evalidatie maatschappelijk werk maatschappelijk werk in verpleeghuizen maatschappelijk werk in verpleeghuizen eerstelijns psycho geleiding GGZ ra voor jeugd en gezin thuisbegeleiding medisch maatschappelijk werk in algemene ziekenhuizen eerstelijns psychologische zorg thuisbegeleiding sociaal psychiatrisch verpleegkundigen Transparant aanbod Modulen als bouwstenen voor de hulpverlening Maatschappelijk werk in ambulante, deeltijd en poliklinische GGZ
66
Embed
eerstelijns psychologische zorg - Kennis en aanpak van sociale · PDF fileBegeleiding van chronische psychiatrische problematiek 43 12. Begeleiding bij een verstoord evenwicht in relaties,
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
revalidatie maatschappelijk werk
maatschappelijk werk in verpleeghuizen
maatschappelijk werk in verpleeghuizen
eerstelijns psychologische zorg
thuisbegeleiding
GGZcentra voor jeugd en gezinthuisbegeleiding
medisch maatschappelijk werk in algemene ziekenhuizen
eerstelijns psychologische zorg
thuisbegeleiding
sociaal psychiatrisch verpleegkundigen
Transparant aanbod
Modulen als bouwstenen voor de hulpverlening
Maatschappelijk werk in ambulante, deeltijd en poliklinische GGZ
Project: Modulariseren maatschappelijk werk in de
gezondheidszorg
Opdrachtgever: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk
Werkers / NVMW
Projectleider NVMW: Magteld Beun
Tekst: Margot Scholte en Corrie van Dam, MOVISIE
Eindredactie: NVMW
Vormgeving: Suggestie & illusie
Panelleden:
Koen van Beurden, Stichting Perspektief
John Koalsie, Delta Psychiatrisch Centrum, Poortugaal
Coby Langenkamp, RIAGG Amersfoort
Anita Schildkamp, GGz Nijmegen
Christine van Veen, Delta Psychiatrisch Centrum, Poortugaal
Alie Weerman, Hogeschool Windesheim, Zwolle
Peter Wierenga, GGnet, Warnsveld
Renie Wiersma, Meerkanten GGZ, Ermelo
Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan
19. Informatieverzameling ten behoeve van multidisciplinaire diagnostiek en
behandeling 54
20. Signalering verwaarlozing, misbruik en mishandeling 55
Deel 3:
Bijlagen
Bijlage 1: Functies van het maatschappelijk werk in de GGZ 58
Literatuurlijst 60
6 Inleiding* * *
InleidingMaatschappelijk werkers oefenen hun beroep uit in heel diverse omgevingen.
Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, de jeugdzorg, de overheid, het onderwijs, het
welzijnsveld, de maatschappelijke opvang en in het bedrijfsleven. Soms werken
zij solistisch en zijn zij de enige maatschappelijk werker in een organisatie, soms
werken zij in teams. Elk werkveld kent zijn eigen dynamiek. Hier ligt de kracht van de
maatschappelijk werkers; ze zijn werkzaam op verschillende plekken en in organisaties
waar vragen van cliënten zich voordoen. Het is tevens de zwakte van de maatschappelijk
werkers; de diversiteit maakt het moeilijk om een goed beeld van het beroep neer te
zetten.
Het is hierdoor noodzakelijk dat maatschappelijk werkers (steeds weer opnieuw) in hun
werkomgeving kunnen uitleggen wat zij doen en met welke reden. Maatschappelijk
werkers hebben handvatten nodig om zich te profileren. Om duidelijk te maken aan de
cliënt, de verwijzers, de samenwerkingspartners en de werkgevers wat zij kunnen en wat
zij doen. Transparantie over het aanbod van het maatschappelijk werk zal, naast een
heldere profilering, tevens duidelijk voor het voetlicht brengen wat de maatschappelijk
werkers bindt. Zo kan richting cliënt, werkgevers, overheid en beleidsmakers het belang
van maatschappelijk werk worden aangetoond.
De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW), hét platform voor
professionals, ziet het als haar taak om maatschappelijk werkers die handvatten te
bieden en om binnen de diversiteit het maatschappelijk werk op eenduidige wijze
neer te zetten. De NVMW is een representatieve beroepsvereniging die de collectieve
beroepsinhoudelijke belangen van maatschappelijk werkers behartigt. De NVMW borgt
de kwaliteit van het beroep, maakt kennisoverdracht mogelijk en biedt individuele
dienstverlening aan leden. Dit alles met ruimte voor de specifieke werksetting
waarin het maatschappelijk werk zich beweegt. In dit kader is de afgelopen jaren
veel aandacht besteed aan de ontwikkeling en validering van kwaliteitsinstrumenten
als beroepsprofielen en competentieprofielen voor de verschillende werksectoren
waarin maatschappelijk werkers werkzaam zijn. Hierbij is aansluiting gezocht bij
het werk van MOVISIE, het kennisinstituut voor de sociale sector dat voor meerdere
deelsectoren, waaronder het algemeen maatschappelijk werk (Scholte, 2008) en het
medisch maatschappelijk werk in de universitair medisch centra, het aanbod transparant
beschreven heeft in de vorm van modulen (Scholte, Van Leur & Brink, 2008).
Modulen zijn op te vatten als ‘zorg- of hulpverleningseenheden’ die met elkaar de
bouwstenen vormen voor het totale aanbod aan cliëntenzorg van een organisatie
of werksoort. Hiermee kan in grote lijnen duidelijk gemaakt worden wat een
beroepsgroep of werksoort te bieden heeft, voor wie, met welke doelen en met
Inleiding 7 * * *
welke (beoogde) resultaten. Een dergelijke modulaire beschrijving van het aanbod
van het maatschappelijk werk, gemaakt met een representatieve afvaardiging van
maatschappelijk werkers uit het betreffende werkveld, heeft een grote meerwaarde
voor de gehele beroepsgroep. Het biedt namelijk de mogelijkheid om het aanbod
van maatschappelijk werkers te profileren (zichtbaarder te maken) richting financiers,
samenwerkingspartners en andere beroepsgroepen. In dit kader heeft de NVMW aan
MOVISIE gevraagd om, op basis van de eerder door MOVISIE ontwikkelde systematiek
van ‘modulariseren’, ondersteuning te bieden bij het transparant beschrijven van
het aanbod van het maatschappelijk werk in vier sectoren binnen de curatieve
gezondheidszorg, te weten: het verpleeghuismaatschappelijk werk, het medisch
maatschappelijk werk in de algemene ziekenhuizen, het revalidatie maatschappelijk
werk en het maatschappelijk werk in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
In deze notitie wordt beschreven hoe het transparant maken van het aanbod van
het GGZ maatschappelijk werk heeft plaatsgevonden, en in welke modulen dit heeft
geresulteerd.
Gezien het brede werkveld van de GGZ is er in het kader van dit traject gekozen voor
een bepaalde afbakening daarvan. Deze keuze was noodzakelijk om tijdens dit traject,
binnen de gestelde financiële mogelijkheden en de beschikbare tijd, te komen tot een
inhoudelijk goed resultaat.
De keuze heeft geleidt tot de volgende afbakening:
alleen de ambulante, deeltijd en poliklinische werkzaamheden zijn beschreven;
* alleen de modulen die zich richten op individuele hulpverlening zijn uitgewerkt en
opgenomen;
* de nadruk ligt op veel voorkomende werkzaamheden waardoor specifieke
werkzaamheden in bepaalde circuits, (ouderen, jongeren, mensen met niet
aangeboren hersenletsel) buiten beschouwing zijn gelaten;
* de werkzaamheden in de verslavingszorg zijn buiten beschouwing gelaten.
De opdrachtgever (NVMW) en uitvoerders van dit traject (MOVISIE en het panel van
GGZ maatschappelijk werkers) zijn zich ervan bewust dat deze afbakening zorgt voor
een onvolledige beschrijving van het werk van maatschappelijk werkers binnen de GGZ.
Aanvullende trajecten zijn nodig om het aanbod te complementeren.
Deel 1 van deze notitie beschrijft de positie (taken en rollen) van het maatschappelijk
werk in de GGZ (hoofdstuk 1) en gaat in op het proces van modulariseren (hoofdstuk 2).
Het tweede deel van de notitie beschrijft de ontwikkelde modulen voor de individuele
hulpverlening in de ambulante, deeltijd en poliklinische GGZ.
Deel 1
Modulariseren van het maatschappelijk werk in de ambulante, deeltijd en poliklinische GGZ
Een typering 9 * * *
1 Een typering van het maatschappelijk werk in de GGZ
De voorliggende beschrijving van het werk van de maatschappelijk werker binnen
de GGZ richt zich op een afgebakend deel van het totaal van de GGZ, namelijk het
ambulante, deeltijd en poliklinische werk. Het is het deel van de GGZ waarbij de cliënt
het grootste deel van zijn tijd thuis functioneert en een deel van zijn tijd doorbrengt
in de hulpverlening. In de komende paragrafen wordt beschreven hoe de functie en
de werkplek van de maatschappelijk werker binnen de GGZ is georganiseerd, wat de
doelstelling, visie en werkwijze is en op welke wijze (huiselijk)geweld, verwaarlozing en
mishandeling aandacht heeft binnen de GGZ.
DeGGZ-agoogMaatschappelijk werkers en sociaal pedagogische hulpverleners die werkzaam zijn
binnen de GGZ vallen sinds 2003 onder de naam “GGZ-agoog”. De GGZ-agoog is
een hulpverlener die een HBO opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
(MWD) of Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) heeft gevolgd, met een speciale
uitstroomrichting voor de GGZ. Er bestaan momenteel dus twee soorten GGZ-agogen:
de MWD variant en de SPH variant. Hoewel er door vertegenwoordigers van de GGZ-
agogen binnen het Centraal orgaan voor opleidingen in de GGZ (CONO) gestreefd
wordt naar één herkenbare GGZ-agoog, is het in de huidige werkpraktijk binnen de GGZ
nog zo dat er sprake is van twee agogische functies. Hulpverleners die voor 2003 zijn
opgeleid hebben niet de mogelijkheid gehad zich binnen de basisopleiding van MWD of
SPH al te specialiseren richting de GGZ. Zij hebben de opleiding MWD of SPH gevolgd en
zijn zich later, onder meer via post HBO onderwijs en specifieke cursussen, binnen hun
werk meer gaan bekwamen voor het werk binnen de GGZ.
In deze notitie richten we ons op het werk in de GGZ vanuit het perspectief van het
maatschappelijk werk. Om verwarring met andere beroepsgroepen te voorkomen,
spreken we in deze notitie over de ”GGZ maatschappelijk werker”.
DeorganisatievandeGGZDe (geestelijke) gezondheidszorg wordt ingedeeld in de eerste, tweede en
derde lijn. Onder de eerste lijn vallen de huisarts, de praktijkondersteuner GGZ
in de huisartsenpraktijk (POH-GGZ), de eerstelijnspsycholoog en het Algemeen
Maatschappelijk Werk (AMW). De zorg in de eerste lijn is laagdrempelig en snel
toegankelijk. Het gaat in de eerste lijn vaak om kortdurende hulpverlening. In
de gespecialiseerde GGZ (de tweede lijn) wordt hulpverlening op verschillende
manieren aangeboden: ambulante hulpverlening in een instelling of door zelfstandig
gevestigde hulpverleners, of in de vorm van dag- of deeltijdbehandeling. Bij ambulante
10 Deel 1: Modulariseren* * *
hulpverlening gaat de cliënt naar de instelling, volgt daar een (behandel)programma
en gaat daarna weer naar huis. Ook worden cliënten thuis bezocht. Het in de eigen
omgeving bieden van (soms intensieve) hulp en ondersteuning wordt – in het kader
van de vermaatschappelijking van de zorg en het cliëntgericht werken - steeds
gebruikelijker. Deeltijd behandeling kent vele vormen. Het varieert van een of enkele
dagdelen per week tot alle dagen in de week, waarbij de cliënt alleen thuis slaapt. Voor
ambulante behandeling door een instelling is een verwijzing nodig van de huisarts of
de eerstelijnspsycholoog. De hulpverlening in de tweede lijn is intensiever en duurt vaak
langer dan in de eerste lijn.
Als hulpverlening in de tweedelijn niet voldoende is, of als cliënt ernstig (chronisch) ziek is,
dan kan de cliënt worden opgenomen in een derdelijnsinstelling: de psychiatrische kliniek.
Daarnaast zijn er de beschermde woonvormen. De hulpverlening betreft hier vooral
het leren omgaan met de ziekte in het dagelijks leven en woonbegeleiding en
ondersteuning op maatschappelijk en sociaal vlak (www.GGZNederland.nl).
De tweede en derdelijns GGZ is in de jaren negentig van de vorige eeuw veelal
onder één organisatorische paraplu terecht gekomen: de multifunctionele eenheid.
Hier zijn verschillende behandelsettingen gecreëerd: ambulant of poliklinisch,
deeltijdopname en klinisch. Psychiatrische inrichtingen zijn gefuseerd met RIAGGS
en andere ambulante vormen van hulp, en vormen grote regionale GGZ-instellingen.
Ook de verslavingszorginstellingen fuseren in toenemende mate met de reguliere
GGZ-instellingen.
VisieendoelstellingvanhetGGZmaatschappelijkwerkHet maatschappelijk werk binnen de GGZ is op te vatten als een verbijzondering van het
maatschappelijk werk en is gespecialiseerd in de begeleiding van mensen die problemen
ervaren met hun geestelijke gezondheid.
De visie van waaruit de maatschappelijk werker in de GGZ werkt is gefundeerd in
het bio-psychosociale model. Het GGZ maatschappelijk werk richt zich daarbij op
de psychosociale en sociaal-maatschappelijke problematiek; problematiek die te
maken heeft met de interactie tussen het individu en zijn omgeving. Het doel van de
hulpverlening van de GGZ maatschappelijk werker is om cliënten (en hun systeem), in
de dynamiek tussen individu en samenleving, te ondersteunen en te begeleiden bij
het herstellen van een psychische ziekte en het (weer) integreren in de samenleving.
Met ‘herstel’ wordt bedoeld dat de cliënt zich met zijn psychische aandoening staande
kan houden in de samenleving en hierin diverse betekenisvolle sociale rollen inneemt.
Herstel is wat anders dan genezing van een psychische ziekte, hoewel volledige genezing
uiteraard ook voorkomt.
De mogelijkheden voor het nemen van eigen verantwoordelijkheid wisselen sterk en
zijn mede afhankelijk van de hulpbehoefte, het ziekteverloop, de persoonlijkheid van de
cliënt en de draagkracht en mogelijkheden van zijn sociale omgeving.
Een typering 11 * * *
DoelgroepenvanhetGGZmaatschappelijkwerkDe hulp van de GGZ maatschappelijk werker richt zich op individuele cliënten (en hun
systemen), met soms chronische psychiatrische problematiek, maar richt zich ook op
groepen cliënten. Deze problematiek kan psychiatrische aandoeningen, psychosociale
problemen, gedragsproblemen en/of functiestoornissen omvatten. De maatschappelijk
werker in de GGZ begeleidt zowel kinderen en jeugdigen (tot 18 jaar), jongvolwassenen
(18-25 jaar), volwassenen (25 – 65 jaar) en ouderen (65 jaar en ouder) in de verschillende
vormen van de GGZ, zoals Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Forensische Psychiatrie en
Geriatrische Psychiatrie.
Taken van het maatschappelijk werkDe taken, verantwoordelijkheden en deskundigheden van de maatschappelijk werker
zijn vastgelegd in het Beroepsprofiel (NVMW, 2006). Kerntaken zijn:
1 Werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening
2 Werken voor cliënten en potentiële cliënten
3 Werken in de eigen instelling of organisatie
4 Werken in externe samenwerkingsverbanden
5 Zichzelf ontwikkelen in het beroep
6 Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep
In de modulen wordt het aanbod van het GGZ maatschappelijk werk in het kader van
de directe hulpverlening (aan patiënten) beschreven. Directe hulpverlening valt onder
de eerste taak van het hierboven genoemde Beroepsprofiel, namelijk ‘Werken met en
namens cliënten: psychosociale hulpverlening’.
DepositievanhetGGZmaatschappelijkwerkGGZ maatschappelijk werkers nemen een onderdeel van de behandeling of
begeleiding voor hun rekening binnen de totale behandeling1 van een cliënt. Zij zijn
daarmee altijd onderdeel van een multidisciplinair behandelteam en werken onder
eindverantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar (de psychiater). Maatschappelijk
werkers kiezen zelf hun eigen methodische werkwijze, maar leggen hierover
verantwoording af aan de behandelaar of instelling.
In de tweede en derdelijnsetting is een deel van de interventies duidelijk afgebakend
en vooraf ingepland. De maatschappelijk werker weet welk programmaonderdeel voor
zijn rekening komt en overlegt hierover ook met andere disciplines. Afstemming gebeurt
vaak door middel van het formuleren van multidisciplinaire zorgprogramma’s. Deze
zorgprogramma’s worden via een vastgelegde aanpak door verschillende disciplines
gezamenlijk uitgevoerd. Iedere discipline voegt vanuit de eigen deskundigheid iets aan
het zorgprogramma toe. Dat maakt dat alle disciplines een duidelijke rol hebben in het
1 Binnen de GGZ wordt vaak gesproken over de “behandeling” van cliënten. In het beroepsprofiel van de NVMW (2006) wordt in principe de term begeleiden gekozen om het werk van de maatschappelijk werker te omschrijven. Echter, in sommige werkcontexten wordt begeleiding -gericht op het verbeteren van het functioneren van cliënt / cliëntsysteem- ook wel behandeling genoemd; vooral voor maatschappelijk werkers in de gezondheidszorg is dit een gangbare term (Beroepsprofiel van de Maatschappelijk Werker, NVMW (2006) pagina 42).
12 Deel 1: Modulariseren* * *
geheel van de behandeling van een cliënt.
Hoewel GGZ-behandelcentra steeds meer programmatisch werken met richtlijnen en
protocollen, zal de GGZ maatschappelijk werker, in aansluiting bij richtlijnen en DBC’s,
de bredere, wisselende en praktische context van de cliënt in het oog houden. In die
zin zal hij flexibel moeten kunnen omgaan met gestandaardiseerde werkwijzen. Bij
kortdurende vormen van begeleiding is gestandaardiseerde begeleiding gebruikelijker
dan bij langdurige begeleiding bij chronische psychiatrische problematiek. Het accent
ligt dan sterker op herstel, rolherstel, narratieve begeleiding en zingeving, waarbij
minder geprotocolleerd gewerkt wordt dan bij kortere begeleidingstrajecten.
De maatschappelijk werker in de GGZ werkt in een omgeving die de laatste jaren aan
veel verandering onderhevig is; er wordt minder instellingsgericht en meer outreachend
gewerkt. De maatschappelijk werker is hierbij bij uitstek een beroepsbeoefenaar die
zich beweegt op het raakvlak van de geestelijke gezondheid en de maatschappij.
De maatschappelijke participatie en de acceptatie van de doelgroep maakt het werk
hoogcomplex.
Op verschillende tijdstippen in de geschiedenis zie je dat het belang van het betrekken
van de sociale context in de begeleiding en behandeling van psychische en psychiatrische
problemen anders wordt gewaardeerd. Op dit moment, waarbij er een grote nadruk
op vermaatschappelijking ligt, is er sprake van minder en kortere opnames, passend
hulpverleningsaanbod zo dicht mogelijk bij de thuissituatie van de cliënt en zo optimaal
als mogelijk kunnen functioneren in de maatschappij. Hierin komt duidelijk een
herwaardering voor het betrekken van de omgeving bij de hulpverlening naar voren. Er
wordt weer meer een beroep gedaan op de sociale context (de mantelzorgers, de buurt)
waarbinnen een cliënt zich bevindt. De functie van de maatschappelijk werker past goed
bij het beleid van de GGZ dat zich richt op vermaatschappelijking, rehabilitatie, herstel
en zingeving.
HulpverleningdoorhetGGZmaatschappelijkwerkEr zijn vier kenmerken van het handelen van de maatschappelijk werker in de GGZ :
* Langdurige, respectievelijk kortdurende, intentionele begeleiding, training en/of
educatie van de cliënt in de context van zijn specifieke leefsituatie. Deze is gericht op
het ondersteunen of het uitbreiden van het handelingsrepertoire en het leren van
copingtechnieken voor het voorkomen of leren hanteren van de beperking;
* Het in dialoog met de cliënt formuleren van doelen gericht op het zelf omgaan met de
psychische aandoening of functiebeperking. Hiermee wordt gedoeld op het vergroten
van activiteiten, rolherstel en participatie;
* De centrale focus is gericht op het gezonde deel van de cliënt, rekening houdend met
zijn beperkingen en kwetsbaarheden. Niet de ziekte, maar de mogelijkheden staan
centraal;
* De begeleiding is gericht op het optimaliseren van, en functioneren in, de dagelijkse
leefsituatie van de cliënt, waarbij de cliënt zoveel als mogelijk de regie over zijn of
haar eigen leven behoudt of herneemt. De maatschappelijk werker opereert hier op
Een typering 13 * * *
het snijvlak van individu en samenleving en richt zich zowel op de individuele cliënt als
op het toegankelijker en gastvrijer maken van de omgeving. Hiertoe behoort ook het
bestrijden van stigma’s en het tegengaan van discriminatie.
De GGZ maatschappelijk werker gebruikt op een verantwoorde en doelgerichte manier
diverse sociaal wetenschappelijke theorieën en methoden van werken, is zich hiervan
bewust en kan deze ook benoemen. Voorbeelden hiervan zijn:systeemtheoretische- en
oplossingsgerichte, maar ook psychodynamische en cliëntgerichte (uit de humanistische
psychologie) theorieën en methoden. Deze laatste zijn ontleend aan communicatie- en
interactietheorieën en groepsdynamica.
De GGZ maatschappelijk werker richt zich vooral op het functioneren buiten de GGZ
en gebruikt theorieën en methoden eclectisch, op maat voor de specifieke cliënt in
zijn of haar specifieke situatie. De GGZ maatschappelijk werker onderscheidt zich van
andere maatschappelijk werkers door zijn kennis van psychopathologie, maar ook van
specifieke verklarings- en behandelingsmodellen. De maatschappelijk werker vertaalt
het begrippenapparaat uit de psychopathologie naar het begrippenkader van het
maatschappelijk werk. Hij is competent ten aanzien van sociale netwerkanalyse en
netwerkinterventies.
De GGZ maatschappelijk werker werkt praktisch en rehabilitatiegericht en sluit aan bij
de direct ervaren knelpunten en belemmeringen van de cliënt. Het hier en nu en het
opsporen en benoemen van de risicofactoren in de dagelijkse leefsituatie van de cliënt
die de psychische / psychiatrische ziekte verergeren of bestendigen, speelt daarin een
belangrijke rol. In aansluiting daarop zal er in overleg met de cliënt naar passende
maatregelen gezocht worden. GGZ maatschappelijk werkers betrekken daarnaast
altijd de sociale context bij de psychiatrische problemen van de cliënt en leggen een
verbinding tussen het psychische en het sociale functioneren. Op deze manier bouwt de
maatschappelijk werker bruggen naar de samenleving en werkt hij aan rehabilitatie, re-
integratie en maatschappelijke participatie. De GGZ maatschappelijk werker is vaak het
directe aanspreekpunt voor het netwerk, de partner of het gezin.
Stimulering en activering tot zelfstandig handelen vindt plaats door het geven van
psycho-educatie, leren opbouwen en versterken van het sociale netwerk, praktische en
materiële ondersteuning en begeleiding, bemiddeling en behartiging van belangen.
Evenals het bieden van emotionele ondersteuning of veranderingsgerichte begeleiding
in de vorm van individuele gesprekken, trainingen en groepswerkbegeleiding. In de
reeks van interventies is een zekere opbouw aangebracht van licht informatief naar
intensieve vormen van interventies die gericht zijn op gedragsverandering.
Het diagnostisch kader van maatschappelijk werkers wordt gevormd door acht
leefgebieden waarop problemen zich kunnen afspelen: psychische beleving, lichamelijke
gezondheid, huisvesting, financiën, vrije tijd, arbeid, interpersoonlijke relaties, gezin en
14 Deel 1: Modulariseren* * *
familie. Deze gebieden worden niet altijd standaard uitputtend bevraagd, wel wordt
er globaal nagegaan in hoeverre de problematiek zich uitstrekt over de verschillende
terreinen. Wanneer er ‘een rood lampje oplicht’ dan wordt er doorgevraagd. Ook gaat
de GGZ maatschappelijk werker na in hoeverre functioneren op het ene terrein een
compensatie of oplossing biedt voor het functioneren op een van de andere terreinen.
In de tweedelijns GGZ wordt veelal geanalyseerd binnen het diagnostisch kader van de
psychiatrie: de DSM-IV. As 4 staat voor psychosociale belastende factoren en as 5 staat
voor het niveau van functioneren. Ook hier gebruikt de maatschappelijk werker veelal
de verschillende leefgebieden om de problematiek te benoemen.
Bij de afronding van de behandeling speelt het GGZ maatschappelijk werk dikwijls een
rol in de nazorg; in het bestendigen van de behaalde resultaten en de re-integratie in
het dagelijks leven en naar werk. Als het chronische problematiek betreft, kan deze
ondersteuning langdurig zijn. Niet altijd rekent de regionale GGZ dit direct tot haar
taken en heeft het Algemeen Maatschappelijk Werk, of de (gespecialiseerde) gezinszorg,
hierin een rol. De overdracht tussen de verschillende lijnen wil nog wel eens een
knelpunt vormen.
DerolvanhetGGZmaatschappelijkwerkbijagressie,geweld,misbruiken/ofverwaarlozing2Het risico op agressie en geweld is een onderdeel van het werken in de GGZ. Agressie
komt veel voor in de geestelijke gezondheidszorg, veel meer dan in de meeste
andere bedrijfstakken en ook meer dan in andere sectoren van de gezondheidszorg
(www.ggznederland.nl). De mate waarin agressie voorkomt verschilt per setting.
Opnameafdelingen, gesloten afdelingen en crisisdiensten zijn door de categorie van
cliënten en de aard van de geboden zorg de werkgebieden waar de meeste agressie
voorkomt. Maar ook GGZ maatschappelijk werkers in andere settings, zoals in de
thuissituatie van de cliënt, krijgen ermee te maken. De maatschappelijk werker in de
GGZ kan op verschillende manieren geconfronteerd worden met agressie, geweld,
misbruik en/of verwaarlozing. De agressor kan een bekende (familie / naaste) van de
cliënt zijn en zich richten op de cliënt, maar ook de cliënt zelf of beroepskrachten
kunnen grensoverschrijdend gedrag vertonen. Geweld en misbruik kunnen uiteenlopen
van verbale agressie, zoals schreeuwen en schelden of fysieke agressie, zoals slaan,
bijten, spugen en vernielen. Ook psychologische agressie, zoals (seksuele) intimidatie,
treiteren, pesten, stalken, (sekse) discriminatie en fysieke of emotionele verwaarlozing,
bedreiging of (financiële) wanbeleid en afpersing komen voor. (Arbocatalogus voor GGZ-
instellingen, 2001, met aanvullingen). Belangrijk is dat de GGZ maatschappelijk werker
leert omgaan met agressie en zijn grenzen bewaakt.
2 Omdat VWS, de opdrachtgever van dit moduletraject, speciaal aandacht vraagt voor geweldsproblematiek, wordt in deze tekst uitgebreid in gegaan op verschillende vormen van geweld die in de GGZ voorkomen. Ook in de uitgewerkte modulen is hiervoor aandacht.
Een typering 15 * * *
Agressie binnen het cliëntsysteem
Huiselijk geweld is een zeer ernstig en omvangrijk probleem en in veel gevallen
een strafbaar feit. Het is de meest voorkomende vorm van geweldpleging in onze
maatschappij. Omdat het hier om een maatschappelijk en sociaal probleem gaat dat
grote gevolgen heeft voor het welzijn en de gezondheid van veel mensen, is met name
de GGZ daar in sterke mate bij betrokken. Adequate signalering, taxatie, ingrijpen en
zo mogelijk behandeling kan in geval van huiselijk geweld veel lichamelijk en psychisch
lijden en maatschappelijke kosten besparen. Signalering van het risico op huiselijk
geweld is een belangrijke taak van alle beroepsbeoefenaren werkzaam in de eerste
en tweede lijn van de GGZ. Zij moeten in staat zijn na signalering deskundigen te
mobiliseren die kunnen taxeren of, en zo ja welke, interventies moeten plaats vinden
en uiteindelijk een passend behandelbeleid kunnen vaststellen (Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie, 2008). De werkgever is conform de Arbowet verplicht beleid te voeren
om agressie en geweld te voorkomen en te beheersen. Veel GGZ-instellingen hebben
een gedragscode of huisregels opgesteld om duidelijk uit te spreken en vast te leggen
wat de grenzen zijn van toelaatbaar gedrag. Maatschappelijk werkers kunnen deze code
gebruiken om cliënten en derden (zoals familie of vrienden van de cliënt) aan te spreken
op hun gedrag.
Recent is een landelijke richtlijn ontwikkeld voor het signaleren, bespreken,
diagnosticeren en behandelen van huiselijk geweld en kindermishandeling
(Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2008). De NVMW is samen met zestien andere
beroepsverenigingen bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken geweest. Hiermee
geeft het ook GGZ maatschappelijk werkers een duidelijk beeld van hoe te handelen bij
huiselijk geweld of kindermishandeling.
GGZ Nederland heeft in 2008 in samenspraak met haar leden de ’Code voor het melden
(van vermoedens) van kindermishandeling voor de GGZ’ uitgegeven. Deze code ‘Over
sommige kinderen moet je praten‘ stelt dat iedere hulpverlener met een beroepsgeheim,
zonder toestemming van de cliënt of diens wettelijke vertegenwoordiger, bij een redelijk
vermoeden van kindermishandeling gegevens mag / moet verstrekken aan het AMK. De
code is bedoeld om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk
vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.
Het Nederlands Jeugd instituut heeft specifiek voor situaties waarin sprake is van
kindermishandeling competenties geformuleerd rond het signaleren van mogelijke
kindermishandeling. Het betreft competenties als: het weten hoe te handelen bij zorgen
over een kind en het effectief samenwerken met anderen (Van Rossum, Ten Berge, en
Anthonijsz, (2008). Ook bij de ontwikkeling van deze competentiebeschrijving is de
NVMW betrokken geweest3.
3 Het NJi heeft samen met MOVISIE tevens competenties geformuleerd voor het signaleren en behandelen van geweld ten behoeve van be-roepskrachten in de zorg, het welzijn en het onderwijs. Hierbij is het NVMW niet betrokken geweest, maar het biedt niettemin handvatten voor maatschappelijk werkers (Conceptadvies Competenties ‘Geweld leren signaleren en (be)handelen’ (2008). Utrecht: NJi / MOVISIE)
16 Deel 1: Modulariseren* * *
In deze modulehandleiding is de module ‘Signalering verwaarlozing, misbruik en/of
mishandeling’ opgenomen. Deze module is zowel van toepassing op vermoedens van
verwaarlozing, misbruik en mishandeling die worden ingebracht door het personeel, als
op ongewenste situaties die door een bekende van de patiënt of door de patiënt zelf
aan de kaak worden gesteld bij het personeel. In deze gevallen meldt het personeel dit
binnen het multidisciplinaire team of direct bij het maatschappelijk werk. De module
‘Signalering verwaarlozing, misbruik en mishandeling’ biedt vervolgens een manier om
het vermoeden van verwaarlozing, misbruik en/of mishandeling te onderzoeken en een
beslissing te nemen over het stoppen van het geweld en de hulpverlening of opvang die
dan moet volgen.
Agressieve cliënten
Een andere vorm van geweld is agressie door de cliënt of zijn naaste(n) richting
het personeel. Soms heeft dit te maken met achterliggende psychiatrische of
psychogeriatrische problemen, maar het kan ook te maken hebben met bijvoorbeeld
de verwerking van de diagnose. De aanleiding of het vergroten van de kans op agressie
en geweld bij een cliënt of bezoeker kan ook het gevolg zijn van de houding van
een medewerker of de opstelling van een organisatie. Een medewerker kan, door
een verkeerd gekozen formulering, taalgebruik, onbegrip voor de situatie of een
ongeduldige houding, agressief gedrag opwekken bij een cliënt of een bezoeker. In veel
GGZ instellingen zijn er trainingen voor het personeel om de communicatievaardigheden
te verbeteren en om agressie te reguleren.
In het geval van acute agressie hebben de meeste GGZ instellingen een protocol dat op
dat moment in werking treedt. In de module ‘Crisisinterventie’ wordt hiernaar verwezen.
GGZ instellingen hebben een verplichting om incidenten te melden waarbij medewerkers
betrokken zijn. Hierbij wordt medewerkers gevraagd om een meldingsformulier in te
vullen. Verder hebben veel GGZ instellingen een (beveiligings)team dat kan worden
opgeroepen bij acute, bedreigende situaties en dat eerste opvang biedt en tevens zorg
draagt voor de melding. Deze teams hebben veelal directe lijnen met de lokale politie.
Grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten
GGZ instellingen hebben de verantwoordelijkheid om een beleid te voeren
ter voorkoming van grensoverschrijdend gedrag van een van de betrokkenen
van de instelling. Wanneer het gaat om iemand die ook deel uitmaakt van het
multidisciplinaire behandelteam geldt in veel gevallen een afwijkende routing, waarbij
het grensoverschrijdend gedrag hiërarchisch besproken wordt. Voorbeelden van
beleidsregels zijn de hiervoor genoemde meldingsprocedures, maar ook het hebben van
een klachtenregeling waar de cliënt een klacht kan indienen over een gedraging van
een hulpverlener al dan niet werkzaam in dienstverband. Meldingen over incidenten
en niet-professioneel functionerende beroepsbeoefenaren moeten schriftelijk aan de
inspectie worden doorgegeven. De inspectie kan naar aanleiding van een melding een
vooronderzoek instellen.
Een typering 17 * * *
In het geval van seksueel misbruik door een hulpverlener richting een cliënt is het
verplicht schriftelijk melding te doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De
inspectie stelt dat een seksuele relatie tussen hulpverlener en cliënt nooit is toegestaan,
ook niet als de cliënt hierop nadrukkelijk aanstuurt. Dit is in overeenstemming met het
Wetboek van Strafrecht, waarin sinds 1991 een artikel is opgenomen dat het plegen
van ontucht in welke vorm dan ook strafbaar stelt, ook als de hulpvrager hiertoe
toestemming heeft gegeven (ontucht met misbruik van gezag, art. 249).
Bij melding van seksuele intimidatie zal de inspectie nagaan of er sprake is van een
strafbaar feit. Als dat het geval is, bepaalt de inspectie in overleg met de melder hoe
en door wie aangifte gedaan wordt bij de politie. Daarnaast wordt besproken of het
slachtoffer een klacht indient bij de klachtencommissie of de zaak voorlegt aan de civiele
rechter. De inspectie en het slachtoffer hebben ook de mogelijkheid de overtreder voor
de tuchtrechter te dagen (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2004).
Samenvattend kan worden gesteld dat het omgaan met situaties waarin sprake is van
geweld, misbruik, verwaarlozing of agressie sterk in ontwikkeling is en binnen GGZ
instellingen kan rekenen op veel aandacht. Het GGZ maatschappelijk werk kan hierin
een rol vervullen en deze ontwikkeling verder stimuleren.
18 Deel 1: Modulariseren* * *
2 De systematiek van het modulariseren
InleidingSinds 2005 maakt MOVISIE aanbodbeschrijvingen in de vorm van modulen. Dit gebeurt
volgens een speciaal daarvoor ontwikkelde methode. De modulen zijn bouwstenen
die het aanbod van een specifieke werksoort in zorg en welzijnswerk beschrijven.
Hiermee wordt duidelijk wat het aanbod is van een werksoort, voor welke doelgroep,
met welk doel en met welke (beoogde) resultaten. In dit hoofdstuk gaan we in op de
kernbegrippen, de werkwijze die bij het ‘modulariseren’ gehanteerd wordt en we staan
kort stil bij de mogelijke toepassing in de praktijk.
KernbegrippenbijmodulariserenIn het kader van eerdere moduletrajecten4 is een verkenning van begrippen in de
welzijnssector uitgevoerd die eerder gebruikt zijn om een ordening van het aanbod
aan te geven. Conclusie van deze verkenning was enerzijds dat veel termen door elkaar
gebruikt worden en anderzijds dat veel begrippen vanuit een managementperspectief
worden ingevuld en toegepast, waardoor de directe relatie met de inhoud van het werk
ontbreekt. Gezien de groeiende eisen voor het zichtbaar maken van resultaten, is een
eenduidige formulering van begrippen waarin een herkenbare verbinding is met de
inhoud van het werk van groot belang5.
In navolging van jeugdzorg en GGZ is gekozen voor de termen: functies, programma’s,
en modulen. Deze termen zijn als volgt gedefinieerd:
Functie
Een functie is een globaal aangeduide, op een bepaald doel gerichte (hulp- en
dienstverlenings)activiteit, zoals het bieden van informatie, begeleiding en training
(zie bijlage 1 voor de uitwerking van de functies van het GGZ maatschappelijk werk).
Uitgaande van functies kan men programma’s maken die zijn opgebouwd uit modulen.
Programma
Een hulpverleningsprogramma bestaat uit een aantal gespecificeerde en
samenhangende afspraken en coördinerende activiteiten, resulterend in een
doelgerichte en planmatige inzet van twee of meer modulen ten behoeve van
een gespecificeerde doelgroep (Van Yperen, Van Rest en Vermunt, 1999a). In een
hulpverleningsprogramma kan aan meerdere functies en doelen gewerkt worden.
Programma’s kunnen zowel monodisciplinair als multidisciplinair uitgevoerd worden.
Bij de combinatie van modulen in een multidisciplinair programma worden de
4 Onder meer een verkennend onderzoek in opdracht van de MOgroep (M. Scholte e.a., 2003).5 Zie Transparant aanbod AMW. Modulen als bouwstenen van de hulpverlening, (M. Scholte, 2007).
Systematiek modulariseren 19 * * *
organisatorische aspecten toegevoegd, waaronder afspraken rondom financiering en
samenwerking. Op deze manier kunnen programma’s ook zorgen voor samenhang over
de grenzen van het ziekenhuis door het maken van vaste afspraken met hulpverleners
van lokale / regionale organisaties.
Module
Een module is een homogene eenheid van hulp- en/of dienstverlening die toepasbaar
kan zijn bij meerdere doelgroepen (Van Yperen, Van Rest en Vermunt, 1999a). Het
is een als zodanig herkenbaar en in tijd en omvang begrensd onderdeel van het
hulpverleningsaanbod. Modulen kunnen in hulpverleningstrajecten ingezet worden en
basisonderdeel zijn van een programma. Een module is (meestal) gekoppeld aan één
functie.
Basismodule
Een basismodule maakt – in principe – deel uit van het aanbod van alle hulp- en
dienstverlenende organisaties die werkzaam zijn op het betreffende werkterrein. In de
praktijk worden basismodulen al dan niet aangepast aan de lokale situatie en verder
ingevuld met werkprocessen en methodische principes.
Voordeel van het werken met programma’s en modulen is dat ze logisch samenhangen
en het aanbod ordenen op een manier die betekenis heeft voor zowel de uitvoering
(modulen) als de organisatie van de hulpverlening (programma’s). Deze ordening vindt
plaats op basis van ‘ordeningsvragen’:
* Welk type hulp heeft iemand nodig? Waaruit bestaat het aanbod? Wat is het doel van
het aanbod? (moduleniveau)
* Voor welke doelgroep is het aanbod? Welke deskundigen zijn er voor nodig? Waar
wordt het uitgevoerd? Wat kost het? (programmaniveau)
* Hulpvragen en informatievragen van cliënten welke leiden tot indicatie voor een
functie en tot de keuze voor een passend hulpaanbod, dat wil zeggen; modulen die
passen bij de problematiek van de cliënt. (cliëntniveau)
* Vragen die betrekking hebben op de hele doelgroep zijn de basis voor programma’s.
(doelgroepenniveau).
AlgemenewerkwijzemodulariserenPaneldiscussies
Het ontwikkelen van modulen gebeurt samen met hulp-, zorg- of dienstverleners uit de
praktijk, eventueel aangevuld met andere deskundigen. In zogenaamde paneldiscussies
wordt met een groep van ongeveer tien deelnemers aan de hand van een vaste
werkwijze bepaald wat de modulen zijn die in de praktijk uitgevoerd worden. Input
voor de eerste paneldiscussie vormt een startdocument op basis van literatuur die in de
deelsector en de beroepsgroep gebruikt wordt om de inhoud richting te geven. Denk
hierbij aan dienstenindelingen, functiebeschrijvingen, beroepsprofiel, visiedocumenten,
20 Deel 1: Modulariseren* * *
enzovoort. Eventueel worden ook de modulen van aanpalende werkvelden gebruikt
als input. De groep start dan met het selecteren van die modulen die ook door hen – al
dan niet in aangepaste vorm – uitgevoerd worden. Deze selectie van modulen wordt
aangevuld met andere (nieuwe) modulen die relevant geacht worden. De uitkomst
van de paneldiscussie wordt steeds verwerkt in het startdocument en leidt tot een
vernieuwde en verbeterde versie. Na gemiddeld vier panelbijeenkomsten ligt er een set
modulen die de stand van zaken van de praktijk op dat moment weergeeft.
Van globale taken (functies) naar concrete taken (modulen)
Het bouwen van modulen start bij het onderscheiden van functies (zie bijlage 1). De
functies worden vervolgens ingedeeld in kleinere eenheden, de modulen, waarin de
taken worden verfijnd en concreter worden beschreven.
Uitwerking
De concrete beschrijving van de modulen gebeurt volgens een vaste opzet en bestaat uit
de volgende onderdelen: doelgroep, doel, duur (globale inschatting), setting, werkwijze
en/of activiteiten, eventuele aanvullende informatie en mogelijke randvoorwaarden.
Het streven hierbij is een beschrijving niet langer te laten worden dan één A4.
Deze beknopte beschrijvingen voorkomen dat al te uitgebreid ingegaan wordt op
werkprocessen en interventies, en laten ruimte over voor een eigen invulling en
toepassing van de modulen. Een module heeft zo de kenmerken van een flexibel
inhoudelijk kader. Enerzijds biedt het kader duidelijkheid, anderzijds kan het specifiek