FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Koningen Jaargang 18 Nummer 1 Maart 2012
FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis
Koningen
Jaargang 18 Nummer 1 Maart 2012
Jaargang 18 – nummer 1 2
Inhoud Jaargang 18, nummer 1
Van de hoofdredacteur 4
Van de vakgroepvoorzitter
5
Culinaire hoogtepunten in een
donkere tijd
7
Column Nigel Nieuwenkamp:
‘Is het leuk om een
koning(in) te zijn?’
15
Themaverhaal: Vrouw uit de
revolutie of
revolutionaire vrouw
16
Column Tim van Eenennaam:
De koning van de
eenzaamheid
23
Themaverhaal: Adela van
Hamaland
25
Hollywood vs. Historie:
Alexander
28
Jaargang 18 – nummer 1 3
‘De Duitsers komen’: een
verslag van een
studiereis naar Yad
Vashem, Jeruzalem
30
Karmozijnrood land: het
raadsel van het
moderne Turkije
33
Column Suzan Mateboer:
Prinsheerlijk?
37
Verzetsheld na 66 jaar
eindelijk weer
huiswaarts
38
Waanders lezing van Daniela
Hooghiemstra: ‘Het had heel
anders af kunnen lopen met
het Koningshuis’
41
Onderwijs: ‘Meneer, ik kan
niet kiezen’
46
Varias Vias
49
Colofon
50
Jaargang 18 – nummer 1 4
Van de hoofdredacteur
Van de vrouw uit de revolutie tot de eenzame koning Door Ozan Karakoc
p Koninginnedag is er altijd feest. De vlaggen
worden gehesen, het bier wordt koud gezet,
de oranjegetinte gadgets worden weer
massaal verkocht en de dames van de Bavaria zijn
speciaal voor deze dag oranjegekleed, met toestemming
van de FIFA weliswaar. Kortom, er heerst een enorme
Oranjegekte op 30 april. De koninklijke familie is dan op
weg naar een stadje of dorp ergens in het midden,
zuiden of het noorden van het land om hartelijk
ontvangen te worden door de burgemeester die erg
trots is als een paard. Bovendien staan er duizenden
mensen op straat urenlang te wachten om prinses
Maxima en de kleintjes te kunnen zien. Ja, die mensen
heb je ook.
Waarom die Oranjegekte? Is het zo dat de
mensen alleen maar Koninginnedag vieren, omdat de
gezelligheid er op die dag over heel Nederland heerst, of
is het vanwege de liefde voor het Koningshuis? Het
eerste is ongetwijfeld het geval, maar ik kijk er niet raar
van op dat het tweede mogelijk een belangrijker rol
speelt in die gekte. Sterker nog, het Koningshuis en met
name koningin Beatrix is populairder dan ooit. Zij doet
het namelijk goed en is geliefd bij het Nederlandse volk.
Ruim een maand geleden waren Willem
Alexander en Maxima tien jaar getrouwd, en aangezien
koningin Beatrix op dit moment geliefd is bij het volk,
hebben we als redactie gekozen om het thema koningen
aan te sluiten op de actualiteit.
Je leest op dit moment de tweede editie van
Filippides van het schooljaar 2011-2012. De flip bevat
een aantal stukken dat aansluit op het thema,
waaronder een geestige column van tweedejaars
student Tim van Eenennaam over de koning van de
eenzaamheid, en een boeiend portret van
hofkunstenares Elisabeth Vigeé-Lebrun die in de
vroegmoderne tijd onder andere Lodewijk XVI en
Napoleon Bonaparte heeft gekend. Dit stuk is
geschreven door tweedejaars student Benjamin van den
Dobbelsteen die ook een verhaal heeft geschreven over
een verzetsheld in de Tweede Wereldoorlog.
Verder heeft een aantal docenten van de
lerarenopleiding geschiedenis een bijdrage geleverd aan
de Flip door leuke en boeiende stukken te schrijven die
erg de moeite waard zijn om te lezen. Bedankt hiervoor!
Ik wil de rest van de redactieleden en
columnisten bedanken voor hun bijdrage. Degene die
mee wil schrijven en een leuke bijdrage wil leveren aan
de nieuwe Flip, kan wat van zich laten horen door een
mail te sturen naar [email protected], of naar
onze eindredacteur Nico Lettinck. Veel plezier!
O
Jaargang 18 – nummer 1 5
Van de vakgroepvoorzitter
Rijtuigen in de prehistorie
Door Joop de Vries
e collega’s van de vakgroep komen regelmatig
bijeen om, zonder agenda, van gedachten te
wisselen over het opleiden van de studenten
in de breedste zin van het woord. In ruimte C157 heet
dit een brainstormsessie of ook wel “brainen” (het Word
correctiemodel geeft aan dit woord niet te kennen en
suggereert “braaien”, “bruinen”, “breinen” en
“baringen”). Deze ongeveer 1 uur durende
samenkomsten zijn altijd productief, stimulerend en
roepen vaak meer vragen op dan worden beantwoord.
Wat moeten studenten nu eigenlijk weten en
kunnen? Welke rol spelen vakinhoudelijke modulen nu
precies hierbij? Is vakdidactiek dan toch niet cruciaal? En
kan een ontwikkeling vastgesteld worden bij
vakdidactiek? Wat is nu eigenlijk een betekenisvolle les
geschiedenis? Dit soort vragen.
De een is net in Engeland geweest om daar een
goeroe over zogenaamde ‘keyconcepts’ te raadplegen en
wil dat eens onder het voetlicht brengen. De ander stelt
alle contacttijd bij dagstudenten ter discussie: wat is de
rol van docent nu eigenlijk? Een volgende benadrukt
weer dat kennis herhaald en geoefend moet worden,
terwijl weer een ander hamert op het belang van kant en
klare lessen als goede voorbeelden voor studenten. Na
afloop bekruipt je soms een licht gevoel van
professionele twijfel, omdat in korte tijd meerder
spiegels meerdere worden voorgehouden.
Het gaat hier om een collectief proces van
voortschrijdend inzicht, waarbij de resultaten langzaam
maar zeker toch zichtbaar worden in het curriculum.
Voornamelijk de onderdelen vakdidactiek en
leerwerktaken (adba model dagstudenten) beginnen een
gezamenlijke, beredeneerde en doorlopende lijn te
vertonen.
Daarnaast probeer ik sommige ideeën wel eens
uit bij mijn basisschoolgaande leerlingen (ik krijg altijd
veel reacties als ik op deze plaats over hun begin,
vandaar). Neem nu dat betekenisvolle van de les
geschiedenis. De vakgroep geschiedenis definieert een
betekenisvolle les geschiedenis als een les waarbij
leerlingen, met behulp van de geschiedenis iets over
zichzelf, over de huidige samenleving of over het leven
zelf leren.
De jongste dochter is bij geschiedenis onlangs in
groep 7 (klas 4 voor de oudere lezer onder u) gestart bij
de prehistorie en kwam met een A4tje De Prehistorie
thuis. De toets eind van de week met de vraag of mijn
echtgenote of ondergetekende de leerstof een keertje
wil overhoren. Ik wees me aan als overhoorder op en
begon met de hunebedden. Voordat ik het woord had
uitgesproken had ik al een beschrijving, locatie en
andere bijzonderheden. Ze keek me wat ongeduldig aan,
met een blik van “Kom maar op met de volgende vraag”.
Ik vroeg haar waarom men destijds overleden personen
begroef bij hunebedden, en waarom al dat gesleep met
die stenen. En waarom eigenlijk niet in een piramide
zoals de oude Egyptenaren? En waarom begroeven of
cremeerden ze overleden mensen niet op de manier
zoals wij het in het Nederland van nu gewoon zijn te
doen? En hoe zou dat dan komen? Ik zag haar wel
nadenken, maar weer iets ongeduldiger zei ze: “Dat gaat
D De vakgroep geschiedenis definieert
een betekenisvolle les geschiedenis als
een les waarbij leerlingen, met behulp
van de geschiedenis iets over zichzelf,
over de huidige samenleving of over
het leven zelf leren.
Jaargang 18 – nummer 1 6
de juf Anja toch niet vragen”. “Stel maar gewone
vragen!’ Deze betekenisvolle exercitie eindige hier en ik
heb de overhoring in juf Anja stijl afgerond (overigens
niks ten nadele van de juf). Ze ging vervolgens lekker
buiten spelen. Twee dagen later meldde ze, met een blik
van “zie je wel!” dat ze een 9,0 had gehaald. Ik
complimenteerde haar met het resultaat en vroeg toch
nog welk antwoord niet goed was. Ze had een fout
gemaakt, zei ze, maar ze wist niet waarom het fout was
gerekend en het was ook geen vergissing. Ze was ervan
overtuigd dat ze inderdaad het goede antwoord had
gegeven. Op de vraag “Wat gaven de Hunebedbouwers
hun doden mee?” had ze geantwoord: “Voedsel,
wapens en rijtuigen”.
Tijd voor de huishoudelijke mededelingen.
Met ingang van 1 september gaat de opleiding een
nieuwe variant van het afstandsleren starten. De oude
versie, in samenwerking met het LOI, loopt over een
paar jaar ten einde. Deze nieuwe versie vindt geheel in
eigen beheer plaats en onderscheidt zich van de vorige
door een meer gestuurd karakter. Studenten zijn
verplicht een bepaalde studieroute te doorlopen.
Sommige modulen blijven zelfstudie. Andere modulen
moeten gezamenlijk (op afstand) worden gevolgd in
samenwerking met medestudenten en intensieve
begeleiding van docenten. De voorbereidingen zijn in
volle gang.
Op gezette tijden organiseert de vakgroep
zogenaamde validatiebijeenkomsten. Hier komen
docenten geschiedenis, oud-studenten en externe
deskundigen bijeen om het programma van de
lerarenopleiding te bespreken. Wat ontbreekt er? Wat
kan beter? Waarom doen jullie het zo? In mei vindt de
eerstvolgende validatie plaats.
De overheid maakt het studenten financieel
moeilijk als ze langer dan 5 jaar staan ingeschreven bij de
opleiding. In het verleden zijn nogal wat studenten al
tijdens hun studie als docent gaan werken, waarbij de
oorspronkelijke bedoeling om de studie naast het werk
af te ronden, nooit is gerealiseerd Het gaat om vele
tientallen studenten die zich nu melden en de studie
alsnog binnen afzienbare tijd willen afronden. Collega
Lettinck is namens de vakgroep de- 5e jaar- en- ouder-
coach. Hij ondersteunt, spoort op en aan waar mogelijk.
Overigens, de plotselinge haast van veel van deze
studenten mag en kan geen afbreuk doen aan de
kwaliteit!
Namens de vakgroep
Met vriendelijke groet,
Joop de Vries
De overheid maakt het studeren
financieel moeilijk als ze langer dan
5 jaar staan ingeschreven bij de
opleiding
Jaargang 18 – nummer 1 7
‘Jongens, komen jullie aan tafel, want het eten is klaar?!’ Zo klinkt het vrijwel elke dag in een gemiddeld Nederlands
huishouden. Voedsel is één van de mens’ eerste levensbehoeften. Er zijn vele vormen van voedsel, maar misschien nog
wel meer ingrediënten. Zo divers als voedsel kan zijn, zo divers is ook de functie ervan. Naast de essentiële
levensbehoefte heeft voedsel vandaag de dag ook een hoge amusementswaarde; de vele kooktijdschriften en
kookprogramma’s op de televisie getuigen hiervan. Die onderhoudende functie is ook bekend uit de middeleeuwen. De
middeleeuwen worden door velen gezien als een donkere tijd in de geschiedenis van Europa, maar was het ook een
donkere tijd op culinair gebied?
Culinaire hoogtepunten in een donkere tijd
Door Niek Emsbroek
a in gedachten eens terug naar wat je gisteren
gegeten hebt. Een lekker pittig gekruid
kippenpootje met aardappels en boontjes,
een heerlijke rijstmaaltijd of misschien was het toch die
lekkere Italiaanse pasta? Vandaag de dag hebben wij
mede door de mondialisering en multiculturele
samenleving een enorme keuze aan ingrediënten en
exotische specerijen om onze maaltijden tot een ware
smaaksensatie te maken.
In de middeleeuwen had men een redelijk
assortiment aan producten. Zo verbouwden de boeren
veel verschillende soorten gewassen granen, groentes,
fruit, peulvruchten, kruiden en noten. Omdat er nog
geen sprake was van specialisatie binnen de landbouw,
kwam het voor dat een boer naast allerlei
landbouwgewassen ook nog (pluim)vee hield. Dat
(pluim)vee bestond voornamelijk uit kippen, schapen,
varkens en runderen. Dankzij deze runderen hadden de
G
Jaargang 18 – nummer 1 8
middeleeuwers ook de beschikking over diverse
zuivelproducten, zoals boter en kaas. Daarbij moet
gezegd worden dat de productie van zuivel vooral in het
noorden van Europa plaatsvond. In het zuiden maakte
men wegens het klimaat meer gebruik van olijfolie, ter
vervanging van bijvoorbeeld boter. Naast de landbouw
was en is de zee zeker voor de kustbewoners een
belangrijke bron
van voedsel. Uit de
zee werden vissen
en zeevruchten
gehaald, zoals
mosselen en
oesters. Een
andere mogelijke
voedselbron, de
jacht, werd ook wel
gezien als bron van
vermaak. Deze
vorm van vermaak,
en uiteindelijk ook
het eten van het
geschoten wild, behoorde toe aan de edelen. Men zag
wild namelijk als voedsel voor edelen.
Als wij tegenwoordig een maaltijd bereiden, dan
maken wij gebruik van specerijen. In de gerechten uit
bijvoorbeeld de Aziatische of Mediterrane keuken spelen
specerijen een nog belangrijkere rol. Ook in de
middeleeuwen had de rijkere bevolking al de keuze uit
allerlei verschillende specerijen. Specerijen waren de
ultieme luxe producten in de middeleeuwen. Peper was
het goedkoopste van alle specerijen. Er werd in Europa
ongeveer 1000 ton peper per jaar ingevoerd. De invoer
van nootmuskaat, gember, kruidnagel en kaneel bedroeg
bij elkaar ook zo’n 1000 ton. De waarde die al deze
specerijen samen vertegenwoordigde was gelijk aan het
brood dat 1,5 miljoen mensen in een jaar nodig zouden
hebben. Per jaar had een gemiddeld huishouden, in de
middeleeuwen, de beschikking over twintig tot 25 gram
peper. Ook ongeveer 25 gram van alle andere
geïmporteerde specerijen bij elkaar. De armen hadden
niet genoeg geld om specerijen te kopen. Zij maakten
daarom veelal gebruik van kruiden uit de eigen tuin.
Enkele voorbeelden hiervan zijn dille, venkel, uien,
knoflook, peterselie en bieslook.
De kloosters
speelden een aparte
rol binnen de
middeleeuwse
voedselketen. De
kloosters waren vaak
zelfvoorzienende
gemeenschappen
waarin de monniken
zelf het voedsel
verbouwden. Meestal
bevond zich bij het
klooster
landbouwgrond en een
waterplek waar men
vis kon vangen. Verder bevond zich op het terrein van
een klooster meestal een kruidentuin en een
boomgaard. Later in de middeleeuwen schakelden de
monniken boeren in om op de landerijen (buiten de
kloosters) te werken, zodat zij zich konden richten op
meer spirituelere zaken. De kloosters verbouwden veelal
teveel om zelf op te kunnen maken, waardoor er
overschotten ontstonden. Deze overschotten werden
verkocht en de opbrengsten werden gebruikt om
kostbare kerksieraden en imposante bouwwerken te
financieren.
Verschillende standen, verschillend voedsel
Kaviaar, kreeft, gehaktbal, hertenbiefstuk, kip, zalm en
haring. Sommige dingen uit deze lijst zijn voor de meeste
mensen financieel haalbaar, andere niet. Kip
Later in de middeleeuwen schakelden de monniken boeren in om op de
landerijen te werken, zodat zij zich konden richten op meer spirituelere
zaken
Jaargang 18 – nummer 1 9
bijvoorbeeld kost in de supermarkt ‘slechts’ 4 euro per
kilo. Kaviaar daarentegen kost al gauw 600 euro per kilo.
Voor een gemiddelde student is kaviaar financieel niet
haalbaar, maar die kilo kip daarentegen wel. De
financiële situatie bepaalt in zekere mate het menu.
Ook in de middeleeuwen was er verschil in het menu
tussen armen en rijken. Dit verschil zag je terug in de
keuze van het voedsel. Zo kozen boeren vaak voor
rundvlees; rundvlees was het goedkoopste vlees dat er
in de middeleeuwen te krijgen was. Het was erg grof en
men zag het als ongezond. Daardoor werd het door de
rijken niet erg gewaardeerd. Het was daarnaast meer het
vlees voor mensen die zware lichamelijke arbeid
moesten verrichten.
De middeleeuwse boeren aten ook meer
‘onbewerkte’ producten, zoals fruit van de eigen
fruitbomen, stoofpotten en veel noten. Vandaar dat dit
voedsel zoveel mogelijk werd geweerd uit de keuken van
de edelen. Het was namelijk zo, dat kosten noch moeite
werd gespaard om zo ver mogelijk van de smaak van
boeren af te staan. Wit brood eten in plaats van bruin
brood of rauwkost in plaats van een rijke (vettige) saus,
zijn hier voorbeelden van.
Er waren dus grote verschillen in de gebruikte
producten tussen de verschillende standen, wat ook
leidde tot een andere bereidingswijze. Daar waar de
rijken meestal de keuze hadden uit veel verschillende
(luxe) producten, hadden de boeren meestal een
beperkt assortiment. De rijke huishoudens hadden vaak
de beschikking over een grotere en betere uitgeruste
keuken, waardoor het koken op een ‘hoger’ niveau
stond. De boeren daarentegen kookten veelal in een
aarden pot die boven het vuur hing. De taarten en
broden die zij eventueel wilden bakken werden, als de
mogelijkheid er was, in een mobiele oven gebakken. Als
die mogelijkheid er niet was, werd het brood in een
aarden pot gebakken. Dit in tegenstelling tot de kok van
de rijke huishoudens die standaard een vaste oven tot
zijn beschikking had.
Genieten met mate
In de middeleeuwen moest er natuurlijk ook gedronken
worden. Water werd door de mensen in de
middeleeuwen gezien als een drank voor de armen. Er
waren grote twijfels bij de kwaliteit van het water; vaak
was het water ernstig vervuild. Het meest ‘schone’
water, was puur bronwater. Dit werd dan ook het liefst
gebruikt door de hogere klassen. Niet om te drinken,
want men moest immers zo ver mogelijk van de
gewoontes van de boer afblijven, maar als toepassing in
de keuken. Alleen de allerlaagste klassen dronken water,
maar zelfs de wat rijkeren verkozen fruitsappen, bier of
wijn boven water. Wijn speelde een belangrijke rol bij
maaltijden. De kwaliteit van wijn liet in de
middeleeuwen vaak te wensen over. De gegoede
mensen hadden vaak de keuze uit de kwaliteitswijnen,
en naarmate de kwaliteit daalde, daalde ook de prijs. De
productie was in sommige (voornamelijk mediterrane)
landen zo groot, dat er in elke laag van de bevolking wijn
gedronken werd. De laagste standen dronken vaak een
Jaargang 18 – nummer 1 10
witte of rosé wijn met ongeveer 5 procent alcohol. Deze
werd vaak zelfs nog verder verwaterd, zodat men niet al
te snel dronken werd.
Een andere populaire drank in de middeleeuwen
was bier. Bier werd gezien als drank voor de werklieden
en boeren, omdat het veel goedkoper was dan wijn. Bij
de minder bedeelden werd daarom voornamelijk bier
gedronken, maar ook binnen deze huishoudens werd af
en toe wijn gedronken. Dat gebeurde voornamelijk op
zondagen en bij speciale gebeurtenissen. Bier werd door
de geleerden gezien als een drank die qua kwaliteit
minder was dan bronwater. Toch werd bier populair,
vooral in de Lage Landen en in de Duitse landen. De
productie van bier speelde in kloosters een belangrijke
rol. In het Zwitserse klooster te St. Gallen waren in 830
maar liefst drie brouwerijen in bedrijf. Niet alleen voor
eigen consumptie, maar ook als een extra
inkomstenbron. Tot ongeveer de elfde eeuw was het
brouwen van bier een bezigheid die hoofdzakelijk in
kloosters plaatsvond. Naarmate de steden steeds meer
opkwamen, ontstonden ook hier brouwerijen. Bier werd
vanaf ongeveer 1300, toen het aantal steden toenam,
echt populair. Vanaf toen begonnen ook de rijkeren bier
te drinken, met excessen van soms wel 12 vaten per
week.
De toegenomen populariteit van bier is te
verklaren doordat het bier gezonder was dan het
beschikbare drinkwater. Het drinkwater in de steden
kwam vaak uit de gracht, terwijl de gracht ook dienst
deed als riool. Bij het brouwproces van bier werd zuiver
water (water werd ook verwarmd, zodat veel bacteriën
dood gingen) en andere ‘schone’ ingrediënten gebruikt.
Dit zorgde ervoor dat men niet ziek werd van bier,
buiten beschouwing gelaten zij die er teveel van
dronken.
De keuken als zenuwcentrum van het huishouden
In veel huishoudens fungeert de keuken als een soort
van zenuwcentrum. ’s Ochtends worden daar de
boterhammen gesmeerd en het ontbijt genuttigd,
voordat men richting het werk gaat. ’s Avonds bij
thuiskomt duikt men de keuken weer in om het
avondeten te bereiden en te nuttigen, waarbij de
thuiskomende partners meestal meteen de keuken in en
de pannen induiken om te zien wat er gegeten gaat
worden. Het is ook vaak de vrouw des huizes die vanuit
de keuken schreeuwt: ‘Jongens, aan tafel!’.
In de middeleeuwen vervulde de keuken een
andere rol, zeker in de huishoudens van de rijken. In
deze keukens
was plaats voor zo’n 5 tot 50 werkende mensen. In zo’n
keuken liep gespecialiseerd personeel rond dat allerlei
specifieke taken had.
Zo hielden sommigen zich bezig met het
roosteren van voedsel, de voorraden van de keuken en
voor het onderhoud van de moestuin van de keuken was
gespecialiseerd personeel. Vaak liepen er ook een
poelier en een bakker rond. Ongeveer 50 procent van
het personeel was een bediende; dit was de laagste rang
in de keuken. De voornaamste taak van deze personen
was het schoonmaken en schoonhouden van de keuken,
en alles wat er zich in de keuken bevond. Andere taken
Tot ongeveer de elfde eeuw was het
brouwen van bier een bezigheid die
hoofdzakelijk in kloosters plaatsvond
Jaargang 18 – nummer 1 11
waren het slepen van brandhout, het assisteren bij het
schoonmaken van de vis en het vlees, en het
ronddraaien van het spit. Een ander onmisbaar figuur in
de keuken was de kat. Deze zorgde ervoor dat muizen en
ander kleine knaagdieren uit de keuken wegbleven.
Om de keuken bevonden zich speciale vertrekken met
daarin aparte ruimtes voor de slager, bakker, (slacht)vee,
(kleine) brouwerij en natuurlijk voor de voorraden. Het
zenuwcentrum bleef ook hier de centrale keuken, van
waaruit de hoofdkok de keuken aanstuurde.
Sense and simplicity
Als men vandaag de dag pannenkoeken gaat bakken,
wordt er (vaak) gebruik gemaakt van een kant-en-klare
bakmix. Voeg wat eieren en melk toe, mix het tot een
egaal beslag en het bakken kan beginnen. In de
middeleeuwen bestond deze luxe nog niet. Een mixer of
kant-en-klare bakmix bestond niet, maar andere
hulpmiddelen, zoals vuur, waren wel beschikbaar. De
kok had naast zijn personeel ook andere hulpmiddelen
die hij gebruikte bij het bereiden van de maaltijden,
waarvan het vuur misschien wel het belangrijkst was. De
warmte die het vuur uitstraalde, was in de
middeleeuwen erg lastig om op een constante
temperatuur te houden. Vandaar dat de potten en ketels
meestal niet direct op het vuur werden geplaatst, maar
aan een ketting boven het vuur werden gehangen. Op
deze manier kon de kok de ketel in hoogte verstellen en
daarmee de warmte reguleren waarin de ketel hing. Om
te voorkomen dat de gerechten zouden aankoeken,
werden ze regelmatig en grondig geroerd. Omdat er
veelal op een semi-open vuur gekookt werd, en de
huizen meestal geheel van hout waren, was brand in de
middeleeuwen een groot probleem. De Engelsen
bedachten voor dat probleem een oplossing. In steden
werd er, meestal ’s avonds, een bel geluid. Het was het
signaal dat men dan een pot met luchtgaten op de
smeulende resten van het vuur zette, ter preventie van
brand. De bel werd in het Engels ‘couvre-fue’ genoemd
en hiervan stamt het Engelse woord ‘curfew’ (avondklok)
af.
De middeleeuwse kok versus Jonnie Boer
Vandaag de dag ziet de kok zichzelf als een kunstenaar,
waarbij met behulp van de meest exotische en vreemde
producten de mooiste en lekkerste gerechten gemaakt
worden. Een bekende kok die het koken naar een kunst
verheven heeft, is Jonnie Boer van De Librije. Jonnie
Boer zou een prima kok geweest zijn in een
middeleeuwse keuken. Ook de koks in de middeleeuwen
zagen zichzelf namelijk als kunstenaars. Door allerlei
moeilijke en ingewikkelde (kook)technieken, probeerden
zij meer dan alleen het voedsel te bereiden.
Een goed voorbeeld van deze ‘kunstwerkjes’,
waren de zogenaamde ‘entremets’. Dit waren gerechtjes
die de gasten moesten vermaken. Koks probeerden met
allerlei ingrediënten, voorwerpen na te maken. Zo zijn er
recepten bekend van gerechten waar men een
Jaargang 18 – nummer 1 12
denkbeeldig schaakbord namaakt. Taarten werden
gevormd naar bijvoorbeeld kastelen of dieren. Zo werd
er een egel nagemaakt, waarbij geschaafde amandelen
de stekels voorstelden. Ook werd een ridder afgebeeld
door een geroosterde kip, met in zijn ‘hand’ een
papieren lans en een papieren helm op een geroosterde
big te zetten. Verder had men ook nog ‘special effects’,
zoals de bek van een zwaan gevuld met een doek waarin
alcohol gedrenkt is. Net voordat het gerecht werd
opgedien
d, werd
de doek
aangestoken en zo leek het net alsof de zwaan vuur aan
het spuwen was. Een
andere manier die men gebruikte om voedsel een extra
dimensie te geven, was het gebruik van vormen.
Anno 2012 hebben wij over het algemeen
respect en zien wij op tegen deze kunstenaars, getuige
de prijzen die wij betalen om bij De Librije te mogen
eten. In de middeleeuwen was het koksbeeld anders. Dit
kwam omdat de bereiding van eten een smerige en
stinkende taak was. Door de bevolking werden de koks
meestal beschuldigd van dronkenschap, opvliegendheid
en zij zouden een ruwe soort humor hebben. Daarbij
moet gezegd worden dat koks het in de middeleeuwen
niet gemakkelijk hadden. Er moest namelijk veel werk
verricht worden en een kok had nog niet de
hulpmiddelen zoals wij die tegenwoordig hebben.
Binnen het huishouden van belangrijke en nobele lieden
had de kok een serieuzere taak. Met het gevaar van
vergiftiging en bedorven voedsel op de loer, was de kok
toch een belangrijk persoon die erop toezag dat het eten
in de juiste staat was en niet werd of was vergiftigd.
Daarnaast moest er rekening gehouden worden met
allerlei randzaken, zoals het uit ”de keuken houden van
ongedierte, bedelaars en snoeperts”. Volgens Olivier de
la Marche (†1502) was de belangrijkste uitrusting van de
kok een lange houten pollepel die voor 2 taken gebruikt
werd, namelijk om te proeven en om de mensen te slaan
die rond de potten zwerven. Ziet u het al voor zich,
Jonnie Boer met een pollepel zwaaiend door de keuken?
Tafelmanieren
Het bestek (de vork, de lepel en het mes) was in de
middeleeuwen al bekend. Het mes was het meest
belangrijke stuk bestek. Men had meestal een eigen mes
mee om 2 redenen: om zich te kunnen beschermen en
het werd gebruikt als bestek. Vorken werden pas in de
late middeleeuwen (zo rond het eind van de dertiende
eeuw) echt populair. De vloeibare gerechten werden
meestal niet met een lepel gegeten, maar men dronk dit
uit een mok. Het gebeurde ook weleens dat een heer het
bezoek bestek aanbood, wat werd gezien als een
eerbetoon. Hoe rijker de heer was, hoe ‘beter en luxer’
het bestek. Het bestek van de rijkeren werd gemaakt van
kostbare metalen. Daarnaast konden de rijkeren zelfs
glas en luxe aardwerk
betalen, om de eettafel nog
meer op te luisteren. De
armen daarentegen hadden
bestek van hout of uit
gesneden been, als ze al
bestek konden betalen.
De tafelgasten
regen vanuit de
gemeenschappelijke
Ook de koks in de middeleeuwen zagen zichzelf als kunstenaars
Jaargang 18 – nummer 1 13
schotel het eten aan een mes en plaatsten dit in de
sleuf van een plak brood. Borden werden namelijk nog
niet gebruikt. Deze werden pas later in de
middeleeuwen populair. Daarbij kwam dat de armen
borden simpelweg niet konden betalen. Het brood nam
de overtollige saus en sappen op, om zo het tafelkleed te
ontzien. Men at daarnaast met de vingers van de
rechterhand de resten van het gerecht op. Na het
gerecht kwam er een bediende langs met een kom water
waaraan een geurtje was toegevoegd. Zo kon de gast
schoon aan het
volgende
gerecht
beginnen.
Brood
speelde ook bij de grote banketten een belangrijke rol.
Brood werd gebruikt om in sauzen te dippen, waarna het
vervolgens samen met de rest van het gerecht
opgegeten werd. Hierbij speelde etiquette een
belangrijke rol. Brood mocht bijvoorbeeld niet 2 keer
ergens worden in gedipt en het brood moest gesneden
worden en mocht niet worden afgehapt. Er zijn ook
verhalen bekend waarbij men het brood zelfs gebruikte
om in de wijn te dippen.
Vita Prona
John van Milan (elfde eeuw), een docent aan de
medische school te Salerno (hedendaags Italië),
adviseerde de mensen om het volgende dagritme aan te
houden: ‘Surge quinta, prande nona, coena quinta,
dormi nona, nec est morti vita prona’ (‘Opstaan om vijf,
dineren om negen, avondmaal om vijf, stoppen om
negen, voor een lang leven.’). Zoals te zien is, werd er
geadviseerd om maar 2 maaltijden per dag te nuttigen.
De meeste mensen namen geen ontbijt. Dat kwam
omdat men het ontbijt gedurende de middeleeuwen zag
als een maaltijd voor kinderen, zwakkeren, zieken en
oudere mensen. De gezonde volwassenen wilden niet
met dit soort mensen geïdentificeerd worden, waardoor
zij zich schaamden als ze wel een ontbijt namen. De
boeren en andere lieden die zwaar lichamelijke arbeid
verrichtten, namen wel een ontbijt, omdat zij het werk
anders niet vol konden houden tot aan het
eerstvolgende maaltijdmoment. Men schat dat een boer
in die tijd zo’n 2000 tot 2200 calorieën nodig had.
Zeemannen daarentegen namen soms wel 4000
calorieën tot zich. Het ontbijt bestond veelal uit een
homp brood, waar in de Noordelijke landen vaak boter
opgesmeerd werd, met een kroes verdunde wijn of bier.
Het ontbijt werd in de latere middeleeuwen steeds meer
De meeste mensen namen geen ontbijt. Dat kwam omdat men het ontbijt
gedurende de middeleeuwen zag als een maaltijd voor kinderen,
zwakkeren, zieken en oudere mensen
Jaargang 18 – nummer 1 14
geaccepteerd en vooral in de rijke huishoudens werd het
ontbijt een dagelijkse maaltijd.
De mensen die zwaar lichamelijke arbeid
verrichtten, verbrandden meer energie. Een gevolg
daarvan was dat zij dan ook meer moesten eten. De
arbeiders kregen zodoende de zogenaamde ‘nuncheons’.
‘Nuncheons’ waren een soort van kleine snacks in de
vorm van een stuk kaas, homp brood of een stuk cake
die in de loop van de dag werden gegeten. Deze
‘nuncheons’ werden naast het normale loon verdiend.
Extraatje
Een andere maaltijd die na het avondmaal nog wel eens
gegeten werd, werd het ‘reresoper’ genoemd. Dit was
soms een complete maaltijd of slechts een aantal snacks.
Het werd meestal samen met wat vrienden in een
privékamer genuttigd. Er werd tijdens dit soort
samenkomsten veel gedronken, wat vaak uitmondde in
hard gelach, moppentappen, flirten en gokken. Dit
duurde tot na middernacht, waardoor men de volgende
dag vaak een kater had. Deze zuipfestijnen werden
meestal niet gewaardeerd en werden sterk veroordeeld
door de gemeenschap. Desalniettemin werd het
‘reresoper toch wel in veel huiselijke kringen gevierd,
zeker ook omdat het in de late middeleeuwen als een
soort afsluiter van de dag gezien werd.
Meer lezen?
D.Grumett - Theology on the menu: asceticism, meat
and Christian diet
R.W.Unger - Beer in the Middle Ages and the
Renaissance
M.W.Adamson - Food in medieval times
Koks probeerden met allerlei ingrediënten,
voorwerpen na te maken. Zo zijn er recepten
bekend van gerechten waar men een
denkbeeldig schaakbord namaakt
Jaargang 18 – nummer 1 15
‘Is het leuk om een koning(in) te zijn?’
lles goed en wel, na het plotselinge vertrek van
je vader zit jij ineens op het rode fluweel van je
vaders troon. Met allemaal dienaren om je
heen die klaar staan om jouw wil uit te voeren in het
hele land! Nouja.., naar je vaders maatstaven dan.., met
zijn wetten, zijn privileges en zijn dienaren… Is het dan
eigenlijk nog wel net zo leuk om koning(in) te zijn? Is het
wel fijn om verder te gaan waar anderen zijn gestopt?
Zou het fijner zijn als ik met een schone lei mijn eigen
fundaties kon leggen om daarop verder te bouwen naar
mijn eigen ideeën en interpretaties? Kortom: is het
terecht om een van de meest bekende scheikundigen te
quoten?
De essentie van de pubertijd is het vinden van je
eigen identiteit. Dat blijkt lastig genoeg want veel
mensen zijn er op hun dertigste nog niet uit wat het nou
wordt. Wat opvalt aan pubers is dat ze zich koste wat
kost willen losmaken van de gevestigde orde, ze lijken
als groep helemaal niet tevreden met de huidige
maatschappij. Wanneer is het tijd voor een acute ‘reset’
van de maatschappij los van de geleidelijke
cultuurontwikkeling? Is het niet verstandiger om de hele
cultuur als begrip af te schrijven en gewoon á la minute
een nieuwe cultuur te ontwikkelen waar een goede
meerderheid zich naar kan schikken? Of sta je dan op
schouders van een van je naaste pubers? - En dat kan
natuurlijk niet om ethische redenen…
Wanneer is het eigenlijk terecht om een oude
manier af te schrijven en een nieuwe ideologie te
omarmen? Misschien wanneer de buren dat ook doen?
A
Column
Nigel Nieuwenkamp
Jaargang 18 – nummer 1 16
Vrouw uit de revolutie of
revolutionaire vrouw?
Het veelbewogen leven van hofkunstenares Elisabeth Vigeé-Lebrun
Door Benjamin van den Dobbelsteen
Lodewijk XVI, Marie Antoinette, Robespierre, Jean-
Paul Marat, Napoleon Bonaparte. Namen die
geschiedkundigen meteen zullen koppelen aan de
Franse Revolutie van 1789 en de hierop volgende
jaren. Veel van ons zullen weten dat buiten de
Franse grenzen namen als Catharina de Grote en
haar zoon Paul I op dat moment de gesprekken
van alledag kleurden. Wanneer we echter
Elisabeth Vigeé-Lebrun noemen, zal slechts bij een
enkeling een vlaag van herkenning te ontdekken
zijn. Toch is dit in zekere zin onterecht. Het is waar
dat haar naam meer bellen zal doen rinkelen onder
de kunstliefhebbers dan onder de
geschiedkundigen, maar deze vrouw heeft toch
onuitwisbare sporen achtergelaten die ons in staat
stellen een blik te werpen in het verleden, en ze
heeft bijna al de bovenstaande mensen gekend en
ontmoet. Jarenlang begaf deze kunstenares zich
onder de crème de la crème van het Europese
hofleven. Ze was zelfs hofschilder van Marie Antionette (1755-1793) en haar man, koning Lodewijk XVI (1754-1793).
Noodgedwongen moest ook zij, net als zoveel anderen die tot dan toe prominent in beeld waren binnen het roerige
Frankrijk van de late 18e eeuw, het land ontvluchten na het begin van de revolutie in 1789. Dit was slechts het begin van
een jarenlange reis langs koningshuizen en adellijke families die in het Europa van toen de vinger in de pap hielden. Zo
bezocht ze ondermeer Rusland, Italië, het toenmalige Pruisen en Engeland. Haar onvrijwillige reis van toen geeft historici
van nu de mogelijkheid een blik te werpen in de geschiedenis van Europa ten tijde van wat misschien wel de meest
beroemde periode van Frankrijk was. Haar meer dan 600 schilderijen zijn niet alleen van onschatbare (historische)
waarde, maar maken haar tot misschien wel de meest vooraanstaande vrouwelijke schilder van de 18e eeuw. Daarnaast
liet ze ons ook nog eens een onbetaalbaar document na in de vorm van haar memoires, die een ieder die ze leest een
inzicht geeft in het leven van de late 18e en vroege 19e eeuw en alle ontberingen die de Franse Revolutie tot gevolg had.
Jaargang 18 – nummer 1 17
lisabeth Louise Vigeé werd geboren in het Parijs
van 1755 als dochter van een kunstschilder en
een kapster. Als kind werd ze, zoals niet
ongebruikelijk was, naar een kostschool gestuurd. Haar
passie voor de schilderkunst was, zo niet aangeboren,
ongetwijfeld aangewakkerd door deze vroege periode in
haar leven, want ze bracht bijna al haar vrije tijd door in
de atelier van haar vader. Al snel begon ze zelf
geobsedeerd te raken door tekenen en waren haar
werken te zien op de stoep, in de schoolboeken en op de
muren
van het
lokaal.
Wanneer
geen van
deze opties voor haar open
gelaten werd door haar
leraren, had ze er geen enkele
moeite mee haar klasgenoten
als tekenpapier te gebruiken.
Het was, zoals ze zelf zei in
haar memoires, niet
verwonderlijk dat ze
regelmatig tot ‘brood en
water’ veroordeeld werd.
Haar vader was verheugd
over het feit dat zijn dochter
al zo vroeg talent voor de
schilderkunst ontwikkelde. Hij
bood haar zoveel mogelijk de ruimte om dit talent te
ontwikkelen, en het duurde niet lang voordat haar naam
met regelmaat uitgesproken werd op de vele
bijeenkomsten van de adel waar haar vader soms
uitgenodigd werd.
Haar vader heeft deze naamsbekendheid
misschien gestart, maar hij heeft hem zeker niet ver op
weg geholpen, want toen Elisabeth twaalf was, stierf hij.
Haar moeder hertrouwde en haar ‘nieuwe vader’
aarzelde niet om het zich gemakkelijk te maken binnen
het gezin Vigeé. Hij droeg de kleding die haar vader
achterliet en eiste daarnaast al het geld op dat de jonge
Elisabeth op dat moment verdiende met het maken van
portretten van nieuwsgierigen, die toch wel eens wilden
zien hoe goed dit kleine meisje was. Haar stiefvader zal
geen gebrek aan genegenheid voor zijn nieuwe vrouw
gekend hebben, maar aan kapitaal ontbrak het hem des
te meer. De zorg voor haar moeder en haar jongere
broertje kwam dan ook al vroeg op de schouders van de
jonge Elisabeth te rusten en op haar vijftiende wist ze
met haar schilderijen genoeg te verdienen om niet alleen
haar moeder te onderhouden, maar ook nog eens de
opleiding van haar broertje te bekostigen.
Eerste schilderwerken
Elisabeth’s ster was rijzende. Haar
bekendheid bracht een aantal mensen
naar haar huis, waarvan de meesten
niet konden wachten een zitting voor
een portret te regelen. Veel van deze
mensen, die ze toen nog niet kende,
zouden later veelgeziene gezichten
worden op de dinertjes en feestjes
waar ze voor uitgenodigd werd, en
zouden ook in haar tijd als salonnière
regelmatig over de drempel stappen.
Sommige van deze mensen zouden
een beroemd of berucht verleden
krijgen, zoals Madame Du Barry (1743-1793) (de
maîtresse van Lodewijk XV die later als één van de
weinigen alle trots liet varen en jammerend en
schreeuwend naar de guillotine zou stappen).
Elisabeth’s talenten brachten geld met zich mee.
Haar gasten waren toen al voornamelijk adellijken, die
haar naam op bijeenkomsten en feesten doorgaven. Dit
geld ging rechtstreeks naar haar stiefvader, die als hoofd
van het gezin dit op mocht eisen en er zijn vrouw en zijn
stiefzoon, maar vooral ook zijn eigen gokpraktijken van
bekostigde. Eenmaal volwassen wilde Elisabeth niets
liever dan deze man buitenspel zetten door het huis uit
te gaan. Haar schoonheid bracht mannelijke kapers naar
de kust, die maar wat graag om haar hand hadden
E
Haar vader bood haar zoveel mogelijk de ruimte om het talent voor de
schilderkunst te ontwikkelen, en het duurde niet lang voordat haar naam
met regelmaat uitgesproken werd op de vele bijeenkomsten van de adel
Jaargang 18 – nummer 1 18
gestreden. Elisabeth had in de verste verte geen
aandacht voor de mannen die haar regelmatig achterna
liepen, haar aandacht was volledig aan de kunst besteed.
Toch besloot ze uiteindelijk het huwelijk als
overbrugging naar redelijke zelfstandigheid te kiezen. De
gelukkige was een middelmatig succesvolle
kunsthandelaar, Lebrun, die haar wist in te palmen met
de schilderijen van grote kunstenaars die hij in zijn
atelier had staan. Uit dit huwelijk werd in 1780 een
dochter geboren, Julie
Lebrun. In plaats van haat
stiefvader kwam nu haar
echtgenoot zijn hand
ophouden bij zijn veel
succesvollere vrouw, van
wie hij alle inkomsten
opeiste. Elisabeth kreeg
hiervoor een klein
achterkamertje terug waar
ze kon schilderen en waar ze
bijeenkomsten mocht
organiseren.
De bijeenkomsten
verliepen grotendeels
overeenkomstig met die van
de Franse salons uit de tijd.
Elisabeth Vigeé-Lebrun zag zich dan ook maar wat graag
als salonnière. In een tijd waarin de maatschappij door
mannen gedomineerd werd, waren deze salons de enige
mogelijkheid voor vrouwen om enige invloed uit te
oefenen. Ze
bepaalden wie ze
uitnodigden, waar
over gesproken
werd en welke
vormen van vermaak er zouden zijn (meestal
gedichtenvoordracht of zang). Doordat haar echtgenoot
bijna al haar geld opeiste, moest Elisabeth zich redden
met het kleine beetje dat haar restte. Vaak wist ze
provisorisch een goedkope maaltijd te bereiden en de
sfeer eromheen de indruk van ‘luxe’ te laten wekken.
Groeiende onrust in Frankrijk en de adellijke familie
Laten we niet vergeten dat er in Frankrijk in deze tijd, de
jaren ’80 van de achttiende eeuw, een grote onrust
heerste. Lodewijk XVI. steunde Amerika bij de opstand
tegen de Britten in de Amerikaanse
onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783), een
behulpzaamheid die zwaar op de staatskas drukte. De
filosofische stroming die Frankrijk sinds het midden van
de achttiende eeuw bezighield, de Verlichting, gaf steeds
meer mensen het gevoel dat er
iets moest veranderen. De
bevolking keek met argusogen
naar de rijke bevolking en verweet
hen de staatsschulden en
groeiende honger. Ook Elisabeth
Vigeé-Lebrun werd regelmatig
veroordeeld vanwege haar
zogenaamd extravagante feesten.
Geheel onterecht, want monsieur
Lebrun liet zijn vrouw amper een
franc van haar geld aanraken. Ze
smeekte hem eens om 40 franc te
mogen bewaren van ongeveer
2.000 die ze verdiende met een
portret, maar zelfs dat stond hij
haar niet toe. Eén van haar
feesten had haar 15 frank gekost. Ze had zelf de kleding
gemaakt en het servies geleend. De directe omgeving
verweet haar duizenden franc te hebben verkwanseld
aan dit feestje.
De bekendheid die Elisabeth genoot groeide met
de dag, maar de werkelijke top bereikte ze toen niemand
minder dan koningin Marie Antoinette haar vroeg een
portret te schilderen dat als gift zou dienen voor haar
broer, keizer Joseph II. van het Heilige Roomse rijk. Het
werk dat Elisabeth leverde was goed genoeg om de
koningin meteen een kopie te doen bestellen en
meerdere schilderijen te vragen. Elisabeth schilderde in
In een tijd waarin de maatschappij door mannen gedomineerd werd,
waren de salons de enige mogelijkheid voor vrouwen om enige invloed uit
te oefenen
Jaargang 18 – nummer 1 19
de komende jaren meerdere
schilderijen van de koningin en
werd aan het einde van de jaren
’80 zelfs hofkunstenares. Ze
schilderde voornamelijk de
koningin en haar kinderen. Het meest bekende schilderij
van Marie Antionette en haar kinderen (zie vorige
pagina), is van haar hand en hangt tot op de dag van
vandaag nog steeds in Versailles. Zelfs Napoleon had niet
de moed het weg te halen tijdens zijn regeerdagen, maar
eiste slechts dat het omgedraaid werd, zodat de
afbeelding naar de muur wees.
De professionele vriendschap met de koningin
leverde Elisabeth veel werk op. Daarnaast probeerde ze
toegelaten te worden tot de ‘Academie Royale de
Peinture et de Sculpture’, iets wat haar vanwege haar
sekse geweigerd werd. Ook in de kunstwereld waren het
nog steeds de mannen die het heft in handen hielden.
Pas in 1783 zou ze, dankzij inmenging van Marie
Antoinette, toegelaten worden tot de Academie, één van
de eerste vrouwen die dit lukte.
De revolutie en ballingschap
Maar de medaille had ook een keerzijde. De onrust in
Frankrijk bleef toenemen en explodeerde uiteindelijk in
de bestorming van de Bastille in 1789. Later dat jaar
werd de adellijke familie opgehaald door opstandelingen
die eisten dat ze in de Tuileriën in Parijs kwamen wonen.
Elisabeth Vigeé-Lebrun werd als sympathisant van de
familie beschouwd en werd als zodanig bedreigd, net
zoals de meeste adel. ‘Het is alsof ik ervan word
beschuldigd de torens van de Notre Dame te hebben
gestolen, terwijl ze er nog steeds staan. Morgen zullen
ze er nog steeds staan, maar ik besta dan mogelijk niet
meer’ beschreef ze de onbeschrijflijke angst die zich van
haar meester maakte. De enige oplossing die haar restte
was vluchten. Verkleed als arbeidersvrouw en met
slechts een paar kleren als bagage, vluchtte ze met haar
dochter naar Italië in dezelfde nacht dat de woeste
menigte de deuren van paleis van Versailles openbraken.
Dit was het begin van een turbulente reis van 12 jaar die
Elisabeth moest afleggen. Ze werd een banneling, haar
Franse staatsburgerschap werd haar ontnomen en ze
kon niet meer terug naar Frankrijk. Tijdens haar verblijf
in Italië woonde ze in Rome. Hier ontmoette ze veel
mensen die net als haar Frankrijk waren ontvlucht. Het
nieuws van kennissen die minder succes hadden,
bereikte de Franse bannelingen dagelijks. De een na de
ander verdween onder de guillotine. Het nieuws greep
Elisabeth dusdanig aan dat ze er fysiek en mentaal ziek
van werd. Haar vrienden in Rome besloten elke
berichtgeving vanuit Frankrijk voor haar verborgen te
houden.
In Rome wist Elisabeth haar inspiratie weer te
vinden en begon ook hier te schilderen. Haar man was in
Frankrijk gebleven en vrij van zijn gokverslaafde,
geldeisende hand wist ze beetje bij beetje een eigen
inkomen op te bouwen. Haar triomftocht langs Europese
hoven begon hier in de stad waar ze vol bewondering
het katholieke leven onder paus Pius VI (1717-1799)
„Het is alsof ik ervan word beschuldigd de torens van de Notre Dame te
hebben gestolen, terwijl ze er nog steeds staan. Morgen zullen ze er nog
steeds staan, maar ik besta dan mogelijk niet meer‟
Jaargang 18 – nummer 1 20
gadesloeg. Haar naam was vanuit Frankrijk naar Italië
overgewaaid en zelfs afgevaardigden uit andere landen,
waaronder Rusland, wisten wie ze was. Dat ook Frankrijk
haar nog niet was vergeten bleek toen Lodewijk XVI kort
voor zijn dood verzocht werd zichzelf te laten
portretteren. Hij wees elk aanbod af en zei ‘Ik wacht tot
madame Lebrun weer terugkomt’.
Naar Rusland
In 1792 verliet Elisabeth Italië met haar dochter en ging
naar Wenen, en in
1795 besloot ze door
te reizen naar het
Russische rijk waar
ze al zoveel over
gehoord had. Of Tsarina Catharina de Grote (1729-1796)
een verlicht despoot was valt vandaag de dag te
betwijfelen, maar in die tijd viel er niets af te doen aan
haar roemrijke verleden en de grote veranderingen die
ze had doorgevoerd voor het volk. Het was dan ook niet
verwonderlijk dat in de ogen van iemand die de Tsarina
nog nooit eerder gezien had, de naam Catharina II van
Rusland haast als vanzelfsprekend gekoppeld werd aan
het droombeeld van een reuzin.
In Rusland werd Elisabeth openhartig onthaald. De weg
van roem die ze hier aflegde was evenredig aan die ze
eerder in Frankrijk bewandelde. De plaatselijke adel
verdrong zich om door de beroemde madame Lebrun te
worden geportretteerd. Mondelinge overlevering was
niet meer nodig, de naamsbekendheid was haar
vooruitgesneld. Het duurde dan ook niet lang tot
niemand minder dan Catharina de Grote, de ‘reuzin’ van
Rusland, een ontmoeting eiste met de Franse
kunstenares. De ontmoeting verliep niet vlekkeloos.
Elisabeth was zo nerveus dat ze de traditie vergat die
bezoekers verplichtte de hand van de tsarina te kussen.
Van Catharina wilde Elisabeth in haar memoires niets
dan goeds zeggen. Toen Catharina kwam te overlijden
werd het Elisabeth toegestaan het opgebaarde lichaam
te bezoeken. Ze schrijft in haar memoires dat ze een mist
van droevigheid over Rusland voelde neerdalen na
Catharina’s dood. Deels was dit vanwege het heengaan
van hun Tsarina, maar deels ook uit vrees voor de nu
aangebroken regeerperiode van haar zoon Paul I (1754-
1801).
Paul I werd door zijn volk gevreesd. Nadat hij
vermoord werd kwam zijn zoon Alexander I (1777-1825)
aan de macht. Tot op heden wordt hij ervan verdacht
een aandeel te hebben gehad in de moord op zijn eigen
vader, maar Elisabeth betwijfelt dit in haar memoires
sterk. Alexander I was de tsaar onder wie Moskou in
brand werd gezet bij Napoleons invasie van Rusland in
1812.
Terug naar Frankrijk
Elisbabeth woonde en werkte zeven jaar in Rusland, dat
ze inmiddels als een tweede thuis was gaan zien. Toch
verlangde ze terug naar haar geboorteland. In Frankrijk
waren de gemoederen in 1802 weer wat gekoeld; de
Terreur was geëindigd met de onthoofding van
Robespierre, de vrede van Amiens had de strijd tussen
Engeland en Frankrijk onderbroken en de bannelingen
kregen langzaamaan toestemming weer terug te keren.
In 1802 vertrok Elisabeth weer terug naar Frankrijk.
Alleen dit keer, want haar dochter was inmiddels in
Rusland getrouwd en zou pas later weer terugkeren naar
Pas in 1783 zou ze, dankzij inmenging van Marie Antoinette, toegelaten
worden tot de Academie, één van de eerste vrouwen die dat lukte
Jaargang 18 – nummer 1 21
Frankrijk, toen haar ongelukkige huwelijk niet meer te
redden was. Elisabeth’s Franse staatsburgerschap werd
weer teruggegeven, ze
mocht haar woning
weer betrekken, waar
haar man haar
hetzelfde kamertje
teruggaf, en ze kreeg
haar schilderijen die in Frankrijk waren achtergebleven
weer terug. In Versailles hing nog steeds haar schilderij
van Marie-Antoinette en haar kinderen. Weliswaar
achterstevoren, maar ze kreeg toestemming haar eigen
werk weer te zien. Ze beschrijft in haar memoires
uitvoerig de pijn die ze voelde bij het passeren van het
plein waar tijdens de Terreur de guillotine stond en bij
het zien van de wapperende Franse tricolore. Haar
kennissenkring was sterk uitgedund. Meer dan twaalf
jaar had ze in ballingschap geleefd. In deze twaalf jaar
had ze gewerkt aan de absolute top van Europa, had ze
vorsten en adel bezocht in Rusland, Italië en Duitsland
en was ze toegelaten als erelid van de Russische en
Pruisische kunstacademies. Geen enkele vrouw was ooit
eerder lid van zoveel verschillende kunstacademies.
Maar ze was nu eindelijk thuis.
Engeland en Bonapartes
Lang bleef ze niet stilzitten. Tijdens de vrede van Amiens
(1802-1803) besloot ze opnieuw op reis te gaan, ditmaal
naar het sombere Londen. Toen de vrede van Amiens
gebroken werd in 1803 en Engeland weer in oorlog
verkeerde met Frankrijk, werd besloten zoveel mogelijk
Fransen vanuit Engeland weer uit te zetten, maar
niemand minder dan de koning van Engeland, George III
(1738-1820), schreef een vrijgeleide uit voor de Franse
kunstenares, en gaf haar toestemming in het Britse rijk
te blijven en hier vrij te reizen,
In Engeland zette Elisabeth haar werk voort,
maar na drie jaar besloot ze wederom terug te keren
naar Frankrijk. Engeland was haar te somber en te
‘doods’. Elisabeth keerde voor de laatste keer terug naar
haar kleine kamertje in het huisje in Parijs.
Na haar periode in Engeland is het rustig rond
Elisabeth. Ze begon in Frankrijk te schilderen voor de
inmiddels tot keizer gekroonde Napoleon (1769-1821),
die zijn zus geportretteerd wilde hebben. Elisabeth kon
niet geloven dat de ‘kleine man’ Napoleon was. Ze
schilderde Napoleon’s jongste zus, maar liet hier haar
royalistische mening niet temperen. “Ik heb èchte
prinsessen geschilderd die me minder vaak lieten
wachten’ zei ze eens tegen Carolina Murat, die haar
nogal eens bij een zitting liet wachten. Na Napoleon’s
verlies bij Waterloo in 1815 en zijn verbanning naar Sint
Helena, kwam Lodewijk XVIII.aan de macht in Frankrijk.
Elisabeth was opgelucht weer een koning van de
adellijke familie te mogen dienen.
Laatste jaren en nalatenschap
In 1809 was Elisabeth voor de laatste keer in haar leven
verhuisd, dit keer naar een klein huisje in Louveciennes,
net buiten Parijs. Ze exposeerde nog steeds in de salon
van de academie. In 1819 braken voor haar zware tijden
aan. Na een groot deel van haar vrienden, kennissen en
Of Tsarina Catharina de Grote (1729-1796) een verlicht despoot was valt
vandaag de dag te betwijfelen, maar in die tijd viel er niets af te doen aan
haar roemrijke verleden en de grote veranderingen die zie had
doorgevoerd voor het volk
Jaargang 18 – nummer 1 22
geliefden te zijn verloren in de Franse Revolutie, verloor
ze nu nog meer dierbaren. Als eerste stierf haar man,
Lebrun, met wie ze dan wel geen goed huwelijk had,
maar met wie ze een band had opgebouwd. Niet veel
later stierf haar broer en nog weer iets later haar
dochter op slechts 39 jarige leeftijd, waarschijnlijk aan
longontsteking. Na de dood van haar dochter was het
met het actieve leven van Elisabeth gedaan. Ze
schilderde in haar huisje in Louveciennes tot aan haar
haast onopgemerkte dood in 1842 op de leeftijd van 87,
een ongewoon hoge leeftijd voor een vrouw in die tijd.
Haar graf is tot op heden te bezoeken op de
begraafplaats van Louveciennes. Haar grafschrift is kort
en misschien wel enigszins teleurstellend, maar passend;
“Ici, enfin, je repose”, ‘Hier rust ik dan eindelijk’.
Elisabeth Vigée-Lebrun schilderde meer dan 600
schilderijen die vandaag de dag over heel de wereld in
beroemde musea te bezichtigen zijn. Op 80 jarige leeftijd
heeft ze haar memoires geschreven, een historische
bron die nog steeds gelezen wordt. Samen met de
schilderijen bieden deze een uniek venster naar het
verleden en stellen ze ons in staat te wandelen met
mensen die niet van onze tijd zijn, maar waar regelmatig
nog over gesproken wordt. Onvrijwillig een vrouw uit de
revolutie, maar een revolutionaire vrouw door keuze,
Elisabeth Vigée-Lebrun verdiende haar sporen in de
geschiedenis.
Meer lezen?
Elisabeth Vigée-Lebrun - Memoirs of a painter (An
extraordinary life before, during and after the French
revolution) (1903)
Gita May - Elisabeth Vigée-Lebrun (The odyssey of an
artist in an age of revolution) (2005)
Haar grafschrift is kort en misschien wel enigszins teleurstellend, maar
passend; “ici, enfin, je repose”, „Hier rust ik dan eindelijk‟
Jaargang 18 – nummer 1 23
De koning van de eenzaamheid et is enigszins benauwd in het zaaltje. De
camera’s registreren elke seconde, alle ogen
zijn gericht op de voorzitter. Alleen het geklik
van de fotocamera’s verstoort de kille stilte als de
voorzitter gaat
spreken, gezeten
achter een
oerwoud van
microfoons. Zijn stem klinkt helder en duidelijk: ‘Beste
mensen, ik heb geen goed nieuws.’ Met duidelijke afkeer
vervolgt hij: ‘Wij kunnen op dit moment geen tocht
uitschrijven’. Gemompel in de perszaal. Iedereen weet
het, het hoge woord is eruit, het is klaar. Niet alleen bij
de media, die zich in deze komkommertijd zo hadden
verheugd op dit evenement, maar ook bij vele
schaatsliefhebbers zelf worden de ogen vochtig. Vooral
bij de wat oudere mannen, die beseffen dat dit weleens
hun laatste tocht geweest had kunnen zijn. Even slaat de
eenzaamheid toe in het zaaltje.
Datzelfde verloren gevoel kent menig
voetballiefhebber ook, toen op die onvergetelijke
zomeravond in juli Andrés Iniesta in de 117de minuut de
Nederlandse strijdlust deed wegsterven. Natuurlijk praat
je na de wedstrijd erover met vrienden of collega’s.
Maar dat ene moment dat het hoge woord eruit komt,
of die bal genadeloos in het net ploft; dát moment dat je
beseft dat je persoonlijke verwachtingen van de
gebeurtenis niet zullen uitkomen. Dan sta je zelfs in een
druk café of volle perszaal even helemaal verloren en
alleen.
Eenzaamheid, een negatief begrip. Volgens
Stichting Eenzaamheid komen we mensen die zich
eenzaam voelen verassend genoeg tegen op plekken
waar juist veel mensen zijn. Niet voor niets zijn er
mensen in grote steden die zich erg eenzaam voelen. Zo
zullen er ook op de middelbare school leerlingen zijn die
zich in de drukte verloren voelen. Volgens de stichting
zijn er 1 miljoen mensen in Nederland die te kampen
hebben met chronische eenzaamheid.
Hoe zien we dat eigenlijk bij de machtigste
figuren uit de geschiedenis? De grote koningen en
onbreekbare leiders van weleer. Zullen personen die in
feite absolute macht hadden gevoelens van
eenzaamheid gekend hebben? Dit blijft natuurlijk bij
speculeren, want degelijke bewijzen daarvoor zijn er
niet. ‘Dus het heeft geen enkele relevantie die vraag te
stellen’, zal de historicus beamen. Maar toch is het
misschien nuttig om eens de gedachten te laten gaan
over de vraag of hier iets over te zeggen is.
Het is natuurlijk puur gissen naar het antwoord
op de vraag of de grote leiders uit het verleden
H Zou Lodewijk Napoleon zich af en toe hier in Nederland niet erg eenzaam
gevoeld hebben?
Column
Tim van Eenennaam
Jaargang 18 – nummer 1 24
gevoelens van eenzaamheid hebben gekend. Het is
echter wel een interessante vraag, omdat het simpelweg
getuigt van inlevingsvermogen in de situatie waarin een
groot leider uit het verleden zich bevond. Dat heeft tot
gevolg dat je een leider of vorst verpersoonlijkt en niet
blijft zien als slechts een Jantje de Zoveelste.
Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar Lodewijk
Napoleon. Zwakke gezondheid, maar een aardige kerel.
Een brave huisvader. Toen
Napoleon Bonaparte hem
sommeerde koning te worden
van het Bataafse Gemenebest
zag hij dat aanvankelijk niet
zitten. Er waren rond die tijd
wel aangenamere plaatsen in
Europa om als vorst te
vertoeven dan Nederland.
Maar hij ging ervoor en deed
er alles aan om bij het
‘Bataafse’ in de gunst te
komen. Dat lukte gedeeltelijk.
Toch moest de gifbeker leeg
toen men in Frankrijk vond dat
Lodewijk teveel voor de
Nederlandse belangen stond. Het was ook nooit goed.
Zou Lodewijk Napoleon zich af en toe hier in Nederland
niet erg eenzaam gevoeld hebben?
En wat te denken van Kim Jong-il. Tot zijn dood
heeft hij met een stalinistische politiek Noord-Korea in
zijn greep gehouden. De Geliefde Leider, de machtigste
man in Noord-Korea. Zijn persoonlijkheid werd door
psychologen getypeerd als paranoïde, antisociaal,
narcistisch en sadistisch. Dat lijkt geen slappe goedzak
die met zijn kleinzoon op zondagavond Monopoly speelt.
Helemaal niet als je bedenkt welk een kapitalistisch
figuur er op de voorkant van dit
klassieke spelletje staat. Zou
deze man nu werkelijk gelukkig
geweest zijn in zijn geïsoleerde
woning? Was hij eenzaam? Ik
denk het wel.
Ga de statige vorsten en grote
leiders in het rad der
geschiedenis maar eens langs en
bekijk hun situatie.
En ooit zal het weer
koninginnendag zijn en zal
Nederland met oranje
feestgedruis bezwangerd zijn. En
we zien Beatrix, lopend door de
straten tussen een menigte van
blije mensen. Op haar gezicht zien we die onverzettelijke
blik, maar ook de diepe rimpels en die vermoeide
glimlach: de gelatenheid. Tussen al die vrolijke mensen,
het zal toch niet… Beatrix, je bent toch niet eenzaam?
Ga de statige vorsten en grote leiders in het rad der geschiedenis maar
eens langs en bekijk hun situatie
Jaargang 18 – nummer 1 25
Adela van Hamaland Sedert 1813 hebben drie koningen en vier koninginnen over Nederland geregeerd. Nederland is vertrouwd geraakt met
het idee van een vrouw als staatshoofd na meer dan een eeuw een koningin aan het roer te hebben gehad. Zodoende
kunnen wij ons bijna niet voorstellen dat er een man aan het hoofd van de Nederlandse staat zou kunnen staan. Dat is
ook niet verwonderlijk, want van de zeven staatshoofden waren de vrouwen het succesvolste in hun regering en het
geliefdst bij de bevolking. Die opvatting staat bijna haaks op de vrij algemene teleurstelling die ontstond toen koningin
Emma in 1880 aan een meisje het leven schonk. Toch kent de vaderlandse geschiedenis al ver voor koningin Emma
vrouwelijke heersers. De erfopvolging waar republikeinen tegenwoordig nogal eens moeite mee hebben, heeft er voor
gezorgd dat de deuren voor vrouwen in het landsbestuur opengingen. Dit gebeurde lang voordat de
vrouwenemancipatie op het punt was dat er de mogelijkheid was tot het betreden van de arbeidsmarkt of het bekleden
van ambten. Als een vrouw behoorde tot de familie van een landsheer of een vorst, bestond er de mogelijkheid dat zij als
opvolgster, als regentes of als landvoogdes haar bekwaamheid mocht bewijzen. In het uitzonderlijke leven van enkele
landsvrouwen werd zodoende al eeuwen geleden een zelfstandige activiteit ontplooid, die destijds voor andere vrouwen
en de meeste mannen niet was weggelegd.
Door Linda Eshuis
Jaargang 18 – nummer 1 26
e eerste Nederlandse vrouw van wie naam en
daden op schrift zijn gesteld, is Adela van
Hamaland. Zij heeft zich op tweeërlei wijze
een plaats in de geschiedschrijving verworven. Ten
eerste door haar jarenlange conflict met het stift Elten.
Ten tweede vanwege haar rol in de machtsstrijd die kort
na 1000 uitbrak tussen haar tweede echtgenoot Balderik
en Wichman van Vreden, graaf in Westfalen en het
gebied om Kleef. Naast deze twee ijkpunten in haar
leven zal ik
aandacht
besteden aan het
in perspectief
zetten van haar slechte reputatie.
Adela werd omstreeks 955 geboren. Zij was
dochter van graaf Wichman van Hamaland die behoorde
tot de zeer oude adel en een aanzienlijk vermogen had.
Zij trouwde omstreeks 970 met Immed, die uit een
vooraanstaande Saksische familie stamde. Adela was de
jongste van drie kinderen en van het vrouwelijke
geslacht. Het lag dan ook niet in de lijn der verwachting
dat zij een belangrijke rol zou vervullen binnen een
regionale en bovenregionale politiek. Haar broer
overleed echter op jonge leeftijd en kort daarop stichtte
haar vader een stift voor adellijke vrouwen, gewijd aan
de Verlosser en Sint-Vitus. Liutgardis, de zus van Adela,
werd abdis. Keizer Otto I schonk aan het stift Elten alles
wat graaf Wichman van hem in leen had gehouden. De
graaf zelf schonk ook een aanzienlijk deel van zijn bezit
aan het stift en trok zichzelf terug in het kloosterleven.
Na zijn dood werd Adela stamhoudster omdat zij de
enige, wereldlijke, erfgenaam was. Het voorvaderlijke
erfdeel was echter zeer geslonken na de giften van haar
vader. Het overige voorvaderlijke erfdeel moest zij delen
met Liutgardis, die haar deel van de erfenis eveneens
aan het stift Elten schonk. Haar man Immed overleed
naar alle waarschijnlijkheid ruim voor 996. Adela heeft
toen zelfstandig het bestuur van haar goederen
voorgezet, vermoedelijk als regentes voor haar
minderjarige zoon. Zij heeft tijdens haar bewind munten
laten slaan met het opschrift: ‘Adela cometissa’ wat
Gravin Adela betekent. De afbeelding hierboven is een
zilveren denier, geslagen in de buurt van Deventer
omstreeks het jaar 1000.
De strijd om het stift Elten
Macht was destijds gebaseerd op grondbezit en dus
werd door Adela alles op alles gezet om de door haar
vader geschonken goederen terug te krijgen. De
schenking die door haar vader aan het stift Elten was
gedaan, zou zonder haar instemming hebben
plaatsgevonden. Dit was is strijd met het Saksisch recht
en dus was de schenking aan te vechten. Verder nam
Adela het haar zus kwalijk dat ze haar erfdeel ook aan
het stift had geschonken. Bovenstaande feiten zorgden
ervoor dat de strijd losbarstte tussen Adela en het stift
Elten, met als abt haar zuster Liutgardis. Elten was een
geduchte tegenstander, omdat het beveiligd was door
een palissade en het op de steun van meerdere vazallen
kon rekenen. Twee van die vazallen legden een burcht
van Adela in de as. Volgens Alpertus van Metz ‘vanwege
het vele onrecht dat Adela haar zuster, vrouw Liutgard,
steeds aandeed’. Na de dood van Liutgard, die volgens
Apertus op aansporen van Adela vergiftigd zou zijn,
maakte Adela zich meteen meester van het erfdeel van
haar overleden zuster. Op bevel van de keizer moest ze
echter weer afstand doen van deze goederen. Adela
hertrouwde met Balderik, een van de vazallen die haar
burcht had platgebrand. Al snel na de bruiloft bezette
Balderik de Elterberg, waarop de abdij van het stift Elten
gebouwd was, waarna Otto III tussenbeide kwam. Hij
stelde een regeling voor om de geschillen op te lossen:
een boedelscheiding tussen Elten enerzijds en Balderik
en Adela anderzijds.
D
Elten was een geduchte tegenstander, omdat het beveiligd was door een
palissade en het op de steun van meerdere vazallen kon rekenen
Jaargang 18 – nummer 1 27
De moord op Wichman van Vreden
Behalve vanwege haar strijd om Elten heeft Adela zich
een plaats in de geschiedschrijving verworven vanwege
haar rol in de machtsstrijd die kort na het jaar 1000
uitbrak tussen haar tweede echtgenoot Balderik en
Wichman van Vreden, graaf in Westfalen en het gebied
om Kleef. De belangrijkste rivaal van Balderik, Wichman
van Vreden, werd als gevolg van deze machtstrijd
vermoord. Adela zou hier volgens de overlevering de
aanstichter van zijn, terwijl Balderik als dader werd
aangewezen. De bondgenoten van Wihman bezetten als
reactie de burcht van Elten. Balderik was reeds gevlucht,
maar Adela was nog aanwezig. De belegerden waren
sterk in het nadeel en gaven zich ten slotte over, waarbij
Adela een vrije aftocht kreeg. De burcht werd afgebrand.
Adela’s reputatie in perspectief
De voornaamste bron waarop de reputatie van Adela
gebaseerd is, is de monnik Alpertus van Metz die haar
noemt in een kroniek. Latere werken waarin zij wordt
beschreven zijn sterk beïnvloed door zijn beschrijving
van haar. Het genre waarin Alpertus zich begaf wordt de
historia genoemd. Kenmerkend voor dit genre is dat het
eigentijdse geschiedenis beschrijft, geschreven wordt
vanuit persoonlijke ervaring of via getuigen en dat het
zich richt op de werkelijke gebeurtenissen. Een historia
moest echter niet alleen een waarneembare
werkelijkheid, maar ook religieuze waarheid weergeven.
De hele geschiedenis werd destijds ervaren als een
dialoog tussen God en zijn zondaars. Alle gebeurtenissen
waren als het ware Gods woorden, die goed
geïnterpreteerd moesten worden. De gebeurtenissen
fungeerden dus als lesmateriaal met als leerdoel het
zielenheil. Aan de ene kant ging het dus in de historia om
concrete gebeurtenissen in de aardse werkelijkheid. Aan
de andere kant ging het, in deze zelfde gebeurtenissen,
om een hogere werkelijkheid, om tekenen waarin God
zich openbaarde. Schrijvers maakten in hun werken dan
ook gebruik van typologische interpretaties. Alpertus
grijpt in zijn kroniek dan ook terug op verschillende
Bijbelse thema’s om het gedrag van Adela te
karakteriseren:
‘het is overigens hoogst verwonderlijk dat deze
gezusters, geboren uit de meest doorluchtige ouders,
zozeer van elkaar konden verschillen, dat men
evenzoveel deugden in de een kan prijzen als gebreken
aanwijzen in de ander; dit is alleen dan niet
verwonderlijk als we bedenken dat onze stamvader
eveneens twee zo verschillende zoons heeft verwekt,
waarvan de ene, een allerwreedste broedermoordenaar,
de andere, een zeer zachtmoedig mens, uit nijd heeft
vermoord’
De manier waarop Alpertus zijn verhaal over
Adela opbouwt betekent niet meteen dat ook de inhoud
van zijn mededelingen onbetrouwbaar wordt. Wel is het
zo dat om zijn verhaal een moralistisch tintje te geven
een duidelijke zwart-wit weergave nodig is. In zijn
verhaal moet Adela het kwaad voorstellen, waar haar
zuster juist goed is. Om deze beredenering te
ondersteunen zal hij natuurlijk gespitst moeten zijn
geweest op redeneringen die zijn verhaal
ondersteunden. Daarnaast beschrijft hij in zijn kroniek
onwaarheden over de afloop van het conflict om het stift
Elten. Men moet dus voorzichtig zijn met het
interpreteren van de verhalen over Adela, In
werkelijkheid was ze ongetwijfeld minder slecht dan de
geschiedschrijving ons wil doen geloven.
De hele geschiedenis werd destijds
ervaren als een dialoog tussen God en
zijn zondaars. Alle gebeurtenissen
waren als het ware Gods woorden, die
goed geïnterpreteerd moesten worden
Jaargang 18 – nummer 1 28
Oliver Stone slaat de
plank volledig mis
Hollywood vs. Historie:
Alexander
Door Ozan Karakoc
ls je denkt aan Alexander de Grote, waar
denk je dan aan?’ Deze vraag wordt vaak
gesteld aan leerlingen van het voortgezet
onderwijs wanneer het thema oudheid wordt
behandeld. Veel leerlingen die ooit het verhaal van deze
militaire strateeg hebben gelezen, zullen ongetwijfeld
woorden gebruiken als ‘succes’, ‘macht’ en ‘rijk’. Niet
verkeerd, want de persoon om wie het gaat, was
inderdaad machtig, rijk en succesvol. Alexander de Grote
is een van de bekendste personen uit de
wereldgeschiedenis. Hij bracht op een leeftijd van dertig
jaar een van de grootste rijken van de oudheid tot stand.
Door hem verspreidde de Griekse cultuur zich over de
hele wereld. Hij zorgde ervoor dat er een nieuwe tijd
voor de Griekse cultuur was aangebroken: het
Hellenisme. Al vanaf zijn jeugd was hij een avonturier
pur sang en droomde hij van succes en triomfen. Zijn
dood was mysterieuzer dan hijzelf en zijn hele
persoonlijkheid werd een mythe. Een heerlijk recept
voor een goede film. Althans, zo dacht regisseur Oliver
Stone er ook over toen hij in 2004 met de opnamen
begon voor Alexander. Een geslaagde verfilming? Met
een topregisseur als Stone moest het wel lukken, totdat
de cast van de film werd bekendgemaakt.
‘A
Jaargang 18 – nummer 1 29
De film begint met een terugblik van Ptolemeus
(gespeeld door Anthony Hopkins) op Alexander de Grote
(Colin Farrell) die in 356 v. Chr. is geboren in Pella als
zoon van de Macedonische koning Philippus II en zijn
vrouw Olympias (Angelina Jolie). Volgens de legenden
zou hij niet door zijn ouders zijn verwerkt, maar door
oppergod Zeus. Alexander noemde zichzelf daarom ook
wel de ‘zoon van Zeus’. Later zou hij hier dankbaar
gebruik van maken.
Oliver Stone laat de kijkers op een gedetailleerde
wijze het leven van Alexander de Grote zien. Tussen 343
– 340 v. Chr. gaat Alexander in de leer bij Aristoteles
(Christopher Plummer die dit jaar een Oscar won). In
334 v.Chr. begon Alexander aan zijn beroemde veldtocht
tegen Perzië (het huidige Iran, Irak, Syrië en Turkije). In
331 v. Chr. stichtte hij Alexandrië op en in 323 v. Chr.
stierf hij op 32-jarige leeftijd. Vanaf dat moment is de
mythevorming rond Alexander de Grote ontstaan.
De film duurt bijna drie uur, maar het is niet
genoeg om dit bijzondere verhaal op een juiste manier
op het witte doek te brengen. Stone wil veel zaken
rondom Alexander vertellen in een veel te weinig tijd
met als gevolg dat de film vrij onevenwichtig van
opbouw is met onverwachte tijdsprongen.
Dan gaat de regisseur in op de vermeende en
betwiste biseksualiteit van Alexander. Als kijker heb je
het gevoel dat Alexander en Hephaistion een intieme
relatie krijgen, maar de enige echte liefdescene is er in
de film tussen Alexander en de oosterse prinses Roxane.
De Amerikaanse pers en het puriteinse publiek in de
Verenigde Staten konden dit niet waarderen en hebben
er voor gezorgd dat de film geen succes was. In Europa
en elders in de wereld was de film redelijk succesvol,
maar niet echt om trots op te zijn. Met een ruime
budget van $ 155 miljoen, was de wereldwijde
opbrengst ‘slechts’ $ 170 miljoen. Voor een
megaproductie als deze, is dat vrij weinig en daarom kun
je terecht spreken van een regelrechte flop.
Alexander faalt op alle fronten, dus ook als het
gaat om de cast van de film. Colin Farrell heeft niet die
uitstraling die Alexander de Grote wellicht wel had. Ook
Angelina Jolie komt ongeloofwaardig over, omdat het
leeftijdsverschil tussen Farrell en Jolie vrijwel nihil is. Als
kijker heb je het gevoel dat je in de maling wordt
genomen. De ervaring van Anthony Hopkins komt ten
goede in de film, wat een pluspunt is. Hij komt erg
geloofwaardig over als Ptolemeus. Jammer dat hij niet
een andere rol heeft gekozen, want hij komt door de
structuur van de film te weinig aan bod.
Het is helemaal niet erg als regisseurs, die een
biografische film maken, het objectieve en subjectieve
proces van de film samensmelten tot een geheel. Geen
elke historische film is honderd procent
waarheidsgetrouw. Alexander zeker niet. Wel is het
ontzettend jammer dat Stone zich zo heeft ingezet om
die vermeende biseksuele relatie van Alexander met
Hephaistion weer te geven. Dat was niet nodig geweest.
De regisseur had zich meer moeten richten op Alexander
als de briljante militaire strateeg. Nu komt hij, bedoeld
of onbedoeld, over als een seksueel gefrustreerde
klassiek persoon.
De veldslagen zien er verder goed uit, maar als
het gaat om de dramatiek en de cast van de film, slaat
Stone de plank volledig mis.
Jaargang 18 – nummer 1 30
Maandagochtend 16 januari 2012, 07:00 uur. De wekker gaat en met een duf hoofd stap ik uit bed. Mijn vriend, die
normaal gesproken ’s ochtends niet wakker te krijgen is, zit al rechtop in bed. “Weet je wel dat je vannacht
geslaapwandeld hebt?” vraagt hij. “Niet dat ik weet,” zeg ik verbaasd. “Ja, je liep naar het raam en trok de gordijnen
open. Toen ik vroeg wat je aan het doen was, riep je verschrikt “De Duitsers komen…”
Mijn vriend kijkt me bezorgd aan. “Volgens mij ga je iets te veel op in je werk lieverd.” Tja.., ik kan dat eigenlijk alleen
maar beamen.
Door Maaike Oberink
“De Duitsers komen…”
Verslag van een studiereis naar Yad Vashem, Jeruzalem
Jaargang 18 – nummer 1 31
e afgelopen drie maanden stonden bij mij
vooral in het teken van de Tweede
Wereldoorlog en de Holocaust. Door mijn hele
huis lagen boeken met titels als “Hitlers gewillige
beulen”, “Leven met de dood”, “Overleven in
Auschwitz”, “De Vernietiging van de Europese Joden” en
zo kan ik nog wel even doorgaan. Reden voor deze
interesse in de vreselijke verhalen van de
Jodenvervolging was de tweedejaars module Moderne
Tijd 3 die ik in periode 2 op Windesheim gaf.
Maar niet alleen deze module zorgde ervoor dat
ik even nergens anders mee bezig was dan met de
Tweede Wereldoorlog. In de kerstvakantie ben ik
namelijk voor tien dagen op studiereis naar Jeruzalem
geweest. Samen met 24 andere geschiedenisdocenten
uit heel Nederland volgde ik daar een seminar over
lesgeven over de Holocaust. Je kan jezelf afvragen
waarom ik daarvoor helemaal naar Israël moest, want
ook in Nederland zullen zulke workshops worden
gegeven. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat er geen
betere plek is om je helemaal te verdiepen in alle
aspecten van de Jodenvervolging. Hoe heftig dat dan ook
is. Juist in Israël voel je namelijk hoe sterk de Holocaust
nog leeft in de Joodse cultuur. De spanning met
betrekking tot dit onderwerp is overal aanwezig en deze
plek dwingt je bijna om je daarvan bewust te worden.
Het initiatief voor deze studiereis kwam van het
CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) en het
seminar vond plaats in het International Institute van
Yad Vashem. Yad Vashem is als herinnering aan de
Holocaust opgericht. Het herdenkingsinstituut bevindt
zich op de berg Har Hazikkaron in West-Jeruzalem en
bestaat uit een indrukwekkend complex van
monumenten, een museum, een archief, bibliotheken en
onderzoeks- en onderwijscentra.
Tien dagen lang geconfronteerd worden met de
Holocaust door middel van lezingen, workshops en
gesprekken met overlevenden van concentratiekampen
is een heftige, soms ook emotionele ervaring. Toch kan
ik iedereen aanraden om dit seminar ooit eens te volgen
bij Yad Vashem. Je krijgt er namelijk zeer goede
didactische handvatten aangereikt hoe je het menselijke
verhaal en de dilemma’s van deze zwarte bladzijden in
de geschiedenis kunt overbrengen in de klas. Niet alleen
het verhaal van de slachtoffers, maar ook dat van de
daders en de omstanders. Je wordt ervan bewust
gemaakt dat je leerlingen niet alleen moet vertellen over
het Joodse leven tijdens de oorlog. De boodschap is om
leerlingen ook kennis te laten maken met het
vooroorlogse én naoorlogse Joodse leven. Op die manier
benadruk je het menselijke aspect en laat je zien hoe
groot de impact van de Holocaust daadwerkelijk is
geweest (zes miljoen slachtoffers is slechts een getal).
Bovendien hebben de talloze monumenten en
het museum van Yad Vashem een onuitwisbare indruk
op mij gemaakt. Nog vaak denk ik terug aan het
kindermonument, een donkere grot vol ontelbare
sterretjes dat symbool staat voor de anderhalf miljoen
kinderen die zijn omgekomen. Terwijl je door de ruimte
loopt, hoor je de namen van de omgekomen
slachtoffertjes, hun leeftijd en het land van herkomst.
Zelfs de stoerste mannen houden het niet droog na het
zien van dit monument.
Natuurlijk was er tijdens deze studieweek ook
D
Nog vaak denk ik terug aan het kindermonument, een donkere grot vol
ontelbare sterretjes dat symbool staat voor de anderhalf miljoen kinderen
die zijn omgekomen
Jaargang 18 – nummer 1 32
ruimte om wat van de Israëlische cultuur op te snuiven.
Zeer bijzonder was de uitgebreide rondleiding door de
oude binnenstad van Jeruzalem. Dwalen door kleine
nauwe straatjes die de Arabische wijk met de Joodse
wijk verbinden. Twee culturen die elkaar aan de ene kant
intens haten, maar aan de andere kant ook naast elkaar
kunnen leven binnen een straal van een paar honderd
meter. Terwijl de joodse gemeenschap zich op
vrijdagmiddag rond 16:00 uur verzamelt bij de
Klaagmuur om het begin van de sjabbat te vieren, zie je
op de achtergrond de gouden koepel van de
Rotskoepelmoskee en hoor je tegelijkertijd de oproep
tot het vrijdagmiddaggebed. Drie straten verderop staan
christenen zich te verdringen om een glimp op te vangen
van de graftombe van Christus in de Heilige Grafkerk. Je
ontkomt er niet aan, in deze stad word je omringd door
religieuze en historische
energie.
Datzelfde geldt
trouwens ook voor de rest
van het land. Het ene
moment bezoek je een
vredeskibboets waar de
bewoners actief
samenwerken met hun
Palestijnse buren, nog geen
dertig kilometer verderop
biedt de grijze betonnen muur rondom Palestijnse
steden als Ramallah en Bethlehem een troosteloze
aanblik. De hoeveelheid bewapende militairen bij de
ingang van de steden liegt er niet om.
De intense historische ervaring van deze reis zal
mij lang bijblijven. Het heeft mijn visie op
Holocausteducatie zeker veranderd. Aan de ene kant
was het seminar een enorme verrijking. Ik denk dat ik
met veel meer bezieling over het thema kan lesgeven.
Verhalen en voorbeelden waarover je kunt vertellen uit
eerste hand zorgen ervoor dat de leerlingen veel beter
beseffen hoeveel impact de
Tweede Wereldoorlog heeft
gehad op de samenleving en dat
misschien nog steeds
wel heeft.
Aan de andere kant voel
ik deze ervaring als een lichte
last. Collega’s vragen wel eens
aan mij of ik niet afgestompt
raak voor de ellende van de
Tweede
Wereldoorlog. Het tegendeel is waar. Verhalen of een
film over de Jodenvervolging raken me eigenlijk alleen
maar meer. Het feit dat ik ’s nachts soms droom over
razzia’s bevestigt de impact van deze studiereis.
In gesprek met de twee zussen Fanny Rozelaar (links) en Betty Mayer (rechts). Fanny heeft tijdens de oorlog in Nederland ondergedoken gezeten. Betty is via Kamp Westerbork in Bergen-Belsen terecht gekomen
Yad Vashem betekent letterlijk “En aan hen zal ik
in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken
oprichten en een naam (een" Yad Vashem ")... die
nooit zullen worden afgesneden". De tekst is
ontleend aan Jesaja 56:5 in de Bijbel.
Jaargang 18 – nummer 1 33
Karmozijnrood land En het raadsel van het moderne Turkije
De klok gaf zes uur aan. Tevreden keek ik vanaf het parkbankje naar de bedrijvigheid op het plein voor me. De klok sloeg
niet, en dat viel me nog steeds op. Dit soort tijdsmarkeringen zijn we gewoon in het Europese leven, maar in de islamitische
wereld raak je al snel gewend aan de routine van de muezzin die de azan reciteert.
Door Robert Boonstra
Jaargang 18 – nummer 1 34
et is oudejaarsavond 2011 en ik begeef mezelf
in Izmir, zittend op een bankje tegenover de
klokkentoren die aan het begin van de
twintigste eeuw door Wilhelm II aan de bewoners van de
stad was geschonken. De toren is klein, misschien een
meter of twintig á vijfentwintig hoog, waarvan het
onderste deel is omgeven door een muur met raamwerk
wat het bouwsel een kasteelachtige
allure geeft. Het spierwitte
gesteente en de sierlijke en
elegante versiersels doen denken
aan de zeventiende-eeuwse
Ottomaanse watervoorzieningen in
Istanbul. Nu ik de vormen van de
toren rustig in me opneem, kan ik
een voorval eerder op de dag beter
duiden. Enige bazaari’s probeerden
me namelijk een rode boxer te
slijten waarop in het midden een
print stond van een iets gekromde
klokkentoren.
In Turkije is het traditie om
vlak voor de jaarwisseling rood,
nieuw ondergoed aan te trekken.
Zo gaat men ‘in het nieuw
gestoken’ het nieuwe jaar in én
natuurlijk mag er dan een wens
worden gedaan. De dagen voor oud
en nieuw zag het op de markten,
bazaars en in de winkels rood van
het ondergoed. Nu ziet het
overigens altijd al rood in de
straten. Op ‘normale dagen’ hangt
het rood-wit van de Turkse vlag
overal, zo nu en dan opgeluisterd
door de grijstinten van Atatürk’s
beeltenis al naar gelang de stad
waarin je verblijft. Maar met
bijzondere gebeurtenissen ziet
het écht rood van nationalistisch
sentiment. Afgelopen herfst
stond ik ‘s ochtends op en hing
in de straat waar ik verbleef uit elk raam of van elk
balkon een Turkse vlag. De dag ervoor was in het oosten
een aanslag gepleegd door Irakese Koerden, waarbij
enkele tientallen Turkse militairen om waren gekomen.
Gevolg: een uitbarsting van nationalistisch sentiment.
Het merkwaardige is, en dat geeft ook goed een deel van
de complexe verhoudingen in dit land aan, dat gisteren
een blunder is gemaakt door de
Turkse regering waardoor vijf en
dertig
Koerden zijn omgekomen bij een
bombardement in de grensregio:
geen extra vlag te bekennen. Wel
duizenden demonstranten die de
weg tussen mij en de Starbucks
blokkeerde. Ze zagen er zo
vervaarlijk uit – al demonstrerende
tegen geweld – dat ik maar snel
een koffiebarretje in ben
geschoten.
Één van de redenen dat ik
zo tevreden op dat parkbankje zat
te kijken, was het feit dat me
zojuist gelukt was om zo’n
goedkope karmozijnrode boxer
zonder print op de kop te tikken. Ik
wilde op het feest immers geen
spelbreker zijn, maar overal vind je
lelijke enorme prints met ofwel een
seksuele toespeling of een kerst /
Nieuwjaarsafbeelding. Kerst? Kerst
in een islamitisch land? Nou ja,
kerst. Het ophangen van
kerstversiering in winkelcentra en
thuis is immens populair. De
meeste mensen noemen het ook
zo, maar officieel is er geen
Kerstman, maar een
H
In Turkije is het traditie om vlak voor de jaarwisseling rood,
nieuw ondergoed aan te trekken
Jaargang 18 – nummer 1 35
Nieuwjaarsman. Een kerstboom is ook geen kerstboom,
maar een Nieuwjaarsboom. De spanning tussen
secularisme en islam wordt ook op dit gebied
uitgevochten. ‘Ook’, want de strijd is op meerdere
vlakken goed zichtbaar. In tegenstelling tot Istanbul is
Izmir een, voor Turkse begrippen, seculiere stad. Toen ik
deze middag naar het centrum wilde reizen pakte ik de
metro. Links van me kwam een meisje zitten, tegenover
me en schuin tegenover me. Allen zonder hoofddoek.
Hadden we met de bus gereisd, dan was dit ook mogelijk
geweest, ténzij je van tevoren geboekt had. Dan hadden
we niet zomaar naast elkaar kunnen zitten. ’S Ochtends
leek het me namelijk een goed idee om een trip naar
Efeze te plannen. Afgezien van de wonderen uit de
Oudheid (waarvan de mooiste is gesloopt om de kerk
van Johannes te bouwen) zijn er mooie kerken te
bezichtigen, alsmede het graf van Johannes de Evangelist
en het huisje in het bos waar Maria de Moeder na de
kruisiging verbleef.
Bij het boeken op internet kreeg ik naast de
vertrektijden de onderstaande afbeelding te zien. Je
moet bij het boeken aangeven of je een man of een
vrouw bent. Het is namelijk niet toegestaan – hoewel dit
niet officieel, maar ongeschreven is – om als vreemde
man en vrouw naast elkaar te zitten. Als je met familie
reist of je bent getrouwd, dan is zulks geen probleem,
maar niet als onbekenden. Het leek me wat arbitrair om
hier wel op toe te zien bij dit soort busritten en niet bij
elke andere, maar goed; hoewel het uit de
onderbroekenverkoop niet zo bleek, heerst er een taboe
op de nabijheid van verschillende seksen, seks in het
algemeen om over homoseksualiteit nog maar te
zwijgen. Deze week sprak de minister van binnenlandse
zaken over de Koerdische partij PKK, en noemde hen:
‘immoreel, niet menselijk, *hier verontschuldigt hij zich
voor dat wat komen gaat+ …net zoals homoseksualiteit’.
Goed, dat brengt me weer in het nu; zes uur dus.
Het is donker en ik zit het lichtspel op het plein te
bewonderen. De palmbladeren die al erg groen zijn,
worden in het donker nog groener door de groene
lampen die erop gericht zijn. Te midden van de bomen
wordt de muur om de klokkentoren in helder wit licht
gezet, en de toren zelf in een warme oranjeachtige
gloed. Dan zie ik vanuit mijn rechter ooghoek een man
mijn bankje naderen. Hij werpt een paar schuinse
blikken naar me, maar kijkt me verder niet aan. Pas al
hij zit en de situatie even getaxeerd lijkt te hebben,
groet hij me. Vol vertrouwen, na de afronding van mijn
allereerste reeks lessen Turks, groet ik de man terug. Zijn
gezicht kan ik me niet goed meer herinneren, behalve
zijn ingevette haar. Hij zal een jaar of 35-40 zijn geweest
en droeg een beetje een pompeus pak met zijn jas los
over zijn schouders, zoals de belangrijke maffiosi dat in
de film ook doen. Op zijn linker vestzak had hij een
speldje van de Turkse vlag gestoken. Voor het gemak
noemen we hem Mehmet.
Mehmet spreekt me aan. En met één zin wist de
man mijn hele vertrouwen in de beheersing van de
Turkse taal over boord te gooien: geen flauw benul wat
ie zojuist heeft gezegd! In m’n beste Turks gooi ik
Kerst? Kerst in een islamitisch land?
Nou ja, kerst. Het ophangen van
kerstversiering in winkelcentra en
thuis is immens populair
Jaargang 18 – nummer 1 36
anlamadım (lett: ik begreep het niet) eruit. Tamelijk
tevreden over deze comeback maak ik me op voor het
vervolg. ‘Where are you from?’, vraagt ie. ‘Hollandada
oturuyorum’ (ik woon in Nederland), is mijn antwoord.
‘Ah, tamam’ (okay). Wat ik hier doe? Nou ja, ik ben bij
vrienden op bezoek. En jij? Woon jij hier? Ja. Ik ben
technician. Ow? Nou, denk ik op dat moment, dan heb jij
je op een feest gekleed – het is immers oudejaarsavond
– of er is iets anders aan de hand. Het blijft echter niet
bij de koetjes en kalfjes, want Mehmet duikt meteen de
diepte in: Do you have a girlfriend here? Lichtelijk
gealarmeerd door de vraag, maar nog niet bewust van
de echte oorzaak van het nare onderbuikgevoel, zeg ik
‘nee’. Do you have a girlfriend
in Europe? Hij laat er geen
gras over groeien, zeg. Om
maar niet tegen te vallen in de
ogen van de masculiene
Turken zeg ik ‘natuurlijk’. Are
you married? You have no
ring. Ai, ik ben d’r bij. Nee, toch niet: ‘Nee, ik ben niet
getrouwd, maar dat gaat snel gebeuren, Insha’Allah.’
Tweede goede comeback. Na deze en enkele andere
woorden, besluit Mehmet om tien over zes dat hij me
wel mag. ‘You very nice’, zegt ie. ‘Me very nice too?’,
vraagt ie met grote ogen terwijl hij beurtelings naar mij
en hem wijst. Natuurlijk. Je bent een aardige peer.
Eindelijk iemand op wie ik in alle rust mijn Turks kan
oefenen. Mehmet denkt daar anders over en zegt wat
onbegrijpelijks terwijl hij aan mijn pols begint te
frunniken. De lichtelijke alarmering na zijn eerste vragen
is wel overgegaan in het rinkelen van alarmbellen. Ik ben
gewend dat Turkse mannen elkaar twee kussen geven
als ze elkaar als bekenden ontmoeten, maar dit ben ik
nergens tegengekomen. Terwijl ik niet precies weet hoe
ik beleefd weg kan komen, besluit Mehmet dat hij me
om 18.13 toch iets moet voorstellen: ‘Tonight 2012.
Maybe we joentè?’ Met de beste wil van de wereld weet
ik er niets van te maken. Joentè? Is dat Engels? In twee
talen laat ik vloeiend weten dat ik er niets van begrijp,
totdat ik eindelijk ‘unite’ kan herkennen. ‘Unite?’ vraag
ik, terwijl de alarmbellen harder beginnen te rinkelen.
‘Yes’, zegt ie. Uiteindelijk vraagt ie me: ‘do …(gebrabbel,
lost in translation) seks?’ Nou, nu is het me wel ver
genoeg gegaan, maar ik wil beleefd blijven en door al
onze misverstanden weet ik niet zeker of hij heeft
gezegd, wat ik dacht te hebben gehoord. Is hij echt op
mijn rode onderbroek uit? Na het echter twee keer
herhaald te hebben, ben ik toch vrij zeker van de
opmerking, en is het aantal decibellen van die
alarmbellen gerezen tot een
oorverdovend geraas. Ik kan
me niet voorstellen dat deze
man me zo openlijk benadert.
Dit kán hier toch helemaal
niet? De uitspraken van de
minister zijn nog niet in de lucht opgelost, of de realiteit
komt om de hoek kijken. Ik probeer de situatie te
redden: ‘sure I like, but with my girlfriend, and not before
we are married’. Misse boel. Mehmet hoort alleen, ‘Sure
I like’ en herhaalt zijn aanbod nogmaals met een
glimlach. Dan maar de koude douche: ‘No, not with men.
Are you going to the concert tonight?’ (gewoon
overheen praten) ‘Yes? Well maybe see you then. It was
nice talking to you but my friends are waiting. Bye’. En
weg was ik. Mehmet keek nog even beteuterd, maar
legde zijn jas goed over zijn schouders en stiefelde rustig
de andere kant op het plein over. Ik daarentegen was al
verbaasd over de belevenissen van de dag, de contrasten
in het land, maar weet nu helemaal niet meer waar ik
het in Turkije moet zoeken. Hoe werkt het hier?
Mehmet spreekt me aan. En met één zin wist de man mijn hele vertouwen
in de beheersing van de Turkse taal over boord te gooien: geen flauw idee
wat ie zojuist heeft gezegd!
Jaargang 18 – nummer 1 37
Prinsheerlijk?
et meisje strijkt met haar vingers over de
kleurige veren op haar tooi. Haar snoezige,
beige indianenpakje is afgewerkt met
diamantjes en zelfs haar schoentjes hebben bijpassende
western-achtige stiksels op de zijkant. Als een trotse
indianenprinses zit ze naast haar moeder tegenover mij
in de bus.
De prachtige zwierjurken, glimmende tiara en
het lange glanzende haar dat haar perfecte gezichtje
omlijsten: wat wilde ik vroeger ook graag een prinses
zijn. Het liefst zo’n eentje van Disney; inclusief anorexia
taille en botoxhoofd. Met mij droomden ontelbare
meisjes over hoe we ons enorme paleis in zouden
richten (‘de eenhoornstal roze of goud?’) en hoe we
trots naar het volk konden zwaaien met onze superhunk
aan één arm. Iedereen zou van ons houden en we
zouden het toonbeeld zijn van perfectie.
Wat ontnuchterend is een kijkje in de
geschiedenis. Echte prinsessen leefden lang niet altijd in
een droomwereld maar ook gewoon in de harde
realiteit. De vrouw van stadhouder Willem II, Maria
Henriëtte Stuart, bijvoorbeeld. Haar vader werd
onthoofd en het liefst wilde Oliver Cromwell ook haar uit
de weg ruimen. De spanningen liepen zo hoog op dat de
eerste Nederlands-Engelse oorlog al snel een feit werd.
Naast de Engelsen waren ook de Orangisten geen fan
door haar snobistische voorkomen. Ook kwam ze in
financieel zwaar weer en moest ze aankloppen bij
monarch Lodewijk XIV. Toen ze eindelijk weer naar
Engeland terug kon, stierf ze op 29-jarige leeftijd aan de
pokken. Hoezo happy ending? En wat te denken van
prinses Sisi, waar ook een sprookjesachtige
tekenfilmserie van bestaat. Zij werd met een scherpe vijl
door haar korset, recht in haar hart gestoken op de kade
bij het meer van Genѐve. Ze dacht dat het slechts een
brutale poging tot overal was, maar later aan boord
zakte ze in elkaar en stierf. Een recenter voorbeeld is
natuurlijk het tragische leven van prinses Diana: het
sprookje van de kleuterjuf die prinses werd en wiens
leven mysterieus eindigde in een autotunnel bij Parijs.
Tenslotte nog het laatste, noodlottig voorbeeld
waar heel Nederland om treurt: prins Friso. Een lawine
wijkt simpelweg niet uit omdat je een prins of prinses
bent. Een zwaar gevoel van medelijden overvalt me als ik
denk aan prinses Mabel naast zijn bed, onzeker en bang
om haar geliefde voor altijd te verliezen. We kunnen
tegenwoordig veel, maar een prins wakker kussen zal
toch echt alleen in de sprookjes blijven bestaan.
De bus is inmiddels gestopt en het meisje
huppelt lachend aan de hand van haar moeder naar
buiten. Ik denk terug aan de middag dat ik Pocahontas
voor de zoveelste keer zag en aan het scherm geplakt zat
bij de laatste scène waar de gelukkige prinses zwaaide
naar haar stam vanaf de boot naar Engeland. Mijn
moeder kwam toen de woonkamer in en zei: ‘Ze is
helemaal niet eens aangekomen in Engeland hoor. Stierf
nog voor ze de boot op ging aan tuberculose ofzo.’
H
Column
Suzan Mateboer
Een zwaar gevoel van medelijden
overvalt me als ik denk aan prinses Mabel
naast zijn bed, onzeker en bang om haar
geliefde voor altijd te verliezen
Jaargang 18 – nummer 1 38
Verzetsheld na 66 jaar
eindelijk weer huiswaarts
Door Benjamin van den Dobbelsteen
Een blankhouten, kinderformaat kistje op de
achterbank van een taxibusje. Op de deksel verwees
alleen een klein, goudkleurig naamplaatje naar de
inhoud ervan. Verzetsheld Albertus (Bertus) de Raaf
(1924-1944) keerde in 2010, na 66 jaar van onzekerheid,
eindelijk weer huiswaarts. Het zal niet zijn geweest wat
zijn nabestaanden gehoopt hadden, maar de opluchting
dat na al die jaren van onzekerheid eindelijk het lot van
hun oom en broer bekend is geworden, moet groot zijn
geweest. Vanuit zijn anonieme rustplaats in Porta
Westfalica (Duitsland), werd hij, haast via dezelfde weg
die hij in 1944 bij leven aflegde, door vrienden
teruggebracht naar Nederland. Hij bracht tijdens deze
reis een laatste bezoek aan de plaatsen die aan het
einde van zijn leven op zijn ‘dodenmars’ heeft moeten
bewonen.
ijn naam stond al op de Erelijst der gevallenen,
en men vermoedde dat hij waarschijnlijk was
overleden in concentratiekamp Neuengamme,
maar niemand kon met zekerheid zeggen wat er echt
met hem gebeurd was. Na 66 jaar krijgt de familie De
Raaf eindelijk uitsluitsel. Zijn ouders en zijn broer, met
wie hij niet alleen een bloedverwantschap, maar ook een
innige vriendschap deelde, hebben het rijk der levenden
verlaten zonder het lot van hun zoon en broer te weten.
Zijn zus en neef leven nog wel, net als zijn beste vriend.
Bertus de Raaf werd geboren op 28 juni 1924 in
Emmer-Compascuum (gemeente Emmen, Drenthe), en
woonde hier het grootste gedeelte van zijn leven.
Emmer-Compascuum lag in die tijd in veengebied en het
is dan ook niet verwonderlijk dat Bertus veenarbeider als
beroep koos. Toen Nederland in 1940 binnengevallen
werd door de Duitsers, zal hij waarschijnlijk, zoals zoveel
Nederlanders, onverstoord zijn werk hebben voortgezet.
Toch moet deze jonge veenarbeider al snel in
verzet zijn getreden tegen de Duitse bezetter, want hij
zat halverwege 1944, de hoogtijdagen van het
Nederlandse verzet, al ondergedoken op het
onderduikadres waar hij zou worden gearresteerd. Het
was niet vanzelfsprekend dat de Nederlanders bij het
verzet gingen. De meeste van onze landgenoten kozen
Z
Toen Nederland in 1940
binnengevallen werd door de
Duitsers, zal hij waarschijnlijk, zoals
zoveel Nederlanders, onverstoord
zijn werk hebben voortgezet
Jaargang 18 – nummer 1 39
eerder voor de veilige neutraliteit. Toch zijn er veel
verzetstrijders tijdens de oorlog, en vooral in het laatste
jaar, opgepakt en gefusilleerd. Ook Bertus is dit lot
toebedeeld, al wordt hij niet doodgeschoten op een
stille plek ergens in de duinen. Op
het moment van zijn arrestatie
had hij er een verzetscarrière
opzitten die hem
noodgedwongen had laten onderduiken op een
boerderij in het Drentse Smilde. Hij had waardepapieren
vervalst en vervoerd, en had wapens verborgen voor het
moment dat Nederland bevrijd zou worden. Bronnen
spreken elkaar tegen over de reden waarom Bertus
uiteindelijk voor een onderduikadres koos. Of hij het had
gedaan vanwege het feit dat hij weigerde voor de
Duitsers te
werken of
simpelweg
vanwege de
angst om
verraden of
ontdekt te
worden, het
verandert niets
aan de datum 2
juni 1944. Op
deze datum
werd hij vroeg in
de ochtend samen met een verzetsvriend uit de
boerderij in Smilde gesleurd en gearresteerd.
Na zijn arrestatie moet de wereld Berend als een
waas voorbij zijn gegaan. De gebeurtenissen volgden
elkaar in snel tempo op. Meteen na zijn arrestatie werd
hij opgesloten in de gevangenis in Assen. Hier bleef hij
slechts enkele dagen, waarna hij werd doorgestuurd
naar Durchgangslager Amersfoort. Hier kreeg hij onder
andere te maken met de beruchte kampbeul Kotälla,
volgens een illegale brief die hij naar buiten wist te
krijgen. Kotälla was een psychisch onstabiele beul die
het vooral voorzien had op Joden en priesters en die
meermalen deel moet hebben uitgemaakt van een
vuurpeleton. Bertus moet deze praktijken van dichtbij
hebben gezien. In kamp Amersfoort moest Bertus lange
dagen met zwaar werk vullen tot hij op 11 september
1944 op transport naar concentratiekamp Neuengamme
werd gesteld. Dit kamp ligt ongeveer 18 kilometer ten
zuidoosten van Hamburg. Op 1 oktober werd hij
doorgezonden
naar het
subkamp
Lerbeck te Porta
Westfalica, dat
diende voor
dwangarbeid.
Slechts tien
weken zou
Bertus hier
opgesloten
zitten, want op
10 december
1944 stierf hij. Volgens Duitse registratieformulieren was
dit het gevolg van lichamelijke complicaties. Wat er
vervolgens met het lichaam van Bertus is gebeurd, was
66 jaar lang onduidelijk.
Zesenzestig jaar na zijn overlijden wist een
biograaf, die een boek schreef over Bertus, na veelvuldig
contact met Duitse archivarissen de plaatselijke Duitse
overheid zover te krijgen op zoek te gaan naar een
verloren gewaande kaart van een begraafplaats in Porta
Westfalica. Hierop werd gewezen door historici en oud-
kampbewoners. Deze kaart werd gevonden. Hierop
stond een massagraf aangegeven en werd de naam van
Bertus genoemd. Het kostte niet veel moeite om
toestemming te krijgen van de Duitsers om op de
aangegeven plaats te graven. Een witte kunststof zak
Het was niet vanzelfsprekend dat de Nederlanders bij het verzet gingen.
De meeste van onze landgenoten kozen eerder voor de veilige neutraliteit
Bertus was misschien geen Oskar
Schindler, Walter Sűskind of Irene
Sendler, maar het goede is een
absolute waarde en niet onderhevig
aan gradaties
Jaargang 18 – nummer 1 40
werd gevonden (tijdens de Tweede Wereldoorlog
werden deze niet gebruikt, maar na de oorlog werden de
massagraven door Duitsers geopend en werden de
lichamen eerbiedig herbegraven in dit soort kunststof
zakken) en na DNA onderzoek bleek het inderdaad om
de beenderen van Bertus te gaan.
Op zijn laatste reis, die zou eindigen in Heiloo
waar hij bij zijn broer zou worden begraven, deed Bertus
in tegenovergestelde richting de plaatsen aan waar hij
was geweest. Dit begon in Porta Westfalica, waar hij
stierf. Vervolgens reisde hij af naar Emmer-
Compascuum, waar hij kort herenigd werd met zijn
ouders (daar begraven), en naar zijn onderduikadres in
Smilde. De laatste halte voor Heiloo was kamp
Amersfoort, waar een speciale herdenkingsdienst werd
gehouden.
Bertus was misschien geen Oskar Schindler,
Walter Süskind of Irene Sendler, maar het goede is een
absolute waarde en niet onderhevig aan gradaties.
Daarom mag zijn verzet op kleinere schaal niet afgedaan
worden als minder belangrijk. Zijn verhaal toont aan dat
ook anno 2012 de Nederlandse samenleving, net zoals
die van vele andere landen, nog niet los staat van het
verleden, maar dat de Tweede Wereldoorlog nog steeds
actueel is.
SS-er J.J. Kotälla, rechts majoor W.J. Siedenburg - 1945 Bron: Beeldbank WO2 – Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
Jaargang 18 – nummer 1 41
‘Het had heel anders af
kunnen lopen met het Koningshuis’
Historica Daniela Hooghiemstra over de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden tot de Oranjes in de toekomst Door Ozan Karakoc
Vorig jaar haalde de PVV van Geert Wilders wederom het nieuws met zijn controversiële uitspattingen. Toen was
koningin Beatrix de ‘rekening van de dag’. Wilders wilde namelijk dat de politieke rol van de koningin drastisch wordt
ingeperkt. De leider van de populistische partij wilde het liefst dat onze koningin geen rol zou spelen bij de
kabinetsformatie. In de periode van 1813-1840 was dit gedachtegoed geheel ondenkbaar. In deze periode regeerde de
eerste koning van Nederland, koning Willem I als een absolutistisch vorst. Willem I nam politieke besluiten en bepaalde
het beleid. Hij was ook verantwoordelijk voor de financiën. Bovendien benoemde hij de ministers, en hij kon ze ook
ontslaan. Deze vorm van absolute monarchie is in de loop der jaren veranderd in een constitutionele monarchie.
Vandaag de dag zien we dat politieke systeem nog steeds terug in Nederland, met als staatshoofd koningin Beatrix. Ze is
‘hotter’ dan ooit tevoren, maar de vraag is wanneer ze plaats maakt voor Willem Alexander. Volgens historica en
journaliste Daniela Hooghiemstra duurt het niet lang meer. Ze geeft een lezing in het Historisch Centrum Overijssel (HCO)
over de mannelijke voorgangers van de vorstinnen in de negentiende eeuw en over de rol van de Oranjes in de
toekomst.
Jaargang 18 – nummer 1 42
et Historisch Centrum Overijssel presenteert
in samenwerking met Waanders
boekverkopers voor de vierde keer de
‘Waanders-lezingen’. Voor deze lezingen worden
gerenommeerde auteurs en historici uitgenodigd om te
komen spreken over uiteenlopende thema’s. Historicus
Luc Panhuysen deed de aftrap, gevolgd door Herman
Pleij en nu is het de beurt aan Daniela Hooghiemstra. Ze
is historica en heeft jarenlang gewerkt als
verslaggeefster bij NRC Handelsblad. Ze debuteerde in
2005 met het boek Vertel dit toch aan niemand dat zij
samen met Dorine Hermans schreef over het leven van
Henriëtte Van de Poll, hofdame van Koningin Emma
(1858-1934).
Het is 5 februari 2012. De laatste bezoekers
nemen plaats in de zaal waarin Daniela Hooghiemstra
haar opwachting maakt. Het komende uur komt de
geschiedenis van het Koninklijk Huis in een notendop
voorbij. Ze staat klaar. De laatkomers zitten en de lezing
kan beginnen. Althans, dat dacht men. Voordat de
historica kon beginnen met haar boeiende portret van
de vorstinnen en haar mannelijke voorgangers, was er
een ding zoek. Dat was de afstandsbediening van de
PowerPoint. Het lag onder de papieren. Ze gaat echter
onverstoord verder.
Het ontstaan van de monarchie
Tot 1795 was Nederland een republiek. In de Franse tijd
werd Nederland een eenheidsstaat, de Bataafse
Republiek. Onder Lodewijk Napoleon werd Nederland
voor het eerst een Koninkrijk. Dat duurde slechts vier
jaar (1806-1810). In 1813 was het dan zo ver. Nederland
herwon zijn onafhankelijkheid. Willem Frederik was de
zoon van de laatste stadhouder Willem V en werd
uitgeroepen tot soeverein vorst. Willem Frederik werd
uitgeroepen tot koning in 1815 en staat beter bekend als
Willem I. In 1830 scheidden de Zuidelijke Nederlanden
zich af en negen jaar later erkende Nederland het
nieuwe Koninkrijk België.
Een jaar later trad Willem I af. Hij was hevig
teleurgesteld vanwege het verlies van België. Hij kon het
niet meer aan. De eerste koning van het Koninkrijk der
Nederlanden werd opgevolgd door zijn zoon, Willem II.
‘Hij hunkerde naar heldenstatus. Hij was evenzo koppig
als zijn vader. Terwijl Willem I calvinistisch en rationeel
was, zag Willem II zichzelf als een levensgenieter’, aldus
Hooghiemstra. Die heldenstatus kreeg hij uiteindelijk.
Dat heeft hij vooral te danken aan zijn bijdrage aan de
slag bij Waterloo. Deze slag in 1815 werd de definitieve
nederlaag voor Napoleon Bonaparte. Hij vocht mee
onder de hertog van Wellington. Als dank daarvoor
kreeg hij van Paleis Soestdijk aangeboden. Hij nam
uiteindelijk de plaats in van zijn vader als Koning der
Nederlanden.
Koning Gorilla
Na een halfuur ging Daniela Hooghiemstra verder. Na
Willem I en II behandeld te hebben, ging ze logischerwijs
door met de koning die met zijn gedrag de monarchie
aan het wankelen bracht. Willem Alexander Paul
Frederik Lodewijk was zijn naam. Beter bekend als
Willem III.
H
„Terwijl Willem I calvinistisch en
rationeel was, zag Willem II zichzelf
als een levensgenieter‟
Jaargang 18 – nummer 1 43
Aanvankelijk had hij weinig zin om zijn vader
Willem II op te volgen in 1849. Hij had grote moeite met
de beperking van de Koninklijke macht onder zijn vaders
bewind die door de grondwetswijzing van Thorbecke in
1848 tot stand was gekomen. Wat ook heeft
meegespeeld was dat Willem III zich nog nauwelijks met
staatszaken had bemoeid. Hij kon zich nog niet bewijzen.
‘Niemand had vertrouwen in hem. Als hij de absolute
macht had gekregen, was het met Nederland niet goed
afgelopen’, aldus Hooghiemstra.
Koningin Emma met prinses Wilhelmina Bron: Nationaal Historisch Centrum
Willem III vond de Grondwet van 1848 ,die de
grondslag heeft gelegd voor het principe van ministeriële
verantwoordelijkheid die we vandaag de dag kennen, te
liberaal. Dat houdt in dat de ministers verantwoording
aan het parlement verantwoording verschuldigd zijn
voor hun doen en laten bij de vervulling van hun taken.
Niet te vergeten, zijn de ministers verantwoordelijk voor
het optreden van het staatshoofd. De historica: ‘Er was
met de liberale Grondwet van 1848 nog geen
democratie in Nederland, maar de ministers waren
vooral eindverantwoordelijk. Hij moest de politieke
zaken bespreken met andere ministers.’
Willem III kreeg al snel ruzies met politici.
Rationaliteit was bij Willem III ver te zoeken in
tegenstelling tot Willem I, en zelfs zijn vader ging
verstandiger te werk met dit soort conflicten terwijl hij
ook werd gezien als een levensgenieter. Willem III wilde
niets weten van de grondwetswijzing. Hij ging zelfs door
met regeren alsof er helemaal geen Grondwet bestond.
De ruzies leidden tot nieuwe verkiezingen. Uiteindelijk
had Willem III in de gaten dat deze felle conflicten geen
positieve gevolgen voor hem zouden hebben. Zijn
belangstelling voor het regeren werd steeds kleiner.
Willem III hield van het leven. ‘Zo vader, zo zoon’, zou je
denken. Hij had een voorliefde voor de jacht, vrouwen
en drank. Hij kreeg zelfs de spotnaam ‘Koning Gorilla’,
omdat hij zo impopulair was onder het volk. Het was
geen fijne man om mee samen te werken. Willem III
overleed op 23 november 1890 en was meer dan veertig
jaar het staatshoofd van het land.
‘Een stukje Nederlandse geschiedenis’
De historica sluit haar lezing af. Er volgt een korte
onderbreking. Twee jonge dames serveren koffie en
thee, en de schaal met lekkere koekjes ligt klaar voor de
bezoekers. Daniela Hooghiemstra gaat ondertussen
verder met haar betoog met een paar mensen die
duidelijk zeer geïnteresseerd zijn over de geschiedenis
van het koninklijk huis. De rest van de bezoekers staat in
het gangetje te praten over onder andere de koninklijke
familie en uiteraard over Beatrix en haar zoon Willem
Alexander. Dat komt eigenlijk goed uit, want de gasten
kunnen zo dadelijk tijdens de vragenronde vragen stellen
aan Daniela Hooghiemstra over de rol van de Oranjes
van nu.
Willem III had een voorliefde voor de
jacht, vrouwen en drank. Hij kreeg
zelfs de spotnaam „‟Koning Gorilla‟,
omdat hij zo impopulair was onder
het volk
Willem III vond de Grondwet van 1848,
die de grondslag heeft gelegd voor het
principe van ministeriële
verantwoordelijkheid die we vandaag de
dag kennen te liberaal
Jaargang 18 – nummer 1 44
Portret van Willem III, koning der Nederlanden, gemaakt door Pieter de Josselin de Jong - 1887 Bron: Rijksmuseum Amsterdam
De gasten nemen hun plaats weer in en de
vragenronde kan beginnen. Na een paar vragen
beantwoord te hebben, gaat Daniela Hooghiemstra in op
de stelling of de privéstukken en archieven van het
koningshuis toegankelijk moeten worden. De historica
vindt het van wel. ‘De geschiedenis van de koninklijke
familie is ook een stukje geschiedenis van Nederland.’
Onlangs heeft Alexander Pechtold, de fractievoorzitter
van D66, gezegd dat het koninklijk huisarchief openbaar
moest worden. Aanleiding hiervoor was dat hij wilde dat
er een nieuw onderzoek moest komen naar Prins
Bernard en zijn beslommeringen. Volgens premier Rutte
is het aan de Oranjes om te bepalen of de privéstukken
openbaar worden gemaakt. Het is moeilijk om dit voor
elkaar te krijgen, vanwege het feit dat Beatrix en de rest
van de Oranjes bijzonder voorzichtig zijn met het naar
buiten brengen van privéstukken. ‘Privé is belangrijk
voor hen’, aldus Hooghiemstra.
De historica deelt haar ervaringen over het
koninklijk huisarchief met de bezoekers in de zaal. ‘Ik
moest een brief schrijven naar de koningin om
toestemming te vragen om bepaalde privéstukken te
mogen inzien. Ik moest uiteindelijk het hele manuscript
laten zien.’ Het was voor Daniela Hooghiemstra duidelijk
een hele strijd om historische bronnen van het
huisarchief te mogen bekijken.
Het koninklijk huisarchief is in 1825 door Willem I
ingesteld om de archieven centraal te beheren. Het
gebouw beheert tegenwoordig een aantal collecties. Ten
eerste het archief. Het archief bevat de persoonlijke
archieven van leden van het huis Nassau en het huis
Oranje-Nassau vanaf de dertiende eeuw tot nu. Verder
bevat het de archieven van de dienst van het koninklijk
huis, de hofhouding en van personen die bij het hof
betrokken zijn geweest.
Ten tweede de bibliotheek die is gevormd vanaf
de terugkeer van de Oranjes in Nederland in 1813. De
bibliotheek bestaat uit meer dan 70.000 boeken,
tijdschriften en brochures.
Ten derde bevat het huisarchief de
documentaire verzamelingen. De documentaire
verzamelingen bestaan uit topografische tekeningen en
prenten, prentbriefkaarten, gedrukt materiaal
(krantenknipsels, brochures, menukaarten en
programma's) en een fotoarchief.
Jaargang 18 – nummer 1 45
Vandaag de dag
De belangrijkste vraag die er werd gesteld, is wanneer
Willem Alexander zijn moeder gaat opvolgen.
Tot nu toe doet koningin Beatrix het goed bij de
Nederlandse bevolking. Ze is altijd rustig gebleven
wanneer er bijvoorbeeld ophef is ontstaan over het
Koningshuis in de media. De weinige keren dat ze op de
televisie verschijnt, komt ze gelijk overtuigend over en is
ze beheerst in haar doen en laten.
Voor Willem Alexander ligt er een grote taak op
zijn schouders wanneer hij zijn moeder gaat opvolgen.
Volgens Daniela Hooghiemstra duurt de opvolging niet
lang meer. Volgens haar heeft Willem Alexander
anderhalf jaar geleden een opleiding gehad van Jaap
Leeuwenburg. Als de koningin plotseling besluit te
stoppen, moet Willem Alexander zijn intrede doen als de
nieuwe koning van Nederland. Hij moet daarom goed
voorbereid zijn op dat soort momenten. Om die reden
geeft Leeuwenburg, die tevens particulier secretaris is
van Beatrix, raad aan de huidige prins om in de toekomst
zo goed mogelijk voor de dag te komen als koning van
Nederland.
De achilleshiel
Het is tegenwoordig moeilijk voor het koningshuis om
het privéleven te combineren met de publieke functie
die de Oranjes moeten bekleden. Volgens Hooghiemstra
is de rol van de media erg groot geworden. ‘De media
zijn de achilleshiel van de koninklijke familie. Het is
tegenwoordig moeilijk om privézaken binnenskamers te
houden. Er is tenslotte geen adel meer.’ De rol van de
adel in de negentiende eeuw was ontzettend groot in de
koninklijke familie, want de adel zorgde ervoor dat de
geheimen van het Koningshuis niet naar buiten werden
gebracht.
Tot slot beantwoordt de historica de vraag of het
koningshuis over vijftig jaar nog bestaat. Ze zegt hierover
dat de Oranjes populairder zijn dan ooit. Koningin
Beatrix is daar een groot voorbeeld van. Voorlopig
kunnen we nog genieten van de feestjes en de
gezelligheid tijdens de Koninginnedag op 30 april. Ook
Willem Alexander kan dat als de toekomstige koning van
Nederland.
Meer lezen?
Dorine Hermans & Daniela Hooghiemstra - Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren
Dorine Hermans & Daniela Hooghiemstra - Ik Mag Ook Nooit Iets
„De geschiedenis van de Koninklijke
familie is ook een stukje geschiedenis
van Nederland‟
„De media zijn de achilleshiel van de
koninklijke familie. Het is
tegenwoordig moeilijk privézaken
binnenkamers te houden.‟
Jaargang 18 – nummer 1 46
“Meneer, ik kan niet kiezen”
Het ‘kiessyndroom’ van de leerling en
het gevolg voor de school van de toekomst
Door Daan van Leeuwen
Een leerling moet tussen zijn vijftiende en
vijfentwintigste de belangrijkste keuzes van zijn
loopbaan maken. De keuzemomenten volgen elkaar in
hoog tempo op en worden steeds belangrijker. Het
onderwijs is zo ingericht dat we levensbepalende
keuzes al zo vroeg
mogelijk moeten
maken. In een tijd en
in een samenleving die
steeds meer van hen
vraagt wordt de
leerling straks het kind
van de rekening.
e leerling
heeft steeds
meer moeite
met het maken van
deze keuze. Dat heeft onder andere te maken met de
veranderende samenleving, waarbij ‘individualisering’ en
‘digitalisering’ sleutelwoorden zijn geworden. Er is een
cultuur ontstaan die zich niet meer richt op de ander of
op de maatschappij maar op de persoonlijke
ontwikkeling van
iedere individu.
De
jongeren van
tegenwoordig,
met jongeren
bedoel ik scholieren en studenten tussen de 14 en de 26
jaar, zijn onderdeel van een nieuwe groepscultuur: de
prestatiecultuur. Het wordt steeds belangrijker om te
presteren en de lat wordt steeds hoger gelegd. De media
hebben daarin de belangrijkste rol op zich genomen. In
televisieshows, talentenjachten en op social media
worden de nieuwe eisen aan de jongeren gesteld. De
adolescenten scheppen ambities naar de maatstaven
van de dominante Amerikaanse media, waarin
presteren van
levensbelang is. Als we
jongeren van nu
vergelijken met
jongeren van tien jaar
geleden, zien we dat
de jongeren van nu
veel extraverter zijn. Ze
willen zich
onderscheiden en zich
bewijzen.
De drang om te
profileren wordt
ingebed in een samenleving (en schoolsysteem) waarin
ook alles kan. Je krijgt de keuze om te studeren wat je
wilt en de vrijheid om je te profileren zoals jij dat graag
zou willen. De eis om te profileren wordt de leerling
daarmee min of meer opgedragen door anderen.
Opgevoed door de media
De keuzestress is niet alleen te verklaren vanuit de
invloed van de ‘social media’, maar is ook te wijten aan
de opvoeding thuis. De ouders hebben tegenwoordig
minder vat op de gestelde normen van hun kinderen.
D
Als we jongeren van nu vergelijken met jongeren van tien jaar geleden,
zien we dat de jongeren van nu extraverter zijn. Ze willen zich
onderscheiden en zich bewijzen
Jaargang 18 – nummer 1 47
Dat de media nu voor rolmodellen zorgen, is niet alleen
te wijten aan de talentenshows en Facebook, maar ook
aan de ouders. De ouders van de leerlingen werken vaak
allebei en besteden gemiddeld minder tijd aan de
opvoeding van hun kinderen. Daarvoor in de plaats
ontstaat er een schuldgevoel en verwennen ze de
kinderen steeds meer. Leerlingen worden daardoor
mondiger en krijgen steeds minder te maken met
tegengas van hun ouders.
De ouders zijn, in vergelijking met een generatie
daarvoor, veel beter opgeleid en genoten vaak een
academische opleiding.
Deze vanzelfsprekendheid
zorgt er voor dat kinderen
hun ouders niet langer als
rolmodellen zien. Kinderen
zoeken dan vaak een ander rolmodel en dat deze vaak
wordt gevonden in een figuur op televisie is dan ook een
logische optelsom. Daarbij komt ook het feit dat de
rolmodellen die ze in het echte leven tegenkomen,
bijvoorbeeld de docent of voetbaltrainer, niet langer tot
de verbeelding spreken. In de afgelopen jaren hebben de
allure en het charisma van het docentschap veel aan
terrein verloren. Een totale verkeerde ontwikkeling, dat
zult u met mij eens zijn. De drang om te profileren is dus
groter geworden, maar de leerlingen weten helaas niet
wat ze moeten worden.
Onderwijs
Terug naar school, waar de eerste belangrijke
keuzemomenten zich voordoen. De leerling moet op zijn
vijftiende al een profielkeuze maken. Op dat moment
moeten ze al kiezen in welk werkveld ze aan de slag
gaan. Wordt hij boer of agent, gaat hij naar de
bakkersschool of toch medicijnen studeren? Als hij
bijvoorbeeld kiest voor het profiel mens en maatschappij
vallen er al heel veel werkvelden af. Toch blijft de keuze
groot, té groot voor een leerling. Het tijdstip van kiezen
is puur uit praktisch oogpunt gekozen. Na de
basisvorming moet er gekozen worden voor een
duidelijke koers die zich uit in een profiel. Dat de leerling
nog helemaal niet klaar is voor een dergelijke keuze
wordt buiten beschouwing gelaten.
Uit recent onderzoek is gebleken dat de
hersenen zich tot ver in de adolescentie ontwikkelen en
dat de jong volwassene pas rond zijn of haar 23e
levensjaar volgroeid is. De frontale hersenkwab is net als
de overige hersendelen nog niet uitgegroeid rond het
moment van de keuze van het profiel. Dit hersendeel is
betrokken bij besluitvorming, planning en het overzien
van de lange termijn. De leerling kan de gevolgen van
zijn profielkeuze vaak niet goed overzien.
Ook op het moment dat de leerling moet gaan
kiezen voor een studie en het daar aan verbonden
beroep, is voor veel examenkandidaten eveneens een
moeilijk keuze. Begrijpelijk, je kunt tegenwoordig kiezen
uit meer dan 500 bachelorstudies. Van Aquatische
Ecotechniek tot leraar Fries en van Biometrie tot
Aziëstudies. Logischerwijs is het zo te verklaren dat meer
dan een derde van de beginnende studenten al voor
februari stopt met zijn of haar studie. We kunnen de
studenten van tegenwoordig niet eens ongelijk geven.
Want waar veel beleidsmakers en onderwijskundigen
geen rekening mee houden zijn de aspecten van de
steeds sneller veranderende vraag uit het bedrijfsleven.
Het hoger- en beroepsonderwijs bieden opleidingen aan
die tien jaar geleden relevant waren. Er zijn nu nog geen
studies die tegemoet komen aan beroepen die pas over
tien jaar zullen bestaan. Omgekeerd worden mensen nu
opgeleid in een vakgebied waar misschien over tien jaar
geen vraag meer naar zal zijn. We moeten erkennen dat
In de afgelopen jaren hebben de allure en het charisma van het
docentschap veel aan terrein verloren
Jaargang 18 – nummer 1 48
onderwijskundigen en
beleidmakers moeilijk
tegemoet kunnen komen
aan de vraag van het bedrijfsleven voor beroepen van de
toekomst. Ze kunnen immers niet in de tijd vooruit
kijken. De vragen die aan deze ontwikkelingen zijn
verbonden, zijn de vragen of de leerling zo vroeg moet
kiezen voor een profiel of vakgebied. De vraag die
daarbij aansluit is hoe het onderwijs er uit moet zien in
2022. We kunnen wel concluderen dat het onderwijs van
nu in hoog tempo klaar moet worden gestoomd voor
innovatie en verandering.
De school van de toekomst
Als beginnende docenten hebben we ook te maken met
een veranderende samenleving en veranderende
leerlingen. De leerlingen die wij straks gaan les geven
zullen heel anders zijn dan de leerlingen die nu op de
middelbare school zitten. Leerlingen van de toekomst
zullen een stuk individueler zijn en een stuk meer
gefocust op de toekomst. De leerlingen krijgen daarbij
een andere relatie met school. De leerlingen zullen
vragen om kwalitatieve dienstverlening waarin zij zoveel
mogelijk zullen leren in een zo kort mogelijk tijdsbestek.
Het wordt voor leerlingen steeds belangrijker om naast
school nog meer vaardigheden te ontwikkelen. De
leerling van de volgende generatie zal als het ware al op
zijn of haar vijftiende of zestiende jaar moeten beginnen
met het opbouwen van zijn curriculum vitae. De
profileringsdrang is al een serieus probleem maar zal
groteske vormen aannemen in de (nabije) toekomst.
De scholen van de toekomst zullen met de
leerlingen mee moeten veranderen. Ik verwacht dat in
de komende jaren vakken kritisch worden bekeken. Alle
vakken zullen worden uitgekleed en worden ontdaan
van nutteloze kennis, wat ten koste zal gaan van het
niveau van het vak. Er zullen ook nieuwe vakken
ontstaan in het voortgezet onderwijs. Leerlingen zullen
namelijk alleen behoefte hebben aan kennis en niet
meer aan gegevens en data. Het wordt belangrijker om
deze informatie te waarderen en er conclusies aan te
verbinden. Vaardigheden of competenties zullen ook in
het voortgezet onderwijs de kernwoorden van het
curriculum worden. Het onderwijsprogramma zal meer
veranderen naar de opzet die in het HBO gebruikelijk is
waarbij studenten projectmatig aan vakken werken en
daarmee vaardigheden leren. De invulling van het
onderwijs zal meer liggen op creativiteit, innovatie en
flexibiliteit. Ze moeten oog hebben voor de systemen die
zorgen voor ontwikkelingen. Omdat deze systemen
continu veranderen moet het onderwijs ook met grote
regelmaat mee veranderen.
De docent van de toekomst zal ook verschillen
met de docent van nu. Hij zal een stuk flexibeler moeten
zijn en meerdere vakken moeten kunnen doceren.
Omdat de leerlingen steeds individueler worden, moet
de docent meer oog hebben voor het persoonlijke
ontwikkelingsplan van de leerling en oog hebben voor
verschillen in de klas. Maar het belangrijkste wat de
docent zal moeten doen in de toekomst is de leerlingen
te helpen met het maken van een keuze, hoe moeilijk
het straks ook wordt.
Ik nodig de lezers van Filippides van harte uit om
in het volgende nummer kritisch te reageren op mijn
beschouwingen. Heb ik helemaal gelijk, of heb ik
bepaalde ontwikkelingen over het hoofd gezien?
De docent van de toekomst zal een stuk flexibeler moeten zijn en meerdere
vakken moeten kunnen doceren
Jaargang 18 – nummer 1 49
Historisch dispuut Varias Vias
Door Linda Eshuis
et eind van het jaar werd als vanouds
afgesloten met de kerstborrel van Varias Vias.
Dit jaar was het thema ‘winterwonderland’
waardoor er veel kerstmutsen te bekennen waren. Jetty
Bouma droeg de mooiste muts en won daarmee de prijs
voor de beste outfit. Ook mochten we deze avond van
haar column genieten. Verder werd er hard gestreden
tijdens de ‘pointless quiz’. Deelnemers waren docenten,
oud-voorzitters van Varias Vias en eerstejaars studenten.
De docenten moesten in de eerste ronde het onderspit
delven. Na de spannende finale tussen de oud-
voorzitters en de eerstejaars trokken de eerstejaars aan
het langste eind en gingen er met de prijs vandoor.
Tijdens het eerste dispuut van 2012 mochten wij
Dr. Richard Harmanni ontvangen. De titel van de avond
was ‘de Gouden Eeuw in perspectief’. In de lezing werd
met name aandacht besteed aan de impact van de
zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst in de rest
van de wereld. In de zeventiende-eeuwse kunst zien we
een aantal scholen, waarvan de Italiaanse en de
Nederlandse toonaangevend waren. Verder heeft de
zeventiende-eeuwse kunst een grote impact gehad op
die van de achttiende eeuw. Veel inspiratie van
achttiende-eeuwse kunstenaars kwam van de
zeventiende-eeuwse kunst.
Voor de komende disputen hebben wij de
volgende sprekers voor jullie geregeld; Op 12 maart zal
Erik Prins komen spreken over zijn Bachelorscriptie over
homoseksualiteit in Egypte. Hij gebruikte de arrestatie
van 52 (homoseksuele) mannen op de ‘Queen Boat’ aan
de Nijl in Cairo (2001) als case study. Voor zijn onderzoek
heeft hij juridische- en identiteitsaspecten belicht wat
betreft homoseksualiteit in Egypte. Op 23 April mogen
wij Huub van ’t Hek verwelkomen bij Varias Vias. Hij zal
komen spreken over ‘Europa als etniciteit’.
Voor de overige disputen zijn we op dit moment
druk bezig om leuke sprekers te vinden. Zodra we hier
meer zekerheid over hebben komt hier een
aankondiging van op de website te staan. Ook krijg je
een aantal weken van tevoren bericht op je
Windesheim-mail met daarin informatie over de spreker,
het onderwerp en de datum van het dispuut. Hou dus de
site (www.variasvias.nl) en je mail goed in de gaten en
kom gezellig langs! Want naast de meerwaarde voor je
opleiding is het leuk om mensen van andere jaren van de
studie te leren kennen.
H
Op 23 april mogen wij Huub van ‟t Hek verwelkomen bij Varias
Vias. Hij zal komen spreken over „Europa als etniciteit‟
Jaargang 18 – nummer 1 50
CCoollooffoonn
Filippides Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Windesheim
Eindredactie Nico Lettinck
Hoofdredactie Ozan Karakoc
Algemene redactie Linda Eshuis
Nigel Nieuwenkamp
Lisette Tijmens
Ingezonden stukken Niek Emsbroek
Suzan Mateboer
Daan van Leeuwen
Robert Boonstra
Maaike Oberink
Tim van Eenennaam
Benjamin van den Dobbelsteen
Lay-out Ozan Karakoc
Druk Repro Hogeschool Windesheim
Contact [email protected]
Twitter LVOGZwolle
Samenwerkingsverband Historisch Centrum Overijssel (HCO) te Zwolle
Varias Vias
De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele fouten die zijn opgetreden in deze uitgave.
Alle jaargangen zijn ter raadpleging beschikbaar in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.