Faculteit letteren en wijsbegeerte Hannah Lingier Van eiland tot gated community: geïsoleerde gemeenschappen in de literatuur en hun cultuur- filosofisch belang Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Vergelijkende Moderne Letterkunde 2012-2013 Promotor: Prof. dr. Bart Keunen
65
Embed
Faculteit letteren en wijsbegeerte Hannah Lingier Van eiland ...
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Faculteit letteren en wijsbegeerte
Hannah Lingier
Van eiland tot gated community:
geïsoleerde gemeenschappen in de literatuur en hun cultuur-
filosofisch belang
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. dr. Bart Keunen bedanken om deze thesis
mogelijk te maken. Het was een ervaring waar ik zeker van geleerd en genoten heb.
Ondanks zijn drukke agenda kon hij toch steeds de tijd vinden om mijn teksten te bekijken
en van inspirerende opmerkingen te voorzien, die mij telkens veel vooruithielpen.
Daarnaast gaat mijn dank ook uit naar Sofie Verraest, die mij vooral in de beginfase met
goede raad heeft bijgestaan, en een groot aandeel had in de samenstelling van mijn
corpus.
Ten laatste ook mijn oprechte dank aan mijn ouders; aan mijn vader om mijn thesis zeer
grondig te lezen en van zowel taalkundige als inhoudelijke opmerkingen te voorzien, en
aan mijn moeder om hem al even grondig na te lezen en de laatste puntjes op de i te
zetten.
4
Inleiding
Deze verhandeling is een onderzoek naar het belang van afgesloten ruimtes in
fictiewerken. Dit onderzoek zal gebeuren aan de hand van een corpus van zes literair(-
filosofische) werken, met name Utopia van Thomas More, Robinson Crusoe van Daniel
Defoe, Lord of the Flies van William Golding, High-Rise en Super-Cannes van J.G. Ballard
en De nieuwe stad van Stephen Amidon. De dominante ruimte in deze werken is telkens
een zone die (in verschillende gradaties) is afgesloten van de buitenwereld. In de eerste
drie gevallen gaat het om een eiland; de drie andere werken hebben een modernere
setting: in Super-Cannes gaat het om een gated community, in High-Rise om een
zelfvoorzienend flatgebouw en in De nieuwe stad bestaat de centrale setting uit een stad,
gepland en gebouwd met de bedoeling zo bepaalde sociale problemen op te lossen. Deze
‘afgeslotenheid’ is in elk van de werken niet alleen fysiek, maar geldt ook op een
abstracter vlak. Het zijn telkens ‘andere’ ruimtes die de alledaagse werkelijkheid op
verschillende manieren tegengaan. Hoewel ze niet op alle vlakken met het concept
overeenkomen, kunnen deze ruimtes in die zin als heterotopiëen behandeld worden (cfr.
infra). In hun ‘andersheid’ leveren deze ruimtes een commentaar op de bestaande
situatie, hetzij in de zin van een dystopie of in de zin van een utopie. Door deze
eigenschap zijn deze werken allen een goede bron om meer over de tijdsgeest van de
ontstaanssituatie te weten te komen. Een belangrijk thema zal dan ook het
moderniseringsproces zijn, dat in elk van de besproken werken naar voor komt. Doordat
ze chronologisch gerangschikt zijn, kan de evolutie van dit proces doorheen de tijd goed
gevolg worden.
Hoewel het hier dus een onderzoek naar ruimte betreft, staat de ideologie die er mee
gepaard gaat (en die er onlosmakelijk mee verbonden is) centraal. Dit is ook een
belangrijk kenmerk van de heterotopie. Hoewel het een ruimtelijk gegeven is, is het
vooral de ideologische functie die van belang is. Niettemin is het, toch zeker in deze
gevallen, van belang ook de specifiek ruimtelijke kenmerken te onderzoeken. Opvallend is
namelijk dat de ruimte in de meerderheid van de gevallen een actieve rol krijgt, waarbij
5
ze verantwoordelijk wordt geacht voor de handelingen die erin voorkomen en niet slechts
als een passief decor functioneert.1
Specifieker gaat het hier om ruimtes waar een nieuwe ‘maatschappij’ ontstaat. In elk
van de gevallen wordt vanuit het niets een nieuwe samenleving gecreëerd. Vooral in de
‘koloniale’ verhalen, met name Robinson Crusoe en Lord of the Flies, is dit fenomeen erg
duidelijk. Hier gaat het letterlijk om een lege ruimte, een tabula rasa, waarin vanuit het
niets een maatschappij gecreëerd wordt. In deze gevallen wordt ons ook de ontwikkeling
en het proces van creatie van de ruimtelijke omgeving en de samenleving meegegeven. In
de andere werken krijgen we weliswaar geen (of een minder geëxpliciteerd) beeld van
het tot stand komen van de ruimte (en samenleving), maar in deze gevallen gaat het wel
telkens om een uitdrukkelijk geplande ruimte (en samenleving). Het zijn puur artificiële
constructies, die eveneens vanuit het niets zijn opgebouwd.
Dat deze ruimtes zo gemaakt zijn, toont al het belang van de ideologische inslag aan.
Met uitzondering van Robinson Crusoe en Lord of the Flies, waar het geen vooropgesteld
plan betreft, maar de constructie van de ‘maatschappij’ eerder per toeval gebeurt, zijn
alle werken instanties van een samenleving die uitgebouwd wordt op grond van een
utopische visie op de toekomst. Ze hebben alle de bedoeling een alternatieve
samenlevingsvorm te creëren (die in de meeste gevallen uiteindelijk echter op een
dystopie uitdraaien).
In de zes geselecteerde werken gaat het dan ook, zoals hieronder zal blijken, telkens
om een heterotopie die een utopische of dystopische uitwerking heeft. Utopia zou,
weliswaar ingaand tegen de definitie van de heterotopie, een onrealiseerbare utopie
genoemd kunnen worden. Bij Robinson Crusoe gaat het om de realistischere utopie van
de moderne mens, die erin slaagt zichzelf en zijn omgeving naar zijn wensen om te
vormen. De stedelijke ruimtes van High-Rise en Super-Cannes vertegenwoordigen eerder
het tegendeel: hier gaat het telkens om de dystopie van de (post)moderniteit. De nieuwe
stad zou eveneens hiertoe gerekend kunnen worden, hoewel het hier minder om een
commentaar op de moderne samenleving gaat, als wel om een kritiek op het
1 Anderzijds lijkt de specifieke ruimte in sommige gevallen van geringer belang: de gebeurtenissen en
menselijke gedragingen op het onherbergzame eiland van Lord of the Flies en die in het luxueuze appartementsgebouw van High-Rise zijn bijvoorbeeld zeer gelijkaardig. Toch zal in de loop van deze uiteenzetting duidelijk worden dat de ruimte weldegelijk een actieve rol speelt in de gebeurtenissen, en dan vooral door de isolatie die ze bewerkstelligt.
6
ongebreidelde utopische denken (specifieker het geloof dat met een andere
stadsplanning sociale problemen kunnen verholpen worden). In die zin zouden we in dit
geval kunnen spreken over de ‘dystopie van de utopie’. (Wat eigenlijk ook van toepassing
is op High-Rise en Super-Cannes: bij alle drie gaat het om een utopische constructie die op
een dystopie uitdraait.) Bij Lord of the Flies zou zeer algemeen gesproken kunnen worden
over de dystopie van de mens, wat eveneens toepasbaar is op High-Rise, Super-Cannes en
De nieuwe stad. In alle vier de romans draaien de personages, die op het eerste zicht heel
normaal lijken, uiteindelijk uit op barbaarsheid, wreedheid etc.
Het uiteindelijke doel van deze verhandeling is om een antwoord te vinden op de vraag in
hoeverre de ruimte zelf een rol speelt in de ideologie die ze vertegenwoordigt, en
specifieker, wat het belang is van het isolerende karakter van de ruimte. Fungeert de
ruimte slechts als decor waarop de gebeurtenissen zich afspelen of speelt ze een actieve
rol in het bepalen van deze gebeurtenissen? Dit onderzoek is naast de theorieën rond
Foucault’s heterotopie-concept ook gebaseerd op de theorie van Cassirer in verband met
ruimte en waarneming, om zo de link te kunnen leggen tussen de fysieke ruimte en het
concept, de ideologische inslag, dat ermee gepaard gaat.
1. Theoretische achtergrond
1.1 Foucaults heterotopie-concept
Zoals in de inleiding reeds werd aangekaart, kunnen de ruimtes uit het corpus van dit
onderzoek, ondanks enkele afwijkende aspecten, als heterotopieën beschouwd worden.
Een heterotopie is een ruimte die ‘anders’ is dan de alledaagse ruimte, waar andere
regels gelden, en waarvoor een bepaalde – zij het symbolische – grens moet worden
overgestoken. Het concept is geïntroduceerd door Michel Foucault, die het in zijn “Des
Espaces Autres” (1967) uiteenzette. Hij beschrijft het begrip als volgt, door het te
vergelijken en contrasteren met utopieën:
what interests me, among all these sites, are the ones that have the curious property
of being in relation with all the other sites, but in such a way as to suspend,
neutralize, or invert the set of relations designated, mirrored, or reflected by them.
7
These spaces, as it were, that are linked with all the others, that nevertheless
contradict all the other emplacements, are of two main kinds. First there are the
utopias. […] There are also, and this probably in all culture, in all civilization, real
places, effective places, places that are written into the institution of society itself,
and that are a sort of counter-emplacements, a sort of effectively realized utopias in
which the real emplacements, all the other real emplacements that can be found
within culture, are simultaneously represented, contested and inverted; a kind of
places that are outside all places, even though they are actually localizable. (Foucault,
2008: 16-17)
Het belangrijkste punt is dus dat deze ruimtes, hoewel echt, toch ‘anders’ zijn dan de
alledaagse ruimte, en dat ze op deze “normale” toestand ook op verschillende manieren
reageren.
Foucault noemt in zijn uiteenzetting twee soorten heterotopieën. Er zijn
“heterotopias of crisis” en “heterotopias of deviation” (2008: 18). De heterotopias of crisis
zijn tegenwoordig erg zeldzaam. Het betreft ruimtes die gereserveerd zijn voor mensen
die in “crisis” verkeren, zoals menstruerende of zwangere vrouwen, bejaarden,
adolescenten etc. Deze ruimtes zijn vaak sacraal of verboden voor hen die er niet
thuishoren. De heterotopias of deviation zijn vandaag de dag veel talrijker. Deze term
beslaat ruimtes die een plek bieden aan personen die op verschillende manieren afwijken
van de norm. Typische voorbeelden hiervan zijn de gevangenis en het psychiatrisch
ziekenhuis. De functies van een heterotopie kunnen wel veranderen doorheen de tijd,
afhankelijk van de cultuur die op dat moment heerst.
Een heterotopie kan ook binnen één reële ruimte verschillende andere ruimtes
samenbrengen, die normaal incompatibel zijn. De duidelijkste voorbeelden zijn de cinema
en het theater, waarbinnen, via het scherm of het podium, veel verschillende ruimtes
samengebracht worden die normaalgezien ver van elkaar staan.
Een andere typische eigenschap die Foucault aanhaalt, is dat er niet alleen ruimtelijk
een breuk is met de alledaagse wereld, maar dat ook het tijdsverloop er anders is.
Bibliotheken en musea zijn voorbeelden van heterotopieën die als verzamelingen van de
geschiedenis gezien kunnen worden. Andere ruimtes, zoals kermissen, representeren dan
weer het tijdelijke en het vluchtige.
8
Cruciaal is wel, en dat blijkt ook al uit de gegeven voorbeelden, dat er steeds een
grens is die moet overgestoken worden. Heterotopieën “always presuppose a system of
opening and closing that both isolates them and makes them penetrable” (Foucault,
2008: 21). Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn tempels waarvoor een bepaald
(zuiverings)ritueel moet ondergaan worden eer men toestemming krijgt de ruimte te
betreden. In andere gevallen is de grens veel minder duidelijk en soms zelfs onzichtbaar.
Van beide varianten zijn in het corpus van dit onderzoek voorbeelden aanwezig.
Een laatste belangrijke eigenschap is dat heterotopische ruimtes ook steeds een
bepaalde functie hebben. Er zijn twee mogelijkheden:
Either their role is to create a space of illusion that exposes all real space, all the
emplacements in the interior of which human life is enclosed and partitioned, as
even more illusory. […] Or else, on the contrary, creating another space, another real
space, as perfect, as meticulous, as well arranged as ours is disorderly, ill construed
and sketchy. (Foucault, 2008: 21)
Hieruit blijkt opnieuw dat de heterotopische ruimte steeds in een bepaalde verhouding
staat tot de alledaagse ruimte en er op verschillende manieren een commentaar op biedt.
Hoewel het Foucault in striktere zin vooral gaat om stedelijke ruimtes (zoals het
kerkhof, de bibliotheek, de cinema, etc.) kan het concept, wegens de eerder vage
beschrijving, zeer breed toegepast worden. De ruimtes die in dit onderzoek als
heterotopie behandeld worden, beantwoorden namelijk niet in alle opzichten aan het
begrip. Toch komen ze er in het essentiële punt mee overeen: het zijn ruimtes die
‘anders’ zijn en die in hun andersheid op verschillende manieren reageren op de
alledaagse ruimte en maatschappelijke situatie. Dat is uiteindelijk waar het bij
heterotopieën om gaat:
[Heterotopias] are meant to overturn established orders, to subvert language and
signification, to contrast sameness, and to reflect the inverse or reverse side of
society. They are the spaces reserved for the abnormal, the other, the deviant.
Without this angle, the true meaning of spatial or architectural heterotopia would be
lost, since it is precisely in the subversion and the challenging of the established order
of things that heterotopia acquires its full potential. (Sohn, 2008: 44)
Hoewel bijvoorbeeld een eiland niet alle kenmerken van het heterotopie-concept deelt,
kan de centrale ruimte in Robinson Crusoe aan de hand van de gegeven definities wel zo
9
behandeld worden. De ruimte is anders, maar reflecteert tegelijk de structuren van de
maatschappij en maakt ons zo duidelijk hoe deze gewone maatschappij in elkaar zit. De
zes ruimtes die hier worden onderzocht doen dit allemaal. Ze tonen wat mogelijk is,
zowel in positieve als in negatieve zin, door aan de ene kant de bestaande situatie te
reflecteren, maar deze tegelijk ook te contesteren. Door het isolerende karakter van de
ruimte kunnen de gemeenschappen die erin ontstaan, tonen wat buiten de gewone
situatie mogelijk is en kunnen ze gezien worden als een soort experiment voor de
toekomst. In het ene geval draait dit uit op een utopie, in het andere op een dystopie.
Ook dit is een heterotopische eigenschap: “Heterotopias, these worlds of ‘hidden
appearance’, are the experimental terrains where ‘special societies’ gather their forces to
maybe one day break ground in the full daylight of the ‘space of appearance’.” (De Cauter
en Dehaene, 2008: 100)
Het punt waarin alle zes werken overeenkomen, is de afzondering die de ruimte in de
hand werkt. Voor heterotopieën in het algemeen is het zo dat er op het vlak van de
fysieke ruimte meestal een materiële grens ligt tussen de normale en de heterotopische
ruimte. Toch is het vooral het conceptuele aspect dat er uiteindelijk toe doet, en zijn het
de gebeurtenissen en gedragingen binnen de ruimte die haar al dan niet tot een
heterotopie maken. Dit blijkt ook uit het volgende citaat, waar zowel de “physical
boundary” als de conceptuele andersheid vermeld worden, maar waar deze laatste toch
de overhand lijkt te hebben:
Heterotopia is a place where there is a blurring of public–private distinctions, a
conceptual or physical border or boundary separating heterotopia from everyday life,
a regiment of rules and practices that are distinct within heterotopia and a sense of
sanctuary or safe haven such that a special kind of community develops expressed in
inclusion/exclusion or insider/outsider distinctions. (Low, 2008: 153)
Uiteindelijk zijn beide echter wel noodzakelijk voor een heterotopie. Bij Cenzatti (2008)
worden het ideologische aspect en de ruimte zelf dan ook op gelijke hoogte gesteld.
Heterotopieën “as spaces of representation, are produced by the presence of a set of
specific social relations and their space. As soon as the social relation and the
appropriation of physical space end, both space of representation and heterotopia
disappear” (81). De fysieke grens kan gezien worden als zowel een oorzaak als een
symptoom van de andersheid die in de binnenruimte heerst.
10
Hoewel de hier besproken ruimtes op het eerste zicht niet direct aansluiten bij de
twee soorten heterotopieën die Foucault noemt (cfr. supra), kunnen ze toch, mits een
iets lossere interpretatie van het begrip, als heterotopias of deviation gezien worden. In
dit onderzoek gaat het echter niet om specifieke ruimtes binnen een gemeenschap (zoals
gevangenissen of instellingen), maar om hele gemeenschappen die afwijken van de
gangbare normen, als een soort sociaal experiment. In de bespreking van de werken zal
dan ook vooral gekeken worden naar dit aspect van de verschillende zones, in combinatie
met de bespreking van de materiële ruimte.
1.2 Drie aspecten van de waarneming: Ernst Cassirer
Om de ruimtes die in deze verhandeling centraal staan gedetailleerd te analyseren, kan
goed gebruik worden gemaakt van de theorie van Ernst Cassirer over waarneming en
ruimte. Het is namelijk de bedoeling om het verband tussen de materiële ruimte, de
beleving hiervan en de ideologie die erachter schuilt vast te stellen. Deze elementen
komen overeen met de drie aspecten van de waarneming die Cassirer onderscheidt in zijn
Philosophie der symbolischen Formen, waarbij hij ervan uitgaat dat “a perceived space is
always also an evaluated space” (Keunen & Verraest, 2012b: 2). Cassirer maakt een
onderscheid tussen drie ‘functies’ van de perceptie, namelijk de Darstellungs-, de
Ausdrucks- en de Bedeutungsfunktion. Een andere bewoording maakt duidelijk wat deze
drie precies inhouden: het gaat om een affectief, een representationeel en een
conceptueel aspect (Keunen & Verraest, 2012: 1). Zoals de termen al suggereren, houdt
het eerste aspect in dat er een emotionele reactie is op wat waargenomen wordt, het
tweede verwijst naar wat er concreet aanwezig is, en het derde naar de abstractere of
symbolische betekenis die aan de ruimte gehecht wordt.
Het affectief aspect is het meest primitieve en dus ook het meest directe aspect. Het staat
volledig los van enige rationele activiteit en betreft de onmiddellijke, emotionele reactie
die men heeft bij het waarnemen, waardoor meteen bepaalde gevoelens aan het
waargenomen object gehecht worden. Het waargenomene heeft een uitstraling en geeft
11
de indruk ‘bezield’ te zijn, iets meer dan een levenloos object. Deze affectieve reactie is
inherent aan het waarnemen, want
[d]as „Sehen“ eines Bildes schließt […] immer eine ganz bestimmte Auswertung in
sich: wir schauen es nicht in der Art an, wie es sich uns unmittelbar gibt, sondern wir
stellen es in den Kontext räumlichen Gesamterfahrung ein und geben ihm hierdurch
erst seinen charakteristischen sinn. (Cassirer, 1954: 181-182)
Het is inderdaad zo dat onze waarneming erg gekleurd wordt door onze affectieve reactie
erop, want, zoals volgend citaat van Keunen duidelijk maakt,
when we apprehend the world through expressive imagination, we are, in a direct
way, emotionally influenced by our environment. Cassirer stresses that our
knowledge of the spatial world is thoroughly marked by our emotional attitude
towards space; in perceiving or representing an object or a situation, we immediately
perceive an emotional value too. (2012: 5)
Na deze eerste affectieve indruk, wordt het gepercipieerde object rationeler bekeken.
Men ziet hoe het concreet in elkaar zit, wat de materiële eigenschappen zijn. Dit is het
representationele aspect van de waarneming. Vanuit de affectieve reactie wordt er een
abstraherende beweging gemaakt en hierdoor
human beings do not only see an "affective" space anymore, but also a stable world
of discrete objects that could be labeled "representational" space. The volatile world
of emotional tonalities is now supplemented by a world of stable objects that
imposes a formal order and coherence. So-called "thing perception" sets in, which
pertains simply to the visual perception of things, persons, buildings, or landscapes as
we know it from daily life. (Keunen & Verraest, 2012b; gebaseerd op Cassirer, 1954)
Op het vlak van ruimte is het bij dit representationele aspect vooral van belang dat de
grens tussen binnen en buiten duidelijk wordt. Bij de waarneming van de ruimte als
materiële constructie, wordt de ruimte afgebakend en gezien als een eenheid die losstaat
van wat haar omringt.
Een volgende stap in de abstrahering houdt in dat men aan het object ook een
symbolische betekenis toekent. Op het conceptuele niveau wordt hetgeen men
waarneemt op een abstracte, of dus conceptuele manier bekeken, waardoor het
materiële van secundair belang wordt. Ook dit aspect is inherent aanwezig bij de
waarneming en zal deze beïnvloeden, want, zoals Keunen (2012: 6) het verwoordt,
12
“[w]hen perceiving or representing an object or a situation, Cassirer states, we evaluate
them at the same time by placing them within a conceptual frame of reference.”
In dit onderzoek zal het affectieve aspect van de ruimte minder prominent aan bod
komen, in die zin dat het samengenomen wordt met de bespreking van het
representationele aspect. Het belang van het affectieve ligt hier vooral in de mate waarin
de binnenruimte door de personages ook als zodanig beleefd wordt, in hoeverre het
buiten als slecht, het binnen als goed wordt ervaren. Dit hangt echter nauw samen met
zowel de fysieke als de conceptuele grens, en zal dus meestal als aanvulling van de
analyse van deze aspecten dienen.
Op representationeel vlak is de belangrijkste eigenschap van de zes onderzochte
ruimtes de afgeslotenheid en isolatie t.o.v. de buitenwereld; het binnen dat tegenover
het buiten wordt geplaatst. Voor de eilanden spreekt dit voor zich, net als voor de gated
community in Super-Cannes. In de andere werken is deze scheiding minder extreem. De
ruimtes in High-Rise en De nieuwe stad zijn namelijk niet ondoordringbaar, noch worden
de inwoners ervan verhinderd buiten te komen. In het geval van High-Rise zorgen de
inwoners uiteindelijk zelf voor de isolatie: er komt een stilzwijgende afspraak tussen de
bewoners dat niemand meer buiten komt, en dat er aan buitenstaanders niets verteld
wordt over het leven in de high-rise. De centrale ruimte in De nieuwe stad is het minst
afgesloten van de zes. Toch is ze nog steeds afgelegen van de ‘gewone wereld’ en kunnen
we spreken van een speciale zone die in zekere zin ‘eigendom’ is van de inwoners, en ook
op zichzelf staat. Maar bovenal wordt de afgeslotenheid in dit geval bepaald door de
‘symbolische’ andersheid: het is de bedoeling van deze stad dat ze sociale problemen zal
overkomen. Ze is dus anders dan de andere steden, is volledig gepland en artificieel, en
heeft hierdoor ook een aantal uitzonderlijke eigenschappen. Hieruit kunnen we reeds
afleiden dat er een verband bestaat tussen de twee aspecten – en dit geldt ook voor de
ruimtes in de andere werken: deze afzetting van binnen tegenover buiten is niet alleen
materieel, maar ook symbolisch. Het binnen is anders dan het buiten, want het heeft
heterotopische kenmerken. Het binnen krijgt op deze manier een soort sacraliteit:
Places that are considered to be sacred and magical are singled out from their
profane surroundings as ‘inside’ spaces that are different from ‘the outside’. Cassirer
writes that “[h]allowing begins when a specific zone is detached from space as a
13
whole, when it is distinguished from other zones and … religiously hedged around”.
As such, mythical perception is characterized by a logic of “inside and outside”,
“inward and outward” (Keunen & Verraest, 2012a, citaten uit Cassirer, 1955: 99).
Dit brengt ons bij het conceptuele niveau. Dit aspect is in elk van de besproken werken
steeds van groot belang, en kan zelfs het centrale aspect genoemd worden. Ruimte in
literaire werken laat zich dan ook goed lenen om een ideologische boodschap over te
brengen. Hoewel de beschrijving van de ruimte vaak neutraal of zelfs toevallig lijkt, hangt
er meestal veel meer aan vast:
Novels claim space and turn it into a system of meaning - just as countries claim other
countries and turn them into systems of meaning. The Paris of Balzac is not Paris any
more than the New York of Fitzgerald is New York. As readers, we are forced into the
belief that location is really terrain. But locations have purposes and functions. The
way that these locations embody meaning is ideological […]. The ideological function
of this act of appropriating space may serve to convince us that places can be
summarized, controlled, and intended for specific purposes – a conviction that is the
cornerstone of the early modern and modern periods. (Davis, 1987: 85-86)
Zoals in het vorige hoofdstuk reeds werd uiteengezet, bieden de fictieve ruimtes die hier
onderzocht worden, zoals eigen is aan heterotopieën, telkens een alternatieve blik, en
vaak ook een commentaar, op de maatschappij waarin (of waarbuiten) ze bestaan. Dit
doen ze op uiteenlopende manieren. In de eerder utopische gevallen wordt er een
positief alternatief voorgesteld, waarmee de kwalen van de bestaande situatie duidelijk
worden. Als het op een dystopie uitdraait, is het meestal zo dat de heterotopische ruimte
enkele elementen uit de bestaande situatie in extreme wijze doorvoert en op die manier
duidelijk maakt wat er mis is met de tijd en welke gevolgen bepaalde zaken kunnen
hebben. Sowieso reflecteren deze fictieve ruimtes telkens ook de tijdsgeest van de
periode waarin ze ontstaan zijn, en kunnen ze bijgevolg als medium dienen om deze te
achterhalen.
14
1.3 Utopie en dystopie
Zoals uit het voorgaande reeds naar voren kwam, zijn heterotopieën “effectively realized
utopias” (Foucault, 1967: 17). Daarom is het in deze context nuttig om ook aan het
concept van de utopie aandacht te besteden. Het grootste verschil met een heterotopie is
dat een utopie onbestaand en onrealiseerbaar is. Ahlbäck (2001) noemt dit de
belangrijkste eigenschap van de utopie: “the societies imagined in utopian works have no
referents, i.e. they cannot be found as physical spaces in the world outside of the texts”
(145).
Het is natuurlijk de functie van een utopie om een ideale staat voor de stellen, een
maatschappijvorm die een oplossing biedt voor alle problemen die de schrijver in zijn
eigen tijd ziet2. De utopie toont wat beter kan en ook de manier waarop. Meestal zijn
utopische werken amper narratief, daar het hele verhaal in functie staat van de
beschrijving van de inrichting van de staat, het gedrag van de burgers etc. Keith Thomas
definieert utopieën als volgt:
Characteristically, the literary utopia describes an imaginary society which is, at least
by implication, better than the one in which the author lives. This society is portrayed
as actually in existence, usually in some remote location. Its workings are evoked in
detail, with special attention to the political structure, the laws and religion, the
system of education, the economy and the working habits and living conditions of the
population. The activities of the citizens are regulated in meticulous detail; and the
society exists in a timeless state of unchanging equilibrium. (Thomas, 1987: 23-4)
Naast de reeds besproken punten, komen in dit citaat nog twee andere interessante
eigenschappen naar voren. Ten eerste is er het feit dat de utopische maatschappij zich in
een tijdloze, altijd evenwichtige toestand bevindt. Gezien het utopische karakter, is dit
ook logisch: de samenleving is perfect dus er is geen reden tot verandering.3 Ten tweede,
vooral voor dit specifieke onderzoek van belang, bevinden utopieën zich meestal in
“some remote location”. Zoals in de loop van deze verhandeling duidelijk zal worden, is
2 Want onrealiseerbaar als utopieën zijn, bestaan ze slechts als literair genre, in tegenstelling tot
heterotopieën die door Foucault niet als literaire gegevens, maar als iets uit de werkelijkheid behandeld worden. 3 Daarenboven wordt verandering in het algemeen vaak als negatief ervaren. Ook idyllische ruimtes worden
gekenmerkt door een eeuwige cycliciteit en enige inbreuk hierin is meteen ook een verstoring van het idyllische karakter.
15
fysieke isolatie cruciaal voor zowel de utopie als de heterotopie, want slechts op deze
manier kunnen ze zich ook op ideologisch vlak ten volle afzonderen. Dit is namelijk een
belangrijke, of zelfs de centrale eigenschap van de utopie, en bijgevolg ook van de
heterotopie. Beiden bieden ze een spiegel op de werkelijkheid, waarbij ze deze
bekritiseren en tegelijk tonen hoe het anders kan.
Dit geldt (schijnbaar) paradoxaal genoeg ook voor dystopieën. Hoewel men
gemakkelijk zou kunnen denken dat een dystopie tegengesteld is aan utopische
constructies, hebben ze uiteindelijk hetzelfde doel, dat gewoon via een andere weg
bereikt wordt. Ook dystopieën bieden namelijk een commentaar op de bestaande
situatie, maar doen dit juist door de kwalen hiervan uitvergroot weer te geven en zo de
onwenselijke gevolgen ervan aan te tonen. Op die manier zouden dystopieën evengoed
als utopische teksten gezien kunnen worden:
[Anti-utopias] do not stand in direct contradiction to other literary utopias. Instead
these texts could be considered as reactions to certain phenomena typical of
industrial society. With reference to the sociologist Arnheim Neusüss – who has
stated that it is “not in the positive determination of that which it does not want
(that) the utopian intention (is) most precisely concretized”, Seeber concludes that
from this point of view there could be no more utopian text than Nineteen Eighty-
Four and Aldous Huxley’s Brave New World (works which are, as previously
mentioned, usually referred to as anti-utopias). (Ahlbäck, 2001: 151; citaat uit
Seeber, 1983: 168)
De heterotopie als “effectively realized utopia” kan dus, gezien de inherente gelijkenis
tussen utopie en dystopie, zowel utopisch als dystopisch zijn. Uit de analyse van de
genoemde werken zullen beide mogelijkheden ook duidelijk naar voor komen.
2. Utopia – Thomas More: een onrealiseerbare utopie
Utopia, geschreven in 1516 door de humanist en filosoof Thomas More, geldt als
voorvader van het utopische genre. Er wordt een alternatieve maatschappijvorm
aangeboden, die de oplossing biedt voor alles wat mis is met de tijd. Zoals reeds werd
16
uiteengezet, zijn er veel overeenkomsten tussen utopieën en heterotopieën, waardoor
Utopia hier zeker niet uit zijn plaats is.
2.1 Ruimtelijke eigenschappen
Het eiland Utopia is niet alleen zeer doordacht op ideologisch en organisatorisch vlak,
maar ook aan de beschrijving van de ruimte is veel aandacht besteed. Ondanks het feit
dat Utopia letterlijk een “nergens” is, een niet-plaats, geeft More een zeer uitgebreide en
gedetailleerde beschrijving van de afmetingen en vorm van het eiland:
The island of Utopia is in the middle 200 miles broad, and holds almost at the same
breadth over a great part of it; but it grows narrower toward both ends. Its figure is
not unlike a crescent: between its horns, the sea comes in eleven miles broad, and
spreads itself into a great bay, which is environed with land to the compass of about
500 miles, and is well secured from winds. In this bay there is no great current; the
whole coast is, as it were, one continued harbor, which gives all that live in the island
great convenience for mutual commerce; but the entry into the bay, occasioned by
rocks on the one hand, and shallows on the other, is very dangerous. In the middle of
it there is one single rock which appears above water, and may therefore be easily
avoided, and on the top of it there is a tower in which a garrison is kept; the other
rocks lie under water, and are very dangerous. (More, 1838: 77)
Naast deze geografische details, is ook de ruimtelijke indeling zeer doordacht en wordt
deze uitvoerig beschreven. Een goed voorbeeld is het stratenplan, dat volgens Goodey
zeker niet toevallig tot stand is gekomen:
What More appeared to suggest was the retention of the better values of medieval
and earlier societies in a physical structure of the future. The intimate social
associations resulting from crowded living conditions were to be retained; his new
urban blocks were, in modern planning terminology, "high density." The city size was
of the future; for the Utopian cities had more than a hundred thousand persons living
within their walls. […] The simple checkerboard design was employed to
accommodate the proposed population in comfort. […] Greek aims in urban design
were to give inhabitants of the city security and happiness. Security came from the
17
walls and from the political structure they contained; happiness from the subtle
blending of rural and urban elements in a pleasant design. (Goodey, 1970: 29)
Op deze manier zorgt de ruimte zelf dus deels voor het utopische gehalte van de
maatschappij, wat bijvoorbeeld ook (tevergeefs) geprobeerd wordt door de architect in
De nieuwe stad (cfr. infra).
De ruimtelijke indeling speelt dus een actieve rol in de maatschappij, maar van nog
groter belang voor dit onderzoek, is uiteraard dat Utopia een eiland is en dus ruimtelijk
volledig is afgesloten van de buitenwereld. Dit is ook de bedoeling: de inwoners zijn zich
bewust van de gevaren en negatieve invloeden van wat hen omringt en hebben hun
eiland dan ook zelf ondoordringbaar gemaakt. De zee rondom Utopia ligt vol verdoken
rotsen en slechts de inwoners zelf, die bekend zijn met het terrein, kunnen de baai veilig
bereiken. De kust is zowel door natuurlijke elementen beschermd, als door versterkingen
die de Utopianen zelf hebben aangebracht. Utopia is bijgevolg bijna onmogelijk te
bereiken door ongewenste gasten.
Het belang van deze isolatie wordt extra duidelijk gemaakt door het feit dat Utopia
oorspronkelijk een deel was van het vasteland. De stichter van de staat hechtte er
klaarblijkelijk groot belang aan dat zijn perfecte staat op een eiland zou gebouwd worden
en heeft letterlijk een stuk land omgevormd tot een eiland:
[Utopia] was no island at first, but a part of the continent. Utopus that conquered it
(whose name it still carries, for Abraxa was its first name) brought the rude and
uncivilized inhabitants into such a good government, and to that measure of
politeness, that they now far excel all the rest of mankind. Having soon subdued
them, he designed to separate them from the continent, and to bring the sea quite
about them. And in order to that, he made a deep channel to be digged, fifteen miles
long. (78)
Deze afzondering is noodzakelijk om een utopische staat te kunnen creëren en
handhaven, en voor utopieën en heterotopieën in het algemeen ook om echt
commentaar te kunnen leveren op de bestaande situatie. Het is een experiment voor de
toekomst en dit moet in isolatie gebeuren.
Hoewel Utopia een zeer feitelijke beschrijving is van de staat en de beleving van de
ruimte dus eerder afwezig is, is het toch duidelijk dat de verteller een onderscheid maakt
tussen binnen en buiten, dat praktisch overeenkomt met goed tegenover slecht.
18
Hythloday is ervan overtuigd dat Utopia in zijn geheel het ideaal is waar ook andere
maatschappijen naar moeten streven. Hij is “glad that the Utopians have fallen upon this
form of government” en zou willen “that all the world could be so wise as to imitate
them” (195).
2.2 Conceptueel aspect
Utopia is, zoals het een utopie betaamt, een perfecte plaats. Elk aspect van de
maatschappij is goed, iedereen is gelukkig, en heel de wereld zou hun ideologie en
maatschappijvorm moeten overnemen. Vanaf Boek II is Utopia een uiteenzetting van hoe
de staat in elkaar zit, hoe alles functioneert en waarom het zo perfect is. Vaak komt het
erop neer dat deze maatschappijvorm beter is dan wat we gewoon zijn, en wordt de
vergelijking met de gangbare leefwijze ook uitdrukkelijk geformuleerd: “they do not wear
themselves out with perpetual toil, from morning to night, as if they were beasts of
burden, which, as it is indeed a heavy slavery, so it is everywhere the common course of
life among all mechanics except the Utopians” (89); “consider how great a part of all
other nations is quite idle” (91); “there is in man a pride that makes him fancy it a
particular glory to excel others in pomp and excess. But by the laws of the Utopians, there
is no room for this.” (100); etc. Het eiland Utopia is duidelijk een andere ruimte, een
ruimte die zich niet alleen materieel maar ook door de gebruiken onderscheidt van de
normale gang van zaken.
Zoals uit het voorgaande al duidelijk werd, is isolatie noodzakelijk om deze
andersheid te bewaren. Leiß noemt dit één van de voorwaarden voor utopieën:
Was die funktionale Beschreibungsebene betrifft, so ist die Isoliertheit von W24
Voraussetzung dafür, dass literarische Utopien als Forum zur Diskussion der
gesellschaftlichen Realität und zur Artikulation von Kritik an derselben dienen
können. Denn fiktionale Gegenentwürfe können nur dann als Kritik an und Anregung
für die Gestaltung der extradiegetischen Wirklichkeit fungieren, wenn sie quasi-
experimentellen Charakter haben, wenn also die Bedingungen, unter welchen die
4 Leiß gebruikt in haar boek ‘W1’ om de gewone wereld binnen de fictionele wereld aan te duiden en ‘W2’
voor de utopische wereld (W0 staat voor de echte wereld waar de auteur in leeft).
19
alternative Gesellschaftsform W2 realisiert und erhalten wird, auf Grund der
Geschlossenheit des Systems W2 identifizierbar und somit prinzipiell reproduzierbar
sind. […] Im Wissen darum, dass die Isolation der Erhaltung des Systems dient, sind
die Bewohner von W2 auch für den Fall, dass die Existenz von W1 bekannt ist und die
Kontaktaufnahme prinzipiell möglich wäre, stets um Abschottung gemuht. (Leiß,
2010: 69)
Het isolement wordt in Utopia inderdaad duidelijk in de hand gewerkt. Opvallend daarbij
is dat er niet alleen invloeden van buitenaf geweerd worden, maar dat er ook geen
pogingen worden ondernomen om de eigen ideologie, ondanks haar perfectie, aan
naburige naties bij te brengen. Ook Shephard vermeldt dit als een opmerkelijk feit:
it is significant that none of Utopia's neighbors seek to adopt Utopian institutions in
their own society. This is true even of Utopia's closest allies, including those nations
who bring in Utopians to serve as their governors. Nor do the Utopians try to export
their values and institutions to their neighbors. On the contrary, they sometimes
intervene to uphold the imperfect, un-Utopian status quo in these societies.
(Shephard, 1995: 844)
Zowel op ruimtelijk als op ideologisch vlak staat de ruimte in Utopia dus duidelijk op verre
afstand van andere gemeenschappen, wat, zoals al meermaals werd vermeld,
noodzakelijk is voor een utopie om haar utopische karakter te kunnen behouden.
2.3 Utopia als heterotopie
Utopia zou men strikt gesproken niet als heterotopie mogen behandelen, aangezien het
er, in tegenstelling tot bij utopieën, bij een heterotopie juist om gaat dat ze bestaand of
realiseerbaar is. De titel van dit hoofdstuk spreekt deze belangrijke eigenschap in principe
al tegen. Toch kan deze ruimte even goed als de andere als heterotopie behandeld
worden. Alle ruimtes in dit onderzoek zijn even fictioneel, even onbestaand. More
beschrijft deze ruimte alsof ze echt bestaat en het feit dat het eiland ‘Utopia’ heet mag
geen argument zijn om het daarom anders te behandelen dan de andere evenzeer
fictionele ruimtes. Op een bepaald vlak is deze ruimte zelfs ‘echter’ door de zeer
gedetailleerde beschrijvingen van elk aspect van de maatschappij en de ruimte.
20
Ook op een ander vlak zouden we aan Utopia eventueel zelfs meer heterotopische
kenmerken kunnen toeschrijven dan aan de rest. Het werk is meer filosofisch dan
narratief, en het ideologische aspect is hier dus veel sterker. Meer dan bij de andere gaat
het hier om een ruimte die een commentaar levert op en een alternatief biedt voor de
bestaande situatie. Het neemt de bestaande maatschappelijke structuren en toont wat
beter kan. Het gaat hier letterlijk om “the subversion and the challenging of the
established order of things” (Sohn 2008: 44; cfr. supra).
Zoals hierboven besproken, wordt het binnen-buiten onderscheid niet door de puur
ruimtelijke aspecten bewerkstelligd, maar ook door dit ideologische contrast. Hier is het
heterotopische karakter van de ruimte mooi zichtbaar: er is een duidelijke (fysieke) grens
tussen deze ‘andere’ wereld en de normale, alledaagse wereld, die ook noodzakelijk is om
de (ideologische) eigenheid te behouden. De twee versterken elkaar inderdaad, in die zin
dat de fysische ondoordringbaarheid er voor zorgt dat de eigenheid van de maatschappij
gewaarborgd wordt. De isolatie weerspiegelt ook de zelfstandigheid en het anders-zijn
van deze maatschappij: het eiland geeft “literal, visible form to the self-sufficiency and
insularity of the emerging Utopian society” (Shephard, 1995: 845). Zeggen dat “[t]he
locale of More's society is almost incidental to the social structure that he describes” en
dat “much of the work does not rely on the geography of the imaginary state of Utopia
for its effect” (Goodey: 1970, 18), wordt tegengesproken door enkele korte fragmenten
waaruit blijkt dat het eiland en de vorm ervan essentieel zijn voor het functioneren van de
staat. Zonder deze afzondering zou deze maatschappijvorm nooit kunnen worden
gehandhaafd. De ruimte ondersteunt de utopische maatschappij, zowel op praktisch vlak
(de vorm van het eiland is bijvoorbeeld positief voor de handel binnen Utopia5) als door
het buitenhouden van negatieve invloeden.
Het omvormen van een stuk vasteland tot een eiland is een extreme omvorming van
de natuur door de mens, wat noodzakelijk was om van de inwoners betere mensen te
maken en om de ruimte geschikt te maken voor een totaal afwijkende staatsinrichting.
Hiermee toont More wat de mens met zijn ratio allemaal kan bereiken en zien we een
optimistische ideologie gelijkaardig aan die van Robinson Crusoe (cfr. infra). De manier
5 “[T]he whole coast is, as it were, one continued harbor, which gives all that live in the island great
convenience for mutual commerce.” (77)
21
waarop More van een stuk onbewerkt land en “the rude and uncivilized inhabitants” (78)
een utopische samenleving heeft kunnen opbouwen, suggereren dat “it may be possible
and desirable to transform a shapeless mass of proto-humanity into an ideal society”
(Shephard, 1995: 852).
Belangrijk is hier dan ook het concept van zelfcontrole, zoals geïntroduceerd door
Elias in zijn Über den Prozeß der Zivilisation (1939), een beschrijving van de ontwikkeling
van de moderniteit. Hierbij ligt de nadruk op de interiorisering van de wet en de
Utopianen lijken wel de ultieme belichaming hiervan te zijn. Alles in Utopia is
beredeneerd en alle primitieve of irrationele emoties (zoals hebzucht, jaloezie, egoïsme)
worden onderdrukt. Het toekomstoptimisme van de renaissance en het geloof in de
mogelijkheden van de mens en zijn ratio zijn hier sterk aanwezig. Utopia is een mooie
weergave van deze typische kenmerken van het begin van de moderniteit. Net als in
Robinson Crusoe (cfr. infra) krijgen we via dit eiland een (utopisch) beeld van het
vertrouwen in het kunnen van de mens en de mogelijkheid om de perfecte staat te
creëren.
3. Robinson Crusoe – Daniel Defoe: de utopie van de moderne mens
Robinson Crusoe is geschreven in 1719, een tijd van kolonisatie (en slavernij),
imperialisme en absolutisme, en een tijd waarin de eerste tekenen van de Verlichting
opkwamen. De ratio, het individu, de persoonlijke ontplooiing, zijn zaken die hier centraal
staan. Toekomstoptimisme is eveneens sterk aanwezig, want hoewel dit op het eerste
gezicht niet het geval lijkt, is Robinson Crusoe uiteindelijk een utopisch verhaal. Voor
Crusoe zelf is dit niet altijd zo, maar wel voor het mensbeeld dat via hem geschetst wordt.
Dit is namelijk het ideaalbeeld van de moderne mens: de self-made man die zijn
omgeving volledig naar zijn wens kan omvormen. Om hiertoe te komen is het
eilandgegeven noodzakelijk. Crusoe moet eerst geïsoleerd worden van de normale
wereld, moet eerst in een materieel beperkte plaats terechtkomen, voor hij zich mentaal
kan ontplooien tot de ideale verlichte mens. Hoewel de isolatie in dit geval dus ongewild
is en door hem zeker niet als utopisch wordt ervaren, is dit wel zo voor het concept dat
achter het verhaal schuilgaat. In wat volgt zal ik zowel dit conceptuele aspect bespreken,
22
als ook het puur ruimtelijke en de verhouding tussen de twee, om zo tot een goed beeld
te komen van het heterotopische karakter van het eiland.
3.1 Ruimtelijke eigenschappen
In Robinson Crusoe is de dominante ruimte uiteraard het eiland waar hij ongewild op
terechtkomt. Hoewel eilanden geen typische voorbeelden zijn van heterotopiëen, zijn er
met dat van Crusoe wel een aantal interessante overeenkomsten. Eerst en vooral is er
natuurlijk de afgeslotenheid van de normale wereld, het binnen dat afgezet wordt tegen
het buiten. In tegenstelling tot de andere ruimtes die in deze verhandeling besproken
worden, met uitzondering van Lord of the Flies, gaat het in dit geval om volledige en
ongewilde afzondering.
In Robinson Crusoe is het affectieve aspect erg belangrijk. We krijgen alleen zicht op
wat zich afspeelt door wat Crusoe ons vertelt, en het is duidelijk dat hij zich erg door zijn
gevoelens laat leiden. Hij verandert voortdurend van standpunt en zijn beleving van het
eiland is erg ambigu. Soms is het een “horrible, desolate island” (Defoe, 2001: 54); de
andere keer is het een paradijs. Het ene moment is hij God dankbaar dat hij daar is
terechtgekomen en heeft hij het helemaal naar zijn zin, het andere moment heeft hij het
weer over “this unhappy island” (79) of “The Island of Despair” (57). Ondanks deze
stemmingswisselingen die doorheen zijn hele verblijf daar aanwezig blijven, is er toch een
geleidelijke neiging naar een meer algemeen positieve instelling ten opzichte van het
eiland. Hoe langer hij daar verblijft, hoe meer hij – vooral in religieuze zin – begint te
reflecteren over zijn situatie. Hij beseft dat hij het eigenlijk nog zo slecht niet heeft en dat
hij hier, afgesloten van de zondige buitenwereld, een veel beter leven kan leiden en een
beter mens kan zijn:
It was now that I began sensibly to feel how much more happy this life I now led was,
with all its miserable circumstances, than the wicked, cursed, abominable life I led all
the past part of my days; […]. Before, as I walk’d about, either on my hunting or for
viewing the country; the anguish of my soul at my condition, would break out upon
me on a sudden, and my very heart would die within me, to think of the woods, the
mountains, the desarts I was in; and how I was a prisoner, lock’d up with the eternal
23
bars and bolts of the ocean, in an uninhabited wilderness, without redemption. […]
From this moment I began to conclude in my mind, that it was possible for me to be
more happy in this forsaken, solitary condition, than it was probable I should ever
have been in any other particular state in the world. (90-91)
In het begin van zijn verblijf kon hij niet wachten om van dat “horrible, desolate island”
(54) weg te geraken, maar hoe langer hij er verblijft, hoe meer het als een thuis begint
aan te voelen, en hoe meer de buitenwereld ook echt een buitenwereld wordt, waar hij
niets meer mee te maken heeft. Er is niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk een grote
afstand tussen hem en de wereld die ooit zijn thuis was:
[B]y a constant study, and serious application of the Word of God, and by the
assistance of his grace, I gain’d different notions from what I had before. I entertain’d
different notions of things. I look’d now upon the world as a thing remote, which I
had nothing to do with, no expectation from, and indeed, no desires about: in a
word, I had nothing indeed to do with it, nor was ever like to have; so I thought it
look’d, as we may perhaps look upon it hereafter, viz. as a place I had lived in, but
was come out of it; and well might I say, as Father Abraham to Dives, Between me
and thee is a great gulf fixed. (102)
Ondanks het feit dat hij uiteindelijk toch graag terug naar de bewoonde wereld wil, voelt
hij zich ook bij zijn terugkomst in Engeland “as perfect a stranger to all the world, as if I
had never been known there” (219) en kan hij het niet laten om nog eens terug te keren
naar zijn eiland. Niettegenstaande zijn aanvankelijke afkeer van het eiland, ontwikkelt hij
dus een zekere genegenheid voor wat hij uiteindelijk als zijn koninkrijk gaat zien, en
ontstaat er een duidelijk onderscheid tussen binnen en buiten, dat toch min of meer
overeenkomt met goed tegenover slecht. Het is pas op het eiland dat hij erin slaagt zich
ethisch en ook op veel andere vlakken te ontplooien.
3.2 Conceptueel aspect
Zoals reeds vermeld, representeert het eiland op conceptueel vlak de optimistische
ideologie van Defoe, waarbij de mens slaagt in al zijn ondernemingen en zijn omgeving
volledig naar zijn hand kan zetten. Een belangrijk thema van Robinson Crusoe is het
24
brengen van cultuur in een natuurlijke omgeving. Het is een verhaal van kolonisatie,
waarbij de gekoloniseerde ruimte gezien wordt als iets leegs dat ingevuld moet worden
met beschaving:
Bauman asserts that the colonies were the “no man’s land territories fit to be defined
and/or treated as void of human habitation as well as devoid of sovereign
administration – and thus open to clamouring for … colonization and settlement”
(2004: 5). On a more conceptual level, Bhabha argues that the void or the tabula rasa
was “necessary to the emergence of modernity – as an ideology of beginning,
modernity as the new – the template of this ‘non-place’ becomes the colonial space.
The colonial space is the terra incognita or the terra nulla, the empty or wasted land
whose history has to be begun. (Bauman en Bhabha geciteerd in Doron, 2008: 205)
Robinson Crusoe is dus een mooie weerspiegeling van enkele typische eigenschappen van
de moderniteit. Voor Crusoe is ‘zijn’ eiland inderdaad een lege ruimte die hij naar wens
kan omvormen. Zoals Vandermeersche en Soetaert stellen: “Within the capitalist and
liberal ideology, Robinson’s island will be utilized as “a prime ‘empty’ space of orientalist
discourse, a fresh, untouched realm that can be shaped … to be conquered and cultivated
to further its aims”” (2012: 6, gebaseerd op Cohen, 2008: 659). Eén van de eerste
beschrijvingen na Crusoe’s aankomst op het eiland toont inderdaad de leegte aan. In
plaats van een beschrijving van de omgeving, krijgt de lezer een opsomming van alles wat
er niet aanwezig is (en alles wat er wel is, heeft Crusoe zelf meegebracht):
I was wet, had no clothes to shift me, nor any thing either to eat or drink to comfort
me, neither did I see any prospect before me but that of perishing with hunger, or
being devoured by wild beasts; and that which was particularly afflicting to me, was,
that I had no weapon, either to hunt and kill any creature for my sustenance, or to
defend my self against any other creature that might desire to kill me for theirs: In a
word, I had nothing about me but a knife, a tobacco-pipe, and a little tobacco in a
box. (39)
Het eiland is niet alleen ruimtelijk leeg, maar ze is ook “without preordained meaning or
ideology”, waardoor bijgevolg “meaning had to be supplied from without” (Davis, 1987:
67). Inderdaad slaagt Crusoe erin zowel de tabula rasa van zijn omgeving vorm te geven,
als om er een echte maatschappij van te maken, met uiteindelijk ook onderdanen.
25
Uit de vorige paragraaf bleek al dat Crusoe erg wisselvallig is in zijn gevoel over het
eiland. Bemerkenswaardig is dat dit samen lijkt te hangen met de mate waarin hij al dan
niet de controle heeft over zijn omgeving, dan wel een speelbal is van de
omstandigheden. In het begin is dit laatste duidelijk het geval. Hij lijdt schipbreuk door
een storm en komt ongewild op dat ‘horrible, desolate island’ terecht. In het begin van
zijn verblijf daar is hij volledig afhankelijk van de natuur, zowel op vlak van voedsel als op
vlak van bescherming. Maar wanneer hij dan in het bezit is van de wapens,
gereedschappen etc. die hij uit het verwoeste schip kan halen, kan Crusoe met behulp van
deze middelen de ruimte naar zijn hand zetten. Een centraal thema van Robinson Crusoe
is dan ook het vervormen en manipuleren van ruimte en natuur. Het werk kan, zoals
Seidel het formuleert, gelezen worden als “fable of controlling physical space, of
organizing time, of making, crafting, fabricating, of fearing and mastering” (Seidel, 1991:
10). Crusoe bouwt bijvoorbeeld een hut (die hij steeds meer uitbreidt totdat er
verschillende ruimtes en ingangen zijn en hij het zijn ‘kasteel’ begint te noemen), hij temt
een kudde geiten en hij ‘cultiveert’ het land met graan. Daarnaast krijgen we vaak een
gedetailleerd verslag van alles wat hij verwezenlijkt, zoals het maken van een kano, het
produceren van brood, etc. Het is dan ook zo dat
[m]any pages of the island account the mini-articles on a myriad of subjects,
practices, crafts, from agriculture to herding, from design to construction, from the
weather to the tides, from cannibalism to theology. […] The result is that Crusoe’s
world in exile seems just at the point of absorbing all the processes of a culture that
his castaway status abjures (Seidel, 2008: 197).
Inderdaad neemt Crusoe al rap het heft in handen. Eens hij zijn ‘kasteel’ heeft gebouwd
en helemaal is ingeburgerd, voelt hij zich heer en meester over het eiland. Hij ziet zichzelf
als koning en rechtmatig eigenaar, en bouwt naast zijn kasteel aan het strand ook nog een
“seat in the country, as most princes have” (203). Hoewel hij even de controle verliest
wanneer kannibalen zijn eiland infiltreren, herstelt hij zich vlug en begint hij plannen te
maken om ‘wraak te nemen’ op deze kannibalen. Dit gebeurt inderdaad tijdens het
bevrijden van Friday, waar hij met behulp van zijn westerse wapens gemakkelijk de
controle overneemt. Naar het einde toe zien we ook dat “[a]ll of Crusoe’s designs,
schemes, and projections add up […] and provide a kind of Prospero-like finale […] when
Crusoe as forest wizard directs the pageant that takes place when Europeans come
26
ashore” (Seidel, 2008: 185-186). Zoals het citaat zegt heeft hij op het einde weer de
volledige controle over het eiland overgenomen en fungeert hij als een soort allesziende,
maar onzichtbare poppenspeler die de volledige macht heeft over alle personen op het
eiland, zowel vriend als vijand. Dit moment is Crusoe’s triomftocht, waaruit blijkt dat zijn
controle over de ruimte eindelijk absoluut is. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk uit de
manier waarop hij zijn kennis van het eiland gebruikt om zijn ‘slachtoffers’ in de val te
lokken.
Doorheen het boek wordt Crusoe als representatie van de typisch westerse liberale,
rationalistische en antropocentrische ideologie dus degene die de ruimte controleert in
plaats van er afhankelijk van te zijn. Crusoe als moderne westerse mens onderwerpt het
hele eiland aan zijn wil en slaagt er in om van de leegte die het eiland oorspronkelijk voor
hem is een echt koninkrijk te maken, met uiteindelijk ook onderdanen. Zoals ook
Vandermeersche en Soetaert (2012: 5) duidelijk maken: “Through this journey, Robinson
Crusoe, as the ideal of liberal ideology, is born as he learns to describe and control space.”
Het eiland wordt aan zijn wil onderworpen en wordt als zijn eigendom en koninkrijk
helemaal in functie van hemzelf gesteld. Het hele werk (en ook het eiland zelf) kan
eigenlijk gezien worden als een “report of the transformation of the state of nature into
civilization, the struggle against nature and the savages: it is an ode to the civilian as
creator of culture and controller of nature” (Lemaire, 1986: 158; geciteerd in
Vandermeersche en Soetaert: 4). Tegenaan het einde “[t]he island space has been
tamed” (Collington, 2010: 186).
Ideologie is duidelijk een belangrijk aspect in Robinson Crusoe, en is daarenboven
inherent verbonden met de ruimte waarin het verhaal zich afspeelt. De manier waarop
Crusoe bezit neemt van het eiland is een weerspiegeling van de kolonisatiecultuur die op
dat moment in Engeland heerst:
Robinson Crusoe is largely about the claiming of an island that does not 'belong' to
Crusoe except in the sense that he is a European and builds something there. But
Crusoe's claiming is not simply the manifestation of a military might, although he
does demonstrate that too, but of establishing an ideological right to the island.
Defoe causes the claiming of the island to be interpenetrated with morality, thought,
and desire. Crusoe's and Defoe's ways of thinking about the island are inseparable
from the island; thus the island becomes an occasion for examining that way of
27
thinking. In this sense, the creation of a place becomes part of the process of
ideological control. (Davis, 1987: 62)
Uit dit citaat blijkt duidelijk het belang dat de specifieke ruimte in dit werk heeft voor de
ideologie die erin vertegenwoordigd wordt.
3.3 Het eiland als heterotopie
Uit het voorgaande kan ten eerste worden geconcludeerd dat het ideaalbeeld van de self-
made man centraal staat in Robinson Crusoe, en ten tweede dat dit concept sterk
verbonden is met de ruimte en het bewerken hiervan. Het is namelijk Crusoe’s bewerking
van de ruimte en zijn macht erover die dit concept symboliseren, en anderzijds is het
slechts door het isolerende karakter van de ruimte dat Crusoe erin slaagt aan dit
ideaalbeeld te voldoen.
In het voorgaande kwamen al enkele heterotopische kenmerken naar voor, en dan
vooral door de manier waarop Crusoe tegenover het eiland en de buitenwereld staat, en
hoe er tussen hem en die buitenwereld uiteindelijk (letterlijk en figuurlijk) “a great gulf”
komt (cfr. supra). Hoewel het eiland in het begin gewoon een eiland is, verwordt het door
Crusoe zelf tot een heterotopie. Aanvankelijk is het slechts een “lege ruimte”, maar door
de komst van Crusoe en zijn bewerking ervan, wordt deze leegte opgevuld, niet alleen
met de materiële zaken die hij er binnenbrengt en opbouwt, maar ook door het
ideologische aspect dat hiermee samengaat. Hij bouwt niet alleen een huis, een
graanplantage etc., maar een echt koninkrijk waar uiteindelijk ook mensen zullen wonen
en samenleven, met een specifieke (verlicht despotische) politieke inslag:
My island was now peopled, and I thought myself very rich in subjects; and it was a
merry reflection which I frequently made, how like a king I look’d. First of all, the
whole country was my own meer property; so that I had an undoubted right of
dominion. Secondly, my people were perfectly subjected: I was absolutely lord and
law-giver; they all ow’d their lives to me, and were ready to lay down their lives, if
there had been occasion of it, for me. It was remarkable too, I had but three subjects,
and they were of three different religions. My man Friday was a Protestant, his father
28
was a pagan and a cannibal, and the Spaniard was a Papist: However, I allow’d liberty
of conscience throughout my dominions. (190)
Hoewel Crusoe dus verantwoordelijk is voor de invulling van de ruimte en er zelf een
heterotopie van maakt, is het ook pas door de ruimte dat hij zijn eigen transformatie kan
doormaken. Door zijn isolatie van de normale wereld krijgt hij de kans om zich te
ontplooien tot de schepper van een nieuwe wereld. Bijna volledig ontdaan van elk
mensgemaakt voorwerp, is hij wel verplicht om de hele evolutie in snel tempo nog eens
over te doen, van tent naar hut naar kasteel naar koninkrijk. Zo wordt de lezer getoond
waartoe de mens in staat is als hij er maar zijn zinnen op zet en rationeel nadenkt:
And here I must needs observe, that as reason is the substance and original of the
mathematicks, so by stating and squaring every thing by reason, and by making the
most rational judgment of things, every man may be in time master of every
mechanick art. I had never handled a tool in my life, and yet in time by labour,
application, and contrivance, I found at last that I wanted nothing but I could have
made it, especially if I had had tools. (55)
Op dit vlak toont Robinson Crusoe veel overeenkomsten met Utopia, want ook hier
krijgen we dit toekomstoptimisme, dit ultieme geloof in de mens en zijn ratio. Dit zijn
typische kenmerken van de Verlichting, die vaak gezien wordt als een belangrijke stap in
de richting van de moderne tijdsgeest. Hoewel de moderniteit dan al een tijd aan de gang
is (meestal wordt de renaissance als het beginpunt gezien), brengen Kant met zijn “sapere
aude” en de Verlichting in het algemeen het proces toch in een hogere versnelling: “The
changes up under the heading of modernization are related to what has been discussed
as rationalization processes. This polydimensional growth of reason had long roots in
human civilizations, but was definitely accelerated by the Enlightenment.” (Fornäs, 1995:
28)
De mens wordt opgedragen zich van zijn verstand te bedienen, zijn eigen verstand,
want het individu staat in deze filosofie centraal. Crusoe is de ultieme belichaming van
deze Verlichtingsfilosofie. Met slechts zijn ratio ter beschikking, slaagt hij erin vanuit
wildernis een beschaving te creëren. De moderne mens is autonoom en wordt niet langer
door een hogere instantie gedetermineerd:
While subjects were once under the dominion of a higher and pre-determined cosmic
order, the human self was now seen as self-defining and to some degree
29
autonomous. Today, the subject is mostly conceived as this thinking and acting self,
and the subjective is understood as its unique point-of-view. (Fornäs, 1995: 225)
Dat Robinson Crusoe vaak als de eerste echte roman gezien wordt, heeft veel te maken
met de nadruk die hier op het individu ligt. Voor het eerst wordt er zo’n uitgebreid beeld
geschetst van de gedachten en gevoelens van een personage, dat ook een echte persoon
is en niet gewoon een type. Zoals Fornäs stelt: “We develop subjectivity by investing our
selves with meaning, and we begin to understand who we are by creating biographies,
that is, narrative life (hi)stories.” (1995: 229) Crusoe geeft niet alleen de “lege” omgeving
betekenis, maar ook zichzelf.
Op deze plek gelden andere regels en heerst er een andere sfeer, een ander
tijdsverloop. Door de isolatie en de aanvankelijke leegte van deze ruimte, is het mogelijk
hier een experiment uit te voeren, met als bedoeling dat de resultaten hiervan
uiteindelijk ook in de normale wereld worden overgenomen. Crusoe’s handelingen op het
eiland, zijn rationeel denken, het verbeteren van zichzelf en zijn omgeving, gelden in deze
periode als het ideaal en Crusoe dient dan ook als voorbeeld voor de (westerse) mens in
het algemeen.
Van het utopische Robinson Crusoe kan dus niet gezegd worden dat het een kritiek
levert op de bestaande situatie. Het heterotopische zit hier juist in de manier waarop er
een soort perfecte versie van de beschaving wordt geleverd en de bestaande situatie op
die manier juist versterkt en ondersteunt. Ook dit is een heterotopische eigenschap;
heterotopieën "operate via a double logic: they are real spaces that show reality to be the
illusion, or they are perfected spaces, more rational and ordered than normal spaces.”
(Boyer, 2008: 54) Het is dus niet zo dat ze per se de negatieve kant van de samenleving
aanklagen, ze kunnen ook mogelijkheden tot verandering bieden:
“[Heterotopias] can easily be presented as marginal spaces where social
experimentations are going on, aiming at the empowerment and emancipation of
oppressed and minority groups; they can as easily be presented as instruments that
support the existing mechanisms of exclusion and domination, thus helping to
foreclose any real possibility for change.” (Heynen, 2008: 322)
Zoals zopas al werd aangehaald, doorloopt Crusoe tijdens zijn verblijf op het eiland de
evolutie die de mens in zijn groei naar beschaving heeft doorgemaakt. Deze ruimte biedt
dus geen commentaar op de alledaagse wereld, maar toont deze juist in haar essentiële
30
aspecten en maakt duidelijk wat voor iedere mens mogelijk is. In het ‘binnen’ ontstaat er
langzaamaan een nieuwe wereld, een soort ideaalbeeld – een utopie – die als voorbeeld
moet dienen voor het ‘buiten’. Crusoe slaagt er in eigenhandig en vanuit het niets een
volledige maatschappij op te bouwen, en wordt zo als voorbeeld naar voor geschoven
voor de nog niet zo ontwikkelde moderne mens. Net als in vele van de andere besproken
werken, dient de isolerende ruimte hier als een plaats voor een experiment. In feite is
volgende zin uit Super-Cannes (cfr. infra) evengoed op Robinson Crusoe toepasbaar: “In its
way this is a huge experiment in how to hothouse the future” (Ballard, 2000: 15).
4. Lord of the Flies – William Golding: de dystopie van de mens
Lord of the Flies, geschreven in 1954, situeert zich in een periode waarin het geloof in de
goedheid van de mens een serieuze deuk heeft gekregen en dit manifesteert zich
duidelijk in het werk. Het toekomstoptimisme dat heerste in het begin van de moderniteit
is volledig verdwenen, net als het ongebreidelde vertrouwen in de ratio. Net als in
Robinson Crusoe is de prominente (en in dit geval enige) ruimte in dit werk een
onbewoond eiland waar de personages ongewild op terechtkomen en niet meer van weg
kunnen. Opnieuw hebben we hier te maken met een heterotopie, die de mensen die erin
terechtkomen verandert en op die manier een bepaalde ideologie kan meegeven. De
ideologie van Lord of the Flies is echter, in tegenstelling tot die van Robinson Crusoe, zeer
pessimistisch en de uiteindelijke ‘boodschap’ van de ruimte is van omgekeerde aard: de
mens is niet almachtig en de beschaving is niet sterk genoeg om de omgeving te
controleren. In het begin proberen de jongens weliswaar, net als Crusoe, constructies op
te leggen aan de natuur (ze maken regels, verdelen taken, kiezen een leider, plannen om
hutten te bouwen, enz.), maar anders dan bij Crusoe, die het eiland aan zijn wil
onderwerpt, begint een steeds groter deel van de groep de regels te veronachtzamen en
zich over te geven aan zijn instincten en primaire verlangens. We zien dat de beschaving
doorheen de roman het onderspit moet delven en dat zowel op het eiland als in de
personages zelf het primitieve hier duidelijk de overhand neemt. Het wordt al snel
duidelijk dat de ‘primitieve’ natuur, zowel die op het eiland als die ‘binnenin’ de jongens
31
zelf, zich niet zomaar laat temmen. Hoe meer de groep zich laat leiden door zijn instincten
– hoe meer ‘het beest’ in hen naar boven komt – hoe meer de in het begin idyllische
ruimte een angstaanjagend karakter krijgt. Van rationaliteit en zelfcontrole is geen sprake
meer.
4.1 Ruimtelijke eigenschappen
Ondanks de cruciale verschillen in ideologische boodschap, begint Lord of the Flies op een
gelijkaardige manier als Robinson Crusoe. De personages komen ongewild op een
onbewoond eiland terecht en hebben op geen enkele wijze nog een connectie met de
gewone wereld. Dit wordt door de meesten aanvankelijk als zeer positief ervaren. Ze zien
het als een kans om zelf hun regels en manier van leven te kunnen bepalen zonder op de
vingers gekeken te worden door de gebruikelijke autoriteitsfiguren. Ze hebben een heel
eiland ter beschikking en het enthousiasme is dan ook groot:
““While we’re waiting we can have a good time on this island.” He gesticulated
widely. “It’s like in a book.” […] “This is our island. It’s a good island. Until the grown-
ups come to fetch us we’ll have fun.”” (Golding, 1984: 38)
Net als Crusoe zien ze het eiland meteen als hun eigendom. Ze beginnen direct afspraken
te maken en er is een duidelijke intentie om de beschaving die ze gewoon zijn ook hier
door te zetten. Er komen regels en een beurtrol om het vuur in gang te houden, en ze
beginnen met het bouwen van hutten. Ze houden zich echter niet lang aan deze goede
voornemens en al gauw zien we de eerste sporen van de barbaarsheid opkomen die
uiteindelijk zal overheersen. Vooral Jack toont al heel vroeg deze dierlijke trekken:
“Jack himself shrank at this cry with a hiss of indrawn breath; and for a minute
became less a hunter than a furtive thing, ape-like among the tangle of trees.” (53);
““I went on,” said Jack. “I let them go. I had to go on. I –” He tried to convey the
compulsion to track down and kill that was swallowing him up. “I went on. I thought,
by myself –” The madness came into his eyes again. “I thought I might kill.”” (55)
Deze transformatie van de personages gaat samen met een negatiever beeld van de
ruimte. De jongens worden angstig en steken de schuld op het eiland en “het beest” dat
zich er volgens hen op bevindt. Ze zien niet in dat het eigenlijk zichzelf is waar ze bang van
32
moeten zijn, en dat het beest dat ze zo vrezen een pure projectie is van de slechtheid die
in henzelf (en in de mens in het algemeen) aanwezig is. Opvallend is ook hoe de sfeer, die
vaak te maken heeft met de spanningen tussen de personages, altijd aan de hand van de
ruimte beschreven wordt,
““We may stay here till we die.” With that word the heat seemed to increase till it
became a threatening weight and the lagoon attacked them with a blinding
effulgence.” (15);
“That other time the air had seemed to vibrate with heat; but now it threatened.”
(146)
Er lijkt dus een hecht verband te bestaan tussen de ruimte en de personages. Ze laten zich
dan ook volledig overnemen door de primitiviteit die deze ruimte in de hand werkt, en
hoe langer ze er verblijven, hoe meer de buitenwereld en de terugkeer ernaartoe
vergeten wordt. Het vuur dat normaal dag en nacht zou aangehouden worden om de
aandacht te trekken van eventuele schepen wordt verwaarloosd en wanneer Ralph
spreekt over redding, lijkt Jack nog amper te weten waarover hij het heeft:
“The best thing we can do is get ourselves rescued.” Jack had to think for a moment
before he could remember what rescue was. “Rescue? Yes, of course! All the same,
I’d like to catch a pig first—” He snatched up his spear and dashed it into the ground.
The opaque, mad look came into his eyes again.” (58)
Ook voor de andere personages verdwijnt de wereld buiten het eiland langzaam maar
zeker uit hun gedachten: “The world, that understandable and lawful world, was slipping
away. Once there was this and that; and now—and the ship had gone.” (99) en ook de
rationale Ralph die niets liever wou dan ontsnappen, kan zich niet meer herinneren waar
het vuur voor dient: ““Well—what is the good?” Ralph tried indignantly to remember.
There was something good about the fire. Something overwhelmingly good.” (180)
Uit deze analyse blijkt alvast het grote belang van de ruimte voor dit werk en voor de
personages zelf. Ze is zo dominant dat de rest van de wereld in vergetelheid geraakt. De
grens en de afstand tussen binnen en buiten is in dit werk zo extreem dat het buiten niet
meer lijkt te bestaan.
33
4.2 Conceptueel aspect
Zoals reeds vermeld, propageert Golding in tegenstelling tot Defoe een zeer
pessimistische boodschap. In zijn gebruik van de ruimte zien we een representatie van de
ondergang van de beschaving, die niet opgewassen blijkt tegen de – slechts schijnbaar –
onderdrukte natuur. Er is niet veel nodig voor de mens om de rationaliteit te verliezen en
zich volledig over te geven aan primitieve instincten. Lord of the Flies vertegenwoordigt
de filosofie die inhoudt dat “man grasps civilization only tenuously, always near to
slipping into barbarity, unable to exert any real control over his surroundings” (Selby,
1983: 58). Er is inderdaad een duidelijke onmacht van de personages tegenover hun
omgeving. Het eiland functioneert hier vooral als een weerspiegeling van de opkomst van
het niet onderdrukbare primitieve en het kwade in de personages zelf, waardoor ook op
vlak van de ruimte de oncontroleerbaarheid van de natuur duidelijk wordt en er zich een
dreigende atmosfeer vestigt. De jongens zijn, zoals in de vorige paragraaf reeds vermeld,
bijvoorbeeld erg bang van het ‘beest’ dat zich volgens hen op het eiland bevindt, en ze
worden allemaal erg bang van het eiland, zoals in volgend citaat goed zichtbaar is: ““They
talk and scream. The littluns. Even some of the others. As if –” “As if this wasn’t a good
island.””(56), terwijl eigenlijk het gevaar uit henzelf komt. In het begin lijkt de ruimte nog
redelijk getemd te zijn door de mens. Parallel heeft de groep dan ook nog de controle
over zichzelf. Dat de mens op dit moment nog de overhand heeft, blijkt bijvoorbeeld uit
het grote ‘litteken’ dat het vliegtuig bij het neerstorten in het eiland heeft gemaakt, en zo
dus het landschap een ander uitzicht gegeven heeft. Het zorgt voor een “gash visible in
the trees; there were the splintered trunks and then the drag, leaving only a fringe of
palm between the scar and the see.” (31). Ook een fragment tijdens de eerste verkenning
van het eiland toont de macht die de mens op dat moment nog over het landschap heeft.
Wanneer Ralph, Jack en Simon bovenaan de berg zijn, duwen ze een groot rotsblok naar
beneden dat
leapt droning through the air and smashed a deep hole in the canopy of the forest.
Echoes and birds flew, white and pink dust floated, the forest further down shook as
with the passage of an enraged monster: and then the island was still. […] Not for five
minutes could they drag themselves away from this triumph.” (30)
34
Hier zien we dat de jongens nog (denken dat ze) de macht hebben over de ruimte, en
ermee kunnen doen wat ze willen. Ze zien het, net als Crusoe zijn eiland, als hun
eigendom en koninkrijk. In de allereerste scène van het boek is ook Ralph, en niet het
eiland,
the active centrepiece of the passage; he does not climb down the rock, but he
“lowered himself down the last few feet of rock”—the reflexive signalling the boy’s
ability to impose himself upon the world around him. Out of the primitive
surroundings at the beginning of Lord of the Flies, man may emerge to create an
ordered world out of the chaos of the old. (Selby, 1983: 58)
De mens is in het begin dus nog duidelijk dominant en we zien hier gelijkenissen met
Crusoe wanneer hij de macht over het eiland heeft overgenomen: de westerse mens die
het ‘kneedbare’ eiland naar zijn hand zet en het als zijn persoonlijke eigendom ziet.
Wanneer ze tot het volledig besef komen dat ze het eiland helemaal voor zichzelf hebben,
krijgen de jongens zelfs iets angstaanjagends in hun machtswellust: “Eyes shining, mouths
open, triumphant, they savoured the right of domination.” (32)
Het duurt echter niet lang eer enkele personages zich beginnen af te zetten tegen
Ralphs democratische beleid en de ruimte ook stilaan minder controleerbaar wordt. In de
hutten die ze bouwen, zijn er bijvoorbeeld parallellen te zien met de groep zelf. Hoewel
bij de eerste twee de meesten nog redelijk meehelpen en deze, hoewel wat “shaky”, toch
nog redelijk stevig zijn, is de derde, waar alleen Ralph en Simon nog aan gewerkt hebben,
“a ruin” (54). Hier is er ook een duidelijk contrast met Crusoe’s sterke en uitgebreide
‘kasteel’. De bijdrage die geleverd moet worden aan de maatschappij om die te laten
functioneren, wordt in Lord of the Flies door de meesten algauw vergeten en vervangen
door spelen, jagen en eten, hetgeen zich weerspiegelt in hun wankele hutten. Het lukt
hen niet om zoals Crusoe het eiland naar hun hand te zetten en er beschaafde elementen
binnen te brengen om zo het landschap te transformeren en te temmen. Hun gebrek aan
controle over de omgeving hangt samen met de onkunde om hun eigen (kwade) natuur
te controleren. De zelfcontrole die Elias als cruciaal kenmerk van de moderniteit ziet, en
die in Utopia en Robinson Crusoe zo sterk aanwezig was, wordt hier afgebeeld als iets zeer
zwak en vluchtigs, dat verbrokkelt zodra men wat verder verwijderd is van de beschaving
en haar beperkingen. De positieve, idyllische sfeer die het begin van de roman
karakteriseert, verandert parallel met het karakter van de personages doorheen het boek
35
in iets dreigends. Opnieuw zien we hier het belang dat de ruimte heeft voor de
personages, het verhaalverloop en het concept dat erachter schuilgaat. Vanaf het
moment dat de jongens op het eiland terechtkomen, begint er een andere mentaliteit op
te komen, die hen uiteindelijk onherkenbaar zal veranderen.
4.3 Het eiland als heterotopie
Zoals uit het voorgaande al duidelijk bleek, ontstaat er in de personages een enorme
mentaliteitsverandering door de isolatie. Het eiland lijkt hen helemaal over te nemen en
ze transformeren van normale, beschaafde jongens in barbaren. Hun ratio en moreel
besef verdwijnen volledig en maken plaats voor pure irrationaliteit. Vanaf het moment
dat ze op het eiland terechtkomen, lijkt het blijkbaar dunne laagje beschaving steeds
dunner te worden, tot er niets meer van overblijft. Hoewel Lord of the Flies aanvankelijk
wel overeenkomsten toont met Robinson Crusoe, in de manier waarop de personages het
eiland naar hun hand proberen te zetten, blijken de werken uiteindelijk tegengestelden
van elkaar. Het Verlichtingsoptimisme dat in Robinson Crusoe overheerste, blijkt in de 2e
helft van de 20e eeuw volkomen tenietgedaan. De gevolgen van het extreme rationalisme
en individualisme dat eeuwen eerder in gang werd gezet, zijn intussen duidelijk geworden
en het vertrouwen in de mens is verdwenen. In de wildernis worden de innerlijke
remmingen algauw opgeschort en blijkt de ratio toch niet zo almachtig te zijn als ten tijde
van Robinson Crusoe nog werd gedacht. Zoals Johan Fornäs stelt in zijn Cultural Theory &
Late Modernity: “The subject is much less given, autonomous, individual, self-controlled
and free than it may think.” (1995: 225) Door in een ruimte te verblijven die zo ver
verwijderd is van de normale wereld, krijgen de personages de mogelijkheid om al hun
primitieve verlangens te volgen. Door de materiële beperking bekomen ze dus een
grotere mentale “vrijheid”. Hoewel ze aanvankelijk wel proberen om op een gelijkaardige
manier te leven zoals in de beschaafde wereld, blijkt dit in deze primitieve
omstandigheden met een totaal gebrek aan controle van bovenaf onmogelijk. De ruimte
heeft duidelijk een grote invloed op de gedragingen van de personages. Doordat ze zo ver
van de buitenwereld verwijderd zijn, verdwijnt deze (samen met alle bijhorende
gewoontes, waarden en normen) volledig uit hun gedachten en lijkt het eiland hun
36
volledige universum te worden. Het eiland lijkt op sommige momenten zelfs een levend
wezen, dat willens en wetens hun hoofd overneemt, zoals bijvoorbeeld wanneer Jack zich
letterlijk achtervolgd voelt door de slechtheid van het eiland:
“If you’re hunting sometimes you catch yourself feeling as if—“ He flushed suddenly.
“There’s nothing in it of course. Just a feeling. But you can feel as if you’re not
hunting, but—being hunted; as if something’s behind you all the time in the jungle.”
(57)
Wanneer Ralph er toch weer in slaagt zich iets voor te stellen bij wat buiten het eiland
ligt, is het duidelijk dat hij het eiland van alle gebeurtenissen de schuld geeft, en dat zo’n
dingen alleen daar kunnen gebeuren: “His mind skated to a consideration of a tamed
town where savagery could not set foot. What could be safer than the bus centre with its
lamps and wheels?” (182)
Er bestaat geen twijfel over dat dit eiland een zeer aparte plaats is. In elke
beschrijving van de ruimte wordt er een illusoire, magische en dreigende atmosfeer
opgeroepen en ze lijkt de mensen die erop terechtkomen ook volledig te transformeren.
Het binnen-buiten onderscheid en de invloed van het binnen zijn zo extreem, dat alles
wat erbuiten ligt volledig uit hun bewustzijn verdwijnt. Opnieuw wordt hier, door gebruik
te maken van een volledig afgesloten ruimte, een soort experiment uitgevoerd, ontstaat
er een nieuwe ‘maatschappij’, in zoverre dat dit woord hier toepasselijk is, en krijgen we
een beeld van een situatie die anders is dan de onze, maar tegelijk ook een waarschuwing
is voor waartoe een mens in staat is als hij in de geschikte situatie terechtkomt.
5. High-Rise en Super-Cannes – J.G. Ballard: de dystopie van de
moderniteit
De romans High-Rise en Super-Cannes van J.G. Ballard situeren zich rond de
eeuwwisseling van de 21e eeuw en ook hier zien we het pessimisme en het verloren
vertrouwen in de mens dat al in Lord of the Flies naar voor kwam. De romans worden in
één hoofdstuk samengebracht omdat, hoewel er natuurlijk verschillen zijn in de
specifieke verhaallijn, er uiteindelijk in beide boeken hetzelfde punt gemaakt wordt. Bij
37
beide gaat het om een erg moderne setting, een artificiële ‘stad’, die aanvankelijk zeer
veelbelovend lijkt maar uiteindelijk op een dystopie uitdraait. In beide gevallen lijkt de
ruimte een zeer belangrijke rol te spelen in de gebeurtenissen. In Super-Cannes gaat het
om een gated community, bedoeld voor de werknemers van grote ondernemingen die
daar ter plaatse werken; in High-Rise speelt het verhaal zich af in een luxueus flatgebouw,
waarin alles wat de inwoners zouden kunnen nodig hebben, aanwezig is. Bij beide is er
dus duidelijk sprake van (vrijwillige) isolatie en bij beide zien we dat, net als in Lord of the
Flies, deze fysieke onvrijheid op mentaal vlak juist alle “beperkingen” en controle doet
verdwijnen. Doordat ze zo afgesloten zijn van de normale wereld kunnen ze zich gedragen
zoals ze willen en komen al hun primitieve impulsen naar boven.
5.1 High-Rise
5.1.1 Ruimtelijke eigenschappen
Zoals in de inleiding al werd aangekaart, betreft het in High-Rise een ruimte die helemaal
afgesloten is van de buitenwereld. Uiteindelijk gaat het hier echter niet om een gated
community: het flatgebouw staat open voor iedereen, iedereen die wil kan buiten en
binnen. Het opvallende echter is dat dit niet gebeurt. De inwoners blijven hoe langer hoe
meer binnen en uiteindelijk komt er een stilzwijgende afspraak dat niemand het
flatgebouw meer verlaat. Hoe langer ze in het gebouw verblijven, hoe meer de inwoners
zichzelf afsluiten van de buitenwereld. Al snel gaat de meerderheid niet meer werken, en
de telefoonlijnen worden bewust uitgetrokken. “[T]he calculated way in which the
residents of the high-rise, by ripping out all the phone lines, were cutting themselves off
from the outside world,” (Ballard, 2011: 102) zorgt ervoor dat het gebouw een soort
stedelijk eiland wordt. Daarnaast waagt er zich ook geen enkele buitenstaander in de
buurt van het gebouw, alsof ze voelen dat ze er niet welkom zijn. Op een bepaald
moment, wanneer de situatie al redelijk aan het escaleren is, komt de politie kijken wat er
aan de hand is. Wanneer ze enkele inwoners aanspreken, kunnen deze hen ervan
verzekeren dat “everything was in order, despite the garbage and broken bottles
scattered around the building” (hoewel “[u]sually none of them would have replied to an
38
outsider” (131)). Ondanks de vele tekenen van chaos en verwaarlozing, gaan ze
onverrichter zake weer weg.
Zeer snel al ontstaat er een grote afstand tussen de high-rise en de gewone stad, niet
alleen door de fysieke ruimte ertussen, maar vooral ook door het grote contrast tussen de
twee. Net als in Lord of the Flies, lijkt de buitenwereld dan ook te vervagen in de hoofden
van de inwoners:
For all the proximity of the City two miles away to the west along the river, the office
buildings of central London belonged to a different world, in time as well as space.
Their glass curtain-walling and telecommunication aerials were obscured by the
traffic smog, blurring Laing's memories of the past. […] The drive to the physiology
department of the medical school took him five minutes, and apart from this single
excursion Laing's life in the high-rise was as self-contained as the building itself. In
effect, the apartment block was a small vertical city, its two thousand inhabitants
boxed up into the sky. […] Each day the towers of central London seemed slightly
more distant, the landscape of an abandoned planet receding slowly from his mind.
(8-9)
De isolatie is hier duidelijk vrijwillig. Aan de andere kant worden er ook regelmatig
vergelijkingen gemaakt met een gevangenis (“the huge Alcatraz blocks of the nearby high-
rises” (52); de appartementen waar vaak als “cell” naartoe verwezen wordt) en kan de
vraag gesteld worden hoe vrij de bewoners eigenlijk echt zijn in hun keuze, of in hoeverre
de ruimte hen in haar macht heeft zonder dat ze er zich bewust van zijn. Op dit vlak is
High-Rise vergelijkbaar met Lord of the Flies, want naast vergelijkingen met een
gevangenis, wordt het gebouw ook regelmatig beschreven als iets dat een eigen
bewustzijn heeft en dat gevreesd moet worden:
“She referred to the high-rise as if it were some kind of huge animate presence,
brooding over them and keeping a magisterial eye on the events taking place. There
was something in this feeling -- the elevators pumping up and down the long shafts
resembled pistons in the chamber of a heart. The residents moving along the
corridors were the cells in a network of arteries, the lights in their apartments the
neurones of a brain.” (40);
“Like a huge and aggressive malefactor, the high-rise was determined to inflict every
conceivable hostility upon them.” (57)
39
Door dit soort vergelijkingen wordt net als in Lord of the Flies de indruk gewekt dat het
gebouw meer is dan dat, dat het een levend wezen is dat zijn inwoners in een bepaalde
richting stuurt. Het gebouw wordt geantropomorfiseerd, een ziel toegekend. Op een
dergelijke manier omgaan met ruimte, wordt door Cassirer (1955) toegeschreven aan de
primitieve, mythische manier van denken die ook bij de moderne mens nog aanwezig is.
Dit is de grond van de affectieve reactie die men heeft bij het waarnemen, en ligt ook aan
de basis van de “sacraliteit” die aan binnenruimtes wordt toegekend. Volgens deze
denkwijze straalt de ruimte een bepaalde atmosfeer uit, en wordt die er dus niet door de
toeschouwer aan toegekend. In plaats van te beseffen dat zij door hun gedrag zelf
verantwoordelijk zijn voor het angstaanjagende karakter van de high-rise, schrijven de
inwoners dit toe aan het gebouw en zien ze het als een kwaadaardig schepsel dat hen wil
domineren.
De ruimte is hier duidelijk meer dan slechts achtergrondsetting. Ze domineert de
inwoners en staat in schril contrast met wat erbuiten ligt. Net als in Lord of the Flies, zorgt
de grote afstand tussen binnen en buiten voor de mentale losbandigheid die in de high-
rise heerst en voor het compleet vergeten van het bestaan van de buitenwereld en haar
conventies.
5.1.2 Conceptueel aspect
Een belangrijk aspect van High-Rise is dat het commentaar levert op enkele typisch
moderne eigenschappen van het menselijke gedrag zoals anonimiteit, asocialiteit en
capsularisering. Dit alles wordt door de high-rise in de hand gewerkt en tot in het extreme
doorgevoerd waardoor de kwalen van onze tijd zichtbaar worden gemaakt. Het begint
redelijk onschuldig met het zo weinig mogelijk contact zoeken met de buren, maar
escaleert algauw, tot er een soort interne oorlog ontstaat, waarbij het ieder voor zich is.
De enige bezigheid waarin er nog een samenhorigheidsgevoel te vinden is, is geweld:
“Togetherness is beating up an empty elevator” (44). Volgend citaat vat de typisch
modernistische levenshouding die in de high-rise heerst mooi samen:
40
A new social type was being created by the apartment building6, a cool, unemotional
personality impervious to the psychological pressures of high-rise life, with minimal
needs for privacy, who thrived like an advanced species of machine in the neutral
atmosphere. This was the sort of resident who was content to do nothing but sit in
his over-priced apartment, watch television with the sound turned down, and wait
for his neighbours to make a mistake. […]These people were the first to master a new
kind of late twentieth-century life. They thrived on the rapid turnover of
acquaintances, the lack of involvement with others, and the total self-sufficiency of
lives which, needing nothing, were never disappointed. (35-36)
Dit gegeven wordt uiteindelijk zo sterk doorgevoerd, dat er een totale onkunde ontstaat
om zich in te leven in anderen en iedere vorm van moraliteit volledig verdwijnt. Er
ontstaat een openlijke oorlog tussen verschillende clans (die later nog verder zullen
opsplitsen tot het ieder voor zich is):
This same surrender to a logic more powerful than reason was evident in the
behaviour of Wilder's neighbours. […]The 10th-floor concourse was now a no-man's
land between two warring factions, the residents of the lower nine floors and those
in the middle section of the building. Despite the harassment and increasing violence,
no one was surprised by these events. The routines of daily life within the high-rise,
the visits to the supermarket, liquor store and hair-dressing salon continued as
before. In some way the high-rise was able to accommodate this double logic. Even
the tone of voice of his neighbours as they described these outbreaks of hostility was
calm and matter-of-fact, like that of civilians in a war-torn city dealing with yet
another air-raid. (60)
De beschrijving van Friedrich Engels van het 19e eeuwse Londen, waarmee hij de
moderne tijdsgeest aanklaagt, is hier opvallend toepasbaar:
“Daher kommt es denn auch, daß der soziale Krieg, der Krieg Aller gegen Alle, hier
offen erklärt ist. Wie Freund Stirner sehen die Laute einander nur für brauchbare
Subjekte an; jeder beutet den andern aus. […] Und was von London gilt, das gilt auch
von Manchester, Birmingham und Leeds, das gilt von allen großen Städten. Überall
barbarische Gleichgültigkeit, egoistische Härte auf der einen und namenloses Elend
auf der andern Seite, überall sozialer Krieg, das Haus jedes einzelnen im
6 Hier krijgt het gebouw letterlijk de verantwoordelijkheid voor de veranderende mentaliteit.
41
Belagerungszustand, überall gegenseitige Plünderung unter dem Schutz des
Gesetzes, und das alles so unverschämt, so offenherzig, daß man vor den
Konsequenzen unseres gesellschaftlichen Zustandes, wie sie hier unverhüllt
auftreten, erschrickt und sich über nichts wundert als darüber, daß das ganze tolle
Treiben überhaupt noch zusammenhält.” (Engels, 1972: 257)
Door deze moderniteitskwalen ontstaat in High-Rise het tegenovergestelde van
beschaving: de inwoners worden uiteindelijk beesten die slechts hun instinct volgen en
waarbij dus alle rationaliteit verdwijnt. De extreme doorvoering van deze moderne
cultuur resulteert uiteindelijk in de afwezigheid van enige cultuur. Iedere sociale norm of
gedragscodering verdwijnt en wordt vervangen door het pure najagen van primitieve
lusten. Net als in Lord of the Flies krijgen we hier een erg pessimistisch mensbeeld,
waarbij de Verlichtingsidealen van zelfcontrole en rationaliteit niet op kunnen tegen de
inherente dierlijkheid van de mens. Het extreme individualisme dat door de high-rise in
de hand wordt gewerkt en door de inwoners wordt opgezocht, leidt uiteindelijk tot een
extreme vorm van anomie. Daar men zich volledig afsluit van de medemens, is er geen
plaats meer voor enig inlevingsvermogen en is het uiteindelijk slechts het eigenbelang dat
nog telt. Dit wordt in High-Rise op een extreme wijze aangekaart, maar is (in mindere
mate) een typisch kenmerk van de laat 20e eeuwse (post)moderne levenshouding. Het
leven in een grootstad zorgt voor een overdaad aan prikkels, waarvoor het enige verweer
is om zich af te sluiten in de eigen capsule, en slechts "[t]hrough a reserved attitude and
through a comforting cynical individualism, the individual manages to keep his or her
ground” (Keunen, 2013: 3). De inwoners van de high-rise, en de moderne mens in het
algemeen, kunnen niet anders dan zich defensief op te stellen tegenover de chaos
rondom hen, en deze atomisering leidt onvermijdelijk tot een gebrek aan
inlevingsvermogen en dus morele verantwoordelijkheid. Het gevolg van de modernisering
is “monadization (Leibniz) of society into mutually isolated monads steered by egocentric
cost-benefits”, met als resultaat “an enormous increase in violence at all levels of social
organization” (Galtung, 1995: 124), wat precies is wat ook in High-Rise gebeurt.
42
5.1.3 De high-rise als heterotopie
Uit de bespreking van de representationele aspecten van de ruimte is al duidelijk de
isolatie van de high-rise en de afstand met de gewone wereld gebleken. Regelmatig
worden er vergelijkingen gemaakt met de wereld buiten en worden de tegenstellingen
benadrukt. Ook ideologisch is er een enorm onderscheid en kan er gesproken worden van
een “us vs. them”-denken. Hoewel binnen de high-rise iedereen in oorlog is met elkaar, is
er toch een bepaald samenhorigheidsgevoel als het gaat om het zich afzetten tegen de
buitenwereld, zoals al duidelijk werd uit het fragment met de politie. Er ontstaat een
ongeschreven wet dat er tegen buitenstaanders niets verteld wordt over de situatie in het
flatgebouw, en het duurt niet lang eer praktisch iedereen zich volledig laat overnemen
door de high-rise en alle banden met de buitenwereld, zoals werk, verbreekt.
Opnieuw lijkt de ruimtelijke afstand van de ‘normale wereld’ een
mentaliteitsverandering in de hand te werken. Heel vlug al ontstaan er binnen de high-
rise nieuwe sociale wetten die uiteindelijk resulteren in een volledig andere samenleving
(die, bij wijze van paradox, eigenlijk een extreem doorgevoerde versie is van de normale
postmoderne situatie). Het leven binnen de high-rise is duidelijk anders dan het leven er
buiten. Naast de specifieke gedragscodes, is er bijvoorbeeld ook een andere temporele
ontwikkeling: “The internal time of the high-rise, like an artificial psychological climate,
operated to its own rhythms, generated by a combination of alcohol and insomnia” (12).
Aangezien “[t]he heterotopia begins to function fully when people find themselves in a
sort of absolute break with their traditional time” (Foucault, 1967: 20), is ook dit een
belangrijke heterotopische eigenschap. Na een tijdje begint de wereld buiten het gebouw
zelfs onecht aan te voelen en wordt de high-rise – vergelijkbaar met wat in Lord of the
Flies gebeurt – uiteindelijk hun volledige wereld:
For Wilder, this brief period away from the apartment building was almost dreamlike
in its unreality. He left his car in the parking-lot without locking it and walked towards
the entrance, a growing sense of relief coming over him. Even the debris scattered at
the foot of the building, the empty bottles and garbage-stained cars with their
broken windscreens, in a strange way merely reinforced his conviction that the only
real events in his life were those taking place within the high-rise. (59)
43
Alles wat normaal is in het alledaagse leven verdwijnt hier of wordt helemaal vervormd.
Daarom is de vergelijking met carnaval die op een bepaald moment gemaakt wordt
tijdens een feest in de high-rise (“A pleasant carnival atmosphere reigned” (29)) heel
toepasselijk: carnaval als gelegenheid waarbij alles op zijn kop wordt gezet, alle regels en
sociale normen even opgeschort worden, is een mooi symbool voor wat ook in de high-
rise gebeurt. Er zou zelfs gesproken kunnen worden van een permanente carnavaleske
toestand. De grootste theoreticus van het concept van carnaval, Mikhail Bakhtin, legt in
zijn Rabelais and his world vooral de nadruk op de universaliteit en de vrijheid die met
carnaval gepaard gaan (Bakhtin, 1984: 7). De hele gemeenschap wordt in het “feest”
betrokken en vindt zich verbonden als één “grotesque body”. Er heerst in de high-rise een
ongelimiteerde mentale vrijheid, waarbij alles mogelijk is. Men verkeert constant in een
soort roes en de belangrijkste activiteiten zijn seks en geweld. Dit zijn opnieuw typisch
carnavaleske eigenschappen, want “[a]long with lavish consumption of food, Carnival
encourages drunkenness, disruptive behavior and symbolic disorderly conduct. There is
also actual misrule, including increased sexual promiscuity, street violence and civil
commotion” (Bristol, 1985: 41). “[S]ex and excrement and death” overheersen in de high-
rise, en dit zijn zaken die inherent deel uitmaken van carnaval en “great transgressive
potential” bezitten (Booker, 1991: 13). De transgressie die eigen is aan carnaval wordt
hier tot in het extreme doorgevoerd en is geen tijdelijke gebeurtenis maar de algemene
toestand in het gebouw. Het leven daar heeft een eigen logica die je moet volgen om er
te kunnen overleven.
Net zoals in Lord of the Flies zorgt de fysieke beperking dus voor een grotere mentale
losbandigheid. De specifieke ruimte van de high-rise speelt een grote rol in de
samenlevingsvorm die erin ontstaat:
The more arid and affectless life became in the high-rise, the greater the possibilities
it offered. By its very efficiency, the high-rise took over the task of maintaining the
social structure that supported them all. For the first time it removed the need to
repress every kind of anti-social behaviour, and left them free to explore any deviant
or wayward impulses. It was precisely in these areas that the most important and
most interesting aspects of their lives would take place. Secure within the shell of the
high-rise like passengers on board an automatically piloted airliner, they were free to
behave in any way they wished, explore the darkest corners they could find. In many
44
ways, the high-rise was a model of all that technology had done to make possible the
expression of a truly "free" psychopathology. (36)
Uit het voorgaande bleek al dat de ruimte wel degelijk een invloed heeft op de
gebeurtenissen die erin voorkomen. Op een heel concreet vlak creëert de isolatie die het
gebouw met al zijn faciliteiten in de hand werkt een grotere mentale openheid. Doordat
ze zo afgesloten zijn van de buitenwereld worden alle wetten en gedragscodes
opgegeven en maken ze plaats voor een primitieve barbaarsheid, waarbij het Es de
overhand neemt.7 De high-rise is letterlijk “an architecture designed for war, on the
unconscious level if no other” (10) en vaak wordt de schuld dan ook volledig bij het
gebouw gelegd: “"There's too much hostility. It's always been there, but now it stands
out. People pick on the children -- without realizing it, I sometimes think." […] "In fact, it's
not really the other residents. It's the building…"” (46)
Uit al het voorgaande blijkt duidelijk dat de ruimte, en dan vooral de isolatie waarin
de inwoners terechtkomen, een belangrijke rol speelt in High-Rise. Heterotopisch als deze
ruimte is, herbergt ze een alternatieve samenleving, die enerzijds volledig anders en zeer
subversief is, maar anderzijds gewoon de bestaande situatie in een ander licht plaatst en
er zo een commentaar op kan bieden. De postmoderne levenshouding wordt hier zowel
gereflecteerd als gecontesteerd.
5.2 Super-Cannes
Super-Cannes toont, ondanks de verschillen in verhaalverloop, veel gelijkenissen met
High-Rise. Dit is vooral het geval op het conceptuele niveau: ook Super-Cannes toont met
behulp van een micro-samenleving de negatieve kanten van de moderniteit in al haar
extremiteit. Op het niveau van de ruimte verschillen de werken in die zin dat het in High-
Rise geen gated community betreft, en dat iedereen in principe binnen zou kunnen. Maar
zoals besproken in het vorige hoofdstuk, gebeurt dit niet en zijn de ruimtes ook op dit
vlak zeer vergelijkbaar. In wat volgt wordt eerst de ruimte zelf geanalyseerd, gevolgd door
7 Aan de andere kant is het gebouw juist heel modern en geciviliseerd, wat ook een tegengesteld effect heeft:
“The underlying tensions among the residents were remarkably strong, damped down partly by the civilized
tone of the building, and partly by the obvious need to make this huge apartment block a success.” (x) Dit is
echter de enige desbetreffende vermelding, tegenover vele die de oorzaak wel bij het gebouw leggen.
45
de conceptuele aspecten die ermee samen hangen om dan opnieuw tot een synthese van
de twee te komen.
5.2.1 Ruimtelijke eigenschappen
Hoewel een deel van het verhaal zich ook op andere plaatsen afspeelt, o.a. andere gated
communities rondom de centrale setting van het verhaal, is de prominente ruimte hier de
gated community Eden-Olympia. Wat vooral opvalt, is dat net zoals de high-rise, deze
ruimte regelmatig met een gevangenis wordt vergeleken en de bijnaam “Alcatraz-sur-Mer”
krijgt. Dit is natuurlijk niet de bedoeling van een gated community, waar de inwoners
normaal gezien alle vrijheid zouden moeten hebben en het slechts de buitenstaanders
zijn die beperkt worden in hun doen en laten. Dat dit hier wel het geval is, heeft te maken
met de extreme vorm van controlemaatschappij die er heerst, zoals ook blijkt wanneer
Paul vraagt: “Is the security keeping the thieves out, or you in?” (Ballard, 2000: 135).
Samengaand met deze isolatie is het feit dat er hierdoor, net zoals in de reeds
besproken werken, een primitieve “binnen vs. buiten – goed vs. slecht”-mentaliteit
ontstaat, wat een typische gedachtegang is voor inwoners van gated communities in het
algemeen:
In order for residents to maintain the illusion that the gated community is a safe
haven and a sanctuary, they socially construct an external landscape of fear that
rationalizes and legitimates their architectural and social choices. Gated
communities, as opposed to traditional suburbs, are seen as ‘fortresses’ where
people are closing themselves off. (Low, 2008: 156)
Inderdaad heerst er in Eden-Olympia een uitgesproken us vs. them-mentaliteit, wat Low
“[i]nsider/outsider difference” of “social splitting” noemt: “the good people live inside
and the bad outside” (Low, 2008: 157), en dit resulteert in een soort sociale oorlog tussen
de twee. Dit blijkt inderdaad duidelijk het geval te zijn in Eden-Olympia:
'So, Mr Sinclair… you're reporting in from the battle-front?'
'Is there a war on?'
'Bet on it. Eden-Olympia versus the rest of the Côte.' (127-128)
46
Niettegenstaande deze vijandelijke gevoelens tegenover de buitenwereld, lijkt deze de
inwoners van Eden-Olympia toch niet veel te interesseren. Net als in Lord of the Flies en
High-Rise is de buitenwereld van ondergeschikt belang en ver van hun gedachten:
Snatches of international news broke the flow, references to civil war in the
Cameroons and an assassination attempt on the Israeli prime minister, but they
seemed inconsequential compared with the graphic accounts of a yacht fire in the
Golfe-Juan marina, or a landslip at Théoule that had cracked a swimming pool. On the
new Riviera, only the trivial had any importance. (126)
De buitenwereld is slecht en onveilig, dus moet men zich terugtrekken in deze veilige,
gekende ruimte, waar alles (in iedere zin van het woord) onder controle is. Deze controle
is op het vlak van de ruimte zelf zeer extreem. Geen enkel beetje afval en geen enkele
onregelmatigheid uit “de besmettelijke buitenwereld” kan doordringen tot de uiterst
beveiligde capsule van Eden-Olympia:
'[I]t's irritating to be reminded of the contingent world.'
'A drifting leaf? A passing rain-shower? Bird shit on the sleeve?'
'That sort of thing.' (19)
Er is dus een duidelijke grens tussen binnen en buiten, hoewel, in tegenstelling tot de tot
nog toe besproken werken, de personages hier wel regelmatig buiten de centrale ruimte
komen. Toch domineert Eden-Olympia het hele verhaal en is er een sterk contrast tussen
de gated community en wat erbuiten ligt.
5.1.2 Conceptueel aspect
Gated communities in het algemeen vertegenwoordigen als geen andere
samenlevingsvorm enkele typische eigenschappen van de (post)moderne levenshouding.
Op conceptueel vlak ligt Super-Cannes dan ook erg dicht bij wat ook in High-Rise naar
voor gebracht wordt. Hier wordt eveneens een commentaar geboden op de moderniteit,
door de kwalen van de tijd in al hun extremiteit te tonen, met opnieuw desastreuze
gevolgen. De belangrijkste eigenschappen van het sociaal gedrag in Eden-Olympia die bij
dit concept aansluiten, zijn capsularisering, immoraliteit en een grote graad aan controle
van hoger uit.
47
De capsularisering gebeurt zowel op macro-niveau, waarbij alles buiten Eden-
Olympia uitgesloten wordt, als op micro-niveau tussen de inwoners van Eden-Olympia
onderling. Dat eerste bleek in de vorige paragraaf al uit de desinteresse die onder de
leden van de gated community heerst tegenover de buitenwereld. Het is uiteraard de
bedoeling van een gated community om een binnen te creëren dat tegenover het buiten
staat, en waarbij de toegang tot het binnen slechts voor een beperkte groep toegelaten
is. De hekkens dienen dus niet puur als beveiligingsmechanisme, maar hebben ook een
symbolische betekenis, want
the setting of boundaries is always a political act. Boundaries determine membership:
someone must be inside and someone outside. Boundaries also create and delineate
space to facilitate the activities and purposes of political, economic, and social life.
Using physical space to create social place is a long and deep American tradition.
(Blakely en Snyder, 1997: 1)
Ook binnen de gemeenschap is er een grote graad aan egocentrisme en anonimiteit, en
ook dit is een typische eigenschap van gated communities (en de postmoderne
levenshouding in het algemeen). De leden van dit soort gemeenschappen willen zoveel
mogelijk met rust gelaten worden, en willen liefst dat alles van bovenaf geregeld wordt:
Many people who move there do not want to have to deal with their neighbours, and
hope there will be little conflict; and if there is conflict between neighbours, they
want it handled by the homeowners’ association board, not by themselves. Moral
minimalism changes the nature of community by reducing the amount of conflict and
contact residents have with each other. (Low, 2008: 159)
Dit is inderdaad ook overduidelijk het geval in Eden-Olympia, waar ook intern een ver
doorgevoerde capsularisering bestaat:
Intimacy and neighbourliness were not features of everyday life at Eden-Olympia. An
invisible infrastructure took the place of traditional civic virtues. At Eden-Olympia
there were no parking problems, no fears of burglars or purse-snatchers, no rapes or
muggings. The top-drawer professionals no longer needed to devote a moment's
thought to each other, and had dispensed with the checks and balances of
community life. There were no town councils or magistrates' courts, no citizens'
advice bureaux. (38)
48
Deze extreme vorm van individualisme en desinteresse in de medemens heeft als gevolg
een ver doorgevoerde anomie, wat ook de basis vormt voor de illegale praktijken van de
inwoners van Eden-Olympia en de gewelddadigheid die in hen allen naar boven komt.
Door gebrek aan persoonlijk contact en door de hoge graad aan controle van buitenaf,
heeft men geen verantwoordelijkheidsgevoel meer tegenover de mensen rondom zich.
Wanneer Paul zich afvraagt hoe het in Eden-Olympia met moraliteit zit, antwoordt de
psychiater Dr. Wilder Penrose, dat dit tot het verleden behoort. In de plaats daarvan is er
nu “freedom”:
A giant multinational like Fuji or General Motors sets its own morality. The company
defines the rules that govern how you treat your spouse, where you educate your
children, the sensible limits to stock-market investment. The bank decides how big a
mortgage you can handle, the right amount of health insurance to buy. There are no
more moral decisions than there are on a new superhighway. Unless you own a
Ferrari, pressing the accelerator is not a moral decision. Ford and Fiat and Toyota
have engineered in a sensible response curve. We can rely on their judgement, and
that leaves us free to get on with the rest of our lives. We've achieved real freedom,
the freedom from morality. (95)
Inderdaad wordt moraliteit in Eden-Olympia volledig vervangen door een grote graad aan
controle. Ook dit is een typische eigenschap van een gated community. Mensen willen
dat de omgeving waarin ze wonen onder controle is (hetzij van henzelf of van hogerop),
ook als dit ten koste gaat van de vrijheid. Ze gaan in een gated community wonen “to
have control of their environment and of the environment of those who live nearby.”
(Low, 2008: 155). Ze verdragen graag “the internal processes of control […] in order to
maintain the sense of oneness and safety at home” (Low, 2008: 159).
Deze controle is in Eden-Olympia zo extreem en zijn er zo veel camera’s, dat de vraag
moet gesteld worden of “the security [is] keeping the thieves out, or you in?” (134).
Privacy en vrijheid moeten volledig inboeten voor veiligheid en controle, zelfs op vlak van
het eigen lichaam:
'There's a new project using the modem links to all the villas and apartments. […]
Every morning when they get up people will dial the clinic and log in their health
data: pulse, blood-pressure, weight and so on. One prick of the finger on a small
49
scanner and the computers here will analyse everything: liver enzymes, cholesterol,
prostate markers, the lot.'
'Alcohol levels, recreational drugs…?'
'Everything. It's so totalitarian only Eden-Olympia could even think about it and not
realize what it means. But it might work.' (67-68)
Deze controle houdt echter niet in dat alles volgens de wet verloopt. Eden-Olympia
creëert haar eigen wet, waar iedereen die niet tot de gemeenschap behoort buiten valt.
Het is algemeen aanvaard om buitenstaanders (en dan vooral mensen die ook nog eens
voor een stuk buiten de gewone maatschappij staan zoals prostituees of immigranten) in
elkaar te slaan of aan te randen. Dit wordt door de psychiater aangeraden om beter te
kunnen omgaan met de hoge werkdruk, en net als in High-Rise is geweld de enige manier
om het verloren samenhorigheidsgevoel weer op te roepen. In Super-Cannes wordt dus,
net als in Lord of the Flies en High-Rise, gesuggereerd dat de zelfcontrole die Elias
aanvoert als beginpunt van de moderniteit, zeer vluchtig is. Door de
controlemaatschappij die in deze cultuur de norm is geworden, en door de ver
doorgevoerde individualisering, moet moraliteit het onderspit delven. De wetten die
geïnterioriseerd zouden moeten zijn, worden slechts gevolgd als men zich gecontroleerd
weet van bovenaf. Wanneer dit echter niet het geval is (of men, zoals in Super-Cannes,
zelfs toestemming krijgt van de autoriteiten), is er geen sprake meer van moraliteit of
zelfcontrole. Ieder zit in zijn eigen capsule en de medemens is slechts een middel om de
eigen doelen mee te kunnen bereiken, gezien als “substitutable, the relationship being so
thin anyhow, hence as expendable.” (Galtung, 1995: 128)
2.1.3 Eden-Olympia als heterotopie
Het interessante aan afgesloten ruimtes als deze, is dat de grens tussen binnen en buiten
niet alleen een materiële grens is, maar ook een symbolische. Zodra deze overschreden
wordt, bevindt men zich in een andere wereld, met een andere atmosfeer, andere
gebruiken, een andere mentaliteit. Uiteindelijk is het zelfs vooral die symbolische grens
die er toe doet, want “[l]ike the camp, the hospital, or Disneyland, the interior is marked
by the transition of a ‘threshold’, through the gates, not by whether the gates are locked”
50
(Low, 2008: 162). De ruimte heeft dan ook een grote invloed op de gedragingen van de
personages. Jane bijvoorbeeld wordt langzaam maar zeker helemaal gecorrumpeerd door
de Eden-Olympia mentaliteit, en ook Paul heeft moeite om eraan te weerstaan. De
ruimtelijke isolatie is hier ook op conceptueel vlak van groot belang. De afgeslotenheid is
een voorwaarde voor alles wat er zich in Eden-Olympia afspeelt en voor het gedrag van
de inwoners in het algemeen. Een interessant aandachtspunt is het feit dat, net zoals in
High-Rise, de fysieke beperking zorgt voor een gebrek aan mentale grenzen. Ver weg van
de gangbare sociale normen en waarden wordt plots alles mogelijk, en krijgt men de
mogelijkheid zich volledig te laten drijven door primitieve impulsen. Inderdaad wordt hier
net als in High-Rise de ruimte zelf de schuld gegeven van wat er zich in afspeelt:
'David was very sweet. It's sad that Eden-Olympia changed him.'
'How, exactly?'
'The way it changes everyone. People float free of themselves…' (116)
Dit is vergelijkbaar met de volgende uitspraak van Paul, die zich afvraagt hoe het zover is
kunnen komen met David, en dit eveneens aan de plaats linkt: “'It’s blissful here.
Absolutely perfect. So what went wrong?'” (26)
Een andere interessante overeenkomst met High-Rise is het carnavaleske dat hier
ook aanwezig is. Bij het binnenkomen in de gemeenschap, komt men terecht in een
spiegelwereld waar alle waarden en normen plots omgedraaid worden. Wat in de
normale wereld illegaal is en streng afgestraft wordt, wordt hier aangemoedigd door de
autoriteiten. Wat gebruikelijk gezien zou worden als tekenen van een geestelijke stoornis,
wordt hier door de psychiater juist aangeraden als remedie tegen mogelijke
psychologische problemen. Een gelijkaardige vergelijking is die met Alice in Wonderland,
een werk dat sterk aanwezig is in het boek en waar regelmatig naar verwezen wordt. Net
zoals in Wonderland, is er in de wereld van Eden-Olympia een hang naar het krankzinnige:
“He stood by the Alice mirror, smiling with genuine warmth, as if he had just emerged
from Carroll's paradoxical world. 'The people at Eden-Olympia aren't mad. Their problem
is that they're too sane…'” (248). Op deze plek is alles omgekeerd. In Eden-Olympia “work
is the ultimate play, and play the ultimate work” (94), “[w]ork is so enjoyable, while play
is demanding.” (106), geweld en agressie zijn therapeutisch en men is vrijer dan ooit
ondanks de extreme controle.
51
Een andere typisch heterotopische eigenschap van Eden-Olympia, is dat deze
alternatieve manier van leven dient als een experiment voor de toekomst. De bedoeling is
om de ideologie uiteindelijk veel wijder te verspreiden en van de hele wereld een Eden-
Olympia te maken. Eden-Olympia is “the vanguard of a new world-aristocracy”:
'I sound like a salesman, but when you get to know it you'll see what a remarkable
place Eden-Olympia really is. In its way this is a huge experiment in how to hothouse
the future. […] Eden-Olympia isn't just another business park. We're an ideas
laboratory for the new millennium.' (15-16)
Eigen aan de omgekeerde manier waarop deze samenleving werkt, wordt een
massamoordenaar gezien als een profeet die de wereld naar haar toekomst zal voeren:
“In his deranged way, David was a minor prophet, guiding us into the future. Meaningless
violence may be the true poetry of the new millennium. Perhaps only gratuitous madness
can define who we are.” (262)
Opnieuw is er hier dus sprake van een geïsoleerde zone die een alternatieve
samenleving herbergt. Deze samenleving dient op het niveau van de fictionele wereld als
experiment voor de toekomst, en op het niveau van de lezer als commentaar op de
bestaande (postmoderne) situatie. Bij het oversteken van de fysieke en symbolische
grens, komt men bij wijze van spreken in een ander universum terecht (die eigenlijk
gewoon een extreme doorvoering is van de echte wereld), waar alle vaste waarden
omgedraaid worden.
6. De nieuwe stad – Stephen Amidon: de dystopie van de utopie
Eveneens geschreven in het begin van de 21e eeuw, heeft De nieuwe stad op conceptueel
vlak veel overeenkomsten met de werken van Ballard, zoals hieronder zal blijken. Op
ruimtelijk vlak is het echter van een heel andere orde dan de tot nog toe besproken
werken, want hier betreft het een ruimte die niet afgesloten is, maar gewoon afgelegen.
Toch past deze fictionele ruimte in het kader van dit onderzoek, en wel om twee redenen.
Ten eerste is er door de afstand met andere bewoonde ruimtes toch een materiële grens
die overgestoken moet worden. Deze is er weliswaar niet in de vorm van hekkens of
52
water, maar maakt de ruimte toch minder toegankelijk. Ten tweede is de grens die er
echt toe doet wel aanwezig: opnieuw is de wereld binnen deze ruimte een alternatieve
wereld, waar normen en gebruiken “are contested and inverted” (Foucault, 1967: 17).
Uiteindelijk is het de conceptuele grens die cruciaal is om aan de ruimte een
heterotopisch karakter te verlenen, en is de materiële grens slechts een symptoom
hiervan. Aangezien deze fysieke afscheiding hier van minder belang is, en deze ook in
mindere mate aanwezig is in De nieuwe stad, zal het representationele aspect een
kleinere rol spelen.
6.1 Ruimtelijke eigenschappen
De stad Newton is zoals de titel van het boek al zegt een ‘nieuwe’ stad, en dit slaat vooral
op de gedachte die erachter schuilt. De stad is namelijk ontworpen en gebouwd met het
idee om door middel van ruimtelijke elementen sociale problemen op te lossen. Dit is een
zeer optimistische (misschien zelfs utopische) gedachte, die uiteindelijk in de praktijk ook
niet blijkt te werken, waardoor het tegendeel bereikt wordt: de vermeende utopie wordt
uiteindelijk een dystopie. In het begin wordt de stad echter als zeer idyllisch voorgesteld
en ze lijkt ook haar bedoelde rol te vervullen. Er zijn speciale paden voor wandelaars en
fietsers, de straten zijn tot in de puntjes uitgedacht, alles wat een stad ‘lelijk’ maakt zoals
reclameborden of elektriciteitsleidingen wordt hier vermeden of onzichtbaar gemaakt, er
zijn geen hekkens tussen de huizen om zo het gemeenschapsgevoel te vergroten, etc. De
stad ademt een atmosfeer uit van vredigheid, rust en plezier:
Alles zag er deugdzaam uit. Weldadige stapelwolken aan de junihemel. Overal
verhuiswagens, sommige manoeuvreerden in stille doodlopende straten, de rest
stond voor nieuwe huizen afgemeerd met een loopplank tot aan de rand van een pas
gelegd gazon. […] Nog altijd slanke moeders drentelden rond verhuizers die eiken
dressoirs en grootvadersklokken over het betonnen voetpad droegen dat nog maar
een paar weken geleden door zijn werklieden was gestort. […] [J]ongens reden hun
crossfiets zo de wagen uit en hun zusjes vormden een fluisterende kongsie met
nieuwe buren. […] In een ander deel van het park zag hij een man en zijn twee zoons
een Estes-vuurpijl lanceren. De parachute bloeide open als een plotselinge wolk in de
53
middaghemel. Hij reed door straten met namen als Handolph’s Grotto en Barnaby’s
Folly en The Great Gatsby. Geen aangereden dieren, afval of graffiti. Geen
reclameborden, electriciteitslijnen of hekken. Het was perfect. Met bewondering
keek hij naar de stad die hij had gebouwd. […] En even later zag hij de silo en
verdween zijn goede humeur op slag. (Amidon, 2001: 60-61)
Ook in deze idyllische beschrijving zijn er dus al tekenen van de nakende aftakeling. Bij
het zien van het jeugdcentrum dat op het eind van het citaat vermeld wordt, wordt
Swope’s humeur dadelijk verpest en het maakt duidelijk al geen deel meer uit van de
utopie van de stad. Geleidelijk aan ontstaan er in Newton zones, vooral bepaald door
sociale factoren, waar door Swope en bepaalde andere inwoners op neer gekeken wordt
(cfr. infra). Hoewel er binnen de stad geen afbakeningen aanwezig zijn – een zeer
bewuste keuze van de maker van de stad (“Zijn straatlandschappen stonden geen hekken
in het woongebied toe. Geen gaas, ruwe planken of baksteen. Geen pallisades of
draadhekken. Punt uit.” (190)), ontstaat er toch een opsplitsing tussen verschillende
groepen, gebaseerd op de sociale klasse waartoe ze behoren en hun etnische afkomst en
komt al gauw de vraag om toch hekkens tussen de tuinen toe te laten.
Ook op macro-niveau (Newton tegenover de rest van de wereld) is er een grote
afstandelijkheid en staat de stad, ondanks gebrek aan fysieke afsluitingen, erg op zichzelf.
Dit komt onder andere door het feit dat de meesten ter plaatse werken en ook voor
andere behoeften de stad niet hoeven te verlaten: “de inwoners van Newton werkten
waar ze woonden. Boodschappen deden ze in het nabijgelegen centrum en hun geloof
belijdden ze onder de discrete torenspits van het interkerkelijk centrum” (24). Op dat vlak
is Newton dus vergelijkbaar met het flatgebouw in High-Rise: alles wat men nodig heeft is
er aanwezig en het wordt overbodig om de buitenwereld nog te betreden.
6.2 Conceptueel aspect
Op conceptueel vlak is het in De nieuwe stad van belang dat de architect van de stad zelf
al een concept voor ogen had, namelijk het oplossen van sociale problemen door middel
van de ruimte. Dit doet hij door de stad zo te organiseren dat er een gevoel van gelijkheid
en openheid ontstaat, door bijvoorbeeld geen hekkens tussen de huizen toe te laten en
54
door de gesubsidieerde woningbouw die ook mensen uit de armere bevolkingslaag
toelaat er te wonen. Op dit vlak is Newton vergelijkbaar met Utopia, waar de ruimtelijke
indeling eveneens een belangrijke rol speelt in het versterken van de utopische
gemeenschap. Barnaby, het brein achter Newton, is er van overtuigd dat
de wijze waarop de stad gepland was een remedie zou blijken tegen de sociale chaos
die het land in zijn greep had […]. Als je mensen in een kooi laat wonen, gaan ze zich
als beesten gedragen, had hij keer op keer gezegd. Als je ze in een gemeenschap laat
leven, gaan ze zich als mensen gedragen. (21)
Uiteraard is het utopisch te denken dat “[h]oe mooier de locatie, des te beter zouden de
bewoners zich gedragen,” (54) en blijken de bewoners niet opgezet met het gebrek aan
hekkens. Ook ontstaat er al vlug irritatie over de jongeren uit de gesubsidieerde
woningbouw. Ook op het vlak van de gemeenschap zien we dus al snel barstjes komen in
de utopie. Er zijn relletjes in het jeugdhuis (waarbij vooral het rassenonderscheid een
belangrijke kwestie is), de jongeren lopen – door het gebrek aan hekkens – gewoon
doorheen de tuinen, en ook het klassenonderscheid blijkt niet op magische wijze
verdwenen te zijn door de ruimtelijke ordening.
Ondanks de oorspronkelijke bedoeling om gelijkheid te creëren, is er dus ook in deze
stad een sociale kloof, die, paradoxaal genoeg, juist versterkt wordt door de ruimte. De
rijken wonen in villa’s met allemaal een eigen stijl, de middenklasse woont in identieke
aluminium huizen en de lagere bevolkingsgroep in de gesubsidieerde woonwijk. Op die
manier wordt het klassenonderscheid juist veel duidelijker:
Ze kwamen bij Susans huis, een van de honderden aluminium dozen op de vlakte ten
oosten van het stadscentrum. Heel iets anders dan Mystic Hills waar Teddy en Joel
woonden. Geen hoge bomen of golvende heuvels of prachtige huizen op een dikke
hectare grond. Hier woonden het ambachtelijke middenkader en gepensioneerde
militairen. (102)
Er is een duidelijke verdeeldheid binnen de stad, die ook ruimtelijk gesitueerd kan
worden. De gesubsidieerde woonwijk, de school en het jeugdcentrum zijn vaak een doorn
in het oog van ambiërend burgemeester Swope:
Hij reed door de stille straten van Fogwood, langs keurige, met zoden belegde
tuintjes waaruit stakerige jonge bomen en namaakantieke gaslantaarns oprezen. […]
Op regelmatige afstanden stonden er onbekladde telefooncellen en stevige betonnen
55
brievenbussen. Op de geasfalteerde fietspaden die als zenuwbanen tussen de huizen
door liepen was het een druk verkeer van hondenuitlaters en joggers. Over
lagergelegen terrein hing een fijne zomerse nevel, net geen mist. Barnaby’s gevierde
straatlandschap stond in volle bloei. Alles was tot in de puntjes uitgedacht, tot de
laatste grasspriet aan toe. […] [E]ven later verschenen de vijf lage bruine gebouwen
van Renaissance Heights, verspreid over een heuvel als de uitwerpselen van een
groot beest. Bij die aanblik verslechterde zijn humeur nog verder. (15)
De beschrijving begint zeer idyllisch en harmonieus, maar zodra Swope’s oog op de
middelbare school valt, een plaats waar alle klassen samenkomen en waar de utopie vaak
verstoord wordt door losgeslagen jongeren, wordt het fragment een stuk grimmiger. De
gesubsidieerde woningbouw met “de parkeerplaats waar het volstond met groezelige
personenwagens, bestelwagens met zeil over de achterbak en een groepje overvolle
afvalbakken die eruitzagen alsof ze zwaar stonken” maakt het nog erger. De bewoners
daar zijn “lusteloos” en hun woningen worden beschreven als “blokkendozen” (15).
Ook in volgend fragment wordt de superioriteit die Swope voelt over “zijn
ondergeschikten” (27) duidelijk uit de manier waarop hij de stad beschrijft:
Hij keek naar de maquette en putte troost uit dat ongerepte, altijd bestendige
panorama. […] Alles uit Vines grootse plan was hier aanwezig. Het aderwerk van
fietspaden en de culturele centra met hun zaagvormige dak. Het winkelcentrum, het
paviljoen, de industriële laagbouw aan de rand van de stad: alles. Swopes eigen
lommerrijke woonwijk Mystic Hills. Zelfs de grote puisten van de federaal
gesubsidieerde woningbouw. (23)
De plaatsen waar jongeren van verschillende klassen samenkomen, zoals het
jeugdcentrum en de school, zijn dan ook plaatsen van conflict. Maar ook andere
elementen van de stad zijn onderhevig aan aftakeling, zoals de gaslantaarns waarvan er
steeds meer plots ontploffen (met uiteindelijk als gevolg dat de hele stad in brand staat)
en het meer waarin plots alle vissen dood komen bovendrijven. Interessant hierbij is, dat
de aftakeling van de ruimte parallel lijkt te lopen met die van de gemeenschap in het
algemeen en enkele van de hoofdpersonages in het bijzonder. Langzaam maar zeker
komt hun ware aard boven (Swope is een machtswellusteling die zijn beste vriend
verraadt; zijn zoon Teddy worstelt met ongepaste seksuele neigingen en ook hij verraadt
zijn vriend; Wooten bedriegt zijn vrouw en heeft agressieproblemen). Uiteindelijk komt
56
alles samen in één grote climax, wanneer de hele stad in brand staat en het moreel verval
van de personages tot een hoogtepunt komt. Net als in Lord of the Flies en de romans van
Ballard sneuvelt de zelfcontrole algauw onder de drang van primitieve lusten.
6.3 Newton als heterotopie
Ook in De nieuwe stad zien we dat de ruimte een alternatieve manier van leven aanbiedt,
en net als in de meeste van de reeds besproken werken, gaat het om een experiment
voor de toekomst. Het oorspronkelijke plan van de bedenker van het project was om in
de omgeving nog gelijkaardige steden te bouwen. Dit gaat echter niet door wanneer meer
en meer problemen de kop opsteken in Newton.
Ondanks deze belangrijke eigenschap is de ruimte in dit werk de minst duidelijke
heterotopie uit het corpus. De buitenwereld wordt hier veel minder gezien als iets dat
echt buiten hun leefwereld staat, en de stad lijkt nog veel meer deel uit te maken van de
gewone wereld dan de tot nog toe besproken ruimtes. Dit is eventueel deels ook te
verklaren door het gebrek aan een echte materiële grens, waardoor de stad gewoon in
het verlengde ligt van de “buiten”wereld. Dit kan echter ook volledig omgekeerd bekeken
worden. De aandacht ligt in dit werk namelijk zo sterk op Newton, dat de buitenwereld er
praktisch niet aanwezig is. Hoewel er dus geen letterlijke afzetting is van het binnen
tegenover het buiten, kan dit juist gezien worden als een teken van nog grotere isolatie
dan wanneer het expliciet zou worden vermeld.
Daarenboven is het ook vooral de symbolische afzondering die van tel is. Hoewel
Foucault zelf wel aandacht besteedt aan de materiële drempel, blijkt deze tegen het
einde van volgend citaat toch eerder verwaarloosbaar. Uiteindelijk betekent een fysieke
aanwezigheid niets, zolang men niet in de heterotopie ‘aanvaard’ is:
Heterotopias always presuppose a system of opening and closing that both isolates
them and makes them penetrable. In general, one does not access a heterotopian
emplacement as if it were a pub. Either one is constrained, as in the case of entering a
barracks or a prison, or else one has to submit to rites and to purifications. One can
only enter with a certain permission and after having performed a certain number of
gestures. […] There are others, on the contrary, that look like pure and simple
57
openings, but that, generally, conceal curious exclusions. Everybody can enter into
those heterotopian emplacements, but in fact it is only an illusion: one believes to
have entered and, by the very fact of entering, one is excluded. (Foucault, 21)
Uiteindelijk dienen de hekkens van een gated community meer voor psychologische
geruststelling en symbolische uitsluiting dan voor fysieke bescherming. Een letterlijke
materiële afgrenzing is niet noodzakelijk, zolang de gedachte er maar is:
The recent trend in California of building fake gated communities for the upper-
middle- and middle-classes dramatizes the point that ‘gates’ are about deeper
psychological and social concerns. They do not reduce crime or keep ‘others’ out, but
offer the illusion of physical safety and security, an illusion that does not require the
‘hardware’ of guards and real locks. The illusion is equally important for homeowners
because it still enables them to feel better about their social status and place in the
world in a period of social and economic transition. This evolution of fake gating
substantiates the heterotopian character of these developments: the heterotopian
qualities contained within – the perception of safe haven and sanctuary inside and
danger outside – are purely symbolic and not in any sense real. Like the camp, the
hospital, or Disneyland, the interior is marked by the transition of a ‘threshold’,
through the gates, not by whether the gates are locked. (Low, 2008: 162)
Hoewel er in De nieuwe stad zelden of nooit een letterlijke verwijzing is naar de
buitenwereld als “buiten”, is het wel zo dat Newton een wereld op zich lijkt te zijn, juist
doordat de buitenruimte praktisch niet vermeld wordt. Newton is bedoeld als experiment
voor een nieuwe manier van samenleven, en hoewel dit uiteindelijk mislukt, kan de
ruimte hierdoor toch als heterotopie gezien worden. De ‘andersheid’ van deze plaats is
minder extreem dan die van de andere hier onderzochte ruimtes, maar het is nog steeds
een alternatief voor de alledaagse werkelijkheid.
Net als de romans van Ballard en Lord of the Flies, is De nieuwe stad erg pessimistisch
van aard, en neigt het, ondanks de aanvankelijke idyllische sfeer, naar een dystopie. Het is
niet alleen pessimistisch, maar bekritiseert tegelijk ook zij die optimistisch denken. Het
plan om via de ruimtelijke indeling het beste in de mens naar boven te halen, mislukt
faliekant en heeft juist het omgekeerde effect. In hun streven naar perfectie, laten de
personages uiteindelijk hun ware, egoïstische aard zien. Opnieuw gaat het hier dus om
een ruimte die aanvankelijk zeer beloftevol is, maar die er toe leidt dat de inwoners hun
58
aangeleerde waarden en normen vergeten en hun eigen egoïstische impulsen volgen. De
zelfcontrole is wederom ver te zoeken en ook hier wordt een zeer pessimistisch mens- en
toekomstbeeld naar voren geschoven. De aanvankelijk utopische ruimte wordt dystopisch
en de heterotopie lijkt dit zelf in de hand te werken.
59
Conclusie
Na uitvoerige analyse van de ruimtes die in de zes hier onderzochte werken centraal
staan, zijn enkele opvallende overeenkomsten naar boven gekomen. De ruimtes
verschillen natuurlijk ook op veel vlakken: de verscheidenheid is er zowel op ruimtelijk
vlak (van pure wildernis tot extreem rationele menselijke constructies) als op conceptueel
niveau (van utopisch tot dystopisch, en ook telkens met zeer uiteenlopende idealen).
Toch blijken ze uiteindelijk, zoals al uit de verschillende analyses bleek, in de essentiële
aspecten zeer gelijkaardig te zijn. Drie ervan situeren zich op een eiland en dit is natuurlijk
de afgesloten ruimte bij uitstek. Eilanden worden door hun extreme afzondering vaak
behandeld als een wereld op zich, als een plaats die volledig losstaat van de gewone
wereld en waar dus ook van alles mogelijk is dat in die “gewone wereld” niet zou kunnen.
Het eiland is vaak een eerder primitieve setting, maar er bestaan ook moderne, stedelijke
eilanden. De gated community zou gezien kunnen worden als de 21e eeuwse versie van
het eiland, die weliswaar in het midden van de bewoonde wereld te vinden is, maar die
deze schijnbare nabijheid compenseert door hekkens, camera’s en andere
uitsluitingsmechanismen. Op ruimtelijk vlak zijn de hier besproken plaatsen, ondanks de
duidelijke verschillen, in de essentiële aspecten gelijkwaardig. Alle zes zijn het in meer of
mindere mate ruimtes die isolatie in de hand werken en die een eiland vormen in de zee
van wat als de gewone wereld beschouwd wordt.
Dit is niet alleen letterlijk te nemen, maar geldt ook op symbolisch vlak. Ook mentaal
zijn de gemeenschappen die in deze ruimtes verblijven afgesloten van de alledaagse
wereld. Vanaf het moment dat de fysieke grens overschreden wordt, komt men in een
alternatieve werkelijkheid terecht. De waarden en normen, de officiële en sociale wetten
die in het gewone leven gelden, worden in deze ruimtes opgeschort. De regels worden
vervangen, omgedraaid of gewoon vergeten. Het lijkt alsof de fysieke afzondering er voor
zorgt dat alles wat erbuiten ligt plots niet meer bestaat. Dit kan zowel positieve als
negatieve gevolgen hebben. In twee van de gevallen (Utopia en Robinson Crusoe) zijn het
de positieve elementen van de maatschappij die behouden blijven of zelfs sterker
aanwezig zijn, en heeft de isolatie dus een positief effect op de personages. In de vier
andere werken, die zich op een later moment in de tijd situeren, (wanneer de utopieën
van More en Defoe reeds in de praktijk zijn uitgeprobeerd en onmogelijk zijn gebleken),
60
lijkt het omgekeerde het geval. Doordat men zo van de beschaving is afgezonderd, wordt
deze totaal vergeten en wordt ze in de geesten van de personages vervangen door
extreme irrationaliteit. Alles wat cultureel bepaald is, zoals moraliteit, de interiorisering
van wetten en zelfcontrole, maakt plaats voor het primitieve nastreven van eigenbelang.
In zowel de utopische als de dystopische ruimtes, lijkt de fysieke beperking voor een
grotere mentale losbandigheid te zorgen. Wanneer men zich in deze alternatieve ruimtes
bevindt, is er plots een heel andere manier van leven mogelijk, die in de normale wereld
nooit zomaar aanvaard zou worden. De verschillende ‘eilanden’ worden een wereld, een
universum op zich, waar buitenstaanders niet alleen fysiek maar ook op alle andere
vlakken buiten staan. De wetten die in de gewone maatschappij gelden, stuiten eveneens
op de grens die deze ruimtes afzondert, en hebben er totaal geen invloed. Hierdoor lenen
deze ruimtes zich goed als setting voor een sociaal experiment. In Super-Cannes wordt
letterlijk naar Eden-Olympia verwezen als “a huge experiment in how to hothouse the
future” (Ballard, 2000: 15), maar dit is evengoed het geval voor de andere
gemeenschappen die hier centraal staan. Behalve die in Robinson Crusoe en Lord of the
Flies, zijn ze allemaal gepland en bedoeld als een alternatieve manier van leven die in de
toekomst wijder verspreid zou kunnen worden. Maar allemaal, ook Robinson Crusoe en
Lord of the Flies, tonen ze hoe het anders kan, en uiteindelijk in veel van de gevallen hoe
het beter niet is en wat daaruit geleerd kan worden. De isolatie is hiervoor een
belangrijke voorwaarde, want het is slechts door de fysieke afzondering dat het mogelijk
wordt een alternatief uit te bouwen voor de gewone samenleving. Het gaat telkens om
een zone waar men, wanneer de grens overgestoken wordt, in een heel andere
atmosfeer terechtkomt, in een wereld waar andere wetten, een ander wereldbeeld
heerst.
Maar het interessante – en enigszins paradoxale – is, dat deze “alternatieve” ruimtes
eigenlijk zeer dicht bij de werkelijke situatie staan. In hun andersheid zijn ze namelijk
goed in staat bepaalde elementen uit de “gewone wereld” in een ander licht te plaatsen,
en zo het moderniseringsproces te reflecteren. In Utopia en Robinson Crusoe zien we het
begin hiervan; deze werken illustreren in het bijzonder het civilisatieproces zoals
beschreven door Elias. Utopia, gesitueerd in de renaissance, toont het belang van de rede
en de zelfcontrole en weerspiegelt het toekomstoptimisme dat heerst tijdens haar
ontstaanscontext. Robinson Crusoe, geschreven op een moment waarop de eerste
61
tekenen van de Verlichting opkwamen, is eveneens zeer optimistisch. Het individu staat
hier centraal en dan vooral het geloof dat de mens zichzelf en zijn omgeving met behulp
van de rede kan omvormen en verbeteren. In deze vroege fase van de moderniteit is de
mens nog “inclined to “rationalise” [his] own behaviour, to strive for self-realisation and
streamline [his] external appearance” (Keunen, 2013: 5). De individualisering die hiermee
gepaard gaat, wordt echter steeds extremer en de gevolgen hiervan worden in de later
gesitueerde werken duidelijk. De “Lof der zotheid” van Erasmus, wat als een eerste
symptoom van de moderniteit gezien wordt, is in deze postmoderne wereld tot in het
extreme doorgevoerd. “Zotheid” wordt in Super-Cannes zelfs door de psychiater
aangeraden om beter met de hoge werkdruk en het gebrek aan sociaal contact om te
kunnen. In deze recentere werken is er duidelijk een grote ommezwaai gebeurd. De
controlemaatschappij, en niet een inherente moraliteit, is het enige wat de orde nog kan
bewaren. Het toekomstoptimisme en het geloof in de mensheid blijken voorgoed
verleden tijd, en hebben plaats gemaakt voor een zeer cynisch mensbeeld. De mens is
niet in staat tot zelfcontrole en kan haar inherente egoïsme niet onderdrukken met
behulp van de rede. Het leven in een metropool heeft de mensen afgestompt en men
zoekt rust en bescherming in zijn of haar individuele capsule.
Onderzoek van deze werken toont aan dat literatuur zich goed leent als medium om
de tijdsgeest van een bepaalde periode weer te geven, en vooral ruimtelijke elementen
geven een goed beeld van hoe men tegenover de wereld staat: “Through literature, […],
and specifically through the spatial symbols found in literature, we can illustrate modern
man’s affective investment in his world. Literary imagination shows us what is at work in
modern man’s perception and experience” (Keunen, 2013: 22). De afgesloten ruimtes uit
dit onderzoek tonen de mythische denkwijze van de mens, waarbij een binnen en een
buiten tegen elkaar worden afgezet, en het binnen als een sacrale plek functioneert. Na
analyse van deze werken, kan er een zeer interessante conclusie getrokken worden. Er
lijkt in elk van deze gevallen namelijk een grote overeenkomst te zijn tussen de ruimte en
de mentaliteit van de personages. Niet alleen ontwikkelen de ruimte en de personages
zich vaak op een gelijkaardige manier (zie bv. Lord of the Flies en De nieuwe stad), maar
de ruimtelijke isolatie in het algemeen zou alleszins in deze gevallen gezien kunnen
worden als symbool voor de groeiende individualisering en atomisering in de
laatmoderne maatschappij. Ieder neigt ernaar zich in de eigen capsule op te sluiten en
62
handelt slechts uit eigenbelang. Alles wat buiten het eigen zelf ligt, is geen deel van de
interessesfeer. Dit wordt in macro-vorm uitgebeeld door de (al dan niet stedelijke)
eilanden. Alles wat tot het buiten behoort is triviaal; het binnen is een wereld op zich.
Ruimte functioneert in deze gevallen dus zeker niet slechts als decor of irrelevante
achtergrondsetting. Niet alleen werkt ze de handelingen en mentaliteitsverandering van
de personages in de hand, maar ze symboliseert op een hoger vlak de kern van de
moderne tijdsgeest.
63
Bibliografie
Ahlbäck, Pia Maria. Energy, Heterotopia, Dystopia. George Orwell, Michel Foucault and the Twentieth Century Environmental Imagination. Ǻbo: Ǻbo Akademi University Press 2001
Amidon, Stephen. De nieuwe stad. Vert. Gideon den Text. Amsterdam: Atlas 2001
Bakhtin, Mikhail. Rabelais and His World. Vert. Helene Iswolsky. Bloomington: Indiana university press 1984 Ballard, J.G. High-Rise. Londen: Fourth Estate 2011
Ballard, J.G. Super-Cannes. New York: Picador 2000
Blakely, Edward J. en Snyder, Mary Gail. Fortress America. Gated communities in the United States. Washinton, D.C.: Brookings Institution Press 1997
Booker, M. Keith. Techniques of subversion in modern literature. Transgression, abjection, and the carnivalesque. Gainesville: University of Florida press 1991 Boyer, M. Christine. “The many mirrors of Foucault and their architectural reflections”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 53-73
Bristol, Michael D. Carnival and Theater. Plebeian culture and the structure of authority in Renaissance England. New York: Methuen 1985
Cassirer, Ernst. The Philosophy of Symbolic Forms. Volume 2: Mythical Thought. Vert. Ralph Manheim. New Haven: Yale UP 1955
Cassirer, Ernst. Philosophie der Symbolischen Formen. Dritter Teil: Phänomenologie der Erkenntnis. 7e onveranderde uitgave. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft 1954
Cenzatti, Marco. “Heterotopias of difference”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 75-85
Collington, Tara. „The Chronotope and the Study of Literary Adaptation: The Case of Robinson Crusoe”. Bakhtin’s Theory of the Literary Chronotope. Reflections, Applications, Perspectives. Gent: Academia Press 2010. 179-193. <www.oapen.org/download?type=document&docid=377572>.
Cohen, Margaret. “The Chronotopes of the Sea”. The Novel. Ed. Franco Moretti. Vol. 2. Princeton: Princeton UP 2008. 647-666
Davis, Lennard J. Resisting Novels. Ideology and fiction. New York: Methuen 1987
64
De Cauter, Lieven en Dehaene, Michiel. “The space of play”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 87-102
Doron, Gil. “‘…those marvelous empty zones at the end of cities’. Heterotopia and the ‘dead zone’”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 203-214
Elias, Norbert. Het civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Vert. Willem Kranendonk. Amsterdam: Boom 2001
Fornäs, Johan. Cultural Theory & Late Modernity. London: Sage Publications 1995
Foucault, Michel. “Of other spaces”. Vert. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 13-29
Galtung, Johan. On the social costs of modernization. Social Disintregation, Atomie/Anomie and Social Development. Geneva: UNRISD Publications 1995. <http://rua.ua.es/dspace/bitstream/10045/5754/1/ALT_08_06.pdf>.
Golding, William. Lord of the Flies. 32e druk. Suffolk: The Chaucer Press 1984
Goodey, Brian R. “Mapping "Utopia": A Comment on the Geography of Sir Thomas More”. Geographical Review. 60.1 (1970): 15-30. <http://www.jstor.org/stable/213342?origin=JSTOR-pdf>.
Heynen, Hilde. “Heterotopia unfolded?”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 311-323
Keunen, Bart. Urban Crime Fiction and the Diagnostics of Modernity. Emotional and Moral Space in “a world of lies and survival”. Manuscript. Gepubliceerd als “Der Großstadtkrimi und der Zustand der Gegenwart. Emotionaler und moralischer Raum in einer ‘Welt der Lügen und des Überlebens’”. Matteo Colombi (Hg.), Stadt - Mord - Ordnung. Urbane Topographien des Verbrechens in der Kriminalliteratur aus Ost- und Mitteleuropa. Bielefeld: Transcript Verlag, 2012. 29-56
Keunen, Bart. “Places that Make a Difference: (Heterotopian) Space and (Phantasmagoric) Modernity in Literary Imagination.” Imagining Spaces/Places. Pirjo Lyytikainen, Paula Arvas and Maija Urponen (eds.). Cambridge: Cambridge Scholarly Press, 2013 (in press)
Keunen, Bart en Verraest, Sofie. "Tell-Tale Landscapes: Narrative and Mythical Chronotopes in Urban Designs for Twenty-First Century Paris." CLCWeb: Comparative Literature and Culture 14.3. Ed. Sofie Verraest, Bart Keunen en Katrien Bollen. 2012
65
Leiß, Judith. Inszenierungen des Widerstreits. Die Heterotopie als postmodernistisches Subgenre der Utopie. Bielefeld: Aisthesis Verlag 2010
Lemaire, Ton. De Indiaan in Ons Bewustzijn. De Ontmoeting van de Oude met de Nieuwe Wereld. Baarn: Ambo 1986
Low, Setha. “The gated community as heterotopia”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 153-164
Marx, Karl en Engels, Friedrich. Werke. Band 2. Berlin/DDR: Dietz Verlag 1972
More, Thomas. Utopia, or The Happy Republic. A Philosophical Romance. London: Joseph Rickerby Printer 1838. <http://books.google.be/books?id=Kr2BJ74EP6QC&printsec=frontcover&dq=utopia&hl=nl&sa=X&ei=c2mpT-2CO8ik-gbT073TAg&ved=0CEYQ6AEwAg#v=onepage&q=utopia&f=false>.
Seeber, Hans-Ulrich. “Bemerkungen zum Begriff ‘Gegenutopie’”. Literarische Utopien von Morus bis zur Gegenwart. Eds. Hans-Ulrich Seeber en Klaus L. Berghahn. Königstein: Athenäum 1983. 163-171
Seidel, Michael. Robinson Crusoe: Island myths and the novel. Boston: Twayne 1991
Seidel, Michael. “Robinson Crusoe and the varieties of fictional experience”. The Cambridge Companion to Daniel Defoe. Ed. John Richetti. New York: Cambridge University Press 2008
Selby, Keith. “Golding's Lord of the Flies”. Explicator. 41.3 (1983): 57-59. <http://pao.chadwyck.co.uk/PDF/1337681763637.pdf>.
Shephard, Robert. “Utopia, Utopia's Neighbors, Utopia, and Europe”. The Sixteenth Century Journal. 26.4 (1995): 843-856. <http://www.jstor.org/stable/2543790>.
Sohn, Heidi. “Heterotopia: anamnesis of a medical term”. Heterotopia and the city. Ed. Michiel Dehaene en Lieven De Cauter. New York: Routledge 2008. 41-50
Thomas, Keith. “The Utopian Impulse in Seventeenth-Century England”. Between Dream and Nature: Essays on Utopia and Dystopia. Ed. Dominic Baker-Smith en C.C. Barfoot. Amsterdam: Rodopi 1987. 20-46
Vandermeersche, Geert en Soetaert, Ronald. "The Representation of Education in Daniel Defoe’s Robinson Crusoe: Narrative, Landscape and the Burden of Cultivation". Comparative Literature and Culture. 14.3 (2012)