Activiteitenbesluit
Geluidbelasting schietactiviteiten
18 van 905 HAG-RPT-940202
INTEGRALE VERSIE VAN HET ACTIVITEITENBESLUIT EN DE
ACTIVITEITENREGELING, INCLUSIEF WIJZIGINGEN TUSSEN 2 JANUARI 2018
EN 31 DECEMBER 2019
Dit is een integrale versie van het Activiteitenbesluit en de
Activiteitenregeling. De onderdelen van de regeling zijn bij de
corresponderende onderdelen van het besluit geplaatst, zodat alle
voorschriften voor een bepaalde activiteit op één plek zijn te
vinden. De artikelen van de regeling zijn als zodanig herkenbaar
doordat ze grijs zijn gearceerd.
Op onze website vindt u meer informatie over de verschillende
wijzigingen van het besluit en de regeling.
Dit is geen officiële publicatie. Fouten zijn mogelijk.
Infomil 2019
INHOUDSOPGAVE
CTRL+KLIK OP HET GEWENSTE ONDERDEEL VOOR SNEL NAVIGEREN IN HET
DOCUMENT
Hoofdstuk 1. Algemeen8
Afdeling 1.1. Begripsbepalingen, omhangbepaling, reikwijdte en
procedurele bepalingen8
§ 1.1.1. Begripsbepalingen8
§ 1.1.1aOmhangbepaling32
§ 1.1.2Reikwijdte en andere procedurele bepalingen33
Afdeling 1.2. Melding35
Hoofdstuk 2. Algemene regels ten aanzien van alle
activiteiten41
Afdeling 2.1 Zorgplicht41
Afdeling 2.2. Lozingen43
Afdeling 2.3. Lucht en geur45
Afdeling 2.4. Bodem54
§ 2.1.1. Bodembeschermende maatregelen57
§ 2.1.2. Bodembeschermende voorzieningen59
§ 2.1.3. Aanvaardbaar bodemrisico59
§ 2.1.4. Bewaren van documenten60
Afdeling 2.5. Doelmatig beheer van afvalstoffen60
Afdeling 2.6. Energiebesparing62
Afdeling 2.7. Verkeer en vervoer64
Afdeling 2.8. Geluidhinder65
Afdeling 2.9. Trillinghinder74
Afdeling 2.10. Financiële zekerheid74
Afdeling 2.11.Oplosmiddelen76
Hoofdstuk 3. Bepalingen met betrekking tot activiteiten, tevens
geldend voor inrichtingen type C88
Afdeling 3.0. Reikwijdte hoofdstuk 388
Afdeling 3.1. Afvalwaterbeheer88
§ 3.1.1Bodemsanering en proefbronnering88
§ 3.1.2Lozen van grondwater bij ontwatering90
§ 3.1.3Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een
bodembeschermende voorziening91
§ 3.1.4Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie92
§ 3.1.4a Behandeling van stedelijk afvalwater94
§ 3.1.5Lozen van koelwater102
§ 3.1.6 Lozen ten gevolge van werkzaamheden aan vaste
objecten103
§ 3.1.7.Handelingen in een oppervlaktewaterlichaam111
§ 3.1.8.Lozen ten gevolge van schoonmaken
drinkwaterleidingen112
§ 3.1.9.Lozen van afvalwater ten gevolge van
calamiteitenoefeningen112
Afdeling 3.2. Installaties113
§ 3.2.1.Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet
zijnde een grote stookinstallatie.113
§ 3.2.2In werking hebben van een installatie voor het reduceren
van aardgasdruk, meten en regelen van aardgashoeveelheid of
aardgaskwaliteit130
§ 3.2.3In werking hebben van een windturbine132
§ 3.2.4In werking hebben van een installatie voor het
doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater136
§ 3.2.5In werking hebben van een natte koeltoren137
§ 3.2.6.In werking hebben van een koelinstallatie139
§ 3.2.7.In werking hebben van een
wisselverwarmingsinstallatie140
§ 3.2.8 Installeren en in werking hebben van een gesloten
bodemenergiesysteem141
Afdeling 3.3. Activiteiten met voertuigen, vaartuigen of
luchtvaartuigen144
§ 3.3.1.Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd
aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer of afleveren van
vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen144
§ 3.3.2 Het uitwendig wassen en stallen van motorvoertuigen of
werktuigen of van spoorvoertuigen152
§ 3.3.3.Het demonteren van autowrakken of wrakken van
tweewielige motorvoertuigen en daarmee samenhangende
activiteiten154
§ 3.3.4.Bieden van parkeergelegenheid in een
parkeergarage160
§ 3.3.5.Bieden van gelegenheid tot het afmeren van
pleziervaartuigen in een jachthaven161
§ 3.3.6 Het gebruik van hefschroefvliegtuigen bij
ziekenhuizen163
Afdeling 3.4 Opslaan van stoffen of het vullen van
gasflessen164
§ 3.4.1Opslaan van propaan164
§ 3.4.2.Opslaan in ondergrondse opslagtanks van vloeibare
brandstof, afgewerkte olie, bepaalde organische oplosmiddelen of
vloeibare bodembedreigende stoffen die geen gevaarlijke stoffen of
CMR stoffen zijn.166
§ 3.4.3 Opslaan en overslaan van goederen172
§ 3.4.5 Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen182
§ 3.4.6 Opslaan van drijfmest en digestaat184
§ 3.4.7 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen187
§ 3.4.8.Het vullen van gasflessen met propaan of butaan188
§ 3.4.9.Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een
bovengrondse opslagtank189
§ 3.4.10 Opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of
voorwerpen bij defensie-inrichtingen194
§ 3.4.11 Op- en overslaan van verwijderd asbest196
Afdeling 3.5 Agrarische activiteiten196
§ 3.5.1 Telen of kweken van gewassen in een kas196
§ 3.5.2 Telen en kweken van gewassen in een gebouw, anders dan
in een kas209
§ 3.5.3 Telen van gewassen in de open lucht210
§ 3.5.4 Waterbehandeling voor agrarische activiteiten216
§ 3.5.5Aanmaken of transporteren via vaste leidingen of
apparatuur van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of
bladmeststoffen217
§ 3.5.6Het behandelen van gewassen219
§ 3.5.7 Composteren222
§ 3.5.8Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven223
§ 3.5.9. Bereiden van brijvoer voor eigen
landbouwhuisdieren231
§ 3.5.10. Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke
meststoffen232
Afdeling 3.6.Voedingsmiddelen236
§ 3.6.1.Bereiden van voedingsmiddelen236
§ 3.6.2.Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of
bewerken van dierlijke bijproducten238
§ 3.6.3.Industrieel vervaardigen of bewerken van
voedingsmiddelen of dranken240
Afdeling 3.7.Sport en recreatie243
§ 3.7.1.Binnenschietbanen243
§ 3.7.2.Traditioneel schieten246
§ 3.7.3.Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in
de buitenlucht247
§ 3.7.4.Recreatieve visvijvers248
§ 3.7.5.Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op sport- of
recreatieterreinen.248
Afdeling 3.8.Overige activiteiten248
§ 3.8.1.Tandheelkunde248
§ 3.8.2.Gemeentelijke milieustraat249
§ 3.8.3. Buitenschietbanen250
§ 3.8.4 Coaten of lijmen van planten of onderdelen van
planten255
§ 3.8.5 Fokken, houden of trainen van vogels of
zoogdieren257
Hoofdstuk 4. Bepalingen met betrekking tot overige activiteiten;
geldend voor een inrichting type A of een inrichting type B258
Afdeling 4.0. Reikwijdte hoofdstuk 4258
Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen
en gassen en het vullen van gasflessen258
§ 4.1.1.Opslaan van gevaarlijke stoffen, CMR-stoffen of
bodembedreigende stoffen in verpakking, niet zijnde vuurwerk,
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, andere ontplofbare
stoffen, bepaalde organische peroxiden, asbest, gedemonteerde
airbags, gordelspanners of vaste kunstmeststoffen.258
§ 4.1.2.Opslaan van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik of andere ontplofbare stoffen.269
§ 4.1.3Opslaan van stoffen in opslagtanks271
§ 4.1.3.1.Opslaan van stoffen klasse 5.1 van het ADR en stoffen
klasse 8 van het ADR verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend
gevaar, halfzware olie, PER, polyesterhars of andere vloeibare
bodembedreigende stoffen, niet zijnde gevaarlijke stoffen,
CMR-stoffen, smeerolie of afgewerkte olie, in bovengrondse
opslagtanks
§ 4.1.3.2.Opslaan van zuurstof, koolzuur, lucht, argon, helium
of stikstof in een bovengrondse stationaire opslagtank280
§ 4.1.3.3.Opslaan van propeen281
§ 4.1.4Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke
stoffen281
§ 4.1.5.Gebruik of opslag van bepaalde organische
peroxiden282
§ 4.1.7Opslaan van vaste kunstmeststoffen285
Afdeling 4.3. Activiteiten met betrekking tot hout of
kurk286
§ 4.3.1Mechanische bewerkingen van hout of kurk dan wel van
houten, kurken of houtachtige voorwerpen286
§ 4.3.2Reinigen, coaten of lijmen van hout of kurk dan wel van
houten, kurken of houtachtige voorwerpen287
Afdeling 4.4. Activiteiten met betrekking tot rubber of
kunststof291
§ 4.4.1.Mechanische bewerkingen van rubber, kunststof of rubber-
of kunststofproducten291
§ 4.4.2.Reinigen, coaten of lijmen van rubber, kunststof of
rubber- of kunststofproducten.293
§ 4.4.3.Wegen of mengen van rubbercompounds of het verwerken van
rubber, thermoplastisch kunststof of polyesterhars296
Afdeling 4.5. Activiteiten met betrekking tot metaal299
§ 4.5.1.Spaanloze, verspanende of thermische bewerking of
mechanische eindafwerking van metalen.299
§ 4.5.2Lassen van metalen301
§ 4.5.3Solderen van metalen305
§ 4.5.4Stralen van metalen306
§ 4.5.5Reinigen, lijmen of coaten van metalen309
§ 4.5.6Aanbrengen anorganische deklagen op metalen313
§ 4.5.7Beitsen of etsen van metalen316
§ 4.5.8Elektrolytisch of stroomloos aanbrengen van metaallagen
op metalen317
§ 4.5.9Drogen van metalen318
§ 4.5.10Aanbrengen van conversielagen op metalen319
§ 4.5.11Thermisch aanbrengen van metaallagen op metalen320
§ 4.5.12Lozen van afvalwater afkomstig van activiteiten in §
4.5.1 tot en met 4.5.11322
§ 4.5.13 Smelten en gieten van metalen324
Afdeling 4.5a. Activiteiten met betrekking tot steen327
§ 4.5a.1Mechanische bewerkingen van steen327
§ 4.5a.2Aanbrengen van lijmen, harsen of coatings op
steen329
§ 4.5a.3Chemisch behandelen van steen331
§ 4.5a.4.Het vervaardigen van betonmortel331
§ 4.5a.5.Het vormgeven van betonproducten333
§ 4.5a.6.Het breken van steenachtig materiaal334
Afdeling 4.6. Activiteiten met betrekking tot motoren,
motorvoer- en vaartuigen en andere gemotoriseerde apparaten335
§ 4.6.1Lozen van afvalwater (algemeen)335
§ 4.6.3Afleveren van vloeibare brandstoffen aan
vaartuigen336
§ 4.6.4.Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd
aardgas anders dan aan motorvoertuigen voor het wegverkeer,
vaartuigen of spoorvoertuigen.339
§ 4.6.5.Onderhouden of repareren van motoren, motorvoertuigen,
spoorvoertuigen of andere gemotoriseerde apparaten of proefdraaien
van verbrandingsmotoren344
§ 4.6.6Onderhouden, repareren of afspuiten van
pleziervaartuigen346
Afdeling 4.7. Activiteiten met betrekking tot grafische
processen347
§ 4.7.1Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch
materiaal347
§ 4.7.2Zeefdrukken348
§ 4.7.3Vellenoffset druktechniek349
§ 4.7.3a.Rotatieoffset druktechniek352
§ 4.7.3b.Flexodruk of verpakkingsdiepdruk354
Afdeling 4.7a.Activiteiten met betrekking tot papier, karton,
textiel, leer of bont355
§ 4.7a.1Bewerken, lijmen, coaten of lamineren van papier of
karton355
§ 4.7a.2Reinigen of wassen van textiel358
§ 4.7a.3 Mechanische bewerking of verwerking van textiel359
§ 4.7a.4Lassen van textiel361
§ 4.7a.5Lijmen, coaten of veredelen van textiel, leer of
bont361
Afdeling 4.8. Overige activiteiten364
§ 4.8.1 Inwendig reinigen of ontsmetten van
transportmiddelen364
§ 4.8.6In werking hebben van een acculader367
§ 4.8.9In werking hebben van een crematorium of het in gebruik
hebben van een strooiveld368
§ 4.8.10In werking hebben van een laboratorium of een
praktijkruimte371
Hoofdstuk 5. Industriële emissies375
Afdeling 5.1. INDUSTRIËLE EMISSIES375
§ 5.1.1.Grote stookinstallatie376
§ 5.1.2.Afvalverbrandings- of
afvalmeeverbrandingsinstallatie…………………………………………390
§ 5.1.3.Installatie voor de productie van
titaandioxide……………………………………………………..406
§ 5.1.4.Installatie, als onderdeel van olieraffinaderijen, voor
de productie van zwavel411
§ 5.1.5.Stookinstallatie voor de regeneratie van glycol413
§ 5.1.6.Installatie voor de productie van asfalt416
§ 5.1.7.Installatie voor de op- en overslag van
vloeistoffen417
AFDELING 5.2. OP- EN OVERSLAG VAN BENZINE418
§ 5.2.1. Opslaginstallaties419
§ 5.2.2. Overslaginstallaties420
AFDELING 5.3 OVERIGE INSTALLATIES423
§ 5.3.1. LPG-tankstations423
Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen429
§ 6.1Algemeen overgangsrecht429
§ 6.29Slotbepalingen433
Bijlage 1 bij het
Activiteitenbesluit…………………………………………………………………………...430
Bijlage 1 bij de Activiteitenregeling: Erkende maatregelen
energiebesparing……………………........430
Bijlage 2 bij de Activiteitenregeling: Lijst met grote
oppervlaktewaterlichamen*, die met het oog op het lozen geen
bijzondere bescherming behoeven per
beheerder…………………………………………..432
Bijlage 3 bij de Activiteitenregeling: Lijst met
dierpathogenen………………………..………………….448
Bijlage 4 bij de Activiteitenregeling: Reken- en meetvoorschrift
windturbines………………………….455
Bijlage 5 bij de Activiteitenregeling: Emmissiefactoren
zuiveringstechnische werken……………......480
Bijlage 6 bij de Activiteitenregeling: Model voor de rapportage,
behorend bij artikel 3.73……………482
Bijlage 7 bij de Activiteitenregeling: Meetvoorschrift
binnenschietinrichtingen…………………………492
Bijlage 8 bij de Activiteitenregeling: Rekenmethode
zuiveringsrendement van de zuiveringtechnische werken waarvoor het
openbaar lichaam of een andere rechtspersoon met de zorg is
belast……….494
Bijlage 9 bij de Activiteitenregeling: Rekenvoorschrift
buitenschietbanen………………………………495
Bijlage 10 bij de Activiteitenregeling: Overzicht erkende
maatregelen energiebesparing per
bedrijfstak…………………………………………………………………………………………………...….563
Bijlage 11 bij de Activiteitenregeling: Categorieën van
afvalstoffen…...............................................658
Bijlage 12a bij de Activiteitenregeling: Lijst van stoffen,
stofklassen en stofcategorieën……………..665
Bijlage 12b bij de Activiteitenregeling: Stoffen die in een
andere stofklasse of stofcategorie zijn ingedeeld met bijbehorende
afwijkende waarden als bedoeld in artikel 1.3b, tweede lid, van
deze regeling ………………………………………………………………………………………………………...687
Bijlage 13 bij de Activiteitenregeling: Lijst waarden (maximaal
toelaatbare risico’s) zeer zorgwekkende
stoffen…………………………………………………………………………………………………………..688
Hoofdstuk 1. Algemeen
Afdeling 1.1. Begripsbepalingen, omhangbepaling, reikwijdte en
procedurele bepalingen
Artikel 1
1.Deze afdeling is van toepassing op degene die een inrichting
type A, een inrichting type B of een inrichting type C drijft.
2.Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 1.4,
1.4a en 1.4b.
§ 1.1.1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1
1.In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt
verstaan onder:
aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat
op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, is
aangewezen;
aardgas: in de natuur voorkomend methaan met maximaal 20
volumeprocent inerte en andere bestanddelen;
ADR: de op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese
Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke
stoffen over de weg (Trb. 1959, 171);
afgewerkte olie: afgewerkte olie als bedoeld in artikel 1 van
het Besluit inzamelen afvalstoffen;
afleverinstallatie: geheel van één of meer afleverzuilen,
bestaande uit pompen, leidingen, meet en regelwerken, schakelaars
en vulpistolen omgeven door een omkasting of daarmee direct in
verbinding staand, met daaraan gekoppelde leidingen en
appendages;
afvalmeeverbrandingsinstallatie: technische eenheid die in
hoofdzaak is bestemd voor de opwekking van energie of de fabricage
van materiële producten en waarin afvalstoffen als normale of
aanvullende brandstof worden gebruikt, of waarin afvalstoffen
thermisch worden behandeld ten behoeve van verwijdering door de
verbranding door oxidatie van afvalstoffen alsmede andere
thermische behandelingsprocessen voor zover de producten van de
behandeling vervolgens worden verbrand;
afvalstoffenlijst: afvalstoffenlijst als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst;
afvalverbrandingsinstallatie: technische eenheid die specifiek
bestemd is voor de thermische behandeling van afvalstoffen, waarin
al dan niet de opgewekte warmte wordt teruggewonnen, door de
verbranding door oxidatie van afvalstoffen alsmede andere
thermische behandelingsprocessen voor zover de producten van de
behandeling vervolgens worden verbrand;
afvalverbrandingsresiduen: vloeibare of vaste afvalstoffen die
worden geproduceerd door een afvalverbrandingsinstallatie of
afvalmeeverbrandingsinstallatie;
afvangrendement: hoeveelheid damp van lichte olie die door een
EU-systeem voor dampretour fase-II wordt afgevangen, vergeleken met
de hoeveelheid damp van lichte olie die in de atmosfeer zou zijn
uitgestoten zonder een dergelijk systeem, uitgedrukt als
percentage;
agrarische activiteiten: geheel van activiteiten dat betrekking
heeft op gewassen of landbouwhuisdieren voor zover deze geteeld of
gekweekt onderscheidenlijk gefokt, gemest, gehouden of verhandeld
worden, daaronder mede begrepen agrarisch gemechaniseerd loonwerk
zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie,
grondverzet of soortgelijke dienstverlening;
agrarische bedrijfsstoffen: dierlijke meststoffen die niet
verpompbaar zijn, kuilvoer, bijvoedermiddelen die niet verpompbaar
zijn, gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong en
restmateriaal afkomstig van de teelt van gewassen, voor zover geen
sprake is van inerte goederen;
ammoniakemissie: emissie van ammoniak, uitgedrukt in kilogram
NH3 per jaar;
assimilatiebelichting: kunstmatige belichting van gewassen,
gericht op de bevordering van het groeiproces van gewassen;
autodemontagebedrijf: inrichting voor het demonteren van
autowrakken;
autowrak:
1°.bedrijfsauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel
21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, met een gewicht van
ten hoogste 3500 kilogram,
2°.personenauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel
21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en
3°.bromfiets als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21,
eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, niet zijnde een voertuig
op twee wielen,
die een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van
de wet;
autowrakkenrichtlijn: richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000
betreffende autowrakken (PbEG L 269);
axiaalspuit: apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen in opgaande gewasrijen, waarbij de
spuitvloeistof, met luchtondersteuning horizontaal en schuin omhoog
verspoten wordt;
bedrijfsduurcorrectie: correctie als bedoeld in de Handleiding
meten en rekenen industrielawaai, zijnde de logaritmische
verhouding tussen de tijdsduur dat de geluidsbron gedurende de
beoordelingstijd in werking is, en de duur van die
beoordelingsperiode;
bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend
bedrijfsbestemmingen, binnen een in een bestemmingsplan als
bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een
gezoneerd industrieterrein;
beheerder: beheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de
Waterwet;
beperkt kwetsbaar object: beperkt kwetsbaar object als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe
veiligheid inrichtingen;
bijkomend gevaar: een gevaar naast de grootste gevaarseigenschap
als bedoeld in het ADR;
bijvoedermiddel: plantaardig restproduct uit de land- en
tuinbouw en uit de voedselbereiding en -verwerking, uitgezonderd
voedselresten afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en
keukens, met inbegrip van centrale keukens en keukens van
huishoudens;
binnenschietbaan: een schietbaan of een combinatie van
schietbanen in een gebouw of een deel van een gebouw, zonder open
zijden en met een gesloten afdekking;
biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel
i, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 23 april 2009 tot bevordering van het gebruik van energie uit
hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van
richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L
140);
biocide: biocide als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
biologische productiemethode: productiemethode als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van het
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007;
biomassa:
a.producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of
bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de
energetische inhoud ervan te benutten;
b.de volgende afvalstoffen:
1°.plantaardig afval uit land- of bosbouw;
2°.plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de
opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
3°.vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van
ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de
plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt
teruggewonnen;
4°.kurkafval;
5°.houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van
een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen
van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan
wel zware metalen kan bevatten;
bodem: bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het
vaste gesteente en het aardoppervlak, bestaande uit minerale
deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende
organismen;
bodembedreigende activiteit: bedrijfsmatige activiteit die
gepaard gaat met het gebruik, de productie of de emissie van een
bodembedreigende stof;
bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen als
bedoeld in bijlage 2 van deel 3 van de NRB, en stoffen of mengsels
als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels die de bodem
kunnen verontreinigen;
bodembeschermende maatregel: op de gebezigde stoffen en
gebruikte bodembeschermende voorziening toegesneden beheermaatregel
gericht op reparatie, schoonmaak, onderhoud, actie bij incidenten,
bedrijfsinterne controle, inspectie of toezicht, ter voorkoming van
immissies in de bodem of herstel van de effecten van zulke
immissies op de bodemkwaliteit, waarvan de uitvoering is
gewaarborgd;
bodembeschermende voorziening: een vloeistofkerende voorziening,
een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige
fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem;
bodemzijdig vermogen: grootste hoeveelheid energie, uitgedrukt
in kW, die het bodemzijdig deel van een gesloten
bodemenergiesysteem bij normaal gebruik kan uitwisselen met de
bodem;
bovengrondse opslagtank: opslagtank niet zijnde een ondergrondse
opslagtank en niet zijnde een ladingtank van een bunkerstation;
brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in artikel 1.1,
eerste lid, van het Bouwbesluit 2012;
brandstof: vaste, vloeibare of gasvormige brandbare stof;
Bs,dan: geluidbelastingindicator inzake schietgeluid voor de
dag, avond en nachtperiode, berekend overeenkomstig de
berekeningsmethodiek inzake schietgeluid;
BTEX: benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen;
buitenschietbaan: een schietbaan of een combinatie van
schietbanen in de buitenlucht of in een gebouw of deel van een
gebouw zonder een gesloten afdekking;
buitenschietbaan met beperkte onveilige zone: buitenschietbaan
met zodanige voorzieningen dat de onveilige zone wordt beperkt tot
een gebied tussen het wapen en de kogelvanger;
bunkerstation: drijvend bouwsel dat wegens zijn bestemming in de
regel niet wordt verplaatst en dat bestemd of in gebruik is voor de
opslag of levering van brandstof voor voortstuwing van schepen;
coating: mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik
benodigde organische oplosmiddelen of mengsels, dat wordt gebruikt
om op een oppervlak voor een decoratief, beschermend of ander
functioneel effect te zorgen;
composteren: omzetten van groenafval en hulpstoffen in een
product dat geheel of grotendeels bestaat uit een of meer
organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn
afgebroken en omgezet tot een zodanig stabiel eindproduct dat
daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen
plaatsvindt;
composteringshoop: hoop van groenafval en hulpstoffen, opgezet
met als doel dit materiaal te composteren;
concentratiegebied: concentratiegebied als bedoeld in artikel 1
van de Wet geurhinder en veehouderij;
consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel
1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
CMR-stof: stof of preparaat die volgens bijlage I bij Richtlijn
nr. 67/548/EEG geclassificeerd is als Kankerverwekkend categorie 1
of 2 of als Mutageen categorie 1 of 2 of als «Voor de voortplanting
giftig» categorie 1 of 2;
damp/lichte olie-verhouding: verhouding tussen het volume bij
atmosferische druk van damp van lichte olie die door een EU-systeem
voor dampretour fase-II loopt en het volume van de geleverde lichte
olie;
dampterugwinningseenheid: installatie voor de terugwinning van
benzine uit damp of de omzetting naar elektrische energie of warmte
uit damp, met inbegrip van eventuele buffertanksystemen van een
terminal;
debiet van lichte olie: totale jaarlijkse hoeveelheid lichte
olie die uit mobiele tanks aan een inrichting wordt geleverd;
demontagebedrijf voor tweewielige motorvoertuigen: inrichting
voor het demonteren van wrakken van tweewielige
motorvoertuigen;
diercategorie: diercategorie als bedoeld in de regeling op grond
van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij;
dieren met geuremissiefactor: dieren waarvoor een
geuremissiefactor is vastgesteld op grond van artikel 10 van de Wet
geurhinder en veehouderij;
dieren zonder geuremissiefactor: dieren waarvoor geen
emissiefactor is vastgesteld op grond van artikel 10 van de Wet
geurhinder en veehouderij;
dierenverblijf: al dan niet overdekte ruimte waarbinnen
landbouwhuisdieren worden gehouden;
dierlijke bijproducten: bijproducten als bedoeld in artikel 2,
eerste lid, onder a, van Verordening nr. 1774/2002 van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften
inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke
bijproducten;
dierlijke meststoffen: dierlijke meststoffen als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Meststoffenwet;
dierplaats: dierplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
de Wet ammoniak en veehouderij;
dieselmotor: verbrandingsmotor die werkt volgens de dieselcyclus
en die gebruik maakt van compressieontsteking om brandstof te
verbranden;
diffuse emissie: emissie, in een andere vorm dan vanuit een
puntbron, in de lucht, bodem of water, almede in enig product,
tenzij anders vermeld in tabel 2.28a;
digestaat: restproduct dat overblijft na het vergisten van ten
minste 50% dierlijke uitwerpselen met als nevenbestanddeel
uitsluitend producten die krachtens artikel 5 van het
Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet zijn aangewezen;
dioxinen en furanen: 2,3,7,8 -tetrachloordibenzodioxine (tcdd),
1,2,3,7,8 -pentachloordibenzodioxine (pecdd), 1,2,3,4,7,8
-hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,6,7,8
-hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,7,8,9
-hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,4,6,7,8
-heptachloordibenzodioxine (hpcdd), octachloordibenzodioxine
(ocdd), 2,3,7,8 -tetrachloordibenzofuraan (tcdf), 2,3,4,7,8
-pentachloordibenzofuraan (pecdf), 1,2,3,7,8
-pentachloordibenzofuraan (pecdf), 1,2,3,4,7,8
-hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,6,7,8
-hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,7,8,9
-hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 2,3,4,6,7,8
-hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,4,6,7,8
-heptachloordibenzofuraan (hpcdf), 1,2,3,4,7,8,9
-heptachloordibenzofuraan (hpcdf), of octachloordibenzofuraan
(ocdf);
doelmatig beheer van afvalwater: zodanig beheer van afvalwater
dat daarbij rekening wordt gehouden met de voorkeursvolgorde
aangegeven in artikel 10.29a van de wet;
donkerteperiode: periode van 1 november tot 1 april van 18.00
tot 24.00 uur en van 1 april tot 1 mei en van 1 september tot 1
november van het tijdstip van een half uur na zonsondergang tot
02.00 uur;
drainagewater: water dat wordt afgevoerd via een stelsel van
geperforeerde buizen die in de grond zijn aangebracht;
drainwater: voedingswater dat bij substraatteelt niet wordt
opgenomen door het gewas;
driftarme dop: spuitdop, waarvan volgens een bij ministeriële
regeling aangewezen testmethode is aangetoond dat deze de drift met
ten minste 50% reduceert ten opzichte van de grensdop van de klasse
fijn en midden volgens de classificatie van de British Crop
Protection Council (931-030-F110 bij 3 bar);
drijfmest: dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;
dwarsstroomspuit: apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen in opgaande gewasrijen waarbij de
spuitvloeistof in de hoogte gelijkmatig en links en rechts
symmetrisch wordt verdeeld;
emissiescherm: scherm ter beperking van het verwaaien van
spuitvloeistof bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen of
bladmeststoffen;
equivalent geluidsniveau:: equivalent geluidsniveau als bedoeld
in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
etmaalwaarde: de hoogste van de volgende drie waarden:
a.de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,
LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);
b.de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde
beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);
c.de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde
beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht);
EU-richtlijn industriële emissies: EU-richtlijn industriële
emissies als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit
omgevingsrecht;
EU-systeem voor dampretour fase-II: apparatuur als bedoeld in
artikel 2, onder 6, van richtlijn nr. 2009/126/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase
II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van
motorvoertuigen in benzinestations (PbEU L 285);
gasdrukmeet- en regelstation categorie A: gasdrukmeet- en
regelstation met:
-een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 650 normaal
kubieke meter per uur is met een maximale operationele
inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 0,1 bar is;
-een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 10 normaal
kubieke meter per uur is met een maximale operationele
inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 16 bar is;
gasdrukmeet- en regelstation categorie B: gasdrukmeet- en
regelstation met een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan
6000 normaal kubieke meter per uur is met een maximale operationele
inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 16 bar is, niet
zijnde een gasdrukmeet- en regelstation categorie A;
gasdrukmeet- en regelstation categorie C: gasdrukmeet- en
regelstation met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk
die kleiner of gelijk aan 100 bar is, niet zijnde een gasdrukmeet-
en regelstation categorie A of gasdrukmeet- en regelstation
categorie B;
gasfles: een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van
niet meer dan 150 liter;
gasmotor: verbrandingsmotor die werkt volgens de ottocyclus en
gebruikmaakt van vonkontsteking of, in het geval van
dual-fuelmotoren, compressieontsteking om brandstof te
verbranden;
gasturbine: roterende machine die thermische energie in arbeid
omzet, in hoofdzaak bestaande uit een compressor, een thermisch
toestel waarin brandstof wordt geoxideerd om het werkmedium te
verhitten, en een turbine en waaronder tevens wordt begrepen een
open- of gecombineerde-cyclus gasturbine en een gasturbine in
warmtekrachtkoppeling, met of zonder aanvullende verbranding;
gaszak: flexibele opslagvoorziening voor gassen;
geluidsgevoelige ruimte: geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in
artikel 1 van de Wet geluidhinder;
geluidsniveau: geluidsniveau in dB(A) als bedoeld in artikel 1
van de Wet geluidhinder;
gesloten bodemenergiesysteem: installatie waarmee, zonder
grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te
brengen, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van
warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van
ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van
leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp,
circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig;
geurgevoelig object: geurgevoelig object als bedoeld in artikel
1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer
volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen
voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en
voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods
Code;
gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vierde
lid, van de Wet geluidhinder;
gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van
artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere
geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen
behorende bij de betreffende inrichting;
gevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige
terreinen;
gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de
Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen,
met uitzondering van die terreinen behorende bij de betreffende
inrichting;
gewasbed: strook beteelde grond die in de breedte wordt begrensd
door een strook onbeteelde grond;
gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden;
gezoneerd industrieterrein: industrieterrein als bedoeld in
artikel 1 van de Wet geluidhinder;
glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak
is bestemd voor het in een kas telen van gewassen, met uitzondering
van een zodanige inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is
bestemd tot het in een kas telen van eetbare paddenstoelen of
witlof;
glastuinbouwgebied: cluster aaneengesloten percelen met
overwegend glastuinbouwbestemmingen;
grote stookinstallatie: stookinstallatie met een totaal nominaal
thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer, ongeacht het
toegepaste brandstoftype;
helitraumacentrum: een academisch ziekenhuis dat binnen de
inrichting beschikt over een voorziening voor het landen en
opstijgen van hefschroefvliegtuigen en die voorziening
hoofdzakelijk in gebruik heeft voor het regulier vervoeren van een
mobiel medisch team;
huisvestingssysteem: gedeelte van een dierenverblijf waarin
landbouwhuisdieren van één diercategorie op dezelfde wijze worden
gehouden;
inerte goederen: goederen die geen bodembedreigende stoffen,
gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen zijn;
inkt: mengsel dat bij een drukactiviteit wordt gebruikt om een
tekst of afbeelding op een oppervlak af te drukken;
insteek van een oppervlaktewaterlichaam: snijpunt van de
raaklijnen van het talud en het horizontale maaiveld;
ISO: door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie
uitgegeven norm;
jachthaven: inrichting voor het bieden van gelegenheid tot het
afmeren van pleziervaartuigen;
kantdop: spuitdop die een tophoek van maximaal 90° heeft;
ketelinstallatie: stookinstallatie, bestaande uit een ketel
waarin brandstof wordt verstookt, welke verbranding in hoofdzaak is
bedoeld om kracht op te wekken of om warmte over te dragen aan
water, stoom of een combinatie van water of stoom;
kleefstof: mengsel dat wordt gebruikt om afzonderlijke delen van
een product samen te kleven;
kleiduiven: voorwerpen die, in de lucht geschoten of geworpen,
dan wel over de grond gerold of mechanisch voortbewogen, dienen als
doel bij het schieten met hagelgeweren;
kleiduivenbaan: buitenschietbaan waarop wordt geschoten met
hagelgeweren met als doel, kleiduiven of andere doelen in het kader
van de oefening voor de jacht te raken;
koelinstallatie: een combinatie van met koudemiddel gevulde
onderdelen die met elkaar zijn verbonden en die tezamen een
gesloten koudemiddelcircuit vormen waarin het koudemiddel
circuleert met het doel warmte op te nemen of af te staan;
kunststeen: blokken van korrels of brokken van natuursteen met
bindmiddel;
kwetsbaar object: kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen;
Lden: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel
3, onder f, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002, inzake de
evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai;
Lnight: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel
3, onder i, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002, inzake de
evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai;
laadportaal: laadportaal als bedoeld in artikel 2, onderdeel o,
van richtlijn 94/63/EG;
lak: doorzichtige coating;
langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT) het gemiddelde
van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid,
gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld
overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;
lassen van textiel: het door middel van warmteopwekking of
warmtetoevoer aaneenhechten van textiel;
lekbak: een voorziening waarvan de bodembeschermende werking
door de daarop afgestemde bodembeschermende maatregelen is
gewaarborgd, en die zich rondom of onder een bodembedreigende
activiteit bevindt en in staat is de bij normale bedrijfsvoering
gemorste of wegspattende vloeistoffen op te vangen;
lozen: het brengen van:
1°.stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet in een
oppervlaktewaterlichaam;
2°.afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem;
3°.afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar
hemelwaterstelsel;
4°.afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar
ontwateringstelsel;
5°.afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar
vuilwaterriool;
6°.afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater, of
7°.water of stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet
met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool,
op een zuiveringtechnisch werk;
LPG: mengsel, bestaande uit hoofdzakelijk propaan, propeen,
butanen en butenen;
LPG-afleverinstallatie: reservoir inclusief de leidingen,
appendages en toebehoren, de afleverzuilen en het vulpunt van het
reservoir;
LPG-tankstation: inrichting voor het afleveren van LPG aan
motorvoertuigen voor het wegverkeer;
LPG-tankwagen: voertuig, gebouwd om LPG te vervoeren en
uitgerust met één of meer vaste tanks;
LQ: Limited Quantities, gelimiteerde hoeveelheden als bedoeld in
het ADR;
massastroom: massa van een bepaalde stof of stoffen die per
tijdseenheid wordt geëmitteerd, uitgedrukt in massa per
tijdseenheid;
maximaal geluidsniveau: (LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten
in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld
overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;
maximale emissiewaarde: maximale emissiewaarde als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
meerjarenafspraak energie-efficiëntie: De op 1 juli 2008 tot
stand gekomen meerjarenafspraak energie-efficiëntie (Stcrt. 2018,
50932)
melkrundvee: melkrundvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van de Wet ammoniak en veehouderij;
mestbassin: voorziening voor het opslaan van drijfmest, niet
zijnde een opslagtank of verpakking;
mestkelder: ondergronds mestbassin, voorzien van een afdekking
die als vloer kan fungeren en onderdeel is van een dierenverblijf
of van een voormalig dierenverblijf;
meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel d, van de Meststoffenwet;
meststoffengroep: aanduiding van de gevaarscategorie van vaste
minerale anorganische meststoffen overeenkomstig de indeling van
PGS 7;
mobiel medisch team: team bestaande uit in ieder geval een arts
en een verpleegkundige, ieder met een specifieke opleiding en
ervaring op het gebied van de pre-hospitale spoedeisende medische
hulpverlening;
motorvoertuigen of werktuigen: motorvoertuigen, aanhangers,
landbouwwerktuigen en -machines en carrosserieonderdelen;
munitie-QRA: beoordeling van de veiligheidssituatie en het
risico van voorgenomen activiteiten in de veiligheidszones van een
militaire munitieopslagplaats;
nanacht: periode van 1 november tot 1 april van 24.00 uur tot
het tijdstip van zonsopgang en van 1 april tot 1 mei en van 1
september tot 1 november van 02.00 uur tot het tijdstip van
zonsopgang;
natte koeltoren: installatie gebruikt voor het, middels een open
constructie, afvoeren van overtollige warmte uit productieprocessen
en gebouwen door middel van het vernevelen van water;
natuurlijk koudemiddel: kooldioxide, ammoniak of
koolwaterstoffen niet zijnde een gefluoreerd broeikasgas als
bedoeld in Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 dan wel een
gereguleerde stof als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1005/2009 van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16
september 2009, voor zover toegepast als koudemiddel;
natuursteen: uit de natuur gewonnen blokken en platen van
steen;
NEG: netto explosief gewicht, uitgedrukt als de massa van de
explosieve stof of de massa van de explosieve stof in een
ontplofbaar voorwerp;
NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut
uitgegeven norm;
niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam
dat geen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is;
niet-doorlatende ondergrond: bodembedekkende voorziening waarbij
geen uitspoeling plaatsvindt naar de onderliggende bodemlaag;
Nm3: normaal kubieke meter
noodsignalen: noodsignalen die onder de klasse 1.3 of klasse 1.4
van het ADR vallen;
normaal kubieke meter: afgashoeveelheid bij 273,15 Kelvin en
101,3 kilo Pascal en betrokken op droge lucht;
NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming;
NTA: door de Stichting Nederlandse Normalisatie-instituut
uitgegeven Nederlandse Technische Afspraak;
odour unit: Europese eenheid voor geurconcentratie volgens
NEN-EN 13725;
ondergrondse opslagtank: opslagtank die geheel in de bodem ligt
of ingeterpt is;
onveilige zone: gebied waarin kogels dan wel hagel afkomstig uit
vuurwapens kunnen neerkomen tijdens schieten op een
buitenschietbaan;
open bodemenergiesysteem: installatie waarmee van de bodem
gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte of koude ten
behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken,
door grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te
brengen, met inbegrip van bijbehorende bronpompen en
warmtewisselaar en, voor zover aanwezig, warmtepomp en
regeneratievoorziening;
oplosmiddelenhergebruik: gebruik van uit een
oplosmiddeleninstallatie teruggewonnen organische oplosmiddelen
voor elk technisch of commercieel doel, met inbegrip van het
gebruik als brandstof maar met uitzondering van het verwijderen van
deze teruggewonnen organische oplosmiddelen als afval;
oplosmiddeleninput: de hoeveelheid organische oplosmiddelen en
de hoeveelheid daarvan in mengsels die tijdens het uitoefenen van
een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de hergebruikte
oplosmiddelen, binnen en buiten de installatie, die telkens worden
meegerekend wanneer zij worden gebruikt om de betrokken activiteit
uit te oefenen;
oplosmiddeleninstallatie: installatie waarin activiteiten en
processen als bedoeld in bijlage VII, deel 1, bij de EU-richtlijn
industriële emissies plaatsvinden;
oplosmiddelenverbruik: de totale input van organische
oplosmiddelen per twaalf maanden in een installatie, verminderd met
eventuele vluchtige organische stoffen die voor hergebruik worden
teruggewonnen;
opslagtank: een vormvaste opslagvoorziening voor gas met een
inhoud van ten minste 150 liter of een vormvaste opslagvoorziening
voor vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter,
uitgezonderd een intermediate bulk container die voldoet aan
hoofdstuk 6.5 van het ADR;
organisch oplosmiddel: vluchtige organische verbinding die wordt
gebruikt:
a.om, alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een
chemische verandering te ondergaan, grondstoffen, producten of
afvalmaterialen op te lossen,
b.als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen,
c.als verdunner,
d.als dispergeermiddel,
e.om de viscositeit aan te passen,
f.om de oppervlaktespanning aan te passen,
g.als weekmaker, of
h.als conserveermiddel;
overkapte beddenspuit: apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen waarbij de spuitdoppen gemonteerd zijn
binnen een overkapping, die met uitzondering van de voor- en de
achterzijde van de apparatuur, het gewasbed min of meer omsluit en
waarbij per gewasbed een eenheid van spuitleiding en overkapping
wordt gebruikt;
PAK’s: som van naftaleen, anthraceen, fluorantheen,
benzo(g,h,i)peryleen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen,
benzo(k)fluorantheen en indeno(1,2,3-cd)pyreen;
PER: tetrachlooretheen;
PGS: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen;
pleziervaartuig: schip bestemd of gebruikt voor sport of
vrijetijdsbesteding;
pluimvee: dieren behorend tot diercategorieën E1 tot en met E5,
F1 tot en met F4, G1, G2 en J1, als bedoeld in de regeling op grond
van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij;
praktijkruimte: ruimte voor chemisch, natuurkundig of medisch
onderwijs waarop de Wet op het hoger onderwijs en het
wetenschappelijk onderzoek van toepassing is;
propaan: product, hoofdzakelijk bestaande uit propaan en
propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanen en butenen, voor
zover de dampspanning bij 343 Kelvin (70 graden Celsius) ten
hoogste 3100 kilopascal (31 bar) bedraagt;
propeen: zeer licht ontvlambaar tot vloeistof verdicht gas met
UN-nummer 1077;
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: pyrotechnische
artikelen voor theatergebruik als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste
lid, van het Vuurwerkbesluit;
raffinaderijbrandstof: vaste, vloeibare of gasvormige brandbare
stof, afkomstig uit de destillatie en de omzettingsstappen bij de
raffinaderij van ruwe olie, met inbegrip van raffinaderijgas,
syngas, geraffineerde oliën en petroleumcokes;.
recirculatie: hergebruik van opgevangen drain- of
drainagewater;
recirculatiesysteem: voorziening voor het opvangen en
transporteren van drain- of drainagewater, ten behoeve van
hergebruik;
referentieniveau: hoogste waarde van de in de onderdelen a en b
genoemde niveaus:
a.het geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A), dat gemeten over een
bepaalde periode, gedurende 95% van de tijd wordt overschreden,
exclusief de bijdrage van de inrichting zelf;
b.het optredende equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt
door wegverkeerbronnen minus 10 dB(A), met dien verstande dat voor
de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur alleen wegverkeerbronnen in
rekening mogen worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500
motorvoertuigen gedurende die periode;
reflectiescherm: verticale constructie aan apparatuur voor het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die een zodanige hoogte en
breedte heeft, dat het verwaaien van spuitnevel wordt beperkt;
retourbuis van een gesloten bodemenergiesysteem: de leiding die
de circulatievloeistof terug geleidt door de bodem, waardoor warmte
of koude wordt afgegeven aan de bodem;
richtlijn 94/63/EG: richtlijn 94/63/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing
van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg
van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf
terminals naar benzinestations (PbEG 1994 L 365);
richtlijn energie-efficiëntie: Richtlijn 2012/27/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende
energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en
2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en
2006/32/EG (PbEU 2012, L 315)
rookzwak kruit: kruit dat onder de klasse 1.3 van het ADR
valt;
schoorsteen: structuur met een of meer afgaskanalen voor de
afvoer van afgassen met het oog op de emissie ervan in de
lucht;
SPF: Seasonal Performance Factor, waarmee het rendement van een
bodemenergiesysteem wordt weergegeven, uitgedrukt als de door het
systeem geleverde hoeveelheden warmte en koude per jaar in MWh,
gedeeld door het gemeten of berekende energieverbruik van het
systeem per jaar in MWh;
spoorvoertuig: voertuig, bestemd voor het verkeer over
spoorstaven met inbegrip van de carrosserieonderdelen daarvan;
spuitbus: niet-hervulbare houder van metaal, glas of kunststof
die een samengeperst, vloeibaar gemaakt of opgelost gas bevat, al
dan niet met een vloeibare, pasteuze of poedervormige stof, en
voorzien van een aftapinrichting die het mogelijk maakt, dat de
inhoud wordt uitgestoten in de vorm van een suspensie van vaste of
vloeibare deeltjes in een gas, in de vorm van schuim, pasta of
poeder of in vloeibare of gasvormige toestand;
spuitdop: uitstroomopening van apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen die in staat is spuitvloeistof zo te
verdelen in druppels dat er op de grond of op het gewas een
regelmatige verdeling ontstaat;
spuitgeweer: apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen bestaande uit een spuitleiding die is
voorzien van een spuitdop die met de hand wordt vastgehouden en
bediend;
stookinstallatie: technische eenheid waarin brandstoffen worden
geoxideerd ten einde de aldus opgewekte warmte te gebruiken;
substraatmateriaal: materiaal, bestemd om te worden gebruikt
voor het telen van gewassen los van de ondergrond;
substraatteelt: wijze van telen waarbij gewassen groeien los van
de ondergrond;
teeltoppervlak: oppervlak, uitgedrukt in vierkante meter, dat
wordt gebruikt voor het telen van gewassen;
teeltvrije zone: strook tussen de insteek van het
oppervlaktewaterlichaam en het te telen gewas waarop, behoudens
grasland, geen gewas of niet hetzelfde gewas als op de rest van het
perceel wordt geteeld;
theatervuurwerk: theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1,
eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
totaal stikstof: de som van nitraat-, nitriet-, organisch en
ammonium stikstof waarvan de emissiemetingen worden uitgevoerd,
bedoeld in artikel 2.3;
tunnelspuit: apparatuur voor het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen in een gewasrij waarbij het verwaaien van
spuitnevel wordt beperkt door een constructie die de gewasrij
geheel of gedeeltelijk omsluit;
tweewielig motorvoertuig: bromfiets als bedoeld in de regeling
op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
zijnde een voertuig op twee wielen of motorfiets als bedoeld in die
regeling;
vanggewas: barrière van bomen, struiken of andere gewassen, die
het verwaaien van spuitvloeistof bij het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen of bladmeststoffen naar een
oppervlaktewaterlichaam beperkt;
vast object: locatiegebonden constructie of gedeelte
daarvan;
veehouderij: inrichting voor het kweken, fokken, mesten, houden
of verhandelen van landbouwhuisdieren;
veldspuitapparatuur: mechanisch voortbewogen apparatuur voor het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij de bovengrondse
volveldsbehandeling in buitenteelten, die een overwegend
neerwaartse uitstroming van de spuitvloeistof bewerkstelligt;
verblijfsruimten: verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1,
onderdeel d, van het Besluit geluidhinder;
verdichten: reduceren van het volume bij een gelijkblijvende
massa of een gelijkblijvend gewicht;
vergistinggas: gasvormige brandstof, met als hoofdbestanddelen
methaan en kooldioxide, dat is ontstaan door vergisting van
organisch materiaal;
verkleinen: in kleinere delen opdelen;
verpakkingsgroep: een groep, waarin bepaalde stoffen op grond
van hun gevaarlijkheid tijdens het vervoer conform het ADR zijn
ingedeeld voor verpakkingsdoeleinden:
1°. verpakkingsgroep I: zeer gevaarlijke stoffen;
2°. verpakkingsgroep II: gevaarlijke stoffen;
3°. verpakkingsgroep III: minder gevaarlijke stoffen;
vervoerseenheid met gevaarlijke stoffen: een voertuig, oplegger
of aanhanger met een conform het ADR voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen toegelaten tank, tankcontainer, tankbatterij,
laadketel, laadruimte of laadvloer waarin gevaarlijke stoffen
aanwezig zijn;
verwaarloosbaar bodemrisico: een situatie als bedoeld in de NRB
waarin door een goede afstemming van voorzieningen en maatregelen
het ontstaan of de toename van verontreiniging van de bodem gemeten
tussen het nul- en eindsituatieonderzoek, bedoeld in artikel 2.11,
eerste en derde lid, zo veel mogelijk wordt voorkomen en waarbij
herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk is;
vloeibaar bijvoedermiddel: bijvoedermiddel dat verpompbaar is en
dat is aan te merken als «inerte goederen» als bedoeld in dit
artikel;
vloeibare brandstof: lichte olie, halfzware olie of gasolie als
bedoeld in artikel 26 van de Wet op de accijns;
vloeistofdichte vloer of verharding: vloer of verharding direct
op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met
vloeistof belaste zijde van die vloer of verharding kan komen;
vloeistofkerende voorziening: fysieke barrière die in staat is
stoffen tijdelijk te keren;
vluchtige organische stof: organische verbinding, alsook de
fractie creosoot, die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of
meer heeft of onder specifieke gebruiksomstandigheden een
vergelijkbare vluchtigheid heeft;
voedingswater: water dat aan het gewas wordt toegediend en waar
eventueel meststoffen aan zijn toegevoegd;
voorziening voor het beheer van afvalwater: een openbaar
vuilwaterriool, openbaar hemelwaterstelsel, openbaar
ontwateringstelsel, een andere voorziening voor de inzameling en
het transport van afvalwater, een zuiveringtechnisch werk of een
zuiveringsvoorziening;
vuilwaterriool:
1°.een openbaar vuilwaterriool;
2°.een andere voorziening voor de inzameling en het transport
van stedelijk afvalwater, aangesloten op een zuiveringsvoorziening,
die blijkens een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de
Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is
bedoeld, of aangesloten op een zuiveringtechnisch werk; of
3°.een werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling en
het transport van afvalwater, aangesloten op een zuiveringtechnisch
werk;
vuurwerk: vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van
het Vuurwerkbesluit;
warmtekrachtinstallatie: stookinstallatie, bestemd voor het
gelijktijdig opwekken van warmte en kracht waarbij de warmte nuttig
wordt aangewend;
werkzame stof: werkzame stof als bedoeld in artikel 18 van de
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
windturbine: een apparaat voor het opwekken van elektrisch of
thermisch vermogen uit wind;
woning: gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is
toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening,
bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien
met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de
beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning bedoeld in
artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet;
wrak van een tweewielig motorvoertuig: tweewielig motorvoertuig
dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de
wet;
zeer kwetsbaar gebied: zeer kwetsbaar gebied in de zin van de
Wet ammoniak en veehouderij.
ziekenhuis: algemeen, academisch of categoriaal ziekenhuis als
bedoeld in categorie 23.1, onderdeel a, onderdeel C van bijlage I
bij het Besluit omgevingsrecht;
zuiveringsvoorziening: werk voor het zuiveren van afvalwater,
dat geen zuiveringtechnisch werk is;
zwart kruit: kruit dat onder de klasse 1.1 van het ADR valt.
2.In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt ten
aanzien van emissies naar de lucht, verstaan onder:
bron: emissie naar de lucht van een bewerkingseenheid al dan
niet voorzien van emissiebeperkende voorzieningen en ongeacht de
vraag of die emissie gecombineerd met andere emissies wordt geloosd
op één of meer puntbronnen;
ERP: emissierelevante parameter: meetbare of berekenbare
grootheid die in directe of indirecte relatie staat met de te
beoordelen emissies, onderverdeeld in de categorieën A en B,
waarbij categorie A, zo nodig na kalibratie, een kwantitatief beeld
geeft van de emissie en categorie B een kwalitatief beeld;
grensmassastroom: een drempelwaarde per stofklasse, uitgedrukt
in gram emissie per uur, waarboven een emissie naar de lucht als
relevant beschouwd wordt;
ISO-luchtcondities: temperatuur van 288 Kelvin, een druk van
101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent;
kosteneffectiviteit: jaarkosten van emissiebeperkende
maatregelen gedeeld door de emissiereductie, uitgedrukt in euro per
kilogram emissiereductie;
maximaal toelaatbaar risiconiveau: een op basis van
wetenschappelijke gegevens afgeleide norm voor een stof die
aangeeft bij welke concentratie in lucht:
1° voor ecosystemen geen onomkeerbaar nadelig effect te
verwachten is;
2° voor de mens geen onomkeerbaar nadelig effect te verwachten
is, of, met betrekking tot genotoxisch carcinogene stoffen, de kans
op overlijden kleiner is dan 10-6 per jaar;
meetmethode: het geheel van monsterneming, monsterbehandeling en
analyse ten behoeve van de kwantificering van emissies;
standaardluchtcondities: condities van de lucht bij een
temperatuur van 273 K, 101,3 kPa en betrokken op droge lucht;
storingsemissie: de toename van de vracht van de emissie,
uitgedrukt in g/uur, bij het falen van een reinigingstechniek of
procesgeïntegreerde maatregel. Deze wordt berekend als het verschil
tussen de ongereinigde massastroom en de massastroom berekend uit
het debiet vermenigvuldigd met de geldende emissieconcentratie;
storingsfactor F: de storingsemissie gedeeld door de
grensmassastroom;
TEQ: toxische equivalentiefactor, te hanteren voor het bepalen
van de totale concentratie van dioxinen en furanen;
stofcategorie: clustering van stoffen op basis van vergelijkbare
fysische of chemische eigenschappen;
stofklasse: onderverdeling binnen een stofcategorie op basis van
vergelijkbare (toxicologische) eigenschappen;
ERS: stofklasse van extreem risicovolle stoffen: persistente,
gemakkelijk accumuleerbare en zeer toxische stof;
gA: stofcategorie van gasvormige anorganische stoffen;
gO: stofcategorie van gasvormige organische stoffen met
uitzondering van methaan;
MVP: stofklasse van minimalisatieverplichte stoffen;
puntbron: een gefixeerd punt van gekanaliseerde en daarmee in
principe kwantificeerbare emissies naar de lucht;
S: stofcategorie van zwevende deeltjes, uitgedrukt als totaal
stof;
sO: stofcategorie van stofvormige organische stoffen;
sA: stofcategorie van stofvormige anorganische stoffen.
ZZS: stofcategorie van zeer zorgwekkende stoffen, onderverdeeld
in de stofklassen ERS, MVP1 en MVP2.
3. Bij ministeriële regeling kunnen, in het belang van de
bescherming van het milieu, regels worden gesteld over de
aanwijzing van stoffen en de onderverdeling van stofklassen en
stofcategorieën als bedoeld in het tweede lid.
4.Een wijziging van artikel 3, onder f en i, van richtlijn nr.
2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 25 juni 2002, inzake de evaluatie en de beheersing van
omgevingslawaai, gaat voor de toepassing van de in het eerste lid
gegeven omschrijving van Lden en Lnight gelden met ingang van de
dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet
zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de
Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt
vastgesteld.
Artikel 1.2
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de
wet, alsmede:
a.het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn een
omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen;
b.de beheerder, indien het lozen betreft als bedoeld in artikel
6.2 van de Waterwet;
c.burgemeester en wethouders, indien het lozen betreft als
bedoeld in artikel 10.32 van de wet;
d.gedeputeerde staten van de provincie waar het lozen in de
bodem plaatsvindt, indien dat lozen plaatsvindt anders dan vanuit
een inrichting en geheel of gedeeltelijk plaatsvindt op een diepte
van meer dan 10 meter beneden het maaiveld;
e.burgemeester en wethouders van de gemeente waar het lozen op
of in de bodem plaatsvindt, indien dat lozen plaatsvindt anders dan
vanuit een inrichting, niet zijnde lozen in de bodem als bedoeld in
onderdeel d;
inrichting type A: een inrichting:
a.waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist voor een
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
b.waar, indien binnen een afstand van 50 meter van de grens van
de inrichting gevoelige objecten aanwezig zijn, in de periode
tussen 19.00 en 7.00 uur gemiddeld vier of minder
transportbewegingen, als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid,
plaatsvinden met motorvoertuigen waarvan de massa van het ledig
voertuig vermeerderd met het laadvermogen meer dan 3500 kilogram
is;
c.waarbij mede op basis van de aard van de inrichting, niet
aannemelijk is dat in enig vertrek van de inrichting het
equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de ten gehore
gebrachte muziek in de representatieve bedrijfssituatie, meer
bedraagt dan:
1°.70 dB(A), indien dit vertrek in- of aanpandig is gelegen met
gevoelige gebouwen;
2°.80 dB(A), indien onderdeel 1° niet van toepassing is;
d.waar in de buitenlucht of op een open terrein van de
inrichting geen muziek ten gehore wordt gebracht;
e.waar in de buitenlucht geen oefenterrein voor motorvoertuigen
aanwezig is;
f.waar geen koelinstallatie aanwezig is die volgens de
gebruiksaanwijzing behoort te zijn gevuld met meer dan 30 kilogram
synthetisch koudemiddel;
g.waar geen activiteiten worden verricht met afvalstoffen die
van buiten de inrichting afkomstig zijn;
h. waar geen gemotoriseerde modelvliegtuigen, modelvaartuigen of
modelvoertuigen in de open lucht worden gebruikt;
i.waarbinnen geen van de bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 4
genoemde activiteiten of slechts één of meer van de volgende
activiteiten dan wel deelactiviteiten worden verricht:
1°.het vervaardigen van voedingsmiddelen voor personen die wonen
of werken in de inrichting;
2°.het in werking hebben van stookinstallaties met een nominaal
thermisch ingangsvermogen tot 1 MWth voor de verwarming van
gebouwen of de verwarming van tapwater;
3°.het bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage voor
maximaal 30 personenauto’s;
4°.het aanwezig hebben van een noodstroomaggregaat dat niet meer
dan 50 uren per jaar in werking is;
5°.het lozen van huishoudelijk afvalwater in een
vuilwaterriool;
6°.het lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van
een bodembeschermende voorziening;
7°.het lozen van koelwater anders dan in een vuilwaterriool;
8°.het lozen van grondwater bij ontwatering, niet zijnde
grondwater als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, op of in de
bodem of met een duur van ten hoogste 48 uur;
9°het opslaan in opslagtanks van maximaal 1.000 liter gasolie of
biodiesel die valt onder klasse 3 van het ADR zonder bijkomende
gevaareigenschappen;
10°het opslaan in opslagtanks van stoffen niet zijnde
gevaarlijke stoffen, minerale olie of biodiesel die valt onder
klasse 3 van het ADR zonder bijkomende gevaareigenschappen;
11°.het opslaan van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel
7.6, tweede lid en derde lid, onder a tot en met d, van het
Bouwbesluit 2012;
12°.het opslaan in verpakking van maximaal 50 liter gasolie of
biodiesel die valt onder klasse 3 van het ADR zonder bijkomende
gevaareigenschappen;
13°.het opslaan in verpakking van stoffen, niet zijnde
gevaarlijke stoffen;
14°.het lozen ten gevolge van reinigingswerkzaamheden aan vaste
objecten, die periodiek worden uitgevoerd en waarbij uitsluitend
vuilafzetting wordt verwijderd;
15°. het in werking hebben van een acculader;
16°. Het op- en overslaan van inerte goederen die niet
stuifgevoelig zijn;
inrichting type B: een inrichting waarvoor geen
omgevingsvergunning is vereist voor een activiteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht en die geen inrichting type A is;
inrichting type C: een inrichting die behoort tot een categorie
van inrichtingen die op grond van artikel 1.1, derde lid, van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen;
maatwerkvoorschrift: voorschrift als bedoeld in de artikelen
8.42, eerste lid, en 10.32 van de wet, artikel 17, derde lid, en
artikel 65, eerste lid, van de Wet bodembescherming en artikel 6.6,
tweede lid, van de Waterwet, inhoudende:
a.een beschikking waarbij het bevoegd gezag aanvullende eisen
stelt, dan wel
b.een ontheffing waarbij het bevoegd gezag de daarbij aangewezen
bepalingen niet van toepassing verklaart al dan niet onder het
stellen van beperkingen of voorwaarden;
wet: de Wet milieubeheer.
1.2a [Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 1.3
1.Met goederen als bedoeld bij of krachtens dit besluit worden
gelijkgesteld desbetreffende goederen die rechtmatig zijn
vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat
van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van
de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie
strekkend Verdrag, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat
die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat
Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een
beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het
niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.
2.Met keuringsverklaringen als bedoeld bij of krachtens dit
besluit worden gelijkgesteld keuringsverklaringen, afgegeven door
een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de
Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede
daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is
afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau
bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de
nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.
3.Met beroepseisen als bedoeld bij of krachtens dit besluit
worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere
lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe
strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en
die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is
aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.
4.Met een certificaat of accreditatie als bedoeld bij of
krachtens dit besluit of in een bij of krachtens dit besluit
genoemde niet-publiekrechtelijke regeling, de NRB, voor zover de
tekst daarvan ingevolge het bepaalde krachtens artikel 1.7, derde
lid, bij de toepassing van dit besluit in acht moet worden genomen,
wordt gelijkgesteld een certificaat of accreditatie afgegeven door
een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de
Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede
daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van
onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat
ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale
onderzoekingen of documenten wordt nagestreefd.
5.Met de bij of krachtens dit besluit genoemde
niet-publiekrechtelijke regelingen, de NRB, voor zover de tekst
daarvan ingevolge het bepaalde krachtens artikel 1.7, derde lid,
bij de toepassing van dit besluit in acht moet worden genomen,
worden gelijkgesteld regels die zijn vastgesteld en bekendgemaakt
in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat,
niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij
een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat
Nederland bindt, en een beschermingsniveau bieden dat ten minste
gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale regels wordt
nagestreefd.
Artikel 1.1
In deze regeling wordt verstaan onder:
aaneengesloten bodemvoorziening: vloer, verharding of
constructie die stoffen tijdelijk keert, waarvan eventuele
onderbrekingen of naden zijn gedicht;.
aardgas-afleverinstallatie: een inrichting voor het afleveren
van aardgas aan voertuigen die aardgas als motorbrandstof
gebruiken, bestaande uit een compressorinstallatie, een (eventuele)
bufferopslag en één of meerdere aflevertoestellen. Dit met inbegrip
van alle leidingen en toebehoren;
accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instantie als
bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 765/2008
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9
juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en
markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot
intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218);
afgewerkte olie: afgewerkte olie als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel b van het Besluit inzamelen afvalstoffen;
afleverzuil: bovengronds gelegen gedeelte van de
afleverinstallatie bestaande uit pompen, leidingen, meet- en
regelwerken, schakelaars en afleverpistolen omgeven door een
omkasting of daarmee direct in verbinding staand;
A-hout: ongeverfd en onbehandeld hout;
API 1004: API Recommended Practice 1004, Seventh Edition,
November 1988; Bottom loading and Vapour Recovery for MC-306 Tank
Motor Vehicles (Section 4.1.1.2, Vapour-Recovery Adapter);
baanzool: bodem of vloer tussen de standplaats of standplaatsen
van de schutter en de kogelvanger;
besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;
B-hout: hout dat geen A-hout of C-hout is;
bovengronds: geheel boven de bodem gelegen;
C-hout: geïmpregneerd hout;
emissieterm LE: het jaargemiddelde geluidsvermogen dat door een
windturbine wordt uitgestraald per octaafband i per
beoordelingsperiode;
ETBE: ethyl-tertiair-butylether;
foliebassin: opslagvoorziening uitgevoerd als een met
afdichtingsfolie beklede grondput;
geomembraanbaksysteem: een ondergronds aangelegd kunststof
foliesysteem dat waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met
vloeistof belaste zijde van dat systeem kan komen;
gesloten proces: een proces of bewerking, als bedoeld in de NRB,
waarbij de gebruikte stoffen bij normale bedrijfsvoering binnen de
procesomhulling blijven en de desbetreffende installaties niet
geopend hoeven te worden;
grondwaterbeschermingsgebied: een gebied dat krachtens artikel
1.2, tweede lid, onderdeel a, van de Wet milieubeheer bij de
provinciale milieuverordening is aangewezen en waarvoor regels zijn
gesteld ter bescherming van het grondwater met het oog op de
waterwinning;
Handreiking bezinkbassins bloembollensector: Handreiking aanleg,
beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector (SIKB,
versie van 20.02.2014);
immissiepunt: plaats waarop de geluidsbelasting wordt
bepaald;
kaliber: binnendiameter van een loop van een vuurwapen;
kogelvanger: vanginrichting voor projectielen, opgesteld achter
het doel waarop geschoten wordt;
kwaliteitsverklaring mestbassin: attest, afgegeven door een door
een accreditatie-instantie geaccrediteerde instelling op basis van
BRL 2342 voor mestbassins en afdekking voor mestbassins;
LPG-afleverautomaat: afleverzuil waarbij geregistreerde
gebruikers LPG kunnen verkrijgen zonder dat er direct toezicht door
een toezichthoudende persoon als bedoeld in artikel 5.67, eerste
lid, aanwezig is;
mestzak: mestbassin, geheel of grotendeels bovengronds gelegen,
voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolie waarvan de
bodemafdichting en afdekking een geheel vormen;
MTBE: methyl-tertiair-butylether;
noodstopvoorziening: een voorziening die bij activering de
spanning op alle afleverzuilen wegneemt;
ondergronds: geheel of gedeeltelijk in de bodem gelegen of
ingeterpt;
referentieperiode mestbassins: periode dat een mestbassin dan
wel de afdekking voldoet aan de eisen van BRL 2342;
schoudervuurwapen: vuurwapen in de vorm van een karabijn of
geweer;
Standaardrekenmethode 3 Nieuw Nationaal Model: de rekenmethode
van het Nieuw Nationaal Model (Uitgave 1998, ISBN
90-76323-003);
tijdelijke opslag van gevaarlijke stoffen: opslag van
gevaarlijke stoffen in verpakking of CMR-stoffen in verpakking die,
voorafgaand aan of aansluitend op transport, buiten een
opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen in verpakking of
CMR-stoffen in verpakking verblijven;
UN-nummer: het stofidentificatienummer: getal van vier cijfers
dat een gevaarlijke stof identificeert tijdens het transport,
volgens de ‘Recommendations on the Transport of Dangerous Goods’
van de Verenigde Naties;
vuistvuurwapen: vuurwapen in de vorm van een pistool of
revolver;
vulplaats: de plaats waar of de ruimte waarin de flessen worden
gevuld en gecontroleerd;
vulstation: een combinatie van vulplaats en gasopslag;
WBDBO: Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag in minuten
volgens NEN 6068.
Artikel 1.2
1.In deze regeling wordt verstaan onder:
AS 6700: AS 6700 Inspectie bodembeschermende voorzieningen met
bijbehorende protocollen, SIKB, versie zoals opgenomen in bijlage C
van de Regeling Bodemkwaliteit;
AS 6800: AS 6800 Controle en keuring tank(opslag)installaties
met bijbehorende protocollen, SIKB, versie zoals opgenomen in
bijlage C van de Regeling Bodemkwaliteit;
BRL 2307-1: BRL 2307-1 Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO
productcertificaat voor AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op
of in de bodem in grond- en wegenbouwkunde, versie van 27 mei 2008
met wijzigingsblad van 14 april 2016;
BRL 2342: Beoordelingsrichtlijn voor een KOMO attest voor
Mestbassins en Afdekkingen voor mestbassins, Kiwa N.V. Certificatie
en Keuringen, versie van 9 mei 2017;
BRL K537: BRL K537/04, Beoordelingsrichtlijn voor het verwerken
van kunststoffolie, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van
14 juni 2002;
BRL K779: BRL K779/04, Beoordelingsrichtlijn voor inwendige
bekleding op stalen tanks voor brandbare vloeistoffen, Kiwa N.V.
Certificatie en Keuringen, versie van 15 juli 2010;
BRL K790: BRL K790/02, Beoordelingsrichtlijn voor het appliceren
van verfsystemen op stalen opslagtanks voor vloeistoffen, Kiwa N.V.
Certificatie en Keuringen, versie van 15 mei 1996;
BRL K796: BRL K796/02, Beoordelingsrichtijn voor bovengrondse
horizontale cilindrische stalen tanks tot 150 m3 voor de drukloze
opslag van vloeistoffen, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen,
versie van 18 oktober 2006 met wijzigingsblad van 1 september
2015;
BRL K903: BRL K903 zoals opgenomen in bijlage C bij de Regeling
bodemkwaliteit;
BRL K910: BRL K910/01, Beoordelingsrichtlijn voor het
Productcertificaat voor lekdetectiesystemen bedoeld voor de opslag
en/of transport van vloeibare/gasvormige producten, Kiwa N.V.
Certificaten en Keuringen, versie 2002-10-01;
CUR/PBV-Aanbeveling 51: CUR/PBV-Aanbeveling 51: Milieutechnische
criteria voor bedrijfsriolering, Stichting CUR, Gouda, augustus
1997;
CUR/PBV-Aanbeveling 65: CUR/PBV-Aanbeveling 65: Ontwerp, aanleg
en herstel van vloeistofdichte voorzieningen van beton, Stichting
CUR, Gouda, tweede herziene uitgave,september 2005;
ISO 5815-1: ISO 5815-1:2003: Internationale standaardnorm voor
Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen
(BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van
allylthioureum, augustus 2003;
ISO 5815-2: ISO 5815-2:2003: Internationale standaardnorm voor
Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen
(BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, april 2003;
ISO 13358: ISO 13358:1997: Water – Bepaling van het gehalte aan
gemakkelijk afgegeven sulfide;
KC 111: KC 111/01: Keuringscriteria voor de (her)classificatie
van bovengrondse tankinstallaties (kunststof en staal), Kiwa N.V.
Certificatie en Keuringen (december 2007);
LAE: A-gewogen Sound Exposure Level zoals gedefinieerd in ISO
1996, deel 1, 2003;
MP40-21: Ministeriële Publicatie 40-21, Voorschrift opslag en
behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie,
Staatscourant 2011, nr. 21309, 28 november 2011;
MP40-30: Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de
inrichting en het gebruik van schietinrichtingen, Staatscourant
2010, nr. 1619, 5 februari 2010;
NEN 1059: NEN 1059:2010: Nederlandse norm op basis van NEN-EN
12186 en NEN-EN 12279 – voor Gasvoorzieningsystemen –
Gasdrukregelstations voor transport en distributie, februari
2010;
NEN 2826: NEN 2826:1999: Nederlandse norm voor Luchtkwaliteit –
Uitworp door stationaire puntbronnen – Monsterneming en bepaling
van het gehalte aan gasvormig ammoniak, april 1999;
NEN 5740: NEN 5740:2009 +A1:2016: Bodem – Landbodem – Strategie
voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar
de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, april 2016;
NEN 5744: NEN 5744:2011 + A1: 2013 Bodem- Monsterneming van
grondwater, maart 2011;
NEN 5766: NEN 5766: 2003: Nederlandse norm voor Bodem –
Plaatsing van peilbuizen ten behoeve van milieukundig
bodemonderzoek, augustus 2003;
NEN 6068: NEN 6068: 2008+C1:2016: Nederlandse norm voor Milieu
en veiligheid – Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en
brandoverslag tussen ruimten, juni 2016;
NEN 6401: NEN 6401:1991: Nederlandse norm voor Water – Bepaling
van het halogeengehalte van vluchtige organohalogeenverbindingen
(VOX), maart 1991;
NEN 6414: NEN 6414: 2008: Nederlandse norm voor Water en slib –
bepaling van de temperatuur, december 2008;
NEN 6600-1: NEN 6600-1:2009: Nederlandse norm voor Water –
monsterneming -Deel 1: afvalwater , maart 2009;
NEN 6608: NEN 6608:1996: Water – Fotometrische bepaling van het
sulfidegehalte;
NEN 6633: NEN 6633:2006: Nederlandse norm voor Water en
(zuiverings)slib – Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik
(CZV), december 2006 – met aanvullingsblad NEN 6633:2006/A1:2007:
Nederlandse norm voor Water en (zuiverings)slib – Bepaling van het
chemisch zuurstofverbruik (CZV), december 2007;
NEN 6646: NEN 6646:2015, Water – Fotometrische bepaling van het
gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan
ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl,
door mineralisatie met seleen, met behulp van een
doorstroomanalysesysteem – Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en
kaliumsulfaat;
NEN 6676: NEN 6676:1994: Nederlandse norm voor Afvalwater –
Bepaling van met petroleumether extraheerbare organische gebonden
halogenen (EOX-AW), oktober 1994;
NEN 6966: NEN 6966:2005: Nederlandse norm voor Milieu – Analyse
van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten –
Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma,
december 2005 en C1:2006, juni 2006;
NEN 7557: NEN 7557: 2009: Nederlandse norm voor
Autodemontagetechnieken – Neutralisatie airbags en gordelspanners
uit autowrakken, april 2009;
NEN-EN 858-1: NEN-EN 858-1:2002+A1:2004, Afscheiders en
slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) –
Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en
kwaliteitscontrole;
NEN-EN 858-2: NEN-EN 858-2:2003: Europese norm voor Afscheiders
en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine)
– Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie,
functionering en onderhoud, februari 2003;
NEN-EN 872: NEN-EN 872:2005: Europese norm voor Water – Bepaling
van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie
over glasvezelfilters, maart 2005;
NEN-EN 1484: NEN-EN 1484:1997: Water – Leidraad voor de bepaling
van het gehalte aan totaal organische koolstof (TOC) en opgelost
organisch koolstof (DOC);
NEN-EN 1825-1: NEN-EN 1825-1:2004+C1:2006: Vetafscheiders en
slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en
kwaliteitscontrole, september 2004;
NEN-EN 1825-2: NEN-EN 1825-2:2002: Europese norm voor
Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 2: Bepaling van nominale
afmeting, installatie, functionering en onderhoud, maart 2002;
NEN-EN 1899-1: NEN-EN 1899-1:1998: Europese norm voor Water –
Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BODn) –
Deel 1: Verdunnings- en entmethode met toevoeging van
allylthioreum, september 1998;
NEN-EN 1899-2: NEN-EN 1899-2:1998: Europese norm voor
Waterkwaliteit – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n
dagen (BODn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, september
1998;
NEN-EN 1911: NEN 1911, 2010: Europese norm voor Emissies van
stationaire bronnen – Bepaling van de massaconcentratie van
gasvormige chloride van HCl – Standaard referentiemethode, augustus
2010;
NEN-EN 1948-1: NEN-EN 1948, 2006: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van de concentratie aan
PCDD’s/PCDF’s en dioxine-achtige PCB’s – Deel 1: Monsterneming van
PCDD’s / PCDF’s;
NEN-EN 1948-2: NEN-EN 1948, 2006: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van de concentratie aan
PCDD’s/PCDF’s en dioxine-achtige PCB’s – Deel 2: Extractie en
opwerking van PCDD’s/PCDF’s;
NEN-EN 1948-3: 2006: NEN-EN 1948: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van de concentratie aan
PCDD’s/PCDF’s en dioxine-achtige PCB’s – Deel 3: Identificatie en
kwantificering van PCDD’s en PCDF’s, april 2006;
NEN-EN 12566-1: NEN-EN 12566-1:2016: Europese norm voor Kleine
afvalwaterzuiveringsinstallaties tot en met 50 IE – Deel 1:
Geprefabriceerde septictanks, september 2016;
NEN-EN 12619: NEN-EN 12619, 2013: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van de massaconcentratie van
totaal gasvormig organisch koolstof in lage concentraties in
verbrandingsgassen – Continue methode met vlamionisatiedetector,
januari 2013;
NEN-EN 12817: NEN-EN 12817:2010: LPG-uitrusting en toebehoren –
Keuring en herkeuring van opslagtanks met een capaciteit tot en met
13 m3;
NEN-EN 13211: NEN-EN 13211: NEN-EN 13211:2001+C1:2007, Europese
norm voor Luchtkwaliteit – Emissies van stationaire bronnen –
Bepaling van de concentratie van totaal kwik;
NEN-EN 13284-1: NEN-EN 13284-1:2017: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof
in lage concentraties – Deel 1: Manuele gravimetrische methode,
november 2017;
NEN-EN 13284-2: NEN-EN 13284-2:2017: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof
in lage concentraties – Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen,
november 2017;
NEN-EN 13649: NEN-EN 13649:2001 Emissies van stationaire bronnen
- Bepaling van de massaconcentratie van individuele gasvormige
organische componenten - Geactiveerde koolstof en
vloeistofmethode;
NEN-EN 13725: NEN-EN 13725:2003/C1:2006: Bepaling van de
geurconcentratie door dynamische olfactometrie, september 2003 met
correctieblad van oktober 2006;
NEN-EN 14181: NEN-EN 14181:2014: Emissies van stationaire
bronnen – Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen;
NEN-EN 14181: NEN-EN 14181: 2014: Emissies van stationaire
bronnen – Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen;
NEN-EN 14385: NEN-EN 14385:2004: Europese norm voor Emissies van
stationaire bronnen – Bepaling van de totale emissie van
As,Cd,Cr,Co,Cu,Mn,Ni,Pb,Sb,Tl en V, maart 2004;
NEN-EN 14789: NEN-EN 14789, 2017: Europese norm voor Emissies
van stationaire bronnen – Bepaling van de volumeconcentratie van
zuurstof (O2) – Referentiemethode – Paramagnetisme, januari
2017;
NEN-EN 14790: NEN-EN 14790: 2017: Emissies van stationaire
bronnen – Bepaling van de waterdamp in leidingen– Standaard
referentiemethode, januari 2017;
NEN-EN 14791: NEN-EN 14791:2017: Emissies van stationaire
bronnen – Bepaling van de massaconcentratie aan zwaveldioxide –
Referentiemethode, januari 2017;
NEN-EN 14792: NEN-EN 14792:2017: Emissies van stationaire
bronnen – Bepaling van massaconcentratie aan stikstofoxiden –
Referentiemethode: Chemiluminescentie, januari 2017;
NEN-EN 15058: NEN-EN 15058:2017: Emissies van stationaire
bronnen – Bepaling van de massaconcentratie van koolstofmonoxide
(CO) – Referentiemethode: Niet-dispersieve infrarood spectrometrie,
januari 2017;
NEN-EN 15259: NEN-EN 15259, 2007: Europese norm voor
Luchtkwaliteit – Meetmethode emissies van stationaire bronnen –
Eisen voor meetvlakken en meetlokaties en voor doelstelling,
meetplan en rapportage van de meting oktober 2007;
NEN-EN 16321-1: NEN-EN 16321-1:2013: Terugwinning van bezinedamp
tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations – deel 1:
Beproevingsmethoden voor efficiënte goedkeuring van
terugwinningssystemen van bezinedampen;
NEN-EN 16321-2: NEN-EN 16321-2:2013: Terugwinning van bezinedamp
tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations – deel 2:
Beproevingsmethoden voor de controle van dampwinningssytemen bij
tankstations;
NEN-EN-IEC 61400-1: NEN-EN-IEC 61400-1:2005 + A1:2010:
Windturbines – Deel 1: Ontwerpeisen;
NEN-EN-IEC 61400-2: NEN-EN-IEC 61400-2:2014: Windturbines – Deel
2: Kleine windturbines;
NEN-EN-IEC 61400-3: NEN-EN-IEC 61400-3:2009: Windturbines – Deel
3: Ontwerpeisen voor offshore windturbines;
NEN-EN-IEC 61400-11: NEN-EN-IEC 61400-11:2003: Europese norm
voor Generatorsystemen voor windturbines – Deel 11: Meettechnieken
voor akoestische geluidshinder, juli 2003;
NEN-EN-ISO 2813: NEN-EN-ISO 2813:2014: Verven en vernissen –
Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke
verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden (ISO 2813:2014,
IDT);
NEN-EN-ISO 5667-3: NEN-EN-ISO 5667-3:2012: Water – Monsterneming
– Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters;
NEN-EN-ISO 5814: NEN-EN-ISO 5814:2012, Water – Bepaling van het
gehalte aan opgeloste zuurstof – Elektrochemische methode, oktober
2012;
NEN-EN-ISO 6468: NEN-EN-ISO 6468:1997: Europese norm voor Water
– Bepaling van het gehalte aan organochloor-bestrijdingsmiddelen,
polychloorbifenylen en chloorbenzenen – Gaschromatografische
methode na vloeistof/vloeistofextractie, februari 1997;
NEN-EN-ISO 9377-2: NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Europese norm voor
Water – Bepaling van de minerale-olie-index – Deel 2: Methode met
vloeistofextractie en gas-chromatografie, december 2000;
NEN-EN-ISO 10301: NEN-EN-ISO 10301:1997: Europese norm voor
Water – Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen
– Gaschromatografische methoden, mei 1997;
NEN-EN-ISO 10304-1: NEN-EN-ISO 10304-1:2009: Water – Bepaling
van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie – Deel 1:
Bepaling van bromide, chloride, fluoride, nitraat, nitriet, fosfaat
en sulfaat;
NEN-EN-ISO 10304-3: NEN-EN-ISO 10304-3:1997: Water – Bepaling
van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie – Deel 3:
Bepaling van chromaat,