Van het illegale permanent wonen op toeristische campings naar erkende terreinen voor sociaal buitenwonen met sociaal beheer: hoe opbouwwerk het verschil maakt Campingwonen: zo vl mr dan n marginꜳl verschijnsel Projectontwikkeling in Vlaams-Brabant, model voor heel Vlaanderen.
49
Embed
Campingwonen: zo veel meer dan een marginaal verschijnsel
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Van het illegale permanent wonen op toeristische campings naar erkende terreinen voor sociaal buitenwonen met sociaal beheer:
hoe opbouwwerk het verschil maakt
Campingwonen: zo veel meer dan een marginaal
verschijnsel
Projectontwikkeling in Vlaams-Brabant, model voor heel Vlaanderen.
Campingwonen
Een uitgave van Riso Vlaams-Brabant, Regionaal Instituut voor Samenlevingsopbouw
Tekst: Ann Donné, Kelly De Mesmaeker, Dirk Masquillier
Foto’s: Riso Vlaams-Brabant
Vormgeving en drukwerkbegeleiding: Arne Reynaert www.rein-art.be
Oplage: 350 exemplaren
September 2012
Campingwonen: zo veel meer dan een marginaal
verschijnsel
Van het illegale permanent wonen op toeristische campings naar erkende terreinen voor sociaal buitenwonen met sociaal beheer:
hoe opbouwwerk het verschil maakt
Projectontwikkeling in Vlaams-Brabant, model voor heel Vlaanderen.
7
Voorwoord
Samen met collega-instituten trok Riso Vlaams-Brabant 18 jaar geleden aan de alarmbel. Met het oog op kwali-
teitsbevordering op toeristische campings legde het campingdecreet uit 1993 nieuwe vergunningsvoorwaarden
op. Dit was trouwens een terechte bekommernis van de Vlaamse overheid.
Eén van de nieuwe vergunningsvoorwaarden bepaalt dat er tegen 1999 geen permanente bewoning op campings
meer mogelijk is. Hierdoor dreigen duizenden gezinnen op straat te belanden. Heeft iemand een duidelijk beeld
van wie er op de campings woont? Voelt iemand zich echt verantwoordelijk voor deze campingbewoners? Al snel
blijken de antwoorden op deze vragen negatief te zijn.
Dit was dan ook het begin van een boeiende projectwerking met de nodige ups en downs, tegenkantingen
en wenkbrauwgefrons, maar ook het nodige enthousiasme, creativiteit, samenwerking tussen beleidsniveaus en
verschillende deskundigen. Het werd een boeiende zoektocht naar nieuwe woonvormen binnen de bestaande
regelgeving. Het vroeg tevens om diepgaand beleidswerk en om waar nodig regelgeving te veranderen. Dit alles
gebeurde natuurlijk in permanent overleg met de bewoners. Dit is opbouwwerk in een notendop.
Na 18 jaar veld- en beleidswerk zijn er verschillende oplossingspistes te bewandelen.
Je vindt het integrale verhaal van dit project in deze publicatie.
“In de zomer gaat het nog, maar in de winter is het niet leefbaar. Er is overal slijk dat je mee binnen brengt. Als ik
enigszins de kans krijg, wil ik terug in een huis maar dan moet het wel betaalbaar zijn en zoiets hebben we hier
in de buurt nog niet gevonden.”
“De camping is gekend als een slechte halve frank. Maar het is de plaats geworden waar ik kameraden heb leren
kennen. In mijn caravan had ik mijn gerief. ’t Was er aangenaam, ‘k had er veel licht en ik was altijd buiten. Het
is verboden om op een camping te wonen en ge kunt er veel miserie hebben ook, maar als ge zelf niet op een
camping gewoond hebt, dan kunt ge er niet over meespreken.”
1 Dit deel is gebaseerd op Wonen op wielen, een uitgave van Riso Vlaams-Brabant uit 1994.
12 13
Geen marginaal fenomeen in onze regio
Vlaams-Brabant lijkt wel bezaaid met grote en kleine campings, al dan niet met een toeristische functie, naast de
vele weekendverblijfparken in de regio. Een lappendeken van vooral kleine wooninitiatieven die zich doorheen
een lange geschiedenis gevormd hebben; en op een vrij harmonieuze wijze hebben samengeleefd met de vaak
aansluitende villa wijken of dorpskernen.
Bij de start van onze projectwerking (1994) tellen we 50 campings in Vlaams-Brabant; 38 met en 12 zonder ver-
gunning (in deze cijfers zijn de weekendverblijfparken niet meegerekend; zij vallen ook onder een andere regelge-
ving). Vooral het arrondissement Leuven heeft te maken met vaste bewoning op campings. Het centrum en het
noorden van het arrondissement tellen veel campings. Het Hageland wordt hier vrijwel niet mee geconfronteerd.
In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn er zeer weinig campings, wellicht onder druk van de verstedelijking,
de industriële uitbreiding en de hoge grondprijzen.
Uit een recente telling (2011) blijkt het om 3.000 gezinnen te gaan die wonen op campings en weekendverblijf-
parken.
Groeiende kansarmoede op de campings
Midden jaren ‘80 en begin jaren ‘90 zakken meer en meer mensen af naar campings en weekendverblijven om-
wille van de goedkope woonvorm. Vrijwel alle gemeenten zien bij de campingbewoners dezelfde problemen:
inkomen, werk en huisvesting. In mindere mate wordt verwezen naar problemen die te maken hebben met de so-
ciale isolatie, relatiemoeilijkheden en gezondheid (enquête uitgevoerd in 1994 bij de 65 gemeenten in onze regio).
De leeftijd van de groep kansarme bewoners verschilt sterk. Ouderen boven de 55 jaar vormen wellicht de hoofd-
moot, maar de laatste jaren blijken steeds meer jonge gezinnen en alleenstaanden naar de campings af te zakken.
De verspreide bewoning in recreatiegebieden volgt dezelfde tendens.
14 15
De helft van de bewoners zijn alleenstaanden, waaronder opvallend veel mannen. De gemiddelde leeftijd bedraagt
46 jaar (het Vlaamse gemiddelde bedraagt 38 jaar). Bewoners signaleren gemiddeld meer gezondheidsproblemen
dan het Vlaamse gemiddelde. Eén op vier lijdt aan een chronische ziekte. Slechts 20% van de bewoners heeft
werk. Het scholingsniveau ligt ver onder het Vlaamse gemiddelde. De helft van de campingbewoners is daardoor
bestaansonzeker. 67% van de campingbewoners benoemt een laag pensioen, hoge woonkosten, schuldenlast,… als
belangrijke reden om op een camping te gaan wonen.
De dienstverlening van het OCMW heeft het meest te maken met administratieve hulp, budgetbegeleiding,
financiële steun en begeleiding bij het zoeken naar werk of naar een betere huisvesting.
Toch geen thema voor OCMW’s
De meeste gemeenten domiciliëren de bewoners wanneer blijkt dat ze geen andere verblijfplaats hebben. Ze zijn
hiertoe immers verplicht. Sommige gemeenten hanteren op dat moment de praktijk om tegelijkertijd een proces
verbaal op te stellen, waarin staat dat het verblijf in overtreding is met de wetgeving op de Ruimtelijke Ordening.
Weinig gemeenten hebben midden 1994 specifieke maatregelen genomen rond het wonen op campings. Uitzon-
dering hierop vormen het project kansarmoede op de camping in Oud-Heverlee en de samenwerking met Basis-
educatie in Rotselaar. De gemeente Boortmeerbeek treedt sinds enige tijd strenger op tegen bepaalde campings.
Verschillende OCMW ‘s menen dat er op lokaal vlak meer zou kunnen gebeuren, vooral wat dienstverlening en
het aanbieden van betaalbare huisvesting betreft. De meeste respondenten schuiven de problematiek echter door
naar het bovenlokale niveau; ze verwijzen naar de verantwoordelijkheid van het beleid, naar de wetgeving op de
ruimtelijke ordening en naar de sociale woningbouwmaatschappijen.
Heel wat gemeenten verkiezen te doen alsof hun neus bloedt; besturen en OCMW ‘s willen het probleem niet
zien. Soms is die houding heel expliciet, zoals een Hagelandse gemeente in de enquête vermeld: ‘het gemeentebe-
stuur wenst zich met deze problematiek niet in te laten’.
16 17
En de bewoners zelf?
Bonga-low-profile
Vaste bewoners van kampeer- en weekendverblijven kunnen niet allemaal hetzelfde etiket krijgen. Wie genoeg
geld op tafel kan leggen, kan zich verzekeren van de luxe van bos, bomen en een woonhuis. Als het allemaal niet
zo koosjer blijkt, kan hier en daar wel wat geregeld worden met diensten en ambtenaren. Wie minder begoed is,
is aangewezen op campings en weekendverblijven.
Een eerste groep: de ‘normale’ recreant
Een eerste groep die we op de terreinen aantreffen is volledig in regel. Camper, caravan of chalet worden gebruikt
zoals het hoort: als recreatieverblijf tijdens de weekends en vakantie. Ouders vinden hier speelgelegenheid voor
de kinderen, grootouders vergasten de familie op een gezellige barbecue. Voor deze mensen betekent de bunga-
low een mogelijkheid tot recreatie in de meest brede zin: van vissen tot klussen opknappen, van gemeenschapsle-
ven tot rust en stilte. De huur of aankoop van een staanplaats betekent de mogelijkheid om de stad of dagelijkse
sleur achter zich te laten.
Als we deze groep vermelden is het omdat de stap van een tweede verblijf naar een vaste bewoning soms zeer
klein is. Wanneer het inkomen daalt, een relatieprobleem opduikt, het pensioen voor de deur staat, gaan som-
migen de camping als vast verblijf beschouwen.
Een tweede groep: de ex-‘normale’ recreant
De tweede groep bewoners volgt chronologisch op de eerste. Mensen worden vijftig of zestig en hebben nog
weinig reden om de nabijheid van de stad op te zoeken. Ze hebben de tijd om steeds vaker en langer naar hun
caravan of optrekje te gaan. Omdat het leven op de buiten meevalt, blijft het huis in de stad vaker leeg. En op
een dag besluiten ze, vrijwillig of door beperkingen gedwongen, het huis te verkopen of door hun kinderen te
laten bewonen. De meesten hebben zich laten domiciliëren in de gemeente. Voor slechts een minderheid van
hulpbehoevenden moet het OCMW bijspringen. Overlijdt een van de partners of worden ze hulpbehoevend, dan
zijn hun behoeften niet anders of groter dan deze van een doorsnee bejaarde: warme maaltijden, wat hulp in huis,
een opname in het bejaardentehuis.
18 19
Een derde groep: de kansarmen
Waar de vorige groep bewust voor deze woonvorm kiest, is de camping voor een derde (steeds groter wordende)
groep van mensen de laatste uitwijkplaats. De één werd uit zijn woning gezet, de ander voelt de hete adem van
schulden, nog een ander heeft zijn partner verlaten. Hier op de camping proberen ze te overleven en een nieuw
bestaan op te bouwen. Dikwijls gaat het om gebroken gezinnen of alleenstaanden.
Van vrienden of kennissen hebben ze gehoord dat je voor een prikje een oude caravan kan kopen of huren. Voor
30.000 tot 70.000 frank koop je een (krot van een) caravan. Maar het vooruitzicht ‘baas in eigen huis te zijn’,
weegt op tegen de afbetaling, roest en de kieren. Ze staan er niet bij stil dat ze eigenaar worden van de caravan,
maar niet van de grond. Ze beseffen dikwijls niet dat hun woonst en zelfs de gehele camping illegaal is. Aanvan-
kelijk ervaren ze deze woonvorm als een verademing en nieuwe kans. De lage huur, de tolerante omgeving, licht,
groen en ruimte, onvindbaar voor schuldeisers en onbereikbaar voor familieleden of vroegere partner klinken als
muziek in de oren. Pas later stellen ze vast dat het sanitair erg primitief is, de nutsvoorzieningen ontoereikend,
de behuizing soms ongezond. Tegelijk duiken ook de etiketten op: campingbewoners hebben geen al te beste
reputatie bij de buitenwereld, hulpverleners en (potentiële) werkgevers.
En dan is er de campingeigenaar. Ook dit levert een genuanceerd beeld op. Sommige eigenaars nemen een loopje
met de aanleg van elementaire nutsvoorzieningen. Was de eerste indruk van de eigenaar die van een joviale
man, later ontpopt hij zich tot een man van wiens grillen men afhankelijk is. Dringende herstellingen laten op
zich wachten. Wie zwijgt, vleit en betaalt, heeft een voetje voor. Wie het lef heeft te klagen, wordt gepest en
onder druk gezet. Wat betaald moet worden voor gas, elektriciteit of staanplaats is soms onvoorspelbaar. Veel gaat
handje contantje en weinig uitbaters houden van kwitanties of duidelijkheid over de tarieven. De slachtoffers zijn
dan vaak goed gekozen: deze mensen zijn kwetsbaar en kunnen geen kant uit. Evenveel eigenaars leven tussen en
met hun campingbewoners; zij onderhouden de contacten met alle bewoners, bemiddelen bij conflicten, weten
goed wat er leeft, reilt en zeilt op hun camping, ondersteunen bewoners bij hun administratie en organiseren
regelmatig activiteiten voor hun bewoners.
Het wonen op een camping, waar solidariteit groot is en sociale druk niet zwaar doorweegt, gaf veel van de bewo-
ners nieuwe energie en ruimte om uit een probleemsituatie te groeien. Iedereen die voor de camping koos, heeft
zijn verhaal, heeft zijn geschiedenis. Men vond er lotgenoten en er ontstonden nieuwe sociale netwerken, zowel
tussen kansarme bewoners onderling als tussen sterke en zwakke bewoners. Vertegenwoordigers van het OCMW
zag men bijna niet op de camping. Deze bewoners hadden zelf strategieën ontwikkeld om moeilijke tijden te
doorstaan en waren, ondanks hun moeilijkheden, trots op hun onafhankelijkheid.
20 21
Meer algemeen ontstond er op meerdere campings een mix van wonen en recreëren. De uitbaters waren daar niet
rouwig om: permanente bewoning betekende immers een vaste bron van inkomsten.
Zo werd de camping stilaan een verzamelpunt van mensen die, weliswaar om uiteenlopende redenen, op zoek
zijn naar een alternatief of een beschermend sociaal weefsel. Maar ook omgekeerd: wonen op de camping geeft
mensen de kans om even op adem te komen. Het geeft mensen de kans om binnen een netwerk toch alleen te
zijn; allemaal kwaliteiten eigen aan het campingwonen.2
Onze jarenlange terreinervaring leert ons dat campingwonen heel wat positieve kenmerken heeft. De betaalbaar-
heid, het eigen tuintje, het feit een eigendom te hebben, de solidariteit, de kleinschaligheid, het knutselen, de
sociale controle, het gemak in onderhoud, het gevoel van onafhankelijkheid en zich toch inwoner van het dorp te
voelen. Op deze sites speelt zich een spontaan buurtleven af, met comités en een eigen huishoudelijk reglement.
Campingbewoners aan het woord3
Mijn grootouders hadden een bungalow in Saint-Hubert. Ik ben daar vaak op vakantie geweest en het kamperen
beviel me wel. Maar zelf woonden we in een gewoon huis. Het is slechts twee jaar dat we hier op de camping
wonen. Het eerste jaar woonde ik met mijn ouders in dezelfde caravan, dit jaar heb ik een eigen caravan gekocht.
Hoe bent u op de idee gekomen om op de camping te gaan wonen?
Ik woonde met mijn familie in Brussel. Vrienden van mijn ouders vertelden dat ze een mooie caravan gekocht
hadden op La Hêtraie. Ze kwamen hier de vakanties doorbrengen en regelmatig ging mijn zusje bij hen logeren.
Zo zijn mijn ouders op het idee gekomen om naar hier te verhuizen. In het begin woonde ik in, maar we zaten
krap van ruimte. Dat was de reden, maar eigenlijk ook omdat ik een ander levensritme heb dan mijn familie. Toen
heb ik mijn moeder gevraagd om uit te kijken naar een caravan voor mij. En voilà, nu heb ik deze kleine caravan
voor mij alleen. Het voordeel is dat ik hier mijn eigen ruimte heb, niet teveel moet betalen en toch niet ver van
de familie zit. Het grote nadeel is het feit dat het hier flink koud is in de winter omdat de isolatie niet deugt. Maar
alles bij mekaar heb ik het hier naar mijn zin.
2 Waelbers, I., De camping miskend, artikel gemaakt in opdracht van het opbouwwerkoverleg campingwonen.
3 Het verhaal van F.P., Camping Beukenbos, Oud-Heverlee, opgetekend in 1994.
22 23
Wat zijn de belangrijkste pluspunten van deze manier van wonen?
Voor mij is het belangrijk dat ik weg ben uit Brussel. De buurt waar ik woonde was onleefbaar geworden: veel
criminaliteit, bijzonder vuil en ongezond. Ik had ook slechte kameraden die ik ontmoette op verkeerde plaatsen
en op verkeerde uren. Zo gebeurden er ook de verkeerde dingen. Toen ik hier ben komen kijken, was ik direct
gewonnen voor deze formule. Ik was weg uit de vriendenkring van Brussel, alles is hier rustig, landelijk, ge leeft
midden in de natuur. Terwijl Brussel verpest is door luchtvervuiling en het verkeer is het hier nog aangenaam
wonen. Bij de andere bewoners zijn er goede en slechte, maar dat was in Brussel niet beter.
Wat ik hier dan wel mis, zijn de winkels en magazijnen. Er zijn er niet veel en ze sluiten erg vroeg. In Brussel kon
ik zelfs om middernacht nog inkopen doen, maar dat kunt ge hier wel vergeten. Zondag en maandag is het hier
doods : ge kunt amper een pakje sigaretten kopen. Daar kan ik me in ergeren.
U voelt dus geen behoefte aan verhuizen?
Nee, deze caravan is voor mij een soort studio. Meer heb ik nu niet nodig om mijn leven te starten. Een apparte-
ment zou ook goed zijn, maar dat kan ik me niet permitteren. Ik moet werk zoeken en dat is niet eenvoudig zon-
der diploma. Toen ik jonger was, heb ik de stommiteit begaan niet te willen studeren. De school kon me gestolen
worden. Ik ging al vlug werken. Dat heeft vier jaar geduurd maar toen ik ontslagen werd, vond ik nergens nog
werk. Voor alles moet ge nu een diploma hebben. Dus moet ik nu rondkomen met mijn stempelgeld.
Komt u daarmee rond?
Dat lukt redelijk. Ik kan nog voor één en ander terecht bij mijn ouders hier en de caravan is mijn eigendom. Die
heb ik hier zelf naartoe gebracht. Vervelend is dat ik de huur van het terrein vooruit moet betalen voor het ganse
jaar: 50.000 frank en dat doet pijn. Mocht het maandelijks zijn, zou ik er geen probleem mee hebben. Voor de
rest leef ik heel goedkoop: ik koop nogal wat groenten in blik zodat ik altijd iets te eten heb. Ik wil hier dan ook
nog zo lang mogelijk blijven, alhoewel ik een jaar geleden op het punt stond buitengegooid te worden. Ik had wat
heibel met de patron hier omdat mijn caravan niet in orde was met de verwarming en het sanitair. Maar ik heb
alles in orde gebracht. Dat heeft veel geld gekost, maar toen had ik nog werk en kon het betalen. Nu wil ik er dan
ook zo lang mogelijk van profiteren.
Het gekke is dat ik nog steeds geen factuur gekregen heb van de eigenaar voor de elektriciteit. Hij verdient er
anders goed op: zelf betaalt hij iets van een 5 frank per kilowattuur en hij factureert ze 11 frank aan de mensen.
Veel investeert hij niet in de camping: weinig sanitair, slechte wegen, geen animatie, maar voor alles moet wel
24 25
dik betaald worden. Maar hij kent de wet beter dan de mensen hier: hij is advocaat en hij haalt meestal het gelijk
aan zijn kant.
Heb je er weleens last van dat u door buitenstaanders als ‘één van de camping’ bekeken wordt?
Eigenlijk heb ik er weinig last van; ik zeg dat trouwens ook niet overal en meestal zeg ik dat ik in een chalet woon.
Maar elke mens leeft zoals hij wil. Als het aan mij lag, zou ik willen leven zoals mensen in het Amazonegebied:
in kleine gemeenschappen in het woud. Iedereen staat voor zichzelf en de gemeenschap in en werkt met zijn
handen. Hier worden alleen de rijken bevoorrecht. Als ik al die maatregelen van Dehaene hoor, dan wordt het
alsmaar slechter voor de kleine man.
Nooit gedacht naar een ander land uit te wijken?
Nee, tenslotte voel ik me hier thuis en kan ik nog overleven. Mocht dat echter anders worden, dan zal ik het wel
overwegen. Ik ben altijd mijn eigen weg gegaan: ik ben een rebel geweest, ik ben gedeserteerd uit het leger en ik
ga nu ook mijn eigen weg. Misschien ben ik hier nog 5 jaar, misschien zit ik binnen een maand op een apparte-
ment, maar nu blijf ik voorlopig hier!
26 27
Bekommerd om onze toeristische infrastructuur: een geschiedenis in verschillende bedrijven
Wat voorafging
Permanent wonen op campings is zowat van alle tijden. Heel wat gezinnen hebben doorheen de jaren de stap
naar de camping gezet. Voor de ene was dit een duidelijk overwogen positieve keuze, voor de andere uit bittere
noodzaak in hun zoektocht naar een betaalbare woning. De sfeer en de onderlinge verbondenheid vormden voor
velen een belangrijke ondersteuning.
In de gemeenten Zemst, Boortmeerbeek en Kampenhout is dit wonen vooral ontstaan door het sociaal toerisme
bij het domein van Hofstade voor gezinnen uit Brussel en Mechelen. Deze gezinnen verbleven reeds lang ge-
durende de hele zomerperiode daar in hun tweede verblijf en ruilden het omwille van pensioen, gezondheid of
financiële redenen in voor hun appartement in de stad. De vraag naar plaatsen voor sociaal toerisme verdwijnt en
zeker de oudere gezinnen kunnen de woononzekerheid niet meer aan en verkopen hun woonst op de camping.
De vrijgekomen chalets en caravans worden stilaan ingenomen door gezinnen die tussen de mazen van het net
vallen bij de sociale huisvesting: financieel te zwak om maandelijks zelfs de sociale huur te betalen, weinig sociale
draagkracht (geven overlast), het van dag op dag leven, overleven. Op de camping kan onderhandeld worden, ook
met de uitbater over betalingen, leeft een soort ruileconomie, ook diensten worden geruild, ze laten je gerust en
28 29
toch is er sociale controle, je kan met recuperatiemateriaal zeer goedkoop een woonst creëren op je eigen tempo
en je betaalt alleen huur voor het terrein. Je kan (eventueel in het systeem van huurkoop) terug een eigendom
verwerven, dit geeft eindelijk het (valse) gevoel ‘hier kunnen ze mij niet meer uitzetten’.
Zeker vanaf midden jaren tachtig zien we heel wat gezinnen onder druk van de sociaal-economische situatie
op de camping komen wonen: werknemers uit de omliggende industrie, maar ook mensen die geconfronteerd
werden met kansarmoede, een nieuwe gezinssamenstelling, echtscheiding, faillissement, … vonden er een min of
meer betaalbaar alternatief. De prijzen op de private en zelfs sociale woningmarkt lagen te hoog of het aanbod
van sociale woningen was onvoldoende4.
Het decreet van ’93
Het campingdecreet van ‘93 (decreet houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven
van 3 maart 1993) dat de kwaliteit van onze toeristische campings opnieuw moet verhogen introduceerde grote
wijzigingen. Campinguitbaters moeten een vergunning krijgen en hiervoor moet hun terrein aan een aantal crite-
ria beantwoorden (o.a. bepalingen rond brandveiligheid, milieu en hygiëne, zonering) tegen uiterlijk 31 december
1999.
Eén van de criteria bepaalt dat er geen permanente bewoning met domicilie meer mag voorkomen op een toeris-
tisch vergunde camping, die ligt bovendien meestal ook nog in recreatiezone waar wonen stedenbouwkundig ook
niet toegelaten is. Probleem: in 1998 wonen er in Vlaanderen officieel 4274 mensen op de camping. Permanente
bewoners die geen of elders hun domicilie hebben, worden hierin niet meegeteld. Na de inwerkingtreding van
het decreet in 1995 werden de uitvoeringsbesluiten van toepassing en werd permanent wonen op campings een
beleidsprobleem met heel wat gevolgen voor bewoners en uitbaters. Veel permanente bewoners kruipen verder
weg in de illegaliteit door een referentieadres te nemen en toch op de camping te blijven wonen. Naarmate de tijd
tikt, wordt dit een steeds meer prangend probleem waardoor dit fenomeen steeds minder zichtbaar en meetbaar
wordt.
Riso Vlaams-Brabant wordt voor het eerst met dit gegeven geconfronteerd door een ondersteuningsvraag van
het OCMW van Boortmeerbeek en Oud-Heverlee die een grote groep permanente bewoners op hun campings
4 Meert, H. (2000a), ‘Arcadië onderuit? Woonzones met recreatief karakter als outlet center voor de witte producten op de Vlaamse Wo-
ningmarkt’, in: Ruimte & Planning, jg. 20, nr. 1, p. 36 – 50.
30 31
tellen. Riso Vlaams-Brabant brengt de problematiek van het bedreigde wonen in de kijker via van een studiedag
“Wonen op wielen” in ’94.
De Vlaamse overheid bestelde een onderzoek rond de problematiek bij “Mens en Ruimte”5. Dit onderzoek beves-
tigde het hoge aantal bewoners en benoemde ook de groep zonder adres op de camping die er, al dan niet met een
ander woonalternatief, woonde. Een gemengde groep, zo bleek. Oud en jong, gezinnen en alleenstaanden, gezin-
nen die gezien de goedkope woonvorm met hun klein inkomen toch nog van de leuke dingen des levens konden
genieten, of schulden konden aflossen zonder bij sociale instanties te moeten aankloppen, of gewoon om uit het
sociaal isolement van het sociaal appartement in Brussel te geraken, of er voor de gezondheid tot rust kwam met
het hondje uiteraard,… Een leefgemeenschapje dat op zichzelf functioneert, vrij gesloten is en verdoken tot nu toe
en zelfs onvervangbaar. Het decreet, en als gevolg daarvan het onderzoek, legde een reeds lang bestaand “grijs”
wooncircuit bloot, dat door de bewoners als zeer waardevol, solidair en betaalbaar wordt omschreven.
Volgens datzelfde onderzoek van Mens en Ruimte wonen er in Vlaams-Brabant 500 gezinnen op campings. Onze
ervaring leert dat de gezinnen die nu op de meeste campings wonen sociaal en financieel zwakke gezinnen zijn.
Ze zijn veelal op de campings komen wonen door sociale verdringing uit de private en sociale woonmarkt. Ande-
ren, vooral bejaarden kwamen op de camping terecht na een zoektocht naar rust, veiligheid en groen.
Deze twee groepen vinden en ondersteunen elkaar op de campings en hebben één ervaring gemeen die ze willen
blijven koesteren: een solidaire, kleinschalige gemeenschap die doet denken aan de oude dorpscultuur. Het is een
groep die niet terug naar de, voor hen betaalbare, verloederde wijken van de grootsteden wil. Op een camping
komen plantrekkers terecht, mensen die zich niet laten inpakken door het (nood-) lot. Naast sociale netwerken,
zelfredzaamheid en gevoel van eigenwaarde zijn ook de lage sociale druk en beperkte (materiële) wedijver ken-
merkend voor het wonen op campings.6
Zij missen evenwel de draagkracht om naar andere waardevolle initiatieven te zoeken of hiervoor te ijveren en
zullen zich zonder begeleiding terugtrekken in de anonieme, grijze wooncircuits in Wallonië.
5 Mens en Ruimte (1997), Onderzoek naar de permanente bewoning op campings in Vlaanderen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,
Brussel.
6 Waelbers, I. & Matthieu, E. (2005), Campingwonen: marginale woonvorm of wooncultuur?, p. 217 – 246 in: Wonen aan de onderkant, De
Decker, P., Goosens, L. & Pannecoucke I. (red.), Garant, Antwerpen – Apeldoorn.
32 33
Een kluif voor het opbouwwerk
Niet alle uitbaters in onze regio zien de hoge investeringen, die het behalen van de kwaliteitsnormen voor de
vergunning met zich meebrengen, zitten en geven de uitbating op. Het zijn mensen van het terrein zelf die de
uitbating kopen, zonder veel financiële mogelijkheden en met een ongeloof t.o.v. een hard optredend Vlaams
beleid waardoor de kwaliteitsverbetering lang wordt uitgesteld. Gevolg van al deze ontwikkelingen: de kwaliteit
van de terreinen en de wooneenheden (die met tweedehandsmaterialen zijn opgetrokken) maar ook het solidair
samenleven brokkelt zichtbaar af. Armoede wordt steeds meer zichtbaar.
De gevolgen laten zich dan ook snel merken: gezinnen met lage inkomens worden geconfronteerd met uitdrijving
op korte termijn, ze genieten geen huurbescherming, er is geen sociale huisvesting voorhanden in de betrokken
gemeenten voor herhuisvesting, de kwaliteit op terreinen daalt zienderogen, deze groep heeft een eigen “woon-
cultuur” ontwikkeld die niet terug te vinden is in het bestaande huisvestingsaanbod, …
De echte overlevers kiezen als alternatief nog grijzere wooncircuits (illegale campings in de Ardennen), storten
zich in avontuurlijke dromen met zware leningen (we beginnen een café), gaan naar kwalitatief slechte woningen
in de grootsteden. Er is op dat moment geen enkele organisatie die op deze terreinen komt en deze mensen hun
belangen ter harte neemt.
Voor de gemeenten is het moeilijk om voor deze ‘Franstalige kansarmen’ op te komen en hun wonen te regulari-
seren aangezien de terreinen ondertussen omgeven zijn door mooie villawijken.
Volgens het decreet van ’93 moeten alle gedomicilieerde bewoners van de campings verdwenen zijn voor eind ’99.
Maar uit voorgaande is duidelijk dat deze voorziene datum, gezien de omvang van de problematiek en aard van
de doelgroep, niet haalbaar is zonder een sociaal bloedbad: een kluif voor het opbouwwerk dus.
34 35
Fase 1 1998: Het Vlaams beleid kleurt rood: hier dreigt een sociaal bloedbad dus het opbouwwerk moet de terreinen op!
Nood aan duidelijke informatie
Opdracht één was dus met de hele opbouwwerksector een stevige (Vlaamse) beleidsactie te voeren samen met de
bewoners en de uitbaters om duidelijk te maken dat ‘ontruiming’ van de terreinen tegen eind 1999 niet haalbaar
was. Doel was het beleid erop attent maken dat er niet alleen een minister van Toerisme is, maar ook ministers
van Huisvesting, Welzijn, Ruimtelijke ordening en Binnenlands zaken (domicilies) die een geïntegreerd en geco-
ordineerd beleid moeten voeren om een goede herhuisvesting te realiseren.
Dit betekende meteen ook de start van het ‘veldwerk’ op de terreinen. De bewoners werden geïnformeerd over de
beleidsmatige stand van zaken. Iedereen werd aangespoord om deel te nemen aan de actie in Brussel en bewoners
het gevoel te geven dat ze gesteund werden. Campingbewoners zaten echter in een zeer afhankelijke situatie van
zowel het beleid als van de uitbater en ze beseffen dat en zullen geen risico nemen om op straat gezet te worden.
Het was dus de kunst om ook de uitbater en de gemeente te overtuigen van hun meerwaarde voor deelname
aan de actie om een uitdoofscenario en een geïntegreerde aanpak te bekomen. Dit werd een fase van veel straat-,
brievenbus-, cafetaria- en luifelgesprekken. Het was nog zoeken naar het vertrouwen, de hekjes van de eigen per-
ceeltjes bleven meestal nog dicht, namen werden niet genoemd.
Onze aanpak werkte want door veel informele en formele contacten, een open en constructieve in plaats van een
veroordelende houding, kregen we als opbouwwerk het vertrouwen van alle partijen in dit dossier en trokken
we gezamenlijk naar Brussel. We wonnen het vertrouwen van de gezinnen op de toch zeer gesloten campings in
Zemst. De gezinnen zijn geïnformeerd over het gemeentelijk en Vlaams beleid met betrekking tot de campings.
De Vlaamse actie vanuit de opbouwwerksector was een dankbaar instrument om toegang te krijgen op de geslo-
ten terreinen. Het was meteen duidelijk waarvoor we kwamen, we stonden achter hen, we waren niet tegen hun
uitbater en hadden ingang bij de gemeente maar waren er toch onafhankelijk van. Want leg maar eens uit wat
Riso Vlaams-Brabant daar komt doen en wat je rol precies is.
36 37
Voor de bewoners was het belangrijk dat ook de schepen en de uitbater letterlijk en figuurlijk mee op dezelfde
trein zaten. Ook het feit dat ze zagen dat zowel het gemeentebeleid als de uitbatersvereniging en het opbouw-
werk mee rond de tafel zaten om op een constructieve manier op provinciaal en Vlaams niveau te zoeken naar
mogelijke oplossingspistes versterkte het vertrouwen en was positief voor het deskundigheidsimago op plaatselijk
niveau.
We halen een kleine slag thuis
De actie heeft succes. Er komt een interkabinettenwerkgroep campingwonen en het decreet wordt aangepast. Er
komt een uitdoofscenario tot eind 2005. In Vlaams-Brabant resulteert dit in een sterk partnerschap provincie -
Riso Vlaams-Brabant. Er komt een Vlaamse interdisciplinaire technische werkgroep die de beleidsplannen van de
gemeenten (Boortmeerbeek, Aarschot, Zemst, Londerzeel, Kampenhout en Oud-Heverlee) voor de herhuisvesting
van de campingbewoners moet opvolgen. De opbouwwerker van Riso Vlaams-Brabant volgt deze mee voor de
sector op.
Tegen eind 2005 moet iedereen die op een camping woont geheroriënteerd worden naar de bestaande markt,
met begeleidende premie- en voorrangsmaatregelen binnen sociale huisvesting. Dit was niet bepaald de wens van
de mensen op de terreinen en een volledige ontkenning van de woonkwaliteiten van deze woonvorm, maar dat
beseften we toen zelf nog niet.
Het opbouwwerk beseft dat er een aantal hiaten zitten in het uitdoofscenario van de Vlaamse overheid en besluit
om gezamenlijk beleidsstrategieën te ontwikkelen:
• Het aangepaste decreet spreekt alleen over de gedomicilieerde bewoners, ook alleen zij vallen dus onder de
beschermende maatregel van het uitdoofbeleid tot eind 2005. Zij krijgen het recht op de voorrangsmaatregel
binnen sociale huisvesting,… Gezinnen zonder adres of met een referentieadres (ongeveer de helft van de gezin-
nen) blijven onder de willekeur van de uitbater vallen.
• Het uitdoofbeleid geldt alleen voor gezinnen die op goed gezoneerde campings verblijven.
• De gemeente moet een begeleidingsplan indienen voor de herhuisvesting van de gezinnen. Wat in gemeenten
waar dit niet gebeurt?
• De uitvoering van de begeleidingsplannen is niet afdwingbaar.
• Alleen campings waar minstens 10 eenheden bewoond zijn, komen in aanmerking voor een begeleidingsplan.
Vanuit Riso Vlaams-Brabant mogen we ons binnen dit kader tot de gelukkigen rekenen. De gemeente Zemst kent
en erkent de eigenheid van de groep die op de campings woont en wil hun herhuisvesting (120 gezinnen op 4
campings) realiseren binnen een nieuw te ontwikkelen woonproject op een leegstaand terrein met participatie
van deze gezinnen om zoveel mogelijk hun woonwensen op te nemen in de nieuwe plannen. Zemst erkent deze
gezinnen als inwoners van de gemeente en schrijft zich in het project Baldewijns, dat zoekt naar een ruimtelijk
structureel perspectief voor campings (pilootproject in Zemst) en weekendverblijfparken (pilootproject in Zedel-
gem). Vanuit het lokale project in Zemst kan en zal ook steeds de toets gebeuren met de ontwikkeling op Vlaams
beleidsniveau.
38 39
Fase 2 1999 – 2001: Kijk Vlaanderen: dit is een kwalitatieve woonvorm en mits goede wil en creativiteit van alle partijen krijgen alle kwaliteiten binnen de sociale huis-vesting een plaats om aangepaste herhuisvesting te realiseren
Begin van participatieve planning
De context van het project in Zemst:
• Er is een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (RUP).
• Het Vlaamse beleid droeg binnen de ruimtelijk ordening de oplossing van een nieuwe zonering aan: nl. de woon-
zone met recreatief karakter waarbij dezelfde voorschriften als op een camping gelden (bebouwde oppervlakte
niet groter dan 60 m², nokhoogte 5m, kleine percelen). Ook de locatie werd vastgelegd: camping Felix Cottage
Club met als argumentatie dat deze camping het meest aanleunt bij de bestaande dorpskern om er wonen te
ontwikkelen.
• Dit geeft de kans aan de gemeente om een aangepast woonproject te ontwikkelen dat stedenbouwkundig aan-
leunt bij de huidige woonvorm. Bewoners van de andere campings kunnen dan ook hiernaartoe verhuizen, het
project houdt door z’n stedenbouwkundige voorschriften een buffer voor speculatie en sociale verdringing in:
niet iedereen wil op 60m² wonen, villa’s komen er dus niet. Er kan niet verkaveld worden.
• Camping FCC blijft echter een privédomein waar je als overheid op toewijzing, en prijzen weinig vat hebt. Er
woont wel de grootste groep campingbewoners die uit 80 gezinnen bestaat. Daardoor zijn alle chalets bewoond
en kunnen de 30 gezinnen van de andere campings er niet meer bij. En omdat elke camping zijn eigen publiek
en cultuur heeft zouden ze er ook niet echt welkom zijn.
40 41
• De gemeente, ondersteund door het opbouwwerk, vroeg uitbreiding van de nieuwe zone met recreatief karak-
ter met de leegstaande aanpalende camping Solarium. Ze kreeg de uitbreiding en kocht dit terrein. De sociale
bouwmaatschappij Providentia wil binnen de nieuwe stedenbouwkundige voorschriften een doelgroepgericht
sociaal bouwproject ontwikkelen. Er is plaats voor een dertigtal wooneenheden.
• De participatie was dus gericht op de ontwikkeling van het gemeentelijk RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) en
op de architectuur van het Providentiaproject met als doel zoveel mogelijk de woonwensen van de campingbe-
woners hierin te vertalen.
• Riso Vlaams-Brabant wou door de participatie aan dit project dat de woonkwaliteiten van het campingwonen
erkend en vertaald werden binnen de sociale huisvesting.
Het blijven druppels op een hete plaat
Het herhuisvestingsinitiatief van de gemeente Zemst kadert binnen het begeleidingsplan dat ze van de Vlaamse
regering (decreet Toerisme) moest maken. Voor de opvolging van deze begeleidingsplannen kreeg de provincie
een coördinerende rol. De opbouwwerkers namen deel aan de provinciale overlegvergaderingen met de betrok-
ken gemeenten en OCMW’s. Het siert de provincie dat ze de waarde van het basiswerk als cruciaal inschat, zij
moeten zich immers op onze informatie beroepen om hun beleid te bepalen en ons als deskundigen consequent
steeds bij hun beleid betrekken. Bij de broodjes en de koffie leg je echter ook goede informele contacten.
Om een vinger aan de pols te houden op de andere campings en vooral om ook deze gezinnen en uitbaters op
de hoogte te houden van de vaak ingewikkelde beleidsevoluties, bezochten we één keer per jaar alle terreinen,
klein of groot, vergund of niet, legaal of illegaal. Dit was nodig, het was schrijnend hoe slecht, zeker op de kleine
terreinen uitbaters en bewoners geïnformeerd waren. Zo had een uitbaatster in Aarschot bejaarde mensen die
al 30 jaar op de camping woonden laten verhuizen omdat ze dacht haar vergunning te verliezen, ze kende het
uitdoofbeleid niet. Steeds koppelden we terug naar Toerisme Vlaanderen of de betrokken gemeenten of OCMW’s.
In maart 2000 organiseren Riso Vlaams-Brabant, VIBOSO en de provincie Vlaams-Brabant een studiedag voor
alle betrokken Vlaamse gemeenten, provincies en het Vlaamse beleid om een kritische analyse te maken van het
gevoerde Vlaamse, provinciale en gemeentelijke beleid tot dan toe. Zal de datum van het gedoogbeleid tot 2006
volstaan om voldoende alternatieven uit te werken en een sociaal bloedbad te voorkomen? Wat bewoog er reeds?
Het antwoord bleef onvoldoende; men kijkt gebiologeerd naar het experiment in Zemst.
42 43
Fase 3 2001 – 2003: Kwalitatief herhuisvesten binnen het be-staande instrumentarium is een deel van de oplossing; daarnaast moet het campingwonen als woonvorm erkend worden en een plek krijgen in het sociale huis-vestingscircuit
Campingbewoners: honkvast en toch in verandering
Riso Vlaams-Brabant besluit om geen genoegen te nemen met de euforie die rond de schitterende nieuwe plannen
van het project in Zemst hangen. Als antwoord op de campingbewoning in onze provincie is dit onvoldoende. Er
is nood aan aanvullende projecten. Op basis van onze praktijkervaring hanteren we het 1/3-principe:
• 1/3 van de huidige campingbewoners kan instromen in sociale huisvesting (op voorwaarde uiteraard dat de
wachtlijsten hier grondig aangepakt worden),
• 1/3 kan instromen in aangepaste sociale huisvestingsprojecten (cfr. ontwikkeling in Zemst),
• voor 1/3 moet een specifiek vangnet ontwikkeld worden met oog op betaalbaarheid en ondersteuning. Voor
deze laatste groep spreken we van ‘sociaal buitenwonen’.
Ondertussen werken twee opbouwwerkers op verschillende terreinen. Kampenhout telt twee terreinen aan de
vaart. Eén terrein is puur toeristisch en er wonen hoogstens vier gezinnen met referentieadres. Op het andere ter-
rein wonen 25 gezinnen. Deze gezinnen wonen er graag maar de eigenares stopt met de uitbating van het terrein
en alle gezinnen moeten op korte termijn vertrekken. Riso Vlaams-Brabant en het OCMW begeleiden de mensen
hierin. Maar dit alles kwam te snel want de gemeente wou binnen het nog te ontwikkelen plan van een sociale
site in Berg ruimte voorzien voor een aangepast project voor deze gezinnen in het kader van het begeleidingsplan.
Het OCMW van Kampenhout heeft een schitterende herhuisvesting op maat gezocht voor de mensen die dit
wensten binnen de gemeente. Toch verhuisden aan aantal gezinnen naar de grijze campingcircuits in Boortmeer-
beek of de Ardennen en dit was een bewuste keuze. Het deed ons beseffen dat er wel degelijk gezinnen voor deze
woonvorm kiezen en nergens anders te huisvesten zijn.
44 45
In Boortmeerbeek liggen zes terreinen. Twee ervan, De Tip en Trianon, liggen recht over het domein van Hofstade
en hebben nog een toeristische toekomst. Er wonen enkele gezinnen permanent, zonder adres op de camping.
Dageraad ligt aan de vaart en is, onder het goedkeurend oog van de gemeente, geëvolueerd naar een mooie chalet-
camping (nieuwe chalets worden verkocht aan 4 miljoen Belgische frank). De gemeente belooft eigenaar en bewo-
ners een oplossing voor de illegale toestand; de camping is bijna volledig bewoond en trekt een beter publiek aan.
Goorveld, Floreal 1 en Floreal 2 zijn aan elkaar grenzende terreinen en zij vormen ruimtelijk gezien één geheel
maar met verschillende eigenaars en uitbaters. Ze liggen voor het gemeentelijk beleid gevoelig omdat er een eer-
der kansarm, Franstalig publiek woont en de terreinen ondertussen omringd zijn door villawijken. Ze bezorgen de
wijk overlast en de bewoners vinden te gemakkelijk de weg naar het OCMW. De Franstalige doe-het-zelf-uitbaters
hebben moeite om hun terrein proper te houden en een goede communicatie met de gemeente en Toerisme op te
bouwen. Op deze terreinen vestigt zich gaandeweg in de vrijgekomen chalets de ’nieuwe armoede’. De uitbaters
klagen dat er zich dagelijks dakloze gezinnen aandienen op zoek naar een woonst.
Recyclage van ‘oude’ terreinen?
De nieuwe woonnood (instroom vanuit armoede) op de campings vraagt om nieuwe oplossingen op de bestaande
terreinen. We ontwikkelen de idee van een driesporenbeleid (toegankelijkheid van de bestaande sociale huisves-
ting, aangepaste sociale huisvestingsprojecten (cfr. project Zemst) en een nieuwe woonvorm ‘sociaal buitenwonen’
op bestaande terreinen) dat we voorleggen aan de Vlaamse overheid. We richten hiervoor binnen VIBOSO een
stuurgroep op met steun van het Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB), Welzijnszorg en vertegenwoordigers
van verschillende Vlaamse administraties en de provincies. Er wordt een studiebureau (Stramien) aangetrokken
dat de inzichten en beleidsvoorstellen vertaalt in een draaiboek7 voor een Vlaams driesporenbeleid. Het gediffe-
rentieerde driesporenbeleid is het resultaat van een gebundelde Vlaamse aanpak binnen de sector Samenlevings-
opbouw, waardoor elk van de regio’s vanuit hun eigenheid ingebed worden en zich binnen dit meersporenbeleid
herkennen. Elke regio heeft zijn eigenheden en daarom geeft dit draaiboek één gedifferentieerd beleidsdocument.
Dit document, ontwikkeld met betrokkenheid en steun van de administraties, is de basis voor twee jaar durend
intensief politiek lobbywerk waarbij de werkers van Riso Vlaams-Brabant een intensieve rol opnemen. Daarnaast
blijven we via opiniestukken in de kranten, persartikels en reportages (o.a. KNACK), radio- (Voor de dag) en Tv-
programma’s (Man bijt hond) ook de publieke opinie en het beleid informeren en beïnvloeden. Het sociaal buiten-
7 Stramien cvba, Permanent wonen op campings … op zoek naar oplossingen, Brussel, 2003.
46 47
wonen als term vindt ingang in het Vlaamse beleid, maar buiten een bijkomende studieopdracht voor het VOB
wordt het uitgewerkte driesporenbeleid niet verankerd.
Provincie Vlaams-Brabant neemt hierin absoluut het initiatief en engageert zich om in een pilootregio (Kampen-
hout – Zemst – Boortmeerbeek) het uitgewerkte draaiboek om te zetten in concreet beleid (zie p. 25), zowel op
het vlak van ruimtelijke ordening (Provinciale Ruimtelijke Ordeningsplannen (PRUP) als noodzakelijke randvoor-
waarde) als op het vlak van wonen. Het engagement van de provincie is een grote opsteker voor het opbouwwerk,
want dit betekent dat de woonvorm ‘sociaal buitenwonen’ met zijn specifieke kenmerken erkend wordt!
Bij het beleid groeit het inzicht dat 2005 geen haalbare datum is voor herhuisvesting. De Vlaamse overheid besluit
dat alle gezinnen die voor 2001 gedomicilieerd op een vergunde camping wonen hier onbeperkt kunnen blijven
wonen tot hen een aangepaste woning wordt aangeboden. Het woord aangepast is hierin belangrijk. Dit duidt op
een nieuwe overwinning voor bewoners en opbouwwerk, maar de uitdoofgedachte van de woonvorm blijft de
achterliggende motivatie en het Vlaamse beleid negeert nog steeds de kwaliteiten van de woonvorm en het feit
dat er mensen vanuit woonnood op de campings blijven toekomen.
Riso Vlaams-Brabant is vanaf nu het enige Riso dat intensief op de terreinen blijft komen en het principe van de
terugkoppeling in verband met het Vlaamse beleidswerk naar de terreinen via intensieve huisbezoeken, naar de
gemeentebesturen en OCMW’s, de uitbaters en de provincie hanteert. Elke denkpiste of tekst wordt bekeken
en getoetst op het terrein en indien nodig nemen we beleidsmensen, administraties of ontwerpers mee naar de
terreinen. We zijn er ons van bewust dat dit driesporenbeleid en de gedifferentieerde kijk op de doelgroep een
meerwaarde van het intensieve veldwerk is. Vanuit de sectorstuurgroep worden bovendien een aantal instrumen-
ten ontwikkeld om de woonkwaliteit tijdens het uitdoofbeleid, dat ondertussen voor een grote groep en voor
een onbepaalde duur geldt, op toeristische campings te monitoren en waar mogelijk te versterken. Zo wordt in
overleg met de campingfederatie, de administratie Toerisme, het Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB) en
jurist Maarten Dambre een aangepast modelhuurcontract ontwikkeld. Dit houdt zowel rekening met de typische
gegevenheden van een recreatief verblijf als met minimum woonkwaliteitseisen, woonzekerheid, betaalbaarheid
en huurbescherming.
48 49
Fase 4 2004 – 2005: Verkennen van nieuwe ideeën: ‘Sociaal buitenwonen met sociaal beheer’
De druppels voorbij: nood aan ambitie
De rode draad binnen de vorige “beleidsperiode” is de zeer intensieve terugkoppeling op de terreinen met de
bewoners, de uitbaters, de gemeenten en permanent overleg met de provincie. We kozen voor deze manier van
werken en niet voor het meenemen van de bewoners naar het Vlaamse beleidsniveau. We waren nog de enige
opbouwwerkers in Vlaanderen die de pols voelden op de terreinen en tegelijkertijd de bezorgdheden en mogelijk-
heden van de andere partners inschatten en mee opnamen in onze voorstellen naar het Vlaamse en provinciale
beleid. Bovendien waren er constant veranderingen op de terreinen (opzeggingen, overnames van de camping,
sluiting van een camping, onbewoonbare wooneenheden…) waardoor we vaak moesten onderhandelen, brandjes
blussen of bewoners ondersteunen bij herhuisvesting in afwachting van echte structurele oplossingen.
Vanuit deze voeling met de evoluties op de terreinen en het correct inschatten van politieke haalbaarheid in
de gemeenten, in het kader van de opmaak van het PRUP overtuigden we Toerisme Vlaanderen van het feit dat
een aantal terreinen, onder andere in Boortmeerbeek, niet langer toeristisch uit te baten zijn en misschien beter
naar huisvesting overgeheveld worden. Boortmeerbeek was tot op dat moment echter geen voorstander van het
wonen op een aantal van hun campings waar de “overlevers” samenwoonden. Boortmeerbeek nam geen enkel
initiatief in het kader van het begeleidingsplan, buiten een beperkt aantal herhuisvestingen.
Bovendien blijft het project in Zemst tot nu toe (7 jaar na de eerste huisbezoeken) dode letter en er is nog geen
steen verlegd. De privé-eigenaars van FCC vinden de nodige financiële middelen niet om het project te realiseren,
waardoor de mensen geen bouwvergunningen voor hun verbeteringswerken vastkrijgen. De camping verloedert.
De administratieve weg van Solarium (project uitgevoerd door Providentia) is zeer lang, waardoor de bouw van
de woningen niet voor 2008 van start kan gaan.
10 jaar na datum
Naar aanleiding van het beperkte gemeentelijke engagement in Boortmeerbeek, de traagheid in Zemst, de ver-
slechterende woonsituatie op onder andere Zomerrust en Berkenhof, de blijvende instroom van kansarme gezin-
50 51
nen op verschillende campings en de nood aan een regionale en gedifferentieerde aanpak besluit de provincie tot
een ambitieus provinciaal engagement van de diensten huisvesting en ruimtelijke ordening waarmee ze samen
met het opbouwwerk het sociaal buitenwonen in deze regio (en in de hele provincie in een latere fase) een
definitief en niet langer een uitdovend karakter wil geven. De provincie wil deze woonvorm integreren in haar
woon- en ruimtelijk beleid.
Leren uit je fouten
De uitdaging voor Riso Vlaams-Brabant bestaat erin de fouten van Zemst te vermijden: ruimtelijk mooie princi-
pes vertalen in plannen is haalbaar. Maar wanneer het sociaal beheer op de terreinen niet aangepast is, ontstaat
sociale verdringing of krijgt uitbuiting vrij spel. Ook nu wordt eerst gewerkt aan een goede ruimtelijke ordening.
Studiebureau ARCADIS-GEDAS maakt een Provinciaal RUP “permanent wonen op campings en weekendverblij-
ven” op. Het PRUP bevat de gemeenten Kampenhout, Haacht, Zemst en Boortmeerbeek. Het opbouwwerk zetelt,
samen met de provincie en het ontwerpbureau, in de kerngroep om de noodzakelijke maatschappelijke toets van
het dossier te bewaken en invulling te geven. Deze maatschappelijke koppeling binnen het PRUP wordt gewaar-
deerd. De studie moet nagaan welke terreinen overgaan naar het nieuwe sociaal buitenwonen en welke recreatief
blijven. We toetsen alle terreinen op juridisch, stedenbouwkundig, ruimtelijk en maatschappelijk vlak. Omdat er
anno 2006 nog steeds niet gestart is met de uitvoering van het RUP in Zemst, koppelt men een draaiboek aan dit
PRUP, waarin de noodzakelijk te nemen acties met deelovereenkomsten worden opgenomen om de doelstellingen
uit het PRUP te bereiken. De taak van de opbouwwerkers bestaat erin toe te zien dat alle nodige acties in het
draaiboek opgenomen worden zodat de doelstelling van het sociaal buitenwonen wel degelijk gerealiseerd wordt
voor de meest kwetsbare bewoners. Hierbij wordt gedetailleerd opgesomd welke instanties initiatief dienen te
nemen en worden de noodzakelijke overeenkomsten tussen de verschillende overheden en instanties uitgewerkt.
Dit draaiboek dient door alle betrokkenen goedgekeurd te worden en noopt hen zo tot een engagement, ook voor
de volgende legislaturen.
Het opbouwwerk legt zijn jarenlange expertise op tafel en neemt alle betrokkenen diensten regelmatig mee naar
de terreinen: via de huisbezoeken en aanwezigheid op de terreinen toetsen we de voortgang van het PRUP per-
manent af bij de gezinnen en uitbaters op de campings en weekendverblijven.
Eindelijk concrete resultaten
Wat campings betreft, behouden er in de regio zeven terreinen een recreatieve functie namelijk: Baarbeek, Ber-
kenhof, Zomerrust, Veronique, Tip, Trionon en Floreal 2. Een aantal van hen zullen niet verder toeristisch uit-
gebaat worden maar evolueren naar een weekendverblijf. Hier zal een handhavingsbeleid nodig zijn om nieuwe
bewoning te voorkomen; dit handhavingsbeleid op de recreatieve terreinen is als beleidsspoor meegenomen in
het draaiboek van de provincie om te voorkomen dat men dweilt met de kraan open.
Daarnaast krijgen 5 terreinen een functie voor buitenwonen met sociaal beheer: FCC, Solarium, Dageraad, Floreal
1 en Goorveld.
Doordat de provincie een woonperspectief biedt voor de terreinen in Boortmeerbeek, hebben we terug zeer
intensief veldwerk verricht op de 3 terreinen waar de armoede en verloedering zich manifesteerden. Uitbaters
kregen zo ook de kans om te investeren in hun terreinen en de verloedering in te dijken. We ondersteunden hen
in hun erkenningsdossier bij Toerisme. Deze erkenning was nodig om het uitdoofscenario, en dus het recht op
wonen, te laten gelden voor de bewoners tot het provinciaal RUP klaar was. We bemiddelden ook in de contacten
met de gemeente en de buurt zodat ze ondertussen vlot verlopen. We nemen een doorverwijsfunctie op naar het
OCMW en maken afspraken met Providentia voor crisis-herhuisvestingen. We werken met uitbaters en bewoners
aangepaste huurcontracten uit in samenwerking met het VOB. De opbouwwerkers nemen de taak op zich om een
sociaal onderzoek te doen in de WE-verblijven in Haacht die in het PRUP opgenomen worden. Hiertoe worden
huisbezoeken afgelegd en overlegd met het OCMW. Het PRUP wordt afgerond en kan de administratieve weg
beginnen afleggen. Het wordt in oktober goedgekeurd door de provincieraad (essentiële voorschriften die in het
PRUP werden opgenomen zijn: bewoning met een maximum oppervlakte van 80 m2, een volume van maximum
240 m3, een nokhoogte van 5 meter, het terrein kan niet worden verkaveld en de perceelgrootte wordt beperkt);
de eerste acties kunnen ondernomen worden, waardoor de gemeente een voorkooprecht op de terreinen kan
laten gelden.
52 53
Jarenlang ‘opbouwwerk’ leidt tot drie sporen naar verandering
Een ontruiming waarbij alle permanente bewoning op campings in Vlaanderen moet verdwijnen en de bewoners,
eventueel met begeleiding, een sociale woning of een kwaliteitsvolle en betaalbare private (huur)woning moeten
vinden zoals voorzien in het oorspronkelijke campingdecreet, blijkt niet haalbaar.
Bovendien houdt dergelijke ontruiming geen waardering in voor de ‘sociale’ woonvorm die deze mensen wensen
en getuigt zij ook van een tekort aan realiteitszin. Een aantal bewoners zal er immers toch blijven wonen, zij
het zonder domicilie of met een referentieadres. Noch vanuit juridisch en sociaal-maatschappelijk oogpunt, noch
vanuit de individuele en maatschappelijke hulpverlening is dit aanvaardbaar.
Het enige positieve aspect van het uitdoofscenario is dat de druk op de ketel blijft, zowel naar het herhuisvesten
als naar het zoeken van andere oplossingen. Het overleg met de betrokken partijen heeft geleid tot de uitwerking
van verschillende oplossingen. Verschillende situaties hebben nood aan verschillende oplossingen. Per oplos-
singsspoor wordt getracht aan te geven welke scenario’s worden toegepast. De oplossingssporen die hieronder
uitgewerkt worden liggen in het verlengde van de initiële bedoeling van de Vlaamse overheid voor de aanpak van
deze problematiek. De persmededeling van de Vlaamse regering naar aanleiding van de oprichting van de ITWC
schoof enkele voorstellen tot oplossingen naar voor: integratie in bestaande sociale woningen, uitdoofscenario’s,
inlassen van sociale clausules, ter beschikking stellen van goed gezoneerde bestaande campings of het aanleggen
van speciale zones voor campingbewoning.
54 55
De uitwerking van het door het opbouwwerk ontwikkelde driesporenbeleid vertrekt vanuit volgend schema: