-
1312
idee
ap
ril 2
014
Follo
w t
he
lead
er, l
ead
erM
enn
o H
ure
nka
mp
D
e zo
ekto
cht
naa
r le
ider
sch
ap
Leiderschap in gelijkwaardigheidWe willen allemaal meer vrijheid
voor, en gelijkwaardigheid van, het individu, maar ondertussen
zoeken we ook naar leiding en ankerpunten. Het zoeken naar
leiderschap is de last van de individualisering en modernisering.
Door Menno Hurenkamp
De zoektocht naar leiderschap
Bijna niemand is tegen ‘emancipatie’, het bevrij-den van
individuen uit verstikkende verbanden. Bijna de gehele politiek
pleit dan ook graag vóór modernisering van onze sociale
verhoudingen. Graag ruim baan voor minder dwingende
ar-beidsverhoudingen, minder dwingende gezins-verhoudingen, minder
dwingende grenzen van het land en andere bevrijdingen uit de
ketenen van het oude, en verstikkende. De school en het werk als
keuze, het huwelijk als keuze, religie als keuze en uiteindelijk
ook: loyaliteit als keuze. Lang leve de individualisering! Maar de
‘lichte gemeenschappen’ die je daardoor krijgt, hebben
ook een prijs. Want wanneer het om de onbedoel-de en vaak
negatieve effecten van deze moderni-sering gaat, dan vraagt de
politiek juist weer om nieuwe ordening, om herkenbaarheid die al te
vrije individuen weer een thuis moet bieden. Wanneer die vrije
burgers zich verweesd, onthand of ontworteld gedragen, dan is dat
omdat er te weinig zingeving is, of te weinig tijd voor naas-ten,
of te weinig gevoel voor het nationale, te weinig geloof in de
politiek ook. Dan moet er nieuwe ordening komen en is de
individualise-ring een last.
Leiderschap in gelijkwaardigheidDe laatste decennia is onze
(westerse) samenleving veranderd van een meer hiërarchisch
ingerichte samenleving naar een samenleving waarin mensen zich
steeds meer op basis van gelijkwaardigheid tot elkaar verhouden.
Leiderschap en autoriteit worden niet zonder meer geaccepteerd.
Toch zoeken we naar leiderschap, en dat levert spanningen op, meent
Menno Hurenkamp. Leiderschap blijft nodig, ook in
gelijkwaardigheid, maar ziet er wel anders uit dan vroeger, menen
Frank van Mil en Ad van Vugt.
-
1514
idee
ap
ril 2
014
Follo
w t
he
lead
er, l
ead
er
timing en aard van de organisatie. De generatie bestuurders die
zichzelf verrijkt heeft ten koste van ziekenhuizen,
woningbouwcorporaties en andere halve en hele publiekinstellingen
getuigt daar nu van.
Leiderschap als deel van het politieke repertoire krijgt de
laatste tijd meer en meer aandacht naar-mate oude, ideologische
kaders er minder toe doen. Dit is bekend terrein voor politicologen
en ook voor geoefende krantenlezers. We leven in een mediacultuur,
niet in een partijcultuur en geïndividualiseerde kiezers stappen
makkelijker over tussen partijen, laten zich minder gelegen liggen
aan partijprogramma’s en des te meer aan aansprekende voormannen-
en vrouwen. Excuus: vergeet dat -vrouwen, het zijn alleen mannen
die in Nederland de dienst uitmaken waar het om leiderschap van
politieke partijen gaat. Heteromannen ook, al die lijsttrekkers. En
be-hoorlijk wit ook, nu we het er toch over hebben. En academisch
geschoold. En in een ‘Ogert’ pak, met zo’n das expliciet zónder die
dikke knoop van Fortuyn. Leg een groepsfoto van alle Nederlandse
politieke leiders van vandaag voor aan kinderen uit de Sovjet-Unie
en zeg dan nog eens dat ‘ons systeem’ vrijheid produceert.
Achter dit retorische punt schuilt een wezenlijk probleem.
Lichte gemeenschappen, gekozen verbanden, gaan niet spontaan samen
met demo-cratie. Sterker, democratie lijdt onder keuzevrij-heid:
mensen gaan verschillen en meningsverschillen nou eenmaal liever
uit de weg, en als het even kan lossen ze het conflict liever op
via het recht van de sterkste. Individuele vrijheid en politieke
verwaarlozing vertonen samenhang: met mij gaat het goed, met de
sa-menleving slecht is de platgetreden samenvatting van die
maatschappelijke toestand. Het is de constatering dat er een
mismatch bestaat tussen het eigen leven en het collectief, tussen
persoon-lijk optimisme en sociaal wantrouwen, tussen private
opulence and public squalor zoals het ten tijde van Galbraith &
Den Uyl heette, toen deze kloof nog in sociaaleconomische termen
werd geduid. Men is liberaal waar het moet, en ont-hecht waar het
kan: ruimdenkend ten opzichte van andermans vrijheden maar
aarzelend om
daar zelf voor in actie te komen, aarzelend jegens politieke
partijen, aarzelend jegens ideologie.
Nu lijdt democratie altijd onder de samenleving die voor haar
gekozen heeft, dus we moeten er niet apocalyptisch over redeneren.
Maar voor alle Nederlandse politieke partijen geldt dat de laatste
decennia de interne democratie eerder af- dan toenam. Leiderschap
wordt meer en meer ge-maakt door een kleine kliek rond de leider.
De media stribbelen mee met de lusten en het lijden van de leider,
door hem te koesteren wanneer hij probeert de baas te worden, hem
te gedogen zolang hij geen fouten maakt en hem neer te sabelen
wanneer hij wel fouten maakt. Partijen zelf hebben er zelden veel
mee van doen wie de baas wordt, ze mogen in een referendum of
tij-dens een congres het beeld bevestigen dat in de media en door
een kleine club mensen rond de nieuwe leider geschapen is. Het
verschil met ‘vroeger’ moet niet te zwaar worden aangezet: Drees
noch Kok dacht bij moeilijke beslissingen: tijd voor een belrondje
onder de leden. Maar de context is wel een andere; we
veronderstellen nu veel geëmancipeerder te zijn dan we onder Drees
waren. En ook een partij als D66 raakt ondanks zijn democratische
geloofsbrieven eerder meer dan minder piramidaal georiënteerd.
Zoals het zonder Van Mierlo nooit wat was geworden, was het nu
zeker zonder Pechtold nooit wat geworden.
Zie daar hoe de modernisering botst op zijn eigen grenzen. Uit
de sociale bevrijding volgt democra-tische verwaarlozing.
Ontideologisering kan misschien betekenen dat ‘arbeid’ en
‘kapitaal’ en ‘kerk’ niet meer de criteria zijn om politiek langs
te ordenen, maar het onderhoud van de democra-tie vergt wel strijd,
geen gebabbel. Want dalende opkomsten bij verkiezingen zijn wel
degelijk een probleem (anders dan bijvoorbeeld verdwijnende
partijen). Maar hoe dat te doen? Sturing door anderen dan onszelf
vinden we dus slecht, maar als iemand toch af en toe de baas moet
zijn, wie onderhoudt dan de structuren waarin we die bazen kiezen?
Het is naïef om te veronderstellen dat partijen ooit weer echt gaan
leven, de verwor-ven vrijheid biedt ons aardiger én zinvoller
tijds-besteding dan een bezoek aan een partijcongres.
Men
no
Hu
ren
kam
p
De
zoek
toch
t n
aar
leid
ersc
hap
Het schuurt dus; roepen dat vrijheid het hoogste goed is en
ondertussen kaders willen scheppen om het gevreesde gebrek aan
binding een beetje overzichtelijk te houden. Dat wordt bijvoorbeeld
zichtbaar in pleidooien voor burgerschap. In lichte gemeenschappen
leer je in de dagelijkse praktijk wat goed burgerschap is; thuis of
op straat of op school of in de vereniging oefenen mensen zich in
idealen articuleren, meningsver-schillen oplossen, vergaderen. Maar
dat goede burgerschap wordt op het nationale niveau ge-toetst: je
hoeft niet helemaal te weten hoe je vergadert of hoe je geld
inzamelt voor een goed doel, maar je moet wel weten wie een vinger
in de dijk stak en wie Willem van Oranje was om een goed Nederlands
burger te zijn en het inburger-examen te halen. Dit wringt met de
logica van de lichte gemeenschappen.
Het zoeken naar kaders in een wereld waar vrij-heid de norm is,
dat is de last van de modernise-ring. Pleidooien voor ‘meer
leiderschap’ laten zich tegen deze achtergrond goed begrijpen, het
zijn meestal pogingen om degenen die niet met vrij-heid heten
overweg te kunnen tot de orde te roepen. Het land, de politiek, de
stad, een bedrijf heeft behoefte aan ‘meer leiderschap’, omdat er
bepaalde cruciale vernieuwingen nodig zijn waarvoor de doorgeslagen
individualisten die wij nu eenmaal zijn niet spontaan offers willen
bren-gen. Het helpt enorm om dit soort pleidooien terug te brengen
tot de kern: leiderschap is één van de oplossingen voor
sturingsvraagstukken, een onderdeel van een repertoire voor
politici, bestuurders en managers. Binnen een zakelijke context is
de goede leider degene die het meeste geld verdient. Regelmatig
worden ook ‘goede leiders’ op het schild gehesen die zich laten
voor-staan op hun menslievendheid of hun zorg voor de omgeving,
maar ze halen zelden de voorkant van Time of Quote. Populaire
zachtaardige zaken-mannen zijn ‘bliksemaf ’-leiders van het feit
dat in ondernemingsland alleen telt wie de grootste heeft. Binnen
de context van het openbaar be-stuur en aanverwante instellingen is
dat anders. Daar zit ‘goed leiderschap’ meer in het proces, wie er
met veel poen vandoor gaat heeft zelden duur-zaam gezag vertoond.
Het verwerven van legiti-miteit vergt veel aandacht voor
procedures,
Lokaal leiderschap: invloed vs macht
Altijd al voel ik de behoefte om mezelf nuttig te maken. Ik wil
een bijdrage leveren aan de samen-leving. Maar hoe doe je dat? Er
zijn talloze manie-ren om dit te doen, maar wat past bij mij? Dat
is de lokale politiek gebleken. Het is iets waar ik plezier in heb
en veel voldoening uit haal. Wat mij wel opvalt, is dat er nog veel
oude machtspolitiek bedreven wordt. Politiek om de politiek,
vastge-roeste dogma’s en gericht op het verwerven van machtige
posities. Volgens mij is dit niet de ma-nier om de kloof tussen de
politiek en de burger te dichten. Met respect, een open dialoog en
door naar elkaar te luisteren, komen we tot betere oplossingen en
een verantwoordelijk bestuur.
Een duidelijke inspiratiebron in de politiek heb ik niet.
Uiteraard heb ik veel bewondering voor mensen die een verschil
maken, maar niemand waar ik me ook echt aan spiegel. Ik denk dat ik
me nog het meest laat inspireren door mensen die ik in het
dagelijks leven ontmoet en de mensen met wie ik
werk. Uiteindelijk zal ik altijd mijn eigen pad moeten
bewandelen. De essentie van mijn eigen leiderschapsstijl is dat ik
werk vanuit rela-ties en niet vanuit mijn positie. De baas willen
spelen, is niet wat ik wil. In mijn fractie is er ruimte voor eigen
meningen en maken we ge-bruik van elkaars kennis en ervaringen.
Natuurlijk moet een leider de politieke lijnen uitzetten en
uiteindelijk knopen doorhakken. Ik doe dat vanuit invloed. Invloed
is herbruikbaar, macht droogt op.
Maaike Pippel
Fractievoorzitter D66 Haarlem
-
1716
idee
ap
ril 2
014
Follo
w t
he
lead
er, l
ead
er
Leiderschap in gelijkwaardigheidIn onze individualiserende
samenleving zijn we allemaal ‘leiders’ geworden over ons eigen
leven. Dit betekent zeker niet dat leider-schap er niet meer toe
doet of onwenselijk is. Leiderschap ziet er nu alleen anders uit.
Door Frank van Mil en Ad van Vugt
Zeventien miljoen leidersOp dit hele kleine stukje aarde
We leven in een tijd waarin leiderschap en autori-teit niet meer
voetstoots worden geaccepteerd. Door ontwikkelingen als
individualisering, ont-kerkelijking en welvaartstijging kunnen
mensen zich meer dan ooit tevoren weinig gelegen laten liggen aan
wat anderen over hen te zeggen (den-ken te) hebben. We laten ons
dus steeds minder vertellen hoe we ons eigen leven zouden moeten
inrichten. Dat maken we zelf wel uit. Kort of lang werken, wel of
geen kinderen, elke dag in de kroeg of niet. We zijn onze eigen
‘leiders’ over onze eigen levens. Maar wat is dat dan,
leider-schap, in een gelijkwaardige geïndividualiseerde
samenleving?
Persoonlijk leiderschapBij leiderschap denken veel mensen vaak
direct aan de minister-president of aan een ceo van een
multinational. Maar juist in een gelijkwaardige,
geïndividualiseerde maatschappij is het van belang je te realiseren
dat leiderschap bij iedereen kan liggen. In wisselende contexten,
en in steeds veranderende verbanden. De ene keer is iemand leidend,
de andere keer volgend. Dat leiderschap niet vanzelfsprekend bij
een persoon of bij een groep ligt valt alleen maar toe te juichen,
vooral vanuit sociaal-liberaal perspectief. Leiderschap verhoudt
zich namelijk tot macht, en sociaal-libe-ralen hebben altijd
kritisch gekeken naar grote
Fran
k va
n M
il en
Ad
van
Vu
gt
Zeve
nti
en m
iljo
en le
ider
s
Ook voor maatschappijcritici zijn er beter voer-tuigen dan de
partij. Daarmee hebben leiders in de politiek in toenemende mate
twee mogelijkheden.
De ene mogelijkheid is zich onderscheiden in de media en in
oppositie van de zittende macht door ‘anders’ te zijn, waarbij het
niet veel uitmaakt ‘hoe’ anders. Het uitgangspunt is dan dat een
groot deel van de kiezers áltijd ontevreden is over het beheer van
het publieke domein en dus als vanzelf zal neigen naar een
alternatief voor de regering. Dit is de kaart waarmee D66 zich de
afgelopen maanden behoorlijk mee in de kijker heeft weten te
spelen. Zeg: D66 en de kiezer zegt: onderwijs. Maar vraag de kiezer
niet: D66 en wát voor onderwijs, want hij zal zwijgen. En mocht D66
aan de macht raken, dan keren de kansen fluks, want regeren is
bloeden in het Nederlandse landschap bezaaid met gefnuikte
middenpartijen.
De andere mogelijkheid is het probleem van de democratische
verwaarlozing die volgt uit de sociale bevrijding serieuzer nemen.
De claim om democratie te verspreiden moet opnieuw herno-men
worden. Patriarchale voorlieden ‘(verzui-ling’) en
klassenverschillen (‘arm en rijk’) zijn succesvol bestreden.
Daarmee lijkt de weg vrij om een ander pad dan dat van je ouders in
te slaan, om een eigen weg te vinden. Maar is daarmee de bevrijding
gerealiseerd? Nou nee. Want, om maar eens een voorbeeld te noemen,
wanneer overheid, werkgevers en al dan niet commerciële
dienstver-leners niet alleen weten welke dingen je graag koopt en
hoe je je vrije tijd doorbrengt, maar ook weten hoe lang je
hoogstwaarschijnlijk gezond blijft, ligt je bestemming plotseling
niet meer in eigen hand of dat van het noodlot, maar in han-den van
de mensen die je een baan geven of ont-houden, die je een
verzekering geven of onthouden, die er op aandringen dat je je
levens-gewoonten wijzigt. Nieuwe heren, nieuwe onder-danen; niet
meer op basis van geboorte of geloof, maar op basis van kennis.
Door big data staat het opnieuw vast waar je onge-veer uitkomt
met je leven, net als ruim een eeuw geleden. En het lijkt kiezers
misschien niet veel
uit te maken. Onder condities van lichte gemeen-schappen komt
veel sociaal goeds tot stand, maar verwacht van burgers die
zichzelf als bevrijd beschouwen geen spontante maatschappijkritiek.
Dat die kritiek niet uit de verf komt, komt vooral omdat de
hedendaagse politiek amper bij machte is iets te zeggen over de
nieuwe breuklijnen in de maatschappij; men is te druk met oude
ideologi-sche tegenstellingen of strijd om beelden in de media.
Maar het is een kleine stap van het heden-daags individualisme naar
een nieuwe dictator, zoals Facebook of een overheid die zich weinig
meer aan hoeft te trekken van haar tevreden onderdanen. Berusting
kan toch niet de bedoe-ling zijn? Het vergt opnieuw nadenken over
machtsverhoudingen, tussen staat en burger, tussen werkgever en
werknemer. Energie en inspiratie om deze 21e eeuwse emancipatie te
organiseren, dat is pas voer voor politiek leiderschap.
Menno Hurenkamp is politicoloog en journalist.
Hij is hoofdredacteur van S&D, het maandblad
van de Wiardi Beckman Stichting.