-
Dit handboek bevat belangrijke veiligheidsinformatie en dient
beschikbaar gesteld te worden aan personeel dat deze machine
bedient en onderhoudt.
46689753_nl_B_03/16
G400/500-SIIIA BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDBOEKVertaling van
het originele handboek
G400-SIIIA SERIENR. : G40030001 ->G500-SIIIA SERIENR. :
G50030001 ->
-
3 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
INHOUD
VOORWOORD.........................................................................................................................................
5
ALGEMENE GEGEVENS
......................................................................................................................
11
VEILIGHEID
...........................................................................................................................................
13
BEDIENINGSINSTRUCTIES
.................................................................................................................
21
ONDERHOUD........................................................................................................................................
37
INSTALLATIE EN ONDERHOUD
DYNAMO..........................................................................................
87
REFERENTIEGEGEVENS
Noteer de juiste gegevens voor UW DIPP generator in de
onderstaande ruimtes. Gebruik altijd de juiste nummersbij
verwijzingen naar uw DIPP generator.
Doosan Benelux SADrève Richelle 167B-1410 WaterlooBELGIË
Generator serienummer
Motor serienummer
OPMERKINGEN:
UW DIPP LEVERANCIER:
ADRES:
TELEFOON:
-
4 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
-
5 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VOORWOORD
INHOUD
VOORWOORD
.......................................................................................................................................
6
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
...........................................................................................
7
-
6 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VOORWOORD
De inhoud van dit handboek wordt beschouwd als zijndehet
exclusieve eigendom van het bedrijf en mag nietworden
gereproduceerd zonder de voorafgaandeschriftelijke toestemming van
het bedrijf.
Niets in dit document is bedoeld om enige belofte,garantie of
verklaring, al dan niet expliciet of impliciet, tegeven betreffende
de hierin beschreven producten. Allegaranties, of andere bepalingen
of verkoopvoorwaardendienen inovereenstemming te zijn met
destandaardbepalingen en verkoopvoorwaarden vantoepassing op
dergelijke producten, die u op verzoekkunnen worden
toegezonden.
Dit handboek bevat aanwijzingen en technischegegevens ten
aanzien van alle normale bedienings- enregelmatige onderhoudstaken
door bedienings- enonderhoudspersoneel. Grote revisies vallen
buitenbestek van dit handboek en hiervoor dient men eenberoep te
doen op een bevoegde service-afdeling.
De ontwerpspecificatie van deze machine isgecertificeerd als
zijnde in overeenstemming met de EG-richtlijnen. Als resultaat
hiervan:
a) zijn alle modificaties aan de machine ten strengsteverboden
en maken de EG-certificatie ongeldig.
Het gebruik van reparatieonderdelen/smeermiddelen/vloeistoffen,
anders dan die zijn opgenomen in de lijstvan goedgekeurde
onderdelen, kan leiden tot gevaarlijkesituaties waarover het
bedrijf geen controle heeft. Hetbedrijf kan daarom niet
verantwoordelijk gehoudenworden voor apparatuur waarin
niet–goedgekeurdereparatieonderdelen geïnstalleerd zijn.
Het bedrijf behoudt zich het recht voor zondervoorafgaande
mededeling wijzigingen en verbeteringenaan te brengen, en deze
wijzigingen dan welverbeteringen zonder enige verplichting aan te
brengenin reeds verkochte producten.
Het bedoelde gebruik van de machine wordt hieronderkort
beschreven en er worden tevens voorbeelden vanniet toegestaan
gebruik gegeven. Echter, het bedrijf kanniet elke toepassing of
werksituatie die zich kanvoordoen voorzien.
RAADPLEEG IN GEVAL VAN TWIJFEL HETTOEZICHTHOUDENDPERSONEEL.
Deze machine is uitsluitend ontworpen en geleverd voorgebruik in
de hieronder gespecificeerde omstandighedenen toepassingen:
• Gebruik binnen het omgevingstemperatuurbereikzoals uiteengezet
in het hoofdstuk ALGEMENEINFORMATIE van dit handboek.
Gebruik van de machine in één van de in tabel 1vermelde
omstandigheden:
a) is niet toegestaan door het bedrijf,
b) kan de veiligheid van gebruikers en anderepersonen benadelen,
en
c) kan afbreuk doen aan eventuele vorderingen ophet bedrijf.
Het bedrijf aanvaardt geen verantwoordelijkheid voorfouten in
vertaling van dit handboek uit deoorspronkelijke Engelse
versie.
© COPYRIGHT 2016DOOSAN COMPANY
TABEL 1
Gebruik van de machine buiten hetomgevingstemperatuurbereik
zoals uiteengezet inhet HOOFDSTUK ALGEMENE INFORMATIE van
dithandboek.
Deze machine is niet bedoeld voor en mag nietgebruikt worden in
een potentieel explosieveatmosfeer, zoals situaties waar brandbare
gassen ofdampen aanwezig kunnen zijn.
Gebruik van de machine uitgerust met nietgoedgekeurde
componenten/ smeermiddelen/vloeistoffen.
Gebruik van de machine met ontbrekende of defecteveiligheids– of
bedieningselementen.
Gebruik van de machine voor opslag of transport vanmaterialen
binnen of op de behuizing tenzij wanneerdeze binnen de werkset
blijft.
GENERATOR
Gebruik van de generator om grotere lading(en) televeren dan de
gespecificeerde.
Gebruik van onveilige of niet te servicen elektrischeapparatuur
die op de generator is aangesloten.
Gebruik van elektrische apparatuur: (a) met deverkeerde spanning
en/of frequentievermogens. (b)dat computerapparatuur en/of
gelijkaardigeelektronica bevat.
-
7 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
VOORBEELD
-
8 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
-
9 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
-
10 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
-
11 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
ALGEMENE GEGEVENS
INHOUD
ALGEMENE GEGEVENS
......................................................................................................................
12
ALGEMENE INFORMATIE
....................................................................................................................
12
ELEKTRISCHE GEGEVENS
.................................................................................................................
12
-
12 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
ALGEMENE GEGEVENS
ALGEMENE INFORMATIE
G400/500-SIIIA INFORMATIE OVER LUCHTGELUID
• Het A-gewogen geluidsdrukniveau
N.t.b.
• Het A-gewogen geluidsvermogensniveau
N.t.b.
De bedrijfsomstandigheden van de machine zijn in overeenstemming
met ISO 3744:1995 en EN ISO 8528-10:1998.
ELEKTRISCHE GEGEVENS
MODEL G400-SIIIA G500-SIIIA
Motortoerental - TPM 1500 / 1800 1500 / 1800
Motorbrandstof Diesel Diesel
Fabrikant Scania Scania
Model DC13 071 A 00 DC16 071 A 00
Aantal cilinders/slagvolume (liter) 6/12,7 8/16,4
VLOEISTOCAPACITEIT
Smeermiddel motorcarter (liter) 38 48
Brandstoftank (liter) 1080 (1750 OPTIONEEL) 1080 (1750
OPTIONEEL)
Radiator en motorkoelvoeistof (liter) 48,5 52
Elektrisch systeem 24 VDC 24 VDC
AFMETINGEN/GEWICHT EENHEID
Totale lengte (mm) 4760 4760
Totale breedte (mm) 1740 1740
Totale hoogte (mm) (brandstoftank voor 12 uur) 2340 2340
Totale hoogte (mm) (brandstoftank voor 24 uur) 2540 2540
Gewicht (inclusief brandstof) (12-uurs brandstoftank) 5984
6400
Gewicht (exclusief brandstof) (12-uurs brandstoftank) 5091
5595
Gewicht (inclusief brandstof) (24-uurs brandstoftank) 6648
7084
Gewicht (exclusief brandstof) (24-uurs brandstoftank) 5274
5780
COG (°) 1,8 1,8
MODEL G400-SIIIA G500-SIIIA
Nominaal schijnbaar vermogen (kVA aanzuiging) 400 500
Nominaal actief vermogen (kW aanzuiging) 320 400
Nominale spanning 400 400
Nominale stroom (PF=1) 462 578
Nominale stroom (PF=0,8) 578 725
-
13 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VEILIGHEID
INHOUD
VEILIGHEIDSLABELS
..........................................................................................................................
14
GRAFISCHE VORM EN VERKLARING VAN ISO-SYMBOLEN
..................................................... 14
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
................................................................................................................
16
AARDING
........................................................................................................................................
17
INDIEN GEBRUIKT ALS ALTERNATIEVE STROOMBRON
........................................................... 17
VOORZOGEN GEVAARLIJKE STOFFEN
......................................................................................
18
ALGEMENE INFORMATIE
..............................................................................................................
18ElektriciteitMaterialenAccuRadiateurTransport
-
14 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VEILIGHEIDSLABELS
GRAFISCHE VORM EN VERKLARING VAN ISO-SYMBOLEN
VERBOD/VERPLICHT INFORMATIE/INSTRUCTIES WAARSCHUWING
WAARSCHUWING: kans op elektrische schokken.
WAARSCHUWING - heet oppervlak. Bevestigingspunt.
Hefpunt. Aan (stroom). Uit (stroom).
Lees het bedienings- en onderhoudshandboek alvorens de
machine in gebruik te nemen of onderhoud hieraan te
verrichten.
DieselbrandstofGeen open vlam.
Pletgevaar.
Geen water. Koelvloeistof bijvullen. Massa-aansluitpunt.
-
15 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Waarschuwing: Hete vloeistof. Koelmiddelafvoer. Aftappunt
motorolie.
Ontvlambare vloeistof.
-
16 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
GEVAARDeze machine is niet ontworpen voor het gebruik
vanapparatuur voor levensondersteuning. Het beschiktover een
veiligheidsuitschakeling waardoor demachine zal stoppen als een
uitschakelconditievoordoet.
De machine nooit in een gebouw met onvoldoendeventilatie
gebruiken. Vermijd inademing vanuitlaatgassen tijdens het werken
aan of in de buurtvan de machine.
WAARSCHUWINGAccu's bevatten zwavelzuur waaruit gassen
kunnenontsnappen die corrosief en zelfs explosief kunnenzijn.
Vermijd aanraking met de huid, ogen en kleding.Bij aanraking de
aangetaste zone onmiddellijk metwater spoelen.
WAARSCHUWINGVerkeerde bediening van deze machine kan
ernstigeverwondingen veroorzaken of dodelijk zijn. Lees hetbij deze
machine bijgeleverd Bedienings- enonderhoudshandboek voor het
bedienen ofuitvoeren van service.
Modificaties of wijzigingen aan deze machineKUNNEN ernstige
verwondingen veroorzaken ofdodelijk zijn. Wijzig deze machine niet
en voer geenmodificaties uit zonder de uitdrukkelijke,
schriftelijketoestemming van de fabrikant.
WAARSCHUWINGDeze machine is voorzien van een autom.startsysteem
waardoor de machine op elk momentkan opstarten. Respecteer
alleveiligheidsaanbevelingen zoals beschreven in dithandboek om het
personeel te behoeden vanverwondingen. SLUIT DE STROOM AF VOORDAT
UTOT SERVICE OVERGAAT.
LET OPwees uiterst voorzichtig bij het gebruik van
eenhulpstartaccu. Laad de accu snel op door deuiteinden van een
hulpkabel aan te sluiten op depositieve (+) pool van elke accu.
Sluit het eneuiteinde van de andere kabel aan op de negatieve
(-)pool van de hulpaccu en de andere kant op eenaardverbinding uit
de buurt van de lege accu (omeventuele vonken te voorkomen in de
buurt vanmogelijk aanwezige explosieve gassen). Na hetopstarten van
de eenheid, moeten de kabels altijd inde omgekeerde volgorde worden
ontkoppeld.
WAARSCHUWINGNooit service of inspectie van de eenheid
uitvoerenzonder eerst de accukabel(s) te ontkoppelen omonbedoeld
starten te voorkomen.
Draag oogbescherming tijdens het reinigen metperslucht van de
machine zodat er geen vuil in deogen terecht komt.
WAARSCHUWINGHETE VLOEISTOF ONDER DRUK - Verwijderlangzaam de dop
om de DRUK van de HETERADIATOR te laten. Bescherm de huid en
ogen.HEET water of stoom en chemische additievenkunnen ernstige
persoonlijke verwondingenveroorzaken.
WAARSCHUWINGOntvlambare brandstoffen - De tank niet bijvullen
alsde motor werkt.
Geen open vlam maken of roken in de buurt van degenerator of
brandstoftank. Verbied het roken, openvlam of vonken maken in de
buurt van de accu,brandstof, oplosmiddelen voor het schoonmaken
ofandere brandbare stoffen en explosieve gassen.
De generator niet gebruiken als er brandstof isgemorst in of in
de omgeving van de eenheid.
-
17 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
WAARSCHUWINGElektrische schokken -
Geen elektrische apparatuur gebruiken terwijl u inhet water/op
natte aarde staat of natte handen ofschoenen hebt.
Ga uiterst voorzichtig te werk tijdens het werken aanelektrische
componenten. Accuspanning (12V/24VDC) is aanwezig tenzij de
accukabels zijnontkoppeld. De mogelijkheid van een hogerespanning
(potentieel 480V) is te allen tijde aanwezig.
WAARSCHUWINGHanteer elektrische circuits altijd alsof ze
onderspanning staan.
Schakel de startknop uit voor u reparaties probeertuit te
voeren, ontkoppel alle leidingen conform deeisen voor elektriciteit
en ontkoppel de accu zodatniet kan worden gestart.
AARDING
Moet voldoen aan de elektrische codes.
WAARSCHUWINGDe generatorset kan hoge spanningen producerendie
ernstige verwondingen veroorzaken of dodelijkzijn voor personeel en
beschadiging van apparatuur.De generatorset moet over een goede
interne enexterne aarding beschikken zoals vereist door
IEC364-4-41.
De generatorset is intern neutraal geaard op hetframe van de
generatorset. Deze interneaardverbinding is essentieel voor de
juiste prestatiesvan de generatorset en persoonlijke
bescherming.
De externe aarding bestaat uit het koppelen van deneutrale
generatoraansluiting op een vaste aarding.De operator is hiervoor
verantwoordelijk als aardingvereist is volgens IEC 364-4-41
Bescherming tegenelektrische schokken en, indien van
toepassing,andere lokale NEN-normen.
Er worden verschillende methodes toegepast omdraagbare
generators extern te aarden, in functie vanhet bedoeld gebruik en
de NEN-normen. Eenononderbroken kabellengte van niet gesplitst
koper,van ten minste 10 mm2, moet altijd worden gebruiktvoor de
externe aardgeleider, als een aardingverplicht is.
Vraag hulp aan een gekwalificeerde, erkendeinstallateur die op
de hoogte is van de lokalenormen.
WAARSCHUWINGEen gebrekkige aarding van de generatorset
kanernstige verwondingen veroorzaken of dodelijk zijn.
INDIEN GEBRUIKT ALS ALTERNATIEVESTROOMBRON
Alleen koppelen als de schakelaar van dehoofdservice-ingang
ONTKOPPELD en OPENVERGRENDELD is. Beveiliging
tegencircuitoverbelasting moet bovendien voorzienworden conform de
nationale NEN-normen enlokale voorschriften.
LET OPLassen -
Voor het uitvoeren van laswerken; de dynamorelais,de
diagnoseprintplaat, printplaat voorspanningsregelaar, meters,
stroomonderbrekers enaccukabels ontkoppelen. Open
allestroomonderbrekers en maak de externeaansluitingen (exclusief
aardstang) los. Sluit delasaarding zo dicht mogelijk aan op het te
lassenoppervlak.
WAARSCHUWINGElektrische belasting -
Voer nooit elektrische aansluitingen uit als deeenheid
werkt.
Voor het in gebruik nemen van de eenheid moet deelektrische
klasse van de generatorset geverifiëerdworden en deze mag de
ingesteldegeneratorwaarden niet overtreffen.
-
18 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VOORZOGEN GEVAARLIJKE STOFFEN
LET OPGa uiterst voorzichtig tewerk om aanraking met
heteoppervlakken (spruitstuk motoruitlaat enpijpleidingen) te
werk.
Zorg ervoor dat er altijd voldoende ventilatie van
hetkoelsysteem en de uitlaatgassen is.
De volgende stoffen worden gebruikt bij de fabricage vandeze
machine en kunnen gevaarlijk zijn bij verkeerdgebruik.
Vermijd het inslikken, aanraking met de huid eninademen van
dampen van volgende stoffen: Antivries,motorsmeerolie,
conserveringsvet, roestpreventiemiddel,dieselbrandstof en
elektrolyt voor de accu.
De volgende stoffen kunnen worden geproduceerd bij dewerking van
deze machine en kunnen schadelijk zijnvoor de gezondheid:
• Vermijd ophoping van motoruitlaatgassen in kleineruimtes.
• Vermijd inademen van uitlaatgassen.
• Vermijd inademen van stof van remvoering tijdens
hetonderhoud.
• Altijd gebruiken in een goed geventileerde ruimte.
ALGEMENE INFORMATIE
Zorg ervoor dat de gebruiker de stickers heeft gelezen
enbegrepen en de handleidingen heeft geraadpleegdalvorens onderhoud
te plegen of de machine in gebruikte nemen.
Zorg ervoor dat het bedienings- en onderhoudshandboeken de
bijbehorende houder niet permanent van demachine worden
verwijderd.
Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoendegetraind en bevoegd
is en de onderhoudshandboekengelezen heeft.
Zorg ervoor dat alle beschermkappen geplaatst zijn endat de
afschermingen/deuren gesloten zijn tijdensgebruik.
Volgens de specificatie van deze machine is de machineniet
geschikt voor gebruik in risicoruimten metontvlambaar gas. Als
dergelijke toepassing vereist is,moeten alle lokale voorschriften,
gedragscodes en site-regelgeving in acht worden genomen. Om te
garanderendat de machine kan worden gebruikt op een veilige
enbetrouwbare manier, kan aanvullende apparatuur zoalsgasdetectie,
vonkenvangers en inlaatkleppen(afsluitkleppen) vereist zijn,
afhankelijk van de lokalevoorschriften of de mate van risico.
Een wekelijkse visuele controle moet worden uitgevoerdop alle
bevestigingsmiddelen/-schroeven diemechanische onderdelen
vastzetten. Vooralveiligheidsgerelateerde onderdelen zoals de
koppelhaak,trekstangonderdelen, rijwielen en hijsbeugels
moetenworden gecontroleerd op volledige veiligheid.
Alle onderdelen die los, beschadigd of niet repareerbaarzijn,
moeten onmiddellijk worden gecorrigeerd.
Elektriciteit
Het menselijk lichaam heeft een lage tolerantie
voorelektricitiet en is een uitstekende geleider. Blootstellingaan
elektrische schok kan de normale hartactiviteitonderbreken,
thermische brandwonden, ernstigespiercontracties en zelfs de dood
veroorzaken.
Gebruik de generator nooit tenzij allebeschermingsinrichtingen
aanwezig zijn. De regelaar- enrailluiken moeten gedurende de
volledige bedrijfstijdgesloten zijn.
Alleen daarvoor opgeleide personen mogen, indienvereist, testen
onder spanning uitvoeren.
Tijdens het testen onder spanning van elektrischeapparatuur zijn
schoenen met rubberzolen en geschikterubberhandschoen verplicht
bovendien moeten allelokale voorschriften worden gerespecteerd.
Materialen
De volgende stoffen kunnen tijdens gebruik van dezemachine
worden geproduceerd:
• uitlaatgassen van de motor
VERMIJD INHALERING.
WAARSCHUWINGEN
Waarschuwingen vestigen de aandacht op instructies die
nauwkeurig moeten worden opgevolgd om (dodelijk) letsel te
voorkomen.
LET OP
Let op vestigt de aandacht op instructies die nauwkeurig moeten
worden opgevolgd om schade aan het product, proces of diens
omgeving te voorkomen.
OPMERKINGEN
Opmerkingen (N.B.) worden gebruikt voor aanvullende
informatie.
-
19 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Zorg ervoor dat er altijd voldoende ventilatie van
hetkoelsysteem en de uitlaatgassen is.
De volgende stoffen worden gebruikt bij de fabricage vandeze
machine en kunnen gevaarlijk zijn bij verkeerdgebruik:
• antivriesmiddel
• motorsmeermiddel
• beschermingsvet
• roestwerend middel
• dieselbrandstof
• accu-elektrolyt
VERMIJD INSLIKKEN, HUIDCONTACT EN INADEMENVAN GASSEN.
Mocht motorsmeermiddel of brandstof in aanrakingkomen met de
ogen, spoel dan minstens 5 minuten metwater.
Mocht motorsmeermiddel of brandstof in aanrakingkomen met de
huid, was dit dan onmiddellijk af.
Raadpleeg een arts als grote hoeveelhedenmotorsmeermiddel of
brandstof zijn ingeslikt.
Raadpleeg een arts als motorsmeermiddel of brandstofzijn
ingeslikt.
Geef nooit vloeistoffen of wek geen braken op als depatiënt
onbewust is of convulsies heeft.
Veiligheidsinformatiebladen voor motorsmeermiddelenen brandstof
dienen te worden verkregen via deleverancier van het
smeermiddel.
Accu
Accu's bevatten corrosieve vloeistof en produceren eenexplosief
gas. Niet blootstellen aan directe verlichting.Draag altijd
persoonlijke beschermende kleding tijdenshanteren van de accu's.
Wanneer de machine wordtgestart met een hulpaccu, dient u ervoor te
zorgen dat dejuiste polariteit in acht wordt genomen en dat
deaansluitingen goed vastzitten.
PROBEER EEN BEVROREN ACCU NIET TE STARTENMET EEN HULPACCU OMDAT
DE ACCU HIERDOORKAN EXPLODEREN.
Radiateur
Hete motorkoelvloeistof en stoom kunnen letselveroorzaken. Zorg
ervoor dat de vuldop van de radiatorzorgvuldig is verwijderd.
Transport
Zorg ervoor dat tijdens het laden of vervoeren vanmachines de
aangegeven hef- en bevestigingspuntenworden gebruikt.
-
20 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
-
21 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
BEDIENINGSINSTRUCTIES
INHOUD
BEDIENINGSINSTRUCTIES
..................................................................................................
22
BEDRIJFSGEREED MAKEN
..........................................................................................................22
BELASTING AANSLUITEN
.............................................................................................................22
VÓÓR INBEDRIJFSTELLING
.........................................................................................................22
STARTEN
........................................................................................................................................23
STOPPEN
.......................................................................................................................................23
BEDIENING STANDAARD DIGITALE BESTURING
......................................................................24Overzicht
IDENTIFICATIE VAN TOETSTENBLOKKNOPPEN EN -WIJZERS
...............................................24Bedieningsknoppen
Weergaveknoppen Status LEDS
REALTIME GEGEVENSWEERGAVE - SCHERMEN OPENEN
.....................................................25
SOFTWAREVERSIE CONTROLEREN/LAMPTEST
.......................................................................27
CONTRAST AANPASSEN OP HET
DISPLAYSCHERM.................................................................27
PARAMETERINSTELLINGEN VIA TOETSENBLOK
......................................................................28
BESCHRIJVINGEN INSTELPUNTEN
.............................................................................................28Basis
Instellingen Motorparameters Motorbescherming Dynamobescherming
Datum / Tijd
OPTIES
...................................................................................................................................
32
3-WEGBRANDSTOFKLEP...............................................................................................................32
OLIECARTERPOMP
........................................................................................................................33
DOPSET -
CE...................................................................................................................................34
SUPER STARTPAKKET (KOUDE START)
.....................................................................................34
BUITENGEBUIKSTELLING
.....................................................................................................
36
AANBEVELINGEN VOOR LANGE TERMIJN OPSLAG(6 MAANDEN OF MEER)
................................................................................................................36
KORTE TERMIJN OPSLAG
............................................................................................................36
-
22 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
BEDIENINGSINSTRUCTIES
De unit nooit gebruiken zonder eerst
alleveiligheidswaarschuwingen te volgen en het bedienings-en
onderhoudshandboek zorgvuldig door te nemen dat affabriek met deze
machine werd meegeleverd.
BEDRIJFSGEREED MAKEN
Na ontvangst van de machine en voor het bedrijfsgereedmaken is
het belangrijk om de instructies zoals hiernavermeld in VÓÓR
INBEDRIJFSTELLING.
Zorg ervoor dat de gebruiker de stickers heeft gelezen
enbegrepen en de handleidingen heeft geraadpleegdalvorens onderhoud
te plegen of de machine in gebruikte nemen.
Zorg ervoor dat de positie van de noodstopinrichtingbekend is en
herkenbaar is door zijn markeringen. Zorgervoor dat deze naar
behoren werkt en dat debedieningsmethode bekend is.
Sluit de accukabels aan op de accu(‘s) en zorg dat zestevig
vastzitten. Sluit eerst de negatieve kabel aan endaarna pas de
positieve kabel.
De bedieningselementen en instrumenten bevinden zichop het
bedieningspaneel, zoals is afgebeeld. Hierondervolgt een
beschrijving van alle instrumenten op hetpaneel:
Zorg ervoor dat alle transport- en verpakkingsmaterialenworden
afgevoerd.
Zorg ervoor dat de correcte vorkheftrucksleuven ofgemarkeerde
hef-/bevestigingspunten worden gebruiktvoor het hijsen of vervoeren
van de machine.
Zorg er tijdens het werken aan de machine voor dat ervoldoende
ruimte wordt gelaten voor de voorgeschrevenventilatie- en
uitlaatcapaciteit, met inachtneming van allevermelde minimale
afmetingen (ten opzichte van muren,vloeren, etc.).
Er moet voldoende ruimte rondom en boven de machinezijn om een
veilige toegang tot de machine te kunnengaranderen voor de
onderhoudstaken zoals uiteengezet.
Zorg ervoor dat de machine veilig en op een stabielefundering is
geplaatst. Elk risico op verplaatsing moetworden geëlimineerd met
behulp van daartoe geschiktemiddelen, vooral om spanning op vaste
afvoerbuizen tevermijden.
BELASTING AANSLUITEN
Zorg ervoor dat de draden geen barsten of
beschadigingvertonen.
Sluit de juiste faseleider op de overeenkomstige balk L1–L2–L3
aan. Faseverbindingen verwisselen kan deapparatuur beschadigen en
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Gebruik altijd de 5 aansluitinge, 3-fasen, neutraal
enaarding.
Zorg ervoor dat uw installatie in overeenstemming metde lokale
voorschriften is.
VÓÓR INBEDRIJFSTELLING
Voor het starten van de motor dient u volgende controlesuit te
voeren:
1. Motoroliepeil: indien nodig bijvullen.
LET OPNIET bijvullen voorbij de bovenste markering op
depeilstok. Als het oliepeil binnen de gearceerde zone(D) is, wordt
dit als aanvaardbaar bedrijfsbereikbeschouwd.
2. Motorkoelvloeistofpeil: indien nodig bijvullen.
3. Brandstoffilter: tap opgehoopt water af. Vervang ofmaak het
element indien nodig schoon.
4. Service-indicator luchtreiniger (indien
voorzien):onmiddellijk servicen als "rode" indicator brandt
terwijlde motor werkt.
5. Brandstofpeil in tank: bijvullen aan het eind van dedag met
SCHONE DIESEL brandstof om condensatiete minimaliseren.
6. Accu: houd de contactpunten schoon en lichtgesmeerd.
7. Motorriemen en slangen: controleer of ze goedpassen en/of
beschadigd zijn. Indien nodig servicen.
8. Luchtopeningen/roosters: zowel de koellucht van
demotorradiator en generator. Controleer of eropstoppingen zijn
(bladeren, papier, etc.).
9. Visuele inspectie: controleer op excessievevloeistoflekken,
tekens van doorslag rond hetbedieningspaneel, losse routering
vanbedradingsklemmen, etc.
LET OPBel een gekwalificeerde persoon voor het uitvoerenvan
elektrische reparaties.
-
23 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
WAARSCHUWINGVerwijder nooit de dop van een HETE
motorradiator.Als de druk plots vrijkomt uit een warm
koelsysteemkan dit (dodelijk) of ernstig letsel veroorzaken.
LET OPHet belasten van de generator - indien de
generatorgedurende langere tijd draait bij een zeer
lichtebelasting, zal de efficiëntie van motor achteruit gaanen
uiteindelijk beschadigd raken. Het laten draaienvan een generator
bij lichte belasting is zeerschadelijk voor de motor en resulteert
in:
• Verdunning van de smeerolie met brandstof• Carbon opbouw in de
cilinder en turbolader• Hangende klep cilinderkop• Verminderde
prestaties
Om schade te voorkomen, moet de machine nietgedurende langere
tijd voor minder dan 40% van hetnominale vermogen worden
belast.
STARTEN
LET OPGebruik de NOODSTOP-knop ALLEEN in geval vannood.
Gebruik hem NOOIT voor de normale uitschakeling.
Ga volgende zaken na:
1. Alle externe elektrische stroombelastingen zijn
"UIT"geschakeld.
2. De hoofdstroomonderbreker is "UIT".
3. Schakelaar accu-spanningsloos is "AAN".
4. Reset (uittrekken om vrij te geven) de noodstopknop.
5. Druk de "START"-bedieningsknop in.
6. Wacht tot de voorverwarming is ingeschakeld.
LET OPGebruik GEEN startvloeistoffen voor de motor.
GEVAARSTROOM is ingeschakeld als de motor aan is.
LET OPLaat de starter een minuut afkoelen tussenverschillende
startpogingen.
Als de motor uitvalt, zullen diagnoselampenaangeven wat het
probleem is. Verhelp het probleemvoordat u verdergaat.
7. Laat de motor opwarmen gedurende 3 tot 5 minuten.
8. Controleer of het BEDIENING paneel de juistespanning heeft.
Er mogen geen RODEdiagnoselampen branden.
9. Met de hoofdonderbreker "AAN" is er stroom en kande unit
worden gebruikt.
10. Sluit de zijluiken voor optimale koeling van de unittijdens
bedrijf.
STOPPEN
1. Schakel alle externe, elektrische stroombelastingenuit.
2. Schakel de hoofdonderbreker "UIT".
3. Laat 5 minuten afkoelen.
4. Druk de "STOP"-bedieningsknop in.
5. Wacht ten minste 15 seconden voordat u opnieuwopstart.
6. Vul de brandstoftank aan het einde van de werkdagom
condensaat te vermijden.
-
24 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
BEDIENING STANDAARD DIGITALE BESTURING
Overzicht
Doosan's digitale besturing is een complete besturing voor de
generatorset die wordt gebruikt als hoofdinterface tussende
operator en de generatorset. Het zorgt voor een hoogwaardige motor-
en generatorbescherming. Bovendien kunnenverschillende realtime
parameters worden bekeken. De parameters omvatten maar zijn niet
beperkt tot kW, KVA, kVar,vermogensfactor, oliedruk,
koelvloeistoftemperatuur, motortoerental en
diagnosegeschiedenis.
Afbeelding 1
IDENTIFICATIE VAN TOETSTENBLOKKNOPPEN EN -WIJZERS
Bedieningsknoppen
Druk op deze knop om de generatorsette STARTEN.
Druk op deze knop om de generatorsette STOPPEN.
Druk op deze knop om het signaal uit teschakelen.
Druk op deze knop om niet actievestoringen te verwijderen.
Gebruik deze knop om debedieningsmodus van de generator
tescrollen van UIT-HANDM-AUT.
Gebruik deze knop om debedieningsmodus van de generator
tescrollen van AUT-HANDM-UIT.
-
25 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Weergaveknoppen
Status LEDS
Uitschakeling - Indicatie dat de generatorset isuitgeschakeld
door een storing.
Niet in Auto - Indicatie dat de bedieningsmodus van
degeneratorset niet in de automatische stand is.
In bedrijf - Indicatie dat de generatorset in bedrijf is.
Waarschuwing - Indicatie dat de generatorset werktonder
condities buiten zijn normale bedrijfsparameters.
Klaar/Auto - Indicatie dat de generatorset klaar is en
inautomatische modus functioneert.
Last toepassen - Indicatie dat de generatorset belast is.
REALTIME GEGEVENSWEERGAVE - SCHERMEN OPENEN
Druk op de "PAGINA"-knop tot het
hoofdbedieningsmenuverschijnt.
Gebruik de "VERHOGEN" en "VERLAGEN"-knoppen omdoor de menu's te
scrollen.
Afbeelding 2
Dit is het hoofdbedieningsscherm waar naast de statusvan de
generatorset ook de generator kW,vermogensfactor en motor-TPM
worden getoond.
Afbeelding 3
Dit scherm geeft de elektrische waarden van degeneratorset weer.
Deze waarden omvatten frequentie,leidingsspanningen, fasespanningen
en stroom per fase.
Afbeelding 4
Dit scherm geeft de motor bedrijfsgegevens van degeneratorset
weer.
Gebruik deze knop om van weergave tewisselen tussen het
meetscherm,afstelscherm en het standaardscherm.Gebruik het tevens
om de schermen teverlaten.
Gebruik deze knop om eenafstelparameter te selecteren en
dejuiste afstelling te bevestigen.
Gebruik deze knop om deinstelpuntwaarden te VERHOGEN enomhoog te
scrollen in het afstelmenu.
Gebruik deze knop om deinstelpuntwaarden te VERLAGEN enomlaag te
scrollen in het afstelmenu.
OFF AUT MAN
20
Ready
PF 0.8
RPM 1800
Timer 10
Gen Freq 50.0 Hz
NomVolt L-N 227 V
L1N 277V L12 480V
L2N 277V L23 480V
L3N 277V L31 480V
G-Cur 20 20 20A
Oil Press 3,3 bar
Fuel Level 75 %
Batt Volt 12.1V
Engine Temp 76,7°C
-
26 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Afbeelding 5
Dit scherm geeft de status van de binaire inputs van debesturing
weer. "I" indiceert dat een input van status isgewijzigd en "0"
duidt op behoud van de status.
Afbeelding 6
Dit scherm geeft de status van de outputs van debesturing weer.
"I" indiceert dat een output van status isgewijzigd en "0" duidt op
behoud van de status.
Afbeelding 7
Dit scherm is ALLEEN beschikbaar op machines diegebruik maken
van de J1939 motorcommunicaties.Indicatie van
storingen/uitschakelingen van demotorbesturingsunit wordt hier
weergegeven. De geleECU-lamp wijst op een motorwaarschuwing en de
rodeECU-lamp wijst op een motoruitschakeling.
Afbeelding 8
Dit scherm is ALLEEN beschikbaar op machines diegebruik maken
van de J1939 motorcommunicaties. Degegevens worden via de ECU-motor
verzonden.
Afbeelding 9
Dit scherm geeft de lastparameters van de generatorsetweer in
termen van actief vermogen, vermogensfactor,reactief vermogen en
schijnbaar vermogen. Dezewaarden worden geagregeerd en per fase
vermeld.
BIN I000000
Rem Start/Stop I
Low Coolant 0
Emergency Stop 0
Low Fuel 0
Full Basin 0
Voltage Select 0
VSS Door 0
BOUT 0000I00
Starter 0
Fuel Solenoid 0
Fuel Pull Coil 0
Glow Plugs 0
IL Power I
Horn 0
GCB Trip 0
ECU State 000
ECU Yellow Lamp 0
ECU Red Lamp 0
Wait to Start 0
ECU Values
Oil Pressure xxxxx
Water Temp xxxxx
Perc Load ATCS xxx
Boost Pressure xxx
Manifold Temp xxxxx
Fuel Rate xxxxx
Act Power 0kW
0 0 0
Pwr factor 0.00
0.00 0.00 0.00
React pwr 0kVAr
0 0 0
Appar Pwr 0kVA
0 0 0
-
27 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Afbeelding 10
Dit scherm geeft de werkingsinformatie van degeneratorset weer
in termen van gewerkte uren, aantalstarts, aantal noodstops en
uitschakelingen, kW-uren,kVar-uren. Bovendien wordt een
definieerbare parametervoor de serviceintervals weergegeven.
Afbeelding 11
Dit scherm is ALLEEN beschikbaar op machines diegebruik maken
van de J1939 communicaties. De SPN-en FMI-diagnosecodes worden hier
weergegeven zoalsze door de ECU-motor zijn verzonden. Deze
storingenactiveren geen vergrendeling en zijn niet actief als
destoring niet optreed. Een volledige lijst van storingscodeswordt
aan het einde van dit handboek vermeld.
Afbeelding 12
Dit scherm geeft de alarm-/uitschakellijst van degeneratorset
weer. Niet actieve storingen kunnen wordenverwijderd door op de
"Reset storing"-knop te drukken.Er kunnen tot acht storingen op dit
scherm wordenweergegeven en ze zijn allemaal "in volgorde
vanaankomen" (FIFO).
SOFTWAREVERSIE CONTROLEREN/LAMPTEST
Om de softwareversie te controleren en de werking vande LED's op
het bedieningspaneel te testen, drukt u
tegelijk op en .
CONTRAST AANPASSEN OP HET DISPLAYSCHERM
Om het contrast op het displayscherm aan te passen,drukt u
tegelijkertijd op "BEVESTIGEN" en"VERHOGEN" of "VERLAGEN" om het
contrast teverhogen of verlagen.
Run Hours 0 h
NumStarts 0
E-Stop 0
Shutdown 0
KW hours 0
KVAr hours 0
Next Srv Time 250 h
ECU Alarm List
>
FC 0 OC 0 FMI 0
Alarm List 2
Not in Auto
Wrn Coolant Level
-
28 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
PARAMETERINSTELLINGEN VIA TOETSENBLOK
Druk op de "PAGINA"-knop tot het afstelmenu voorparameters
verschijnt.
Gebruik de "VERHOGEN" en/of "VERLAGEN"-knoppenom door de
parametermenu's te scrollen.
Afbeelding 13
Druk op "BEVESTIGEN" om het gewensteparametermenu te
selecteren.
Gebruik de "VERHOGEN" en/of "VERLAGEN"-knoppenom naar de te
wijzigen parameter te scrollen.
Druk op "BEVESTIGEN" om de te wijzigen parameter teselecteren.
Opmerking: Parameters met een sterretje (*)vereisen een
wachtwoord.
Gebruik de "VERHOGEN" en/of "VERLAGEN"-knoppenom de
instelpuntwaarde te verhogen of verlagen.
Druk op "BEVESTIGEN" wanneer het gewensteinstelpunt is
bereikt.
Druk eenmaal op de "PAGINA"-knop om terug te kerennaar het
parametermenu en nog twee keer om terug tekeren naar het
meetscherm.
BESCHRIJVINGEN INSTELPUNTEN
BASIS INSTELLINGEN
Gen-Setnaam
Door gebruiker bepaalde naam wordt gebruikt voor
deBESTURING-identificatie op een externe telefoon- ofgsmverbinding.
De Gen-setnaam is max. 14 tekens langen moet via de Lite Edit
software worden ingevoerd.
Nomin vermogen (3ph)
Nominaal vermogen van de generator in driefase
HI-WYEseriekoppeling.
Nomin stroom
Nominale stroom van de generator in driefase
LOW-WYEparallelkoppeling.
CT-verhouding
De ingestelde stroomtransfoverhouding op de generator.
PT-verhouding
De ingestelde potentiaaltransfoverhouding van degenerator. PT's
zijn niet vereist op 480 Volt systemen enlager.
Nominale spanning 1
Leiding naar neutrale spanning in LOW-WYE,parallelkoppeling.
Nominale spanning 2
Leiding naar neutrale spanning in HI-WYE,seriekoppeling.
Tandwieltanden
Aantal tanden op de motorinrichting voor de pick-up.Ingesteld op
nul als geen pick-up wordt gebruikt.Motortoerental wordt geteld via
de generatorfrequentie.Elektronische motoren krijgen het
toerentalsignaal van demotorbesturing.
Dynamofrequentie
Frequentie van de accu-dynamo als de besturing stoptmet
tornen.
Nominale TPM
Het nominale motortoerental van de generatorset.
Modus [UIT, HAND, AUT]
Dit komt overeen met de "Modus" besturingsknoppen.
Storing reset ga naar handboek
Schakelt retour naar HAND-modus in of uit als reset
wordtingedrukt.
Tegenlichttime-out weergeven
De tijdslimiet in minuten wanneer het tegenlicht uitgaat.
IL Stroom UIT
De tijdslimiet in minuten wanneer de besturing inSlaapmodus
gaat. Het regelvermogen wordt herstelddoor 5 seconden op de knop
“Paneel aan”[Afbeelding 14] te drukken.
Afbeelding 14
Password
Basic settings
Engine params
Engine protect
Gener protect
Date/Time
Sensors spec
I/O Module
Parameters Adjust Menu
>
-
29 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
ADDR-besturing
De instelling van het besturingsadres.
RS232-modus
Selectie van het communicatieprotocol.Standaard : Lite
EditModbus = Modbus protocolCummins MB = Cummins Modbus
protocol
MOTORPARAMETERS
Start TPM
"Ontsteking" toerental als de besturing stopt met tornen(starter
gaat UIT).
Start POlie
Zodra bereikt, stopt de besturing met tornen (starter gaatUIT).
Er zijn drie condities om te stoppen met tornen: StartTPM, Start
POlie en D+ (indien ingeschakeld). De startergaat uit als een van
deze condities is vervuld.
Voorverhitting tijd
De tijdsvertraging voor voorverwarmen nadat de unit
hetstartbevel krijgt. De unit begint te starten na
hetvoorverwarmen. Selecteer Niet Voorverwarmen metinstelling = 0
standaard fabrieksinstelling = 10 seconden.
MaxTorn tijd
Maximum tijdslimiet van tornen.
Pauze tornstoring
Pauzetijd tussen tornpogingen.
Tornpogingen
Maximum aantal tornpogingen.
Stationaire tijd
Stationaire tijdsvertraging start als TPM hoger wordt danStart
TPM. Startstoring wordt vastgesteld als tijdensstationair bedrijf
de TPM lager worden dan 2.
Min. stabiliteitstijd
Nominale generatorspanning voor starten wordtgedetecteerd nadat
de starter is uitgeschakeld,stationaire tijd verstrijkt en deze
tijd is verlopen.
Max. stabiliteitstijd
Als de nominale generatorspanning niet stabiel is in de
tijdnadat de starter UIT is en de stationaire tijd verstrijkt,
zalde genset uitschakelen. Stabiliteit betekent dat spanningen
frequentie binnen de grenzen van dewaarschuwingsinstellingen
zijn.
Koelsnelheid
Deze functie wordt niet gebruikt. Gereserveerd voortoekomstige
toepassingen. Standaard fabrieksinstelling =NOMINAAL.
Koeltijd
Bedrijfstijd van de onbelaste generatorset om de motor tekoelen
voor het stoppen.
Na koeltijd
Deze functie wordt niet gebruikt. Standaardfabrieksinstelling =
0.
Stoptijd
Wanneer de stopsequentie van de generatorset actief is,kan de
brandstofsolenoïde output gedurende dezeperiode niet
inschakelen.
Brandstofsolenoïde
Bepaalt het gedrag van de binaire outputBRANDSTOFSOLENOÏDE.
DIESEL: Output sluit samen met de binaire outputSTARTER.
De output gaat open als de Noodstop inschakelt ofgekoelde
generatorset wordt gestopt of in pauze is tussenherhaaldelijke
startpogingen.
GAS: Output sluit af samen de binaire outputONTSTEKING als TPM
meer dan 30 TPM (vaste waarde)is. Output gaat open na het stopbevel
of gepauseerdtussen herhaaldelijke startpogingen.
Brandstoftrekspoel
Tijdsduur dat output Brandstoftrekspoel actief is. Dezeoutput
wordt gebruikt voor onmiddellijke activatie van
eenbrandstofsolenoïde trekspoel.
StarttoerentalTPM RPM
TPM = 2
BO STATIONAIR
NOMINAAL
BO startmotor
Stationaire looptijd Min. stabiliteitstijd
Startstoring
Elektrische
beveiligingen
actief
Spanningsdetectie
Startmotor uit
Stationaire
looptijd
BO: STARTMOTOR
Stabiliteitstijd
-
30 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
D+ Functie
INGESCHAKELD: Het D+contactpunt wordt gebruikt voorbeide
functies - "bedrijfstijd" detectie enlaadstoringsdetectie.
LAADSTORING: Het D+-contact wordt uitsluitendgebruikt voor
laadstoring.
UITGESCHAKELD: Het D+ contact wordt niet gebruiktmaar blijft nog
steeds slagspanning aan de accu-dynamoleveren.
ECU-freq. selectie
Deze functie wordt niet gebruikt. Fabrieksinstelling
=STANDAARD.
ECU-toerentalafstelling
Deze functie wordt niet gebruikt. Standaardfabrieksinstelling =
0.
MOTORBESCHERMING
Mot. besch. vertr. [s]
Tijdens het starten van de generatorset moeten
bepaaldemotorbeschermingen worden geblokkeerd (bijv. oliedruk).De
beschermingsinrichtingen worden gedeblokeerd nade vertragingstijd
van de bescherming. De tijd begint telopen nadat START TPM is
bereikt.
Alarmsignaal
Drie mogelijke keuzes:
GEEN = Signaal gaat slechts 10 seconden voorhet starten in Auto
modus af.
UITSCHAKELING = Signaal gaat af voor deuitschakeling en ook voor
een Autostart.
US + WAARSCHUWING = Signaal gaat af voorelk alarm of
uitschakeling en ook voor eenAutostart.
Maximaal toerental
Drempelwaarde voor bescherming van max. toerental.
Wrs oliedruk
Waarschuwingsdrempelwaarde voor lage oliedruk.
Us oliedruk
Waarschuwingspeil uitschakeling voor lage oliedruk.
Oliedruk vertr.
Vertraging voor oliedrukwaarschuwing/uitschakeling.
Us motortemp.
Drempelwaarde uitschakeling voor hogemotorkoelvloeistof
temperatuur.
Wrs. motortemp.
Drempelwaarde waarschuwing voor hogemotorkoelvloeistof
temperatuur.
Wrs motortemp. laag
Drempelwaarde waarschuwing voor lagemotorkoelvloeistof
temperatuur.
Motortemp. vertr.
Vertraging voor hoge/lage motorkoelvloeistoftemperaturen.
Wrs. brandstofpeil
Drempelwaarde waarschuwing voor laag brandstofpeil.
Us brandstofpeil
Drempelwaarde uitschakeling voor laag brandstofpeil.
Brandstofpeil vertr.
Vertraging voor laag brandstofpeil.
Acc. overspanning
Drempelwaarde waarschuwing voor hoge accuspanning.
Acc. onderspanning
Drempelwaarde waarschuwing voor lage accuspanning.
Accuspanning vertr.
Vertraging voor lage accuspanning alarm.
VolgendeServTijd [h]
Telt af als de motor werkt. Als de teller op nul
staat,verschijnt een alarm.
DYNAMOBESCHERMING
Overbelasting
Drempelwaarde voor generator overbelasting (in % vannominaal
vermogen).
Overbelasting Wrs.
Drempelwaarde voor generatoroverbelastingwaarschuwing (in % van
nominaalvermogen).
Overbelasting vertr.
Vertraging voor generator overbelastingsalarm.
Ishort
Uitschakeling treed op als Ishort circuitlimiet is bereikt.
Ishort vertr.
Vertraging voor Ishort alarm.
2Inom vertr.
IDMT is "heel invers" generator overstroombescherming.2Inom
vertr. is Reactietijd van IDMT-bescherming voor200% overstroom Igen
= 2* nominale stroom.
Stroom onbal. vertr.
Vertraging voor generatorstroom asymmetrie.
-
31 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Gen >S Us
Uitschakelpeil voor generator overspanning. Alle drie defasen
worden gecontroleerd. Maximum van drie wordtgebruikt.
Gen >S Wrs
Waarschuwingspeil voor generator overspanning. Alledrie de fasen
worden gecontroleerd. Maximum van driewordt gebruikt.
Gen f Wrs
Waarschuwingspeil voor generator overfrequentie.
Gen
-
32 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
OPTIES
3-WEGBRANDSTOFKLEP
Deze machine kan voorzien zijn van een 3-wegbrandstofklep.
Beschrijving
De combinatie van een 3-weg brandstofklep met eenexterne
brandstofaansluitmodile zal een maximaleautonomie opleveren.
Installatie en gebruik
Directe aansluiting op het 3-weg brandstofklepblok.
Stop de motor.
Sluit de externe brandstoftoevoer en retourslangen ophet 3-weg
brandstofklepblok aan. (Draad is 3/8 BSPP).
Afbeelding 15: 3-weg brandstofklep
Verplaats de hendel naar de stand voor de
externebrandstoftank
Afbeelding 16: Stand klephendel
Gemorste brandstof schoonmaken.
Voorbereiding externe brandstofaansluiting
Stop de motor.
Sluit de externe brandstoftoevoer en retourslangen op deexterne
brandstofaansluiting aan. (Draad is 1/2 BSPP).
A Brandstoftoevoer naar motor: “IN”B Brandstofretour naar de
externe tank: “UIT”
A Ingebouwde tanktoevoerB Externe tanktoevoer
-
33 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
OPTIES [VERVOLG]
OLIECARTERPOMP
Deze machine kan voorzien zijn van een oliecarterpomp
Afbeelding 17: Aftappunt oliecarter
Beschrijving
Dankzij de oliecarterpomp kan motorolie gemakkelijkerworden
verwijderd.
Olie verwijderen
Laat de motor werken tot hij op bedrijfstemperatuur is.
Stop de motor
Monteer een slang op de uitlaataansluiting van demotorolie.
Afbeelding 18
Open de aflaatklep van het motoroliecarter.
Tap de motorolie met de handpomp af.
Afbeelding 19: Handpomp
Recycleer of voer afgewerkte olie op eenmilieuvriendelijke
manier af.
Sluit de aflaatklep van het motoroliecarter.
WAARSCHUWINGVERMIJD (DODELIJKE) LETSELS
Maak gemorste brandstof of olie altijd schoon. Houdhitte,
vlammen, vonken of brandende sigaretten uitde buurt van brandstof
en olie. Onbedachtzaamgedrag in de omgeving van brandbare stoffen
kanexplosies of brand veroorzaken.
A Aflaatklep oliecarter
A Uitlaataansluiting motorolie
A Handpomp
-
34 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
OPTIES [VERVOLG]
CONTACTSET - CE
Afbeelding 20: Contacten
Deze machine kan voorzien zijn van optionele contactenzoals
hierboven beschreven.
SUPER STARTPAKKET (KOUDE START VOOR 23°C)
Deze machine kan worden uitgerust met eenkoude-startset.
BESCHRIJVING:
De koude-startoptie faciliteert het opstarten tijdens hetgebruik
van de machine in de winter bijomgevingstemperatuur van -10°C tot
-23°C. Daarvoor isde unit uitgerust met een afzonderlijke
motorverwarmeren acculader.
Motor
Bij omgevingstemperaturen onder de -10°C moet wordengelet op de
opwarmtijd. Belast de motor niet volledig bijomgevingstemperaturen
onder de -10°C alvorens deopwarmtijd te hebben voltooid.
De verwarmer moet minimaal 30 minuten voor hetopstarten worden
ingeschakeld. Als de motor eenmaaldraait, wordt de verwarmer
uitgeschakeld door eeninterne thermostaat.
Motorverwarmer en acculader
De verwarmer en de acculader hebben een externe240V AC-voeding
nodig die aangesloten moet worden opde klemmenblok connector in de
railklem-ruimte in devoedingssokkel. De voeding dient beschermd te
wordentegen water en gezekerd te zijn ofwel via het stopcontactdan
wel via een industriële contactdoos.
Afbeelding 21: Elektrische aansluitkast en motorverwarmer
A Contacten 1P 16AB Contact 3P 32AC Contact 3P 64A
A Elektrische aansluitkastB Motorverwarmer
-
35 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
OPTIES [VERVOLG]
Afbeelding 22: 240V AC externe voedingsklemmenblok
Afbeelding 23: Acculader
De verwarmer mag niet worden gebruikt:
• In vulstations en tankparken.
• Op plaatsen waar explosieve dampen of stof zichkunnen opbouwen
(bijv. in de buurt vanopslagplaatsen voor brandstof, kolen,
houtstof ofgraan).
• In gesloten ruimten (bijv. garage), ook niet via detimer.
De verwarmer moet niet:
• Bloot worden gesteld aan temperaturen boven de120°C
(opslagtemperatuur), anders kan er blijvendeschade ontstaan.
De verwarmer moet:
• Worden gebruikt op de nominale spanning zoalsaangegeven op het
typeplaatje.
• Worden uitgeschakeld door de externe voeding teverwijderen
indien errookontwikkeling plaatsvindt,ongewone brandende geluiden
worden gehoord,ofindien u brandstof kunt ruiken. De verwarmer
magpas weer opnieuw worden ingeschakeld nadat de unitdoor een
opgeleide specialist is geïnspecteerd.
• Eenmaal per maand gedurende ten minste 10minuten worden
ingeschakeld bij een koude motor.
• Aan het begin van het winterseizoen of eerder dooreen
opgeleide specialist worden nagekeken.
A 240V AC externe voedingsklemmenblok
A Acculader
-
36 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
BUITENGEBUIKSTELLING
Wanneer de machine permanent buiten gebruik moetworden gesteld
of gedemonteerd, is het belangrijk dat uervoor zorgt dat alle
gevarenrisico's ofwel zijngeëlimineerd of dat de ontvanger van de
machinehiervan op de hoogte is gesteld. Let vooral op
hetvolgende:
• Vernietig geen accu's of onderdelen met asbestzonder de
materialen veilig in te sluiten.
• Gooi geen drukvat weg dat niet duidelijk isgemarkeerd met zijn
relevantegegevensplaatinformatie of onbruikbaar is gewordendoor
boren, snijden, enz.
• Voer geen smeermiddelen of koelvloeistoffen af
inlandoppervlakken of afvoeren.
• Voer geen volledige machine af zonder bijvoegingvan
gebruiksdocumentatie.
AANBEVELINGEN VOOR LANGE TERMIJN OPSLAG(6 MAANDEN OF MEER)
• Motorkoelsysteem – behandel met roestremmer entap af.
Raadpleeg de dealer van de motor vooroverige aanbevelingen.
• Dicht alle openingen met waterdichte tape.
• Plaats een droogmiddel in de uitlaatpijpen
enmotorluchtinlaatpijpen.
• Verminder de spanning op riemen, ventilator, enz.
• Koppel de accukabels los.
• Tap het brandstofsysteem af.
KORTE TERMIJN OPSLAG
Wat betreft machines die gedurende langere periodes(meer dan 30
dagen) stilstaan:
• Zorg ervoor dat de machine om de 30 dagen wordtgestart en
gebruikt. Laat de machine dusdanig langdraaien dat de motor op
bedrijfstemperatuur is.
• Tap de brandstoftank af om alle water te verwijderen.
• Tap het water af uit de brandstof-/waterafscheider.
-
37 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
ONDERHOUD
INHOUD
G400/500-SIIIA ONDERHOUDSINFORMATIE
.....................................................................................
40
ALGEMEEN
.....................................................................................................................................
40
PERIODIEK ONDERHOUD
.............................................................................................................
40
INLEIDING
...............................................................................................................................................
41
GEZONDHEID EN VEILIGHEID
............................................................................................................
42
MILIEUVERANTWOORDELIJKHEID...............................................................................................
42
VEILIGHEID
.....................................................................................................................................
42
VERSCHILLENDE SOORTEN
AANBEVELINGEN..........................................................................
42
WAARSCHUWINGEN EN AANBEVELINGEN
......................................................................................
43
ROKEN.............................................................................................................................................
43
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR HET LATEN DRAAIEN VAN DE
MOTOR........................... 43
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR HET OMGAAN MET MATERIALEN
................................... 44
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR ONDERHOUD EN
REPARATIES....................................... 44
CERTIFICERING..............................................................................................................................
46
HET
MOTOR-TYPEPLAATJE................................................................................................................
46
G400-SIIIA
COMPONENTENIDENTIFICATIE.......................................................................................
47
G500-SIIIA
COMPONENTENIDENTIFICATIE.......................................................................................
48
G400/500-SIIIA STARTEN EN INBEDRIJFSTELLEN
...........................................................................
49
CONTROLES VOOR
INBEDRIJFSTELLING...................................................................................
49
STARTEN VAN DE
MOTOR.............................................................................................................
49
INBEDRIJFSTELLEN
.......................................................................................................................
50
MOTOR BUITEN WERKING
STELLEN...........................................................................................
51
CONTROLES NA INBEDRIJFSTELLING
........................................................................................
51
G400/500-SIIIA
ONDERHOUD..............................................................................................................
52
AAN MOTOREN MET WEINIG
BEDRIJFSUREN............................................................................
52
G400/500-SIIIA
ONDERHOUDSINTERVALLEN..............................................................................
53
BIODIESEL (FAME)
.........................................................................................................................
53
SMEERSYSTEEM
.................................................................................................................................
54
OLIEKLASSE
...................................................................................................................................
54
OLIEANALYSE
.................................................................................................................................
54
HET OLIEPEIL
CONTROLEREN.....................................................................................................
54
DE OLIE VERVERSEN
....................................................................................................................
55
G400-SIIIA HET OLIEFILTER VERVANGEN
...................................................................................
56
G500-SIIIA HET OLIEFILTER VERVANGEN
...................................................................................
57
G400/500-SIIIA DE CENTRIFUGAAL OLIEFILTER REINIGEN
...................................................... 57
-
38 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G400/500-SIIIA KOELSYSTEEM
...........................................................................................................61
KOELVLOEISTOF.............................................................................................................................61
G400/500-SIIIA KHET KOELVLOEISTOFPEIL
CONTROLEREN....................................................64
HET ANTIVRIESMIDDEL EN DE CORROSIEREMMER
CONTROLEREN..................................... 64
ANTIVRIESMIDDEL EN CORROSIEREMMER
...............................................................................65
KOELVLOEISTOF
VERVERSEN......................................................................................................66
HET KOELSYSTEEM
REINIGEN.....................................................................................................
67
G400/500-SIIIA
LUCHTFILTER..............................................................................................................68
DE VACUÜMINDICATOR AFLEZEN
................................................................................................68
HET FILTERELEMENT
VERVANGEN..............................................................................................68
HET VEILIGHEIDSPATROON VERVANGEN
..................................................................................................68
BRANDSTOFSYSTEEM
........................................................................................................................69
HET BRANDSTOFPEIL
CONROLEREN..........................................................................................
69
G400-SIIIA HET BRANDSTOFFILTER
VERVANGEN......................................................................
69
G500-SIIIA HET BRANDSTOFFILTER
VERVANGEN......................................................................
69
G400/500-SIIIA HET SCHEIDINGSFILTER WATER/BRANDSTOF
VERVANGEN..........................70
G400-SIIIA HET BRANDSTOFSYSTEEM ONTLUCHTEN
..............................................................71
G500-SIIIA HET BRANDSTOFSYSTEEM ONTLUCHTEN
..............................................................71
OVERIGE
CONTROLES........................................................................................................................72
DE AANDRIJFRIEM
CONTROLEREN.............................................................................................72
CONTROLEREN OP LEKKAGES
....................................................................................................73
G400-SIIIA DE KLEPSPELING CONTROLEREN EN AFSTELLEN
................................................ 74
G500-SIIIA DE KLEPSPELING CONTROLEREN EN AFSTELLEN
................................................ 78
DIESEL...................................................................................................................................................
81
SAMENSTELLING VAN DE
BRANDSTOF.......................................................................................81
ZWAVELGEHALTE IN DE BRANDSTOF
.........................................................................................81
DE INVLOED VAN TEMPERATUURVERSCHILLEN OP
BRANDSTOF..........................................81
G400/500-SIIIA MOTOR GEREEDMAKEN VOOR OPSLAG
................................................................82
HET HANTEREN VAN DE
MOTOR..................................................................................................82
CONSERVERENDE
KOELVLOEISTOF...........................................................................................82
CONSERVERENDE BRANDSTOF
..................................................................................................82
CONSERVERENDE OLIE
................................................................................................................
82
VOORBEREIDINGEN TEN BEHOEVE VAN OPSLAG
....................................................................82
ACCU'S.............................................................................................................................................83
OPSLAG
...........................................................................................................................................83
INBEDRIJFSTELLING NA OPSLAG
................................................................................................83
-
39 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G400-SIIIA TECHNISCHE
GEGEVENS................................................................................................
84
ALGEMENE
GEGEVENS.................................................................................................................
84
SMEERSYSTEEM............................................................................................................................
84
INSPUITSYSTEEM
..........................................................................................................................
84
KOELSYSTEEM...............................................................................................................................
84
INLAATSYSTEEM
............................................................................................................................
84
ELEKTRISCH
SYSTEEM.................................................................................................................
84
G500-SIIIA TECHNISCHE
GEGEVENS................................................................................................
85
ALGEMENE
GEGEVENS.................................................................................................................
85
SMEERSYSTEEM............................................................................................................................
85
INSPUITSYSTEEM
..........................................................................................................................
85
KOELSYSTEEM...............................................................................................................................
85
INLAATSYSTEEM
............................................................................................................................
85
ELEKTRISCH
SYSTEEM.................................................................................................................
85
-
40 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G400/500-SIIIA ONDERHOUDSINFORMATIE
WAARSCHUWINGElke onbevoegde modificatie of storing om
dezeapparatuur te onderhouden kan het gebruik ervanonveilig maken
en de fabrieksgarantie latenvervallen.
WAARSCHUWINGVoor u reparaties uitvoert de accukabels naar
demotor ontkoppelen evenals alle leidingen naarelektrische
stroomvoorzieningen. Doet u dit niet, dankan dit leiden tot ernstig
lichamelijk letsel of schadeaan de apparatuur.
ALGEMEEN
Naast periodieke inspecties vereisen vele componentenuit deze
unit periodiek onderhoud om maximalecapaciteit en prestaties te
leveren. Klein onderhoudomvat voor- en nabewerkingsprocedures die
door hetbedienings- of onderhoudspersoneel moeten wordenuitgevoerd.
De hoofdfunctie van preventief onderhoud ishet voorkomen van
storingen en bijgevolg minderreparaties. Preventief onderhoud is de
eenvoudigste engoedkoopste manier van onderhoud. Door uw unit
teonderhouden en hem altijd schoon te houden, zal hetonderhoud
vlotter verlopen.
PERIODIEK ONDERHOUD
Het onderhoudsschema is gebaseerd op normalebediening van de
unit. In geval van ongebruikelijkebedrijfsomstandigheden door het
weer, dient het schemadaaraan te worden aangepast.
Bedradingsrouteringklemmen
Controleer dagelijks of bedradingsrouteringklemmen loszitten.
Klemmen dienen stevig en correct gemonteerd tezijn. Controleer de
bedrading ook op slijtage,achteruitgang en afschuring door
trillingen.
Elektrische aansluitingen
Aardingskring
Controleer dagelijks op tekens van doorslag (vonken)rond
elektrische aansluitingen.
Voer een dagelijkse controle van de aardingskring uitconform de
EG-veiligheidsrichtlijn, IEC 364-4-41 en delokale NEN-normen. De
diameter van de koperdraden
dient minimaal 10 mm2 te zijn van deaardingsaansluiting, het
frame, de generator en hetmotorblok.
Slangen
Maandelijks wordt aanbevolen om de inlaatslangen vanhet
luchtfilter en alle flexibele slangen voor water enbrandstof worden
geïnspecteerd op volgende zaken:
1. Alle rubberen slangverbindingen en schroefbareslangklemmen
moeten stevig vast zitten en deslangen mogen geen tekens van
slijtage, afschuringof achteruitgang.
2. Flexibele slangen mogen geen tekens van
slijtage,achteruitgang en afschuring door trilling
vertonen.Routeringsklemmen dienen stevig en correctgemonteerd te
zijn.
Bedradingsisolatie
Controleer dagelijks op losse of uitgerafeldebedradingsisolatie
of hulzen.
Brandstof/waterafscheider
Dagelijks controleren op water in het brandstoffilter,
dewaterafscheiderunit. Bepaalde motoren hebben eentransparante
opvangbak voor visuele markering enandere hebben een aftapklep
onder het hoofdelement.
Elke zes maanden of 500 uur of minder indien debrandstof van
slechte kwaliteit of verontreinigd is, deopvangbakelement(en)
vervangen.
Ventilatieopeningen
Dagelijks de ventilatieopeningen vrijmaken vanverstoppingen of
vuil.
Luchtfilter
Correct onderhoud van het luchtfilter biedt maximalebescherming
tegen stof in de lucht. Knijp de rubberklep(voorfilter vuilbak)
periodiek uit om te zorgen dat het nietverstopt raakt.
Ga als volgt te werk om de luchtfilters te onderhouden:
1. Filterelement verwijderen.
2. Inspecteer de luchtfilterbehuizing op omstandighedendie een
lek kunnen veroorzaken en repareer indiennodig.
-
41 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
3. Veeg de binnenzijde van de luchtfilterbehuizing meteen
schone, vochtige doek om vuilophoping teverwijderen. Dit zorgt voor
een betere afdichting vande pakking op het filterelement.
4. Element installeren.
De luchtfiltermontage (behuizing) dient elke 3 maandenof 500 uur
te worden geïnspecteerd op lekkagesporen.
Opmerking: zorg ervoor dat de inlaat niet verstopt is.
Zorg ervoor dat de montagebouten en klemmen van hetluchtfilter
goed zijn vastgedraaid en het luchtfilter stevigis gemonteerd.
Controleer de luchtfilterbehuizing opdeuken of beschadiging op het
filter die lekken kunnenveroorzaken.
INLEIDING
Dit bedieningshandboek beschrijft de werking van en hetonderhoud
aan industriële Scania motoren.
De motoren zijn direct ingespoten, vloeistofgekoelde,viertakt,
turbogeladen dieselmotoren.
De motoren zijn beschikbaar in verschillende vermogensen
motortoerental instellingen. Het motorvermogen vande bestelde motor
is aangegeven op een plaatje op demotorregeleenheid.
Opmerking: in de bedieningshandboek wordenalleen het
standaardcomponentenbeschreven. Informatie over specialeapparatuur
is opgenomen in deinstructies van de verschillendefabrikanten.
Voor optimale prestaties en een lange levensduur van demotor
dient u het volgende in acht te nemen:
• Lees het bedieningshandboek door alvorens demotor te starten.
Zelfs regelmatige gebruikers vanScania motoren zullen in dit
bedieningshandboeknieuwe informatie aantreffen.
• Volg altijd de onderhoudsvoorschriften.
• Lees het hoofdstuk over veiligheid aandachtigdoor.
• Maak uzelf bekend met de motor zodat u weet wathet kan en hoe
het werk.
• Neem altijd contact op met een erkendeScania-werkplaats.
De informatie in dit handboek was correct op het momentvan het
ter perse gaan. Scania behoudt zich het rechtvoor om wijzigingen
aan te brengen zondervoorafgaande kennisgeving.
Opmerking: gebruik altijd Scania onderdelen voorhet onderhoud en
de reparaties.
-
42 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
GEZONDHEID EN VEILIGHEID
MILIEUVERANTWOORDELIJKHEID
Scania ontwikkelt en produceert motoren die zijn
zomilieuvriendelijk mogelijk zijn. Scania heeft groteinvesteringen
gedaan in het terugdringen van schadelijkeuitlaatgassen om zo te
kunnen voldoen aan demilieu-eisen die gelden in bijna alle
markten.
Tegelijkertijd hebben we een hoog prestatieniveau eneen
superieure bedrijfszuinigheid voor Scania'sindustriële motoren en
scheepsmotoren weten tehandhaven. Om deze gedurende de hele
levensduur vande motor te kunnen handhaven, is het belangrijk dat
degebruiker de voorschriften volgt zoals uiteengezet in
hetbedieningshandboek ten aanzien van het laten draaienvan de
motor, het onderhoud, de brandstof en desmeerolie.
Tot de andere groene initiatieven behoren het na afloopvan een
onderhoudsbeurt of reparatie afvoeren van afvaldat schadelijk is
voor het milieu (bijvoorbeeld olie,brandstof, koelvloeistof,
filters en accu's) conform degeldende milieueisen.
VEILIGHEID
De volgende pagina's bevatten een overzicht van
deveiligheidsmaatregelen die moeten worden nageleefd bijhet gebruik
van en het onderhoud aan Scania motoren.Deze tekst vindt u tevens
terug onder het desbetreffendeonderhoudspunt.
Om schade aan de motor te voorkomen en ervoor tezorgen dat deze
optimaal draait, dient u instructies in dewaarschuwingen en
aanbevelingen te volgen.
Als de voorschriften niet worden opgevolgd, kan degarantie komen
te vervallen.
VERSCHILLENDE SOORTEN AANBEVELINGEN
Waarschuwing
Alle aanbevelingen die voorafgegaan worden door hetwoord
Waarschuwing zijn erg belangrijk. Zewaarschuwen in geval van
ernstige storingen en eenincorrecte werking die kunnen leiden tot
lichamelijk letsel.Voorbeeld:
WAARSCHUWINGBlokkeer de starter bij werkzaamheden aan de
motor.Als de motor onverwacht aanslaat, bestaat er eenverhoogd
risico op letsel.
Let op
Aanbevelingen die voorafgegaan worden door het woordLet op
waarschuwen in geval van ernstige storingen eneen incorrecte
werking die kunnen leiden tot schade aande apparatuur.
Voorbeeld:
LET OPScania kan alleen garanderen dat de motorovereenkomt met
de gecertificeerde configuratie, enverantwoordelijkheid nemen voor
eventuele schadeen verwondingen die zich voordoen als hetonderhoud
wordt uitgevoerd zoals hierbovenbeschreven.
Opmerking:
Aanbevelingen die voorafgegaan worden door het woordOpmerking:
verwijzen naar informatie die belangrijk isom een optimale werking
en functionaliteit te kunnengaranderen. Voorbeeld:
Opmerking: gebruik altijd origineleScania-onderdelen
tijdensonderhoudswerkzaamheden enreparaties om uw motor in de
bestmogelijke conditie te houden.
Milieu
Dit bedieningshandboek bevat speciaal gemarkeerdeteksten met
instructies die bijdragen aan de beschermingvan het milieu tijdens
het onderhoud. Voorbeeld:
Milieu
Gebruik een container om morsen te voorkomen.
-
43 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
WAARSCHUWINGEN EN AANBEVELINGEN
ROKEN
WAARSCHUWINGHet is verboden te roken
• in de buurt van brandbare of explosievematerialen, bijv.
brandstof, olie, accu's,chemicaliën,
• tijdens het tanken en in de buurt van hetvulstation,
• tijdens werkzaamheden aan hetbrandstofsysteem.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR HET DRAAIEN VAN DE MOTOR
Dagelijks onderhoud
Voer altijd een visuele inspectie uit van de motor en
demotorruimte alvorens de motor te starten of nauitschakeling van
de motor na gebruik.
Deze inspectie moet worden gedaan om brandstof-, olie-of
koelvloeistoflekkages of iets anders op te sporen datcorrigerende
maatregelen behoeft.
Brandstof
Gebruik uitsluitend de brandstof zoals aanbevolen in
hetWerkplaatshandboek.
WAARSCHUWINGDe verkeerde brandstofkwaliteit kan storingen
ofstilstanden veroorzaken door het als gevolg van eenstoring in het
inspuitsysteem. Dit kan leiden totschade aan de motor en eventueel
lichamelijk letsel.
Bijtanken
Vul de brandstoftank niet helemaal vol omdat brandstofruimte
nodig heeft om uit te zetten. Verzeker u ervan datde vuldop goed is
afgesloten.
WAARSCHUWINGTijdens het tanken bestaat er een risico op brand
enexplosie. De motor moet dan worden uitgeschakelden roken is
verboden.
Gevaarlijke gassen
WAARSCHUWINGStart de motor alleen in een goed
geventileerderuimte. De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide
enstikstofoxiden, die giftig zijn.
Als de motor draait in een afgesloten ruimte, moet ereen
effectief apparaat aanwezig zijn voor hetafzuigen van de uitlaat-
en cartergassen.
Startbeveiliging
LET OPAls het bedieningspaneel niet is uitgerust met
eenstartbeveiliging moet de motorruimte wordenvergrendeld om te
voorkomen dat onbevoegden demotor starten. Eventueel kan er ook
eenvergrendelbare hoofdschakelaar ofaccuhoofdschakelaar worden
gebruikt.
Startgas
WAARSCHUWINGGebruik nooit startgas of vergelijkbare middelen
omde motor te starten. Dit kan leiden tot een explosie inhet
inlaatspruitstuk en mogelijk letsel.
Tijdens bedrijf
WAARSCHUWINGDe motor mag niet draaien in
explosiegevaarlijkeomgevingen, omdat alle elektrische of
mechanischecomponenten vonken kunnen genereren.
Het benaderen van een draaiende motor vormt altijdeen
veiligheidsrisico. Delen van het lichaam, kledingof laaghangend
gereedschap kunnen verstrikt rakenin de draaiende onderdelen, zoals
de ventilator, enletsel veroorzaken. Voor de persoonlijke
veiligheidmoeten alle draaiende onderdelen en heteoppervlakken
worden voorzien vanbeschermkappen.
-
44 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR HET OMGAAN MET MATERIALEN
Brandstof en smeerolie
WAARSCHUWINGAlle brandstoffen en smeermiddelen, evenals
velechemicaliën zijn ontvlambaar. Volg altijd deaanwijzingen op de
betreffende verpakking.
Werkzaamheden moeten worden uitgevoerd op eenkoude motor. Het
lekken en morsen van brandstof ophete oppervlakken kan brand
veroorzaken.
Berg gebruikte lappen en andere brandbarematerialen veilig op om
spontane ontbranding tevoorkomen.
Accu's
WAARSCHUWINGDe accu's bevatten en vormen knalgas, in
hetbijzonder tijdens het opladen. Knalgas is brandbaaren zeer
explosief.
Er mag niet worden gerookt in de buurt van deaccu´s of het
accuvak, noch mogen deze blootworden gesteld aan open vuur en
vonken. Onjuisteaansluiting van een accu- of startkabel kan een
vonkveroorzaken, waardoor de accu mogelijk kanontploffen.
Chemicaliën
WAARSCHUWINGDe meeste chemicaliën, zoals glycol,corrosiewerende
middelen, conserveringsmiddelenvoor oliën en ontvettingsmiddelen,
zijn schadelijkvoor de gezondheid.
Bepaalde chemicaliën, zoals conserveringsmiddelenvoor oliën,
zijn ook brandbaar.
Volg altijd de veiligheidsvoorschriften op debetreffende
verpakking.
Bewaar chemicaliën en andere materialen diegevaarlijk zijn voor
de gezondheid in goedgekeurdecontainers, markeer ze duidelijk en
zet ze op een plekwaar ze niet toegankelijk zijn voor
onbevoegden.
Milieu
Breng overgebleven en gebruikte chemicaliën altijd naareen
erkend afvalverwerkingsbedrijf.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR ONDERHOUD EN REPARATIES
Schakel de motor uit
Schakel de motor altijd uit alvorens onderhouds-
enreparatiewerkzaamheden uit te voeren, tenzij
andersaangegeven.
Zorg ervoor dat de motor onmogelijk gestart kan worden:Verwijder
de contactsleutel, of onderbreek de stroom metbehulp van de
hoofdstroomschakelaar ofaccuhoofdschakelaar en vergrendel ze.
Plaats een waarschuwingsbord in het zicht waaruit blijktdat er
werkzaamheden worden uitgevoerd aan de motor.
WAARSCHUWINGHet uitvoeren van werkzaamheden bij een
draaiendemotor vormt altijd een veiligheidsrisico. Delen vanhet
lichaam, kleding of laaghangend gereedschapkunnen verstrikt raken
in de draaiende onderdelen,en letsel veroorzaken.
Hete oppervlakken en vloeistoffen
WAARSCHUWINGWanneer de motor heet is, kunnen er
altijdbrandwonden worden opgelopen. Onderdelen dievooral heet zijn
zijn de motorspruitstukken,turboladers, oliecarters, hete
koelvloeistof en olie inde leidingen en slangen.
Motor eruit tillen
Gebruik altijd de motorhijsogen. Controleer altijd of
dehefinrichting in goede staat is en ontworpen zijn om
hetdesbetreffende gewicht te heffen.
Optionele uitrustingen op de motor kunnen hetzwaartepunt
veranderen. Dit betekent dat hetnoodzakelijk kan zijn om
aanvullende hefinrichtingen tegebruiken om de motor correcte wijze
en veilig te heffen.
WAARSCHUWINGVoer nooit werkzaamheden uit onder een
zwevendemotor!
-
45 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Accu's
WAARSCHUWINGDe accu's bevatten en vormen knalgas, in
hetbijzonder tijdens het opladen. Knalgas is brandbaaren zeer
explosief.
Er mag niet worden gerookt in de buurt van deaccu´s of het
accuvak, noch mogen deze blootworden gesteld aan open vuur en
vonken. Onjuisteaansluiting van een accu- of startkabel kan een
vonkveroorzaken, waardoor de accu mogelijk kanontploffen.
Milieu
Breng oude accu´s altijd naar een
erkendafvalverwerkingsbedrijf.
Elektrisch systeem
De motor moet worden uitgeschakeld en destroomtoevoer worden
afgesloten met behulp van dehoofdschakelaar of de
accuhoofdschakelaar alvorens erwerkzaamheden aan het elektrisch
systeem kunnenworden uitgevoerd. Externe voedingen
naarhulpapparatuur op de motor moeten ook wordenlosgekoppeld.
LET OPGebruik altijd reserveonderdelen van Scania voor
hetbrandstofsysteem en de elektrische systemen.Scania onderdelen
zijn ontworpen om het risico opbrand en ontploffing te
minimaliseren.
Elektrisch lassen
LET OPBij het uitvoeren van laswerkzaamheden aan en in debuurt
van de motor, moeten de accu- endynamoklemmen losgekoppeld worden.
Trek demultipin connector voor de motor regeleenheid erook uit.
Sluit de lasklem dichtbij de te lassen component aan.De lasklem
mag niet aangesloten zijn op de motor, ofdusdanig dat het
lagerstroom kan induceren.
Als het lassen is voltooid:
1. Sluit de dynamo en de kabels van de regeleenheideerst
aan.
2. Sluit daarna de accu´s aan.
Smeersysteem
WAARSCHUWINGHete olie kan brandwonden en irritatie van de
huidveroorzaken. Draag beschermende handschoenenen een
veiligheidsbril bij het verversen van hete olie.
Zorg ervoor dat het smeersysteem niet meer onderdruk staat
alvorens werkzaamheden hieraan teverrichten.
De olievuldop moet altijd op zijn plaats zitten bij hetstarten
en draaien van de motor om te voorkomendat er olie uitspat.
Milieu
Breng oude olie altijd naar een
erkendafvalverwerkingsbedrijf.
Koelsysteem
WAARSCHUWINGOpen nooit de koelvloeistof vuldop wanneer demotor
warm is. Hete koelvloeistof en stoom kunneneruit spuiten en
brandwonden veroorzaken
Als de dop geopend moet worden doe het danlangzaam en
voorzichtig om de druk af te latenalvorens de dop te verwijderen.
Draaghandschoenen omdat de koelvloeistof nog steedserg warm is.
Milieu
Breng oude koelvloeistof altijd naar een
erkendafvalverwerkingsbedrijf.
Brandstofsysteem
WAARSCHUWINGDraag altijd een veiligheidsbril bij het testen van
deverstuivers. Brandstof die ontsnapt onder hoge drukkan weefsel
penetreren en ernstig letsel veroorzaken.
Gebruik altijd reserveonderdelen van Scania voor
hetbrandstofsysteem en de elektrische systemen.Scania onderdelen
zijn ontworpen om het risico opbrand en ontploffing te
minimaliseren.
-
46 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
Voor het starten
Zorg ervoor dat alle beschermkappen zijn aangebrachtalvorens de
motor te starten. Controleer of er geengereedschap of andere
voorwerpen zijn achtergelaten opde motor.
WAARSCHUWINGHet luchtfilter moet vóór het starten van de
motorworden gemonteerd. Anders bestaat het risico datvoorwerpen
kunnen worden meegezogen in decompressorwaaier of is er kans op
letsel bij contactmet het luchtfilter.
CERTIFICERING
Een emissie-gecertificeerde motor voldoet aan deemissie-eisen
voor een bepaald toepassingsbereik.
Op elke emissie-gecertificeerde motor bevindt zich ereen label
waaruit blijkt aan welke eisen de motor voldoet.Scania garandeert
dat elk van deze motoren voldoet aande emissie-eisen voor het
toepassingsbereik waarvoorhet is gecertificeerd.
Als de gecertificeerde motor eenmaal in gebruik isgenomen moet
het aan de hieronder genoemde criteriavoldoen om te kunnen voldoen
aan de emissie-eisen:
Het onderhoud dient uitgevoerd te worden inovereenstemming met
de voorschriften in ditbedieningshandboek.
Onderhoud aan en reparaties van de injectieapparatuurdienen door
een erkende Scania-werkplaats te wordenuitgevoerd.
De motor mag alleen worden aangepast met apparatuurdie door
Scania is goedgekeurd.
Zegels kunnen pas worden verbroken eninstellingsgegevens kunnen
pas worden bewerkt nadatgoedkeuring is verleend door Scania.
Modificatiesmogen uitsluitend door geautoriseerd personeel
wordengemaakt.
Modificaties ten behoeve van de uitlaat- eninlaatsystemen moeten
worden goedgekeurd doorScania.
Zo niet, dan zijn de voorschriften in hetbedieningshandboek ten
aanzien van de werking en hetonderhoud van de motor van toepassing.
Devoorzorgsmaatregelen op de volgende pagina's dienen inacht te
worden genomen.
LET OPScania kan alleen garanderen dat de motorovereenkomt met
de gecertificeerde configuratie, enverantwoordelijkheid nemen voor
eventuele schadeen verwondingen die zich voordoen als hetonderhoud
wordt uitgevoerd zoals hierbovenbeschreven.
HET MOTOR-TYPEPLAATJE
Het motor-typeplaatje geeft in de vorm van een code hettype
motor, de inhoud en de toepassingen weer. Hetgeeft ook het
vermogensbereik en toerental van hetdesbetreffende type motor weer.
De EU-typegoedkeuringvoor uitlaatemissies wordt aangegeven onder
´Output´,waar van toepassing.
Het motorvermogen staat vermeld op een plaatje dat zichop de
motorregeleenheid bevindt.
Het motorserienummer is in de bovenzijde van hetcilinderblok
rechtsvoor geslagen.
Voorbeeld: DC16 071A
DC staat voor supercharged dieselmotor metluchtgekoelde
inlaatluchtkoeler.
16 staat voor cilinderinhoud van de motor uitgedrukt inhele
dm3.
071 staat voor prestatie- en certificeringscode. De codegeeft
samen met de toepassingscode, het normale brutomotorvermogen
aan.
A geeft de toepassingscode weer. A staat voor
algemeenindustrieel gebruik.
Afbeelding 24 Voorbeeld van een motor/typeplaatje
-
47 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G400-SIIIA COMPONENTENIDENTIFICATIE
Afbeelding 25
Deze afbeelding toont een normale versie van een DC13 motor. De
bestelde motor kan anders zijn uitgerust.
1. Turbolader
2. Oliekoeler
3. Oliefilter
4. Motorserienummer op het cilinderblok
5. Oliefilter
6. Koelvloeistofpomp
7. Klep voor het aftappen van de koelvloeistof
8. Centrifugaal oliereiniger
9. Motor-typeplaatje
10. Brandstoffilter
11. Brandstofpomp met handpomp
12. Startmotor
13. Oliepeilstok
14. Olieplug
15. Motorregeleenheid
Opmerking: het waterscheidend voorfilter voor de brandstof
bevindt zich tussen de brandstoftank en de motor.
1
9
2 3
4
5
6
7 15
14
12
10
11
138
-
48 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G500-SIIIA COMPONENTENIDENTIFICATIE
Afbeelding 26
Deze afbeelding toont een normale versie van een DC16 motor. De
bestelde motor kan anders zijn uitgerust.
1. Turbolader
2. Startmotor
3. Oliepeilstok
4. Aftap koelvloeistof
5. Brandstoffilter
6. Oliefilter
7. Oliefilter
8. Motorregeleenheid
9. Centrifugaal oliereiniger
10. Motor-typeplaatje
11. Koelvloeistofpomp
12. Olievuldop
Opmerking: de oliekoeler bevindt zich aan de bovenkant van de
motor tussen de cilinderbanken.
Het waterscheidend voorfilter voor de brandstof bevindt zich
tussen de brandstoftank en de motor.
De brandstof-handpomp bevindt zich normaliter op het
waterscheidend voorfilter voor de brandstof.
4
5
6
7
1
3 2
12
11
10
8 9
-
49 G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
G400/500-SIIIA STARTEN EN INBEDRIJFSTELLEN
Opmerking: wanneer de motor voor de eerste keerwordt gestart,
dient er onderhoud teworden gepleegd aan de items zoalsvermeld
onder ´Eerste start´ in hetonderhoudsschema. Raadpleeg hethoofdstuk
Onderhoud.
Controleer altijd het volgende voor inbedrijfstelling:
• oliepeil
• koelvloeistof
• brandstofniveau
• elektrolytniveau van de accu´s
• laadstatus van de accu´s
• conditie van de aandrijfriem.
CONTROLES VOOR INBEDRIJFSTELLING
Voer dagelijks onderhoud uit, zoals beschreven in
hetonderhoudsschema voorafgaand aan de inbedrijfstelling.Raadpleeg
het hoofdstuk Onderhoud.
WAARSCHUWINGBlokkeer de starter bij werkzaamheden aan de
motor.Als de motor onverwacht aanslaat, bestaat er eenverhoogd
risico op letsel.
STARTEN VAN DE MOTOR
Om milieuredenen is de Scania-motor ontwikkeld omopgestart te
kunnen worden met een lagebrandstoftoevoer. Het gebruik van onnodig
grotehoeveelheden brandstof bij het starten van de motor
leidtaltijd tot uitstoot van onverbrande brandstof.
• Open de brandstofkraan, indien gemonteerd.
• Schakel de motor uit.
• Indien de motor is uitgerust met eenaccuhoofdschakelaar:
schakel de stroom in metbehulp van de accuhoofdschakelaar.
• Start de motor.
Als de brandstoftank leeg is gedraaid of als de motorlange tijd
niet is gebruikt, ontlucht dan het systeem.
WAARSCHUWINGGebruik nooit startgas of vergelijkbare middelen
omde motor te starten. Er kan een explosie optreden inhet
inlaatspruitstuk met kans op lichamelijk letsel.
Start de motor