Top Banner
Certificatie duurzame energie en corporaties JANUARI 2014 Uitgevoerd in opdracht van Agentschap NL in 2013 Opdrachtnummer EPR 1200097
25

Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Aug 13, 2021

Download

Documents

dariahiddleston
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Certificatie duurzame energie en corporaties JANUARI 2014

Uitgevoerd in opdracht van Agentschap NL in 2013

Opdrachtnummer EPR 1200097

Page 2: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

DISCLAIMER

Aan deze rapportage kunnen geen rechten worden ontleend. De auteur is niet verantwoordelijk voor eventuele fouten

of consequenties.

Page 3: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Inhoudsopgave

1 INLEIDING ................................................................................................................1

2 AANLEIDING TOT HET ONDERZOEK ..........................................................................2

3 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEK .......................................................................3

4 RESULTATEN VAN DE INVENTARISATIE .....................................................................4

5 PILOTS EN TOEKOMST VAN DUURZAME ENERGIESYSTEMEN ....................................8

6 KANSEN EN BEDRIEGINGEN VOOR CERTIFICATIE BIJ CORPORATIES ......................... 10

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................... 15

Bijlage A Lijst met geïnterviewden……………………………………………………………………………… 17 Bijlage B Kwaliteitseisen aan een zonnestroom-installatie…………………………………………. 18

PROJECTGEGEVENS… ................................................................................................... 22

Page 4: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 1

1 Inleiding

Op grond van artikel 14 lid 3 van de Europese Richtlijn 2009/28/EC tot bevordering

van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (RES) zijn de lidstaten van de

Europese Unie verplicht er voor te zorgen dat er uiterlijk 31 december 2012

certificatieregelingen of gelijkwaardige kwalificatieregelingen beschikbaar komen of

zijn voor installateurs van duurzame energiesystemen. Van een certificatiesysteem

wordt verwacht dat het de eindgebruiker meer zekerheid biedt dat hij goed werkend

producten en een goede installatie krijgt. Dit verlaagt de drempel om een dergelijk

milieuvriendelijk systeem toe te passen en vergroot daarmee de kans dat de

Europese doelstellingen voor duurzame energie voor 2020 worden gerealiseerd.

In Bijlage IV van de Richtlijn staan de eisen waar de certificatieregelingen volgens de

Richtlijn aan moeten voldoen. De eisen verschillen per systeem van duurzame

energie, maar zijn sterk gericht op de opleiding en vakbekwaamheid van de

installateurs.

In opdracht van het ministerie van BZK heeft Agentschap NL de uitvoerende rol

gekregen om samen met de markt invulling te geven aan deze verplichting. Om het

draagvlak aan de kant van de opdrachtgevers na te gaan en zo mogelijk te vergroten

is dit onderzoek uitgevoerd onder woningcorporaties in Nederland.

Page 5: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 2

2 Aanleiding tot het onderzoek

De veronderstelling van Agentschap NL is dat corporaties drempels ervaren bij het

toepassen van hernieuwbare energie. Doordat het meestal om innovatieve projecten

gaat, ervaren corporaties knelpunten in de praktijk als het gaat om kwaliteit, goed

functioneren en garantie op de prestaties ook lang na oplevering. De eerste vraag is

of deze veronderstelling juist is. Hier wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.

Een certificatiesysteem kan een antwoord bieden op de vraag naar kwaliteit. Een

goed werkend certificatiesysteem berust echter altijd op een erkenning van de

meerwaarde van het certificaat door zowel de aanbieder als de afnemer. De

aanbodkant heeft inmiddels gezorgd voor een min of meer dekkend systeem van

certificatie en/of kwalificatieregelingen. Maar dit betekent niet automatisch dat de

gebruiker of afnemer hiervan de meerwaarde herkent en erkent. De gebruiker moet

daadwerkelijk de meerwaarde van een dergelijke regeling in de praktijk ervaren.

Daarvoor is het nodig dat enerzijds nagegaan wordt of de nu ontwikkelde certificatie-

of garantiesystemen voldoen aan de vraag van de opdrachtgevers en anderzijds om

goede praktijkvoorbeelden te vinden waar deze regelingen toegepast zijn of kunnen

worden. Onder het motto 'goed voorbeeld doet goed volgen' kan dit de drempels

wegnemen en andere opdrachtgevers helpen de stap te maken.

Page 6: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 3

3 Beschrijving van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit twee delen. Allereerst is een inventarisatie uitgevoerd

onder corporaties naar de ervaringen met duurzame energiesystemen en naar de

wijze waarop in de afgelopen jaren op kwaliteit is gestuurd in die projecten.

Het tweede deel van het onderzoek had tot doel om de ontwikkelde certificatie- en

kwaliteitsregelingen te gebruiken in pilotprojecten waar corporaties duurzame

energiesystemen aanbesteden. Met de bedoeling dat deze pilots vervolgens konden

functioneren als ‘best practises’. Met de pilots zou inzicht worden verkregen in

hoeverre de certificatieregelingen de vraag van de corporaties naar kwaliteit

voldoende afdekten. De verwachtingen dat deze pilotprojecten te vinden zouden

moeten zijn en daarmee ervaringen verzameld kunnen worden, is echter geen

bewaarheid geworden. In al of nog lopende projecten van corporaties speelde

certificatie nog geen rol, omdat deze bij de start van het onderzoek nog niet of

nauwelijks bestond. De bekendheid van de corporaties met wat er in het kader van

de RES is ontwikkeld, bleek bij de inventarisatie erg beperkt. Daarnaast hebben

corporaties door een aantal factoren binnen en van buiten de corporatiesector

grootschalig investeringen en nieuwe projecten uitgesteld. Als illustratie: de NOS

berichtte ultimo 2012 op basis van een enquête onder 150 corporaties dat

corporaties de komende 5 jaar voor 3 miljard aan nieuwbouwplannen zouden

schrappen en dat ruim 20% van de corporaties het onderhoud in 2013 uitstelde

(bron: Aedesnet). Omdat ook de focus veel meer op risico’s kwam te liggen, werden

met name innovatieve plannen geschrapt. Door deze oorzaken is de markt voor

duurzame energie vanaf eind 2012 vrijwel tot stand gekomen of in ieder geval

vooralsnog uitgesteld. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de oorzaken hiervan,

zoals verhuurdersheffing en economische crisis, vooral in het perspectief van hoe nu

verder.

Doordat er eigenlijk geen pilotprojecten gevonden konden worden, waarvan de

resultaten binnen de looptijd van dit onderzoek meegenomen konden worden, is

gezocht naar andere mogelijkheden om het draagvlak te vergroten en het gebruik van

de certificatieregelingen te verbeteren.

Vervolgens is dit vertaald in concrete aanbevelingen in hoofdstuk 6.

Page 7: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 4

4 Resultaten van de inventarisatie

Verscheidene corporaties hebben al duurzame energie installaties toegepast,

variërend van individuele warmtepompen, zonnepanelen tot grootschalige warmte-

koude opslagsystemen. De laatste systemen zijn meestal door corporaties in een

aparte dochteronderneming, een Energie BV, ondergebracht. Het is dus zeker niet zo

dat er geen belangstelling bij corporaties bestaat voor dergelijke installaties.

Integendeel. De doelstellingen die de sector heeft afgesproken in

energieconvenanten, maken het nodig verder te kijken dan isoleren en het

verbeteren van het rendement van bestaande installaties. Ook de tweede trap van de

trias energetica, het inzetten van duurzame energie, is noodzakelijk om deze doelen

te bereiken. Corporaties hebben er dus alle belang bij dat zij goed werkende

duurzame energiesystemen kunnen toepassen, die doen waar ze voor ontworpen

zijn.

Om een goed beeld te krijgen hoe de corporaties tot nu in de praktijk zijn omgegaan

met het stellen van eisen, wat de kwaliteit van de geleverde installaties en welke

ervaringen er zijn met de prestaties na oplevering zijn gesprekken gevoerd met

corporaties. Voor deze inventarisatie is grootschalig het eigen netwerk benaderd. In

totaal zijn ruim meer dan 50 corporaties direct en persoonlijk benaderd met de vraag

naar ervaringen. Gelijktijdig is daarbij nagegaan of bij deze corporaties projecten in

voorbereiding waren. Dit heeft geleid tot meer dan 12 interviews. In één geval is niet

alleen met de corporatie gesproken, maar ook met de betreffende installateur van

het wko-systeem. De namen van de personen die betrokken zijn geweest bij dit

onderzoek geleverd staan genoemd in bijlage A.

Uit de interviews is een aantal ervaringen naar voren gekomen, die breed in de sector

spelen. De corporaties geven aan dat zij op zich een (zeer) positieve houding hebben

ten opzichte van deze duurzame energiesystemen, maar dat het in de praktijk veel

zorgen oplevert. Op de vraag aan de gesprekspartners of zij behoefte hebben aan

kwaliteitsborging bij duurzame energiesystemen is het antwoord volmondig

ABSOLUUT. Het beeld leeft breed dat de systemen toch niet beantwoorden aan het

beeld en de verwachtingen die men vooraf had, maar dat het beter kan. Voorbeelden

van wat er in de praktijk mis kan gaan en gaat, zijn uiteenlopend:

a) hoewel eisen zijn gesteld aan te behalen binnentemperaturen in de

woningen, blijkt dat zelfs na 1-2 jaar deze nog niet worden gehaald

Page 8: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 5

b) er wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met bouwvocht, de

installatie zelf heeft te weinig capaciteit om naast de reguliere warmtevraag

het bouwvocht af te voeren

c) de voorspelde energieverbruiken worden niet gehaald, door oorzaken

hiervoor genoemd en/of omdat bewoners niet goed zijn voorgelicht over de

andere gebruiksvoorschriften van de duurzame installatie

d) na oplevering blijkt de installatie verkeerd te zijn geïnstalleerd (schrijnend

voorbeeld was de WKO-installatie waar de warmtepomp functioneerde als

back-up en de Hr-ketel het werk deed)

e) berekeningen werden niet goed gecontroleerd en (bouwkundige) wijzigingen

in het plan leidde niet tot nieuwe berekeningen

f) boorbedrijven van bodembronnen registreerden de aanlegdiepte van de

bronnen niet

g) luchtdichtheid van energiezuinige woningen was na 2 jaar teruggelopen,

waardoor de installatie meer energie verbruikte

h) installatie niet goed ingeregeld, idem stooklijnen

i) onvoldoende ballasten van zonnepanelen op plat dak, waardoor deze van het

dak waaien

j) problemen met het monitoren van zon-PV door discussie met de

netbeheerder, installatie van ‘slimme’ meter die geen teruglevering registreert

k) integraal vervangen van de zonnepanelen door brandgevaar vanwege de

junctionbox.

De meeste van deze problemen hadden door meer aandacht voor kwaliteit

voorkomen kunnen worden. Hieronder wordt verder ingegaan op de oorzaken

waarom kwaliteitsbeheersing lastig is:

De geïnterviewde corporaties behoren tot de koplopers in de sector. Deze

corporaties hebben zich vooraf wel degelijk verdiept in de aspecten van de

duurzame energiesystemen. Het zijn vaak echter ingewikkelde en innovatieve

systemen en de expertise die corporaties in huis (kunnen) hebben is beperkt.

Op een enkele corporatie na die diepgaande installatietechnische expertise in

huis heeft, is het gros afhankelijk van externe expertise. Dit kan zowel een

adviseur als een installateur zijn. Corporaties richten zich hierbij op een

‘trusted party’. Dat kan de eigen installateur zijn.

De expertise is echter ook bij de externe partij niet altijd voldoende aanwezig.

Het gebrek aan praktijkervaring is hier een belangrijke factor in. Leermoment

Page 9: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 6

voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed werkend

project moet hebben opgeleverd. Dit gebrek aan expertise en ervaring wordt

inmiddels breed ervaren, niet alleen bij woningcorporaties. De partijen van

het Lente-akkoord (projectontwikkelaars, bouwers en corporaties in zowel

woning- als utiliteitsbouw) hebben naar aanleiding van de negatieve

ervaringen met warmtepompen deze ervaringen in beeld gebracht onder de

titel Do’s en dont’s voor ontwikkelaars van warmtepompen in de woningbouw

en de utiliteit. Als de koplopers al zo worstelen met deze systemen, dan geldt

dit zeker voor het peloton.

Veel systemen zijn ontwikkeld en gebouwd vanuit een technische invalshoek,

vaak op basis van aanbiedingen van installatiebedrijven. Het innovatieve

karakter stond daarbij voorop, samen met de verwachting dat door het

systeem minder primaire energie hoefde te worden ingekocht. Bij de

installateurs is er te weinig gevoel voor wat dit soort systemen betekenen

voor de gebruiker. De gebruiker neemt in de woningbouw ook geen deel aan

het proces, anders dan vaak bij utiliteitsbouw het geval is. Hierdoor zijn ook

systemen ontworpen met eigenschappen die niet passen bij de uiteindelijke

doelgroep. Veel duurzame energiesystemen zijn gebaseerd op lage

temperatuurverwarming en dat past bij voorbeeld niet goed bij een zeer

uithuizige doelgroep met een afwisselend leefpatroon. Voorbeeld: bij een

wko-project bleken achteraf dat de (buiten)deuren van de woningen veel

vaker opengingen dan verwacht, waardoor de installatiecapaciteit tekort

schoot. Het betrekken en voorlichten van bewoners is een element wat te

weinig aandacht krijgt.

De wens om primaire energie te besparen betekent niet dat er altijd vooraf

een goed beeld was en is van de effecten op de woonlasten. Het monitoren

van de systemen na oplevering schiet nog tekort. (Te) laat komt men er vaak

achter dat de systemen niet naar verwachting functioneren. Belangrijke les

van alle corporaties is eigenlijk dat duurzame energiesystemen altijd

gemonitord moeten worden.

Bij complexe installaties speelt mee dat vaak meerdere partijen zijn betrokken

van ontwerp tot en met oplevering en onderhoud. De overdracht tussen de

verschillende fasen is niet goed geborgd. Als later in de uitvoering (of in het

beheer) aanpassingen worden gedaan, wordt niet getoetst of dit

consequenties heeft voor het ontwerp. Bij voorbeeld een installatie waar

tijdens de bouw het ventilatiesysteem werd veranderd, waardoor om de EPC

Page 10: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 7

te halen de wko-installatie moest worden aangepast. Ook bij het beheer

komen dit soort fouten voor. Een slecht voorbeeld was een wko-installatie

waar het duurzame energiesysteem als back-up bleek te functioneren, terwijl

de Hr-ketels de hoofdrol speelden.

In het algemeen blijkt dat veel projecten gestart zijn uit een combinatie van

motieven. Allereerst natuurlijk om duurzame energie toe te passen, maar ook om

toekomstige woonlasten van bewoners te beperken. Het blijkt echter dat de adviseur

of de installateur veel invloed heeft gehad op de sturing, terwijl eigenlijk de bewoner

het uitgangspunt had moeten zijn voor het ontwerp.

Page 11: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 8

5 Pilots en toekomst van duurzame energiesystemen

De stagnatie die in het onderzoek optrad bij het zoeken van pilotprojecten is

illustratief voor de verslechtering van het klimaat voor duurzame energiesystemen.

Waar nog maar kort geleden de belangstelling bij corporaties groeiende was, is er nu

in het gunstigste geval stagnatie met uitzondering van grootschalige projecten waar

veel externe ondersteuning (ook financieel) wordt geboden. Voorbeelden hiervan zijn

projecten binnen de programma’s Slim & Snel, de Energienotaloze woningen en

enkele provinciale stimuleringsregelingen. Er zijn drie belangrijke (externe) factoren

die verantwoordelijk zijn voor deze stagnatie bij corporaties.

Allereerst is het investeringsklimaat bij corporaties de laatste tijd sterk in de ban

geweest van de Verhuurdersheffing. Met de vooruitzichten van de heffing hebben

veel corporaties hun investeringsprogramma’s naar beneden bijgesteld. Dit heeft

gevolgen gehad, vooral voor de nieuwbouw, maar ook onderhouds- en

renovatieprojecten hebben hier last van. De zorgen over de effecten van de heffing

zijn nog versterkt door de extra afdracht vanwege het Vestia debacle, de strakkere

sturing vanuit het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw), het toezicht vanuit

het CFV (Centraal Fonds Volkshuisvesting) en het omvallen van risicovolle projecten

van enkele corporaties. Voorbeelden, zoals de universiteitscampus van Servatius in

Maastricht, zijn ruim uitgemeten. Dit en het algemene financiële klimaat door de

effecten van de financiële crisis hebben bestuurders en Raden van Commissarissen

beducht gemaakt voor risicovolle projecten. De ervaringen met en de berichten over

tegenvallende exploitaties bij duurzame energiesystemen (zie ook hoofdstuk 4)

hebben ook zijn effect. Corporaties maken zich hier zorgen over. Op 25 september

2013 organiseerde brancheorganisatie Aedes een studiemiddag georganiseerd over

de toekomst van de duurzamer energie-exploitatie. Conclusie van deze middag was

dat corporaties duurzame energie nog steeds belangrijk vinden om de woonlasten

van hun bewoners te beheersen en bij te dragen aan de verduurzaming. Tegelijk

realiseren zij zich dat zij expertise missen. Uitbesteden is dan een optie, maar ook

duidelijk was bij de studiemiddag dat corporaties aan het stuur willen blijven. Hierbij

zoeken zij naar betrouwbare partijen. Certificatie kan hierbij een rol spelen.

Een ander effect van de Verhuurdersheffing is dat corporaties zwaar moeten

bezuinigen op de interne organisatie, omdat een deel van de heffing opgebracht

moet worden door bezuiniging op de bedrijfskosten. Dat leidt tot grootschalige

Page 12: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 9

ontslagen in de sector, die tot nu toe nog nooit in die omvang zijn voorgekomen.

Inkrimpingen met 15-20% zijn geen uitzondering, met uitschieters naar boven. Hierbij

vallen in de hoek van de duurzaamheid klappen. Met de hiervoor geschetste

beeldvorming, staan niet alleen de projecten, maar ook de medewerkers die zich

hiermee bezig houden onder druk. Bovendien leidt de bezuiniging tot grote interne

gerichtheid, die de vaart uit de projecten haalt.

Bij corporatie staat dus capaciteit in investeringsvolume en personeel onder druk.

Hierdoor wordt gezocht naar nieuwe businesscases en modellen, die investeringen

weer mogelijk maken. Hierbij kijken corporaties ook nadrukkelijk naar partijen van

buiten:

Een alternatief is dat de huurder gaat investeren. Ook dat lijkt voor duurzame

energie geen brede oplossing. De respons bij het project Zonnig Limburg waar

huurders met aanzienlijke (provinciale) subsidie zonnepanelen konden

aanschaffen heeft maar beperkt respons op geleverd, terwijl het voordeel

voor de huurder evident was. Huurders hebben meer interesse in een aanbod

waar besparing op energie in relatie met een huurverhoging worden

aangeboden.

De ESCo (Energy Service Company) komt ook in beeld als outsource variant.

Hierbij hikt men wel aan tegen de vraag hoe de prestaties te beoordelen en

de marges die sommige aanbieders willen maken. Als verdere ontwikkeling

van de ESCo komt nu in beeld het outsourcen op prestaties. Bij voorbeeld bij

zonnepanelen niet meer stellen van eisen aan de panelen, de montage etc.,

maar afrekenen in geleverde kWh’en.

De derde variant is het uitschrijven van een prijsvraag. Hierbij stelt de

corporatie bij voorbeeld uitgangspunten en budget vast en laat consortia van

aanbieders een voorstel doen. Dit biedt ook de mogelijkheid op kwaliteit te

onderscheiden.

Al met al betekent dit dat corporaties nu erg goed nadenken hoe verder te gaan,

waardoor projecten stagneren. Voorbeeld was één van de corporaties, in beeld voor

de pilot, waar het voor zonnepanelen eerst het beleid was om zelf in te kopen,

vervolgens samen met andere corporaties te tenderen en vervolgens toch via

outsourcing te kijken of het aanbieden van de panelen aan huurders mogelijk was.

Page 13: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 10

6 Kansen en bedreigingen voor certificatie bij corporaties

Het is de vraag of en zo ja, hoe certificatie corporaties kan ondersteunen in het grip

krijgen op kwaliteit. Voor kleinschalige duurzame energiesystemen (zonnepanelen,

houtkachels en individuele warmtepompen) lijkt wel dat certificatieregelingen voor

de consument een toegevoegde waarde kan hebben. Dit omdat hierdoor vertrouwd

mag worden dat de installatie voldoet aan de criteria:

1. Kwalitatief goede producten

2. Werkende en veilige systemen

3. Conform de (wettelijke) eisen en voorschriften verwerkt en

gemonteerd/geplaatst door deskundige medewerkers

4. Prestaties leverend die afgesproken zijn

5. Goede nazorg en garantie.

In het verlengde hiervan kunnen corporaties hier ook gebruik van maken. Een

corporatie in Amsterdam eist bij voorbeeld dat als huurders zelf zonnepanelen willen

plaatsen, dat deze door een erkende, gecertificeerd installateur moeten worden

geplaatst. In dit geval werd echter niet omschreven aan welke erkenning of

certificatie de installateur moest voldoen. Naast de eis aan de installateur stelt de

corporatie nog wel eisen aan het werk zelf, nog los van voorwaarden die voortkomen

uit de relatie verhuurder - huurder. Bij voorbeeld wat er met de installatie gebeurt als

de huurder vertrekt en of panelen geplaatst kunnen worden als er

onderhoudsplannen in voorbereiding zijn.

Vooropgesteld kan worden dat de inspanningen die zijn getroost om tot de huidige

certificatie- en erkenningsregelingen te komen de eerste goede stappen zijn om het

kwaliteitsdenken rond duurzame energie-installaties op gang te krijgen: van

bewustwording naar gegarandeerde resultaten. Corporaties kunnen hier zeker nu al

hun voordeel mee doen. Om de stap naar grootschalige toepassing te maken, is het

nodig een aantal belemmeringen te slechten die corporaties nu nog kunnen ervaren

in de certificatie- en kwaliteitsregelingen. Allereerst zijn dat marktbelemmeringen:

Er zijn nog geen werkende systemen voor alle duurzame energiesystemen die

corporaties zouden kunnen toepassen. Bij voorbeeld voor individuele

warmtepompen is de regeling nog in ontwikkeling. Op zich loopt certificatie

natuurlijk nooit gelijk op met innovatie. De praktijk leert echter dat na de

eerste introductie afnemers behoefte hebben aan ‘proven technology’, men

wil zeker weten dat de installatie zonder problemen werkt.

Page 14: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 11

Het aantal bedrijven dat gecertificeerd is, is nog te beperkt. Dit is natuurlijk

een kip-ei probleem. Maar het werkt niet als corporaties bij een aanbesteding

de keus hebben uit 1 als zij om gecertificeerde bedrijven vragen. Het systeem

met de SEI-erkenning heeft al veel meer aanbieders. Voor corporaties heeft

de certificatie het voordeel dat ook de punten 4 en vooral 5 onderdeel

hiervan uit kunnen maken.

Uit het onderzoek komt naar voren dat corporaties slecht op de hoogte zijn

van certificatieregelingen. Dit zal deels komen door het vorige punt (te weinig

gekwalificeerde) aanbieders, maar het gaat verder dan dat. Ook de

herkenbaarheid schiet tekort. De communicatie rond de certificatie- en

kwaliteitsregelingen is heel erg gedifferentieerd. De kwaliteitsregister op de

site QBISnl waar alle gecertificeerde en erkende bedrijven en personen te

vinden zijn, helpt de drempel te verlagen om bedrijven te vinden die zich

onderscheiden. Daarnaast geeft het indirect inzage in de onderliggende

certificatieregelingen.

In combinatie met het vorige punt is de meerwaarde voor corporaties ook

onduidelijk. Ze weten niet goed wat ze ‘er aan hebben’. De verplichtstelling

van gecertificeerde installateurs voor bodemenergie lijkt wat dat betreft een

positief punt. Hierdoor kan men niet om de certificatie heen en kan de

certificatie leiden tot betere kwaliteit. Het belang van deze wettelijke eis is

echter ingegeven door bescherming van de bodem, terwijl de behoefte van

corporatie eigenlijk meer over de energetische prestatie gaat, zie hieronder.

Door de verplichting kan door de gecertificeerde aanbieders zelfs minder druk

worden gevoeld om de meerwaarde voor de klant zelf te benadrukken. Als dat

gebeurt, werkt de wettelijke verplichting eigenlijk averechts.

Naast dit soort marktfricties zijn ook de ontwikkelde systemen niet in

overeenstemming met de wensen en behoeften van corporaties:

De certificatieregelingen zijn erg gericht op persoonlijke kwaliteit van (mensen

werkzaam bij) de installateur. Op zich is het goed dat duidelijk is wanneer

medewerkers gekwalificeerd zijn voor het installeren van duurzame

installaties. Maar corporaties maken afspraken en sluiten contracten met

bedrijven. Als er iets mis gaat, is het terugvalscenario dat het uitvoerende

bedrijf wordt aangesproken.

De regelingen uitgewerkt in de Beoordelingsrichtlijnen zijn te sterk gericht op

ontwerp en uitvoering. Hoewel deze fasen natuurlijk zeer belangrijk zijn,

Page 15: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 12

speelt voor corporaties ook de gebruiks- of beheerfase een belangrijke rol. Bij

voorbeeld bij wko is de eerste jaren het systeem nog niet in balans. Door de

ervaringen met de eerdere projecten na oplevering zijn corporaties nu gericht

op overall prestaties van het systeem in de gebruiksfase en niet alleen tot

oplevering. De Beoordelingsrichtlijnen gaan op dit punt niet ver genoeg.

De regelingen zijn ontworpen vanuit de afzonderlijke technieken. Hoe om te

gaan met de prestaties van een geïntegreerde installatie met bij voorbeeld

een warmtepomp en een zonneboiler?

Voor corporaties is van belang dat een certificatieregeling voldoet aan de volgende

eisen:

1. Gegarandeerde prestaties: wat is de jaaropbrengst van een

zonnepaneelsysteem wat is het systeemrendement van een wko-installatie.

Hierdoor kunnen beloften en verwachtingen gewekt bij de huurder ingelost

worden en kan op basis van de besparing op primaire energie ook een reële

huurverhoging in rekening worden gebracht. NB De koppeling van NEN 7120

aan het energielabel of de energieprestatiecoëfficiënt, zoals het straks

wellicht gaat heten, geeft in dit opzicht ook een impuls net als nu al gebeurt

bij de EMG. Het opnameprotocol voor EMG-maatregelen toetst of gebouwd

en geïnstalleerd is volgens ontwerp en of de bij het ontwerp gehanteerde

prestaties nog mogen worden gebruikt voor de energie-index in de praktijk.

Als dit ook voor duurzame energiesystemen in de breedte gaat gelden en dat

ligt in de rede, dan stimuleert dit de afstemming in de verschillende

bouwfasen.

2. Is de eindverantwoordelijkheid in één hand of moet de corporatie elke

afzonderlijke deelleverancier aanspreken. Dit speelt natuurlijk vooral bij

complexe systemen.

3. Het is aan te raden dat de leverancier van duurzame energiesystemen ook na

oplevering tenminste nog een periode de verantwoordelijkheid heeft voor het

inregelen en het beheer en ook in staat is dat te bieden.

Als aan deze drie voorwaarden voldaan kan worden hebben duurzame

energiesystemen toekomst omdat ze bij kunnen dragen aan het beheersen van de

woonlasten van de huurder.

Om toch een pilotproject te simuleren is gepoogd een oplegger te maken voor

corporaties gebaseerd op de ontwikkelde certificatie- en kwaliteitsregelingen, maar

Page 16: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 13

tegemoet komend aan de behoefte die corporaties hebben zoals hiervoor

omschreven. Hierbij is achtereenvolgens gekeken naar zonnepanelen en naar wko-

systemen, omdat dit de systemen zijn waar corporaties het meeste belangstelling

voor hebben.

Casus zonnepanelen

Voor de casus zonnepanelen is allereerst gekeken naar de manier waarop corporaties

nu kwaliteitseisen stellen, bij voorbeeld in de bestekken die worden uitgezet. Het valt

op dat hier, zelfs als het gaat om relatief eenduidige systemen, men door de bomen

het bos niet meer ziet. Ook de adviseur niet. Om te voorkomen dat eisen over het

hoofd worden gezien, worden formuleringen gebruikt als ‘alle geldende bepalingen

en voorschriften en alle normen, alle ISSO-publicaties etc.’. Omdat ook normen en bij

voorbeeld de ISSO-publicaties nog keuze mogelijkheden over laten, is dit geen

waterdichte werkwijze. In het buitenland, Duitsland en ook België, is al meer ervaring

opgedaan, maar die lijkt nog maar beperkt te worden vertaald in de Nederlandse

voorschriften. De door DEPK ontwikkelde BRL is nog niet uitontwikkeld. Een paar

geconstateerde witte vlekken:

De keuring van de panelen roept nog vragen op. Hoewel wel wordt geëist dat

de panelen aan de normen voldoen, zijn er toch signalen dat veel panelen

zonder adequate keuring op de markt komen.

De garantieregeling in de BRL is te beperkt. Bovendien is de vraag of de

garantie voldoende robuust is. Met andere woorden wat wordt precies

gegarandeerd. Een garantie op de opbrengst is van belang.

Zoals al eerder gesteld is monitoring essentieel. In de BRL is dit echter niet

verplicht.

Aandachtspunt: Er is onvoldoende zekerheid over de prestaties in relatie tot het

elektriciteitsnetwerk. Wie is verantwoordelijk voor een goede netinpassing: de

installateur of de netbeheerder. Met de groeiende belangstelling voor zonnepanelen

wordt dit binnenkort een probleem (bij voorbeeld niet alle panelen aansluiten op

dezelfde fase), waar men in ons omringende landen ook al tegenaan gelopen is.

In de bijlage is een eerste aanzet tot een aanvulling op basis van de BRL en de

erkenningsregelingen opgesteld. Echter ook deze is nog niet compleet en heeft nog

niet in de praktijk een toets kunnen doorstaan. Het sluit echter beter aan bij de

wensen van corporaties en versterkt de BRL als de punten uit deze aanvulling

onderdeel uitmaken van de BRL.

Page 17: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 14

Casus wko

Voor wko is een vergelijkbare poging gewaagd om te komen tot een oplegdocument.

Dit is niet haalbaar gebleken door de complexiteit van deze installaties. Hier komt het

punt van de integrale verantwoordelijkheid weer terug. Voorbeeld casus Den Helder.

Uit de projectervaringen en de bestudering van de BRL’s komen de volgende punten

naar voren:

De huidige BRL’s zijn primair gericht op de bescherming van de bodem en de

bodembalans. In het verlengde hiervan gaat de energetische prestatie over de

COP van de bodem en niet over de effectiviteit van de warmtepomp en

eventuele back-up, dat wil zeggen het hele geïntegreerde systeem.

Het inregelen of opladen van het (bodem)systeem voor oplevering zou

moeten worden toegevoegd.

Wie is verantwoordelijk voor de overdracht van de verschillende

componenten (bodeminstallatie-energiecentrale-gebouwinstallatie) binnen

het systeem?

Beheer en monitoring zijn onvoldoende uitgewerkt.

Page 18: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 15

7 Conclusies en aanbevelingen

Uit de signalen in de markt lijkt het alsof de markt voor duurzame energiesystemen

de komende jaren niet erg groot zal zijn. Met het aannemen door de Eerste Kamer

van de wet met de Verhuurdersheffing kan nu wel de balans kunnen worden

opgemaakt en komt er duidelijkheid hoe actief corporaties op dit gebied zullen

blijven. Een zeer recente Corporatie Survey van bureau Finance Ideas uit Utrecht

geeft aan dat 42 procent van de corporaties hun uitgaven voor energiebesparing gaan

verhogen, vooral in bestaand bezit. Uit dit onderzoek blijkt dat er grote behoefte is bij

corporaties aan kwaliteitsborging bij hernieuwbare energiesystemen, liefst zelfs nog

met terugwerkende kracht naar eerdere projecten. Dat de systemen te vaak niet

leveren wat de verwachting was, is een grote bedreiging.

Door de verschuiving van de focus bij corporaties van de reguliere aanbesteding naar

DBMO-constructies (Design-Build-Maintain-Operate) en de toenemende

belangstelling voor ketensamenwerking neemt op zich het belang van certificatie

voor de corporatie als opdrachtgever af. Toch zijn er kansen voor verbetering van de

kwaliteitsborging door gebruik te maken van certificatie:

In de praktijk lijkt er behoefte aan enerzijds deskundige bedrijven met

gekwalificeerde medewerkers en anderzijds geborgde prestaties tijdens de

exploitatiefase. De nu opgetuigde persoonsgerichte erkenningsregelingen met

toegespitste opleidingen en examens geven houvast voor wat betreft de

deskundigheid. Hiervoor is het wel van belang dat de opleidingen duidelijk

herkenbaar zijn met bij voorbeeld één keurmerk.

De bedrijfscertificatie kan aanvullend een belangrijke rol spelen als borging

voor een zorgvuldig bedrijfsproces en het proces beschrijft hoe bij

tegenvallende prestaties toch geborgd wordt dat de verwachtingen worden

gematcht. Risicobeperking en afdekken van aansprakelijkheid komen naar

voren als belangrijke aspecten. Certificatie wordt zeker voor de eenduidige en

enkelvoudige systemen als een meerwaarde gezien voor deze vragen. Wel

moet dan de huidige certificatie uitgebreid worden met monitoring en met de

onderhouds- en beheerfase.

Richt de communicatie vooral op de meerwaarde van de installateur, die een

certificaat of erkenning heeft en sluit hierbij aan op de 5 punten aan het begin

van hoofdstuk 6.

Page 19: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 16

Voor complexe systemen zien corporaties ook mogelijkheden voor

toegevoegde waarde van systemen, mits voornoemde aanvullingen worden

meegenomen en daarboven ook de integrale eindverantwoordelijkheid bij dit

soort complexe, meervoudige installaties goed vastligt. Deze toevoeging kan

ook bij voorbeeld bij de prijsvragen een duidelijke USP opleveren.

Voor de herkenbaarheid en zichtbaarheid naar buiten zou een eenduidig

keurmerk voor DE-systemen meerwaarde hebben. Nu is ook door de

diversiteit de herkenning niet groot. Bij één keurmerk zou eerst moeten

worden vastgesteld wat de afnemer mag verwachten van dat keurmerk. Dus

niet alleen in beeldmerk eenheid brengen, maar vooral eenheid in wat

verwacht mag worden van de performance.

Duurzame energiesystemen zijn systemen waarbij corporaties meerjarige afspraken

willen maken over de prestaties van de systemen. Voor dit soort prestatiecontracten

is het niet alleen nodig dat het installatiebedrijf kwaliteit levert, maar ook continuïteit

kan borgen als bedrijf. Dit is een lastige voorwaarde. De vraag is of en zo ja, hoe dit

meegenomen kan worden in uitbreiding/verbetering van de bedrijfscertificatie.

Page 20: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 17

Bijlage A

Allee Wonen, Roosendaal Amarens van der Meulen,

Ad van Reekum

Brabantse Waard, Moerdijk Bianca van der Laan

Elkien, Bolsward Hans Hoogervorst

Kennemer Wonen, Alkmaar Barry Leek

Attie Poelstra

Pré Wonen, Haarlem Tim van Honk

Rochdale, Amsterdam Jos Erdtsieck

RWS, Goes Stan van den Brand

Stadgenoot, Amsterdam Tim Mooiman

Nico ten Bosch

Stadlander, Bergen op Zoom Bianca Koster

Thuisvester, Oosterhout Michel Bakermans

WonenBreburg, Tilburg Frans Lemmens

Woningstichting Den Helder, Den Helder Peter van Doorn

WoonFriesland Bindert Kloosterman

Woonmensen, Apeldoorn Gerard Brugman

Woonstad, Rotterdam Ton Jasperse

WoonWEL, Etten-Leur Charel Wouters

P. de Vries Installatietechnieken, Leeuwarden Johan Meijer, Albert Veerman

Page 21: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 18

Bijlage B Kwaliteitseisen aan een zonnestroominstalllatie

Eisen aan het bedrijf c.q. de installateur:

1. De installateur moet in het bezit zijn van het certificaat Zonnekeur -

Installateur uitgegeven door de stichting Duurzame Energie Prestatie Keur

(DEPK) of tenminste in het bezit zijn van de SEI-erkenning EVI Zonnestroom

(PV) (Erkenningsregeling voor Installateurs).

Toelichting: Er zijn nog onvoldoende gecertificeerde installateurs. Door het

selecteren op basis van de SEI-erkenning wordt het aanbod groter. De

certificatie beidt echter meer waarborgen. Door de extra eisen uit de BRL

m.b.t. proces en garantie op te nemen in het contract kan dit verschil worden

overbrugd en is het voor installateurs die wel gecertifieerd zijn duidelijk dat zij

dat extra al bieden.

2. In aanvulling op de eis met betrekking tot vakbekwaamheid volgens artikel 4.1

van de BRL en eis uit de EVI 2004 Zonnestroom wordt geëist dat de technisch

beheerder(s) in het bezit zijn van alle CITO-diploma’s, namelijk voor de

gebieden ‘Deskundige zonnestroomsystemen (theorie)’, ‘Montage zonne-

energiesystemen op daken (praktijk)’ en ‘Uitvoering zonnestroomsystemen

(praktijk)’. De verantwoordelijkheid en de daadwerkelijke inzet van de

gecertificeerde medewerker(s) voor het project moet(en) worden vastgelegd.

In aanvulling op artikel 4.2 uit de BRL is het raadzaam aanvullende voorwaarden op te

nemen over de financiële positie en bedrijfscontinuïteit van de installateur

(geschiktheidseisen) vanwege de garantie op het systeem en de monitoring.

De hier onderstaande eisen zijn vooral bedoeld als aanscherping (of explicitering) van

de eisen uit de Beoordelingsrichtlijn.

Eisen te stellen aan het ontwerp en de uitwerking van de installatie:

1. Het Programma van Eisen moet volgens de BRL worden vastgelegd waarbij

gebruik gemaakt wordt van de tabellen 2.2 tot en met 2.4 uit het Handboek

Zonne-energie (HBZe).

2. De installatie wordt aangesloten op het net, conform NEN 1010.

Gecontroleerd moet worden of de elektriciteitsmeter zowel levering door als

Page 22: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 19

aan het net kan verwerken. Indien dit niet het geval is, moet de meter

worden vervangen in overeenstemming met de Netcode.

3. Voor de bepaling van het aantal panelen per woning/gebouw geldt dit aantal

beperkt wordt door het saldo van opgewekte kWh’en minus verbruikte

kWh’en, waarbij ervoor gezorgd moet worden dat geen netto teruglevering

plaatsvindt, tenzij dit expliciet in het PvE wordt vastgelegd.

4. Bij het ontwerpen van het systeem moet er rekening mee worden gehouden

dat toekomstige onderhoudswerkzaamheden aan dak of gevel nog steeds

uitgevoerd moeten kunnen worden.

5. Als het project over een langere periode danwel gefaseerd wordt uitgevoerd,

moet het bedrijf garanderen de prestatie van het systeem en de visuele

uitstraling worden behouden door daarmee rekening te houden met de

keuze voor de panelen.

Toelichting: Hiermee moet worden voorkomen dat het aanzien van bijv.

naastliggende woningen, waar op een verschillend moment panelen worden

geplaatst, verschillend is of dat de kwaliteit van de panelen later niet meer te

leveren is.

6. De installatie moet worden ontworpen gebruik makend van hoofdstuk 3 uit

het HBZe, rekening houdend met het volgende:

a. De minimale opbrengst van de panelen moet worden vastgelegd.

b. Het ontwerp moet rekening houden met huidige en verwachte

beschaduwing. Als dit leidt tot keuze voor een meerdere typen

panelen en verschillende soorten omvormers moet de opdrachtgever

hierop en op de consequenties worden gewezen, ook al was hierover

niets opgenomen in het PvE.

c. Voor de DC-bekabeling moet gebruik gemaakt worden van speciale

solar kabels met een kabeldoorsnede van bij voorkeur 4 mm2. Voor de

verbindingen moet overal waar mogelijk gebruik worden gemaakt van

stekkers (connectoren).

d. Eventuele aarding en bliksembeveiliging moet geschieden conform de

voorschriften waarvoor wordt verwezen naar het HBZe.

e. Bij de bekabeling boven/buitendaks moeten conform het HBZe lussen

worden voorkomen. Verder moet voorkomen worden dat kabels op

het dak of in de goot komen te liggen om kortsluiting en verhoogde

corrosie te vermijden.

Page 23: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 20

f. De omvormers moeten CE-keurmerk hebben en de Surge immunity

test (IEC 61000-4-5) en de Electrical fast transient/burst immunity test

(IEC 61000-404) goed doorstaan, zodat geen overspanningsbeveiliging

aan de AC-kant nodig is. Voor grotere types installaties wordt aan de

DC-kant een overspanningsbeveiliging Type II toegepast.

g. In aanvulling op de BRL moet het installatie ontwerp niet alleen

voldoen aan NEN 1010, in het bijzonder deel 7-712, maar ook aan de

Netcode Elektriciteit en de NTA 8493, alsmede de van toepassing

zijnde specificatiebladen met voorschriften uit het HBZe. Daarnaast

moet worden voldaan aan de voorschriften van de leveranciers van de

panelen, van de omvormer en van de ondersteuningsconstructie en

gebruik worden gemaakt van de rekenvoorschriften en/of software

van de leveranciers.

7. Het bouwkundig ontwerp moet voldoen aan de BRL, het Bouwbesluit, NVN

7250 en de van toepassing zijnde voorschriften, zoals opgenomen in de

specificatiebladen van het HBZe. De installatie moet in het bijzonder (maar

niet uitsluitend) bestand zijn tegen de optredende windbelasting en de

dakconstructie moet voldoende zwaar zijn om de extra belasting te kunnen

dragen.

8. Het ontwerp van de opstelling dient te geschieden op basis van Bijlage I uit

de BRL, waarbij voor de uitwerking van de Montagewijze 1 tot en met 5

gebruik wordt gemaakt van de toelichting in hoofdstuk 5 van het HBZe.

9. Het ontwerp moet worden getoetst aan het PvE op basis van het

specificatieblad tabel 3.4 en 6.3 uit het HBZe.

Eisen te stellen aan de realisatie:

1. In aanvulling op de BRL moet de uitvoering gebeuren conform het

Arbobesluit, in het bijzonder artikel 3.16 en conform het Arbo-Informatieblad

15 Veilig werken op daken.

2. In aanvulling op de BRL moet de opstellingsconstructie bestaan uit aluminium

onderdelen waarbij de panelen op de onderconstructie worden bevestigd

(geschroefd) met behulp van RVS bevestigingsmateriaal.

3. Eventuele dak- of geveldoorvoeren dienen uitgevoerd te worden met

duurzame materialen en een duurzame waterdichtheid te garanderen.

Page 24: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 21

4. In aanvulling op de BRL moet tijdens de werkzaamheden worden voorkomen

dat lekkages of waterschade ontstaat in de woning. Indien dit we het geval is,

dient de installateur de waterdichtheid te herstellen alsmede de veroorzaakte

schade te herstellen en/of vergoeden.

5. PV-panelen moeten voor de montage in de fabriek of bij de tussenhandel

individueel zijn gecontroleerd op het opgegeven rendement.

6. Omvormers moeten worden geplaatst volgens voorschriften van de fabrikant,

rekening houdend met voldoende ventilatie om het apparaat en goed en

veilig bereikbaar bij controle, onderhoud en/of vervanging.

7. Indien in een project meerdere zonnestroominstallaties worden aangesloten

achter dezelfde wijktrafo, moeten de installaties afwisselend op de

verschillende fasen worden aangesloten om overbelasting op eenzelfde fase

te voorkomen.

Eisen te stellen aan de beheerfase:

1. In afwijking van de BRL dient een productgarantie op de panelen te worden

afgegeven aan de opdrachtgever van minimaal 10 jaar, met een voorstel voor

de uitbreiding van de garantie. In de garantie moet opgenomen zijn een

vermogensgarantie van 90% na 10 jaar en van 80% na 25 jaar.

2. In afwijking van de BRL dient een productgarantie voor de omvormer te

worden afgegeven aan de opdrachtgever van 10 jaar.

3. Er dienst een onderhoudscontract te worden aangeboden op basis van tabel

10.1 uit het HBZe.

4. Bij oplevering worden aan de opdrachtgever de documenten geleverd, die zijn

opgenomen in de BRL onder 4.4 sub 6, te weten onder andere de schriftelijke

vastlegging van het ontwerp, inclusief kwaliteitscertificaten en de

energiejaaropbrengst. Verder opleveringschecklist, garantiebewijzen,

onderhoudsvoorschriften, gebruikershandleiding en beheerplan.

5. Het systeem moet gemonitord kunnen worden op de omvormer door de

weergave van het dagopbrengst, eventueel maand en/of jaaropbrengst en de

opbrengst sinds installatie.

6. De omvormer moet standaard zodanig zijn uitgerust dat het mogelijk is via

een lokaal internet of anderszins bij aanleg of later de opbrengst en de goede

werking van de panelen te monitoren.

Page 25: Certificatie duurzame energie en corporaties...6Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 voor de corporaties was dat een installateur tenminste één goed

Rapportage Certificatie duurzame energie en corporaties, januari 2014 22

Projectgegevens

Opdrachtgever:

Agentschap NL

Mevr. Ir. C.M.J. Keijzer

Croeselaan 15

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Opdrachtnummer EPR 1200097

Gildemark 79 1351 HG Almere

Tel +31 6 53 444 503

www.ak-consultancy.nl

[email protected]