This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Errata en aanvullingen bij Toegepaste Energieleer 1e druk 2005, ISBN 90 395 2301 0
Blz. 26: ‘In ons geval geeft die de steilheid’ i.p.v. ‘In ons geval geeft de steilheid’
Blz. 28: In figuur 2.21 Topp bij het wandoppervlak; bij [2.23] Topp i.p.v. Twand
Blz. 30 en 31: 3
1 .4.. gems Tσεα = i.p.v. 4
1 .4.. gems Tσεα =
Blz. 32: KmWTgems2383
1 /30,5308.4.10.67,5.8.0.4.. === −σεα i.p.v.
KmWTgems2484
1 /30,5308.4.10.67,5.8.0.4.. === −σεα
Blz. 33: ‘Door de specifieke arbeid en/of specifieke warmte te vermenigvuldigen met de massastroom krijgen we het vermogen resp. de warmtestroom:’ i.p.v. ‘Door de specifieke arbeid en/of specifieke warmte te vermenigvuldigen krijgen we het vermogen resp. de warmtestroom’
Hoofdstuk 3 Toestandsgrootheden en stofeigenschappen Blz. 42, figuur 3.2
Blz. 44: ‘Uit metingen blijkt dan dit moment evenredig is met de snelheid v= ω.Ru en omgekeerd
evenredig met de spleetafstand s’ i.p.v. ‘Uit metingen blijkt dan dit moment evenredig is met de snelheid v= ω.Ru en de spleetafstand s’ ‘Doordat M weer evenredig is met v en 1/s kunnen we schrijven’ i.p.v. ‘Doordat M weer evenredig is met v en d kunnen we schrijven’
s
vC=τ i.p.v.
s
VC=τ
Blz. 48: dh∆ i.p.v. damph∆
Blz. 49: onderaan achter [3.21]: met ρ1=v volgt sR
Gegeven is een Carnotproces dat afspeelt tussen een omgevingstemperatuur van 20 °C en een hoge temperatuur die oploopt van 20 naar 1000 °C’ i.p.v. ‘Gegeven is een Carnotproces dat afspeelt tussen een omgevingstemperatuur van 20 °C en een hoge temperatuur die oploopt van 20 naar 200 °C’
Blz. 138: onderaan
‘In de toestandsverandering 12 wordt een brandstofluchtmengsel isentropisch gecomprimeerd’ i.p.v. ‘In de toestandsverandering 12 wordt een brandstofluchtmengsel gecomprimeerd’
Blz. 157: Figuur 6.29
Blz. 158 onderaan: cV i.p.v. cp (4x).
Blz. 159:
=
1
2112 ln
V
VTmRQ s [b] en
=
3
4334 ln
V
VTmRQ s [c]
i.p.v.
=
1
212 ln
V
VTmRQ s [b] en
=
3
434 ln
V
VTmRQ s [c]
Blz. 160 onderaan: 3805,0=thη i.p.v. 38,0=thη
Errata Energieleer – 3/17 –
Blz. 161 kgkJqw toethnt /0,1196,312.3805,0. === η i.p.v.
expansieverhouding1 λexp 1 In de literatuur komen we hiervoor ook het begrip volumetrisch rendement tegen. Wij kennen aan het volumetrisch rendement een andere betekenis toe, namelijk een rendement waarin de invloed van lekkage en opwarming bij aanzuigen opgenomen is. Zie boek ‘Toegepaste energietechniek’.
‘Wanneer in de turbine een ideaal gas (hiervoor geldt h=cpT) expandeert kunnen we het isentropisch rendement ook uitdrukken in temperaturen’ i.p.v. ‘Wanneer in de turbine een ideaal gas expandeert kunnen we het isentropisch rendement ook uitdrukken in temperaturen’.
Blz. 212 bovenaan:
‘Wanneer we een zeer slecht uitgevoerde arbeidsleverende of –vragende machine hebben is 0≈isη
(dus alle toegevoerde arbeid wordt gebruikt om de inwendige energie te verhogen)’ i.p.v. ‘Wanneer we een zeer slecht uitgevoerde arbeidsleverende of –vragende machine hebben is 0≈isη (dus alle
toegevoerde warmte wordt gebruikt om de inwendige energie te verhogen)’.
Errata Energieleer – 4/17 –
Blz. 213 Tekstueel wijzigen:
De entropieverandering kunnen we bepalen uit:
∫=∆omk T
dQS [8.8]
We kunnen elk willekeurig omkeerbaar proces hanteren. Doordat we voor omkeerbare toestandsveranderingen de warmtevergelijkingen uit hoofdstuk 5 hebben, kunnen we de integraal oplossen. Voor dQ kunnen we schrijven mcdTdQ = . Dus
∫=∆omk T
dmcTS
Voor een adiabatisch proces geldt 0=c zodat uit [8.7] volgt voor een omkeerbaar adiabatisch proces dat de toename van de entropie gelijk is aan:.
00 ====∆ ∫∫∫ T
dT
T
dmcT
T
dQS
omkomk
De entropie blijft constant.
Blz. 214 Afleiding: ∫=∆omk T
dQS i.p.v. ∫=∆
T
dQSomk
Blz. 215:
In tabel 8.1 is een overzicht gegeven is van de entropieverandering. Deze zin verwijderen: De betreffende vergelijkingen kunnen echter ook gebruikt worden voor niet-omkeerbare toestandsveranderingen omdat de entropie een toestandsgrootheid is.’
Blz. 217: [3.21] i.p.v. [3.18]
Blz. 220:
∫>∆no T
dQS [8.19] i.p.v. ∫>∆
omk
no T
dQS
no
no
ST
dQS ∆+=∆ ∫ [8.19a]
waarin: noS∆ = de toename van de entropie t.g.v. niet-omkeerbaarheden bij een niet omkeerbaar
proces [J/K] i.p.v.
omkno SS ∆>∆ [8.19a]
waarin: noS∆ = de toename van de entropie bij een niet omkeerbaar proces [J/K
Voor het kringproces geldt volgens [8.18] i.p.v. Voor het kringproces geldt volgens [5.42]:
Blz. 222: ∫=∆omk T
dQS i.p.v. ∫=∆
T
dQSomk
Blz. 223: ‘Voor het thermisch rendement van een omkeerbaar positief kringproces geldt’ i.p.v. ‘Voor het thermisch rendement van een positief kringproces geldt’.
Blz. 227:
2x: omkno TT ,2,2 > i.p.v. omkTT ,22 >
Onder figuur 8.13: enthalpietoename i.p.v. enthalpieval.
Errata Energieleer – 5/17 –
Blz. 230:
∫=∆omk T
dQS i.p.v. ∫=∆
T
dQSomk
no
no
ST
dQS ∆+=∆ ∫ i.p.v. ∫>∆
T
dQSno
Hoofdstuk 9 Werkelijke kringprocessen Blz. 234: ‘Een werkelijk kringproces dat in een installatie plaatsvindt, bestaat uit een aaneenschakeling van
niet-omkeerbare open systemen (zie paragraaf 7.4) en niet-ideale fluïda.’ i.p.v. ‘Een werkelijk kringproces dat in een installatie plaatsvindt, bestaat uit een aaneenschakeling van niet-omkeerbare open systemen. Zie paragraaf 7.4 en niet-ideale fluïda.’
Blz. 265: T3=T1 i.p.v. T3=T4
Blz. 267: ‘Aangezien T3=T1 (het warmtewisselaarrendement van de tussenkoeler is 100%) volgt dat ook T4=145 °C’. i.p.v. ‘Aangezien T3=T1 volgt dat ook T4=145 °C’.
Blz. 272: ‘de brandstofmassa is verwaarloosd ten opzichte van de luchtmassa.’
i.p.v. ‘de brandstof is verwaarloosd ten opzichte van de luchtmassa.’
Blz. 275 figuur 9.46:
Blz. 277:
‘Doordat het kringproces plaatsvindt tussen twee drukken en de expansie isenthalpisch plaatsvindt en voor de berekening van de koudefactor enthalpiën bepaald moeten worden’ i.p.v. ‘Doordat het kringproces plaatsvindt tussen twee drukken en de expansie isenthalpisch plaatsvindt en voor de berekening van de koudefactor en de koudefactor enthalpiën bepaald moeten worden’
Blz. 315: De volumestroom die i.p.v. De volumestroom dat
Blz. 317: We gaan [10.15] i.p.v. We gaan [10.12]
Hoofdstuk 11 Wrijvingsloze gasstroming Blz. 326: We kunnen dan in plaats van [11.1] gebruikmaken van [10.6]. i.p.v. ...gebruik maken van [10.2].
Onderaan: [3.10] i.p.v. [11.2]
Blz. 328: • De ideale gaswet sTT
p =ρ
[d] i.p.v. De ideale gaswetkk
pp
1
1
2
2
ρρ= [d]
Blz. 329: mssa
lt 07,200207,0
1450
3 ===∆=∆ i.p.v. mssa
lt 07,200207,0
1000
3 ===∆=∆
Blz. 331:
−
−=
ρρpp
k
kv
1
1
1
2 i.p.v.
−
−=
ρρpp
k
kv
2
1
1
2
Blz. 340: Aanpassen:
Met Tch p= volgt dan
kgkJkgJ
vTcvhhvhh uitinpuitinuituituitin
/797/7973909002
16231930
2
1
2
1
2
1
2
222
==⋅−⋅
=−=−=⇒=−
en )140(41393,1
797CK
c
hT
p
uituit °===
Met de derde Wet van Poisson [5.9] kunnen we de druk bepalen:
barT
Tpp
p
T
p
T k
k
in
uitinuitk
in
kin
kuit
kuit 29,2
623
413.12
133,1
33,11
11=
=
=⇒=
−−
−−
Vervolgens kunnen we met de ideale gaswet suituit
uit RT
p=
ρ de uittrededichtheid bepalen:
35
/22,1405.462
10.29,2mkg
TR
p
uits
uituit ===ρ
Errata Energieleer – 7/17 –
Hoofdstuk 12 Stroming met weerstand
Blz. 349: Kc
pT
V
w 16,1718.2,1
1000 ==∆
=∆ρ
i.p.v. Kc
pT
V
w 1714.2,1
1000 ==∆
=∆ρ
Blz. 355 boven figuur 12.9: De wrijvings coefficient volgt uit... i.p.v. De weerstandscoefficient...
Blz. 355 figuur 12.9:
Blz. 356 voorbeeld 12.6:
Gegeven is een 2 m lange buis met een diameter van 3 mm waardoor brandstof stroomt... i.p.v. Gegeven is een 2 m lange buis waardoor brandstof stroomt...
Blz. 360 voorbeeld 12.7: Eerst ΦV uitrekenen met Wet van Poiseuille en dan controleren of stroming laminair is.
Hoofdstuk 13 Stationair warmtetransport Blz. 376:
dt
dEPee syst
wuituitmininm =−Φ+Φ−Φ ,, i.p.v. dt
dEPee syst
prodwwuituitmininm =−Φ+Φ+Φ−Φ ,,,
t
EdPdeded syst
Wuituitmininm ∂∂
=−Φ+Φ−Φ ,, i.p.v.
t
EdPddeded syst
prodWWuituitmininm ∂∂
=−Φ+Φ+Φ−Φ ,,,
t
Ud w ∂
∂=Φ i.p.v. t
Udd prodww ∂
∂=Φ+Φ ,
Toevoegen onder [13.1]: Φw bestaat uit warmtestromen over de systeemgrenzen en warmteproductie binnen de systeemgrenzen.
2,55.105
0,017
0,0002
Errata Energieleer – 8/17 –
Blz. 381:
t
Tcg
z
T
y
T
x
T
∂∂=+
∂∂+
∂∂+
∂∂ ρλ
2
2
2
2
2
2
i.p.v. t
Tcg
x
T
x
T
x
T
∂∂=+
∂∂+
∂∂+
∂∂ ρλ
23
2
22
2
21
2
02
2
2
2
2
2
=+
∂∂+
∂∂+
∂∂
gz
T
y
T
x
Tλ i.p.v. 02
3
2
22
2
21
2
=+
∂∂+
∂∂+
∂∂
gx
T
x
T
x
Tλ
Blz. 387 voorbeeld 13.3: grenst aan lucht van 20 i.p.v. 22 °C.
Blz. 389 figuur 13.14:
Blz. 391 figuur 13.16:
Blz. 393 figuur 13.18:
r
T12
Errata Energieleer – 9/17 –
Blz. 399 voorbeeld 13.7:
Een elektriciteitdraad heeft een straal van 6 mm, een warmtegeleidingcoëfficiënt van 20 W/mK. De elektrische stroom genereert een warmte van 107 W/m3. De temperatuur aan het oppervlak van de draad wordt gehandhaafd op 20 °C. i.p.v. Een elektriciteitdraad heeft een straal van 6 mm, een warmtegeleidingcoëfficiënt van 20 W/mK. De elektrische stroom genereert een warmte van 109 W/m3. De temperatuur aan het oppervlak van de draad wordt gehandhaafd op 100 °C.
CT o5,2420.4
)0006,0(1020
227
=−+= i.p.v. CT o12,12820.4
)00015,0(10100
229
=−+=
Blz. 407 boven figuur 13.30 toevoegen:
Fluïdum 1 is het fluïdum dat afgekoeld wordt en fluïdum 2 dat opgewarmd wordt. Blz. 408: [13.29] i.p.v. [13.2] en [13.30] i.p.v. [13.29]
Hoofdstuk 16 Warmteoverdracht door straling Blz. 517: figuur 16.6:
Blz. 520: ‘Voor twee grote grijze oppervlakken’ i.p.v. ‘Voor twee oppervlakken…’
Blz. 523 Figuur 16.11: Φw1a,netto i.p.v. Φwa1,netto
Blz. 524 onder [16.14]:
In hoofdstuk kwamen we de volgende vergelijking tegen:
)(. 42
41112112, TTAw −Ψ=Φ σε [2.25]
model tipvoorwaarde temperatuurverloop in vin
fluidumwand
fluidum
x TT
TT
−−
==0θ
θ
warmtestroom van vin
vinw,Φ
A Convectie-voorwaarde
LxLx dx
d
==
−= θλαθ
mLm
mL
xLmm
xLm
sinhcosh
)(sinh)(cosh
+
−
+−
λαλ
α
[15.40] mL
mmL
mLm
mLM
sinhcosh
coshsinh
λαλ
α
+
+[15.41]
B Adiabatische randvoorwaarde
0=
=Lxdx
dT
mL
xLm
cosh
)(cosh −[15.42]
mLM tanh [15.43]
C Oneindig lange vin
0==Lxθ
mxe− [15.44]
M
Errata Energieleer – 12/17 –
Bij zwarte oppervlakken (ε=1) geldt dat de uitwisselingsfactor ψ12 gelijk is aan de zichtfactor F12. Bijlage 1: Wiskunde Blz. 546: differentaalquotiënt i.p.v. differentiequotiënt. Blz. 548: differentiaal i.p.v. differentie (2x) Bijlage 2: Mediumeigenschappen Stofeigenschappen bij 1 bar. Helium: k=1,67 i.p.v. 1,66
Errata Energieleer – 13/17 –
Opgaven Hoofdstuk 2 Energievormen
Blz. 36, Opgave 4
Dichtheid lucht bij 20 °C.
Hoofdstuk 3 Toestandsgrootheden en stofeigenschappen Blz. 72, Opgave 30
In een stoomketel wordt water van 40 °C bij een druk van 80 bar omgezet in stoom. De specifieke toegevoerde warmte is gelijk aan 3000 kJ/kg Wat is de uittredetemperatuur?
Blz. 72, Opgave 31
Oververhitte stoom van 350 °C wordt onder een constante druk van 50 bar verwarmd tot 450 °C. Bereken de toe te voeren hoeveelheid warmte en de gemiddelde soortelijk warmte van het water.
Blz. 72, Opgave 32
Beantwoord de vraag nogmaals maar nu voor de situatie dat er verwarmd wordt van 450 °C tot 550 °C. In tabel B2.8 vinden we de h’s.
Een koelmachine die werkt volgens het Carnotproces voert warmte af uit een koelruimte bij een koeltemperatuur van 10 °C. De omgevingstemperatuur is 40 °C. De temperatuurverschillen over het warmte-uitwisselend oppervlak van de verdamper en condensor is 5 K. Wat is de waarde van de koudefactor?
Hoofdstuk 7 Open systemen Blz. 207, Opgave 12
We willen in een compressor lucht isothermisch van 1 bar verhogen naar 8 bar. Per uur wordt er 3600 kg lucht geleverd. De begintemperatuur is 30 °C. De schadelijke ruimte bedraagt 10% van het slagvolume. Hoeveel vermogen is er nodig voor het aanzuigen, comprimeren, uitdrijven en expanderen van de lucht in de compressor?
adiabatisch i.p.v. isentropisch; 600 i.p.v. 20 °C.
Blz. 231, Opgave 6
adiabatisch i.p.v. isentropisch
Errata Energieleer – 14/17 –
Blz. 231, Opgave 7
geleverde vermogen i.p.v. benodigde vermogen
Blz. 231, Opgave 9
Lucht wordt gecomprimeerd van 10 naar 1 m3 waarbij de temperatuur stijgt van 40 naar 400 °C. Wat is de entropieverandering?
Blz. 231, Opgave 11
300 °C i.p.v. 200 °C.
Blz. 232, Opgave 12
300 °C i.p.v. 200 °C.
Blz. 232, Opgave 14
In een stoomketel wordt 1 kg vloeibaar water bij 200 °C omgezet in stoom. Daarbij daalt de temperatuur van de rookgassen van 1200 naar 400 °C. Wat is de verandering van de entropie van de rookgassen en het water? Wat is de totale entropieverandering? Voor de eigenschappen van de rookgassen mag uit gegaan worden van de eigenschappen van lucht.
Uit een buis met een diameter van 3 mm stroomt 1 kg/s water. Dit water stroomt uit op een plaat. Welke kracht wordt op de plaat uitgeoefend? Zowel de statische druk in de buis als de omgevingsdruk is 1 bar.