Deel 2 Pag. 28 Aanbevelingen Bij standpijpen langer dan 1,50 meter overwegen een parallelriool toe te passen. Verplaatst naar en vervangen door: Pag. 28 Randvoorwaarden Bij standpijpen langer dan 1,50 meter parallel riolering toepassen. Deel 1 Algemene voorwaarden Pag. 20 Overdracht Toegevoegd N.B. Bij meerjarig onderhoud door derden wordt de dagelijks beheerder contractmanager. Pag. 20 Civiele kunstwerken kolken, putafdekking Vervangen door: kolk, lijnafwatering, putafdekking Pag. 21 Riolering Technische kwaliteit, NEN 3399: toestandsaspecten hebben klasse 1. Instekende inlaat (BAG), vermindering dwarsdoorsnede (BAI, BBB, BBC, BBE) en waterpeil (BDD) komen niet voor. Vervangen door: Technische kwaliteit o NEN 3399: toestandsaspecten van leiding en put hebben klasse 1. Instekende inlaat (BAG), vermindering dwarsdoorsnede (BAI, BBB, BBC, BBE) en waterpeil (BDD) komen niet voor. o Norm Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013 (KOR 2013): kolk, lijnafwatering, putafdekking schaalbalken blz. 142 t/m 144 kwaliteitsniveau A+. Pag. 21 Riolering Rapportage volgens NEN 3399 overleggen. ‘Pàs na goedkeuring riolering (gesloten) verharding aanbrengen.’ Vervangen door: Rapportage opgesteld conform NEN 3399 overleggen; ‘pas na goedkeuring riolering (gesloten) verharding aanbrengen.’ Overige rapportage(s) voorafgaand aan oplevering/overdracht overleggen. Dimprotocol verwerkt De opmerkingen van Eric Bloembergen incl. aanpassingen asfalt zijn verwerkt Alle documenten in KAPITALEN (6 documenten) zijn gewijzigd Laatste versie is 0-9 verstrekt aan Henk Heymans Pag. 32 Fundering - Breng mantelbuizen aan onder gesloten verhardingen.. Wijzigen in: - Mantelbuizen aanbrengen onder geasfalteerde c.q gefundeerde rotondes, verkeerspleinen, gelijkvloerse-/ongelijkvloerse wegkruisingen et cetera. - Mantelbuizen afsluiten zodat er geen verzanding en/of verzakking van berm of wegdek optreed. Toevoegen: - Verhardingen van asfalt en beton voorzien van een fundering. - Verhardingen van elementen voorzien van een fundering. Uitzonderingen hierop zijn voetpaden en woonstraten met alleen bestemmingsfunctie in nieuw te ontwikkelen woonwijken. Woonstraten met eenrichtingsverkeer ook voorzien van een fundering.
165
Embed
Deel 2 Bij standpijpen langer dan 1,50 meter parallel ... Openbare Ruimte... · Werkprocessen worden niet in het handboek beschreven, geanalyseerd of veranderd. Procedurele onderwerpen
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Deel 2 Pag. 28 Aanbevelingen Bij standpijpen langer dan 1,50 meter overwegen een parallelriool toe te passen. Verplaatst naar en vervangen door: Pag. 28 Randvoorwaarden Bij standpijpen langer dan 1,50 meter parallel riolering toepassen.
Deel 1 Algemene voorwaarden Pag. 20 Overdracht Toegevoegd N.B. Bij meerjarig onderhoud door derden wordt de dagelijks beheerder contractmanager. Pag. 20 Civiele kunstwerken kolken, putafdekking Vervangen door: kolk, lijnafwatering, putafdekking Pag. 21 Riolering Technische kwaliteit, NEN 3399: toestandsaspecten hebben klasse 1. Instekende inlaat (BAG), vermindering dwarsdoorsnede (BAI, BBB, BBC, BBE) en waterpeil (BDD) komen niet voor. Vervangen door: Technische kwaliteit o NEN 3399: toestandsaspecten van leiding en put hebben klasse 1. Instekende inlaat (BAG), vermindering dwarsdoorsnede (BAI, BBB, BBC, BBE) en waterpeil (BDD) komen niet voor. o Norm Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013 (KOR 2013): kolk, lijnafwatering, putafdekking schaalbalken blz. 142 t/m 144 kwaliteitsniveau A+. Pag. 21 Riolering Rapportage volgens NEN 3399 overleggen. ‘Pàs na goedkeuring riolering (gesloten) verharding aanbrengen.’ Vervangen door: Rapportage opgesteld conform NEN 3399 overleggen; ‘pas na goedkeuring riolering (gesloten) verharding aanbrengen.’ Overige rapportage(s) voorafgaand aan oplevering/overdracht overleggen.
Dimprotocol verwerkt De opmerkingen van Eric Bloembergen incl. aanpassingen asfalt zijn verwerkt Alle documenten in KAPITALEN (6 documenten) zijn gewijzigd Laatste versie is 0-9 verstrekt aan Henk Heymans
Pag. 32 Fundering - Breng mantelbuizen aan onder gesloten verhardingen.. Wijzigen in: - Mantelbuizen aanbrengen onder geasfalteerde c.q gefundeerde rotondes, verkeerspleinen, gelijkvloerse-/ongelijkvloerse wegkruisingen et cetera. - Mantelbuizen afsluiten zodat er geen verzanding en/of verzakking van berm of wegdek optreed. Toevoegen: - Verhardingen van asfalt en beton voorzien van een fundering. - Verhardingen van elementen voorzien van een fundering. Uitzonderingen hierop zijn voetpaden en woonstraten met alleen bestemmingsfunctie in nieuw te ontwikkelen woonwijken. Woonstraten met eenrichtingsverkeer ook voorzien van een fundering.
objectbewegwijzering, industriële bewegwijzering en bewegwijzering voor
voetgangers en fietsers) en markering.
Kader
In het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) staan de
verkeersregels en verkeerstekens die in Nederland van toepassing zijn.
CE-markering
Sinds 2013 is het gebruik van CE-gemarkeerde verkeersborden in Nederland
verplicht. Bovendien geeft de CE-markering aan in welke klasse van de NEN-EN
12899 de producten vallen. De CE-markering geldt voor het plaatsen van nieuwe
borden, niet voor de bestaande bebording.
Verkeersborden
Breng verkeersborden in een gesloten verharding zodanig aan dat bij schade de
borden kunnen worden vervangen zonder daarbij de verharding te moeten opbreken
ANWM-bewegwijzering
De Nationale Bewegwijzeringdienst (NBD), die onderdeel gaat uitmaken van
Rijkswaterstaat (RWS) is regievoerder.
Het dagelijks beheer is in handen van de gemeente zelf.
Markering
- Vooral op asfaltwegen in de vorm van lijnen en figuraties. Met wegenverf of
thermoplast op het wegdek aangebracht. Figuraties zijn bijvoorbeeld pijlen, blokken
en stopstrepen.
- Wegmarkeringen in elementenverhardingen met witte betonstraatstenen in het
straatwerk aangegeven
Zie ook deel 3 van het Handboek: Technische Voorwaarden
AANBEVELINGEN
- Reduceer verkeerstechnische maatregelen tot een minimum.
- Verkeersborden mogen voorzien zijn van een witte rand, zodat de kleuren voor
kleurenblinden beter te onderscheiden zijn. Het toepassen van de witte
scheidingsbies is ook toegestaan
KEUZEVRIJHEID
In bijzondere gebieden. Overleg
tijdig
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 35
VERKEERSREGELINSTALLATIES
CHECKLIST
BEHEERBEWUST ONTWERP voor ontwerpers
Voorkom dat het ontwerp of een onderdeel van het ontwerp moeilijk of tegen relatief hoge
kosten is te beheren:
1) Kruispuntontwerp zo efficiënt mogelijk voor afwikkeling en ruimtegebruik.
2) Bereikbaar en toegankelijk voor beheer en onderhoud.
3) Plaats zo weinig mogelijk masten en drukknop palen.
4) Waar mogelijk de masten combineren met Openbare Verlichting.
5) Waar mogelijk de masten combineren met bewegwijzering.
6) Masten en objecten in verharding deugdelijk aanstraten.
7) Denk aan voorzieningen voor gehandicapten (geleidelijnen palen/ masten en
rateltikkers).
8) Plaats masten zodanig dat bomen het zicht niet kunnen hinderen.
9) Bedenk dat de doorstroming bij verkeersregelinstallaties (VRI’s) invloed heeft op de
luchtkwaliteit.
ONTWERPBEWUST BEHEER EN INRICHTING voor beheerders
Voorkom dat het gewenste doel en uitstraling van de ontwerper door onbekendheid met het
eindbeeld niet gerealiseerd kan worden:
1) Bomen/begroeiing zodanig snoeien dat verkeerslichten goed zichtbaar blijven.
2) Bij nieuw te plaatsen VRI: overleg met hulpdiensten en busmaatschappijen in verband met
prioriteitstelling.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 36
RICHTLIJNEN VERKEERSREGELINSTALLATIES
RANDVOORWAARDEN
Het bestrijden en voorkomen van geluidshinder als gevolg van wegverkeer,
railverkeer en industrie, is vastgelegd in de Wet Geluidhinder. Hierin staat wat de
maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de omgeving is
In de Regeling verkeerslichten staan de voorschriften voor de toepassing, inrichting,
plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerslichten.
In de normen NEN-EN 12675: 2000 en NEN 3384: 2003 staat waar het
verkeersregeltoestel uit bestaat. Ook een eventueel aanwezig modem,
detectieapparatuur en akoestische signalering behoren bij het regeltoestel.
Tekeninghouder moet in de deur en bedrijfsvoorschriften in de kast
Toepassing VRI alleen als verkeersveiligheid en/of verkeersafwikkeling in gevaar
komt.
Ontwerp nieuwe regelingen op:
- mast/mastarm/portaal/staander 40 jaar;
- lussen 10 jaar;
- regeltoestel 15 jaar;
- lampen 10 jaar.
AANBEVELINGEN
Geef per project aan waarom een dergelijke voorziening nodig is en toon dit aan
met berekeningen.
KEUZEVRIJHEID
Voorstellen voor alternatieven en/of
innovatie in overleg.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 37
OPENBARE VERLICHTING
CHECKLIST
BEHEERBEWUST ONTWERP voor ontwerpers
Voorkom dat het ontwerp of een onderdeel van het ontwerp moeilijk of tegen relatief hoge
kosten is te beheren:
1) Bereikbaar en toegankelijk voor beheer en onderhoud.
2) Waar mogelijk combineren met masten VRI’s
3) Deugdelijk aanstraten in verharding.
4) Openbare verlichting moet bijdragen aan verkeersveiligheid en sociale veiligheid,
identiteit en herkenbaarheid van de stad.
5) Beperk de invloed van openbare verlichting op natuur en milieu door lager
energieverbruik, beperken lichthinder en lichtvervuiling, toepassen van duurzame
materialen en duurzaam inkopen.
6) Openbare verlichting moet bijdragen aan de identiteit en herkenbaarheid van de stad.
ONTWERPBEWUST BEHEER EN INRICHTING voor beheerders
Voorkom dat het gewenste doel en uitstraling van de ontwerper door onbekendheid met het
eindbeeld niet gerealiseerd kan worden:
1) Voorkom willekeur in modificaties.
2) Tref altijd (kathodisch) beschermende maatregelen tegen corrosie bij montage van
borden of ander wegmeubilair.
3) Snoei bomen/begroeiing zodanig dat OV zichtbaar blijft.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 38
RICHTLIJNEN OPENBARE VERLICHTING
RANDVOORWAARDEN
De Richtlijn Openbare Verlichting 2011 (ROVL-2011) geeft handreikingen voor het
maken van een keuze. Dit onderdeel is nieuw ten opzichte van de voorganger van
deze richtlijn, de NPR13201-1, die standaard uitgaat van het verlichten van een
situatie. De ROVL-2011 is ter vervanging van de NPR13201-1.
Verlichtingniveau bepalen conform de ROVL, indien mogelijk en verantwoord binnen
de bandbreedte een laag verlichtingsniveau kiezen.
Uitgangspunt van de gemeente is altijd: 'niet verlichten, tenzij'. Dit is ook het
uitgangspunt van de ROVL. We verlichten alleen als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld
vanwege veiligheidsaspecten.
Alleen LED-armaturen gebruiken
Dimmen bij hogere wattages (LED >> 24 watt) of als de omgeving hier om vraagt
bijvoorbeeld ter voorkoming van lichthinder. Een en ander vastgelegd in een
dimprotocol.
Moment van inschakeling tot 19.00 uur 100 % verlichtingssterkte
19.00 tot 21.00 uur 70 % verlichtingssterkte
21.00 tot 23.00 uur 60 % verlichtingssterkte
23.00 tot 06.00 uur 50 % verlichtingssterkte
06.00 uur tot moment van uitschakeling 100 % verlichtingssterkte
AANBEVELINGEN
Stadsontsluitingsweg, industrieweg, busbaan (wegtype 3 - weg middel belast) voorzien van lichtmasten met een hoogte van minimaal 8 meter. Lichtmasten in groen voorzien van maaibescherming.
KEUZEVRIJHEID
Voorstellen voor alternatieven en/of
innovatie in overleg.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 39
CIVIELE KUNSTWERKEN EN GEMALEN
CHECKLIST
BEHEERBEWUST ONTWERP voor ontwerpers
Voorkom dat het ontwerp of een onderdeel van het ontwerp moeilijk of tegen relatief hoge
kosten is te beheren:
1) Zorg voor een onderhoudsvriendelijk ontwerp. Keuze materiaal gericht op: duurzaamheid,
eenvoudig te reinigen, (redelijk) vandalismebestendig en waarborgen sociale veiligheid.
2) Voorkom dat een civiel kunstwerk zodanig wordt ingericht dat er in gebruiksfase
voorziene problemen ontstaan.
3) Houd rekening met een goede kwaliteit/prijsverhouding tijdens de levenscyclus: dagelijks
beheer, groot onderhoud en vervanging. Het ontwerp moet bestendig zijn in technische
en functionele zin.
4) Bij onderhoud en reparatie moeten de betreffende voertuigen zodanig opgesteld kunnen
worden dat er geen gevaar voor het verkeer ontstaat.
ONTWERPBEWUST BEHEER EN INRICHTING voor beheerders
Voorkom dat het gewenste doel en uitstraling van de ontwerper door onbekendheid met het
eindbeeld niet gerealiseerd kan worden:
1) Houd rekening met de functie van het civiele kunstwerk bij onderhoud en beheer; zoals de
doorstroming bij stuwen.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 40
RICHTLIJNEN CIVIELE KUNSTWERKEN
RANDVOORWAARDEN
Algemeen
- Gebruik een water-afsluitend membraam tussen constructie en (asfalt)deklaag en
vermijd scherpe, puntige hoeken en kanten.
- Bescherm langs- en dwarsliggers tegen weersinvloeden (en dooizouten) van
bovenaf.
- Voor ontwerp vangrails zie Handboek Bermbeveiligings-voorzieningen(CROW)
- Kunstwerk moet toegankelijk zijn voor minder validen: rolstoelen e.d.
- Pas een voegverbinding toe tussen wegdek en kunstwerk bij wegen met een
snelheid van > 30km per uur.
- Voer verbindingsmiddelen roestvrij uit.
- Breng een beschermlaag aan voor schampkanten en verticale vlakken van beton.
Brug beweegbaar, brug vast , steiger/vlonder
Levensduur draagconstructie moet minimaal 2x de theoretische levensduur van het
dek zijn.
Viaduct
Geen.
Tunnel
Geen.
Muur
Geen.
AANBEVELINGEN
Algemeen
- Voer landhoofden uit in beton.
- Bepaal doorvaarthoogte en -breedte aan de hand van afmetingen van
reinigingsvaartuigen vaarwegen en watergangen.
- Pas dakleer toe op houten liggers.
Brug beweegbaar, brug vast , steiger/vlonder
Houten oppervlakken voorzien van rubberprofielen in planken.
Viaduct
Voor autoverkeer vrije hoogte niet kleiner dan 4,60 m.
Tunnel
Voor autoverkeer vrije hoogte niet kleiner dan 4,60 m.
Muur
Pas kitvoegen toe.
KEUZEVRIJHEID
Algemeen
Een civiel kunstwerk is een
specifieke opgave en kan daarom
telkens opnieuw als afzonderlijke
opdracht worden benaderd.
Voorstellen voor alternatieven en/of
innovatie in overleg.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 41
RICHTLIJNEN GEMALEN
RANDVOORWAARDEN
Algemeen
- Overleg na het berekenen van de gewenste capaciteit, met beheerder over aantal,
capaciteit, schakeling en berging.
- De pompinstallatie moet bereikbaar zijn voor zwaar verkeer.
- De pompen moeten makkelijk uit de pompkelder getakeld kunnen worden
- Aantal per installatie: 2 stuks. Deze moeten elkaar kunnen vervangen en
alternerend geschakeld zijn
- Eén balkeerklep per pomp.
- Vrij verval leidingen moeten voorzien zijn van een dubbel-kerende-spindel-schuif.
- Persleidingen langer dan 25 meter moeten voorzien zijn van een schuif.
Bedrijfsvoorschriften moeten zich in kast en tekeninghouder aan binnenkant van de
deur bevinden.
Onderhoud aan de pompen en installatie met minimale verkeershinder
AANBEVELINGEN
Algemeen
Bepaal in overleg met beheerder of een automatische schuif gewenst is.
KEUZEVRIJHEID
Algemeen
Voorstellen voor alternatieven en/of
innovatie in overleg.
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 42
Deel 2 Beheervoorwaarden
Handboek Openbare Ruimte Assen 43
AFVAL- EN REINIGINGSDIENSTEN
CHECKLIST
BEHEERBEWUST ONTWERP voor ontwerpers
Voorkom dat het ontwerp of een onderdeel van het ontwerp moeilijk of tegen relatief hoge
kosten is te beheren:
1) Houd rekening met bereikbaarheid en toegang van onderhoudsvoertuigen en zijladers.
Geen opstelplaatsen voor (meerdere) containers op moeilijk bereikbare locaties.
2) Plaats waar mogelijk containers ondergronds. Dit geldt sowieso voor particuliere
gestapelde bouw en hoogbouw. Reserveer bij laagbouw locaties voor ondergrondse
container. Locatiekeuze in overleg met het Team Reiniging.
3) Zet voor de GFT-inzameling géén ondergrondse containers in.
4) Bij bedrijven geen containers op straat, bij voorkeur uit het zicht en ondergronds laten
aansluiten
5) Zorg bij plaatsing van grote afvalverzamelcontainers dat het bovengrondse gedeelte geen
visueel obstakel in de straat vormt. De kleuren van de huisjes zijn vastgesteld door de
gemeente.
6) Ter voorkoming van onkruidgroei worden grote elementen geadviseerd. Houd bij de
keuze van bestratingsmateriaal rekening met een hoge slijtvastheid, met zo weinig
mogelijk kans op verzamelplaatsen voor zand en vuil en voldoende sterkte voor
onderhoudsvoertuigen.
ONTWERPBEWUST BEHEER EN INRICHTING voor beheerders
Voorkom dat het gewenste doel en uitstraling van de ontwerper door onbekendheid met het
01 Op dit werk zijn van toepassing de Standaard RAW Bepalingen, zoals laatstelijk vastgesteld in december2010, hierna te noemen 'Standaard 2010' uitgegeven door de Stichting CROW. Tot deze Standaard behoortmede, als ware zij er letterlijk in opgenomen, de door de Stichting CROW uitgegeven Errata op dezeStandaard, zoals deze op de dag van aanbesteding luidt.
02 De Standaard 2010 is tegen betaling van EUR 95,-verkrijgbaar bij de Stichting CROW. Bestellingen uitsluitendvia de CROW-website(www.crow.nl). De Errata op de Standaard 2010 is gratis als pdf-bestand te downloaden vanaf de RAW-website: www.crow.nl/raw.
03 In aanvulling op het bepaalde in lid 01 is van toepassing, de definitieve tekst 'Actualisering RAW-systematiek2010 aan UAV 2012, januari 2013'.
04 Het document 'Actualisering RAW-systematiek 2010 aan UAV 2012, januari 2013' is gratis als pdf-bestand tedownloaden vanaf de RAW-website: www.crow.nl/raw.
05 In aanvulling op het bepaalde in lid 01 is van toepassing, de definitieve tekst 'Actualisering 25.1 Riolering-onderdeel liggingseisen, juni 2014'.
06 Het document 'Actualisering 25.1 Riolering-onderdeel liggingseisen, juni 2014' is gratis als pdf-bestand tedownloaden vanaf de RAW-website:http://www.crow.nl/vakgebieden/contracteren/raw/raw-teksten/vastgestelde-raw-teksten.
07 In afwijking van UAV 2012 artikel 49 worden geschillen ter beslechting voorgelegd aan de bevoegde burgelijkeRechtbank Noord Nederland, locatie Groningen.UAV artikel 49 lid 1 t/m 5 zijn niet van toepassing.
In afwijking van UAV 2012 artikel 50, lid 1 ipv "Raad van Arbitrage" lezen "de bevoegd burgelijke RechtbankNoord Nederland, locatie Groningen. "
08 Op dit werk is van toepassing NPR 3218 - Nederlandse Praktijkrichtlijn "Buitenriolering onder vrij verval -Aanleg en onderhoud", uitgave Nederlands Normalisatie- Instituur, 1e druk, juli 1984.
09 Op dit werk is van toepassing "Veilig werken bij Rioleringsbeheer een aanvulling op de arbocatalogusAfvalbranche ". Uitgave april 2011 (v5).
10 Op dit werk zijn van toepassing BRL K10014 "Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat voor Reinigingvan riolen, putten en kolken" uitgave november 2011 en BRL K10015 "Beoordelingsrichtlijn voor hetprocescertificaat voor Inspecteren van rioleringsobjecten", uitgave november 2011.
11 Bij het werken met teerhoudend asfalt dienen de door de aannemer getroffen maatregelen ten behoeve van deveiligheid en gezondheid van de bij het werk betrokkenen in overeenstemming te zijn met de CROW- publikatie124 "Leidraad omgaan met teerhoudend asfalt".
01 01 07 OVERIGE ALGEMENE BEPALINGEN
01 Indien de uitvoering van het werk of een deel daarvan in verband met het vinden van voorwerpen als bedoeld inparagraaf 32 van de UAV 2012, moet worden onderbroken, worden de kosten van deze onderbreking aan deaannemer als meer werk vergoed.
02 Als de aannemer bij de uitvoering van het werk in verband met het aantreffen van voorwerpen of stoffen alsbedoeld in paragraaf 6 lid 16a van de UAV 2012 veiligheidsmaatregelen moet nemen, worden de hieruitvoortvloeiende kosten hem als meer werk vergoed.
03 -vervallen-
04 Indien bij de uitvoering van het werk of een deel daarvan giftige, zelfontbrandende, bijtende, ontplofbare,oliehoudende dan wel anderszins verontreinigde of verontreinigende materialen, gassen, vloeistoffen,gronden of substanties worden aangetroffen waarvan de aanwezigheid niet in het bestek isvermeld, worden deze geen eigendom van de aannemer en zullen de kosten, voortvloeiend uit stagnatie in deuitvoering als meer werk worden vergoed. De kosten voor het verwijderen, vervoeren en verwerken, storten of
Bladnr. 2 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
verbranden van deze stoffen komen voor rekening van de opdrachtgever.
05 De aannemer is gehouden om van de, in het kader van een besteksverplichting of een uitdrukkelijke opdrachtvan de zijde van de opdrachtgever, tijdens de uitvoering van het werk ingezamelde of verkregen gegevens overde bodem en ondergrond een kopie te verstrekken aan TNO Bouw en Ondergrond ten behoeve van opnamevan die gegevens in de landelijke geo-informatie-databank.
06 De aannemer is gehouden om de, in het kader van een besteksverplichting of een uitdrukkelijke opdracht vande zijde van de opdrachtgever, tijdens de uitvoering van funderings- en boorwerken verkregengegevens in te voeren in de ervaringsdatabase GeoBrain van Deltares, die bereikbaar is via de websitehttp://www.geobrain.nl, overeenkomstig de op deze website opgenomen invulformulieren die betrekkinghebben op verschillende uitvoeringstechnieken.
07 Indien bij de uitvoering van het werk vaste rust- en verblijfplaatsen vaneschermde diersoorten of groeiplaatsenvan beschermde plantsoorten worden aangetroffen waarvoor, voortkomend uit de Flora- en faunawet, eenontheffingsplicht geldt en waarvan de aanwezigheid niet in het bestek is vermeld, brengt de aannemer ditonmiddellijk ter kennis van de directie voorzover redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze plaatsen worden verstoord, verontrust of vernield als gevolg van de uitvoering van het werk. Deaannemer neemt, na goedkeuring door de directie, de door de omstandighedenvereiste beschermingsmaatregelen. De aan het treffen van deze beschermingsmaatregelen verbondenkosten alsmede de hieruit voortvloeiende kosten voor stagnatie van het werk, worden de aannemer als meerwerk vergoed, indien de beschermingsmaatregelen meer omvatten dan het afschermen van de tebeschermen locatie met behulp van afschermingslint.
01 04 BETALINGSREGELING:RISICOREGELING
01 04 01 ALGEMEEN
03 Gedurende het eerste jaar van de uitvoering gerekend vanaf de datum van aanbesteding vindt geenverrekening plaats op wijzigingen in loonkosten en kosten van brandstofgroepen.Het bepaalde in paragraaf 01.04 van de standaard 2010 met betrekking tot verrekening van wijziging in kostenis niet van toepassing.
01 04 02 LOONKOSTEN- EN BRANDSTOFFENBESTANDDELEN
01 Op wijzigingen in de loonkosten, kosten van brandstofgroepen en kosten van bouwstofgroepen geschiedtgeen verrekening.De risicoregeling volgens het bepaalde in artikel 01.04 van de Standaard 2010 is niet van toepassing.
01 07 ZEKERHEIDSTELLING
01 07 01 WAARDE EN VORM ZEKERHEIDSTELLING
05 De zekerheid als bedoeld in artikel 01.07.01 lid 01 van de Standaard 2010 moet bij de aanbesteder zijnbinnengekomen binnen 7 kalenderdagen na de datum van het daartoe door of vanwege de aanbestedergedane verzoek.
01 08 BIJDRAGEN
01 08 01 BIJDRAGE RAW-SYSTEMATIEK
01 Een "Bijdrage RAW-systematiek met specificatie", als bedoeld in artikel 01.08.01 van de Standaard 2010,wordt verlangd.
01 09 KABELS EN LEIDINGEN
01 09 02 INFORMATIE-OVERDRACHT
03 ##maken van afspraken t.a.v. opnemen van stagnatiekosten in deel 2.2 bestek of ivm eventuele hoge kostenbudget buiten het bestek##
01 09 03 RISICOVERDELING
04 Tijdens het uitvoeren van het werk neemt de aannemer zodanige maatregelen, dat de brandkranen, afsluitersen dergelijke te allen tijden te bereiken zijn en vrijblijven van ongerechtigheden.
Bladnr. 3 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
01 10 PUBLIEKRECHTELIJKE EN PRIVAATRECHTELIJKE TOESTEMMINGEN
01 10 01 AAN DE AANNEMER VERLEENDE PUBLIEKRECHTELIJKE EN PRIVAATRECHTELIJKE TOESTEMMING
01 De aannemer verstrekt de directie desgewenst inzage in de aan hem verleende publiekrechtelijke enprivaatrechtelijke toestemmingen.
01 10 02 DOOR DE AANNEMER TE VERKRIJGEN VERGUNNINGEN
01 De aannemer draagt op diens kosten zorg voor het verkrijgen van de navolgende vergunningen:- transportvergunning verontreinigde grond
01 11 VERBAND MET ANDERE WERKEN
01 11 01 WERKEN DIE IN ELKAAR GRIJPEN
01 In verband met het bepaalde in paragraaf 31 lid 1 van de U.A.V. 2012 wordt de aannemer erop gewezen dat denavolgende werken in elkander grijpen:- werkzaamheden van nutsbedrijven en bouwbedrijven;- werkzaamheden van andere wegenbouwbedrijven, in het aangrenzende terrein;- onderhoudswerkzaamheden opdrachtgever (gemeente Assen) en derden;-(ver)plaatsen masten openbare verlichting;
02 Tijdens de uitvoering van het werk zullen de tijdstippen waarop derden de desbetreffende werken aanvangenen voltooien, tijdig aan de aannemer bekend worden gemaakt.
03 In verband met de werkzaamheden aan kabels en leidingen dient de aannemer zijn planning te overleggenmet de nutsbedrijven.
01 12 MAATREGELEN IN HET BELANG VAN HET VERKEER
01 12 01 ALGEMEEN
03 De bewoners en gebruikers van de panden langs de betreffende straten, dienen vroegtijdig op de hoogtegebracht worden van de uit te voeren werkzaamheden en de te treffen tijdelijke maatregelen;- wegafsluiting - minimaal 1 week voor de afsluiting;- rioolafsluiting - minimaal 2 dagen voor de afsluiting,
maximaal oponthoud afvoer: 8 uur
04 Indien de aannemer ter zake van het verkeer gegeven opdrachten van de directie niet nakomt of de hiervoorgegeven voorschriften niet naleeft zal per geval en per dag een korting worden toegepast van € 225,--Deze korting wordt verbeurd zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is.
01 13 KWALITEITSPLAN, ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN,FLEXIBELE UIT
01 13 06 ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN
01 -vervallen
02 Van de aannemer wordt een algemeen tijdschema, als bedoeld in paragraaf 26 van de U.A.V. 2012, verlangd.In tegenstelling tot par. 26 punt 2 van de U.A.V. 2012 moet een algemeen tijdschema "binnen twee weken" nade gunning bij de directie ter goedkeuring en in 3- voud worden ingediend.alt.: "binnen 5 werkbare werkdagen"
03 Naast een algemeen tijdschema wordt van de aannemer een gedetailleerd werkplan, als bedoeld inparagraaf 26 lid 6 van de U.A.V. 2012, verlangd omvattende:- een logische werkvolgorde van alle voorkomende werkzaamheden;- omgaan met vrijkomende materialen (plan);- grondwerken;- legplan vrijvervalleidingen;- bemalingsplan;- bestratingsplan;- te treffen voorzieningen volgens V & G plan;- in het werkplan alle genoemde punten van paragraaf 01.13.06 lid 4 verwerken.Wijzigingen in het werkplan mogen slechts worden aangebracht in overleg met en met goedkeuring van dedirectie.
Bladnr. 4 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
04 Bij het opstellen van het algemeen tijdschema rekening houden met de volgende randvoorwaarde(n):- het werk dient gefaseerd uitgevoerd te worden op dusdanige wijze dat de straten ( BENOEMEN ) nietgelijktijdig open liggen;- werkzaamheden aanvangen t.p.v. de straat .... ( BENOEMEN);- de bereikbaarheid van ..... ( BENOEMEN WINKELCENTRA, OPENBAAR GEBOUW O.I.D. MET ADRES ) dient24 uur/dag voor vrachtverkeer gewaarborgd te zijn. Voor overleg hiertoe tijdig contact opnemen met dhr. .... (BENOEMEN );- Alle werkzaamheden uitvoeren conform de omleidingsroutes (tekeningen) en verkeersmaatregelen van hetbestek;- de bereikbaarheid, te voet, van de aanwonenden dient gedurende het gehele werk gewaarborgd te blijven;- het werk dusdanig gefaseerd uitvoeren teneinde de overlast voor de aanwonenden te beperken;- bij rioolvervanging mag niet in grotere lengtes gewerkt te worden dan 2 strenglengtes en op maximaal 1plaats tegelijk;- herstraatwerkzaamheden uitvoeren in maximale lengtes van 40 m;- stremmingen in huisaansluitingen mogen niet langer duren dan één werkdag;- werkzaamheden door derden uit te voeren, als omschreven in artikel 01.11.01 lid 01 van dit bestek;- aanvang werkzaamheden in week ?;- einde werkzaamheden na verloop van ? werkbare werkdagen .
05 Afwijkende tengevolge van aan de opdrachtgever toevallende verplichtingen van tijdspaden enuitvoeringsmomenten op door de directie goedgekeurde werkplannen, waarbij de volgens bestekvastgestelde uitvoeringsperioden en opleveringsverplichtingen niet worden overschreden, komen niet voorverrekening in aanmerking.
06 Gedurende het werk dient een exemplaar van het werkplan aan de hand van de uitgevoerde werkzaamhedendoor de aannemer om de twee weken bijgewerkt worden.
07 Met het opstellen van het werkplan dient de aannemer rekening te houden met de volgende aspecten.- werkzaamheden derden;- leverantie materialen : inspectieputten, putranden,
kolken, betonbuizen, betonsteen;- bereikbaarheid winkels en/of woningen (zie 62 : verkeersmaatregelen bij werk in uitvoering).
01 13 08 SPECIALISTISCH TOEZICHT
01 Door of vanwege de directie wordt specialistisch toezicht gehouden op de uitvoering van grondwerken,funderingslagen en wegverhardingen en vindt laagsgewijze kwaliteitscontrole van de aan te brengen zand-,funderings- en verhardingslagen plaats.Door of vanwege de directie wordt specialistisch toezicht gehouden op de uitvoering van rioolrenovaties endeelrenovaties.
02 In afwijking van paragraaf 3 lid 7 van de UAV binden de personen belast met het specialistisch toezicht dedirectie niet.
03 De aannemer dient in zijn planning ruimte te houden voor de laagsgewijze controle van de aan te brengenverhardingsconstructie. Hiervoor dient rekening te worden gehouden met 24 uur per laag voor het onderzoekna het nemen van de monsters. Binnen deze periode worden de onderzoeksresultaten bekend gemaakt. Deaannemer heeft geen recht op verrekening van het oponthoud als gevolg van de keuringen door of vanwege dedirectie.
04 Bij deklagen en bij faseringen dient rekening te worden gehouden met controles per weg(vak) en per fasering,en wordt het betreffende wegvak en de betreffende fasering beschouwd als laag.
05 Indien het resultaat van de kwaliteitscontrole aanleiding geeft om de goedkeuring te onthouden, de betreffendelaag verbeteren of vervangen. De verbeterde of vervangen laag wordt vervolgens op dezelfde wijze gekeurd alsde oorspronkelijke laag. Hiervoor dient de aannemer eveneens rekening te houden met 24 uur per laag voorhet onderzoek.De aannemer heeft geen recht op verrekening van het oponthoud als gevolg van de keuringen door ofvanwege de directie. De kosten voor herkeuring na verbetering of vervanging komen voor rekening van deaannemer.
01 14 BOUWSTOFFEN
01 14 02 KEURING VAN BOUWSTOFFEN VOORZIEN VAN CE-MARKERING
Bladnr. 5 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
01 Vervallen vanwege paragraaf 17 lid 2 en paragraaf 18 lid1 van de UAV 2012.
02 Vervallen vanwege paragraaf 17 lid 2 en paragraaf 18 lid1 van de UAV 2012.
03 Bouwstoffen die zijn voorzien van een CE-markering mogen slechts worden verwerkt, nadat de aannemerheeft vastgesteld dat de verklaarde waarden voor de in de desbetreffende geharmoniseerde norm benoemdeeigenschappen van die bouwstoffen voldoen aan de gestelde eisen.
04 Bouwstoffen die drie maanden voor de dag van aanbesteding leverbaar zijn met:- KOMO-(attest-met-)productcertificaat;- KIWA-keur voor bouwstoffen ten behoeve van waterleidingen;- KEMA-keur voor bouwstoffen ten behoeve van kabelwerk;- GASTEC QA-merk voor bouwstoffen ten behoeve van gasleidingen;met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden, leveren met deze kwaliteitsverklaringen.
05 Een overzicht van de bouwstoffen als bedoeld in lid 04 kan worden verkregen:- voor het KOMO-keur bij de Stichting Bouwkwaliteit te Rijswijk;- voor het KIWA-keur bij KIWA NV te Rijswijk;- voor het KEMA-keur bij KEMA NV te Arnhem;- voor het GASTEC QA-keur bij GASTEC NV te Apeldoorn.
06 Bij het transport, de opslag en de verwerking van bouwstoffen als bedoeld in lid 04, de voorschriften welkedaaromtrent in het bestek zijn opgenomen volgen, alsmede, voorzover daarmede niet in strijd, de richtlijnenvermeld in de kwaliteitsverklaringen.
07 Wanneer de aannemer bouwstoffen, waarvan levering met een kwaliteitsverklaring als bedoeld in lid 04mogelijk is, wenst te betrekken van een producent die deze bouwstoffen niet met deze kwaliteitsverklaringlevert, worden de desbetreffende bouwstoffen door of vanwege de directie gekeurd overeenkomstig paragraaf18 van de U.A.V. 2012, met dienverstande dat de hieraan verbonden kosten voor rekening van de aannemerkomen.De directie kan verlangen dat de aannemer deze bouwstoffen voor zijn rekening laat keuren door een door dedirectie aan te wijzen keuringsinstituut. In dat geval dient de aannemer een afschrift van het keuringsrapportaan de directie te overleggen.
08 Het bepaalde in lid 07 is niet van toepassing voor de navolgende bouwstoffen die uitsluitend met eenkwaliteitsverklaring als bedoeld in lid 04 moeten worden geleverd:- PVC buizen en hulpstukken : Deze moeten tevens voldoen aan de normen NEN 7045 en NEN 7046, klasseSN 8, afmetingen ø 125 mm;- PVC drainagebuizen inclusief omhulling : Deze moeten tevens voldoen aan de normen NEN 7036 voor PVCribbelbuis NEN 7010 voor gladde buis en Nen 7047 voor omhulling polypropyleen. De geribbeldedrainagebuizen zijn van ongeplastificeerd PVC met een normale buitenmiddellijn van 80 mm met per- foratiesvolgens type A en geheel te omhullen met omhullingsmateriaal van polypropyleenvezel;- Trottoirbanden en opsluitbanden : Deze moeten tevens voldoen aan de norm NEN 7015, kwaliteit I, 130/150*250 mm, 120* 250 mm, 100* 200 mm, 60* 200 mm;- Betontegels : deze moeten voldoen aan de norm NEN-EN 1339. kleur (donker) grijs;
09 Bouwstoffen die met een kwaliteitsverklaring als bedoeld in lid 04 worden geleverd, worden geacht te zijngekeurd in de zin van paragraaf 18 van de U.A.V. 2012 indien het desbetreffende document aan de directie isafgegeven en de bouwstoffen door de directie op het werk zijn geïnspecteerd.
10 Het bepaalde ten aanzien van de keuring als bedoeld in lid 09 is niet van toepassing op de navolgendebouwstoffen:- hydraulisch menggranulaat : certificaat van herkomst wordt verlangd;- menggranulaat : certificaat van herkomst wordt verlangd;- LD- mix : certificaat van herkomst wordt verlangd;- hydraulisch hoogovenslakken : certificaat van herkomst wordt verlangd;Deze bouwstoffen zullen overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 18 van de U.A.V. 2012 worden gekeurd.
01 14 04 KWALITEISBORGING EN KEURING VAN BOUWSTOFFEN
01 Het bepaalde in de hierna volgende leden 02 en 03 is uitsluitend van toepassing, indien in deze Standaarddan wel in het bestek wordt verlangd dat de aannemer in het bezit is van een kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm NEN-EN-ISO 9001.
02 De aannemer keurt de bouwstoffen, met uitzondering van door de opdrachtgever ter beschikking gestelde
Bladnr. 6 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
bouwstoffen, overeenkomstig het keuringsplan, zoals dat is opgenomen in het door hem te verstrekkenkwaliteitsplan, rekening houdend met verstrekte kwaliteitsverklaringen. De kosten van deze keuring zijn voorrekening van de aannemer. De aannemer legt zijn conclusies met betrekking tot het resultaat van de doorhem goedgekeurde bouwstoffen aan de directie ter acceptatie voor.
03 De goedkeuring van de bouwstoffen overeenkomstig paragraaf 18 van de UAV 2012 geschiedt door dedirectie, waarbij de gegevens worden betrokken die zijn verkregen bij de keuring van de bouwstoffen alsbedoeld in lid 02.
01 14 05 BESLUIT BODEMKWALITEIT
04 De aannemer verstrekt de milieuhygiënische verklaring zoals vermeld in artikel 01.14.05 lid 04 van deStandaard 2010 uiterlijk een week voor de levering van de bouwstof. Anders is het niet toegestaan debetreffende grond, baggerspecie of bouwstof te verwerken.
06 In aanvulling op de Standaard art. 01.14.05 lid 04 geldt dat de bewijsmiddelen volgens het BesluitBodemkwaliteit, welke door de aannemer verstrekt worden, bij toepassing van de betreffende bouwstofmaximaal 3 jaar oud mogen zijn. Als peildatum wordt het tijdstip gehanteerd waarop de monstername heeftplaatsgevonden die ten grondslag ligt voor het betreffende bewijsmiddel.
07 Bij toepassing van grond of bagger met een door de opdrachtgever voorgeschreven kwaliteit/toepassing zal deaannemer deze toepassing uiterlijk 5 dagen van te voren melden bij Meldpunt bodemkwaliteit viawww.meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl
08 Bij grondhandling/ transporten zal de aannemer een bonnensysteem bijhouden volgens Bijlage Grondafvoer-tabel van dit bestek. Verrekening vindt plaats in hfst 224 van deel 2.2. van dit bestek.Geactualiseerde tabel elke week aan de directie overhandigen.Begeleidingsformulieren elke dag aan de directie verstrekken.
09 Indien de aannemer de ter zake van het uitvoeren van de melding conform bovengenoemd lid 07 niet uitvoert,kan per geval een korting van vijfhonderd euro (EUR500,-) worden toegepast. Deze korting wordt verbeurdzonder dat een ingebrekestelling nodig is.
01 14 06 KEURING VAN BOUWSTOFFEN
01 In aanvulling op paragraaf 18 van de UAV is de directie bevoegd alle geleverde bouwstoffen zo spoedigmogelijk na aanvoer te keuren. Bij herkeuring en nader onderzoek is de directie tevens bevoegd de controle tedoen plaats vinden na verwerking en verdichting van de bouwstof. Paragraaf 17 van de UAV blijft vantoepassing. Dit geldt ook voor bouwstoffen die met een kwaliteitsverklaring en/of CE-markering wordengeleverd.
02 Bouwstoffen welke door of vanwege de directie worden gekeurd zijn niet eerder goedgekeurd dan nadat doorde aannemer een schriftelijk bericht van goedkeuring van de directie is ontvangen. De bedoelde keuringenvinden steeksproefsgewijs plaats.
03 Voor rekening van de aannemer komen de kosten van extra onderzoek als gevolg van:- meerdere plaatsen van herkomst;- herkeuring;- afkeuring;- nader onderzoek;- selecte keuringen (op basis van ongelijk);- bijboringen in verband met afwijking eerste keuring
01 14 08 INFORMATIE-OVERDRACHTBOUWSTOFFEN
01 Iedere aflevering van bouwstoffen moet vergezeld zijn van een afleveringsbon met verwijzing naar het bewijsvan oorsprong, de verklaring van herkomst of het bepaalde in de desbetreffende geharmoniseerde Europesenorm.
02 Bouwstoffen van verschillende herkomst gescheiden van elkaar verwerken, de scheidingslijn inmeten aanonroerend goed en de gegevens doorgeven aan de directie.
01 16 VEZEKERINGEN
01 16 01 BODEMSANERINGSVERZEKERING
Bladnr. 7 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
01 In aanvulling op artikel 01.16.01 lid 01 van de Standaard 2010, bedraagt het eigen risico .......... euro (EUR.....,--).
01 16 02 CAR-VERZEKERING (VAN AANNEMER)
01 De aannemer sluit een Construction All Risk-verzekering (CAR-verzekering) af voor de werken volgens hetbestek tot een bedrag van de aannemingssom, verhoogd met de kosten van werken door derden, honorariaen directiekosten (ca. 18 % van de aanneemsom).
02 De looptijd van de CAR-verzekering is vanaf de datum van aanvang van het werk tot en met het einde van deonderhoudstermijn. De dekking bij eerdere ingebruikneming door de opdrachtgever voor de oplevering wordtbeperkt tot de dekking welke de CAR-polis biedt tijdens de onderhoudstermijn, zodat van dit onderdeel reedsdan overgang van risico plaatsvindt.
03 Verzekerden zullen zijn: de opdrachtgever, de directie, de adviseur(s), de aannemer en de eventueleonderaannemers.
04 De CAR-verzekering biedt ten minste de navolgende dekking:- het werk tegen materiële schade;- schade aan bestaande eigendommen van de opdrachtgever;- schade als gevolg van wettelijke aansprakelijkheid van de verzekerden jegensderden tot een bedrag van minimaal EUR 1.000.000,-- per gebeurtenis of reeksvan gebeurtenissen voortvloeiende uit één en dezelfde oorzaak.
05 Het eigen risico bedraagt maximaal EUR 5.000,-- per gebeurtenis of een reeks van gebeurtenissen,voortvloeiende uit één en dezelfde oorzaak en komt in alle gevallen voor rekening van de aannemer.
06 De overeenkomst van de CAR-verzekering wordt niet aangegaan dan na voorafgaande schriftelijkegoedkeuring door de directie. De aannemer dient hiertoe uiterlijk 2 weken voor de uitvoering van dewerkzaamheden een aanvang nemen, een voorstel, vergezeld van een gespecificeerde offerte incl.polisvoorwaarden bij de opdrachtgever in te dienen.
07 Een kopie van de (mede) op naam van de opdrachtgever gestelde polis met de verzekeringsvoorwaardendient zo spoedig mogelijk na afsluiten aan de opdrachtgever te worden verstrekt met een bewijs dat depremie, poliskosten en assurantiebelasting voor de gehele periode zijn betaald.
08 De aansprakelijkheid van de aannemer volgens de wet of het bestek wordt niet beperkt, verminderd ofgewijzigd door de CAR-verzekering en ontslaat de aannemer niet van zijn verplichting alle schade volledig teherstellen en het werk volgens het bestek op te leveren.
09 Voorzover de opdrachtgever aansprakelijk is voor schade waarin de door de aannemer afgesloten CAR-verzekering niet in vergoeding van deze schade voorziet zal de aannemer de opdrachtgever vrijwaren voor dezeschade.
01 16 03 AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING
01 Onverminderd de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van de aannemer dient deze, mede ten behoevevan de opdrachtgever(s) in iedere hoedanigheid, te verzekeren de aansprakelijkheid van de aannemer en deopdrachtgever(s),voor door derden geleden schade verband houdende met het in dit bestek omschreven werk.De verzekerde som moet tenminste € 500.000,-- per gebeurtenis bedragen. Het eigen risico mag ten hoogste€ 5.000,-- per gebeurtenis bedragen.
02 In de polis dient mede geregeld te zijn dat verzekerden alsmede verschillende diensten en bedrijven aan dezijde van de opdrachtgever(s), ten opzichte van elkaar als derden worden beschouwd.
03 Verzekeraars dienen afstand te doen van een eventueel recht van regres op enige medeverzekerde partij.
04 Niet door voornoemde verzekering gedekte schade, alsmede het eigen risico, komen ten laste van de partijvoor wiens risico de schade is.
05 Niet door voornoemde verzekering gedekte schade, alsmede het eigen risico, komen ten laste van de partijvoor wiens risico de schade is.
06 Er zal geen betaling plaatsvinden voordat de polis is overgelegd en ten genoegen van de directie isaangetoond dat de premie is voldaan.
Bladnr. 8 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
07 Ingeval van schade respectievelijk ingestelde aansprakelijkstelling dient de aannemer de directie hiervanonmiddellijk in kennis te stellen en voor melding onder de polis te zorgen.
08 De aannemer staat de directie toe om aansprakelijkheidsclaims groter dan € 5.000,-- direct aan te melden opde polis van de aannemer, onder verstrekking van een afschrift daarvan aan de aannemer.
09 De aannemer zal bij de uitvoering van een werk alleen gebruik maken van materieel waarvan deaansprakelijkheid (inclusief de aansprakelijkheid voor het zogenaamde werkrisico) verzekerd is. Op de polisvan dit materieel moet de aansprakelijkheid van de opdrachtgever, de directie en de huurder zijnmeeverzekerd. Schade aan ondergrondse kabels en leidingen en dergelijke mag niet van de dekkingworden uitgesloten.
10 De aannemer zorgt ervoor dat de directie terstond afschrift ontvangt van de complete correspondentie(inclusief expertise-rapporten) terzake van alle aansprakelijkheidsclaims.
11 Indien de aannemer zijn verplichtingen ten aanzien van de afwikkeling van aansprakelijkheidsclaims nietnakomt, is de directie gerechtigd die afwikkeling rechtstreeks met claimanten op kosten van de aannemer teverzorgen.
01 17 VRIJGEKOMEN MATERIALEN
01 17 06 VERVOEREN VAN VRIJGEKOMEN MATERIALEN NAAR EEN INRICHTING
01 Tot het vervoeren van vrijgekomen materialen naar een op grond van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht vergunde inrichting, behoort tevens het afgeven van deze materialen aan de desbetreffendeinrichting. Tot de kosten voor het vervoeren van vrijgekomen materialen naar een op grond van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht vergunde inrichting behoren tevens de kosten die de desbetreffendeinrichting in rekening brengt voor het accepteren van deze materialen, tenzij het bestek anders vermeldt.
02 Indien de opdrachtgever het eigendom van vrijgekomen materialen, die moeten worden afgegeven aan een opgrond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunde inrichting, via het bestek wil overdragenaan de aannemer, blijven deze vrijgekomen materialen op grond van de Wet milieubeheer eigendom van deopdrachtgever.
03 -vervallen-
01 18 BESCHERMEN TE HANDHAVEN VEGETATIE
01 18 08 WERKZAAMHEDEN BIJ TE HANDHAVEN BOOM, ALGEMEEN
01 Onder de kroonprojectie van een boom geen materialen opslaan, geen gronddepot maken of vaste envloeibare afvalstoffen deponeren.
02 Onder de boomkronen of binnen een afstand van ten minste 3 meter is het de aannemer niet toegestaanmachines, bouwketen, noodtoiletten en dergelijke te plaatsen.
01 19 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
01 19 02 COÖRDINATOR VOOR DE UITVOERINGSFASE(V&G-COÖRDINATOR)
01 Het aanstellen van de in de artikelen 2.33 en 2.34 van hoofdstuk II, afdeling 5 van hetArbeidsomstandighedenbesluit bedoelde coördinator(en) voor de uitvoeringsfase geschiedt door deaannemer.
02 De in artikel 2.26 lid 1 van hoofdstuk II, afdeling 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bedoeldekennisgeving wordt door de opdrachtgever verzonden.Van deze kennisgeving ontvangt de aannemer een afschrift.De in lid 01 bedoelde coördinator brengt dit afschrift zichtbaar aan en draagt zorg voor het actualiseren alsbedoeld in artikel 2.26 lid 2 van hoofdstuk II, afdeling 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
03 Het gedurende de uitvoeringsfase geactualiseerde veiligheids- en gezondheidsplan en het dossier, alsbedoeld in artikel 2.34 van hoofdstuk II, afdeling 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, moeten bij deoplevering worden overgedragen aan de directie.
01 19 03 MAATREGELEN AAN MATERIEEL
Bladnr. 9 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
01 Al het op het werk aanwezige groot materieel dient voorzien te zijn van een deugdelijke achteruitrijsignalering.
01 20 KWALITEITSBORGING
01 20 06 TOEZICHT OP DE UITVOERING EN OPNEMING WERK
01 Het toezicht door de directie als bedoeld in paragraaf 3 lid 6 en paragraaf 12 lid 2b van de UAV 2012 zal tevenszijn afgestemd op het kwaliteitsplan van de aannemer, zoals dat ten behoeve van de kwaliteitsbeheersing vanhet werk door hem moet worden verstrekt.
02 Bij de opneming van het werk als bedoeld in paragraaf 9 lid 2 van de UAV 2012 zal de directie de gegevensbetrekken die zijn verkregen bij de kwaliteitsbeheersing van het werk door de aannemer volgens het door hemverstrekte kwaliteitsplan.
01 23 COMMUNICATIE
01 23 01 VISI-COMMUNICATIE
01 Het gebruik van de VISI-systematiek is in dit bestek voorgeschreven. ##INDIEN VAN TOEPASSING!##
02 In aanvulling op artikel 01.23.01 lid 02 van de Standaard 2010 geldt:Onder basisdocumenten worden ten minste de volgende documenten ook verstaan:- opdracht/opdrachtbevestiging;- meldingsformulier bestekswijzigingen;- besteding van stelposten;- procesverbaal van (tussen)oplevering;- veiligheiden gezondheidsplan;- deelkwaliteitsplan;stoppunten;- rapportage uitvoering kwaliteitsplan;- voortgangsrapportages;- engineering;- revisie.N.B. Items betreffende kwaliteitsplan alleen als dit van toepassing is.
08 De aannemer dient over voldoende kennis te beschikken om te communiceren op basis van VISI.
09 De aannemer dient op werkdagen dagelijks zijn berichten te openen, te lezen en zijn eigen verslagleggingte verzenden. Tijdens de bouwvergaderingen worden de verzonden en ontvangen VISI-berichten schriftelijkvastgelegd.
10 De aannemer dient bewijsdocumenten digitaal bij de basisdocumenten zoals genoemd in artikel 01.23.01lid 02 van de Standaard 2010 te voegen.
11 De aannemer dient bij de oplevering een cd-rom aan te leveren aan de directie waarop alle digitaleVISIcommunicatie tussen aannemer en directie is vastgelegd.
12 De VISI-helpdesk is tijdens kantooruren te bereiken op 020-6381489.
01 24 OVERLAST
01 24 01 GELUIDSHINDER
01 Paragraaf 23 van de U.A.V. 2012 dient aangevuld te worden met:a. technische voorzieningen en/of organisatorische maatregelen moeten worden getroffen om degeluidsproduktie van de stationaire en mobiele installaties zodanig te beperken dat het equivalentegeluidniveau veroorzaakt door de op de bouwplaats aanwezige geluidbronnen en door de te verrichtenwerkzaamheden, niet meer bedraagt dan:
50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode);45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode);40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode),
b. onverminderd het hiervoor gestelde vermogen incidentele verhoging van geluidniveaus, voorzover deze eengevolg zijn van de op de bouwplaats aanwezige toestellen en installaties, alsmede de verrichte
Bladnr. 10 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
werkzaamheden, gemetenbij een maximale toestand, niet groter zijn dan 20 dB(A) boven de getalswaarde van het hierboven toegelatenequivalente geluidniveau (LAeq),c. voor zon- en algemeen erkende feestdagen gelden dezelfde criteria als voor de nachtperiode,
02 Alle werkzaamheden verrichten tussen 7.00 uur en 17.00 uur behalve op zon- en feestdagen of buiten dezeperiode mits e.e.a. tevoren tijdig is gemeld aan resp. goedgekeurd door opdrachtgever en/of arbeidsinspectiemet uitzondering van de bewaking.
01 25 EVALUATIE
01 25 01 PRESENT -EN PAST PERFORMANCE
01 De opdrachtgever beoordeelt de opdrachtnemer tijdens de uitvoering van het werk op 'present performance'om de samenwerking, duurzaamheid en kwaliteit te verbeteren. Het beoordelen gaat gedurende deuitvoeringsperiode over en weer tussen opdrachtgever en opdrachtnemer om uiteindelijk tot een goede 'pastperformance' van de opdrachtnemer te komen. Na oplevering van het werk beoordeelt de opdrachtgever dewerkwijze van en samenwerking met de opdrachtnemer middels het invullen van het bij dit bestek bijgeleverde'past performance'-formulier. Dit formulier komt in een gesloten database en is alleen ter inzage vooropdrachtgevers (overheidsinstanties), welke gebruik maken van 'past performance'. Goede scores kunnengebruikt worden voor selectie van marktpartijen bij onderhandse aanbestedingen.
17 TECHNISCHE BEPALINGEN VERONTREINIGD(E) GROND EN WATER
17 14 RISICOVERDELING EN GARANTIES
17 14 02 ONTGRAVEN VAN DE VERONTREINIGDE GROND
01 In afwijking van het bepaalde in artikel 17.14.02 lid 01 van de Standaard 2010 wordt een werkwijze door dedirectie gehanteerd zoals aangegeven is in onderstaande leden 02 t/m 12.Artikel 17.14.02 lid 02 en 03 van de Standaard 2010 zijn hierbij niet van toepassing.
02 Ontgravingen vinden in in eerste instantie plaats tot de op de tekening aangegeven "deeldiepte".De aanvullingen(incl. verdichting) vinden plaats in lagen van maximaal 0,50 m.Bij aanvulling wordt de laagdikte bedoeld na verdichting.
03 De ontgravingen vinden plaats op basis van het vooronderzoek, zintuiglijke waarnemingen en aanwijzingenvan de directie.
04 Scheiding van verontreinigde en niet-verontreinigde grond zal op basis van zintuiglijke waarneming en/ofbemonstering worden verricht door de milieukundig begeleider.Tussen monstername en analyse-uitslag mogen op het betreffende terreingedeelte geen werkzaamhedendooor de aannemer worden uitgevoerd tenzij de directie anders beslist.
05 De aannemer dient medewerking te verlenen aan de milieukundig begeleider. Wachttijden ten gevolge van debegeleiding worden niet verrekend.
06 Na het bereiken van het theoretische eindprofiel worden er van bodem en wanden eindmonsters genomenom vast te stellen of de grond geen verontreinigingen meer bevat.Eventueel resterende verontreinigingen zullen additioneel moeten worden ontgraven.
07 De voorlopige verdeling over de verschillende categorieen grond wordt via monstername en analyse van de intussendepot gezette grond gecontroleerd.
08 De procedure van de grondmonsters verloopt als volgt:- dag 1 worden de monsters genomen en verzonden- dag 2 worden de monsters geanalyseerd- dag 3 zijn de analyse-resultaten voor 10.00 uur bekend
09 Transport van verontreinigd materiaal over schone grond t.p.v. reeds gesaneerde terreindelen is niettoegestaan.
21 TECHNISCHE BEPALING BEMALINGEN
21 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
Bladnr. 11 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
21 03 03 GRONDWATERONTTREKKING
01 De opdrachtgever verzorgt de melding ten behoeve van de grondwateronttrekking.
02 In principe wordt zoveel mogelijk het opgepompte grondwater teruggezet op de (deels) aangevulde enverdichte sleuf en aldus weer geinfiltreerd.Indien dit infiltreren niet meer mogelijk is vanwege het maken van het wegcunet zal het water geloosd moetenworden op het (vuilwater) riool.
03 Maximaal 50.000 m3 per maand onttrekken.
04 Algemene regels grondwateronttrekking op basis van de Waterwet en Algemene regelsGrondwateronttrekkingen en -infiltraties van Waterschap Hunze en Aa 's.- ontrokken hoeveelheid grondwater dient per pompput/cluster onttrekkingsfilter te worden gemeten opzodanige wijze dat het meetresultaten in enige maand niet meer dan 10 % afwijkt van werkelijk onttrokkenhoeveelheid;- watermeter dient voor aanvang van de onttrekking geijkt te zijn;- ijkbewijs dient op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar getoond te worden;- meetresultaat dienen dagelijks geregistreerd te worden op een meetstaat;- onder opgave van datum dient op de meetstaat aantekening gehouden te worden van voorvallen, welke vaninvloed zijn op de meting;- meetstaat dient binnen twee weken na afloop van de onttrekking gezonden te worden aan het waterschapHunze en Aa's;- slecht waterdoorlatende lagen dienen bij het boren van de put met klei afgedicht te worden;- na afloop van de werkzaamheden dienen de putten op een door de directie goed te keuren wijze afgedicht teworden;- na afloop van de werkzaamheden dienen de putten op een door de directie goed te keuren wijze afgedicht teworden;- verlaging van de grondwaterstand of potentiaal mag niet meer bedragen dan 50 cm onder het kritisch puntvan de bouwput.
21 03 05 DEBIETMEETPUNT
01 De toe te passen debietmeter mag volgens de fabrieksspecificaties een maximale afwijking van 5% hebben.
02 Debietmeter moet zijn geplaatst in een recht gedeelte vande pijpleiding. Daarbij geldt verder:- het rechte stuk leiding voor de watermeter moet een lengte hebben van tenminste 10 maal de doorsnede vande pijp; en het rechte stuk leiding na de watermeter moet een lengte hebben van tenminste 5 maal dedoorsnede van de pijp.
21 07 MEET- EN VERREKENMETHODEN
21 07 02 METING LENGTE BRONBEMALING.
01 De te verrekenen m1 bronbemaling is gelijk aan de met deze bronbemaling gelegde m1 riolering incl.inspectieputten.Op plaatsen waar een dubbele rioolstreng is gelegen zal voor het bepalen van de te verrekenen m1bronbemaling worden uitgegaan van de situatie als ware slechts een rioolstreng aangebracht.
22 TECHNISCHE BEPALINGEN GRONDWERKEN
22 02 EISEN EN UITVOERING
22 02 01 ALGEMEEN
04 De cunetten voor de wegen en parkeerplaatsen te ontgraven tot de (op bestekstekening) aangegeven diepte.Indien de vaste grondslag zich op een diepte van minder dan 0,50 m onder de onderkant van de verhardingbevindt, geschiedt de ontgraving loodrecht tot minstens 0,50 m buiten de kant van de verharding. Indien devaste grondslag zich op een diepte van meer dan 0,50 m onder de onderkant van de verharding bevindt,zodanig breder te ontgraven dat een zandaanvulling aangebracht kan worden onder een helling van 1:1gerekend uit een punt 0,50 m buiten de kant en 0,50 m onder de onderkant van de verharding.
05 Het cunet van de vrijliggende voetpaden, zonder kabels en leidingen, zodanig ontgraven dat tenminste 0,25 mzand kan worden aangebracht.
06 Zandgrond alleen te ontgraven als:
Bladnr. 12 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
- er binnen de konstruktiehoogte van 1,00 m, resp. 0,50 m, onder het zandpakket zich slecht draagkrachtigegronden (leem en/of veen) bevinden;- er op de plaats van het zandpakket een fundering moeten worden aangebracht.
07 Indien grond tijdelijk in depot wordt gezet, de gronddepots naderhand volledig afgraven, zodanig dat hetoorspronkelijk maaiveld intact blijft c.q. in de oorspronkelijke toestand wordt gebracht, ook wat betreft dehoogteligging.
22 02 06 OPHOGING EN AANVULLING.
04 In afwijking van artikel 22.02.06 lid 04 van de Standaard 2010 moet de verdichtingsgraad (proef 3) van zand datin ophoging of aanvulling is verwerkt op een diepte van meer dan 1,0 m beneden het oppervlak van hetwegdek per monster tenminste 96% bedragen. De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad is niet vantoepassing.
05 In afwijking van artikel 22.02.06 lid 05 van de Standaard 2010 moet de verdichtingsgraad (proef 3) van zand datin het zandbed is verwerkt op een diepte van minder dan 1,0 m beneden het oppervlak van het wegdek permonster tenminste 98% bedragen. De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad is niet van toepassing.
09 In afwijking van proef 3 van de Standaard 2010 verdeelt de directie het aangebrachte zand in meetvakken vancirca 1.000 m2 oppervlakte gemeten over de bovenste laag van de verhardingsconstructie.Per meetvak wordt één monster voor de bepaling van de verdichtingsgraad (proef 3) genomen op een door dedirectie a-select gekozen plaats. Indien de verdichtingsgraad van slechts één meetvak wordt bepaald, wordentwee monsters genomen.De maximum proctordichtheid (MPD) wordt bepaald volgens de normale proef. In afwijking van proef 3 van deStandaard 2010 worden de nodige MPD's bepaald.
22 02 15 KLEI, VERWERKING EN VERDICHTING
05 In afwijking van artikel 22.02.15 lid 05 van de Standaard 2010 wordt de dichtheid (proef 6) bepaald door middelvan 2 steekringen per meetpunt. Hierbij is de hoogste dichtheid maatgevend. De proctordichtheid wordtbepaald overeenkomstig proef 9 van de Standaard 2010. De verdichtingsgraad dient te worden bepaald per3000 m2.
22 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
22 03 02 BEWIJS VAN HERKOMST ONTZILT ZAND
03 Artikel 22.03.02 leden 01 en 02 van de Standaard 2010 worden aangevuld met:De aannemer zal voor levering op locatie, onderzoeken en aantonen dat het chloridegehalte in het zand lageris dan 200 mg per kg droog zand.Indien de ontzilting op het schip plaats vindt, dient elke scheepslading te worden gecontroleerd.
22 04 RISICOVERDELING EN GARANTIES
22 04 05 ZAND VAN VERSCHILLENDE HERKOMST
01 Indien zand van verschillende herkomst wordt geleverd, de zanden op duidelijk onderscheiden plaatsenverwerken en de herkomst, de plaats van verwerking en de hoeveelheid van de afzonderlijke zandenvastleggen. De scheidingslijn inmeten aan onroerend goed en de gegevens doorgeven aan de directie.
22 05 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN.
22 05 06 TEGENGAAN VERSTUIVING ZAND.
01 Voldoende voorzorgsmaatregelen nemen om verstuiving van het zand tegen te gaan, bijvoorbeeld door het natte houden.
22 06 BOUWSTOFFEN
22 06 03 ZAND IN ZANDBED
04 Zand in zandbed waarop direkt een laag asfalt wordt aangebracht, moet de CBR-waarde (proef 12.1, normaleproef) onmiddellijk na bereiding van de proefstukken tenminste 15% bedragen.
05 Van zand, waaraan een CBR-eis wordt gesteld, ten minste 6 weken voor de verwerking van het zand een
Bladnr. 13 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
representatief monster van minimal 50 kg aan de directie ter beschikking stellen. Het monster moet zijnvoorzien van een "bewijs/verklaring van oorsprong". Van goedgekeurde monsters wordt de korrelverdeling (proef 6.0) van de fractie 2mm - 63 µm (2 mm - 500 µm, 500 - 180 µm en 180 - 63 µm) bepaald. Het aangevoerde zand dient vandezelfde oorsprong te zijnals het zand van het vooronderzoek. De korrelverdeling van het aangevoerde zand mag voor elk der fracties 2mm - 500 µm, 500 - 180 µm en 180 - 63 µm ten hoogste 10,0% afwijken van de per fractie maximaal 10%afwijken van de korrelverdeling van het vooronderzoek.
06 Het chloride-gehalte van zand bedraagt niet meer dan:- 200 miligram chloride per kg droge stof.
22 06 08 GROND, ALGEMEEN
01 Te leveren grond mag geen verontreinigde stoffen bevatten in concentraties, hoger dan de A- waarde(referentiewaarde) volgens richtlijnen van de Standaard 2010.
02 Van te leveren grond mag het gehalte aan in water oplosbare chloride ionen (bepaald volgens Nen 5921) nietmeer zijn dan 70 mg/kg droge stof.
03 Te leveren grond moet zijn onderzocht op de aanwezigheid van de volgende stoffen:- PAK volgens de leidraad (10 stuks);- minerale olie (GC);- extraheerbare organo- halogenen (EOX);- cyanide (totaal);- zware metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik,lood, nikkel en zink).Tevens dienen het lutum- percentage en het percentage organische stof (gloeirest) te zijn bepaald.
22 07 MEET- EN VERREKENMETHODEN
22 07 13 MONSTERNAME ONTZILT ZAND EN BEPALING VAN HET CHLORIDEGEHALT
04 In aanvulling op artikel 22.07.13 lid 04 van de Standaard 2010 kan de directie indien zij daartoe aanleiding ziet,besluiten het chloridegehalte van ontzilt zand in het werk te laten bepalen. In dat geval zullen monsters uit hetwerk worden genomen en worden onderzocht op het chloridegehalte (proef 41). Indien de resultaten hiervanmeer dan 50 mg/kg droge stof afwijken van 200 mg/kg droge stof wordt het zand afgekeurd.
22 07 16 KLEI, KEURING NA AANVOER
01 In afwijking van artikel 22.07.16 lid 01 van de Standaard 2010, bepaalt de directie tijdens de uitvoering welkeen hoeveel keuringen zij wil laten uitvoeren.
03 Na verwerking en verdichting van de klei, verricht de directie controle aangaande de in artikel 22.02.15 lid 05van de Standaard 2010 genoemde eisen.
22 84 RISICOVERDELING EN GARANTIES OPHOOGMATERIALENVAN KUNSSTOF
22 84 01 KEURING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 -vervallen-
23 DRAINAGE
23 11 BEGRIPPEN
23 11 02 DRAINBRUGGEN
01 Onder een drainbrug wordt verstaan een in de grond aangebrachte gesloten buisleiding om de drainagebuis,ter lengte van ten minste 1,0 m, ter plaatse van de ongeroerde grond ter ondersteuning in slechte grondslag
Bladnr. 14 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
waar zettingen kunnen optreden.
23 11 03 AANSLUITPUTTEN.
01 Onder een aansluitput wordt verstaan de uitmonding van de drainreeks in de regenwater inspectieputten ofdrainageput.
23 11 04 DOORSPUITVOORZIENING
01 Onder een doorspuitvoorziening wordt verstaan een aanpassing aan de drainageputjes t.b.v. het gemakkelijkin kunnen brengen van een spuitlans voor het schoonmaken van de drainagebuizen. Zonder deze aanpassingmoet je werken onder een hoek van 90 graden.
23 12 EISEN EN UITVOERING
23 12 02 SLEUVEN
02 In aanvulling op het bepaalde in artikel 23.12.02 lid 02 van de Standaard 2010 is het sleufloos aanbrengen vande drainreeksen toegestaan, indien de grond vooraf en over een breedte van 0,75 m aan weerszijden van deaan te brengen drains en tot een diepte van 0,50 m boven de drains wordt gewoeld.Deze grondbewerking behoeft niet te worden uitgevoerd, indien bij het sleufloos aanbrengen van dedrainreeksen gebruik wordt gemaakt van een V-vormig woellichaam, waarmee een V-vormige grondbalkvolledig wordt losgesneden en opgelicht, teneinde ruimte te scheppen voor het inbrengen van de drain.De snijvlakken van het V-vormig woellichaam moeten nagenoeg verticaal staan en de grond buiten de schuinezijden van de V-vormige grondbalk moet ongeroerd blijven.
23 12 08 TALUDGOTEN
01 In afwijking van het bepaalde in artikel 23.12.08 lid 01 van de Standaard 2010 de taludgoten zodanig in hettalud aanbrengen dat de bovenkant van de opstaande randen 0,05 tot 0,10 m onder het vlak van het taludkomt.
23 12 09 AANVULLEN SLEUVEN
01 In aanvulling op het bepaalde in artikel 23 12 09 lid 01 van de Standaard 2010 moeten de PVC drainreeksenworden gelegd in 200 ltr filterzand per m1 drainage. Onder en boven de pvc drainreeks moet als"afdekmateriaal" een filtermateriaal aangebracht worden bestaande uit 100 ltr filterzand per m1 drain.
03 Aanvullingen van sleuven, putten en dergelijke zoveel mogelijk eenzelfde dichtheid geven als de omringendegrondslag, opdat geen zettingsverschillen optreden.
23 12 10 HOOGTELIGGING DRAINREEKSEN
02 De PVC drainagebuizen moeten op ca. 1,30 m beneden dekruin van de weg worden aangelegd. De PVCdrainagebuizen worden aangesloten op de R.W. inspectieputten, waarvoor op 1,10 m beneden de bovenkantvan de inspectieputdeksels in de zijkanten van de inspectieputten de nodige sparingenzijn aangebracht, om te kunnen lozen.
23 12 13 TIJDSTIP VAN UITVOERING
01 Indien de drainagebuizen en hoofdriolering in dezelfde sleuf worden gelegd moet de volgende werkvolgordeworden gehanteerd:1. Aanleg hoofdriolering;2. Aanvullen en verdichten van de rioolsleuf tot minimaal onderkant van de te leggen drainagebuizen;3. Aanleg drainagebuizen;4. Eventuele huisaansluitingen.
23 17 MEET- EN VERREKENMETHODEN
23 17 02 METING LENGTE DRAINREEKS
01 In afwijking van het bepaalde in artikel 23.17.01 lid 01 wordt bepaald dat de lengte van de drainreeksen,waarin tevens de lengte is begrepen van de verwerkte eindbuizen, putten, doorspuitvoorzieningen enverbindingsstukken, wordt bepaald door meting in het werk.
24 SLEUF- EN SLEUFLOZE TECHNIEKEN
Bladnr. 15 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
24 02 EISEN EN UITVOERING
24 02 03 GRONDWERK, AANVULLING
06 In afwijking van het gestelde in artikel 24 02 03 lid 06 van de Standaard 2010 moeten de aanvullingen van desleuven tot 0,30 m boven de kruin van beton- en PVC- buizen, met een nominale middellijn van 200 mm ofmeer, uitvoeren (met handkracht) in lagen ter dikte van maximaal 0,15 m en elke laag zorgvuldig verdichten.De overige aanvullingen van de sleuven uitvoeren in lagen ter dikte van max. 0,30 m en iedere laag zorgvuldigverdichten, met dien verstande dat de eerste laag boven de PVC- buizen niet mechanisch verdicht magworden.
24 02 04 VERDICHTINGSGRAADVAN ZAND IN GRONDVERBETERING
01 Indien de grondverbetering is gelegen beneden het oppervlak van een wegdek, dan gelden in afwijking vanartikel 24.02.04 lid 01 van de Standaard 2010, de eisen en bepalingen zoals opgenomen in de leden 01, 02 en03 van artikel 24.02.05 in deel 3 van dit bestek.
24 02 05 VERDICHTINGSGRAADVAN ZAND IN AANVULLING
01 In afwijking van artikel 24.02.05 lid 01 van de Standaard 2010 moet de verdichtingsgraad (proef 3) van zand datin aanvulling of grondverbetering is verwerkt op een diepte van meer dan 1,0 m beneden het oppervlak van hetwegdek per monster tenminste 96 % bedragen. De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad is niet vantoepassing.
02 In afwijking van artikel 24.02.05 lid 02 van de Standaard 2010 moet de verdichtingsgraad (proef 3) van zand datin het zandbed of aanvulling of grondverbetering is verwerkt op een diepte van minder dan 1,0 m beneden hetoppervlak van het wegdek per monster tenminste 98% bedragen. De eis voor de gemiddeldeverdichtingsgraad is niet van toepassing.
03 In afwijking van proef 3 van de Standaard 2010 verdeelt de directie het aangebrachte zand in meetvakken vancirca 1.000 m2 oppervlakte gemeten over de bovenste laag van de verhardingsconstructie.Per meetvak wordt één monster voor de bepaling van de verdichtingsgraad (proef 3) genomen op een door dedirectie aselect gekozen plaats. Indien de verdichtingsgraad van slechts één meetvak wordt bepaald, wordentwee monsters genomen.De maximum proctordichtheid (MPD) wordt bepaald volgens de normale proef. In afwijking van proef 3 van deStandaard 2010 worden de nodige MPD's bepaald.
25 LEIDINGWERK
25 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
25 03 01 WERKZAAMHEDEN AAN ASBESTCEMENTLEIDINGEN
01 Indien en voorzover werkzaamheden aan asbestcementleidingen zijn voorgeschreven, stelt de aannemer voorde uitvoering van deze werkzaamheden een werkplan op overeenkomstig het in de voorlichtingsbrochure'Veilig werken met waterleiding, gas- en rioolbuizen van asbestcement' opgenomen werkplan. Devoorlichtingsbrochure is een gezamenlijke uitgave van VEWIN, EnergieNed, Stichting RIONED,GWWO/Bolegbo-vok, Stichting Arbouw,Bouw- en Houtbond FNV, Hout-en Bouwbond CNV en ABVAKABO FNV, enverkrijgbaar bij voornoemde organisaties.
02 Het werkplan als bedoeld in het vorige lid wordt voor dit onderdeel van het werk aangemerkt als eengedetailleerd werkplan als bedoeld in paragraaf 26 lid 6 van de UAV 2012 en maakt deel uit van het algemeen tijdschema als bedoeld in artikel 26 lid 1 van de UAV 2012.
25 12 EISEN EN UITVOERING, RIOLERINGEN
25 12 02 RIOOLAANLEG: EISEN AAN HET RESULTAAT, ALGEMEEN
08 De inspectieputten dienen met behulp van spiestukken op de uitgezette snijpunten van de rioolstrengengeplaatst te worden. De maximaal toelaatbare afwijking is 25 cm.
25 12 04 RIOOLAANLEG: MONTAGE LEIDING
02 In aanvulling op art. 25 12 04 lid 02 van de Standaard 2010 op de klikinlaten, kleminlaten en instortmoffeninlaatbuizen toepassen op minimaal 0,80 m beneden m.v./ verharding.De standpijpen moeten minimaal 0,40 m lang zijn en voorzien zijn van een afsluitdeksel. Indien de inlaten en
Bladnr. 16 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
instortmoffen zich op grote diepte bevinden deze opzetstukken verlengen.
04 De verbindingen tussen de buizen uitvoeren volgens voorschrift en/of advies van de fabrikant. Tijdens hetmaken van de verbindingen moeten de buizen droog en schoon zijn.De buizen aantrekken en/of -drukken, zodanig dat een waterdichte verbinding ontstaat.
05 Bij betonriool onder in de standpijpen een zettingsmof inbouwen indien de diameter van het hoofdriool + destandpijplengte een lengte van 1,00 m te boven gaan.
06 Bij pvc riool is een zettingsmogelijk aanwezig in de knevelinlaat. Bij pvc riolen een extra zettingsmogelijkheidinbouwen indien de standpijplengte een lengte van 1,50 m te boven gaat.
07 Voor het leggen van rioleringen zijn Normblad NPR 3218 en NEN-EN 1610 van toepassing.
25 12 05 RIOOLAANLEG: HUIS- EN KOLKAANSLUITINGEN
05 De gronddekking op de huis- en kolkaansluitingen t.p.v. de perceelsgrens moet minimaal 0,80 m enmaximaal 0,85 m zijn voor het vuil- en regenwaterriool.
06 De gronddekking op de bedrijfsaansluitingen t.p.v. de perceelsgrens moet minimaal 1,30 m en maximaal 1,50m zijn voor het vuil- en regenwaterriool.
07 De huis- en kolkaansluitingen dienen na of gelijktijdig met het leggen van kabels c.q. leidingen van denutsbedrijven aangebracht te worden. De volgorde is hierbij:1. Waterleiding en gasleiding;2. Uitleggers huis- en kolkaansluitingen;3. Overige nutsleidingen;
08 Maximaal 1 huisaansluiting per inlaat op het hoofdriool.In huis-aansluitleidingen op gemeentegrond bij voorkeur geen bochten toepassen; indien wel bochtenbenodigd zijn dan bochten maximaal 45° toepassen.
09 Kolkaansluitingen aan weerszijden van het hoofdriool mogen worden gecombineerd op 1 inlaat mits hier opde standpijp een zettings-stroom-T-Stuk wordt toegepast.Bij de aansluiting van kolken maximaal 1 bocht 90° toepassen direct aansluitend aan de kolk; overige bochtenmaximaal 45° toepassen.
10 Bij aansluitingen van huis-en kolk aansluitingen op de standpijp op het hoofdriool mogen bochten 90° wordentoegepast.
25 12 06 RIOOLINSPECTIE: VISUELE INSPECTIE
04 In aanvulling op artikel 25.12. 06 lid 04 van de Standaard 2010 dient de hellingshoekmeting als bedoeld in derapportage grafisch te worden weergegeven in een grafiek ten opzichte van de gereviseerde (werkelijke) b.o.b.maatvoering van de rioolstreng in begin- en eindpunt.
05 In aanvulling op artikel 25.12.06 lid 05 van de Standaard 2010 moet van elk gerepareerd toestandsaspectklasse 2 of hoger (NEN 3399) een detailfoto worden genomen. Waarmee wordt aangetoond datgeconstateerde toestandsaspecten voldoen aan klasse 1.
07 In afwijking van artikel 25.12. 06 lid 07 van de Standaard 2010 moet de aannemer, de rapportage van deinspectie inclusief het beeldmateriaal, zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor het aanbrengen van degesloten verharding, aan de directie overhandigen. Voor het aanbrengen van de gesloten verharding dient deonderliggende riolering te zijn goedgekeurd.
08 Indien in het bestek bij het maken van foto's, video-opnamen of bij riool inspectie een rapportage isvoorgeschreven, vermeldt deze tenminste de volgendegegevens:De gebreken en de mate van vervuiling dient in overeenstemming te zijn met de classificatie volgens NEN3399 "Buitenriolering - Classificatiesysteem bij visuele inspectie van objecten", uitgave van het NederlandsNormalisatie-instituut, 1e druk, juli 2013
09 De video-opnamen zijn onafhankelijk - zonder tussenkomst besturingssysteem/software gemeente Assen - afte spelen en te bekijken.
10 Tijdens inspectie geconstateerde gebreken direct (dezelfde dag) melden bij de directie.
Bladnr. 17 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
11 De volgende inspectiegegevens digitaal aanleveren op een geheugendrager met USB-aansluiting:-de inspectiegegevens inclusief meetgegevens (o.a. hellingmeting) in de laatste versie van hetstandaarduitwisselingsformaat-de rapportage inclusief foto's op strengniveau en inclusief een totaaloverzichten van geïnspecteerdestrengen en schadebeelden per streng in pdf formaat.-de foto's + het beeldmateriaal + de benodigde software om de videobeelden af te spelen.-een tekening met de inspectie-id's + de inspectierichting per rioolstreng in pdf-formaat.
25 12 08 RIOOLAANLEG: INSPECTIEPUTTEN
01 Indien er geen Mof- Spie inspectieputten worden toegepast moet de waterdichte dichting tussen de elementengeschieden door gebruikmaking van een twee componenten bitumen pasta. (bijv. hydrolan)
02 Als de inspectieputten zijn voorzien van een RSP (ruime sparing) dienen de sparingen na aanleg van deriolering m.b.v. een bekisting te worden dichtgestort met beton. In deze inspectieputten moet de aannemertevens een stroomprofiel aanbrengen.
25 12 12 REVISIETEKENINGEN
01 De revisiegegevens dienen te worden verwerkt volgens Normblad NPR 3218, hoofdstuk 18.Bijlage NPR 3218_1984 nl- Figuur 47 aangepast dient als vervanging voor figuur 47 uit het Normblad.
In aanvulling op Normblad NPR 3218:De aannemer dient de revisiegegevens te registreren en te (doen) verwerken op een door de gemeente terbeschikking te stellen digitale tekening in DWG of DGN formaat.De ter beschikking te stellen tekening zal een digitale versie van de bestekstekening zijn.
De wijze van verwerking van de in het werk geregistreerde meetgegevens tot revisietekening, dient tegeschieden overeenkomstig de door de gemeente te verstrekken normen (template in DWG formaat enhuisaanluitkaarten) Bij de oplevering van het werk gaat de door de directie goedgekeurde digitalerevisietekeningen, vergezeld van een analoge tekening, over in eigendom van de directie.
02 De aannemer is en blijft verantwoordelijk voor de juistheid van de door hem verstrekte revisiegegevens en kanaansprakelijk worden gesteld voor de financiele gevolgen van door hem verstrekte onjuiste gegevens.
03 Ter controle van de revisietekeningen, zullen steeksproefsgewijs op aanwijs en ten genoegen van dedirectie onderdelen vrijgegraven moeten worden. Bij niet gebleken juistheid behoudt de directie het rechtom meerdere steekproeven te laten uitvoeren in het hele leidingsysteem. Er vindt geen verrekening plaats voorhet vrijgraven van leidingen t.b.v. de controle van revisiegegevens.
25 13 INFORMATIE-OVERDRACHT,RIOLERINGEN
25 13 05 PUTTENSTAAT
01 De puttenstaat moet door de aannemer zijn besproken met de directie voordat de putten in productie wordengenomen.De puttenstaat moet binnen een termijn van 2 kalender- weken, na de gunning worden ingeleverd bij dedirectie.
02 De aannemer blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de puttenstaat. De directie neemt kennis van deputtenstaat en tekent voor gezien.
25 15 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN
25 15 01 MONTAGE
04 Voor het aanbrengen van PVC- buizen en - hulpstukken het verbindingsstuk behandelen met een glijmiddel.
05 De putranden zodanig plaatsen dat de pijl (afgedrukt op het deksel) in de afstroomrichting van het riool gerichtis.
01 Voor aanvang aanleg hoofdriolering dient per streng de aan te sluiten bestaande riolering en/of putten
Bladnr. 18 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
gecontroleerd te worden op hoogteligging.
25 15 05 AFVOEREN RIOLERINGSMATERIALEN
01 Rooien van leidingsystemenBij het leggen van nieuwe leidingen dienen de leidingsystemen die buiten gebruik worden gesteld,opgegraven te worden. De vrijgekomen materialen dienen voor recycling te worden aangeboden volgensartikel 25 15 05 lid 02.
02 Afvoeren rioleringsmaterialenOpgegraven en vrijgekomen restmaterialen van PVC, PE en PP leidingsystemen dienen ontdaan vanaanhangend vuil en grond en vrij van chemische verontreiniging, te worden afgevoerd naar een erkendverwerker van kunststof leidingmateriaal. Dit kan met gebruikmaking van het door Bureauleiding te Den Haaggecoordineerd landelijk inzamelsysteem "Buizen Inzamel Systeem" (BIS) ten behoeve van een geslotenketenbeheer en recycling.Bureauleiding is te bereiken via telefoon 070-4440650, fax 070- 4440661 of per e-mail [email protected]
28 FUNDERINGSLAGEN
28 12 EISEN EN UITVOERING - VERHARDINGSLAGENVAN STEENMENGSEL
28 12 01 UITVOERING
08 Indien het steenmengsel in twee lagen wordt aangebracht, de reeds aangebrachte laag loswerken over eenhoogte van ten minste 100 mm.
09 Het materiaal aanvoeren over het reeds aangebrachte materiaal.
10 De zwaarte van de transporten over het reeds aangebrachte materiaal en het versporen van de vrachtwagenszonodig aanpassen, zodat geen plaatselijke welvingen van de ondergrond (katteruggen) ontstaan.Grotere hoogteafwijkingen dan 0,05 m in de onderkant van de laag funderingsmateriaal herstellen.
11 Om het losraken van de fundering te voorkomen, lager gelegen gedeelten van de bermen, naast de funderingvan de weg, onmiddellijk aanvullen.
12 De afgewerkte fundering moet zo weinig mogelijk worden bereden. Indien de weg van belang is voorplaatselijk en/of bouwverkeer, de fundering pas afwerken vlak voor het aanbrengen van de volgendeverhardingslaag.
28 12 02 EISEN GESTELD AAN HET RESULTAAT - VERHARDINGSLAGEN
02 In afwijking van het gestelde in artikel 28.12.02 lid 02 van de Standaard 2010 is, ongeacht de oppervlakte, deeis per monster minimaal 99 %. De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad is niet van toepassing.
03 Indien de verdichtingsgraad van een monster niet aan de gestelde eisen voldoet, het volledige wegvakopnieuw verdichten.
04 De korrelverdeling van steenmengsels moet na verwerking, profilering en verdichting aan de eisen in artikel28.26.01 lid 01 en 02 van de Standaard 2010 voldoen.
05 Het tekort aan laagdikte van de afgewerkte fundering mag ten hoogste 20 mm bedragen. Bovendien moet degemiddelde laagdikte per meetvak van circa 1000 m2 groter dan of gelijk zijn aan de voorgeschrevenlaagdikte.
28 14 RISICOVERDELING EN GARANTIES - VERHARDINGSLAGENVAN STEENMENGSEL
28 14 01 KEURING VAN BOUWSTOFFEN
01 Het bepaalde in artikel 28.14.01 van de Standaard 2010 is niet van toepassing. Voor de verwerking en keuringvan bouwstoffen zijn de paragrafen 17 en 18 van de U.A.V. 2012 onverkort van kracht.
05 Van het toe te passen materiaal voor hydraulisch gebonden menggranulaat of hydraulisch gebondenbetongranulaat, minimaal 48 uur voor verwerking, een apart gewaarmerkt monster van de te gebruikenstabilisator (groot 5 kg) bij een door de directie op te geven adres afgeven.Het monster stabilisator moet representatief zijn voor de geleverde partij hydraulisch menggranulaat ofhydraulisch betongranulaat.
Bladnr. 19 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
Het monster stabilisator dient bij afgifte te zijn vergezeld van een bewijs van oorsprong ofproductcertificaat.
06 Het steenmengsel mag door maximaal twee gecertificeerde producenten worden geleverd, mits het mengselgescheiden van elkaar wordt verwerkt. De scheidingslijn inmeten aan onroerend goed en de gegevensdoorgeven aan de directie.
03 De controle op de dikte en breedte van de aangebrachte verhardingslaag moet plaatsvinden voordat devolgende laag wordt aangebracht en niet eerder dan na profilering en verdichting.De controle moet plaatsvinden om de circa 50 m in de lengterichting van de weg in overleg met de directie.
28 15 03 TOEVOEGEN HOOGOVENSLAKKENZAND
01 In de open gedeelten in de hoogovenslakkenfundering waar onvoldoende fijn materiaal tussen de groveslakken aanwezig is, door inwassen voldoende slakkenzand aanbrengen zodat een dicht mengsel ontstaat.Verrekening vindt plaats op de bestekspost aanbrengen hoogovenslakken.
03 De zandfractie (met uitzondering van een eventueel van toepassing zijnde hydraulische slak) moet volledigafkomstig zijn uit het breekproces.
04 In steenmengsels mogen geen staalslakken op zeef C22,4 voorkomen. Onder staalslakken worden allematerialen gerekend die visueel worden herkend als mogelijke staalslakken en een droge dichtheid van meerdan 3000 kg/m3 hebben (NEN-EN 1097-6).
01 In afwijking van artikel 28.16.07 lid 01 (hydraulisch menggranulaat) van de Standaard 2010 moet het aandeelvan de hydraulische slak 10% (m/m) zijn.Het onderzoek op het aandeel hydraulische slak vindt plaats door of vanwege de directie volgens de inonderstaand lid 03 omschreven magneetproef. Bij over- of onderschrijding van meer dan 5% moet een naderonderzoek worden uitgevoerd.Indien na uitvoering van het nader onderzoek de over- of onderschrijding nog steeds meer dan 5% bedraagtwordt het betreffende funderingsgedeelte afgekeurd.
02 In afwijking van artikel 28.16.07 lid 02 (hydraulisch betongranulaat) van de Standaard 2010 moet het aandeelvan de hydraulische slak 10% (m/m) zijn.Het onderzoek op het aandeel hydraulische slak vindt plaats door of vanwege de directie volgens de inonderstaand lid 03 omschreven magneetproef. Bij over- of onderschrijding van meer dan 5% moet een naderonderzoek worden uitgevoerd.Indien na uitvoering van het nader onderzoek de over- of onderschrijding nog steeds meer dan 5% bedraagtwordt het betreffende funderingsgedeelte afgekeurd.
03 Proefomschrijving magneetproef:
Benodigde apparatuur:- magneet met diameter 100 mm
(gelijke en voldoende sterkte bij Ad 1 en Ad 2)- balans (nauwkeurigheid 0,1 gram)
Werkwijze:- Stabilisator:
Ad1 Bepaal het (droge) gewicht van monster [A]Zeef de fractie 2mm-C4 uit.Scheid van deze fractie met behulp van de magneet het magnetisch materiaal van het niet-magnetisch materiaal tot er minder dan 1 % van het magnetisch materiaal blijft hangen.Bepaal dit gewicht [B].
Bladnr. 20 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
- Hydraulisch menggranulaat:Ad2 Bepaal het (droge) gewicht van monster [C]
Zeef de fractie 2mm-C4 uit.Scheid van deze fractie met behulp van de magneet het magnetisch materiaal van het niet-magnetisch materiaal tot er minder dan 1 % van het magnetisch materiaal blijft hangen.Bepaal dit gewicht [D].
- Berekening:Bereken het percentage stabilisator met de volgende formule:
Gehalte stabilisator= ((A/B) x (D/C)) x 100%
28 17 MEET- EN VERREKENMETHODEN - VERHARDINGSLAGENVAN STEENMENGSEL
28 17 01 VERDICHTINGSGRAAD
01 In afwijking van lid 01 van artikel 28.17.01 van de Standaard 2010 verdeelt de directie het aangebrachtefunderingsmateriaal in meetvakken van circa 1.000 m2 oppervlakte gemeten over de bovenste laag van deverhardingsconstructie.Per meetvak wordt door middel van de zandmethode (BS1377) of de nucleaire methode (proef 8) de drogedichtheid van één meetpunt bepaald op een door de directie a-select gekozen plaats. Indien deverdichtingsgraad van slechts één meetvak wordt bepaald, wordt de droge dichtheid bepaald op tweemeetpunten.
04 Het gestelde in artikel 28.17.01 van de Standaard 2010 geldt ook voor aangebrachte verhardingslagen groterdan 3000 m2. Het gestelde in artikel 28.17.02 tot en met 28.17.04 van de Standaard 2010 vervalt.
05 Bij bemonstering in situ volgens de zandmethode (BS1377) wordt voor de éénpuntsproctorproef in afwijkingvan proef 10 het volgende bepaald. Het gehele monster in situ, ten behoeve van de bepaling van deéénpuntsproctordichtheid gebruiken. Aan de hand van het volume van de dichtheidsmeting het aantal slagenberekenen dat noodzakelijk is voor de standaardverdichting van het monster. Voor de in proef 10 genoemdehoeveelheid van ongeveer 2.200 - 2.500 cm3 te lezen: circa 2.000 cm3. De hoeveelheid is afhankelijk van delaagdikte.
06 Het gestelde in het voorgaande lid geldt niet voor nucleair meten, hierbij wordt proef 10 overeenkomstig deStandaard 2010 uitgevoerd.
07 Bij hydraulisch gebonden steenmengsels moet de verdichtingscontrole binnen 2 weken na aanvoer zijnuitgevoerd.
28 21 BEGRIPPEN - GEBONDEN FUNDERING
28 21 01 GEBONDEN FUNDERING
01 In aanvulling op artikel 28.21.01 lid 01 van de Standaard 2010 geldt dat de in dit hoofdstuk gestelde eisen aangebonden asfaltgranulaat overeenkomstig van toepassing zijn op gebonden fundering en gebondensteenmengsel.
28 22 EISEN EN UITVOERING - GEBONDEN FUNDERING
28 22 03 CONSTRUCTIE MET ASFALT
01 In artikel 28.22.03 lid 01 van de Standaard 2010 voor "Binnen vier weken na" te lezen "Vier weken na".
28 22 04 BEREIDEN EN VERWERKEN, GEBONDEN ASFALTGRANULAAT/ STEENMENGSEL
04 In afwijking van het gestelde in artikel 28.22.04 lid 04 van de Standaard 2010 is moet de verdichtingsgraad vangebonden asfaltgranulaat/steenmengsel ten minste 99% bedragen.De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad vervalt.
05 In aanvulling van het gestelde in artikel 28.22.04 lid 04 van de Standaard 2010 dient hetgranulaat/steenmengsel binnen 2 uur na menging met cement te zijn verdicht.
28 22 05 BEREIDEN EN VERWERKEN, ZANDCEMENT
03 In afwijking van artikel 28.22.05 lid 03 van de Standaard 2010 moet de verdichtingsgraad van zandcementtenminste 98% bedragen. De eis voor de gemiddelde verdichtingsgraad vervalt.
Bladnr. 21 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
04 In aanvulling van het gestelde in artikel 28.22.05 lid 03 van de Standaard 2010 dient de zandcement binnen 2uur na menging met cement te zijn verdicht.
28 22 07 EISEN GESTELD AAN HET RESULTAAT
03 De druksterkte (proef 18) van proctorproefstukken bereid volgens artikel 28.27.01 moet na 28 dagen tenminste1,5 MPa bedragen.
06 De controle op dikte en breedte van de aangebrachte verhardingslaag moet plaatsvinden voordat de volgendelaag wordt aangebracht en niet eerder dan na profilering en verdichting. De controle moet plaatsvinden om decirca 50 m in de lengterichting van de weg in overleg met de directie.
07 Bij de bedrijfscontrole ook de mengkwaliteit bepalen op basis van proef 22 (zandcement) van de Standaard2010.
05 Voor de éénpuntsproctordichtheid wordt in afwijking van proef 10 het volgende bepaald. Het gehele monster insitu volgens de zandmethode (BS1377), ten behoeve van de bepaling van de éénpuntsproctordichtheidgebruiken. Aan de hand van het volume van de dichtheidsmeting het aantal slagen berekenen dat noodzakelijkis voor de standaardverdichting van het monster. Voor de in proef 10 genoemde hoeveelheid van ongeveer2.200 - 2.500 cm3 te lezen: circa 2.000 cm3.De hoeveelheid is afhankelijk van de laagdikte.
06 Het gestelde in het voorgaande lid geldt niet voor nucleair meten, hierbij wordt proef 10 overeenkomstig deStandaard 2010 uitgevoerd.
28 27 MEET- EN VERREKENMETHODEN - GEBONDEN FUNDERINGEN
28 27 01 ALGEMEEN
07 Door of vanwege de directie worden de samenstelling, korrelverdeling (excl. 63 ìm), het vochtgehalte voor of namenging gecontroleerd.
08 Door of vanwege de directie worden per meetvak van circa 1.000 m2 oppervlakte gemeten over de bovenstelaag van de verhardingsconstructie proefstukken gemaakt volgens de éénpuntsproctormethode (proef 10) tenbehoeve van de bepaling van de druksterkte (proef 18) na 28 dagen verharding.
09 Door of vanwege de directie wordt eenmaal per meetvak van circa 1.000 m2 oppervlakte gemeten over debovenste laag van de verhardingsconstructie de verdichtingsgraad bepaald, met een minimum van twee perverhardingsgedeelte.
28 27 06 NADER ONDERZOEK
04 Indien de druksterkte van de proefstukken, de korrelverdeling na menging of de verdichtingsgraad niet aan degestelde eisen voldoet, wordt een nader onderzoek ingesteld. Dit nader onderzoek bestaat uit het bepalen vande druksterkte (proef 18) van na 90 dagen uit de fundering geboorde cilinders met een diameter van 150 mm.Hiertoe per vak van 1.000 m2 op een door de directie a-select gekozen plaats een cilinder boren en aan dedirectie overhandigen. Het bepaalde in artikel 28.27.07 (Kortingen) van de Standaard 2010 is hierbij vantoepassing. De kosten voor het nader onderzoek zijn voor rekening van de aannemer.
04 Voor het frezen van teerhoudend asfalt dient de aannemer conform de verwijzing vanuit de CROW- publikatie124 "Leidraad omgaan met teerhoudend asfalt", een draaiboek overeenkomstig het voorbeeld van de VBW-Asfalt "Teerhoudend freeswerkzaamheden asfalt" op te stellen.
30 12 03 AFWERKEN AARDEBAAN
01 De afwijking in vlakheid van de aardebaan ten opzichte van het voorgeschreven profiel mag direct voor hetaanbrengen van de eerste verhardingslaag, gemeten onder een rei van 3 m lengte ten hoogste 20 mmbedragen.
30 24 RISICOVERDELING EN GARANTIES
30 24 01 BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
30 34 RISICOVERDELING EN GARANTIES
30 34 02 KEURING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
31 WEGVERHARDINGEN II
31 21 BEGRIPPEN
31 21 07 GEMODIFICEERD ASFALTBETON: ALGEMEEN
01 Stabiele gemodificeerde steenslagasfaltbeton:Het steenslagasfaltbeton mengsel dient te worden gemodificeerd met polymeer-gemodificeerde bitumen, typepolymeer SBS of EVA.Het gestelde in artikel 31.26.02 lid 01 van de Standaard 2010 vervalt en wordt vervangen door:"Steenslagasfaltbeton met gemodificeerde bitumen is een warm bereid mengsel, bestaande uit steenslagmet een minimaal aandeel van 50 % EOS-edelsplit, zand, zwakke vulstof en gemodificeerde bitumen". Deverdere samenstelling moet voldoen aan de in tabel T 31.09 genoemde eisen betreffende gradering enbitumen gehalte. In de gemodificeerde steenslagasfaltbeton mag geen asfaltgranulaat worden verwerkt.
02 Stabiele gemodificeerde steenmastiekasfalt:Het steenmastiekasfalt mengsel dient te worden gemodificeerd met polymeer-gemodificeerde bitumen, typepolymeer SBS of EVA.Het gestelde in artikel 31.26.03 lid 01 van de Standaard 2010 vervalt en wordt vervangen door:"Steenmastiekasfalt met gemodificeerde bitumen is een warm bereid mengsel, bestaande uit steenslag met
Bladnr. 23 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
een minimaal aandeel van 50 % EOS-edelsplit, zand, zwakke vulstof, gemodificeerde bitumen enafdruipremmende stof". De verdere samenstelling moet voldoen aan de in tabel T 31.10 en T 31.11 genoemdeeisen betreffende gradering en bitumen gehalte. In de gemodificeerde steenmastiekasfalt mag geenasfaltgranulaat worden verwerkt.
01 Geluidreducerende dunne deklaag bestaat uit een laag asfalt van minimaal 30 mm aangebracht op de bij ditproduct behorende kleeflaag. Het asfaltmengsel wordt in het kader van de "Standaard RAW Bepalingen 2010"gelijkgesteld aan conventioneel SMA met eenzelfde maximaal nominale korrel.
02 Op het bepaalde in artikel 31.21.08 lid 01 zijn aanvullingen en wijzigingen van toepassing zoals opgenomen inartikelnrs. 31.22, 31.23, 31.24, 31.26 en 31.27 van dit bestek.
03 Geluidsreductie bij een snelheid van 50 km/uur moet zijn:50 km/uur = 4,0 dB(A).
31 22 EISEN EN UITVOERING - ASFALTVERHARDINGEN
31 22 03 EIGENSCHAPPEN VAN HET WEGOPPERVLAK: VLAKHEID
03 Asfaltwapening dient op een vlakke ondergrond aangebracht te worden. Indien het te overlagen oppervlak nietvlak is, dient eerst een uitvullaag van asfaltbeton aangebracht te worden.
04 Asfaltwapening mag niet direct op een gefreesd oppervlak aangebracht worden, met uitzondering vantrapsgewijs gefreesde verbredingen.
05 Asfaltwapening mag niet direct op een betonoppervlak aangebracht worden.
06 Als voorafgaand aan het aanbrengen van een oppervlaktebehandeling markering moet worden verwijderd, danniet frezen maar stralen.
31 22 04 SAMENSTELLING EN EIGENSCHAPPEN VAN HET ASFALT: LAAGDIKTE
01 Lid 01 van artikel 31.22.04 van de Standaard 2010 vervalt en wordt vervangen door:De dikte van een laag asfalt wordt getoetst aan de laagdikte zoals vermeld in de desbetreffende bestekspost(en) vermeerderd met eventuele correcties uit voorgaande lagen. Daarbij mag het tekort aan laagdikte (proef64) niet meer bedragen dan de aangegeven waarden in de in onderstaand lid 02 opgenomen tabel T 31.01.Tabel T 31.02 van de Standaard 2010 vervalt.
02 Tabel T 31.01 van de Standaard 2010 wordt vervangen door onderstaande tabel.
Tabel T 31.01 Tekort aan laagdikte per laag (mm)___________________________________________________________soort laag |één monster
|| maximale negatieve afwijking laagdikte in mm per laag| ten opzichte van de voorgeschreven laagdikte volgens het| bestek vermeerderd met eventuele correcties uit| voorgaande lagen
___________________________________________________________| eis | corrigeren in | verbeteren dan wel| | volgende laag | vernieuwen indien| | c.q. | de afwijking groter| | kortingsgebied | is dan:| | deklagen |
deklagen bij | 5 | n.v.t. | 5een laagdikte | | |<= 30 mm | | |___________________________________________________________
03 Indien de laagdikte in positieve zin meer dan 10 mm afwijkt ten opzichte van de voorgeschreven laagdiktevermeerderd met eventuele correcties uit voorgaande lagen, dan wordt door de directie bepaald of ditacceptabel is voor het mengsel en de totale constructie.
31 22 05 SAMENSTELLING EN EIGENSCHAPPEN VAN HET ASFALT: VERDICHTINGSGRAADEN HOLLE RUIMTE
01 De tabel T 31.03 van de Standaard 2010 wordt vervangen door onderstaande tabel T 31.03In deze tabel is rekening gehouden met de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid van de proefuitvoeringvolgens de bijbehorende normen, waarbij deze meetonzekerheden zijn verdisconteerd in deze tabel.
Tabel T 31.03 Eisen verdichtingsgraad (%) en holle ruimte (% V/V), gesteld aan één monster___________________________________________________________________________mengselgroep I eigenschap | eis 3) | corrigeren | verbeteren danasfaltmengsels | I | in volgende | wel vernieuwen
| I | laag c.q. | indien de afwijking| I | kortings- | groter is dan:| I | gebied |
___________________________________________________________________________asfaltbeton voor | verdichtings- I | 95,0<=VG<97,0 I VG< 95,0onderlagen, | graad (VG) I 97,0<=VG<=103,0 | of I oftussenlagen 4) I I I 103,0<=VG<=104,0 I VG>104,0tijdelijke | I | Ideklagen, |______________________________________________________________tussenlagen I holle ruimte | Vmin- 1,0 <=HR<= I Vmax+1,0<=HR<= I HR<Vmin-1,0onder zeer open | (HR) 1) | Vmax +1,0 I Vmax+3,0 I ofasfaltbeton en I I I I HR>Vmax+3,0deklagen I I I I____________________________________________________________________________asfaltbeton voor I verdichtings- I 96,0<=VG<=103,0 I 94,0<=VG<96,0 I VG<94,0tussenlagen 5) I graad (VG) I I of I of
I | I 103,0<=VG<=104,0 I VG>104,0I______________________________________________________________I holle ruimte I Vmin-1,0<=HR<= I Vmax+1,0<=HR<= I HR<Vmin-1,0I (HR) 1) | Vmax+1,0 I Vmax+3,0 I ofI | I I HR>Vmax+3,0
____________________________________________________________________________steenmastiek- I verdichtings- | 96,0<=VG<=103,0 I 94,0<=VG<96,0 I VG<94,0asfalt 2) I graad (VG) I I of I of
I | I 103,0<=VG<=104,0 I VG>104,0_______________________________________________________________
I holle ruimte I Vmin-2,0<=HR<= I Vmax+5,0<=HR<= I HR<Vmin-2,0I (HR) 1) | Vmax+5,0 I Vmax+7,0 I ofI I I I HR>Vmax+7,0
_____________I_____________I_________________________________________________zeer open I verdichtings- I 96,0<=VG<=103,0 I 94,0<=VG<96,0 I VG<94,0asfaltbeton I graad (VG) I I I of
I | I I VG>103,0_______________________________________________________________
I holle ruimte I Vmin-5,0<=HR<= I Vmin-6,0<=HR<= I HR<Vmin-6,0I (HR) 1) | Vmin+5,0 I Vmin-5,0 I ofI | I of IHR>Vmin+6,0I | I Vmin+6,0<=HR<= II | I Vmin+5,0 I
__________________________________________________________________________gietasfalt I holle ruimte I HR<=3,5 I 3,8<=HR<=4,9 I HR>4,9
I (VG) 1) | I I__________________________________________________________________________
1)Vmin = de minimum holle ruimte vastgelegd bij het typeonderzoek (% V/V)
Bladnr. 25 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
Vmax = de maximum holle ruimte vastgelegd bij het typeonderzoek (% V/V)Indien de minimum en/of maximum holle ruimte ruimer is dan de Standaard 2010 aangeeft dan worden dezevan de Standaard 2010 gehanteerd.
2) Voor SMA-NL mengsels geldt in afwijking van het bepaalde in NEN-EN 13108-5 dat Vmin = Vmax = Ontwerpholle ruimte
3) In de eisen voor holle ruimte en verdichtingsgraad is de marge verdisconteerd
4) Betreft tussenlagen met een steenpercentage door zeef 2mm > 31,0 (% m/m)
5) Betreft tussenlagen met een steenpercentage door zeef 2mm <= 31,0 (% m/m)
03 Bij de beoordeling van het bitumengehalte vindt een bitumencorrectie plaats overeenkomstig de op het bewijsvan oorsprong vermeldde correctie voor het niet teruggevonden bitumen bij terugwinning.
31 22 06 SAMENSTELLING VAN HET ASFALT: BITUMENGEHALTE
04 :De geluidreducerende dunne deklaag wordt bij deze beoordeling gelijkgesteld aan conventioneel SMA meteenzelfde nominale maximum korrelgrootte.
31 22 07 SAMENSTELLING VAN HET ASFALT: KORRELVERDELING
01 Toevoeging aan artikel 31.22.07: lid 01 tweede zin:Dit geldt niet voor zeer open asfaltbeton en geluidreducerende dunne deklagen.
02 Geluidreducerende dunne deklaag wordt bij deze beoordeling gelijkgesteld aan conventioneel SMA meteenzelfde nominale maximum korrelgrootte.Als referentiesamenstelling wordt, in afwijking van conventioneel SMA, de ingewogen gradering uit hetvooronderzoek gebruikt.
31 22 08 EISEN AAN DE UITVOERING: VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
07 Voor het aanbrengen van asfaltwapening dient het oppervlak absoluut schoon en vrij van losse delen te zijn.Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt tot het schoonmaken van het bij de aanvang van het werkreeds aanwezige wegoppervlak, geschiedt verekening hiervan als meerwerk.
08 De asfaltwapening uitsluitend op een volledig droog oppervlak aanbrengen.
31 22 09 EISEN AAN DE UITVOERING: VERWERKINGSOMSTANDIGHEDEN
02 Toevoeging aan artikel 31.22.09: lid 02:Bij neerslag geen geluidreducerende dunne deklaag aanbrengen.
03 asfaltwapening mag niet verwerkt worden bij neerslag.
04 De temperatuur van het oppervlak waarop asfaltwapening wordt aangebracht dient te liggen tussen 5 ºC en 60ºC.
05 Asfaltwapening dient bij voorkeur niet aangebracht te worden te worden op een asfaltlaag die minder dan 24uur van te voren is aangebracht. Indien asfaltwapening binnen 24 uur na het asfalteren op het asfaltoppervlakwordt aangebracht dient de temperatuur van het oppervlak tussen 5 ºC en 40 ºC te liggen.
31 22 12 EISEN AAN DE UITVOERING: VERWERKEN VAN ASFALT ALGEMEEN
07 Indien de temperatuur van de aangevoerde asfaltspecie lager is dan de minimale verwerkingstemperatuur,als vermeld op het bewijs van herkomst, deze niet verwerken.
08 In de periode tussen 1 november en 1 maart mogen geen dunne geluidreducerende deklagen wordenaangebracht.
31 22 13 EISEN AAN DE UIVOERING: VERWERKING VAN ASFALT ALGEMEEN
03 In aanvulling op het gestelde in artikels 31.22.13 van de standaard 2010 geldt het volgende:
Bladnr. 26 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
- Plaatselijke verbredingen gelijktijdig met de constructie in het normale profiel van de afwerkmachineaanbrengen- voor het aanbrengen van een asfaltlaag moet een onderliggende aangebrachte asfaltlaag zijn afgekoeld toteen temperatuur lager dan 60 graden Celsius
04 Het asfalt verwerken waar mogelijk met twee afwerkmachines ter voorkoming van "koude "langsnaden. Mochthet niet mogelijk zijn om met twee afwerkmachines het asfalt aan te brengen dan dient de langsnaad teworden voorverwarmd met twee infrarood branders
05 Steenslagasfaltbeton dient met inzet van een bandewals te worden aangebracht. Walsinzet te bepalen inoverleg met de directie
31 22 14 EISEN AAN DE UITVOERING: OPSLAG EN VERVOER
01 Bij opslag, laden, lossen en verwerken van asfaltwapening dienen de rollen, waarop het materiaal geleverdwordt, zodanig behandeld te worden dat er geen vervormingen of beschadegingen optreden.
31 22 15 EISEN AAN DE UITVOERING: VERWERKING VAN ASFALTWAPENING
01 Asfaltwapening aanbrengen met de kleeflaag naar beneden met een bandenwals of aanbrengen met eenspeciale asfaltwapening verwerkingsmachine.
02 Bij behandeling van scheurvorming bij voorkeur de volledige rolbreedte vanasfaltwapening toepassen, metaan beide zijden een gelijke hoeveelheid materiaal.
03 Overtollig materiaal dient weggesneden te worden.
04 Asfaltwapening dient tot ca. 10 cm vanaf de rand van de onderlaag aangebracht te worden en dient zodanigaangebracht te worden dat er nergens wapeningsmateriaal buiten de verharding uitsteekt.
05 Een overlap tussen twee aparte gedeeltes asfaltwapening dient in in lengterichting ca. 5 cm en dwarsrichtingca. 10 cm te zijn.
06 Indien het materiaal in bochten dient te worden aangebracht, dient het materiaal te worden ingesneden.
07 Aangebracht asfaltwapening dient niet aan neerslag en aan openbaar verkeer blootgesteld te worden.Daarom geen grote hoeveelheden voortijdig aanbrengen en zo spoedig mogelijk na het aanbrengen van dekleeflaag overlagen met asfalt.
08 Het aangebrachte asfaltwapening mag slechts door bouwverkeer bereden worden, waarbij scherp draaien,stilstaan of hard remmen van het bouwverkeer vermeden moet worden.
09 Indien asfaltwapening nat geworden is, dient het beslist niet betreden of bereden te worden. Het materiaaldient aan de lucht te drogen.
10 Indien vastgesteld is dat het asfaltwapening niet gehecht is aan de onderlaag, dienen maatregelen getroffente worden om de hechting te verbeteren.Indien de getroffen maatregelen geen effect hebben dient het reeds aangebrachte materiaal vervangen teworden.
31 22 16 EISEN EN UITVOERING: VERWERKING KLEEFLAAG
01 Op het aangebrachte asfaltwapening het bindmiddel van de kleeflaag gelijkmatig verdeeld en op devoorgeschreven temperatuur aanbrengen, met behulp van een sproeiwagen. Een handsproeier alleengebruiken op locaties die niet met een sproeibalk kunnen worden bewerkt.
31 22 17 EISEN EN UITVOERING: ASFALTEREN OVER ASFALTWAPENING
01 De aangebrachte asfaltwapening dient voorafgaand aan het asfalteren absoluut niet geveegd en/of gekleefd teworden.
02 De maximale snelheid van de afwerkmachine is 6m/min.
03 Er dient zo veel mogelijk voorkomen te worden dat tijdens het asfalteren op de langsnaden van de wapeninggereden wordt.
Bladnr. 27 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
04 De walsen langzaam laten rijden en plotselinge stops door de wals voorkomen. Indien mogelijk dient eruitgereden te worden over een aangrenzende koude baan.
05 Om aankleven van de asfalt-afwerkmachine en de vrachtauto's te voorkomen dient er in het geval van detoepassing van een polymeergemodificeerde kleeflaagbij het asfalteren antikleefmiddel op de rupsen/banden van het materieel aangebracht te worden
31 22 18 EISEN GESTELD AAN HET RESULTAAT VAN DE DEKLAAG
01 De geluidsreducerende dunne deklaag dient, in het kader van de richtlijn "Stille wegdekken" van het Ministerievan VROM, een geluidreductie te realiseren van 4,0 dB(a) bij een rijsnelheid van 50 km/h, lichtemotorvoertuigen.
02 De aannemer overlegt vooraf schriftelijk de akoestische eigenschappen, waaruit blijkt dat het product aan degestelde geluidseis voldoet.
03 De aannemer verricht voor uitvoering geluidsmetingen (nulmeting) door een hiervoor erkend akoestischbureau.
04 Binnen 3 tot 7 weken na het voltooien van de deklaag worden geluidsmetingen uitgevoerd door een hiervoorerkend akoestisch bureau.
05 Bij normaal gebruik van het wegdek mag na 2 jaar de afname van de geluidreductie niet meer dan 2 dB(A) zijn.
06 De levensduur van de geluidsreducerende dunne deklaag of gelijkwaardig dient vergelijkbaar te zijn met SMA0/6. Dit dient te worden aangetoond middels de Cantabro-proef.
07 Na aanleg dient de stroefheidswaarde gemeten met de SRT-methode minimaal 52 te bedragen.De deklaag dient aan de volgende minimale kwaliteitsniveaus te voldoen conform de inspectiemethodiek vande CROW, zoals omschreven in de publicaties 146 a t/m 146 c:Rafeling na 4 jaar: Geen schade;Dwarsonvlakheid na 4 jaar: < 5 mm;Scheurvorming na 4 jaar: Geen schade.
31 23 INFORMATIE-OVERDRACHT- ASFALTVERHARDINGEN
31 23 01 PRODUCTIE EN VERWERKING
03 I.g.v. geluidsreducerende dunne deklaag:Wijziging in artikel 31.23.01 lid 01, 02: Het woord "desgevraagd" vervalt.
31 23 02 GEGEVENS ASFALT
01 In aanvulling op lid 01 van artikel 31.23.02 van de Standaard 2010 dienen de gevraagde gegevens uiterlijk 1week voor de levering van de betreffende asfaltspecie te worden verstrekt. Indien in verband met mogelijkewisseling van asfaltinstallatie meerdere onderzoeken worden ingediend wordt per asfaltmengsel € 129,00 inrekening gebracht voor alle ingediende asfaltonderzoeken.
31 23 04 BEWIJS VAN OORSPRONG
01 I.g.v. toepassen geluidsreducerende dunne deklaag:Aanvulling op artikel 31.23.04, lid 01:e. de naam van de modificatie;f. de naam en plaats waar of de fabrieksmatig gemodificeerde bitumen wordt geproduceerd:g. gewenste mengtemperatuur voor de installatie (indien afwijkend van de mengtemperatuurvooronderzoek);
03 In aanvulling op de gegevens bedoeld in artikel 31.23.04 lid 03 van de Standaard 2010 verstrekt de aannemerkopieën van de CE-markering van de toegepaste toeslagmaterialen, eventuele toeslagstoffen en hettoegepaste bindmiddel. In het bewijs van van oorsprong van toegepast gemodificeerde bitumen dient deextractieduur, de extractiemethode, het toegepaste oplosmiddel en de hoeveelheid niet terug te vindenbitumen te worden opgenomen.
06 De aannemer verstrekt de directie een bewijs van oorsprong van de door hem geleverde asfaltwapening,afgegeven en ondertekend door de producent ervan.
Bladnr. 28 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
Op het bewijs van oorsprong moet zijn vermeld:a. de naam van de producentb. de treksterkte in langs- en dwarsrichting van de glasvezelstrengen volgens ASTM D 6637c. de stijfheid EA in dwars- en langsrichting van de glasvezelstrengen volgens ASTM D 6637d. Het smeltpunt van de coating volgens ASTM D 276e. de datum van afgiftef. de verwerkingsvoorschriften.
07 De aannemer verstrekt de directie een bewijs van oorsprong van het door hem geleverde bindmiddel,afgegeven en getekend door de producent ervan.Op het bewijs van oorsprong moet zijn vermeld:a. de aanduiding van het productb. de minimale, ideale en maximale verwerkingstemperatuur van het product en de daarbij behorenderespectievelijke dichtheden met een nauwkeurigheid van 1 kg/m3c. de naam van de producent en de plaats van bereidingd. een verwijzing naar de bedrijfscontrole van de producente. de datum van afgifte.
08 I.g.v. toepassen geluidsreducerende dunne deklaag:Minimale verwerkingstemperatuur voor het aanbrengen van het asfalt op de weg;
09 I.g.v. toepassen geluidsreducerende dunne deklaag:Het percentage bitumen dat bij bepaling van het bitumengehalte, binnen 3 maanden na verwerking van hetasfalt, niet wordt teruggewonnen (onder vermelding van extractiemethode en het oplosmiddel).
31 24 RISICOVERDELING EN GARANTIES - ASFALTVERHARDINGEN
31 24 01 KEURING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 -vervallen-
31 24 02 BEDRIJFSCONTROLE
02 De aannemer verstrekt de te bewaren resultaten van de bedrijfscontrole uiterlijk één werkdag na het verrichtenvan metingen ten behoeve van de bedrijfscontrole ook aan de directie.
03 Ten behoeve van de bedrijfscontrole bij het aanbrengen van een asfaltwapening is artikel 30.24.02 van deStandaard RAW Bepalingen 2010 van toepassing.
04 In aanvulling op lid 01 onderzoekt de aannemer na het aanbrengen van de asfaltwapening of hetwapeningsnet voldoende gehecht is aan de onderlaag voordat met asfalteren wordt begonnen.
05 I.g.v. toepassen geluidsreducerende dunne deklaag:De aannemer stelt een plan op ten behoeve van de bedrijfscontrole, waarin zowel de productie- als deverwerkingscontrole van het product worden uitgewerkt.
31 24 03 KWALITEITSBORGING
01 In afwijking van artikel 31.24.03 van de Standaard 2010 wordt van de aannemer geen kwaliteitsplan voor deasfaltverhardingen, zoals bedoeld in artikel 31.24.03 van de Standaard 2010, verlangd.
31 24 04 BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN DE VERHARDING
01 In afwijking van artikel 31.24.04 van de Standaard 2010 voert de directie na het gereedkomen van elkeverhardingslaag een onafhankelijk onderzoek uit naar de kwaliteit van het wegoppervlak en naar desamenstelling van en eigenschappen van het asfalt overeenkomstig artikel 31.24.06 van de Standaard 2010.De directie stelt binnen 24 uur na de uitvoering van het onderzoekvast of aan de gestelde eisen is voldaan.
Bladnr. 29 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
31 24 06 INRICHTING VAN HET ONDERZOEK NAAR DE SAMENSTELLING EN EIGENSCHAPPEN VAN HET ASFALT
01 In afwijking op artikel 31.24.06 lid 01 geschiedt het onderzoek naar de samenstelling van geluidreducerendedunne deklaag volgens de leden 10, 11 en 12 van dit artikel. Het onderzoek naar de eigenschappen blijftongewijzigd.
02 In afwijking van het gestelde in artikel 31.24.06 lid 02 van de Standaard 2010, verdeelt de directie deverharding in boorvakken van circa 1000 m2 oppervlakte gemeten over de bovenlaag van deverhardingsconstructie.De lengte van de vakken is maximaal 400 m.
03 In aanvulling op lid 02 van artikel 31.24.06 lid 03 van de Standaard 2010 geschiedt het boren van de cilinders(proef 63) voor het onderzoek naar de samenstelling en eigenschappen van het asfalt bedoeld in dit artikel inaanwezigheid van de directie. Aantal cilinders/kernen per monsters volgens proef 63 boren en onderzoeken.In afwijking van de Standaard 2010 artikel 31.24.06 lid 03 van de Standaard 2010 zijn de kosten van het borenen het vullen van de gaten voor rekening van de aannemer.
06 Voor de bepaling van de holle ruimte (proef 69) wordt door de directie steeksproefgewijs de dichtheid mengselbepaald van een monster asfaltspecie dat door de directie tijdens de verwerking wordt genomen. Indien degevonden dichtheid mengsel meer afwijkt dan 22 kg/m3 wordt de dichtheid mengsel op de a-select geboordecilinder van het betreffende weggedeelte bepaald en gehanteerd voor het bepalen van de holle ruimte.
07 De directie stelt door middel van een snelextractie (proef 65.2 en NEN 12697) genomen tijdens de verwerkingvast of nader onderzoek op de samenstelling van het asfalt wordt uitgevoerd. Indien het bitumengehalte of dekorrelverdeling van de snelextractie vallen in het gebied 'nader onderzoek', wordt goedkeuring aan de laagonthouden. In dat geval zal tijdens het boren voor hetonderzoek naar laagdikte en verdichting een voor dit onderzoek geboorde cilinder in het desbetreffendeboorvak worden onderzocht op bitumengehalte (proef 65.2) en korrelverdeling (NEN-EN 12697). Indien van degeboorde cilinder het bitumengehalte of de korrelverdelingvan de snelextractie vallen in het gebied 'nader onderzoek' wordt goedkeuring aan de laag onthouden.
08 Teneinde plaatselijke gebreken te lokaliseren, kan de directie selecte boringen uitvoeren. De uitkomsten vandeze cilinders zijn alleen maatgevend voor het verhardingsoppervlak waarvoor een nader onderzoek wordtingesteld.
09 De aannemer heeft de mogelijkheid het onderzoek te volgen op het wegenbouwlaboratorium.
10 Indien door de directie onderzoek wordt ingesteld naar de samenstelling van de in de geluidreducerendedunne deklaag, geschiedt dit op representatieve asfaltspeciemonsters genomen uit de hopper van deasfaltspreidmachine. De speciemonsters worden verpakt in afsluitbare blikken. Per monster dienen tijdstip ende plaats van bemonstering te worden vastgelegd.Van de door de aannemer te boren cilinders worden holle ruimte en laagdikte bepaald. De dichtheid wordtbepaald door onder- en bovenwater weging. Door de aannemer dient vooraf de dichtheid en de holle ruimtevan het toegepaste asfaltmengsel te worden verstrekt.
11 De aannemer neemt en merkt op duidelijke, onuitwisbare wijze de in artikel 31.94.07 lid 02 genoemdemonsters ten behoeve van de directie. De aannemer overhandigt de directie dagelijks de genomen monstersinclusief een lijst waarop tijdstip van bemonsteren, de locatie, mengselnummer e.d. zijn aangegeven zodatinterpretatie van de onderzoeksuitslagen eenduidig zal zijn.
12 De in artikel 31.94.07 lid 02 genoemde monsters nemen per 2000 m2 wegdekopppervlak, peruitvoeringseenheid. Een monster bestaat uit 2 deelmonsters (A en B) met een gewicht van elk 4 kilogram. Hetonderzoek naar het bitumengehalte en korrelverdeling wordt uitgevoerd door analyse van het A-deelmonster.Bij afwijkingen ten opzichte van de referentiesamenstelling groter dan de tolerantie vermeld in tabellen 31.06en 31.07 wordt eveneens het B-deelmonster onderzocht. Het gemiddelde van beide analyses geldt in datgeval als resultaat van het onderzoek van het monster.
31 24 07 ONDERZOEKSRESULTATEN
05 In aanvulling op lid 05 en lid 06 van artikel 31.24.07 van de Standaard 2010 geldt:- Indien het tekort aan laagdikte van aangebrachte onder- en tussenlagen meer dan 5 mm, maar niet meer
dan 15 mm is, de laagdikte van de volgende aan te brengen laag met het gehele tekort aan laagdiktevermeerderen;
- Indien de verdichtingsgraad van onder- en tussenlagen lager is dan de ondergrens van de eis volgenstabel T 31.03 en deze afwijking niet groter is dan 2,0%, wordt de voorgeschreven laagdikte van de
Bladnr. 30 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
daarboven gelegen laag vergroot met 10 mm voor elk % of gedeelte daarvan van de afwijking;- Indien de verdichtingsgraad van onder- en tussenlagen hoger is dan de bovengrens van de eis volgens
tabel T 31.03 en deze afwijking niet groter is dan 1,0% , wordt de voorgeschreven laagdikte van dedaarboven gelegen laag vergroot met 10 mm;
- Indien de holle ruimte van onder- en tussenlagen hoger is dan de bovengrens van de eis volgens tabel T31.03 en deze afwijking niet groter is dan 2,0%, wordt de voorgeschreven laagdikte van de daarbovengelegen laag vergroot met 10 mm voor elk % of gedeelte daarvan van de afwijking;
- Indien afwijkingen van de laagdikte, verdichtingsgraad of holle ruimte volgens de bepalingen in dit bestekniet leiden tot een correctie in een volgende laag of in het geval van een deklaag niet leiden tot hetopleggen van kortingen, wordt goedkeuring aan deze laag onthouden. Deze laag verwijderen en eennieuwe laag aanbrengen. Op de nieuwe laag zijn de bepalingen van dit bestek volledig van toepassing;
- In deklagen met een voorgeschreven dikte kleiner dan of gelijk aan 30 mm dienen de eventuele correctiesvoortvloeiende uit de tekortkomingen van de onderliggende lagen door de directie te wordengoedgekeurd. Indien de directie besluit om geen correcties te laten toepassen zullen de tekortkomingenworden verrekend volgens paragraaf 31.24.10;
- De hechting tussen de asfaltlagen dient direct na aanleg en voor de ingebruikname gegarandeerd te zijn.
31 24 09 KORTINGEN
02 Het gestelde in lid 02 van artikel 31.24.09 van de Standaard 2010 vervalt.
03 Het gestelde in 03 sub c1 t/m c3 van artikel 31.24.09 van de Standaard 2010 vervalt..Tabel T 31.08 van de Standaard 2010 wordt vervangen door:
Tabel T 31.08 Kortingstabel________________________________________________________________eigenschap | afwijking I kortingen per boorvak,
| van de eis | voor verhardingslagen van:| | _____________________________________| | Asfaltbeton | Asfaltbeton | Zeer open| | voor tussen- | voor deklagen | asfalt-| | en onderlagen | en steenmas- | beton| | | tiekasfalt |
asfalt met | 0,8 t/m 0,9% | - | 1.200D | -D <= 5 mm | | | |
_______________________________________________________________verdichtings- | 0,1 t/m 1,0% | - | 37,5C | 32Cgraad en | 1,1 t/m 2,0% | - | 75C | 64Cholle ruimte | | | |_______________________________________________________________Hierin is de factor:C = grootte boorvak in m2 x verrekenprijs in /ton x 0,001, waarbij C wordt afgerond op een geheel getal.D = grootte boorvak gedeeld door 2000
01 Bij het onderzoek als bedoeld in artikel 31.24.04 van deel 3 van dit bestek worden de cilinders in eersteinstantie a-select geboord. Bij vermoeden van onvoldoend werk worden hierbij eventueel ook selecte cilindersgeboord.
31 25 02 DIVERSEN
01 Voor kleurasfalt gelden dezelfde controlemethoden en eisen genoemd in dit bestek, wanneer de betreffendehoofdgroep asfaltmengsel, asfaltsoort en eventueel type ook in de Standaard 2010 zijn vermeld.
02 Voor gemodificeerd asfalt, waarbij de bitumen dient te worden vervangen door gemodificeerde bitumen,gelden dezelfde controlemethoden en eisen genoemd in dit bestek, wanneer de betreffende hoofdgroepasfaltmengsel, asfaltsoort en eventueel type ook in de Standaard 2010 zijn vermeld
03 Het asfaltmengsel voor dunne geluidsreducerende deklagen dient onder CE-markering te worden geleverd.Voor de beoordeling van de laagdikte, de samenstelling en de holle ruimte worden de toleranties uit detabellen T 31.01, T 31.03, T 31.06 en T 31.07 gehanteerd van steenmastiekasfalt.
04 Het asfaltmengsel voor de onderlaag en de toplaag van tweelaags zeer open asfaltbeton dient onder CE-markering te worden geleverd. Voor de beoordeling van de laagdikte, de samenstelling en de holle ruimteworden de toleranties uit de tabellen T 31.01, T 31.03, T 31.06 en T 31.07 gehanteerd van zeer openasfaltbeton
05 Bij het verwerken van het asfalt dient de verwerkingstemperatuur niet lager te zijn dan de minimaleaangegeven temperatuur op de CE-markering van het betreffende asfaltmengsel
31 26 BOUWSTOFFEN - ASFALTVERHARDINGEN
31 26 02 ASFALTBETON
02 In aanvulling op artikel 31.26.02 lid 02 van de Standaard 2010 dient het percentage toegevoegd asfaltgranulaatte worden aangegeven.
07 In afwijking van artikel 31.26.02 lid 07 van de Standaard 2010 in deklagen, tijdelijke deklagen engemodificeerd asfalt geen asfaltgranulaat verwerken
31 26 04 ZEER OPEN ASFALTBETON
12 Van de zeer open asfaltbeton ten behoeve van combinatie (dek)lagen dient de toegankelijke holle ruimteminimaal 25% te bedragen.
31 26 12 STEENSLAG M.B.T. ASFALTWAPENING
01 Steenslag ten behoeve van een waterafsluitend membraan moet voldoen aan de eisen eneigenschappen in artikel 30.26.02 van de Standaard RAW Bepalingen 2010.
31 26 13 BINDMIDDEL M.B.T. ASFALTWAPENING
01 Bitumenemulsie moet van het kationisch type zijn (36) en van de stabiliteitssoort (O) onstabiel (37)
31 26 14 WAPENINGSMATERIAAL
01 Het wapeningsmateriaal dient met een gewone wegfrees verwijderd te kunnen worden en dientsamengesteld te zijn uit voor het milieu niet schadelijkestoffen.
02 Het wapeningsmateriaal dient te bestaan uit glasvezelstrengen die omhuld zijn door eenpolymeergemodificeerde coating en een drukgevoelige lijmlaag, waardoor het wapeningsmateriaalzelkflevend is.
31 26 15 GELUIDREDUCERENDE DUNNE DEKLAAG
01 De geluidreducerende dunne deklaag dient zodanig ontworpen te zijn dat deze geen periodieke reinigingbehoeft.
Bladnr. 32 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
02 De geluidreducerende dunne deklaag dient te worden samengesteld met bouwstoffen die minimaal aan devolgende eisen voldoen:Steenslag: porfier.Bitumen: fabrieksmatig met polymeren gemodificeerde bitumen.
01 De bepaling van de aangebrachte hoeveelheid wapeningsmateriaal, kleeflaag en afdekmateriaal in m2geschiedt door opmeting in het werk. Overlappen en snijverliezen blijven bij deze hoeveelheidsbepaling buitenbeschouwing.
02 De aannemer verstrekt de directie in staatvorm de hoeveelheid verwerkte wapeningsmateriaal, kleeflaag enafdekmateriaal bepaald volgens lid 01, van de volgens artikel 31.73.03 vastgelegde weggedeeltes welkebinnen het voorgeschreven profiel vallen;De hoeveelheden dienen per dag en per plaats van verwerking bepaald te worden.
03 De in lid 03 genoemde opgave in staatvorm dient door of namens de aannemer te worden ondertekend. Dedirectie tekent de staten voor ontvangst.
01 De hoeveelheid verwerkte wapeningsmateriaal, kleeflaag en afdekmateriaal worden verrekend op basis vanhet aantal aangelegde m2 zoals vastgelegd is volgens artikel 31.77.01 van dit bestek.
31 27 09 GELUIDSMETING: NULSITUATIE EN METING BIJ OPLEVERING
01 Voordat de metingen worden uitgevoerd zal het wegdek door de aannemer worden schoongeveegd.
02 De meet- en berekeningsmethode moet worden uitgevoerd conform het meest recente "Reken- enmeetvoorschrift Wegverkeerslawaai" uitgegeven door het Ministerie van VROM en CROW publicatie 133.
03 Er wordt eenmalig een statische SPB-meting gedaan. De uitkomsten van deze meting kan bij volgendemetingen worden gebruikt. De statische meting wordt uitgevoerd ter ijking van de dynamische meting volgensde CPX-methode.
04 Binnen 3 tot 7 weken na het gereedkomen van de deklaag worden deze metingen uitgevoerd. Het te metenwegdek wordt hiertoe per rijrichting opgedeeld in wegvakken met een maximale lengte van 100 m. Allerijstroken worden gemeten, het gemiddelde geluidsniveau is maatgevend voor het wegvak. Per gemetenwegvak zal een toetsing plaatsvinden aan de geluideisen uit het bestek.
05 Indien de geluidreductie minder is dan de bestekseis wordt een kortingsregeling toegepast.
06 Kortingsregeling:t/m 0,5 dB(A) van de eis : geen korting0,6 t/m 1,0 dB(A) van de eis : € 0,70 per m21,1 t/m 1,5 dB(A) van de eis : € 1,20 per m2> 1,5 dB(A) van de eis : vervangen deklaag
31 27 10 GELUIDSMETING: METING NA 2 JAAR
01 Na een periode van 2 jaar na oplevering, met een nauwkeurigheid van 2 maanden, wordt deze metinguitgevoerd.De kosten van deze meting zitten niet in de aanneemsom.
02 Voordat de metingen worden uitgevoerd zal het wegdek door de aannemer worden gereinigd enschoongeveegd.
03 De meet- en berekeningsmethode moet worden uitgevoerd conform het meest recente "Reken- enmeetvoorschrift Wegverkeerslawaai" uitgegeven door het Ministerie van VROM en CROW publicatie 133.
04 De meting zal worden uitgevoerd middels de CPX-methode. De indeling van de meetvakken zal zijnovereenkomstig de meting volgens artikel 31.94.13. Per gemeten wegvak zal een toetsing plaatsvinden t.o.v.
Bladnr. 33 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
de resultaten van de meting bij oplevering.
05 De uitkomsten van de meting na 2 jaar worden vergeleken met de resultaten van de meting bij oplevering engetoetst aan de geluideisen van dit bestek.
06 Indien de afname van de geluidreductie groter is dan 2 dB(A) dan wordt de kortingsregeling toegepast.
07 Kortingsregeling:t/m 2,5 dB(A) van de opleveringsmeting : geen korting2,6 t/m 3,0 dB(A) van de opleveringsmeting : € 0,70 per m23,1 t/m 3,5 dB(A) van de opleveringsmeting : € 1,20 per m2> 3,5 dB(A) van de opleveringsmeting : vervangen deklaag
31 32 EISEN EN UITVOERING - BETONVERHARDINGEN
31 32 02 EIGENSCHAPPEN VAN HET WEGOPPERVLAK: VLAKHEID
01 In afwijking van ld 01 van artikel 31.32.02 van de Standaard 2010 mag bij betonverhardingen de afwijking invlakheid in langsrichting van het wegoppervlak, gemeten met een rei van 3 m lengte of een (zelfregistrerende)rolrei van 3 m lengte (proef 71), per meetvak van 100 m1 ten hoogste 15 mm bedragen. Bovendien mogen permeetvak van 100 m1 niet meer dan één afwijking groter dan 10 mm of meer dan tien afwijkingen groter dan 5mm voorkomen.Zie hiervoor ook de artikelen 31.34.11, 31.34.19 en 31.37.04 van deel 3 van dit bestek.
31 32 05 EIGENSCHAPPEN VAN HET BETON: BETONDRUKSTERKE
02 In aanvulling op lid 02 van artikel 31.32.05 van de Standaard 2010 geldt:De druksterkte van het beton, gemeten aan cilinders geboord uit de verharding moet na een verhardingstijdvan 28 dagen tenminste 90% bedragen van de karakteristieke cilinderdruksterkte, behorend bij devoorgeschreven sterkteklasse (CC-waarde).De gemiddelde druksterkte van 6 of meer cilinders moet tenminste gelijk zijn aan aan de relatie volgens lid 02van artikel 31.32.05 van de Standaard 2010 (voorgeschreven CC-waarde).De gemiddelde druksterkte van 2 tot 5 cilinders moet tenminste gelijk zijn aan de voorgeschrevensterkteklasse (CC-waarde) + 8 N/mm².
31 32 08 EISEN AAN DE UITVOERING: TRANSPORT BETONSPECIE
03 Betonspecie die na transport blijkt te zijn ontmengd, niet verwerken.
04 De zwaarte van het transport aanpassen aan de aanwezige ondergrond.
31 32 09 EISEN AAN DE UITVOERING: VERWERKING BETONSPECIE
06 Tijdens het aanvoeren en spreiden van de specie de vlakheid van de onderbaan handhaven. Sporenvoorkomen dan wel tijdig egaliseren en opnieuw verdichten. Ook maatregelen treffen ter voorkoming vanvochtintrekken aan de betonspecie door de ondergrond.
31 32 11 EISEN AAN DE UITVOERING: NABEHANDELING
04 Met inachtneming van het gestelde in de artikel 31.32.11 en 31.36.05 van de Standaard 2010 het afgewerktebeton tegen uitdrogen beschermen door:a. het oppervlak (bij uitvoering met glijdende bekistingen ook de zijkanten) gelijkmatig te bespuiten met een
nabehandelingsmiddel in een hoeveelheid van tenminste 0,15 kg/m2 of zoveel meer als noodzakelijkvolgens voorschriften van de leverancier.
b. het oppervlak (bij uitvoering met glijdende bekistingen ook de zijkanten) af te dekken met jute of een andergeschikt materiaal.
Hierbij voorkomen dat de verse betonoppervlakken worden beschadigd en/of het afdekmateriaal wegwaait
31 32 12 EISEN AAN DE UITVOERING: VOEGEN
06 Ter plaatse van elke vijfde in te zagen krimpvroeg tijdens het aanbrengen van de betonspecie een schijnvoegaanbrengen door het indrukken van een strook masonite tot minimaal 1/3 van de betondikte.
07 Aan het einde van een dagproductie en ook als de uitvoering meer dan twee uur wordt onderbroken, eenconstructiedwarsvoeg aanbrengen. Daartoe een geprofileerde plank of eindbalk plaatsen. Deze aan destortzijde met bekistingsolie bestrijken. Het laatste beton tegen deze plank of balk storten en goed verdichten.
Bladnr. 34 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
08 Indien geen voegenplan bij het bestek zit, dient de aannemer een voegenplan op te stellen ter goedkeuringvan de directie.
31 34 RISICOVERDELING EN GARANTIES - BETONVERHARDINGEN
31 34 01 KEURING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 -vervallen-
31 34 03 INGEBRUIKNEMING VAN DE BETONVERHARDING
02 Onverminderd het gestelde in lid 01 van artikel 31.34.03 van de Standaard 2010 geldt ter informatie dat ondernormale omstandigheden na het vervaardigen van de betonverharding het verkeer als volgt kan wordentoegelaten:- voetgangers en (brom)fietsen na ten minste 24 uur;- (motor)voertuigen met twee assen met een totaalgewicht van ten hoogste 15 kN na ten minste 48 uur;- voertuigen met een totaalgewicht van ten hoogste 30 kN nadat ten minste 70 % van de druksterkte, vereist
na 28 dagen, is bereikt.- voertuigen met een totaalgewicht groter dan 30 kN en werkverkeer nadat de druksterkte, vereist na 28
dagen, is bereikt.
31 34 11 ONDERZOEKSRESULTATEN:VLAKHEID IN LANGSRICHTING
02 In afwijking van de tabel T 31.22 van de Standaard 2010 geldt het volgende:Indien in een meetvak afwijkingen in de vlakheid in lengterichting groter dan 15 mm of meer dan vierafwijkingen groter dan 10 mm of meer dan dertig afwijkingen groter dan 5 mm voorkomen, het desbetreffendemeetvak terstond zodanig verbeteren dat de afwijking nergens groter is dan 5 mm.
31 34 13 ONDERZOEKSRESULTATEN:DRUKSTERKTE VAN HET AANGEBRACHTE BETON GEMETEN AAN DECILINDERS
05 Indien de druksterkte van één cilinder niet aan de gestelde eis voldoet, volgt onder toezicht van de directie eennader onderzoek ter bepaling van de omvang van de tekortkoming. Het overeengekomen gedeelte van deverharding waarvan de druksterkte niet voldoet, dient voor rekening van de aannemer te worden vervangendoor een betonverharding van de gewenste kwaliteit genoemd in het bestek.
06 Indien de gemiddelde 28-daagse druksterkte niet aan de gestelde eis voldoet, wordt zo spoedig mogelijk nade bepaling van de druksterkten van het beton van de cilinders, doch uiterlijk op de 33ste dag (verhardingstijd)na het aanbrengen van het beton in de weg, op een door de directie a-select gekozen plaats uit ieder vak ééncilinder geboord.
07 De druksterkte van het beton van de in het voorgaande lid bedoelde cilinders wordt zo spoedig mogelijkbepaald, doch uiterlijk op de 35ste dag (verhardingstijd) na het aanbrengen van het beton in de weg.
08 De berekende gemiddelde druksterkte van de in dit artikel bedoelde cilinders en de in artikel 31.37.10bedoelde cilinders gezamenlijk moet voldoen aan de in artikel 31.32.05 van dit bestek gestelde eisen.
31 34 18 ONDERZOEKSRESULTATEN:LAAGDIKTE
01 Indien de laagdikte van één cilinder niet aan de gestelde eis voldoet als vermeld in artikel 31.32.03 van deStandaard 2010, volgt onder toezicht van de directie een nader onderzoek ter bepaling van de omvang van detekortkoming. Het overeengekomen gedeelte van de verharding welke niet voldoet aan de minimum dikte,dient voor rekening van de aannemer te worden vervangen door een betonverharding van de gewenste dikteen kwaliteit genoemd in het bestek.
02 Teneinde plaatselijke gebreken te kunnen lokaliseren kan de directie selecte boringen eisen.
31 34 19 KORTINGEN
01 Indien de vlakheid in langsrichting van een meetvak blijkt dat niet is voldaan aan de gestelde eisen, doch deafwijkingen vermeld in lid 02 van artikel 31.34.11 van de Standaard 2010 niet leiden tot onthouding van de
Bladnr. 35 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
goedkeuring van het werk, wordt overgegaan tot het opleggen van kortingen op de aanneemsom.
02 De kortingen bedragen, in afwijking van tabel T 31.22 van de Standaard 2010, per wegvak van 100 m1:___________________________________________________________Afwijkingen |Aantal |Korting per |Totale Kortinggroter dan |afwijkingen |afwijking |___________________________________________________________5 mm | 1-10 | - | -5 mm | 11-30 | € 50,- | € 550,- t/m € 1500,-5 mm | >30 | | afkeuring___________________________________________________________10 mm | 1 | - | -10 mm | 2-4 | €100,- | € 200,- t/m € 400,-10 mm | > 4 | | afkeuring___________________________________________________________Bij afwijking van > 15 mm valt het meetvak in de afkeuring.Bij een afwijking van > 10 mm en <= 15 mm wordt deze ook geteld als een afwijking groter dan 5 mm,waardoor een extra korting kan ontstaan.Bij wegvakken <100 m1 wordt het aantal toegestane afwijkingen door middel van rechtlijnige interpolatieaangepast.
02 De kosten van het boren van de benodigde cilinders en het vullen van boorgaten, het bepalen van dedruksterkte en de volumieke massa en het meten van de vlakheid zijn voor rekening van de aannemer.
31 35 02 GESCHIKTHEIDSONDERZOEK
04 Indien de betonspecie wordt betrokken van een betoncentrale met het KOMO-attest met productcertificaat"Betonmortel" dan verstrekt de aannemer uiterlijk twee weken voor verwerking van de betonspecie hetvolgende aan de directie:a. het KOMO-attest met productcertificaat "Betonmortel" van de betreffende centrale;b. een recente zeefanalyse met de volledige mengselsamenstelling van de toe te passen betonspecie.
31 37 MEET- EN VERREKENMETHODEN - BETONVERHARDINGEN
31 37 04 VLAKHEID IN LANGSRICHTING
01 In aanvulling op lid 01 van artikel 31.37.04 van de Standaard 2010 wordt de vlakheid in lengterichting van deverharding op het vastgestelde tijdstip in aanwezigheid van de directie gemeten met een zelfregistrerenderolrei van 3 m lengte.
02 In aanvulling op lid 02 van artikel 31.37.04 van de Standaard 2010 wordt ten behoeve van de vlakheidsmetingin langsrichting de verharding door de directie verdeeld in wegvakken, waarbij onder een wegvak wordtverstaan dat gedeelte van de verharding dat op één dag voor verkeer wordt opengesteld.
05 Indien er vermoeden bestaat van onvoldoende vlakheid buiten de meting met de zelfregistrerende rolrei van 3m,heeft de directie de bevoegdheid om een nader onderzoek te verrichten met een rei van 3 m.
06 De vlakheid dient tot een breedte van kleiner of gelijk aan 3.50 m in de as van de verharding te wordengemeten. Bij een breedte groter dan 3.50 m dient de vlakheid per rijstrook en wel in het rechter rijspoor teworden gemeten.
31 37 05 LAAGDIKTE, ALGEMEEN
01 In aanvullling op lid 01 van artikel 31.37.05 van de Standaard 2010 geschiedt het bepalen van de laagdikte vande aangebrachte verhardingslaag aan de hand van geboorde cilinders overeenkomstig artikel 31.37.06 van deStandaard 2010 (proef 53).
31 37 06 LAAGDIKTE, GEBOORDE CILINDERS
02 Indien geen cilinders worden geboord ten behoeve van de bepaling van de druksterkte verdeelt de directie inafwijking van lid 02 van artikel 31.37.10 van de Standaard 2010 de gehele volgens het bestek aan te brengenoppervlakte in vakken van circa 1.000 m². De lengte van de vakken mag maximaal 400 m zijn.
Bladnr. 36 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
03 In afwijking van artikel 31.37.06 van de Standaard 2010 geldt:In elk vak onder toezicht van de directie op nader aan te geven plaatsen a-select een cilinder met een diametervan 102±1 mm boren haaks uit de verharding boren. De cilinders op duidelijk herkenbare wijze onuitwisbaarmerken. De cilinders moeten gaaf zijn en het oppervlak mag niet zijn verontreinigd.
31 37 10 DRUKSTERKTE VAN HET BETON, GEMETEN AAN CILINDERS GEBOORD UIT DE BETONVERHARDING
01 In lid 01 van artikel 31.37.10 van de Standaard 2010 "zo spoedig mogelijk" wijzigen in "zo spoedig mogelijk entenminste binnen 7 dagen".
02 In lid 02 van artikel 31.37.10 van de Standaard 2010 vervalt de zinsnede "in opeenvolgende dagen".In afwijking van lid 02 van artikel 31.37.10 van de Standaard 2010 verdeelt de directie de gehele volgens hetbestek aan te brengen oppervlakte in vakken van circa 1.000 m². De lengte van de vakken mag maximaal 400m zijn.
03 In aanvulling op lid 03 van artikel 31.37.10 van de Standaard 2010 geldt dat bij gedeelten < 1000 m2 minimaaltwee cilinders worden geboord.
05 Tot het tijdstip van beproeving de cilinders geconditioneerd bewaren.
31 37 12 PROEFKUBUSSEN TEN BEHOEVE VAN INGEBRUIKNAME VERHARDING
01 Indien de verharding in gebruik zal worden genomen als de druksterkte 70 % is van de vereiste sterkte na 28dagen, per dag minimaal drie proefkubussen maken conform artikel 31.37.09 van de Standaard 2010.Deze proefkubussen, ten behoeve van de controle van de druksterkte, laten verharden onder gelijkeomstandigheden als het in het werk gestorte beton.Als naar alle waarschijnlijkheid de druksterkte 70 % van de vereiste sterkte na 28 dagen zal zijn bereikt, één ofmeer van de proefkubussen op een door de directie goed te keuren plaats op druksterkte laten onderzoeken.
31 42 EISEN EN UITVOERING STRAATWERK
31 42 02 EISEN AAN DE UITVOERING
07 De aannemer verwerkt de betontegels 300* 300 mm, in de rechtstanden resp. in de bochten met R > 6 m, inlagen haaks op de opsluiting resp. in stroomlagen evenwijdig aan de kantopsluiting.
08 In de bochten met R < of gelijk aan 6 m verwerkt de aannemer betontegels 150* 300 mm in stroomlagenevenwijdig aan de kantopsluiting.
09 Als kantopsluiting in de bochten van het trottoir dienen in plaats van opsluitbanden, betontegels 300* 150* 60mm aangebracht te worden.##keuzemogelijkheid om bochtband 80x200mm toe te passen, deze tekst danaanpassen##
10 Over de volle breedte van een inrit dienen in het trottoir betontegels 300* 300* 60 mm aangebracht te worden.
11 Vleien van straatklinkers is toegestaan.
12 Er dient minstens 60% van het straatwerk in eigen beheer te worden uitgevoerd.(mogelijkheden ter toetsing directie: niet alle wegenbouwbedrijven hebben stratemakersploegen)
31 43 INFORMATIE-OVERDRACHT
31 43 02 STRAATWERKPLANEN LOGBOEK
03 bij het opstellen van het straatwerkplan in relatie tot CROW-publicatie 324 rekening houden met de volgenderandvoorwaarden:
a. Navolgende beperkingen t.a.v. mechanisch aanbrengenvloeien voort uit bijlage I (de matrix) vanCROW-publicatie 324:
1 Ruimte- beperking in werkruimte door inritten en groenstroken met beplanting
2 Talud- talud in dwarsprofiel >5% dan handmatig
3 Verband:-Betreft: kantstenen, figuratie, drempels, aansluitingen en molgoten
Bladnr. 37 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
4 Materialen:-De opnieuw aan te brengen elementenverharding kent een maatafwijking die groter is dan5%;- Nieuwe elementen zijn geschikt voor mechanisch aanbrengen.
b. Adequate opslag voor mechanische pakketten isEr is voldoende ruimte om de machinale pakketten op te slaan lang het werk.
04 Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk drie weken na de datum dat de aannemer het straatwerkplan bij de directieheeft ingediend houdt de aannemer een bespreking met de directie over het straatwerkplan. De directie draagtzorg voor een schriftelijk verslag van deze bespreking en doet dit verslag aan alle betrokkenen toekomen.
05 Voordat met de uitvoering van een onderdeel van het werk wordt begonnen, moet de aannemer aan de handvan zijn straatwerkplan instructies geven aan zijn uitvoerend en machinebedienend personeel,onderaannemers en verhuurders van aannemersmaterieel inbegrepen.
31 45 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN, STRAATWERK
31 45 01 ALGEMEEN
02 In aanvulling op artikel 31.45.01 lid 02 van de Standaard 2010 behoort tevens het zagen van betontegels.
03 Na gereedkomen van een dagproduktie bestratingen in het werk aftrillen en overtollig materiaal verwijderen.
04 Uitkomende straatklinkers dienen zoveel mogelijk op kleurgesorteerd herverwerkt te worden.
33 AFSCHERMINGSVOORZIENINGEN
33 24 RISICOVERDELING EN GARANTIES
33 24 01 VERWERKING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 -vervallen-
35 VERKEERSREGELINSTALLATIES
35 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
35 03 01 VAN TOEPASSING ZIJNDE BEPALINGEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
35 04 RISICOVERDELING EN GARANTIES
35 04 01 GARANTIES
01 De aannemer garandeert schriftelijk, uiterlijk bij de oplevering van het werk, verkeersregelinstallaties voor eenperiode van 24 maanden. In afwijking van paragraaf 22 lid 4 van de UAV 2012 geldt de garantie vanaf de datumvan oplevering.
02 De aannemer garandeert schriftelijk, uiterlijk bij de oplevering van het werk, portalen, zweepmasten, masten,drukknopmasten, opzetstukken, knieopzetstukken en neiginrichtingen voor een periode van tien jaar. Inafwijking van paragraaf 22 lid 4 van de UAV 2012 geldt de garantie vanaf de datum van oplevering.
03 De aannemer garandeert schriftelijk, uiterlijk bij de oplevering van het werk, het schilderwerk vanbovengrondse voorzieningen voor een periode van vijf jaar. In afwijking van paragraaf 22 lid 4 van de UAV 2012geldt de garantie vanaf de datum van oplevering. Deze garantie is lineair per jaar aflopend.
04 De onderhouds-of servicetermijn, als bedoeld in paragraaf 11 lid 1 van de UAV 2012 bedraagt .. weken.
Bladnr. 38 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
#opnemen indien van toepassing##
35 07 MEET- EN VERREKENMETHODEN
35 07 01 BEPROEVING VAN EEN VERKEERSREGELINSTALLATIE
01 De aannemer voert de beproeving van een verkeersregelinstallatie overeenkomstig paragraaf 8a van de UAV2012 uit. De beproeving moet ten minste drie aaneengesloten uren duren, waarbinnen ten minste éénvolledige spitsperiode is opgenomen.
02 In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 8a van de UAV 2012 vraagt de aannemer voor de beproeving vaneen verkeersregelinstallatie vooraf toestemming aan de directie, als bij de beproeving signalen zichtbaarworden voor het verkeer.
35 07 02 OPNEMING EN OPLEVERING VAN HET WERK
01 In afwijking van het bepaalde in paragraaf 9 lid 2 van de UAV 2012 deelt de directie de dag en het tijdstip vanopneming van het werk uitsluitend op verzoek van de aannemer schriftelijk mee.
02 In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 9 lid 7 van de UAV 2012 moeten kleine gebreken binnen 30werkdagen na de datum van oplevering worden hersteld. Voor elke werkdag waarmee deze termijn wordtoverschreden, kan een korting van € 450,-- op de aannemingssom worden toegepast.
35 17 MEET- EN VERREKENMETHODEN
35 17 01 KEURING EN BEPROEVING VAN EEN VERKEERSREGELTOESTEL
01 Een verkeersregeltoestel moet ten minste drie weken vóór de datum waarop de verkeersregelinstallatie voorhet verkeer in werking wordt gesteld, volgens paragraaf 18 van de UAV 2012 zijn gekeurd en volgens paragraaf8a van de UAV 2012 zijn beproefd. De keuring en de beproeving vinden plaats in Nederland in het bedrijf vande leverancier. De directie moet het verkeersregeltoestel ten minste een week vóór de datum waarop deverkeersregelinstallatie voor het verkeer in werking wordt gesteld, kunnen goedkeuren.
02 Een verkeersregeltoestel moet ten behoeve van de keuring, als bedoeld in lid 1 van paragraaf 18 van de UAV2012, volledig zijn gemonteerd en op een zodanige wijze zijn aangesloten dat de stand van de signaalgroepenin kleur zichtbaar is op een ondergrond die de vorm van het kruispunt weergeeft.Verkeersaanvragen moeten eenvoudig zijn te realiseren. Eventuele koppelingen moeten volledig operationeelzijn.Het is toegestaan om voorafgaand aan bovengenoemde keuring een verkeersregelprogramma in eentesttoestel te laten beoordelen. De werking van de bewakingen volgens NEN 3384 moet zowel automatischals handmatig kunnen worden gecontroleerd. De aannemer stelt bij aanvang van de keuring deresultaten van de beproeving en gedurende de keuring de testvoorziening beschikbaar aan de directie.
03 De beproeving van de roodlichtbewaking (klasse CA1 volgens NEN-EN 12675) hoeft niet automatisch tekunnen plaatsvinden. De aannemer overlegt in dat geval een ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat degehele roodlichtbewaking is beproefd en voldoet aan de eisen. Voor elke rode lamp van een geselecteerdesignaalgroep moet worden geconstateerd dat deze als laatste rode lamp blijft branden als alle andere rodelampen zijn uitgeschakeld en dat de verkeersregelinstallatie wordt uitgeschakeld als ook deze laatste lampwordt uitgeschakeld. Voor elke rode lamp in de niet geselecteerde signaalgroepen moet wordengeconstateerd dat deze als laatste rode lamp blijft branden als alle andere rode lampen zijn uitgeschakeld endat de verkeersregelinstallatie niet wordt uitgeschakeld als ook deze laatste lamp wordt uitgeschakeld.
04 De directie keurt het verkeersregelprogramma afzonderlijk. De aannemer stelt hiervoor twee testprogramma'svan het verkeersregelprogramma beschikbaar aan de directie. De twee testprogramma's moetengeïnstalleerd kunnen worden op een computer met een door de directie op te geven besturingssysteem. Hetene testprogramma is uitgevoerd als kruispuntplaatje en het andere als fasediagram. In beide programma'sis de voortgang van de werkende verkeersregeling zichtbaar en kunnen alle functies van hetverkeersregelprogramma worden getest.
36 GELUIDBEPERKENDE CONSTRUCTIES
36 05 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN
36 05 01 PROEFPLATEN VERFSYSTEEM
01 De directie keurt de op thermisch verzinkt staal, continu-dompelverzinkt staal en aluminium toe te passen
Bladnr. 39 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
verfsystemen overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 13 van paragraaf 18 van de UAV 2012.
02 De aannemer verstrekt de directie ten behoeve van de keuring als bedoeld in paragraaf 18 van de UAV 2012van de op thermisch verzinkt staal, continu-dompelverzinkt staal en aluminium toe te passen verfsystemen,voor elke ondergrond en van elk verfsysteem, per kleur, drie proefplaten.
03 Het uitgangsmateriaal en het verzinkwerk van de proefplaten moeten van dezelfde hoedanigheid zijn als devoor de geluidbeperkende constructie gebruikte materialen. De proefplaten moeten tijdenshet applicatieproces zijn meebehandeld. De afmetingen van de proefplaten moeten 100 mm bij 250 mmbedragen.
41 FUNDERINGSCONSTRUCTIES
41 54 RISICOVERDELING EN GARANTIES
41 54 01 VERWERKING VAN BOUWSTOFFEN (-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 -vervallen-
47 KLEINE KUNSTWERKEN EN GEMALEN
47 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
47 03 03 INSPECTIE EN KEURING
01 Indien de aannemer voornemens is te beginnen met het in het werk verwerken van betonspecie of met het inhet werk voorspannen van betonelementen, brengt hij dit voornemen ten minste één volle werkdag vantevoren ter kennis van de directie.
02 De spanning van voorspanstaven of -strengen moet door de directie kunnen worden gecontroleerd met doorde aannemer beschikbaar te stellen apparatuur.
03 Alvorens staalwerk te conserveren, moet de aannemer de directie in degelegenheid stellen het onbehandeldestaalwerk inspecteren.
04 De directie keurt de vooraf vervaardigde betonelementen. De keuring als bedoeld in paragraaf 18 lid 8 van deUAV 2012 van geprefabriceerde betonelementen zal op de plaats van fabricage plaatsvinden.
50 AFVAL EN REINIGINGSDIENSTEN
50 23 INFORMATIE-OVERDRACHT
50 23 02 INZAMELPLAN
01 De aannemer/inzamelaar verstrekt de directie binnen twee weken na de dag waarop het werk is opgedragen,met betrekking tot het inzamelen een gedetailleerd werkplan als bedoeld in paragraaf 26 lid 6 van de UAV2012.
02 Het in het vorige lid bedoelde gedetailleerde werkplan vermeldt ten minste de volgende gegevens:a. de wijze van controle van de uitgevoerde werkzaamheden;b.de te nemen veiligheidsvoorzieningen, en veiligheids- en arbomaatregelen;c.de rapportages en overige verplichtingen genoemd in de inzamelwijzer.
03 -vervallen-
51 GROENVOORZIENINGEN
51 01 BEGRIPPEN
51 01 01 ALGEMEEN
Bladnr. 40 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
06 Onder onkruidbeheersing op verhardingen wordt verstaan het verwijderen van alle vegetatie, inclusief mossen.
51 02 EISEN EN UITVOERING
51 02 02 GRONDWERK TEN BEHOEVE VAN GROENVOORZIENINGEN,ALGEMEEN
10 De insporingsdiepte van materieel ten behoeve van het bemesten/zaaien/bezoden/planten/bezanden mag tenhoogste 10 mm bedragen.
51 02 11 BEHANDELEN PLANTMATERIAAL OP HET WERK
14 Plaats van de kuilhoek in of nabij het werk inrichten.Plaats kuilhoek in overleg met de directie bepalen.
15 Indien nodig een steunconstructie aanbrengen t.b.v. de beplanting (steunconstructie lager dan 1,80 m1) inoverleg met de directie.
51 02 12 PLANTMATERIAAL EN PLANTAFSTANDEN
06 Plantafstanden ten opzichte van kabels en leidingentraces, lichtmasten e.d. dienen in overleg met de directiete worden bepaald.
51 02 15 AANBRENGEN BEPLANTING
11 Na goedkeuring door de directie is de aannemer verantwoordelijk voor het plantmateriaal.
12 Alvorens tot plantwerk over te gaan dient het plantmateriaal door de directie te worden gekeurd.De aannemer moet tenminste acht dagen voor de datum van aanvoer de directie daarvan op de hoogtestellen.
51 02 27 WERKZAAMHEDEN AAN IEPEN
06 Bij een iep snoeiwonden met een doorsnede groter dan 70 mm behandelen met een wondafdekmiddel.
51 02 29 EISEN AAN ONKRUIDBEHEERSING OP VERHARDINGEN
09 Het gebruik van chemische middelen is niet toegestaan.
51 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
51 03 07 INBOETEN BEPLANTING
01 In aanvulling op art. 51 03 17 lid 01 Plantmateriaal, behoudens containerplanten, dat in verband met hetinboeten moet worden aangebracht, na 15 oktober en voor 31 december verwerken.
51 03 09 ECOLOGISCH BEHEER
01 De aannemer verstrekt de directie binnen twee weken na de dag waarop het werk is opgedragen, metbetrekking tot het ecologisch beheer, een gedetailleerd werkplan als bedoeld in paragraaf 26 lid 6 van de UAV2012.In het gedetailleerd werkplan moet rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 51.02.18.
02 Het in het vorige lid bedoelde gedetailleerde werkplan vermeldt ten minste de volgende gegevens:a. de wijze van controle van de uitgevoerde werkzaamheden;b. de wijze van registreren van ecologisch waardevolle situaties en ontwikkelingen en de te nemenmaatregelen.
03 Indien het bestek voorziet in de registratie van ecologische waardevolle situaties, dient het gedetailleerdwerkplan tevens de wijze en tijdstippen van registreren te bevatten.
51 04 RISICOVERDELING EN GARANTIES
51 04 01 ALGEMEEN, STORT- OF VERBRANDINGSKOSTEN
03 Stort- of verbrandingskosten van de ingevolge het bestek naar een stortplaats of verbrandingsoven af te voerenmaterialen zijn voor rekening van de aannemer.
Bladnr. 41 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
51 04 03 KEUREN VAN BOUWSTOFFEN
01 De directie kan zowel voorafgaand aan de leverantie als bij aanvoer de teelgrond, het bomenzand en debodemverbeteraar keuren op één of meerdere van de gestelde eisen. Het bepaalde in de leden 2 tot en met13 van paragraaf 18 van de UAV 2012 is hierop van overeenkomstige toepassing.De directie legt de gegevens uit dit onderzoek, de wijze waarop de monsters zijn genomen, alsmede waar,wanneer en door wie het onderzoek is verricht, schriftelijk vast.
02 Indien de directie de controle als bedoeld in het vorige lid voorafgaand aan de leverantie van teelgrond,bomenzand en bodemverbeteraar uitvoert, dienen de daaruit verkregen gegevens ten minste twee werkdagenvoor het tijdstip vanaanvoer door haar aan de aannemer te zijn verstrekt.
51 04 11 KEUREN PLANTMATERIAAL
01 Het bepaalde in het volgende lid 04 is van toepassing, indien het bestek het keuren van plantmateriaal door dedirectie vermeldt. ##vermelden indien de keuring door de directie van toepassing is##
02 -vervallen-
03 -vervallen-
04 Keuren van plantmateriaal geschiedt niet op soortechtheid, tenzij soortechtheid tijdens keuring is vast testellen. Indien plantmateriaal na aanplant en voor oplevering niet soortecht blijkt te zijn, worden deze plantenop kosten van de aannemer vervangen. Eventuele bijkomende kosten zijn tevens voor rekening van deaannemer.
05 De directie keurt het plantmateriaal op de kwekerij. Op het keuren van het plantmateriaal is het bepaalde in deleden 2 tot en met 13 van paragraaf 18 van de UAV 2012 van overeenkomstige toepassing.
51 05 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN
51 05 07 ECOLOGISCH BEHEER
01 Tot het uitvoeren van ecologisch beheer behoort tevens het registreren van ecologisch waardevolle situaties,bedreigingen en ontwikkelingen. Deze gegevens dienen samen met eventuele voorstellen tot wijziging van demaatregelen binnen twee weken na iedere maaibeurt te worden gerapporteerd.
02 Maaisel afkomstig van nat gedeelte watergang afvoeren na indroging.
51 06 BOUWSTOFFEN
51 06 07 PLANTMATERIAAL
08 Alle plantmateriaal moet NAKT gecertificeerd zijn en moet voldoen aan de eigenschappen van de gevraagdesoort.
09 De aannemer verstrekt de directie gelijktijdig met de aankomst van het plantmateriaal op het werk een bewijsvan oorsprong en leveranciersdocument van de door hem geleverde soorten bomen, veren en plantsoen.
10 Als bewijs van oorsprong wordt beschouwd:- bij generatief voortgekweekt materiaal de "Eigen verklaring NAKT"- bij vegatatief voortgekweekt materiaal de NAKT- waarmerkstrook:
- eenmaal per soort boom;- eenmaal per soort heesters;- eenmaal per soort rozen;- eenmaal per soort bosplantsoen.
- voor paspoortplichtig plantmateriaal moet het plantenpaspoortnummer zowel op het leveranciersdocumentals op de label per boom of per partij sierheesters of bosplantsoen voorkomen.
11 Plantmateriaal moet binnen de voorgeschreven kwaliteit een regelmatige spreiding hebben tussen deaangegeven minimum en maximum maten.
12 Bij leveren van bomen met kluit in rootcontrol of springvorm dient de aannemer te handelen volgens devoorschriften van de leverancier.
13 Het percentage plantmateriaal dat niet aan de kwaliteits- eisen voldoet moet minder dan 5% zijn.
Bladnr. 42 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
14 Levering van plantmateriaal mag niet plaatsvinden voor dinsdag 08.00 uur en niet na vrijdag 12.00 uur.
51 84 RISICOVERDELING EN GARANTIES
51 84 01 AANLEG
01 Voorzover de aanleg niet is omschreven op basis van de Sportvloerenlijst, garandeert de aannemer hetkunstgrassportveld, de onderbouw, de drainage, de sportspecifieke fundering, de sporttechnische laag en detoplaag gedurende een periode van vier jaar. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 22 lid 4van de UAV 2012 begint de garantieperiode onmiddellijk na de dag waarop het overeenkomstig het bepaaldein paragraaf 10 van de UAV 2012 als opgeleverd wordt beschouwd. De garantie als bedoeld in paragraaf 22van de UAV 2012 kan door de opdrachtgever worden ingeroepen, indien niet meer aan de in het bestekgestelde eisen wordt voldaan.
02 Indien en voorzover de aanleg is omschreven op basis van de Sportvloerenlijst garandeert de aannemer deproducteigenschappen als genoemd in de bij het veld behorende normen uit de Sportvloerenlijst voor eenperiode van acht jaar tot een maximum van 9800 speeluren. Indien tijdens de garantieperiodegebreken optreden, is de regeling opgenomen in paragraaf 01.15 van toepassing.
52 KUST- EN OEVERWERKEN
52 34 RISICOVERDELING EN GARANTIES
52 34 01 WATERBOUWSTEEN, KEURING DOOR DE DIRECTIE NA AANVOER
01 Het bepaalde in de volgende leden 02, 03 en 04 is van toepassing, als het bestekvermeldt dat de directie waterbouwsteen na aanvoer keurt.
02 Met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 tot en met 13 van paragraaf 18 van de UAV 2012 neemt deaannemer in overleg met de directie de hiervoor benodigde monsters. De gegevens uit dit onderzoek,de wijze waarop de monsters zijn genomen alsmede waar, wanneer en door wie het onderzoek isverricht, worden schriftelijk vastgelegd door de directie.
03 Indien de op grond van artikel 52.37.01 uit de keuring verkregen gegevens daartoe aanleiding geven, wordt opverzoek van de aannemer of van de directie het aantal monsters dan wel het aantal steenstukkenper monster vergroot tot ten hoogste het tweevoudige.De uit dit onderzoek verkregen gegevens worden samengevoegd met de reeds eerder verkregen gegevens terverkrijging van een keuringsresultaat.De hieraan verbonden kosten voor het nemen, het verzenden en het onderzoeken van de monsters komenvoor rekening van de aannemer.
04 De directie kan op grond van visuele beoordeling of van reeds uit de keuring verkregen gegevens ten behoevevan de keuring na aanvoer extra monsters laten nemen tijdens het lossen of het voorgeschreven aantalkeuringen verhogen.Voorzover sprake is van extra monsters, worden de uit dit onderzoek verkregen gegevens samengevoegd metde reeds eerder verkregen gegevens ter verkrijging van een keuringsresultaat.De hieraan voor de aannemer verbonden kosten worden aan hem als meer werk vergoed, tenzij na onderzoekblijkt dat niet aan de voorgeschreven eisen is voldaan.
52 37 MEET- EN VERREKENMEETHODEN
52 37 01 WATERBOUWSTEEN, KEURING DOOR DE DIRECTIE NA AANVOER
01 Het bepaalde in de volgende leden 02 tot en met 08 is van toepassing, als het bestek vermeldt dat de directiewaterbouwsteen na aanvoer keurt.
02 Het bestek vermeldt het aantal keuringen van waterbouwsteen na aanvoer.
03 De directie kan waterbouwsteen keuren op eigenschappen, waaraan ingevolge het bestek eisen zijn gesteld.
04 De directie keurt waterbouwsteen direct na aanvoer met dien verstande dat een voor 12.00 uur aangekomenlading uiterlijk binnen zes uur na aankomst wordt gekeurd en dat een ná 12.00 uur aangekomen lading uiterlijk de eerstvolgende werkdag vóór 12.00 uur wordt gekeurd.De gegevens uit dit onderzoek, de wijze waarop de monsters zijn genomen alsmede waar, wanneer en doorwie het onderzoek is verricht, worden schriftelijk vastgelegd door de directie.
Bladnr. 43 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
05 De voor de keuring van een bepaalde sortering waterbouwsteen benodigde monsters worden aselectgenomen en moeten representatief zijn. De locatie waar de monsters worden genomen, zal afhankelijk van de zich voordoende situatie worden bepaald, waarbij deze plaats indien mogelijk overeenkomt metde plaats van belading voor transport naar het werk of de plaats van lossing bij aanvoer op het werk. Hettijdstip waarop de monsters worden genomen, is directvoorafgaand aan het laden dan wel lossen.
06 NEN-EN 13383-1 of NEN-EN 13383-2 vermeldt de eisen die worden gesteld aan de monsters, het aantalmonsters en het aantal stukken per monster die voor één controle van een bepaalde eis nodig zijn.
07 Het bemonsteren en het delen van monsters overeenkomstig 4 van NEN-EN 13383-2 uitvoeren.
08 Indien ten behoeve van een keuring van een lading, aangevoerd met droog materieel, de benodigde monstersin handkracht op het materieel worden genomen, de monsters zo goed mogelijk verdeeld over de ladingnemen.
52 54 RISICOVERDELING EN GARANTIES
52 54 02 BITUMINEUS GEBONDEN TOEPASSINGEN, KEURING VAN BOUWSTOFFEN(-VERVALLEN-)
01 -vervallen-
02 -vervallen-
03 -vervallen-
56 CONSERVERINGSWERKEN
56 23 INFORMATIE-OVERDRACHT
56 23 04 OVERZICHT GEBRUIK VERF, STRAALMIDDEL EN DERGELIJKE
01 In aanvulling op paragraaf 27 van de UAV 2012 wordt bepaald dat de aannemer wekelijks aan de directieschriftelijk een voortschrijdend overzicht verstrekt van de aangevoerde bouwstoffen als verf, straalmiddel,verdunning en dergelijke en tevens een voortschrijdend overzicht van de verzamelde, dan wel naar een doorhet bevoegd gezag vergunde inrichting vervoerde, bij de straalwerkzaamheden vrijgekomen hoeveelheden vuil,straalmiddel en verfresten en een indicatie van de aard daarvan.
02 De in lid 01 bedoelde overzichten worden uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van de werkweek,waarop de opgave betrekking heeft, door de aannemer aan de directie verstrekt.
03 De directie is gehouden de aldus verstrekte gegevens ongewijzigd in het weekrapport op te nemen. Indien dedirectie zich niet met de gegevens van de overzichten kan verenigen, vermeldt zij dit door een aantekeningwaaruit blijkt tegen welk gedeelte van de opgaven en om welke redenen zij bezwaar heeft, alsmede hoe deopgave naar haar mening dient te worden gewijzigd.
04 Ten minste één week voordat een verzamelde hoeveelheid afgekomen vuil, straalmiddel en verfresten zalworden vervoerd naar een inrichting als bedoeld in lid 01, stelt de aannemer de directie hiervan in kennis.
61 TECHNISCHE BEPALINGEN WERK ALGEMENE AARD
61 04 RISICOVERDELING EN GARANTIES
61 04 02 MILIEUVERONTREINIGING VAN HET WERKTERREIN
01 De opslag van brandstof en smeermiddelen dient in een afsluitbare tank op een elementen verharding binnenafsluitbare afrastering te gebeuren. Bij het door de gemeente constateren van een milieuverontreiniging alsgevolg van het uitvoeren van werken en/of onzorgvuldig handelen van de aannemer en/of de namens hemtewerkgestelde(n) komen de kosten voor het opruimen van deze verontreiniging, inclusief alle bijkomendekosten zoals leverantie schone grond, voor rekening van de aannemer en zullen deze kosten op deaannemingssom in mindering worden gebracht.
61 04 03 MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN MILIEUSCHADE.
01 Het is de aannemer verboden resten van bouwstoffen en stoffen vrijkomend bij het reinigen van materieel e.d.,in de bermen of oppervlaktewater te brengen.De genoemde stoffen opvangen en/of verzamelen.
Bladnr. 44 van 46
RAW****29-10-2015
CONCEPT
HFD PAR ART LID
Het opvangen van stoffen vrijkomend bij het reinigen van materieel dient minimaal te geschieden door middelvan het gebruik van een synthetisch vliesvezeldoek (bijvoorbeeld "HP Textiles" type RL 1001/1002).
02 Het afvoeren van de in lid 1 genoemde stoffen en uit het werk vrijkomende materialen dient te voldoen aan dewettelijke voorschriften (o.a. het inrichtingenbesluit afvalstoffenwet).
03 Indien niet aan het gestelde in lid 01 wordt voldaan zal per keer een korting worden toegepast vantweehonderdvijftig euro (€ 250,-).Deze korting wordt verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.
62 VERKEERSMAATREGELENBIJ WERK IN UITVOERING
62 01 BEGRIPPEN
62 01 01 STREMMEN EN HINDEREN OPENBARE VERKEER
02 Bij wegen waaraan werkzaamheden moeten worden verricht die voor het doorgaande verkeer mogen wordenafgesloten, moet het werk zodanig worden ingedeeld c.q. moeten zodanige voorzieningen worden getroffen datwoningen, bedrijven, percelen grond, enz. te allen tijden bereikbaar zijn voor transporten met dezebestemmingen.Verrekening vindt plaats op desbetreffende besteksposten.
62 02 EISEN EN UITVOERINGEN
62 02 01 ALGEMENE AANVULLINGEN
03 Tijdens de uitvoering van de werken krachtens dit bestek neemt de aannemer de door de directie te bevelenmaatregelen, overeenkomstig de par. 19 en 20 van de bijlage van het Wegenverkeersreglement en Reglementvan Verkeersregels en Verkeerstekens, en overigens alle maatregelen welke door de directie in het belangvan het verkeer nodig worden geacht.
04 In aanvulling op en met wijziging in zoverre van het bepaalde in par. 19 lid 12 van de bijlage van hetWegenverkeersreglement en Reglement van Verkeersregels en Verkeerstekens, wordt bepaald dat deaannemer alle in dat lid bedoelde en nader aan te wijzen borden en afsluitingen vanaf een kwartier nazonsondergang tot een kwartier voor zonsopkomst en bij slecht zicht ook overdag, electrischmoet verlichten, waarbij de lichtbronnen die een helder wit licht moeten uitstralen, ter bescherming van hetverkeer, zodanig moeten zijn verplaatst en afgeschermd, dat het licht alleen op de borden en afsluitingen kanvallen.Op plaatsen waar de directie dit nodig oordeelt plaatst de aannemer hangende lampen, gedurende de tijdendat de electrische verlichting moet branden.
05 Indien verkeersborden tijdelijk moet worden afgeplakt, dan moet dit geschieden met de zwarte polyethyleenbeschermingsfilm nr. 14.16, fabrikaat Sellotape voorzien van een niet permanente lijmlaag. Indien mogelijk(op metalen borden) voor het afplakken gele reflecterende magneetstrips gebruiken, zodat de borden nietbeschadigen.
62 02 04 TECHNISCHE EISEN OMLEIDINGSBORDEN
03 De toe te passen borden t.b.v. omleidingsroutes moeten voldoen aan de volgende eisen:- dienen te worden uitgevoerd in geel retro-reflecterend materiaal. Ze voldoen minimaal aan de retro-reflectieklasse III FDG-WIU, volgens CIE-norm en NEN 3381.- Plaatsing en uitvoering conform publicatie: "Omleidingen en tijdelijke bewegwijzering Werk in uitvoering96a/96b CROW. "- tekst: verzwaard alfabet ANWB serie Ee, kleur zwart;- teksthoogte:voor fietspaden afmetingen 50/38mm, woonstraten afmetingen 80/60mm, 50km/u afmetingen110/83mm, 70 km/u 140/105 mm. Langs de snelweg A28 en autoweg N33 afmetingen 305/229mm.-Afkruisen conflicterende (ANWB) bewegwijzering en bebording. Hierbij dienen gele reflecterendemagneetstrips te worden gebruikt, zodat de borden niet beschadigen.
62 03 INFORMATIE-OVERDRACHT
62 03 01 ALGEMEEN
06 Alle verkeersmaatregelen dienen in overleg met de directie duidelijk aangegeven te worden.
07 De aannemer dient ten allen tijden bevoorradings- dan wel bestemmingsverkeer voor de aanlendende
Bladnr. 45 van 46
29-10-2015RAW****
CONCEPT
HFD PAR ART LID
bedrijven c.q. winkels mogelijk te maken, dan wel hieraan zijn medewerking te verlenen.
08 De directie is bevoegd, zonder dat de aannemer aanspraak kan maken op schadevergoeding, bepaaldewerkzaamheden niet te laten aanvangen, te doen onderbreken of te doen beeindigen indien de veiligheid en/ofafwikkeling van het verkeer op de openbare weg dit naar haar mening vereist.
09 Alle te vervallen verkeersborden dienen in overleg met de directie te worden verwijderd en afgevoerd naar "DeWerf".
10 Uitdrukkelijk wordt erop gewezen dat niet met de werkzaamheden mag worden begonnen, voordat devoorgeschreven verkeersvoorzieningen zijn getroffen.
62 04 RISICOVERDELING EN GARANTIES
62 04 01 ALGEMEEN
01 Indien de aannemer de ter zake van het verkeer te land door of vanwege de directie gegeven opdrachten nietnakomt, kan per geval en per dag een korting van tweehonderden vijfentwintig euro (€ 225,-) wordentoegepast. Deze korting wordt verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.
62 05 BIJBEHORENDE VERPLICHTINGEN
62 05 01 VERKEERSPLAN
01 Uiterlijk twee weken na de dag waarop het werk is opgedragen, dient de aannemer een verkeersplan in bij dedirectie. Het verkeersplan wordt voor dit onderdeel van hetwerk aangemerkt als een gedetaillleerd werkplan in de zin van paragraaf 26 lid 6 van de U.A.V. 1989.
02 In het verkeersplan dienen tenminste de volgende gegevens te worden vermeld:a. De te treffen tijdelijke verkeersmaatregelen en voorzieningen;b. De periode(n) gedurende welke één of meer rijstroken aan het verkeer zullen worden onttrokken, dan weleen rijbaan zal worden afgesloten;c. De tijdstippen waarop een afzetting wordt aangebracht, aangepast, verplaatst, verwijderd of - in geval vaneen tijdelijke afzetting - in gebruik is, e.e.a. afhankelijkvan het verkeersaanbod;d. Het tijdstip waarop betrokkenen zullen worden geïnformeerd over de mogelijk op te treden hinder m.b.t.toegang van percelen, woningen, bedrijven en openbaregebouwen alsmede de periode(n) en de mate van hinder;e. De naam, het adres en telefoonnummer van de werknemer(s) van de aannemer die is (zijn) belast met decontrole van de aangebrachte voorzieningen;f. Hoe de stroomvoorziening van een afzetting, signaalgevers, verlichting van bewegwijzeringsborden enverkeersregelinstallaties is geregeld;g. Hoe bestaande voorzieningen zullen worden afgestemd op de tijdelijke verkeersvoorzieningen;h. De in te stellen omleidingsroutes.
Bladnr. 46 van 46
Bijlage 3 Detailboek
Onderwerp Tekeningnummer Omschrijving
Straatwerk BRM 100 Richtlijn straatwerk bouwrijp maken dwarsdoorsnede