Top Banner
Geheugen in communicatie Robbert-Jan Beun
48

Geheugen in communicatie

Jun 27, 2015

Download

Education

RJ B

Lecture on Memory in Communication
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
  • 1. Robbert-Jan Beun

2. Geheugen en communicatie Geheugens in de wereld (schrift, computer, ) Geheugens in het hoofd Communicatie (R=receiver, S=sender): R(x,y,z,t) = S(x,y,z,t) Geheugen (R=read, S=stored): R(x,y,z,t) = S(x,y,z,t) dikwijls (x,y,z) = (x,y,z) Er is geen principieel verschil tussen geheugen en communicatie we verplaatsen informatie van de ene locatie/tijd naar de andere de entropie neemt af van het ontvangende systeem 3. Extra in communicatie Geheugen voor de symbolen, hun betekenis en hoe we daar mee omgaan Geheugen voor de ander i i W BA i W A 4. Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin? 5. Wat kun je allemaal concluderen uit deze zin? Het is een zin Het eerste woord heeft 3 letters Het is een zin die naar zichzelf verwijst De zin is een vraag Het is een Nederlandse zin ? Zinnen bestaan uit woorden ? Een taal bestaat uit zinnen ? Woorden bestaan uit letters 6. We hebben een geheugen voor taal De woorden en hun betekenis De regels om zinnen te maken om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden om taalstructuren te bouwen om een gesprek te voeren om taal in de context te interpreteren 7. Frenologie van Gall (1758-1828) over bobbeltjes en deukjes: de talenknobbel 8. Broca (1824-1880) en Wernicke (1848-1905) 9. [] en toen navenant was het zo, ging er ineens die kant beter was, om die kant gaat, dus het is hoe je dat leert, dus het is mij beter gegaan, maar dan moet je terug zitten, en praten leren en al die dingen wat je nou ook doet. Maar het leren moet ik heel langzaam leren natuurlijk of het een kan of de andere keer en ik mijn gevoel zegt wel dat iets beter is genomen. Nou dat hoor je natuurlijk met dat praten wel aan de ene kant. Maar ik vind het wel leuk en mijn idee ook maar gaat het niet dan zeg ik wel dan gaat het. (Broca of Wernicke?) 10. We hebben een geheugen voor taal De woorden en hun betekenis De regels om zinnen te maken om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden om taalstructuren te bouwen om een gesprek te voeren om taal in de context te interpreteren 11. We hebben een geheugen voor taal De woorden en hun betekenis De regels om zinnen te maken om betekenis af te leiden uit de zinnen en de woorden om taalstructuren te bouwen om een gesprek te voeren om taal in de context te interpreteren 12. Verbale communicatie I: Schiphol Inlichtingen, goedemorgen. S: Goedemorgen, U spreekt met J. Op dertig juni komt er s morgens een kennis van mij aan uit Dublin met het vliegtuig. Ik weet niet wat de aankomsttijd is van dat vliegtuig. Kunt u mij daar inlichtingen over geven? I: Ik zal even voor u kijken hoor S: Ja (5 sec.) I: Om twaalf over negen komt dat vliegtuig S: Twaalf over negen I: Ja S: Bedankt I: Graag gedaan S: Dag I: Dag 13. Talige communicatie is sterk contextafhankelijk 14. Die context is voor een groot deel ons geheugen 15. Taal en talige context: discourse Jan vroeg Piet hoe laat het is, maar hij wist het niet. Jan vroeg Piet hoe laat het is. Hij wist het niet. Jan vroeg Piet hoe laat het is, want hij wist het niet. B: Jan zit op de bank. A: Waar werkt Jan? 16. Taal en fysieke context: deixis 1. Wijs het zwarte blok aan! 2. Verwijder het zwarte blok! 17. Taal en context Talige context: expliciet anaforisch Discourse Ik sprak Jan gisteren. Hij stelde een hoop vragen. Talige context: expliciet kataforisch (wijst vooruit) pending discourse Dat duurt een tijdje , voordat hij is opgestart. Talige context: impliciet kennis Ik heb een boek gelezen. De schrijver heeft rood haar. Fysieke context: impliciet deictisch doelen Verwijder het zwarte blok. 18. Zoekruimte voor referenten A: bla bla bla bla bla bla De bestuurder drinkt. De agent observeert hem/zichzelf. cognitieve toestand (kennis, doelen, ) 18 19. Basissetting Agent 2Agent 1 Domein 19 20. Zoekruimte 20 kennis doelen discourse A g e n t 2 Domein Agent 1 pending referentile expressie gemeen schappe lijke kennis priv kennis 21. Tot zover de taal 22. We hebben ook een geheugen voor de ander 23. Geheugen voor de ander Uiterlijk De taal Vaardigheden De afkomst De cultuur De relatie met die ander Wat we met elkaar gedeeld hebben 24. Common ground Een gezamenlijke achtergrond Wat we samen hebben meegemaakt Wat we met elkaar gecommuniceerd hebben Dus niet: wat ik van die ander observeerde Maar: wat ik heb meegemaakt, wat die ander heeft meegemaakt, wat die ander weet dat ik heb meegemaakt, wat ik weet dat die ander heeft meegemaakt, wat die ander weet dat ik weet dat die ander heeft meegemaakt, wat ik weet Wat we samen bewust geweest zijn 25. Common ground Sine qua non voor het cordineren van onze gezamenlijke handelingen (joint actions) Uitgangspunt in communicatie Lewis (1969), Stalnaker (1978), Andere termen m.b.t. kennis: common knowlegde, mutual knowledge/belief, joint/shared knowledge gemeenschappelijke/wederzijdse kennis 26. Aan het strand (van Cadzand) Denk aan de situatie s dat je aan het strand zit In de situatie s zit: de zee, het strand, hotels, etc. maar ook ikzelf maar ook dat ik me bewust ben van de situatie s Denk nu aan de situatie s dat een ander er bij komt: nu ben ik me ook bewust dat die ander er bij zit maar ik ben me ook bewust dat die ander zich dat allemaal bewust is en die ander is zich bewust dat ik me dat allemaal bewust ben s wordt ook wel de shared basis genoemd 27. Gemeenschappelijk geheugen Communicatiepartners zijn a.h.w. genificeerd De informatie wordt gedeeld/geshared Dus niet alleen: A weet dat B weet dat p B weet dat A weet dat p Maar 28. Wederzijdse kennis A weet dat p B weet dat p A weet dat B weet dat p B weet dat A weet dat p A weet dat B weet dat A weet dat p B weet dat A weet dat B weet dat p ad inf. Generaalsparadox (zie weekopdrachten) 29. Wederzijdse kennis: Mutual Knowlegde (MK) MK(A,B,p) def= A weet dat p & B weet dat p & A weet dat MK(A,B,p) & B weet dat MK(A,B,p) bijv. A weet dat MK(A,B,p) A weet dat A weet dat p & A weet dat B weet dat p & A weet dat A weet dat MK(A,B,p) & A weet dat B weet dat MK(A,B,p) & ad inf. 30. Vragen/problemen Hoe gaan we om met een oneindige representatie? Wat zijn de individuele representaties? Hoe creren we common ground? Hoe kennen we de gemeenschappelijke basis? Wat gebeurt er als het niet klopt? 31. Oneindigheid en Individuele representaties Alwetendheid MK(A,B,p) Individueel A weet dat MK(A,B,p) B weet dat MK(A,B,p) A weet dat p A weet dat MK(A,B,p) B weet dat p B weet dat MK(A,B,p) 32. Communal common ground vs. Personal common ground 33. Communal common ground communities Nationaliteit, woonplaats, opleiding, beroep, hobby, taal, religie, politiek, afkomst, subculturen, cohort, geslacht, Geneste structuren Nederlander, Zeeuw, Zeeuws-vlaming, Cadzantenaar, gezin, Meerdere tegelijkertijd 34. Communal common ground ervaringen en taal Uitgangspunt: de ander is zoals ik Aannames over menselijke natuur perceptie, emoties, redeneren, menselijk handelen, natuur, psychologie, Onuitgesproken (ineffable background) hoe te schaken, pianospelen, fietsen, etc. gebaseerd op ervaring Scripts Restaurantbezoek Objecten, rollen, precondities, postcondities, acties Communal lexicons betekenis afhankelijk van community bijv. illocutie, boson, cytologie, banga, skunk, chillen, 35. Communicatie en scripts A: Ik heb een zoon van 14 B: Das prima A: En ik heb ook een hond. B: Nee sorry. 36. Personal common ground: perceptie en communicatie 37. Personal common ground Perceptie Gezamenlijke aandacht ervaringen en acties Perceptieve co-presence niet alleen perceptieve overlap! Hoe manage je perceptieve co-presence? gebaren activiteiten opvallende perceptieve gebeurtenissen 38. Personal common ground Communicatie Face to face Bevestiging van de boodschap Gradaties vreemden, bekenden, vrienden, intimi lekker weertje Persoonlijk dagboek en lexicons als geheugen koosnaampjes en idiomen poepie, snoes, beer, beest, meisepetijs, een dropje, een peuk, cold turkey, ... 39. Opbouw van common ground circumstancial en/of episodic evidence welke community, welke acties, huidige situatie nonverbaal: kleding, leeftijd, uiterlijk, gender, verbaal: taalgebruik, dialect, vocabulair, accent, communicatie strata opbouwen van CG op basis van eerdere CG wat komt eerst? 40. Opbouw van common ground: strata en presupposities Een haai is een gevaarlijke vis 1. vissen bestaan 2. gevaar bestaat 3. een haai is een vis 4. vissen kunnen gevaarlijk zijn 5. een haai is een gevaarlijke vis 41. Als het fout gaat A: Wat vond je van de haaietand? B: Welke haaietand? A: Die ik je gisteren liet zien? B: Ik dacht dat dat een roggetand was. Introductie per presuppositie A: Waarom heeft Jan Marie geslagen? B: Jan heeft Marie niet geslagen. Chirurgenraadsel 42. Leugen (p.97 onderaan doorlezen) p is niet waar, A weet dat p niet waar is en B weet niets over p A zegt p tegen B 1. B denkt dat MK(A,B,p) 2. A denkt dat B denkt dat MK(A,B,p) 3. A denkt dat niet-p 2 & 3 zijn niet inconsistent, maar onethisch als A het wederzijds geloof veroorzaakt heeft 43. Het belang van een shared bases en de activatie hiervan 44. Niemand vertelt producties wanneer te handelen: zij wachten totdat de condities rijp zijn en activeren zichzelf dan. Chefs in andere keukens echter gehoorzamen slechts aan opdrachten. Turing eenheden worden voorgedragen door hun voorlopers. Von Neumann operaties volgen allemaal van te voren gemaakte afspraken, en LISP functies worden door andere functies opgeroepen. Het teamwork van productiesystemen heeft meer het karakter van laissez-faire: elke productie handelt uit zichzelf, wanneer en waar aan zijn persoonlijke condities voldaan wordt. Er is geen centrale controle en individuele producties interacteren nooit direct. Alle communicatie en invloed gaat via patronen in de gemeenschappelijke werkruimte, als anonieme voor wie het aangaat notities op een openbaar bulletin board. (Haugeland 1985) 45. Principe 1 Een shared bases is de belangrijkste determinant van de aard en wijze waarop nieuwe info verwerkt kan worden. 46. Een krant is beter dan een weekblad. Het strand is een betere plek dan de straat. Eerst kan men beter rennen dan lopen. Je moet het wellicht een aantal keren proberen. Het vraagt wat handigheid maar is makkelijk te leren. Zelfs kleine kinderen kunnen er plezier aan beleven. Wanneer je eenmaal succes hebt, treden er nauwelijks nog complicaties op. Vogels komen zelden te dichtbij. Regen zorgt ervoor dat het heel snel doornat wordt. Als er geen complicaties optreden, kan het zeer vredig zijn. Een rots kan als anker dienen. Als dingen losbreken, krijg je geen tweede kans. 47. Principe 2 Een shared bases alleen is niet voldoende om te leren, maar moet geactiveerd worden door cues in de context van de informatie. 48. Samenvatting We hebben in communicatie geheugens voor de symbolen en de ander Hierbij speelt common ground een essentile rol Als een leeuw zou kunnen spreken zouden we hem niet kunnen begrijpen (Wittgenstein) i i W BA i W A