1 KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË Hoofdtitel: Anwar al-Sādāt en de Camp David akkoorden Subtitel: Een beschrijvende analyse van zijn rol en visie Khalid Arkob Masterproef aangeboden binnen de opleiding master in de taal en regiostudies: arabistiek en islamkunde Promotor prof. Dr. John Nawas Academiejaar 2013-2014 111.301 tekens
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Hoofdtitel: Anwar al-Sādāt en de Camp David akkoorden Subtitel: Een beschrijvende analyse van zijn rol en visie
Khalid Arkob
Masterproef aangeboden binnen de opleiding master in de taal en regiostudies: arabistiek en islamkunde
Promotor prof. Dr. John Nawas
Academiejaar 2013-2014
111.301 tekens
2
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
2.2 Onderweg naar Jeruzalem 30 3 De Camp David akkoorden 41
3.1 De totstandkoming 41
3.2 Post Camp David, wat nu? 46 4 Besluit 50 5 Literatuurlijst 52
6 Bijlagen 53
3
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Dankwoord
Deze thesis kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen. Ik wil graag van de
gelegenheid gebruik maken om hen hartelijk te bedanken.
Bijzondere dank gaat naar mijn promotor, Prof. Dr. John Nawas, voor zijn waardevolle adviezen, ondersteuning
en voor de interessante discussies die wij met elkaar hadden.
Vervolgens wil ik mijn echtgenote Fekreya hartelijk danken voor het nalezen van de scriptie en voor haar
constructieve opmerkingen. Zonder haar morele steun, haar begrip en oneindig geduld in de loop van mijn
studiejaren zou het mij niet gelukt zijn.
Daarnaast wil ik ook mijn twee kinderen Hamza (11 jaar) en Ibtissam (7 jaar) bedanken voor de steun, die zij op
hun schattige manier aan mij gaven. De onschuld van kinderen is wat onze wereld nog leefbaar maakt.
Ten slotte gaan mijn gedachten uit naar mijn ouders. Ik mis hun aanwezigheid heel hard. Hun onvoorwaardelijke
liefde is diep in mijn hart gegraven.
Khalid Arkob
4
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Voorwoord
Ik heb lang getwijfeld over het onderwerp van mijn masterscriptie. Ik twijfelde tussen een historisch onderwerp
of een politiek onderwerp. Het zijn immers mijn twee grote interessebranches. Na lange periode van aarzelen,
nadenken en overleg met mensen uit mijn directe omgeving, viel mijn keuze op een politiek onderwerp, dat zijn
wortels in de geschiedenis heeft, maar toch een grote impact op de huidige situatie in het Midden-Oosten blijft
hebben. Zo kon ik mijn twee interessebranches toch met elkaar verzoenen.
Ik herinner mij nog het eerste gesprek met mijn promotor professor Nawas. Ik zat toen een beetje te twijfelen
over de juiste titel en de afbakening van mijn onderwerp. Zijn adviezen en bemoedigende woorden waren van
groot belang voor de uitvoering van deze verhandeling.
De Camp David akkoorden en het vredesverdrag tussen Egypte en Israël, dat daaruit vloeide, waren een product
van de machtsverhoudingen die in de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw in het Midden-Oosten heersten.
Deze machtsverhoudingen kenden een serieuze verschuiving met de komst van Anwar al-Sādāt de president van
Egypte toen. De relaties tussen de staten van de regio werden herzien en de geopolitieke kaart van het Midden-
Oosten en zijn grenzen werden opnieuw hertekend.
Deze regio van de wereld kent nog steeds geen vrede en is tot vandaag de dag vaak de oorzaak van gevaarlijke
spanningen tussen personen, staten, ideologieën en geloofsovertuigingen in onze wereld. Zie wat tegenwoordig
in Syrië, Irak en Palestina gebeurt. De gebeurtenissen van vandaag zijn gelieerd aan de beslissingen van gisteren.
Ondanks alle akkoorden en verdragen die men heeft bereikt, kunnen wij met grote spijt vaststellen, dat het
conflict in het Midden-Oosten nog altijd geen definitieve en rechtvaardige oplossing kent. Of dat in de toekomst
zal veranderen, is nog maar de vraag. Ik ben persoonlijk zeer pessimistisch wat dat betreft, want voor een
duurzame oplossing, hebben wij de combinatie nodig van zowel een machtsevenwicht in de regio als een echte
wil om in vrede met elkaar te leven. Deze twee essentiële elementen ontbreken momenteel mijns inziens.
Ik koos om de rol en visie van Anwar al-Sādāt in de totstandkoming van de Camp David akkoorden te bestuderen,
omdat hij volgens mijn analyse de schakelfiguur was. Had zijn voorganger JamālʼAbd al-Nāṣir nog langer geleefd,
dan hadden wij vandaag hoogstwaarschijnlijk een andere geopolitieke situatie in het Midden-Oosten.
5
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Inleiding
De bedoeling van dit werkstuk is om de rol en visie van Anwar al-Sādāt de president van Egypte tussen 1970 en
1981 in de totstandkoming van de Camp David akkoorden van 17 september 1978 te beschrijven en te analyseren.
Daarbij hoort natuurlijk een historische schets van de periode waarin zich deze gebeurtenissen hadden
afgespeeld. De persoon van Anwar al-Sādāt, zijn jeugd, politieke carrière en relatie met zijn omgeving zullen ook
uitgebreid aan bod komen.
En omdat de geschiedenis vaak een kettingreactie kent waarin iedere gebeurtenis vaak door een vorige wordt
uitgelokt, zal ik de belangrijkste gebeurtenissen behandelen, die tot de Camp David akkoorden hebben geleid.
Hoofdzakelijk de Oktoberoorlog van 1973, het historisch bezoek van Anwar al-Sādāt naar Jeruzalem en zijn
toespraak in het Israëlisch parlement in 1977.
Wat de stijl, translitteratiesysteem en referentiesysteem betreft zal ik beroep doen op Al-Masāq Style.
Voor de Arabische namen behalve deze die vermeld staan in de geraadpleegde bronnen, zal ik het
translitteratiesysteem van Al-Masāq gebruiken. Voor de Westerse en Israëlische namen zal ik de algemeen
bekende schrijfwijze hanteren. Om het gemakkelijk voor de lezer te houden, heb ik geopteerd voor de standaard
schrijfwijze in geval van bekende Arabische steden en grote hoofdsteden. Voor minder bekende Arabische
plaatsen zal ik op het translitteratiesysteem van Al-Masāq beroep doen.
De bronnen die ik voor deze verhandeling heb geraadpleegd, komen uit primaire bronnen in combinatie met een
paar secundaire bronnen. Deze bronnen bestaan hoofdzakelijk uit Arabischtalige boeken, Engelstalige boeken en
Engelstalige wetenschappelijke artikels.
Bij de analyse van de bronnen is me opgevallen, dat de autobiografie van Anwar al-Sādāt “Al-Baḥth ʿan al-Dhāt (Op
zoek naar een eigen identiteit) vele tegenstrijdigheden met andere bronnen bevatte, zelfs met bronnen die dezelfde
Anwar al-Sādāt eerder schreef. Ik heb daarom geprobeerd om zo weinig mogelijk naar deze bron te refereren en
alleen de historische feiten daarin op te nemen, die in de geschiedenis vaststaan of door verschillende andere
bronnen wel werden bevestigd.
6
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
1. Anwar al-Sādāt
De omgeving van een mens is niet te onderschatten. Onze kindertijd, onze wortels en de socio-economische
toestanden waarin wij groeien, spelen een zeer belangrijke rol in het vormen van onze persoonlijkheid. De
president van Egypte tussen 1970 en 1981 was geen uitzondering op deze regel.
Muḥammad Anwar al-Sādāt werd op 25 december 1918 geboren in Mīt Abū l-kūm, een dorp in de provincie al-
Manūfiyya, ongeveer 40 kilometers ten noorden van Caïro1.
Zoals hij het meermaals in zijn eigen autobiografie “Al-Baḥth ʿan al- Dhāt” beschreef, was het dorp waarin hij
groeide de meest gelukkige plaats, en zijn kindertijd de beste periode in zijn leven. Vanaf 1974 nam Anwar al-
Sādāt de gewoonte om elk jaar naar zijn geboortedorp in Mīt Abū l-kūm terug te keren, om daar zijn verjaardag te
vieren en de herinneringen van zijn kindertijd voor de camera’s te vertellen2.
Volgens dezelfde bovenvermelde bron speelde zijn grootmoeder een erg belangrijke rol in de ontwikkeling van
zijn persoonlijkheid. “Zij had een sterke persoonlijkheid, en beschikte over een uitzonderlijke wijsheid”, vertelde Anwar
al-Sādāt in zijn autobiografie.
Zijn vader was één van de eersten van het dorp die een niet-traditionele opleiding mochten genieten. Na het
behalen van zijn diploma secundair onderwijs, werd hij als bediende in een plaatselijke medische eenheid van
het Britse leger aangesteld. Hij werkte daar als administratief bediende, verpleger alsook tolk tussen de
dorpelingen en de Britse artsen. Als één van de eersten die geletterd waren en een baan hadden, werd de vader
van Anwar al-Sādāt vanaf dan door zijn omgeving de “Afandi”34 genoemd.
De vader moest wegens zijn baan in 1918 naar Soedan vertrekken en huwde toen met “Sit al-Barrayn”, een meisje
van wie de ouders tijdens de slavernij vanuit Centraal Afrika naar Egypte werden gebracht. Het was ook van zijn
moeder, dat Anwar al-Sādāt zijn donkere kleur had gekregen5.
1 http://www.anwarsadat.org/aboutsadat.asp?categorytemp=26, de officiële website van Muḥammad Anwar al-Sādāt. 2 Muḥammad Ḥasanīn Haykal, Kharīf al-Ghaḍab: Qiṣṣat Bidāyat wa Nihāyat ʿaṣr Anwar al-Sādāt (Beiroet: Sharikat al-Maṭbūʿāt li l-tawzīʿ wa l-nashr, 1983), pp. 31 3 Een Turks woord, dat als eretitel wordt gegeven aan hoogopgeleide personen, die een gerespecteerde baan hebben. 4 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 34 5 Ibid, 34-35
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Dit keer was de gevangenschap een zeer pijnlijke ervaring, die al-Sādāt uitgebreid in zijn autobiografie beschreef.
Hij zat alleen in cel 54 van de gevangenis van Caïro. Hem werd achttien maanden lang alles onthouden23.
Na zijn vrijlating wegens het ontbreken van genoeg bewijsmateriaal, werkte Anwar al-Sādāt als journalist bij een
wekelijks tijdschrift (al-Musawwir). Daar heeft hij zijn gevangenismemoires gepubliceerd.
Deze memoires werden later in een boek onder de titel “Thalāthūna Shahran fī al-Sijn” (30 maanden in de gevangenis)
gepubliceerd, maar opnieuw werd dit boek zoals andere door Anwar al-Sādāt uit de handel genomen nadat hij in
1970 president van Egypte werd24.
Het is in deze context zeer moeilijk om achter de waarheid te komen, zeker als er tegenstrijdigheden in de
verhalen optreden. Deze contradicties komen niet van verschillende auteurs maar van dezelfde. Anwar al-Sādāt
vóór en tijdens de periode van Jamāl ʼAbd al-Nāṣir schreef boeken waarin hij een stuk van zijn jeugd en politiek
activisme vertelde, maar later toen hij zelf president werd, nam hij deze boeken uit de handel en schreef een
autobiografie waarin een stuk van zijn jeugd niet aan bod kwam en waarin de feiten gewoon anders werden
verteld of zelfs verdraaid. Lag het aan het feit dat het presidentschap van een land zoals Egypte zware
uitdagingen met zich meebracht, dat sommige details van het verleden van de president liever niet publiekelijk
mochten gemaakt worden? Of was het deze eeuwige drang van Anwar al-Sādāt om een uitvlucht van de realiteit
te zoeken, die de bovenhand nam? Misschien een mengsel van de twee, ik laat de vraag open aan de lezer en aan
eventuele latere onderzoeken.
In elk geval, de relatie van al-Sādāt met het paleis was toen voor iedereen bekend en vooral via zijn vriendschap
met Yūsuf Rashād, de privé dokter van koning Fārūq25. Na zijn vrijlating kwam hij in contact met zijn vriend
Ḥasan ʿIzzat, die door een financiering van het paleis zijn eigen kleine onderneming kon opstarten.
De twee werden dan zakenpartners. De financiële situatie van al-Sādāt begon zich eindelijk te verbeteren26.
21 Amīn ʿUthmān was tussen 1942 en 1944 minister van financiën in de Wafd-regering, hij was ook voorzitter van de vereniging voor de vriendschap tussen Egypte en Engeland en was bekend voor zijn sympathie voor de Britten 22 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 48 23 al-Sādāt, 83 24 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 59 25 Ibid, 65-66 26 http://www.anwarsadat.org/aboutsadat.asp?categorytemp=26
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
1.2. In de schaduw van Jamāl ʿAbd al-Nāṣir
De periode tussen 1951 en 1970 is zeer speciaal en bepalend voor het verder verloop van het leven van
Anwar al-Sādāt en zelfs van de geschiedenis van Egypte. Het is een periode waarin de toekomstige president van
Egypte gedoemd was om een zeer secundaire rol te spelen. Hij was niet de tweede man en ook niet de derde man
van het nieuw regime die de revolutie van 1952 uitvoerde.
In 1951 en zoals het letterlijk staat in zijn officiële website, werd Anwar al-Sādāt door Jamāl ʼAbd al-Nāṣir
benaderd om deel te nemen aan de geheime organisatie der “Vrije Officieren”. De bedoeling was om een einde te
maken aan de Britse bezetting en de corruptie van het regime en het paleis, het trio dat Egypte zwak en onder
controle hield.
Volgens Muḥammad Ḥasanīn Haykal in zijn boek Kharīf al-Ghaḍab, ontstond er een zware polemiek tussen de
leden van de “Vrije Officieren” rond het lidmaatschaap van Anwar al-Sādāt in de organisatie. Iedereen was op de
hoogte van zijn deelnames aan terroristische acties zoals de executie van Amīn ʿUthmān en zijn samenwerking
met de Duitsers. Zijn relatie met het paleis gaf de leden van de “Vrije Officieren” extra redenen tot wantrouwen.
Er was zelfs een verhaal dat de ronde deed en waarin werd verteld, dat Anwar al-Sādāt de hand van koning Fārūq
in de moskee al-Ḥusayn knielend kuste, zodat hij de rangen van het leger terug mocht vervoegen29.
Hoe dan ook, niemand behalve Jamāl ʼAbd al-Nāṣir zelf wist wat de rol van Anwar al-Sādāt bij de “Vrije Officieren”
was. Sommigen denken dat ʼAbd al-Nāṣir hem gebruikte om valse informatie aan het paleis door te geven ter
bescherming van de organisatie, anderen denken eerder aan een praktische rol tijdens de revolutie zelf,
aangezien hij een opleiding bij het Signaalschool had gevolgd. Het blijven alleen maar speculaties, die door
niemand bevestigd kunnen worden.
Na zijn terugkeer bij het leger, werd Anwar al-Sādāt ver van Caïro gehouden. Hij moest in Rafaḥ bij Sīnāʾ dienen.
Behalve zijn aanwezigheid in één of twee vergaderingen van de “Vrije Officieren”, had hij zeer weinig contact met
de organisatie die de geschiedenis van Egypte ging veranderen.
Ondanks het feit dat hij in Sīnāʾ gestationeerd was, een ding is zeker, namelijk dat niet Anwar al-Sādāt de
afgevaardigde van de “Vrije Officieren” in Rafaḥ en al-ʿArīsh was, maar de broeders Jamāl en Ṣalāḥ Sālim30.
29 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 72 30 Ibid, 74
14
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Dit laat vermoeden zoals eerder vermeld en door verschillende bronnen bevestigd, dat Anwar al-Sādāt geen
hoofdrol mocht spelen, nog tijdens de voorbereidingen van de revolutie, nog tijdens de uitvoering ervan.
Het is ook algemeen bekend dat hij samen met zijn vrouw Jīhān in de cinema zat terwijl de “Vrije Officieren” de
macht overnamen waardoor Egypte definitief in hun greep viel.
Muḥammad Ḥasanīn Haykal vertelt in zijn boek Kharīf al-Ghaḍab, dat Anwar al-Sādāt tijdens een bezoek naar de
Verenigde Staten in de zomer van 1981 aan de Amerikaanse president Ronald Reagan vertelde, dat één van de
films, die hij tijdens de nacht van de revolutie van 1952 zag, van hem was. Daarop antwoordde Ronald Reagan al
lachend: “Ik had zonder te weten toch een rol in de Egyptische revolutie!”
De revolutie was succesvol en het leger begon alle vitale instellingen van de staat te controleren. Nu mocht
Anwar al-Sādāt toch een rol hebben. Hij kreeg namelijk van ʼAbd al-Nāṣir de opdracht om naar het gebouw van
de radiozender van Caïro te gaan en daar de geboorte van de revolutie officieel aan te kondigen. Een dag later
moest hij ʿAlī Māhir31 benaderen om eventueel een nieuwe regering te vormen. En twee dagen later werd hij
door de revolutionaire raad32 aangewezen om naar Alexandrië te reizen en koning Fārūq een laatst ultimatum te
geven om het land te verlaten33.
In 1953 besliste de revolutionaire raad dat zijn leden hun verantwoordelijkheden binnen de regering moesten
opnemen, en zo werden de posten verdeeld. De enige, die geen officiële regeringsfunctie kreeg, was niemand
anders dan Anwar al-Sādāt. Ter compensatie en op basis van zijn ervaring met de pers en media, werd hij tot
hoofdredacteur van de officiële krant van de revolutie “al-Jumhūriyya” benoemd34. In september 1954 werd hij
voor een korte periode als staatsminister aangesteld, en in januari 1955 werd hij tot Secretaris-generaal van “het
Islamitisch congres” benoemd35. Het is ook tijdens deze periode en door zijn ambt, dat Anwar al-Sādāt de
belangrijkste contacten met hooggeplaatste Arabische en Islamitische leiders kon leggen. Onder deze contacten,
die later een belangrijke rol in zijn leven zullen spelen, was er een zekere Kamāl Adham, de schoonbroer van
31 Een bekende politieke figuur. Hij bekleedde meermaals de functie van premier tussen 1936 en 1952 32 Ook bekend onder de Engelse afkorting RCC was het orgaan, dat door de “Vrije Officieren” in het leven werd geroepen om Egypte na de revolutie te leiden 33 Ibid, 76 34 Ibid, 78 35 Farouk Mohammed Shalaby, Der Wandel der ägyptischen Aussenpolitik unter Sadat 1970 bis 1977: Aspekte, Ziele und apparat, PhD Thesis, Friedrich-Wilhelms-Universität in Bonn, 1979, pp. 183
15
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Faysal Āl-Saʿūd de toekomstige koning van Saoedi-Arabië. Het was deze man, die later de persoonlijke raadgever
van de Saoedische koning en de verantwoordelijke van de Saoedische inlichtingendienst werd.
Deze periode in het leven van Anwar al-Sādāt kenmerkte zich door een toevloed aan financiële giften, die hij van
allerlei organisaties en landen tijdens de uitvoering van zijn functies kreeg. De Amerikaanse krant “The
Washington Post” publiceerde op de voorpagina van haar editie van 24 februari 1977, dat Anwar al-Sādāt tijdens de
jaren 60 een vast loon van zijn Saoedische vriend Kamāl Adham kreeg36. Maar hij wist ook zijn vrienden en
naasten met giften en cadeaus voor hun inzet en loyaliteit te bedanken.
De meningsverschillen tussen de leden van de revolutionaire raad namen met de tijd toe, maar Anwar al-Sādāt
wist door zijn geschiktheid ver van deze conflicten te blijven. Hij wist dat ʿAbd al-Ḥakīm ʿĀmir, de machtigste
man na Jamāl ʼAbd al-Nāṣir was en nam regelmatig zijn verdediging tegen zijn rivalen.
Zijn relatie tot ʼAbd al-Nāṣir was gekenmerkt door zijn low profile houding. Hij trachtte alles te accepteren, deed
alles wat van hem werd verwacht en probeerde zo ver mogelijk van de polemiek te blijven.
Het is ook niet wonderlijk dat Jamāl ʼAbd al-Nāṣir hem Sayyid Naʿam (de heer ja)37 of Bikbāshī Ṣaḥ (Kolonel juist)
noemde38. Deze loyaliteit en volgzaamheid waren soms zeer overdreven en irriteerden zelfs ʼAbd al-Nāṣir, die
daarop vaak de volgende opmerking deed: “If he would only vary the way in whish he agreed”39.
In 1958 en naar aanleiding van de vereniging tussen Egypte en Syrië, werd al-Sādāt tot voorzitter van het
gezamenlijke parlement tussen de twee provincies van de Verenigde Arabische Republiek benoemd40.
12 december 1958 is een datum, dat het leven van Anwar al-Sādāt voor altijd markeerde. Het was dan, wanneer
zijn moeder “Sit al-Barrayn” in zijn armen stierf. Door de hevige schok, hield hij voor de rest van zijn leven een
zenuwletsel aan zijn been. Om zijn moeder te eren, besliste Anwar al-Sādāt om haar lichaam in zijn geboorte
dorp Mīt Abū l-kūm te begraven41.
36 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 107-108 37 Shalaby, 184 38 George Carpozi JR. Anwar Sadat: A man of peace (New York: Manor Books, 1977), pp. 21 39 Idem 40 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 80 41 Ibid, 81
16
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
In de jaren 60 begon het regime van Jamāl ʼAbd al-Nāṣir zwaar te wankelen. Naast de interne conflicten tussen de
leden van de revolutionaire raad, kende het regime grote mislukkingen zowel op binnenlands niveau met de
economische crisis in Egypte en de inflatie, die spectaculaire hoogtes bereikte, als op buitenlands niveau met de
ontmanteling van de Arabische eenheid met Syrië in 1961 en de wanhopige inmenging van Egypte in de oorlog
van Jemen in 1962. De grote nederlaag van 1967 (al-Naksa42) tegen Israël kwam dan als de druppel die de emmer
deed overlopen. ʿAbd al-Ḥakīm ʿĀmir, de tweede machtigste man van het regime en boezemvriend van Jamāl
ʼAbd al-Nāṣir pleegde zelfmoord en andere figuren verlieten het schip.
Wie bleef nog van de oude garde? Maar twee personen: Ḥusayn al-Shāfiʿī en Anwar al-Sādāt.
Onderweg naar Marokko en in het kader van een officieel bezoek, nam Jamāl ʼAbd al-Nāṣir de beslissing om
Anwar al-Sādāt als zijn vicepresident te benoemen, het was in december 1969.
Muḥammad Ḥasanīn Haykal schrijft zeer uitgebreid over deze gebeurtenis in zijn boek Kharīf al-Ghaḍab. Hij
vertelt, dat Jamāl ʼAbd al-Nāṣir deze beslissing als voorlopige maatregel nam, omdat hij geen risico’s wou
aangaan naar aanleiding van de verslagen, die hij van de Egyptische inlichtingendiensten kreeg over een
mogelijke poging tot aanslag op zijn leven.
Hij was van mening dat indien iets zou gebeuren, Anwar al-Sādāt de geschikte man zou zijn om de rol van een
formele president te spelen, totdat de partij en het leger de controle konden overnemen43.
Niemand wist dat negen maanden later, al-Sādāt, die als interim-president was bedoeld, de touwtjes in handen
ging nemen en al zijn vijanden meesterlijk opzij ging schuiven om de totale controle over te nemen.
Twee gebeurtenissen of beter gezegd twee blunders konden Anwar al-Sādāt zijn functie als vicepresident kosten
en zo de gang van zaken in de Egyptische geschiedenis voor altijd veranderen.
De eerste was het bekend Roger’s initiatief44. ʼAbd al-Nāṣir was bereid om dit vredesinitiatief vanuit de Verenigde
Staten als politieke manoeuvre te accepteren, zodat hij meer tijd voor zijn militaire voorbereidingen tegen Israël
kon winnen.
42 Een Arabisch woord voor tegenslag. Het wordt in de Arabische wereld gebruikt om de nederlaag van 1967 aan te duiden. 43 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 86 44 ʼAbd al-Nāṣir vroeg in een officiële brief aan de Amerikaanse president Nixon de terugtrekking van Israël uit de bezette Arabische gebieden. Het antwoord van Nixon staat in de geschiedenis bekend als het Roger’s initiatief van 19 juni 1970, waarin een staakt-het-vuren voor een periode van 90 dagen werd voorgesteld samen met onrechtstreekse onderhandelingen tussen Egypte, Israël en Jordanië.
17
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Maar omdat hij toen in een officieel bezoek naar Libië was, werd al-Sādāt in zijn hoedanigheid van vicepresident
op de hoogte gebracht van dit vredesinitiatief. Hij dacht onterecht, dat ʼAbd al-Nāṣir niet akkoord zou zijn en
wees zo de Roger’s initiatief af45.
De tweede blunder was meer persoonlijk en gebeurde toen ʼAbd al-Nāṣir in Moskou in het kader van een geheim
bezoek was. Het ging over het misbruik van de positie van vicepresident door Anwar al-Sādāt en zijn vrouw Jīhān
voor hun persoonlijke belangen. Jīhān al-Sādāt was op zoek naar een groter huis en vond er eentje niet ver van
hun buurt. De eigenaar was een oude officier, hij weigerde om zijn huis te verkopen, en het resultaat was de
confiscatie van al zijn bezittingen. Toen ʼAbd al-Nāṣir op de hoogte werd gebracht was zijn ergernis zo groot, dat
hij al-Sādāt vroeg om vakantie te nemen. Hij ging onmiddellijk terug naar zijn geboortedorp in Mīt Abū l-kūm.
Gelukkig voor hem duurde de ergernis van de president niet lang en hij mocht terug naar Caïro, om zijn functies
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
opnieuw deze contradicties, die de nieuwe president van Egypte kenmerkten in zijn toespraken, standpunten en
zelfs in wat hij schreef.
De nieuwe president was niet tevreden met de situatie in Egypte, hij voelde de spanning met de meeste
kopstukken van het regime, die zijn ondergang zochten. Het waren de zogeheten machtscentra, die tijdens de
regeerperiode van ʼAbd al-Nāṣir meer en meer macht verwierven. Ondanks het feit, dat al-Sādāt zich altijd loyaal
tegenover zijn voorganger opstelde en hem nooit durfde tegen te spreken, begon hij nu dat hij de macht in
handen had, zijn vriend openlijk aan te vallen en zijn beleid zwaar te bekritiseren.
Dit beleid waarvan hij zelf onderdeel was, bleek ineens dictatoriaal en onmenselijk te zijn. In zijn ogen had ʼAbd
al-Nāṣir zo een groot klimaat van angst en wantrouwen binnen de Egyptische maatschappij gecreëerd, dat het
nodig was om een tweede revolutie of een correctie binnen deze revolutie van 1952 te voeren51.
De botsing met de andere beleidsmakers begon snel vorm te krijgen en Anwar al-Sādāt was niet bereid om zijn
positie in het gedrang te brengen. Gelukkig voor hem was het leger niet betrokken bij de complotten tegen de
nieuwe president.
Door uitgelekte telefoongesprekken waarin duidelijk was, dat een aantal machthebbers van de oude garde Anwar
al-Sādāt wouden liquideren, kreeg de president de mogelijkheid om de machtscentra voor altijd uit te schakelen.
In een laatste manoeuvre, probeerden ze wanhopig om een grondwettelijke crisis te veroorzaken door een
collectief ontslag te nemen. Dit lukte echter niet, want Anwar al-Sādāt aanvaardde dit ontslag en maakte de
details van hun complot publiekelijk. De meeste van hen belandden in de gevangenis. Daarna plaatste hij zijn
eigen mannen in de verschillende vitale functies van het land.
Was de bedoeling van de machtscentra echt om al-Sādāt fysiek te liquideren of ging het eerder om zijn politieke
carrière te beëindigen en de macht over het land te grijpen? Het blijft een vraag die moeilijk te beantwoorden is.
Terwijl Anwar al-Sādāt in zijn autobiografie volledig overtuigd was, dat zijn leven in gevaar was, proberen
andere bronnen het hele gebeuren te relativeren.
51 al-Sādāt, 222
20
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Feit is dat niemand van de machtscentra een doodsvonnis kreeg. Zij kregen allemaal zware gevangenisstraffen.
Dit sluit mijns inziens de theorie van een aanslag op het leven van Anwar al-Sādāt uit.
Met deze gebeurtenissen viel in ieder geval eindelijk het doek over een gevaarlijke fase van de Egyptische
geschiedenis. Dit gebeurde op 15 mei 1970, een dag waarop Anwar al-Sādāt zijn macht kon consolideren. Deze
dag werd vanaf dan jaarlijks herdenkt als zijnde de dag van zijn eigen nieuwe revolutie52.
De situatie in Egypte was een typische weerspiegeling van de gevolgen van de zware nederlaag van 1967. Alles in
het land draaide om het eerherstel van Egypte en de Arabische natie. Een oorlog moest gebeuren en liefst zo snel
mogelijk. Alles werd in die richting gemobiliseerd. Media, economie, onderwijs…
Jamāl ʼAbd al-Nāṣir was al sinds dag één na de nederlaag begonnen met de voorbereidingen voor een nieuwe
oorlog tegen Israël en voerde zijn bekende uitputtingsoorlog tussen september 1968 en augustus 1970 uit. Het
leger moest hersteld worden en daarvoor had Egypte de hulp van de Sovjet Unie nodig.
Anwar al-Sādāt hield een andere visie op de zaak en had helemaal geen vertrouwen in de Russen die volgens hem
altijd treuzelden om Egypte effectief op militaire vlak te ondersteunen. Hij was ook van mening, dat ʼAbd al-
Nāṣir strategische fouten maakte door zich enkel tot de Russen te wenden en de relaties met de Amerikanen,
Europeanen en andere Arabische landen zoals Saoedi-Arabië te verloochenen.
Er dient wel vermeld te worden, dat vreemd genoeg, Anwar al-Sādāt zelf achter de verslechtering van de relaties
van Egypte met onder anderen de Amerikanen en Saoedi-Arabië zat. Hij was diegene, die ʼAbd al-Nāṣir warm
maakte voor de Egyptische inmenging in Jemen in de jaren 60 waardoor de relaties met Saoedi-Arabië hun
dieptepunt bereikten. Hij had ook de Roger’s initiatief onterecht afgewezen door een foutieve interpretatie van
de intenties van ʼAbd al-Nāṣir.
Anwar al-Sādāt gaf in zijn autobiografie toe, dat hij een militaire actie voor onmogelijk hield, en dat zijn
voorkeur eerder naar een diplomatieke oplossing ging53. Maar ondanks zijn afkeer voor de Russen en zijn wens
om de relaties met de Amerikanen te herstellen, ondernam al-Sādāt een zeer merkwaardige stap richting de
Sovjet Unie. Zijn eerste officiële beslissing als nieuwe president van Egypte was namelijk op 27 mei 1971 een
52 Ibid, 236-237 53 Ibid, 221
21
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
verdrag voor vriendschap en samenwerking met de Russen te ondertekenen, iets dat zelfs ʼAbd al-Nāṣir in zijn
tijd niet deed. Dat bracht de Amerikanen echter in de war.
Anwar al-Sādāt wou vermoedelijk de Amerikanen onder druk zetten, zodat zij de zaken rond een oplossing van
het conflict tussen de Arabieren en Israël zouden bewegen. Maar daarvoor een langdurig verdrag van 15 jaar met
de Russen te ondertekenen was voor niemand vatbaar.
En wat wordt het nu? Zullen wij eindelijk vechten of niet? Dat was de vraag, die alle Egyptenaren in die periode
bezighield. Iedereen was bereid om te vechten, het leger stond klaar en de spanningen namen overal toe.
Anwar al-Sādāt bedacht telkens een excuus om de oorlog uit te stellen. In 1971 vond hij zijn excuus in de oorlog
tussen India en Pakistan en in 1972 verweet hij de Russen om hem militair niet genoeg te hebben ondersteund.
Zij leverden niet de afgesproken wapens en Egypte kon bijgevolg geen militaire acties tegen Israël voeren54.
Het was ook de reden, die hij gebruikte om zijn gewaagde zet te ondernemen, namelijk het wegsturen van de
Russische experts. Een zet, die door de hele wereld verkeerd werd geïnterpreteerd. Iedereen inclusief de
Amerikanen en Israëli’s dachten, dat Anwar al-Sādāt definitief geen oorlog ging voeren.
De reactie van de Sovjet Unie op het wegsturen van hun militaire experts was ook zeer merkwaardig. Zij hadden
Egypte in een keer met meer wapens bevoorraad, dan met wat zij in de jaren voorheen hadden geleverd. Deze zet
kan geïnterpreteerd worden als een soort signaal van de Russen, die niet wensten verantwoordelijk gehouden te
worden voor het uitstel van de langverwachte oorlog tegen Israël.
In een internationale context waarin de twee supermachten overal tegen elkaar stonden, kon het ook niet anders
zijn, dan dat de Sovjet Unie hun Egyptische bondgenoten militair gingen ondersteunen tegen de militaire steun
die Israël van de Verenigde Staten voortdurend kreeg.
54 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 114
22
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
2. De weg naar Camp David
2.1. De Oktoberoorlog van 1973
Oorlog voeren is geen gemakkelijke beslissing die men zomaar kan nemen. Het is en blijft een middel om
politieke doeleinden te bereiken of zoals de vooraanstaande militaire analist Carl von Clausewitz het mooi had
verwoord: “War is an instrument of policy, a means by which nations may achieve political ends”. Zelfs de meest bloedige
leiders in de menselijke geschiedenis zouden het liefst gehad hebben, dat hun politieke doelen zonder geweld
bereikt konden worden. Maar de realiteit dwingt ons soms om het geweld te gebruiken, wanneer de diplomatie
niets kan bereiken. Dit was het geval in Egypte aan de vooravond van de Jom Kipoeroorlog55.
Laat ons een beknopte schets van de geschiedenis geven, die tot de Oktoberoorlog in 1973 leidde.
Op 7 april 1967 lanceerde Israël een luchtaanval op Damascus en op 9 mei gaf de Knesset56 zijn toestemming om
Syrië officieel aan te vallen. In het kader van haar gezamenlijke defensieovereenkomst met Syrië, begon Egypte
haar strijdkrachten naar Sīnāʾ te bewegen en vroeg aan de Verenigde Naties met hun gestationeerde interim-
vredesmacht (UNIFIL) uit Sīnāʾ te vertrekken. De Verenigde Staten waren daarmee niet akkoord, maar de
Secretaris-generaal van de Verenigde Naties U Thant antwoordde, dat Egypte het volledige recht had om haar
volledige soevereiniteit over haar gebieden te eisen.
Op 5 juni 1967 viel Israël Egypte, Syrië en Jordanië tegelijk aan. Het resultaat was voor de Arabische landen een
verpletterende nederlaag, waardoor de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in Palestina, de Golanhoogten
in Syrië en Sīnāʾ in Egypte onder de Israëlische bezetting kwamen te staan.
Jamāl ʼAbd al-Nāṣir nam de volledige verantwoordelijkheid op zich op en diende onmiddellijk zijn ontslag. Maar
het ontbreken van een sterke politieke leider en de enorme demonstraties, die zowel in de straten van Caïro als
in andere Arabische hoofdsteden plaatsvonden, brachten ʼAbd al-Nāṣir terug aan de macht.
Hij mobiliseerde vanaf dan alle mogelijke middelen om de Arabische bezette gebieden te bevrijden. Het begon in
1968 met de uitputtingsoorlog en eindigde in 1973 met de Oktoberoorlog.
55 Jom Kipoer is een Joodse feestdag en betekent de Grote Verzoendag. Het was de dag, die door Egypte en Syrië werd gekozen om hun aanvallen op Israël te starten. De Jom Kipoeroorlog wordt ook de Oktoberoorlog genoemd. 56 De Knesset is het Israëlisch parlement
23
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Anwar al-Sādāt had altijd de intentie en voorkeur om de Sīnāʾ geweldloos en door diplomatieke middelen van
Israël terug te krijgen, maar besefte na lange tijd, dat zonder echte actie te ondernemen, hij niets van de Israëli’s
zou kunnen krijgen. Hij had de overtuiging dat een oorlog nodig was om vrede te kunnen afdwingen.
De Amerikanen bevestigden hem deze vaststelling onrechtstreeks via zijn Saoedische vriend Kamāl Adham en
ook rechtstreeks toen Henry Kissinger aan de Egyptische Nationale veiligheidsadviseur Ḥāfiz Ismāʿīl duidelijk
maakte, dat de Verenigde Staten niets konden bewegen in het conflict, zolang de huidige politieke toestand
ongewijzigd bleef en zolang Israël een militaire superioriteit ten opzichte van de Arabische landen had57.
De Russen hadden hem ondertussen met genoeg wapens bevoorraad en zowel het leger als de bevolking waren
niet meer in staat om nog langer te wachten voor onmiddellijke actie. De eer van de natie stond op het spel.
Vanaf dan werd alles ingezet om de status-quo te veranderen. Eerst moesten de Arabische landen gemobiliseerd
worden, want zonder geld en morele steun was het onmogelijk om een succesvolle oorlog te voeren.
De relaties, die al-Sādāt tijdens de jaren zestig met sommige prominente Arabische figuren knoopte, kwamen nu
goed van pas. Het is wel opmerkelijk, dat deze Arabische figuren die met de huidige president van Egypte
bevriend waren, zoals koning Faysal van Saoedi-Arabië, koning al-Ḥasan al-Thānī van Marokko en Mubārak al-
Ṣabāḥ de Emir van Koeweit, allemaal tegenstanders en zelfs vijanden van zijn voorganger ʿAbd al-Nāṣir waren.
In tegenstelling tot de periode na de nederlaag van 1967, waren nu alle factoren gunstig om militaire acties tegen
Israël te voeren en zo de Arabische bezette gebieden te bevrijden. Het was de eerste keer sinds een lange periode,
dat de andere Arabische landen tot een consensus waren gekomen wat de oorlog betreft. Een direct resultaat van
deze consensus was de omvang van de Arabische militaire steun, die Egypte en Syrië vóór en tijdens de militaire
operaties van oktober 1973 kregen. Irak, Algerije, Libië, Marokko, Soedan, Tunesië, Jordanië en Saoedi-Arabië
hebben zowel soldaten als militaire uitrusting geleverd58.
Op 5 oktober 1973 stuurde Anwar al-Sādāt zijn definitieve strategische richtlijn met betrekking tot de start van
de oorlog. Deze tekst werd in verschillende bronnen vermeld en bevat de visie en de doeleneinden, die de
president voor ogen had.
57 al-Sādāt, 351 58 Saʿd al-Shādhlī, Mudhakkirāt Ḥarb Uktūbar (San Francisco: Dār Buḥūth al-Sharq al-Awsaṭ al-Amrīkiyya, 2003), pp. 228-230
24
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Hieronder volgt een eigen vertaling uit de originele tekst (zie document 1 in bijlage), die in het Arabisch in de
autobiografie van Anwar al-Sādāt “Al-Baḥth ʿan al- Dhāt” verscheen:
Strategisch directief van de president van de republiek en opperste bevelhebber van de strijdkrachten aan de Generaal
Aḥmad Ismāʿīl ʿAlī minister van defensie en opperbevelhebber van de strijdkrachten.
1- Op grond van de politiek-militaire instructie, die ik u op 1 oktober 1973 had gegeven en op basis van de
omstandigheden rond de politieke en strategische situatie, heb ik besloten de strijdkrachten op te dragen om de
volgende strategische missies uit te voeren:
A) Een einde te maken aan de huidige militaire impasse, door met ingang van 6 oktober 1973 het staakt-het-vuren
te verbreken.
B) De vijand zo groot mogelijke verliezen toe te brengen, op niveau van manschappen, wapens en uitrusting.
C) Werken aan de bevrijding van het bezette grondgebied in opeenvolgende fasen, volgens de groei en ontwikkeling
van de mogelijkheden en capaciteiten van de strijdkrachten.
2- De uitvoering van deze missies zal door de Egyptische strijdkrachten gebeuren, en dit onafhankelijk of in
samenwerking met de Syrische strijdkrachten.
(Handtekening) 9 ramaḍān 1393
Anwar al-Sādāt, president van de republiek 5 oktober 1973
Op 6 oktober 1973 vielen Egypte en Syrië via coördineerde acties Israël aan. Het was een grote verrassing voor de
Israëli’s, die ondanks meerdere signalen toch faalden om deze als teken van een dreigende oorlog te
interpreteren. Zelfs de Russische evacuatie van topfunctionarissen en hun families die in Egypte en Syrië
verbleven, was niet genoeg om voor Israël als waarschuwing te dienen.
De Israëlische leiders geloofden immers, dat de Arabieren niet over voldoende militaire capaciteiten beschikten
om een aanval te beginnen, zij waren daarbovenop ook onderling verdeeld. Ook de afspraken tussen Washington
en Moskou rond de militaire ontspanning in het Midden-Oosten maakten, dat de Israëli’s geen al te dramatische
veranderingen in de Egyptische houding verwachtten.
25
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Het Egyptisch leger boekte snelle winsten op de grond door efficiënte aanvallen zowel van de luchtmacht als van
de grondtroepen, die het onmogelijke wel mogelijk maakten, namelijk het oversteken van de Bar Lev linie59.
Na een paar uur van hevige gevechten was de situatie zo, dat de Egyptenaren met meer dan vijf eenheden van de
infanterie en 1000 tanks in Sīnāʾ zaten. Het Syrische leger had ook zijn deel van het plan uitgevoerd en na
succesvolle luchtaanvallen, waren de Syrische strijdkrachten door de Israëlische vestingwerken gekomen en
voor het donker werd, zaten ze bijna in al-Qunayṭira de hoofdstad van al-Jūlān (de Golanhoogten)60.
Na deze succesvolle aanvallen van zowel Egypte als Syrië, was iedereen op een Israëlisch antwoord aan het
wachten. Die liet niet lang op zich wachten, maar door het enorme verrassingseffect van de eerste aanvallen en
het feit, dat de Israëli’s tegelijkertijd tegen Egypte en Syrië moesten vechten, was de slaagkans van een
tegenaanval zeer miniem. Egypte zat in een voordeelsituatie, zij hadden de psychologische grens van de Bar Lev
linie al overgestoken en moesten nu hun gewonnen terreinen tegen Israëlische aanvallen verdedigen. Dit lukte
zolang zij onder hun luchtdekking maar bleven. Deze luchtdekking bestond hoofdzakelijk uit luchtdoelraketten
en gevechtsvliegtuigen. De Egyptenaren waren zich bewust van de Israëlische superioriteit in de lucht. Elke
poging dus om meer grond in Sīnāʾ te willen winnen zonder de nodige luchtdekking was een militaire zelfmoord
met alle consequenties van dien.
Dit was de mening van de stafchef van de Egyptische strijdkrachten Saʿd al-Shādhlī, die de kwestie uitgebreid
had behandeld in zijn memoires over de Oktoberoorlog. Al-Shādhlī refereerde meermaals in zijn boek
“Mudhakkirāt Ḥarb Uktūbar” naar het hoofddoel van de militaire acties in 1973, namelijk het oversteken van de
Suezkanaal en 10 à 15 km maximum in Sīnāʿ oprukken. Dit doel was niet toevallig maar kwam overeen met wat
wij eerder zagen rond de luchtdekking waarop Egypte beschikte. Amīn Huwaydī, een militaire leider en minister
van defensie onder Jamāl ʿAbd al-Nāṣir bevestigde ook wat Saʿd al-Shādhlī61 zei. Zelfs Henry Kissinger in zijn
memoires was van mening, dat het Egyptische leger geen plannen had om verder in Sīnāʾ op te rukken62.
59 De Bar Lev linie is een keten van vestingwerken gebouwd door Israël langs de oostelijke kust van het Suezkanaal juist na de verovering van Sīnāʾ van Egypte tijdens de Zesdaagse oorlog in 1967. 60 Muḥammad Ḥasanīn Haykal, Uktūbar 73 al-Silāḥ wa al-Siyāsa (Caïro: Markaz al-Ahrām li l-tarjama wa l-nashr, 1993), pp. 344 61 Amīn Huwaydī, al-Furaṣ al-Ḍāʾiʿa (Beiroet: Sharikat al-Maṭbūʿāt li l-tawzīʿ wa l-nashr, 1992), pp. 330-339 62 Khalīl Frījāt, Mudhakkirāt Kīsinjir fī al-Bayt al-Abyaḍ: 1968-1973 (Dimashq: Ṭalās li l-tarjama wa l-nashr, 1985), pp. 166
26
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
De idee was simpel; oversteken en de reactie van de Israëli’s afwachten, want zij en niet de Egyptenaren gingen
onder druk staan. Zij hadden geen baat bij een langdurige oorlog, want dit betekende de verlamming van het
economische en sociaal leven in Israël, dat een beperkt aantal soldaten had. Het Egyptisch leger beschikte
daartegen over meer dan één miljoen soldaten en er moest geen beroep gedaan worden op de civiele bevolking
om als reservisten te gaan dienen.
Maar ondanks alles, gaf Anwar al-Sādāt het bevel aan zijn strijdkrachten om de aanval te ontwikkelen en verder
in Sīnāʾ op te rukken met de bedoeling de regio van al-Maḍāyiq te bereiken. Dit wekte grote verbazing en
onbegrip bij de militaire leiders. Maar de president was duidelijk in zijn bevel, hij wou de Syriërs een beetje
ontlasten. Egypte had de operaties tijdelijk stilgelegd om niet buiten de luchtdekking te komen. Dit liet Israël toe
om haar aanvallen op de Syrische front te concentreren en resulteerde in grote verliezen bij de Syriërs.
Vanaf hier begon de oorlog een dramatische wending te krijgen. De snelle Egyptische overwinning dreigde op
een nederlaag te draaien. Want door het verder oprukken zonder luchtdekking begon het Egyptisch leger zware
klappen vanuit de superieure Israëlische luchtmacht te krijgen.
Als wij al-Sādāt niet van verraad willen beschuldigen zoals de meeste aanhangers van de complottheorie het wel
doen, dan blijft alleen de optie van een grote strategische fout, die zware consequenties op de oorlog had.
Maar laat ons eerst de gevolgen van deze beslissing bekijken. Zoals eerder gezegd werden de oprukkende
Egyptische gepantserde divisies door de Israëlische luchtmacht verpletterd. Dit creëerde de bekende gap van
Deversoir, een grote open gang tussen de tweede en de derde armee, waardoor de Israëli’s nu in de andere
richting van de Suezkanaal konden oprukken. De Israëli’s omsingelden de derde armee en konden gemakkelijk
richting Caïro oprukken. Deze nieuwe situatie en het feit, dat de Amerikanen via een luchtbrug de Israëli’s met
nieuw militair materiaal bleven bevoorraadden, liet de Egyptenaren geen andere keuze dan het aanvaarden van
een staakt-het-vuren, dat door de Verenigde Naties werd georganiseerd.
Een staakt-het-vuren, dat oorspronkelijk door Henry Kissinger op 12 oktober aan Egypte had voorgesteld toen zij
aan de winnende zijde waren. Had Anwar al-Sādāt dat toen aanvaard, dan was de oorlog weliswaar met een lichte
Egyptische overwinning geëindigd63.
63 Major Michael C. Jordan, The 1973 Arab-Israeli War: Arab Policies, Strategies and Campaigns, pp. 36
27
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Op 19 oktober gaf de stafchef Saʿd al-Shādhlī zijn aanbeveling voor de terugtrekking van de Egyptische troepen
uit de oostelijke oever van de Suezkanaal, om zo de Israëlische dreiging aan de westelijke oever tegen te gaan.
Anwar al-Sādāt wou niets van terugtrekking weten en ontsloeg de stafchef van zijn opdrachten64.
De Israëli’s konden verder oprukken en hadden de stad Suez zelfs belegerd. De meningsverschillen tussen Anwar
al-Sādāt en Saʿd al-Shādhlī waren zo groot, dat deze laatste, jaren later vanuit zijn ballingschap in Algerije de
justitie in Egypte vroeg om de president voor daden van verraad aan de natie te veroordelen. Dit naar aanleiding
van zijn beslissingen tijdens de oorlog van 1973, die het leven van vele Egyptenaren hadden gekost en de
veiligheid van het land in het gedrang bracht, aldus al-Shādhlī 65.
Op 24 oktober eindigden de militaire operaties en trad het staakt-het-vuren in werking. Het resultaat van de
oorlog was niet duidelijk. Wie was de winnaar, en wie had verloren? Iedereen claimt de winnaar te zijn. Maar de
menselijke en militaire verliezen waren zo zwaar, dat de voortzetting van de oorlog in niemands voordeel was.
Wij kunnen concluderen, dat deze oorlog grote beweging in het conflict tussen Israël en de Arabieren bracht.
Het olie-embargo van landen zoals Saoedi-Arabië had ook een groot impact op het Westen en zeker op de
Europeanen. De wereld inclusief de twee grote machten begon in te zien, dat er een einde moest komen aan de
politieke impasse in de regio. En de Arabieren hadden eindelijk bewezen, dat zij militair niet dood waren. Zij
waren in staat om Israël zwaar te raken en vernietigden zo de theorie van de Israëlische overmacht. Zij konden
nu een politieke oplossing afdwingen om hun bezette gebieden terug te krijgen.
Er blijven echter rond deze oorlog vele vraagtekens rijzen. Hoe was het mogelijk, dat de Israëli’s de aanvallen
niet konden zien? Zij zagen hoe Egypte haar strijdkrachten aan de andere kant van het Suezkanaal mobiliseerde
en ook hoe de Russen hun topfunctionarissen evacueerden.
Waarom had Ghūldā Māʾīr de minister-president van Israël de beslissing genomen, om geen luchtaanval te
starten ondanks de signalen, die zij van haar inlichtingendienst rond de Egyptische militaire bewegingen kreeg?
Was het echt en alleen zoals Kissinger in zijn memoires vertelde; een bewijs van goede wil aan de Amerikanen en
de hele wereld dat Israël geen oorlog zocht?
64 Ibid, 39 65 al-Shādhlī, 387-388
28
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Waarom had Anwar al-Sādāt tegen Ḥāfiẓ al-Asad de president van Syrië gelogen? En hem vóór de oorlog een
ander plan laten zien dan wat hij zelf met zijn legertop had afgesproken? Amīn Huwaydī spreekt van twee
plannen. Van Operatie Graniet 1 die bedoeld was om het Suezkanaal over te steken en bij 10 à 15 km maximum in
Sīnāʾ te stoppen. En van operatie Graniet 2, die aan de Syriërs werd voorgesteld en waarin men tot 40 km door
Sīnāʾ zou oprukken richting de Israëlische grens. Anwar al-Sādāt wist van tevoren, dat dit tweede plan wegens
het ontbreken van een degelijke luchtdekking niet uitvoerbaar was, maar moest Ḥāfiẓ al-Asad daarmee
overtuigen om hem voor de oorlog warm te maken66.
Waarom had Anwar al-Sādāt dan toch de beslissing genomen om verder in Sīnāʾ op te rukken, wetende dat hij
voorbij het Suezkanaal over geen luchtdekking beschikte? Deze verkeerde of toch opzettelijke beslissing gaf
Israël de mogelijkheid om de Egyptische strijdkrachten zware verliezen toe te dienen en veroorzaakte een grote
opening tussen de tweede en derde Egyptische armee (The Defersoir Gap), die door Generaal Ariel Sharon goed
werd gebruikt om de stad Suez te belegeren en richting Cairo op te rukken.
Waarom had Anwar al-Sādāt de aanbeveling van zijn stafchef Saʿd al-Shādhlī rond de terugtrekking van de
Egyptische troepen uit de oostelijke oever van de Suezkanaal om zo de Israëlische dreiging aan de westelijke
oever tegen te gaan, niet gevolgd? Waarom ontsloeg hij Saʿd al-Shādhlī van zijn functies?
Bij het Staakt-het-vuren was de situatie zo, dat Egypte een klein stuk van haar bezette Sīnāʾ had bevrijd. Maar
aan de andere kant had Israël voor de eerste keer in de geschiedenis haar voeten in Afrika gezet.
Was het een opzettelijke manoeuvre van al-Sādāt zoals zijn meeste tegenstanders in hun complottheorieën
beweren? Of was het eerder een strategische misstap van een leider, die dacht snel te kunnen oprukken en alles
in een keer te kunnen bevrijden?
Israel Adam Shamir67 vertelt in zijn studie “What Really Happened in the Yom Kippur War?” over een eventuele
samenwerking tussen de Verenigde Staten, Israël en Egypte. Hij baseerde zich in deze studie op een notitie van
Vladimir Mikhailovich Vinogradov, ambassadeur van de Sovjet Unie in Egypte tussen 1970 en 1974.
66 Ibid, 343 67 Is een Zweeds/Israëlisch/Russisch publicist, essayist en journalist. Hij diende tijdens de Oktoberoorlog als vrijwilliger in de Israëlische strijdkrachten. Wegens zijn scherpe en vaak omstreden reflecties, wordt hij door zijn tegenstanders van antizionisme en zelfs antisemitisme beschuldigd
29
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Deze notitie spreekt van de Oktoberoorlog als een soort theaterstuk, dat door de Amerikanen werd geregisseerd.
Anwar al-Sādāt kreeg de rol van een winnaar en oorlogsheld en Israël was bereid een beperkte nederlaag te
accepteren om zo de onderhandelingen met Egypte rond de vrede te kunnen beginnen68.
Hoewel de verleiding groot is, blijft het moeilijk een conflict zoals dat in het Midden-Oosten waar verschillende
partijen uiteenlopende belangen hebben, door complottheorieën te analyseren die zich op geen tastbare
bewijzen berusten. Er moet zeker nog veel onderzoek gebeuren en er moeten ook vele geheimen rond deze
periode onthuld worden, vooraleer wij tot een conclusie kunnen komen.
Wat wij wel kunnen vaststellen, is dat ondanks alles, de visie van Anwar al-Sādāt uiteindelijk toch de bovenhand
nam. Hij wou beweging in het conflict brengen en dat lukte hem. Hij wou de Verenigde Staten bij de
onderhandelingen betrekken en die zaten nu middenin. Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de regio
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
De lijfwachten van de president werden naar de Verenigde Staten gestuurd om speciale trainingen te krijgen en
Egypte werd met speciale elektronische apparatuur bevoorraad om het gevaar van terrorisme tegen te gaan.
Zelfs de CIA (de Amerikaanse inlichtingendienst) stuurde één van haar mannen om voortdurend in de
presidentiële residentie aanwezig te zijn77.
Dit was een primeur in de geschiedenis van Egypte en haar betrekkingen met de supermachten. Een kentering in
de Egyptische politiek was onvermijdelijk en Anwar al-Sādāt was de architect en uitvoerder van deze wending.
Tijdens de geheime onderhandelingen tussen Henry Kissinger en Anwar al-Sādāt, gaf deze laatste zijn belofte om
van de Oktoberoorlog de laatste tussen Egypte en Israël te maken. Deze belofte zal hij later tijdens zijn bezoek
naar Jeruzalem ook openlijk maken. Als wij naar al de toegevingen kijken, die de president van Egypte eerder
maakte en bleef maken, kunnen wij vaststellen, dat hij alles deed Israëli en de Verenigde Staten gerust te stellen.
En als kers op de taart annuleerde hij op 14 maart 1976 zijn verdrag voor vriendschap en samenwerking met de
Sovjet Unie78.
Hiermee zette Anwar al-Sādāt Egypte definitief in de handen van de Verenigde Staten, nadat hij eerder met zijn
fameuze politiek van Infitāḥ79 zijn economisch beleid met 180 graad richting het kapitalisme liet draaien.
Alles waarvoor ʿAbd al-Nāṣir zijn hele leven lang had gevochten, namelijk de neutraliteit van Egypte garanderen,
geen directe bondgenoot van één van de supermachten worden en ijveren naar een Arabische eenheid in het
kader van zijn theorie over het Arabisch nationalisme, werd door Anwar al-Sādāt nietig gemaakt.
De nieuwe president kon dit alles bereiken door de legitimiteit, die hij door zijn initiële overwinning tijdens de
Oktoberoorlog kreeg. Hij was nu niet meer in de schaduw van zijn voorganger en kon zijn volk daarmee tijdelijk
overtuigen. Hij had gevochten en gewonnen, iets dat in zijn ogen, Jamāl ʿAbd al-Nāṣir, zelfs tijdens het
hoogtepunt van zijn macht niet kon bereiken.
Sommige Arabieren beschuldigen Anwar al-Sādāt van hoog verraad en dat hij een agent van de Amerikanen was,
die hun belangen diende. En sommigen zeggen, dat hij de politiek op een zeer amateuristische manier voerde,
wat tot catastrofale resultaten leidde.
77 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 153-154 78 ʿĀṭif al-Sayyid, Min Sīnāʾ Ilā Kamp Dīvīd: 1967-1979 (Cairo: Dār ʿAṭwa li l-ṭibāʿa, 1987), pp. 165 79 Infitāḥ betekent letterlijk opening. Het was een economisch beleid dat door Anwar al-Sādāt werd gevoerd om van Egypte een kapitalistisch model te maken, en de socialistische koers van zijn voorganger Jamāl ʿAbd al-Nāṣir te beëindigen.
34
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Ik zie persoonlijk de zaken een beetje anders. Er was een soort inconsistentie tussen wat hij in het begin van zijn
ambt beloofde en wat hij na de oorlog van 1973 deed. Deze inconsistentie kunnen wij door de uitdagingen
verklaren, waarvoor hij in het begin alleen stond. Maar later was hij zeer consequent in zijn overtuigingen en
handelingen. Ik wil hier zijn beslissingen nog verdedigen nog aanvallen, maar probeer in de mate van het
mogelijke een verklaring te geven voor zulke beslissingen, die door iedereen als vreemd beschouwd werden. De
man geloofde sinds het begin in de suprematie van de VS en had tegelijkertijd een hekel aan de Sovjet Unie. Hij
beloofde de Israëli’s om geen oorlog meer tegen hen te voeren en zette zijn land in de handen van de
Amerikanen. Meer kan jij ook niet doen om jouw beloftes waar te maken. Hij wist van tevoren, dat de
Amerikanen Israël altijd zouden ondersteunen en hij gaf toe, dat hij geen oorlog tegen hen kon voeren. Zijn dat
de eigenschappen van een verrader? Ik denk het niet, maar wel de eigenschappen van een president, die niet
over genoeg leiderscapaciteiten beschikte of van een president, die zijn grenzen kende en geen avontuurlijke
stappen wou ondernemen. Het was mijn inziens meer de kwestie van zwakheid dan verraad.
In 1975 was de situatie na het tweede akkoord over de terugtrekking zeer gespannen. Op buitenlands niveau
gebeurde de logische breuk tussen Anwar al-Sādāt en zijn Arabische bondgenoten omwille van zijn
onvoorwaardelijke toegevingen. Op binnenlands niveau bleek de nieuwe economische koers van Infitāḥ geen
succes te zijn. De schulden van Egypte bereikten ongeziene hoogten en de kloof tussen de nieuwe rijken en de
rest van de arme bevolking nam dramatisch toe. In januari 1977 was het zo ver en naar aanleiding van
aangekondigde prijsverhogingen in de basisproducten, braken de rellen overal in Egypte. Het was zo erg, dat de
president zelfs de mogelijkheid overwoog om het land richting Iran uit te vluchten om bij zijn vriend de Shah
asiel te vragen80.
Het was zeker niet de beste periode in het leven van Anwar al-Sādāt. Er moest iets gebeuren om zijn legitimiteit
terug te winnen en om een afleiding te creëren.
De situatie was niet gemakkelijk en de internationale context begon te veranderen. Zijn vrienden in het Witte
Huis Nixon en Kissinger waren weg en de nieuwe president Jimmy Carter had nu de touwen in zijn handen.
Anwar al-Sādāt had zijn twijfels over de intenties van de nieuwe Amerikaanse president en vergat daarbij, dat de
politiek in de Verenigde Staten in tegenstelling tot Egypte niet van één persoon en zijn wensen afhing.
80 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 186-188
35
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
De Amerikanen hadden in al-Sādāt genoeg geïnvesteerd om hem zeker niet te laten vallen81. Zij waren ook van
mening, dat de moeilijke binnenlandse situatie van Egypte, Anwar al-Sādāt zeker ertoe zal verplichten om meer
stappen te ondernemen richting de vrede en waarom niet via rechtstreekse onderhandelingen met Israël.
Daar hadden ze wel gelijk in, want de Egyptische president had altijd in zijn gedachten het idee, om met de
Israëlische leiders direct aan tafel te zitten.
In het geheim werden meerdere contacten tussen Israëlische en Egyptische delegaties gehouden. Deze contacten
waren soms onrechtstreeks met Shimon Peres door bemiddeling van al-Ḥasan al-Thānī koning van Marokko,
Nickolae Ceausescu president van Roemenië of de Shah van Iran82. Maar het meest rechtstreekse contact
gebeurde door bemiddeling van de koning van Marokko, die een geheime ontmoeting in Rabat op 16 september
1977 regelde. Deze ontmoeting gebeurde tussen de viceminister-president van Egypte Ḥasan al-Tuhāmī en de
Israëlische minister van buitenlandse zaken Moshe Dayan83.
Na de Israëlische verkiezingen, werd de Rechtse Menachem Begin en niet de verwachte Shimon Peres minister-
president van Israël. Dit bracht de plannen van Anwar al-Sādāt in de war en deed de twijfels over de intenties
van de nieuwe leiding in Israël bij hem rijzen. Maar meerdere contacten met de Amerikanen verzekerden hem,
dat indien hij oprecht was in zijn wil voor de vrede, de nieuwe leider van Israël ook bereid was om de nodige
stappen te ondernemen.
Maar waarom wou Anwar al-Sādāt toch alleen doorgaan met de Israëli’s, terwijl alle voorbereidingen gemaakt
waren om einde 1977 een internationale conferentie in Genève te organiseren, waar alle betrokken partijen
uitgenodigd waren? De hele wereld keek toen met gunstige ogen naar de Palestijnse kwestie. De Europese
Economische Gemeenschap had de legitieme rechten van het Palestijnse volk erkend en ook hun recht voor
zelfbeschikking. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had eerder dezelfde rechten ook erkend. En
de Amerikaanse president had ook zijn invloed gebruikt om deze conferentie te doen slagen.
81 Ibid, 192 82 Ibid, 193 83 al-Sayyid, 160
36
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Er kan volgens mij maar één logische verklaring voor de houding van de Egyptische president. Hij zat met zijn
moeilijke binnenlandse situatie opnieuw klem. En om dit op te lossen, had hij opnieuw zoals in 1973 met de
Oktoberoorlog de hulp nodig van een dramatische gebeurtenis. Maar wat kon hij doen? Een oorlog was niet meer
denkbaar en de onderhandelingen voor de vrede hadden een boost nodig.
Anwar al-Sādāt moest iets heel speciaals uit zijn hoed toveren, en wat op 9 november 1977 gebeurde, was op zijn
zachtst uitgedrukt een onverwachte verrassing voor de wereld en een schok voor de Egyptenaren en de
Arabieren. Anwar al-Sādāt hield zijn jaarlijkse toespraak bij de opening van de nieuwe zittingsperiode van de
Volksvergadering (het parlement). Hij deed dan zijn historische toespraak, waarin hij zijn wil en bereidheid
benadrukte om tot het einde van de wereld te gaan om over vrede te praten. Hij ging nog verder en sprak Israël
rechtstreeks aan met de volgende woorden: “En de Israëli’s zullen verrast zijn, als zij nu mij horen spreken over mijn
bereidheid om bij hun thuis te komen en in de Knesset zelf, om met hun te discussiëren”. Dit gebeurde allemaal voor de
ogen van de Egyptische ministers, maar vooral in aanwezigheid van Yāsir ʿArafāt de leider van de PLO84. Deze
laatste verliet onmiddellijk de zaal met een zwaar gevoel van teleurstelling en belediging85.
Wij kunnen met grote zekerheid vaststellen, dat de strategie van de verrassing altijd de voorkeur bij Anwar al-
Sādāt genoot. De Oktoberoorlog was een verrassing, en zijn aankondiging om als eerste Arabische leider in de
geschiedenis Israël te willen bezoeken was nog een grotere verrassing. Nog groter omdat zelfs zijn ministers en
volksvertegenwoordigers dit niet zagen aankomen.
De eerste reacties lieten niet lang op zich wachten. Twee topfunctionarissen namen aan de vooravond van het
officiële bezoek van al-Sādāt naar Israël op 19 november ontslag. Het ging om de minister van Buitenlandse
Zaken Ismāʿīl Fahmī en de Staatssecretaris bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken Muḥammad Riyyāḍ86.
Nadat Menachem Begin een officiële uitnodiging naar Anwar al-Sādāt stuurde, begonnen de voorbereidingen
voor dit historisch evenement. De Amerikanen waren zeer enthousiast en noemden de Egyptische president een
dappere politicus, die de moed had om de psychologische IJs tussen Israël en de Arabieren te willen breken. De
toejuiching was enorm in het Westen, maar in de Arabische wereld was de situatie totaal anders. Geen enkel
Arabische land kon deze gewaagde stap goedkeuren en zelfs Saoedi-Arabië de grootste bondgenoot van de
84 De Engelse afkorting voor de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie 85 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 200-201 86 Mohamed Ibrahim Kamel, The Camp David Accords: A Testimony (London: KPI Limited, 1986), pp. 16
37
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Verenigde Staten in de regio, kon haar ongemak niet verbergen. De Saoedische leider koning Khālid vertelde hoe
hij aan de voeten van al-Kaʿba God smeekte, om het vliegtuig van Anwar al-Sādāt vóór zijn aankomst in
Jeruzalem te laten neerstorten, zodat de Arabieren en Moslims bespaard konden blijven van de schande van zijn
daad. De koning zei verder, dat hij van zijn eigen smeekgebeden schrok omdat hij nooit iemand iets slechts had
toegewenst. De Egyptische president liet hem met zijn initiatief geen andere keuze, aldus de koning87.
Al de hevige reacties vanuit zijn eigen ministers en Arabische bondgenoten lieten de president van Egypte
volkomen koud. Hij hield geen rekening meer met de Arabieren en keek alleen maar nog naar zijn nieuwe
vrienden in het Witte Huis.
Menachem Begin verklaarde aan de vooravond van het bezoek van al-Sādāt in een zeer duidelijke taal, dat Israël
niet bereid was om tot de grenzen van 1967 terug te gaan, dat zij geen erkenning zou geven aan een eventuele
Palestijnse Staat en dat zij geen contacten ging plegen met de PLO. Deze verklaringen lieten Anwar al-Sādāt
onberoerd en hij ging toch met zijn bezoek door88.
Het was hier opnieuw Anwar al-Sādāt de acteur en niet de president, die aan het handelen was. Als zijn
tegenstander al van tevoren aangeeft, geen concessies te willen geven en alle wegen van een rechtvaardige
vrede blokkeert, dan is het moeilijk uit te leggen hoe Anwar al-Sādāt met zijn initiatief verder kon en zijn bezoek
naar Israël toch voortzette, tenzij hij andere bedoelingen had. En dat was juist het geval. Anwar al-Sādāt de
president wist dat zijn initiatief geen noemenswaardige invloed op het vredesproces ging hebben, aangezien
Israël geen druk voelde om concessies te doen. Maar al-Sādāt de acteur zag hierin andere mogelijkheden.
Het bezoek werd op 20 november 1977 een realiteit en al-Sādāt hield zoals afgesproken zijn historische toespraak
in de Knesset.
Als wij deze toespraak samenvatten, dan komen de volgende belangrijke punten naar boven:
Een einde maken aan de Israëlische bezetting van de Arabische grondgebieden in 1967.
De erkenning van de basisrechten van het Palestijnse volk, vooral zijn recht op zelfbeschikking en op de
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
de Joodse namen: “Judea” en “Samaria” gebruikte in plaats van de Arabische naam “al-Ḍiffa al-Gharbiyya” ( De
Westelijke Jordaanoever)94.
Waarom moest een gezamenlijke Egyptisch-Israëlische militaire commissie gevormd worden, die de
terugtrekkingen uit Sīnāʾ moest bespreken? Had Egypte niet samen met andere Arabische landen tegen Israël
gevochten? Hadden deze andere Arabische landen en zeker Syrië geen recht om mee te doen? Het feit, dat al-
Sādāt dat niet erg vond, betekende opnieuw, dat hij in staat was alles op te geven om zijn wanhopige
vredesinitiatief te redden.
Kort na deze conferentie, was de Amerikaanse president Jimmy Carter aan de beurt om Egypte officieel te
bezoeken. Dit gebeurde op 4 januari 1978 in Aswān. Na een intensieve vergadering met Anwar al-Sādāt, kwam de
Amerikaanse president met verklaringen over het algemeen kader van een duurzame vrede, maar maakte geen
enkele allusie naar een totale Israëlische terugtrekking uit de bezette gebieden van 1967 en herhaalde zijn
weigering voor de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse Staat95.
De afgesproken politieke en militaire commissies kwamen samen maar konden geen beweging in de
onderhandelingen brengen. Dit was ook te verwachten, aangezien de standpunten van de tegenstanders nog
geen noemenswaardige toenadering kenden. Het vredesproces zat in een serieuze impasse en grote stappen
moesten nu genomen worden om enige beweging daarin te creëren.
94 Idem 95 al-Sayyid, 182-183
41
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
3. De Camp David akkoorden
3.1. De totstandkoming
De Verenigde Staten beseften al te goed, dat de huidige situatie hun belangen en die van hun bondgenoten niet
diende. Zij moesten iets ondernemen om Anwar al-Sādāt te hulp te schieten. Zijn situatie in Egypte was niet al te
best en de kritische stemmen begonnen luider en luider te worden. Iedereen zag hoe het vredesinitiatief niets
concreets had gebracht en men begon zich vragen te stellen over de prijs, die Egypte had betaald om dit initiatief
tevergeefs te doen slagen.
Het was in dit klimaat, dat de Amerikanen erin slaagden om in juli 1978 in Leeds in Groot-Brittannië een
conferentie te organiseren tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van Egypte, Israël en de Verenigde
Staten. En voor de eerste keer presenteerden de Israëli’s via hun minister van Buitenlandse Zaken Moshe Dayan
hun theorie over de scheiding tussen land en inwoners. Dit hield in, dat de Westelijke Jordaanoever ( Judea en
Samarea in de mond van Dayan) onderdeel van Israël waren, en dat de Palestijnen daar alleen maar recht op
zelfbestuur konden hebben. Deze uiteenzetting van de situatie werd onmiddellijk door de Egyptische minister
van Buitenlandse Zaken Muḥammad Ibrāhīm Kāmil gecounterd en gaf aanleiding tot het falen van de
besprekingen in Leeds.
Kort daarna en tijdens zijn toespraak van 26 juli 1978, viel Anwar al-Sādāt voor de eerste keer na het einde van de
Oktoberoorlog de Israëli’s zwaar aan en legde hij op Menachem Begin de verantwoordelijkheid voor het falen
van de vredesbesprekingen96.
De situatie escaleerde dus opnieuw en het hele proces dreigde uit de hand te lopen, zeker met de geruchten, die
de ronde deden rond een eventuele wil van de Egyptische leiding om de betrekkingen met de Arabische landen
terug te normaliseren. Dit zagen de Amerikanen zeker niet zitten en om de terugkeer van Egypte naar de
Arabische rangen te vermijden, nam de Amerikaanse president Jimmy Carter zijn fameuze beslissing en nodigde
hij Anwar al-Sādāt en Menachem Begin naar een tripartiete top tussen Egypte, Israël en de Verenigde Staten
uit97. Deze top vond tussen 5 en 17 september in Camp David plaats.
96 Ibid, 184 97 Ibid, 185
42
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Voordat wij voortdoen, laat ons even een analyse van de situatie maken, die de relaties en toestanden in het
Midden-Oosten voor altijd ging veranderen. Alles hing af van de wil en bereidheid van één enkel man, geen
overheidsinstellingen, geen kritische oppositiepolitici of iets dergelijks. Anwar al-Sādāt was de peetvader, die als
een Farao over Egypte heerste. Volgend voorbeeld spreekt boekdelen.
Tijdens een bezoek aan Oostenrijk in 1978 en toen de Oostenrijkse kanselier Bruno Kreisky, hem aansprak over
de moeilijkheden die hij ondervond om begraafplaatsen voor het kernafval te vinden, gaf hem Anwar al-Sādāt
zonder enige aarzeling de oplossing. Hij nodigde hem uit om het Oostenrijkse kernafval in Egypte te komen
begraven en gaf zijn bevelen aan zijn minister voor energie om de zaak snel af te ronden. De Egyptische minister
was sprakeloos en kon zijn oren niet geloven. Gelukkig voor Egypte had het Oostenrijkse parlement zijn
goedkeuring niet gegeven.
Een ander flagrante voorbeeld voor de manier, waarop Anwar al-Sādāt over Egypte heerste, was zijn bereidheid
om Israël met water uit de Nijl te bevoorraden. Hij gaf toen als excuus, dat hij Menachem Begin wou overtuigen
om de onderhandelingen over de Westelijke Jordaanoever voort te zetten. Hij kreeg daarop een kort en bondig
antwoord van Menachem Begin: “Meneer de president, wij kunnen onze principes niet verkopen. De veiligheid van Israël
en het belang van Jeruzalem voor onze bevolking zijn geen zaken die wij in ruil voor water uit de Nijl kunnen verkopen” 98.
De zwakste schakel in de onderhandelingen tussen Egypte en Israël of beter gezegd tussen Anwar al-Sādāt en
Israël was de figuur zelf van de Egyptische president. Zijn overdosis aan enthousiasme, oneindige wil om snelle
winsten te boeken en zijn zoektocht naar eeuwige persoonlijke roem waren de kenmerken van de persoon, die
nu in Camp David zat, om over de toekomst niet alleen van Egypte maar van heel de regio te beslissen. Zoals
Henry Kissinger het tijdens de Oktoberoorlog zei, was hij slachtoffer van de menselijke zwakte gevallen.
Door zijn theatrale verschijningen, werd al-Sādāt in het Westen voor zijn visie en onderhandelingsvaardigheden
geprezen, maar een kritische kijk op de tot nu toe behaalde resultaten leert ons, dat niets minder waar is. Voor
de verwachtingen van het Westen en vooral de Verenigde Staten klopte de redenering misschien wel, maar de
realiteit voor Egypte, de Arabieren en vooral de Palestijnen was totaal anders.
98 Haykal, “Kharīf al-Ghaḍab”, 323-325
43
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
De president van Egypte speelde tijdens de oorlog al snel zijn kaarten uit en was altijd bereid om meer te geven
zonder noemenswaardige concessies van zijn tegenstanders te kunnen krijgen. Hij legde al zijn eieren in een
maandje, namelijk de Amerikaanse. Elke gewone mens wist, dat zulke strategie geen goede afloop kon hebben,
laat staan een ervaren politicus, die aan het hoofd van het grootste Arabische land stond.
Een man in zijn situatie kon niets meer behalen, dan wat zijn Israëlische tegenstanders bereid waren hem te
geven. Dat was de dramatische situatie van al-Sādāt aan de vooravond van de onderhandelingen in Camp David.
Zoals verwacht begonnen de onderhandelingen op een stroeve manier, Anwar al-Sādāt hield zijn toespraak,
waarin hij de Egyptische positie rond het algemene kader van een alomvattende regeling uitlegde. De Israëlische
reactie was ook te verwachten en weigerde de Egyptische eisen. Terwijl Egypte de integrale terugtrekking van
Israël uit de Arabische bezette gebieden eiste, waren de Israëli’s bezig over gedemilitariseerde zones in Sīnāʾ en
het behoud van minimale troepen voor de veiligheid van hun nederzettingen en de drie luchthavens, die zij
tijdens de bezitting in Sīnāʾ hadden gebouwd. De Amerikaanse president moest natuurlijk bemiddelen, hij
herinnerde Menachem Begin aan de VN-resolutie 242, waarin duidelijk stond dat het niet toegelaten was om
grondgebieden van andere staten met geweld te bezetten. De Israëlische premier was zo furieus in zijn reactie,
dat hij letterlijk tegen Jimmy Carter het volgende zei: “We will not accept that (clause).” Carter antwoordde dan:
“Mr. Prime Minister, that is not the view of Sadat, it is also the American view and you will have to accept it”. Daarop
antwoordde Begin in een duidelijke taal: Mr. President, no threats, please” 99.
De Israëlische delegatie weigerde resoluut om over de nationale rechten van de Palestijnen te onderhandelen.
Zelfs het stopzetten van de Joodse nederzettingen mocht niet aan bod komen.
Deze onbuigzaamheid vanuit de Israëlische leider maakte de opdracht van Jimmy Carter onmogelijk. Het was
duidelijk en vanaf het begin, dat de Amerikanen geen druk op Israël konden oefenen. Dat wist Anwar al-Sādāt
ook, maar hij wou zijn avontuur toch voortzetten.
Carter kwam naar de Egyptische delegatie met een Amerikaans project, dat op voorhand met de Israëli’s werd
besproken. Tijdens de besprekingen van dat project, formuleerde de Egyptische minister van Buitenlandse zaken
zijn verzet tegen een bepaalde punt, namelijk dat Egypte de verantwoordelijkheid van Jordanië zou overnemen,
99 Ezer Weizman, The Battle for Peace (New York: Bantam Books, 1981), pp. 364-366
44
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
indien deze de onderhandelingen weigerde. Maar al-Sādāt opnieuw had zijn eigen visie en zei, dat het wel zijn
bedoeling was. Hij zei letterlijk: “I cannot have the initiative depend upon the humor of King Hussein”. Over de
mogelijke weigering van de PLO zei hij het volgende: “ I shall send Egyptian troops to the West Bank. I am aware that
we shall lose some men, but they will kill ten men of the organization (PLO) for every Egyptian who is killed” 100.
Zo ver was al-Sādāt bereid om te gaan, zelfs een offensief tegen andere Arabieren was een optie voor hem. In de
ogen van het Westen en in het kader van de zoektocht naar vrede in de regio konden zulke uitspraken als
volkomen dapper en moedig begrepen worden, maar wat zou de reactie van de Arabieren zijn? Egypte, die
vroeger de bakermat van het Arabisch nationalisme en het symbool van de Arabische eenheid was, dreigt onder
haar nieuwe president vandaag om militaire acties tegen de Palestijnen te ondernemen. Maar Egypte van ʿAbd
al-Nāṣir behoorde tot het verleden. Het heden was van al-Sādāt, die ondertussen met zijn politiek van
“Denasserization”101 bezig was. Hij had ook veel geïnvesteerd in het heropleven van een sterk Egyptisch nationaal
gevoel om zo het Arabisch nationalisme te counteren.
De onderhandelingen tussen de drie partijen kwamen niet voort en de kloof tussen de Israëlische en Egyptische
standpunten was zo groot, dat zelfs een Amerikaanse bemiddeling niets kon brengen, omdat zij geen druk op
Israël konden oefenen. Jimmy Carter gaf dit zelf toe in zijn later verschenen memoires “Keeping Faith”. De situatie
was zo gespannen, dat Anwar al-Sādāt geen optie meer zag, dan zijn vergissing toe te geven en Camp David te
verlaten102. Hij was zwaar ontgoocheld, omdat hij zovele toegevingen deed maar niets daarvoor kreeg.
Uiteindelijk kon Jimmy Carter via zijn minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance hem wel overtuigen om te
blijven. Niemand weet wat tussen de twee gebeurde, zelfs Muḥammad Ibrāhīm Kāmil de Egyptische minister van
Buitenlandse Zaken toen, kon niets weten over de geheime gesprekken tussen Carter en al-Sādāt.
Het enige wat hij van zijn president te horen kreeg, was dat hij het volledige vertrouwen in president Carter had.
Hij zou nu toch blijven en de akkoorden ondertekenen. Toen Kāmil bezwaar aantekende, vertelde al-Sādāt hem,
dat hij bereid was alles wat de Amerikaanse president hem zou voorstellen, onmiddellijk te ondertekenen en
zelfs zonder het op voorhand te lezen103.
100 Kamel, 334-335 101 Een term dat wordt gebruikt om het beleid van Anwar al-Sādāt tegen Jamāl ʿAbd al-Nāṣir aan te duiden 102 Jimmy Carter, Keeping Faith: Memoirs of a President (Fayetteville: The University Of Arkansas Press, 1995), pp. 400 103 Kamel, 357
45
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
Volgens Kāmil had al-Sādāt de belofte van Carter gekregen, dat wanneer hij verkozen zou worden, alles in zijn
macht zou doen om druk op Israël te oefenen. Hij had blijkbaar en volgens Kāmil meer vertrouwen in de
Amerikaanse president dan in zijn eigen ministers en adviseurs104.
Op 16 september 1978 kwam Kāmil bij al-Sādāt in zijn residentie in Camp David. Hij probeerde hem een laatste
keer te waarschuwen, dat de door Jimmy Carter voorgestelde akkoorden geen garantie gaven voor een integrale
oplossing in het Midden-Oosten. Het was in zijn ogen meer een uitnodiging voor unilaterale vrede tussen Egypte
en Israël, die catastrofale gevolgen op de positie van Egypte in de Arabische wereld zou hebben. Maar al-Sādāt
bleef bij zijn mening en was niet bereid om kritiek of repliek te horen105
Dit was ook de aanleiding voor de Egyptische minister om zijn ontslag in te dienen. Hij wou niet aanwezig zijn
tijdens de ceremonie van ondertekening van de akkoorden.
Om de situatie aan het einde van de Camp David gesprekken te beschrijven, laat ik de ontslagnemende
Egyptische minister Kāmil aan het woord: “ The real problem at Camp David was President Sadat himself. He had
capitulated unconditionally to President Carter who, in turn, had capitulated unconditionally to Menahem Begin” 106.
Op 17 september 1978 en onder het toezicht van de Amerikaanse president Jimmy Carter, tekenden Anwar al-
Sādāt voor Egypte en Menachem Begin voor Israël de historische Camp David akkoorden.
De Akkoorden bestonden uit twee documenten. Het eerste document sprak over “Een rechtvaardige, alomvattende
en duurzame oplossing van het conflict in het Midden-Oosten”. Het tweede document leverde “een kader voor een
vredesverdrag tussen Egypte en Israël”. Na lange onderhandelingen, werd op 26 maart 1979 door Anwar al-Sādāt en
Menachem Begin het vredesverdrag in een officiële ceremonie in Washington ondertekend.
104 Ibid, 366 105 al-Sayyid, 192 106 Kamel, 358
46
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
3.2. Post Camp David, wat nu?
Wat was de uitkomst van de Camp David akkoorden? En welke impact hadden ze op de relaties in de regio?
Het eerste document van de Camp David akkoorden repte met geen woord over een Palestijnse staat. Het gaf
enkel een kader waarin de onderhandelingen tussen Israël, Egypte, Jordanië en de vertegenwoordigers van het
Palestijnse volk moesten gebeuren om aan een oplossing voor de Palestijnse kwestie te komen. Een oplossing, die
volgens hetzelfde document, enkel en alleen het zelfbestuur binnen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
betekende en niet een onafhankelijke Palestijnse staat. De Camp David akkoorden refereerden met geen enkele
woord naar de verwijdering van de Joodse nederzettingen, en daarbovenop kwam de kwestie van Jeruzalem
helemaal niet aan bod. Hieruit blijkt zeer duidelijk wat de visie van Anwar al-Sādāt was. Zijn belang lag meer in
de terugtrekking van Israël uit Sīnāʾ, dan in het verdedigen van de Palestijnse legitieme rechten waaronder hun
recht op een eigen Staat.
Het tweede document ging over de relatie tussen Egypte en Israël en hun inzet voor de vrede en de
ondertekening binnen ongeveer drie maanden van een vredesverdrag, wat ook werkelijk op 26 maart 1979
gebeurde. Het document legde de nodige principes en stappen van de vrede vast: Het normaliseren van de
relaties tussen de twee staten, de volledige erkenning en het beëindigen van het economische embargo.
Het opmerkelijke in deze akkoorden is, dat Israël erop stond dezelfde principes en stappen voor een eventuele
latere vrede met Jordanië, Syrië en Libanon te hanteren, terwijl deze landen helemaal niet betrokken waren bij
de onderhandelingen. Voor Anwar al-Sādāt was het niet moeilijk om deze voorwaarden te accepteren, aangezien
zijn relaties met zijn Arabische buren en bondgenoten niet meer te redden waren. In eerste zicht kwamen de
voorwaarden van de akkoorden overeen met de Israëlische visie en bevestigden de zwakke
onderhandelingspositie van Anwar al-Sādāt. Hij deed alles en maakte zovele concessies om zijn gezichtsverlies te
redden en om als een held voor de vrede de geschiedenis in te gaan. Het feit dat de andere Arabische landen
daartegen waren en dat zijn ministers van Buitenlandse Zaken ( drie in totaal) de ene na de andere hun ontslag
namen, liet hem onberoerd. Zijn toenadering tot de Verenigde Staten was al deze toegevingen waard.
Laat ons nu kijken naar de situatie van Sīnāʾ volgens wat in Camp David werd overeengekomen. Anwar al-Sādāt
in zijn eeuwige toegevingen, aanvaardde de normalisering van de relaties met Israël direct na het ondertekenen
van het vredesverdrag en de uitvoering van de eerste fase rond de Israëlische terugtrekking.
47
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
De terugtrekking moest volgens de akkoorden in twee fases gebeuren (zie document 3 in bijlage). In een eerste
fase zou binnen drie à negen maanden een beperkte terugtrekking gebeuren. De tweede fase en daarmee de
volledige terugtrekking zou dan tussen twee à drie jaar duren. Dit alles onder voorwaarde, dat Egypte de
aanwezige luchthavens in al-ʿArīsh en Sharm al-Shaykh niet voor militaire doeleinden zou mogen gebruiken. De
aanwezigheid van het Egyptisch leger zou ook zeer beperkt zijn en onder toezicht van de Amerikanen blijven, die
de veiligheid van Israël moesten bewaken.
Het vredesverdrag werd zes maanden na de Camp David Akkoorden ondertekend. Egypte moest dus vrede met
Israël sluiten terwijl deze haar gebieden officieel nog bezette. Deze vrede zoals eerder uitgelegd hield ook
diplomatische, economische en culturele relaties in.
Waarom handelde Anwar al-Sādāt op deze manier? Waarom zovele toegevingen? Was het een kwestie van
naïviteit? Was het een daad van verraad zoals de aanhangers van de complottheorie beweren? Of was het een
accumulatie van omstandigheden, die de Egyptische president geen andere keuze lieten?
Ik moet eerlijk toegeven, dat de complottheorie zeer verleidelijk klinkt, maar in afwezigheid van tastbare
bewijzen, die deze theorie kunnen bevestigen, blijft het gehele een kader voor speculaties en interpretaties.
Ik denk persoonlijk eerder aan een accumulatie van ongunstige omstandigheden en gebeurtenissen in
combinatie met strategische fouten en tekortkomingen op niveau van de Egyptische leiding.
De verkeerde beslissingen tijdens de Oktoberoorlog, de visie van Anwar al-Sādāt op de machtsverhoudingen en
zijn blindelings vertrouwen in de Amerikanen, maakten de weg vrij voor een serie van toegevingen, die met de
tijd groter en groter werden en niet meer te stoppen waren. Zulke toegevingen waren zo absurd, dat zelfs Henry
Kissinger de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Oktoberoorlog, er sprakeloos van werd.
Anwar al-Sādāt nam zijn beslissingen alleen en zonder overleg met zijn ministers, hij duldde ook geen kritiek. De
meeste besprekingen in Camp David tussen hem en Jimmy Carter of tussen hem en Dayan of Begin gebeurden in
het geheim en zonder overleg met zijn delegatie. Terwijl de Israëli’s hun standpunten lang op voorhand en
samen bespraken, nam Anwar al-Sādāt en zonder overleg de beslissingen op een gehaaste manier en volgens wat
hij alleen juist vond.
Na zijn terugkomst uit Israël in het kader van zijn historisch bezoek, vroeg hem een Egyptische journalist over de
Palestijnse kwestie en meer bepaald over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, zijn antwoord was:
48
KU LEUVEN FACULTEIT LETTEREN
BLIJDE INKOMSTSTRAAT 21 BUS 3301 3000 LEUVEN, BELGIË
“Afgehandeld”. En over Jeruzalem vervolgde hij: “Al-Quds is in mijn zak” 107. Nog erger dan dat, hij stuurde naar de
koning van Saoedi-Arabië een brief waarin hij beweerde, een schriftelijke belofte van Israël te hebben gekregen.
Deze belofte ging volgens hem over de terugkeer van Jeruzalem naar de Arabische soevereiniteit108. Kan men
zulke uitspraken als leugens beschouwen? Ik denk eerder aan een typische uitvluchtmanoeuvre. Deze uitvlucht
uit de realiteit, die Anwar al-Sādāt al sinds zijn jeugdjaren begeleidde.
Egypte was in 1967 militair zwak maar beschikte over een sterke politieke leiding. Na de komst van Anwar al-
Sādāt aan de macht, keerde de situatie volledig om. De Egyptische strijdkrachten bewezen door hun militaire
successen in 1973 de sterke militaire positie waarin Egypte toen verkeerde, maar de politieke beslissingen en
onderhandelingsmethodes maakten duidelijk dat de huidige politieke leiding zwak en erg manipuleerbaar was.
De uitkomst van de Camp David akkoorden bevestigde deze analyse. Anwar al-Sādāt beloofde om geen oorlog
meer tegen Israël te voeren. Daardoor was Egypte vanaf nu gebonden aan haar veiligheidsverplichtingen ten
opzichte van Israël. Alle vorige bilaterale akkoorden met andere Arabische landen zouden nietig gemaakt
worden, indien deze de veiligheid van Israël in het gedrang zouden brengen. Daarmee zat Egypte officieel en
definitief buiten de Arabische rangen.
Het was ook niet verwonderlijk, dat Israël in 1982 en juist één jaar na de moord op Anwar al-Sādāt, Libanon
binnenviel. Zij had immers de zekerheid, dat de grootste en belangrijkste Arabische land geen oorlog meer tegen
haar zou voeren. De PLO en haar strijders werden volgens de Camp David akkoorden buiten spel gezet en dit gaf
Israël de legitimiteit om hun overal te vervolgen. Egypte kon voor de Palestijnen niets meer betekenen.
Irak werd ook niet bespaard, want in samenwerking met de Amerikanen vielen de Israëli’s op 7 juni 1981 Irak aan
en vernietigden zijn kernreactor in Bagdad. Deze keer was Anwar al-Sādāt nog in leven, maar wat kon hij nog
doen? Zijn handen waren gebonden en zijn rol was al lang uitgespeeld.
De Sovjet Unie werd meesterlijk uit het Midden-Oosten verdreven en de Verenigde Staten kreeg zoals Anwar al-
Sādāt dat beloofde een stevige plaats in de regio.
Het einde naderde en het zag er niet rooskleurig uit. Op binnenlands niveau namen de stemmen van de oppositie
toe, de economische crisis was enorm en de Infitāḥ politiek bleek rampzalige resultaten te hebben geleverd.