituele oefening, maar een mentale kracht. Om met het heilige of met God te communiceren moet je je in jezelf keren. 16
De kans dat Roault bij het neoplatoonse gedachtegoed aansluiting vindt is groot. Alleszins zet hij de 17
toeschouwer tot contemplatie aan. Caroline Bahr stelt dat de confrontatie met de lijdende Christus gepaard gaat met een verinnerlijking of een contemplatieve houding die door het beeld uitgelokt wordt. De toeschouwer gaat met het beeld een dialoog aan, of wordt door het beeld gedwongen een dialoog aan te gaan. Dit opent de weg naar een denken over zin en betekenis dat door het schouwen van het beeld op gang gebracht wordt. 18
De idee waarbij de toeschouwer aan de hand van een (innerlijke) voorstelling door meditatie naar de zuivere geestelijke werkelijkheid kan opstijgen, vinden we ook in de middeleeuwse theologie van Geert Grote, Thomas à Kempis en de Moderne Devotie terug. Misschien is de link tussen Rouault en de Moderne Devotie niet onmiddellijk te leggen, toch is er een verband tussen de deze middeleeuwse beweging en het denken van Pseudo-‐Dionysius de Areopagiet. Ook is de gedachte dat de mens uit zijn gevallen staat tot de geestelijke waarheid kan opklimmen Rouault niet vreemd. Misschien is er ook een link te vinden tussen de gestorven (en verrezen Christus) en de sterfelijke koning die ondanks alles niet moet wanhopen. 19
Ik denk dat Bahr niet ver genoeg gaat. Niet alleen wordt door het bekijken van het schilderij een contemplatieve houding bij de toeschouwer uitgelokt, ook is het beeld het resultaat van een contemplatieve houding bij de schilder zelf. De voortdurende herwerking van de schilderijen, de focus op de perfecte kleur, de perfecte vorm en de perfecte harmonie van het schilderij, in combinatie met een diep aanvoelen van het universele menselijke lijden zorgen ervoor dat de schilder met een grote kracht zijn boodschap van miserie en hoop kan vormgeven. Een verdere studie van Rouaults geschriften zouden deze veronderstelling kunnen staven. 20
Binnen dit kader wil ik Le vieux roi als een sleutel-‐ of scharnierwerk in Rouaults oeuvre beschouwen. In de twintigjarige ontstaansperiode van het werk kwam de uiterst scherpe toon en het maatschappijkritische aspect van zijn werk tot bedaren. De schilder vindt zijn sereniteit, maar wordt nooit vlak. Volgens Hergott plaatst Rouault bewust zijn oeuvre buiten de tijd door het niet te dateren. Zijn werk
is het resultaat van een zeer nauwkeurige observatie van een menselijke realiteit (bijvoorbeeld een
De middeleeuwse voorkeur voor kleur en licht wordt vooral belangrijk in de metafysische bespiegelingen en theorieën. 15
Mystici en Vilosofen laten zich uitbundig uit over het schitterende daglicht en de gotische kerk is in functie van de lichtinval gebouwd. De middeleeuwse gelovige stelt zich God in termen van licht voor: hoe dichter bij God, hoe helderder. Umberto ECO, Kunst en schoonheid in de middeleeuwen, p. 40-‐42, 69-‐78; David WATKIN, De westerse architectuur. Een geschiedenis, (oorspr. titel: A History of Western Architecture, London, Calmann & King, 2000 (3 ed.)), vertaald door Toon VAN CASTEREN, Nijmegen, SUN, 2008 (3 ed.), p. 150-‐151. Christopher CELENZA, “Neoplatonism” in: Anthony GRAFTON, Glenn W. MOST & Salvatore SETTIS, The Classical Tradition, 16
Cambridge (MA)-‐London 2010, p 632-‐634; Umberto ECO, op. cit., p. 75-‐80. Een uitgebreide studie van Roualts bibliotheek en zijn geschriften is nodig om deze link grondiger uit te werken.17
Carolin BAHR, Religiöse Malerei im 20. Jahrhundert: am Beispiel der religiösen Bildauffassung im gemalten Werk von Georges 18
Rouault (1871-‐1858), Stuttgart, Katholisches Bibelwerk, 1996, p. 139-‐140. Bernhard RIDDERBOS, Schilderkunst in de Bourgondische Nederlanden, Leuven, Uitgeverij Davidsfonds, 2014, p. 206 -‐ 212.19
Zie hiervoor onder andere: Georges Rouault, Sur l'art et sur la vie, Paris, Mediations-‐Denoël-‐Gonthier, 1971.20
�3
prostituee) die door een ideaalbeeld (Christus) getranscendeerd wordt. Op deze wijze kan hij ook 21
Christus laten interfereren in de dagdagelijkse realiteit (Christ dans le banlieue, 1920-‐1924). Ook in Le vieux roi worden het immanente en transcendente verenigd. De menselijke realiteit
(vergankelijkheid) wordt getranscendeerd door de sereniteit die de koning uitstraalt. Ook al gaat hij de weg van het vlees, toch is er geen angst op zijn gezicht af te lezen. Dat angst niet nodig is maakt Rouault met een bijna onopvallend detail duidelijk: de witte bloem staat symbool voor het nieuwe leven (lente) of de verrijzenis. Een vergelijkbare beeldtaal vinden we in het werk Homo homini lupus (aVb. 2), waarbij het lichtpuntje die ene ster aan de hemel is. Ondanks alles is ook in dit werk hoop aanwezig. Rouault toont niet de gruwel van bijvoorbeeld de Guernica, maar een machteloze Viguur die zijn handen opent en alles uit handen geeft. Een mens die alles verloren heeft, die accepteert en toch mag blijven hopen. De uiterst christelijke boodschap schuilt in een bijna onopvallend detail. Net als Christus is deze gehangene geofferd voor de mensheid … Hij neemt het lijden van de wereld op zich. 22
In een paradoxaal beeld van macht en kwetsbaarheid drukt Rouault een ultieme realiteit uit die het menselijke bestaan zin geeft: de dood is niet het einde. De monumentale koning in proViel maakt Rouaults evolutie duidelijk: vergankelijk, lijden en dood worden door de verrijzenisgedachte getranscendeerd. Alleen op deze wijze wordt het beeld van de gelouterde koning mogelijk gemaakt.
De sleutel tot de interpretatie van Le vieux roi ligt in Rouaults band met de gotische (middeleeuwse) kunst en in zijn geloofsovertuiging. In zijn werk is het neoplatoonse hiërarchische ordening van de maatschappij terug te vinden: de wereldse realiteit wordt door de religieuze aanwezigheid getranscendeerd. Door de toeschouwer met de vruchten van zijn contemplatie te confronteren, geeft hij niet alleen
uitdrukking aan zijn geloof. Ook nodigt hij de mensen uit om erin mee te stappen en in die zin materialiseert hij Plotinus’ laatste woorden: ‘Try to lead the god in you up to the divine in het universe’. 23
Net als de middeleeuwse mens wil Rouault zijn geloof weerspiegeld zien en in zijn werk geeft hij daaraan uitdrukking. Ook al vindt Rouault aansluiting bij zijn tijd, toch valt hij er op geen enkele wijze mee samen.
Tot slot … Eco’s idee van het open kunstwerk maakt me duidelijk dat er meervoudige betekenissen,
verschillende interpretatiemogelijkheden en dubbelzinnige boodschappen zijn. Daarnaast waarschuwt Eco voor het gevaar van een grenzeloze openheid van het kunstwerk, wanneer de verbeelding met de toeschouwer op de loop gaat. Het open kunstwerk impliceert een bepaald wereldbeeld en de kunstenaar levert het antwoord van de verbeelding op dat wereldbeeld. De interpretatiemogelijkheden zijn dus beperkt. 24
Een grondige en diepgaande confrontatie met Rouaults geschriften, met de rijke beeldtraditie waarin hij werkt en met zijn Umwelt is nodig om de beweringen die ik in bovenstaande tekst doe te staven en de behandelde problematiek diepgaander te onderzoeken.
Fabrice HERGOTT (ed.), Georges Rouault: "Forme, couleur, harmonie” (Musée d’Art Moderne et Contemporain, Strasbourg, 10 21
november 2006-‐18 maart 2007), Strasbourg, Éditions des Musées de Strasbourg, 2006, p. 17. Stephan Schloesser stelt vast dat in de periode 1936-‐1939 Rouault onder andere een Pierrot met een bloem, een gewonde 22
clown en een gewonde soldaat schildert. Hiermee brengt hij het aspect van dood, de vergankelijkheid, maar ook kwetsbaarheid en het zorgzame in zijn werk binnen. Stephen SCHLOESSER, “1929-‐1939: Mystic Masque. Hieratic Harmony” in: Stephen SCHLOESSER (ed.), Mystic Masque: Semblance and Reality in Georges Rouault 1871-‐1958 (McMullen Museum of Art, Chestnut Hill (MA), 30 augustus-‐7 december 2008), Chestnut Hill (MA), McMullen Museum of Art, 2008, p. 299-‐302. Christopher CELENZA, op. cit., p 632-‐633.23
Willem ELIAS, op. cit., p. 212-‐214.24
�4
A3beeldingen
�5
AVb. 1: Georges Rouault, Le vieux roi 1916-‐1936 76,83 x 53,98 cm Carnegie Institute Museum of Art, Pittsburgh Bron: http://www.artchive.com/artchive/R/roualt/old_king.jpg.html
AVb. 2: Georges Roault, Homo homini lupus (Le pendu) 1944-‐1948 64,7 x 46 cm Centre Pompidou, Parijs Bron: https://www.centrepompidou.fr/cpv/ressource.action?param.id=FR_R-‐a5a4a42e771146f304bd17f6c1eb4¶m.idSource=FR_O-‐d59095a2e39bc1815842d4025d40c9
Carolin BAHR, Religiöse Malerei im 20. Jahrhundert: am Beispiel der religiösen Bildauffassung im gemalten Werk von Georges Rouault (1871-‐1858), Stuttgart, Katholisches Bibelwerk, 1996.
Christopher CELENZA, “Neoplatonism” in: Anthony GRAFTON, Glenn W. MOST & Salvatore SETTIS, The Classical Tradition, Cambridge (MA)-‐London 2010, p 632-‐636.
Stephan DAHME, Journal intime pictural. Die ‘unvollendeten Arbeiten’ des Malers Georges Rouault (1871-‐1958) als Dokumente der Werkgenese, München, 2012 (onuitgegeven doctoraatsverhandeling), p. 11-‐15; Fabrice HERGOTT, Georges Rouault, Paris, Éditions Albin Michel, 1991.
Jacques DE VISSCHER, Kunst als spiegel voor de mens. Esthetisch ervaren, begrijpen en interpreteren, Antwerpen-‐Amsterdam, De Nederlandsche Boekhandel, 1983.
Cécile DEBRAY, Le fauvisme, Parijs, Citadelles & Mazenod, 2014.
Umberto ECO, Kunst en schoonheid in de middeleeuwen (oorspr. titel: Arte e bellezza nell’estetica medievale, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 1987), vertaald door Frans DENISSEN en Carlo DEPREYTERE, Amsterdam, Bert Bakker, 1989.
Umberto ECO & Girolamo DE MICHELE, De geschiedenis van de schoonheid (oorspr. titel: Storia della belazza, s.l., Libri S.p.A. Bompiani, 2004), vertaald door Yond BOEKE & Patty KRONE, Amsterdam, Bert Bakker, 2005.
Willem ELIAS, Tekens aan de wand. Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie, Antwerpen-‐Baarn, Uitgeverij Hadewijch, 1993.
C. GRUNENBERG, “The Modern Art Museum”, in: E. BARKER (ed.), Contempary Culture of Display, New Haven-‐Londen 1999, p. 200-‐228.
Fabrice HERGOTT, Georges Rouault, Paris, Éditions Albin Michel, 1991.
Fabrice HERGOTT (ed.), Georges Rouault: "Forme, couleur, harmonie” (Musée d’Art Moderne et Contemporain, Strasbourg, 10 november 2006-‐18 maart 2007), Strasbourg, Éditions des Musées de Strasbourg, 2006.
J.-‐K. HUYSMANS, Tegen de keer (oorspr. titel: À rebours, s.l., 1903), vertaald door Jan SIEBELINK, Amsterdam, Atheneum-‐Pollak & Van Gennep, 1977.
Danielle MOLINARI, “Georges Rouault” in: Jane TURNER (ed.), The Dictionary of Art, vol. 27, London, Macmillan Publishers Limited, 1996, p. 238-‐243.
Bernhard RIDDERBOS, Schilderkunst in de Bourgondische Nederlanden, Leuven, Uitgeverij Davidsfonds, 2014.
Stephen SCHLOESSER, “1929-‐1939: Mystic Masque. Hieratic Harmony” in: Stephen SCHLOESSER (ed.), Mystic Masque: Semblance and Reality in Georges Rouault 1871-‐1958 (McMullen Museum of Art, Chestnut Hill (MA), 30 augustus-‐7 december 2008), Chestnut Hill (MA), McMullen Museum of Art, 2008, p. 285-‐308.
Lionello VENTURI, “Georges Rouault”, Gants du Ciel 3 (1944), p. 59-‐76.
David WATKIN, De westerse architectuur. Een geschiedenis, (oorspr. titel: A History of Western Architecture, London, Calmann & King, 2000 (3 ed.)), vertaald door Toon VAN CASTEREN, Nijmegen, SUN, 2008 (3 ed.).
Sarah WHITFIELD, “An Outrageous lyricism”, in: Fabrice HERGOTT & Sarah WHITFIELD (ed.), Georges Rouault. The Early Years 1903-‐1920, London, Royal Academy of Arts-‐Lund Humphries, 1993, p. 11-‐21.
�7
Centre Pompidou, centrepompidou.fr, “Homo homini lupus”, in: L’oeuvre (online), 2015. https://w w w . c e n t r e p o m p i d o u . f r / c p v / r e s s o u r c e . a c t i o n ? p a r a m . i d = F R _ R -‐a5a4a42e771146f304bd17f6c1eb4¶m.idSource=FR_O-‐d59095a2e39bc1815842d4025d40c9 (10 mei 2015).
Mark Harden’s Artchive, artchive.com, “The Old King”, in: Rouault (online), s.d.. http://www.artchive.com/artchive/R/roualt/old_king.jpg.html (10 mei 2015).