Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 1 Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30/12/2011 Inhoudstafel Inleiding ....................................................................................................................... 4 I. Strijd tegen de fiscale fraude en maatregelen voor een betere inning van de belastingen . 5 1. Gebruik rijksregisternummer .............................................................................. 5 2. Bewijskracht elektronische documenten ............................................................... 5 a) Inzake directe belastingen ............................................................................... 5 b) Inzake btw .................................................................................................... 5 3. Processen-verbaal inzake directe belastingen krijgen bewijskracht .......................... 6 4. Verjaringstermijn ten onrechte gestorte bedrijfs- en roerende voorheffing ................ 6 5. Voorrecht van intresten op bedrijfs- en roerende voorheffing .................................. 7 6. Geldboete op bedrijfs- en roerende voorheffing ..................................................... 7 II. Wijzigingen aan de roerende inkomsten .................................................................. 8 1. Algemene principes ........................................................................................... 8 2. Wijzigingen aan de tarieven van de roerende voorheffing ....................................... 8 3. Bijkomende heffing van 4 % ..............................................................................11 a) Principe van de heffing van 4 % ......................................................................11 b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR: ...........................................................12 c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt ..................................................................13 d) Mededeling aan fiscale administratie ................................................................14 e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering .........................14 4. Aangifte in de personenbelasting ........................................................................15 a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting ....................................................15 b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend .........................................15 c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting ...........................15 d) Aanvullende gemeentebelasting ......................................................................15 e) Probleem met 0 %-tarief ................................................................................16 f) Innings- en bewaringskosten i.v.m. bijkomende heffing ........................................16 g) Geen verrekening met forfaitair deel buitenlandse belasting ...............................16 h) Roerende inkomsten als bedrijfsinkomsten .......................................................16 III. Voordelen van alle aard voor personenwagens ........................................................17 1. Algemeen ........................................................................................................17 2. Cataloguswaarde ..............................................................................................17 3. Percentage per CO 2 -gram ..................................................................................19 4. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20 .................................................................19
52
Embed
Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 ... · Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3 8. Belastingvermindering voor
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 1
Commentaar op de fiscale bepalingen van de wet van 28 december
2011 houdende diverse bepalingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 30/12/2011
2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten ................................................. 33
3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste op 31 december 2011 .................................................................................................... 33
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 33
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34
4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012 ........................ 34
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik .................................. 34
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik ................................... 34
c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar ...................................................... 35
5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken ...................................... 35
6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen ......................... 36
7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen ............................ 36
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 3
8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of de
volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een nulenergiewoning ......... 36
a) Voor inkomsten 2011 ..................................................................................... 36
b) Voor inkomsten 2012 ..................................................................................... 36
De spaarder die indertijd een kapitalisatiebon aankocht, waarbij de intresten niet
jaarlijks worden uitbetaald, maar gekapitaliseerd worden en op zijn beurt
intresten opbrengen, betaalt nu plots bij de uitkering met terugwerkende kracht
21 %!
10
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 23 e.v.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 11
uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in geval van verkrijging eigen
aandelen door een binnenlandse of buitenlandse vennootschap (art. 269, 1e lid,
2°ter WIB 92);
bepaalde dividenden van beursgenoteerde bedrijven voor VV-aandelen (inbrengen
in geld in 1982 of 1983 – KB 15) (art. 269, 2e lid WIB 92).
Aan de vormvoorwaarden voor een VV-aandeel van beursgenoteerde bedrijven
wordt niets gewijzigd, zodat het verlaagd tarief (nu 21 %) kan worden toegepast
als:
VV-strips: het aandeel wordt dan vertegenwoordigd door een mantel met:
- couponblad, gehecht aan betreffend aandeel;
- afzonderlijk couponblad (de VV-strip) dat recht geeft op het verlaagd
tarief;
gelijktijdige afgifte van beide couponbladen;
binnen de drie jaar die aanvangen op 1 januari waarin dividend wordt
toegekend.
bepaalde dividenden van AFV-aandelen, aandelen uitgegeven na 01/01/94 en
andere bedoeld in art. 269, 3e lid WIB 92 (art. 269, 3e lid WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
25 %:
o Blijft ongewijzigd. Dit is van toepassing voor:
de andere (normale) dividenden (art. 269, 1e lid, 2° WIB 92);
de in art. 19ter WIB 92 vermelde intresten (intresten toegekend aan leden door
gemeenschappelijke beleggingsfondsen als dit fonds niet voldoet aan art. 321bis
WIB 92) (25 %) (art. 269, 1e lid, 4° WIB 92);
de inkomsten van gelddeposito’s met aanduiding van termijn of een
opzeggingstermijn van minder dan 6 maanden die zijn gedaan of hernieuwd vóór
1 januari 1990 (art. 519 WIB 92);
de andere inkomsten van roerende goederen en kapitalen en de andere diverse
inkomsten als vermeld in artikel 90, 5° tot 7°, die zijn toegekend ter uitvoering
van overeenkomsten gesloten vóór 1 maart 1990 (art. 519 WIB 92);
de strips-VV die niet binnen de 15 dagen na 3 jaar worden aangeboden (vroeger
15 % + 10 % = 25 %, nu 21 % + 4 % = 25 %) (art. 412, 7e lid WIB 92);
bepaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon (art. 269, 1e lid, 3° WIB 92);
3. Bijkomende heffing van 4 %
a) Principe van de heffing van 4 %
Ingevolge het nieuwe art. 174/1 WIB 92 wordt er een bijkomende heffing ingevoerd van 4 % op
het deel van de dividenden en interesten die aan een tarief van 21 % worden onderworpen
(roerende voorheffing of personenbelasting) en dat het totaal netto bedrag van 13 675 EUR
(momenteel geïndexeerd bedrag = 20 020 EUR11) overschrijdt per natuurlijke persoon en niet
per gezin. Dit nettobedrag is, overeenkomstig art. 22, § 1, 1° en 2° WIB 92, het bedrag vóór
aftrek van de innings- en bewaringskosten en van andere soortgelijke kosten, en verhoogd met
werkelijke en fictieve roerende voorheffing en eventueel de woonstaatheffing en eventueel de
heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92.
11
Zie Belgisch Staatsblad van 18/01/2012, blz. 3198.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 12
Behalve indien dat inkomen afzonderlijk wordt belast, of indien het wordt onderworpen aan de
heffing bedoeld in artikel 174/1 WIB 92, wordt het verminderd met de desbetreffende innings-
en bewaringskosten en andere soortgelijke kosten.
De dividenden en intresten die aan een tarief van 10 of 25 % en de inkomsten uit
spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan de vrijstelling op spaardeposito’s van 1 250 EUR
(momenteel geïndexeerd bedrag = 1 830 EUR) worden niet onderworpen aan deze bijkomende
heffing van 4 %.
b) Bepaling van de grens van 13 675 EUR:
1. Tellen nooit mee:
a. de “niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten”,
vermeld in art. 21 WIB 92. Zij tellen ook niet mee voor de bijkomende heffing, noch
inzake de verplichting om de roerende inkomsten mede te delen aan het centraal
aanspreekpunt. Het betreft o.a. inkomsten uit:
preferente aandelen NMBS;
liquidatieboni;
bepaalde Belgische overheidsfondsen en leningen Belgisch Kongo;
loten van effecten van leningen;
eerste schijf van 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd 1 830 EUR) op
spaardeposito’s;
eerste schijf van 125 EUR van dividenden van erkende C.V. en van bepaalde
vennootschappen met sociaal oogmerk (momenteel geïndexeerd 180 EUR);
herfinancieringen Nationale Maatschappij Huisvesting…
bepaalde inkomsten in kader van pensioensparen en levensverzekeringen.
2. Tellen wel mee voor bepaling van de grens, maar geen heffing van 4 %:
a. de dividenden en intresten die aan 10 of 25 % worden belast, uitgezonderd:
liquidatieboni;
b. de inkomsten uit staatbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot
2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven;
c. de inkomsten uit spaardeposito’s in zover zij meer bedragen dan 1 250 EUR
(momenteel geïndexeerd 1 830 EUR).
Voorbeeld 112
Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben
ondergaan van 21 % en dividenden die een roerende voorheffing hebben ondergaan van 25 %.
Hij heeft geopteerd voor een inhouding van 21 % op de intresten.
Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden
geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR13 (geïndexeerd
bedrag) overschrijden.
De korf van 20 020,00 EUR wordt bij voorrang gebruikt voor de dividenden aan 25 %.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen (er is rekening gehouden met geïndexeerde
bedragen):
Totaal à 25 % à 21 % 4 % op 4 % op
Geval 1 19 000 6 000 13 000 0
Geval 2 21 000 6 000 15 000 1 000 (980)
Geval 3 23 000 1 000 22 000 3 000 (2 980)
12
Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 13
Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op 20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 13
Geval 4 24 000 21 000 3 000 3 000 (3 000)
De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd
bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.
Voorbeeld 214
Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een roerende voorheffing hebben
ondergaan van 21 % en intresten uit spaardeposito’s. Hij heeft geopteerd voor een inhouding
van 21 % op de interesten.
Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting zal een heffing van 4 % moeten worden
geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21 % die 20 000 EUR15 (geïndexeerd
bedrag) overschrijden.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
Totaal vrijgesteld à 15 % à 21 % 4 % op 4 % op
1 15 830 1 830 1 000 13 000 0
2 22 830 1 830 6 000 15 000 1 000 (980)
3 20 830 1 830 1 000 18 000 0
4 25 830 1 830 21 000 3 000 3 000 (3 000)
In geval 1 is het totaal van de roerende inkomsten 15 830 EUR, en dus lager dan 20 000 EUR.
Er is geen bijkomende heffing van 4 %.
In geval 2 is het totaal van de roerende inkomsten 22 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 21 000 EUR is,
dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 1 000 EUR.
In geval 3 is het totaal van de roerende inkomsten 20 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 19 000 EUR is,
en dus lager dan 20 000 EUR. Er is geen bijkomende heffing van 4 %.
In geval 4 is het totaal van de roerende inkomsten 25 830 EUR, en dus hoger dan 20 000 EUR.
Evenwel moet met de vrijgestelde inkomsten geen rekening worden gehouden om te beoordelen
of het grensbedrag is overschreden waardoor het in aanmerking te nemen totaal 24 000 EUR is,
dat ook hoger is dan 20 000 EUR. Er is een bijkomende heffing van 4 % op 3 000 EUR.
De bedragen tussen haakjes in de laatste kolom houden rekening met het nieuw geïndexeerd
bedrag van 20 020,00 EUR en komen niet voor in de parlementaire werken.
c) Aangifte aan centraal aanspreekpunt
Dit centraal aanspreekpunt zou worden opgericht bij de Nationale Bank. Die liet echter weten
dat ze voor dit werk niet staat te springen. Daarom wordt bij de FOD Financiën een afdeling
opgericht, afgescheiden van de fiscale administraties . De toegang tot de gegevens zou beperkt
blijven tot enkele ambtenaren van de informaticacel die uitsluitend instaan voor de technische
aspecten van de databanken en die zich niet bezighouden met het vestigen noch met het
invorderen van de belastingen.
De heffing wordt vastgesteld en ingevorderd volgens verschillende modaliteiten in functie van de
keuze van de belastingplichtige om de schuldenaar van de desbetreffende inkomsten al dan niet
toestemming te geven om de 4 % bijzondere heffing in te houden.
14
Dit voorbeeld komt letterlijk uit de parlementaire werken: Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 16. 15
Ondertussen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 18/01/2012 het nieuw geïndexeerd bedrag en werd dit bepaald op
20 020,00 EUR i.p.v. 20 000,00 EUR.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 14
Aan het centraal aanspreekpunt zullen de schuldenaars van de roerende voorheffing m.b.t.
intresten en dividenden gehouden zijn jaarlijks de noodzakelijke gegevens toe te zenden om die
heffing te vestigen.
Bijgevolg zijn niet alleen de banken en andere financiële instellingen verplicht deze inkomsten
mee te delen, maar ook elke vennootschap die een dividend uitkeert of een intrest toekent met
inhouding van roerende voorheffing…. De vraag dient gesteld dat de vennootschap al dan niet
melding mag (moet) maken van het rijksregisternummer van de begunstigde om deze
mededeling te doen aan het centraal aanspreekpunt.
Ingevolge de geplande wetswijziging zullen alle rijksinwoners ten laatste bij de indiening van
hun aangiften de nummers van hun buitenlandse rekeningen en de inlichtingen betreffende deze
roerende inkomsten, verkregen in die lidstaten, aan dit centraal aanspreekpunt moeten melden
(wijziging art. 307, § 1, 2e lid WIB 92).
Eveneens volgens de geplande wetswijziging zal de Koning verdere modaliteiten bepalen inzake
de werking van dit centraal aanspreekpunt (wijziging art. 322, § 3, 3e lid WIB 92).
Volgende gevallen kunnen zich voordoen:
1. Bijkomende inhouding van 4 % en geen mededeling:
Als de belastingplichtige zijn schuldenaar van de inkomsten verzoekt een inhouding aan
de bron aan een tarief van 4 % toe te passen tezelfdertijd met de roerende voorheffing
en dit vanaf de eerste euro, zal het bedrag van de inkomsten die hij heeft geïnd, niet
worden medegedeeld aan het centraal aanspreekpunt. In dit geval blijft de volledige
anonimiteit behouden.
2. Geen bijkomende inhouding en wel melding
Indien de belastingplichtige de schuldenaar van de roerende voorheffing toelaat de 21 %
in te houden, zal het bedrag van de roerende inkomsten dat hij heeft geïnd, aan het
centraal aanspreekpunt worden medegedeeld en zal de heffing niet worden ingehouden
aan de bron maar ter gelegenheid van de inkohiering van de personenbelasting n.a.v. de
aangegeven inkomsten en de inkomsten meegedeeld door het centraal aanspreekpunt.
d) Mededeling aan fiscale administratie
Het centraal aanspreekpunt zal op verzoek van de operationele fiscale administraties de
gegevens mededelen die het heeft ontvangen van de schuldenaars van de roerende voorheffing,
met inbegrip van de inlichtingen betreffende de dividenden en interesten die worden belast aan
10 of 25 % en de inkomsten uit spaardeposito’s, hoger dan 1 250 EUR (momenteel geïndexeerd
1 830 EUR). In het dossier van de betrokken belastingplichtige zullen de nodige elementen
moeten zijn opgenomen die verantwoorden waarom inlichtingen zijn gevraagd aan het genoemd
aanspreekpunt.
Wanneer echter deze inkomsten het totaal bedrag van 13 675 EUR, momenteel geïndexeerd
20 020 EUR, overschrijden, zal deze mededeling automatisch gebeuren.
De Koning bepaalt verdere modaliteiten qua mededeling door de schuldenaars aan het centraal
aanspreekpunt en door dit centraal aanspreekpunt aan de operationele administraties.
e) Regels van toepassing op inhoudingen, vestiging en invordering
De wettelijke bepalingen inzake roerende voorheffing zullen, behalve indien er wordt van
afgeweken, ook van toepassing zijn op de inhoudingen aan de bron van de bijkomende heffing.
De koning kan verdere regels bepalen i.v.m. deze inhouding aan de bron16.
De wettelijke regels inzake vestiging en invordering van de personenbelasting zullen ook van
toepassing zijn op deze heffing.
16
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 18.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 15
4. Aangifte in de personenbelasting
a) Aanpassing tarieven in de personenbelasting
Artikel 171 WIB 92, dat de afzonderlijke tarieven regelt in de personenbelasting, wordt
aangepast aan de in art. 269 WIB 92 gewijzigde tarieven van de roerende voorheffing.
b) Bevrijdend wordt in de meeste gevallen verplichtend
Ingevolge de wijziging aan art. 313 WIB 92 moeten alle inkomsten uit roerende goederen en
kapitalen alsmede van de diverse inkomsten met roerend karakter (dus ook de inkomsten uit
auteursrechten) met uitzondering van de inkomsten die zijn onderworpen aan de inhouding aan
de bron van de bijkomende heffing van 4 % vanaf het aanslagjaar 2013 worden aangegeven.
Op die wijze zal de bijkomende heffing van 4 % worden gevestigd op grond van de aangifte van
de belastingplichtige en de inlichtingen ontvangen vanwege het centraal aanspreekpunt.
Bovendien voorziet de aangekondigde wetswijziging dat de gegevens die tijdens het onderzoek
van een aangifte aan het licht komen, eveneens in aanmerking komen om de juiste vaststelling
van de bijkomende heffing op roerende inkomsten te verzekeren.
Facultatief kunnen de belastingplichtigen de roerende inkomsten die ze hebben geïnd met een
inhouding van 4 % aan de bron, aangeven om een eventueel teveel geïnde inhouding aan de
bron te recupereren.
Doen zij dit niet, dan zal de inhouding aan de bron van de heffing een bevrijdend karakter
hebben en zullen zij de anonimiteit van hun roerende inkomsten behouden.
c) Verrekening bijkomende heffing van 4 % met personenbelasting
Het nieuwe artikel 284/1 WIB 92 en de wijziging aan art. 276 WIB 92 bepalen en organiseren de
mogelijkheid voor de belastingplichtige bij wie een te hoog bedrag van de bijkomende heffing op
de roerende inkomsten aan de bron is ingehouden om dit overschot te verrekenen met de
verschuldigde personenbelasting en eventueel een terugbetaling ervan te verkrijgen.
d) Aanvullende gemeentebelasting
Artikel 465 WIB 92 wordt aangevuld om te verduidelijken dat de gemeenten en agglomeraties
geen aanvullende belasting kunnen vestigen op de bijkomende heffing op de roerende
inkomsten. Dus enkel de bijkomende heffing van 4 % wordt uitgesloten van de aanvullende
gemeentebelasting.
Er is wel een probleem met de facultatief aangegeven intresten. Bij aangifte worden deze
normaal onderworpen aan de aanvullende gemeentebelasting aangezien art. 466 WIB 92 niet
werd aangepast. Dit stelt in haar 2e lid (aldus gewijzigd door art. 39 en art 43, Wet 14/04/2011
– BS, 06/05/2011), dat er geen aanvullende gemeentebelasting verschuldigd is op de intresten
en dividenden die:
voorkomen uit beleggingen en investeringen gedaan in een andere lidstaat van de
Europese Economische Ruimte;
worden geïnd of ontvangen in het buitenland zonder de tussenkomst van een in België
gevestigde tussenpersoon;
geen beroepskarakter hebben;
ingevolge artikel 171 werkelijk afzonderlijk worden belast.
Het is ondenkbaar dat er wel gemeentebelasting zou zijn op de intresten en dividenden van
Belgische oorsprong, maar niet op de intresten uit landen buiten de EER-staten, die in het
buitenland geïnd zijn en niet onderworpen zijn geweest aan roerende voorheffing. Dit is louter
discriminatie!
In de Kamercommissie heeft de minister van Financiën echter verklaard dat de veralgemeende
aangifteplicht niet tot gevolg zal hebben dat aanvullende gemeentebelasting wordt verschuldigd:
“ook vandaag kunnen de gemeentes sowieso geen belasting heffen op intresten en
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 16
dividenden”17. Dit werd nogmaals bevestigd in een persbericht van 23 december 2011. De wet
dient in casu te worden aangepast om te voldoen aan de intenties van de minister.
Dit wordt echter niet gewijzigd in de aangekondigde wetswijziging, besproken in de ministerraad
van 24 januari 2012.
e) Probleem met 0 %-tarief
Een aantal roerende inkomsten wordt vrijgesteld van roerende voorheffing. Het betreft o.m.18:
dividenden bij een fiscaal neutrale herstructurering, waarbij de inbreng niet volledig
wordt vergoed wegens voorafgaand aandelenbezit (art. 264, 2° WIB 92);
inkoopboni bij verkrijging eigen aandelen via Euronext of analoge markt (art. 264, 2°bis
WIB 92);
inkoopboni van een door Nationale Raad voor de Coöperatie erkende Coöperatieve
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 32
CO2-uitstoot 200 200 200 200
% CO2-uitstoot 16 16 16 16
Voordeel 2 057,14 2 057,14 2 057,14 2 057,14
Woon-werkverkeer enkel km 10,00 20,00 30,00 40,00
220 werkdagen aantal km 4 400,00 8 800,00 13 200,00 17 600,00
0,15 / km 660,00 1 320,00 1 980,00 2 640,00
Beperkt tot voordeel 660,00 1 320,00 1 980,00 2 057,14
Verschil voordeel en km-
vergoeding 1 397,14 737,14 77,14 0,00
Het voordeel wordt meer geneutraliseerd naarmate de afstand woon-werkverkeer groter is.
M.a.w. hoe meer men de wagen voor het woon-werkverkeer gebruikt, hoe minder men betaalt!!
b) Alternatieve regeling en fietsverkeer
Aan deze regelingen wordt niet geraakt. Dit wil zeggen dat er voor deze regeling geen beperking
is voor de aftrek van 0,15 EUR/km (tenzij deze van de afstand voor een enkele rit van 100 km)
in functie van het voordeel van alle aard. Iemand die zijn echtgenoot gratis vergezelt in diens
personenwagen (en geen eigen verplaatsingskosten heeft), heeft in deze alternatieve regeling
ook recht op een onbeperkte kostenaftrek van 0,15 EUR/km – evenwel beperkt tot 100 km
enkel -, ook al is deze hoger dan het voordeel dat de echtgenoot heeft voor het gebruik van
deze wagen.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 33
V. Energiebesparende maatregelen
1. Algemeen
Wat de federale belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven in een woning
betreft, wordt voorgesteld om deze vanaf 2012 te verminderen wat de uitgaven voor dakisolatie
betreft en af te schaffen voor de rest.
Rationeel energiegebruik behoort overeenkomstig de bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming van de instellingen tot de materies waarvoor de Gewesten bevoegd zijn. In het
akkoord inzake de zesde Staatshervorming is overeengekomen een aantal fiscale uitgaven over
te dragen naar de Gewesten. Nog volgens dit akkoord kan de federale overheid om inmenging in
de materies die onder de bevoegdheid van de Gewesten vallen, vanaf het budget 2012 een
einde maken aan de fiscale stimuli die ze in die materies verleent.
Derhalve wordt voorgesteld om vanaf 2012 enkel nog een belastingvoordeel te verlenen voor
het isoleren van daken van bestaande woningen. Dakisolatie wordt immers beschouwd als de
meest kostenefficiënte investering op het vlak van energiebesparing. Art. 14524 WIB 92 wordt
aangepast.
2. Premies van de Vlaamse overheid en gemeenten
De Vlaamse overheid geeft samen met de netbeheerders volgende premies:
er zijn premies voor dak-, muur- en vloerisolatie. Nieuw is dat ook daken die kleiner zijn
dan 40m² in aanmerking kunnen komen voor een premie.
eigenaars van zonnepanelen krijgen van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en
Gasmarkt (VREG) een groenestroomcertificaat per 1 000 kWh opgewekte elektriciteit
tijdens een bepaalde periode.
er worden premies gegeven voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing, een
zonneboiler of warmtepomp.
mensen die de sociale maximumprijs genieten voor elektriciteit en aardgas (beschermde
afnemers) krijgen bovendien een premie wanneer zij hun oude stookketel vervangen
door een condensatieketel.
Sommige gemeenten en provincies geven ook vaak premies voor energiebesparende
maatregelen. Via de premiezoeker op de website energiesparen komt u te weten welke
premies er in uw gemeente worden gegeven.
Deze premies kunnen worden gecumuleerd met de federale aftrekken.
Een overzicht van de mogelijke federale aftrekken:
3. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven voor 2011 en betaald ten laatste
op 31 december 2011
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik
In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek, komen volgende uitgaven in aanmerking:
installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;
plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 830,00 EUR (verhoogd met 850,00 EUR voor zonnepanelen). Bij
gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie
van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Geen overdracht mogelijk.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 34
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik22
In zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek komen volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie;
vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;
installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;
plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;
dubbele beglazing;
warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of
kamerthermostaat met tijdschakeling;
energie-audit van een woning.
De uitgaven voor vloer- en muurisolatie zijn in 2011 niet meer aftrekbaar. De aftrek van deze
uitgaven werd ingevoerd door de Wet van 27 maart 2009 (BS, 07/04/2009) en was een
tijdelijke maatregel voor inkomsten 2009 en 2010. Deze maatregel wordt niet meer verlengd.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 830,00 EUR. Dit bedrag wordt verhoogd met 850,00 EUR voor zonnecelpanelen.
Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in
functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Overdracht mogelijk voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek per belastbaar
tijdperk hoger mag zijn dan voormelde 2 830,00 EUR (+ 850,00 EUR voor zonnecelpanelen) per
woning, uitgaven van het belastbaar tijdperk meegerekend.
4. Van toepassing op de energiebesparende uitgaven gedaan in 2012
Bepaalde belastingplichtigen hadden zich op 28 november 2011, het moment waarop de
regering haar voornemen bekendmaakte om de belastingverminderingen voor de meeste
uitgaven te schrappen, echter reeds contractueel verbonden om volgend jaar bepaalde
energiebesparende investeringen te laten uitvoeren in hun woning. Om te vermijden dat de
financiële planning van deze belastingplichtigen in gevaar wordt gebracht, is het
gerechtvaardigd om de belastingvermindering nog te verlenen voor andere uitgaven dan
uitgaven voor dakisolatie die in 2012 worden gedaan, op voorwaarde dat ze kaderen binnen een
overeenkomst die voor 28 november 2011 is ondertekend.
a) Uitgaven voor woningen van minder dan 5 jaar in gebruik
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011 komen
volgende uitgaven in aanmerking:
installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnepanelen voor omzetting van zonne-energie in elektrische energie;
plaatsing van alle andere uitrustingen voor geometrische energieopwekking.
Belastingvermindering bedraagt 40 % en mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR
(verhoogd met ongeveer 880,00 EUR voor zonnepanelen). Bij gemeenschappelijke aanslag
wordt deze belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen
van elk der echtgenoten.
Geen overdracht mogelijk.
b) Uitgaven voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik
22
De termijn van 5 jaar moet niet van dag tot dag worden berekend, maar het volstaat dat de woning voor het eerst in gebruik werd genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvang van de werken die verband houden met de energiebesparende investeringen (Fisc. 1275, blz. 6).
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 35
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten vóór 28 november 2011, komen
volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie;
vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel;
installatie systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie;
zonnecelpanelen voor omzetting zonne-energie in elektrische energie;
plaatsen van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking;
dubbele beglazing;
warmteregeling met centrale verwarming d.m.v. thermostatische kranen of
kamerthermostaat met tijdschakeling;
energie-audit van een woning.
c) Uitgaven voor woningen van meer dan 5 jaar
Voor zover ze niet in aanmerking komen voor werkelijke beroepskosten en recht geven op
investeringsaftrek en betrekking hebben op contracten gesloten na 27 november 2011, komen
volgende uitgaven in aanmerking:
dakisolatie.
De belastingvermindering voor woningen van ten minste 5 jaar in gebruik (b + c) bedraagt:
30 % voor de uitgaven van dakisolatie die betrekking hebben op een overeenkomst
gesloten na 27 november 2011;
40 % op de andere uitgaven.
Deze belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer bedragen dan
het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van 2 930,00 EUR. Dit bedrag wordt
verhoogd met het voor aanslagjaar 2013 nieuw geïndexeerd bedrag van ongeveer 880,00 EUR
voor zonnecelpanelen. Bij gemeenschappelijke aanslag wordt deze belastingvermindering
evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten.
Overdracht mogelijk voor de hier bovenvermelde energiebesparende uitgaven aan woningen die
minstens vijf jaar in gebruik zijn - met uitzondering van de uitgaven voor dakisolatie die
kaderen binnen een overeenkomst die na 27 november 2011 is afgesloten die niet in
aanmerking komen voor de overdracht23- voor drie belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek
per belastbaar tijdperk hoger mag zijn dan voormelde voor aanslagjaar 2013 geïndexeerde
bedragen van 2 930,00 EUR (en + ongeveer 880,00 EUR voor zonnecelpanelen), uitgaven van
het belastbaar tijdperk meegerekend.
5. Uitgaven gedaan vanaf 01/01/13 voor isolatie van daken
Er wordt een belastingvermindering verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbaar
tijdperk werkelijk zijn betaald voor de isolatie van het dak van een woning waarvan de
belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is.
De belastingvermindering is niet van toepassing op uitgaven die:
a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;
b) recht geven op de in artikel 69 bedoelde investeringsaftrek;
c) betrekking hebben op werken die worden verricht aan een woning waarvan de
ingebruikneming minder dan vijf jaar voorafgaat aan de aanvang van die werken.
De belastingvermindering is gelijk aan 30 % van de werkelijk betaalde uitgaven bedoeld in het
eerste lid.
Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer
bedragen dan 2 000 EUR (te indexeren!). Dit bedrag wordt echter verhoogd met 600 EUR (te
indexeren!) voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op een overgedragen
23
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 30.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 36
vermindering voor uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van
zonne-energie in elektrische energie.
Wanneer het totaal van de belastingvermindering en de overgedragen belastingverminderingen
het in het vierde lid beoogde grensbedrag overschrijdt, kan het overschot dat betrekking heeft
op het nog overdraagbaar gedeelte van de overgedragen verminderingen, worden overgedragen
(zonder beperking van jaren). Het is evenwel niet meer terugbetaalbaar.
Wie dus nog van dit terugbetaalbaar belastingkrediet voor dakisolatie wil gebruikmaken, moet
zijn dak laten isoleren vóór 31 december 2012.
6. Andere uitgaven voor 2013 voor energiebesparende investeringen
Worden allemaal geschrapt, ook deze waarvan het contract gesloten werd vóór 27 november
2011. Enkel de overdrachten blijven bestaan.
7. Belastingkrediet voor bepaalde energiebesparende maatregelen
Art. 156bis, 1e lid WIB 92 wordt gewijzigd.
Naast het voordeel van de dienstencheques worden voor woningen die al 5 jaar in gebruik zijn,
de uitgaven voor energiebesparende maatregelen, behalve voor zonneboilers, fotovoltaïsche
zonnepanelen en geothermische warmtepompen, automatisch omgezet in een belastingkrediet
voor wie onvoldoende belastingen betaalt.
Het belastingkrediet voor vervanging van oude stookketels of onderhoud van stookketels,
dubbele beglazing, dakisolatie, warmteregeling met thermostatische kranen of tijdschakeling en
energie-audit, werd in 2009 ingevoerd als een tijdelijke maatregel, van toepassing op de
uitgaven gedaan tot in 2012. Deze tijdelijke maatregel wordt behouden, ook voor de
overdrachten.
Dit gewijzigd artikel is van toepassing vanaf aanslagjaar 2014, vermits het oude artikel reeds
van toepassing was voor inkomsten 2010 tot 2012.
8. Belastingvermindering voor het bouwen van of verwerven in nieuwe staat van of
de volledige vernieuwing of gedeeltelijke vernieuwing van een onroerend goed om
het te verbouwen tot een lage energiewoning, een passiefwoning of een
nulenergiewoning
a) Voor inkomsten 2011
Regeling blijft behouden. De geïndexeerde belastingverminderingen bedragen per woning:
voor een lage energiewoning: 420,00 EUR;
voor een passiefwoning: 850,00 EUR;
voor een nulenergiewoning: 1 200,00 EUR.
b) Voor inkomsten 2012
Regeling wordt afgeschaft vanaf aanslagjaar 2013.
De belastingvermindering zal evenwel verder worden verleend voor de woningen waarvoor
uiterlijk op 31 december 2011 een certificaat werd uitgereikt.
Er wordt een overgangsregeling ingevoerd ingevolge het nieuwe art. 535 WIB 92.
De belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen
(artikel 14524, § 2 WIB 92) wordt opgeheven.
Woningen waarvoor op uiterlijk 31 december 2011 een certificaat lage energiewoning,
passiefwoning of nulenergiewoning werd aangevraagd en ten laatste op 29 februari 2012 werd
uitgereikt, komen nog in aanmerking voor de belastingvermindering.
Voor de in 2011 of vroeger gecertificeerde woningen zal de belastingvermindering wel verder
worden verleend op grond van deze overgangsbepaling.
De parlementaire werken geven volgende uitleg:
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 37
“Men moet er zich van bewust zijn dat de administratieve afhandeling van de certificering
van lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen, wat tijd in beslag kan
nemen. Daarom wordt voorgesteld om aan de gewestelijke administraties en aan de
instellingen die voor 2011 zijn erkend, nog tot 29 februari 2012 de tijd te geven om de
aanvraagdossiers die uiterlijk op 31 december werden ingediend te behandelen en
desgevallend een certificaat lage energiewoning, passiefwoning of nulenergiewoning uit te
reiken. Voor de toepassing van de belastingvermindering zullen deze certificaten worden
beschouwd als certificaten uitgereikt op 31 december 2011, waardoor de betrokken
belastingplichtigen nog aanspraak zullen kunnen maken op de belastingvermindering”24.
9. Groene leningen
a) Voor inkomsten 2011
Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 40 % op deze intresten die werkelijk
werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de Staatstussenkomst van
1,5 %.
b) Voor inkomsten 2012 en later
Regeling blijft behouden. Belastingvermindering van 30 % in plaats van 40 % op deze intresten
die werkelijk werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk, na aftrek van de
Staatstussenkomst van 1,5 %.
In lijn met het akkoord inzake de zesde Staatshervorming om vanaf aanslagjaar 2013 nog
slechts twee tarieven te behouden voor de belastingvermindering, met name 30 en 45 %, wordt
het voordeel voor de intresten betaald op groene leningen vanaf dat aanslagjaar teruggebracht
tot 30 %.
24
Parl. St. Kamer, 2011-2012, Doc 53-1952/004, blz. 38.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 38
VI. Wijziging aftrek voor risicokapitaal
Artikel 205quater, § 5 WIB 92 wordt gewijzigd en past het maximale tarief aan dat wordt
gebruikt voor de berekening van de aftrek voor risicokapitaal tot een maximale vermindering tot
3 %.
De mogelijkheid gegeven aan de Koning om van dit maximale tarief bij een na overleg in de
Ministerraad vastgesteld besluit af te wijken, wordt tezelfder tijd opgeheven, zodat dit maximale
tarief alleen bij wet kan worden gewijzigd.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 39
VII. Voordelen auto bij de rechtspersoon
1. In de vennootschapsbelasting
a) Algemeen
Artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92 wijzigt de verworpen uitgaven met betrekking tot de
vennootschapsbelasting.
De nieuwe bepaling herstelt artikel 198, 1e lid, 9° WIB 92, om te voorzien in een verworpen
uitgave die bestaat uit de kosten van in artikel 65 WIB 92 bedoelde voertuigen
(personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en zogenaamde ‘valse’ lichte
vrachtauto’s) ten belope van 17 pct. van het bedrag van het voordeel alle aard, verbonden aan
het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel
65 WIB 92 door de vennootschap.
Het percentage van 17 pct. voor de vaststelling van de verworpen uitgave wordt toegepast op
het bedrag van het voordeel, berekend volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen die
hiervoor van toepassing zijn. De nieuwe bepaling is van toepassing naast de al toegepaste
beperking op de met de voertuigen verbonden kosten (artikelen 66 en 198bis WIB 92).
Enkele voorbeelden werden hoger becijferd.
b) Geen aftrekken mogelijk op deze verworpen uitgave
Artikel 207, tweede lid, WIB 92 wordt gewijzigd om in zijn toepassingsveld de verworpen
uitgaven vermeld in artikel 198, eerste lid, 9°, WIB 92, in te voegen.
Deze verworpen uitgave wordt dus in elk geval in de belastbare basis van het tijdperk vermeld
en kan in geen enkel geval het bedrag aan eventueel over te dragen verliezen verhogen.
M.a.w.: deze nieuwe verworpen uitgaven van 17 %, evenwel verminderd met de persoonlijke
bijdrage van de genieter, wordt toegevoegd aan het lijstje onderdelen van het fiscaal resultaat
waarop geen aftrekken bedoeld in de art. 199 tot 206 WIB 92 mogen worden toegepast, en
waarop ook geen compensatie met het verlies van het belastbaar tijdperk mag gebeuren.
2. In de rechtspersonenbelasting
a) Algemeen
Artikel 223, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld. Het bedoelde voordeel van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig, bedoeld in art. 36, § 2
van 17 %, wordt toegevoegd aan de elementen waarop de rechtspersonen belastbaar zijn.
Enkel de rechtspersonen bedoeld in art. 220, 1° WIB 92 (Staat, Gewesten, provincies,
gemeenten, OCMW, openbare kerkelijke instellingen en de polders en wateringen) ontsnappen
aan deze regeling.
b) Tarief
Art. 225, 1e lid, 5° WIB 92 wordt aangepast, zodat in de rechtspersonenbelasting voor de
hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in
art. 215, 1e lid WIB 92 wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.
3. In de belasting van rechtspersonen van niet-inwoners
a) Algemeen
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 40
Art. 234, 1e lid WIB 92 wordt aangevuld met een nieuwe bepaling onder 6°. Worden bedoeld
alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van
bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met
verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend
bezighouden met:
alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen;
verrichtingen die bestaan uit het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de
statutaire opdracht;
verrichtingen die bestaan uit een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-,
handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheids- of
handelsmethoden wordt uitgevoerd.
Bedoelde rechtspersonen, niet-inwoners, worden belastbaar voor het in artikel 36, § 2, bedoelde
voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld
voertuig van 17 %.
b) Tarief
Art. 247, 2° WIB 92 wordt vervangen, zodat in de belasting voor niet-inwoners voor de
hierboven vermelde rechtspersonen, de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting bedoeld in
art. 215, 1e lid WIB 92, wordt vastgesteld betreffende de 17 % voordelen van alle aard voor het
persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig.
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 41
VIII. Wijzigingen aan de btw
1. Btw-regime van notarissen en gerechtsdeurwaarders
a) Algemeen
De diensten van notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders zijn aan de belasting over de
toegevoegde waarde (btw) onderworpen volgens de normale regels van Richtlijn 2006/112/EG
van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting
over de toegevoegde waarde.
Overeenkomstig artikel 371 van voornoemde richtlijn mogen evenwel de lidstaten die op 1
januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, van voormelde
richtlijn genoemde handelingen, deze onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum
bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen van de belasting. Deze afwijking blijft van toepassing
tot de invoering van de definitieve regeling.
België heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De diensten verricht door notarissen,
advocaten en gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid zijn
sinds 1 januari 1978 van de belasting vrijgesteld gebleven overeenkomstig artikel 44, § 1, 1°,
van het Btw-Wetboek.
De notarissen en gerechtsdeurwaarders verliezen m.a.w. hun vrijstelling van artikel 44 W. Btw
op 1 januari 2012. De advocaten blijven, m.i. volledig onterecht, voorlopig gevrijwaard van deze
regeling.
Ondertussen heeft de btw-administratie volgende nadere onderrichtingen opgesteld.
Er wordt een overgangsregeling ingevoerd. Zij dienden uiterlijk op 20 januari 2012 een btw-
nummer aan te vragen.
b) Maatstaf van heffing
Over de vraag wat juist onder de maatstaf van heffing valt, heeft de btw-administratie volgende
verduidelijkingen gegeven.
1. De btw dient berekend over:
• de vergoeding die de notaris of de gerechtsdeurwaarder voor zijn diensten verkrijgt,
hetzij van de opdrachtgever, hetzij van een derde;
• de doorgerekende kosten die de gerechtsdeurwaarder voor eigen rekening betaalt.
Hier horen in elk geval de kosten bij waarvoor de notaris of de gerechtsdeurwaarder
een factuur op zijn naam ontvangt;
• de doorgerekende belastingen waarvan de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar is.
Volgende kosten worden geacht door de notaris of de gerechtsdeurwaarder zelf te zijn
ontvangen (de aangerekende btw kan worden afgetrokken in zover er btw werd
aangerekend) en te zijn verstrekt (met aanrekening van btw, ook al is er geen btw aan
hem aangerekend, omdat de diensten van het kadaster, OVAM/BIM en de gemeenten
immers niet btw-plichtig zijn):
het recht op geschriften;
het gebruik van de applicatie sociale en fiscale berichten voor aflevering van dito
notificaties;
het gebruik van de applicatie e-depot;
de opzoekingen bij het kadaster voor de aflevering van het kadastraal uittreksel;
de aflevering van het OVAM-attest of het BIM-attest;
de aflevering van stedenbouwkundige inlichtingen;
de aanvraag registratie voor dertigjarige oorsprong van eigendom;
de aanvraag van de hypothecaire staat;
de kosten voor opzoekingen in het rijksregister;
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 42
de kosten met betrekking tot de inschrijving in de centrale registers van testamenten
en huwelijksovereenkomsten;
…
2. Er is geen btw verschuldigd over de voorgeschoten kosten. Voorwaarde is wel dat deze
sommen worden gefactureerd op naam en voor rekening van de medecontractant (met
uitzondering van de kosten die voorvloeien uit een reglementering van de overheid
waarvoor geen factuur wordt afgeleverd). Bovendien dient de notaris of de
gerechtsdeurwaarder hetzelfde bedrag van de cliënt terug te vorderen, waardoor er dus
eigenlijk geen sprake is van doorfacturering, maar eerder van recuperatie van een kost
die door hem werd voorgeschoten.
Het kan concreet gaan over volgende voorgeschoten kosten:
• de registratierechten;
• het hypotheekrecht en ereloon van hypotheekbewaarder bij hypothecaire
inschrijving;
• de kosten van hypothecaire inschrijving, overschrijving en doorhaling (zowel het
hypotheekrecht, het ereloon van de hypotheekbewaarder als de kosten verbonden
aan de hypothecaire verrichting);
• het rolrecht;
• de kosten van publicatie in het Belgisch Staatsblad (als Belgisch Staatsblad niet
factureert aan notaris);
• de belastingen die de notaris of de gerechtsdeurwaarder wel dient te betalen maar
waarvan zijn opdrachtgever wettelijk de schuldenaar is;
• ...
In afwijking van bovenstaande regels is er voor de gerechtsdeurwaarders, wat hun zogenaamde
B-dossiers betreft (= dossiers waarvan de kosten niet worden betaald door de opdrachtgever,
maar waarvan degene ten laste van wie de uitvoering gebeurt door het gerechtelijk wetboek als
de debiteur wordt aangemerkt).
Hierbij wordt de factuur uitgereikt aan de opdrachtgever, niet aan de debiteur die betaalt. Het
opstellen van een factuur door de gerechtsdeurwaarder is niet verplicht, tenzij de opdrachtgever
hierom verzoekt.
c) Tijdstip van opeisbaarheid
Deze valt op het ogenblik van het verlijden van de akte, ongeacht of de cliënt al dan niet op dat
moment betaalt.
De provisie die door de cliënt wordt betaald vóór het verlijden van de akte wordt niet
beschouwd als een “incassering van de prijs”, waardoor de btw dus ook niet opeisbaar wordt bij
de betaling van de provisie. Dit heeft voor gevolg dat provisies betaald in 2011 en waarbij de
akte wordt verleden in 2012 toch volledig aan de btw onderworpen zijn. Bewuste provisies
dienen dan ook in 2011 niet in op een 7-rekening geboekt te worden, maar op een 4-rekening,
anders is er een dubbele belastbaarheid.
Teneinde tegemoet te komen aan de praktische uitwerking – notarissen en
gerechtsdeurwaarders dienen allen hun programma’s voor de boekhouding aan te laten passen -
, mogen zij – bij wijze van administratieve tolerantie - tijdens het eerste kwartaal “nihil-
aangiften ” indienen, op voorwaarde dat er geen facturen worden uitgereikt, waarbij de cliënt
een recht op aftrek geniet. De omzet en de aftrek voor het eerste kwartaal dient verwerkt in de
aangifte voor de maand april (maandaangevers - omzet boven de 1 000 000,00 EUR) of voor
het tweede kwartaal (kwartaalindieners).
Er is weer een afwijking voor de zogenaamde B-dossiers voor de gerechtsdeurwaarders. Hier is
de btw slechts verschuldigd bij de incassering van de btw, ook wanneer er op verzoek van de
opdrachtgever een factuur wordt uitgereikt.
d) Herziening van de btw op historische investeringen en goederen en diensten
Commentaar op de fiscale bepalingen Wet houdende diverse bepalingen 28/12/2011 Pagina 43
Het nieuwe koninklijk besluit van 9 januari 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 3 van
10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de btw,
verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012, regelt de herzieningsaftrek voor
belastingplichtigen die op grond van artikel 44 van het Btw-wetboek vrijgestelde leveringen van
goederen of diensten hebben verricht die geen recht op aftrek gaven, en voor dezelfde
handelingen belastingplichtig worden met recht op aftrek.
Vanaf 1 januari 2011 is de aftrek van de voorbelasting beperkt tot het deel van de investering
dat betrekking heeft op zijn gebruik voor de economische activiteit. M.a.w. de btw op een
investering dat bijvoorbeeld voor 40 % wordt gebruikt voor privé en 60 % voor zijn beroep is
slechts voor 60 % aftrekbaar vanaf 1 januari 2011. Indien het een personenwagen betreft wordt
deze 60 % beperkt tot maximaal 50 %, ingevolge artikel 45, § 2 W.Btw.
Deze regeling komt op het volgende neer.
1. Voor de goederen en diensten andere dan bedrijfsmiddelen, die nog niet werden verbruikt
op het tijdstip van de wijziging van de belastingregeling:
De btw is aftrekbaar op de niet verbruikte goederen en diensten. Als voorbeeld kan worden
aangehaald: de aankoop en levering op 31 december van een pallet papier dat uiteraard op
31 december nog in voorraad is.
2. Voor de bedrijfsmiddelen die bij de wijziging van het btw-regime nog bestaan, voor zover
die goederen nog bruikbaar zijn en de herzieningstermijn nog niet is verstreken:
Alleen de btw i.v.m. de aankoop, de totstandkoming, de omvorming of de verbetering van
bedrijfsmiddelen kan worden herzien. Het betreft dus niet de btw over de herstelling, het
onderhoud van een bedrijfsmiddel, noch het materiaal, onderdelen of de wisselstukken voor
deze bedrijfsmiddelen. Het spreekt voor zich dat er geen herziening kan gebeuren indien
het goed verkocht, onttrokken, verdwenen is door vernietiging, ontvreemding of overdracht.
Voor de toepassing van de btw wordt onder bedrijfsmiddel verstaan: “enerzijds de
verkrijging van gebouwen en bouw- en verbouwingswerken in onroerende staat aan
gebouwen, en anderzijds de lichamelijke roerende goederen die een eenheidswaarde
hebben van meer dan 250,00 EUR, exclusief btw, en een normale gebruiksduur van meer
dan een jaar hebben”.
Met ingang van 7 januari 2007 worden tevens als bedrijfsmiddel beschouwd de
“onlichamelijke goederen die worden afgeschreven gedurende tenminste vijf jaren of in
waarde verminderen en dus op een duurzame wijze worden gebruikt binnen de