FRANSE REVOLUTIE Oorzaken Verlichting TOETS 2267 BRON I Arthur Young was een Engelse schrijver over landbouw en economie. In 1787 maakte hij voor het eerst een reis door Frankrijk; het verslag daarvan verscheen onder de naam 'Travels in France'. Hieronder staan twee fragmenten uit dit verslag. De Hurons vormen een Indianenstam in Noord-Amerika. "Naar Combourg: Het land maakt een woeste indruk; het boerenbedrijf is niet veel verder ontwikkeld, althans in vakbekwaamheid, dan onder de Hurons (…) De mensen zijn bijna net zo wild als hun land en hun stad Combourg is een van de meest hardvochtige, smerige plaatsen die men kan tegenkomen; huizen van opgedroogde modder, geen ramen en een wegdek met zoveel scheuren dat het alle voorbijgangers hindert (…) Naar Guingamp: trieste omgeving vol met omheinde stukjes land. Châteaulandren gepasseerd en in Basse- Bretagne aangekomen: in één oogopslag herkent men een ander volk. Men ontmoet een slag mensen die geen ander antwoord op je vragen hebben dan: 'Ik weet niet wat u zegt' of: 'Ik begrijp er niets van'. Guingamp binnengekomen door poorten, torens, fortificaties die van de oudste militaire bouwkunst schijnen te zijn: alles getuigt van vroeger en is in volmaakte staat van onderhoud. De woningen van de armen zijn lang niet zo goed: het zijn miserabele hutten van gedroogde modder, zonder ramen van glas, bijna zonder licht; maar er zijn schoorstenen van klei. Ik was daar tijdens mijn middagdutje in Belle-Isle toen de herbergier naar het hoofdeinde van het bed kwam en aan het gordijn trok waardoor een regen van spinnen op mij neerkwam, om mij te zeggen dat ik een voortreffelijke Engelse merrie had en dat een heer deze van mij wilde kopen." BRON II Deze grafiek geeft in 1789 voor de drie standen in Frankrijk aan welk percentage van de totale bevolking zij uitmaken, welk percentage van de grond zij bezitten en welk percentage van hun inkomen zij aan belasting moeten betalen.
108
Embed
FRANSE REVOLUTIE TOETS Verlichting 2267histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Franse Revolutie.pdfBRON III 1 Je kunt de bronnen I, II en III gebruiken om de oorzaken van de Franse
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Verlichting
TOETS
2267
BRON I
Arthur Young was een Engelse schrijver over landbouw en economie. In 1787 maakte hij voor het eerst een reis
door Frankrijk; het verslag daarvan verscheen onder de naam 'Travels in France'. Hieronder staan twee
fragmenten uit dit verslag. De Hurons vormen een Indianenstam in Noord-Amerika.
"Naar Combourg: Het land maakt een woeste indruk; het boerenbedrijf is niet veel verder ontwikkeld, althans in
vakbekwaamheid, dan onder de Hurons (…) De mensen zijn bijna net zo wild als hun land en hun stad
Combourg is een van de meest hardvochtige, smerige plaatsen die men kan tegenkomen; huizen van
opgedroogde modder, geen ramen en een wegdek met zoveel scheuren dat het alle voorbijgangers hindert (…)
Naar Guingamp: trieste omgeving vol met omheinde stukjes land. Châteaulandren gepasseerd en in Basse-
Bretagne aangekomen: in één oogopslag herkent men een ander volk. Men ontmoet een slag mensen die geen
ander antwoord op je vragen hebben dan: 'Ik weet niet wat u zegt' of: 'Ik begrijp er niets van'. Guingamp
binnengekomen door poorten, torens, fortificaties die van de oudste militaire bouwkunst schijnen te zijn: alles
getuigt van vroeger en is in volmaakte staat van onderhoud. De woningen van de armen zijn lang niet zo goed:
het zijn miserabele hutten van gedroogde modder, zonder ramen van glas, bijna zonder licht; maar er zijn
schoorstenen van klei. Ik was daar tijdens mijn middagdutje in Belle-Isle toen de herbergier naar het hoofdeinde
van het bed kwam en aan het gordijn trok waardoor een regen van spinnen op mij neerkwam, om mij te zeggen
dat ik een voortreffelijke Engelse merrie had en dat een heer deze van mij wilde kopen."
BRON II
Deze grafiek geeft in 1789 voor de
drie standen in Frankrijk aan welk
percentage van de totale bevolking
zij uitmaken, welk percentage van de
grond zij bezitten en welk percentage
van hun inkomen zij aan belasting
moeten betalen.
BRON III
In Frankrijk gepubliceerde tekening van Marie Antoinette.
1 Je kunt de bronnen I, II en III gebruiken om de oorzaken van de Franse Revolutie te illustreren. Leg
van elk van de bronnen apart uit bij welke oorzaak van de Franse Revolutie deze het beste past.
2 Leg uit waarom het Verlichtingsdenken in Frankrijk aan het uitbreken van de Franse Revolutie heeft
bijgedragen.
3 Beredeneer welke van de bronnen I, II en III het beste past bij de Verlichtingskritiek op de
samenleving van het Ancien Régime.
Marie Antoinette, Aartshertogin van Oostenrijk, Koningin van Frankrijk, in hofjurk, bezet met parels, slingers en kwasten, met een violetkleurige koninklijke mantel, versierd met goudkleurige lelies, met een kapsel bezet met parels, bloemen, veren en diamanten spelden.
FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Oorzaken revolutie
Grondbezit
Standenmaatschappij
TOETS
384
BRON I
De Engelsman Arthur Young over het Franse platteland, 1787.
"Het grootste gedeelte van dat braak liggende land behoorde aan de prins de Soubise, die er geen stukje van wenste
te verkopen. En zo komt het dan dat ge, wanneer ge een grand seigneur tegen het lijf loopt, ook al bezit hij
miljoenen, er zeker van kunt zijn, dat zijn grondbezit volmaakt verwaarloosd is. De uitgestrektste landgoederen
behoren aan de hertog van Bouillon en deze prins toe; de enige tekenen van hun grootheid, die ik tot nu toe ontdekt
heb, waren verwaarlozing (...) woestenij, varens, heide (...) O, als ik het in Frankrijk maar een dag voor het zeggen
had, dan zou ik die grote heren (...)"
BRON II
Statistische gegevens over de bevolking van Frankrijk en de verdeling van het grondbezit, 1789.
bevolking
percentage van het
grondbezit
aantal %
geestelijkheid 150.000 1 10
adel 400.000 2 25
derde stand: bourgeoisie 2.000.000 8 25
derde stand: boeren 20.000.000 83 30
derde stand: arbeiders 2.000.000 8 0
1 Young bespreekt in zijn boek (I) de manier waarop veel Franse edelen hun grondbezit beheerden. Wat
constateert hij over dat beheer? Verwijs in je antwoord naar de tekst van bron I.
2 Waardoor waren de edelen in staat hun grondbezit te exploiteren op de manier die Young beschrijft?
Twee oorzaken noemen.
3 Aan de gegevens in bron II zal Young zeker een argument ontleend hebben om zich kwaad te maken over
de manier waarop de edelen hun grondbezit beheerden. Welk argument is dat? Leg je antwoord uit.
4 Uit de gegevens in bron II blijkt dat veel stedelijke burgers grondbezit hadden. Geef twee motieven voor
de bourgeoisie om naar grondbezit te streven.
5 De bourgeoisie wenste afschaffing van het absolutisme. Beschrijf welke veranderingen de stedelijke
burgers in de regering van Frankrijk doorgevoerd wilden zien.
6 Geef met behulp van gegevens uit bron II een verklaring waarom de bourgeoisie de macht op een andere
wijze wenste te verdelen.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Rol van de adel
Lodewijk XVI
TOETS
457
BRON I
De graaf de Ségur over de houding van
jonge edellieden aan het hof te Versailles,
kort voor 1789.
"Uiterlijk betoonden wij aan de
overblijfselen van een verouderd systeem
alle eerbied. Terwijl het gebouw, van
buiten gezien, nog ongeschonden was,
beseften wij niet, dat het van binnen reeds
op zijn grondvesten stond te wankelen. Wij
maakten ons vrolijk over de ernstige
verontrusting van het oude Hof en de
clerus, die luidkeels hun afkeuring van de
vernieuwingsgeest te kennen gaven. Wij
applaudisseerden bij elk republikeins
toneel in onze schouwburgen en juichten
de wijsgerige redevoeringen van onze
academici en de vrijpostige geschriften van
onze literatoren toe. Welke taal de Vrijheid
ook spreken mocht, zij nam ons voor zich
in door haar moed, zoals de Gelijkheid het
door haar voegzaamheid deed. Het is
hoogst vermakelijk ergens voor te buigen,
zolang men er zeker van is, dat men uit
zich zelf kan opstaan, wanneer men dat
wil. En zo, zonder ook maar één blik in de
toekomst te slaan, genoten wij tegelijker-
tijd van de voordelen onzer aristocratie en
van de geneugten ener plebejische
filosofie."
BRON II
Negentiende-eeuwse Engelse spotprent.
1 Welke houding namen veel jonge edellieden volgens de graaf de Ségur (I) kort voor de Revolutie aan
tegenover het absolute koningschap? Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 De Ségur (I) laat merken dat hij achteraf het gedrag van de jonge edellieden niet erg verstandig vond. Leg
uit waarom niet; betrek vooral de zinsnede "zonder ook maar één blik in de toekomst te slaan" in je
antwoord.
3 De Engelse spotprent (II) presenteert heel duidelijk een visie op het absolute koningschap. Welke is die
visie? Leg je antwoord uit met behulp van de prent.
4 Geef 2 argumenten, ontleend aan de regering van Lodewijk XVI, om de visie van de spotprent (II) te
ondersteunen.
5 Maak met 2 voorbeelden duidelijk dat De Ségur (I) toekomstige veranderingen signaleerde, die -
vergeleken met het Ancien Régime - revolutionair genoemd konden worden. Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Boeren
Adel
TOETS
1967
BRON I
Charles Loyseau (1564-1627) was een
rechtsgeleerde met hoge functies in de
rechtspraak in het toenmalige Frankrijk.
Hij schreef in 1610 'Traité des ordres et
simples dignités'; dit boek werd tot 1789
in Frankrijk gebruikt om de
standenmaatschappij van een wettige
basis te voorzien. Hieronder staan
fragmenten uit dit boek. Met de
'soevereine Heren' bedoelde Loyseau de
hoogste machthebbers in een land, in
Frankrijk dus de koning.
"Wij zouden niet samen kunnen leven in
een positie van gelijkheid; daar vloeit
noodzakelijkerwijs uit voort dat
sommigen bevelen en dat de anderen
gehoorzamen. De soevereine Heren
bevelen over al degenen die in hun Staten
leven, richten hun bevelen tot de hogen,
de hogen tot degenen die in het midden
staan, deze tot de lageren, de lageren tot
het volk. En het volk dat aan al dezen
gehoorzaamt is ook weer gescheiden in
verschillende ordes of rangen. Sommigen
zijn in het bijzonder toegewijd aan de
dienst aan God; de anderen aan het
behouden van de Staat door middel van
de wapens, de overigen om deze te
voeden en te onderhouden door de
vreedzame uitoefening van hun taak. Dit
zijn de drie standen of Staten-Generaal.
Maar elk van deze standen is weer verder
onderverdeeld, naar het voorbeeld van de
hemelse rangorde (…)
De rangen of ondergeschikte klassen van
de geestelijkheid zijn tamelijk bekend.
Die van de geestelijkheid zijn de heilige
ordes van priester, bisschop en kardinaal
en de verschillende monnikenordes. Die
van de adel zijn de lage adel, de hoge
adel en de Vorsten. Ten slotte zijn er in
de derde stand, die de meest omvangrijke
is, verschillende klassen: te weten de
geletterden, de bankiers, de handelaren,
de boeren en de arbeiders."
BRON II
Schilderij van Jean-Honoré Fragonnard uit 1775, getiteld 'Visite à
la nourrice'. Het doek stelt een adellijk echtpaar voor op bezoek bij
de voedster van hun kind.
BRON III
Voor de streek Vassy in Normandië is onderzoek gedaan naar het aandeel van
de adel in de aan- en verkoop van grond tussen 1760 en 1789. Het aandeel
van de adel is vergeleken met het aandeel van andere beroepsgroepen in de
handel in grond. Daglonerszijn mensen die geen vast werk hebben. Met vrije
beroepen worden artsen, advocaten, leraren etc. bedoeld, zij behoorden tot de
burgerij.
1 Voor Loyseau (I) was de gelaagdheid van de samenleving gebaseerd op twee uitgangspunten. Ontleen
aan zijn woorden welke twee dat waren.
2 Welk in de achttiende eeuw veel belangrijker uitgangspunt voor de indeling in de drie standen noemde
Loyseau (I) niet in zijn boek (maar onderschreef hij waarschijnlijk wel)?
3 Voor Loyseau (I) was een strikte scheiding tussen de standen wat betreft hun maatschappelijke taken
zeer belangrijk. Beredeneer met behulp van bron III of die strikte scheiding er in de achttiende eeuw
ook nog was (althans in de streek Vassy).
4 Vergelijk de gegevens over de boeren in Vassy in de twee grafieken (III) met elkaar. Welke conclusie
kun je daar met betrekking tot de positie van deze boeren uit trekken? Leg je antwoord uit.
5 De kritiek van de Verlichtingsdenkers richtte zich in Frankrijk voor een belangrijk deel op de positie en
het gedrag van de edelen. Noem twee punten van kritiek die zij aan het schilderij van Fragonnard (II)
zouden kunnen ontlenen.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
Standenmaatschappij
TOETS
460
BRON I
Fragment uit De Tocqueville's boek 'L'ancien
regime et la revolution',1856.
"Die regering van het 'ancien regime' die,
zoals ik al heb gezegd, zo zachtmoedig was
en soms zo schroomvallig, die zo hechtte aan
goede vormen, die zich niet haastte en zo
zorgvuldig de wellevendheid in acht nam
wanneer zij te maken had met mensen die
hoger dan het gewone volk waren geplaatst,
is soms ruw en altijd voortvarend, wanneer
zij optreedt tegen de lagere standen, in het
bijzonder tegen de boeren. Tussen de stukken
die mij onder ogen zijn gekomen ken ik er
geen waaruit de arrestatie van een burger
bleek op last van een intendant; maar boeren
worden onophoudelijk in hechtenis genomen,
in verband met de herendiensten, met de
dienstplicht, wegens bedelarij, wegens
ordeverstoring en in duizend andere omstan-
digheden. Voor de anderen onafhankelijke
rechtbanken, langdurige beraadslagingen, de
garantie van openbaarheid; voor de boeren de
provoost die onmiddellijk vonnis wijst en
zonder beroep."
BRON II
Enkele uit een serie anonieme achttiende-eeuwse tekeningen.
'Van de tolhekken, 'Van de jachtmeesters,
verlos ons Heer' verlos ons Heer '
1 Leg in je eigen woorden uit welk hoofdbezwaar De Tocqueville (I) tegen de Franse regering had.
2 Beoordeel of de stedelijke bourgeoisie het eens zal zijn geweest met de voorstelling van zaken door De
Tocqueville (I). Verduidelijk je antwoord met een tweetal voorbeelden.
3 De Tocqueville (I) brengt ook de functie van intendant ter sprake. Leg uit dat de intendant in zijn verhaal
een andere rol is gaan spelen dan hij in de tijd van Lodewijk XIV, toen het ambt was ingesteld, speelde.
4 In de Franse samenleving van de achttiende eeuw kun je vijf groepen onderscheiden: geestelijkheid, adel,
stedelijke bourgeoisie, boeren en stedelijke werklieden. Ga nu van beide tekeningen (II) afzonderlijk na
welke van deze groepen het met deze eens geweest zullen zijn. Leg steeds je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
De Tocqueville
Ancièn Régime
Adel
Bourgeoisie
TOETS
389
BRON
Fragment uit een artikel van Alexis de Tocqueville, 'Etat social et politique de la France avant et depuis 1789'
(1836).
"Overal waar mensen zijn, in welke maatschappij zij ook leven en los van de wetten die zij voor zichzelf hebben
gemaakt, is er een bepaalde hoeveelheid werkelijke of immateriële goederen die door hun aard slechts eigendom
kunnen zijn van een klein aantal. Bovenaan plaats ik geboorte, rijkdom en kennis; men kan zich geen
maatschappelijke orde voorstellen, welke dan ook, waarin alle burgers van adel, intelligent en rijk zouden zijn. De
goederen waarvan ik spreek verschillen onderling sterk van elkaar, maar ze hebben een eigenschap gemeen: ze
kunnen slechts een klein aantal mensen ten deel vallen en ze geven om die reden aan allen die ze bezitten een
bijzondere smaak en exclusieve ideeën; deze goederen vormen dus als zodanig aristocratische elementen die,
gescheiden ofwel bijeengebracht in dezelfde handen, worden gevonden bij alle volken en in elk tijdperk van de
geschiedenis. Wanneer allen die deze bijzondere voordelen deelachtig zijn geworden zich gezamenlijk voor de
regering inzetten, bestaat er een sterke en duurzame aristocratie.
In de achttiende eeuw bezat de Franse adel slechts enkele van deze natuurlijke aristocratische elementen;
verscheidene er van waren buiten zijn kring gebleven.
Door zich verre te houden van de rijke en ontwikkelde burgerij meenden de edelen het voorbeeld hunner vaderen
trouw te blijven. Zij zagen niet in dat zij, door te handelen als het voorgeslacht, zich verwijderden van het doel dat
vorige generaties hadden bereikt. Weliswaar was in de Middeleeuwen de geboorte de voornaamste bron geweest
van alle maatschappelijke voorrechten, maar in de Middeleeuwen was de edelman tevens de rijke, en hij kon de
priester ontbieden, die de intellectueel was; de hele samenleving hing af van die twee mannen en men wist niet
beter of dat hoorde zo.
Maar in de achttiende eeuw waren vele rijken niet van adel en vele edelen niet meer rijk; hetzelfde kon men zeggen
ten aanzien van het intellect. De derde stand vormde dus als het ware een van de natuurlijke bestanddelen van de
aristocratie, los van het hoofdlichaam, en de aristocratie kon niet nalaten de derde stand te verzwakken, ja trachtte
hem zelfs te vernietigen door hem de oorlog te verklaren."
1 Volgens De Tocqueville kent elke samenleving aristocratische elementen. Welke mensen behoorden
volgens De Tocqueville tot deze aristocratie? Toon je antwoord aan met een citaat uit de tekst.
2 Wanneer zou volgens De Tocqueville de aristocratische regeringsvorm de meeste kans van slagen
hebben? Gebruik de tekst voor je antwoord.
3 Volgens De Tocqueville isoleerde de adel zich in het achttiende-eeuwse Frankrijk volkomen van de
burgerij. Maak duidelijk dat hij gelijk heeft door van deze afscheiding een voorbeeld te geven op het
terrein van het landsbestuur én een voorbeeld op het terrein van de rechtspraak.
4 In welke tijd vormde de adel volgens De Tocqueville het enige aristocratische element in de samenleving?
Leg je antwoord uit.
5 Volgens De Tocqueville ging in de achttiende eeuw de burgerij ook een natuurlijk bestanddeel van de
aristocratie vormen. Leg nu uit dat de opkomst van de burgerij vooral een gevolg was van economische
veranderingen in Frankrijk.
6 De Tocqueville suggereert in zijn artikel dat de revolutie in Frankrijk voorkomen had kunnen worden.
Wat had daar volgens hem voor moeten gebeuren?
7 De ontwikkelingen in een ander Europees land vormden voor De Tocqueville het bewijs voor zijn stelling
dat de revolutie in Frankrijk voorkomen had kunnen worden. Welk land zou dat zijn? Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Absolute monarchie
Stedelijke bourgeoisie
Rousseau
TOETS
386
BRON
Rousseau over het absolutisme, 1762.
"Een essentieel en niet te vermijden gebrek dat de monarchale staatsvorm altijd beneden de republikeinse zal
plaatsen, is dat in deze laatste de stem van het volk nooit anderen tot de eerste plaatsen verheft dan verlichte en
bekwame mensen, die hun functie eervol vervullen. Terwijl zij die in de monarchieën slagen, meestal alleen maar
warhoofdjes, deugnietjes, konkelaartjes zijn, voor wie hun kleine talenten (...) alleen maar dienen om aan het
publiek hun onbekwaamheid te bewijzen (...) Het volk vergist zich in die keuze veel minder dan de vorst, en een
mens van ware verdienste is bijna zo zeldzaam in het ministerie als een dwaas aan het hoofd van een republikeins
bewind."
1 Met welk argument wijst Rousseau de (absolute) monarchie af? Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 Ga na of de regering van Lodewijk XVI voor Rousseau het bewijs van zijn stelling kon vormen. Leg je
antwoord uit door voorbeelden te geven.
3 Het absolutisme als politiek systeem werd vooral door de stedelijke bourgeoisie verworpen. In welk
opzicht onderschreef de bourgeoisie het oordeel van Rousseau en in welk opzicht juist niet? Twee
antwoorden dus.
4 Volgens Rousseau probeerden de Franse koningen nog absoluut te regeren. Noem twee omstandigheden
die al voor 1789 ernstig afbreuk deden aan de machtspositie van de Franse koning (i.c. Lodewijk XVI).
Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Staatsfinanciën
Economische situatie
TOETS
459
BRON I
De Engelsman Arthur Young over een
tafelgesprek met een aantal Franse
burgers, 1787.
"Het hele gezelschap meende dat de
revolutie elk ogenblik kon uitbreken.
Alles wees erop, de staatsfinanciën
vertoonden zo'n tekort dat geen enkele
minister er nog een oplossing voor kon
bedenken. Op de troon een vorst die
wel van goede wil was, maar die niet
over de kracht beschikte om goede
besluiten te nemen. Een hof dat met
zijn weelderig leven aan de algemene
armoede bijdroeg, een onrust onder de
mensen die allemaal op iets nieuws
schenen te wachten, zonder eigenlijk
te weten wat dat zou kunnen zijn."
BRON II
Grafiek over de graanprijzen onder Lodewijk XVI, 1774-1789.
BRON III
Indexcijfers van lonen en prijzen in Frankrijk in de 18de eeuw.
1730 1780 1789
lonen 100 117 122
nijverheidsproducten 100 145 165
voedsel 100 184 225
1 Young (I) meldt dat de staatsfinanciën een groot tekort vertoonden. Noem daarvoor twee oorzaken.
2 Waarom was voor Lodewijk XVI de meest voor de hand liggende oplossing voor zijn financiële
problemen eigenlijk onaanvaardbaar?
3 In welk opzicht ondersteunt bron III het beeld dat Young in bron I geeft? Leg je antwoord uit.
4 Young (I) sprak reeds in 1787 van de naderende revolutie. Leg aan de hand van de tekst (I) uit dat Young
waarschijnlijk eerder een revolte dan een revolutie verwachtte. Laat de betekenis van beide begrippen in
je antwoord goed naar voren komen.
5 In welk opzicht ondersteunt bron II de verwachting "dat de revolutie elk ogenblik kon uitbreken" (I)? Leg
je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Boeren/bourgeoisie
Cahiers de doléances
TOETS
463
BRON I
Grafiek van de tarweprijzen in Frankrijk, 1680-1789.
BRON II
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de derde
stand van Dourdan, gelegen in de provincie Orléans,
29 maart 1789.
"De derde stand van de stad, het baljuwschap en het
graafschap van Dourdan, doordrongen van
dankbaarheid vanwege de vaderlijke liefde van de
Koning die zich verwaardigt zijn vroegere rechten en
zijn vroegere ordonnantie te herstellen, vergeet op dit
moment zijn ongeluk en onmacht teneinde slechts te
luisteren naar zijn eerste gevoelens en zijn eerste
plicht, namelijk alles op te offeren voor de glorie van
het vaderland en de dienst aan Zijne Majesteit. Hij
smeekt hem de grieven, klachten en eisen te
aanvaarden die hij aan de voet van de troon vermag
neer te leggen, en daarin slechts de uitdrukking te zien
van zijn ijver en het eerbetoon van zijn gehoorzaam-
heid. Hij wenst: (...)
2. dat alle drie standen, reeds verenigd door plicht en
een gemeenschappelijk verlangen om gelijkelijk bij te
dragen aan de noden van de staat, ook gemeen-
schappelijk overleg plegen met het oog op deze
noden;
3. dat geen burger zijn vrijheid verliest tenzij in
overeenstemming met de wet; dat dientengevolge
niemand wordt gearresteerd krachtens speciale
bevelen of dat, als dringende omstandigheden
dergelijke bevelen noodzakelijk maken, de gevangene
overgedragen zal worden aan de officiële rechtbanken
binnen ten hoogste acht-en-veertig uur (...)
5. dat het bezit van alle burgers onschendbaar is en dat
van niemand gevergd kan worden dat op te offeren
voor het algemeen belang, tenzij met de verzekering
van schadeloosstelling, gebaseerd op het oordeel van
taxateurs, die vrij gekozen zijn."
1 Waardoor heerste er onder de Franse boeren
in de achttiende eeuw grote ontevredenheid?
Tenminste twee oorzaken noemen.
2 Beoordeel of de grafiek (I) in zijn
algemeenheid het feit van de toenemende
ontevredenheid onder de Franse boeren
ondersteunt. Leg je antwoord uit.
3 De 'cahiers de doléances' werden in het
voorjaar van 1789 opgesteld, toen Lodewijk
XVI de Staten-Generaal bijeen had geroepen
en de afgevaardigden verzocht lijsten met
klachten mee te nemen naar Versailles. Bron
II is één van de vele honderden van deze
'cahiers'. Ga nu na of uit de inleiding van dit
'cahier' een revolutionaire stemming spreekt.
Leg je antwoord uit; laat daarin duidelijk
blijken dat je het begrip 'revolutie' begrepen
hebt.
4 Waarom zou inwilliging van punt 2 van het
'cahier' van Dourdan (II) verstrekkende
gevolgen gehad hebben? Leg je antwoord uit.
5 Welke groep uit de derde stand van Dourdan
heeft - gelet op bovenstaande punten (II) -
veel invloed gehad op de samenstelling van
het 'cahier'. Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Verlichting
TOETS
1040
BRON
Gegevens over de drie standen in Frankrijk in het jaar 1789.
1 Maak duidelijk dat je uit de gegevens in de bron twee oorzaken van het uitbreken van de Franse
Revolutie in 1789 kunt halen. Licht beide antwoorden toe door een verwijzing naar de bron.
2 In de bron is de bevolking van Frankrijk ingedeeld in standen. Leg uit waarom vanuit het
Verlichtingsdenken kritiek op deze indeling ontstond.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
De Tocqueville
Lodewijk XVI
TOETS
390
BRON
Alexis de Tocqueville in zijn boek 'L'ancien regime et la revolution', 1856.
"Men komt niet altijd tot revolutie omdat de zaken van kwaad tot erger gaan. Het komt vaker voor dat een volk
zonder klagen en alsof het het niet heeft gemerkt de drukkendste wetten verdraagt, en ze met geweld van zich
afschudt zodra hun last minder wordt. Het regime dat door een revolutie wordt vernietigd is bijna altijd beter dan
hetgeen daaraan voorafging, en de ervaring leert dat het gevaarlijkste ogenblik voor een slechte regering
gewoonlijk aanbreekt wanneer ze zich begint te hervormen. Slechts een groot genie kan een vorst redden die het
waagt zijn onderdanen verlichting te geven na een lange periode van onderdrukking. Het kwaad dat men geduldig
heeft gedragen als iets onvermijdelijks schijnt ondraaglijk te worden zodra men de mogelijkheid vermoedt zich er
aan te onttrekken. Elk misbruik dat wordt weggenomen schijnt duidelijker aan het licht te brengen wat er nog over
is en jaagt de hartstochten hoger op: het kwaad is weliswaar verminderd, maar de gevoeligheid ervoor is
toegenomen. Het feodalisme heeft op het hoogtepunt van zijn macht bij de Fransen niet zoveel haat gewekt als op
het ogenblik dat het ging verdwijnen. De geringste daden van willekeur van Lodewijk XVI schenen moeilijker te
verdragen dan het algehele despotisme van Lodewijk XIV."
1 De Tocqueville bespreekt de omstandigheden die tot een revolutie kunnen leiden. Leg nu in je eigen
woorden uit wanneer volgens De Tocqueville een absoluut regime door een revolutie wordt bedreigd.
2 Welk antwoord zou De Tocqueville gegeven hebben op de vraag of de Franse Revolutie te vermijden was
door een aantal hervormingen? Leg je antwoord uit.
3 De Tocqueville suggereert dat het bewind van Lodewijk XVI minder onderdrukkend was dan dat van zijn
voorgangers. Ga na of je inderdaad kunt stellen dat het feodalisme ten tijde van Lodewijk XVI over zijn
hoogtepunt heen was. Leg je antwoord uit.
4 Maak (met concrete voorbeelden) duidelijk dat Lodewijk XVI wel "daden van willekeur" beging, maar
dat er geen sprake was van een "algehele despotie". Je antwoord moet dus uit twee elementen bestaan.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Cahiers de doléances
Staatsuitgaven
Belastingstelsel
Revolutionaire stemming
TOETS
1964
BRON I
In het voorjaar van 1789 werden in geheel Frankrijk zogenaamde 'cahiers de doléances' opgesteld; deze werden
meegegeven aan de afgevaardigden naar de Staten-Generaal, die op 5 mei zouden bijeenkomen. Hieronder volgt
een gedeelte uit het 'cahier' van Aigurande, een plaats in het midden van Frankrijk. De 'livre' was de gangbare
munt in Frankrijk.
"De inwoners van de plaats Aigurande verzoeken de opheffing van de 'corvée'. Zij krijgen de som van
dertienhonderd 'livres' aan belastingen opgelegd voor de wegen, waarvan zij dertig mijl verwijderd wonen, terwijl
alle wegen die uitkomen op hun woonplaats in een afschuwelijke staat verkeren en onbegaanbaar zijn, niets voor
ons noodzakelijker is dan wegen te hebben die ten minste geschikt zijn om enkele voertuigen te laten passeren,
niets voordeliger is voor de handel die als enige de inwoners in hun onderhoud laat voorzien (…)
Dat alle tegenwoordig bestaande belastingen, zoals de inkomstenbelasting, het hoofdgeld, de twintigste penning,
de herendiensten en andere verplichtingen worden omgezet in één enkele en enige belasting, onder een nieuwe
benaming, die gelijkelijk tussen de Geestelijkheid, de Adel en de Derde Stand zal worden verdeeld, in verhouding
tot hun eigendom en tot hun werkelijke bezittingen aan grond en geld."
BRON II
In 1788 bedroegen de Franse staatsuitgaven in totaal 619 miljoen livres. Deze grafiek geeft de
verdeling van deze uitgaven weer.
Uitgaven
Leger
Hof van de koning
Openbare werken
Bestuur, onderwijs
Schuld: rente en aflossing
1 Beredeneer zo nauwkeurig mogelijk (stand, bestaansmiddel) wie het 'cahier de doléances' van
Aigurande (I) opgesteld hebben.
2 Je zou het belastingstelsel als één van de oorzaken van de Franse Revolutie kunnen beschouwen.
Ontleen aan elk van beide bronnen (I, II) een argument voor de stelling dat het bestaande
belastingstelsel dringend veranderd moest worden.
3 Geef een argument voor de stelling dat uit hun 'cahier de doléances' (I) blijkt dat de inwoners van
Aigurande beïnvloed waren door het Verlichtingsdenken.
4 Beredeneer op basis van hun 'cahier de doléances' (I) of de inwoners van Aigurande in het voorjaar
van 1789 naar een revolutie streefden.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Derde stand
Mercantilisme
TOETS
458
BRON I
Fragment uit het pamflet 'Wat is de derde
stand?', 1789.
"Wij hebben ons drie vragen te stellen:
1. Wat is de derde stand? Alles.
2. Wat heeft de derde stand tot nu toe
betekend op politiek gebied? Niets.
3. Wat wil de derde stand? Iets worden.
De derde stand is de hele natie. Wat is er
nodig, opdat een natie blijft bestaan en kan
bloeien? Ondernemingen en openbare
ambten. Alle particuliere ondernemingen
kunnen in vier groepen onderverdeeld
worden: veldarbeid, huisarbeid, industrie
en handel, wetenschappen en kunsten. Wie
oefent al deze beroepen uit? De derde
stand. Maar de eervolle ambten worden
alleen door de bevoorrechte standen bezet."
BRON II
Houtsnede uit de achttiende eeuw ('De vier standen').
'DE 4 WAARHEDEN DESER TEGENWOORDIG EEUWE'
de pastoor ik bid voor u
de soldaat ik vegt voor u
den boer of dat gij bidt, of dat gij vegt of dat gij regt, ik
ben der boer diede eyren legt
den advocaat ik regt voor u
1 In het pamflet (I) wordt de toestand van de derde stand in 1789 (dus voor de Revolutie) besproken.
Welk argument gebruikt de schrijver van het pamflet voor de stelling dat de derde stand "alles" is?
Verwijs in je antwoord naar de tekst.
2 Waarom is de derde stand dan toch tot dan (1789) toe "niets" geweest? Ontleen je antwoord aan de tekst
van het pamflet (I).
3 De derde stand had op het terrein van "industrie en handel" (I) grote klachten. Leg uit dat deze klachten
zich tegen het mercantilisme richtten.
4 Beoordeel of de klachten tegen het mercantilisme bij de hele derde stand leefden. Leg je antwoord uit.
5 De maker van de houtsnede (II) zet uitspraken van een pastoor, een soldaat, een boer en een advocaat
naast elkaar. Wat wil hij daarmee zeggen?
6 Beoordeel of deze houtsnede (II) beschrijvend, analyserend of commentariërend van karakter is. Leg je
antwoord uit.
7 Stelling: de bronnen I en II verstaan niet hetzelfde onder het begrip 'derde stand'. Ga na of deze stelling
juist of onjuist is. Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Oorzaken revolutie
Verlichtingsideeën
TOETS
382
BRON I
Fragment uit een protestbrief van de 'Cour des aides', een hof van beroep in belastingzaken, opgesteld door de
edelman Chrétien-Guillaume de Lamoignon de Malesherbes, 6 mei 1775.
"Frankrijk, en misschien wel heel Europa, gaat gebukt onder de druk van de belastingen; de rivaliteit tussen de
staten heeft hen er toe gebracht met elkaar te wedijveren in het uitgeven van enorme bedragen, hetgeen belastingen
noodzakelijk heeft gemaakt; en deze belastingen zijn verdubbeld als gevolg van een enorme staatsschuld,
aangegaan gedurende andere regeringen. Uwe Majesteit moet zich daarom rekenschap geven dat waar uw
voorvaderen met roem overladen waren, de huidige generaties nog steeds voor die roem moeten betalen. Zij
veroverden harten met hun vrijgevigheid en zij deden Europa versteld staan door hun luister; maar die luister en
vrijgevigheid zorgden voor belastingen en schulden die vandaag nog bestaan (...)
Bij Uw troonsbestijging verkondigde geheel Frankrijk met zijn toejuichingen zijn liefde voor het regerende
koningshuis. Streng plichtsbesef evenwel, Sire, verplicht ons U te vertellen dat die blijdschap gedeeltelijk ook toe
te schrijven was aan het oordeel, dat van Uwe Majesteit vanaf Uw vroegste kinderjaren was gevormd, en aan de
hoop dat een verstandig beleid spoedig de door de staat opgelegde lasten zou doen verminderen."
BRON II
De militaire commandant markies de Bouillé in zijn 'Mémoires' over de situatie in Frankrijk aan de vooravond van
de Revolutie.
"Niemand kon een andere oplossing bedenken dan het zoeken naar nieuwe geldbronnen, daar de oude uitgeput
waren. Calonne, minister van financiën, had een stoutmoedig en verreikend plan bedacht. Dit was aan de koning
voorgelegd, die er zijn goedkeuring aan hechtte en beloofde de uitvoering ervan met het volle gewicht van zijn
gezag te ondersteunen.
Zonder dat zowel de basis van de Franse monarchie werd bedreigd als het gezag van de soeverein werd aangetast,
veranderde dit plan het gehele vroegere belastingstelsel en viel het al zijn gebreken in de wortel aan. De ergste van
deze waren: het willekeurige systeem van pacht-toewijzing, de drukkende kosten van de inning en het misbruik
van voorrechten door het rijkste gedeelte van de belastingbetalers. Dit misbruik strekte zich niet alleen uit tot de
groten en invloedrijken van het koninkrijk, maar tot de eerste standen van de staat, dat wil zeggen de geestelijkheid
en de adel, tot de provincies en tot de steden, met het gevolg dat het volledige gewicht van de staatsuitgaven werd
gedragen door het meest talrijke, maar minst rijke gedeelte van de natie, dat door de last werd verpletterd."
1 Malesherbes (I) en Bouillé (II) wezen beiden de oorzaken van de rampzalige toestand van de Franse
staatsfinanciën aan. Ga na of zij dezelfde oorzaken zagen. Leg je antwoord uit met verwijzingen naar
beide bronnen.
2 De brief van de 'Cour des aides' (I) is geschreven vlak na de troonsbestijging door Lodewijk XVI (1774),
Bouillé beschreef in zijn 'Mémoires' de situatie in de jaren voor 1789. Toon nu aan dat je deze dateringen
ook aan de bronnen zelf kunt ontlenen.
3 In beide bronnen (I, II) wordt informatie gegeven over de persoon van koning Lodewijk XVI. Tot welk
beeld van Lodewijk XVI leiden de beschrijvingen van Malesherbes en Bouillé?
4 Toets het beeld van Lodewijk XVI, dat je aan bovenstaande bronnen hebt ontleend, aan de kennis die je
uit je leerboek over hem hebt verworven. Leg je antwoord uit.
5 Ga van Malesherbes (I) en Bouillé (II) afzonderlijk na of zij blijk geven van het hebben van Verlichte
ideeën en/of een revolutionaire gezindheid ten toon spreiden. Leg steeds je antwoord uitmet verwijzingen
naar het bronnenmateriaal.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
TOETS
387
BRON I
Een tijdgenoot over de Franse geestelijkheid in de 18de eeuw.
"In het diocees Clermont moesten de pastoors, die maar een heel karig loon ontvingen, wel zo'n 120 pond aan
belasting betalen. De bisschoppen behoefden maar heel weinig te betalen en werden bij wijze van Nieuw-
jaarsgeschenk helemaal vrijgesteld van het betalen van belasting. De pastoor had weinig hoop hogerop te komen
want je kon alleen bisschop worden als je van adel was. De pastoor voelde zich net als die sergeant uit het leger die
alle hoop om officier te worden, verloren had."
BRON II
Een klacht van een Franse maarschalk.
"De luitenant en de kapitein hebben er geen begrip van hoe zij hun compagnieën moeten commanderen en
kolonels, brigade-commandanten en luitenant-generaals zijn al even onbekwaam in de bevelvoering over hun
regimenten, brigades en divisies (...) Individueel zijn al onze officieren even moedig als de officieren van onze
vijanden, terwijl zij over meer talent en intelligentie beschikken. Maar op een zeer essentieel punt schieten zij
tekort. Er zijn er maar weinigen onder hen, die niet op eigen houtje een plan de campagne maken en op hun
generaals alleen maar kritiek uitoefenen. En bijna allen beschouwen zij de rang, die zij bekleden, eigenlijk beneden
hun waardigheid."
BRON III
Fragment uit een brief van de minister van financiën, Calonne, aan Lodewijk XVI, 1787.
"Hoe kunnen we een eind maken aan de grote schuld van ons land, Sire? Dit kan alleen door een eind te maken aan
de misbruiken. Deze misbruiken bestaan hierin dat alleen de werkende klasse de lasten draagt. De
geprivilegieerden genieten van hun voorrechten. Zo ontstaat er grote ongelijkheid in ons land."
1 Leg uit dat bron I op een aantal punten het verschil tussen de hoge en de lage geestelijkheid duidelijk
maakt.
2 Waarom zal de geestelijkheid als zodanig geen eenheid vormen als in 1789 de revolutie uitbreekt?
3 Leg uit over welke misstand de maarschalk in bron II klaagt.
4 Hoe kon het soort misstanden (als waarover in bron II geklaagd wordt) in het Frankrijk van Lodewijk XV
en Lodewijk XVI ontstaan, met andere woorden hoe kwamen deze mensen in het leger terecht?
5 Waardoor was de grote Franse staatsschuld (III) ontstaan?
6 Ga na of Calonne (III) de bronnen I en II een ondersteuning voor zijn brief aan Lodewijk XVI gevonden
zal hebben? Leg je antwoord uit.
7 Volgens Calonne (III) zou Lodewijk XVI radicale hervormingen moeten doorvoeren om de Franse
staatsschuld te delgen. Waarom was het voor Lodewijk XVI ondanks zijn absolute macht nauwelijks
mogelijk om deze hervormingen inderdaad door te voeren?
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
De Tocqueville
TOETS
385
BRON I
Fragment uit een artikel van Alexis de Tocqueville, 'Etat social et politique de la France avant et depuis 1789'
(1836).
"Wie een waarheidsgetrouw beeld van de adellijke klasse zou hebben willen geven, zou derhalve zijn toevlucht
moeten nemen tot talrijke onderscheidingen; hij zou verschil moeten maken tussen de edelman met een militaire en
die met een administratieve carrière, tussen de adellijke hoveling en de provinciale edelman, tussen de oude en de
nieuwe adel; hij zou, kortom, in deze kleine maatschappij bijna evenveel schakeringen en klassen vinden als in de
grote, waarvan de adel slechts een deel was. Maar men kon wèl in de boezem van dit grote lichaam een zekere
gelijksoortige geest zien heersen; in zijn geheel gehoorzaamde het aan bepaalde vaste regels, het bestuurde zichzelf
volgens bepaalde onveranderlijke gebruiken, en het koesterde bepaalde gedachten die al zijn leden deelden."
BRON II
De Tocqueville in zijn boek 'L'ancien régime et la revolution', 1856.
"Wat ik in dit verband van het meeste belang acht is de constatering dat toen in geheel Europa dezelfde feodale
rechten, volstrekt dezelfde, werden gevonden en dat ze in de meeste streken van het continent zwaarder waren. Ik
beperk mij tot de herendienst. In Frankrijk was deze zeldzaam en licht, in Duitsland was hij algemeen en drukkend
(...) Waardoor hebben dan diezelfde feodale rechten in het hart van het volk van Frankrijk zo'n felle haat gewekt,
dat deze haat haar object heeft overleefd en aldus onuitroeibaar schijnt? De oorzaak van dit verschijnsel is
enerzijds dat de Franse boer grondbezitter was geworden en anderzijds volledig was ontsnapt aan de heerschappij
van zijn heer. Er zijn ongetwijfeld nog verscheidene andere oorzaken, maar ik meen dat deze de belangrijkste zijn."
1 Leg met behulp van de woorden van De Tocqueville (I) uit waarom je in de achttiende eeuw eigenlijk niet
van de adel kunt spreken.
2 In welk opzicht kun je wel degelijk van de adel spreken? Twee dingen noemen.
3 Volgens De Tocqueville (II) is ook de Franse boer grondbezitter geworden. Geef twee argumenten voor
de stelling dat je desondanks op het punt van het grondbezit de Franse boeren niet aan de adel gelijk kunt
stellen.
4 In bron II probeert De Tocqueville te verklaren waarom juist in Frankrijk zoveel verzet tegen de feodale
rechten bestond. Leg nu in je eigen woorden uit hoe de Tocqueville dit verklaart, met andere woorden
geef een toelichting op de oorzaak die hij noemt.
5 Leg uit waardoor juist in Frankrijk (en niet in andere landen) in de achttiende eeuw een revolutie moest
uitbreken.
6 Beoordeel of het door De Tocqueville geschetste beeld van de toestand van de Franse boeren (II) past bij
de verklaring waarom juist in Frankrijk een revolutie uitbrak. Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Tarweprijzen
Parijse arbeiders
Tijdstip revolutie
TOETS
462
BRON I
Gemiddelde prijs van een hectoliter tarwe in
Frankrijk, 1730-1790.
BRON II
Prijs van 100 kilogram tarwe in Parijs, 1770-1790.
BRON III
Uitgaven voor brood in relatie tot het inkomen van Parijse arbeiders, 1788-1789.
gemiddeld dagloon in
sous
uitgaven voor brood als percentage van het inkomen
augustus 1788 febr.-juli 1789
broodprijs: 9 sous broodprijs: 14,5 sous
arbeider in fabriek voor
behangselpapier
15 60 97
bouwvakker 18 50 80
steenhouwersknecht 24 37 60
handwerksgezel,
slotenmaker,
timmerman etc.
30
30
48
beeldhouwer,
goudsmid
60 15 24
1 Welke conclusie kun je uit grafiek I trekken met betrekking tot de ontwikkeling van de tarweprijzen in
Frankrijk in de achttiende eeuw?
2 Beoordeel of de tarweprijzen in Parijs, zoals die uit grafiek II blijken, dezelfde ontwikkeling laten zien als
in geheel Frankrijk (I). Leg je antwoord uit.
3 Toets aan de hand van bron III de stelling dat onder de arbeiders in Parijs in 1788-1789 grote verschillen
bestonden. Leg je antwoord uit.
4 Toets aan de hand van bron III de stelling dat de revolutionaire stemming onder de arbeiders in Parijs in
1789 erg afhankelijk was van het beroep dat zij uitoefenden. Leg je antwoord uit.
5 Waarom kunnen bovenstaande bronnen (I t/m III) een bijdrage leveren aan het antwoord op de vraag
waarom de Franse Revolutie pas op het eind van de achttiende eeuw uitbrak?
FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Vrijheid en gelijkheid
TOETS
388
BRON
Alexis de Tocqueville in zijn boek 'L'ancien régime et la révolution', 1856.
"Wie zich tijdens het lezen van dit boek goed rekenschap heeft gegeven van de toestanden in Frankrijk tijdens de
achttiende eeuw, heeft kunnen zien hoe in de boezem van die natie twee hartstochten ontstonden en zich
ontwikkelden, die niet gelijktijdig waren en niet altijd op hetzelfde doel waren gericht.
De ene, de diepste en het eerst ontstaan, is de felle en onuitroeibare haat jegens de ongelijkheid. Deze haat is
ontstaan uit en heeft zich gevoed door het zien van die ongelijkheid zelf. Zij dreef reeds sinds lang de Fransen met
voortdurende en onweerstaanbare kracht tot het verlangen alles dat nog van de instellingen van de Middeleeuwen
restte met wortel en tak uit te roeien en op het aldus leeggeruimde terrein een nieuwe maatschappij te bouwen waar
de mensen en hun omstandigheden zo gelijk zouden zijn als de menselijkheid eiste.
De andere hartstocht, jonger en minder diep geworteld, dreef hen tot het verlangen niet alleen als gelijken te leven,
maar ook vrij."
1 Leg uit waarom de roep om 'gelijkheid' en 'vrijheid' zich wel tegen het 'ancien régime' moest richten. Geef
van beide een concreet voorbeeld.
2 Het begrip 'vrijheid' werd door de verschillende groeperingen in Frankrijk verschillend uitgelegd, bij
voorbeeld op economisch gebied. Leg uit wat de stedelijke burgerij onder vrijheid op economisch gebied
verstond.
3 Leg uit wat de boeren met vrijheid op economisch gebied bedoelden.
4 Waarom kun je stellen dat het begrip 'gelijkheid' voor de bourgeoisie op de eerste plaats een politieke
doelstelling was, voor de boeren en handwerkslieden evenwel een sociaal-economische doelstelling?
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Derde Stand
TOETS
1797
BRON
Verdeling van de bevolking van Frankrijk, van het grondbezit en van de plicht om belasting te betalen over
geestelijkheid, adel en derde stand in de periode voor de Franse Revolutie.
1 Leg uit dat je met bovenstaande grafiek twee oorzaken van de Franse Revolutie kunt uitleggen.
2 In de bron wordt de Derde Stand als één geheel genomen. Maak duidelijk dat dit een goed begrip van de
Franse Revolutie in de weg staat door:
a eerst aan te geven uit welke drie groepen de Derde Stand bestond en
b van elk van deze groepen aan te geven wat hun belangrijkste verwachting met betrekking tot de
Revolutie was.
FRANSE REVOLUTIE Verlichting
Lodewijk XVI
Betrouwbaarheid bron
TOETS
1721
BRON
In juni 1791 deden Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie-Antoinette een mislukte poging om uit Frankrijk te
vluchten. Na zijn gedwongen terugkeer in Parijs verschenen verschillende spotprenten, waaronder onderstaande.
'Oh! Het vervloekte beest ergert mij dat ik er woedend van word. Hij
is zo vet, zo onverkoopbaar, dat ik terugkeer van de markt, niet
wetende wat ik met hem moet doen.'
1 Leg uit dat het uitbreken van revoluties op het einde van de achttiende eeuw verklaard kan worden
vanuit de verspreiding van de Verlichtingsideeën.
2 De spotprent gaat over de verhouding tussen koning Lodewijk XVI en zijn onderdanen. Leg aan de hand
van een beeld- en een tekstelement uit de bron uit dat je de afgebeelde verhouding revolutionair kunt
noemen.
3 Waarom is de spotprent niet betrouwbaar voor een onderzoek naar de macht van Lodewijk XVI in het
jaar 1791, maar wel betrouwbaar voor een onderzoek naar de stemming onder het Franse volk? Twee
antwoorden dus.
FRANSE REVOLUTIE Ancièn Régime
Montesquieu
Kritiek absolutisme
TOETS
383
BRON
Fragment uit de 'Lettres Persanes', anoniem in Parijs verschenen (1721).
"Brief 37. Usbek aan Ibben, te Smyrna.
De koning van Frankrijk is oud. We hebben in onze geschiedenis geen enkel voorbeeld van een monarch die zo
lang geregeerd heeft. Men zegt dat hij in een zeer hoge graad de gave bezit, zich te doen gehoorzamen: hij regeert
zijn familie, zijn hof en zijn staat met hetzelfde talent. Men heeft hem vaak horen zeggen dat van alle regeringen
ter wereld, die van de Turken of die van onze doorluchtige sultan hem het best zou bevallen, zoveel heeft hij op
met de oosterse politiek. Ik heb zijn karakter bestudeerd, en er tegenstellingen in gevonden die ik onmogelijk kan
oplossen. Bijvoorbeeld: hij heeft een minister die slechts achttien jaar en een maitresse die tachtig is; hij houdt van
zijn godsdienst, en hij kan diegenen niet uitstaan die zeggen dat die godsdienst streng in acht genomen moet
worden; hoewel hij het rumoer der steden ontvlucht en niet zeer spraakzaam is, ziet men hem er van de morgen tot
de avond slechts mee bezig, van zich te doen spreken; hij houdt van trofeeën en zegepralen, maar hij vreest
evenzeer, een goede generaal aan het hoofd van zijn troepen te zien, als hij reden zou hebben, hem aan het hoofd
van een vijandelijk leger te vrezen.
Parijs, de 7e der maan van Maharram, 1713"
1 De anonieme schrijver bleek Montesquieu te zijn. Leg uit waarom hij zijn kritiek op de toestanden in
Frankrijk in de vorm van deze 'Perzische brieven' gaf.
2 Leg met behulp van twee verschillende voorbeelden uit de tekst uit dat Montesquieu kritiek op het
absolutisme had.
3 Montesquieu beweerde dat de Franse koning de regering van de Turken bewondert. Leg uit dat
Montesquieu met deze bewering felle kritiek op de Franse koning uitoefende.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Standenmaatschappij
Positie landbouw/boeren
TOETS
461
BRON I
De Franse arts en econoom Quesnay (1694-1774) bepleit hervormingen in de landbouw.
"Dat de vorst en de natie nooit uit het oog verliezen dat de grond de enige bron van rijkdom is en dat de landbouw
deze vermeerdert. Want de aangroei van de rijkdommen verzekert ook die van de bevolking; de inwoners en de
rijkdom doen de landbouw bloeien, breiden de handel uit, wakkeren de nijverheid aan. Van deze rijke bron hangt
het succes af van heel 's lands bestuur.
Dat de eigendom van onroerende en roerende goederen gewaarborgd zij aan hen die er de wettige eigenaars van
zijn; want veiligheid van de eigendom is de ware grondslag van de economische orde in de maatschappij (...)
Dat de kinderen van de rijke landbouwers zich vestigen op het platteland om er de landbouwersstand voort te
zetten; want indien sommige moeilijkheden hen er toe aanzetten het platteland te verlaten en zich in de steden te
gaan vestigen, dan dragen zij de rijkdom van hun voorvaderen, die in de landbouw werd aangewend, met zich
mede (...)
Dat de gronden voor de graancultuur zoveel mogelijk verenigd worden in grote boerderijen, geëxploiteerd door
rijke landbouwers; want er zijn minder onkosten voor het onderhoud en het herstel der gebouwen, en in verhouding
veel minder uitgaven en veel meer netto-opbrengst in de grote landbouwondernemingen dan in de kleine (...)
Dat men de volledige handelsvrijheid behoude."
BRON II
Verdeling van de grond (a) en van de bevolking (b) over de verschillende standen in Frankrijk in 1789.
1 Welke plaats moest de landbouw volgens Quesnay (I) in de Franse economie innemen? Gebruik in je
antwoord een citaat uit de tekst.
2 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat in 1789 de landbouw in Frankrijk
inderdaad de door Quesnay gewenste plaats innam.
3 Quesnay (I) verwachtte de verbetering van de landbouw van een bepaalde groep. Geef precies aan welke
groep dat was. Ontleen aan bron I twee argumenten voor je antwoord.
4 Welke conclusie kun je uit bron II trekken met betrekking tot de verdeling van het grondbezit in
Frankrijk in 1789? Leg je antwoord uit.
5 Beoordeel aan de hand van bron I of Quesnay het met de verdeling van het grondbezit in Frankrijk eens
geweest zal zijn.
6 Quesnay (I) stelt dat boeren zich door "sommige moeilijkheden" genoodzaakt kunnen zien het
platteland te verlaten. Noem een drietal van die moeilijkheden.
7 Ga na of de stelling juist is dat er in Frankrijk veel verdergaande veranderingen nodig waren dan
Quesnay (I) voorstelde om deze "moeilijkheden" te overwinnen. Leg je antwoord uit.
8 In bron IIb wordt geen onderscheid gemaakt tussen boeren en stedelijke burgerij. Geef een formeel
argument om in de achttiende eeuw geen onderscheid tussen deze groepen te maken.
9 Waarom was het ook in werkelijkheid (dus los van het formele argument) moeilijk om dit onderscheid
tussen boeren en stedelijke burgerij te maken? Gebruik de tekst van bron I voor je antwoord.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Lodewijk XVI
TOETS
2261
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de bevolking van Uchau, een plaats in het zuiden van Frankrijk in
de provincie Languedoc (14 maart 1789). Het kadaster is een instelling waar het bezit van alle onroerend goed
(grond, gebouwen) geregistreerd wordt.
"Zijne Majesteit moet heel nederig gesmeekt worden om de opheffing te bevelen van alle privileges die horen bij
alle landerijen die bekend staan als adellijk bezit, wat ook de hoedanigheid van hun eigenaren mag zijn; en dat
alle soorten belastingen, koninklijke, provinciale, kerkelijke en plaatselijke, gedragen moeten worden door alle
landerijen zonder daartussen onderscheid te maken, volgens het kadastrale tarief (…)
Om aan de provincie Languedoc een nieuwe constitutie en een nieuw bestuur te verlenen, bestaande uit vrij
gekozen afgevaardigden van de drie standen, opdat deze werkelijk representatief is voor de genoemde drie
standen van deze provincie, en dat de Derde Stand hetzelfde aantal vertegenwoordigers zal hebben als de
verenigde twee andere standen van de Geestelijkheid en van de Adel; en dat men er niet zal beraadslagen per
stand, maar per hoofd (…)
De opheffing te bepalen van alle uitvoerrechten op de wijnen van Languedoc, in aanmerking genomen dat deze
wijnen, die de belangrijkste bron van inkomsten vormen van dit deel van de provincie, gekocht worden door
Genuezen en andere buitenlanders, die van deze bepaling profiteren om ze tegen een veel lagere prijs te kopen."
BRON II
Met de hand ingekleurde ets, die in 1789 in Frankrijk verscheen. Het opschrift luidt: 'Deze keer
staat het recht aan de sterkste kant'. De vrouwelijke figuur helemaal rechts stelt het recht voor.
1 Het is de vraag of al in het voorjaar van 1789, toen overal in Frankrijk 'cahiers de doléances' werden
opgesteld, in het land een revolutionaire stemming heerste. Ga op deze vraag in door
- eerst een omschrijving te geven van het begrip 'revolutie' ;
- daarna te beredeneren welk onderdeel van het 'cahier de doléances' van Uchau (I) getuigt van
een revolutionaire stemming en
- ten slotte te beredeneren welk aspect van dit 'cahier de doléances' zeker niet getuigt van een
revolutionaire stemming.
2 Bepaal aan de hand van een beschrijving van de ets (II) of deze afbeelding op de instemming of de
afkeuring van de inwoners van Uchau kon rekenen. Leg je antwoord uit met een verwijzing naar bron I.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ancièn Régime
Cahiers de doléances
TOETS
391
BRON I
Fragment uit een boek van de Engelse landbouw-deskundige Arthur Young, 'Travels During the Years 1787, 1788
and 1789'.
"De 'corvées', of het onderhoud van de wegen, vormden jaarlijks de ondergang van vele honderden boeren; meer
dan 300 vervielen tot bedelarij bij het vlak maken van één dal in Lotharingen: al deze onderdrukking treft slechts
de derde stand, daar de adel en de geestelijkheid in gelijke mate zijn vrijgesteld van belastingen, militaire
verplichtingen en 'corvées'. Het wetboek van het financiële strafrecht doet je huiveren door de verschrikkelijke
straffen die in geen verhouding staan tot het misdrijf (...)
1. Zoutsmokkelaars, bewapend en met vijf man een organisatie vormend: in de Provence een boete van 500 'livres'
en negen jaar naar de galeien, in de rest van het koninkrijk de doodstraf.
2. Smokkelaars, bewapend maar met minder dan vijf man, een boete van 300 'livres' en drie jaar galeien. Bij de
tweede keer dit misdrijf, doodstraf."
BRON II
Fragment uit het 'cahier de doléances' van St.-Quintin-en-Cayra, gericht tot Lodewijk XVI, 1789.
"Wij kunnen ons niet verhelen, Sire, dat het de adel is die het grootste deel van de staatsopbrengsten opmaakt. Uit
deze stand van onderdanen, bij wie men zonder enige twijfel een ingeboren verdienste veronderstelt, worden
inderdaad de dienaren van de kroon, de gouverneurs, de commandanten, de intendanten gerecruteerd, kortom, allen
die de eervolle en tevens lucratieve posten bezetten. Een edelman die goed kan dansen, paardrijden en een degen
hanteren, acht zichzelf voor alles geschikt en matigt zich bovendien aan dat zijn goed en zijn persoon niets aan de
Staat verschuldigd zijn; als hij alleen maar hongerig is naar roem, laat hij dan Uwe Majesteit en het vaderland voor
niets dienen en niet meer met een verachtelijke blik toezien hoe de meedogenloze belastinginner onze hutten
opspoort en het brood aan de verzwakte handen van onze kinderen ontrukt ten einde een rijkdom te vergaren die er
alleen toe dient om zijn teugelloze zucht naar luxe te bevredigen; laat hij niet meer, in een vergulde wagen gezeten
met de prachtige trekpaarden, de ongelukkige overhoop rijden die bezig is voor hem een grote weg aan te leggen;
laat hij niet meer, voorafgegaan door een meute honden, op jacht naar een konijn, onze oogsten en onze
wijngaarden verwoesten."
BRON III
Een gerechtshof ('cour des aides') tekent protest aan bij Lodewijk XV, 1770.
"Op deze door Uwe Majesteit getekende bevelen zijn vaak duistere namen ingevuld die Uwe Majesteit nog nooit
gehoord kan hebben. Zij staan ter beschikking van Uw ministers en naar het lijkt, gelet op het grote aantal dat is
uitgegeven, eveneens van hun ambtenaren. Ze worden toevertrouwd aan overheidsdienaren in zowel de hoofdstad
als de provincies, die er gebruik van maken in overeenstemming met de suggesties van hun plaatsvervangers en
andere ondergeschikten. Zonder twijfel vinden zij hun weg naar vele andere handen, aangezien we zo juist gezien
hebben hoe gemakkelijk ze toegekend worden aan een eenvoudige belastingpachter of zelfs, zoals we er gerust aan
toe mogen voegen, aan diens vertegenwoordigers."
1 Maak aan de hand van bron I duidelijk welke kritiek Arthur Young had op het functioneren van de
standenmaatschappij en de rechtspraak. Twee antwoorden dus.
2 In het voorjaar van 1789 leidde een oproep van Lodewijk XVI tot een lawine van meer dan 60.000
zogenaamde 'cahiers de doléances', waarin plaatselijke en regionale standenvergaderingen hun grieven
kenbaar maakten. Dat van St.-Quintin-en-Cayra (II) was er één van. Beoordeel welke bevolkingsgroep dit
'cahier' (II) heeft opgesteld. Ontleen aan de tekst van de bron twee argumenten voor je antwoord.
3 Op welk punt stemde de kritiek in bron II niet overeen met de werkelijke situatie in Frankrijk? Leg je
antwoord uit.
4 Waartegen tekende de 'cour des aides' (III) bij Lodewijk XV protest aan? Leg je antwoord uit.
5 Als je bron III gebruikt om te beoordelen in welke mate Lodewijk XV zijn absolute macht waarmaakte,
welke conclusie kun je dan trekken? Leg je antwoord uit.
6 Alle drie bovenstaande bronnen (I, II, III) bevatten kritiek op het 'Ancien Régime', de Franse samenleving
zoals die onder Lodewijk XV en Lodewijk XVI functioneerde. Ga nu per bron na welke punten van
kritiek door de bourgeoisie gedeeld werden. Leg steeds je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Staatsfinanciën 1788
Standenmaatschappij
Staten-Generaal 1789
TOETS
2128
BRON I
Fragment uit het 'cahier de doléances' van de
derde stand van Le Burgaud, een dorp van
ongeveer 700 inwoners in het zuiden van
Frankrijk. De 'livre' was de Franse munteenheid
tot 1795.
"Wij zeggen dat de eerste stand van het Koninkrijk
op het eerste gezicht buitengewone rijkdommen
laat zien, die bijna altijd gebruikt worden om
pracht en praal te laten zien; deze kunnen gebruikt
worden om tegelijk de schuld van de staat af te
betalen en voor hun fatsoenlijke onderhoud. Om
dit doel te bereiken moet de gehele hoge
geestelijkheid beperkt worden tot een derde van
hun inkomsten (…) en de gehele lage
geestelijkheid (…) tot een jaargeld van 1500
'livres'."
BRON II
Fragment uit het 'cahier de doléances' van de
derde stand van de plaats Draguignan in het
zuidoosten van Frankrijk. Brovès en Ramaluette
zijn dorpjes in de buurt van Draguignan.
"Hier heeft de arme niet het recht om in zijn hut
een vuur te maken om zich te beschermen tegen de
inwerking van de kou, als hij dit niet tegen een
hoge prijs van zijn heer koopt, wat ten koste gaat
van het levensonderhoud van hemzelf en van zijn
gezin. Dit onmenselijke recht bestaat in Brovès
onder de naam van het recht op haardgeld. Daar
heeft de boer zelfs niet het recht om zijn beesten te
voeren met het gras dat op zijn veld groeit; als hij
het aanraakt, wordt hij aangeklaagd, gestraft met
een boete die hem ruïneert; en de uitoefening van
het meest wettelijke van zijn rechten op zijn bezit
is ondergeschikt aan de willekeur van de heer, die
zich aanmatigt een alomvattend recht te hebben op
alle weilanden van het gebied. Dit barbaarse recht
bestaat in Ramaluette onder de naam van recht op
exclusieve beweiding, en in veel andere plaatsen."
BRON III
Inkomsten en uitgaven van de Franse staat in 1788.
Directe belastingen worden rechtstreeks door de staat
geheven, indirecte belastingen via de aankoop van
producten door de mensen.
INKOMSTEN503 miljoen livres
Directe belastingen Indirecte belastingen
Loterijen Diversen
UITGAVEN619 miljoen livres
Leger Koninklijk hof
Openbare werken Bestuur, onderwijs
Staatsschuld
1 Leg met concrete voorbeelden uit de bronnen I en II uit dat de spanningen in het Frankrijk van
Lodewijk XVI onder meer te maken hadden met de standenmaatschappij.
2 Beredeneer of uit de 'cahiers de doléances' van Le Burgaud (I) en Draguignan (II) valt op te maken
dat er in Frankrijk een revolutie dreigde.
3 Leg met gegevens uit bron III uit waarom begin 1789 in Frankrijk een staatsbankroet dreigde.
4 Om het dreigende bankroet van de Franse staat af te wenden riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal
bijeen. Geef op dit besluit een toelichting door
- eerst uit te leggen waarom het besluit van Lodewijk XVI vanuit het oogpunt van zijn
absolute macht opmerkelijk was;
- daarna aan te geven hoe volgens Lodewijk XVI het bankroet van de staat voorkomen
moest worden;
- vervolgens uit te leggen welk politieke motief Lodewijk XVI had om de door hem
gewenste maatregelen door de Staten-Generaal te laten goedkeuren en
- ten slotte te beredeneren of je op basis van de opgestelde 'cahiers de doléances' (I, II) kunt
concluderen dat Lodewijk XVI in het land kon rekenen op steun voor zijn plan om de
financiële positie van Frankrijk te herstellen.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Ontevredenheid boeren
TOETS
456
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de
doléances' van het dorp Ménou-
ville, gelegen in de omgeving
van Parijs, 1789.
"Wij smeken Zijne Majesteit
medelijden te hebben met ons
boerenland vanwege de hagel
die we hebben gehad.
Ook hebben we een groot
gedeelte aan braak land, dat met
jeneverbesstruiken is
overwoekerd, en dit veroorzaakt
veel last vanwege de konijnen
die zeer talrijk zijn; het is dit
dat het ons onmogelijk maakt
de gelden te betalen die we
Zijne Majesteit verschuldigd
zijn (...)
We hebben slechts een paar
goede akkers, ver weg van het
dorp gelegen, de rest is
armzalig land met veel wild en
dit veroorzaakt erg kleine
oogsten.
We hebben maar een klein stuk
weidegrond, dat slechts zurig
smakend hooi voortbrengt, de
beesten weigeren het te vreten,
daarom kunnen we geen vee
fokken."
BRON II
Overzicht van de prijs van een 'setier' (0,4 liter) tarwe in Parijs, uitgedrukt
in 'livres tournois', 1680-1790.
BRON III
Overzicht van de verhouding tussen het loon van een landarbeider en de
prijs van tarwe in Bas-Provence (Zuid-Frankrijk), 1726-1789 (1726=100):
1 Uit alle delen van Frankrijk kwamen in 1789 lijsten met grieven ('cahiers de doléances') zoals die van de
boeren van Ménouville (I). Welke grieven hadden de Franse boeren, gelet op bron I?
2 Beoordeel aan de hand van bron I of de boeren van Ménouville onder de invloed waren geraakt van de
ideeën van de Verlichtingsdenkers. Leg je antwoord uit.
3 Welke algemene conclusie kun je uit bron II trekken met betrekking tot de ontwikkeling van de
tarweprijzen na 1725?
4 Welke klacht uit het 'cahier' van Ménouville (I) wordt bevestigd door de gegevens in bron II? Leg je
antwoord uit.
5 Waarom kan bron III ons duidelijk maken dat er onder de landarbeiders in Zuid-Frankrijk in de jaren voor
1789 grote ontevredenheid bestond?
FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Absoluut koningschap
Verlichting
TOETS
2268
BRON I
Fragmenten uit het 'cahier de doléances' dat door de inwoners van de Derde Stand van Cerilly, een plaats in het
midden van Frankrijk, opgesteld op 8 maart 1789..
"De bewoners van het land ontvangen zoals alle andere trouwe onderdanen van een weldoende Koning met de
meest levendige erkenning de al zo lang verlangde en al bijna niet meer verhoopte gunst die hen oproept om met
eerbied hun rechtvaardige klachten neer te leggen aan de voet van de troon.
(…) De huidige toestand van de financiën schijnt nieuwe belastingen te vereisen: de Koning vraagt er om; toch
schijnt de meerderheid van de klassen van de derde stand, die zuchten onder het verpletterende gewicht van de
bestaande, niet in staat te zijn er nog meer te verdragen. Zij bezitten maar net wat ze absoluut nodig hebben, het
brood van de verbittering, vrucht van hun zweet en hun bloed: en deze klassen zijn de talrijkste, de nuttigste, de
zwaarst belaste en zouden het niettemin verdienen om het meest gespaard te worden. Deze klassen kunnen niets
meer afstaan, terwijl de twee eerste standen en de hoogste klassen van de derde stand, die het rijkste zijn,
gemakkelijk een nieuwe belasting zouden kunnen aanbieden zonder daar last van te ondervinden en daarmee een
beetje van hun pracht en luxe verminderend (…) Men zou ook nog een grote bron van inkomsten vinden door de
belastingen te vereenvoudigen, ze te laten innen op een spaarzame manier (…)
Men zou het als een grote verlichting ervaren als de geestelijkheid, zoals het hoort, bij zou dragen aan de lasten
van de Staat en op dezelfde manier als iedere andere burger (…) Men ziet bisschoppen en abten die het zich
veroorloven om hun bisdommen en kloosters te verlaten om in de hoofdstad te gaan wonen om er in luxe en
weldaad te leven, onbeschaamd de inkomsten te verkwisten die de vroomheid van de oude gelovigen hen heeft
toevertrouwd voor een betere besteding. Men is verontwaardigd hen voor wereldse verkwisting de inkomsten van
de kerk te zien gebruiken die oorspronkelijk bestemd zijn voor het onderhoud van de geestelijken die deze
gebruiken voor reparaties van het kerkgebouw en voor de ondersteuning van de armen (…)
Het wetboek van strafrecht behoort ook hervormd te worden. Men heeft het altijd als strijdig met de
menselijkheid gezien om iemand gevangen te zetten, hem te ondervragen, hem lange tijd in de boeien te slaan
zonder dat hij weet van welk misdrijf men hem beschuldigt, en hem, nadat hij tegelijk met getuigen verhoord is,
zonder advocaat te laten."
BRON II
Deze gravure van de drie standen werd in 1789 in
Frankrijk gepubliceerd.
1 Leg uit dat de inwoners van Cerilly zich in hun 'cahier de doléances' (I) meer tegen de
standenmaatschappij dan tegen het absolute koningschap richtten.
2 Beredeneer of je de eisen van de inwoners van Cerilly in hun 'cahier de doléances' (I) met betrekking tot
de adel en de geestelijkheid revolutionair kunt noemen.
3 Voor de inwoners van Cerilly was het onderscheid tussen de drie standen niet meer zo vanzelfsprekend
als vroeger. Welke aanwijzing kun je daarvoor in hun 'cahier de doléances' (I) vinden?
4 Door welke eis in het 'cahier de doléances' (I) lieten de inwoners van Cerilly zien dat zij door de ideeën
van de Verlichting beïnvloed waren? Leg je antwoord uit.
5 Stel dat de inwoners van Cerilly een illustratie in hun 'cahier de doléances' (I) wilden opnemen om hun
standpunten te verduidelijken. Beredeneer of de gravure (II) daarvoor geschikt zou zijn.
FRANSE REVOLUTIE Standenmaatschappij
Oorzaken revolutie
La Grande Peur
TOETS
1397
BRON
Vlak voor het uitbreken van de Franse Revolutie werd deze spotprent in Frankrijk verspreid. De titel luidt: 'Ça
n'durra pas toujour'.
1 Je kunt deze prent gebruiken om een betoog over de oorzaken van de Franse Revolutie te illustreren. Maak
dat duidelijk.
2 Met welke symboliek heeft de tekenaar de naderende revolutie aangegeven?
3 Welke revolutionaire gebeurtenis in 1789 kun je het best verbinden met deze spotprent? Leg je antwoord
uit.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Jacobinisme
TOETS
220
BRON I
Statistische gegevens over de drie standen in Frankrijk in 1789.
BRON II
Jacques Roux, een voormalige
priester die in een radicale
revolutionair was veranderd en
als de woordvoerder optrad van
een groep revolutionairen onder
de naam 'Les Enragés' (de
razenden), sprak op 25 juni 1793
de Conventie toe. Met de term
'sans-culottes' werden de arme
leden van de derde stand
aangeduid, omdat zij gewoonlijk
lange broeken ('pantalons')
droegen in plaats van de
kniebroeken ('culottes'), die toen
in de mode waren.
"Vrijheid is slechts een vergeefse
hersenschim wanneer de ene
klasse van mensen een andere
straffeloos kan uithongeren.
Gelijkheid is slechts een vergeefse
hersenschim wanneer de rijke
door het monopolie kan beslissen
over leven of dood van zijn
naaste. De Republiek is slechts
een vergeefse hersenschim
wanneer de contra-revolutie van
dag tot dag gestalte krijgt in de
prijzen van de levensmiddelen,
waar driekwart van de burgers
niet aan kan komen zonder tranen
te schreien.
Toch is het alleen met het een halt
toeroepen aan de roverij van de
groothandelaar, wat men wel moet
onderscheiden van de gewone
handel; is het alleen met het
binnen het bereik van de sans-
culottes brengen van de
levensmiddelen, dat u hen aan de
Revolutie kunt binden en dat u
hen rond de constitutionele wetten
kunt verenigen."
BRON III
In 1819 maakte de Engelse tekenaar George Cruikshank
onderstaande prent met de titel 'The Radical's Arms'. Op de vlaggen
bovenaan de tekening staat van links naar rechts: 'NO GOD, NO
RELIGION, NO KING, NO CONSTITUTION'.
1 Ontleen aan de gegevens in bron I twee omstandigheden die het uitbreken van de Franse Revolutie
(mede) kunnen verklaren. Leg je antwoord uit.
2 Welke conclusie kun je uit de woorden van Jacques Roux (II) trekken, als je deze verbindt met de
gegevens in bron I? Leg je antwoord uit.
3 Leg uit dat Roux zichzelf in groot gevaar bracht door de rede (bron II), die hij in 1793 in de Conventie
uitsprak.
4 Net als Roux heeft ook Cruikshank (III) felle kritiek op het verloop van de Franse Revolutie. Bepaal
aan de hand van de tekening of de kritiek van Cruikshank dezelfde politiek-ideologische achtergrond
heeft als die van Roux. Leg je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Revolutionaire stemming
TOETS
1112
BRON
In het voorjaar van 1789 werden overal in Frankrijk zogenaamde 'cahiers de doléances’ opgesteld, waarin de
bevolking haar grieven onder woorden bracht. Hieronder staat een fragment uit het 'cahier' van de inwoners van
Montjoye-Vaufrey in de Elzas. Een 'tiende' is een belasting van tien procent, bijvoorbeeld van de oogst. Als op
een stuk grond het recht van de 'dode hand' ('mainmorte') rustte, betekende dit dat de boer/eigenaar deze grond
niet mocht verkopen. Eén 'livre' (pond) was twintig 'sols' (stuivers) waard.
"Verklaring betreffende de onrechtvaardige, drukkende en vernederende heffingen en andere ongehoorde lasten
die de ondertekenaars, inwoners van de heerlijkheid Montjoye-Vaufrey, moeten verduren van de kant van de
graaf van Montjoye-Vaufrey. De heerlijkheid Montjoye-Vaufrey is klein, met bijna ontoegankelijke bergen, voor
het grootste deel bedekt met bossen van beuke- en dennenbomen. De bodem is van nature onvruchtbaar en brengt
niets anders voort dan bramen- en doornstruiken (…)
Corvées. Het zou vanzelfsprekend zijn dat de eigenaren van deze grond van de opbrengst daarvan zelf in vrede
zouden mogen genieten, verplicht als zij zijn om zich te onderwerpen aan zo’n schandelijke tiende en aan de
afschuwelijke toepassing van het dode-handrecht. Maar verre van dat. Daar bovenop eist deze heer vijf dagen
arbeid van hen, en als hij hen verplicht deze dienst te verrichten door bij hem zelf te werken, bepaalt hij het werk
wanneer het hem goed uitkomt. Het komt regelmatig voor dat degenen die aan de 'corvée' onderworpen zijn niet
in staat zijn om hun taak in één dag te voltooien, waarop zij verplicht worden hun werk de volgende dag voort te
zetten, ook al wordt er maar één dag werk geteld. Als hij geen echte arbeid van hen eist, wordt iemand die twee
ossen heeft gedwongen hem zes 'livres' te betalen (…)
Sommige mensen hebben er de voorkeur aan gegeven deze extra belasting te verdragen in plaats van te gaan
werken, maar de werker zonder lastdieren doet de 'corvée' met zijn eigen handen. Of, wanneer hij zijn werk wenst
om te zetten in geld, hij wordt gedwongen drie 'livres' en vijftien 'sols' te betalen, waar hij voorheen slechts 33
'sols' heeft betaald. Arme bedelaars zijn geen uitzondering. Je ziet ze van deur tot deur gaan, vragend om brood
om voor de heer te gaan werken, omdat hij onlangs alle voedsel weigerde aan hen die opgeroepen waren hun
'corvée' te verrichten."
1 Lodewijk XVI vroeg de Fransen 'cahiers de doléances' op te stellen, toen hij de Staten-Generaal
bijeengeroepen had. Leg uit dat dit verzoek op de korte termijn zijn positie versterkte, maar op de langere
termijn daarvoor een bedreiging kon vormen.
2 Stel je voor dat je een onderzoek doet naar de vraag in hoeverre in Frankrijk voor 1789 een
revolutionaire stemming heerste. Welke informatie levert de bron dan op voor je onderzoek? Leg je
antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Revolutionaire ideeën
TOETS
172
BRON
Gelijk met zijn oproep vertegenwoordigers voor de Staten-Generaal te kiezen, vroeg Lodewijk XVI om
zogenaamde 'cahiers de doléances', lijsten met klachten over de manier waarop Frankrijk bestuurd werd.
Hieronder volgen fragmenten uit een heel bijzondere, van een anonieme vrouw uit het Pays de Caux in
Normandië: 'Cahiers des doléances et reclamations des femmes, par madame B*** B***', 1789.
"De dageraad breekt aan, de schaduwen verdwijnen; de morgenster schijnt helder, de lucht klaart op… haar
schittering is een gelukkig voorteken (…)
Wat is er nog meer nodig om aan te tonen dat wij een recht hebben om te klagen over het onderwijs dat ons is
gegeven, over de vooroordelen die ons tot slaaf maken, en over het onrecht waardoor we bij onze geboorte
(tenminste in bepaalde provincies) beroofd van de goederen die de natuur en de gelijkheid ons zouden moeten
garanderen.
Men zegt dat de Negers spoedig bevrijd zullen worden. De mensen, die bijna net zozeer als zij tot slaaf gemaakt
zijn, zullen van hun rechten gaan genieten. Wij danken deze weldaden aan het denken dat de natie heeft verlicht.
Zou het mogelijk kunnen zijn dat de filosofie met betrekking tot onze situatie sprakeloos is, of liever dat
mannen, doof voor haar stem en ongevoelig voor haar licht, zouden volharden ons tot slachtoffers van hun trots
en onrecht te maken? (…)
Maar welke middelen kan men gebruiken om een evenwicht tot stand te brengen tussen twee geslachten,
gevormd uit dezelfde klei, dezelfde gevoelens voor elkaar ervarend die de hand van de Schepper heeft gemaakt,
die dezelfde God aanbidden en die dezelfde vorst gehoorzamen? En waarom is het zo dat de wet niet gelijk is
voor beiden? Waarom heeft het ene geslacht alles en het andere niets?"
1 De schrijfster van de bron liet met haar ideeën blijken dat ze voor die tijd een revolutionaire overtuiging
had. Toon dat aan door
- eerst (zonder de bron) uit te leggen wat we onder een revolutie verstaan en
- vervolgens met twee voorbeelden uit de bron aan te tonen dat madame B*** B***
revolutionaire gedachten koesterde.
FRANSE REVOLUTIE Fasering
Cahiers de doléances
Terreur
Betrouwbaarheid bronnen
TOETS
266
BRON I
Gelijk met het bijeenroepen van de Staten-Generaal begin 1789 verzocht Lodewijk XVI de gekozen afgevaardigden
'cahiers de doléances' (lijsten met grieven) uit hun regio mee te nemen. Hieronder staat een fragment van zo'n
'cahier' uit Juvaincourt, een dorp in het noordoosten van Frankrijk.
"Wij vragen dat de weelderige levenswijze van de adel beteugeld wordt. Een keukenvuur is noodzakelijk, maar het
zou kleiner kunnen zijn. Meneer en Mevrouw zouden een schoorsteen kunnen delen en hetzelfde geldt voor de
kinderen in huis. De bedienden zouden twee schoorstenen kunnen hebben: een voor de mannen; een andere voor
de vrouwen. Op deze manier zou een heleboel brandhout bespaard kunnen worden. De mensen zouden het voor
minder kunnen kopen, want het kost een hoop, wellicht evenveel als het brood."
BRON II
Tussen 1790 en 1801 verbleef de Engelsman John Gideon Millingen als opgroeiende jongen in Parijs. Zijn
ervaringen legde hij vast in 'Recollections of Republican France, from 1790–1801', waaruit hieronder een
fragment volgt.
"Nooit kan ik de treurige aanblik vergeten van deze begrafenisstoeten naar de plaats van executie. De stoet werd
geopend door een detachement gendarmes te paard – de karren volgden; het waren dezelfde karren als die in Parijs
gebruikt werden voor het vervoer van brood; dwars over waren vier planken gelegd om op te zitten, en op elke
plank zaten twee, en soms drie slachtoffers; hun handen waren achter hun ruggen vastgebonden, en het
voortdurende schokken van de kar leidde er toe dat ze hun hoofden op en neer knikten, tot groot vermaak van de
toeschouwers. Voorop de kar stond Samson, de beul, of een van zijn zonen of assistenten; gendarmes te voet
marcheerden langszij; daarop volgde een huurkoets, waarin zich de 'Rapporteur' en zijn klerk bevonden, wiens taak
het was als getuige van de terechtstelling op te treden en daarna terug te keren naar Fouquier-Tinville, de
'Accusateur Public', om rapport uit te brengen van de uitvoering van wat zij de wet noemden."
1 Je kunt stellen dat de oproep van Lodewijk XVI om 'cahiers de doléances' op te stellen enerzijds diens
populariteit vergrootte, anderzijds de revolutie dichterbij bracht. Licht beide elementen van de stelling toe.
2 Beoordeel of je de eisen van de inwoners van Juvaincourt (I) revolutionair kunt noemen. Leg je antwoord
uit.
3 In welke fase van de Franse Revolutie moet je het verslag van John Millingen (II) plaatsen?
4 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat het verslag van Millingen (II) een
betrouwbare bron voor deze fase van de Franse Revolutie is.
FRANSE REVOLUTIE Lodewijk XVI voor en na 1789
Vlucht 1791
TOETS
2127
BRON I
Tussen 1785 en 1787 werd deze gravure met de
titel 'Menselijkheid en liefdadigheid van de
Koning' in Frankrijk uitgegeven.
BRON II
In 1791 verscheen in Frankrijk deze
spotprent met als onderschrift: 'De
varkensfamilie teruggebracht in de stal'.
De figuur linksvoor op de wagen stelt
Lodewijk XVI voor.
1 Leg uit welk beeld van Lodewijk XVI bron I aan het publiek wilde overdragen. Gebruik twee elementen
uit de bron om je antwoord te ondersteunen.
2 Waarom is het beeld van Lodewijk XVI in bron I begrijpelijk als je kijkt naar de jaren waarin deze
gravure verschenen is?
3 Leg aan de hand van een beschrijving van bron II uit naar aanleiding van welke gebeurtenis deze prent
gemaakt is.
4 Beredeneer of de tekenaar van bron II een voor- of een tegenstander van de Franse Revolutie was.
FRANSE REVOLUTIE Staten-Generaal 1789
Cahiers de doléances
Standenmaatschappij
Absolutisme
TOETS
2130
BRON
Enkele fragmenten uit het 'cahier de doléances' van de inwoners van de plaats Scaër, gelegen in Bretagne (in het
westen van Frankrijk). De vetgedrukte zinsdelen staan ook zo in de originele bron. Het huren van grond (van een
heer) noemen we pachten.
"1. Wij vragen dat de belastingen (…), van welke soort zij ook zijn, dat het onderhoud van de grote wegen,
wagens van soldaten, hun onderdak, inkwartiering en, in het algemeen, alle lasten (…) in gelijke mate zullen
worden gedragen door de drie standen van de geestelijkheid, de adel en de Derde Stand, in verhouding naar het
bezit van ieder individu, zonder acht te slaan op privileges en vrijstellingen, dat om dit te bereiken er enkel en
alleen maar één rol zal zijn voor de drie standen (…)
5. Wij vragen dat de jaargelden en de gunsten alleen verleend zullen worden voor een echte verdienste en aan
hen die het vaderland goed hebben gediend (…)
7. Wij vragen dat iedere wet, die van de leden van de Derde Stand het recht afpakt om de voorrechten te
verwerven die tot nu toe zijn gereserveerd voor en uitsluitend toebedeeld zijn aan de hoge geestelijkheid, en om
burgerlijke en militaire ambten te bekleden, zal worden afgeschaft, evenals iedere wet die, op grond van geboorte,
onderscheid maakt in de straffen voor misdrijven van gelijke aard (…)
11. Wij vragen dat de landbouw en de handel zullen worden bevorderd en dat het lot van de mensen op het
platteland wordt verbeterd; daarom vragen de genoemde mensen van het platteland om niet langer gekweld te
worden door herendiensten en om de vrijheid te hebben niet langer verplicht gebruik te maken van de molens,
zowel die van de heren als die van de koning, en dat de pachten niet meer opgezegd kunnen worden."
1 Waarom riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal op 5 mei 1789 bijeen?
2 Welk motief kan Lodewijk XVI gehad hebben om aan de afgevaardigden naar de Staten-Generaal te
vragen om 'cahiers de doléances' mee te nemen. Uit je antwoord moet ook blijken dat je weet wat een
'cahier de doléances' is.
3 Beredeneer met twee argumenten die je uit de bron haalt, of de inwoners van Scaër vooral tegen het
absolutisme of juist tegen de standenmaatschappij waren.
4 Als je het 'cahier de doléances' van de inwoners van Scaër goed leest, kun je tot de conclusie komen dat
zij eisen stelden op economisch, op politiek en op juridisch gebied. Neem uit de bron voor elk van deze
drie een passende eis over.
FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
La Grande Peur
La nuit de 4/5 août
TOETS
1968
BRON I
In het voorjaar van 1789 werden overal in Frankrijk
zogenaamde 'cahiers de doléances' opgesteld, die aan
de afgevaardigden naar de opening van de Staten-
Generaal op 6 mei werden meegegeven. Hieronder
staat een gedeelte uit het 'cahier' van de boeren uit
Chapelle Craonnaise, een plaats in het westen van
Frankrijk.
"Geen enkele belasting kan worden ingevoerd zonder
de instemming van de vergadering van de Staten-
Generaal. De Staten-Generaal dienen iedere vijf jaar
bijeen te komen. Afschaffing van alle privileges van
de edelen, geestelijken en hooggeplaatste personen.
Afschaffing van de belasting op zout, de
grondbelastingen, hoofdelijke belastingen, de
inkomstenbelasting van vijf procent (…) De
bevoegdheden van de edelen op het gebied van
justitie en politie moeten afgeschaft worden (…)
Bestuurlijke, militaire en kerkelijke ambten moeten
op zo'n manier bekleed worden dat de adel niet langer
voorrang heeft."
BRON II
Kaart van 'La Grande Peur' in de tweede helft van
juli 1789
BRON III
Markies Charles-Élie de Ferrières was in 1789
namens de adel lid van de Staten-Generaal. In 1798
schreef hij zijn 'Mémoires pour servir à l'histoire de
l'Assemblée constituante et de la révolution de 1789'.
Over de bijeenkomst van de Nationale Vergadering in
de nacht van 4 augustus 1789 schreef hij het
volgende.
"De zitting van dinsdagavond 4 augustus is de
gedenkwaardigste zitting die ooit gehouden is. De
hertogen van Aiguillon en Châtelet stelden voor dat
de adel en de geestelijkheid het opgeven van hun
privileges uitspreken. De algemene opstand, de
provincies voor een deel verwoest, meer dan 150
kastelen afgebrand, de documenten met de adellijke
rechten met woede opgespoord en in brand gestoken,
de onmogelijkheid om zich te verzetten tegen de
woeste stroom van de Revolutie, dat alles schreef ons
het gedrag voor dat wij moesten tonen. Er was daar
slechts één algemene opwelling. De geestelijkheid en
de adel verhieven zich en namen alle voorgestelde
moties aan. Het zou nutteloos geweest zijn, gevaarlijk
zelfs om zich te verzetten tegen het algemene
verlangen van de natie."
1 Als je het verband tussen de bronnen I en III
wilt laten zien, heb je bron II nodig. Leg dat uit.
Zorg er voor dat je in je uitleg verwijst naar elk
van de drie bronnen.
2 Geef een argument voor en een argument tegen
de stelling dat de opvattingen van de boeren in
Chapelle Craonnaise (I) revolutionair waren.
3 Beredeneer aan de hand van bron III of De
Ferrières een voor- of een tegenstander van de
revolutie was.
FRANSE REVOLUTIE Oorzaken
Adel/Derde Stand
Terreur
TOETS
1928
BRON I
De Franse edelman Louis-Alexandre de Launay, comte d'Antraigues schreef in 1788 een beroemd pamflet:
'Mémoire sur les Etats Généraux'. Vooral onderstaande zinnen trokken de aandacht.
"De Derde Stand vormt het Volk en het Volk is de basis van de Staat; het is in feite de Staat zelf; de andere
standen zijn niet meer dan politieke groepen, terwijl door de onveranderlijke natuurwetten het Volk alles is. Alles
zou daar ondergeschikt aan moeten zijn (…) Alle nationale macht berust bij het Volk en alle staten bestaan voor
het Volk."
BRON II
In 1790 verscheen in Frankrijk deze cartoon, het onderschrift luidt: 'De adel en de geestelijkheid door Charon op
hun landgoederen rondgeleid'. Charon was in de Griekse mythologie de veerman, die de gestorvenen per boot
naar de onderwereld bracht, die voor veel Grieken gelijk stond aan de hel.
1 Leg uit dat kritiek op de adel een van de oorzaken van de Franse Revolutie vormde.
2 Leg uit dat de inhoud van bron I voor de achttiende eeuw enerzijds revolutionair is, maar vanwege de
schrijver, D'Antraigues, anderzijds ook heel opmerkelijk. Twee antwoorden dus.
3 De tekening (II) is al in 1790 gemaakt, maar je zou eerder verwachten in 1793. Leg deze veronderstelling
uit met behulp van een beschrijving van de bron.
FRANSE REVOLUTIE Fasering
Kerk en staat
Drie standen
TOETS
72
BRON I
Tekening, in de tijd van
de Franse Revolutie
verschenen, onder de
titel 'Decret de
l'Assemblée National qui
supprime les Ordres
Religieux et Religieuses'.
Supprimer betekent :
opheffen. Rechtsboven
staat: "Dat deze dag
gelukkig is mijn zusters,
ja de zoete namen van
moeder en echtgenote
zijn heel wat te verkiezen
boven die van non, hij
geeft u alle rechten van
de natuur net als aan
ons."
BRON II
Tekening, verschenen in de tijd van de Franse
Revolutie, onder de titel 'Le Joyeux Accord'. Op het
bovenste deel is te lezen: "Wel Heren, laten we
drinken op de gezondheid van onze goede Koning en
van het Vaderland, laten we het eens zijn en wel ten
minste voor het leven. En dat de deugd onze gids is en
dat we samen de ware genoegens van het leven zullen
smaken." Op het onderste deel: "Men moet drie
dingen doen. De eerste is trouw aan de Natie en aan
de Koning te zijn. De 2de is zijn naaste meer lief te
hebben dan het geld. En de 3de is anderen niet aan te
doen hetgeen men zelf niet aangedaan zou willen
worden." Op het paaltje staat een verwijzing naar een
oud kinderspelletje, waarbij de spelers al tellend om
de beurt een hand op die van een ander leggen; wie
'negen' telt, grijpt een vrije hand, zeggende: 'je tiens
mon pied de boeuf.'
1 Stel voor beide tekeningen (I en II) afzonderlijk vast
- op welke fase van de Franse Revolutie de
afbeelding betrekking heeft;
- hoe de tekenaar tegenover de revolutionaire
veranderingen staat.
Leg elk antwoord uit met behulp van een
beschrijving van de tekening.
FRANSE REVOLUTIE Cahiers de doléances
Grondwet
Rol van de Kerk
TOETS
400
BRON
Overzicht van de voornaamste eisen uit de 187 'cahiers de doléances' afkomstig uit de Provence.
aantal cahiers
absoluut percentage
164 87,7 klachten gericht tegen de heerlijke rechten
163 87,1 gelijkheid in de belastingheffing
150 80,2 hervorming van de rechtspraak
145 77,5 afschaffing of betere regeling van de tienden (belasting)
139 74,3 herziening van de grondwet van de Provence
130 69,5 economische vrijheid (afschaffing van tollen en bepaalde privileges)
126 67,3 grondrechten (persoonlijke vrijheid, pers- en gewetensvrijheid)
121 64,7 alle beroepen open voor iedereen
120 64,1 afschaffing of betere regeling van de zoutbelasting
116 62,0 allerlei eisen op politiek gebied
92 49,1 reorganisatie van de Kerk
80 42,7 bevoegdheden voor de gemeentes
78 41,7 instemmingsrecht voor de Staten-Generaal inzake belastingen
78 41,7 overige eisen op economisch gebied
1 Lodewijk XVI heeft zelf de Fransen verzocht 'cahiers de doléances' op te stellen. Geef een argument voor
en een argument tegen de stelling dat uit bovenstaand overzicht blijkt dat de grieven van de bevolking van
de Provence zich tegen de positie van de Koning richtten.
2 In welk opzicht voerde Lodewijk XVI een riskante politiek met zijn verzoek 'cahiers de doléances' op te
stellen?
3 In 1791 voltooide de Nationale Vergadering de nieuwe grondwet. Geef precies aan in hoeverre in deze
nieuwe grondwet aan de drie belangrijkste klachten uit de Provence tegemoet was gekomen.
4 In bijna de helft van de 'cahiers' uit de Provence werd gevraagd om een reorganisatie van de Kerk. Leg uit
dat de reorganisatie van de Kerk tijdens de jaren 1789 en 1790 er vooral op gericht was de Kerk van haar
macht te beroven. Twee argumenten noemen.
5 Waarom kun je zeggen dat de gematigde revolutionairen zich vooral tegen de Kerk, en de radicale
revolutionairen zich vooral tegen het geloof keerden?
FRANSE REVOLUTIE Datering bronnen
Staten-Generaal
La Grande Peur
TOETS
404
BRON I
Fragmenten uit een brief.
"Heer, om u niet ongerust te maken heb ik u tot nu toe niet deelgenoot gemaakt van de angsten die mij al zo lange
tijd benauwen; maar thans zou het naar mijn mening onverstandig zijn om u nog langer in onwetendheid te laten.
Overal wordt geroofd en geplunderd. Het volk geeft de edelen van het koninkrijk de schuld dat het graan zo duur
is, en is woedend op hen.
Een beroep op het gezonde verstand doen heeft geen enkele zin: dit losgeslagen volk is voor alles doof, behalve
voor zijn woede, en door onze gehele provincie bevinden de boeren zich in een zodanige opstandige toestand, dat
zij in staat zijn tot iedere misdaad: in deze parochie zelf praten zij er, vanuit de overtuiging dat de koningsgezinde
baron de Breteuil en zijn gezin op hun kasteel zijn, openlijk over dit in brand te steken."
BRON II
Fragment uit een geschrift.
"Resoluties moeten in de Staten-Generaal worden aangenomen en uitgevaardigd door de drie standen gezamenlijk
en de stemmen dienen per hoofd en niet per stand geteld te worden.
Dat op het gebied van de belastingen en leningen het gezag van de soeverein niet kan worden uitgeoefend, behalve
met de algehele instemming van de in vergadering bijeengekomen natie, en met de hulp van haar beraadslagingen
en haar advies in zaken van wetgeving.
Alvorens de nationale schuld te erkennen of enigerlei belasting op te leggen moeten de afgevaardigden zorg dragen
dat tot het permanente regeringssysteem van het koninkrijk de regelmatige bijeenroeping van de Staten-Generaal
op vastgestelde tijden wordt verordend.
Zij moeten om de afschaffing vragen van elke vorm van indirecte belasting, onder welke formulering ook
ingevoerd, en eisen dat er binnen het koninkrijk geen enkele nieuwe wordt ingesteld."
1 Bepaal zo nauwkeurig mogelijk de datering van respectievelijk de bronnen I en II. Geef voor beide
antwoorden een uitleg.
2 In beide bronnen (I, II) is sprake van ontevredenheid. In hoeverre kan het verschil tussen beide bronnen
wat betreft het motief voor en de mate van de ontevredenheid verklaard worden uit de identiteit van de
ontevredenen? Begin je antwoord met te bepalen wie in elk van beide bronnen laat/laten merken
ontevreden te zijn.
3 Leg uit dat de gebeurtenissen tussen beide bronnen ook een verklaring voor dit verschil (vraag 2) kunnen
vormen.
FRANSE REVOLUTIE Rol geestelijkheid
TOETS
484
BRON I
Twee artikelen uit een decreet van de Nationale Vergadering, 2 november 1789.
"Art. 1: De kerkelijke goederen moeten in hun geheel ter beschikking van de natie staan. Er geldt wel de beperking
dat onder toezicht en op aanwijzingen van de provincies op gepaste wijze gezorgd wordt voor de kosten van de
godsdienst, het onderhoud van de priesters en de armenzorg.
Art. 2: Bij de bepalingen die het onderhoud van de priesters betreffen moet voor iedere pastoorsplaats tenminste
1200 francs per jaar begroot worden, niet inbegrepen de daarbij behorende woning en tuinen."
BRON II
Spotprent uit 1790, met als titel: 'De vaderlandslievende ontvetter'.
1 Welke twee argumenten hadden de Nationale Vergadering er toe gebracht bovenstaand decreet (I) uit te
vaardigen?
2 Welk negatief gevolg heeft dit decreet (I) gehad voor het verloop van de revolutie? Leg je antwoord uit.
3 Welk oordeel gaf de tekenaar van de spotprent (II) over het decreet van de Nationale Vergadering (I)?
Leg je antwoord uit door de prent te beschrijven.
FRANSE REVOLUTIE Gematigde fase
Datering bronnen
Identificatie bronnen
TOETS
396
BRON I
Bepaling uit de 'Constitution civile', juni 1790.
"(...) zich niet tot de paus mag wenden om bevestiging van zijn benoeming te vragen, doch hem er schriftelijk
mededeling van zal doen als aan het Zichtbare Hoofd van de Algemene Kerk, ten getuige van de eenheid van
geloof en belijden, die hij daarmee onderhoudt en handhaaft."
BRON II
Fragment uit het pamflet 'Qu'est-ce que le tiers état?'.
"Wanneer de standen afzonderlijk stemmen, zullen vijf miljoen burgers niet in staat zijn enigerlei besluit in het
algemeen belang te nemen, omdat dit een paar honderdduizend bevoorrechte personen mishaagt. De wil van een
enkel individu kan dus aan die van honderd anderen een veto opleggen en hun besluit ongedaan maken."
BRON III
Fragment uit een manifest.
"(...) een eind aan de anarchie in Frankrijk te maken; de aanvallen af te slaan die op troon en altaar werden gericht;
het wettige gezag te herstellen; de koning de persoonlijke vrijheid en veiligheid te hergeven waarvan hij beroofd
werd en hem weer in staat te stellen het gezag uit te oefenen, waartoe hij gerechtigd en verplicht is."
1 Ga aan de hand van de tekst van bron I na waar de 'Constitution civile' over gaat. Leg je antwoord uit.
2 In welke zin heeft de 'Constitution civile' (I) een negatieve betekenis gehad voor de voortgang van de
Franse Revolutie?
3 Dateer zo nauwkeurig mogelijk bron II. Leg je antwoord uit.
4 De schrijver van het pamflet (II), de abt Siéyès, maakt duidelijk welke verandering hij tot stand gebracht
wil zien. In welk opzicht heeft hij zijn zin niet gekregen en in welk opzicht wel?
5 Bepaal van bron III zo nauwkeurig mogelijk wie de schrijver van dit manifest is en wanneer dit manifest
uitgevaardigd is. Leg in beide gevallen je antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Nationale Vergadering
Grondwet
Eed op de Kaatsbaan
TOETS
402
BRON I
Verklaring van de Nationale Vergadering, 17 juni 1789.
"De vergadering stelt (...) vast dat deze vergadering van nu af aan is samengesteld uit rechtstreeks afgevaardigde
vertegenwoordigers van tenminste 96 procent van de natie. Een zo groot aantal afgevaardigden kan nauwelijks
werkeloos blijven toezien, alleen omdat de afgevaardigden van enkele groepen of burgerklassen ontbreken (...) De
vergadering verklaart derhalve dat met het gemeenschappelijke werk van de nationale reorganisatie onverwijld
door de aanwezige afgevaardigden begonnen kan en moet worden en dat dezen zich daaraan zonder onderbreking
en belemmering moeten wijden. De aanduiding Nationale Vergadering is de enige, die bij de huidige stand van
zaken aan de vergadering toekomt (...) De vergadering zal nooit de hoop opgeven alle nu nog afwezige
afgevaardigden in haar kring opgenomen te zien."
BRON II
Mirabeau over de uitgangspunten van de grondwet, in een nota gericht aan het koninklijke hof, 14 oktober 1790.
"Erfelijke koninklijke waardigheid in de dynastie van de Bourbons. Periodiek verkozen en permanente wetgevende
lichamen, wier bevoegdheden slechts reiken tot de opstelling van wetten. Eenheid van en zeer grote vrijheid voor
de opperste uitvoerende macht in alles wat betrekking heeft op het bestuur van het koninkrijk, de uitvoering van de
wetten, de leiding van de overheid (...) Kosteloze rechtspraak. Vrijheid voor de pers. Ministeriële
verantwoordelijkheid (...) Geen politiek onderscheid tussen de standen, geen privileges, belastingvrijstellingen (...)
Dat is wat ik onder de uitgangspunten van de grondwet versta. Zij beperken de koninklijke macht slechts om haar
sterker te maken. Zij passen volstrekt bij de monarchale regeringsvorm."
1 Met bovenstaande verklaring (I) poogde de Nationale Vergadering zich in de plaats van de Staten-
Generaal te stellen. Leg uit dat de term 'Nationale Vergadering' ten opzichte van 'Staten-Generaal' meer
inhield dan alleen een naamsverandering.
2 Met welk argument wordt in bron I de instelling van de Nationale Vergadering verdedigd? Geef je
antwoord in eigen woorden.
3 In haar verklaring sprak de Nationale Vergadering (I) de hoop uit dat de nog afwezige afgevaardigden
spoedig tot de vergadering zouden toetreden. Geef precies aan wie met de 'afwezige afgevaardigden'
bedoeld werden?
4 Welke rol heeft Lodewijk XVI in dit verband (de 'afwezige afgevaardigden') gespeeld?
5 Mirabeau gaf in zijn nota (II) zijn opvattingen weer over de grondwet, die door de Nationale Vergadering
zou moeten worden opgesteld. Beoordeel of Mirabeau (II) dezelfde taak voor de volksvertegenwoordiging
zag weggelegd als de Nationale Vergadering in haar verklaring (I). Vergelijk daartoe de twee bronnen met
elkaar.
6 In hoeverre kun je de opvattingen van Mirabeau (II) in de definitieve grondwet van 1791 terugvinden?
FRANSE REVOLUTIE La Grande Peur
Einde standenmaatschappij
TOETS
1443
BRON
Spotprent, verschenen in 1789.
1 Beredeneer naar aanleiding van welke gebeurtenis deze spotprent is gemaakt. Leg je antwoord uit.
2 Ontleen aan de prent hoe de tekenaar tegenover de revolutionaire veranderingen in 1789 stond. Leg je
antwoord uit.
FRANSE REVOLUTIE Lodewijk XVI naar Parijs
Bronvergelijking
TOETS
401
BRON I
Lodewijk XVI wordt naar Parijs gehaald, in de beschrijving van Michelet.
"Men moet vertrekken, Versailles verlaten... Adieu, oude monarchie! Honderd afgevaardigden omringen de
Koning, een heel leger, een heel volk. Hij verwijdert zich van het paleis van Lodewijk XIV om er nooit meer terug
te keren (...) Mannen, vrouwen gaan, al naar gelang hun mogelijkheden, te voet, te paard, in een rijtuig, in karretjes
die men aantreft, op de affuiten van kanonnen. Men komt tot grote vreugde een transport meel tegen, goede zaak
voor de uitgehongerde stad. Sommige vrouwen dragen op pieken grote ronde broden, anderen populierentakken,
door het oktoberweer al vergeeld. Zij waren heel vrolijk, vriendelijk op hun manier, op enkele spottende
opmerkingen aan het adres van de Koningin na. 'Wij nemen', schreeuwden zij, 'de bakker, de vrouw van de bakker
en de kleine bakkersjongen mee (...).' Dat alles, vrolijk, triest, gewelddadig, opgetogen en somber tegelijk."
BRON II
Lodewijk XVI wordt naar Parijs gehaald, in de beschrijving van Chateaubriand.
"Eerst verschenen de kanonnen, waarop hellevegen, dievegges, meisjes van plezier, er schrijlings bovenop zittend,
de meest obscene voorstellen deden en de meest vunzige gebaren maakten. Vervolgens kwamen, te midden van
een horde van alle leeftijden en geslachten, te voet de leden van de lijfwacht (...) Daarna kwam de afvaardiging van
de Nationale Vergadering; de rijtuigen van de Koning daarachter; deze rolden voort, nauwelijks zichtbaar door een
haag van pieken en bajonetten (...) Als banier hielden Zwitserse hellebaardiers de hoofden van twee lijfwachten
omhoog, gekruld en gepoederd door een pruikenmaker uit Sèvres."
1 De door Michelet (I) en Chateaubriand (II) beschreven gebeurtenis wordt wel de 'revolutie van oktober'
genoemd. In welke zin kun je deze gebeurtenis revolutionair noemen? Verwijs voor je antwoord naar
beide bronnen.
2 Leg uit dat deze gebeurtenis in oktober 1789 niet op zichzelf stond, maar in wezen de uitkomst vormde
van een ontwikkeling die al vanaf 5 mei 1789 aan de gang was.
3 De beschrijvingen van Michelet (I) en Chateaubriand (II) verschillen fundamenteel van elkaar. Noteer dat
verschil in je eigen woorden en geef er een uitleg bij.
FRANSE REVOLUTIE Marie Antoinette
Verloop revolutie
TOETS
2131
BRON I
Spotprent op Marie Antoinette. Het onderschrift luidt:
"De Oostenrijkse struisvogel. Ik slik met gemak goud en
zilver door, maar de grondwet krijg ik niet door mijn
keel". In haar mond heeft de struisvogel een papier met