GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN Groningen, 14 maart 2019 Dossiernr. : K13638 Documentnr. : 2019-021874 Verzonden : 21 maart 2019 Aanvraag ontheffing Het college van Gedeputeerde Staten heeft op 3 januari 2019 een aanvraag om een ontheffing ontvangen voor isoleren van spouwmuren en daken van diverse woningen in de gemeenten Oldambt, Oude Pekela, Ter Apel, Veendam, Vlagtwedde, Westerwolde en Winschoten. Aanvullingen daarop zijn op 14 februari 2019 ontvangen; De aanvraag is ingediend door Eco Reest BV namens Acanthus, Aquapark 7, 9641 PJ te Veendam; BESLUIT: Het college van Gedeputeerde Staten besluit; I. op grond artikel 3.3 lid 1 en 4, artikel 3.8 lid 1 en 5 van de Wet natuurbescherming (Wnb) - ten aanzien van huismus (Passer domesticus) en gierzwaluw (Apus apus) ontheffing te verle- nen van het verbod op: • opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren (artikel 3.1 lid 2 Wnb); - ten aanzien van gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), ruige dwergvleermuis (Pi- pistrellus nathusii) en laatvlieger (Eptesicus serotinus) ontheffing te verlenen van het verbod op: • opzettelijk verstoren (artikel 3.5 lid 2 Wnb); • beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (artikel 3.5 lid 4 Wnb); - ten aanzien van steenmarter (Martes foina) ontheffing te verlenen van het verbod op: • opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (artikel 3.10 lid 1b Wnb); II. dat de ontheffing geldt voor de periode vanaf de verzenddatum van dit besluit tot en met 1 februari 2024; III. dat de volgende bijlagen deel uitmaken van dit besluit: 1. voorschriften;
107
Embed
GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN · • opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren (artikel 3.1 lid 2 Wnb); - ten aanzien van
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN
Groningen, 14 maart 2019
Dossiernr. : K13638
Documentnr. : 2019-021874
Verzonden : 21 maart 2019
Aanvraag ontheffing
Het college van Gedeputeerde Staten heeft op 3 januari 2019 een aanvraag om een ontheffing
ontvangen voor isoleren van spouwmuren en daken van diverse woningen in de gemeenten Oldambt,
Oude Pekela, Ter Apel, Veendam, Vlagtwedde, Westerwolde en Winschoten. Aanvullingen daarop
zijn op 14 februari 2019 ontvangen;
De aanvraag is ingediend door Eco Reest BV namens Acanthus, Aquapark 7, 9641 PJ te Veendam;
BESLUIT:
Het college van Gedeputeerde Staten besluit;
I. op grond artikel 3.3 lid 1 en 4, artikel 3.8 lid 1 en 5 van de Wet natuurbescherming (Wnb)
- ten aanzien van huismus (Passer domesticus) en gierzwaluw (Apus apus) ontheffing te verle-
nen van het verbod op:
• opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren (artikel
3.1 lid 2 Wnb);
- ten aanzien van gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), ruige dwergvleermuis (Pi-
pistrellus nathusii) en laatvlieger (Eptesicus serotinus) ontheffing te verlenen van het verbod
op:
• opzettelijk verstoren (artikel 3.5 lid 2 Wnb);
• beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (artikel 3.5 lid 4 Wnb);
- ten aanzien van steenmarter (Martes foina) ontheffing te verlenen van het verbod op:
• opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen
(artikel 3.10 lid 1b Wnb);
II. dat de ontheffing geldt voor de periode vanaf de verzenddatum van dit besluit tot en met 1 februari
2024;
III. dat de volgende bijlagen deel uitmaken van dit besluit:
1. voorschriften;
2/21
2
2. overwegingen bij besluit;
3. de aanvraag van 3 december 2018, inclusief aanvullingen van 14 februari en 12 maart 2019
en bij de aanvraag gevoegde activiteitenplan "Eco Reest BV, 19 december 2018. Activiteiten-
plan bij ontheffingsaanvraag: verschillende adressen te Oost-Groningen. Projectnummer
182205".
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Groningen:
namens dezen:
A.J. Hoogerwerf
Hoofd van de afdeling Landelijk Gebied en Water
Deze brief is elektronisch aangemaakt en daarom niet ondertekend.
3/21
3
Toelichting
Wij verwijzen u naar de bijlage Overwegingen bij het Besluit voor nadere motivering.
Bezwaar
Als u het niet eens bent met dit besluit bestaat de mogelijkheid om binnen zes weken na
verzenddatum van deze brief een bezwaarschrift in te dienen. Meer informatie daarover vindt u op de
website van de provincie Groningen (https://www.provinciegroningen.nl/contact/klacht-over-de-
provincie/bezwaar-maken/). Als u overweegt een bezwaarschrift in te dienen, zouden wij het op prijs
stellen als u eerst contact met ons opneemt. Wellicht kunnen uw bezwaren door een toelichting van
ons worden weggenomen.
Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van dit besluit niet op. U kunt daarvoor een
verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de rechtbank. Een voorlopige voorziening is een
zelfstandige procedure. Meer informatie over het vragen van een voorlopige voorziening vindt u op
www.rechtspraak.nl.
Meer informatie
Wij vertrouwen er op dat voldoende duidelijk is welke voorwaarden aan dit besluit verbonden zijn.
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen naar telefoonnummer 050 - 316 48 89. U wordt dan
doorverbonden met een medewerker die uw vragen zal beantwoorden. Bij correspondentie over deze
brief verzoeken wij u het correspondentienummer te vermelden.
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:
Algemene voorschriften
1. Dit besluit is enkel van toepassing op huismus, gierzwaluw, gewone dwergvleermuis, ruige dwerg-
vleermuis, laatvlieger en steenmarter en op de beschreven verboden handelingen.
2. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor
zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven.
3. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met Provincie Groningen indien bij het
uitvoeren van de werkzaamheden van het project betreffende beschermde soort(en) of andere be-
schermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in
voorschrift 2 noodzakelijk zijn.
4. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of
haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De
ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de
juiste naleving van deze ontheffing.
5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van dit besluit en de bijbehorende
documenten op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden ge-
toond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
6. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een (ecologisch) logboek bij gehouden te wor-
den. Uit dit logboek moet aantoonbaar blijken wanneer en op welke wijze de hier beschreven
voorschriften zijn uitgevoerd. Dit logboek moet op verzoek worden getoond aan de daartoe be-
voegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
7. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend
is, bijgevoegd meldingsformulier in te vullen en ons toe te sturen, uiterlijk een week voorafgaand
aan de werkzaamheden.
Specifieke voorschriften
8. Alle maatregelen dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige1 op het ge-
bied van de soort waarvoor ontheffing is verleend.
9. Bij de planning van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de seizoenactivi-
teiten van de soort waarvoor ontheffing is verleend, om verstoring in de meest kwetsbare perioden
(zoals voortplanting en winterrust) te voorkomen. De genoemden perioden kunnen zowel eerder
als later beginnen en/of eindigen, afhankelijk van de meteorologische omstandigheden
voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden. De geschiktheid van de periode voor het
uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied
van de betreffende soort.
1 Provincie Groningen verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige:
- op HBO-, dan wel universitair niveau, een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of - op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de natuurwetgeving, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van
die soorten; en/of - als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus;
en/of - zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande
organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied); en/of
- zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
5/21
5
10. De hier beschreven voorschriften dienen in een ecologisch werkprotocol te worden opgenomen.
Dit ecologisch werkprotocol dient op de locatie aanwezig te zijn en dient onder betrokken werkne-
mers, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, bekend te zijn. Werkzaamhe-
den dienen conform dit protocol te worden uitgevoerd.
11. Er dient te worden gemonitord om de effectiviteit van de maatregelen te controleren. Een monito-
ringsplan dient voorafgaand aan de monitoring ter goedkeuring aan het bevoegd gezag voorge-
legd te worden. Een tussenrapportage dient jaarlijks in december aangeleverd te worden en een
eindrapport onmiddellijk na het afronden van de monitoring, drie jaar na de start van de werk-
zaamheden.
12. Alle maatregelen dienen als volgt te worden uitgevoerd zoals ook beschreven is in de aanvulling
van 14 februari 2019:
Huismus
Permanente voorzieningen 1. In de nieuwe situatie dienen vogelvides geplaatst aan de woningen waar de nesten van huis-
mussen zijn waargenomen. Per gevonden nest dient er 1 meter vogelvide geplaatst (met om de 50 cm. een nestlocatie), aan dezelfde zijde van de woning waar de huidige nestlocaties zich bevinden.
2. Een groene plus wordt gecreëerd door ter plaatse van de nestlocaties de vogelvides aan vul-len tot aan de gehele breedte van de desbetreffende woning.
3. Een groene plus ter plaatse van de te renoveren woningen in Vlagtwedde wordt aangevuld door het plaatsen van vogelvides in alle te renoveren woningen binnen het plangebied te Vlagtwedde.
Tijdelijke voorzieningen 1. Voor elke nestplaats die komt te vervallen wordt één meter vogelvide geplaatst in de directe
omgeving. Er worden in totaal minimaal vijftig meter vogelvide voor huismussen geplaatst, ex-clusief de nestlocaties te Vlagtwedde.
2. Voor elke nestplaats die komt te vervallen ter plaatse van de woningen te Vlagtwedde worden nestkasten opgehangen. In totaal worden er voor de woningen in Vlagtwedde 32 nestkasten opgehangen in de directe omgeving.
3. Hiervoor worden nestkasten gebruikt van Vivara Pro. De binnenmaat van deze kasten is 11,8 cm x 18 cm x 12,5 cm. De kasten zijn gemaakt van duurzaam materiaal (eco –plaat). De kas-ten zijn in december 2018 geplaatst.
4. Deze worden verdeeld over woningen ter plaatse, zoals weergegeven in onderstaande tabel:
Winschoten:
Heuvelstraat 3
Heuvelstraat 5
Heuvelstraat 7
Heuvelstraat 9
Veendam:
Straat Formosa 38
Straat Formosa 76
Straat Malakka 25
Straat Malakka 33
Straat Malakka 35
Straat Malakka 65
Straat Soenda 55
Straat Soenda 57
Straat Soenda 67
Continentenlaan 60
Continentenlaan 62
Continentenlaan 64
Continentenlaan 66
Continentenlaan 70
Continentenlaan 72
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117
Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117
Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
6/21
6
Ter Apel:
Mezenhof 2
Mezenhof 8
Mezenhof 27
Vlagtwedde:
Badweg 1
Badweg 3
Badweg 11
Badweg 13
Badweg 17
Badweg 19
Badweg 21
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24
Minimaal 10 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 10 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 4 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Nadat de renovatiewerkzaamheden zijn afgerond worden de tijdelijke voorzieningen weggehaald,
maar buiten het broedseizoen en de winterperiode.
Zorgvuldig handelen 1. De nestlocaties van huismus worden voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt ge-
maakt door het dichtzetten van de ruimte onder de dakpannen met vogelschroot. 2. Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen de plekken door deskundige ecoloog, na vast-
stellen afwezigheid van huismussen, vrijgegeven te worden. 3. Het broedseizoen van huismus loopt globaal van maart tot en met september. De werkzaam-
heden zijn gepland in het voorjaar van 2019. Derhalve worden de aanwezige nestlocaties voor de start van het broedseizoen dichtgezet. Waar huismus reeds met nestelen begonnen is, zal gewacht moeten worden tot na de broedperiode.
Gierzwaluw
Permanente voorzieningen 1. In de nieuwe situatie dienen inbouwstenen, geclusterd per vijf, geplaatst te worden aan de wo-
ningen waar de nesten van gierzwaluwen zijn waargenomen. Per gevonden nest word vijf in-bouwstenen geplaatst, aan de kopgevel van de woning, dan wel woningblok, waar de huidige nestlocaties zich bevinden.
2. Een groene plus wordt gecreëerd door ter plaatse van de complexen met nestlocaties de in-bouwkasten aan te vullen met vijf gierzwaluwpannen of externe gierzwaluwkasten ter plaatse van de desbetreffende woning.
Tijdelijke voorzieningen 1. Voor elke nestplaats die komt te vervallen worden vijf gierzwaluwkasten opgehangen aan wo-
ningen in de directe omgeving. Er worden in totaal minimaal 45 gierzwaluwkasten geplaatst. 2. Hiervoor worden kasten van het type NK GZ 08 gebruikt van Vivara Pro. De kasten zijn ge-
maakt van duurzaam materiaal. De kasten worden voor april 2019 geplaatst. 3. De kasten voldoen aan de richtlijnen van BIJ12 Kennisdocument gierzwaluw en worden ge-
plaatst onder de volgende voorwaarden:
• in groepjes bij elkaar aangeboden worden;
• zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke plek en bestaande nestplaatsen geplaatst worden;
• niet in de volle zon liggen: nestplaatsen bij voorkeur in de koele, schaduwrijke noord- en oostgevels aanbrengen in verband met de hitte die kan ontstaan in de kleine broedruimte. Als nestgelegenheden tussen 9 en 19 uur in de schaduw blijven onder bijvoorbeeld een dakrand, kunnen andere windrichtingen overwogen worden;
• voldoende (veilige) uitvliegruimte hebben: minimaal 1 meter breed en 3 meter diep, zon-der kans op verkeersslachtoffers. Dus geen platte daken, brede goten, balustraden, borst-weringen, bomen, vlaggenmasten e.d. die het aanvliegen bemoeilijken.
• Deze verblijfplaatsen moeten voldoen aan:
– een minimum bodemoppervlakte van 15 x 25 centimeter en een minimum hoogte van 13 centimeter;
– een invliegopening van maximaal 2 centimeter boven de bodem (van binnen gemeten);
7/21
7
– een invliegopening van 7 centimeter breed en maximaal 3,5 centimeter hoog
• de invliegopening asymmetrisch aangebracht, zodat er een donkere hoek in de nestgele-genheid ontstaat.
De voorzieningen zijn als volgt gepland:
Huidige
verblijfplaats(en)
Nieuwe verblijfplaats tijdelijk Nieuwe verblijfplaats permanent
Winschoten:
Heuvelstraat 15
Heuvelstraat 29
Oude Pekela:
A. Toncmanstraat 19
Veendam:
Straat Formosa 64
Straat Formosa 66
Straat Malakka 25
Straat Malakka 35
Straat Soenda 55
Continentenlaan 46
Groene plus:
Winschoten:
Heuvelstraat 15
Oude Pekela:
A. Toncmanstraat 19
Veendam:
Straat Malakka 35
5 nestkasten aan kopgevel Heuvelstraat 8
5 nestkasten aan kopgevel Heuvelstraat 30
5 nestkasten aan kopgevel A.
Toncmanstraat 21
5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 1
5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 41
5 nestkasten aan noordgevel complex
Boven Westerdiep
5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 81
5 nestkasten aan noordgevel complex
Boven Westerdiep
5 nestkasten aan de kopgevel Grote Belt 1
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in
kopgevel per oorspronkelijke woning
5 gierzwaluwpannen / vijf uitwendige
gierzwaluwkasten
5 gierzwaluwpannen / vijf uitwendige
gierzwaluwkasten
5 gierzwaluwpannen / vijf uitwendige
gierzwaluwkasten
Gewone- en ruige dwergvleermuis
Permanente voorzieningen 1. Er worden vier inbouwkasten geplaatst in de spouw van de kopgevels van de woningen, of bij
uitzondering (door ecologisch deskundige te bepalen) op de dichtstbijzijnde optimale locatie, waar verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn waarge-nomen.
2. Er wordt telkens gebruik gemaakt van één kast IB VL 01 (kast met inbouwsteen) in combinatie met drie kasten IB VL 02 (resulterende in volledig in de muur weg te werken geschakelde kast) van Vivara Pro (zoals weergegeven in figuur 5.2 van het activiteitenplan). Deze vier kas-ten worden aan elkaar geschakeld ingebouwd.
3. De inbouwkasten dienen functioneel te blijven voor vleermuizen. 4. De kasten direct onder de nok, maar op minimaal 3 meter hoogte geplaatst te worden. 5. Hierbij dient gelet te worden op een vrije in- en uitvliegroute. 6. De kasten worden geplaatst buiten het bereik van predatoren en buiten effecten van lichtver-
storing.
8/21
8
Overzicht van plaatsing permanente voorzieningen volgens geldende richtlijnen van BIJ12:
Huidige verblijfplaats(en) Permanente voorziening na werkzaamheden
Winschoten: Heuvelstraat 15 Oude Pekela: Anne Frankstraat 26 Anne Frankstraat 34 Abraham Toncmanstraat 19 Veendam: Mr. N.F. Wilkensstraat 107 Mr. N.F. Wilkensstraat 110
4 inbouwstenen aan de kopgevel Heuvelstraat 15 4 inbouwstenen kopgevel Anne Frankstraat 14 4 inbouwstenen kopgevel Anne Frankstraat 34 4 inbouwstenen aan de kopgevel Abraham Toncmanstraat 29 Indien mogelijk 8 (geplaatst per 4) inbouwstenen aan de zuidelijke gevels van desbetreffende woningen, anders in de kopgevel Leliestraat 58 of 46
Tijdelijke voorzieningen 1. Om de periode tijdens de uitvoer van de werkzaamheden te overbruggen worden per gevon-
den verblijfplaats tijdelijk vier uitwendige vleermuiskasten opgehangen van het type VK WS 07 vleermuizenkast van Vivara Pro.
2. De kasten zijn geplaatst aan de kopgevels van de woningen zo dicht mogelijk bij de aangetrof-fen verblijfplaatsen. De kasten dienen direct onder de nok, maar tenminste op 3 meter hoogte geplaatst te worden . Hierbij wordt er gelet op een vrije in- en uitvliegroute. De kasten dienen geplaatst te worden buiten het bereik van predatoren en buiten effecten van lichtverstoring
3. Deze kasten blijven in elk geval hangen totdat de renovatiewerkzaamheden gereed zijn. De kasten worden nadien vervangen door de bovengenoemde inbouwkasten. Wanneer de kasten worden verwijderd wordt eerst door een deskundige op het gebied van vleermuizen gecontro-leerd of de kast bewoond is. De kast wordt pas weggehaald als er geen vleermuizen meer in aanwezig zijn.
4. De datum van plaatsing gebeurt uiterlijk:
9/21
9
Huidige verblijfplaatsen Nieuwe tijdelijke verblijfplaats Uiterlijk geplaatst (maar in
overleg in principe vóór)
Winschoten:
Heuvelstraat 15
Oude Pekela:
Anne Frankstraat 26
Anne Frankstraat 34
Abraham Toncmanstraat 19
Veendam:
Mr. N.F. Wilkensstraat 107
Mr. N.F. Wilkensstraat 110
Straat Formosa 52
Straat Formosa 66
Straat Formosa 76
Continentenlaan 68
Continentenlaan 80
Continentenlaan 90
4 kasten aan de kopgevel Heuvelstraat 8
4 kasten aan de kopgevel Haanswijk 33
4 kasten aan de kopgevel Haanswijk 33
4 kasten aan de kopgevel A. Toncmanstraat 29
Samen 8 kasten (geplaatst per 4) aan de
kopgevel Leliestraat 58 of 46 of aan de
zuidelijke gevel A.G. Swartstraat 2
4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 79
4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 79
4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 39
4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21
4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21
4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21 of
Continentenlaan 43 of 55 of Kielerbocht 70
(afhankelijk van medewerking omwonende
particulieren)
half februari 2019
half februari 2019
half februari 2019
half april 2019
1 april 2019
1 april 2019
1 april 2019
1 april 2019
1 april 2019
half april 2019
1 april 2019
Zorgvuldig handelen 1. De vleermuisverblijfplaatsen worden, volgens de richtlijnen van de gewenningstijd, ongeschikt
gemaakt door het aanbrengen van exclusion flaps (minstens drie dagen voor de werkzaamhe-den met ten minste één nacht met temperaturen van minimaal 10 graden Celsius). Dit zal ge-beuren in ieder geval vanaf of na:
• half mei 2019 (zomer- / paarverblijfplaatsen ruige dwergvleermuis, • juli 2019 (zomerverblijfplaatsen gewone dwergvleermuis), • half augustus 2019 (paarverblijfplaatsen gewone dwergvleermuis) *.
* Daar de uitvoering van werkzaamheden relatief flexibel gepland kunnen worden, wordt de
uitvoering van de werkzaamheden ter plaatse van de woningen met paarverblijfplaatsen van
de gewone dwergvleermuis (desbetreffende woningblokken ter plaatse van complex 184a te
Winschoten en complex 222a te Oude Pekela) initieel gepland na de paarperiode (in najaar
2019). 2. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden dient de ecologisch deskundige vast te stellen dat
de verblijfplaats daadwerkelijk door vleermuizen verlaten is. Pas daarna mogen de werkzaam-heden van start gaan.
Laatvlieger
Permanente voorzieningen 1. De verblijfplaats van de laatvlieger wordt tijdig in de nieuwe situatie teruggebracht ter plaatse
van de verblijfplaats door een toegang en ruimte onder het dak te creëren / houden na reno-vatie.
2. De ruimte onder het dak wordt weer toegankelijk gemaakt door een toegang van minimaal 2 cm. onder de loodslab bij de schoorsteen. Bij de renovatiewerkzaamheden wordt tussen de nieuwe isolerende dakplaat en de afdekkende dakpannen enkele centimeters ruimte gelaten waardoor vleermuizen onder de dakpannen kruipen en de ruimte tussen de daklaag en dak-pannen over het hele dak kunnen bereiken.
10/21
10
Zorgvuldig handelen 1. De verblijfplaats van de laatvlieger dient uiterlijk in de maand april ongeschikt gemaakt te wor-
den door het aanbrengen van exclusion flaps (minstens drie dagen voor de werkzaamheden met ten minste één nacht met temperaturen van minimaal 10 graden Celsius).
2. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden dient de ecologisch deskundige vast te stellen dat de verblijfplaats daadwerkelijk door vleermuizen verlaten is. Pas daarna mogen de werkzaam-heden van start gaan.
Steenmarter 1. De ontheffinghouder zal bij de werkzaamheden aan de verblijfplaats van de steenmarter reke-
ning houden met de kwetsbare periode van de steenmarter (omdat het hier niet om een voort-plantingsverblijfplaats gaat, moet met name de winterperiode als kwetsbare periode gezien worden).
2. De ontheffinghouder dient voorafgaand aan de werkzaamheden een permanente alternatieve verblijfplaats aan te leggen voor de steenmarter. Het moment waarop de verblijfplaats volledig is aangelegd is uiterlijk eind februari 2019.
3. Dit gebeurt in de vorm van de aanleg van een marterhoop. De verblijfplaats wordt aangelegd met 9 stoeptegels als vloer, muurtjes van bakstenen (2-3 stenen hoog) en 9 stoeptegels als plafond. Minimaal twee in/uitgangen kunnen in de muurtjes worden uitgespaard. Daarbovenop komt een laag van minimaal 0,5-1 m takken of snoeiafval (hoe meer hoe beter). Het moet met natuurlijk materiaal, zoals blad, stro en dergelijke, gevuld worden. De marter-takkenhoop moet droog en vrij van tocht te zijn.
4. De verblijfplaats dient gerealiseerd te worden in het groen aangrenzend ten noorden van het plangebied t.p.v. de Anne Frankstraat te Oude Pekela.
Zorgvuldig handelen 1. De verblijfplaats van de steenmarter dient buiten de kwetsbare periode van steenmarter onge-
schikt gemaakt te worden. 2. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden dient de ecologisch deskundige vast te stellen dat
de verblijfplaats daadwerkelijk door steenmarter verlaten is. Pas daarna mogen de werkzaam-heden van start gaan.
Overige voorschriften
13. Indien blijkt dat de in dit besluit gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop
de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, zeker vier maanden voor het verstrijken van
deze termijn een nieuwe aanvraag indienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project.
14. Aanspreekpunt in het kader van dit besluit en de daaruit voortvloeiende voorschriften is het Loket,
[email protected]. U kunt ook contact opnemen met Afdeling Landelijk
Gebied en Water van de Provincie Groningen, Postbus 610, 9700 AP, Groningen.
Onderwerp: Verzoek om ontheffing in het kader van soortbescherming.
Activiteitenplan: "Eco Reest BV, 19 december 2018. Activiteitenplan bij
ontheffingsaanvraag: verschillende adressen te Oost-Groningen.
Projectnummer 182205"
Activiteit: Renovatiewerkzaamheden in het kader van groot onderhoud en
woningverbetering.
Plangebied: Diverse adressen, zoals weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Plangebied.
Plaats Complex Adres
Winschoten Complex 184a
Heuvelstraat 1 tot en met 15 (o) te Winschoten;
Heuvelstraat 29 tot en met 39 (o) te Winschoten;
Complex 189b Heemskerkstraat 1 tot en met 54 (o + e) te Winschoten;
Oude Pekela
Complex 219a Burgemeester van Weringstraat 103 tot en met 125 (o) te Oude Pekela;
Burgemeester van Weringstraat 97 en 99 te Oude Pekela;
Complex 222a
Abraham Toncmanstraat 1 tot en met 19 (o) te Oude Pekela;
Anne Frankstraat 12 tot en met 34 (e) te Oude Pekela;
Eltjenswijk 51 tot en met 69 (o) te Oude Pekela;
Veendam
Complex 236a Meester N.F. Wilkensstraat 109, 110, 111 en 112 te Veendam;
Complex 242a
Meester N.F. Wilkensstraat 101 tot en met 107 (o) te Veendam;
Meester N.F. Wilkensstraat 113 tot en met 119 (o) te Veendam;
Meester N.F. Wilkensstraat 102 tot en met 108 (e) te Veendam;
Meester N.F. Wilkensstraat 114 tot en met 120 (e) te Veendam;
Complex 260a
Straat Formosa 38 tot en met 76 (e) te Veendam;
Straat Malakka 25 tot en met 65 (o) te Veendam;
Straat Soenda 37 tot en met 67 (o) te Veendam;
Complex 260b Continentenlaan 46 tot en met 90 (e) te Veendam;
Ter Apel Complex 300a
Leeuwerik 1 tot en met 15 (o) te Ter Apel;
Leeuwerik 2 tot en met 12 (e) te Ter Apel;
Leeuwerik 22 tot en met 28 (e) te Ter Apel;
Mezenhof 11 tot en met 23 (o) te Ter Apel;
Mezenhof 27 tot en met 33 (o) te Ter Apel;
Mezenhof 37 tot en met 43 (o) te Ter Apel;
Mezenhof 2 tot en met 8 (e) te Ter Apel;
Mezenhof 14 tot en met 20 (e) te Ter Apel;
Vlagtwedde Complex 308a Badweg 1 tot en met 27 (o) te Vlagtwedde.
Geplande werkzaamheden: Met de geplande renovatie worden de woningen (beter)
geïsoleerd. Indien noodzakelijk worden windveren geplaatst of
vervangen. Bij de werkzaamheden wordt van buitenaf gewerkt
aan de woningen.
Planning van werkzaamheden: De start van de werkzaamheden staat gepland in het late voorjaar
en de zomer van 2019. Indien beschermde verblijf- of
nestplaatsen worden verstoord door de werkzaamheden, wordt
de start en planning van de werkzaamheden daar op aangepast.
12/21
12
Ontheffing is aangevraagd voor verwachte overtreding van de volgende verbodsbepalingen:
opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten,
rustplaatsen of eieren (artikel 3.1 lid 2 Wnb);
huismus en
gierzwaluw
opzettelijk verstoren (artikel 3.5 lid 2 Wnb); gewone dwergvleermuis,
ruige dwergvleermuis en
laatvlieger beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen
(artikel 3.5 lid 4 Wnb);
opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantingsplaatsen
of rustplaatsen (artikel 3.10 lid 1b Wnb);
steenmarter
2. Wettelijk kader
Artikel 1.11 Wnb Zorgplicht 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurge-bieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en plan-ten: a. dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel, b. indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of c. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt. Artikel 3.1 Wnb 1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als be-doeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen. 2. Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. 3. Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te heb-ben. 4. Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen. 5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke in-vloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Artikel 3.5 Wnb 1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. 3. Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen. 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen. Artikel 3.10 Wnb 1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden: a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen; b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen.
13/21
13
3. Alternatievenafweging
Het project is locatie specifiek. In paragraaf 5.7 van het activiteitenplan is redelijk aangetoond dat
geen andere bevredigende oplossing voorhanden is die minder ecologisch negatief effect heeft op
beschermde soorten. In deze situatie wordt met de gekozen locatie, planning, werkwijze en inrichting
(buiten de kwetsbare periode) schade aan aanwezige beschermde soorten voorkomen of zoveel
mogelijk beperkt.
4. Belangenafweging
De ontheffing is aangevraagd voor huismus en gierzwaluw in het belang van:
• volksgezondheid of de openbare veiligheid;
voor de vleermuizen en steenmarter in het belang van;
• volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar be-
lang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het mi-
lieu wezenlijke gunstige effecten;
Bovendien leidt deze activiteit tot de volgende groene plus:
Soort
Totaal aantal
verblijven of
nesten
BIJ12 mitigatie (tijdelijk (T)
kasten uitwendig vs.
permanent (P) inbouwkasten)
Groene plus (aanvulling op permanent)
Gewone- en ruige
dwergvleermuis 13
T: 52
P: 52
5 extra verblijven, elk bestaande uit 4
inbouwkasten = totaal 20 inbouwkasten
Laatvlieger 1
Aanpassingen aan dak en
ruimte houden voor en na
werkzaamheden.
Uitwijkmogelijkheden in ruime
mate in directe omgeving
-
Huismus 41
T: 25 meter vogelvide en 32
huismuskasten
P: 25 meter vogelvide en 32
huismuskasten
Aanvulling van vogelvide tot hele lengte van elk
genoemd adres.
Als voorbeeld, waar 1 meter vogelvide staat in
activiteitenplan ten behoeve van 1 nest, wordt
na werkzaamheden de vogelvide op dat adres
over gehele breedte geplaatst.
Dus bijvoorbeeld de woning aan de
Heuvelstraat 3 in Winschoten waar 1 origineel
nest is aangetroffen, heeft na de
werkzaamheden pakweg 6 meter vogelvide
(breedte woning) met 12 potentiële
nestlocaties.
Gierzwaluw 9 T: 45 uitbouwkasten
P: 45 inbouwstenen 15 extra inbouwkasten, dan wel pannen
Steenmarter 1
1 steenmarterhoop, gebouwd
volgens richtlijnen
Zoogdiervereniging
-
Dit tabel betreft een samenvatting. Qua insteek komt het hierop neer:
Vogels
Eén meter vogelvide zoals aangegeven, biedt twee nestlocaties voor huismussen (om de 50
centimeter een nestlocatie). Voor de mitigatie van de 41 huismuslocaties wordt 25 meter vogelvide
gebruikt (welke gelijkstaat aan 50 nestlocaties) en 32 nestkasten. Kortom 41 x mitigatiefactor 2 = 82
nestlocaties worden aangeboden. Dus 82 voor tijdelijke mitigatie. Permanent worden dus ook 82
nestlocaties aangeboden. Na de werkzaamheden komt het erop neer dat elke woning waar
14/21
14
huismusnesten zijn aangetroffen over de gehele lengte van het dak vogelvides heeft (met om de 50
centimeter een potentiële nestlocatie).
Vleermuizen
Eén aangetroffen verblijfplaats voor vleermuizen wordt tijdelijk gemitigeerd door vier gekoppelde
kasten (VK WS 07) op te hangen zo dicht mogelijk bij de originele verblijfplaats, maar buiten de
invloedssferen van de werkzaamheden.
Na de werkzaamheden aan de desbetreffende woning worden in de spouw de vier eerder genoemde
inbouwstenen geplaatst (IB VL 01 en IB VL 02). Aangezien deze ingemetseld worden, blijven dit de
permanente voorzieningen na de werkzaamheden.
Dus voor, tijdens en na de werkzaamheden worden door Acantus per vleermuisverblijfplaats in totaal
acht kasten/inbouwstenen gebruikt. Vier gekoppelde VK WS 07-kasten voor tijdelijk en vier
gekoppelde inbouwstenen als permanent na de werkzaamheden. Dit wordt gezien als wettelijk
minimum, nog zonder groene plus.
In het gehele plangebied zijn in totaal 13 verblijfplaatsen (zomerverblijven en paarverblijven)
aangetroffen, verdeeld over vier woonplaatsen. Als groene plus worden wederom inbouwstenen
gebruikt, omdat deze eerder geaccepteerd worden door de vleermuizen dan de buiten-aan-de-muur-
hangende kasten.
Dus allesomvattend voor bijvoorbeeld de Heuvelstraat in Winschoten wordt het dan:
• tijdelijke mitigatie 4 kasten; en
• na werkzaamheden 4 inbouwstenen permanent; en
• 4 inbouwstenen als groene plus.
Dus voor de enkele solitaire verblijfplaats worden door Acantus vier vleermuiskasten gebruikt en acht
inbouwstenen gedurende het volledige project.
Omdat acht van de in totaal 13 verblijfplaatsen over het hele plangebied, in Veendam bevinden,
worden twee van de vijf 'groene-plusverblijfplaatsen' in Veendam ingemetseld. Kortom in Veendam
De getallen die dus in dit tabel staan zijn totalen door Acantus gebruikt maar worden in de praktijk
volgens de voorschriften onderverdeeld ten behoeve van de situatie.
De geldende belangen zijn in paragraaf 5.7 van het activiteitenplan voldoende onderbouwd om de
negatieve effecten op beschermde soorten, die als gevolg van de uitvoering van de voorgenomen
activiteit zullen optreden, te rechtvaardigen, zeker in het licht van de te ontwikkelen groene plus.
5. Ecologische afweging
5.1 Huismus en gierzwaluw
Onderzoek
Aanwezigheid van huismus is tijdens het onderzoek op basis van landelijke protocollen en onder
begeleiding van ecologisch deskundigen voldoende nauwkeurig vastgesteld zoals beschreven in
hoofdstuk 4 van het activiteitenplan. Tijdens het nader onderzoek zijn er eenenveertig nestplaatsen
van huismussen en negen nestplaatsen van gierzwaluwen vastgesteld binnen de verschillende
onderzoeklocaties.
Negatieve effecten
De in de aanvraag omschreven ingreep heeft negatieve effecten op essentiële functies binnen het
plangebied voor huismus en gierzwaluw. De werkzaamheden hebben effect op de aangetroffen
nesten. Deze zullen in ieder geval tijdelijk weggenomen worden. Na de werkzaamheden komt er weer
15/21
15
voldoende nestgelegenheid voor terug. Daarnaast heeft de ingreep negatieve effecten op individuen
van deze soort.
Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te minimaliseren
Met de door u voorgestelde werkwijze, planning en inrichting en de in de aanvulling van 14 februari
2019 voorgestelde maatregelen worden de effecten zo veel mogelijk beperkt. Deze en andere
maatregelen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften. Globaal komt dit neer op het volgende:
• werken buiten de kwetsbare periode;
• aanbieden tijdelijke voorzieningen;
• verblijfplaatsen ongeschikt maken;
• aanbieden permanente voorzieningen;
• begeleiding van de werkzaamheden door ecologisch deskundige.
Overtreding verbodsbepalingen
De in de aanvraag genoemde verbodsbepalingen zullen als gevolg van de te verwachten negatieve
effecten overtreden worden. De voorgestelde mitigerende maatregelen dragen bij aan het
minimaliseren van deze negatieve effecten.
Gunstige staat van instandhouding
Door de uitvoering van de eerder genoemde maatregelen en de beschikbare (permanente)
alternatieven, inclusief de ecologische plus (zie belangenafweging), is zeker dat dit project niet zal
leiden tot negatieve effecten op de lokale populatie of de staat van instandhouding van de betreffende
soorten. Hierdoor is gegarandeerd dat de huidige populaties in stand kunnen blijven, en naar
verwachting gezien de ecologische plus kunnen toenemen in de toekomst. De gunstige staat van
instandhouding van huismus en gierzwaluw blijft hiermee gewaarborgd. Huismus Ooit was de huismus de meest algemene broedvogel van Nederland. De soort is de laatste decennia om onbekende reden in aantal vrij hard achteruit gegaan. Begin jaren tachtig van de 20e eeuw begon de afname, die in de beginjaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd in een landelijke afname van meer dan 50% van het aantal broedparen. Vermoedelijk is één van de oorzaken de afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen, dit in combinatie met een afgenomen voedselaanbod, minder dekking en een toename aan predatie. Sinds de eeuwwisse-ling lijkt de broedpopulatie zich te herstellen; het is nog onduidelijk of dit een structureel herstel is of dat het een tijdelijke opleving betreft (Kennisdocument Huismus, BIJ12 versie 1.0 2017).
Waarnemingen van de huismus komen in de directe omgeving van de complexen voor. In totaal telt
de NDFF tientallen (Veendam) tot nagenoeg geen (Oude Pekela en Ter Apel) waarnemingen binnen
een straal van circa 1 km in de afgelopen 10 jaar. Het betreft veelal waarnemingen van een enkel dier
en zelden groepen. Huismussen zijn verspreid binnen de bebouwde kom van voornamelijk Veendam
waargenomen..
Gierzwaluw
In 1994 bedroeg het aantal broedparen in Nederland 25.000 – 100.000. In 1998-2000 werd het aantal
broedparen geschat op 30.000-60.000. Het is niet mogelijk om een trend te destilleren uit de
informatie die verzameld is over de gierzwaluw. Het is een vogelsoort die zeer moeilijk te
inventariseren is. Daarbij komt dat vogelaars niet de neiging hebben in steden naar vogels te zoeken,
maar zich vooral op het buitengebied te concentreren. Zo is er geen duidelijkheid over omvang en
ontwikkeling van de Nederlandse broedpopulatie, en de sturende krachten hierachter
(Soortenstandaard Gierzwaluw, RVO 2014).
Eindoordeel ecologische afweging vogels
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de voorgestelde manier van werken de negatieve
effecten voorkomen of tot een voldoende minimum beperken. Gezien bovenstaande is het zeer
aannemelijk dat hiermee de gunstige staat van instandhouding van huismus en gierzwaluw voldoende
gewaarborgd blijft.
16/21
16
5.2 Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger
Onderzoek
Aanwezigheid van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger is tijdens het
onderzoek op basis van landelijke protocollen en onder begeleiding van ecologisch deskundigen
voldoende nauwkeurig vastgesteld zoals beschreven in hoofdstuk 4 van het activiteitenplan. Tijdens
de veldbezoeken van het nader onderzoek zijn er in totaal veertien verblijfplaatsen van in- en uit-
vliegende vleermuizen binnen de verschillende onderzoeklocaties vastgesteld. Het gaat om de
volgende verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger:
• Gewone dwergvleermuis: 2 paar- en 8 zomerverblijfplaatsen;
• Ruige dwergvleermuis: 1 paar- en 2 zomerverblijven
• Laatvlieger: 1 zomerverblijf
Voor een meer gedetailleerd verslag van het nader onderzoek wordt verwezen naar de nader
onderzoek vermeld in hoofdstuk 1.1 van het activiteitenplan.
Negatieve effecten
De in de aanvraag omschreven ingreep heeft negatieve effecten op essentiële functies binnen het
plangebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. De werkzaamheden
hebben effect op de aangetroffen veertien verblijfplaatsen binnen het directe plangebied. Deze zullen
weggenomen worden. Daarnaast heeft de ingreep negatieve effecten op individuen van deze soort.
Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te minimaliseren
Met de door u voorgestelde werkwijze, planning en inrichting en de in de aanvulling van 14 februari
2019 voorgestelde maatregelen worden de effecten zo veel mogelijk beperkt. Deze en andere
maatregelen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften. Globaal komt dit neer op het volgende:
• werken buiten de kwetsbare periode;
• aanbieden tijdelijke voorzieningen;
• verblijfplaatsen ongeschikt maken;
• aanbieden permanente voorzieningen;
• begeleiding van de werkzaamheden door ecologisch deskundige.
Het betreft alleen zomer- en paarverblijfplaatsen. Er zijn geen kraamverblijfplaatsen aangetroffen zo-
als weergegeven in het activiteitenplan. In Veendam komen op de acht aangetroffen verblijfplaatsen
(welke alle gemitigeerd worden met factor 4) acht extra verblijfplaatsen bij. Dus op de 8 aangetroffen
verblijfplaatsen in Veendam worden niet 32 maar 40 inbouwstenen geplaatst, steeds per koppels van
4 (1 invliegsteen met ruimte IB VL 01 + 3 hieraan gekoppelde inbouwstenen IB VL 02, om zodoende
door middel van vier verbonden ingebouwde stenen een grote ruimte te creëren.
Overtreding verbodsbepalingen
De in de aanvraag genoemde verbodsbepalingen zullen als gevolg van de te verwachten negatieve
effecten overtreden worden. De voorgestelde mitigerende maatregelen dragen bij aan het
minimaliseren van deze negatieve effecten.
Gunstige staat van instandhouding
Door de uitvoering van de eerder genoemde maatregelen en de beschikbare (permanente)
alternatieven, inclusief de ecologische plus (zie belangenafweging), is zeker dat dit project niet zal
leiden tot negatieve effecten op de lokale populatie of de staat van instandhouding van de betreffende
soorten. Hierdoor is gegarandeerd dat de huidige populaties in stand kunnen blijven, en naar
verwachting gezien de ecologische plus kunnen toenemen in de toekomst. De gunstige staat van
instandhouding van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger blijft hiermee
gewaarborgd.
Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen Nederland de meest voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel van de landelijke populatie die wordt geschat op 300.000 tot 600.000 dieren (Dietz et al., 2011). Uitwisseling tussen verschillende populaties vindt waarschijnlijk met name plaats in winterverblijfplaatsen (Dietz et al., 2011).
17/21
17
Recente waarnemingen in de directe omgeving van de onderzoeklocaties zijn lastig te vinden. De Na-tionale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt maximaal enkele tientallen (Oude Pekela) tot geen waar-nemingen (Vlagtwedde) in de omgeving van de onderzoeksgebieden binnen een afstand van circa één kilometer van de afgelopen 10 jaar. Het gebrek aan meer recente waarnemingen is mogelijk te verklaren door een gebrek aan systematisch onderzoek naar vleermuizen in de directe omgeving en / of registratie hiervan. Het is aannemelijk dat de gewone dwergvleermuizen die in de NDFF zijn waar-genomen onderdeel uitmaken van dezelfde populatie als de vleermuizen binnen de onderzoekloca-ties. Ruige dwergvleermuis De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar (wanneer ook de vrouw-tjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot 100.000 dieren. Er zijn geen gege-vens bekend over de trend in aantallen (Kennisdocument Ruige dwergvleermuis, versie 1.0 Juli 2017). De NDFF telt enkele tientallen tot geen waarnemingen van de ruige dwergvleermuis in de directe om-geving van de onderzoeksgebieden binnen een afstand van circa één kilometer van de afgelopen 10 jaar. Het gebrek aan meer waarnemingen is te verklaren door, naast een gebrek aan recent onder-zoek een gebrek aan waarnemingen. Het is aannemelijk dat de ruige dwergvleermuizen die in de NDFF zijn waargenomen onderdeel uitmaken van dezelfde populatie als de vleermuizen binnen de onderzoeklocaties. Laatvlieger De laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de landelijke populatie door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot 40.000 dieren. In de laatste periode zijn meer waarnemin-gen gedaan, maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in aantallen of verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde gegevens beschikbaar (Broekhuizen et al., 2016).
Recente waarnemingen binnen en in de directe omgeving van de onderzochte locaties zijn lastig te
vinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt enkele tot geen waarnemingen in de
omgeving van de onderzoeklocaties binnen een afstand van circa 1 kilometer in de afgelopen 10 jaar.
Het grootste deel van deze waarnemingen is gedaan in het noorden van Winschoten (langs het
Winschoterdiep), op iets meer dan een kilometer ten noorden van de onderzoeklocatie complex 189b
te Winschoten. In de omgeving van Veendam, waar de laatvlieger is waargenomen gedurende het
onderzoek, is de enige waarneming op ruim 700 meter afstand van complex 260a te Veendam. De
dieren die binnen de onderzoeklocatie zijn waargenomen maken naar verwachting deel uit van
dezelfde populatie.
Eindoordeel ecologische afweging vleermuizen
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de voorgestelde manier van werken de negatieve
effecten voorkomen of tot een voldoende minimum beperken. Gezien bovenstaande is het zeer
aannemelijk dat hiermee de gunstige staat van instandhouding van gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis en laatvlieger voldoende gewaarborgd blijft.
5.3 Steenmarter
Onderzoek
Gedurende de quickscan Wet natuurbescherming (Eco Reest bv rapportnummer 180603, d.d. 15 juni
2018) zijn geen geschikte openingen die als toegangsweg naar een verblijfplaats van steenmarters
kunnen dienen aangetroffen. Tevens zijn geen sporen aangetroffen of andere aanwijzingen die duiden
op de aanwezigheid van een steenmarter ter plaatse. Ten tijde van de vleermuisronde van 12 juli
2018 ter plaatse van complex 222a (Oude Pekela) is echter een steenmarter waargenomen, die
onder de woning leek weg te kruipen. Een verblijfplaats van de steenmarter kan volgens de
onderzoekers toch niet worden uitgesloten. In verder onderzoek is hier extra aandacht voor geweest,
maar zijn desondanks geen nieuwe aanwijzingen voor steenmarter vastgesteld. Zekerheidshalve
wordt de soort hier meegenomen in deze ontheffingaanvraag.
18/21
18
In het plangebied zijn geen voortplantingsplaatsen of aan verblijfplaatsen gerelateerde essentiële
foerageergebieden of andere functies vastgesteld. Het zou daarmee dus enkel gaan om een
rustplaats van één individu.
Negatieve effecten
De werkzaamheden hebben enkel negatieve effecten op individuen van deze soort. Bovendien is de
kans op deze negatieve effecten erg klein, maar niet geheel uit te sluiten. Door de werkzaamheden
gaat één vermoedelijke rustplaats van steenmarter verloren.
Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te minimaliseren
Met de door u voorgestelde werkwijze, planning en inrichting en de in de aanvulling van 14 februari
2019 voorgestelde maatregelen worden de effecten zo veel mogelijk beperkt. Deze en andere
maatregelen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften. Globaal komt dit neer op het volgende:
• begeleiding van de werkzaamheden door ecologisch deskundige.
Er is gekozen voor slechts één alternatieve verblijfplaats, omdat de oorspronkelijke verblijfplaats een
niet regelmatig gebruikte schuil-/rustplaats betreft en geen verblijfplaats die essentieel is voor de
voortplanting of de lokale populatie. Gezien de omgeving (mogelijkheden) in combinatie met de
marterhoop is de overtuiging dat de steenmarter (die slechts eenmaal is waargenomen) weinig tot
geen hinder zou moeten ondervinden. Een tweede marterhoop op waarschijnlijk grotere afstand zou
voor dit specifieke individu geen extra toegevoegde waarde hebben.
Overtreding verbodsbepalingen
De in de aanvraag genoemde verbodsbepaling zal als gevolg van de te verwachten negatieve
effecten overtreden worden. De voorgestelde mitigerende maatregelen dragen bij aan het
minimaliseren van deze negatieve effecten.
Gunstige staat van instandhouding
Er is een kennislacune betreffende exacte aantallen van de steenmarterpopulatie in Nederland.
Bekend is dat in de laatste decennia in vooral het noorden en oosten van het land de aantallen
groeien en steenmarters weer regelmatig voorkomen. De populatietrend lijkt in dat opzicht te
verbeteren (Broekhuizen et al., 2016). De enorme toename van de steenmarterpopulatie sinds 1990
laat zien dat de kwaliteit van het landschap geen beperkende factor is. De referentiewaarde van het
ijkjaar 1990 wordt voor de kwaliteit van het leefgebied anno 2018 ruimschoots gehaald. In relatie tot
de onderzoeklocatie met een steenmarterwaarneming, zijn er in de afgelopen tien jaar negen
waarnemingen geregistreerd in de NDFF in de gehele plaats Oude Pekela. Hiervan zijn een drietal
waarnemingen gedaan in 2018 in een betrekkelijk kort tijdsbestek (3 maanden) op circa 400 à 500
meter afstand van de onderzoeklocatie. Het valt niet uit te sluiten dat het bij de waargenomen
steenmarter en de steenmarterwaarnemingen in de NDFF om hetzelfde exemplaar gaat daar zowel
mannelijke als vrouwelijke steenmarter sterk territoriaal gedrag vertonen. Een territorium bestaat
doorgaans tussen de 80 en 700 hectare, waarin de steenmarter een veelvoud (tientallen) aan schuil-
en verblijfplaatsen heeft (zoogdierenvereniging, 2018).
Door de uitvoering van de eerder genoemde maatregelen en de beschikbare (permanente)
alternatieven en de reeds gunstige staat van instandhouding van steenmarter, is zeker dat dit project
niet zal leiden tot negatieve effecten op de lokale populatie of de staat van instandhouding van de
betreffende soort. Hierdoor is gegarandeerd dat de huidige populatie in stand kan blijven. De gunstige
staat van instandhouding van steenmarter blijft hiermee gewaarborgd.
Eindoordeel ecologische afweging steenmarter
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de voorgestelde manier van werken de negatieve
effecten op steenmarter voorkomen of tot een voldoende minimum beperken. Gezien bovenstaande is
het zeer aannemelijk dat hiermee de gunstige staat van instandhouding van steenmarter voldoende
gewaarborgd blijft.
19/21
19
6. Conclusie
Met de aangeleverde gegevens is de aanvraag ontvankelijk gebleken om te kunnen beoordelen.
Op basis van de ingediende aanvraag kan gesteld worden dat de alternatievenafweging voor deze
activiteit in dit plangebied voldoende is onderbouwd en het belang van de activiteit voldoende is
aangetoond. Met de maatregelen zoals uitgewerkt in de voorschriften wordt het effect als gevolg van
de geplande activiteit in het plangebied voldoende beperkt en blijft de gunstige staat van
instandhouding van gewone dwergvleermuis gewaarborgd.
Om de activiteit uit te voeren is een ontheffing nodig van verbodsbepalingen zoals in de volgende
tabel weergegeven.
Omdat geen afbreuk gedaan wordt aan het streven de soorten in een gunstige staat van
instandhouding te brengen of te houden, is de aanvraag voor ontheffing:
voor de volgende soort voor artikel 3.1 lid
21
voor artikel 3.5 lid
2 en 42
voor artikel 3.10
lid 1b3
huismus
(Passer domesticus) toegekend nvt nvt
gierzwaluw
(Apus apus) toegekend nvt nvt
gewone dwergvleermuis
(Pipistrellus pipistrellus) nvt toegekend nvt
ruige dwergvleermuis
(Pipistrellus nathusii) nvt toegekend nvt
laatvlieger
(Eptesicus serotinus) nvt toegekend nvt
steenmarter
(Martes foina) nvt nvt toegekend
1Het betreft de verbodsbepalingen: lid 2, opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren; 2Het betreft de verbodsbepalingen: lid 2, opzettelijk verstoren; lid 4, beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen; 4Het betreft tot de verbodsbepalingen: lid 1b, opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen;
Daarom verlenen wij, Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, een ontheffing in het kader
van de Wet natuurbescherming. Dit besluit geeft ontheffing voor de soorten en verbodsbepalingen
zoals is weergegeven in bovenstaande tabel. De activiteit kan daarmee in het omschreven plangebied
binnen de ontheffingperiode en met inachtneming van de voorschriften gerealiseerd worden.
20/21
20
7. Consequenties
Wat u verder kunt verwachten
Bij besluit tot ontheffingverlening is het toegestaan de werkzaamheden uit te voeren zoals in de
aanvraag uiteengezet is, voor plangebied en periode zoals omschreven in het besluit.
U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.
Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te
verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van
aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te
voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Voor het broedseizoen
wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Van belang is
of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats
het gehele jaar gebruiken zijn jaarrond beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke verblijfplaatsen
is te allen tijde een ontheffing vereist.
Wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden verbodsbepalingen overtreden worden ten aanzien
van andere soorten dan die waarop het besluit van toepassing is, dient u de werkzaamheden stil te
leggen en aanvullend ontheffing voor deze soorten aan te vragen.
Meldingsformulier 'Start werkzaamheden'
Loket
Wettelijk domein Wet natuurbescherming, soorten
Gebieden Niet gebiedsgebonden
Ontheffing Eenmalig
Dossiernummer KIWI K13638
Documentnummer
Locatienummer Squit
Contactpersoon
Bedrijfsnaam
Contactpersoon
Adres
Postcode en woonplaats
Telefoonnummer vast
Telefoonnummer mobiel
Emailadres
Gegevens project
Projectnaam
Locatie werkzaamheden
Startdatum werkzaamheden
Einddatum werkzaamheden
Overzicht planning werkzaamheden
Versturen aan
Dit formulier dient zodra de aanvang van het werk bekend is per mail te worden ingediend bij
de provincie Groningen, maar minimaal 7 dagen van te voren, naar
[email protected] onder vermelding van; 'Meldingsformulier Wnb soorten Start
Bijlage 1 Regionale ligging onderzoekslocatie Bijlage 2 Onderzoekslocaties Bijlage 3 Nest- en verblijfplaatsen en mitigatie Bijlage 4 Natuurwetgeving
Onze rapportage is opgezet in kleur, om het u bij het lezen van het digitale document visueel aantrekkelijk te maken. Uiteraard kan het document ook op papier worden afgedrukt, waarbij we willen wijzen op de mogelijkheid om het document in zwart-wit af te drukken om kosten en toner te besparen.
Pagina 5 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling
Acantus is voornemens de woningen in de plangebieden te renoveren en te isoleren. Naar aanleiding van de voorgenomen werkzaamheden is nader onderzoek naar vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen uitgevoerd. Hieruit bleek dat in een aantal woningen verblijfplaatsen van vleermuizen en / of nestplaatsen van huismussen en gierzwaluwen aanwezig zijn. Omdat deze verblijf- en nestplaatsen bij de werkzaamheden komen te vervallen is een ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming. De resultaten van het nader onderzoek ter plaatse van de verschillende onderzoekslocaties zijn per plaats weergegeven in:
• Eco Reest rapportnummer 180965, d.d. 23 november 2018 (Winschoten);
• Eco Reest rapportnummer 181173, d.d. 29 november 2018 (Vlagtwedde). Doel van voorliggend activiteitenplan is het beschrijven van de voorgenomen ingreep en de mitigerende maatregelen die worden genomen om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden te mitigeren of te compenseren.
1.2 Kwaliteitsborging
Eco Reest streeft ernaar een zo hoog mogelijke kwaliteit van onderzoek te leveren.
Eco Reest Holding BV is gecertificeerd volgens “NEN-EN-ISO 9001:2015”, voor het geven van milieukundig advies in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en gebouwen met inbegrip van de uitvoering van gerelateerde onderzoeksactiviteiten op het gebied van bodemonderzoek en -sanering, ecologie, asbestinventarisaties, sloopbegeleiding, bouwkundige opnames en energieprestatie advies. Eco Reest is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Als aangesloten adviesbureau zorgen we samen met de andere leden voor een betere borging van kwaliteit in de uitvoering van ecologisch onderzoek.
Naast kwaliteit is onafhankelijkheid van groot belang om onze opdrachtgever van dienst te zijn met het beste advies voor zijn vraagstuk. Wij merken dan ook op dat er geen functionele relatie bestaat tussen opdrachtgever en Eco Reest BV, hetgeen betekent dat het advies van Eco Reest onafhankelijk is van de belangen van de opdrachtgever en derden. Eco Reest BV is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus en maakt gebruik van een overkoepelende ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 9 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse soorten (ontheffing ff/75a/2014/061, geldig tot 16 maart 2020). Deze ontheffing van de Flora- en faunawet is ook geldig onder de huidige Wet natuurbescherming. Conform de eisen uit onze ethische code behandelt Eco Reest BV alle gegevens vertrouwelijk, waarvan wij kennisnemen als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden, behoudens in geval van wettelijke verplichtingen.
Pagina 6 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de onderzoekslocatie besproken. In hoofdstuk wordt de 3 voorgenomen ingreep behandeld. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de functie van het onderzoeksgebied voor beschermde soorten. De voorgestelde mitigerende maatregelen worden beschreven in hoofdstuk 5. Afgesloten wordt met een overzicht van geraadpleegde bronnen.
Pagina 7 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
2. Onderzoekslocaties
In dit hoofdstuk worden de onderzoekslocaties beschreven en weergegeven.
2.1 Beschrijving onderzoekslocaties
De onderzoekslocaties zijn verdeeld over vijf verschillende plaatsen, gelegen in Oost-Groningen. De onderzoeklocaties liggen in Winschoten, Oude Pekela, Veendam, Ter Apel en Vlagtwedde en betreffen de onderstaande complexen met even (e) en / of oneven (o) adressen:
Complex 184a
• Heuvelstraat 1 tot en met 15 (o) te Winschoten;
• Heuvelstraat 29 tot en met 39 (o) te Winschoten;
Complex 189b
• Heemskerkstraat 1 tot en met 54 (o + e) te Winschoten;
Complex 219a
• Burgemeester van Weringstraat 103 tot en met 125 (o) te Oude Pekela;
• Burgemeester van Weringstraat 97 en 99 te Oude Pekela;
Complex 222a
• Abraham Toncmanstraat 1 tot en met 19 (o) te Oude Pekela;
• Anne Frankstraat 12 tot en met 34 (e) te Oude Pekela;
• Eltjenswijk 51 tot en met 69 (o) te Oude Pekela;
Complex 236a
• Meester N.F. Wilkensstraat 109, 110, 111 en 112 te Veendam;
Complex 242a
• Meester N.F. Wilkensstraat 101 tot en met 107 (o) te Veendam;
• Meester N.F. Wilkensstraat 113 tot en met 119 (o) te Veendam;
• Meester N.F. Wilkensstraat 102 tot en met 108 (e) te Veendam;
• Meester N.F. Wilkensstraat 114 tot en met 120 (e) te Veendam;
Complex 260a
• Straat Formosa 38 tot en met 76 (e) te Veendam;
• Straat Malakka 25 tot en met 65 (o) te Veendam;
• Straat Soenda 37 tot en met 67 (o) te Veendam;
Complex 260b
• Continentenlaan 46 tot en met 90 (e) te Veendam;
Complex 300a
• Leeuwerik 1 tot en met 15 (o) te Ter Apel;
• Leeuwerik 2 tot en met 12 (e) te Ter Apel;
• Leeuwerik 22 tot en met 28 (e) te Ter Apel;
• Mezenhof 11 tot en met 23 (o) te Ter Apel;
• Mezenhof 27 tot en met 33 (o) te Ter Apel;
• Mezenhof 37 tot en met 43 (o) te Ter Apel;
• Mezenhof 2 tot en met 8 (e) te Ter Apel;
• Mezenhof 14 tot en met 20 (e) te Ter Apel;
Complex 308a
• Badweg 1 tot en met 27 (o) te Vlagtwedde.
Pagina 8 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
De overzichtsfoto’s van de onderzoekslocaties zijn weergegeven in bijlage 2. De onderzoekslocaties en directe omgeving worden als volgt omschreven:
Winschoten Complex 184a
• Heuvelstraat 1 tot en met 15 (oneven)
• Heuvelstraat 29 tot en met 39 (oneven) Complex 184a bevindt zich binnen de bebouwde kom van Winschoten en bestaat uit twee woningblokken aan de Heuvelstraat. De voortuinen van de woningen zijn grotendeels tot volledig verhard en hier en daar voorzien van lage begroeiing. De woonerven en tuinen worden in veel gevallen van elkaar gescheiden door middel van een lage heg. Binnen de onderzoekslocatie staan enkele vrijstaande bomen. Ten oosten van het gebied ligt een kleine begraafplaats die wordt omringt door verschillende boomsoorten. Complex 189b
• Heemskerkstraat 1 tot en met 54 (oneven + even) Het onderzoeksgebied aan de Heemskerkstraat bestaat uit een appartementencomplex binnen de bebouwde kom van Winschoten. Het complex is voorzien van een plat dak en grenst aan een parkeerplaats van cultureel centrum De Klinker en een aantal supermarkten. Rondom het complex bevinden zich smalle grasstroken met hier en daar een lage heg en (achter-)tuintjes van de woningen op de begane grond.
Oude Pekela Complex 219a
• Burgemeester van Weringstraat 97 en 99
• Burgemeester van Weringstraat 103 tot en met 125 (oneven) Het onderzoeksgebied aan de Burgemeester van Weringsstraat bevindt zich binnen de bebouwde kom en bestaat uit drie woningblokken (twee blokken met zes woningen en één blok met drie woningen). De hoekwoningen zijn voorzien van een overstek aan de kopgevels. De voortuinen van de woningen zijn voornamelijk verhard met wat lage begroeiing. Een aantal tuinen wordt omringd door een lage tot middelhoge heg. Rondom de onderzoekslocatie zijn verscheidende grasvelden aanwezig met hier en daar een boom (algemene soorten).
Complex 222a
• Abraham Toncmanstraat 1 tot en met 19 (oneven)
• Anne Frankstraat 12 tot en met 34 (even)
• Eltjenswijk 51 tot en met 69 (oneven) Complex 222a bestaat uit drie woningblokken verspreid over drie verschillende straten. De woningen op de begane grond zijn voorzien van een voor- en achtertuin (verhard met wat lage begroeiing of bestaande uit gras). Rondom de complexen zijn verschillende watergangen aanwezig en wordt het groen voornamelijk gevormd door grasvelden, bosschages en struikgewassen.
Pagina 9 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Veendam Complex 236a
• Meester N.F. Wilkensstraat 109 tot en met 112 (oneven + even) Complex 242a
• Meester N.F. Wilkensstraat 101 tot en met 107 (oneven)
• Meester N.F. Wilkensstraat 113 tot en met 119 (oneven)
• Meester N.F. Wilkensstraat 102 tot en met 108 (even)
• Meester N.F. Wilkensstraat 114 tot en met 120 (even) De woningen aan de Meester N.F. van Wilkensstraat bevinden zich binnen de bebouwde kom van Veendam. De onderzoekslocatie bestaat uit twee-onder-één-kap woningen (complex 236a) en vier blokken met rijtjeswoningen (complex 242a, vier woningen per woningblok). De woningen zijn voorzien van een overstek tussen de gevels en dakranden. De voortuinen van de woningen zijn voorzien van lage begroeiing en zijn (groten)deels verhard. Aan het einde van de straat bevindt zich ten noordwesten van de onderzoekslocatie een watergang, aangrenzende gazons en verschillende (al dan niet solitaire) bomen. Complex 260a
• Straat Formosa 38 tot en met 76 (even)
• Straat Malakka 25 tot en met 65 (oneven)
• Straat Soenda 37 tot en met 67 (oneven) De woningen behorende tot het plangebied van de Straat Formosa, Malakka en Soenda te Veendam bestaan uit verschillende blokken met rijtjeshuizen. De woningblokken liggen dicht bij elkaar, binnen de bebouwde kom van Veendam. Het aantal woningen verschilt per woningblok (kleinste blok bestaat uit vier, grootste uit tien woningen). De hoekwoningen zijn voorzien van een overstek aan de kopgevels. De voortuinen van de woningen verschillen sterk (volledig verhard, half verhard of alleen voorzien van gras). De half verharde tuinen zijn voorzien van lage begroeiing van cultivarsoorten. Binnen de onderzoekslocatie van complex 260a bevinden zich verschillende grasvelden met speeltoestellen voor kinderen. Op de grasvelden zijn enkele bomen aanwezig (algemene soorten). Complex 260b
• Continentenlaan 46 tot en met 90 (even) De onderzoekslocatie aan de Continetenlaan bestaat uit vier verschillende woningblokken binnen de bebouwde kom van Veendam. De woningblokken bestaan uit vijf of zes woningen per blok. De hoekwoningen zijn voorzien van een overstek aan de zijgevels. De voortuinen van de woningen zijn grotendeels tot volledig verhard met lage begroeiing. Langs de Continentenlaan is een brede grasstrook aanwezig met een aantal geknotte bomen.
Pagina 10 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Ter Apel Complex 300a
• Leeuwerik 1 tot en met 15 (oneven)
• Leeuwerik 2 tot en met 12 (even)
• Leeuwerik 22 tot en met 28 (even)
• Mezenhof 11 tot en met 23 (oneven)
• Mezenhof 27 tot en met 33 (oneven)
• Mezenhof 37 tot en met 43 (oneven)
• Mezenhof 2 tot en met 8 (even)
• Mezenhof 14 tot en met 20 (even) De woningen behorende tot complex 300a bevinden zich binnen de bebouwde kom van Ter Apel. De onderzoekslocatie bestaat uit negen woningblokken waarbij de hoekwoningen zijn voorzien van een overstek aan de kopgevels. De tuinen variëren sterk in de hoeveelheid begroeiing (van volledig verharde tuinen tot deels verharde tuinen met lage tot middelhoge begroeiing). Een aantal voortuinen bestaan uitsluitend uit gras. Ten noorden en oosten van de woningen aan de Leeuwerik ligt een bosperceel. Ten westen van complex 300a bevindt zich een zwemplas en openbaar zwembad. Zodoende heeft de nabije omgeving van complex 300a een zeer groen karakter.
Vlagtwedde Complex 308a
• Badweg 1 tot en met 27 (oneven) Complex 308a bevindt zich binnen de bebouwde kom van Vlagtwedde en bestaat uit twee-onder-één-kap woningen. De voortuinen behorende tot deze woningen zijn voorzien van lage tot middelhoge begroeiing (veelal gras en cultivarsoorten). De achtertuinen zijn deels verhard met veel gras, bosschage en heggen. Een aantal tuinen bestaat uitsluitend uit grasveld. Tussen de woningen en de openbare weg bevinden zich grasstroken met verscheidene laanbomen. Ten oosten van het complex bevindt zich een gebied met watergangen, gazons en bosschages van vakantiepark Emslandermeer en golfclub Westerwolde.
Pagina 11 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
3. Voorgenomen ingreep
Aanleiding tot het onderzoek zijn de benodigde energetische maatregelen aan de woningen ter plaatse van de onderzoeksterreinen. De energetische maatregelen bestaan uit renovatiewerkzaamheden in het kader van groot onderhoud en woningverbetering. Hierbij worden de woningen (beter) geïsoleerd door isolatiemateriaal (isolatieparels) toe te voegen / te vervangen / te herstellen in de spouwmuren, en extra isolatiematerialen toe te voegen of vervangen aan de daken. Indien noodzakelijk worden windveren geplaatst of vervangen. Bij de werkzaamheden wordt van buiten gewerkt aan de woningen. De start van de werkzaamheden staat gepland in het late voorjaar en de zomer van 2019. Indien beschermde verblijf- of nestplaatsen worden verstoord door de werkzaamheden, wordt de start en planning van de werkzaamheden daar op aangepast.
Pagina 12 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
4. Functie van het plangebied voor beschermde soorten
In dit hoofdstuk worden de soortgroepen ieder apart behandeld. Per complex en locatie zijn de waarnemingen aangegeven in een tabel en in een figuur.
4.1 Vleermuizen
Het onderzoek is uitgevoerd conform de bepalingen uit de meest recente versie van het Vleermuisprotocol (versie 2017). Met behulp van een batdetector D240x is de aanwezigheid van (kraam- zomer- of paar-) verblijfplaatsen van vleermuizen in de bebouwing in beeld gebracht. Analyse van opgenomen vleermuisgeluiden heeft, waar nodig, plaatsgevonden met behulp van het programma Wavesurfer of Batsound. Hierbij is met behulp van sonogrammen het in het veld opgenomen geluid op soort gedetermineerd. Tijdens de veldbezoeken van het nader onderzoek zijn er veertien verblijfplaatsen van in- en uitvliegende vleermuizen binnen de verschillende onderzoekslocaties vastgesteld. Het gaat om verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis en de laatvlieger. Voor een meer gedetailleerd verslag van het nader onderzoek wordt verwezen naar de nader onderzoeksrapporten vermeld in hoofdstuk 1.1. Onderstaande tabel 4.1. geeft aan welke soorten er zijn waargenomen en hoe ze zijn weergegeven in de opvolgende tabellen en figuren in dit activiteitenplan:
- blauw staat voor een verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. - groen staat voor een verblijfplaats van de ruige dwergvleermuis. - geel staat voor een verblijfplaats van de laatvlieger. - oranje staat voor een nest van de huismus. - paars staat voor een nest van de gierzwaluw.
In de tabellen 4.2 tot en met 4.7 staan de waarnemingen per locatie weergegeven. In de figuren 4.1 tot en met 4.6 zijn bovengenoemde waarnemingen op kaarten aangegeven met een gekleurde stip. Bij adressen, complexen en datums die niet genoemd worden zijn geen verblijfplaatsen of andere ontheffingsplichtige situaties aangetroffen. Tabel 4.1. Legenda waargenomen soorten met verblijfplaatsen of nesten binnen de onderzoekslocaties.
Soort Afkorting Kleur
Gewone dwergvleermuis GD
Ruige dwergvleermuis RD
Laatvlieger LV
Huismus HM
Gierzwaluw GZ
Pagina 13 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Tabel 4.2. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 184a te Winschoten.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
8 oktober 1 Heuvelstraat 15 1 gewone dwergvleermuis
Paarverblijfplaats
Figuur 4.1. Aangetroffen verblijfplaats van gewone dwergvleermuis t.p.v. complex 184a te Winschoten (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.3. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 222a te Oude Pekela.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
12 juli 1 Anne Frankstraat 26 1 gewone dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
28 augustus
1 Anne Frankstraat 34 1 gewone dwergvleermuis
Paarverblijfplaats
1 Abraham Toncmanstraat 19
1 ruige dwergvleermuis
Paarverblijfplaats
17 september
1 Abraham Toncmanstraat 19
5 ruige dwergvleermuizen
Paarverblijfplaats
Figuur 4.2. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 222a te Oude Pekela (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Pagina 14 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Tabel 4.4. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 236a en 242a te Veendam.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
8 juni 1
Meester N.F. Wilkensstraat 107
2 gewone dwergvleermuizen
Zomerverblijfplaats
1 Meester N.F. Wilkensstraat 110
1 ruige dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
Figuur 4.3. Aangetroffen vleermuisverblijfplaatsen t.p.v. complex 236a en 242a te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.5. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 260a te Veendam.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
4 juni 1 Straat Formosa 52 1 gewone dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
9 juli 1 Straat Formosa 66 1 gewone dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
2 Straat Formosa 76
1 gewone dwergvleermuis en 1 laatvlieger
Beiden zomerverblijfplaats
Pagina 15 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.4. Aangetroffen vleermuisverblijfplaatsen t.p.v. complex 260a te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.6. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 260b te Veendam.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
12 juni
1 Continentenlaan 68 1 gewone dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
1 Continentenlaan 80 1 ruige dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
13 juli 1 Continentenlaan 90 8 gewone dwergvleermuizen
Zomerverblijfplaats
Figuur 4.5. Aangetroffen vleermuisverblijfplaatsen t.p.v. complex 260b te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Pagina 16 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Tabel 4.7. Aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen t.p.v. complex 308a te Vlagtwedde.
Datum (2018)
Aantal locaties
Adres Waarneming Typen verblijfplaats
26 juni 1 Badweg 11 1 gewone dwergvleermuis
Zomerverblijfplaats
Figuur 4.6. Aangetroffen vleermuisverblijfplaats t.p.v. complex 308a te Vlagtwedde (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
4.2 Staat van instandhouding vleermuizen
Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen Nederland de meest voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel van de landelijke populatie die wordt geschat op 300.000 tot 600.000 dieren (Dietz et al., 2011). Uitwisseling tussen verschillende populaties vindt waarschijnlijk met name plaats in winterverblijfplaatsen (Dietz et al., 2011). Recente waarnemingen in de directe omgeving van de onderzoekslocaties zijn lastig te vinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt maximaal enkele tientallen (Oude Pekela) tot geen waarnemingen (Vlagtwedde) in de omgeving van de onderzoeksgebieden binnen een afstand van circa één kilometer van de afgelopen 10 jaar. Het gebrek aan meer recente waarnemingen is mogelijk te verklaren door een gebrek aan systematisch onderzoek naar vleermuizen in de directe omgeving en / of registratie hiervan. Het is aannemelijk dat de gewone dwergvleermuizen die in de NDFF zijn waargenomen onderdeel uitmaken van dezelfde populatie als de vleermuizen binnen de onderzoekslocaties. Ruige dwergvleermuis De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar (wanneer ook de vrouwtjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot 100.000 dieren. Er zijn geen gegevens bekend over de trend in aantallen (Kennisdocument Ruige dwergvleermuis, versie 1.0 Juli 2017). De NDFF telt enkele tientallen tot geen waarnemingen van de ruige dwergvleermuis in de directe omgeving van de onderzoeksgebieden binnen een afstand van circa één kilometer van de afgelopen 10 jaar. Het gebrek aan meer waarnemingen is te verklaren door, naast een gebrek aan recent onderzoek een gebrek aan waarnemingen. Het is aannemelijk dat de ruige dwergvleermuizen die in de NDFF zijn waargenomen onderdeel uitmaken van dezelfde populatie als de vleermuizen binnen de onderzoekslocaties.
Pagina 17 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Laatvlieger De laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de landelijke populatie door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot 40.000 dieren. In de laatste periode zijn meer waarnemingen gedaan, maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in aantallen of verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde gegevens beschikbaar (Broekhuizen et al., 2016). Recente waarnemingen binnen en in de directe omgeving van de onderzochte locaties zijn lastig te vinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt enkele tot geen waarnemingen in de omgeving van de onderzoekslocaties binnen een afstand van circa 1 kilometer in de afgelopen 10 jaar. Het grootste deel van deze waarnemingen is gedaan in het noorden van Winschoten (langs het Winschoterdiep), op iets meer dan een kilometer ten noorden van de onderzoekslocatie complex 189b te Winschoten. In de omgeving van Veendam, waar de laatvlieger is waargenomen gedurende het onderzoek, is de enige waarneming op ruim 700 meter afstand van complex 260a te Veendam. De dieren die binnen de onderzoekslocatie zijn waargenomen maken naar verwachting deel uit van dezelfde populatie.
4.3 Huismussen
Binnen de verschillende onderzoekslocaties zijn huismussen onderzocht conform de eisen uit het Soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie juli 2017). Deze soortenstandaard schrijft voor dat er twee veldbezoeken in de periode van 1 april tot en met 20 juni dienen te worden gedaan. Deze veldbezoeken moeten tijdens ochtenden met droge weeromstandigheden worden uitgevoerd. Voor een meer gedetailleerd verslag van het nader onderzoek wordt verwezen naar de nader onderzoeksrapporten vermeld in hoofdstuk 1.1. Tijdens het nader onderzoek zijn er eenenveertig nestplaatsen van huismussen vastgesteld binnen de verschillende onderzoekslocaties. Deze waarnemingen van nestplaatsen zijn weergegeven in de tabellen 4.8 tot en met 4.12. In de figuren 4.7 tot en met 4.11 zijn de waarnemingen op kaart weergegeven. Deze waarnemingen staan ook in de tabellen weergegeven op datum. Tabel 4.8. Aangetroffen nestlocaties van huismussen t.p.v. complex 184a te Winschoten.
Bezoek Datum
(2018)
Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 11 april Heuvelstraat 7 1 nest Onder nokpan
2 18 mei Heuvelstraat 3 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Heuvelstraat 5 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Heuvelstraat 9 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Pagina 18 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.7. Aangetroffen huismusnesten t.p.v. complex 184a te Winschoten (bron achtergrondkaart: ArcGIS). Tabel 4.9. Aangetroffen nestlocaties van huismussen t.p.v. complex 260a te Veendam.
Bezoek Datum
(2018)
Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 11 april Straat Formosa 38 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Formosa 76 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Malakka 25 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Malakka 35 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Soenda 67 2 nesten Voorzijde onder eerste rij dakpannen
2 18 mei Straat Formosa 38 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Malakka 33 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Malakka 35 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Malakka 65 1 nest Achterzijde onder eerste rij
dakpannen op hoek
Straat Soenda 55 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Soenda 57 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Straat Soenda 67 2 nesten Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Pagina 19 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.8. Aangetroffen huismusnesten t.p.v. complex 260a te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.10. Aangetroffen nestlocaties van huismussen t.p.v. complex 260b te Veendam.
Bezoek Datum
(2018)
Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 11 april Continentenlaan 60 2 nesten Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 64 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 66 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 70 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
2 18 mei Continentenlaan 60 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 62 2 nesten Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 64 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 66 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Continentenlaan 72 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Pagina 20 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.9. Aangetroffen huismusnesten t.p.v. complex 260b te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS). Tabel 4.11. Aangetroffen nestlocaties van huismussen t.p.v. complex 300a te Ter Apel.
Bezoek Datum
(2018)
Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 11 april Mezenhof 2 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
2 18 mei Mezenhof 2 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Mezenhof 8 1 nest Onder nokpan
Mezenhof 27 1 nest Voorzijde onder eerste rij dakpannen
Pagina 21 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.10. Aangetroffen huismusnesten t.p.v. complex 300a te Ter Apel (bron achtergrondkaart: ArcGIS). Tabel 4.12. Aangetroffen nestlocaties van huismussen t.p.v. complex 308a te Vlagtwedde.
Bezoek Datum
(2018)
Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 11 april Badweg 1 2 nesten Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 3 3 nesten Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 13 1 nest Achterzijde onder eerste rij dakpannen
2 18 mei Badweg 1 5 nesten Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 3 5 nesten Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 11 2 nesten Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 13 1 nest Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 17 1 nest Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 19 1 nest Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Badweg 21 1 nest Achterzijde onder eerste rij dakpannen
Pagina 22 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.11. Aangetroffen huismusnesten t.p.v. complex 308a te Vlagtwedde (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
4.4 Staat van instandhouding huismus
Ooit was de huismus de meest algemene broedvogel van Nederland. De soort is de laatste decennia om onbekende reden in aantal vrij hard achteruit gegaan. Begin jaren tachtig van de 20e eeuw begon de afname, die in de beginjaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd in een landelijke afname van meer dan 50% van het aantal broedparen. Vermoedelijk is één van de oorzaken de afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen, dit in combinatie met een afgenomen voedselaanbod, minder dekking en een toename aan predatie. Sinds de eeuwwisseling lijkt de broedpopulatie zich te herstellen; het is nog onduidelijk of dit een structureel herstel is of dat het een tijdelijke opleving betreft (Kennisdocument Huismus, BIJ12 versie 1.0 2017). Waarnemingen van de huismus komen in de directe omgeving van de complexen voor. In totaal telt de NDFF tientallen (Veendam) tot nagenoeg geen (Oude Pekela en Ter Apel) waarnemingen binnen een straal van circa 1 km in de afgelopen 10 jaar. Het betreft veelal waarnemingen van een enkel dier en zelden groepen. Huismussen zijn verspreid binnen de bebouwde kom van voornamelijk Veendam waargenomen. Binnen de onderzoekslocaties zelf zijn geen waarnemingen van huismussen bekend in de NDFF.
4.5 Gierzwaluwen
Het onderzoek naar gierzwaluwen is uitgevoerd middels drie veldbezoeken in de avond in de periode 1 juni – 15 juli, conform het Soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie 2017). Hierbij is het onderzoek gestart één uur voor zonsondergang. Voor een meer gedetailleerd verslag van het nader onderzoek wordt verwezen naar de nader onderzoeksrapporten vermeld in hoofdstuk 1.1. Tijdens het nader onderzoek zijn er negen nestplaatsen van gierzwaluwen vastgesteld binnen de verschillende onderzoekslocaties. Deze waarnemingen van nestplaatsen zijn weergegeven in de tabellen 4.13 tot en met 4.16. In de figuren 4.12 tot en met 4.15 zijn de waarnemingen op kaart weergegeven. Deze waarnemingen staan ook in de tabellen weergegeven op datum. Tabel 4.13. Aangetroffen nestlocaties van gierzwaluwen t.p.v. complex 184a te Winschoten.
Bezoek Datum (2018)
Adres Aantal nesten Locatie nestplaatsen
2 15 juni Heuvelstraat 15 1 nest 2e gevelpan vanaf nok
Heuvelstraat 29 1 nest 3e gevelpan vanaf nok
Pagina 23 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.12. Aangetroffen gierzwaluwnesten t.p.v. complex 184a te Winschoten (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.14. Aangetroffen nestlocaties van gierzwaluwen t.p.v. complex 222a te Oude Pekela.
Bezoek Datum (2018)
Adres Aantal nesten Locatie nestplaatsen
2 26 juni Abraham Toncmanstraat 19 1 nest Onder de nokpan
Figuur 4.13. Aangetroffen gierzwaluwnesten t.p.v. complex 222a te Oude Pekela (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.15. Aangetroffen nestlocaties van gierzwaluwen t.p.v. complex 260a te Veendam.
Bezoek Datum (2018)
Adres Aantal nesten Locatie nestplaatsen
1 4 juni Straat Formosa 64 1 nest Onder gevelpan
Straat Malakka 25 1 nest Onder dakgoot voorzijde
2
19 juni Straat Formosa 64 1 nest Onder gevelpan
Straat Malakka 25 1 nest Onder dakgoot voorzijde
Pagina 24 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Straat Soenda 55 1 nest Onder gevelpan
3 2 juli Straat Formosa 64 1 nest Onder gevelpan
Straat Formosa 66 1 nest Onder nokpan
Straat Malakka 25 1 nest Onder dakgoot voorzijde
Straat Malakka 35 1 nest Onder dakgoot voorzijde
Straat Soenda 55 1 nest Onder nokpan
Figuur 4.14. Aangetroffen gierzwaluwnesten t.p.v. complex 260a te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Tabel 4.16. Aangetroffen nestlocaties van gierzwaluwen t.p.v. complex 260b te Veendam.
Bezoek Datum (2018)
Adres Aantal nesten Locatie nestplaatsen
1 12 juni Continentenlaan 46 1 nest Gat in muur op hoek voorzijde (onder dakgoot)
2 22 juni Continentenlaan 46 1 nest Gat in muur op hoek voorzijde (onder dakgoot)
3 3 juli Continentenlaan 46 1 nest Gat in muur op hoek voorzijde (onder dakgoot)
Pagina 25 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 4.15. Aangetroffen gierzwaluwnesten t.p.v. complex 260b te Veendam (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
4.6 Staat van instandhouding gierzwaluw
In 1994 bedroeg het aantal broedparen in Nederland 25.000 – 100.000. In 1998-2000 werd het aantal broedparen geschat op 30.000-60.000. Het is niet mogelijk om een trend te destilleren uit de informatie die verzameld is over de gierzwaluw. Het is een vogelsoort die zeer moeilijk te inventariseren is. Daarbij komt dat vogelaars niet de neiging hebben in steden naar vogels te zoeken, maar zich vooral op het buitengebied te concentreren. Zo is er geen duidelijkheid over omvang en ontwikkeling van de Nederlandse broedpopulatie, en de sturende krachten hierachter (Soortenstandaard Gierzwaluw, RVO 2014).
4.7 Overige soorten en waarnemingen
Tabel 4.23. Overige ontheffingsplichtige waarnemingen binnen de onderzoekslocaties.
Datum (2018)
Complex Adres Waarneming
12 juli 222a Oude Pekela Anne Frankstraat 28 Steenmarter *
* De verblijfplaats van de steenmarter is beschermd als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder het beschermingsregime “Andere soorten”. Voor het verstoren, vernielen of verwijderen van een verblijfplaats van de steenmarter is een ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.
Pagina 26 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
4.8 Steenmarter
Gedurende de quickscan Wet natuurbescherming (Eco Reest bv rapportnummer 180603, d.d. 15 juni 2018) zijn er geen geschikte openingen die als toegangsweg naar een verblijfplaats van steenmarters kunnen dienen aangetroffen. Het gehele woningblok was bouwtechnisch dusdanig intact, dat er geen stenen misten in de muren of doorgangen tot in / onder de woning aanwezig waren die gebruikt konden worden door steenmarters. Tevens waren er geen sporen aangetroffen of andere aanwijzingen die duidden op de aanwezigheid van een steenmarter ter plaatse. Ten tijde van de vleermuisronde van 12 juli 2018 ter plaatse van complex 222a is echter een steenmarter waargenomen, die onder de woning leek weg te kruipen. Een verblijfplaats van de steenmarter kan derhalve niet worden uitgesloten. De verblijfplaats bevindt zich naar alle waarschijnlijkheid onder- dan wel in de spouwmuur van de woning aan de Anne Frankstraat 28. De locatie van de verblijfplaats wordt weergegeven in figuur 4.16. Na de waarneming is tijdens alle volgende ronden van de andere onderzoeken specifiek gelet of de steenmarter weer aanwezig was of dat er sporen waren die aan zouden geven dat de desbetreffende steenmarter een vaste verblijfplaats heeft ter plaatse. Het resultaat hiervan was dat de steenmarter na deze enkele waarneming niet meer waargenomen en geen nadere sporen die duiden op aanwezigheid meer zijn aangetroffen. De andere woningen in het blok zijn nadien tevens nog nader geïnspecteerd, maar deze zijn tot op heden nog steeds ontoegankelijk voor steenmarters. Derhalve kan een verblijfplaats (i.e. rustplaats) van de steenmarter in de andere woningen wel worden uitgesloten. Er zijn geen verdere aanwijzingen die duiden op een vaste verblijfplaats van de steenmarter ter plaatse van de Anne Frankstraat 28. Echter, naar aanleiding van de waarneming op 12 juli 2018 is de steenmarter meegenomen in de ontheffingsaanvraag.
Figuur 4.16. Aangetroffen verblijfplaats steenmarter t.p.v. complex 222a te Oude Pekela (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
De steenmarter komt veelal voor in bebouwde gebieden en cultuurlandschappen. Door zijn grote aanpassingsvermogen kan de soort in vrijwel alle biotopen voorkomen. Toch geeft de steenmarter de voorkeur aan gebieden met kleinschalige landbouw, met oude schuren, heggen en geriefhoutbosjes. Een steenmarter kan binnen zijn leefgebied soms wel tientallen schuilplaatsen hebben, zoals in boomholtes, takkenhopen, dichte struwelen, zolders of kruipruimtes (zoogdierenvereniging, 2018).
Pagina 27 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
4.9 Staat van instandhouding steenmarter
Er is een kennislacune betreffende exacte aantallen van de steenmarter populatie in Nederland. Bekend is dat in de laatste decennia in vooral het noorden en oosten van het land de aantallen groeien en steenmarters weer regelmatig voorkomen. De populatie trend lijkt in dat opzicht te verbeteren (Broekhuizen et al., 2016). De enorme toename van de steenmarterpopulatie sinds 1990 laat zien dat de kwaliteit van het landschap geen beperkende factor is. De referentiewaarde van het ijkjaar 1990 wordt voor de kwaliteit van het leefgebied anno 2018 ruimschoots gehaald. In relatie tot de onderzoekslocatie met een steenmarter waarneming, zijn er in de afgelopen tien jaar negen waarnemingen geregistreerd in de NDFF in de gehele plaats Oude Pekela. Hiervan zijn een drietal waarnemingen gedaan in 2018 in een betrekkelijk kort tijdsbestek (3 maanden) op circa 400 à 500 meter afstand van de onderzoekslocatie. Het valt niet uit te sluiten dat het bij de waargenomen steenmarter en de steenmarterwaarnemingen in de NDFF om hetzelfde exemplaar gaat daar zowel mannelijke als vrouwelijke steenmarter sterk territoriaal gedrag vertonen. Een territorium bestaat doorgaans tussen de 80 en 700 hectare, waarin de steenmarter een veelvoud (tientallen) aan schuil- en verblijfplaatsen heeft (zoogdierenvereniging, 2018).
Figuur 4.17. Verspreiding van de steenmarter in Nederland (bron: verspreidingsatlas, 2018).
Pagina 28 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
5. Mitigatieplan
In onderstaand hoofdstuk wordt beschreven hoe de aanwezige verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis en de nestplaatsen van de huismus en de gierzwaluw gemitigeerd worden. Ook wordt ten behoeve van de ontheffingsaanvraag een beschrijving gegeven van het belang van het project en wordt een alternatievenafweging gedaan.
5.1 Gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis
5.1.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)
Binnen de onderzoekslocaties zijn tien zomer- en/of paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en drie zomer- en/of paarverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis aanwezig. Deze verblijfplaatsen hebben mogelijk ook een functie als winterverblijfplaats voor één of enkele dieren. Als gevolg van de werkzaamheden komen bovengenoemde verblijfplaatsen te vervallen. 5.1.2 Mitigatie verblijfplaatsen gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis
Als overbrugging tijdens de werkzaamheden worden per gevonden verblijfplaats vier tijdelijke uitwendige kasten opgehangen van het type VK WS 07 vleermuizenkast van Vivara Pro (zie figuur 5.1). In totaal worden er tweeënvijftig vleermuiskasten binnen de verschillende onderzoekslocaties opgehangen (vier vleermuiskasten per aangetroffen verblijfplaats). De kast bestaat uit 1 compartiment met een tussenruimte van 2 centimeter, de breedte van de sleuf is 25 centimeter en de hoogte 45 centimeter en is gemaakt van houtbeton. Een voordeel van deze kasten is dat deze aan elkaar geschakeld kunnen worden aangebracht, waardoor er een grotere kast ontstaat. Hierdoor kan binnen de kast een gevarieerd microklimaat ontstaan.
Figuur 5.1. VK WS 07 van Vivara Pro.
De kasten worden aangebracht op de dichtstbijzijnde mogelijke adressen bij waar de verblijfplaatsen zich bevinden en worden in 2019 aangebracht. Bij het plaatsen van de kasten wordt gelet op het volgende:
• Kasten worden op minimaal 3 meter hoogte geplaatst;
• Kasten worden zo mogelijk op het zuiden of zuidwesten geplaatst;
• Kasten worden aan elkaar geschakeld geplaatst;
Pagina 29 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
• Er bevinden zich geen obstakels voor of onder de uitvliegopeningen;
• De invliegopeningen van de kasten worden niet verlicht door kunstmatige verlichting. Deze tijdelijke kasten worden uiterlijk begin april 2019 (en half februari 2019 voor paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis) opgehangen. De werkzaamheden vinden plaats naar gelang de gewenningsperiode maar in ieder geval vanaf of na:
• half mei 2019 (zomer- / paarverblijfplaatsen ruige dwergvleermuis,
• juli 2019 (zomerverblijfplaatsen gewone dwergvleermuis),
• half augustus 2019 (paarverblijfplaatsen gewone dwergvleermuis) *. * Daar de uitvoering van werkzaamheden relatief flexibel gepland kunnen worden, wordt de uitvoering van de werkzaamheden ter plaatse van de woningen met paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (desbetreffende woningblokken t.p.v. complex 184a te Winschoten en complex 222a te Oude Pekela) initieel gepland na de paarperiode (in najaar 2019). In het verlengde zijn, naast het aanbieden van nieuwe verblijfplaatsen in de vorm van de vleermuiskasten, de naastgelegen woningen en woningen in de directe omgeving even geschikt om vleermuisverblijfplaatsen te herbergen als de woningen waar de originele verblijfplaatsen zijn aangetroffen. De onderzoekslocaties betreffen namelijk nagenoeg alleen woningblokken waar er in dezelfde straat meerdere van zijn, met exact dezelfde bouwstijl en leeftijd van de woningen. Hoewel er niet veel vleermuisverblijfplaatsen zijn aangetroffen in de nabije omgeving van de onderzoekslocaties, hebben de woningen (woningblokken) meteen naast de onderzochte woningen allen hetzelfde potentieel voor vleermuisverblijfplaatsen. Dit geldt voor alle onderzoekslocaties. Allesomvattend is er hierdoor ruim voldoende gewenningstijd, waarin zowel de huidige verblijfplaatsen als de nieuwe verblijfplaatsen / kasten aanwezig zijn. De kasten worden opgehangen aan de ‘warme’ kopgevels van de woningen (zuid- zuidwestzijde) aan de volgende adressen (zie tabel 5.1):
Tabel 5.1. Overzicht te plaatsen kasten
Huidige verblijfplaats(en)
Nieuwe verblijfplaats Uiterlijk geplaatst
Winschoten: Heuvelstraat 15 Oude Pekela: Anne Frankstraat 26 Anne Frankstraat 34 Abraham Toncmanstraat 19 Veendam: Mr. N.F. Wilkensstraat 107 Mr. N.F. Wilkensstraat 110 Straat Formosa 52 Straat Formosa 66 Straat Formosa 76 Continentenlaan 68 Continentenlaan 80 Continentenlaan 90
4 kasten aan de kopgevel Heuvelstraat 8 4 kasten aan de kopgevel Haanswijk 33 4 kasten aan de kopgevel Haanswijk 33 4 kasten aan de kopgevel A. Toncmanstraat 29 Samen 8 kasten (geplaatst per 4) aan de kopgevel Leliestraat 58 of 46 of aan de zuidelijke gevel A.G. Swartstraat 2 4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 79 4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 79 4 kasten aan de kopgevel Straat Bali 39 4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21 4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21 4 kasten aan de kopgevel Grote Belt 9 of 21 of Continentenlaan 43 of 55 of Kielerbocht 70 (afhankelijk van medewerking omwonende particulieren)
half februari 2019 half februari 2019 half februari 2019 half april 2019 1 april 2019 1 april 2019 1 april 2019 1 april 2019 1 april 2019 half april 2019 1 april 2019
Pagina 30 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Vlagtwedde: Badweg 11
4 kasten aan de kopgevel Wilmerskamp 49 (tenzij dichterbij wonende particulieren meewerken)
1 april 2019
De kasten zijn geschikt als winterverblijfplaats in milde winters. Bij strenge vorst zijn er voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig in de vorm van potentieel geschikte verblijfplaatsen in woningen in de directe omgeving. Bovendien zullen de werkzaamheden hoogstwaarschijnlijk voor de winter worden afgerond. In de te renoveren bebouwing worden op de kopgevels van de oorspronkelijke verblijfplaatsen permanente voorzieningen gerealiseerd voor de gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Er worden inbouwstenen geplaatst van het type Vivara Pro IB VL 01 in combinatie met de invliegsteen IB VL 01 (zie figuur 5.2). Voor iedere verblijfplaats die vervalt wordt een inbouwsteen van het type inbouwsteen IB VL 01, gekoppeld aan drie inbouwstenen van het type IB VL 02 geplaatst. De stenen worden zo hoog mogelijk geplaatst, waarbij erop wordt gelet dat de in- en uitvliegopeningen op minimaal drie meter hoogte komen en er een vrije in- en uitvliegroute is (in combinatie met de overige eerder beschreven plaatsingsrichtlijnen). De verblijfplaatsen worden ofwel in dezelfde kopgevel gerealiseerd als waar de huidige verblijfplaatsen zijn aangetroffen, ofwel op zo weinig mogelijk meters afstand daarvan (tabel 5.2).
Figuur 5.2. De inbouwsteen IB VL 02 (links) met de inbouwsteen IB VL 01 (rechts).
Tabel 5.2. Overzicht te plaatsen permanente verblijfplaatsen.
Huidige verblijfplaats(en) Nieuwe verblijfplaats Winschoten: Heuvelstraat 15 Oude Pekela: Anne Frankstraat 26 Anne Frankstraat 34 Abraham Toncmanstraat 19 Veendam: Mr. N.F. Wilkensstraat 107 Mr. N.F. Wilkensstraat 110
4 inbouwstenen aan de kopgevel Heuvelstraat 15 4 inbouwstenen kopgevel Anne Frankstraat 14 4 inbouwstenen kopgevel Anne Frankstraat 34 4 inbouwstenen aan de kopgevel Abraham Toncmanstraat 29 Indien mogelijk 8 (geplaatst per 4) inbouwstenen aan de zuidelijke gevels van desbetreffende woningen, anders in de kopgevel Leliestraat 58 of 46
Pagina 31 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Als ecologische plus zal bij complex 184a (Winschoten), 222a (Oude Pekela), 260a (Veendam) en 308a (Vlagtwedde), waar verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, een extra permanente verblijfplaats gecreëerd worden door middel van 4 inbouwstenen in een kopgevel van een woning waar werkzaamheden zijn uitgevoerd in 2019 en die voldoet aan de gestelde eisen voor een verblijfplaats. De gevels waar de mitigerende maatregelen worden aangebracht staan op kaart weergegeven in bijlage 3. 5.1.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen)
Ter overbrugging van de werkzaamheden worden tijdelijke vleermuiskasten opgehangen. De verblijfplaatsen van gewone en ruige dwergvleermuizen worden tijdig en in voldoende mate in de nieuwe situatie teruggebracht met hiervoor geschikte inbouwkasten. Ook wordt een ecologische plus gecreëerd door extra permanente verblijfplaatsen aan te bieden ter plaatse van nog nader te bepalen woningen. Bovendien blijven alternatieven voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is van het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van de gewone en ruige dwergvleermuis als gevolg van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten zal daarom niet worden aangetast als gevolg aan de werkzaamheden.
5.2 Laatvlieger
5.2.1 Effect van de werkzaamheden op laatvlieger (zonder mitigerende maatregelen)
Binnen de onderzoekslocatie is één zomerverblijfplaats van de laatvlieger aanwezig. Het betreft hier een woning aan de Straat Formosa 76, complex 260a te Veendam. De invliegopening van de verblijfplaats van de laatvlieger bevindt zich meteen naast de schoorsteen (kopgevelzijde onder een loodslab) van de woning. De verblijfplaats bevindt zich hoogstwaarschijnlijk onder het dak van de woning welke na de werkzaamheden weer toegankelijk wordt gemaakt. De gevonden verblijfplaats heeft mogelijk ook een functie als winterverblijfplaats voor een of enkele dieren. Als gevolg van de werkzaamheden komt de bovengenoemde verblijfplaats te vervallen. 5.2.2 Mitigatie verblijfplaatsen laatvlieger
In de periode dat de werkzaamheden worden uitgevoerd zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden voor laatvliegers naar woningen met dezelfde bouwstijl uit hetzelfde bouwjaar, welke (nog) niet geïsoleerd zijn. Dit betreffen nagenoeg alle woningen in een straal van 100 meter rond de verblijfplaats. Hieronder vallen bijvoorbeeld de woningen aan de Continentenlaan 1 tot en met 21, Straat Malakka 1 tot en met 23 en 56 tot en met 82 en Straat Bali 1 tot en met 39 en 2 tot en met 16. De woningen aan de Straat Bali zijn van hetzelfde bouwjaar en met overeenkomende bouwstijl.
Pagina 32 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Een deel van deze woningen zijn eveneens in bezit van Acantus (Straat Bali 1-39) waar in de aankomende jaren (tenminste vanaf 2020) eveneens energetische maatregelen gepland staan in verband met ontoereikende isolatie van de woningen. Daar deze woningen nog gerenoveerd, waaronder het dak, moeten worden zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden voor de aangetroffen laatvlieger. Bovendien hebben de woningen aan de Straat Malakka 1-23, 2-12, 56-82 en 67-77 en Straat Bali 2-16 veel potentie om verblijfplaatsen van de laatvlieger te herbergen. Als tijdelijke overbrugging kan de laatvlieger hier zonder moeite een verblijfplaats vinden. Er zijn geen waarnemingen van laatvliegers bekend in de wijde omgeving en / of geregistreerd in de NDFF in Veendam. Dit is te verklaren door nog ontbrekende vleermuisinventarisaties en onderzoeken in Veendam en niet door afwezigheid van de laatvlieger. Verblijfplaatsen van de laatvlieger bevinden zich relatief vaak tussen de daklagen. Ook de bij het onderzoek aangetroffen verblijfplaats van de laatvlieger bevindt zich naar verwachting onder het dak. De werkzaamheden aan het dak bestaan uit het verwijderen van de oude dakpannen en het aanbrengen van een isolerende dakplaat met hier bovenop nieuwe dakpannen. Tussen de dakplaat en de nieuwe pannen is enkele centimeters ruimte aanwezig. Deze wordt voor vleermuizen toegankelijk gemaakt door aan de rand van het dak dakpannen te plaatsen met ruimte waardoor laatvlieger in en uit kan vliegen. Hierdoor is er na de werkzaamheden weer in dezelfde mate ruimte onder de daken toegankelijk als in de huidige situatie. 5.2.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen)
Ter overbrugging van de werkzaamheden zijn er voor de laatvlieger meer dan afdoende uitwijkmogelijkheden in de zeer nabije omgeving van de verblijfplaats. De verblijfplaats van de laatvlieger wordt tijdig en in voldoende mate in de nieuwe situatie teruggebracht ter plaatse van de verblijfplaats door een toegang van 2 cm. ruimte onder het dak te creëren / houden. Bovendien blijven alternatieven voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is van het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van de laatvlieger als gevolg van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van deze soort zal daarom niet worden aangetast als gevolg aan de werkzaamheden.
5.3 Huismus
5.3.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)
Uit het mussenonderzoek is gebleken dat er éénenveertig nestlocaties van huismussen aanwezig zijn binnen de verschillende onderzoekslocaties. Als gevolg van de werkzaamheden komen de bovengenoemde nestlocaties te vervallen. 5.3.2 Mitigatie voor huismussen
De nestplaatsen ter plaatse van complex 184a (Winschoten), 260a (Veendam), 260b (Veendam) en 300a (Ter Apel) worden gemitigeerd door voor elke nestplaats die komt te vervallen een meter vogelvide (zie figuur 5.3) te plaatsen in de zo dichtbij mogelijke directe omgeving. Eén meter vogelvide bevat twee alternatieve nestlocaties (om de 50 cm.) voor de huismus. In de omgeving van deze onderzoekslocaties komt daarom minimaal 25 meter vogelvide terug. Bij het plaatsen van de vides wordt erop gelet dat deze niet in de volle zon komen te liggen, maar aan de noord- of oostzijde van de woning of op een beschutte plek. De vogelvides worden in week 51 van 2018 geplaatst. De werkzaamheden vinden plaats in het voorjaar / zomer (2019). Ondanks dat de mitigerende maatregelen niet voor de doorgaans gebruikelijke 3 maanden voorafgaand aan het volgende broedseizoen volbracht zijn, wordt niet verwacht dat dit invloed heeft op de instandhouding van de soort. Dit is gebaseerd op de grote hoeveelheid uitwijkmogelijkheden welke reeds in de directe omgeving ter plaatse zijn voor de huismus. Bij alle complexen bevindt zich in zeer ruime mate
Pagina 33 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
alternatieve nestgelegenheden in de woningen rondom de complexen. De woningen grenzend aan de onderzochte complexen hebben daken met dakpannen en ruimte waar huismussen een nest kunnen creëren. Veel van deze woningen, zoals bijvoorbeeld de Heuvelstraat 17-27 naast complex 184a te Winschoten, herbergen reeds in gebruik zijnde nestlocaties (zie figuur 4.7), wat aangeeft dat goede uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn. Dit is bij alle onderzoekslocaties van toepassing. De woningen in de nabije omgeving van de aangetroffen nestlocaties welke nog niet geschikt zijn om nestlocaties te herbergen, doordat er bijvoorbeeld vogelschroot of ander vogelwerende maatregelen genomen zijn, worden door middel van de vogelvides juist geschikt gemaakt als alternatieve nestlocatie. Door de combinatie van deze factoren hebben de huismussen afdoende gewenningstijd voor alternatieve nestlocaties.
Figuur 5.3. Vogelvide van Monier.
De nestplaatsen ter plaatse van complex 308a (Vlagtwedde) worden gemitigeerd door middel van het plaatsen van nestkasten van Vivara Pro (zie figuur 5.4). De binnenmaat van deze kasten is 11,8 cm. x 18 cm. x 12,5 cm. De kasten zijn gemaakt van duurzaam materiaal (eco –plaat). Hier worden huismuskasten gebruikt ter mitigatie daar de meest geschikte woningen reeds geschikt zijn om nestlocaties te herbergen waardoor vogelvides niet van meerwaarde zijn, of de particuliere woningeigenaren niet bereidt zijn om hun woning geschikt te maken voor nestlocaties van huismussen. Deze kasten worden geplaatst in week 50 en week 51 van 2018. De werkzaamheden vinden plaats in het voorjaar / zomer (2019). Ondanks dat de mitigerende maatregelen niet voor de doorgaans gebruikelijke 3 maanden voorafgaand aan het volgende broedseizoen volbracht zijn, wordt niet verwacht dat dit invloed heeft op de instandhouding van de soort. Dit is gebaseerd op de grote hoeveelheid uitwijkmogelijkheden welke reeds in de directe omgeving ter plaatse zijn voor de huismus. De woningen aan de Badweg in Vlagtwedde met even nummers (2 tot en met 28) zijn in particulier bezit en zijn kopieën van de onderzochte woningen (1 tot en met 27). Daar deze woningen reeds geschikt zijn om alternatieve nestlocatie te herbergen, worden hier geen vogelvides gebruikt als tijdelijke mitigatie. Deze woningen hebben nagenoeg exact hetzelfde potentieel als de woningen waar de huismusnesten zijn aangetroffen. Dit wordt gecombineerd met het plaatsen van 32 huismuskasten, welke verdeeld worden over de Wilmerskamp 41 tot en met 57 en Wilmerskamp 63 tot en met 67 (allen even en oneven). Dit zijn de dichtstbijzijnde woningen die voldoen aan de richtlijnen voor het plaatsen van tijdelijke mitigatie en waarvan de bewoners de mitigerende maatregelen accepteren. De afstand tussen deze woningen en de originele nestlocaties variëren tussen de 200 en 270 meter en zijn de enige acceptabele opties om de nestlocaties aan te kunnen bieden voor de huismussen, waarbij benadrukt wordt dat het merendeel van de tussenliggende
Pagina 34 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
woningen ook potentie hebben om nestlocaties te herbergen. Door de combinatie van exact dezelfde woningen met geschikte nestlocaties en het plaatsen van 32 huismuskasten in de Wilmerskamp wordt afdoende voldaan aan de uitwijkmogelijkheden voor de huismus. Daarnaast blijven de schuilmogelijkheden in de voor- en achtertuinen van de woningen in het plangebied in tact. Er wordt geen groen verwijderd voor de uitvoer van het project.
Figuur 5.4. Nestkast huismus Vivara Pro.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de locaties van de vogelvides en huismuskasten. Tabel 5.3 Overzicht te plaatsen vogelvides en kasten.
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Heuvelstraat 2 t/m 8 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 1 t/m 79 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117 Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Straat Bali 81 t/m 117 Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16 Minimaal 2 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Grote Belt 1 t/m 9 en Finse Golf 2 t/m 16
Pagina 35 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24 Minimaal 1 meter vogelvide verdeeld over Vogelheem 2 t/m 24 Minimaal 10 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 10 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 4 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67 Minimaal 2 huismuskasten verdeeld over Wilmerskamp 41 t/m 57 en 63 t/m 67
Na de werkzaamheden worden bij alle woningen waar nestlocaties zijn aangetroffen vogelvides aangebracht, met minimaal hetzelfde aantal nestlocaties als voor de werkzaamheden. Om een ecologische plus te creëren worden extra meters vogelvide geplaatst bij de woningen waar werkzaamheden uitgevoerd worden, in combinatie met het ophangen van zes tot veertien huismuskasten per complex (afhankelijke van grootte en aantal aangetroffen nesten, bijvoorbeeld zes in de Mezenhof te Ter Apel en veertien aan de Badweg en Wilmerskamp te Vlagtwedde) waar huismussen zijn aangetroffen. De gevels waar de mitigerende maatregelen worden aangebracht staan op kaart weergegeven in bijlage 3. 5.3.3 Effect van de werkzaamheden met mitigatie
De nestplaatsen die komen te vervallen worden tijdig gemitigeerd met hiervoor geschikte nestkasten en vogelvides. Tijdens en na de werkzaamheden blijven voldoende uitwijkmogelijkheden beschikbaar. Ook wordt een ecologische plus gecreëerd door het extra plaatsen van vogelvides. Daarom zal de functionaliteit van de nestplaatsen van huismus niet worden aangetast. De gunstige staat van instandhouding van de huismus komt niet in het geding als gevolg van de geplande werkzaamheden.
5.4 Gierzwaluw
5.4.1 Effecten van de werkzaamheden op gierzwaluwen (zonder mitigerende maatregelen)
Uit het nader onderzoek is gebleken dat er op negen verschillende plekken nestlocaties van gierzwaluwen aanwezig zijn binnen de onderzoekslocaties. De exacte resultaten staan weergegeven in hoofdstuk 4.5. Als gevolg van de werkzaamheden komen de bovengenoemde nestlocaties te vervallen. 5.4.2 Mitigatie voor gierzwaluw
De nestplaatsen die komen te vervallen worden tijdelijk gemitigeerd door in de zo dichtbij mogelijke directe omgeving van de adressen waar een nestlocatie van de gierzwaluw is aangetroffen vervangende nestlocaties op te hangen. Het gaat hier om vijf vervangende nestlocaties (kasten) van het type NK GZ 08 van Vivara Pro (zie figuur 5.5) per aangetroffen nest. In totaal gaat het om 45 vervangende nestlocaties binnen de verschillende onderzoekslocaties.
Pagina 36 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
Figuur 5.5. Gierzwaluwkast NK GZ 08 van Vivara Pro.
Bij het aanbrengen van nestgelegenheid wordt rekening gehouden met de voorschriften uit het Kennisdocument gierzwaluw. Nestgelegenheid voor gierzwaluwen moet:
• in groepjes bij elkaar aangeboden worden;
• zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke plek en bestaande nestplaatsen geplaatst worden;
• niet in de volle zon liggen: nestplaatsen bij voorkeur in de koele, schaduwrijke noord- en oostgevels aanbrengen in verband met de hitte die kan ontstaan in de kleine broedruimte. Als nestgelegenheden tussen 9 en 19 uur in de schaduw blijven onder bijvoorbeeld een dakrand, kunnen andere windrichtingen overwogen worden;
• voldoende (veilige) uitvliegruimte hebben: minimaal 1 meter breed en 3 meter diep, zonder kans op verkeersslachtoffers. Dus geen platte daken, brede goten, balustraden, borstweringen, bomen, vlaggenmasten e.d. die het aanvliegen bemoeilijken.
• Deze verblijfplaatsen moeten voldoen aan:
– een minimum bodemoppervlakte van 15 x 25 centimeter en een minimum hoogte van 13 centimeter;
– een invliegopening van maximaal 2 centimeter boven de bodem (van binnen gemeten);
– een invliegopening van 7 centimeter breed en maximaal 3,5 centimeter hoog de invliegopening asymmetrisch aangebracht, zodat er een donkere hoek in de nestgelegenheid ontstaat.
De kasten worden in voor het broedseizoen en de terugkeer van de gierzwaluw naar Nederland geplaatst (voor april 2019). De werkzaamheden vinden plaats in het voorjaar / zomer (2019). Tabel 5.4. Overzicht te plaatsen gierzwaluwkasten
Huidige verblijfplaats(en)
Nieuwe verblijfplaats tijdelijk Nieuwe verblijfplaats permanent
Winschoten: Heuvelstraat 15 Heuvelstraat 29 Oude Pekela: Abraham Toncmanstraat 19 Veendam: Straat Formosa 64 Straat Formosa 66 Straat Malakka 25
5 nestkasten aan kopgevel Heuvelstraat 8 5 nestkasten aan kopgevel Heuvelstraat 30 5 nestkasten aan kopgevel A. Toncmanstraat 21 5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 1 5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 41 5 nestkasten aan noordgevel complex Boven Westerdiep
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning 5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning 5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning 5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning
Pagina 37 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
5 nestkasten aan kopgevel Straat Bali 81 5 nestkasten aan noordgevel complex Boven Westerdiep 5 nestkasten aan de kopgevel Grote Belt 1
5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning 5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning 5 neststenen / gierzwaluwdakpannen in kopgevel per oorspronkelijke woning
Na de werkzaamheden en na het broedseizoen van gierzwaluwen worden inbouwstenen (clusters van 5, zie figuur 5.6)) geplaatst in de woningen met het originele nestlocatie. Indien de desbetreffende woning dit niet toelaat worden op de locatie uitwendige kasten geplaatst ter plaatste van hetzelfde woningblok. Om een ecologische plus te creëren na de werkzaamheden worden bovendien extra gierzwaluwdakpannen of nestkasten geplaatst nabij de woningen waar gierzwaluwnesten zijn aangetroffen, onder de eerder genoemde mitigatievoorwaarden en met een minimum van vijf extra mogelijkheden per complex waar nestlocaties van gierzwaluwen zijn aangetroffen. In bijlage 3 staat op kaart aangegeven waar de kasten in de nieuwbouw worden geplaatst.
Figuur 5.6. Inbouwkast gierzwaluw.
5.4.3 Effect van de werkzaamheden met mitigatie
De nestplaatsen die komen te vervallen worden tijdig gemitigeerd met hiervoor geschikte nestkasten. Tijdens en na de werkzaamheden blijven voldoende uitwijkmogelijkheden beschikbaar. Na de werkzaamheden worden inbouwstenen aangebracht in de woningen met originele nestlocaties als permanente mitigatie, waarbij nog extra gierzwaluwdakpannen geplaatst worden ten behoeve van een ecologische plus. Daarom zal de functionaliteit van de nestplaatsen van gierzwaluwen niet worden aangetast. De gunstige staat van instandhouding van de gierzwaluw komt niet in het geding als gevolg van de geplande werkzaamheden.
5.5 Steenmarter
Binnen de onderzoekslocatie is één verblijfplaats van de steenmarter aanwezig. Het betreft hier een verblijfplaats onder de woning, dan wel in de spouwmuur, van de woning aan de Anne Frankstraat 28 te Oude Pekela (complex 222a). De toegangsweg van de verblijfplaats van de steenmarter bevindt zich onderin, aan de achterzijde van de woning. Hier zijn met uitzondering van een volwassen exemplaar, geen jongen of sporen die wijzen op jongen (nestmateriaal), aangetroffen. Waarschijnlijk ging het om een solitair exemplaar, en vindt er geen voortplanting in de woning plaats. Waarschijnlijk heeft de steenmarter meerdere verblijfplaatsen in de omgeving, daar deze één keer is aangetroffen. Als gevolg van de werkzaamheden komt de verblijfplaats, mits deze zich in de spouw bevindt, te vervallen.
Pagina 38 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
5.5.1 Mitigatie voor steenmarter
In de periode dat de werkzaamheden worden uitgevoerd zijn er ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor de steenmarter, buiten het desbetreffende complex, naar woningen met dezelfde bouwstijl uit hetzelfde bouwjaar, welke (nog) niet geïsoleerd zijn. Dit betreffen woningen niet behorende bij het onderzoek, in bijvoorbeeld een straal van 100 meter rond de verblijfplaats zoals de woningen aan de Haanswijk en Abraham Toncmanstraat (m.u.v. de in 2018 te renoveren woningen uiteraard) te Oude Pekela. Bovendien is in de directe omgeving dusdanig veel groen in de vorm van bosschages, struiken en heggen, dat in vergelijking met de woningen hier meer mogelijkheden geboden wordt voor de steenmarter. De steenmarter heeft door de combinatie van voorgaande factoren voldoende uitwijkmogelijkheden met potentiële verblijfplaatsen, waardoor het extra aanbrengen van mitigerende maatregelen als marterhopen geen toegevoegde waarde heeft voor de waargenomen steenmarter. 5.5.2 Effect van de werkzaamheden
Ter overbrugging van de werkzaamheden zijn er voor de steenmarter meer dan afdoende uitwijkmogelijkheden in de zeer nabije omgeving van de verblijfplaats. Bovendien blijven alternatieven voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is van het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van de steenmarter als gevolg van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van deze soort zal daarom niet worden aangetast als gevolg aan de werkzaamheden.
5.6 Zorgvuldig handelen
Vleermuizen Om zorgvuldig handelen te garanderen wordt de verblijfplaatsen van vleermuizen voor aanvang van de werkzaamheden ongeschikt gemaakt. De werkzaamheden worden uitgevoerd in de in hoofdstuk 5.1.2 genoemde datums. Dit gebeurt buiten de kwetsbare overwinteringsperiode voor vleermuizen. Voor gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis start deze globaal in november en duurt tot en met maart. De overwintering van laatvlieger kan al in oktober starten. Dit hangt af van de lokale weersomstandigheden. Het ontoegankelijk maken gebeurt door het aanbrengen van exclusion flaps. Deze worden ten minste drie dagen voor de werkzaamheden geplaatst, met ten minste één nacht met temperaturen van minimaal 10 graden Celsius. Huismus Ook de nestlocaties van de huismus worden voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt gemaakt door het dichtzetten van de ruimte onder de dakpannen. Dit dichtzetten van verblijfplaatsen gebeurt buiten het broedseizoen van de huismus. Het broedseizoen loopt globaal van maart tot en met september, afhankelijk van de weersomstandigheden. Gierzwaluw Ook de nestlocaties van de gierzwaluw worden voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt gemaakt door het dichtzetten van de ruimte onder de dakpannen en andere toegangswegen. Dit dichtzetten van verblijfplaatsen gebeurt buiten het broedseizoen en aanwezigheid van de gierzwaluw in Nederland. Werkzaamheden op de locaties waar nesten van gierzwaluwen zijn aangetroffen zijn worden in het seizoen dat de gierzwaluw in Nederland aanwezig is uitgevoerd. De gierzwaluw is globaal van eind april tot en met eind augustus in Nederland aanwezig.
Pagina 39 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
5.7 Belang en alternatief
Belang van het project
Acantus houdt zich aan het Convenant Energiebesparing Huursector. Deze is ondertekend door Aedes (de landelijke branchevereniging van woningcorporaties) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De doelstelling van dit convenant is het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen met 20% in 2020 en het verlagen van het energielabel naar B. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het vertragen van de klimaatverandering. Op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Koepelconvenant beogen Aedes en Woonbond met dit convenant in 2020 ten minste een gemiddelde Energie Index van 1,25 (gemiddeld energielabel B) te bereiken voor de totale huurwoningenvoorraad van de corporaties. Dat komt overeen met een besparing op het gebouw gebonden energieverbruik van bestaande corporatiewoningen van 33% in de periode 2008 tot en met 2020. Deze ambitie betreft het gebouw‐ en installatie gebonden energiegebruik voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie. Door het verlagen van energieverbruik en daarmee de uitstoot van broeikasgassen dient het project een ‘dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor milieu wezenlijk gunstige effecten’. In de huidige staat is er in de woningen sprake van vocht en tocht. Dit kan resulteren in gezondheidsklachten voor bewoners. Vochtige woningen hebben vaker last van schimmels. Mensen die in een vochtig of schimmig huis wonen hebben vaker luchtwegklachten dan mensen die in een droog huis wonen. Wonen in een vochtig huis kan leiden tot het ontstaan van astma of verergering daarvan. Bovendien komen in vochtige huizen meer schimmels en / of huisstofmijten voor. Schimmels en huisstofmijten kunnen allergieën veroorzaken (bron: GGD). Hierdoor is ook sprake van het belang “volksgezondheid of openbare veiligheid”. Alternatief Het project omvat renovatie en isolatie van bestaande woningen en is daarmee locatie gebonden. De technische staat van de woningen is dusdanig dat ze niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. De woningen zijn onvoldoende geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies optreedt. Bovendien is het klimaat in de woningen niet optimaal als hete gevolg van vocht en tocht. Indien er geen woningverbetering wordt uitgevoerd zullen de woningen op langere termijn onbewoonbaar worden. Uiteindelijk zal dit leiden tot de sloop van de woningen. Dit zal resulteren in verlies van verblijfplaatsen voor vleermuizen en nestlocaties van vogels als huismussen en gierzwaluwen. Het alternatief van sloop en nieuwbouw heeft tot gevolg dat er voor langere periodes geen vaste rust- en verblijfplaatsen beschikbaar zijn op de locatie van de gesloopte woningen. Bij de gekozen werkwijze is rekening gehouden met aanwezige beschermde soorten, door de werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes te plannen dan wel de vereiste maatregelen te nemen, en in de nieuwe situatie nieuwe verblijfplaatsen te integreren. Daarnaast is er op gelet dat er in de directe omgeving alternatieve verblijfplaatsen aanwezig blijven in woningen.
5.8 Verantwoording
De initiatiefnemer of opdrachtgever is verantwoordelijk voor het gebruik van de rapportage. Eco Reest aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor de inhoud, interpretaties of conclusies indien gebruik wordt gemaakt van deelaspecten van deze rapportage, zonder verwijzing naar de volledige
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
rapportage. Bovendien aanvaardt Eco Reest geen aansprakelijkheid voor kosten en vertraging die optreden als gevolg van het voorkomen van beschermde flora en fauna. Eco Reest M. Bartelds MSc.
Pagina 41 van 65
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. verschillende adressen te Oost-Groningen (Kenmerk: 182205).
6. Geraadpleegde bronnen
Literatuur: Dietz, C., O. von Helversen, D. Nill (2011): Vleermuizen; Alle soorten van Europa en noordwest-Afrika, De Fontein / Tirion Uitgevers B.V., Utrecht BIJ12 (2017). Kennisdocument Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Gierzwaluw Apus apus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Huismus Passer domesticus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii. Versie 1.0, juli 2017. Lindeboom, R. Gierzwaluwen in de stad Groningen. De Grauwe Gors. Jaargang 43 (2016): 26-34. Netwerk Groene Bureaus (2017). Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017). Gebruikte websites: www.NDFF.nl1 www.soortenbank.nl www.SOVON.nl www.vleermuis.net www.vleermuizenindestad.nl www.zoogdierenatlas.nl www.zoogdiervereniging.nl
1 In dit rapport worden gegevens gebruikt welke (deels) afkomstig zijn uit de NDFF. Deze mag niet zonder toestemming van BIJ12 worden verstrekt aan derden of op enige andere wijze openbaar gemaakt worden.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 184a te Winschoten.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 222a Oude Pekela.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 236a en 242a te Veendam.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 260a te Veendam.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 260b Veendam.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 300a te Ter Apel.
Gecombineerde waarnemingen alle soortgroepen binnen complex 308a te Vlagtwedde.
Gecombineerde waarnemingen en mitigatie alle soortgroepen binnen complex 308a te Vlagtwedde.
BIJLAGE 4
NATUURWETGEVING In Nederland is de bescherming van soorten sinds 1 januari 2017 geregeld in de Wet natuurbescherming. De provincie waar de ingreep plaatsvindt is in de meeste gevallen het bevoegd gezag. De Wet natuurbescherming gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of een vrijstelling. Binnen de Wet natuurbescherming wordt bij ruimtelijke ingrepen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde soorten (artikel 3.5 soorten) en nationaal beschermde soorten (artikel 3.10 soorten). De lijst Europees beschermde soorten bestaat uit soorten die genoemd zijn in:
• Habitat Richtlijn bijlage IV onderdeel a
• Bijlage 2 verdrag van Bern
• Bijlage 1 verdrag van Bonn
Vogels Ten aanzien van vogels is in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming het volgende opgenomen:
• Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten
als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
• Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in artikel 1
van de Vogelrichtlijn te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen.
• Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te rapen en
deze onder zich te hebben.
• Het is verboden vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn opzettelijk te storen.
Verstoren mag wel indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Bovenstaande houdt in dat de nesten van alle inheemse soorten tijdens het broedseizoen zijn beschermd. Voor het verstoren van broedende vogels is een ontheffing nodig. Net als onder de Flora- en faunawet, zijn nestplaatsen van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd (mits niet definitief verlaten). Het betreft nesten van de boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw. Overige Europees beschermde soorten Voor overige Europees beschermde soorten (uit bijlage IV, onderdeel a van de Habitatrichtlijn) is artikel 3.5 van toepassing. Volgens dit artikel is het verboden Europees beschermde soorten:
• opzettelijk te doden of te vangen;
• opzettelijk te verstoren;
• eieren opzettelijk te vernielen of te rapen;
• voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen;
• planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Overige nationaal beschermde soorten In de Wet natuurbescherming is een lijst met nationaal beschermde soorten opgenomen. Hierop is artikel 3.10 van deze wet van toepassing. Artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming houdt in dat het verboden is nationaal beschermde soorten:
• opzettelijk te doden of te vangen;
• voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen;
• planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Provincies beslissen zelf voor welke soorten van deze lijst een vrijstelling geldt.
CONVENANT ENERGIEBESPARING HUURSECTOR
28 juni 2012
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 2
Partijen: 1. De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te dezen handelend als
bestuursorgaan; hierna te noemen “het Ministerie”; 2. Aedes vereniging van woningcorporaties, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen rechtsgeldig
vertegenwoordigd door de heer W.N. Hazeu, hierna te noemen “Aedes”; 3. Vereniging Nederlandse Woonbond, statutair gevestigd te Amsterdam, te dezen rechtsgeldig
vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer drs. J.P. Laurier, hierna te noemen “Woonbond” 4. Vastgoed Belang Vereniging van particuliere beleggers in vastgoed, te dezen rechtsgeldig
vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer J. Kamminga, hierna te noemen “Vastgoed Belang”
In overweging nemende dat: In aanvulling op de overwegingen in het Koepelconvenant Energiebesparing Gebouwde omgeving:
1. In het Plan van aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving dat in maart 2011 door de
Tweede Kamer is vastgesteld, is aangegeven dat energiebesparing een goed middel is om de woonlasten van huishoudens in de greep te krijgen;
2. de woningcorporaties verenigd in Aedes in het “Antwoord aan de Samenleving” de ambitie hebben uitgesproken om 20% te besparen op het totale gasverbruik in de bestaande sociale huurwoningenvoorraad in de periode 2008 – 2018;
3. de woonconsumentenorganisaties verenigd in het Platform Bewoners en Duurzaam Bouwen, waaronder de Woonbond en Vastgoed Belang, op 23 januari 2008 een intentieverklaring hebben uitgebracht waarin zij uitspreken de vraag naar en het enthousiasme voor energiebesparende maatregelen bij hun achterban krachtig te zullen stimuleren en bevorderen;
4. in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen (2002/91/EG) in Nederland het energielabel voor woningen en andere gebouwen is ingevoerd per 1 januari 2008 middels het Besluit en de Regeling energieprestatie gebouwen en de partijen dit energielabel willen gebruiken voor het stimuleren van de verbetering van de energieprestatie van gebouwen;
5. verwacht mag worden dat op termijn de Europese doelstellingen ten aanzien van energiebesparing en duurzame energie verhoogd worden en middelen daarvoor beschikbaar komen uit Europese structuurfondsen;
6. alle partijen het belang van energiebesparing zien, vanwege het klimaat, de eindigheid van fossiele brandstoffen en de stijging van de energieprijzen in relatie tot de woonlastenontwikkeling;
7. energie‐onzuinige woningen (de niet‐groene labels) niet alleen slecht zijn voor het milieu, maar ook voor de woonlasten, zodat energiebesparing bijdraagt aan een betere betaalbaarheid van het huren, wat vooral van belang is voor de koopkracht van huurders met lagere inkomens;
8. succesvolle energiebesparing een reeks van samenhangende activiteiten, inspanningen en maatregelen vereist;
9. uit convenant‐evaluaties blijkt dat de gekozen aanpak van Aedes en de Woonbond leidt tot een versnelling van het treffen van energiebesparende maatregelen. Daaruit tevens blijkt dat
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 3
het gebruik van de Woonlastenwaarborg kan leiden tot een breder draagvlak en grotere energiebesparing en dat deze een bredere uitrol rechtvaardigt;
10. dat alle partijen het belang zien van het energielabel en dat gebleken is dat het communiceren over labelstappen met huurders effectief is gebleken;
11. het voor een succesvolle energiebesparing in de huursector noodzakelijk is om, zowel bij de huurders als bij de verhuurders, daarvoor een groot draagvlak te hebben;
12. de huurders centraal dienen te staan bij het treffen van energiebesparende maatregelen in de huursector, omdat dit noodzakelijk is voor het draagvlak, de acceptatie en de effectiviteit van de maatregelen;
13. huurders en verhuurders altijd met elkaar in overleg treden over toe te passen energiebesparende maatregelen;
14. voor energiebesparing in de nieuwbouw het Lenteakkoord is afgesloten en dat er een relatie is tussen de doelstelling voor de nieuwbouw en de doelstelling voor de bestaande bouw;
15. voor energiebesparing in de corporatiesector en een deel van de particuliere verhuursector een grootschalige en integrale aanpak mogelijk is;
16. voor het beheersen van de woonlasten op lange termijn energiebesparing niet volstaat en het toepassen van duurzame energie noodzakelijk is.
Komen het volgende overeen: Artikel 1 Besparingsdoelstellingen Op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Koepelconvenant: 1. Beogen Aedes en Woonbond met dit convenant in 2020 ten minste een gemiddelde Energie‐
Index van 1,25 (gemiddeld energielabel B) te bereiken voor de totale huurwoningenvoorraad van de corporaties. Dat komt overeen met een besparing op het gebouwgebonden energieverbruik van bestaande corporatiewoningen van 33% in de periode 2008 tot en met 2020. Deze ambitie betreft het gebouw‐ en installatiegebonden energiegebruik voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie.
2. Beoogt Vastgoed Belang de realisatie van een verbetering van de woningvoorraad van haar leden, leidend tot een woningvoorraad in 2020 waarvan 80% label C of beter.
Artikel 2 De aanpak van Aedes, de Woonbond en Vastgoed Belang 1. De aanpak staat in hoofdlijnen beschreven in de notitie “Huren met energie”, plan van
aanpak aangenomen door de Ledenraad van Aedes op 10 januari 2007; het plan van aanpak “Bespaar energie met de Woonbond” (2008 en latere jaren) van de Woonbond en het plan van aanpak “Samen energie besparen. Verduurzaming van de particuliere voorraad” (november 2011) van Vastgoed Belang.
2. De aanpak van Aedes, de Woonbond en Vastgoed Belang is generiek en richt zich primair op hun leden, maar waar mogelijk ook op andere verhuurders en huurdersorganisaties.
3. Voor het treffen van energiebesparende maatregelen door woningcorporaties en particuliere verhuurders wordt zoveel mogelijk aangesloten bij alle natuurlijke momenten, zoals mutatie en planmatig onderhoud, alsook de mogelijkheden van grootschalig onderhoud, ingrijpende woningverbetering en herstructurering en reguliere vervanging en worden speciale maatregelgerichte acties uitgevoerd.
4. Aedes en Woonbond verkennen de mogelijkheden voor een grootschaliger toepassing van duurzame energie in de woningvoorraad (zoals zonnepanelen, windenergie en warmte‐ en
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 4
koudeopslag). Hierbij wordt gekeken of een sluitende businesscase met lagere woonlasten haalbaar is en welke belemmeringen geslecht moeten worden.
5. Initiatieven van bewoners zelf voor energiebesparing en duurzame energie worden, met inachtneming van de belangen van verhuurders, gestimuleerd.
6. Partijen ontwikkelen nieuwe strategieën om woningen in gemengde complexen (VVE’s en verhuur) energetisch te kunnen verbeteren
7. Daarnaast streven Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond er naar dat door bewustwordings‐ en voorlichtingscampagnes ook het gebruikersgedrag wordt beïnvloed.
8. Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond zoeken aansluiting met bestaande initiatieven zoals SEV Energiesprong, Blok voor Blok, etc.
Artikel 3 De inspanningen van Aedes, de Woonbond en Vastgoed Belang 1. In aanvulling op de woonlastendoelstellingen zoals verwoord in artikel 1 van het
Koepelconvenant spannen Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond zich ervoor in dat de energiebesparende maatregelen na de ingreep (op complexniveau) tot lagere woonlasten voor de huurders leiden. Dat wil zeggen dat de afname van de maandelijkse kosten voor elektriciteit en gas als gevolg van de ingreep groter is dan de toename van de huur, gemiddeld op complexniveau. Dit is vormgegeven in een woonlastenwaarborg waarin zo objectief mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt dat op complexniveau de gerealiseerde besparing op de energiekosten groter is dan de huurverhoging die voor de maatregelen in rekening wordt gebracht. Hierbij wordt uitgegaan van de berekende besparing op de energiekosten voor gebouwgebonden energiegebruik, uitgaande van een genormeerd (gestandaardiseerd) verbruik. Voor die gevallen waarvoor de woonlastenwaarborg niet kan werken wordt een onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een woonlastenwaarborg onder auspiciën van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting.
2. Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond stimuleren dat het treffen van energiebesparende maatregelen zo nodig wordt gecombineerd met maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het binnenmilieu, en waar mogelijk, ook maatregelen ter verbetering van het wooncomfort en veiligheid (politiekeurmerk). Speciale aandacht gaat uit naar het ontmoedigen van het toepassen van afvoerloze geisers en andere open verbrandingstoestellen.
3. Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond stimuleren dat verhuurders en huurdersorganisaties op lokaal niveau afspraken maken over energiebesparing. Het daaruit voortvloeiende overleg moet leiden tot een uitvoeringsplan met activiteiten en energiebesparende maatregelen op de korte en middellange termijn. Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond zullen lokale afspraken bevorderen door middel van:
bewustwording en stimulering
informatievoorziening (checklist lokale afspraken) en voorbeeldprojecten,
facilitering van het lokale overleg
advisering van huurdersorganisaties, kennisuitwisseling en netwerken van corporaties en particuliere verhuurders, en
het inzichtelijk maken van de lokale energiebesparing met behulp van de monitoringsgegevens van Aedes en Vastgoed Belang
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 5
4. Bevorderd wordt dat in het lokale overleg van huurders, verhuurders en gemeenten respectievelijk, voor zover relevant regio’s en provincies, onder andere de volgende zaken worden besproken:
voorraadbeleid en portefeuillebeheer ten aanzien van energiebesparing
labelverbetering
woonlastenontwikkeling (relatie met monitoringsparagraaf)
voorlichting aan en betrokkenheid van bewoners
de drie sporen van Aedes: ingrijpende woningverbetering, verhoging ambitie planmatig onderhoud, specifieke maatregelgerichte acties
de drie sporen van Vastgoed Belang: verbeteren van de energieprestatie van de woning, verhogen van de veiligheid en verbeteren van comfort, maatregelen gericht op gezondheid (binnenmilieu) en innovatie, en
het instellen van een fonds voor laag rentende leningen voor particuliere verhuurders met onvoldoende eigen vermogen door gemeenten of provincies.
5. Partijen ontwikkelen een visie hoe de woningvoorraad zo effectief mogelijk aan de besparingsdoelstellingen van dit convenant kan voldoen. Uitgangspunt van partijen is dat niet‐groene labels onacceptabel zijn. Partijen ontwikkelen een plan en tijdspad om niet‐groene labels zo snel mogelijk uit te faseren.
6. Ingeval de (extra) investeringen in energiebesparing naar het oordeel van het Centraal Fonds Volkshuisvesting of het Waarborgfonds Sociale Woningbouw de financiële draagkracht van een substantieel aantal individuele corporaties te boven gaan, treden partijen daarover met elkaar in overleg.
Artikel 4 De inspanningen van het Ministerie 1. Aan de hand van een evaluatie van de effecten van de aanpassing van het
Woningwaarderingsstelsel (WWS) zal het Ministerie in 2014 bezien of nadere aanscherping van het WWS met het oog op de realisatie van de energiebesparingsdoelstelling van dit convenant noodzakelijk of wenselijk is. Bij de eventuele aanscherping van het WWS zullen Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond nauw worden betrokken.
2. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden voor financiële stimulering van energiebesparing, met specifieke aandacht voor de complexen met gemengd bezit van VVE’s en verhuur.
3. Het Ministerie zal, een financiële bijdrage, dan wel een bijdrage in natura leveren ter ondersteuning van de uitvoeringsactiviteiten van de convenantpartijen. Over de voortzetting van de inspanningen van de energieconsulenten vindt nadere afstemming met de partijen plaats.
4. Het ministerie draagt kennis uit over de beschikbaarheid van middelen uit Europese fondsen (bijvoorbeeld de structuurfondsen) voor projecten voor energiebesparing in bestaande woningen en gebouwen.
5. De convenantspartijen zullen in 2012 bezien welke verruiming van de leencapaciteit van corporaties voor verduurzaming van de sociale huurwoningvoorraad mogelijk is en voorstellen dienaangaande doen.
6. De Minister zal, ten behoeve van de financiële continuïteit, de benodigde investeringen voor energiebesparing bezien in het kader van de gehele financiële situatie van de corporatiesector.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 6
7. De Minister zal (versnelde en innovatieve investeringen) in ingrijpende woningverbeteringen in de zin van artikel 3 en investeringen in duurzame energie stimuleren door zich ervoor inzetten dat ten minste 5 ‐ 10% van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor de periode 2014‐2020 hiervoor kunnen worden gebruikt. Deze inzet zal in het Nederlandse Partnerschapscontract 2014 – 2020 met de Europese Commissie worden aangegeven. Marktpartijen zijn zelf verantwoordelijk voor het benutten van deze subsidiemogelijkheden.
Artikel 5 Werkwijze en overleg In aanvulling op de betreffende bepalingen in het Koepelconvenant Energiebesparing Gebouwde Omgeving: 1. Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond behouden bij het nastreven van de doelen van dit
convenant hun onafhankelijkheid en eigen verantwoordelijkheid in de benadering van hun eigen doelgroep.
2. Bij de verdere uitvoering worden de respectievelijke achterbannen betrokken. 3. Er wordt regelmatig overlegd over de voortgang van het convenant in de zogenoemde
Thematafel huursector (bestaande uit medewerkers van het ministerie van BZK, Aedes, Vastgoed Belang en de Woonbond).
Artikel 6 Kosten 1. De kosten van de eigen organisatie voor de uitvoering van dit convenant worden door de
partijen zelf gedragen. 2. De Woonbond en Vastgoed Belang kunnen voor voorlichtings‐ en
kennisoverdrachtactiviteiten een beroep doen op de in het kader van, de voor dit convenant beschikbare gelden door een projectvoorstel in te dienen in het kader van het Platform Bewoners en Duurzaam Bouwen. Waarbij zij in overleg met BZK ondersteuning kunnen vragen van AgentschapNL en Milieu Centraal.
Artikel 7 Monitoring en evaluatie In aanvulling op de betreffende bepalingen in het Koepelconvenant met betrekking tot monitoring en evaluatie: 1. De realisatie van de doelstelling van artikel 1, eerste lid van dit convenant wordt gemeten en
gemonitord met behulp van de Aedes‐database SHAERE, op basis waarvan Aedes jaarlijks zal rapporteren over de verbetering van de energieprestatie van de huurwoningenvoorraad van de woningcorporaties. Daarbij wordt uitgegaan van de berekende gebouwgebonden energiebesparing, inclusief de effecten van sloop met vervangende nieuwbouw en exclusief de effecten van aan‐ en verkoop.
2. Voor wat betreft de monitor in de particuliere huursector zullen de gegevens van de centrale labeldatabank gebruikt worden.
3. De woonlastenontwikkeling in de huursector zal ook gemonitord worden. Hierbij zou onderscheid moeten gemaakt tussen huur en energielasten, en tussen vaste en variabele energiekosten. Ook wordt zo mogelijk in beeld gebracht wat de gevolgen zijn voor de woonlasten van het toepassen van duurzame energie. Als blijkt dat lokale partijen niet voldoende kunnen sturen op woonlasten, zal nader overleg plaatsvinden, mogelijk leidend tot nadere afspraken.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 7
Artikel 8 Naleving en geschiloplossing 1. De afspraken in dit convenant binden partijen doch zijn niet in rechte afdwingbaar. 2. Problemen in de uitvoering van het convenant worden door de partijen eerst in onderling
overleg besproken alvorens eventueel afzonderlijk naar buiten te treden.
Artikel 9 Looptijd en wijzigingen 1. Dit convenant treedt in werking op de dag volgend op die waarop het door partijen is
ondertekend en loopt tot en met 31 december 2020. 2. Partijen kunnen in onderling overleg de afspraken van dit convenant wijzigen, mits alle
partijen daarmee schriftelijk instemmen. Bij onvoorziene omstandigheden, waaronder ook begrepen de omstandigheid genoemd in artikel 3, lid 8, die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant zullen partijen in overleg treden over de noodzaak tot wijziging of beëindiging van het convenant.
Artikel 10 Toetreding en opzegging 1. Partijen gaan in overleg met IVBN om te onderzoeken of langs de lijnen van dit convenant
afspraken mogelijk zijn die voor de gehele huursector gelden. 2. Iedere partij is bevoegd om , met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden dit
convenant schriftelijk op te zeggen. 3. Wanneer een partijen het convenant opzegt, blijft het voor de overige partijen in stand, voor
zo ver de inhoud en strekking ervan zich daartegen niet verzet. Artikel 11 Publicatie in de Staatscourant Dit convenant wordt na de inwerkingtreding in de Staatscourant gepubliceerd.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Convenant Energiebesparing Huursector 28 juni 2012
Pagina 8
Aldus opgemaakt en ondertekend op 28 juni 2012, te Den Haag De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Mevrouw mr. drs. J.W.E. Spies Aedes vereniging van woningcorporaties, W.N. Hazeu Vereniging Nederlandse Woonbond, Drs. J.P. Laurier Vastgoed Belang, J. Kamminga
Provincie Groningen
Afdeling LGW
Sintjansstraat 4
9712 JN Groningen
Postbus 610
9700 AP Groningen
www.provinciegroningen.nl
T 050-3164543
Secretariaat_LGW@
provinciegroningen.nl
FORMULIER
1/6
Let op! Dit aanvraagformulier
wordt regelmatig als gevolg van
gewijzigde inzichten aangepast;
raadpleeg voor de meest
recente versie daarom
www.provinciegroningen.nl
Aanvraagformulier Wet natuurbescherming (Wnb)
Module 2 Soortenbescherming
Voor u verder gaat
Voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning en/of ontheffing op grond van de Wet
natuurbescherming moet u altijd eerst de basismodule invullen.
Lees eerst de toelichting bij deze module. In de toelichting vindt u onder andere ook de verplichte
onderdelen die een eventueel bij te voegen activiteitenplan moet bevatten. Mocht na indienen van uw
aanvraag blijken dat enkele gegevens ontbreken, zullen we daarover contact met u opnemen en zal u
verzocht worden de ontbrekende onderdelen nog na te sturen. Dit heeft geen gevolgen voor de verdere
beoordeling of behandeltijd, mits het om betrekkelijk kleine aanvullingen gaat.
Voor het aanvragen van een vergunning worden kosten in rekening (leges) gebracht. Het tarief van de
provincie kunt u vinden via Overheid.nl in de Legesverordening provincie Groningen 1993. Hiervoor zal bij
de ontvangstbevestiging die u na indienen van de aanvraag van ons ontvangt, een factuur worden
meegestuurd. Wij verzoeken u de leges binnen twee weken na de verzenddatum van de
ontvangstbevestiging aan ons over te maken.
Na indiening wordt uw aanvraag in behandeling genomen. De behandeling neemt 13 weken in beslag met
een mogelijke verlenging van zeven weken, met uitzondering van de PAS-aanvragen waarvan de
behandeltermijn 26 weken is. Nadere informatie over zienswijzen-, bezwaar- en beroepsprocedure ontvangt
u tezijnertijd bij het (ontwerp-)besluit.
Indien u vragen heeft, kunt u altijd contact opnemen met de Frontoffice van de Provincie Groningen, via
Er zijn twee soorten checklists beschikbaar gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ingevulde
checklist geeft antwoord op de vraag of u een vergunning en/of ontheffing moet aanvragen of een melding
houtopstanden moet indienen.
Juiste bevoegd gezag?
Voor het indienen van een aanvraag is het van belang dat de aanvraag voor vergunning/ontheffing/ het
indienen van een melding bij het juiste bevoegd gezag wordt ingediend. De hoofdregel is dat de provincie
waarbinnen de activiteit (hoofdzakelijk) plaatsvindt het bevoegd gezag is voor de aanvraag voor een
vergunning of ontheffing of voor het indienen van een melding. Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen. In de
toelichting vindt u meer informatie over de hoofdregel en de uitzonderingen.
Bijlage bij module 2 Soortenbescherming: Lijst Groninger soorten en
habitats
De lijst Groninger soorten en habitats geeft u een indicatie hoe de dier- en plantensoorten in de provincie
Groningen zijn beschermd. De wijze waarop ze beschermd zijn (via art. 3.1, 3.2 lid 6, 3.5, 3.6 lid 2, 3.10,
Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdragen van Bern en Bonn) is van invloed op het invullen (en beoordelen)
van het aanvraagformulier bij Module 2 Soortbescherming Wnb.
3/13
Module 2 Soortenbescherming
Algemeen:
Per vraag wordt - indien van toepassing - om een korte samenvatting gevraagd. Een uitgebreide beschrijving
dient te worden opgenomen in een activiteitenplan. Dit plan dient als bijlage bij de aanvraag te worden
gevoegd. Bij elke vraag dient u aan te geven in welk hoofdstuk/paragraaf en op welke bladzijden van het
activiteitenplan de uitgebreide beschrijving is opgenomen.
1 Beschrijving activiteit
1.1 Beschrijving initiatief
Om te kunnen beoordelen welke verbodsbepalingen worden overtreden, dient u een beschrijving te geven van uw activiteit. Het gaat hier bijvoorbeeld om het beschrijven van (locatie en periode van) de werkzaamheden, de invloedssfeer van de werkzaamheden, de wijze waarop de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden, gehanteerde onderzoeksmethoden naar beschermde soorten, etc. Het detailniveau hangt af van de omvang en de complexiteit van de activiteit. Geef onderstaand een korte samenvatting. Isolatiewerkzaamheden woningen. De spouwmuur wordt gevuld met isolatieparels en het dak wordt van buitenaf geïsoleerd door de oude dakpannen te verwijderen en een nieuwe (isolatie)plaat en nieuwe dakpannen aan te brengen. Daarnaast wordt de vloer geïsoleerd. Dit heeft echter geen negatieve gevolgen voor beschermde soorten.
1.2 Werken volgens een gedragscode
Worden de werkzaamheden uitgevoerd overeenkomstig een geldige door de Staatssecretaris van EZ goedgekeurde gedragscode?
X Nee
Ja
Geef hierbij aan welke gedragscode(s) van toepassing is/zijn en op welke wijze de werkzaamheden conform de gedragscode(s) worden uitgevoerd.
2 Aanwezigheid beschermde soorten en onderzoek
Geef in onderstaande tabel aan welke beschermde soorten aanwezig zijn binnen de invloedssfeer uw
activiteit. In de toelichting wordt uitvoerig beschreven op welke wijze u dient te onderzoeken welke
beschermde soorten in de invloedssfeer van de activiteit aanwezig zijn en hoe mogelijke effecten van uw
activiteit op die soorten beoordeeld moeten worden. In de onderstaande tabel vat u de resultaten van dat
benodigde onderzoek samen.
Let op! De volgende soorten hoeft u niet in te vullen:
4/13
- Soorten die niet beschermd zijn volgens de Wnb;
- Beschermde soorten die bij Provinciale Verordening zijn vrijgesteld voor de activiteiten in het
kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling of bestendig beheer en onderhoud;
- Beschermde soorten waarop volgens uw verwachting uw initiatief, bijvoorbeeld dankzij het vooraf
treffen van bewezen effectieve maatregelen (mitigerende maatregelen), geen negatieve effecten
heeft en dus overtreding van een verbodsbepaling niet aan de orde zal zijn. Indien u twijfelt, dient
u deze soorten wel in de tabel te vermelden en zullen wij beoordelen of een ontheffing nodig is.
- Indien u de werkzaamheden uitvoert overeenkomstig een goedgekeurde gedragscode (zie 1.2),
geldt een vrijstelling voor de betreffende soort(en).
Aanwezige beschermde soort i.h.k.v. de aanvraag
Essentiële functie(s) van het plangebied voor de soort(en)1
Kritische periode voor de soort2 aanwezig in het plangebied
Soort vastgesteld op basis van welke informatie3
Gewone dwergvleermuis
Paar- en zomerverblijfplaatsen. Mogelijke winterverblijfplaatsen.
half mei – half juli en november - maart
Soortgericht nader onderzoek conform vleermuisprotocol 2017
Ruige dwergvleermuis
Paar- en zomerverblijfplaatsen. Mogelijke winterverblijfplaatsen
november – maart
Soortgericht nader onderzoek conform vleermuisprotocol 2017
oktober – maart Soortgericht nader onderzoek conform vleermuisprotocol 2017
Huismus Nestlocaties maart – augustus Soortgericht nader onderzoek conform soortenstandaard huismus
Gierzwaluw Nestlocaties half april – half augustus Soortgericht nader onderzoek conform soortenstandaard gierzwaluw
Steenmarter Rust-/ verblijfplaats maart - september Waarneming tijdens soortgericht nader onderzoek vleermuisprotocol 2017
1 Bij voorbeeld leefgebied, foerageergebied, vaste rust- of verblijfplaats, pleisterplaats, baltslocatie, nest of kraamkolonie. 2 Bijvoorbeeld voortplanting-/baltsperiode, overwinteringsperiode 3 Gebruikte onderzoeksmethode en/of bronnen voor vaststellen soorten en functies. Bijvoorbeeld gebruik gemaakt van NDFF gegevens (actualiteit gegevens noemen) of Waarneming.nl in combinatie met gericht onderzoek, bijvoorbeeld onderzoek naar verblijfplaatsen, routes en jachtgebied vleermuizen op basis van het vleermuisprotocol.
5/13
3 Soorten en verbodsbepalingen
3.1 Voor welke soorten wordt een ontheffing aangevraagd? Geef daarbij aan welke verbodsbepaling(en) van toepassing is (of zijn)
Nederlandse en wetenschappelijke
naam soort
Beschermingsregime / verbodsbepalingen
Vogels (VR) soorten van bijlage IV HR en bijlage I en II Bonn en Bern m.u.v. vogels VR
Art. 3.1, nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk: X vernielen X beschadigen X nesten weg te nemen Art. 3.1, eieren :
Art. 3.5, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk:
doden vangen verstoren
Art. 3.5, vaste nesten, voortplantings- of rustplaatsen opzettelijk:
vernielen beschadigen
Art. 3.5, eieren opzettelijk:
Art. 3.10, in hun natuurlijke verspreidingsgebied, opzettelijk:
doden vangen
Art. 3.10, vaste nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk:
beschadigen vernielen
4 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb. 5 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 6 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt. 7 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb.
6/13
rapen en onder zich hebben Art. 3.2 lid 6, (delen van) vogels of uit vogels verkregen producten anders dan voor verkoop
onder zich hebben vervoeren8
vernielen rapen
Art. 3.6 lid 2, dieren, m.u.v. vogels, en planten9 anders dan voor verkoop:
8 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb. zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 9 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt.
7/13
Huismus (Passer domesticus) Dichtzetten verblijfplaatsen, aanbrengen vogelvides en ophangen kasten.
Steenmarter (Martes fiona) Dichtzetten verblijfplaats, alternatieven in omgeving
4.2 Maatregelen die de effecten achteraf herstellen (compenserende maatregelen).
Beschrijf per soort welke maatregelen worden getroffen die de effecten achteraf herstellen. Het gaat hier
om compenserende maatregelen..
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
Zie tabel 4.1 en activiteitenplan: aanbrengen inbouwstenen / kasten
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)
Zie tabel 4.1 en activiteitenplan: aanbrengen inbouwstenen / kasten
Laatvlieger (Eptesicus serotinus) Zie tabel 4.1 en activiteitenplan: dak toegankelijk maken / houden
Huismus (Passer domesticus) Zie tabel 4.1 en activiteitenplan: aanbrengen vogelvides en kasten
Steenmarter (Martes fiona)
Zie tabel 4.1 en activiteitenplan
5 Belangenafweging
5.1 Op grond van welk belang wordt een ontheffing aangevraagd?
Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb)
X De volksgezondheid of de openbare veiligheid
De veiligheid van het luchtverkeer
Ter bescherming van flora of fauna
Voor onderzoek of onderwijs, het uitzetten of herinvoeren van soorten, of voor de daarmee samenhangende teelt
Om het vangen, het onder zich hebben, of elke andere wijze van verstandig gebruik, van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
Habitatrichtlijn (artikel 3.5 Wnb)
X Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten
Ter bescherming van wilde flora of fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats
Onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van soorten of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten
Om het vangen, plukken of het onder zich hebben van bepaalde dieren of planten in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
8/13
Andere soorten (artikel 3.10 Wnb)
X Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten
Ter bescherming van wilde flora of fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats
Onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van soorten of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten
Om het vangen, plukken of het onder zich hebben van bepaalde dieren of planten in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied
Bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw
Bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer
Bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied
Algemeen belang
5.2 Motivatie belang(en)
Geef hier in het kort aan wat het doel is van uw initiatief en waarom u van mening bent dat deze
noodzakelijk is in het kader van het door u onder 4.1 aangekruiste belang. Een verwijzing naar
bijvoorbeeld een plan-MER is niet voldoende.
Acantus houdt zich aan het Convenant Energiebesparing Huursector. Deze is ondertekend door Aedes
(de landelijke branchevereniging van woningcorporaties) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De
doelstelling van dit convenant is het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen met 20% in 2020 en het
verlagen van het energielabel naar B. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het vertragen van de
klimaatverandering.
Op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Koepelconvenant beogen Aedes en Woonbond
met dit convenant in 2020 ten minste een gemiddelde Energie Index van 1,25 (gemiddeld energielabel B)
te bereiken voor de totale huurwoningenvoorraad van de corporaties. Dat komt overeen met een
besparing op het gebouw gebonden energieverbruik van bestaande corporatiewoningen van 33% in de
periode 2008 tot en met 2020. Deze ambitie betreft het gebouw‐ en installatie gebonden energiegebruik
voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie.
Door het verlagen van energieverbruik en daarmee de uitstoot van broeikasgassen dient het project een
‘dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische
In de huidige staat is er in de woningen sprake van vocht en tocht. Dit kan resulteren in
gezondheidsklachten voor bewoners. Vochtige woningen hebben vaker last van schimmel. Mensen die in
een vochtig of schimmelig huis wonen hebben vaker luchtwegklachten dan mensen die in een droog huis
wonen. Wonen in een vochtig huis kan leiden tot het ontstaan van astma of verergering daarvan.
Bovendien komen in vochtige huizen komen meer schimmels en/of huisstofmijten voor. Schimmels en
huisstofmijten kunnen allergieën veroorzaken (bron: GGD). Hierdoor is ook sprake van het belang
“volksgezondheid of openbare veiligheid”.
6 Andere bevredigende oplossing (alternatievenafweging)
Afweging alternatieven
Voor alle beschermde soorten geldt dat aangetoond moet worden dat er geen andere bevredigende
oplossing (alternatief) is voor het door u geplande initiatief, die minder schade oplevert voor de
betreffende soort(en). In de toelichting wordt uitgelegd wat hier mee bedoeld wordt. Geef hieronder in het
kort aan welke alternatieven in tijd, plaats en werkwijze/inrichting u heeft afgewogen en waarom het
voorgestelde plan volgens u de oplossing is met de minst negatieve effecten op de beschermde soorten.
Het project omvat energetische maatregelen van bestaande woningen en is daarmee locatie gebonden.
De technische staat van de woningen is dusdanig dat ze niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. De
woningen zijn onvoldoende geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies optreedt. Bovendien is het
klimaat in de woningen niet optimaal als het gevolg van vocht en tocht. Indien er geen
woningverbetering wordt uitgevoerd zullen de woningen op langere termijn onbewoonbaar worden.
Uiteindelijk zal dit leiden tot de sloop van de woningen. Dit zal resulteren in verlies van verblijfplaatsen
voor vleermuizen en steenmarter en nestlocaties van vogels. Het alternatief van sloop en nieuwbouw
heeft tot gevolg dat er voor beperkte periodes geen vaste rust- en verblijfplaatsen beschikbaar zijn op de
locatie van de gesloopte woningen.
Bij de gekozen werkwijze is rekening gehouden met aanwezige beschermde soorten, door de
werkzaamheden zoveel mogelijk buiten de kwetsbare periodes te plannen en in de nieuwe situatie
nieuwe verblijfplaatsen te integreren.
10/13
7 Staat van instandhouding
Staat van instandhouding
Voor alle beschermde soorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd moet worden aangetoond dat het
initiatief niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort (VR)
en/of dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun
natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan (HR, Bonn
en Bern en andere soorten). In de toelichting wordt hierop uitvoerig ingegaan. Geef hieronder per soort en
per beschermingsregime (2 tabellen) gemotiveerd aan op welke wijze wordt voldaan aan deze
voorwaarde(n).
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Vr
Onderbouwing dat de activiteit niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort
Gierzwaluw (Apus apus) In 1994 bedroeg het aantal broedparen in Nederland 25.000 – 100.000. In 1998-2000 werd het aantal broedparen geschat op 30.000-60.000. Het is niet mogelijk om een trend te destilleren uit de informatie die verzameld is over de gierzwaluw. Het is een vogelsoort die zeer moeilijk te inventariseren is. Met de start van het Meetnet Urbane Soorten (MUS-project) door Sovon in 2007 kan na zeven jaar een lichte afname worden vastgesteld (Kennisdocument Gierzwaluw BIJ12, 2017). Nestlocaties voor gierzwaluw die bij de isolatie van de woningen verloren gaan worden tijdig en volledig (mitigatiefactor 5) gemitigeerd. Hierdoor zal de staat van instandhouding van gierzwaluw naar verwachting niet verslechteren als gevolg van het project.
Huismus (Passer domesticus) Ooit was de huismus de meest algemene broedvogel van Nederland. De
soort is de laatste decennia om onbekende reden in aantal vrij hard
achteruit gegaan. Begin jaren tachtig van de 20e eeuw begon de
afname, die in de beginjaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd
in een landelijke afname van meer dan 50% van het aantal broedparen.
Vermoedelijk is één van de oorzaken de afname van broedgelegenheid,
onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen, en dit in
combinatie met een afgenomen voedselaanbod, minder dekking en een
toename aan predatie. Sinds de eeuwwisseling lijkt de broedpopulatie
zich te herstellen; het is nog onduidelijk of dit een structureel herstel is
of dat het een tijdelijke opleving betreft (Kennisdocument Huismus,
BIJ12 versie 1.0 2017).
De nestlocaties die bij de werkzaamheden aan de daken verloren gaan
worden tijdig gemitigeerd middels vogelvides en kasten. Huismussen
zijn niet kieskeurig in het in gebruik nemen van nieuwe nestlocaties en
ook de vides zijn bewezen succesvol voor huismus.
11/13
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Hr, Bonn en Bern en andere soorten
Onderbouwing dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke
verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan
Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen
Nederland de meest voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel
van de landelijke populatie die wordt geschat op 300.000 tot 600.000
dieren (Dietz et al., 2009).
De verblijfplaatsen die bij de werkzaamheden aan het dak verloren
gaan worden tijdig gemitigeerd.
Hierdoor zal de staat van instandhouding van gewone dwergvleermuis
naar verwachting niet verslechteren als gevolg van het project.
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellis nathusii)
De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar (wanneer ook de vrouwtjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot 100.000 dieren. Er zijn geen gegevens bekend over de trend in aantallen (Kennisdocument Ruige dwergvleermuis, versie 1.0 Juli 2017). De verblijfplaatsen die bij de werkzaamheden aan het dak verloren
gaan worden tijdig gemitigeerd.
Hierdoor zal de staat van instandhouding van ruige dwergvleermuis naar verwachting niet verslechteren als gevolg van het project.
Laatvlieger (Eptesucus serotinus)
Laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de
landelijke populatie door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot
40.00 dieren. In de laatste periode zijn meer waarnemingen gedaan,
maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in aantallen of
verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde
gegevens beschikbaar (Broekhuizen et al. 2016).
De verblijfplaatsen die verloren gaan als gevolg van het project worden
gemitigeerd door de daken toegankelijk te maken / te houden. Doordat
laatvlieger niet in vleermuiskasten gaat zitten kan er niet voor
laatvlieger gemitigeerd worden oor de periode dat er aan de
betreffende daken wordt gewerkt. Dit betekent dat er een kleine dip zal
zijn in de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen van
laatvlieger. In de directe omgeving van de waargenomen
verblijfplaatsen van laatvlieger zijn er echter voldoende soortgelijke
woningen beschikbaar die ook voor laatvlieger geschikt zijn en blijven.
Daarom zal er naar verwachting geen sprake zijn van een negatief effect
12/13
op de gunstige staat van instandhouding van laatvlieger als gevolg van
dit project.
Hierdoor zal de staat van instandhouding van laatvlieger naar verwachting niet verslechteren als gevolg van het project.
Steenmarter (Martes fiona) Er is een kennislacune betreffende exacte aantallen van de steenmarter
populatie in Nederland. Bekend is dat in de laatste decennia in vooral
het noorden en oosten van het land de aantallen groeien en
steenmarters weer regelmatig voorkomen. De populatie trend lijkt in
dat opzicht te verbeteren (Broekhuizen et al., 2016). De enorme
toename van de steenmarterpopulatie sinds 1990 laat zien dat de
kwaliteit van het landschap geen beperkende factor is. De
referentiewaarde van het ijkjaar 1990 wordt voor de kwaliteit van het
leefgebied anno 2018 ruimschoots gehaald.
De steenmarter heeft een veelvoud aan verblijfplaatsen. Dit betekent
dat er een kleine dip zal zijn in de functionaliteit van een netwerk van
rust- en verblijfplaatsen van de steenmarter. In de directe omgeving
van de waargenomen verblijfplaats van de steenmarter, is echter
voldoende tot ruim aanbod aan uitwijkingsmogelijkheden in
bijvoorbeeld nabije ‘groengebieden’ beschikbaar, welke voor
steenmarters geschikt zijn en blijven. Daarom zal er naar verwachting
geen sprake zijn van een negatief effect op de gunstige staat van
instandhouding van steenmarter als gevolg van dit project.
Hierdoor zal de staat van instandhouding van de steenmarter naar
verwachting niet verslechteren als gevolg van het project.