Energie audit verslag SPIE Nederland B.V. Portofolio, boundary en doelstellingen GEZAMENLIJK DOEN, SPIE GROEN! Opgesteld door: Beoordeeld door: Vrijgave: M. Herman SHEQ Coördinator M. van Dijck SHEQ Officer L. Ummels Algemeen directeur d.d. 20-03-2013 25-03-2013 25-03-2013 Handtekening: Handtekening: Handtekening:
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Per emissiebron worden de maatregelen toegelicht. Voor deze maatregelen is het niet mogelijk om
een besparingspercentage aan te geven. De rede hiervoor kan per maatregel verschillen, maar heeft
voornamelijk te maken dat er onvoldoende informatie is voor een realistische schatting. Daarnaast
worden maatregelen genomen welke geen invloed hebben op een emissiebron, waardoor het
onmogelijk is om een besparingspercentage te berekenen.
Business car travel
Om het brandstofgebruik van de leaseauto’s te reduceren worden de volgende maatregelen
uitgevoerd:
Vestigingen voorzien van flexplekken;
Fietsplan;
Autoklasse beleid voor A- en B-label.
In 2012 worden vestigingen voorzien van flexplekken. Hierdoor kunnen medewerkers, welke
vanwege een vergadering op een andere vestiging aanwezig zijn, op een flexplek werken. Daardoor
reist de medewerker aan het einde van de werkdag rechtstreeks naar huis.
SPIE Nederland wil een vermindering van korte afstandsritten realiseren door haar werknemers te
stimuleren om met de fiets naar het werk te reizen. De stimulans bestaat uit het aanbieden van een
fietsplan, waardoor medewerkers voor een relatief lage prijs een fiets kunnen aanschaffen.
SPIE Nederland zorgt ervoor dat het gemiddelde normverbruik stijgt door het laten vervallen van de
keuze voor een leaseauto met een C-label. Hierdoor kunnen alleen een zuinigere leaseauto’s met het
A- of B-label gekozen worden.
Energie audit verslag 20-03-2013
14
Electricity purchased
Op dit moment gebeurd het dat de kantoorverlichting ingeschakeld is wanneer een medewerker niet
aanwezig is, bijvoorbeeld tijdens lunchpauzes en vergaderingen. Dit wordt eenvoudig verholpen door
het plaatsen van bewegingssensoren.
Inkoop (scope 3)
Naast de reductie in de CO2-uitstoot van de bedrijfsvoering wil SPIE Nederland gebruik maken CO2-
verantwoorde materialen, door het inkopen van materialen bij CO2-bewuste leveranciers. Daarnaast
worden milieueisen uitgebreider meegenomen in de inkoopcriteria. Naast een eis van Ecovadis
wordt aan A-aanbieders om een scope 1 & 2 gevraagd, zodat van de leveranciers inzichtelijk wordt
op welke aandachtsgebieden men CO2 en energiereductie kan realiseren.
Overige maatregelen
Om het papiergebruik te verminderen worden de printers ingesteld om standaard dubbelzijdig te
printen. In de toekomst zal een medewerker een printopdracht toewijzen aan een project/post.
Hierdoor worden medewerkers ontmoedigd om te printen, vanwege de extra handelingen.
Om de betrokkenheid en het CO2-bewustzijn van medewerkers te vergroten wil SPIE Nederland
trainingen en workshops gegeven. Daarnaast wordt tijdens de road shows aandacht aan CO2-reductie
besteed. Dit zal eraan bijdragen dat medewerkers CO2-reductie ideeën in gaan brengen. Om de
medewerkers extra te stimuleren wordt jaarlijks de medewerker met het beste idee beloond met de
‘Green award’. Door het creëren van bewustwording wil SPIE Nederland een CO2-reductie realiseren
op elke emissiebron.
Reducties vanuit de vestigingen
Naast het feit dat er vanuit SPIE Nederland B.V. de CO2 uitstoot en het energieverbruik dient te
worden gereduceerd, dienen er ook vanuit de vestigingen reductiedoelstellingen te worden
gerealiseerd. De energiedragers binnen de vestigingen dienen in beeld te zijn gebracht. Met deze
informatie kan worden bepaald welke maatregelen het rechtvaardigen om toe te passen, zodat CO2-
reductie en / of energiereductie wordt gerealiseerd.
3.3 Reducties per emissiebron Volledigheidshalve is in tabel 8 de verwachte CO2-reductie per emissiebron weergegeven. In de tabel
zijn alleen de kwantificeerbare maatregelen meegenomen. De te verwachten CO2-besparing is
berekend ten opzichte van de totale CO2-uitstoot van SPIE Nederland in 2011.
Emissiebron Maatregel Besparing
Fuel used Onderzoek warmtelekken 5,4%
Business car travel Efficiëntere brandstoffen gebruiken 1,3%
Cursus ‘Het nieuwe rijden’ 5,3%
Thuiswerken 0,4%
Carpoolbeleid 0,3%
Plug-in hybride auto’s 0,6%
Airco refrigerants - -
Electricity
purchased
LED lampen + buitenlampen 0,2%
Energie audit verslag 20-03-2013
15
Personal cars for
business travel
- -
Business air and
train travel
- -
Totale besparing 13,9%
Tabel 8 – Verwachte CO2-reductie per emissiebron
4. Stuurcyclus
De CO2-footprint, het energie audit verslag en de voortgang van de reductiedoelstelling wordt
jaarlijks geëvalueerd worden middels de PDCA-cyclus, zie figuur 5. Het doel van de PDCA-cyclus is het
streven naar continue verbetering.
De PDCA-cyclus kan kort worden beschreven als:
Plan: Het vaststellen van doelstellingen en maatregelen om resultaten te behalen, welke in overeenstemming zijn met het energiebeleid;
Do: Het implementeren en uitvoeren van de maatregelen;
Check: Het monitoren en meten van de voortgang van de uitgevoerde maatregelen en doelstellingen. Van de resultaten dient een rapport opgesteld te worden, wat naar de medewerkers communiceert moet worden;
Act: Wijzigingen doorvoeren in de processen om de prestaties continu te verbeteren.
Het aanspreekpunt CO2 is verantwoordelijke voor het beheer van de stuurcyclus. Door de directie van
SPIE Nederland wordt minimaal jaarlijks de kwaliteit en de resultaten van het energie audit verslag
en het energie management systeem geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Deze evaluatie wordt
uitgevoerd tijdens de Management Review.
Figuur 5 - PDCA-Cyclus Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Deming_PDCA_cycle.PNG
Energie audit verslag 20-03-2013
16
Bijlage 1 – Werkwijze
Het energie audit verslag is een verantwoording van de emissie-inventaris van onderdeel 3.A.1 uit de
CO2-Prestatieladder versie 2.1 (18 juli 2012). De emissie-inventaris van scope 1 & 2 is samengesteld
conform ISO 14064-1. Dit is wereldwijd de meest gebruikte standaard om een CO2-footprint op te
stellen. Omdat de emissiefactoren van de CO2-Prestatieladder op nationaal niveau zijn vastgesteld,
worden de gehanteerde emissiefactoren omgerekend naar broeikasgas categorieën en de CO2-
emissie die daarmee gepaard gaat. In bijlage 3 is een verwijzingstabel opgenomen waarin wordt
aangegeven welke hoofdstukken voldoen aan de te rapporteren aspecten van 7.3.1 van de ISO norm
14064-1.
Om de CO2-emissie te kwantificeren is gebruik gemaakt van de rekenmodules, ontwikkeld door
Carbone 4. De basis van de rekenmodule is:
De geregistreerde hoeveelheid van een emissiebron wordt vermenigvuldigd met een conversiefactor,
om het aantal ton CO2-emissie te bepalen.
1.1 Kwantificatiemethode Voor het aardgasverbruik en ingekochte elektriciteit krijgt SPIE Nederland maandelijks facturen. Om
inzicht te krijgen in de CO2-emissie van SPIE Nederland kan inkoop bij de leverancier een overzicht
opvragen met het verbruik van aardgas en elektriciteit. Het verbruik van aardgas en elektriciteit is in
2011, over het jaar 2011 aantoonbaar gemaakt middels de zogenaamde eindafrekeningen. Per
vestiging zijn de gegevens omschreven middels de hoeveelheid kilowattuur.
De leaseauto’s zijn toegekend aan de CO2-inventarisatie van SPIE Nederland, de afdeling wagenpark
heeft het beheer over leaseauto’s. SPIE Nederland heeft inzicht in het aantal liters dat verbruikt is
per leaseauto in 2011, verdeeld per soort brandstof, geregistreerd door de leasemaatschappij. Er is
gekozen om voor het aantal liters in diesel, benzine en gas gebruik te maken van de
conversiefactoren volgens SKAO. De CO2-uitstoot van de stationaire verbrandingsapparatuur wordt
op dezelfde wijze bepaald.
De CO2-emissie van koelvloeistoffen is gekwantificeerd aan de hand van het verbruikt aantal kilo
koelvloeistof. Het aantal kilo’s zijn middels de conversiefactoren in een CO2-emissie omgezet. Het
bijvullen van de koelvloeistof genereert een hoge CO2-emissie.
De zakelijk gereden kilometers door privéauto’s zijn gekwantificeerd aan de hand van de
gedeclareerde kilometers. De kilometers worden bij SPIE Nederland geregistreerd door de afdeling
salarisadministratie. Het is niet inzichtelijk wat voor type brandstof en wat voor type privéauto’s
gebruikt zijn. Hierdoor brengt dit een mate van onzekerheid met zich mee.
De reizen met het vliegtuig zijn gekwantificeerd op basis van het aantal vliegbewegingen. Op basis
van de vliegbewegingen kan het aantal vliegkilometers berekend worden. De vliegbewegingen zijn
ingedeeld in korte-, middenlange en lange vliegreizen. Voor deze categorieën is een helder inzicht in
de gevlogen kilometers, vervolgens is met de conversiefactoren de CO2-uitstoot in kaart gebracht.
Energie audit verslag 20-03-2013
17
1.2 Onzekerheden In de analyse van de scopes, welke in hoofdstuk 2 is gepresenteerd, is sprake van een beperkte mate
van onzekerheden. De volgende onderwerpen hebben een mate van onzekerheid:
Exacte consumptie verbrandinsapparatuur.
Zakelijk gedeclareerde kilometers van privéauto’s;
Onzekerheidspercentages in de scopes.
Consumptie verbrandingsapparatuur
De exacte consumptie van brandstoffen voor verbrandingsapparatuur is niet bekend. Zo is voor
bijvoorbeeld de consumptie van tijdelijk ingeleende aggregaten niet volledig duidelijk / aantoonbaar.
Aangezien er bij de vestigingen naar het verbruik is gevraagd, en schriftelijk verklaard wat het
verbruik is geweest, is de onzekerheid geminimaliseerd.
Zakelijk gedeclareerde kilometers van privéauto’s
De emissiefactor is gebaseerd op het gemiddelde verbruik van personen auto’s, het tot stand
brengen van brandstof en de fabricage van een voertuig. Bij SPIE Nederland is niet inzichtelijk
hoeveel en wat voor soort brandstof gebruikt is voor de zakelijke gedeclareerde kilometers van
privéauto’s.
Onzekerheidspercentages in de scopes
De CO2-uitstoot van scope 1 & 2 is berekend middels de conversiefactoren van de GHG-methode.
Door de diversiteit van de bedrijfsactiviteiten kunnen de conversiefactoren niet accuraat zijn.
Daardoor is er een onzekerheidspercentage opgenomen op basis van de GHG-richtlijnen.
1.3 Conversiefactoren De CO2-footprint van SPIE Nederland is opgesteld conform ISO 14064 en voldoet aan de eisen van de
CO2-Prestatieladder (versie 2.1, 18 juli 2012). De conversiefactoren zijn geschikt om de CO2-uitstoot
van de activiteiten te berekenen, omdat de specifieke emissiefactoren op nationaal niveau zijn. De
gebruikte conversiefactoren zijn in bijlage 5 weergegeven.
Energie audit verslag 20-03-2013
18
Bijlage 2 – Scope-indeling
CO2 is de meest dominante broeikasgas. De CO2-uitstoot wordt veroorzaakt door het gebruik van
fossiele brandstoffen, zoals aardgas, benzine, diesel, etc. Om de CO2-uitstoot te bepalen dienen de
fossiele brandstoffen in kaart te worden gebracht. Aan de hand van het energieverbruik zijn er
specifieke conversiefactoren waarmee de CO2-uitstoot bepaald wordt.
Figuur 6 - Scopediagram
2.1 Scope 1 - Directe emissie De CO2-uitstoot van scope 1 is de directe emissie als gevolg van de eigen activiteiten van de
organisatie, zoals de uitstoot van gebouwen, leaseauto’s, bedrijfsauto’s, gas verbruik en
koelvloeistoffen.
2.2 Scope 2 - Indirecte emissie Naast de directe emissie van broeikasgassen, wordt in de CO2-footprint ook indirecte CO2-uitstoot
van meegenomen. De indirecte uitstoot betreft de ingekochte elektriciteit, bijvoorbeeld van een
elektriciteitsbedrijf of de warmte van een stadsverwarming. Tijdens het gebruik van elektrische
energie vindt geen verbrandingsproces plaats. Tevens is er geen sprake van CO2-emissie, maar bij de
productie van elektriciteit komt CO2-emissie vrij. SPIE Nederland is door het inkopen van elektriciteit
dus indirect verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot. In het scopediagram van de SKAO worden
zakelijke kilometers met privéauto’s (personal cars for business travel), en vliegtuigen (business air
travel) tot scope 2 gerekend. Dit komt niet overeen met GHG-Protocol die de betreffende
onderdelen onder scope 3 plaatst.
Energie audit verslag 20-03-2013
19
2.3 Scope 3 - Overige indirecte emissie Een organisatie heeft ook overige indirecte CO2-emissie, als gevolg van de activiteiten van het bedrijf
uit bronnen die niet in eigendom en niet beheerd worden door het bedrijf. Voorbeelden van de CO2-
emissie van scope 3; woon-werkverkeer van medewerkers met een privéauto, verwerking van afval
van een organisatie, transport, productie welke is uitbesteed, ingekochte materialen en
papierverbruik. Bij elke van de voorbeelden heeft de organisatie geen directe invloed op de emissies
die hierbij vrijkomen.
Energie audit verslag 20-03-2013
20
Bijlage 3 – Cross Reference
ISO
14064-1
NEN-ISO
50001
GHG report
content
Beschrijving Onderdeel
rapportage
A Reporting organization 1.2
4.2 B Person responsible 1.3
C Reporting period 1.4
4.1 4.1 D Organizational boundaries 1.5 & bijlage 4
4.2.2 E Direct GHG emissions 2.1
4.2.2 F Combustion of biomass 2.2
4.2.2 G GHG removals 2.3
4.3.1 H Exclusion of sources or sinks 2.4
4.2.3 I Indirect GHG emissions 2.1
5.3.1 J Base year 1.4
5.3.2 K Changes or recalculations 1.5
4.3.3 L Methodologies Bijlage 1
4.3.3 M Changes to methodologies Bijlage 1
4.3.5 N Emissions or removal factors used Bijlage 1 & 5
5.4 O Uncertainties Bijlage 1
4.4.3 + 4.6.1
4.4.4
4.4.5
4.6 (.2-.4)
P Statement in accordance with ISO 14064
Energiebeoordeling
Uitgangwaarden energieverbruik
Energieprestatie-indicatoren
Controle
1.1 & bijlage 3
1.7.1/2
1.7 & bijlage 5
3.3
1.7.3
Tabel 10 – Cross Reference
Verantwoording Rapportage volgens ISO 14064-1:2006 en NEN-ISO 50001:2011
Energie audit verslag 20-03-2013
21
Bijlage 4 – ‘Organisatorische grens’
De ‘organisatorische grens’ wordt bepaald door de GHG-methode. Daarnaast wordt gebruik gemaakt
van de laterale methode, welke een aanvulling is op de GHG-methode. SPIE Nederland is een grote
organisatie met meerdere entiteiten in zowel binnen- en buitenland. Indien de GHG-methode wordt
toegepast is het ‘startbedrijf’ de hoogste top van de hiërarchie. Waarbij zusterorganisaties, welke ver
van de opdrachtgever af staan, in de ‘organisatorische grens’ dienen opgenomen te worden. De
laterale methode is gebaseerd op de GHG-methode, namelijk vanuit de hoogste top van de
hiërarchie de ‘organisatorische grens’ bepalen. Echter, bij de laterale methode wordt maatwerk
toegepast door een vrije keuze van het ‘startbedrijf’.
De GHG-methode is vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk, maar is niet toepasbaar voor SPIE
Nederland, doordat het feit dat de juridische eenheid buiten de landsgrenzen reikt. Dit is niet de
insteek van de CO2-Prestatieladder. De laterale methode biedt een oplossing hiervoor, namelijk een
vrije keuze van het ‘startbedrijf’. De ‘organisatorische grens’ is vastgesteld door gebruik te maken
van laterale methode.
Op advies van de CI is ervoor gekozen om de ‘organisatorische grens’ te bepalen over 2011. Dit heeft
als reden dat de CO2-footprint over het jaar 2011 is en dat in 2012 organisaties zijn overgenomen,
waarvan geen CO2-documentatie is over 2011.
4.1 Keuze startbedrijf De entiteit SPIE Nederland B.V. is gekozen als de top van de organisatiehiërarchie. SPIE SA is de
moederorganisatie in Frankrijk, die wereldwijd opereert. Echter is het streven van de SKAO naar een
landelijk certificaat. De entiteiten worden top-down bepaalt, deze groep van organisaties wordt
benoemd als ‘Deel S’. In figuur 7 worden de onderlinge juridische relaties weergegeven.
Figuur 7 - Concern relaties SPIE Nederland B.V. Bron: Kamer van Koophandel. (30-09-2011).
Energie audit verslag 20-03-2013
22
Uittreksel van Aannemingsbedrijf Hofman Sliedrecht op 19-12-2011
‘Op 16-12-2011 is de registratie beëindigd in verband met het verdwijnen van de rechtspersoon ten
gevolge van fusie met ingang van 17-12-2011. Op 16-12-2011 fusieakte verleden. Verkrijgende