Acceptance of and preparation for a refugee centre: The influence of individual, community and institutional factors. Charlotte S. Zweers Masterthesis Faculty of Behavioral sciences Psychology of Conflict Risk and Safety University of Twente Prof. Dr. J.H. Kerstholt W. Schreurs, MSc. Enschede, July 1 st 2016
53
Embed
Acceptance of and preparation for a refugee centre · 2016. 6. 30. · Charlotte S. Zweers Masterthesis Faculty of Behavioral sciences Psychology of Conflict Risk and Safety University
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Acceptance of and preparation for a refugee centre:
The influence of individual, community and institutional factors.
Charlotte S. Zweers
Masterthesis
Faculty of Behavioral sciences
Psychology of Conflict Risk and Safety
University of Twente
Prof. Dr. J.H. Kerstholt
W. Schreurs, MSc.
Enschede, July 1st 2016
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 2
Abstract
Based on the community engagement theory of Douglas Paton (2006) research has been
conducted on the influence of individual, community and institutional factors on the
resilience, displayed in a community in anticipation of a refugee centre. Resilience was
operationalized by the acceptance of the refugee centre and the extent to which the they intent
to prepare for it. We have selected and compared two districts (one upper-class, one lower-
class) bordering the site of the refugee centre. We expected a difference in acceptance and
intention to prepare between the two, which indeed turned out to be the case. The upper-class
district showed a more positive attitude towards the refugee centre. Because of certain
characteristics of the districts we assumed a difference in sense of community, but this turned
out not to be the case. Affect appeared to be the best predictor of acceptance, combined in one
district with self-efficacy, and in the other with risk-perception. For intent for preparation,
outcome expectancy proved to be the best predictor. In conclusion we can say that the
individual factors appeared to influence resilience in a community the most.
Keywords: resilience, community engagement theory, acceptance, preparation, affect, refugee centre, refugees
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 3
Abstract
Aan de hand van de community engagement theory van Douglas Paton (2006) is onderzocht
wat de invloed van individuele, community en institutionele factoren zijn op de mate van
resilience bij omwonenden die zich opmaken voor de komst van een AZC. Resilience is hier
geoperationaliseerd als de mate van acceptatie die omwonenden ervaren en de mate waarin zij
de intentie hebben zich voor te bereiden op de komst van het AZC. We hebben hiervoor twee
wijken die aan weerszijden van het AZC liggen (een volksbuurt en een Vinex-wijk) met
elkaar vergeleken. Verwacht werd dat de wijken zouden verschillen in de mate van acceptatie
en gedragsintentie, wat ook bleek te kloppen: in de Vinex-wijk was men positiever over de
komst en eerder bereid ten gevolge van het AZC in actie te komen. De verwachting dat de
wijken door specifieke kenmerken zouden verschillen in sense of community bleek
ongegrond. Affect blijkt de sterkste voorspeller voor acceptatie, gepaard met self-efficacy in
de ene wijk, en risicoperceptie in de andere wijk. Voor de intentie tot voorbereidend gedrag
lijkt hoofdzakelijk de mate van outcome expectancy een belangrijke voorspellende factor.
Concluderend zijn het dus hoofdzakelijk de individuele factoren die invloed lijken te hebben
op de resilience van omwonenden.
Keywords: resilience, community engagement theory, acceptatie, gedragsintentie, affect, AZC, vluchtelingen
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 4
Inhoudsopgave
1. Inleiding 5
2. Theoretisch Kader: Community Engagement Theory 6
2.1 Individueel Niveau 8
2.1.1 Risicoperceptie 8
2.1.2 Affect 9
2.1.3 Self-efficacy 9
2.1.4 Outcome expectancy 10
2.2 Community Niveau 10
2.2.1 Sense of Ccommunity 10
2.2.2. Community Participation 11
2.2.3 Collective Efficacy 11
2.3 Institutioneel Niveau 12
2.3.1 Institutioneel vertrouwen 12
2.3.2 Empowerment 14
2.4 Hoofdvraag en Hypotheses 15
3. Methode 17
3.1 Onderzoeksgroepen 17
3.2 Meetinstrumenten 19
3.3 Procedure 22
3.4 Analyse 22
4. Resultaten 23
4.1 Beschrijvende Statistieken 23
4.2 Acceptatie 24
4.3 Gedragsintentie 25
4.4 Overige Resultaten 27
5. Discussie 29
5.1 Interpretatie en Conclusies 29
5.2 Kanttekeningen en kritische Reflectie 32
5.3 Implicaties voor Vervolgonderzoek 33
Referenties 35
Bijlage A: Vragenlijst
Bijlage B: Correlatietabellen
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 5
1. Inleiding
De afgelopen jaren is het aantal mensen dat zich genoodzaakt voelt om huis en haard
te ontvluchten dermate toegenomen dat er gesproken wordt over een migratiecrisis.
Vluchtelingen die naar Europa komen worden binnen de EU via een speciaal hiertoe
opgestelde verdeelsleutel over de deelnemende landen verspreid en kunnen in het aan hen
toegewezen land vervolgens asiel aanvragen. Om goed onderkomen aan het toenemende
aantal vluchtelingen te kunnen bieden, zijn en worden in Nederland op verschillende plekken
op verzoek van het COA (Centraal Orgaan advies Asielzoekers) asielzoekerscentra gebouwd.
De grote toename aan vluchtelingen heeft onder het Nederlandse volk tot een breed scala van
reacties geleid; van vreedzame welkomstcomités tot gewelddadige protestacties, en van
zwemmen met vluchtelingen tot het plaatsen van varkenskoppen op de toekomstige locatie
van een AZC.
Eind 2014 heeft de Gemeenteraad van Enschede besloten gehoor te geven aan de oproep
van het COA om meer opvanglocaties te creëren en zijn er plannen voor de bouw van een
AZC in werking gezet. Met dit besluit zal aan het eind van de zomer 2016 het AZC
Esmarkerveld gereed zijn om opvang te bieden aan 600 vluchtelingen. De omwonenden van
het gebied rond het AZC zijn hiertoe in actie gekomen en de verdeeldheid die binnen
Nederland heerst over de acceptatie van vluchtelingen is ook hier duidelijk aan de orde. Door
deze verdeeldheid ontstond ruimte voor een onderzoek naar wat de onderliggende factoren
zijn die de acceptatie omtrent (de opvang van) vluchtelingen zouden kunnen verklaren. De
hoofdvraag in dit onderzoek luidt: Wat is de invloed van individuele, sociale en institutionele
invloeden op de acceptatie en gedragsintentie van de omwonenden van AZC Esmarkerveld?
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 6
2. Theoretisch Kader
Wanneer de normale gang van zaken in een samenleving verstoord wordt, kan dit voor
bewoners serieuze gevolgen met zich mee brengen. Resilience is een term die het adaptieve
vermogen van een samenleving weergeeft (Becker et al., 2011). Door de beschikbare
middelen en competenties te benutten, zal een samenleving in staat zijn met een verstoring om
te gaan en zich dermate aan te passen dat zij terugveert naar de normale gang van zaken
(Norris, Stevens, Pfefferbaum, Wyche, & Pfefferbaum, 2008). Hierbij kan gedacht worden
aan hoe een community omgaat met bijvoorbeeld natuurrampen, of reageert op sociale of
politieke onrust, gezondheidsproblematiek of problemen op het financiële vlak (APA, 2010).
Resilience kan zowel op individueel niveau als op community niveau gemeten worden. Op
individueel niveau spreken we van mentale weerbaarheid. Dunning (1999) beschrijft dit als
het vermogen van mensen om te leren van wat zij hebben meegemaakt, waardoor zij een
bepaalde mate van persoonlijke groei door kunnen maken. Onderzoek wijst uit dat resilience
op community niveau meer is dan alleen een optelsom van de mentale weerbaarheid van de
individuele inwoners (Sherrieb, Norris, & Galea, 2010). Dit wil zeggen dat hoewel het in het
verlengde ligt van de mentale weerbaarheid maar wel een op zichzelf staand begrip is.
In welke mate een samenleving resilient reageert, is afhankelijk van zowel het type
verstoring als specifieke kenmerken van de samenleving. Na een overstroming zullen immers
andere maatregelen en benodigde kwaliteiten vereist zijn dan bij politieke onrust, en de ene
samenleving zal anders reageren dan een andere. Ondanks deze verschillen uit resilience zich
doorgaans op twee manieren: om te beginnen is er de houding van mensen ten opzichte van
de verstoring en ten tweede dient men de noodzaak in te zien om tegen de gevolgen in actie te
komen. Tijdens dit onderzoek wordt verondersteld dat de mate van resilience zich ten eerste
uit in de mate van acceptatie die men ten opzichte van het AZC ervaart. Mensen zullen
immers eerst moeten erkennen dat er sprake van een verstoring is. Vervolgens kan er
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 7
geïnventariseerd worden hoe het beste met de nieuwe situatie omgegaan kan worden, en wat
ervoor nodig is om de gevolgen van de verstoring op te vangen. Hierbij kan gedacht worden
aan het bedenken van manieren om de nieuwkomers te laten integreren, of het opvragen van
achtergrondinformatie over de asielzoekers om hen zo beter te kunnen begrijpen. De
gedragsintentie van omwonenden om zich voor te bereiden op de komst van asielzoekers
wordt daarom ook als een uiting van resilience gezien. Tijdens dit onderzoek zullen we
proberen specifieke kenmerken van de samenleving te identificeren die aan deze uiting van
resilience (acceptatie en gedragsintentie) ten grondslag liggen.
Community Engagement Theory
Er zijn verschillende theorieën die resilience proberen te meten, te voorspellen en te
verklaren. Zoals eerder genoemd is het afhankelijk van het type dreiging wat voor soort
resilient gedrag van bewoners verwacht kan worden. Er zijn verschillende resilience theorieën
die zich richten op de onderliggende factoren die resilient gedrag promoten of verklaren. Zo
onderzochten Norris et al. (2008) resilient gedrag met betrekking tot de fysieke gezondheid na
natuurgeweld. Pfefferbaum, Reissman, Pfefferbaum, Klomp, and Gurwitch (2007) kijken naar
de psychosociale invloeden die bijgedragen hebben aan het wel of niet resilient reageren van
een community en Madsen and O'Mullan (2016) onderzochten de invloed van het sociale
kapitaal als fundamentele factor voor het begrijpen van community resilience. Wat deze
onderzoeken gemeen hebben is dat ze na een ingrijpende gebeurtenis plaats hebben gevonden.
Nadat de impact van de verstoring meetbaar is geworden is onderzoek gedaan naar de mate
van resilience die getoond is en hoe deze tot stand is gekomen.
In onze onderzoekssituatie is de mogelijke verstoring waar op geanticipeerd moet worden
nog enkel theoretisch van aard, het AZC is immers nog niet gebouwd. Dit betekent dat bij ons
onderzoek de inschatting en verwachting van bewoners vooraf, in plaats van achteraf,
gemeten zal worden. Om dit te kunnen doen is er voor gekozen om de community
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 8
engagement theorie van Paton en Johnston (2006) als theorie te gebruiken. Het model
beschrijft preparatiegedrag aan de hand van factoren op individueel, community en
institutioneel niveau.
Op individueel niveau wordt in dit model gekeken of risicoperceptie, affect, self-efficacy
en outcome expectancy de resilience van een samenleving kan voorspellen. Op community
niveau kijken we hiervoor naar sense of community, community participation en collective
efficacy, en op institutioneel niveau worden de institutioneel vertrouwen en empowerment
onder de loep genomen.
2.1 Individueel Niveau
2.1.1. Risicoperceptie.
In de literatuur werd risico in 1984 al door Short Jr. omschreven als de waarschijnlijkheid
dat een individu de consequenties van een bepaalde dreiging zal ervaren (Sjöberg, Moen, &
Rundm, 2004), en dat het bestaat uit twee facetten: de waarschijnlijkheid dat het
daadwerkelijk gebeurt en de consequenties die hieruit voortkomen (Sjöberg, 2006).
Risicoperceptie is een sociaal en cultureel construct dat beïnvloed kan worden door
persoonlijke waarden, symbolen, geschiedenis of ideologieën (Weinstein, 1980) en wordt
gezien als een afweging tussen het objectief en subjectief ervaren risico (Slovic, 1987;
van vele factoren afhankelijk en zal daarom van persoon tot persoon verschillen. Het kan ook
zijn dat iemand niet van de juiste feiten op de hoogte is, of een foutieve inschatting van de
eigen kwetsbaarheid maakt (Dunn, 1972), waardoor een feitelijk risico over- of onderschat
wordt.
Uit de literatuur blijkt dat mensen met een hogere risicoperceptie eerder geneigd zijn tot
het nemen van beschermende maatregelen (Paton, Burgelt & Prior, 2008). Dit effect lijkt het
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 9
sterkst wanneer men al eerder direct met de dreiging in aanraking is geweest (Siegrist &
Gutscher, 2008). Enkel bewustzijn van risico blijkt niet voldoende om mensen te motiveren
zich op een bepaalde verstoring voor te bereiden. Er is een bepaalde affectieve reactie nodig
om mensen in actie te krijgen (Wachinger, Renn, Begg, & Kuhlicke, 2013).
2.1.2 Affect.
In het dagelijks leven hebben mensen de neiging om eerder op hun eigen affectieve
inschatting van risico af te gaan dan op de objectieve, feitelijke ernst en kans van een
dreiging. Dit effect wordt ook wel de ‘affect-heuristic’ genoemd en zou dus de mate van
risicoperceptie kunnen beïnvloeden. Affect krijgt zo een informatiefunctie omdat dit de bron
wordt op basis waarvan keuzes gemaakt worden (Slovic, Finucane, Peters, & MacGregor,
2002). Deze keuzes kunnen dan zowel gebaseerd worden op affectieve beoordeling van eerder
verkregen relevante informatie (Damasio, 1994), maar ook op de willekeurige stemming van
een persoon op dat moment (Peters, Västfjäll, Gärling, & Slovic, 2006). Wanneer er een
discrepantie bestaat tussen de cognitieve evaluatie van een situatie en de affectieve ervaring
ervan, voorspelt de affect-heuristic dat men eerder op basis van een ‘onderbuikgevoel’
beslissingen zal nemen dan dat er op basis van feiten een logische keuze wordt gemaakt
(Siegrist & Sütterlin, 2014).
2.1.3 Self-efficacy.
Self-efficacy beschrijft de overtuiging van iemand over het eigen vermogen om adequaat
op een situatie te reageren (Bandura, 1997). In het geval van een ramp refereert self-efficacy
naar een inschatting van het eigen vermogen om de gevolgen van een ramp te verzachten of
op te vangen (Becker et al., 2011). Door effectief met problemen om te gaan en daar
oplossingen voor te vinden, kan de mate van self-efficacy worden vergroot. Naarmate iets
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 10
vaker lukt, zullen mensen immers meer vertrouwen krijgen om ook in een volgende situatie
tot een passende oplossing te kunnen komen (Paton, 2003).
Doordat self-efficacy voortkomt uit probleemoplossend vermogen en het bewustzijn
daarvan, zal een hoge mate van self-efficacy ook kunnen leiden tot het vertonen van meer
voorbereidend gedrag op een eventuele dreiging (Bishop, Paton, Syme, & Nancarrow, 2000;
Paton, Smith, & Violanti, 2000). Men kan immers beter inschatten welke gevaren dreigen en
wat adequate responses zijn om die dreiging af te wenden of te minimaliseren.
2.1.4 Outcome expectancy.
Outcome expectancy is de mate waarin verwacht wordt dat het gedrag ter voorbereiding
op een bepaalde situatie ook daadwerkelijk tot het gewenste resultaat zal leiden (Bennett &
Murphy, 1997). Dit wil zeggen dat wanneer mensen het idee hebben dat zij door eigen
handelen invloed kunnen hebben op de eigen veiligheid, zij ook eerder geneigd zijn om de
nodige voorbereidingen te treffen. Wanneer de outcome expectancy echter laag is, zullen
mensen niet snel actie ondernemen, omdat zij er niet van overtuigd zijn dat wat zij kunnen
doen de dreiging ook daadwerkelijk zal doen afnemen (Paton, Okada, & Sagala, 2013).
2.2 Community Niveau
2.2.1 Sense of community.
Sense of community betreft een gevoel dat bewoners met elkaar verbindt. Het is een
gevoel dat ontstaat doordat leden iets voor elkaar binnen de groep betekenen. Daarnaast is het
belangrijk dat er een gedeelde overtuiging bestaat dat aan ieders behoeften zal worden
voldaan. Ook is het belangrijk dat men het gevoel heeft invloed te hebben binnen de groep, en
dat er een gedeelde emotionele band bestaat die groepsleden met elkaar verbindt (McMillan &
Chavis, 1986). In dit proces is er sprake van wederzijdse beïnvloeding, waarbij zowel het
individu invloed heeft op de groep, als de groep op het individu (Távara & Cueto, 2015).
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 11
Onderzoek van Ahlbrandt and Cunningham (1979) wijst uit dat inwoners die het meest
tevreden zijn over de wijk, deze als een kleine samenleving binnen de stad zien. Wanneer de
outcome expectancy laag of onzeker is zal men in een samenleving met een hogere sense of
community meer geneigd zijn om bij andere leden hulp of advies te vragen (Paton, 2013a).
Uit onderzoek naar de reactie van een boerengemeenschap op een mogelijk gevaarlijke
afvalvoorziening blijkt dat wanneer er een sterkere sense of community is, dat dit meer tot
probleem-georiënteerde coping leidt (Bachrach & Zautra, 1985). Dit betekent dat men zich
direct zal richten op het afwenden van een dreiging.
2.2.2 Community participation.
Community participation is een term die de mate beschrijft waarin mensen actief
deelnemen aan het leven binnen de gemeenschap (Becker et al., 2011). Ze kunnen hierin
bijdragen aan het definiëren en behalen van community goals door het investeren van hun tijd
en/of geld of andere middelen voor activiteiten voor de gemeenschap, deelname aan
commissies, of alleen al het tekenen van petities. Uit verschillende onderzoeken blijken zowel
community participation als sense of community als directe voorspellers voor het treffen van
voorbereiding voor een dreiging (Lindell, Arlikatti, & Prater, 2009; Paton & Johnston, 2006).
Daarnaast blijkt sense of community de mate van community participation te vergroten
(Paton, 2007). Er zijn indicaties gevonden dat mensen die meer betrokken zijn bij
buurtactiviteiten ook een hogere mate van self-efficacy hebben, wat zou kunnen wijzen op dat
community participation de mate van self-efficacy vergroot (Becker, Paton, & Johnston,
2015; Bishop et al., 2000; Paton et al., 2000).
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 12
2.2.3 Collective efficacy.
Mensen zijn sociale wezens en vertrouwen op elkaar om oplossingen te vinden voor
collectieve problemen om zo hun kwaliteit van leven te verbeteren (Bandura, 1986). Volgens
Bandura (1997, p. 47) betekent het begrip collective efficacy “a group's shared belief in its
conjoint capabilities to organize and execute the courses of action required to produce given
levels of attainments”. Vrij vertaald is dit de gemeenschappelijke overtuiging van het
collectieve probleemoplossend vermogen en zou omschreven kunnen worden als de self-
efficacy van de groep als eenheid. Wanneer gezamenlijke activiteiten binnen de groep
georganiseerd worden, kunnen door deelname bepaalde bekwaamheden binnen de groep
vergroot worden. Wanneer deze activiteiten gericht zijn op het oplossen van problemen, kan
door hoge community participation het collectieve probleemoplossend vermogen, en daarmee
de collective efficacy, vergroot worden (Chen, 2015; Paton, 2007).
Wanneer er dus een hoge mate van sense of community is, zijn mensen eerder geneigd
zich voor te bereiden, wat leidt tot een hogere collective efficacy wanneer dit gecombineerd
wordt met hoge community participation (Becker et al., 2015). Mensen zijn dus eerder
geneigd actie te ondernemen wanneer zij het gevoel hebben dat zij weten wat ze moeten doen
om de gevolgen van de verstoring te minimaliseren of af te wenden. In een samenleving
waarbij er een hoge sense of community heerst, zullen community participation en collective
efficacy dus sterke voorspellers zijn voor de mate van resilience.
2.3 Institutioneel Niveau
2.3.1 Institutioneel vertrouwen.
Vertrouwen is een belangrijke factor bij resilience omdat deze ten grondslag ligt aan alle
interpersoonlijke relaties, groepsprocessen en maatschappelijke verhoudingen. Deze relaties,
processen en verhoudingen vormen de basis van de effectiviteit en de mate van het
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 13
aanpassingsvermogen van een samenleving (Becker et al., 2011). De functie van institutioneel
vertrouwen is het reduceren van complexiteit waarmee mensen geconfronteerd worden. Op
die manier hoeft een individu niet over elk onderwerp kennis te vergaren, maar kan hij dit
overlaten aan derden die expertise over het onderwerp hebben (Siegrist & Cvetkovich, 2000).
Het is belangrijk dat mensen niet te veel controle overlaten aan de experts, want dan bestaat
de kans op wat de risicoperceptie-paradox wordt genoemd (Wachinger et al., 2013). Wat deze
paradox inhoudt, kan geïllustreerd worden door de dreiging van overstromingen in Nederland.
Het merendeel van de inwoners woont beneden zeeniveau en is zich ervan bewust dat dit een
mogelijk probleem zou kunnen vormen. Nou is de paradox dat niemand in actie komt om zich
tegen het water te beschermen, omdat zij volledig vertrouwen op de maatregelen die de
overheid treft zoals het onderhouden van waterkeringen en dijken. Mensen gaan er van uit dat
een mogelijke dreiging van het water wel preventief opgelost zal worden, of dat ze in het
ergste geval ruim op tijd een seintje zullen krijgen om in actie te komen. Institutioneel
vertrouwen zorgt op deze manier dus voor een vermindering van risicoperceptie.
Wanneer vertrouwen ontbreekt of in het verleden geschonden is, is dit niet eenvoudig
weer hersteld en zal alle informatie afkomstig van deze bron hierdoor gewantrouwd worden
(Paton, 2007). Het schenden van vertrouwen kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer de bron
weinig integer of transparant lijkt, niet rechtlijnig is in informatie verstrekking, of wanneer de
verstrekte informatie niet overeen komt met de eigen kennis of overtuiging die bij de
gemeenschap leeft (Gamero et al., 2011; Paton & Johnston, 2001; Paton & Johnston, 2006).
Dit zou kunnen leiden tot een versterking van de risicoperceptie doordat mensen bijvoorbeeld
het idee hebben dat zij niet het volledige plaatje te zien krijgen (Gamero et al., 2011).
Het lijkt dus dat institutioneel vertrouwen een multidimensionaal construct is waarin het
belangrijk is een goede balans te vinden. Aan de ene kant zit te weinig vertrouwen wat de
risicoperceptie hoger maakt dan nodig is en aan de andere kant te veel vertrouwen waardoor
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 14
risicoperceptie lager wordt dan deze zou moeten zijn (Paton, Parkes, Daly, & Smith, 2008;
Wachinger et al., 2013). In onze onderzoekssituatie zou een duidelijke en transparante
houding van de gemeente dus kunnen leiden tot een vermindering van de risicoperceptie en
zullen mensen eerder geneigd zijn de komst van het AZC te accepteren. Wanneer echter
vermoed wordt dat er alternatieve motieven zijn of er om een andere reden verminderd
institutioneel vertrouwen is, zou dit juist kunnen leiden tot meer weerstand en een verhoging
van de risicoperceptie.
2.3.2 Empowerment.
Nederland bevindt zich in een transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.
Hierbij wordt er meer en meer uitgegaan van burgerinitiatieven om zorg te dragen voor
die mensen binnen de samenleving die hulpbehoevend zijn (Kerstholt, 2013). Onderzoek
toont aan dat mensen best bereid zijn om voor de zwakkeren binnen de samenleving te
zorgen wanneer mensen zich hierin gesteund voelen door de overheid (Brannan, John, &
Stoker, 2006). Empowerment is de term die de verantwoordelijkheid aanduidt die burgers
krijgen van de overheid om zaken zelf te regelen en zelfstandig om te mogen gaan met
eventuele problemen en kansen die deze verantwoordelijkheid met zich mee brengt
(Paton, Parkes, et al., 2008). Empowerment heeft onder andere invloed op risicoperceptie,
self-efficacy, outcome expectancy en sense of community (Becker et al., 2011; Távara &
Cueto, 2015). Er zijn ook sterke indicaties gevonden die de mate van empowerment linken
met de mate van institutioneel vertrouwen die iemand heeft. Wanneer iemand zich immers
door betrokken instanties en lokale overheid gesteund voelt (empowerment), zal het
vertrouwen van die persoon ten opzichte van die instanties evenredig positief zijn (Becker
et al., 2011).
Empowerment is in tijden van dreiging belangrijk omdat het de persoon in kwestie het
gevoel geeft dat hij of zij een bepaalde mate van controle heeft over dat wat er zich binnen de
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 15
samenleving voltrekt. Het ontstaat in samenwerking met andere individuen, de samenleving
en de wijdere omgeving. Voor de vorming van empowerment is het belangrijk dat iemand
zich in zijn kunnen gesteund voelt door deze externe partijen (Paton, 2007). Wanneer mensen
zich gesteund voelen zal dit hen intrinsieke motivatie geven om zich ook meer voor de
samenleving in te zetten, wat dus de community participation vergroot (Boley, McGehee,
Perdue, & Long, 2014). Ter promotie van de participatiesamenleving is het voor een overheid
dus belangrijk mensen aan te sporen om zelf met initiatieven voor oplossingen te komen in
plaats van een kant en klare oplossing te presenteren. Het voorschrijven van een oplossing zou
tot weerstand en verminderde empowerment kunnen leiden (Paton, 2013a). Mensen zouden in
dit geval immers kunnen denken dat hun stem niet gehoord wordt, of dat hun mening niet
belangrijk genoeg bevonden wordt om naar te luisteren.
2.4 Hoofdvraag en Hypotheses
Resilience wordt in ons onderzoek geoperationaliseerd door acceptatie en de intentie tot
voorbereidend gedrag. Vermoed wordt dat resilience van omwonenden zich in anticipatie van
het AZC ten eerste uit door acceptatie. Men zal immers eerst een mening vormen voordat zij
verder na zullen denken over mogelijke gevolgen. Vervolgens zal resilience zich uiten
doordat mensen zich voor zullen bereiden op de komst van het AZC. Daarom is resilience in
dit onderzoek geoperationaliseerd als ten eerste acceptatie, en ten tweede de voorbereidende
gedragsintentie. We verwachten dat verschillen in factoren op individueel, community en
institutioneel niveau de mate van resilience van een samenleving kunnen beïnvloeden. De
hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom: “Wat is de invloed van individuele, sociale en
institutionele factoren op de acceptatie en gedragsintentie van de omwonenden van AZC
Esmarkerveld?”.
Voor het onderzoek zijn twee verschillende, aan het AZC grenzende wijken met elkaar
vergeleken waarvan we verwachten dat zij van elkaar zullen verschillen in mate van
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 16
acceptatie en gedragsintentie. Dolphia is een in de dertiger-jaren gebouwde volksbuurt
waarvan de huizen rond een groot grasveld gebouwd zijn. De wijk staat binnen de stad
Enschede bekend als een probleemwijk die desalniettemin onderling erg hecht is. Er is wel
een buurtcommissie die activiteiten organiseert en een buurthuis met speciale huiskamer waar
buurtbewoners elkaar kunnen treffen.
De andere wijk Voskamp is een Vinex-wijk die in de jaren negentig gebouwd is. De wijk
is deel van de grotere overkoepelende wijk Bentveld-Bultserve. Inwoners hebben over het
algemeen een hogere sociaaleconomische status en opleidingsniveau, en waar het in Dolphia
huurhuizen betreft, staan in Voskamp bijna alleen maar koophuizen. Voskamp heeft maar
weinig accommodaties die inwoners met elkaar in contact zouden kunnen brengen zoals een
buurthuis, buurtcommissie of supermarkt.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 17
3. Methode
3.1 Onderzoeksgroepen
Dolphia wordt door de afgelegen ligging met het centrum door de inwoners van
oudsher als “een klein dorp apart” beschouwd. Van de 73 respondenten afkomstig uit Dolphia
zijn 35 man, 38 vrouw en 88% van hen gaf aan kinderen te hebben waarvan 50% van de
jongste kinderen onder de 18 is. 85% woont in een huurhuis en 43% van de respondenten uit
Dolphia geeft aan lager geschoold te zijn. Meer dan de helft van de respondenten (56%) heeft
een bruto inkomen van minder van €29.000 per jaar.
Aan het onderzoek deden 40 mannen en 45 vrouwen mee uit de wijk Voskamp. Van
de 85 personen gaf 89% aan kinderen te hebben, waarvan 54% van de jongste kinderen onder
de 18 is. De wijk bestaat met 97% bijna volledig uit koophuizen en de grootste groep
respondenten (42%) is hoger opgeleid. Er is meer verdeeldheid in inkomen dan in de andere
wijk, echter geeft de grootste groep respondenten, 27% aan in de hoogste inkomenscategorie
te zitten. Een overzicht van de demografische en sociaaleconomische gegevens zijn terug te
vinden in tabel 1.
Vermoed werd dat beide groepen van elkaar in acceptatie en gedragsintentie
verschilden en dat bleek ook het geval te zijn (acceptatie: t (155) = 2.98, p < .01 en
gedragsintentie: t (151) = 4.19, p < .01). De twee wijken zullen daarom apart van elkaar
geanalyseerd worden in de data-analyses. We vermoedden ook dat de wijken onderling
zouden verschillen in mate van sense of community, maar dit bleek niet het geval te zijn (t
(155) = -1.23, p = ns). Resultaten zijn terug te vinden in tabel 3, te vinden in de
resultatensectie.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 18
Tabel 1 Demografische en Sociaaleconomische kenmerken
Variabelen Voskamp Dolphia
Sekse (N)
Man
Vrouw
Totaal
40
45
85
35
38
73
Leeftijd (jaren)
Gemiddelde (SD)
Range
50 (12.5)
23-77
50 (15.3)
19-77
Kinderen
Huishoudens met kinderen (%)
Jongste kind onder de 18 (%)
Gemiddelde leeftijd jongste kind(SD)
Range
89.3
53.6
18(13.4)
1-50
87.7
50.0
21(15.2)
1-48
Type woning (%)
Koophuis
Huurhuis
96.6
3.4
15.5
84.5
Wonen in Enschede (jaren)
Gemiddelde (SD)
Range
37 (16.1)
1-69
40 (20.5)
1-77
Wonen in wijk (jaren)
Gemiddelde (SD)
Range
17 (9.4)
1-47
21 (16.8)
1-58
Opleidingsniveau (%)
Laagst - totaal
Geen
Lagere school
Laag - totaal
LBO
VMBObasis
VMBOtl
Middel - totaal
HAVO
MBO
VWO
Hoog - totaal
HBO
Universiteit
Overig
0.0
0.0
0.0
20.0
7.5
0.0
12.5
36,2
5.0
28.7
2.5
42,6
31.3
11.3
1.3
18.5
7.1
11.4
42.9
18.6
8.6
15.7
28,5
5.7
21.4
1.4
7,1
7.1
0.0
2.9
Bruto jaarinkomen huishouden (%)
< € 20.000
€ 20.000 - 29.000
€ 30.000 - 39.000
€ 40.000 - 49.000
50.000 - 59.000
> € 60.000
Geen response (%)
3,5
8,2
11,8
16,5
2,4
27,1
23.0
37,8
17,6
8,1
4,1
5,4
4,1
30.6
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 19
3.2 Meetinstrumenten
Voor dit onderzoek zijn de situatiebeschrijvingen en antwoordalternatieven van de
Canterbury survey on Earthquakes Community Preparedness (Paton, 2013b) aangepast op
onze onderzoekssituatie zodat deze ingevuld kon worden door omwonenden van AZC
Esmarkerveld. De aangepaste vragenlijst is te vinden in bijlage A. De eerste pagina van de
vragenlijst bestaat uit een toestemmingsverklaring formulier waarop respondenten en
onderzoeker beide hun naam en paraaf konden zetten. Deze is later van de vragenlijst
gescheiden en apart bewaard om zo de anonimiteit van respondenten te garanderen.
In de vragenlijst zijn elf schalen voor de elf variabelen opgenomen, met elk vier tot
tien items. Alle items zijn gemeten op een vijfpuntsschaal waarbij een lage score overeenkomt
met een negatieve, en een hoge score een positieve beoordeling van de factor. Twee van de
schalen zijn bedoeld om de afhankelijke variabele te meten. Voor acceptatie zijn vier vragen
samengesteld die de verschillende aspecten van het AZC beschrijven. Dit zijn het algemeen
instemmen met het AZC, het feit dat Enschede mensen op gaat vangen, de specifieke locatie
en het aantal opvangplaatsen. Voor gedragsintentie zijn tien gedragingen opgesteld die
voortbouwen op de vraag in welke mate respondenten zichzelf bereid achten het genoemde
gedrag uit te voeren of dit al gedaan hebben. De factoren op individueel, community en
institutioneel niveau hebben respectievelijk vier, drie en twee schalen, overeenkomstig met
het aantal factoren dat deze niveaus bevatten. Tabel 2 laat een overzicht zien van de schalen
met daarbij een voorbeelditem.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 20
Tabel 2. Schalen en voorbeelditems
Noot. Alle items zijn gemeten op een vijfpuntsschaal waarbij 1 een negatieve, en 5 een positieve beoordeling van de factor weergeeft. Bij affect zijn tijdens de analyse enkele items omgeschaald om hier mee te corresponderen.
De interne betrouwbaarheid van de schalen is door middel van Cronbach’s Alpha
berekend. Cronbach’s Alpha is een maat voor homogeniteit en geeft een indicatie of de items
binnen een schaal daadwerkelijk één onderliggende dimensie vormen. Dit wordt gedaan door
middel van een berekening die beoordeelt of de antwoorden van respondenten op deze items
consistent zijn. Cronbach’s Alpha heeft een minimumwaarde van 0 en een maximumwaarde
van 1, waarbij geldt dat een hogere score staat voor meer homogeniteit. In tabel 3 is de
Cronbach’s Alpha van de verschillende schalen te zien. Bij een alpha score lager dan .6 wordt
de schaal als niet homogeen beschouwd en de behorende items dus niet hetzelfde construct
lijken te meten. Bij een alpha < .6 is ervoor gekozen worden om items met een te lage item-
totaal correlatie uit de vragenlijst te verwijderen om zo de alpha van de schaal te vergroten.
Dit was het geval op de schalen van self-efficacy (.59) en outcome expectancy (.55). Hiertoe
Factor Voorbeeld
Acceptatie Ik stem in met de komst van AZC Esmarkerveld
Gedragsintentie Aansluiten bij organisaties als Rode Kruis of
Vluchtelingenwerk.
Affect Wanneer ik denk aan de komst van het AZC krijg ik een
angstig gevoel.
Risicoperceptie Hoe waarschijnlijk vindt u het dat u zich niet meer veilig voelt
in de buurt
Self-efficacy Als ik dat zou willen, weet ik op welke manier ik in contact kan
komen met bewoners van het AZC
Outcome expectancy Door met asielzoekers in contact te komen zullen wij elkaar
beter begrijpen
Sense of community Mijn buren zullen me helpen wanneer dat nodig is
Community participation Ik heb met anderen samengewerkt om de leefbaarheid van onze
buurt te vergroten
Collective efficacy Wij zijn als buurt in staat om besluiten te nemen, ook al
verschillen de meningen
Trust Ik vertrouw erop dat de gemeente rekening houdt met de
behoeften van buurtbewoners
Empowerment Ik heb het gevoel dat ik invloed uit kan oefenen op wat er
gebeurt in mijn buurt.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 21
zijn is op beide schalen één item verwijderd om de alpha van de schaal te verhogen, die na
exclusie van het item respectievelijk voor self-efficacy .75, en voor outcome expectancy .67
werd.
Tabel 3. Betrouwbaarheidsanalyse variabelen
Variabelen Chronbach’s
Alpha
Deleted items New
alpha
Acceptatie .82
Gedragsintentie .81
Affect .82
Risicoperceptie .94
Self-efficacy .59 1. Buurtsurveillance .75
Outcome Expectancy .55 5. Geen zin aanpassen nieuwe
situatie
.67
Sense of Community .84
Community
Participation
.84
Collective Efficacy .88
Trust .90
Empowerment .75 Noot. Variabelen met Chronbach’s Alpha < .6 worden als onbetrouwbaar beschouwd en dienden door middel van item-
exclusie aangepast te worden.
Er komen conflicterende resultaten uit de literatuur naar voren over de invloed van
verschillende demografische kenmerken, zoals leeftijd en geslacht, die van invloed zouden
kunnen zijn op verschillende betrokken factoren (Sjöberg et al., 2004; Wachinger et al.,
2013). Om deze reden zijn verschillende kenmerken ook tijdens dit onderzoek opgenomen in
de vragenlijst, namelijk leeftijd, geslacht, kinderen, leeftijd jongste kind, koop/huurhuis,
woonjaren in Enschede, woonjaren in de wijk. Deze konden vrij beantwoord worden. De
sociaaleconomische kenmerken bruto jaarinkomen per huishouden en hoogst voltooide
opleiding zijn ook gemeten. Voor deze factoren kon een antwoordalternatief gekozen worden.
Een overzicht van de demografische en sociaaleconomische kenmerken zijn terug te vinden in
tabel 1. In deze tabel is ook de schaalverdeling van de sociaaleconomische variabelen
opgenomen.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 22
3.3 Procedure
Er is een willekeurige volgorde van het afgaan van de verschillende straten in beide
wijken aangehouden. De onderzoeker is tussen half zes en negen uur ’s avonds van deur tot
deur gegaan en heeft gevraagd of mensen de vragenlijst zouden willen invullen. Deze tijden
werden aangehouden omdat eerder op de middag het werkende deel van de bewoners nog niet
thuis zou zijn en later dan negen uur nog aanbellen zou als onbeleefd kunnen worden ervaren.
Huizen waar niemand thuis was, zijn overgeslagen. Wanneer er ingestemd is met deelname
werd er een vragenlijst achtergelaten door de onderzoeker en afgesproken of de vragenlijst
diezelfde avond, dan wel een volgende avond ingevuld en wel opgehaald zou kunnen worden.
Tijdens het afgeven van de vragenlijsten is door de onderzoeker de garantie van anonimiteit
benadrukt.
3.4 Analyse
Na berekening van de verschillende alpha’s en waar nodig een aanpassing van de items die
samen de schaal opmaken zijn de items in SPSS samengevoegd om zo de verschillende
factoren te kunnen representeren. Omdat alle items op een vijfpuntsschaal gemeten zijn
konden de antwoorden van de verschillende items bij elkaar opgeteld worden en gedeeld
worden door het totale aantal items van de schaal om zo tot een gemiddelde van de factor te
komen. Er zijn regressieanalyses en individuele t-toetsen uitgevoerd om de invloed van de
verschillende factoren op zowel acceptatie als gedragsintentie van beide wijken in kaart te
kunnen brengen.
ACCEPTANCE OF AND PREPARATION FOR A REFUGEE CENTRE 23
4. Resultaten
4.1 Beschrijvende Statistieken
In tabel 4 is een overzicht geplaatst van de gemiddelden van alle factoren per wijk en
het verschil van gemiddelden tussen beide wijken, en het verschil tussen deze wijken is
uitgedrukt in een t-toets. Het gemiddelde voor acceptatie ligt in Voskamp (M =2.26, SD =
.92) significant hoger dan in Dolphia (M = 1.84, SD = .80), t(155) =2.98, p <.01. Het
gemiddelde voor gedragsintentie ligt in Voskamp (M =2.53, SD = .71) ook significant hoger
dan in Dolphia (M = 2.05, SD = .80), t(151) =4.19, p <.01. Er is dus een significant verschil
tussen de twee wijken op zowel de mate van acceptatie als gedragsintentie, waarbij Dolphia
op beide afhankelijke variabelen negatiever scoort dan Voskamp.