Carte Orange Textes & Activités proefhoofdstuk

1HV

Marjo Knop

Wilma Bakker-van de Panne

Ronald van den Broek

Françoise Lomier

Françoise Lucas

Tweede editie

Frans voor de onderbouw www.carteorange-online.nl

Carte Orange Edition Navigo T

ex

tes &

Ac

tivité

s

1HV

Textes & Activités www.carteorange-online.nl

Unité 3 Emploi du temps

CONVERSATIONS

Na deze unité kun je:• zeggen in welke klas je zit.

• zeggen welke schoolvakken je hebt en of je ze leuk vindt.

• vertellen wat je leuk vindt om te doen in je vrije tijd.

• vragen/zeggen hoe laat het is (hele en halve uren).

• tellen tot zeventig.

67 COULEUR LOCALESchool en vrije tijd.

68 DICOSchoolvakken en sporten.

70 TEXTOWat voor type leerling ben jij?

75 ROMAN-PHOTOWordt Zoé de ster van de musical?

81 CONVERSATIONSGesprekken over school(vakken) en hobby’s.

88 MISE EN PRATIqUE

Meer oefenen met lezen, luisteren, spreken en schrijven in je boek of op www.carteorange-online.nl.

• Option lire: docu-presse A1.3

• Option écouter A1.3

• Option parler: tâche A1.4

• Option écrire: tâche A1.2

Emploi du temps3UNITÉ

zeggen welke schoolvakken je hebt en of je ze leuk vindt.vertellen wat je leuk vindt om te doen in je vrije tijd.vragen/zeggen hoe laat het is (hele en halve uren).

66 soixante-six


CONVERSATIONS

Le film


COULEUR LOCALE

School en hobby’s

Na een zomervakantie van twee maanden begint in Frankrijk elk jaar rond 1 september het nieuwe schooljaar (la rentrée). Zo’n twaalf miljoen leerlingen (élèves) gaan dan weer naar school. Voor de media is dat het belangrijkste nieuws van die dag.

Als elfjarige kom je in Frankrijk in de 6ème (sixième) en blijf je in de onderbouw (le collège) tot en met de 3ème (troisième). De bovenbouw (le lycée) is vaak een andere school.Op het rooster (l’emploi du temps) staan ongeveer dezelfde vakken als in Nederland. De leraren (les professeurs) geven wel andere cijfers (notes) dan bij ons. Je krijgt een cijfer tussen de 0 en de 20. Een 15/20 (quinze sur vingt) kun je vergelijken met een 7½ in Nederland.Tijdens de pauze (la récré) ga je naar de cantine waar je een warme maaltijd krijgt.

Franse scholieren hebben lange schooldagen. Tijd voor hobby’s en sport is er voornamelijk in het weekend en tijdens de lange vakanties. De laatste jaren is er een aantal scholen waar de leerlingen ’s morgens les hebben en ’s middags aan sport, muziek of kunst doen.

Zo’n 170.000 Franse leerlingen gaan aan het eind van de schooldag niet naar huis, omdat ze te ver weg wonen of thuis niet rustig kunnen leren. Zij verblijven doordeweeks op een internaat. Ze worden internes genoemd. Vroeger sliepen ze op slaapzalen met soms wel tien anderen. Tegenwoordig delen ze kamers met z’n tweeën of vieren. Dat kan heel gezellig zijn. soixante-sept 67


COULEUR LOCALE

le tennis

le skateboard

le livre

le stylo

le livre

le stylo

l’exercice

le hobby

le livre

l’élève

les devoirs

le cahier

préparer

planète

collège

planète hobbies

l’exposé

le français

121

2

3

4 quatre heures

trois heures

deux h

euresun

e heure

midi


DICO

68 soixante-huit


soixante-neuf 69

DICO

1 Regardez, écoutez et lisez

A Connectez-vous à www.carteorange-online.nl.Ga naar la ville en doe de kijken luisteropdracht bij het onderdeel regarder & écouter.

B Lisez le texte à la page 67 et répondez.De tekst op pagina 67 gaat over het schoolleven in Frankrijk. Er zijn nogal wat verschillen met jouw situatie. Maak twee kolommen zoals hieronder en vul de gegevens van beide situaties in. Als je geen antwoord kunt vinden, zet je een streepje.

in Nederland in Frankrijk1 Duur van de zomervakantie. … …2 Datum waarop het schooljaar begint. … …3 Leeftijd als je naar de middelbare school gaat. … …4 Naam van de eerste klas waarin je dan komt. … …5 Naam van de bovenbouw. … …6 Hoogste cijfer voor een toets. … …7 Laagste cijfer voor een toets. … …8 Wat je eet tijdens de lunchpauze. … …9 Aantal kinderen dat naar een internaat gaat. … …

2 Cherchez VOCABULAIRE

Als je woorden die bij bepaalde thema’s horen in groepjes bij elkaar zet, onthoud je ze beter. De woorden op pagina 68 zijn gegroepeerd volgens de thema’s ‘school’ en ‘vrije tijd’. Als je de volgende oefeningen hebt gemaakt, zie je de verbanden tussen de verschillende woorden nog duidelijker, waardoor je ze makkelijker leert.

Regardez le dico à la page 68. Répondez aux questions.

1 a Wat voor soort woorden staat bij de linkerplaneet? b En bij de rechterplaneet?2 Kijk naar de woorden op of om de twee grote planeten. Er zijn vijftien woorden die je kunt verdelen over de zes

categorieën (a t/m f) die je hier ziet. Noteer de Franse woorden met het lidwoord bij de juiste categorie.

a schoolvakkenb mensen

d schoolse activiteitene sportc voorwerpen

f muziek

Vergelijk je uitwerking met die van een medeleerling.

3 Kijk nog een keer naar de twee planeten en combineer.

1 faire du tennis a skateboarden2 faire l’exercice b tennissen3 faire du skateboard c de spreekbeurt voorbereiden4 faire les devoirs d de oefening maken5 préparer l’exposé e huiswerk maken

DICO


70 soixante-dix

DICO

3 Cherchez et complétez VOCABULAIRE

Regardez encore une fois le dico à la page 68.

1 Kijk naar de sterren. Hierin staan de dagen van de week in de juiste volgorde. Vul de zinnen aan.Vandaag is het woensdag: mercredi.a Twee dagen geleden was het …b Gisteren was het …c Morgen is het …d Overmorgen is het …e De twee dagen van het weekend zijn … en …

2 Kijk naar de zon linksonder. Hoe laat is het? Vul aan.

a Il est …

b Il est …

c Il est …

Corrigez: exercices 1-3.

Apprenez les mots de: Apprendre 1, français-néerlandais (page 248).

4 Ecoutez

Ecoutez le quiz.Waar gaan de vragen over? Ze staan hieronder in de verkeerde volgorde. Zet ze in de goede volgorde van 1 t/m 4.

Wat doe jea als je straks een overhoring wiskunde krijgt?b als een oefening te moeilijk is?c voordat je aan je huiswerk begint?d als je leraren staken?

5 Lisez et écoutez

Lisez le texte à la page 71 et écoutez encore une fois.Hieronder staan de antwoorden van de test vertaald. Noteer voor elk antwoord of het bij vraag 1, 2, 3 of 4 hoort.

a Je doet je boek dicht.b Je blijft in bed.c Je blijft urenlang achter je bureau.d Geen probleem!e Je hebt tijd voor je hobby’s.f Je kijkt televisie.g Je bent … ziek.h Je vraagt het aan je moeder.i Je belt je vrienden.j Je leert heel goed.k Je eet fruit.l Je doet je huiswerk voor de volgende week.

02:00

03:00

12:00

TExTO


CONVERSATIONS

Un maximum de

a: Pour toi, travailler, c’est trop dur. Bouge, fais du sport par exemple.

b: Tu es sérieux. Trop? N’oublie pas les amis et les hobbies.

c: Le collège, c’est le collège. Mais tu préfères tes amis et tes hobbies.

Quiz: le collège et toi

Avant de faire tes devoirs,

a tu regardes la télé.

b tu manges un fruit.

c tu téléphones à tes amis.

Un exercice est trop difficile?

a Tu fermes le livre.

b Tu restes à ton bureau pendant des heures.

c Tu demandes à ta mère.

C’est la grève des profs. Super ...

a Tu restes au lit.

b Tu fais les devoirs pour la semaine prochaine.

c Tu as du temps pour tes hobbies.

Interro de maths?

a Tu es ... malade.

b Tu prépares très bien.

c Pas de problème!

1

2

3

4


TEXTO

soixante et onze 71


72 soixante-douze

TExTO

6 Lisez et faites le test

A Lisez les résultats.Lees de uitleg onder de test (pagina 71). Wat kom je te weten als je een maximum van a, van b of van c hebt? Combineer.

Maximum van a: … 1 Misschien ben je te serieus.Maximum van b: … 2 Leren moet wel, maar vrienden en hobby’s zijn belangrijker.Maximum van c: … 3 School is niet je ding.

B Doe nu zelf de test en stel vast wat voor leerling je bent.Klopt dat wat jou betreft?

7 Cherchez les mots VOCABULAIRE

A Cherchez les mots dans la grille.Haal tien Franse werkwoorden uit het schema en noteer ze bij de juiste Nederlandse vertalingen. De woorden zijn zowel horizontaal, verticaal als diagonaal verstopt. Sommige letters moet je twee keer gebruiken. Alle werkwoorden staan in Apprendre 2.

D E M A N D E R B P R 1 bewegen2 eten3 kijken4 opbellen5 prefereren, liever hebben6 sluiten7 vergeten8 blijven9 vragen10 werken

F O R A T U A S O R E

E U D E N U T E U E G

R B M P S G S P G F A

M L O U R T E T E E R

E I E S H O E R R R D

R E B B I E S R * E E

T R A V A I L L E R R

T E L E P H O N E R *

B Met de letters die overblijven, kun je een zin van zeven woorden uit de texto maken die over een van de thema’s van deze les gaat. Schrijf de zin en de vertaling ervan op.

8 Faites des phrases VOCABULAIRE

Mettez les mots dans le bon ordre.Maak hele zinnen.

1 J’ai – français – une interro de2 Tu fais – difficile – un exercice3 est – de maths – Le professeur – malade4 des devoirs pour – Tu as – la semaine prochaine5 un garçon – est – Nathan – sérieux6 à tes amis – N’oublie pas – de téléphoner


Apprenez les mots de: Apprendre 2, français-néerlandais (page 248).


soixante-treize 73

TExTO

9 Ecoutez et prononcez PRONONCIATION

A Ecoutez les mots et combinez-les avec les images.Fransen gebruiken soms Engelse woorden, maar ze spreken ze wel anders uit. Kijk naar de tekeningen hieronder en neem de letters over. Luister en noteer de nummers van de woorden die je hoort erachter.

a b c d e

f g h i

B Ecoutez encore une fois les mots et répétez-les.

10 De werkwoorden op -er GRAMMAIRE

De zinnen hieronder komen uit de tekst op pagina 71. Vertaal ze.

TipOefen ook met grammatica op www.carteorange-online.nl.

1 Tu regardes la télé.2 Tu restes au lit.

Het hele werkwoord van de vetgedrukte vormen eindigt op -er (regarder, rester). De meeste Franse werkwoorden eindigen op -er. Ze worden bijna allemaal op dezelfde manier vervoegd.

Hieronder staat als voorbeeld de hele vervoeging van het werkwoord demander (vragen). Vertaal de vormen.

3 demander nous demandonsje demande vous demandeztu demandes ils demandentil demande elles demandentelle demande

Zoals je ziet, haal je -er van het hele werkwoord af. Dan houd je de stam over. Daarachter zet je de uitgang. Beantwoord de volgende vier vragen.

4 Welk woord heb je vertaald door wij?5 Welk woord heb je vertaald door jullie? …; dit kan ook u betekenen.6 Welke twee woorden heb je vertaald door zij (3e persoon meervoud)? … en …7 Wat is in beide gevallen de uitgang?

Let op:On ferme le livre. Wij doen het boek dicht.On regarde un film. Wij kijken naar een film.

On betekent eigenlijk men, maar wordt in de spreektaal vaak in plaats van nous gebruikt. On heeft dezelfde uitgang als il en elle.


74 soixante-quatorze

TExTO

11 Ecoutez

A Je gaat luisteren naar negen zinnen met een vorm van een werkwoord op -er. Welke vorm hoor je? Zet een kruisje in de juiste kolom.

1 2 3 4 5 6 7 8 9elle regarde

tu aimes

ils passent

j’habite

nous travaillons

on téléphone

vous fermez

il reste

elles préfèrent

Wat valt je op bij de uitspraak van de uitgangen -e, -es en ent?

B Je hoort een aantal persoonsvormen. Streep de eindletters door die je niet hoort.

Voorbeeld:

I l m a n g e/

Tu bouges Il rencontreIl travaille J’habiteJe demande Nous aimonsVous restez Tu entresNous préférons Vous travaillezIls ferment Ils aiment

C Luister nog een keer en spreek na.

12 Complétez

A Maak het rijtje van de vervoeging van het werkwoord aimer af.

j’ aimetu …il …elle …on …

nous …vous …ils …elles …

Waarom staat er in de eerste regel niet je, maar j’? Schrijf op.

B Vul aan: je of j’.

1 … entre dans la classe.2 … oublie l’adresse.3 … habite à Paris.4 … travaille sur l’ordinateur.


soixante-quinze 75

TExTO

13 Choisissez et complétez

A Kies het juiste persoonlijk voornaamwoord en noteer het.

1 Il / Nous habite à Marseille.2 Nous / Ils aiment le sport.3 Tu / Elles préfères la musique.4 Nous / Vous regardez la télé.

5 Je / Elles mangent des chips.6 Tu / Vous téléphonez aux amis.7 Elle / Elles restent au collège.8 On / Nous fermons le livre.

B Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

1 Tu … le tennis et le foot. (aimer)2 Nous … à Paris. (habiter)3 Vous … le dimanche? (travailler)4 Elle … un fi lm sur Internet. (regarder)5 Nous … à la maison à 5 heures. (rentrer)

6 Tu … les maths? (aimer)7 Antoine et Léa … la télé. (regarder)8 Je … Tom aujourd’hui. (rencontrer)9 On … ensemble à midi? (manger)10 Le prof … de téléphoner. (oublier)

14 Parlez

Travaillez à deux.Interview elkaar volgens de voorbeelden. Stel elkaar een vraag en geef antwoord met de gegevens of met een zelfbedacht antwoord. Wissel daarna van rol.

Exemples: (wonen) Tu … à Paris? Non, j’… à … (noem je eigen woonplaats). Tu habites à Paris? Non, j’habite à Rotterdam. (leuk vinden) Tu … l’anglais? Non, j’… le français / l’informatique. Tu aimes l’anglais? Non, j’aime le français.

1 (wonen) Tu … à Paris? Non, j’… à (noem je eigen woonplaats).2 (leuk vinden) Tu … la biologie? Non, j’… le français / l’informatique.3 (leuk vinden) Tu … le skateboard? Non, j’… le tennis / le football.4 (werken) Tu … le dimanche? Non, je … le (vul zelf een dag in).5 (kijken) Tu … des fi lms? Non, je… des séries / des documentaires / des quiz.6 (bellen) Tu … à la prof? Non, je … à mon copain / à ma mère.


Apprenez la grammaire de: Apprendre 3 (page 248).

Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel dico & texto.Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel dico & texto.

15 Regardez et répondez

Regardez les photos du roman-photo (page 76 et 77) et répondez.

1 Waar kijken Léa, Nathan en Jules naar op foto 1 en 2?2 Waar denkt Léa aan op foto 3?3 Waar zijn ze op foto 6 en 7?4 Wat doet Léa op foto 9 t/m 11?5 Iedereen is blij op foto 17. Waarom, denk je?6 Wat zie je op foto 18?

ROMAN-PHOTO


TExTO

Léa, star de la comédie musicale


ROMAN-PHOTO

L’audition? C’est quel jour?

Zoé, le 22, c’est l’audition. Tu viens avec moi?

C’est dommage! Et toi, Jules?

Et toi Nathan? Tu danses avec moi à l’audition?Et tu danses

super bien!

Non, mercredi à trois heures, j’ai mon cours

de guitare.

Regardez. Cette semaine, c’est l’audition

pour la comédie musicale.

Oui, tu as beaucoup de talent!

C’est le mercredi vingt-deux (22) novembre,

à trois (3) heures.

Bonjour Léa, tu chantes alors?

Impossible. Je ne sais pas danser.

J’ai mon entraînement de basket. Demande à Zoé.

Tu chantes tout le temps.

Merci! Alors, je me présente.

J’adore danser et chanter!

1

4

7

2

5

8

6

9

3

Bonjour, je m’appelle Léa et j’adore la musique.

76 soixante-seize


ROMAN-PHOTOUnité 3 Emploi du temps

ROMAN-PHOTO

Oui, je chante et je danse!

J’ai un texto. C’est le jury!

Super! Fantastique! Tu es la star!

Voilà, j’ai un rôle!

Comment? Tu attends la réponse?

Léa, félicitations! Tu as un rôle dans la comédie musicale.

Répétition le vingt-neuf (29) novembre à onze (11) heures.

Nous sommes tes fans!

Super! Tu lis le message?

Salut, Léa. Alors, tu as le rôle principal?

Oui, aujourd’hui, j’attends un message.

Alors, vas-y.

Oui, peut-être.

10

13

16

11

14

17

12

15

18

Quelques jours plus tard

Le jour de la première

soixante-dix-sept 77


78 soixante-dix-huit

ROMAN-PHOTO

16 Lisez

Lisez le roman-photo et répondez.

TipJe kunt de fotoroman ook bekijken en beluisteren op www.carteorange-online.nl.

Foto 1-51 Wanneer vindt de auditie plaats?2 Waarom wil Léa graag meedoen?

Foto 6-83 Waarom kan Nathan daar niet aan meedoen?4 En wat is het excuus van Jules?5 Wat is de reden die Zoé geeft om niet mee te doen?

Foto 14-166 Hoe krijgt Léa te horen of ze een rol heeft?7 Wanneer beginnen de repetities?

17 Comment dire?

Cherchez les phrases dans le roman-photo (page 76 et 77). Notez-les en français.

1 Hoe zegt Léa dat ze dol is op dansen en zingen? (foto 3)2 Nathan vindt dat Léa heel goed kan dansen. Hoe zegt hij dat? (foto 5)3 Hoe zegt Nathan dat hij gitaarles heeft? (foto 6)4 Hoe zegt Jules dat hij basketbaltraining heeft? (foto 7)5 Zoé kan niet dansen. Hoe zegt ze dat? (foto 8)7 Hoe zegt Léa tegen de jury dat ze zingt en danst? (foto 10)8 Hoe zegt de jury dat Zoé haar gang kan gaan? (foto 10)9 Hoe vraagt Jules of Léa de hoofdrol heeft? (foto 12)10 Hoe zegt Léa dat ze een rol heeft? (foto 15)


18 Parlez

Travaillez à deux.A Je stelt je Franse vriend(in) voor om naar de auditie te gaan. Hij/zij kan niet en legt uit waarom. Vervang de

vetgedrukte zinsdelen door één van de activiteiten en redenen die onder de oefening staan. Wissel steeds van rol.

A BTu aimes danser?

Oui, j’adore danser.

Il y a une audition, tu viens avec moi?

Non, j’ai mon cours de guitare.

Dommage!

Activiteiten: Redenen:chanter • jouer de la guitare mon entraînement de basket • mon match de tennis

B De zinnen hieronder staan door elkaar. Ze vormen een gesprek tijdens een auditie tussen de jury en de kandidaat. Schrijf ze op in de goede volgorde van 1 t/m 6. Voer daarna het gesprek.

Oui, j’aime danser.

Tu viens pour l’audition?

Tu as le rôle principal. Tu danses super bien!

J’ai un rôle?Alors, vas-y.

Apprenez les phrases de: Apprendre 4, français-néerlandais et néerlandais-français (page 248).


soixante-dix-neuf 79

ROMAN-PHOTO

19 Combinez VOCABULAIRE

Combinez les mots à gauche avec les mots à droite.Kies uit de woorden rechts een woord dat achter de zin links past en noteer het.Gebruik ieder woord één keer. Er zijn meerdere combinaties mogelijk.

1 Je regarde la … à la discothèque 2 Luc adore les … collège3 Monique demande un … l’exercice4 Luc et Marc chantent une … chanson5 Nous dansons … télévision6 Je lis … cadeau7 Tu viens … à la comédie musicale8 Tu attends la … chips9 Nous sommes au … réponse

20 Trouvez les mots VOCABULAIRE

Trouvez les mots français et complétez la grille. De meeste woorden komen uit de fotoroman op pagina 76 en 77. Onder de pijl verschijnt een woord. Noteer het woord en de vertaling ervan.

1 Iets wat niet kan, is …2 Telt 7 dagen.3 Ik hoopte dat Jules zou komen,

maar hij komt niet. Dat is …4 Heeft 24 uur.5 Op de basisschool ben je op die dag ’s middags vrij.6 Een berichtje op je mobiele telefoon.7 De pauze is voorbij, de bel gaat, ik moet naar de …8 Ik heb er geen goed gevoel over, maar … heb ik toch een voldoende.

↓1

2

34

5

6

7

8 –


Apprenez les mots de: Apprendre 5, français-néerlandais et néerlandais-français (page 249).

21 Getallen van 0-69 GRAMMAIRE

Kijk op pagina 249. Daar staan de getallen van 0 t/m 69. Luister naar de getallen en lees ze mee.

TipOefen ook met grammatica op www.carteorange-online.nl.

Let op! En vul aan.Bij quatre, quatorze, quinze en quarante worden de eerste twee letters uitgesproken als een …

22 Ecoutez et choisissez

Luister naar de zinnen en noteer het getal dat je hoort.

1 L’appartement de Jules a 4 / 5 pièces.2 Le mardi, Nathan a 6 / 8 heures de cours.3 Dans la classe, il y a 14 / 30 tables.4 Nous sommes 18 / 25 dans la classe.

5 Au collège, il y a 40 / 50 professeurs.6 Sur la table, il y a 2 / 3 vases et 5 / 10 stylos.7 L’adresse de Monique est 42 / 44, rue de l’Eglise.8 J’ai 18 / 19 sur vingt en maths.


80 quatre-vingts

ROMAN-PHOTO

23 Combinez et parlez

A Zoek je weg van 0 t/m 69. Je komt niet langs alle getallen. Verbind de getallen zó met elkaar dat je steeds hoger komt, maar neem steeds een zo klein mogelijke stap. Begin bij 0.

six sept huit trente-quatre

dix- neuf

cin-quante-

neuf

soixante soixante- neuf

cinquanteet un

trois dix dix- sept

seize vingtet un

trente-sept

cinquante

zéro vingt-six treize quatorze vingt-trois

trente trente-deux

quarante

cinq quatre vingt-quatre

neuf dix- huit

vingtqua-

rante- huit

cinquantecinq

un deux onze douze quinze soixante- deux

vingt- cinq

cinquantesept

qua-rante- trois

vingt- cinq

B Travaillez à deux.Hieronder zie je twee lege bingokaarten: A en B. Neem ze over. Vul bingokaart A willekeurig met getallen tussen 0 en 69 en laat B leeg.Lees de getallen van A voor aan een medeleerling. Hij/zij noteert ze in de lege bingokaart.Draai vervolgens de rollen om. Als jullie klaar zijn, kijken jullie bingokaart B na.

A B

24 Parlez

Travaillez à deux.Stel elkaar om de beurt een vraag en geef antwoord met de aanwijzing tussen haakjes.

Exemple:Tu habites au numéro 14? Non, … (15) Non, j’habite au numéro quinze.

1 La maison a 4 pièces? Non, … (5)2 Nous sommes 30? Non, … (40)3 Jules habite 45, rue Ravel? Non, … (50)

4 Le cours commence à 8 heures? … (11)5 Dans la classe, il y a 20 élèves? … (30)6 Le collège est à 15 minutes? … (20)

25 Ecoutez et complétez

Neem de nummers 1 t/m 10 over. Luister en noteer de getallen die je hoort in cijfers.

1 J’habite …, rue Duparc.2 Dans la salle, il y a … places.3 J’ai encore … euros et … centimes dans mon porte-monnaie.4 Dans mon garage, j’ai … bicyclettes.5 Mon livre a … pages.


quatre-vingt-un 81

ROMAN-PHOTO

6 Le lundi, nous avons … heures de cours.7 Il y a … passagers sur le bateau.8 Dans ma classe, il y a … élèves: … fi lles et … garçons.9 Je rentre à … heures.10 Luc est content: il a … sur … en français.

26 Ecoutez et prononcez PRONONCIATION

A Ecoutez et lisez les phrases.In een aantal zinnen hoor je dat de getallen worden verbonden met het woord dat erachter staat. Zet in die zinnen een boogje tussen het getal en het woord erachter.

Exemple: J’ai trois‿autos.

1 J’ai deux heures de maths.2 Dans la salle, il y a soixante personnes.3 Le cours se termine à trois heures.4 Le professeur a trente cahiers.

5 Le match de foot commence dans deux minutes.6 J’ai douze euros dans mon porte-monnaie.7 Pierre a trois heures d’anglais.8 Nous avons deux professeurs de gym.

B Ecoutez encore une fois les phrases et répétez-les.


Apprenez la grammaire de: Apprendre 6 (page 249).

Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel roman-photo.Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel roman-photo.

27 Regardez

Regardez les photos à la page 82 et 83 et lisez les titres.Noteer de nummers van de gesprekjes.

1 In welk(e) gesprekje(s) gaat het over school en schoolvakken?2 In welk(e) gesprekje(s) gaat het over uitgevallen lessen?3 In welk(e) gesprekje(s) gaat het over wat je doet in je vrije tijd?

28 Ecoutez

Ecoutez les conversations I, II et III et choisissez.Maak deze oefening zonder de conversations mee te lezen. Noteer de juiste antwoorden.

I 1 Joséphine vraagt aan Nathan of hij schoola wel leuk vindt.b niet leuk vindt.

2 Ze spreken over huna cijfers.b leraren.

II 3 Over welke vakken praten Nathan en Léa?a Frans d wiskundeb Engels e informaticac biologie

4 Ze spreken met elkaar af opa zondag.b maandag.

III 5 De leerlingen zijn eerder vrij, omdat de leraara staakt.b ziek is.

6 Nathan moet nu naara Engels.b wiskunde.

CONVERSATIONS


TExTO

Le nouveau collège

Nathan Tiens, salut Joséphine!Joséphine Salut! C’est ton nouveau collège? Tu es en

quelle classe?Nathan Je suis en 4ème. Et toi, tu es au lycée?Joséphine Non, je redouble. Je suis en 3ème. Tu aimes

bien ce collège?Nathan Oui, j’ aime bien ma classe.Joséphine Et les profs, ils sont comment?Nathan Les profs? Ils sont sympas!

I

Fort en maths

Léa Je suis contente. J’ai 16 en anglais, et toi?Nathan Moi, je suis nul en anglais!Léa Mais tu es fort en maths, toi!Nathan Oui. C’est ma matière préférée.Léa Les maths pour moi, c’est dur.Nathan Je peux t’expliquer, si tu veux.Léa Oui, génial! Lundi, c’est possible?Nathan D’accord, à quatre heures?Léa D’accord.

II

Le prof est malade

Jules Le prof de français est malade.Nathan Alors on est libre à deux heures!Jules On a le temps de faire les devoirs pour jeudi.Nathan Oui, jeudi, on a maths.Jules Et l’exposé d’histoire. On travaille ensemble?Nathan Bonne idée. Tu viens chez moi?Jules D’accord. A deux heures et demie?Nathan Entendu. Quelle heure est-il maintenant?Jules Il est onze heures.Nathan Oh! J’ai anglais. Salut!

III


CONVERSATIONS

82 quatre-vingt-deux


CONVERSATIONS

Le mardi, elle chante

Jules Tu termines à quelle heure aujourd’hui?Léa Je termine à quatre heures. Pourquoi?Jules On fait les devoirs ensemble?Léa Non, aujourd’hui, c’est mardi et le mardi, je

chante.Jules Tu chantes? Dans un groupe?Léa Non, Monique et moi, nous chantons dans

une chorale. Toi, tu joues de la batterie, n’est-ce pas?Jules Oui, je joue dans un groupe. Dimanche, nous

donnons un concert!Léa Super. Alors bonne chance!

IV

Tu es ceinture noire?

Zoé Aujourd’hui, j’ai judo à cinq heures.Nathan Tu fais du judo?Zoé Oui, depuis deux ans.Nathan Tu es ... ceinture noire?Zoé Non! Je suis ceinture orange.Nathan Tu aimes le judo?Zoé Oui, le judo, c’est ma passion.Nathan Tu pratiques souvent?Zoé Je pratique trois heures par semaine. Et toi?

Tu fais du sport?Nathan Oui, je fais du foot le mercredi après-midi.

V

La saison quatre de la série

Léa J’aime bien la série télé Plus belle la vie.Zoé Moi aussi. J’ai le DVD de la saison quatre. Alors je

propose une soirée télé.Nathan Super! Quel jour? A quelle heure?Zoé Samedi à sept heures et demie?Jules D’accord! Rendez-vous samedi à sept heures et

demie.Zoé Vous avez l’adresse?Nathan Oui, 8, rue Daviel, non?Zoé Non, j’habite 18, rue Daviel.

VI


CONVERSATIONS

quatre-vingt-trois 83


CONVERSATIONS

84 quatre-vingt-quatre

29 Lisez

Lisez les conversations I, II et III à la page 82. Répondez aux questions.

I 1 Voor wie is de school nieuw?2 Wat zegt Nathan over zijn klas?

II 3 Waarom is Léa blij?4 Wat zegt Nathan over wiskunde?5 Wat biedt Nathan Léa aan?

III 6 Hoe laat zijn ze vandaag uit?7 Voor welke twee vakken hebben ze huiswerk?8 Hoe laat spreken ze vanmiddag met elkaar af?

30 Lisez et traduisez VOCABULAIRE

Traduisez et complétez.Noteer de Franse vertaling van het woord dat het best past in de zin.

1 Alors, chez moi, jeudi à 5 heures? …! nu / afgesproken 2 Joséphine est en troisième, elle … sa classe. werkt / blijft zitten3 Nathan est … en anglais. slecht / als4 Les maths, c’est le/la … que Nathan préfère. tijd / vak5 Il dit à Léa: … t’expliquer. ik kan / ik werk6 Le prof de français est … mogelijk / ziek7 Jules est … à deux heures. te gek / vrij8 Pour maths, ils ont beaucoup de … geschiedenis / huiswerk


Apprenez les mots de: Apprendre 7, français-néerlandais et néerlandais-français (page 249).

31 Ecoutez

Lisez l’exercice. Ecoutez les conversations IV, V et VI.Maak deze oefening zonder de conversations mee te lezen.

IV 1 Over welke onderwerpen wordt gesproken? Noteer wat je hoort.

a hoe laat ze uit zijnb hoe laat het laatste lesuur begintc huiswerk makend lerarene zingenf voetballeng muziek maken

V Vul aan.2 Nathan en Zoé praten over … en …

VI 3 Léa, Zoé en Nathan gaan kijken naar …4 Zoé woont op nummer …


CONVERSATIONS

quatre-vingt-cinq 85

32 Lisez et répondez

Lisez les conversations IV, V et VI à la page 83. Répondez aux questions.

IV 1 Op welke dag kan Léa niet afspreken?2 Waarom kan ze dan niet?3 Wat gaat Jules doen op zondag?

V 4 Sinds hoe lang doet Zoé aan judo?5 Hoeveel uur per week besteedt ze hieraan?6 Welke sport beoefent Nathan?

VI 7 Is de serie Plus belle la vie nieuw? Leg uit.8 Op welke dag en hoe laat spreken ze af?

33 Comment dire?

Lisez les six conversations à la page 82 et 83 encore une fois. Cherchez les phrases dans le texte. Notez-les en français.

I 1 Joséphine wil weten in welke klas Nathan zit. Hoe vraagt ze dat?2 Hoe zegt Nathan dat hij in de vierde zit?

II 3 Hoe zegt Nathan dat hij slecht in Engels is?4 En hoe zegt hij dat wiskunde zijn lievelingsvak is?

III 5 Nathan wil weten hoe laat het is. Hoe vraagt hij dat?6 En hoe zegt Jules dat het elf uur is?

IV 7 Hoe vraagt Léa aan Jules of hij drumt? V 8 Nathan wil weten of Zoé aan judo doet. Hoe vraagt hij dat?

9 Wat antwoordt Zoé als Nathan haar vraagt of zij judo leuk vindt? VI 10 Nathan wil weten op welke dag en hoe laat ze bij Zoé zullen komen. Wat antwoordt ze?


34 Parlez

Heb je moeite met het leren van zinnen zoals die van Apprendre 4 en 8? Probeer er dan zo veel mogelijk mee te oefenen: doe elke oefening helemaal en wissel vooral ook steeds van rol. Houd de zinnen erbij. Leer daarna de zinnen uit je hoofd en doe de oefening nog een keer, nu zonder de zinnen erbij te houden.

Travaillez à deux. Faites des dialogues selon l’exemple.Gebruik de zinnen van Apprendre 8. Vervang de vetgedrukte woorden. Wissel steeds van rol.Let op! Als je een jongen bent, gebruik je fort en nul, als je een meisje bent, gebruik je forte en nulle.

A B B

Tu aimes l’anglais?Oui, j’adore l’anglais! Non!

Pourquoi?

Je suis fort/forte en anglais.J’ai dix-huit sur vingt.

Je suis nul/nulle en anglais.J’ai six sur vingt.

le français les mathsl’histoirela musique

Je suis nul/nulle en …Pour moi, c’est difficile.Pour moi, c’est dur.Le prof est nul.

Je suis fort/forte en …C’est ma matière préférée.Le prof est super.Le prof est sympa.


CONVERSATIONS

86 quatre-vingt-six

35 Complétez et parlez

Kijk nog eens naar de zin die je hebt gevonden bij oefening 33 vraag 6:Il est onze heures. Het is elf uur.Om te zeggen hoe laat het is, gebruik je il est.

Kijk ook naar de zin die je hebt gevonden bij vraag 10:Samedi à sept heures et demie. Zaterdag om half acht.In het Frans noem je bij een halfuur het afgelopen uur. Half drie is dus deux heures et demie.Om te zeggen hoe laat iets gebeurt, gebruik je à voor de tijd.

Travaillez à deux.

• Gebruik je eigen agenda of neem het voorbeeld hiernaast over.

• Schrijf minstens drie vakken of activiteiten op die je gaat doen deze week. Noteer ook het tijdstip erbij. Laat het niet zien aan je gesprekspartner.

• Vertel elkaar om de beurt wat je gaat doen op welke dag en hoe laat.

• Degene die luistert, noteert deze informatie ook in zijn/haar agenda.

• Als jullie klaar zijn, vergelijken jullie de agenda’s om te controleren of je alles goed begrepen hebt.

Exemple:Lundi, j’ai maths à trois heures et demie.

Apprenez les phrases de: Apprendre 8, français-néerlandais et néerlandais-français (page 249).

36 Choisissez, complétez et corrigez VOCABULAIRE

A Choisissez le mot et complétez la phrase en français.1 … tu termines aujourd’hui?2 Je fais du judo … deux ans.3 Tu fais de la musique? Tu joues dans un …?4 J’ai le film Avatar en DVD. Je propose une … télé chez moi.5 J’ai une interro de maths …6 J’adore … de la guitare.7 ⓦ Tu vas chez ton père ce week-end? Non, seulement …8 Nous donnons un … samedi soir.

avond • concert • dinsdag • groep • hoe laat • jaar • sinds • spelen • zondag

Er blijft één woord over. Schrijf dat woord en de vertaling op.

lundi

mardi

mercredi

jeudi

vendredi

samedi

dimanche


CONVERSATIONS

quatre-vingt-sept 87

B Corrigez les fautes dans les phrases.In elke zin staat een woord dat niet klopt. Noteer dat woord, en kies uit de woorden bij de oefening een woord dat wel klopt. Schrijf dat op achter het foute woord.

1 Le prof est malade. On habite à deux heures.2 Johan est très sportif. Il pratique la vie quatre fois par semaine.3 ⓦ Pendant tu n’aimes pas l’anglais? Parce que le prof est nul.4 La récré de Nina, c’est 5, Grande rue.5 Nadia joue de la guitare dans un samedi.6 Zoé a un nouveau DVD. Elle pratique une soirée télé vendredi.

l’adresse

groupe

noirpourquoi

propose

termine

le foot

Er blijft één woord over. Schrijf dat woord en de vertaling op.

Corrigez: exercice 36.

Apprenez les mots de: Apprendre 9 (page 250).

Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel conversations.

Daarna maak je de diagnostische toets over Apprendre 1-9.

Je kunt nu op www.carteorange-online.nl de opdrachten maken bij het onderdeel conversations.

Daarna maak je de diagnostische toets over Apprendre 1-9.

Oefen met verschillende vaardigheden in je werkboek of op www.carteorange-online.nl:

boek mise en pratique

website la ville

option lire

option (regarder &) écouter

option parler tâche

option écrire tâche

tâche

quiz


CONVERSATIONSUnité 3 Emploi du temps

CONVERSATIONSUnité 3 Emploi du temps

Fred, quatorze ans, est en 4ème. Ses parents ont une ferme et habitent à vingt kilomètres. L’internat est un peu sa deuxième maison.

Jenni, treize ans, est en 5ème. C’est sa première année d’internat. A la rentrée, elle était très triste, mais maintenant, ça va bien. C’est une bonne élève.

7h15 C’est l’heure. Fred se lève.7h30 Jenni fait sa toilette dans la salle de bains. Et pour le maquillage? Cinq minutes de plus.

19h Le repas est servi. Tout le monde a faim. Après le dîner, on joue au ping-pong ou au basket.

21h30 Fin de la journée. On va au lit pour être en forme demain.

8h30 Après le petit-déjeuner, les dix filles et douze garçons internes vont suivre les cours. Pour Jenni, c’est maths. Fred va au cours de français. L’après-midi, après les cours, ils font les devoirs.

OPTION LIRE

Docu-presse


MISE EN PRATIQUE

88 quatre-vingt-huit

Unité 3 Emploi du tempsUnité 3 Emploi du temps

CONVERSATIONS



quatre-vingt-neuf 89

Option lire: docu-presse

Ik kan informatie over personen

en plaatsen begrijpen in een

tijdschriftartikel voor jongeren.

MISE EN PRATIQUE

A Regardez et répondez

Regardez l’article à la page 88 et répondez aux questions.Lees alleen de titel en kijk naar de foto’s.

1 Wat is het onderwerp van dit artikel?2 Over wie gaat het?3 Welke vertrekken zie je?

B Lisez et répondez

Lisez le texte et répondez aux questions.Lees nu de tekst bij de foto’s.

1 a Hoe oud is Fred?b In welke klas zit hij?c Waarom is hij ‘interne’?

2 a Hoe oud is Jenni?b In welke klas zit ze?c Hoe voelde ze zich aan het begin van het schooljaar?d Hoe voelt ze zich nu?

3 Wat doen Fred en Jenni op de genoemde tijdstippen? Neem het schema over en vul het aan. Als je geen informatie vindt, zet dan een kruisje.

Fred Jenni7h15

7h30

8h30

19h00

21h30

Corrigez: lire, exercices A et B.


CONVERSATIONS

90 quatre-vingt-six


90 quatre-vingt-dix

MISE EN PRATIQUE

Ik kan in korte gesprekken kloktijden,

getallen en bekende woorden

verstaan.

Option écouter

A Ecoutez et choisissez

Ecoutez la conversation.Clara is een paar dagen niet op school omdat ze ziek is. Haar klasgenoot Julien belt haar op.Welke vakken bespreken ze? Noteer de letters.

a Fransb wiskundec muziekd Engelse geschiedenisf informatica

B Ecoutez et choisissez

Ecoutez encore une fois.Stop even na elk fragment en noteer de juiste antwoorden.

Fragment 11 De eerste les begint om 10 / 11 uur.2 Het eerste vak valt uit. Julien zegt dat hij niet weet waarom / de lerares ziek is.

Fragment 23 Ze moeten oefening 5 / 154 op pagina 41 / 51 maken.

Fragment 35 Het volgende vak dat ze bespreken, is om 12 / 2 uur.6 Ze moeten daarvoor oefening 3 / 13 op pagina 50 / 60 maken.

Fragment 47 Daarna gaan ze samen een taak / spreekbeurt voorbereiden.8 Ze spreken af om half 3 / 4.

Corrigez: écouter, exercices A et B.


CONVERSATIONS



quatre-vingt-onze 91

Voorbereiding

Oefen samen met een medeleerling bij A met vragen en antwoorden die je tijdens een speeddate gebruikt.

A Répondez et apprenez

Werk met z’n tweeën. Stel elkaar de volgende vragen over school en hobby’s. Wissel van rol: de ene keer stel jij de vragen, de andere keer geef je zelf antwoord.

1 Comment tu t’appelles?2 Tu es en quelle classe?3 Quelle est ta matière préférée?4 Quel est ton hobby?5 Quelle est ta musique préférée?6 Tu aimes danser?

Bedenk nog twee andere dingen die je over jezelf wilt vertellen.Leer vervolgens de vragen en je antwoorden uit je hoofd.

Uitvoering

B Parlez

Voor de speeddate verdeel je de rollen en voer je samen de gesprekken: één keer als vragensteller en één keer als geïnterviewde. Schrijf alle antwoorden op en controleer deze na afloop bij elkaar.Na deze gesprekken maken jullie nieuwe tweetallen en ga je opnieuw speeddaten.

Afronding

Na afloop controleren jullie wat je over elkaar hebt genoteerd.Heb je tijdens het daten iets gehoord wat je nog niet wist van je gesprekspartner? Schrijf het op.

Ik kan op een eenvoudige manier

zeggen wat ik wel of niet leuk vindt

en dat ook aan anderen vragen.

MISE EN PRATIQUE

Option parler: tâcheJe gaat speeddaten met je medeleerlingen. Tijdens een speeddate stel je jezelf voor, vertel je over je hobby’s en over wat je verder leuk vindt om te doen op school en daarbuiten.Bij deze taak zijn belangrijk:• oefening 14, 18A en 34.• de zinnen van Apprendre 4 en 8.• de vragen en antwoorden bij oefening A.


CONVERSATIONS

92 quatre-vingt-six


92 quatre-vingt-douze

MISE EN PRATIQUE

Ik kan een eenvoudig

inschrijff ormulier invullen.

Option écrire: tâche

Je krijgt een uitnodiging om jezelf op te geven voor een sportieve vakantie in Frankrijk. Je gaat het inschrijff ormulier invullen met je eigen gegevens.Bij deze taak zijn belangrijk:

• oefening 34.

• de zinnen van Apprendre 8.

• conversation V op pagina 83.

Voorbereiding

A Répondez et cherchez les phrases

Kijk naar het formulier op pagina 93. Lees het hele formulier, geef antwoord en zoek de Franse zinnen.

1 Er staat: ‘Age: 13 ans’. Wat betekent dus ‘Age’?2 Er zijn twee telefoonnummers te zien. Het tweede begint met 06. Wat betekent ‘Numéro de portable’?3 Wat is de lievelingssport van het meisje dat het formulier heeft ingevuld?4 Meliha schrijft: ‘Je suis débutante.’ Hoe lang doet Meliha aan haar sport?5 ‘Combien d’heures pratiques-tu ton sport?’ Wat willen ze weten? Kies het juiste antwoord:

a Hoeveel uur per week je aan je sport besteedt.b Waarom je aan deze sport doet.

6 Hoe zegt Meliha: ‘Ik oefen twee uur per week’?7 En hoe zegt Meliha: ‘Ik wil graag zeilen’?

Corrigez: écrire, exercice A.

Uitvoering

B Complétez le formulaire

Jij wilt je ook inschrijven. Vraag aan je docent een los formulier en vul het in met je eigen gegevens.

Laat een medeleerling het ingevulde formulier controleren. Bekijk de verbeteringen van je medeleerling.

Vraag vervolgens aan je docent een nieuw formulier en schrijf daarop de eindversie. Plak er eventueel een foto bij van jezelf waarop je je sport beoefent.

Afronding

Verzamel alle ingevulde formulieren en lever ze in bij je docent.Wat heb je geleerd van het commentaar van je medeleerling?


CONVERSATIONS



Vacances sportives pour les passionné(e)s de football, de rugby, de tennis, de danse, de basket, de voile ...VACANCES SPORTIVES

OPTION ECRIRE

Tâche

x

Prénom: Meliha

Nom: Mutlu

garçon fille

Age: 11 ans 12 ans 13 ans 14 ans 15 ans 16 ans

Adresse: 17, rue de Civry 28000 Chartres

Numéro de téléphone: 02 37 90 76 39

Numéro de portable: 06 10 72 85 82

Adresse e-mail: [email protected]

Quel est ton sport préféré? Mon sport préféré, c’est le basket.

Tu es débutant(e), fort(e)? Je fais du basket depuis un an. Je suis débutante.

Combien d’heures par semaine Je pratique le basket deux heures par semaine.pratiques-tu ton sport? En plus, souvent le dimanche, il y a des matchs.

Tu voudrais aussi pratiquer un autre sport?

oui non

Si oui, quel sport? Je voudrais bien faire de la voile.


MISE EN PRATIQUE

quatre-vingt-treize 93

Carte Orange Textes & Activités proefhoofdstuk

Documents