Top Banner
Vrije Universiteit Brussel Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw DE FOSSé, Marianne; Vandenabeele, Louis Published in: Erfgoed van Industrie en Techniek Publication date: 2014 Document Version Publisher final version (usually the publisher pdf) Link to publication Citation for published version (APA): DE FOSSé, M., & Vandenabeele, L. (2014). Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw. Erfgoed van Industrie en Techniek, 4, 20-29. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Download date: 01. mrt. 2016
16

Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Apr 05, 2023

Download

Documents

Cosmin Lazar
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Vrije Universiteit Brussel

Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

DE FOSSé, Marianne; Vandenabeele, Louis

Published in:Erfgoed van Industrie en Techniek

Publication date:2014

Document VersionPublisher final version (usually the publisher pdf)

Link to publication

Citation for published version (APA):DE FOSSé, M., & Vandenabeele, L. (2014). Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw.Erfgoed van Industrie en Techniek, 4, 20-29.

General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

Take down policyIf you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediatelyand investigate your claim.

Download date: 01. mrt. 2016

Page 2: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 1

Nummer 4, decemberHistorische pakhuizen (h)erkendAmsterdamse pakhuizen: van spijker tot appartementBrusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuwComptoir sucrier herbestemd, werken en wonen in de stad

Vlaams-Nederlands tijdschrift voor industriecultuur

INDUSTRIE EN TECHNIEK

2014

23st

e j

aa

rga

ng

Page 3: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

ColofonErfgoed van Industrie en Techniek is een uitgave van de Stichting Erfgoed

Redactielic.hist. Fr. Becuwedrs. M. van de Bergdr.ir. P. van den Bosschedr.ir.arch. M. de Bouwdr. M. Van DijckP. MarcuseR. Roetman R. Rotsaertdr.ir.arch. I. Wouters

RedactieadresC.H. van EldikBrilduikerhof 122623 NT Delft

Voor VlaanderenVVIA, postbus 30Postkantoor GentStationswijk9000 Gent XIIVerantwoordelijke uitgever voor België: Adriaan Linters, Vredelaan 72, 8500 KortrijkOok voor inlichtingen over abonnementen en advertenties.

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door ���������������ǡ����������ǡ������Ƥ�����������������������������������ǡ��������voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.De inhoud van de artikelen met auteursnaam is voor verantwoordelijkheid van de auteur.

Lay-out�������������ơ

Vormgeving SD Communicatie, Rotterdam

Druk Veldhuis Media, Raalte

ISSN 0927-3026

Omslagfoto Het voormalige rijstpakhuis en rijstpellerij de Phenix vormt samen met het rijstpakhuis Zaandam een mooi geheel aan de Oostzijde van de Zaan in Zaandam. Opvallend in die zin, dat het niet alleen behouden bleef in zijn oorspronkelijke vorm, maar dat er nog steeds ���������������������Ǥ�����������������������Ƥ����������ǡ�����������������������������������������������������������������������geproduceerd voor levensmiddelen en diverse industriële toepassingen. (Foto Peter Marcuse)

Page 4: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 3

Redactioneel

Historische pakhuizen spelen een belangrijke rol in het overdragen van de handelsgeschiedenis. Hun architectuur en inbedding in de stad zijn immers onlosmakelijk verbonden met de (verdwenen)

handelsactiviteiten en handelsroutes. In dit nummer komen historische pakhuizen uit verschillende landen en steden aan bod. De internationale vergelijking toont aan hoe de architectuur en structuur van het pakhuis niet alleen bepaald worden door de op te slane handelswaar en het transport, maar ook door regionale invloeden.

Aangezien de functionele aspecten in het pakhuis primeren, verschuift de architectuur van het gebouw soms naar de achtergrond. Anderzijds wordt er weinig aandacht besteed aan de industriële gebouwen wanneer het oeuvre van een belangrijke architect wordt besproken. Dit was ook het geval voor de Belgische architect Edmond Van Waeterschoodt, die naambekendheid kreeg in Antwerpen met de verwezenlijking van herenhuizen en villa’s in de negentiende eeuw. Dat zijn industriële architectuur ten onrechte onbesproken blijft, wordt duidelijk in het artikel Comptoir Sucrier. Dankzij de respectvolle renovatie van twee generaties architecten is het pand, ook vandaag, een meerwaarde voor zijn omgeving.

Inhoud 4 Historische pakhuizen (h)erkend Ine Wouters en Inge Bertels

9 Amsterdamse pakhuizen: van spijker tot appartement Hans Bonke

18 Beeldverhaal Peter Marcuse

20 Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw Marianne De Fossé & Louis Vandenabeele

30 Comptoir sucrier herbestemd, werken en wonen in de stad Inge Bertels en Ine Wouters

INDUSTRIE EN TECHNIEK

Page 5: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

20 | Erfgoed 2014 nr. 4

Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuwMarianne De Fossé & Louis Vandenabeele

Manchester, Boston, Amsterdam en Hamburg zijn enkele van de vele havensteden die bekend staan om hun historische pakhuizen. Hun omvang, aantal en uitgesproken architectuur zorgen ervoor dat ze prominent aanwezig zijn in het straatbeeld. Brussel daarentegen wordt vaak over het hoofd gezien als het over pakhuizen gaat, hoewel ook deze havenstad een rijk pakhuisverleden heeft.

De opkomst en neergang van de Brusselse pakhuizen

De rijkelijke aanwezigheid van pakhuizen in Brussel is een rechtstreeks gevolg van haar economisch verleden. De stad werd gekarakteriseerd door wijken met een gemengd karakter. Dit wil zeggen dat ze uiteenlopende functies huisden van wonen, economie en handel tot administratieve of politieke functies. Dit zorgde ervoor dat industriële panden hun plaats zochten ������� ���������´��� ��� ��������� ��������� ��� ��� ����Ǥ���������voor Brussel is dat kleine en grote bedrijven zich vaak vestigden in het binnen gebied. Daarom zijn pakhuizen niet alleen terug te vinden aan de straatkant, maar liggen ze ook verscholen in het hart van bouwblokken, opgesteld rond binnenplaatsen van fabriekscomplexen, verborgen achter poorten, bijhorende woningen of winkels.

Eerste boost voor Brusselse economie: WillebroekkanaalHistorisch gezien was de inhuldiging van het Willebroekkanaal in 1561 de eerste grootschalige impuls voor de Brusselse economie. Dit kanaal vergemakkelijkte het transport van goederen naar Antwerpen en de Noordzee door Brussel te verbinden met de

Schelde. Daarvoor vervulde de rivier de Zenne die rol, maar dat werd in de loop van de tijd steeds moeilijker aangezien ze slecht bevaarbaar was als gevolg van verzanding. Het Willebroekkanaal werd verbonden met de Brusselse binnenstad door de aanleg van bassins en dokken en eindigde in het Sint-Katelijnedok, uitgegraven in 1564. De handel verplaatste zich van de buurt rond de Grote Markt noordwestwaarts naar de nieuwe dokken, waar een aantal markten voor diverse goederen ontsproten langs de kades en de omliggende straten. De huidige straatnamen verwijzen nog steeds naar de oude kaaien en naar de goederen die er verhandeld werden: Hooikaai, Steenkoolkaai, Brandhoutkaai, Baksteenkaai, Kalkkaai, Timmerhoutkaai ... Deze activiteiten stimuleerden de bouw van pakhuizen in deze omgeving. Vele pakhuizen stonden in de buurt van de kades. Ook naast fabrieken werden pakhuizen opgetrokken om de geproduceerde of de te verwerken goederen op te slaan. ���������������� ��� �������������� ���� ����� ����������� �����in Brussel. Omdat bierbrouwen in het begin vooral huisarbeid was, werden bierpakhuizen pas gebouwd op het ogenblik dat de bierindustrie in omvang toenam en naar een ‘industriële productie’ evolueerde. Deze pakhuizen doken over de hele stad op. In de achttiende eeuw blijft de industrie zich ontwikkelen langs de dokken en de Zenne en in 1781 wordt het eerste openbare Entrepot aan de Hooikaai gebouwd.

Economische groei van de negentiende eeuwBrussel kende zoals andere grote Belgische steden in de negentiende eeuw een sterke bevolkingsgroei: in een eeuw tijd groeide de bevolking van 65.000 tot meer dan 625.000 inwoners. Brussel was eerder het speelterrein van handel en ambachtsproductie dan van zware industrie. Het aantal pakhuizen en de locatie daarvan hing dan ook sterk af van de economische activiteiten. Zo werd in 1832 het kanaal Brussel-Charleroi voltooid waardoor Brussel door een snelle transportroute met de

Page 6: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 21

de bouw van een aantal stations, namelijk het Groendreefstation (1832), Noordstation (1846) en het Zuidstation (1869). Dit alles maakte het noordwesten van Brussel langs het Willebroekkanaal heel aantrekkelijk voor de industrie. De havenactiviteiten verplaatsten zich verder noordwaarts buiten de stadsomwalling ȋƤ�����͚ȌǤ������������������������������������Ǥ���������������sterk vervuilde Zenne overdekt (1867-1871) en vervolgens werd in 1910 het laatste binnendok gedempt. Deze verschuiving zorgde voor een sterke transformatie van de voormalige

mijnindustrie van Charleroi werd verbonden. Ten noorden van de stad werd het kanaal van Willebroek rechtgetrokken om vlot te kunnen aansluiten op het kanaal naar Charleroi, met de bouw van een nieuw en modern handelsdok als gevolg.

Vanaf 1835 werd het bestaande Brusselse transportnetwerk van land- en waterwegen aangevuld met spoorwegen. De eerste treinverbinding in België tussen Brussel en Mechelen verzorgde voornamelijk goederentransport en resulteerde in Brussel ook tot

Figuur 1: Het negentiende-eeuws zicht op de Brusselse kaaien toont het beschermde pakhuis aan de Arduinkaai (links) in zijn havencontext.

ȋ���������������������������Ƥ��Ǧ�����±�����������������������̽����Ǧ����ȌǤ�

Page 7: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

22 | Erfgoed 2014 nr. 4

Figuur 2: Kaart van de nog bestaande historische pakhuizen in Brussel anno 2015.

Page 8: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 23

De functionaliteit en het gebruik van pakhuizen

Een bezoek aan een historisch pakhuis roept al snel de vraag op welke goederen er vroeger opgeslagen werden. Een oplettende bezoeker zal sporen opmerken van een vervlogen intense activiteit: een oud bord op de gevel, geschilderde nummers op de binnenmuren, hoeveelheden en namen van goederen in krijt, een afgeleefde vloer, een brede deur, een steile trap … Maar vertelt een dergelijk gebouw ook iets over de goederen die er werden opgeslagen?

Bouw- en milieuaanvragen helpen om de historische functies van deze pakhuizen op te sporen. Een minder gekende bron zijn de Brusselse Almanakken van Handel en Industrie, de zogenaamde adresboeken, die beschikbaar zijn voor de periode 1859-1969. Deze documenten bevatten van straat tot straat en van jaar tot jaar informatie over de handel en industrie in Brussel. De oorspronkelijke en daaropvolgende functies van pakhuizen kunnen dankzij deze adresboeken vaak met grote zekerheid en detaillering achterhaald worden. Zo werd vastgesteld dat - naar analogie met de belangrijkste sectoren - textiel, bier, papier, porselein, metaal, chemische producten, hout en kolen de belangrijkste goederen waren die opgeslagen werden in de negentiende eeuw. De materialiteit van de vloeren van een pakhuis vertelde vaak ook iets over de opgeslagen goederen. Aangezien katoen bijvoorbeeld per kilo verkocht werd, verkoos men om dit materiaal op te slaan in een ruimte met een hoog vochtigheidsgehalte zodat het katoen vocht kon opnemen.Bovendien waren de pakhuizen niet altijd uitsluitend bestemd voor de opslag van goederen, maar kon ook achterhaald worden dat sommige gebruikt werden als atelier, timmerwerkplaats of gieterij.

binnenstedelijke dokken en kaaien. Veel pakhuizen in de binnenstad werden tijdens deze processen onteigend, gesloopt of herbestemd waardoor de stad haar historische havenkarakter verloor. Tegelijkertijd verschenen langs de noordwest as heel wat nieuwe pakhuizen. Daarnaast ontstond er ook een toenemende aandacht voor veiligheid en in eerste instantie voor brandveiligheid. Het vroegste voorbeeld van een brandveilige constructie in Brussel was het tweede openbare Entrepot dat de grotere stroom goederen moest kunnen opvangen, gebouwd tussen 1844 en 1851. Het gebouw bestond uit bakstenen muren, en gietijzeren kolommen en balken met bakstenen gewelven. Sindsdien ������� ����������� �������������������� ��� ������ ����� ���������in industriële gebouwen en pakhuizen zodat ze kenmerkend werden voor Brussel. In het begin van de twintigste eeuw werd gewapend beton als meest brandveilige materiaal naar voor geschoven.

De verdere verschuiving van de industriële activiteiten in Brussel

De tweede helft van de twintigste eeuw betekende een ommekeer voor de industrie in België en beïnvloedde ook de Brusselse pakhuizen. Ze werd gekarakteriseerd door overnames en schaalvergrotingsprocessen onder impuls van de kapitalistische ��������Ǥ�����������������������������������������������������deuren sluiten en bijgevolg verloren ook de pakhuizen behorende tot de bierindustrie hun functie. De tertiaire sector ontwikkelde zich en drukte de verwerkende sector naar de achtergrond. De grote bedrijven verplaatsten zich naar de rand van Brussel en maakten gebruik van moderne en grote opslagplaatsen. Dit veroorzaakte veel functieveranderingen, leegstand en verval van de bestaande pakhuizen. Sommigen werden afgebroken of onherkenbaar veranderd, andere bestaan nog steeds, doch verborgen en vergeten.

Page 9: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

24 | Erfgoed 2014 nr. 4

van goederen. De pakhuizen waren vaak smal en lagen diep uitgestrekt in het bouwblok, omdat de kostprijs van de grond aan de straatzijde veel hoger lag dan de prijs van de achterliggende grond. Ze hadden grote laaddeuren en -poorten op de begane grond die toegang verschaften voor paard en kar en later voor kleine vrachtwagens. Enkele pakhuizen hadden een verhoogde vloer om het uitladen te vergemakkelijken. In de gevels was een minimum aan kleine ramen voorzien. In tegenstelling tot andere West-Europese en Noord-Amerikaanse landen zijn er in Brussel weinig laaddeuren op hoogte in de pakhuisgevels terug te vinden. De gevels waren voornamelijk sober, hoewel sommigen werden uitgevoerd naar de architectuur van de late negentiende en twintigste eeuw. Soms gebeurde het hijsen van de goederen in het pakhuis zelf, waar een rad de goederen door een gat in de vloer verplaatste. Binnenin waren er grote open ruimtes tussen vier vaak niet bepleisterde muren, zonder scheidingswanden, waar de goederen gemakkelijk konden worden gestapeld. De verdiepingen hadden een lage hoogte om te beletten dat de goederen te hoog werden gestapeld. De begane grond had een normale hoogte aangezien hier ook andere functies werden ondergebracht. De trappen in de pakhuizen waren veelal steiler dan in huizen, zodat het eenvoudig was ze te beklimmen met zware lasten op de schouders.

Kenmerken

In tegenstelling tot bijvoorbeeld Amsterdam waar pakhuizen hele straten en bouwblokken in beslag nemen en visueel een grote uniformiteit tonen, zijn de Brusselse pakhuizen vaak verborgen in het stadsweefsel. Door hun sobere vormgeving vallen ze niet op in het straatbeeld en worden ze vaak overkeken. Ze verschillen ook sterk in vorm en volume, en deze diversiteit maakt ze minder herkenbaar dan in Amsterdam of Hamburg, maar daarom niet minder interessant. Ook bevinden ze zich in Brussel vaak in het binnengebied van bouwblokken, rond binnenplaatsen van fabriekscomplexen, verborgen achter poorten en conciërgegebouwen, of staan ze achter een bijhorende woning of winkel. Pakhuizen behorende tot een brouwerij maakten vaak deel uit van grote sites met o.a. brouwgebouwen, ateliers, kuiperijen, paardenstallen en �������Ǥ������������������Ƣ����������������������������Ƥ����brouwerij werden slechts vergezeld door een woning, stallen of een administratief gebouw. Naarmate de productie van het bier vergrootte, treft men ook meer stallen aan op de sites, nodig voor het paardentransport van de vaten. De constructie van pakhuizen is een weerspiegeling van pure functionele overwegingen zoals toegang, tillen en opslag

Figuur 4: Doorsnede pakhuis aan de Arduinkaai (links) en pakhuis van Val

Saint-Lambert (rechts).

Figuur 3: Schets van een typisch Brussels pakhuis.

Page 10: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 25

gekende Brusselse voorbeeld van een nieuwe bouwconstructie die beter bestand is tegen brand. De kolommen werden uitgevoerd in gietijzer en de vloeren bestonden uit bakstenen gewelven die rustten op gietijzeren balken. Dit gebouw werd helaas gesloopt in 1910, maar op de gelijkvloerse verdieping van het pakhuis uit 1854

Materialen en technieken

Pakhuizen tonen de evolutie van bouwmaterialen en -technieken. Bij hun bouw paste men steeds de nieuwste technologieën toe om meer goederen veilig te kunnen stapelen en de brandweerstand van de gebouwen te verbeteren. Zo dateert het oudste opgespoorde pakhuis in Brussel uit de eerste helft van de achttiende eeuw. Het is gelegen aan de Arduinkaai en bestaat uit een eenvoudige houtstructuur: eikenhouten vloeren worden ondersteund door bakstenen muren en overkapt met ���� ������������������������ ȋƤ�����͜ȌǤ�����������������������pakhuizen met een dergelijke houtstructuur tonen aan dat deze constructiewijze gebruikt wordt tot het einde van de negentiende eeuw. Tegelijkertijd zet zich stilaan een belangrijke evolutie in gang waarbij hout vervangen wordt door ijzeren elementen. De schaarste aan lokaal constructiehout veroorzaakt een grote toename van de houtimport: grove den wordt massaal ingevoerd vanuit de Baltische landen. Vandaag zijn er nog steeds markeringen te zien op de geïmporteerde bouwelementen die getuigen van deze internationale handel. De houtkerven geven de kwaliteit van het materiaal weer, de oorsprong, de afmetingen of zelfs de naam/initialen van de originele houthandelaren.Het Koninklijk Pakhuis (1844-1851) aan het Handelsdok is het eerste

Figuur 5: Beschermd wijnpakhuis Besse in de Scheldestraat, Brussel, 1933.

Figuur 6: Beschermd pakhuis aan de Arduinkaai, Brussel, achttiende eeuw.

Page 11: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

26 | Erfgoed 2014 nr. 4

De introductie van gewapend beton in de vroege twintigste eeuw is opnieuw een evolutie in de pakhuizenwereld. Het feit dat het eerste studiebureau van François Hennebique in 1892-1897 in Brussel gevestigd was heeft bijgedragen tot een vlugge verspreiding en ��������������������������������������������������������Ǥ� ���het begin van de twintigste eeuw werden daarom vele pakhuizen ������������������������������������������Ǥ�������������������pakhuizen in gewapend beton, en tevens de opmerkelijkste, is het openbare entrepot Tour en Taxis (1904-1906).

Herwaardering en bescherming

Brussel werd, net als andere steden, getekend door de industrialisatie en deïndustrialisatie van de stad. Omwille van logistieke en economische redenen verschoven veel industriële en commerciële activiteiten in de twintigste eeuw van de stedelijke centra naar de rand. Veel stedelijke pakhuizen verloren hierdoor hun functie waardoor hun voortbestaan in het gedrang kwam. Ze werden verlaten, gesloopt of kregen een andere bestemming; een fenomeen dat tot vandaag voortduurt. Pakhuizen in het centrum van de stad bezetten immers aantrekkelijke percelen die zeer begeerd zijn door bouwpromotoren om nieuwe projecten

van kristal- en glasfabrikant Val Saint-Lambert bleef de gietijzeren ��������������� �������� ȋƤ����� ͜ȌǤ� ��� ��������� �������������van dit pakhuis werden in houten vloeren uitgevoerd en door een pleisterlaag beschermd tegen brand.

Tegen het einde van de negentiende eeuw toonden de vele fatale branden aan dat giet- en smeedijzer toch niet bestand waren tegen hoge temperaturen. In o.a. de Verenigde Staten, Engeland ��� ���������� ������ ���� ���� ������ ����� ���������������� ����te passen, namelijk de ‘traag brandende constructie’. Deze bouwmethode werd gekenmerkt door het gebruik van zeer dikke vloeren en zware balken en kolommen. Alle dragende en scheidende elementen werden dus dikker uitgevoerd zodat ze in geval van brand zeker enkele uren stand konden houden. In ������������������������������������� �������� �������������Ǥ�De bakstenen gewelven met (giet)ijzeren balken en kolommen bleven in gebruik tot het einde van de eeuw. Dit kan misschien worden verklaard door de strategische ligging van Brussel dat dankzij het kanaal van Charleroi verbonden werd met deze industriële mijnstad. Charleroi was op dat ogenblik een wereldcentrum voor de metaalverwerkende sector. Het was waarschijnlijk voordeliger om ijzer en staal te gebruiken dan om hout te importeren uit andere landen.

Figuur 8: De ‘Kathedraal’ wordt opgenomen in het masterplan voor een

winkelcentrum.

Figuur 7: Onbeschermd pakhuis in de Zwart Paardstraat, Molenbeek,

negentiende eeuw.

Page 12: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 27

te ontwikkelen. Kiest men toch voor het hergebruik van een pakhuis, dan zijn de eigenaars en ontwerpers vaak niet bewust van de waarde van het gebouw en voeren ze transformaties door die de gebouwen onherkenbaar veranderen. Toch vormen deze gebouwen een potentieel voor duurzame en economische reconversieprojecten die kunnen voorzien in het behoud van de sociale, historische en industriële identiteit van de stad. De reconversie van de Speicherstadt in Hamburg ��� ���� �������� ���� ������������ ������������������ ��������in London zijn enkele internationale voorbeelden die getuigen van respectvolle herbestemmingen. Het is essentieel om hergebruikmogelijkheden en reconversiestrategieën voor te stellen om zodoende de bestaande pakhuizen een toekomst te geven en hun historische waarde te behouden.

Uit in situ onderzoek in Brussel blijkt dat er in het verleden vaak niet kwalitatief werd omgegaan met de reconversie van de pakhuizen en dat velen ervan nog met moeite herinneren aan de belangrijke economische activiteiten in het centrum. Muren, vloeren en plafonds werden verstopt achter isolatie en plaatmateriaal, de beperkte lichtinval werd vaak opgelost door de kleine ramen in de gevel te vergroten en de beperkte hoogtes werden teniet gedaan door vloeren uit te breken. De laatste

jaren is er echter een kentering en zien we meer kwaliteitsvolle ingrepen waarbij de draagstructuur herkenbaar blijft of waarbij het probleem van lichtinval eerder vanuit het dak wordt opgelost om de gevel niet te transformeren. Er is duidelijk een toenemende groep eigenaars en gebruikers die de kwaliteiten van deze historische gebouwen waardeert.

De criteria om te bepalen welke van de industriële gebouwen opgenomen moeten worden in de lijst is niet aangepast aan de �����Ƥ���� �������� ���� ���� �������Ǥ� ��� ������ ������������reden voor de opname van een gebouw is de esthetiek of ��������� ȋƤ����� ͞ȌǤ� ����� ����� ������� ����� ������������� ��������������������������´������������ȋƤ�����͟ȌǤ���������������ǡ�technologisch en sociaal belang wordt in dit proces verwaarloosd. Dit kan verklaren waarom slechts elf pakhuizen in het Brusselse Gewest beschermd werden. De meesten werden voornamelijk ��� ������������ �������� ������������� ȋƤ����� ͝Ȍ� ��� ����� �����representatief voor het Brusselse pakhuizenerfgoed.

������͜ǣ����������������Ɵ������������������ǡ�

waarin sinds kort het ICER-museum is gevestigd.

Figuur 10: Binnenzicht in het voormalig pakhuis Val Saint-Lambert

herbestemd tot culturele ruimte.

Figuur 9: Houtstructuur van de ‘Kathedraal’.

Page 13: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

28 | Erfgoed 2014 nr. 4

Succesvolle reconversie: het kristal- en glaspakhuis Val Saint-Lambert

Het kristal- en glaspakhuis Val Saint-Lambert, dat al eerder vermeld werd, ligt binnen een bouwblok aan het Sint-Katelijne plein in het centrum van Brussel. Tot 1968 werden er afgewerkte producten van kristalfabrikant Val Saint-Lambert opgeslagen. Tien jaar later werd het gebouw gekocht door het Vlaams Ministerie van Cultuur om er een cultureel centrum in onder te brengen. Grote restauratiewerken tijdens de jaren negentig hebben het gebouw gemaakt tot wat het vandaag is.

���� ������� ���� ������ǡ� ��� ��� ������ ����� ������� ��� ��� ��������������������� ������������������ ���� ���� �������� ȋƤ����� ͙͘ȌǤ�Door passende functies in deze ruimtes onder te brengen zoals danszalen, vergaderzalen en expositieruimtes, konden deze eigenschappen behouden en geaccentueerd worden. Ook de stevige houtstructuur, de gietijzeren elementen en de bakstenen muren werden met respect behandeld.

Deze benadering toont aan dat historische pakhuizen respectvol kunnen worden hergebruikt met behoud van hun intrinsieke kenmerken. Het is echter ook essentieel om geval per geval te onderzoeken welke functies verenigbaar zijn met de architectonische en structurele kenmerken van het gebouw. Een cultureel centrum was een perfecte keuze voor het Val Saint-Lambert pakhuis.

Conclusie

Het onderzoek naar pakhuizen in België is nog lang niet afgerond. Een verkennend onderzoek heeft aangetoond dat het een zeer rijk onderwerp is dat niet alleen inzicht verschaft in de unieke en innovatieve wijze van bouwen, de evolutie van materialen en hun architectuur, maar eveneens dat pakhuizen kunnen worden gelinkt aan de economische, sociale en politieke aspecten van hun tijd. Toch blijven nog vele vragen onbeantwoord. Welke pakhuiskarakteristieken zijn aan de stad gebonden en welke zijn regionaal? Evolueerden de constructietechnieken en -materialen even snel in de verschillende steden? Hoe zijn de pakhuizen

Bedreigd erfgoed: de Kathedraal

De dreiging die de pakhuizen in Brussel boven het hoofd hangt kan worden aangetoond door de situatie van de Kathedraal. Dit gebouw in Laken ligt tussen de Zenne en het kanaal van Charleroi en werd gebouwd in 1829 om de textielproducten van �������������� ������ ��� ��� �����Ǥ� ��� �������� ����� �������� ���1858 door de Franse ‘utopische’ industrieel Jean-Baptiste Godin. Hij breidde de site uit met een reeks houten loodsen langs de oorspronkelijke gebouwen en het beroemde Familistère, een sociaal paleis voor de werknemers dat in 1988 werd beschermd als monument. Tot het faillissement van de fabriek in 1968 werd de Kathedraal gebruikt als opslagplaats. Zijn naam dankt hij aan zijn indrukwekkende hoogte en rijen kolommen op de ���������������������������ȋƤ�����͡ȌǤ

In de daaropvolgende jaren werd de site ingenomen door allerhande bedrijven. Het voortbestaan van de Kathedraal werd verzekerd doordat deze steeds in gebruik bleef. Het onderhoud van het gebouw beperkte zich echter tot het sporadisch dichten van lekken in het dak. In 2008 kwam deze industriële site, waarschijnlijk de oudste in Brussel, in het gedrang toen een project voor een nieuw commercieel centrum werd gepresenteerd. In eerste instantie zouden alle gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van het beschermde Familistère. Dankzij de mobilisatie van burgers en verenigingen werd uiteindelijk beslist om de Kathedraal toch te behouden, doch zonder hem te beschermen, en hem te integreren in het winkelcentrum. De andere historische gebouwen werden inmiddels afgebroken ȋƤ�����͠ȌǤ������������������������������������������������������aanzienlijke schade aan de Kathedraal. Krakers hebben een deel van de vloeren in brand gestoken, het dak lekt en de diefstal van de zinken kroonlijsten heeft het rotten van de houtstructuur op verschillende niveaus tot gevolg.

Aangezien het gebouw niet erkend is als beschermd erfgoed en er grote schade is, is het gevaar groot dat de structurele en historische identiteit zal worden gewijzigd tijdens de reconversie tot winkelcentrum, gepland in 2016. Dit voorbeeld getuigt ook van de lange weg die Brussel nog heeft af te leggen om haar industrieel erfgoed te erkennen, beschermen en waarderen.

Page 14: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Erfgoed 2014 nr.4 | 29

Monumenten en Landschappen, Bouwen door de eeuwen heen.

Inventaris van het cultuurbezit in België. Deel Brussel (Luik 1993).

Peter Nijhof en Ed. Schulte, Herbestemming industrieel erfgoed in

Nederland (Amsterdam 2000).

Louis Vandenabeele, Historical timber warehouses in Brussels

(Masterthesis Architectural Engineering, Vrije Universiteit Brussel, 2014).

Guido Vanderhulst, ‘Le patrimoine industriel en région Bruxelloise’,

Maison d’Hier et d’Aujourd’hui 112 (1996) 37-38.

Guido Vanderhulst, ‘De Godin-site te Laken. Bedreigd waardevol

erfgoed’, Erfgoed van Industrie en Techniek 3 (2013) 26-29.

Paul Vanneste, ‘Brugse Brouwerijen in de historische stad’, Erfgoed van

Industrie en Techniek 1+2 (2013) 16-23.

������������ǡ�Ǯ���������������������������Ǧ����������Ǧ��������

Commercial and Industrial Buildings’, APT Bulletin 35 (2004) 55-60.

Over de auteur:

Marianne De Fossé (1991) behaalde in 2014 het diploma van Master in de Ingenieurs-

�������������Ǧ�����������������������������������������������ȋ���Ȍ���������ƪ������

van haar meesterproef over bierpakhuizen in het Brussels Gewest. Sindsdien werkt ze

aan de VUB als onderzoeker aan een historische, technische en architectonische studie

���������������������������ǡ���������������ǡ���Ƥ��������������������Ǥ

Louis Vandenabeele (1991) schreef een masterproef over houten pakhuizen in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hij behaalde in 2014 het diploma van Master in

Architectural Engineering aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Sindsdien werkt

hij aan de VUB als onderzoeker aan een studie over historische houten dakconstructies

ȋ����������������������Ǧ���������������Ȍ���������´ǡ���Ƥ���������������������Ǥ

ingebed in het stedelijk weefsel? Dit leidde recent tot de opstart van een meer uitgediepte en vergelijkende studie van drie (haven)������������������������������������ơ��������������������������pakhuizen in comparatief perspectief. De havensteden Brussel, Gent en Antwerpen kenden immers elk een verschillende historische stedelijke evolutie en architecturale context.

Inzicht in deze materie geeft ons niet alleen een betere kijk op ons industrieel erfgoed en verleden, maar versterkt ook een wetenschappelijke basis voor het hergebruik van deze gebouwen. Door een beter inzicht in de geschiedenis van pakhuizen, hun werking, structuur, architectuur en hun inbedding in het stadsweefsel, kan men hun kansen op behoud en kwalitatief hergebruik waarborgen en verbeteren.

Dankwoord

����������������������������������������������������Ƥ���������������

het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en het Agentschap

voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT).

Bronnen

Les Archives d’Architecture Moderne (AAM), L’Inventaire visuel de

l’architecture industrielle de l’agglomération de Bruxelles, vol. 1-18,

1980.

Inge Bertels, Sara Wermiel en Ine Wouters, ‘Brusselse pakhuizen. Een

beladen toekomst?’, Erfgoed Brussel 8 (2013) 4–19.

Hans Bonke, 500 Amsterdamse pakhuizen 16de tot 20ste eeuw (Zutphen

2011).

Marianne De Fossé, Beer warehouses in Brussels. Historical value

and reuse possibilities (Masterthesis Architectural Engineering, Vrije

Universiteit Brussel, 2014).

��������������ǡ����������������������������������ǡ�Morphologie

urbaine à Bruxelles (Brussel 1987).

Adriaan Linters, De wortels van Flanders Technology. Industrieel erfgoed,

industriële archeologie in Vlaanderen (Leuven 1987).

Page 15: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw

Administratie en abonnementen

Administratie voor NederlandC.H. van EldikBrilduikerhof 12, 2623 NT [email protected]. 015-2622499 (na 19.00 uur)Rekeningnummer 1753502 t.n.v. Stichting Erfgoed, Delft

Administratie voor VlaanderenAdriaan LintersVredelaan 72, 8500 [email protected], postbus 30Postkantoor GentStationswijk, 9000 Gent XII

Abonnement voor Nederland (2014)€24,50 per jaar, studenten €14 (kopie inschrijvingsbewijs meezenden)

Abonnement voor Vlaanderen (2014)Het abonnement is verbonden aan het lidmaatschap van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw, Postbus 30, Postkantoor Gent Stationswijk, 9000 Gent XIILidgeld als lid-abonnee €25. Studenten, gepensioneerden en werklozen €20. Verenigingen €25, Instellingen (openbare besturen, bibliotheken) min. €50.Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij vóór 1 december schriftelijk is opgezegd.Losse nummers €7,50, dubbelnummer €15, incl. portokosten.

Bestuur Stichting Erfgoeddrs. J.A. van Dalen, voorzitterir. C.H. van Eldik, penningmeesterdrs. H. BouwmeesterA. Lintersdr. ir. H. Neukermansdr. G. van Os

�����������������������������������������������������������Ǥ�����������������kunnen contact opnemen met het redactiesecretariaat.

Foto achterzijdeZicht op de negentiende-eeuwse binnenhaven in Brussel (Prentkaartenverzameling ���Ƥ��Ǧ�����±�����������������������̽���Ǧ����Ȍ

Page 16: Brusselse pakhuizen in de negentiende en de twintigste eeuw