bekken Origo/ instertie functie innervatie triggerpoints Lokatie points spierkett ing Dry needling m. gluteus maximus O; facies glutea v.d ala ossis!! Fascia thoracolumbalis Os sacrum (dorsale zijde) I; tractus iliotibialis Tuberositas glutea femoris Retroflexie, exorotatie Spannen tractus iliotibials Abductie bovenste vezels Adductie onderste vezels (strekken bovenbeen) n. gluteus inferior l5 – s 2 1)iets lateraal v.d onderste rand v. staartbeen 2)net craniaal v. tuberositas ischiadicus 3)mediaal van tp 2, richting os coccygis, net boven onderste bilspleet. Zijlig, tp 1 loodrecht Tp2, 3 met knijpfixatie tussen duim en wijsvinger loodrecht aanprikken. Diepte is afhankelijk van spier en vetlaag. m. gluteus medius O; facies glutea v.d ala ossis !! I; trochantor major Abductie Anteflexie/ endorotatie (voorste vezels) Retroflexie/ exorotatie (achterste vezels) n. gluteus superior l4-l5 1)Mediale tp, thv si gewricht, 1 duim onder crista iliaca. 2)lateraal van tp 1, cristarand volgend, middenlijn v. 3)lateraal van tp 3, cristarand volgend Piriformis Gluteus maximus Gluteus minimus (post) Tensor fascia latae Zijlig, een kussen onder heup en knieen. Alle 3 tp aanprikken in richting van de cristarand m. gluteus minimus O; facies glutea ala ossis ilii Tussen linea glutea v.d inferior Abductie Endorotatie en anteflexie heup (voorste vezels) n.gluteus superior (l4- l5) 1)2 duim onder en achter SIAS 2)q1duim onder tp 1 Periformis Gluteus maximus, medius Vastes Tp 1-2 rug/½zijlig, diepe palpatie naar punt, nld loodrecht in
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
bekken Origo/ instertie functie innervatie triggerpoints Lokatie points spierketting Dry needlingm. gluteus maximus O; facies glutea v.d ala
1)iets lateraal v.d onderste rand v. staartbeen2)net craniaal v. tuberositas ischiadicus3)mediaal van tp 2, richting os coccygis, net boven onderste bilspleet.
Zijlig, tp 1 loodrecht Tp2, 3 met knijpfixatie tussen duim en wijsvinger loodrecht aanprikken.Diepte is afhankelijk van spier en vetlaag.
m. gluteus medius O; facies glutea v.d ala ossis !!I; trochantor major
1)Mediale tp, thv si gewricht, 1 duim onder crista iliaca.2)lateraal van tp 1, cristarand volgend, middenlijn v. 3)lateraal van tp 3, cristarand volgend
PiriformisGluteus maximusGluteus minimus (post)Tensor fascia latae
Zijlig, een kussen onder heup en knieen.Alle 3 tp aanprikken in richting van de cristarand
m. gluteus minimus O; facies glutea ala ossis iliiTussen linea glutea v.d inferiorI: trochantor majorAnterior v. aanhechting v.d periformis
Abductie Endorotatie en anteflexie heup (voorste vezels)Exorotatie en retroflexie heup (achterse vezels)Actief bij elke stap
n.gluteus superior (l4-l5)
1)2 duim onder en achter SIAS2)q1duim onder tp 13)1 duim achter tp 1
Tp 1-2 rug/½zijlig, diepe palpatie naar punt, nld loodrecht in tpTp3 zijligVolume spier tot 7 cmPas op n. ischiadicus
m. perifomis O; binnenzijde os sacrum
I; trochantor major
RetroflexieExorotatieAbductieStabilisatie heupkom
Plexus sacralis(l5-S2)
1)lijn trochantor en SI, meest lateraal op kruispunt van 4 kwadrant, dat is med. V. aanhechting van trochantor2)onderzijde v.d. procc. Spinosus S4, alleen inwendig te palperen, dat is lateraal v.d aanhechting op sacrum
Gluteus minimus( posterior deel)Levator aniCoccygeusGluteus maximus
Zijlig, loodrecht aanprikken, spier ligt diep.Lange nld.
m. iliopsoas m. psoas majoro; zijvlakken van corpus vertebrae th 12 – l 5 en daar tussen gelegen disci intervertebralis (opp.) Processi costarii l1 – l 5 (diep)m. psoas minoro; th 12 – l 1 vezels die lig. Ingunale kan aanspannenm. iliacuso; fossa iliaca – SIAS – interne zijde crista iliaca (allen diep)
i; beide spieren verenigen zich, worden omhuld door fascia waarbij ze iliopsoasvormen.Loopt over eminentia iliopubica door de Lacuna musculorum naar trochantor minor (posterolaterale aspect.
Art. coxaeAnterlexieExorotatie (beetje)
Overige functie afvlakken lendenlordose bij gefixieerde art. coxae (fixeerde origo)Anteroversie bekken en verdiepen lendenlordose bij gefixeerde art. coxae ( fixeerde insertie)Lordiseerde de rug ( verkorting geeft lordose
Directe takken uit plexus lumbalis en n. femoralis l 1 – l 3 (psoas major) en n. femoralis l 2 – l 4 ( m. iliacus)
1)1,5 cm lateraal v.d navel thv l3
2)voor SIAS net binnen fossa iliaca
3) in pijnzone, kruispunt van lijn SIAS naar beneden en lijn onderkantOs pubis naar lateraal
Vastus lateralisO;trochantor majorVentraalLaterale + dorsale zijde femur tot linea asperaSeptum intermusculare femoris lateraleI; tuberositas tibieaVastus medialiso; mediale zijde femus tot aan linea aspera
i; tuberositas tibiae
o;SIAIbovenrand acetabulumi;tuberositas tibiae
O; ventrale en laterale zijde femur
I; tuberositas tibiae
Extensie knie
Extensie knie
Knie ;extensieHeup; anteflexie
Extensie knie
n. femoralis l2-l4 1)bovenrand patella, iets lateraal v. knie .tp kan ook ± 1 cm boven patela lijn liggen.2)tp ligt op zelfde lijn v.d patella alleen iets meer lateraal. .tp kan ook ± 1 cm boven patela lijn liggen.3)meest laterale rand v.d VL ± in midden van VL.4)meer mediaal van tp 3. In midden spierbuik, tp kan iets hoger/lager liggen dus spier aftasten.5)1-1½ cm recht onder trochantor major. Intermedius tp ligt iets meer mediaal.6)ligamentair tp1)½ 2-3 cm boven mediale patella hoek in verlengde mediale zijde tibia-plateau2)½ 15 cm boven knieplooi, 1)niet onder SIAI, iets boven lijn v. perineum (bilnaad) neem SIAS als referentiepunt, iets naar mediaal en distaal.
Ruglig, been licht flexie, loodrecht in tp, ½-1 cm diep meest proximale punt.Meest distale punten 4-6 cm diepRuglig, abductie heup. knie 90° geplooid en rusten op kussen,Nld. loodrecht, richting femur, ± 2-4 cm diep.Ruglig, been iets laten optillen en geef weerstand. Met 1 vinger de a. femoris voelen en blijven bedekken met needlen. Prik loodrecht en ± 1-2 cm diep.Zoek SIAS punt, iets naar inferior, tussen sartorius en tensor.Tp v.d rectus femoris (symfyselijn). Het tp v.d vastus intermedius ligt dieper en iets meer naar inferior op de perineumlijn.
Spier zichtbaar door actieve endorotatie in heup, palpeer spier op spina. Proximale deel aanprikken net onder SIAS. Loodrecht in spier, ± op perineumlijn, lateraal van pulsaties, ± 1 cm diep.
Ruglig, knie flexie, sper wordt zichtbaar ; actieve exorotatie, flexie en abductie vragen in heup.Prik tangentieel in tp, ondiep.
m. adductor longus en brevis
0. tuberculum pubicumI; linea aspera femoris
AdductieAnteflexieExorotatieAdductoren zijn erg belangrijk voor stabiliseren v.h bekken tijdens lopen
r. anterior van n. obturatorius l2-l4
1)longus- zit net op spier pees overgang, iets lateraal en distaal van perineum. Tp ligt in bovenste 1/3 deel van spier.2)brevis- van tp longus afvallen naar lateraal.
Ruglig, exorotatie, lichte flexie en adductieRichting heup prikken, mediaal en opwaarts, weg van de pulsatie
m. adductor magnus Pars superior (add. Minimus)O; ramus inferior Ossis pubisI; bovenste deel v. linea Aspera femoris (onder trochantor minor)vezelrichting; horizontaalpars mediao; tussen ramus inferior en tuber- culum ischiadicusi; linea aspera femoris tot aan hiatus adductoresvezelrichting; diagonaal tot bijna verticaalpars inferior (ischiocondylair deel)o; tussen tuberculum ischiadicus en rames ischiadicusi; tuberculum adductorium van epi- condylus medialis femorisvezelrichting; verticaal
Pars superior / mediaAdductieExorotatieAnteflexie (gering)
Pars inferiorAdductieEndorotatieretroflexie
r. anterior vann. obturatoius l 2 –l 4(pars superior / media)
n. ischiadicus l 4- l 5- s 1(ischiocondylaaire deel)
1)halverwege bovenbeen, loodrecht boven mediale gewrichtsspleet v.d knie.2)mediaal juist onder bilplooi, 2/3 cm onder tuber ischiadicum a.d bovenzijde v.h bovenbeen
Ruglig, been laten afhangen op stoel. Exorotatie heup. Flexie en abductie vragen, (a. femoralis wordt verplaats naar laterale zijde)deze voelen tijdens prikken)Tp tussen 2 vingers. 3 cm diep prikken nld. mediaal opwaarts.Na prikken druk geven.
Nld. Mediaal ingebracht loodrecht in tp, ± 2 cm diep. buiklig, heup en knie in flexie. Beel ligt in abductie en edxorotatie naar buiten.Tp in semitendinosus liggen 8-12 cm boven knieholte. Pak spierbuik tussen duim/wijsvinger en trek deze weg van onderlaag.Dmv. knijppalpatie spier onderzoeken.Vlakke palpatie waarbij de duim de spierbuik met de duim tegen het femur wordt gedrukt kan ook.
1)net proximaal boven ronding v.d mediale gastrocnemius hoofd2)net proximaal boven ronding v.d laterale gastrocnemius hoofd3)in knieholte net onder mediale aanhechting4)in knieholte net onder laterale aanhechting
Laterale punten; in zijlig op niet aangedane zijde, knieen geplooid met kussen ertussen. Prik loodrecht in punt richting botMediale punten: ruglig, kussen onder knie en exorotatie v.h been zodat onderbeen vlak ligt.Loodrecht aanprikken richting bot
m. peroneus brevis
m. peroneus longus
m. peroneus tertius
O; laterale zijde fibulaI; os metatarsale V
O; laterale zijde fibula Caput fibulaI; os cuneiforme mediale (plantair) Os metatarsale 1
O; laterale zijde fibulaI; os metatarsale V
PlantairflexieEversie
PlantairflexieEversie
Dorsaalflexieeversie
n. peroneus superficialisl 5 – s 1
3)peroneus brevis, ligt onder pees en thv pees/spier overgang van peroneus longus
1)longus, net onder aanhechting op fibula kopje2)ligt onder tp 1
Buiklig. Loodrecht in punt door gastrocnemius heen.2 tp in distale deel net boven achillespees.Let op n. tibialis, vena + a. tibialis in midden v. spierPrik vanuit ventraal naar buitenzijden v.d kuit weg van neurovasculaire bundel
m. adductor hallucis Caput obliquumO; os cuboideum Os cuneiforme Laterale ossa metatarsalia 11- 111 Lig. Plantare longumCaput transversumO; kapselbanden v.d basisgewrichten v.d 3e t/m 5e teenI; laterale sesambeen v.d grote teen
Adductie grote teen in art. MTPFlexie grote teen in art. MTPAanspannen v.h voetgewelf
n. plantaris lateraliss 1 – s 2
1)bij hollen voet, in de holte die verschijnt2)± 1 cm onder en mediaal van tp 13)onder tp 24) onder tp 3
Plantaire zijde voet
Alleen indien echt nodigErg pijnlijkVerdoving gebruiken