ABSOLUTISME Middeleeuws koningschap Rol van de kunst TOETS 263 BRON I In 1623 schreef de Franse kardinaal en staatsman Pierre de Bérulle 'Discours de l'État et des grandeurs de Jésus', dat hij met de volgende woorden opdroeg aan koning Lodewijk XIII. "Een vorst is een God volgens de taal van de Bijbel: een God niet naar zijn wezen, maar naar zijn macht; een God niet van nature, maar uit genade; een God niet voor immer, maar voor een bepaalde tijd. Een God niet voor de Hemel, maar voor de Aarde. Een God die niet uit zichzelf bestaat, maar afhankelijk is van hem, die bestaat door zichzelf; die, de God der Goden zijnde, de koningen naar gelijkenis, naar macht en naar eigenschap tot Goden maakt, zichtbare goden, afbeeldsels van de onzichtbare God." BRON II Schilderij van Charles Le Brun uit 1677, getiteld 'Apothéose de Louis XIV'. De oorspronkelijke betekenis van het woord 'apotheose' is: verheffing tot de rang der goden. 1 Met welke term omschrijven we het koningschap dat De Bérulle in zijn geschrift (I) Lodewijk XIII aanraadde? Leg je antwoord uit. 2 In welk opzicht week het door De Bérulle (I) geadviseerde koningschap af van de positie van de koningen, zoals die zich in de Late Middeleeuwen ontwikkeld had? 3 Charles le Brun was de belangrijkste hofschilder van Lodewijk XIV. Leg aan de hand van bron II uit welke functie dit schilderij in de heerschappij van Lodewijk had. 4 Je zou kunnen stellen dat De Bérulle (I) alvast de kritiek pareerde, die je vanuit het christelijk geloof op het schilderij van Le Brun (II) zou kunnen uitoefenen. Maak dat duidelijk.
28
Embed
ABSOLUTISME TOETS Rol van de kunst 263 - Histoforumhistoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Absolutisme-Parlementaris… · ABSOLUTISME Hendrik IV/Lodewijk XIV Edict van Nantes TOETS
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
ABSOLUTISME Middeleeuws koningschap
Rol van de kunst
TOETS
263
BRON I
In 1623 schreef de Franse kardinaal en staatsman Pierre de Bérulle 'Discours de l'État et des grandeurs de
Jésus', dat hij met de volgende woorden opdroeg aan koning Lodewijk XIII.
"Een vorst is een God volgens de taal van de Bijbel: een God niet naar zijn wezen, maar naar zijn macht; een
God niet van nature, maar uit genade; een God niet voor immer, maar voor een bepaalde tijd. Een God niet voor
de Hemel, maar voor de Aarde. Een God die niet uit zichzelf bestaat, maar afhankelijk is van hem, die bestaat
door zichzelf; die, de God der Goden zijnde, de koningen naar gelijkenis, naar macht en naar eigenschap tot
Goden maakt, zichtbare goden, afbeeldsels van de onzichtbare God."
BRON II
Schilderij van Charles Le Brun uit 1677, getiteld
'Apothéose de Louis XIV'. De oorspronkelijke betekenis
van het woord 'apotheose' is: verheffing tot de rang der
goden.
1 Met welke term omschrijven we het
koningschap dat De Bérulle in zijn geschrift (I)
Lodewijk XIII aanraadde? Leg je antwoord uit.
2 In welk opzicht week het door De Bérulle (I)
geadviseerde koningschap af van de positie van
de koningen, zoals die zich in de Late
Middeleeuwen ontwikkeld had?
3 Charles le Brun was de belangrijkste
hofschilder van Lodewijk XIV. Leg aan de
hand van bron II uit welke functie dit schilderij
in de heerschappij van Lodewijk had.
4 Je zou kunnen stellen dat De Bérulle (I) alvast
de kritiek pareerde, die je vanuit het christelijk
geloof op het schilderij van Le Brun (II) zou
kunnen uitoefenen. Maak dat duidelijk.
ABSOLUTISME Parlementarisme
Nationale gevoelens
TOETS
188
BRON I
Fragmenten uit het boek 'Le Droit Public' van de beroemde Franse rechtsgeleerde Jean Domat, een jaar na zijn
dood (1696) gepubliceerd.
"In dit beginsel moeten we de oorsprong zoeken van de regels die de plichten bepalen van zowel degenen die
heersen als van degenen die aan de regering onderworpen zijn. Want door de plaats die God aan ieder persoon in
de maatschappij heeft toegekend, bepaalt Hij voor hem (…) al zijn functies en plichten. En net zoals Hij iedereen
opdraagt nauwgezet de voorschriften van Zijn wet uit te voeren die de plichten vormen van alle mensen in het
algemeen, zo schrijft Hij voor iedereen afzonderlijk de plichten voor die behoren bij zijn situatie en status, in
overeenstemming met zijn rang in de maatschappij, waarvan hij del uitmaakt. Dit omvat de functies en plichten
met betrekking tot andere individuen en met betrekking tot de maatschappij als een geheel (…)
Verder vloeit uit deze beginselen voort dat, aangezien alle mensen niet hun plichten vervullen en sommigen
daarentegen onrechtvaardigheden begaan, om de orde in de maatschappij te bewaren onrechtvaardigheden en alles
wat tegen deze orde in wordt ondernomen onderdrukt moeten worden: dit was alleen mogelijk door aan sommigen
gezag over anderen te geven en dit maakte de regering noodzakelijk.
Deze noodzaak van een regering over mensen, die naar hun aard gelijk zijn maar alleen van elkaar onderscheiden
zijn door de verschillen die God in overeenstemming met hun rangen en beroepen heeft gemaakt, maakt duidelijk
dat de regering voortvloeit uit Zijn wil; en omdat alleen Hij de natuurlijke opperheerser over de mensen is,
ontlenen al degenen die regeren hun macht en hun gezag aan Hem en vertegenwoordigen zij in hun functies God
Zelf (…)
De eerste plicht van gehoorzaamheid jegens de regering is de plicht om diegenen te gehoorzamen, die de eerste
plaats innemen, vorsten of anderen die de hoofden zijn van het lichaam dat de maatschappij vormt, en hen te
gehoorzamen zoals de ledematen van het menselijk lichaam het hoofd gehoorzamen waarmee zij een eenheid
vormen."
BRON II
Edict van de Franse koning Lodewijk XIII, waarin hij de afbraak van het merendeel van de kastelen in Frankrijk
beveelt, 1626.
"Aangezien in het verleden de vergaderingen van de standen van dit koninkrijk en die van de aanzienlijke
personen, aangewezen om over belangrijke zaken van dit koninkrijk advies te geven aan onszelf en aan wijlen de
vorige koning, onze zeer eerwaarde heer en vader, (…) onze voornoemde heer en vader en onszelf herhaaldelijk
hebben gevraagd en zeer nederig hebben gesmeekt om de afbraak te bewerkstelligen van een groot aantal kastelen
op verschillende plaatsen in dit koninkrijk, die, omdat ze noch langs vijandelijke grenzen noch op belangrijke
passen of plaatsen staan, er alleen maar voor zorgen dat onze uitgaven vergroot worden door de handhaving van
nutteloze garnizoenen en ook als schuilplaats dienen voor verschillende personen, die bij de minste aanleiding voor
onrust zorgen in de provincies waar ze staan (…)
Om deze redenen verkondigen, verklaren, bevelen en willen wij dat alle versterkingen, zowel steden als kastelen,
die in het binnenland van ons koninkrijk staan en niet op belangrijke plaatsen dienen voor de verdediging van de
grens of andere gewichtige zaken, met de grond gelijk gemaakt en vernietigd moeten worden; zelfs oude muren
moeten vernield worden, voor zover dit noodzakelijk geacht wordt voor het welzijn en de rust van onze
onderdanen en de veiligheid van deze staat, zodat onze voornoemde onderdanen voortaan niet bang hoeven te zijn
dat de voornoemde plaatsen hen enig ongemak zullen brengen en zodat wij niet langer de kosten voor het
onderhoud van de garnizoenen in die plaatsen hoeven te betalen."
BRON III
Marie de Rabutin Chantal, marquise de Sévigné vertoefde lange tijd aan
het hof van Lodewijk XIV; over haar belevenissen berichtte zij met grote
regelmaat in vertrouwelijke brieven aan haar dochter. In onderstaande
brief vertelt ze over het lot van Vatel, een van de beste koks van Frankrijk
in dienst van de hertog van Bourgondië. Vatel was verantwoordelijk voor
de gang van zaken tijdens een bezoek van Lodewijk XIV aan de prins van
Condé in Chantilly, 1671.
"Het is zondag 26 april; deze brief zal niet verder gaan dan woensdag. Het
is niet echt een brief, maar een verslag, dat Moreuil me zonet met het oog
op jou heeft gedaan van wat in Chantilly met betrekking tot Vatel is
gebeurd. Ik schreef je vrijdag dat hij zichzelf heeft doodgestoken; hier
volgt het verhaal in detail.
De wandeling, de lichte maaltijd op een plek bedekt met narcissen – alles
verliep volmaakt. De avondmaaltijd begon; op een of twee tafels ontbrak
het vlees vanwege een aantal onverwachte gasten. Dit maakte Vatel
overstuur. Verschillende keren sprak hij: 'Mijn eer is verloren; dit is een
vernedering die ik niet kan verdragen.' Tegen Gourville zei hij: 'Mijn
hoofd duizelt; ik heb twaalf nachten niet geslapen; help me bij het
opgeven van bestellingen.' Gourville troostte hem zo goed als hij kon,
maar het ontbrekende vlees, niet op de tafel van de koning, maar op de
vijfentwintigste, bleef zijn geest bezighouden. Gourville sprak hierover
met Mijnheer de Prins en Mijnheer de Prins zocht Vatel in zijn eigen
kamer op en zei tegen hem: 'Vatel, alles gaat goed; nooit was er iets zo
mooi als het avondmaal van de koning.' Hij antwoordde: 'Mijnheer, uw
goedheid overweldigt me. Ik besef dat er op twee tafels geen vlees was.'
'Niets daarvan,' zei Mijnheer de Prins, 'maak je geen zorgen, alles is in
orde.'
Het wordt middernacht. Het vuurwerk is geen succes omdat het bewolkt
is (het heeft zestienduizend francs gekost). Om vier uur ’s morgens loopt
Vatel overal rond te dwalen. Iedereen slaapt. Hij komt een kleine
leverancier tegen met twee ladingen vis en vraagt hem: 'Is dit alles?'
'Jawel, meneer.' De man weet niet dat Vatel in alle havensteden in
Frankrijk bestellingen heeft gedaan. Vatel wacht een tijdje, maar de
andere leveranciers komen niet opdagen; hij raakt opgewonden; hij denkt
dat er niet meer vis zal zijn. Hij zoekt Gourville op en zegt tegen hem:
'Meneer, ik zal deze schande niet kunnen overleven.' Gourville lacht
alleen maar tegen hem. Dan gaat Vatel naar boven naar zijn eigen kamer,
plaatst zijn zwaard tegen de deur en loopt daar in op de plaats van zijn
hart, maar pas bij de derde steek, want hij bezorgde zichzelf twee wonden
die niet dodelijk waren. Hij valt dood neer.
Ondertussen wordt van alle kanten de vis binnengebracht en mensen
zoeken Vatel waar deze naar toe gebracht moet worden. Ze gaan naar zijn
kamer, ze kloppen aan, ze trappen de deur open, ze vinden hem op de
grond badend in zijn bloed. Mijnheer de Prins wordt geroepen, die in de
grootste wanhoop verkeert. Mijnheer de Hertog barst in tranen uit; zijn
hele reis naar Bourgondië hing van Vatel af. Diep bedroefd bracht
Mijnheer de Prins de koning op de hoogte; ze waren het er over eens dat
het allemaal kwam omdat Vatel zijn eigen erecode had, en zij prezen zijn
moed ten zeerste ook al namen ze het hem kwalijk. De koning zei dat hij
zijn komst vijf jaar had uitgesteld, omdat hij wist dat zijn bezoek
buitengewoon grote moeilijkheden zou veroorzaken. Hij zei tegen
Mijnheer de Prins dat deze voor niet meer dan twee tafels behoefde te
zorgen en zichzelf niet met de verantwoordelijkheid voor iedereen moest
belasten, en dat hij het Mijnheer de Prins niet zou toestaan zo nog een
keer te doen; maar het was te laat voor de arme Vatel.
Gourville echter probeerde het verlies van Vatel op te vangen, en dat lukte
hem. Het diner was uitstekend; dat gold ook voor de lunch. Zij
soupeerden, zij wandelden, zij speelden, zij gingen op jacht. De geur van
narcissen was overal; het was allemaal betoverend."
1 Leg uit wat we verstaan onder nationale
gevoelens en maak daarbij duidelijk
welke rol de geschiedenis bij het
ontstaan daarvan speelt.
2 Uit bron I valt niet af te leiden dat
Domat nationale gevoelens had. Toch
kun je de stelling verdedigen dat de
manier waarop hij tegen de maatschappij
aankeek onherroepelijk tot het ontstaan
van nationale gevoelens zou leiden. Leg
dat uit.
3 Leg uit dat Domat (I) de absolute macht
van Lodewijk XIV verdedigde door
duidelijk te maken waar volgens hem de
oorsprong van alle macht ligt en hoe de
verhouding tussen koning en onderdaan
behoorde te zijn. Twee antwoorden dus,
steeds met een citaat (zin of zinsnede)
uit bron I.
4 Leg uit wat we onder parlementarisme
verstaan; maak daarbij duidelijk dat in
bron II sporen van de parlementaire
regeringsvorm terug kunnen vinden.
5 Het edict van Lodewijk XIII (bron II)
kan ook gelden als een voorbeeld van de
absolute regeringsvorm. Toon dat met
twee argumenten vanuit de bron aan.
6 In het edict (II) ontbreekt een directe
verwijzing naar het belangrijkste motief
van Lodewijk XIII (en zijn raadgever
kardinaal Richelieu) om opdracht te
geven de meeste kastelen in Frankrijk af
te breken: de versterking van de absolute
macht van de koning. Leg uit waarom
dit motief zeker een rol gespeeld zal
hebben.
7 De brief van Madame de Sévigné (III)
geeft een prachtig inkijkje in de
dagelijkse praktijk van het leven aan het
hof van een absoluut vorst als Lodewijk
XIV. Leg uit waarom je het systeem van
het absolutisme kunt beschouwen als de
oorzaak van de dood van Vatel (hoezeer
Lodewijk zelf ook zijn handen in
onschuld wast).
ABSOLUTISME Hendrik IV/Lodewijk XIV
Edict van Nantes
TOETS
1393
BRON
In 1598 had de Franse koning Hendrik IV de Hugenoten in het Edict van Nantes een aantal privileges verleend.
Nog in 1599 weigerde het Parlement van Parijs dit edict officieel te registreren (waardoor het ongeldig was),
waarop Hendrik de volgende berisping uitdeelde.
"U behoort mij gehoorzamen, steeds als er slechts het respect voor mijn functie en plicht zou moeten zijn, die
mijn onderdanen en in het bijzonder u van mijn Parlement voor mij hebben. Als de gehoorzaamheid verschuldigd
was aan mijn voorgangers, dan is mij evenveel of meer toewijding verschuldigd, omdat ik de Staat heb hersteld,
waar God mij heeft uitverkoren om aan het hoofd te gaan staan van het koninkrijk, dat het mijne is door erfenis
en verwerving. De heren van mijn Parlement zouden zonder mij hun zetels niet bezetten. Ik zal alle facties en alle
oproerige preken in de kiem smoren door al diegenen klein te krijgen die dit veroorzaken. Ik ben op stadsmuren
gesprongen, ik zal ook op de barricaden springen.
Weliswaar zijn mijn rechters mijn rechterarm, maar als het bederf de rechterarm aantast, moet de linker hem
afsnijden. Wanneer mijn regimenten mij niet dienen, ontsla ik ze. Wat zult u er mee winnen wanneer u mij mijn
genoemde edict niet geldig maakt? "
1 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat uit de reprimande van Hendrik IV aan het
Parlement van Parijs blijkt dat hij een absoluut koning was.
2 In 1598 had Hendrik IV in het Edict van Nantes de Franse Hugenoten een aantal privileges geschonken,
onder meer om een einde te maken aan de uiterst bloedige godsdienstoorlogen van de afgelopen
decennia. Beoordeel of dit edict paste in de opvatting over het koningschap, die hij in zijn reprimande
verkondigde. Leg je antwoord uit.
3 Lodewijk XIV maakte in 1685 een definitief einde aan het Edict van Nantes. Leg uit dat dit voortvloeide
uit zijn visie op de absolute monarchie.
ABSOLUTISME Richelieu
Lodewijk XIII
TOETS
1583
BRON
Kort voor zijn dood in 1642 publiceerde de Franse eerste minister kardinaal De Richelieu zijn 'Testament
politique', waaruit hieronder enkele fragmenten staan. Met 'U.M.' bedoelde Richelieu 'Uwe Majesteit', koning
Lodewijk XIII; in de 'Conseils' vergaderde deze met zijn ministers. Hugenoten zijn Franse Protestanten,
aanhangers van de leer van Calvijn.
"Toen U.M. besloot mij in dezelfde tijd zowel de toegang te verlenen tot zijn Conseils als tot een belangrijke
plaats in zijn vertrouwen voor het bestuur van zijn zaken, kan ik met waarheid zeggen dat de Hugenoten de staat
met U.M. deelden, dat de hoge edelen zich gedroegen alsof ze niet uw onderdanen hoefden te zijn en dat de
machtigste gouverneurs van de provincies deden alsof zij soeverein in hun aangelegenheden waren (...)
Ik kan zeggen dat iedereen zijn verdienste afmat naar zijn stoutmoedigheid, dat, in plaats van de weldaden die zij
van U.M. ontvingen te schatten naar hun eigenlijke waarde, zij deze slechts waardeerden voor zover zij tegemoet
kwamen aan de buitensporige eisen van hun fantasie en dat de meest vrijpostige als de meest verstandige
beschouwd werden en zich vaak de gelukkigste voelden (...)
Ondanks al deze moeilijkheden, die ik U.M. liet weten, in het besef wat koningen kunnen doen als zij goed
gebruik maken van hun macht, waagde ik u te beloven, zonder in mijn raadgevingen overmoedig te zijn, dat u
spoedig herstel van de wanorde in uw staat zou bemerken en dat in korte tijd uw wijs beleid, uw kracht en de
zegen van God een nieuw gezicht aan dit koninkrijk zouden geven,
Ik beloofde U.M. al mijn werkkracht en al het gezag dat U behaagde mij te geven te gebruiken om de partij van de
Hugenoten te gronde te richten, de hoge edelen een toontje lager te laten zingen, al uw onderdanen terug te
brengen tot hun plicht en uw naam onder buitenlandse naties te verheffen tot het punt waar deze behoort te zijn."
1 Richelieu beschrijft in deze bron de situatie, zoals hij die in 1624 bij de aanvaarding van zijn ambt als
eerste minister van Lodewijk XIII aantrof. Ontleen aan zijn woorden hoe groot volgens hem de macht
van een koning behoorde te zijn. Ondersteun je antwoord met een citaat uit de bron.
2 Welke twee groepen bedreigden volgens Richelieu de macht van Lodewijk XIII het meest? Geef bij elk
van beide ook aan waarom ze een gevaar voor de macht van de koning vormden.
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
Fronde
'Civil War' Engeland
TOETS
1655
BRON I
Henri-Auguste de Loménie de Brienne (1594-1666) was staatssecretaris van Buitenlandse Zaken onder kardinaal
Mazarin, die Frankrijk tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV regeerde. In zijn mémoires vertelt hij over
de bijeenkomst van Lodewijk met zijn ministers, de dag na de dood van Mazarin (1661).
"De Koning (...) richtte het woord tot Meneer de Kanselier: 'Meneer, ik heb u met mijn ministers en
staatssecretarissen bijeen laten komen om u te zeggen dat tot op heden ik mijn zaken wel heb laten regeren door
wijlen Meneer de Kardinaal; het is tijd dat ik ze zelf regeer. U zult mij helpen met uw raadgevingen wanneer ik u
daarom vraag' (...)
Vervolgens wendde de Koning zich tot ons en zei tegen ons: 'En u, mijn staatssecretarissen, ik verbied u iets te
ondertekenen, geen vrijgeleide, geen paspoort, zonder mijn bevel, ik draag u op tegenover mijzelf elke dag
verantwoording af te leggen en niemand in uw maandelijkse taken te begunstigen.'"
BRON II
In zijn 'Mémoires' (bedoeld als instructie voor de kroonprins) schreef Lodewijk XIV het volgende over zijn
opvatting over het koningschap.
"Het is alleen aan het hoofd dat het betaamt zich te beraden en te besluiten en alle functies van de overige leden
bestaan slechts uit de uitvoering van de bevelen die hen zijn gegeven (...) Degene die koningen aan de mensen
heeft gegeven (dat wil zeggen God) heeft gewild dat men hen respecteert als zijn plaatsvervangers, aan hem
alleen het recht toekennend hun gedrag te onderzoeken. Het is zijn wil dat ieder die als onderdaan geboren is,
gehoorzaamt zonder onderscheid (...) Deze onderworpenheid die de soeverein dwingt de wet van zijn onderdanen
aan te nemen, is de uiterste ramp die een man van onze rang kan treffen (...) Hoe slecht een vorst ook mag zijn, de
opstand van zijn onderdanen is altijd oneindig misdadig."
1 Leg met behulp van bron II uit wat Lodewijk XIV verstond onder een koningschap volgens het 'droit
divin'.
2 Ga door een vergelijking van de bronnen I en II na of Lodewijk al meteen in zijn eerste optreden als
koning regeerde volgens de theorie die hij een aantal jaren later ontvouwde. Leg je antwoord uit.
3 In de jaren dat Mazarin als regent voor Lodewijk XIV optrad (1643-1661) speelde zich in Frankrijk de
Fronde af en werd Engeland getroffen door de 'Civil War'. Leg uit dat opmerkingen uit bron II wel eens
naar elk van beide gebeurtenissen zouden kunnen verwijzen. Geef bij beide antwoorden een uitleg.
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
Feodale koningschap
TOETS
1720
BRON
Aan het begin van zijn regeringsperiode, in 1666, schreef Lodewijk XIV een soort instructie voor zijn zoon, de
kroonprins. Uit dit geschrift, 'Mémoires de Louis XIV pour l'instruction du Dauphin', komt onderstaand
fragment.
"Ik beweer niet dat we niet vanwege ons eigen belang en grootsheid moeten willen dat onze grootheid wordt
gedeeld door degenen die bij ons in de gunst staan, maar we moeten zorgvuldig waken tegen overdrijving. Mijn
advies om dit te garanderen bestaat uit drie belangrijke opmerkingen.
De eerste is dat u volledige kennis van zaken hebt, omdat een koning die dat niet heeft, altijd afhankelijk is van
degenen die hem dienen en zich niet kan verweren tegen hun sluwe streken.
De tweede is dat u uw vertrouwen over velen verdeeld, zodat iedereen die u vertrouwen hebt geschonken de
opkomst van zijn rivaal in de gaten zal houden, wat er voor zorgt dat de jaloezie van de ene de ambitie van de
ander zal beteugelen.
En de derde is dat zelfs als u een klein aantal personen toegang verleent tot uw geheime zaken of hen in uw
dagelijkse gesprekken betrekt, u nooit moet toestaan dat iemand het idee krijgt dat zij de bevoegdheid hebben om
naar eigen goeddunken te spreken over hun goede of slechte indrukken van de anderen; maar integendeel, u moet
uitdrukkelijk een soort band in stand houden met allen die belangrijke staatsambten vervullen en aan iedereen
dezelfde vrijheid geven om al datgene voor te stellen waarvan zij geloven dat het in uw dienst is; zodat niemand
van hen zou geloven dat ze zich niet tot u zouden kunnen wenden voor hun behoeften en dat zij alleen denken
aan uw vriendelijkheden; en ten slotte zou de meest veraf staande én de meest vertrouwde ervan overtuigd
moeten zijn dat zij volledig afhankelijk zijn van u."
1 Leg uit dat het absolute koningschap van Lodewijk XIV in een belangrijk opzicht verschilde van het
feodale koningschap uit de Middeleeuwen.
2 Net als iedere andere koning was ook Lodewijk XIV afhankelijk van dienaren (ministers), voor
adviezen en voor de uitvoering van zijn besluiten. Maak duidelijk dat je uit de instructie voor de
kroonprins kunt afleiden dat hij zowel aan zichzelf als aan zijn dienaren eisen stelde, die er op gericht
waren dat deze afhankelijkheid niet ten koste ging van zijn absolute macht. Let er op dat je twee
antwoorden moet geven, in beide gevallen met uitleg.
ABSOLUTISME Feodale koningschap
Historische context
Rol van de kunst
TOETS
1765
BRON I
Schilderij van de Zwitserse kunstenaar Joseph
Werner (1637-1710), getiteld 'Triomf van koning
Lodewijk XIV van Frankrijk, die de zonnewagen
bestuurt, voorafgegaan door Aurora'.
BRON II
Pierre-Denis Martin (1663-1742) schilderde vooral
historische onderwerpen en koninklijke residenties,
zoals de hier afgebeelde tuin van het paleis van
Versailles.
1 Leg uit dat het absolute koningschap van Lodewijk XIV aanzienlijk verschilde van het feodale
koningschap in de Middeleeuwen.
2 Noem een omstandigheid die in de zeventiende eeuw het absolute koningschap niet alleen in theorie,
maar ook in de praktijk mogelijk maakte.
3 Lodewijk XIV gebruikte de kunst om zijn absolute macht duidelijk te maken. Toon dat aan voor de
schilderijen van Werner (I) en Martin (II).
ABSOLUTISME
PARLEMENTARISME Jacobus I
Lodewijk XIV
Europese machtsverhoudingen
Rol van de kunst
TOETS
1926
BRON I
Bij de aanvaarding van zijn troon op
19 maart 1603 sprak koning
Jacobus I van Engeland een rede tot
het Engelse Parlement uit. Over het
koningschap zei hij het volgende.
"Ik erken dat het bijzondere en
grootste punt van verschil dat
bestaat tussen een rechtvaardige
koning en een zich macht
aanmatigende tiran dit is: dat terwijl
de trotse en ambitieuze tiran denkt
dat zijn koninkrijk en volk slechts
dienen om aan zijn verlangens en
onredelijke begeertes te voldoen,
erkent daarentegen de rechtmatige
en rechtvaardige koning dat hijzelf
geroepen is om te zorgen voor de
rijkdom en voorspoed van zijn volk
en dat zijn grootste en voornaamste
geluk in dit aardse leven moet
bestaan in hun voorspoed. Als u rijk
bent, kan ik niet arm zijn; als u
gelukkig bent dan kan ik niet anders
dan gelukkig zijn; en ik verklaar
plechtig dat uw welzijn voor altijd
mijn grootste zorg en tevredenheid
zal zijn; en dat ik een dienaar ben is
volkomen waar, net zoals dat ik het
Hoofd en de Bestuurder ben van alle
mensen onder mijn Heerschappij,
die mijn natuurlijke vazallen en
onderdanen zijn (…). Als we dus het
hele volk als één lichaam en massa
beschouwen, dan moet, aangezien
het hoofd in dienst staat van het
lichaam en niet het lichaam in dienst
van het hoofd, een rechtvaardige
koning weten dat hijzelf in dienst
behoort te staan van zijn volk en niet
zijn volk in dienst van hem."
BRON II
Op 15 mei 1685 werd de 'doge' (hoogste bestuurder) van Genua
gedwongen herstelbetalingen te verrichten aan de Franse koning
Lodewijk XIV, onder meer vanwege Genuese wapenleveranties aan
piraten in de Middellandse Zee. De Franse schilder Claude-Guy Hallé
maakte in datzelfde jaar dit schilderij van deze gebeurtenis.
1 Leg in het kort uit welk verschil in de macht van de koning bestaat
tussen de absolute en de parlementaire regeringsvorm.
2 Jacobus I heeft altijd een enigszins gespannen verhouding gehad
met het Engelse parlement. Maak duidelijk dat zijn toespraak tot
het parlement (I) gezien kan worden als een poging om het
parlement gerust stellen, maar anderzijds voor dat parlement ook
reden tot argwaan met betrekking tot de bedoelingen van Jacobus
kon zijn. Je antwoord moet dus uit twee delen bestaan.
3 Het schilderij van Claude-Guy Hallé (II) kun je gebruiken om de
absolute macht van Lodewijk XIV te illustreren, maar ook als
voorbeeld van hoe Lodewijk XIV de Europese
machtsverhoudingen zag. Leg dat voor beide uit.
ABSOLUTISME Droit divin
Hugenoten
Adel
Paleis van Versailles
TOETS
1917
BRON I
Kardinaal De Richelieu was vanaf 1624 de eerste minister van de Franse koning Lodewijk XIII. Vlak voor zijn
dood in 1642 schreef hij zijn 'Testament politique'. Hieronder staat een fragment uit dit geschrift. Met 'U.M.'
bedoelde Richelieu 'Uwe Majesteit', Lodewijk XIII dus. In een 'Conseil' kwam de koning met zijn ministers bijeen
om over het bestuur van het land te spreken. 'Soeverein zijn' wil zeggen dat je geen macht boven je hebt staan.
"Toen U. M. besloot mij in dezelfde tijd zowel op te nemen in zijn 'Conseils' als mij een groot vertrouwen te
schenken in de leiding van zijn zaken, kan ik in waarheid zeggen dat de Hugenoten de staat met hem deelden, dat
de hoge edelen zich gedroegen alsof ze niet zijn onderdanen waren en de machtigste gouverneurs van de
provincies alsof zij soeverein in hun ambten waren (…)
Ik kan zeggen dat iedereen zijn verdienste ontleende aan zijn stoutmoedigheid, dat in plaats van de weldaden die
zij van U.M. ontvingen te waarderen naar hun eigenlijke prijs, zij er slechts waarde aan hechtten naar de mate van
de losbandigheid van hun fantasie, en dat de meest vrijpostige de meest gewaardeerde en de meest verstandige
waren, en zich vaak de gelukkigste voelden (…)
Niettegenstaande alle problemen, die ik U.M. liet zien, wetende waartoe Koningen in staat zijn wanneer zij goed
gebruik maken van hun macht, durfde ik, mij dunkt zonder vermetel te zijn, u te verzekeren dat u zou ontdekken
dat de wanorde in uw Staat verholpen is en dat uw wijs beleid, uw kracht en de genade van God binnen korte tijd
een nieuw aanzien aan dit Koninkrijk zouden geven. Ik beloofde hem al mijn vaardigheid en al het gezag dat hij
mij behaagde te geven in te zetten om de partij van de Hugenoten te vernietigen, om de hoge edelen omlaag te
halen, om al zijn onderdanen te dwingen enkel hun plicht te doen en om zijn naam bij alle vreemde volkeren te
verheffen tot het punt waarop deze behoort te zijn."
BRON II
De Franse schilder Pierre-Denis Martin (1663-1742)
schilderde circa 1713 'Vue du bassin d’Apollon et du
Grand Canal de Versailles'. Het hangt in het paleis van
Versailles.
1 In zijn 'Testament politique' (I) liet Richelieu
duidelijk weten dat volgens hem de koning van
Frankrijk absolute macht behoorde te hebben. Neem
een zin uit bron I over en leg vervolgens uit dat je
hiermee het begrip 'absolute macht' duidelijk kunt
maken.
2 Volgens Richelieu (I) vormden zowel de
gouverneurs van de provincies als de Hugenoten
een bedreiging voor de absolute macht van de
koning. Leg van beide groepen apart uit hoe
Lodewijk XIV hen tijdens zijn regering (1661-
1715) aanpakte.
3 Het schilderij dat Pierre-Denis Martin van de tuin
van het paleis van Versailles (II) maakte, laat zien
dat voor Lodewijk XIV ook het ontwerpen van een
tuin paste in zijn streven naar absolute macht. Toon
dat aan met twee argumenten, die je aan het
schilderij ontleent.
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
Hofleven
Mercantilisme
Buitenlandse politiek
TOETS
2092
BRON I
Elisabeth Charlotte van de Palts, een Duitse prinses, was door haar huwelijk met Filips, de hertog van Orléans,
de schoonzuster van Lodewijk XIV geworden. Ze was regelmatig aan het hof in Versailles en schreef over de
omstandigheden daar de volgende brief naar huis. Het 'appartement' bestond uit twee grote kamers, waar
Lodewijk XIV biljartte en drankjes serveerde. Een 'quadrille' is een in die tijd populaire dans.
"Het 'appartement' is een volstrekt niet te verdragen ervaring. We komen allen bijeen in de biljartkamer en liggen
plat voorover of hurken, terwijl niemand een woord spreekt tot de koning zijn spel beëindigd heeft. Dan staan we
allemaal op en gaan naar de muziekkamer, waar iemand een aria zingt uit een of andere oude opera die we al
honderd keer gehoord hebben. Daarna gaan we naar het bal, dat duurt van acht tot tien uur. Degenen die, zoals
ik, niet dansen moeten daar urenlang zitten zonder je ook maar een moment te bewegen en kunnen niets zien of
horen behalve een eindeloos menuet. Om kwart voor tien volgen we elkaar allemaal in een quadrille, als
kinderen die een les opzeggen, en is het bal eindelijk voorbij."
BRON II
François Fénelon was een aartsbisschop, die als opvoeder van een de kinderen van Lodewijk XIV optrad.
Hieronder staat een brief van hem aan Lodewijk XIV, die hij anoniem verstuurde.
"Bijna dertig jaar lang hebben uw voornaamste ministers alle oude gewoonten van de staat vernietigd en
omgekeerd om uw gezag te verhogen tot het hoogste niveau. Ze spreken niet langer van Frankrijk en zijn wetten;
ze spreken alleen van de Koning en van zijn koninklijke vermaak. Ze hebben uw inkomsten en uw uitgaven tot
nooit eerder voorgekomen hoogtes opgestuwd. Ze hebben u opgehemeld tot hoog in de lucht om, naar ze zeggen,
boven de grootsheid van al uw voorgangers uit te schijnen. Ze hebben heel Frankrijk tot armoede gebracht met
de invoering van monsterlijke weelde aan het hof. Uw ministers zijn hardvochtig, hooghartig, onrechtvaardig en
gewelddadig geweest. Zij hebben geen andere regel erkend dan allen die zich tegen hen verzetten te bedreigen, te
verpletteren en te vernietigen. Ze hebben uw naam verfoeilijk gemaakt en het hele Franse volk voor al onze
buren onverdraaglijk. Ze hebben er voor gezorgd dat al bijna twintig jaar bloedige oorlogen woeden.
Ondertussen sterven uw mensen van de honger omdat de bewerking van de grond niet voldoende voedsel
oplevert. De nijverheid ligt stil en biedt niet langer werk aan arbeiders (…) De mensen zelf, het moet gezegd, die
u tot nu toe bemind hebben, beginnen vertrouwen en zelfs respect te verliezen. Uw overwinningen en
veroveringen veroorzaken bij hen niet langer vreugde; ze zijn vol van bitterheid en wanhoop. Ze geloven dat u
alleen van uw macht en van uw glorie houdt. Zo, Sire, staan de zaken ervoor. U leeft als iemand wiens ogen
totaal verblind zijn."
BRON III
De Franse schilder Jean Nocret maakte in 1670 dit werk, met als titel 'Lodewijk XIV en zijn familie, gekleed als
de goden van de Olympus'.
1 Hoezeer Elisabeth Charlotte het leven aan het hof van Lodewijk XIV ook verafschuwde, toch maakte
ze in haar brief (I) heel goed duidelijk dat dat hofleven de absolute macht van Lodewijk moest
benadrukken. Leg uit hoe dat volgens Elisabeth Charlotte in zijn werk ging.
2 Uit zijn beschrijving van de sociaal-economische toestand in Frankrijk (II) kun je afleiden dat voor
Fénelon de mercantilistische politiek van Lodewijk XIV daarvan de oorzaak was. Leg dat uit; zorg er
voor dat uit je antwoord blijkt wat we onder mercantilisme verstaan.
3 Heeft Fénelon (II) gelijk met zijn bewering dat de buitenlandse politiek van Lodewijk XIV alleen
gericht was op diens eigen macht en glorie? Leg je antwoord uit.
4 Toon aan dat zowel Elisabeth Charlotte (I) als Fénelon (II) het schilderij van Nocret (III) gebruikt
kunnen hebben als bewijs van hun kritiek op Lodewijk XIV.
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
TOETS
69
BRON I
In 1679 schreef de Franse bisschop Jacques-Benigne Bossuet (1627-1704), door Lodewijk XIV tot leermeester van
de kroonprins benoemd, een traktaat over de uitgangspunten van de Franse monarchie: 'Politique tirée des
propres paroles de l'écriture sainte'. Hieronder volgen enkele fragmenten.
"Eerste stelling: het koninklijk gezag is heilig.
God stelt de koningen aan als zijn ministers en Hij regeert door hen over de volkeren. De vorsten treden dus op als
ministers van God en zijn luitenanten op aarde. Door hen oefent Hij zijn heerschappij uit.
Het is daarom dat we gezien hebben dat de koninklijke troon geen troon van een mens is, maar de troon van God
zelf. 'God heeft mijn zoon Salomon gekozen, om hem op de troon te plaatsen van waarop de Heer over Israël
heerst.'
(…) Derde stelling: men moet gehoorzamen aan de vorst, uit godsdienstig principe en uit gewetensprincipe.
Nadat Sint-Paulus gezegd heeft, dat de vorst de minister van God is, besluit hij als volgt: 'Het is dus nodig dat gij
hem onderdanig zijt, niet alleen uit schrik voor de toorn, maar ook uit gewetensplicht.' Daarom 'moet men hem
dienen, niet met het oog, als om de mens te behagen, maar met goede wil, met vrees, met eerbied en met een
oprecht hart zoals voor Jezus Christus.'"
BRON II
Tekening van het paleis van Versailles.
1 Maak duidelijk dat zowel het traktaat van Bossuet (I) als het paleis van Versailles (II) de opvattingen van
Lodewijk XIV over het karakter van zijn koningschap moesten ondersteunen. Twee antwoorden dus.
ABSOLUTISME Hofleven Lodewijk XIV
Parlementarisme
TOETS
1039
BRON
Madame de Sévigné (1626-1696) was afkomstig uit de hoge Franse adel. Zij is vooral bekend geworden door de
meer dan 1.200 brieven die zij heeft geschreven, de meeste aan haar dochter, waarin zij een levendig verslag
geeft van het leven van de Franse adel ten tijde van Lodewijk XIV. De meeste informatie in haar brieven heeft zij
overigens van horen-zeggen, je zou ook kunnen zeggen uit het roddelcircuit. Onderstaande brief dateert uit 1671.
De beschreven gebeurtenis vond plaats in Chantilly, het paleis van de Prince de Condé, een van de hoogste
Franse edelen.
"Het is zondag, 26 april; deze brief zal niet voor woensdag verstuurd worden. Het is niet echt een brief, maar een
verhaal, dat Moreuil mij heeft verteld in jouw belang, van wat er in Chantilly gebeurde wat betreft Vatel. Ik
schreef je vrijdag dat hij zichzelf had neergestoken, hier is het verhaal in detail.
De wandeling, de ontmoeting op een plek bedekt met narcissen – alles verliep perfect. Het souper kwam; het
gebraad ontbrak op een of twee tafels vanwege een aantal onverwachte gasten. Dit maakte Vatel overstuur. Hij
zei verschillende keren: 'Mijn eer is verloren, dit is een vernedering die ik niet kan verdragen.' Tegen Gourville
zei hij: 'Mijn hoofd tolt om; ik heb al twaalf nachten niet geslapen; help mij bij het geven van mijn bevelen.'.
Gourville troostte hem zo goed als hij kon, maar het gebraad dat had ontbroken, niet op de tafel van de koning,
maar op de vijf-en-twintigste, spookte door zijn hoofd. Gourville sprak daarover met Mijnheer de Prins en
Mijnheer de Prins begaf zich naar Vatel in zijn eigen kamer en sprak tot hem: 'Vatel, alles gaat goed; nooit was er
iets zo prachtig als het souper van de koning.' Hij antwoordde: 'Mijnheer, uw goedheid overweldigt mij. Ik weet
dat het gebraad ontbrak op twee tafels.' 'Maakt niet uit', zei Mijnheer de Prins, 'maak je niet druk, alles gaat goed'.
Het wordt middernacht. Het vuurwerk gaat niet door vanwege een wolk die er overheen hangt (het kostte
zestienduizend francs). Om vier uur in de ochtend zwerft Vatel overal rond. Alles slaapt. Hij ontmoet een kleine
leverancier met twee ladingen vis en vraagt hem: 'Is dit alles?' 'Ja meneer.' De man wist niet dat Vatel mensen
naar alle zeehavens in Frankrijk had gezonden. Vatel wacht een poosje, maar de andere leveranciers komen niet
opdagen; hij raakt opgewonden; hij denkt dat er niet meer vis zal zijn. Hij zoekt Gourville en zegt tegen hem:
'Mijnheer, ik zal deze schande niet kunnen overleven'. Gourville lacht alleen maar tegen hem. Dan begeeft Vatel
zich naar zijn eigen kamer, zet zijn zwaard tegen de deur, en stormt in op het zwaard, maar pas bij de derde keer
doorboort hij zijn hart, want hij bezorgde zich twee wonden die niet dodelijk waren. Hij valt dood neer.
Ondertussen komt de vis van alle kanten aan, en mensen zoeken Vatel om te vernemen waar het heen moet. Ze
gaan naar zijn kamer, ze kloppen, ze breken de deur open, ze vinden hem badend in zijn bloed. Ze laten Meneer
de Prins komen, die in opperste wanhoop verkeert. Meneer de Hertog barst in tranen uit; zijn hele reis naar
Bourgondië hing van Vatel af. Meneer de Prins informeerde de koning, erg bedroefd; zij waren het er over eens
dat het allemaal kwam doordat Vatel zijn eigen code van eer had, en zij prezen zijn moed ook al namen zij het
hem kwalijk. De koning zei dat hij vijf jaar lang zijn komst had uitgesteld omdat hij wist dat zijn bezoek de
grootste moeilijkheden zou veroorzaken. Hij zei tegen Meneer de Prins dat hij maar twee tafels hoefde te hebben
en zich niet druk moest maken om de verantwoordelijkheid voor iedereen en dat hij het Meneer de Prins niet zou
toestaan dit nog een keer te doen; maar het was te laat voor Vatel.
Gourville evenwel trachtte het verlies van Vatel op te vangen en ving het op. Het diner was excellent, evenzo de
lunch. Zij soupeerden, zij wandelden, zij speelden, zij joegen. De geur van narcissen was overal; het was allemaal
betoverend."
1 Leg het verschil uit tussen de absolute en de parlementaire regeringsvorm.
2 De brief van Madame de Sévigné gaat feitelijk niet over de absolute regering van Frankrijk, maar laat
wel een gevolg daarvan zien. Maak dat duidelijk door zowel het gedrag van Vatel als dat van de Prince
de Condé uit te leggen.
3 Geef een argument voor en een argument tegen de stelling dat de brief van Madame de Sévigné een
betrouwbare bron is met betrekking tot de regeerwijze van Lodewijk XIV.
ABSOLUTISME Standenmaatschappij
Betrouwbaarheid bronnen
TOETS
170
BRON
De 'Gazette de France', de officiële krant van Frankrijk, bracht op 16 juni 1775 verslag uit van de kroning van
Lodewijk XVI in Reims.
"Terwijl hij reisde van Compiègne naar Frismes – waar Zijne Majesteit de nacht van 8 juni doorbracht – ontving
de Koning de meest duizelingwekkende, de meest oprechte en de nu reeds meest verdiende beweijzen van de
liefde van Zijn onderdanen. De Koning verliet Frismes op 9 juni om naar Reims te gaan, en hij kwam daar aan in
een staatsiekoets, begeleid door Mijnheer de Graaf van Artois, de Hertog van Orléans, de Hertog van Chartres en
de Prins van Condé. Nadat de Hertog van Bourbon, de gouverneur van Champagne, hem de sleutels van de stad
gegeven had, trok de Koning, geëscorteerd door de troepen van de Koninklijke hofhouding, Reims binnen en
baande hij zijn weg temidden van een volk dat bedwelmd was door vreugde – die niet afnam maar eerder sterker
werd naarmate de stoet verder trok. Zijne Majesteit betrad de kathedraal, waar hij werd begroet door de
aartsbisschop-hertog van Reims – die aan het hoofd van het kapittel stond – en luisterde naar het Te Deum. Na
het geven van de zegen trok de Koning zich terug naar het aartsbisschoppelijk paleis, waar alle edelen hem hun
complimenten maakten. De volgende dag luisterde de Koning naar de eerste vespers in de kathedraal en op
zondag, 11 juni, om ongeveer zeven uur keerde Zijne Majesteit – met de grootste pracht en praal terug naar
dezelfde kerk en werd hij op de gebruikelijke wijze gekroond."
1 Waarom maakt de in de bron beschreven kroningsceremonie duidelijk dat Lodewijk XVI een absoluut
koning wilde zijn?
2 Hoe blijkt uit de bron 10 Frankrijk in 1775 nog overduidelijk een standenmaatschappij was?
3 Als het er om gaat na te gaan hoeveel steun Lodewijk XVI genoot onder de Franse bevolking is de bron
onbetrouwbaar. Toon dat aan door
- eerst aan te geven welk beeld de bron geeft van de populariteit van Lodewijk XVI en
- daarna twee redenen te noemen waarom de bron op dit punt onbetrouwbaar is.
PARLEMENTARISME Parlementarisme
Engeland
TOETS
13
BRON
In 1640 kwam het Engelse Parlement in conflict met koning Karel I, doordat het parlement hem een aantal
eisen stelde. Hieronder zie je een afbeelding van dit document met de vertaling. De Star Chamber was een
hoge rechtbank, die door Karel I gebruikt werd om politieke tegenstanders te berechten.
1 Leg uit wat we onder het absolute koningschap verstaan en maak vervolgens met behulp van de
bron duidelijk wat de achtergrond van de eisen van het Engelse Parlement in 1640 was.
2 Karel I was als koning ook hoofd van de Anglicaanse Kerk. Ontleen aan de bron hoe het
Parlement daar over dacht. Leg je antwoord uit.
"1 Alles wat de twee Huizen van het
Parlement overeenkomen, is bindend voor de
Star Chamberde Lords van uw Raad en alle
andere rechtbanken.
2 De koning heeft niet de bevoegdheid
om belasting te heffen op buitenlandse (of in
eigen land gemaakte) goederen, zelfs niet met
de instemming van de kooplieden, zonder de
toestemming van het Parlement.
3 Zelfs met de instemming van de
koning kan de geestelijkheid geen wetten of
regels maken die bindend zijn voor de
geestelijkheid (of de gewone mensen) zonder
toestemming van het Parlement. De koning
alleen kan dit niet doen zonder de
instemming van het Parlement.
4 Rechtens behoren wij een- of
tweemaal per jaar een zitting van het
Parlement te hebben.
5. Het parlement plotseling ontbinden,
zonder de klachten recht te zetten, is een
grote reden tot klagen."
PARLEMENTARISME Absolutisme
Glorious Revolution
Locke - Rousseau
TOETS
289
BRON
Nadat het Engelse parlement op 13 februari 1689 de Bill of Rights had aangenomen, aanvaardde het Schotse
parlement (Scottish Convention of the Estates) op 4 april van datzelfde jaar de Claim of Right Act. Een 'papist' is
een (negatieve) aanduiding voor een Rooms-Katholiek. De Engelse koning Jacobus II heette in Schotland Jacobus
VII.
"Aangezien Koning Jacobus de Zevende als openlijke papist de koninklijke macht aanvaardde en als Koning
optrad zonder ooit de bij wet vereiste eed af te leggen, waarbij de Koning bij zijn intrede in de regering verplicht is
te zweren om de Protestantse religie te handhaven en het volk in overeenstemming met de prijzenswaardige wetten
te regeren; en volgens het advies van verdorven en kwaadaardige raadslieden inbreuk maakte op de fundamentele
constitutie van dit Koninkrijk en het van een op de wet gebaseerde beperkte monarchie veranderde in een
willekeurige despotische heerschappij; en in een openbare verklaring een absolute macht beweerde te hebben om
alle wetten te vernietigen, ongeldig te verklaren en op te schorten, in het bijzonder de wetten die de Protestantse
religie instellen, en die macht uitoefende ter ondermijning van de Protestantse religie en om de wetten en vrijheden
van het Koninkrijk te schenden (…)
Daarom concluderen en verklaren de 'Estates of the Kingdom of Scotland' dat Koning Jacobus de Zevende (…) het
recht op de Kroon heeft verbeurd en dat de troon leeg is."
1 Leg uit dat het Schotse parlement in de Claim of Right Act een scherp onderscheid maakte tussen de
absolute en de constitutionele regeringsvorm.
2 In het Verlichtingstijdperk komen verschillende theorieën met betrekking tot de vraag wat de beste
regeringsvorm is. Vergelijk nu de opvattingen die in 1689 in het Schotse parlement leefden met twee van
die theorieën door:
a eerst kort de contracttheorieën van John Locke en Jean-Jacques Rousseau uit te leggen;
b vervolgens uit te leggen of Locke dan wel Rousseau zich het meest in de opvattingen van het
Schotse parlement herkend zal hebben.
PARLEMENTARISME Engeland
Bill of Rights
TOETS
195
BRON I
Fragment uit een toespraak die de Engelse koning Jacobus I tot het Engelse Parlement hield, 1610.
"De monarchie is het hoogste wat op aarde bestaat, want koningen zijn niet alleen de plaatsvervangers van God op
aarde en zitten op Gods troon, maar zelfs door God zelf worden zij goden genoemd. Er zijn drie hoofdargumenten
om de plaats van de monarchie toe te lichten: een ontleend aan het woord van God en de andere twee aan de
politiek en de filosofie. In de Schriften worden koningen goden genoemd en aldus wordt hun macht in zekere zin
vergeleken met de macht van God. Koningen worden ook vergeleken met de vaders van families; want de koning
is waarlijk vader van het vaderland, de politieke vader van zijn volk. En tenslotte, koningen worden vergeleken
met het hoofd van di
e wereld in het klein, het lichaam van de mens (…)
Ik trek dan met betrekking tot het gegeven dat de koninklijke macht goddelijk is de conclusie dat, omdat het
godslasterlijk is om te betwisten wat God toekomt (…), het bij onderdanen opstandig is om te betwisten wat een
koning op het hoogtepunt van zijn macht toekomt. Maar rechtvaardige koningen zullen altijd bereid zijn uit te
leggen wat ze van plan zijn te doen, als zij niet de vloek van God over zich willen afroepen. Ik zal niet aanvaarden
dat mijn macht betwist wordt, maar ik zal altijd bereid zijn om de reden van al mijn handelingen duidelijk te maken
en volgens mijn wetten regeren."
BRON II
In 1688-1689 werd de Engelse koning Jacobus II gedwongen af te treden en werd de Nederlandse stadhouder
Willem III van Oranje door het Parlement uitgenodigd koning van Engeland te worden. Het Parlement stelde
daartoe een verklaring, de 'Bill of Rights' op, waaruit de volgende fragmenten.
"En daarop verklaren de voornoemde geestelijke en wereldlijke hoge edelen en gewone burgers (…), thans
bijeengekomen in een volledige en vrije vertegenwoordiging van dit volk, de beste manieren in de meest ernstige
overweging nemend om de hiervoor genoemde doelen te bereiken, in de eerste plaats (zoals hun voorvaderen in
soortgelijke gevallen gewoonlijk gedaan hebben) ter verdediging en handhaving van hun oude rechten en
vrijheden:
(…)
4. Dat het heffen van belastingen ten bate van de kroon onder het voorwendsel van een koninklijk voorrecht,
zonder toestemming van het parlement (…) onwettig is (…)
6. Dat het bij elkaar roepen of in stand houden van een staand leger binnen het koninkrijk in vredestijd tegen de
wet is, tenzij met de toestemming van het parlement (...)
8. Dat de verkiezing van leden van het parlement vrij behoort te zijn.
9 Dat de vrijheid om in het parlement toespraken te houden, aan debatten en procedures deel te nemen niet in enige
rechtbank of plaats buiten het parlement tot beschuldigingen of verhoren behoort te leiden (…)
In het volle vertrouwen dat voornoemde Zijne Hoogheid de prins van Oranje de door hem tot nu toe doorgevoerde
bevrijding zal voltooien en hen zal blijven vrijwaren van de schending van hun rechten, die zij hier hebben
vastgelegd, en van iedere andere inbreuk op hun godsdienst, rechten en vrijheden:
Besluiten de genoemde geestelijke en wereldlijke hoge edelen en gewone burgers, bijeen in Westminster, dat
William en Mary, prins en prinses van Oranje, tot koning en koningin van Engeland (…) te verklaren."
1 Leg uit dat Jacobus I in bron I zijn absolute macht verdedigde met zowel godsdienstige als
wereldlijke argumenten.
2 In 1688-1689 kreeg Engeland in plaats van de absolute de parlementaire regeringsvorm. Maak met
behulp van de punten 4 en 6 uit de 'Bill of Rights' (II) duidelijk dat deze regeringsvorm leidde tot een
soort evenwicht tussen de macht van de koning en de macht van het parlement.
3 Waarom zal Jacobus I, gelet op zijn woorden (I), heel veel moeite met de punten 8 en 9 van de 'Bill of
Rights' (II) gehad hebben?
4 Waar blijkt uit de woorden van Jacobus I (bron I) dat hij als absoluut koning het nationale gevoel in
Engeland wilde versterken? Verklaar je antwoord.
5 Ga aan de hand van bron II na of in de parlementaire regeringsvorm, zoals die in Engeland met de
'Bill of Rights' werd ingevoerd, ook het parlement het nationale gevoel tot ontwikkeling kon brengen.
Verklaar je antwoord.
ABSOLUTISME –
PARLEMENTARISME Engeland
Karel I
Parlement
Dissenters
Civil War
TOETS
1562
BRON
In november 1628 vaardigde de Engelse koning Karel I 'The King’s Declaration Prefixed to the Articles of
Religion' uit. De eerste twee alinea's van deze verklaring luiden als volgt.
"Door Gods beschikking, overeenstemmend met onze juiste titel, Verdediger van het Geloof en, binnen onder onze
heerschappij staande gebieden, Hoogste Bestuurder van de Kerk zijnde, achten wij het meest in overeenstemming
met ons koninklijk ambt en onze godsdienstige ijver om de aan onze leiding toevertrouwde Kerk te bewaren en te
handhaven, in de eenheid van het ware geloof en in de verplichting de vrede te bewaren; en om niet te lijden onder
onnodige disputen, woordenwisselingen of aan de orde te stellen kwesties, die voedsel zouden kunnen geven aan
partijstrijd in zowel de Kerk als de Staat. Daarom hebben wij het, na rijp beraad en met het advies van zoveel van
onze bisschoppen als op een geschikte manier bijeen geroepen kunnen worden, passend geacht om de volgende
verklaring op te stellen:
Dat de Articles of the Church of England (die eertijds zijn erkend en goedgekeurd en die door onze geestelijkheid
algemeen zijn onderschreven) de ware leer van de Kerk van Engeland in overeenstemming met Gods woord
bevatten; die wij daarom bekrachtigen en bevestigen, van al onze geliefde onderdanen verlangend dat zij deze op
uniforme wijze belijden en de geringste afwijking van genoemde Articles verbiedend; die wij met het oog daarop
gelast hebben om opnieuw gedrukt te worden en te publiceren samen met deze onze verklaring."
1 Leg uit dat je deze King's Declaration niet alleen als een godsdienstige, maar ook als een politieke
verklaring van Karel I kunt interpreteren.
2 Vanaf 1640 werden de tegenstellingen in Engeland dermate onverzoenlijk dat een burgeroorlog
onvermijdelijk werd. Leg uit dat al uit bovenstaande King’s Declaration van 1628 valt af te leiden:
a dat Karel I tegenover het Parlement komt te staan;
b dat Dissenters een cruciale rol in de strijd tegen Karel I gaan spelen.
ABSOLUTISME –
PARLEMENTARISME Engeland
Civil War
Levellers
Verlichting
Natuurrechtdenken
TOETS
1730
BRON
Op het eind van de 'Civil War' tussen koning Karel I en het Engelse Parlement publiceerden de 'Levellers' (die in
het leger van het Parlement dienden) in 1647 hun opvattingen in 'The Agreement of the People, as Presented to
the Council of the Army'. Hieronder staat een aantal fragmenten uit dit document.
"Aangezien derhalve onze vroegere onderdrukkingen en nog maar net beëindigde troebelen zijn veroorzaakt
hetzij door het niet houden van regelmatige nationale vergaderingen van het Parlement, hetzij door deze
vergaderingen vruchteloos te maken, zijn wij het er volledig over eens en vastbesloten om er voor te zorgen dat
vanaf nu onze vertegenwoordigers noch in onzekerheid verkeren over de tijd noch nutteloos zijn met betrekking
tot de doeleinden waarvoor zij zijn gekozen. Met het oog daarop verklaren wij:
- dat het volk van Engeland, dat nu erg onevenwichtig verdeeld is over graafschappen, steden en gemeentes wat
betreft de verkiezing van hun afgevaardigden in het Parlement, meer gelijk verdeeld moet worden in
overeenstemming met het aantal inwoners (…)
- dat de macht van deze en alle toekomstige vertegenwoordigers van deze natie slechts ondergeschikt is aan
degenen die hen verkozen, en zich uitstrekt, zonder de toestemming of medewerking van enig ander persoon (…),
tot de invoering, verandering en herroeping van wetten, tot de oprichting en afschaffing van departementen en
rechtbanken, tot het benoemen, afzetten en ter verantwoording roepen van magistraten en ambtenaren van alle
rangen, tot het verklaren van oorlog en vrede, tot het sluiten van verdragen met vreemde Staten (…)
Wij verklaren dat deze zaken onze natuurlijke rechten zijn en dat wij daarom overeengekomen zijn om deze
vastbesloten te handhaven met al onze mogelijkheden tegen elke vorm van tegenstand."
1 Leg uit dat de Levellers in dit document niet alleen de rechten van het Parlement benadrukten, maar zich
ook expliciet tegen de macht van de koning richtten. Neem in beide antwoorden een passend citaat uit de
bron op.
2 De opvatting dat de mens van nature over bepaalde rechten beschikt, brak pas goed tijdens de
Verlichting. Maak eerst duidelijk wat dit natuurrechtdenken van de Verlichters inhield en stel vervolgens
beargumenteerd vast of je dit denken al in de opvattingen van de Levellers terug kunt vinden
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
Droit divin
Fronde
Le Grand Carrousel
TOETS
1875
BRON I
In zijn 'Mémoires' beschreef Lodewijk XIV de toestand van Frankrijk bij het werkelijke begin van zijn koningschap
in 1661 als volgt. 'Rois fainéants or maires du palais' slaat op de zwakke Merovingische koningen en hun
Karolingische hofmeiers in de periode van de Vroege Middeleeuwen. Met de 'Prins van mijn bloed' bedoelt
Lodewijk XIV de Prins van Condé, een familielid van hem en een belangrijke generaal.
"Vanaf mijn vroege kinderjaren raakte ik ontstemd wanneer in mijn aanwezigheid de termen 'rois fainéants or
maires du palais' gebruikt werden. Maar ik moet de stand van zaken uiteenzetten: ernstige ongeregeldheden in het
gehele koninkrijk voor en na mijn volwassen worden; een oorlog met het buitenland, waarin deze binnenlandse
troebelen Frankrijk duizenden en duizenden voordelen gekost hebben; een Prins van mijn bloed en van grote naam
aan het hoofd van mijn vijanden; veel intriges in de staat; de rechtscolleges nog steeds in het bezit en het genot van
een wederrechtelijk toegeëigend gezag; aan mijn hof erg weinig onbaatzuchtige trouw en (…) mijn onderdanen,
ook al zijn ze uiterlijk uiterst onderdanig, net zo’n verantwoordelijkheid en voorwerp van bang vermoeden voor mij
zijn als de meest opstandigen; een minister hersteld in zijn macht ondanks zoveel partijschap, erg bekwaam en
handig, maar wiens meningen en methodes natuurlijk zeer verschillend van de mijne waren, die ik niettemin niet
kon tegenspreken en van wie ik ook niet het kleinste deel van zijn goede naam kon afpakken, zonder het risico te
lopen opnieuw (…) die stormen tegen hem op te laten steken, die met zoveel moeite tot bedaren waren gebracht. Ik
was zelf nog erg jong, ook al had ik de leeftijd bereikt waarop koningen meerderjarig worden (…), maar niet de
leeftijd waarop privépersonen in vrijheid hun eigen zaken beginnen te regelen. Ik kende slechts in al zijn omvang de
grootsheid van mijn taaklast, zonder mijn eigen bekwaamheden al te hebben geleerd."
1 Leg uit op welke theoretische basis
het absolute koningschap van
Lodewijk XIV was gevestigd.
2 Beredeneer met behulp van bron I
dat Lodewijk XIV zijn streven naar
absolute macht niet alleen op een
theorie baseerde.
3 Maak met een verwijzing naar het
schilderij van Henry de Gissey (II)
duidelijk dat Lodewijk XIV 'Le
Grand Carrousel' niet alleen maar
ter ere van de geboorte van een
kroonprins organiseerde.
BRON II
Ter gelegenheid van de geboorte van de kroonprins gaf Lodewijk
XIV op 5 en 6 juni 1662 in de tuinen voor het koninklijk paleis een
groot feest, 'Le Grand Carrousel', voor 10.000-15.000 personen.
Henry de Gissey, een ontwerper in dienst van de koning, maakte er
dit schilderij van.
ABSOLUTISME-
PARLEMENTARISME Jacobus I
Pilgrim Fathers
English Civil War
Massachusetts t.o. Rhode Island
TOETS
2054
BRON I
Op 11 november 1620 ondertekenden de opvarenden van de 'Mayflower' onderstaande verklaring ('compact')
voordat zij aan land gingen om de kolonie Massachusetts te stichten. De ondertekenaars worden de 'Pilgrim
Fathers' genoemd.
"Wij, de ondertekenaars (…), die voor de glorie van God en de vooruitgang van het Christelijk geloof en voor de
eer van onze koning en ons land een reis hebben ondernomen om de eerste kolonie te vestigen in het noordelijke
deel van Virginia, komen hierbij plechtig en wederzijds in de voorzienigheid van God (…) overeen om onszelf te
verenigen in een burgerlijke staat om een betere orde voor onszelf te hebben en om voornoemde doelen te
bewaren en te bevorderen; en om uit kracht hiervan zodanige rechtvaardige en voor iedereen geldende wetten,
verordeningen, bepalingen, staatsregelingen en ambten op te stellen, vorm te geven en op te zetten als volgens ons
het meest tegemoet komen aan en passen bij het algemeen belang van de kolonie, jegens welke wij alle
verschuldigde onderwerping en gehoorzaamheid beloven. Ten getuige waarvan wij hiertoe met onze namen
hebben ondertekend te Cape Cod op 11 november, tijdens de regering van onze soevereine heer Koning Jacobus."
BRON II
In 1644 verscheen van de hand van Roger Williams (1603-1683), stichter van de Engelse kolonie Rhode Island op
de oostkust van Amerika, het boek 'The Bloody Tenent of Persecution for Cause of Conscience'. Hieronder staat
een aantal stellingen uit dit boek. Met 'Papisten' worden Rooms-Katholieken bedoeld.
"Eén. Dat het bloed van zoveel honderdduizenden zielen van Protestanten en Papisten, voor hun respectievelijke
gewetens is verspild in de oorlogen van de huidige en vroegere tijden, wordt door Jezus Christus, de Vredesvorst,
niet vereist en evenmin aanvaard.
Zes. Het is de wil en de opdracht van God dat een toestemming voor de meest heidense, Joodse, Turkse of
antichristelijke gewetens en geloven wordt geschonken aan alle mensen in alle volkeren en landen (…)
Acht. God eist niet dat in enige burgerlijke staat eenvormigheid van godsdienst bij wet wordt vastgelegd en
afgedwongen (…) afgedwongen eenvormigheid (…) is de grootste oorzaak van burgeroorlog, gewetensdwang,
vervolging van Jezus Christus in zijn dienaren en van de schijnheiligheid en vernietiging van miljoenen zielen.
Twaalf. Ten slotte, waar burgerschap en ware christelijkheid kunnen beiden bloeien in een staat of koninkrijk, ook
al bestaat er toestemming voor wegduikers en andersgezinde gewetens, hetzij van een Jood of van een niet-Jood
(…) het gezag van het burgerlijk bestuur gaat niet verder dan over de lichamen en bezittingen van hun
onderdanen, niet over hun zielen en daarom mag zij geen actie ondernemen om wetten op te stellen met
betrekking tot de zielen en gewetens van mensen (…) de Kerk van Christus bedient zich niet van de arm van de
wereldse macht om mensen te dwingen tot de ware belijdenis van de waarheid, want dit moet met geestelijke
wapens gedaan worden, waarmee Christenen moeten worden aangespoord en niet gedwongen."
1 De 'Pilgrim Fathers' waren Puriteinen die uit Engeland wegtrokken, omdat koning Jacobus I niet veel
ruimte liet om buiten de Anglicaanse Kerk om een meer zuiver Calvinistisch geloof te belijden. Maak
duidelijk
- dat de neiging van Jacobus I tot een absoluut koningschap en zijn houding ten opzichte van de
Puriteinen met elkaar in verband staan en
- dat uit het 'Mayflower Compact' (I) blijkt dat de 'Pilgrim Fathers' zich tegen het absolute
koningschap keerden.
2 Roger Williams (II) publiceerde zijn boek in 1644 in Londen, terwijl de 'Civil War' tussen Karel I en het
Parlement in volle gang was. Beredeneer aan de hand van de bron waarom het Parlement, dat Londen in
handen had, onmiddellijk de verbranding van alle exemplaren van het boek gelastte.
3 De 'Pilgrim Fathers' (I) stichtten de kolonie Massachusetts, Roger Williams (II) stichtte de kolonie Rhode
Island. Ontleen aan de twee bronnen een overeenkomst die beide kolonies zou gaan kenmerken én een
verschil.
ABSOLUTISME –
PARLEMENTARISME Goddelijk recht
Engeland
Karel I
Civil War
TOETS
2095
BRON I
Tijdens het proces dat na zijn nederlaag in de burgeroorlog in 1649 tegen hem gevoerd werd, kreeg Karel I de
gelegenheid zich te verdedigen. Uit zijn toespraak volgt hieronder een gedeelte.
"Ik zou willen weten door welke macht ik hierheen geroepen ben (…) Ik zou willen weten door welk gezag, ik
bedoel wettig; er zijn veel vormen van onwettig gezag in de wereld; dieven en rovers langs de grote wegen (…)
Bedenk, ik ben uw Koning, uw wettige Koning; en welke zonden u op uw hoofden laadt en het oordeel van God
over dit land. Denk daar goed over na, zeg ik, denk daar goed over na, voor u voortgaat van de ene zonde naar
een grotere (…) Ik heb een vertrouwen dat door God in mij gesteld is, vanwege oude en wettige afstamming, ik
zal dat niet verraden door te gehoorzamen aan een nieuw onwettig gezag; daarom leg mij dat uit en u zult meer
van mij horen."
BRON II
Daniël Mijtens (1590-1647) was een Nederlandse
portretschilder, die vooral in Engeland werkte en
daar veel schilderijen van Karel I maakte.
Hieronder staat er één.
1 Leg uit wat we verstaan onder het absolutisme.
2 In welk stukje zin (I) laat Karel I heel duidelijk
merken dat hij zich als een absoluut vorst zag?
Leg je antwoord uit.
3 Karel I sprak zijn verdedigingsrede (I) uit tegen
het Engelse parlement dat als rechtbank tegen hem
optrad. Geef een toelichting op deze rol van het
parlement door
- eerst uit te leggen vanuit welk recht het
parlement mocht optreden tegen de koning en
- vervolgens met een concreet (feitelijk)
voorbeeld aan te tonen dat Karel I door zijn
optreden het parlement ook een argument had
gegeven om hem te berechten.
4 Daniël Mijtens heeft het schilderij van Karel I
(bron II) zeker met diens instemming gemaakt.
Beredeneer hoe Karel I zich heeft laten afbeelden:
als absoluut vorst of als vorst die samen met het
parlement regeert. Toon je antwoord aan met twee
verschillende aanwijzingen uit de bron.
ABSOLUTISME Lodewijk XIV
Enscenering van de macht
Betrouwbaarheid bron
TOETS
2192
BRON I
Een van de edelen aan het hof van Lodewijk XIV, de duc de Saint-Simon, heeft in zijn 'Mémoires' het leven in het
paleis van Versailles uitgebreid beschreven. Hieronder staat een fragment uit dit werk.
"De Koning reisde altijd met zijn rijtuig vol vrouwen: zijn maîtresses, zijn onechte dochters, zijn schoondochters,
soms Madame en de overige hofdames wanneer er plaats was. Dit was het geval voor jachtpartijen en uitstapjes
naar Fontainebleau, Chantilly, Compiègne enzovoort (…) Gedurende deze reisjes was er in zijn rijtuig altijd een
overvloed en verscheidenheid aan eten: vlees, pasteien en fruit. Voor het rijtuig een kwartmijl op weg was, vroeg
de Koning al wie er honger had. Tussen de maaltijden at hijzelf nooit, zelfs geen vrucht, maar hij hield er van om
anderen zich te zien volproppen. Het was verplicht om te eten, met smaak en goede manieren en om vrolijk te
zijn; anders liet hij merken ontstemd te zijn door de schuldige te vertellen dat zij zich aanstelde en dat zij
probeerde zich zedig te gedragen. Dezelfde dames en prinsessen die die dag aan de tafel van de Koning hadden
gegeten waren verplicht opnieuw te eten alsof zij enorme honger hadden. Wat erger is, het was de vrouwen
verboden om hun persoonlijke behoeftes te melden, die zij toch al niet zonder in verlegenheid te komen hadden
kunnen doen, aangezien er wachten en leden van het huishouden van de Koning voor en achter het rijtuig waren
en er officieren en stalmeesters naast de deuren reden. Het stof dat zij deden opwaaien deed iedereen in het rijtuig
stikken, maar de Koning, die van frisse lucht hield, stond er op dat alle ramen open bleven. Hij zou bijzonder
ontstemd zijn geweest als een van de dames een gordijn had dichtgetrokken om zich te beschermen tegen de zon,
de wind of de kou.
Hij deed net alsof hij het ongemak van zijn passagiers niet merkte en reisde altijd heel snel, met het gebruikelijke
aantal aflossingen van de paarden. Misselijkheid in het rijtuig was een blamage, waardoor verdere uitnodigingen
uitgesloten werden (…) Wanneer de koning moest plassen, aarzelde hij niet het rijtuig te laten stoppen en uit te
stappen; maar het was de dames niet toegestaan zich te verroeren."
BRON II
Schilderij van Etienne Allegrain uit
1688. Het beeldt een wandeling van
Lodewijk XIV in de tuinen van het
kasteel van Versailles uit.
1 Beredeneer waarom juist Lodewijk
XIV een enorme behoefte had om
zijn koningschap in scène te zetten.
Verwerk in je antwoord of je de
bronnen I en II als voorbeelden van
deze enscenering kunt beschouwen.
2 Het is de vraag of Saint-Simon (I)
een betrouwbaar beeld geeft van het
leven aan het hof van Lodewijk
XIV. Geef een argument voor én
een argument tegen die
betrouwbaarheid.
ABSOLUTISME –
PARLEMENTARISME Engeland: Karel I
Koning t.o. Parlement
Anglicaanse Kerk t.o. Puriteinen
TOETS
2259
BRON
De Engelse koning Karel I (1625-1649) nam in 1633 het volgende besluit met betrekking tot het beoefenen van
sport en spel op zondag. Het besluit was vooral gericht tegen de 'Puriteinen en preciezen', die niet tot de
Anglicaanse Kerk wensten te behoren omdat deze in de leer niet streng genoeg protestants was.
"Onze geliefde vader zaliger nagedachtenis merkte bij zijn terugkeer uit Schotland, toen hij door Lancashire trok,
dat het zijn onderdanen niet toegestaan was om op zondagen wettige vormen van ontspanning te beoefenen nadat
de kerkdiensten ’s avonds waren beëindigd (…); en hij overwoog vol begrip dat als deze gelegenheden van hen
afgenomen werden, het lagere slag mensen, die de hele week hard werken, dan helemaal geen mogelijkheden
zouden hebben om zich te ontspannen om hun geesten te verfrissen; en na zijn terugkeer zag hij verder dat zijn
trouwe onderdanen in alle andere delen van zijn koninkrijk op dezelfde manier te lijden hadden, hoewel
misschien niet in dezelfde mate; en daarom vaardigde hij, in zijn vorstelijke wijsheid, een bekendmaking uit aan
al zijn liefhebbende onderdanen met betrekking tot wettige sporten die op dergelijke tijden beoefend mogen
worden (…) in het jaar 1618 (…)
Evenzo behaagt het ons dat de bisschop van dat bisdom hetzelfde bevel nauwgezet in acht neemt met het oog op
de Puriteinen en preciezen, door hen te dwingen of zich aan de wet te houden, of het land te verlaten, in
overeenstemming met de wetten van ons koninkrijk en de regels van onze Kerk en om zo in gelijke mate een slag
toe te brengen aan de verachters van ons gezag en de tegenstanders van onze Kerk; en wat betreft de wettige
ontspanning voor onze fatsoenlijke mensen behaagt het ons evenzo dat na het einde van de kerkdienst onze brave
mensen niet worden (…) afgehouden van enige vorm van wettige ontspanning, zoals dansen, zowel voor mannen
als vrouwen; boogschieten voor mannen, springen met paarden of iedere andere vorm van onschuldig vermaak,
en evenmin van het houden van Mei-spelen, Pinkster-bierfeesten en volksdansen, en het oprichten van meibomen
of het deelnemen aan de daarbij behorende sporten, zoals deze steeds op een passende en geschikte tijd werden
gehouden, zonder dat het kerkbezoek werd verhinderd of verwaarloosd; en dat vrouwen toestemming moeten
hebben om biezen naar de kerk te brengen om deze te versieren, in overeenstemming met hun oude gewoonte;
maar tevens rekenen we hier nog steeds als verboden alle onwettige wedstrijden voor zover die op zondagen
gehouden worden, zoals gevechten van honden tegen beren en stieren (…) en kegelen, dat op ieder tijdstip bij
wet verboden is in de onderste lagen van de bevolking."
1 Ontleen aan het besluit van Karel I een argument voor en een argument tegen de stelling dat hij een
absoluut koning wenste te zijn.
2 In de periode 1628-1640 riep Karel I veel weerstand op omdat hij zonder parlement regeerde. Vanuit dit
gegeven zou je bovenstaand besluit kunnen interpreteren als een politiek, in plaats van een godsdienstig
besluit. Beredeneer hoe je tot deze interpretatie kunt komen.
PARLEMENTARISME Engeland
Karel I – Parlement
Bill of Rights
TOETS
739
BRON
In september 1640 boden de burgers van Londen een verzoekschrift aan koning Karel I aan, die op dat moment in
een oorlog met de Schotten verwikkeld was. Het 'ship money' was een belasting die Karel zonder toestemming van
het Parlement had ingevoerd. Monopolies, patenten etc. waren documenten waarin de koning aan de houder
daarvan bepaalde handelsvoordelen schonk.
"Hoogstgenadige Soeverein, vanwege de eerbied en gehoorzaamheid die wij uwe geheiligde Majesteit
verschuldigd zijn, bieden wij nederig aan uw vorstelijke wijsheid de volgende klachten aan:
De ingevorderde en ongewone belastingen op goederen, in- en uitgevoerde, en het opleggen van 'ship money', de
kaping en vernietiging van de schepen en goederen van kooplieden door Turkse en andere zeerovers.
De vele monopolies, patenten en bevelschriften, die een afname van de handel in de stad en andere delen van het
koninkrijk veroorzaken.
De vele veranderingen in aangelegenheden betreffende de godsdienst.
De veranderingen in de kerkelijke regels van de laatste tijd, die betekenen dat wij beroofd kunnen worden van onze
predikanten.
De grote massa van Katholieken die in Londen en de voorsteden leven, waar zij meer middelen en gelegenheid
hebben om tegen de gevestigde religie samen te zweren.
Het zelden bijeenroepen en plotseling ontbinden van het Parlement, zonder de klachten van Uw onderdanen uit te
zoeken.
Het gevangen houden van verschillende burgers vanwege het niet betalen van 'ship money' en belastingen en de
gerechtelijke vervolging van vele anderen (…) voor het niet naleven van de regels, die de handel regelen.
Het grote gevaar waaraan U in de huidige oorlog bent blootgesteld en de angst en vrees, die wij en onze families
hebben vanwege de oorlog, hebben geleid tot zo’n daling van de handel dat wij niet kunnen kopen, verkopen en
ontvangen als tevoren. Dit leidt tot de volslagen ondergang van de mensen die in de stad leven, de achteruitgang
van scheepvaart en kleermakerij en de producten van dit koninkrijk."
1 Je kunt stellen dat in het verzoekschrift van de burgers van Londen aan Karel I de confrontatie tussen de
absolute en de parlementaire regeringsvorm naar voren komt. Maak met voorbeelden op politiek,
economisch en godsdienstig gebied uit de bron duidelijk dat het beleid van Karel I gericht was op de
vestiging van een soort absoluut koningschap.
2 In 1689 kwam de 'Bill of Rights' tot stand. Waarom kun je dit document beschouwen als de overwinning
van de parlementaire regeringsvorm?
ABSOLUTISME –
PARLEMENTARISME Engeland
Karel I
Relatie met Houses of Parliament
Invloed Frankrijk
TOETS
2251
BRON
In 1640 ondertekenden twaalf leden van het 'House of Lords', het deel van het Engelse parlement dat de hoge
adel vertegenwoordigde, onderstaand verzoekschrift aan koning Karel I. 'Coat-and-conduct money' was een oude
belasting, ooit geheven om soldaten van een uitrusting te voorzien. Termen als 'papisme' en 'paaps' worden door
protestanten gebruikt om katholieken mee aan te duiden; een 'paapse weigeraar' wilde geen lid worden van de
Anglicaanse Kerk. De 'Star Chamber' was een beruchte rechtbank van de Engelse koning.
"Uwe heilige majesteit is blootgesteld aan risico en gevaar in de huidige veldtocht tegen het Schotse leger en als
gevolg van deze oorlog worden uw inkomsten verspild, uw onderdanen worden belast met 'coat-and-conduct
money', de inkwartiering van soldaten en andere militaire verplichtingen, en in verscheidene delen van uw
koninkrijk zijn verschillende plunderingen en opstootjes geweest, uitgevoerd door de soldaten die voor deze
dienst zijn opgeroepen, en uw hele koninkrijk raakt vol vrees en ontevredenheid.
Allerlei vernieuwingen op het gebied van de godsdienst, de eed en kerkelijke regels die onlangs zijn opgelegd aan
de geestelijkheid en andere onderdanen van uwe majesteit.
De grote toename van papisme en het in dienst nemen van paapse weigeraars en van anderen die weinig
ophebben met de door de wet ingestelde godsdienst (…)
Het aandringen op 'ship-money' en de vervolging van een aantal 'sheriffs' in de 'Star Chamber' omdat zij deze niet
heffen.
De zware handelsbelastingen die de handel benadelen, met grote aantal monopolies en andere patenten, waardoor
de handelswaar en ambachtsproducten van het koninkrijk zwaar belast worden, tot grote en algemene droefenis
van uw volk.
De grote klacht van uw onderdanen vanwege de lange periode dat het parlement niet bijeen geweest is (…)
Om dit te verhelpen en om de gevaren af te wenden die voor uw koninklijke persoon en voor de hele staat het
gevolg zouden kunnen zijn, smeken zij in alle nederigheid en trouw uwe meest verheven majesteit dat het u zou
behagen om binnen een korte en passende tijd een parlement bijeen te roepen, waardoor de oorzaken van deze en
andere grote klachten, waaronder uw volk gebukt gaat, weggenomen zouden kunnen worden."
1 Leg in het kort het verschil uit tussen absolutisme en parlementarisme.
2 Toon aan dat uit de bron blijkt dat de opstellers van het verzoekschrift voorstanders waren van het
parlementarisme en dat volgens hen Karel I naar het absolutisme neigde.
3 In 1625 was Karel I getrouwd met de katholieke Franse prinses Henriëtta Maria, een zus van de Franse
koning Lodewijk XIII. Beredeneer
- eerst dat je aan de bron twee voorbeelden kunt ontlenen dat dit huwelijk invloed had op het
beleid van Karel I en
- vervolgens dat deze invloed in strijd was met wat in de bron "de door de wet ingestelde
godsdienst" genoemd wordt.
4 Van een van de klachten is het op het eerste gezicht merkwaardig dat deze geuit werd door leden van het
'House of Lords'. Welke klacht is dat? Leg vervolgens uit waarom een dergelijke klacht eerder vanuit het