Top Banner
4 - g 4
505

aardrijkskunde - DBNL

Feb 08, 2023

Download

Documents

Khang Minh
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: aardrijkskunde - DBNL

4-

g

4

Page 2: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

AARDRIJKSKUNDEC. L. van Balen, Globe met armatuur, ten gebruike bij de Ing. Geb.

studie voor de hoofdakte 6e druk f 3,50 1 -C. L. van Balen, Aansch. wisk. aardrijkskunde, geill 2e „ - 2,60 - 2,90C. L. van Balen, Leerboek der wisk. aardrijksk., geill. 5e „ - 3,60 - 3,90Dr. A. Blonk en F. Pelder, Beknopte Aardrijkskunde voor Handels-

onderwijs, met kaartjes en afbeeldingen . . . ...... - 1,50 - 1,70P. R. Bos-J. F. Niermeyer, Beknopt leerboek der Land- en

Volkenkunde, herzien door A. Joehim, geillustreerd 12e druk - 3,50P. R. Bos-J. F. Niermeyer, Beknopt leerboek der Aardrijks-

kunde, herzien. door A. Joehim, geillustreerd . . . . 20e druk - 3,50 - 3,90P. R. Bos-J. F. Niermeyer, Schoolatlas der gehele Aarde,

herzien door B. A. Kwast en P. Eibergen, met alfabetischnamenregister 35e druk 7,50

J. Brummelkamp en Dr. J. J. Fahrenfort, Land- en Volkenkundevoor de middelbare school, geill. Eerste-Derde deel 6e druk a - 2,50 - 2,75of: voor de scholen in Ned. Indie, Tweede deel A . 2e druk - 2,50 - 2,75Derde deel A 3e „ - 2,50 - 2,75Vierde en vijfde deel, door Dr. A. Blonk, J. Brummelkampen Dr. J. J. Fahrenfort 3e druk a - 1,70 - 1,90Werkboekjes bij Eerste en Tweede deel, met kaartjes 5e , a - 0,90 - 1,10of: Werkb. bij Tweede deel A, voor de scholen in Ned. Indie, 2e dr. - 0,90 - 1,10Werkboekje bij Derde deel, met kaartjes ...... 4e druk - 1,00 - 1,20of: Werkboekje bij Derde deel A, voor de scholen in Ned. Indie - 1,00 - 1,20

J. Brummelkamp en Dr. J. J. Fahrenfort, Beknopte Land-en Volkenkunde, geillustreerd. Eerste en Tweede deeltje, 4e dr. a - 1,30 - 1,50Derde deeltje 2e druk - 1,70 - 1,90Werkboekjes bij Eerste-Derde deeltje, met kaartjes, 3e druk a - 0,90 - 1,10

J. Brummelkamp, Dr. J. J. Fahrenfort en P. M. van Leeuwen,Land- en Volkenkunde voor de Kweekschool.Eerste, Tweede en Derde deel, - 2,25 - 2,50Werkboekjes bij Eerste en Tweede deel, met kaartjes . . . a - 1,10 - 1,30Werkboekje bij Derde deel ter perse

L. Cohen en H. Eggink, Aardr. Werkschr. I. Europa, m. vragenb . 4 edr - 2,25II. Werelddelen 2e druk - 1,90

Dr. D. Cohen en G. J. A. Mulder, Aardrijkskunde van het Middel-landse-Zeegebied, vooral t. d. v. Gymn. en Lycea, geill., 5e druk - 2,40

Dr. A. van Deursen, J. Overweel en W. de Vries, De werelden die daarin wonen, I, ing. f 2,25, geb. 3e dr. f 2,60 ; II, ing.f 2,25, geb. 3e dr. f 2,50; III, ing. f 3,25, geb. 3e dr. f 3,60; IV, 2e dr. - 1,70 - 1,90

W. van Gelder en C. Lekkerkerker, Schoolatlas van Ned. Indie,met alfabetisch namenregister 21e druk - 3,25 - 3,90

Dr. A. J. C. Krafft, A. J. P. Moereels en J. Overweel, Werk-schrift voor middelb. scholen. Eerste en Tweede dee), 2e druk - 0,60 -Derde en Vierde deel 2e a - 0,50 -

B. A. Kwast, Beknopt leerboek der Economische Aardrijkskunde,met medewerking van J. A. Mulder, ge111. Twee delen 9e druk d - 2,40 - 2,75

B. A. Kwast, C. Lekkerkerker en H. Zondervan, Beknoptleerboek der Aardrijkskunde, met medew. van P. Eibergen,Eerste-Vierde deel 12e druk d - 1,70 -1,90Vijfde deel 6e druk - 2,50 -2,75

B. A. Kwast en F. Pelder, Leerboek der Aardrijkskunde voorHandelsonderwijs, geillustreerd. Eerste-Derde deeltje Se druk - 1,50 -

C. Lekkerkerker, Indie. 620 plaatjes op 200 cartons, in doos - 9,00 -G. J. A. Mulder, Overzicht der aardrijkskunde.

I en II, ing. a f 1,25, geb. 2e dr. a f 1,50; Doorsch. en geb. - 1,75Dr. J. H. Ronhaar, Leerb. der Econ. Geografie v. Ned., - 3,50 - 3,90Vreemde landen en landstreken, voor examen- en zelfstudie.

G. J. A. Mulder, Britse Wereldrijk - 2,40 - 2,75Cz.,4.--4V. Mulder en Dr. W. B. Heere, De Grote Oceaan

en Japan - 2,60 - 2,90J. Brummelkamp, Sociale geogratie-v aii Afrika,

I. Noord-Afrika 3,:f0 - 3,94II. Midden-, Zuid- en Oost-Afrika - 3,90 - 4,50

Dr. J. H. Bonhaar, Palestina - '3,50 - 3,90J. Overweel, China - 3,50 - 3,90

284a

Page 3: aardrijkskunde - DBNL

I UlTGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

GESCHIEDENIS Ing. Geb.

M. ten Bouwhuys en Dr. N. B. Tenhaeff, Zestig Eeuwen 3e druk f 3,25 1 3,60M. ten Bouwhuys en Dr. N. B. Tenhaeff, Onze Ti)d . . 3e „ - 4,60 - 4,90C. J. Franssen en J. van Zwijndregt, Beknopt 'Leerboek der

Staatsinrichting van Nederland, met modellen en afzonderlijkeGrondwet, geillustreerd 6e druk - 2,25

Dr. H. van Gelder, Leerboek der Oude Geschiedenis, bewerkt doorDr. D. Cohen 9e druk - 3,50

G. de Haas, Beknopte Staatkundige Geschiedenis van het laatstetijdvak . (1789-heden) ter perse

D. Langedijk, Leerboek der Vaderl. Geschiedenis, gen].Eerste deel 4e drukWerkboekje bij het eerste deel 3e „Tweede dee] 4e „Werkboekje bij het tweede deel 3e „

- 2,50- 1,25- 1,60- 0,85

- 2,90

. 1,90-

D. Langedijk, Bekn. leerboek der Algem. Geschiedenis, ten gebr.v. h. Christelijk Voortgezet onderwijs, geill. - 1,75 -1,90

Dr. A. J. van der Meulen-M. ten Bouwhuys, Platen-atlas voorde Vaderl. Gesch., bezorgd door Dr. N. B. Tenhaeff, Se druk - 4,50

G. H. Mouw, Orienterend Handboek over de Staatsinrichtingvan Nederland, geillustreerd 5e druk - 3,25

Dr. E. Rijpma, De Ontwikkelingsgang der Historie. Geillustreerdebeknopte Algemene en Vaderlandse Geschiedenis.

I. Oudheid en Middeleeuwen 7e druk - 2,50 - 2,75II A. Het tijdperk van ± 1500 tot 1789 . . . . . . 6e „ - 2,90 - 3,30II B. Het tijdperk van d 1500 tot 1815 . . . . . 6e „ - 3,50 - 3,90

III A. Het tijdperk van 1789 tot heden 6e „ - 3,50 - 3,90III B. Het tijdperk van 1815 tot heden ..... . 6e „ - 2,90 - 3,30Supplement op deel II, 4e dr., bevattende de periode 1789-1815 - 0,60 -De delen II A en III A sluiten aan op het Gymnasiale leerplan,de delen II B en III B op dat der H. B. S.Werkboekje bij deel I en II A 6e druk a - 0,90 -Werkboekje „ „ II B 6e druk - 1,10 -Werkboekje „ „ III A 4e „ - 1,70 -Werkboekje „ „ III B 5e „ - 1,50Werkboekje bij Supplement op deel II . . . . . ..... - 0,20

Dr. E. Rijpma, Korte Ontwikkelingsgang der Historie. Geillus-treerde kleine Algemene en Vaderlandse Geschiedenis Twee delen 4e druk - 1,90 • 2,25Kort Werkboekje bij I en II 3e - 0,90 -

Dr. E. Rijpma, De Ontwikkelingsgang der Historie (Kweek-schooluitgave). GeIll. beknopte Algem. en Vaderl. Geschiedenis.Twee delen 2e druk a - 3,25 -3,50Werkboekje bij I en II 2e - 1,25 -

Dr. E. Rijpma en J. J. Hendriks, Overzicht van de EconomischeOntwikkelingsgang der Volken, voor leerlingen van Middelbareen Hogere Handelsscholen en van H. B. S. A, geillustreerd . . - 3,50 - 3,90Werkboekje bij het Overz. van de Econom. Ontw.g. der Volken - 1,10

Dr. E. Rijpma, Historische Invulatlas . 3c druk - 1,40F. van Rijsens-Dr. A. J. van der Meulen, Beknopte Geschiedenis

des Vaderlands. bewerkt door Dr. C. g. Jolniers . . druk - 1.50 - 1.75F. van Rijsens-Dr. A. J. van der Meulen, Geschiedenis des

Vaderl., bew. door Dr. N. B. Tenhaeff, met 12 kaartjes 17e druk - 3,60 - 3,90F. van Rijsens, Hoofdpersonen uit de Algemene Geschiedenis,

bewerkt door M. ten Bouwhuys, met portretten.Oudheid en Middeleeuwen 14e druk - 0,85Nieuwe Geschiedenis 14e - 0,85

F. van Rijsens, Overzicht der Algemene Geschiedenis, bewerktdoor M. ten Bouwhuys lle druk - 1,60 - 1,60

J. van Zwijndregt, Beknopt leer- en leesboek der Economie . . - 1,90 - 2,25

284b

Page 4: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS — GRONINGEN, BATAVIA

GOEDE WOORDENBOEKEN VOORLAGE PRIJS

Dr. K. R. GALLAS

FRANS SCHOOLWOORDENBOEKDEEL I: FRANS—NEDERL; DEEL II: NEDERL.—FRANS

Twee delen in een band . .. , ... 3e druk f 4,90Elk deel afzonderlijk - 2,50

Een mooi woordenboek, prachtig „bij" en — prettig in 't gebruik. Ons Muloblad.

Dit woordenboek beantwoordt volkomen aan de titel. Voor middelbare scholen kennen wegeen beter. In twijfelachtige gevallen is de uitspraak duidelijk aangegeven; voor de niettwijfelachtige is zoiets ook werkelijk overbodig. Er is met het Frans idioom terdegerekening gehouden. Chr. M. 0.

I. VAN GELDEREN—J. H. VAN BECKUM

DUITS SCHOOLWOORDENBOEKDEEL I: DUITS—NEDERL.; DEEL II: NEDERL—DUITS

Twee delen in een band 3e druk f 4,90

Elk deel afzonderlijk - 2,50

• • • • En het is niet slechts goedkoper — een term van betrekkelijkheid — maarwerkelijk goedkoop.Zeer gaarne bevelen wij het aan. Laten we niet verzuimen er bij to voegen, dat het ookde aanwijzingen omtrent uitspraak enz. geeft, die de moderne woordenboeken zo veel-zijdig nuttig maken. Chr. Schoolblad.

A. BROERS en J. SMIT Jr.

ENGELS SCHOOLWOORDENBOEKDEEL I: ENGELS-NEDERL.; DEEL II: NEDERL.-ENGELS

Twee delen in een band . . . . . ........ f 4,90Elk deel afzonderlijk .. ........... . . - 2,50

Het geheel maakt een aangename indruk. Dit uitstekende boek, dat er in zijn keurigeband buitendien nog aardig uitziet ook, verdient ten voile een plaats op de programma'sonzer scholen. D. M. E. HABBEMA in Weekblad M. 0.

104a

Page 5: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS — GRONINGEN, BATAVIA

WOORDENBOEKENNIEUWE TALENELK DEEL AFZONDERLIJK VERKR1JGBAAR

UIT VOORRAAD LEVERBAAR

M. J. KOENEN—Dr. J. ENDEPOLS

VERKLAREND HANDWOORDENBOEK DERNEDERLANDSE TAAL ACHTT1ENDE DRUK

In 6en deel f 5,60

C. R. C. HERCKENRATH—ALBERT DORY

FRANS WOORDENBOEK ZEVENDE DRUK

Deel I. Frans-Nederlands. Deel II. Nederlands-Frans

Twee delen in twee banden f 7,50; elk deel afzonderlijk f 3,75Dit Franse Woordenboek geeft bij ieder woord de uitspraak phonetiach aan

I. VAN GELDEREN en J. H. VAN BECKUM

DU ITSCH WOORDENBOEK ZEVENDE DRUK

Deel I. Duitsch-Nederlandsch. Deel II. Nederlandsch-Duitsch

Twee deelen in twee banden f 7,50; elk deel afzonderlijk f 3,75

K. TEN BRUGGENCATE—A. BROERS

ENGELSCH WOORDENBOEK TWAALFDE DRUK

Deel I. Engelsch-Nederlandsch. Deel II. Nederlandsch-Engelsch

Twee deelen in twee banden f 7,50; elk deel afzonderlijk f 3,75

PRIJS DER 4 WOORDENBOEKEN NIEUWE TALEN

PER STEL BESTELD F 27,00105a

Page 6: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NEDERLANDSE TAAL EN LETTERKUNDEIng. Geb.

F. A. Blamer en W. K. D. Lustig, Leerboek der Ned. taal, 9e dr. f - I 1,50F. A. B1Omer en W. K. D. Lustig, Eenvoudige Nederlandse

Handelscorrespondentie, geillustreerd 7e druk -1,90 - 2,25G. Bolkestein, M. A. P. C. Poelhekke en Dr. J. Prinsen J.Lzn.,

Nederlands leesboek, 3 delen 5e druk tt, - 2,60 -2,90Aug. A. Boudens, Uit ooze Letterkunde. Leer-leesboek voor

Rooms-Katholieke (M)uto-scholen, geillustreerd . . . 3e druk - 2,90 -3,25Aug. A. Boudens, Onze Auteurs. Leesboek voor het Rooms-

Katholiek voortgezet onderwijs, geillustreerd . . . . 2e druk - 2,40 • 2,75Aug. A. Boudens, Opwaarts. Leesb. over literaire kunst, 2e dr. -1,40 - 1,60W. C. Braat, UM Eigen Tijd. Leesboek voor Kweekscholen en

andere inrichtingen voor voortgezet onderwijs - 2,50 - 2,90W. C. Braat, Mt Vroeger Tijd ter perse

G. Busseher, Nederlandse Handelscorrespondentie a 1,70 - 1,90J. L. Ph. Duijser, Honderd gemengde stijloefeningen, herzien

door G. Bolkectein 21e druk - 0,90 -1,10J. L. Ph. Duijser, Stijloefeningen, herzien door G. Bolkestein,

Eerste en Tweede stuk 26e druk a - 0,90 - 1,10P. Gertenbach en H. van Slooten Jr., Ridge belangrijke ver-

schiinselen nit het leven der Nederlandse taal. . . . 6e druk - 1,90 - 2,25H. Godthelp en A. F. Mirande, Het nieuwe Nederlandse proza

in novellen. Eerste en tweede bundel a - 1,00 - 1,25Derde bundel -1,40 -1,70

II. Godthelp, Nieuwe Nederlandse Poezie. Drie bundels . . . a - 1,25 - 1,50Dr. J. van Ham en Dr. S. Hofker, Een Nieuwe Nederl. Spraakkunst

Eerste en Derde deel 6e druk a - 1,50 -1,75Tweede deel 5e druk - 2,10 - 2,40

Dr. J. van Ham en Dr. S. Hofker, Beknopte Nederl. Spraak-kunst 2e druk - 2,10 - 2,40Oefeningen bij de Beknopte Nederlandse Spraakkunst, 2e „ - 0.60 _

Dr. A. J. de Jong, Nederlandse Letterkunde. Een inleiding voorhet Middelbaar en Gymnasiaal onderwijs.Eerste deel - 2,50 - 2,90Tweede deel ter perse

W. Kramer, Taalstudie en Stijloefening. Drie deeltjes, 3e druk a - 0,90 -1,10W. Kramer, Inleiding tot de Stilistiek -1,90 - 2,25W. Kramer, Literatuur- en StiPstudie 3e druk -1,70 -1,90W. Kramer, Het Literaire Kunstwerk - - 2,60W. Kramer, Leesboek voor de eerste kias van Gymnasium,

Lyceum of Hogere Burgerschool - 1,25 -1,50

Th. Lange, Uit het leven van de Nederlandse Taal . 4e druk -1,90 - 2,25Th. Lanese en A. L. J. Wytzes, Nederlandse Spraakkunst,

ten dienste van Kweekscholen, met 3 gekl. taalkaartjes 6e druk -1,90 -2,25Oefenboek -1,25 -1,50

Dr. Ph. A. Lansberg, Leesboek v. h. Chr. voortg. onderw., metmedewerking van Dr. C. Tazelaar. Twee delen ...... a - 2,90 - 3,50

W. L. M. E. van Leeuwen, Epiek en Lyriek .. .. 3e druk - 3,50 -3,90

W. L. M. E. van Leeuwen, Beknopt Overzicht van de Neder-landse Letterkunde -1,25 . 1,50

W. L. M. E. van Leeuwen, Korte Schets van de ontwikkelingder Nederlandse Letterkunde 3e druk - 2,50 - 2,90

W. L. M. E. van Leeuwen, Schematisch synchronistisch over-zicht 3e druk - - 0,75

W. L. M. E. van Leeuwen, De Nederl. Dichtkunst rinds 1880 -3,50 - 3,90

284e

Page 7: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NEDERLANDSE TAAL EN LETTERKUNDEIng. Geb.

W. L. M. E. van Leeuwen, Natuur en Dichter, geillustreerd . f 2,10 f 2,50

W. L. M. E. van Leeuwen, Naturalisme en Romantiek . . . . • 3,90 - 4,50

L. Leopold, Nederlandse Schrijvers en Schrijfsters, door Dr. G. S.Overdiep en W. Pik lie druk - 5,25 -5,90

Lyceum-herdrukken, voor inrichtingen van voortgezet onderwijs,voor studerenden voor de hoofdakte en voor zelfstudie, 7 delen.

M. Mendel, Taalgebruik. Twee delen a - 1,10 - 1,30

M. A. P. C. Poelhekke, Taalbloei. Letterkundig leesboek, bewerktdoor Dr. Gerard Brom en Herman de Man . . . 56 druk - 2,90 - 3,25

M. A. P. C. Poelhekke, Woordkunst, herzien door Dr. GerardBrom, geillustreerd 13e druk - 2,50 -2,90

M. A. P. C. Poelhekke, Dr. C. G. N. de Vooys en Dr. Gerard Brom,Platenatlas bij de Nederlandse Literatuurgeschiedenis, gec. 4e dr. - 4,50 - 4,90

Dr. E. Rijpma, Kl. Ned. Spraakk. met oef. 146 druk - 1,60 - 1,80

Dr. E. Rijpma, Bekn. Nederl. Spraakkunst 17e „ - 1,60 - 1,80

Dr. E. Rijpma, Vragen en oefeningen bij de Beknopte Neder-landse Spraakkunst 14e druk - 1,60 - 1,80

Dr. E. Rijpma, Kort Overzicht der Ned. Letteren . .10e „ - 1,25 - 1,40

Dr. E. Rijpma, Bekn. Gesch. der Nederl. Letteren, geill. 9e „ - 2,25 - 2,75

Dr. E. Rijpma, Bloemlezing uit de Nederl. Letteren, geill. 5e ., - 3,90 - 4,50

Dr. E. Rijpma, Gids bij de studie der Nederlandse Letterkunde.Twee delen, lie druk, ing. A f 1,25; In 66n deel . . .... - - 2,90

Dr. E. Rijpma en Dr. F. G. Schuringa, Nieuwe Stijloefeningen.Drie deeltjes 9e druk a • 1,00 - 1,25

Dr. E. Rijpma en Dr. F. G. Sehuringa, Nederl. Spraakkunst,ten dienste van Kweeksch. en stud. v. d. Hoofdakte 7e druk - 3,90 - 4,50

Dr. C. Tazelaar, Bekn. Handb. van de Nederl. Letterk., Deel I - 1,30 - 1,50Deel II -1,90 -2,25

Van alle Tijden. Bibliotheek van Nederlandse Letterkunde,onder redactie van Dr. C. G. N. de Vooys en Dr. D. CTinbergen, 5 deeltjes.

Voordrachtkunst.Neutr al e Bundel, onder redactie van Ir. D. J. Kruijtbosch,A. F. Mirande en Dr. J. L. Watch - - 2,25Christelijke Bundel, onder redactie van Jan H. Eekhout,Dr, J. van Ham en A. L. van Hulzen - - 2,25Rooms-Katholieke Bundel, onder redactie van Dr. GerardBrom, Bernard Verhoeven en Albert Anthing Vogel . - - 2,25

Dr. C. G. N. de Vooys, Historische schets van de NederlandseLetterkunde 15e druk - 1,90 -2,25

Dr. C. G. N. de Vooys, J. H. van den Bosch en Dr. D. C.Tinbergen, Letterkundig Leesboek. Twee delen . . 3e druk a - 4,25 - 4,75Twee delen samen - 8,25 - 9,25

A. Wildschut, Onze Stijifouten - 0,75 - 0,90

W. C. Wittop Koning-Rengers Hora Siecama en HermanPoort, De Bottende Bongerd, Leesboek, met medewerking vanDr. G. Stuiveling. Twee delen, met buitentekstplaten, 2e druk a • 3,25 - 3,75

W. C. Wittop Koning-Rengers Hora Siccama en HermanPoort, De Bloeiende Bongerd, Bloemlezing.Twee delen, met buitentekstplaten 66 druk A - 3,25 - 3,75

A. L. J. Wytzes, Nederlandse Letterkunde . .. .. 46 druk - 2,75 - 3,25

284f

Page 8: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - FRANSIng. Geb.

A. Aim en A. Moret, Moth et tournures difficiles . . 8e druk I 1,10 1 1,30A. Ahn en A. Moret, Frans in de aanvangsklasse . . 3e „ - 1,10 -1,30A. Ahn en A. Moret, Histoire d'un Petit. Homme, par Marie

Robert Halt, met woordenlijst 6e druk - 1,50 -1,70A. Ahn en A. Moret, Le Petit Chose, par Alphonse Daudet.

Met aft. woordenlijst 4e druk - 1,50 -1,70A. Ahn en A. Moret, Franse oefeningen, twee deeltjes A en B,

4e druk a -1,10 -A. Ahn en A. Moret, Mist van woorden en uitdrukkingen, ten

gebruike bij de Franse oefeningen 3e druk - 2,25 -A. Aim en A. Moret, De Hoofdzaken v. d. Franse Spraakk. 8e dr. - 1,10 , 1,30A. Ahn en A. Morel, Herhalingszinnen bij de Hoofdzaken van

de Franse Spraakkunst 3e druk - 1,10 -P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Frans voor de naiddelb. sch.

Voorloper, met afzonderlijke woordenlijst, gel]. . . . 7e druk - 2,50 - 2,75Eerste en Tweede deeltje, met afz. woordenlijsten, gelll. 7e druk a - 1,70 - 1,90Kort overzicht der graramaire 8e druk - 0,90 -1,10Korte Verhalen om na te vertellen, m. hulpboekje, 4e „ - 0,90 -1,10Voorloper van het Eerste Leesboek, m. afz. woordenl., geol., 4e dr. - 0,60 -0,80Eerste, Tweede en Derde Leesboek, m. afz. woordenl., geill., 8e dr. a - 1,50 - 1,70

P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Prozafragmenten 3e druk - 1,40 -1,60P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Nieuw Frans Leesboek,

met afzonderlijke woordenlijst, gem. Twee delen. . 3e drvk a - 1,90 -2,10P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Franse Vertaaloefe-

ningen, geillustreerd. Twee deeltjes 4e druk A, - 0,85 -P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Frans voor U. L. 0.

Eerste, tweede en derde deeltje, met afz. woordenl., 8e druk a - 1,10 - 1,30Vierde deeltje, met afzonderlijke woordenlijst . . . . 4e druk - 1,30 - 1,50Kort overzicht der Grammaire 8e „ - 0,90 -1,10Korte Verhalen om na te vertellen, met hulpboekje, 4e „ - 0,90 -1,10Desverkiezende:Oefeningen A, bij eerste en tweede deeltje . . . . . 5e druk - 0,50 -Oefeningen B, bij derde en Ivierde deeltje 4e „ - 0,50 -

P. B. Benjert en Dr. J. J. B. Elzinga, Franse lectuur. 14 deeltjes.P.R. Benjert et Dr. J. J. B. Elzinga, Grammaire francaise, adaptke

a l'usage des candidate aux diplOmes primaire et M. 0. A, d'apresl'ouvrage de C. M. Robert (4e edition) - 3,90 -4,50

Dr. J.-B. Besancon et Dr. J. Fransen, Bonnes Pages, gem.Eerste deeltje, met afzonderlijke woordenlijst . . . . 4e druk - 1,50 -1,70Tweede „ „ ,f P t . 1,70 -1,90Derde „ „ ft ft . . . . 4e „ - 1.90 -2,25

Dr. J.-B. Besancon et W. Struik, Vers le Baccalaurêat 6e „ -1,90 - 2,10Dr. J.-B. Besancon et W. Struik, Abrêgê de l'histoire de la

litthrature franeaise, avec une anthologie, gel 1. . . . 2e druk - 4,25 -4,75Dr. J.-B. Besancon et W. Struik, Précis historique et antho-

logie de la litterature franeaise. Twee delen ..... 4e druk - 8,50 - 9,50Elk deel afzonderlijk - 4,25 - 4,90

BIBLIOTHEQUE DES DEBUTANTS, par W.-F. Hildebrand etDr. J.-H. Kool. 7 nummers 3e druk a - 0,40 -

L. Bot en C. J. Uiterwaal, Bekn. Fr. Spr. v. R.K. sch. le en 2e deel,ing. a 1 1,00, geb., 3e dr., a f 1,20; 3e deel (Franse tekst) . . - 1,40 - 1,60Oefenboek I, met afzonderlijke woordenlijst ..... 3e druk - 1,00 - 1,20Oefenboeken II en III, met afzonderlijke woordenlijsten 2e druk a - 1,40 - 1,60

L. Bot en C. J. Uiterwaal, Heure de Conversation ..... - 0,80 - 1,00Albert Dory en Dr. P. Fabriek, Inleiding tot de Franse Handels-

correspondentie.Eerste deel - 1,40 - 1,60Tweede deel ter perse

284g

Page 9: aardrijkskunde - DBNL

GALLASFRANS SCHOOLWOORDENBOEK

Page 10: aardrijkskunde - DBNL
Page 11: aardrijkskunde - DBNL

FRANSSCHOOLWOORDENBOEK

TEN GEBRUIKE AAN GYMNASIA, HOGERE

BURGERSCHOLEN, HANDELSSCHOLEN, KWEEKSCHOLEN

EN MULO-SCHOLEN

DOOR

K. R. GALLAS

DEEL I: FRANS-NEDERLANDS

VIERDE DRUK

SPELLING 1934

2 delen in iin band f 4,90Elk deel afzonderlijk . 2,50

BIJ j. B. WOLTERS' UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ N. V.

GRONINGEN - BATAVIA

Page 12: aardrijkskunde - DBNL

BOEKDRUKKERIJ J. B.WOLTERS U. M.

Page 13: aardrijkskunde - DBNL

BIJ DEN VIERDEN DRUK

Nu ik dezen nieuwen druk van dit schoolwoordenboek afmaak, vraag ik

mij of waarom dit een schoolwoordenboek heet. Immers is dit een boekdeel

dat men op zijn twaalfde jaar koopt of krijgt en waarvan men verwacht

dat men op zijn tachtigste jaar er nog genoeg aan heeft. Deze opvatting

lijkt mij minder juist, wanneer ik naga hoeveel honderden nieuwe woorden,

ontleend aan auto, radio, vliegwezen, padvinderij, krijgswezen, keuken,

kleeding, electriciteit, ik heb bijgevoegd; hoeveel nieuwe uitdrukkingen,

in de dagelijksche spreektaal en in de dagbladpers ontmoet, een plaats

hebben gevraagd. Ik hoop dat het boek in vele opzichten beantwoordt

aan de eischen van het oogenblik.

Met dankbaarheid vermeld ik de medewerking van Mejuffrouw Th.

Maschmeyer, assistente aan de Universiteit van Amsterdam, die mij menige

verbetering en suggestie bracht, en die mij bij het corrigeeren der druk-

proeven voortdurend behulpzaam was.

CHANDOLIN, Juni 1936. G.

Page 14: aardrijkskunde - DBNL

WENKEN VOOR HET GEBRUIK

Verkleinwoorden zoeke men bij het hoofdwoord, tenzij zij een geheel

gewijzigde betekenis hebben.

In het gedeelte Frans-Nederlands zijn de bijwoorden op ment die dezelfde

betekenis hebben als de bijvoeglijke naamwoorden waarvan zij gevormd

zijn, alleen aangegeven; de betekenis zoeke men onder het bijvoeglijk

naamwoord.

De gespatieerde en tussen haakjes geplaatste woorden, zoals: (z e e v.),

geven opheldering over het gebruik van het onmiddellijk volgend woord.

In het deel Frans-Nederlands is in moeilijke gevallen de uitspraak vande betrokken lettergreep tussen haakjes aangegeven.

Om de uitspraak van een woord to leren kennen, leze men de

toevoeging tussen haakjes alsof het een Frans woord was, dus met

inaehtneming van de regels der Franse spelling. Men bedenke in dit

verband dat een y aan 't begin van een lettergreep klinkt als een

Hollandse j.

Wanneer een werkwoord alleen overgankelijk of alleen onovergan-

kelijk gebruikt wordt, is omtrent de card van het werkwoord niets

vermeld.

Wanneer een samengesteld woord niet als afzonderlijk woord is

opgenomen, zoeke men het onder ëêrt der samenstellende delen.

Page 15: aardrijkskunde - DBNL

VERKLARING DER TEKENS— betekent:

a. het aan het begin van het artikel staande woord;b. bij de aanwijzing van het meervoud van een Frans samengesteld woord

de verschillende delen van dat woord; b.v. m y. —s--s onder het hoofddouse-amore betekent: me. douces-amères.

- betekent, wanner het niet een verbindingsteken is:a. het eerste deel van het vetgedrukte woord;b. het voorgaande woord dat ter vertaling van het vetgedrukte woord

gediend heeft.c. de voorafgaande of volgende verklaring tussen haakjes.

1 scheidt de rededelen en de geslachten.De haakjes omvatten verklaringen of toevoegingen.

VERKLARING DER VERKORTINGEN

aardk. aardkunde onov. onovergankelijkaardrijksk. aardrijkskunde onp. onpersoonlijkalg. algemeen ontleedk. ontleedkunde

bouwk. bouwkunde ov. overgankelijkbv.nw. bijvoeglijk naamwoord plantk. plantkunde

bw. bijwoord, -elijk Prot. bij de Protestantendichtk. dichtkunde qch quelque chose

drukw. drukwerken qn quelqu'un

elk. elkander rekenk. rekenkundeEng. Engels Republ. Republiek, -einsenk. enkelvoud samenst. samenstellingenfam. familiaar scheik. scheikundefig. figuurlijk schouwb. schouwburgtaalFr. Frans spr. spreek uitgeneesk. geneeskunde spraakk. spraakkunst

gesch. geschiedenis stelk. stelkunde

godsd. godsdienst, -leer sterrenk. sterrenkundegymn. gymnastiek taalk. taalkunde

heelk. heelkunde telw. telwoord

hulpw. hulpwerkwoord tuinb. tuinbouwkunde

iem. iemand, iemands tussenw. tussenwerpsel

inf. infinitief uitdr. uitdrukking

iron. ironisch v. vrouwelijk

Isr. bij de Israelieten verg. vergissing

Kath. bij de Katholieken verk. verkorting

landb. landbouw voegw. voegwoord

lidw. lidwoord vnw. voornaamwoord

m. manlijk voorv. voorvoegsel

meetk. meetkunde voorw. voorwerp

mil. militaire term vz. voorzetsel

muz. muziek w. werkwoord

my. meervoud wapenk. wapenkunde

myth. mythologie werkt. werktuigkunde

nat. hist. natuurlijke historie wijsb. wijsbegeerte

natk. natuurkunde z. zie

Ned. Nederlands zeev. zeevaartkunde

o.ong. bet.

onzijdigongunstige betekenis

znw. zelfstandig naamwoord

Page 16: aardrijkskunde - DBNL
Page 17: aardrijkskunde - DBNL

A.

A m. : 1. (letter) A. 2. (fig.) Ne savoir ni, ani b : Geen a voor een b kennen. Prouver para plus b : Laten zien zo zeker als tweemaaltwee vier is. 3. (verk.) Altesse : Hoogheid.

A (A) : 1. (plaats) A l'eglise : Naar -, in de kerk.A quatre pas de : Dieht bij. 2. (tij d) A demain :Tot morgen. 3. (doel) Tenir a qch : Op letsstaan. Tenir a honneur : Er een eer in stellen.Cuiller a potage : Soeplepel. Avoir a faire : Te doenhebben. 4. (mi d d el) Pecker a la ligne : Henge-len. A la nage : Zwemmende. 5. (voor een oor-zakelijk voorwerp) Sourd a mes prieres : Doofvoor mijn verzoek. La file a Marie : De dochtervan Marie. 6. (ellipt.) A moi! Help! Au feu!Brand! A bas le ministre! Weg met den minis-ter! A la francaise : Op zijn Frans. 7. (metinf.) Door te. Wanneer men. Z6 dat. Bezig met.

Abaissable : Wat neergelaten kan worden.Abaissant : Vernederend.Abaissement m. : 1. 't Laten zakken. Vermindering,verval. (fig.) V erootmoediging, kleinering. Uit-zakking. 't Zachter worden (stem). 2. Verlaging.

Abaisser : 1 Laten zakken. (m u z.) Lager stem-men. (rekenk.) Bijhalen (cijfer). (stalk.) Tot eenlagere rang brengen (vergelijking). (m e e t k.)Neerlaten (loodlijn). (fig.) V erootmoedigen. Doenzinken. Verminderen. - les voiles : De zeilen strij-ken. - les prix : De prijzen afslaan. - le Writede qn : lam. verdienste verkleinen. - son front :Het hoofd buigen. 2. Verlagen, plat maken. 1 s'-: Lager worden, zakken. (fig.) Zich vernederen,- onderwerpen. Gaan liggen (wind).

Abajoue v.: Wangzak (dier) m. (f am.) Hang-wang (mens) v.

Abandon m. : 1. 't Afstand doen van. 2. Ver-waarlozing. Te vondeling legging. Faire l'- de: Afstand doen van. A l'- : Onverzorgd; on-beheerd. Tout va dr- : Alles loopt in 't honderd.3. Eenzaamheid. 4. Ongekunsteldheid. 5. 't Op-geven (v. wedstrijd).

Abandonnement m. : 't Afzien van. Laksheid.Abandonner ov.w. : 1. Geheel alleen laten. 2.Prijsgeven. Afzien van. Verlaten. Verzaken.Slecht onderhouden. 3. Overlaten (aan zijn lot).Opgeven (zieke). Vieren (teugels). I onov.w. : 'tOpgeven. I s'- : Zich overgeven (aan); zichverlaten (op). De moed verliezen.

Abaque m. : Telraam (op school).Abasourdir : Tijdelijk doof maken. (fig., f am.)

Overbluffen, verbijsteren.Abatage m. : 't Yellen. 't Neerslaan. 't Slach-ten. 't Hakken. 't Neerwerpen.

Abatant m. : Klep van een klaptafel v. Klaptafel v.Tuimelraam.

AbAtardir onov.w. : Ontaarden. I ov.w. : (fig.)Doen ontaarden. I s'- : Verbasteren,

AbAtardissement m. : Verbastering.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Abat-foin m. (me. onverand.) : Hoolgat.Abatis m. : 't Omhakken, omwerpen. 't Doden.Hoop omgehakte dingen. Open plek v. Puin. Gro-te slachting (van wild). Spoor (wilde dieren).

Abat-jour m. (my. onverand.) : Koekoek (dak-venster) m. Daglichtreflector m. Lampekap v.Zonnescherm.

Abattage, -tant z. abatage, -ant.Abattement m. : Afmatting. Uitputting. (fig.)Moedeloosheid. Matheid.

Abatteur m. : Degeen die lets om-, uithakt. -de quilles : Goed kegelaar. Grand - de besogne :

Werkezel.Abattis z. abatis.Abattoir m. : Slachthuis, -plaats v.Abattre : 1. Omverwerpen, omhakken. Afslaan.Slopen. (fig.) - de la besogne : Heel wat afdoen- 10 kilometres : 10 K.M. afleggen. 2. Neer-schieten. Doden. Afmaken. Verslappen. (fig.)Vernederen. Ontmoedigen. Doen ophouden. Desvoiles abattues : Slappe zeilen. A bride abattue :Met losse teugel. 3. Plat neerleggen. Uitspelen.- son jeu : De kaarten openleggen. I s'- : Neer -vallen. Moedeloos worden. Neerstrijken (vogel).Zich werpen. Gaan liggen (wind). L'orage s'abatsur : 't Onweer ontlast zich boven.

Abat-vent m. (my. onverand.) : Windscherm,afdak. Buitenluik. Dekmat v. Schoorsteen-kap v.

Abat-voix m. : Klankbord van een preekstoel.Abbatial : Van een abt, abdis of abdij.Abbaye v. (spr. abi-i) : Abdij v. Inkomsten er van.Abbe m. : 1. Abt, kloostervoogd. 2. Wereldlijkgeestelijke. Eerwaarde (Heer). Geestelijke; pastoor.

Abbesse v. : Abdis. .A-B-C m. (ook : abt5e6) : Alphabet. A-B-boekje.En etre a l'- : Aan de eerste beginselen zijn.

Abas m. : Zweer v.Abdication v : Vrijwillige afstand m., 't neder-leggen van (een ambt). Troonsafstand. 't Zichwegcijferen (- de soi).

Abdiquer ov.w. : 1. Vrijwillig afstand doen van,(een ambt) nederleggen. 2. (fig.) - son orgueil: Zijn trots laten varen. 1 onov.w. : Afstand doenvan 't bewind. Zijn' standpunt laten varen. Nepas - : Volhouden.

Abdomen m. (spr. -menn) : 1. Onderlijf. 2. Achter-lijf (insect).

Abdominal : Onderbuiks . . . .Abed z. A-B-C.Abeadaire : Alphabetisch. Die nog aan het abcis, onbenullig. I m. : A-B-boek.

Abeille v. : 1. Bij v. - ouvriere : Werkbij. - mdle: Hommelbij. 2. IJverig mens. 3. Onderlingevereniging. 4. Embleem van Napoleon.

Aberrant : Afwilkend.Aberration v. : I. (sterrenk.) Schijnbare be-

1

Page 18: aardrijkskunde - DBNL

ABERRER. 2 ABSENT.

weging (ster). (n a t k.) Afdwaling van het licht.2. (fig.) Afwijking, afdwaling.

Aberrer : Zich vergissen. Afdwalen.AbOar ov.w. : Verdierlijken, dom maken. Ionov.w. en S'- : Verdierlijken. Stomp worden.

Abetissement m. : Verstomping, verdierlijking.Abhorrer : Verfoeien, verafschuwen.Abtme m. : 1. Afgrond m., peilloze diepte. Un- de misère : Een poel van ellende. 2. (fig.)Ondoorgrondelijk -; onmetelijk lets. Kloof v.

Ablmer : 1. In een afgrond werpen, doen ver-gaan. (fig.) Te gronde richten. 2. (f am.) Be-derven, havenen, kapot maken. I s'- : Zich inde afgrond storten, verzinken. Bederven, vuilworden. (fig.) Zich te gronde richten. Opgaan in.

Abject (spr. -jekte) : Laag, verachtelijk, gemeen.Abjection v. : Vuig-, laag-, gemeenheid. Diepevernedering. - du peuple : Heffe des yolks v.

Abjuration v. : Afzwering. Faire - de : Verzaken.Abjurer ov.w. : Afzweren. (fig.) Verzaken, op-geven. I onov.w. : Zijn geloof afzweren.

Ablatif m. : (t a alk.) Zesde naamval (Latijn).Ablation v. : (heelk.) 't Afzetten, wegnemen.Able m. (ook : ablette v.) : Witvis.Ablution v. : (godsd.) Afwassing, reiniging.(grap) Faire see -8 : Zich poedelen.

Abnegation v. : Verloochening. Zell- (- de soi).Aboi m. : Geblaf. Les -8 : Doodsstrijd, uiterstenood m. Aux -8 : Ten elude raad; in 't nauw.

Aboiement of abotment m. : Geblaf.Abolir : Afschaffen, opheffen. Vernietigen. Kwijt-schelden (straf). I s'- : In onbruik geraken.

Abolition v. : Afschaffing, vernietiging, ophef-fing. Gratie, kwijtschelding.

Abolitionnisme m. : Leer van den abolitionnist.Abolitionniste m. : Voorstander van de vernie-tiging of afschaffing van een maatschappelijk ver-schijnsel, b.v. van de slavernij; - de doodstraf.

Abominable, -went : Afschuwelijk.Abomination v. : 1. Afschuw m. 2. Gruwel m.Avoir en - : Verfoeien. 2tre en - a : Eengruwel zijn voor.

Abominer : (f am.) Verfoeien, gruwen van.Abondamment : Overvloedig, volop.Abondanee v. : 1. Overvloed m. Parler d'- : Drukspreken. 2. Zinledige woordenrijkdom.

Abondant : Overvloedig; rijk. Vol zinswendingen.Die vloeiend spreekt.

Abonder : Over-, toevloeien, voor 't grijpen liggen.- en : Te veel hebben van, rijkelijk bezitten.(fig.) - dans le sent de qn : Het met iem.geheel Bens zijn.

Abonnó : Intekenaar. (AT olk) Stamgast.Abonnement m. : Intekening. Par - : Op af-betaling.

Abonner : Als intekenaar noteren. I s'- :Deelnemen. Intekenen.

Abord m. : 1. Landing. Landingsplaats. Les -8 :Omtrek, .ingang. 2. Nadering. Manier van ont-vangen. D'un - facile : Tegemoetkomend. Ii al'- difficile : Hij is niet te genaken. 3. Aanval.Au premier -, de prime -, de,s l'- : Van 'teerste ogenblik af. Tout d'- : Dadelijk, ogen-blikkelijk. D'- : Eerst.

Abordable : Genaakbaar. Toegankelijk. Schappe-lijk (prijs).

Abordage m. : 't Landen. Entering. Aanvaring.Aborder onov. w. : Landen. I ov.w. : 1. Naderen.Aanspreken. 2. Aanvallen. Beginnen met, voor't eerst doen. Aanroeren (vraag). 8. Enteren.

4. Aanvaren. Aanrijden. I s'- : Elk. aanspreken.Handgemeen worden. Tegen elk. stoten.

Abordeur : Enterend. Aanvarend.Abornement m. : 't Afpalen, afbakenen.Aborner : Afpalen, afbakenen.Abouehement m. : Mondgesprek. Aaneensluitingvan buizen.

Aboueher : Samenbrengen tot een gesprek. Aan-eensluiten. I s'- : Zich in verbinding stellen.

About m. : Sluitstuk, aanzetstuk, pen (en gat).-s : Grenzen.

Aboutir : -Uitlopen op, grenzen aan. Toelopen.Rijp worden. (fig.) Uitdraaien op. Slagen.

Aboutissant : Uitlopend op. I m. : Les tenants et-s d'une af faire : Het fijne van een zaak.

Aboutissement m. : 1. Het rijp worden. 2. Ver-lengstuk. 3. Uitkomst. 4. Eindpunt.

Aboyer : 1. Blaffen. 2. (fig.) - 4, contre, apras !Naschreeuwen; kwaadspreken van. - 4 la lune: Vergeefs zich driftig maken.

Aboyeur : Jachthond m., blaffer. (fig.) Kwaad-spreker. Lastig vervolger. Schreeuwer, opsnijder.

Abracadabra m. : 1. Abracadabra (toverwoord).2. Onzin m.

Abrègl) m. : 1. Uittreksel, kort begrip. En - :In 't kort. 2. Reproductie op verkleinde schaal.

Abornement m. : Verkorting.Abreger : 1. Ver-, afkorten. Afbreken. 2. Eenuittreksel maken van. Pour - : Om kort te zijn.I s' - : Korter worden. Zich korter uitdrukken.

Abreuvage, -ement m. : Drenking. Bevochtiging.Abreuver : 1. Te drinken geven. (fig.) Overstelpen(met). 2. Bevochtigen, doorweken. 1 s'- : Zijndorst lessen. S'- de lames : In tranen baden.

Abreuvoir In. : Drenkplaats v., wed.Abreviateur : Maker van een uittreksel.AbrOviatif : Verkortend. Sign - : V erkortings-taken.

Abrèviation V. : Af-. Verkorting.Abrèviativement : Bij verkorting.Abri m. : Schuil- wijkplaats v. Toevluchtsoord.Afdak. Scherm. ?fig.) Bescherming. A l'- : Be-schut. Mettre a l'- : Onder dak brengen. A l'-de : Beschut tegen ; beveiligd door; onvatbaar voor.

Abricot m. : Abrikoos m.Abricotier in. : Abrikozeboom m., abrikoos m.Abriter : Beschutten. Herbergen. I s'- : Schui-len. (fig.) Zich achter iemand verschullen.

Abrivent m. : (mil.) Schilderhuls. (tuinb.) Dek-,stromat v.

Abrogation v. : Afschaffing; intrekking (wet).Abrogeable : Die afgeschaft kan worden.Abroger : Afschaffen; intrekken (wet). J s'---- :In onbruik geraken. Afgeschaft worden.

Abrupt (spr. -upte) : Steil. (fig.) Ruw, onbeleefd.Onsamenhangend, hortend en stotend. Moeilijkte begrijpen.

Abruti m. : Idioot, stommerik.Abrutir : Verdierlijken, verstompen. Vernederen.

I s'- : (f am.) Dierlijk -, suf worden.Abrutissant : Geestdodend.Abrutissement m. : Ruwheid, stompzinnigheid.Zedelijke verdorvenheid. Verstomping.

Abrutisseur : Verdierlijkend.Abscisse v. : (meetk.) Abseis v. HorizontalecoOrdinaat.

Absence v. : 1. Afwezigheid. 2. Gebrek, gemis. -(d'esprit) : Verstrooldheid. Il a souventdes-s : Hijis dikwijls verstrooid.

Absent : 1. Afwezig. Les -a ont tort : De afwe-

Page 19: aardrijkskunde - DBNL

ABSENTER. 3 ACCEPTATION.

zigen worden altijd verongelijkt; de thulsblijvershebben een strop. 2. - (d'esprit) : Verstrooid.3. Met verlof.

Absenter (s') : Afwezig zijn, wegblijven. Uitgaan.Zich verwijderen.

Abside v. : Half-koepelvormige nis achter hetkoor, apsis.

Absinthe v. : 1. Absint (drank bereid uit de alsem-plant) o. en v. 2. Alsem m.

Absolu : Onbeperkt, volstrekt. Gebiedend, vast.Zuiver. I m. : 't Volstrekte.

Absolument : Onbeperkt. Volkomen. Noodzake-lijk. - parlant : In het algemeen gesproken.

Absolution v. : Vrijspraak v. (godsd.) Kwijt-schelding van zonden, absolutie.

Absolutisme m. : 1. Onbeperkte alleenheerschappij.2. Onverzettelijkheid van karakter.

Absolutiste : Overeenkomstig met het absolutisme.Eenzijdig. 1 m. : Voorstander van 't absolu-tisme.

Absolutoire : Kwijtscheldend. Dat doet vergevenen vergeten. Bref - : Aflaatbrief.

Absorbable : Opslorpbaar, oplosbaar.Absorbant : 1. Opslorpend, opdrogend. Poreus.2. De tijd -, de geest in beslag nemende; zeer druk.

Absorber : I. Inzuigen, opslorpen. Eten, drinkers.Opnemen. (fig.) Opslokken. 2. (fig.) Geheel enal in beslag nemen. Cela absorbs 10000 fr. :Kost. 1 s'- : Opgezogen worden. (f i g.) Verlorengaan; wegzinken. Zich verdiepen in.

Absorption v. : 1. Opslorping. (fig.) 't Opslok-ken. Opname. 2. 't Opgaan in.

Absoudre : Vrijspreken, onschuldig verklaren.(gods d.) De zonden kwijtschelden.

Absoute v. : (K a th.) 1. Gebeden voor de afge-storvenen na een lijkdienst. Donner l'- : Delaatste absolutie geven. 2. Algemene vergiffenisder zonden.

Abstenir (s') : Zich onthouden. Niet handelen.Buiten stemming blijven.

Abstention v. : Onthouding. Het blanco stemmen.Blanco stem v.

Abstinence v. : Matigheid. Onthouding. Strengdieet, vasten. Faire - : Vasten.

Abstinent : Matig in 't gebruik van. Die strengvast. 1 m. : Geheelonthouder.

Abstraeteur m. : (fig.) - de quintessence : Mug-genzifter.

Abstraction v. : 1. Scheiding van de bijkomendeomstandigheden ener zaak van de zaak zelf.Faisant - de, - faite de : Afgezien van. Faire- de : Buiten beschouwing laten, wegdenken.2. Abstract begrip, abstractie. 3. Des -s : Ver-strooldheid.

Abstraire : Afzonderen, aftrekken.Abstrait : 1. In gedachten verdiept. Dromerig.2. Door abstractie voortgebracht, afgezonderd.Onbenoemd (getal). Sciences -es : Exacte weten-schappen. Un etre - : Door onze verbeelding ge-schapen wezen. 3. Moeilijk te begrijpen.

Abstrus : Moeilijk te begrijpen, duister.Absurde : Ongerijmd, dwaas. Dom. 1 m. : 't On-gerijmde. Demontrer par l'- : Uit 't ongerijmdebewijzen. Absurdement bw.

AbsurditO v. : Ongerijmdheid. Onzin m.Abus m. : 1. Misbruik. Par - : Verkeerd. 2.Dwaling. 3. Bedrog. 4. Onmatig gebruik.

Abuser (de) onov.w. : Misbruik makers van. Teveel vergen van. Vous abusez : Ge gaat te ver.1 ov.w. : Bedriegen. 1 s'- : Zich vergissen.

Abusif : 1. Wederrechtelijk. 2. Verkeerd.Abusivement : Bij vergissing, ten onrechte,Abyssin en -inien : Abessinier. •inisch.Abyssinie v. : Abyssinie.Acabit m. : Soort. Slag, acrd m., hoedanighedenAcacia m. : Acacia v.Acadèmicien m. : 1. Lid v. e. geleerd genootschap.2. Een der 40 leden der Academie Francaise.

Amami° v. : 1. Vereniging van geleerden,letterkundigen of kunstenaars. L' - nationale demusique : De Grote Opera te Paris. 2. Universiteitv. 3. Inspectie-kring van het schoolwezen m. 4.School v. Rij-, dans-, schermschool. Partij scher-men. Gezelschap van gelijkgezinden. 5. Studienaar het naakt. Vorm m.

Aeaddmique : 1. Tot een Academie behorend. 2.Gedwongen, stijf. 3. Tot 't onderwijs behorend.

AeadOmiquement : Theoretisch. Stijf.Aeajou m. : Mahonieboom m.; -hout. 1 by.nw. :Mahoniehoutkleurig.

Aeanthe v. : (plantk.) Berenklauw m.Acariátre : Prikkelbaar. Twistziek. Bits, snibbig.Acatene : Kettingloos. 1 v. : -loze fiets v.Aeaule : (p 1 an t k.) Zittend, zonder Stengel.Aeeablant : Drukkend. (fig.) Verpletterend. Lastig.Accablement m. : 1. (f i g.) Last m., overladenheid(met werk). 2. Neerslachtigheid. Uitputting. 3.'t Overstelpende.

Aceabier : 1. Overladen. Verpletteren. Ontmoe-digen, uitputten. 2. (f i g.) Overstelpen. Actable dedettes : Tot over de oren in de schulden. Silenceactable : Doffe stilte.

Aecaimie v. : Korte windstilte. (f i g.) Kalmte.Slappe tijd m. Ogenblik van kalmte. 't Be-daren (pijn).

Accaparement m. : Opkoping in 't groot. In-palming. Prijsopdrijving. - par l'etat : Mono-polisering.

Accaparer : I. (Alle koopwaren die ter marktzijn) in den hand verenigen; hamsteren. 2. (f i g.)In beslag nemen. (f am.) Zich indringen bij.

Accapareur, -euse : Opkoper, -ster van al hetvoorradige; hamsteraar. 1 by.nw. : Die opkoopt.

Mader : 1. Toegang hebben tot. 2. Inwilligen.Acceldrateur m. : Gaspedaal (in auto). Appuyersur 1' - : Gas geven. I by. nw. : Versnellend.

Acceleration v. : Versnelling.Accelerer : Versnellen. (fig.) Bespoedigen. Op-trekken (auto). Mouvement uniformement acce-lere : Eenparig versnelde beweging. I s'- :Sneller worden.

Accent m. : 1. Klemtoon m. 2. (Toon)teken,accent. 3. Toon, kiank m. Aux -8 de : Opde tonen van. Les -s : De taal, de uitdrukking.4. Eigenaardige uitdrukking, toon. 5. Verkeerdeuitspraak die aan de bewoners van een streekof land eigen is v. Vous n'avez pas d'- : Uspreekt zuiver. 6. (f i g.) Stembuiging, uitdrukking.

Accentuation v. : 't Leggen van de klemtoon.'t Plaatsen van het toonteken. 't Krachtig eentoon voortbrengen. Toename v.

Accentuer : 1. De klemtoon leggen op. 2. Eenteken plaatsen op. 3. Vol uitdrukking zeggen.4. Doen uitkomen. (f i g.) Des traits accentues : In't oog vallende trekken. Virage accentue : Scherpebocht. 1 s'- : De klemtoon krijgen. (f i g.) Duide-lijker -, sterker worden, toenemen.

Acceptable : Aannemelijk, aanneembaar.Acceptation v. : Goedkeuring. Gelatenheid. Accep-tatie, 't aannemen om to betalen (wissel).

Page 20: aardrijkskunde - DBNL

ACCEPTER. 4 ACCOTEMENT.

Accepter : 1. Aannemen. Aanvaarden. 2. Goed-keuren. Op zich nemen te betalen, accepteren.3. Zich schikken in.

Aceepteur : Acceptant (wissel).Acception V. : 1. Betekenis. 2. Voorkeur v. Sans -de personne : Zonder aanzien des persoons.

Acees m. : 1. Toegang m. Avoir - chez : Ontvangenworden. Homme d'un - difficile : Vrijwel on-genaakbaar mens. 2. Aanval (ziekte) m. Buiv., vlaag v. Par - : Bij buien.

Aeeessibilitè v. : Genaakbaarheid, toegankelijk-heid. L'- aux emplois : De mogelijkheid om be-trekkingen te krijgen.

Accessible : Toegankelijk, genaakbaar. (fig.) Vat-baar voor. Bereikbaar, open.

Accession V. : 1. Komst v. - au &One : Troonsbe-stijging. 2. Toetreding (tot verdrag).

Aecessit m. (spr. -site) : Tweede prijs m., premie,eervolle vermelding, accessit o.

Aceessoire : Bijkomstig. (in samenst.) Hulp-.I m. : L'- : Het bijkomstige, bijzaak v. -s :Onderdelen, fittings. -s de thedtre : Toneel-requisieten.

Accident m. : 1. Toeval. 2. Ongeval. 3. Bijko-mende omstandigheid. A moins d'- : Als er nietstussenbeide komt. Par - : Bij toeval. 4. Onef-fenheid (bodem), terreinplooi v. 5. Bijkomendziekteverschijnsel. 6. (m u z.) Toevallig teken.

Accident() : Veelbewogen, avontuurlijk. Oneffen,heuvelachtig. Wisselvallig. Ongelijk (stij1).

Accidentel : Toevallig. Rampspoedig (dood).Accidentellement : Bij toeval. Door een ongeval.Aeeidenter : Oneffen maken. Variatie brengen in.Aeeise v. : Accijns m., verbruiksbelasting.Aeelamateur : Toejuicher.Acclamation v. : Toejuiching. Par -, d'- : Metgejuich, zonder hoofdelijke stemming.

Aeelamer : Toejuichen. Bij acclamatie kiezen.Acelimatation v. : Het aan een andere luchtstreekgewennen. Jardin d'- : Dierentuin (Parijs).

Aeelimater : Aan een andere luchtstreek ge-wennen. (fig.) Wennen. I s'- : Zich wennenaan een klimaat. (fig.) Burgerrecht verkrijgen,zich inburgeren.

Accointance V. : (Gezellige) omgang m., verkeer.Aeeointer (s') : Vertrouwelijk omgaan met, zichinlaten met.

Accolade V. : 1. Omarming. 2. Ridderslag m.Donner l'- a qn : Iem. tot ridder slaan. 3. Acco-lade, strik m.

Accolage m. : Het opbinden der jonge twijgen.Aceoler : 1. Omarmen. 2. Op-, vastbinden. Samen-voegen. Omstrengelen. Um epithete accoUe a sonnom : Een bijnaam die met zijn naam den isgeworden. 3. Door een accolade verhinden.

Accommodable : Bij te leggen, te vereffenen.Accommodage m. : Toebereiding. 't Kappen.Accommodant : Inschikkelijk. Rekbaar.Accommodation V. : Inrichting (lokalen). Schik-king, verzoening. Accommodatie (oog), wijzigingvan de lens.

Aecommodement m. : 1. Schikking, vergelijk.Il est avec le del des -s : Er is wel wat op tevinden. 2. Plaatsing, schikking (stoffen).

Accommoder : i. Passen, gelegen komen. 2. Ver-zoenen. Bijleggen (twist). 8. la orde brengen,goed inrichten. 4. Toebereiden (spijs). Kappen(haar). 5. Goed huisvesten, - bedienen. 6.(f a m., spot) Toetakelen. (f i g.) - qn a touterles sauces : Iem. duchtig over de hekel halen.

7. - do : Voorzien van. 8. - avec : In overeen-stemming brengen (strijdige dingen). 9. - a :Overeenbrengen, regelen. I s'- : 1. Zijn gemaknemen, zich niet generen. 2. Het eens worden.Bijgelegd worden. 3. Zich toetakelen. Zichkleden. 4. s'- a : Zich schikken naar. Inovereenstemming zijn met. 5. s'- de : Zichbedienen van. Voor lief nemen. (spot) Zichtoegigenen.

Aeeompagnateur, -trice : (m u z.) Begeleider, -starLeider v. reisgezelschap.

Accompagnement m. : Geleide. Sieraad, bijkomendeeigenschap. Toebehoren. (m u z.) Begeleiding.Titre d'- : Geleibiljet.

Aecompagner : Vergezellen. Vergezeld doen gaan.Sieren, goed komen bij. (mu z.) Begeleiden. Is '- : (m u z.) Zich zelf begeleiden. Vergezeldgaan van.

Accompli : Volmaakt, volledig. Uitstekend opge-voed. In vervulling gegaan. 12 arts -8 : Voile12 jaar. Fait - : Voldongen felt, gedane zaak.

Aecomplir : Nakomen, volvoeren; verwezenlijken.Voleindigen. Uitzitten (straf). Afleggen (afstand).I s '- : Vervuld -, volbracht worden. Tot standkomen.

Aecomphssement m. : Volvoering, afdoening. Ver-vulling. - d'une peine : Afloop van straftijd m.,het uitzitten van straf.

Accord m. : 1. Overeenstemming, eensgezindheid.Etre d'- : Het eens zijn. Tomber d'- : Heteens worden. Mettre d'- : Verzoenen; tot over-eenstemming brengen. D'- : Aangenomen, af-gesproken, goad 1 D'- avec : In overleg met. D'uncommun - : Eenparig. 2. Overeenkomst v. 3.Juiste verhouding. 4 (t a al k.) Overeenkomst.5. (m u z.) Samenklank m., accoord. Toonhoogte.

Accordable : Die men kan toestaan. - tot over-eenstemming kan brengen.

Aeeordage m. : Het stemmen (instrument).Aecordailles v.mv. : (yolk) Ondertrouw m.Accordant : Goed samenklinkend, harmonisch.Accord(), -e : Aanstaande.Accordêon m. : Harmonica v.Aecordêoniste : Harmonicaspeler.Aeeorder : 1. Tot overeenstemming brengen. Bij-leggen. 2. Inwilligen; verlenen; toestaan. - lamain de qn : Tern. ten huwelijk geven. 3. (m u z.)Stemmen. Op dezelfde toonhoogte brengen.

-avec : Afstemmen op (radio). 4. Erkennen,beamen. Tout le monde lui accorde du bon sans :Allen zijn het eens, dat hij gezond verstand heeft.Je vow accorde que : 1k geef u toe, dat. I s'- :1. Bij elkaar behoren, overeenstemmen. Bij elk.passen. 2. In goede verstandhouding leven 3. s'-a : Eenstemmig beweren. 4. s'- avec : Afspreken.Overeenkomen. 5. Worden toegestaan.

Aeeordeur : Piano-, orgelstemmer.Accordoir m. : Stemhamer m.Moore m. : 1. (zeev.) Schoor m., stutbalk m. 2Blip v.; zandbank v.

Aecort, -ement : Voorkomend; hups; knap.Aceortise v. : Voorkomend-, beleefdheid.Aceostable : Waar men kan aanleggen. Genaak-baar ; vriendelijk.

Aecostage m. : (z e e v.) Landing.Amster : 1. Aanspreken. 2. (z e e v.) De kustnaderen, aanleggen aan, langszij komen van.

Aeeot m. : Steun m., stut m.Aeeotement m. : Berm (tussen wag en sloot)m. Rijwielpad.

Page 21: aardrijkskunde - DBNL

A CCOTER. 5 ACHtVENIENT.

Accoter : Steunen aan een karat. I s'— : Leunen.&couch& : Kraamvrouw.Aeeouchement m. : Bevalling, verlossing. (f 1 g.)Het met moeite voortbrengen.

Accoucher onov.w. : Bevallen, baren. (fig.) Metmoeite voortbrengen. I ov.w. : Hulp bij de ge-boorte verlenen, verlossen.

Aecoueheur, -euse : Vroedmeester, -vrouw.Accouder (s') : Op de ellebogen (gaan) leunen.Accoudoir m. : Leming. Leunkussen. Kussen inde vensterbank. Balustrade op borsthoogte.

Aceouplement m. : 1. Samen-, aaneenkoppeling.2. Het paren.

Accoupler : 1. Samenkoppelen, tot elk. brengen.Twee aan twee plaatsen. (f i g.) — des mots :Woorden in edit zin gebruiken, die niet bij elkaarbehoren. 2. Paren. I s'— : (Zich) paren.

Accoureir : Korter maken. I s'— : Krimpen,Aceourcissement m. : Het bekorten.Aecourir : Toelopen, -snellen, -stromen.Accoutrement m. : Bespottelijke kleding, vreemde

opschik m.Accouter : Toetakelen, vreemd kleden. Commevous voila accoutre! Wat zie je er mal nit!

Accoutumanee v. : Gewoonte, aanwensel.Accoutume : Gewoon, alledaags. Il avait — de : Hijwas gewoon om. A l'—e : Als gewoonlijk.

Aceoutumer : Wennen, gewoon maken. I s'— a :Zich gewennen aan. s'— avec : Zich wennen aan,gemeenzaam worden met.

&creditor : 1. Aanzien -, vertrouwen doen krijgen.(han d el) Krediet verschaffen. Il est accreditsaupres du banquier N. : Bij den bankier N. ishem een krediet geopend. 2. Geloofsbrieven geven.volmachtigen (gezant). 3. Ingang doen vinden(mening). I s'— : Aanzien -; krediet verwerven.Meer en meer geloof vinden.

Aceroe (spr. akro) m. : 1. Winkelhaak m., scheurv. (fig.) Hinderpaal m. Smet v., viek v. Faireun — a : Een smet werpen op. 2. Haak.

A ccrochage m. : Het ophangen. Aanrijding (auto).Accrochement m. • 't Aanrijden. (f i g.) Hindernis.Accroeher : 1. Ophangen. Afbellen (telefoon),aan de haak doen. 2. Rijden tegen (rijtuig).3. (fig.) Tegenhouden, niet toelaten. 4. Aande haak slaan (een man b.v.), oplopen, krijgen.I s'— : Blijven haken. Tegen elk. aanrijden.s'— A : Zich vasthouden, - vastgrijpen aan.

Aceroire : Faire — : Wijsmaken. En faire — :Misleiden. S'en faire — : Zich veel inbeelden.

Accroissement m. : Aangroeiing, toename. Ver-meerdering, uitbreiding.

&croft m. : Aanwas m.Accroftre ov.w. : Doen toenemen, - aangroeien,- vermeerderen. I onov.w. en s'— : Aangroeien.s'— de : Toenemen met.

Aeeroupir en s'— : Nederhurken, gaan liggen (dier).Accroupissement m. : Gehurkte houding.Accrue v. : Aanslibbing, aanwas m.Amu m. : Accumulator m.&mil m. : Ontvangst, bejegening, onthaal. Faire

bon — a : Goed ontvangen ; (fig.) goed opnemen;inwilligen; (h an del) honoreren.

Aeeueillant : Vriendelijk, gastvrij.Aceueillir : Ontvangen, onthalen, bejegenen. Goedontvangen. (fig.) Opnemen. Inwilligen.

Acculer : 1. Met het achterste deel steunen,stoten tegen. In het nauw drijven. 2. (fig.)Dwingen. I s'— : Met de rug steunen, - gaanstaan tegen. (f i g.) Zich vastpraten.

Accumulateur, -trice : Hij, zij die opeenhoopt.(w erkt.) Toestel om kracht op een punt te ver-zamelen, speciaal electriciteit, accumulator m.

Accumulation v. : Opeenstapeling.Aecumuler : Opeenstapelen. Bijeenschrapen. I s'—:Samentrekken (onweer). Talrijker worden.

Accusable : Aanklaagbaar, te beschuldigen.Accusateur, -atriee : Beschuldiger, -ster, aanklager,-klaagster. Se porter — : Als beschuldiger op-treden. (re cht) — public : Openbare aanklager.

bv.nw. : Beschuldigend.Accusatif m. : Vierde naamval m.Accusation v. : Beschuldiging, aanklacht v. Chefd'— : Punt van aanklacht. Mettre en — : In staatvan beschuldiging stellen.

Accusatoire : Betrekking hebbende op de aan-klacht.

Accuse, —e : Beschuldigde. — de reception : Be-richt van ontvangst.

Accuser : 1. Beschuldigen. Verwijten. Cela vousaccuse : Dat pleit tegen u. 2. Doen uitkomen,verraden. Erkennen, uitkomen voor. Roemen (bijkaartspel). — reception : De ontvangst berichten.Il accuse son age : Men kan wel zien dat hij die leef-tijd heeft. It accuse des dispositions etonnantes :Geeft blijk van grote aanleg. Nez tree accuse :Scherp getekende. 3. (hand el) Aanwijzen(saldo). I s'— : Zich beschuldigen. Merkbaarder -.scherper zijn, - worden. Blijken te zijn.

Acerain : Op staal gelijkend, staalachtig.Acerbe : Wrang, bitter. (f i g.) Bits, scherp.Acerbite v. : Wrang-, bitterheid.Acere : Scherp. Met staal. (f i g.) Bits, bijtend.Acerer : Met staal beslaan, verstalen. Scherpen.(f i g.) Bijtend, kwetsend maken.

Acetate m. : (scheik.) Azijnzuurzout. — de cuivre :Kopergroen.

Acetification v. : Het omzetten in azijn(zuur).&killer : Omzetten in azijn(zuur).Acetique : Azijn .. . . Acide — : Azijnzuur.Acetylene m. : Acetyleen(gas).Achalandage m. : De lopende klanten.Aehalandê : Druk beklant.Achalander : Klanten bezorgen. I s'— : Zichklanten verwerven. Beklant worden.

&harm; : Vurig; hardnekkig; verwoed.Aeharnement m. : Verbittering, woede v. Hard-nekkigheid, onwrikbaarheid. Mettre de 1'— a :Volhouden om.

Aehamer : Aanhitsen, tergen. I s'— sur, apres, contre: Met woede verscheuren; (f i g.) voortdurendpijnigen; niet willen loslattn; Been kwartiergeven aan. 5 9— á : (f i g.) Koppig voihoudenaan, - om te . . . . ; zijn uiterste best doen om.

Aehat m. : Aankoop, inkoop. Gekocht voorwerp.Ache v. : (p 1 a n tk.) Wilde selderie v. — d'eau :

Grote watereppe.Aeheminement m. : Nadering. Verzending. (f i g.)Voortgang m., weg (tot) m.

Aeheminer : Verzenden. (f i g.) Leiden tot.- Opweg helpers. I s'— : Zich op weg begeven. (fig.)Vorderen.

Acheron m. (myth.; spr. -ke of -che-) : Acheron(rivier om de onderwereld) m. De dood.

Achetor : 1. Kopen. Overnemen (zaak). — aupoids de l'or : Tegen goud opwegen. 2. (f i g.)Met moeite -, gevaar verwerven.

Aeheteur, -euse : Koper, koopster.&hove : Volmaakt, onberispelijk. Voltooid.Aehevement m. :Voltooiing. Zorgvuldige uitvoering.

Page 22: aardrijkskunde - DBNL

ACHEVER. 6 ACTIVER.

Aehever ov.w. : 1. Voltooien, afmaken. 2. Vol-maken. Uitdrinken. Oproken. Afdragen. Slijten(oude dagen). - de guerir : Volkomen genezen.- de diner : Afeten. 8. Afmaken (gekwetste). 4.(fig.) Te gronde richten. onov. w. : Uitspreken.

s'- : Ten einde spoeden. Voltooid worden.Zich to gronde richten.

Achille m. (spr. Achil) : Achilles. (fi g.) Held.Aehoppement m. : 1. Aanstoot m. Ergernis.Pierre d'- : Steen des aanstoots m. 2. Struikel-blok.

Achopper : Struikelen. (fig.) Tegengehouden wor-den. I s'- : Struikelen.

Aehromatique (spr. akro-) : Geen kleurschiftingvertonend.

Achromatiser (spr. akro-) : Kleurloos maken.Aside : Zuur, wrang. Schel (kleur). (fig.) Bitter.

m. : (scheik.) Zuur.Acidement : (fi g.) Scherp, spottend.Aeidifiable : Dat een zuur kan worden.Aeidifiant : Zuurvormend. I m. -vormer.Acidifier : Zuur doen worden.Aciditk v. : Zuur-, scherpheld. (s chei k.) Zurigheid.Aeidul6 of -ule Zuurachtig, rins. Bonbon -é :Zuurtje.

Aciduler : Enigszins zuur rins maken.&ler m. : Staal. Di- : Stalen (ook fig.).&Wage m. en -ation v. : Verstaling, verharding.Aelarer : Verstalen, tot staal maken.Aciëreux : Staalachtig.Aciêrie v. : Staalfabriek, -gieterij.Acolyte m. : 1. (fig.) Trawant, handlanger.Bijzitter. 2. Altaardienaar, acoliet.

A eompte : Op afrekening.Acompte m. : Voorschot op afrekening; voorlo-pigs uitkering; interim-dividend.

Aconit m. (spr. -its) : Monnikskap (plant; vergif) v.Acores v.mv. : Azoren of Azorische Eilanden.A-c8t6 m. : Bijkomstigheid.A-coup of aeoup m. : Plotselinge schok m. Be-vlieging. Par d-coups : Bij buien.

Aeoustique : Tot de geluidsleer behorend. Nerf -; Gehoorzenuw. Cornet - Spreekbuis ; spreek-hoorn (voor doven). I V. : Geluidsleer v. Voort-planting van het geluid. Acoustiek v.

Acquèreur m. : Koper, koopster, verwerver,-werfster.

Acquerir : 1. Verwerven, kopen, verkrijgen. C'est(un point) acquis : Daaraan valt niet meer tetornen. 2. Voor zich winnen. Je vow suis toutacquis : Ik ben geheel de uwe. Ma reconnaissancelui est acquire : Hij kan zeker zijn van mijn dank.Rester acquis a : Verbeurd zijn. s'- : Zichaanschaffen. Verkregen worden.

Acqui3t m. : Goederen staande het huwelijk ver-kregen.

Acquieseement m. : Toestemming. Berusting.Aequiescer : Toestemmen. Berusten in.Acquis m. : Verkregen bekwaamheden, - kennis.Ondervinding. Invloed m.

Acquisition v. : Verkrijging, verwerving. Aan-koop, aanwinst. Faire - de : Aankopen.

Acquit m. : 1. Betaling, schulddelging. Pour - :Voldaan (op rekening). 2. Quitantie. - a cau-tion : Geleibrief voor waren waarvan de rechtenslechts betaald worden naarmate zij de maga-zijnen verlaten m. 3. (fig.) Pour r- de -, par- (de ma conscience) : Om mijn geweten gerust testellen, om er of te zijn. 4. z. acquittement.

Aequittable : Te voldoen, to betalen.

Acquittement m. : Vrijspraak v. Afdoening.Acquitter : 1. Betalen, voldoen. Uitdienen (straf).2. Voor voldaan tekenen. 3. (fig.) Bevredigen(geweten). Gestand doen (belofte). 4. Vrijspre-ken. 5. - de : Ontheffen van. I s'- : Zich kwij-ten van, voldoen aan; betalen, voldoen.

Acre v. : Vlaktemaat van ± 50 aren (in Frankr.),- van ± 40 aren (in Engel.) v.

A(8) ere : Bitter, scherp, wrang. (fig.) Bits, kwet-send, stekelig. AMerement bw.

AMerete v. : Wrangheid; scherpte (in blood).(fig.) Bitsheid.

A(1) erimonie V. : Scherpte (vochten). (fig.) Bitter-held, scherpte (taal).

A(A)crimonieux, -ieusement : Scherp, zuur. (fig.)Bits, hekelend.

Acrobats : Koorddanser, -es. Kunstenmaker, -es.Acrobaat.

Aerobatie v. : Koorddanserskunst v.Aerobatique : Der koorddansers.Aeropole v. : Stadsburg m., citadel v. in het bo-vendeel der stad, acropolis (b.v. te Athene) v.

Aerostiche m. : (Gedicht) waarvan de opeenvol-gende beginletters der regels de naam van eenpersoon of een zaak vormen, naamdicht.

Ade m. : 1. Daad v., handeling. Faire - de pri-sence :Welstaanshalve ergens even zijn. 2.Geschrift,oorkonde v., akte v. Wet v. - sous Being prive :Onderhandse a. (fig.) J'en preside : Ik con-stateer dat, ik neem het ad notam. Dont - :Waarvan akte ; (fig.) dat neem ik ad notam.3. Bedrijf (toneelstuk). 4. -s : Handelingen,beschrijving daarvan (Bijbel; Parlement).

Acteur, -trice : Toneelspeler, -speelster. (fig.) Hijdie een hoofdrol speelt, bewerker.

Actif : Werkend, handelend. Werkzaam, ijverig,bedrijvig. Dettes -ives : Uitstaande vorderingen.Sorvice - : Werkelijke dienst. Verbe - : Over-gankelijk -; bedrijvend werkw. Remède - :Krachtig middel. Connaissance -ive : Paratekennis. Peole -ive : Werkschool. 1 m. : 1. Hetgeenmen bezit of to vorderen heeft, tegoed, activa.(fig.) Il taut porter cela a son - : Men moet dattot zijn eer erkennen. Avoir a son - : Gedaan-. op zijn geweten h. 2. (taalk.) Bedrijvendevorm m.

Action v. : 1. Daad v., handeling. (Uit)werking.Inwerking. L'- de marcher, - de penser : Het lo-pen, het denken. Homme d'- : Man van dedaad. Mettre en - : In beweging -; in practijkbrengen. En - : In beweging , - werking, bezig.- de grdce(s) : Dankzegging, -gebed. 2. Gevecht,treffen; (fig.) strijd. Engager r- : Handgemeenworden. Journal d'- : Strijdend dagblad. 3.(recht) Rechtsvordering, vervolging. 4. Leven-digheid, nadruk m. Gebaren en houding. 5.(le tterk.) Hoofdonderwerp. Handeling. 6. (ha n-d el) Aandeel (in maatschappij). - de jouissance :Bewijs van deelgerechtigheid in de overwinsten.- de priorite, - privilegiee : Preferent aandeel. -d' apport : Oprichtersaandeel. 7. (n a tk. ) Kracht v.

Aetionnaire : Aandeelhouder, -ster.Actionner : 1. Een vervolging in rechten instellentegen. 2. Aanzetten, verhaasten. 3. (w erkt.) Inbeweging brengen, drijven.

Active v. : Actief dienend Ieger.Activement : 1. Werkzaam, bedrijvig. Druk 2.(t a al k.) In bedrijvende betekenis.

Aetiver : Aan de gang brengen. Aanzetten be-spoedigen. Aanwakkeren.

Page 23: aardrijkskunde - DBNL

ACTIVISTE. 7 ADOLPHE.

Aetiviste : Voorstander der afscheiding v. Vlaan-deren v. Belgie.

Activite V. : 1. Werkkracht v. Werkzaamheid.En - de service : In werkelijke dienst. En

-: Bezig, werkend; waar gewerkt wordt. En pleine- : In voile gang. 2. Voortvarendheid, vlijtv. 8. Kracht v., uitwerking.

Aetuaire : Actuaris (wiskundige verbonden aaneen maatschappij van levensverzekering).

Actuante v. : Tegenwoordige toestand m. Wer-kelbkheid. Gebeurtenis -, kwestie van de dag.

Aetuel : 1. Werkelijk, wezenlijk. Nuchter (feit).2. Tegenwoordig, huidig. A l'heure -le : Thans.3. Aan de orde van de dag, actueel. 4. Paraat(kennis).

Aetuellement : 1. Werkelijk. 2. Tegenwoordig.Acuite v. : 1. Scherp-, puntigheid. Hoogte (toon).2. (fig.) Hevigheid. (g en e e sk.) Acuut karakter.

Aeule : Van een angel voorzien.Aeul(e)iforme : Angelvormig.Acutangle of -angulaire, -angule : Scherphoekig.Adage m. : Spreekwoord, zinspreuk v.Adagio bw. en m. : (mu z.) Langzaam (stuk muziek).Adam (spr. adan) : Adam. Etre de la cote d'- :Van een oude famine zijn. Pomme d'- :Adamsappel.

Adaptable : Geschikt om zich aan te passen.Adaptateur : Bewerker.Adaptatif : Aanpassings-. Fa,cult i-ive: Aanpassings-vermogen.

Adaptation v. : 1. Het pasklaar maken. - aan-brengen. 2. Aanpassing (aan de omgeving).

Adapter : Pasklaar maken, aanbrengen. Voegennaar. Vrij bewerken. (f i g.) Adapte a la circon-stance : Juist van pas. I s 9- : Zich schikken.- aanpassen. Passen, toepasselijk zijn (op).

Addition v. : 1. Bij-, toevoeging. Aannangsel.2. Optelling. De rekening (in eethuis).

Additionnel : Bijgevoegd, aanvullend. Centimes-8 : Opcenten (belasting).

Additionner : Aanvullen, vermeerderen. Optellen.Aanlengen.I s'- : Samengeteld worden.

Additionneuse V. : Telmachine v.Adduction V. : Het binnenwaarts brengen. Aan-voer (water) m. - d'eau : Waterleiding.

Adele : Alida, Aaltje.Adepte m. : Ingewijde. Aanhanger. Goudmaker,die de steen der wijzen beweert te kennen.

Adequat (spr. -kwa) : Geheel beantwoordende aan.Volkomen gelijkwaardig.

Adherence v. : Het aankleven. Vergroeiing.Adherent : Aanhangend, samengegroeid, vastge-maakt. (Membre) - : Gewoon lid. I m. : (fig.)Aanhanger. Belijder (godsdienst). Lid.

Adherer : 1. Aankleven, aanhangen, vastzittenaan. 2. (f i g.) Gehecht zijn, vasthouden aan. Toe-stemmen. Zich aansluiten bij. Toegedaan zijn.

Adhesif : 1. Toestemmend, bijvallend. 2. Hechtend.Bande -lye : Kleefstrook.

Adhesion v. : 1. Aanhechting. (n a t k.) Force d'- :Kleefkracht v., adhesie. 2. Toestemming. Aan-gifte van deelneming, - lidmaatschap.

Ad hoe (spr. addle) : Daartoe (alleen bestemd,dienend), ad hoc.

Adieu tussenw. : Vaarwel. I m. : Afscheid.Afscheidsgroet m. Sans - : Tot ziens. Faire ses-x a : Afscheid nemen van.

Adige m. : Etsch (rivier) v.Adjacent : Aangrenzend, belendend. (m e e t k.)Angle - : Aanliggende hoek.

Adjectif m. : Bijvoeglijk naamwoord. - verbal :Bijv. gebr. deelw. I bv.nw. en -ivement : Bij-voeglijk (gebruikt).

Adjoindre : Bij-, toevoegen.Adjoint : Wethouder. Helper, adjunct, hulp-.Protesseur - : Buitengewoon hoogleraar.

Adjonction v. : 't Bijvoegen, bijbouwen. 't Toe-voegen (helper).

Adjudant : Onderofficier of Wider die een hoger-geplaatst militair bijstaat, adjudant.

Adjudieataire m. en v. : Degeen aan wie eenaanbesteding is gegund. Koper (op veiling).

Adjudieateur : Toewijzer.Adjudieatif : Toewijzend.Adjudication v. : 1. Toewijzing. Gunning. 2. Aan-besteding, Inschrijving. Mettre en - : Aan-besteden. Vente par - Openb are verkoop.

Adjuger : 1. Toewijzen, toekennen. 2. GunnenI s' - : Zich toeeigenen.

Adjuration v. : Bezwering. Smeekbede v.Adjurer : Bezweren. Smeken. Tot getuige roepen,Admettre : 1. Toelaten, ontvangen, opnemen.- au nombre de ses arms : Vrienden worden met.- a se justifier : In de gelegenheid stellen zich terechtvaardigen. 2. Inwilligen, goedkeuren. 8.Voor waar aannemen. Je n'admets pas cela : Datwil er bij mij niet in. En adrnettant qu'il en softainsi : Als dat zo is. 4. Dulden, lijden. Je n'ad-mete pas cela (z. 3) : Ik sta dat niet toe. I 5'- :Als waar erkend worden.

Administrateur, -trice : Bestuurder, beheerder,regent. Bestuurster, enz. Administrateur, rege-ringsambtenaar.

Administratif : Besturend, van 't bestuur.Administration v. : Bestuur, beheer. Administratie.Regeringspersoneel. Het ingeven, het toedlenen;(K a t h.) bediening.

Administrativement : Langs administratieve weg.Administre : Onderhebbende. -s : Burgerij.Administrer : Besturen, beheren. Ingeven, toe-dienen. - un malade : Een zieke de sacra-menten toedienen. - une correction a: Op eenpak slaag onthalen. I s'- : Bestuurd worden.(f am.) Zich trakteren op. Zich toe6igenen

Admirable, -ment : Bewonderenswaardig. (iron).Mooi, fraai, keurig.

Admirateur, -trice : Bewonderaar, -ster. I bv.nw. :Vol bewondering.

Admiratif : Vol bewondering. Point - : Uitroep-teken.

Admiration v. : Bewondering. Verrukking.Admirer : Bewonderen. 't Mooiste -. 't Vreemdvinden.

Admissibilitê v. : Aannemelijk-. Ontvankelijk-.Bevoegd-. Toelaatbaarheid.

Admissible : Aannemelijk. Ontvankelijk. Bevoegd.Toelaatbaar. Cela nest pas - : Dat kan -,mag niet.

Admission v. : 1. - d'une preuve : Het toelaten(van een bewijs). - temporaire : Het tijdelijkvrijstellen van invoerrechten op vreemde goe-deren. 2. Toelating, aan-, opneming.

Admonestation v. : Strenge berisping,Admonester : Streng berispen.Admonition v. : Berisping. Waarschuwing.Adolescence v. : Jongelings-, jongemeisjesjaren.Jongelingschap, jeugd v.

Adolescent' Van de jongelingsjaren. I m. : (die nt kof i r o n.) Jongeling.

Adolphe : Adolf, Dolf.

Page 24: aardrijkskunde - DBNL

ADONIS. AFFAIRE.8

Adonis m. (spr. -iss) : Adonis (schoon jongeling).(plantk.) Adonis m.

Adoniser : Opschikken, opsmukken.Adonner (s') : Zich overgeven, zich toewijden.

Geheel opgaan in. Verslaafd raken aan.Adoptable : Aannemelijk.Adopter : 1. (Een kind) aannemen. 2. Aannemen,omhelzen, goedkeuren (wet), invocren (stelsel).

Adoptif : 1. Enfant — : Aangenomen kind. 2.Pere — : Pleegvader. Patrie -ive : Tweedevaderland.

Adoption v. : 1. Het aannemen (als kind). Patrie -,pays d'— : Tweede vaderland. 2. Aanneming,goedkeuring, toeeigening, invoering.

Adorable en —ment : Aanbiddelijk. Een engelvan .... Hoogst beminnelijk.

Adorateur, -trice : Aanbidder, -ster. Warm be-wonderaar, -ster. I bv.nw.: Vleiend.

Adoration V. : 1. Aanbidding. 2. Vurige liefde v. ;diepe eerbied m.

Adorer : Aanbidden. Dol veel houden van. Af-godisch vereren. I s'— : Zijn eigen waarde over-schatten. Elk. aanbidden.

Adosser : Doen leunen, steunen. Adosse a la colline:In de rug door de heuvel gedekt. I s'— : Metde rug gaan staan tegen.

Adoub . . . z. radoub . . . .Adoueir : 1. Verzachten. Verzoeten. 2. (fig.)Temmen. Beschaafd maken. Lenigen. Matigen,stillen. Sussen. Verontschuldigen (misslag). Po-lijsten. I s'— : Zachter, bedaarder worden.

Adoucissant m. en by. nw. : Verzachtend (middel).Adoueissement m. : 1. Verzachting. Het zachterworden. 2. Leniging, matiging.

Adresse v. : 1. Handig-, vaardigheid. Tour d'— :Goochelkunst v.; sluwe zet m. 2. Schranderheid;overleg, beleid. 3. Adres (brief). 4. Vertoog,verzoekschrift. (Officleel) schrijven.

Adresser : Toezenden, adresseren. Richten. Onm'a adresse a vows : Men heeft mij naar u ver-wezen. I s'— : Zich richten, toespreken. Zichwenden (tot). Cela s'adresse a vows : Dat kuntgij u aantrekken.

Adriatique v. en bv.nw.: Adriatische (Zee).Adrien : Adriaan, Hadrianus. —ne : Adriana.Adroit en —ement : 1. Handig, bedreven. 2.

Listig, geslepen. Gevat.Adulateur, -trice : Pluimstrijker, flikflooier, -ster.

I bv.nw.: Huichelachtig vleiend, kruipend.Adulation v. : Kruiperij, baatzuchtige vleierij.Aduler : Flikflooien.Adulte : Volwassen. L'elge — : De manlijke leaf-tijd. I m. : Volwassene. Cours d'—s : Herhalings-school v., -onderwijs.

Adultére : Overspelig. I m. : 1. Echtbreker. 2.Echtbreuk v.

Adulterer : Vervalsen.Advenir : Bij toeval gebeuren. Advienne quepourra : Er moge gebeuren wat wil.

Adventice : Toevallig, bijkomstig.Adverbe m. : Bijwoord.Adverbial, --ement : Bijwoordelijk.Adversaire m. : Tegenstander, tegenpartij v.Advers : Tegenovergesteid. Partie —e : Tegen-partij. Fortune —e : Tegenspoed.

Adversite v. : Tegenspoed m. Ramp v., on-geval.

Mrage m., -ation v. : Luchtverversing.Aeró : Luchtig, fris (bien —).Aerer : Luchten, aan de lucht blootstellen.

Adrien : 1. Van, in, door de lucht. Luchtvormig.Lettre —ne : Luchtpostbrief. 2. (fig.) Fijn enbevallig, luchtig. IJ1. 3. Bovengronds.

Mrif6re : Luchtaanvoerend.Mriforme : Luchtvormig.Mro m. z. aeroplane.Mrobus m. : Vliegtuig op een vaste luchtlijn.Aerodrome m. : Veld voor luchtscheepvaartproe-ven. Viiegveld.

Aerodynamique v. : Luchtscheepvaart (zwaar-der dan lucht) v. I bv.nw.: Gestroomlijnd. Ligne— : Stroomlijn m.

Aerogare v. : Vliegstation, -haven.Mrolithe in. : Meteoorsteen m.Mrologie v. : Leer der verschijnselen in de

dampkring v.Mrométre m. : Werktuig om de graad vandichtheid der gassen te meten.

Aeronat m. : Bestuurbaar luchtschip.Mronaute : Luchtschipper. -reiziger.Mronautique v. en bv.nw. : (Van de) lucht-scheepvaart v. Luchtschepenbouw m.

Mronef v. en (soms) m. : Luchtschip.Aeroplane m : Vliegmachine.Mroport m. : Vlieghaven.Aêroposte v. : Luchtpost. v.Aerostat m. : Luchtballon m.Aêrostatier z. aórostier.Aérostation v. : Luchtscheepvaart (Renter dande lucht) v.

Mrostatique : Van de luchtscheepvaart. I v. :Leer van het evenwicht der gassen. Lucht-scheepvaart v.

Mrostier : Bestuurder van een luchtballon. Sol-daat van de luchtvaartdienst.

Aerotherapie V. : Luchtkuurgeneeswijze.Affabilite V. : Vriendelijk-, minzaamheid.Affable en —ment : Minzaam, vriendelijk.Affabulation v. : Zedeles (fabel). De manierwaarop de gegevens worden verwerkt.

Affadir : 1. Smakeloos -, (fig.) flauw maken. 2.(f i g.) Wee maken, doen walgen.

Affadissement m. : Smakeloosheid. Het weemaken. Verwatering. — de cceur : Wee gevoel.

Affaiblir : Verzwakken. (f i g.) Doen afnemen,- verminderen. I s'— : Verzwakken, afnemen.

Affaiblissement m. : Verzwakking. (Gehalte)ver-mindering.

Affaiblisseur m. : (p h o t o) Verzwakkingsbad.Affaire v. : 1. Zaak v. Werk, bezigheid. Ce n'estpas votre — : Dat is niet wat gij zoekt. C'esttoute une — : Het heeft heel wat voeten in deaard. — de cceur : Liefdesgeschiedenis. — d'hon-neur : Erezaak, duel. Avoir — : Bezet zijn.Avoir — avec qn : In betrekking staan met tem.Avoir — d : Willen spreken -, te doen hebbenmet. S'attirer une — : Zich lets onaangenaamsop de hall halen. Se tirer d'— : Zich er door-slaan, zich redden. Hors d'— : Buiten gevaar.Cela fait mon — : Dat is wat ik zoek; dat isvoldoende. Il a son — : Hij heeft er genoegvan; hij is dronken; hij is dodelijk gewond;- dood. Je dui ai fait son — : Ik heb hem dewaarheid gezegd; - naar de andere wereldgezonden; - afgeranseld. Son — est faite : Hijligt op sterven, zijn testament is gemaakt. Son— est bonne : Hij is er lelijk aan toe. J'aivotre — : Ik heb wat gij zoekt. Etre a son —:In zijn werk opgaan. 2. Staatszaak. Un charged'—s : Een zaakgelastigde. 3. Handelszaak.

Page 25: aardrijkskunde - DBNL

9

AFFLUENT.

Faire ses -s Veel geld verdienen. Gensd'-s : Zakenlieden. Homme -, agent d'-s : Agent;zaakwaarnemer. Il n'y a point de petites -s : Menmoet geen voordeel gering achten. 4. Zorg v ,moeite, beslommering. (spot) Ses petites -s :Zijn persoonlijke aangelegenheden. Faire une -de tout : Zwaartillend zijn. 5. Rechtzaak, proces.6. Duel, tweegevecht. 7. Gevecht, treffen. L'-a ite chaude : Het is er warmpjes toegedaan.8. Krakeel, ruzie, herrie v. 9. -s : Zaken,bezigheden, belangen. Staatsbestuur. Minister-schap. Geldzaken. (f a m.) Alles wat men bij zichheeft. Se mettre dans les -s : In zaken gaan. Faireles -s de qn : Tern. in de hand werken. V eniraux -s : Minister worden. Affaires ÈtranOres :Buitenlandse Zaken.

Affaire : Druk, met werk overladen.Affairement m. : Drukte, drukke bezigheden.Affairer (s'-) : Druk bezig zijn.Affaissement m. : Verzakking. Inzakking. Ver-val van krachten. Neerslachtigheid.

Affaisser : Neer-, weg-, indrukken. V erzwakken.I s'- : Inzakken, neerzinken. (fig.) Gebukt gaan(onder). Wegkwijnen.

Affaler : (z e e v.) Afhalen, neertrekken (touw).I s'- : Zich laten afglijden (langs touw). Aanlager wal komen. Zich laten vallen.

Aflame : 1. Hongerig. 2. Die geldgebrek heeft.3. Begerig, gretig.

Affamer : lUithongeren, honger laten lijden. Doorhonger tot overgave dwingen.

Affectation v. : 1. Bestemming. - d'une somme: Bestemming van een bedrag (voor uitgaaf). 2.Gemaakt-, onnatuurlijkheid. - de plaice : Be•haagzucht. 3. Vertoon. - de vertu : Deugd-vertoon. 4. V erlangen.

Affects : I. Gemaakt, gekunsteld. 2. Aangedaan.Affecter : 1. Bestemmen, toewijzen. Tot dendienst aanwijzen. 2. Voorwenden, veinzen. 3.Duidelijk laten merken. 4. Een voorliefde to-nen voor. 5. Huichelen. 6. (Zekere vorm) aan-nemen, in zek. vorm voorkomen. 7. (fig.) Tref-fen, aandoen, smarten. Aantasten. Il est affectede la poitrine : Zijn longen zijn aangetast. I s'- :Aangedaan -. Aangetast -. Nagebootst worden.Gevoelig zijn (voor).

Affectif : 1. Betrekking hebbend op het gemoed.FacultO -ire : Gevoelsvermogen. 2. Teergevoelig.3. Vol innigheid.

Affection V. : 1. (zi el) Aandoening, affect. In-druk m. Voorliefde v. Genegenheid. Prendre en- : Genegenheid opvatten voor. 2. (li chaam)Aandoening, kwaal v.

Affectionne en -ment : Toegenegen, toegedaan.Bemind.

Affectionner : Genegenheid hebben voor. Houdenvan. I s'- a : Zijn hart zetten op.

Affectivite v. : Aandoenlijkheid.Affectueusement en -ueux : Hartelijk, innemend.Teder. Roerend.

Afferent : I. (r e c h t) Toekomend (deel erfenis).2. (n i e u w) Betrekking hebbend (op).

Affermage m. : 1. Verpachting. 2. Het in pachtnemen.

Affermateur : Verpachter.Affermer : 1. Verpachten. 2. In pacht nemen.Affermir : 1. Vast, stevig maken. Vastzetten. 2.(f i g.) Kracht geven aan. Sterken. I s'- :1. Zichsterken, - bevestigen. 2. Stevig -, vast worden.(h andel) Aanstijven. Omhooggaan.

Affermissement m. : Het vast -, stevig -, luur-zaam maken. Bevestiging, grondvesting.

Affete : Gekunsteld, gemaakt.Affeterie v. : Gekunsteldheid, aanstellerij.Affichage m. : Het aanplakken. Het openlijk tokoop lopen (met gevoelens of meningen).

Affiche v. : Aanplakbiljet. - jaune : Biljet voorgerechtelijke verkoping. T enirr- : Onafgebrokengespeeld worden.

Afficher : 1. Aanplakken, aankondigen. 2. (fig.)Te koop lopen, pronken met. Voorwenden. - lesavant : Den geleerde uithangen. I s'- : In 'toog loopen. Niets ontzien. s'- avec : Zich in 'topenbaar vertonen met.

Afficheur : Aanplakker.Affidô : Vertrouwde. Handlanger.Affilage m. : Het slijpen.Affilee (d') : Achter elkaar (geplaatst). Aan ednstuk door.

Affiler : 1. Aanzetten, slijpen. (fig.) Avoir lalangue Bien affilde : Niet op zijn mondje gevallenzijn. 2. Achter elkaar plaatsen.

Affilerie v. : Slijperij.Affiliation v. : Opneming; toetreding.Affilie : Medelid; ingewijde.Affilier : Opnemen, verbinden. I s'- : Toetreden,lid worden. Hotel Willie : Bondshotel.

Affiloir m., -oire v. : Slijpsteen m. Aanzetstaal.Affinage m. : 1. Het fijner, puntiger maken. 2.Het zuiveren. 3. Het afwerken.

Affinement m. : Fijnheid. Zuiverheid. Afwerking.Affiner : 1. Fijn -, puntig maken. 2. Zuiveren(metalen). 3. Afwerken. - le style de : Polijsten.4. (fig.) Fijner, beschaafder maken. I s'- : Zuiver-- (f i g-) Beschaafder worden.

Affinerie v. : Fabriek waar men metaal zuivert v.Affinite v. : (f i g.) Verwantschap, aantrekking;(n a t k.) affiniteit. Gelijkvormigheid.

Affinoir m. : Hekel (vlas, hennep) m.Affiquet m. : Haarnaald v. Breihout. Des -s :Strikjes en kwikjes.

Affirmatl : Bevestigend, toestemmend. Zeker.Affirmation v. : Verzekering; bevestiging.Affirmative v. : Bevestigende mening. Repondrepar l'- : Ja zeggen. Dans l'- : Zo ja.

Affirmativement z. affirmatif.Affirmer : Verzekeren; bevestigen. Ondubbelzinniglaten blijken. I s'- : Bevestigd worden. Zich(meer) doen gelden. Il s'affirme comme poste :Hij treedt meer en meer als d. op de voorgrond.

Affixe m. : (t a alk.) Aanvoegsel bij het grond-woord.

Affleurage m. : Bloem van meet v.Affleurement m. : Het gelijk-, waterpas maken.Affleurer ov. w. : Gelijk-, waterpas maken. I onov.w. : Waterpas zijn, hetzelfde niveau hebben.

Afflictif : Peine -ive : Lijfstraf v.Affliction v. : Diepe smart v. Droefheid.AffligO z. -er. I m. : Treurende.Affligeant : Treurig, bedroevend, smartelijk.Anger : 1. Treffen, doen lijden. Rtre afilige de :Aangetast zijn door. 2. Teisteren, verwoesten.(f am.) Il est afilig4 de bonnes rentes : Hij is ernaar aan toe met zijn hoop geld! 3. Kwellen,bedroeven, vervelen.

Afflouer : (zeev.) Weder vlot maken.Affluence v. : 1. Samen-, toevloeiing. 2. (fig.)Toeloop, toevloed m. Overvloed (waar) m.Heures d'- : Spitsuree.

Affluent : Toevloeiend. I m. : Bijrivier v.

Page 26: aardrijkskunde - DBNL

AFFLUER. 10

AGIR.

Affluer : 1. Overvloedig toestromen. Uitwateren(in). 2. (fig.) Samenstromen.

Afflux m. (spr. aflu) : Toevloed m., aandrang m.Affo16 : Radeloos. Buiten zich zelf. Dol.Affolement m. : Radeloosheid; dolle opwinding.Affoler : Radeloos -. Dol verliefd maken. I 5 9— :Verzot raken. De kluts kwijt raken.

Affouillement m. : Losspoeling. Het graven naarverloren voorwerpen.

Affouiller : Losspoelen.Affour(r)agement m.: Voedering ; voedervoorraad m.Affour(r)ager : Van voeder voorzien.Affranehi : Vrijgelaten slaaf. (fig.) Vrijgevochtene.Affranehir : 1. Bevrijden, vrijlaten. 2. Onthef-fen. Frankeren. I : Zich vrijmaken. - ont-rukken aan. Gefrankeerd worden.

Affranehissement m. : 1. Vrijmaking, vrijwording.2. Het vrijstellen, ontheffing. Frankering.

Mires v.mv. : Doodsangst m.Affretement m. : Het bevrachten, - huren vaneen schip. Vrachtloon.

Affrèter : Huren, bevrachten, charteren.Affreteur : Scheepsbevrachter.Affreusement en -eux : Afschuwelijk, akelig. Naar,slecht, lelijk.

Affriander : Verlekkeren, verzot maken op lek-kernijen. (fi g.) Aanlokken. Verleiden.

Affrioler z. affriander.Affront m. : 1. Hoon m., smaad m. 2. Schandev., oneer v. Faire — d qn de qch : Iem. iets open-lijk verwijten.

Affronter : Het' hoofd bieden, openlijk aanvallen.Trotseren, tarten. Tegenover elk. plaatsen.un problème : Een vraagstuk onder de ogen zien.

Affronterie v. : Onbeschaamdheid.Affronteur : Durfal.Affublement m. : Belachelijke opschik m.Affubler : Belachelijk kleden, toetakelen. -é de :Gestoken in; vol van. I s'— : Zich dwaaskleden, - toetakelen.

Affusion v. : Het begieten met (koud) water.Affat m. : 1. Schuilhoek waar do jager loert m. Semettre : Op de loer gaan staan. 2. Onderstelvan kanon, affuit v. Stander (verrekijker, enz.).

Afffitage m. : Het slijpen (gereedschap). Hetplaatsen op een affuit.

Affilte-couteaux m. : Messenaanzetter.Afffiter : Slijpen. Plaatsen op een affuit.Afghan : Afghaans. I m. : Afghaan.Afin de en — que : Opdat, om, ten einde.A fortiori (spr. -si-) : Des to meer, - eerder, afortiori.

Atricain : Afrikaans. I m. : Afrikaan.Afrique v. : Afrika.Agagant : Tergend, prikkelend. Vervelend. Uit-dagend. Pikant.

Agaeement m. : Onaangename prikkeling. Sleeworden (tanden). Lichte ongeduldigheid.

Agaeer : 1. Onaangenaam prikkelen. (De tan-den) slee maken. 2. Ongeduldig maker. Plagen,verbitteren. Aanlokken. I s'— : Slee Geprik-keld worden. Elkaar ophitsen.

Agacerie v. : Zachte plagerij, stoeierij. Coquet-terie (vrouw). Liefdoenerij.

Agame : (plantk.) Geslachtloos.Agami m. : (nat. hist.) Trompetvogel m.Agape v. (v e el my.) : (fig.) N riendenmaal.(go dsd.) Liefdemaal der eerste Christenen.

Agar v. : Hagar (de moeder van Ismael).Agarie m. (spr. -ik) : 1. Plaatzwam v. 2. Vuurzwam v.

Agate v. : 1. Agaatsteen m. 2. Polijststeen.Agathe v. : (naam) Agatha.Agave of -ave m. : (plantk.) Agave v.Age (Age) m. : 1. Ouderdom, leeftijd m. Il a vutrois —s : Drie geslachten. President d'— : De-geen die presideert omdat hij de oudste is. Un— avand : Hoge leeftijd. L'— ingrat : De bak-visjesleeftijd, de vlegeljaren. Get — est sans pititi: De jeugd is wreed. Etre en — de : Oud genoegzijn om. Il est d'un certain —, - sur — : Hij isniet jong meer. Dispense d'— Vrijstelling omdatmen zekere leeftijd niet heeft bereikt. 2. Eeuw v.,tijdperk. L'— de fer : Tijdperk van buitensporig-heden. L'— de la pierce : Steentijdperk. Lemoyen — : Middeleeuwen. D'— en — : Vangeslacht tot geslacbt.

Age (Age) : Oud. Bejaard.Agenee v. : Agentschap, agentuur, kantoor.Ageneement m. : Inrichting. Groepering.Ageneer : Schikken. Groeperen. Inrichten.Agenda m. (spy. -in-) : Aanteken-, zakboekje,agenda v.

Agenouillement m. : Knielbeweging.Agenouiller (s') : Knielen. (fig.) Kruipen.Agenouilloir m. : Knielbankje.Agent, —e : 1. Die zaken voor iem. waarneemt,agent. — de change : Commissionnair in effecters.— d'affaires : Zaakgelastigde. 2. Beambte. — depolice • Politiebeambte. — provocateur : Betaaldeopruier. — voyer : Wegopzichter. 3. (fig.); m.Werkende kracht v., - oorzaak v., agens m., middel.

Aggre (spr. agje) : Haggai (profeet van Isra81).Agglomèrat m. : Opeenhoping van mineraleoverblijfselen.

Agglomeration v. : Opeenhoping. Bebouwde komm. Centrum.

Agglomere : Briket van steenkoolgruis v. Cen-trum (van gebied).

Agglomerer : Opeenhopen. Tot een bal samen-hopen. I s'— : Samenklonteren.

Agglutinant, -atif : Kievend, hechtend. Empldtre Hechtpleister. Langues -antes z. onder agglu-

tination 1.Agglutination v. : 1. Het gebruik van aange-hechte woorden in plaats van buigingsuitgan-gen. 2. Het samenkleven.

Agglutiner : Samenkleven. Aanhechten (woord).I : Hechten.

Aggravant : Verzwarend.Aggravation v. : Verzwaring, verergering.Aggraver : Verzwaren, verergeren, vermeerderen.

s'— : Zwaarder erger worden.Aggre z. agre .....Agile en —ment : Lenig, vlug. Handig.Agilite v. : Lenig-, vlug-. Handigheid.Agio m. : (Winst v. behaald op het) verschil tus-sen de nominale en de wezenlijke waarde,agio, opgeld.

Aglotage m. : Windhandel m. Speculatie.Agioter : Speculeren.Agioteur : Effectenhandelaar. Speculant.Agir : 1. Handelen, bezig zijn. Zich gedragenals. En — d sa tete : Zijn eigen zin door-zetten. En — librement avec : Zonder compli-menten aanpakken. Faire — qn : Iem. (han-delend) laten ingrijpen. 2. Inwerken, indrukmaken. Zijn invloed doers Belden. Uitwerkinghebben. Werken (geneesmiddel). 3. In rechtenvervolgen. s'— de : Er op aankomen, de vraag -,de kwestie zijn. Il s'agit de mon honneur : Mijn eer

Page 27: aardrijkskunde - DBNL

AGISSANT. 11

AlGRE

staat op het spel. Il ne s'agit pas de savoir si . .Het komt er niet op aan te weten of ....

Agissant : Werkzaam, bedrijvig. Handelend.Agissements m.mv. : (v e el ong. bet.) Hande-ling, daad v. Optreden. Doen en laten.

Agitateur : Onruststoker, woelgeest. (natk.)Roerstaafje. -toestel, roerder.

Agitation v. : 1. Schommeling, beweging, on-stuimigheid. 2. (fig.) Kwelling, onrust v. Ge-jaagdheid. 3. Gisting (onder 't yolk).

Agiter : 1. Heen en weer bewegen, schudden.Wuiven -, zwaaien met. tine mer agitde : On-rustige. 2. (fig.) Kwellen, verontrusten. - lespassions : De hartstochten opzwepen. Vie agitie: Veelbewogen leven. 3. Ophitsen, aanstoken. 4.Ter sprake brengen. Overwegen. I s'- : Heenen weer gaan. Woelig worden. Woelen. Zich ver-ontrusten. Besproken worden. Zich druk maken.

Aglak v. : Aglaja (een der GratiOn).Agneau m. : 1. Lam. 2. Lamsvlees. 3. (f i g.)Zachtzinnig mens. L' Agneau sans tache, -mystique : Het vlekkeloze Lam (Jezus).

Agnelet m. : Lammetje.Agnelle v. : Lam.Agnelin : Van lammeren.Agneline v. : Lamswol (lain -) v.Agnes v. (spr. -ess) : Agneta. (fig.) Onschuldig

meisje.Agnus Del m. (spr. ag-nussd4i) : Gebed, tijdensde mis, dat met die woorden (Lam Gods) begint,agnus Dei m. (Beeldje van) 't Lam Gods.

Agonie m. : Doodsstrijd m. Etre a l'- : Zieltogen.Soultrir l'- : Doodsangsten uitstaan,

Agonir : (yolk) Uitschelden, beschimpen.Agoniser : Zieltogen, op sterven liggen.Agora v. : Agora (marktplaats te Athene) v.Agrafe v. : Haak m., gesp m. Anker (muur).Agrafer : Vasthaken. a a m.) Inrekenen.Agraire : Betreffende de akkers. Mesures -s :Maatregelen ten bate van de landbouw.

Agrandir : Vergroten, uitbreiden. Overschatten.s'- : Groter worden. Zich verheffen, aanzien-

lijk worden.Agrandissement m. : 1. Vergroting. 2. Aanwas m.,bijgebouwd gedeelte. Toeneming; verheffing.

A grandisseur m. : (p h o t o) Vergrotingskoker.Agreable en -meat : Aangenaam, lieflijk, inne-mend. Avoir pour - : Goedkeuren. Faire l'- :Lief doen.

Agree m. : Verdediger in handelszaken.Agreer onov.w. : Bevallen, passen, lijken. I ov.w.: 1. Met genoegen ontvangen, goed opnemen.Veroorloven. Aanvaarden. Agrëez l'assurance dema consideration distinguie : Intussen blijf ikmet hoogachting uw dienstwillige dienaar. 2.(Tot een ambt) toelaten. Iem. huwelijksaanzoekaannemen. 3. Optuigen.

Agregat m. : Opeenhoping van gelijksoortigestoffen, klomp m.

Agregation v. : 1. Samenhang. Opeenhoping.2. (fig.) Toetreding, opneming (genootschap).3. Examen voor agregi.

Agrege m. : Iem. die het diploma bezit omleraar of buitengewoon hoogleraar te worden.

Agreger : Opeenhopen, samenvoegen. Toelaten.Als agrdge toelaten.

Agrement m. : 1. Bevallig-, lieflijkheid. 2. Ver-maak. Genoegen. Voyage d'- : Pleizierreis. Artsd'- : Kunsten waardoor men zich ontspant(muziek, dans). 3. Aangebrachte versieringen.

Des -s : Talenten, alles wat iem. in zijn voordeelheeft. 4. Goedkeuring, toestemming.

Agrementer : Versieren.Agres m.mv. : (ze e v.) Takelage v., scheepswant.(Gymnastiek)toestellen.

Agresseur m. : Aanvaller, -ster.Agressif : Aanvallend. Hatelijk. Uitdagend.Agression V. : Aanval m., aanranding.Agressivement z. agressif.Agreste : 1. Landelijk. 2. Lomp, grof, onbe-schaafd. (fig.) Site - : Een beetje woeste plek.3. In 't wild groelend.

Agricole : Landbouwend. Dat uit landbouw voort-vloeit, - op 1. betrekking heeft.

Agrieulteur : Landbouwer.Agriculture V. : Landbouw. Landbouwkunde v.Agriffer : Met de klauwen aangrijpen. Pakken.I s'- : (fig.) Zich vastklemmen.

Agripper : (f am.) Gretig aanvatten. I s'- :(fig.) Zich vastklampen. Op elkaar aanvliegen.

Agronome : Wetenschappelijk gevormd land-bouwer, landhuishoudkundige.

Agronomie V. : Landhuishoudkunde v.Agronomique : Landhuishoudkundig.Agrouper : In groepen plaatsen.Aguerri : Gehard, gestaald. Krijgshaftig.Aguerrir : Aan de oorlog gewennen. Harden.

e- : Zich stalen. - op 't onvermijdelijke voor-bereiden.

Aguets m.mv. : Hinderlaag v. Etre -, se tenir aux- : Op de loer liggen.

Aguieher : Lokken, toelonken.Ah tussenw. : Och I 01 Zo ? Au! Aid AN :Zo! Ha, ha! Ah non! Neen hoor! Ah ouil Jaboor! Ah! bien oui! Jawel, morgen brengen IAh mais . . . : Neen maar, zeg eens . . . .

Ahaner : Zich afsloven; hijgen.Aheurtement m. : Halsstarrigheid.Aheurter : Op een moeilijkheid stuiten. I s'- :Stijl en strak staan op. Mislukken.

Ahi z. ale.Ahurir : (f am.) Overbluffen, verbijsteren.Ahurissement m. : Verbluftheid.Al m. : (nat. hist.) Luiaard (dier) m.Aidant : Met behulp van; er nog bijkomende.Aide v. : (z a a k) Hulp v., bijstand in. A l'- - - I Help!Dieu me soit en - : Zo waarlijk helpe mij God.I m. en v. : (persoon) Helper, helpster. (insamenst.) Hulp-, bij-, onder-. - de camp :Adjudant. - familiale : Hulp in de huishouding.

Aide-mason (me. -s--s) : Opperman.Alder ov.w. : Helpen, ondersteunen. 1 onov.w. :Helpen, bevorderen. I s'- : Zich (be)helpen. Elk.helpers. Zelf werken. s'- de : Zich bedienen van.

Ale : Ach! Au! 0 wee!Aleul, -e : Grootvader, -moeder.Aleux m.mv. : Voorouders.Aigre m. : 1. Adelaar m., arend m. (fig.) Criercomme un - : Moord en brand schreeuwen. 2.(fig.) Scherpzinnig mens. „Ker. 3. Adelaarorde(- blanc, noir) v. I v. : 1. Wijfjesarend. 2. Vaan-del, veldteken. Arend op wapen.

Aiglefin z. aigrefin.Aiglon, -ne : Jonge arend, arendsjong. Napo-leon II.

Aigre : 1. Zuur, scherp, wrang. Krijsend.Schel (kleur). Tourney d 1'- : Verzuren. 2. (f i g.)Bits, zuur. I m. : 1. Bitsheid, spijtigheid. Les cho-ses tournent a l'- : Er komt ruzie. 2. Het zuur(slechte spijsvertering).

Page 28: aardrijkskunde - DBNL

12 AISANCE.AIGRE-DOUX.

Aigre-doux (mv. aigres-doux, - -douces) : Zuurzoet.Aigrefin m. : 1. Schelvis m. 2. Sluwe oplichter.Aigrelet : Zuurachtig, rins.Aigrement : (fig.) Scherp, bits.Aigrette V. : 1. Kleine zilverreiger m. 2. Kuif

(vogels) v. 3. Pluim v., vederbos m. Hoofdsieraad.Aigreur v. : 1. Zuur-, scherpheid. Zure opris-ping. 2. (fig.) Bits-, schamperheid.

Aigrir : 1. Zuur -; onsmeedbaar maken (metaal).2. (fig.) V erbitteren, vertoornen. I s'- : Verzu-ren. (fig.) Zich ergeren. Pijnlijker worden.

Aigu : 1. Puntig, scherp. 2. (fig.) Hevig. Sterk.Snel verlopend, acuut. Piriode -d : Crisistijd.3. Hoog (geluid).

Aigue-marine v. (my. -s- -s). : Zeegroenesmaragd m.

Aiguiére V. : Waterkan v.Aiguillage m. (spr. -gwi-) : Het verzetten derwissels op 't spoor. Wisselstand m.

Aiguille v. (spr. -gwi-) : 1. Naald v. - 4 tricoter :Breinaald, (1 e g el. ; gra p) bajonet v. (fig.) De fiten - : Van stukje tot beetje. On le ferait passerpar le trou d'une - : Hij is dood verlegen;- bang. (fig.) Je sens des -s : Ik gevoel eengeprikkel. 2. Wijzer m. 3. Magneet m., kom-pasnaald. 4. Tong (weegschaal) v. 5. Wissel(spoorweg) m. 6. Spitse bergtop m. 7. Grafnaald.Obelisk m., gedenknaald. 8. Torenspits v.

Aiguille (spr. -gwi-) : Naaldvormig.Aiguiller (spr. -gwi-) : De spoorwissels verzet-ten. Op een ander spoor brengen. (fig.) Leiden.

Aiguillette v. (spr. -gwi-) : Nestel m. Veter m.(mil.) Nestel (schoudersieraad).

Aiguilleur (spr. -gwi-) : Wisselwachter.Aiguiller (spr. -gwi-) : Naaldenkoker m.; -ma-ker; -verkoper.

Aiguillon (spr. -gwi-) m. : 1. Prikkel m., drijf-stok m. 2. (f i g.) Drijfveer v., spoorslag m. 3.Angel (insect) m. 4. Stekel (plant, egel) m.

Aiguillonner (spr. -gwi-) : 1. Met de prikkelvoortdrijven. 2. (fi g.) Aansporen. Een spoorslagzijn voor.

Aiguisement m. (spr. -gwi-) : Het slijpen, aanzetten.Aiguiser (spr. -gwi-) : 1. Scherpen, aanzetten.2. (fig.) V erlevendigen, aansporen. Scherpen(eetlust).

Aiguiseur (spr. -gwi-) : Slijper.Aiguisoir m. (spr. -gwi-) : Aanzetstaal.Ail m. (my. aulx; in de plantk. ails) : (Knof)look.Aile v. : 1. Vleugel m. .Ne battre plus que d'une- : Vleugellam zijn. Il en a dans l'- : Hijloopt met de dood in zijn schoenen; hij isverliefd. Voler de ses propres -s : Op zijn eigenwieken drijven. Battre des -s : Klapwieken. Bat-tre de l'- : In verlegenheid zijn. A tire d'- : Metde meeste spoed. 2. (fig.) Bescherming. 3.Molenwiek v. Tourner 1'- au vent : De molennaar de wind zetten. 4. Vleugel (leger, gebouw,neus); zijschip (kerk). 5. Spatbord (auto). Draag-vlak (vliegtuig).

Ailè : Gevleugeld.Aileron m. : Vleugelspits v. Vleugeltje v. Boutje.Vin (vis) v. Zijvleugel (luchtschip) m.

Allier : (s p or t) Vleugelman, -speler.Ailleurs : Elders, ergens anders. D'- : Daaren-boven, overigens, trouwens. Par - : Anderzijds;ergens elders.

Aimable en -ment : Beminnelijk, vriendelijk.Aimant : Liefhebbend. I m. : 1. Zeilsteen m.Magneet m. 2. (fig.) Lokaas.

Aimanter : Magnetisch maken. Aiguille aiman-fee : Kompasnaald.

Aimer ov.w. : 1. Beminnen, liefhebben. 2. Pret-tig vinden, gaarne doen, houden van. 3. -1111011X : De voorkeur geven aan, liever .. .I onov.w. : Gaarne -, allicht doen. J'aime 4reconnaltre : Gaarne erken ik. J'aime 4 croire :Ik zou denken. I s'- : Zich zelf beminnen.

Aine v. : Lies v.MIA : Oudste, oudere. Risler - : R. senior. I m.

: 1. Oudere, oudste. Voorouder. Il est votre - dedix ans : Hij is tiers jaar ouder dan a. 2. (f i g.)'V oorganger.

Alnesse v. : Droit d'- : Eerstgeboorterecht.Ainsi bw. : Dus, zo, op die wijze. S'il en est

-: Als 't er zo mee staat. Pour - dire : Om zote zeggen. - soit-il : Amen! I voegw. : Bijgevolg,derhalve. - que : Evenals, gelijk ; alsmede.

Air m. : 1. Lucht (gas, luchtruim, wind) v.Frisheid. Tocht m. Mettre 4 l'- : Latenuitluchten. C'est daps l'- : Het hangt inde lucht. Courant d'- : Tocht m.; lucht-stroom m. Un pen d'- : Een zuchtje, - tochtje.Il fait de l'- : Er is wind. Vivre de l'-du temps : Van de wind leven. Prendre l'- : Eenluchtje scheppen; (fig.) heengaan. La maisonest en l'- : Het huis is in rep en roer. Parler enl'- : In het honderd praten. Bdtir en l'- : Lucht-kastelen bouwen. Contes en l'- : Verzinsels. Enl'- : Zonder resultaat, onnut; onzeker, vanstreek. Soupcons en l'- : Losse vermoedens. Augrand - : In de buitenlucht; (fig.) in 't open-baar. Prendre l'- du bureau : Eens poolshoogtenemen. 2. Uiterlijk. Manier van doen v. Gezicht.Houding. Gelijkenis. Il a l'- triste : Hij ziet erbedroefd uit. Prendre -, se donner des --s : Eentrotse houding aannemen. L'- bourgeois :Burgermansmanieren. Avoir un faux - de qn: Wel wat op iem. lijken. Un - de famille :Familietrek m. Avoir l'- de : Schijnen; lijkenop; er uitzien als. Avoir grand - : Er voornaamuitzien. Prendre des -s pencils : Doen alsof menveel Teed heeft; - diep nadenkt. Sans en avoirl'- : Ongemerkt. Cela n'a l'- de rien, mais.... : Dat lijkt niets om het lijf te hebben, maar. . . . 3. Wijs, deuntje, liedje. - 4 boire : Drink-lied. C'est l'- qui fait la chanson : Het komtveel op de manier aan, waarop men lets zegt.4. Vliegwezen, luchtvaart. Ministre de l'- :Minister van de luchtvaart. Par la voie des -s :Per vliegtuig.

Airain m. : 1. Geel-koper, brons. 2. (di chtk.)Kanon. Standbeeld. Doodsklok. ' . (fig.) Avoirun front d'- : Blikken noch blo en. Coeur d'-: Meedogenloos h. L'dge d'-, le 'ecle d'- : Dekoperen eeuw. La loi d'- : De ijzeren loonwet.Un siecle d'- : 'n Rampspoedige eeuw. Graver sur

1,- : Voor 't nageslacht bewaren. Ciel d'- :Langdurige droogte. Une discipline d'- : Eenijzeren tucht.

Aire v. : 1. Dorsvloer m. 2. Grondvlak (dok).Ruimte (tussen muren). Vliegveld. - d'atter-rissage : Landingsterrein. 3. Nest (roofvogel).4. (me etk.) Vlakke inhoud m. 5. - du vent :Windstreek v. 6. (nieuw) Gebied, streek v.

Aire v. : Dorsvloer vol garven m.Airelle v. : Blauwe bosbezie v. -struik m.Ais m. : Plank v. Luik, blind. Paneel. Hakbord.Ais' awe v. : 1. Ongedwongenheid, losheid vanbeweging. 2. Welstand m. Dans l'- : Niet

Page 29: aardrijkskunde - DBNL

AISE. 13 ALERTE.

onbemiddeld. 3. Les —s (ook lieux d'—s, cabinetd'—s) : Bestekamer. Fosse d'— : Beerput.

Aise v. : 1. Gemak, rust v., gerieflijke toestand m.Se mettre a l'—, a son — : Zijn bovenkleren uit-doen; op zijn gemak gaan zitten. Ne pas etre ason — : Ongesteld, onpasselijk zijn. Mal a :Niet op zijn gemak. A votre — : Zoals ge wilt;tot uw dienst ; (iron.) geneer je maar niet! Mettreqn a son — : Tem. geruststellen, aanmoedigen.Vivre -, etre a son — : Zijn schaapjes op het drogehebben. N'en prendre qu'et son — : Niet meer ofminder doen dan ons lief is. Vous en parlez avotre — : Gij hebt mooi praten. En prendre ason — avec : Weinig complimenten maken met;zich weinig storen aan. 2. Genoegen, tevreden-heid. I by. nw. : Blij, vergenoegd. Etre biers — :Zich verheugen.

Aise, —ment : 1. Ongedwongen. Viug (begrip).Gemakkelijk zittend. Bemiddeld. 2. Licht, ge-makkelijk (te doen).

Aisselle v. : Oksel m. (plantk.) Bladoksel.Attres z. titres m.mv.Aix-la-Chapelle v. (spr. Os-) : Aken.Ajone (spr. ajon) m. : Gaspeldoorn m.Ajour m. : OpeningAjouró : Met openingen er in, a-jour. Openge-werkt.

Ajournement m. : 1. Uitstel, verdaging. 2. (r e cht)Dagvaardiging.

Ajourner : 1. Uitstellen. 2. Dagvaarden. Ver-dagen. I s'— : Verdaagd uitgesteld worden,s'— a : De volgende zitting stellen op.

Ajouter : Bij-, toevoegen. Vergroten. — l'actionaux paroles : De daad bij 't woord voegen. Celaajoute a la ressemblance : Maakt nog starker. — foia : Geloof hechten aan. I S'— : Bijgevoegd worden.Er nog bijkomen.

Ajustage m. : Het opstellen, monteren (machine).Op het juiste gewicht brengen (munt).

Ajustement m. : 1. 't Aanbrengen. 't Juist maken.2. Des —s : Schikking, vergelijk. 3. Inrichting,opstelling. 4. Opschik m. Fraaie vrouwenkleren.

Ajuster : 1. Samenvoegen, schikken. Aanbren-gen. Passend maken. Monteren (machine). Unvetement ajuste : Nauwsluitend. — des monnaies :Op het juiste gewicht brengen. — une balance :Een weegschaal zuiver stellen. — le fusil : Goedaanleggen. — un lievre : Op een haaS mikken.2. (fig.) Bijleggen (twist). Overeenbrengen (woor-den, opinies). Verzoenen. 3. Inrichten, gereedmaken; aan-, omdoen. — la coiffure : Kappen.— son chapeau : Becht zetten. : Bij elk.passen. Goed geplaatst zijn. Goed sluitend zitten.Het eens worden. Zich schikken. - gereed maken.

Ajusteur : Bankwerker; monteur.Ajustoir m. : Muntweegschaaltje.Alambie (spr. alanbik) m. : (s chei k.) Distilleer-kolf v.; -toestel. Passer : Overhalen; (fig.)haarfijn uitpluizen; lang overwegen.

Alambiquis : Gekunsteld, opgesmukt; fijn uit-gesponnen.

Alambiquer : Overhalen, distilleren. (f i g.) Spits-vondig uitrafelen, gezocht maken.

Alangui : Kwijnend ; slap.Alanguir : Kwijnend maken. I s'— : smachtend

worden. Verslappen.Alanguissement m. : Neerslachtigheid. Slapte.Alarguer : (z e e v.) 't Ruime sop kiezeh.Alarmant : Verontrustend, onrustbarend.Alarme v. : 1. Nood-, brandkreet m., alarm.

Fausse —: Loos -. Donner l'—: Op 't gevaar attentmaken. Jeter l'— dans : Onrust zaaien in. 2. Plot-selinge ontsteltenis. Jeter l'— dans : Verontrusten.3. Angst m.

Alarmer : Verontrusten, doen ontstellen, beang-stigen. Un marche -é : Een bears in paniek-stemming. I s'— Zich ongerust maken.

Alarmiste m. : Onraadkraaier. I bv.nw. : Onrust-barend.

Alaterne m. : Wegedoorn m.Albanais, -ien : Albanees.AlbAtre m. : Albast. (fig.) Schitterend wit.Albatros (spr. -Oss) m. : Albatros m.Albe : le due d'— : Alva.Albert m. : Adelbert, Albrecht.Albigeois : Uit Albi (Z. v. Frankr.). I m. : Albi-gens (bewoner van Albi; ketter uit het Z. v.Frankr., in de 13e eeuw).

Albinisme m. : Afwijking, zich kenmerkend doorwitheid van huid en haar en roodheid van deoogappel, albinisme.

Albinos m. (spr. -Oss) : Iem. die met albinismebehept is, albino. Witte Neger.

Albion v. : Albion, Engeland.Album (spr. -bomm) m. : Gedenkboek, album.

Schets-. Aantekenboek. — a colorier Kleurboek.Albumen (spr. -nann) m. : Eiwit.Albumine v. : Eiwit(stof).Albumineux : Eiwit bevattend.Albuminoide : Eiwithoudend.Aleade m. : Vrederechter (in Spanje).Aleali m. : (scheik.) Sterke base v. Ammoniak(— volatil) m., vlugzout.

Alealin : (scheik.) Van alcali, basisch.Alcarazas m. : Spaanse koelkruik.Aide v. : (p 1 antk.) Herfstroos v., stokroos v.Akhimie v. : Wetenschap die zich bezig houdtmet het zoeken naar een middel tegen alle kwa-len en naar dat om goud uit andere metalen temaken, alchemie.

Alehimique : Der alchemie.Alehimiste : Beoefenaar der alchemie, goudmaker.Aleide m. : Alcides Hercules).Aleool m. : Gezuiverde wijngeest m., alcohol m.

Spiritus m. (fig.) De drank m. Sans — : Alcohol-vrij.

Alcoolique : In alcohol opgelost, a. bevattend.Boisson : Sterke drank. I m. : Drankzuchtige.

Aleoolisation v. : Voortbrenging -; bijvoegingvan alcohol. Langzame vergiftiging door a.

Aleooliser : Met alcohol vermengen. Aan dedrank brengen. Door de drank vergiftigen.Zich aan de drank overgeven.

Aleoolisme m. : Drankzucht v. Drankgebruik.Aleoran m. : De Koran (der Mohammedanen) m.Alan v. : Slaapvertrek. Binnenkamer v.Aleyon m. : 1. IJsvogel m. 2. Oeverzwaluw v.Al& m. : Onzekerheid, toeval, (h ande 1) risico.Alêatoire : Van 't toeval afhangend, wisselvallig./Ube v. : Els v., priem (schoenmakers) m.Altinois : Cresson — : Tuinkers.Alentour : Rondom. I m.mv. : Omstreken. (fig.)

Omgeving. Aux —3 de 1900 : Omstreeks 1900.Alep m. (spr. aleppe) : Aleppo (in Syria).Alerion m. Zweefvliegtuig.Alerte tussenw. : Opgepast! Te wapen 1 I v.greet om te wapen te snellen. Onverwacht on-raad m. Plotselinge schrik m. Donner l'— : Alarmslaan. Une chaude — 'n Erge schrik. bv.nw. :„Vier, wakker, Mak.

Page 30: aardrijkskunde - DBNL

ALERTER. 14 ALLER.

Alerter : (m i 1.) Alarm maken bij. Oproepen.Alesage m : Boring.Aleser : Boren.Alevin : Pootvis m.Alexandrie v. : Alexandria (— d' _Egypte). Alessandria (Italie).

Alexandrin m. : Frans vers van 12 lettergrepenAlezan m. : Vos (paard). I bv.nw. : Voskleurig.Aleze v. : Steeklaken (zieke). Verlengstuk (plank).Alfa m. : Alfagras.Alfange v. : Moorse kromsabel v.Algarade v. : Ruwe uitval m. Standje. Onbezonnen-held.

Algebre V. : Stelkunde v., algebra v. (fig.) letsonbestaands.

Algebrique : Stelkundig, algebralsch.Alger m. (spr. -0) : Algiers (stad).Algerie v. : Algerie (land).Algerien : Algerijns. I m. : Bewoner van hetland Algerie, Algerijn.

Algerols : Bewoner van de stad Algiers.Algue v. : Zeegras, Wier.Alibi m. : (re cht) Afwezigheid van een plaatswaar men vermoed wordt te zijn. .etablir un

—• Zijn alibi bewijzen. Des —s : Uitvluchten.Aliboron in. : (gr ap) Maitre — : De ezel.Alicante m. : Spaanse wijn uit Alicante mAlldade v. : Luchtbelwaterpas o.Alienabilit6 V. : Vervreemdbaarheid.Alienable : Vervreemdbaar.Alienation V. : 1. (re cht) Vervreemding, over-dracht (goederen). 2. (fig.) Verwijdering. 3. V er-standsverbijstering. — menials : Waanzin m.

Aliene : Krankzinnige.Aliener : 1. (re cht) Vervreemden, overdragen.—sa liberti : Zijn vrijheid prijsgeven. 2. Verwij-dering doen ontstaan. Van zich vervreemden. 3.— qch d qn : Iem. lets doen verliezen. 1 s'— :Overgedragen worden. In de war raken. Vanzich vervreemden. I s'— de : Afkerig wordenvan.

Alieniste : Krankzinnigenarts.Alignement m. : Plaatsing in den lijn. Rooilijn v.Het richten (soldaten); gelid.

Aligner : Op den lijn of rij -. In 't gelid plaat-sen. Neertellen (geld). De rooilijn vaststellenvan (straat). (fig.) Opmaken (rekening). — desphrases : Inhoudloos schrijven. I s'— : In hetgelid gaan staan. In den lijn staan, - komen.

Aliment m. : 1. Spijs v. Onderhoud. 2. (fig.)Voedsel. Servir d'— a : Voeden, onderhouden.

Alimentaire : Wat het voedsel -, onderhoud be-treft. Voedend. Eetbaar. Regime — : Dieet. Pen-sion — : Jaargeld voor onderhoud.

Alimentation v. : Voeding, onderhoud. Voeding(toestel). Voorziening. — en courant : Stroom-voorziening.

Alimenter : 1. Voeden, verzorgen. Voeden (toe-stel). Voorzien (van). Stijven (kas). 2. (fig.) Be-vorderen. Aanwakkeren. Voedsel geven aan.

Alines m. : Nieuwe regel m. Gedeelte van detekst tussen twee nieuwe regels, paragraaf.

Aliquante : (wi sk.) Partie — : Niet precies op-gaande. 1 v. : 7 est l'— de 23 : Gaat niet op in.

Aliquote : (wisk.) Partie — : Precies opgaande.I v. : 5 est l'— de 25 : 5 is een deler van 25.

Aliter : Bedlegerig maken. I s'— : - worden.Alivrer : Bij ponden verpakken.Alize : Vents —s : Passaatwinden m.Allaitement m. : Het zogen.

Mailer : Zogen.Allant : Die gaarne loopt. Vlug, bedrijvig. 1 m. :Bedrijvigheid. Les —s et les venants : De gaandeen komende man.

Alleehant : Aanlokkend. (f i g.) V erleidelijk.Alleehement m. : (f i g.) Verleiding, verlokking.Alleeher : Aanlokken. (fig.) Aantrekken.All& v. ! 1. Het gaan. Les —s et les venues : Hetheen en weer lopen; (fi g.) de stappen. 2. Laanv. 3. Gang m.

Allegation v. : Aanvoering, bijbrenging. Bewering.Allege v. : (ze e v.) 1. Lichterschip. 2. Scheeps-kameel. 3. Uitspringende vensterbank v. 4. Ten-der m. 5. Postwagen (in trein) m.

Allegement m. : Verlichting. Leniging, troost m.Het lichten (schip).

After : 1. Lichter maken. (fig.) Verlichten, ver-minderen. Lenigen. 2. Ontlasten. Lichten (schip).Minder zwaar belasten.

Allegir : Dunner maken.Allegorie v. : Gelijkenis, voortgezette beeldspraakv., zinnebeeldige voorstelling, allegorie.

Allegorique en —ment : Zinnebeeldig.Allegoriser : In zinnebeelden uitdrukken.Allegro, —ment : Opgewekt, monter. Levendig.Allegresse v. : Jubel m., (grote) vreugde v.Allegretto bw. : (m u z.) Vrij levendig. I m. : -muziekstuk.

Allegro bw. : (m u z.) Levendig, vlug en vrolijk.m. : - stuk muziek.

Alleguer : In-, bijbrengen, aanvoeren. Zich be-roepen op.

Alleluia tussenw. : Looft den Heer I Halleluja I1 m. : Lofzang m.

Allemagne V. : Duitsland.Allemand : Duits. I m. : 1. Duitser. Querelle d'-: Gezochte ruzie. 2. Het Duits (taal). Du bas —: Nederduits. Du haut —: Hoogduits.

Allemanique : Duits (Zwitser).I. Aller :1. (m ens) Gaan, lopen, zich begeven. — apied : Wandelen. — a cheval, en voiture, en auto: Rijden. — en bateau : Varen, zeilen. On y valWacht even, zo aanstonds I Qui va la? Werda?— aux informations : Uitgaan om inlichtingen.Olt alions-noes? Waar moet dat been? — loin: Het ver in de wereld brengen. — a sa perte :Zijn ongeluk te gemoet lopen. — avant dans :Het ver brengen in, doordringen in. — et venir :Heen en weer lopen. Il ne fit qu'— et venir :In een wip was hij weer terug. Se laisser — :De moed verliezen. Se laisser — a : Zich latenmeeslepen om. Se laisser — sur : Zich laten neer-zinken. Laisser — : Laten begaan, toegevendzijn. Allen toujours : Ga maar voort. Cela peat— loin : Dat muisje heeft een staartje. 2. (vanonbezielde voorwerpen) Gaan. Stromen(vloeistof). Leiden (weg). Werken (machine).Mes vceux vont au manage : Mijn wensen gaannaar het huwelijk uit. Ce paletot me va : Pastmij. Cela -, eet homme me va : Bevalt, staatmij aan. Ces couleurs vont biers ensemble : Passen,harmonieren. La clef va a la serrure : Past.Cette porcelain va au feu : Is vuurvast. Maredingote ira jusqu'a l'hiver : Zal het uithouden.Cela va tout seal, - de soi, - sans dire : Dat spreektvan zelf. Comment va la sante, - allez-vows ?Hoe vaart ge ? Rien ne va plus : Het inzettenis gedaan. 3. y —. Comme vows y allez : Watslaat ge weer door. Y — doucement : Voorzichtigte werk gaan. Ne pas y — de main morte : Hard

Page 31: aardrijkskunde - DBNL

15 .A140 VAU.ALLER.

toeslaan, ruw aanpakken. Il y va de mon hon-neur : Mijn eer staat op het spel. Allons-y! Voor-uit maar I Il n'y va pas par quatre chemins : Hipwindt er geen doekjes om. 4. (als hulp w. ; duidteen toekomst aan) On allait partir : Stond op hetpunt te. Cela va le perdre : Zal hem nog eens in 'tverderf storten. C'est ce que j' allais dire : Dat wildsik joist zeggen. chercher : Halen. - prendre : Af-halen. - voir : Bezoeken. N' allez pas croire : Ge-looft nu maar niet. (als hulpw. met participepresent of gerondif; duidt een voortduringaan) L'interet va croissant : Het wordt gaandewegboeiender. La riviere va en serpentant : Kronkeltsteeds. 5. (Aller met infinitif; blijft onver-taald) La belle alla trapper le mur : De kogelsloeg tegen de muur. 6. (als imp eratif) Allons!Komaan ! Voorwaarts ! Houd op ! Allons done! Ochkom! Loop been! Maak dat anderen wijs! Allez,allez! Kom. (spot) Et alley done! Jawel! Ga jegang maar! Va pour une seconde tasse : Nu dan,geef nog maar een kopje. Alley toujours : Laat umaar niet van de wijs brengen. Je suis raisonnable,allez : Ik doe geen malle dingen, gerust, heus,wezenlijk 1 J'en sais quelque chose, allez : Ik weeter van mee te praten, hoor I Votes vous raccom-moderez, sal Ge zult heus wel weer goedevrienden worden. Heureux coquin, va! Wat eengeluksvogel toch I s'en - : 1. Heengaan. Over-koken. Verwelken. Sterven. Verslijten. Verdam-pen. - de la poitrine : Aan tering sterven, weg-kwijnen. 2.(als hulpw. z. 4). Je m'en vais faire: Ik heb het voornemen te maken.

II. Aller m. : Het gaan. Billet (pour 1')- et (le) re-tour, b. d'- et r. : Retourbiljet. Au mieux - :Zo goed mogelijk. Au pis - : In geval vannood.

Alleu m. : Erfleen. Franc - : Vrij leen.Alliage m. : 1. Samensmelting, metaalmengsel.(fig.) Mengsel. 2. Allool, legering. Sans - : Zui-ver. 3. (fig.) Onzuiverheid. Bijmengsel. (re ke n k.)Regle d'- : Mengingrekening.

Affiance v. : 1. Verbintenis, verbond. 2. Aan-huwelijking. Huwelijk. Par - : Aangehuwd. 8.Trouwring m. 4. (fig.) Vereniging, vermenging.

Allis : Vermaagschapt. Verbonden. I m. Bondge-noot. Aanverwant.

Allier : 1. Verbinden door een verdrag; - doorhuwelijk. 2. Verenigen, legeren. 3. Samen-smelben. 4. (fig.) Paren, verenigen. 1 s 9- :Een verbond sluiten. Zich vermaagschappen. -vermengen. Gepaard gaan met. Passers bij.

Alligator m. : (nat. hist.) Kaaiman m.Alliteration v. : (di c ht k.) Stafrijm (herhalingvan gelijke medeklinkers aan 't begin der woordenin versregels).

Allo : Hallo! Heidaar!Allobroge m. : (soms) Savoyaard (in onze tijd).(fig.) Lomperd.

Alloeataire : Steuntrekker.Allocation v. : 1. Bewilligde som, ondersteu-ning. - familiale : „Steun". Beneficiaire d'- :Steuntrekker, „stempelaar". 2. Toewijzing.

Allocution V. : Korte toespraak v.Allodial : Erfvrij. Biens allodiaux : Erfgoed.Allonge V. : 1. Verlengstuk. Inlegblad (tafel). 2.Papierstrook aan een wissel (voor endossementen)v. 3. Valse vlecht v.

Allonge : Verlengd, uitgerekt. Langwerpig. Po-sition -8 : Liggende houding. (fig.) Mine -e :Lange neus.

Allongement m. : Verlenging, uitrekking.Allonger : 1. Verlengen. Aanlengen. 2. Uitrekken.(Voor)uitsteken. - le pas : Doorstappen. (fig.)- la mine : Een Lang gezicht zetten. - le cou :Reikhalzen. (f i g.) - un coup : Een s. toebrengen. 3.Rekken. 4. Aanreiken. - de l'argent : Afschniven.

s'- : Verlengd Langer worden. Rekken.Languit vallen; - zich uitstrekken.

Allopathe m. : Geneesheer die de allopathie toe-past, allopaath.

Allopathie (spr. -ti) v. : Geneeswijze door middelendie de ziekte rechtstreeks bestrijden.

Allopathique Allopathisch.Allouable : Dat men toestaan kan, toekenbaar.Allouer : Toestaan, verlenen. Goedkeuren.Allumage m. : Het aansteken. Ontsteking (motor).Allume-feu (mv. onverand.) m. : Vuurmaker.Ailumer : 1. Aan-, ont-, opsteken, doen branden.Aanzetten (pomp). 2. (fig.). Aanwakkeren. Ingisting brengen, prikkelen. Dronken maken. Be-lust maken. Un visage allume : Door wijn verhit:vuurrood. - les esprits, - la tete : In vuur en vlamzetten. s'- : Ontbranden. Ontstoken Verwekt -,aangestookt worden. See yeux s'allument : Be-ginnen te fonkelen.

Allumette v. : Zwavelstok m. Lucifer (- chi-mique) m.

Allumette-bougie (my. -s--s) v. : Dikke was-lucifer m.

Allumettier, : Lucifermaker, -maakster.Allumeur : (Lantaarn)opsteker. Lokker.Allure v. : 1. Gang, tred m., loop m. Vaart (vaneen schip) v. Snelheid (auto). 2. (fig.) Gedrag,handelwijze v. De grande -, qui a de l'- : Dieindruk maakt. 3. (fig.) Wending, draai m. 4.(nieuw) Flinkheid. De belle -, de fiêre - : Flink(gebouwd).

Allusion v. : Zinspeling, wenk m. Faire - d :Zinspelen op.

Alluvial : Aangespoeld.Alluvion v. : Aanslibbing, alluvium.Almanaeh (spr. -na) m. Dagwijzer, almanakm., kalender m. Adresboek. - de Gotha : Opgavevan de vorstelijke en adellijke geslachten. Un- de ran passe Oude kost m.

Alm% v. : Oosterse danseres of zangeres.Aloes (spr. -ess) m. : Aloe v. -sap.Aloi m. : Gehalte, allooi. (fig.) Slag, allooi. Hommede bon - : Solide; van goeden huize. Dc bas- : Gemeen, van geringe afkomst.

Alonge, -ement, -er z. all .Alors : Toen, dan. Jusqu'- : Tot dat tijdstip.

- comme - : Wie dan leeft, dan zorgt.non, 0 neen, hoor, dank je well Toue lesfours, -1 Alle dagen, dos ? I - que voegw. :Terwijl. Al. Toen, gelijktijdig.

Alose v. : Elft m.Alost (spr. -oste) m. : Aalst (in Belgic).Alouette v. : Leeuwerik m. (fig.) Si le ciel tombait,it y aurait bien des -s de prises : Als de hemelinvalt, zijn we alien dood. Il attend (que) les-8 (lui tombent toutes) rOties (dans le bee) : Hijwacht tot, meent dat de duiven hem gebradenin de mond zullen vliegen.

Alourdir : Zwaar, log maken. (fig.) Verstoppen.Graf Slepend maken. I s'- : Zwaar worden.Dom -. Traag -. -.

Alourdissement m. : 't Zwaar worden. Traagheid.Dofheid.

Aloyau m. : Lendestuk, hard m.

Page 32: aardrijkskunde - DBNL

ALPACA. 16 AMBR].

Alpaca, -aga m. : Kameelgeit (Peru). Stof vande wol der -. Veston d'- : Lustre jasje.

Alpe v. : Alp m. Basses -s : Neder-. Hautes - 8:

Boven-. -8 maritimes : Zee-Alpen.Alpestre : Tot de Alpen behorend. Tot 1800M. boven de waterspiegel (z. alpin).

Alpha m. : Alpha (naam van de eerste lettervan 't Griekse alphabet) v. (fig.) Begin.

Alphabet m. : 1. De lettertekens, 't alphabet.(fig.) De eerste beginselen. 2. De letterklanken.8. A-B-boekje. Kiapper m.

Alphabetique en -ment : Naar de volgorde van't alphabet. Tot het alphabet behorend.

Alpin : Van -, op de hoge Alpen (boven 1800M.; z. alpestre). Club - : Alpenclub. I m. :Soldaat der bergregimenten.

Alpinisme m. : Bergsport v.Alpiniste : Bergbeklimmer.Alpiste v. : Kanariezaad (- des Canards).Alsace v. (spr. alzass) : Elzas m.Alsacien (spr. alza-) : Van -, uit de Elzas. Im. : Elzasser.

Alterable : Veranderlijk. Onderhevig aan slijtageof bederf.

Alterant : Dorstverwekkend. I m. : - middel.Alteration v. : 1. Verandering. 2. - ten kwade.Ontaarding, verergering. Vervalsing. Verble-king; slijtage, bederf. 3. Ontsteltenis. 4. Dorst m.

Altercation v. : Woordenwisseling, gekijf.Alterer : 1. Veranderen. 2. Ontroeren, doen ont-stellen. 8. Veranderen ten kwade. Doen ont-aarden. Krenken, benadelen. Verdraaien. Ver-valsen. Doen slijten; - bederven. 4. Dorstigmaken. Altdre : Dorstig. (fi g.) Attire de sang :Bloeddorstig. I s'- : Veranderd worden. Be-derven; verschalen; verschieten.

Alternance v. : Afwisseling.Alternant : Afwisselend. Cultures -a : Wissel-bouw m.

Alternatif : Afwisselend, beurtelings.Alternative v. : Afwisseling. Keus tussen tweedingen v., dilemma o. Tweestrijd m.

Alternativement : Beurtelings.Alterne : (meetk.) Verwisselend. (pl an tk.) Af-wisselend (geplaatst).

Alterner onov. w. : Af-, omwisselen, om beurtende dienst waarnemen. I ov.w. : Afwisselen.

Altesse v. : Hoogheid. - Serenissime : Doorluch-tigheid.

Altier, -ierement : Trots. Hoogmoedig. (dichtk )Groots, verheven.

Altimetre m. : Hoogtemeter.Altitude v. : Hoogte (boven de zeespiegel).Alto m. : Altstem v. -viool v.Altruisme m. : Liefde voor anderen v., altruisme.Altruiste Mensenvriend, altruist.Alumine v. : Aluinaarde v.Aluminerie v. : Aluminium-. Aluinfabriek v.Alumineux : Dat aluinaarde bevat.Aluminium (spr. -6mm) m. : Aluminium.Alun m. : Alpin.Aluneux : Aluin bevattend.Aluniere V. : Aluingroeve v.Alunifere : Aluinhoudend.Alveolaire : 1. Tot de bijencellen behorend. 2.Tot de tandkassen behorend.

AlOole m. (sours v.) : 1. Wassen eel v. 2. Tandkasv. 3. - pulmonaire : Longblaasje.

Alvin : Onderbuiks-.Amabffitè v. : Beminnelijkheid.

Amadou m. : Zwam v. (fig.) Prendre feu commede l'- : Om een kleinigheid opstuiven.

Amadouer : Vleien, liefkozen; paaien. Tot be-daren brengen. I s'- : Vriendelijker worden.

Amadoueur m. : Zwambereider. (fi g.) Vleier.Amaigrir : Mager maken. Uitmergelen. I 5 9- :Magerder worden.

Amaigrissement m. : Vermagering, magerheid.Amalgamation v. : Het met kwik verbinden vaneen metaal.

Amalgame m. : Amalgama. Kwiklegering. (fig.)Mengelmoes.

Amalgamer : Met kwik verbinden. Mengen. Sa-mensmelten (ook fig.).

Aman m. : Haman (Perzisch minister).Amande V. : 1. Amandel v. Lait d'- : -melk,orgeade. Pate d'-s : -pers. En - : Amandel-vormig. 2. Kern m., pit v.

Amandier m. : Amandelboom m.Amant : Minnaar. (ou d) Aanstaande. Des -s :

Gelieven.Amarant(h)e v. : (plantk.) Amarant v. I by.nw. : Donker-, fluweelachtig rood.

Amariner : Zeewaardig maken. Aan de zee ge-wennen. Amarine : Bevaren.

Amarrage m. : (ze e v.) Het vastleggen, - meren.Ankerplaats v. Het sjorren.

Amarre v. : Kabel m. Reddinglijn v. Sjortouw.Amarrer : Vastmeren. Sjorren. I s'- : Voor an-ker gaan. Aanleggen (aan de kade).

Amas m. : Hoop m., verzameling. Toevloed m.Amasser : Verzamelen, ophopen. Bij elk. schra-pen. Pierre qui roule n'amasse pas mousse : Metreizen en trekken wordt men niet rijker. I onov.v. : Potten.

Amasseur : Schraper.Amateur : 1. Beminnaar, liefhebber. Koper.

-de cuisine : Fijnproever. 2. Kunstvriend. Faireles choses en - : Bij wijze van tijdverdrijflets doen.

Amatetuisme m. : Amateurschap. (o n g. b e t.)Geliefhebber.

Amazon° v. (spr. -z6ne) : 1. Krijgshaftige vrouw,Amazone. 2. (fig.) Heldin. 3. Vrouw die paardrijdt. 4. Damesrijkleed (habit d'-).

Ambages m.: Omhaal van woorden m. Sans - :Ronduit.

Ambassade v. : 1. Gezantschap. -spost m. -sge-bouw. 2. (fig., f am.) Boodschap v.

Ambassadeur : Gezant. Afgezant.Ambassadrice : Vrouw van den gezant.Ambiance V. : Omgeving. (fig.) Stemming.Ambiant : Omgevend, omringend. (fig.) L'air- : De invloeden die op tem. inwerken.

Ambidextre bv.nw. en m. : Links- en rechts-handig (mens).

Ambigu : Dubbelzinnig. I m. : Tussenvorm m.,-ding. (Soort) koude maaltijd m.

Ambiguitil v. : Dubbelzinnigheid.Ambitieusement en -ieux : 1. Eerzuchtig. Vollust om. 2. (fig.) Gezwollen (stijl). Overdreven.

Ambition v. : 1. Eerzucht v. 2. Streven, ijver m.Ambitionner : Begeren, najagen, ambieren.Amble m. : Telgang m.Ambleur : Telganger.Amboine V. : Ambon (eiland).Ambre m. : 1. Amber m. 2. Barnsteen (- jaune).Fin comme l'- : Slim als een vos.

Ambre : Naar amber riekend. Barnsteenkleurig;-achtig.

Page 33: aardrijkskunde - DBNL

AMBRER. 17 AMONCELLEMENT.

Ambrer : Met amber doortrekken.Ambroise, -oisie V. : Godenspijs v., ambrozijn o.(fig.) Een lekker hapje.

Ambulance v. : Ongevestigdheid. Het rondlopen.Veldhospitaal.

Ambulaneier, -14re : Verpleger, -pleegster.Ambulant : Rondwandelend, zwervend, reizend.Marchand - : Marskramer.

Ame (Arne) v. : 1. Ziel (tegenover lichaam) v.2. Ziel (na de dood). Fite des -s : Allerzielen.- en peine : Rusteloze z. (aan de oevers van deStyx). Rendre : De laatste adem uitblazen.3. Persoon m., ziel. Ne . . . pas - qui vine : Geenlevend wezen. 4. Hoofdpersoon, ziel. 5. Levens-beginsel, ziel. Grandeur d'- : Grootmoedigheid.Une grande - : Tern. met edele inborst. (let terk.)Une belle - : Een gevoelig hart. Jusqu'aufond de l'- : Tot in het diepste van 't gemoed.Donner de l'- a : Bezielen. A fendre :Hartverscheurend. Une bonne - : Een goedeziel. Avoir sur : Op zijn geweten h. Surmon - Op mijn woord. En mon - et conscience :Naar plicht en geweten. 6. Het binnenste, - voor-naamste deel van een voorwerp. Ziel (kanon).Stapel (viool) m. Spil (trap) m.

Amëlie v. : Amalia.Ameliorable : Verbeterbaar.Amelioration v. : Verbetering. Zuivering.Amêliorer : Verbeteren. Veredelen. 1 s'- : Beterworden.

Amen (spr. amenn) tussenw. : Zo zij het!Amen ! I (my. amen) m. : 't Woord amen.

Amènagement m. : Inrichting.Amênager : (Gemakkelijk) inrichten. Regelen.Amendable : 1. Verbeterbaar. 2. Beboetbaar.Amende v. : 1. Geldboete v. _etre mis : Be-boet worden. 2. Herstel van het kwaad datmen gedaan heeft. - honorable : Eerherstel.Faire - honorable : Openlijk ongelijk erkennen.

Amendement m. : 1. Verbetering (grond). 2.Wijziging, amendement. 3. Verbetering.

Amender : Verbeteren. (Een wetsontwerp) wij-zigen. Verbeteren (grond). I s'- : Zich beteren.

Améne : Lieflijk, welwillend.Amen& v. : (Water)toevoer m.; -leiding.Amener : 1. Mee-, aanbrengen. Aan-, toevoeren.

Geleiden. Veroorzaken, met zich brengen. Mandatd'- : Bevel tot aanhouding. - la conversationsur : Het gesprek brengen op. Chaque jour amenses veins : Geen dag zonder zorgen. 2. Naarzich toe trekken. Strijken (zeil, vlag). Trekken(lot, nummer); gooien (ogen). s'- : Komenaanzetten.

Amônitè v. : Zacht- (lucht). Vriende-lijkheid. (s p o t) Des -s : Lieflijkheden.

Amenuiser : Dunner maken.Amer en am4rement : 1. Bitter. L'onde amere: 't Zilte nat. 2. (fig.) Bitter, smartelijk. I m. :Gal v. Bitter (drank).

Americain : Amerikaans. Vol a l'-e : Diefstaldoor zwendelarij. 1 m. : Amerikaan.

Amêricaniser : V eramerikaansen.Amêricanisme m. : Eigenaardige uitdrukking derEngels sprekende Amerikanen. Amerik. nati-onalisme.

Americo- : Amerikaans-.Amerce Vespuee : Amerigo Vespucci.Amêrique V. : Amerika. V- centrals : Middel-.Amerir of amerrir : Op zee dalen.Amêrissage of amerrissage m. : Daling op zee.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Amers m. my. Landmerken.Amertume v. : 1. Bitterheid, bittere smaak m.2. (fig.) Smart v. Bitterheid. Gal v.

Amisthyste v. ; Violet edelgesteente, amethist.Ameublement m. : Meubelen, huisraad.Ameublir : Losser maken, omwerken (grond).Ameublissement : 't Losser maken, - omwerken.Ameutement m. : 1. Het samenkoppelen. 2. (f i g.)Het ophitsen, to hoop doen lopen.

Ameuter : 1. Samenkoppelen. 2. Ophitsen. 1 s'-: Samenrotten.

Ami, -e : 1. Vriend, vriendin. Minnaar, maitres.- de caur : Boezem-. - de la maison : Huis-. -lecteur : Goedgunstige lezer. Qui vice Ami!Werda ? Goed yolk. Les bon comptes font lesbons -s : Effen rekeningen maken goede vrien-den. Mon amie, m'amie : Liefste, schatje. 2.Makker. Goede kennis. Geliefde (bon -). Mon

: Vriendje, mannetje ! Man (echtgenoot)!L'amie : Meisje, juffertje! I bv.nw. : Bevriend.Toegenegen. Huiselijk, gezellig. Goed bij elk.passend (kleuren). - de : Wie houdt van, genegen.

Amiable : Vriendschappelijk. A l'- : In derminne ; uit de vrije hand. Vente a : Onder-handse verkoop. Amiablement : In der minne.

Amiante m. Steenvlas, buigzaam asbest.Amiral en -ement : Vriendschappelijk.Amidon m. Stijfsel. Zetmeel.Amidonner : Stijven. Poederen (pruik).Amidonnerie v. ; Stijfselfabriek v.Amidonnier : Stijfselkoopman. -fabrikant.Arnie v. z. ami.Amienois : Uit -; bewoner van Amiens.Amilear - Barca : Hamilcar Barcas.Amincir : Dunner maken. 1 s'- : worden, spitstoelopen.

Amincissement m. : Verdunning.Amiral m. : Admiraal. -sschip.1 bv.nw.: Admiraals-.Amiralat m. : Admiraalsrang m.Amirale : Admiraalsvrouw.Amirauté V. : Admiraliteit, beheer der marine.Amitiê v. (spr. -tyg) : 1. Vriendschap. Prendre en

-: Vriendschap opvatten voor. Des -s : Vriend-schapsbetuigingen. 2. Goede verstandhouding.3. Genegenheid. 4. (f am.) Gunst v.; genoegen.Faites-moi : Doe me 't plezier. 5. Groet m.Mes -s chez vous : De groeten thuis. 6. Vriende-lijke behandeling.

Ammoniac , -aque bv.nw. : (scheik.) Ammoniak-.Sel - : Salmiak.

Ammoniacal, -lace : Ammoniak bevattend.Ammoniaque v. : Ammoniak.Ammophile v. : (plantk.) Helm v.Amnósie v. : (gene esk.) Zwakte van 't gsheugen.Amnistie v. : Amnestie. Algemene vergiffenis.- kwijtschelding van straf.

Amnistier : In de amnestie doen delen. Bege-nadigen.

Amoindri m. : Onvolwaardige.Amoindrir ov.w. : erminderen, verkleinen.onov.w. en s'- : Minder -, kleiner worden.

Amoindrissement m. : Vermindering. Verlagingin rang.

Amollir : Zacht lenig maken. (fig.) Vermur-wen. Verzwakken. 1 s'- : Zacht (fig.) Krach-teloos Zachter gestemd worden.

Amollissement m. : Weekheid. Verzachting. Ver-slapping, ontzenuwing.

Amonceler : Opeenhopen, -stapelen.Amoneellement m. : Opeenhoping.

2

Page 34: aardrijkskunde - DBNL

AMONT. 18 ANA GRAMME.

Amont m. : Plaats stroomopwaarts v. Le paysd'- : Het hoger gelegen land. En - de : Stroom-opwaarts van, boven.

Amoral : Die geen zedelijkheid kent.Amorgage m. : 't Aanlokken. - beginnen. - bren-gen op (kruit op de pan van een vuurwapen).

Amore° v. : 1. Lokaas. (fig.) Verleiding, aan-loksel. Se laisser prendre d l'- : Voor de ver-leiding bezwijken. 2. Pankruit. Slaghoedje (-fulminante). 3. Lont v. 4. (fig.) Begin.

Amoreer : 1. Van. aas voorzien. 2. Met aas lok-ken. (f i g.) Aanlokken, verleiden. 3. Bruit op depan doen, een slaghoedje opzetten. 4. Aan degang brengen. 5. Beginnen, een begin makenmet.

Amoreeur, -euse : Lokvogel. Beginner, -ster.Amorphe : Vormloos, niet gekristalliseerd.Amortir : 1. (fi g.) De kracht breken (slag), matigen(snelheid, licht, geluid), breken (val). Delgen;afschrijven; amortiseren. 2. (fig.) Stillen, doenverdwijnen, - verminderen. 3. Blussen (kalk).I s'- : Verflauwen, bedaren.

Amortissable : Aflosbaar.Amortissement m. : 1. Afkoop (rente); aflos-sing; afschrijving; amortisatie. 2. (fig.) Int-blussing.

Amortisseur m. : Schokbreker.Amour m. (soms v.) : 1. (mens) Liefde v.Pour l'- de Dieu : Om niet. Des -s : Liefdes-betrekkingen. Filer le parfait - : Langdurigbeminnen. Pour l'- de vows : Om uwentwil. Onrevient toujours a ses premieres -s : Oude 1. roestniet. 2. (di er) Paardrift v. 3. Geliefde. Mon-, m'- : Liefje, schatje. 4. Liefdegod, Cupido,Eros. Les -s : Liefdegoodjes. Un - de... : Eensnoesje, een schatje van 'n ... 5. Levendigebelangstelling, zucht v. - de la gloire : Roem-zucht. Avec - : Liverig; zorgvuldig. 6. Amoer(rivier).

Amouraeher : (f am.) Het hoofd op hol brengen.I s'- : Smoorlijk verliefd worden.

Amourette v. : Voorbijgaande liefde, minnarij.Liefje. Ruggemerg (schaap, kalf). Trilgras (- despres).

Amoureusement : Verliefd. (kunst) Met zekerevoorliefde, fijn en zorgvuldig.

Amoureux, -euse : 1. Verliefd. Liefde inboeze-mend. 2. (fig.) Gesteld -, verzot op. Mollig (pen-seel). I m. en v. : Geliefde. Liefhebber. Minnares,vrijster.

Amour-propre m. : Eigenliefde v.Amovibilite v. : Afzetbaar-. Herroepbaarheid.Amovible : Afzetbaar. Herroepbaar.Amphibie bv.nw. en m. : 1. In 't water en ophet land levend (der of plant). 2. (fig.) Twee-slachtig. Dubbelzinnig mens. Avion - : Land- enwatervliegtuig.

Amphibien : Amphibieachtig. I m.mv. : (n at.hist.) Kikvorsachtigen.

Amphigouri m. : Raadseltaal v.; gezochtheid.Amphigourique : Verward, vol raadseltaal.Amphitheatre m. : 1. (oudh.). Rond gebouwmet trapsgewijs oplopende zitplaatsen, waarinspelen plaats hebben. 2. Deel van de schouw-burg, dat oploopt. 3. Gehoor-, collegezaal v. Legrand - : De Aula. En - ; Trapsgewijze op-lopend.

Amphitryon m. : Amphitryo. (fig.) Gastheer.Amphore V. : (Wijn)vaas v., amphora v.Ample : 1. Wijd, ruim, breed. 2. (fig.) Veelom-

vattend. Rijkelijk. Zorgvuldig (onderzoek). Om-standig. Plus - informi : Nader onderzoek.

Amplement : Ruimschoots. Breedvoerig. Wijdlo-pig. Zorgvuldig.

Ampleur V. : 1. Breedte, wijdte. 2. (fig.) Breedte,breedvoerigheid, omvang m. Overvloed m. Breed-,statigheid. Prendre de 1,- : Toenemen.

Ampliatif : Aanvullend.Amputation v. : Verwijding, verbreding. Pit-zetting. Afschrift (acte). Collationnering (tele-gram). Pour - : Voor gelijkluldend afschrift.

Amplifleateur m. : Wijdlopig spreker. Opsnijder.Vergrotingstoestel. Geluidversterker.

Amplification v. : Vergroting (kijker). Uitwei-ding. (school) Opstel over een gegeven onder-werp. Wijdlopigheid, omhaal m.

Amplifier ov.w. : Vergroten. Uitbreiden. Uitwei-den over. Overdrijven. I onov.w. : Zijn ver-beelding laten werken.

Amplitude v. : Omvang m. Amplitude, slinger-wijdte. Afwijking van 0. en W., amplitudo v.

Ampoule v. : 1. Wijdbuikig flesje. La sainteA- : -, dat de one bevatte waarmee de Fransekoningen werden gezalfd. 2. Peer (voor electr.licht) v. 3. Blaar v.

Ampoule : Opgeblazen. Hoogdravend.Amputation v. : Het afzetten, - wegnemen.Amputer : Afzetten (ledematen).Amulette v. : Talisman m.Amunitionner : Voorzien van krijgsbehoeften.Amure v. : Hals (v. e. zeil) m.Amusant : Vermakelijk, dat de tijd verdrkift.Amusement m. : 1. Tijdverdrijf, -korting. 2. Af-leiding (van ernstigs). 8. Vermaak. Etre l'- de:Tot spot zijn voor.

Amuser : 1. Afleiden, afleiding geven aan. 2.Misleiden, paaien. Sussen. 8. Vermaken. I s'- :1. Zich vermaken. 2. s'- a : Zijn tijd verliezenmet. 3. s'- de : Bespotten (iem.). Pret heb-ben in (sets). 4. s'- a : Behagen scheppen in.Op de inval komen.

Amusette v. : Speelpopje. Beuzeling. Spelletje.Amuseur : Die anderen vermaakt. Zwetser.

Lollige schrijver.Amygdale v. : Amandel (keelklier) v.Amygdalite v. : Amandelontsteking (keel).Amylace : Zetmeelhoudend, stijfselachtig.An m. : Jaar. Le jour de l'-, le nouvel - : Nieuw-jaarsdag. Deux Pis l'- : Twee maal per j. Bon- mat - : Gemiddeld 's jaars. L'- de grace,l'- de noire Seigneur : 't Jaar Onzes Heren, - naChristus. L'- premier (I, II, etc.) : 't Jaar dénvan de Franse Republiek (1792). Je m'en mo-que comma de l'- quarante : Ik geef er geenzier om. Les -a : Ouderdom, hoge leeftijd;bereikte leeftijd; jaardag; jubileum. La Fleur des-8 : De bloei des levens.

Anabaptisme m. (spr. -bat-) : Leer der Weder-dopers v.

Anabaptiste m. (spr. -bat-) : Wederdoper. I by.nw. : Der Wederdopers.

Anachorlde m. (spr. -10-) : Kluizenaar.Anaehronique (spr. -kro-) : Onjuist in de tijd-rekening.

Anachronisme m. (spr. -kro-1 : Verwarring in detijdrekening. Ouderwets verschUnsel.

Anaeoluthe v. : (ta al k.) Onderbreking van debegonnen constructie van een zin.

Anagramme v. : Letterverzetting, waarbij meneen woord, zin of gedicht uit een ander maakt

Page 35: aardrijkskunde - DBNL

ANAL. 19 ANGELOT.

(b. v. mare en amer zijn anagrammen van rame).Anal : Van de aars, aars-.Analeetes m.mv. : Bloemlezing.Analogie V. : Overeenstemming. Verwantschap.Analogique, -ment : V olgens de wetten derovereenstemming.

Analogue : Soortgelijk, overeenkomstig.Analphabete : (Iem.) die niet heeft leren lezen.Analyse v. : 1. Ontleding, analyse. Fairede : Ontleden. En derniere - : Alias wel overwogen, ten slotte. 2. Sort ov3rzicht, uittreksel.

Analyser : Ontleden, ontbinden. Een kort over-zicht maken van.

Analyste : (Wiskundig) analyticus, ontleder.Analytique : Ontledend, analytisch. Langue :Die zich vooral van verbindingswoorden bedient,waarbij dus verbuiging en vervoeging sen kleinererol spelen.

Ananas m. (spr. . anana) : Ananas (plant en vrucht)v.Anapeste m. : Anapest (versvoet van twee korteen een Lange lettergrepen) m.

Anarehie v. : Regeringloosheid. (fig.) Bande-loosheid, wanorde.

Anarchique en -ment : Regering-, wetteloos.De anarchie bevorderend.

Anarehisme m. : Leer - v., systeem der anar-chisten.

Anarehiste m. : Voorstander van regeringloos-held. I bv.nw. : Der anarchisten.

Anastrophe v. : Woordomzetting (bv. Me voici,te voile = Voici MOI, voila toi).

Anathematiser : In de kerkban doen. (fig.)Vervloeken.

Anatheme m. : 1. Banvloek m.; kerkban m. Lancerr- contre, frapper d'- : De banvloek uitsprekenover. 2. (f i g.) Veroordeling, vloek. 3. Tem., dieonder de banvloek ligt. bv.nw.: Van de banvloek.

Anatomie V. : 1. Ontleedkunde v. Ontleding. 2.(fig.) Nauwkeurig onderzoek. 3. (Pleister-, was)-figuur v.; beeld. 4. Vormen (lichaam) m.

Anatomique, -ment : Ontleedkundig.Anatomists : Ontleedkundige. (fig.) Onderzoeker.Ancestral : Voorouderlijk.Aneetres m.mv. : Voorouders. Un ancetre : 'n Voor-

zaat; (f i g.) 'n oudere.Anche v. : 1. Mondstuk. 2. Tong (die het geluidvoortbrengt) v.

Anchois m. Ansjovis. v.Aneien : 1. Oud, overoud. 2. Vroeger; gewezen;

ex-, voormalig. L'- regime : 't Regeringsstelselin Frankrijk tot 1792. -ne maison N.: VoorheenN. I m. : 1. Oudere (broer), - collega. Ouderling(kerk). 2. Les -3 : Oude volken. Oude elassiekeschrijvers.

Anciennement : Eertijds.Aneiennete V. : 1. Oudheid. 2. 'V roegere indienst-treding, - opneming in een genootschap. Avan-cement par rang d' r- : Bevordering naar't aantal dienstjaren, - anciennitait.

AncOne v. : Ancona (Italie).Anerage m. : Ankerplaats v. Het ankeren.Andre v. : 1. (Scheeps)anker. Etre a r- : Vooranker liggen. Ater r- : 't A. laten vallen; (fig.)zich vestigen. - de salut, - de misericorde :Nood-, plechtanker; (fig.) laatste hoop v. 2.Anker (in horloge). IJzeren muurhaak m., anker.

Anerer onov.w. : Ankeren. ov.w. : Met eenanker vastmaken. (fig.) Vastmaken. Doenwortelen. I : Voor anker gaan. (f i g.) Zichvastklampen aan.

Andain m. : Zwade (hoopje gras) v.Andalou(s), -se : Andalusier, -ische. Un :Spaans paard. I bv.nw. : Andalusisch.

Andante bw. en m. : (m u z.) Matig langzaam(stuk).

Andantino bw. en m. : (mu z.) Een beetje min-der matig langzaam (stuk; dan een andante).

Andouille V. : 1. Worst v., beuling m. - de ta-bac : Rol tabak v., karot v. 2. Sukkel, stoethaspel.

Andouillette v. : Kalfsworstje.Andre : Andries, Andreas.Andrinople m. : Adrianopel. Rood katoen,Androgyne : (plan t k.) Tweeslachtig.Andromaque : Andromache (vrouw van Hector).Androphore m. : (plantk.) HelmstijlAne (alio) : 1. Ezel m. - de bat : Last-. Michant

comme un - rouge : Hoogst boosaardig. Briderr- par la queue : Het paard achter de wagenspanners. Faire l'- pour avoir du son : Zich vanden domme houden om nog wat te krijgen.Nul ne sail mieux que r- oit le bat le blew :leder weet waar de schoen hem wringt. Le coupde pied de r- : De laatste belediging die eenlafaard een weerlozen vijand aandoet. Etrecomme r- de Buridan : Weifelen. Peau d'-: Ezelsvel; (fig.) de Sprookjes van Moeder deGans. A laver la tete d'un - on perd la lessive :Dat is den Moriaan gewassen. 2. (fig.) Dom-oor. Le pont aux -s : Ezelsbrug v.; iets dat Janen alle man kan begrijpen of weet. (school)Bonnet d'-, oreilles d'- Muts in de vorm vanezelsoren (voor domme kinderen) v. 3. Houtenbok m. En dos d'- : Zadelvormig.

Aneantir : 1. Vernietigen, uitroeien. 2. (fig.) Hevigdoen ontstellen. 3. Uitputten. I s'- : Vernietigdworden. (f i g.) - decant : Zich in het stof bui-gen voor.

Aneantissement m. : 1. Vernietiging, verval. 2.Diepe verootmoediging (voor God). 3. Volslagenverval van krachten. Neerslachtigheid.

Anecdote v. : Belangrijke levensbijzonderheid.Verhaaltje. Grapje. Anecdote v.

Aneedotique Anecdotisch.Anemie v. : Bloedarmoede v.Animier : Bloedarm maken. (fig.) Verslappen.

s'- : Bloedarm worden. (f g.) Vervallen.Anemique : Lijder aan bloedarmoede. bv.nw.

: Bloedarm.Anemone v. : (plantk.) Anemoon v.Anerie (Merle) v. : Ezelachtigheid. Domheid.Anesse (finesse) v. : Ezelin.Anesthesie V. : (geneesk.) Gevoelsverdoving.Anesthesier : Verdoven.Anesthesique bv.nw. en m. : Pijnstillend (middel).Anevrisme : Slagadergezwel. Rupture d'- : Slag-aderbreuk v. - du cceur : Hartvergroting.

Anfraetueux : Kronkelend, bochtig.Anfractuosite v. : Oneffenheid. Kronkeling.Ange m. : 1. Engel m. - de,chu : Gevallen e., duivel.- gardien, - tutilaire : BeschermengeI. Etre aux-8 : In de zevende Hemel zijn. Rite aux -8 :Buiten zich zelf van vreugde zijn ; (o n g. b e t.)dom in zich zelf lachen. Comma un : Volmaakt,zeer schoon. Mon - : Liefje, engel. 2. Le SaintAnge : De Engelenburg (te Rome) v.

Angelique : 1. Engelachtig, hemels. 2. Keu-rig, fijn. I V. : (p 1 an t k.) Engelwortel v., an-gelica v. 2. Angelica (naam). Angeliquement bw.

Angelot m. : (nat. hist.) Engelvis m. Kleinekaas uit Normandie v. Engeitje.

Page 36: aardrijkskunde - DBNL

20 ANNULABLE.ANGELUS.

Angelus, -elus m. (spr. -uss) : (Kath.) De Engeldes Heren (gebed dat men 's morgens, mu twaalfuur en 's avonds bidt). Bedeklokje, angelus o.

Angevin : Uit -. Bewoner van Anjou; . Angers.Angine v. : Keelontsteking. — couenneuse, - mem-braneuse : Diphteritis v. — de poitrine : Hartvang.

Angineux : Van keelontsteking.Angiosperme bv.nw. en v. : (plantk.) Bedekt-zadige (plant).

Anglais : Engels. L'— : De Engelse taal. Un —: EngeLsman; E. paard. —e : Engelse vrouw;schuinschrift; Engelse dans. A l'—e : Op zijnEngels. Filer a l'—e : Heengaan zonder afscheidto nemen. Saluer a l'—e : Met een handdruk (eenvrouw) groeten.

Angle m. : 1. Hoek m. —visuel, - optique : Gezichtsh.;gezichtsveld. — d'attaque : Invalshoek (vlieg-tuig). (fig.) Les —s s'arrondissent : Het onaan-gename -, hoekige slijt af. 2. Oogpunt.

Angler : Hoekig maken.Angleterre V. : Engeland. Wollen stof nit - v.Point d'— : Kant uit - v.

Angleux : (plantk.) Fruit — : Steenvrucht v.Anglican : Anglikaan. -s.Anglicanism° m. : Eng. staatskerk.Angliciser : Verengelsen. I s'— . Zich op z'nEngels kleden; - voordoen.

Anglicisms m. : Engelse zegswijze v.Anglo- : (in samenst.) Engels.Anglomane bv.nw. en m. : Lijdend -, hider aananglomanie.

Anglomanie V. : Overdreven voorliefde voor alwat Engels is v.

Anglophobe : Vijandig tegenover Engeland.Anglophobie V. : Afkeer van al wat Engels is m.Anglo-Saxon : Angel-Saksisch. -er.Angoisse V. : 1. Angst v., beangstheid. Poire d'-: Wrange peer v.; (fig.) mondprop v.; bittere p11.2. (gene esk.) Hartbeklemming, benauwdheid.

Angoisser : Benauwen, beangstigen.Angon m. : Spies (der Franken) v.Angora m. : 1. Angora (stad in Klein-Azie). 2.Angora-kat v. Cheers — : Angora-geit v.

Anguille V. : 1. Aal m., paling m. — ilectrique :Sidderaal. Il y a — sous roche : Er schuilt eenadder in het gras. Pcorcher l'— par la queue :De paarden achter de wagen spanners. 2.Valse plool m.

Anguillike v. : Aalvijver m.Angulaire : Hoekig. Dent — : Hoektand. Pierre— : Hoeksteen, grondslag ; (f 1 g.) hoofdpersoon.

Angule, -uleux: Hoekig. (f ig.) Vinnig, bits.Anhydre : (s ch eik.) Zonder water.Anhydride m. : Lichaam, dat met water eenzuur vormt.

Anicroche v. : Hinderpaal m., belemmering. Ily a une — : Er is een kink in de kabel.

Anier, -16re (a . . .) : Ezeldrijver, -drijfster.Anil m. (spr. anile) : Indigo-plant v. -bout.Aniline v. : (scheik.) Aniline (verfstof) v.Animadversion v. : Gestrenge berisping. Alge-mene afkeuring. Haat m.

Animal m. : Dier, beest. (fig., f am.) Lomperd.Un franc — : 'n Aartsvlegel. L'—I W at eenlelijke, nare kerel 1 I bv.nw. : Dierlijk. Re,gne— : Dierenrijk. Noir — : Beenzwart. Traction

6 : Voortbeweging door dieren.Animalcule m. : (Microscopisch) diertje.Animalier m. : Dierenschilder; -beeldhouwer.Animallts5 v. : Dierlijke natuur v.

Animation v. : Levendigheid, bezieling. Drukte.Anima : 1. Bezield. 2. Druk, levendig. 3. Levend.4. — contre : Boos op. 5. (kuns t) Met figurers.6. Dessin — : Tekenfilm.

Animer : 1. Bezielen, leven inblazen. 2. In be-weging brengen. 3. Aansporen. Kleur doen krij-gen. 4. — contre : Opstoken tegen. I s'— : Be-zield -. Druk -. Opgewekt -. Driftig worden.

Animosity V. : Voortdurende verbittering, wraak-lust v., wrok m. Hartstochtelijke drift v.

Anis m. : Anijsplant v. -zaad.Anisette v. : Anisette (likeur) v.Ankylose v. : Gewrichtsstijfheid.Ankyloser : Stijf maken. I s'— : - worden.Annal : Een jaar geldig. Eenjarig.Annales v.mv. : Jaar-, geschiedboeken.Annaliste : Schrijver van jaar-, geschiedboeken.Anne v. : Anna.Anneau m. : 1. Ring m. Schakel (ook fig.) v.2. Vingerring. — du pecheur : Zegelring van denpans. 3. Oog (sleutel). Kronkel (slang) m. Krul(haar) m.

Ann& v. : 1. Jaar. — astronomique, solaire, tiro-pique, iquinoziale : Zonnejaar. — civile : Kalen-derjaar. — rdpublicaine : J. dat 22 Sept. begon.Souhait,s de bonne — : Nieuwjaarswensen.D'— en — : Allengs. 2. ,Taargang m.

Anneló : In krullen neervallend. Geringd. Ser-pent — : Ringslang. I m. : Geleed dier.

Anneler : Krullen.Annelet m. : Ringetje.Annelides m.mv. : Ringwormen m.Annexe v. : Onderdeel. Aanhorigheid (grond).Bijlage v., bijblad. Bijpost m. I bv.nw. : Bij-gevoegd.

Annexer : Bijvoegen, aantrekken. Inlijven.Annexion V. : Bijvoeging. Inlijving. Bezet gebied.Annibal : Hannibal.Annihilation V. : Vernietiging.Annihiler : Vernietigen (ook in rechten).Anniversaire m. . Verjaardag m. Jaarfeest. -misv. I bv.nw. : Jaarlijks wederkerend.

Annonce v. : Aankondiging, advertentie. Hetbieden (spel).

Annoncer : 1. Aankondigen, melden, adverteren;verkondigen. 2. Aandienen. 3. (fig.) Voorspellen.De voorbode zijn van. 4. Verraden. Bewijzen -,blijk geven van. I s'— : Afgekondigd worden.Zich aanmelden. Openbaren, doen zien. Celas'annonce bien : Dat last zich goed aanzien.

Annonceur : Radio-omroeper.Annoneiade V. : Naam (Maria-Boodschap) vangeestelijke orden m.

Annoneiateur m. : Verkondiger. Verklikker (aantelefoon).

Annoneiation V. : (Kath.) Maria-Boodschap.Annoneier : Adverteerder.Annotateur, -trice : iem. die verklarende aan-tekeningen maakt.

Annotation V. : Het maken van verklarendaaantekeningen. Aantekening, noot v.

Annoter : Van aantekeningen voorzien.Annuaire m. : Jaarboekje. Kalender m., almanakm. Ranglijst v. — officiel : Staatsalmanak.

Annuel : Jaarlijks. Die men den jaar bekleedt.Een jaar oud. Eenjarige (plant).

Annuellement : Jaarlijks.Annuity v. : Jaarlijkse aflossing. Jaarpremie,annuiteit. Dienstjaar.

Annulable : Nietigverklaarbaar.

Page 37: aardrijkskunde - DBNL

ANNULAIRE. 21 ANTISEPTIQUE.

Annulaire : Ringvormig. I m. : Ringvinger m.Annulatif : (r e c h t) Vernietigend.Annulation v. : Vernietiging, nietigverklaring.Annuler : V ernietigen. Buiten omloop stellen.Opheffen (maatregel). Laten afweten (uit-nodiging).

Anoblir : Tot de adelstand verheffen. Un ano-bli : Een nieuwbakken edelman.

Anoblissement m. : Verheffing tot de adel-stand.

Anodin : 1. Pijnstillend. 2. (fig.) Onschuldig,goedaardig, mak. I m. : Pijnstillend middel.

Anomal Afwijkend, onregelmatig.Anomalie V. : Afwijking, onregelmatigheid.Anon (anon) m. : Ezeltje.Anonner (a . ..) : Hakkelen; opdreunen.Anonymat m. : Het niet noemen van zijn naam,anonymiteit.

Anonyme : Ongenoemd, anoniem. Waarvan deschrijver niet genoemd wordt. Verborgen (leed).Societe — : Naamloze vennootschap. m. On-genoemd schrijver; - schenker, X, N.

Anophêle m. : Malariamug, anopheles.Anormal, —ement : Afwijkend, abnormaal.Anse v. : 1. Oor, handvat, hengsel. Faire danserl'— du panier : Te veel in rekening brengen. 2.Bocht v., kreek v. 3. z. Hanse.

Antagonique : Vijandig.Antagonisms m. : Wedijver m. Vijandschap. Tegen-

strijdigheid.Antagonists : Tegenpartij v., -stander. Muscle — :Tegenwerkende spier v.

Antan m. : Het jaar te voren. (fig.) Vroeger.Les neiges d'— : Het verledene dat men betreurt.D'— : Vit vroeger dagen.

Antarctique : Van de Zuidpool.Antecedent : Voorafgaand, vroeger. I m.mv. :Vroegere dagen v., - meningen. I m. enkv. : 1.(ta al k.) Woord waarop het betrekkelijk voor-naamw. betrekking heeft, antecedent. 2. Vroegergeval. —s : V erleden. Sans —s : Ongehoord;waarvan men niets of Been kwaad weet.

Antëchrist m. (spr. -kriste) : Valse Messias,Antichrist. V ijand van bet Christendom.

Antediluvien : Behorend tot het tijdperk vowde zondvloed. (fig.) Uit de oude doos.

Antenne v. : 1. Spriet m. 2. Voelhoren m. 3.(draadl. telegr.) Samenstel van draden, die deethergolven opvangen, welke het seinstationafzendt, vangstang m., antenne (radio). Ferventde : Radio-liefhebber. - reeeptrice, - col-leetrice : Ontvangantenne.

Antepènultiême bv.nw. of v. : Op twee na delaatste (lettergreep v.).

AntArieur : 1. 1‘ oorafgaand. 1 Van voren.Anterieurement : Vroeger, eerder.Antkriorit6 v. : Het vroeger zijn. Voorrang m.Vroegere dagtekening.

Anthêre V. : (plantk.) Helmknopje.Anthologie v. : Bloemlezing.Anthracite m. : Glanskool v., anthraciet.Anthropo . : (in samenst.) Van den mens,

mens-.Anthropologie v. : Natuurlijke historie van den

mens.Anthropologique : Betrekking hebbend op de nat.hist. van d. mens.

Anthropologiste, -logue : Anthropoloog.Anthropomêtrie v. : Leer van de afmetingen derlichaamsdelen v. Lichaamsmeting door de politie.

Antropomorphe : Mensvormig. I m.mv. : -e apen.Anthropomorphisme m. : Het toeschrijven vanmenselijke eigenschappen aan Goden.

Anthropophage Menseneter. -etend.Anthropophagie v. : Het menseneten.Anti- : (in samenst.) Tegen, strijdig met.Anti-aerien : Tegen luchtaanvallen. Artillerie --ne : Afweergeschut t. 1.

Anti-alcooliste : Drankbestrijder.Anti-asphyxiant : Tegen stikgas.Anti-anions : Tegen luchtaanvallen.Antichambre v. Voor-, zijkamer v. Faire — :Wachten tot men ontvangen wordt. Propos d'—:Meidenpraatjes.

Antichrêtien : Tegen het Christendom gericht.Anticipation v. : 1. 't V ooruit opnemen van geld.Par — Bij voorbaat. 't Vooruitlopen op.Vervroeging.

Antieipê : Vervroegd, van te voren.Anticiper ov.w. : Te vroeg beschikken over, -ontvangen. I onov.w. : sur : Vooruitlopen op;treden in.

Anticonstitutionnel : Ongrondwettig.Antidate v. : Vervroegde dagtekening.Antidater : De dagtekening vervroegen van.Antidisrapant : Dat slippers voorkomt.Antidote m. : Tegengif.Antienne v. : (K a t h. ; vroeger) Beurtzang vantwee koren m., antiphona. ( th an s) Vers derH. Schrift dat men voor of na een psalm ofgezang zingt.

Antifebrile : KoortsverdrUvend.Antigrippal : Tegen influenza.Antihyglênique : Tegen de gezondheid.Antilles v. my.: Antillen.Antilope V. : Antilope (flier) v.Antimilitarisme m. : Verzet tegen de oorlogs-geest; - de dienstplicht.

Antinomie V. : (w ij s b.) Tegenstrijdigheid.Antioche V. : Antiochle (in Syrie).Antipape m. : Tegenpaus.Antiparasitaire : Dat storingen (op de radio) ver-hindert.

Antipathie v. : Tegenzin m., afkeer v.Antipathique : Afkeer-, weerzinwekkend. Elk.afstotend (karakters).

Antipestilentiel : Pestwerend.Antiphonaire m. : (K a th.) Gezangboek dat deantiennes bevat.

Antipode m. : 1. Tegenvoeter. Punt tegenovereen ander. 2. (fig.) Geheel verschillend karak-ter. It est l'— du bon sens : Hij handelt tegenalle gezond verstand in.

Antiquaille v. : Oud prul, oude rommel m.Antiquaire : Oudheidkenner. Handelaar in oud-heden.

Antique : 1. Oud. Ouderwets. Tot de Oudheidbehorend. 2. Zeer oud, aloud. I m. Oudeclassieke kunst v. I V. : Kunstwerk der Oudheid.

AntiquitO v. : 1. Oudheid, hoge ouderdom m.De touts — : Van oudsher. 2. Voortijd m. 3. L'—(classique) : De Oudheid. 4. Kunstwerk uit deOudheid. Les —8 : De oudheidkunde v.

Antirabique : Tegen hondsdolheid.Antireligieux : Tegen de godsdienst.Antirèpublicain : Tegen de republiek.Antisêmite : Jodenhater.Antisêmitique : Jodenhatend.Antisemitisme m. Jodenhaat m.Antiseptique : Bederfwerend.

Page 38: aardrijkskunde - DBNL

ANTISOLAIRE. 22 APOTRE

Antisolaire : Tegen zonnebrand.Antistrophe v. : Tegenzang (antwoord van hetkoor ter linkerzijde van het toneel) m

Antithése V. : Tegenstelling.Antivol : Tegen diefstal. Chainette : Ketting-slot.

Antoine : Anton, Antonius.Antoinette : Antonia, Tonia.Antonomase v. : (taalk.) Redekunstige figuurwaarbij men een naamwoord voor een persoons-naam of omgekeerd gebruikt (b. v. de Zwijgervoor Prins Willem I; Cicero voor een redenaar) v.

Antre m. : Spelonk v., hol. Schuilhoek m.Anuiter (s') : Door de nacht overvallen worden.Anus m. (spr. anuss) : Aars m., mond van deendeldarm m.

Anvers m. : Antwerpen.Anversois : Antwerps. -enaar.Anxikk v. : Angst v., benauwdheid.Anxieusement en -ieux : Angstig, beangst.Aoriste m. : (spr a ak k.) Aoristus (een tijd der

Griekse ww.) m.Aorte v. : Grote hartslagader v., aorta v.AotIt m. (spr. aou, aoute, ou of outs) : 1. Augustus(maand). 2. Oogsttijd m. Oogst m.

Aotiter (uitspr. z. twat) ov.w. : Oogsten. I on-ov.w. en : Door de herfstzon rijpen.

Aotiteron (uitspr. z. aoilt) : Dagloner om tooogsten.

Apache : Apache (Indiaan). Straatrekel.Apaisement m. : Het rustig maken. Rust v.Apaiser : 1. Tevreden stellen, sussen. 2. Doenbedaren, lessen; bijleggen (gesehil). s'— :(Tot) bedaren (komen); zich tevreden tonen.

Apanage m. : 1. Jaargeld goederen toegewezenaan prinsen van den bloede. 2. (fig.) Erfdeel.

Apart(' : Hetgeen iem. ter zijde zegt. Gesprekonder vier ogee, apartje.

Apathie v. : Onverschillig-. Lusteloos-. Loomheid(beurs).

Apathique : Onverschillig. Traag. LoomApennins m.mv. : Apennijnen.Apepsie v. : Slechte spijsvertering.Apereeption v. : Bewuste waarneming.Apereevable : Bemerkbaar.Apereevoir : 1. Bemerken. 2. (fig.) Begrijpen.

s'-- de : Merken, gewaarworden.Apercu m. Sort overzicht. Uittreksel. —8 :Gezichtspunten.

Aperitif m. : 1. Middel dat de eetlust opwekt.2. Bittertje v66r 't eten. Borrel.

Apertement : Klaarblijkelijk, openlijk.Apetale Zonder bloembladeren.Apetisser : Kleiner maken. I s'— : - worden.A(i) per pas : Bijna, omtrent. : Benadering.Aphasie v. : Spraakstoornis.Aphte : Tong-, mondblaartje.Apeurer (s') : Bang worden.Aphtilie m. : (sterrenk.) Punt waarop een planetop de grootste afstand van de zon is.

Aphone : Die zijn stein kwijt is.Aphonie v. : (Tijdelijk) verlies van de stem.Aphorisme Kernspreuk v.Aphrodite V. : Aphrodite (godin der liefde).Aphteux : Met zweertjes. Fievre -euse : Mond- en

klauwzeer.Aphylle (spr. afile) : (plantk.) Bladerloos.Api : Pomme d'— : Zekere appe), waarvaneen zijde rood en de andere blank is in.

Apiculteur : Bijenhouder.

Apiculture v. : Bijenteelt v.Apitoyer : Medelijden inboezemen. I s'— : - krijgen;zich ontfermen.

Aplanir : 1. Glad maken; slechten. 2 (fig.) tiltde weg ruimen. Banen (weg). s'— : Vlakworden. (fig.) Verdwijnen, wegvallen.

Aplanissement m. : Het effenen. 't Glad worden.(f i g.) Ult-de-weg-ruiming.

Aplatir : Platmaken. I s'— : Plat worden. (fig.)Vernederd worden. Zich vernederen.

Aplanissement : Afplatting. (fig.) Kruipe-righeid.

Aplatisseur m. : Pletter. Pletmaehine v.Aplatissoire v. : Pletrol v.Aplomb m. : 1. Loodrechte stand m., het loody(fig.). Mettre d'— : In evenwicht zetten. Retom-ber d'— : Weer op de benen terecht komen.

(fig.) Houding van gezag. DurfApocalypse v. : Openbaring. Cheval jumentde : Magere knol.

Apocalyptique : Van de openbaring. (fig.) Onbe-grijpelijk. Wonderlijk. Gedrochtelijk.

Apoeope v. : Verkorting van een woord doorweglating van den of meer letters.

Apocryphe : 1. Niet door de kerk erkend. 2.Ongeloofwaardig, verdacht.

Apodictique : Die geen tegenspraak duidt.Apogee in. : 1. Punt waarop maan of zon 't verstvan de aarde verwijderd is. 2. (fig.) Toppunt,hoogste graad m.

Apollinaire : Ter ere van Apollo.Apollon m. : 1. Apollo (God van 't licht, de muz.,de dichtk., de geneesk. bij de Grieken). 2. (fi g.)Schoon man.

Apologetique : Verdedigend, rechtvaardigend.Apologie v. : Rechtvaardiging. Verweerschrift.Faire l'— de : Rechtvaardigen.

Apologiste : Verdediger.Apologue m. : Fabel v., gelijkenis.Apophthegme Bondig gezegde v., kern-spreuk v.

Apoplectique : (geneesk.) Wat tot een beroertehoort, ermee dreigt, erdoor verlamd is, erdoorbedreigd is. I in. of v. : Tem. die aanleg voorberoerte heeft.

Apoplexie v. : Beroerte v.Apostasie v. : Afvalligheid. Verzaking.Apostasier : Afvallig worden.Apostat m. : Afvallige.Aposter : Op de loer plaatsen, posteren.A (a) posteriori : Naar aanleiding der feiten,achteraf, nit ervaring.

Apostille v. : Kanttekening, noot v. Aanbeveling(onder een stuk).

Apostiller : (Een verzoekschrift) aanbevelen. Kant-tekeningen maken bij.

Apostolat : Apostelschap.Apostolique : I. Overeenkomstig de leer der Apos-telen. 2. (fig.) Van de H. Stoel.

Apostrophe v. : 1. (taalk.) Afkappingsteken.2. Aan-, toespraak v. 8. (fig.) Uitval

Apostropher : 1. Aanspreken. 2. Uitvallen tegen.Apotheme m. : (meetk.) Apothema o.Apotheose v. : 1 Vergoding. 2. (fig.) Buitenge-wone hulde v. 3. Slot van een (tover)stuk.

Apothicaire : Pillendraaier (slecht apoth.). C'estun .— sans sucre : Hij is slecht voorzien.

ApOtre Apostel. 2. Zendeling. 3. (fig.) Ver-spreider. Le bon —I Hij heeft ze achter de mouwlZo'n stiekemerd 1

Page 39: aardrijkskunde - DBNL

APPARAITRE. 23 APPRENTISSAGE.

Apparaftre : 1. Plotseling verschijnen. 2. Zichvoordoen, blijken (te zijn). I onp.w. : Blijken.

Apparat m. : Praal v. D'- : Sier-, prank-, feest-.Apparaux m.mv. : (ze e v.) Tuigage v.Appareil m. : 1. Toestel; gereedschap; camera(photo). - de T.S.F., - de radio : Radiotoestel.- a sous : Automaat. 2. Verband. 3. Organendie tot dezelfde lichaamsverrichting meewerken.4. (f i g.) Vertoon, aanstalten.

Appareillage m. : (ze e v.) Het (zeil)klaar maken.Appareiller ov.w. : 1. Gereedmaken. Uitrusten.2. (Gelijke Bingen) samenvoegen. Een pendantzoeken bij. I onov.w : (ze e v.) Zich gereedmakentot 't vertrek. I s '- avec : Zich verenigen met,goed passen bij.

Appareilleur m. : Meesterknecht. Aanlegger.Apparemment : Blijkbaar.Apparence V. : 1. Schijn m., voorkomen. Qui a del'- : Dat er goed uitziet. 2. Waarschijnlijkheid.3. Uiterlijke schijn. Sauver les -s : De schijnredden. En - : Schijnbaar.

Apparent : 1. Duidelijk zichtbaar, in 't oog lopend.2. Schijnbaar. Mort -e : Schijndood.

Apparenter : Vermaagschappen, door huwelijk ineen familie brengen. -é ct : Verwant aan. Is'- : Door huwelijk in een familie komen.

Appariement of -fment m.: Samenvoeging bij paren.Apparier : Sorteren (twee aan twee).Appariteur m. : Pedel. Bode (stadhuis).Apparition v. : 1. Verschijning. 2. Geestver-schijning, spook.

Apparoir onp.w. : Blijken. Il appert : 't Blijkt.Appartement m. : Woning, deel van een wooingdoor den familie bewoond. Lee gran* -s : Destaatsievertrekken

Appartenance v. : Aanhorigheid, bijgebouw.Appartenir : 1. Toebehoren. 2. Verwant -. Indienst zijn. 3. Deel uitmaken van. I onp.w. : Be-tamen. 11 vous appartient bier de : Het staat ufraai om. I s'- : Zijn eigen heer en meester zijn.

Appas m.mv. : Bekoorlijkheden.Appit m. : (Lok)aas. Vogelvoeder. (fig.) Bekoring.Appauvrir : Arm maken. Verdunnen; verzwakken;uitmergelen. I s'- : Arm worden.

Appauvrissement m. : Verarming. Verzwakking.Appeau m. : Lokfluitje. (fig.) Valstrik m.Appel m. : 1. Roep m., 't oproepen, Appel. Signaal.

Battre -, sonner l'- : Verzamelen slaan, - blazers.2. Oproeping. Faire un - de fonds : Bijstortingeisen van geld. Faire - d : Een beroep doenop. 3. Uitdaging. 4. (r e cht) Hoger beroep.Sans - : In hoogste instantie.

Appelant : Die in appel gegaan is. ! m. : In hogerberoep gegane, appelant.

Appeler ov. w. : 1. (Aan)roepen. Ontbieden. - dugeste, - de la main : Wenken. Le chien appelle:Slaat aan. 2. Op-, of-, inroepen. Beroepen. - lesbenedictions du Ciel : 's Hemels zegen afsmeken.- V attention de qn sur qch : Vestigen. Ce crimeappelle ma presence : Vordert. 3. Noemen. - unchat un chat : Het kind bij de naam noemen. 4.

-(en duel) : Uitdagen. I onov.w. : en - A : Zionberoepen op. I s'- : Heten, genoemd worden.

Appellatif : (taalk.) Nom - : Gemeen z.nw.Appellation v. : 1. Benaming. 2. 't Afroepen.Appendiee m. (spr. -in-): Aanhangsel. Wormvormigaanhangsel van de blinde darm (- ccecal).

Appendieite v. (spr -in-) : Ontsteking van 'twormvormig aanhangsel van de blinde darm,appendicitis v.

Appendre : Ophangen.Appentis m. : Afdak; foods v.Appert z. apparoir.Appesantir : Verzwaren. (fig.) Log maken. I s'- :

Zwaar worden. Toevallen (oog). (fig.) Traag wor-den. - sur : Zwaar drukken op; (f i g.) te languitweiden over.

Appesantissement m. : Druk m. (fig.) Logheid.Appetissant : Smakelijk. Aantrekkelijk.Appetit m. : 1. Neiging, begeerte v., zucht v. 2.Eetlust v. Bon -I Eet smakelijk i 11 n'est sauce -,there que d'- : Honger is de beste sans. Couperl'- : De trek wegnemen. Mettre en - : Lekkermaken. 3. (plantk.) Look. Bies v.

Appienne : Voie - : Via Appia (Rome).Applaudir onov.w. : 1. In de harden klappen.

2. (f i g.) Ingenomen zijn met. I ov.w. : Toejuichen. Is'- : Zich beroemen. Blij zijn.

Applaudissement m. : 1. Handgeklap, toejuiching.2. (fig.) Bijval m.

Applaudisseur m. : Lofredenaar, flikflooier.Applicable : Toepasselijk, aanwendbaar.Applicage m. : Het aanbrengen, opleggen.Application v. : 1. Het aanbrengen, opleggen.2. Toepassing, aanwending. 3. Vlijt v. 4, Kant m.

Applique v. : 1. Oplegsel. 2. Wandarm m. - aplatond : Plafondlicht.

Appliqué : 1. Toegepast. 2. Vlijtig.Appliquer : 1. Opleggen, aanbrengen. 2. Aan-wenden, toepassen. Bestemmen voor. Wijden(aandacht). 3. Leggen (op pijnbank). I s'- : Zijnbest doen. Opgelegd worden. Toepasselijk zijn.Op zich zelf toepassen.

Appoint m. : (h an d el) Saldo, verachil. Fairel'- : Bijpassen; met gepast geld betalen; bij-vullen (benzine). Monnaie d'- : Pasmunt v.

Appointements m.mv : Bezoldiging, wedde v.Appointer : 1. Bezoldigen. (f am.) Opleggen. 2.Bijleggen, schikken.

Appontement m. : Los dek, galerij v.Apport m. : 1. 't Aan-, overbrengen. 2. Aan-suibbing. 3 Inbreng (vennootschap, huwelijk) m.

Apporter : 1. Brengen, aan-, mee-. InbrengenAan den dag leggen. - des *coins a : Zorg wijdenaan. - des preuves : Bewijzen bijbrengen. 2.Teweegbrengen.

Apposer : Aanplakken. (r echt) - les scelles a :Gerechtelijk verzegelen. - ea signature a : Onder-tekenen.

Apposition v. : 't Aanplakken. 't Aanbrengen(zegel). 't Stellen (handtekening). (taalk.) Bij-stelling.

Appreciable : Waardeerbaar. (f i g.) Noemenswaard.Appreciateur, -trice : Kenner, schatter, -ster.Appreciatif : Schattend. Waarderend.Appreciation v. : 1. Waardeschatting. 2. (fig.)Opvatting; critiek v. ; oordeel.

Apprecier : 1. Schatten. 2. Op prijs stellen. Waar-deren.

ApprOcier : 1. Schatten. 2. Op prijs stellen.Apprehender : 1. Duchten. 2. Grijpen. - aucorps : In hechtenis nemen.

Apprehensif : Vreesachtig.Apprehension v. : 1. Beduchtheid. 2. Gevangen-neming.

Apprendre : 1. Leren, beoefenen. 2. Onderwijzen.Bien appris : Met nette manieren. 3. Mede-delen, melden. 4. Vernemen, horen.

Apprenti : Leerjongen. (fig.) Beginner.Apprentissage m. : Leerlingschap, leerjaren. (fig.)

Page 40: aardrijkskunde - DBNL

24 ARBITRAGISTE.APPRtT.

Faire l'- de : Aanleren; een proefstuk afleggen.A pprOt m. : 1. (vooral mv.) Toebereidselen.Specerijen v. 2. (fig.) Gekunsteldheid. Sans - :Ongedwongen. 3. 't Persen (stof), opwerken. Stofdaartoe (lijm) v., apprauur, pap v. 4. Grondverf v.

ApprAtage m. : 't Opwerken, - persen (stoffen).Apprête : Gezocht, gekunsteld. Voorgewend. Klaargemaakt voor bedrog (kaarten).

Appréter : 1 Gereedmaken. Toebereiden. Ap-prefer armies : Legt aan. 2. Opmaken, persen (la-ken). B. In de grondverf zetten. I s'- : Zich voor-bereiden, - toerusten (strijd). Toebereid worden.Op het punt staan.

Apprivoisement m. : Temming.Apprivoiser : Tam -. Handelbaar maken. I s'-: Tam -. Handelbaar worden. Zich gewennen(aan), vertrouwd raken met.

Approbateur, -trice : Iem. die goedkeurt (vooralslaafs). J bv.nw. : Goedkeurend.

Approbatif : Goedkeurend, toestemmend.Approbation V. : Toestemming. Bijval m.Approbativement : In goedkeurende zin.Approehable : Genaakbaar.Approehant : Nabijkomend. I bw. : Ongeveer, bijna.Approche v. : Nadering. Nabijheid. Les -s : Toe-gang m., buitenwerken. Lunette d'- : Verrekij-ker m. D'une - facile : Gemakkelijk te naderen.

Approeher ov.w. : 1. Nader-, dichterbij bren-gen; bijschuiven (meubel). Omgaan met. 2. Na-deren, aankomen bij. I onov.w. : Naderen. (fig.)Voltaire n'approche pas de Racine : Haait niet bij.I s'- : Naderen.

Approfondir : 1. Uitdiepen. 2. (fig.) Grondig be-studeren, doorvorsen. I s'- : Dieper worden.

Approfondissement m. : 1. Uitdieping. 2. (fig.)Doorvorsing.

Appropriation v. : 1. Geschiktmaking. 2. Toe-eigening, toewijzing.

Approprier : 1. Gepast maken (voor). Appropriea : Dat joist past bij. 2. Reinigen. 3. Toewijzen.I S'- : Zich toetigenen. - schikken.

Approuver : Goedkeuren. Prijzen. I s'- : Met zichzelf tevreden zijn. Goedgekeurd worden.

Approvisionnement m. : ('t Van) voorraad (voor-Men), voorziening.

Approvisionner : Van voorraad voorzien.I s'-de : Inslaan, opdoen.

Approvisionneur : Wederverkoper (groente).Approximatif : V ermoedelijk bedragende. Bij be-nadering.

Approximation v. : Benadering, raming.Approximativement : Bij benadering.Appui m. : 1. (fig.) Steun m., bescherming. Al'- de I Tot staving van. Pieces a l'- : Bewijs-stukken. 2. Steun m., schoor m. A hauteur d' - :Op borsthoogte. 3. Vensterbank v. Leuning (trap).

Appui-main m. (my. appuis-main) : Schildersstok.Appuyer ov.w. : 1. (met a, contre, sur) Steunen,stutten. Drukken. Aanthingen. Etre appuyê:Leunen. - sur un mot : De nadruk leggen.N'appuyons pas : Zo is 't voldoende. 2. (metpar) Schoren, ondersteunen. 3. (fig.) Beschermen,ondersteunen. Staven. Protegeren. ! s'-: Leunen(tegen). Geschraagd worden, rusten. (fig.) Zichverlaten op. Zich beroepen op. I onov.w. : Aan-houden. De nadruk leggen. - a droite : Naarrechts afhouden.

A(d)pre : 1. Ruw, hobbelig. Snijdend. Wrang.2. (fig.) Vinnig. Streng (deugd). 3. (f i g.) - it: Gretig, begerig naar, tuk op.

A(Pprement : Op ruwe, scherpe wijze. Gulzig.Aprês vz. : 1. Na, nadat. Achter. (y olk) Aan,tegen (z. a, eontre, sur). - nous le deluge : Laatons van het tegenwoordige genieten. - cela :Daarna. - quoi : Waarna. Apres? Et puis -?En toen? Wat zou dat ? - coup : Naderhand. -tout : Alles wel beschouwd; in alien gevalle.Etre toujours - qn : Iem. steeds narijden. Crier- qn : Iem naroepen. 2. D'- : Overeenkomstig;volgens. I bw. : Daarna. L'annee d'- : Het jaardaarop. 1 - que : Nadat.

Aprês-domain : Overmorgen.Aprils-diner m. of - -clink) v. (my. met s) : Na-middag m.; tijd na 't eten m.

Aprés-guerre (my. onv.) m. : Tijd na de Wereld-oorlog.

Aprês-midi in. en v. (mv. onverand.) : Namiddag m.Aprtis-souper m. of - -soupëe v. (mv. met s) :Tijd na het avondeten m.

A(A)pretk v. : Ruw-, snijdend-. Vinnig-. Streng-.Gretigheid (z. apre).

A (a) priori : Vooruit, te voren, volgens gege-vens, die niet op waarneming berusten, a priori.

A (a)-propos m. : 1. Juist ogenbiik om jets tedoen. 2. Gevat-, snedigheid.

Apte : Geschikt, in staat.Aptère bv.nw en m. : Ongevleugeld (insect).Aptitude v. : Geschiktheid, aanleg m.Apurer ov.w. : In orde bevinden.Aqua-fortiste (spr. akwa-) : Etser.Aquarelle v. (spr. akwa-) : Waterverftekening,aquarel v.

Aquarelliste (spr. akwa-) : Waterverftekenaar.Aquarium m. (spr. akwariomm) : Aquarium.Aqua-tinte v. (spr. akwa-) : Ets die de gewas-sen tekening nabootst v., aqua-tinta v.

Aquatique (spr. akwa-) : 1. In het water levend,water-. 2. Moerassig.

Aquedue m. (spr. ak-duk) : Waterleiding (bovende grond).

Aqueux (spr. akeu) : Waterachtig.Aquilin : Arends-. AT a - : -neus, haviksneus.Aquilon m. : Noordenwind. Koude wind m.Ara m. : Ara (soort papegaai) m.Arabe : Arabisch. I m. : Arabier. Arabisch paard.

Woekeraar.Arabesque V. : (k un s t) Versiering bestaande uit

lofwerk.Arable v. : Arabia.Arabique : Arabisch.Arable : Bebouwbaar.Arachide V. : Aardnoot, apennoot v.Arachnèen (spr. arak-) : Van een spin.Araehnides m.mv. (spr. arak-) : Spinachtigen.Arachnolde v. (spr. arak-) : Spinnewebvlies, mid-delste hersenvlies.

Arac(k) m. : Arak (sterke drank) v.Araignee V. : Spin v. (fig.) Pattes d'- : Lange,magere vingers ; hanepoten (letters). (v o l k)Il a une - dans le plafond : Er loopt bij hemeen streep door.

Aratoire : Van de akkerbouw, landbouw--Arbaléte v. Armborst (soort schietboog) m.Arbalêtrier : Boogschutter.Arbitrage m. : 1. Scheidsrechterlijke uitspraakv. 2. Keuze van de beste wijze om een (handels)-zaak te vereffenen of om winst met effecten tebehalen v., arbitrage v.

Arbitragiste : Hij die zich bezighoudt met arbi-trage 2, arbitrageant.

Page 41: aardrijkskunde - DBNL

25 ARGIEN.ARBTTRAIRE.

Arbitraire en -ment : 1. Willekeurig. 2. Eigen-machtig.

Arbitral : Scheidsrechterlijk.Arbitre m. : 1. Scheidsrechter. 2. Onbepaaldheerser, toonaangever. 3. Bevoegd beoor-delaar. 4. Wil m. Libre - : Vrije -.

Arbitrer : Als scheidsman beslissen over, - schatten.Zich bezighouden met arbitrage 2.

Arborer : Rechtop zetten. Opzetten. Illtsteken.Aandoen. - ses couleurs : De ylag hijsen; (fig.)kleur bekennen.

Arboreseent : Boomachtig, boom-.Arborieulteur : Boomkweker.Arboriculture v. : Boomkwekerij.Arborisatlon v. : TJsbloem v.Arbortste m. : Boomkweker.Arbre m. : 1. Boom m. - fruitier : Vrucht-. L'-ne tombe pas du premier coup : Er is tijd nodig ommet een zaak te slagen. (f a m.) Monter a l'- :Er in lopen. 2. Mast m. 3. Boom, stander, asv. - de charrue :` Dissel m. - d'une balance :Balk van een weegschaal m. 4. (fig.) L'- dela croix : Het Kruishout. 5. (fig.) - gettêalogique: Stamboom.

Arbrisseau m. : Boompje.Arbuste m. : Struik m., heester m.Are m. : 1. Boog m. En - : -vormig. (fig.) Avoirplus d'une corde t son - : Meer dan den pijI opzijn boog h. 2. (meetk.) Cirkelboog. 3. (bouwk.)Gewelfboog.

Arcade v. : Booggewelf, bogengang m. - sour-ciliêre : Wenkbrauwboog. - de verdure : Berceau.

Arcane m. : 1. Geheim. 2. - middel.Areature v. : Rij bogen v.Are-boutant m. (spr. arbou-) : 1. (bouwk.) Steun-boog m., schoor m. 2. (fig.) Steunpilaar v.

Arebouter (spr. arbou-) : Stutten. I s'- : Zich metde rug schrap zetten. Gesteund worden.

Arceau m. : (b ou wk.) Boog (gewelf) m.Are-en-eiel m. (mv. arcs-en-ciel) : Regenboog m.Archaique (spr. -lea-) : Verouderd. Primitief.Archaisms m. (spr. -ka-) : Verouderd woord, -e

zinswending.Arehal m. (spr. -kal) : Fil d' - : Koperdraad.Archange m. (spr. -kan-) : Aartsengel m.Arehe v. : 1. Ark v. L'- d'alliance, - sainte: DeArke des Verbonds. - de Nod : Arke Noach's;huis vol mensen. 2. Boog m.

Archdologie v. (spr. -ke-) : Oudheidkunde v.Areheologique (spr. -Id-) : Oudheidkundig.Archeologue (spr. -kd-) : Oudheidkundige.Archer m. : 1. Boogschutter. 2. (oud) Politie-

dienaar.Arehet m. : Strijkstok in. Drilboog m. Tram-beugel m.

Archetype m (spr. -Ice-) : Grondvorm m., oertype.Oertekst m. IJkmaat v.

Areheveche m. : Aartsbisdom. Aartsbisschop-pelijk paleis.

Archeveque : Aartsbisschop.Arehi . . . . : Aarts-, opper . , hoofd- ; zeer, aller-.Archichancelier : Grootkanselier.Arehidiaere : Aartsdiaken.Arehidue : Aartshertog.Archidueal : Aartshertogelijk.Arehiduche m. : Aartshertogdom.Arehiduehesse : Aartshertogin.Archiepiscopal (spr. arki-) : Aartsbisschoppelijk.Arehiepiseopat m. (spr. arki-) : Aartsbisschoppe-lijke waardigheid.

Archiméde : Archimedes.Arehimillionnaire : (Iem.) die zeer vele naillioenenbezit.

Arehipel m. : Eilandengroep m., archipel m.Archipresbyteral : Aartspriesterlijk.Archiprdtre : Aartspriester.Arehiteete m. : Bouwkundige, architect.Arehitectonique : Bouwkundig. 1 v. : Bouwkunde v.Architectural : Bouwkunstig, van de bouwstijl.Architecture V. : 1. Bouwkunde v. 2. Bouwordev. 3. Bouwstijl m.

Architrave v. : Onderste deel van een kroonlijst.Archives v.mv. : Archief.Archivists : Archivaris.Archivolts v. : Omlijsting van een booggewelfmet snijwerk.

Arehonte (spr. -kon-) : Een der negen bestuur-ders van Athene, archont.

Argon m. : Zadelboog m. Vider -, perdre les -8 :Zandruiter worden ; (fig.) de kluts kwijtraken.Ferme sur les -s : Vast in de zadel.

Arctique : Noordelijk, Noordpool-. Mel . ,- : Noor-delijke IJszee.

Ardemment : (fig.) 'V urig. IJverig, nevig.Ardent : 1. Brandend, heet. Chapelle, chambre-e : Verlichte kapel of kamer waarin een doorwaskaarsen omringde lijkkist staat v., rouu -kapel v. 2. Dat doet ontbranden. Soil -e :Brandende. 3. (f i g.) Vurig. Hevig. Hartstochtelijk.V Inwood. Fievre -e : Hete koorts.

Ardeur v. : 1. Hitte, gloed m. 2. (fig.) Onstui-migheid, vuur. Hartstocht m. Moed m.

Ardillon m. : Tong van een gesp v.Ardoise v. : Lei v ; schrijf-. Dek-. Gris - : -kleurig.Avoir son - au cabaret : Krediet in de kroeg h.

Ardoiser : Met lei dekken.Ardoisier : Leisteenachtig. I m. : Werkman ineen leigroef. Bezitter van een leigroef.

Ardoisiere v. : Leisteengroeve v.Ardu : Steil. (fig.) Moeilijk.Are m. : Are (100 M2) v.Aline v. : 1. Zand. 2. Worstelperk. 3. (fig.) Kamp-plaats v., strijdperk. 4. Les -is : Circus m., arena v.

Areole v. : Bring (maan, puistje) m.Areométre m. : Vochtweger.Areopage m. : (ges ch.) Hoogste rechtbank teAthene v., areopagus m. (fi g.) Vierschaar v.

Areopagite : Lid van de areopagus.Arete v. : L Visgraat v. 2. Kant m., scherperand m. 3. Kam (bergreeks) m. Uitspringendehoek m. 4. (plantk.) Baard (aren) m.

Argent m. : 1. Zilver. D'- : Zilveren. - en es-peces : Gemunt zilver. Vil - : Kwikzilvetr. - file :Zilverdraad. 2. Zilvergeld. 3. Geld. A court d'- :Slecht bij kas. Point d'-, point de Suisse : Voorwat, hoort wat. En avoir pour son - : Volopkrijgen waarop men recht heeft. Je ne connaispas la couleur de son - : Ik heb nog geen cent vanhem gezien. - sur table : Boter bij de vis.

Argentage m. : Verzilvering.Argente : Verzilverd. Zilverkleurig.Argenter : Verzilveren. (fi g.) Een zilveren glansgeven aan.

Argenterie v. : Zilveren vaatwerk.Argentifere : Zilverhoudend.Argentin : Zilverkleurig, -wit. Helder klinkend.Argentijns.

Argentine v. : Argentinib.Argenture v. : Verzilvering. Bladzilver.Argien : Argivisch. Bewoner van Argos.

Page 42: aardrijkskunde - DBNL

ARGILE. 26 ARRACHER.

Argue v. : 1 Mei v.; leem. Ma prison d'- : Mijnaards omhulsel. 2. Aarden pot m.

Argileux : Klei- ; leemachtig.Argiliëre V. : Kleigroeve v.Argonaute m. : (ges ch.) Argonaut, metgezel vanJason. (nat. hist.) Schippertje (schelp).

Argot m. : 1. Dieventaal v. 2. Woorden en uit-drukkingen, die alleen in zeker vak of bij zekeremensen worden gebruikt, groeptaal v. 3. z.ergot 3.

Argovie v. : Aargau (Zwitserland).Arguer : (spr. armee) 1. Door de trekbank halen.2. Besluiten, een gevolg trekkers. 3. Tegenwerpen.Zich beroepen (op). - de faux : Voor onechtverkiaren.

Argument m. : Bewijsgrond m., argument.Korte inhoud m. Gevolgtrekking.

Argumentateur m. : Redetwister, betwister.Argumentation v. : Bewijsvoering.Argumenter : Betogen; redetwisten. - de qch

: Uit jets besluiten tot.Argus m. (spr. -gun) : Argus; alziend meas.Argutie v: (spr. -ci) : Spitsvondigheid, vitterij.Aride : 1. Dor, droog, 2. (fig.) Zwak, arm. Dor.

Onvruchtbaar.Ariditê v. : 1. Droog-, dor-. 2. (fig.) Dorheid;

armoede v., ongevoeligheid.Arlette v. : Wijsje, liedje.Aristarque : Aristarchus. (fig.) Onpartijdig enstreng beoordelaar.

Aristoerate m. : Voornaam persoon, aristocraat.Aristoeratie v. : Regering door de edelen envoornamen. De bogere standen.

Aristoeratique, -ment : Deftig, waardig, aris-tocratisch.

Aristote : Aristoteles.Arithmetieien : Rekenkundige.Arithmetique v. : Rekenkunde v. I bv.nw. : Re-kenkundig.

Arlequin m. : Harlekijn. Hansworst. Des -8 :Opgewarmde spijsresten.

Arlequinade v. : Klucht waarin Harlekijn eenhoofdrol speelt v. Pots v., grap v.

Arlêsien : Uit Bewoner van Arles.Armada, -ado v. : Armada v.Armand : Herman. -e : (Her)mina.Armateur : (Scheeps)reder. (s o m Kaper.Armature V. : 1. 1J-wren geraamte. 2. Anker,poolstuk. 3. (fig.) Grondgedachte v., gegevens.Sterke band m., gestel.

Arme v. : 1. Wapen. Wapenrusting. d feu :Vuur-. - de trait : Schiet-. Aux -8! Te wapenPortez -01 Schouder 't geweer 1 Reposez -I Zetof 't geweer I Prendre lea -a, courir aux -8 :Naar de wapenen grijpen. Rendre les -s : Zichovergeven; (fig.) zwichten. Place d' -8 : Exer-citieveld. Faire passer qn par les : Iem. fusil-leren. La veille des -s : Nacht waarin de aan-staande ridder bij zijn wapens waakte. Portd'-s : 't Dragen van wapens; jachtakte v. 2.(fig.) Wapen. Faire - de tout : Alle middelenaanwenden 3. Wapen. Les -8 savantes : Detechnische wapens (genie en artillerie). Armesv.mv. : 1. 't Schermen. Maitre d'- : Scherm-meester. 2. Krijgsdienst (carriere des -) m. 8.Gevecht. Fait d'- : Wapenfeit. 4. Wapen, -schild.Heraut d'- : Wapenbode, heraut.

Armd : Gewapend. Versterkt. Beton - : Ge-wapend beton. A main -e : Gewapenderhand.

Armëe v. : 1. Leger. - de terre : Landmacht. - de

mer : Zeemacht. Les -s de terre et de mer : Legeren vloot. - du Salut : L. des Heils. Le .Dieudes --s : De Heer der heirscharen. 2. Grotemenigte v.

Armement m. : 1. B.ewapening. 2. Krijgstoerusting(natie). 3. Uitrusting (schip). - maritime : Re-derij.

Armênien : Armenisch. Armenier.Armor ov.w. : 1. Wapenen. - chevalier : Totridder slaan. 2. (fig.) Ophitsen. 3. Voorzien van.- un fusil : De haan overhalen. - un canon :Laden. - un aimant : Een magnet van eenpoolstuk voorzien. - les avirons : De riemenuitleggen. - une batterie : Een batterij vankanonnen voorzien. 4. (fig.) Gehard maken.onov.w. : Zich toerusten (oorlog). I s'- : Zichwapenen. Zich voorzien van. - contre le mai-heur : Zich voorbereiden op.

Armet m. : Stormhoed m.Armistice m. : Wapenstilstand m.Armoire V. : Kast v. - d glace : Spiegelkast. -

froid Vries-, ijskast.Armoiries v.mv. : Geslachtswapen, wapenschild.Armoise v. : (plantk.) Artemesia v., bijvoet m.Armon m. : Spoorstok m., zwengel m.Armorial m. : Wapenboek. I bv.nw. : Op de wa-penkunde betrekking hebbend.

Armorieain : Uit Bewoner van Armorica (Bre-tagne).

Armorier : Met wapenschilden versieren. Ärmorie :Met een wapen er op.

Armorique V. : Armorica (thans Bretagne).Armoriste : Kenner -. Schilder van geslachtswapens.Armure V. : 1. Wapenrusting. Bepantsering. 2.IJzerwerk, beslag. 3. z. armature 2.

Armurier : Wapensmid. -verkoper.Arnaud, -nauld, -nault : Arnold.Arnica m. en Arnique v. : (plantk.) Arnika v.,valkruid, wolverlei v.

Aromate m. : Welriekende stof v., - kruiderij.Aromatique : Welriekend, kruidig.Aromatiser : Welriekend maken, kruiden.Arome m. (spr. -dme) : Geur (kruiden) m., aroma.Aronde v. : (vroeger) Zwaluw v. Queue d'- :Zwaluwstaart m.

Arpëge m. (mu z.) Harpachtig aanslaan van detonen van een accoord, arpeggio.

Arpent m. : Landmaat van 1/3 tot 1 /2 H.A. v.Arpentage m. : 't Landmeten.Arpenter : 1. Opmeten. 2. (fig.) Met grote passendoorlopen, - doorkruisen.

Arpenteur : Landmeter.Arpenteuse v. : Spanrups (chenille -) v.Arqud : Gewelfd; krom. Met -e voorpoten.Arquebusade v. : Schot uit een haakbus.Arquebuse V. : Haakbus v.Arquebuser : Doodschieten met een haakbus.Arquebusier : Haakbusdrager. Geweermaker.Arguer ov.w. : Ombuigen, krommen. onov.w.en s'- : Krom worden.

Arrachage m. : Het wieden, uittrekken, rooien.Arraehement m. : Het uittrekken.Affaehe-pied (d') : Aan den stuk door.Arraeher : 1. Wieden, uittrekken; rooien. Los-,ont-, afrukken. Uitkrabben (ogen). 2. (fig.)Afpersen, ontlokken. (fig.) - une dent a : Eenveer uittrekken, geld afpersen. - qn a la misere: Onttrekken aan. : Uitgerukt worden. Zichonttrekken. Elk. ontrukken. On s'arrache cethomme : Men vecht om zijn gezelschap.

Page 43: aardrijkskunde - DBNL

ARRACHEUR. 27

ART.

Arraeheur m. : Rooier. - de dents : Kiezentrekker.Mentir comme un - de dents : Liegen alsof hetgedrukt is.

Arrageois : Uit -. Bewoner van Atrecht.Arraisonner : Bepraten. (z e e v.) Praaien.Arrangeant : Inschikkelijk.Arrangement m. : 1. Regeling. Juiste plaatsing,- inrichting. Bewerking. 2. (fig.) Minnelijkeschikking.

Arranger : 1. Regelen. Juist plaatsen, - inrichten.Wat opknappen. Bewerken. In orde brengen.Comme vats voila arrange! Wat zie je er uit! Unehistoire -ee : Een beklonken zaak. 2. Toetakelen.Scherp terechtwijzen. 3. Bijleggen. 4. Lijken,passen. I s'- : 1. Zijn maatregelen nemen.Arrange-toi : Zie maar, dat je je er uit redt. 2.In orde geplaatst worden. Zich opknappen. 8.(fig.) Bijgelegd worden Cela s'arrangera : Datkomt terecht. 4. s'- avec : 't Eens worden met.5. s' - pour : 't Z6 aanleggen dat; a) lopen(zaken). 6. s'- de : Tevreden zijn met.

Arras m. : Atrecht (N.-Frankrijk).Antrager : Oplopen (rente). In gebreke blijvente betalen.

Arrerages m.mv. : 1. Achterstallige rente v., -schuld v. Vervallen bedragen. 2. Gekweekte rente.

Arrestation v. : Inhechtenisneming.Arret m. : 1. Oponthoud, stilstand m. Tomber en- : Stilstaan (hond); plotseling ophouden, - gaanopletten. Epreuve sans - : Non-stop wedstrijd.Temps d'- : Pauze v. 2. Inhechtenisneming.Beslaglegging. (s choo 1) 't Schoolblijven. Mettreaux -8 : Opsluiten; arrest geven. 3. Vonnis,uitspraak v. 4. (Tram)halte v.

Arrete m. : Besluit. - de compte : Afsluitingvan een rekening. 1 bv.nw : Vast(staand).

Arrete-bo9uf m. : (p 1 ant k.) Stalkruid.Arreter ov.w. : 1. Tegenhouden. In de rede vallen.2. In hechtenis nemen. Beslag leggen op. 3.Bepalen. Vestigen (ogen). 4. Huren, bestellen;bespreken. 5. Afsluiten (rekening). Vaststellen(plan). Stuiten. 6. Besluiten. 1 onov.w. : Blijvenstaan (ook van een hond). I s'- : 1. Ophouden,blijven stilstaan. Il ne Taut pas - a ce qu'ildit : Men moet zich niet storen aan. 2. Vertoe-yen. 3. Een besluit nemen. 't B. n. om.

Arrhes v.mv. (spr. aar) : Handgeld. Godspenning v.Arriere : Achter. - les menteurs! Weg met leu-genaars! En - : Achteruit, terug, ruggewaarts;(fig.) ten achter. Rester -, demeurer en - : Ach-terblijven. I m. : Achterschip. Achterste linien.De burgers (achter het vechtende leger). Achter-hoede. Achterspeler, back.

Arriere m. : 1. Achterstand m. 2. Achterstalligwerk. I bv.nw. : Achterlijk. Achterstallig.

Arriére-ban m. (my. - -bans) : Landstorm m.Oproeping der vazallen (z. ban 3).

Arriere-bouehe v. (my. - -bouches) : Neus-keel-holte v.

Arriere-boutique v. (my. - -boutiques) : Win-kelkamer v.

Arriere-corps m. (my. onverand.) : AchterbouwM., -MUT M.

Arribre-tour v. (my. - -cours) : Achterplaats v.Arriere-etc m. (my - -Ns) : Nazomer m.Arriere-fief m. (me. - -fiefs) : Achterleen.Arrhlre-garde v. (my. - -gardes) : Achterhoede v.Arrillre-gofit m. (my. - -goats) : Nasmaak m.Arriere-grand-pare (my. - -Brands-pares) : Over-

grootvader.

Arriere-grand'mhe (me. - -grand'meres) : Over-grootmoeder.

Arriere-main v. (me. - -mains) : Rugzijde derhand v. Slag daarmee m. Achterdeel.

Arriere-neveu (my. - -nereux) : Achterneef. Des----x : Naneven, nageslacht.

Arriere-niece (my. - -nieces) : Achternicht.Arriere-pays m. (my. onverand.) : Achterland.Arriere-pensee v. (me. - -pensees) : Geheime ge-dachte v., bijbedoeling.

Arrived-petite-fills (my. - -petites-filles) : Achter-kleindochter.

Arriere-petit-fils (my. - -petits-fils) : Achter-kleinzoon.

Affiere-petite-niece (my. - -petites-nieces) : Achter-achternicht.

Arriere-petit-neveu (me. --petits-neveux): Achter-achter-neef.

Arrives-plan m. (my. - -plans) : Achtergrond m.Arrierer : Uitstellen. Nalaten. I s'- : Achter-blijven; zich verlaten. Niet op tijd betalen.

Arrlere-raison v. (my. - -saisons) : Nazomer m.Arriere-train m. (my. - -trains) : Achterdeel.Achterstel. Sleep (japon) m.

Arriere-vassal m. (my. - -yassaux) : Achter-leenman.

Arrimage m. : (zeev.) 't Stuwen van de lading.Arrimer : (zeev.) Stuwen.Arrivage m. : Aankomst v. Aanvoer m.Arrivant : Aankomende.Arrive : (Iem.) die 't ver heeft gebracht, - diebinnen is.

Affix*, v. : (Aan)komst v.Arriver : 1. (Aan)komen. 2. (v e e 1 onp.) Gebeuren,overkomen. Tout arrive : Alles is mogelijk. Ilcroft que c'est arrive : Hij neemt dat voor goedemunt op. 3. Slagen, het ver brengen. - auxattaires : Minister worden. 4. - a : Slagen in.

Arrivisme m. : Zucht om vooruit te komen;baantjesjagerij v.

Arriviste m. : Iem. die in de strijd om het bestaangeen middelen ontziet; baantjesjager.

Arroehe m. : (plantk.) Melde v.Arrogamment : Aanmatigend.Arrogance v. : Laatdunkendheid, aanmatiging.Arrogant : Aanmatigend.Arroger (s') : Zich aanmatigen. - toeeigenen.Arroi m. : (o ud) Dos m., plunje v. Staat m., toe-stand m.

Arrondir : 1. Rond maken. Une bourse bien ar-rondie : Goed gespekte. 2. Afronden (getal);uitbreiden (bezit). I s'- : Een ronde vormaannemen. Dikker -, ronder -, groter worden.

Arrondissement m. : 1. 't Afronden. 't Aanvullen.2. Arrondissement (deel van een departement;deel van Parijs).

Arrosage m. : Besproeiing. Omkoperij.Arrosement m. : Begieting, besproeiing.Arroser : Begieten, -sproeien. Drinken bij (eten).Bespoelen, stromen door. Overstelpen (met pro-jectielen). Omkopen. Paaien met een kleine som.

Arroseur : Straatbesproeier. Tonneau -, tramway- = -euse v. : Sproeiwagen m.

Arrosoir m. : Gieter m.Arsenal m. : Tuig-, wapenhuis.Arsenic m. (spr. -nik):1.Arsenicum. 2. Rattenkruit.Arsenical : Arsenikhoudend.Arsenique : Acide - : Arseenzuur.Art m. : 1. Kunst v. Bedrijf. Ecole des -8 et metiers

. : Kunstnijverheidsschool v. Homme de l'- : Des-

Page 44: aardrijkskunde - DBNL

28 ASSAISONNER.ARTRRE.

kundige. Grand - : Alchemie. -s mecanigues :Ambachten. Le septieme - : De filmkunst. 2.Handig-, bekwaam-. 3. Gekunsteld-, gemaaktheid.4. Regels van een kunst m.

Artere v. : 1. Slagader v. 2. (fig.) Grote ver-keersweg m., hoofdader van 't verkeer v.

Arteriel : Slagaderlijk.Arteriole v. : Slagadertje.Arterio-selêrose V. : Slagader-, vaatverkalking.Artksien : Artesisch, uit -. Bewoner van Artois.Arthrite v. : Gewrichtsontsteking.Arthritique : Lijder -. Lijdend aan gewrichtsont-steking.

Artiehaut m. : Artisjok (groente) v.Article m. : 1. Lid. geleding. 2. Afdeling (ge-schrift), artikel. Post (rekening) m. A l'- de lamort : Op het sterfbed. Sur l'- de : Wat betreft.3. Onderwerp, stof v. - de joi : Geloofsartikel.4. Koopwaar v. -s de Paris : Galanteriaa ; luxe-artikelen. Faire l'- : Zijn waar aanpfdzen. 5.Lidwoord.

Artieulaire : Van de gewrichten. (plantk.) Vande geledingen.

Articulation v. : 1. Gewricht. Geleding (plant).Verbinding (machine). 2. (Duidelijke) uitspraak v.- uiteenzetting (feiten).

Artieule : 1. Geleed. 2. Beweegbaar. 3. Verstelbaar.Fauteuil - : Ligstoel (v. e. dokter). 4. (Duidelijk)uitgesproken.

Artieuler : 1. Door gewrichten verbinden. 2.(Duidelijk) uitspreken. Aanvoeren (grief). Uit-eenzetten (feiten). I s'- : Door gewrichten -.Beweegbaar verbonden zijn. Zuiver uitgesprokenworden.

Artifice m. : 1. Kunstvaardigheid. 2. List v..kunstgreep m. Sans - : Onomwonden; naief. 3.Sas v. Feu d'- : Vuurwerk. Piece cr--- : Stukvuurwerk.

Artieifiel en -lement : Kunstmatig, kunst-. Ge-kunsteld.

Artifieier : Vuurwerkmaker.Artificieusement en -CieUX : Listig. Bedrieglijk.Artillerie V. : 1. Geschut. Piece d'- : Vuurmondm. 2. Vuur. - tambour : Roffelvuur. 3. Artillerie.(fig.) Il fit jouer sa grosse - : Hij kwammet grof geschut.

Artilleur : Artillerist.Artimon m. : Bezaan v. Mdt d'- : -smast.Artisan m. : Ambachtsman. (fig.) Bewerker.Artison m. : Mot v. Houtworm m.Artiste : Kunstenaar, -nares. - peintre : Kunst-schilder, -es. I bv.nw. : Kunstrijk, kunstig. Ar-tistement bw.

Artistique : Tot de kunst behorend. Kunstig.Smaakvol. Artistiquement bw.

Aruspice m. : Romeins priester die de toekomstvoorspelde uit de ingewanden, haruspex.

Aryen : Arisch. Langues --taes : Indo-Europesetalen. I m. : Ariel..

As m. (spr. ass) : 1. Aas. (fig.) - de pique :Schoppenaas; domoor, lastertong v. 2. As (ge-wicht en munt in het oude Rome) m. 3. (leg e r)Eerste klas vlieger. (fig). Held, eerste; knapste,

i ,kei". - de l' &ran : Filmster.sbeste m. : Steenvlas, asbest.

Ascaride m. : Spoelworm m.Ascendance v. : 1. Opgaande Hale v. 2. 't Klim-men boven de horizon. 3. (fig.) Overwicht.

Ascendant m. : 1. Klimmende beweging (star).2. Geboortester v. 3. Invloed m., overwicht. 4.

Bloedverwant in opgaande linie. I bv.nw. : Stij-gend, klimmend, toenemend.

Aseenseur m : Lift v.Ascension v. : 1. Hemelvaart v. -sdag m. 2.Stijging. Klimming (ster). 3. Bestijging; opstij-ging.

Aseensionniste m. : Bergbeklimmer. Luchtschipper.Aseese v. : Askese, ontzegging van aards genot.Aseete : Streng levend mans, die zich uit dewereld terugtrekt, asceet.

Aseptique : Die de aardse genoegens mijdt.Aseetisme m. : Ontzegging van aards genot.Asdrubal : Hasdrubal.Asepsie v. : Behandeling in gesteriliseerde om-

geving.Aseptique : Aseptisch, besmetting werend.Asiatique : Aziatisch. (fig.) Verwijfd, wellustig.I m. en v. : Aziaat. Aziatische.

Asie v. : Azie. - Mineure : Klein-Azi6.Asile m. : 1. Vrijplaats (in de middeleeuwen) v.Toevluchtsoord. 2. Schuilplaats. Sans - : Dak-loos. 3. Verpleging. - d'alienes : Krankzinnigen-gesticht. Salle d'- : Kinderbewaarplaats.

Asine : Van ezels. Bete - : Ezel, -in.Aspect m. (spr. aspe) : 1. Aanblik m. 2. Uiterlijk.3. Gezichtspunt. Sous tous les -s : In iederopzicht. 4. (f i g.) Licht.

Asperge v. : 1. Asperge (groente) v. - en branche:Sleep-, slierasperge. 2. Slungel.

Asperger : Besprenkelen.Asperges m. (spr. -gess) : Besprenkeling metwijwater. Wijwaterkwast m.

Asperite v. : Ruwheid. (fig.) Stugheid.Aspemie : (plantk.) Zaadloos.Aspersion v. : Besprenkeling (met wijwater).Aspersoir m. : Wijwaterkwast m., kwispel m.Asphalte m. : Asphalt. (f i g.) De straat v.Asphalter : Met asphalt bestraten.Asphalteur m. : Asphaltwerker.Asphaltite : Le lac - : De Dode Zee v.Asphodele m. : (plantk.) Affodil v.Asphyxiant : Verstikkend (middel).Asphyxie V. : Verstikking.Asphyxie : Bewusteloze, verstikte.Asphyxier : Verstikken, de adem benemen.Aspic m. (8pr. -pik) : Vlees in gelei. Adder v.Langue d'- : Lastertong.

Aspirant : Pompe -e : Zuigpomp v. I m en as-pirante v. : Sollicitant(e). Vaandrig. Vrijer. -demarine : Adelborst.

Aspirateur : Opzuigend. I m. : Trekbuis v. ; aspi-rator, zuigtoestel. Stofzuiger.

Aspiration V. : 1. Inademing. 2. Opzuiging (plant).3. Zuiging (pomp). 4. (fig.) Het streven -, ver-langen naar hogers. 5. Aanblazing van de h.

Aspirer ov.w. : 1. Inademen. 2. (0p)zuigen. 3.Aanblazen (de h). I onov.w. - a : Haken -;streven naar.

Assagir : Verstandiger maken. I s'- : - worden.Assailant : Aanvaller, -rander.Assaillir : Aanranden, -vallen. Een „run" doen(op een bank). (fig). Overvallen.

Assainir : Gezond maken. De hygienische toe-standen verbeteren in.

Assainissement : Het gezond maken. Verbeteringder hygienische toestanden.

Assaisonnement m. : 1. Kruiderij. 2. Het krui-den. 3. (fig.) Zout (gesprek).

Assaisonner : 1. Kruiden. Toebereiden. 2. (fig.)Pittig -, smakelijk maken. Mooi inkleden.

Page 45: aardrijkskunde - DBNL

ASSASSIN. 29 ASSOURDISSEMENT.

Assassin m. : (Sluip)moordenaar. I bv.nw. :Moordend. Boos (tong); dodelijk.

Assassinat m. : (Opzettelijke) moord m.Assassiner : (Verradelijk) vermoorden. (f i g.) Toe-takelen. Dodelijk vervelen. Lastig vallen (met).

Assaut m. : 1. Bestorming. D'- : Stormender-hand. 2. Schok m., vlaag (storm) v. Plotselingeschrik m. 3. Dringend verzoek. 4. Schermpartij v.- d'armes : Schermwedstrijd m. 5. (fig.) Strijdm. Faire - de : Wedijveren in.

Assechage, -ement m. : Drooglegging. -valling.Assècher : Droogmaken. -vallen.Assemblage m. : Samenvoeging. Menging. Ver-binding; las v.

Assemblêe V. : 1. Vergadering, bijeenkomst v.2. Gezelschap.

Assembler : 1. V erzamelen, bijeenbrengen. 2.Samenbinden, ineenvoegen. Verenigen. I s'- :Vergaderen. - en foule : Te hoop lopen.

Assoner, -ener : Toebrengen. Bien -6 : Goed ge-mikt (slag).

Assentiment m : Toestemming. Bijval m.Asseoir : 1. Neerzetten. 2. Plaatsen, leggen ; ves-tigen (regering); omslaan (belasting). Gronden(mening). I s'- : 1. Gaan zitten; bestijgen(troop). Je m'assois dessus : Ik geef er geenzier om. Faire - qn. : lem. een stoel aan-bieden. 2. Vaste voet krijgen.

Assermenter : Beedigen.Assertion V. : Bewering. Verzekering.Asservir : 1. Onderwerpen. 2. (fi g.) Boeien ; voorzich winnen (hart). I s'- : Zich onderwerpen.

Asservissement m. : Onderwerping. Dienstbaarheid.Assesseur : Bijzitter. Plaatsvervangend rechter.Assez : 1. Genoeg, voldoende. En voila - :'t Is nu w61 geweest. 2. Tamelijk. 3. Heelwat. Est-ce - bete! Wat is dat toch dwaas I -peu : Te weinig.

Assidu : 1. Nauwgezet. Vlijtig, trouw (lezer).Dikwijls bezoekend. - auk)* de : Vol attentiesvoor. 2. Onafgebroken.

Assiduitè v. : 1. Stipt-. Werkzaamheid. Onver-moeide arbeid m. 2. Volijverige bezoeken. 3. -8 :Fijne oplettendheden, hofmakerij.

Assidilment : Nauwgezet. Onverdroten.Assiêgê : Belegerde.Assiegeant : Belegeraar. I bv.nw. : Belegerend.Assitger : 1. Belegeren. 2. Gedurig lastig vallen.- la ports de : De deur plat lopen bij.

Assiette V. : 1. Stand m., houding. Manquer d'-: Slecht te paard zitten. 2. Ligging (huis). 3.Stemming. Je ne suis pas dans mon - : Niet opdreef ; ongesteld. 4. Omslag (belasting) m. 5.Toestand m., verhouding. 6. Bord. Casseur d'-s:Twistzoeker; levenmaker. (f a m.) V - au beur-re : De vette baantjes.

Assiettêe v. : Bordvol.Assignable : Aanwijsbaar, bepaalbaar.Assignat m. : Papiergeld (tijdens de le Republiek).Assignation V. : 1. Bestemming (voor betaling).2. Dagvaarding. 3. Aanwijzing tot betaling,assignatie.

Assigns : Gedagvaarde.Assigner : 1. (Inkomsten) aanwijzen op. 2. Dag-vaarden. 3. Toekennen, aanwijzen, vaststellen.

Assimilable : Voor voeding, - opneming geschikt,licht verteerbaar. Gelijk te stellen (met).

Assimilateur, -atrice : Snel opnemend.Assimilation V. : 1. Gelijkstelling, -making. 2,Opneming (van voedsel). 3. Avoir une grande

facilite d'- : Zich gemakkelijk de gedachten vananderen kunnen eigen maker).

Assimiler : Gelijkstellen. Vergelijken. Opnemen(voedsel). I s'- a : Zich vergelijken met. Verge-leken worden. Gelijk worden. Zich gelijkstellenmet; overgaan in. I s'- qeh : In zich opnemen;zich eigen maken (gedachte).

Assis : attend. Gevestigd. Rtre - : Zitten. Place-e : Zitplaats.

Assise v. : 1. (Steen)laag v. Premiere - : Grond-slag m. 2. Assisie (stall in Italie) 3. Basis v.,grondslag m.

Assises v.mv. : Zitting van een gerechtshof voorstrafzaken. Tenir ses - : Vergaderen.

Assistance v. : 1. (r e c ht) Aanwezigheid (amb-tenaar). 2. De aanwezigen, het publiek. 3. Onder-steuning. - publique : Openbaar armbestuur.

Assistant bv.nw. en m. : 1. Aanwezig, helpend.2. -s : Aanwezigen. 3. Helper, assistent.

Assists : Bedeelde.Assister ov.w. : Helpen. Onderstand -. Geeste-lijke bijstand verlenen. Verdedigen (advocaat).I - a : Bijwonen.

Association v. : 1. V ereniging, bond m. 2.Verbinding, samenvoeging.

Assoc* -e : Deelhebber, -ster; vennoot. Le-vensgezel, -lin. Buitengewoon lid.

Associer : 1. Tot deelgenoot maken. Als vennootopnemen. - qn d : Tem. doen delen in. 2.Paren, in zich verenigen. Samenvoegen. I s'-a : Delen in. Verbonden -, aangeschakeld wor-den. I s' - avec : Een vennootschap aangaan-. Samengaan met. I s'- qn : Iem. als vennootopnemen. - als helper nemen.

Assoiffê : Zeer dorstig. (f i g.) Doi (op).Assombrir : Somber -, droefgeestig maken. I s'-

: - worden; betrekken (hemel).Assommant : Afmattend. (f a m.) Gruwelijk ver-velend.

Assommer : 1. Doodslaan. Afrossen. 2. Dode-lijk vervelen, gruwelijk lastig vallen.

Assommoir m. : 1. Knuppel; ploertendoder m.2. Kroegje.

Assomption v. (spr. assonps-) : Maria-Hemelvaart v.Assonance V. : Klankovereenkomst van de klinkersder betoonde lettergrepen (b.v. sauvent enpauvres) v.

Assoner : Assonance vertonen, - doen horen.Assorti : 1. Goed er bij passend. - bij elk. passend.2. Goed gesorteerd.

Assortiment m. : 1. Passende samenvoeging. Sor-tering. 2. Stel. 3. Voorraad (waar) m.

Assortir ov.w. : 1. Bijeenvoegen, uitzoeken (watbij elk. hoort). 2. Goed van waren voorzien, sor-teren. I onov.w. en s'- : Goed bijeenkomen.

Assortissant : Bijbehorend.Assoupir : 1. Doen insluimeren. 2. (fig.) Stillen,sussen. In 't vergeetboek doen raken. I s'- :Insluimeren. Langzaam wegsterven; bedaren.

Assoupissant : Slaapwekkend.Assoupissement m. : 1. Lichte sluimer m. Loom-held. 2. Het stillen. 3. Onverschillig-, nalatigheid.

Assouplir : Buigzaam -, zacht -. (fig.) Gedweemaken. I s'- : Lenig -. Handelbaar worden.

Assouplissement in. : Lenig-. Handelbaarmaking.Verzachting. Exercice d'- : Vooroefening.

Assourdir : Doof maken. Dempen (geluid). I s'- :Doof -. Gedempt worden.

Assourdissant : Oorverdovend.Assourdissement m. : Verdoving. Doofheid.

Page 46: aardrijkskunde - DBNL

ASSOUVIR. 30 ATTAQUE.

Assouvir : Stilien. lessen. (f i g.) Botvieren ;koelen. I s'- : Verzadigd worden.

Assouvissement m. : Verzadiging. Bevrediging.Assuêrus : Ahasverus.Assujettir, -Nth' : 1. Onderwerpen. 2. (fig.) Dwin-gen. Beheersen. 3. Vastzetten. I s'- : Zichonderwerpen.

Assujettissant, -Rissant : Vernederend. Lastig.Assujettissement, -Ptissement m. : 1. Onderwer-ping. 2. Dienstbaarheid, last.

Assumer : Op zich nemen. Aannemen.Assurance V. : 1. Zekerheid. Vrijmoedigheid. 2.Veiligheid, gerustheid. 3. Verzekering. 4. Agreezl'- de ma consideration ties distinguee : Hoog-achtend heb ik de eer te zijn (in brief). 5. Ver-zekering (tegen schade). Waarborg m.

Assure : 'V erzekerd. Zeker. Vast. Driest, stout.Vrijmoedig. I m. : Verzekerde.

Assurêment : Zeker, gewis.Assurer : 1. Vastzetten, steunen. 2. Moed inboe-zemen. 3. Verzekeren, beveiligen. 4. Betuigen,verzekeren. 5. Verzekeren (tegen schade). I s'-: Zich vastheid -, een steunpunt geven. Over-tuigd zijn. Zich geruststellen. I s'- en, a, Sur : Zichverlaten op. I s'- de qeh : Zich vergewissen. Af-huren. Zich meester maken van (ook s'- qeh).I s'- de qn : Iem. gunst weten te winnen ; -gevangennemen. I s'- contre : Zich verzekerentegen (schade).

Assureur : Verzekeraar, assuradeur.Assyrian : Assyrisch. Assyrier.Aster m. (spr. astere) : Aster (bloem) v.Astkrie v. : Zeester v. Sterresteen m.Asterisque m. : Sterretje (in een boek).Asteroids m. : Kleine planeet v. I bv.nw. : Ster-vormig.

Asthmatique : Aamborstig, asthmatisch.Asthme m. : Kortademigheid, asthma.Astie m. (spr. astik) : Likhout (leer glad maken).Astieot en.: Regenworm m. Aas.Astieoter : Azen. (f am.) Treiteren.Astigmate : Lijdend aan astigmatisme.Astigmatisme m. : Gezichtsstoornis door een ge-brek in de ooglens, astigmatisme.

Astiquer : Met een likhout gladmaken. Poetsen.Moot maken.

Astragale m. : 1. Kootbeen. 2. Stijiband (zuil) m.Astrakan m. : Zwart krulbont, astrakan.Astral : Van de sterren.Astre m. : 1. Star v.. gesternte. Elever jusqu'aux-8 : Tot de wolken verheffen. 2. Geluksster.

Astreindre : Noodzaken. I s'- a : Zich verplich-ten om; zich dwingen om.

Astrietion V. : (gen e esk.) Samentrekking.Astringence v. : Werking van een astringens.Astringent bv.nw. en m. : Samentrekkend (mid-del), astringens.

Astrolabe m. : Sterrehoekmeter, astrolabium.Astrologie v. : Sterrenwichelarij.Astrologique : Van de sterrenwichelarij.Astrologue : Sterrenwichelaar.Astronome : Sterrenkundige.Astronomie v. : Sterrenkunde v.Astronomique en -ment : Sterrenkundig.Astuee v. : Sluw-, arglistigheid.Astucieusement en -low : Sluw.Asymptote v. : (wisk.) Rechte lijn die een krommenadert zonder haar ooit to snijden v.

Atavique : Atavistisch, van het atavisme.Atavisme m. Erflijkheid van de intellectuele

eigenschappen der geestelijke voorvaderen, ata-visme.

Atelier m. : Werkplaats v. Atelier. Personeel.Atermoiement, -motment m. : Uitstel van betaling.Uitvlucht v.

Atermoyer ov.w. : Uitstellen (betaling). Verlengen(wissel). I onov. w. : Uitvluchten zoeken.

Atli& m. : Godverzaker, atheist. I bv.nw. : God-lochenend, atheistisch.

Athêisme m. : Godlochening, atheisme.AthOnêe m. : Gebouw voor openbare lezingen.Gymnasium (in Belgi).

Athens v. : Athene.Athênien : Atheens. I m. : Athener.Athlete m. : Kampvechter. Gespierd man, athleet.Athletique : Sterk gespierd. Athletisch.Atlantique : Atlantisch. I v. : -e Oceaan.Atlas m. (spr. -lass) : Atlas (landkaarten) m.Eerste halswervel m. Fijne zijden stof, atlas.Atlasgebergte.

Atmosphere v. : 1. Dampkring m., atmosfeer v.Lucht (van plaats) v. 2. (fig.) Omgeving. 8.Dampkringsdrukking.

Atmospherique : Op de dampkring betrekkinghebbend. Met samengeperste lucht.

Atome m. (spr.atdme) : Ondeelbaar klein deel, atoom.Atomique : Van de atomen, atoom-.Atomisme m. : Atoomtheorie. Atomenleer v.Atone (spr. atone) : Toonloos. Dof. Slap.Atonie v. : Verslapping (spier, weefsel).Atonique : Srachteloos.Atour m. : (Vrouwen)opschik m., tool m.Atout m. : Troef(kaart) v. (gr ap) Pats v.Atrabilaire : (f I g.) Zwartgallig.Atrabile v. : Zwarte gal v. Zwaarmoedigheid.A(A)tre m. : (Vuur)haard m., stookplaats v. Vloer(bakoven) m.

Atrium m. (spr. atriomm) : Open voorvertrek(Romeinen), atrium.

Atroee, -ment : Afschuwelijk. Wreed. Nijpend.Hevig.

Atroeitê v. : Wreedheid, afschuwelijkheid.Atrophie V. : tittering, wegkwijning.Atrophier : Doen wegkwijnen. I s'- : Wegteren,verdorren, afsterven.

Attabler : Doen plaats nemen. 1 s'- : Aan tafelgaan zitten.

Attaehant : Boelend, aantrekkelijk.Attache v. : 1. Band m., riem m. (fig.) Etretoujours d 1'- : Het zeer druk hebben. 2. (fig.)Band, gehechtheid. 8. Spieraanhechtingsplaats v.Avoir de fines -8 : Fijngevormde handen, voetenen schouders hebben. 4. Haak m. Slot (arm-band). 5. Avoir des -s dans : Betrekkingen on-derhouden met. 6. Gehechtheid.

Attaché : - (d'ambassade) : Hid die aan een ge-zantschap) is toegevoegd, attaché.

Attaehement m. : 1. Gehechtheid. 2. Grote vlijt v.Attacher : 1. Vastmaken. 2. (Ver)binden. 3.Hechten (waarde, betekenis). Afhankelijk ma-ken van. Etre attache d grt, : lam. genegen zijn.I s'- : Zich hechten, - vastbinden. Eleven.Zich beijveren. I s'- qn : Iem. aan zich verbinden.

Attache-serviette m. (me. one.) : Servethouder.Attaquable : AantastbaarAttaquant : Aanvaller.Attaque v. : 1. Aanval m. (f am.) Y alter d'- :Plink aanpakken. Etre d'- : Van aanpakken we-ten. 2. Aanval. Vlaag v. 3. Schimpscheut m.4. Inzet (v. muziek) m.

Page 47: aardrijkskunde - DBNL

ATTAQUER. 31

AUBERGE.

Attaquer : 1. Aanvallen. Bestrijden. De rechts-geldigheid betwisten van (akte). 2. Beginnenmet, aansnijden. - un met: Een onderwerp aan-pakken, 3. Aangrijpen (ziekte). Il est attaque dela poitrine : Zijn long Is aangedaan. 4. Verwoes-ten, wegvreten (roest). 1 5'- : Elk. aanvallen. Is'- a : (Openlijk) aanvallen.

Attarde : Die te laat is. Achterlijk.Attarder : Te laat doen komen. I s'- : Te laatuitblijven. I s'- ã : Stilstaan bij.

Atteindre ov.w. : 1. Bereiken. 2. Raken. Aan-doen. 3. Inhalen. 4. Pakken (wat hoog hangt).I onov. w. met a : Met moeite bereiken, gerakentot.

Attoint : Bereikt. Aangetast. Getroffen.Atteinte v. : 1. Slag m., schot. Lichte wonde v.,letsel. 2. Aanval (ziekte) m. 3. Inbreuk (recht)v.; belediging Nadeel. Porter - 4 : Benadelen.Hors d'- : Buiten gevaar ; onbereikbaar.

Attelage m. : 1. (Voor)span. - a la Daumont :- met twee voorrijders. 2. Het aanspannen. Kop-peling (spoorwagens).

Atteler : Aan-, in-, bespannen. Koppelen (wagon). 1s'- : Voorgespannen worden. (f i g.) Zich span-nen (voor).

Attelle v. : Haamhoorn (paard) m. (gen eesk.)(Been)spalk v.

Attenant : Belendend. Vlak er naast.Attendant (en) : Intussen, al vast. - que :Totdat.

Attendre : 1. (Af)wachten. Tout vient a point 4qui snit - : De tijd baart rozen. C'est la que jel'attends : Daar wil ik hem juist hebben. 2. Staatmaken op. : s'- a : Rekenen op, verwachten.

Attendrir : 1. Week -, mals maken. 2. (fig.)Vertederen. 1 s'- : Mals -. (fig.) Aangedaanworden.

Attendrissant : Aandoenlijk, hartroerend.Attendrissement m. : Het murw maken. (fig.)

Ontroering, vertedering.Attendu vz. : Wegens. 1 m. : Overweging, waar-op een vonnis berust. - que : Aangezien.

Attentat m. : Aanslag m. Inbreuk (recnt) v.Attente v. : 1. 't (Ver)wachten. Tramper l'- :De tijd korten, tegenvallen. 2. Verwachting,mening. 3. Traitement d'- : Wachtgeld.

Attenter : Aanranden, een aanslag doen. - auxfours de qn : Iem. naar het leven staan. - ases fours : De hand aan zich zelf slaan.

Attend! : Oplettend. Hoffelijk.Attention V. : 1. Oplettendheid. - I Opgepast IFaites - que : Vergeet niet dat. 2. Gedien-stigheld.

Attentivement : Oplettend.Attenuant : V erzachtend.Attenuation v. : 't Vermageren. (fig.) 't . Ver-

zachten.Attenuer : Vermageren, verslappen. (fig.) Ver-zachten, verminderen. I s'- : Verzwakken. Ver-minderen.

Atterrage m. : Landingsplaats v.Atterrer ov.w. : 1. Ter aarde werpen. (fig.) Tenonder brengen. 2. (fig.) Terneder slaan, diepbedroeven. I onov.w. : (ze e v.) Land verkennen.

Atterrh. : (Aan)landen; nederdalen (ballon).Atterrissage m. : Landing. - de fortune, - force •

Noodlanding.Atterrissement m. : Aanslibbing. Landing (boot);nederdaling (ballon, vlieger).

Attestation v. : Getuigschrift.

Attester Getuigen, staven. Tot getuige roepen.I s'- : Blijken te zijn.

Attleisme m. : Fijne smaak m. Zuivere, sierlijkestijI m.

Attledir : 1. Lauw maken. 2. Doen verflauwen.Attiedissement m. : Het lauw worden. (fig.)

Lauwheid.Attifer : Belachelijk opdirken.Attila m. : 1. Attila. 2. Mansrok (met snoeren) m.Attique : Attisch, Atheens. Vernuftig, fijn,smaakvol. I v. : Attica (land). I in. : Halve verdie-ping onder het dak.

Attirail m. : 1. Gereedschap, tuig. 2. (spot) Romp-slomp m.

Attirant : Bekoorlijk.Attirer : Aantrekken. (fig.) Aanlokken. Veroor-zaken, bezorgen. I s'- : Elk. aantrekken. Zichop de hals halen.

Attiser : Opstoken. (fig.) Aanhitsen. (fig.) - lefeu : Olie in 't vuur gieten.

Attiseur : Twiststoker. Vuuropstoker.Attisoir, -isonnoir m. : Pook m.Attitre : Officieel aangesteld. Gewoon, vast.Attitrer : Officieel aanstellen.Attitude v. : Stand m. Hooding. Gedrag.Attouchement m. : Aanraking.Attracteur, -if : Aantrekkend.Attraction v. : Aantrekking(skracht) v. Aanlok-kend genoegen, glanspunt. Kasstuk.

Attrait m. : 1. Bekoorlijkheid. 2. Neiging. 3. Des-8 : Bekoorlijkheden, schoonheden.

Attrape v. : Val m., strik m. (fig.) Fopperij.Attrape-lourdaud m. (my. - -lourdauds) : Boeren-

bedrog.Attrape-mouehe(s) m. (my. - -mooches) : (plantk.)

Vliegenvanger.Attrape-niais of Attrape-nigaud m. (my. - -niais,- -nigauds) : Boerenbedrog.

Attraper :1. Vangen. Attrapel Steek 'm in je zak I 2,Bedriegen. 3. Betrappen. 4. Inhalen. 5. Krijgen;trekken (lot). 6. Oplopen (slaag, ziekte). 7. Goedbegrijpen.8. Raken, treffen. I s'- : Elk. bedriegen.Zich bedriegen. I s'- a : Blijven haken aan.

Attrapeur : Bedrieger.Attrapoire v. : Val v. (fig.) List v.Attrayant : Aantrekkelijk, innemend.Attribuer : Toebedelen. Verlenen (recht). Toe-schrijven. I s'- : Zich aanmatigen. Verkrijgenna een inspanning (b.v. een record).

Attribut m. : Kenmerk, zinnebeeld. (t a alk.) Bij-voeglijke bepaling.

Attributif : Toekennend. (taalk.) Verbe - : W.bestaande uit etre met het attribuut.

Attribution v. : 1. Verlening (recht). 2. Ambts-bevoegdheid. Entrer dans les -8 de : Daartoe

• bevoegd zijn. 3. Toewijzing. 4. 't Toeschrijven.Attristant : Bedroevend.Attrister : Bedroefd maken. I s'- : - worden.Attrition v. : Wrijving. (godsd.) Onvolmaaktberouw.

Attroupement m. : Samenscholing.Attrouper : Te hoop doen lopen. 1 s'- : Te hooplopen, samenscholen.

Au, aux z. a en le of les.Aubade v. : Morgenmuziek ter begroeting v.Aubaine v. : Buitenkansje..Aube v. : 1. Ochtendgloren. (fig.) Het begin. 2.Wit mishemd, albe. 3. Schoep (aan rad) v.

Aubepine v. : Mei-, hagedoorn m.Auberge v. : Herberg v.

Page 48: aardrijkskunde - DBNL

AUBERGISTE. 32 AUTODAF1.

Aubergiste m. en v. : Herbergier. -ster.Aubler m. : Spinthout (laag onder de bast).Aucun : 1. (met ne) Geen. Niemand. 2. m y. (somamet d') : Enigen, sommigen.

Aueunement : Enigszins. (met ne) Geenszins.Audaee v. : Stout(moedig)heid. 'V ermetelheid.

Payer d'— : Zich door zijn - redden.Audaeleusement en -leux : Driest. Vermetel.Au-dessous : Beneden, (daar)onder,Au-dessus : (Daar)boven.Au-devant de : Te gemoet.Audience v. : 1. Gehoor. 2. Gehoorverlening,audientie. 3. Terechtzitting. 4. Toehoorders.

Audiencier : Deurwaarder, bode.Auditeur : 1. Toehoorder. — litre : Hospitant.2. Bijzitter, auditeur (rechtbank, hoog college).

Auditif : Gehoor-. Nerf — : Gehoorzenuw.Audition V. : Gehoor. Verhoor. Uitvoering (vanmuziek); recital.

Auditoire m. : 1. Gehoor-. Gerechtszaal v. 2Toehoorders.

Auditrice : Toehoorster.Auge v : 1. Bak m., trog m. 2. Goot om eenmolenrad v.

Auget m. : Zaadbakje (kooi). Emmer m., bak(moddermolen) m.

Augmentateur m. : Uitbreider. V ergroter.Augmentatif : Vermeerderend. I m. : Versterkings-woord (coutelas naast couteau).

Augmentation v. : Vermeerdering, verhoging.Opslag m.

Augmenter ov.w. : Vermeerderen; opslaan (prijs,huurder, salaris). I onov.w. : Aanwassen. Duurderworden. I s'— : Vermeerderen, daarbij komen.

Augurs m. : Vogelwichelaar. Voorteken, -spel-ling. Voorspeller. De mauvais —: Onheilspellend ;die inneemt tegen.

Augurer : V oorspellen. — mal de : Niets goedszien in.

Auguste : Verheven, doorluchtig. (n a am) August,Guus.

Augustin m. : 1. (n a am) Augustinus. 2. Augus-tijner monnik. .

Augustine V. : Augustijner non. (n a a m) Augusta.Aujourd'hui : Heden. In onze tijd.Aula v. : Aula v.Aulide v. : Aulis (Griekenland).Aulique : Conseil — ; conseiller — : Hofraad m.Aumane v. : Aalmoes v. Demander l'— : Bedelen.Aumbnier m. : Aalmoezenier, ziekentrooster. Veld-,

scheepsprediker.Aumoniere V. : Beurs v. Tas m. Kerkezakje.Aumusse, -muse V. : Koorpels m.Aunage m. : Het meten. Length, ellemaat v.Aunaie v. : Elzenbos.Aune m. : Elzeboom m. I v : El v. Je sais ce qu'envaut l'— : 1k weet er alles van. Au bout de 1'----taut le drap : Aan alles komt een eind. Tout lelong de 1'— : Zoveel je maar wilt, volop.

Auner : Met de el meten.Auparavant : Vooraf. Te voren.Aupres : Dicht daarbij. I — de : 1. (Dicht)bij. 2.In dienst van. 3. V ergeleken met. 4. Il est fortbien — du roi : Hij staat zeer in des konings gunst

Aurêle : Aurelius.Aurelien : Aurelianus.Aureole v. : Stralenkrans m.Aureole : Door een stralenkrans omgeven.Aurieulaire : Van bet oor. Teinoin — : Oorge-tuige. I m. : Pink (doigt —) m.

Auricule v. : 1. Oorschelp v. -lel v. 2. Hartoor.3. Aurikel, berenoor (plant).

Aurifere : Goudhoudend.Aurification v. : Goudvulling.Aurifier : Vullen met goud.Auroehs m. (spr. &Mks) : Oeros, wilde os.Auroral : Dageraads-.Aurora v. : Dageraad m. 't Oosten. (f i g.) Begin.Rubans (couleur d')— : Hoogoranje linters.

Auscultation v. : 't Onderzoeken der borst doorhet gehoor, auscultatie.

Auseulter : Onderzoeken door auscultatie.Auspice m. : Vogelwichelaar. Voorspelling. (fig.)Voorteken. Sous les —s de : Onder begunstiging-, de auspicien van.

Aussi : 1. Ook. 2. (Even)zo, (even)zeer. 3. Danook (aan het begin van de zin), dat komt danook omdat. — bien : Daarenboven, toch, opeen of andere wijze; eveneene. — bien que :Zowel -, evenzeer als. — peu que : Evenmin als.

AussitOt bw. : Dadelijk. — dit, — fait : Zo gezegd,zo gedaan. I vz. : — mon retour : Dadelijk na mijnterugkomst. I — que : Zodra.

Austere en —ment : Streng. Ernstig. Ingetogen.Austerite v. : Gestrengheid, ernst m., eenvoud m.Austral : Zuidelijk. Zuid(er). Zuidpool-.Australasie v. : Oceanie.Australia v. : Australia.Australlen : Australier. -isch.Austro- : (in samenst.) Oostenrijks-.Autan m. : (dichtk.) Z.-W. wind m. Storm m.Autant : Evenveel, -zeer. Cela est lini ou — vaut: Dat is zo goed als af. C'est — de gagne : Dathebben we ten minste vast binnen. En faire— : Hetzelfde doers. Acheter — : Even duur beta-len. J'aime — rester et la maison : Ik blijf net zolief thuis. — . . . (m et in f.) : Men kan evengoed . . . . — dire : Nagenoeg, om zo te zeggen;men kan even goed beweren dat. I — que : Voorzo ver. I d'— : Naar evenredigheid. D'— mieux,moms, plus : Des te, hoe. I d'— que : Vooral daar.

Autarchie, (beter) -kie v. : Staat die in zijn eigeneconomische behoeften voorziet m.

Autel m. : 1. Altaar. Le sacrifice de l'— : De ran.Conduire a l'— : Huwen. 2. (fig.) Godsdienst m.

Auteur m. : 1. Voortbrenger, bewerker, maker.Les —s de nos jours : Onze ouders. 2. TJItvinder.Zegsman. 3. Schrijver, auteur.

Authentleite v. : Echt-. Geloofwaardigheid.Authentique : Echt. Geloofwaardig.Authentiquement : Echt, werkelijk.Authentiquer : Waarmerken.Auto . . . . : (in sam en st.) Zelf-, eigen-. I v. :Auto(mobiel) m.

Auto-arroseuse v. : Motorsproeiwagen m.Autobiographe : Iem. die zijn eigen leven be-

schrijft.Autobiographie v. : Eigen levensbeschrijving.Autobus m. (spr. -buss) : Autobus m.Autocamion m. : Vrachtauto.Auto-chenille (my. —s- —) v. : Auto met rups-

banden.Autochtone bv.nw. en m. (spr. otokt-) : Oorspron-kelijk (bewoner).

Autoeopiste m. : Hectograaf.Autoerate m. : Onbeperkt alleenheerser, autocraat.Autoeratie v. : Onbeperkte heerschappij.Autocratique en —ment : Onbeperkt (heersend).

Gebiedend, autocratisch.Autodafe m. : Auto-da-fe (veroordeling -, ver-

Page 49: aardrijkskunde - DBNL

33 AVANT-BEC.AUTODIDACTE.

branding van ketters) o. (f i g.) Verbranding.Autodidaete m. : Tern. die zonder meester leert.Autogire m. : Zweeftoestel.Autographe : Eigenhandig geschreven. m. : 1.Handschrift. 2. Copieer-toestel.

Autographie v. : Soort steendruk.Autographier : (Op zekere wijze van) steendrukken.Automate : Van zelf bewegend. I m. : Pop diezich beweegt v. (fig.) Stropop v.

Automatique : Zich zelf bewegend. Onwiliekeurig.Fermeture - : Ritssluiting.

Automatiquement : Van zelf (bewegend); werk-tuiglijk.

Automatisme m. : Werktuiglijke beweging. Toe-stand van onbewust handelen m.

Automedon m. : (f i g.) (Bekwaam) koetsier.Automnal (spr. -tommnal) : Herfstachtig, herfst-.Automne m. (spr. -tone) : Herfst m.Automobile : Zelfbewegend. Canot - : Motorboot. I v. : Motorwagen m., automobiel m.

Automobilisme m. : Automobielsport v.Automobiliste : Bestuurder van een auto.Automoteur, -trice : Zelf bewegend.Autonome : Naar eigen wetten bestuurd.Autonomie v. : Bestuur naar eigen wetten.Autopompe v. : Brandweerautomobiel m.Autopsie v. : Lijkschouwing.Autopsier : Schouwen (lijk).Autorail m. : Micheline, auto op rails.Autorame V. : Vliegende hollander.Autorisation v. : Machtiging. Volmacht v.Autorisè : Bevoegd.Autoriser : Machtigen. Wettigen. I s'- de : Zichberoepen op.

Autoritaire : Van de overheid. Eigenmachtig.Autoritê v : 1. Macht v., gezag. D'-, de son - :Eigenmachtig. De quelle Met welk recht ? 2.Overheid. 3. Gezag, invloed m. Geloofwaardig-heid. Faire - : Als regel gelden; gezaghebbendzijn. Sans - : Ongeloofwaardig (gerucht).

Autosuggestion (spr. -sugj-) : Het zich zelf wijs-maken (van iets), zelfsuggestie.

Autour : Rondom. Ergens in de buurt. I - de :(Rond)om, bij. I m. : Havik m.

Autre : Ander, anders. Verschillend. Gewichtiger.Nieuw. Tout - que moi : leder ander dan ik.De temps a - : Van tijd tot tijd. Entre -s(chores) : Onder andere. - chose est de , -chose est de : 't Is wat anders . . . , dan . . . .L'un et l'-, les uns et les -s : Beide. L'unles uns lee -8 : Elkander. Notts -8 : V0148 -souvriers : Jullie, werklieden. - part : Elders. D'-part : Van elders; bovendien; anderzijds. L'-jour : Onlangs. L'- samedi : De volgende Zater-dag; de vorige Z. Un jour ou : Eerstdaags.L'- matin : Onlangs op een morgen. L'- vie,- monde : Het leven hiernamaals. L'un dans l'- :Door elkaar gerekend. Comme dit : Zoals menzegt. Un garcon comme un - : Een j. waar-aan niets bijzonders is. Vous en verrez bien d'-8: Gij zult nog wel wat anders beleven. A d'-s1Maak dat anderen wijs1 He, les -s1 Zeg eens,jongens1 D'un dge : Verouderd.

Autrefois : Vroeger, voorheen.Autrement : 1. Anders. 2. Heel wat meer. 3.Je ne m'en soucie pas - : Ik geef er weinigom. 4. Zo niet, anders.

Autriehe v. : Oostenrijk.Autriehien : Oostenrijks. -er.Autruehe v. : Struisvogel m. Lomperd.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Autrui m. : Anderen. Een ander.Auvent m. : Luifel m., afdak. Vizier (helm).Auvergnat m. : Bewoner van Auvergne (vroe-gere Fr. provincie). (fig.) Domoor. (v olk) Han-delaar in brandstof en water.

Auxiliaire (spr. o-ksi-) : Helpend, hulp-. m. :Hulpwerkwoord. Helper.

Avaehir ov.w. : Slap maken. Verslonzen. s'- :Slonzig Een zoutzak worden

Avachissement m. : Verslapping. (fig.) Lamlendig-held. Uitzakking.

Aval m. :1. Vent d'- : Zeewind. Era - de : Stroom-afwaarts. 2. Borgtekening, aval. (f i g.) Borg.

Avalage m. : 't Stroomafwaarts gaan. Het aflaten.neerlaten.

Avalanche v. : Lawine v.Avaler : 1. (In)slikken, opeten. (fig.) Slikken.

-une lettre : Niet uitspreken. - le morceau : Doorde zure appel bijten. - sa fatigue : Zich ver-velen ; geen woord spreken; sterven. (fig.)Faire - qch a qn : Iem. sets op de mouw spelden;iem. een pil laten slikken. 2. Neerlaten. I S'

-: Neerhangen. Ingesiikt worden.Avaliser ov.w. : Voor borg tekenen.Avance v. : 1. (bo u wk.) Uitstek o. 2. Voorsprong

m. En - : Te vroeg. Prendre gagner de l'-: Iem.voorkomen. A d'-, par - : V ooraf, bij voor-baat. La belle - : Wat schiet ik daarmee op? 3.Voordeel. 4, Voorschot. Handgeld. Faire une -

Voorschot geven. 5. Des -s : Eerste stappen,aanbiedingen. 6. 't Vooruitzetten (uur vanzomertijd).

Avanci) : 1. Uitspringend, vooruitgeschoven. 2.Vergevorderd. Dat een luchtje krijgt (spijs). 3.Vroeg riip. 4. Uiterst vrijzinnig.

Avaneêe v. : Voorpost m.Avaneement m. : Vooruitgang m. Bevordering.- d'hoirie : Voorschot op erfdeel.

Avaneer ov.w. : 1. Uitstrekken, vooruitschuiven.ooruitzetten (uurwerk). 2. Doen vorderen, ver-

haasten, vervroegen. 3. Bevorderen (ambt). 4.Voorschieten. 5. Te berde brengen. I onov.w. :1. Voorwaarts gaan, voortgaan. 2. Voorlopen(uurwerk). 3. Vooruitsteken. 4. Vorderen.

-en dge : Ouder worden. 5. Bevorderd worden.6. Faites - : Laat het rijtuig voorkomen.s'- : Voortgaan. Naderen. Vooruitkomen (rang).Ten elude spoeden. Vooruitsteken. Zich onvoor-zichtig uiten, (te) ver gaan.

Avanie v. : Moedwillige belediging, hoon m.Avant vz. : Voor. - tout : Boven alles. - unan : Binnen 't jaar. - peu : Binnenkort. I bw. : 1.Vroeger. La nuit d'- : Vorige n. 2. Diep, - in, ver,naar voren. - dans la nuit : Laat in de nacht.3. en - : Vooruit. (Se) mettre en - : (Zich) opde voorgrond plaatsen. Mettre qch en - : Ietsvooropstellen, beweren. En - de : VOOr. 4.d'- : (in samenst .) Voor-. m. : V oorsteven m.Voorste deel (rijtuig). Aller de l'- : V ooruit-varen; (fig.) flink voortmaken.

Avantage m. : 1. Voordeel. 2. Voorrecht. 3. Over-hand v., meerderheid. Prendre de l'-, se donnerde l'- de : Zich laten voorstaan op. Prendre- de : Profiteren van.

Avantager : Bevoordelen. Keurig staan.Avantageusement en -eux : 1. Voordelig, nuttig.

Gunstig (gevoelen). Innemend (gelaat). 2. Ver-waand, zelfbewust.

Avant-bee m. (my. - -bees) : Stroom-, ijsbreker(aan brug). Luchtkliever.

3

Page 50: aardrijkskunde - DBNL

34 AVOIR.AVANT-BOUCHE.

Avant-bouehe v. (my. -----s) : Voorste deel vande mond.

Avant-bras m. (my. onverand.) : Voorarm m.Avant-corps (my. onverand.) m. : Uitbouw m.

Voorste legerkorps.Avant-tour v. (my. — -corps) : Voorplein, -hof m.Avant-coureur m. (mv. --coureurR) : Voorlo-per. (fig.) Voorbode. Signe — : Voorteken.

Avant-dernier (my. — -derniers) : Voorlaatste.Avant-garde v. (mv, — -garden) : 'V oorhoede v.tfig.) Voorvechter. .D'—:Die het nieuwe voorstaat.

Avant-gout m. : Voorsmaak m., -proefje.Avant-guerre v. : De jaren Atm de Wereldoorlog.Avant-bier : Eergisteren.Avant-port m. (my. — -ports) : Voorhaven v.Avant-poste m. (me. --poster) : Voorpost m.Avant-projet m. (mv. --projets) : Voorontwerp.Avant-propos m. (me. onverand.) : Voorbericbt,in14ding.

Avant-quart m. (me. — -quarts) : Voorslag m.,klik (uurwerk) m.

Avant-scene v. (my. --scenes) : Voorgrond in.Loges d'— : Toneelloges.

Avant-train m. (me. --trains) : Voorstel (wa-gen). V oorste deel (dier).

Avant-veille v. ; De tweede dag to voren in.Avare en —ment : 1. Glerig, vrekkig. 2. (fig.;met de) Zeer zulnig met. I in. : Vrek.

Avarice V. : Gierig-, vrekkigheld.Avaricieusement en -ieux : Vrekkig.Avails v. : Zeeschade v., averij. Beschadlging.Avarier : Beschadigen, bederven.Avatar m. : 1. Verandering van mening of partij.- van vorm. 2. Vleeswording der godhead.

A (a) vau-l'eau : Stroomafwaarts. (fig.) In 'thonderd.

Ave of — -Maria m. (my. ony.) : (Bath.) Gebedtot de H. Maagd, Ave Marla. Grote kraal(rozenkrans) v. Ommezien.

Avec vz. : 1. Met. Van, ult. Met behulp van. BijIn. Tegen. — cela : Ondanks; daarenboven. —cela/ Och, kom I — ca que .... : Net of je . . .;vergeet niet dat . . . . Et — pa : Nog niets vanuw dienst? 2, d'— : Van (verschll -, verw(jderingaanduidend). I bw.: Er mede, er bij.

Avenant : 1. Innemend. 2. A r— : Naar even-redigheid, overeenkomstig.

Avenement in. : Komst v. Troonsbestijging.Avenir werkw. z. advenir en avenu.Avenir in. : Toekomst v. A 1'— : Voortaan. D'-: Waarin toekomst et; (han del) met marge.

Avent m. : (K at h.) De vier weken voor Kerst-mis, advent.

Aventure V. : 1. Lotgeval, avontuur. D'—, par— : Bij toeval. 2. Waagstuk. A l' —

goed geluk. Tenter l'— : De kans wagen. Metre -,prefer a la grosse — : Geld op bodemerij geven;(fig.) gewaagde speculaties doen. 8. Lot. Direla bonne — : Waarzeggen.

Aventurer : Wagen, op 't spel zetten. I S t--- :Zich wagen (in).

Aventureux, -euse : Ondernemend; onzeker; avon-tuurlijk.

Aventurier in., -sere v. : Gelukzoeker, -ster.Avenu : Comme nul et non — : Als niet gebeurd,- niet bestaande.

Avenue v. : Toegangsweg m. Laan v.Averer : De waarheld aantonen van. I s'— :Bewaarheid worden. Blijken to zijn.

Avers m. : Zijde van de beeldenaar (must) v.

Averse v. : Stortregen in.Aversion v. : Afkeer m. Hekel m. Prendre en — :Een hekel krijgen aan.

Averti : Ingewijde. I bv.nw. : Knap, op de hoogte.Un homme — en mut deux : Pas dun op je telienSe tenir pour — : Weten wat iem. wacht.

Avertir : 1. Waarschuwen. Signaal geven. 2. Ver-wittigen. 3. Vermanen.

Avertissement m. : 1. Waarschuwing. Signaal-geving. 2. Aankondigine. Voorbericht.

Avertisseur m. : Wekker. Seintoestel; (brand)schelv., boom in. Verklikker. Portier.

Aveu m. : 1. Bekentenis. (Liefdes)verklaring. 2.Mening. .De l'— de : Zoals erkend wordt door.3. Goedkeuring. Homme sans — : Schooier.

Aveuglant : Oogverblindend.Aveugle : 1. Blind. 2. (fig.) Verblind. 3. Zonderopening. I in. : Blinde. C'est un — qui en con-duit un autre : Zij zijn beiden even wijs. En —,a t'— : Blindelings, in den blinde.

Aveuglement in. : (fig.) Verblinding.Aveuglement bw. : (fig.) Blindelings.Aveugle-m5 (me. —8-8) : Blindgeboren(e).Aveugler : Van 't gezicht beroven. (fig.) Ver-blinden. Stoppen. I s'— : Niet willen (in)zien.

Aveuglette (a 1'—) : Blindelings.Aveulir : Krachteloos maken. I s' —: - worden.Aviateur in., -trice v. : Luchtschipper, vlieger, -ster.Aviation v. : Luchtscheepvaart met motor v.Aviculteur : Vogelkweker.Aviculture v. : Vogelkwekerij.Avide en —ment : Gretig, gulzig, belust. Hebzuchtig.Avidite v. : Gretig-, gulzigheid. Hebzucht v.Avilir : Vernederen, onteren. In prijs doendalen. I s'— : Zich verlagen. Goedkoop worden.

Avilissant : Onterend.Avilissement in. : Vernedering, ontering. Daling(prijzen).

Avide : Beschonken, dronkeinans,Aviner : Met wijn doortrekken.Avion in. (Militair) vliegtuig. — civil, — detransport : Verkeersvliegtuig. — de guerre : Oor-logs-. — postal : Post-. — de bombardement :Bommenwerper. Par — : Per luchtpost.

Avionnette v. : Amateurs-, toeristenvliegtuig.Aviron m. : Roeiriem in. Alter a r--- : Roeien.Avis m. : 1. Mening. (Il) m' est — que...: : Mij dunktdat..... 2. Stem v. Alter aux — : Stemmen. 8.Raad m., -geving. 4. Bericht, waarschuwing.Saul — contraire : Behoudens tegenbericht.

Avise : Voorzichtig, bezonnen, verstandig.Aviser ov.w. : 1. In 't oog krijgen. 2. — de :Waarschuwen; bericht sturen. 3. Raden. I on-ov.w. : —;t : Bedacht zijn op, bedenken. I s'— de• Op de inval komen om; denken om.

Aviso m. : Adviesjacht.Aviver : Verlevendigen. Verergeren (wond). Glan-

zen, polijsten. Aanwakkeren.Avocasser : (fam.) Den advocaat uithangen.Avoeasserie v. : Advocaterij. Haarkloverij.Avoeassier : Haarklovende.Avocat m. : Pleitbezorger, advokaat. (fig.)Verdediger. — sans cause : A. zonder praktijk.Se fairer— du diable : Een slechte zaak voorstaan.

Avoine v. : Haver v. Folle — : Windhaver.I. Avoir : 1. Hebben, bezitten* Qu'avez-vows? Watscheelt u? — vingt -, trente ens : Oud zijn. —chaud, froid, pear : Warm, koud, bang zijn. J'aique .... : De zaak is dat . . . . J'ai a cceur : Ikhecht er waarde aan. Cette tour a cent pieds de

Page 51: aardrijkskunde - DBNL

AVOIR. 35 BADINER1E.

haut : Deze toren is honderd voet hoog. 2. (voor-al passé def.) Krijgen, bekomen. Je tai, feral— ce livre : Bezorgen. Il eut la tete tranchee :Men sloeg hem het hoofd at 3. Il eut un geste: Maakte een gebaar. 4. (hulpw.) Hebben, zijn.5. (met a en een inf.) Moeten, willen, be-hoeven. J'ai 4 sortie : Ik moet uit. 6. (met en)Vous en aurez! Gij zult er van lusters I En —d, - contre qn : 't Op iem. gemunt hebben. Quoiqu'il en ait : Hoezeer 't hem ook spijt. 7. (mety) Il y a, - avait, - a en : Er is, was, is geweest.Il y eut : Er ontstond. Tant (il) y a : Zoveelis zeker. Il n'y a pas de mal : Dat komt er nietop aan. Il y a deux mois : Geleden. Il y a troislieues de Z. 4 K. : Z. ligt drie mijlen van K.Il n'y en a que pour . . . : . . . . is in trek.

H. Avoir m. : 1. Bezitting, vermogen. 2. (hand el)Te-goed, activa. Creditpost m.

Avoisinant : Aangrenzend.Avoisiner : Grenzen aan. I s'— : Aan elk. grenzen.Avortement m. : Ontijdige bevalling. (fig.) Mis-liikking.

Avorter : Ontijdig bevallen. Niet tot rijpheidkomen. (f i g.) Mislukken.

Avorton m. : Ontijdig geboren dier. Misbaksel.Onrijp werk.

Avouable : Waarvoor men uitkomen kan.Avoue : Procureur, pleitbezorger.Avouer : 1. Bekennen. (fig.) Uitkomen voor.2. Goedkeuren. I s'— : Bekennen to zijn. Aande dag (kunnen) treden.

Avril m. : April. Poisson d'— : Aprilgrap.Axe m. : As m., spil v., middellijn (cirkel) v.Axiome m. (spr. -dme) : Waarheid, die niet be-wezen kan worden. Grondwaarheid, axioma.

Ayant cause (my. ayants cause) : Rechtverkrijgende.Ayant droit (my. ayants droit) : Rechthebbende.Aymon m. : Les quatre /Us — : De vier Heems-kinderen.

Azalee v. : Azalea (plant) v.Azimut m. (spr. -mute) : Toppuntshoek m.Azotate m. : Salpeterzuurzout.Azote m. : Stikstof v.Azote : Stikstof-; eiwithoudend.Azoteux : Acids — : Salpeterig zuur.Azotique : Acide — : Salpeterzuur, sterk water.Azteque m. : Azteek. (fig.) Gedrocht.Azur m. : Lazuursteen m. Hemelsblauw, deblauwe lucht v. La Cdte d'— : De Franse Riviera.

Azure : Hemelsblauw. La vonte —e : 't Uitspansel.Azurer : Hemelsblauw makers.Azyme : Ongezuurd. Pain — : Jodenpaasbrood.

B.

B m. : (letter) B. kre marque au B : Eenogig(borgne), bultig (bossu), hinkend (boiteux) of scheel(bigle) zijn.

Bd of Bould : Boulevard : Brede wandelweg m.B . . . z. bougre, —meat.Baba m. : Rozijnentaartje (met rum). I bv.nv. :(fam.) Verstomd, „pal".

Babel v. : Babylon. Verwarde rommel m. C'est laTour de — : 't Is bier een Poolse landdag.

Babe; —te v. : (naam) Betje.Babeurre m. : Karnemelk v. Karnstok m.Babiehe v., en -ichon m. : Schoothondje.Babil m. (spr. -bile) : Gebabbel.Babillage m. : Babbelarij.Babillard, —e : Babbelaar, -ster; (fam.) briefm. I bv.nw. : Babbelziek. Babbelend.

Babillement m. : Gebabbel.Babiller : Babbelen.Babine v. : Hanglip (bij dieren) v. (f ig.) Lippen.Babble v. : Bagatel, snuisterij v.Babord m. : Bakboord.Babouin m. : Baviaan. (fig.) Stouterd, aap.Babouine V. : Stouterd.Babylone v. : Babylon.Babylonien : Babykinisch.Bae m. (8l r. bak) : (Veer)pont v. Trog m., bak m.Baccalaureat m. : Toelatingsexamen voor deUniversiteit, eindexamen van 't Gymnasium.

Baeeara(t) m. : Kaartspel, waarin de 9 't hoog-ste is. Kristalwerk.

Bacchanal m. (spr. baka-) : Spektakel, hels leven.Bacehanale v. (spr. baka-) : Woest drinkgelag.Woeste dans m. —s : Feesten ter ere vanBacchus.

Bacchante v. (spr. baka-) : Bacchuspriesteres.Bacchante. Wulpse vrouw.

Bacchus m. (spr. bakuss) : Bacchus. (fig.) Wijn m.Mahe v. : 1. Wagenkleed, huif. v. 2. Broeibak m.

Bachelier, -iere : Iem. die het bac,calaureat heeftgedaan.

Miler : Met een huif, - zeil overdekken.Baehique : Aan Bacchus gewijd. Chanson — :Drinklied.

Baehot m. : Veerschuitje. (f am.) 't Eindexamenvan 't Gymnasium. Botte a — : Drilschool.

Baehoteur m. : Veerman.Baeille m. (spr. -cite) : Staafbacterie v., bacil m.Bader : 1. Versperren. Afsluiten. Une riviereMelee : Geheel toegevroren. 2. (fig.) Zo snelmogeli.jk doen, afraffelen.

Biteleur : Afraffelaar. — de copie : Kladschrijver.Bactericide : Bacteriendodend.Bacterie v. : Splijtzwam v., bacterie v.Bacteriologie v. : Studie der splijtzwammen.Bacteriologiste : Bacterioloog.Baetriane, -trie v. : Bactrie (thans Toerkestan)Badaud, —e : Lanterfanter, kijkgraag.Badauder : Lanterfanten, gapen.Badauderie v. : Lummelige nieuwsgierigheid.Bads v. : Baden (stad en land).Badei ne v. : (zeev.) Serving v. (fig.; fam.) Prui,ouwe sok (vieille —1 v.

Badigeon m. : Gele of grijze muurverf v. Stopkalk v.Badigeonnage m. : 't Aanstrijken met verf. 'tAanvullen met stopkalk. 't Aanstippen.

Badigeonner : Voorzien van vent - stopkalk.Aanstippen.

Badigeonneur : Stukadoor. Kladschilder.Badin : Schalks, dartel. I m.: Grapjas.Badinage m. : Scherts v. Geestigheld. Kinderspel.Badine v. : Dun wandelstokje.Badiner : 1. Schertsen. On ne badine pas avecl'amour : Liefde is geen speelgoed. 2. Bevalligen viii spreken; - schrijven. 1 ov.w. : De spotdrijven met.

Badinerie v. : Kortswijl v.

Page 52: aardrijkskunde - DBNL

36 BALBUTIER.BADOIS.

Badois : Uit -. In -. Bewoner van Baden.Bafouer : Uitjouwen.Bafouillage m. : 't Hakkelen. - kletsen.Bafouiller : Hakkelen. Kletsen; broddelen. Ha-peren (motor).

Bafouilleur : Hakkelaar. Kletser.Bagage m. : Reisgoed. Veld-, legertuig. (f i g.) Watmen in zijn mars heeft. Plier - : Sterven; zichuit de voeten maken.

Bagarre V. : Getier. Opschudding, (f am.) standje.Gedrang.

Bagasse V. : Uitgeperst suikerriet.Bagatelle v : Kleinigheid. Vrijerij.Bagne m. : Gevangenis der galeiboeven. Inricb-ting voor dwangarbeid. Bagno o.

Bague v. : (Vinger)ring m.Baguenaude v. : 1. Vrucht van de blazenstruikv. 2. Gekheid waarmee men de tijd verspilt.

Baguenauder : Beuzelen.Baguenauderie v : Beuzelarij.Baguenaudier m. : Blazenstruik m. Lanterfanter.Spel met ringen.

Baguette v. : 1. Stokje, dunne roede v. D'un coupde - : Met een toverslag. Passer par les -s :Door de spitsroeden lopen. Mener a la - :Drillen (ook fig.). 2. Stok m. - de fusil, - depistolet : Laad-. 3. Lijstje. 4. Roerstaafje. 5.Lang Frans brood, „stok".

Bah! 1. Och kom 1 't Mocht wat 1 2. Hens?Bahut m. : 1. (vroeger) Grote kilt voor klerenv. (thans) Bast v. of buffet met twee deuren.2. De hele rommel m., school, „hok".

Bahutier : Koffermaker.Bai : Bruin. I m. : Bruin. - paard,Bale v. : 1. Bes v. 2. Baai v. 3. Deur-, vensterope-ning. - &int,* : Bow-window, rond uitstekendvenster. - vitt* : Glasraam.

Baignade v. : 't Baden. Nat pak.Baigner ov.w. : 1. In 't water dompelen. 2. Be-vochtigen. Stromen langs. Bagage de sueur :Nat van zweet. I se - : Een bad nemen.

-dans le sang de : Met welgevallen het bloed ver-gieten van. I onov.w. : Gedompeld zijn. - dansl'eau : Te weken liggen.

Baigneur, -euse : 1. Badknecht, -vrouw. 2. Bader,baaclster. Badgast. 3. -euse : Badmantel m.

Baignoire v. : (Bad)kuip v. Parterre-loge v.Bail m. (my. baux) : 1. Huurcontract. Pacht v., huur(geld). Prendre a - : Pachten. 2. (f i g.) Verband.

Baillant : Gapend. (plantk.) Openspringend.Billement m. : Het geeuwen. Geeuw m.Miller : Geeuwen. (fig.) Zich vervelen. Slechtsluiten, wijken, open staan.

Bailer : 1. Afstaan. Verschaffen. 2. (oud) Geven.(fig.) z. beau 1.

Bailleur, -eresse : Gever, geefster. Verpachter,-ster. - de lands : Geldschieter.

Willem', -euse : Gaper, slaapmuts v.Bailli m. : Baljuw, drost.Bailliage m. : Baljuwschap. -rechtbank v.Baillive : Vrouw van een baljuw.Milton m. : Prop in de mond m. (Soort van)muilkorf m.

Willonner : Een prop in de mond doen. (fig.)De mond snoeren, knevelen.

Bain m. : 1. Bad. - de siege : Zit-. 2. 't Baden.3. Badkuip v. 4. Les -s : Badhuis; -plaats v. -sfroicis : Zwemschool v.; 't zwemmen. -s de mer :Zeebadplaats. 4. gulp waarin men stoffen dom-pelt v.

Bain-marie m. (me. -s-marie) : Waterbad.Balonnette v. : Bajonet v. Croiser la - : Het ge-weer vellen.

Baisemain m. : Handkus m. -s: Groeten.Baisement m. : Het kussen.Baiser : Kussen, omarmen. (gr a p) - la terre :Vallen, de grond kussen. I m. : Bus m. - deJudas : Judas-, verraderlijke -.

Baisoter : Herhaaldelijk kussen.Baisse v. : Daling. Vermindering in waarde. Jouercl la - : Speculeren op daling van de bears

Baisser ov.w. : 1. Laten zakken, lager plaatsen.Strijken (vlag); lager draaien (licht); doen dalen.Tete baissee : Blindelings; onverschrokken. 2. Ver-lagen. Lager maken. I onov.w. : 1. Lagerworden, zakken, dalen. Le jour baisse : De dagspoedt ten einde. 2. Verminderen, verflauwen.Le malade baisse : De patient gaat achteruit.Cette merchandise baisse : Slaat af. I se - :Bukken, zich buigen.

Baissier m. : (h an del) Speculant op daling derkoopwaren en effecten, baissier.

Baissiëre v. : Grondsop, drab.Bajoue v. : Wangstuk (flier) v. Hangwang v.Bal m. (me. ball) : 1. Danspartij, bal. - champetre: - in de open lucht. 2. Danshuis.

Balader (se) : (f am.) Rondwandelen.Baladeuse v. : Bijwagen (tram) m. Looplamp v.Baladin : Potsenmaker. (f i g.) Grappenmaker.Baladinage m. : Potsenmakerij, moppen.Balafre v. : Brede suede v., breed litteken.Balafrer : (Iem). een suede (op het gezicht) geven.Balai m. : 1. Bezem m. (f am.) ROtir le - : Eenlos leven leiden ; (s o m s) zeer armoedig leven.Faire - neuf : (In den beginne) ijverig zijn. 2.Staart m. 3. Borstel m.

Balance v. : 1. Weegschaal v., balans v. Schaal(van balans). Waag v. - fine, - a trauchet :Goudschaal. Tenir la - egale : Onpartijdig blijven.Emporter la - : De doorslag geven. Cele nesaurait entrer en - avec : Dat is niet to vergelijkenbij. 2. Weifeling, onzekerheid. 3. Evenwicht.4. (handel) Balans; saldo. - du commerce :Verschil tussen uit- en invoer, handelsbalans.

Balaneement m. : Schommeling, slingering. (fig.)Weifeling. (f i g.) Evenwicht.

Balancer ov.w. : 1. In evenwicht houden, - brengen.- un compte : Gladmaken. 2. (Over)wegen.3. Gelijk maken, opwegen tegen. 4. Doen din-geren. 5. (fig.) Doen aarzelen. I onov.w. : 1.Slingeren, schommelen. 2. (fig.) Aarzelen. Sans- : Recht op 't doel. I se - : Waggelen, slim-geren, schommelen. Tegen elkaar opwegen. Lecompte se valance par une somme de - : Derekening sluit af met.

Balancer m. : Slinger. Balansenmaker. Balanceer-stok m. Balanceerpers v.

Balangoire v. : Wipplank v. Schommel m.Schommelstoel m. Kletspraatje.

Balayage m. : 't Vegen.Balayer : Vegen, aan-, uit-. Wegvegen. Meevoeren;verjagen. Van vijanden zuiveren. Aan de dijkzetten.

Balayeur : (Straat)veger.Balayeuse v. : Veegmachine.Balayures v.mv. : Opveegsel, vuilnis. (fig.) Uit-vaagsel.

Balbutiement m. : 't Stamelen. (fig.) Eerste uiting.Balbutier (spr. -sic). onov.w. : Stamelen. I ov.w. :Stamelen, uitstotteren.

Page 53: aardrijkskunde - DBNL

BALCON. 37 BANNItRE.

Balcon m. : Balkon. Achtergalerij. v.Baldaquin m. : Altaar-. Troon-. Hemel (bed) m.Bile v : Bazel (Zwitserland).Baleine v. : Walvis m. Balein(tje). (Fanon de) - :Walvisbaard m. - d'acier, - de come : Balein.

Baleineau m. : Jonge walvis m.Baleiner : Van baleinen voorzien.Baleinier m. : Walvisvaarder (schip). Balein-fabrikant.

Baleiniêre v. : Kapiteinssloep v.Balisage m. : (zeev.) Betonning.Balise v. : Baken v., boei v.Baliser : Betonnen, bakens plaatsen in.Baliseur m. : Bakenmeester. -schip.Baliste v. : Slingerwerptuig, balista v.Baliveau m. : Jonge boom, die niet mag omge-hakt worden m. Steigerpaal m.

Baliverne V. : Zottepraat m.Baliverner : Zotteklap uitslaan.Balkan m. : Balkan m. Les -s : 't B.-schiereiland.Ballade v. : 1. (vroeger) Danslied. 2. (than s)Ballade (soort gedichtje) v. 3. (ook balade)(f am.) Wandeling v., fuifpartij v.

Baader z. balader.Ballant : Slingerend. Loshangend.Ballast m. (spr. -laste) : 1. z. lest. 2. Grond omde dwarsliggers op sporen to dekken m., ballast m.

Ballo v. : 1. Bal m., kaats-, speel-. Jouer a la - :Kaatsen. (fig.) Se renvoyer la - : Elk. Been ant-woord schuldig blijven. (fig.) Prendle la - aubond : De gelegenheid bij de haren grijpen. Urienfant de la - : Iem. die het yak van zijn vaderuitoefent. Rond comme une - : Vreselijk dron-ken; dik en vet. 2. (Geweer)kogel m. - a feu: Lichtkogel. Tirer a - : Met scherp schieten.3. Baal koopwaar v. Marchandises de - : Mars-kramerswaren. De - : Van slechte kwaliteit.4. Schil v., bast m., kaf. 5. (yolk) Frankstuk.

Baller : (oud) Dansen, springers.Ballerine : Balletdanseres.Ballet m. : 1. Toneeldans m., ballet. 2. Toneel-stuk waarin gedanst wordt, ballet.

Ballon m. : 1. Bal m. 2. Luchtballon m. - captif :Kabelballon. - d'essai : Proefballon. (fig.) Lan-cer an - d'essai : Een balletje opgooien. 3.Lampeballon. 4. (scheik.) Kogelfles v. 5. Rondebergtop m. 6. Bierglas. Potje bier.

Ballonner : Doen opzetten. I se - : Opzetten, bolgaan staan.

Ballonnier m. : Bollenhandelaar, -fabrikant.Ballot m. : Baaltje. (y olk) k) Vervelende vent.Ballotage m. : Herstemming.BallottO : In herstemming komende.Ballottement m. : Het slingeren.Ballotter ov.w. : 1. Heen en weer slingeren. (fig.)Om de tuin Leiden. Wikken en wegen. 2. Inherstemming brengen. I onov.w. : Heen en weergeslingerd worden.

Balnêaire : Van de baden. Station - : Badplaats.Bálois : Uit -. Inwoner van Bazel.Balourd m. : Botterik, uil. I bv.nw. : Uilig, stow.Balourdise v.: Stommiteit.Balsamine v. (spr. -za-) : Balsamien (plant) v.Balsamique (spr, -za-) : Balsemachtig. Welriekend.Baltique V. : Oostzee (mer -) v. I bv.nw. : Bal-tisch.

Baluehon m. : Pakje. Boeltje.Balustrade V. : Leuning, hekwerkje.Balustre V. : Zuiltje. Leuning. Spijl (stoel) v.Bambin, -e : Kleuter ; kleine meld.

Bambochade v. : Afbeelding van toneeltjes bijhet boerenvolk. Pretmakerij.

Bamboehe v. : Dreumes. Uitspatting. Dwaze grap v.Bambou m. : Bamboesriet. Rotting m.Ban m. : 1. Afkondiging, bekendmaking. Roffel In.,ban m. Les -s de mariage : Geboden. Publier les-8 : De ondertrouw aanplakken, aantekenen.2. Ban m., verbanning. Mettre au - de l'Empire :In de Rijksban doen. Mettre qn au - (de l'opi-nion) : Tem. aan de publieke verachting prijsgeven. Etre en rupture de - : De aangewezenwoonplaats verlaten; (fig.) er van doorgaan.3. Heirban, oproeping tot de krijgsdienst.Convoquer le - et l' arriere-ban : (vroeger) Leen-mannen en achterleenmannen -; (t hans) alleweerbare mannen oproepen; (fig.) de hele kliekbijeentrommelen. 4. Banus (Hongaars districts-hoofd).

Banal : (fig.) Alledaags, afgezaagd. Voor alledorpelingen, van den landheer. Banalement bw.

Banaliser : Alledaags maken.Banalitë v. : Alledaagsheid. Afgezaagd gezegde.Banane v. : Pisang v.Bananier m. : Pisangboom m.Bane m. (spr. ban) : L Bank v. - d'oeuvre : Kerk-meestersbank. Etre sur les -s : Op school gaan.Petit - : Voetbankje. 2. - a broches : Spilbank.

-a tirer : Trekbank. 3. - (de sable) : Zandbank. -de glace : Drijvend ijsveld. 4. Laag v. 5. - de

poissons : School v., schaar v.Bancable : (h an del) Bij bankers verhandelbaar.Bancaire : Bank-.Bancal bv.nw. en m. : Krombenig (mens). (fig.)Kromme kavaleriesabel v.

Banco m. : (han del) Waarde bij de bank v. (fig.)Geld. (sp el) Faire - : De hele bank houden.

Bandage m. : 't Verbinden. Verband, breukbandm. Fiets-. Wielband. 't Spannen (boog).

Bandagiste m. : Breukbandenmaker.Bande v. : 1. Strook v., band m.; windsel. Sous - :Onder kruisband. 2. Ligger, rail v. 3. Band(biljart). 4, (zeev.) Slagzijde van een schip v.Overhelling. 5. Bende v., zwerm m. Kliek m.Faire - a part : Zich afzonderen. 6. (nieuw)Film, -rol.

Bandeau m. : 1. Haar-, hoofdband m. Coiffure en-x : Brede stroken haar met een scheiding inhet midden. - royal : Diadeem. 2. Blinddoek m.

Bandelette v. : Haarlint. Bandje. Zwachteltje.Bander ov.w. : (Ver)binden. Blinddoeken. Span-nen (boog, veer). I onov.w. : Stijf, strak staan.se - : Zich een verband aanleggen. Zich

spanners, - contre : Zich verzetten tegen.Banderole v. : 1. Brede wimpel m.; vaantje(lans). 2. Draagband m.

Bandit m. : Straat-, (struik)rover. Vagebond.Banditisme m. : Geweldpleging.Bandoulike v : Schouderriem m., draagband m.En - : Schuin over de rug.

Banlieue V. : 1.. (vroeger) Stadsgebied. 2. (than s)Voorsteden v.

Banlieusard : (f am.) Bewoner der voorsteden.Forens.

Banne v. : Dekkleed, huif v. Zonnescherm.Bolen-, mestkar v.

Banneret m. : (geschied.) Baanderheer.Banneton m. : Viskaar v.Banni m. : Balling, verbannene.Banniire V. : Vaandel, banier v. Vaandel (ver-eniging). Berk-. Scheepsvlag v.

Page 54: aardrijkskunde - DBNL

BANNIR. 38 BAROSCOPE.

Bannir : (Ver)bannen. Uitsluiten. (fig.) Van zichafzetten.

Bannissement m. : Verbanning, ballingschap.Banque v. : 1. (handel) Bank v. Maison de —:Bankinstelling. La haute — : De grote bankiers.Valeur en — : Incourant fonds. 2. (spel) Bank.3. Kermisreizigers. Faire la —: Op kwakzalvers-manier zijn waar aanprijzen.

Banqueroute v. : Bankbreuk v., bankroet. (fig.)Faire — 4 : In de steek laten.

Banqueroutier : Bankbreukige, bankroetier.Banquet m. : Feest-, gastmaal.Banqueter : Smullen, brassen.Banquette V. : 1. Bank(je). 2. Lange bank v.Jouer devant les —s : Voor een lege zaal spelen.

Banquier m. : Geldhandelaar, bather. (sp el)Bankhouder.

Banquise V. : IJsveld, -dam m.Baobab m. : Apenbroodboom m., baobab m.Bapteme m. (spr. bat-) : Doop m. Extrait de — :Doopceel. Nom de — : Doop-, v6Ornaam.

Baptiser (spr. bat-) : Dopen. Een (spot)naamgeven aan. (grap) Met water aanlengen.

Baptismal (spr. bat-) : Doop-. Fonts -aux : Doop-vont v.

Baptistaire (spr. bat-) : Doop-. I m. : (Extrait) —: Doopceel. ( Registre) — : Doopboek.

Baptiste m. (spr. bat-) :1. Saint Jean — : Johan-nes de Doper. 2. Wederdoper (godsd. sekte).

Baptistere m. (spr. bat-) : Doopkapel v.Bar m. : 1. Zeebaars m. 2. (Toonbank v. van een)drankwinkel m. Bar v. Koffiehuis. — express :Automaat.

Baragouin m. : Koeterwaals. Brabbeltaal v.Baragouinage m. : 't Brabbelen.Baragouiner ov.w. : Radbraken, brabbelen. I on-ov.w.: Brabbeltaal spreken.

Baragouineur, -euse : Brabbelaar, -star.Baraque V. : Kraam (kermis) v. Veldsoldaten-tent. v. Slecht gebouwd huts. Loods v. (plat)Hok, krot. Houten noodwoning.

Baraquement m. : 't Legeren in veldtenten.Barakkenkamp.

Baraquer ov.w. : In Lenten huisvesten. I onov.w.en se — : Barakken bouwen. In b. overnachten.

/3araterie V. : Kwade trouw (bij scheepsassurantie)v., baraterie. Moedwillige schipbreuk.

Barattage m. : Het karnen.Baratta v. : Karnton v.Baratter : Karnen. Lait baratte : Karnemelk.Barbaeane V. : Schietgat. Watergat.Barbare : Wreed. Ruw, woest. Onbeschaafd.Onregelmatig. Oorverscheurend. I m. : Onmens,woesteling. Vreemdeling (in 't oog der Grieken).Barbaar.

Barbaresque : Barbarijs.Barbarie V. : Onmenselijk-. Ruw-. Onbeschaafdheid.Barbarisme m. : Ernstige taalfout v. Vreemdfwoordvorming op eigen gezag.

Barbe v. : 1. Baard m. Se faire la — : Zich scheren.Rire dans sa — : In zijn vuistje lachen.Vieille —, — grise : Grijsaard, man van onder-vinding. Vieille — : Ouwe sok v., - kletskous v.Queue -, la —I Wat 'n verveling 1 A la — de qn :Voor iem. neus, ondanks tem. 2. Haar. — debout : Boksbaard. — de chat : Snorren, knevels.Les —s d'une feuille de papier : Ruige kanten.

—de la plume : Baard. 3. Slippen (muts). 4. (naam)Barbara. 5. — (de capucin) : Tuincichorei v.,-sla v. I m. : Barbarijs paard.

Barbeau m. : Barbeel (vis) m. Blauwe korenbloem v.Barbelb : Met weerhaken voorzien. Fil de fer — :Prikkeldraad. Le— : De prikkeldraadversperring.

Barberousse m. : Keizer Barbarossa.Barbet m. : Poedel m. Smokkelaar.Barbette v. : 1.Wijfjespoedel. 2. Lange bef (v. e. non).3. Platform. Coueher d la — : Op de vloer liggen.

Barbiehe v. : Baardje.Barbiehet en -ehon m. : Poedelhondje.Barbier : Scheerder, barbier.Barbon m. : Grijsaard; ouwe sok (vieux —) v.Barbotage m. : Geplas. Geklodder. Wartaal v.Barboter : Plassen. Afspoelen. In de modderlopen. (fig.) Verward zijn. Knoeien.

Barboteur m. : Tamme eend v. Plasser, knoeier.Barboteuse v. : Kruippak (v. kind).Barbouillage m. : Gesmeer. Kladwerk. Ge-brabbel, onzin m.

Barbouiller : (Be)kladden. Onleesbaar schrijven.Brabbelen. (fig.) Bekladden. I se — : Zichbemorsen. Zijn goede naam bezwalken. Zich't hoofd volstoppen (met).

Barbouilleur : Knoeier. Prulschrijver.Barbu : Baardig, gebaard.Barbue v. : Griet (vis) v.Barcarolle v. : (Venetiaans) gondellied.Bareelonnette v. : Wiegje.Bardane V. : (plantk.) Klit v., klis v.Barde m. : Bard (zanger der Gainers). (fig.)Dichter. I v. : 1. Lang zadel. 2. Paardenborst-harnas. 8. Reepje spek.

Barder : 1. Met een Berrie vervoeren. 2. (Eenpaard) pantseren. 3. Met reepjes spek omwik-kelen. (fig.) Overstelpen. Son habit dtait bardde rubans : Was als overdekt met. 4. (yolk)Spannen, ernst worden.

Bardeur m. : Berriedrager. Rangeerwagen m.Barfte m. : Dunne wollen stof uit Bareges v.Bareme m. : Tabel met berekeningen v. Schaal v.,maatstaf m. Selon — : Volgens Bartjens.

Barge v. : (di erk.) Griet, grotto (— rousse) m.Hoot-, houtmijt v. Platboomd vaartuig.

Barguignage m. : 't Aarzelen. 't Dingen.Barguigner : Aarzelen. Dingen. Sans — : Zonderer doekjes om to winders.

Barguigneur : Talmer, weifelaar.Bahl m. (sp.. -ri) : Vaatje (15 tot 55 L.).Bullet m. : Vaatje, tonnetje. Trommel (horloge)m. Oortrommelholte.

Bariolure m. : Kakelbontheid. (fig.) Bontemengeling.

Bariolê : Bont. Smakeloos.Barioler : 1. Kakelbont verven. 2. Bont maken.Bariolure v. : Kakelbontheid.Barite, barium z. baryte, baryum.Barlong : Scheef, onregelmatig vierkant.Barnabe m. : (n a a m) Barnabas.Barnabite : Monnik der Barnabitenorde.Baromitre m. : Weerglas, barometer m.Baromêtrie v. : Meting van de luchtdruk.Barombtrique : Van het weerglas; - de damp-kringsdrukking.

Baron : Baron. (fig.) Hoge.Baronne : Barones.Baronnet m. : Baronet (lagere adel).Baronnie v. : Waardigheid -, gebied van een baron.Alle rijksedelen.

Baroque : Grillig, zonderling. Zot, belachelijk.Baroscope m. : Toestel om de luchtdruk aanto tonen, baroscoop m.

Page 55: aardrijkskunde - DBNL

BARQUE. 39 BASSINER.

Barque v. : Bark v., schuit v. (fig.) Conduirela - : De zaak besturen.

Barquerolle V. : Wrikbootje, roeischuitje.Barquette V. : Bootje.Barrage m. : 1. Slag-, tolboom m. 2. Stuwdam m.- d'agents de police : Rij politie-agenten diede straat afzet. 3. Het afdammen, versperren.Feu de - : Gordijnvuur.

Barre v. (z. barrer) : 1. Staaf m., baar v. C'est del'or -, de l'argent en - : Dat is zo goed als ge-reed geld. - du gouvernail: Roerpen v. Homme de- : Roerganger. (g ymn.) Les -8 paralleles : Debrug v. - d'appui : Leuning (venster), - de sable: Zandbank v., plaat v. - d'un fleuve : Zeegolvingdie het rivierwater terugslaat. 2. Rechtbank v.,balie v. 3. Streep v., schrap v. 4. Jouer aux -s: Overlopertje spelen. Toucher -(s) : In veilig-held zijn. Ne faire que toucher -s : Maar evenaanwippen. (fig.) Avoir -(s) sur : Vat hebben op.

Barreau m. : Tralie-, vensterstang m. Stoel-sport v. Rechtbank v., balie v. Advocaten-stand m., -beroep, balie v.

Barrer : 1. Met een sluitboom afsluiten. Ver-sperren. Afdammen. - le chemin cl qn : Iem. deweg versperren. 2. Doorhalen, -schrappen. Eenkruis zetten op (cheque). Un front barn : Eenvoorhoofd met zware rimpels.

Barrette V. : Baret v. Kardinaalshoed m. Doctors-kap v. Nekspeld. Lange broche, sierspeld v.

Barricade V. : Straatversperring. -verschansing.Barrieader : Versperren, barricadeeren. (fig.) -sa Porte : Voor niemand thuis zijn.

Barriers v : 1. Slagboom m., hek. 2. Toegang(ener stad) m., poort v. 3. Tolboom, -hek.- douanilres : Tariefmuren. 4. Grensscheiding.5. (fig.) Onoverkomelijke hinderpaal m. Mettredes -s a : Paal en perk stellen aan.

Barrique V. : Okshoofd, -vat (200 it 250 L.) v.Barer : Trompetten (olifant).Barthelemy m. : Bartholomeus. La Saint- - : DeParijse Bloedbruiloft (24 Aug. 1572) v.

Baryte v. : Zwaarspaath, -aarde v.Baryton m. : Barytonstem v. -zanger.Baryum m. (spr. -omm) : (scheik.) Barium(geelwit element).

I. Bas bv.nw. : 1. Laag. Salle -8e: Benedenzaal. -&age : Benedenverdieping. (f i g.) Un individu de -&age :Van laag allooi. Etre - sur les jambes : Kortebenen hebben. Le temps est - : De lucht is be-trokken. Ville -se : Benedenstad. Le - Rhin :De Beneden-Rijn. La -se Egypte : Neder-Egypte.La -se Seine : De Seine van Parijs tot zee. Avoirla vue -se : Bijziend, kortzichtig zijn. Il est bien- dans l'opinion : Hij heeft een slechte reputatie.Le malade est bien - : De zieke is er slechtaan toe. 2. Naar beneden gericht. (fig.) Revenirla tete -se : Met hangende pootjes thuis komen.Faire main -se sur : In beslag nemen. 3. Minderin rang of waarde. - people : Mindere yolk. A- prix : Goedkoop. Ceia vaut au - mot centflorins : Op z'n minst. La chambre --se : 't Lager-huts; Tweede Kamer. 4. Vroeg. En - age : Opheel jeugdige leeftijd. 5. (fig.) Gemeen, ver-achtelijk, laag. 6. Zacht. Parler a voix -se :Zachtjes spreken. Une voix -se : 'n Zachte stem(ook : diep, laag). Messe -se : Stille mis.

II. Bas bw. : 1. Laag. 11 etait anis plus -: Hij zatmeer naar 't ondereinde van de tafel. Id-- :Hier beneden, op aarde. 14- - : Daar ginds. Plus- dans es livre : Verderop. Chapeau -1 Hoed

aft Cooler - : In de grond boren; vergaan(schlp). 2. Zacht. Parler - : Met diepe stem(of : zacht) praten. 3. Ver. Il demeure plus - :Hij woont verderop. 4. Onder, beneden. I a - :Naar beneden. A - les ministres! Weg met. A- les mains! Handen thuis 1 Cette maison decommerce est a - : Is to gronde gericht. I A - de: Onder. Il se jets a - de son lit : Hij sprong uitzijn bed. I en - : Beneden, onderaan. Trailer qnde haul en - : Met verachting. Tomber en - del'echelle .. Van de ladder.

III. Bas m. : 1. Het onderste deer. Au - de : Aan devoet van. (fig.) Avec des haute et des - : Nu eensgoed, dan weer slecht. 2. Het gemene. B. Kous v.

Basalte m. : Basalt.Basaltique : Van basalt, basaltachtig.Basane V. : Gelooid schapenleder.Basane : Door de zon gebruind, taankleurig.Basaner : Bruinen.Bas-bleu m. (my. - -bleus) : Blauwkous v.Bas-cOtd m. (my. - -cotes) : Zijbeuk (kerk) m.Berm (weg) m.

Bascule v. : 1. Wip(plank) v. Wagon(net) cl - :Tip-, kipkar v. Mouvement de - : Schommeling.Faire la - : Omwippen. Jouer a la - : Wippen.Jeu de - : Op- en neergaan. 2. (Balance a) - :Brugbalans v. Pont a - : Wipbrug.

Baseuler : Kantelen, omslaan. Wippen.Base v. : 1. Grondslag m., voet m. (wisk.) Grond-tijn v., basis v.; liggende zijde v. 2, (fig.) Grond-slag, basis. Ce raisonnement Oche par la - : Dezeredenering berust op valse gronden. (hand el)- du change : Vaste waarde (wisselreductie) v.3. Hoofdbestanddeel v. 4. (s chei k.) Elke stofdie, met een zuur verbonden, een zout vormt, basev. A - de . . . . : . . . houdend.

Bas-Empire in. : Oosters-Romeins Rijk.Baser : Bouwen, gronden op. I se - : Steunen,rekenen, uitgaan (van).

Bas-fond m. (my. --tonds) : Laagte, inzinking.(fig.) Onderste lagen, „onderwereld" v. Ondiepte.

Basilic m. (spr. -ik) : (nat. hist.) Konings-hagedis. (p 1 a nt k.) Bazielkruid.

Basilique v. : (oudheid) Openbaar gebouw.(th ans) Hoofdkerk v.

Basin m. : Bombazijn.Basoehe v. : (vroeger) Alle kierken van 't ge-recht. (thans; spot) Alle mensen die tot 'tgerecht behoren.

Basque bv.nw. en m. : Baskisch. Baskier, Bis-cayer. I v. : Pand, slip v.

Bas-relief m. (mv. --reliefs) : (bouwk.) Half-verheven beeldwerk, bas-relief.

Basse v. : Baspartij. -stem v. -zanger. Bas (instru-ment) v. Diepe toon m., bas.

Basse-eontre v. (my. -8-contre): Diepe basstem v.Basse-cour v. (my. -s--8) : Hoenderhof m.Basse-fosse v. (my. -8- -s) : Onderaardse kerker m.Bassement : (fig.) Gemeen, plat, laag.Bassesse v. : Laagheid. Lage afkomst v.Basset m. : Dashond in. I bv.nw. : Ben beetje laag.Basse-taille v. (mv. -8--8) : (vroeger) Bary-ton m. (thans) Diepe bas v.

Bassin m. : 1. Bekken, schaal v., (was)kom v. 2.Kom (fontein). Vijvertje. 3. Havenkom. 4. -d'un fleuve: Stroomgebied. 5. Bekken. 6. Bekken(bij mans). 5. Dok.

Bassin v. : Teil v.Bassiner m, : Met een beddepan warmen. Be-sprenkelen. Betten. (plat) Stom vervelen.

Page 56: aardrijkskunde - DBNL

BASSINET. 40 BAUDOUIN •

Bassinet m. : 1. Pan van een geweer v. 2. Storm-hoed m.

Bassinoire v. : Beddepan v. (pl at) Vervelende knul.Bassiste : BasspelerBasson m. : Fagot v. -speler.Baste : Genoeg 1 Basta!Bastide v. : Blokhuis. Klein landgoed.Bastille v. : Kasteel. Staatsgevangenis te Parijs,die 14 Juli 1789 werd verwoest.

Bastingage m. : (z e e v.) Verschansing.Bastion m. : Bol-, vestingwerk, bastion.Bastionner : Met bastions voorzien.Bastonnade v. : Stokslagen. -straf v.Bastringue v. : Danspartij in een dorpsherberg v.Kroeg (buiten) v.

Bas-ventre m. : Onderlijf.Bat m. : Pak-, draagzadel.Bataelan m. : De hele rommel m., nasleep m.Bataille v. : 1, (Veld)slag m. Cheval de - : Strijd-ros; (fig.) stokpaardje. Donner - : Slag leveren.Porter le chapeau en - : De hoed schuin op hethoofd dragen. 2. Slagorde v. Se mettre --, seranger en - : Zich opstellen, - scharen.

Batailler : Vechten. (fig.) Kijven.Batailleur, -ease : Kijflustig. I m. : Twistzoeker.Bataillon m. ; Bataljon. Troep m., hoop m.!Ward : 1. Buiten echt geboren, bastaard. 2.Niet van 't echte ras. Sucre - : Bastaardsuiker. • 3.(fig.) Die het midden houdt tussen twee dingen.Porte -e : Grote deur waar geen koets door kan.Ecriture -e z. batarde.

Batarde v. : Halfstaand schrift.Batardeau m. : Keerdam m.Bitardise v. : Onechte geboorte v.Batave m. en bv.nw. : Batavier. Hollander. Ba-taafs. Hollands.

Batavique : Bataafs. (n a t k.) Larme - : Glas-traan v.

Bath : Die een pakzadel draagt. (fig.) Ane - :Driedubbele ezel.

Bateau m. : 1. Vaartuig, boot v. - delesteur : Lich-ter. Arriver en quatre : Met veel (bespottelijke)praal. (f am) Monter un - d qn : Iem. lets wijs-maken. Etre du dernier - : Tot de jongste schoolhoren. 2. Bak (bed, rijtuig) m. Lit en - : Metgebogen zijden.

Bateau-mouelle (no. of - -omnibusm. (my. -) : Kleine passagiersboot.

Batelage m. : Vervoer met lichters. Goochelaarsvak.Bateler : In lichters vervoeren.Bateleur m. : Goochelaar. (fig.) Potsenmaker.Batelier m. : Schipper. Veerman.Batellerie v. : Binnenscheepvaart v.Báter : Een pakzadel opleggen (z. Ma).Bad m. : Los ineengezet raam, - deur v. Rijg-draad v. Ineengeregen kleed. (Houten) gestel.

bv.nw. : Gebouwd. Un homme bien - : Goedgebouwd.

Batifolage m. : Gedartel, gestoei.Batifoler : Dartelen, stoeien.Batifoleur : Stoeier.'Aliment m : 1. Gebouw. Bouwbedrijven. 2.Schip, vaartuig. (fig.) Etre du - : Van het vakzijn; tot onze partij behoren.

BAtir : 1. Bouwen. Bdti d chaux et d sable : Hechten weldoortimmerd; (f i g.) stevig. 2. Ontwerpen.Vestigen. 3. Ineenrijgen.

Bâtisse v. : Muurwerk. Ruw opgetrokken gebouw.Batiste v. : Batist (zeer fijn linnen).Baton m. Stok m. - de perroquet : Ladderstok ;

(fig.) steile trap v. (f am.) Jouer du - : Stoksla-gen uitdelen. Mener qn le - haut : Iem. drei-gen - gestreng behandelen. Le tour du - : Be-drieglijk verkregen voordeel. - de Jacob : To-verstaf m. - de marechal : Maarschalksstaf. A -srompus : Te hooi en te Bras. - de chaise : Sportv. Vie de -8 de chaise : Ongeregeld leven.Jeter mettre des -s dans les roues : Een spaakin 't wiel steken. - de chocolat : Reep m. Cet elévefait des -8 : Schrijft streepjes. - pour lesterms : Lippenstift v.

Bitonner : Afranselen. Doorstrepen. Linieeren.Bitonnet m. : Staafje. Liniaaltje.Batonnier : Deken der orde van advocaten.Batraeiens m.mv. : Kikvorsachtige dieren.Battage m. : Het dorsen; - kloppen, - (in)heien,- karnen. (f am.) Bluf m.

Battant : Tambour - : Met slaande trom. Portee : Klap-, tochtdeur. Pluie -e : Plasregen. Tout

- neuf : Spiksplinternieuw. I m. : 1. Klepel m.2. Klopper. 3. Vleugel (deur, venster) v. 4.Dorsvlegel m. 5. Klap van tafel v.

Batte v : 1. Stamper (straatmaker) ; knuppel m.- d beurre : Karnstok m. 2. Wasbank v. 3.Zadelkussen.

Battement m. : 1. Het slaan, gestamp. - d'ailes :Geklapwiek. - du cceur : Hartslag m., -klopping.2. Speling, tijd (tussen).

Batterie V. : 1. Kloppartij v. 2. Roffel m. 3.(le g er) Batterij. Geschut. Changer de -8 'tAnders aanleggen. 4. Stel (b.v. stoomketels).

-de cuisine : Keukengereedschap. 5. 't Dorsen.Batteur m. : 1. Vechtersbaas (- de fer). 2. - engrange : Dorser. 8. (fig ) - depave: Straatslijper.

Batteuse v. : Dorsmachine.Battoir m. : Raket. Wasklopper.Battre ov.w. : 1. Slaan. 2. (Ver)slaan, overwin-nen; slaan (record). 3. Beschieten. - en breche :Een tires schieten in; (fig.) ontzenuwen (argu-menten). - en ruine : Plat schieten. 4. Bewerken,slaan, kloppen, dorsen (koren), smeden (ijzer),aanmunten (geld), karnen (boter), klotsen (ei),schudden (kaarten). 5. (fig.) - monnaie : Zichgeld verschaffen. - le fer quand it est chaua : Vande gelegenheid gebruik maken. - froicl a qn: fem. koeltjes behandelen. - comme pldtre :Duchtig afrossen. - a plate couture : Totaal ver-slaan. 6. Slaan, roeren. - la mesure : De maatslaan. 7. Bespoelen, klotsen tegen. 8. Aanslaantegen, aanraken. 9. Doorkruisen, verkennen.

-le pave : Rondslenteren. - la campagne : Op ver-kenning uitgaan; (fig.) doorslaan. I onov.w. :Kloppen, beuken, klotsen, klappen. - des !lanes: Snel ademen. Il ne bat plus que d'une aile : Hetis weldra gedaan met hem. - (des pieds et) desmains : (Met handen en voeten) applaudisseren.Le tambour bat : De trom wordt geroerd. I Se -

Vechten, strijden. Duelleren. Elk. slaan. Wed-ijveren. - les flans : Zich aftobben. (f am.)de : Geen zier geven om.

Battu : 1. Ge-, verslagen. - des flots : Bespoeld.- de la tempete : Geteisterd. Lait - : Karnemelk.Avoir les yeux -8 : Gezwollen ogen hebben.est - et content : Hij neemt 't goed op. 2. Be-werkt. Du fer - : Bewerkt -; plaatijzer. Chemin- : Druk begane weg. Les chemins -s : De be-kende weg, sleur v.

Battue v. : Drijf-, klopjacht v. Het opjagen (wild).Baudet m. : Grauwtje, ezel. Stommerik.Baudouin m. : Boudewijn.

Page 57: aardrijkskunde - DBNL

BAUDRIER. 41 BtDOUIN.

Baudrier m. : Sabel-, degenriem m. En —Schuin over borst en rug.

Baudruehe V. : Goudvlies. Gummistof v.Bauge v. : Leger (wild zwijn). Nest (eekhoorn).(fig.) Vuile wooing. Vail bed.

Baume m. : 1. Balsem m. 2. Zalf v. — vulneraire :Spijkerbalsem. 3. (f i g.) Vertroosting,verkwikking.

Bayard : Praatziek. I m. : Babbelaar m.Bavardage m. : Gebabbel.Bavarde V. : Babbelaarster. (yolk) Tong v.Bavarder : Babbelen. Uit de school klappen.Bavarois : Beier. Beiers.Bavaroise v. : Thee -, koffie chocolade metwarme melk en stroop van vrouwenhaar (plant).

Bave v. : Kwijl. Slijm.Bayer : Kwijlen. (di chtk.) Schuimen. (fig.)

—stir : Bekladden.Bavette V. : Slabbetje. Sliklap (fiets). Tablier a— : Schort met een hartje. (fig.) Tailler une — :Een praatje maken

Bayeux : Kwijlend. Vol slijm. Halfgaar.Baviëre v. : Beieren.Bavolet m. : Boerinnemuts v.Bavure v. : Vormnaad m.Bayadt)re v. : Indische danseres, bajadere.Bayer : Gapen. Met open mond kijken (naar). —aux corneilles : Onnozel in de lucht kijken.

Bayeur : Lanterfanter. Suffer.Bazar m. : Markt (in het Oosten) v. Warenhuis.

(yolk) Huisraad, rommel m. — de chariti : Wel-dadigheidsfeest, fancy fair.

Want : Wijd gapend, - geopend. Verstomd.Beat : 1. Gelukzalig. 2. Schijnvroom, -hAilig. 3.Welbehagelijk.

Beatification v. : (K ath.) Zaligspreking.Beatifier : Zaligspreken.Beatitude v. : Gelukzaligheid. Volkomen geluk.(b ij b el) Zaligspreking.

I. Beau, bel, belle : 1. Schoon, mooi. — commejour : Wonderschoon. Le — monde : De grote we-reld. Un — jour : Op zekere dag. homme :Welgeschapen. Mourir de sa — more : Een na-tuurlijke dood sterven. A la — itoile : Onder deblote hemel. Mon bel argent : Mijnlieve dubbeltjes.Bel et bon : Goed en wel. En faire de belles : Mooie(domme) streken uithalen. — age : Hooge leeftijd.La donner -, la bailler belle a qn : Iem. de kansschoon laten;. - een koopje leveren; - wat wijs-maken. Traiter qn de la — facon : Iem. strengbehandelen. Tout —! Bedaar wat 1 Koest (hood)!De plus — en plus — : Hoe langer hoe mooier.De plus belle : Opnieuw, nog sterker. Voittout en — : Alles van de gunstige zijde bezien.— mer : Kalme. (met faire) Il fait — : Het ismooi weer. Il y fait — : Het is er aangenaam,prettig. Il fait — se promener : Het is mooiweer om te wandelen. Il fera — temps (jour'quand : Men zal nog lang moeten wachtenv66r. (met jeu). Donner — jeu a qn : Iem. dekans schoon geven. Avoir — jeu : Goede kaartenhebben; (fig.) 't gemakkelijk hebben. (metesprit) Bel esprit : Man van smaak; (thans)salonletterkundige ; schoongeesterij. (i r o n.) Les—x esprits se rencontrent : Gij neemt mij dewoorden uit de mond. (met avoir) Avoir :Ben goede gelegenheid hebben; tevergeefs setsdoen. A — mentir qui vient de loin : Wie verreist, kan heel wat verhalen. Vous avez — dire :Je mag zeggen wat je wil. maar ..... Il a— faire : Hij moge doen wat hij wil. 2. Keurig

( gekleed). La — plume fait le bel oiseau : Deklederen maken den man. 3. Uitstekend.ducht. — mangeur : Groot eter. Il p a — jourque, : Het is lang geleden dat. Une — peur : Eenerge schrik. De la — manure : Duchtig. 4. Def-tig, fijn. Le — air : Fijne manieren. 5. Bel etbien, Lien et bel, bel et beau : Goed en wel, maar. .. ; kort en goed, ronduit.

II. Beau m. : L Fat, modegek. Faire le — : Pron-ken; opzitten (hood); (fig.) zijn best doen. 2.'t Schone. Le — de l'affaire : 't Mooiste vande zaak. Faire du — : Wat moois uithalen.3. Mooi weer. Le temps se met au — : 't Wordtmooi weer. Le — fixe : Bestendig mooi weer.

Belle v. : 1 Schone vrouw. La Belle au Boisdormant : De Schone Slaapster in 't Bos. 2.Pronkster. Faire la — : Pronken.

Beaueeron : Bewoner van Beauce.Beaueoup : Veel. Erg, zeer. A — pHs : Op verrena. De — sterke mate. Il s'en faut de — :Het scheelt veel. Etre pour — dans : Veel aan-deel hebben in. C' est — dire : Dat is kras (ge-zegd).

Beau-fils (my. beaux—) : Stiefzoon. (soms)Schoonzoon.

Beau-frêre (me. —x- —s) : Zwager.Beau-Ore (my. —x- —s) : Schoonvader. Stiefvader.Beaupre m. Boegspriet m.Beaute v. : Schoonheid. Schone (vrouw). Pourla — du fait : Ale een zeldzaam staaltje.

Beaux-arts m.mv. : Schone kunsten v.Beaux-parents m.mv. : Schoonouders.Bebe m. : Klein kind. Pop v. (fam.) Snoes.Mk° Onnozel, flauw, kinderachtig.Bee m. (spr. Mc) : 1. Bek m., snavel m. (gr ap)Mond m. (fi g.) Avoir — et ongles : Haar op detanden hebben. Tenir qn le — dans l'eau : Iem.met mooie beloften paaien. Avoir bon —, - le —bien of file : Niet op zijn mondje gevallen zijn. Seprendre de — avec : Hoge woorden krijgen met.Cela va lui Comber dans le — : Dat krijgt hij te klui-ven. Donner un coup de — Kwaadspreken; eensnauw geven. Caquet bon — : De ekster; babbel-zieke vrouw. 2. Snuit (insect) m. (pl a n tk.)Mondopening. 3. Mondstuk; punt (pen) v. 4.Landtong v. 5. Pit v., licht. — de gaz : (Gas)lan-taarn v.; lantaarnpaal m. — Auer : Gasgloeilicht.

Becane v. : (y olk) Fiets v.Becarre m. : u z.) Herstellingsteken.Became v. : Snip v. (fig.) Dom schepselBecasseau m. : Jonge snip v. Dom meisje.Becassin m. : Jonge watersnip v.Beeassine V. : Watersnip v.Bee-d'ine m. (me. bets-d'ane) : Aanslagbeitel m.Bee-de-cane m. (my. bets-de-cane) : Tang (ge-neesheer) v. Deurknop m. Treinsleutel m.

Bee-de-Corbin m. (me. becs-de-corbin) : Ravebek(tang) m. Wandelstok met haak m.

Bee-de-liêvre m. (mv. bees-de-liévre) Hazenmondm., -lip v.

Beefigue m. : Vijgeneter (vogel).Béehe v. : Schop v., spade v.Moller : Omspitten. (fam.) Kwaadspreken van.Bécheur : Spitter. (f am.) Kwaadspreker.Moot m. : (y olk) Zoentje.Becqu . . . . z. bequ . . . .Bedaine V. : Dikbuik m. Buikje.Bedeau m. : Kerkdienaar.Bedonnant : Die een buikje krijgt.Bedouin : Bedoelen. -s.

Page 58: aardrijkskunde - DBNL

BEE. 42 BERLIN.

Bee Bouche — Met open mond.Beer z. Bayer.Beffroi m. : Wachttoren m. Alarmklok v. Belfroot,belfort.

Begaiement of -gayement m. : 't Stotteren.Begayer : Stotteren. Stamelen.Begue : Stamelend. Stotterend. m. Stamelaar.Stotteraar.

Begueule v. : Nufje. I bv.nw. : Overdreven preuts.Begueulerie V. : Nuffigheid.Beguin m. : Nonnekap v. Kindermutsje.Beguinage m. : Bagijnhofje, -enklooster. (fig.)

Femelarij.Beguine v. : Bagijn. (fig.) Femelaarster.Beige : Geelachtig grijs; onbereid; ongeverfd.Beignet (spr ben* m. : Poffertje.Bejaune m. : Nestvogel m., kaaldotter. (fig.)Nieuweling, melkmuil.

Bel z. beau. Philippe le — ! Filips de Schone.Want : Blatend. (fig.) Flauw. Onvast (stem).Belement m. : Geblaat.Beier : Blaten. (fig.) (Slecht) zingen.Bel-esprit z. I. beau 1.Belette v. : Wezel v.Beige : Belgisch. Belg.Belgique V. : Belgic.Belgrade V. : Belgrado.Belier m. : Ram m. Stormram. Heiblok.Belltre m. : Prul, domkop. (vroeger) Schooier.Belladone v. : (plantk.) Grote nachtschade v.Alcaloide daarruit, belladonna.

Benin : Popperig mooi. m. : Behaagziek man.Belle-de-jour v. (my. belles-de-jour) : (plantk.)Drieklemige winde v.

Belle-de-nuit v. (me. belles-de-nuit) : (plantk.)Nachtschone.

Belle-fille v. (me. —s- —8): Stief-. Schoondochter.Belle-maman (me. —s- —8) : (f am.) Schoon-mama. Stief-. Schoonmoeder.

Bellement : Flink. Keurig. Zachtjes, gematigd.Belle-mere : (me. —8---s) Schoon-. Stiefmoeder.Belles-lettres v.mv. : De letteren.Belle-scour (me. —s- —s) : Schoonzuster.Bellieisme m. : Oorlogsgeest m.Bellieiste : Oorlogsvoorstander.Belligerant : Oorlogvoerend (yolk).Belliqueux : Oorlogzuchtig. Krijgshaftig.Bellot, —te : Snoezig. I m. en v. : Snoesje.Belluaire : Dierenbevechter. -temmer. •Belvedere m. : Mooi uitzicht. Koepel - m., torendaarvoor m.

Belzebuth (spr. -bate) : Beelzebub.Bemol m. : (mu z.) Molteken. Verlagings-.Bemoliser : Met een molteken voorzien.Benedicite m. : (K ath.) Kort gebed vdör demaaltijd. Dire le — : Bidden.

Benedietin, —e : Benedictijnermonnik, -non. Tra-vail de — : Monnikenwerk.

Benediction v. : Zegen(wens) m. Inzegening.Zegen des hemels. —8 : Lof m., dank m.

Benefice m. : 1. Voordeel. — du temps : Voordeeldoor uitstel. Au — de : Ten bate van. 2. (recht)Voorrecht, begunstiging. Lettres de — d'dge :Meerderjarigverklaring. Sous — d'inventaire :Onder voorrecht van boedelbeschrijving; (fig.)onder voorbehoud. 3. — (ecclisiastique) : Pre-bende, prove v. 4. Winst v.

Beneficiaire : 1. Van een prove. 2. Part — :Winstaandeel. f m. : Erfgenaam onder voorrechtvan boedelbeschrijving. Bevoorrechte, begun-

stigde; beneficiant; rechthebbende. Nemer(wissel).

Beneficial : Van een kerkelijk ambt.Bei:Meier m. Provenier. onov.w. : Voordeeltrekken, profiteren.

Benet m. : Onnozele hals m. bv.nw. : Onnozel.Benevole m. : Vrijwillige hulpkracht. bv.nw.

: Welwillend.Bengalais m. en bv.nw. (spr. bin-) : Bengali.Bengaals.

Bengale m. (spr. bin-) Bengalen. ! v. : Bengaalseroes v.

Bengali m. (spr. bin-) : Bengaalse taal v. Rijst-vogeltje.

Benignement : Goedaardig, vriendelijk.Benignite v. : Goedaardigheid.Benin, -igne : Goedaardig. (iron.) Zwak_ Wel-dadig. Zacht werkend (middel).

Muir : 1. (In)zegenen, (in)wijden. 2. Loven,verheerlijken. Dieu -, le ciel en soft Beni : DeHemel zij dank. 3. Voorspoedig makers. Benientre teas : Gebenedijd.

Bonet : Gewijd. Pain — : Gewijd brood. (fig.)C'est pain — pour lui : Dat is zijn verdiendeloon. Eau —e : Wijwater. De l'eau — (de cour): IJdele beloften.

Benitier m. : Wijwatervat, -bakje.Benjamin m. (spr. bin-) : (fig.) Lievelingetje.Benjoin m. : Benzoe (soort gomhars) v.Benoit m. : (n a a m) Benedictus. I bv.nw. : Schijn-heilig, zoetsappig. Heilig, gebenedijd (Maagd).

Benzine v. (spr. bin-) : Benzine v.Benzo-moteur (spr. bin-) : Met benzine gedreven.Beotien m. : Bceotitr. (fig.) Botterik. bv.nw. :Bceotisch. (fig.) Bot, ongeletterd.

Bequee v. : (Vogel)snavelvol.Bequeter : Pikken. (yolk) Peuzelen au). I se —

Trekkebekken, liefkozen.Bequillard m. : Man op krukken.Bequille V. : Kruk v. DeurknopBequiller : Op krukken gaan.Bereail m. : Schaapskooi. v. (fig.) Schoot derkerk. Huiselijke haard Ramener au — :Weer op de goede weg brengen. Rentrer au — :Zijn Leven beteren.

Bereeau : 1. Wieg v. Des le — : Van kinds-been af. 2. Geboorteplaats v. 3. Begin. 4. Prieel.Met loof overdekt pad.

Bereelonnette v. : Wiegje.Bereement m. : Gewieg. Geschommel.Berger : 1. Wiegen. Schommelen. 2. Om de taroleiden, paaien. I se : Wiegelen. (fig.) — de: Zich vleien met.

Bemuse V. : Wlegster. Wiegelied.Beret m. Baret v. Matrozenmuts v. — alpin :Alpino (muts), „alpientje".

Bergamote v. : Bergamotpeer v. -citroen m.Berge v. : 1. Steile oever m., - kant m. - rots-kust v. 2. z. barge 3. 3. Berm (weg) m.

Berger m. : 1. (Schaap)herder. L'itoile du — : Deavondster, Venus. L'heure du — : 't Schemer-uurtje voor minnenden. 2. Herdershond.

Bergêre V. : (Schaap)herderfn. Kwikstaart m.Opgevulde ruststoel m.

Bergerette v. : Herderinnetje. Kwikstaart m. Her-dersliedje.

Bergerie V. : Schaapskooi v. Herdersdicht.Bergeronnette v. : Kwikstaart m.Berle v. : Kleine watereppe (plant) v.Berlin v. : Berlijn.

Page 59: aardrijkskunde - DBNL

BERLINE. 43 BIDET.

Berline v. : Groot, vierwielig rijtuig.Berlingot m. : Coupe m. Slecht rijtuig. Ulevel v.Berlue v. : (geneesk.) Schemering voor de ogen;sneeuwblindheid. (fam.; fig.) Vous avez la — :Ge oordeelt verkeerd, zijt er naast.

Bernie v. : Berm m., rand van de wal m.Bermudes v.mv. of Iles — : Bermuda-eilanden.Bernardin, —e : Monnik -, non der orde vanSt-Bernardus.

Berne v. : 1. Deken om iem. te jonassen v. 't Jo-nassen. (fig.) Spotternij. 2. (zee v.) Sjouw (op-gerolde viag) v. Mettre le pavilion en — : De vlagin sjouw -, halfstok hijsen. 3. Bern (stad).

Bernement m. : 't Jonassen. Fopperij.Berner : Jonassen. (fig.) Foppen.Bernique : (f am.) Mis! Morgen brengen1Bernois m. en bv.nw. : Berner.Berquinade v. : Flauw verhaaltje.Berriehon : Bewoner van -. Uit Berry.Berthe v. : 1. Bertha. Du temps a/ la refine —filait : In de oude tijd. 2 Kleine kraag m

Beryl m. : Beryl-, zeewatersteen.Besaee v. : Bedelzak m. (fig.) -staf m.Besacier m. : Bedelaar.Besaigue v. : Steekbeitel m.Besides v.mv. : Ouderwetse bril m., „fok" v.(nieuw) Uilebril. Prenez vos — : Kijk uit jedoppen.

BOsigue m. : Bezique (kaartspel).Besogne V. : Werk. Bezigheid. filler vice en —: Voortvarend zijn. Tailler de la — a qn : Iem.de handen vol werk geven.

Besogner : Ploeteren.Besogneux : Behoeftig.Besoin m. : 1. Behoefte v. Pour le — de la cause: In 't belang van de zaak; zelf bedacht. Au —,si — est : Desnoods. En Cant que — : Voor zovernodig. Etre — de : Nodig zijn, behoeven. Qu'est-il—1 Waartoe is bet nodig? Point n'est — de :Onnodig te. Avoir — de : Nodig hebben. (h an d el)Adresse ate — : Noodadres. 2. Gebrek, nood m.Eire dans le — : Gebrek lijden.

Besson m. en bv.nw., —ne v. : Tweeling.Bestiaire m. : Dierenbevechter bij de Romei-nen). Boek met dierenfabels.

Bestial : Beestachtig, dierlijk.Bestiality v. : Dierlijkheid.Bestiaux m.mv. : Vee.Bestiole v., -ion m. : Diertje.Beta m. : (IT olk) Uilskuiken (gros —).Mail m. : Vee.Bete v. : 1. Dier. —8 de somme, — de charge : Last-.—8 de trait : Trekdieren. —s fauves : Herten,rood wild; wilde dieren. —8 feroces : Verscheu-rende dieren. — a (bon) Dieu : Onze-Lieve-Heersbeestje. Chercher la petite — : Vitten. 2.Meng. C'est ma — noire : Ik kan hem nietluchten of zien. Morte la —, wort le venin : Eendode hond (belediger) bijt niet. Une (gros-se) — : Een domkop, botterik. Fare la — : Zichdom houden; zich als een dier gedragen. I by.nw. : Dom, onnozel; flauw; gek; suf; stomp-zinnig. On n'est pas plus —, on n'est pas — a cepoint : Zo lets doms heb ik nog nooit gezien.

Moment : Dom. - genoeg. Zo maar eens. Werk-tuigelijk.

Bétise v. : Dom-, bot-. Dwaasheid. Dire des—s : Onzin verkopen.

Baton m. : Beton. — armd : IJzer-, gewapend-.Bkonnag,e m. : Betonwerk.

BiStonner : Betonneren.Bette v. : Biet v.Betterave V. : Beetwortel m. — a sucre : Sui-kerbiet v.

Beuglant m. : Tingeltangel m.Beuglement m. : Gebulk, geloei.Beugler : Bulken, loeien. (fig.) Brullen.Beurre m. : 1. Boter v. Battre le — : Karnen.bait de — : Karnemelk. C'est un vrai, — : Datgaat heel gemakkelijk. Tartine de — : Boterham.Promettre plus de — que de pain : IJdele beloftendoen. 2. — de cacao; — de coco - Cacao-; kokos-boter. 3. (plat) Geld. Faire son —, - ses —s : Zichverrijken door onwettige voordelen.

Beim(' m. : Boterpeer v.Beurrèe V. : Boterham v.Beurrer : Boteren.Beurrerie V. : Barn-, boterhuis. Boterfabriek v.Beurrier m. : Boterkoopman. -vlootje.Beurriere V. : Boterverkoopster. Karnton v.Bevue V. : Misslag m., vergissing, flater m.Bey m. : Bey (Turkse landvoogd).Bkoard m. : Bezoarsteen.Bi : (in samenst.) Dubbel, tweemaal, bi-.Blais m. : 1. Schuine richting, scheve hoek m. De —

: Van ter zijde. De—, en — : Dwars,in de schuinte.2. Middel. Prendre le bon — : De zaak bij hetrechte eind aanvatten. 3. Uitvlucht v., kunst-greep m. Prendre qn de — : Iem. op een slimmemanier aanvatten. I by.nw. : Schuinlopend.

Biaiser : Schuin gaan. (fig.) Draaien, knoeien.Bibelot m. : Klein sieraad. Speelgoed. Snuisterij.Bibeloter : Snuisterijen verzamelen.Biberon m. : Drinkebroer. Zuigfles v.Biberonne : Vrouw die veel drinkt.Bibi m. : Ili. Mij. Snoes.Bible v. : Bijbel m.Bibliograpbe m. : Boekenkenner, -besehrijver.Bibliographie v. : Kennis - v. Opgave der ge-schriften over zeker onderwerp v.

Bibliographique : Bibliographisch.Bibliomane : Overdreven boekenliefhebber.Bibliomanie V. : Hartstocht voor boeken m.Bibliophile : Boekenvriend.Biblior(h)apte m. : Brievenordenaar.Bibliotheeaire : Bibliothecaris, -ares.Bibliotheque v. : Boekerij. Boekenverzameling.-kast v. -rekje. -serie. Rat de — : (fig.) -wurm m.

Biblique : Bijbels.Bicarbonate m. : Dubbelkoolzuurzout. — de soude :Dubbelkoolzure soda v., zuiveringszout.

Bi-eentenaire m. : Tweehonderdjarig jubileum,-e geboortedag m.

Bieêphale : Tweehoofdig.Biceps m. (spr. -sepse) : Tweehoofdige (arm)spierv., biceps m. Avoir du — : Zeer gespierd zijn.

Biche v. : Hinde. (fam.) Ma —I Lieveling!Bichette v. : Jonge hinde. Lief jong meisje.Bichof m. : Bisschop (warme wijn) m.Bieolore : Tweekleurig.Bicoque V. : Nest, krot. Optrekje. Gat (plaats).Zwakke vesting.

Bicome : Met twee hoornen, - punten. I m. :Steek(hoed) m.

Bicycle m. : Tweewieler.Bicyclette v. : Rijwiel, fiets v. Faire de la —,monfer a — : Fietsen.

Bicyclists : Wielrijder, -star.Bidet m. : Klein, stork paard. Wasbekken,waarop men zit, bidet.

Page 60: aardrijkskunde - DBNL

44 BI1V1 TALLISME.BIDON.

Bidon m. : Veldfles v. Houten drinkkan v.Oliekan. Melkbus v.

Bief m. : Kanaalpand.Bielle v. : Drijfstang (aan machine) m.I. Bien bw. : 1. Goed, wel, mooi. — nd : Van goede

familie... Alter — : Goed staan; gezond zijn; goedgaan. Etre — : Het goed hebben; goed zitten,- staan, - liggen. Etre — ensemble, - avec qn : Opgoede voet staan. Tout est — qui finit — : Eindgoed, al goed. Faire — faire : Goed hande-len; er goed aan doen om. Cela fait — : Datstaat goed. C'est — fait, cela : Dat is maar goedook. Se trouver — de : Voordeel hebben bij. Tant— qua mal : Zo goed en zo kwaad als hetgaat. C'est a vous : Dat is mooi van u. — luia prig de : Het is een geluk geweest dat hij.Etre — en sour : In de gunst staan bij 't hof.est — vu : Hij staat goed aangeschreven. C'est— lui : Daarin herken ik hem. 2. Zeer veel, erg,joist. Si — que : Met het gevolg dat. — plus: Wat nog erger is; veal meer. 3. Zeer steel. —d'autres : Heel veal anderen. 4. Ongeveer, wel,bijna. 5. Wel is waar. I — que : Hoewel, ofschoon.

II. Bien m. : 1. Le — : 't Goede, welzijn, nut, voor-deel, welvaart v., weldaad v. Le — public : Hetalgemeen welzijn. Pour le (plus grand) — de : Tennutte van. Faire le — : Weldoen. Etre du dernier —avec qn : Zeer goede vrienden zijn met iem. Pren-dre qch - en — : Iets goed opnemen. Grand

-VOW Passe! Wel bekome het u! Mener a — : Doenslagen. En tout — et (en) tout honneur : In eer endeugd. Venir alter Gelukken. Unhomme de

Rechtschapen. Le mieux est l'ennemi du — : 'tStreven naar 't betere is oorzaak, dat 't goedesours achterwege blijft. 2. Le —, les —s : Goed.Ver-mogen. —s de l'dme : Deugden. Avoir du — : Erwarmpjes in zitten. Separe de corps et de —s : Vantafel en bed gescheiden. Il lui reste pour tout — :Er blijft hem niets over dan. Perir corps et —8 :Met man en mule vergaan. 3. Landgoed, buiten.Avoir du — au soleil : Landerijen bezitten.

Bien-aims : Zeer geliefd. I m. : Lieveling.Bien-dire m. : Welbespraaktheid.Bien-disant : Welbespraakt. Keurig.Bien-ëtre m. : Welstand m. Behaaglijkheid.Bienfaisanee v. (spr. -fez-) : Weldadigheid.Bienfaisant m. (epr. -fez-) : Weldadig. Heilzaam.Mild (hand).

Bienfait in. : 1. Weldaad v., gunst v., goedheid.Un — n'est jamais perdu : Wie wel doet, wel ont-moet. 2. Voordeel, vrucht v.

Bienfaiteur, -trice (spr. : Weldoener, -ster.Bien-fond m. : Gegrondheid.Biens-fonds m. my.: Onroerend goed.Bienheureux : Hoogst gelnkkig. Gelukzalig. m. :

Gelukzalige.Bien-intentiona : Welgezind.Biennal (spr. bilnal) : Tweejaarlijks. -jarig.Bienséance v. : Betamelijkheid. Geschiktheid.Biens6ant : Betamelijk, passend.Biented : Weldra. A — : Tot straks. C'est — dit:

Da's gemakkelijk gezegd.Bienveillance v. : Welwitlendheid, gunst v.Bienveillant : Welwillend, vriendelijk.Bienvenir : Se faire — de : Zich bemind waken bij.Bienvenu : Welkom. Soyez le — : Wees -.Bienvenue v. : Welkomst v., -groat m. Souhaiterla — a : Welkom heten.

Bière v. : 1. Doodkist v. 2. Bier. Petite — : Dunschar-. — blonde : Licht -. — brune : Donker

Ce n'est pas de la petite — : Geen kleinigheid.Biffer : Doorstrepen, -halen.Bifteek m. : Biefstuk m.Bifurcation v. : Tweesprong m. Vorst v., gaffel v.Bifurquê : Gaffelvormig.Bifurquer en se — Zich splitsen. Overgaan.Bigame : Dubbel gehuwd. m. en v. : Man dietwee vrouwen Vrouw die twee mannen heeft.

Bigamie v. : Dubbel huwelijk.Bigarre : Veelkleurig, bont. (fig.) Gemengd.Bigarreau m. : Spaanse kers v.Bigarrer : Kakelbont verven. (f I g.) Afwisselen.Bigarrure v. : Bontheld van kleuren. (fig.) Grilligeverscheidenheid.

Bigle : Scheel. I m. : Brak (bond).Bigot : Fijn vroom. m. : Kwezel, femelaar.Bigoterie v. : Kwezelarij, femelarij.Bigotisme m. : Godsdienstige dweepzucht v.Bigoudi m. : Krulpennetje; soort papillot v.Bigre, —ment : Verduiveld.Bigue v. : (Scheeps)bok m.Bi-hebdomadaire : Tweemaal per week (ver-schijnend).

Bijou m. (my. —z) : Juweel. Sieraad (fig.) Snoesje.Bijouterie v. : Juweelhandel m. Kleinodign.Bijoutier, -iire : Juwelier, -star.Bilan m. : 1. Balans v. Deposer son —: Zichfailliet laten verklaren. 2. (fig.) Overzicht.

Bilateral : Wederzijds Iverbindend. Aan beidezijden (gelijk).

Bilboquet m. : (spel) Vangbekertje. Duikelaartje(poppetje).

Bile v. : Gal v. Se faire de la — : Zich zorgenmakers; verdriet hebben. .Echauffer la — a qn :Iem. boos makers.

Biliaire : Van gal, dat de gal opwekt, gal-.Bilieux Galachtig. (fig.) Opvlieaend.Bilingue : Tweetalig.Billard m. : Biljart. -spel. -zaal v.Bills v. : 1. Biljartbal m. Jouer la — : Een bal inde zak stoten. 2. Knikker. Jouer aux —3 :Knikkeren. 3. Kogeltje. Roulement a —s : Kogel-beweging. 4. Houtblok. Dwarsligger (spoor).

Billet m. : 1. Briefje. — doux Minne-. 2. Be-kendmaking. — de faire part : Kennisgeving.8. Promesse (geldswaardig papier) v. Je vous endonne mon — : Ik blijf er borg voor. — a ordre: Promesse aan order. 4. Kaartje. — d'entrie :Toegangskaartje. — de faveur : Vrijb. — de lo-terie : Lootje. Un — blanc : Een niet. — de loge-ment : Inkwartieringsbiljet. Le bon — qu'a LaChdtre : Dit is een belofte die nooit verwezen-lijkt wordt. Ah! le bon —1 Nou, die is goed af!5. — (de barque) : Bankbiljet.

Billevesëe V. : Zotteklap m. Beuzelarij.Billion m. : Milliard, duizend millioen.Billon m. : Kopergeld, pasmunt v. Behouwendenneblok. Opgeworpen aardrug m.

Billonner : Snoeien (wijnstok). Oude muntenoversmelten.

Billot m. : Hak-; beulsblok. J'en mettrais matete sur le — : Ik verwed er mijn hoofd onder.

Bimane : Tweehandig. I m. : - dier, mans.Bimbelot m. Speelgoed. Snuisterij.Bimbeloterie v. : Snuisterijmakerij.Bimbelotier m. : Snuisterijenmaker.Bimensuel : Halfmaandelijks.Bimestrial : Tweemaandelijks.Bimetallique : Van de dubbele standaard.Bimetallisme m. : Dubbele standaard.

Page 61: aardrijkskunde - DBNL

BIMOTEUR. 45 BLASPHEMATEUR.

Bimoteur bv.nw. en m. : Tweemotorig (toestel).Binaire : (rekenk.) Tweetallig.Biner ov.w. : De grond voor de tweede maalomspitten.

Binoele m : Lorgnet.BinOme m. : (stelk.) Tweeterm m., binomium.Bio ... : (in samenst.) Dat betrekking heeftop 't levende wezen.

Biographe : Levensbeschrijver.Biographie V. : Levensbeschrijving.Biographique : Betrekking hebbend op de levens-beschrijving.

Biologie v. : Wetenschap der levende wezens.Biologique : Dat op biologie betrekking heeft.Biologiste m. : Bioloog.Bipéde : Tweevoetig. I m. : - dier.Biplace m. : (Toestel) met twee zitplaatsen.Biplan : Met twee vliegvlakken. I m. : Twee-dekker m.

Bique v. : (y olk) Geit v. (f a m.) Knol m., paard.Biquet m., —te v. : Bokje. Geitje.Biquotidien : Tweemaal per dag verschijnend.Biribi m. ! (soort) Lottospel. Strafcompagnie.Bis bv.nw. (spr. bi) : Grauw, bruin(grijs). I bw.(spr. bins) : Tweemaal, voor de tweede maal (z.bi). Train — : VOOrtrein. Avoir les honneurs du— : Iets moeten bisseren. I m. : Toegift.

Bisaleul, —e : Overgrootvader, -moeder.Bisaigue z. besaigu§Bisannuel : Tweejarig.Bisbille v. (spr. bissb-) : (f am.) Gekibbel, gekrakeel.Bisealen, -ayen m. : Soort geweerkogel m.Bisehof z. biehof.Biseornu : Zonderling. Mismaakt.Biseotte v. : Beschuit v.Biscuit m. : Beschuit. Gebak, biscuit. Onver-glaasd porselein. Voorwerp daarvan.

Bise v. : Noord-Oosten wind m. (f i g.) Koude.Biseauter : Schuin afslijpen. Vervalsen.Biset in. : Rotsduif v.Bison v. : Bultos, bizon.Bissae m. (spr. -s4k) : Knap-. (soms) Bedelzak m.Bissecteur, -trice : (meetk.) Die in twee gelijkedelen deelt. I V. : Lijn die een hoek in tweegelijke delen deelt v.

Bissection v. : Verdeling in twee gelijke delen.Bisser : Voor de tweede maal herhalen. - eenstuk verlangen.

Bissextil : Anne —e : Schrikkeljaar.Bistouri m. : Operatiemes. (fig.) Mettre le — a,- dans : 't Mes zetten in.

Bistro m. en bv.nw. : Geelbruin(e kleur) v.Bistrer : Geelbruin maken.Bistro m. : (y olk) Kroeghouder. Kroeg v.Bitumage m. : Asphaltering.Bitume m. : 1. Aardpek. — liquide : Naphta v.2. Asphalt (— solide). 3. De straat v.

Bitumer : Asphalteren.Bitum(in)eux : Asphaltachtig. -houdend.Bivae, -quer z. bivouac. -quer.Bivalve bv.nw. en m. : Tweekleppig. -vliezig (dier).Bivouac m : Nachtleger in de open lucht.Bivak. Feu de — : Wachtvuur.

Bivouaquer : In de open lucht kamperen.Bizarre en —ment : Zonderling, grillig.Bizarrerie V. : Zonderling-, grilligheid.Blackbouler : Deballoteren, niet kiezen.Blafard : Mat wit, - bleek, vaal.Blague V. : 1. Tabakszak m. 2. (fig., fam.) Snoe-verij. Grappige onzin m. — a part, — dans le coin

: Alle gekheid op 'n stokje. 3. Mop v., grap v.Blaguer ov.w. : In de maling nemen. I onov.w.

: Pochen. Moppen tappen.Blagueur m. : Opsnijder. Grappenmaker.Blaireau m. : Das (dier) m. Penseel van dassenhaar.Blamable : Laakbaar. [Scheerkwast m.Blame m. : Blaam v., afkeuring, gisping. Imputera — : Als 'n foot aanrekenen. Rejeter le — : Deschuld werpen.

Blamer : Gispen, afkeuren. — qn de qch : Tem.iets kwalijk nemen.

I. Blanc, -che : 1. Wit, bleek, blank. C'est — bonnetet bonnet — : Dat is even breed als lang. Arms— : Blank wapen. Voix — : Klankloze. 2. Schoon.One chemise —. 3 Onbeschreven, onbedrukt,Donner carte — a qn. : Tem. de vrije hand laten.Espace — : Opengelaten yak. 4. (fig.) Rein,zuiver. Onschuldig. — comme neige : Onschuldigals 'n lam. 5. Zonder, Bal — : Bal voor onge-huwden. Nuit — : Slapeloze nacht. Vers —s :Rijmloze verzen. Coup — : Poedel.

IL Blanc, m. : 1. Blanke. 2. Wit. — de zinc : Zink-wit. — d'Espagne : Krijt. — de chaux : Kalk-water. — de ceruse, — de plomb : Loodwit. — d' ceuf: Eiwit. Mettre du — : Zich (wit) blanketten. 3.Wit. Vouer un enfant au — : De gelofte doen,dat een kind tot zekere leeftijd ter ere derMaagd in het wit zal gekleed zijn (een Mariakind).4 Saigner qn 4 — : Iem. dikwijls aderlaten(ook fig.). 5. Witte goederen. Magasin de — :Linnenwinkel. 6. Le — de l' cell : Het oogwit.7. Doelwit. Tirer de but en — : Er recht op losschieten. (fig.) De but en — : Recht op den manaf. 8. Onbeschreven, onbedrukt papier. Quit-tance en — : Blanco kwitantie. Laisser en — :Open -; in blanco laten. 9. Tirer a — : Eenschot met los kruit lossen. Faire le trajet a — :Zonder passagiers rijden.

Blanc-bee (me. —s- —s) : Melkmuil m.Blanchatre : Witachtig.Blanche v. : Blanke vrouw. (muz.) Halve nootv. (n aam) Bianca; Blanche.

Blaneheur v. : Wit-, blankheid. Onschuld v.Blanehiment m. : 't Witten; 't bleken. 't Afkoken.Blanchir ov.w. : 1. Wit maken. Bleken, wassen.— qn : Tern. bewassen; (fig.) iem. van schuldvrijpleiten. Donner a — : In de was doen. Etreblanchi et nourri : Kost en bewassing hebben. 2.Glad schaven. - vijlen. Afkoken (groente). Ionov.w. : Wit worden. I se — : Zich vrijpleiten,- wit maken. Bleken. Zijn linnen laten wassen.

Blanchissage m. : 't Wassen; 't bleken; 't op-koken. De was v. Wasloon.

Blanehisserie v. : Blekerij. Wasserij.Blanchisseur, -euse : Bleker, bleekster. Wasbaas,-vrouw. — de fin : Fijne wasvrouw.

Blanc-manger m. (me. —s- —s) : Witte roomgeleiv. Vleesgelei.

Blanc-seing m. (my. —s- —s) : Blanco volmacht v.Blanquette v. : Soort witte wijn m. Kalfsvlees-,kippenragolit m. Suikerpeer v.

Blaser : Ongevoelig maken, verstompen. Etre blasé:Van alles genoeg hebben, beu zijn.

Blason m. : 1. Wapen(schild). (Re)dorer son —: Door huwelijk met een rijk burgermeisje luisteraan zijn adel bijzetten. 2. Wapenkunde v.

Blasonner : (Een wapenschild) ontwerpen, - be-schrij ven. (f i g.) Hekelen.

Blasphêniateur, -trice : Godslasteraar, -ster. I by.-nw. : Godslasterlijk.

Page 62: aardrijkskunde - DBNL

BLASPHRMATOIRE. 46 BOIS-LE-DUC.

Blasphematoire : Godslasterlijk.Blaspheme m. : Godslastering.Blasphemer onov.w. : Lasteren. Vloeken. I ov.w. : Onteren, belasteren.

Matte v. : Kakkerlak m., bakkerstor v.Ble m. : Koren, groan. — noir : Boekweit v. — de

Turquie : Mais. Manger son — en herbe : Zijn in-komsten verteren, vOör men ze ontvangen heeft.

Bled (spr. bledd) m. : Afrikaanse wildernis.Blame : Vaal-. Doodsbleek.Blemir : Bleek worden. Grauwen (dag).Blemissement : 't Bleek worden. - grauwen.Blesement m : 't Lispelen.Bleser : Lispelen (b. v. zambe voor jambe).Blessant : (fig.) Kwetsend, aanstoot gevend.Blesser : 1. Kwetsen, wooden. Pijn doen, knel-len. Chacun sait 01:4 le bdt -, le soulier le blase :leder weet, waar hem de schoen wringt. 2. (fig.)Onaangenaam, pijnlijk aandoen. Verscheuren(oren). 3. Krenken, kwetsen. 4. (fig.) Bena-delen, schaden. I se — : Zich kwetsen. — de: Zich beledigd voelen door.

Blessure v. : Wond v., kwetsuur v. (fig.)Krenking.

Blet, -ette : Beurs, overrijp.Blettir : Beurs worden.Bleu : Blauw. Hevig. Ongelooflijk. Cordon —

: Uitstekende keukenmeid. Conte — : Sprookje.m. : 1. Het blauw. d'outremer : Ultramarijn.

Gros — : Indigo. Petit — : Stadstelegram.2. Blauwe plek v. 3. Denkbeeldige ruimten v,Voyager dans le — : Fantaseren. 4. Blauwekiel m. 5. Recruut; groan.

Bleultre : Blauwachtig.Bleuet m : Korenbloem v. (f a m.) Bankje.Bleuir ov.w. : Blauw maken. I onov.w. : - worden.Bleuissage m. : 't Blauw maken. - worden.Blindage m. : Bepantsering. Blindering.Blinder : Pantseren. Blinderen. Balle -ie : Man-telkogel. Salle -de : Kluis v. Auto -de : Pantser-auto (leger).

Bloc m. (spr. bldk), : 1. Blok, hoop m. 't Geheel,Partijencoalitie. En — : In eens, voetstoots.Faire — : Een geheel vormen. 2. Politiekamerv., provoost v.

Bloc-film m. : Filmpak.Bloekhaus m. (spr. blokOss) : Blokhuis (klein fort).(z e e v.) Commandotoren m.

Block-notes m. : Blok papier.Bloeus m. (spr. -kuss) : Insluiting, blokkade v.— continental : Continentaal stelsel.

Blond : Blond. Goudgeel. Licht (bier, tabak). I m.: Blonde kleur v. - man.

Blonde v. : Blonde vrouw. Zijden kant v. Licht bier.Blondeur V. : Blondheid.Blondin, : Blonde man, - vrouw.Blondir : Blond worden. Goudgeel -.Bloquer : Insluiten (vesting). Versperren (wag).Stoppen (biljartbal). Aanvullen met steengruis.Zetten (van gekeerde letters). Vastzetten (wiel,rem).

Blottir (se) : Neerhurken, zich wringen tussen.Blouse v. : Zak (biljart) m. (Grove linnen) kielOperateursjas v.

Blouser Stoppen (biljartbal). (fig.) Bedotten.Se — : Verlopen (bal). (fig.) 'n Bok schieten.

Bluet z. bleuet.Bluette v. : Vonkje (geest). Geestig toneelstukje.Blutage m. : 't Builen. 't Uitmalen.Bluteau m. : Buil m.

Bluter : Builen. Uitmalen.Bluterie v. : Builzolder m.Boa m. : Reuzenslang v. Halsbont. Boa v.Bobeche V. Hoedje (kandelaar). Glaasje, waar-op de kaars afdruipt. I m. : Hansworst, domkop.

Bobinage m. 't Oprollen om een spoel.Bobbie v. : Weversspoel v. Garen-, zijdeklos m.Inductieklos (— d'induction). (fam.) Sop

Bobiner : Opklossen, spoelen.Bobinette V. : Klosje. Houten klink v.Bobo m. : (kind) Pijn v. Ongevaarlijke ziektev. (fig.) Leed, smart v. Faire : Zeer doen.

Boeage m. : Bosje.Boeal m. : Wijde fles v. Goudviskom v. Glazenbol (met water gevuld) waar 't Licht doorheenschijnt.

Boecace : Boccacio (Ital. schrijver).Bock m. : Glas bier. Bierglas.Bceuf m. (spr. met f ; my. zonder f) : 1. Os, rund.Le — Bras : De Paasos. Mettre la charrue de-vent les —8 : 't Paard achter de wagen span-nen. Donner un mu/ pour avoir un — : Een spie-ring uitgooien om een kabeljauw te vangen. 2.Osse-, rundvlees. — sale : Pekelvlees.

Bogue v. : Wilde-kastanjebolsterBoheme V. : Boheme. Zwervende stammen m.Zij die een avontuurlijk leven leiden. Freres de— : Hernhutters.

Boheme en Bohemien in. en bv.nw. : (oud)Bohemer. Boheems. (t h an s) Zigeuner. Land-loper. Zwervend. Iem. die een ongeregeld levenleidt. Ongeregeld.

I. Boire ov.w. : 1. Drinken. — comme an trots, tineOponge : D. als een Tempelier. C'est la mar a —

Dat is onbegonnen werk. Le vin est tire, itfaut le — : Wie a zegt moet ook b zeggen. Quia bu boira : Vroeg of laat vervalt men weer inzijn oude gebreken. Qui bon l'achete, bon le boil: Alle waar is naar haar geld. 2. (f i g.) — unaffront : Een belediging slikken. Qui fait lafaute, la boil : Wie zijn billen brandt, moet opde blaren zitten. Il a totste honte bue : Hij heefteen bord voor 't hoofd. le calice jusqu'a la lie: De lijdenskelk tot op de bodem ledigen.

—les paroles de qn Iem. woorden gretig opvan-gen. — dans son verre Origineel zijn. 3. Op-maken met drinken. 4. Verzwelgen, opzuipen.Ce papier boil : Dit papier vloeit.

II. Boire m. : 't Drinken. De drank Apt* — :Boven zijn theewater; in een roes.

Bois in. : 1. Bos. Sous — : Onder de bomen.2. Boom m. — bent : Palmboompje. 3. Rout.— verb : Groan, nat -. Donner tine vole de —vert a : Afransclen. On verra de quel je mechauffe : Men zal zien met Wien men te doenheeft. — wort : Dode takken. Train de — :Houtvlot. Trouver visage de : Niemand thuistreffen. Demenager a la cloche de — : Metde noorderzon vertrekken. Etre du — dont on faitles flues : Een jabroer zijn, zich in alles schikken.Faire fleche de tout — : Alles in 't werk stellen.4. Verschillende houten voorwerpen; spil v.,beeldje, enz. Les — de justice : De guillotine. — delit : Ledikant, bedstede v. 5. Gewei (herb).6. (sport) De goal, de lat.

Boise : Bosrijk.Boisement m. : Houtaanplanting.Boiser : Met hout beschieten. Bebossen.Boiserie v. : Houten beschot.Bois-le-Due m. : 's-Hertogenbosch.

Page 63: aardrijkskunde - DBNL

BOISSEAU. BONJOUR.47

Boisseau m. Maat voor droge waren (10 of 20L.) v., schepel o. Mettre la lumiere sous le — : Zijnlicht onder de korenmaat zetten.

Boisselee V. : Schepelvol.Boisselier : Vervaardiger van houten vaatwerk.Boissellerie v. : Handel in houten vaatwerk m.Boisson v. : Drank m. Pris de — : Dronken.Bolte v. : 1. Dons v., bus v., kistje, trommeltje. Onest dans Bette chambre comme dans une — : Allesis daar potdicht. — aux lettres : Brievenbus.Dans les petites —s les bons onguents : Hoe klei-ner door, hoe beter zalf. — de montre : Horloge-kas v. — du crane : Hersenkas. 2. School v., huts,Winkel m., waaraan men 't land heeft, „hok". 3.Schouwburgje.

Bolter : Hinken, kreupel gaan.Boiterie v. : 't Hinken.Boiteux : Hinkend, kreupel. Onvolledig. Mankgaand (vergelijking). I m. Kreupele. 11 ne Tautpas clocher devant yes — : Men moet niet metgebrekkige lieden spotten.

Bottler m. : Verbandkist v. Horlogebinnenkas v.Bol m. : Spijsklomp (— aiimentaire) m. Grotepil v. Bowl (punch, wijn) m. Kom v., schaal(melk) v. Vingerkom v.

Bolehevique : Bolsjewiek.Boleheviste bv.nw. : Bolsjewistisch.Bolero m. : Spaanse dans m. Muziek daarbijv. Damesmanteltje. -hoed m.

Bolet m. : Boletus (paddestoel) m.Bolide m. : Vuurkogel m., Vurige meteoorsteen m.Bolonais : Uit Bewoner van Bologna (ItaliaBombanee V. : Smulpartij v., fuif v.Bombarde v. : Machine om stenen te slingeren.Donderbus (kanon) v. Schip met kanonnen.

Bombardement m. : Beschieting (met bommen).Bombarder : Beschieten. (fig.) Overstelpen met.(fig.) Onverwacht tot een ambt benoemen.

Bombasin z. basin.Bombe v. : 1. Born v. — glacee : IJspudding.Tomber comme une : Uit de lueht komenvallen. 2. Fame la — : Zwieren. En — : Opsjouw.

Bombe : Bol, gewelfd.Bombement m. : Welving, ronding.Bomber ov.w. : Gewelfd road maken. I onov.w.

: Bol worden, krom trekken. I se — : Welven.Bombyx, -byte m. : Zijderups v.Bomerie v. : Bodemerij (geldlening op schip)I. Bon, —ne : 1. Goed, voordelig, geschikt, be-kwaam. A — marche, a — compte : GoedkoopFaire — mine a mauvais jeu : Zijn tegenspoedachter een vrolijk gezicht verbergen. Comme— vows semble : Zoals ge wilt. A quoi —?Waartoe zou 't dienen ? Etre — a Dienen tot,geschikt zijn voor, deugen om. Etre — pourune somme : Borg blijven voor een som. Cecommercant est — : Is solide. a tirer : Af-drukken. feuille : Schoon blad. —8 smurs :(Liefde)zusters. Vous étes trop — : Ik dank u har-telijk. — mot : Woordspeling. De — heure, de —matin : Vroeg. A — chat — rat : Leer om leer.De — main, - source : Van goederhand. Elle est—ne, Celle-la : Dat is 'n leuke mop, die is goad.Il m'en est arrive une —ne : Nu is me wat geksoverkomen. C'est —! Genoeg daarvan Goed!Ce qui est — a prendre est — a gorder : Terug-geven komt altoos vroeg genoeg. 2. Lekker. 3.Goedertieren. Braaf De — cceur, de —ne grace :Gaarne, zonder tegenstribbelen. — papa : Groot-

pa. — maman : Grootmoe. Bonnes gens : Een-voudige, brave lieden. 4. Precies, waar. 5. Vol,volledig. Une—moitie . Meer dan de helft — nom-bre : Heel wat. Arriver — premier : Met grotevoorsprong 't eerst aankomen. tine — fois Eensvoor altijd. A la — heure! Goed zo I Nu goed dan!Dat is wat antlers! 6. Flink, krachtig. Un —fripon : Een aartsschelm. Pour de — : Voor goed,ernstig. 1 bw. : Sentir — : Lekker rieken. Tenir— : Stand houden. Trouver — : Goedkeuren,veroorloven. Ilfait 't Is goed weer. Ilfait — sepromener : 't Is goed weer om te wandelen. 11n'y fait pas — : Daar is 't gevaarlijk.

IL Bon m. : 1. 't Goede. Voordeel. Avoir du — :Wel lets goeds hebben. Il a cela de — : Hijheeft dat vO6r. 2. De goede (mans). 3. Bewijsvan levering, - van ontvangst, bon m., kaartje.Bewijs van aandeel, scrip v. Aanwijzing tot be-taling. — de poste : Postbewijs. — du Tresor: Schatkistbiljet. 4. — a tirer : Toestemming omof te drukken. 5. Mon — Mijn waarde.

III. Bon tussenw. : Goed! Zo! Daar heb je 't al.Bonace v. : Windstilte v. (fig.) Rust v.Bonasse : Goedig, sullig.Bonbon m. Lekkernij. Suikergoed. acidule• Zuurtje.

Bonbonniere V. : Doosje voor suikergoed. Keurigingericht huisje, - zaaltje.

Bon-chretien (me. —s- —8) : Christuspeer v.Bond m. : Sprong m., weerstuit m. (fig.) D'un— : In eens. Du premier — : Dadelijk. Je ne fisqu'un — chez, - a : In 'n wip was ik bij.

Bonde v. : Spon v., born (vat) v. Spongat.Vijverduiker. Kiep op Boot v. Lacher la — a :De vrije loop laten aan.

Bonde : Propvol.Bonder : Volstoppen, -laten.Bondir : (0p)springen, terugkaatsen. Huppelen.Faire — : Opjagen (wild); (fig.) woedend maken.Faire — le mu? : Doen walgen.

Bondissant : Huppelend. Opspringend.Bondissement m. : Het huppelen. - springen.Bondon m. Spon (vat) v. Zwitsers kaasje.Bondonner : Een spongat maken in; - stoppen.Bonheur m. : 1. Geluk. Jouer de : Goed van letsafkomen, 't treffen. Coup de — : Gelukkige ge-beurtenis, 'n bof. Au petit — : Op goed geluk.A voir le — de : Het genoegen hebben. 2. —(eternel) : Gelukzaligheid. 3. — du jour : Spiegel-kastje, dat als schrijftafel dient.

Bonhomie V. : Gulheid. Onnozelheid.Bonhomme (my. bonshommes) m.: 1. Rechtschapenmans. Faux — : Iem. die veinst lief te zijn.2. Onnozele hats m. 3. Burgerman. Vieux —

Oud mannetje. Faire son petit — de chemin :Zoetjes aan 't ver brengen. 4. Poppetje; figuur.Ledepop v. 5. Soldaat. J bv.nw. : Goedhartig.Onnozel.

Boni m. : Voordeel, winst v. Extra-dividend.Tegoed (op verkocht pand).

Bonifieation v. : Verbetering, vermeerdering(opbrengst). Vergoeding. Uitkering.

Bonnier : Verbeteren, vruchtbaarder maken.Ten goede doen komen. Uitkeren. I se — :Beter worden.

Boniment m. : Mooi praatje om publiek telokken, marktgeschreeuw.

Bonjour m. : Goeden-dag m. Simple comme — :Dood eenvoudig. Dire (un' petit) — a : (Even)aanwippen bij; groeten.

Page 64: aardrijkskunde - DBNL

BONNE. 48 BOUCHE.

Bonne v. : 1. Dienstbode v. - a tout faire : Meldalleen. 2. Kindermeid. 3. z. bon 1.

Bonne-dame v. (my. -8- -s) : Melde (plant) v.Bonne Esperance (Cap de) : Kaap de Goede Hoop v.Bonne-maman (my. -s--s) : Grootma, Oma.Bonnement : Heel eenvoudig. Dort en goed.Bonnet m. : 1. Muts v. Prendre sous son - : Mt

zijn duim zuigen. Deux Mks dans un - : Twee han-den op edn bulk. Ii a (mis) son - de tracers :Hij is slecht gemutst. Avoir la tete pres du -Kort aangebonden zijn. - a poil : Berenmuts- grec : Rood kalotje, fez v. - cane : Doctors-;priestermuts. Opiner du - : Een jabroer zijn.Jeter son - par dessus les moulins : Een zedeloosleven gaan leiden (vrouw). (fa m.) Gros - :„Hoge ome". 2. Mats (maag der herkauwers).3. Deksel, kap v.

Bonneterie v. (spr. bonntri) : (Handel in) gewe-ven of gebreide stoffen m. Vervaardlging daarvan.

Bonneteur m. (spr. bonnt-) : Kwartjesvinder.Bonnetier (spr. bonnt-) : Handelaar in -, fabri-kant van geweven of gebreide stoffen.

Bon-papa (me. -8- -8) : Grootpa, Opa.Bonsoir m. : Goeden-avond m. -, la compagnie: Goeien avond samen. I tussenw. : Dat nooitlIk heb er genoeg van I

Bontè v. : 1. Goed-, vriendelijk-. 2. Goeder-tieren-. 3. Deugdelijk-. 4. Rechtvaardigheid (zaak).Avoir des -8 pour : Begunstigen.

Bonze m. : Boeddha-prlester, bonze.Booz (spr. 14-688) : Boaz (uit 't boek Ruth).Borate m. : (scheik.) Boorzuurzout.Borax m. : Boorzure soda v.Borain : Uit de Borinage (in Belgic).Bord m. : 1. (Scheeps)boord. Schip. Vaisseau dehaut -; de bas - : Groot -; klein schip. Mettre al'autre - : Wenden; (fig.) van mening veran-deren. Homme du - : Opvarende. A - de : Aanboord van. Livre de - : Scheepsjournaal. (fig.)Homme de notre - : Man van onze partij. 2.Rand m., zoom m. Rouge - : Glas boordevolwijn. 3. Oever m., kust v.

Bordage m. : Buitenhuid (schip) v. Het omboorden.Borne m. : Boordsel. Buitenhuid v.Bordee v. : 1. Laag (kanonnen) v. Ldcher une - :De voile laag geven (o ok fig.). 2. Hagelbuivan scheldwoorden v. 3. Gang (bij het laveren)m. Courir des -s : Laveren; (f i g.) aan deboemel zijn; van 't werk wegblijven. Etre en - :Passagieren. 4. Wacht v., kwartier.

Bordelais : Uit -. Bewoner van Bordeaux.Border : Omringen, omgeven. Omzomen, zichscharen langs. Afzetten. Instoppen (bed, zieke).Varen langs.

Bordereau m. : Lijstje, borderel.Bordure v : Boordsel, zoom m., rand m., band(trottoir) m. En - de : Langs.

Bore m. : Boor, borium (element).Boreal : Noordelijk, Noord-.Bores m. : Boreas m. (fig.) Noordenwind m.Borgne : Eenogig. Fenttre - : Venster zon-der uitzicht. (fig.) Cabaret - : Geheime -, ver-dachte kroeg. I m. : Eenogige.

Borgnesse V. : Eenogige vrouw.Borique : (scheik.) Acide - : Boorzuur.Boriquè : Boor-. Eau -e : Boorwater.Borne v. : 1. Grenspaal m., -teken. 2. Meer-. Hoek-paal. - de virage : Verkeerspaal, -schildpad.Il est plants la comme une - : Hij staat daar alseen paal. -- tontaine : Fontein op straat v. 3. Les

-s : Grenzen. (fig.) Paal en perk. Reculer les -sde : 't Gebied vergroten van. 4. Contactschroef.

Borne : Begrensd. (fig.) Bekrompen.Bonier : 1. Afpalen, afperken. 2. Begrenzen, be-perken ('t gezicht). I se - : Zich beperken,- vergenoegen met. - a : Zich uitsluitend bezig-houden met.

Bosni(a)que : Bosnisch. Bosnia*.Bosphore m. : Zeeengte v. De Bosporus m.Bosquet m. : Bosje, bossch age v.Bosse v. :1. Bult m., bochel m. Router sa - : Reizenen trekken. 2. Knobbel (op been) m. Avoir la -de : Aanleg hebben voor. 3. Buil v. 4. Oneffen-held. Faire - : Uitpuilen. 5. (k u n s t) Pleister-model. Figure relevee en - : V lak verhevenfiguur. Ouvrage de ronde -; - de demi-- : Haut-;halfrelief.

Bosselage m. : Reliefwerk.Bosselê : Oneffen, bol. Met deuken. Gedreven.Bosseler : Reliefwerk maken op. Deuken. I se

-: Deuken krijgen.Bosselure V. : Drijfwerk. Deuk v. Bolheid (blad).Bossoir m. : Kraan-, ankerbalk m. - d'embar-cation : Davit.

Bossu : Gebocheld. Oneffen. I m. : Gebochelde.Rire comme un - : Zich een bochel lachen.

Bossuó : Gedeukt.Bossuer : Deuken. I se - : - krijgen.Boston m. : Boston (spel, dans).Bot : Mlsvormd. Pied - : Horrelvoet.Botanique : Plantkundig. Jardin - : Planten-tuin. I v. : Plantkunde v.

Botaniser : Botaniseren, aan plantkunde doen.Botanists : Plantkundige.Botts v. : 1. Bos m., bundel m. (fig., f am.) Eenhele hoop m. 2. Laars v. - a l'ecuyere : Kap-.Avoir du loin dans ses -8 : Er warmpjes in zit-ten. Grainer ses -8 : Zich tot afreizen gereedma-ken. A propos de -8 : Zonder enig verband methet voorgaande. 3. Stoot m., steek (o ok fig.)m. Porter une - a : Een stoot geven; (fig.)een hak zetten.

Botteler : In bossen opbinden.Botteleur m. : Schovenbinder.Botter : 1. Laarzen aantrekken. Van laarzenvoorzien. Botts : Gelaarsd. Cela me botte : Datpast mij net. 2. Schoppen geven aan.

Bottler : Laarzenmaker. -koopman.Bottin m. : Adresboek (te Parijs).Bottine v. : Laarsje, dameslaars v. Beugel m.Bouc m. (spr. bouk) : Bok. (fig.) - emissaire :Zondenbok.

Bouean m. : Spektakel.Bouran6 : Door de zon gebruind.Boueaner : (Vlees, vis) drogen en roken.Boucanier m. : Buffeljager. Vrijbuiter.Boueaut m. : Vat, pakvat.Bouchage m. : Het afsluiten, 't kurken. Stop m.Bouehe v. : 1. Mond m. S'Oter les morceaux de la

-: Uit zijn mond sparen. Par la - de : Bij mondevan. Faire la petite - : Zich kieskeurig tonen.Cela fait venir l'eau a /4 - : Dat doet iem. wa-tertanden. Trailer qn a - que veux-tu : Iem. ont-halen op alles wat hij lust. Avoir la - mau-vaise : Een vuile maag hebben. Harder pour labonne - : 't Lekkerst tot 't laatst bewaren. Pro-visions de - : Mondkost. Avoir le cceur sur la

-: Oprecht zijn. La diesse aux cent -8 : De Faam.De - : Mondeling. De l'abondance du cwur la -parte : Waar 't hart vol van is, loopt de mond

Page 65: aardrijkskunde - DBNL

BOUCHR. 49 BOULEVARD.

van over. Saint Jean - d'or : Flapuit; welspre-kend man. Faire la - en cceur Mooi praten, -zich voordoen. N'avoir ni - ni eperon : Naarteugel nosh spoor luisteren; (fig.) ongevoeligzijn. 3. Opening, monding, mond. - d feu :Vuurmond. - de chaleur : Verwarmingsrooster.- d'incendie : Brandkraan v.

Bouche : Gestopt (hoorn). Stompzinnig, bot.Heiig (weer).

Bouch6e : Mondvol, hap m., beet m. Pasteitje.Ne faire qu'une - de : Gemakkelijk klaarspelen;kunnen maken en breken. Mettre les -s doubles :Slokken; (f i g.) vossen; pootaan spelen.

Boucher : (Toe)stoppen, dichtmaken; kurken;versperren. I Se Zich sluiten. - les yeux, - lesoreilles : Weigeren te zien, - te horen. I m. : 1.Slager. 2. (fig.) Wreedaard.

Bouch6re v. : Slagersvrouw.Boueherie v. : Slagerswinkel m. Slachthuis.(fig.) Slachting, bloedbad. Vlees (viande de -).

Bouehe-trou m. (my. --trous) : Noodhuip v.Bouehon m. : 1. Stop m., kurk v., prop v. 2. Spel,waarbij men een kurk omgooit, waarop geld-stukken als inzet liggen (jeu de -). 3. Dobber.4. Krans m., tak (herberg) m. 5. Pakje, hoopje(wasgoed, hoop; strowis v.

Bouehonner : Met stro afwrijven. Een pak -, propmaken van. Afbetten.

Bouchonnier : Kurkensnijder; -handelaar.Boucle v. : 1. Gesp m. 2. Ring m., beugel m.-s de diamants : Diamanten oorringen. 3. Ring-versiering. 4. Krul v., haarlok v.

Boucher ov.w. : (Toe)gespen. (fig.) Binden.Met een ring voorzien (varken). (fam.) In degevangenis zetten. Krullen maken in. Afsluiten(zaak). Sluitend maken (budget). - la boucle :Looping the loop. - un port : Een haven afsluiten.

onov.w. : (Om)krullen (stof, haar).Bouclette V. : Ringetje. Lokje.Bouelier m. : 1. Schild. Levee de -s : Openlijkverzet. 2. (fig.) Bescherming.

Bouddhique : Boedhistisch.Bouddhiste m. : Volgeling van Boedha.Bouder onov.w. : 1. Pruilen, mokken. Il ne boudepas : Hij laat zich niet onbetuigd. 2. Passen(dominospel), I ov.w. : Pruilen tegen.

Bouderie v. : Pruilerij, gemok.Boudeur, -euse : Pruiler, -ster. I bv.nw. : Pruilend.Boudin m. : 1. Worst v., beuling m. S'en alter eneau de - : Met een sisser aflopen. 2. Ring aaneen zuil m. Rol (haar, tabak) v. Spiraalveer v.

Boudoir m. : Damesvertrekje, salonnetje.Boue v. : 1. Modder m., vuilnis. Trainer dans la

: Smadelijk behandelen. Tirer de la : Uit betstof opheffen. 2. Slijkbad. Bezinksel (inktpot).

Bouge v. . Boei v. - de sauvetage : ReddingboeiBoueur : Vuilnisman.Boueux : Slijkerig. Onzuiver (druk), dik (schrift).Bouffant : Uitstaand, opbollend. Manche -e : Pof-mouw.

Bouffante v. : Hoepel(rok) m. Omknoopdoekje.Bouffe : Koddig. Les Bouffes : De Ital. opera.Bouffee v. : 1. Hoeveelheid lucht die iem. uit-blaast. Haal m., trek m. - de tumee. Rookwolkv. - de chaleur, - congestive : Opstijging vanwarmte naar 't hoofd. Par -s : Bij tussenpozen,- vlagen. 2. Vlaag v., opwelling.

Bouffer onov.w. : De wangen opblazen. (fig.)Zich van toorn opblazen. Zwellen. I ov.w. : Op-blazen. Opbollen. (fam.) (Veel) eten,

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek.

Bouffi : Opgeblazen, zeer dik.Bouffir ov.w. : Opblazen. I onov.w. en se - :

Opzwellen.Bouffissure v. : Opzwelling. Gezwollenheid (stijl).Bouffon m. : Nar. Kluchtspeler. I bv.nw. : Kod-dig, boertig.

Bouffonner : Potsen maken, plat-grappig zijn.Bouffonnerie v. : Klucht v. 't Grappen maken.Bouge m. : Rommelkamer v. Krot. Bovenkorst(brood) v. Buik (ton) m.

Bougeoir m. : Handblaker.Bouger onov.w. Zich verroeren. (f i g.) In bewegingkomen. It ne bouge pas de ..... : Hij zit altijdin . . - bij. Ne bougez pas : Verroer u niet;blijf waar je bent, - aan de telefoon. I ov.w. :Verplaatsen.

Bougie v. : 1. Was-, stearinekaars v. Aux -8 :Bij kunstlicht. 2. Kaars. 3. Bougie (N.-Afrika).

Bougon : (f a m.) Knorrig. I m. : Knorrepot m.Bougonner ov.w. : Knorren op. I onov.w. Pruttelen.Bougran m. Grof voeringlinnen.Bougre, -esse : (p 1 a t) Schooier, rekel. Varken. Wijf.Bon - : Brave drommel. I tussenw. : Verduiveld

Bougrement : Verduiveld, drommels.Bouillabaisse v. : (Soort) vissoep met safraan v.Bouillant : Kokend. (f i g.) Opvliegend.Bouiller : Met een polsstok troebel maken. Eenstempel hangers aan.

Bouilleur m. : Brander, stoker. Kookbuis v.Bouilli m. : Gekookt (rund)vlees.Bouillie v. : Pap v., brij v. Faire de la - pourles chats : Onnut werk verrichten.

Bouillir : Koken. Opbruisen. Faire : Doenkoken, koken (ov.w.). Branden (van ongeduld).Cela fait - la marmite : Daarvan moet de schoor-steen roken.

Bouilloire v. : Water-, theeketel m.Bouillon m. : 1. (Water)bel v., -bobbel m. Agros -s : Bij gulpen. Jeter deux --8 . Tweemaaloverkoken. 2. Luchtblaasje. 3 Dof v., groteplooi m. 4. (fig.) Opwelling. Bevlieging. 5.Vleesnat, bouillon. Boire un - : Water binnenkrijgen; er in lopen. 6 Verlies, „strop". Boire un- : Een „strop haven". 7. Goedkope restauratie.

Bouillonnement m. : Geborrel, het koken (zee).Bouillonner onov.w. : Opborrelen. Koken en zieden(van toorn). I ov.w. : Met grote plooien opmaken.

Bouillotte v. : Schenkketeltje. Warmwaterstoof(trein) v. Kruik (bed). Zeker kaartspel.

Bouillotter : Zacht koken.Boujaron m. : (ze e v.) Oorlam.Boulaie v. : Berkenbos.I. Boulanger m., -ere v. : Bakker, -svrouw.II. Boulanger ov.w. : Kneden. Bakken.Boulangerie v. : Bakkerswinkel m. Bakkerij.Boule v. : Bal m., bol m., kogeltje. Balletje om testemmen. Tuinspiegel. (fam.) Hoofd. Jeu de -s: Kegelspel. Tenir pied cl - : Voet bij stuk houden.Faire la - de neige : Als een lawine toenemen.La - noire lui tombe toujours : Hij is een on-geluksvogel. Perdre la - : Het hoofd verliezen.Arbres tailles en - : Kogelbomen. - de Lampe :Ballon m.

Bouleau m. : Berk m.Bouledogue m. : Bulhond, Engelse dog.Boulet m. : 1. (Kanons)kogel m. Trainer le :Een blok aan 't been hebben. 2. Soot (paard) v.

Boulette v. : Balletje, propje, kogeltje. Eier-kolen. (f am.) Flater m.

Boulevard m. : Wal m., bolwerk. Wandelplaats4

Page 66: aardrijkskunde - DBNL

50 BOUT.BOULEVARDIER.

v. Brede straat v., boulevard m. (fi g.) Bolwerk.Boulevardier m. : Slenteraar (op de Par. bou-levard). Berichtgever van 't Parijse leven.

Bouleversement m. : Omkering, verwarring.Hevige beroering.

Bouleverser : Omwerpen, -keren, in verwarringbrengen (ook fig.). Doen ontstellen.

Boulier m. : Groot visnet. Telraam.Boulimie v. : Geeuwhonger m.Bouline v. : (z ee v.) Boeilijn v. Alter 4 la - :Scherp bij de wind houden.

Bouliner ov.w. : Met de boeilijnen bij de windzetten. I onov.w. : Loeven, bij de wind zeilen.

Boulingrin m. : Geschoren grasperk.Bouloir m. : Roerstok (kalk) m.Boulon m. : Klinkbout m. Gewicht (weeghaak).Boulonnais : Uit -. Bewoner van Boulogne s. Mer.Boulonner : Met klinkbouten bevestigen.Boulot, -te : Dik en road. I m. en v. : Dikkerd.Boulotter onov.w. : Rustig leven. Een gangetjegaan. I ov.w. : (f am.) Schransen. Opmaken.

Bouquet m. : 1. Ruiker. 2. (fig.) Het beste,fijnste 3. Geur (wijn, likeur) m. 4. - d'arbres :Groepje, bosje. 5. Bosje, tuiltje. Avoir le -Sur l'oreille : Trachten een man te vinden (mels-je); te koop zijn (paard). 6. Slotstuk (van vuur-werk). Kroon op 't werk v. (spot). C'est le- : Dat mankeerde er nog maar aan.

Bouquetier m. (spr. boukt-) : Bloemenverkoper.-vaas v.

Bouquetillre v. (spr. boukt-) : Bloemenmeisje.Bouquetin m. (spr. boukt-) : Steenbok.Bouquin m. : Oude bok. Rammelaar (dier). Boek(oud of waardeloos). Mondstuk (pijp).

Bouquiner : Op boekenstalletjes snuffelen.Bouquinerie v. : Verzameling van -, handel inoude boeken. Liefde daarvoor v.

Bouquineur : Snuffelaar in oude boeken.Bouquiniste : Handelaar in oude boeken.Bourbe v. : Slijk. Bezinksel (inkt).Bourbeux : Slijkerig.Bourbier m. : Modderpoel m. (fig.) Netelige zaak v.Boursette z. boursette.Bourdaine v. : Vuilboom m., zwarte els m.Bourde v. : 1. Verzinsel. Faire avaler des -s 4qn : Iem. lets op de mouw spelden. 2. Stut m.

Bourdillon m. : Duighout.Bourdon m. : 1. Pelgrimsstaf m. 2. (m uz.) Ge-nerale bastoon m., brombas v. G-snaar v. Faux:Kerkmuziek, waarbij de onderste stem de hoofd-partij aangeeft (z. 4). 3. Grote torenklok v. 4.Hommel m. Mannetjesbij (faux -) v.

Bourdonnement m. : Gebrom, gegons.Bourdonner onov.w. : Gonzen, brommen. Mom-pelen. Toupie -ante : Bromtol. I ov.w. : Neurien.

Bourg m. (spr. boor) : (Markt)vlek.Bourgade v. : Dorp, klein vlek.Bourgeois m. : 1. Burger. En - : In burgerkle-ren. Les - : De middelstand m. 2. Patroon, bans.3. Huisheer, hospes. 4. Slant. Iem. die een rij-tuig huurt. 5. (fig.) Cela sent son - : Dat isburgerlijk, -„bur". I bv.nw. : 1. Burgerlijk.Cuisine -e : Burgerpot. Caution -e : Solideborg. 2. (fig.; z. m. 5) Alledaags; onbeschaafd.

Bourgeoise : Burgeres. Burgervrouw. Meesteres.Hospita. La - : Moeder de vrouw.

Bourgeonnement : Op burgerlijke wijze. A louer -:Te huur (niet als winkel).

Bourgeoisie v. : Burgerij, -stand m.Bourgeon m. : (plantk.) Knop m. (fig.) Puist v.

Bourgeonnè : Vol puisten.Bourgeonnement m. : Het uitbotten.Bourgeonner : Knoppen krijgen. Puisten krijgen.Bourgeron m. : Boezeroen m. Stalkiel m.Bourgmestre m. (spr. bourgmestre) : Burgemeester.Bourgogne v. : Bourgondie. I m. : Bourgognewijn m.Bourguignon : Bourgondisch. Bourgondier.Bourguignotte V. : Infanteriehelm m.Bournous z. burnous.Bourrache v. : Vismand v. Bernagie (plant) v.Bourrade V. : Opstopper. (fig.) Scherp gezegde.Bourrasque v. : Rukwind m. (fig.) Boze luim v.,bitse uitval m.

Bourne v. : 1. Vul-, stophaar. - de lame : Wol-afval. - de soie : 'Vlokzij v. 2. Dons (op knop).Kafje (zaad). 3. (Laad)prop v. 4. Onnut werk.

Bourreau m. : Beul. (fig.) Wreedaard.Bourne v. : Rijsbos m. Boerendans m.Bourreler : (fig.) Kwellen, pijnigen.Bourrellerie v. : Zadelmakerswinkel m., -vak.Bourrelet m. : Rond gevuld kussen. V alhoed m.Tochtlat v. -kussen. Zwelling, dikke rand.

Bourrelier m. : Tuig-, zadelmaker.Bourrer : Opvullen. Een prop op 'n vuurwapendoen. Stoppen (pijp). Volstoppen. Stompen. (fig.)Ruw bejegenen. - de coups : Afrossen. - lecrdne a qn : Iem. kop op hol brengen.

Bourriche v. : Korf m., mand v.Bourrique V. : Ezelin. Knot m. Stommerik. Tour-ner qn en - : Iem. 't land opjagen.

Bourriquet m. : Ezeltje.Bourru : 1. Ongelijk, ruw gehouwen. Vin - :Most. 2. (fig.) Nors, korzelig. I m. : Bullebak.

Bourse v. : 1. Beurs v., geldzak m. Coupeur de -8: Zakkenroller. Sans - defier : Met geslotenbeurzen. Faire - commune : Uit 66n beurs teren.2. Studiebeurs. 3. Kerkezakje. 4. Beurs(gebouw).Faire un coup de - : Gelukkig speculeren.

Boursette v. : Veldsla v.Boursicaut m. : Spaarpotje.Boursieoter : Een spaarpotje maken. In 't kleinspeculeren. ,

Boursieoteur : Speculantje.Boursier m. : Iem. die beurzen maakt. Beursbe-zoeker. Iem. die een studiebeurs heeft, bursaal.

Boursouflage m. : Hoogdravend-, gezwollenheid.Boursoufle : Gezwollen, bombastisch.Boursoufler : Doen opzwellen. I se - : Zwellen.Boursouflure V. : Zwelling. (fig.) Bombast m.Bouseulade V. : Gedrang.Bousculer : Omwerpen. Dringen. Lastig vallen.Van streek brengen. Je sui -4 : 'k Heb 't erg druk.I se - : Elk. (ver)dringen.

Bouse v. : Koemest m.Bousier m. : Mestkever m.Bousillage m. : Mengsel van stro en leem. (fig.)Knoeiwerk.

Bousiller : Van leem en stro bouwen. Knoeien.Bousilleur : Knoeier.Bousingo(t) m. : Matrozenhoed m.Boussole V. : Kompas. (fig.) Leidsman, voor-beeld. (plat) Hoofd, knikker.

Bout m. : 1. (z a ak) (Uit)einde, top m., punt v. -de l'oreille : Oorlel v. Montrer le - de l'oreilk :

Zijn bedoelingen verraden. Tenir le haut - :Een ereplaats innemen. De - en - : Van 'tbegin tot 't eind. A tout - de champ : Overal;(fig.) telkens. - a - : Tegen elkander, bij-eengenomen. On ne gait par quel - le prendre :Men weet niet hoe men 't met hem aanleggen

Page 67: aardrijkskunde - DBNL

BOUTADE. 51 BRAISIRRE.

moet. Avoir tenir le bon — : Aan 't beste eindzijn. Bitter la chandelle par les deux —s : Zijn geldverkwisten; zijn gezondheid verwoesten. Join-dre les deux —8 : Juist rondkomen (geld). Fairetoucher qch du — du doigt : Iets duidelijk latenzien. Savoir sur le — du doigt : Op z'n duimpjekennen. Avoir le mot sur le -, au — de la lan-gue 't Woord op de lippen hebben. Parler du— des dents : Op effen toon s. Rire du — des dents,- des Uvres : Flauwtjes lachen. Parler du — deslimes : Zachtjes -; minachtend s. Aller au — deses idées : Consequent blijven. Ce mot est rateau — de ma plume : 't Woord is mij in de pengebleven. Gentilhomme jusqu'au — des ongles :Edelman in hart en nieren. Au — a l'autre— du monde : Veraf. Au — : Als apes opis, is 't koken gedaan. Au — du fosse la cul-bute : 't Einde zal de last dragen. Tirer a —portant : Van vlak bij schieten. 2. (tij d) Einde,verloop, afloop m. Au — de : Na (afloop van). Etreau — de see ressources : Geen cent meer hebben.Etre au — de son rouleau : Ten einde raad zijn;op sterven liggen. Venir d — de : Afmaken,klaarspelen; opmaken (geld); overwinnen (weer-stand). Alter au — de : Afmaken. Alter au —de see promesses : Zijn beloften ten uitvoer bren-gen. Alter jusqu'au — : Tot het uiterste door-zetten. Roe d — : Geen raad meer weten Pous-ser qn d — : Iem. tot 't uiterste drijven. Etred — de patience : Geen geduld meer hebben.Au — du compte : Per slot van rekening. 3.Eindje, stukje, stompje. Economie de —s de chan-delles : Zuinigheid op nietigheden. Un — dechemin : Een eind weegs. Faire un — de toilette: Zich wat opknappen. — d'homme : Klein ventje.4. Beslag, plaatje. — Terre : Beslag (stok).

Boutade v. : 1. Wonderlijke inval m., gril v.Par —s : Nu en dan. 2. Geestigheid. Scherpe zet m.

Boutant z. are-boutant.Bout-dehors (me. —s- —) z. boute-hors.Boute-en-train m. (me. onverand.) : Tern.die de mensen aan de gang maakt, „feest-nummer".

Boutefeu m. : Lontstok m. (fig.) Raddraaier.Boute-hors m. (me. onverand.) : (z e e v.) Spier v.Bouteille v. : 1 Fles v. C'e8t la — a l'enere :'t Is er pikdonker; (f i g.) - zo helder als koffie-dik. Mettre en —s : Bottelen. Aimer la — : Defles dikwijls aanspreken. 2. Avoir 6 ans de —: Sedert 6 jaar afgetapt zijn, liggen.

Bouteiller : Opperkeldermeester.Bouter : 1. Opjagen (wild). Opsteken (spelden).— dehors, — hors : Wegjagen, er uitsmijten. 2.(v roeg er) Plaatsen.

Bouterolle v. : Beslag (eind degenschede). Boogje(slot). Kerf (sleutel) v.

Boute-selle m. : Signaal om to zadelen.Boutique V. : 1. Winkel m. Fenner : Zijnzaken aan kant doen; (fig.) inpakken. Fondsde — : Winkelvoorraad. Tenir — : Een zaak heb-ben. 2. Rommel m., zootje (sale —). 3. Mars(koopman) v. Viskaar v. Bunschuit v.

Boutiquier, -iére : Winkelier, -ster.Boutoir m. : 1. Snuit van een (wild) zwijn v.(fig.) Coup de — : Bitse uitval. 2. Schraapmes.

Bouton m. : 1. Knop m. — A fleur : Bloemknop.2. Puistje, uitslag m. 8. Knoop m. Ne tenir qu'Aun — : Aan een zijden draadje hangers. 4. Knop(van deur, lade). — de fleuret : Knop vanschermdegen.

Bouton-d'or m. (me. —s-d'or) : Boterbloem v.Boutonne : Met knoppen. - puistjes. Toegeknoopt.(f i g.) Achterhoudend. Stij f.

Boutonner onov.w. : Uitbotten. Puistjes krijgen.I ov.w. : Toeknopen. I se — : Zijn klerentoeknopen. (fig.) Potdicht zijn.

Boutonnier m. Knopenmaker.Boutonniere v. : Knoopsgat. Prik.Bouts-rimes m.mv. : Opgegeven eindrijmen. Unbout-rime : Gedichtje met deze rijmen.

Bouturage m. : Vermenigvuldiging door loten.Bouture V. : Aflegger, loot v.Bouturer ov.w. : Afleggers laten maken. I on-ov.w. : Loten schieten.

Bouverie v. : Ossenstal m.Bouvet m. : Ploegschaaf v.Bouvier m., -iere v. : Ossenhoeder, -ster. Lomperd. (yolk) Kwikstaart m. Herdershond.

Bouvillon m. : Jonge os.Bouvreuil m. : Goudvink m.Bouzin m. : Bomijs.Bovine : Runder-. Bites —s : Runderen.Box m. (me. boxes) : Afdeling voor een paard.- in 'n restauratie. - voor 'n auto.

Boxe v. : 't Boksen.Boxer : onov.w. Boksen. ov.w. : Bewerken.Boxeur m. : Bokser.Boyard m. : Edelman (Rusland).Boyau m. : 1. Darm m. Aimer comme ses petits —x: Teder beminnen. Cordes a —z : Darmsnaren. 2.Brandspuitslang v. 3. Gang m.; (f am.) pijpenla v.4. (Verbindings)loopgraaf.

Boyauderie V. : Darm-, snarenwasserij, -fabriek v.Boyaudier : Darmenschrapper, -fabrikant.Boyeottage m. : Boycot m.Boycotter : Boycotten, dood verklaren.Boy-scout (my. —5- —8) m. Padvinder.Brabancon : Brabants. m. : -der.Brabanconne v. : Brabantse. 't Belgische volkslied.Bracelet m. : Armband m., -ring m. -montre :Horlogearmband.

Brachial (spr. -ki-) : (in samenst.) Arm-.Brachycephale (spr. -ki-) : Kortschedelig.Braconnage m. : Stroperij.Braconner : Stropen, wild -, vis stelen.Braeonnier : Stroper. — de peche Fuiklichter.Bractee v. : (plantk.) Schutblad.Braderie V. : Uitverkoop op stalletjes, op eenkermis.

Braganee V. : Braganza (Portugal).Braguette v. : Gulp (broek) v.Brahman m. : Hindoes geleerde, brahmaan.Brai m. : 1. Hars v. 2. Vogelstrik m.Braie v. : 1. Les —s : Broek (Galliers) v. 2. Luiertje.Brainard m. : Schreeuwer. I bv.nw. : Schreeuwerig.Braillement m. : Geschreeuw.Brailler : Schreeuwen.Braillerie V. : Geschreeuw.Brailleur : Schreeuwer. Schreeuwerig.Braiment m. : Gebalk.Brake : Balken. Krijsend zingen.Braise v. : 1. Gloeiende kool v. Passer sur qchcomme chat ear — : Op eieren lopen; (fig.) letseven aanroeren. Tomber de la pale dans la —: Van de wal in de sloot rakers. Etre sur la

: Op hete kolen staan. 2. Dove kolen. 3.(plat) Geld, spie.

Braiser (Vlees) smoren.Braisier m.: Dovekoolbak m.Braisitore v. : Doofpot m. Stoofpan v.

Page 68: aardrijkskunde - DBNL

BRAMER. 52 BRELOQUE.

Bramer : Schreeuwen, burlen (herten).Bramine z. brahmane.Braneard m. : Lamoen (rijtuig). Draagbaar v.Braneardier m. : Ziekendrager. Lamoenpaard.Branehage m. : Alle takken (boom) m. Rijshout.Gewei (hert). Omschakeling (telefoon).

Bra,nehe V. : 1. (Boom)tak m. 2. Tak (gewei).Arm (kandelaar) m. Vertakking. Benen (pas-ser). Bladen (schaar). Draagboom (berrie) m.Rijveer (bril) v. 3. (fig.) Afdeling, tak (nijver-held). Vak. Tak, linie (geslacht). Bijkantoor.

Branehement m. : ('t Aanbrengen van) spruit-leidingen. Kruiswissel (spoor) m.

Braneher onov.w. : Op een tak (gaan) zitten.I ov.w. : Spruitleidingen (water, gas, electr.) aan-brengen. Omschakelen (telefoon).

Branchette V. : Takje.Branehe-ursine v. (my. --s- -s) : (p 1 a n t k.)Berenklauw m.

Branehies v.mv. : Kieuwen v.Branchu : Vol takken.Brandebourg m. (spr. -bour) : 1. Brandenburg.2. Tres v.

Brandillement m. : Geslinger.Brandiller ov.w. : Slingeren, zwaaien. I onov.w.: Schommelen.

Brandir : Zwaaien; schudden (vuist).Brandon m. : 1. Strofakkel v. Dimanche des -s: De eerste Zondag in de Vasten. 2. Brandendstuk bout. (fig.) - de discords : Twistappel m.8. Beslaglegging op vruchten.

Branlant : Waggelend; knikkebollend.Branle m. : 1. Stoot m. Slingering. Donner le -a; mettre en - : Aan de gang brengen. 2. - (gai): Rondedans m., rei v. Mener le - : Voordansen(ook fig.). 3. Hangmat v.

Branle-bas w. : 1. Het wegnemen der hangmatten.- general : Voorbereiding (tot de strijd);(fig.) alles in rep en roer. 2. (f ig.) Opschudding.

Branlement m. : Schudding, waggeling.Branler ov.w. : Schudden, doen wankelen. I on-ov.w. : Waggelen, los zitten. (fig.) Zich verroe-ren. In opstand komen. - dans le manche : Opde schopstoel zitten.

Branloire V. : Wipplank v.Braquage m. : 't „Inslaan" (auto).Braque m. : Brak (hond). (fig.) Onbezonnenmens, wildzang. I bv.nw. : Onbesuisd.

Braquemart m. : (oud) Tweesnijdend zwaard.Braquer : Richten (geschut); vestigen (oog).„Inslaan" (auto).

Bras m. : 1. (men s) Arm m. Avoir les - re-trousses : Opgestroopte mouwen hebben. Avoirle - long : V eel invloed h. Faire les (de) Brands- : Hevig gesticuleren. Les - m'en tombent :Daar staat mijn verstand bij stil. Marcher- dessus - dessous : Gearmd lopen. Vivre deses - : Van (zijn) handen(arbeid) levee. A - :Niet machinaal. Louer ses - : Zich als daglo-ner verhuren. Se jeter entre les - de : Zijn toe-vlucht zoeken bij. Se mettre sur les - : Zich opde hals halen. 111)0ir sur les - : Te zorgen heb-ben voor. Saisir a - le corps : Om het middelvatten; (fig.) flunk aanpakken. Avoir les - rom-pus : Doodmoe zijn. A tour de -, a - raccourci :Uit alle macht. Le - seculier : De wereldlijkemacht v. La campagne marque de - : 't Platteland heeft gebrek aan werkkrachten. 2. (dier)Voorpoten m., vangarmen, scharen v. 3. (v o or-w erp en) Arm. Rank (plant) v., handvatsel

(riem), leuning, pompzwengel m. 4. Wandkande-laar m. 5. Zijtak m., arm. - de mer : Zeeengte.

Brase v. : Gloeiende kool v.Brasero m. : Bekken, komfoor met gloeiende kolen.Brasier m. : 1. Kolenvuur, -gloed m. (fig.) Vuur-zee v. De brandstapel m. 2. z. brasero.

Brasillement m. : 't Lichten (der zee).Brasiller onov.w. : Lichten (zee). Schitteren vanlichten. I ov.w. : Roosteren, poffen.

Brassage m. : 't Brouwen. - Mengen.Brassard m. : Armplaat (wapenrusting) v., -le-der. Band om de arm m. Armsteun m.

Brasse v. : 1. Lengtemaat van 1,60 M. v., vadem(1,80 M.) m. 2. Slag (al zwemmende) m. Nager 4la - : Buikzwemmen.

Brassee v. : 1. Armvol, -vracht v. 2. z. brasse.Brasser : 1. (z e e v.) Brassen. 2. Brouwen. 3. Ornroe-ren, schudden. -une trahison : Verraad smeden.

-des affaires : Grote (dikwijls verdachte) zaken doen.Brasserie V. : Bierbrouwerij. Bierhuis.Brasseur m. : Bierbrouwer. Bierhuishouder. -d'affaires : Iem. die grote (dikwijls verdachte)zaken doet.

Brassiere V. : Kinderborstrokje. Nachtjak. Draag-riem m.

Brassin m. : Brouwketel m. Brouwsel.Bravache m. : Snoever, pother.Bravado v. : Uittarting. Zwetserij. Overmoed.Brave : 1. (achter 't znw.) Dapper. 2. (v66 r't znw.) Braaf, rechtschapen. Mon - homme :M'n goeie man. 3. Middelmatig, lummelig. 4.- (comme une twee) : Op z'n Paasbest. I m. :1. Dappere. Faux - : Opsnijder. - 4 trois poils: IJzervreter. 2. Mon -I Mijn waarde 1

Bravement : Moedig, dapper. Flink.Braver : Trotseren. Honen. (fig.) 't Hoofdbieden aan, trotseren.

Bravo : Goed zo 1 Bravo! I m. : 1. Toejuiching.2. (my.: brain,) Gehuurd sluipmoordenaar.

Bravoure V. : Dapperheid.Brayer ov.w. : (zeev.) Teren.Break m. (spr. bra) : Brik (vierwielig rijtuig) v.Brebis v. : Ooi, schaap. C' est la -du bon Dieu : Hij isdoor en door goed. A - fondue, Dieu mesure levent : God geeft kracht naar kruis. Qui se fait -,le loup le mange : Al to goed is buurmans gek.Faire un repas de - : Niet drinkers bij het eten.Veiller sur ses - : Zorgen voor de toevertrouwdezielen. La - galeuse : 't Schurftige schaap.

Breehe v. : 1. Opening, gat. 2. Bres v. Faire une- a : Opensnijden ; (fig.) duchtig aanspreken.Etre toujours sur la - : Steeds in de weer zijn.3. (fig.) Afbreuk v., nadeel. 4. Schaarde v.

Breehet m. : Borstbeenkam (vogels) m.Bredi-breda : Holderdebolder.Bredouillage m. : Gestamel.Bredouille V. : 1. Dubbele partij bij 't triktrak-spel. 2. (fig.) Platzak. Onverrichterzake.

Bredouillement m. : Gebrabbel.Bredouiller : Brabbelen.Bredouilleur : Brabbelaar.Bref (spr. breff), breve : Kort, beknopt. D'unton - : Kortaf. I bw. : Gebiedend. Kortom, in4en woord. I m. : (Pauselijke) brief m., breve v.

Brelan m. : 1. Spel met drie kaarten. 2. Sped-,dobbelhuis.

Brelander : Speelhuizen aflopen.Brelandier : Speler, dobbelaar.Breioque v. : Snuisterij (horlogeketting, lint).

( Battre la - : De kluts kwijt zijn.

Page 69: aardrijkskunde - DBNL

BREME. 53 BRISER.

Brame v. : Brasem (vis) m.Brame v. : Bremen.Bremois : Bremer.Brasil rn. (spr. -zile) : Brazilie. Brazil-, Fernam-

buk-hout.Bresilien (spr. -zili-) : Braziliaan. -s.Bresiller ov.w. (spr. -zi-ie) : Rood verven. I on-ov.w. : Verteren.

Bretagne V. : Bretanje. Parent 4 la mode de -: Zogenaamd bloedverwant.

Bretauder : (De haren) to kort knippen. (Deoren) korten.

Bretelle V. : Draagband m., -riem m. Bretel(broek) v.

Breton m. : Bretagner. 1 bv.nw. : Bretons.Brette v. : Rapier. Kavaleriesabel v.Bretteur m. : Vechtersbaas.Breuil m. : (Afgesloten) kreupelbosje.Breuvage m. : Drank m. Brouwsel.Breve v. : Korte lettergreep v., - noot v., - klinker.Brevet m. : 1. Koninklijke gunstbrief m. 2_ Actev. Aanstelling (militair); patent (burger). -superieur : Hoofdakte. - d'invention : Octrooi,patent. (fig.) Donner a qn un - d'impunite :Iem. ongestraft zijn gang laten gaan.

Breveter (spr bre-vter) : Van een octrooi of pa-tent voorzien. Diplomeren. Fournisseur brevete(du roi) : Hofleverancier.

Breviaire m. : 1. (K a t h.) Getijboek (dat de ge-beden voor zekere uren bevat). Dire son - :De getijden lezen. 2. (f 1g.) Lievelingsboek.

Bribe v. : Brokje (brood). Restje. Des -s deLatin : Hier en daar een woordje Latijn.

Brie m. (spr. brik) : De - et de broc: Te hooi en to gras.Bric-a-brac m. (spr. -ak) : (Oude) rommel m.Marchand de - : Illtdrager, oude-kleerkoop.

Brick m. : Brik v.Brieole v. : 1. Borstriem (paard) m. 2 (Draag)-riem m. 3. Terugkaatsing. Bedrog. User de -s :Omwegen gebruiken. 4. (Knutsel)werk, „klusje".

Brieoler : Over de band stuiten. Met draaierijenomgaan. 't Spoor verliezen. Knutselen. Kleinwerk afdoen.

Bride v. : 1. Teugel m. Leidsel. A cheval donne,on ne regarde pas la - : Een gegeven paardziet men Wet in de bek. A toute -, a - abat-tue : Met fosse teugel, spoorslags; (fig.) vrij-uit; blindelings. Tourner - : Omkeren (ookfi g.). Serrer la - 4 qn , tenir a, qn la - serree,haute, courte : Iem. in toom houden. Ldcher la- : De vrije teugel laten (ook fig.). 2. (Keel)-band (hoed) m. Trens (knoopsgat) v.

Brider : 1. (0p)tomen, de toom aandoen. -son cheval par la queue z. Am 1. (fig.) - qn: Iem. breidelen. 2. Vastbinden. Oison bride ':Dom gansje. Yeux brides : Spleetogen. 3.(fig.) Breidelen, in toom houden.

Brie m. : Kaas uit Brie (streek in Frankrijk) v.Brief (spr. -Off), brieve z. bref.Brievement : Kort en bondig.Briêvete v. : Korte duur m. Kort-, beknoptheid.Brigade v. : 1. Legerafdeling. General de - :Generaal-majoor. 2. Afdeling huzaren. - gen-darmes, - agenten. 3. Ploeg (werklui) v.

Brigadier m. : Generaal-majoor. Brigadier (hu-zaren, agenten). Meesterknecht.

Brigand m. : Struikrover. Schurk. Bengel.Brigandage m. : (Straat)roverij. Knevelarij.Brigandeau m. : (f am.) Boefje.Brigander : Stropen, rovers.

Brigandine V. : Pantserhemd.Brigantin m. : Schoenerbrik v.Brigantine v. : Schoenerzeil. Tweemaster.Brigue v. : Kuiperij. Partij, kliek v.Briguer onov.w. : Kuipen, intrigeren. 1 ov.w. :Dingen naar (sours met list).

Brillamment en -ant : Schitterend, blinkend, flon-kerend. (f i g.) Schitterend; fonkelend; helder(kleur); uitmuntend. - de sante : In blakende wel-stand. Brillant m. :1. Glans m., Mister m. (fig.)Schitterende denkbeelden, - plaatsen. Faux - :Vals vernuft, kiatergoud. 2. Briljant (diamant) m.3. Metaalglans. 4. Vernis. 5. Helderheid (photo).

Brillanter : Als briljant slijpen. Met schitterendedingen opsmukken.

Brillantine V. : Zijdestof v. Baard-, snorsmeersel.Briller : Schitteren, blinken, fonkelen. Prijken.Uitmunten.

Brimade v. : 't Ontgroenen, „baren". Plagerij.Brimbale v. : Pompzwengel m.Brimbaler ov.w. : Heen en weer bewegen. 1 onov.w.: Slingeren.

Brimborion m. : Vodderij, snuisterij.Brimer : Ontgroenen. Plagen. Se laisser - :Zich op de kop laten zitten.

Brin m. : 1. Sprietje, haimpje. Draad m. - deplume : Haartje. 2. Stukje, beetje. Faire un- de toilette : Zich wat opknappen. 3. Twijg v.,loot v., spruit v. Un beau - de bois : 'n Lange,rechte balk m. Bois de - : Stamhout. Beau- d'homme : Knappe man.

Brindille v. : Dunne (vrucht)twijg v.Bringuebale v. : Pompzwengel m.Brio m. : Vuur, levendigheid.Brioche v. : Fijn broodje (waarin eieren enboter). Onhandig-, lompheid.

Brique V. : 1. Baksteen m., klinker. Couleur (de)- : Steenrood. 2. Stuk (zeep), blok (tin).

Briquet m. : 1. Vuurslag. Sigarenaansteker. (fig.)Battre le - : Bij het lopen de enkels tegen elk.slaan. 2. Hengsel(deur) 3. Korte infanteriesabel v.

Briquetage m. (spr. brikt-) : Metselwerk vanbaksteen.

Briqueter (spr. brikt-) : Met baksteen bestraten.Briqueterie v. (spr. brikt-) : Steenbakkerij. -svak.Briquetier (spr. brikt-) : Steenbakker.Briquette v. : Briket v.Bris m. : 1. Braak v., openbreking. - de prison :Uitbraak. Assurance contre le - des places : Glas-verzekering. 2. Stranding. 3. Wrakhouten. Droitde - : Strandrecht.

Brisant m. : 1. (z e e v.) Blinde klip v. 2. -s :Branding. 3. Golfbreker.

Brise v. : 1. Koele zeewind m. 2. Splinter m.Brim!, : Gebroken. Uit twee gelijke stukken be-staande. Trait - : Stippellijn. Ligne -e : Zig-zaglijn. A dos - : Makkelijk openvallend.

Brise-bise m. (my. onverand.) : Tochtkleed.Brisees v.mv. : Door clan jager afgebroken tak-ken. Alter -, marcher sur les - de qn : In iem.voetstappen treden; (f i g.) met iem. concurreren.

Brise-glace m. (me. onverand ) : IJsbreker. Us-bok (brug) m.

Brise-lames m. (my. onverand.) : Golfbreker.Brisement m. : Golfslag m., branding. 't Breken.Smart v.

Briser ov.w. : 1. Ver-, of-, breken. - les images: Beelden stormen. - les os d : Afrossen. Brisonsld (dessus)! Genoeg (daarvan)I 2. Vermoeien, uit-putten. (fig.) Klein krijgen. Je suis brise : Ik

Page 70: aardrijkskunde - DBNL

BRISE-TOUT. 54 BRUIT.

ben „op". I onov.w. : Breken. I se — : Ver-brijzeld -, verbroken worden. (fig.) — sur,contre: Schipbreuk lijden op.

Brise-tout m. (my. onverand.) : Breekal, vernielal.Briseur : Verbreker. — de glaces : IJsbreker. —d'images : Beeldstormer.

Brise-vent m. (my. onverand.) : Omheining, wind-scherm (voor planten).

Brisoir m. : Vlas-, hennepbraak v.Brisque V. : 1. Hoge kaart in het brisquespel v.2. Brisquespel. 3. (v olk) Streep (op mouw) v.

Bristol m. : Stevig en glad papier, karton. Kaartje.Brisure v. : Breuk v., knak m. Vouw m. A —s:Toevouwbaar; met scharnieren.

Britannique : Brits, Engels. I m. : Brit.Broc m. (spr. br6) : Wijnkan v. (Water)kan.Broeantage in.: 't Schacheren. Handel in rari-teiten m.

Brocanter : Schacheren (vooral in rariteiten).Broeanteur : Schacheraar (vooral in rariteiten).Uitdrager.

Brocard m. : Schimpscheut m.Brocarder : Schamper toespreken. Bespotten.Broeart m. : Met goud of zilver bewerkte zijde.v. - fluweel, brocaat.

Brochage m. : 't Stikken met goud of zilver (stop.'t Innaaien (boek).

Broehe v. : (Braad)spit. Dock-, borstspeld v.Schuifje (in 't haar). Paknaald v. Spil (spinne-wiel) v. Weversspindel o. Spil, stokje. Herts-hoorn. Slagtand (ever) m.

Brodie() v. : Spitvol. Stokjevol.Broeher : Stikken (gouddraad). Innaaien (bock).In der haast afmaken, afknoeien.

Brochet m. : Snoek m.Brocheter : Met speetjes vaststeken.Brochette v. : Speetje, pin v. Klein braadspit.Stokje om jonge vogels to voeren. Speld voordecoraties. Elever a la — : Vertroetelen.

Broeheur, -euse : Innaaier, -ster.Broehoir m. : Hoefhamer m.Brochure V. : Werkje van enkele vellen druks.brochure. Vlugschrift. Tekstboekje. 't Innaaien.

Broeoli m. : Ital. vroege bloemkool v. Kooltje.Brodequin m. : Rijglaars v., broos v. Toneel-laars in het blijspel. Chausser le — : Bli.jspelenschrijven; - spelen.

Broder : 1. Borduren. — au crochet : Haken. 2.(fig.) Opsieren; voortborduren op.

Broderie v. : Borduurwerk. (fig.) Bijwerk.Brodeur, -euse : Borduurder, -ster (ook fig ).Broie v. : Hennep-, vlasbraak v.Broie-, brotment m. : 't Vermorzelen, fijnwrijven.Bromate m. : scheik.) Broomzout.Brome m. : Bromium, broom (element).Bromure m. : Broomverbinding, bromide.Bronehe V. : Luchtpijptak m.Broneher : 1. Struikelen. (fig.) Feilen. Il n'estsi bon cheval qui ne bronche : Het beste paardstruikelt wel eens. 2. Zich verroeren. Sans — :Zonder blikken of blozen; onberispelijk.

Bronchial, -ehique : Van de luchtpijptakken.Bronehite v. : Ontsteking van de luchtpijptakken,Bronzage m. : 't Bronzen. [bronchitis v.Bronze m. : 1. Brons. Occur de — : Stenen-; onbevreesd hart. Le — sonore : De klokken.2. Bronzen voorwerp. 1 bv.nw. : Bronskleurig.

Bronze : Bronskleurig. (f i g.) Ongevoelig.Bronzer : 1. Met brons bedekken, bronskleurigmaken. 2. (f i g.) Harden, stalen.

Bronzier : Bronswerker. -gieter.Broquette v. : Tapijtspijkertje (platte kop).Brossage m. : Het afborstelen.Brosse v. : 1. Borstel m., schuier m. Cheveuxen — : Kort, staand haar. 2. Kwast m.

Bross& v. : Streek (borstel) m. Rammeling.Brosser : 1. (Af)borstelen. (fig.) Afrossen. Se— le ventre : Geen eten krijgen; er bekaaidafkomen. 2. Schilderen.

Brosserie v. : Borstelhandel m., -fabricage v.Brosseur m. : Oppasser (van officier). Poetser.Brossier m. : Borstelhandelaar. -fabrikant.Brou m. : (Note)bolster m. Bruine kleurstof daar-uit v., belts. Notenbrandewijn m.

Brouet m. : 1. Vloeibaar voedsel. — noir : Spar-taanse soep v. 2. Slecht bereide spijs v.

Brouette v. : Kruiwagen in. Ziekenwagentje.Brouettee V. : Kruiwagenvol.Brouetter : Kruien.Brouetteur, -ettier : Man met kruiwagen.Brouhaha m. : Verward gedruis, rumoer.Brouillage m. : Storing (radiobericht).Brouillamini m. : Mengelmoes, poespas m.Brouillard m. : 1. Mist m. Ii fait du — : Het mist.Je n'y vois que du — : Ik begrijp er niets van.Hypothelques sur les —s de la riviere : Zonder soli-de waarborg. — sec : Veenrook, -brand. 2. Klad-,winkelboek. 3. (Papier) — : Vloeipapier.

Brouille v. : (f a m.) Onenigheid.Brouiller : 1. Door elk. roeren. In wanorde bren-gen. Troebel maken. Storen (radiobericht). — lescartes : Schudden ; (f i g.) de boel in de war brengen.Des ceufs brouilles : Roereieren. — une serrure : Eenslot verdraaien. Teint brouille : Fletse kleur. — dupapier : Papier verknoeien. — qn : Iem. in de warbrengen. — les chases en parlant : Alles doorelk. haspelen. 2. Onmin zaaien tussen. (fig.)Etre brouille avec : Op gespannen voet staanmet. I se — : In de war geraken. Mislopen.Betrekken (lucht). (fig.) Twist krijgen.

Brouillerie v. : Onenigheid, ruzie v.Brouillon m. : Onruststoker. Warhoofd. Knoeier.Kladboek. 't Klad. Esprit — : Warhoofd.

Brouillonner : In 't klad schrijven, ontwerpen.Broussailles v.mv. : Struikgewas. En — : Ver-ward, borstelig.

Broussailleux : Vol struiken. Verward.Brousse V. : Wildernis, rimboe v.Brout m. : Uitspruitsel.Brouter : Afknabbelen (jonge bladeren). Gra-zen. OU la chêvre est attaches, it faut qu' elle broute: Men moet roeren met de riemen die men heeft.

Broutille V. : Dunne tak m. Prul, vod. „Klusje".Broyage z. broiement.Broye z. brole.Broyer : (Fijn)stampen, -stoten, -wrijven; bra-ken (hennep). Vermorzelen. (fig.) — du noir :Zwaarmoedig zijn.

Broyeur m. : Hennepbraker. Verfwrijver. — denoir : Melancholicus.

Bru v. : Schoondochter.Bruant m. : Gors (een vogel) v.Bruges v. : Brugge.Brugeois : Uit -. Bewoner van Brugge.Brugnon m. : Bloedperzik, gladde p. v.Bruine v. : Koude motregen. m.Bruiner : Motregenen.Bruire : Ruisen, suizen; rollen (donder).Bruissement m. : Geruis, gegons, gesuis, geritsel.Bruit m. : 1. Geluid, geruis, geraas, geratel.

Page 71: aardrijkskunde - DBNL

55 BUIS.BRIJITEIJR.

A petit — : In stilte. A grand — : Met veellawaai; - ophef. Se retirer loin du — : Zich uit't gewoel der wereld terugtrekken. Plus de —que de besogne : Veel geschreeuw, weinig wol.— gourd : Gemompel; gestommel. 2. Oploop m.3. Twist m. 4. Gerucht, tijding. Il n'est — quede cela : leder heeft daarover de mond vol. 5.Drukte. Opzien. Faire du — : Opzien baren. Fairegrand — de : Veel ophef maken van. 6. Goedenaam m., beroemdheid.

Bruiteur m. : Verklikker (telefoon).Bralable : Verbrandbaar. Verbrandenswaard.Bralage m. : 't Verbranden (planten voor mest).Bruyant : 1. Brandend, - heet. 2. Gloeiend, vurig.Marcher sur an terrain — : Een al te gevaarlijkonderwerp behandelen. Question —e : Gewich-tige vraag, vraag van de dag.

Braló : 1. (Aan)gebrand. Cerveau — : Heethoofd.2. (fig.) Verloren; zonder 'n cent. 11 est — : Hijis verloren. Affaire —e : Zaak, die misloopt. Iin.: Branderige reuk m., - smaak m. Cela sentle — : Het riekt bier branderig.

Brune-gueule m. (my. onverand.) : Neuswarmertje.Bralement m. : Verbranding. Brandend gevoel.Brfile-pourpoint (a) : In 't gezicht; op den manaf ; met 't geweer op de borst.

Braler ov.w. : 1. (Ver)branden. Stoken. — sesdernieres cartouches : De laatste middelen te baatnemen. (fi g.) — la cervelle 4 qn : ' Iem. een kogeldoor 't hoofd jagen. — ses vaisseaux : Zich zo verin lets wikkelen, dat men niet terug kan. 2. Bran-den (koffie); roosteren (brood). — du yin : Bran-dewijn maken. — du rhum : Punch maken. 3.Verzengen, -schroeien. — la langue : Branden op.— le sang : Verhitten. (f i g.) — le pave : Vliegen,snel voortgaan. 4. Laten aanbranden. 5. Over-slaan. Voorbijsnellen. — une Bare : Een stationvoorbijrijden. — la politesse d : Plotseling ver-laten. — une carte : Ter zijde schuiven. I on-ov.w. : 1. (Ver)branden, in brand staan. Vousme faites — a petit feu : Gij stelt mijn geduldop een zware proef. (sp el) Le Lapis brale : Er moatworden ingezet. 2. Aanbranden. 3. Gloeien, beetzijn. Les mains luibr4lent: Jeuken hem. 4. (met de)Blaken, branders van. Vows brftlez de : Gij brandtvan verlangen om. 5, (sp el) Tu brides/ Brills!Heet, heat! (als 't weggestopte voorwerp bijnais gevonden). J'ai un examen qui bale : Ik moetbinnen zeer korte tijd examen doen. I SO — :Zich (ver)branden. (fig.) — 4 la chandelle : Te-gen de lamp lopen.

Bralerie v. : Branderij.Brale-tout m. (me. onverand.) : Profijtertje.Braleur m. : Brandstichter. Distillateur. Bran-der (gas).

Brtilot m. : Brander, -schip. (fig.) Waaghalsm. Neuswarmertje. Sterke drank, die men opsulker aansteekt m.

Bralure v. : Brandwonde v., -vlek v. Brand (inkoren) m.

Brumaille v. : Lichte navel m.Brumaire m. : Nevelmaand, tweede maand vande Republikeinse kalender (23 Oct.-21 Nov.) v.Le 18 — : De Staatsgreep in Nov. 1799 m.

Brumasse v. : Lichte navel m.Brume v. : Dichte mist (op zee) m.Brumer : Misten.Brumeux : Mistig, nevelachtig.Brun : Bruin. Bruin, zwart (haar). Donker (bier).I m. : Bruine kleur v. Bruin - of zwart man.

Brunatre : Bruinachtig.Brune v. : Bruin- of zwartharige vrouw. Avond-schemering. Donker bier.

Brunet, —te : Bruin-, zwartharig man, - vrouw.Brunir onov. w : Bruin worden. I ov.w. : - maken.

Polij sten .Brunissage m. : Het polijsten.Brunis' sour : Bruineerder.Brunissoir m. : Polijstwerktuig, -steen m., -staal.Brunissure v. : 't Donker maken (stof). Polijs-ting. Polijstlaag v.

Brunswick m. : Brunswick.Brusque en —ment : Plotseling en hevig, onver-hoeds. Driftig, bits, ruw (manieren) ; scherp (dram).

Brusquer : Ruw bejegenen. Overrompelen. Driftigte werk gaan in. Afraffelen. — la nature : De na-tuur geweld aandoen. N e rien — : Niets overhaastdoen. — la situation : De knoop doorhakken.

Brusquerie v : Bars-, onheusheid.Brut (spr. brute) : Dierlijk. Onbeschaafd. Ruw,onbewerkt. Bruto. Poids — : Bruto gewicht.

Brutal : Dierlijk, redeloos. Woest, lomp. Hard(kleur). La force —e : 't Rowe geweld. I m. :Redeloos we zen , dier . Woestaard . Brutalement bw.

Brutaliser : Lomp -, ruw bejegenen.Brutalite v. : Dierlijkheid. Woest-, onmense-lijkheid. Lompheid, mishandeling.

Brute v. : Beast, redeloos dier. (Aarts)domkop m.Woesteling.

Bruxelles v. (spr. brussel) : Brussel.Bruxellois (spr. brussel-) : Brussels. -aar.Bruyamment : Met groot geraas. Fenner —:Dichtsmakken.

Bruyant : Luidruehtig. Woelig. Schel (kleur).BruyOre v. : 1. Heidekruid, erica. Balai de — :Heibezem. Terre de — : Plaggen. 2. Heide v.

Buanderie v. : Washuis.Buandier, -iére : Wasser, wasvrouw.Bubale m. : Hertebuffel (soort antilope).Bubonique : Pests — : Builenpest v.Buccal : Mond-. Van de mond.Bueein m. : (oud) Trompet v. (di erk.) Wulk.BueOphale m. : Bucephalus, paard van Alex/Al-der den Grote. (fam.) Statiepaard. Knol m.

Bache v. : 1. Blok (brandhout). — de Noel :Groot blok hoot, dat op de avond v66r Kerst-mis plechtig in 't vuur wordt gelegd. 2. Blok.(m u z.) Hakkebord. 3. Stommerik.

Busher m. : Houtblok, -solder m. Brandstapel m. Iov.w. : Met een bijl behakken. Tot brandhoutslaan. (f i g.) Afrossen. I onov.w. : (f a m.) Hardwerken, blokken.

Bileheron m. : Houthakker. (f a m.) Blokker.Bfiehette v. : Spaandertje, blokje.Bacheur : (fam.) (Hard) werker, blokker.Bueolique : Herderlijk, landelijk. I v.mv. : Her-dersdiehten.

Bucovine v. : Boekowina.Budget m. : (Staats)begroting.Budgdtaire : Van het budget.Buie v. : (Water)damp m. Il y a de la — stir leavitres : De glazen zijn beslagen.

Buffet m. : Tafelgoed-, zilverkast v. Buffet, restau-ratiezaal v. Tapkast v. — d'orgue : Orgelkast.

Buffle m. : Buffel. -leder. (f i g.) Lomperd. Ezel.Buffleterie v. (spr. -fletri) : Lederwerk.Buffletin, bufflon m., —ne v. : Jonge buffel.Bugle m. : Bagel, beugelhoorn.Buglo(s)se v. : Ossetong (plant) v.Buis m. : 1. Buksboom m., palmboompje. Le

Page 72: aardrijkskunde - DBNL

BUISSON. 56 CAB.

- (Unit) : Het op Palmzondag door den Bath.priester gezegende palmtakje. 2. Kophout. 3.Likhout.

Buisson m. : 1 Kreupelbosje. - ardent : Bran-dend braambos (van Mozes); (p1 an tk.) vuur-doom m. (fig.) Trouver - creux : Niet vindenwat men zoekt. 2. Hakhout. 3. - d'ecrevisses :Opgestapelde kreeften.

Buissonnaie v. : Met struikgewas bedekte plaats v.Buissonnant : Struikachtig.Buissonnier : Die in de strulken leeft. Fairel'icole -Ure : Spijbelen, stukjes draaien. 1 m. :Dwergboom m. Plek daarmee beplant v.

Bulbe v. (some m.) : (plantk.) (Bloem)bol m.1m. : (ontleedk.) Opzwelling. - dentaire : Tand-kiem v. - de rceil : Oogbol m.

Bulbeux : Bolvormig. Een bol of knol hebbend.Plantes -ewes : Bolgewassen.

Bulle v. : 1. Zegel. 2. Oorkonde v. 3. Pauselijkebul v. 4. Blaasje, belletje (lucht). - de savon :Zeepbel v. 5. Blaar v.

Bulletin m. : 1. Officieel bericht. (Bewijs)briefje.- militaire : Legerbericht. - (de vote) : Stem-briefje. - blanc : Blanco stembriefje. 2. - (deconduite) : Rapport, gedragboekje. 3. Overzicht.- de la bourse : Koerslijst v.

Bulleux : Vol blaren; - luchtbellen.Buraliste : Ontvanger, -ster der entreegelden,burelist. Houder, -ster van een bureel.

Bure v. : Grove wollen stof v. Monnikspij v.Bureau m. : 1. Schrijftafel v. Bestuurstafel. De-poser sur le - de la Chambre : Indienen (wets-ontwerp). 2. Schrijfvertrek, kantoor. Garcon de- : Kantoorknecht, -loper. 3. Ambtsvertrek, kan-toor. - de placement : Huur- en verhuurkantoor(personeel). - de tabac : (Van wege 't gouver-nement geexploiteerde) tabakswinkel m. - delocation : gas v., bureel (schouwburg). - decharite, - de bienfaisance : Bedeling. (iron.)- d'esprit : Letterkundig gezelschap. 4. Dage-lijks bestuur (vereniging, Kamer). 5. De be-ambten, 't personeel. 6. Zekere wollen stof v.

Bureauerate m. : Ambtenaar, die zijn macht mis-bruikt om 't publiek onaangenaam to zijn.

Bureaueratie v. : Ambtenaarswillekeur v. -sleurV. -wereld v.

Bureaucratique : Van de ambtenaarswereld.Burette v. : Kannetje, flesje. Glazen buis v. Olie-tuitje. (K a t h.) Wijnkannetje (voor de mis).

Bmgrave m. : Burggraaf.Bu it m. : 1. Graveerijzer. Beiteltje. Le - de

l'histoire : Clio's schrijfstift. 2. Graveerkunst v.Buriner : Graveren. (fig.) Griffen.Burlesque : Potsierlijk, koddig. 1 m. : Koddigestij1; - werken.

Burnous m. (spr. -nouss) : Arabische mantel metkap m., burnoes m.

Bus m. : Omnibus; autobus m.Busard m. : Wouw m., kiekendief. (fig.) Domoor.Buse m. : Balein v. Kromming (geweerkoif).Sluisdrempel m.

Buse v. : 1. Muizenvalk m., buizerd. (fig.) Dom-kop. 2. Luchtbuis v.

Busque : Gebogen. Met - kop. Nez - : Haviksneus.Busquer : Van baleinen voorzien. Rond maken.Buste m. : Borstbeeld. Bovenlijf en hoofd, buste v.But m. (spr. Bute of bu) : 1. Mikpunt, doel(wit),schijf v. Frapper au -, toucher le - : Het wit tref-fen; (fig.) - doel bereiken. - a - : Gelijk op. 2.(fig.) Doel, oogmerk. Dans le - de : Om. Alterdroit au - : Recht op den man afgaan. 3. Doel(sport). Gardien de - : Doelverdediger, goalkeeper.

Bute : Koppig.Butêe v. : Steunmuur (bruggehoofd) m.Buter onov.w. : 1. Steunen tegen. 2. Struikelen.3. Raken (tegen doel). 4. (met a). Naar letsstreven. 1 ov.w. : Steunen, stutters. Onhandel-baar maken. 1 se - : Zich steunen tegen. Hals-starrig vasthouden aan.

Butln m. : Buit m., het gestolene. (fig.) Oogst m.Butiner ov.w. : Plunderen. 1 onov.w. : (Buit) in-zamelen, zoeken wat van zijn gading is.

Butor m. : 1. Roerdomp (dier) m. 2. (fig.) Lom-perd. Domoor.

Butte v. : Heuveltje. Kogelvanger. (fig.) Rtreen - 4 : Blootgesteld zijn aan.

Butter : (De aarde) op hoopjes plaatsen. Aan-aarden (plant).

Buttoir m. : Aanaardploeg m. Stootblok (spoorweg).Buvable : Drinkbaar.Bayard : Dat opslorpt. Papier - : Vloeipapier.Faire - : Vloeien. 1 m. : Vloeiboek.

Buvetier m. (spr. buvtie) : Kroeghouder.Buvette v. : Verversingslokaal. Kiosk voorverversingen. Koffiekamer v. Drinkpartijtje.

Buveur : Drinker. Drinkebroer.Buvoter : Leppen.Byzance V. : Byzantium.Byzantin : Byzantijns. (fig.) Onbeduidend, haar-klovend. Slaafs.

Byzantinisme m. : Ogendienst m. Haarkloverij,by zantinisme.

C.

C m. : 1. (letter) C. v. 2. (verk.) Centime : Cen-time (ilio cent) v. Contre : Tegen. Compte : Reke-ning. cic : compte courant : Rekening-courant.vie : votre compte. mIc : mon compte. Centigrade :Graad Celsius (b.v. : 54° a.). Centimetre : Centime-ter m. 3. (Rom. cijfer) = 100.

Ce : Comte : Graaf. Cease : Comtesse : Gravin.e.-i-d. : c'est-a-dire : Dat wil zeggen. Cie : Corn-pagnie : Maatschappij. Cne : Capitaine : Kapitein.Cnt : Commandant : Majoor. Cp. : Comparez :Vergelijk. Cf. : Confirez: Vergelijk. Crt, et : Courant: Lopend; -e maand. C. V. : Cheval, -aux vapeur: Paardekracht, -en.

Ca vnw. (z. Lela) : Dat. C'est - : Juist; goed ge-raden. Rien que -? Niets antlers? Comme - :Zo; zo maar eens. It est comm,e - : Hij is een-maal zo. Pas -, point de - : Niets daarvan. C'esttoujours - : Dat is alvast binnen. A part - :Dat daar gelaten, bovendien nog. Comme ci,comme -: Zo zo, zo tamelijk. C'est -,l'homme ?: Is dat nu de mens?

Ci bw. : Hier. -heen. - et l a : Hier en daar, heenen weer. 1 tussenw. : Wel! Toe! Komaan! Or-, ah -I Nu, welaan, zeg op!

Cab m. : Half open rijtuig met den paard (Enge-land).

Page 73: aardrijkskunde - DBNL

CABALE. 57 CADET.

Cabale v. : 1. Kabbala (bijbelse geheime leer) v.2. Geheime wetenschap, kabbalistiek. 3. (fig.)Samenspanning, gekonkel. 4. Partij, kliek v.

Cabaler : Konkelen, kuipen.Cabaleur, -euse : Intrigant, -e.Cabaliste m. : Jood die ervaren is in de uitleggingder Cabale (1 en 2).

Cabalistique : Kabalistisch. Geheimzinnig.Caban m. : Matrozenregenjas v. Cape, keep v.Cabane v. : (Stro)hut v.Cabanon m. : Cel (voor gevaarlijke) v. Lusthuisje.Cabaret m. : 1. Kroeg v. (f am.) Restauratie.Pilier de — : Drinkebroer. — (artistique) : Fijncafe-chantant. 2. Koffie-, thee-, servies; -blad.Likeurstel.

Cabaretier, -iére (spr. kabart-) : Herbergier, -ster,waard, -in.

Cabas (spr. -ba) m. : Mand v., korf m. Grote tasum boodschappen in te doen.

Cabestan (spr. -bls-) m. : Kaapstander, gangspil v.Cabillaud m. : Kleine kabeljauw m.Cabine v. : Scheepshut v. Badkamertje. -wagesm. Passagiersruimte in vliegtuig. —telephonique :Telefooncel v. — des aiguilles : Wisselhuis.

Cabinet m. : 1. Zijkamertje, kantoortje. — detoilette : Kleedkamer. — noir : Berg-, rommel-kamer zonder venster; (vertrekken der) cen-suur op brieven. — (d'aisances) : Privaat.

—(de travail, d'etude) : Studeerkamer. — d'unhomme d'affaires : Kantoor van een zaak-waarnemer. — d'un avoud, - avocat : Klanten,praktijk. — de consultations : Spreekvertrek(van een arts). 2. Werkvertrek. Spreekkamerv., bureau. Regering. Ministerraad m. Le Chefdu — : De ministerpresident, de premier. 3. Ver-zameling (schilderijen, munten). Museum. Pikede — : Zeldzaam gaaf stuk. — de lecture : Lees-inrichting. 4. Ladenkast v., kabinet.

Cable m. : Kabel m. Kabellengte v.Cable m. : Behangerskoord.Mier : Tot een kabel ineendraaien, touw slaanvan. Overseinen (naar overzeese landen).

Cablogramme m. : Kabeltelegram.Caboehe v. (f am.) Hoofd. Schoenspijker m.Cabochon m. : Ongeslepen edelsteen m. Kop-spijker m.

Cabosse V. : Buil v.Cabosser : Deuken, kneuzen.Cabotage m. : Kustvaart v. Maitre de — : Kapiteinop de kleine vaart.

Caboter : Kustvaart uitoefenen.Caboteur, -ier m. : Kustvaarder.Cabotin, —e : Rondreizend toneelspeler, -speel-ster. (o n g. b e t.) Komediant.

Cabotinage m. : Leven van een komediant. (f i g.)Aanstellerij.

Cabotiner : Den toneelspeler uithangen. Zichaanstellen.

Cabrer (se) : Steigeren. Stijgen met de neus omhoog(vliegtuig). (f i g. ) Opstuiven.

Cabriole v. : Bokkesprong m., capriool v.Cabrioler : Bokkesprongen maken.Cabriolet m. : Sjees v. Handboei v.Cabus : Chou — : Sluitkool v.Cacao (spr. kalad) m. : Cacao v. -boon v.Caeaoyer, eacaotier (spr, kakdO -) m. : Cacaoboom m.Caeaoyére, eaeaotiere (spr. kak46-) v. : Cacao-plantage v.

Caeatoes (spr. -tows), cacatois m. : Kakatoe m.Bovenbramsteng v.

Cachalot m. : Potvis m., cachelot m.Cache v.: Schuilhoek m. Bergplaats v. (p h o t o)Masker.

Cache-cache in. : Verstoppertje.Cache-col m. (my. onverand.) : Boordbeschermer.Cachemire m. : Sjaal uit Kaschmir v. Fijn woolen

weefsel.Cache-misere m. (my. onverand.) : Mantel diearmoedige klederen bedekt m.

Caehe-nez m. (my. onverand.) : Bouffante v.Cache-oreilles m. (my . onverand.) : Oorklep.Cache-pot (me. onverand.) : Omhulsel om een bloem-pot. Mooie bloempot, waarin de ruwe staat m.

Cache-poussiere m. (my. onverand.) : Stofjas v.-mantel m.

Cacher : Verbergen. Verzwijgen, verhelen. Bedek-ken. —son jeu : Zich niet in de kaart laten kijken.— la lumiere a qn. : Tem. 't licht benemen. I se —Zich verbergen, - schuilhouden; verborgen zijn.se — qch : Zich lets ontveinzen. se — de qn: Zijn daden voor iem. geheim houden. Se

—de qeh : Niet willen weten, dat men lets doet.Cachet m. : 1. (Zegel)stempel m. 2. Zegel. Lettrede — : (o ud) Bevel tot inhechtenisneming. 3.(fig.) Kenmerk, karakter. Avoir du — : Fijn,smaakvol zijn. 4. Kaartje (voor les, bad). C OW*le — : Privaatlessen geven buitenshuis. 5. Ouwel(met geneesmiddel) m., „poeder".

Caeheter : (Ver)zegelen. Cire a — : Zegellak. Paina — : Ouwel.

Caehette V. : Schuilhoekje; geheime bergplaats v.En — : Heimelijk, ter sluik. En — de : Buitenweten van.

Cachot m. : Gevangeniscel v., -hol. Streng arrest.Cachotterie v. : Flauwe geheimzinnigheid.Cachottier : Stiekem(erd), geheimzinnig.Cachou m. : Cachou, catechu (verfstof, genees-middel), acaciasap. Khaki-kleur v.

Cacoehyme : Door ouderdom verzwakt. (f i g.)Grillig. I m. : - meas.

Caeochymie v. : Verzwakking, ziekelijkheid.Cacographie v. : Gebrekkige spelling. Foutievetekst ter verbetering (school) v.

Caeolet m. : Draagmand (gewonden) v.Cacophonie v. : Wanklank m. Verward geluid.Cactier m. : Cactus v.Cactus m. (spr. -tuss) : Cactus v.Cadastral : Van het kadaster.Cadastre m. : Kadaster (register der onroerendegoederen).

Cadastrer : In 't kadaster inschrijven.Cadavereux : Lijkkleurig, -achtig.Cadaverique : Lijk-, van een lijk.Cadavre m. : Lijk. — ambulant : Wandelendgeraamte.

Cadeau m. : Geschenk, gift v. Faire — de qcha qn : Iem. lets schenken.

Cadenas m. : Hangslot.Cadenasser : Met een hangslot afsluiten. Achterslot en grendel zetten.

Cadence V. : 1. Maat v., cadans (muziek, gedicht,dans) v. En — : Op de maat. 2. Regelmatigheid.

Cadeneer : Maat aanbrengen in. — le pas : Inde pas blijven.

Cadenette V. : Lange haarvlecht (man) v.Cadet, —te : Jonger, jongste, later geboren. Im. en V. : Jongere broer, - zuster. - beambte(in dienstjaren). Il est mon — (de 3 ans) : Hijis (3 jaar) jonger dan ik. C'est le — de mes soucis: Dat kan mij nets schelen. Les —s : Vrij-

Page 74: aardrijkskunde - DBNL

CADI. 58 CALCULER.

willigerscorps van jonge edellieden (tot 1789).Cadi m. : (Mohammedaans) rechter, kadi.Cadmium in. (spr. -mionatn) : (scheik.) Cadmium.Cadran m. : 1. Uurplaat v. — (solaire) : Zonnewij-zer. 2. Wijzerplaat. Faire le tour du : Twaalfuur achtereen 't zelfde doen. 3. Schijf v., plaat.

Cadratin m. : (dr uk w.) Spatie v., vierkant.Cadrature V. Wijzerwerk.Cadre m. : 1. Lijst v., (photo) raam. (fig.) Vormm., opzet m., bestek. — de ?wise au point : Instel-raam. 2. (fig.) Omgeving. Dans un — &roil :In een kort bestek. 3. Bader (in 't leger). Hors

Overtollig. 4. Raam, stellage. Frame (fiets)Raamantenne (radio).

Cadrer : Overeenkomen met, passen bij.Cadue : 1. Bouwvallig. 2. Vervallen, gebrekkig.Mal — : Vallende ziekte. 3. (recht) Ongeldig.

Caducee m. : Mercurius-, slangenstaf m.Caducite V. Bouwvallig-. Krachteloos-. Ongeldig-heid.

Cmcum m. (spr. selcomm) : Blinde darm m.Cafard m. : 1. Schijnvrome huichelaar. (sch ool)Klikspaan. 2. Kakkerlak m. 3. (fam.) 't Land,sombere gedachten, „pest-in". (nieuw) Oorlogs-moeheid. I bv.nw. : Huichelachtig vroom.

Cafarder : Den schijnheilige uithangen. (school)Klikken.

Cafarderie, -ise V. : Schijnheiligheid. Klikkerij.Café m. : 1. Koffieboon v. — vert : Ongebrande -.2. Koffie v. — noir, — nature : - zonder melk.3. Koffiehuis. Garcon de — : Kellner. — -concert,

-chantant : Cafe-concert.Cafaer m. : Koffieboom m. -planter. I bv.nw. :

Koffie-. Koffieuitvoerend.Cafeibre V. : Koffieplantage v.Cafeine v. : Alcaloide nit koffie, cafeine.Cafetan : Mantel der Turken m., kaftan m.Cafetier m. : Koffiehuishouder.Cafetière V. : Koffiekan v. -ketel m.Cafouiller Haperen, verkeerd aanslaan (motor).Cadre m. : Kaffer.Cafrerie V. : Kafferland.Cage v. : Hok, kooi v. Viskaar v. -net. -weerv. Metalen opzet m. d'une maison : Ruimtetussen de vier muren. — d'un escalier :Trappenhuis. — d'ascenseur : Liftkoker m.

Cagette v. : Kooitje.Cagnard : (fam.) Vadzig, lui. Laf. I m. : Dagdief,luilak. Lafaard. Schuilhoekje.

Cagnardise V. : (fam.) Ledigheid, lafheid.Cagneux bv.nw. en m. : (Mens) met X-benen;krom(been).

Cagnotte V. : Speelpotje. Spaarpot m.Cagot bv.nw. en m. : Schijnvroom. -vrome.Cagoterie V. : Sehijnheiligheid, kwezelarij.Cagotisme m. : Denkwijze van een kwezel v.Cagoule V. : Monniksgewaad (over 't hoofd enmet gaten voor ogee en mond). Gasmaskermet afhangend onderstuk.

Cague v. : Kaag (Roll. vaartuig) v. Vaatje (15 L.).Cahier m. : Katern (papier) v. Schrijfboek.

—des charges : Leveringsvoorwaarden, bestek.Cahin-eaha : Met horten en stoten, zo zo.Cahot m. : Schok (rijtuig) m. (fig.) Moeilijkheid.Cahotage, -ement m. : Gehots.Cahoter : Schokken, hotsen. Heen en weer slin-geren. Vie -de : Veelbewogen leven.

Cahute v. : Stulpje, hutje.Calm m. : Blister (aan bloembol) m.Caine v. : Kwartel m. Gras comme une Mollig.

: Gestremd. I m. Stremsel.Caillebotte V. : Wrongel v., melkklonterCaillebotter : Doen stremmen, - klonteren.Caille-lait in. (me. onverand.) : Walstro.Caillement m. : Stremming, stolling.Cailler : Doen stremmen, - stollen, - klonteren. Ise : Stremmen, stollen, klonteren.

Cailletage m. Gebabbel, gesnap.Cailleteau m. : Kwarteltje.Cailleter : Snappen, kletsen.Caillette V. : Lebmaag v. Kaasstremsel. Babbel-kous v., snapster. Stormvogel

Caillot m. : Klonter (vooral bloed) m.Caillou m. : Kei-, kiezelsteen m. (fam.) Kaleknikker. du Rhin : Rijnkiezel (kristal). Cceurde —, - dur comme un — : Stenen hart.

Cailloutage : Het begrinden. Werk van ge-kleurde keistenen. Engels aardewerk.

Caillouter : Begrinden.Caillouteur : Grindwerker. Vuursteensnijder.Caillouteux : Vol keien. Stenig (vrucht).Cailloutis m. : Kiezelbestrating. Grindweg m.Caiman m. : Kaaiman m.Cain m. : Kaki (noon van Adam).Cairo (le) : Kairo.Caisse v. : 1. (Pak)kist v. — taorvegienne : Hooi-kist. 2. Bloembak m. 3. Etui. 4. (Geld)kas v.Faire sa — : Zijn kas opmaken. Livre de — :Kasboek. — d'Opargne : Spaarbank. — de secours :Ondersteuningsfonds. 5. Waterkist (schip).Piano-; horlogekast v. Bak (rijtuig). Grosse — :Turkse trom v.: -trommelslager; (fig.) reclame.(ontleedk.) — du tympan, du tambour : Trom-melholte (our) v.

Caissier, -iére : Kashouder, -ster.Caisson in. : 1. Proviand-, munitiewagen m.Se faire sauter le — : Zich voor de kop schie-ten. 2. Rijtuigkistje. 8. Fondering onder hogeluchtdruk, caissonwerk.

Cal oler : Liefkozen, flikflooien.Cajolerie V. : Vleierij, flemerij.Cajoleur, -euse : Flikflooier, vleier, -ster.Cal m. (me. cats) : Eeltplek v. Beenweer.Caaison V. : (zeev.) DiepgangCalamitë V. . (Algemene) ramp v., onheil.Calamiteux : Rampspoedig.Calandre v. : Glansmachine. Korenworm m.,kalander m. Grote leeuwerik

Calandrer : Persen, glanzen.Calandreur, -euse : Glanzer, glansster. -eur m. :

Glansmachine.Caleaire : Kalkacbtig, -houdend. I m. : -steepCaleaneum (spr. -omm) : (o ntleed k.) Hielbeen.Calcination v. : Het verkalken, - oxyderen, -verschroeien, - verkolen.

Caleiner : Tot kalk makers door gloeiing. Latenoxyderen (een metaal). Verschroeien, verkolen,verdorren. I se — : Verkalken. Geoxydeerdworden. Verbranden, -schroeien, -kolen.

Calcium m. (spr.- siomm) : (scheik.) Calcium.Caleul in. : 1. Be-, (uit)rekening. Faire le — de :Uitrekenen. 2, Rekenkunde v. 3. (fig.) Bere-kening, maatregel m. Faux — : Misrekening. 4.Steen (in lichaam) m. — renal : Niersteen.

Calculable : Berekenbaar.Calculateur : Cijferaar, rekenaar. Rekenmachine.

bv.nw. : Berekenend.Calculatrice v. : Cijferaarster. Rekenmachine v.Calculer ov.w. : 1. Be-, (uit)rekenen. 2. (f ig.)Overwegen, -leggen. I onov.w. : Rekenen.

Page 75: aardrijkskunde - DBNL

CALE. 59 CAMARIER.

depense sans — : Hij geeft ondoordacht nit.Cale v. : 1. (Scheeps)ruim. (fig.) Il est a fondde — : Hij zit op zwart zaad. 2. Scheepshel-ling. — flottante : Drijvend dok — Oche, - deradoub : Droogdok. 3. Het kielhalen. Donner la— a : Kielhalen. 4. Lood (hengelsnoer). 5. Houtje,stut m., klamp m.

Cale : (fam.) (Heel) knap. Gemakkelijk. Die erwarmpjes in zit. — en : Een bol -, „Kei" in.

Calebasse V. : (plantk.) Kalebas v. Fles (daar-van) v.

Caléche V. : Kales (koets) v.Cale on m. : Onderbroek v. — de bain : Zwem-.Calefacteur m. : Spaaroven m.Calefaction v. : Verhitting.Caleido . . . z. kalêido .. .Calembour in. : Woordspeling.Calembredaine v. : Flauw praatje.Calendes v.mv. : Eerste dag der maand (Ro-meinen) m. Renvoyer aux — (greeques) : Met eenkluitje in 't riet sturen; met Sint-Jutmis doen.

Calendrier m. : 1. Tijdrekening, kalender m. —*lien : Juliaanse -. — rdpublicain : Republi-

keinse - (begint 22 Sept. 1792). — grdgorien :Gregoriaanse - (de onze). 2. Dagwijzer.

Cale-pied (me. — - —8) m. : Voethaak m.Calepin m. : Aantekenboekje.Caler ov.w. : 1. Strijken (zeil), laten zakken.(fig.) Kielhalen. 2. Vastmaken. 1 onov.w. :1, Te diep liggen (schip). 2. z. caner. 3. Een diep-gang hebben van. 4. Vastlopen. 5. Caleren (stop-pen v. motor). I se — : 1. Op zijn gemak gaanzitten. Een gezeten man worden. (fam.) — leepoches : Stelen. 2. Blokken.

Calfat m. : (ze e v.) Breeuwer, kalfateraar. -swerk.Calfatage m. : Kalfatering.Calfater : Breeuwen, kalfateren.Calfeutrage m. : 't Dichtmaken (reten).Calfeutrer : Dichtmaken, stoppen (der reten).se — (dans sa chambre) : De neus niet buitende deur steken.

Calibre m. : Kaliber (verhouding tussen Inge-sloten voorwerp en omgeving), Geschut-, geweer-wijdte v. Omvang m., inhoud m. (fig.) Soort v.,waarde v. Model, patroon. (p h o t o) Snijglas.

Calibrer : Zeker kaliber geven. 't K. meten van.Caliee m. : 1. Miskelk m. 2. (fig.) Boire le —(jusqu'a la lie) : De lijdensbeker ledigen. 3.(Bloem)kelk.

Calicot m. : Katoen (grof). Katoenen voorwerpen.(f a m. ; o n g. b e t.) Elleridder.

Califat m. : Waardigheid -, regering van een kalief.Calife m. : Kalief (Muzelmans vorst).Califourehon (a) : Schrijlings.Min m. : Vleier, aanhaler. I bv.nw : Liefko-zend, vleiend, aanhalerig.

Miner Aanhalen, liefkozen, vertroetelen.Cilinerie v. : Liefkozing. Aanhaligheid.Calleux : Eeltig, vereelt. (fig.) Ongevoelig.Calligraphe m. : Schoonschrijver.Calligraphie v. : Schrijfkunst v.Calligraphier : Schoonschrijven.Calligraphique : Van de schrijfkunst; schoon ge-schreven.

Callosite V. : Eeltplek v., eeltachtigheid. (fig.)Ongevoeligheid.

Calmant bv.nw. en m. : Pijnstillend, bedarend(middel). (f i g.) Lenigend, troostend.

Calme m. : 1. Kalmte v., rust v. — plat : Volkomenwindstilte. 2. (fig.) Gelaten-, vreedzaamheid

bv.nw. : Rustig, kalm. (fig.) Vreedzaam, gerust.(n i e u w) Calmement bw.

Calmer : Stillen, (doen) bedaren. Geruststellen.1 se — : Rustig, enz. worden (z. ealme bv.nw.).

Calomel m. : Kalomel (een geneesmiddel).Calomniateur : Lasteraar. Lasterend.Calomnie V. : Laster m. -taal v.Calomnier ov.w. : Belasteren. I onov.w. : Laste-ren. 1 se — : Zich slechter voordoen dan men is.Elk. belasteren.

Calomnieusement en -ieux : Lasterlijk.Calorie v. : Calorie (warmtemetings-eenheid) v.Calorifere V. : Warmtetoestel. — a feu continu :Vulkachel v. 1 bv.nw. : Warmtegeleidend.

Calorifique : Warmmakend.Calorimetre m. : Warmtemeter in.Calorique m. : (natk.) Warmth v.Calot m. : IJsmuts. (mil.) Politiemuts v.Calotin in. : (scheldnaam voor) Pastoor of vroomKatholiek, „paap".

Calotte v. : 1. Kalotje, kapje. — grecque : Fez.2. (fain.) De priesters, „papers". 3. Kardinaals-muts (rode) v. 4. (fam.) Oorveeg. 5. Gewelf,rondte. — du crdne : Schedelkruin v. La — descieux : 't Hemelgewelf. 6. Bruin (sneeuw, ijs).

Calque m. : Doorgetrokken tekening. (fig.) Slaaf-se navolging.

Calquer : Doortrekken, natekenen. (fig.) Slaafs na-maken. — sur la rdalitd : Naar de natuur tekenen.

Calumet in. : (Vredes)pijp (Indianen) v. Riet.Calvaire in. : 1. Calvarie-, Kruisberg in. Golgotha.2. (fig.) Lijdensweg m. (fig.) Gravir son —:Zijn lijdensweg begaan.

Calvin : Calvijn.Calvinisme in. : Leer van Calvijn v.Calvinists m. en bv.nw. : Aanhanger van de leervan Calvijn. Calvinistisch.

Calvitie v. (spr. -cis) : Kaal(hoofdig)heid.Camaleu m. : Tweekleurige gesneden steen m.Schilderij in den kleur (b.v. nuancen grijs).

Camail m. : Mantel met kap der Bath. geestelijkenm. Vrouwenmanteltje. Kap v.

Camarade m. en v. : Makker, metgezel, kameraad.Gezellin, vriendin.

Camaraderie v. : Kameraadschap. Kliekgeest in.Camard bv.nw. : Platneuzig. 1 in. : Platneus in.Camarde V. : De dood m., magere Hein.Cambrai m.: Kamerrijk. Kamerdoek. Kant v.Cambre : Gewelfd, gekromd. Taille —e : Hollerug met gewelfde borst.

Cambrer : Welven, krommen. I se — (en mar-chant) : Bij 't lopen een hoge borst zetten.

Cambriolage m. : Inbraak v.Cambrioler : Inbreken in, - bij.Cambrioleur : Inbreker.Cambrure v. : Welving, kromming.Cambuse V. : (Scheeps)bottelarij. Eetgelegenheid(op werk). (f a m.) Huis.

Cambusier m. : Bottelier.Came() m. :In relief gesneden veelkleurige steen m.Cameleon in. : Kameleon (hagedis-soort). (fig.)Weerhaan in., draaier.

Camelia, -ellia in. : Camelia (plant, bloem) v.Cameline V. : Huttentut (plant) v. 1 bv.nw. : Espêce— : Kamelenras.

Camelot in. : Ruw-wollen stof v., kamelot.Straatventer. — du roy : Koningsklant.

Camelote v. : Prullegoed, prulwerk.Camerier in. : Kamerheer (v. d. pans of hoog-geplaatst geestelijke).

Page 76: aardrijkskunde - DBNL

60 CANNIBALE.CAM]RISTE.

Camêriste V. : Hofdame, kamerjuffer (in Spanje).(f a m.) Kamermeisje.

Camerlingue m. : Kardinaal-Kamerling.Camion in. : Lage vrachtwagen rn. Speldje.Camionnage m. : Vervoer per sleperswagen.Camionner : Vervoeren per sleperswagen.Camionnette v. : Kleine gesloten vrachtwagen m.Camionneur : Sleper.Camisole V. : Borstrok m. Jakje, lijfje. — de force :Dwangbuis.

Camomille V. : Kamille (een plant) v.Camouflage m. : Verdekte opstelling.Camoufler : Verdekt opstellen. (le g er) Doornabootsing aan de opmerkzaamheid onttrekken.(f i g.) Wegmoffelen.

Camouflet m. : Hoon m., vernedering. Rook welk3men lem. in 't gelaat blaast m.

Camp m. : 1. Legerplaats v., kamp. ././it de — :Veldbed. 2. Leger (in 't kamp). (fig.) Etre en— volant : Slechts tijdelijk vertoeven, geen vastewoonplaats hebben. Marichal de — : Maarschalkder legers te velde (ongeveer ooze generaal-majoor).— retranchi : Stelling. 3. (fig.) Partij. Passer dansle — adverse : Overlopen tot de tegenpartij.(fam.) Picker le — : De plaat poetsen.

Campagnard : Landelijk, boers. (fig.) Lomp.I m. : Land-, buitenman.

Campagne V. : 1. (Open) veld, vlak land. Enrase — : In 't vlakke veld. 2. (mil.) Veld. Etreen — : Te velde staan; (fig.) druk bezig zijn.8. Veldtocht m. Strijd m. La — d'Italie : Detocht der vreemde troepen in Italie. Entrer -,se mettre en — : De veldtocht openen; (fig.)het werk beginners. Une — de presse contre : Eenreeks dagbladartikelen tegen v. Ce soldat a faittrois —s : Telt drie campagnejaren. 4. Buiten(tegenover stad), het land. A la — : Buiten.Cure de — : Plattelandspastoor. Maison de

—= 5. Buiten(plaats) v., landgoed. 6. Tijdperk,tijd m. 7. La C- romaine : De Campagna.

Campagnol m. : Veldmuis v.Campanile m. : Klokketoren m. Torentje.Campanulacees v.mv. : Klokbloemachtige planten v.Campanule v. : Klokje (plant).Campanulê : Klokvormig.Campeche m. : Campechehout. -boom m.Campement m. : Het legeren. Kamp.Camper onov.w. . Legeren. (fig.) Zich kort op-houden. I ov.w. : Doen legeren. Vast neerzetten.(Bien) — un personnage : Ben persoon levendigvoorstellen. — la qn : Iem. in de steek laten.Campi : Rechtop, parmantig. I se — : Zichflinkweg plaatsen. Zich legeren, gelegerd zijn.

Campeur in. : Kampeerder.Camphre m. : Kamfer v.Camphrer : Kamferen.Camphrier m. : Kamferboom m.Campine V. : De Kempen (Belgie) v. Fijn hoentje.Camping, eampisme m. : 't Kamperen.Campos m. : Schoolvacantie, 'n vrije dag m.Camus bv.nw. en m. (spr. -mu) : Stompneuzig(mens). Nez — : Stompe neus.

Canaille v. : Gepeupel. Schooler, schurk. Bonne— : Goeie knul. I bv.nw. : Gemeen.

Canaillerie v. : Gemeenheid.Canal m. : 1. Goot v., pijp v., buis v. 2. Bemid-deling m., tussenkomst. 3. Kanaal. Gracht v. 4.Rivierbedding. 5. Kanaal (lichaam, plant), buis.

Canalisation v. : 't Bevaarbaar maken; aanleg-gen Van kanalen. De kanalen samen. Pijpleiding.

Canaliser : Van kanalen voorzien. Tot een kanaalmaken. De leiding maken van. (fig.) Leiden.

Canapé m. : 1. Canape v., rustbank v. — -borne :Ronde canapé, die midden in een zaal staat.2. Sneetje geroosterd brood.

Canard m. : 1. Bend v. Mouille comme un — : Natall een kat. (fig.) Il sait plonger comme un — :Hij weet handig te ontkomen. 2. Bedrieglijk(kranten)bericht, poets v. 3. Schend-, leugen-blaadje. 4. Klontje (in koffie of alcohol gedoopt).5. Valse hoot v., - toon m.

Canardeau m. : Jonge eend v.Canardiêre v. : Eendenkom v., -kooi v. Ganzen-

roar (geweer). Hinderlaag om eenden te schieten v.Canari m. : Kanarievogel m.Canaries v.mv. : Kanarische Eilanden.Canaan m. : Achterklap m., praatjes. Geschreeuw,Leven. Uitgelaten dans m.

Caneaner : Kwaadspreken. De cancan dansen.Caneanier m. : Babbelkous v., achterklapper. I by.

nwe : Babbelziek.Canceller ov.w. : Ongeldig maken.Cancer m. (spr. -Or) : 1. Kreeft (sterrenbeeld) m.

Tropique du — : -skeerkring. 2. Kanker m.Caneereux : Die kanker heeft. Kankerachtig.Cancre m. : Krab v. (fig.) Gierigaard. Armedrommel. Achterlijk leading.

Cancrelat m. : Kakkerlak m.Candelabra m. : Kroonluchter m. Booglamphanger.Candour v. : Rechtschapen-, rein-, oprechtheid.Candi : Sucre — : Kandij-, kristalsuiker v.Candidat m. ! Aspirant, candidaat.Candidature v. : Candidaatschap, het dingen naareen ambt. Poser sa — : Zich candidaat stellen.

Candide en —ment : Oprecht, rondborstig, onge-veinsd, rein.

Candle v. : Kandla of Kreta (eiland).Candir en se — : Kristalliseren. Fruit candy :

Geconfijte vrucht.Cane v. : Wijfjeseend. Marcher comme une — :

Waggelen.Canêphore v. : Korfdraagster (bij de Grieken).Caner onov.w. : Bang zijn. Spijbelen.Caneton m. : Eendje.Canette V. : 1. Eendje. 2. z. cannette.Canvas m : Graf ongebleekt linnen. Stramien.(fig.) Ontwerp. Broder sur un — : Uitwerken.

Cangue v. : Schandbord, kaak (in China) m.Caniehe m. en v. : Poedelhond m.Canieulaire : Van de -, all in de hondsdagen.Canieule v. : Hondsdagen m. Hondsster v.Canif m. : Pennemes, zakmes.Canin : Van de hoed. (in samenst.) Honden-.

Race —e : Hondenras. Dent —e : Honds-, hoek-tand. Faim, —e : Geeuwhonger.

Caniveau m. : Uitholling, gootje.Cannage m. : Het met rotting bekleden (stoel).Cannaie V. : Rietveld.Cannamelle V. : Suikerriet.Canne v. : 1. Riet. — a nacre : Sulker-. 2. (Wan-del)stok m. — a vent : Erwtenblazer. — plombee :Ploertendoder. — a Oche : Vishengel m.

Canneler : Groeven, ribben. _acne -else : Geribde.Cannelle V. : Kaneel. Tapkraan v.Cannellier m. : Kaneelboom m.Cannelure v. : Groefje (zuil). Rib (stof) v.Cannette V. : Tapkraan v. Lontpijp v. (Bier)-kan v., -fles v.

Cannibale m. : Menseneter. (fig.) Wreedaard.I bv.nw. : Mensenetend. Wreed.

Page 77: aardrijkskunde - DBNL

CANNIBALISME. 61 CAPOTE.

Cannibalisme m. : Menseneten. (fig.) Wreedheid.Cannier : Wandelstokkenmaker. Fabrikant vanbamboesstoelen.

Canon m. : 1. Kanon, vuurmond m. Coup de - :Kanonsehot. Piece de - : Kanon, stuk. Poudre a- : Buskruit. 2. Loop (vuurwapen) m. 3. Sleutel-pijp v. Slotstift. Schacht (schrijfpen) v. 4. (oud)Broekspijp v. 5. Maatje wijn (1/ 8 L.). 6. Spil-been (os -; paard). 7. (kerk) Kerkwet v., -regelm. 8. -de la messe : Miswoorden tot aan het Pater.9. Lijst der Heiligen v. 10. Lijst der als echterkende boeken der H. Schrift. 11. (m u z.) Door-lopende fuga, kettingzang v. 12. Canon (druk-letter) m. ) bv.nw. : Droit - : Kerkrecht.

Canonial : Door de kerkregelen voorgeschreven.Der domheren.

Canonleat m. Domheerschap.Canonique : Overeenkomstig de kerkregelen. (f am.)

Elle a l'dge : Zij is boven de 40.Canonisation v. : Heiligverklaring.Canoniser : Heilig verklaren (z. canon 9). (f am.)Hemelhoog verheffen. Voor kerkelijk geldigverkiaren.

Canonnade v. : Kanonvuur.Canonner : Beschieten.Canonnerie v. : Geschutgieterij.Canonnier m. : Artillerist, kanonnier.Canonniire v. : Kanonneerboot v. Proppen-schieter. Verlaat (sluisdeur).

Canot m. : Kano (Indianen) v. Kleine sloep v.- automobile : Motorboot.

Canotage m. : Het roeien, roeisport v.Canoter : Roeien.Canotier m. : Roeier. „Matelot" (hoed).Cantabile m. (spr. : (mu z.) Matig lang-zaam, zangerig stuk muziek.

Cantaloup m. : Knobbelmeloen m.Cantate v. : Dicht-, muziekstuk uit recitatief enaria's bestaande.

Cantatriee v. : (Bekende) zangeres.Cantharide v. : Spaanse vlieg v.Cantilene v. : Zangerige wijs v. Eentonig lied.Cantine v. : Koffiekamer (in kazerne enz.) v. Of-ficierskist m. Tas (auto).

Cantinier : Cantinehouder.Cantiniere : Marketentster.Cantique m. : 1. Lofzang m., -lied (nit Bijbel). -des -s : Hooglied (v. Salomo). 2. (Kerk)gezang.

Canton m. : Landstreek v., gebied v., kanton.Onderkiesdistrict. Le lac des Quatre -8: 'tVierwoudsteden-Meer.

Cantonade v. : Ruimte achter de coulissen v. A la- : Achter de schermen; ter zijde; ter sluik.

Cantonal : Van een kanton.Cantonnement m. : Verdeling, inlegering (troe-pen). Kwartier.

Cantonner ov.w. : (De troepen) in kwartierenverdelen, inlegeren. (Zieke dieren) afzonderen.Beperken. I onov.w. : 't Kwartier betrekken. I se- : In 't kantonnement gaan. Zich verschansen.(fig.) Zich bepalen (tot).

Cantonnier : Wegwerker.Canule v. : Buisje, pijpje, (geneesk.) canule v.Canule : Buisvormig.Canzone V. (soort) Ital. lyrisch gedicht.Caoutehoue (spr. -tchou) : Gomelastiek, rubber.Overschoen m. Regenmantel m. Elastiekje.

Caoutehouter : Met rubber bekleden.Caoutehoutier m. : Rubberboom in, Itubberwerker.

bv.nw. : Rubber-.

Cap m. (spr. kape) : 1. (oud) Hoofd. De pied en: Van top tot teen. Avoir - et queue : Nog in

zijn gehee, zijn. 2. Steven m. Mettre le - surDe koers richten naar. 3. Kaap v., voorgeberg-te. Iles du --Vert : Kaap-Verdische Eilanden.

Capable : 1. Vatbaar (voor). 2. Bekwaam, instaat om. Geleerd. Handig. (fig.) Gewichtig,vol van zichzelf. 3. Bevoegd.

Capacite V. : 1. Inhoudsgrootte, ruimte. Mesuresde - : Inhoudsmaten. 2. Geschikt-, bekwaam-held. Kunde v. 3. Wettelijke bevoegdheid. Bre-vet de - Akte Lager Onderwijs.

Caparagon m. : Paardedekkleed.Caparagonner : Een (paarde)dekkleed opleggen.I se - : Zich opdirken.

Cape v. : 1. Mantel met kap m. N'avoir que la -et l'epte : Arm, maar van goede afkomst zijn.Roman de - et d'epee : Avontuurlijke roman.Rire 110U8 : In zijn vuistje lachen. 2 Kap v., ca-puchon 3. Dekblad (sigaar). 4. (ze ev.) Grootzeil.

Capeline V. : Vrouwenkap v. Breedgerande vrou-wenhoed m. (geneesk.) Hoofdzwachtel m.

Capêtien : Capetinger. -ingisch.Capharnaiim m. (spr. -own) : Rommel m., wan-ordelijke boel m.

Capillaire (spr. -pile?) : Haarachtig, fijn. Tube: Haarbuisje. Artiste - : -kunstenaar, kapper.

I m. : (plantk.) Steenbreekvaren v.CapillaritO v. (spr. -pila-) Fijnheid als van haar.(natk.) Aantrekking der haarbuisjes op vloei-stoffen, capillariteit.

Capitaine m : Veldheer. Kapitein. Scheepskapitein.Hoofdman (rovers). - de port : Havenmeester.

-des chasses, - de la louveterie : Opperjagermeester.Capital m. : 1. Hoofdsom v. Kapitaal. 2. Hoofd-zaak v. I bv.nw. : Voornaamst; zeer gewichtig, (insamenst.) hoofd-. Les Sept peches -aux : De ze-ven hoofdzonden. Peine -e Doodstraf. Crime

: Halsmisdaad. Lettre -e : Hoofdletter.Capitale V. : Hoofdstad v. Hoofdletter v.Capitalisable : Waarvan men kapitaal kan vormen.Capitalisation v. : Kapitaalvorming.Capitaliser : Kapitaal vormen (van). Avec leeinterets capitalises : Interest op interest.

Capitaliste m. : Geldman, kapitalist.Capitan m. : Zwetser, ijzervreter.Capitation v. : Hoofdgeld (hoofdelijke belasting).Capiteux : Koppig (drank).Capitole m. : Kapitool (Rome). Raadhuis (Tou-

louse).Capitolin : Van het Kapitool.Capitonner : Opvullen (zitting).Capitulaire : Van een geestelijk kapittel. I m.mv.: Verordeningen der oude Frankische koningen.

Capitulation v. : 1. Overgave v. Verdrag daar-van. (fig.) Amener a - : Doen zwichten. 2.Overeenkomst. - met den Sultan v.

Capitale m. : (K at h.) Slotkapittel. (plantk.)(Bloem)hoofdje.

Capituler Onderhandelen over de overgave.Zich overgeven. - avec sa conscience : Zijn ge-weten in slaap sussen.

Capon m. : Lafaard. Klikspaan.Caporal m. : 1. Korporaal. Le petit - : NapoleonI. 2. (Tabac de) - : Goedkope rooktabak.

Capot m. : 1. Mantel m. 2. Kap (over motor) v.3. (sp el) Faire qn - : Iem. beest makers. Etre

: (fig.) Uit 't veld geslagen zijn.Capote v. : Lange mantel met kap m. Kapotjas v.Vrouwenhoed m. (Rijtuig-, auto)kap v.

Page 78: aardrijkskunde - DBNL

CAPOTER. 62 CARDINAL.

Capoter : Over de kop gaan (boot, auto).Capoue v. : Capua (stad in ItaliO).Capre m. : Kappertje (toespijs).Capree v. : Caprem, Capri (ell. bij Nape's).Caprice m. : Gril v. Voorbijgaande liefde v.Plotseling verlangen. Aardige inval m.

Capricieusement en -ieux : Grillig, luimig.Capricorn m. : 1. Steenbok (sterrenbeeld) m.Tropigue du — : -skeerkring. 2. (d i e r k.) Boktor v.

Caprin : Geiten-. Race —e : Geitengeslacht.Capsulaire : Zaaddoosvormig.Capsulation V. : 't Capsuleren (fles).Capsule v. : Doosvrucht v. Gewrichtsband tn.;omgevend vlies. Omhulsel van gelatine, capsule v.Slaghoedje. Capsule (fles) v. Dop (vulpen) m.

Capsulerie v. : Slaghoedjesfabriek v.Captage m : Het opvangen (bronwater; stof).Captateur m. : Iem. die behendig iets weet tebemachtigen.

Captation v. : Kunstgreep om voorde3l to ver-krij gen in.

Capter : 1. Behendig (voor zich) winnen. Zichin iem. guest dringen. 2. Opvangen (bron).„Krijgen" (radiostation).

Captieusement en -ieux : Listig, bedrieglijk.Captif : (Krijgs)gevangen; in slavernij levend.(fig.) Geketend, geboeid.

Captivant : Boeiend.Captiver : Boeien; onderwerpen. Winnen.Captivite v. : Gevangenschap, slavernij. (fig.)

Verslaafdheid.Capture v. : 't Aanhalen (smokkelwaar). Vangst v.,buit in. Prijsmaking.

Capturer : Vangen; buit maken; aanhalen (smok-kelwaar).

Capoue m. : Barrevoetermonnikskap v.Capuehon m. : (Monniks)kap v. Kap (op schoor-steen). Kap (van kelkblad).

Capuchonne : (plantk.) Kapvormig.Capuein in. : Capucijner, barrevoeter (monnik).

Des —s de carte : Rij achter elk. opgezette gevou-wen speelkaarten. Tom,ber comme des —s de carte :Over elk. tuimelen.

Capueine v. : Oostindische kers v. Pan v. Capu-cijnernon.

Capulet in. : (soort) Vrouwenkap v.Caput-mortuum (spr. -putemortuomm) : (scheik.)Dodekop m. (f i g.) Slecht vervolg, waardelozena sleep.

Caquage m. : Het kaken.Caque v. : Harington v. Vaatje. Serra comme desharengs en — : Als haring in een ton La —sent toujours le hareng : Men toont altijd welkeopvoeding men heeft gehad.

Caquer : (Haring) kaken. In een ton pakken.Caquet in. : 1. Gekakel (kip die legt). 2. Gebabbel.Kwaadsprekerij. Avoir du — : Praats hebben.Rabattre le — : De mond snoeren.

Caquetage m. : Gebabbel. Kwaadsprekerij. Gekakel.Caqueter : Babbelen, kletsen. Kwaadspreken. Ka-kelen (hen).

Caqueteur (spr. kakt-) : Babbelaar, leuteraar.Caqueur in. : (Haring)kaker. Kaakmesje.Car : Want. Avoir des si et des — : Zwarighedenmaken. I m. : Wagen in.

Carabe m. : Loopkever m. — dore : Goudgroeneschallebijter.

CarabO in. : Barnsteen.Carabin m.' : (vroeger) Licht miter. (Slecht)student in de medicijnen. Prul.

Carabine : Buks v. (vroeger) Donderbus v.Cambine : Stevig (wind). (fig.) Buitengewoon.Carabinier in. : Karabinier. Zware miter.Carabosse : La fee — : De boze fee uit de sprookjes.Caracal in. (my. -als) : Roodkat v.Cameo in. : Los vrouwenjak.Caracole v. : 1. Escalier en — : Wenteltrap.2. Snelle zwenking (paard).

Cameoler : Snel zwenken (paard). Huppelen. (fig.)Nu naar rechts, dan naar links gaan.

Caractëre in. : 1. (Letter)teken. Merk-. Les —8 :De letters. 2. Talisman in. 3. Aard m., het ken-merkende. 4. Waardig-, hoedanigheid. Titel m.Volmacht v. 5. Gemoed. (Vastheid van) ka-rakter. Avoir du — : Vastberaden zijn. Traitde — : Karaktertrek. Sortir de son — : Buitenzich zelven geraken.

Cameterise : Sterk uitkomend; duidelijk. -Caracteriser : Kenmerken, kenschetsen.Cameteristique : Kenmerkend. I v. : Kenmerkendeeigenschap. Kenschetsing. (wisk.) Wijzer.

Carafe v. : Karat v.Carafon in. : Wijn-, likeurkarafje. Koelvat.Carambolage m. : Carambole (biljartspeD v.Carambole v. : De rode bal m.Caramboler : Een Carambole maken.Caramel m. : Gebrande sulker v. Ulevel v.Carapace v. : (Rugge)schild, schaal v.Carat m. : 1. — (de fin) : Karaat. Or a 24 —8 :Zuiver goud. Sot d 24 —s : Volslagen gek. 2.

—(de poids) : Diamantkaraat.Caravane V. : Karavaan v. (fig.) Optocht m.Camvanier m. : Lastdierthijver. I bv.nw. : Route-igre : Karavaanweg.

Camvanserall in. : Karavaanherberg (in 't °oa-ten) v. Groot hotel.

Camvelle v. : Karveel (schip) v. Haringbuis v.Carbonaro (my. : -ari) m.mv. : Lid van eengeheim, revolutionnair genootschap in ItaliE.

Carbonate m. : (scheik.) Koolzuurzout.Carbone in. : Koolstof v.Carbone : Met kool verbonden,Carbonifére : (aardk.) (Steen)koolhoudend.Carbonique : (scheik.) Van koolzuur.Carbonisation v. : Verkoling.Carboniser : Doen verkolen. I Se - : Verkolen.Carbonnade v. : Op kolen geroosterd vices.Carburant in. : Brandstof voor motor.Carburateur en.: Toestel om koolstof met ele-menten te verbinden, vergasser.

Carburation V. : Verbinding van kool met eenander element dan zuurstof.

Carbure in. : Carbid.Carean in. : HaLsbeugel (om aan schandpaalto zetten) in. Knol in., oud paard.

Careasse V. : Geraamte, karkas. (fain.) LichaamRomp in., geraamte (v. voorwerp).

Careel in. : Carcellamp v.Careinome in. : Kanker m.Cardage in. : Het kaarden (wol zuiveren).Cardamin' e V. : Veldkers (plant) v.Carde v. : Eetbare plantensteel (artisjok) m. Kop vande kaardendistel in. Kaarde (wolkam) v. Knot v.

Carder : Kaarden (wol zuiveren).Carde r° V. : Kaardendistel v.Cardeur, -deuse : Kaarder, -ster.Carderie V. : Kaarderij (wolzuiveiing).Cardiaque : Van 't hart. (Remade) — : Hart-sterking. 1 m. : Hartlijder.

Cardinal : Voornaamst, zeer gewichtig. Les points

Page 79: aardrijkskunde - DBNL

CARDINALA T. 63 CARRELAGE.

-aux : De hoofdpunten (des hemels); - hoofd-windstreken. Nombres -aux : Hoofdgetallen; -tel-woorden. I m. : Kardinaal (prelaat of rood-kleurige vink).

Cardinalat m. : Kardinaalschap.Cardinalice : Kardinaals-. Conferer la pourpre -

De waardigheid van kardinaal verlenen.Cardiopathe m. : Hartlijder.Cardite V. : Ontsteking aan 't hart.Careme m. : 1. Vastentijd m. Viande de - : Visen groente. Arriver comme mars en - : Altijd opdezelfde tijd komen. Arriver comme mar& en- : Juist van pas komen. La mi- - : Half-vasten. 2. 't Vasten. Faire son - : Vasten. Rom-pre le - : Verboden spijs eten. Face de - : Ma-ger en bleek gelaat. Un amoureux de - : Eenschuchtere vrijer. 3. Reeks van Vasten-preken v.

Careme-prenant m. (inv. -e--e) : Vastenavondm. De drie slempdagen v66r Aswoensdag m.Vastenavondgek.

Carenage m. : 't Herstellen van de scheeps-romp. Helling, werf v. Bassin de - : Droogdok.

Carenee V. : Gebrek, 't in gebreke blijven. En - :Gebrekkig, onbevoegd.

Caren v. : ( z e e v). Buitenhuid v. -; scheepsromponder de waterlijn m. Mettre en - : Dokken.

Canner : Kielen, de kiel herstellen.Caressant : Liefkozend. Vleiend. Welwillend.Caress. v. : Liefkozing. Zachte aanraking.Caresser : 1. Strelen, liefkozen. Zachtjes strij-ken over (baard), - langs (oever). - la bouteille: Graag drinken. 2. Vriendelijk bejegenen. Koes-teren (plan); voeden (hoop). Met veel zorg nit-voeren (werk); likken (schilderij).

Caret m. : 1, Touwwinder. Fa de - : Kabel-garen. 2. Karetschildpad v.

Cargaison v. : Lading. 't Laden.Cargo-(boat) m. : Vrachtboot v.Carlatide v. : Steunbeeld (onder balkon) in vrou-wengestalte, caryatide v.

Carieatural : Dat de aard heeft van een caricatuur.Caricature v. : Spotbeeld, -prent v. Bespottelijkuitgedost mens. Onhandige navolging.

Carieaturer : Bespottelijk afbeelden.Carieaturiste : Spotprenttekenaar.Carle v. : (di er k.) Beeneter. Wolf m., tandbederf(- dentaire). (p lant k.) Steenbrand (in 't koren) m.

Carier : Door bederf aantasten. Dent carne :Aangestoken tand. I se - : Wegrotten.

Carieux : Aangestoken door bederf.Carillon m. 1. Klokkenspel. Wijsje. Horloge a - :Speeluurwerk. 2. (f am.) Gerinkel. Spektakel.

Carillonner ov.w. : Luiden. onov.w. : 't Klok-kenspel laten spelen. Spektakel maken.

Carillonneur : Beiaardspeler, klokkenist.Carlin m. : 1. Mopshond m. Nez de - : Mopneusje.2. Carlin (Ital. munt).

Carlingue m. : Cockpit (vliegtuig) v.Carlisme m. : Aanhang van Don Carlos; • vanKarel X (in Frankrijk) m.

Carliste m. : Aanhanger van Don Carlos; - vanKarel X (in Frankrijk).

Carlovingien : Karolingisch. I m. : -er.Carmagnole v. : Vrijheidsdans m., -lied (le Revo-lutie). (soort) Wambuis.

Carme m. : Karmelieter monnik. - dichausse :Barrevoeter.

Carmelite v. : Karmelieter non.Carmin m. : Karmijn, -rood. bv.nw. : Karmijnrood.Carmine : Karmijnkleurig.

Carminer : Karmijnkleurig maken,Carnage m. : 1. Bloedbad, slachting. Faire ungrand - de : Een bloedbad aanrichten onder. 2.Vlees dat door de wilde dieren wordt ver-scheurd. Avide de - : Bloeddorstig. 3. Aas, kreng.

Carnassier : Vleesetend. (fig.) Bloeddorstig. m. :Vleesetend dier. Vleeseter (insect). Woesteling.

Carnassi4re v. : Weitas v. Scheurkies v.Carnation v. : Vleeskleur v.Carnaval m. : Carnaval (van 6 Jan. tot As-woensdag). Vastenavondpret v.

Carnavalesque : Van 't carnaval, evenals op deVastenavond.

Came : Vleeskleurig. Alimentation -e : Vlees-voeding.

Carnet m. : Opschrijfboekje. Couponboekje.- a souche : Cheque-, giroboekje. - de caisse;Huishoudboekje.

Carnier m. : Kleine weitas v.Carnifier (se) : Vervlezen.Carnivore : Vleesetend. m. : - dier.Carogne v. : Kreng (scheldwoord).Caroline v. : Carolina.Carolingien z. Carlovingien.Carolus m. (spr. -loss) : Zekere oude kopei munt v.Caroneule v. : Vleesuitwas, lel v. Zaadnerf v.Carotide v. : Halsslagader (artere -) v.Carotte v. : 1. Wortel m , peen v. Cheveux - :Roodachtig geel haar. Vivre de -s : Zuinigjes;van afzetterijen. (f a m.) Tirer une - a qn : Tem.lets aftroggelen. 2. Karot (tabak) v.

Carotter ov.w. : Aftroggelen. onov.w.: Lijntrekken.Carottier : Bang speler. Afzetter. Voor-den-gek-houder. (1 e g e r) Lijntrekker.

Carpe v. : Karper m. Bdiller comme une - : Naarlucht snakken. Ignorant comme une - : Dom alseen uil. Des yeux de - (pdmee) : Schelvisogen.

m. : Handwortel m.Carpeau m. : Karpertje. Rhone-karper m.Carpelle m. : Vruchtblad.Carpette v. : Karpet. Paklinnen.Carpillon m. : Karpertje.Carquois m. : Pijlkoker m.Carrare m. : Carrarisch marmer. I v. : Carrara.Carre v. : Vlakkenhoek m. - d'un chapeau :Plaats waar bodem en randen samenkomen v.- d'un soulier : Neus van een Schoen m.

Cane : 1. Vierkant, -hoekig. Bonnet - : Doctors-muts ; muts van een geestelijke. Tete -e : He]-dere kop; stijfkop. Reponse -e : Rond, beslist.2. Trait - : Loodlijn. 3. Partie -e : Uitstapje

partijtje met z'n vieren. I m. : 1. Vierkant.Alever un nombre au - : Een getal in 't kwa-draat brengen. 2. Carrel (soldaten). 3. - demouton : Ribbestuk schapenvlees. 4. Munt-stempel m. 5. Vak (schaakbord). 6. (ze e v.)- des olficiers : Longroom v. 7. Trapportaa

Carreau m. : 1. Vierkant; ruit v. kofie a -x -:Geruite s. 2. Ruiten (in 't kaartspel). Valet de -:Ruitenboer. 3. - hdraldique : Vierhoek op een

schild m. 4. Vloer-, wandtegel m. Stenen vloer m.Rester sur le : Op de plaats (dood) blijven;de nederlaag lijden. 5. - (de vitre) : (Glas)ruit.6. Zit-. Speldenkussen. 7. Bloembed. 8. - d'ar-balete: Vierkante pijl m. Les celestes -x, les deDieu : Bliksemschichten m. 9. Groentemarkt (-de la halle) v. Opslagplaats v.

Carrel) v. : (mu z.) Hele hoot v,Carrefour m. : Kruispunt m., viersprong m.Carrelage m. : Bevloering. Tegelvloer m.

Page 80: aardrijkskunde - DBNL

64 CASIMIR.CARRELER.

Carreler : Met tegels bevloeren. Oplappen (schoen).Carrelet m. : Totebel (net) v. Jonge schol v.Paknaald m. Kaarde (wolkam) v

Carreleur : Vloerenmaker. Schoenlapper.Carrelure V. : Oplapping (schoenen).Carrement : Vierkant. (fig.) Beslist, ronduit.Carrer : Vierkant makers. (wick.) Tot de tweedemacht verheffen. (fig.) Afronden. I Se - : Eenhoge borst zetten.

Carrick m. : Kraag-, koetsiersjas v.Carrier m. : (Maitre) - : Ontginner ever steen-groeve. (Ouvrier) - : Steenhouwer.

Catlike V. : 1. Steengroeve v. 2. Ren-, strijd-baan v. Donner - a : De vrije teugel laten aan(ook fig.). Se donner - : Zich niet onbetuigdlaten. 3. (f ig.) Weg vol moeilijkheden m. 4.Loopbaan. 5. (Afgelegde) weg. 6. Levensloop,-weg. Fournir une belle - : Flink vooruitkomen.

Carriole v. : Licht boerenrijtuigje.Carrossable : Berijdbaar. Route - : Rijweg. Entrée- : Inrit m.

Carrosse m. : Koets v. Rouler - : Rijtuig houden.Carrosser : In een koets vervoeren.Carrosserie V. : Wagenmakerij. Wagen m. ,-bak m.Koetswerk (v. auto).

Carrossier : Wagenmaker. Tuigpaard.Carrousel m. : 't Ringsteken. Ringsteekveld,-baan v. Rijfeest. Draaimolen m. Tournooiveld.

Carrure V. : Schouderbreedte v.Cartable m. : Schooltas v.Carte v. : 1. Fijn bordpapier. 2. - (d jouer) :Speelkaart v. Battre -, miler les -s : Schudden.Filer la - : Een k. wegmoffelen om te bedrie-gen. Jouer -s Bur table : Met open kaart spelen.Voir le dessous des -s : In de kaart kijken. (fig.)C'est la - fore& : Dat is een doorgestoken kaart.Tirer les -s a qn : Iem. de kaart leggen. Chdteaude -8 : Kaartenhuis. 3. - (geographigue) : Land-kaart. Dresser la - de : In kaart brengen.

-marine, nautique : Zeekaart. Savoir la - du pays :(fig.) Weten waar Abram de mosterd haalt. 4.Kaartje, briefje. - postale : Briefkaart. 5. Spijs-,wijnkaart. 6. (f i g.) Gelag.

Carte-lettre v. (my. -s- -a) : Postbiad.Cartel m. : 1. Schriftelijke uitdaging. 2. Schild.8. Sierlijke lust met een uurwerk, - wandsieraader op v. 4. Producentenvereniging, kartel(1).

Carter (spr. -ere) m. : Carter.Cartbsianisme m. : Stelsel van Descartes (Fr.

wijsgeer, 17e eeuw).Cartesien m. : Aanhanger van Descartes.Carte-thlOgramme v. (my. -s--s) : Pneumatischovergebrachte briefkaart v.

Carte-vue (my. -s- -s) v. : Prentbriefkaart.Carthage v. : Carthago.Carthagime v. : Carthagena.Carthaginois : Carthaags.Cartier m. : Speelkaarten-. Landkaartenmaker.Rug der kaart m. Visiteboekje.

Cartilage m. : Kraakbeen.Cartilagineux : Kraakbeenachtig.Cartographe m. : Kaartentekenaar.Cartographie v. : Kunst om kaarten te tekenen vCartographier : In kaart brengen.Cartomancie v. : Waarzeggerij uit kaarten.Cartomancien, -ne : Kaartlegger, -ster.Carton m. : 1. - (de pdte) : Bordpapier. Per-tonnage de - : Figurant, bijpersoon. En -, de- : Waardeloos; slap, futloos. 2. Stuk bord-papier. Model. Verbeterblad. Schets v. Bijkaartje.

Battre le - : Veel kaartspelen. 3. Kartonnendoos v., - portefeuille v. Dormir dans les -s :In de doofpot zijn. - a dessin : Tekenpor-tefeuille. 4. Papieren schiji (- de tir) v.

Cartonnage m. : Kartonwerk. 't Binden in bord-papier. Kartonnen band.

Cartonner : In bordpapier binders.Cartonnerie v. : Bordpapierfabriek v. -fabricage v.Cartonnier m. : Bordpapiermaker. Kastje metbordpapieren dozen om papieren te bewaren.

Carton-paille m. : Strokarton.Carton-pate m. : Papier-mâché.Cartouehe v. : Patroon v. Kartets v. - d'artifirier: Kardoes v. I m. : Loofwerk, sierlijke lust v.Plaat met opschriften v.

Cartoueherie v. : Patronenfabriek v.Cartouehier m. : Patroontas v.Cartouchibre v. : Patroontas (aan middel) v.Cartulaire m. : Verzameling van (geestelijke) oor-konden. Charterboek.

Carus m. (spr. -uss) : Slaapziekte v.Caryl m. : Karwijzaad.Cas m. ; 1. Geval, voorval. - fortuit : coeval.C'est le - de le dire : Met recht kan men (dat)hier zeggen. C'etait le - ou jamais de • . . . : Nuof nooit moest men . . . . En - de : In gevalvan. C'est mon - : Zo gaat 't mij ook. En -, au- que : Voor 't geval dat. Un - de guetre : Eenreden tot oorlog v. 2. Feit, geval, vergrijp. - deconscience : Gewetensvraag v., -zaak v. Il est dansun mauvais - : Hij is in een moeilijk parket.Se mettre dans un mauvais -: Zich moeilijkhedenop de hals halen. Mettre dans le - de : Nood-zaken om. Etre dans le - de : In de gelegenheidzijn om, aanleiding h. om. Faire (grand) - de: (Veel) waarde hechten aan. Ne faire aucun -de : Niets geven om. 3. (t a al k.) Naamval m.

Casanier : Die graag thuis blijft, huiselijk.Casaque v. : 1. Mantel m. Tourner - : Vluchten;(fig.) van partij veranderen, overlopen. 2. Livrei-jas v. Reis-, stofjas. Schootblouse v. Jockeybuis.

Casaquin m. : Vrouwenlijfje. Tomber sur le -a, secouer le - a : Afrossen.

Cascade V. : 1. Waterval m. - de feu : Vuurre-gen m. 2. Sprong m. (fig.) Une - d'eclats ae rire :Zich hernieuwende lachbuien. Par -s : Methorten en stoten.

Caseatelle v. : WatervalletjeCase v. : 1. Hut v. Negerhut. (grap) Le patronde la - : De heer des huizes, de „bass". 2.Afdeling, vakje, hokje. Ruit (schaakbord) v.Reclamevak.

Casein() V. : Kaasstof v.Casemate v. : Bomvrij gewelf. Kerkerhol.Casemater : Van kazematten voorzien.Laser : 1. In zijn afdeling, - yak plaatsen. 2.(fig.) Onder dak bren gen. Un homme case : Diegeborgen is. I se - : Zich neerzetten. Een goedebetrekking vinden.

Caserne v. ; Kazerne v.Casernement m. : Huisvesting in kazerne. Stelselvan inwoning in scholen.

Caserner ov.w. : In een kazerne onder dak bren-gen. In de school doen inwonen. I onov.w. : Ineen kazerne liggen.

Cullum m. (spr. -omm) : Kaasstof v.Caster m. : 1. Loketkast V. Vak. - judiciaire :Strafregister. 2. Doos met vakken v. Stulpkorf v.- a bouteilles : Flessenrek.

Casimir m. : Fijn, licht laken, casimir.

Page 81: aardrijkskunde - DBNL

CASINO. 65 CATHOLIQUE.

Casino m. : Kurhaus, casino. Societeit.Casoar m. : Casuaris (vogel). -pluim v.Caspian : Kaspisch.Casque m. : 1. Helm m. — colonial : Helmhoed m.(gr a p) — a meche : Slaapmuts v. Avoir son — :Een roesje (aan)hebben. 2. Oorijzer. 3. Hoofd-telefoon (radio).

Casque : GehelmdCasquer : (Af)dokken, geld geven.Casquette V. : Pet v. — a trois ponts : Hoge zij-den pet.

Cassable : Breekbaar.Cassant : Broos, breekbaar. (f i g.) Scherp, bits.Stijl, hoekig (plooi).

Cassation V. : Vernietiging (vonnis), verbreking.Se pourvoir en — : In cassatie gaan.

Cassave V. : Maniokmeel; -brood.Casse v. : Vuurvast bekken. Letterkas v. Cassia(plant; purgeermiddel). 't Breken. De breuk v.Breekschade v.

Casse (z Gasser) : Gebroken. Afgeleefd. (f i g.)Payer les pots —s : 't Gelag betalen. Col — :Omgeslagen boord.

Casse -sou m. (my. onverand.) : Halsbrekende plaatsv. Waaghals m. Opgepast 1 Crier -- a qn : Iem.voor 't gevaar waarschuwen.

Casse-croQte m. (my. one.) : Schafttijd m. -huis.Cassement m. : 't Breken. — de tete : Hoofd-breken; oorverdovend leven.

Casse-mottes m. (my. onverand.) : Kluitenbreker(werktuig). (v olk ) Witstaart (vogel) m.

Casse-museau m. (my. onverand.) : Stomp in 'tgelaat m. Sneeuwbal (gebak) m.

Casse -noisettes m. (my. onverand.) : Notenkraker.Une figure en — : Een gelaat waarvan kin enneus bijna bij elk. komen.

Casse-noix m. (me. onverand.) : Notenkraker.Casse -pierce m. (my. onverand.) : Steenbreek(plant). Bikhamer m.

Gasser ov.w. : 1. (Ver)breken, doorbreken; kra-ken; stukslaan. Qui case les verres les paie :Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten.— les titres : Niets ontzien, een schandaal pu-bliek maken. Cela lui a casse bras et jambes :Daar is hij kapot van. Se — le nez : Zijn neusschenden (door een val); (fig.) niet slagen.

—les os a qn : Iem. afrossen. — la rite d qn : Iemde hersens inslaan; (f i g.) - veel zorg veroor-zaken; - de oren doof schreeuwen. Se — latete : Zich het hoofd breken. (f a m.) Cela cametout : Daar gaat niets boven. Cela ne casse Tien :'t Is maar matig. 2. Verzwakken, ontzenuwen.3. (re cht) Vernietigen. 4. Afzetten (— de songrade). I onov.w. en se — : Breken, gebrokenworden (z. easser 1). Tout casse : Alles is tijdelijk.

Casserole V. : Kook-, braadpan v. (f i g.) Verklikker.Casse-tete m. (me. onverand.) : Knots m. (fig.)

Zware wijn m. Vermoeiend lawaai. Moeilijk werk.— chinois : Legkaart v.; (fig.) puzzle.

Cassette v. : Kistje, doosje met vakjes. Persoon-lijke kas (vorst) v., cassette.

Casseur m. : Breker. — de pierres : Steenklopper.Gassier m. : Cassiaboom. Bok (letterkas).Cassis m. (spr. -iss) : Zwarte bes v. -seboom m.Bessen op brandewijn.

Cassolette V. : Reukvat. — de poche : Lodde-reindoosje. (spot) Quelle —I Wat 'n stank!

Cassonade V. : Bruine sulker v. — blanche : Bas-terdsuiker.

Cassure v. : Breuk v. Vouw (in stof) v.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Castagnette V. : Dansklepper, castagnet v.Caste v. : Baste v., mensenklasse v.Castel m. : Herenhuis.Castilian : Kastiliaan. -sCastillo v. : 1. Kastilie. 2. Gekibbel.Castor m. : Bever m. Kastoor. Kastoren hoed m.Huile de — : Ricinusolie. I bv.nw. : Beverkleurig.

Castoreum m. (spr. -lomm) : Bevergeil.Casualite V. : Toevalligheid.Casuel : Toe-, wisselvallig, onzeker. (t a al k.) Vande naamvallen. I m. : Verval, buitenkansjes.

Casuellement : Toevallig.Casuists m. : Godgeleerde die gewetensvragen

bestudeert. (f i g.) Muggenzifter.Casuistique v. : Godsdienstleer, die gewetens-vragen behandelt v., casuistiek v. (f i g.) Lusttot haarkloven m.

Catachrese v. (spr. -kr.) : Oneigenlijk gebruik vaneen woord in verband met een ander (b.v. 4cheval sur un dne). Verkeerd gebruik.

Cataplasme m. : Hevige omkering. Zondvloed m.Grote ramp.

Catacombs V. : Onderaards (doden)gewelf.Catafalque m. : Prachtige stellage in de kerk,waarin de lijkkist wordt gezet v., katafalk v.

Cataire v. : (pl an t k.) Kattenkruid.Catalan : Catalaan. -s.Catalectes m.mv. : Bloemlezing.Catalepsie V. : Zinvang (een soort van bezwijming) m.Cataleptique : Door zinvang getroffen.Catalogne V. : Catalonia (Spanje).Catalogue m. : Register, catalogus m. Faire le —des vertus de qn : Iem. deugden opsommen.

Cataloguer : Catalogiseren.Catalpa m. : Trompetboom m.Catalyse V. : (schei k.) Reactie van zekere lichamenop andere v., katalyse v.

Cataplasme m. : Pap v., omslag m.Catapults V. : Werptuig der Ouden, catapult v.Cataracts v : 1. Waterval rn. Stroomverval. 2.

Grauwe staar (oogziekte) v.Catarrhal : Uit verkoudheid voortkomend.Catarrhs m. : Zware verkoudheid met slijmaf-scheiding.

Catastrophe V. : Plotselinge tegenspoed m. Rampv. Treurige afloop m. (1 etterk.) Catastrofe.

Catechiser : Godsdienstonderwijs geven aan. (f i g.)De les lezen.

Catechisms m. : 1. Godsdienstonderwijs, catechi-satie. Faire le — : - geven; (fig.) de les lezen.2. (fig.) Wijze zedeles v. 3. Boek over godsdienst-leer, catechismus.

Catechists : Godsdienstonderwijzer.Catechumen m. (spr. -ku-) : Leerling van eengodsdienstonderwijzer, catechisant.

Categorie v. : (w ij s b.) Waarnemingsvorm m.,denkvorm. Afdeling. Klasse v., soort v.

Categorique : (wij s b.) Die iets beslist toekent.Onvoorwaardelijk, afdoend. Stellig, beslissend.

Categoriquement : Duidelijk en juist. Beslist.Cathedral : Waar de bisschopszetel gevestigd is.Cathedrals v. : Dom-, stiftskerk (eglise —) v.Catherine : Katharina.Catholieisme m. : Katholieke godsdienst m.Catholieite v. : Rechtgelovigheid. De geheleKath. wereld v. (fig.) Zuiverheid.

Catholique bv.nw. en m. : L Van de Kath. kerk,Katholiek. Sa Majesti — : De koning vanSpanje. Cela n'est pas — : Daar is een luchtjeaan. 2. Algemeen. 3. Zuiver.

5

Page 82: aardrijkskunde - DBNL

66 CALUITE.CATHOLIQUEMENT.

Catholiquement : Volgens de Bath. kerkleer.Cad m. : Persglans (op stoffen) m.Catillac, -ard m. : Winterstoofpeer v.Catimini ( en) : Heimelijk, stilletjes.Caton v. : Lichtekooi.Catir : Persen, glanzen (stof). Vergulden.Catissage m. : 't Persen, - glanzen. - vergulden.Catisseur : Glanzer.(Mogan m. : Dubbele, opgenomen vlecht v.Caton m. : Cato. (fig). Streng zedelijk man.Caucase m. : Kaukasus m. Kaukasie (provincie).Cauchemar m. : Nachtmerrie v.Caudal : Van de staart. (Nageoire) —e : Staartvin.Causal : Oorzakelijk. (t a al k.) Redengevend.Causalite V. : Verband tussen oorzaak en gevolg,oorzakelijkheid.

Causant : Veroorzakend. Spraakzaam.Causatif : (t a a 1 k.) Redengevend.Cause v. : 1. Oorzaak v. —premiere: Grondoorzaak.A — de : Wegens, om, ter wile van. A — que :Omdat. 2. (Beweeg)grond m., aanleiding. Et pour— : En dat niet zonder reden. Pour — de sang: Om gezondheidsredenen. 8. (Rechts)zaak v., pro-ces. It est hors de — : Hij is er niet bij betrok-ken. Avoir gain de — : Gelijk krijgen. En tout&at de — : Hoe de zaak ook moge staan. Par-ler en connaissance de — : Wel weten wat menzegt. 4. Zaak v., partij v., belangen. La — publique: 't Algemeen belang. Faire — commune : Ge-mene zaak, waken. Prendre fait et — pour : 'tOpnemen voor.

Causer onov.w. : Keuvelen, praten. — de la pluie etdu beau temps, — de choses et d' autres : Over koetjesen kalfjes praten. I ov.w. : 1. — litterature :Over boeken praten. 2. Veroorzaken, berokkenen.

Causerie v. : Gekeuvel. — dramatique : Artikel-, voordracht (eenvoudig) over 't toneel v.

Causette v. : Praatje.Causeur : Praatziek. I m. : Prater. Babbelaar.Causeuse v. : Praatster. Babbelaarster. Canapevoor twee personen v.

Causticite v. : Invretende kracht v., scherpte .(fig.) Bijtende spot m., - spotzucht v.

Caustique : Invretend, brandend. (fig.) Scherp.I m. : Bijt-, brandmiddel.

Caustiquement : Bijtend. Scherp.Cauteleusement en -eux : Loos.Cautere m. : Brand-, bijtmiddel; .brandijzer.

Opengehouden zweer v., fistel v.Cauterisation V. : Branding, toeschroeiing.Cauteriser : Branden, toeschroeien.Caution V. : 1. Borgtocht m. Sujet d — : Nietto vertrouwen; nader te bevestigen. 2. Borg.

Cautionnement m. : Borgstelling. Som v.Cautionner : Borg blijven voor.Cavalcade v. : Rit m. Ruiters. Optocht.Cavale v. : Merrie.Cavalerie v. : Ruitertj. — (industrielle) : Allepaarden ener onderneming.

Cavalier m. : Ruiter. Cavalerist. Paard (schaak-spel). Edelman, man van de wereld. Heer die eendame begeleidt, cavalier. Danser. I bv.nw.: Los,ongedwongen. Vrijpostig. Voor ruiters bestemd.

Cavalierement : Vrijpostig, ongegeneerd.Cavatine v. : Korte aria v., cavatine.Cave : Hol. Ingevallen (wang). Diepliggend (oog).

V. : 1. fielder m. (fig.) Aller de la — au grenier :Van de hak op de tak springen. 2. Wijnkelder,-voorraad. 3 annies de — : 3 fear afgetapt.3. Likeurkeldertje. 4. Klaargelegd speelgeld.

Caveau m. : Wijnkeldertje. Keldertje (brandstof).Grafkelder m. (Brand)kluis v.

Cavecon m. : Neuspranger. (fig.) Teugel m.Caver ov.w. : Ondergraven, uithollen. I onov.w.: (sp e 1) Een zekere som gelds uitleggen.

Caverns V. : Spelonk v., hol. Longholte v.Caverneux : Vol spelonken. - holten. (ontleedk.)Sponzig. Voix -euse : Grafstem.

Caviar m. : Steurkuit als toespijs v., kaviaar v.Cavite v. : Holte v.Ce (e') : Dit, het. Pour — faire : Om dat te doen.Sur — : Daarop. — qui, — que : Hetgeen. C'estque : 't Is omdat, ge moet weten dat. Si —n'est que : Behalve indien, tenzij. — n'est pas que: Niet dat, ge moet niet menen dat. C'est enquoi : Daarin. — me semble : Naar 't mij toe-schijnt. Et — . . . . : En wel . .., en zulks.

Ce, set, eat°, cos : Deze, die. Dit, dat. Ces mes-sieurs : De heren. Gee dames : De dames; diesoort van dames. Ce soir : Van avond. Un deces fours : Dezer dagen.

Mans : (oud) Hier, in dit huis, te huis. Le maitrede — : De heer des huizes.

Ceei : Dit, dit Kier, dit alles.Melte v. : Blindheid.Cedant bv.nw. en m. : (Hij) die zijn recht -,aandeel afstaat, - overdoet ; endossant (wissel).

Ceder ov.w. : Afstaan, overdoen. — le haut dupave, — le pas d qn : Iem. laten voorgaan (o okfig.). Le — d qn (en courage) : Voor iem. (inmoed) onderdoen. — la place : Inrukken. I onov.w. : 1. Toegeven. 2. Zwichten, zich onderwer-pen. 3. (Door)buigen, wijken.

Mille v. : Teken (onder de c).%drat m. : Muskus-citroen m. -boom m. Sukade(— confit) v.

Cedre m. : Ceder m. -hout.Mule v. : Briefje. Schuldbekentenis, ceel v.Ceindre : Omgorden, -geven. — le diacteme :

De d. opzetten; (fig.) koning worden. I se — : Zichomgorden. — le front : Zich een kroon opzetten.

Ceinture v. : 1. Gordel(riem) m., -band m. Bonnerenommee vaut mieux que — done : Een goedenaam is beter dan rijkdom. 2. Broeks-, roks-band. 3. Middel (lijf). Il ne lui va pas jusqu'dla — : Hij kan zich met hem niet vergelijken.4. (mil.) Pantsergordel m. 5. Omsluiting. Cheminde fer de — : Ring-, ceintuurbaan v.

Ceinturer : Een gordel omdoen. (f ig.) Omheinen.Ceinturier : Gordelmaker. -handelaar.Ceinturon m. : Draagband m., (degen)riem m.Cela (z. ca) : Dat. C'est —I Goed zo 1 Comment---, Hoe dat? C'est bien — : Dat is goed gezegd;zo is 't. Par — seul : Daardoor alleen. Pas plusdistingue que — : Niet zo erg gedistingeerd.

Gelation m. : (spot) Overgevoelig, smachtendaanbidder. I bv.nw. : Lichtgroen (vert —).

Celebrant bv.nw. en m. : Mislezend (priester)(n i e u w) Jubilaris.

Celebration V. : Viering; bediening (mis). Vol-trekking (huwelijk).

Mare : Beroemd, vermaard. Trop — : Berucht.Weimer : Opdragen (mis). Vieren, voltrekken.Bezingen, prijzen.

Celebrite v. : Beroemdheid. Beroemd persoon.Trop grande — : Beruchtheid.

Celer : Verbergen, -helen, -zwijgen.Celerette v. : Autoped.Merl m. : Selderie v. --rave : Knol-.Celerite v. : Snel-, gezwindheid, spoed m.

Page 83: aardrijkskunde - DBNL

C1LESTE. 67 CERCEAU.

Celeste : 1. Hemels, van de lucht. (in samenst.)Hemel-. 2. Van de godheid. Le Celeste Empire :'t HemeIse Rijk, China. 3. Heerlijk. I m. : Chinees.

Westin, --e : Celestijnermonnik, -non.Celibat m. : Ongehuwde staat m., echteloos leven.Celibataire m. en bv.nw. : Ongehuwd. -e.Celle z. eelui.Celierier, -Mr° : Keldermeester(es) (in klooster).Collier m. : Provisiekamer v. Wijnkelder m.Cellulaire : 1. (nat. hist.) Uit cellen bestaand,celvormig. 2. Waarbij iedere gevangene in eencel is opgesloten.

Cellule v_ : Cel (— de correction) v. (mil. (Pro-voost v. (n a t. h i s t.) Cel.

Celluleux : In cellen verdeeld.Celluloid m. (spr. -o-ide) : Celluloid.Cellulose V. : Celwandstof v. Houtpulp.Celte m. en bv.nw. : Kelt. Keltisch.Celtique : Keltisch.Celui, cello, ceux, cellos : Deze, die, dat, die-,datgene, degenen, hij, zij. Ceux de la vale : Delui uit de stad. --ei : Deze, dit; dezen. --IA :Gene, dat; genen. Faire — qui n'entend -, necomprend pas : Zich van den domme houden.

Cement m. : 1. Cement. 2. Cementpoeder.Cementation v. : Bewerking met cementpoeder.Cementer : Met een cementpoeder bewerken.

Acier cemente : Cementstaal.Cenaele m. : 1. Vertrek waarin Jezus het Avond-maal vierde. 2. Bring m., vereniging.

Centre v. : 1. As v. Reduire en —s : In de as leggen.2. As (als rouwteken). Mercredi des Cendres :As(woens)dag. 3. Overblijfselen, -schot. Renattrede ses —s : Uit zijn as herrijzen.

Condit : Askleurig, -grauw, grijs.Cendrer : Asgrauw maken. Met as mengen.Cendleux : Vol as.Cendrier m. : Asbak m. -je.Condition V. : Assepoester.Cone v. : Avondmaal.Cenelle v. : Bezie (hulst, hagedoorn) v.Cenobite m. : Kloosterling.Cenobitique : Kloosterachtig.Cenotaph° m. : Ledig praalgraf, monument.Cons m. (spr. sense) : Census (volkstelling envermogensschatting) te Rome m. Grondrentev., cijns m. Belastingbedrag dat men betalenmoet om kiezer te zijn.

Cense : Gerekend, geacht, geschat.Censement : (IT o I k) Om zo te zeggen.Censeur m. : Censor (z. cans ) te Rome. Zeden-meester. Berisper. Beoordelaar (kunst). Censor(die geschriften onderzoekt). Gedelegeerd corn-missaris (bank). Hij die 't toezicht houdt ineen Frans gymnasium.

Censitaire m. : Leencijnsplichtige. Belastingkiezer.Censorial : Van de censuur (z. censure).Censurable : Berispelijk. laakbaar.Censure v. : Waardigheid van censor te Rome.Berisping. Beoordeling (boeken, enz.) v6Or deuitgave. Verbod door censoren. Straf door eenvergadering, de kerk of rechters tegen een derleden uitgesproken v.

Censurer : Berispen, bestraffen. Openlijk afkeu-ren (boek, leer). Een disciplinaire straf uitspre-ken over.

Cent : Honderd. Veel. Je vous le donne en — :Ik zet het je in tienen. En un mot comme en —: In den woord, kort en goed. Faire les — pas :Op en neer lopen. Faire les —c oups : Allerlei

dwaasheden uithalen. Mettre aux — coups :Radeloos maken. Le trois pour — De 3% staats-rente. I m. : 1. Honderdtal. 2. Cent (Amerika,Nederland) m.

Centaine v. : 1. Honderd(tal). Tine — de mile: Een honderdduizendtal. 2. Streng v. Draadje(om een streng).

Centaure m. : Paardmens, centaurus.Centaur& v. : (plant k.) Centaurie. Duizend-guldenkruid. — bleue : Korenbloem v.

Centenaire : Honderdjarig. I m. : - meas. Eeuw-feest. 100ste opvoering. - (geboorte- of) sterfdag .

Centenier m. : Hoofdman over honderd (oudheid).Centesimal : Honderddelig, -tallig. Procentisch.Centiare m. : Vierkante meter m., centiare v.Centleme bv.nw. en m. : Honderdste (deel).Centigrade : In honderd graden verdeeld. Degri— : Graad Celsius. 1 m. : Graad Celsius m.

Centigramme m. : Centigram m.Centilitre : Centiliter m.Centime m. : Centime v. Opcent m.Centimetre m. : Centimeter m. Maat - v., maat-stok van 1 M, 50 m.

Central : 1. In het midden liggend. (in samenst.)Hoofd-. Point — : Middelpunt. Maison —e :Strafgevangenis. 2. Naar of van 't middelpunt.Feu — : Kernvuur.

Centralisateur, -trice : Die alles naar 't middel-punt, de hoofdplaats overbrengt.

Centralisation v. : Vereniging der -krachten eninstellingen van een land op ddn punt. Samen-trekking.

Centraliser : In den punt (alle instellingen) ver-enigen. Samentrekken.

Centre m. : 1. Middelpunt. 2. Midden. Centrum.Centrumpartij v. Hart (stad). 3. — de gravite :Zwaartepunt. 4. Verzamelplaats v., hoofdzetelm. 5. (in samenst.) Midden-.

Centrifuge : Middelpuntvliedend, centrifugaal.Contripete : Middelpuntzoekend, centripetaal.Cent-Suisse m. (mv. — -Suisses) : Soldaat derZwitserse garde der Franse koningen.

Centumvir m. (spr. -tomm-) : Honderdman (soortrechter te Rome).

Centumvirat m. (spr. -Comm-) : Waardigheid vanhonderdman. Rechtbank daarvan.

Centuple : Honderdmaal groter. 1 m. : Honderd-voud.

Centupler : Verhonderdvoudigen.Centurie v. : Afdeling (om te stemmen). Krijgs-schaar van 100 burgers (Rome) v., centuria

Centurion m. : Hoofdman over honderd (Rome),centurio.

Cep m. (spr. sepp) : Wijnstok m. Hout van de -.Cèpage m. : Wijnstoksoort v.Cep m. : Eekhoornbroodje (paddenstoel).Cep& v. : Uitlopers (hout). Jong hout.Cependant (sours ee pendant) bw. : Ondertussen.— que : Terwijl dat. I voegw. : Echter.

Cephalaigie v. : (geneesk.) Hoofdpijn v.Cephalique : Van 't hoofd. Remêde — : Middeltegen hoofdpijn.

Cephalopods m. : Koppotige.Ceramique v. : Pottenbakkerskunst (art —)v. I bv.nw. : Van de pottenbakkerskunst.

Cerbère m. : Helhond met 3 koppen m. (fig.)Norse portier. Streng wachter.

Cereeau m. : 1. Hoepel m., band m. Jouer ua — :Hoepelen. Jambes en — : Kromme benen. 2.(soort) Juk (waaraan men vaten draagt).

Page 84: aardrijkskunde - DBNL

68 CHAIR.CERCLAGE.

Cerclage m. : Het aanbrengen der hoepe s.Cerele m. : 1. (wick.) Cirkel m. Chercher la qua-drature du : Iets onmogelijks zoeken. 2. Cirkel-omtrek m., kring m. Faire - autour de : Zichscharen rondom. 8. Gebied. 4. Gezelschap. 5.Societeit, club v. 6. (fig.) Kring, omvang m.,sfeer v. - vicieux : Redenering in een kringetje.7. Hoepel m., band m. Vin en -s : Wijn op lust.

Cercler : Van hoepels voorzien.Cereleux : Societeitslid.Comfier m. : Hoepelmaker.Cereopithëque m. (nat. bist.) Meerkat v.Cercueil m. : Doodkist v.areale : Van de graven. -s v.mv.: Graangewassen.Cerebral : Van de hersenen. Fikre -e : Hersen-vliesontsteking. I m. : Iem. die hoofdwerk doet.

Ceremonial : Wat de ceremonien betreft. 1 m.: Ceremonien bij een plechtigheid.

Cèrêmonie v. : Plechtig gebruik, ceremonie.Plechtigheid. Plichtpleging. Sans - : Zonderomslag. Visite de - : Officieel bezoek. Fairedes -8 : Plichtplegingen maken.

Ceremonieux : Overdreven beleefd, vormelijk.Owl m. (spr. serfe) : Hert.Cerfeuil m. (pl an tk.) (Tuin)kervel v. Ribzaad.Cerf-volant m. (me. : Vliegend hert.hertshoornkever m. Vlieger (van kinderen).

Cerisale v. : Kerseboomgaard m.Cerise v. : Kers v. Ruben - : Kersrood lint.Cerisier m. : Kerseboom m. Kersenhout.Cerne m. Kring m. Jaarkring (boom).Corner : 1. Geheel omringen, omsingelen. Eenkring maken om. Een kring graven om (boom) .Avoir les yeux cern& : Blauwe kringen omde ogen hebben. 2. (fig.) In nauw drijven.

Certain : 1. Zeker, vast. Tenir pour - : Hetvoor gewis houden. 2. Bepaald, vastgesteld. 3.(v 66 r znw.) Zekere (onbepaald), sommige.m. : Het zekere. (hand el) Donner le - : Vastewaarde in 't binnenland hebben (wisselreductie).-s Sommigen, enigen.

Certainement : Zeker, ongetwijfeld.Cartes : (Zeer) zeker; inderdaad.Certifieat m. : Getuigschrift, (schriftelijk) bewijs,akte v. - d'origine : Bewijs van oorsprong.- provisoire : Recepis.

Certifieateur m. : Hij die lets verzekert, getuigt.bv.nw. Die een verklaring geeft.

Certification V. : Waarmerking.Certifier : Voor waar verklaren, verzekeren.Certitude V. : Zekerheid. Overtuiging.Cerumen m. (8pr. -menn) : Oorsmeer.Muse v. : Loodwit (blanc de -).Cerveau m. : 1. Hersenen v., brein. Rhume de -: Neusverkoudheid. Transport au - Vlaag vanwaanzin. 2. Verstand, geest m. Avoir le - file,

blessi, - malade : Een slag van de molen weg-hebben. Se creaser le - Zich suf denken.

-crew : Dromer, man vol hersenschimmen.- braid : Heethoofd.

Cervelas m. : Cervelaatworst v.Cervelet m. : Kleine hersenen v.Cervelle (z. eerveau) v. : 1. Hersenen v. (Se)faire saute? -, (se) brater la - : (Zich) een kogeldoor 't hood jagen. 2. Verstand. Rompre la -

: Steeds aan de oren zeuren. - d'oiseau :Lichtzinnig mens.

Cervical : Van de nek, nek-,Cervoise v. : (soort) Bier der Ouden.Ces z. ee, cat enz.

Cesar m. : (Julius) Caesar. Keizer. Il tautrendre 4 - ce qui est : Geeft den Keizerwat des Keizers is.

Marion : Keizerlijk. Operation -ne : Keizersnede.Cessation v. Stilstand m.; staking (vijandelijk-heden, betaling); opheffing (zaak). Stine.

Cesse v. : N'avoir point de - que : Geen rusthebben alvorens. N'avoir ni - ni repos : Rustnoch duur hebben. Sans - : Onophoudelijk.

Cesser onov.w. : Ophouden, een einde nemen.ov.w. : Ophouden met, staken.

Cessibilite v. : Vervreemdbaarheid.Cessible : Vervreemdbaar.Cession v. : Afstand m., vervreemding. Faire -de : Overdragen.

Cessionnaire m. en v. : Hij of zij aan wien letswordt overgedragen, verbandhouder, verkrijger.

C'est-i-dire : Dat wil zeggen. Of liever. Dus.Cesure v. : Verssnede v., ca3suur v.Cet z. ce, cette enz.Mace m. : Walvisachtig zoogdier.Cette z. ce, cet.Ceux z.Cêvenol : Bewoner van de Cevennen.Ceylan m. : Ceylon.Chabler : Met een kabel voorttrekken. Als eenkabel Ineendraalen.

Chabot m. : Rivierdonderpad v.Chabraque z. schabraque.Chant m. (me. -als) : Jakhals m.Chaconne v. Dans m., -wijze (langzame) v.Chaeun : leder. Iedereen. - a sa -e lederheeft zijn liefje. A - scion sec oeuvres : lederworde beloond naar zijn werken.

Chafouin m. en bv.nw. : Mager, onooglijk (mens)met een listig, sluw gezicht. Sluw.

Chagrin : Verdrietig, wrevelig. m. : Verdriet.Wrevel m. Segrijnleder.

Chagriner : 1. Verdriet aandoen. Ergeren. Se - :Verdrietig worden; zich ergeren. 2. Tot segrijn-leder maken. Papier chagrind : Gekorreld p.

Chagrinier : Segrijnlederbewerker.Chah z. schah.Chahut m. : Herrie v., janboel m.Chahuter : Herrie maken (bij).Chahuteur : Herriemaker.Chat m. Wijnkelder m.Chalnage m. Het opmeten met een ketting.Chafne v. : 1. Ketting m. 2. Sleep (sleepboot met

hetgeen volgt) m. 3. Ketting m., schering (weef-sel). 4. Setting m., keten m. Mettre qn 4 la -;trainer la - : Tot een galeislaaf maken; een -zijn. Charger de -s : In de boeien slaan. 5. (fig.)Band m.; „blok aan 't been*. Dienstbaarheid.Rompre ca - : Zijn kluisters verbreken. Camaradede -: Lijdensgenoot. 6. Reeks v., xij v. Bergketen.„Sneeuwbal" . 7. (f i g . ) Reeks, aaneenschakeling.

Chatner : Met een landmeetketting meten.Chafnetier : Kettinkjes-, haakjesmaker.Chalnette v. : Kettinkje.Chalneur : Kettingdrager (van landmeter).Chalnon m. : Schakel v. Maas (net) v. Bergketentje.Chair v. :1. (Spier)vlees. En-et en os : In levendenlijve. Etre bien en - : Goed in zijn vlees zitten.2. Vlees (om to eten). Hacher menu comme -pate : Zeer fijn hakken; (fig.) in de pan hakken.3. Vlees (van vrucht). 4. Vlees (met huid).

-de poule : Kippevel. 5. Het vlees, de menselijkenatuur v. Zinnelijke driften v. Etre de - : Ookmaar een mens zijn.

Page 85: aardrijkskunde - DBNL

69 CHANCRE.CHAIRE.

Chaire v. : 1. Stoel m. La - de saint Pierre, la -apostolique : De Pauselijke -. 2. Leerstoel, kathe-der m. 3. Preekstoel, kansel m.

Chaise v. : 1. Stoel m. - pliante : Klap-. - longue: Canapé met den leuning aan 't einde v. - per-cee : Nachtstoel, stilletje. 2. - porteurs) :Draagstoel. - de poste : Reiswagen m.

Chaise-lit (my. -s- -s) v. : Ligstoel m.Chaisier, -iêre : Stoelenmaker. -verhuurder, -ster.Stovenzetster.

Chako z. schako.Chaland m. : Praam v., schouw v. (o ud) giant.Chalandise v. : Klandizie v.Chaleographe in. (spr. kat) Plaatsnijder.Chalcographie v. (spr. kal-) : Plaatsnijkunst v.Afdeling gravure.

Chaldaique (spr. kal-) : Chaldeeuws.Chaldêe v. (spr. kal-) : Chaldea.Chalden (spr. kal-) : Chaldeeuws.Chafe m. : Omslagdoek m., sjaal v.Chalet m. • Kaashut (Alpen) v. Zwitsers huisje.Kleine villa v. - de nicessiti : Openbaar privaat.

Chaleur v. : 1. Warmte v. Les grandes -s : Deheetste zomerdagen m. 2. (fig.) Hevigheid, vuur,ijver m. -s de sang, - de foie : Opwellingen vandrift.

Chaleureusement en -eux : Vol gloed, - vuur.IJverig, vurig.

Chalet m. : Ledekant. Brits v.Chalenge m. : Wisselprijs, (prix de -); wisselbeker(coupe de -).

Chaloir : (ou d) Kunnen schelen. Peu m'en chaut :'t Kan me niet schelen.

Chaloupe v. : Barkas v. - canonniAre : Kanon-neerboot v.

Chalumeau m. : Strohalm m., rietje. Herders-fluit v. Lijmstokje. Blaaspijp v. - autogene :Lasbrander. - coupeur : Steekvlam.

Chalut m. : Sleepnet, trawl v.Chalutier : Trawler (stoomviskotter) m.Chamade v. (o ud) : Teken van overgave. Battrela - Zich overgeven; (fi g.) toegeven.

Chamailler : Een standje maken aan. se - :Vechten. Kibbelen.

Chamaillerie v., -is m . : Kloppartij v. Ruzie v.Chamarrer Opdirken, - met schitterends.Chamarrure v. : Smakeloze opschik m.Chambardement m. : Lawaai. Het omverwerpender maatschappij.

Chambarder : Omverwerpen (de maatschappij).Lawaai maken.

Chambellan m. : Kamerheer.Chambranle m. : Lijst (om deur, venster) v.Chambre V. : 1. Kamer v., vertrek. Slaapkamer.- d'ami : Logeer-. Ouvrier en - : Thuiswerker.Pot de - : Waterpot. Robe de - : Kamerjapon.Garder la : Zijn kamer houden. Femme de

-: Kamenier; kamermeisje (hotel). Valet de - :Kamerdienaar. Des stratggistes en - : Leger-aanvoerders thuis („de stuurlui die aan walstaan"). Industrie en - : 2. Kamer vanden vorst. 3. Kajuit v. 4. Kamer (wetgevendlichaam). 5. Kamer (rechtbank). 6. Vereniging,lichaam. - de commerce : K. v. Koophandel. 7. -noire : Camera (obscura). 8. - de vapeur : Stoom-ruimte v. - a air : Binnenband (fiets) m.

Chambrêe v. : Werklieden, soldaten die op eenkamer slapen, - werken. Zaal, publiek.

Chambrelan m. : Thuiswerker (werkman).Chambrer onov.w. : In den kamer huizen. ov.

w. : Opsluiten. Uithollen. Op kamertemperatuurbrengen (wijn).

Chambrette v. : Kamertje.Chambrier : Intendant van de hofhouding.Chambriére v. : Kamermeisje. Dresseerzweep v.Cham eau m. : Kameel. Scheepskameel. Lam-meling, kreng. Slet.

Chameller m. : Kameeldrijver. bv.nw. : Route-iire : Kameelweg.

Chamelle v. : Wijfjeskameel.Chamois m. : Gems v. (Cuir de) - : -leer, zeem-leer. Peau de - : Zeemleren lap. I bv.nw. :Gemsleerkleurig, geel.

Chamoiser : Zeemtouwen.Chamoiserie v. : Zeemtouwerij, -handel m.Chamoiseur Zeemtouwer.Champ m. : 1. Open plaats v., veld. - de courses

: Renbaan v. Les -8 Elysees : 't Verblijf der zali-gen (oudheid), de Elysese velden. - de Mars :Marsveld (Rome). - de Mars, - de manoeuvres: Exercitieveld. Le - d'honneur : 't Slagveld.

-dos : Kampplaats, tournooiveld. Laisser le -libre a qn : Iem. vrij zijn gang laten gaan. Pren-dre -, se donner du - : Achteruitgaan om eenaanloop to nemen. Se battre en - clos : Een zaaksamen uitvechten. 2. Veld (van verrekijker, wa-pen). 3. Akker m., veld. En plein : In 't openveld. 4. (f i g.) Gebied. 5. Les -5 : Landerijen,weide v. Maison des - : Buiten. A travers - :Dwars door 't veld. L'homme des - : De land-bouwer. Courir les -s : In 't vrije veld rondzwer-ven. (fig.) Se sauver a travers -8 : Uitvluchtenzoeken. Prendre la clef des -s : Het hazenpadkiezen. Un rien le met aux -5 : Een kleinigheidmaakt hem ongerust of boos. 6. 7. chant 5.

Champagne v. : Champagne (provincie). I m. :Champagnewijn m. Fine - : Beste cognac.

Champenois : Uit Bewoner van Champagne.Champétre Landelijk. Garde - : Veldwachter.Champignon m. 1. Paddenstoel m. Poussercomme un - Groeien als kool. 2. Zwam v.3. Sponzig vleesuitwas, wild vices. 4. Kop(brandende pit) m. 5. Hoede-, pruikebol m.Kapstokknop m. Stander. 6. Schoorsteenkap v.

Champignonniere v. : Paddenstoelkwekerij.Champion m. : Kamploen. Kampvechter. (fig.)Verdediger. Overwinnaar.

Championnat m. : Kampioenschap.Champlever (spr. chanle-) : Ingroeven (email).Chanaan m. (spr. kana-an) : Kanaan.Chancard m. : Gelukskind, boffer.Chance v. : 1. Dobbelspel. 2. Kans v., waarschijn-lijkheid. Tenter sa derniere - : Een laatste po-ging wagers. Courir sa - : 't Wagen. Geluk.It a de la - : Het loopt hem mee. Pas de -!Dat is mis, dat tref ik nietl Bonne -! Veel succes!'t Beste I Par - : Door een gelukkig toeval.

Chaneelant : Waggelend. (fig.) Besluiteloos; wan-kel (gezondheid).

Chaneeler : Waggelen. (fig.) Besluiteloos -; wan-kel zijn.

Chaneelier m. : Kanselier, zegelbewaarder. - del'universitd : Rector magnificus.

ChaneeliOre v. : Kanseliersvrouw. Voetenzak m.Chancellement m. Waggeling.Chancellerie v. : Kanselarli.Chaneeux : 1. Onzeker, wisselvallig. 2. Fortuinlijk,die 't treft, die boft.

Chancre m. : 1. Kankergezwel. Manger comme un: Eten als een wolf. 2. (fig.) Kanker m.; kwaad.

Page 86: aardrijkskunde - DBNL

CHANCREUX. 70 CHAPELET.

Chancreux : Kankerachtig.Chandail m. (my. -s) : Trui, vest, jumper m.Chandeleur v. : Maria-Lichtmis v.Chandelier m. : 1. Kandelaar m. Mettre la lumieresur le - : Zijn licht laten schijnen. 2. Kaarsen-maker ; -koopman. 3. Schraag v., stut m.

Chandelle V. : 1. Kaars v. A la -, aux -s : Bijkunstlicht. Le jeu ne vaut pas la - : Het sop isde kool niet waard. Voir des --s, 1000 -s, 36-8 : Een slag krijgen, z6 dat het vuur uit de ogenspringt. Devoir une (f iere) - a qn : Tem. wel mogenbedanken. A cheque saint sa -! Ere wien ere toe-komt! S'eteindre comme une - : Uitgaan als eennachtkaars. - romaine : Romeinse kaars (vuurpijlmet ballen). 2. Stut m., stander. Faire la - : Opzijn handen staan. 3. - de glace : IJskegel m.

Chandellerie V. : Kaarsenmakerij. -winkel m.Chanfrein m. : Voorhoofd. Bles v. Pluim v.Change m. : 1. Verandering. Wisseling, ruffling.Rendre le - : Met gelijke munt betalen. 2.(h andel) Wisselhandel m. Commissie, koersver-schil (voor wisselaar). Bureau de - : Wissel-kantoor. Lettre de - : Wissel m. Premiere -; se-conde de - : Prima; secunda. 3. Wisselkoers (coursdu - ) m. Valuta v. 4. Donner le - a : Op eendwaalspoor brengen. Prendre le - : Zich latenmisleiden. 5. Klein geld. Demander le - d'unLouis . Vragen een louis te wisselen.

Changeable : Dat veranderd kan worden.Changeant : Veranderlijk. Met een weerschijn (stof).Changement m. : Verandering, ver-, afwlsseling.Verplaatsing. - de train : 't Overstappen. - enbien : Verbetering. - a vue : Toneelveranderingmet open gordijn, (f i g.) plotselinge omkeer m.

Changer ov.w. : 1. Verwisselen. Vervangen. -contre : (Ver)rullen voor. Cela nous changera desautres : Da's weer eens wat nieuws. 2. Schoonlinnen geven aan. Verschonen (kindje). 3. - en :Veranderen in, doen overgaan in. 4. Hervormen,anders maken. Nous aeons changetout cela : Tegen-woordig gaat dat heel anders. Cela nous changede -: Dat is voor ons wat anders dan. I onov.w. :1. Veranderen. Verwisselen. - de train, - devoiture : Overstappen. Aimer a - : Van verande-ring houden. - de Tinge : Schoon linnen aantrek-ken. - de vie: Een andere levenswijze aannemen.- d'une chose comme de chemise : Zeer gemakkelijken dikwijls van lets veranderen. - du tout au tout: Geheel en al veranderen. 2. Geld wisselen. ISe - : Veranderen, anders worden. Andere kle-ren -, schoon goed aandoen.

Changeur m. : Geldwisselaar.Chanoine m. : Kanunnik. Domheer.Chanoinesse V. : Stiftdame, domjuffer.Chanson v. : 1. Lied(je). - a boire : Drinklied.Mettre en -s : In liedjes bespotten. 2. Praatjes.-8 (que tout cela)! Praatjes 1

Chansonner : In spotliedjes aanvallen.Chansonnette V. : Deuntje. Grappig liedje.Chansonnier m. : Liedjeszanger, die alleen zijneigen liedjes zingt. Liederenverzameling.

Chant m. : 1. Het zingen, gezang. - du cygne :Zwanenzang (laatste grote werk) m. - du cog :Hanengekraai. 2. Lied. Wijs v., muziek v. (K a t h.)Plain-- : Kerkgezang. 3. Lyrisch gedicht. 4.Zang (afdeling van een groot gedicht) m. 5. (ookchamp 6) Smalle zijde v. Poser de -, sur - : Opde smalle kant plaatsen.

Chantage m. : Afdreiging (van geld).Chantant : Zangerig (muziek). Slepend (spraak).

Chanteau m. : Homp v. Aangesneden brood.Lap (stof) m. Geer v.

Chantepleure v. : Grote wijntrechter m. Vat(om druiven te treden). Waterlozing.

Chanter : 1. Zingen. C'est comme s'il chantait :Men laat hem maar leuteren. Que vient-il nous

f Wat voor malligheid komt hij ons nu weervertellen ? Je le ferai - : Ik zal hem tot redebrengen; - dwingen. Faire - qn : Tem. geld af-dreigen. - toujours la meme chanson, - antienne,le mem,e refrain : Steeds hetzelfde liedje zingen.- une antienne, - sa gamme a qn : Iern. doorha-len. - en lisant : Dreunerig lezen. - en parlant :Slepend spreken. Si cela vous chante : Als jedaar zin in hebt. 2. Zingen; kraaien (haan);piepen (deur); zingen (water); suizen (gas).(fig.) La poule ne doit point - levant le coq :Als de man spreekt, moet de vrouw zwijgen.3. (f i g.) Bezingen, verkondigen. Il chante vic-toire : Zijn haan kraait victorie. 4. (Af)dokken.

Chanterelle v. : 1. Lokvogel m. 2. Quintsnaarv. (f i g.) Appuyer sur la - : Aanhoudendover een onaangenaam onderwerp praten.

Chanteur m., -euse v. : 1. Zanger, -es. MaitresChanteurs : Meistersinger. 2. Afdreiger (vangeld; soms, gr ap : maitre -). 3. Zangvogel m.

Chantier m. : 1. Steun-, stutblok. Stelling (wijnkel-der, zager). Stapel (schip) m. (f i g.) Werk. Avoirsur le - : Bezig zijn aan. Mettre sur le - : Opstapel zetten (ook fig.). 2. Stapel (hout). 3.Houtwerf v. 4. (Scheeps)timmerwerf ; steenhou-werswerkplaats v. - de construction : Werf.

Chantonner : Neurien.Chantre m. : 1. Zanger. Les -s des bois : 't Vo-gelenkoor ; de vogels. 2. Koorzanger. Voorzanger.3. (f i g.) Dichter, zanger.

Chanvre m. : Hennep. (di chtk.) Touw.Chanvrier m. : Hennepbereider. I bv.nw. : (insamenst.) Hennep-.

Chaos m. (spr. kao) : Baaierd m., chaos m. (f i g.)Warboel v.

Chaotique (spr. kao-) : Verward, ongeordend.Chaparder : Plunderen (door soldaten).Chape v. : 1. Mantel met kap m. Sous - : Heime-lijk. 2. Koorkap m. Disputer de la - de -, al'eveque : Twisten om hetgeen geen van beidentoebehoort. 8. Kap v., overdekking.

Chapeau m. : 1. Hoed m. - a trois comes : Steek m.Parler - bas : Eerbiedig spreken. Mettre - bas: Zijn hoed afzetten. Obtenir le - (de cardinal) :Kardinaal worden. Mettre son - de travers : Eenuitdagende houding aannemen. Coup de - :Groet. Avoir le - sur l'oreille : Zijn hoed scheef ophebben; (f i g.) slecht gemutst zijn. 2. (m u z.) -chinois : Schellenboom m., bellenmuts v. 3. Dek-lijst v. (m u z.) Boogje (noten verbinden). Inlei-ding (artikel). Schoorsteenkap v. 4. Semelles de- : Vilten zolen. 5. - (du capitaine) : Kaplaken(premie op de vracht voor den kapitein). (nieu w)Steekpenningen.

Chapeauter (se) : Zijn hoeden kopen. Zijn hoedopzetten.

Chape-chute v. (my. -s- -s) : Buitenkansje.Chapelain : Kapelaan. Aalmoezenier.Chapelet m. : 1. (vroege r) Bloemkrans m. Bruids-.2. (thans; K a th.) Rozenkrans. Un - d'injures: Een reeks scheldwoorden. 3. Rist v., snoerv. (bouwk.) Lijstwerk met ronde pareltjes.Kettingmolen (- hydraulique) m. 4. Jacobs-ladder (baggeren) v.

Page 87: aardrijkskunde - DBNL

CHAPELIER. 71 CHARIT1

Chapelier, -iere : Hoedenverkoper, -verkoopster.-fabrikant.

Chapelle v. : 1. Kapel v. Kleine kerk v. 2. (fig.)Afzonderlijke partij v., coterie. Etre de ,a - :Een bentgenoot zijn. 3. Zangers en muzikantender kapel. Maitre de - : Kapel meester. 4. Gewelf(oven). Onderstel (weefstoel). Distilleervat.

Chapellenie v. : Kapelaansprebende v.Chapellerie v. : Hoedenwinkel m. -fabriek v.Chapelure v. : Geraspte korst v., paneermeel.Chaperon m. : 1. Kap (man) v.; huff (vrouw) V.

- de moine : Monnikskap (plant). Le petit -rouge : Roodkapje. 2. Geleider, -ster. Servir de- 4 : Vergezellen. 3. Muurkap (kasteel). 4. Over-vellen (clruk).

Chaperonner : Bedekken (met kap). Als geleider,-ster dienen bij

Chapiteau m. : Kapiteel (aan zuil). Lijst-, kroon-werk ; kap v, ; helm (distilleerkolf) m.

Chapitre m. : 1. Kapittel, stift. Avoir voix au- : Ook iets te zeggen hebben. Tenir - : Be-raadslagen. 2. Hoofdstuk. (f i g.) Onderwerp. Jel'ai mis seer le - de M. G. : Ik heb hem op Mijnh.G. gebracht.

Chapitrer : (Een geestelijke) in 't kapittel beds-pen. De les lezen, kapittelen.

Chapon m. : Kapoen (haan). Broodkorst (opsalade) met knoflook ingewreven.

Chaponneau m. ; Kapoentje.Chaponniére v. : Kapoenenpan v. -kwekerij.Chaque : leder, elk.Char m. : 1. Tweewielige (zege-, strijd)wagenm. 2. Rij-, voertuig. - funêbre : Lijkwagen. 3.Kar v., wagen. - a banes : Jan-plezier m. -d'assaut, - de combat : Tank (lager). 4. Praal-wagen (optocht).

Charabia m. : Dialect der Auvergners. Koeterwaals.Charade v. : Lettergreepraadsel.Charangon m. : Snuitkever m. - du bid : Koren-

Worm m.Charbon m. . 1. Kool v.; houts- (- de bois); steep

-(- de terre). Passer en - : Verkolen. Fairele plein de -, faire du - : Bunkeren. 2. - adessiner : Houtskool. - animal : Beenzwart.3. Stuifbrand (koren) m. 4. Miltvuur. Bloedzweerv. 5. Koolspits v.

Charbonnage m. : Steenkolenmijn v. Kolen-branderij v. Voorraad steenkool. Stuifbrand(koren) m.

Charbonnêe v. : Geroost stuk vlees. Houts-koolschets v. Koollaag v.

Charbonner ov.w. : Doen verkolen. Met koolzwart maken. I onov.w, en se - : Verkolen.Walmen (lamp). _Du bl4 charbonnd : Koren,waarin brand is.

Charbonnerie v. : Kolenpakhuis.Charbonneux : (g eneesk.) Miltvuur-, met -. Met(korenlbrand; met een bloedzweer.

Charbonnier m. : L Kolenbrander. Koopman inbrandstoffen. La foi du - : Nalef geloof van eeneenvoudig man, geloof op gezag. - est maitre chezlui : Elk mens is baas in zijn eigen huis. 2. Kolen-hok. I bv.nw. : (Steen)kolen-.

CharbonniOre v. : Kolenbranders-, -verkopers-vrouw. Kolenoven m.

Chareuter : Onhandig voorsnijden. (Een zieke)onhandig opereren, villen.

Charcuterie v.: Spekslagerij . (Bereide) vleeswaren v.Chareutier, 46re : Spekslager. -svrouw. Lompechirurg.

Chardon m. : 1. Distal v. C'est un vrai - : Hij iserg onvriendelijk. 2. -s : IJzeren punten om 'toverklimmen te beletten v.

Chardonneret m. : Distelvink m.Charge v. : 1. Last m., vracht v., lading.Lading (wapen; Leidse fles). Voiture en - :Rijtuig met reizigers. Tir a - : Schieten metscherp. - de coups de bdton : Dracht slagen v.Le rail est en - : Is onder stroom. 2. (fig.)opdracht v., last, zorg v. Il a - de : Hem isopgedragen. Avoir - d' dmes : Verantwoordelijkzijn. Imposer une grande - a : Veel zorg ver-oorzaken. 3. Ambt, post m. En - : In functie.4. Ambt met de klanten, praktijk v. 5. ( Over)-last m., hinder m. Etre a - a : Tot last zijn.6. Last, bezwaar, lastige verplichting. Avoir des-8 de Camille : Een huisgezin moeten onder-houden. A la - que : Onder verplichting dat.A (la) - de : Onder beding, - gehoudenheidvan. A la - d'autant, 4 - de revanche : Opvoorwaarde dat men eveneens zal doen. Il esta ma - : Ik moat hem onderhouden. 7. Belasting.8. Les -s : Bezwaren tegen een beschuidigde.Ces fails sont a la - de : Daze feiten pleitentegen. Tdmoin d - : Bezwarend getuige. 9.Overdreven portret (portrait--), caricatuur.Faire la - de qn : Iem. belachelijk nabootsen.10. Krachtige aanval m. Sonner -, battre la - :Het sein tot de aanval geven. Au pas de - :In de stormpas. (f i g.) Revenir a la - : Zijnverzoek herhalen ; een nieuwe poging doen.

Chargé m. : Iem. die belast is met. z. affaire 2.bv.nw. : 1. Beladen, bepakt. Lettre -e : Aange-

tekende brief met geldswaarde. - d'ans : Zeeroud. 2. Geladen. 3. Overladen (met), bedekt(met). 4. Troebel (urine). Beslagen (tong). Ge-zwollen (ogen). 5. Overmatig. Overdreven op-gesierd. Monnaie -e : Geld waarin te veel alliageis. - en couleur : Donker.

Chargement m. : Het laden, - bevrachten. La-ding, vracht v. sVrachtjes (koetsier). Aante-kening (brief).

Charger : 1. Beladen, bevrachten, een last op-leggen. Laden (wapen); stoppen (pup). In zijnrijtuig of auto nemen (koetsier, chauffeur). Latenaantekenen (brief). 2. (f i g.) Belasten , opdragen.3. (fig.) Overladen, bezwaren. - une successiond'un legs : Een erfenis met een legaat bezwaren.- de coups : Afrossen. - sa conscience de : Op zijngeweten nemen. Cela charge l'estomac : 't Ligtzwaar in de maag. 4. Getuigen tegen, bezwa-ren. 5. Overdrijven, opzettelijk vergroten; aan-dikken. - un compte : Een rekening te hoogopvoeren. - la couleur : K. te dik opleggen. 6.Aanvallen; (f i g.) te lijf gaan. I se - : L Zicheen last opleggen. Geladen -, gevuld worden.Betrekken (weer). Troebel worden (urine). Be-slaan (tong). Elk. aanvallen. (fig.) Elk. be-kladden. 2. se - de : Zich belasten met, borgblijven voor. Je m'en charge : Ik neem dat voormijn rekening.

Chargeur m. : Sjouwer, dokwerker. Scheepsbe-vrachter, cargadoor. Patroonhouder.

Chariot m. : 1. Vrachtwagen m. Wagen. Le grandC-; le petit C- : De Grote -; - Kleine Beer.--eche& : Montagewagen. 2. Loopwagen (kind).

Charitable en -meat : Barmhartig. Weldadig,mild. Welgemeend (raad).

Charitè v. : 1. Barmhartigheid. - bier ordonnOecommence par soi-meme : Het hemd is nader dan

Page 88: aardrijkskunde - DBNL

72 CHASUBLE.CHARIVARI.

de rok. 2. Wel-, liefdadigheid. Aalmoes v., giftv. Faire la - : Aalmoezen geven. Dames de - :Armenbezoeksters. V ent,e de -: Fancy fair. 3. Naas-tenliefde v. Sceur de - : Pleegzuster, diakonesLa joi, l'esperance et la - : Geloof, hoop en liefde.

Charivari m. : Ketelmuziek v. Geschreeuw, gejoel.Standje.

Charlatan m. : Marktschreeuwer. Kwakzalver.(fig.) Snoever.

Charlataner onov.w. : Den kwakzalver spelen.ov.w. : Bedriegen.

Charlatanerie v. : Kwakzalverij. Snoeverij.Charlatanisme m. : Kwakzalverij.Charlemagne m. : Karel de Grote. (spell Heer.Faire - : Het spel verlaten, als men gewon-nen heeft.

Charles m. : Karel. - -Quint : Keizer Karel V.Charlotte V. : (na a m) Lotje. Vrouwenhoed metstrookjes. Broodschoteltje met appelmoes.- russe : Schuimrand met slagroom gevuld.

Charmant : Bekoorlijk, betoverend. Innemend.Charme m. : 1. Betovering. Toverkracht V.-middel. Rampre le - : De toverkracht verbre-ken. Se porter comme un : Zo gezond als eenvis zijn. 2. Bekoorlijkheid. 3. Haagbeuk m.

Charmer : 1. Betoveren; bezweren (slangen).2. Wegtoveren. 3. Bekoren, verrukken. Korten(tijd). Lenigen (smart). J'en suis charme : Datdoet mij veel genoegen.

Charmeur, -meuse, -meresse : 1. Iem. die be-tovert. - de serpents : Slangenbezweerder. 2.Iem. die bekoort. I bv.nw. : Betoverend. Be-koorlijk.

Charmille V. : Heg v., laan v. Prieel.Charnel : Vleselijk, zinnelijk.Charnellement : Naar den vleze, zinnelijk.Charnier m. : Bewaarplaats voor vlees v.Proviandkamer v. Knekelhuis. (o ud) Kerkhof.

Charniére V. : Scharnier v.Charnu : Vlezig.Charnure V. : Vlezige delen (van den mans).Charogne V. : Kreng, aas.Charpente v. : 1. Timmerwerk, getimmerte. Boisde - : Timmerhout. - osseuse : (Benig) ge-raamte. 2. (H g.) Bouw m., opzet (stuk, boek) m.

Charpenter : ()lout) ruw bewerken. (fig.) Bou-wen. In elk. zetten.

Charpenterie v. : Timmermansvak. -werk. -werk-plaats v.

Charpentier m. : Timmerman.Charpie v. : Pluksel. En - : In vezels.Charrethe V. : Karrevracht v.Charretier m. : Voerman. Karrepaard. Il n'ya si bon - qui ne verse : Het baste paard struikeltwel Bens. Jurer comme un - (embourbe) : Vloe-ken als een ketter.

Charretiere : Porte - : Karrepoort v.Charrette V. : Tweewielige kar v. - a bras :Handkar. - d'enfants : Sportkar. - anglaise :Poneywagen.

Charriage m. : Vervoer per kar. Voerloon. Hetkruien.

Charrier ov.w. : Met een kar vervoeren. Mede-,aanvoeren. - droit : Zijn plicht doen. - desglacons = Charrier onov.w. : Kruien (rivier).

Charroi m. : Vervoer (karren). Voerloon.Charron m. : Wagenmaker.Charronnage m. : Wagenmakersvak. -werk.Charronnerie v. : Wagenmakersvak.Charroyer : Per as vervoeren.

Charrue v. : Ploeg m.Charte v. : 1. Oorkonde v., handvest v. 2. Grond-wet v. La grande - : De Magna Charta (Engeland,1215). 3. (fig.) Grondslag m.

Charte-pantie v. (my. -s- -s) : Chertepartij v.,scheepsvrachtbrief m.

Chartreuse V. : Karthuizerklooster. (fig.) Eenzaamlandhuisje. (soort) Likeur v. Karthuizernon.

Chartreux m. : Karthuizermonnik.Chartrier m. : Oorkondenverzameling. -bewaarder.Charybde m. (spr. ka-) : Charybdis v. Tomberde - en Scylla : Van kwaad tot erger komen.

Chas m. : Oog (naald).Chasse v. : 1. Reliquieenkastje. Pare comme une- : Op zijn Paasbest gekleed. 2. Montuur (bril,steen) v. Schaar (weegschaal) v. Hecht (mes).

Chasse v. : 1. Het jagen, jacht v. - a courre :Lange -. - au fir : Korte -. Qui ya a la - perdsa place : Opgestaan, plaats vergaan. Plombde - : Hagel. 2. Jachtstoet m. 3. -terrein. 4.Gedood wild, jachtbuit. 5. Het achtervolgen.Donner la a : - Achtervolgen, najagen.l'homme : Mensen-, slavenjacht. Prendre -Vluchten. 6. Vrijheid van beweging, speelruimte(machine). 7. Straal m., spoeling. - d'eau :Spoelinrichting.

Chasse-erolsO m. (my. -s- -s) : Kruising vandansende paren. (fig.) Grote verplaatsing. Cen'est qu'un simple -: Het ene vervangt eenvoudig't andere.

Chasselas m. : (soort) Witte tafeldruif v.Chasse-mane m. (my. onverand.) : Viskar v.Vis-, haringjager (schip).

Chasse-mouehes m. (my. onverand.) : Vliegennet(paard). -waaier (mans).

Chasse-neige m. (my. onverand.) : Sneeuwploegm. -opruimer. -storm m.

Chasse-pierces m. (mv. onverand.) : Baanschuiver(vOOr aan locomotief).

Chassepot m. : Achterlaadgeweer.Chasser ov.w. : 1. Jacht maken op. 2. Ver-, weg-jagen. IJitdrijven (duivel). Laten doorstromen.(water). Spuien (lucht). La faim chasse le loupdu boil : Nood leert bidden. Un clou chasse l'autre: Het een vervangt het andere, het ene doethet andere vergeten. - un clots, - une chenilleInslaan, aandrijven. I onov.w. : Jagen (z. chas-se). - sur les terres d'un autre : Onder iem. dui-van schieten. Bon chien chasse de race : De appalvalt niet ver van de stam. Le navire chasse surses ancres 't Schip rijdt op zijn ankers. Le navirechasse sur la cote : Wordt naar de kust gesleurd.Les ntuzges chassent du sud Komen aandrijven nit.

Chasseresse v. : Jagerin. Diane - : De jachtgodinDiana.

Chasseur m. : 1. ,Tager. Cet homme est un fort- devant l'Eternel : Is een tweede Nimrod. 2.Livreibediende, palfrenier. Chasseur (groom, diedeuren opendoet). Loopjongen. 3. - alpin :Alpenjager (voetvolk).

Chasseuse v. : Jagerin.Chassieux : Lopend (oog).Chassis m. : 1. Houten omlijsting, raam. - dejardinage : Glasraam. 2. Vormraam (drukker).3. Onderstel zonder widen, chassis (auto). 4.Krat (b.v. om fiats) o. 5. Kassette (photo).

Chaste en -meet : Kuis, rein.Chastete v. : Kuis-, rein-, eerbaarheid.Chasuble v : Kazuivel v., opperkleed van denpriester in de mis.

Page 89: aardrijkskunde - DBNL

CHASUBLERTE. CHAUSSER.73

Chasublerie v. : Handel in voorwerpen die bij deRath. eredienst te pas komen m. Die voorwerpen.

Chasublier m. : Kazuifelmaker.Chat m. : 1. (n at. hi st.) Katachtig dier. —tigre : Tijgerkat. — musquó : Civetkat. — -pard :Boskat. 2. Kat v., kater. Avoir un — dans lagorge : Een graat in de keel hebben. N'eveillezpas te — qui dort : Maak geen slapende hondenwakker. — echaude craint l'eau froide : Een ezelstoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen.Il n'y a pas un — : Er is geen sterveling.C'est le — : Dat heeft de kat gedaan (als tem.de schuld van zich afwerpt). Jouer au — : Krij-gertje spelen. Courir comme un — maigre : Snellopen. 3. Mon — : Lieveling, snoes. — a, neufqueues : Kat met negen staarten (zweep).

Chataigne v. : Kastanje v. — du Bresil : Para-noot. — d'eau : Waternoot.

Chitaigneraie v. : Kastanjeboomgaard m.Chataignier m. : Kastanjeboom m. -bout.Chatain : Kastanjebruin. I m. : -e kleur v.Chateau m. : 1. Slot, kasteel. Groot buiten. (fig.)Bolwerk. — fort : Vesting. — d'eau : Water-toren m.; -reservoir; grote fontein v. (f i g.) — enEspagne : Luchtkasteel. 2. Naam, die men aanwiinsoorten geeft (b.v. — -Laffitte).

Chiteaubriant m. : Runderbiefstuk van de Naas.Chatelain m. : Slotvoogd, burchtheer.Chatelaine v. : Burchtvrouw. Betting, waaraande dames allerlei kleine voorwerpen dragen m.

Chatelet m. : Kasteeltje. Le grand — : Gerechts-hof. Le petit — : Gevangenis.

Chatellenie v. : Ambachtsheerlijkheid.Chat-huant m. (spr. cha-uan; me. —s--s) :Katuil m.

Chatier : Kastijden, tuchtigen. Vijlen (aan stijl).Qui bien aime, bien chdtie : Wie zijn kinderenliefheeft, kastijdt ze.

Chatiére v. : Kattegat (in deur). -val m. Gat omwater te laten weglopen. (fig.) Kijkgat. Achter-deur (porte —) v.

Chatiment m. : Kastijding, straf v.Chatoiement, -olment m. : Kleurverandering (doorlicht), kleurenspel.

Chaton m. : 1. Katje. 2. Katje (bloeiwijze). 3.Ringkas v. Gezette steen m., - diamant m.

Chatouillement m. : Het kittelen. Gekittel.Chatouiller : Kittelen. Strelen, behagen. (f i g.) —au bon endroit : In zijn zwak tasten.

Chatouilleux : Gevoelig voor kittelen. Zeer ge-voelig. Lichtgeraakt. Netelig, teer (vraag).

Chatoyant : Met een weerschijn. (f i g.) Met schit-terende beelden.

Chatoyer : Een weerschijn hebben.Chatte v. : Wijfjeskat. Des manieres de — : Aan-halerige manieren. Ma (petite) — : Snoesje.

Chattemite v. : Schijnbare lief- en zachtheid. Fairela — : Liefheid voorwenden.

Chaud : 1. Heet, warm, die warm houdt. Tenirla place —e a qn : Iem. plaats tijdelijk bezetten.Une nouvelle toute —e : Een kersvers nieuwtje.Servir tout — : Dadelijk opdienen. —I —I Voor-uit wat I vlug I Un ouvrage — de la forge : Pasgemaakt. 2. Verwarmend. Koortsachtig. PVvre—e : Hete koorts. (o u d) — mal : Hete koorts.Tomber de fievre en — mal : Van de regen inde drop komen. 3. (fig.) IJverig, vurig, warm.Driftig. La bataille a ite —e : Het is er warmpjestoegegaan. —e alarme : Hevige ontsteltenis. Iln'est ni — ni froid : Het last hem om 't even.

Avoir la fete —e : Oplopend zijn. I bw. : Servir —: Warm opdienen. Ce manteau tient — : Zit warm.I m. : Warmte v., hitte. Un — et froid : Eenverkoudheid. Avoir — : Warm zijn. Mettre au— : Warm houden. Il fait — : Het is warm.Souffler le — et le froid : De huik naar de windhangers, uit twee monden spreken. Il y faisait— : Het ging er warmpjes toe. Se sentir au — :Zich lekker voelen.

Chaude v. : Lekker warm vuurtje. Gloeihitte.Chaudeau m. : Kandeel v., kraamvrouwensoep v.Chaudement : Warm. (f i g.) Vurig.Chaudiere v. : Water-, kook-. Stoomketel m.Chaudron m. : Kook-, waterketel m. Piano v.Chaudronnerie v. : Ketelhandel m. ; -fabricagev. Koperslagerswerk.

Chaudronnier : Koperslager.Chauffage m. : Verwarming. Brandstof v. Stook-wijze v. — et eclairage : Vuur en licht.

Chauffe v. : Het stoken (werktuig). Chambre de— : Stookplaats v.

Chauffe-assiettes (my. onverand.) m. : Borden-warmer.

Chauffe-bains m (my. onverand.) : Geiser (vanbad) m.

Chauffe-pieds m. (my. onverand.) : (Water)stoofv. Voetenzak m.

Chauffer ov.w. : (Ver)warmen, -hitten. Op-stomen (leerling). Reclame maken voor. Plinkachter iets heen zitten. — a blanc, - au rouge :Wit-, roodgloeiend verhitten. I onov.w. :Warm worden. Warmte geven. (fig.) Hooglopen (twist). Faire — qch : Iets verwarmen.Le four chauffe pour vous : Je zult er van listen.Cela ehauffe : Daar gaat het warmpjes toe; hetgevaar is Groot. I se — : Zich warmen. Verwarmdworden. Stoken.

Chaufferette v. : Stoof v. Tafelkomfoor.Chaufferie v. • Smeedijzeroven m. Machinekamer v.Chauffeur v. : Stoker. Automobielbestuurder;motorschipbestuurder.

Chauffoir m. : Verwarmde wachtkamer v. —public, - municipal : - kamer voor de armen.

Chaufour m. : Kalkoven m.Chaufournier m. : Kalkbrander.Chaulage m. : 't Kalken.Chauler : Kalken.Chaumage m. : Het afsnijden der stoppels.Chaume m. : Stro. Stoppels m. Dekstro, riet.(di chtk.) Strohut v.

Chaumer : Van stoppels ontdoen.Chaumihe v. : Hut (met rieten dak) v.Chaumine v. : Stulpje, hutje.Chausse v. : 1. Schouderversiering (op doctors-toga). Kolbakzak m. 2. Filtreerzak. 3. (o ud)Les —s : Broek tot de knieen v. Tirer ses — :Zijn biezen pakken. Etre apt* /e8 — de qn :Iem. op de hielen zitten.

Chaussee v. : Dam m., dijk m., kade v. Straat-weg m. — en beton : Betonweg. Les ponts et —s :De Waterstaat m.

Chausse-pied m. (me. onverand.) : Schoenhoorn m.Chausser ov.w. : 1. Aandoen (schoen, kous). Opzet-ten (bril). 2. (Tern.) schoenen aandoen, schoeien.— un arbre : Een boom aanaarden. Il, n'est pasaise a — : Hij is lastig te voldoen. Etre bien -;mal chausse : Goed-; slecht passende schoenendragen. Cela me chausse : Dat lijkt me. I onov.w. : Passen (schoen). — a 7 points : Schoenen no.7 dragen. I se — : Zich van schoenen voorzien.

Page 90: aardrijkskunde - DBNL

74 CH2RIR.CHAUSSE-TRAPE.

Zijn schoenen aandoen. — (la tete) d'une idee: Zich lets in 't hoofd zetten.

Chausse-trape v. (my. — grapes) : Voetangel m.,vangijzer. Vossenval m. (f i g.) Valstrik m.

Chaussette V. : Sok v.Chausson : Hoge pantoffel v. Vilten zool v.Schermschoen m. — aux pommes : Appelflap v.

Chaussure V. : Schoeisel. Schoenen m., laarzen v.Trouver — a son pied, - 4 son point : Zijn gallingvinden.

Chauve : Kaal, -hoofdig. L'occasion est — : Menmoet de gelegenheid dadelijk waarnemen.

Chauve-souris v. (me. chauves-souris) : Vleermuis v.Chauvinisme m. : Blinde bewondering voor Frank-rijk. Nationale zelfingenomenheid.

Chauvinists m. : Belachelijk patriot. 1 bv.nw. :Overdreven nationaal.

Chaux v. : Balk v. Four a — : -oven. — vine :Ongebluste — hydratee, iteinte : Gebluste -.— hydraulique : Watermortel v. Lait blanc de— : Kalkmelk. Eau de — : -water. Passer -, badi-geonner blanchir a la — : Witten.

Chavirer onov.w. : Kapseizen (schip, auto). (fig.)Te gronde gaan; van streek raken (verstand). Iov.w. : Onderstboven keren.

Chef in. : 1. Hoofd. Deux cents de brebis : 200stuks schapen. 2. Hoofd, gebieder, leider, stich-ter. — de bataillon, — d'eecadron : Majoor. —d'etat-major : Stafoverste. — de division : Divisie-generaal; referendaris. — de file : Vleugelman,voorman; (fig.) raddraaier. General en — :Commanderende generaal. Commander en — :

Opperbevel voeren. — d'orchestre : Diri-gent. Second — d'orchestre : Orkestmeester.— d'emploi : Acteur die de eerste rollen speelt.— de train : Hoofdconducteur. 3. (fig.) Recht,persoonlijke macht. v. De son — : Eigenmachtig.Du — de sa femme : Van zijn vrouws zijde.4. Hoofdpunt. Le premier — d'une accusation :Het hoofdpunt ener aanklacht. Au premier —,au dernier — : In de hoogste mate. Du — de :Wegens, uit hoofde van.

Chef-d'oeuvre m. (spr. clad-; my. chefs-d'oeuvre) :Gildeproefstuk. Meesterstuk.

Chef-lieu m. (me. chefs-lieux) : Hoofdplaats v.Cheftain, —e v. : Padvindersleider m., -ster.Chegros m. : Pikdraad v.Cheik m. : Hoofd van een stain Arabieren, sjeik.Cheiropteres m.mv. . (spr. ki-ir-) : Handvleugeligen.Chelidoine v. (spr. ke-) : (plantk.) Stinkendegouwe v. Zwaluwsteen m.

Chemin m. : 1. Weg m. Btre toujours sur les- par voies et par —s : Altijd buiten zijn. Suivre le— des icoliers : De langste weg volgen. Legrand — : De straat-, heerweg. Voleur de Brands—s : Straatrover. En — faisant : Onderweg.Rebrousser — : Op zijn schreden terugkeren. Pas-sez votre —! Loop door! — de halage : Jaagpad.Faire du — : Een grote afstand afleggen;(fig.) vooruitkomen; ingang vinden. Gagnerdu — : Opschieten. Faire voir biers du — a qn: Maken dat iem. de handen vol heeft. Vieuxcomme les —s : Oud aLs de weg naar Kralingen.Se mettre en — : Zich op weg begeven. Resteren : Blijven steken. 2. (fig.) Weg, middel(om tot lets te geraken). Tout — mêne a Rome : Erzijn veel middelen om tot een doel te geraken. Al-ler le droll —, alter droit son — Recht door zeegaan. Faire son — : Het ver brengen. Trouverle — du cur : Genegenheid wekken. Ne pas y

alter par quatre —s : Recht op 't doel afgaan.3. Loper (in gang, op tafel). Loopplank v.

Chemineau m. : Landloper. Wegwerker.Cheminee v. : 1. Schoorsteen in. -mantel in.

Chambranle de — : -lijst. Sous le manteau de la —: In vertrouwen, in 't geheim. Il faut faire unecroix a la — : We moeten een streepje aan debalk zetten. (fig.) Une — qui me tombe surla tete : Een tegenvaller. 2. Zundgat. Holte(pijpesteel) v. Nauwe rotstrechter.

Cheminer : Voortgaan (rustig). Vorderen.Cheminot : Spoorwegambtenaar.Chemise v. : 1. Hemd. (fig.) Mettre qn en — :Iem. tot op het hemd uitkleden. Il a join -,vendu sa — : Zijn laatste cent is hij kwijt. 2.Omslag, overtrek. Mantel (kogel) m. Isoleerlaag(kabeldraad) v. Pomme (de terre) en — : Met deschil gekookt. 3. Documentenmap; dossier.

Chemiserie v. : Hemdenwinkel m.; -fabriek v.-makersvak. Ondergoed.

Chemisette V. : Halfhemd. Vrouwenlijfje.Chemisier m. : Hemdenverkoper. -maker.Chenaie v. : Eikenbosje; -laan v.Chenal m. : Vaargeul v. Stroombed. Waterloopm. Dakgoot v.

Chenapan : Deugniet, spitsboef. Buks.Chéne : Eik Eikenhout. — liege : Kurkeik.Chéneau rn : Jonge eik m.Chenet m. : Haard-, vuurijzer.Cheneteau : Jonge eikChénevidre V. : HennepakkerChênevis m. : Hennepzaad.Chenil m. (spr. -ni) : Hondenhok. (fig.) Knot.Chenille v. : 1. Rups v. Laid comme une :Lelijk als de nacht. 2. Lelijk Gemeen laagmeas. 3. Smal fluwelen koord. 4. Rupsvormigophoogsel op autoband.

Chenopode m. (spr. ke-) : Ganzevoet (plant) m.Chenu : Sneeuwwit. Zeer oud; ontbladerd. Voor-treffelijk.

Cheptel tn. (spr. chettel) : Veepacht v. Het vee zelf.(Rund)veestapel m.

Cheque m. : Cheque (soort zichtwissel) v.Cher, chere : 1. (v66r het nw.) Lief, dierbaar.Waard. Il m'est — Hij is mij dierbaar. 2.(meestal achter 't nw.) Waaraan men grotewaarde hecht. Mon vceu le plus — : Mijn vurigstewens. 3. (id.) Duur, kostbaar. I m. en v. : Mon

, ma — : Mijn waarde, liefste. bw. : Duur.Il fait — vivre ici : Het levee is bier duur. Donner— pour : Er heel wat voor overhebben om.Elle ne vaut pas — : Zij is niet veel zaaks.

Chercher : 1. Zoeken, opzoeken. — la petite bete :Vitten. — midi a quatorze heures : lets te verzoeken. 2. Halen. Alter envoyer — qn : Gaan -;laten (af)halen. 3. — a : Pogen, trachten.I se — :Elk. zoeken. — soi-meme : Aileen eigen voordeelzoeken; trachten zich zelven te leren kennen.

Chereheur : Zoeker. Vorser. d'esprit : Ge-wilde grappenmaker. bv.nw. : Onderzoekend.

Chere v. : 1. Onthaal. Faire bonne — d : Goedontvangen ; onthalen. 2. Kost m. Maigre —; bonne

: Sober -; goed maal. Faire bonne — . Goede Bierwaken.

Chérement : Zorgvuldig; teen. Duur.Cheri m. : Lieveling, schat m. I bv.nw. : Geliefd.Cherif m. : Sherif, afstammeling van Mohammed.Vorst.

Cherir : Teer beminnen. I se — : Elk. beminnen.Met zich zelven zeer ingenomen zijn.

Page 91: aardrijkskunde - DBNL

CHRRISSABLE. 75 ("HIEN.

Cherissable : Beminnelijk.Chersonese v. (spr. ker-) : Schiereiland. — tau-

rique : De Krim v. —cimbrique: Jutland. La — (deThrace) : 't Schiereiland Gallipoli.

Cherte v. : Duurte (der waren) v.Chêrubin m. : Cherub. Engel. EngeltjeChetif : Armoedig, nietig. Zwak. Onbeduidend.Chetivement : Armoedig, karig.Cheval m. : 1. Paard. — blanc : Schimmel. — de(pur) sang, — de race : Volbloed — de course :Ren-. — de selle : Rijpaard. C'est son — de bataille: Dat is zijn stokpaardje. Etre alter a : Tepaard rijden. Etre a sur un dne : Op een ezelrijden. Etre a sur un bdton : Schrijlings zittenop. are a — sur la discipline : Streng zijn op 'tpunt van. Monter sur ses Brands chevaux : Plotse-ling een hoge toon aanslaan. Une lettre a :Een brief die raak is. Homme de — Paardenlief-hebber, ruiter. Ici on loge a pied et — :Logement en uitspanning. Monter un : Eenp. berijden. Monter a — : Te paard stijgen;rijden. Une mede,cine de — : Een paarden-middel. Une fievre de — : Een koorts alseen paard. Cela ne se trouve pas sous le pasd'un — : Dat groeit iem. maar niet op de rug.Qua aura de beaux chevaux, si ce n'est le roil Wie't breed heeft, laat 't breed hangers. Changer soncheval borgne contre un aveugle : Van de regen inde drop komen. 2. — de riviere : Nijlpaard. 3.Paard, bok (gymnastiektoestel) m. (Manage de)chevaux de bois : Draaimolen m. Jouer aux petitschevaux : Op een roulette wedden, die een wed-ren voorstelt. Jeu du — fondu : Bok, bok stavast. — de Frise : Spaanse ruiter (balk metijzeren punten). 4. —(-vapeur) : Paardekracht v.

Chevaleresque : Ridderlijk. Heldhaftig.Chevalerie v. : Ridderschap. -wezen.Chevalet m. : Folterbank v. Bok m., ezel, schraag

v. Schildersezel. Kam (snaarinstrument) m.Messenlegger.

Chevalier m. :1. Ridder. 2. Ridder (van een orde).— du Temple : Tempelier. (f i g.) — d'industrie :Oplichter, fortuinzoeker. 3. Paard (schaakspel).

Chevaline : Paarden-. Race — : Paardenras.Cheval-vapeur m. (my. chevaux-vapeur) : Paarde-kracht v.

Chevanee v. : Bezitting, goed, have v.Chevauchee V. : Rit m. Rondrit (op inspectie).Chevaueher onov.w. : Te paard rijden. Schrij-lings zitten. Over elk. staan, elk. kruisen. ov.w. : Berijden.

Chevau-lager m. (my . chevau-lagers) : Licht ruiter.Chevelu : Langharig. Behaard. Cuir : Behaardehoofdhuid. Racine —e : Haarwortel.

Chevelure v. : (Hoofd)haar; scalp m. Licht-streep, staart (komeet) v.

Chevet m. : 1. Hoofdeinde (bed). -peluw v. Epeede — : (f i g.) Stokpaardje. Livre de : Lievelings-bock. 2. Gedeelte van 't koor.

Chevetre m. : Halster m. Steekbalk m.Cheveu m. : : (Mensen-hoofd)haar. En - :Bloothoofds. S' arracher lee —x : Met de handen in't haar zitten. Prendre l'occasion aux : De ge-legenheid aangrijpen. Couper fendre un — enquatre : Haarkloven. Se prendre aux —x : Pluk-haren. Faire dresser les —x sur la tete : De haren teberge doen rijzen. Tire par lee —x : Met, de ha-ren erbij gesleept. Avoir mat aux —x : Katterigzijn. Il y a un — : Er is een moeilijkheid.

Chenille v. : 1. Pin v., pen v., bout m. (mu z.)

Schroef (waarom de snaar) v. — ouvriere : Shit-bout (aan rijtuig); (fig.) spil waarom allesdraait v. 2. Slagerspin. 3. Enkel m. Ne pas altera la — de qn : Niet in iem. schaduw kunnenstaan. 4. Stopwoord, -lap (in gedicht) m.

Cheviller : Met pinnen vastmaken, stoppen.Chevio(t)te v. : Cheviot (fijn laken).Chêvre v. : 1. Geit v. Manager la — et le thou :Schipperen. Prendre la : Opstuiven. 2. Bokm., kraan v. Pied de — : Koevoet.

Chevreau m. : Geitje. Geitenleder.Chêvrefeuille m. : Kamperfoelie v.Chevrette v. : Reegeit v. Vuurijzer.Chevreuil m. : Reebok m. -leder.Chevrier, -iOre : Geitenhoeder, -ster.Chevron m. : Dakspar v., rib v. Streep (op mouw) v.Chevronne : Met strepen op de mouwen.Chevrotant : Beverig.Chevroter onov.w. : Jongen werken (gait). Beve-rig praten. ov.w. : Beverig voordragen, - zeggen.

Chevrotine v. : Grove bagel (om te schieten) M.Chez : Bij, ten huize van. In de werken van.Onder. Naar. Alter — soi : Naar huts gaan. Jesors de — mon frere : Ik kom van mijn broader.Passez par — moi : Loop Bens bij mij aan. Il estde — nous : Hij is uit onze buurt, - landstreek.Avoir un — soi : Een thuis hebben.

Chic : Zwierig. Elegant. Prettig. —I Gelukkig!Lekker! Un — type : 'n Beste vent. I m. : Ge-schikt-, handigheid. Zwier m. Avoir du — : Erkeurig uitzien. Fait de — : Zonder model gemaakt.

Chicane v. : 1. Advocatenstreek m. 2. Rechts-geding. 3. Spitsvondigheid, kneep Chercher— a : Twist over kleinigheden zoeken met.4. Wending, draai rn.

Chicaner onov.w. : Kunstgrepen zoeken. (fig.)Vitten, haarkloven. Pingelen. I ov.w. : In eenproces wikkelen. Bevitten. Betwisten.

Chieanerie v. : Advocaterij. Haarkloverij.Chicaneur m. : Pleitzieke. Twistzoeker. Vitter.

bv.nw. : Pleitziek. Bedilziek.Chleanier m. : Aartsvitter. -pleiter. I bv.nw. :Vittend, bedillend.

Chiehe : Karig; sober (maal). Vrekkig. Pois :Grauwe erwt.

Chiehement : Schraal, karig. Sober.Chieorêe v. : Cichorei v., suikerij. Lof o.Chieot : Stomp (boom, tand) v. (f i g.) Prul.Chien m. : 1. Hond m. — de garde : Waak-.

—de berg'r : Herders-. Faire le — couchant : Laagvleien, kruipen. Mourir comme un — : Een-zaam sterven. Recevoir comme un — dans un jeude quilles : Als een aap in de porseleinkast ont-vangen. Entre — et loop : In 't schemeruur.Jeter donner sa langue aux —s : Het opgeven(een antwoord te vinden). — hargneux a toujoursl'oreille dechirde : Twistzoekers krijgen het meestklop. Jeter qch aux —5 : Iets wegwerpen. Celan'est pas fait pour les —s : Dat is er niet voorniets. Qui vent noyer son — l'a,ccuse de la rage: Wie zijn bond wil slaan, vindt licht een stok.Un — enrage : Een zeer kwaadsprekend, scherpmans. Se regarder en —s de faience : Stommetjespelen. (plat). Je lui garde un — de ma ehienne : Ikheb voor hem wat in 't vet. (f i g.) Rompre lee —s :Een gesprek afbreken. Piquer un — : Een uiltjeknappen. Il n'est chasm que de vieux —s : Met men-sen van ondervinding kan men veeiuitrichten. Untemps de — : Een hondenweer. — de Chretien :Christenhond. Un — de metier : Een ellendig

Page 92: aardrijkskunde - DBNL

76 CHOSE.CHIENDENT.

vak. Il West pas — : Hij is zo kwaad niet.2. — marin, — de mer : Zeehond; hondshaai m.— volant : Vliegende hoed, maki. 3. Honde-vlees. 4. Haan (van 't geweer) m. En — defusil : Gekromd, gedraaid. I bv.nw. : Hard-vochtig, bonds. Schriel. Ellendig.

Chiendent m. : Hondsgras (pros —). Brosse en— : Schuurborstel. (fig.) Voila le — : Daarzit de moeilijkheid, de knoop.

Chienne v. : Teef.Chiffon m. : 1. Lap m. vod. Wrijflap, „drogedoek" m. Robe en —3 : Zeer gekreukte. 2. Lintjesen strikjes. 3. Vodje papier (— de papier).

Chiffonner : Verfrommelen. -kreukelen. Cela mechiffonne : Dat hindert me, - maakt me ongerust.

Chiffonnier m. : Voddenraper.Chiffonniere V. : Ladenkast v. Voddenraapster.Chiffre m. : 1. Cijfer. 2. Cijferschrift. 3. Het ge-tal, totaal. — d'affaires : Omzet m. 4. Mono-gram, naamcijfer. 5. Merk (handel).

Chiffrer onov.w. : Cijferen. I ov.w. : Nummeren.In cijfers schrijven. Becijferen, optellen. Bereke-nen. I se — par : Bedragen.

Chiffreur : Cijferaar.Chignon m. : Opgebonden haarvlecht v.Chilien : Chileen. -s.Chimere v. : Monster, uit allerlei delen samen-gesteld. (f i g.) Hersenschim v.

Chimerique : Vol hersenschimmen (geest). Onge-grond, denkbeeldig. Grillig.

Chimie v. : Scheikunde v., chemie.Chimique : Scheikundig. Produits —s : Chernicalign.Chimiquement : Langs scheikundige weg; che-misch.

Chimiste : Scheikundige, chemicus.Chinchilla m. (spr. -chila) : Chinchilla (Chileensknaagdier) v. Grijs bont daarvan,

Chine v. : China. I m. : Chinees papier.Chinois m. en bv.nw. : Chinees. Ombres —es :

Chinese schimmen.Chinoiserie V. : Chinese zeldzaamheid, - kunst-voorwerp ; - siermotief. Des —s:Kleingeestig gedoe.

Chiourme v. : Galeiboeven. Roeivolk.Chiper : (f am.) Wegkapen.Chipie v. : Feeks, kat.Chique v. : Tabakspruim v. Knikker m. Zand-vlo v. Stroopballetje.

Chiquenaude V. : Knip (voor de news) m.Chiquer : Pruimen. (v olk) Eten, schransen.Chiqueter : In stukjes verdelen.Chiqueur : Pruimer. Knoeier.Chir(o) . . . . (spr. -ki-) : (in samenst.) Hann:Chirographaire (spr. ki-) : Onderhands.Chiromancie v. (spr. ki-) : Handwaarzeggerij.Chiromancien, —ne -(spr. ki)- : Waarzegger, -ster,die voorspellingen doet uit lijnen der hand.

Chirurgical : Heelkundig, operatief. -Chirurgie v. : Heelkunde v.Chirurgien m. : Heelmeester, chirurgijn.Chirurgique : Heelkundig.Chiure v. : Drek, poep (insect) m.Chlamyde v. (spr. lel-) • Mantel (der Ouden) m.,chlamys v.

Chloral m. (spr. kl-) : Samenstelling van chlooren alcohol. — hydrate : Chloral (slaapmiddel).

Chlore m. (spr. kl-) : Chloor (element).Chlorique (spr kl-) : Acide — : Chloorzuur.Chloroforme m. (spr. kl-) : Chloroform.Chloroformer (spr. lel-) • Met chloroform onge-voelig maken.

Chloroformisation v. (spr. kl-) : 't Brengen onderchloroform.

Chlorose v. (spr. kl-) : Bleekzucht v.Chlorotique (spr. lel-) : Bleekzuchtig.Chlorure m. (spr. kl-) : Chloorverbinding. — desodium : Keukenzout.

Choc m. (spr. cha) : Schok m., stoot m., bot-sing. Samentreffen. Het klinken (glazen); ram-melen. (f i g.) Tegenslag m. Slag. Botsing, strijdm. — en retour : Terugslag.

Chocolat m. : Chocolade v. -kleurig. — a cro-quer : Eetch. — au Tait : Melkch. Etre — : Eenstrop hebben.

Chocolaterie V. : Chocoladefabriek v. -winkel m.Chocolatier m. : Chocoladefabrikant. -koopman.Chocolatiére V. : Chocoladeketel m. -kan v. -ma-chine v. -verkoopster.

Chceur m. (spr. keur) : Koor, zang-, dansreim. Koor (kerk). Enfant de — : Koorknaap.— parle : Spreekkoor.

Choir : (oud) Vallen.Choisir : (Uit)kiezen. Je vous donne a — : Iklaat u de keuze. — son homme : Zijn man op 'tvizier nemen. Choisi : Uitgezocht, uitverkoren.VEuvres choisies : Bloemlezing.

Choix m. : Keuze v. Faire — de : Uitkiezen. —de podsies : Bloemlezing. A son —, au — : Naar

keuze. De (premier) — : Uitgelezen, fijn.Cholera m. (spr. leo-) : Braakloop m., cholera v.Choleriforme (spr. ko-) : Cholera-achtig.Cholerine v. (spr. leo-) : Hevige buikloop diecholera voorafgaat m.

Cholerique (spr. ko-) : Cholera-achtig. I m. : -lijder.Chomithle : Jour — : Dag die algemeen als rust-,feestdag erkend moet worden.

ChOmage m. : Het rusten op -, het vieren vanfeestdagen. Stilstand van 't werk m. Werkeloos-heid. — force : Lock-out o. Secours de — : Steunaan werkelozen.

ChComer onov.w. : Niet arbeiden op feestdagen.'t Werk verzuimen. Stilstaan, -liggen. Werke-loos zijn. I ov.w. : Vieren (feestdag). — un saint: Een heilige vieren.

ChOmeur : Werkeloze.Chope v. : Bierglas. alas bier, 1/2 liter m.Chopine v. : Halve pint v. Halve liter m.Choquant : Stuitend, aanstoot gevend.Choquer : Botsen, stoten tegen; aanstoten(glazen). (fig.) Kwetsen, ergeren; strijden met.I se — : Tegen elk. stoten. Samentreffen.

—de -Ii Aanstoot nemen aan.Choral (spr. leo-) : Koor-. Societe —e : Zangver-eniging. I m. : Koraal.

Choree v. (spr. ko-) : St.-Vitusdans m.Choregraphe m. (spr. ko-) : Iem. die ballettenregelt of samenstelt.

Choregraphie v. (spr. ko-) : Ballet-, danskunst v.Choregraphique (spr. ko-) : Van de dans-, ballet-kunst.

Choriste m. (spr. leo-) : Koor-, voorzanger.Choroide (spr. ko-) bv.nw. en v. : (Membrane) —: Vaatvlies (oog).

Chorus m. (spr. koruss) : Refrein. Faire — : Meeinvallen, meezingen ; -schreeuwen ; (f i g.) bijvallen.

Chose v. : 1. Ding, voorwerp, zaak v. Cala, nefait rien a la — : Dat doet niets ter zake. Lemot et la — : Woord en zaak. Des —s de prix :Voorwerpen van waarde. Faire bien les —s : letsniet half doers. La belle —! Dat is ook watmoois I — etrangel Het is vreemd, maar . . . .

Page 93: aardrijkskunde - DBNL

CHOU. 77 CI-APRES.

C'est la meme — : Dat is hetzelfde. C'est autre— : Da's wat anders. Avant -, sur toute — : V66ralles. Causer -, parler de —s et d'autres : Overkoetjes en kalfjes praten. En toutes —s In alles.La — du monde que : Datgene wat. La — publi-que : De Staat m. ; 's lands zaken. La — jugee : Hetgewijsde. De deux —s l'une : Een van beiden.— dite, — faite : Een man een man, een woordeen woord. Bien des —s (de ma part) a : Doede complimenten van me aan. — promise, — due: Belofte maakt schuld. 2. Eigendom, bezitting.Faire sa — de qn : Met iem. doen, wat men wil.3. (zeer f am.) Monsieur — Mijnheer Dinges,- je weet wel. Il demeure : Hij woont in• . hoe heat 't ook weer? Quelque — : lets.C'est deia c'est — que Bela : Dat is vast wat.Il y a — comma trois mois : Het is zo ongeveerdrie maanden geleden. J'ai voulu etre — : Ikheb een nuttig mens willen zijn. Il y a latout de mime — : Er is daarvan toch wel wataan. Cela m'a fait — : Dat heeft me niet onver-schillig gelaten. — que : Wat ook. Grand'— :Veal bijzonders, veal. Un pas — : Een deugniet.Peu de — : Weinig, een kleinigheid. bv.nw.: Etre tout —, avoir l'air tout — : Helemaalvan streak zijn, erg vreemd doen.

Chou m. : 1. Kool v. — de Milan, — frise : Savoye-.— de Bruxelles : Brusselse spruit-. — frised'hiver : Boeren-. --flour (ma. choux-fleurs) :Bloemkool. Aller planter ses —x : Stil gaanseven (buiten). Il s'y entend comme a rawerdes —x : Hij heeft er geen jota begrip van.Faire ses —x Bras de : Zich to goad doen aan;zijn voordeel doen met. Il a ate trouve dans un— : Zijn ouders zijn onbekend. Faire ses :Zich verrijken. Une feuille de — : Een prul-blaadje, -krantje. (f am., fig.) Mon petit — :Mijn hondje, hartje. 2. — la creme) : (Room)-soes v. 3. — (de rubans) : Rozet v.

Chouan m. : Verdediger van 't koningschap tijdensde Revolutie.

Chouanntrie v. Opstand der Chouans m. Aan-slagen door losse partijgangers m.

Choucas m. : Kauw v., kerkkraai v.Choueroute v. : Zuurkool v.Chouette v. : Uil m. Etre larron comme une

Stelen als de raven. Apporter des —s a Athens :Uilen naar Athena dragen. I bv.nw. (f a m.) Lief,prettig, leuk.

Chou-flour (en andere samenst.) z. ehou 1.Choyer : Teder verzorgen, vertroetelen.Chrome m. (spr. kr-) : (K a t h.) Zalvingsolie v..Chrestomathie v. (spr. krestomati) : Bloemlezing.Chretien (spr. kr-) Christelijk. Le roi Tres C- : DeAllerchristelijkste koning (die van Frankrijk).Parler : Verstaanbare taal s. Cela nest pas • Dat is onbarmhartig. m. : Christen(mens).

Chrkiennement (spr. kr-) : Op Christelijke wijze.Chrêtientè v. (spr. kr-) : Christenheid, -wereldv. Christenkolonie, -gemeente v.

Christ m (spr, kriste) : 1. Messias, Reiland. DeChristus. 2. Jesus- — (spr. jizukri) : Christus. 3.Christusbeeld.

Christian (spr. kr-) : Christiaan.Christianisation v. : Bekering tot het Chris-tendom.

Christianiser : Bekeren tot 't Christendom.Christianisme m. (spr. kr-) : Christendom. Chris-

telijkheid.Christine (spr. kr-) : Christina, Ksisje,

Christophe (spr. kr-) : Christoffel.Chromate m. (spr. kr-) : Chroomzuurzout.Chromatique (spr. kr-) : 1. (muz.) Met halvetonen opklimmend (toonladder). 2. Van de kleu-ren. Cercle Kleurengamma. I m. en v. : Tedere,wake muziek v. I V. : Coloriet. Kleurenleer v.

Chrome m. (spr. kr-) : Chromium, chroom.Chromique (spr. kr-) : Acide — : Chroomzuur.Chromo v. en m. (spr. kr-) : Gekleurde prent v.Chromolithographie v. (spr. kr-) : Kleuren(steen)-druk m.

Chromotypographie v. (spr. kr-) : Kleurendruk m.Chronieitó V. : Slepend karakter (ziekte).Chronique : Slepend, langdurig. Une .maladiepass& a l'etat — : Die haar hevig karakter ver-loran heeft (z. aigu 2). I V. : 1. Kroniek v., geschiethboek. Le livre des C-s : Kronieken, Paralipome-na. 2. Geruchten, nieuwtjes. — scandaleuse :Lasterpraatjes. 3. Overzicht (in krant).

Chroniqueur m. (spr. kr-) : Kroniekschrijver. Ver-slaggever, recensent.

Chronogramme m. (spr. kr-) : Jaartalvers (waar-in enkele letters als Rom. cijfers gedrukt eendatum vormen).

Chronologie v (spr. kr-) : Tijdrekenkunde v.Chronologique (spr. kr-) : Tijdrekenkundig. Table— : Tijdtafel v.

Chronologlquement (spr. kr-) : Volgens de tijdsorde.Chronologiste (spr. kr-) : Tijdrekenkundige.Chronomêtre m. (spr. kr-) : Tijdmeter. Horloge,dat zeer juist de tijd aanwijst v., chronometer.

Chronomêtrer (spr. kr-) : (De tijd) opnemen (van).Chrysalide v. (spr. kr-) : Pop v., nymph v. Hulselvan de pop. (fig.) Sortir de sa — : In 't voiledaglicht treden.

Chrysalider (Se) (spr. kr-) : Zich verpoppen.Chrysanthéme m. (spr. kr-) : Chrysanthemum v.Chrysolithe v. (spr. kr-) : Goudsteen m.Chuehotement m. : Het (in)fluisteren.Chuehoter : (In)fluisteren.Chuehoterie v. : Fluisterend gesprek, gefluister.Chuehoteur : Fluisteraar. bv.nw. : -end.Chuintant bv.nw. en —e v. : Met een sissendgeluid met behulp van 't gehemelte uitgesproken(letter; b.v. j, ch) v.

Chuinter : Uitspreken met een sissend geluid.La chouette &tante : De uil krant.

Chut (spr. chute) : Still Sst 1 Les — : Het geroepom stilte. Un Een sst I

Chute v. : 1. Val m., het vallen, in-, of-, om-vallen. Valhoogte (zeil). Daling (effect), val.Waterval (— d'eau). 2. (fig.) Val, ondergang m.,slechte afloop m. Zondeval m. S.. La — d'untoit : Verval. — des reins : Achterste. 4. g.)Muzikale satz, eindval. Slot-geestigheid, eindval(gedicht).

Chuter : Sst l roepen. 2. (v o 1 k) - Vallen (to-neelstuk). 3. (n i e u w) Vallen.

Chyle m. : (ontleedk.) Chijl.Chylifdre : Chijlaanvoerend.Chylification v. : Chijlvorming.Chyme m. : Spijsbrij (in de maag) m.Chypre v. : Cyprus (eiland).Chypriot m. : Bewoner van Cyprus.Ci : Hier. Par-ci, par-la : Hier en daar; nu endan. Ci-gft : Hier ligt begraven. Deux metres a10 frs ci . . . 20 frs : Maakt, is to zamen, zegge(op rekeningen). Cet homme-ci : Deze man. z. eelui.

Ci-annexe : Hier bijgevoegd, als bijlage.Ci-aprits : Hierna, -onder.

Page 94: aardrijkskunde - DBNL

CIBLE. CIRCONVOLUTION.78

Cible v. : 1. Schijf v. Le tir a la : 't Schijfschie-ten. 2. (fig.) Mikpunt.

Ciboire m. : Hostiekelk m. Kelksluier m.Cieatrice V. : Litteken.Cieatrisation v. : Heling van een wond, zodater een litteken blijft.

Cicatrisè : Vol littekens. Toegetrokken.Cieatriser ov.w. : Helen (wond). Schenden (ge-laat). (fig.) — une blessure : Het leed doen ver-geten. I se — : Dicht gaan, helen. I onov.w. :Een litteken nalaten.

Cicêron m. : Cicero (Romeins staatsman).Cicerone m. (spr. siserone) : Wegwijzer, gids.Ci-contre : Hiernevens, nevenstaand.Cieutaire v. : (p 'ant k.) Waterscheerling v.Cid m. (spr. side) : Heer (bij Arabieren).Ci-dessous : Hieronder, lager, verder.Ci-dessus : Hierboven, hoger.Ci-devant : Vroeger, eertijds, weleer. Le — roi: De ex-koning. Les — : De vroegere adellijken;(fig.) de aristocraten.

Cidre m. : Appelwijn m., cider m.Ciel m. (me. cieux) : 1. Hemel m. Uitspansel.De hemelen. Les influences du — : De invloedvan iem. gesternte. Au septieme — : In de wolken,verrukt. 2. Hemel, lucht v. Bleu de — Hemels-blauw. Le feu du — : De bliksem. Eleverporter qn jusqu'au : Iem. hemelhoog ver-heffen. Tomber du — : Uit de lucht komen vallen.3. Klimaat, luchtstreek v. 4. Hemel, Paradijs.Grace au — : God zij dank. Juste —! Genadigehemel 1 Le royaume des cieux : 't Hemelrijk.Voir les cieux ouverts : De hemelen geopendzien; (fig.) buiten zich zelven van blijdschapzijn. 5. (me. cie) Hemel (van bed, schilderij).Dek (vuurhaard7. Gewelf (steengroeve).

Cierge m. : Altaarkaars v. Il me doit un (beau)• Hij mag mij wel erg bedanken.

Cigale v. : Cicade (door een verwarring veelal: krekel) v. (fig.) Onbezorgd levend meas.

Cigare m. : Sigaar v. — brun : Zware — blond: Lichte -.

Cigarette v. : Cigaret v.Cigogne v. : Ooievaar m. Contes de la : Praat-jes voor de vaak.

Cigué v. (spr. sigu) : 1. (plant.) Waterscheer-ling v. Petite — : Hondspeterselie. Grande — :Dolle kervel v. 2. Gifbeker m.

Ci-inelus, — -joint : Hierbij ingesloten.Cil m. (spr. cite) : Ooghaar.Cilice m. : Haren (boete)kleed; -gordel m.Ciller : (Met de ogen) knippen. (fig.) Een vinverroeren, een kik geven.

Cimaise V. : Keellijst v. Lijst op de hoogte vande armsteun. Pose sur la — : Op de hoogte vande armsteun

Cimbre : Kimber (Germaanse stam in de Oudheid).Cimbrique : Kimbrisch (z. Cimbre).Cime v. : Top m., kruin v. (fig.) Toppunt.Ciment m. : 1. Cement, tras. — romain, — hydrate-ltque : Watermortel v. Bdti a chaux et a :Stevig gebouwd; (fig.) kemgezond. 2. (fig.)Band m.

Cimenter : Met cement verbinden. (fig.) Duur-zaam maken, bevestigen.

Cimeterre m. : Turkse kromsabel v.Cimeterre m. : Kerkhof, begraafplaats v.Cimier m. : 1. Helmkam m. (w ap en k.) Helm-teken. 2. Bilstuk (rued).

Cinabre m. : Natuurlijk kwiksulfuur.

Cine m. : (yolk) Bioscoop v.Cinêaste m. : Filmontwerper.Cinêgraphie V. Filmkunst.Cinêgraphique : Van de filmkunst.Cinema m. : Bioscoop v.Cinèmatographe m. : Toestel voor bewegendeafbeeldingen door photographie verkregen, kine-matograaf v. Bioscoop v.

Cinematographier : In beweging photograferen.Cinematographique : Van een kinematograaf.Ciaraire : Urne : Lijkbus, urn. Four — :

Lijkverbrandingsoven.Cinglant : Striemend, geselend.Cingler onov.w. : goers houden, - zetten, stevenen.

ov.w. : Striemen. Hameren (ijzer).Cinname, -amone m. : Reukwerk der Ouden (mirreof kaneel ?).

Cinq (spr. sink; vckir een medeklinker sin, behalvevoor de namen der maanden, vddr *pour cent,en derg.) : Vijf. Vijfde. Le denier — : De vijfdepenning, 20 percent.

Cinquantaine v. : Vijftigtal. De vijftigjarige leef-tijd m. Gouden bruiloft v.

Cinquante : Vijftig. -ste.Cinquantenaire m. : Halve-eeuwfeest. Mens van50 jaar. Vijftigste gedenkdag van iem. flood m.

Cinquantiéme : Vijftigste. m. : 50e regiment.- deel. I V. : - voorstelling.

Cinquiême : Vijfde. I m. : - deel. - verdieping.Cinquiêmement : Ten vijfde.Cint re m. : 1. (bouwk.) Ronding, boog m. Plein— : Rondboog. — surbaisse : Gedrukt gewelf.

surmontd : Verhoogd gewelf. 2. Booggewelf.3. Gewelf boven 't toneel, zoldering. 4. Kleer-hanger, klerenboog m.

Cintrè : Boogvormig. Ifitgesneden.Cintrer : Welven, krommen. Overwelven.Cippe m. : Halve, afgeknotte zuil v., cippus m.Cirage m. : Het insmeren ; - wrijven (vloer).Schoensmeer; wrijfwas v. Oliejas v.

Cireompolaire : Om de pool liggend.Circoneire : Besnijden.Cireoneis m. : Besnedene.Circoncision V. : Besnijdenis. Fête de la : Be-snijdenisfeest (van Jezus; 1 Januari).

Circonference v. : Omtrek m. Cirkelomtrek m.Omvang m.

Circonflexe : Accent — Teken op lange klin-kers (in 't Frans). En (accent) : Avormig.

Cireonioeution v. : Omhaal van woorden m.Omschrijving.

Circonscription v. : 1. (m e e tk.) Het trekken vaneen lijn die een figuur begrenst. Het omschrijvenvan een cirkel om een veelhoek. 2. Afdeling(gebied). — electorate : K.iesdistrict.

Cireonserire : Omgrenzen, beperken. (me etk.)0 msclut ven.

Circonspect (spr. -spek) : Omzichtig, behoedzaam.Cireonspection V. : Behoedzaamheid.Circonstance V. : Omstandigheid, tegenwoordigetoestand m.; bijkomstig lets. Ouvrage loi de

Gelegenheids-. Parole de —: Toepasselijk woord.Cireonstandê : Omstandig, uitvoerig.Cireon.stanciel : Dat de omstandigheden aanduidt.(t a a lk.) Complement — of — m. : Bijwoordelijkebepaling.

Cireonstaneier : Omstandig beschrijven.Cireonvenir : Om de tuin leiden, misleiden.Circonvention v. : Misleiding.Circonvolution v. : Kronkeling. Hersenwinding.

Page 95: aardrijkskunde - DBNL

CIRCUIT. 79 CLAIR.

Circuit m. : 1. Omtrek m. 2. Verbinding. Kring-loop m. Rondrit m. Court - : Kortsluiting v.3. Omweg m. (fig.) Omhaal van woorden m.

Cireulaire : 1. Van de cirkel. 2. Cirkelvormig.Voyage - : Rondreis. Raisonnement - : Rede-nering in een kringetje. Lettre - of - v. :Rondschrijven, circulaire v.

Cireulairement : In 't rond, in een kring.Circulation V. : 1. Bring m., omloop m. - (dusang) : Bloedsomloop. 2. Verkeer. Billet de - :Abonnementskaart; kaart waarop men vrij reist.- de l'air : Het doorstromen. La - est inter-dite : De doorgang is verboden. 3. Omloop(geld, nieuwtje) m.; verspreiding (boek). Mettreen - : In omloop brengen, verbreiden.

Circulatoire : Van de bloedsomloop.Cireuler : 1. Zich in een kring bewegen. 2. Heenen weer gaan. Circulez, Messieurs! Doorlopen,Heren I 3. In omloop zijn. Faire - : - brengen.

Circumnavigation v. (spr. -komm-) : Omvaring.Cire v. : 1. Was v. - vierge : Onbereide -. Onpeut le manier comme de la - molle : Men kanalles met hem doen. Une - (perdue) : Een (bron-zen) beeldje. Egaux comme de - : Precies het-zelfde. Cela va comme de - : Dat zit als gegoten,dat sluit als een bus.- a trotter (le parquet) : Boen-was. Arbre a - : Wasboom. 2. Waslicht (inkerk). 3. - des oreilles : Oorsmeer. - des yeux :Dracht der ogen v. 4. - (a catheter), (d'Es-pagne) : (Zegel)lak. 5. Wassen beeld (figure de -).

Cirer : Met was bestrijken. boenen (vloer).Poetsen (schoenen). Toile ciree : Wasdoek.

Cireur m. : Schoenpoetser.Cireux : Wasachtig.Cirier m. : Kaarsenfabrikant. -koopman.Ciron m. : Zier (diertje) v. Schurftpuistje.Cirque m. Strijdperk en renbaan (Ouden) v.Circus m. Keteldal.

Cirre m. : Hechtrankje (plant). Aanhangsel.Cirure v. : Wassmeersel.Cis- (spr. siss) : (a ar drij ksk.) Aan deze zijde van.Cisaille v. : Metaalafval, -snippers v.Cisailler : Met de metaalschaar inknippen. Meteen plooischaar plooien (muts).

Cisailles v.mv. : Metaal-. Plooischaar (muts) v.Spoorwegkruispunt.

Cisalpin : Aan deze zijde der Alpen (van Romeuit gerekend), cisalpijns.

Ciseau m. : 1. Beitel m. 2. Les -x Schaar v.Deux paires de -x : Twee scharen. Faire unlivre cl coups de -z : Uit andere werken een boeksamenflansen.

Ciseler : 1. Beitelen. Drijven (metalen). 2. (fig.)(De stijI) zeer zorgvuldig bewerken.

Ciselet m. : Drijfbeiteltje.Ciseleur m. : 1. Metaalopwerker. 2. Woordkun-stenaar (- de phrases).

Ciselure v. : Opwerkkunst v. Opgewerkt or-nament.

Cisrhênan (spr. sissy-) : Aan deze zijde van deRijn (van Parijs uit).

Citadelle v. : Versterkt kasteel. (fig.) Bolwerk.Citadin m. : Stedeling.Citadine v. : Groot rijtuig. Stedelinge.Citateur m. : Iem. die aanhalingen doet.Citation v. : 1. Dagvaarding. 2. Aanhaling, citaat.3. - a l'ordre du jour : Eervolle vermelding.

Cite v. : 1. Burgerij (bij de Ouden). Droit de -Burgerrecht. La - (politique) : De Staat m.

2. Stad v. La - sainte : Jeruzalem; de hemel m.

3. Oudste deel der stad (La Cite te Paths, deCity te Londen). 4. Woningcomplex; hofje. -ouvriere : Blok arbeiderswoningen.

CitHardin (me. -8 -8) v. : Tuindorp.Citer : 1. Dagvaarden. 2. Aanhalen (citaat). a.Met lof vermelden.

Citerieur : Aan deze zijde gelegen. Inde -e :Voor-Indic.

Citerne v. : 1. Regenbak m. 2. Tank v,Cithare v. : Citer (muziekinstrument) v.Citoyen, -ne (Staats)burger, -es.Citrate m. : Citroenzuurzout.Citrin : Citroenkleurig.Citrique : Acicle : Citroenzuur.Citron m. : Citroen m. - nature : Kwast m.

bv.nw. : Citroenkleurig.Citronnade v. : Kwast (een drank) m.Citronnê : Met citroensap; als citroen.Citronnelle v. : Citroenkruid. -likeur v., •schil-letjes op brandewijnt.

Citronnier m. : Citroenboom m. -hout.Citrouille v. : Pompoen m. (y olk) Hoofd.Cive v. : Bieslook.Civet m. : Ragout m. - de lievre : Hazepeper v.Civette v. : 1. Bieslook. 2. Civetkat v.Civiére v. : Draagbaar v., berrie v.Civil : Burgerlijk, burger-. Guerre -e : Bur-geroorlog. Droits -s : Burgerrechten. Mort -e• Verlies van burgerrechten. tat - : Burger-lijke stand. Meier de l'dtat - : Ambtenaar vande burgerlijke stand. .Liste -e : Budget voorden vorst (op de staatsbegroting). 2. Burger-lijk (tegenover politique). 3. Burgerlijk (tegen-over eriminel of correctionnel). Tribunal - :Rechtbank voor burgerlijke czaken. Se porterpartie -e : Een eis tot schadeloosstellinginstellen. 4. Burgerlijk (tegenover militate). 5.Beleefd, beschaafd. I m. : Burger (tegenovermilitair). En - In burgerkleren.

Civilement : 1. Burgerlijk. Etre - responsable :Wettelijk verantwoordelijk zijn. 2. Zondergodsdienstplechtigheden. 3. Beleefd. hoffelijk.

Civilisable : Voor beschaving vatbaar.Civilisateur : Beschavend. I m. : Beschaver.Civilisation v. : Het beschaven. Beschaving.Civiliser : Beschaven, doen vooruitgaan. se -

Beschaafd worden. Zachtere manieren krijgen.Civilite v. : Wellevend-. Beleefdheid. La - puerile(et honn'ete) : (Titel van een) boekje waaruitkinderen manieren leerden ; (g r a p) eenvoudigstebeleefdheid. Des -8 : Plichtplegingen.

Civique : Van den burger, burgerlijk. DroitsBurgerschapsrechten. Couronne : Burgerkrans(van eikeloof) m. Garde - : Schutterij, burger-wacht v.

Civisme m. : Burgerdeugd v., -trouw v. -zin m.Clabaud m. : Brak met lange, hangende orenm. (f i g.) Keffer, kwaadspreker.

Clabaudage m. : Luid geblaf. (fig.) Gekef; kwaad-sprekerij.

Clabauder : Luide blaffen. (f i g.) Kellen; kwaad-spreken.

Clabauderie v. : Gekef, geschreeuw.Clabaudeur, -euse : Schreeuwer; keffer, -ster.Claie v. : 1. Horde (van tenen) v. (f i g.) Trai-ner sur la : Door 't slijk sleuren. 2. Tralie-,latwerk. Kribbe v.

Clair : 1. Helder, lichtgevend. 2. Licht (kleur).& Rein, helder. Fris. 4. Doorzichtig, helder;los (weefsel); dun (spijs, haar, oogst). 5. (fig.)

Page 96: aardrijkskunde - DBNL

CLAIREMENT. 80

CLEF.

Helderblinkend. 6. (f i g.) Duidelijk, helder.Klaarblijkelijk. Le plus — de son revenu : 't Ze-kerste deel zijner inkomsten. Le plus — de sontemps : Het beste deel. — comme le jour : Zonne-klaar. Son affaire etait —e : Hij wrist wat hemwachtte; - to doen stond. 1 bw. : Helder, duide-lijk. Il ne voit pas — : Hij is blind. On ne voitplus — : Men kan niet (genoeg) meer zien. Se-mer — : Dun zaaien. Parler — : Een helderestem hebben. Parler — et net : Onbewimpeldspreken. Rapporter 1000 fr. — et net : Zuiver,na aftrek der onkosten. 1 m. : Schijnsel, licht.Au — de la lune : In de maneschijn. Il fait —: Het is dag. Tirer au — : Klaren; (fig.) op-helderen, de toedracht leren kennen. Etre au— sur : Precies weten, - kennen. Sabre au — : Metontblote sabel. Deptche en — : Woordtelegram.

Clairement : Duidelijk, zonneklaar.Clairet : Helder, licht. Dun, los. Du Yin — of —m. : Lichtrode wijn m., blekerd. Lichte steen m.

Claire-vole v. (my. —s- —s) : Traliewerk, afsluitingmet tussenruimten. A — : Open(gewerkt);met traliewerk, met openingen.

Clairiere v. : Open plek in 't bos v. Wak (ijs).Clair-obseur m. : Verdeling -; afwisseling vanlicht en donker.

Clairon m. : Klaroen v. Room m. -blazer.Claironnant : Doordringend (van klanken).Claironner : Schel roepen. (f i g.) Rondbazuinen.Clairseme : Dun gezaaid. Schaars, verspreid.Clairvoyance v. : Scherpzinnigheid, schrander in-zicht. Helderziendheid (somnambule).

Clairvoyant : Juist ziend. Helderziend (somnam-bule). (fig.) Scherpzinnig, schrander.

Clamer : Schreeuwen. Uitgillen.Clamour v. : Geller, geschreeuw. greet m. La— publique : De volksstem v.

Clan m. : Stam (bij volken van Keltische oor-sprong) m., clan m. (fig.) Clubje, kliek v. Stam(padvinders).

Clandestin : Geheim (gehouden). Commerce — :Sluikhandel; verboden winkel. Passager — :Verstekeling.

Clandestinement : Heimelijk.Clandestinite v. : Geheimzinnigheid.Clapet m. : (Pomp)klep v.Clapier m. : Konijnenkweekplaats. v. Lapin de— of — : Tam konijn.

Clapir : Piepen (konijn).Clapotage, -ement m. : Geklots (der golven).Clapoter : Klotsen.Clapoteux : Kabbelend, klotsend.Clapotis m. : Geklots, gekabbel.Clappement m. : Gesmak.Clapper : Smakken met de tong.Claque v. : 1. Klap m. 2. Gezamenlijke claqueurs.3. (soort) Dansoverschoen m. Rondleder. 4.(Chapeau) — en m. : Klap-, vouwhoed m.

Claquedent : Bedelaar, koulijder.Claque-faim (me. onverand.) : Hongerlijder.Claquement m. : Geklap. Geklapper (tanden).Claquemurer : In een enge gevangenis opsluiten.

I se — (chez soi) : Geen voet buitenshuis zetten.Claquer onov.w. : 1. Klappen, klapperen (tan -den). (fig.) — des mains : In de handen klap-pen. Faire — la porte : Boos weglopen. 2. Snap-pen, barsten. (plat) Sterven, verrekken. Uit-geput raken. 1 ov.w. : 1. Klappen geven aan.2. Toejuichen met handgeklap.

Claquet m. : Klapper, onrust (molen) v. Sa langue

va comme un — : Zijn tong gaat als een lazarusklep.Claqueter : Klepperen.Claquette v. : Ratel m., klepper. (fig.) Wauwelaar.Claqueur m. : (schouwb.) Gehuurde toejuicher.Clarification v. : Het helder maken. Het klaren.Clarifier : Helder -, zuiver maken. Klaren.Clarine v. : Halsklokje (vee).Clarinette V. : Klarinet v. Klarinetspeler.Clarinettiste m. : Klarinetspeler.Clarte v. : 1. Helder-, klaarheid, licht, schijnsel.2. Rein-. Doorzichtig-. Frisheid. 3. Duidelijk-,helderheid. 4. Avoir des —s de tout : Voldoendekennis van alles hebben.

Classe v. : 1. Klasse v., stand m., soort v. Les—8 laborieuses : De arbeidende klassen. Les hau-tes -; les basses —s : Hogere -; lagere standen. 2.(mil.) Lichting. (1 eger) (Les hommes de la) —: De groot-verlofgangers. 3. Klasse. Leerver-trek. School v. Les v. Schooltijd m. Rent,* des—8 : Hervatting der lessen. Il a fait see —s :Hij heeft de gehele school doorlopen; hij h. gestu-deerd. Livre de — : Schoolboek. Alter en — :Naar school gaan.

Classement m. : Indeling, rangschikking. -slijstv. Het opbergen, - rangschikken

Classer : Indelen, classificeren. Rangschikken.Opbergen. (fig.) — une aftaire : In de doofpotstoppen. 1 Se — : Gerangschikt -. Geteld worden.In aanmerking komen. Zichzelf een plaatsaanwijzen.

Classeur m. : Map v. — de lettres : Brievenordener.Classe-valeurs m. (me. onver.) : Geld-, effecten-tas v.

Classieisme m. : Kunstopvatting, die zich deOuden tot voorbeeld stelt, classicisme.

Classification v. : Rangschikking, indeling.Classique : 1. Voor schoolgebruik. 2. Van deOuden en dienend als basis voor de opvoeding,classiek. 3. Voorbeeldig, uitstekend omdat 'tovereenkomstig de regels is, classiek. (fig.) Laterm — de la liberti : De bakermat. 1 m. : Clas-siek werk. - schrijver.

Claude m. : (n a a m) Claudius. (fig.) Domoor.Claudication V. : Kreupelheid. 't Kreupel lopen.Clause v. : Bijzondere bepaling, clausule v. La— or : De goudclausule.

Claustral : Kloosterlijk, van een klooster.Claustration V. : Opsluiting (enge).Claveau m. : 1. Sluitsteen m. 2. Schapenpokken v.Clavecin m. : Klavecimbel.Claveciniste : Klavecimbelspeler, -speelster.Clavelte V. : Schapenpokken v.Clavette v. : Pinnetje, stiftje, bout m., wig v.Clavitulaire : Behorend tot 't sleutelbeen.Clavicule V. : Sleutelbeen.Clavier m. : Sleutelring m. -riem m. Toetsenbord,claviatuur. - van schrijfmachine. Omvang m.

Claybre v. : Oesterpark.Clayonnage m. : Gevlochten rijswerk, krib v.Cie z. clef.Clef v. (spr. kle) : 1. Sleutel m. Fermer a (la) — :Afsluiten. Sous — : Achter slot. Fausse — : Val-se -. — fausse : Verkeerde -. Mettre la —sous la porte : Met de noorderzon vertrekken.Les --s de saint Pierre : Het symbool van 'tpauselijk gezag. 2, Sleutel (piano, kachel enz.).— anglaise, — de dentists : Tang v. — de voate :Sluitsteen m.; (fig.) hoofdpunt; -persoon. 8.(muz.) Sleutel. — de sol; — d'ut; — de fa :G-; alt-; bas-sleutel. 4. (fig.) Sleutel (tot een

Page 97: aardrijkskunde - DBNL

CLMATITE. 81 CLOUTIER.

land, studie, schrift). Roman a - : Romandie men slechts kan begrijpen, als men dewerkelijke namen der personen kent.

Clematite V. : (pl an tk.) Clematis v.Clemente V. : 1. Goedertieren-, lankmoedigheid.2. (n a a m) Clementia.

Clement : Goedertieren, lankmoedig. Gunstig ge-zind. Zacht (klimaat). I m. : (n a am) Clemens.

Clepsydre V. : Wateruurwerk (der Ouden).Clere m. (spy. kW) : 1. (vr oeger) Geestelijke.

2. (oud) Geleerde. Man van wetenschap. Je n'ysuis pas grand -: Ik ben daarin niet erg knap.3. Klerk. Maitre - : Eerste klerk. Petit - : Loop-jongen. Faire un pas de - : Een bok schieten.

Clergt5 m. : Geestelijkheid, de geestelijken.Clerical : Geestelijk. De geestelijkheid beschermend,- toegenegen. I m. : Godsdienstig-politiek drijver.

Cleriealisme m. : Godsdienstig-politieke drijverij.Clêrieature v. : Geestelijke stand m. Klerkschap.Cleves v. : Kleef.Cliehage m. : Het maken van een cliché.Cliché m. : Gietafdruk m. Negatief (van photo-graphie). (fig.) Versleten gemeenplaats v.

Clieher : Een cliché maken van.Clieheur m. : Maker van cliché's.Client m. : 1. Beschermeling (der Rom. patri-elk's). (fig.) Aanhanger. 2. Client (van advo-caat, dokter). 3. Klant. 4. Lastgever (in duel).

Clientele v. : Alle beschermelingen (z. client 1).Alle clienten. Klanten, klandizie.

Clignement m. : Het knipogen, knipoogje (-d'yeux).

Cligne-musette v. : ( oud) Verstoppertje.Cligner : Knippen (ogen).Clignotement m. : Het knippen (ogen).Clignoter : Knipperen (met de ogen).Climat m. : Klimaat v. Streek v. (f i g.) Atmosfeer.Climaterique : 1. Ann& - : Moordjaar (jaarwaarin de mensen veel kans op sterven heb-ben). 2. Van het klimaat. Station - : Plaats voor(hoge) luchtkuur.

Climatique = climaterique 2.Climatisme m. : Reizen naar -, verblijf in plaatsenvoor luchtkuren.

Climatologie v. : Klimaatkunde.Climatologique : Klimaatkundig.Climatologue : Kenner der luchtgesteldheid.Clin m. : 1. - d' ceil : Oogwenk m., (fig.) om-mezien. 2. Klinkwerk (aan boot).

Clinique v. : Onderwijs aan 't ziekbed. Kliniekv. I bv.nw. : Aan 't ziekbed beoefend.

Clinquant m. : Klatergoud.Clique v. : Bende v., bent v., kliek v., Hoorn-muziek. Prendre ses -s et ses claques : Zijnbiezen pakken.

Cliquet m. : Pal (tandrad) m.Cliqueter : Kletteren, rinkelen.Cliquetis m. : Gekletter; gerinkel. Klinkklank (vanwoorden) m.

Cliquette v. : Klepper.Clisse v. : Tenen horde v. Matwerk. Spalk v.Clivage m. : Het kloven. - splijten.Cliver : Kloven (diamant). Splijten.Cloaque m. (soms v.) : Riool. (fig.) Poel m.Cloche v. : 1. Kiok v., bel v. Etre sujet au son -,au coup de - : Aan vaste uren gebonden zijn.Qui n'entend qu'une - n'entend qu'un son : Menmoet beide partijen -, - voor en tegen horen.Fondre la - : Een eind aan een zaak maken(hoewel men er bij verliest). Heures hors - :

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Overuren. 2. Glazen klok. Stolp (over plant,kaas) v. Elever sous - : Vertroetelen. - apfongeur : Duikerklok. 3. Klokvormige bloem-kroon. v. 4. Blaasje, blaartje.

Cloehement m. : 't Hinken.Cloche-pied (a) : Hinkend op een been.Clocher : Hinken, mank gaan ; kreupel zijn (very).(fig.) Niet in de haak zijn, haperen. 1 m. : 1. Klok-ketoren m. Il taut placer le - au milieu de laparoisse : Jets, dat alien dienen moet, moetin ieders bereik zijn. 2. Kerspel. Querelles -,rivalites de : - Van plaatselijke aard en be-lang. Esprit de - : Kleinsteedsheid. Courseau - : Wedren over heg en steg, steeple chase;(fig.) meedogenloze wedstrijd.

Clocheton m. : (Hoek)torentje.Cloehette v. : Klokje. Bel v. Klokbloem v.Cloison v. : Halfsteensmuur m. (Tussen)schot,wand v. Vlies (vrucht). - Manche : Waterdichtbeschot. - des fosses nasales : Neustussenschot.

Cloisonnage m. : Beschotwerk.Cloisonné : Door schotten afgescheiden.Cloture m. : 1. Klooster (m e est fig.). Het kloosterleven. 2. Kloostergalerij, kruisgang m.

Cloltrer : (In een klooster) opsluiten. 1 se - :In 't klooster gaan. (f i g.) Zich thuis opsluiten.

Clopin-clopant : Hinkend.Clopiner : Een beetje mank lopen.Cloporte m. : Kelderpissebed. (v o 1 k) Portier.Cloque v. : Blaar v. Bladkrinkel m.Clore : 1. (Af)sluiten. Omheinen. Toedoen (oog),sluiten. Rester bouche close : Met de mond voltanden staan. - l'ceil, - la paupiere : Inslapen.Trouver porte close : Niemand thuis vinden. Setenir dos et coi : In zijn woning wegkruipen.Vie close : Eenzaam leven. A huis dos : Metgesloten deuren. C'est pour moi lettre close : Ikbegrijp er nets van. Champ clos : Tournooiveld.- le bec, - la bouche a : De mond snoeren aan. 2.(fig.) Afdoen, (a)sluiten (rekening), voor ge-eindigd verklaren. Alanuit close : In donkey.

Clos m. : 1. Omheinde bebouwde plaats v., erf. -de vigne : - wijngaard m. 2. Naam van wijnsoort

(b.v. - Vougeot) m. I bv.nw. z. clore.Closerie v. : Kleine boerenhofstede v.Cloture v. : 1. Omheining, afsluiting, ringmuurm. Traliehek. (fig.) Kloosterdwang m. 2. (fig.)(Af)sluiting, slot; laatste zitting; - voorstelling.(b e ur s) Cours de - : Slotkoers m.

ClOturer : (Af)sluiten. Omheinen.Clou m. : 1. Spijker m. Kopje. Cela ne vaut pasun - (a soufflet) : Dat is Been cent waard. Ri-ver a qn son - : Iem. de mond snoeren. Maigre-, gras comme un -, un cent de -s : Als eenbrandhout. fin - Masse l'autre : Het een ver-dringt het ander, - doet het ander vergeten.(nieuw) Les -s : De wegspijkers. 2. (f am.)Lommerd m. 3. Politiekamer v. 4. Voornaamsteaantrekkelijkheid, attractie. 5. - de girofleKruidnagel m. 6. Steenpuist v.

Clouage m. : Het vastspijkeren.Clouer : 1. (Vast)spijkeren. 2. (f i g.) Veriammen ;kluisteren (aan bed); hechten aan. Etre closea cheval : Onwrikbaar vast to paard zitten. 3.Vastzetten; de mond snoeren.

Cloute m. : Doorgang tussen wegspijkers.Clouter : Met knopjes opsieren. Bespijkeren.Van wegspijkers voorzien.

Clouterie V. : Spijkerfabriek v.; -handel m.Cloutier m. : Spijkermaker; -handelaar.

6

Page 98: aardrijkskunde - DBNL

CLOWN. 82

CUR.

Clown m. (spr. klounn) : Potsenmaker.Clownesque (spr. kloun-) : Clown-achtig.Club m. (spr. klube) : 1. Politieke vergadering

(yolk). 2. Societeit v. Besloten gezelschap.Clubiste : Lid van een club 1.Clysoir : Klisteerspult v. Slang v.Clysopompe m. : Klisteerspuit v.Clystere : Lavement.Coaccuse m. : Medebeschuldigde.Coacquereur m. : Medekoper.Coactif : Dwingend.Coaetion V. : Dwang m.Coadjuteur m. : Helper, coadjutor (geestelijke dieeen ander helpt en hem zal opvolgen).

Coagulation v. : Stoning, stremming.Coaguler : Doen stremmen, - stollen. I se — :Stremmen, stollen.

Coagulum m. (spr. -lomm) Stremsel.Coalise : Verbondene.Coaliser (se) : Een verbond vormen, samenspannen.Coalition v. : (Tijdelijk) verbond; samenspanning;aaneensluiting; belangengemeenschap.

Coaltar (spr. kol-) m. : Koolteer (uit steenkool).Coassement m. : Gekwaak.Coasser : Kwaken (kikker).Commie : Mede-deelhebber, vennoot,Cobalt m. (spr. -balte) : Kobalt (element).Cobaye m. (spr. : Guinees biggetje.Coblenee v. : Koblenz (aan de Rijn).Cobra m. : Brilslang v.Coca m. (soms v.) : Koka (gewas nit de Andes)v. Opwekkend middel uit de koka.

Coeagne v. : Pays de — : Luilekkerland. Mdtde — : Slim-, kokanjemast.

Cocaine v. : Uit koka bereid alcalokle.Cocarde v. : Kokarde v., hoedestrik m. Haarstrik.Coeasse : (f am.) Bespottelijk, zot.Coeasserie v. : Zotheid.Coceinelle v. : Onze-Lieve-Heers-beestje.Coccyx m. (spr. koksiss) : Stuitbeen.Coehe v. : 1. Zeug. 2. Kerf v., gleuf v., insnede v. Im. : 1. — d'eau : Trekschuit v. 2. Reis-, postkoetsv., diligence. (f i g.) Manquer le — : De gelegenheidlaten voorbijgaan. Faire etre la mouche du — :Zich het slagen van een zaak toeschrijven, terwijlmen eigenlijk niet er toe heeft medegewerkt.

Coehenille v. : Scharlakenluis v. -kleur v.Cocheniller : Rood verven met cochenille.Coeher m. : Koetsier, voerman.Weller : Inkerven. Aanstrepen. Treden.Cochere : Porte — : Koets-, inrijpoort. I v. :Vrouwelijk koetsier.

Coehlearia m. (spr. kok-) : Lepelblad (plant).Cochon m. : 1. Zwijn, varken. — de lait : Speen-varken. (fig.) Nous n'avons pas garde les —s en-semble : Gij vergeet wien gij voorhebt. 2. Var-kensvlees. Fromage de — : Hoofdkaas. 3. (fig.)Vuilik, zwijn. Des yeux de — : Spleetogen. 4. —d' Amerique, — noir : Muskuszwijn. d'Inde,— de Guinee : Guinees biggetje. — de mer : Bruin-vis m. i bv.nw. Vuil.

Coehonne v. : Vuil wijf, zeug.Cochonnee v. : Worp biggen m.Coehonner onov.w. : Biggen krijgen. (plat)Knoeien. I ov.w. : Verknoeien.

Coehonnerie Zwijnerij. Zwijnenkost m. Prul-werk. Gemene streek m.

Coehonnet m. : Speenvarken. Twaalfkantig a-al-tolletje. Doelbal (kaatsspel) m.

Coco m. : 1. Kokosnoot (noix de —) v. Lait de

— : Kokosmelk. 2. Verfrissende drank (be-reid uit citroen en zoethout) m. 3. Kereltje ILievertje! 4. Vent. Un vilain —, (spot) un joli— : 'n Fijn heer. 5. Ei. Schoen. Boddie.

Coeon m. : Tonnetje (insect, zijworm).Coconner : Zich inspinnen (insect).Cocorico : Kukeleku.Cocotier m. : Kokospalm m.Cocotte v. : 1. (kind) Kippetje. 2. Meisje. 3.Lichtekooi. 4. Ooglidontsteking. 5. IJzeren ofstenen pannetje. 6. Paardje. Hue —I Hort! paard!

Coction v. : Koking. Omzetting der spijs in spijsbrij.Coda v. : (mu z.) Slotstuk, aanhangsel.Code m. : Wetboek. (fig.) Voorschriften. Ver-zameling tekens. Telegraafcode m. — civil : Bur-gerlijk w. — penal : W. v. strafrecht. — de laroute : Verkeersvoorschriften.

Codebiteur : Medeschuldenaar.Codemandeur : Mede-eiser.Codetenteur : Medehouder.Codetenu : Mede-gevangene.Codex m. (spr. -Os) : (gene e sk.) Receptenboek.Codieille m. (spr. -sil) : Aanhangsel bij eentestament, codicil.

Codification v. : 't Verenigen van wetten toteen wetboek.

Codifier : (Wetten) verenigen tot een wetboek.Codirecteur : Mede-bestuurder.Codonataire : Mede-begiftigde.Coeducation v. : Gemeenschappelijke opvoeding,- onderwijs van beide seksen.

Coefficient m. : Algebraische vermenigvuldiger.Coefficient m., maat v.

Coercibilite v. : Samendrukbaarheid.Coercible : Samendrukbaar.Coercitif : (Be)dwingend, dwang-. (n a t k.) Tegen-houdend.

Cceur m. : 1. Hart. Avoir le — gros : Een volgemoed hebben. Il en a gros sur le — : Dat hin-dert hem vreselijk. Il eut le — serre : Zijn hartkromp in. 2. Borst v., hart. S. Maagstreek v.Maag v. Mal de — : Mislijkheid; (fig.) walging.Cela fait lever le — : Dat maakt iem. misselijk.Ce meta pese sur le — : Die spijs ligt zwaar inde maag. (fig.) Avoir garden qch sur le — : letsdwars in de maag hebben. Cela me fait mat au- Dat stuit mij tegen de burst. Ce vin va au— : Verkwikt het hart. Si le — vous en dit : Alege er lust in hebt. 4. Hart. (sp el) Haden. Va-let de — : -hoer. En — : Hartvormig. 5. Hart, -je,middelste deel (stad, jaargetijde), kern (boom)v., midden (schild). Entrer dans le — du sujet :De hoofdzaak aanpakken. 6. (fig.) Hart, zetelder aandoeningen m. Parler a — ouvert, avoir le— sur la main, - sur les Uvres : Het hart op detong hebben. .De grand —, de bon — : Van gan-ser harte, graag. Je veux en avoir le — net :Ik wil er haring of kuit van hebben. Par — :Uit het hoofd. Diner par — : Geen eten krijgen.Connaitre savoir qn par — : Iem. van haver totgort kennen. Prendre : Ter harte nemen.Avoir qch a — : Op lets staan. Avoir a — de :Een vurig verlangen hebben om. De tout —, degrand —4 de bon — : Van ganser harte, zeergaarne. De gaiete de — : Moedwillig, zonder reden.Faire contre fortune bon — : Zich niet laten ont-moedigen. A contre- — : Tegen zijn zin. Alterau — : Ontroeren, treffen. Un — d'or : Een hartals goud. Faire le joli — : Den galanten jonkmanuithangen, gemaakt lief doen. Affaires de —

Page 99: aardrijkskunde - DBNL

COEXISTANT. 83 COLLE.

Minnarijtjes; liefdesaangelegenheden. Mon — :Mijn hartjelief. II a mauvaise tete et bon — : Hijis driftig, maar goedaardig. Avoir le — It l' ouvrage :In zijn werk opgaan. Je n'ai plus le — a : Ik hebgeen rechte lust meer om. Sans — : Ongevoelig.Avoir du — : Moed -; geestkracht h. Un grand — :Edel mens. Manquer de — : Bang zijn. Desgens -, un homme de — : Moedig. Etre de — avee: Lief en leed delen met, van harte deelnemenin, - belangstellen in. Mettre du — au ventre aqn : Iem. een hart onder de riem steken. S'endonner a — joie : Zijn hart ophalen, naar harte-lust doers. A vous de — : Hartelijk de uwe.

Coexistant : Gelijktijdig aanwezig, - bestaande.Coexistence v. : Het gelijktijdig bestaan, mede-aanwezigheid. 't Samengaan.

Coexister : Gelijktijdig bestaan.Coffre ra.: Koffer m., kist v. Geldkist. Kap (naai-machine) v.; kast (piano) v.; romp (schip) m.Borstkas v., -holte v. (f am.) Lichaam, boddie.— d'amarrage : Meerboei v.

Coffre-fort m. (my. —s- —s): Brandkast v.Coffrer : In de doos stoppen, gevangen zetten.Coffret m. : Kistje (voor sieraden).Coffretier m. : Kistenmaker.Cognac m. : Een soort brandewijn, cognac.Cognasse v. : Wilde kweepeer v.Cognassier m. : Wilde kweepereboom m.Cognee v. : (Houthakkers)bijl v. Alter au bois sans—: Onbeslagen ten ijs komen. Jeter le manche apresla — : Ontmoedigd worden en van iets afzien.

Cogner ov.w. : Inslaan (pin). Afrossen. Stoten.f onov.w. : — a, — contre : Kloppen, stoten. I Se— : Zich stoten. Elk. afrossen.

Cohabitation v. : Het samenwonen. 't -leven.Cohabiter : Samenwonen. Samenleven.Coherence v. : Samenhang m.Coherent : Samenhangend.Coheriter : Mede-erfgenaam zijn.Coheritier m. : Mede-erfgenaam.Cohesion v. : Moleculaire aantrekkingskracht v.,

coh xsie. (f i g.) Verband.Cohorts v. : Tiende deel van een Rom. legioen,cohorte v. (fig.) Bende v., schare v.

Cohue v. : Mensenmassa v., hoop m. Gedrang.Coi, —te : Stil, koest.Coiffe v. : Vrouwenmuts v., -kap v. Sluier (vrou-wenhoed) m. VOering (hoed). Helm (kind; z.eoiffer 1) m. Zaadvlies. Bekleedsel (mast, ra).

Collier : 1. Het hoofd bedekken met. Opzetten.Etre coiffe de : Ophebben. Il est coiffe d'elle :Met haar ingenomen. Ce bonnet vous coiffe biers :Staat u goed. — sainte Catherine : Ongehuwd blij-ven. Etre ne coiffe : Met een helm geboren -, eengelukskind zijn. 2. Kappen, 't haar opmaken. 1Se — : 1. — de : Ingenomen -, verzot zijn.— d'u'ne opinion : Stijf en strak een mening vol-houden. 2. Zich kappen. - 't hoofd bedekken.

Coiffeur m. : Kapper.Coiffeuse V. : Kapster. Kaptafel v.Coiffure v. : Hoofddeksel. -sieraad. Kapsel.Coin m. : 1. Hoek m. (Le marchand, l'epicier)du — : De eerste de beste (winkelier). Au —du feu : Aan 't hoekje van de haard. (fig.) Le— du feu : De familiekring m. Un — de feu :Een huisjasje ; 'n makkelijke stoel. Les quatre —sdu monde : Alle kanten ; overal. Jeu des quatre—s : Stuivertje-wisselen. Regarder du — de l' ceil: Van ter zijde aanzien. Dans un — de sa pro-vince : In een uithoek. Connaitre dans les —s :

Door en door kennen. 2. Slip (kleed) v. Punt(zakdoek) v. 3. Wig v. Wigvormige sluitsteenm. Klink (kous, hemd) v. En — : Wigvormig.Faire — : Als 'n wig indringen. 4. Muntstempelm. Medaille a fleur de — : Fonkelnieuwe munt.(fig.) Frappe -, marque au bon — : De stempel(van goede smaak, vernuft) dragend. 5. Stempel,merk (op edele metalen).

Coiner ov.w. : Met wiggen vastzetten. (f i g.) In't nauw drijven. I se — : Vastlopen.

Coincidence V. : Het samenvallen, -treffen.Coincident : Gelijktijdig. Samentreffend.Coineider : Samenvallen, -treffen, gelijktijdig plaatsCoing m. : Kweepeer v. [hebben.Cointeresse : Mede-belanghebbende.Cojouissance v. : Mede-gebruik.Coke m. (spr. kok) : Cokes mCol m. : 1. Hals m. 2. Ha 's (fles). 3. Bergpasm. 4. Kraag m., boord Faux — : (Losse)boord; (schuim)rand aan glas bier m. — droit :Staande b. — cane : Omgeslagen b. — rabattu :Liggende b. — marin : Matrozenkraag. —americain : Schillerkraag.

Colas m. : Klaas, Nico. (fig.) Suffer.Colature v. : Filtrering. Filtraat.Colback m. : Lage berenmuts v.Colehique m. ; • (pl an tk.) Herfsttijloos v.Coleot(h)ar m. : Rood ijzeroxyde, dodekop m.Colegataire m. : Mede-erfgenaam van een legaat.Colêoptére m. : Schildvleugelig insect.Colere v. : Toorn m., woede v. — blanche, — bleue :Hevige toorn. En — : Toornig. Se mettre en — :

-worden. I bv.nw. : Driftig, opvliegend.Colereux, -ique : Oplopend, driftig.Colibri m. : Kolibrie m., vliegenvogeltje.Colifiehet m. : Beuzeling, vod. Prullige vrou-wenopschik m. Luchtig koekje (voor vogels),voederring.

Colimacon m. : Slak v. En — : Schroefvorm4g.Escalier en — : Wenteltrap.

Colin m. : Nicolaas.Colin-maillard m. : Blindemannetje.Colin-tampon m. : Se soucier -, se moquer de qchcomme de — : Geen zier om iets geven.

Colique v. : Darmkramp v., -pijn v. (fig.) Avoirla — : In de piepzak zitten.

Coils m. : Stuk bagage; collo. — postal: Postpakket.Colisee m. : Colosseum (Rome).Collaborateur, -trice : Medewerker, -ster. Stinevennoot.

Collaboration V. : Medewerking. Medezeggenschap.Collaborer : Medewerken.Collage m. : Het lijmen, - plakken. - klaren (vanwijn met vislijm). - aanplakken.

Conant : Lijmend. Nauwsluitend (kleed). Ver-velend, zwaar op de hand.

Collateral : 1. Zijwaarts, zijdelings. Nef —e : Zij-schip. Points -aux : Tussenstreken (b.v. Noord-Oost). 2. In de zijlinie. Parents -aux of Collateraux: Verwanten in de zijlijn.

Collation v. : 1. Het begeven (prebende), toeken-nen (graad). 2. Vergelijking (afschrift en origi-neel). Nagaan (bladen van boek). 3. Vesperbrood.Lichte maaltijd 's avonds m. 4. Koude maaltijd.

Collationner ov.w. : Vergelijken. Nagaan. I onov.w.: Een licht maal gebruiken.

Colle v. : 1. Lijm v. — forte : Kastenmakerslijm.— de pate : Stijfsel v. 2 Leugentje. 3. (school)Moeilijke -, strikvraag v. Pousser une — a : Eenstrikvraag opgeven. 4. 't Zakken (examen).

Page 100: aardrijkskunde - DBNL

84 COMBAT.COLLECTE.

Collecte V. : 1. (oud) Inzameling (der belasting).2. (Geld)inzameling. 3. Altaargebed.

Collecteur m. : Belastinggaarder (vroeger). Col-lectant. Hoofdriool (egout -).

Colleetif : Gezamenlijk, gemeenschappelijk. (t a a 1 k.)Sens - : Meervoudige betekenis. (Mot) - :Verzamelwoord (b.v. foule, amas). En nom - :Onder firma.

Collection V. : Verzameling.Colleetionner : Verzamelen.Collectionneur m. : Verzamelaar.Collectivement : Gezamenlijk.Colleetivisme m. : Leer, die eist dat de productie-middelen staatseigendom worden v.

Collectiviste : (Voorstander) van 't collectivisme.Collectivite v. : De massa v. Het gemeenschap-pelijk bezit.

College m. : 1. Gild (in 't oude Rome). Geestelijklichaam (te Rome). Le mere - : Het heiligecollege (der kardinalen). 2. (Kiezerscorps uiteen) kiesdistrict. 3. Gymnasium (stedelijk; z.lycee). Les annees de - : De schooljaren. Sentirle - : Schoolmeester-; schooljongensachtig zijn.4. Vergadering, lichaam.

Collegial : Van een kapittel van kanunniken.2glise -e of -e : Stiftskerk.

Collegien m. : Gymnasiast.Collegue m. : Ambtgenoot, collega. Medelid.Goner ov.w. : 1. Lijmen, plakken. Aan-, opplak-ken. Lang op lets drukken (lippen). Colle surles livres : Niet van de boeken of to slaan. Avoirles yeux cones sur : Strak kijken naar. Un panta-ion qui colle sur la jambe : Die spant. Sa balleest collie, it est colle : Zijn bal is tegen de band.Colle sur son cheval, - sa selle : Vast te paard. -qn sur place : Iem. aan de grond nagelen. Il aN cone : Hij heeft arrest gekregen. Il a die wilea son examen : Hij is ,,gezakt". - un Rem : Moei-lijke vragen doers aan. 2. (yolk) Geven. 3. Klaren(wjjn). I onov.w. en se - : Kleven, zich hechten.Nauw sluiten, spannen. Zich vasthouden aan. Zichvastpraten. Ca colle : Afgesproken 1 't is „aan".Se - qch sur le dos : Zich lets op de hals halen.

Collerette v. : Kraag m., -je.Collet m. : 1. Kraag (kleed) m. Sauter au - de,prendre -, saisir au - : Bij de kraag pakken.Mettre la main au - de, - a : In hechtenis ne-men. La main au - : Met geweld. 2. Dames-cape v. 3. Bef v. Petit - : Gladde bef; geeste-lijke ; - stand. 4. - monte : Stijve kraag; (fig.)verouderd; gemaakt deftig. 5. Strik (wild) m.Prendre au - : Strikken.

Colleter ov.w. : Bij de kraag vatten. I onov.w. :Strikken spannen. I se - : Worstelen.

Colleur m. : Aanplakker. Behanger. Lijmer.Collier m. : 1. Halsketting m., -snoer. Ordeketenm. Ring (van veren) m. Ringbaard (- debarbe) m. 2. Halsband m. - de force : - metprikkels. 3. Gareel. Cheval de - : Trekpaard.Franc du - : Dat Been zweep behoeft (paard);(fig.) die funk aanpakt; - rondborstig is. Donnerun coup de - : Opnieuw, tijdelijk funk aanpakken.- de misere : Slavenwerk. 4. Halsstuk.

Colliger : Uittreksels maken nit. Samenlezen.Conine v. : Heuvel m.Collision v. : Botsing, aanvaring. (fig.) Strijd m.Collodion m. : Oplossing van schietkatoen in

nether, collodium.Colloque m. : Samenspraak v., twistgesprek.Collusion v. : Geheime verstandhouding.

Collyre m. : Oogmiddel.Colocataire : Medehuurder.Cologne v. : Keulen.Colomb m. (spr. -ton) : Columbus.Colombe V. : 1. (dichtk.) Duif v. (dierk.) Kleinebosduif. 2. Staande paal m.

Colombie v. : Columbia.Colombier m. : Duiventoren m., -til v. Schoor(schepen) m. Groot formaat papier.

Colombin m. : Looderts. I bv.nw. : „Changeant"(kleur).

Colombine V. : Duivenmest m. Akelei (plant) v.Colon m. : Volkplanter, kolonist. Pachter. (g e s c h.)Lijfeigen pachter.

Mon m. : Karteldarm m.Colonel m. : Regimentskommandant, kolonel.Colonelle V. : Kolonelsvrouw.Colonial : Koloniaal. In kolonien (dier). I m. :Oudgast. Man uit de kolonien.

Colonie V. : Volkplanting, nederzetting. De ineen buitenlandse stad gevestigde landslieden. -penitentiaire : Straf-. - d'exploitation : Plantage-.

Colonisable : Geschikt om gekoloniseerd te worden.Colonisateur : Koloniserend. Genie - : Aanlegom kolonien te stichten. I m. : VolkplanteLstichter ener kolonie.

Colonisation v. : Het aanleggen ener kolonie;bevolking met kolonisten.

Coloniser : (Een kolonie) aanleggen. Bevolken metkolonisten.

Colonnade' v. : Zuilenreeks v., -gang m.Colonne V. : 1. Zuil v. Pijler. Stijl (bed) m., poot(tafel) m. Lampe en - : Staande lamp. Les-5 d'Hercule : De zuilen van Hercules; (fig.)het uiterste. 2. (fig.) Steunpilaar. 3. Kolom v. -vertebrale : Wervelkolom. 4. Kolom (kraut, cijfers).5. Colonne, langwerpige legerafdeling.

-mobile : Vliegende -.Colonne-affiches v. (my. -s- -) : Aanplakzuil v.Colonnette v. : Zuiltje.Colophane v. : Vioolhars v.Coloquinte v. : Bitter-, kwintappel v.Colorant : Kleurend. I m. : Kleurmiddel.Coloration v. : Kleur v.Colorer : 1. Kleuren, verven. Avoir le feint colon: Een hoge kleur hebben. Vin colore : Donkere.2. (fig.) Bewimpelen, verbloemen. I se - : Eenkleur krijgen.

Coloriage m. : Hat kleuren, - verven.Colorier : Kleuren (plant, tekening enz.).Colons m. : Kieurenmengeling, -rijkdom, coloriet.Frisse kleur v. Kieurrijkheid (stiA). Kiank-kleur. (fig.) Schijn m.

Coloriste m. : Schilder die de kleuren juist iciest.Colossal : Reusachtig.Colosse m. : Reuzenbeeld, -mens, -dier, -rijk.(fig.) Kolossus. I v. : Reuzin.

Colportage m. : Marskramerij. Verkoop in 't klein m.'t Rondventen. (fig.) 't Rondbazuinen (nieuwtje).

Colporter : Rondventen. -vertellen (nieuwtje).Colporteur m. : Marskramer, straatkoopman. Rond-kraaler (nieuwtje).

Columbarium (spr. kolommbarjomm) m. : Vertrek-, plaats voor lijkurnen.

Colza m. : Koolzaad. Huila de - : Raapolie v.Coma m. : Dodelijke slaapzucht v.Combat m. :1. Gevecht. - singulier : Tweegevecht.- judiciaire : Godsoordeel. Hors de - : Buitengevecht, weerloos. - naval : Zeegevecht. Bdtimentde - : Slagschip. 2. Kampspel. 3. (fig.) Strijd

Page 101: aardrijkskunde - DBNL

85 ( OMMERAGE.COMBATIF.

m., worsteling. - de gënerosite : Wedstrijd inedelmoedigheid. Livre de - : Propagandaboek.

Combatif : Strijdlustig.Combativite V. : Strijdlust v.Combattant m. : Vechtende, strijdbare man. Ancien- : Oudstrijder.

Combattre onov.w. : Vechten. (fig.) Worstelen.Wedijveren. ov.w. : Bestrijden. Un cceur corn-battu par plusieurs passions : Ter prooi aan.

Combo v. : Klein zachthellend dal.Combien : 1. Hoezeer, hoe. - peu : Hoe weinig.2. Hoeveel. - (de temps) y a-t-il? Hoe lang is hetgeleden ? cette canner Hoeveel kost die stok ?

Combinable : Verenigbaar. Billet-: Rondreisbiljet.Combinaison v. : 1. Vereniging, verbinding,samenstelling, combinatie. 2. (fig.) Berekeningom tot een resultant te geraken. 3. Letters(van slot) v. 4. (vlieger ij) Buis en broek aanden stuk. 5. Hemdbroek.

Combiner : Samenvoegen, verenigen. Combi-neeren. (fig.) Berekenen. I se - : Verbondenworden. Zich verbiriden. Gepaard gaan (met).

Comble m. : 1. Toegift v. kop (op maat) m. Lamesure est au - : De maat is overvol. 2. (fig.)Hoogste mate v., toppunt. Il est au - de ses vceux: Hij heeft zijn hoogste wens bereikt. Mettrele - a : De maat vol meten. Pour - de : Totovermaat van. 3. Dakgetimmerte, -stoel m. Les-s : De dakverdieping, de hanebalken. De fonden - : Geheel en al, totaal. 4, Sterk stuk, ietskras. bv.nw. : Overvol. Propvol. (fig.) La me-sure est - : De maat loopt over.

Comblement m. : Demping. Aanvulling.Combler : 1. Overvol maken. (f i g.) (De maat)vol maken van, de kroon zetten op. 2. Dem-pen. Dekken (tekort). Stoppen (gat); geheel be-vredigen (wens). - les vides de : Op peal houden.8. - (de) : Overstelpen met. Vous me comblez : Gijoverstelpt me met weldaden. Combla Rijk. ISe - : Gedempt worden. Zich vullen.

Combustible : Brandbaar. m. : Brandstof v.Combustion v. : Verbranding. - lente : 't Smeulen.Come v. : Como (Italie). I m. : Cosmo.Comedie V. : 1 Blijspel. 2. Het comische genre.Donner la - : Zich belachelijk aanstellen. 3.(oud)Toneelstuk. Schouwburg (la C- Francaise) m.De troep m. 4. Dwaze vertoning. Jouer la - :(Gevoelens) veinzen. Le secret de la : 't Geheimdat ieder wed.

Comedien, -ne : Toneelspeler, -speelster. Hui-chelaar, -ster.

Comestible : Eetbaar. ! m.mv. : Eetwaren v.Comets v. : Staartster v., komeet v.Comice m. : 1. Volksvergadering (Rome en tij-dens Fr. Rev.). 2. - agricole : Landbouwersver-eniging, -congres, -tentoonstelling.

Comique : 1. Van 't blijspel, comisch. Auteur - :Blijspelschrijver. 2. Grappig, lachwekkend. I m. :Blijspelschrijver. -speler. Het lachwekkende. Hetcomische genre; blijspel. (f i g.) Grappenmaker.

Comiquement : Grappig.Comite m. : Commissie v.; bestuur; raad m., 11-chaam. - electoral : Kiesvereniging. En petit

-: In kleine kring. - de lecture : Zij die de teropvoering aangeboden stukken keuren. Se formeren - secret : In comitd generaal gaan.

Comma m. : Dubbele punt v. (m u z.) Klein ver-schil (een negende toon) in toonhoogte.

Commandant : Bevelvoerend. I m. : Bevelhebber.Majoor. (z e e v.) Kapitein.

Commande v. : 1. Bestelling, opdracht. v. Faitsur - Besteld. De : Besteld ; (f i g.) gedwon-gen, geveinsd. Prendre - de : Aannemen televeren. 2. Overbrenging der beweging, stuur,handel m. Beweging.

Commandement m. : 1. Bevel, gebod. Acoirson - : Vrij beschikken over. - militaire : Com-mando. - d'huissier : Bevelschrift. Les dix -s :De tien geboden. 2. Gezag, bevel(hebberschap). -en chef : Opperbevel. 3. Kommandantshuis.

Commander ov.w. : 1. Bevelen, gebieden. (f i g.)Afdwingen, eisen. Aanvoeren. Bestellen. Jesuis (en service) commands : Ik heb dienst. 2. Be-strijken, beheersen (hoogte). 3. In bewegingbrengen. I onov.w. (met a, sur) : Bevel voeren

heersen over. (f i g.) In toom houden. I se- : Zich bedwingen. Op kommando komen. Debeweging op elk. overbrengen.

Commanderie v. : Commandeurschap.Commandeur m. : 1. Hoofd. - des croyants :Beheerser der gelovigen (Sultan van Turkije).2. Commandeur (ridderorde).

Commanditaire m. : Geldschieter, stille vennoot.Commandite V. : (Societe en) - : Handelsven-nootschap waarin enigen alleen geld verschaff en,terwijl anderen aansprakelijk zijn. Aandeel Ineen commanditaire vennootschap.

Commanditer : Als stile vennoot steunen.Comme bw. : 1. Als, zoals, evenals. si : Alsof.(f am.) C'est tout - : 't Komt op hetzelfde neer.- qui dirait : Om zo te zeggen. La chose est -faite : Is zo goad als gedaan, - af. 2. Hoe, opwelke wijze. Dieu sait - : De hemel weet hoe.- quoi : Hoe, hoezeer. Rendre un arrét - quoifaut ... : Bevelen hoe, - dat . . . . 3. Zoals,gelijk. - it faut . Zoals 't behoort; beschaafd.Il dit, cela, que . . . : Hij zeide zo, dat . . . .- cela, - ca : Zo, zo. 4. Wat betreft, aan. Quica y - messieurs? Wie waren er aanheren? I voegw. : 1. Daar, omdat. 2. Toen,joist toen, terwijl.

Commemoratif : (in samenst.) Gedenk-, her-innerings-.

Commemoration v. : Herinnering, gedachtenis.En - de : Ter herinnering aan. - des morts :Allerzielen (2 Nov.).

Commemorer : Herdenken, vieren.Commandant m. : Eerstbeginnende.Commencement m. : Begin. Les -s : De begin-selen, eerste lessen. v. Il y a - a tout : Alle beginis moeilijk.

Commencer ov.w. : Beginnen (met), aansnijden(brood). I onov.w. : Beginnen. - par rire : Begin-nen met lachen. - a rire : Beginnen te lachen.Par ois -? Waarbij moat ik beginnen ?

Commensal m. : Disgenoot.Commensurabilite v. : (Onderlinge) meetbaarheid.Commensurable : (Onderling) meetbaar.Comment bw. : Hoe. - cela? Hoe dat zo ? -f Hoe nu te doen ? Voici - Ziehier opwelke wijze. -I Hoe 1 Wat I -f Hoe is 't mo-gelijk dat ? Wat blief ? - done! Wel zeker 1 Im. : Le - : Het hoe.

Commentaire m. : Ophelderende aanmerkingen,commentaar. Aan-, opmerkingen. Geschied-kundige gedenkschriften (Caesar).

Commentateur, -atriee : Verklaarder, -star.Commenter : Verklaren, van noten voorzien.(Spottende) aanmerkingen maken over.

Commerage m. : Geklets, oudewijvenpraatjes.

Page 102: aardrijkskunde - DBNL

COMMERCANT. 86 COMPAGNE.

Commergant, -e : Handeldrijvend. Handelsgeestbezittend. I m. en V. : Koopman, -vrouw.

Commerce m. : 1. (Koop)handel m. - en Bros :Groot-. - en detail : Klein-. - general : In- enuitvoer. Les livres de - : De (koopmans)boeken.Faire le - de : Handel drijven in. 2. (sp e 1)Commerce v. 3. (fig.) Omgang m., verkeer,gemeenschap. - de lettres : Briefwisseling.D'un - tar : Waarop men zich verlaten kan.

Commercer : Handel drijven -. (fig.) Omgaan (met).Commercial : (in samenst.) Handels-; ruw-.Semaine -e : Winkelweek.

Commercialement : Naar handelsgebruik.Commere V. : 1. (I am.) Meter, doophefster. (yolk)Ma - : Moedertje, vrouwtje. 2. Babbelkous v.,theetante. 3. Flink wijf. 4. (s c ho uw b.) Hoofd-persoon in een revue m., commere.

Commettant m. : Lastgever, committent.Commettre : 1. Bedrijven, begaan; (grap) zichbezondigen aan. 2. - qn a qeh : Iets opdragen aaniem. - un rapporteur :km. opdragen een rapportto maken. 3. - qch a qn : Iets toevertrouwen aaniem. 4. Blootstellen, in de waagschaal stellen. ISe - : Bedreven worden. Zich afgeven (met).Zich blootstellen.

Comminatoire : Dreigend (met straf).Commis m. : Klerk, schrijver. Ambtenaar (lager).Bediende. - voyageur : Handelsreiziger.

Commiseration v. : Deernis.Commissaire m. : Commissaris, gemachtigde; be-stuurder, opzichter; purser. - des comptes :Lid van de raad van toezicht. (z e e v.) - dela marine : Officier van administratie.

Commissaire-priseur m. (my. -8- -8) : Vendu-meester.

Commissariat m. : Ambt, kantoor van een com-missaris.

Commission v. : 1. Tijdelijke bediening. Aan-stelling. 2. Opdracht v., machtiging. 3. Vak vancommissionnair. 4. Commissieloon. -goederen.Provisie. Bestelling (in 't groot). 5. Boodschap.6. Commissie, groep personen.

Commissionnaire m. : Commissionnair. Lasthebber.Makelaar. Kruier, witkiel. Expediteur.

Commissionner : In commissie laten kopen. Vol-macht geven. Voor goed aanstellen (na stage).

Commissoire : Die, bij niet nakoming, nietigheidvan 't contract meebrengt.

Commissure v. : Naad m. Voeg v. - des levres: Mondhoek m.

Commodat m. : (r e cht) Bruikleen.Commode : Gemakkelijk, gerieflijk. Toegeeflijk.Il est - a 111.170 : Men kan gemakkelijk met hemopschieten. I v. : Latafel v.

Commodement : Gemakkelijk.Commodite v. : 1. Gemak, gerieflijkheid. Avoira sa - : Bij de hand hebben. Pour la - de : Tengerieve van. 2. Gunstige gelegenheid. 3. Les -s :Bestekamer v.

Commotion v. : 1. Schok m. - au cerveau, - ce-rebrate : Hersenschudding. 2. (fig.) Hevige aan-doening, opschudding.

Commuable : Die verzacht kan worden (straf).Commuer : Veranderen, verzachten (strat).Commun : 1. Gemeenschappelijk. Faire cause -e: Gemeene zaak maken. (t a al k.) Nom - : Ge-meen naamwoord, soortnaam. 2. Algemeen. D'une-5 voix, (Fun - accord : Eenstemmig. Le lens- : Gezond verstand. Cela n'a pas le tens - :Da's onzin. Langue -e : Gewone taal (tegenover

technische). Maison -e : Gemeente-, stadhuis.3. Alledaags, veelvuldig voorkomend. Lieu - :Gemeenplaats v., alledaagsheid. 4. Middelmatig.5. Gemeen, gering, laag. fine voix -e (z. 2) :Gemene s. I m. : 1. Gemeenschap. En - : Ge-meenschappelijk. Mettre en - : Bijeenvoegen. 2.Gemeenschappelijk bezit. Vivre sur le - : Opgemene kosten leven. 3. De grote hoop m.,massa v. Les Bens du - : Het gemene yolk. Le -des mortels : De gewone stervelingen. (fig.) Sortirdu - : Boven anderen uitsteken. 4. m.mv. : Bij-gebouwen. Dienstbodenwoningen.

Communal : Gemeentelijk, gemeente-. I m. : Le -,les -aux : gemeentegronden, meent v.

Communaliser : In gemeentebeheer nemen.Communard m. : Aanhanger der Commune (Parijs

1871).Communaute v. : 1. Gemeenschap. Sous le re-gime de la - : In g. van goederen. 2. Overeen-stemming. 3. De gemeenschap, Staat m. 4.Kerkelijke gemeente v. Klooster.

Commune v. : Burgerlijke gemeente v. Revolu-tionnaire beweging voor onafhankelijkheid in1871. Chambre des -s : Lagerhuis (in Engel.).

Communement : Gewoonlijk, doorgaans.Communiant, -e : Aannemeling. Iem. die aan't Avondmaal deelneemt.

Communicable : Overdraagbaar (recht). Die moetenworden medegedeeld (stukken).

Communicant : Die met elk. in verbinding staan,communicerend. Porte -e : Tussendeur.

Communieateur m. : Verbindingsmachine, com-municator. I bv.nw. : Verbinding gevend.

Communicatif : Aanstekelijk (gevoel). Spraakzaam(mens). Encre -ive : Kopiêerinkt.

Communication v. : 1. Mededeling. Bekendma-king. 2. Omgang m., verkeer, gemeenschap.(Porte, voie de) - : Verbindingsdeur, -weg. Moyende - : Middel v. verkeer. 3. Aansluiting (telefoon).Telefoongesprek. Donner la -; Verbinden. Inter-rompre la - : Afbellen, de telefoon op de haakleggen. 4. Overbrenging (beweging). 5. Inzage(stukken) v. En - : Ter image.

Communier onov.w. : Het H. Avondmaal vieren;ter H. Communie gaan. (fig.) Zich den voelen. Iov.w.: Het H. Avondmaal toedienen aan.

Communion V. : 1. Gemeente v., vereeniging. 2.Gelijke gezindheid. 3. (K a t h.) Deelneming aan't H. Avondmaal. Deel der mis, waarin de priesterde hostie neemt. Vers dat 't koor dan zingt.Faire sa premiere - : Zijn H. Communie doen.

Communique m. : (Ambtelijke) mededeling (inkraut), communiqué.

Communiquer ov.w. : Overdragen, -brengen. Mede-delen. Overbrengen (ziekte). Inzage geven van.I onov.w. : Van gedachten wisselen. Omgaan. Inverbinding staan. I se - : Elk. meedelen. Op elk.overbrengen, aanstekelijk zijn. I se - a : Zichmeedelen aan. In gemeenschap staan.

Communisme m. : Leer, die het privaatbezit wilafgeschaft zien v., communisme.

Communiste m. : Aanhanger van het commu-nisme. I bv.nw. : Communistisch.

Commutateur m. : Schakelaar. Stroomwisselaar.Tourner le - : 't Licht opknippen, - opdoen.

Commutation v. : Verandering (straf). Stroom-Compaeitê v. : Dichtheid. [wisseling.Compact (spr. -pakte) : Dicht, vast. Compres.Compagne V. : Metgezellin. Speelgenoot. Echtge-note. - de voyage : Reisgenote.

Page 103: aardrijkskunde - DBNL

COMPAGNIE. 87 COMPLEVIENTER.

Compagnie V. : 1. Gezelschap. Fausser — a :In de steek laten. Voyager de — : Gezamenlijkreizen. De — avec : Gezamenlijk met. Demoiselle -,dame de — : Gezelschapsjuffrouw 2. Gezelschap,visite. La bonne — : Beschaafde mensen. Rtrede bonne — : Onderhoudend -; welopgevoed zijn.Il n'est si bonne — qui ne se quitte : Er is eentijd van komen en er is een tijd van gaan. 3.Genootschap, vereniging, maatschappij. La —de Jesus : De Jezuletenorde v. 4. Afdeeling solda-ten, compagnie 5. Vlucht (vogels) v.

Compagnon m. : 1. Makker, kameraad, metge-zel. — d'armes : Strijdmakker. De pair a — avec: Op gelijke voet met. 2. (Handwerks)gezel.3. (fig.) Maat, vent, klant. Un gai — : 'n Vro-lijke snaak. Un hardi — : Een flinke vent.

Compagnonnage m. : Gezellentijd m. -vereni-ging. (Duitse) Burschenschaft v.

Comparable : Te vergelijken.Comparaison v. : Vergelijking. En — de : In ver-gelijking bij. Par — a : Vergeleken met Entreren — avec : Vergeleken kunnen warden met.(t a alk.) Degree de — : Trappen van vergelij-king. Sans — : Zonder verg.; onvergelijkelijk.

—n'est pas raison : Een verg. bewijst nog niets.Comparaltre : (Voor den rechter) verschijnen;compareren (voor notaris).

Comparant m. en bv.nw. : Verschijnende (voorrechter, notaris), comparant.

Comparatif : Vergelijkend. I m. : (t a alk.) Verge-lijkende trap m.

Comparativement : Vergelijkenderwijze.Comparer : (met avec en a) Vergelijken. (meta) Gelijkstellen.

Comparoir : Verschijnen (voor rechter). Assignationa — : Dagvaarding.

Comparse m. : Tem. die een stomme rol speelt,figurant (ook fig.). Handlanger.

Compartiment m. : Vak, afdeling. (Spoorweg)-coupe m. (be urs) Hoek m. — de coffre-fort :Safe-loket.

Comparution v. : Verschijning. Mandat de — :Dagvaarding.

Compas m. : 1. Passer m. Par regle et par — : Metangstvallige nauwkeurigheid. Avoir le — dansl' mil : Een timmermansoog hebben. 2. — demarine, — de mer : Kompas. 3. (y olk) Debenen.

Compassê : Steil, afgemeten, stijf.Compassement m. : Afpassing, -meting. (fig.)Zorgvuldige benepenheid.

Compasser : Joist afpassen, -meters. (fi g.) Afmeten.Nauwkeurig regelen.

Compassion v. : Medelijden, -Bogen,Compatibilitê V. : Verenigbaarheid.Compatible : Verenigbaar, samenpassend.Compatir : Medelijden -. Geduld hebben (met).(fig.) Samengaan.

Compatissant : Vol medelijden.Compatriote m. : Land-. Plaatsgenoot.Compendieusement : In 't kort, beknopt.Compendieux : Beknopt, afgekort.Compendium (spr. -pindiomm) : Leiddraad m.,handboek.

Compensable : Vereffenbaar.Compensateur, -atrice : Vereffenend. Vergoedend.Compensation v. : 1. Vereffening. Cela fait — :Dat komt overeen nit. 2. Schadeloosstelling. 3.(r e cht) Schuldvergelijking. (hand el) Chambrede — : Clearing-house, verrekeningsinstelling.

Compenser : Vereffenen, vergoeden. Opwegentegen. I se — : Tegen elk. opwegen.

Compêrage m. : Peetschap. Knoeierij tussenhandlangers.

Compere m. : 1. (f a m.) Peet. 2. Kerel, oude jon-gen. Etre — et compagnon avec : Zeer familiaarzijn met. Un ruse — : 'n Loze vos. 3. Diefjes-maat, handlanger. 4. (s cho uw b.) Hoofdpersoonin een revue m., compere.

Compere-loriot m. (ma. —s- —s) : (y olk) Wiele-waal m. Gezwelletje (aan oog), (plat) strontje.

Competemment : Behoorlijk. Genoegzaam. Als iem.die erover oordelen kan.

Competence V. : 1. (Rechts)bevoegdheid. 2. Be-voegdheid tot oordelen. Cela n'est pas de sa— : Daarover kan hij niet oordelen. 3. Mede-dinging. 4. Goed beoordelaar.

Competent : 1. Die rechtens behoort aan. Part—e : Toekomend deel. 2. Bevoegd tot (oordelen).

Compêter : Rechtmatig toekomen (deel). Beho-ren tot de bevoegdheid van (rechtbank).

Compkiteur m. : Mededinger, concurrent.Competition v. : Mededinging. — sportive : Sport-wedstrijd.

Compilateur m. : Verzamelaar. Samenflanser.Compilation v. : Verzameling. Samenflanssel.Compiler : Verzamelen (teksten). Samenflansen.Complaindre (se) : Zich beklagen.Complaints V. : Klacht v. Klaaglied.Complaire : Believen, ter wile zijn. I se — a :Behagen scheppen in; zeer ingenomen zijn met.

Complaisamment : Welwillend. Met welgevallen.Complaisance v. : Welwillend-, gedienstigheid.

Des —s : Beleefdheden. Y mettre de la — : Zichgedienstig betonen. Ayez la — de : Wees zovriendelijk. Effet de — : Wissel, die niet op eenwerkelijke handeistransactie berust, ruiter.

Complaisant : 1. Welwillend, inschikkelijk. Sefaire le — de qn : Iem. naar de ogen kijken. 2.Ingenomen; welgevallig.

Complement m. : 1. Aanvuisel, toevoeging. Officierde — : Verlofsofficier. 2. (me etk.) Complement.(t a al k.) Bepaling. — direct : Lijdend voorwerp.

—indirect : Bepaling. — circonstanciel : Bijwoorde-lijke bepaling.

Complêmentaire : Aanvullend, vervolg-.Complet : Volledig, -tallig; volkomen. Vol, geheelbezet (tram). Ce serait — : Dat mankeert er nogaan I I m. : 1. Pak (kleren). — veston : Colbert-pak. 2. Volheid. Au — : Voltallig. Au grand — :Geheel voltallig.

Completement : Geheel en al, volkomen.Complêtement m, : 't Voltallig maken, aanvullen.Completer : Voltooien, volledig maken. Aanzui-veren.

Complêtif : (t a al k.) Als bepaling dienend.Complexe : Samengesteld, ingewikkeld. Nombre —: Samengesteld getal.

Complexion V. : Gestel. Aard m., humeur.Complexitê v. : Ingewikkeldheid.Complication v. : Ingewikkeldheid, verwikkeling(intrige). Verschillende aard m. Bijkomendemoeilijkheid.

Complice bv.nw. en m. : Medeplichtig. -e.Complicit6 v. : Medeplichtigheid.Complies v.mv. : (Kat h.) Slot van de dienst nade vesper, completen.

Compliment m. : Plechtige toespraak v. - wensm. Plichtpleging, compliment. Groet m.

Complimenter : Een toespraak richten tot. Ge-

Page 104: aardrijkskunde - DBNL

88 COMPTE-COURANT.COMPLIMENTEUR.

lukwensen met; zijn medelijden uitspreken over.Complimenten maken.

Complimenteur m. : Man die van complimentenmaken houdt. I bv.nw. : Vol beleefde vleierij,complimenteus.

Complique : Samengesteld, ingewikkeld. Duister.— de : Waarbij nog komt.

Compliquer : Kunstig samenstellen. Duister -,ingewikkeld maken. I se — : Ingewikkeld, duis-ter -. Erger worden (ziekte, door bijkomendeverschijnselen). Zich voordoen tezamen (met).

Complot m. : Samenspanning, complot.Comploter ov.w. : Beramen. I onov.w. : Samen-spannen, een geheime aanslag voorbereiden.

Comploteur m. : Samenspanner.Componetion V. : (godsd.) Vrome droefheid (overonze zondigheid). (fig.) Ernstig voorkomen.

Comporter : Toelaten, wettigen. Meebrengen, aan-leiding geven tot. I se — : Zich gedragen. - weren.(recht) Tel qu'il se poursuit et se comporte :Zoals 't relit en zeilt.

Composant : Samenstellend. I m. : Bestanddeel.Compose m. : Samenstelling. Samengesteld woord.- lichaam. I bv.nw. : 1. Samengesteld. Intirets —s: Samengestelde intrest. 2. (f i g.) Gemaakt deftig.

Composer ov.w. : 1, Samenstellen, vormen, uit-maken. 2. Zetten (drukker). Machine a — : Zet-machine. 3. Vervaardigen, maken (boek, som).Componeren (muziek). 4. Regelen. — son air,- son visage : Zijn gelaat in de plooi zetten.I onov.w. : 1. Een vergelijk treffen. — avecl'ennemi : Over de overgave onderhandelen. 2.Componeren. 3. Zetten (boek). 4. (school)

—en version latine : Latijnse vertalingen als proef-werk maken. I Se — : Zich weten to beheersen.— de : Bestaan uit. — sur : Zich schikken naar.

Compositeur m. : Componist, -e, toondichter,-es. Letterzetter. Bemiddelaar.

Composition v. : 1. Samenstelling, -voeging, vor-ming. 2. Het zetten (boek). Zetsel. Salle de — :Zetterij. 3. Vervaardiging, het schrijven. 4. Com-posite, het maken van muziek. Muziekstuk.5. (school) Opstel. 6. (fig.) Schikking, vergelijk.Venir a — : Tot een vergelijk komen. Amener4 — : Doen toegeven. Entrer en — avec l'ennemi:Over de overgave onderhandelen.

Composteur m.: Zethaak m. Verstelbare stempel M.Compote v. : 1. Met suiker gestoofde vruchten v.(fi g.) En — : Bout en blauw geslagen, vol kneu-zingen. 2. (soort) Ragout m.

Compotier m. : Compoteschaal v.Comprehensible : Begrijpelijk.Comprehensif : Veelomvattend.Comprehension V. : Begripsvermogen, bevatting.Comprendre : 1, Om-, bevatten, inhouden. 2.— en, - dans : Opnemen (in). 3. Begrijpen, vat-ten. Verstaan. Se faire — : Zich verstaanbaarmaken. I se — : 1. Elk. -. Zich begrijpen. Jeme comprends : Ik weet wat ik zeggen wil.2. Begrepen worden. Cela se comprend : Datis begrijpelijk.

Compresse V. : Compres, omslag m.; rol gags v.Compressibilite v. : Samendrukbaarheid.Compressible : Samendrukbaar.Compressif : Samendrukkend.Compression V. : Samen-. In- (f i g.) OnderdrukkingComprime m. : Tablet.Comprimer : Samen-. Indrukken. (f i g.) Bedwingen.Compris : Begrepen. Y — : Met inbegrip van.Non — : Uitgesloten. Tout — : Alles en alles.

Compromettant : In opspraak brengend.Compromettre : In gevaar -; in opspraak brengen,compromitteren. 1 se — : Zich blootgeven; zijneer op 't spel zetten.

Compromis m. : 1, Het overlaten aan een scheids-rechter. Vergelijk o., schikking. 2. Un — entre :'n Middelding tussen.

Compromission V. : Afwijking van principes. Lee—8 : 't Geschipper.

Comptabilite v. : Boekhouding. — en pantie double: Dubbel boekhouden.

Comptable : Rekenplichtig. — de : Verantwoor-delijk voor. Pieces —s : Bescheiden. Machine — :Telmachine. I m. : Boekhouder. Chef — : Hoofdb.Of ficier — : Officier van administratie.

Comptant : Gereed, baar, kontant (geld). Pren-dre pour de l'argent — : Voor goede munt aan-nemen. I m. : Gereed geld, kontanten. Operationsde bourse au — : Kontante beurszaken (z. terms 2).

Compte m. : 1. Be-, (uit)rekening. (fig.) Op-somming. Getal. Cela ne fait pas le — : Datklopt niet. Ca fait mon — : Dat lijkt mij. Ilme Taut mon — : Ik moet mijn tal hebben.

—rend : Ronde som v. Selon votre —, a votre — :Zoals gij telt; (fig.) naar uw mening. A ce— -la : Ale men 't z6 beschouwt. Le — y est :Het getal komt uit, 't komt ult. De — fait, tout— fait : Alles goed geteld (ook fig.). Il en estquitte a bon — : Hij komt er goedkoop at Cha-cun son — : leder het zijne. Trouver son — (aqch) : Vinden wat men zocht, - verwachtte; voor-deel bij iets vinden. Ca ne fait pas -, ca n'est pasmon — : Dat is niet, wat ik zoek. Nous BMWsloin de — : Wij hebben ons verrekend ; (fig.)wij kunnen het niet eens worden. Avoir eon— : Hebben wat men wenst; (spot; f am.)genoeg hebben (mishandeling); dronken zijn;zijn verdiende loon hebben. 2. Rekening, op-gave v. Son — est regli : Hij heeft zijn ver-diende loon; 't is mis met hem. Laisser pour —: (Een koopman) laten zitten met. Un Jaime pour— : Een onverkocht artikel. Mettre qch sur le —de qn : Tem. jets toeschrijven. Pour mon — : Watmij betreft. Pour son — : Voor zich. Donner son— a : Uitbetalen en wegzenden (bediende);(fig.) behandelen, zoals tem. 't verdient. Il tra-vaille a -, pour son — : Niet in loondienst. Aubout du —, en fin de — : Per slot van rekening.Faire entrer -, mettre en ligne de — : (fig.) Reke-ning houden met. Etre de — a demi avec : Voorgezamenlijke rekening handelen. Tenir -, faire

—de : Rekening houden met; veel waarde hechtenaan. Tenir lee —s : De boeken bijhouden. Edgierson — a : Afrekenen met. Porter au — de : Oprekening zetten van; (fig.) toeschrijven. Tenir— a qn de : Iemand dankbaar zijn voor. Cour des—8 : Rekenkamer. Rendre ses —s : Verantwoording(van zijn beheer) doers. Prendre a son — : Vooreigen rekening komen; (fig.) de verantwoor-delijkheid op zich nemen. On raconte Cant surson — : Men vertelt zoveel moois van hem. Son— est bon : Hij zal er van lusten; die is er bij I3. Rekenschap. Demander — : Rekenschap vra-gen. Avoir des —s a rendre a qn : Iem. r. ver-schuldigd zijn. Rendre — de : Rekenschap gevenvan; een verslag uitbrengen over. Se rendre

—de : Zich rekenschap geven van. — rendu : Over-zicht, verslag, recensie.

Compte-courant m. (my. —a- —.9) : Rekening-courant.

Page 105: aardrijkskunde - DBNL

89 CONCUBINAGE.COMPTE-GOUTTES.

Compte-gouttes in. (my. onverand.) : Druppelteller.-flesje.

Compter ov.w. : 1. (Be)rekenen, (op)tellen. Avoir50 ans bien comptis : Ben goede vijftiger zijn. -les morceaux a qn : Iem. kort houden. A pas com-pas : Met afgemeten tred. 2. In rekening bren-gen. 3. Uit-, toetellen. 4. (fig.) Rekenen, tel-len, schatten. I onov.w. : 1. Rekenen. Qn qui sail- : Iern. die op de penning is. Qn qui depensesans - : Tem. die niet op geld ziet. Donner sans- : Royaal zijn. Devoir - : Zuinig aan doen,op de dubbeltjes moeten letten. A - de ce jour :Van heden af. Sans - que : Daar komt nog bijdat. 2. Afrekenen. 3. Tellen. 4. Rekening houdenmet. 5. Voornemens zijn, denken te. - sur : Staatmaken op. 6. Medetellen, -rekenen. Van gewichtzijn. Gelden.

Compte-rendu m. (my. -s- -s) m. : Verslag.Pour - : Ter recensie.

Compteur m. : 1. Teller (mens). 2. Teltoestel,registrator, taximeter. - cl gaz : Gasmeter m.

Comptoir m.: Toonbank v.Handelshuis, bank v.: cre-dietinstelling. Factorij. Afdeling (magazijn, bank).

Compulser : (r e c ht) Nazien. Naslaan.Compulsion v. : Dwang m.Comput m. (spr. -puts) : Tijdsberekeningstabel derBath. feesten v.

Comtal : Grafelijk.Comtat m. : (oud) Graafschap.Comte m. : Graaf Stedehouder (latere Romeinen).Comte m. : Graafschap.Comtesse V. : Gravin.Concasser : Fijnstampen, kneuzen.Concasseur m. : Breekmolen m. Stamper. Steen-klopper. Cylindre - : Wals.

Concave : Hol(rond).Coneavite V. : Ronding. Holte v.Conceder : Verlenen (voordeel), vergunning gevenvoor. Toegeven (punt van geschil).

Concentration v. : Vereniging in den punt. Ver-eniging van gezag (den persoon, stad).

Concentre : Zeer sterk; ingedampt; ingehouden(smart); in zich zelven gekeerd (karakter).

Coneentrer : Verenigen, samentrekken, op eenpunt vestigen. Bepalen. Indampen.

Concentrique : Met een gemeenschappelijk middel-punt. Naar 't middelpunt (beweging).

Concept m. (spr. -septe) : (Algemeen) begrip.Conception v. : 1 Bevruchting. L'imma,culie

-: De onbevlekte ontvangenis. 2. Begripsvermo-gen. 3. Begrip, denkbeeld.

Coneerner : Aangaan, betreffen.Concert m. : 1. Eensgezindheid, overeenstemming.De - : Met gemeen overleg. Ensemble et de - :Tezamen en in vereniging. 2. Samenspel, concert.Des -s : Tonen, klanken.

Coneertant : Niet alleen accompagnerend. I m.: Uitvoerende.

Converter ov.w. : Onderling overleggen, beramen.(f i g.) Air concerti : Gekunsteld gelaat. I onov.w. :Meespelen, -zingers. 1 se - : Overleg plegen.

Concertiste m. en v. : Concertgever, -geefster.Concerto m. : Muziekstuk voor den instrumentmet begeleiding, concert(o).

Concessif : Toegevend.Concession v. : 1. Afstand m. Vergunning -,verlof om over jets te beschikken, concessie. 2.Inwilliging, toegeving (punt van geschil). 3.Nederzetting.

Concessionnaire : Concessie-houder.

Coneetti (enk. : -etto) m. : (Trek van) vals vernuft.Concevable : Begrijpelijk.Concevoir : 1. Ontvangen, bevrucht worden. 2.Bedenken, uitvinden. Beseffen, begrijpen. Ainsiconcu : Van deze inhoud. 3. Opvatten (gevoel).

Conchoide (spr. -ko-) : Schelpvormig. I v. : (me etk.)Schelplijn v.

Conehylien (spr. -ki-) : Schelpenbevattend.Conchyliologie v. (spr. -ki-) : Schelpenkunde v.Concierge m. en v. : Portier, -ster.Coneiergerie v. : Portiersvak. Gevangenis (teParijs).

Coneile m. : (K a t h.) Kerkvergadering, concilie.Conciliable : Verenigbaar.Conciliabule m. : (Verdachte, geheime) bespreking.Coneiliaire : (K a t h.) Van een kerkvergadering.Conciliateur : Bemiddelend. I m. : Bemiddelaar.Conciliation v. : Bemiddeling, verzoening. Hetovereenbrengen (strijdige dingen).

Coneiliatoire : Bemiddelend, verzoenend.Coneilier :1. Verzoenen, bevredigen (gemoederen).2. Overeenbrengen, verenigen. 3. Verwerven(gunst). I se - : Het eens worden. Zich verwerven.Gunstig voor zich stemmen.

Coneis : Bondig, beknopt (schrijver).Concision v. : Beknoptheid.Concitoyen m : Medeburger.Conclave m. : Vergadering der kardinalen terverkiezing van een pans, conclave.

Conelaviste m. : Geestelijke die een kardinaaltijdens 't conclave bedient, conclavist.

Concluant : Afdoend.Conelure ov.w. : 1. (Af)sluiten. Eindigen. 2. Be-sluiten, afleiden. I onov.w. : Eisen, conclusienemen (advocaat). Steek houden (redenering).

Conclusif : (t a al k.) Gevolgtrekkend.Conclusion v. : 1. Slot, einde. 2. Sluiting (ver-drag), voltrekking (huwelijk). 3. Gevolgtrekking.4. (r e cht) Les -s : De eisen.

Concombre m. : Komkommer m. -plant v.Concomitance v. : Gelijktijdig bestaan, samengaan.Concomitant : Bijkomstig; gelijktijdig.Concordance v. : Overeenstemming.Concordant : Overeenstemmend. Eendrachtig.Concordat m. : 1. Overeenkomst tussen pans envorst v. 2. Accoord (faillissement).

Coneordataire : Wiens faillissement door eenaccoord is geeindigd.

Concorde v. : Eendracht v., eenstemmigheid.Coneorder : Eendrachtig leven. Kloppen, over-eenstemmen.

Concourir : 1. Samenlopen. Samenvallen (tijd).2. - a : Medewerken tot. 3. Gelijke rechten heb-ben op. 4. Wedijveren, aan een wedstrijd -, prijs-vraag -, examen deelnemen.

COIICOUrS m. : 1. Samenloop (mensen) m., ont-moeting. 2. Samenloop (omstandigheden). 3.Medewerking. 4. Wedstrijd m. Prijskamp m.Vergelijkend examen. Mettre au - : Een verge-lijkend examen houden voor; een oproeping doenvoor. - agricole : Landbouwtentoonstelling metprijzen. Hors - : Buiten mededinging. - hippi-que : Paardententoonstelling en -wedstrijd.

Concert : 1. Vast (stof). 2. Die jets werkelijksuitdrukt, concreet. Nombre - : Benoemd getal.

Conereter (se) : Vast -, hard worden.Concretion v. : 1. Het vast worden, 't stollen.2. Verharding, samengroeiing.

Coneubinage m. : Samenleving van ongehuwden.(g e s c h.) Halfhuwelijk, concubinaat.

Page 106: aardrijkskunde - DBNL

CONCUBINE. 90 CONFIANCE.

Concubine V. : Bijzit.Concupiscence v. : Zucht naar zingenot; zondige

begeerte v.Coneurremment : Te zamen, gelijktijdig. (r e c h t)Met dezelfde rechten. Om strijd met.

Concurrence V. : 1. Gelijkheid. Jusqu'a - de :Tot een bedrag van hoogstens. 2. Wedijver m.,mededinging. 3. (h andel) Concurrentie. Faire -a : Concurrentie aandoen.

Coneurreneer : Concurreren met.Concurrent m. : Mededinger. (h ande 1) Concurrent.I bv.nw. : Samenwerkend. Die elk. ontmoeten.

Concurrentiel : Concurrerend.Concussion v. : Afpersing (door ambtenaar),knevelarij.

Coneussionnaire m. : Geldafzetter. I bv.nw. :Knevelend.

Condamnable (spr. -dana-) : Strafbaar. Afkeurens-waardig.

Condamnation v. (spr. -Jana-) : 1. Veroorde-ling, vonnis. Passer - : (fig.) Schuld -, ongelijkerkennen. 2. Straf v. 3. Berisping.

Condamner (spr. -dank) : 1. Veroordelen. 2.Strafbaar stellen. 3. Verbieden, verwerpen. 4.Dwingen, noodzaken. 5. Laken, brandmerken.6. Opgeven (zieke). Dichtspijkeren (deur, ven-ster). - sa porte : Zich niet thuis geven.

Condensable : Verdichtbaar.Condensateur m. : Toestel waarin electriciteitwordt verenigd, condensator.

Condensation V. : Verdichting (gas, damp). Ver-eniging (electriciteit).

Condenser : Verdichten, samenpersen. Opeen-hopen. -sluiten. (fig.) Beknopt weergeven.

Condenseur m. : Toestel voor stoomafkoeling,condensator.

Condescendance v. : Toegeeflijkheid. Genadigeinschikkelijkheid.

Condeseendant : Toegeeflijk, inschikkelijk. Genadig.Condeseendre : Toegeeflijk zijn (voor); zich welverwaardigen (om).

Condiment m. : Toekruid, kruiderij.Condimenter : Kruiden.Condisciple m : Medeleerling, schoolmakker.Condition v. : 1. Staat m., aard m., hoedanig-,omstandigheid. 2. Toestand m., lot. 3. Stand m.,afkomst v. 4. Rechtstoestand m. 5. Voorwaarde v.,beding. Etre dans de bonnes -s pour : Een goedegelegenheid hebben om. Faire ses -s : Zijn eisenstellen. A - : Voorwaardelijk (kopen), op zicht(zenden). A - que, a - de : Op voorwaarde dat,van. 6. Betrekking, dienst (dienstbode) m. 7.Etre en - : Zich funk voelen; goed getraind zijn.

Conditionne : 1. Beantwoordend aan. Bien -: Goed, deugdelijk; goed verpakt. Mal - : Min-

derwaardig. 2. Onderworpen aan. Bestemd door(orgaan).

Conditionnel : Voorwaardelijk. I m. : (t a alk.)Voorwaardelijke wijs v.

Conditionnellement : Voorwaardelijk. Op proef.Conditionner : Aan de eisen doers beantwoorden.

Bedingen. Afwerken.Condoleance V. : Rouwbeklag.Condor m. : Condor (gier der Andes) m.Condottiere (spr. -tieri) : Hoofd van huurtroepen(Italic). (fig.) Brutaal overweldiger.

Condueteur m. : 1. Geleider, leidsman. Leiddraad(in titels). 2. Conducteur (trein, tram). 3. Leider(van werk). - de travaux : Opzichter. 4. Geleider(warmte). I bv.nw. : Geleidend. Fil - : Geleid-

draad. La terre est mauvaise -trice : Is een slechte(warmte)geleidster.

Conductibilitd V. : Geleidend vermogen.Conductible : Geleidend.Conduire ov.w. : 1. (Ge)leiden, voeren. Mennen.Sturen. Vervoeren. Drijven (kudde). Leiden (wa-ter), Savo'''. - (une voiture) : Kunnen mennen,- chaufferen. 2. Besturen, leiden. Aanvoeren.Dirigeeren (orkest). Doorvoeren (intrige, karak-ter). Une piece bien conduits : Een stuk dat goedin elk. zit. I onov.w. : Leiden. De weg barrentot. I se - : 1. Zich gedragen. 2. Zich latenleiden. Zijn weg vinden. 3. Bestuurd worden.

Conduit m. : Buis v., pijp v., goot v., kanaal.- auditif : Gehoorbuis.

Conduite V. : 1. (Be)geleiding, het wegbrengen.Faire un pas -, un bout de - a : Een eind weg-brengen. 2. Bestuur, leiding. Prenclre la - de :Zich met de leiding belasten over. La - (runproces : Het voeren. 3. Plan (kunstwerk). 4. Ge-drag. Avoir de la - : Een net mens zijn. Tenirune certaine - : Zekere gedragslijn volgen. 5. Lei-ding. - d'eau : Waterleiding.

Condyle m. : Gewrichtsknobbel m. Gelidknoop m.Cone m. : 1. Kegel m. En (forme de) - : -vormig.- tronque, tronc de - : Afgeknotte -. 2. Suiker-broodvorm m. Kegelvrucht v., dennenappel m.

Confabuler : Gezellig praten.Confection v. : Samen-, opstelling, bouw m.,vervaardiging: Vervaardiging in het groot vansommige gebruiksartikelen, confectie. Gemaaktpak kleren, confectie-pak.

Confeetionner : Vervaardigen, samenstellen.Confectionneur, -euse : Maker, maakster. Con-fectiewerker, -ster.

Confederal : Van de bond.Confederatif : Bondgenootschappelijk.Confederation V. : 1. (Staten)bond m. Eedgenoot-schap (Zwitsers). 2. (Werklieden)bond.

Confedere m. : Verbondene.Confederer : Tot een bond verenigen.Conference v. : 1. Beraadslaging, conferentie.2. Lezing, voordracht v. Dispuutgezelschap.3. Les - v., bijeenkomst onder leiding v. Werk-college. Maitre de -s : Lector. 4. Vergelijking.

Confereneier m. : Iem. die lezingen -, voordrachtenhoudt, spreker.

Conferer ov.w. : 1. Vergelijken. 2. Toekennen,verlenen, schenken. I onov.w. : Beraadslagen.

Confesse V. : Biecht v.Confessor : 1. Bekennen. 2. (K a th.) (0p)biech-ten. 3. - qn : Iem. de biecht afnemen; (fig.)iem. zijn geheim ontfutselen. C'est le diable a

-: Dat is onbegonnen werk; men krijgt geenwoord uit hem. 4. Openlijk belijden (geloof).- le nom de Dieu, - Jesus-Christ : Verklarendat men een Christen is. I se - : Biechten. Zichverklaren tot, erkennen to zijn.

Confesseur m. : 1. Biechtvader. 2. Belijder (eersteChristenen). Èdouard le Confesseur : E. d. B.

Confession v. : 1. Bekentenis, verklaring. 2.(Kath.) Biecht v. - auriculaire : Oorbiecht. Onlui donnerait le bon Dieu sans - : Men zou 'tonbepaaldste vertrouwen in hem stellen. 3.Geloofsbelijdenis.

Confessionnal m. : Biechtstoel mConfessionnel : Van de geloofsbelijdenis.Confetti m.mv. : Schijfjes papier, confetti v.Confiance v. : 1. Vertrouwen. Homme de - :Vertrouwd man. De - : Op goed vertrouwen.

Page 107: aardrijkskunde - DBNL

CONFIANT. 91 CONGRE.

Entrer en — avec : Eerlijk zijn tegenover. 2. Vrij-moedigheid, zelfvertrouwen.

Confiant : Vol vertrouwen, goedgelovig. Ver-waand, driest. Licht vertrouwend.

Confidemment : In vertrouwen.Confidence V. : Vertrouwelijke mededeling. Faire— de qch a qn, faire — a qn : Iero. iets in ver-trouwen meedelen. Mettre darns la — : In 't ver-trouwen nemen. En — : Vertrouwelijk.

Confident m. : Vertrouweling. (schouw b.) Ver-trouwde.

Confidentiel en —lement : Vertrouwelijk.Confier : Toevertrouwen, overlaten. I se — :Toevertrouwd worden. Zijn hart uitstorten. Elk.vertrouwelijke mededelingen doen. a. en,sur : Zich verlaten op, zijn vertrouwen stellen in.

Configuration V. : Vorm m., bouw rn. Vorming.Configurer : Vormen, een vorm geven aan.Confinement m. : Opsluiting. Aangrenzing.Confiner ov.w. : Begrenzen. Opsluiten; verban-nen. I onov.w. : — a : Grenzen aan. I se — dans :Zich terugtrekken in. (fig.) Zich beperken (tot).

Confins m.mv. : Grenzen m. Uiteinde.Confire : Inleggen, -maken, konfijten. Confit en :Vol -, doordrongen van. Confit en douceur :Suikerzoet. Confit en devotion : Kwezelachtig. Unair confit, un ton confit : Vroom, zalvend.

Confirmatif Bevestigend, bekrachtigend.Confirmation V. : Bevestiging, -krachtiging (von-nis) ; goedkeuring (akte). (K a t h.) Vormsel,confirmatie. (s o m s, P r o t.) Bevestiging.

Confirmer : Bevestigen, bekrachtigen. Verster-ken in. (K a th.) Vormen, 't vormsel geven.se : Bevestigd worden. Toenemen.

Confiscable : Verbeurdverklaarbaar.Confiscation v. : Verbeurdverklaring.Confiserie V. : Banketbakkerij. -sberoep. Inmaak m.Confiseur m. : Banketbakker.Confisquer : Verbeurdverklaren, beslag leggen op.Confit z. Bonfire.Confiteor in. (8pr. -tear; onverand.) : (Bath.)

Zondenbelijdenis (gebed).Confiture V. : Vruchtengelei v., jam v.Confiturerie v. : Jamfabriek v.Confiturier m. : 1. (oud) Konfijtverkoper. 2.Jampot m.

Conflagration v. : Grote brand m. (fig.) Grotevolkenstrijd Beroering.

Conflit m. : 1. Strijd m., botsing. a main ar-mee Gewapend conflict. 2. Tweespalt v.

Confluent m. : Samenvloeiing (plaats). I bv.nw.: Samenkomend.

Confluer : Samenvloeien.Confondre : 1. (Ver)mengen. Bijeenvoegen. 2. Ver-warren. Il est confondu dans la foule : Hij gaat inde menigte verloren. 3. (fig.) Verlegen maken. Ver-ijdelen (plan). Vernederen. Logenstraffen. Door demand doen vallen. Cela me confond : Daar sta ikversteld van. I se — : Zich vermengen, ineenlo-pen. Verward voor elk. aangezien Verlegenworden. — en excuses: Zich uitputten in excuses.

Conformateur m. : Hoedenvorm (maat nemen) m.Conformation v. : Inrichting, bouw m. Vice -,defaut de — : Lichaamsgebrek

Conforme : 1. Gelijkvormig; -luidend (copie). Pourcopie : Voor eensluidend afschrift. 2. Over-eenkomstig.

Conformement : Overeenkomstig.Conformer : 1. Vormen (gestalte). Bien conforme

Welgeschapen. 2. -- a : Inrichten schikken

naar, in overeenstemming brengen met I se Zich schikken, - regelen. Se — a la loi : De

wettelijke weg bewandelen.Conformiste m. : Belijder der Eng. Staatskerk.(ni euw) Tem. die niet van oude opvattingenafwijkt.

Conformite V. : 1. Overeenstemming, gelijkvor-mig-, gelijkheid. 2. Onderwerping (aan wet). En— de : Overeenkomstig, volgens.

Confort : Gemak, gerieflijkheid.Confortable : Gemakkelijk, aangenaam. Goed inzijn vlees zittend. m. : Comfort. Gemak.Gerieflijkheid. Dikke pantoffel v.

Confortablement : Gemakkelijk, prettig.Confortant, -atif bv.nw. en m. : Versterkend(middel).

Confraternel, —lement : Ambtsbroederlijk, col-legiaal.

Confraternite v. : Collegialiteit.Confrere m. : Ambtsbroeder, collega; medelid.Lid ener (vrome) broederschap.

Confrerie v. : (Vrome) broederschap, gild.Confrontation v. : Gelijktijdig verhoor. Vergelijking.Het tezamen brengen (met).

Confronter : Tegenover elk. stellen, Gelijktijdigverhoren. Vergelijken (schrift).

Confus en --ement : 1. Verward. Onduidelijk. (fig.)Onbegrijpelijk; vaag. 2. Verlegen.

Confusion V. : 1. Verwarring, wanorde v., on-geregeldheid. La — des langues : De (Babyloni-sche) spraakverwarring. 2. Verwisseling (datum,naam). 3. Verlegenheid, schaamte v.

Cone) m. ; 1. Verlof (om to vertrekken). Ontslag.Afscheid. Vacantie. Donner — a (z. 3) : Verlofgeven; vrijaf g.; wegzenden (bediende.) Audiencede — : Afscheidsaudientie. Prendre : Afscheidnemen. Prendre un — : Verlof nemen. Etre en —,avoir — : Verlof vacantie hebben. Avoir son —: Ontslagen zijn. 2. Diensttijd (soldaat) m. 3.Huuropzegging. Donner — : De huur opzeggen.4. Zee-, scheepspas v. 5. (han del) Uitslagbiljet.6. Verlof, toestemming. 7. (b o uw k.) Aanloop m.

Congediement m. : Huuropzegging. Afdanking,Wegzending.

Congedier Wegzenden; afdanken; een afscheids-audiêntle geven aan; afwijzen (vrijer).

Congelable : Bevries-, stolbaar.Congelation v. : Bevriezing, stoning. (nieuw) Be-vriezing (kapitaal). Point de — : Vriespunt.

Congeler : Doen bevriezen, (soms) - stollen.(nieuw) Bevriezen (kapitaal). I se — : Bevriezen,stollen.

Congenére : Gelijkslachtig, -soortig. Stamverwant(woord). m. : Stamverwant.

Congenital : Aangeboren.Congestion v. : (Bloed)aandrang m., congestie.Congestionner : Bloedaandrang veroorzaken. Une

face: Een vuurrood gelaat.Conglomerat m. : (a ar dk.) Samenvoeging vanminerale overblijfselen.

Conglomerer : SamenhopenConglutinant of -glutinatif : Samenhechtend; lijmigmakend.

Conglutination v. : Kleverig-, dikmaking.Conglutiner : Lijmig kleverig dik maken.Congolais : Bewoner van de Kongo . staat.Congratulation v. : Gelukwens m.Congratulatoire : Gelukwensend.Congratuler : Gelukwensen.Congre m. : Zeeaal m.

Page 108: aardrijkskunde - DBNL

92 CONSCIENCE.CONGRgGANISTE.

Congreganiste m. : Lid ener congregatie. I bv.nw.Die tot een congregatie behoort.

Congregation v. : 1. Door den paus erkendegeestelijke vereniging. 2. Vereniging van niet-geestelijken, die goede werken doen. 3. Door denpaus ingestelde raad van geestelijken m.

Congres m. : Bijeenkomst v., congres.Congressiste : Congreslid.Congru : Joist passend, voldoend. (fig.) Redui-re qn d la portion -e : Iem. juist genoeg gevenom te kunnen leven.

Congruent : Passend.Congruite V. : Geschikt-, passendheid.Congrilment : Passend, behoorlijk. Joist.Conifere : Kegelvormige vruchten dragend. in.

: Kegeldrager, naaldboom.Conique : Kegelvormig. Van de kegel. Section- : Kegelsnede.

Conjectural: Op gissingen berustend, verondersteld.Conjecturalement : Bij gissing.Conjecture v. : Gissing. Se perdre en -s : Duizendgissingen maken.

Conjecturer : Gissen, vermoeden.Conjoindre : Verbinden (in 't huwelijk).Conjoint : 1. Verbonden. Regle --e Ketting-regel. Pronom - Voornaamwoord, dat met 'twerkw. verbonden is (b.v. te, tegenover toi). 2.Door 't huwelijk verbonden. I : Echtgenoot.

Conjointement : Gemeenschappelijk, gezamenlijk.Conjonetif : 1. Verbindend. Fil Leiddraad.Membrane -ire Bindvlies. 2. (taalk.) Voeg-woordelijk. Particule -ice : Voegwoord.

Conjonction v. : 1. Gemeenschap, vereniging.2. Samenstand van planeet en zon m., conjunc-tie v. 3. (t a a lk.) Voegwoord.

Conjonctive V. : Bindvlies.Conjoneture v. : Samenloop van omstandighedenm. toeval. Tijdsgewricht.

Conjugable : (t a al k.) Vervoegbaar.Conjugaison v. : (t a alk.) Vervoeging.Conjugal en -ement : Echtelijk. Van 't huwelijk.Conjugue : Paarsgewijze geplaatst, gekoppeld;gepaard (blad, zenuw).

Coniuguer : Vervoegen. I se - : Vervoegd worden.Conjungo (spy. -jon-) : (spot) Huwelijk. Huwe-

lijksformulier.Conjurateur Geestenbezweerder. Samen-zweerder.

Conjuration v. : Samenzwering. Bezwering, duivel-banning. Dringende bede v.

Conjure m. : Samenzweerder.Conjurer : 1. (Tem. val) beramen. 2. Bezweren(duivel). (fig.) - l'orage, - la tempete: Een drei-gend gevaar afwenden. B. Dringend verzoeken,bezweren. se - : Samenzweren, -spannen.

Connaissable : Kenbaar. Herkenbaar.Connaissance v. : 1. Kennis v., begrip. A ma- : Naar mijn weten, - oordeel. Avoir - de :Kennis hebben .van. 2. Kennis, wetenschap, ver-stand. Avec -, en - de cause : Met kennis vanzaken. Prendre - de : Kennis nemen van; navraagdoen naar. Acquerir des -s : Geleerd worden.3. Bewustzijn. Sans - : Bewusteloos. Avoir toutesa : Bij zijn voile kennis blijven. Perdre -; re-prendre : Het bewustzijn verliezen; weer totb. komen. 4. Kennis. Bekende. Faire - avec,- la - de : Kennis maken met. Figure de

Bekend gezicht. Etre en pays de - : Onder be-kenden thuis zijn. 5. (re cht) La - du crime: De bevoegdheid de misdaad to berechten.

Connaissement m. : Vrachtbrief m., cognossement.Connaisseur m. : Kenner. Faire le - : Doen alsofmen verstand heeft van.

Connate ov.w. : 1. Kennen, bekend zijn. Sefaire - : Zich bekend maken. (fig.) Ne - per-sonne : Geen onderscheid in persoon maken. Jene lui connais pas ce defaut : Ik weet niet, dathij dit gebrek heeft. Il n'y connait rien : Hijheeft er geen zier verstand van. Ni vu, ni connu :Er zal geen haan naar kraaien. 2. Weten, kennen.Le des& de - : Dorst naar kennis. 3. Leerenkennen. 4. Herkennen. Onderscheiden. Nepas - sa droite de sa gauche : Aartsdom zijn.6. (Er)kennen, zich onderwerpen aan. Dulden._We ni Dieu ni diable : God noch gebod er-kennen. I onov.w. : - de : (recht) (Bevoegdheidhebben tot) kennisnemen, berechten. I se - :1. Elk. kennen. Zich kennen. Zijn eigen waardekennen. It ne se connait plus : Hij is buiten zichzelven. 2. se - a, en : Verstand hebben van.3. se - d : Heykend worden aan.

Connetable m. : Opperstalmeester (Frankischekoningen). Opperbevelhebber der koninkl. legers.Oudste maarschalk.

Connexe : Samenhangend, (daarmee) verbonden.Connexion v. : Samenhang m., verband.Connexite V. : Nauw verband. -e samenhang m.Connivence v. : Oogluikende begunstiging, me-deplichtigheid. Agir de - avec : Heulen met.

Connivent : Naar elk. gebogen; sluitend (blad).Conniver : (oud) De ogen sluiten (voor).Connu m. : Het bekende. bv.nw. z. connaltre 1.Conoide bv.nw. en m. : Kegelvormig (lichaam).Conque v. : (Spiraalvormige zee)schelp v. Tri-tonshoren m. Uitwendige gehoorgang m.

Conquerant m. : Veroveraar. I bv.nw. Veroverend.Conquerir : Veroveren. (fig.) Winnen, afdwingen,verkrijgen.

Conquilte V. : 1. Verovering. Faire la - de :Veroveren; (fig.) 't hart winnen van. 2. 't Ver-overde, bait m. Veroverd land. Degeen, wienshart men heeft gewonnen.

Consacrant bv.nw. en m. : 1. Wijdende (geestelijke).2. Priester die de mis opdraagt.

Consacre : 1. Gewijd. 2. Geijkt.Consacrer ov.w. : 1. Wijden, opdragen. Inwijden,

zegenen. 2. (fig.) (Toe)wijden, besteden. 3. Ver-eeuwigen, heiligen. L'usage a consacre ce mot :Dit woord is door 't gebruik geijkt. I onov.w.: (K a th.) Le pretre consacre : Wijdt het brooden de wijn. I se : Zich widen.

Consanguin : Van denzeifden vader.Consanguinite v. (spr. -gu-inite) : Verwantschap(van vaderszijde).

Conscience v. : 1. Geweten; gemoed. En bonne-, en toute - : Met de hand op 't hart. Par - :Uit plichtsgevoel. Avoir de la -, titre homme de

: Nauwgezet zijn. Avoir la - nette : Eenzuiver geweten hebben (z. 3). Je vet= en avoirla - nette : Ik wil daarvan 't mijne hebben.En - : In gemoede; nauwgezet. La main sur

: Met de hand op 't hart. (f a in.) Decharger -'soulager sa - : Zijn hart uitstorten. 2. Nauw-gezetheid. Mettre de la - l faire qch : Nauwgezetlets verrichten. 3. Bewustheid, -zijn. Overtuiging.Avoir de soi : Zich rekenschap geven vanzijn eigen wezen. Prendre - de soi, Zijn eigenwaarde leren kennen. Avoir une - bien nettede qch : Een juist denkbeeld van lets hebben.Sans qu' il en eft Zonder dat hij 't zich bewust

Page 109: aardrijkskunde - DBNL

CONSCIENCIEUSEMENT. 93 CONSOLE.

was. Avoir - de sa force : Zijn kracht kennen.Consciencieusement en -ieux : Nauwgezet, plicht-matig.

Conscient : Zelfbewust. Toerekenbaar. - de :Bewust.

Conscription v. : Inschrijving voor de krijgsdienst.Tirer a la - : Loten.

Conscrit m. : Loteling. ( f I g.) Nieuweling. Jongere. Ibv.nw. : Les ?Ares -s : De Senaatsleden, beschre-ven vaderen (te Rome, en, spottend, in Frankr.).

Conseerateur z. consacrant.Consecration v. : 1. Wijding. (K ath.) Consecratie.Bevestiging (doming). 2. Bekrachtiging.

Consecutif : Achtereenvolgend. - a : Die een gevolgis van. Proposition -ive : Gevolgaanduidendebijzin.

Consecutivement : Achtereen(volgens).Conseil m. : 1. Raad m., -geving. Prendre -de : Te rade gaan met, raadplegen. Homme de(bon) - : Die goede raad kan geven. 2. Raad-gever. 3. Raadsman. Advokaat. Pourvoir d'un- judicaire : Onder curatele stellen. 4. Wel-overwogen besluit. La nuit porte - : De nachtheeft raad in. 5. Raadsvergadering. Tenir -Beraadslagen, overleggen. President du - :Kabinetsformeerder, eerste minister. - munici-pal : Gemeente-. - de guerre : Krijgsraad. -d'aclministration : Raad van commissarissen, be-stuur (naaml. vennootschap). 6. Raad, recht-bank v. Staatsliehaam. - de revision : Keurings-commissie; raad van appél. - de discipline :Raad van toezicht (orde der advocaten). - fe-deral : Bondsraad (Zwitserl.). 7 Raadszitting. 8.Raadzaal v.

I. Conseiller : Raadgeven, (aan)raden. Leiden. Je te-eille de te plaindre : Je moest je nog bekiagen ook I

IL Conseiller m. : Raadgever. -swan. -slid. -sheer.Conseillere v. : Raadgeefster. Vrouw van een raads-lid. Vrouw v. e. raadsheer.

Conseilleur m. : (on g. bet.) Raadgever. Les -8ne sont pas les payeurs : 't Is gemakkelijk raadte geven, want dat kost niets.

Consentant : Toestemmend. Etre -: Toestemmen.Consentement m. : Toestemming, inwilliging. (Al-gemene) instemming.

Consentir onov.w. : (met a) Toestemmen in,toestaan, inwilligen. Qui ne dit mot consent : Diezwijgt stemt toe. I ov.w. : Toestaan. - un credit: Een crediet bewilligen.

Consequemment : 1. Zich zelven gelijk blijvend,consequent. 2. - a : In overeenstemming met.3. Bijgevolg

Consequence v. : 1. Gevolg, uitvloeisel. Tirera - : Van belang zijn. 2. Gewicht, belangrijk-heid. De la dernie,re - : Van 't grootste gewicht.3. Gevolgtrekking, besluit. 4. en - : Bijgevolg.en - de : Ingevolge.

Consequent : 1. Die zich zelven gelijk blijft,consequent. 2. ( y olk) Van belang. I m. : Twee-de term (terms -) m. Par - : Bijgevolg, derhalve.

Conservateur m. : 1. Bewaarder, beheerder, con-servator. 2. Behoudsman, conservatief. I bv.nw.: Behoudend., conservatief.

Conservation v. : Bewaring, instandhouding. In-stinct de - : Zucht tot zelfbehoud. Dans unetat de - parfaite : Uitstekend onderhouden.

Conservatoire : (re cht) Beschermend, vrijwarend.I m. : Museum. School (muziek, kunst) v., con-servatorium.

Conserve v. : 1. Naviguer de - : Convooi varen.

Aller de - : Meegaan. 2. Verduurzaamde spijzenv. Fles v., pot m., sblikjet. 3. Des -s : Schut-bril m.

Conserver : Bewaren, behouden, in goede staathouden. Verduurzamen. Bij zich houden. Op-houden (hoed), aanhouden (kleed). - la vue :'t Gezicht onderhouden. Conservez-moi votreamitie : Schenk mij steeds uw vriendschap. Il estbien conserve : Hij is nog flink voor zijn jaren. Ise - : Verduurzaamd worden. Goed blijven. Instand blijven. Voor zich behouden.

Conserverie v. : Fabriek van verduurzaamde levens-middelen.

Considerable : (m e n s) Aanzienlijk, hoogge-plaatst. (z a ak) Gewichtig, aanmerkelijk.

Considerabletment : Gewichtig, aanmerkelijk.Consideeran m. : Overweging. Beweegreden v.,consi drans v. - que : Overwegende dat.

Consideration v. : 1. -s sur : Beschouwingen over.2. Overweging, -denking. Prendre -, faire entreren - : In aanmerking nemen. En - de : Gelet op,wegens. 3. Beweeggrond m. 4. Toegevend-, in-schikkelijkheid. En - de, par - pour : Ter willevan. 5. Achting, eerbied m. Jouir d'une gran& - :Zeer geacht zijn.

Considerement : Omzichtig, bedachtzaam.Considerer : 1. Beschouwen, -kijken. Nauwkeurigbeschouwen. 2. Overwegen, -denken. 3. In aan-merking nemen. Ne - ni qui ni quoi : Totaalonverschillig zijn. 4. Achten, hoogschatten.

Consignataire : Depdthouder. Geconsigneerde,houder van goederen in consignatie.

Consignation v. : 1. Bewaargeving, gestorte borg-stelling. Bewaring in 't handbagagedepOt. 2.Zending van waren in depot.

Consignateur m. : Hij die goederen in consignatiezendt.

Consigne v. : 1. Bevel om niemand door te laten.Forcer -, violer la - : Ondanks 't verbod binnen-komen. 2. Bevel. 3. Wachtwoord. 4. (mil.)Kwartier-, (s ehool) huisarrest. 5. Bewaarplaatsvoor handbagage v., garde-robe v.

Consigner : 1. In bewaring geven. 2. In com-missie, - depot geven (waren). 3. Inschrijven.In een (officieel) stuk opnemen 4. Kwartier-;huisarrest geven. 5. Je l'ai consigns a ma porte :1k heb hem de toegang tot mijn woning ont-zegd. - sa porte : Voor niemand thuis zijn.

Consistance v. : 1. Dicht-, vastheid. Prendre dela - : Vaste vorm aannemen ; een gezeten burgerworden. 2. (fig.) Duurzaamheid. Sans - : Onge-grond; zwak; uit de lucht gegrepen.

Consistant : Vast, weinig vloeibaar. (fig.) Be-stendig.

Consister : Bestaan uit. - in. Le tout consists asavoir si . . . : 't Komt er alleen op aan to we-ten of . .. .

Consistoire m. : Kardinaalsvergadering. (P r o t.)Kerkeraad m. (I s r.) Parnassim.

Consistorial : Van een consistorie.Consistorialement : Overeenkomstig een besluitdoor een consistorie genomen.

Consolable : Troostbaar.Consolant : Troostrijk; van troost.Consolateur m. : (Ver)trooster. I bv.nw. : Ver-troostend, troostrijk.

Consolation v. : Troost m., vertroosting. Fichesde - : Fiches, die men bij die van den winnervoegt; (fig.) kleine schadeloosstelling.

Console v. : Uitspringende draagsteen m., - sieraad

Page 110: aardrijkskunde - DBNL

CONSOLER. 94 CONTENANCE.

aan muur. Wand-, spiegeltafeltje, console v.Consoler : Troosten, opbeuren. I se - : Zich -.Elk troosten. - de : - over.

Consolidation v. : Stutten (gebouw) o. Verster-king, bevestiging. - de la dette : Veranderingvan schuld in een onaflosbare; aanwilzing vande gelden om de renters te betalen.

Consolider : Stutten. Versterken, bevestigen. Ineeuwigdurende schuld omzetten.

Consolidês m.mv. : Eng. staatsschuld v., consols.Consommateur m. : 1. (g odsd.) Voleindiger, vol-tooier. 2. Bezoeker (café). 3. Verbruiker.

Consommation v. : 1. Voltooiing, -voering; ver-vulling (voorspelling); (bij b el) einde der wereld,- eeuwen. Het begaan (misdaad). 2. Verbruik.3. Spijs en drank in een café gebruikt, con-sumptie v. Gelag.

Consommé : Doorkneed (in); volmaakt, uitstekend,aarts-. I m. : Zeer sterk vleesnat, bouillon.

Consommer : 1. Voltooien, -voeren; begaan (mis-daad). 2. Ten top voeren. 3. Verbruiken; doenvergaan (lijk). I onov.w. : Drinken.

Consomption v. (spr. -sompt-) : Vertering. Uittering,uitterende ziekte v.

Consonance v. : Blank m. Gelijkluidendheid.Consonant m. : (mu z.) Samenklank m., accoord.I bv.nw. : (m u z.) Samenstemmend. (t a alk.).Gelijkluidend

Consonne v. : Medeklinker.Consort m. : Le prince - : De prins-gemaal. Im.mv. : Medebelanghebbenden; (fig.) mede-standers. Et -8 : En Co., cum suis.

Consoude v. : (plantk.) Smeerwortel m.Conspirateur m. : Samenzweerder.Conspiration v. : Samenzwering, -spanning.Conspirer onov.w. : Samenzweren, -spannen; -wer-ken. I ov.w. : Beramen, ontwerpen.

Conspuer : Honen, uitjouwen. Conspuez IIWeg met X I

Constamment : Voortdurend. Bestendig.Constance v. : 1. Volharding. Standvastigheid.2.- (n a am) Constans. Constanz (stad). Lac de- • Bodensee. I m. : Constantinus. t

Constant : 1. Standvastig, onveranderlijk. Vol-hardend. 2. Ontwijfelbaar, vaststaand.

Constantin m. : Konstantijn.Constatation v. : Vaststelling, bevestiging.Constater : Vaststellen, bevinden; staven, getuigen.Constellation v. : Sterrenbeeld, gesternte.Constelló : (Met sterren) bezaaid.Consternation v. : Hevige ontsteltenis.Constemer : Hevig ontroeren, - ontstellen.Constipation v. : Hardlijvigheid, verstopping.Constipê : Hardlijvig.Constlper : Hardlijvig maken.Constituant : 1. Samenstellend. Parties -e8 :Grondbestanddelen. 2. Die een staatsregelingontwerpt. I m. : Volmachtgever.

Constituante v. : Vergadering -, lichaam, dateen grondwet geeft. La - : De Constituante van1789 in Frankrijk.

Constituer :1. Samenstellen, uitmaken. Cela constitueUts &lit : Dat is een misdrijf. Homme bier -, malconstitue: Van een sterk -, zwak gestel. 2. Vormen,stichten. Vaststellen voor; toekennen. 3. Aanstel-len, benoemen. Les autorites constitules : De wet-tige overheidspersonen. I se - : Optreden als, zichstellen. - prisonnier : Zich bij de politie aangeven.

Constitutif t. Die rechten geeft. 2. Samenstellend.Capita - : Oprichtings-, grondkapitaal.

Constitution V. : 1. Samenstelling, inrichting, ge-steldheid. 2. Gestel (lichaam). S. Regerings-vorm m. 4. Grondwet v. 5. Aanstelling, benoe-ming. 6. Toekenning, vaststelling.

Constitutionnalite v. : Grondwettigheid.Constitutionnel en -lament : 1. Het gestel be-treffende. 2. Grondwettig.

Constrieteur bv.nw. en m. : Samentrekkende(spier), sluitspier v. Boa - : Boa constrictor(reuzenslang).

Constriction v. : Samentrekking; vernauwingConstringent : Samentrekkend.Construeteur m. : Bouwmeester, vervaardiger.Construction v. : 1. (0p)bouw m., aanleg (spoor)m., samenstelling. Botte -, jeu de - : Bouwdoos v.2. Zinsbouw, -wending. 3. Gebouw.

Construire ov.w. : 1. Opbouwen, aanleggen (weg),samenstellen, maken. 2. Opbouwen (systeem).Samenstellen (zin). 3. (m e etk.) Construeren.

onov.w. : Bouwen.Consul m. : 1. Consul (Rome, Frankr. 1799). 2.(thans) Consul (niet-diplomatieke zaken).

Consulaire : Van een consul.Consulat m. : Consulschap; consulaat (ambt, tijd,gebouw).

Consultant : Raadgevend. -vragend. Mede,cin -: In consult geroepen geneesheer; g. die alleen

thuis te spreken is. Avocat - : Raadgevendadvocaat (die niet pleat).

Consultatif : Raadgevend, adviserend.Consultation v. : 1. Beraadslaging, raadpleging,consult. 2. Spreekuur (dokter). 3. Raadgeving.4. Bespreking.

Consulte v. : Raad (in Italie) m., Consulta v.Consulter ov.w. : Om raad vragen, raadplegen.Naslaan (schrijver). Rekening houden met. Ionov.w. : Beraadslagen.

Consulteur m. : Raadgever.Consumable : Verteer-, verbruikbaar.Consumer : Vernielen, -branders, -teren, -slijtenVerbruiken Mid, geld). Vernietigen (levee)

Iknagen aan. Etre consume par : Wegkwijnen aan. Se - : Wegteren. Vergaan van. Wegkwijnen.Verbruikt worden.

Contact m. (spr. -takte) : 1. Aanraking. Verbinding.Contact. - a chenille : Stopcontact. Point de - :Raakpunt; (fig.) punt van aanraking. 2. Om-gang m., aanraking (wereld).

Contagieux : Besmettelijk. (fig.) Aanstekelijk.Contagion v. : Besmetting. (fig.) Aansteking,

-de l'exemple : Aanstekelijkheid.Contagiosith v. : Besmettelijkheid.Contamination v. : Bezoedeling. Besmetting.Contaminer : Bezoedelen. Besmetten.Conte m. : 1. Verhaal. Sprookje. -s de fees :(Tover)sprookjes. - d dormir debout : Onmo-gelijk verhaal. -8 de vieille (femme), -s de bon-ne femme : Kletspraatjes. - Bras : Schuin, vullverhaaltje. 2. Praatje voor de vaak.

Comtemplateur m. : Oplettend beschouwer. Be-peinzer, bespiegelaar.

Contemplatif : Beschouwend, bespiegelend.Contemplation v. : 1. Aandachtin beschouwing.2. Bespiegeling, (stichtelijke) overpeinzing.

Contempler : Aandachtig beschouwen, gadeslaan.Bepeinzen. In stilte bewonderen.

Contemporain : Van dezelfde -; - ooze tijd. Histoire-e : Nieuwste gesch. I m. : Tijdgenoot.

Contempteur m. (spr. -tanpt-) : Verachter.Contenanee v. : 1. Inhoud m. Oppervlakte v. 2.

Page 111: aardrijkskunde - DBNL

CONTENANT. 95 CONTRE.

Natuurlijke houding. Perdre : Van zijn stukgeraken. Faire bonne - : Zich goed houden. Sedonner prendre une Een houding aannemen.Par - : Om zich een houding te geven.

Contenant : Inhoudend. I m. : Het voorwerp datbevat. (n a t k.) Vat.

Contenir : 1. Be-, omvatten, (in)houden. Ruimtebieden voor. 2. Tegen-, inhouden. Une douleurcontenue : Opgekropte smart. I se - : Zich in-houden. Elk. bedwingen.

Content : Tevreden. Blijde. Voldaan. - de sapetite personae : Met zich zelf ingenomen.m. : (f am.) Avoir son - de : Genoeg hebben van.

Contentement m. : Tevreden-. Voldaanheid. Cen'est pas - : Dat is niet voldoende.

Contenter : Tevredenstellen. V ouloir - tout le mondeet son pfre : 't Iedereen naar de zin willen maken.

Contentieux : 1. Die tot twist aanleiding geeft,betwistbaar. 2. Twistziek. m. : Geschillen. Deafdeling geschillen (van bestuur).

Contention v. : 1. Hevige inspanning (geeft),2. Twist m,

Contenu m, : Inhoud m. I bv.nw. z. -tenh• 2.Conter Vertellen. En - de belles : Rare dingenvertellen. En - d qn : Iem, wat wijsmaken; eenvrouw 't hof maken = - fleurette,s d une femme.

Contestable : Bestrijd-, betwistbaar.Contestant bv.nw. en m. : Twistende Proce-derende (partij).

Contestation v. : Geschil, twist m. Mettre en - :In twijfel trekken.

Conteste V. : Sans - : Ontegenzeglijk.Contester ov.w. : Betwisten, -strijden, ontken-nen, loochenen. M onov.w. : - de : Twisten over.

Conteur m. : Verteller. Novellenschrijver - desornettes : Praatjesverkoper.

Contexts m. : Verband samenhang van detekst m. Tekst (v, e. akte) m.

Contexture v. : Samenweefsel; -hang m., schik-king der delen, bouw m.

Contigu, : Belendend, aangrenzend. Etre -: Grenzen aan.

Contiguite v. : Belending.Continence v. : Onthouding, kuisheid.Continent : Kuis, ingetogen. (geneesk.) Voort-durend. I m. : 1. Kuise. 2. Vasteland. Le nouveau- : De nieuwe wereld.

Continental : Van het vasteland.Contingence v. : 1. Gebeurlijk-, toevalligheid. 2.(m e e t k.) Aanraking.

Contingent : 1. Gebeurlijk, onzeker, niet nood-zakelijk gebeurend. 2. Toekomend, rechtmatig.

m. : 1. Aandeel, bijdrage v. 2. Het toevallige.Contingentement m. en -er bv.w. : (Het) aanwij-zen van bepaalde hoeveelheden der in - of uit tevoeren waren.

Continu : Opeenvolgend, aanhoudend. Courant - :Gelijkstroom. A jet - : Voortdurend springend;(fig.) voortdurend. Fraction -e : Kettingbreuk.

Continuateur m. : Voortzetter.Continuation v. : Voortzetting, vervoig.Continue! en -lement : Aanhoudend, gestadig.Continuer ov.w. : Voortgaan met, -zetten. La-ten behouden (voorrecht). Verlengen; bestendi-gen. - dans sa charge : Herbenoemen. I onov.w. :Voortgaan, -Buren, Zich uitstrekken.

Continuitè v. : Samenhang m., eenheid. (f a m.)Solution de : Gaping, ruimte, afbreking.

Contintlment • Gedurig.Contondant : Kneuzend. Stomp (wapen).

Contorsion V. : Verwringing, verdraaiing.Contorsionnê : Vertrokken, verwrongen.Contour m. : Omtrek m., buitenlijn v.Contourner : 1. De omtrek tekenen van. Brasbien -nO : Welgevormde. 2. Verdraaien, scheefmaken. 3. Omgeven, lopen om.

Contrastant bv.nw. en m. : Een overeenkomstsluitende, contracterende (partij).

Contraete : (t a al k.) Samengetrokken.Contractor ov.w. : 1. (Een overeenkomst) aan-gaan, sluiten (verbond), op zich nemen (verplich-ting). 2. Aannemen (gewoonte), krijgen. 3. Sa-mentrekken; doen inkrimpen. Verminderen. Ionov.w. : Een verbintenis aangaan. I se - : Be-trekken. Inkrimpen.

Contractile : Samentrekbaar.Contraetilitê v. : Samentrekbaarheid.Contraction v. : Samentrekking,verdraaiing (gelaat) .Contractuel : Bij overeenkomst bepaald,Contradicteur m. : Bestrijder, tegenspreker.Contradiction v. : 1. Tegenspraak v. Esprst de- : Zucht tot tegenspreken. 2. Tegenstrijdigheid.

Contradictoire : 1. (Tegen)strijdig. Debat - :Uiteenzetting door beide partijen. Jugement - :Vonnis na een debat - geveld. 2. Met debat.

Contradietoirement : Tegenstrijdig. (r e c ht) Napartijen gehoord to hebben.

Contraignable : Onderworpen aan dwang.Contraindre : 1. Hinderen, belemmeren. 2. Dwin-gen. I se - : Zich inhouden.

Contraint : Gedwongen ; gekunsteld; stiff.Contrainte v. : 1. Terughoudend-, gedwongen-heid. 2. Dwang m., geweld. La - de la rime : Deknellende banden van 't rijm m. 3. Rechtsdwang,dwangbevel. - par corps : Lijfsdwang, gijzeling.

Contraire : 1. (Tegen)strijdig, -(over)gesteld, tegen-.2. Geheel verschillend. 3. Strijdig met. Saison- : Ongunstig seizoen. I m. : Tegendeel, tegen-gestelde. Je ne die pas le - : Ik ben 't met ueens. Les : Tegenstrijdige dingen. Au - :Integendeel. Au - de : In tegenstelling met.

Contrairement : In strijd (met).Contralto m. : Diepe altstem v.Contrariant : 1. Kibbelziek, dwarsdrijvend. 2.

Onaangenaam, vervelend.Contrarier : Tegenwerken, dwarsbomen. Tegen-spreken. Hinderen. Avoir l'air -ri6 : Er uitzien,alsof men 't land heeft.

Contrariête v. : 1. Tegenstelling, -strijdigheid.-kanting. 2. Moeilijk-, onaangenaamheid. 3. Te-leurstelling. Misnoegen.

Contrastant : Afstekend (bij).Contrasts m. : Tegenstelling, in 't oog vallendverschil.

Contraster onov.w. : Afsteken bij, tegen elk. af-steken. I ov.w. : Doen afsteken.

Contrat m. (Geschreven) overeenkomst v., con-tract. - de louage : Verhuurcontract.

Contravention v. : 1. Overtreding, vergrijp, inbreukv. Etre en -, se mettre en - : Zich aan eenovertreding schuldig maken. 2. Bekeuring.

Contre : 1. Tegen • (aan), naast. hpaule -epaule : Schouder aan schouder. Tout - : Vlakbij. 2. Tegenover, tegen . . . . in, ondanks. Par-ler - sa pens& Dingen zeggen die men nietmeant. 3. Voter - : Tegenstemmen. Par - :Daarentegen. m. : Het tegen. Alter du pourau - : Van 't ene uiterste in 't andere verval-len. I (in sam en s t.) Tegen, tegenover, naast.Wederzijds.

Page 112: aardrijkskunde - DBNL

96 CONTRESENS.CONTRE-ACCUSATION.

Conte-accusation v. (my. — -accusations) : Tegen-aanklacht v.

Contre-allee v. (my. — -allees) : Evenwijdig lo-penile laan v.

Contre-amiral m. (my. — -amiraux) : Schout-bij-nacht.

Contre-appel in. (my. — -appels) : Tweede appal.Tegen-appal (schermen).

Contra-assurance v. (my. — -assurances) : Dek-kings-, herverzekering.

Contre-attaque v. (mv. — -attaques) : Tegenaanvalm. -bolwerk.

Contre-balaneer : Opwegen tegen, ongedaan maken.I se — : Elk. in evenwicht houden.

Contrebande v. . 1. Sluik-, smokkelhandel m.Faire la — : Smokkelen. 2. Smokkelwaren v. 3.(f am.) En — : Tersluik.

Contrebandier m. : Smokkelaar. -sschip.Contre-bas (en) : Lager gelegen.Contre-basse v. : Contrabas v.Contre-batterie v. (mv. — -batteries) : Tegenbat-terij v. (fig.) Tegenmaatregel m.

Contre-boutant m. (my. — -boutants) : Stut m.,steun m.

Contre-bouter : Stutten.Contemner : Tegenwerken, dwarsbomen.Conte-chassis m. (mv. onverand.) : Dubbel -,tochtraam.

Contre-eceur m. (my. — -cceurs) : Staande haard-plaat v. Stenen rand onder een raamleuningm. A — : Tegen heug en meug.

Contre-coup m. (my. — -coups) : 1. Terugslagm., weerstuit in. Par — : Op indirecte wijze. 2.Nawerking.

Conte-courant m. (me. — -courants) : Tegen-stroming.

Contredanse v. : 1. Oude Eng. reidans m. 2.Salondans. Muziek daarvoor v., contredans.

Contra-dater : Een andere dagtekening zet-ten op.

Contre-declaration v. (my. — -declarations) : Tegen-verklaring.

Contredire : Tegenspreken. In strijd zijn • met.se — : Zich zelf -. Elk. tegenspreken.

Contredisant m. : (r e c ht) — of Partie —e : Partij,die de bewijzen der tegenpartij weerlegt v. Ibv.nw. : Tegenstribbelend.

Contredit m. : 1. Verweerschrift. 2. Tegenspraakv. Sans — : Ontegenzeggelijk.

Conti*, v. : Landstreek v., oord, gewest.Contre-enquéte v. (my. — -enquites) : Tegenonder-

zoek, -verhoor.Contre-Opreuve v. (my. — -epreuves) : 1. (kunst)Tegenafdruk (genomen van een pas gedrukteplaat) m. (fig.) Zwakke navolging. 2. Verificatie(van een stemming), proef v.

Contrefacon v. : 1. Nabootsing. (Bedriegelijke)namaak m., nadruk m. 2. z. contrefaction.

Contrefaeteur m. : Nadrukker, namaker.Contrefaetion V. : Bedriegelijke namaking (vanmunten, documenten).

Contrefaire : 1. Nadoen, -bootsen; doen als.Veinzen. 2. Bedrieglijk veranderen, verdraaien.3. Namaken, -drukken. 4. Misvormen.

Contrefaiseur m. (spr. -fez-) : NaAper.Contrefait : Mismaakt. (s oms) Geveinsd.Contre-fil m. : Tegenovergestelde richting. A — :Tegen de draad.

Contrefort m. : Steunmuur m. Stut (pers) m.Hielbelegstuk (schoen). Uitloper (gebergte).

Contre-fugue v. (my. — -fugues) : (mu z.) Fugain tegengestelde richting v.

Contre-hacher : (kunst) Kruisarceringen ma-ken op.

Contre-haut (en) : Roger gelegen. Etre — de :Roger gelegen zijn dan.

Contre-indication v. (my. — -indications) : (ge-n e e sk.) Tegenaanwijzing; verbod.

Contre-insurrection v. (me. — -insurrections) :Tegenopstand m.

Contre-jour m. : Tegenlicht. A — : Van hetlicht af, met de rug naar 't licht.

Contremaftre m. : Meesterknecht, opzichter.Contremander : Afbestellen, afzeggen. Tegenbevelgeven tot.

Contre-manifestation v. (mv. — -manifestations) :Tegenmanifestatie v.

Contremarche v. : Tegenmars m. Zwenkingrechts-om-keert.

Contre-mane v. (mv. — -wearies) : Tegenvloedm., -tij, neer.

Contremarque v. : 1. Tweede -, bijmerk. 2. Contra-merk, uitgangskaartje, sortie (schouwburg).

Contremarquer : Met een tweede merk voorzien.Contre-mine v. (me. — -mines) : Tegenmijn v.(f i g.) Tegenlist v.

Contre-miner : Door tegenmijnen verdedigen.Contre-mont (a) : Berg-. Stroomopwaarts.Contre-mur m. (me. — -murs) : Schoormuurtje.Contre-murer : Met een schoormuurtje steunen,Contre-ordre m. (my. — -ordres) : Tegenbevel.Contre-partie v. (my. — -parties) : 1. Tegendeel. 2.Duplicaat, contraboek. 3. (muz.) Tegenpartij v.,-stem v. 4. (be urs) Tegenpartij, contrepartie v.Tegenwaarde v. 5. (handel) Contraboeking.6. Revanchepartij.

Contre-passation v. (my. --passations) : (handel)Tegenboeking.

Contre-passer : Tegenboeken.Contre-peser : Opwegen tegen.Contre-pied m. : Tegenspoor. Prendre le — (de): (fig.) Het tegengestelde doen (van).

Contrepoids m. : Tegenwicht, -last in. Faire —a qch : Tegen lets opwegen.

Contre-poil (a) : Tegen de vleug. Racer — :Opscheren. (fig.) Prendre qch — : Jets verkeerdaanpakken.

Contre-point m. : (muz.) Contrapunt o.Contre-pointer : Aan beide zijden bestikken. Ge-schut (tegen ander geschut) richten.

Contrepoison in. : Tegengif.Contre-porte v. (me. — -pones) : Tochtdeur v.Tweede vestingpoort v. Deur tegenover eenandere.

Contre-proposition (my. — -propositions) : Tegen-voorstel.

Contre-reforme v. (me. — -reformes) : Tegenher-vorming.

Contre-revolution v. (me. — -revolutions) : Tegenom-wenteling.

Contre-rêvolutionnaire (me. — -revolutionnaires):Dat -, die een tegenomwenteling beoogt. I m. :Aanhanger van een tegenrevolutie.

Contre-ruse v. (my. — -ruses) : Tegenlist v.Contrescarpe V. : Buitenste tegenwal m.Contreseing m. (spr. -sin) : Medeondertekening.A — : Gewaarmerkt.

Contresens m. (spr. -san of -sanse) : 1. Tegen-overgestelde zin in., - betekenis, averechtsbegrip. Prendre le — de : Juist omgekeerd op-

Page 113: aardrijkskunde - DBNL

CONTRESIGNER. 97 CONVICTION.

vatten. A - : Verkeerdelijk. 2. Keerzijde v.,averechtse kant m.

Contresigner : Mede-ondertekenen. Van een paraafof handtekening voorzien.

Contretemps m. : 1. Onverwachte verhindering,hinderpaal m.; tegenvaller. A - : Te onpas.2. Danspas, waarbij de beide voeten van devloer gaan m.

Contre-tirer : Een (tegen)afdruk maken van.Contre-torpilleur m. (my. - -torpilleurs) : Torpedo-

j ager.Conte-valeta v. (mv. --valeurs) : Tegenwaarde v.Contrevenant m. : Overtreder. Bekeurde.Contrevenir (a) : Overtreden (wet); niet vervullen(wens, verbintenis).

Contrevent m. : Buitenblind, talk. Kruisbalk m.Windscherm.,

Contre-vêrite v. (my. - -verites) : Onwaarheid.Ironisch gebruikte onwaarheid.

Contre-visite v. (my. - -visites) : Tweede onder-zoek (om het eerste te controleren).

Contre-voie V. : Evenwijdige rails. A - : Aande verkeerde kant van de trein.

Contribuable : Belastingschuldige.Contribuer : Bijdragen, medewerken; zijn aan-deel betalen in.

Contributif : Van de belasting. Part -ive : Aanslag.Contribution v. : 1. Bijdrage in uitgaven v. 2.Belasting. Mettre a - : Brandschatten (z. 3).3. Bijdrage, aandeel. Mettre a - (z. 2) : Partijtrekken van.

Contrister : Diep bedroeven.Contrit : Vol diep berouw, boetvaardig.Contrition V. : Volmaakt berouw, boetvaardigheid.ContrOle m. : 1. Toezicht, nazien. 2. Bureau -,plaats voor 't toezicht v. 3. Keur v., waarmerk(goud, zilver). 4. Register in duplo. 5. Naam-lijst (leger) v. Rays des -s de l'armee, - du navire: Van de staat -, de rol afgevoerd.

ContrOler : 1. Nagaan, -zien, toezicht houdenop. 2. Waarmerken (metaal). 3. In het registerin duplo inschrijven.

ContrOleur m. : Ambtenaar met 't toezicht belast.Bediller. Stempelaar.

Controuver : Verzinnen, uit de lucht grijpen.Controverse v. : Geschil van lange duur. Twist-

geschrij f .Controverse : Betwist.Controverser : (Over een leerstelling) twisten.Controversiste m. : Godgeleerde, die geschilpuntenbehandelt.

Contumace V. : (r e cht) Verstek. Par - : Bij-. I m. en bv.nw. : Niet verschenen (aangeklaagde),bij verstek veroordeelde.

Contumax z. -tumace m. en bv.nw.Contus: (g en ees k.) Gekneusd. Plaie -e : Kneuzing.Contusion v. : Kneuzing.Contusionner : Kneuzen.Convaineant : Overtuigend.Convainere : Overtuigen. Tot bekentenis brengen;schuldig bevinden aan.

Convalescence V. : Beterschap, herstel. Maison de- : Herstellingsoord.

Convalescent : Aan de beterhand. I m. : Her-stellende.

Convenable en -meat : 1. Geschikt. gepast. 2.Betamelijk, fatsoenlijk.

Convenanee v. : 1 Gelijkheid, juiste verhouding.Mariage de - : Huwelijk, waarbij alleen opfortuin en stand wordt gelet. Trouver 4 sa - :

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Van zijn galling vinden. Avoir a sa - : Vrij be-schikken over. 2. Gepast-, betamelijkheid.Respecter les -8 : De wetten van 't fatsoen eer-

Convenant : Gepast. [biedigen.Convenir : (met avoir) Passen, geschikt zijn voor.Aanstaan, behagen. Il convient que : Het betaamtdat. Si cela vows convient : Als u dat bevalt, -schikt. (met titre) 1. Overeenstemmen. 2. Toe-geven. J'en conviens : Toegegeven. 3. Het eensworden over, afspreken. C'est convene : Afge-sproken.

Convent m. : Algemene vergadering (vooral dervrijmetselaars).

Conventieule m. ; Geheime bijeenkomst v.Convention v. : 1. Overeenkomst v.; verdrag.

Bepaling. -s matrimoniales : Huwelijksvoorwaar-den. 2. Eenmaal aangenomen gebruik, conventiev. Valeur de - : Fictieve -, toegekende waarde. De- : Gangbaar, overeengekomen ; (f i g.) afgezaagd.3. Nationale vergadering om de grondwet te her-zien of te ontwerpen. La - : De Conventie (1792).

Conventionnel : 1. Op een verdrag berustend. 2.Overeengekomen, eenmaal aangenomen. (fig.)Afgezaagd. I ni. : Lid der Conventie (1792).

Conventionnellement : Volgens overeenkomst. -eenmaal aangenomen gebruik.

Conventualitè V. : Kloosterleven.Conventuel : Van een klooster.Convenu : Overeengekomen. Algemeen aangeno-men. Alledaags.

Convergence v. : Samenloop m. Nadering. Over-eenstemming (meningen).

Convergent : Samenkomend. Elk. naderend. Convergerend (lens).

Converger : Elk. naderen, afbuigen naar, sa-menkomen.

Conyers : Frere -, smur -e : Lekebroeder,-zuster, die handenarbeid verricht.

Conversation v. : 1. Gesprek, onderhoud. Chan-ger la - : Het gesprek op een ander onderwerpbrengen. Il n'etait pas a la - : Hij was absent.Avoir de la - : Onderhoudend zijn. 2. Voor-lopige onderhandeling, 't polsen.

Converser : 1. Spreken -, zich onderhouden -.2. Omgang hebben (met). 3. Zwenken (troepen).

Conversion v. : 1. Bekering. 2. Verbetering,verandering. 3. Omzetting, verandering (in).- des especes : Omsmelting der munten. 4. Ver-wisseling van staatsschuld tegen nieuwe metlagere rente. 5. Zwenking, frontverandering.

Converti m. : Bekeerling. Precher un -, - les -s: Een overtuigde willen overtuigen.

ConvertibilitO v. : Verwisselbaarheid.Convertible : 1. Die kan omgezet worden. Pro-position - : Stelling die men zonder bezwaarkan omkeren. 2. Die kan ingewisseld worden;converteerbaar.

Convertir : 1. Bekeren (tot geloof). 2. Over-. halen (tot). 3. Veranderen (in). - en argent : Te

gelde maken. 4. - la rente : De staatsschuld ver-vangen door een nieuwe, met lagere rente.5. - une proposition : In een volzin onderwerpen attribuut verwisselen. 6. Omkeren (stelling).

Convertissable : Bekeer-. Omzetbaar.Convertissement m. : Inwisseling.Convexe : Bolrond, gewelfd, bol.Convexite v. : Bolrondheid.Conviction v. : Overtuiging. Avoir des -s :Principes hebben. Porter - : Overtuigen. Piecesde -, a - : Bewijsstukken.

7

Page 114: aardrijkskunde - DBNL

CONVII. 98 CORBIN.

Convict m. : Genodigde, gast.Convier : Uitnodigen. (fig.) Aanzetten. Verzoeken.Convive : Gast, disgenoot.Convoeable : Bijeenroepbaar.Convocation v. : Bijeenroeping, opontbod.Convoi m. : Bedekking, geleide, convooi. Uitvaartv., begrafenis(plechtigheid). Lijkstoet m. Spoor-trein m. Transport (gevangenen).

Convoitable : Begeerlijk, wenselijk.Convoiter : Najagen, begeren.Convoiteux : Vol begeerte, gretig, belust.Convoitise v. : Begerig-, belustheid; hebzucht v.Convoler : Hertrouwen (vrouw). — en secondesnotes : Voor de tweede maal trouwen.

Convolvule of -lus m. (spr. -Wu) Winde (plant) v.Convoquer : Bijeen-, oproepen. Beleggen (raad).Convoyer : Begeleiden; beschermen (konvooi).Convoyeur m. Konvooischip.Convulser : Kramp-, stuipachtig vertrekken.Convulsif : Kramp-, stuipachtig.Convulsion v. : Kramp (— partielle) v. Stuipen(— aigue) v. Verdraaiing, stuiptrekking.

Convulsionnaire m. : Lijder aan stuipen.Convulsivement : Krampachtig.Cooblige m. : (recht) Medeverplichte.Coolie (spr. koeli) m. : Koelie.Cooperateur m. : Medewerker, -arbeider. Lidener coOperatieve vereniging.

Cooperatif : Gegrond op samenwerking.Cooperative v. : Vereniging op samenwerkinggegrond (soelite —). — de consommation Ver-bruiksvereniging. — de production : Landbou-wers-, arbeidersvereniging, waarvan de ledengezamenlijk hun producten verkopen.

Cooperation v. : Mede-, samenwerking. Societede — z. cooperative.

Cooperer : Mede-, samenwerken.Cooptation V. : Onderlinge aanvulling.Coopter : Door onderlinge verkiezing aannemen.Coordination v. : Rangschikking, ordering. (t a al k.)Nevenschikking.

Coordonner : Rangschikken, ordenen. Proposi-tion -nee : Nevengeschikte volzin.

Copain m. (f am.) (Oude school)makker.Copal in. : Kopaihars v., -gom v.Copartageant m. : (recht) Deelhebber. Mede-gerechtigd erfgenaam.

Copeau m. : Krul v., spaander m.Copenhague V. : Kopenhagen.Copernie m. (spr. -nik) : Copernicus.Cophte z. Copte.Copie v. : 1. Afschrift, afdruk m. Tirer une —

Ben - makers. — de lettres : Copieboek. 2. Net-werk. Stuk werk. 3. Kopij (drukker) v. 4. Na-bootsing, navolging. 5. Evenbeeld (wens).

Copie-lettres m. (nu. onverand.) : Copieboek; -pers v.Copier : Af-, overschrijven. Namaken, navolgen.

Getrouw weergeven. I se — : Eigen werk herhalen.Copieur m. : Afschrijver. Copieermachine v.Copieusement en -eux : Overvloedig, ruim. Over-vloelend (geest).

Copiste m. : Copiist. (fig.) NaAper. Letterdief.Copra(h) v. : Gedroogde cocosnoot v., kopra m.Coproprietaire m. : Mede-eigenaar.Copropriete V. : Gemeenschappelijk eigendom m.Copte m. : Kopt (Egyptisch Christen). I bv.nw.: Koptisch (Egyptisch dialect).

Copulatif : (t a al k.) Verbindend, aaneenschakelend.Copulation V. : Paring.Copule v. : (t a al k.) Koppel(werk)woord.

Coq m. : 1. Haan. — rain : Kriel-. Rouge commeun : Zo rood als 'n kalkoense haan. Etre -,vivre comme un — en pate : Leven als God inFrankrijk. 2. Mannetje der hoenderachtigen. — debruyere : Auer-, woerhaan. d'Inde : Kalkoen.3. Weer-, torenhaan. Le — gaulois : De Gallischehaan, (fig.) Frankrijk. 4. Scheepskok.

m. (mg). onverand.) : Wartaal v. Fairedes — : Van de os op de ezel springers.

Coque v. : 1. Eierschaal v. -dop m. (Euf a la: Zacht gekookt ei. Sortir de sa — : Pas ko-

men kijken in de wereld. Tonnetje, cocoa m.3. Doosvruchthulsel. Dop. 4. Scheepsromp in.

Coquebin m. : Brave jongen, groen.Coqueeigrue v. : Belachelijk, fabelachtig dier.Sprookje, beuzelpraat v.

Coqueluche v. : Vrouwekap v. Lieveling. Kink-hoest m.

Coquerico m. : (f am.) Kukeleku, hanengekraai.Coquet : 1. (m en s) Behaagziek. 2. Keurig

gekleed. 3. (z a ak) Sierlijk, keurig, lief. Un chit-Ire — : Ben aardig aantal. I in. en —te V. : Be-haagziek man. -e vrouw. Jouer les grander --ter: Rollen van een verleidelijke vrouw spelen.

Coqueter (spr. kokte) : Trachten to behagen.Coquetier m. (spr. kokt-) : Eierdopje. Poelier.Coquettement : Behaagziek. Keurig.Coquetterie v. : Behaagzucht v. Keurigheid inkleding. Mettre de la — a : Iets keurig doen z6dat 't in 't oog loopt.

Coquillage : Schelpdier. Schelp v.Coquille v. : 1. Schaal v.; schelp v. Slakken-huis. (fig.) Rentrer dans sa : In zijn schulpkruipen. Portez ailleurs vos —s : Maak dat ande-ren wijs. 2. Eierschaal v., -dop 3. Notedop.(fig.) Une — de noix : Een notedop (vaartuig).4. Schelpsieraad (gebouw). Hoog komfoor. Pa-pier — : Groot formaat papier. En — : Scheip-vormig. 5. Drukfout v.

Coquillier : 1. Die fossiele schelpen bevat. 2.Van de eierdop. I : Schelpenverzameling.

Coquin m. : Scheim, schurk. (f am.) Deugniet,snaak. Heureux — : Boffer. — de sort : Wat 'nwanbof. I bv.nw. : Schalks. Verstandig.

Coquine V. : Schelmachtig wijf. (f ain.) Schelmpje,stoute meid. Feeks.

Coquinerie V. : Schelm-, schurkachtigheid.Cor : 1. Uitspruitsel aan hertegewei. 2. Ho-ren in. (fig.) A — et a cri : Met veel misbaar.Donner -, sonner du —: Op de horen blazen. 3.Likdoren (— au pied) m.

Corail m. (inv. coraux) : Koraal. — rouge : Bloed-.Coraillerie v. : Koraalbank v.Corailleur m. : Koraalvisser.Corallien : Koraal-. Van koraal.Corallin : Koraalrood.Coralline v. : Koraalmos.Coran m. : Koran in.Corbeau : Raaf (y olk; spot) Aanspreker,

*kraals. Priester, *zwartrok.. Enterbrug v. HaakCorbeille v. :1. Korf in., mand v. — (de manage) :Bruidskorf, bruiloftsgeschenken. 2. (Korfvormig)bloemperk. 3. Ronde open plaats op de beurs,bestemd voor de officiele effectenmakelaars (z.coulisse 3) v.

Corbillard m. : Lijkwagen (vro e g er) Grotekoets v.

Corbillon m. : Mandje, korfje.Corbin in. : (yolk) Kauw (soort kraal) v. Nezen bee de — : Haviksneus.

Page 115: aardrijkskunde - DBNL

99 CORPS:CORDAGE.

Cordage m. : Touw. Touwwerk, want.Corde v. : 1. Touw, koord. Lijn (schuit) v. Stropm., galg v. Mettre en - : Vlechten; spinnen(tabak). Le supplice de la - : De galg. Il nevaut pas la - pour le pendre : Hij is niets waard.(f i g.) Avoir la - au cou : Tot de oren in demoeilijkheden zitten. Parler de - dans la maisond'un pendu : Voor den toehoorder onaangenameherinneringen opwekken. Avoir de la - de pendu: Een geluksvogel zijn. Meriter la - : De galg ver-dienen. Tirer sur la meme - : MI lijn trekken. Ila trop tire sur la - : Hij heeft to lang aangehouden.Danseur de - : Koorddanser. Danser sur la -(raide) : Op 't (gespannen) koord dansen; (f i g.) ineen gevaarlijke toestand verkeren. Sauter 4la-: Touwtje springen. (f ig.) Tenir la - : De baas -,v66r zijn. 2. Vadem (Kub. M.) m. 3. Wollen draadm. Use iusqu'a la - : Tot op de draad versleten;(f i g.) al lang bekend. 4. Snaar (- de boyau) v.Toucher la grosse - : Een gewichtig punt aan-roeren. Toucher la - sensible, faire vibrer une -sensible : Een gevoelige snaar aanroeren. 5. Toonm. (f i g.) Cela n'est pas dans mes -8 : Daar kanik niet bij, - aan beginners. 6. Pees v., koord(op b00g). 7. -s vocales : Stembanden m.

Cordeau m. : 1. Touwtje. Meetlijn. Rues Oremau - : Lijnrechte straten. 2. Jaaglijn v.

Cordelette v. : Zeer klein touwtje. Bandje.Cordelier m. : Franciscaner monnik.Cordeliere v. : Franciscaner non. Koord om 'tmiddel (monnik, kamerjapon).

Cordelle v. : Jaaglijn v.Corder : Tot touw slaan. Met een touw vast-binden. Opwinden (tol). Vademen (hout). I se -: Tot touw geslagen -. Gesponnen -. Stokkerigworden (groente).

Corderie v. : Lijnbaan v. Het touwslaan.Cordial : Hartelijk. Verkwikkend. I m. : Hartver-sterkend middel. Hartsterking. (f i g.) Borrel m.

Cordialement : Hartelijk, van harte.Cordialite v. : Hartelijk-, oprecht-, rondheid.Cordier m. : Touwslager. -verkoper.Cordiforme : (p 1 a n t k.) Hartvormig.Cordilleres v.mv. : Cordilleras (Z.-Amerika) v.Cordon m. : 1. Touwdraad m 2. Touw, snoer,koord, band m. - de sonnette : Schellekoord.

-de tirage : Gordijn-. - de la porte : Deurkoord,waarmee de portier opent. - de soulier : Schoen-riem. m. Tenir les -s de la bourse : Het geldbeheren. Defier -, denouer -, desserrer les -s de labourse : Betalen. 3. Wurgkoord. 4. Koord om 'tmiddel. 5. Ordeband, -lint. 6. - nerve= : Zenuw-vertakking. 7. Rij v. 8. Troepenlinie v., cordon.9. Muurkrans m. 10. Versiering a. d. muntrand.

Cordonner : Tot touw slaan, vlechten.Cordonnerie v. : Schoenmakersvak. -winkel m.Cordonnet m. : Lintje, koordje, snoertje. Tres v.Cordonnier m. : Schoenmaker. -handelaar.Cordouan : Uit -; bewoner van Cordova.Cordoue v. : Cordova (Spanje).Corde v. : Korea (0.-Azie).Coreligionnaire : Geloofsgenoot.Corfou m. : Korfu (Griekenland).Coriaee : Taai. Leerachtig. Houtig (vrucht).(f i g.) Vasthoudend, onhandelbaar.

Coriacite v. : Taaiheid.Coriandre v. : Koriander (plant, zaad) m.Corinthe v. : Korinthe. Raisin de - : Krent.Corinthien : Korinthisch. -e bouworde v. Bewonervan Korinthe, Korinthier.

Cormier m. : Peerlijsterbesseboom m.Cormoran m. : Aalscholver (een zwemvogel).Comae tn. (spr. -nak) : (Olifants)geleider.Cornaline v. : Kornalijnsteen m., bloedagaat.Come v. : 1. Hoorn m. Gewei. - d'appel : Signaal-horen m., toeter m. Prendre le taureau par les -s: De koe bij de horens pakken. 2. Hoorn (slak,insecten). 3. (fig.) Faire -, montrer les -s a qn :Tem. bespotten (door de vingers als een geweiboven 't hoofd to houden). Mettre des -s a unenfant : Een kind ezelsoren opzetten. Montrerles -s : Zich gereedmaken om zich to verweren.4. Hoek m. Hoorn (wassende maan). Punt v.,steek m. Faire une - a : Een ezelsoor maken;- vouw leggen in. La C- d'Or : De Gouden Hoorn(Konstantinopel). 5. Hoorn (stof). 6. Hoef m.

Come : Van hoorn. Hoornachtig. Omgevouwen.Vol (haring).

Cornee v. : Hoornvlies (oog), hoornhuid v.Corneillard m. : Jonge kraal v. .Corneille v. : 1. Kraal. (- noire) v. C'est la -de la fable, - d'Esope : Hij pronkt met eens andersveren. 2. (n a am) Cornelis.

Corneillon m. : Jonge kraal. v.Cornelien : Van -, als van Pierre Corneille.Cornemuse v. : Doedelzak m. (f i g.; gr a p) Maag v.Corner ov. w. : 1. Blazen. Uitbazuinen (nieuwtje).2. Een hoek omvouwen van; een ezelsoor ma-ken in. I onov. w. : 1. Op de hoorn blazen.Toeteren (auto). Schreeuwen. Les oreilles mecornent : Tuiten mij. 2. Snuiven (paard).

Cornet m. : 1. Hoorntje, hoorn m. - a pistons: Korte hoorn met ventielen. - de postilion :Posthoorn. - avertisseur : Toeter. 2. - (a des) :Dobbelbeker m., -kroes m. Tenir le - : Spelen.3. - a encre : Inktkoker. 4. Papieren zakje (- depapier). 5. Beker(vaas) v. 6. Roomhoren (- a lacreme, - a la Chantilly).

Cornette v. : Kornet (muts) v. Nachtmuts v.Zijden bef v. Vlag van den chef ener divisieoorlogschepen v. Ruiterstandaard m. I m. : Kor-net. Standaarddrager.

Corneur m. : Hoornblazer.Comiehe v. : (b o uwk.) Kroonlijst v. Route en- : Weg langs de afgrond aan een berghelling.

Corniehon m. : Augurkje. (v olk) Sul, lummel.Cornier : Die de hoek vormt, op een hoek staat.Corniere v. : Dakgoot van pannen v. Hoekijzer.Corniste m. : Hoornblazer.Cornouailles v. : Cornwallis (Engel.).Cornouille v. : Kornoelje (vrucht) v.Cornouiller m. : Kornoeljeboom m.Coma : Met horens. (fig.) Met hoeken. Grillig,onzinnlg. Dwaas, mal.

Cornue v. : Retort v., distilleerkolf v. Gasretort.Corogne (la) : Corufia (Spanje).Corollaire m. : Toevoegsel ter versterking zijnermening. Uitvloeisel, gevolg.

Corolle v. : Bloemkroon v.Coronaire : Kransvormig.Coronal : Van 't hoofd. I m. : Voorhoofdsbeen.Corporal m. : Doek onder de hostie, corporale o.Corporatif : Van gild of vakvereniging.Corporation v. : Gild; vakvereniging.Corporel : Lichamelijk. Paine -le : Lijfstraf.Corporellement : Lichamelijk; aan 't lijf (straffen).Corporifier : Een lichaam toeschrijven aan.Corps m. (spr. kor) : 1. Lichaam (mens, dier).Il est bourreau de son - : Hij ontziet zich niet.Se donner - et dme a : Met hart en ziel zich

Page 116: aardrijkskunde - DBNL

CORPULENCE. 100 CORYPHRE.

wijden aan. Lutter — a — : Man tegen manvechten. Une lutte — a — of un — 'n Strijdman tegen man. Prendre — a — : De armenstaan om; (fig.) flink aanpakken. Avoir le diableau — : Zich als een bezetene aanstellen; - vech-ten ; zeer handig, bekwaam, geestig zijn. Je nesais ce qu'il a dans le — : Ik weet niet wat hijin 't schild voert. Faire rentrer a qn sec parolesdans le — : Iem. noodzaken zijn woorden in totrekken. Recevoir le — de Jesus-Christ : Commu-niceren. J'ai le — brise : 1k ben als geradbraakt.2. (Boven)lijf, romp m. Prendre du — (z. 6) :Zwaarlijvig -; voller worden (wijn). — de jupe: Lijf van een japon. — de baleine : Keurslijf.

—de cuirasse : Borststuk. 3. Persoon m., mensch.A son — defendant : Tegen wil en dank. Se jetera — perdu dans : Zich blindelings onversaagdwerpen op. Tout le monde lui tombe sur le — :Gaat hem to lijf. Astreinte contrainte par — :Lijfsdwang, gijzeling. Un drOle de — : Een raresnaak. Un pauvre — : Een sukkel. 4. Lijk (—mort). 5. Lichaam. — solids; — liquide : Vast -;vloeibaar lichaam. — simple : Element. Le —du ddlit : 't Voorwerp waarmee de misdaad be-dreven is, 't corpus delicti. Prendre l'ombre pourle — : De schijn voor 't wezen aanzien. 6. Vast-heid, dikte. Stevigheid (stof). Cette idle a pris — :Heeft vaste vorm aangenomen. 7. Voornaamstedeel. Romp (schip); bok (koets) m.; buik (viool)v.; hoofdzaak (brief, bock) v. — de logic, - debdtiment : Hoofdgebouw. 8. Genootschap, lichaam.College. Legerafdeling. Faire — avec : Een zijnmet, in nauw verband staan met. Le — du genie:Het geniekorps. Esprit de — : Eenheid van op-vatting der mensen van dezelfde stand.— constitues: Autoriteiten; officiele personen. diplomatique: Vreemde gezanten en gevolmachtigde ministers.En — : Allen gezamenlijk. 9. Verzameling (ge-schriften). — de droit : Wetboek. — de doctrine:Leerstelsel.— de recit : Aaneengeschakeld verhaal.— de preuves : Bewijsmateriaal.

Corpulence v. : Zwaarlijvigheid.Corpulent : Zwaarlijvig.Corpusculaire : Betrekking hebbend op atomen.Corpuscule m. : Stofdeeltje, atoom.Correct (spr. -ekte) en —ement : Nauwkeurig,juist. Behoorlijk. Zonder fouten.

Correeteur m. : Corrector, verbeteraar (druk-proef). Kloostervoogd.

Correetif : Verbeterend. I m. : Verzachtingsmid-del. Verzachtende uitdrukking.

Correction v. : 1. Bestraffing, tuchtiging. Mai-son de — : Verbeterhuis. Verbetering, na-zien (werk). Saul — : Als ik 't wel heb. 3. Nor-malisering (rivier). 4. Juist-, zuiverheid (taal).Net-, gepastheid.

Correctionnel : Politiestrafrechtelijk. Tribunal dede police —le of La—le: Correctionele rechtbank.

Correetionnellement : Van den politierechter.Correlatif : Wederzijds betrekkelijk, logisch uitelk. voortvloeiend.

Correlation v. : Onderlinge, logische betrek-king; - overeenstemming.

Correspondanee v. : 1. Overeenstemming. 2.Verbinding (tussen plaatsen). Aansluiting Voiture-, service de — : Omnibus-, auto(dienst), die(op de trein) correspondeert. 3. Briefwisseling.De post. Ingezonden stukken (kraut). Par — :Schriftelijk. 4. Verstandhouding, betrekking. 5.Overstapkaartje (ticket de —).

Correspondant : Overeenkomstig. Correspon-derend (medelid). I m. : Correspondent. Handels-vriend. Verzorger. Corresponderend lid.

Correspondre : Overeenkomen (met). Beantwoor-den (aan). In verbinding staan. Verkeer -; aan-sluiting hebben met. Briefwisseling houden met.I se — : Met elkaar overeenstemmen.

Corridor m. : Gang m.Corrige m. : (school) Nagezien werk. Cahierde —s : Netschrift.

Corriger : 1. Bestraffen, kastijden. 2. Verbete-ren. Nazien (werk). — le sort : De onbillijkheidvan 't lot verhelpen. (spot) — la fortune, — lehasard : Vals spelen. — le tir : Zich inschieten.3. Verzachten, matigen. 4. Normaliseren (rivier).

Corrigible : Voor verbetering vatbaar.Corroborant of -atif : Bevestigend (bewijs).m. : Versterkend middel.

Corroboration v. : Versterking.Corroborer : Versterken. Bevestigen.Corrodant bv.nw. en m. : Bijtend (middel).Corroder : Uitbijten, invreten. verteren.Corroi m. en Cojroi(e)rie v. : Touwerij (van leer).Corrompre : Bederven. Verontreinigen (lucht);verleiden; omkopen (rechter); storen (vermaak);verminken (tekst); verdraaien (woorden).

Corrosif : Invretend, bijtend. I m. : Bijt-, etsmiddel.Corrosion v. : Invreting, vertering.Corroyage m. : Het leerlooien. - wellen.Corroyer : Touwen (leer). Wellen (ijzer).Corroyeur m. Touwer (van leer).Corrupteur m. : Verleider. Bederver (smaak);vervalser; omkoper. I bv.nw. : Verderfelijk. Datdient voor omkoping.

Corruptibilite v. : Vergankelijk-, bederfbaar-.Omkoopbaarheid.

Corruptible : Bederf-. Omkoopbaar.Corruption v. : Bederf, onzuiverheid. Vervalsing.Verdorvenheid, verbastering; omkoping; knoele-rij (bij verkiezingen).

Corsage m. : Bovenlijf (vrouw). Lijf (japon).Blouse (vrouw) v.

Corsaire m. : gaper. -schip. (fig.) Schraper. A— et demi : 't Gaat hard tegen hard.

Corse v. : Corsica. bv.nw. : -caans. I m. -caan.Corse : Dik (laken, papier); stevig (paard); vol(wijn). (yolk) Bras. 9.f faire —e : Die heel watom 't lijf heeft.

Corselet m. : Borststuk (insect). -harnas. Lijfje.Corser : Sterk, dik makers. Vermeerderen. Aan-dikken (verhaal). Aanzetten (wijn). I se — :Ernstiger Spannender Menens worden.

Corset m. : Keursje, rijglijf, corset.Corsetier, -sere : Corsettenmaker, -maakster.Corso m. : Wedstrijd m. Optocht v. — /umineuxLichtstoet m.

Cortege m. : 1. Stoet m gevolg. — funebre : Be-grafenisstoet. 2. Optocht m. 8. (f i g.) Nasleep m.

Cortés v.mv. (spr. -tess) : De Kamers (Spanje,Portugal) v.

Cortical : Van de (hersen)schors, van de bast.Corveable bv.nw. en m. : Leendienstplichtig. -e.— et taillable a merci : - en cijnsbaar naar wille-keur ; (fig.) overgeleverd aan willekeur.

Cory& v. : Leen-, herendienst m. (mil.) Cor y& v.,werk dat de mannen beurtelings moeten doen.(fig.) Ondankbaar werk.

Corvette v. : Korvet (zeilschip).Coryphee m. : Koorleider (Ouden). Eerste zanger,- danser (opera). Ster v.

Page 117: aardrijkskunde - DBNL

CORYZA. 101 COTYL1DON1.

Coryza m. Neusverkoudheid.Cosaque m. : Kozak. (fig.) Ruwe kerel.Coseeante v. (spr. kossi-) : (wisk.) Snijlijn vande aanvullingshoek v., cosecans v.

Cosignataire m. (spr. kossi-) : Mede-onderteke-

Cnosaianr.us m. (spr. -nuss) : Hoekpuntslijn van decomplementshoek v., cosinus m.

Cosmetique : Dat op 't toilet betrekking heeft.m. : Schoonheidsmiddel. Zeker vet, cosmetiek.v. : Leer der schoonheidsmiddelen v.

Cosmique : Van 't heelal.Cosmogonie v. : Leer van de vorming van 'theelal v., cosmogonie v.

Cosmogonique : Op de cosmogonie betrekkinghebbend.

Cosmographe m. : Heelalbeschrijver.Cosmographie v. : Heelalbeschrijving, cosmo-graphie v .

Cosmographique : Van de heelalbeschrijving.Cosmologie v. : Wetenschap, die zich bezighoudt met de wetten, die 't heelal beheersen,cosmologie v

Cosmologique : Op de cosmologie betrekkinghebbend.

Cosmopolite m. en bv.nw. Wereldburger(lijk).Zwerver.

Cosmopolitisme m. : Wereldburgerschap. Zwer-vend leven

Cosse v. : 1. (Peul)schil v., bast m. Pois sansPeulen. 2. Scheepsromp m.

Cossu : Dikschillig. (fam.) Rijk, gezeten; royaal.Costal : Van de ribben.Costaud, -eau : (fam.) Flink, potig; moedig.Costume m. : Kleder-, yolks-, toneeldracht v.Kleding, gewaad. En In ambtsgewaad.

Costumer : (Ver)kleden.Costumier m. : Verhuurder verkoper vanbalcostumes. Bewaarder van toneelcostumes.

Cotangente v. : Raaklijn van de complements-hoek v., cotangens v.

Cotation V. : Opneming in de koerslijst, notering.Cote v. : Aanslag (belasting) m., -biljet. —mal taillie : Verkeerd omgeslagen belasting;(fig ) ruwe, globale berekening; vergelijk. 2.(Aanwijzing van 't) peil. 3. Nummerteken,cijfer. 4. Beurskoerslijst v.

Cate v. : 1. Rib v. Nous sommes tous de la —d' Adam : We zijn alien mensen. Rompre les —8a : Afrossen. Se tenir les —s (de rire) : Z'n bulkvasthouden van 't lachen. — 4 — avee : Zij aanzij met. Serrer les —s a qn : Iem. achter de broekzitten. 2. Kniehouten (schip). Bladribben. Suede(meloen) v. koffe a —8 : Geribde. 3. Helling(heuvel). Stijging (weg) m. A mi- : Halver-wege de berg ; (fig.) op de gulden middel-weg. 4. Zeekust v., oever m. La — d' AztirDe Riviera. A la — : Aan lager wal; uitgeput._etre jete a la — : Stranden.

Cote m. : 1. Zijde (mens) v. Avoir un point de: Een steek in de zijde hebben. Aux —s de :

Naast. Le voila sur le — pour six mois : Diekomt in de eerste zes maanden niet van zijnbed. 2. Kant m., zijde, kantlijn v. Penchi surle — : Overhellend. Par certains —s : In zekereopzichten. Les —s d'un angle : De benen vaneen hock. Prendre considerer par le bon — : Vande goede zijde opvatten. Du — paternel : Vanvaderszijde. De ce — :Van -, op naar aan dezekant. De tow les —s : Allerwegen. De — et d'au-

tre : Van -, op -, naar beide zijden. Ne savoir de queltourner : Niet weten wat to beginnen. Moi, de

mon — : Ik voor nib, van mijn kant. Se ranger du— de qn : Iem. bijvallen. Attaquer qn par son —faible: Iem. in zijn zwak tasten. Its soot alldschacun de son — : leder is zijns weegs gegaan.Voir de quel — vient le vent : De kat uit de boomkijken. A — de : Naast. Bezijden. Etre — la dif-ficulti: De moeilijkheid ontwijken. — vous, je nesuis rien : Met u vergeleken. Du — de : Naarde kant -, in de buurt van, bij. — la sang :W at de gezondheid betreft. A — : Bezijden hetdoel; (nieuw) niet officieel. Vous etes — : Gijhebt 't mis. Prendre : Zijwaarts afslaan. De

: 1. Van ter zijde, zijdelings. Regarder — : Vanter zijde -, met minachting aanzien; scheel zien.2. Afgezonderd. Laisser — : Laten rusten, daarlaten. Rester — : Teruggetrokken leven; niet inaanmerking komen. Mettre (de l'argent) — : Over-sparen.

Coteau m. : Heuveltje met wijnstokken.Côtele : Geribd (blad, fluweel).COtelette v. : COtelet v., ribbetje. Bakkebaard v.Coter : I. Aanslaan (belastingschuldige). 2. 'tPeil aangeven. 3. Van een letter of nummervoorzien. 4. Noteren (prijs der koopwaren).Valeurs reties a la bourse : Effecten, die in deofficiele beursnotering zijn opgenomen. Il est(bien) cote : Hij staat (goed) aangeschreven. Letroispour cent cote 89 : De r staatsschuld staat op 89.

Coterie v. : Kliek v., aanhang m.Cothurne m. : Hoge toneellaars der Ouden v.,broos v. Chausser le — : Treurspelen schrijven;in - meespelen; hoogdravend worden.

Mier : Van de kust. Navigation -iire : Kust-vaart. m. : Kustloods. Bijpaard.

Cotillon m. : Boerinnenonderrok m. Vlugge dans(aan 't eind van een bal) m.

Cotisation v. : Aandeel in de uitgaven; contri-butie v.

Cotiser : Aanslaan, belasten. I se — Zijn bijdragebepalen ; bijdragen. Geld bij elk. leggen.

Coton m. : 1. Katoen. Watten (in de oren).Elever dans du — . Vertroetelen. Il file un mau-vais — : Het ziet er lelijk met hem ult. Bonnetde — : Slaapmuts. Les —s : De katoenen stoffen.2. Wolligheid, dons, pluis (vrucht). 3. Vlasha-ren, -baard m.

Cotonnade v. : Katoenen stof v.Cotonner (se) : Pluizig ruig worden.Cotonnerie v. : Katoenplantage v. -teelt v.Cotonneux : Wollig, ruig. Met koppen (lucht).Voos, melig (vrucht).

Cotonnier m. : Katoenstruik m. I bv.nw. : Van dekatoen.

Moyer : Gaan varen langs. Omgaan met.Staan dicht bij. (fig.) — le ridicule : Op 't kantjeof van belachelijk zijn.

Cotret m. : Takkebosje. Talhout. Jambes de —s :Oolevaarskuiten.

Cottage m. : Eenvoudig buitentje, cottage v.Cotte v. : 1. — d'armes : Wapenrok m. — de mail-lee : Malienkolder m. Korte (vrouwen)rok m.3. Werkbroek v.

Cotuteur m. : Medevoogd.Cotyle v. : Gewrichtsholte v.Cotyledon m. : (plan tk.) Zaadlob v., kiemblad.

Plantes a-- simple - a — double : Een-; twee-zaadlobbigen.

Cotyledons : Met (een) zaadlob(ben).

Page 118: aardrijkskunde - DBNL

COU. 102 COULEUVRE.

Cou m. : 1. Hals m. Couper le - a : De hals af-snijden, onthoofden. Tendre le - : Gelatenalles verdragen. Tordre le - a : De nek om-draaien (kip); worgen (mens). Se jeter -, Sauterau - de qn : Iem. om de hals vallen. Prendreses jambes a son - : Benen maken. Je suis plongejusqu'au - dans : Ik zit tot over de oren in. 2.Hals (flex, enz.).

Couae m. (spr. -ak) : Valse Loon m., - geluid.Couard bv.nw. : Laf. I m. : Lafaard.Couardise V. : Lafheid.Couehage m. : Slaapplaats v., ligging. Beddegoed.Couehant : Staande (hood). Ondergaand (zon). Im.: 't Westen. Laatste levensjaren. Toucher ason - : Beginnen of to nemen.

Couche v. : 1. Sponde v., legerstede v. 2. Luierv. 3. (v o or al mv.) Bevalling. Kraambed. Faireses -s : Bevallen. Femme en -s : Kraamvrouw. 4.Laag v., bedding. - de couleur : Verflaag. Pre-miere - : Grondverf v. (f a m.) Il en a une

-: Wat een vlegell -s ligneuses : Jaarringen(boom) m. Par -s : Laagsgewijze. (fig.) Les -ssociales : De maatschappe)ijke standen.

Couehe-culotte v. (my. -5--s) : Luierbroekje.Couchee V. : Nachtverblijf.Coucher ov.w. : 1. Naar bed brengen. Le soleilest couche : De zon is onder. 2. (Neder)leggen.uitstrekken. - par terre : Op de grond werpen,nedervellen. Rtre couche : Liggen. 3. Neder-werpen, -buigen ; strijken (mast); doen over-hellen (schip). Ecriture couch& : Schuinschrift- (un fusil) en joue : Aanleggen, mikken op;(fig.) een goed oog hebben op. 4. Uitstrijken,in een laag leggen (verf, verguldsel). 5. (fig.)Opschrijven, boeken (- par ecrit). - dans sontestament : In zijn testament zetten. I onov.w. : Tebed liggen, slapen. - sur le champ de bataille :Meester van 't veld blijven. - a la belle etoile :In de open lucht slapen. Couche! Koest! Neer!I se - : Naar bed gaan. Zich uitstrekken. On-dergaan (zon, maan). Allez done vows -! Loopnaar de weerga 1 Comme on mit son lit on secouche : Boontje komt om zijn loontje.

Coueher m. : 1. Het naar bed gaan. Le - duroi : Avondreceptie bij den koning. Petit - :Intieme receptie. 2. Het ondergaan (zon). 3. 'tGebruik van 't bed. Ligging, beddegoed.

Couchette v. : Bedje (smal). Slaapbank v. Kooi v.Coueheur m. : Slaapkameraad. (fig.) Mauvais

- : Ruziemaker.Couci-couc! of - -couga : Zo zo, niet al te best.Coucou m. : Koekoek m. -sklok v. Oude dili-gence v. Sleutelbloem v. (nieuw) Vliegtuig,„kist" v. I tussenw. : Kiekeboe!

Coude m. : 1 Elleboog m. - a - : Vlak naast elk.Jouer des -8 : Zich (met de ellebogen) een wegbanen; (fig.) zich er door slaan. Se sentir -, se tenirles -s : Voeling houden. Hausser -, lever le - :Pooien. 2. Bocht v., kromming; elleboog (kachel).

Coudre v. : Length van de benedenarm ( ± 50 cM.)v. Grandir de cent -s : Verbazend toenemen. (f i g.)Avoir ses -s franehes : Vrij spel hebben; zichvrij kunnen bewegen.

Cou-de-pied m. (my. cous-de-pied) : Wreef v.Couder : De elleboog maken in (mouw). Om-buigen.

Coudoiement m. : Aanraking. Omgang m.Coudoyer : Met de elleboog aanstoten. Aanraken.(fig.) Omgaan met, samenleven -, samen zijn met;staan dicht bij.

Coudraie v. : (Hazelaars)bosje.Coudre : 1. Toe-, aan-, naaien. Machine a - :Naaimachine. Cousu de fil blanc : In 't oog lo-pend. Il est tout coasts d'argent, - d' or : Hij bulktvan 't geld. 2. Samenlappen, -flansen (werk).3. Fitre coasts a sa selle : Zeer vast in 't zadel zitten.

Coudrette v. : Hazelaarsbosje.Coudrier m. : Hazelaar. Baguette de - : Wichel-roede.

Couenne v. (spr. -ann) : Zwoord. Huidvlek v.Spekhuid (op bloed) v. Vlies (keel).

Couenneux (spr. -an-) : Zwoordachtig. Met eenspekhuid (bloed).

Couffe v. : Mandje.Cougouar m. : Puma, Amerik. leeuw.Coulage m : 1. Het afgieten. - lekkeii, - aflopen.2. Verlies. - du yin : Lekkage v. 3. Vermorsing(in huishouden of staat); wat er aan de strijk-stok blijft hangers.

Coulamment : Vloeiend (spreken).Coulant : Vloeiend. Gemakkelijk bewegend. AT ceud

- : Lus. Caractere - : Inschikkelijkheid. -en affaires : Handelbaar, coulant. I m. : Verschuif-

bare ring (aan halsketting, beurs) m.Couae m. : Slepende danspas m. (mu z.) Gesleep-te hoot v. Verbindingshaal (schrift) m. I bv.nw.: Geruineerd.

Coulee v. : 1. Het weglopen. - gieten. Stroomm., uitstroming. 2 Lopend schrift. .ecrire en- : - schrijven.

Couler ov.w. : 1. Doen doorlopen, filtreren. - lalessive : De was in de week zetten. 2. Gieten.

-une Pierre : Met kalk bevestigen. 3. Doen zinken,in de grond boren. - a fond (z. onov.w. 2) :Grondig behandelen (zaak); in de grond boren(schip, mans). 4. Laten glijden, voorzichtigtussenvoegen. (f a m.) Toestoppen. - a l'oreille: Influisteren. - ses jours, - ses heures : Rustigleven. - des notes : N. slepen, verbinden. - unregard sur : Een zijdelingse blik werpen op. Ionov.w. : 1. Vioeien, stromen. - de source :Vlot, van een leien dakje gaan. 2. Lekken (vat),druipen. Il -, le vaisseau coule a fond : Hij zakt,'t schip zinkt. Faire - les fruits, - la vigne : Doornatheid doen afvallen. Touts sa fortune y a coule: Hij heeft zijn ganse vermogen daarbij verspeeld.3. Uit-, of-, voorbijglijden. Ce vers coule bien : Iszeer vloeiend. Mes jours coulaient dans l'innocence: Gingen rustig voorbij in onschuld. I se - :Binnen-, wegsluipen; zachtjes binnendringen. Se- a fond : Zich te gronde richten. (yolk) Sela - douce : Een gemakkelijk leventje Leiden.

Couleur v. : 1. Kleur v. En -s : Gekleurd. De- : Gekleurd (niet wit of zwart); boat (schort).Porter -8 : Livrei aanhebben. Les -s : De vlag v.Pre de telle ou de telle - : Tot deze of gene partijbehoren. Prendre - : Goed beginnen te gaan;bruin worden (brood). - de rose, de feu, de chair: Roos-, vuur-, vleeskleurig. Voir - de rose :Rooskleurig inzien. 2. Gelaatskleur. Homme,femme de - : Kleurling, -e. Perdre ses -s : Bleakworden. Haut en - : Zeer rood; gepeperd (ver-haal). Pdles -s : Bleekzucht v. 3. (s pe 1) Kleur.17 ommer la - : Troef maken. 4. Schijn m., kleur,uiterlijk. Voorwendsel. Sous - de : Onder voor-wendsel van. En faire voir de toutes les -s a qn :Iem. een rad voor de ogee draaien. 5. Verf-,kleurstof v. - a l'huile; - a l' eau : Olie-; water-verf v. V erre de - : Gekleurd glas.

Couleuvre v. : Gladde (niet giftige) slang v.

Page 119: aardrijkskunde - DBNL

COULEVRINE. 103 COUPE.

Avaler des —s : Verdriet opkroppen; beledigingenslikken.

Coulevrine V. : Veldslang (oud kanon) v.CouIls : Vent — : Tocht m., trekking. I m. :Soldeerlood. Gefiltreerde, doorgeslagen (doorde zeef)) soep, groente, enz.

Coulisse v. : 1. Spooning. Sleuf v., groeve v.Schuifdeur v., -raam. Table a —s : Inschuiftafel.Faire des yeux en — : Van ter zijde kijken. 2.Verplaatsbare toneelwand m., coulisse v. (fig.)Les —s : De voor 't publiek verborgen dingen.Ce qui se fait derriere les —s : Wat achter deschermen gebeurt. 3. Ruimte, waarin de niet-officiele makelaars hun taken doen v. De niet()Melee makelaars (z. corbeille 3).

Coulisse : Met groeven voorzien. Porte —e :Schuifdeur.

Coulissier m. : Niet-officieel effectenmakelaar.Couloir m. : 1. Melkzeef v. 2. Wandelgang m.Intrigues de — : Politieke kuiperijen (in de Kamer).Voiture d — : D-wagen. 3. Nauwe berg-; -zeeengte v.

Couloire v. : Vergiettest v., doorslag m.Coulpe v. (oud) : Zonde v., schuld v. Battresa — : Zich op de borst slaan, berouw tonen.

Couture v. : Het weglopen (water, metaal).'t Afvallen (vruchten).

Coup m. : 1. Slag m., stoot m., schok m., suedev. — de poing : Stomp m.; boksijzer; zakpistool.Faire le — de poing : Boksen. — de pied : Schopm. — de patte, — de grille : Slag met de klauw ;(fig.) scherpe zet m. — de league : Kwaadspre-kerij. — de grdce : Genadeslag. — de pierre :Steenworp m. Faire d'une pierre deux —s : Tweevliegen in MI klap slaan. — de vent : Rukwindm. Entrer en — de vent : Binnenstormen. Il futtue du — : Hij was op slag dood. — de fouet :Zweepslag; (f i g.) (laatste) krachtsinspanning.Donner un — de fouet a : Striemen. — de bec : Beetm.; (fig.) vinnige zet. — d'Opingle : Speldeprikm.; (fig.) steek onder water m. (fig.) — demain : Verrassing, overrompeling (vesting). En-lever d'un — de main : Verrassen; schielijk weg-pakken. Donner un — de main, - un — d'epaulea : Een handje helpers. — de dent : Beet; (fig.)vinnige zet. — de couteau, — de rasoir : Snede. —de foudre : Donderslag; (fig.) onverwachte tij-ding ; liefde op 't eerste gezicht. — de mer :Golfslag; stortzee v. — de soleil : Zonnesteek.— de feu, — de chaleur (z. 4) : Hevige zonnebrand(gelaat) m. Porter un faux — : Misslaan, -schieten,-stoten. Porter un — a : Een stoot toebrengenaan. Etre sous le — de : Bedreigd worden met.Tomber sous le — de la loi : Strafbaar zijn.C'est un — de votre ennemi : Dit leed heeft uwvijand u veroorzaakt. C'est lui qui a fait le— : Hij heeft dat moois uitgehaald. Detourner -,rompre le — : De nadelige uitwerking vanlets voorkomen. — de sonnette : Overgaan vande bel. Un — monte : sAfgesproken werk*.Monter un — a qn : Iem. beetnemen. Se monterle — : Zich hersenschimmen maken. 2. (m eteen wapen) Schot, steek m., houw m., slag.C'est un — (d'epee) dans l'eau : Dat is nutte-loos werk. Les —s en seront, il y aura des —sde donnas : Er zullen slagen vallen. Un — deJarnac : Een verraderlijke stoot; - daad v. Elleeat un — au cceur : Het was, alsof haar hart ver-lamd werd. Faire le — de feu, - de fusil : Mee-vechten. Faire — double : Dubbel succes heb-

ben. — de massue : Knodsslag (ook fig.). Taillea —8 de hache, - de serge : Onbehouwen, log(mens). Faire un mauvais — : Een misdaadbegaan. 3. Klokslag. Sur le — de minuit : Opslag van twaalven. 4. Beweging (in 't al g.).— de pinceau; — de plume : Penseel-; pennestreekm. Les —s de sifflet : Het gefluit. Donner un

—de peigne aux cheveux : De Karen wat opkammen.— de filet : Vangst in idn worp v ; (fig.) 't in-rekenen van een aantal misdadigers. — d'ceil :Oogopslag; aanblik m.; uitzicht; schouwspel.Donner un — d'ceil au miroir : Even in despiegel kijken. Avoir du — d'ceil : Goed zien(ook fig.). Donner un— de reins , - de collier: Flink(mee) aanpakken. — de piston : Zuigerslag. Donnerun — de piston a qn : Iem. voortschoppen. — desang : Bloeduitstorting, beroerte v. — de chaleur :Verhitte plek v.; plotselinge hitte v. — de feu :Het opstoken van 't keukenvuur; (fig.) de groot-ste drukte (van een werkdag). Faire les 100, les400, les 100 000, les 112, les 419 —s : Allerlei dwaas-heden uithalen. 5. (sp el) Stoot, worp, zet. Unbeau — de des : Een mooie worp; (f i g.) een buiten-kansje. Jouer sa vie sur un — de de : Zijn levee wa-gen in een gevaarlijke onderneming. — manque: Misslag, -schot, -stoot. A — stir : Zeker, zondertwijfel. 6. — de bourse : Gelukkige beursoperatie v.7. (fig.) Handeling, daad v., streek m. — de tite: Ondoordachte handeling. — de desespoir : Wan-hopige stap m. — d'essai : Proefschot; -neming.Ne pas en titre a son — d'essai : Geen beginnerzijn. — de maitre : Meesterlijke daad, meester-stuk. — d'eclat : Opzienbarende daad. — d' Etat :Staatsgreep; (fig.) ingrijpende verandering.

—de force : Daad van geweld. — de thedtre : Verras-sende ommekeer m. A —s de millions : Metmillioenen. (fig.) Faire son — : Zijn slag slaan.Frapper lee Brands —s : Afdoende maatregelennemen. 8. Teug v., slok m. Vider d'un seal — :In emu teug ledigen. Boire un — : Een glas wijndrinken. Boire le — de l'etrier : Een glaasje opde valreep drinken. 9. Maal v., keer m. Dupremier — : Dadelijk. Ce --ci : Ditmaal. Pourle — : Voor ditmaal, nu. C'est pour le — qu' onn'en finirait pas ,: Nu zou er heus Been eind aankomen. Encore un — : Nogmaals. Tout d'un — :In eens. Tout a — : Plotseling. — sur — : Zondertussenpoos; slag op slag. A toes —s, a tout — :Telkens. Du mime — : Gelijkertijd.

Coupable : Schuldig (mens). Strafbaar, misdadig.I m. : Schuldige.

Coupablement : Op strafbare wijze.Coupage m. : 't Versnijden (wijn). Versneden wijn m.Coupant : Snijdend, scherp. Bits. I m. : Scherp,suede (lemmet) v.

Coupe v. : 1. Het (af)snijden, hakken; knippen;maaien, snoeien. 2. Omgehakte bomen m. Plekwaar gehakt wordt v. — reglee : 't Geregeld kap-pen elk jaar (bout). Mettre qn en — reglee : Iem.stelselmatig uitplunderen. Bois en — : Dat om-gehakt kan worden. 3. Vorm m., snit (kleed, ge-laat) m. 4. Indeling, schikking (zin). Snede v.,caesuur (vers) v.; bouw (vers). 5. Doorsnede(schip, gebouw). 6. (spel) Afnemen, couperen(kaarten). Avoir la — : Afnemen. (fig.) Etre sousla — de qn : Onder de plak van iem. staan. 7.(Drink)schaal v., -baker m. Boire a pleine — :Met volle teugen d. Il y a loin de la — aux levres;entre la — et les levres (il reste encore de la placepour un accident) : Men moat de dag niet prijzen

Page 120: aardrijkskunde - DBNL

104 COUREUSE.COUPE.

voor het avond is. 8. Avondmaals-, miskelk m.9. Spaanse slag (bij 't zwemmen).

Coupe m. : .Rajtuigje met twee plaatsen. Half-coupe (spoorwagenl m. Buigpas (dans) m.

Coupe-bourse m. (mv. onverand.) : Beurzensnij-der. Dief.

Coupe-cigares m. (my. one.) : Sigarenknijpertje.Coupe-circuit m. (my. onv.) : Zekering.Coupe-tors m. (my. onv.) : Likdoornmesje.Coupes v. : (ze e v.) Valreeppoort v.Coupe-file m. (my. onverand.) : Kaart, waarop mendoorgelaten wordt v., perskaart.

Coupe-gorge m. (my. onverand.) : Moordhol.Gevaarlijke plaats v.

Coupe-jarret m. ( my. — -jarrets) : Huurling,bravo.

Coupellation v. : (sch eik.) (Gehalte)beproe-ving. Zuivering.

Coupelle V. : Zuiveringskroes m.Coupeller : (s chei k.) 't Gehalte beproeven van.

Zuiveren.Coupe-papier m. (mv. onverand.) : Papiersnij-machine v. Vouwbeen.

Couper ov.w. : 1. (Af)snijden, hakken; knippen;maaien, snoeren; opensnijden (boek). — les aites: Kortwieken. — l'herbe sous les pieds a : 't Grasvoor de voeten wegmaaien. (f am.) — le siffleta : De mond snoeren. Il a eu la fete toupeet Hij is onthoofd. (fig.) — dans le vif : Krachtigemaatregelen nemen. — le mal a la ravine :'t Kwaad bij de geboorte smoren. Le vent coupele visage : Is snijdend. 2. Verdelen. Une phrasemal coupes : Een zin, waarin de rust verkeerdis aangebracht. 3. Lubben, snijden (dier). 4.Doorbreken (vijand), -klieven (water), snijden(door rivier). — (au plus court) : De kortsteweg inslaan. 5. Af-, onderbreken. Benemen(adem); afsnijden (weg). Doen ophouden (koorts).— les vivres a : De levensmiddelen afsnijden. — laparole a : In de rede vallen. — court d : Paal enperk stellen aan; afbreken. — court : Kort afbre-ken; - afsnijden. 6. Vermengen, -snijden (wijn);aanlengen. 7. (s p e 1) Afnemen, couperen. Af-troeven. I onov.w. : (Af)snijden. Scherp zijn.(plat) J'y coupe : Ik doe niet mee. Je n'y coupepas : Ik laat me niet beetnemen. I se — : Zich -.Elk. snijden, - afsnijden. Elk. kruisen (wegen).Zich laten snijden, houwen enz. Zich tegenspre-ken. - verraden. — au doigt : Zich in de vingersnijden. Sa peau se coupe : Splijt. La conversationse coupait de silences : Het gesprek werd afge-broken door tussenpozen van stilte.

Couperet m. : Hakmes. Valbijl v.Couperose v. : 1. Rode vlekken in 't gezicht. 2.Sulfaat. — blanche : Zink-. — verte : LIzer-. —bleue : Kopersulfaat.

Couperose : Met rode vlekken en puistjes.Coupe-tëte m. (my. --tetes) : Valbij1 v. Beul.Jouer a — : Haasje-over spelen.

Coupeur, -euse : Snijder, -ster, coupeur, -euse.Couple v. : Koppelband m. (oud) Paar. Une —de : Enige. I m. : 1. Paar; koppel. Par —s : Paars-gewijze. 2. (ze e v.) Spant v. Maitre — : Grotespant.

Coupler : Koppelen. Twee aan twee verbinden.Couplet m. : Koppeling. Deel van een lied, couplet.Lange passage v.

Coupoir m. : Snijwerktuig.Coupole v. : Koepel m., -dak, -gewelf.Coupon m. : Lap (stof) v. Rentebewijs (— de rente),

coupon v. Plaatskaart (— de theeltre) v. Reisbiljet.Coupon-rdponse m. (my. coupons-reponse) : Ant-woord-coupon (posterijen) v,

Coupure v. : Snede v., inkerving. Klein bankbil-jet, onderaandeel, coupure v. Weglating, door-haling (werk). Stroomonderbreking.

Cour v. : 1. Hof (vorst). Hofhouding. Bien en — :Zeer gezien aan 't hof. (f am.) La — du roi pe-taud : Een janboel. liens de — : Hovelingen. La— de Rome : De Curie. 2. Opwachting. Faire sa —a qn. : Iem. zijn opwachting -; 't hof maken. Faireun doigt de — : Een beetje 't hof maken. 3.Vergadering. Gerechtshof. — pleniere : Leenman-nenvergadering; algemene vergadering. — d'ap-pel : Hof van appel. — de cassation : Hof vancassatie. Haute — : Hooggerechtshof. 4. Binnen-plaats v. Speelplaats. — d'honneur : Voorplein.

Courage m. : 1. Moed m. Donner (du) — a : - in-spreken. Prendre son — a deux mains : Destoute schoenen aantrekken. Il a le — de sesopinions : Hij komt ruiterlijk uit voor zijn me-ning. 2. Hart; ijver m. Enflammer les —s : Degemoederen ontvlammen. De grand — : Metgrote ijver.

Courageusement en -eux : Moedig. Standvastig.Die van aanpakken weet.

Couramment : Vlot, vlug. Cela se dit — ! Datwordt dagelijks gezegd.

Courant : 1. Lopend. Stromend (water). Chien— : Jachthond. Interets —s : Lopende rente.Ecriture -, main —e : Lopende hand. Main —e :Kladboek; trapleuning. 2. Die gaat langs. Me-tre — : Strekkende meter. 3. Lopend. Gewoon,dagelijks. Le cinq (du) — : De vijfde dezer.Fin — : Ultimo dezer. Affaires —es : Lopende.Au prix — : Tegen de marktprijs. Prix — :Prijscourant. Monnaie —e : Gangbare munt;(fig.) iets alledaags. I m. : 1. Stroom.m., !oopm. Electrische stroom. — d'eau : Stroompje. —sde la mer : Zeestromingen. Se laisser emporter au— de, suivre le — de : (Met de stroom) meegaan.Il me doit tout le — : De gehele lopende termijn. 2.Het lopende, tegenwoordige. Le — de la vie :De dagelijkse bezigheden. Grand — d'affaires :Grote omzet van zaken m. Au — (de) : Op dehoogte (van). Etre au — : Op de hoogte zijn.Tenir au — : Bijhouden. Se mettre au — : Zichop de hoogte stellen; het verschuldigde betalen;het achterstallige werk afmaken.

Courante v. : Statige dans m. Lopend schrift.(v o 1 k) Diarrhee v.

Courbatu : Stijf en ademloos, doodmoe.Courbature V. : Stijfheid, spierpijn v.Courbaturer : Stijf van spierpijn maken.Courbe : Krom, gebogen. I v. : Gebogen lijn v.;curve (op tabel) v.

Courber ov.w. : Buigen. Krommen (voor goed).I onov.w. : Buigen, krom staan. I se — : Kromworden. Zich buigen. Bukken.

Courbette V. : Kromme sprong (paard) m. Nederigebuiging. (fig.) Faire des —s : Mooi weer spelen.

Courbure V. : Kromming, boog m. Het buigen.Coureailler : Slaan (kwartel).Coureur m. : Loper. Harddraver. Loopknecht.Voorloper, -rijder. Wielrenner, auto-, motorren-ner. Strandloper (vogel). (f i g.) Losbol. Najager(van). — des bois : Woudloper. — a pied : Hard-loper. — de nuit : Nachtbraker. — de pays :Zwerver. I bn.nw. : Loop -. Pieds —s : Looppoten.

Coureuse V. : Straatmeid. Licht rijtuig.

Page 121: aardrijkskunde - DBNL

COURGE. 105 COURTAUD.

Courge v. : Kauwoerde (soort pompoen) v. Juk(om te dragen).

Courgette V. : Kleine, eetbare pompoen.Courir onov.w. : 1. Lopen. snel gaan. Elle estvenue en courant : Zij is hard komen aanlopen.(fig.) En courant : Snel. qn : Op iem. toe-lopen. - apres Nalopen; (f i g.) najagen.Se - apres : Krijgertje spelen. Mieux vaut tenirque - : 't Is beter te hebben, dan nog te moetenkrijgen. - a sa ruin, - a sa perte : Zijn ondergangte gemoet gaan. - au plus presse 't Eerst hetallernoodzakelijkste doen. Je cours l'appeler :sal hem dadelijk roepen. 2. Hard lopen (wed-strijd). Rennen (paard). Il fait - : Hij houdtrenpaarden. 3. Lopen, stromen. Varen (schip).Laisser - sa plume : Zijn pen de vrije loop laten.4. Rondlopen. In omloop zijn (gerucht). Il esttoujours a - : Hij zwerft steeds road. Faire -un bruit : Een gerucht in omloop brengen.tine maladie qui court dans le pays : Algemeenheerst. 5. Weglopen. Il court encore : Gij zulthem niet terugzien. 6. Lopen, voortgaan. Door-gaan (huur). Heersen (ziekte). Par le temps quicourt : Heden ten dage. La chanson -, le romanqui court : Die in trek is. Il court sur la trentaine :Hij loopt naar de dertig. Interets courus Ver-vallen rente. 7. Zich uitstrekken, lopen (pad,kust). ov.w. : L Nalopen, najagen. Il ne fautpas - deux lievres a la fois : Men moet niet tweedoeleinden te gelijk najagen. 2. (fig.) Najagen.Dingen naar. - lee aventures : Op avontuuruitgaan. Btre couru : Geliefd zijn; overbekendzijn. 3. Zich blootstellen aan. - risque, - ledanger (de) : Gevaar lopen. 4. Doorlopen, -reizen,-kruisen. - la mer : Kapen, zeeschuimen. Foua - les rues : Stapelgek. En France l' esprit courtles rues : In Fr. is iedereen geestig. - le pays :Verkennen, een inval doen in.

Courlandais : Koerlandisch.Courlande v. : Koerland.Courlis (soms -lieu) m. : Wulp (vogel) m.Couronne V. : 1. grans m. - nwrtuaire : Graf-.- du martyre : Martelaarskroon. 2. Kroon v.La triple - : De tiara v. - d'ipines : Doornen-kroon (Jezus). C'est un des plus beaux fleuronsde sa - : Zijn kostbaarste goed, - deugd. 3.(fig.) Koninklijke waardigheid. Domaine de la

: Kroondomein. Discours de la - : Troonrede.4. Kroon (muntstuk) v. Papiersoort. - de cor-niche : Kroonlijst v. - d'une dent : Kroon. -solaire; - lunaire : Zonne-; maanrad, corona v.

Couronnement m. : Kroning. Voltooiing (werk).Kroon op 't werk. Kroonvormig sieraad, krans-lijst v., kap v.

Couronner : 1. - de fleurs : Bekransen. 2. Be-kronen, een prijs geven aan. (fig.) Belonen.3. Kronen, een kroon op 't hoofd zetten. Jesus-ne d'epines : J. met de doornenkroon. Tate -nee :Gekroond hoofd. 4. Aan 't bovendeel versieren,kronen. Geri -ne : Kroonhert. 5. (fig.) Voltooien,ten top voeren. - un arbre : Ringvormig insnij-den. Arbre -ne : Met verdorde kruin. Cheval -neMet een gekroonde knie. 6. Bezet houden (hoog-ten). I se - : Zich bekransen ; - kronen; - bedekken(roem). Zich aan de knie bezeren (paard).

Courre : (Te paard) jagen op.Courrier m. : 1. Renbode. 2. Rijdende postbode.Postwagen m. 3. Tem. brieven m., de post v.Lire -, depouiller son - : Zijn post inzien. Jour de- : Postdag. Par retour du - : Per kerende post.

Courrier-eonvoyeur m. (my. -s--s) : Post-spoorwagen m. Posttreinbeambte.

Courrieriste m. : Redacteur voor de Parijsekroniek.

CoUrroie V. : Riem m. Lecher la - a : Laten begaan.Serrer la - a : Kort houden.

Courroue6 : Toornig.Courroueer Toornig maken. I se - - warden.Courroux m. : Gramschap, toorn m.Cours m. : 1. Stroom m., loop m d' eau :Stroom, water. Prendre (son) - : Ontspringen.- du sang : Bloedsomloop. (f am ) - de centre :Buikloop m. Donner (libre) - a : De vrijeloop laten aan. 2. Loop (star). Le - de la lune:- van eerste kwartier tot voile maan. 3. (fig.)Loop, gang m., voortgang. Avoir son - : Zijnbeloop hebben. En - : Waaraan men bezig is.En - de construction : In a anbouw. 4. Prijs m.,koers m. Omloop m. Cette monnaie a - : Is gang-baar. - du marche : Marktprijs. - du change :Wisselkoers. - de la bourse : Beursnotering. (f i g.)Donner - 4 an bruit : Verbreiden. Ce libre a - :Is in trek. 5. Cursus m., leergang; college. Suivreles : College lopen. Faire un - : Een cursusgeven. Faire - : College geven. Charge de - : Pri-vaatdocent. - complementaire : Aanvullingson-derwijs. 6. Studie aan de universiteit v. Il a finises -. 7. Leerboek. 8. Wandelplaats v. 9.(bouwk.) Rij v.

Course v. : 1. Het lopen, loop m. 't Rennen.Au pas de - In de looppas. 2. Wedren m.,-loop; -strijd m. plates : - op de vlakkebaan. - a, d'obstacles, - de barrieres, - de haies :- met hindernissen. - de vitesse : Race v. Bateaude - : Raceboot. Cheval de - : Renpaard. - ensa., : Zaklopen. (fig.) La - aux armements : Dewedloop in de bewapening. 3. Reis v., wandeling,boodschap. - de fiacre : Rit met huurrijtuig m.Payer sa - : Zijn rit betalen. Faire des -s :Boodschappen doen. 4. Inval (vijandl m. Kaap-vaart v. Faire la - : Ter kaapvaart gaan. 5. (f i g. )Loop, -baan v., levensloop. Fournir sa : Zijnleven nuttig besteden. 6. Slag m., slaglengte(machine).

Coursier m. : (Strijd)ros; harddraver. Water-loop (molen) m.

Court : 1. (plaats) Kort. Klein. Tirer a la -epaille, - au - fetu : Door het lot ('t trekkers vaneen strootje) laten beslissen. Prendre le plus -: De kortste weg nemen. De -e port& : Vangeringe draagkracht. Avoir la vue -e : Bijziendzijn ; (f i g.) kortzichtig Tenir qn de - : lem. korthouden. 2. Beperkt, onvoldoend. Kortzichtig. Nietgenoeg aangelengd. Le diner est un peu - : Eris niet genoeg. 3. (tij d) Kort. Je trouve le temps- : Ik vind dat de tijd snel voorbijgaat. Lettrede change 4 -e echeance : Kortzichtwissel. Avoirl'haleine - la respiration -e : Kortademig zijn.bw. : Kort. Tourner - : Een scherpe draai nemen;(fig.) plotseling op lets antlers overgaan (spre-kende). Pendre haut et - : Hoog ophangen meteen kort touw (om afsnijden te beletten). Arreter- : Plotseling doen stilstaan. Se trouver demeurer-, rester - : Niet verder kunnen. Tout : Kortaf ;plotseling. Je m' appelle I tout - : Ik heat X,zonder meer. - viltue : Met korte rokken.

Courtage m. : Makelaarsvak. -loon, courtage v.Courtaud : Met geknipte staart en oren. Korten dik. m. : Dikkerd. Dik paard. - de boutique :Dikke lummel, „prop voor een kanon".

Page 122: aardrijkskunde - DBNL

106 CO U VRIR.COURT-CIRCUIT.

Court-circuit m. (ms. -s--s) : Kortsluiting.Courte-botte v. (my. -s--s) : Dreumes.Courtement : Kort. Kortaf.Courtepointe v : Gestikte donzen deken v.Courtier m. : Makelaar. (fig.) Tussenpersoon m.- maritime : Scheepsmakelaar. - electoral : Ver-kiezingsagent.

Courtil m. (spr. -ti) : Tuintje (bij boerderij).Courtiliére V. : Veenmol (insect) m.Courtine V. : Gordijn. Ondergordijntje. Geveltussen twee vleugels m., middenwal.

Courtisan m.: Hoveling. Ogendienaar.Courtisane V. : Publieke vrouw (voorname).Courtisanerie V. : Vleierij. Hoofse manieren v.Courtisanesque : Hoofs-kruipend.Courtiser : Het hof maken aan. Vleien.Court-jointk (my. --jointis) : Kort gekoot.Courtois en --ement : Hoffelijk, hens. Stomp(wapen).

Courtoisie V. : Hoffelijkheid.Courtrai v. : Kortrijk (Belgic).Court-pendu m. : Kortsteelappel.Court-vOtu : Met korte rokken.Couscous, -sou m. : Zeker Arabisch gerecht.Griesmeel. (fig.) Ratjetoe.

Couseuse V. : Naaister. Naaimachine v.Cousin m. : 1. Neef (zoon van oom of tante).Le roi n'est pas son - : Hij is den koning terijk. Etre -s : Goede vrienden zijn. 2. Mug v.,„neefje". 3. (fig.) Un peu - de : Ben beetje ver-want met.

Cousinage m. : Neef-. (Verre) verwantschap.Cousine v. : Nicht (dochter van oom of tante).Cousiner : Als nicht of neef (be)handelen.Coussin m. : Kussen.Coussinet m. : Kussentje. Rond kussen (last dra-gen op hoofd). Stelblok. Railkussen.

Cousu z. coudre.Cotit m. : Kosten m., prijs m.Cotitant : Prix - : Kostende -; fabrieksprijs.Couteau m. : 1. Mes. - a decouper : Voorsnij-.Le - sur la gorge, sous le - : Met 't mes op dekeel. A couper au - : Zo dik, dat men 't welsnijden kan. - de chasse: Hartsvanger. -a papier: Vouwbeen. Jouer du - : Met messen vechten.A -z tires : Op gespannen voet. 2. - de feu :Brandijzer. - de la balance : Mes van de balans.- a palette : Tempermes.

Coutelas m. : Hartsvanger. Groot keuken-, sla-gersmes.

Coutelier m. : Messenmaker. -verkoper.Coutellerie v. : Messenwinkel m. -makerij. -ma-kersvak. Messen en scharen.

Cater onov.w. : 1. Kosten. Cela colite les yeux dela tete : Dat is peperduur. 2. Moeite -, kosten ver-oorzaken. Bien ne lui cofite : Hij debut voor geenmoeite terug. L'argent ne lui col:de guere : Hijontziet geen geld. Cela ne colite pas plus cher : Datgaat in edn moeite door. Il m'en coilte de : Hetvalt mij zwaar om. I ov.w. : Veroorzaken.Kosten. Coate que Coate : Tot elke prijs.

Codteusement en -eux : Kostbaar. (f i g.) Diegrote opoffering vergt, duur gekocht.

Coutil m. (spr. -ti) : Tijk. Linnen.Couto m. : Ploegijzer. Hakbijl v. Kloofijzer.Coutume v. : 1. Gewoonte v., aanwensel. Gebruik.De - : Gewoonlijk. Avoir - de : Gewoon zijn om.Passer -, tourner en - : Tot een gewoonte worden.Une foil n'est pas - : Eenmaal is geenmaal.2. Gewoonterecht.

Coutumier : 1. Il est - du fait : Dat overkomt hemtelkens. 2. Gebruikelijk. Droit - : Gewoonte-recht. 3. Gewoon.

Couture v. : 1. Het naaien. 't Naaivak. -werk. 2. Naadm. Rabattre les -s : De naden gladstrijken; (f i g.)afrossen, geheel verslaan. 3 Litteken, wondnaad.

Couturer : Met littekens bedekken.Couturerie v. : Naaiwinkel m.Couturier m. : Dameskleermaker.Couturibre V. : Naaister.Couvage m. : Broeitijd m.Couvaison v. : Broeitijd m.Couvee v. : 1. Broedsel. Faire triple - : Driemaallaten broeden. 2. (f i g.) Gebroed, de kleintjes.

Couvent m. : Klooster. -school v.Couver ov.w. : 1. (Uit)broeden. (Euf couve :Broedel. 2. (f i g.) Heimelijk beramen. - des yeuz :Met begerige ogen of hartstochtelijk aanzien.- une maladie : Een ziekte onder de laden hebben.I ov.w. : Broaden. Smeulen. Il faut laisser - lesprojets : Men moat de plannen tot rijpheid latenkomen.

Couverele m. : Deksel. Klep (bureau) v.Couvert m. : 1. Huisvesting, verblijf. Le vivreet le - : Bost en inwoning. Etre a - de qch :Tegen iets beschermd -; door iets beveiligd zijn.Mettre a - : Onder dak brengen; (fig.) in vei-ligheid -. Sous le - de : Onder voorwendsel van;ingesloten bij. (h an d e 1) Etre a - : Gedekt zijn.2. Un - d'arbres : Een beschaduwde plaats v. 3.Tafelgereedschap. Table a trois -s : T. voor 3personen. Mettre le - : De tafel dekken. J'y aimon - mis : Ik ben daar altijd welkom. 4. Lepelen vork. I bv.nw. z. couvrir.

Couverte v. : Glazuur. Dekking (soldaten).Couverture v. : 1. Bedekking (huis). 2. (Wol-len) deken v. Faire la - : De deken omslaan, om't bed klaar te maken. Tirer la - a soi, - de soncOte : Op eigen voordeel bedacht zijn. - (devoyage) : Reisdeken. 3. Omslag (boek). Fausse

-: Los -. 4. Troupes de - : Dekkings-; grens-troepen. 5. (fig.) Dekmantel m., uitvlucht v.,voorwendsel. 6. (h an de 1) Dekking.

Couverturier m. : Dekenfabrikant.Couvet m., -te V. : Vuur-, lollepot m.Couveuse v. : 1. Broedse kip. 2. Broeistoof(- artificielle) v. Mere - : Vertroetelende mama.

Couvi : Waarop de kip gezeten heeft, vuil.Couvre-chef m. (my. - -chefs) : Hoofddeksel.Couvre-feu m. (my. onveranderd) : Avondgelui.Taptoe (kavalerie) v. Vuurdomper. Sonner le -:'t Teken geven om 't vuur te doyen; (fig.)vinden dat 't nu al mooi is.

Couvre-lit m. (me. onverand.) : Beddesprei v.Couvre-pied(s) m. (my. --pieds) : Voetensprei v.

Gewatteerde deken v.Couvre-plat m. (my. --plats) : Schoteldeksel.Couvre-thêlére m. (my. --theieres) : Theemuts v.Couvreur m. : Lei-, dakbedekker.Couvrir : 1. Be-, (toe)dekken. Bekleden met(stof). Inrakelen (vuur). Ben dak maken op. Bendeksel doers op. - d'or : Zeer duur betalen. - dehuies; - d'applaudissements : Uitjouwen; toejui-chen. - qn de honte : Iem. beschaamd maken.2. Kleden (arme). Bien couvert : Warm ge-kleed. 3. Dekken (wijfjesdier). 4. Beschermen;dekken (lading, schaakstuk). Pays -vest : Bos-achtige streek. All& -verte : Laan, waarvan deboomtoppen bijeenkomen. Une guerre -verte :Een stille oorlog. (fig.) - qn de sa protection :

Page 123: aardrijkskunde - DBNL

107 CR10ERELLE.COXAL.

Tern. dekken. 5. Dekken (bankier, kosten, koopof verkoop). Voltekenen (lening). 6. Verbergen(misslag); dekken (ondergeschikte). Verbloemen.(fig.) - son jeu : Zijn plannen verbergen.Parler a mots couverts : Verbloemde toespelingenmaken. Homme -vert : Achterhoudend man.7. Overstemmen, verdoven (geluid). 8. Afleg-gen (afstand, weg). I se - : 1. Dch bedekken,- wikkelen in. Zijn hoed opzetten. Zich warminstoppen. (fig.) Zich overdekken (roem, lauwe-ren). - de ridicule : Zich allerbespottelijkst ma-ken. 2. Overdekt worden met. 3. Betrekken(weder). (fig.) L'horizon se couvre : De toekomstziet er donker uit. 4. Zich beveiligen, - ver-bergen. 5. (h ande 1) Zich van dekking voor-zien (voor koop of verkoop).

Coxal : Van de heup. Os - : Heupbeen.Coxalgie v. : Heupziekte v.Crabe m. : Krab v. Zweertje (voetzool).Crae (spr. krak) : Krak 1 Bons! Rrt1 I m. ! Knapm., gekraak.

Crachat m. : Fluim v. Ordester v., -teken.Crache : C'est son pare tout - : Hij is sprekendzijn vader.

Craehement m. : Spuwing. - de sang : Bloed-.Cruller : 1. Spuwen. - au nez, - au visage : Grie-vend beledigen. Crachez en l'air, cela vous re-tombera sur le nez : Wie een kuil voor een an-der graaft, valt er zelf in. 2. Spatten (pen);ketsen (geweer). 3. Uitspuwen. (f a m.) - ses pou-mons : Tering hebben. - des injures : Beledigin-gen uitbraken. - son fait a qn : Tern. duchtig dewaarheid zeggen. 4. Blazen (kat).

Cracheur m. : Rochelpot m.Craehin m. : Dichte regen m.Craehoir m. : Kwispedoor; spuwbak m. (lam..fig.) Tenir le - : Doorzwammen.

Craehotement m. : Het telkens spuwen. Hetspatteren (pen).

Cracovie V. : Krakau.Craie v. : Krijt. Marquer a la - : Een streep aande balk maken.

Craindre : Vrezen. Niet bestand zijn tegen.Eerbiedigen. Bezorgd zijn. Opzien tegen (werk).Craignant Diets: Godvruchtig. Je crams pour lui :Ik vrees, dat hij in gevaar is.

Crainte v. : Vrees v., bangheid. - de Dieu :Godsvrucht v. Dans la - de, que : In de vreeste, dat. ( De) - de, que : Uit vrees van, dat.

Craintif en -ivement : Vreesachtig, bang.Cramoisi : Karmijnrood. I m. : Karmijn.Crampe V. : Kramp v. - des ecrivains : Schrijf-.Crampon m. : Kram v. Stijgijzer (bergbestij-

ging). (fig.) Lastig meas.Cramponner : Met krammen vastmaken. I se -: Zich vastklemmen. Croix -nee (Duits) Haken-kreuz, swastika.

Cran m. : Insnijding, kerf v. Gaatje (in riem).Ldcher un - : Een riem den gat verzetten; eenbroeksknoop losmaken. Il est monte d'un - . Hijis een sport hoger geklommen. - de mire :Vizierkeep v. - d'ar? et : Hiel m. Mettre au -d'arret : Pal zetten. Avoir du - : Fut hebben.Montrer du - : Zich flink houden.

Crane m. : 1. Schedel m. (fig.) Avoir le - etroit :Beperkte vermogens hebben. 2. Kranige kerel.3. Brutaal opsnijder, brani. I bv.nw. en --ment :Kranig. Brutaal.

Criner : Geuren, brani doers.Crinerie V. : Kranigheid. Brutaliteit.

Crineur m. : Opsnijder, brani.Cränien : Van de schedel. Boite -ne : Schedel-holte.

Craniologie v. : Schedelleer v.Crapaud m. : 1. Pad v. Sauter comme un - : On-beholpen springen. C'est un vilain -, it est laidcomme un - : Hij is een lelijk mormel. Avalerun - : Iets onaangenaams slikken. 2. Lageleunstoel m. Mortierstoel.

Crapouillot m. : Klein schansmortier.Crapule v. : Liederlijkheid, zwijnerij. Zwelgers.Janhagel. Smeerlap, schooier.

Crapuler : Een liederlijk leven Leiden.Crapuleusement en -eux : Liederlijk, laag.Craqueler : Een gebarsten glazuur geven aan.I se - : Fijne barstjes krijgen.

Craquelin m. : Krakeling m.Craquelure V. : Barstje.Craquement m. : Gekraak, geknars.Craquer : Kraken, knarsen; klepperen (vogel).Knappen. ( y olk) Opsnijden. - un billet : Eenbankje stuk maken.

Craquerie v. : Bluf m., fopperij.Craquêtement m. : Gekraak. Geklepper.Craqueter : Kraken. Klepperen (vogel).Crass v. : Menging (bloed). (taalk.) Samentrek-king van het eind van 't ene en 't begin van't andere woord (bv. aubepine voor aubeepine).

Crasse v. : 1. Vuil, onreinheid. Les -s : Metaal-slakken v.; hamerslag (stof). 2. (fig.) Ruwheid.Faire une - a qn : Tem. „smerig" behandelen.3. Gemene gierigheid. 4. Lage afkomst v. Ibv.nw. : Dik. (fig.) Lomp. Ignorance - : Groveonwetendheid.

Crasser : Vail maken.Crasseux : Vuil, smerig. Brand-, aartsgierig.Cratere m. : Mengvat (bij de Ouden). Krater m.- d'obus : Granaattrechter m.

Cravache v. : Karwats v.Cravacher : Striemen.Cravate V. : Das v., halsdoek m. Vaandelteken.Kommandeurslint (orde).

Cravater : Een das omdoen. Cravate de blanc :Met een witte das.

Crayeux : Krijtachtig; -houdend.Crayon m. : 1. Mergel. 2. Potlood. Tekenkrijt.- d'ardoise : Griffel v. - gras : Inktpotlood.- de couleur : Kleurkrijt. 3. Wijze van tekenen v.4. Potloodtekening. 5. Schetsje. 6. Stift v.

Crayonner : Met potlood opschrijven. (fig.)Schetsen. Met potlood tekens maken op.

Crayonneur m. : Kladder. Schetser.Crayonneux : Krijtachtig.Creance V. : 1. Geloof, vertrouwen. 2. Geloof-waardigheld. Donner - a : Geloofwaardig maken.3. Schuldvordering. Lettre de - : Geloofsbrief(gezant) m.

Creamier m. : Schuldeiser.Createur, -trice : Scheppend. Vindingrijk. I m. :Schepper. Maker. (f ig.) Uitvinder, vader.

Creation V. : Schepping. Heelal. Stichting; vor-ming (woord); installing; benoeming; aanleg m.;eerste uitbeelding van een rol, creatie v. De -recente : Geheel nieuw.

Creature v. : 1. Schepsel, wezen. 2. Vrouw.Pauvre - : Arm schepsel. Une - : 'n Deem, wijf.3. Gunsteling, afhankelijk wezen.

Crecelle v. : Ratel m., klepper. Schel geluid.Praatjesmaker. - de Upreux : Lazarusklep v.

Crecerelle v. : Torenvalk m.

Page 124: aardrijkskunde - DBNL

108 CRI.CRECHE.

Crèche v. : Krib v., eetbak m. Tehuis voor kin-deren. Jezus' Krib.

Credence V. : Dientafel v. -buffet. Spijskamer v.Credenstafeltje (kerk).

Credibilité v. : Geloofwaardigheid.Credit m. : 1. Invloed m., gezag, aanzien. 2.Crediet, handelsvertrouwen. - public : Staatskre-diet. A - : Op crediet, op rekening. Lettre de - :Crediet-brief. Faire - a qn de qch : Iem. van jetsvrijstellen, iem. lets niet kwalijk nemen. 3. Te-goed, credit. Porter un article au - de qn : Eenpost op iem. credit brengen.

Crediter : Goedschrijven, crediteren.Crediteur m. : Schuldeiser. Compte - : Credit-rekening.

Credo m. (spr. -e-) : (K a t h.) De artikelen desgeloofs. (f i g.) Richtsnoer.

Credule, -ment : Lichtgelovig.Credulite v. : Lichtgelovigheid.Creer : Scheppen. Uitvinden; instellen; benoemen;vormen; oprichten; voor 't eerst uitbeelden (rol).

Cremaillere v. : 1. Haal v., heng (van water-ketel) v. (f i g.) Pendre la - : Met een maaltijdhet betrekken van een nieuwe woning vieren.2. Partijtje om dit te vieren. 3. Stelhout, -ijzer.Getande stang v. Chemin de ler d - : Tand-radspoorweg.

Cremation v. : Lijkverbranding.Crematoire : Four - : Lijkverbrandingsoven.Crematorium m. (spr. -rjomm) : Lijkverbran-dingsgebouw.

Creme v. : 1. Room m. - fouettie : Slagroom;(fig.) ledige praatjes. - a la glace : Roomijs,„ijsco". Café - : Koffie met melk. La - de lasociete, la - de la - : 't Puikje van de nette lui. 2.Vel op melk. - de chaux : Kalkroom. 3. Vla (-glade) v. - de riz : Rijstebrij v. 4. Stroopachtigelikeur v. 5. Smeersel (schoenen). 6. Huidmiddel.

Cramer : Tot room worden. Licht schuimen. I Se -:Een ijsvlies krijgen.

Cremerie v. : Vertrek waar de melk roomt.Melkinrichting.

Cremeux : Roomhoudend.Cremier, -late : Houder -, -ster van een melk-inrichting. Melkkannetje.

Cremone m. : Viool (uit Cremona) v. I v. : Ven-sterstang v., spanjolet v.

Creneau m. : Schietgat. Kanteel m.Crênelage m. : Het maken der kantelen. -kartelen. Kartelrand (muntstuk) m.

Creneler : Kantelen aanbrengen aan. Uittanden.Kartelen (munt).

Crenelure v. : Inkerving. Gekerfde rand (schedel) m.Creole m. en v. : Kreool. -se. I bv.nw. : -s.Creosote v. : Creosoot.Crêpe v. : Flensje. I m. : Krip, fibers. - de Chine: Zijden weefsel. - de 8ant4 : Verbandgaas.

Crépelage m., -ure v. : Krulling.Creper : Doen kroezen (haar). Krippen. I se - : Kroe-zen. (p l a t) - le chignon : Elk. in de haren vliegen.

Crepir : Bepleisteren.Crepitant : KnetterendCrepitation v. en -ement m. : Geknetter, 't knersen.Crepiter : Knetteren, knersen.Crepon m. : Grof krip. Haarvulling.Crepu : Gekroesd. Cheveux -s : Kroeshaar.Crepusculaire : Van de schemering, schemer-.Crepuscule m. : Schemering.Crescendo (spr. -sindd) : (muz.) Toenemend inkracht (f i g.) Allet - : Toenemen.

Cresson m. : L Kers (sterre-, bitter-) v. - alenois,- des jardins : Tuin-. 2. (te P arij s) Raapstelen m.

Cresus m. (spr. -zuss) : Cresus. Rijkaard.Crete v. : Kreta (eiland).Crete v : 1. Kam (haan) m. (f i g.) Baisser la- : Een toontje lager zingers. 2. Uitwas m. 3.Helmkam. 4. Bergkam. Golfkruin v. Muurkap v.

Crete-de-eoq v. (my. crates-de-coq) : Ratelaar(plant) m. Kartelblad.

Cretin m. : Kropdrager. Domkop.Cretiniser : Tot een idioot maken.Cretinism° m. : Kropziekte. Stompzinnigheid.Crétois : Kretenzer. -isch.Creton m. : Kaan (vet) v.Cretonne v. : Sterk linnen (half hennep).Creusage en -ement m. : Het graven, uithollen,enz. (z. creuser).

Creuser : Graven, uithollen; delves (graf); trekken(yore). Diep graveren. Omwerken. Grondigbestuderen. Hongerig maken. - un deficit :Een tekort doen ontstaan. Cela m'a creuse : Daarheb ik honger van. Le chagrin a creusd son vi-sage : Vermagerd. I se - : Voor zich graven.Groter - (gat). Hol worden (wangen). Hol gaanstaan (zee). - la We : Zich 't hoofd breken.

Creuset m. : Smeltkroes m. (fig.) Beproeving,onderzoek.

Creux m. : 1. Holte v., diepte v., groef v., kuil m.;hol (schip); maagkuiltje (- de l'estomac). 2.Gietvorm m. 3. (f am.) Se sentir un - a l'esto-mac : Honger krijgen. Un bon - : 'n Krachtigebasstem v. 4. (fig.) Zinledigheid. I bv.nw. : 1. Hol.2. Diep. Assiette -se : Diep bord. Chemin -: Holleweg. Mer -se : Holle. Des yeux -: Diepinliggend.3. Vermagerd ( wangen). 4. Leeg. Viande -se :Niet-voedzame kost; (fig.) onnutte wetenschap.5. Leeg, hol, ijdel. Cerveau -, téte -se ; Leeg-hoofd. 6. Waarin niets verdiend wordt, stil.Heure -, saison - se : Stil uur, stille tijd. I bw. :Sonner - : Hol klinken. Songer - : Zich metijdele zaken bezighouden.

Crevaison v. : 't Krijgen van een lek (luchtband).Crevasse V. : Scheur v., kloof v.Crevasser : Doen barsten, - splijten.Greve m. : Spleet, waaruit een dof komt v.Crave-eceur m. (my. onverand.) : Hartzeer, verdriet.Crave-la-faim m. (my. onverand.) : Hongerlijder.Crave-misere m. (my. onverand.) : Armoedzaaier.Crever onov.w. : 1. Barsten, (open)springen,losbarsten; doorbreken (gezwel). Een lek krijgen(luchtband). C'est a - de rire : 't Is om je doodte lachen. - d'argent, - de biens : Bulken van't geld. 2. Sterven (dier), verrekken (mens),kreperen. - de faint : Van honger omkomen.I ov.w. : Doen barsten, - springen, - scheuren,doorbreken. (plat) Vermoorden. Volstoppen (meteten). - lee yeux a : De ogen uitsteken; (fig.) -bederven. Cela crave Us yew : Dat ligt voor dehand. Cela crave le cceur : Dat breekt 't hart, doetijzen. - un cheval : Een paard bekaf rijden. C'estcrevant : Het is om dood te gaan van verveling;- van 't lachen.

Crevette v. : Garnaal v.Cri m. : 1. Gil m., schreeuw m., kreet m. A grands-8 : Luidkeels. Jeter les hauts -s : Groot mis-baar maken, te keer gaan. 2. Geroep, geschreeuw,gegil. 3. Geroep (koopman). Vente a - public :Verkoping, die door den omroeper is aange-kondigd. 4. Le - du cceur; - de la conscience:De stem des harten v.; - van 't geweten. Le - pu-

Page 125: aardrijkskunde - DBNL

109 CROCHU.CRIAILLER.

blic : De openbare mening. Du Bernier - : Van't allernieuwste. Il n'y a qu'un - sur : Er gaatmaar een roep over. 5. Geluid (der dieren).Gekras (zaag, pen).

Criailler : Kijven. Zich steeds beklagen.Criaillerie V. : Geschreeuw, gejank (kind). Gekijf.Criailleur m. : Schreeuwer.Criant : Schreeuwend. Sprekend gelijkend.Criard : 1. Schreeuwerig. Kijfziek. Dette -e :Dringende schuld. 2. Schel, oorverscheurend.Piepend (deur). Ton - : Wanklank (ook : schreeu-wende kleur = couleur -e).

Criblage m. : Het zeven.Crible m. : Zeef v. Passer au - : Zeven; (fig.)zorgvuldig nagaan.

Cribler : Zeven, ziften. (fig.) Nagaan. Vol gaatjesmaken. Crible de dettes : Tot over de oren inschulden. -de questions : Overstelpen met vragen.

Cribleur m. : Zifter. bv.nw. : Zevend.Criblure v. : Uitziftsel.Crie m. (spr. kri) : Aardwinde v., dommekracht v.Cric era° (spr. -ak) : Krik-krak.Cri-eri m. (my. onverand.) : Huiskrekel m. -gepiep.Criee v. : Verkoping bij afslag (vente a la -).

Omroeping (verkoop).Crier onov.w. : 1. Gillen, schreeuwen, roepen.- en parlant : Te luid praten. 2. Huilen (hond);kraken; piepen, knarsen (as, deur); krassen(pen). 3. Een klacht doen horen, roepen. -contre, - apres : Uitvaren tegen. - au feu; -l'assassin; - au secours : Brand ! Moord 1 Help!roepen. - a 1' oppression : Zich beklagen dat menverdrukt wordt. - a qch : Iets uitmaken voor.ov.w. : 1. Roepen , schreeuwen. -misere; - famine: Over zijn armoede -; - honger klagen. - vengean-ce : Om wraak schreien. 2. Uitbazuinen, rondver-tellen. - sur les toits : Aan de grote klok hangen.3. In 't openbaar verkopen.

Crierie v. : Geschreeuw.Crieur m. : Schreeuwer; venter; omroeper (-public) ; afslager (- jure).

Crime m. : Misdaad v. Faire un - d'Etat de : Alshoogverraad aanrekenen. Tenir imputer :Als een misdaad aanrekenen.

Crim6e v. : De Krim v.Criminaliser : Tot een strafzaak maken.Criminaliste : Kenner van 't strafrecht; - vanmisdadigers.

Criminalitê v. : Strafwaardigheid, misdadig-held. Aantal misdaden.

Criminel : 1. (m e n s) Misdadig. 2. (z a a k)Strafbaar, misdadig. 3. Strafrechtelijk. Afjaire-le : Strafzaak. m. : Misdadiger. - d'Etat :Iem. schuldig aan hoogverraad.

Criminellement : Op strafwaardige wijze (han-delen). Voor den strafrechter (vervolgen).

Crin m.: 1. Dieren-. Paardenhaar. (fig.) A tons-s : Echt, tot in de nieren. En - : Paarden-haren. Se prendre aux -s : Plukharen. Gant de

-: Badhandschoen m. Etre comme un - : Kribbigzijn. 2. - vegetal Zeegras

Crinerin m. : Slechte viool v. -speler. -spel.Criniére V. : De maven v. Haarbos (helm) m.(gra p) Haar (mens), kop met haar.

Crinoline v. : Paardenharen weefsel. Onder-rok daarvan m. Hoepelrok.

Crique v. : Kreek v., kleine inham m.Criquet m. : Sprinkhaan m. Krekel m. Paardje.(f i g.) Dreumes.

Crise v. : 1. Ernstig, beslissend ogenblik (in

een ziekte), crisis v. 2. Ernstig tijdperk in han-del, politiek. enz. ministerielle Tijd, waarineen nieuw ministerie wordt samengesteld m.Époque de - : Crisistijd. - domestique, duservice : Dienstbodennood, -vraagstuk. - dulogement : Woningnood. 3. Hevige aandoening,aanval m. - de lames : Huilbui v. 4. (toneel)Eenvoudige, korte handeling.

Crispation v. : Krinkeling, samentrekking. Celame donne des -s : Dat maakt me tureluurs.

Crisper : Doen krimpen, verschrompelen; kramp-achtig samentrekken; ballen (vuist). Cela mecrispe (les nerfs) Dat maakt me tureluurs.

Crispin m. : Knecht uit 't blijspel. Korte mantel m.Criss m. : Kris (wapen) v.Crissement m. : Geknars, gesjirp.Crisser : Knarsen, sjirpen.Cristal m : 1. Kristal. - de roche : Berg-. 2.Kristalglas. 3. Kristal(vorm) m.

Cristallerie V. : Kristalfabriek v. -fabricage v.-werk.

Cristallin : Kristalhelder, -achtig. La lentille -e,le corps - of le : Kristal-, ooglens v

Cristallisable : Kristalliseerbaar.Cristallisation v. : Kristalvorming, -wording.Kristalgroep m.

Cristalliser ov.w. : Tot kristal doen overgaan.onov.w. en se - : Een kristalvorm aannemen

Cristallographie v. : Kristalbeschrijving.Criterium m. (spr. -eriomm) : Kenmerk, toets m.,maatstaf m., criterium. Toetswedstrijd m.

Critiquable : Berispelijk; aanvechtbaar.Critique : 1. Beslissend (in een ziekte). 2. Ge-vaarlijk, hachelijk. 3. Beoordelend (uit 't oog-punt van kunst), critisch. Esprit - : Critische,bedilzieke geest. I m. : Kunstrechter, criticus.v. : 1. (Kunst)beoordeling, critiek v. 2. Gis-ping, hekeling. 3. Oordeel.

Critiquer : Beoordelen (kunstwerk). Hekelen.Critiqueur m. Vitter, hekelaar.Croate : Kroaat. Kroatisch.Croatie v. : Kroatie.Croassement m. : Gekras.Croasser : Krassen. (fig.) Kwaadspreken.Croc m. (spr. kro) : (Boots)haak m. Boom(om to duwen) m. 2. Haak (ophangen). - deboucher : Vlees-. (fig.) Pendre mettre au -Voorlopig laten rusten. Moustaches en - : Snor-ren met opstaande punten. 3. Hoektand m. Tand.Avoir le - dur : Niet graag loslaten.

Croe-en-jambe m. (spr. krok-; my. crocs-en-jambe) : Het beentje lichten. (fi g.) Donner des- a : Omgooien; uit zijn betrekking werken.

Croche : Gebogen. I v. : (muz.) Achtste noot v.Double - : 16e -. Des -s : Smidstang m.

Crochet m. : 1. Haakje, haak m. Haaksleutel m. 2.Borduurhaakje. Faire du -, broder au -: Haken.Couvre-pied en - : Gehaakte sprei. 3. -s de com-missionnaire : Draaghout der kruiers. (fig.) Etre-, vivre aux -s de qn : Op iem. kosten leven.4. Scherpe tand. Hoektand (paard). 5. Giftand.6. Nagel (roofvogelklauw) m. 7. (muz.) Haakje(aan staartnoot). 8. Haakje (om een tussen-zin). 9. Omweg m., (fig.) uitstapje.

Crochetage m. : Inbraak m.Crocheter Opensteken (een slot).Croeheteur m. : 1. - de serrures : Inbreker. 2.Kruier, lastdrager.

Croehu : Krom, gebogen. Avoir les mains -es, - ongles-5 : Schraapzuchtig zijn; lange vingers hebben.

Page 126: aardrijkskunde - DBNL

110 CROtJTE.CROCODILE.

Crocodile m.: Krokodil m. Larmes de - : -le-tranen.

Crocus m. (spr. -kuss) • Saffraanboom m. Crocus m.Croire ov.w. : 1. Geloven, menen. A l'en -,s'il faut ten Als men geloven mag, wathij zegt. Il est a - que : Het is denkbaar dat.Crois-tu que c'est bien fait? : Is dat nu niet net-jes opgeknapt? C'est a n'y pas - : Het is een-voudig niet te geloven. En faire - : Misleiden.A ce que je crois : Naar ik meen. Tu crois I Meenje dat? Je te crois : Dat zou 'k denken; nu, enon 2. Houden voor. Je le crois homme de parole.3. Je lui crois beaucoup de talent : Ik geloof, dathij veel talent heeft. I onov.w. : 1. 't Geloof heb-ben, geloven. 2. - a : Geloven aan. Vertrouwenhebben in. 3. - en : Vertrouwen op, geloven in.I se : 1. Zich wanen, - houden voor. Il s' en croittrop Hij voelt zich. 2. Geloofd worden. 3. - toutpermis : Menen, dat men alles doen mag. hat;- de l'esprit : Denken, dat men gehaat is; - geestheeft. Si je m'en croyais Als ik mijn zin deed

Croisade V. : Kruistocht m.Croisè m. : 1. Kruisvaarder. 2. Keper m. I bv.nw.: 1. Gekruist. Gilet : Vest met overslag. 2.Gekeperd. 3. Feux -s : Kruisvuur. Rimes -es :Afwisselend manlijke en vrouwelijke rijmen,kruisrijmen. Mots -s : Kruiswoordraadsel.

Croiso5e v. : (Kruis)raam, venster, kozijn. Kruis-punt. Kruisbeuk (kerk) m.

Croisement m. : Bruising, het kruisen. Wissel-plaats v. Kruispunt.

Croiser : 1. Kruisen (rassen). Kruisen, rondva-ren. Over elk. slaan, - plaatsen. Ontmoeten(mens). 2. Oversteken. 3. Met een kruis mer-ken. Doorhalen. I se - : Elk. kruisen, - ontmoeten.Elk. dwarsbomen. Zich kruisen (rassen). Hetkruis opnemen voor een kruistocht. Se - les bras: Werkeloos blijven.

Croiseur m. : Bruiser (schip).Croisiére v. : 1. Het kruisen (schip). En - : Krui-send. 2. Kruisersvloot v. 3. Kruispunt (rails).4. Rondvaart op zee, boottocht.

Croisillon. m. Dwarsarm m., -hout. Kruis (raam).Croissanee V. : Groat m., wasdom. Toeneming.

Avoir touts sa : Uitgegroeid zijn.Croissant m. : 1. Wassende of afnemende maanv. En (forme de) - : Halvemaanvormig. 2.(fig.) De Halve Maan (der Turken). 3. Half-maantje (broodje). 4. Langgesteeld snoeimes.

bv.nw. : Toenemend, opklimmend (reeks).Croisure V. : Kepering, keper m.Croft m. : Aanwas m., vermeerdering.Croftre : 1. Groeien, wassen. Mauvaise herbs croft

toujours : Onkruid vergaat niet. Ne faire que -et embellir : Zich gunstig ontwikkelen; goed ge-dijen; hoe langer hoe erger worden. 2. Wassen,stijgen (water). Langer worden (dag). Toenemen,vermeerderen.

Croix v. : 1. Kruis (als strafpaal). Mettre en - :Kruisigen. La descents de - : De kruisafneming.2. Christendom. Prêcher la -: Het - verbreiden.Le mystere de la - : De vleeswording en hetlijden van Jezus. 8. Lee& kruis. Porter sa -

Zijn - dragen. 4. Kruis(teken). - latine : -waarvan den arm langer is dan de andere. -

grecqu,e : - waarvan de vier amen even langzijn. - funiraire : Graf-. - gammee: Swastika v.Prendre la - Een kruistocht ondernemen. Fairele signs de la : Een kruisje slaan. 5. Ridder-kruis. -orde v. - de Saint-Andre : X-vormig kruis.

Recevoir la : Ridder (van 't Legion d'honneur)worden. 6. Versierd kruis (vrouw). 7. Kruisgewijzeplaatsing. En - : Gekruist, kruiselings. 8. Kruis(van munt). Jouer a - ou a pile : Kruis of muntspelen. 9. - bleue : Blauwe knoop (matigheid)

Croquant m. : (oud) Pummel. (fig. ; oud) Schoft.bv.nw. : Knappend.

Croque-au-sel (a la) : Manger - : Alleen metzout eten; (fig.) met huid en haar opeten;kunnen maken en breken.

Croque-mitaine in. (my. - -mitaines) : Boeman.Croque-mort m. (my. - -morts) : (f a m.) Lijkdrager,aanspreker, ikraaii.

Croque-note m. (me. - -notes) : Stumperig mu-zikant.

Croquer onov.w. : Knappen. I ov.w. : 1. Opknab-belen. 2. Oppeuzelen. Er door lappen (erfenis).(mu z.) Overslaan. 3. Vluchtig schetsen. (Jolie)a - : Snoezig.

Croquet m. : Kletskopje. Croquetspel.Croquette V. : Croquetje. Tabletje.Croqueur m. : Opsnoeper.Croquignole v. : Knip voor de neus Knapkoekje.Croquis : Schetsje. Ontwerp.Crosse v. : 1. Herders-, bisschopsstaf m. 2. Kolf-stok m. Golfstok. 8. Kruk v. Krom einde, hackm. 4. Geweerkolf v. Mettre la - en l' air : Dienstweigeren.

Crosse : Met een bisschopsstaf. Abbe - et mitre: Abt met staf en mijter.

Crosser ov.w. : Voortslaan, -kolven. (fig.) Afkam-men. Mishandelen. t onov.w. : Kolven.

Crossette v. : Loot v. Uitstekende hoek m.Crosseur m. : Solver.Crotale m. : Ratelslang v.Croton m. : Kreeftbloem v.Crotte v. : Keutel v., drek m. Straatvuil. Dikchocolabonbon o. Roompraline. (fig.) Misere v.

Crotte : Bemodderd.Crotter Bemodderen. -vuilen, -spatten.Crottin m. : Mest m., drek paardevijgen v.Croulant : Bouwvallig.Croulement : Instorting. Ondergang m.Crouler : Instorten. Daveren (zaal, muren). (fig.)Ten onder gaan.

Croulier : Los, rul. Terre -iere : Rulle zandgrond.Croup m. (spr. kroupe) : Kroep (ziekte) v.Croupe v. : 1. Kruis, achterdeel (dier). (f am.)

Dik achterste. (Mettre) en : Achter op 't paard(zitten). 2. Bergkruin v.

Croupetons (a) : Ineengehurkt.Croupier in. : (sp el) Plaatsvervanger van eenbankhouder, croupier.

Croupike v. : Staartriem Tailler des -s a :Op de hielen zitten, 't leven zuur maken.

Croupion m. : Vogelstuit Stuitbeen. (ges eh.)Parlement - Rompparlement.

Croupir : Vergaan in zijn vuil (kind, zieke). (fig.)Ten onder gaan, gedompeld zijn. Bederven (doorstilstand). Stilstaan.

Croupissement : Stilstand m. Bederf.Croustade v. : Soort pastei v.Croustillant : Knappend. (s o ins) Schuin, al te vrij.Croustille V. : Korstje.Croustiller : Op een broodkorst knabbelen.Knappen.

Croustillon m.: OliebolCrotite v. : 1. (Brood)korst v. Casser la - : Sehaf-ten. 2. Broodafval. 3. Stukje gebakken brood.4. Pasteikorst. 5. Roof (wond) v. 6. - terrestre :

Page 127: aardrijkskunde - DBNL

CROtTELETTE. 111 CUIVRE.

Aardkorst. - calcaire : Ketelsteen. 7. Oud -.Slecht schilderij. 8. (fig.) Vieille - : Ouwe sok.

Crofltelette V. : Korstje.Crouton m. : Kapje van een brood. Stukje geroos-terd of gebakken brood. Kladschilder. Ouwe sok.

Croyable : Geloofwaardig.Croyance V. : Geloof. Mening.Croyant : Gelovig. I m. : -e.I. Cru : 1. Rauw (vlees, vrucht). 2. Onverteer-baar. Eau -e : Schraal water; w. zonder bijmeng-sel. 3. Ruw, onbereid ; ongebakken. 4. Lomp,ruw, onbeleefd. Onwelvoeglijk. Hard (kleur).Onbewimpeld. Kras. Scherp, he der (licht). I A

-: Zonder dat er iets tussen is, zo maar. Botts -,chausse a - : Met de laarzen over de blote benen.

II. Cm (dikwijls era) m. : 1. Gewas van een be-paalde plaats. Vin du - : Landwijn v. 2. Wijn-soort v. Grand - : Beroemd gewas, - merk. 3.(fig.) De son - : Eigengemaakt, van eigenvinding.

Cruautê v. : Wreedheid.Cruehe v. : 1. Kruik v. Tant ye la - a l'eauqu'entin elie se casse : De kruik gaat zolang towater tot zij barst. 2. (f a m.) Onnozele hall m.

Cruchëe v. : Kruikvol v.Cruchette V. : Beddekruik. Warme kruik.Cruehon m. : Kruikje. Beddekruik v.Crucifère : Kruisvormig, -dragend. Les :Kruisbloemigen.

Crucifiement of -fiment m. Kruisiging.Crucifier : Kruisigen, aan kruis slaan. Kastij-den (vlees).

Crucifix m. (spr. -fi) : Kruisbeeld.Crucifixion v. : Kruisiging.Cruciforme : Kruisvormig.Cruditê v. (z. eru bv.nw.) : Rauw-, Onverteerbaar-.Hardheid (water). Rauwe, slecht verteerbarespijzen v. , Zuur (maag). Onbetamelijk-. Lomp-Scherpheid.

Crue v. : 1. Zwelling, wassen (water). Hogewaterstand (grande -) m. Service d'annoncedes -s Riviertoezicht. 2. Groei m. Ayant toute sa- : Volwassen.

Cruel : Wreedaardig, onmenselijk. Hardvoch-tig. Wreed (lot), Ondraaglijk. Gevoelig (verwal.D'une Min -le : Afschuwelijk dom.

Cruellement : Wreedaardig.Crament : Ruw, ongezouten, onbewimpeld.Crural : Van de dij. I m. : Scheenbeenspier v.Crustaeê : Met een schaal, met schubben bedekt.Les -s : Schaaldieren.

Crypts v. : Onderaards dodengewelf. -e kapel v.Cryptogame bv.nw. en m. : Bedekt bloeiende(plant v.).

Cryptogamie v. : Bedekte bloeiwijze v.Cryptogramme m. : Stuk in geheimschrift.Cryptographic v. : Kunst van 't geheimschrift v.Cubage m. : Inhoudsbepaling, -meting. Inhoud m.Cube m. : 1. Kubus m., teerling m. Derde macht(van getal) v. 3. Kubieke inhoud m., - hoeveel-held. Metre - : Kubieke Meter.

Cuber onov.w. : Een inhoud hebben van. I ov.w. : De inhoud meten, - berekenen. Tot de derdemacht verheffen.

Cubique : Kubiek. Forme - : DobbelsteenvormRacine -; equation - : Derdemachts-wortel;- vergelijking.

Cubital : Van de ellepijp, - de voorarm, - deelleboog.

Cubisme m. : Schilderschool, die beoogt vereen-

voudiging van de vorm en de kleur door strakkelijnen en lokale kleuren en de vlakken terug-brengt tot driehoeken en veelhoeken.

Cubiste : Aanhanger van het cubisme.Cubitus m. (spr. -toss) • Ellepijp v.Cueurbitaeêes v.mv. : Pompoenachtige planten v.Cueurbite V. : (Distilleer)ketel m. Kolf v.Cueillage m. : Het plukken (ooft).Cueillaison v. : Pluktijd m.Cuelllette v. : Pluk (vrucht) m. Inzameling.Cueillir : Plukken. (fig.) Inoogsten. Voorzichtig(op)nemen. Inzamelen. Opnemen, -scheppen.Arresteren. Stelen (kus).

Cueilloir m. : Plukkorf m. Vruchtenschaar v.Cuillére, -ler v. (spr. -ere) : 1. Lepel m. -bouche : Eet-. - a potage : Soep-. 2. - d'untuyau de descente : Druip-, leksteen m. En - :Lepelvormig. Herbe a -s : Lepelblad.

Cuilleree v. : Lepelvol m.Cuir m. : 1. Huid v. (spot) Tanner le -Afrossen. Tondu jusqu'au - : Geheel kaal ge-schoren. 2. Leder. - de Russie : Juchtleer.

rasoir : Aanzetriem m. 3. Verkeerde verbin-ding tussen woorden (b.v. moi-s-aussi).

Cuirasse v. : 1. Harnas, pantser. (f i g.) Le &tautde la - : De kwetsbare plek. 2. Bekleedsel vanschubben. 3. Pantser (van schip).

Cuirasse : Gepantserd. Geharnast. (fig.) Onge-voelig (voor). Voorbereid (op). I m. : Pantserschip.

Cuirassement m. : Pantsering.Cuirasser : Pantseren. (fig.) Harnassen, wape-nen, harden.

Cuirassier m. : Kurassier (soldaat).Cuire ov.w. : 1. Toebereiden, koken, bakken,braden. (f am.) Un dur a : Een lastig heer ; eentaai heerschap. 2. Rijp doen worden (vruchten).Verteren (maag). 3. Bakken (aardewerk. steen).Zieden (zeep). Une terre cuite 'n Beeldje vanterra cotta. I onov.w. : 1. Koken, bakken, braden.Faire - qch : Jets koken enz. (f a m.) C'est cult :Da's near de haaien; - gedaan. 2. (fig.) Zeerdoen, schrijnen, branden. Il vous en cuira : Het zalu berouwen.

Cuisant : Pijnlijk, smartelijk; schrijnend(smart); vinnig (kou); grievend.

Cuiseur m. : Kookpot m.Cuisine v. : Keuken v. - portative : Kist met

keukengerei v. Latin de - : Potjeslatijn. 2. Kook-kunst v. Savoir la : Kunnen koken. 3. Voed-sel. Faire la : Voor 't eten zorgen. - bour-geoise : Burgerpot m. Livre de - : Kookboek.4. (fig.) Geknoei, gekonkel.

Cuisiner onov.w. : Eten koken. I ov.w. : Toebe-reiden. (fig.) Knoeien. Bewerken, uithoren.

Cuisinier m. : Kok. Kookboek.Cuisiniêre v. : Keukenmeid. Braadtrommel v.Keukenfornuis.

Cuissard m. : Dijstuk (harnas).Cuisse v. : Dij v. Bil v. Bovenbeen. - de volaille: Vogelboutje. Se croire sorti de la - de Jupiter: Doen alsof men van hoge afkomst is.

Cuisson v. : Het koken, bakken, braden. Brandendschrijnend gevoel. Gaarheid.

Cuissot m. : Dijstuk, bout (van wild) m.Cuistre m. : Schoolvos. Dwaas. Kwast.Cuite v. (z. cuire) Het bakken, zieden, opkoken.Baksel. (fam.) Roes m.

Cuivrage m. Verkopering.Cuivre m. : 1. (Rood) koper. 2. Des -s : Kopergra-vures v.; koperen blaasinstrumenten; koperwerk.

Page 128: aardrijkskunde - DBNL

C,UIVR. 112

CURION.

Cuivrè : K operkleurig. Metalen (stem).Cuivrer : Koperen, verkoperen.Cuivreux : 1. z. euivre. 2. (scheik.) Koper-.Cul m. (spr. ku) : 1. Achterste, gat. Etre renverse- par-dessus téte : Met de billen omhoog vallen;(fig.) overhoop liggen. Le,cher -, bailer le - a :Laag vleien. Jouer a - leve : Om beurten spe.len, z6 dat de verliezende zijn plaats afstaat-- -de-plomb (my. culs-de-plomb) : Plakker ; iem. diezit heeft. - -de-jatte (my. culs-de-jatte): Iem. zon-der benen, die zich op een bak voortschuift.Bouche en - -de-poule : Pruimemondje. - -blanc(my. -s- -s) : Witstaart m., watersnip v. 2. Bo-dem m., onderste deel. Couleur - de bouteille :Donkergroene. Mettre une charrette a - : Eenkar met 't lamoen omhoog plaatsen. - d'artichaut(me. cuts d'artichaut) : Vlezig deel der artisjok.- -de-sac (my. culs-de-sac) : Doodlopend straatje ;kreek v., bocht v. - de basse-fosse (my, culs debasses-fosses) : Onderaards kerkerhol. --de-lampe (my. culs-de-lampe) : Rond zolderingsieraad;sluitvignet, -stuk (boek).

Culasse v. : 1. Stootbodemstuk. Canon -, fusil -,arme se chargeant par la - : Achterlader. 2.Ondervlak (diamant).

Cul-blane en andere samenst. z. eul.Culbute v. : Tuimeling, buiteling (has overkop). Val achterover m. (fig.) Val, ruine v.

Culbuter onov.w. : Tuimelen. Over de kop slaan(auto). (fig.) In 't ongeluk gestort worden. Iov.w. : Doen tuimelen. Omwerpen. (fig.) In 'tongeluk storten.

Culbutis m. : Hoop dooreengeworpen dingen m.Cul-de . . . z. cal.Culee v. : Staartstuk (hind). Boomstomp v. Land-hoofd (brug).

Culiere v. : Staartriem (sangle -) m.Culinaire : Van de keuken. Art - : Kookkunst.Culminant : Hoogste, top-.Culmination v. : Doorgang boven de horizon(van een ster) door de meridiaan m.

Culminer : Zijn toppunt bereiken (boven dehorizon; ook fig.).

Culot m. : Voet, bodem m., Bezinksel. Klokhuisje(in pijp). Nestvogel. Heksluiter. „Lef", durf m.

Culottage m. : Het doorroken (pijp).Culotte v. : 1. Korte broek (- courte, paire de-8 ) v. (mil.) Une vieille - de peau : Fen oud-gediende. 2. Broek. Cette temme porte (les) -s :Heeft de broek aan, is de baas. 3. Vertakte pijp v.4. (spot) Roes m. 5. Broek, onderlijf (vee ; vogel).6. (s p el) Verlies.

Culotter : (Iern.) een broek aandoen. Doorroken(pijp). Se - le nez : Een rode neus van 'tdrinken krijgen. I se - : Zijn broek aandoen.Doorgerookt worden.

Culottier m. : Handelaar in leerwaren (broe-ken, handschoenen, enz.). Broekenmaker.

Culpabilite v. : Strafbaarheid, schuld v.Culte m. : 1. Eredienst m. Geloof. Liberte des -8 :

Godsdienstvrijheid. 2. Verering. - des idoles :Afgodsdienst. - des images : Beeldendienst. 3.(fig.) Diepe verering, aanbidding. 4. Godsdienst-plechtigheden.

Cultivable : Bebouwbaar.Cultivateur m. : Landbouwer. Schoffelploeg v.Cultiver : 1. Bebouwen (grond). (f i g.) Il taut- son jardin : Men moet, zonder philosophe-ren, zijn werk doen. 2. (Aan)kweken (plant).3. (fig.) Zich toeleggen op wetenschap, (kunst).

Ontwikkelen, volmaken. Un esprit -ive : Een ont-wikkeld meas. 4. Verbouwen (in 't groot).5. (f i g.) Aanhouden, in ere houden.

Cultuel : Voor de eredienst.Cultural : Landbouw-.Culture v. : 1. Bebouwing (grond). Aankwe-king, teelt v. Verbouwing (in 't groot). Bouil-lon de - : Vloeistof, waarin bacteribn wordenaangekweekt. 2. Bebouwd veld. 3. Opvoeding,ontwikkeling (geest). 4. Beoefening (kunst).

Cultural : Beschavings-.Cumes v. : Cumn (Italic).Cumin m. : Komijn (plant) m. (ook) Karwij v.Cumul m. : Samenvoeging (rechtzaken, straffen).Vereniging (van ambten of traktementen).

Cumulatif : (recht) Ophopend, dubbel.Cumulativement : Gezamenlijk.Cumuler : (r e cht) Samenvoegen, in zich ver-enigen. Verscheidene betaalde betrekkingen ge-lijktijdig bekleden.

Cumulus m. (spr. -lass) : Stapelwolk v.Cunêiforme : Wigvormig. Ecriture - : Spijker-schrift (Assyriers).

Cupide en -ment : Hebzuchtig.Cupiditê v. : Hebzucht v.Cupidon m. : Liefdegod, Cupido.Cuprifére : Koperhoudend. (h an del) Valeurs-s : Koper(mijn)waarden.

Cuprique : Met koper. Acide - : Koperzuur.Cupulifbres v.mv. : Napjesdragende planten v.Curable : Geneesbaar.Curacao m. : Curacao (eiland en likeur).Curage m. : Reiniging. Uitbaggering.Curatelle v. : Voogdij-; curatorschap Trust-maatschappij.

Curateur m. : Voogd; curator. Trustee.Curatif bv.nw. en m. : Geneeskrachtig (middel).Curation v. : Geneeskundige behandeling.Cureuma m. : Geelwortel v., kurkuma.Cure v. : 1. (oud) Zorg v. Il n'en a - : Hij be-kreunt er zich niet om. 2. Pastoorsambt. -wo-oing. 3. Geneeswijze v. Kuur v. 4. Genezing.

Cult m. : Pastoor. C'est Gros-Jean qui vent enremontrer a son - : 't Ei wil wijzer zijn dande hen.

Cure-dent m. (me. - -dents) : Tandenstoker.Cure v. : 1. Deel van 't wild, dat aan de hon-den wordt gegeven. 2. (fig.) Verdeling vande buit. - des places : Baantjesjagerij.

Cure-male m. (me. - -tales) : Baggermolen m.Cure-ongle m. (my. - -ongles) : Nagelmesje.Cure-oreille m. (ma. - -oreilles) : Oorlepeltje.Oorworm m.

Cure-pipe m. (my. - -pipes) : Pijpuithaler.Curer : Reinigen. Uitbaggeren. Ruimen.Cureur m. : Baggerman. Putruimer. Rioolwerker.Curial : Van pastoor, parochie of pastorie. Vande curie.

Curie v. : 1. Deel van een Rom. stam, curia v.Vergaderplaats ener curia; - van de senaat v.Stadsbestuur. 2. Bestuur, gerechtshoven, beheer-ders van de pauselijke staat, Roomse curie.

Curieusement : 1. Zorgvuldig, kunstig. 2. Nieuws-gierig.

Curieux : 1. Zorgvuldig, nauwkeurig. 2. Weet-gierig, onderzoekend. 3. Nieuwsgierig. 4. Merk-waardig. 5. Zeldzaam, vreemd. I m. : Weet-.Nieuwsgierige. Le - de l'affaire : Het zonder-lingste van 't . geval.

Curion m. : Priester -. Hoofd ener curia, curio.

Page 129: aardrijkskunde - DBNL

CURIOSITE. 113 DAMASQUIN.

Curiosite v. : Weetgierig-. Nieuwsgierig . . Merk-waardig-. Zeldzaamheid. Des —s : Rariteiten.J'ai la — des tableaux : Ik ben een lief-hebber van. Pour la — du fait : Omdat 'tzo vreemd is.

Curry m. : Kerrie v.Curseur m. : Loper (op schroef, passer, enz.).Ritssluiting.

Cursif : Snel opgeschreven, vlot (stijl). Ecriture-ive : Lopend schrift.

Curule : Chaise — : Ivoren erezetel (Rome).Curviligne : Kromlijnig.Custode m. : Opzichter. Waarnemend klooster-overste. Achterruit van auto. I v. : Altaargordijn.Dekkleed van een hostievat.

Cutane : (in samenst.) Huid-.Cutieule v. : (plantk.) Opperhuid v.Cuvage m. : Het laten gisten (wijn).Cuve v. : quip v., tobbe v., vat. — baptismale:Doopvont v.

Cuveau m. : Kuipje.Cuvee v. : Perskuip vol. De premiere — : Vanongeperste druiven. Faire plusieurs --s : Ver-scheidene malen persen. (fig.) De la meme — :Van 't zelfde slag.

Cuveler : Beschoeien.Cuver onov.w. : In de wijnkuip gisten. I ov.w. :— son yin : Zijn roes uitslapen. — sa colere : Zijnwoede uitrazen.

Cuvette v. : 1. Waskom v. 2. Closetbak m.3. Wasbak. 4. Bakje, kuipje. Barometre a —: Bakbarometer. 5. Deksel over de onrust (hor-loge). 6. (aardk.) Korn v.

Cuvier m. : Wastobbe v. Kuipenhuis, -kelder m.Cyanhydrique : Van cyaanwaterstof. Acide —: Blauwzuur.

Cyanogêne m. : Cyaan (gas).Cyanure m. : Cyaanzout. — de ler : Pruisischblauw. — de potassium : Cyaankali (vergif).

Cyclable : Befietsbaar, fiets-. Trottoir —: Fietspad.Cyclamen m. (spr. -mean) : (plantk.) Cycla-men, varkensbrood.

Cycle m. : 1. Tijdkring m., -cirkel m. — lunaire :Maankring (19 jaar). — solaire : Zonnekring (28jaar). 2. (t a alk.) Reeks gedichten over een

zelfde tijdvak of onderwerp v., cyclus m 3. (ver-ouderd) Rijwiel.

Cyclique : Van een tijdcirkel. Na zekere tijdterugkerend (ziekte). Van een reeks gedichten.Les poetes —s : De dichters, die de Trojaansecyclus hebben samengesteld.

Cyelisme m. : Het wielrijden.Cyclists m. : Fietser. I bv.nw. : Fists-.Cyeloide v. (wisk.) : Radlijn (lijn beschreven dooreen punt aan de omtrek van een rollend rad) v.

Cyclone m. (spr. -one) : Wervelstorm m.Cyelope m. : Rees met den oog, cycloop.Cyelopeen : 1. Uit de tijd der Cyclopen. Con-structions —nes : Uit reusachtige blokken opge-trokken gebouwen. 2. Ruw en geweldig.

Cygne m. Zwaan m. Groot dichter. Le — deMantoue : Vergilius. Le — de Cambrai : Fdnelon.

Cylindrage m. : Het walsen. - mangelen. - rol-len. - pletten.

Cylindre m. : 1. (wisk.) Cylinder m., rol v.2. Rol, -blok, -steen m.; mangelrol; pletrol. Pas-ser au — : Mangelen. 3. Cylinder (machine).

—de pompe : Pompbuis v.Cylindrer : Walsen. Mangelen. Rollen. Pletten.Cylindrique : Rolrond, cylindrisch.Cymaise z. cimaise.Cymbale v. : (muz.) Klankbekken, cimbaal (derOuden). Bekken (thans).

Cymbalier m. : Bekkenspeler.Cymri9ue (spr. sinr-) : Cymrisch (soort Keltisch).Cynêgetique : Van de jacht. I v. : Jacht v.Cynique en —ment : Schaamteloos, ruw ennuchter, cynisch.

Cynisme m. : Leer der Cynische school (Griekse wijsg.) v. Onbeschaamd-, ruwheid.

Cynocephale m. : Hondskop-aap m.Cypres m (spr. sipre) : 1. Cypres (boom) m. 2.(dichtk.) Rouw m., dood m.

Cyprin m. : — dore : Goudvis m.Cypriote : Uit -. Bewoner van Cyprus.Cystique : Van de galblaas.Cythere v. : Cythera, aan Venus gewijd eiland.

(t h a n s) Cerigo.Cytise m. : Gouden regen (plant) m.Czar, —ine, —ewiteh z. Tsar enz.

D

D m. : 1. (letter) D v. 2. (rom. cijfer) = 500. z.N.-D. D' z. de. Le systeme D. : (le g e r) Debrouil,le-toi. Zie maar dat je je refit.Dr. : Docteur : Doctor; Directeur : Bestuurder.Da : Waarlijk. z. oul-- en nenni--.Da capo : (muz.) Van voren of to herhalen.Dactyls m. : 1. Versvoet van den lange en tweekorte lettergrepen m., dactylus m. 2. Vinger-kruid. — pelotonne : Kropaar v.

Dactylo in. en v. : Tikker, tikjuffrouw.Daetylographe m. : Schrijfmachine v. I m. env. : Machine-schrijver, -ster.

Dactylographier : Typen, tikken.Daetylolalie v. : Vingerspraak v., -taal v.Dada m. : (kind.) Paard. (fig.) Stokpaardje.Dadais m. : Lummel. Grand — : Slungel.Dague v. : Dagge v., ponjaard m. Eerste gewei.Daguerreotype m. : Lichtbeeld (eerste photo).Daguerreotypie v. : Eerste vorm der photo-graphie M.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek.

Dahlia m. : Dahlia v. — -cactier : Cactus-dahlia.Daigner : Zich verwaardigen, gelieven. Dai-gnez agreer (onder aan brief) : Ontvangt hierbij.

Daim m. (spr. din) : Damhert. Hertsleer. (fig.)Stommerik. Peau de — : Zeemlap.

Daine v. : Wijfjesdamhert.Dais m. : Baldakijn m., (troon)hemel m. — deverdure, - de feuillage : Bladerdak.

Dallage m. : Het bevloeren -. Vloer (met tegels) m.Dalle v. : Marmerplaat v.; vloersteen m.; -tegelm. Grafzerk v. Moot (vis) v. Pijp v.

Daller : Met tegels bevloeren.Dalmatique v. : (Kath.). Opperkleed van dendiaken bij de mis, dalmatica v.

Daltonisme m. : Kleurenblindheid.Dam m. (spr. dan) : (oudl Schade v. (godsd.)Het verstoken zijn van 't aanschouwen van God.

Damas m. : Damascus. Damast (zijde of linnen).Damascener klieg v. - druif v. - pruim v.

Damasquin : Uit -. Bewoner van Damascus.

8

Page 130: aardrijkskunde - DBNL

DAMASQUINAGE. 114

DE.

Damasquinage m. : Het damasceren.Damasquiner : Inleggen met goud of zilver.

Damasceren.Damassê : Gebloemd, damasten; gedamasceerd(staal). Linge — : Damast.

Damasser : Met bloemen of figurers versieren.Dame v. : 1. (vroeger) Edele vrouw. Notre-D- : Onze-Lieve-Vrouwe. — du patois, - d'hon-neur : Hofdame. — d'un chevalier : Aangebedene.2. Kloostervrouw; stichtsdame. 3. Vrouw, dame.Faire la grande — : De voorname vrouw uithan-gen. Dans les —8 mules : In een damescoupd.4. Juffrouw. — dela halle : Koop-, visvrouw.5. Getrouwde vrouw. Devenir — : Huwen. Unejeune — : Een jonge getrouwde vrouw. 6. (spel)Vrouw (kaarten). Koningin (schaak). Dam (dam-spel) v. Damschijf v. Koning (kegel). — de cceur;- de carreau : Harten-; ruitenvrouw. J eu de —8 :Damspel. Dame! : Ja, wat zal ik je zeggen. Ja,zo gaat 't. — oui : Och ja ... ('t moest wel,'t spreekt van zelf).

Darner : 1. (spel) Tot dam maken. — le pion 4: De loef afsteken. 2. Aanstampen.

Dameret m. : Saletjonker.Damier m. : Dambord. Ruitjesgoed.Damiette v. : Damiate (Egypte).Damnable (spr. danable) en —ment : Verdoe-

menswaardig. Schandelijk.Damnation v. (spr. dana-) : Verdoemenis.Damni, (spr. dane) bv.nw. en m. : 1. Verdoem-de. Souffrir comme un — : Helse pijnen uit-staan. Etre l'dme -nee de : Geheel toegedaan zijn.2. (fig.) Verdraaid, beroerd.

Damner (spr. dane) : Verdoemen. Faire — qn :: Iem. een doodzonde laten bedrijven; - razendmaken. I se — : Zijn zieleheil prijsgeven.

Damoiseau m. : Jonker. Saletjonker.Damoiselle v. : Jonkvrouw. Juffrouw.Dandin m. : Hals m., sul m. Vous l'avez voulu,

George — : Dat is je verdiende loon.Dandinement m. : Wiegelende gang m.Dandiner : (Het lichaam) heen en weer bewegen,

schommelen. I se — : Wiegelen.Dandy m. : Modegek.Dandysme m. : Elegante behaagzucht v.Danemark m. : Denemarken.Danger m. : Gevaar. En — de mart : In levens-gevaar. Il n'y a pas de — : Er is geen hood.

Dangereusement en -eux : Gevaarlijk.Danois bv.nw. : Deens. I m. : Deen. Deensetaal v. - dog m.

Dans : 1. (plaats) In. Ult. Boire — un verre :Uit een glas drinken. — la rue : Op straat.

—Paris : Binnen P. — Cicdron : Bij Cicero. 2.(tij d) In. Binnen, over. — quinze fours : Over14 dagen. — les 10 jours de la piesente : Binnen10 dagen na deze (brief). 3. (omgeving) In.Etre — See meubles • Zijn eigen meubels hebben.4. (to estand) In. : — l'abattement : Ter-neergeslagen zijn. Ma charrette est — les courtes: Mijn karretje hoort tot de korte.

Dansant : Dansend. Musique —e : Meeslepende.Soirée —e : Avondpartij, waar gedanst wordt.

Danse v. : 1. Dans m., het dansen. 11 n'a pasle mut a la — : Hij is neerslachtig. Ouvrir -, me-ner la — : De dans openen; (fig.) de boelaan de gang brengen. — de Saint-Guy : St-Vitusdans. 2. Dansmuziek v. -manier v. 8.(v o l k) Rammeling. Standje.

Danser : Dansen. Popelen (hart). Fare — qn

(sans violon) : Iem. afrossen. Ne savoir sur quelpied — : Niet weten waaraan zich te houden.Faire — les ecus : Veel geld stukgooien. — devantle buffet : Honger lijden.

Danseur m. : Danser.Danube m. : Donau m.Danubien : Donau-.Daphne m. : Peperboompje. I v. : Daphne (nimf).D'aprês z. apras (2).Dard m. : Werpspies v., schicht m. Angel m(fig.) Scherpe zet m. Steek (pijn) in. Filer com-me us — : Pijlsnel weglopen.

Darder : Snel werpen. Uitsteken (angel). Schie-ten (stralen). Werpen (bilk). Horizontaal uit-schieten (takken).

Dare dare : Overhaast, op stel en sprong.Dame v. : Moot (vis) v.Darse v. : Binnenhaven m., open dok.Dartre v. : Huiduitslag m.Dartreux : Huiduitslagachtig. I m. : -lijder.Date v. : Dagtekening, datum m. Dag m. Pay-able a vingt jours de — : Twintig dagen na datobetaalbaar. Prendre — : Een dag bepalen (om);(fig.) bewijzen, dat men de eerste is. Etre lepremier en — : De oudste aanspraken hebben;de eerste zijn. Faire — : Een gewichtig keerpuntvormen. De vieille — : Oude, langdurige; al lang.

Dater ov.w. : De datum aangeven van. I onov.w. : 1. Dagtekenen. Cela date de loin : Dat islang geleden. A — de : Van af. 2. (Beginnen te)verouderen. 8. Een keerpunt vormen, een be-langrijk felt zijn.

Datif m. : Derde naamval m., dativus m. I bv.nw.: Niet door de wet, maar b.v. bij testament, aan-gewezen (voogd, curator).

Datte v. : Dadel m. ( y olk) Des —1 Niks!Dattier m. : Dadelpalm (palmier —) m.Datum m. : Doornappel m.Dauber : Afrossen. Bespotten. Kwaadsprekenvan. Smoren (eten).

Daubeur m. : Spotter. Kwaadspreker.Daumont m. en v. : (soort) Rijtuig. z. atteler.Dauphin m. : Dolfijn m. Oudste zoon van denKoning van Frankrijk, dauphin.

Dauphine V. : Gemalin van den dauphin.Daurade v. : Zeebrasem m. Goudvisje.Davantage : Meer, nog meer. Langer.De, d' : 1. (bezit, afhankelijkheid) Lee let-tree du general (z. 5) : De brieven van den ge-neraal. Ce n'est pas d'un honnete homme : Dat isgeen manier van doen van een fatsoenlijk mens.La fermeture des portes : Poortsluiting. 2. (vooreen infinitief; soms met que) : Il est diffi-cile — comprendre ce passage : Die plaats is moei-lijk to verstaan C'est une honte (que) — mentir: Liegen is schandelijk. — dormir, it n'y fallaitpas conger : Slapen, daaraan viel niet te denken.— sentir qu'on a tort : En dan te gevoelen. datmen ongelijk heeft. Grenouilles — se plaindre :En de kikkers begonnen zich te beklagen. 8. (oor-spron g) Eau — source : Bronwater. Toile —Hollande : Hollands linnen. Le comte — Bour-bon : De graaf van B. Il est — Paris : Hij komtnit P. 4. (samenstelling, inhoud, hoe-v eelheid) Robe — soie : Zijden japon. Bande— voleurs : Dievenbende. Tasse — kit : Kopjemelk. Plein —, Bros — : Vol van. Quoi — nou-veau? Wat voor nieuws is er? Quelqu'un d'assezNardi pour : Iem. die stoutmoedig genoeg is om.Manger du pain : Brood eten. — certains : Enke-

Page 131: aardrijkskunde - DBNL

115

D1BLOCAGE.

len. 5. (doel, bestemming) Ordonnance -voirie Voorschrift voor de wegen. Salle d'escrime: Schermzaal. Homme - lettres : Letterkundige.Les lettres du general : De brieven voor den ge-neraal. Etre : Tot de kerk behoren. 6.(soort, maat, naam, bijnaam) Acces - fo-lie : Aanval van waanzin. Homme - courage :Moedig man. Desagreable manieres : Onhebbe-lijk in zijn manieren. Long d'une aune : Een ellang. Plus petit d'un metre : een meter kleiner.Homme - 50 ans : Man van 50 jaar (z. 8).La ville - Naples : De stall N. Meiller a desdeux, trois heures : Soms om twee, drie uur wak-ker makers. La soiree est d'un long : De avondvalt zo lang. 7. (p la at s) Tirer de l'eau dupuits : Water uit de put halen. Venir -Paris :Uit P. komen. - point en point : Van stukje totbeetje. 8. (tij d) Aveugle naissance : Blind vanof de geboorte. - ma vie : In mijn leven.

-jour ; - nuit : Des daags; des nachts. Du jour.- la journie; - la nuit : De hele dag; -nacht. Mon ami - 50 ans : Mijn vriend sedert50 jaar. 9 (o or z a ak) Aime - tous : Door allenbemind. Fou - rage : Dol van woede. Souffrir -la soil : Dorst lijden. 10. (rniddel) Se nourrir -viande : Zich met vlees voeden. User - ruse :Een list gebruiken. Jouer la flats : Op de fluitspelen. 11. (manier van doen) Regarder -travers : Van ter zijde aanzien. Re,gner - fait :Inderdaad regeren. 12. (expletief) Si j'etaisque - vous : Zo ik u was. Ce que c' est que - nous :Wat zijn we toch ongelukkig, - zwak. 3000 frs -perdus : 3000 frs naar de maan. I m. : Kenmerkvan adeldom. Avoir le - : Van adel zijn.

De m. : 1. Dobbelsteen m. Jouer aux -s : Dobbe-len. Tenir le - (de la conversation) : 't Hoogstewoord voeren. Le - en est Yeti : De teerling isgeworpen, de kogel is door de kerk. 2. Domino-steen. 3. Vingerhoed (- a coudre) m.

Deambuler : Rondwandelen.Debacle v. : IJsgang m., kruien. (fig.) Val m.,plotselinge ondergang m., ineenstorting.

Mader ov.w. : Ontruimen (haven; deur).onov.w. en se - : Kruien, losraken (rivier).

Deballage m. : 't Ontpakken. Uitgepakte waren vVliegende winkel m.

Mailer : Ont-; uitpakken (kist).Debandade v. : Algemene verwarring, verwar-

de aftocht m. A la : In het wild, in 't honderd.Debander : Ontspannen (boog). De blinddoekafdoen (van de ogen). Ontzwachtelen, 't ver-band afnemen van I se - : Zich ontspannen(boog). De gelederen verlaten, verward uiteen-lopen. Zachter worden (weer).

tamper (De bank) doen springen.Debaptiser (spr. -bati-) : Verdopen. Een ande-re naam geven aan.

Dêbarbouillage m. : Het wassen.Debarbouiller : Wassen. (f i g.) Uitwissen.I se : Zich reinigen. (fig.) Zich nit de ver-legenheid redden.

Debarcadere m. : Los-; ladingplaats v., steiger mPerron -; station van aankomst.

Debardage m. : Het lossen (hout). Het vervoe-ren (stammen).

Debarder : Lossen (hout). Vervoeren.Debardeur m. : Houtdrager. Sjouwer. Bootwerker.Marque m. : Nouveau - : Nieuweling, groen.

Au : Bij aankomst.Debarquement m. : 't Lossen (waren), ontsche-

ping (passagiers), 't uitstappen (reizigers). Lan-ding. 't In de steek laten, 't over boord gooien.

Dêbarquer ov.w. : Lossen (waren), ontschepen.(fig.) Afzetten, over boord gooien. I onov.w. :Landen. Uitstappen (rijtuig).

Dêbarras m. : 1. (tam.) Bevrijding, verlichting.Il est parti, bon -! Hij is weg, dat lucht op! 2.Rommelkamer (cabinet de -) v.

Debarrasser : Ontlasten; opruimen (kamer);bevrijden van. I se - de Zich bevrijden -; -ontdoen van (kleed); - afmaken van (iem.).

Debarrer : De slagboom grendel wegnemen.Mat m. : Bespreking. Mondelinge behandeling,de debatten. (Woorden)twist m. -wisseling.

Debater : Ontzadelen (lastdier).Debatir : Afbreken. Rijgdraden halen uit.Matte : 1. Bespreken, debatteren over. C'estune affaire a - entre vous : Dat moet gij maaruitmaken. Prix a - Nader overeen to komenprijs. 2. Redetwisten over. 3. Betwisten. 4. Over-wegen (iets). I se : Bepraat Betwist worden.Twisten. Tegenspartelen. (fig.) Heen en weergeslingerd worden. - contre : Worstelen tegen.

Manche v. : Slemperij, overdaad v. Liederlijk-heid, ontucht v. Slemppartij v. (fig.) Misbruik.Faire une petite - : Het er eens van nemen.- d'esprit : Dolle geestigheid.

Debauehe m. : Wellusteling, losbandig mens.bv.nw. : Losbandig.

Debaucher : Van zijn plicht afhouden. Verleiden.Tot losbandigheid -. Tot staking overhalen. I se- : Tot losbandigheid vervallen.

Debaueheur m. : Verleider.Dêbet m. (spr. -be) : Achterstand m.,'t verschuldigde.Mile en -ment : Zivak, krachteloos.Debilitation v. : Verzwakking.Debilite v. : Zwak-, tengerheid.Minter : Verzwakken.Debinage m. : Kwaadsprekerij, afkammen.Miner : Geen goed haar laten aan, afkammen.Verklappen. I se - : 'm Smeren.

Debineur m. : Afkammer. Verrader.Debit m. (spr. -bi) : 1. Verkoop in 't klein m.

Staatswinkel van monopolie-artikelen m. De bon- : Dat goede aftrek vindt. 2. Zaakje, winkel.Kroegje, bar, slijterij (- de vin(s)) m. 3. Hakkenen verkopen (groot stuk hout, vlees). 4. Water-verval. Afvoervermogen. Verbruik (gaspit). 5.(fig.) Voordracht v., manier van spreken v.6. Debetzijde v. Debetpost v. Porter au - de: Debiteren voor.

Debitant m. : Kleinhandelaar. Slijter (- de vins).Miter : 1. In 't klein verkopen. Slijten. 2.Verspreiden, uitstrooien. 3. In stukken verde-len, op lengte hakken (hoot). 4. Geven, leve-ren (water, gas, in een vaste tijd). 5. (fig.)Voordragen, zeggen. 6. Op (iem.) debet in-schrijven.

Debiteur, -trice : 1. Schuldenaar, -ster. CompteDebet-rekening. 2. (v. : -tease) Verspreider,

-ster (van nieuwtjes)Deblai en --ement m. : Weg-, ontruiming.Weggraving. Deblais : Weggegraven aarde v.

Deblaterer : Hevig uitvaren.Deblayement z. deblai.Deblayer : 1. Weg-, ontruimen. Weggraven.(fig.) - le terrain : De weg barren. 2. (fig.)Snel voorlezen, afratelen. 3. Schoonvegen (land).

Debloeage m. : Het uitnemen (gekeerde letters).Ontzet. Vrijmaking (spoor).

Page 132: aardrijkskunde - DBNL

DEBLOQUER. 116 DRCAtDRE.

Debloquer : Uitnemen (gekeerde letters). Ontzet-ten. Vrijmaken (de (spoor)weg.)

Moire m. : Lelijke nasmaak m. (f i g.) Bittereterugslag m., verdriet.

D6boisement m. : Ontbossing.D6boiser : Ontbossen.Deboitement m. : Verstuiking.Molter : Ontwrichten, verstuiken. Uit elk.nemen (buizen). I se — : Uit het lid raken. Uithet verband raken.

D6bonder ov.w. : De stop wegnemen van (vat).— son cceur : Zijn hart uitstorten. I onov.w. :Wegvloeien. Losbarsten (tranen). I se — : Ledig-lopen. Uitstromen. Zijn hart uitstorten.

D6bonnaire en —ment : Goedig, sullig. Louisle D- : Lodewijk de Vrome.

DObonnairet6 v. : Goedig-, sulligheid.Mord m. : 1. Overloop m. — de bile : - van gal.2. Buitenste muntrand m.

DObordement m. : Overstroming. Uitstorting(gal). (fig.) Inval m. Stroom m. Uitbarsting(vreugde). Losbandigheid.

D6border ov.w. : 1. Doen stromen over. 2.De rand afnemen van. 3. Van de oever, - randverwijderen. — un drap, - un lit : Een ingestoptlaken, - bed uittrekken. Cet enfant est &bora :Is bloot gewoeld. 4. Steken buiten, hangenover. 5. (fig.) De baas zijn, overstelpen. De-bora (par l'ouvrage) : Overstelpt (met werk-zaamheden). I onov.w. : 1. Buiten de oevers tre-den. 2. Overlopen (gal). Tot een uitbarstingkomen. Joie -ante : Uitbundige vreugde. A cceurdeborde : Openhartig. 3. (f i g.) De overhand nemen.4. De oever verlaten; van board gaan. 5. Inmenlgte toestromen. 6. Uitsteken, overhangen.

D6bott6 m. : Ogenblik, waarop men de schoe-nen uitdoet. Au — : Zo van de reis.

Debotter : (Iem.) de laarzen uittrekken.Debouche m. : Uitgang m., -weg m. Afzetmarktv., -gebied (voor koopwaar).

D6bouchement m. : Het openen, - ontkurken(fles); het opruimen. Uitweg m.

D6boucher ov.w. : Openen, ontkurken; ruimen,doorsteken; vrijmaken (doorgang). I onov.w. :(Uit een engte) uitkomen. Uitmonden, -komenin. Draaien in (straat).

D6boueler : Losgespen. (f a m.) Openen (haven).De krullen makes uit. 1 se — : Los -, uit dekrul gaan.

Moulin m. : Kookproef (stoffen, kleuren) v.Debouillir : Aan de kookproef onderwerpen.Deboulonner : Losschroeven, uit elk. nemen.DObourber : Uitbaggeren. Uit de modder halen.Van modder reinigen. (fig.) — qn : Iem. uit deverlegenheid redden; - uit het slijk halen.

D6bourgeoiser : De burgerlijke manieren afleren.I se — : Zijn - afleggen.

Debourrer : Ontharen. Het vulsel halen nit.Leeghalen; doorsteken. Ontbolsteren (iem.).

Motifs of —6 m. : Voor-, uitschot. Kleine on-kosten. Rentrer dans sea —(s) : Zijn voorsehotterugkrijgen.

Deboursement m. : Het voorschieten.D6bourser : Uitbetalen. Voorschieten.Debout : Overeind, op de been, staande. Op, nietto bed. Levend. Mettre — : Overeind zetten.Rester — : Blijven staan; (f i g.) zich niet willenbuigen. Mourir — : Met 't zwaard in de hand -;midden in zijn werk sterven. Etre — : (me ns)Staan; op zijn; (dier) staan; opzitten. Il dort — :

Hij slaapt, waar hij staat. Des raisons qui netiennent pas — : Redenen, die geen steek houden.—! Sta op! Op! Magistrature — : Procureurs- enadvocaten-generaal en openbaar ministerie. Semetre — : (Rechtop) gaan staan.

D6bouter : (r e c ht) Ontzeggen, afwijzen (eis).— qn de sa demande : Iem. zijn eis ontzeggen.

D6boutonner : 1. Losknopen. Rire a ventre de-boutonni : Schudden van 't lachen. 2. De knopafnemen van (floret). I se — : Zijn kleren los-knopen. Vrijuit spreken.

D6braill6 m. : Ongegeneerdheid. I bv.nw. : Metlosse kleren, slordig; ongegeneerd.

D6brailler (se) : Zijn goed losmaken.D6brancher : Afstellen (radio).D6brayer : Ontkoppelen, uitschakelen.D6bredouiller : (fig.) Weer op de been helpen.

1 se — : Er weder bovenop komen.D6brid6 in. : Au — : Bij aankomst.Debridement m. : Onttoming.Debrider : 1. Onttomen. Sans — : Zonder rus-ten, - eten, - oponthoud. Appetits debrides :Ongebreidelde begeerten. — son discours : Zijntoespraak afraffelen. 2. Losmaken, -snijden.

Debris m. : Overschot, -blijfsel; (brok)stukken;wrak, puin.

D6brocher : Losmaken (boek). Afnemen (van 't spit).Debrouillard m. en bv.nw. : (Tem.) die er zichweet door te staan.

D6brouillement m. : Ontwarring. Opheldering.Ordening.

D6brouiller : Ontwarren (draad). Uit elk. halen(rekening). Uiteenzetten, ophelderen (taken).Orde brengen in. I se — : Helder worden. Frisworden (gelaatskleur). Ophelderen (trekken). Zicher doorslaan.

D6bueher onov.w. : Mt 't bos komen (wild).I ov.w. : - opjagen. (f i g.) Opjagen. I m. : Het tevoorschijn komen.

D6busquer ov.w. : (Den vijand) uit 't bos,uit zijn positie verdrijven (oak fig.). I onov.w. :Plotseling to voorschijn komen.

Debut m. : 1. Eerste slag m., - zet m., - scootm. 2. Eerste stap m.; - werk; - optreden. Iln'en est pas a son — : Hij heeft dat weer bijde hand gehad. 3. Begin. Des le — : Dadelijkbij 't b.

Mutant m. : Beginner, nleuweling.Muter onov.w. : (s p el) Uitslaan, -stoten, -zetten.Beginnen (in loopbaan); voor 't eerst optreden.Beginnen. - te praten. 1 ov.w. : (spel) Van hetdoel afslaan.

Devi bw. : Aan deze zijde. —, dela : Aan beidekanten, been en weer. Au —, en — de : Aandeze zijde van. Etre -, rester en — de : Te kortschieten in. I vz. : Aan deze zijde van.

D6cachetage, -6tement m. : Het openmaken (brief).- verbreken (zegel).

D6cacheter : Verbreken (zegel). Openen (brief).Decade v. : Tiental, 10 stuks. Reeks van 10 da-gen (Republ. kalender 1793) v. - 10 jaar.

Decadence v. : Verval, ontaarding. De laatsteeeuwen van 't Romeinse Keizerrijk v.

Decadent bv.nw. : In verval gerakend. I m. : De-cadent schrijver. L'ecole —e of les ---8 : Schrij-vers (1880), die voorwendden te behoren toteen tijdperk van kunstverval.

Mead' m. : Tiende dag van een Republ. decade(kalender van 1793) m.

Madre bv.nw. en m. : Tienvlakkig (lichaam).

Page 133: aardrijkskunde - DBNL

117 DECHIREMENT.DPCAFEINE.

DêeafantS : Cafeine-vrij.Dêeagone m. : Tienhoek m. I bv.nw. : 4g.Dkagramme m. : Gewicht van 10 gram, decagram.Weaisser : Uitpakken. Uit de bakken nemen

(planten).Dècale m. : Gewichtsverlies.Dkalage m. : Storing. Verschil. 't Niet uitkomen.Mealcomanie v. : Aftrekplaatje.Decalitre m. : Maat van 10 liter v., decaliter m.Deealogue m. : De tien geboden.Dêcalotter : Van boven ontbloten.Deealque m. : Tegenafdruk m. (fig.) Slaafsenavolging.

Decalquer : Een tegenafdruk maken van. Papiera — : Calqueerpapier.

Decametre m. : Maat - v. Meetketting van 10 me-ter m. Decameter m.

Decampement m. : Het opbreken van 't kamp.Weamper : 1. De legerplaats opbreken. 2. (fig.,f am.) Zijn biezen pakken.

Dècanal : Van een deken.Deeanat m. : Dekenschap.Decantage m., -ation v. : Het klaren (vocht).Decanter : Langzaam afgieten, kiaren (vocht).Decapitation v. : Onthoofding.Dkapiter : Onthoofden. Het bovenste deel af-nemen van. (f i g.) Van zijn waardigheid beroven.

DOcapode : Tienpotig. I m. : - schaaldier.Decarboniser : Ontkolen.Decarkner (se) : Het vasten doen ophoudendoor vlees te eten. (fig.) 't Er eens van nemen.

Dkarrelage m. : 't Opbreken der vloerstenen.Decarreler : Opbreken (vloerstenen).Meastere m. : Maat van 10 kubieke meters v.,decastere v.

DOcasyllabe bv.nw. en m. : Tienlettergrepig (vers).Dôcasyllabique : Tienlettergrepig.Dêcatir ov.w. : 1. De persglans ontnemen aan(taken). Decati : Dof. 2. (fig.; f am.) Verflensen,doen verleppen.

Dkatissage m. : Ontglanzing.Decatisseur m. : Ontglanzer.Decavê m. : Iem. die alles verloren heeft. I by.nw. : *Opt, aan lager wal.

Wade m. : Overledene.Dêcêder : Overlijden.Dkelement m. : Openbaarmaking. Verraad.Weeler : Openbaarmaken. Aantonen. Verraden.Decembre m. : December m.Decemment : Betamelijk. Welstaanshalve.Weemvir m. (spr. -semm-) : Tienman (te Rome).Dêcemviral (spr. -simm-) : Van de tienmannen.Dècemvirat m. (spr. -semm-) : Waardigheid -,ambt van tienman.

Dècence v. : Fatsoen, welvoeglijk-, zedelijkheid.Weennal (spr. -senal) : Tienjaarlijks. -jarig.Van de laatste 10 jaar.

Decent : Fatsoenlijk, welvoeglijk. Eerbaar.Decentralisateur, -trice : Dat de opeenhopingvan macht in MI plaats bestrijdt.

Decentralisation v. : 't Onafhankelijker makender delen van de Staat.

Decentraliser : De delen (van de Staat) onaf-hankelijker maken.

Deception v. : Teleurstelling, ontnuchtering.Weenier : De hoepels afnemen van.Dècerner : Toekennen, verlenen (eer, beloning).

Uitvaardigen (bevel).Dêcês m. : Overlijden; sterfgeval.Decevable : Gemakke/ijk te bedriegen.

DOcevant : Bedrieglijk, misleidend. Die tegenvalt.Dècevoir : Bedriegen (door schijn). Teleurstellen,ontnuchteren.

Dêchafnement m. : 't Loslaten. (f i g.) Losbarsting.— de la nature : 't Woeden der elementen.

Dêchatner : 1. Van de ketting doen. 2. (fig.)Loslaten, ontketenen. — contre : Ophitsen tegen.I se — : Zich bevrijden. (fig.) Uitvaren, razen.Door 't dolle been zijn. Losbarsten (wind).

Dêchanter : Een toontje lager zingen.Dêehaperonner : De kap afnemen van (muur).Decharge v. : 1. Lossing. 2. Losbranding (wa-pen) ; schot. 3. Ontlading (electriciteit). 4. Hetontlasten (van druk). 5. Verlichting, ontheffing(belasting). 6. Rechtvaardiging. Temoin a —: Getuige ten gunste van den beschuldigde.7. Kwijting, vrijstelling. Kwitantie v. Porter en —: In mindering brengen. Signature de — : Af-tekening voor ontvangst. 8. Rommelkamer(chambre, piece de —) v. 9. Vuilnisbewaarplaats(lieu de —) v. 10. Afwatering. Tuyau de — :Afvoerbuis.

Dêchargement m. : Lossing, het ontladen.Meharger : 1. Afladen, de last afnemen, los-sen. 2. Losbranden (wapen). Ontladen (wapen).3. Ontladen (electrische batterij). 4. Ontlasten(schip). 5. Ontslaan (verplichting), ontheffen.6. Ces timoins vous dichargent : Deze getuigenpleiten te uwen gunste. 7. Kwijtschelden, vrij-stellen van; aftekenen; kwiteren. 8. Ledigen,laten weglopen. — sa rate, - sa bile : Zijn toornluchten. I se — : Zich ontlasten. Afgaan (geweer).— de : Zich vrijmaken van; - kwijten van .— deqch sur qn : Iets aan iem. overlaten. Zich uit-storten in (rivier).

Dêchargeur m. : Losser. Ontlader (electriciteit).DêcharnO : Uitgemergeld, mager. Dor, droog.Dêcharner : Het vlees wegnemen van. Magermaken. I Se — : Mager worden.

Dêchaussement m. : Ontbloting (bovenwortels).Het blootleggen (muur, tandwortel).

Mehausser : 1. Uittrekken (schoenen en kou-sen). 2. Van onder blootleggen (muur, boom,tandwortel). I se — : Zijn schoenen uittrekken.Blootkomen (z. 2).

Dèchaux m. : (oud) Barrevoeter.Dëehe v. : (y olk) Geldverlegenheid, dalles.Decheance v. : Vervallenverklaring. Verval(mens). (r e cht) Verlies (van een recht), ont-zetting (uit macht, ambt).

Dêchet m. : Waarde-, gewichtsvermindering Afval(stof, vlees). Vermindering, daling. (h an d el)Stille uitslag m.

Dêehiffrable : Ontcijferbaar.Dêchiffrage m. : Het van 't blad spelen, - zingen.Deehiffrement m. : Ontcijfering.Dèchiffrer : Ontcijferen. Van 't blad spelen, - zin-gen. (fig.) Doorgronden.

Deehiffreur m. : Ontcijferaar (schrift). (muz.)Hij die van 't blad speelt, - zingt. Oplosser(raadsel).

Dêchiqueter : In stukjes scheuren, - knippen,- snijden. Uitrafelen. Tot in bijzonderheden uit-eenhalen. Versnipperen (stiji).

Deehiqueture v. : Kerf v., insnede v., snee v.Dbchirage m. : Het slopen (schip), - uit elk.

slaan (vlot).Dêchirant : Hartverscheurend. Rauw (hoest).Dêchirement m. : Verscheuring. —s d'entrail-les : Snijdende ingewandspijnen. —s de cceur :

Page 134: aardrijkskunde - DBNL

DECHIRER. D)COLORANT.118

Bitter leed. Des —8 : Zelfstrijd m., inwendigeverdeeldheden_

Dechirer : Ver-, of-, (open)scheuren. Slopen(schip). (fig.) Kwellen, teisteren. Il est tout dechire: Zijn kleren zijn in Harden. — les contrats : Zichniet storen aan overeenkomsten. — qn a bellesdents : Iem. goede naam bekladden. Il dechire lamain qui le nourrit : Hij mishandelt zijn wel-doener. Ces douleurs dechirent les entrailles : Diepijnen rijten de ingewanden vaneen. — le cceura qn : Iem. door 't hart snijden. Vous me clichirexles oreilks : Gij maakt een oorverdovend leven.Dechire de remords : Door wroeging gekweld.1 se — : Verscheurd worden. Zich -. Elk.verscheuren. Elk. belasteren. (fig.) Breken,bloeden (hart).

Deehirure m. : Scheur v.Dechoir : 1. Vervallen. Declarer dichu du trOne: Van de troon vervallen verklaren. 2. — deqch : Iets verliezen. L'homme dichu : De zondigewens. 3. Achteruitgaan.

De honer : (zee v.) Weer vlot maken.Deehristianiser : Ontkerstenen.Declare m. : Maat van een tieude are v., declare v.Decide : Vastberaden, funk. Preference —e :Stellige voorkeur.

Ditcidêment : Zeker, beslist. Waarlijk, waarachtig.Decider ov.w. : 1. Beslechten, beslissen, eeneind maken aan. Verzekeren (overwinning). 2.— qn a : Iem. overhalen om. Cette raison le decide :Is beslissend voor hem. 3. Besluiten tot, bepalen.I onov.w. : 1. — de qch : Uitspraak doen in,beslissen over. 2. — de -, sur qch : Zich een oordeelaanmatigen over. I se — : Beslist worden. — a :Het besluit nemen om. — pour, - en faveur de :Zich verklaren voor, kiezen.

Decigramme m. : Tiende gram, decigram.Decilitre m. : Tiende liter, deciliter m.Deciller : (fig.) — les yeux a qn : Iem. de ogenopenen. I se — : Opengaan (ogen).

Decimable : Tiendplichtig.Decimal : Tiendelig, -tallig.Decimal° v. : Tiendelige breuk v.Decimaliser : In tienen verdelen (de tijd).Decimateur m. : Tiendheer.Decimation v. : Straf, waarbij de Romeinenvan de tien mannen den door 't lot lieten aan-wijzen, dien zij doodden v., decimatie v.

Deeime m. : Tiende deel van een franc. Tien op-centen (op belasting) m. — sur lee spectacles :Schouwburgbelasting.

Weimer : 1. Straffen door eh' op tien mannente dooden (z. -ation). 2. (fig.) Wegmaaien,dunnen; ontvolken; zwaar teisteren.

Decimetre m. : Tiende meter, decimeter m.Decisit : Beslissend. Vastberaden. Aanmatigend.Decision v. : Beslissing; uitspraak v. Beslistheid.DOcisivement : Op beslissende wijze.Decisoire : (r echt) Serment —: Zuiveringseed.Deeistére m. : Tiende stere, decistere v.Deelamateur m. : Geoefend voordrager. Woorden-kramer. I bv.nw. : Hoogdravend.

Declamation v. : 1. Voordracht v. Het voor-dragen. 2. Zinledige woordenpraal v. Tomberdans la — : Bombast beginners te verkopen.

Declamatoire : Hoogdravend, vol bombast.Declamer ov.w. : Voordragen. I onov.w. : Uit-varen. Hoogdravend spreken.

Declancher z. declencher.Declaratif : Die verklaring geeft van, verklarend.

Declaration v. : Openlegging. Verklaring, betui-ging. Aangifte v. Liefdesverklaring.

DOclaratoire : Dat de verklaring in rechtenvan een felt bevat.

Declare : Verklaard; openlijk (strijd).Declarer : 1. Openbaren, -leggen. 2. Verklaren,betuigen. Aangifte doen van. Uitspreken (von-nis). Aangeven (brief met geld). I se — : Voor zijngevoelens uitkomen, zijn g. openbaren. Zijn liefde-. Zich verklaren (voor, tegen). Zich uiten. Uit-breken (ziekte). Los-. Uitbarsten (brand).

Déclassé m. : Iem. die uit zijn stand geraakt is.Declassement m. : Schrapping. W aardevermin-

dering.Declasser : Schrappen van de lijsten ener lichting.- van de voorraadstaten. Afkeuren (fort). Hetstandverschil vernietigen. Uit zijn stand rukken.In waarde doen verminderen. Valeurs declassies: Minderwaardige effecters.

Deelencher : Oplichten (deurklink). Doen af-lopen (machine, wekker). (fig.) De stootgeven tot; inzetten (aanval). I se — : In werkingtreden. Beginnen, „loskomen".

Welk m. (spr. -klik) : Veer, die een werktuigin beweging doet komen v., drukker (uurwerk).Druk op de knop (photo).

Declin m. : 1. Daling, 't ten einde lopen, laatstestadium. Le soleil est a son — : De zon daalt.Pen,cher vers son —, etre sur son — : Tanen,aftakelen. 2. Vermindering, achteruitgang m.

Declinable : (t a alk.) (Ver)buigbaar.Declinaison V. : Afwijking (ster), afstand tot de

evennachtslijn m. Miswij zing (magneet). (t a alk.)Verbuiging.

DOclinant : Afnemend.Declinatoire : 1. (re cht) Wrakend. Moyen —: Wrakingsmiddel. 2. Dat dient om de afwij-king to meters I m. : Akte van wraking.

Wollner onov.w. : Afwijken (muur, ster); Kellen.Dalen, onder-, achteruitgaan. Miswijzen. I ov.w. :Verbuigen (woord). Opgeven (naam). Wraken.Afwijzen, weigeren, bedanken voor. I se — : Ver-bogen worden.

Decliquer : De veer doen afgaan om 't werk-tuig in beweging te brengen.

DOelivite v. : Helling; glooiing.Declore en -clOturer : Ben heining wegnemenvan.

Declouer : De spijkers trekken ult. Opnemen(tapijt). I se — : Losgaan.

Decoehement m. : Het afschieten. - werpen.Moocher : Afschieten. Snel werpen. Toebren-gen (scherpe zet). Toewerpen (lonkje). Naar't hoofd slingeren (compliment).

Decoction v. : Het afkoken. Afkooksel.Deeoiffer : Het hoofddeksel afzetten, - afslaan.Ontkurken (fles). De haren in de war bren-gen. (fig.) Ontnuchteren. I se — : De harenlosmaken.

Decolerer : Uitrazen. Ne pas — : Woedend blijven.Decollation v. : (o ud) Onthoofding.Decollement m. : Het losgaan. Scheiding (weef-

sels), loslating.Decoller : (oud) Onthoofden. (Het gelijmde) los-maken. Schelden. Loskomen (vliegtuig). — labille : De bal van de band afspelen. I se — :Losgaan.

Deeolleter : Laag uitsnijden (kleed). Hale enschouders ontbloten (vrouw).

Decolorant : Ontkleurend. I m. : - middel.

Page 135: aardrijkskunde - DBNL

119 IACRIER.D1;C0LORATI ON.

Decoloration v. : Ontkleuring, verbleking.Decolorer : Ontkleuren, bleek maken. Deco-lore : Bleek; kleurloos; saai, eentonig. I se — :Van kleur veranderen.

Deeombrer : (Het hinderlijke) opruimen.Decombres m.mv. : Puin, afbraak v.Decommander : Afbestellen, afzeggen.Decompleter : Incompleet maken.Decomposable : Ontleedbaar.Decomposer : Ontbinden, ontleden. Ontbinden,

doen bederven (plant, dier). Verwringen (gelaats-trekken), doen ontstellen. Uit elk. nemen. I se — :Ontbonden -. Verdeeld worden. Bederven. Totontbinding overgaan. Een hevige onsteltenisverraden (gelaat).

Decomposition v. : Ontleding. Bederf, rotting.Ontbinding (rijk, taal). Ontstelling.

Decomprimer : Ontspannen.Decompte In. : 1. Aftrek m., korting. Faire le— de : Aftrekken; rekening houden met (tegen-vallers). Trouver du — : Zich verrekenen. 2.(handel) n d e 1) Afrekening.

Decompter ov.w. : Aftrekken, korten. (h an del)Afrekenen. I onov.w. : Van slag zijn (pendule).( fig.) Minder hoge eisen (moeten) stellen.

Deconcerter : Verijdelen. Verlegen maken, ver-bijsteren. I se — : Van zijn stuk raken.

Deconfire : (f i g.) In de pan hakken.Deeonfit : In staat van faillissement.Deconfiture V. : Volkomen nederlaag v. - onder-gang m. Staking van betaling. Faire une grande— de : Hevig huishouden onder.

Dêconseiller : Ontraden.Deconsideration V. : Verlies van aanzien.Deconsiderer : Van zijn goede naam beroven.Decontenancer : Verlegen -, bedremmeld maken. I

se — : - worden. Decontenance : Van streek. I se —: -'worden.

Deconvenue v. : Tegenslag m., teleurstelling.Decor m. : 1. Versiering. Peintre en —8 : Deco-ratieschilder. 2. Toneelversiering. -schermen,decors. 3. (fig.) Omgeving.

Dkorateur m. : Toneelversierder, decoratie-schilder. Stoffeerder.

Decoratif : Versierend. Les arts —s : Versie-ringskunst. (spot) Personnage — : Voornaamman, die door zijn tegenwoordigheid luister bijzet.

Decoration V. : Versiering. Sieraad, opschik m.Alle decors te zamen. Ereteken, ordeband, -kruis.

Wore m. : Geridderde. Iem. met een lintje.Decorer : Versieren. Stofferen. Een ridderordeverlenen aan. Een mooie schijn geven aan.

Decorner : 1. Van de horens beroven. Il faitun vent a — les bceufs : Het waait, alsof de bo-men uit de grond moeten. 2. De vouwen -, deezelsoren maken uit.

Decortication v. Het afschillen, - pellen.Decortiquer : Afschillen (tak), pellen (vrucht).Decorum m. (spr. -romm) : Welvoeglijkheid,fatsoen, decorum. Par — : Fatsoenshalve.

Deeoucher : Niet in zijn huis -; in een anderbed slapen.

Decoudre ov.w. : Lostornen. (De bulk) openrijten.I onov.w. : Van leer trekken (en —). I se — : Los-gaan (naad).

Deeouler : 1. (Af)druipen, uitvloeien. -ant defait et de mid : Overvloeiend van melk en honig.2. Voortvloeien (uit).

Decoupage m. Het uitsnijden, - uitknippen, hetvoorsnijden. Knipwerk. Zaagwerk.

Decouper : Uitsnijden (metaal, hout). Uitknip-pen (stof, papier). Voorsnijden (vlees). Ver-delen. Afsnijden. I se — : Verdeeld -, gesnedenworden. Zich aftekenen (tegen).

Decoupeur m. : Voorsnijder (aan tafel). — enbois; - en metal : Hout-; metaalsnijder.

Decouplê : Bien — : Welgevormd, flink.Deeoupler : Loskoppelen. (fig.) Uitzenden, erop afsturen.

Decoupoir m. : Doorslag (werktuig) m.; snij-machine v.; steekbeitel m.

Decoupage V. : Het uitsnijden, -knippen. Uitge-knipte figuur v. Uitknipsel (uit kraut).

Decourageant : Ontmoedigend.Dêcouragement m. : Ontmoediging.Decourager : Ontmoedigen, moedeloos maken,Decouronner : 1. De kroon afnemen. Arbre de-

couronne : Van zijn kruin ontdane boom. 2. (fig.)Verlagen.

Demurs m. : Het afnemen (ziekte, maan).Decousu m. : Gebrek aan samenhang. I bv.nw.: Los; (fig.) onsameihangend.

Decousure v. : Losgetornd deel, -e naad m.Decouvert in. : 1. (handel) Voorschotten. 2.Te kort. Etre a — : Ongedekt zijn. Vendre a —: In de wind verkopen. A — : Open(lijk), vrij,ontbloot; onbeschut; blanco (krediet). Mettre a —: Blootleggen. I bv.nw. : Open, bloot; kaal (voor-hoofd). Soulier — : Riem -, bandschoen. Voiture—e : Open rijtuig. La tete —e : Met ontbloothoofd. Se montrer a visage — : (fig.) Ronduit tewerk gaan. Pays — : Zonder bomen.

Decouverte v. : Ontdekking. Alter a la — (de):Op kondschap uitgaan ; opsporen.

Decouvrir ov.w. : 1. Ontbloten; het deksel -, hetdak wegnemen (huis). (fig.) — son jeu : Zichin de kaart laten kijken. 2. Ongedekt -, onver-dedigd laten. Aan critiek blootstellen. De handaftrekken van. 3. Openleggen, -baren. Verraden.— le pot aux roses : 't Geheim verklappen; - ont-dekken. 4. Zien, bespeuren. 5. Ontdekken, vinden.I se — : 1. Zich bloot woelen. Zijn warme klerenuitdoen. De hoed afnemen. Le ciel -, le temps sedecouvre: Heldert op. 2. Zich blootgeven (gevecht,spel). Zijn oogmerken blootleggen. 3. Zich doenkennen. - openbaren. Zichtbaar worden. - zijn 4.Ontdekt worden. 5. Bij zich zelf opmerken. I onov.w. : Droog vallen.

Decrassement m. : Reiniging.Deerasser : 1. Reinigen. 2. (f i g.) Ontbolsteren,manieren leren aan. — ses ecus : Door een adel-lijk huwelijk de burgerlijke oorsprong vanzijn geld doen vergeten.

Deerklitement m. : Verlies van vertrouwen (In).Decrèditer : Van aanzien beroven. 't Vertrouwenschokken (in). I se — : Zijn goede naam verbeuren.

Decrepit : Afgeleefd.Decrepitation v. : Geknapper, geknetter.Decrepiter : Knapperen, knetteren (in vuur).Decrepitude v. : Afgeleefdheid. (f i g.) Verval.Decret m. : Besluit, bepaling. Besluit van staats-hoofd (bij ons: Kon. Besluit). Raadsbesluit (God).

Decret-loi (my. —s--s) m. : Noodverordening.Decretale V. : Pauselijke verordening.Decreter : Bevelen, verordenen. Wegens schul-den verkopen. — qn de prise de corps : Bevel totaanhouding geven van iem.

Decrie : Berucht.Decrier : Buiten omloop brengen; in waarde doen

verminderen. In kwade reuk brengen.

Page 136: aardrijkskunde - DBNL

120 DAFECTUOSITE.D2CRIRE.

Dderire : Beschrijven. Trekken (cirkel).Decrochement m. : Het los-, afhaken.Dëcrocher : Los-, afhaken. (f am.) Krijgen, be-halen. — la timbale : De prijs bij 't mastklim-men krijgen; (fig.) zijn doel bereiken, 't win-nen. Bdiller a se — la mdchoire : Zijn kaken uit't gelid gapers.

Decroehez-moi-ga m. : Oude-kleerkoop.Decroiser : Uit een gekruiste houding brengen.Decroissance v. : Vermindering afname v. Het

zakken.Decroissant : Afnemend. Afdalend (reeks).Moron m. : Afneming (maan). Vermindering.Decroitre : Korter worden (dag). Zakken (wa-ter). Verminderen.

Decrottage m. : Reiniging. Het poetsen.Decrotter : Schoonmaken (kleed). Poetsen (laars).(fig.) Ontbolsteren. (f am.) Afkluiven.

Decrotteur m. : Schoenpoetser.Nerottoir m. : Voetschraper. IJzeren deurmat m.Deerottoire V. : Grove schoenborstel m.Deerue v. : Val (water) m.; niveauverlaging. Etreen — : Vallen.

Decruer : Ruw linnen wassen.Deo z. decevoir.Dem* : Tienvoudig. I m. : Tienvoud.Decupler : Vertienvoudigen.Neurie v. : (ge s ch.) Troep van tien man m.,decuria v.

Deetnion m. : Hoofd van tien man, decurio.Deeuvage m., -aison v. : 't Aftappen (wijn).Denver : Aftappen (wijn).Dedaigner : Versmaden, verachten, verwerpen. —de : Zich niet verwaardigen.

Dedaigneusement : Met verachting.DoSdaigneux : Verachtend, geringschattend. Volverachting. Faire le — : Uit de hoogte neerzienop alles.

Dedain m. : Verachting, geringschatting.Dèdale m. : Doolhof m. Hoogst moeilijk to ont-warren zaak v.

Dedans : Binnen, van binnen, daarin, in. Met-tre -, foutTer qn — : Iem. in de gevangenis stop-pen ; (f i g.)iem. er in laten lopen. Se mettre— : Zichvergissen; - bedrinken. Il a donne — : Hij is eringelopen. LA- — : Daar binnen, -in. Je n'entrepas — : Daar houd ik mij buiten. De — : Vanbinnen (naar buiten). En — : Van binnen; illzijn binnenste; aan de binnenzijde; (fig.) heime-lijk (lachen); gesloten (wens). Etre tout en — :In zich zelf gekeerd zijn. Des pieds en — :Binnenwaarts gekeerde voeten. En — de : Binnen,aan deze zijde van. I m. : Het binnenste, in-wendige. De ziel v. Ennemis du — : Binnen-landse vijanden. Au — de : Binnen in, aan debinnenzijde van. Au — : Van binnen, inwendig,in ons binnenste.

Dedicace v. : Opdracht (boek) v. Kerkwijding (aanGod, heilige).

Dedicatoire : Als opdracht. Epitre — : Opdracht.'Wier : Opdragen (bock). Wijden (kerk).Dódire : — qn (de qch) : Ontkennen, wat fem.gezegd heeft; iem. logenstraffen. I SO — (de): Ontkennen, hetgeen men ons toeschrijft. Her-roepen, wat men gezegd heeft. Il n'y a pas as'en — : Men kan er niet weer van terug.

Mit m. : Herroeping. Rouwgeld, schadeloos-stelling wegens contractbreuk.

Dedommagement m. : Schadeloosstelling.Dedommager : Schadeloosstellen.

Dedorer : Het verguldsel afkrabben van. Unroi -re : Die geldgebrek heeft.

Dedoublage m. : Het verdunnen met 50 p.c.water (alcohol).

Dedoublement m. : 1. Het verenigen der tweehelften tot den geheel. Verdubbeling (der rot-ten). 2. Splitsing -, verdeling in tweeen.

—de la personnalite : Dubbel-ik.Dddoubler (z. -age en -ement) : Verdubbelen. Schei-den. Splitsen. Verdunnen, aanlengen. De voeringnemen ult. I se — : Losgaan. In tweeen gaan.

Deduction v. : Gevolgtrekking. Korting, minde-ring. — faite de : Na aftrek van.

Deduire : Achtereenvolgens opnoemen. Uiteenzet-ten. Afleiden (gevolgen). Aftrekken, korten.

Mull m. : (o ud) Vermaak.Deesse v. : Godin. La — aux cent voix : De Faam.Deffther : Weer goedmaken. I se — : - worden.Defaillance v. : Verzwakking. Zwakheid. Flauwtev., bezwijming. (r e cht) 't In gebreke blijven.'t Ontbreken. Tekortkoming.

Defaillir : Ontbreken; begeven. Zwakker wor-den. In zwijm vallen. Zijn plicht niet doen,zijn gelofte verbreken.

Ddiaire : 1. Vernietigen. Verbreken. Opbreken(vloer). Afnemen (tafel). Loswoelen, afhaken ofbeslapen (bed). Uitpakken (koffer). Losmaken(knoop, kleed). Verbreken (huwelijk, contract).Nietig verklaren (huwelijk), ontbinden. Afzetten(vorst). Aangrijpen (ziekte). Overhoophalen(kamer). Un visage defait : Mager, ontsteld. Sescheveuz sont &faits : In de war. Il est &fait : Zijnkleren zijn in wanorde. 2. Ontbloten, be-vrijden, ontdoen (van). 3. Geheel verslaan(vijand). I se — : Losgaan. Zich ontkleden.— de : Zich ontdoen van.

Defaite v. : 1. (Goede) aftrek m. Marchanclises de(bonne) — : Die gemakkelijk aftrek vinden. 2.Nederlaag v. 3. Uitvlucht v.

Ddfaitisme m. Denkbeelden van den defaitiste.Defaitiste : Iem. die gelooft aan de nederlaag endus maar vrede wil.

Defalcation v. : Het aftrekken. — faite de :Na aftrek van.

Defatiguer : Opfrissen. I se — : Zich ontspannen.Defausser : Weer rechtbuigen. I se — de : (s p e 1)(Zijn sleehte kaarten) wegdoen.

Defaut m. : 1. Het ontbreken. Faire — : Ont-breken; in de steek laten (z. 2). A — de, au— de : Bij gebrek aan. A son — : Als hij erniet is. 2. (r echt) Afwezendheid. Faire — :Niet verschijnen. Condamner par — : Bij ver-stek veroordelen. 3. (fig.) Zwakke zijde v. Le— des cotes : De piaats waar de ribben ophouden.4. Onvoldoendheid, gebrek, onvolkomenheid.Pecker par — : Door tekortkoming zondigen.Trouver en — : Op een tekortkoming betrap-pen. Mettre la vigilance de qn en — : Iem. waak-zaamheid verschalken.

Defaveur v. : 1. Ongenade v. 2. Wantrouwen.(h ande 1) Diskrediet.

Defavorable en —went : Ongunstig. - gestemd,ongenegen,

Defecation v. : Outlasting. Zuivering (vloeistof).Dèfectif : (t a alk.) Waaraan zekere vormenontbreken. Onvolledig.

Defection v. : Afval m., overlopen. Faire — :Afvallig worden.

Ddfeetueusement en -eux : Gebrekkig, defect.Defectuosite v. : Gebrekkigheid.

Page 137: aardrijkskunde - DBNL

DEFENDABLE. 121 DRGAGER.

Defendable : Verdedig-, houdbaar.Defendeur m., defenderesse v. : Verweerder,-ster (in proces).

Defendre ov.w. : 1. Verdedigen. 2. Beschutten,beveiligen. 3. Verbieden. — sa porte : Niemandbij zich toelaten. I se — : Zich staande houden.Zich goed houden, jong willen blijven. I se —eontre : Zich verdedigen. - beschutten; - verzettentegen. I se — de : Zich behoeden voor, - beveiligentegen. Loochenen, ontkennen. Zich onthoudenvan. Van zich afzetten.

Defense v. : 1. Verdediging. Sans — : Weerloos.Cas de legitime — : Geval van wettige zelfver-dediging. Se mettre en — : Zich te weer stellen.L'avocat de la — : De advocaat van den be-klaagde. 2. Slagtand m. 3. (r e cht) —s (z. 4): Verweermiddelen. 4. Beschutting, beveiliging.Mettre en etat de — : In staat van verdedigingbrengen. —5 d'une place : Verdedigingswerkenener vesting. 5. Verbod. Faire — a qn de :Iem. verbieden om.

Defenseur m. : 1. Verdediger. 2. Pleitbezorger,advocaat. — d'office : Toegevoegd -.

Defensif : Verdedigend. Afwerend (gebaar).Defensive v. : Tegenweer v. Etre -, se tenir surla — : Een verdedigende houding aannemen.

Deference v. : Toegevend-, inschikkelijk, Ge-hoorzaamheid. Par — pour : Ter wille van.

Deferent : Inschikkelijk. Gehoorzaam.Deferer ov.w. : 1. Verlenen (titel); opdragen(bevel). 2. Aanhrengen. Voor een rechter da-gen. — le serment a qn : Iem. de zuiverings-eed opleggen. I onov.w. : Voldoen gehoorzamenaan, zich schikken naar. — au merite de qn Uiteerbied voor iem. verdienste toegeven.

Deferler ov.w. : Losmaken (zeil). I onov.w. : Aan-rollen en in schuim uiteenspatten (golven).

Deferrement m. : Het afnemen van beslag; -hoefijzers.

Deferrer : Beslag (deur) -; hoefijzers afnemenvan. (f am.) Il est ddlerre d'un Hij is een oogkwijt. — qn (des quatre pieds) : Iem. (geheel) vanzijn stuk brengen. I Se — : Van zijn stuk geraken.

Defeuiller : Ontbladeren. I se — : Zijn bladerenverliezen.

Dell m. : Uitdaging, -tarting. Mettre au — de :Tarten te. Porter -, faire jeter un — a : Uitdagen,tarten. Relever le — : De toegeworpen handschoenopnemen. — au bon sens : Dwaasheid.

Defiance v. : Argwaan m. — de soi-meme : Gebrekaan zelfvertrouwen.

Defiant : Wantrouwend, achterdochtig.Deficeler : Het touw losmaken van.Deficient : Onvolkomen (getal). Onvoldoend.Deficit m. (spr. -site) : Tekort, nadelig saldo,

deficit. Rester -, etre en — : Met een tekort sluiten.Defieitaire : Met een tekort.Defier : Uitdagen. (Uit)tarten. Trotseren. Nogkrasser zijn dan. Je eons en &fie : Ik zet u hette doen. Cela dafie l'imagination : Dat spot metalles wat ge u verbeelden kunt. I Se — de :Wantrouwen, op zijn hoede zijn voor. — de soi-méme : Geen zelfvertrouwen hebben.

Defigurer : Misvormen, onkenbaar maken.Defilade v. : Voorbijtrekken. Alter a la — : Ach-ter elk. voorbijgaan.

Defile m. : Nauwe pas m., engte v. 't Voorbij-trekken, parademars m.

Defiler ov.w. : Uitrafelen. Afrijgen. Voor 't geschutbeveiligen. I onov.w. : Voorbijtrekken. Elk.

opvolgen. I Se — : Losgaan (snoer). Uitgehaaldworden. (f am.) Er van doorgaan.

Denzil Bepaald (getal); omschreven. Bepalend(lidwoord). Passé — : Bepaald verleden tijd.Terme mat — : Vage uitdrukking.

Wink : Juist bepalen, - omschrijven. Bepalen,vaststellen.

Definissable : Nauwkeurig te omschrijven.Definitif : Afdoend, beslissend, onherroepelijk.

Par sentence definitive, en -ive : Bij eindvonnis.(fig.) En definitive : Ten slotte, per slot vanrekening.

Definition v. : Zuivere begripsbepaling. — de lachose — du nom : Zaak-; woordbepaling. Par —: Uit de aard der zaak, vanzelf sprekend.

Definitivement : Onherroepelijk, voor goed.Deflagration v. : Losbranding.Deflation v. : Opdrijving.Defleurir onov.w. : Uitbloeien. I ov.w. : Van zijn

bloesems beroven.Defleuraison of defloraison v. : 't Afvallen der

bloesems. 't Uitbloeien.Deflorer : Van zijn bloesems ontdoen.Defongage m. : Het diep omwerken (grond).Defoncement m. : 't Uitnemen van de bodem(vat). 't Maken van sporen, gaten (in weg). Gat.

Defoncer : 1. De bodem inslaan van (vat). In-slaan (dak). Chapeau -c4 : Waarvan de bo-dem is ingedrukt. 2. Diep omspitten (grond).3. Gaten sporen maken in (weg); doorweken.

Deformation v. : Misvorming. Wanstaltigheid.Deformer : Misvormen. °Bederven.Defourner : Uit de oven nemen.Defralehir : Van zijn frisheid beroven.Defrayer : Vrijhouden, de kosten bestrijden van.Bezighouden (gezelschap). — la conversation :Het gesprek gaande houden; 't onderwerp van't gesprek zijn.

Defrichement m. : Ontginning. Ontgonnen land.Defricher : Ontginnen. Beschaven ,(geest).Defrieheur m. : Landontginner.Defriser : 1. Ontkrullen, uit de krul doen. Vowvoila &Iris& : Uw haren zijn uit de krul. 2.(f am.) Teleurstellen, ontnuchteren.

Defroncer : De vouwen, plooien strijken uit. (fig.)— les sourcils : Weer opgewekt kijken.

Defroque v. : Aflegger, plunje v. Slechte kleren.Nagelaten plunje (monnik).

Defroque m. : Uit de geestelijke stand getredenmonnik.

Defrover : Van de monnikspij ontdoen. (fig.)Uit de geestelijke stand doen treden. Se —: De geestelijke stand verlaten.

Defunt : Wijlen. I m. : Overledene.Degage : Los, vrij, ongedwongen; achteloos. Slank.Helder. Met vrije uitgang.

Degagement m. : 1. (In)lossing (panel). (fig.)Le — de ma responsabilite : Het voldoen aanmijn verplichtingen. 2. Los-, vrijmaking. Op-miming (weg). 3. Los-, ongedwongenheid (in be-weging, toon). 4. Het ruimer maken (buik, lucht-wegen). 5. Uitgang m. Het laten weggaan. Portede — : Geheime deur; nooddeur. 6. (scheik.)Ontwikkeling (zuur, gas, damp).

Degager (z. -ement) : 1. Inlossen. Gestanddoen of terugnemen (woord). Van zich afschuiven(verantwoordelijkheid). Ontzetten (troepen). Vlotmaken (schip). 2. Los-, vrijmaken. Ontruimen(weg), schoonvegen. qn de dessous sa voiture :Iem. van onder zijn rijtuig halen. — d'une pro-

Page 138: aardrijkskunde - DBNL

122 D1HALER.D1GAINE.

messe : Van een belofte ontslaan. 3. — la taille:Het lichaam in zijn bewegingen vrijlaten. 4. Rui-mer maken (luchtwegen). 5. Uitgangen aanbren-gen aan. 6. (scheik.) Vrijmaken, ontwikkelen.Uitwasemen (reuk). 7. (fig.) Naar voren brengen(feit). I se — (de) : Zich vrijmaken, - ontslaan van(belofte). Uitvoeren (belofte). Zich losmaken uit(omarming). Ontwijken, vluchtig worden (damp).Ruimer -, helderder worden (ingewanden, hoofd).Op de voorgrond treden (uit 't onbekende).

Degaine v. : Linkse houding.Degainer : Uit de schede trekken. Il fallut — :Er moest van leer getrokken worden.

Deganter : — sa main, se — : Zijn handschoen(en)uittrekken.

Degarnir : Ontdoen (van); snoeien (boom); vankrijgsvolk ontbloten (vesting); onttakelen(schip). I se — : Baal worden (hoofd); dunner -(boomkruin). — de : Zich ontdoen van.

Deglit m. : Schade v., vernieling.Degauchir : Behakken, rechtmaken. (f am., fig.)(Iem.) zijn linksheid afleren. I se — : Beteremanieren krijgen.

Degel m. : Dooi m.Degeler onov.w. : 1. (Ont)dooien, smelten. 2. (fig.)

Warm worden (persoon). I ov.w. : Doen ontdooien,- smelten. I se — : Ontdooien, warm worden. Uitde plooi komen.

Degeneration v. : Verbastering, ontaarding.Degenere : Verworden schepsel.Degenerer : Ontaarden, verbasteren, achterult-gaan. — en : Overslaan tot.

Degenereseenee v. : Neiging tot ontaarding.Degingande : Slungelachtig, slap in de leaden.(fig.) Onbeholpen, slordig.

Degingander : Onvast maken.Deglutition v. : Het doorslikken.Degonflable : Die kan leeglopen.Degonflement m. : Het leeglopen, - dunnerworden. Het doen leeglopen, - dunner maken.

Degonfler : Laten leeglopen (ballon). Dunnerdoen worden (gezwel). — son cceur : Zijn hartuitstorten. I se — : Dunner worden. Zijn gevoe-lens de vrije loop laten. Leeglopen (ballon,luchtband). (f am.) 'm Smeren.

Degorgement m. : 't Doorsteken, ruimen (goot).Afvloeiing (water). Afspoeling (leder).

Degorger ov.w. : 1. Uitbraken (spijs, thank).2. Reinigen, doorsteken (buis). 8. Afspoelen,zuiveren (in vocht). I onov.w. en se — : Over-lopen, -vloeien. Doorbreken, zich ontlasten.Slinken (Idler). Uitstromen in. Faire — gn :lem. dwingen 't gestolene terug to geven.

Degourdi : Lenig, los. (fig.)Vrijmoedig, bij de hand.Degourdir : 1. Leniger -, losser maken. Een weiniglauw maken. 2. (fig.) Ontbolsteren, manierenleren. I se — : 1. Lenig worden. — les mains :Zijn verkleumde handen weer lenig maken. 2.(fig.) Ongedwongener worden.

Degourdissement m. : 't Leniger -. 't Lauwmaken. Eerste bakking. (fig.) Ontbolstering.

Degoat m. : 1. Tegenzin m., walg v. Prendre en— : Een - krijgen van. 2. Gebrek aan eetlust.3. (f i g.) Des —s : Krenkingen, verdrietelijkheden.

Degoatant : Walglijk, vuil. Afkeerwekkend. On-uitstaanbaar. I m. : Smeerpoets.

Degofite : Vies. Kieskeurig. Etre — de : Een walghebben van. Faire le — : De neus optrekken(voor). Vous étes bien — : Gij zijt moeilijkto voldoen.

Degoilter : Tegenmaken, een afkeer doen krijgen.De eetlust benemen. (fig.) Afkeer inboezemen,de keel uithangen.

Degouttant : Druipend; druipnat.Degoutter : Afdruipen, druppelen, lekken.Degradant : Vernederend.Degradation v. : Ontzetting uit burgerrechten.Rangsverlaging. Verdorvenheid, verval. Be-schadiging. Schade v. (fig.) Vernedering. Lang-zame vermindering (licht).

Degrader : In rang verlagen; het burgerrechtontnemen aan; doen verliezen (titel) , degraderen.Verlagen, onteren. Beschadigen, bederven,„vernielen". Ondermijnen. Zachtjes verminderen(kleur, licht).

Degrader : Loshaken. I se — : Losgaan.Degraissage, -cement m. : 't Ontvlekken, - uit-stomen.

Degraisser : Van vet ontdoen, ontvetten. 't Vetafscheppen van (soep). Magerder maken. Ont-vlekken, uitstomen.

Degraisseur m. : Vlekkenverdrijver, uitstomer.Degraveler : Van ketelsteen -, - kalk zuiveren.Degre m. : 1. Trede (van trap) v. 2. (fig.) Trapm., overgang m. Par —s, de — en — : Trapsge-wijze, langzamerhand. 3. Rang m., graad m..trap. Les premiers —s de l'echelle sociale • Dehoogste sporten van de maatschappelijke lad-der. Passer par tofu les —s : Alle instanties door-maken; alle rangen doorlopen. Phtisique autroisiéme — : In het derde stadium van tering.4. Graad (om to meten). — de latitude; — delongitude : Breedte-; lengtegraad.

Degreement m. : (zee v.) Het onttakelen.Degreer : (z ee v.) Onttakelen.Degression v. : Afneming naar 't vermogen.Degrevement m. : Het inlossen, - verminderen.- verlichten (z. degrever).

Degrever : Inlossen (hypotheken; — un immeu-ble). Ontlasten (belastingschuldige). Verminde-ren (rechten op product, belasting).

Degringolade v. : Aftuimeling, 't afstormen.(fig.) Val m., bankroet.

Degringoler onov.w. : Aftuimelen, -glijden.(fig.) Snel dalen (effect). I ov.w. : Afstormen.

Degreement m. : Ontnuchtering.Deguiser : Ontnuchteren (ook fig.). I se — : Nuchterworden.

Degrossir : In 't ruwe bewerken, de eerstevorm geven aan. (Iem.) ontbolsteren. I Se — :Beschaafd worden.

Degrossissement m. : Het fatsoeneren.Deguenille m. : Haveloos (type), in lompen.Deguerpir ov.w. : (r e cht) Verlaten; afzien van.

I onov.w. : Zich wegpakken, er van doorgaan.Degourdissement m. : (r e cht) Afstand m.Deguisement m. : 1. Vermomming. Verkle-ding. Prendre an — : Zich verkleden. 2. (fig. )Bewimpeling, veinzerij. Sans — : Onbewimpeld.3. (fig.) Dekmantel m., schijn m.

Deguiser : Vermommen. Verkleden. (fig.) Ver-bergen, bewimpelen. — son icriture : Zijn schriftverdraaien. — la veritó : De waarheid onkenbaarmaken. I SO — : Zich verkleden. - vermommen.- anders voordoen dan men is.

Degustateur m. : (Fijn)proever.Degustation v. : Het proeven. Salle -, lieu de — :

Proeflokaal, drankwinkel m.Deguster : Proeven (met aandacht); genieten.Whitler : Weer blank maken.

Page 139: aardrijkskunde - DBNL

123 DELICATESSE.DRHANCHEMENT.

Dehanchement m. : Waggelende gang m.Dêhaneher (se) : Waggelend lopen. Cheval -chi

: Lendenlam p. Homme -chi : Scheeflopend man.Wharnachement m. : Het onttuigen.D6harnacher : Onttuigen, ontdoen.Dehiscent : Gescheiden (vleugels). Fruit — :

Splitvrucht.Monte : Schaamteloos.Dehors : Buiten, buitenshuis, naar buiten. Met-tre — : Wegjagen; -zenden (bediendel. Mettretoutes les voiles — : Alle zeilen bijzetten. De — :Van buiten. En—de : Buiten, C'est — la question: Dit behoort niet tot de kwestie. Il a fait cela— mai : Zonder mij erin te kennen. En — : Naarbuiten, buitenwaarts. Marcher — : Met de pun-ten der voeten naar buiten lopen. Il est tout— : Hij verbergt niets. Par — : Van buiten, uit-wendig. I m. : 1. Het buitenste, uitwendige. Bui-tenkant. Venir du — : Van buiten komen.Affaires du — : Buitenlandse zaken. Au — :Van buiten, voor 't uiterlijk. Naar buiten. Au— de : Buiten. 2. Les — : De buitenwerken(vesting). De omgeving (kasteel). 3. Uiterlijk-heid, schijn m. Garder -, sauver les — : Deschijn redden.

Deicide : Godmoordend. I m. : Godsmoordenaar.Godsmoord m.

Deification v. : Vergoddelijking, vergoding.Miller : Vergoddelij ken. (f i g.) Verheerlij ken.Deisme m. : Geloof in God uit verstandsgronden,

deisme.Miste m. : Aanhanger van het deisme. I bv.nw.

: Deistisch.Dóitë v. : Godheid.Déjà : Reeds, al. Comment s'appelle-t-il ---? Hoeheet hij ook weer?

Dejection v. : —s : Uitwerpselen.Neter : Scheef, krom makers. I se — : Scheel,krom worden. Krimpen, trekken.

I. Neuner m. en -nsf) m. : 1. Ontbijt (premier —,— du matin). Twaalfuurtje (second —). — a lafourchette : Warme lunch v. —dinatoire : Lunch,die zo goed is als 'n diner. C'est un — de soleil :Die stof zal spoedig verschieten; (fig.) dat zal't niet lang houden. 2. Ontbijtservies.

II. Dejeuner : Ontbijten. Lunchen.Noindre : Doen wijken, uit de voegen bren-gen. I se — : Uiteenwijken.

Dejouer onov.w. : Verkeerd spelen. I ov.w. : (fig.)Verijdelen. Iem. plannen verijdelen.

Nucher onov.w. : Van het kippenrek springen.I ov.w. : - jagen. (f a m.) Van zijn plaats opjagen.

Nuger (se) : Op een besluit -, vonnis -, oordeelterugkomen.

Dela (z. delta) vz. : Aan gene zijde van, verderdan. Il promet par — son pouvoir : Hij belooftmeer dan hij houden kan. I bw. : Verder. En -,au -, par — de : Verder, -op, meer zijwaarts; nogmeer; - daarenboven; - verderop.

Dêlabre : Vervallen; gehavend; ziek (maag).Dëlabrement m. : Verval, achteruitgang m.Dêlabrer : Doen vervallen; verscheuren; bederven,in wanorde brengen; knakken.

Delayer : Losrijgen. I se — : Losgaan. Losgeregenworden.

Mai m. : 1. Termijn m., tijd m. A bref — :Binnen korte tijd. Dans les —s voulus : Binnen degestelde tijd. (handel) — de grdce : Respijt-dagen m. 2. Vertraging, uitstel. Sans — : Zonderuitstel, onverwijld.

Dêlaiement m. : Verdunning, aanmenging.Delaissement m. : Vrijwillige afstand m., over-lating. Het in de steek laten. Verlaten-, hulpe-loosheid.

Dêlaisser ,: Aileen-, hulpeloos laten, verlaten.Afstand doers -, afzien van. Laten varen.

Dêlassement m. : Ontspanning, verkwikking.Dêlasser : Ontspannen, verkwikken, vermaken.

se — : Uitrusten, zich ontspannen.Dèlateur, -trice : Aanbrenger, verklikker, -ster.Dilation v. : Verklikking, geheime aanklacht v.

Oplegging (eed).Mayne m. : Uitwassing.Delayer : Uitwassen. -weken. Couleur -vie : Testerk aangelengde. Un teint delave : Goor bleek.

Delayage en dêlayement z. dëlaiement.Delayer : Verdunnen, aanmengen (kleur). (f i g.)Lang uitspinnen; verwateren (gedachte, still).

Deleatur (spr. deli-) m.: Weglatingsteken (op proef).Mail° : Uitwisbaar.Delectable : Heerlijk, strelend, lekker.Delectation v. : Genot, lust m. — cradle : Leed-vermaak.

Dêleeter : Strelen (zinnen), verlustigen. I se —: Genieten.

Delegation v. : Opdracht v., last m. Overdracht(schuldbrief) v. Groep vertegenwoordigers m.,delegatie v. Schuldbekentenis. Effecten, die doorbelastingen gedekt zijn.

Dêlègue m. en bv.nw. : Afgevaardigde, gevol-machtigde. Bondsconsul.

Dêleguer : Afvaardigen, machtigen. Op-, over-dragen (macht). Overdragen (schuldbrief).

Dêlestage m. : Het uitladen van ballast.Detester : Ballast uitladen.Dêlesteur m. : Opzichter bij 't ballast lichten.Ballastlichter (bateau —). -uitwerptoestel.

Dêlètére : Dodelijk ; levensgevaarlijk. (f i g.)Verderfelijk.

Deliberant : Beraadslagend.Dèlibêratif : Overwegend. Avoir voix -ive : Stem-gerechtigd zijn.

Deliberation v. : 1. Beraadslaging, overweging,beraad. Mettre en — : Overwegen. 2. Besluit. Par— de : Volgens genomen besluit van.

Delibere m. : Beraadslaging (rechters). I bv.nw.: 1. Rijpelijk overwogen. De propos — : Met voor-bedachten rade, - opzet. 2. Besloten, vastge-steld. 3. Vastberaden, onbeschroomd.

Delibêrêment : Vastberaden, zonder aarzelen.Dèlibèrer ov.w. : (r e cht) beraadslagen over. Ionov.w. : Beraadslagen, overleggen. Het besluitnemen.

Meat : 1. Zacht, fijn, teer. Sommeil — : Losseslaap. 2. Zwak, kleinzerig. Tenger. 3. Kies,fijngevoelig. Aardig (gedachte). Scherpzinnig (op-merking). 4. Fijn, dat goed onderscheidt. Fijn-besnaard. 5. Moeilijk te voldoen; kieskeurig. 6.Moeilijk, hachelijk. Une matigre —e : Een gevaar-lijk onderwerp. 7. Uitgezocht, keurig (spijs,drank). 8. Lichtgeraakt. 9. Fijn, net (gedrag);voorzichtig (handelwijze). 10. Nauwgezet. I m. :Lekkerbek. Fijngevoelige.

Micatement (z. dêlicat) : Lekker, fijn, keu-rig, kies; voorzichtigjes.

Delicatesse v. (z. dêlicat) : 1. Zacht-, fijn-. 2.Zwak-, tenger-. Scherpzinnig-. 8. Kies-. 4. Fijn-held (van oordeel). 5. Verwendheid, kieskeurig-held. 6. Moeilijk-. 7. Keurig-, uitgezochtheid(spijs). Des-8 : Lekkernijen. 8. Lichtgeraaktheid.

Page 140: aardrijkskunde - DBNL

DLICE. 124 DAMARQUER.

Etre en — avec : Op gespannen voet staan met.9. Fijn-, net-. Voorzichtig-. 10. Nauwgezetheid.

Mice m. (meestal —s v.) : Genot, genoegen.(fig.) Un lieu de —s : Een paradijs, - lustoord. Ceprince fait les —s de son people : Die vgrst wordtdoor zijn yolk op de handen gedragen. Aimeravec —s : Genieten van.

Delicieusement en -ieux : Genotrijk, weelde-rig. Heerlijk, lekker, bekoorlijk. Hoogst aange-naam (mens).

Delictueux : Die de aard van een vergrijp heeft.Dale : Dun, fijn. (fig.) Schrander, helder. Sluw,doortrapt. z. Mier 1. I m. : Ophaal (aan letter) m.

Mier : 1. Losmaken, -knopen, van zijn bandenontdoen. Le via lui a delii la langue : De wijnheeft hem aan 't spreken gebracht. Avoir la langue&lige: Rad kunnen praten. 2. Ontslaan, ontheffen.(godsd.) Vrijspreken. I se — : Losgaan.

Delimitation v. : Grensbepaling. Grens v.Delimiter : Afpalen, de grens bepalen van. (fig.)

Afbakenen.Delineation v. : Plantekening, schets v.Delinquant m. : (Wets)overtreder, schuldige.Deliquescence v. : (scheik.) Vervloeibaarheid.(k u n s t) Verwording.

Deliquescent : Vervloeiend. (k u n s t) Verwordend.Delirant : LTIend (zieke). Die aan waanzin grenst,dol. Uitgelaten, als dol.

Mire m. : 131-, lichthoofdigheid; het ijlen. Geest-verwarring. Hevige opwinding, verrukking. Ra-zernij v. En — : Dol.

Delirer : Men. Raaskallen, buiten zich zelf zijn.Delirium tremens m. (spr. delirjommtreminse): (geneesk.) Drinkerswaanzin m.

Mit m. : 1. Vergrijp, overtreding. En flagrant — :Op heterdaad. — de presse : Persdelict. 2. Gleuf(steen) v. Overdwarse ligging.

Delivrance v. : Bevrijding, invrijheidstelling;ontzet (stad). Verlossing, bevalling. Uitreiking,afgifte v.

Delivrer : Bevrijden, in vrijheid stellen; ontzetten(stad). Verlossen. Verlossen (vrouw). (Af)leveren,uitreiken, afgeven.

Delogement m. : Verhuizing. Kwartierverwisseling,'t opbreken (troepen). Het wegjagen, verdrijven(vijand).

Dëloger onov.w. : Heengaan. Verhuizen. Opbreken(troepen). — sans (tambour ni) trompette : Metstille trom vertrekken (ook fig.). I ol .w. : Ver-drijven. Uit zijn positie verjagen (vijand). Doenverhuizen.

Deloyal en --ement : Niet rond en eerlijk.Ontrouw, oneerlijk.

Deloyaute V. : Onoprechtheid. Ontrouw v.Delphes v. : Delphi (Griekse stad).Delta m. : Naam voor de Griekse D, delta v.Driehoekig eiland, delta. Driehoek m.

Deluge m. : Grote overstroming. Zondvloed(— universel) m. (fig.) Stroom m., stortvloed m.

Deluge : Wakker, slim.Delustrer : Dof maken, ontglanzen.Demagogue v. : Staat, waarin het lagere yolkregeert m. Volksmenning, -vleierij.

Demagogique : Van de regering door 't lagereyolk. Opruiend.

Demagogue m. : Volksmenner.Demaigrir ov.w. : Dunner maken (voorwerp). Ionov.w. : Minder mager worden.

Demailler : De mazen -, het weefsel uittrekken.Bas -114 : Kous met een „ladder".

Demailloter : Van de luiers ontdoen. Van devoorhangsels -. I se — : Zich loswikkelen.

Domain bw. en m. : Morgen. De dag van mor-gen m. (fig.) Later. De (naaste) toekomst v.— en huit : Morgen over 8 dagen. (f a m.) Aujourd' -hui pour — : leder ogenblik, iedere dag. Des — :Morgen aan de dag.

Demanchement m. : Het afnemen -, losgaan vansteel of hecht. (mu z.) Overgreep m.

Demancher ov.w. : Van steel of hecht ontdoen.Ontwrichten (lid). Uit elk. nemen. I onov.w. :Overgrijpen, over de greep reiken.

Demande V. : 1. Verzoek, verlangen. 2. Huwe-lijksaanzoek (— en manage). 3. (r e c ht) Eism. — en divorce : - tot echtscheiding. 4. Ver-zoekschrift. 5. (handel) Bestelling. Sur — :Volgens bestelling, - opgave. 6. Vraag (in han-delszaken) v. La loi de l'offre et de la — : Dewet van vraag en aanbod. Prix de — : Inzet. 7.Vraag v., ondervraging.

Demander : 1. Verlangen (naar), verzoeken,vragen (om). — son pain, - sa vie : Bedelen. Il nedemande qu'd jouer : Hij doet niets liever danspelen. — vengeance : Om wraak schreien. Ondemande un ouvrier : Gezocht een werkman. — labourse ou la vie : De beurs of 't leven eisen. 2.Ten huwelijk vragen (— en manage). 3. (r e c h t)Eisen, vorderen. 4. Vorderen, vergen, eisen, no-dig hebben. Cela demande du coeur : Daar be-hoort moed toe. Cet habit demande a titre rem-place : Deze jas moet vervangen worden, heeftuitgediend. — raison : Voldoening eisen. 5.(h andel) Bestellen, bevelen to brengen. 6. — qn,(yolk) — apt* qn : Tern. laten roepen, - komen;tem. wensen to spreken; zoeken (werkman).7. Vragen naar. — si : - of. Demandez-moi pour-quoi : Ik weet het zelf niet. Je ne demande pasmieux, - que ca : Niets is mij liever. Je vous deman-de un peu I Nu vraag ik je eens I Il est parti sans —son reste : Hij is er maar gauw van doorgegaan.I se — : Gevraagd worden (artikel). Zich zelfafvragen. Elk. vragen.

Demandeur, -ease : 1. Vrager, verzoeker. Be-delaar, -ster. Koper, koopster. 2. (v. : -eresse)(recht) Eiser, -es. Klager, klaagster.

Demangeaison v. : Jeukte v. (fig.) Onweerstaan-bare lust m.

Demanger : 1. Jeuken. (fig.) Il le gratte oft itha (se) demande : Hij flikflooit hem. Cela le -ge :Dat hindert hem. 2. (fi g.) Lust hebben om.La main me -ge : Mijn handen jeuken me. Lalangue me -ge : 't Brandt mij op de tong.

Demantêlement m. : Ontmanteling.Demanteler : Ontmantelen.DemantibuThr : (f a m.) Ontwrichten (kaak).Kapot maken. I se — : - gaan. Baffler a — lamdchoire : Zich vergapen.

Demarcation v. : Het aangeven van de gren-zen. Ligne de — : Grenslijn (ook fig.) v.

Demarche v. : Gang m., manier van lopen v.(fig.) Stap m., bemoeiing, poging.

Demarier : Doen scheiden (echtgenoten). I se —: Scheiden.

Demarquer ov.w. : 1. Het merk -, de voorletterswegnemen, - uitdoen. — un livre : Het leesteken -,oortje uit een boek verwijderen. 2. (fig.) 'tEigenaardige wegnemen van. — un auteur, - desvers: Plat navolgen. (spel) — les points : De ver-kregen punten uitdoen. I se — : Het merk ver-liezen. I onov.w : Aftands zijn (pawl).

Page 141: aardrijkskunde - DBNL

DEMARRAGE. 125 IANEOBILISATION.

Dêmarrage m. : Het losgooien (scheepskabels).Vertrek. Spurt (rijden) v.

Dêmarrer ov.w. : Losmaken. In beweging bren-gen. I onov.w. : De kabels losgooien. Wegrijden.Weggaan. I se : Van zijn kabels slaan, driftigworden (schip).

Demasquer : Ontmaskeren. — une batterie : Debedekking van een batterij wegnemen. I se — :Het masker afleggen (o ok fig.).

Demeter ov.w. : De masten wegnemen van.onov.w. : De masten verliezen.

Dematêrialiser : Van 't stoffelijke ontdoen.(fig.) Veredelen.

Dëmdlage m. : Ontwarring.D6m616 m. : Onmin m., geschil. (f am.) Avoir des—s avec : In aanraking komen met (justitie).

Dênfélement m. : Ontwarring, -knoping.Dëmeler : 1. Ontwarren. 2. (fig.) Doorgronden,uit elk. halen. 3. Ver-, be-, afhandelen. 4. Onder-kennen, -scheiden. 5. Doorzien. -gronden. 6. — de,d'avee : Onderscheiden van. I se — : Zichkammen. Outward helder worden. se — de :Zich redden uit. - onderscheiden van.

Dêmêloir m. : Grove kam m. Haspel m.Dèmembrement m. : Versnippering, -brokke-ling. Onderdeel, afgescheurd deel.

Dêmembrer : In stukken scheuren (dier). Ver-snipperen, -brokkelen.

DOmênagement m. : Verhuizing. Opruiming.(f i g.) Geestesstoornis v.

Dêmênager ov.w. : Overbrengen (meubels).Leeghalen ; weghalen. onov.w. : Verhuizen.Faire — qn : Iem. doen uitrukken. (fig.) Il d&-menage : Hij loopt met molentjes.

Demênageur m. : Verhuizer.Demence v. : Waanzin m. (fig.) Dwaasheid.Dêmener (se) : Als een bezetene spartelen, - tekeer gaan. Zich weren, - uitsloven.

Dement bv.nw. en m. : Waanzinnig, -e.Dimenti m. Logenstraffing. Avoir le — de qch: Er met schande afkomen; toegeven.

Dêmentir : Logenstraffen. Niet nakomen (belofte).Tegenspreken. Verloochenen. Beschaamd makers;zich onwaardig toners. I se —: Zich logenstraffen.Het tegendeel doen. Zijn woord niet houden.Il ne se dement jamais : Hij blijft zich zelfsteeds gelijk.

Demêrite m. : Wangedrag. Verbeurte van iem.gunst v. (gods d.) Le Write et le : Goede enslechte werken. Faire un — de : Zwaar aan-rekenen.

Démèriter : Afkeur verdienen. (go dsd.) Zondi-gen. — de, aupres de : Te kort komen jegens.

Demesurê en —ment : Bovenmatig, buitengewoon, grenzeloos.

DOmettre : Ontwrichten, verstuiken. Ontzetten(nit ambt). (re cht) Afwijzen. I se : Ontwrich-ten. Zijn ambt neerleggen.

Dêmeublement m. : Wegneming van huisraadDêmeubler : Van meubels ontdoen, leeghalen.Demeurant m. : Rest v. Achterblijvende. Bewoner.Au — Overigens. I bv.nw. : Woonachtig.

Demeure V. : 1. Uitstel, vertraging. Mettre qnen — de : Iem. (gerechtelijk) aanmanen dadelijkte. Mise en : Aanmaning om dadelijk te han-delen. // y a peril en la — : Elk uitstel is gevaarlijk.// n'y a pas peril en la — : Zo'n haast is er niet bij.2. Verblijf. A : Op de duur, blijvend. 3. Ver-blijfplaats v., woning. — seigneuriale : Ridder-hofstede. 4. Etre en — de : In staat zijn om.

Demeurer : 1. Blijven. d'accord : 't Eenszijn. 2. (met en) En — la : Het daarbij laten.Il n'en demeure pas moins : Maar zoveel is tochzeker. L'affaire n'en -rera pas la : Dat muisjezal een staartje hebben. 3. Blijven zoals 't is,achterblijven. Overblijven. Il lui en est demeureune toux siche : Hij heeft daarvan een drogehoest overgehouden. 4. Wonen. 5. (met a)Zekere tijd nodig hebben om iets te doen.

Demi : 1. Half. Midi-, minuit et — Half den. Afourbe, fourbe et — : Leer om leer. La moitie et—e : De grootste helft. 2. (in s a m enst.) Half.Onvolkomen. I m.: Helft. Halve liter m. A —: Tenhalve ; onvolledig. z. demie. bw. : Half, bijna.

Demi-eerele m. (my. -cercles) : Halve cirkelm. Graadboog m.

Demi-eirculaire (my. — -circulaires) : Halfrond.Demi-deuil m. : Halve rouw m.Demi-dieu m. (me. -dieux) : Halfgod.Demie v. : Half uur. A la — : Toen 't half sloeg.La — de minuit : Half din ('s nachts).

Demieller : Van honig ontdoen (de was).Demi-fille v. (my. ---5) : Stiefdochter.Demi-frke m. (my. ---s) : Halfbroer.Demi-jour m. : Halflicht, -duister.Demi-lune v. (my. — -lanes) : (mil.) Lunette(vestingwerk) v. Halfrond plein.

Demi-mesure (my. — -mesures) : Halve maat v.- maatregel m.

Demi-millènaire m. : Vijfhonderdjarige stichtings-dag, - herinneringsdag.

Demi-mondaine v. (my. — -mondaines) : Ele-gante vrouw van verdachte zeden.

Demi-monde m. : Wereld der elegante vrouwenvan verdachte zeden v.

Demi-mot (A) : Entendre — : Gemakkelijk -,met een half woord begrijpen.

Demi-pension v. : Half kostgeld; halve kost v.Demi-pensionnaire m. (my. — -pensionnaires): Leerling, die gedeeltelijk intern is.

Demi-place v. (my. — -places) : Plaats voor halfgeld v. Payer — : Half geld betalen.

Demi-saison : Half-vroeg. Tussentijds (kleed).Paletot de — : Demi-saison, dunne overjas v.La : De voor- en de nazomer.

Demi-sang m. (ma. onverand.) : Halfbloed paard.Demi-savant m. (my. — -savants) : Halve ge-leerde.

Demi-savoir m., — -science v. : Halve wetenschap.Demi-sceur V. : (mv. ---s) Half zuster.Demi-solde v. : Halve soldij v. Un (officier en)

: Een op wachtgeld gesteld officier.Dêmission v. : 1. Ontslag, aftreding. Donnersa — : Zijn ontslag vragen; (voor zijn lidmaat-schap) bedanken. 2. Afstand (goed) m.

Demissionaire : Die zijn ontslag heeft ge-vraagd; afgetreden. Die zich terugtrekt.

Demissionner : Zijn ontslag nemen.Demi-tasse v. (my. — -kisses) : Klein kopje

(koffie).Demi-teinte V. : Middelkleur v., halve tint v.Demi-ton m. : Halve toon m.Demi-tour m. (mv. — -tours) : Halve draai m.— a droite : Rechtsomkeert. Faire — : Rechts-omkeert maken.

Dêmiurge m. : God, beschouwd als schepperder wereld uit de stof.

Demi-voix (A) : Halfluid.Demobilisation v. : Het wegzenden der gemo-

biliseerde troepen.

Page 142: aardrijkskunde - DBNL

DgMOBILISP. 126 D]NOTATION.

Demobilise : Uit de dienst ontslagen soldaatDemobiliser : Gemobiliseerde troepen wegzenden.Demoerate m. : Voorstander der volksregering.Democratie : v. : Volksheerschappij.Democratique : Van de volksregering.Demoeratiquement : Op democratische wijze.Demoeratiser : Tot -, aan het yolk brengen.Demoerite : Demokritos (wijsgeer).Demoder : Uit de mode brengen. Demode :Ouderwets. I se — : Verouderen.

Demographe m. : Volksbeschrijver.Demographie v. : Volksbeschrijving.Demoiselle v. : 1. Juffrouw, ongehuwd meisje.Burgermeisje (tegenover boerin). ( yolk) Doch-ter. Rester — : Ongetrouwd blijven. Une tante— : 'n Ongetrouwde tante. — d'honneur : Ere-dame (vorstin); bruidsmeisje. — de magasin :Winkeljuffrouw. — du telephone : Telefoniste. 2.(fig.) Staartmees v. (soort) Reiger (— de Nu-midie) m. Waterjuffer (insect). Straatstamper.Handschoenrekker. Beddewarmer.

Demolir : Afbreken, slopen, slechten. (fam.)Doden. (fig.) Omverwerpen (systeem). Te gron-de richten. (fig.) Kwaadspreken over.

Demolisseur m. : Sloper. (fig.) Omverwerpervan 't bestaande.

Demolition v. • Het afbreken, enz. (z. demo-lir). Des materiaux de — of des —s : Afbraak v.

Demon m. : 1. (bij de 0 uden) Goede of bozegeest m., schuts-, plaaggeest. 2. (th a ns) Dui-vel m. Le —: Satan, de vorst der duivels. (fam.)Faire le (petit) — : Veel leven maken. Le — duieu : De speelduivel.

Demonetisation v. : Ontmunting.Demonetiser : Buiten omloop brengen (geld).(f i g.) Verouderen. De waarde ontnemen aan.

Demoniaque bv.nw. en m. : Van den duivelbezeten, -e. (fig.) Razend, -e.

Demonstrateur m. : Uitlegger. Practisch leraar.Demonstratif : 1. Overtuigend, aantonend. 2.Genre — : Welsprekendheid die lof of blaamuitdeelt. 3. Aanwijzend (voornaamwoord). 4.Die zich uit, - zich geeft.

Demonstration v. : 1. Betoog, uiteenzetting,bewijs. 2. Uiting, teken, blijk. 3. Betoging.Schijnbeweging (— militaire). 4. (school) Aan-schouwelijke voordracht v.

Demonstrativement : Op overtuigende wijze.Demontaze m. : Het uit elk. nemen.Demonter : 1. Van zijn rijdier beroven. Uit dezadel werpen. La cavalerie est (Lemont& : Heeftgeen paarden meer. 2. Ontspannen (veer); latenzakken (gewicht). L'horloge est (Lemont& : De klokis afgelopen. 3. Van zijn stuk brengen. 4.Uit elk. nemen. 5. Buiten dienst stellen. Cer-veau demonte : Hoofd, dat in de war is. Mer de-montee : Onstuimige zee.

Demontrable : Bewijsbaar.Demontrer : Bewijzen, aantonen. Uitleggen. Aan-schouwelijk onderwijzen.

Demoralisateur, -trice : Zedenbederver, -derf-star. I bv.nw. : -dervend.

Demoralisation v : Zedenbederf. 't Zedeloos maken.Demoraliser : Zedeloos maken. Ontmoedigen,

•zenuwen.Demordre : Loslaten (wat men met de tandenvast heeft). (fig.) Afzien van. Il ne veut pas en — :Hij wil het niet opgeven.

Demosthene : Demosthenes.Demoulage m. en -er : (Het) uit de vorm nemen.

Demunir : Ontbloten, ontdoen (van). I se — :Uit de handen geven, zich ontbloten van.

Demuseler : Van de muilband ontdoen. (fig.)Ontketenen.

Denantir : Het onderpand ontnemen aan. I se— : - uit handen geven.

Denasaliser : Van de neusklank ontdoen.Denationaliser : Ontdoen van zijn nationali-teit. — une marchandise : Bedriegelijk aan koop-waar een ander land van oorsprong toekennen.

Denatter : Losvlechten.Denaturation v. : Verandering. Onbruikbaar-making (als spijs of drank). Onkenbaarmaking.

Denaturer : 1. De aard veranderen van, ver-valsen. In een ander daglicht stellen. — umparole, - une phrase : Verdraaien; verkeerd uit-leggen. — une &ache : Onbegrijpelijk maken. 2.Voor 't gewone verbruik ongeschikt maken, doorbijvoeging van andere stoffen, zodat minderhoge invoerrechten worden geheven, kleuren.Alcool -re : Brandspiritus. 3. (fig.) Doen ontaar-den. Denature : Ontaard, verbasterd. 4. Onken-baar maken.

Del:legation v. : Ontkenning.Dent m. : Ontkenning. Weigering. — de justice: Rechtsweigering.

Deniaiser : Ontbolsteren, laten zien watt leven is.Bedriegen (speler). I se — : Wereldwijs worden.

Denicher ov.w. : Uit het nest nemen (vogels).Opsporen. Uit een nis nemen. I onov.w. : Hetnest verlaten. (fig.) Er van doorgaan.

Denieheur m. : Nestenuithaler. (fig.) Opspoorder.— de curiosites : Rariteitenjager.

Denicotinise : Nicotinevrij.Denier m. : 1. Zilverling m., dinarius (Rome) m.

— du culte : Bijdrage voor de kerk v. Le —de la veuve : 't Penningske der weduwe. 2. Pen-ning m., duit m. Net -, propre comme un — : Zoschoon als een nieuwe stuiver. N'avoir pas un— : Geen cent hebben. — d Dieu : Godspenning— de saint Pierre : Sint-Pieterspenning (vrijwil-lige bijdrage voor de Heilige Stoel). 3. Pen-ning, rente v. Le dixiême — : De tiende pen-ning. Au — vingt : Tegen vijf percent. — fort: Woekerrente. 4. Gehalte-eenheid Argent adouse —s : Zuiver silver, 5. (v o or a 1 m v.) Geld,-som v. (fam.) Duitje. Las —s publics : De schat-kist v. —s clairs et liquides : Gereed geld. C'est unjoli — : Dat is een aardig stuivertje.

Denier : Loochenen, ontkennen. Weigeren. — lajustice : Weigeren recht to spreken.

Denigrant : Geringschattend; afbrekend.Denigrement m. : 't Kwaadspreken van. Termede — : Geringschattende uitdrukking.

Denigrer : Zwart maken, bekladden.Denombrement m. : 1. (0p)telling, opsomming.Faire le — de : Opsommen. I Volkstelling.

Denombrer : (0p)tellen, opsommen.Denominateur m. : (rekenk.) Noemer.Denominatil : (taalk.) Benoemend.Denomination v. : Benaming, naam in.Denommer : Noemen (in een akte). Een naamgeven aan, benoemen. I se — : Heten.

Denoneer : Aankondigen (officieel), betekenen,Opzeggen. Aanbrengen, verklikken.

Denonelateur m. : Aanbrenger. I bv.nw. : Aan-klagend.

Denonciation v. : Aankondiging. Opzegging.Aantijging, aanklacht v.

Denotation v. : Aanwijzing door tokens.

Page 143: aardrijkskunde - DBNL

DENOTER. 127 llt PENAILLt.

Denoter : Een teken zijn van, wijzen op.Denouement, dendiment m. : Ontknoping (dra-

ma). Beslissing, afloop m. On craint un — fatal :Men vreest 't ergste.

Dènouer : 1. Losknopen, een knoop doen ult.— la langue a : Aan 't spreken brengen. 2. Deontknoping aanbrengen van (drama). Ont-warren (intrige). 3. Leniger maken. I se — :Losgaan. Loskomen (tong).

Denourrir : Ondervoeden.Denrie v. : Waar v. Eetwaar. — coloniale.Dense : Dicht. Stevig, zwaar.Den.sitO v : Dichtheid. Soortelijk gewicht.Dent v. : 1. Tand m. — de lait : Melk-. Faire ses

—.9 : Tanden krijgen. — de sagesse : Verstands-ides v. Mal aux —, le mal de —s : Kiespijn.Rage de ----s : Hevige kiespijn. Grosse — : Kiesv. Il n'a rien a se mettre sous les —s : Hij heeftniets te eten. Avoir les —s longues, - aiguisees :Grote honger hebben. La longueur de ses —s: Zijn honger. Montrer les —s a : De tanden latenzien, bedreigen. Avoir une — (de lait) contre : Een(oude) wrok hebben tegen. Il veut prendre la luneavec les —s : Hij wil 't onmogelijke. Desserrer les—s : De mond opendoen. Desserrer les —s a :Aan 't praten brengen. Prendre le mors aux —s: Op hol gaan; doorslaan (verbeelding); nietnaar raad luisteren. Mordre a belles —s :Flink happen (in). Manger a belles —s, -de toutes ses —8 : Flink schransen. Parlerentre les —s : Mompelen. Mettre sur les —s: Uitputten, bekaf maken. (s p o t) Il y alongtemps gull n'a plus mal aux —s : Hij is langdood en begraven. Avoir la — dure, - mauvaise:Scherp zijn. 2. Tand (van zaag, rad, kam, blad,enz.). Schaarde (aan mes) v. 3. Piek (aan berg)v. La D- du Midi.

Dentaire : 1. Dat tot de tanden behoort, tand-.Pulpe — : -merg. 2. Tandheelkundig. I v. : Tand-kruid (plant).

Dental : Van de tanden, tand-.Dentale v. : Tandklank m.Dent-de-Chien v. (my. dents-de-Chien) : Handstand(plant) m. Beeldhouwersbeitel m.

Dent-de-lion v. (my. dents-de-lion) : Leeuwentandm.; (ook) paardebloem v.

Dente : Getand. Roue —e : Tandrad.Dent& v. : Beet (hond) m.Dentele : Getand. Ingekerfd.Denteler : Uittanden.Dentelle V. : 1. Kantstof v., kant v. — d'appli-cation : Kant, waarvan de versieringen op eengrondnet zijn gevoegd. 2. Fijn beeldhouwwerk.Uitgesneden papier.

Dentellière : Kantwerkster, -klopster. -machine v.Dentelure V. : Kartelrand m.Denter : Van tanden voorzien (rad).Dentier m. : Kunstgebit.Dentifrice m. en bv.nw. : Tandpoeder (poudre —);mondwater (eau —).

Dentiste m. : Tandmeester.Dentition v. : Het tanden krijgen. De tanden m.Seconde — : Het wisselen der tanden.

Dento-labiale v. : Tand-lipletter v.Denture v. : Gebit. Tandwerk.Denudation v. : 't Blootleggen, - ontbloten.Denuder : Blootleggen, ontbloten. Crdne -de :Kale schedel. Arbre -de : Van zijn schors ofbladeren beroofd. Sol -di : Naakte bodem.

DênuO : (fig.) Ontbloot. — de secours : Hulpe-

loos. — de fondement : Ongegrond. — de tout :Hulpbehoevend.

Denuement, dênfiment m. : Gebrek. Ontblotingvan 't nodige. Dans un complet — : Van allesberoofd, - ontdaan.

Dênuer (se) : Zich ontbloten, - beroven.Denutrition v. : Ondervoeding.D6pannage m. : Redding uit autopech.Depanner : (Een auto) uit zijn verlegenheid redden.Depaqueter : Ont-, uitpakken.Dêpareiller : Ongelijk maken, schenden, wat bijelk. hoort scheiden. Des gants depareilles : Hand-schoenen die geen paar vormen.

Dêparer : De sieraden wegnemen van. Lelijk maken.Dêparler :(f am.) Ne pas — : Steeds voortbabbelen.Dêparquer : Uit de kooi drijven (schapen).Depart m. : 1. (oud) Scheiding. Faire le — dubon et du mauvais : Het goede van 't kwadescheiden. 2. Vertrek. (sport) Afgaan, start m.Point de — : Punt, van waar men afreist.; (fig.)uitgangspunt. Donner le — a : Starten. 3. Perronvan waar de reizigers vertrekken. 4. Afgaan(vuurwapen). Afvuren. 5. Verscheping.

Dópartager : De doorslag geven; beslissen tus-sen. — lee voix, - les votes : De staking vanstemmen doen ophouden. I se — : De stakingvan stemmen opheffen.

Dêpartement m. : 1. Verdeling, omslag (belas-ting) m. 2. Toegewezen deel. 3. Afdeling. Le— de la Guerre : Het Ministerie van Oorlog.4. Een der 89 gewesten, waarin Frankrijk vez,-deeld is. Les —s : De provincie (tegenover Parijs).

Departemental : Van een departement.DOpartir : Scheiden (z. depart 1). Verdelen. Toe-bedelen. I se — de : Afwijken van, laten varen.

DOpassement m. : Overschrijding. 't Voorbijrijden.Dêpasser : 1. Verder gaan dan, voorbijgaan. 2.(fig.) Overtreffen. Overschrijden. Voorbijstreven(doel); te buiten gaan (grenzen); te boven gaan(krachten). Cette lettre a depasse votre pensee :In die brief zijt ge verder gegaan dan uweerste gedachte was. Cela me depasse : Daar kanik niet bij. 3. Groter zijn dan, uitsteken boven.- voor. Il me depasse de la tete : Hij steekt eenhoofd boven mij uit.

D6pavage m. : Het opbreken der bestrating.D6paver : De bestrating opbreken van.Dêpaysê (spr. -pe-yise) : 1. -Uit het vaderland ver-

wijderd. 2. (f i g.) Vreemd, verlegen, de kluts kwijt.DOpayser (spr.-pe-yise) : 1. Naar een ander land-. Te midden van andere mensen overbren-gen. 2. In de war brengen. Je me trouve depayse: Ik gevoel mij niet thuis, - op mijn gemak. 3.Om de tuin leiden.

Dêpegage, -pècement m. : 't In stukken snijden, -verdelen. Sloping. (fig). 't Afkammen.

Dêpecer : In stukken verdelen, - snijden; ver-brokkelen (start). (fig.) Afkammen. Service a— : Voorsnijmes en -vork.

Dèpéche v. : Staatsbrief m., ambtsbericht. Aan-schrijven. Telegram (— telegraphique). Salle des—8 : Tijdingzaal.

Dêpkhe-compagnon (a) : Met de Franse slag.Dêpëeher : Spoedig voorthelpen. Naar de anderewereld zenden. Snel afmaken, bespoedigen. (Snel)afzenden. Gauw opeten. I se — : Zich haasten,- spoeden.

Dêpeignê : Met losse haren.Depeindre : (Af)schilderen. Beschrijven.IThpenaillê : In lompen gekleed, haveloos. Aan

Page 144: aardrijkskunde - DBNL

128 DEPOT.D1PENAILLEMENT.

flarden (kleed); vervallen (gelaat); plat (taal).Dëpenaillement m. : Haveloosheid.Dependance v. : Afhankelijkheid (van). Iets datafhangt van, - behoort bij. Bijgebouw, -kantoor.Onderhorigheden (kolonie).

Dependant : Afhankelijk, ondergeschikt.Dependre ov.w. : Afnemen (van een haak). Los-snijden (gehangene). Afhangen, afhankelijk zijnvan. Cela depend : Dat is de vraag nog. I onov.w. :— de : Afhangen van. Behoren bij. Voort-vloeien uit.

Depens m.mv. : 1. Ultgaven v. Onkosten v. Aux— de : Ten koste van ; ten nadele van; totschade en schande van. 2. (Gerechts-, proces)-kosten v.

Depense v. : 1. Uitgave v., vertering. Porteren — : Ale uitgegeven boeken. — de bouche: Uitgave voor eten en drinken. 2. Verbruik.Faire une — inutile de science : Onnodig zijngeleerdheid uitkramen. 3. Provisiekamer v.Spijsuitdeling.

Depenser : Verteren, uitgeven. Verkwisten, ver-spillen. Inspannen (krachten).

Depensier, -iêre : Geldverspiller, doorbrenger, -ster.Spijs-, keldermeester, -es. Proviand-meester(schip). I bv.nw. : Verkwistend.

Deperdition v. : Vermindering. Verlies.IMO& : (Langzaam weg)kwijnen. (fig.) Tegronde gaan, vervallen. (re cht) Zijn bewijskrachtverliezen.

Deperissement m. : Verzwakking, wegkwijning(f i g.) Verval, het afnemen.

Depêtrer : Van de kluisters vrijmaken. (fig.)Bevrijden, helpen uit (moeilijkheid). I se — de: Zich losmaken van, - ontslaan van.

Depeuplement m. : Ontvolking (ook wild).Depeupler : Ontvolken (ook wild, vis).Depiauter : Villen. (fig.) Afkammen.Depiècer : Stukmaken, ontleden.Depilage m. : 't Ontharen. 't Wegslaan der

stutten (mijn).Depilation V. : Ontharing.Depilatoire bv.nw. en m. : Ontharend (middel).Depiler : De haren doen uitvallen. De stuttenwegslaan van. I se — : Zijn haar verliezen.

Depiquage m. : Het dorsen.Depister : Op 't spoor komen. Vinden, opdiepen.(s o m s) Het spoor blister maken.

Depit m. : Spijt m., ergernis, verdriet. — amou-reux : Tijdelijke verkoeling in de liefde. Conce-voir du — : Zich boos maken. En — de : On-danks, ten spijt van. Fare qch en — du bonseas : Tegen het gezond verstand in handelen.

Depiter : Ergeren, nijdig maken.Deplace : Verzet. Misplaatst. Ongepast.Deplacement m. : Verplaatsing. Verandering vanwoonplaats. Korte reis v. Overplaatsing. Water-verplaatsing (schip).

Deplacer : Verplaatsen, -schuiven. Overplaat-sen. Uit zijn betrekking zetten. Op een anderschuiven (verantwoordelijkheid).

Deplaire : Mishagen, tegenstaan. Verdriet aan-doen. Ne vous (en) deplaise : Met uw verlof ;neem 't mij niet kwalijk. N'en deplaise d . . . :Al vindt . . . 't niet goed. I se — : Zich nietthuis voelen (op een plaats). Elk. mishagen.

Deplaisance v. : Tegenzin m.Deplaisant : Onaangenaam. Verdrietig.Deplaisir m. : Misnoegen, Iced. Verdriet.Deplantation v. : Verplanting.

Deplanter : Verplanten. Van planten beroven.(f i g.) Uit zijn kring brengen.

Deplantoir m. : Plantschopje.Depliant m. : Uitslaande plaat v., folder Fn.Deplier : Ont-, openvouwen (z. dêployer). I se— : Zich ontrollen.

Deplisser : De plooien maken ult. Verfromme-len. 1 8e — : lilt de vouwen gaan.

Deploiement, -ploiment m. : Ontvouwing; 't uit-breiden (armen); 't uitslaan (vleugels); - ontrollen(vaandel); tentoonspreiding (kracht, weelde);op de been brenging (troepen).

Deplombage m. : 't Wegnemen der zegels, - van't plombeersel.

Deplomber : De loden zegels -, 't plombeerselwegnemen van.

Deplorable en —ment : Beklagenswaardig. Jam-merlijk, zeer slecht.

Deplorer : Beklagen, bewenen, betreuren.Deployer : Ontvouwen enz. (z. deploiement). Rirea gorge deploy& : Luidkeels lachen. Enseignesdeployees : Met vliegende vaandels.

Deplume bv.nw. en m. : Kaal. -hoofdig. Armoedig,geruineerd (mens).

Deplumer : Plukken. I se — : Elk. de verenuittrekken. De veren verliezen. Kaal worden.

Depoetiser : Van 't dichterlijk waas beroven.Depolir : De glans afnemen van. Dof maken.

Verre depoli : Matglas.Dëpolissage m. : Ontglanzing.Deponent : (t a al k.) Met bedrijvende betekenisen lijdende norm, deponens.

Depopulariser : De volksgunst doen verliezen.Depopulation v. : Ontvolking.Deportation v. : Verbanning naar een straf-

kolonie.Deportement m. : Wangedrag, misdraging.IMporter : Verbannen. I se — : Zich onthouden,- onttrekken.

Deposant m. : Bewaargever. Inlegger (spaar-bank). Depositogever. Getuige.

Deposer ov.w. : 1. Neer-, afzetten (met rijtuig);neer-, afleggen, wegzetten; inleggen (geld); inbewaring geven ; indienen (aanklacht, wets-ontwerp) ; afzien van (kroon); afwerpen (masker);uitstorten (vuil). Ce bois a ate depose sur la cote:Is komen aandrijven. — ses hommages aux piedsde gn : 'ems zijn eerbied betuigen. 2. Bijzetten(lijk). 3. Neerleggen (ambt). 4. Afzetten, weg-jagen (uit ambt). 5. (s chei k.) Doen neder-slaan, afzetten. 6. Afnemen (gordijn). I onov.w.: Getuigenis afleggen. Een bezinksel vormen.

se — : Neergezet worden, enz. (z. 1). Neer-slaan (vloeistof).

Depositaire m. : Bewaarder. Schatmeester (kloos-ter). Ingewijde (geheim). — du pouvoir : Rege-ringspersoon.

Deposition v. : Getuigenis. Ont-, afzetting(ambt). — de croix : Kruisafneming (Jezus).

Depossede m. : Onteigende. I bv.nw. : Afgezet;onteigend; onttroond.

Deposseder : Het bezit ontnemen (van). Uit zijnbezitting verdrijven.

Depossession v. : Onteigening, -heffing, ver-vallenverklaring.

Deposter : Uit zijn staffing verdrijven.DepOt m. : 1. Het neerzetten, enz. (z. deposer1). Bewaargeving. Faire le — de, donner en— : In bewaring geven. — du budget : Inclie-ning. 2. Toevertrouwd voorwerp, panel. Depo-

Page 145: aardrijkskunde - DBNL

DEPOTE1VIENT. 129 DERIVE.

sito (op bank). Inleg (spaarbank) m. 3. Bewaar-plaats v. - mortuaire : Lijkenhuis. Le - de laprefecture de police (te Parijs : le D-) : 't Huis vanbewaring. - de mendicite : Bedelaarsgesticht 4.Opslagplaats, depot. Tenir en - : In voorraadhebben. - de charbon, - houiller : Kolenstation.5. Stalling, loods v. 6. Bezinksel, drab v. On-diepte v. (a ar d k.) Afzetting. 7. Akte van be-waargeving v.

Dêpotement m. : 't Uit de potten nemen. 'tOvergieten (wijn).

Depoter : Uit de potten nemen (plant). Over-gieten (wijn).

Depoudrer : Van poeder of stof ontdoen.Depouille V. : 1. Afgestroopt vel. Afgelegd vel(vervelling). 2. (f i g.) Stoffelijk hulsel, lijk (-mortelle). - des boil Afgevallen blaren. 3. Buitm., roof m. Se parer des -s d'autrui : Zich meteens andermans veren tooien. 4. Nalatenschap.5. Afleggers (kleren). 6. Oogst m.

Depouillement m. : 1. Vervelling. 2. (f i g.) Be-roving. 3. Berooide toestand m. 4. Uittreksel;overzicht. - (des votes) d'un scrutin : Stemop-neming. - d'un courrier : Inzien van zijn post.5. Bewerking van gegevens.

Depouiller : 1. De huid afstropen. Ontvellen.Un front -le : Baal geworden. Style -le : Nuch-tere stijl. 2. Ontbloten, ontdoen van. Afleggen,uittrekken (kleed). - le vieil homme : Zijn levenbeteren. - son enveloppe terrestre : Zijn aardsomhulsel afleggen. 3. Beroven Naakt uitschud-den. 4. Nemen uit, een uittreksel maken van,excerperen. Nagaan, napluizen (z. depouillement5). 5. Oogsten.

Dêpourvoir : Ontbloten. Ontdoen.Depourvu Ontbloot. Arm. Au - : Onver-hoeds. Prendre au - : Overvallen.

Depravateur : Verderfelijk. m. : Bederver.Depravation v. : Bederf. Bedorven toestand m.

Verdorvenheid.Depraver Bederven, verdorvener maken. I se- Verdorvener worden.

Depreeatif : Afbiddend.Deprecation v. : Afbidding.Depreciateur m. en bv.nw. Verlager, afkammer.Verlagend, die neerhaalt.

Depreeiatif : Vernederend, geringschattend.Depreciation v. : Waardevermindering. Gering-schatting.

Deprecier : 1. Beneden de waarde schatten. Doendalen. Change deprecie Lage valuta. 2. (fig.)Vernederen.

Depredateur m. : Plunderaar.Depredation v. : Plundering. Verduistering. Af-zetterij.

Deprendre : Vrij-, losmaken, scheiden. I se - :Onverschillig worden (voor).

Depression v. : Verlaging, indrukking. Daling(barometer). Gedruktheid (zaken).

Deprier ov.w. : Afzeggen.Deprime : Laag; ingedeukt. Nederhangend

(stengel). Zeer zwak (poll). Neerslachtig.Deprimer : Neerdrukken. Laag plaatsen, (neer)-drukken. (fig.) Vernederen, -lagen. Neerslachtigmaken.

Depriser : Afgeven op; onderschatten.De profundis m. (spr. deprofondiss) : Psalmvoor de doden m., de profundis o.

Depuis : 1. (tij d) Sedert, van ... af, na. 2. (zon-der b ep alin g) Sedert die tijd, daarna. 3.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

- que : Sedert, sinds. 4. (plaat s) Van . . . af, -. . uit.

Depuratif bv.nw. en m. : Bloedzuiverend (middel).Depuration v. : Reiniging. Bloedzuivering.Depuratoire: Reinigend. Bloedzuiverend.Depurer : Reinigen, klaren, zuiveren.Deputation v. : Afvaardiging. Zending, deputatiev. Kamerlidmaatschap.

Depute m. : Afgevaardigde. Kamerlid. Chambredes -s : Tweede Kamer v.; Kamer van afge-vaardigden (in Frankr.).

Deputer : Afvaardigen. Kiezen.Deracine m. : Aan zijn geboortestreek ontrukt

meas.Deracinement m. : Ontworteling. (fig.) Uit-

roeiing.Deraciner : Ontwortelen. Uittrekken. (f i g.1 Uit-roeien. Zijn geboorteprovincie doers verlaten.

Derader : (ze e v.) Driftig worden.Deraidir : Lenig -, slap maken.Deraillement m. : Ontsporing.Derailler Ontsporen. (f a na.) Leuteren ; doorslaan.Deraison v. : Onverstand.Deraisonnable en -ment : Onverstandig. On-

billijk (zaak).Deraisonner : Doorslaan, onzin uitslaan.Deralinguer (ze e v.) Uit de lijken slaan.Derangement m. : 1. Verwarring, wanorde v.2. Het in de war zijn. - cerebral : Geestes-stoornis v. 3. Diarrhee (- de corps) v. 4. Over-last m. 5. Wangedrag.

Deranger : 1. In wanorde brengen; verleggen.2. Storen. Van zijn werk afhalen. Kapot -, de-fect maken. Ne (vous) derangez pas! Blijft zit-ten! doet geen moeite ! Il a le corps -ge : Hijheeft last van diarrhee. Estomac -ge : Bedorvenmaag. Cerveau -ge : Gestoorde geestvermogens.Fortune -gee : In verwarde staat verkerende f.Homme -ge : Losbandig m. I se - : In wanordegeraken. Zich laten storen; - moeite geven (z.2). Achteruit gaan (fortuin).

Deraper : Slippen (fiets). Doordreggen (anker).Derater : De milt uitsnijden aan. Courir commeun (chien) Berate : Als een dolle rennen.

Dereehef (spr. -cheff) : Opnieuw.Wregle : (z. derêglement) Onregelmatig, nietjuist gaand. Defect. Verward. Losbandig.

Dereglement m. : Onregelmatigheid. Verwar-ring, stoornis (geest) v. Losbandigheid ( - desmeaurs). Les -s : De uitspattingen.

Deregler : In wanorde -, van streek brengen;liederlijk maken. Storen. Se - : In de war raken.

'Wider : Van rimpels bevrijden. (f i g.) Uit deplooi brengen. Opvrolijken. I se - De rim-pels verliezen. Opgeruimder worden.

Derision v. : Smadelijke bespotting. Tourner en- : De spot drijven met. C'est une - : Datnoem ik de mensen voor de gek houden.

Derisoire en -ment : Bespottelijk. Prix - :Spotprijs.

Derivatif bv.nw. en m. : Afleidend (middel).Derivation v. : Af-. Omleiding (stroom). (taalk.)Woordafleiding. Afdrijving uit de koers. Af-wijking (kogel).

Derive v. : 1. Afdrijving (schip). Aller -, etre en- partir a la - : Afdrijven; 't stuur kwijt zijn(auto); (fig.) de verkeerde weg opgaan; achter-uitgaan. Se laisser alter a la - de : Zich latenmeeslepen door. 2. Zwaard (schip).

Derive m. : Afgeleid woord. Derivaat.

9

Page 146: aardrijkskunde - DBNL

D1 RIVER. 130 DgSARMER.

Deriver ov.w. : Afleiden. I onov.w. : Een andererichting volgen (stroom). (fig.) Voortvloeien (uit).(taalk.) Afgeleid zijn (van). Van wal steken.Voor de stroom afdrijven.

Dermatologie v. : Leer der huidziekten v.Dermatologists m. Huidarts.Dermatose v. : Huidziekte v.Derme m. : Lederhuid v.Dernier bv.nw. en m. : 1. (v6 Or het zelfst.nw.) Laatste. Verste, achterste. Le — venu : Delaatst aangekomene. En — lieu : Ten slotte, hetlaatst. Rendre les —s devoirs : De laatste eer be-wijzen. (fig.) Avoir le — : Er het zwijgen toedoen; het laatste woord hebben. Au(x) —(8)les bons : Lest best. Mon — fits : Mijn jongstezoon. La -ihre posterite : Het verste nageslacht.2. (na het zelfst. nw.) Vorige, verleden. Le mois— : De vorige maand. 3. Laagste, onderste. C'estle — des hommes : Het is een allergemeenstekerel. Mon — prix : Mijn laagste prijs. 4. Hoogste,voornaamste, grootste, ergste. Au — degre : Inde allerhoogste (soms : -laagste) grand. Du —ridicule : Allerbelachelijkst.

Dernierement : Onlangs, laatst.Derobe : 1. Gestolen. Heures—es : Snipperuurtjes. 2.

Verborgen. A la —e : Heimelijk. 3. Gedopt (boon).Derober : 1. Bestelen (mens). (Ont)stelen.Afnemen. Ontfutselen (geheim). 2. Onttrekken.3. Verbergen. Aan de Waken onttrekken (—la cue). — la vue a qn Iem. het uitzicht be-letten. I se — : Zich onttrekken (aan). Ontwij-ken. Wegzinken. Uit het oog verdwijnen (— ala vue). Zich verbergen. In gebreke blijven. Wei-geren to antwoorden. Ses genoux ses jambes se-ent sous lui : Zijn knieen knikken. Un cheval quise arobe : Dat tracht den miter af te werpen dooreen zijsprong.

Deroeher : Van de rotsen werpen. Schoonbijtenmet borax.

Derogation v. : Afwijking. Inbreuk v.Derogatoire : Inbreukmakend. Afwijkend.Derogeanee v. : Vergrijp tegen de eer (des adels).Inbreuk v.

Deroger : Afwijken van. Inbreuk maken op. Deadeldom verbeuren (— a la noblesse). (fig.) Han-delen in strijd met stand of geboorte. Sans — :Zonder zich te verlagen.

Deroidir z. deraidir.Derompoir m. : Lompensnijtafel v.Derompre Snijden (lompen). Omwerken (akker).Derouillement m. : Het ontdoen van roest.Derouiller : Van roest ontdoen. Lenig maken.(fig.) Ontbolsteren. I se — : Beschaafder Eenander mens worden.

Ddroulement m. : Het ontrollen, afwikkelen.Het voorbijtrekken (stoet). Het platleggen.

Derouler : Ontrollen, afwikkelen. (fig.) Tentoon spreiden. I se — : Zich ontrollen. - afspelen.Voorbijtrekken.

Deroute v. : 1. Wanordelijke vlucht v. (Mettre)en — : Op de vlucht (drijven). 2. (fig.) Onder-gang m., verval.

Derouter : Van 't spoor afbrengen. (fig.) Opeen dwaalspoor brengen. C'est -ant : Men wordter niet uit wijs.

Deroutement m. : Afwijking.Derriere vz. Achter. Regarder — soi : Achterzich zien; (fig.) willen teruggaan. Avoir sen-t& qn — soi : Weten, dat men steun bij iem.heeft. Lai,sser qn — soi : Iem. inhalen; (fig.)

- verreweg de baas zijn. I bw. : Achter, -aan. Sensdecant — : Het achterste voren. Par — : Vanachteren. I m. : Achterste deel, achterzijde v. Ach-terste. Achterhoede (les — s) v. Se menager uneporte de — : Een achterdeurtje openhouden.Montrer le — : Vluchten; een gat in zijn broekhebben ; zijn woord niet houden. Mettre le feu au— a : Het vutur na aan de schepen leggen.

Derviehe m. : Muzelmans monnik, derwisch.Des z. de en le.Des : 1. Van . . . af, sedert. — demain (z. 2) : Vanmorgen af aan. l'enfance : Van jongs af.

—Berlin : Van Berlijn af. 2. Reeds, nog. — avant: Reeds voor. — en entrant : Reeds bij 't binnen•treden. — demain : Morgen aan de dag. 3. —que : Zodra (als).

Desabonner (se) : 't Abonnement opzeggen van.Desabuse : Ontgoocheld.Ddsabusement m. : Ontgoocheling.Ddsabuser : Van een dwaling genezen. I Se —

Zijn dwaling inzien.Desaceord m. Onenigheid. (muz.) Ongelijke

stemming.Desaceorder : Onenig maken. (m u z.) Ontstemmen.

I Se — : Het oneens worden. Ontstemd geraken.Desaceoupler : Loskoppelen.Desaceoutumer : Ontwennen, afleren. I se

—de : Afwennen.Desaehalander : Van klanten beroven.Desaffeeter Onttrekken aan zijn bestemmingDesaffeetion V. Afkeer m., ongenegenheid.Desaffeetionner : Ongenegen maken. I se — de

- worden.Desaffubler : Van de vermomming ontdoen.Desagreable en —ment : Onaangenaam.Desagreer : 1. Mishagen. 2. z. degreer.Ddsagrdgation v. : Scheiding der bestandde-len. Uiteenvalling.

Ddsagrdger : Doen uiteenvallen. Losmaken.Se — : Uiteenvallen.

Desagrement m. : Onaangenaam-, lelijkheid.Ddsajuster : In wanorde brengen. I se — : - ge-raken; losgaan.

Desalterer : De dorst lessen van. (fig.) Ver-kwikken. se — : Zijn dorst lessen.

Desanerer : 't Anker lichten.Desappareiller : Aftakelen.D&sappointement m. : Teleurstelling.Ddsappointer : Teleurstellen.Ddsapprendre : Vergeten, verleren.Desapprobateur : Afkeurend. Bedilziek.Ddsapprobation v. : Afkeuring.Desappropriation v. : Vervreemding (van eigen-dom), onteigening.

Ddsapproprier : Van 't eigendom(srecht) be-roven. I se — : Zijn eigendom afstaan.

Desapprouver : Afkeuren, veroordelen.Desargonner : Uit de zadel werpen. (fig.) Uitzijn ambt zetten. Van zijn stuk brengen. I se — :Uit de zadel vallen. (fig.) De kluts kwijtraken.

Desarmement m. : 1. Ontwapening. 2. (ze e v.)Onttakeling; 't opleggen.

Desarmer ov. w.: 1. Ontwapenen. Onttakelen(schip); opleggen 2. (fig.) Tot bedaren brengen,stillen. Vermurwen. Ontdoen van. Geen plaatslaten voor. ri, me voila -me : Nu ik gelachenheb, ken ik gees wrok meer. I onov.w. : 1. Zijnbewapening verminderen. 2. De schepen onttake-len ; - opleggen. It ne disarme pas : Hij geeftde moed niet op.

Page 147: aardrijkskunde - DBNL

131 DRSESPERRMENT.DESARRIMER.

Desarrimer : (z e e v.) Verstouwen.Desarroi m. : Verwarring, opschudding. Mettreen —, jeter le — dans : In verwarring brengen,overstuur maken.

Desartieulation v. : Ontwrichting, verstuiking.Desarticuler : Ontwrichten, verstuiken. I se —: Mt het lid schieten.

Desassembler : Uit elk. nemen.Desassortir : Van zijn sortering ontdoen (koop-man). Schenden; onvolledig maken.

Desastre m. : Onheil, ramp v.Desastreusement en -eux : Rampspoedig.Desavantage m. : Nadeel. Avoir le — dans oneatfaire : In een treffen de nederlaag lijden. Voira son — : In een ongunstig licht bezien.

Desavantager : Benadelen (bij testament).Desavantageusement en -geux : Nadelig, schade-lijk; ongunstig (oordeel).

Desaveu m. : 1. Ontkenning, (ver)loochening.Etre en — de : Openlijk in strijd zijn met. 2.Wraking (gemachtigde).

Desaveugler : (fig.) De ogen openen aan.Desavouer : Loochenen, ontkennen. Niet als 'tzijne, - als vriend erkennen. 't Auteurschapontkennen van (boek). Wraken, voor ongeldig -,als eigenmachtig verklaren. Afkeuren. Herroepen.In strijd zijn met.

Desaxe m. : Stuurloos wezen. I bv.nw. : Epoque—e :Ontwrichte tijd.

Deseellement m. (spr. de-) : Het losmaken.Desceller (spr. de-) : Ontzegelen. Losmaken.Deseendanee v. (spr. de-) : Afkomst v., ge-boorte v. Nakomelingschap.

Descendant (spr. de-) : Afdalend; dalend (tekenvan dierenriem). Nederdalend. Aftrekkend(wacht). Marge —e : Ebbe. I m. : Afstammeling.Les —s : Het nageslacht.

Deseendre onov.w. (spr. de-) : 1. (Af)-, neerdalen,naar beneden gaan, afstijgen (paard), uitstappen(rijtuig); verlaten (schip); afhangen (kleed). —au cercueil, - au tombeau : Sterven. — dans sa con-science, - en soi-meme : Zijn geweten raadplegen.— daps des details : In kleinigheden afdalen. Lepeople descend dans la rue : Komt in opstand.lin chemin qui descend : Die bergaf gaat. 2.

—a terre : Landen, aan wal gaan. — en Espagne :: Een inval in Spanje doen. 3. Afstappen, zijnintrek nemen. 4. Huiszoeking -, een inval doen.5. (fig.) Afstammen van. 6. (fig.) Dalen, of-.Zich verlagen, - vernederen. I ov.w. : 1. Afgaan,afkomen (berg, trap), afvaren (rivier), afdalen. —une gamine : Een toonladder afdalen. 2. Neder-laten, naar beneden brengen, afnemen; lagerhangers, laten zakken. — qn de cheval : Iem. van't paard helpers. 3. — des voyageurs : Reizigersaan land zetten (schip); - afzetten (wagers). Jevows descendrai a votre porte : Ik zal u thuisafzetten. 4. Doden. 5. Naar beneden schieten(vliegtuig).

Descents v. (spr. de-) : 1. Af-, neerdaling, het af-klimmen enz. (z. descendre 1). — de la Croix :Kruisafneming. A sa — de voiture : Toen hij uit hetrijtuig stapte. — aux enters : Hellevaart. 2.Landing. Vijandelijke inval m. 3. Aankomst (inhotel) v. 4. Huiszoeking (— de justice). 5. Hetzakken (water). Val m., daling (ballon). 6. Helling(berg). 7. — de lit : Beddekleedje.

Deseriptif : Beschrijvend.Description v. : Beschrijving.Desemballage na. ; 't Uitpakken.

Desemballer : Uitpakken.Desembarquement m. : Wederontscheping.Desembarquer : Weder ontschepen.Desembourber : Uit het slijk halen. (fig.) Uitde moeilijkheid redden.

Desemparer ov.w. : Reddeloos schieten (schip).-pare : Reddeloos; stuurloos (vliegtuig); (fig.)de kluts kwijt. I onov.w. : 't Veld ruimen. Sans — :Dadelijk; aan een stuk door.

Desempenner : Van veren ontdoen (pijl). Commeun trait -Id : Onbesuisd.

Desempeser : Van stijfsel ontdoen. I se — : Slapworden.

Desempiir ov.w. : Leeg maken. I onov.w. ense — : - worden. Sa maison ne desemplit pas :Zijn huis wordt steeds druk bezocht.

Desenehantement m. : Onttovering. (fig.) Ont-goocheling.

Desenehanter : Onttoveren. (f i g.) Ontnuch-teren, teleurstellen.

Desenclouage m. : 't Ontnagelen (kanon). 'tUithalen van spijkers.

Desenclouer : Ontnagelen (kanon). De spij-kers halen ult.

Deseneombrement m. : Op-, wegruiming.Desencombrer : Uit de weg -, (op)ruimen.Desenfiler : Afrijgen.Dêsenfler ov.w. : Doen slinken. Fnuiken. I onov.w.

en se — : Slinken.Desenflure v. : Slinking.Desengager : Van een verplichting bevrijden.Desengrener : Uit het raderwerk vrijmaken.Desenivrer : Ontnuchteren, nuchter maken.Desennui m. : Tijdverdrijf.Desennuyer : Verstrooien, iem. verveling ver-drijven. I se — : Zijn verveling verdrijven.

Desenrayer : Van de remketting ontdoen.Desemthumer : De verkoudheid verdrijven van.Desennuer : De heesheid verdrijven van.Desensabler : Uit het zand losmaken.Desensevelir : Opgraven.Desensoreeler : Onttoveren. De betovering ver-breken van.

Desensoreellement m. : Onttovering.Desentéter (se) : Zich uit 't hoofd zetten.Desentortiller : Losdraaien. (fig.) Ontwarren.Desentraver : Van de voetkluister -, de span-ketting ontdoen.

Desenvelopper : Van de omkleding ontdoen.Desequilibre m. : Zwakzinnige.Desequilibrer : Het evenwicht verstoren in.se — : - verliezen.

Desert : 1. Verlaten, onbewoond. 2. Ontvolkt.Woest. I m. : Woestijn v., wildernis. Précher - , par-ler dans le —: Voor dovemans oren preken.

Deserter ov.w. : 1. Verlaten, ontvluchten. 2.(fig.) In de steek laten. Faire — : Wegjagen.I onov.w. : Deserteren. Weglopen. — a l'ennemi: Overlopen.

Deserteur m : Voortvluchtig militair. (fig.) Af-vallige.

Desertion v. : 1. Het weggaan, - vluchten. 2.Het weglopen, - deserteren. — a l'ennemi : Hetoverlopen. 3. Afval m.

Desesperance v. : Aanval van vertwijfeling m.Desesperant : Vertwijfelend; wanhopig (makend).Desespere : Hopeloos. Opgegeven (zieke). Doorwanhoop ingegeven. In vertwijfeling, wanhopig.I m. : Wanhopige.

Desesperement : Wanhopi g.

Page 148: aardrijkskunde - DBNL

132 DESSALAISON.D)SESPftER.

Desesperer onov.w. : Wanhopen (aan), opgeven(zieke). I ov.w. : Tot wanhoop brengen. I se — :De wanhoop nabij zijn.

Desespoir m. : 1. Wanhoop v., vertwijfeling. Au— : Wanhopig. En — de cause : Ten einde raad(zijnde). Mettre au —, plonger dans le —: Trooste-loos maken. 2. Oorzaak van wanhoop v. Leed-wezen, ergernis. Faire le — de, are en — de : Totwanhoop brengen, razend maken.

Deshabille m. : Gemakkelijk (morgen)kleed.Deshabiller : Ontkleden. (fig.) Plukken.Deshabituer : Afwennen. I se — : Ontwennen (de

= aan).Disharmonie V. : Disharmonie v.Desherenee v. : Ontstentenis van erfgena-men. Tomber en — : Aan de Staat vervallen.

Desherite m., —e v. : Verschoppeling, -e.Dèsheriter : Onterven, van zijn erfdeel beroven.(fig.) Stiefmoederlijk bedelen.

Deshonnke en —ment : (oud) Onbetamelijk.Deshonatete v. : (oud) Onbetamelijkheid.Deshonneur m. : Oneer v., schande v.Deshonorable : Waarbij men geen eer inlegt.Deshonorer : Onteren. (fig.) Ontsieren.Déshumaniser : Onmenselijk maken.Desideratum m. (spr. -tomm; me. : -ta) : Wens m.Leemte v.

Designatif : Kenmerkend, aanwijzend.Designation v. : Omschrijving, aanduiding. Be-stemming (tot ambt).

Designer : Aanduiden, omschrijven. Aanwijzen.Bestemmen (tot ambt). Prijsgeven (aan). Be-duiden, betekenen.

Desillusion v., —nement m. : Ontgoocheling.Desillusionner : Ontgoochelen.Desineorporer : Vrijmaken.Desinenee v. : Uitgang (woord) m.Desinfatuer : Afbrengen van een dwaze voor-liefde (voor).

Desinfeetant m. en by. nw. : Ontsmettend (middel).Desinfeeter : Ontsmetten.Desinfeeteur : Ontsmettend.Desinfeetion V. : Ontsmetting.Desintegrer : Ontbinden.Desinteresse : 1. — dans : Niet belanghebben-de bij. 2. Onbaatzuchtig. 3. Onpartijdig.

Desinteressement m. : Onbaatzuchtig-, belan-geloosheid.

Desinteresser : Schadeloos stellen. I se — : Zichschadeloos stellen. Belangeloos zijn. I se — de: Zijn belangstelling verliezen, - missen voor.

Desinvolte : Los, ongegeneerd, ongedwongen.Dêsinvolture v. : Ongegeneerd-, ongedwongenheid.Desk m. : 1. Wens m. La terre de — : 't Land

zijner wensen. 2. Begeerte v., lust m.Desirable : Wenselijk, verkieslijk.Desirer : 1. Begeren, verlangen. Se faire — :Op zich laten wachten; niet dikwijls komen. 2.Wensen. Cela laisse a — : Dat laat to wen-sen over.

Desireux : Verlangend. — de plaire : Behaagziek.— de gloire : Roemzuchtig.

Desistement m. : Afstand m. 't Afzien van.Mister (se) : Afzien van, afstand doen van.Laten varen. Intrekken (klacht).

Desobeir : Ongehoorzaam zijn.Desobeissanee v. : Ongehoorzaamheid.Desobeissant : Ongehoorzaam.Desobligeamment : Op onheuse wijze.Desobligeanee V. : Onheusheid.

Desobligeant : Onheus, onvriendelijk.Desobliger : Onheus behandelen. Ben ondienst

doen. Onaangenaam stemmen.Desobstruant en -struetff by.nw. en m. : (Middel)tegen verstopping.

Desobstruction V. : 't Opruimen. 't Herstellenvan 't verkeer. (geneesk.) 't Wegnemen derverstopping.

Desobstruer : Opruimen. 't Verkeer herstellenin. (g en e e sk.) De verstopping wegnemen van.

Desoceupation v. : Ledigheid.Momper : Van zijn bezigheden aftrekken.Desodoriser : De stank wegnemen van, - uit.Desceuvre : Werkeloos, zonder bezigheid.Desceuvrement m. : Ledig-, werkeloosheid.Desolant : Bedroevend, naar, lastig.Desolateur m. : Verwoester ; (f i g); gesel.Desolation v. : Verwoesting, vernieling. Eenzaam-,woestheid. Diepe droefheid.

Mole : Verwoest. Eenzaam, woest. Diep bedroefd.Je suis — : 't Spijt mij zeer.

Desoler : Verwoesten. In diepe droefheid stor-ten. I se — : Zich bedroeven.

Desopilant : (I a m.) Laxerend. (f i g.) Lachwekkend.Desopilation v. : 1. (geneesk.) 't Wegnemen

der verstopping. 2. — de la rate : 't Doen lachen.Desopiler : (geneesk.) De verstopping wegnemenvan. (fig.) — la rate : Doen lachen. I se — :Hartelijk lachen.

Desorbitö : Uitpuilend (oog). (fig.) Uit zijn kringgehaald.

Desordonne en —ment : Wanordelijk, ongeregeld,slordig. Buitensporig. Losbandig.

Desordonner : In wanorde brengen.Desordre m. : 1. Wanorde v., verwarring. En— : In de war. 2. Ongeregeldheid, storing. 3.(fig.) Verwarring (geest, denkbeelden). 4. Woe-ling, gisting (staat). 5. Losbandigheid.

Desorganisateur : Verwoestend, verstorend.Desorganisation v. : Ontbinding. Omverwer-ping der orde ; uiteenrukking.

Desorganiser : Verwoesten, ontbinden. Uit 'tverband rukken. I se — : Zijn samenhang ver-liezen. In wanorde geraken.

Desorienter : Doen verdwalen. (fig.) In de warbrengen.

Desormais : Voortaan, van nu af. Van toen af.Desosse m. : Iem. die zich in allerlei bochtenkan wringen. I bv.nw. : Jambon — : Hamzonder been.

Desossement m. : 't Uitbenen.Desosser : Van de beenderen, - graten ontdoen.Desoxydation v. : Ontzuring; reductie.Desoxyder : De verbonden zuurstof onttrek-ken aan ; reduceren.

Despots m. : Onbepaald gebieder. (fig.) Dwin-geland, despoot.

Despotique en —ment : Onbeperkt, willekeu-rig, eigenmachtig.

Despotisme m. : Onbeperkte macht v., - heer-schappij. Despotische regeringsvorm m. (fig.)Dwingelandij v.

Dessaisir (spr. de-) : Uit het bezit stellen van.Mt handen nemen (rechtzaak). I se — de : Af-staan, uit handen geven.

Dessaisissement (spr. de-) m. : Het afstaan, -afgeven. Het onttrekken (zaak aan rechtbank).

Dessaisonner (spr. de-) : Vervroegen (bloem,vrucht). Aan wisselbouw onderwerpen.

Dessalaison v., -ement m. (spr. de-): Ontzouting.

Page 149: aardrijkskunde - DBNL

133 IATACHER.DESSAL].

Dessaló m., —0 (spr. di.) : v. (y olk) Gladde,slimmerd. I bv.n.w. : Uitgeslapen.

Dessaler (spr. de-) : Van zout ontdoen, minderzout maken; weken.

Dessangler (spr. de-) : Losgorden, de buikriemlosmaken van.

Dessêchement, -skhement m. (spr. de-) : Mt-,opdroging. Droogmaking. (fig.) Verdorring.

Dessêcher (spr. de-) : Droogmaken, -leggen. La-ten opdrogen. (fig.) Verdorren, ongevoelig ma-ken. I se — : Uitdrogen. (fig.) Gevoelloos worden.

Dessein (spr. de-) m. : 1. Voornemen, plan. Sans— : Doelloos. A — : Opzettelijk. A — de : Met 'tplan om. Dans le — de : Met 't doel om. A quel—? Waartoe ? 2. Ontwerp (van werk).

Desseller (spr. de-) : Ontzadelen.Desserre v. (spr. de-) : Dur a la — : Die niet ge-makkelijk afgaat (boog); - afschuift (mens).

Desserrer (spr. di-) : Ontspannen (boog). Afschieten(pijl). Toebrengen (slag). Losmaken, -rijgen. Nepas — les dents : Geen mond opendoen.

Dessert m. (spr. de-) : Nagerecht, dessert.Desserte v. (spr. de-) : 1. Overgeschoten spij-zen v. (vr o e ger) Nagerecht. 2. Waarneming(ambt, dienst). 3. Chemin de—: Verbindingsweg m.4. Dientafel.

Dessertir (spr. de-) : Uit de kas, - de montuurnemen.

Desservant m. (spr. de-) : Kapelaan.Desservir (spr. di-) : 1. De kerkdienst waar•nemen in. 1 Voorzien in de behoeften van;aandoen. Cet omnibus -serf ce pays : Doet dienstop deze streak. 3. Van tafel afnemen (spijs).4. Een ondienst doen.

Desservoir m. (spr. de-) : Afdienbak in.Dessiceatif (spr. de-) : Opdrogend.Dessieeation v. (spr. de-) : Het op-, (uit)dro-gen. Drooglegging.

Dessiler (spr. de-) z. (Willer.Dessin m. (spr. de-) : 1. Tekening. — lineaire,- geomitrique : Lijn-. — au trait : Omtrek-.Bouche sans — : Onvaste mond. — du corps :Lichaamslijnen v., -vorm m. — anima : Tekenfilm.— anima musical : Geluidstekenfilm. 2. Patroon.Chdle a —s : Met palmen. 3. Tekenkunst v. Hettekenen. Les arts du — : Schilder-, beeldhouw-,bouwkunst. 4. Ontwerp, plan.

Dessinateur m. (spr. dt-) : Tekenaar.Dessiner (spr. de-) : 1. Tekenen: Tekeningen

-, patronen maken. 2. Ontwerpen, schetsen. 3.Goad doen uitkomen. Menton biers dessine : Op-vallende kin. 4. Afbakenen, aangeven. I se — :Getekend worden. Zich aftekenen, uitkomen.Ben vaste vorm aannemen (plan). Merkbaarworden.

Dessoler (spr. de-) : Wisselbouw toepassen op. Vande hoef ontdoen

Dessouder (spr. &-) : Het soldeersel losmakenvan. I se — : Losgaan.

Dessoudure v. (spr. de-) : Het losgaan (van sol-deersel).

Dessaler ov.w. (spr. de-) : (plat) Nuchter ma-ken. I onov.w. en se — : - worden.

Dessous vz. (spr. tsou of de -sou) : Onder. De —:Vanonder. I bw. : Onder, daaronder. Mettre qn — :Iem.omverwerpen. Mettre sens dessus — : Het onderstboven keren. En — : Van onderen; (fig.) heime-lijk; gluiperig. Caractire en — : Onoprecht. Vete-ments de —: Ondergoed. I in. : 1. Onderste gedeelte,onderkant m. De geheimen. Kleedje. — de bras :

Sousbras. — de plat : Tafelmatje, onderlegger.— de bouteille : Flessenbakje. — de lamps :Lampekleedje. Les — d'un thddtre : De ver-diepingen onder 't toneel; (fig.) de geheimen.

—de la societe : Onderste lagen der maatschappijv. Les — reels de la vie : Het werkelijk leven, datvelen verborgen is. — d'un caracOre : Verborgeneigensehappen. — du vent : Lijzijde v. Avoirle — du vent : De wind aan lij hebben. 2. Onder-goed. 3. (fig.) Nadeel, onderspit. Avoir le

—'t Onderspit delven.Dessus vz. (spr. tsu of de-su) : Op, bovenop. De — :

Van af, van. I bw. : Boven, daarboven, overheen.Mettre seas — dessous z. dessous (bw.). En — : Vanboven, aan de bovenkant. En — de : Behalve. Lerang de—: De bovenste rij. V 'dement de — : Boven-kleed. Mettre le doigt — : De spijker op dekop slaan. Mettre la main — a : Inpikken. Tom-ber — a : Aanvallen. I m. : 1. Bovenste delen,bovenkant m. Le — du panier : De mooiste vruch-ten v., - groenten v. ; (fig.) het neusje van dezalm. — d'une lettre : Opschrift. — de lit : Spreiv. — d'unetable: Tafelblad. —de piano, - de clavier :Pianoloper. Un — de table : 'n Tafelversiering.— de pendule : Beeld -, groep op een pendule.Avoir le — du vent : De wind aan de loefzijdehebben. 2. ( mu z.) De bovenste stem v. Sopraanv. 3. (fig.) Overwicht, bovenhand v. Prendrele — : Overwinnen; de overhand krijgen. Avoirle — : De overhand hebben.

Destin in. : 1. Noodlot. L'homme du — : De door 'tnoodlot aangewezen man. 2. Lot, fortuin v.

Destinataire m. en v. : Geadresseerde.Destinateur, -atriee : Afzender, -star.Destination V. : Bestemming, doel. Plaats vanbestemming v. A — de : Met bestemming naar.Remettre a — : Bestellen.

Destinee v. : 1. Lot. 2. Noodlot, werking van't noodlot. 3. Roeping.

Destiner : Bestemmen, toedenken. I se — : Zichwillen wijden; gaan in, kiezen (yak).

Destituable : Afzetbaar.Destituer : Afzetten. Ontnemen, •beroven.Destitution v. : Ontslag.Destrier m. : (Middeleeuws) strijdros.Destroyer m. : Slagschip.Destructeur m. : Verwoester, uitroeier. I bv.nw. :

Verwoestend.DestructibilitO v. : Verwoestbaar-, verganke-

lijkheid.Destructible : Vernielbaar. Vergankelijk.Destructif : Vermelend, verderfelijk.Destruction v. : Verwoesting, -nieling, -nieti-

ging. Ondergang m.Destruetivite v. : Vernielzucht v.DISsuet : Verouderd.Desuetude v. : Onbruik. Tomber en — : In -

geraken.Dêsunion v. : Scheiding. (fig.) Onenigheid.Desunir : Scheiden, verdelen. (fig.) Onenig

maken, tweedracht zaaien tussen.Dêtache : Los. Ongedwongen, onverschillig. Af-zonderlijk. Dat alleen is. Pikes —es : Onder-delen (motor).

Dêtaehement m. : Afscheiding, los-, vrijmaking.'t Knippen (coupon). Afgescheiden troep m.Ongedwongen-. Onverschilligheid.

Dêtacher : 1. Losmaken, -breken; knippen (cou-pon); uitscheuren (bon). — les yew de : De ogenafwenden van. 2. Seheiden, afzonderen. Cet arbre

Page 150: aardrijkskunde - DBNL

134 DgTRITION.D]TAIL.

detache ses branches sur le ciel : Tekent zijntakken af. - les bras du corps : De armen van't lichaam houden. 3. (f am.) Geven (slag). Af-zenden (schot). 4. Uitzenden, detacheren. 5.(fig.) Verwijderen, losmaken. - qn d'une idee :Iem. een denkbeeld uit 't hoofd praten. 6.(g o d s d.) Afkerig maken (van de aardsezaken). 7. Ontvlekken. I se - : Zich losmaken.Losgaan, afbrokkelen. Zich scheiden, - afzon-deren. Zich aftekenen (tegen). Op de voor-grond treden.

Detail m. : 1. Het kleine. Vendre en -, au - :In 't klein verkopen. Commerce de : Klein-handel. Guerre de - : Guerilla(-oorlog). 2. (fig.)Omstandig verhaal, opsomming. Savoir le - de,entrer dans le - de : Zeer precies weten,- om-standig verhalen. Des beautds de - : Fijne trek-jes. S. Kleinig-, bijzonderheid. 4. Schetsje.

Detaillant m. : Kleinhandelaar, slijter.Detainer : In stukken hakken (vlees). In 'tklein verkopen. (fig.) Tot in kleinigheden na-gaan. Omstandig verhalen.

Detalage m. : Het weer inpakken van 't uitgestalde.Detaler ov.w. : Weer inpakken (uitgestalde koop-waar). I onov.w. : Zijn biezen pakken.

Detaxe m. : Vermindering van belasting.Detaxer : Van belasting of port (gedeeltelijk)vrijstellen. De belasting afslaan op.

Detecteur : Detector (radio), gelijkrichter.Deteindre onov.w. : Verkleuren. Afgeven (op).(fig.) Sporen nalaten. J ov.w. : Doen verschieten.

Meier : Uitspannen. Afkoppelen (wagon).Detendeur m. Ontspanner.Detendre : 1. Ontspannen; vieren (touw); kal-meren (zenuwen); afleiding verschaffen aan(geest); verlammen (wilskracht). 2. Afnemen(behangsel, gordijn). Opbreken (tenten). I se :Losgaan, slap worden. Tot rust komen (geest).Uit de plooi geraken (gelaat). Toeschietelijker -.Zachter -; minder gespannen worden.

'Monk : 1. In bezit hebben. Onthouden (aan eenander); voor zich houden. 2. Gevangen houden.

Detente v. : 1. Drukker (boog). Trekker (ge-weer). Dur a la - Dat moeilijk afgaat (ge-weer); (fig.) schriel. 2. Lichter, ontspanner,hefboom m. 3. Ontspanning (gas, stoom). -stoe-stel. 4. (fig.) Ontspanning (geest). (h an del)Ontspanning. Het zachter -, minder hevig worden.Cela ametaera une - entre : Pat zal de gespannenverhouding verbeteren tussen.

Montour m. : Houder, bezitter.Detention v. : 1. Bezit. Wederrechtelijk bezit.2. Hechtenis, gevangenhouding. Maison de - :Strafgevangenis. 3. Vestingstraf v. 4. Opont-houd (schip).

Menu m. : Gevangene, arrestant.Merger : Reinigen, zuiveren.Deterioration v. : Bederving, vermindering inwaarde, - kracht. Verval.

Deteriorer : Bederven, afslijten, laten vervallen.Determinable : Bepaal-, omschrijfbaar.Determinant : Bepalend. Beslissend. I m. :(t a al k.) Bepalend woord.

Determinatif bv.nw. en m. : Bepalend (woord).Determination v. : Bepaling, vaststelling. Beslis-sing. Vastberadenheid.

Determine : Bepaald, vastgesteld. Beperkt.(taalk.) (Die door een bijzin wordt) bepaald.Vastbesloten (om, tot). Vastberaden; onversaagd.Geneigd (tot).

Determinement : Bepaald. Vastberaden.Determiner : Bepalen, vaststellen, juist aangeven.De stoot geven tot. Ben besluit doen nemen.Lust geven om. Besluiten. Regelen. I se - :Bepaald worden. Se - d : Besluiten tot.

Deterrer 1. Opgraven. Avoir l'air d'un dame :Er uitzien als een lijk. 2. (fig.) Opsporen, ont-dekken, opsnorren.

Detersif bv.nw. en m. : Reinigend (middel).Detersion v. : Reiniging.Detestable en -ment : Afschuwelijk, afgrijse-lijk. Prullig. Verfoeilijk. Zeer slecht.

Detestation V. : Afschuw m., afgrijzen.Detester (oud) Vervloeken. Verfoeien, een af-

schuw hebben van.Detirer : (Uit)rekken.Detonant : Ontploffend.Detonateur : Die een kraal veroorzaakt. I m. :

Ontstekingsmiddel. Slaghoedje.Detonation v. : Knal m., ontploffing.Detoner : Ontploffen.Detonner : Vals inzetten; - zingen. (fig.) Eonwanklank geven; afsteken bij.

Detordre : Losdraaien. I se - le bras : Zich dearm uit 't lid rekken.

Detorquer : Verdraaien.Detors : Uiteengedraaid.Detortiller : Losdraaien, uiteenhalen.Detour m. : 1. Omweg m. (fig.) Uitvlucht v.,

voorwendsel. Sans -s : Recht door zee. 2. Krom-ming (rivier, straat). Les -s : De dwaalwegen.

Mourne : Afgeleid. Afgelegen, weinig bezocht.Zijdelings, indirect, bedekt. Verwrongen (be-tekenis). Chemin - : Zij-, omweg.

Detournement m. : Omdraaiing (hoofd). Aflei-ding, verlegging (rivier). Verduistering (geld).Ontvoering, schaking (minderjarige).

Detourner ov.w. : 1. (zaak) Afwenden; aflei-den (rivier; aandacht). Onttrekken aan. -l'entretien, - la conversation : Het gesprek eenandere wending geven. - un passage : Anders -,vals uitleggen.2.0ntvreemden,verduisteren (geld).3. Losdraaien (touw). 4. Van de (rechte) wegafbrengen. (fig.) Afhouden van (work). 5. Ont-voeren, schaken (minderjarige). I onov.w.Zijwaarts afgaan. I se - : Zich afwenden; eenomweg maken. - de son travail : Zich in zijnwerk laten storen.

Detradar : Belasteren, afgeven op.Detracteur m. : Kwaadspreker, lasteraar.Detraction V. : Lastering.Detraquage m. : 't Defect worden.DêtraquO Gek. Defect. Gekrenkt.Detraquement m. : Het in de war geraken.Stoornis; verbijstering.

Detraquer : In de war -, defect maken. I se - :In de war geraken, defect worden ; omslaan (stem).(f am.) Se -; avoir le cerveau detraque : Gekworden; - zijn.

Detrempe V. : 1. Waterverf (met lijmstof) v.(fig.) Ouvrage en - : Prulwerk. 2. Ontlating(staal).

Detremper : Aanmengen, verdunnen. Doorweken(weg). Ontlaten (staal).

Detresse V. : Nood m., angst m.Detriment : 1. Schade v., nadeel. Au - de Tenkoste van. Towner au - de : Een schadepostworden voor. 2. Overblijfsel, schilfer v.

Writer Kneuzen (zaad, olijven).Detrition v. : Afslijting door wrijving.

Page 151: aardrijkskunde - DBNL

D1TRITIQUE. 135 D)VIDER.

Detritique : Uit verweerde of ontbonden licha-men ontstaan. Produits —s : Afvalproducten.

Detritus m. (spr. -fuss) : Overblijfselen (van ver-weerde of ontbonden lichamen). Afval.

Detroit m. : 1. Zeeengte v., straat v. Het Ka-naal. 2. Bergpas m. 3. (oud) Landengte.

Dêtromper : Uit de dwaling helpen, beter in-lichten. I se — : Zijn dwaling inzien.

DêtrOnement m. : Onttroning.DêtrOner : Onttronen. (fig.) Verdringen.Distrousser : (Het opgeslagen kledingstuk) laten

zakken. Uitplunderen.Dêtrousseur in. : Straatrover.Dêtruire : Afbreken. Verdeigen, -woesten. (fig.)Te gronde richten; doen verdwijnen. Doden. —qn dens l' esprit de : Iem. zwart maken bij. I se — :Vergaan ; invallen (gebouw). Elk. vernielen. Zich -.Elk. 't leven benemen. - te niet doen.

Dette v. : 1. Schuld (geld) v. Crible -, perdu -, ac-cable de —s : Tot de oren in de schuld. Quipaie ses --s s'entichit : Wie zijn schulden betaaltverarmt niet. (fi g.) Nier la — : Niet erkennen,dat men ongelijk heeft. 2. (fig.) Verplichting, totm. Payer sa — 4 la nature : De tol aan de na-tuur betalen.

Deuil m. : 1. Rouw m., diepe smart v. Grand — :Zware rouw. Petit — : Lichte rouw. La natureen —: Verlaten,eenzame. Faire son — de : Als ver-loren beschouwen. (y olk) Faire — a : Spijten. 2.Rouwkleed. -behangsel. -tijd m. Vetu de — : In derouw. Porter le — de : Rouw dragen over. Pa-pier (de) — : Rouwpapier. Des ongles en — : Na-gels met rouwrandjes. Tendre de — : Met zwartbehangen. 3. Lijkstoet m. Conduire -, mener le — :Aan 't hoofd van de lijkstoet lopen.

Deuteronome m. : Deuteronomium (vijfde bij-belboek).

Deux : 1. Twee. Beide. Een paar. — 4 — : Bij pa-ren. — points : Dubbele punt. De — fours run :Om de andere dag. A nous —, maintenantNu hebben wij nog een appeltje te schillen.Donner -, piquer des — : Het paard de sporen ge-ven; er van doorgaan. Ne faire ni un(e) ni —Zich geen tweemaal bedenken. Il n'y a pas —voix la-dessus : Daarover is ieder 't Bens. Quandon est — : Wanneer men met zijn tweeen is. En— ; In tweeen. Courbe en — : Voorovergebogen.Marcher — par — : Twee aan twee lopen. 2.(f am.) Enige, enkele. A — pas d'ici : Hier dichtbij. En dire — mots : Een balletje er van opgooien.Etre a — doigts de la mart : De dood in 't aan-gezicht zien. 3. Tweede. I m. : Twee (cijfer).Amener le — : Een twee gooien. Jamais — sanstrois : Driemaal is scheepsrecht.

Deuxibme (spr. deuz-) : Tweede. I m. : - verdieping.Deuxiemement (spr. deuz-) : In de tweede plants.Deux-quatre m. (me. onverand.) : Tweekwarts-maat v.

Dêvaler ov.w. : Laten zakken, neerlaten. Af-gaan, -komen, -vallen. I onov.w. : Afgaan, -dalen.

Devaliser : Uitschudden, -plunderer.Dêvaliseur m. : Plunderaar. Afzetter.Dêvalorisation v. : Waardevermindering.Dêvaloriser : In waarde doen dalen.Devaluation v. : Waardevermindering, muntver-

zwakking.Devaneer : V6Orkomen, v66r zijn, voorlopen.(fig.) Overtreffen. Vooruit zijn. V66r zijn.

Devaneier m. : Voorganger. (f i g.) —8 : Voorouders.Devant vz. : 1. (plants) Voor. In tegenwoordig-

held van. Met 't oog op. Alter — soi : Zijns weegsgaan; (fig.) zijn plicht doen.. — an tel spectacle: Als men zulk een schouwspel ziet. Sortir lespieds — : Begraven worden. Avoir du temps -; del'argent — soi : Nog tijd -; geld genoeg hebben.Allez droit — eons : Loop maar recht voor unit. Jurer — Dieu : Bij God zweren. I bw. : 1.(plants) Voor, -uit, -aan. Passes — : Ga voor.Etre vent — : De wind van voren hebben. Par— : Ten overstaan van. Alter par — : Vooruit-lopen. 2. (t ij d) Vroeger. Je suis Gros-Jean comme— : Ik ben even ver Os vroeger. — que : Voor-dat. I m. : Voorste deel, voorzijde v. Jambe -,pied de — : Voorpoot. Sans — ni derriere: Waar-aan geen touw is vast te knopen. (fig.) Prendreles —s : Vooruitlopen, -gaan; zijn maatrege-len vooruit nemen; 't eerst aanpakken. — dechemise : Borst v., front. — de cheminee : Vuur-scherm. — de lavabo : Badmat. — de corsage :Borstsieraad. Cheval faible du — : Met zwakkevoorpoten. —s d'un tableau : Voorgrond m.

Devantier m. : Schort.Devanture v. : Voorgevel m., pal. Winkelraam.Dêvaser : Van modder ontdoen.Dêvastateur m. en bv.nw. : Verwoester. -end.Devastation v. : Verwoesting.Devaster : Verwoesten. Crdne devaste : Kaalhoofd.Dêveinard m. : Ongeluksvogel m.Dêveine v. : Voortdurend ongeluk. Etre en —,avoir de la — : Wanboffen.

Dëveloppable : Voor ontwikkeling vatbaar.Dëveloppement m. : Het ontrollen, -vouwen. Ont-

wikkeling (kiem, verstand, kunst, ziekte). Uiteen-zetting. (muz.) Doorvoering. Versnelling (fiets).

Developper : 1. Ontrollen, -vouwen. Uitstrek-ken. 2. Uit de omslag halen (pakket). 3. (fig.)Ontwarren, oplossen. Uiteenzetten. 4. Ont-wikkelen, doen groeien. Vormen, tot rijpheidbrengen. 5. Uiteenzetten. I se — : Ontwikkeldworden. Groeien, zich ontwikkelen, toenemen.

Devenir : Worden. Je ne sail que — : Ik weetniet wat ik doen moet. Que deviendrons-nous?Wat sal er van ons worden ? Qu'est devenu manchapeau? Waar is mijn hoed gebleven ? Que —?Wat nu begonnen ? I m. : Wording. Etre dans unperpetuel — : Voortdurend veranderen.

Devergondage m. : Schaamteloosheid, ontuch-tig leven.

Devergond6 bv.nw. en m. : Schaamteloos, ze-deloos (mens).

Devergonder (se) : Alle schaamte verliezen.Dêvernir : Van vernis ontdoen.Deverrouiller : Ontgrendelen.Devers : Naar, naar de kant van. Par — soi :

Onder zich, - zijn berusting.Myers m. : Schuine ligging, - kant m. I bv.nw.

: Hellend, scheef.Dêversement m. : Uitstorting.D6verser onov.w. : Scheel worden. I ov.w. : Uit-storten. I se — : Uitstromen. Kromtrekken.

Dêversoir m. : Verlaat. Hulp-reservoir. Rij schuinestenen voor afloop.

Devêtir : Uittrekken (kleed), ontkleden. I se— : Zich ontkleden. (recht) Se — de : Afstaan.

Devétissement m. : (recht) Afstand m.Deviation v. : Afwijking. Omgelegde weg.DOvidage m. : Afhaspeling. (pl a t) Geklets.Devider : 1. Tot een kluwen winders. Afhaspe-len, -winden. 2. (fig.) Afwikkelen. Afrabbelen.— son chapelet : Uitpakken.

Page 152: aardrijkskunde - DBNL

136 DIABLE.DVIDEUR.

Devideur m. : Haspelaar. Garenwinder.Devidoir m. : Haspel m. Haspelwagen m.Dëviè : Scheef. (f i g.) Verkeerd.Devier ov.w. : Afbrengen van de rechte weg.Verleggen (vervoer). Il devia la conversation :Hij bracht 't gesprek op wat anders. 1 onov.w.en se — : Afwijken; scheef groeien.

Devin m. : Waarzegger, profeet. (soort) Boaconstrictor v.

Devinable : C.4emakkelijk te raden.Deviner : 1. Voorspellen, aanzeggen. 2. Raden,gissen. Oplossen (raadsel). 1 se — : Zich latenraden.

Devineresse v. : Waarzegster.Devinette v. : Raadseltje.Devineur m. : Raadseloplosser (— d'inigmes).Devis m. : 1. Bestek. — estimatif : Kostenbereke-ning. 2. Gekout, keuvelarij.

Devisager : Brutaal opnemen. Het gelaat schen-den. I se — : Elk. strak aanzien.

Devise v. : Devies, zin-, lijfspreuk v. Leus v.Motto (prijsvraag). (beurs) —8 (etrangeres) :Deviezen.

Deviser : Kouten, keuvelen.Devissement m. : 't Af-, losschroeven.Devisser. : Afschroeven, los-. I se — : Afgeschroefd(kunnen) worden. Losgaan.

Devoiement m. : Afwijking, schuine stand m.(geneesk.) Buikloop m.

Devoilement m. : Ontsluiering. Onthulling.Dêvoiler : Ontsluieren. Onthullen. I se — : Desluiers afdoen. Openbaar worden (geheim).

Devoir : 1. Moeten. 2. Zullen; waarschijnlijkzijn. Il a dd vous dire que : Hij zal u zeker welgezegd hebben, dat. 3. Schuldig zijn. — a .Dieuet a diable, - a tout le monde, - au tiers et au quart: Aan iedereen geld schuldig zijn. Doit M. UnTel . . . : De Heer Die en Die debet . . . 4. Tedanken hebben. Etre (la a : Toe te schrijven zijnaan. 1 se — : Behoren te zijn, moeten zijn. Aanzich zelven verschuldigd zijn. Zich zelven moe-ten opofferen (voor), moeten opgaan (in). Cela sedoit : Dat behoort zo. I m. : 1. Plicht m., verplich-ting. Remplir ses —s : Zijn verplichtingen nako-men. Il est de mon — de : Het is mijn plicht om.Je me fail un — : Ik acht het mijn plicht. Semettre en — de : Aanstalten maken om, begin-nen met. 2. —s : Huis-, schoolwerk. 3. —s :Bewijzen van eerbied, plichtplegingen. Presenterses -8 : Zijn opwachting maken; de verschul-digde eer bewijzen. Rendre les derniers —3,- les—s funebres : De laatste eer bewijzen.

Devolu : (r e cht) Vervallen, toegevallen. I m. :Benefice vacant par — : Prebende, waarvan devergeving aan den paus was toegevallen. (fig.)Jeter son — sur : Zijn keus laten vallen op,naar 't bezit Bingen van.

Devolution v. : 1. Toewijzing van 't toegeval-lene; versterf. La guerre de — : De Devolutie-oorlog (1667). 2. Toewijzing van een prebende(z. devolu m.). 3. Toekenning.

Devorant : Verscheurend, -slindend. Onverzade-lijk. Verterend, -nielend.

Devorer : 1. Verslinden. 2. Verzwelgen, gulzigopeten. (fig.) Verslinden; verkwisten. Gretiglezen. Snel doorklieven. 3. (fig.) Opkroppen,weer-, inhouden. 4. (fig.) Verteren, vernietigen.Kwellen. Cette terre &yore lee habitants : In datland worden de bewoners niet oud. Il est &yored'ambition : De eerzucht laat hem geen rust.

Devot : 1. Vroom, godvruchtig. Zeer eerbiedig;opgaand in. 2. Schijnvroom (faux —. 1 m. : Vrome.Schijnvrome (faux —). (fig.) Aanhanger. Vriend.

Devotieusement en -ieux : Innig vroom, overtuigd.Devotion V. : 1. Vroomheid, godsvrucht v. Ver-ering. Livre de — : Gebedenboek. 2. Schijn-vroomheid, huichelarij (fausse —) v. 3. Gods-dienstplicht m. Faire ses —s : Bidden; biechtenen communiceren. 4. Toewijding. Etre a la —de : Verknocht zijn aan.

Devouement m. : Offer, opoffering. Toewijding,verknocht-, toegenegenheid.

Devouer : 1. (Toe)wijden, opofferen. — sa tete :Zijn leven blootstellen. 2. Wijden. Etre divouea qn : Iem. verknocht zijn. Votre devoui : Uw toe-genegen, - dienstwillige. I se — : Zich opofferen;- blootstellen. - wijden.

Dêvoye m. : Afgedwaald schaap.Devoyer : Van de weg brengen. (fig.) Op 'tslechte pad brengen. Etre divoye : Diarrhee heb-ben. 1 se — : Verdwalen. 't Pad der deugd ver-laten. (geneesk.) Buikloop veroorzaken bij.

Dexterite v. : Handig-, vlug-, vaardigheid.Dextre : Handig. Aan de rechterzijde geplaatst.

I V. : (oud; thans spot) Rechterhand v., -zijde v.Dextrement : Behendig.Dey m. : Dey (vroegere vorst van Barbarijse staten).Dia : Her! (roep om de paarden naar links tedoen gaan). Il n'entend ni a hue ni a — : Hij isvoor geen rede vatbaar.

Diabete m. : Suikerziekte (— mere) v.Diabetique : Van de suikerziekte. I m. : Lijderaan suikerziekte.

Diable m. : 1. Duivel, de Boze, Satan. Commeun beau — : Met alle kracht. Se demener commeun beau —, - comme un — dans un benitier : Alseen razende spartelen. C'est le — qui bat safemme et marie sa fills : Het is kermis in de hel.Quand le — devient vieux, it se fait ermite : Oudelichtmissen zitten onder de preekstoel. Fairele — : Al het mogelijke en onmogelijke doen.Faire le — a quatre : Een hels lawaai maken.Donner son dme au — : Zijn ziel aan den duivelverkopen. Je me donne au —, (je rear que) le— m'emporte : De duivel zal mij halen (als 'tniet waar is). Du —, si je le sais : Ik laat mehangen, als ik 't weet. Alter au — : Mislukken,te niet gaan. Envoyer au — : Naar den d. wen-sen. L'affaire s'en va au —, - est a tour les—5 : Is geheel verloren. Il demeure au — : Aan't einde der wereld. Avoir des —s bleus, - noirs :Vlagen van zwaarmoedigheid hebben. Avoir labeaute du — : Een eigenaardige frisheid enbekoring der jeugd houden. Tirer le — par laqueue : Veel moeite hebben om rond te komen.Le — est bien fin : Pas maar op, anders is de d.je te slim al. Le — n'y perd Tien : Het is niets danhuichelarij. Le — n'y verrait goutte : De duivel mager uit wijs worden. Le — s'en mele : De duivel speelter mee. Quand le — y serait : Al lijkt het onmoge-lijk, - ongelooflijk. C'est le — pour y arriver : Het iszeer moeilijk daar to komen. Voila le — : Daar zitde moeilijkheid. Le —, c' est que : Het ellendigste is,dat. Que — : Wat drommel, - duivel. De quoi

—vous avisez-vous? Wat duivel, haal jij je in jehoofd? Cela ne vaut pas le — : Dat is geensteek waard. En — : Verduiveld, erg. A la — :Slordig, verward, ellendig. Bdtir a la — :Samenflansen, Tout va a la — : Alles looptin 't honderd. Il fait un temps du — : Het

Page 153: aardrijkskunde - DBNL

DIABLEMENT. 137 DaRtSE.

is een hondenweer. Il a lair de porter le —en terre : Hij zit in de put. Le — soft de l'homme :

De d. hale dien kerel. 2. (fig.) Slecht -, boos-aardig -. Woelig mens, - kind. Beklagenswaardigedrommel. Lang mens. Un bon — Een goedekerel. Un pauvre — : Een arme sukkel. Ungrand — : Een lange slungel. Quel d'hommeest ceci ? Wat is dat voor een drommelse kerel ?3. Duiveltje in een doosje (— a surprise). Bromtolm. Rolwagen op twee wielen m. 4. — des bois :Bosduivel (aap). 5. Gek (draaiende kap opschoorsteen).

Diablement : Verduiveld (veel).Diablerie v. : 1. Duivelskunst v., hekserij. 2.

Duivelse boosheid.Diablesse v. : Duivelin. (fig.) Duivels wijf,

helleveeg. Une bonne — : Een best wijf. Unepauvre — : Een ongelukkige ziel. Une grande —de femme : Een vreselijk lange vrouw.

Diablotin m. : Duiveltje. Kwelgeest (kind) m.Diabolique : Duivels, hels. Afschuwelijk. Zeermoeilijk.

Diaboliquement : Op duivelse wijze.Diacaustique : Courbe — : Brandlijn (krommelijn, ontstaan door de snijding der gebrokenlichtstralen) v. Lentille — : Brandglas.

Diaconal : Van (het ambt van) een diaken.Diaconat m. : Diakenschap, -ambt.Diaconesse v. : Diakones v.; ziekenverpleeg-ster, -troosteres.

Diaconie v. : Berk te Rome, die door eenkardinaal-diaken bestuurd wordt v. Prot.ziekenhui s.

Diacre m. : Diaken.Diaeritique : Dat dient om te onderscheiden.(t a alk.) Signer —3 : Onderscheidingstekens(cedille, accent, enz.).

Diadelphe : (plantk.) Tweebroederig.Diademe m. : (Vorstelijke) voorhoofdsband m.,diadeem v. (fig.) Macht v. Koningschap.

Diagnose v. (spr. -g-nOze) : (geneesk.) Onder-scheiding en kennis der ziekten.

Diagnostic m. (spr. -g-nostik) : (geneesk.)Bepaling ener ziekte uit Naar verschijnselen,diagnose v.

Diagnostique (spr. -g-no-) : Dat tot kentekenener ziekte dient.

Diagnostiquer tspr. -g-no-) : Bepalen (de aardder ziekte) uit de kentekenen. (fig.) Voorspellen.

Diagonal : Overdwars, schuin.Diagonale v. : Hoekpuntslijn v., diagonaal v.En — : Schuin.

Diagonalement : Schuin, dwars.Diagramme m. : Voorstelling door lijnen en cijfers.Dialectal : Die behoort tot -, in een dialect.Dialeete m. : Gewestelijke taal v., - tongval m.Dialecticien m. : Kenner en beoefenaar der dia-

lectiek.Dialectique v. : 1. Disputeerkunst v. 2. Denk-kunst. 1 bv.nw. : 1. Die zich van redeneringenbedient. 2. z. dialectal.

Dialectiquement : Volgens de regels der dialectiek.Dialogisme m. : Uiteenzetting in de vorm vaneen samenspraak.

Dialogue m. : Tweespraak v. Gesprek.Dialogue : In gesprekvorm.Dialoguer ov.w. : In gesprekvorm inkleden. 1onov.w. : Een samenspraak houden.

Diamant m. : 1. Diamant m. (f i g.) De—: Onverbid-delijk. 2. (fig.) Sieraad, juweel.

Diamantaire : Schitterend als een diamant. 1 m.: Diamantslijper. -handelaar.

Diamante : Met diamant versierd. Als diamantgeslepen.

Diamanterie v. : Diamantslijperij v.Diamantifere : Diamanthoudend.Diametral : Die de doorsnede -, de middellijn volgt.Lijnrecht. Ligne —e : Middellijn.

Diametralement Lijnrecht. Etre — opposes :- tegenover elk. staan.

Diametre m. : Middellijn v. Doorsnede v., groot-ste breedte v. Kaliber.

Diandre, -drique : (plantk.) TweehelmigDiandrie v. : (plantk.) Klasse der tweehelmigen v.Diane v. : 1. Diana, Artemis, de jachtgodin.2. Reveille v.

Diantre m. : (oud) Duivel (z. diable). I tussenw. :Drommels I

Diapason m. : 1. Omvang (stem of speeltuig)m. 2. Stemvork v., -fluitje. 3. Stem-, toonhoogtev. 4. (fig.) Gemoedsstemming. Se mettre au

—de qn : Zich naar iem. schikken. Faire baisser le— a qn Iem. een toontje lager doen zingen.

Diaphane : Doorzichtig. -schijnend.Diaphaneite v. : Doorzichtig, -schijnendheid.Diaphragmatique : Van het middelrif.Diaphragme m. : Middelrif. Middelschot. (Tus-sen)schot. (p h o t o) Lensopening v.

Diapositive V. : (p h o to) Lantaarnplaatje.Diacre : Bont, veelkleurig.Diaprer : Bont veelkleurig maken.Diarrhee v. : Buikloop m., diarrhee v.Diathese v. : (geneesk.) Aanleg tot ziekte m.Diatonique : (m uz.) Volgens de natuurlijke op-volging met hele en halve tonen opklimmend.

Diatribe v. : Hevige critiek v., scherpe aanval m.Dicline : (plantk.) Eenslachtig.Dicotyledon bv.nw. en v. : Tweezaadlobbige(plant v.).

Dictame m. : 1. Essenkruid. 2. (fig.) Balsemm.; hetgeen smart helpt lenigen.

Dietamen m. (spr. -menu) : Inspraak (geweten) v.Dietateur m. : Onbepaald gezaghebber in tijdvan gevaar, dictator (Rome). (fig.) Machthebber.D'un ton de — : Gebiedend.

Dictatorial : Van een dictator. (fig.) Onbeperkt,gebiedend.

Dictature V. : Dictatorschap. (fig.) Onbeperkteheerschappij v.

Dietee v. : 1, Het voorzeggen. Berire sous la —de qn : Opschrijven, wat iem. voorzegt. 2. Hetvoorgezegde, dictaat.

Dieter : 1. Voorzeggen (om op te schrijven). Coorsdicte : Dictaat. 2. Ingeven, in de mond geven.3. Voorschrijven. — la loi : De wet stellen.

Diction v. : 1. Juiste keuze en schikking derwoorden, stijl m. 2. Juiste voordracht v. Voor-drachtskunst v.

Dictionnaire m. : Woordenboek.Dicton m. Spreuk v., spreekwijze v.Didactique : Lerend, onderrichtend. 1 m. : Di-dactisch genre. 1 v. : Leerkunst v.

Didaetiquement : Op lerende wijze.Didelphes v.mv. : Buideldieren.Didon v. Dido (stichtster van Carthago).Diedre bv.nw. en m. Tweevlakshoek m., -ig;standhoek, -ig.

Diegue m. : (n a am) Diego.Dierése v. (t a alk.) Scheiding van een twee-klank. Deelteken.

Page 154: aardrijkskunde - DBNL

D1tSE. 138 DILATER.

Diese m. : (muz.) Kruis(teken).Dieser : (muz.) Van een kruis voorzien; eenhalve toon verhogen.

Dike v. : 1. Leefregel m., dieet. - tact& : Melkkuurv. 2. Land-, rijksdag m.

Dietetique : Van een verstandige voeding. I v. :Voedingsleer v.

Dieu m. : 1. God. Le - (fait) homme, l'homme- : Jezus. Le bon - : Onze Lieve Heer. Rece-voir le bon - : Zijn communie doen. Mon -I Mijnhemel, och hemeltje 1 - juste! Gerechte hemel!Un homme cle, - tout en - : Een godvruchtig man.Etre devant - : Dood zijn. Etre avec - : De god-delijke gelukzaligheid genieten. Par la grace de- : Bij de gratie Gods. L'homme propose et -dispose : De mens wikt, God beschikt. Ce quefemme veut, - le veut : De vrouw weet steedsNaar wil door te drijven. Qui donne aux pauvrespréte a - : Wie de armen geeft, krijgt het hier-namaals terug. Grdce a -, - merci, - soit toui :God zij dank. - aidant, a l'aide de - : Met Godshulp. - le veuille, plaice a - : God geve het. Ssilplait a - : Zo God wil. A - ne plaise : Godverhoede het. Pour -, au nom de - : In Gods-naam. - me pardonne : De Hemel sta nab bij,waarachtig. Ah -, non! De Hemel beware mijdaarvoor. Ah -, oui! Waarachtig I - vous lerends : De hemel vergelde 't u. - lui fasse paix :Hij ruste in vrede. Jour de -! Verduiveld! A -va(t)! Vooruit maar! Vivre selon - : Een Godewelgevallig leven leiden. (yolk) Est-il vraiment- possible, ee n' est pas - croyable, - permis : Hoeis 't Gods mogelijk? 2. Les --x : De Goden. Les-x sur -, de la terre : De machtigen der aarde.Jurer ses Brands -x : Bij hoog en bij laag ver-zekeren, - zweren. 3. (fig.) Afgod, godheid. Faireun - de : Een afgod maken van.

Diffamant : Onterend, lasterlijk.Dfffamateur in. : Eerrover, lasteraar.Diffamation v. : Eerroof m., lastering.Diffamatoire : Lasterlijk, smaad-.Diffamer : Belasteren. (fig.) Onteren.Differemment : Anders, op een andere wijze.Difference v. : 1. Onderscheid, verschil. A la- de : Anders dan. 2. Kenmerk, bepalendeeigenschap. 3. (han del) Koersverschil. Tekort.

Différencier : Onderscheiden door de verschil-len aan te geven, verschillend maken. I se - :Verschillen.

Differend m. : Verschil van mening. Verschil.Partager le - : De middelprijs aannemen, 't ver-schil delen.

Different : 1. (na het zelfst. nw.) Verschil-lend, ongelijk. 2. (voor het zelfst. nw., steedsm v.) Verscheidene, verschillende.

Differentiel : Die de verschillen aanwijst. (han-del) Tarif - : Vervoertarief, dat verandert naarde afstand en 't gewicht der waren. Droit

-: Invoerrecht, dat verandert naar gelang van't land van herkomst. (wisk.) Calcul - : Wis.kundige berekening van de veranderingen enerfunctie, wanneer de onafhankelijk veranderlijkegrootheden, waarvan zij afhangt, met oneindigkleine bedragen aangroeien.

Differentier z. -der.Differer ov.w. : Uitstellen, verdragen. Ce qui estdifferi nest pas perdu : Uitstel is nog geen af-stel. I onov.w. : 1. Verschillen, uiteenlopen. 2.- a faire : Uitstellen.

Diffielle : 1. Moeilijk, zwaar. Les temps ---s :

Benauwde, slechte tijden. 2. Veeleisend. Kies-keurig. - a vivre, - a ferrer : Lastig (van humeur).Faire le - : Veel noten op zijn zang hebben. 3.Eigenzinnig, onhandelbaar.

Diffieilement : Met moeite, bezwaarlijk.Difficulte v. (z. diffieile) : 1. Moeilijk-, zwarigheid.2. Beletsel, hinderpaal m. 3. Tegenwerping.Cela ne souffre point de - : Dat is onweerlegbaar.4. Onenigheid. En - avec : Kibbelend met.

Diffieultueux : Zwaartillend.Difforme : Misvormd, wanstaltig.Difformer : Misvormen.Difformite V. : Misvormd-, wanstaltigheid.Diffraeter : Buigen (lichtstralen).Diffraction v. : (Straal)buiging.Diffus : 1. Verspreid, verstrooid; (plantk.) metverspreide takken. Dof; diffuus (licht). 2. (fig.)Wijdlopig; onsamenhangend.

Diffuser : Verspreiden (z. -sion); diffunderen.Diffuseur m. : Ontvangtoestel met ingebouwdeluidspreker.

Diffusibilite V. : Verstrooi-, verspreidbaarheid.Diffusible : Verstrooibaar, vluchtig.Diffusion v. : Verdeling, verspreiding. Opnemingin 't lichaam. (natk.) Menging door een poreuzewand, diffusie v. Onregelmatige weerkaatsing(licht, warmth). Uitzending (radio). (fig.) Ver-spreiding. Wijdlopigheid. Verwardheid.

Digerer : 1. Rangschikken. Rijpelijk overwegen,- onderzoeken. 2. Verteren (voedsel). Du sevoirmal diger4 : Onbegrepen geleerdheid. - des wil-low : Een struisvogelmaag hebben. Dur a - :Onverteerbaar; (fig.) ongelooflijk. 3. (fig.) Ver-kroppen, verdragen.

Digeste m. : Verzameling rechtsgeleerde geschrif-ten. Pandecten.

Digestible : Verteerbaar.Digestif : 1. De spijsvertering bevorderend. 2.Dat voor de s. dient. 3. Ettervormend.

Digestion v. : 1. Spijsvertering. La - me tra-vaille : Het eten ligt me zwaar. 2. Bevorderingvan 't etteren. Rijpwording.

Digital : Van de vingers. Vingervormig.Digitale v. : Vingerhoedskruid.Digith : Gevingerd. Handvormig.Digitigrade m. : (nat. hist.) Teenganger. I bv.nw.: Op de tenen lopend.

Digne : 1. Waardig, verdienend. - de foi, - decroyance : Geloofwaardig. 2. Waardig, zelfbe-wust. 3. Rechtschapen, braaf. 4. Overeenkom-stig (met).

Dignement : Naar verdienste. Op waardige wijze.Dignitaire m. : Waardigheidsbekleder.Dignite v. : Waardig-. Deftig-, verhevenheid.

Gewicht, aanzien. Ereambt, waardigheid. Gevoelvan eigenwaarde.

Digressif : Uitweidend.Digression v. : Uitweiding.Digue v. : 1. Dijk m., dam m. 2. (fig.) Dam.Dilaceration V. : Het vaneenscheuren.Dilacerer : Vaneenscheuren.Dilapidateur m. en bv.nw. : Verkwister. -end.Dilapidation v. : Verkwisting, verspilling.Dilapider : Verspillen.Dilatabilite v. : Uitzetbaarheid.Dilatable : Uitzetbaar.Dilatant : Uitzettend.Dilatation v. : Uitzetting. Verwijding, verbre-ding. (fig.) Hartsverheffing.

Dilater : Doen uitzetten, verwijden. (fig.) Ver-

Page 155: aardrijkskunde - DBNL

139 DIRE.DILATION.

heffen, tot vreugde stemmen (hart). Mon cwurse -ate : Ik adem ruimer.

Dilation v. : Uitstel.Dilatoire : (r e c h t) Vertragend.Dilection v. : Vrome liefde v.Dilemme m. (spr. -lêmm) : (Redenering uitlo-pende op de) keuze tussen twee elk. geheeluitsluitende dingen v., dilemma.

Dilettante m. : (Kunst)liefhebber. Kunstenaar,die zich niet om de zedelijke waarde van zijnwerk bekommert. Man die van alles doet, die„liefhebbert".

Dilettantisme m. : Liefhebberij smaak voorkunst m. Kunstuiting, waarbij met de zedelijkewaarde van 't werk geen rekening wordt ge-houden.

Diligemment : Zorgvuldig. Haastig.Diligence v. : 1. Nauwlettendheid. Stap m. Fairedes —s contre Een vervolging instellen tegen. 2.(school) Schriftelijk eigen werk. 3. Vlijt v.Faire Zich haasten. 4. Postwagen m. — d'eau: Trekschuit v.

Diligent : 1. Zorgvuldig. IJverig. 2. Naarstig,voortvarend.

Dilobe : (plantk.) Tweelobbig.Diluer : Verdunnen. (fig.) Verwateren.Dilution v. : Verdunning.Diluvien (soms -vial) : Aangespoeld. Van de

zondvloed. Pluie —ne : Wolkbreuk.Diluvium m. (spr. -viOmm) : In v6Orhistorischetijden aangeslibde aardlagen v.

Dimanche m. : Zondag m. Tel qui rit le —, yen-dredi pleurera : Heden verblijden, morgen lijden.Un air de — : Een opgeruimd gelaat. — gras :De laatste Zondag v66r de Vasten. — des Ra-meaux : Palmzondag.

Dime v. : Tiende, - deel (als belasting).Dimension v. : 1. Afmeting. 2 Maat v. (fig.)

Prendre les —s de qn : Kijken wat in iem. zit.Timbre de — : Formaatzegel.

Miner : Tiend heffen van.Diminuer ov.w. : Verminderen, -kleinen; ver-lagen (prijs). (fig.) Benadelen. Kleineren. Ver-za chten (gebreken). Se sentir -é : Gevoelen datmen te kort gedaan wordt. I onov.w. : Minder -,kleiner worden, verzwakken (gezicht, geest),dalen (prijs).

Diminutif : Verkleinend. I m. : Verkleinwoord.Verkleining, miniatuur.

Diminution v. : Vermindering, verkleining, daling(prijs). Waardeverlaging (geld).

Dinanderie V. : Geel-koperen vaatwerk.Dinatoire z. dejeuner (m. 1).Dinde v. : Kalkoense hen. (f am.) Dom vrouwtje,

gansje.Dindon m. : Kalkoen. (fig.) Stommerik. Le —de la farce : 't Kind van de rekening.

Dindonneau m. : Kalkoentje.Dine z. diner in.Diner : Het middagmaal houden, eten. (filler)— en ville : Uit eten gaan. — de qch : Zijn mid-dagmaal doers met lets. I m. : Middagmaal.

Dinette v. : Lichte maaltijd m. Faire la — :Een poppenmaal aanrichten; snoepen.

Dineur m. : Gast aan tafel. Beau — : Stevig eter.Diocesain : Die tot een diocese behoort. m. :

Geestelijke -; gelovige in een bisdom.Diocese m. : (Aarts)bisschoppelijk gebied.Dioclétien Diocletianus (keizer).Diogene m. : Diogenes (wijsgeer).

Dionysiaque : Ter ere van Bacchus. (fig.) Uit-bundig, in een dolle extase.

Dionysies v.mv. : Bacchusfeesten.Dioptre m. : Diopter-liniaal v. Kijkspleet v.Dioptrique v. : Leer van de straalbreking v.Diorama m. : Groot beschilderd dock, waaroplichteffecten worden voortgebracht. (fam.) Kijk-spelletje.

Diphterie V. : Diphteritis v.Diphtongaison v. : Het tot een tweeklankmaken; - worden.

Diphtongue V. : Tweeklank m.Diphtonguer : Tot een tweeklank maken.

se — : - worden.Diplomate m. : Staatsman. (fig.) Handig on-derhandelaar.

Diplomatie v. : Staatsmanskunst v. (fig.) Om-zichtigheid.

Diplomatique : 1. Van een diplomaat, der di-plomatie. (fig.) Etre chargé d'une mission — :Een opdracht hebben, die veel tact vereist.Language — : Dubbeizinnige taal. 2. Betrekkinghebbende op oorkonden. Texts — : Nauwkeurigetekstuitgave. I V. : Oorkondenleer v.

Diplomatiquement : Volgens de gebruiken derdiplomatic. (fig.) Met handigheid en tact.

DiplOme m. : Aanstellings-, voorrechtsbriefDiploma, akte v.; bul (doctor) v.

DiplOme : Met een akte, gediplomeerd.Dipode : (nat. hist.) Tweevoetig.Diptere : Tweevleugelig. I m. : - insect. Gebouwmet twee zuilenrijen.

Diptyque m. : Tweeluik.I. Dire : 1. Zeggen, spreken. 2. Vertellen. Ce dit-on : Naar men zegt. 3. Bevelen. Il ne se restpas fait — deux lois : Hij heeft 't zich geentweemaal laten zeggen. 4. Zeggen, als zijn me-ning te kennen geven. C'est vows n'est-ce pas?Ik wil maar zeggen, nietwaar ? — son fait a qn :Ism. vierkant de waarheid zeggen. Cela va sans— : Dat spreekt vanzelf. A vrai —; a — vrai :Eerlijk gezegd. Que dis-je? Erger nog; a nders, beter.C'est dit; voila qui est dit : Afgesprokenl Ce qui estdit, est dit : Eens gezegd, blijft gezegd. — pis quependre de qn : Veel kwaads vertellen van iem. Quoiqu'on dise : Wat men ook zeggen moge. — d'un,puffs d'un autre : Telkens van mening veran-deren. 5. Menen, geloven, denken. On diraitd'un fou : Men zou denken, dat een gek dit ge-daan heeft. (Et) — que : En te moeten beden-ken dat. (C'est) comme qui dirait : Als 't ware,om zo te zeggen. On dirait du yin : Men zoudenken, dat 't wijn is. Peut-on Hoe is 'tmogelijk? 6. Tegenwerpen. Il n'y a pas a — :Daar valt niets op of te dingen. A qui le dites-vats? Wou je mij dat nog vertellen; zeg dat wel.Il y a bien 4 — : Er valt heel wat op of te dingen.7. Voorlezen, -zingers; opzeggen (les). — la messe: De mis lezen. 8. In verzen bezingen. 9. Noemen,aanduiden. Charles dit le Temeraire : Karelgezegd bijgenaamd de Stoute. 10. (Kunstig)uitdrukken, zeggen. Bien disant : Welsprekend.L'art de bien — of le bien — : De kunst vanvoordragen. Apprendre a — : Leren voordragen.11. Verkondigen, beduiden. C'est tout — : Daarmeeis alles gezegd. Et tout sera dit : En daarmee is't uit. Qu'est-ce a —; que veut — cela? Wat be-duidt dat? Ce West pas a — que : Het wil nietzeggen dat. Que veut — en francais . . Hoeheet in 't Frans . ? Je ne dis pas cela : Dat

Page 156: aardrijkskunde - DBNL

DIRE. 140 DISGRACa.

beweer ik niet. 12. Aanstaan, een weerklankvinden bij. Cela ne me dit rien : Dit staat mij in't geheel niet aan, - laat mij koud. Cet ouvragene dit rien a l'imagination : Spreekt niet tot. 13.(gebiedende wijs) Dites done! Zeg eenslHoor eens 1 Tu viendras, dis? Je zult toch ko-men, niet waar ? 14. (recht) Veroordelen; be-velen. I se - : Elk. zeggen. Tot zich zelvenzeggen. Zich noemen. Gezegd -, verteld worden.Voorwenden te zijn. Cela ne se dit pas : Menzegt dat (zo) niet, men gebruikt dat woordniet. J'ai l'honneur de me - : Ik heb de eer mijte noemen (onderaan brief). Dites-vous bien que: Wees er bij u zelf wel van overtuigd dat.

II. Dire m. : 1. Het gezegde, uitlating. Au - de :Volgens. 2. Getuigenis. 3. (r ech t) Verkiaring,rechtsmiddel. Akte v.

Direct (spr. -rAlcte) : 1. Regel-, lijnrecht. Door-gaande (trein). 2. Rechtstreeks, recht. Hiritier- : Erfgenaam in de rechte lijn. Raison - e :Rechte reden. Cgntributions -es : Directe belas-tingen. 8. Op den man af.

Direetement : Regelrecht, rechtstreeks.Directeur m. : 1. Bestuurder, bewindhebber,directeur. - (de conscience) : Biechtvader. 2.(g e s c h.) Lid van 't Directoire (1795-99) . Ibv.nw. : Leidend. Comite - : Bestuur.

Direction v. : 1. Leiding. Prendre la - : De 1.(op zich) nemen. 2. Bestuur, beheer, bewind,directie v. B. Beheer door een curator. 4. Direc-teursambt. -woning. -kantoor. 5. Leiding (geest).- (de conscience) : Geestelijke leiding door zijnbiechtvader. 6. Gedragslijn v. Richting. Prendreune - : Een richting inslaan. Sens de la - :Orienteervermogen. 7. Stuurinrichting (auto).

Directive V. : Richtsnoer.Directoire m. : Raad van bewind m. 't Directoire(1795-99). (K a t h.) Kalender m.

Directorat m. : Directeurschap.Directorial : 1. (gesch.) Van 't Directoire. 2.Van een directeur, - bestuurder.

Directriee V. : Bestuurster. Voorwiel.Dirigeable : Bestuurbaar. I m. : - luchtschip.Dirigeant : Leidend. Les classes -es : De heer-sende standen. I m. : Machthebber. Leider.

Diriger : 1. Besturen, leiden, aanvoeren. - laconscience de qn : Iem. geestelijke leidsman zijn.2. Richten, sturen; vestigen (aandacht). On l'adiria sur B. : Men heeft hem naar B. overge-bracht, - gezonden. - des poursuites contre : Eenvervolging instellen tegen.

Dirimant : Vernietigend. Onoverkomelijk.Discernable : Onderscheid-, waarneembaar.Discernment m. : Onderscheiding. -svermogen,doorzicht. L'dge de -: De jaren des onderscheids.Sans - : Zonder oordeel des onderscheids.

Discerner : Onderscheiden. (fig.) Inzien.Disciple m. : Volgeling, discipel. Leerling. -sd'Emmaiis : Emmausgangers.

Disciplinable : Voor tucht vatbaar, volgzaam.Diseiplinaire : De tucht betreffend. - bevor-derend. 1 m. : Kettingganger. Klassia,an.

Disciplinalrement : Volgens de voorschriftenvan tucht.

Discipline v. : 1. Gesel m. Se donner la - :Zich geselen. 2. Tucht v., orde v. Faire de la- : Streng zijn. 3. Leiding. Toezicht. 4. Leer-regel m. 5. (n i e u w) (Hulp)wetenschap.

Discipliner : Aan tucht gewennen. Gladstrij-ken (haar). - la chair : 't Lichaam geselen.

Diseobole m. : Discuswerper.Discontinu : Onsamenhangend.Discontinuation v. : Ophouding, afbreking.Discontinuer ov.w. : Onderbreken, staken.onov.w. : Ophouden.

Discontinuite v. : Afbreking, gebrek aan sa-menhang.

Disconvenanee v. : Gebrek aan overeenstem-ming. Tegenstelling.

Diseonvenir : 1. Niet passen. 2. Loochenen,ontkennen. Ne pas - : Toestemmen.

Discordance v. : Wanklank m., ontstemdheid.(f i g.) Gebrek aan overeenstemming.

Discordant : Ontstemd, vals. Niet overeen-stemmend ; vloekend. Note -e : Wanklank.

Discords v. : Tweedracht v. De godin der twee-dracht. Pomme de - : Twistappel.

Discorder : Niet overeenstemmen.Discotheque v. : Verzameling gramofoonplaten.Discoureur m. : Praatvaar.Diseourir : Praten. Uitweiden.Diseours m. : 1. Gesprek, onderhoud. 2. (oud)Verhandeling. 3. Rede(voering), toespraak v.- du trOne : Troonrede. 4. (school) Opstel inde vorm ener rede. 5. Rede v., taal v., uitingder gedachten. Parties du - : Rededelen.

Diseourtois en -ement : Onheus.Discourtoisie v. ; Onheusheid.Discredit m. : Vermindering van krediet,waarde. Mistrouwen.

Discrediter : In diskrediet brengen. I se - : Zijnkrediet verliezen.

Discret : 1. Omzichtig, behoedzaam; bescheiden(in 't gebruik). 2. Bescheiden ; die weet te zwijgen .Niet in t' oog lopend. Sober (stijl). 3. Gescheiden,onsamenhangend. 4. (nieuw) Geruisloos.

Discrêtement : Omzichtig. Bescheiden.Discretion v. : 1. Onderscheidingsvermogen. 2.

Omzichtigheid. Sans - : Buitensporig. 3. Be-scheidenheid. 4. Believen, willekeur v. Tenir -,avoir qn a sa - : Met iem. does wat men wil.Se rendre a - : Zich op genade of ongenadeovergeven. A - : Zoveel -, zoals men wil. 5.Onbepaalde inzet m. Parier une - : Om eenvoorwerp wedden, dat de winner mag kiezen.

Discretionnaire : Aan 't goeddunken overgelaten.Discrimination v. : Onderscheidingsvermogen.Pouvoir - : Macht (van den rechter) om naargoeddunken te handelen.

Diseulpation v. : Rechtvaardiging.Disculper : Rechtvaardigen. I se - : Zich recht-vaardigen, - vrijpleiten.

Discursif : (wij sb.) Redenerend.Discussion v. : 1. Overweging. Beraadslaging,bespreking. Hors de toute - : Onbestrijdbaar.2. Woordenwisseling. Twist m.

Discutable : Betwistbaar.Diseuter ov.w. : Overwegen, onderzoeken. Bespre-ken, beraadslagen over. I onov.w. : Redetwisten.

Disert en -ement : Welbespraakt. Vlot.Disette v. : Gebrek. - aan levensmiddelen. Ar-moede (taal) v., schaarste v.

Diseur m., -euse v. : 1. Hij, zij die spreekt, - ver-telt. - de bons mots : Moppentapper. - derien : Onbeduidend snapper. - de Brands mots: Pocher. Beau - : Mooiprater. 2. (IT o 1 k) Groot-spreker. 3. Voordrager, -draagster.

Disgrace v. : Ongenade v. (fig.) Onheil. Lomp-,onbevalligheid.

Disgraeie : In ongenade. Misdeeld. Lelijk.

Page 157: aardrijkskunde - DBNL

DISGRACIER. 141 DISSIPP4.

Disgracier : Zijn gunst -, genade onttrekken aan.Disgracieusement en -cieux : Onaangenaam.

Onbevallig.Disjoindre (spr. diss-j-) : Scheiden. (r e cht)Splitsen (taken), Pronom disjoint : Niet met 'twerkw. verbonden voornaamw. I se — : Vaneen-gaan.

Disjonetif (spr. dim-j-) : Scheidend. Proposition-ive : Zin, waarvan de delen door een schei-dend voegw. verbonden zijn.

Disjonetion v. (spr. diss-j-) : Scheiding. (recht)Splitsing (zaak).

Dislocation v. : Ontwrichting, verstuiking. Ver-deling (rijk). Ontbinding (troepen). (a a r d k.)Verschuiving.

Disloquer : Uit de voegen doen geraken. Ont-wrichten. Doen uiteenvallen (rijk). Ontbinden(troepen). I se — : Wijken. Los-, uit zijn ver-band gaan. Uiteenvallen,

Dispache V. : (r e c h t) Averijberekening. Scheids-gerecht daarbij.

Dispacheur m. : Averij-beoordelaar.Disparaftre : Verdwijnen. Heengaan. Zich schuilhouden.

Disparate : Strijdig, onverenigbaar. Schreeu-wend (kleur). I v. (soms m.) : 1. Strijdigheid,schrille tegenstelling. 2. Dwaasheid.

Disparite V. : Gebrek aan overeenkomst.Disparition v. : Verdwijning.Disparu m. : Vermiste. Ontslapene.Dispendieusement en -dieux : Kostbaar.Dispensaire m. : Armen-apotheek en genees-kundige behandeling ; polikliniek v.; wijkapo-theek v. Receptenboek. (soms) Kookboek.

Dispensation v. : Uitdeling, -reiking, verde-ling. Artsenijbereiding.

Dispense V. : Vrijstelling, dispensatie v. Vergun-ning, verlof.

Dispenser : Vrijstellen -, ontslaan van. Verdelen,uitreiken. Geneesmiddelen bereiden. I se — de :Zich ontslaan van, zo vrij zijn niet te.

Disperser : Verspreiden, -strooien, uithenjagen.Versnipperen. Op een veiling doen uiteenvallen(collectie). I se — : Uiteengaan.

Dispersion V. : Verstrooiing, -spreiding. Kleurschif-ting. — de l' esprit: Versnippering van concentratie.

Disponibilit6 v. : 1. Beschikbaarheid. —s : Beschik-bare Belden, - voorraden, - troepen. 2. Tijdelijkebuitendienststelling; nonactiviteit v. Traitementde — : Wachtgeld.

Disponible : Beschikbaar.Nonactief; ter beschikking.Dispos : Flink, vaardig; monter.Disposer ov.w. : 1. Plaatsen, schikken. Inrich-ten. 2, Voorbereiden. Overhalen, aansporen. Jene me sens pas bien dispose : Ik ben niet wel; -in stemming. Je suis bien dispose pour lui, - dis-pose en sa favour : Ik ben hem welgenegen. Disposea : Geneigd, van plan. I onov.w. : 1. (met de)Beschikken over. Wegschenken, verkopen. 2.Beslissen, beschikken. I se — : Gereedgemaaktworden. Zich gereedmaken (tot). Gerangschiktworden. Zich plaatsen.

Dispositif m. : 1. Beschikking, de eigenlijketekst (wet, bevel, vonnis) m. 2. Inrichting.

Disposition v. : 1. Inrichting, schikking, plaat-sing, verdeling, toestand m. 2. Lichaams-, gees-testoestand, neiging, stemming. En bonne — : Inwelstand. Avoir des —s favorables pour qn : Iem.welgenegen zijn Il a de la — a s'enrhumer : Hijwordt licht verkouden. 3. Aanleg m., geschikt-

heid. 4. (fig.) Bepaling, voorschrift. 5. Voor-bereiding. 6. Beschikking (over), vrij gebruik(van). // n'a pas la — de lui-meme : Hij is zichzelf geen meester. A la — : Op wachtgeld.7. Tekening, patroon. 8. (muz.) Ligging (v.muziekstuk) v.

Disproportion v. : Onevenredigheid, wanver-houding, ongelijkheid.

Disproportionnê : Onevenredig, ongelijk.Disproportionner : Ongelijk maken, slecht bijelk. doen passen.

Dispute v. : 1. Redestrijd m. — de mots : Gevit.2. Woordenwisseling. Twist m.

Disputer onov.w. : 1. Redetwisten. 2. Twisten,strijden (over). Kijven. I ov.w. : Betwisten, be-strijden, twisten om. Le — a : Wedijveren met.— le terrain a l'ennemi, - a qn : (Den vijand) degrond voet voor voet betwisten; (fig.) zijn me-ning krachtig handhaven tegen iem. I se — :Elk. betwisten, wedijveren om lets te krijgen.Twisten. I Se — qeh : Om jets strijden.

Disqualifier : Van de wedstrijden uitsluiten.(f am.) Voor ongeschikt verklaren.

Disque m. : L Werpschijf v., discus m. 2. Schijf(zon, bloem, blad). 3. Signaalschijf (spoorwe-gen). 4. (Gramophoon)plaat v.

Dissecteur m. : Ontleder.Dissection v. : Lijkopening, ontleding, sectie.(fig.) Nauwkeurig onderzoek.

Dissemblable : Verschillend, ongelijksoortig.Dissemblance V. : Ongelijksoortigheid, verschil.Dissemination : Verspreiding, verstrooiing.Dissêminer : Verspreiden, verstrooien.Dissension v. : Verdeeldheid, tweespalt v.Dissentiment m. : Verschil van gevoelen.Dissèquer : Ontleden, (een lijk) openen. (fig.)Doorgronden (boek, leer, hart), nagaan.

Dissêqueur m. : Ontleder.Dissertateur m. : Langdradig spreker.Dissertation v. : (Geleerde) verhandeling. Opstel(in de hoogste klassen).

Disserter : Een geleerde verhandeling schrij-yen, - voordragen. Uitweiden.

Dissidence v. : Scheuring, verdeeldheid.Dissident : Afgescheiden, andersdenkend. Uit departij getredene. Les —s : Afgescheidenen(Nederl.); Dissenters (Engel.).

Dissimilaire : Ongelijksoortig, -slachtig.Dissimilation v. : 't Ongelijksoortig maken.(taalk.) 't Veranderen van een klank (zie dis-similer).

Dissimiler : Ongelijksoortig maken. (t a alk.)Veranderen (een klank) omdat dezelfde klankin de nabijheid wordt gehoord (b.v. quenouillevoor quelouille). I se — en : Overgaan in.

Dissimilitude v. : (t a alk.) Verscheidenheid.Dissimulateur m. : Veinzer.Dissimulation v. : Geveinsdheid. 't Veinzen.Verzwegen winsten.

Dissimule : Geveinsd, verborgen.Dissimuler : 1. Verbergen, verhelen. Niet aangeven(winst). Il dissimule les offenses : Hij doet, alsofhij de beledigingen niet merkt. 2. Ontveinzen.I se — : Zich verbergen. Verborgen blijven. Zichontveinzen.

Dissipateur m. en bv.nw. : Verkwister, -end.Dissipation V. : Verkwisting. Verstrooidheid. Ver-strooiing, uitspanning. Losbandigheid. Verdam-ping.

Dissipë : Losbandig. Verstrooid.

Page 158: aardrijkskunde - DBNL

142 DIVIN.DISSIPER.

Dissiper : 1. Uiteen-, verdrijven, verstrooien. (fig.)Verjagen. - rorage: Het onweer verdrijven; (f i g.)de storm bezweren. 2. Verspillen, -kwisten. 3. Ver-strooien. Met vermaken doorbrengen. 1 se - :Verdwijnen; optrekken (mist); vervliegen (hoop).Verstrooiing zoeken. Niet ernstig genoeg zijn.

Dissociation v. : Ontmenging (onder druk).(f i g.) Ontbinding (begrippen).

Dissoeier : Ontmengen (onder druk). (fig.) Ont-binden.

Dissolu : Losbandig, liederlijk.Dissolubilite V. : Oplosbaarheid.Dissoluble : Oplosbaar.Dissolution V. : Oplossing. Ontbinding (lichaam,

Kamer, huwelijk). Losbandigheid.Dissolvant bv.nw. en m. : Oplossend, ontbindend(middel). Ontzenuwend.

Dissonance v. : Wanklank m., vals accoord.Dissonant : Kwalijkluidend. Valsklinkend.Dissoner : Een wanklank vormen.Dissoudre : Oplossen. Ontbinden (huwelijk,Staat, Kamer, lichaam).

Dissuader : Ontraden, afbrengen van.Dissuasion V. : Afrading.Dissyllabe bv.nw. en m.. Tweelettergrepig (woord).Dissylabique : Tweelettergrepig.Distance v. : 1. (plaats) Afstand m. (fig.)Verschil. - des voies : Spoorwijdte v. (fig.) Rap-procher les -8 : Het onderscheid in stand nit-wissen. 2. (tij d) Tussentijd m. Verschil (leeftijd).

Distancer : 1. Achter zich laten. Se laisser - :Zich laten inhalen. 2. (fig.) Inhalen.

Distant : Verwijderd. (fig.) Koel, afgemeten.Distendre : Spannen, sterk uitrekken.Distension v. : Uitrekking, spanning.Distillateur m. : Brander, likeurstoker.Distillation V. : Overhaling, stoking.Distillatoire : Dat tot distilleren dient.Distiller ov.w. : 1. Doordruppelen. 2. (fig.) Uit-storten. Halen uit (kwaad). 3. Overhalen. Bran-den, stokes. 4. Voortbrengen. 1 onov.w. : (Af)-druppelen.

Distillerie V. : Stokerij, branderij v.Distinct (spr. -tin) en -ement (spr. -inkte-) :

Verschillend. Duidelijk waarneembaar.Distinetif (spr. -tinkt-) : Kenmerkend.Distinction v. (spr. -finks-) : 1. Onderscheiding.La - du bien et du mal : De kennis van goeden kwaad. 2, Onderscheid, verschil. - des classes :Standsverschil. 3. Onderscheiding, verdienste v.4. Voornaam-, gedistingeerdheid. 5. Onder-scheidings-, ereteken.

Distingue : Voortreffelijk. Voornaam. Welge-manierd. Verschillend. Ma consideration -e :Mijn bijzondere hoogachting.

Distinguer ov.w. : 1. Onderscheiden. Verdelen.Doen herkennen. 2. Met achting behandelen.3. Niet verwarren. 4. Duidelijk onderkennen. 1onov.w. : Een onderscheid maken. 1 se - : Zicht-baar worden. Zich onderscheiden. Uitmunten.

Distique m. : Tweeregelig vers, koppelvers. 1bv.nw. : (plantk.) Afwisselend in twee rijen.

Distorsion v. : (g en e e sk.) Verdraaiing.Distraction V. : Scheiding, splitsing. Verduistering(geld). Verstrooiing, afleiding. Verstrooid-, on-achtzaamheid.

Distraire (z. -traction) : Afzonderen, -scheiden.Verkeerd gebruiken; verduisteren. Afbrengenvan (plan). Afleiden, verstrooien. Afleidingverschaffen aan.

Distrait, -ement : Verstrooid.Distribuable : Te verdelen; uit to keren.Distribuer : Ver-, uitdelen. Uitreiken (prijs). Uit-keren (dividend). Bestellen (brieven). (kunst)Juist verdelen, - aanbrengen. Leveren (gas b.v.).

Distributeur m. : 1. Uitdeler, verspreider. 2.Regulator (aan machine). 3. - automatique(soms -euse) : Automaat m. 4. Benzinepomp(- d'essence) v.

Distributif : Uit-, verdelend. La justice -ive :De gerechtigheid, die ieder in 't bijzonder straftof beloont.

Distribution v. : 1. Uit-, verdeling, uitreiking.Bestelling, bezorging (brief). Levering, voor-ziening. - de la piece: Rolverdeling; bezetting.

-de r eau : Waterlevering. - de la vapeur : Stoom-regulering. Tableau de - : Schakelbord. 2.(k u n s t) Juiste verdeling.

Distributivement : leder het hem toekomendegevend, Mu voor een.

Distributrice V. : Uitdeelster.District m. (spr. -ikte) : Rechtsgebied. District.Dit m. : Gezegde. -8 et ?edits : Praatjes.Dithyrambe m. : 1. Bacchus-zang m. 2. Geest-driftig gedicht. (fig.) Lofzang.

Dithyrambique : Van een dithyrambe. (fig.)Geestdriftig, bezield. Overdreven.

Dito : Eveneens, als voren, eender.Diurêse v. : Ruime urineafscheiding.Diurêtique m. en bv.nw. : Urineafdrijvend (middel).Diurnal m. : Dagelijks gebedenboek.Diurne : 1. Des daags zichtbaar, dag-. 2. Dage-lijks. 3. Van 24 uur. Cercle - : Dagboog (ster).1 m. : Dagroofvogel m. Dagvlinder m.

Diva v. : Beroemde zangeres, diva.Divagateur : Afdwalend.Divagation V. : 't Rondzwerven. Afdwaling vande hoofdzaak. Geraaskal.

Divaguer : Rondzwerven. Afdwalen. Raaskallen,do orslaan.

Divan m. : Raadzaal (in 't Oosten) v. Minister-raad m. De Porte v. Ontvangsalon m. Canapézonder rug v.

Dive v. : (oud) Godin. La - Bouteille : De wijn.Divergence v. : Het uiteenlopen. (fig.) Ver-schil, strijdigheid.

Divergent : Uiteenlopend. Afwijkend.Diverger : Uiteenlopen. Afwijken.Divers : 1. Afwisselend. Wispelturig. Veelzijdig.2. (ste eds my.) Verschillend, anders. Faits - :Allerlei (in krant). 3. (steeds mv.; voor hetz el f st. n w.) Verscheidene, velerlei.

Diversement : Verschillend, anders.Diversifier : Afwisselen, verscheidenheid bren-gen in. 1 Se - : Verschillend worden.

Diversion V. : Afleiding. Afwending. Faire -a : Afleiden van, doen vergeten.

DiversitO v. : Verscheidenheid, afwisseling.Divertir : 1. Afbrengen, onttrekken aan. 2. Af-leiding verschaffen, verstrooien. 1 se - : Zichvermaken. Se - de : Zich vrolijk maken over.

Divertissant : Kostelijk, vermakelijk.Divertissement m. : Afleiding, tijdkorting. Ver-maak. Zang en dans aan 't eind der acten, dienaar een klucht zwemen maar 't niet zijn. Lichtmuziekstukje. Ontvreemding.

Dividende m. : Deeltal. Winstaandeel. Uitke-ring (faillissement).

Divin : 1. Goddelijk. Service - : Godsdienst-oefening. 2. Heerlijk, voortreffelijk, hemels.

Page 159: aardrijkskunde - DBNL

DIVINATEUR. 143 DOIGTE.

Divinateur : Waarzeggend, van de wichelarij.I m. : Waarzegger, profeet.

Divination v. : Waarzegkunde v., wichelarij v.Verbazende seherpzinnigheid.

Divinatoire : Van de waarzeggerij ( art -).Baguette - : Wichelroede.

Divinement : 1. Goddelijk, op -e wijze. 2. Uit-muntend, verrukkelijk.

Diviniser : Als een god vereren. (fig.) Veraf-goden.

Divinith v. : 1. Goddelijke aard m., karakter.2. Godheid, God. (fig.) Afgod, godheid.

Diviser : 1. Ver-, of-, indelen. 2. (wisk.) De-len. 3. Scheiden. 4. (fig.) Onenig maken. Di-visez pour regner : Verdeel en heers.

Diviseur m. : (wisk.) Deler. I bv.nw. : Delend.Divisibilite V. : Deelbaarheid.Divisible : (Ver)deelbaar.Division v. : 1. (Ver)deling, in-. 2. (wisk.)Deling, het delen. 3. Deelteken (drukwerk).4. Afdeling, gedeelte. 5. Afdeling, parallel-klasse v. 6. Divisie v., Iegerafdeling. Generalde - : Luitenant-generaal. 7. Divisie, bataillons-afdeling. 8. Divisie, vlootafdeling. 9. (fig.)Verdeeldheid. Mettre la - dans : - zaaien onder.

Divisionnaire : Monnaie - : Pasmunt. Un ge-neral - of un - : 'n Luitenant-generaal. In-specteur - : Districts-inspecteur.

Divorce m. : Echtscheiding. Onenigheid. Kloofv., breuk v.

Divoreer : Wettelijk scheiden. (fig.) Breken(met), vaarwel zeggen.

Divulgation V. : Ruchtbaarmaking.Divulguer • Ruchtbaar maken, loslaten. I se - :

Verbreid worden.Dix (spr. diss; zie verder cinq) : 1. Tien. 2. Tiende.

m. : Een tien (kaartspel). De tiende dag m.Dix-huit (spr. diz-) : 1. Achttien. Format in - -in-18 : In 18°. 2. Achttiende. I m. : - dag m.(yolk) Sur son - : Keurig.

Dix-huitilime (spr. diz-) : Achttiende. I m. : - deel.Dix-huitilsment (spr. diz-) : In de 18e plaats.Dixillme (spr. diz-) : Tiende. J'y sera?, moi - :Ik zal er de tiende man zijn. I m. : Tiende deel.I v. : (muz.) Decime. Laagste klas v.

Dixiêmement (spr. diz-) : In de tiende plaats.Dix-neuf (spr. dizn-) : 1. Negentien. 2. -de. Im. : De - dag m.

Dix-neuviéme (spr. dial-) : Negentiende. I m.: - deel.

Dix-neuviémement (spr. dizn-) : In de 19e plaats.Dix-Sept : 1. Zeventien. 2. -de. I m. : De - dag m.Dix-septiOme : Zeventiende. I m. : - deel.Dix-septi6mement : In de 17e plaats.Dizain m. : Tienregelig vers. Pak met tien spellerskaarten.

Dizaine v. : Tiental.Djinn m., -ah V. : Boze geest (Arabieren) m.Do m. : 1. (muz.) Do v., ut v., C v. 2. z. dodo.Doeilement : 1. Leerzaam. 2. Volgzaam.Docilitd v. : Leerzaam-. Volgzaamheid.Doeimasie v. : Toetsing (erts, alliage), kwan-titatieve analyse v.

Dock m. : 1. Dok. - de carenage : Droogdok. 2.Pakhuis, entrepOt. Magazijn. Loskade.

Doete en -ment : Geleerd. (spot) Pedant.Doeteur m. : 1. Geleerde. -s de l' Èglise : Kerk-vaders. 2. Doctor. Etre refu - : Promoveren.3. (grap) Knappe kop. 4. Geneesheer, dokter.

Doetissime : (grap) Zeer geleerd.

Doctoral : 1. Van een doctor. 2. Waanwijs.(s p o t) geleerd.

Doetoralement : Op (school)meesterachtige wijze.Doetorat m. : Doctorswaardigheid, -graad m.Prendre son - : Tot doctor promoveren.

Doetoresse V. : Vrouwelijk doctor. Geleerde vrouw.Doctrinaire : Zich streng aan de theorie houdend.Doctrinal : Leerstellig, theoretisch.Doctrine V. : 1. (oud) Wetenschap. 2. (thans)Leer; geloofs-, zedeleer v. Leerstuk.

Document m. : Bewijsstuk, bescheiden.Documentaire m. en bv.nw. : Naar 't levee op-genomen of naar wetenschappelijke gegevensbewerkte (film).

Doeumenter : Door bewijsstukken staven. -mente :Van bewijsstukken voorzien; belezen.

Dodkagone m. : Twaalfhoek m.Dodelinement m. : Gewieg, geknikkebol.Dodeliner : Heen en weer wiegelen.Dodiner : Zachtjes wiegen. (fig.) Vertroetelen.Dodinette v. : Wiegeling. Faire - : Wiegen.Dodo m. : (kind) Slaap m. Bed. Faire - : Slapen.Dodu : Mollig, vlezig, poezelig.Dogaresse v. : Vrouw van den doge.Dogat m. : Waardigheid van doge.Doge m. : Doge, verkozen hertog (Venetic).Dogmatique : 1. Leerstellig. 2. Die enige vastewaarheden erkent. 3. Stellige (toon). I v. : Go&-dienstleer van de leerstellingen.

Dogmatiquement : Leerstellig. Stellig, apodictisch.Dogmatiser : Over grondleerstellingen redeneren.

Op besliste toon spreken. Den geleerde uithangen.Dogmatiseur m. : Iem. die over alles een stel-lig oordeel velt.

Dogmatisme m. : Leer die zekerheid erkent v.Dogme m. : Leerstelling. -stuk. Geloofsleer v.Dogre m. : Doggerboot v., vispink v.Dogue m. : Doghond m. (fig.) Bullebak.Doguin m. : Mopshond m.Doigt m. (spr. doi) : 1. Vinger m., teen m. Le petit- : De pink m. - de pied : Teen. Unit comme les(deux) -s de la main : Innig verbonden. Ne faireoeuvre de ses dix -s : Geen steek uitvoeren. J'enmettrais mon - au feu : Ik zou er wel op zweren.Se lecher les -s : Zich de vingers aflikken; (fig.)iets heel lekker vinden. Se mordre les -s : Spijt -,berouw hebben; ongeduldig wachten. Se brine?les -8 : Zich de vingers branden. Donner sur les-s a : Op de vingers tikken. (grap) Mon petit-me le dit : Ik zie 't aan je gezicht. Se mettre -, sefourrer le - dans l'ail : Zich lelijk vergissen.Mettre le - sur : Juist vinden, - aanraken, -treffen wat men zoekt. Mettre le - sur la plaie :De vinger op de wonde plek leggen. Faire toucherdu -, - au - : Tastbaar maken. Montrer qn du -: Tem. met de vinger nawijzen. Montrer au - :Aanwijzen. Au - et a fait : Stipt, precies, op zijnwenken. Je ne remuerais pas le petit - pour Bela :Ik zou er geen vin voor verroeren. Avoir des -8de fee : Toveren kunnen. Le bout du - : Devingertop. - annulaire : Ringvinger. Il y a la-dessous le - d'un mauvais demon : Daarbij is deduivel in 't spel. Si on lui donne un -, it enArend quatre : Geeft men hem den vinger, danneemt hij de gehele hand. 2. Vingerdikte v.,-breed m. Un - de via : Een teugje, klein slokje.3. Duim, twaalfde deel van zonne- of maan-breedte.

Doi& m. (spr. doite) : (muz.) Vingerzetting.Aanslag m. (fig.) Vaardig-, handigheid.

Page 160: aardrijkskunde - DBNL

144 DONNER.DOIGTER.

Doigter (spr. doite) : (m uz.) Uitvoeren met juistevingerzetting. I m.z. dolgte. (s oms) Aanslag m.

Doigtier m. (spr. dolt-) : Vinger-, duimeling m.Koperen vingerhoed m. Vingerhoedskruid.

Doit m. : Debetzijde v. - et avoir : Debet en credit.Dolce (spr. -tche) : (muz.) Zacht.Doleanee V. : Klacht v., bezwaar.Dolemment en -lent : Klagend. Ongesteld.Doliehocêphale (spr. -kosse-) : Langschedelig.Dollar m. : Dollar (ongeveer / 1,50) m.Dolman m. : Korte jas met oplegsels v.; linnen jasmet opstaande kraag (in Indic).

Dolmen m. (spr. -mean) : Hunebed.Doloir m. : Schaafijzer.Doloire v. : Dissel m. Roerstok m.Dom m. (spr. don) : Dom (titel der Benedictij-nen, van de Portug. adel).

Domaine m. : 1. Goed, bezitting. 2. Les -8 : Hetdomeinbestuur. 3. (f i g.) Gebied, rijk. Tomberdans le - public : Algemeen eigendom -; (f 1 g.)gemeengoed worden. Cela n'est pas de mon - :Dat hoort niet tot mijn yak.

Domanial : Van een domein.Mine m. : Koepel m. Hoofdkerk (in Italic) v.Kap v., deksel.

Domesticite v. : Dienstbaarheid. De dienstboden.Tamme staat m.

Domestique : 1. Huiselijk, van 't huts of 't ge-zin. 2. Tam, mak. Animal= -s : Huisdieren. 3.Van een bediende. I m. : 1. Huisgenoten, fami-lie v. 2. Bediende, dienstbode. 3. De bedienden.

Domestiquement : Als bediende.Domestiquer : Tam makes.Domicile m. : 1. Wettige of vaste woonplaats v.

bablir son - : Zich vestigen. Changement de - :Verhuizing. Elire - : Domicile kiezen; zichmetterwoon vestigen. 2. Woning. Secourus 4 - :Huiszittende armen. On porte a - : De bood-schappen worden thuis bezorgd. Violation de - :Huisvredebreuk.

Domieiliaire : 1. Van de woning. Visite - : Huis-zoeking. 2. Van uitgifte.

Domieiliation v. : Aanwijzing tot betaling.Domieilier : Vestigen. De betaling (van eenwissel) aanwijzen op.

Dominant : (Over)heersend, (in samenst.)hoofd-. (fi g.) Onweerstaanbaar.

Dominante v. : Quint, vlifde toon m. De meestin 't oog vallende karaktertrek m.

Dominateur m. en bv.nw. : (Over)heerser.-send. Heerszuchtig.

Domination v. : Heerschappij, gezag.Dominer onov.w. : Heersen -, gebieden (over).

De overhand hebben. Uitsteken (boven). I ov.w. :1. Over-, beheersen. 2. Uitsteken boven, be-strijken. I se - : Zich beheersen.

Domingue m. : Saint- - : St-Domingo.Dominieain m., -e v. : 1. Dominikaner mon-nik, - non. 2. m. en bv.nw. : Bewoner van -. UitSt-Domingo.

Dominieal : 1. Van den Heer. L'Oraison -e : HetOnze Vader. 2. Van de Zondag.

Domino m. : Mantel voor gemaskerd bal m. Ge-maskerde. Wintermantel (geestelijke). Domino-spel. -steen m. Bont prentje.

Dommage m. : 1. Schade v., nadeel. - rendsage : Door schade wordt men wijs. -s (et) in-Wets : Schaden en interessen, schadevergoeding.2. lets onaangenaams. C'est - : Het is jammer.Ce n'est pas - : 't Wordt ook maar tijd.

Dommageable : Schadelijk, nadelig.Dommages-intèréts z. dommage 1.Domptable (spr. dont-) : Tembaar.Domptage m. (spr. dont-) : Het temmen.Dompter (spr. dome) : Temmen. Onderwerpen,bedwingen. - les remparts : Steden bedwingen.

Dompteur m. (spr. dont-) : Dierentemmer. (fig.)Bedwinger.

Don m. : 1. Gift v., schenking. Geschenk. 2.Gave v., aanleg m., talent. (spot) Avoir le -de deplaire : Er in uitmunten om te mishagen.Avoir le - des larmes : leder ogenblik kunnenhuilen. Le - de la parole : Redenaarstalent.3. Offer. 4. .Les -s de Ceres; - de Bacchus; - dePomone; - de More : Het koren; de wijn; de vruch-ten; de bloemen. 5. Heer, Don (eretitel in Spanje).

Dona, donna v. : Dona (titel der vrouwen vanhoge adel in Spanje).

Donataire m. : Begiftigde.Donateur m. : Geyer, schenker, begiftiger.Donation V. : Gift v., schenking. - entre vifs :- onder levenden.

Done voegw. (spr. donk) : 1. Dus, bijgevolg. 2.Toch. Qu'est-ce -, qu'avez-vous -f Wat is ertoch? 3. Voyez - : Zie toch eens I Et allez --IEn vooruit maar I Et moi - : En ik dan. I tus-senw. : 1. Well Natuurlijk I Tu connais sesgoats.... Il en changera. -I Well dan moet hijdie maar veranderen. 2. En . . . ook. Ivrogneet joueur ..... Et paresseux, -! 'n Zuiper en eenspeler . . . . En lui ook 1

Donjon m. : Slot-, vestingtoren. m. Wachttoren-tje. Paviljoentje (dak).

Donnant : Vrijgevig, gul. -, donnant : Gelijkoversteken, niets voor niets.

Donne v. : Het geven (kaarten), gift v.Donn& v. : 1. Koopje. C'est ems - : Het is tegeef. 2. Gegeven, grondslag m.

Donner ov.w. : 1. (Weg)geven, schenken. Uithu-welijken (- en mariage). (spot) On lui en -era:Wezullen hem zien aankomen. C'est (marche) donne :Het is to geef. Il -erait sa chemise : Hij zou zijnlaatste cent weggeven. - et retenir ne vaut :Eenmaal gegeven, blijft gegeven. Je -erais beau-coup pour que Bela ne lilt pas arrive : Ik zou erveel voor over hebben als.... - la vie, - le jour a: Het levee schenken aan. - une signature : Te-kenen. - ses conclusions : Conclusie nemen.

-le bonjour; - le bonsoir : Goeden dag -; - avond wen-sen. - du Monseigneur, de l' Altesse a qn :Iem. M., Hoogheid noemen, - betitelen. Un jourdonne a Dieu : Een aan God gewijde dag. -acce,s sur : Uitkomen op. - vue, - jour sur: Uitzienop. - un atilt : Een vonnis vellen. - une ba-taille : Slag lever0en. 2. Opofferen. - son temps 4: Zijn tijd gebru ken voor. 3. Veroorzaken, aan-doen, inboezemen. - la mort : De dood veroor-zaken, - na zich slepen. - le gold de l'etude :Lust tot studie inboezemen. 3. Voort-, opbren-gen. - des fruits : Vrucht dragen. 4. Toeschrij-ven. On lui -erait 30 ans : Men zou denken, dathij 30 is. 5. Leveren, bezorgen. - des preuves :Bewijzen geven. - un cautionnement : Borgtochtstellen. - ses raisons : Zijn redenen uiteenzet-ten. - du plaisir : Genoegen verschaffen. - dupoids a : Gewicht bijzetten aan. 6. Geven, toe-brengen (slag, schop, enz.). 7. Voorschrijven,opgeven. Zetten. - un pensum : Strafwerk op-geven. -jour; - heure : Een dag -; een uur bepalen.8. Geven -, houden voor. - qn pour intelligent :

Page 161: aardrijkskunde - DBNL

145 DOSER.DONNEUR.

Tem. voor knap willen doen doorgaan. 9. en — aqn : Iem. lets wijsmaken. I onov.w. : 1. Geven. Quidonne tot, donne deux fois : Wie snel helpt, heiptdubbel. 2. Komen, geraken, vallen, stoten.(met a) — au but : 't Doel raken. — b la cote :Op de kust aanzeilen. (met eontre) — contre :Stoten tegen, - op. — du pied contre : Schop-pen tegen. (met dans) — dans : Vallen, ver-vallen in. — dans le piege, le panneau, : In deval lopes. Je ne donne pas dans la belle nature :Ze kunnen mij niet „nemen" met de mooie na-tuur. — clans le ridicule : Zich belachelijk maken.— dans un port : Een haven binnenlopen.

—dans le seas de qn : 't Met iem. eens zijn. — dansun travers : Behept zijn met een gebrek. — dansles yeux : In 't gezicht schijnen (zon). (fig.)

—dans l' ail a : Verblinden. — dans les voiles : In dezeilen blazen. La Porte donne dans le jardin :Geeft toegang tot de twin. (met de) — du nezen terre : Met 't gelaat voorover vallen. Ne savoiroil — de la tete : Ten einde raad zijn. — de sa per-sonne : Zelf funk meedoen. (met sur) — sur : Uit-zien op, uitkomen op; aanrijden tegen. — star unred, : Op een rif stoten. — sur les net*, s a qn : Tern.zenuwachtig maken. 3. Schijnen (zon, maan).4. La cavalerie n'a pas donne : Is niet in 't yourgeweest, heeft niet aangevallen. — du cor : Opde horen blazen. 5. Goed gedijen. La vigne n'apas donne : De wijngaard heeft niet veel opge-bracht. 6. Indruk maken, „'t doen". ► se — :1.Zich (over)geven. Elk. geven. — de la peine :Moeite doen. — du mouvement : Beweging ne-men. — du bon temps : Een lustig leventje Leiden,— la mort : Zich doden. 2. se — a : Zich wij-den -, - overgeven aan; - aansluiten bij. 3. se— : Geleverd worden (slag). Opgevoerd worden(toneelstuk). 4. se — pour : Willen doorgaanvoor. 5. se — qeh : Zich lets geven, - aanschaf-fen. - toeschrijven.

Donneur m. : Geyer. — d' eau benite : Iem. diekwistig is met fraaie beloften. — d'aval : Wissel-borg. — d'ordre : Afgever (wissel).

Don Quiehottisme m. : Hooding van een kam-pioen der verdrukten.

Dont : 1. Wiens, van wien, waarvan, wier. —acts : Waarvan akte; waarvan nota wordt geno-

men. 2. Waarop, -over, -mede. Ce — : Datgenewaarvan, - waarover. 3. (handel) V ente devaleurs a 86, — un franc : Verkoop van effectenop termijn tegen 86 %, waarvan 1 franc premiewordt betaald, als de koop wordt vernietigd.

Donzelle v. : Deem, juffertje.Dorado v. : 1. Goudmakreel m. 2. z. daurade.Dorage m. : Het vergulden.Dore : 1. Verguld. — comme tan calice : Stijf van't goud. — sur tranche : Verguld op snee. Lesiecle -, l' lige — : De gouden eeuw. 2. Goudgeel(halm). Blond — : Goudblond. Poisson — : Zonne-vis. 3. Verguld, met geld. La jeunesse —e : Derijke jongelui.

Dorënavant : Voortaan, in 't vervolg.Dorer : Vergulden. Met eierdooier geel maken.Doen rijpen (oogst).

Doreur m. : Vergulder.D'ores z. or bw.Doride v. : Doris (Griekse landstreek).Dorien : Dorisch. Doribr. Dorisch dialect.Dorique : Dorisch. L'ordre — of le — : De Dori-sche bouwstijl m. Le — : 't Dorische dialect.

Dorloter : Koesteren, vertroetelen.

GALLAS, Frans Sehoolwoorclenboek. *

Dormant : Slapend. Stil, onbeweeglijk; stilstaand(water). C' est une eau —e : Hij heeft ze achterde mouw. Pont — : Vaste brug.

Dormeur m. : Slaper. Slaapkop.Dormeuse v. : . Slaapster. Slaapstoel m., chaiselongue. Reisrijtuig. Oorknop m.

Dormir : 1. Slapen. — comme an loir, - une mar-motte, - an sourd, - une souche : Zeer vast slapen.

—sur les deux oreilles : Rustig slapen; (fig.) in vei-ligheid menen te zijn. — tout eveillê : Suffen.Conte -, histoire a — debout : Onmogelijk verhaal.Ne — que d'un cell : Onrustig slapen; (fig.) wan-trouwend zijn. — en lievre : Een hazeslaapjedoen. — son compte : Uitslapen. Il n'en dort pas :Hij kan er niet van slapen. Qui dort dine : Wieslaapt, voelt de honger niet. — d'un profondsommeil : In diepe slaap gedompeld zijn. Lebien -, la fortune vient en dormant : Men wordtsoms zonder moeite rijk. 2. Rusten. Werkeloosblijven. Un homme qui ne dort pas : Een man, diealtijd bij de pinken is. 3. Stilstaan, onbewegelijkzijn. Cet arbre dort : De sappen van die boomwerken niet. Laisser — : Laten rusten (zaak);renteloos laten liggen (geld). — dans l'oubli : Invergetelheid geraakt zijn. Il West pire eau quel' eau qui dort : Stille waters hebben diepe gronden.

m. : Het slapen, slaap m.Dormitif m. : Slaapmiddel. I bv.nw. : -wekkend.Dorsal : Van de rug, rugge-.Dortoir m. : Slaapzaal v.Dorure v. : Het vergulden. Verguldsel. Bestrijkingmet eierdooier.

Doryphore m. : Lansblad-. Coloradokever m.Dos m. : 1. (mens of dier) Rug m. Cheveuxdans le — : Hangende haren. Il n'a Tien a se mettrestir le — : Hij heeft geen (fatsoenlijke) kleren.Tourner le — : Zich omdraaien; (fig.) aan de haalgaan. Se laisser manger la laine sur le — : Zichniet verzetten, alles maar toelaten. Tournerle — a : De rug toedraaien; (fig.) niet wil-len zien. A — : In de rug; (fig.) tegen zich.Se mettre qn a —: Iem. tegen zich innemen.— a — : Rug aan rug. Its sont — a — : Ze zijneven ver. A — de mulet : Op een muildier. Montersur le — de qn : Iem. lastig vallen; - onbeleefd be-handelen. Mettre qch sur le — de qn : Tern. (werk) opde hals schuiven; iem. (schuld) ten laste leggen.(f i g.) Il a bon — : Hij heeft een brede rug; hij isniet bang am de verantwoordelijkheid op zichte nemen. Scier le — a : Gruwelijk vervelen. J' enai plein le — : Ik heb er meer dan genoeg van.Battre qn sun le — d'un autre : Iem. verwijtin-gen doen, die voor een ander bestemd zijn. Surle — de : Ten koste van (een ander). Passer sunle — a qn : Tern. overspringen. Courber le — : Toe-geven. Faire le gros — : Een hoge rug zet-ten (ook fig.). Etre sur le — : Op de rug lig-gen; bedlegerig zijn. Me voila sur le —! Endaar lig ik nu I Ca vous donne froid dans le — :Dat maakt iem. aan 't rillen. 2. (z a ak) Rug,achterzijde v. Bovenzijde (hand, tong) v.

Dosable : Bepaalbaar (hoeveelheid).Dosage m. : Afweging, afpassing. Verhoudings-

bepaling (samenstelling). onderzoek (op).DON v. (spr. doze) : 1. Hoeveelheid van een ge-neesmiddel, dosis v. 2. Hoeveelheid van een stofin een samenstelling.

Doser : De hoeveelheid (medicijnen) meten. Deverhouding -, hoeveelheid der stoffen bepalen,onderzoeken op. Bereiden.

10

Page 162: aardrijkskunde - DBNL

DOSSIER. 146 DO UX.

Dossier m. (spr dos-) : 1. Rug in., achterleuning.2. Bundel stukken over een zaak m. Dienst-;conduitestaat m. 3. Aantekeningen, papieren(voor een werk). 4. Map.

Dossiers v. (spr. (Ws-) : Disselboomriem m.Dot v. (spr. dote) : Bruidschat m., huwelijksgift v.Dotal : Van het huwelijksgoed. Regime -, biens-aux : Huwelijksvoorwaarden. Assurance -e :Uitzetverzekering.

Dotation v. : Jaargeld (vorstin-weduwe, prins).Jaarwedde (Kamerlid) v. Fondsen ener in-stelling. Toelage.

Doter : 1. Een bruidschat geven aan. 2. Jaw,lijkse inkomsten geven aan. (fig.) Begiftigen.

Douaire m. : Weduwgift v., -goed; lijftocht m.Jaargeld.

Douairiere V. : Weduwe, die een lijftocht heeft.Weduwe van aanzienlijken huize.

Douane V. : Beheer der in- en uitvoerrechten.Douanekantoor. -beambten. -rechten.

Douaner : Waarmerken.Douanier m. : Douanebeambte. bv.nw. Dou-ane-, tol-.

Doublage m. : Verdubbeling. Voering. Buiten-huid (schip) v.

Double : 1. Dubbel, tweevoudig. (scheik.) Sel: Dubbelzout. Vivre des heures -8 : Krachtig

genieten. Fermer a - tour : Op 't nachtslot doen.Tenue des livres en partie.- : Dubbel boekhouden.z. emploi 3. Acts (fait) : Acte in duplo opge-maakt. Fièvre - : Voortdurende koorts. Mot a -entente, - sens : Woord met twee betekenissen;dubbelzinnig woord. 2. Vals, bedriegelijk. Avoir- poids, mesure : Valse maten en gewichtenhebben. A cceur : Dubbelhartig. Ce feu -Dit oneerlijke spel. 3. Zeer sterk. Encre - : Zeerdonkere. I bw. : Dubbel. Payer - Tweemaal zoduur betalen. m. : 1. Het dubbele, tweevoud.Au - : Tweevoudig, dubbel. Mettre en - :Toevouwen. Mettre les morceaux lee boucheesen : Schrokken. 2. Dubbele penning m. 3. Dub-bele (dominosteen) m. 4. Tweede exemplaar,duplicaat, afschrift. Avoir qch en : lets dubbelhebben. 5. Dubbelganger. 6. (s p o r t) Dubbel-spel. mixte : Gemengd-.

Double m. : Met een goud-, zilverlaag bedektmetaal.

Doubleau m. Dwarsbalk m.Doublement : Dubbel, op twee wijzen. I m. :Verdubbeling. Versterking.

Doubler ov.w. : 1. Verdubbelen. - l'itape : Tweedagmarsen op Grin dag makers. - les Bares :De stations voorbijstomen. - une classe : In eenklasse blijven zitten. Inhalen. Omvaren (kaap);rijden lopen rond; voorbijvaren; voorbijrijden.- par sa droite : Rechts uithalen. // a double le capde la quarantaine : Hij is de 40 voorbij. un role :Een acteur vervangen. Fiêvre doubles : Voort-durende koorts. 3. Vergroten. - le pas : Zijnschreden verdubbelen. 4. Dubbel vouwen, - leggen.Machine a - le fil: Twijnmachine. 5. Voeren. Benbuitenhuid aanbrengen aan (schip). 6. (fig.) Unsavant double (qui se double) d'un artiste : Een ge-leerle die tevens een kunstenaar is. 7. (fig.) Ver-vangen. I onov.w. : Verdubbelen. Dubbel lang, -duur worden. I se : Verdubbeld worden. Ver-gezeld gaan van (z. ook 6).

Doublet m. : Valse edelsteen m Worp, waarinbeide dobbelstenen hetzelfde aantal puntengeven m., dubbele. Woord, dat dezelfde afleiding

heeft als een ander woord nit dezelfde taal (b.v.creance en croyance).

Doublon m. : Dubbele zetting (drukfout).Spaans goudstuk (van ± 13 gld.).

Doublure v. : Voering. Invallend toneelspeler.Bekleedsel (doos).

Doueatre : Weezoet. (fig.) Zoetsappig.Douce-amere v. (my. : Bitterzoet o.Doueeatre z. dougatre.Doueement : Zacht, zoet, lieflijk. Vreedzaam.Rustig. Stilletjes, kalmpjes. Langzamerhand.Gematigd. I tussenw. : Zacht wat!

Doueereusement en -eux : Flauwzoet. (fig.) Zoet-sappig. Gemaakt vriendelijk.

Doucet : Lief, zoet, braaf.Doucettement : (f am.) Zachtjes.Douleur v : 1. Zoet- (smaak). Lieflijk- (gehoor).Zachtheid (gevoel, klimaat). Des -s : Sulker-goed; (soms) geschenken. 2. (fig.) Genoegen.Dire des -s : Zoete woordjes z. 3. Langzamewerking, zachtheid. En - : Met een zoet lijntje.4. (f i g.) Zachtzinnigheid. Plus fait- que violence :Men vangt meer vliegen met een lepel honig danmet een vat azijn.

Douche v. : 1. Besproeiing. 2. Stortbad. (fig.)Emmer koud water, koel antwoord enz.

Doueher : Besproeien. Een stortbad geven aan.(fig.) Kalmeren.

Doueir : Polijsten.Doue : Begaafd. Talentvol. - de biens : Gegoed.Douer : Een lijftocht geven. Begiftigen (met),schenken.

Douille v. : Schaft v., dop m., koker (aan een steel)m. Patroonhuls v.

Douillet : Lekker zacht. Kleinzerig, verwend.Overgevoelig.

Douillette v. : Gewatteerde wintermantel m., - jas v.Douillettement : Lekker zacht. Verwend.Douleur v. : Smart v., pijn v., wee. Verdriet.Douloureusement en -eux : Smartelijk, pijn-lijk. Zeer gevoelig. Droevig, jammerlijk.

Doute m. : 1. Twijfel m. Etre en - de, mettre -,revoquer en -: In twijfel trekkers. Faire-: Twijfeloverlaten. Mettre hors de -, lever un - : Een t.uit de weg rumen. Sans - : Zonder twijfel,zeker; vermoedelijk, weliswaar; wel ja, zeker.Nul -, point de - que : Er is geen twijfel aanof. 2. Vermoeden. (Gewetens)bezwaar.

Douter :1. Twijfelen. 2. Aarzelen. Ne - de Tien :Alles geloven; zich tot alles in staat achten; allesvan de goede zijde bezien. Se - de : Vermoeden.Je m'en doutais : Ik dacht 't wel.

Douteur m. : Twijfelaar.Douteusement en -eux : 1. Twijfelachtig, on-zeker. Verdacht. Jour -, darts -se : Schemer-licht. 2. Half veil, onfris.

Douve v. : 1. Vestinggracht v. Grachtmuur m.Rotswoning. 2. Duig v. 3. Grote boterbloem(grande --); egel-boterbloem (petite -) v.

Douvres v. 7 Dover (in Engeland).Doux, -ce : 1. Zoet (van smaak). Un plat - :Een met sulker toebereide spijs. Vin - : Onge-giste -; zoete wijn. Eau -ce : Zoet -; zacht wa-ter. Marin d'eau -ce : Zoetwatermatroos, binnen-schipper. Medecin d'eau -ce : Zachte middeltjesgebruikend. 2. Aangenaam, lieflijk (voor oog,neus). S. Zacht, glad (voor 't gevoel). 4. (fig.)Vriendelijk, aangenaam. 5. Verliefd. Faire lesyeux - a : Verliefd aankijken. - penchant : Ver-liefde neiging. 6. Zacht, zonder hevigheid, kalm.

Page 163: aardrijkskunde - DBNL

147 DROIT.DOUZAIN.

Des mouvements - : Kalme. Cheval - au trot :Dat zacht draaft. Voiture -ce : Dat niet schokt.En pence -ce : In zachte glooiing. A feu - : Opeen zacht vuurtje. Per - : Week ijzer. Consonne-ce : Zachte medeklinker. 7. (fig.) Zacht, min-zaam, gematigd. Dans les prix - : Voor 'n koopje.Une maison 04 le service est - Waar de dienstgemakkelijk is. -ce raillerie : Bescheiden spot-ternij. 8. Zachtzinnig, goedaardig. Un mil - :Jets vriendelijks in de blik. Mmurs -ces : Be-schaafde zeden. (spot) - pays : 'n Lief land. Ibw. : 1. Langzaam. Zacht. Aller - : Zachtjes tewerk gaan. Tout - : Zacht wat; bedaar watt 2.A la -ce : Zachtjes aan. En -ce : Eenvoudig;stiekum. ca va tout - : Het gaat zo zo. I m. :Het zachte, - lieflijke.

Douzain m. : Dozijn spellen kaarten. Twaalf-regelig gedicht.

Douzaine V. : Dozijn, twaalftal. A la - : Per do-zijn; (fig.) van weinig waarde, alledaags.

Douze : 1. Twaalf. 2. Twaalfde. I m. : - dag m.Douzikne : 1, Twaalfde. I m. : - deel. - provi-soire : Crediet voor een maand, 1 112 van 't bud-getbedrag.

Douziémement : Ten twaalfde.Doyen m. (spr. -in) : 1. Deken, kapittelvoorzitter.

2. - d'une faculte : Voorzitter eener faculteit. 3.Oudste (in diensttijd; - d'anciennete). 4. Oudstelid (in jaren; - d'dge), nestor.

Doyenne m. (spr. -inns) : Dekenschap. Boterpeer(poire de -) v.

Dradune v. (spr. drakme) : Gewicht en munt deroude Grieken. Zilverstuk (der Grieken).

Draconien : Overdreven streng, draconisch.Dragage m. : Het uitbaggeren.Drague v. : 1. Suikeramandel v., bruidsuiker v.Tenir la - haute d (qn) : (fig.) Niet gauw geven,(iem.) lang laten wachten. 2. Fijne jachthagel m.3. Gemengd voederzaad.

Drageoir m. : Suikergoedschaal v. ; -doos v. Keepv., groef v., spooning.

Dragoon m. : Uitloper, wortelscheut m.Drageonner : Wortelscheuten krijgen.Dragoman z. drogman.Dragon m. : 1. Draak m. (fig.) Lastig oppasser,

-es. 2. Feeks. 3. (sterrenk.) De Draak. 4. Vlek(op diamant, oog) v. 5. Dragonder. (thans) Ku-rassier. A la -ne : Ruw, zonder complimenten.

Dragonnade v. : (g e s ch.) Dwangbekeringdoor dragonders (onder Lodewijk XIV).

Dragonne v. : Sabelkwast m.Drague v. : 1. Baggernet; -emmer m. Bagger-machine v. - suceuse : Zandzuiger. 2. Kor-,sleepnet. -visserij v. 3. (Anker)dreg v. 4.Lange spade v.

Draguer : Uitbaggeren, opvissen; dreggen.Dragueur m. : Baggerman. -schuit (bateau -) v.Mossel-, oestervisser.

Drain m. : Draineer-, afvoerbuis v.Drainage m. : Het droogleggen. Etterafvoer m.Drainer : 1. Droogleggen (door afvoerbuizen).2. (fig.) Onttrekken. Tot zich trekken.

Dramatique : 1. Van het toned. Poste -, auteur- : Toneelschrijver. 2. Aangrijpend. I m. : To-neelkunst v. Het roerende.

Dramatiquement : Op dramatische wijze.Dramatiser : Dramatisch voorstellen, - maken.Dramatists, -turge m. : Toneelschrijver.Dramaturgie v. : Toneelschrijfkunst v.Drame m. : 1. Toneelstuk. - lyrique : (Sym-

phonische) opera v. 2. Drama (stuk waarin 'ttreur- en 't blijspel gemengd zijn). 3. Ramp v.,ongeluk; misdaad v.

Drap m. : 1. Laken. - mortuaire : Lijkkleed. 2.Beddelaken (- de lit). Entre deux -s : Op eenoor, in bed. Rtre dans de mauvais -s, (spot)

-de beaux -s (blancs), - de jells -s : Er treurigaan toe zijn, er lelijk inzitten.

Drapeau m. :1. Lap v., doek m. 2. Vaandel. Vlag v.Sous les -x : In dienst. 3. (fig.) Natie v. Partij v.- rouge : Vaan des oproers v.; sein van onveilig.Mettre son - dans sa poche : Zijn partij in desteek laten. 4. Vaandeldrager. 5. (nieuw) Kortenotitie (over een bock).

Draper : 1. Tot laken maken. Bas -é : Effen wol-len kous. 2. Met laken bekleden. Voiture -pee :Rouwkoets. 3. In smaakvolle plooien schikken(stof). Met draperieên voorzien. 4. Bespotten.- de la belle facon : Toetakelen. I se - dans :Zich hullers in. - dans sa vertu : Met zijn deugd-zaamheid pronken.

Draperie v. : Stof v. Stof -,vo orhang met wijde plooi-en m., draperie v. Lakenhandel m. -fabricage v.

Drapier m. : Lakenkoopman. -fabrikant.Drastique bv.nw. en m. : Snel en krachtig wer-kend (purgeer-, afvoermiddel).

Drape v. : Drau (zijrivier Donau) v.Drawback m. (spr. drObak) : Terugbetaling derop grondstoffen betaalde invoerrechten, waar-van in 't land fabrikaten vervaardigd zijn.

Drelin tussenw. : Tingeling (bel).Dresde v. : Dresden.Dressage m. : Het oprichten; - opmaken; - af-richten, dressuur v.

Dresser ov.w. : 1. Rechtop zetten, opsteken. Op-richten (hoofd); spitsen (oor). 2. Opslaan, op-richten. 3. Gereedmaken, klaarleggen; dekken(tafel); spannen (strik). 4. Opmaken, opstellen.5. Africhten, dresseren. Oefenen; drillen (bedien-de). 6. Rechtmaken. Behouwen, schaven. - aumarteau : Hameren. 7. Richten. - la barre : 'tRoer richten. I onov.w. : Op 't rechte spoor zijn(bond). Les cheveux me dressent seer la tete : Mijnharen rijzen mij te berge. I se - : 1. Zich op-richten. Staan. Te berge rijzen (haar). Zichverheffen. 2. Zich verzetten. 3. Gedrild wordon.

Dresseur m, : Africhter. Plaatser, opmaker.Dressoir m. : Schenk-. aanrechttafel v.Drille v. : Lompenalval. Pompboor v. I m. : Steen-eik m. Kameraad, kerel. (oud) Soldaat.

Drisse v. : Hijstouw.Drogman m. : Tolk.Drogue v. : Bestanddeel van een stof. Droge-rijen v. (Slecht) geneesmiddel. (f am.) Slechte waarv. Voddegoed, bocht. (nieuw) Opium.

Droguer ov.w. : Met geneesmiddelen volstoppen(zieke). Vervalsen. I onov.w. : Lang wachtenen zich vervelen.

Droguerie v. : Drogerijen v. Drogisterij v.Droguiste m. : Drogist.I. Droit : 1. Recht, niet krom. - comme un cierge,- un I, - un jonc : Zo recht als een kaars. Se tenir- : Rechtop staan. En -e ligne : In de rechte(familie)lijn; rechtstreeks. (fig.) Coup - : Open-lijk toegebrachte slag, - schade. 2. Eerlijk,oprecht, rechtschapen. Monnaie -e de poids :Munt, die 't voile gewicht heeft. 3. Schrander,scherpzinnig. La -e raison, le sens - : De ge-zonde rede. 4. Rechts, rechter. Le ate - : Derechterkant; de beeld-, muntzijde. I bw. : Recht,

Page 164: aardrijkskunde - DBNL

DROIT. 148 DURCISSEMENT.

rechtuit. Marcher — : Rechtuit lopen; oppassen,zich goed gedragen. Jager -, penser — : Juist -,gezond oordelen. Cela va — au cceur : Dat paktiem. onweerstaanbaar aan.

II. Droit m. : 1. Recht. Etre en — de, avoir — de: 't R. hebben om. De quel — ? Met welk recht?De (plein) —, par — : Rechtens, van rechtswege.A qui de — : Aan den rechthebbende. La forceprime le — : Macht gnat boven recht. A bon — :Te -, met recht. Mauvais — : Voorgewend recht.Faire — a : Recht laten wedervaren aan; gevolggeven aan. Alter sur les —s de qn : Op iem, rechteninbreuk maken. 2. Natuurlijk recht. — divin : Bijde gratie Gods ingestelde monarchic. — du plusfort : Recht van den sterkste. — d'auteur (z. 3) :Auteursrecht. 3. Recht, belasting. — de douane, —d'octroi : Invoerrecht. La ou it n'y a Tien, le roi perdses —s : Waar niets is, heeft de keizer zijn rechtverloren. — d'auteur : Aandeel in de opbrengstvan zijn werk, dat de schrijver -, componist ont-vangt. — de presence : Presentiegelden. — desortie, — a l'exportation : Uitvoerrecht. — d'entree,—a l'importation : Invoerrecht. Payer le — ala na-ture : De tot aan de natuur batalen. 4. Recht,wetgeving. — des Bens : Volkenrecht. 5. Rechts-wetenschap. Etudiant en — : Student in de rech-ten. Faire son — : In de rechten studeren. 6.Rechte hoek m. 7. Beeld-, muntzijde v. 8.Rechte lijn v. Tenir le — : Een rechte lijn vol-gen. 9. Rechte spier V.

Droite v. : 1. Rechte bin v. 2. Rechterzijde v.,-karat m. 3. Rechtervleugel (leger) m. 4. Rech-terzijde (in Kamer), conservatieve partij v. 5.Rechterhand v. A — : Rechts. A — et a gauche :Naar -, aan alle kanten. Prendre -, tenir la —, - sa— • Rechts houden.

Droitement : Recht door zee, zonder omwegen.Droitier m. : Iem. die rechts is. (Borns) Lidder rechterzijde.

Droiture V. : Rechtschapen-, eerlijkheid. Gezondoordeel. Rechtstreeks vervoer. En — : Rechtop 't doel af, rechtstreeks.

Drolatique : Koddig.Dr8le m. en v. : J. Grappenmaker, -maakster.2. Ploert, schurk. f bv.nw. : 1. Koddig, grappig.Une — de figure : 'n Raar gezicht. Ca nest pas — :Da's niet pleizierig. 2. Raar, zonderling. En ldcherde —8 : Rare moppen tappen. DrOlement bw.

Dr8lesse V. : Straatmeid.DrOlerie V. : Grappenmakerij, klucht v.Dromadaire m. : Dromedaris m.Dru : 1. Dicht (opeen), dik. 2. Krachtig, flank,struis. I bw. : Dicht opeen, dik. Jager —: Drukde mond roeren.

Druide m. , -desse v. : Priester, -es (der Kelten).Druidisme : Van de drulden.Druidisme m. : Geloof -, leer der Drulden v.Dryade v. : Woudnimf. (plan tk.) Dryas.Du z. de en le.DO m. : Het verschuldigde, hetgeen toekomt aan.

I bv.nw., v. due : Verschuldigd, zoals 't behoort.Acts en (bonne et) due forme : Authentieke acte.

Dualisme m. : (wij s b.) Leer, die twee eeuwigongelijksoortige beginselen aanneemt (geest enstof) v. (nie uw) Tegenstelling, verschil. Aarzeling.

Dualitk v. : Vereniging van twee verschillendeeigenschappen, dubbel-, tweeheid.

Dubitatif : Weifelend, twijfelend; dat twijfeluitdrukt (woord).

Dubitation V. : Opgeworpen schijn, twijfel m.

Dubitativement : Weifelend.Due m. (spr. duk) : 1. Hertog. 2. Rijtuig mettwee plaatsen. 3. Ooruil m.

Ducal : Hertogelijk. Van den doge.Ducat m. : Dukaat (10 tot 12 frank) m.Duche m. : Hertogdom.Duchesse V. : Hertogin.Dueroire m. : (h a n d el) Delcredere (premie,die den commissionnair wordt betaald, omdathij voor de betaling borg blijft) o.

Ductile : Rek-, buig-. (fig.) Plooibaar, lenig.Ductilite v. : Rek-, buig-. (fig.) Plooibaarheid,

lenigheid.Duegne v. : Oude dame, die toezicht op een jongmeisje houdt. Lastige oude dame.

Duel m. : 1. Tweegevecht. 2. (taal k.) Twee-voud, dualis (b.v. in 't Grieks) m.

Duelliste m. : Vechtersbaas.Dulcification V. : 't Verzoeten, - verzachten,Dulcifier : Verzoeten, verzachten, stillen.Duleinee V. : (fig.) Aangebedene, Dulcinea.Dumping (spr. dcempin-g) m. : Prijsverlaging enverkoop om een vreemde industrie te doden.

Thiment : Behoorlijk.Dune v. : Duin. Les Dunes : Duins.Dunette v. : Duintje. Dekhutten v. Kampanje opdie hutten v., halfdek.

Dunkerque v. : Duinkerken.Duo m. : Tweestemmig muziekstuk, duet.Duodecimal : Twaalftallig. [m.Duodenum m. (spr. -flown) : Twaalivingerige darmDuodi m. : Tweede dag der Repub . decade m.Dupe v. : Bedrogene, slachtoffer. Etre la — de

soi-mgme : Zich zelf bedriegen. Faire des —s :De mensen foppen. Faire un marche de — :Bedrogen uitkomen. I bv.nw.: Bedrogen. Onno-zel. On n'est pas — a ce point-la : Een menskan zich zO niet laten beetnemen.

Duper : Bedriegen, foppen.Duperie V. : Bedriegerij v.Dupeur m. : Bedrieger.Duplicata m. (mu. onverand.) : Afschrift, duplicaat.Duplication V. : Verdubbeling.Duplieitk v. : Vals-, dubbelhartig-. Dubbelheid.Duplique V. : Antwoord op een repliek.Dupliquer : Van dupliek dienen.Duquel z. de en lequel.Dur : 1. Hard. — comme fer : IJzerhard. Its en ver-ront de —es : Zij zullen er van lusten. Couchersur la —e : Op de blote grond slapen. Eau—e : Hard water. Vin —:Wrange.Pou/s —: Steskepolsslag. Des vers —s : Onwelluidende verzen.Bois — : Eiken-, notenhout. 2. Moeilijk, zwaar.

—a molder : Moeilijk te bestijgen. Mer —e : Storm-achtige. Un hiver — : Strenge. Les temps sont —s :De tijden zijn slecht, - moeilijk. 3. Weinig ge-voelig. Il est — a la fatigue : Hij kan werken alseen paard. Avoir la vie —e : Taai zijn. Avoir latete —e : Hardleers -; koppig zijn. 4. Ongevoelig,wreed. Veeleischend, streng. C ceur — : Ongevoe-lig hart. Ton —; regard — : Strenge. I bw. : Hard.Moeilijk. Travailler — : Hard werken. Croire —comme fer : Stijf en strak geloven.

Durabilite v. : Duurzaamheid.Durable en —ment : Duurzaam, blijvend.Durant : Gedurende, tijdens. Sa vie — : Zijn heleleven. — que : Terwijl.

Dureir ov.w. : Hard maken. I onov.w. en se — :- worden.

Dureissement m. : 't Hard worden. - maken.

Page 165: aardrijkskunde - DBNL

149 In31NISTERTE.DURtE.

Durk) v. : Duur m. Duurzaamheid. De — : Duur-zaam, blijvend.

Durement : (z. dur) 1. Hard. Ruw. Hobbe-lig. (fig.) Moeilijk. Onaangenaam (leven). 2.Ongevoelig, wreed. Streng.

Durer : 1. Duren, in wezen blijven. Il taut fairevie, - feu qui dure : Men moet niet te hard vanstal lopen. 2. Lang schijnen (tijd). Il me durede : Ik verlang om. 3. Het uithouden (in toestand).L'art de — : De kunst om lang te leven; - zijnbetrekking te behouden.

Duretê v. : (z. dur) 1. Hard-, stroef- (vers).Rauw- (geluid). Schelheid (kleur). 2. Moeilijk-held. 3. Onaangenaam-, strengheid. Des —s :Bitse woorden; grofheden. 4. Verharding (11-chaam). — de ventre : Hardlijvigheid.

Durillon m. : Eeltplek. Harde plek v., kwast m.Duumvir m. (spr. duomm-) : (gesch.) Twee-man (Rome).

Duumvirat m. (spr. duomm-) : Waardigheid -,ambtsduur van een tweeman.

Duvet m. : Dons (ook op vrucht). Donzen bed.Duvetê : Met dons bedekt.Duveteux : Donsachtig. Vol dons.

Dynamique : Van de kracht. Etat — : Bewe-ging. I v. : Leer der krachten en der voortge-brachte bewegingen v., dynamica v.

Dynamisme m. : Stelsel dat in de stof slechtskrachten ziet. Beweging.

Dynamite : Dynamiet.Dynamiter : Met dynamiet laten springen.Dynamiteur m. : Dynamietman, -held.Dynamo v. : Machine, die kracht voortbrengt v.Dynamomètre m. : Krachtmeter.Dynamomêtrie v. : Krachtmeting.Dynaste m. : Van een groteren vorst afhanke-lijk heerser (in de Oudheid).

Dynastie v. : Vorstengeslacht.Dysenterie v. (spr. diss-) : Darmontsteking, rode

loop m.Dysentërique (spr. diss-) : Die op dysenterielijkt. I m. : Dysenterielijder.

Dyspepsie v. : Slechte spijsvertering.Dyspeptique : Lijder aan slechte spijsvertering.Dyssenterie, -erique z. dysen .... ,Dyssymêtrie v. : Gebrek aan overeenkomst.Dyssymêtrique : Dat niet juist overeenkomt,- niet symmetrisch is.

E.

E m. : 1. (letter) E v. 2. (verk.) Excellence :Excellentie. Est : Oosten.

gm. : Eminence : Eminentie. E. U. A. : Etats-U nis- Amerique : V. S. van Amerika. Exe. : Ex-cellence : Excellentie.

Eats v. : 1. Water. C'est le feu et l' — : Die twee zijnwater en vuur, - passen niet bij elkaar. Etre dansles —x de : Dezelfde koers volgen (ook fig.). Haute—; basse — : Vloed m.; eb v. —x mortes : Doodtij. —x vines : Springvjoed m. Grandes —z (z. 8.) :Springvloed ; hoog tij, - water; hevige neerslag m.Ligne d'— : Waterlijn. Vole d'— : Lek (in schip).Faire —: Lek zijn; water inkrijgen. Faire de l' — :Water innemen, de watervoorraad aanvullen.Etre heureux comme un poisson dam l'— : Zonderzorgen zijn. Se jeter a l' — : In 't water springen.Se jeter dans l'— : Te water gaan (baden). A l'—!Te water met hem! Cette affaire est tombee dansl'— : Is mislukt. (fig.) A l'— : Mislukt, verloren,naar de haaien; met water; te water. Revenirsur l'— : Weer boven water komen; (fig.) weerte voorschijn komen; er weer bovenop komen.Nager en pleine — : Midden in de rivier zwem-men; (fig.) zien, dat alles voor de wind gaat.Nager entre deux —x : Dicht bij de opper-vlakte zwemmen; (fig.) niet openlijk partij kie-zen. Sous r— : Onder water; (fig.) dronken. D'icila ilpassera- , coulera bien de l'— sous le(s) pont(s):Voor het Myer is, moet er nog heel wat gebeuren.Laisser couler l'— : Gods water over Gods akkerlaten lopen. V— ya a la riviere : Geld zoekt geld,- komt altijd bij de rijken. C'est porter de l'— a lariviere, - a la mer : Dat is uilen naar Athene dra-gen. — a boire : Drinkwater. Se noyer dans unverre d'— : Bij de geringste moeilijkheden reedsschipbreuk lijden. tine tempete dans un verre d'-: Veal leven om nets. (fig.) Mettre de l'— dansson yin : Eieren voor zijn geld kiezen. Etre aupain et a l'— : Op water en brood zitten. Viderles —x : Het vuile water wegwerpen. Passer l'-: Naar Amerika gaan. 2. Regen m. Le ciel se

1 ondit en — : Het water viel bij stromen nitde hemel. 3. Vloeistof v. — de Seltz : Spuit-water. — de Javel : Bleekwater. 4. Vochtaf-scheiding (lichaam). Je suis (tout) en — : Ik bennat van 't zweet. Suer sang et — : Zich sterkinspannen. 5. (Vruchten)sap. Avoir beaucoupd'— : Zeer saprijk zijn. 6. Water (van diamant).(f am.) De la plus belle — : Van de bovensteplank. 7. Glans (stof) m. 8. Fontein v. Lesgrandes —x de Versailles : De grote waterwer-ken te V. 9. Bronwater (voor zieken). De baden.Ville d' —x : Badplaats. Prendre les —x : De ba-den gebruiken. 10. Les —x et forets : 't Beheerder waterwegen en bossen, de openbare werken.

Eau-de-vie v. (me. eaux-de- —) : Brandewijn m.Eau-forte v. (my. --x- —s) : 1. Sterk water,verdund salpeterzuur. 2. Geetste plaat v. Ets v.

Ebahi : Verbluft.Ebahir (s') : Verbluft staan.Ebahissement m. : Verbluffing. Verbluftheid.Ebarber : Afsnijden, effenen.);bats m.mv. : Dartel spel, tijdverdrijf. Prendresex — : Zich verlustigen, dartelen.

Ebattement m. : Genoegen. Speling.Ebattre (s') : Stoeien, dartelen. Zich vermaken.Ebaubi : Verbouwereerd, verbluft.Ebaubir (s') : Verbouwereerd staan.Ebaubissement m. : Verbouwereerdheid.gbauehage m. : Eerste, ruwe bewerking.Ebauehe v. : Schets v., ruw ontwerp. (fig.)Zwakke poging. Begin.

gbaueher : Schetsen, ontwerpen. Ruw bear-beiden. — un sourire : Even glimlachen.

Ebauehoir m. : Boetseerstok m. Steekbeitel m.Ebaudir (s1 : Zich verlustigen.gbitne v. : Ebbenhout. Cheveux d'— : GitzwarteKaren. (fig.) Marchand d'— : Slavenkoopman.

Ebenier m. : Ebbenhoutboom m.Ebêniste m. : Schrijnwerker.Ebênisterie v. : Schrijnwerkersvak. Ingelegdwerk. Meubelmakerij.

Page 166: aardrijkskunde - DBNL

1BEURRER. 150 gCHAPPE.

Ebeurrer : (De melk) van boter ontdoen.Eblouir : Verblinden (oog; ziel).Eblouissant : Verblindend.Eblouissement m. : Verblinding. Duizeling ;

bedwelming.Eborgnage m. : Wegneming van een oog (boom).Eborgnement m. Beroving van een oog.Eborgner Eenogig maken. Van ogen ont-doen (tak). 't Licht wegnemen van (huis).

Ebouillanter : In kokend water doen.Eboulement m. : Berg-; instorting.Ebouler ov.w. : Doen instorten. onov.w. ens'- : Instorten,

Eboulis m. : Ineengestorte dingen, pain.Ebourgeonner : Van overvloedige knoppenontdoen (planters).

Ebourgeonnoir m. Snoeimes met lange steel.Ebouriffant : Overbluffend, dol vreemd.EbouriffO : Verward, verwilderd (haar). Ont-hutst, ontsteld, van streek.

Ebouriffer : In de war maken (haar). Van streekmaken (mens).

Ebranehage m. Snoeiing. Afgesneden takken.Ebranehement m. : 't Snoeien.Ebraneher : Snoeien. (fig.) Besnoeien.Ebranehoir m. Snoeimes.Ebranlement m. : 1. Schudding. - au cerveau

Hersen-. 2. (fig.) Schok m., stoot m., schadev. Ontroering.

Ebranler : 1. Bewegen, doen schudden. 2. (fig.)SchQkken. Aan 't weifelen Aan 't wankelenbrengen. - to cerveau h qn : Iem. een hersen-schudding bezorgen; (fig.) - 't hoofd op holbrengen. I s'- : In beweging geraken, zich in b.zetten. Wankelen. Ontroeren.

Ebrasement m. : Binnenwaartse verwijding.Ebraser : Naar binnen wijder maken.Ebre m. : Ebro (rivier).Ebrecbement m. : Het schaarden - hoeken

maken.gbrëeher : 1. Vol schaarden, hoeken maken.

Assiette -chie : Met scherven er uit. Dent -ch.& :Afgebroken. (fig.) Voix -ch.& : Krijsende. 2.Schaden, een bres maken in (fortuin).

Ebriête v. : (Lichte) dronkenschap.Ebrouement m. : Gesnuif (paard). Genies.Ebrouer : Uitspoelen. Ontbolsteren. I s'- : Niezen.Snuiven, proesten.

Ebruitement m. 't Ruchtbaar maken. - worden.Ebruiter : Ruchtbaar maken. I s'- : - worden.Ebullition v. : Opborreling. (fig.) Levendige

gemoedsaandoening. Gisting.Eburne : Ivoorachtig.Eeacher : Platdrukken, pletten. Kneuzen. Slijpen.Stomp maken. Nez -chi : Stompneus.

Eeailiage m. : Afschilfering. Openmaking (oesters).Eeaille v. : 1. Schub (vis, plant) v. Schillerv. Les -8 lui soot tombdes des yeux : De schellenzijn hem van de ogen gevallen. 2. Schelp v.,schaal (oester, mossel) v. 3. Schildpadschaal.D'- : Schildpadden.

Eeaillê Geschubd. Afgeschilferd.Eeailler : Van schubben, schalen, schelpen ont-

doen. Openmaken (oester). : Afschilferen.-ere : Oesterkoopman, -vrouw.

Ecailleux : Met schubben; schilferachtig.Seale v. : Schaal v., schil v., dop m., bolster (hoot) m.Sealer Ontbolsteren. Doppen. I s'- Schilfe-ren, splijten.

geang m., V. : Zwingel (voor vlas) m.

Ecanguer : Zwingelen (vlas).Ecarlate v. : 1. Scharlakenkleur v. 2. Schar-laken. -stof v. I bv.nw. -kleurig.

Ecarquillement m. : 't Wijd vaneenspreiden(benen); - openzetten (ogen).

Ecarquiller : Wijd vaneenspreiden (benen);- openzetten (ogen).

Evart m. : 1. Uitspreiding, verwijding. - desjambes : Wijdte tussen de benen v. 2. (fig.)Verschil, afstand m. 3. Afgelegen plaats v. A.

: Op een afstand; ter zijde, apart. 4. Alleen-staande wooing. Buurtschap. 5. Afval. 6. Afwij-king. Zijsprong (paard) m. Uitweiding.Uitspatting,buitensporigheid. - de langage : Dwaze uitval m.7. (spel) Het wegleggen der kaarten. 8. Schouder-verrekking (dier). 9. (bears) Koersverschil.

Ecartó m. : Kaartspel met 2 personen, dead&bv.nw. Afgezonderd. Weggeworpen (kaart).

Van 't hoofd staand (oor). z. ook Oearter.Eeartélement m. : 't Vierendelen.tearteler : Vierendelen.Eeartement m. : Uitspreiding (benen). Verwij-dering, terzijdestelling. Uitwijking. Afstand m.

&atter : 1. Van elk. verwijderen, ter zijdeschuiven; uitspreiden (benen). 2. Verwijderen;op een afstand houden. Verjagen. Afwenden. Terzijde stellen. Afzonderen. Uitsluiten (mogelijk-held). - les soupcons : De verdenking afwenden.3. Van de rechte weg afbrengen, doen afwij-ken. 4. (Kaarten) wegleggen. I s'- : Zich uit-spreiden. Afwijken, afdwalen. Uiteengaan. Zichter zijde begeven. Weggelegd worden (kaart).

Eeee homo m. eksi-dm4; me. otaverand.) :Voorstelling van Jezus met de doornenkroon,Ecce Homo. (fig.) Bleek en mager mens.

Eeelêsiaste m. : Prediker. 't Boek Prediker.Eeelêsia,stique : 1. Geestelijk. 2. Kerkelijk, kerk-.

I m. : 1. Geestelijke. 2. Het boek Jezus Sirach.Ecelêslastiquement : Ala geestelijke. Kerkelijk.Eeervelè Hersenloos; onverstandig.Eehafaud m. : Stelling, steiger m. Schavot.Eehafaudage m. : Oprichting der steigers. Bouw-steiger m. (fig.) Opeenstapeling van feiten, -redeneringen.

Echafauder : (De eerste steigers) opzetten. (fig.)Kunstig ineenzetten (systeem).

Eehalas m. : Steunpaal m., (wijngaard)staak m.(fig.) Lang mens, .bonenstaak..

Eehalote V. : (plantk.) Sjalot v., sauslook.kehanerer : Rond uitsnijden (rand).Eehanerure v. : Ronde uitsnijding. Uitholling.Eehange m. : 1. Rail m., railing. Faire de: Uit-, verwisselen. En - de : In rail voor. En- : Daarvoor, -tegenover. Les --s Handel m.,verkeer; omzet m. 2. Uitwisseling. - de vues :Gedachtenwisseling (fig.) - de bons offices,

procedes : Wederzijds dienstbetoon. 3. Plet-ting. 4. Uitspoeling.

Eehangeable : Ruilbaar.Eehanger : 1. Ruilen, in-, (uit)wisselen. 2. Weder-kerig zenden. (fig.) - des compliments : ElkC. maken. 8. Pletten (papier). 4. Uitspoelen(linnengoed).

Eehanson m. : (Hof)schenker. Grand - : Opper-.Echantillon m. : Monster, proef v., model. Staal, -tje.Eehantillonner : 1. Afsnijden, afnemen (staaltje).(Stukwerk) maken. 2. Sorteren (naar stalen),bemonsteren. 3. 'nen.

Eehappatoire V. : Uitvlucht v.Echapp6 Ontsnapte. - de prison : Boeven-

Page 167: aardrijkskunde - DBNL

&HAPPEE. 151 t CLAIRAGE.

gezicht, een boef. - de Charenton, - des PetitesMaisons : Gek.

&hap* v. : 1. Uitstapje. Het uitbreken (vee).Ontsnapping (wild). 2. (fig.) Onvoorzichtigheid.3. Opening, ruimte v. - de soleil, - de beau temps :Vleugje moo! weer. 179w - (de cue) : Een nauwuitzicht. - de lumiere : Slaglicht. Par -s : In't geheim; bij vlagen. 4. Speling, speelruimte v.

Echappement m. : Vrijwording (stoom). Schakelrad(horloge). Speelruimte v. Uitlaat (auto) m. Potd'- : Knalpot.

Echapper onov.w. : 1. (met a) Ontsnappen. Ont-komen aan. Uit de handers glippen. Ontvallen.Ontwijken. Niet opmerken. Boven iem. begripgaan. Cela m'a echappi : Dat is mij ontgaan.Ce mot m'est iehappi : Ik heb mij dat woord latenontvallen. La vie lui Ochappe : Hij houdt opto leven. 2. (met de) Ontkomen aan. Zich red-den uit. Vluchten. I ov.w. : Ontsnappen, ontko-men aan. L'-- belle : Er goed afkomen. I s'- :Ontvluchten, -snappen. Uit de hand glijden.(fig. ; oud) Zich vergeten, uitvaren.

Echarde v. : Splinter m. Stekelbaars m.Eehardonner : Van distels zuiveren. Kaarden

(stoffen).Echarner : Afschaven (huid).geharpe v. : 1. Sjerp v. 2. Doekje; das v. Af-hangende sluier (aan hoed) m. 3. Draagband m.Porter le bras en - : De arm in een doek dra-gen. 4. Hijstouw; -blok. 5. En -, d'- : Over-dwars, schuins. Le train fut pris en - : De treinwerd in de flank aangereden.

&harper : Aan stukken scheuren. In de panhakken. Onhandig voorsnijden. Een wood toe-brengen aan. In Braden afdelen.

Echasse v. : Stelt v. (fig.) Etre monte sur des-8 : Lange beenen hebben; hoogdravend schrij-ven; een hoge Borst zetten.

Eehassier m. : Steltloper (vogel).Echaudage m. : 't Begieten met heet water.'t Witten. Kalkmelk v. Verschrompeling.

Echarde : Te sterk gerookt (bokking), - ver-warmd. Verschrompeld (plant).

Echauder : Branden (hete vloeistof). Met kokendwater begieten. (fig.) In 't nauw brengen.Broeien, zengen.

Echaudure v. : Brandwond v.Echauffant bv.nw. en m. : Verhittend -. Stop-

pend (middel).Eehauffement m. : 1. Verwarming. 't Warm lo-pen. 2. Verhitting (lichaam). 3. Hardlijvigheid.

Echauffer : 1. Verwarmen, -hitten. Warm doenlopen. 2. Verhitten (bloed). Hardlijvig maken,stoppen. (fig.) - la bile, - le sang, - les oreilles, - laMete a qn : Iem. toorn opwekken. 3. (fig.) Warmmaken, leven brengen in. Prikkelen. I s'- :Warm -. (fig.) Driftig worden. Zich warm ma-ken. La dispute s'ichauffe : De twist loopt hoog.

Echauffouree V. : Schermutseling. Plotselinge over-val m. (sp el) Stoute zet m. bOploopjes.

Echauguette v. : Spietoren m.geheanee v. : 1. Vervaldag m. A courte -; a longue- : Op kort-; op langzicht. A courte -, a breve- : Binnen kort A longue - : Na lange tijd.2. Beslissende dag m. 3. Des -s : Vervallenbedragen.

Echeant : Vervallend, betaalbaar (z. echoir).Echee (spr. -ek) tussenw. : Schaak! - a ladame! Koningin schaak 1 - et mat! Schaakmat!I m. : 1. Schaak. Donner -, faire - et mat : Schaak-

mat zetten. Faire - a : Schaak zetten; (fig.)dwarsbomen. Tenir en - : In bedwang houden.2. Tegenslag m.

' nederlaag v. 3. Les --s : Schaak-

spel. -stukken. Jouer aux -s : Schaken.Echelle v. : 1. Ladder v. (ze e v.) Trap v.. val-reep m. - double : Trap. (fig.) Tenir l'- a: Voort-helpen. - d'escalad,e : Stormladder. 2. Galgelad-der. . Sentir l'- : De galg verdienen. 3. (f i g.) Lad-der. - sociale : Maatschappelijke -. 4. Toonladder,-schaal v. 5. Schaal, maatstaf m. 6. (z e e v.) Los-plaats v. Les -s du Levant : Zeehavens in de L.

Echelon m. : 1. (Ladder)sport v. 2. Trap m. D'-sen -s : Trapsgewijze. Descendre d'un -: Een rangverlaagd worden. 3. Periodieke verhoging.

Eehelonner : Van afstand tot afstand opstellen.In termijnen verdelen (b. v. betalingen). I s'- :Van afstand tot afstand opgesteld zijn. Met vastetussenruimten geschieden.

Eehenillage m. : 't Zuiveren van rupsen.geheniller : Van rupsen zuiveren.Echenilleur m : Rupsenverdelger. -vreter.Eeheveau m. : 1. Streng v. Divider son - : Eenstreng afwinden; (fig.) alles afrafelen. 2. (fig.)Ingewikkelde zaak v.

Eehevele : Met verwarde haren. (fi g.) Wild, dol.Echevin m. : Schepen. Wethouder.Eehevinage m. : Schepenschap. De schepenen.Echevinal : Van de schepenen of wethouders.Echidna m. (spr. ikidni) : Mierenegel m.Echine : 1. Ruggegraat v. (fig.) Procter 1'- a: Afrossen. Avoir l'- couple : Kruipen. Courber-, plier l'- : Het hoofd buigen.

gehine : Met stekels bezet.Echiner : De ruggegraat stukslaan. (fig.) Dood-slaan ; verslaan. I s'- : Zijn ruggegraat breken.Zich dood werken.

Eehinodermes (spr. -ki-) m.mv. : Stekelhuidigen.Eehiquete : Geruit.Echiquier m. : 1. Schaakbord. En - : _In rui-ten geplaatst, overkruis. Chambre de l'E- : Hofvan appbl (Engel.). Cour de l' t- : Ministerie vanfinancibn (Engel.). 2. Totebel (net) v.

Echo m. (spr. iko) : Weergalm m., teruggekaatstgeluid. (fig.) Plaatselijk nieuwtje. Weergalm.Naprater. Se faire l'- de : Overbrengen. Sans - :Dat Been weerklank vindt.

Echoir : 1. Ten deel vallen. Le cas dchdant : Zo't geval zich voordoet, eventueel. 2. Vervallen,betaalbaar zijn.

Echoppe v. : 1. Radeer-; etsnaald m. 2. Pothuis,winkeltje.

Echopper : Graveren. (n i e u w) Wegmaken (zetsel).Echouage m. : Het op 't strand -, vastraken.Echouement m. : Stranding.gehouer onov.w. : 1. Stranden. Vergaan. 2.(fig.) Mislukken; zakken (examen); niet slagen(in). I ov.w. : Op 't strand zetten. I s'- : Op't strand lopen.

&Timer : Knotten.Eclaboussement m. : 't Bespatten.gelabousser : Bespatten, beslijken. (fig.) Deogen uitsteken.

Eclaboussure v. : (Modder)spat m. (fig.) Smet v.Eclair m. : 1. Bliksem(straal) m. 11 fait des --s :Het licht. -8 de chaleur : Weerlicht. Fermeture -:Ritssluiting. 2. Flikkering, licht. - des yeux :Schittering. Lancer des -s : Stralen -, vonkenschieten. - de bonheur : Kortstondig geluk.

-de genie : Geniale inval m. 3. Roomsprits v.Eclairage m. : Verlichting. Gaz d'- : Lichtgas.

Page 168: aardrijkskunde - DBNL

152 ECORCHURE.ECLAIRCIE.

Eclaireie V. : Blink m., ►droge bui) v. Lichteplek in de wolken v. Open plek in 't bos.

Eclaircir : 1. Helderder lichter maken. Po-lijsten. 2. (fig.) Verklaren, ophelderen. 3. -vue a qn : Tern. beter doen zien. 4. - qn de qch: Tem. inlichten over iets. 5. Dunner maken,dunnen (bos, gelederen). I s'- : Ophelderen(weer, gelaat). Minder donker - (kleur). Opge-helderd -. Thinner worden. Opheldering zoeken.

Eelaircissement m. : Het dunner, lichter maken.(fig.) Uitlegging. Opheldering.

Eclaire v. : Stinkende gouwe v. Grande - :Schelkruid. Petite - : Speenkruid.

Eclairs : (fig.) Verlicht.Eclairer onov.w. : 1. Licht geven. Fonkelen. 2.Lichten, bliksemen. ov.w. : 1 Verlichten, be-schijnen. (fig.) Begrijpelijk maken. - sa marche,- la route : 't Terrein verkennen. 2. Wijzer ma-ken, onderrichten. 3. Licht geven aan. Bijlich-ten. I s'- : Ophelderen. Licht ontvangen van.Aangestoken worden, aangaan. Licht hebben.(fig.) Verlichter verstandiger worden.

Eclaireur m. : Verkenningssoldaat. -schip. Pad-vinder. Boy-scout.

Eclaireuse V. : Padvindster.Eclat m. : 1. Splinter m., scherf v. Voler en -s: In stukken vliegen. 2. final m., slag m., los-barsting. Geraas. Des -s de voix : Luid gepraat, -geschreeuw. Rire aux -s : Het uitschateren..Des -s de rire Schaterend gelach. 3. Opzien,schandaal. Faire un - de l'- : Opzien baren;schandaal verwekken. 4. Glans m., schittering.Pracht v. Luister m., roem m.

&leant Schel, schetterend (geluid). Schitterend,roemrijk. In 't oog vallend.

Eclatement m. : Het barsten; - springen.&later : 1. (Uiteen)barsten, springen; losbar-sten. - de sante : Overlopen van gezondheid.2. Afsplinteren. Bois &late Gespleten. 3. (fig.)Los-, uitbarsten (- de rire). 4. Ruchtbaar worden,opzien baren. 5. Schitteren, prijken. Faire - sapuissance : Overal zijn macht ten toon spreiden.

Eclectique : Die een eigen stelsel opbouwt uitde waarheden van andere stelsels.

Eclectisme m. : 1. Leer opgebouwd nit andere stelselsv. 2. Neiging om in alles 't goede to waarderen.

Eclipse v. : 1. Verduistering (hemellichaam).Phare feu 4 -8 : Flikkerlicht. 2. Tijdelijke af-wezigheid. Vermindering.

Eclipser : Onzichtbaar maken. (fig.) Overtreffen.s'- : Zich uit de voeten maken. In de schaduwgesteld worden.

Ecliptique : Van eclipsen. I v. : (Schijnbare)zonneweg m., ecliptica v.

Èelisse v. : Spaan v. Splinter m. Plankje. Spalkv. Druipmand (kaasmaker) v. Lasplaat v.

telisser : Spalken. Met spanen dekken. Lassen.&lope : Hinkend, kreupel. Verminkt. (fig.) Iten est sorti tout - : Hij is daar slecht afgekomen.

Eclore : 1. Uit 't ei komen. Opengaan, ontlui-ken. 2. (fig.) Aanbreken (dag). Geboren wor-den. Aan de dag komen. Faire - : 't Levenschenken aan.

Eelosion v. Het uitkomen, - ontluiken.Ecluse v. : 1. Sluis v. - a sas : Schut-. 2. L'E-: Sluis (stad).

Eclusee v. : Stuwwater. Sluisvol v.Ecluser Schutten (door sluis). Afsluiten (id.).Eclusier m. : Sluiswachter.Ecceura,nt : Walgelijk. Ergerlijk.

Eeceurement m. : Walging.Ecceurer Doen walgen, tegenstaan.teoincon, -son m. : Hoeksteen m. -meubel.Eeolage m. : Schoolgeld. -onderricht.Ecole v. • 1. School v. Tenir - Onderwijs geven. -prinzaire, - elementaire : Lagere voorbereidende.- d' application : Leer-, practische oefenschool.

-de guerre Hogere krijgsschool. - de perfectionne-anent : School voor voortgezet onderwijs. dedroit; - de medecine :De rechtsgeleerde -; - medischefaculteit. La jeunesse des -s : De studerendejeugd. Quartier des -s Studentenwijk. Ren-voyer qn : Iem. zijn domheid doen inzien.Bdtiment- vaisseau- - : Opleidingsschip. 2.School. Leer v. Aanhangers (van geleerde, kun-stenaar). Faire - : Veel volgelingen vinden.Etre a bonne -; a mauvaise - : Op een goede -;slechte leerschool zijn. 3. Africhting, dressuur v.Haute - : Hoge rijschool, -kunst v. 4. Domheid.Faire (une) Een bok schieten.

&oiler m., -iere v. : 1. Scholier, leerling. 2.Reizend student. 3. Brekebeen. Une faute d'- :Een grove domheid. bv.nw. : Van de scho-lieren. Schools.

Econduire Beleefd de deur wijzen. Afschepen.Een blauwtje laten lopen.

Economat m. : Huisbeheerdersambt. -kantoor.Goedkoop spijslokaal, gaarkeuken v. Voorraad-kamer (hotel) v.

Econome m. : Huisbeheerder, opzichter over deuitgaven en spijzen. Administrateur (schip).bv.nw. : Zuinig.

Economie v : Beheer. - rurale : Land-. -politique : Staathuishoudkunde v. 2. Overeenstem-ming -, juiste schikking der delen. - animate;- vegetate : Bouw der dieren ; - planten m. 3. Zui-nig-, spaarzaamheid. 4. Spaarpenningen m. Fairedes --s : Sparen. 5. Besparing. Bezuiniging.

Economique : 1. Van de huishouding, - 't beheer.2. Staathuishoudkundig. Conditions - s : Levens-voorwaarden, bestaansmogelijkheden. 3. Spaar-zaam. m. : Het materiele.

Economiquement : Zuinig.Economiser ov.w. : Spaarzaam zijn met. Bezul-

nigen op. Besparen. I onov.w. : Geld overleggen.Eeonomiste m. : Staathuishoudkundig.Ecope v. : Hoosvat. Afroomschaal v.Ecoper ov. w.: Weghozen. I onov. w. : Er in lopen,opdraaien (voor een ander).

Eeorce v. : 1. Schors v , bast m. Il ne taut pasmettre le doigt entre l'arbre -, le bois et l'- :Meng u niet in familiezaken. Il ne taut pas ju-ger du bois de l'arbre par : Men moet nietnaar de uiterlijke schijn oordelen. 2. Schil(vrucht) v. 3. (fig.) Het uiterlijke, schijn m.4. - terrestre, - du globe : Aardkorst v.

Ecorcer : Schillen. Pellen. s'- : Zijn schil verliezen.Ecorche m. : Anatomisch beeld, dat de spierenlaat zien, spierpop v.

Ecorchement m. : Het villen.Ecorcher : 1. Villen, de huid afstropen. - lerenard : Braken. Il erie comme si on l' dcorchait : Hijschreeuwt alsof hij vermoord wordt. 2. Ontvel-len, 't vel schaven; de bast beschadigen van.3. (f am.) Snijden, 't vel over de oren halen.4. Onaangenaani aandoen. Radbraken (taal).(fig.) Verminken (schrijver) .

Ecorcheur m. : Afzetter. - de langue,- de mots : Taalbederver.

Scorch= v. : Ontvelling.

Page 169: aardrijkskunde - DBNL

153 ECZEMA.RCORN ER.

Eeorner : 1. z. decorner. 2. Een hoek afslaan,- afbreken van. Een deel afnemen van. 3. (fig.)Aanspreken. - sa fortune : Zijn kapitaal -.

Eeornifier : (f am.) Klaplopen (eten, geld).Ecorniflerie v. : Klaploperij v.geornitleur m. : Tafelschuimer.teornure : Afgebroken hoek m., scherfje.Eeossais m. : Schot. Het Schots. I bv.nw. :Schots. Geruit. Hospitalite -e : Zeer ruimegastvrijheid.

Ecosse v. : Schotland.Ecosser Doppen (erwten).Eeosseur m. : Dopper, peller.Scot m. : 1. Gelag. 2. Disgezelschap. Parlez avotre - : Spreek tot je soort. Etre de tous -s :Overal bij zijn.

Ecoulement m. -stroming. Hetwegvloeien. Het langzaam uiteengaan (menigte).Afzet (waren) m. 't Vervliegen (tijd).

Eeouler : Afzetten, slijten. I s'- : Af-, wegvloeien.Uiteen-, verloren gaan. Van de hand gaan(koopwaren). Voorbijgaan (tijd).

Eeourter : Sorter maken. Besnoeien (werk).Staart (en oren) korten.

Ecoute v. : Het toeluisteren. Luisterhoekje. Etreaux -s : Luisteren. Poste d' - : Luisterpost.

&outer : 1. (Aan)horen, (toe)luisteren. Beluis-teren. Se faire : Gehoor vinden. Tine voix -tee,un arbitre -te : Van invloed. 2. Verhoren (ge-bed). Gehoor geven aan ; te rade gaan met. Is'- : Met zich zelven ingenomen zijn. Zich teveel in acht nemen. - (parler) : Met welgeval-len naar zijn eigen woorden luisteren.

geouteur m. : Luisterende. Luistervink m. Hoor-toestel (van telefoon), hoorn m. Soldaat op eenluisterpost.

Ecrabouiller : (yolk) Te Vetter slaan. I s'- :- vallen.

Eeran m. : Vuur-, (licht)scherm. Schutblik.Scherm. Kapje (lamp). Projectiescherm, -doek.Filmkunst, „de film". (fig.) Beschermer.

Eerasant Verpletterend. Knellend.Eerasè. : Ineengedrongen (gestalte); plat.Eerasement m. : Verplettering, -brijzeling Gedrang.Eeraser : Verpletteren, -brijzelen; doodtrappen.

Overrijden. (lig.) Overladen met. Vernietigen.Vastzetten (in woordenstrijd). Verdrukken.

Ecremage m. : Het ontromen.teremer : Ontromen. (fig.) 't Beste afnemen van.Eeremoir m., -e v. : Roomlepel m.Eerevisse V. : 1. Rivierkreeft m. Aller comme les-s : De kreeftengang (= achteruit) gaan. 2.Grijptang m. 3. (st err enk.) Kreeft (cancer).

Eerier (s') : 1. Uitroepen. 2. Schreeuwen.Eerin m. : Juweelkistje. Twee rij en prachtige tanden.Eerire : 1. Schrijven. (f am.) Papier ecrit de deuxates : Beschreven. Langue &rite Schrijftaal. 2.Op-, inschrijven. Boeken. C'etait ecrit : Het nood-lot wilde 't zo. 3. (Werken) schrijven. Op mu-ziek zetten. Il sait - : Hij heeft een goede stijl.

Eerit m. : 1. Geschrift. 2. Het schrijven. Mettreen -, - par - : Opschrijven. Coucher par - :Neerschrijven, vermelden. Preuve par - Schrif-telijk bewijs. Un mot d'- : Een briefje. 3. (f a m.)Schriftelijk examen. 4. -8 : Geschriften, werken.5. Overeenkomst v.; bewijsstuk.

Eeriteau Aanplakbiljet. -bord. Mettre :TIPt huis te huur te koop aanslaan.

Reritoire v. : Schrijftuig. Inktkoker m.Eeriture v. : 1. Schrijfkunst v. Het schrijven.

Het schrift. Schrijfwijze v., hand v. - penchee :Schuin schrift. - de chat, - de pattes de mouche :Gekrabbel. 2. Het geschrevene. 3. Les -8 : Deprocesstukken, - akten v.; - correspondentie v.;- boeken. Tenir les -s : De boeken bijhouden.Faire des -s : Schrijfwerk verrichten. 4. HeiligeSchrift v. 5. (nieuw) Stijl m.

Ecrivailler : Prulwerk leveren.Eerivailleur, -on m. : Prulschrijver.Eerivain m. : 1. Schrijver. - expert : Scluiftkun-dige. 2. Schrijver (boeken), schrijfster.

Ecrivassier m. : Prul-, veelschrijver.Ecrou m. : Schroefmoer v. Proces-verbaal vangevangenneming. Lever l'- Uit de hechtenisontslaan.

Eerouer : In een gevangenisregister inschrijven.Achter slot en grendel zetten.

Seroulement m. Ineenstorting. (fig.) Onder-gang m.

Eerouler (s') : Ineenstorten. (fig.) Te gronde gaan,in duigen vallen.

Eeroater : Van zijn korst ontdoen.Ecru : Ruw. Ongebleekt. Ongewassen. Slecht

gezuiverd. Des -s : Ruwe weefsels.Ecu m. : 1. Schild. 2. Wapenschild. Het wapen.3. (oud) Gouden schild, - kroon (munt; driefrancs) v. Avoir des - s : Rijk zijn. Mettre - sur- : Potten. 4. (than s) - (de cinq francs) : Vijf-frank-stuk.

Ewell m. Slip v. (fig.) Hinderpaal m.Emile : Kom v. Bakje. Draadwijdte (schroef) v.Ecuellee v. : Komvol v.teuler Scheeflopen (hakken).teumage m. : Het schuimen. afschuimen.&time v. : 1. Schuim. - de mer : Op 't strandgeworpen wier en zeedieren; meerschuim. 2.Heffe des yolks v., uitvaagsel.

Ecumer ov.w. : 1 (Af)schuimen. - la marmite deqn Bij iem. kiaplopen. - les mers, - les cdtes :Zeeschuimen. 2. (f i g. ; f a m.) Oplopen (eten, geld).

onov.w. : Schuimen, schuimbekken (ook fig.).Eemneur m. : - de marmites, - de tables : Tafel-schuimer. - de mers Zeeschuimer.

teumeux : Met schuim bedekt.teumoire v. : Schuimspaan v. En - : Pokdalig.teurage, -ement m. : 't Reinigen; - afschuren.tourer : Reinigen (put, tanden); afschuren(plaat); uitbaggeren (sloot).

Eeureuil m. Eekhorentje. Tourner comme un- (en cage) : Rusteloos been en weer lopen.

geureur m. : Schuurder. Reiniger, uithaler.Aeurie v. : 1. (Paarden)stal m. Sentir : Een

vlegel zijn. C'est un cheval a : Dat kost voort-durend aan onderhoud. Fermer quand leschevaux sont dehors : De put dampen, als 't kalfverdronken is. 2. Paarden, wagens, bedienden.Stal met renpaarden, renstal (- de courses).

Eeusson m. : Wapenschild, -je. Nummerplaat v.(zee v.) Hakkebord. Uithangbord. Sleutelgat-plaatje. (plantk.) Oculeerschors v.

Ecussonner : Met oculeerschors eaten. Met wa-penschilden voorzien.

Eeussonnoir m. : Oculeermes.Ecuyer m. : 1. Schildknaap. 2. (Grand) - tren-chant : (Opper)voorsnijder. (oud) - de bouche :Spijsmeester. 3. Jonker. 4. Stalmeester. 5. Rui-ter. Pikeur. Kunstrijder. 6. Trapleuning.

Ecuyère V. : Amazone. Kunstrijdsthr. Bottes :Hoge rijlaarzen.

Eczema m. : Huiduitslag m.

Page 170: aardrijkskunde - DBNL

ADEN. 154 EFFUSION'

Eden m. (spr. &Ulan) : Aards Paradijs, Eden.Edentd bv.nw. en m. : Tandeloos. - zoogdier.Venter : De tanden afnemen, - uittrekken.Edicter : Bij de wet bepalen. Uitvaardigen.Edieule m. : Tempeltje (Ouden). Kerkje (alshostiekas). Gebouwtje, kiosk v.

Edifiant : Stichtelijk. Peu — Raar.Edifieateur m. : Stichter.Edification v. : 1. Bouw m. 2. (fig.) Stichting.

Vie pleine d'— : Zeer stichtelijk leven. Pour votre— : Tot uw voorlichting.

Edifice m. : (Groots) gebouw.Edifier : Bouwen, oprichten. (fig.) Samenstellen

(systeem). Tot godsvrucht opwekken, stichten.Volledig inlichten.

Edile m. : 1. Opzichter der gebouwen, spelen envoorraden te Rome, tedilis. 2. Stadsbestuurder.Gemeenteraadslid.

Edilite v. : 1. Waardigheid macht van denEedilis te Rome v. 2. Stadsbestuur.

Edimbourg m. (spr. Odinbour) : Edinburg.Edit : Bevelschrift, edict.Editer : Uitgeven. Voor 't eerst in de handel

brengen.Editeur m. : Uitgever.Edition v. : Uitgave v., oplage v. Druk m. —princeps : Eerste druk.

Edme, -mond Edmund.Edouard : Eduard.Edredon m. : Eiderdons. Dekbed.Educable : Opvoedbaar.Educateur m. : Opvoeder. I bv.nw. : Van de op-voeding. Opvoedend, vormend.

Educatif : Opvoedend, -bouwend, vormend.Education v. : 1. Opvoeding. Maison d'— : In-stituut. Avoir de ; manquer d'— : Goed -;slecht opgevoed zijn. Faire l'— de : Opvoeden.2. Africhting. 3. Teelt v., aankweking.

Eduleoration v. : Verzoeting.Eduleorer : Zoeter maken. (fig.) Verzachten.Eduquer Opvoeden.Efaufiler : Uitrafelen.Effacable : Uitwisbaar.Efface : Bescheiden; teruggetrokken.Effacement m.. : Het uitwissen. uitdelgen(zonde). - verbleken (kleur). (fig.) Terugge-trokkenheid; bescheiden houding.

Effacer : 1. Uitwissen. Doorhalen, schrappen.Doen verbleken (kleur). Doen vergeten, uit-delgen (zonde). 2. (fig.) Overtreffen, in deschaduw stellen. 3. Intrekken (lichaam, schou-ders). I s'— : Verbleken. Verdwijnen, in ver-getelheid raken. Onderdoen. Bescheiden terug-treden. Het lichaam intrekken. Uitwijken. —devant qn : Iem. uit de weg gaan.

Effare : Ontsteld, ontdaan.Effarement m. : Ontsteltenis.Effarer : Doen ontstellen. I s'— : Schrikken.Effaroueher : Schuw, bang maken. I s'— Bang

schuw worden.Effeetif : 1. Werkelijk. Aanwezig. 2. (fig.) Be-trouwbaar. I m. : (mil.) Blijvend gedeelte. — desecoles : Aantal ingeschreven leerlingen.

Effeetivement Werkelijk. Inderdaad.Effectuer: Uitvoeren; doen (betaling).Effemination v. : Verwekelijking. Verwijfdheid.Effemine : Verwijfd (mens).Effêminer : Ontzenuwen, verwekelijken.Effervescence v. : Opbruising. Gisting (bloed,

sappen). (fig.) Onstuimigheid.

Effervescent : Bruisend. (fig.) Opvliegend. Gistend.Effet m. : 1. (Uit)werking, gevolg. — retroactil

Terugwerkende kracht. 2. Daad v., uitvoering.En — : Inderdaad, wezenlijk. A cet —, pour cet

Daartoe, te dien einde. A l'— de : Met het doelom. 3. Werking, indruk m., effect. — de neige :Sneeuwlandschap. Faire son — : De beoogdeindruk m. Cela me fait l'— de : Dat lijkt me,- maakt op mij de indruk van. A — : Op effectberekend. 4. — (de commerce) Handelspapier;wissel m. 5. —s publics Effecten, staatspapieren.6. —s (mobiliers) : Roerende goederen. 7. Mes —8 :Mijn goed, bagage, kleren; al wat ik bij me heb.

Effeuillage m. : Het ontbladeren.Effeuillaison V. : 't Vallen der bladeren.Effeuiller : 1. Ontbladeren. Calendrier a — :Scheurkalender. 2. (fig.) Een voor ddn toedie-nen, - nemen.

Effieaee Werkzaam, doeltreffend, afdoend.Effincement : Met vrucht.Efficaeitê v. : Werkdadigheid, kracht v.Effieience v. : (ni e u w) Wetenschappelijke methodeom geen inspanning te doen verloren gaan.

Effigie v. : Beeltenis, beeld. Beeldenaar. En — :In beeld (een pop, niet de persoon).

Effilage m. : Uitrafeling.Effile : (Lang en) dun. Zwak (stem). Uitgera-feld. m. : Franje v.

Effiler : 1. Uitrafelen. — de la charpie : Plukselmaken. 2. Dun maken. Fijn verdelen.

Effiloeher, -oquer ov.w. : Uitrafelen. I onov.w. ens'— : Rafelen, losgaan.

Effilure v. Rafel v.Efflanquè : Dunlijvig (dier). Uitgemergeld.Efflanquer : Mager maken.Effleurer : Licht afschaven. - schrammen. Evenaanraken, - strijken langs (ook fig.). Een lichtesmet werpen op.

Effloreseenee v. : Uitbotting. Verwering. (ge-n e esk.) Huiduitslag m.

Efflorescent : Uitbottend. Verwerend.Effluence v. : Uitstroming.Effluent : Uitstromend.Effluve m. : Uitwaseming, damp m. Uitstraling

(electriciteit), fluidum.Effondrement m. : Instorting. (fig.) Val m.Effondrer : Diep omgraven. Doen bezwijken, in-slaan. I s'— : Instorten, -zakken.

Efforeer (s') : Pogen, moeite doen.Effort m. : (Krachts)inspanning, poging, moeite.Faire un sur soi-méme : Zich zelf geweldaandoen. L'— de l'eau : De drang m. Faire un

—de memoire : Zich goed trachten to herinneren. Sedonner un — : Zich vertillen.

Effraction v. : (In)braak v.Effraie v. : Kerkuil m.Effrayamment en -ant : Verschrikkelijk, Use-lijk. Verbazend (veel).

Effrayer : Schrik aanjagen, bang maken.EffrentS : Teugelloos, ongebreideld, dol Onmatig.Effritement m. : Uitmergeling. Uiteenvalling,

verbrokkeling.Effriter : Uitmergelen. Verbrokkelen. s'— :

Verweren, verbrokkelen.Effroi m. : Ontzetting, grote schrik m.Effrontd en —ment : Driest, schaamteloos.Effronterie V. : Brutaliteit, driestheid.Effroyable en —ment Ontzettend, schrikwekkend.Effruiter : Van vruchten ontdoen.Effusion v. : 1. Plenging, uitgieting (vocht). Sans

Page 171: aardrijkskunde - DBNL

155 1LECTORAT.gFOURCEAU.

— de sang : Zonder bloedvergieten. 2. Uitstortingvan bloed. 3. Uiting, ontboezeming. 4. Innigeomarming. Hartelijkheid.

Efourceau m. : Mallejan (wagen) m.Egaiement m.: Opvrolijking.S gal : 1. Gelijk, eender. Toutes choses —es d'ail-

leurs : Onder overigens gelijke omstandigheden. —a sa tdche : Voor zijn taak berekend. 2. Gelijk-

matig, -vormig. Bestendig (karakter). Effen,gelijk (weg). D'une dme —e : Lankmoedig.3. Onverschillig, om. 't even. Cela West — : Hetlaat mij koud. C'est —, mais . . .: : Het komt erniet op aan -, hoe dan ook, maar . . . I m. : Gelijke.Sans — : Weergaloos. A l'— de : Evenzeer als.D'— a — : Op voet van gelijkheid.

Egalement : Gelijkelijk, in gelijke mate. Ook,eveneens.

Egaler : Gelijkmaken. Gelijk zijn met, evenaren.Berekend zijn voor. Que rien n'egale : Onge-6venaard. — a : Gelijkstellen met.

Egalisage m. : Menging (wijnen).Egalisation v. : Gelijkmaking.Egaliser : Gelijkmaken, effenen. (sp ort) Gelijk

spelen.Egalitaire : (Iem.) die gehele gelijkheid verlangt.Egalite v. : Gelijk-. Effenheid. ,Egard m. : 1. Consideratie v., welwillendheid.

Avoir — a : Te rade gaan met, letten op. Eu — a :Gelet op, gezien. A l'— de : Ten opzichte van,wat betreft. A cet — : In dit opzicht. A tous (les)—s : In ieder opzicht. 2. Oplettend-, beleefd-heid. Sans —s : Die geen onderscheid maakttussen hen, die hij voorheeft.

Egarement m. : Afdwaling. Buitensporigheid,uitspatting. Verstandsverbijstering.

Egarer : 1. Doen dwalen. 2. Wegmaken, doenverloren gaan. 3. Van 't rechte pad -, in de warbrengen. Verbijsteren. I s'— : Verdwalen. Zwerven.Zoek raken. (fig.) Op 'n dwaalweg geraken. Inde war raken. Des yet= -es : Verwilderde ogen.

Egayer : Opvrolijken, levendiger waken. I s'—: Vrolijk worden. Zich vrolijk maken.

Egee m. : „Egmus. Mer — : Agmische Zee.Egide v. : Schild (van Pallas Athene). Bescher-ming. Beschermer.

Eglantier m. : Wilde rozelaar, egelantier m.Eglantine v. : Wilde roos v.Eglise v. : 1 (met hoof dletter) Kerk v., -ge-

meenschap. — militante : Strijdende k. Les Peresde l'— : De Kerkvaders. Se marier devant l'— :Kerkelijk huwen. 2. Geestelijke stand m. Hon-me d'—, gens d'— : Geestelijke, -n. 3. (metkleine letter) Kerk, -gebouw. Gueux commeun rat d'— : Arm als Job. 4. Gek (op schoor-steen). 5. (f i g.) Petite — : Groepje, coterie v.

Eglogue V. : Herderszang m.Egoisme m. : Zelf-, baatzucht v.Egoiste m. en bv.nw. : Zelf-, baatzuchtig (mens),egoistisch, egoist. Egoistement bw.

Egorgement m. : Worging. Slachting.Egorger : De keel afsnijden van, - aan. Ver-

moorden. (f i g.) Snijden, afzetten.Egorgeur m. : Moordenaar.Egosiller (s') : Zich hees schreeuwen.Egotisme m. : Gewoonte om steeds van zichzelf te spreken of zich alleen met zich zelf bezigte houden.

Egout m. : Het afdruipen. Helling (dak, muur).Dakgoot v., -voet m. Riool. (fig.) Verzamel-plaats van 't zedelijk vuil v.

Egouttage m. : Het laten uitdruipen.Egoutter : Van water ontdoen, laten of-, uit-druipen. I s'— : Af-, uitdruipen, wegdruppelen.

Egouttoir m. : Druipplank v., -rek. (photo)Droogrekje. Vergiettest v.

Egoutture v. : Laatste droppels m., grondsop.Egrapper : Afristen.Egratigner : Krabben, openrijten. (fig.) Lichtkwetsen, - krenken.

Egratignure v. : grab v., Schram v. (fig.) Steek m.Egrenage, egrenement m. : 't Uitkorrelen, -,pellen. 't Afristen. 't Afbrokkelen.Egrener : Uitkorrelen, pellen. Afristen. Duide-lijk achtereen doen horen. Afbidden. I s'— :Uitvallen (zaad). Afvallen (van tros). Afbrok-kelen. Helder uitklinken (als elk geluid wordtgehoord). MI voor eén weggaan.

Egrillard : (f a m.) Schalks, *schuins.Egrugeoir m., —e v. : Vijzel v., stampvat.Egruger : Fijnstampen. De pitten nemen uit

(druif).Egueuler : De tuit -, de hall afstoten van. I

s'— : - verliezen. Zich hees schreeuwen.Egyptien (spr. -ps-) : Egyptisch. I m. : -tenaar.

Zigeuner.Egyptologie V. : Bennis en studie der Egypti-sche oudheden v.

Eh z. he.Ehonte : Schaamteloos (mens).Eider m. (spr. rider) : Eidergans v.Ejaculation v. : Uitspuiting. Schietgebed.Ejaeuler : Uitspuiten, schieten.Elaboration v. : Bewerking. Verwerking.Elaborer : Verwerken (spijs, sap). (Zorgvuldig)bewerken, - maken. I s'— : Bereid -. Bewerkt -.Voorbereid worden.

Elagage m. : Besnoeiing.Elaguer : Besnoeien. (fig.) Bekorten.Elagueur m. : Snoeier.Elan m. : 1. Sprong m., aanloop m. Par —s : Metrukken. 2, (fig.) IJver m., vuur. 3. (fig.) Op-welling; uitstorting. 4. (di er k.) Eland m.

Eland) : Slank, rijzig.Elancement m. : Het vooruitspringen. (fig.)

Zielsverzuchting. Steek (pijn) m.Elancer : Steken, pijn doen. I a'— : Zich storten,- werpen. Aansnellen. Slank worden. - opschie-ten (boom). Zich verheffen (tot God).

Elargir : Wijder -. Groter maken, verruimen.(fig.) Uitbreiden (kennis). In vrijheid stellen.

Elargissement m. : Het breder maken. Hetuitbreiden. Invrijheidstelling.

Elargissure v. : Uitlegsel, aanzetsel.Elasticite v. : Veerkracht v.Elastique : Veerkrachtig. Gomme — : Gomela-

stiek. (fig.) Conscience — : Rekbaar g.Elbe v. : Elba (Vile d'—). I m. : De Elbe v.Eldorado m. : Goudland. Land van belofte.Electeur, -trice : Keurvorst, -in. Kiezer, vrouwe-lijke -.

Electif : 1. Waartoe men -, die door keuze be-noemd wordt. 2. Voorkeur-, bij voorkeur.

Election v. : 1. Keuze v. Vase -, instrument -, sujetd'— : Uitverkoren werktuig, - vat. Parisien d'-: Iem., die verkozen heeft P. te zijn. 2. Verkie-zing. — a deux degas : Getrapte verkiezing.

Electoral : Van de verkiezing. College -, co/mite —: Kiesvereniging.

Electorat m. : Kiesrecht, -bevoegdheid. Keur-vorstendom. -ambt.

Page 172: aardrijkskunde - DBNL

gLECTRICIEN. 156 LOIGNER.

Electrieien m. : Electrisch ingenieur. Werkmanbij electr. werken.

Electricite V. : Electriciteit Cuisine a : Elec-trisch koken.

Electrique : Electrisch.Electriquement : Door middel van -; in devorm van electriciteit.

Electrisable : Electriseerbaar.Eleetrisation v. : Electrisering. 't Electr. wor-

den. (f i g.) Begeestering.Eleetriser Electriseren. (f i g.) Geestdriftig

stemmen.Electrocution v. : Terechtstelling door electriciteit.Eleetrogene : Electriciteit ontwikkelend.Electrolyse v. : Ontleding door electr. stromen.Electrometre m. : Electriciteitsspanningsmeter m.Electro-moteur (my. - -moteurs), -trice (mv.- -motrices) : Door electriciteit voortbewogen.

Eleetromotion v. : Voortbeweging door electriciteit.Electro-negatif (my. - -negatifs) Dat zichnaar de positieve pool beweegt.

Electrophore m. : Toestel om een kleine hoe-veelheid electriciteit te verzamelen.

Electro-positif (my. - -positifs) : Dat naar denegatieve pool gaat.

Electroscope m. Werktuig om de aard derelectriciteit te herkennen.

Electrotechnie v. (spr.-tekni) : Electrotechniek v.Electrotechnique (spr.-teknik) : Electrotechnisch.Electrotherapie v. : Geneeswijze door electriciteit v.Electuaire m. : Likkepot m.Elegamment : Sierlijk, netjes, keurig.Elegance v. : Net-, keurig-, sierlijkheid. Bevalligemanieren v. (wisk.) Eenvoudig- en helderheid(oplossing).

Elegant : 1. Sierlijk, net, fijn. Welgemanierd.Bevallig. 2. Eenvoudig en helder (oplossing).Un - : Een fatje. Une -e : Een modepoppetje.

Elegiaque : 1. Van 't treurdicht. 2. Weemoe-dig, zacht klagend. m. Treurzangdichter.

Elegie v. : Treurzang m., -dicht, klaaglied.Element m. : 1. Grondstof v. L'- liquicle : Het

water, de zee v. C'est son - Het is zijn lievelings-bezigheid. 2. Les -s (z. 5) : De natutntrachten.3. (s cheik.) Element. 4. Bestanddeel. 5. Les-s De beginselen; de gegevens.

Elêmentaire : 1. Die bij de grondstof behoort.2. Samenstellend (deel). 3. Dat de eerste be-ginselen leert. C'est - Dat weet een kind. 4.Classes -s : Voorbereidende klassen (van't gymnasium).

Elephant m. (Want m. (fig.) Landrot. Dikzak.- de mer : Zeekoe, zeerob m.

Elevage m. : Teelt v., 't fokken.Elevateur m. en bv.nw. : Optrekkend, hef-Hijsmachine v.; elevator (appareil -) m.Scheepskameel m. Hefspier v.

Elevation v. : 1. Stijging, opheffing. (sterr enk.)Hoogte (ster, pool) v. (muz.) Temps d'- : Opslag.2. Verheffing (rang), bevordering. 3. Hoge standm., - graad m. 4. Verheven-, grootheid. 5. Ver-hoging, optrekking (muur). 6. Hoogte. (fig.)Verhoging, vermeerdering. (wisk.) Machtsver-heffing. - de la voix : Stemverheffing. - desyrix : Prijsverhoging, -opdrijving.Elevatoire : Hef-, zuig-, pomp-.Eleve m. en v. : Leerling, -e. I v. : 't Fokken,- opkweken.

Eleve : 1. Hoog. -gelegen. (fig.) Verheven. 2.Opgevoed. Mal - : Ongemanierd. 3. Blank.

Elever : 1. Ophijsen, -heffen; doen stijgen. 2.(fig.) Verheffen, bevorderen (rang). 3. (fig.)Verheffen (gevoelen, hart). 4. Hoger maken,verhogen. Oprichten. Bouwen. - sa fortunesur : Zijn fortuin grondvesten op. 5. Opheffen.6. (wisk.) Oprichten (loodlijn). 7. (fig.) Ver-hogen, opslaan (prijs); (wisk.) verheffen (inmacht). - la voix : De stem verheffen; (fig.)brutaler spreken. 8. (fig.) Opwerpen (moeilijk-heden). 9. Opvoeden, grootbrengen. Aanfokken(vee). I s'- : 1. Zich verheffen, (op)stijgen. 2.(fig.) Zich verheffen. Qui s'ilève sera abaisse : Wiezich zelf verhoogt, zal vernederd worden. 3.Opslaan, duurder worden. Stijgen (prijs). 4. Be-dragen. 5. Zich verheffen (stem). Il ne s'elêvepas jusque la : ZOO hoog gaat zijn verstand niet.6. (vooral onpers. w.) Ontstaan; opkomen(onweer). Des doutes s'ilevdrent : Er ontstond twij-fel. 7. Opgevoed opgefokt worden. 8. s'- con-tre : Zich verzetten opkomen Getuigen tegen.

Eleveur, -euse : Paardenfokker. Fokker, -ster.Elfe v. : Elf (natuurgeest) v.Slider : (t a alk.) (Een slotklinker) niet uitspre-ken. - door een apostrophe vervangen. I s'- :Niet uitgesproken Weggelaten worden.

Elie m. : Elias (profeet).Eligibilite v. : Verkiesbaarheid.Eligible bv.nw. en m. Verkiesbaar (burger).Elimer en s'- Verslijten.Elimination v. : Verwijdering, uitdrijving. Uit-

schakeling.Eliminatoire : Die uitbreiding meebrengt. I v. :Voorwedstrijd m.

Elhniner Verwijderen. Doorhalen, ter zijde stellen.Uitschakelen.

Elire : Kiezen. Verkiezen, aanwijzen. Les corpselus : De gekozen vertegenwoordigers.

Elision v. : (t a al k.) Weglating (slotklinker).Elite v. : Keur v., kern v. D'- : Uitstekend.Elixir m. : Elixer, aftreksel op alcohol.Elle : Zij. Haar.Ellebore m. : 1. (vr o e ger) Kruid om zenuw-ziekte krankzinnigheid te genezen. 2. (thans)Nieskruid. - noir : Kerstroos v.

Ellipse v. : 1. (t a alk.) Weglating van woor-den, die de geest aanvult. 2. (wisk.) Ovalekegelsnede v., ellips v.

Ellipsolde m. en bv.nw. (Lichaam) ontstaandoor de omwenteling ener ellips om een harerassen. I v. : Kromme lijn, die op een ellips lijkt v.

Ellipticite v. : Elliptische vorm m.Elliptique en -ment : 1. (taalk.) Met een weg-lating (z. ellipse 1). 2. (me etk.) Ellipsvormig,langwerpig rond.

Elme (Saint-) m. : Le feu - : Lichtschijnselaan spitsen, St-Elmsvuur.

Elocution v. : 1. Uitspraak v. 2. Voordrachtv., uitdrukking der gedachte.

Eloge m. : 1. Lofrede v. - funébre : Lijkrede.2. Loftuiting. Voila qui fait son - : Dat strekthem tot eer. Faire l'- de : Prijzen; tot eerstrekken.

Elogieux : Vol lof, vleiend.Eloi : (n a a m) Eligius.Eloigne : (Ver) verwijderd. Ver (verwant). Verststrekkend. Etre - de compte : Ver van huis zijn.

Eloignement m. : Verwijdering. Afwezigheid.Afstand m., verte v. (fig.) Afkeer m.

Eloigner : 1. (pl a ats) Verwijderen, wegzetten,-brengen, -zenden. 2 (tij d) Uitstellen, vertra-

Page 173: aardrijkskunde - DBNL

157 EMBOITER.&GO QUEMMENT.

gen. 3. (fig.) Verbannen, verdrijven (gedachte),afwenden. J'en suis bien iloigne : Ik denk er nietaan. 4. (fig.) Op een afstand houden. I s'- :Zich verwijderen, heengaan. s'- de : Zich ver-wijderen van. Verschillen van. Afwijken van.

Eloquemment : Op welsprekende wijze.Eloquence v. : 1. Welsprekendheid. - du creur

: - die uit 't hart komt. 2. Overredingskracht v.Eloquent : Welsprekend. Veelbetekenend.Elu : Uitverkorene. Gekozene. - du peuple :Volksvertegenwoordiger.

Elucidation v. : Verklaring, uitlegging.Elucider : Verklaren, ophelderen.Elueubration v. : Vrucht van veel studie, - blok-kerij v.

Elucubrer : Samenstellen na lang werken.Eluder : Ontwijken, ontduiken.Elysèe m. : 1. Verblijf der gelukzaligen (bij deOuden). 2. (Paleis de) l'- : Paleis van denPresident der Franse Republiek.

Elytre in. : (n a t. hist.) Dekschild.Elz6vir m. : Uitgave der Elzeviers v.Elz6vilien : Elzeviers. Format -: In duodecimo.Emacie : Vermagerd.Email m. (my. emaux) : 1. Brandverf v., gla-zuur, email. 2. Emailwerk, geemailleerd por-selein; - ijzer. 3. Glazuur (der tanden). Des dentsd'- : Schitterend Witte tanden. 4. (fig.) Schit-terende kleurenpracht v.

EMailler : Met email bedekken. Verglazen. (fig.)Veelkleurig maken.

Emailleur m. : Emailwerker.Emaillure v. : Emailkunst v.Emanation v. : Uitstroming, -damping, -wa-

seming. (fig.) Uitvloeisel.Emaneipateur m. en bv.nw. : Bevrijder. -end.Emancipation v. : Vrijmaking, mondigverklaring.

Gelijkstelling (in rechten).Emanciper : Vrijmaken, mondig verklaren. Ge-lijke rechten geven aan.' s'- : Zich mondig ver-klaren. - vrijmaken. - vrijheden veroorloven.

Emaner : Uitstromen, -vloeien. (fig.) Afkom-stig zijn van.

Emargement m. : 't Afsnijden (rand). Kant-tekening. 't Aftekenen van een register.

Emarger : 1. Afsn:jden (rand). 2. Kantteke-ningen maken. 3. Aftekenen (een register, voorontvangen geld). Il -ge au budget : Hij is instaatsdienst, hij eet aan de staatsruif.

Embäcle m. : IJsdam m.Emballage m. : 't (In)pakken. Verpakking.Emballement m. : Hevige en naleve opwinding.

Dwaze ingenomenheid.Emballer : 1. (In)pakken. 2. (f am.) In een rij-tuig stoppers; in de gevangenis zetten. 3. (f am.)Inpalmen, beetnemen. (fig.) Warm maken. I s'-: Zich warm instoppen. Op hol gaan (paard).Doordraaien (machine). (fig.) Opvliegen, -stui-ven. Zich warm maken (voor). Ne pas - : Nietover een nacht ijs gaan.

Emballeur m. : Pakker. -sknecht.Embarbouiller : Geheel vuilmaken. (fig.) - ver-warren. I s'- : - in verwarring raken.

Embarcadëre m. : Laadplaats v. Steiger m. Per-ron van vertrek. Station.

Embareation v. : Vaartuig, boot v.Embardee v. : Het gieren, - zwaaien. Faire une- : Zwaaien, gieren.

Embarder onov.w. : (z eev.) Gieren, zwaaien.ov.w. : Doen zwaaien.

Embargo m. : Beslaglegging.Embarquement m. : 1. Inscheping. Une annied'- : 'n Jaar zeedienst, - varen. 2. (fig.) Deel-neming in lets ingewikkelds.

Embarquer ov.w. : 1. Inschepen, -laden. 2. (fig.)Doen deelnemen aan. 3. Aan boord -, aan detrein brengen. I onov.w. : Aan boord gaan. Overboord komen (golf). I s'- : 1. Zich inschepen.(f am.) Instappen (wagen). 2. (fig.) Zich inlatenmet, - wikkelen in (onaangenaams).

Embarras m. : 1. Hinderpaal m., -nis v. Belem-mering, versperring. Faire de l'- : In de wegstaan; (fig.) gewichtig doen. 2. Last m., moeite v.,drukte v. 3. (geneesk.) - gastrique; - des voiesdigestives : Maag-; darmverstopping. - de lalangue : Verlamming der tong. 4. Verlegen-,besluiteloos-, onzekerheid. Avoir l'- du choix :Niet weten wat to kiezen; veel keus hebben.5. Moeilijkheid. Wanorde v.

Embarrassant : Belemmerend. Lastig, hinderlijk.Die in verlegenheid brengt.

Embarrassè : Verlegen. Onbeholpe. In moeilijk-heid. Bedorven (maag). Verward (gedachte).

Embarrasser : 1. Versperren (straat). Hinderen,belemmeren. Ingewikkeld maken. 2. (geneesk.)Verstoppen. 3. Verlegen -, besluiteloos maken.Il est embarrassi de sa personne : Hij weet metzijn figuur Been raad. I s'- : 1. In verwarring- , wanorde geraken. Sa langue -asse : Zijn tongslaat dubbel. 2. Verlegen worden. 3. s'- dans

4 : Verward raken in. 4. s'- de : Zich be-kommeren om. - ongerust maken over. - d'unmanteau : Een mantel meenemen, die tot lastwordt.

Embastiller : In de Bastille, - de gevangenis op-sluiten.

Embiter : Zadelen (lastdier). (fig.) Belasten.Embauehage m. : Aanwerving. Indienstneming.Embaucher : In dienst nemen (werkvolk). Aan-

werven (troepen).Embaueheur m. : Werver. Verleider tot desertie.Embaumement m. : Balseming.Embaumer ov.w. : Balsemen. Geurig maken. Ionov.w. : Een heerlijke geur verspreiden.

Embaumeur m. : Balsemer.Embecquer : Voeden (vogel).Embiguiner : Een nonnekap opzetten, vermom-men. 't Hoofd op hol brengen. I s'- de : Ver-kikkerd worden op.

Embellie v. : Opklaring. Kalmte.Embellir ov.w. : Verfraaien, mooier maken. Ionov.w. en s'- : Mooier worden.

Embellissement m. : Verfraaiing, versiering; op-smukking (verhaal). Sieraad.

Embesognè : (f am.) Tot over de oren in 't werk.Embétant : (yolk) Vervelend; beroerd.Embétk : Verlegen. Die zich verveelt. Boos.Embétement m. : Verveling. Onaangenaamheid.Emb6ter : Vervelen. I sl- : Zich -. Il ne s'em-bete pas : Hij heeft 't best.

Emblavure v. : Korenveld.Emblee (d') : Dadelijk, in 't begin al.Emblematique : Zinnebeeldig.Emblêmatiser : Zinnebeeldig voorstellen.Emblême m. : Kenteken. Zinnebeeld.Embob(el)iner : Inpalmen, bedotten.Embottement m. : Ineenvoeging, -schuiving.Embofter : Inpakken. In elk. voegen. - le pas It:Juist in de voetstappen van zijn voorman treden(ook fig.). I s'-: In elk. passen. Precies passen in.

Page 174: aardrijkskunde - DBNL

EMBOITURE. 158 EMM LER.

Emboiture V. : Ineenvoeging. Bus v., voeg v.Embolie v. : Verstopping (van een bloedvat)door geronnen bloed.

Embonpoint m. : Gezet-, welgedaanheid. Prendrede : Zwaar worden.

Emboueher : 1. Aan de mond brengen (instru-ment), steken. (fig.) — la trompette : Zich totdichterlijke geestdrift verheffen; reclame maken.2. Een gebit aanleggen. Mesten. (fig.) Zijn lesjevoorzeggen aan, de woorden in de mond geven.I s'— : Uitmonden.

Embouehoir m. : Mondstuk. Schacht, leest v.Embouchure v. : Mondstuk (instrument; gebit).Mauler van blazen v. Mond m., uitmonding.

Embouer : Met modder vuilmaken.Embourber : In de modder rijden, - vastzetten.(fig.) In een slechte zaak wikkelen. I s'— : In't slijk blijven steken. (fig.) Zich er in werken.

Embourser : In de zak steken. Oplopen (slag).(fig.) Slikken.

Embout m. : Stootpunt, dopje.Embouteiller • Aftappen, bottelen. Opsluitenin 'n haven. 'Het verkeer versperren in.

Embranehement m. : Vertakking. Kruispunt.Zijweg m. Uitloper (berg). Hoofdafdeling (rijkder natuur).

Embrancher : Verbinden, aansluiten. I s'— : Zichverenigen; van elk. uitgaan.

Embrasement m. : Grote brand m., vuurzee v.(fig.) Geweldig oproer, oorlogsvlam v.

Embraser : In brand steken, verbranden. Gloeiendheet maken. (fig.) In vuur en vlam zetten. s'— :Vuur vatten.

Embrassade v. : Omarming.Embrasse v. : Gordijnophouder, embrasse v.Embrassement m. : Omarming.Embrasser : 1. Omarmen, -vatten. Qui trop

embrasse mal dtreint : Men moet niet to veel hoofop zijn vork nemen. 2. Omringen, omgeven. 3.Kussen. Omhelzen. 4. (fig.) Aannemen, zichwijden aan. Kiezen (beroep, partij). Aangrijpen(gelegenheid). — la querelle, - la cause de qn: Gemene zaak met iem. maken. 5. Om-,bevatten, inhouden. — d'un regard : Overzien,opnemen.

Embrasure v. : Open yak (in muur). Deur-,vensteropening. Schietgat.

Embroeher Aan 't spit steken.Embrouillamini (yolk) en -brouillement m. :

Verwarring, rommelboel m.Embrouiller : Verwarren, ingewikkeld maken.

I s'— : In de war raken.Embroussaille : Verward, verwilderd.Embrtune Nevelig. (fig.) Onbegrijpelijk.Embrumer : Nevelig mistig -. (fig.) Onbe-grijpelijk maken.

Embrun m. : Bedekte lucht v. Fijne stofregen,door de golven opgeslagen m.

Embrunir : Donker -, bruin maken.Embryon m. : Embryo, dierkiem v. Plantenkiem.Embryonnaire : Van de kiem.Embache V. : Hinderlaag v.Embuer : Met damp vallen. (fig.) Onduidelijkmaken. Embue Beslagen (ruit).

Embuseade V. : Hinderlaag v. Se mettre en —: Op de loer gaan liggen.

Embusque : Op de loer, in hinderlaag. I m. :Mtn, die zich aan de oorlog onttrekt in eenrustig baantje.

Embusquer : In hinderlaag leggen. s'— : - gaan

liggen. Op de loer gaan staan. Zich aan deoorlog onttrekken in een rustig baantje.

EmOche : Aangeschoten.Emendation v. : Tekstverbetering.Emender : Verbeteren.Emeraude v. : Smaragd m. I bv.nw. -groen.Emergent : Te voorschijn komend. Rayon — :

Uittredende straal.Emerger : Bovendrijven, uitsteken (boven). Droogvallen.

Emeri m. : Amaril (polijststeen) v. Papier .; toiled'— : Schuurpapier; -linnen.

Emerillonne : Levendig, glinsterend.Emêrite : Emeritus, rustend. (nieuw) Uitste-kend, echt, van groot talent, volleerd.

Emersion V. : Opduiking; droogvalling; boven-drijving.

Emerveillë : Opgetogen.Emerveiller : Verstomd doen staan.Emetique : Dat doet braken. I m. : Braakmiddel.Emetteur m. Emittent, iem. die in omloop brengt.

bv.w. : Uit-, afzendend. Tube — : Zendlampv. Poste — : Uitzendstation (radio).

Emettre : Voortbrengen. (fig.) Uitspreken. Uit-geven, in omloop brengen (geldswaarde). Uit-zenden (radio).

Emeu m. : Ongehelmde casuaris m.Emeute v. : Volksopstand m.; muiterij v.Emeuter : Opruien.Emeutier m. : Opruier, muiter.Emiettement m. : 't Kruimelen. - Verbrokkelen.Emietter : Kruimelen. (fig.) Verbrokkelen.Emigrant Uitwijkend. Anima= —s : Trekken-de dieren. I m. Landverhuizer.

Emigration V. : Trek (dieren) m. Landverhuizing.Emigre m. : Uitgewekene (edele, priester; 1791).Emigrer : Trekken (dieren). 't Land verlaten.Emincer : In dunne plakjes snijden.Eminemment : In de hoogste mate. Wezenlijk.Eminence v. : Hoogte v. Beenuitsteeksel (—osseuse). (fig.) Meerder-, uitstekendheid. Erni-nentie (titel).

Eminent : Hooggelegen. (fig.) Uitstekend, uit-muntend.

Eminentissime : Zeer verheven.Emir m. Arabisch vorst, emir.Emissaire m. : Kondschapper, geheime bode.

Bout — : Zondebok.Emission v. : 1. Voortbrenging; uitstraling;lozing (vocht); bloeduitstorting. Klankvoort-brenging. — de la voix: Stemvorming. 2. Plechtigeaflegging (gelofte). 3. Uiting (wens). 4. Het inomloop brengen, uitgeven; - aan de marktbrengen (lening). Banque : Emissiebank.5. Uitzending (radio).

Emmagasinage, -ement m. : 't Opslaan (waren).'t Opeenhopen.

Emmagasiner : Opslaan (waxen). (natk.) Op-eenhopen, verzamelen.

Emmailloter : Inbakeren. (fig.) Inwikkelen.I s'— Zich goed inpakken.

Emmanehement m. : 't Aanzetten van 'n steel.Emmaneher : 1. Een steel zetten aan. 2. Ver-binden (lid). I s'— : 1. Aangezet worden (aansteel). Une affaire bier -; mal emmanchie : Goed -;slecht op 't touw gezet. 2. Een zeearm invaren.

Emmanehure v. : Armsgat.Emmanteler : Met een ringmuur omsluiten.EmmOlement m. : Verwarring.Emméler : Verwarren. I s'— : Verward raken.

Page 175: aardrijkskunde - DBNL

EMM1NAGEMENT. 159 EMPLISSAGE.

Emmenagement m. : 't Betrekken van de nieuwewoning. (ze e v.) Indeling.

Emmenager onov.w. en s'— : Een nieuwe woningbetrekken, - inrichten. ov.w. : (Voor iem.)een nieuwe woning inrichten.

Emmener : Meenemen, wegvoeren.Emmenotter Handboeien aandoen.Emmieller : Met honig besmeren, - vermen-gen. (fig.) Paroles -ees : Honigzoete w.

Emmiellure v. : Honigpleister v.Emmitonner en -toufler : Warm instoppen,inbakeren.

Emmortaiser : Aaneenlassen met een zwaluwstaart.Emmotte : Met de aardkluit er aan.Emmurer: Met muren omgeven; opsluiten.Emoi m. : Onrust v., schrik m. Mettre en — :In rep en roer brengen.

Emollient m. : Weekmakend (middel).Emolument m. : 1. (r echt) Verval, bijkomendeinkomsten v. Bezoldiging der deurwaarders,enz. 2. —s : Traktement; verval.

Emondage m. : Het snoeien.Emonde v. (v oor a I my.) Snoeitakken m.Emonder : Snoeien. Reinigen (koren). Bekor-ten; doorhalen (in werk).

Emondeur m. : Snoeier. Korenzeef v.Emondoir m. Snoeimes op een stok.Emotif : Aandoeningen opwekkend, gevoels-.Emotion v. : (li c h a am) Beweging, versnelling(pols). Gisting (yolk). (fig.) Gemoedsbeweging,aandoening. Opschudding.

Emotionnel : (in samenst.) Gevoels-; die emotiegeeft.

Emotionner : (fam.) Aandoen.Emotivite v. : Vatbaarheid voor aandoeningen.Emotter : De kluiten kleinbreken op (veld).Emoueher : De vliegen verjagen van.Emouehet m. : Leeuweriks-, torenvalk m. Man-netjessperwer m.

Emouchette v. : Vliegennet.Emouehoir m. Vliegenwaaier.Emoudre : Slijpen. Frais emoulu : Pas gesle-pen; (fig.) kersvers (afkomstig van).

Emoulage m. Het slijpen.Emouleur m. : Slijper.Emoulu z. 6moudre.Emoussage m. : Het ontdoen van 't mos.Emoussement m. : Afstomping. Stompheid.Emousser : Bot -, stomp maken. (fig.) Verstompen.Minder levendig, - gevoelig maken. : Ver-stompen. sur : Afstuiten op.

Emoustiller (fam.) Prikkelen. Vrolijk maken.Emouvant : (Hart)roerend.Emouvoir : 1. In beweging brengen. 2. Tot op-roer aansporen. — les esprits : De gemoederenin vlam zetten. 3. Aandoen. Ontroeren. I s'— :1. In beweging geraken. 2. (fig.) Onrustigworden (yolk), aan 't gisten raken. Aangedaanworden; ontstellen, ongerust worden (over).Zich opwinden. Sans — : Rustig.

Empaillage, -lement m. : 't Matten (stoel); -opzetten (dier); - inpakken in stro.

Empailler : Matten (stoel). Opzetten (dier). In-pakken in stro.

Empailleur m. : Stoelenmatter. Opzetter (dodedieren).

Empalement m. : Het spietsen.Empaler : Spietsen.Empanaeher : Met pluimen versieren. (fig.)

Opsmukken.

Empaqueter : Inpakken. : Zich instoppen.Emparer (s') : Zich meester maken.Empätement m. : 1. Kleverig-, slijmerigheid.2. Vetmesting (kip). 3. — de la voix :Lijmerig-heid in de uitspraak. 4. Pafferigheid. 5. Des —s: Klodders verf v., impasto.

Empiter : 1. Kleverig slijmerig maken. 2.Vetmesten. Empdte : Log, gezet, pafferig. 3.Voix -tie : Schorrige. Langue -tee : Dikke tong.4. Dik opleggen (verf), impasteren.

Empaumer : 1. Opvangen aangrijpen en terug-slaan. 2. (fig.) Flink aanpakken. Inpalmen (iem.).

Empeehe : Verhinderd. In verlegenheid.Empechement m. : Verhindering, beletsel.Empécher : Beletten, tegenhouden, verhinde-ren. (Cela) n'empeche (pas) que . . . Dat neemtniet weg, dat . . . N'empéchei Toch well s'— :Zich weerhouden (van), nalaten.

Empeeheur m. : (fam.) — de danser en road : Te-genstander van gepaste vrolijkheid, bemoeial.

Empeigne v. : Bovenleer (schoen).Empenner : Van veren voorzien (pin.Empereur m. : Keizer. Zwaardvis m. Winter-koninkje. (soort) Reuzenslang v.

Emperler : Beparelen.Empesage m. : 't Stijven.Empeser : Stijven. Homme -se : Stijf, gemaaktdeftig. Style -se : Gedwongen.

Empeseur m. : Stijver.Empester Verpesten. Met stank vullen.Empêtrement m. : Belemmering. Kluistering.Empetrer : 1. Kluisteren (paard). 2. Verwar-ren. (fig.) Wikkelen. — de : Op de hals schuiven.I : Zich wikkelen verward raken (in).

Emphase v. : Gezwollen-, hoogdravendheid.(taalk.) Bijzondere klem m.

Emphatique en --meat : Hoogdravend. (taalk.)Krachtig, met klem.

Empikement m. : Ingezet stuk.Empierrement m. • Steenlaag v. 't Beharden.- bevioeren met stenen (weg).

Empierrer : Beharden (weg). Met stenen be-vloeren.

Empietement m. : Onrechtmatige toeeigening,inbreuk (op) v. Veroveringen der zee op 't land.(f i g.) Machtsoverschrij ding.

Empester ov.w. Zich toeeigenen. I onov.w. :Onrechtvaardig toeeigenen, inbreuk maken (op).Veld winnen (zee).

Empilement m. : Opstapeling.Empiler : Opstapelen.Empire m. : 1. Gezag, macht v. Avoir desur : Meester zijn over. 2. Keizerlijke waardig-heid. Regering. 3. Keizerrijk. 4. Rijk. Le ma-ritime — : De zee v.

Empirer ov.w. Erger, slechter maken. I onov.w.en s'— : worden, achteruitgaan.

Empirique : Op zinnelijke waarneming gegrond.(f a m.) Kwakzalverig. f m. : Arts, die naar zijnondervinding de zieken behandelt. (fam.) Kwak-zalver; onbevoegd geneeskundige.

Empirisme m. : Op ervaring gegronde kennis v.Ervaringswijsbegeerte v. (f a m.) Kwakzalverij v.

Emplacement m. : Bouwgrond m., plaats v.Emplátre m. 1. Pleister v. Mettre un — a uneaffaire : Een zaak oplappen. 2. Sukkel, sul.

Emplette v. : (Kleine) inkoop m. Faire l'— de :Zich aanschaffen.

Emplir : Vullen. Vol maken.Emplissage m. : Vulling.

Page 176: aardrijkskunde - DBNL

160 ENCADREMENT.ElVIPLOI.

Emploi m. : 1. Gebruik, aanwending. du temps :Tijdverdeling, (lessen)rooster. Trouver son - :Gebruikt worden. Sans - : Buiten betrekking;renteloos. 2. Besteding. Belegging (gelden). 3.Post m. Double - : Tweemaal geboekte post;(fig.) onnodige herhaling. Faire double -Overbodig een onnodige herhaling zijn. 4.Bezigheid, werk. 5. Ambt; post. 6. (tone el)Rol v.

Employable : Bruikbaar.Employe m. Ambtenaar. Beambte. Kantoor,

Handelsbediende. Werknemer.Employer : 1. Gebruiken, besteden, bezigen.- le vert et le sec : Alles in 't werk stellen. 2. Be-leggen (geld). 3. Aanstellen tot, zich bedienenvan. 4. Op rekening zetten. J s'- : Gebruiktworden. Zich nuttig maken. J s'- Zich bezig-houden met. I s'- pour, en faveur de qn Zijnbest doen om iem. van dienst te zijn.

Employeur m. : Werkgever.Emplumer : Met veren voorzien, - tooien.Empoeher : In de zak steken. Oplopen (slaag).Empoigne v. (spr. -pagne) Greep m.Empoigner (spr. -papa) : Aangrijpen. Inreke-nen. (fig.) Hevig aangrijpen.

Empois m. : Stijfselpap v.Empoisonnement m. : Vergiftiging.Empoisonner ov.w. : 1. Vergiftigen. 2. (fig.) Be-derven, slecht maken. 3. Vergallen, verbitteren(leven). - les paroles de qn : Iem. woorden ver-draaien. 4. Verpesten. Tu -nes le vin : Je stinktnaar wijn. J onov.w. : Stinken.

Empoisonneur m. : Giftmenger, vergiftiger.(fig.) Verleider. J bv.nw. Vergiftigend.

Empoissonnement m. : 't Bevolken met vis.Empoissonner : Bevolken met vis.Emporium m. (spr. ernmporidmm) : (gesch.)Stapelplaats v., handelsnederzetting.

Emportê : Driftig. J m. : Driftkop.Emportement m. : Hevig verlangen. Drift v.Emporte-piece m. Doorslag m., uitslagijzer,ponsmachine v. Mots -, critiques 4 : Scherp,rack, die inslaan.

Emporter : 1. Wegdragen, -halen, -voeten.Meenemen. Le diable l'emporte : De duivel halehem. 2. Wegnemen, -rukken (ziekte). Te nietdoen, verdrijven. 3. Meeslepen, -sleuren. Soncheval l'emporte : Slaat met hem op hol. Selaisser - a : Zich zover laten meeslepen datmen. 4. Verkrijgen, Innemen, 5. Na zichslepen, ten gevolge hebben. Preuve qui emporteconviction : Overtuigend bewijs. (recht) Laforme emporte le fond : Een gebrek in devorm maakt de procedure nietig. 6. : Deoverhand behouden. J s'- : Medegenomen (kun-nen) worden. Op hot gaan (paard). Zich latenmeeslepen. Toornig worden. I s'- jusqu'a Zover gaan dat

Empotê : Links, onhandig. I m. : Lummel.Empoter : Plaatsen in potters, Inmaken.Empourprer : Purperrood kleuren.Empreindre : In-, afdrukken. (fig.) Indrukken,prenten. Empreint de : Doortrokken van. Empreintsur Te leven op.

Empreinte v. : Af-, indruk m. Afgietsel. (fig.)Stempel m.; spoor.

Einpresse : 1. IJverig, druk in de weer. 2. Dienst-vaardig, gedienstig. 3. Vol zorg voor, belang-stellend. Civilites -es : Beleefde groeten. Im. : Faire : Zich gedienstig tonen.

Empressement m. : Liver m., werkzaamheid.Dienstvaardigheid. Haast v.

Empresser (s') : Zich haasten. - beijveren, zijn bestdoen om. aupres de : Vol attenties zijn voor.

Emprisonnement m. Gevangenneming, -schap.Emprisonner : Gevangennemen. Opsluiten.Emprunt m. : 1. Lening. Vivre d'- : Nu bier,dan daar wat lenen. D'-: Geleend; schijn-, voor-gewend. Rom d'- : Aangenomen naam, pseudo-niem. 2. Het geleende. Ontlening. 3. Staats-lening.

Emprunter : 1. Lenen (van), borgen; een le-fling sluiten. 2. Ontlenen (aan). 3. Gebruikmaken (van). - le masque de la vertu : 't Mas-ker der deugdzaamheid aannemen. Air emprunte,manieres -ees : Onnatuurlijke geaffecteerde -;(s o m s) verlegen manieren.

Emprunteur m. : Borger; ontlener.Empuantir : Verpesten.Empyr1.43 bv.nw. en m. : (Ciel) - : Hoogstehemel m.

Emu Ontroerd, bewogen. Gevoelvol (woord).(17 o I k) Aangeschoten.

Emulateur m. Mededinger.Emulation v. : Edele wedijver m.Emule m. en v. : Mededinger, -ster.Emulsion v. : Melksap (uit zaad bereid). Vocht,dat ontstaat door een stof zeer fijn in een vloei-stof te verdeelen, emulsie.

Emulsionner : Tot een emulsie maken.En vz. : 1. (plaats) In, aan, naar, te. - Italie: In I. Alter - Italie : Naar I. gaan. - mer : Opzee. - vile : In de stad; alhier (op brieven). Devile - vine : Van stad tot stad. Autant qu'il est- Doug : Zoveel dit in uw macht is. 2. (tij d)In, binnen, gedurende. moins d'un an : Bin-nen 't jaar. - hiver : 's Winters. D'aujourd'hui-huit : Vandaag over een week. 3. (t o e stand)Armes - guerre : Tot de oorlog toegerust. Met-tre tas : In hopen opstapelen. Portrait -pied : Portret ten voeten Peindre - noir :Zwart verven. - deux : In tweeen. Entrer -colere Toornig worden. Etre - horreur a qn :Door iem, verafschuwd worden. - secret : Hei-melijk. Agir ami : Als een vriend handelen.- plus violent : In 't hevigere genre. Madre - or: Gouden horloge. 4. (met het part. pres.of glrondif) mangeant; chantant : Aletende; - zingende. Tout - pleurant : Al wenen-de. - partant : Bij mijn zijn vertrek. Tout -vous dormant raison, je fais des reserves : Hoewelik u gelijk geef, ben ik 't niet geheel met ueens. I bw. : Van daar, er uit. J'- viens : Ik komdaar van daan. J vnw. : 1. Daarvan, -over, -door.-mee, -aan. Van -, over -, door -, aan -, methem, - haar, - hen. (delend) Er, er van, wat,enige. Il - mourut : Hij stierf daaraan. Il -espere beaucoup : Hij verwacht veel daarvan.A-t-il du pain? Il - a : Heeft hij brood ? Ja.Combien de freres avez-vous? J'- ai cinq : Hoe-veel broers hebt gij Ik heb er vijf. C'- esttrop : Het is al te erg. Quoi qu'il - soit : Hoehet ook zjj. aurai-je perdu des heures! Watheb ik 'n uren verloren 1 2. (met een com-paratif) Daarom. Il n'- partira pas moins :Hij zal desondanks vertrekken. Je suis paslus heureux : Ik ben daarom niet gelukkiger.

Enamourer (s') : Verliefd worden.Eneablure V. : Kabellengte v.Eneadrement m. : Omlijsting, lijst v., rand m.

Page 177: aardrijkskunde - DBNL

ENCADRER. 161 ENCONTRE.

Eneadrer : Omlijsten, omvatten. Omringen, om-sluiten. Invoegen (in verhaal). (1 eger) Bij't kader indelen.

Eneadreur m. : Lijstenmaker.Eneaver : In een kooi -. (fig.) Gevangen zetten.Eneaissable : Invorderbaar.Eneaisse V. : Gelden in kas. Kasvoorraad m.— metallique : Metaalvoorraad (bank).

Encaissement m. : Het inpakken. Het plantenin bakken. Incassering, inning. Diepe rivier-bedding. Holle weg m.

Eneaisser : Inpakken. In bakken zetten. Incas-seren, innen. Dieper maken door de zijden teverhogen, inbedden. (fig.) Slikken.

Eneaisseur m. : Kassiersknecht, bankloper.Enean m. : Veiling. A : Bij opbod. Mettre

: In veiling brengen.Encanailler : Met gemeen yolk in aanrakingbrengen. I s'— - omgaan. Zich vernederen.

Eneapuehonner Met een kap bedekken.Encaquement m. : 't Kaken (haring).Eneaquer : Inpakken in tonnen, kaken. (f am.)Bij elk. pakken als haring in een ton.

Eneaqueur m. Haringpakker.Encartage m. : Inlegblad; folder.Encarter : Een blad druks leggen in. Bijbla-den voegen bij. In cartonnen omslagen voegen.

Encas z. cas 2.Eneastrer : Ineenvoegen, inmetselen (steen).

s'— : In elk. grijpen, ineengevoegd zijn.Encaustique V. : Schilderij met gekleurde was-soorten v. (Wrijf)was v.

Eneaustiquer : Met was insmeren, - wrijven.Eneaver Kelderen, in kelders plaatsen.Eneeinclre : Omgeven, -sluiten, -singelen.Enceinte v. : Ringmuur m., -gracht v., omheining.Afgesloten ruimte v. I bv.nw. : Zwanger.

Eneens m. (spr. ansan of ansanse) : 1. Wierookm. 2. (fig.) Overdreven lof m. Baler de l'—decant qn : Iem. bewieroken.

Eneensement m. : Bewieroking.Eneenser : Bewieroken. (fig.) Overmatig prijzen.Eneenseur m. : Vleier, lofredenaar.Eneensoir m. : 1. Wierookvat. 2. (fig.) Pries-terschap. 3. (fig.) Casser le nez a qn a coupsd'—, donner de l'— par le nez, - au travers du vi-sage a qn Tem. overdreven in zijn bijzijn prijzen.

Eneêphale m. : (Grote en kleine) hersenen v.Encêphalique : Van de hersenen.Encephalite v. : Hersenontsteking.Encerclement m. : Insluiting, omsingeling.Encereler : Met een hoepel omgeven. (fig.) In-

sluiten.Enehalnement m. : Aaneenschakeling.Enchalner : 1. (Vast)ketenen, boeien, kluiste-ren. 2. (fig.) Bedwingen, tot slaaf maken. Win-nen (harten). — la victoire : Altijd overwinnen.3. (fig.) Onbeweeglijk maken, binden. 4. (fig.)Logisch verbinden.

Enehalnure V. : Samenschakeling. -ketening.Enehantement m. : 1. Betovering. 2. Het be-toveren. Tovermiddel. 3. (fig.) Verrassendeuitwerking. Bekoring. Comme par — : Als dooreen toversiag. 4. (f am.) Verrukking.

Enchanter : 1. Betoveren. 2. (fig.) Bekoren,verlokken. 3. (f am.) Verrukken, opgetogen ma-ken. Enchants : Verrukt; verrukkelijk. (Je suis)enchants Aangenaam (kennis te maken).

Enehanteur, -eresse : Tovenaar, -aarster, -ares.bv.nw. Betoverend.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Enchasser : In een reliquieenkastje zetten. Ineen kas zetten, (in)zetten. (fig.) Invoegen.

EnchAssure v. : Het (in)zetten (in een kas). gasv., inzetting, montuur v.

Enehére V. : 1. Opbod. Mettre une : Opbie-den. Folle — : Bod, dat men niet betalen kan;rouwgeld, -koop m. (fig.) Payer la Tolle — : Deschade dragen. 2. Les —s Verkoping bij opbod;auctie (vente aux —s) v. Mettre vendre aux —8 :In veiling brengen.

Eneherir ov.w. : Opslaan. Duurder maken.onov.w. - worden. Opbieden. — sur qn : Ho-ger bieden dan een ander; (fig.) nog verdergaan dan een ander; overtreffen.

Eneherissement m. Prijsverhoging.Eneherisseur m. : (Op)bieder. Le plus ofirantet dernier : De laatste en meestbiedende.

Enchevaucher : (b ouwk.) Dakpansgewijs latenoverschieten.

Enehevauehure v. : Dakpansgewijze plaatsing.Enehevétrement m. : 't Vastbinden met eenhalster. (fig.) Verwarring, ingewikkeldheid.

Enehevétrer : -Met een halster vastbinden. (fig.)Verdraaien, ineenwikkelen. I s'— : Verward raken.

Enchifrênement m. : Verstoptheid in 't hoofd.Enehifrener : Verkouden in 't hoofd maken.Enclave V. : Door een vreemd gebied of landingesloten stuk land. Faire — Inschieten in.

Enslavement m. : Omsluiting door -, ligging ineen vreemd gebied.

Enslaver : 1. Met een keep, spie, bout vastmaken.Inmetselen (steen). 2. (fig.) Doen omgeven (eenland, gebied) door een ander land. In-, omsluiten.

Enelenehement m. : 't In elk. doen grijpen.Eneleneher : In elk. doen grijpen.Enelin : Geneigd.Enelitique bv.nw. en m. : (Woord), dat geenklemtoon heeft en met het vorige den schijntte zijn (b.v. je in que fais-je f), aangehangen.

Enelore : Omringen, -heinen.Enelos m. : Besloten ruimte v., erf. Omheining.Enelouage m. : 't Vernagelen (geschut). 't Kwetsen(paard).

Enelouer Vernagelen (geschut). (Een paard)kwetsen bij 't beslaan. I s'— : Zich vastpraten.

Enclume v. : 1. Aanbeeld. (fig.) Rtre entre l'—et le marteau : Tussen twee vuren -, in deklem zitten. Il vaut mieuz titre marteau qu'— :Het is beter te slaan, dan geslagen te worden.Remettre sur 1,— : Omwerken. 2. (geneesk.)Aanbeeld (oorbeentje).

Encoehe V. : Insnijding, kerf v. Roue a —s : Palrad.Eneocher : Inkerven, inkepen. (Een pig) op deboogpees leggen.

Eneoffrer : In een kist wegbergen.Eneognure, -eoignure v. (spr. -ledgn-) : Hoek m.Hoekkast v. Hoekmeubel.

Eneollage m. : Het lijmen. - gelijmde. Lijm v.Eneoller : Met lijm, gom, stijfsel bedekken.Eneolure v. : 1. Length en vorm van de hals m.Grootte v. 2. Halswijdte v., maat (v. boord) v.3. Uiterlijk, manier van doen v.

Encombrant : Lastig. Belemmerend.Eneombre m. : (f am.) Beletsel.Eneombrement m. : Belemmering, versperring.Volte v. Overvoerdheid (markt).

Eneombrer : Versperren, belemmeren. (fig.) Over-stelpen. Overvoeren (markt).

Eneontre : A l'— de : In tegenstelling met, verhaal-baar op. filler a l'— de Tegenwerken; -spreken.

11

Page 178: aardrijkskunde - DBNL

ENCORBELLEMENT. 162 ENFANT.

Encorbellement m. : (bo uwk.) Uitstek. En -: Vooruitspringend (gebouwd), erkervormig.

Encore : 1. Nog. Pas - : Nog niet. 2. Boven-dien, verder. Non seulement . . . , mais - :Niet alleen . . . , maar ook. Mais - ? Maar watnu nog? Hoe dat (zo)? Zeg 't toch maar 1 Jesais - que : Ik weet verder nog, dat. 3. Nogsteeds. Il court - : Hij is nog niet terug. - ettoulours : Altijd en eeuwig. 4. Ook, eveneens.5. Nog eens, opnieuw. Quail -1 Wat! Doe jehet weer? 6. En dan nog. Je connais un remade,- est-il dangereux : Ik ken 'n middel, dat dannog gevaarlijk is. - est-il : Zoveel is zeker. 7.Als nog maar. - s'il voulait reconnattre qu'il atort. 8. Ou - : Of misschien wel. I - que : Hoewel.

Eneomer : 1. Van horens voorzien. Haut encorne :Met lange horens. 2. Van hoorn voorzien.

Encouragement m. : Aanmoediging.Encourager : Aanmoedigen. Begunstigen.Eneourir : Zich op de hals halen.Enerassement m. : Het vuil worden, - zijn.Enerasser ov.w. : \Tun maken. j onov.w. en s'-: Vuil worden. (fig.) Zich verlagen.

Enere v. : Inkt m. - de Chine : Oostindische -._ecrire -, repondre de (sa) bonne - : Een briefschrijven, die op poten staat. - a marquer lelinge,-grasse :Merk-,stempelinkt. - sympathique,- de sym,pathie: Onzichtbare inkt, die zichtbaarwordt, als men 't geschrevene verwarmt.

Ewer ov.w. : Met drukinkt bestrijken. I onov.w.en s'- : Inkt opnemen.

Enerier m. : Inktpot m.Encuirasser : Harnassen.Eneuvage m. : Inkuiping.Eneuver : In een kuip doen.Encyclique V. : Rondgaande zendbrief des pausen(lettre -) m.

Enoyelopedie v. : 1. De gehele omvang derwetenschappen m. 2. Werk dat, methodischgerangschikt, alle menselijke kennis bevat.

EneyeloOdique : Dat alle wetenschap inhoudt.EneyeloOdiste m. : Medewerker aan een ency-clopedie; - aan die van Diderot (18e eeuw).

End6ans : Binnen.Endemie v. : Ziekte, die in zekere streek in-heems is v.

Endèmique : Inheems in zekere streek.Endenter : Van tanden voorzien. Etre bien endente : Flinke tanden hebben; (fig.) goed kun-nen schransen.

En-dessous : Van onderen (af).En-dessus : Van boven (af).Endettement m. : Ha schulden maken.Endetter : In schulden steken. I s'- : Schuldenmaken. '

Endiable : Verduiveld, dol, razend. Opgewekt.Endiabler : Woedend, razend maken.Endiguement m. : 't Indijken. lndijking.Encliguer : Indijken. (fig.) Inhouden.Endimancher : (Iem.) zondagse kleren aantrekken.Endive v. : Brussels lof.Endoetriner : Zekere leer voorkauwen. Voor-zeggen, wat iem. moet antwoorden. Overhalen.

Endolorir : Pijnlijk maken,Endommagement m. : Beschadiging.Endommager : Beschadigen, havenen.Endormant : Slaapwekkend. (fig.) Vervelend.Endormeur m. : Iem. die de mensen in slaap doetvallen (door verveling).(f i g.) Bedrieger, zwendelaar.

Endormi m. : Slaapkop. I bv.nw. : Loom. Suf.

Endormir : In slaap maken. Stijf, ongevoelig maken.Verdoven (pijn). (fig.) Paaien, misleiden. I S ' - :1. In slaap vallen. - du dernier sommeil : Sterven,2. (fig.) Nalatig worden. Ne pas - sur ses intere'ts: Zijn belangen niet nit 't oog verliezen.

Endos m. : Ondertekening der wisseloverdracht,endossement.

Endossement m. (spr. -dOssm-) : Wisseloverdracht v.Endosser (spr. -dOsse) : 1. Aandoen (kleding-stuk). (fig.) - le harnais : Krijgsman worden;(fig.) zijn ambtsgewaad aandoen. 2. (fig.) Opzich nemen, erkennen. - qch a qn : Tem. ietsop de hals schuiven. 3. (h andel) Overdragen(wissel). 4. De rug ronden van (boek).

Endosseur m. (spr. -doss-) : Overdrager, endossant(wissel).

Endroit m. : 1. Plek v., plaats v., oord. Par-s : Hier en daar. C'est son - sensible : Dat iszijn zwakke zijde. 2. Zijde, vanwaar men ietsbeschouwt v. Se montrer par son Wain - : Zichvan zijn lelijke zijde laten kennen. A l'- de :Ten opzichte van. 3. (Woon)plaats. Les Bens der- : De mensen bier. Etre bien de son - :Links -; bekrompen zijn. 4. Rechte zijde (stof).Mettre ses bas a l'- : Zijn kousen recht -, goedaantrekken.

Enduke : Bestrijken, besmeren. Bedekken.Enduit m. : Laag' v., bepleistering. Olie v., zalf v.,

smeersel.Endurance v. : Weerstands-, uithoudingsvermogen,Endurant : Geduldig. Taai.Endureir : 1. Hard maken. 2. (fig.; lichaam)Gehard -, stark maken. 3. (fig. ; ziel) Onge-voelig -, verstokt maken.

Endureissement m. : Harding. (fig.) Het gehardzijn tegen. Verstoktheid.

Endurer : 1. Verdragen, -duren, uitstaan, lijden.2. (met de of que) Dulden, toelaten.

En6e m. : meas.Em5ide v. : lEneis (van Vergilius) v.Energetique : Kracht-.Energie v. : 1. Lichaams-. Geestkracht v. Kracht.Electrische beweegkracht. 2. (natk.) Arbeids-vermogen. 3. (fig.) Siem v., vuur.

Energique en -ment : Krachtig. Vol geestkracht.Doortastend. Vol kleur.

Energumene m. : Van den duivel bezetene.(f i g.) Hoogst hartstochtelijk mens; dweper.

Enervant bv.nw. en m. ; Ontzenuwend, verslap-pend (middel). Onuitstaanbaar.

Enervation V. : Verbranding der beenpezen (alsstraf). Verzwakking.

Enervement m. : Ontzenuwing, versiapping. Ver-veeld-, prikkelbaarheid. Zenuwachtigheid.

Enerver : (Iem.) de beenpezen doorbranden. (fig.)Ontzenuwen, verslappen. Prikkelbaar maken.

Enfaftement in. : (bouwk.) Loden nokbedekking.Enfaiter : (bouwk.) (De nok) dekken.Enfanee V. : 1. Kinderjaren, kindsheid. 2. Dekinderen, de kinderwereld v. 3. Kindsheid (desouderdoms). (Re)tomber -; etre en - : Kindsworden; -zijn. 4. Begin, eerste tijden m.

Enfant m. en v. : 1. (tegenover volwassene)Kind. (fig.) Faire l'-, se conduire en - : Zichkinderachtig aanstellen; - dom houden. Bon-, bonne - : „Geschikt", goedig. Il n'y a plusd'-s : De kinderen worden to vroeg wijs. Allons,mon - : Korn, mijn jongen. Ma pauvre - :Mijn beste meid. 2. (tegenover de ouders)Kind. C'est l'- de son pare; - de sa mere : Hij lijkt

Page 179: aardrijkskunde - DBNL

163 ENGAGER.ENFANTEMENT.

sprekend op zijn vader; - moeder. Les -s de France: De kinderen des konings van Fr. - troupe :Vondeling. - de troupe : Soldatenkind, dat opstaatskosten wordt opgevoed. 3. Afstammeling.- du peuple : Kind uit 't yolk. - de Paris :Geboren Parijzenaar. 4. Volgeling, kind. Lesdu ciel : De engelen; de rechtvaardigen. Les -sdes hommes : De duivelen; de mensenkinde-ren. I bv.nw. : Kinderachtig. Die nog kind is.(fig.) Nuchter, nalef.

Enfantement m. Bevalling, het baren. (fig.)Het voortbrengen, - vormen.

Enfanter : Baren, ter wereld brengen. (fig.) Voort-,teweegbrengen.

Enfantillage m. : Kinderachtigheid, -spel.Enfantin en -ement : 1. Kinderlijk. Ecole -e :Voorbereidende school. 2. Kinderachtig.

Enfariner : Met meel bestrooien. Un air de gueuleenfarinee : Een onschuldig gelaat, met mooiepraatjes. I s'- : Zich met meel witmaken. -blanketten. (fig.)- de: Oppervlakkig bestuderen.

Enfer m. 1. (alleen m v.) De onderwereld(der Ouden) v. 2. (en k. en m y.) Hel (der Chris-tenen) v. D'- : Hels, razend. (fig.) Tison d'-,porte d'- : Galgebrok, iem. die een ander in 'tverderf kan storten. Metier un train : Alseen dolle rijgen; (fig.) de boel gauw opmaken.3. De helse machten v. 4. Helse smarten v.

Enfermer : 1. Op-. Wegsluiten. Fou d - : Zdgek dat men hem moet opsluiten. dans unsujet : Zich strikt tot een onderwerp bepalen.2. Omringen, insluiten. 3. (fig.) Bevatten.

Enferrer : Doorsteken, -boren. I s'- : In dedegen van de tegenpartij lopen. Elk. doorste-ken. (fig.) In eigen strikken verward raken.

Enfievrer : Koortsig maken. (fig.) Opwinden.Enfilade v. : 1. Lange rij v., opvolging. Chain-bres en - : Die een suite vormen. Reciter d'- :Achter elk. opzeggen. 2. Het inschieten.

Enfiler : 1. Aan een draad rijgen; maken (snoer).- une aiguille : De draad insteken. Nousne sommes pas iei pour - des perles : Om onzetijd te verbeuzelen. 2. Aan de degen rijgen.3. Inslaan (weg); snel aflopen (trap). 4. In-schieten, in de lengtezijde beschieten. 5. Aan-schieten (broek).

Enfin : 1. Eindelijk, ten laatste. Par - Eindelijken ten laatste. 2. Nu dan, in ieder geval, nu ja.3. (breekt 't gesprek af) Nu. 4. Kortom,om kort te gaan. Male pourquoi ces menaces?Maar waartoe dienen dan eigenlijk die bedrei-gingen ? Mais -, mon ami ? Maar wat dantoch, vriendje?

Enflammè Brandend. Vlammend; dat vonkenschiet (oog); vuurrood. Ontstoken (wang b.v.).(fig.) Gloeiend.

Enflammer : Doen ontvlammen, - branders. (fig.)Aanvuren, geestdriftig maken.

Enfler ov.w. : 1. Opblazen, doen zwellen. - savoix Zijn stem uitzetten. 2. (fig.) Vergroten;aanwakkeren (moed). - un compte, - un memoire: Een rekening hoog opvoeren. - son style :Hoogdravend schrijven. 3. (fig.) Trots doenworden. I onov.w. (0p)zwellen.

Enflure v. : Gezwel, buil v. Opzwelling. (fig.)Opgeblazen-. Gezwollenheid (stijI).

Enfond : 1. Diep. 2. Diep liggend. 3. Etre - dans :Verdiept zijn in. 4. Avoir l' esprit - , 'etre - dans lamatiere : Traag van begrip zijn. 5. Geslagen. Nousvoila -s : We zijn geslagen, kunnen Wet meer.

Enfoncement m. :1. (z. enfoncer en s'-) Het inslaan,- instoten, - openslaan. 2. Diepte v., holte v.

Enfoncer ov.w. : 1. Inslaan, inheien. Insteken.Diep in de ogen drukken. Inprenten. 2. In-drukken, inslaan, instoten; openlopen (poort).- une porte ouverte : Ingebeelde hinderpalen over-winnen; onnut werk doen. 3. Overhoop werpen(soldaten). (fig.) Slaan, de loef afsteken. Te slimaf zijn. 4. Dieper maken. 5. Grondig onderzoeken.6. Van een bodem voorzien. I onov.w. : Zinken; tegronde gaan. I s'- : 1. (Weg)zinken, -zakken (in).Doordringen (in). - dans les livres: Zich in de boe-ken verdiepen. 2. (f am.) Zich te gronde richten.

Enfonceur m. : - de portes ouvertes Iem. dieover ingebeelde hinderpalen triomfeert.

Enfonoure v. : Holte v., kuil m., deuk v.Enforcir ov.w. Krachtiger maken. I onov.w.en s'- : Aansterken.

Enfouir : Inkuilen. Begraven. Verbergen.Enfouissement m. : Bedelving.Enfouisseur m. (Schat)begraver.Enfourcher : Op een (hooi)vork steken. Zichschrijlings zetten op (paard). (fig.) - son dada :Zijn stokpaardje berijden.

Enfourehure v. : Kruis (broek). Gaffel (tak) v.Enfournage m., -née v., en -nement m. : Hetin de oven schieten.

Enfourner : 1. In de oven schieten. 2. (fig.)Beginnen.

Enfreindre : Overtreden, verbreken.Enfroquer : In een monnikspij kleden.Enfuir (s') : (Ont)vluchten, weglopen. (fig.) Ver-vliegen, vlieden (tijd); ontsnappen. (Door)lekken.Overlopen, -koken.

Enfumer : 1. Met rook vullen. Door rook verdrijven.2. - zwartmaken. Teint enfume : Roetkleurige.3. (fig.) Benevelen.

Enffitailler en -filter : In een vat doen.Engage m. Aangeworven soldaat. Koelie. Ibv.nw. : 1. Verpand. In beslag genomen. Bezet.Besproken. 2. Beklemd. Gewikkeld (in). 3. Aan-getast (long b.v.).

Engageant : Innemend, aanlokkelijk.Engagement m. : 1. Verpanding, pandgeving.2. Verplichting, verbintenis; obligo. Un tendre -,un - de cceur : Een liefdesbetrekking. 3. Vrijwil-lige dienstneming. Verbintenis (toneelspeler).4. Het binnendringen (in iets nauws). 5. Tref-fen, gevecht.

Engager : 1. Verpanden. 2. Verbinden, ver-panden (woord, eery. - sa responsabilite, aye-nir : In de waagschaal stellen. 3. Verplichten,binders. Cela ne V0148 engage it rien, - en rien : Datverplicht u tot niets. 4. In dienst nemen; en-gageren. 5. Plaatsen doen gaan in lets datniet vrijlaat; (fig.) wikkelen, betrekken in. Be-ginnen. - un levier sous qch : Een hefboom on-der lets plaatsen. - qn dans une voie : Iem. eenweg doen inslaan. Il a le pied engage danstrier : Zijn voet is in de stijgbettgel verward.- des troupes : In 't gevecht brengen. - descapitaux dans : Geld steken in. - le feu : Hetvuur openen. - dans une entreprise : In een on-derneming betrekken. - des depenses : Uitga-ven doen. 6. Aansporen, overhalen. I s'- : 1.Verpand worden. 2. s'- a : Zich verbinden, deverplichting op 7ich nemen. 3. Dienst nemen(als soldaat). Zich verhuren. Zich laten aanne-men (als toneelspeler). 4. Zich begeven in.

-dans une rue : Een straat inslaan. It a des ciettes,

Page 180: aardrijkskunde - DBNL

164 ENLUMINURE.ENGAINER.

mais it s'engage de plus en plus : Maar komt ersteeds dieper in. 5. Beginnen. Les epees s'enga-gent : Vatten elk. 6. (gen e esk.) Aangetast wor-den. 7. (fig.) Zich wikkelen in, - inlaten met.8. s'- pour : Borg blijven voor.

Engainer : In de schede steken. Schedevor-mig omvatten.

Engeanee V. : Mensenras. Gebroed.Engelure V. : Wintergezwel, -kloof v. -s auxmains; -s aux pieds : Winterhanden; -voeten.

Engendrement m. : Verwekking.Engendrer : Baren, verwekken. (fig.) Voort-brengen, veroorzaken.

Engerber : In schoven binden (koren). Op-stapelen (vaten).

Engin m. : 1. Werktuig. -s de guerre : Oorlogs-tuig. 2. Draaikraan v. 8. (spot) Slecht schip,sschuite. 4. Heise machine v., bom v.

Englober Opnemen in, verenigen tot. Om-vatten.

Engloutir : Gulzig inslokken. (fig.) Verslinden.Verspillen; er door lappen. I s'- : Verslondenworden, ondergaan.

Engloutissement m. : Verzwelging.Engluement m. : Het bestrijken met vogellijm.Smeersel; boomzalf v.

Engluer : Met vogellijm bestrijken, - vangen.(fig.) Lb men. I s'- Aan een lijmstok blijvenhangen. (fig.) In de val hopen.

Engorgement m. : Verstopping. Overvulling.- du marche : Overvoering v. d. markt.

Engorger : Verstoppen. Overvullen. s'- : Ver-stopt raken. Zich volstoppen (eten).

Engouement m. : 1. Overkropping, -lading (meteten). Verstopping (orgaan). 2. (fig.) Overdre-ven voorliefde v.; dwaze mode v.

Engouer : Verstoppen. Etre etagoui de : Verzotzijn op. I Zich verslikken. Stikken. I s'- de: Verzot worden op.

Engouffrer : In een afgrond storten (water).Verzwelgen. s'- In 'n afgrond vallen. Woestbinnenstormen. (fig.) Te niet gaan.

Engouement m. : Nachtzwaluw v., geitenmelker.Engoilment m. z. -gouement.Engourdir : 1. Verstijven, stram maken. J'aila jambe -die : Mijn been slaapt. 2. (fig.) Ver-doyen, verstompen.

Engourdissement m. : Verstijving, verdoving.Winterslaap m. (fig.) Traag-, dotheld.

Engrais m. : 1. Mestvoeder. 2. Meststof v., mestm. - chimiques, - mineraux : Kunstmest. Setsd'- Landbouwzouten. 3. Vetweiderij v.

Engraissage en -ement m. : Het vetmesten. Hetdikker worden.

Engraisser ov.w. : 1. Dik vet maken. Mesten(dier). 2. Bemesten. 3. Met vet insmeren. 4. (fig.)Rijk maken. I onov.w. : Dik worden.

Engraisseur m. : Vetweider.Engranger : Binnenhalen in de schuren.Engravement m. : Het vastzitten op 't zand(vaartuig). Verzanding.

Engraver ov.w. : 1. z. graver. 2. Insnijden. 3.Op het zand, - 't droge zetten. 4. Met zanden stenen bedekken, verzanden. I onov.w. ens'- : Op het zand vastraken.

Engrenage m. : Samenstel van (tand)raderen.Het ineengrijpen daarvan. (fig.) Verwikkelingvan omstandigheden. C'est un Daaruit kanmen niet loskomen.

Engrener : Van koren voorzien. (fig.) Beginnen,

aanvatten. Met koren mesten. Doen ineengrijpen(raderen). I s'- In elk. grijpen.

Engrenure v. : Het ineengrijpen der raderen.Engueniller : Met lompen kleden.Engueulade v. : Scheldpartij v. Uitbrander m.Engueuler : De huid vol schelden.Enguirlander : Met slingers versieren. (f a m.)De huid vol schelden.

Enhardir (spr. an(h)ar-) : Aanmoedigen, stout-moedig maken. I s'- : Zich verstouten.

Enhamacher (spr. an(h)ar-) : Tuigen, zadelen.(fig.) Toetakelen.

Enigmatique en -ment Raadselachtig, duister.Enigme v. : Raadsel. Trouver le mot d'une :

De oplossing van een raadsel vinden.Enivrement m. : Dronkenschap. Bedwelming.Enivrer : Dronken maken. Bedwelmen. (fig.)Verblinden, bedwelmen.

Enjambd : Haut -; court - : Hoog -; laag opde poten.

Enjambee v. : Grote stap m. Afstand voorden stap m. Slag (bij 't klimmen) m.

Enjambement m. : (dichtk.) Oversprong van eenzin van een versregel op de andere m.

Enjamber ov.w. : Stappen schrijden over.Overbruggen (rivier). onov.w.:Vooruitspringen.in. (dichtk.) Doorlopen in de volgende regel.

Enjaveler : Op hopen leggen (koren).Enjeu m. Inzet m.Enjoindre : Uitdrukkelijk gelasten.Enialer : Bedotten, paaien, inpalmen.Enialeur m. : Mooiprater.Enjolivement m. : Versiering, opschik m.Enjoliver : Opschikken, mooier maken.Enoliveur m. : Opsierder.Enjouô : Blijmoedig, opgeruimd.Enjoue-, enjotiment m. : Opgeruimde vriendelijk-

heid.Enkystd : Ingekapseld.Enkyster (s') : Inkapselen.Enlacement m. Ineenstrengeling. Het ineen-vlechten. (fig.) Band m.

Enlacer : 1. Ineenstrengelen, -vlechten. Ver-warren (in net). Omarmen. 2. (fig.) Binden,omstrikken, geen vrijheid laten.

Enlaidir ov.w. : Lelijk maken. I onov.w. ens'- : - worden.

Enlaidissement m. 't Lelijk worden. - maken.Enlévement : 1. Weg-, opruiming. Het weg-nemen. - wegmaken. Inneming (schans). Ver-duistering (stukken). Afhaling (- d domicile).2. Schaking. des Sabine); : De Sabijnsemaagdenroof m. 3. Opkoping (waren). 4. Stij-ging (ballon).

Enlever : 1. Wegruimen, -nemen. -maken. 2.Oplichten, wegvoeren. Afhalen (goed). Schaken.Innemen (vesting). Ontstelen. Onttrekken aan.3. Wegrukken (door ziekte). 4. Opkopen. L'edi-tion a ete enlevde en qqs fours : De oplage is inenkele dagen uitverkocht. 5. Oplichten, -heffen,-tillen. ()platen (vlieger, ballon). 6. (fig.) Metvaur voordragen, - uitvoeren, - schrijven. 7.(fig.) Meeslepen; winnen (harten).

Enlisement, -izement m. : 't Verzinken in drijfzand.Enliser en s'- of -izer : Verzinken in 't drijfzand.Enluminer : Kleuren, dekken. (fig.) Versieren.

Teint : Vuurrode.Enlumineur m. : Kleurder.Enluminure v. : Het kleuren. Gekleurde prentv. Hoogrode gelaatskleur v. Bombast m.

Page 181: aardrijkskunde - DBNL

165 ENTAME.ENNgAGONE.

Enneagone m. (spr. en-) : Negenhoek m.Enneige : Geheel besneeuwd.Ennemi m. (spr. en-) : 1. (m ens) Vijand.L'— du genre humain : De boze. Passer a l'— :Overlopen; (fig.) afvallig worden van zijn partij.2. (z a a k) Dia niet goed past bij. I bv.nw. : Vijan-dig. Vijandelijk.

Ennoblir : Veredelen, louteren.Ennui m. : 1. Verveling. 2. (vooral mv.) Ver-driet, zorgen v. (f am.) Onaangenaamheden.L'— de vivre : De levensmoeheid.

Ennuyant : Vervelend (tijdelijk).Ennuyer : 1. Vervelen. Ennuye : Landerig. 2.Il m'ennuie de : Het doet mij onaangenaamaan om; ik verlang naar. I s'— : Zich vervelen.— de : Het moede worden om; verlangen naar.

Ennuyeusement en -eux : Vervelend (van aard).Lastig. Naar.

Enonce m. : 1. Opgave v. Un — de proposition : Eento bewijzen stelling v. 2. Uiting; inhoud m.Bewoordingen, tekst m. Naam m.

Enoneer : Uiten, uitspreken. Verklaren, aan-duiden. Onder woorden brengen. I s'— : Zichuitdrukken. Uitgedrukt warden.

Enoneiatii : Verklarend, uitdrukkend.Enoneiation v. : Uiting. Verklaring, vermel-ding, opgave v. Het uitspreken.

Enorgueillir : Trots maken. I s'— : - zijn, - worden.Enorme : Bovenmatig (groot). Ontzettend, ge-weldig, ongehoord.

Enormêment : Verschrikkelijk veel, uitermate.Enormite v. : Buitengewone grootte v. Afschu-welijk-, snoodheid. Dire une — : Een grotestommiteit of een grote platheid zeggen.

Enquerir (s') de : Onderzoeken, navraag doen naar.Enquete V. : Gerechtelijk -. Ambtelijk onderzoek.

Vragenlijst voor een onderzoek in kraut.Enqueter en (oud) s'— (sur) : Onderzoek doen(naar).

Enqueteur m. : Onderzoeker, naziener.Enracinement m. : Het wortelschieten.Enraeiner : Doen wortel vatten. (fig.) Voetdoen krijgen. I s'— : Wortel vatten.

Enrage : 1. Dol, razend. Manger de la vache —e:Veel ontberingen verdragen. 2. Woest, woedend.

Enrageant : Om dol to worden.Enrager : 1. Dol zijn, - worden. 2. Razend, woe-dend worden. Faire — : - maken.

Enrayage m. : Remming. Sabot d'— : Remschoen v.Enrayement m. : Remming. Het tegenhouden,Enrayer ov.w. : 1. Remmen. 2. (fig.) In zijnloop stuiten. 3. Spaken inzetten in. I onov.w. :enbinden((, wat bedaren. I s'— : Weigeren, vast-lopen.

Enrayure V. : Remschoen ra., -ketting m.Enregimenter : In een regiment inlijven. (fig.)Voor een partij aanwerven.

Enregistrement m. : Inschrijving, registratiev. Registratieloon, -kosten. Opname (film,grammophoon). — sonore : Klankfilmopname.

Enregistrer : 1. Inschrijven, registreren. —dans sa memoire : Goed onthouden. 2. Aante-

kenen (werktuig); opnemen (film, grammophoon-plaat).

Enregistreur bv.nw. en m. : Zelfregistrerend(werktuig).

Enthumer : Verkouden maken. I s'— : - worden.— du cerveau : Neusverkouden worden.

Enrichir : 1. Rijk(er) maken. 2. (fig.) Versie-ren. Verrijken. Opsmukken. 3. Verrijken met.

Enrichissement m. : Verrijking. Opsiering.Enedlement m. : Aanwerving. Dienstneming.Enrôler : Aanwerven (voor de krijgsdienst). I

s'— : Dienst nemen, soldaat worden. (fig.) Zichaansluiten (bij).

EnrOleur m. : Werver.Enroue : Hees, schor.Enrouement m. : Heesheid.Enrouer : Hees maken. I s'— : - worden.Enrouiller : Laten verroesten. Intelligence -ee :Vastgeroeste geest.

Enroulement m. : Ineenrolling. Spiraalvormigsieraad, krul m. Winding.

Enrouler : Omwinden, omslingeren. Op-, samen-rollen. Kronkelen.

Enrollment z. enrouement.Enrubanner : Met linten versieren.Ensablement m. : Verzanding.Ensabler : Op het zand zetten (schip). Met zandbedekken, - vullen.

Ensanglanter : Met bloed bevlekken.Enseignant : Onderwijzend. Corps — : - personeel.Enseigne V. : 1. (oud) Kenmerk. A telles —sque : En tot bewijs daarvan dient dat. A bonnes—8 : Terecht. 2. Uithangbord. A bon sin (il neTaut) point d'— : Goede wijn behoeft geen krans.A l'— de la lune, - de la (belle) itoile : Onder deblote hemel. Nous sommes loges ch la mime — :We delen hetzelfde (onaangename) lot. 3. Stan-daard m., vaandel. I m. : Vaandrig. (nie uw)Onderluitenant. — de vaisseau : Luitenant terzee tweede klasse.

Enseignement m. : 1. Les v., zedelijke lering.2. Onderwijs. — primaire : Lager -. — primairesuperieur : Mulo -. — second,aire : Middelbaar (engymnasiaal) -. — superieur : Hoger -. — special,professionnel : Vak-, ambachts-. 3. Leervak.4. Lettres et —s : Bewijsstukken.

Enseigner : Wijzen. Onderwijzen. (Iem. lets)leren. Inprenten.

Ensemble bw. : Samen, to zamen. Bij elkaar.Te gelijk. In eens. I m. : Het geheel. Eenheid,samenhang m. Dans l'— : Over 't geheel.

Ensemeneer : Bezaaien.Enserrer : In-, wegsluiten. Bevatten. In eenbroeikas zetten.

Ensevelir : Begraven. In een lijkkleed wikkelen,afleggen. Bedelven, verzwelgen. (fig.) Verbergen.Enseveli dans les livres : In de boeken verdiept.

Ensevelissement m. : Het begraven. Het wik-kelen in een doodskleed, - afleggen.

Ensoleille Zonnig.Ensoleiller : Aan de zon blootstellen. Verlich-ten. (fig.) Een zonnetje doen schijnen in.

Ensorceler : Betoveren, beheksen.Ensorceleur m., -eeleuse v. : Betoveraar, -ster.Ensorcellement m. : Betovering.Ensoufrer : Zwavelen.Ensuite bw. : Vervolgens, daarop. Daarna. — etenfin : Eindelijk en ten laatste. I — de vz. : Tenvervolge op; ten gevolge van.

Ensuivre (s') : 1. Volgen. Tout ce qui s'ensuit :De hele nasleep er van. 2. (fig.) Voortvloeien.

Entablement m. : Kroonwerk (muur). Dekstuk.Entaeher : Besmetten, bezoedelen. (fig.) Eensmet werpen op. (recht.) Acte entache de nul-life : Nietige, van onwaarde.

Entaille V. : Inkerving, keep v., groef v. Snede v.Entailler : Insnijden, -kerven.Entame v. : Eerst afgesneden stuk; kapje (brood).

Page 182: aardrijkskunde - DBNL

ENTAMER. 166 ENTRAINEMENT.

Entamer : 1. Voor 't eerst raken aan; aansnij-den ; beginners aan. Licht beschadigen. - aan-tasten ; schrammen (huid). Aanspreken (kapitaal).(fig.) Doen wankelen; vat krijgen op. Benadelen,aanranden. - qn : Iem. doen toegeven; in iem.rechten grijpen. 2. Beginnen aan (een werk).Instellen (vervolging); openen (discussie).

Entamure v. : Eerst afgesneden stuk; kapje(v. brood). Lichte wond v.

Entassement m. : Opeenstapeling, -hoping.Entasser : 1. Opeenstapelen, -hopen. - sottise

sur sottise : De ene dwaasheid op de andere sta-pelen. 2. In een nauwe ruimte pakken.

Ente v. : Ent v., griffel m. Geente boom m. Op-gezette lokvogel m. Penseelsteel m.

Entendement m. : Verstand.Entendeur m. : Verstaander. A bon - peu deparoles, - demi-mot =Hit : Een goed verstaanderheeft maar een half woord nodig. A bon -salut : Die oren heeft om te horen, die hore.

Entendre onov.w. : 1. (oud) Letten op. Il ne gaitqui -, a quoi Hij is de kluts kwijt. 2. Inwilligen.ov.w. : 1. Willen, eisen. Zich voorstellen. 2.

Menen. 3. Horen. - dur; - clair : Hardhorigzijn; een scherp gehoor hebben. Se faire - Zichlaten horen; maken, dat men gehoor krijgt; ma-ken, dat lets begrijpelijk is. IL n'entend pas decette oreille-14 Hij is doof aan dat oar. 4. (Aan)-horen, toe-, verhoren; luisteren naar; in ver-hoor nemen; afnemen (biecht). A : Volgenszijn zeggen. 5. Begrijpen, verstaan. Il m'a don-ne m'a laisse : Hij heeft mij to ver-staan -, te kennen gegeven. Adressez-vouz a lui.fentends bier : Richt u tot hem. Dat is mijnplan ook. Il est entendu que : Men is 't eens dat.6. Verstaan, kennen. I s'- : 1. Gehoord worden.2. Elk. verstaan. 3. Het eens zijn (z. s'- 7).4, Verstaan -, begrepen worden. Elk. begrijpen.(Cela) s'entend : Natuurlijk, dat spreekt (van zelf);wel te verstaan. 5. s'- a of en : Verstand -,kennis hebben van. 6. s'- d : Inwilligen, toe-stemmen in. 7. s'- (avec) : Het eens zijn (met); in(geheime) verstandhouding staan (met). Iles'entendent comme larrons en faire Zij liggen onderden deken. 8. s'- sur : Tot een verklaring komenwat aangaat. 9. s'- pour : Het eens worden om.

Entendu : 1. Gehoord. La cause, l'affaire est -e: Is afgehandeld. 2. Bien - : Natuurlijk; wel teverstaan; dat spreekt van zeif. Bien - que :Mits, met dien verstande dat. Il est - que : Ikstel nadrukkelijk vast dat. 3. Ervaren. Un air- : Een gelaat van iem., *die er alles van weete.

Entknèbrer : In duisternis hullen. (fig.) Ver-duisteren, verbijsteren.

Entente v. : 1, Betekenis. A double - : Dubbel-zinnig. Overeenstemming, eensgezindheid. 3.Verstand, kennis v. 4. Samenwerking der anti-Duitse naties.

Enter : Enten. (fig.) Verbinden.EntOrique : (in same nst.) Darm-, ingewands,Entkrite v. : Darm-, ingewandsontsteking.Enterrement m. : 1. Begrafenis. -stoet m. Fi-gure -, mine d'- : Begrafenisgezicht. 2. (fig.)Het in de doofpot stoppen.

Enterrer : 1. Kuilen, begraven. (fig.) Doen ver-dwijnen. In de doofpot stoppen. - un secret : Eengeheim goed bewaren. 2. Begraven (dode).nous enterrera toes : Hij zal ons allen overleven.3. (fig.) Eindigen. - sa vie de garcon : Eeneind waken aan 't jongelui's leven.

En-téte m. (my. en-fetes) Hoofd (aan brief).Kopstuk (in boek).

Entëtó : 1. Koppig, stijfhoofdig. 2. - de : Verzot op.Entétement m. Stijfhoofdig-, koppigheid. Blinde

voorliefde v.Entbter : 1. Naar 't hoofd stijgen, bedwelmen.2. Ingenomen maken met. I s'- a, dans : Koppigvasthouden aan. I s'- de : Weglopen met.

Enthousiasme m. : Goddelijke geestverrukking.Geestdrift v. Bewondering.

Enthousiasmer : In geestdrift brengen.Enthousiaste : Geestdriftig. Ingenomen met. Dol.

I m. : Geestdriftig bewonderaar. Dweper.Entiehement m. : Dwaze voorliefde v.Enticher : 1. Aansteken. -tasten. d'heresie :Met ketterij besmet. 2. Bezielen met vooringe-nomenheid. I s'- de : Verzot zijn op.

Entier : 1. Geheel, volkomen, gans. Tout - :Geheel en al. 2. Onaangetast, onverkort, vol-ledig. La question, la difficulte reste -ere : Blijftonopgelost. 11 ne laisse rien d'- : Hij tornt aanalias. Homme - : Onbuigzaam, uit den stuk.

-dans ses facons de penser : Consekwent. I m. :Geheel. - getal. Trois -s et une fraction : Driegehelen en een breuk. En son - : In zijn geheel,onaangetast.

Entilsrement : Geheel en al, volkomen.Entite v. Werkelijk wezen, wezenheid.Entoilage m. : 't Plakken op linnen.Entoiler : Op linnen plakken (kaart).Entomologie V. : Insectenleer v.Entomologique : Van de insecten(leer).Entomologiste m. Insectenkundige.Entonnage m., -aison v., en -ement m. : Hetvullen (vat); - in een vat doen.

Entonner : 1. In vaten doen. 2. Aanheffen (lied).Inzetten (toon). I s'- : Krachtig dringen (in).

Entonnoir m. : Trechter m. Kolkje. Keteldal.Entorse v. : Verstuiking. (fig.) Verdraaiing,schending.

Entortillage m : Verwarring, duisterheid.Entortillement m.: Omwikkeling. (f i g.) Gewrongen-,duisterheid.

Entortiller : Omwikkelen, omslingeren, oprollen.(fig.) Verward uitdrukken. Misleiden. In zijnnetten verstrikken.

Entour m. Omgeving. A l'- de : Rondom.Entourage m. : Rand m., 't omringende. (fig.)

Omgeving, kring m.Entourer Omringen, -geven, vatten in. Il estmal entoure : Zijn omgeving deugt niet. 1 s'- :Rondom zich verenigen. - de precautions Zichzeer voorzichtig gedragen.

Entournure V. : Armsgat.En-tout-cas z. eas 2.Entrlecorder (s') : In goede verstandhouding leven.Enteaceuser (s') : Elk. beschuldigen.Entr'acte m. : Pauze v.Entr'aider (s') : Elk. helpers.Entrailles v.mv. : 1. Ingewanden. 2. Darmenm. 3. Schoot (der moeder; - aarde) m. 4. (fig.)Het diepste der ziel. 5. (fig.) Ziel v. Avoir des- de ;Are : Vaderliefde gevoelen.

Entr'aimer (s') : Elk. beminnen.Entrain m. : Voortvarendheid, die op anderenoverslaat. Opgewektheid. liver m. Cela a de 1'-: Daar zit gang in.

Entrainable : Gemakkelijk over to halen.Entrafnement m. : 't Wegvoeren. Geestdrift v.Natuurlijke drang m. Africhting, oefening.

Page 183: aardrijkskunde - DBNL

ENTRAINER. 167 ENTRER.

Training. Gangmaking. Centre d'— : Oefenterrein(vliegtuig).

Entrainer : (Mee)slepen, wegvoeren. (fig.) Boeien.Tot zich trekken, winnen. Ten gevolge hebben.Africhten. Oefenen. Trainen.

Entralneur m. : Trainer. Gangmaker.Entrant : 1. Binnenkomend. Pas aangekomen.2. Indringend. I m. : Nieuweling. Les —s et lessortants : De in- en uitlopenden.

Entr'appeler (s') : Elk. noemen. - roepen.Entrave V. : Spantouw, -keten m., kluister v.(fig.) Hinderpaal m., belemmering.

Entraver : Kluisters aanleggen. (fig.) Belemme-ren, hinderen.

Entr'avertir (s') : Elk. waarschuwen.Entre vz. : 1. (tijd en plaats) Tussen.

—deux trains; - bateaux : Een trein -; boot overblij-vende. Regarder qn — les yeux : Iem. strak aan-kijken. — quatre planches : In de (dood)kist.

—ses bras : In zijn armen. Tenir — ses mains : Inzijn handen hebben. — la poire et le fromage :Bij 't dessert; (fig.) luchtigjes, ter loops.

—temps : In die tussentijd, onder de hand. —haut et bas : Halfluid. — deux, - les deux : Gemid-deld, half en half. 2. Te midden van, onder,tussen. — amis : Onder vrienden. — eux : On-der elkaar, onderling. Il est grand — togs : Hijsteekt boven alien uit. — quatre yeux : Ondervier ogen. Soit dit — nous : Onder ons gezegden gebleven. 3. (fig.) Tussen (drukt deverhouding uit). 4. d'— : Uit, van, onder(drukt scheiding uit). I voorv. : Tussen,door, doormidden. Half. Elkander.

Entre-baillement m. : Kier m. 't Half openstaan.Entre-bäiller : Op een kier zetten. I s'— : - geopend

worden, -staan.Entre-baiser(s') : Elk. kussen.Entre-battre (s') : Elk. bevechten.Entreehat m. : Luchtsprong m., kuitflikker.Entre-choquer en s'— : Tegen elk. stoten.Entre-colonise m. (my. --colonnes) en entre-eolonnement m. (my. — -colonnements) : Ruim-te tussen twee zuilen v.

Entree6te m. : Tussen-ribstuk.Entreeouper : Doorsnijden. Afbreken. V oix -pee: Afgebroken stem.

Entreeroiser : Doorweven. I s'— : Elk. kruisen.Entre-dêehirer (s') : Elk. verscheuren, - belasteren.Entre-dëtruire (s') : Elk. vernietigen.Entre-deux m. (me. onverand.) : 1. Tussenruimtev. 2. Spiegeltafeltje. 3. Tussenzetsel (kant).

Entre-dëvorer (s') : Elk. verslinden.Entre-donner (s') : Elk. geven.Entrée v. : 1. Het binnenkomen, opkomen (to-neel); intocht m. Opname v., toelating. Aan-voer (waren) m. Livre des —s : Boek voor aan-gevoerde waren. Faire son — dans le monde :Voor 't eerst uitgaan; geboren worden. — enpossession; - en jouissance : Inbezit-; ingebruik-neming. — au service : Dienstneming. — en ma-tiere : Begin der onderhandelingen; aanhef m.2. In-, toegang m., invaart v. — interdite (au pu-blic) : Verboden toegang. 3. Opening 4. Begin. 5.Voorspijs (vO6r 't gebraden vlees) v., eerste ge-recht. 6. Toegangs-. Zittingsrecht. Avoir son — -,ses —s au theatre : Vrije toegang hebben. (fig.)Avoir ses (grandes et ses) petites —s : Vrij in- enuitlopen. 7. Invoerrecht (droit d'—). Intreegeld.

Entrefaite V. : Tussentijd m. Sur ces —s : On-dertussen, inmiddels.

Entrefilet m. : Kort krantenbericht.Entre-frapper (s') : Elk. slaan.Entregent m. : Gemanierdheid. Handigheid ommet de mensen om te gaan.

Entr'egorger (s') : Elk. ombrengen.Entre-hair (s') : Elk. haten.Entre-heurter (s') : Tegen elk. stoten.Entrelacement m. : Dooreenstrengeling.Entrelaeer : Ineenvlechten, ineenstrengelen.Entrelaes m. (spr. -la) : Vlecht-, net-. Loofwerk.Entrelarder : Doorspekken, larderen. (fig.) Door-spekken, vermengen (met).

Entre-ligne m. (me. — -lignes) : Ruimte tussentwee regels v.

Entre-luire : Even doorschemeren.Entre-manger (s') : Elk. verslinden.Entremeler : Ver-, dooreen-, inmengen.Entremets m. : Tussengerecht.Entremetteur m. : Bemiddelaar. (o n g. b e t.)

Koppelaar.Entremetteuse v. : Koppelaarster.Entremettre (s') : Tussenbeide komen, zichmengen (in); de voorspraak zijn (voor).

Entremise v. : Bemiddeling, tussenkomst v.Entre-nuire (s') : Elk. benadelen.Entrepont m. : Tussendek.Entreposer : In entrepOt opslaan.Entreposeur m. : Opzichter van een entrepOt.

DepOthouder.Entrepositaire m. : Koopman, die waren heeftopgeslagen. (so ms) DepOthouder.

Entre* m. : 1. Opslagplaats v., pakhuis. Grootmagazijn (staat, maatschappij). 2. Stapelplaats v.3. Marchandises en — : Waarvan geen invoer-recht is betaald. Certificat d'—. Opslagbewijs.

Entre-pousser (s') : Tegen elk. stoten.Entreprenant : Ondernemend. Vermetel.Entreprendre ov.w. : 1. Ondernemen, begin-nen. 2. Aannemen (werk). 3. (fig.) Aanvallen,-grijpen. Zoeken te winnen. I onov.w. (met sur,eontre) : Zich vergrijpen aan, inbreuk maken op.

Entrepreneur : Ondernemer. Aannemer. — demessageries : Expediteur.

Entrepris : Verlamd, aangetast; verbluft.Entreprise V. : 1. Onderneming, poging. 2. Aan-neming. Donner a l'— : Aanbesteden. 3. Grotezaak v. 4. Inbreuk v., aanslag m.

Entre-quereller (s') : Ruzie maken.Entrer onov.w. : 1. Binnengaan, -treden, -rijden,-varen. Entrez! Binnen! On -, le public n'entre pasici : Verboden toegang. A droite en entrant : Rechtsvan de ingang. (met a) — au college, - lye& :Op 't gymnasium komen. — a l' Academie : Op-genomen worden in de A. — au service de qn : Iniem. dienst treden. (met dans; z. ook 2 en 3)Binnentreden. — dans la vie, - le monde : 't Le-venslicht aanschouwen. — dans sa vingtieme an-nee : Zijn 20e jaar bereiken. — dans le commerce ;- la robe; - l'armee : Koopman -; advocaat -; offi-cier worden. — dans une carri?re : Een loopbaankiezen. Faire — un clou : Inslaan. — dans la pos-terite : Onsterfelijk worden. Cela ne peut m'— dansla tete, - l'esprit : Dat kan ik niet onthouden; - wiler bij mij niet in. S'— qch dans la chair : Jets inzijn vlees laten dringen. — en chaire : Dekansel bestijgen. — en scene : Opkomen. — enmenage : Een huishouden opzetten. — en religion :In 't klooster gaan. — en jeu : Beginnen te spe-len, uitspelen; (fig.) aan de beurt zijn; werk-dadig optreden. — en colere, - en fureur : Toornig

Page 184: aardrijkskunde - DBNL

ENTRE-REGARDER. 168 APAIS.

worden. - en mati8re : Ter zake komen. - enguerre : De oorlog, - strijd aanvangen. 2. Deel-nemen aan, zich inlaten met. - dans un com-plot, - une entreprise : Deelnemen -, meedoen aan.- dans les vues de qn : Het met iem. eens zijn.- dans la douleur; - les plaisirs de qn : Iem. smart;- genoegens delen. - dans les secrets de qn : Iem.vertrouwde zijn. - dans les depenses de qn : Aaniem. onkosten meebetalen. 3. (ook onpers.)Deel uitmaken van. Faire - dans qch : Opne-men, vlechten in. Cela n'entre pas dans mesprojets, - mes vues : Dat maakt geen deel uit van -,strookt niet met mijn planners. Une potion a& itentre de raker : Een drank, waarin ether is.

-dans la construction de : Gebruikt worden voorde bouw van. - pour beaucoup dans : Een voor-name rol spelen bij. Cela n'entre pas dans mesfunctions : Dat behoort niet tot mijn werkkring.4. Aangaan, schieten (kleren). I ov.w. : Bin-nenrijden in; binnenbrengen. Inbrengen. In-voeren (koopwaar). Inboeken.

Entre-regarder (s') : Elk. aankijken.Entre-repondre (s') : Elk. antwoorden.Entre-secourir (s') : Elk. helpen.Entresol m. : lnsteekverdieping, -kamer v. Ver-dieping tussen de rez-de-chaussee en de eersteverdieping.

Entre-suivre (s') : Elk. opvolgen.Entretemps : In die tussentijd, onderwijl. I m. :Tussentijd m.

Entretenir : 1. Onder-, in stand houden; steunen,aankweken. Bewaren (vrede). Voedsel geven aan(dromen). 2. Onderhouden, voorzien in debehoeften van; niet laten uitgaan (vuur). 3.Onderhouden, spreken met. I s'- : 1. Elk.steunen. 2. Zich in goede staat houden. - lamain : Zich blijven oefenen. 3. In zijn onderhoudvoorzien. Blijven levee. 4. s'- avee : Een ge-sprek voeren met.

Entretien m. : 1. Onderhoud. 2. Gesprek.Entretoile v. : Tussenzetsel (kant).Entre-tuer (s') : Elk. doden.Entrevoie m. : Ruimte tussen twee spoor-lijnen v., railsafstand m.

Entrevoir : Half -, vluchtig -, onduidelijk zien. (fig.)Vermoeden. Laisser - : Laten doorschemeren.

Entrevue V. : Bijeenkomst v., onderhoud.Entr'ouverture v. : Halve opening.Entr'ouvrir : 1. Van elk. scheiden. 2. Half -,een weinig openen.

Enture V. : Enting. Entspleet v.Enumerateur m. : Opsommer.Enumeratif : Opsommend.Enumeration v. : Opsomming.Enumerer : Opsommen, -tellen, -noemen.Envahir : 1. Bezetten, binnendringen (met ge-weld) in. 2. Zich verspreiden (mensen, vuur,water); aantasten (ziekte); weldadig aandoen(warmte). (fig.) Zich meester maken van.

Envahissant : Indringerig. Die alles overwel-digt, veroverend.

Envahissement m. : Geweldadige inval m., over-rompeling. (fig.) Het veld winners.

Envahisseur m. : Overweldiger.Envasement m. : Vermoddering.Envaser : Met molder verstoppen. I s' - : In mod-der blijven steken. Aanslijken.

Enveloppant : Omwikkelend. Omtrekkende (be-weging). Opdringerig, aanhalig. Boeiend.

Enveloppe v. : 1. Omslag m., omkleedsel. Met-

tre sous - : In een envelop doers. 2. (fig.) Om-hulsel. 3 Buitenband (fiets) m. 4. (fig.) Schijnm. 5. (kunst) Sfeer, stemming.

Envelopper : 1. In-, omwikkelen, inpakken. -du regard : Van 't hoofd tot de voeten opnemen.

2. Omringen. (fig.) - une dupe : Bedriegen. 3.(fig.) Verwikkelen, betrekken in. 4. (fig.) Be-wimpelen, verbergen.

Envenimer : Met vergif besmetten. (fig.) Ophatelijke wijze voorstellen. Schrijnender maken(woad). (fig.) Verbitteren. Aanstoken (twist).

Envergure v. : 1. (ze e v.) 't Aanslaan (zeil).Breedte (id.) v. 2. Vlucht v., vleugelwijdte v. 3.(fig.) Omvang (van geest) m. De grande -, delarge - : Met een ruime blik, - een grote geest.

Envers m. : 1. Keerzijde v. Etoffe qui n'a pasd'- : Die aan beide kanten kan worden gedra-gen. A l'- : Verkeerd, 't binnenste buiten; inde war; achterover. 2. (fig.) Tegenovergestelde, -deel. I vz. : Jegens, ten opzichte van; omtrent, in't oog van. - et contre tons : Tegen iedereen in.

Envi m. : A l'- : Om strijd, om 't hardst.Enviable : Benijdenswaardig.Envie v. : 1. Lust m., zin m. Il me prend - de,l'- me prend de : Ik krijg lust om. L'- lui enest passe : De lust daartoe is hem vergaan. 2.Afgunst v., jaloezie v., nijd m. Porter - d : Be-nijden. Faire - d qn : Benijd worden door iem.3. Dwangnagel m. Moedervlek v.

Envieillir ov.w. : Oud maken. I onov.w. : wor-den. I s'- : Zich ouder voordoen.

Envier : Benijden, misgunnen. Met hevigheidverlangen. Une place enviee : Een zeer gezochtebetrekking.

Envieux : Afgunstig. I m. : Benijder.Envine : Naar wijn riekend.Environ bw. : Ongeveer. I m. (meestal my.): Omstreken. A l'- : In 't rond.

Environnant : Omliggend, nabijzijnd.Environner : Omringen, -geven.Envisager : In 't gezicht zien. (fig.) Beschouwen,overwegen. - comme possible : Mogelijk achten.

Envoi m. : 1. Af-, ver-, toezending. (Be)zending.Lettre d'- : Vrachtbrief. 2. Opdracht (onderaanbij gedicht) v.

Envoi m. : Opstijging. (f 1 g.) Gloed m.Envolee v. : 1. Vlucht v., 't wegvliegen. Ult-stapje. 2. (fig.) Geestdrift v., vuur.

Envoler (s') : Wegvliegen. (fig.) Snel voorbij-gaan (tijd). Ontsnappen. Afwaaien (hoed).

Envoye m. : Gezant.Envoyer : 1. Af-, weg-, ver-, (toe)zenden. Toe-werpen. Toebrengen (slag). - promener, - paitre: Naar de weerga laten lopen. - a la mort, - ausupplice : Ter dood veroordelen. - chez qn :Naar iem. welstand laten vragen. - chercher :Laten halen. 2. Afvaardigen Elle ne le lui en-voie pas dire : Zij zegt 't hem op den man af.Je ne vows l'envoie pas dire : Nu zegt U het zelf.C'est envoye : Die is raak.

Envoyeur : Verzendend. I m. : Afzender.EoIe m. : ..Eolus, god der winders.Eolien bv.nw. : 1. Van .ZEolus. Harpe -tae :Wind-, ..Eolusharp. 2. Door de wind ontstaan.

Epaete v. : Maansouderdom op 31 Dec., inlas-dagen, die men bij de laatste nieuwe maan moetvoegen om op 1 Jan. het zonnejaar to krijgen m.

Epagneul m. : Patrijshond mEpais : 1. Dicht, dik. Zwaar, grof. (fig.) Lomp.

Ongevoelig. Un Tire - : Een botte lath. Avoir la

Page 185: aardrijkskunde - DBNL

169 EPIGONE.PAISSEUR.

langue -se : Een dikke tong hebben. Nuit -se: Stikdonkere. 2. Dik vloeibaar. I bw. : Tomber-; seiner -: Dicht neervallen; - zaaien.

Epaisseur (z. 45pais) v. : Dikte v., dichtheid.Zwaarte v., grof-. Lomp-, logheid. Dikte, laagje.(fig.) Bot-, stompzinnigheid.

Epaissir ov.w. : Dikker, dichter maken. I onov.w. en s'- : Dikker, zwaarder, dichter -. (fig.)Ongevoeliger worden.

Epaississement m. : 't Dichter -, dikker worden.Epanchement m. : 1. Uitstorting, -vloeiing. 2.

(fi g.) Ontboezeming. 3. Hartelijkheid.Epancher : Rijkelijk (uit)storten. Uitgieten.(fig.) Ontboezemen. - son cceur : Zijn hart uit-storten. I s'- : Zich uitstorten. (fig.) Zijn hart -.

Epandre : Uitspreiden, -strooien; vergieten (bloed),Epanoui : Geopend (bloem). Van vreugde stra-lend (gelaat). Vrolijk. Weelderig (boezem).

Epanouir : Doen ontluiken, - opengaan. Uitspreiden.Doen stralen (gelaat). Doen schudden (lever).

Epanouissement m. : Ontluiking. Uitbreiding.Verruiming (hart). Opheldering (gelaat). Opge-togenheid. Opvrolijking.

Epargne v. : 1. Spaarzaam-, zuinigheid. 2. Spaar-pot m., -penning m. 3. De spaarders.

Epargner ov.w. : 1. Be-, over-, (uit)sparen, be-,uitzuinigen. Zuinig zijn met. 2. Met welwillend-held behandelen. I onov.w. : Sparen, potten.

Eparpillement m. : Verspreiding. -strooiing.Eparpiller : Verspreiden, -strooien. (fig.) Ver-snipperen.

Epars : Verspreid, verstrooid. Los, in wanorde.Epatamment en -ant : (fam.) Verbazend, kras.Epatement m. : Stompe vorm m. Ongekendeverbazing.

Epater : 1. Van 't gebruik van een poot beroven.2. Op de grond werpen. (f 1 g. ; f a m.) Verbazen.overbluffen. 3. Platmaken. Nez epati: Platte neus.

Epaule v. : 1. Schouder m. Marcher des -s :Bij 't lopen de schouders heen en weer bewe-gen. Hausser -, lever les -s : De schouders opha-len. Courber-, plier les -s : 't Hoofd buigen. Chas-ser -. mettre a la porte par les -s : Er uitsmijten,Prefer l'- a : Helpen. Faire une chose par des-SUS 1'-- : Iets slordig doers. 2. Schouder, schoft(van dier) v. 3. Bulk (van schip) m.

Epaulêe v. : Schouderstoot m. Vracht v.Epaulement m. : Steunmuur m. Verschansing.

Bulk (schip) m. 't Aanleggen (geweer).Epauler : De schouder verstuiken. Aan deschouder brengen (geweer). (fig.) Een handjehelpen. Door een hoogte dekken (leger).

Epaulette v. : Schouderstuk (hemd, jas). Epauletv. - a grain d'ipinards : Kwasten (hoofd-officieren) m.

Epave v. : 1. Voorwerp zonder eigenaar. 2.Wrakhout, strandgoed. Droit d'- : Strandrecht.3. (f 1 g.) Overblijfsel. Menselijk wrak.

Epeautre m. : Spelt v.Epee v. : 1. Zwaard, degen m. - de combat :Dueldegen. Homme-, joueur d'- : Schermer. Horn-tnes -, gens d'- : Militairen. En etre aux -s et auxcouteaux : Woedend op elk. zijn. Metre l'- a lamain, tirer l'- : De degen -, van leer trekken.Son - ne tient pas dans son faurreau : Hij is al-tijd gereed om to vechten. L'- use le fourreau: Het lichaam slijt of door de grote geestesin-spanning. A la Pointe de l'- : Na strijd, met ge-weld. Prendre -; quitter 1'- : In de soldatenstandtreden; de - vaarwel zeggen. Passer au fit de

l'- : Over de kling jagen. 2. Grote priem m.Epeler : Spellen. Langzaam ontcijferen.Epellation v. : Het spellen.Epenthêse v. : Invoeging van een letter(greep).Roenthetique : Ingevoegil.Eperdu : Geheel buiten zich zelven. Hevig, vurig.

Radeloos.Eperdument : Hevig. srnoorlijk. Buiten zich zelf.Eperlan m. : Spiering m.Eperon m. : 1. Spoor (aan laars) v. Donner des-s : De F poren geven. 2. Spoor (van haan,plant, insect); achterklauw (hoed) m. 3. Ploolaan de ooghoeken van oude mensen m. 4. Sneb(schip) v. Scheepsram m. 5. Schoor m. Natuurlijkegolfbreker. 6. Uitloper.

Eperonne : Gespoord. Met een ram - (schip).Met een spoor voorzien (bloem).

Eperonner : A ansporen, de sporen geven. Aan-zetten. Van eporen voorzien. (zeev.) Rammen.

Epervier m. : Sperwer m. Stelpnet.Eperviere v. : Havikskruid.Ephebe m. : Jongeline (15 tot 20 jaar).Ephelide v. : Zomersproet v.Eph(mOre : Edn dag levend, - durend, eAndaags.

fig.) Vergankelijk. I m. : Eendagsvlieg v.Ephemerides v mw. : Dagboek. Geschiedkundigedagkalender m. Scheurkalender. Sterrenkundige_tabellen v. Al manak m.

Epholse v. : Ephesus (K1.-Azi6).Ephore m. : Een der 5 Spartaanse overheids-personen, ephoor.

Epi m. : 1. Aar v. 2. - de vent : Windhalm v.3. Kribbe v., beschoeiing. Dakspar v. IJzerenpunt (op een muur) v. Aarvormig diamantentooisel. - de cheveux : Piek m., sprong m.

Epicarpe m. : Buitenste vruchtwand m.Epiee v. : 1. Specerii, kruiderij v. Pain d'-(.0 :(Boterhammen)koek, peper-. Un visage en paind'- : Bruin. 2. -s des juges : Geschenk, dateen rechter werd aangeboden door hem, die zijnproces won.

Epict) : Gepeperd (rekening).Epicene : (taalk.) Zelfslachtig.Epicer : Kruiden (ook fig.).Epicerie v. : Specerijen v. -handel m. Krulde-nierswinkel m. -yak.

Epicier m. : 1. Kruidenier. L'- du coin : Deeerste de beste burgerman. 2, (fig.) Droog-stoppel, philister.

Epicure m. : Epicurus (Grieks wijsgeer).Eplcurien bv.nw. en m. : 1. Die de leer van Epicurusvolgt. Die van zinnelijke genoegens houdt. 2.Overeenkomstig de leer van E. Zinnelijk.

Epicurisme m. : Systeem van Epicurus. Zeden-leer die 't zoeken van zinnelijk genot verdedigt v.

Epidemie v. : (geneesk.) Heersende besmet-telijke ziekte v. (f i g.) Besmetting.

Epidêmique : Heersend. (fig.) Aanstekelijk.Epiderme m. : Opperhuid v. (fig.) Gevoeligheid.Buitenkant m. Avoir l'- sensible : Zeer licht-geraakt zijn.

Epier ov.w. : Bespieden, beluisteren. I onov.w. :In de area schieten.

Epieu m. : (Jacht)spies v. IJsprikkel m.Epigastre m. : Maagstreek v.Epigastrique : Van de maagstreek.Epiglotte v. : Strotklep v.Epigone m. : 1. (gesch.) Held tilt de twee-de oorlog tegen Thebe. 2. (fig.) Kleine na-komeling van een groot voorgeslacht.

Page 186: aardrijkskunde - DBNL

PIGRAMMATIQUE. 170 RPOUX.

Epigrammatique ; Van een epigram, scherp,kort en zinrijk.

Epigrammatiste m. : Hekeldichter.Epigramme V. : Punt-, hekeldicht. Hatelijkheid.Epigraphe v. : Opsehrift. Motto.Epigraphie v. : Opschriftenkunde v.Epigraphique : Van een opschrift. Van op-

schriftenstudie.Epilage m. en -ation V. : Het ontharen.Epilatoire : Ontharend.Epilepsie V. : Toevalziekte v.Epileptique : Van vallende ziekte. (fig.) Dol-woest. m. : Lijder aan vallende ziekte.

Epiler : Ontharen.Epilogue m. : Slotwoord. (fig.) Slot, gevolg.Epiloguer ov.w. Bedillen. I onov.w. : Vitten;napleiten.

Epilogueur m. : Vitter.Epinards m.mv. : SpInazie v.Epine v. : 1. Doornstruik m. (fig.) Un fagot d'-.8 :'n Lastig, onhandelbaar heerschap. Marcher surdes -s : In een netelige toestand zijn. aresur les (des) -s : Op hete kolen staan. 2.Doom m., stekel m. Tirer a qn une - du pied :Iem. uit de veriegenheld netelige omstandig-heden redden. 3. (fig.) Moeilijkheden. 4. (on t-le edk.) Uitsteeksel. - dorsale, - du dos of - :Ruggegraat v. (dierk.) - vierge : Stekeltje. 5.Soort peer (- (1' eti, d'hiver) v. 8. Dwarsschot.

Epinette v. : Mastboom m. Mesthok. (muz.) Spinet.Epineux : Doornig, stekelig; (plantk.) gedoornd.(fig.) Moeilijk, netelig. Lastig.

Epingle V. : 1. Speld v. - d cheveux; - de cra-sate Haar-; dasspeld. - a chapeau : Hoedenaaidv. - anglaise, - de sdreti: Velligheids, Grosse- : Bakerspeld. Tire cl quatre -8 : In de punt-jes gekleed. (Re)tirer son - du lets Zich handig

voordelig er uit redden. A moister en - : Omin een lijstje te zetten. 2. Les -s : Speldengeld;handgeld; cadeautje. 3. Houten knijper (om letsop een lijn to hangen).

Epingler Vastspelden. Met een speld doorsteken.Epingierie v. : Speldenfabriek v. -handel m.Epinglier m. : Speldenmaker. -verkoper. -bakje.Spinier : Moelle -iere : Ruggemerg.Epinoche v. : Stekeltje.Epiphanie v. : (godsd.) Vertoning van Jezusaan de drie Koningen. Driekoningenfeest.

Epique : Van het heldendicht, episch. (fig.)Die waardlg is in een h. bezongen te worden.

Epire v. : Epirus (Balkan).Episcopal en --ement : Bisschoppelijk. Eglise-e : Anglicaanse kerk.

Episcopat m. : Bissehopsambt, -waardigbeid,-ambtstijd m. De gezamenlijke bisschoppen.

Episode m. Ingevlochten verhaal, bijkomendstuk, gedeelte, episode v.

Episodique Ingelast, -geschoven. Bijkomend.Episodiquement : Bijkomend.Episperme m. : ZaadvIles.Episser : Splitsen (touw).Epissoir m. Splitsijzec (touw).Epissure V. Splits(ing) (touw).Epistolaire : Van de brief, de briefwisseling. 1 m. :Schrijver van brieven (als kunst).

Epistoller m. : Schrijver van brieven (als kunst).Epitaphe v. : Grafschrift v. -plaat v. (fig.) Men-teur comme une - : Leugenachtig als een graf-schrift vol onverdiende lof. 11 /era 1'- du genrehumain Hij zal ons alien overleven.

Epithalame v. : Bruiloftsgedichtje.Epithete v. : Bij 't zelfet. naamw. gevoegd woord.Bijnaam m., benaming.

Epitoge v. : 1. (ge s ch.) Mantel over de toga m.2. Schoudermantel der leden van de rechtbank.3. Schouderversiering (professor, leraar).

Epitome m. : Uittreksel, overzicht.Epitre v. : 1. Zendbrief m. Les -s de saint Paul: De brieven van Paulus. fine longue - Eenfang (vervelend) epistel. 2. Brief in verzen. 3.(K at h.) Epistel (deel van de mis). Le ate de :De rechterkant van 't altaar.

Epizootie v. (spr. -si) : Epidemische veeziektev. Runderpest v.

Epizootique (spr. -tik) : Die de aard van eenepidemische veeziekte heeft.

Eplore : In tranen wegsmeltend, treurend.Eploye : Uitgespreid, met -e vleugels.Epluchage, -ement m. : 't Napluizen, - schoon-maken, - wieden. - uitpluizen, - volledig pluk-ken. (fig.) 't Nauwkeurig uitpluizen.

Eplucher : 1. Napluizen, schoonmaken; wieden(akker); uitpluizen (wol, stof); volledig plukken(vogel). 2. (fi g.) Uitpluizen, nauwkeurig under-zoeken. - des icrevisses. : Vitten.

Eplucheur m. : 1. Hij die napluist, schoonmaakt.2. Machine om wol, katoen te reinigen v. 3.(fig ) Napluizer.

Epluehure v. : Afval, schillen v.Epode v. : 1. Derde deel toezang ener ode m.2. Tweede vers van een distichon. 3. Gedichtjein tweeregelige verzen.

Epointage m. : 't Afbreken der punt.Epointer : De punt afbreken van.Eponge v. 1. Sponsdier. 2. Spons v. (Faire)passer 1'- sur qch : Iets schoonwassen; (fig.)- In de doofpot stoppen. 3. Kalkoen (aan hoef-ijzer) m. Gezwel. 4. Hiel (hert) m 5. Stof voorbadhanddoeken. Serviette - : Badhanddoek.

Eponger : Afsponsen. Afvegen (tweet).Eponyme bv.nw. en m. : Naamgevend (god,

archont, held).Epopês v. : Epische po6zie v. Heldendicht, epos.Epoque v. : 1. Gewichtig tijdstip. Faire :Een gewichtig feit vormen (in). 2. Tijdstip.A pareille : Anders, om deze tijd. 3.Tijdperk.

Epouiller : Ontluizen.Epoumoner : Buiten adem brengen, de longenvermoeien. 1 s'- : Zich Kees schreeuwen.

Epousailles v.mv. : (f am.) Huwelijksvoltrekking.Epouse v. : Echtgenote.Epousee v. : Bruid. Jonggehuwde vrouw.Epouser : 1. Trouwen huwen met. 2. Doorhuwelijk verkrijgen. 3. (fig.) Zich verklarenvoor; zich aansluiten bij (mening). 4. (fig.)Aannemen (vorm). 1 s'- : Trouwen.

Epouseur m. : (f am.) Vrijer. Trouwlustige.Epoussetage m. : Het afstoffen.Epousseter : Afstoffen, -borstelen. (fig.) Afrossen.Epoussette v. : Borstel m.Epouvantable,-ment Verschrikkelijk. Vreselijk;

a fschuwelijk.Epouvantail m. : Vogelverschrikker. Schrikbeeld.Boeman.

Epouvante V. : Plotselinge schrik m.Epouvantement m. Verschrikking.Epouvanter : Bang maken, schrik aanjagen.Epoux m. : Echtgenoot. Les - : De echtelieden.Les futurs : Het bruidspaar.

Page 187: aardrijkskunde - DBNL

EPRENDRE. 171 ERRATIQUE.

Eprendre : De ziel aangrijpen. i s'- : Verliefdworden (op). Smaak krijgen (in).

Epreuve V. : 1. Proef v., -neming. M ettre 4 1' -,faire subir une - 4 : Op de proef stellen. A r-de : Bestand tegen. A r- des banes : Kogelvrij.A r- de l'or, de rargent : Onomkoopbaar. 2.Beproeving (door God gezonden). - judiciaire :Godsoordeel. -- du feu; - de 1' eau bouillante :Vuur-; waterproef. 3. Stemming, 4. Rit (inwedstrijd) m. 5. Examen. -werk. -8 orales :Mondeling examen. 6. Drukproef. Afdruk (- dephotographie) m. Seconde - : Revisie v.

Epris : Verzot. Verliefd. Aangetrokken.Eprouver : 1. De proef nemen met, beproeven.

tprouve : Beproefd. 2. Op de proef stellen (doorGod). 3. Ondervinden; ondergaan. Gevoelen.s'- : Op de proef gesteld worden.

Eprouvette v. : Reageerbuisje. Peilketting m.Proeflepel m.

Epuis' able : Uitputbaar.Epuisement m. : 1. Lediging; uitputting, -pom-ping. 2. Uitputting, opmaking.

Epuiser : 1. Ledigen, uitscheppen. 2. Uitputten;geheel opgebruiken, volledig behandelen (onder-werp). Un livre -d : Een uitverkocht boek. 3.Geheel verzwakken.

Epuisette V. : Hoosvat. Schepnet. Vogelnet.Epurateur m. : Zuiveraar. Zuiveringstoestel.Epuration V. : Zuivering. Veredeling.Epure v. : Tekening; projectietekening.Epurement m. : Zuivering.Epurer : Zuiveren. Veredelen.Equarrir : Vierkant snijden, - beschaven. Villen(dier). (fig.) Mal dquarri : Onbeschaafd, lomp.

Equarrisage m. : Het vierkant hakken. Het villen(paard). Vilderij v.

Equarrissement m. : Het vierkant hakken.Equarrisseur m. : Vilder.Equarrissoir m. : Vildersmes. Slagbeitel m.Equateur m. (spr. -kwa-) : 1. Evenachtslijnv., evenaar m. 2. Ecuador (in Z.-Amerika).

Equation v. (spr. -kwa-) : Vergelijking.Equatorial (spr. -kwa-) : Van de evenaar. Diane-e : .Evenaar. 1 m. : Equatoriaalkijker.

Equerre V. : 1. (Winkel)haak m. D'-, en - :Rechthoekig, haaks. 2. Rechthoekige arm m.Stuk ijzer in de vorm van L of T.

Equestre (spr. -has-) : 1. Der (Rom.) ridders.2. Te paard. Statue - : Ruiterstandbeeld.

Equiangle (spr. -kui-) : Gelijkhoekig.Equicourant : Gelijkstrooms-.Equilateral (spr. -kui-) : Gelijkzijdig. Regelmatig.Equilibre m. : 1. Evenwicht. Tenir r- entredeux personnes : Onpartijdig, neutraal blijven. 2.(fig.) Juiste verhouding.

Equilibrer : In evenwicht brengen, - houden.Un esprit Bien -6 : Een bezadigde geest. 1 s'- :Tegen elk. opwegen.

Equilibriste m. : Kunstenmaker, die voorwer-pen en zichzelf in evenwicht houdt.

Equinoxe.m. : (s t err enk.) Dag- en nachtevening.Equinoxial : Van de dag- en nachtevening. Dime-e : Evenaar. Pays -aux : Landen aan deevenaar.

Equipage m. : Scheepsvolk, bemanning. Legertrosm., -trein m. Reistoerusting, -behoeften en be-dienden. Eigen rijtuig. Kiederen, uitrusting.

Equipe v. : Sleep (schuiten) m. Ploeg v. (Sloep)-bemanning. Elftal (voetbal). Homme d'- : Trein-werkman.

Equipee v. : Malle inval m., onbezonnen daad v.Inval, naidt.

Equipement m. : Bemanning; uitrusting.Equiper : Bemannen, uitrusten, van alles voorzien.

Kleden. Toetakelen.Equitable en -ment : Rechtvaardig. Billijk.Equitation v. (spr. -kui-) : Rijkunst v. Het paard-rijden.

Equite v. : Rechtvaardig-, billijk-, redelijkheid.Equivalence v. : Gelijkwaardigheid.Equivalent : Gelijkwaardig, even groot. 1 m. :

Gelijk bedrag, -e waarde v. Vergoeding. Corres-ponderend woord.

Equivaloir : Gelijke waarde hebben (als). (fig.)Opwegen (tegen).

Equivoque : 1. (fig.) Dubbelzinnig. 2. Verdacht.1 V. : Woordspeling. Dubbelzinnigheid.

Equivoquer : Woordspelingen maken.Erable m. : Esdoorn m. -hout.Erafler : Openrijten, krabben, schrammen.Eraflure v. : Schram v., afschaving. Scheur v.Eraillement m. : Toestand (van 't oog) waarbij't ooglid omgekruld is m. Uitrafeling (stof).Schorheid (stem).

Erailler : 1. Yeux grains : Waarvan 't ooglid om-gekruld is. 2. Uitrafelen. Afschaven, schrammen.Voix -6e : Rauwe, schorre stem.

Eraillure v. : Uitrafeling. Openrijting.Erasme : Erasmus.Ere v. : Aanvangspunt der tijdraening.' Jaartel-ling. Tijdvak, tijd m.

Erection v. : 1. Oprichting (monument). Instel-ling, stichting. Verheffing. 2. 't Stijf worden.

Ereintant : Afmattend.Ereintement m. : Het vermoeien. Uitputting.Het afbreken, - tafkamment.

Ereinter : Afmaken, -beulen, vermoeien. Afbreken,*afkamment. 1 s'- : Zich afbeulen.

Ereinteur m. : Onbarmhartig criticus.Ergastule m. : Slavenkerker (der Romeinen) m.Ergot m. : 1. Spoor (vogelpoot) v. Se lever -,monter -, titre -, se dresser sur ses -s : Opstuiven,trots -, dreigend optreden. 2. Kootgezwel.3. Brand (koren) m.

Ergotage m. : Haarkloverij v., gedisputeer.Ergote : Gespoord. Bid - : Moederkoren.Ergoter : Vitten, haarkloven.Ergoterie v. : Haarkloverij v.Ergoteur m. : Haarklover.Ergotisme m. : Zucht tot haarkloven v.Erieacees v.mv. : Heideachtigen.Erie m. : Le lac - : Het Erie-Meer.Eriger : Oprichten. Instellen, stichten. Verheffen.

1 s'- : Opgericht era. worden. Zich opwerpen ale.Erin v. : L'ile d'-, la verte - : lerland.Erinnye v. : Furie (der Grieken).Ermitage m. : Kluizenaarswoning. Afgelegen plaatsv. - buitentje.

Ermite m. : Kluizenaar, hermiet.Eroder : Wegvreten, afslijpen.Erosion v. : Het wegvreten. Afslijping. (aardk.)Erosie v. Weggebeten plek v.

Erosif : Wegvretend. (aardk.) Eroderend.grotique : Van de liefde.Erotisme m. : Erotische drang m.Errant : Zwervend, dolend. (godsd.) Dwalend.Le Juif - : De wandelende Jood; iem. die nooitthuis is. Peuples -s : Nomadenvolkeren.

Errata m. (me. onverand.) : Lijst van drukfouten v.Erratique : Dwalend. Onregelmatig, afwisselend

Page 188: aardrijkskunde - DBNL

ERRATUM. 172 ESPACEMENT.

(pijn, koorts). Planete -e : Komeet. (a ar dk.)Bloc - : Zwerfblok.

Erratum in. (spr. -tomm; mv. errata) : Aanwijzingvan een font.

Erre v. : 1. Gang m. Alter grand' -, - belle-:Veel vaart hebben. 2. Snelheid, vaart (schip) v.3. Spoor (jacht). (fig.) Suivre -, aller our les -sde qn : In iem. voetstappen treden.

Errements m.mv. : Gewone handelwijze v.Errer : 1. (Rond)zwerven, dwalen. 2. (fig.) Dwalen,zich vergissen.

Erreur v. : 1. Dwaling, vergissing, abuis. Sauf- et omission : Vergissing en weglating voorbe-houden. - typographique:Drukfout v.-judiciaire: Rechterlijke dwaling. Faire - : Zich vergissen.-de caisse: Kasverschil. 2. Dwaling (in 't geloof).-8. populaires : Volksbbgeloof. 3. Les -8 : Deuitspattingen, dwaasheden.

Erron6 : Verkeerd, vats.'Eructation v. : Oprisping.Erueter : Oprispingen hebben.Erudit : Geleerd. -e.Erudition v. : Geleerdheid.Eruptif : (gen e esk.) Met uitslag. (aardk.) Met -,van vulkanische uitbarstingen.

Eruption V. : 1. Uitbarsting. En - : Werkend.2. Uitslag m. 3. Het doorkomen (tand).

Erysipéle m. : Roos (ziekte) v.Es : In de. - lettres : In de letteren.bare : Jesaja (profeet).Esbroufe V. : (p I a t) Overdondering. Faire de1'- : Kouwe drukte maken.

Esbroufer : Overbluffen, -donderen.Escabeau m. : 1. (ook -elle v.) Laag stoeltje, voet-bank v. 2. Laag trapje.

Eseadre V. : (Vloot)afdeling, eskader.Escadrille v. : Eskader van lichte schepen. -van militaire vliegers.

Eseadron m. : Ruiterbende v. Eskadron. (fig.)Schaar v., troep m.

Escalade V. : 1. Bestorming met ladders. 2. In-klimming. 3. Beklimming.

Escalader : 1. Met ladders bestormen en inne-men. 2. Over-, inklimmen. 3. Beklimmen.

Eseale V. : 1. Los-, aanlegplaats v. Faire - aAandoen. 2. Handelsplaats (vooral Levant) v.3. Landingsplaats (vliegtuig). Sans - : Non-stop(vlucht).

Escalier m. : 1. Trap v. - de service : - voor 'tdienstpersoneel. - de secours : Nood-, brandtrap.- &robe : Verborgen -. - circulaire, - tournant,-en (co)limacon, - en escargot, - a vis : Wenteltrap.2. Tonmolen (om water trapsgewijze naar bovente brengen) m.

Escalope v.: Lapje vlees. - de r eau : Kalfsoester m.Esca,motage m. : 't Wegmoffelen. - ontfutselen.Escamoter : Wegmoffelen. Ontfutselen. (f i g.) Nietmaken. Weglaten; inslikken (woord). Wisselen(gevoelige plaat). 15'- : 'm Smeren.

Eseamoteur m. : Zakkenroller. Goochelaar.Escampette V. : Prendre la poudre d'- : Het ha-zenpad kiezen.

Escapade v. : 't Plotseling heengaan om zichte vermaken; buitensporige streek v.

Escape v. : Zuilschacht v.Esearbiile v. : Sintel (van steenkool) m.Esearbot m. : Mestkever m., tor v.Escarboucle v. : Karbonkel (steen) m.Esearcelle v. : Geldtas m., buidel m. (fig.)Fouiller a l'- : In zijn beurs tasten.

Escargot m. : Huisjesslak v. Schroef van Ar-chimedes v.

Escarmouche v. : Schermutseling.Escarmoucher en s'- : Schermutselen, strijden.Escarmoucheur m. ; Schermutselaar.Escarole v. : Andijvie v.Escarps v. : Buitengrachtglooiing. Muurschuintev. I m. : (plat) Gevaarlijke dief.

Escarps : Steil.Esearpement m. : Steile kant m., - belling.Esearper : Steil afsnijden.Esearpin m. : Dansschoen m., verlakte -.Escarpolette v. : Schommel m.Esearre v. : 1. Borst (op wond) v. 2. Winkelhaak m.Escaut m. : Schelde v.Esehyle m. (spr. echile): Eschylus (Grieks dichter).Escient m. : A ton-; mon - : Met uw -; mijn mede-

weten. A bon - : Wetende, waaraan hij zich tehouden heeft, welbewust.

Eselaffer (s') : Uitbarsten (in lachen).Esciandre m. : Schandaal. Faire un - a qn :Iem. in 't openbaar een standje maken.

Eselavage m. : 1. Slavernij v. 2. Afhankelijkheid.3. Juk, dwang m.

Esclavagiste : Voorstander der slavernij.Esclave m. en v. : Slaaf. Slavin. I bv.nw. : Slaafs.Afhankelijk.

Escobar m. : (fig.) Slimme kerel.Escogriffe m. : 1. Slungel. 2. Dief.Escomptable (spr. -contable) : Verdisconteerbaar.Eseompte m. (spr. -conte) : 1. Disconto, kortingwegens betaling v6Or de vervaldag. Taux del'- : Discontovoet. Faire l'- de : Verdiscon-teren. 2. Korting voor contante betaling.

Eseompter (spr. -coral) : 1. Disconteren, onderzekere korting vooruitbetalen. 2. (fig.) Vooruitvoordeel trekkers van; vooruitlopen op. Van tovoren opmaken. Rekenen op.

Eseompteur m. (spr. -conteur) : Hij die in dis-conto neemt, discontant.

Escopette v. : Haakbus v. Wijdmondig vuurroer.Escorts v. : Geleide. Konvooi (schepen). (fig.)Gevolg. Faire - a qn : Iem. begeleiden. -d'honneur : Erewacht.

Escorter : Begeleiden. (fig.) Vergezellen.Eseouade v. : 1. Afdeling ener compagnie, rot.2. Troepje. Ploeg (werklui) v.

Eserime v. : Schermkunst v. Het schermen.Escrimer : Schermen. Redetwisten. I s'- eontre :Strijden tegen. I s'- de : Zich weren met; zichuitsloven.

Eserimeur m. : Schermer.Escroc m. (spr. -krO) : Gauwdief, oplichter.Eseroquer :1. Aftroggelen (iets). 2. Oplichten (iem.).Eseroquerie v. : Zwendelarij v. Oplichterij.Eseroqueur m. : Gauwdief, oplichter.Esculape m. : 1 De god der geneeskunde, _Es-

culapius. 2. (f am.) Dokter, esculaap.Esdras m. (spr. ezdrass) : Ezra (profeet).Esope m. : 1. £sopus (fabeldichter). 2. (f a m.)

Bultenaar.Esoterique : Dat alleen aan ingewijden onder-wezen wordt.

Espace m. : 1. Ruimte v., afstand m. 2. (wij sb.)Het ruim, de onmetelijke ruimte. 3. Tijdruim-te, tijd m. I v. : Spatie (drukkers) v.

Espace : Uit elk. staand. Met grote tussen-ruimten elk. opvolgend.

Espacement m. : Het plaatsen met tussen-ruimten; spati&ing. Tussenruimte v.

Page 189: aardrijkskunde - DBNL

173 ESSUYER.ESPACER.

Espacer : Door een tussenruimte scheiden.s'- : Zich met tussenruimten opstellen. Met

tussenpozen voorkomen.Espadon m. Tweesnijdend slagzwaard. Scherm-sabel v. Zwaardvis m.

Espadrille V. : Ruw linnen schoen met zool vansparto-gras m. Gymnastiekschoen v.

Espagne v. : Spanje.Espagnol : Spaans. I m. : Spanjaard. 't Spaans.Espagnolette V. : Spanjolet v., draairoede v.Espalier m. : Muur met leibomen m. Leiboom m.Espëce v. : 1. Soort v., aard m. De touts - Al-lerlei. 2. Mens van geringe stand. Une pau-vre - (d'homme) Een arme drommel. La belle-I 't Is me een volkje 1 - de . . . : Beroerde. . stomme . . . . 3. (g en e e sk.) Geneeskrach-tig kruid. 4. (handel) Baar geld. En -s son-nantes : In klinkende count. 5. (recht) Geval.Dans : In 't onderhavige geval. Cas d'- :Afzonderlijk (te behandelen) geval. 6. (nat.his t.) Soort. L'- humaine : 't Menselijk geslacht.7. (godsd.) Gedaante (van brood en wijnbij 't avondmaal). Communier sous les deux -s :Het avondmaal in beide gedaanten nuttigen.(fig.) Sous les -s de : In de gedaante van.

Espbrance V. : Hoop v. Cette jeune fille a des -8: Heeft nog geld to wachten. Donner des -s :Wat beloven.

Esperer Hopen (op). - iem. komst. - en :hoop gevestigd hebben op.

Espiegle : Olijk, guitig, schalks. I m. : Schalk,guit, snaak.

Espiklerie V. : Olijk-, schalksheid.Espion m., -ne v. : Spion, verspieder, -ster.Espionnage m. Bespieding. Verspiedingsdienst.Espionner ov.w. : Bespieden. I onov.w. Ale spion

dienen, spionneren.Esplanade v. : 1. Vestingkring m., -rayon. 2.Voorplaats v., -plein.

Espoir m. : Hoop v. Verwachting.Esprit m. : 1. Geest (inblazing) in. Rendre l'- :De geest geven. (taalk.) - rude : Scherpe aan-blazing, spiritus asper m. - doux : Zachte a., spi-ritus lens. 2. Geest (goddelijke ingeving). LeSaint-E- : De Heilige Geest. 3. (Levens)geest (le-vensprincipe). Hart, ziel v. Perdre ses -8; repren-dre ses -s :In zwijm vallen; weer bijkomen. 4.Geest (door distillatie ontstaan). fugitif : Kwik.Des -s : Alcoholische dranken m., spiritualien.

-.1e sel ; de vitriol : Verdund zoutzuur; - zwavelzuur.- de yin : Brandspiritus. 5. Geest (tegenoverlichaam). 6. Geest (wezen zonder lichaam).Spook. Les -s de lumiere, - celestes : De engelen.Les -s des tenebres, - immondes, - impure, - del'abime : De duivelen. Le malin - : De duivel,Satan. - frappeur : Klopgeest. 7. Geest (bronvan besluiten, gevoelens). Gagner l'- de qnZich van iem. wil meester maken. 8. Geest,ziel, karakter. Calmer les -s : De gemoederenbedaren. 9. Geest, verstand. Il a eu le bon - de :Hij is zo verstandig geweest. Avoir juste :Gezond verstand hebben. Geest, denkendwezen. Un - fort : Iem. die ongelovigheid alseen bewijs van verstand beschouwt; vrijdenker.

faible : Zwakhoofd. 11. Geest, geestigheid.Homme gene d'- Geestig. Trait d'- : Geestigezet. Avoir de l'- : Geestig zijn. Avoir l'- del'escalier : Te laat komen met het juiste woord.Faire de l'-, courir apres : Geestig willenzijn. 12. Geest, neiging, aanleg m. Handelwijze v.

- de detail Zin voor kleinigheden. Quitter sapatrie sans - de retour : Zonder 't voornemen tehebben er ooit weer terug te komen. - du siecle :Tijdgeest. [3. Geest verstand om iets te doen,aanleg m. - des affaires, - du commerce : Aanlegom handelsman te worden.

Esprit-de-vin m. : Wijngeest m., spiritus m.Esquif m. : Licht bootje. Hulkje (fate -).Esquimau m., -de v. : Eskimo, -se.Esquinancie v. : Keel-. Amandelontsteking.Esquinter : (yolk) 1. Vermoorden. Afrossen. 2.

Afbeulen.Esquisse v. : Schets v. Ruw ontwerp.Esquisser : Schetsen. Ontwerpen. - un geste :Even een gebaar maken.

Esquiver : Handig ontwijken. s'- : Zich nit devoeten maken.

Essai m. : 1. Proef(neming). (Prendre) : Opde proef (nemen); op zicht. Vol d'- : Proef-vlucht. 2. Het proeven (spijs, drank). 3. (s eheik.)Metaalproef v. - des matieres d'or; - d'argent :Goud- ; zilverkeuring. (fig.) Mettre et : Op deproef stellen. 4. Letterkundige verhandeling,artikel, essay.

Essaim m. (spr. essin) : Bijenzwerm m. Zwerm.Essaimage en -ement m. : Het zwermen. Zwerm-tijd m.

Essaimer : Zwermen, uitvliegen.Essayage m. Het beproeven, (aan)passen.Essayer (z. essal) : Beproeven, proberen, (aan)-passen, toetsen, keuren, proeven. - de qch : letsproberen. I s'- (soms met a of dans) : Zijnkrachten beproeven, aanpakken.

Essayeur m. : Keurder (edele metalen), es-sayeur. Coupeur, die de kleren past.

Essayeuse V. : Coupeuse, die de kleren past.sLevend model..

Essayiste m. : Schrijver van verhandelingen.Essence V. : 1. (wijsb. en godsd.) Het wezen,de natuur v. 2. Het wezen, innerlijke. 3. lout-soort v. 4. Aftreksel m., geest; benzine v.; spi-ritus in. 5. Krachtig extract (vlees).

Essentlel (spr. -gel) : 1. Wat tot het wezenbehoort. 2. Wezenlijk, noodzakelijk. 3. Voor-naamste. 4. Die de beste bestanddelen der stofbevat. m. : 't Voornaamste.

Essentiellement (spr. -siel-) : Wezenlijk, vol-strekt. Bijzonder, in hoge mate.

Esseule : Eenzaam.Essieu m. : (Wagen)as v.Essor m. : 1. Opstijging, vlucht (vogel) v. Pren-dre : Uitvliegen. 2. (fig.) Vrije ontwikke-ling. Donner l'- h : De vrije vlucht laten aan.

Essore r :Laten drogen in de lucht.Essoreuse V. : Droogmaehine v.Essorillement m. : 't Afsnijden der oren.Essoriller : De oren afsnijden van, - aan.Essoufflement m. : Ademloosheid.Essouffler : Buiten adem brengen.Essul m. : Droogplaats v.Essule-glaces m. (my. onver.) : Ruitenwisser.Essuie-main m. (ma. onverand. of - -mains) :

Keukenhanddoek m.Essule-plumes (me. onverand.) : Inktlapje.Essuyage : Het afvegen.Essuyer : 1. Afdrogen, -wissen. (f i g.) - les lames

de qn : Iem. troos ten. (f i g.) les Okra, - les murs:Voor 't eerst een nieuw huis bewonen. 2. Af-vegen, schoonmaken. 3. (fig.) Uit-, doorstaan,verdragen (onaangenaams); lijden. - le premier

Page 190: aardrijkskunde - DBNL

EST. 174 ATAT

feu : De vuurdoop ondergaan; (fig.) de eersteuitbarsting moeten slikken.

Est m. (spr. este) : Oosten. Oostelijk. Ooster-.Estaeade V. : Paalwerk (haven), staketsel.Estatette v. : Renbode.Estafilade V. : Snede (vooral in 't gelaat) v.Estafilader : (f am.) Japen.Estaminet m. : Herberg (waar men rookt) v.Rookkamer v. Pilier d'- Kroegloper.

Estampe v : Doorslag, Stempel m. (Gegraveerde)prent v.

Estamper : Stempelen, afdrukken. Gaten druk-ken in. (yolk) Afzetten.

Estampeur m. : Stempelaar. -werktuig.Estampillage m. : Afstempeling.Estampille v. : Stempel m. -afdruk m., ijk m.Estampiller : Afatempelen.Estarie V. : Ligdagen.Esthètieien m. : Schoonheidskenner.Esthètique v. : Wetenschap der schoonheidsge-waarwordingen v., aesthetica v. 1 bv.nw. :Smaakvol, schoon. Tot de schoonheidsleerbehorend.

Esthonie : Esthiand.Estimable : Achtens-, prijzens-, lofwaardig.Estimateur m. : Schatter.Estimatif : De prijs schattend. Devis-: Schatting.Estimation v. : Schatting, waardebepaling.Estime v. : 1. (Hoog)achting. 2. Goede naamm. Perdu d'- : Van verdachte reputatie. 3.Schatting. (z e e v.) Hoogteberekening, bestek.

Estimer : 1. Schatten, ramen, waarderen.(zeev.) 't Bestek maken. 2. Menen, oordelen.3. (Hoog)achten. - trop bas : Onderschatten.s'- trop : Een te hoge dunk van zich hebben.

Estival : Zomers.Estoc (spr. -ök) : 1. Boomtronk m. 2. Stoot-degen m. Frapper d'- et de taille : Houwen ensteken; (fig.) er op slaan als een done. 3. Ge-slacht, afkomst v.

Estoeade v. : Degenstoot m. Lange stootdegen m.Estomae m. (spr. -ma) : 1. Maag v. Sentir son- dans les talons : Grote honger hebben. (f am.)Cela resie stir Dat is niet te verteren. 2.M.aagstreek v. Borst v. 2. (fig.) Il a de : Hijkan tegen een stootje.

Estomaquer : (fain.) Boos -; verwonderd ma-ken. I s'-:Zich boos maken. - hees schreeuwen.

Estompe v. : Doezelaar. Gedoezelde tekening.Estomper : (Uit)doezelen (ook fig.). 1 s'- : Ver-flauwen, wazig worden.

Estrade V. : Verhevenheid, podium.Estragon m. : Dragon (plant).Estrapade v. : Wipgalg v. -straf v. Sprong (omrulter of te werpen) m.

Estropier : Verminken. (fig.) Schenden. Radbraken(teal).

Estualre m. : Inham m. Wijde riviermond m.Esturgeon m. : Steur (vis)Et : En. Evenals. %Vat! - dire que . . . WattTe moeten zeggen, dat

Stable v. : (Vee)stal m.Stabler : Stallen.Etabil m. : Werktafel v. Werk-, schaafbank v.Etablir ov.w. : 1. Vastmaken, bevestigen: leggen(grondslagen); monteren (machine). 2. Vestigen,in-, oprichten, stichten; plaatsen. 3. (fig.) Vesti-gen, staven. Il est etabli que : Het staat vast dat. -un fait : Een felt vaststellen. 4. (fig.) Instellen,invoeren, aanstellen tot. Le gouvernement etabli

De bestaande regering. 5. (fig.) Opmaken(rekening). Inschrijven. 6. (fig.) Een betrekking-; een echtgenoot verschaffen. 1 s'- Gevestigd -,gelegd worden. Zich vestigen, - neerzetten. Aange-nomen ingevoerd worden. Vaste voet krijgen.Zich plaatsen. Een huishouden opzetten. Totstand komen. Zich laten gelden.

Etablissement m. : 1. Vestiging, oprichting,stichting, aanleg 't Maken. 2. Invoering, instal-ling. Vaststelling. 3. Verzorging; 't verschaffenvan een bestaan, - een echtgenoot Huwelijk.Vestiging (in zaken). Capital d'- : Stamkapi-taal. 4, Opmaking. 5. Inrichting. instelling.

-de bains : Badinrichting. - de credit : Krediet-instelling. 6. Nederzetting (in den vreemde).

Stage m. : I. Verdieping. 2. Rij v (aardk.)Tijdlaag v. Menton a double - : Onderkin. Men-ton a triple - : Dubbele onderkin. 3. Trap in.,graad v., stand m. liens de bas - : Mindere lui.

Etager : Trapsgewijs plaatsen. 1 s'- : oplopen.Étagère v. : Rekje.Etain m. : Tin. Potier d'- : Tinnegieter.Etal m. : Slagersbank v., -winkel m.Etaiage m. : 1. Het uitstallen. Uitstalling. Stal-letje. 2. (fig.) Ten toon spreiding. Faire - de : Tekoop lopen met.

Etalagiste : Straat-, marktkramer. Uitstallendebediende.

Etale : Onbewegelijk, stilstaand. Stilliggend(schip). Gelijkmatig (wind).

Staler : 1. Uitstallen. 2. Uitspreiden, openleg-gen; (boter) smeren op. 3. (fig.) Ten toon sprei-den. Pronken met. 1 s'- : Uitgestald worden,pralen. - sear : Gaan liggen op; languit vallen op.

Etalier m. : Vleesverkoper bij een bass.Etalon m. : 1. Hengst. 2. IJk-, proef-, standaard-maat v., -gewicht. 3. Muntstandaard m. - d'or :Gouden standaard. - boiteux : Hinkendestandaard.

Etalonnage en -nement m. : IJking. ijk m.Etalonner : IJken.Etalonneur in. : IJker.Etamage m. : Het vertinnen. - foelien.Etambot m. : (zeev.) A chtersteven m.Etamer : Vertinnen. Foelig n (spiegel).Etameur : Vertinner.Etamine V. : 1. Buil-, zeefdoek. Faire passer par

Ziften; (fi g.) streng beoordelen. 2. Vlag-gedoek. a. Dun wollen weefsel. 4. Meeldraad m.

Etamine : Met meeldraden.Etaminier m. : Fabrikant van &amine (1, 2 en 3).gtamure V. : Vertinsel. Bladtin.gtan.ehe : Water-, stoom-, luchtdicht.gtanehement m. : Stelping

(dorst).(blood). Leming

Stancher : etelpen. Lessen (dorst).Water-, lucht-, stoomdicht maken.

Etancon m. : Zware schoor m.gtanconner : Stutten, schoren.Etang m. : Vijver Koelkuil m.Etape v. : 1. Nachtkwartier. Pleisterplaats v.,halte v. Prodder par -s : Stap voor stap to werkgaan. 2. Dagmars m. 3. (fig.) Gewichtig punt,rustpunt (in 't leven), mijlpaal v.

Etat m. : 1. (Toe)stand m., staat tre semettre dans sous ses --s : Zeer ongerust zijn; ziehz. o. maken. En - de; hors d'- de : In -; nietin staat om. Rester en - : Blijven zoals ze zijn.Prendre les choses en : De zaken nemen, zo-als ze op 't ogenblik zijn. Remettre qch en - :

Page 191: aardrijkskunde - DBNL

175 1 TOILE.RTATISTE.

Jets weer in oude toestand brengen. Tenir en

- : In gereedheid -; in stand houden. 2. Stand m.Vak, ambt, beroep. Instruit de tout par - : Doorzijn yak van alles op de hoogte. 3. Staat (vanhuishouden, kleding). Tenir un grand - : Opgrote voet leven. 4. Staat, lust v., opgave v.Faire - de : Waarde hechten aan, geven om. 5.Stand (in politiek). T- de la noblesse : DP Adel.L'- du, clerge : De Geestelijkheid. Le tiers - : Dederde stand (de burgers). Les -s : De Staten, -Stenden. 6. Staat, Regeringsvorm m. Toestand(van yolk). En - de guerre : Op voet van oorlog(leger). 7. Staat. land. - tampon : Bufferstaat(neutraal gebied). Homme d'- : Staatsman,politicus.

Etatiste : Voorstander van staatsinmenging.Etat-major m. (ma. -s- -) :1. Staf m. 2. (zeev.)

Etat-major. 3. (fig.) Staf, 'eiders.2tats-Unis m.mv. (spr. etazu-) : Verenigde StatenEtau m. : (Bank)schroef v. Avoir le cceur (serre)comme dans un - : Zeer angstig zijn.

Etayage en -ement m. : Het stutten. Stut-, schoor-balk m.

Etayer : Stutten. schoren. (fig.) Ondersteunen.Et cetera (spr. etcetera) : En zo voort.Ete m. : Zomer m. (fig.) Bloeitijd m. (f am.) Semettre en - : Zomergoed aandoen. Vacancesde fin d'- : Herfstvacantie. - de la Saint-Michel : Nazomer (in October). - de la Saint-Martin : Nazomer (begin November); (fig.)

jeugdig gevoel; laatste sehoonheid.Eteignoir m. : Domper. (fig.) Vijand van voor-nitgang. (fig.) Doofpot m.

Eteindre : 1. (Uit)blussen, uitdoen. - sec phares :„Dimmen" (autolicht). 2. Bedwingen, beteugelen;lessen (dorst); matigen, stillen. 3. Vernietigen.4. Doen verdwijnen. Delgen (schuld); latenvervallen (recht). I s'- : Uitgaan; uitdoven;vervliegen. De glans verliezen (ogen). Langzaamwegsterven (geluid). - afnemen. Zaehtjes sterven.Bedwongen worden enz. (z. 2), verdwijnen. Teniet worden gedaan.

Etendage m. : Drooglijnen v.; -zolder in.Etendard m. : Standaard m. Vaandel. Arborer -,lever l'- de : De vaan planten van.

Etendoir m. : Droogstok in.; -plaats v.Etendre : I. Uitstrekken, -spreiden, -spanners.- qn par terre : lam. neervellen. 2. (fig.) Lan-ger maken (verhaal). 3. Uitrekken, uitslaan.Aanleggen, verdunnen (met water). 4. tritbrei-den, vergroten. Van toepassing verklaren (op).Vue &endue : Ver uitzicht. I s'- : Zich uitstrek-ken; - uitrekken. Zich verbreiden. Uttweiden(over). Duren. Aussi loin que la vue peat - :Zoover de bilk reikt.

Etendue v. : Ultgestrekt-, uitgebreldheid, om-yang m. Duur in., tijd in.

Sterne! : Eeuwig, eeuwigdurend. I m. : L'E- :De Eeuwige Vader.

Eternelle v. : Immortel v., strobloem v.Eternellement : Eeuwig, -durend.Eterniser : Vereeuwigen, eeuwig doen duren.

Op de lange baan schuiven. I s'- : Zich vereeuwi-gen. Onophoudelijk voortduren. - quelque part• Ergens niet weg te slaan zijn.

E.ternitO v. : 1. Eeuwigheid. De toute - : Se-dert onheuglijke tijden. 2. 't Leven hiernamaals.

Eternuement z. eternftment.Eternuer : Niezen.Eterntiment m. : Genies, 't niezen.

Ethter : Knotten (boom). De kop afslaan van.Saule etête : Knotwilg.

Eteuf m. : Kaatsbal m. (fig.) Renvoyer l'- a qn :Tern. de bal terugkaatsen.

Eteule, -ble v. : Stoppels in.Ether in. : 1. De ijlste lueht v. (di ehtk). Hemel-

ruimte v. 2. (n a t k. en scheik ) Ether (gasstof) m.Ether() : 1. Van de hemel. Volite -e : Hemel-gewelf. 2. (fig.) Hemels, (boven t aardse)verheven. 3. Etherachtig.

Ethêriser : Ongevoelig maken door ether. Ethertoevoegen om de groei te versnellen.

Ethêromanie v. : Ziekelijke lust tot bedwel-ming met ether rn.

Ethiopien, -pique : Ethiopi8r, -pisch.Ethique : Van de zedenleer, zedelijk. I v. : Ze-denleer v. ; morale levensovatting.

Ethmoide m. : Zeefbeen (os -).Ethnique : 1. (oud) Heidens. 2. (oud) Mot- : Volksnaam. 3, (th an s) Van een yolk, - rae.

Ethnographe m. : Land- en volkenbeschrijver.Ethnographie v. : Land- en volkenbeschrijving.Ethnographique : Van de land- en volkenbe-schriiving.

Ethnologle V. : Volkenkunde v.Ethnologique : Volkenkundig.Ethnologue in. : Volkenkundige, ethnoloog.Etiage in. : Pail, laagste waterstand in.Etienne m. : Stephanus, Steven.Etinceler : Schitteren, fonkelen.Etincelle v. : Vonk v.Etineellement m. : Schittering, flonkering.Etiolement M. : 1. Het kleurloos (en spichtig)

opgroeien, - worden (plant). 2. Ziekelijke bleekheid.Etioler : 1. Bleak, spichtig doen worden (plant).Bleken (groente). 2. Bleak, zwak doen worden(mans). I s'- : Kwijnen; verbleken.

Etiologie v. : (gene e sk.) Leer - v., onderzoekder ziekteoorzaken.

Etique : Vermagerd, uitgeteerd.Etiqueter (spr. etikte) : Van een etiket voorzien.Etiquette v. : 1. Aangehecht briefje, - strookje,etiket. (oud) Juger sur l'- (du sac) : Zonderonderzoek oordelen. 2. Beleefdheidsvorm in., -be-woording (in brief). Vormen. Hofceremonieel.3. (fig.) Partijleus v.

Etirable : Uitrekbaar.Etirage m. : Het uitrekken, - draadtrekken.Etirer : Uitrekken, draadtrekken. I s'- : ZichUitrekken (arm, been).

Etotfe v. : 1. Materiaal (b.v. drukkerijmateriaal).(fig.) Stof (voor werk, brief) v. 2. Stof, weefsel.Voix qui a de l'- : Voile stem. 3. (fig.) Geschikt-held, aanleg m.

Etoffe : Rulm, vol, rijk, stark.Etoffer : 1. Het aan niets laten ontbreken bij

't maken. 2. Stofferen. 3. Aanvullen. Spannendermaken (verhaal).

Etoile v. : 1. Star v. Faire voir des ----s en pleinmidi, - jour : (Iem.) lets wijsmaken; - een slaggeven ad dat hem de vonken tilt de ogenspatten. 2. Vaste star (- five). - polaire : Pool-star. 3. (schouwb.) Star, voorname toneel-,filmspeler, -speelster, zanger, -es, danger, -es. 4.- filante, - tombante : Vallende, versehietendestar. 5. Levensster, gesternte. 6. Stervormig voor-werp. Bles v., kol (aan kop) v. Vetoogje (op soap).Itidderorde v. Sterretje (drukker). Obtenir les -s :Generaai worden. Monsieur trois -s (verk. :M * * *) : De heer N. N. - de met : Zeester.

Page 192: aardrijkskunde - DBNL

gTOILg . 176 TRILLER.

Et0116 : Met sterren bezaaid. Met stervormigevlekken. Stervormig.

Stoller : Met sterren bezaaien.Etole v. : Stola (brede band met drie kruisen,die de priester omhangt) v. Breed halsbont.

Etonnamment en -nant : Verbazend.Etonnement m. Verwondering, verbazing.Etonner : Verwonderen, verbazen. I s'- : Zichverwonderen.

Etouffant : Verstikkend, zwoel.Stouffe : Verstikt, onderdrukt. Benauwd.Etouffee v. : 't Smoren, - stoven. A : Gesmoord.Etouffement m. Verstikking. Benauwdheid.Stouffer ov.w. : 1. Verstikken, smoren. Doden.2. De adem benemen. 3. Van lucht beroven.Blussen (brand). Inrakelen (vuur). Plante -ante:Verwarmende p. 4. (fig.) Onderdrukken, verstikken, smoren; (fam.) in de doofpot stop-pen (zaak). Mon secret m'etourfe : Brandt mtj opde lippen. 5. (yolk) Kapen, gappen. 6. Opslok-ken. 1 onov.w. : Stikken. On et,ouffe let : Het isbier om te stikken. - de rare:- de rage : Vanlachen -; van woede (bijna) stikken. 1 s'- :Stikken. Elk. verdringen.

Etouffoir m. : Doofpot (ook fig.) m.Etoupe v. : Werk, pluis. Poetskatoen. (fig.) Mettrele fete aux -s : De boel aan de gang -, depoppen aan 't dansen maken.

Etouper : Breeuwen, toestoppen.Etoupille V. : Ontsteker, lont v.Etourderle v. : Onbesuisd-, onbezonnenheid.Etourdi en -ment : 1. Onbesuisd, onbezon-nen. 2. Dulzelig, versuft.

Etourdir : I. Bedwelmen, duizelig maken. 2.'t Hoold vermoeien, overbluffen. 3. Ongevoeligmaken; stillen (honger); verdoven. s'- : Ver-doofd bedwelmd worden_ Zijn pijn, - smart ver-geten. Gevoelloos worden.

Etourdissant (Oorwerdovend. Overstelpend.Bedwelmend.

Etourdissement m. : 1. Verdoving, bedwel-ming; roes m. 2. Verbaasdheid. 8. Dulzeling.

Etourneau m. : 1. Spreeuw m. 2. (fig.) Wild-zang, onbezonnen mens.

Strange en -ment : Vreemd, wonderlijk.Etranger : 1. Vreemd, buitenlands. Ministre

des Alfaires g-êres : Van Buitenlandse Zaken. 2.Vreemd, nlet verwant. 3. Vreemd, onbekend.4. Vreemd, geen deel hebbend aan. Onbekendmet. 1 m. : Vreemdeling. Onbekende. Buitenland.

Etrangetê v. : Vreemd-, zonderlingheid.Etrangle : Verstikt; toegeknepen. Nauw, eng.Etranglement m. : 1. Worging. 2. Toeklem-ming. Vernauwing. 3. (fig.) Het in de doof-pot doen. 4. (beurs) Corner m.

Etrangler ov.w. : 1. Worgen, de keel toesnoe-ren. P. Beklemmen, samenknijpen. 3. (Een on-derwerp) niet geheel uitwerken. (Een zaak) inde doofpot doen. 1 onov.w. : Stikken.

Etrangleur m. : Worger.Etrave v. : (zeev.) Voorsteven m.I. Etre : 1. Zijn, bestaan. N'etait mon pere : Alsmien vader er niet was. Ce temps n'est plus Dietijd is voorbij. Ma mere n'est plus : Is dood. Cela(ne) sera (pas) : Dat zal (niet) gebeuren. Celaest : Dat is to. Nest-ce pas f Niet waar Il estdes hommes qui . . . : Er zijn mensen, die .. .- six, trop, assez : Met z'n zessen, met te veel,tairijk genoeg zijn. 2. (h ulp w.) Zijn. Hebben.Worden. Gaan. Its s'en furent souper Zij gingen

heen om. 3. (met a) Cet homme est a moi : Ismu; geheel toegedaan. Dans une heure, je suis aDOUR : Bunt ge over me beschikken. Sa vie, celime est a moi Behoort mij toe, is van muj. C'estd lui de jouer : Het is zijn beurt om te spelen.Ce n'est pas a vows a le justifier : Het is uw plichtniet hem te rechtvaardigen. Je !us longtempsa me decider : Het duurde lang your ik een be-shift had genomen. C'est a qui se plaindra : Menbeklaagt zich als om strijd. - a qch : Bezig zijnmet sets. Il est au bouillon : Hij gebruikt nietsdan -, is aan 't vleesnat. Ile ne sorat plus a laconversation; - au jeu : Zij volgen 't gesprek -; 'tspel niet meer. Tout est cl la joie : Men gaatop in vreugde. 4. (met de) Zijn van. Af-komstig zijn van. Deelnemen aan. Behoren tot.C'est Bien de lui : Dat is echt lets van hem. Itn'est que de savoir se faire : Het voornaamste iste kunnen zwijgen. I1 ne sera pas des nOtres:Hij zal niet bij ons komen. 5. (met y) Vous yites : Gij hebt 't geraden, ge zijt er achter. Celay est : Da's klaar. Je n'y suis pour rien : Ik hebdaartoe niet medegewerkt. Pendant que j'y suis

: Nu ik het toch daarover heb. 6. (met en)Voila ofe fen Buis : Zover hen 1k; zover is 'tmet mij gekomen; daarmee ben ik bezig. Et itn'en fut que Bela : En daarbij bled he}. J'en suispour ma peine : Mijn moeite is vergeefs ge-weest. Il en est : Hij doet Knee. J'en suis encore ademander mon conge : Ik vruag nog maar altijd ommijn verlof. Il en est des (pour lea) bites comaedes (pour les) hommes : Het gaat met de dierenevenals met de mensen. Il n'en fut rien : Daarwas niets van aan; daar gebeurde niets van.Je votes dirai ce qu'il en est : Ik zal u zeggenwat er van de zaak is. Un roi nuaheureux s'il entut Zo er oolt een ongelukkig koning is ge-weest, dan was hkj 't. On n'en eRt plus 4 compterses malheurs : Zijn ongelukken zijn niet meer tetellen. 7. (toestand, aard) Zijn, liggen, staan. -en grace : In de gunst staan. Cela n'est pas pourl'y engager : Dat is niet geschikt om hem daartoeover te halen. Combien Bette poire 1 C'est deux sous• Hoeveel kost die peer? Die kost een cent.

II. Etre m. 1. Het bestaan. 2. Het wezen, de wer-kelijkheld. 8. Wezen. L' As- Supreme : 't Opper-wezen. 4. z. etres.

Eh** : Vernauwen.Etreetssement m. : Vernauwing, inkrimping.Etreindre : I. Vast-, samenbinden. 2. (fig.) Om-vatten, drukken. s'- : Elk. omarmen.

Etreinte v. : 1. Aanhaling, samendrukking. Om-arming. 2. Dwang m., druk in.

Etrenne v. : 1. (vooral m y.) Nieuwsjaars- enKerstgeschenk, -fool v. 2. Handglft, -geld (eersteverdienste). 3. Eerste gebruik. Avoir d'unschose : Een ding 't eerst gebrulken.

Etrenner o v.w. : 1. Een (nieuwjaars)geschenkgeven aan. 2. Handglft geven aan. 3. Vooreerst gebruiken. 1 onov.w. : Handglft krijgen,voor 't eerst lets verkopen.

Etres m.mv. Verdeling en inrichting, lokalitelten.Etrier m. : 1. Stijgbeugel rn. (fig.) Avoir le pied a1'- : Op weg zijn om fortuin te maken. (fig.)Tenir a qn : Iem. een handle helpen. A franc

: Met fosse teugel. 2. Rijkous (bas v. Le-deren band (leidekker) m. 3. Beugel m., klamp m.

SIAM v: RoskamEtriller : Roskammen. (fam.) Afrossen. (fig.)

Afzetten, beetnemen.

Page 193: aardrijkskunde - DBNL

ETRIPER. 177 iVNEMENT.

Etriper : De ingewanden halen uit. Uitrafelen (touw).Etrique : Smal (lijf). Benepen. Zonder zwier.Etriquer : Versmallen (hout). (fig.) Te nauw -,te smal maken.

Etrivilve V. : 1. Sttjgbeugelriem m. 2. Gesel-riem. Donner les -s a qn : Iem. met een riemranselen; (fig.) - smadelijk behandelen.

Streit : 1. Nauw, smal, eng. Bekrompen. 2.Nauw, -sluitend. (f I g.) -gezet (geweten); innig(band, vriendschap). Streng, scherp, strikt (re-gel). 3. A 1'- : In een beperkte ruimte. In 'tnauw. Bekrompen, in (geld)verlegenheid. Btreloge 4 : Klein behuisd zijn.

Etroitement : 1. In een beperkte ruimte. 2. (z. etroit)Nauw. Innig. Streng, precies. Vast (omarmen).

Etroitesse v. : Eng-, nauw-, smal-. (fig.) Be-krompen-, kleingeestigheid.

Etrusque : Etruskisch. Etrusker.Etude v. : 1. Studie v., oefening. Het leren, be-studeren. 2. IJverige beoefening, - onderzoek.Voorbereiding. Mettre une question a Eenvraagstuk voorbereiden en inleiden. Comited'- Commissie van voorbereiding. Mettreune pike a : Een toneelstuk in studie doennemen. 3. (v o or al m v.) Onderwijs, studie. Faireses -s Studeren. Certificat d'-- Bewijs van lof-felijk ontslag (bij 't L.0.); - van eindexamen. 4.Studiezaal v., schoolvertrek. Tijd voor huiswerkm. Maitre d'- : Surveillant. 5. Overdenking,ijver, streven. C'est td toute son - : Daarop zijn alzijn gedachten gericht. 6. Gekunsteld-, gemaakt-held. 7. Notaris-, advocatenkantoor; -praktijk v.

Etudiant m., -e v. : Student. Vrouwelijk -.Etudie : 1. Bestudeerd (mens). 2. Gemaakt,geveinsd 3. Doorwrocht. Wel overwogen.

Etudier ov.w. 1. Be-, (in)studeren. Leren (lee).2. Nauwkeurig nagaan. Verkennen (terrein).3. Zorgvuldig voorbereiden; - uitvoeren. onov.w.Studeren. 15'- Zich zelven leren kennen(- soi-mime). Bestudeerd worden. s'- h : Zichtoeleggen op, zijn best doen om.

Etui m. : 1. Koker doos v., foedraal, hoes(racket). Passerdoos (- de mathematiques).2. (fig.) Omhulsel.

Etuve v. : 1. Bad-, zweetstoof v., zweetbad. -a desinfection Ontsmettingsoven m. - humide :Zweetbad. 2. Droogkamer v., -oven.

atuvee v. : Het stoven. (0p)stoofsel.Etuvement m. : 't .Betten (wond).Etuver : Stoven. In de droogoven zetten. Betten(wond). Uitstomen (- a la vapeur).

Etymologie v. : (Woord)afleiding, -leidkunde v.Etymologique : Van de woordafleiding.Etymologiquement : Overeenkomstig de afleiding.Etymologiste : Woordafleidkundige, etymoloog.Eucharistie v. (spr. -ka-) : (Kath.) H. Sacra-ment des Altaars. Hustle v.

Eueharistique (spr. -ka-) : Van at Sacrament.Eugene : (n a a ni) Eugenius.Eugenie : (naam) Eugenia.Eugenique V. : Rasverbetering.Euh : 1. Nu, nu! Ja 1 Oa ca . . .? -1 Nu 't gaatwel. -, - zo! 2. (kuchend) Uche, oche.

Eumenide v. : Furie, helse godheid.Eunuque m. Gesnedene, eunuch, haremwachter.Euphemique Verbloemend, euphemistisch.Euphemisme m. : Verbloemende uitdrukking.Euphonie v. : Welluidendheid, schone klank m.Euphonique : Voor welluidendheid gebruikt.Euphorbe v. : (plantk.) Wolfsmelk v.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek.

Eurasien : Indo-Europees , halfbloed.Europe v : Europa.Europeaniser : Europees maken.European bv.nw. en m. : Europees. -peaan.Eurythmie v. : Juiste en schone evenredig-held, schoonheid der verhoudingen.

Eustache m. 1. (n a am) Eustachius. 2. Zakmesmet houten heft. 3. Eustachische buis v.

Eux z. II.Evacuant en -cuatif bv.nw. en m. : Ontlastend

(middel)Evacuation V. : Lozing, outlasting (orgaan).(r e c ht)Afdoening (zaken). Ontruiming (mensen). Van't front wegzenden (gewonden).

Evaeue m. : Soldaat, om gezondheidsredenen,van het front weggezonden.

Evacuer : Lozen, ontlasten. Gezamelijk over-brengen, - verplaatsen. Van het front wegzenden.Ontruimen.

Evader (s') Ontvluchten, -snappen.Evaluable Schat-, begrootbaar.Evaluation V. : Schatting, begroting, aanslag m.Evaluer : Schatten, begroten.Evangeliaire m. : (Kath.) Boek met misteksten.Evangelique : Van 't Evangelie. Protestants.Ministre - : Predikant.

Evangeliquement : Op evangelische wijze.Evangelisation v. : Evangelieprediking.Evangeliser : Het Evangelie prediken aan.Evangëlisme m. Evangelische leer v.Evangeliste m. : Schrijver van een Evangelie.Prediker, evangelisator.

Evangile m. : 1. Evangelie (Jezus' blijde bood-schap). 2. Evangelie(boek). Het Nieuwe Testa-ment. Ce qu'il dit nest pas parole d'- Hij kan't wel mis hebben. COM de : Linkerzijdevan 't altaar. 3. Bijbelverhaal.

Evanouir (s') : Geheel verdwijnen, te niet gaan.In zwijm Faire - : De bodem inslaan.

Evanouissement m.: Verdwijning; 't in rook op-

Evaporable (hoop). Bezwijrning, flauwte v.

Evaporable : (natk.) Verdampbaar.Evaporateur m. : Droogoven m.Evaporation v. : Verdamping. Uitwaseming. (f ig.)- (d'esprit) : Lichtzinnigheid.

Evapore : Waft, onbestendig.Evaporer : (Laten) verdampen, in stoom drogen.

s'- Verdampen. (fig.) Vervliegen, te nietgaan, opgaan (in).

Evase : Wijd openstaand, trechtervormig.Evasement m. : Het verwijden. Verwijding.Evaser : Wijd -, breed maken. I s'- : Wijd uitlopen.Evasif : Ontwijkend.Evasion v. : 1. Ontvluchting. - de capitaux :Kapitaalsvlucht. 2. (fig. ; nieuw) Vlucht uit dewerkelijkheid; - voor zichzelf. 3. Uitvlucht v.

Evasivement : Ontwijkend.Evasure v. : Wijde opening.Eve v. : Eva.Evéche m. : Bisdom. Bisschoppelijke waardig-held. - paleis. Bisschopszetel m.

Even m. : (fig.) Wakkerheid. Waarschuwing omwakker te zijn. Donner l'- a : Een weak geven.Tenir en - Opmerkzaam laten blijven.

Eveille : Wakker. (fig.) Schrander. Opgeruimd,levendig.

Eveiller : 1. Wekken, wakker maken. Trekken(aandacht). 2. (fig.) Aanzetten, -wakkeren. 3.Opvrolijken. s'- : Wakker worden.

Evenement m. : Uitslag m., afloop m., uitkomst v.12

Page 194: aardrijkskunde - DBNL

VENT. 178 EXCEPTIONNEL.

Gebeurtenis. Verschijnsel. Faire - : Opzien baren.A tout - : Voor alle gebeurtelijkheden.

Event m. : 1. 't Blootstellen aan (frisse) lucht.Téte a l'- : Lichtzinnig mens. 2. Muffig-, ver-schaaldheid. 3. Spuitgat (walvis). Luchtgat(gietvorm).

Eventail m. : Waaier. Luchtbewegingstoestel.Scherm. En - : Waaiervormig.

Eventaillier, -iste m. : Waaiermaker, -schilderEventaire m. : Mars v., vlak draagstalletje.Event() : Gelucht. Verschaald. Bedorven. Licht-

zinnig, wuft. Tochtig.Eventer : 1. Luchten, aan de lucht blootstel-len ; lucht, toewaaien (met waaier); omzetten(koren). 2. - urge ?niche : Een loot doen uitgaan.(fig.) - la meche : Lont ruiken. 3. (fig.) Nutte-loos maken, verijdelen. Ontdekken. 4. (fig.)Lichtzinnig maken. 5. (Be)ruiken, in de neuskrijgen. I s'- : Zich koelte toewaaien. Verschalen.Verijdeld -, ontdekt worden.

Eventrer : De bulk openscheuren, - stukmaken.Opensteken, -scheuren.

Eventualite V. : Gebeurlijkheid, mogelijk geval.Eventuel : Mogelijk, gebeurlijk. Le traitement -of l'- : De emolumenten.

Eventuellement : In een gebeurlijk geval, even-tueel, mogelijkerwijze.

Eveque m. : Bisschop.Evertuer (s') : Zich afsloven.Evidage en -ement m. : Het uithollen, - uit-snijden, - afronden.

Evidemment : Klaarblijkelijk, duidelijk, zeker.Evidence v. : 1. Zichtbaarheid. Mettre en - :In 't licht stellen; doen uitkomen. 2. Klaar-blijkelijk-, duidelijkheid, zekerheid. Demontrer1.- : Iets bewijzen, dat leder weet of begrijpt.Se rendre a l' - : Zich gewonnen geven. Serefuser d 1'- : Ontkennen tegen beter weten in.

Evident : Klaarblijkelijk, duidelijk, zonneklaar.wider : Uithollen, -snijden, afronden.Evidoir m. : Holboor v.Eyler m. : Gootsteen m. Stenen goot v.Evineement m. : Verdringing.Evincer : (recht) Van zijn eigendom ontzetten.

Verdringen; afschepen; afwijzen (candidaat).Evitable : Vermijdbaar.Evitement m. : Uitwijking. (dare d'- : Rangeer-,wisselstation. Voie d'--- : Zijlijn.

Eviter ov.w. : 1. (Ver)mijden, ontwijken. 2. -qch d qn : lem. lets besparen. I onov.w. : Vermij-

den. Uit de weg gaan. Zwaaien (schip).Evocateur : Dat voor de geest terugroept, volherinneringen.

Evocation V. : 1. Bezwering (geest, duivel), op-roeping. 2. Herinnering (vergeten zaak). 8.Verwijzing naar een ander rechtscollege.

Evoluer : Draaien, zwenken. Manoeuvreren. (fig.)Verschillende ontwikkelingsvormen doorlopen;zich ontwikkelen.

Evolution v. : 1. Draaiing, zwenking. Beweging.2. Achtereenvolgende aanneming van verschil-lende ontwikkelingsvormen, evolutie v. Ontwik-kelingsgeschiedenis. Verloop (ziekte).

Evoquer : 1. Oproepen. bezweren (geest). 2.Weer voor de geest terugroepen. (recht) Naareen ander rechtscollege verwijzen.

Evulsif : Dat uittrekt, - uitrukt.Evulsion V. : Uittrekking. -rukking.Ex voorv. : Vroegere, voormallge, oud-.Exacerbe : Verbitterd.

Exact (spr. egzakte) en -ement : 1. (mens)Nauwgezet, stipt. 2. (z a ak) Nauwkeurig, (vol-komen) joist, precies. Strikt. 3. Streng.

Exaeteur m. ! Knevelaar, uitzuiger.Exaction V. : Knevelarij v., afpersing.Exactitude v. : Nauwgezet-, stipt-. Nauwkeu-rig-, juistheld.

Exagerateur m. : Overdrijver.Exageration v. : Overdrijving, overdrevenheid.Exagere en -ment : Overdreven.Exagerer : Overdriven, -schatten. S'- qch : Zichte veel van lets voorstellen.

Exaltation v. : Verheffing (vooral pans). Ver-heffing. -heerlijking. Geestdrift v.

Exalte bv.nw. en m. : Overspannen (mens).Exalter : Verheffen, verheerlijken. Vervoeren, -ruk-ken; -hogen (gevoel). Overspannen, prikkelen.

Examen m. (spr. egzamin) : 1. Nauwkeurig on-derzoek. - de conscience : Zelfonderzoek. A 1' -:Bij nailer inzien. 2. Examen. - de sortie :Eind-. 3. (r e c ht) Verhoor.

Examinateur m. : Onderzoeker. Examinator.Examiner : Nauwkeurig onderzoeken, - onder-vragen. Examineren. Bekijken.

Exarchat m. (spr. -ka) : Waardigheid -, ambt vanexarch (z. exarque).

Exarque m. : 1. Provinciaal gouverneur derGriekse keizers. 2. Afgevaardigde van denpatriarch van Constantinopel.

Exasperant : Ergerlijk, die iem. woest maakt.Exasperation v. : (geneesk.) Hevigste stadium.Hevige verbittering.

Exaspere : Verbitterd.Exasperer : fgeneesk.) Tot 't toppunt doen stijgen.Verbitteren. I S'- : Wanhopig -. Erger worden.

Exaucement m. : Verhoring, inwilliging.Exaucer : Verhoren, inwilligen.Excavateur m. : Graafmachine v.Excavation V. : Het uitgraven. Uitholling, groeveExeaver : Uitgraven, -hollen. [v., gat.Excedant : Overschietend. Afmattend, lastig.Exeedent m. : Overschot; -wicht. Batig slot.

-de depenses : Tekort.Exceder : Overschrijden, te boven gaan. Uitstekenboven. Overladen, -stelpen. Lastig vallen. Ver-moeien.

Exeellemment : Uitstekend, voortreffelijk.Excellence v. : 1. Voortreffelijkheid. Lekkeresmaak m. 2. Hoge mate v. Par - : Bij uitstek.3. Excellentie (Mel) v.

Excellent : Uitstekend, voortreffelijk. Heel lek-ker. Doorluchtig. - homme : Best mens.

Exeellentissime : Zeer uitnemend. (f am.) Best.Exeeller : Uitstekend -, voortreflijk zijn. Uit-munten (in). Uitblinken.

Exeentrieite v. : Uitmiddelpuntigheid. Afstandtot het middelpunt m. (fig.) Grilligheid.

Exeentrique : 1. Uitmiddelpuntig. Van 't mid-delpunt verwijderd. Quartier - : Afgelegen -,buitenwijk. 2. (fig.) Ongemeen, zonderling.m. : Zonderling. Excentriek (schljf, die een draat-ende beweging omzet in een heen-en-weer-gaande). Excentriquement bw.

Excepts vz. : Uitgezonderd, behalve. - que : Be-halve dat. I bw. : Uitgezonderd.

Excepter : Uitzonderen, -sluiten.Exception v. : 1. Uitzondering. A l'- de : Met uit-

zondering van. 2. (recht) Tegenwerping, verzet.Exceptionnel : Buitengewoon. Die een uitzon-dering bevat, - opwerpt.

Page 195: aardrijkskunde - DBNL

179 EXHALER,.EXCEPTIONNELLEMENT.

Exeeptionnellement : Bij uitzondering. Bui-tengewoon.

Execs m. : 1. Overmaat v. Overschot (attrek-king). En - : Vooruitspringend. 2. Overdaad v.,buitensporigheid. (Jusqu') a l'- : Bovenmatig,uitermate. En - : Te veel, in overmaat. - deponvoir : Machtsoverschrijding. - de table : Over-dadig tafelgenot. 3. Buitensporigheid, uitspat;ting, geweldenarij.

Exeessif en -ivement : Overdadig, -matig.Exciper : - de : Zich beroepen op.Exeiser : (h e elk.) Uitsnij den.Excision v. : (h e elk.) Uitsnijding.Excitabilite v. : PrikkelbaarheidExcitable : Prikkelbaar.Excitant : 1. (ook m.) Opwekkend, prikkelend(middel). (fig.) Prikkel m. 2. Prikkelend, harts-tocht opwekkend.

Exeitateur m. : Aanzetter. (fig.) Prikkel m.Ontlaadtang v., ontlader (electriciteit).

Excitation v. : Aansporing. Prikkeling. Opge-wondenheid. Opruiing, aanhitsing.

Exciter : 1. Ver-, opwekken, prikkelen. 2. Aanzetten,-moedigen. Avoir lee nerfs excites : Sterk geprik-kelde zenuwen hebben. 3. Heviger doen worden.I s'- Zich opwinden. Zijn moed verzamelen.

Exelamatif : (taalk.) Die een uitroep aan-duidt, - uitdrukt. Point .- : Uitroepteken.

Exclamation v. : Uitroep m. Point d'- : Uit-roepteken.

Exelamer (s') : Ultroepen.Exelure : Uitsluiten. Verwijderen (leerling).Exclusif : Uitsluitend. Bijzonder (smaak, aard).Eenzijdig. - de : Onverenigbaar met.

Exclusion v. : Uit-, buitensluiting, wering. Ver-wijdering (leerling). A l'- de : Met uitsluiting van.

Exelusivement : Uitsluitend. Jusqu'd . . . - :. . . niet inbegrepen.

Excommunication v. : (K a th.) (Kerk)ban m.Excommunie m. : Hij, die in de kerkban is.Excommunier : In de kerkban doen.Excoriation v. : Ontvelling.Exeorier : Ontvellen, de huid wegnemen van.Excrement m. : Uitscheiding, -werpsel. (fig.)Schuim, uitvaagsel.

Excreter : Uitscheiden, -werpen.Exereteur : Uitscheidend.Excretion v. : Uit-, afscheiding.Exeretoire : Uitscheidend.Exeroissance : v. : Uitwas. Knoest m.Excursion V. : Uitstapje, tochtje. Inval m., stroop-tocht in. Uitbreiding.

Exeursionner : Een tochtje maken.Exeursionniste m. : Pleizierreiziger.Excusable : Vergeeflijk, verschoonbaar.Excuse v. : 1. Verontschuldiging, verschoning.

(yolk) Faites - : Neem me niet kwalijk (maarge vergist u). 2. (recht) Wettige verontschnl-diging (om vrijgesteld te worden).

Excuser : 1. Verontschuldigen, verschonen. 2.Vrijstellen van. 3. Vergeven, niet kwalijk ne-men. Excuzes du peu : Vergeef me, dat 't zo wei-nig is ; dat is geen kleinigheid! I s'-- : Zich ver-ontschuldigen. Vergeven worden. Qui s'excuse,s'accuee : Wie zich ongevraagd verontschuldigt,bekent schuld.

Exeat m. (8pr. egzeate; my. onverand.) : Permis-siebillet (om niet school te gaan). Bewijs vanontslag (ziekenhuis). (muz.) Naspel.

Execrable en -ment : Afschuwelijk, verfoeilijk.

Execration v. : Verwensing (bij Pen eed).Afschuw m., afgrijzen. Voorwerp van afgrijzeu,gruwel m. Avoir en - : Verfoeien.

Ers.crer : Veratschuwen, -foeien.Executable : Uitvoerbaar.Executant m. : Uitvoerende (in orkest).Executer : 1. Uit-, votvoeren, volbrengen Ma-ken. Uitvoeren (muziek). Opvoeren (stuk). 2.Voltrekken (vonnls). - un ddMteur : De goede-ren van een schuldenaar gerechtelijk doen ver-kopen. - qn : (h an del) Iem. noodzaken zijnverplichtingen na te komen en hem alle schadelaten dragen; (fig.) - onmogelijk maken. 3. Terflood brengen. I s'- : Uitgevoerd worden. Zijnvederen verkopen (z. 2). (fig.) Door dezure appel bijten. Opdokken.

Executeur m. : 1. Uit-, volvoerder. - testamen-taire: Boedelberedderaar. 2. - (des kautes oeuvres): Scherprechter.

Executif bv.nw. en m. : Uitvoerende (macht v.).Execution v. : 1. Uit-, volvoering, nakoming.Het maken. Uit-, opvoering. Mettre a - : Tenuitvoer brengen. Homme d'- : Voortvarend. En- de : Om nit te voeren, krachtens. 2. Vol-trekking. Gerechtelijke verkoop m. Uitsluiting(beurs). Plundering. Terechtstelling (- capitals).

Executoire : (recht) Uitvoer-, invorderbaar.Un (titre) - : Een gerechtelijke volmacht ombetaling van kosten te eisen v.

Exigese v. : Tekstverklaring.Exegete m. : (Blibeptekstverklaarder.Exegetique : Van de tekstuitlegging.Exemplaire : Voorbeeldig. Ala voorbeeld die-nend. 1 m. : Exemplaar. Voorbeeld. Exemplaire-ment bw.

Exemple m. : 1. Voorbeeld. Faire un - de, faire8ervir d'- : Ten voorbeeld stellen. A l'- de : Innavolging van. Par - (z. 3) : Bij voorbeeld. 2.Schrijfvoorbeeld. 3. (fig.) Par - : Verbeeld je Inatuurlijk, waarlijk. waarachtig; daarentegen;dat kun je zo denken! nu nog mooier I dat iswaar; nota bene, vergeet niet; zeg eens!

Exempt (spr. egzan) : Ontheven, vrijgesteld. 1m. : (gesch.) Onderofficier van de wacht (be-last met inhechtenisnemingen).

Exempter (spr. egzante) : Vrijstellen, ontheffen.Exemption v. (Rpr. egzanpsion) : Vrijstelling,ontheffing.

Exercer ov.w. : 1. Oefenen, africhten. 2. Op deproef stellen. 3. Uitoetenen, doen plegen; be-wijzen (gastvrijheid). Uitoefenen, drijven, waar-nemen, bekleden. Exercant : Actief dienend. Ionov.w. : Zijn ambt uitoefenen, praktiseren.I s'- a : Zich oefenen in.

Exercise m. : 1. Oefening. Lichaamsbeweging.Faire l'- : Exerceren. Prendre de l'- : Be-weging nemen. -s spirituels : Geestelijke oefe-ningen. 2. Op de proef stelling. 3. Uitoefening(recht, macht). En - : In functie. 4. Dienst-,boekjaar. L'- (de) 1913 : De dienst 1913. 5. Uit-oefening, bekleding, bediening (ambt, yak).Uitoefening (godsdienst). Entrer en - : Zijn ambtaanvaarden. 6. Godsdienstoefening.

Exergue m. : Afsnede (wat onder de kop is, opmunt) v. Ruimte daarvoor v. Inschrift.

Exhalaison v. : Uitdamping, -waseming.Exhalant : Dat de ultwaseming bewerkt.Exhalation v. : Uitdamping, -waseming.Exhaler : Uitdampen, -wasemen. -ademen. (fig.)Lucht geven aan, uiten. I V-- : Opstijgen uit

Page 196: aardrijkskunde - DBNL

180 EXPLICATION.EXHAUSSEMENT.

(damp). Uitgeademd worden. In damp vervliegen.(f i g.) Zijn hart luchten.

Exhaussement m. : Ver-, ophoging.Exhausser : Ver-, ophogen. I s'— : Hoger worden.Exhaustion v. : 1. Uitpomping. 2. Uitputting(van alle gevallen).

Exheredation v. : (recht) Onterving.Exhereder : Onterven.Exhiber : e c h t) Vertonen, overleggen. Ten toonspreiden. Laten zien.

Exhibition v. : (recht) Overlegging, vertoon.Ten toon spreiding, to pronk stelling. (nie uw)Vliegdemonstratie.

Exhilarant : (grail) Lachwekkend. Lach-.Exhortation v. : Vermaning, aansporing.Exhorter : Vermanen, aansporen.Exhumation V. : Wederopgraving.Exhumer : Weder opgraven. (fig.) Weer aande dag brengen.

Exigeant : Veeleisend.Exigence v. : Eis m., vordering. Veeleisendheid.Exiger : Eisen, vorderen. Vereisen, noodzakelijk

maken.Exigibilitê v. : Invorderbaarheid. —8 : Invorder-bare sommen v.

Exigible : Invorderbaar. Opeisbaar.Exigu : Bekrompen, eng, beperkt; ineengedron-gen, kort, klein, gering.

Exiguite v. : Bekrompen-, eng-, beperkt-; ineen-gedrongen-, kort-, klein-, geringheid.

Exil m. (spr. -ik) : Ballingschap, verbanning. Terred'— : Vreemde grond.

Exile m. : Banneling.Exiler : (Ver)bannen. Ver wegzenden. I s'—Vrijwillig in ballingschap gaan.

Existence v. : Bestaan. Aanzijn. Aanwezigevoorraad m. Leven.

Exister : Bestaan. Leven. Voorhanden zijn. — parsoi-meme : Onafhankelijk zijn.

Ex-libris m. (or. -iss) : Opschrift. Boekmerk.Exode v. (so ms m.) : Exodus (tweede boekvan Mozes) m. I m. : 1. (f i g.) Uittocht m. — decapitaux Kapitaalvlucht. 2. (f i g.) Slot, ontkno-ping (Grieks treurspel).

Exoneration v. : Vrijstelling, ontheffing.Exonerer Vrijstellen, - van invoerrechten. Ver-goeden. S'— de : Zich kwijten van.

Exorable : Vermurwbaar.Exorbitamment en -Rant : Overdreven, on-

matig, buitensporig.Exorciser : (g o d s d.) Bannen (duivel); bezweren(bezetene). (fig.) Dringend vermanen.

Exoreisme m. : Duivelbanning.Exorcists m. : Duivelbanner.Exorde m. : Aanhef (rede) m.Exotérique : Die in 't openbaar geschiedt, voor't publiek bestemd.

Exotique : Vreemd, uitheems.Exotisme m. : Uitheemse aard m.Expansibilite v. : Uitzetbaarheid.Expansible : Uitzetbaar.Expansif : 1. Die zich wil uitzetten. 2. (fig.)Openhartig. Etre tres — : Van zijn hart geenmoordkuil maken. Etre peu : Zich weinig uiten.

Expansion v. : Uitzetting. Vergroting. (fig.)Openhartig-, vrijmoedigheid. Verbreiding (leer).Uitbreiding (land).

Expansivite V. : Uitzetbaar-. Openhartigheid.Expatriation v. : Verdrijving uit 't vaderland.

Verbanning. (Land)verhuizing. Uitzending.

Expatrier : Uit 't vaderland verdrijven. Ver-bannen. 1 s'— : Uitwijken.

Expectant : Afwachtend. Mede,cine —e : Genees-kunde die de natuur laat werken.

Expeetatif : Hoop gevend, vol verwachting.Expectation V. : Verwachting.Expectative v. : Vocruitzicht, afwachting. Avoiren — 't Vooruitzicht hebben op. Etre dans l'-• Een afwachtende houding aannemen.

Expectorant bv.nw. en m. (geneesk.) Slijm-losmakend (middel).

Expectoration v. : 1. 1 Opgeven (slum). 2. (fig.)'t Uitflappen; uitbraken.

Expectorer : (gene esk.) Opgeven (fluim). (fig.)Uitflappen; uitbraken.

Expedient : Van pas, geschikt. m. : Uitweg m.,help-, redmiddel. Onoorbaar middel. Vivre d'—s :Bestaan van allerlei (minder eervolle) middelen.Etre reduit aux —s : Lelijk in de klem zitten.

Expedier : Spoedig voorthelpen; - afschepen. Naarde andere wereld zenden. In 't ongeluk storten.Snel afmaken. Afdoen (zaak). Een afschrift ma-ken van. Af-, ver-, toezenden.

Expediteur m. Afzender. Goederenvervoer-ondernemer.

Expeditif : Doortastend, voortvarend. Afdoend.Expedition v. : Afdoening, uitvoering. Afschrift.Ver-, of-, toezending, vervoer. Onderneming.Onderzoekingstocht m., ontdekkingsreis v. Horn-me d'— : Voortvarend man.

Expeditionnaire : Die afschriften maakt. Dieaan een expeditie deelneemt. I m. : Verzender,expediteur. Maker van afschriften, bladschrijver.

Expeditivement : Voortvarend.Expeditrice V. : Afzendster.Experience v. : 1. Ondervinding, ervaring.Faire de : Leren kennen. 2. Verstand (vaniets). 8. Proef v., -neming.

Experimental en, —ement : Proefondervindelijk.Experimentateur m. : Proefnemer.Experimentation v. Proef v., -neming.Experiment() : Bedreven, ervaren. Beproefd

(middel).Experimenter : Beproeven, nagaan. Proefennemen (met). Ervaren, ondervinden.

Expert : Ervaren, deskundig. m. : Deskundige.— en ecritures : Schriftkundige. — comptable :Accountant.

Expertise v. Schatting onderzoek door des-kundigen. Prix d'— : Taxatieprijs.

Expertiser ov.w. Aan een deskundig onder-zoek onderwerpen. I onov.w. : Een d. o. in-stellen.

Expiateur z. -atoire.Expiation v. : Boete(doening), verzoening.Expiatoire : Verzoenend, dat genoegdoening geeft.Expier : Boeten your.Expirant : Zieltogend; wegstervend (stem); ver-flauwend (licht); aflopend (contract).

Expirateur m. : Uitademingsspier v.Expiration V. : 1. Uitademing. -blazing (blaas-balg). 2. (fig.) Afloop m., vervaltijd m.

Expirer ov.w. : Uitblazen, -ademen. I onov.w. :1. De geest geven, sterven. 2. Te niet gaan,wegsterven; uitgaan. 8. Aflopen, vervallen.

Expletif bv.nw. en m. : Aanvullend (woord).Explicable : Verklaar-, uitlegbaar.Explicateur m. : Verklaarder,Explicatif : Verklarend, uitleggend.Explication v. : Uitlegging, verklaring. Tekst-

Page 197: aardrijkskunde - DBNL

181 EXTRA.EXPLICITE.

verklaring met commentaar (- d'auteur). Reken-schap. Avoir une - : sWoordent hebben.

Explicite en --meat : Uitdrukkelijk aangege-ven. Duidelijk sprekend, veelbetekenend.

Expliquer :1. Uitleggen, ophelderen. 2. Verklaren.E en mondeling commentaar geven bij (tekst).3. Te kennen geven. 1 s'- : Verklaard worden.Zich uitdrukken. Je ne me l'explique pas : Ik be-grijp dat niet. - (avec qn) : (Iem.) ophelderinggeven; - vragen; zeggen waar 't op staat.

Exploit m. : 1. (Helden)daad v.; wapenfelt. 2.(Deurwaarders)exploot.

Exploitable : Bruik-, ontginbaar.Exploitant m. : Ontginner.Exploitation v. : Ten nutte making, onderneming,nuttig en winstgevend gebruik. Landgoed • -,mijn - v., bos dat men exploiteert, bedrijf.Uitbuiting (door den patroon).

Exploiter ov.w. : I. Ten nutte maken, ontgin-nen, winstgevend gebruiken. 2. Partij trekkenvan; munt slaan uit. Uitbuiten (werkman). 1onov.w. : Exploot betekenen.

Exploiteur m. : Winstbejager. Uitbuiter.Explorateur m. : Ontdekkingsreiziger.Exploration v. : 1. Onderzoeking, ontdekking.2. Doorzoeking.

Explorer : Zorgvuldig ondersoeken, nasporen.Doorsnuffelen. Peilen (wond). Ontdekkingstoch-

Exploser : Ontploffen. [ten doen in.Explosible bv.nw. en m. : Ontplofbaar (lichaam).Explosif : Van de uitbarsting. Ontplofbaar. 1 m.: Springstof v.

Explosion v. : Ontploffing, uitbarsting. final m.Faire - : Ontploffen, uiteenbarsten.

Explosive v. : Mapper (medeklinker).Exponentiel : (st e 1 k.) Met een exponent alsveranderlijke grootheid.

Exportable : Verzendbaar.Exportateur m. : Uitvoerder, exporteur.Exportation V. : Verzending, uitvoer in., export m.Exporter : Uitvoeren, wegzenden.Exposant in. : 1. (recht) Verzoeker. 2. Ten-teonsteller. 3. (s te 1 k.) Exponent m.

Exposé m. : Uiteenzetting. Verslag, waarin menverantwocrding aflegt. - des motifs : Memorievan toelichting.

Exposer : I. Uitstallen, ten thou stellen. - auxyeux du public : Aller oog vestigen op. 2. Uit-eenzetten (gedacht., onderwerp). 3. Blootstellen,plaatsen. - au soleil : In de zon zetten. Unendroit exposé : Een gevaarlijke plek. 4. Tevondeling leggen, 5. Blootstellen (aan gevaar).On est expose a : Men loopt gevaar te.

Exposition V. : I. Uitstalling, tentoonstelling.Tepronkstelling. 2. Uiteenzetting, blootlegging.3. Plaatsing, legging. 4. Te vondeling legging.5. Blootstelling (aan gevaar).

Exprés (apr. -pre), -esse : Uitdrukkelijk, duide-lijk. 1 m. : Bijzondere -, ijlbode. 1 bw. : Met opzet.

Express bv.nw. en m. : Snel, kort. (Train) - :Bliksem-, sneltrein m. Bateau - : Sneldienst.

Expressement : Uitdrukkelijk. Met opzet.Expressif . Vol tutdrukking, veelzeggend.Expression v. : 1. Uitpersing. 2. Uitdrukking.3. Woord. 4. (wisk.) Formule v., vorm m.Reduire a sa plus simple - : Tot de eenvou-digsten vorm herleiden. 5. Uitdrukking, gevoel.

Exprimable : Uit te drukken, - spreken.Exprimer : Uitpersen. Uitdrukken. Te kennen

geven.

Expropriation v. : (recht) Onteigening. - pourcause d' utiliti publique : - ten algemenen nutte.

Exproprier : (r e c h t) Onteigenen.Expulser : Uit-, verjagen, uitstoten; over de grenszetten, uitwijzen; verjagen. Uitdrijven, afvoeren(uit lichaam).

Expulsif : Uitdrijvend.Expulsion v. : Verjaging. Uitwijzing; -drijvingverwijdering; verjaging.

Expurger : Aanstotelijke plaatsen uit een boekverwijderen. Edition -gee : E. voor de jeugd.

Exquis : Uitmuntend, -gezocht, puik, fijn.Exsangue : Bloedeloos. Bleek.Exsudation V. : Zweting. Afscheiding. Uitslag m.Exsuder : Uitzweten.Extase v. : (Geest)verrukking, -vervoering.Extasier (s') : in vervoering geraken.Extatique : Verrukkend, vervoerend. Verrukt.Extenseur bv.nw. en m. : Strekkende (spier v.).Extensibilitè V. : Rekbaarheid.Extensible : Rekbaar.' Bibliothegue - : Stapelkast.Meubles -s : Schakelmeubelen.

Extensif : 1. Uitbreidend. 2. Culture -ire : Ver-bouwing op een groot gebied met weinig kosten.

Extension v. : 1. (Uit)strekking, -setting. 2. Uit-breiding, vergrooting. Prendre de l'- : Zich nit-breiden. Par - : In ruimeren zin.

Extenuation v. : (fig.) Verzachting , mindering.Vermagering, uittering. Uitputting.

Extenuer : Verdunnen, -zachten, -zwakken. Ver-mageren, uitteren. Uitputten.

Extkieur : Uiterlijk, uitwendig, buiten-. Buiten-lands. Buitenst. 1 m.: 1. Buitenste deel. Buiten-kant m. A l'- de : Buiten. 2. Uiterlijke schijnm. 3. Buitenland. 4. Uiterlijk (gelaat, enz.).

ExtCrieurement : Uitwendig. van buiten. Naarden schijn.

Extêrioriser : (wij sb.) Buiten zich zelf plaat-sen, als onafhankelijk van zich beschouwen.

Exterminateur m. : Uitroeier, vernietiger. 1 bv.-nw. : (Ai)vernielend, uitroeiend. Ange - :Engel des verderfs.

Extermination V. : Uitroeiing, vernieling.Exterminer : Uitroeien, verdelgen.Externat m. : 1. School -, onderwijs (zonder kost-leerlingen) v. 2. Betrekking van uitwonend assi-stent.

Extorne : Van buiten liggend, aan de buiten-zijde. Pour rusage - : Voor uitwendig gebruik.Angle - : Buitenboek 1 m. : Dagleerling, nit-wonend leerling; - assistent.

Extineteur m. : Brandblustoestel.Extinction v. : 1. (Uit)blussing, -doving; Mus-sing (metaal, kalk). Sonner l'- des feux : 'tSignaal blazen om alle lichten uit te doen.2. Vermindering der lichaamswarmte. 8. (fig.)Uitsterving (yolk). Delging (schuld). Verlies(stem). Uitputting (kracht). Verdelging (ketterij).Het niet meer strafbaar zijn (misdaad).

Extirpateur m. : Verdelger.Extirpation V. : Uitroeiing. Uitsnijding (zweer),verwijdering. (fig.) Uitroeiing, vernietiging.

Extirper : Uitroeien, -snijden. (fig.) Uitroeien,verdelgen.

Extorquer : Afpersen, -dwingen.Extorquem. in. : Geldafperser.Extorsion v. : Afpersing, knevelarij.Extourne v. : Tegenboeking.Extourner : Tegenboeken.Extra m. : I. lets buitengewoons. Faire des -s

Page 198: aardrijkskunde - DBNL

182 FACHER.EXTRACTIF.

: Buitengewoons opdissen. 2. Huurkellner. Nood-hulp (vrouw). I bv.nw. : Buitengewoon goed.bw. en voorv. : Buitengewoon, zeer. Buiten.

Extractif : Waarmee men uittrekt, - opdelft. In-dustrie -ive : Mijnbouw.

Extraction v. : 1. Uittrekking, -delving, opgra-ving. Het winnen (petroleum). Het uit de ge-vangenis halen. (geneesk ) Het verwijderen -uittrekken. 2. Het bereiden uit. 3. (wisk.) Hettrekken (wortel). (scheik.) Afscheiding. 4. Af-komst v., geboorte v.

Extrader : Uitleveren.Extradition V. : Uitlevering.Extra-fin : Zeer fijn.Extraire : 1. Uittrekken, -delven. Trekken (tand).Uit de gevangenis halen. Ontlenen (aan). 2.Winnen (uit). 3. (wisk.) Trekken (wortel).(scheik.) Afscheiden.

Extrait m. : 1. Uit-, aftreksel, extract. 2. Uit-treksel (uit boek, kraut). 3. Uittreksel (vanakte). Fragment. - de naissance : Geboortebe-wijs. - mortuaire : Uittreksel uit 't overlijdens-register.

Extrajudidaire en -meat : (re cht) Buiten-rechtelijk.

Extraordinatre : 1. Buitengewoon. 2. Ongewoon,vreemd. 8. Bijzonder, uitstekend. I m. : Hetbuitengewone. Par - : Bij hoge uitzondering.Extraordinairement bw.

Extravagamment : Wonderlijk, ongerijmd.Extravagance v. : Dwaas-, onzinnigheid. Onge-

rijmdheid.Extravagant m. : Dwaas, halve gek. 1 bv.nw. : On-gerijmd. Buitensporig. Dwaas, zot.

Extravaguer : Raaskallen; gekke dingen zeggen.Dwaasheden begaan.

Extravas(at)ion v. ; (geneesk.) Uitstorting uitde vaten.

Extravaser (s') : Uitvloeien. Du sang -ast : Uit-gestort bloed.

Extreme : 1. Uiterst, laatst. L'- gauche; - droite:De ulterste linker-; rechterzljde. L'- yeunesse :De allereerste jeugd. - saison : Nazomer. 2. Al-lerhoogste, -grootste, -laagste, -diepste. (beurs)Cows -s : Hoogste en laagste koersen. 3. Bui-tengewoon, ongemeen 4. Die alles tot 't uiterstedrijft, tot 't ulterste gedreven. Il est - en tout

Hij gaat steeds te ver. 5. Gewelddadig, krach-tig, hevig. Un parti - : Ben wanhopig besiuit.

m. : Uiterste. (wisk.) Uiterste term m. Krach-tige maatregel m. (sport) Buitenspeler. Les -sse touchent : De uitersten hebben steeds puntenvan aanraking.

Extrémement : Buitengewoon, in hoge mate.Extreme-onetion v. : (Bath.) H. Laatste oliesel.Extreme-Orient m. : Oost-Azie, 't verre Oosten.Extremite V. : 1. Uiterste, einde. Grens v. 2.Les -8 : Handen en voeten; ledematen. 3. Uiter-ste. ROduit a l'-, - a la derni4re - : In deuiterste hood gebracht. Etre a l'-, a toute -,a la derniere - : Op 't uiterste liggen. 4. Over-drijving. 5. Gewelddadig-, handtastelijkheid.

Extrinseque : Van buiten komend, uiterlijk. Doorde wet bepaald, nominaal (waarde).

Exuberance v. : Weelderigheid (plantengroei).Overvloed m. Uitbundigheid (verbeelding).

Exuberant : Weelderig. Overvloedig. Overdreven,uitbundig. Gezwollen.

Exultation v. : Gejuich, gejubel.Exulter : Uitbundig vrolijk zijn, jubelen.Exutoire m. : Uitweg m.Ex-voto m. (mv. onverand.) : Geloftegift v.

F.

F m. : 1. (letter) F v. 2. (verk.) Fare : Broe-der (geestelijke, vrijmetselaar).

Fl.: Florin : Gulden; Floyjn.Fr. : Franc : Frank (± 10 cent) m.; Fare :Broeder.

Po : Folio : Blad.Fa m. : (noot) Fa, f v.Fable v. : Handeling van drama of epos. Voorwerpvan opspraak en spot. Fabel v. Sprookje. Ver-zinsel. La F- : De fabelleer v., mythologie v.

Fableau of -iau m. : Middeleeuws, Frans verhaalin verzen.

Fablier m. : Fabelboek. (grap) -schrijver.Fabrieant m. : Fabrikant.Fabrieateur m. : Maker, vervaardiger. Le -souverain : De Schepper.

Fabrication v. : Fabricage v., het maken.Fabricien m. : Lid der kerkfabriek.Fabrique v. :1. Bouw m., stichting. Kerkgebouw.2. Fonds voor 't onderhoud ener kerk.Conceit de - of - : Kerkfabriek, -bestuur. 3.Maaksel, vervaarOging. Marque de - : Fabrieks-merk. 4. Fabriek v. -sgebouw.

Fabriquer : Vervaardigen, fabriceren. (fig.) Ver-zinnen ; maken, uitvoeren.

Fabuleusement en -eux : Fabel-. Leugenachtig.Op een sprookje gelijkend. Ongelooflijk. Vande mythologie.

Fabuliste m. : Fabeldichter.

Facade v. : (Voor)gevel m. (fig.) 't Uiterlijke.Face v. : 1. Gelaat, aangezicht. A double - :Niet te vertrouwen. 2. Voorste deel (lichaam).Voorzijde (voorwerp) v. Portrait de - : Portreten face. Faire - a : Staan tegenover ; zich wendennaar; 't hoofd bieden aan; nakomen (verplich-tingen); bestrijden (kosten). Changer (qch) de - :(Iets) een ander aanzien (doers) krijgen. En - aqn, a kit - de : In tegenwoordigheid van. Voisind'en - : Overbuurman. - a - avec : Tegenover.Voir Dieu - a - : God van aangezicht tot aan-gezicht zien. (fig.) Voir -, regarder en - : (Flink)onder de ogen zien. Sauver la - : De schijnredden. En - de : Tegenover, voor; (fig.)vergeleken met. 3. Beeldzijde (munt, penning).A pile ou a - : Kruis of munt. 4. Oppervlakte.5. Kant m., zijde. Sous toutes les -s : Van allekanten. 6. (fig.) Staat m., gedaante, voorkomen.Prendre one - nouvelle; Een andere wendingnemen, - aanzien krijgen. En - de (z. 2) : In devorm van.

Face-a-main m. (my. faces-a-main) : Lorgnet meteen lang handvat.

Facetie v. (spr. -si) : Grap v., mop v.Facetieusement en -ieux (spr. -syeu-) : Koddig,kluchtig.

Facette v. : Facet (veelvormig geslepen vlakje) v.Faeetter : In facetten slijpen.Miter : 1. Ontstemmen. Je suis Melte de, - que .. .

Page 199: aardrijkskunde - DBNL

183 FAIRE.FACHERIE.

: Het spijt mij, dat . . . . 2. Kwaad, toornig ma-ken. Fdche contre : Boos op. I se - : Zich ergereu.Zich boos maken. Se - avec : Kwade vriendenworden met.

Facherie v. : Onenigheid. Kibbelarij.FAcheusement en -eux : Onaangenaam, ergerlijk.Benard. Verdrietig, droevig. Schadelijk. De -semimoire : Onzaliger gedachtenis. I m. : 't Onaan-gename. Iem. die tot last is.

Facial : Van 't gelaat.Fades m. (spr. -Ags) : Gelaat. -suitdrukking.Facile : 1. Gemakkelijk. Vloeiend (vers, stijl). 2.Vlug, vaardig. 3. Toegeeflijk. - a vivre : Inschik-kelijk. 4. Te toegevend, zwak. 5. Licht, los vanzeden. Faeilement bw.

Faellite v. : 1. Gemakkelijk-. Vloeiendheid. 2.Gemakkelijke gelegenheld. Inschikkelijkheid. -spour le pavement : Gemakkelijke betalingsvoor-waarden. 3. Vaardigheid. 4. Toegeeflijk-, ge-dienstigheid. 5. Luchtigheid.

Faciliter : Vergemakkelijken.Fagon v. : 1. Werk, maaksel. Ouvrter a - : Maak-loonwerker. 2. Vorm m., snit m., fatsoen. 3.Maakloon. 4. Bewerking. Donner une - d lavigne : De wijngaard snoeien en mesten. 5.Sehijn m. tine - de musicien : Een soort muzi-kant. 6. Manier v., handelwijze (- d'agir, - defaire, - d'être), wijze v. C'est une - de parler : Bijwijze van spreken. De la belle -, d'une belle -,de la bonne - : Flink, geducht. C'est sa - : Datis zo zijn manier van doen. De la - dont : Opde wijze waarop. De toutes (les) -s : Op allemogelijke manieren; in ieder opzicht, in aliengevalle. De - (a ce) que : Zodat, zodanig dat,zo • . . dat. En aucune - : Geenszins. 7. Voor-komen, uiterlijk. Gedrag. 8. Plichtpleging. Je n'aifait nulle - de : Ik heb ronduit. 9. (Overdreven)plichtplegingen, complimenten.

Faconde V. : Welbespraaktheid.Fagonnage ru. : Bewerking, fatsoenering.Fagonner : Bewerken. De vorm -, 't fatsoengeven aan. Bewerken (grond). Op-, versieren.Beschaven. Gewennen.

Fagonnier (soms -eur) m. : Maakloonwerker (ou-Drier -). Vormtoestel. Complimentenmaker.

Faesimilaire : Getrouw nagemaaktFacsimile m. : Getrouwe reproductie.Factage m. : Bestelloon.Facteur m. : Instrumentmaker.(wis k.) Factor. (f ig.)

Factor m., kracht v. Zaakgelastigde ; commissi-onnair. Besteller, dienstman. Brievenbesteller.

Factice : Nagemaakt. Voorgewend, gemaakt. Aan-genomen, denkbeeldig.

Factieusement (spr. faksi-) : Muitziek, oproerig.Factieux (spr. faksi-) : Muitziek. I m. : Mutter,

oproermaker.Faction v. (spr. faksi-) : 1. Wacht v. Relever desa - : Aflossen. 2. Politieke partij v.

Factionnaire m. (spr. faksi-) : Schildwacht m.Factitif : (taalk.) Die het veroorzaken van eenwerking uitdrukt.

Factorerie V. : Factorij, handeiskantoor.Factotum m. (spr. -tOmm) : (f a m.) Helper, !ern.die allerlet werk verricht.

Factum m. (spr. -tamm) : Verweerschritt. Ge-schrift, memorie v. Blauwboekje.

Facture V. : 1. (kunst) Uitvoering. 2. Instru-mentenfabricage v. 3. Afmeting (orgelpijp). 4.(h an del) Verkoopsrekening, factuur v. Prix de- : Factuurprijs. Timbre de - : Plakzegel.

Facturer : In rekening brengen.Facultatif en -ivement : Naar verkiezing, wile-keurig; niet-verplicht (leervak).

Faculte V. : 1. Bevoegdheid. Recht, macht v.2. Gave v. Macht v., kracht v., geschiktheid.- d'oubli : Vergeetachtigheid. 3. Middelen, ver-mogen. 4. (s choo I) Vak. 5. Universiteitsafdeling,faculteit v. 5. La F- : De geneeskundige faculteit.

Padaise V. : Flauwiteit. Wissewasje.Fadasse : (f a in.) Naar, flauw, laf, bleek.Fade en -ment : Smakeloos, flauw, laf. (fig.)

Geestel oos. Onbeduidend.Fadeur v. : Flauw-, smakeloos-. Geesteloos-. On-beduidendheid. Flauwiteit.

Fagot m. : 1. Takkenbos m. De derriere les -s: Oude, fijne (wijn); (fig.) van de bovensteplank. Il y a -5 et -s : Alle bout is geen timmer-hout. 2. Pak, bundel m. Fait -, habilld commeun - : Smakeloos, slordig gekleed.

Fagotage m. : Het binden van takkenbossen.Bindloon. (fig.) Broddeiwerk.

Fagoter : Tot takkenbossen binden. (fig.) Slechtsamenbinden. Vreemd opschikken. Knoelen.

Fagoteur m. : Takkenbossenmaker. (fig.) Knoeier.Fagotin m. : 1. Aangeklede aap van een hans-worst. 2. Potsenmaker. 3. Vuurmaker.

Faible : 1. Zwak, onsterk; niet volwichtig (munt).2. Zwakketijk, dun, tenger. 3. Onbeduidend,Bering. 4. Wankelmoedig. 5. Zacht, (medeklinker).I m. : Zwak, zwakke zijde v. Attaquer -, prendrepar son - : In zijn zwak tasters, Avoir un - pour :Een zwak hebben voor.

Faiblement : Zwak. Weinig. Zonder pit.Faiblesse v. : 1. Zwakheld, zwakte v. Gebrekaan gewicht of gehalte (munt). 2. Dun-, ten-gerheid. 3. Gering-, onvoldoendheid. 4. Zwak-heid (van karakter). 5. Onmacht v., flauwte v.Tomber en - : Flauw vallen.

Faiblir : Zwak worden. Verslappen, -flauwen.Doorzakken. Wankelen (moed).

Faience v. : (Gevernist) aarde-, plateelwerk.Falencerie v. : Aardewerk, plateel. -fabriek v.Faieneier m. : Plateelfabrikant. -handelaar.Faille v. : L Vrouwenkap v., falie v. 2. Faille(half zijden stof) v. 3. Spleet (steenlaag).

Failli m. : (h an del) Getailleerde.Faillibilite v : Fellbaarheid.Fallible : Feilbaar.Faillir : 1. Ontbreken, ten elude lopen. Leccsur me taut : De moed ontzinkt mij. 2. Weinigschelen of. Il a failli arriver un malheur : Bijnais er een ongeluk gebeurd. 8. Failliet gaan.(fig.) Met aan de verwachtingen beantwoorden.4. Een misslag bedrijven, zich versieren. 5.

-a : Te kort schieten in.Faillite v. : 1. Faillissement. Faire -: Failliet gaan.2. (fig.) Mislukking. Faire -a: In de steek laten.

Faim v. (8pr. fin) : 1. Honger m. - de loup :Geeuwhonger. Crier (a) la - : Van honger ram-melen. Manger a sa - : Zijn genoegen eten.2. (fig.) Zucht v., lust m.

Faille v. : Beukenoot v.Faineant m. : Luiaard. I bv.nw.: Lui. Rois -8: Srhijnkoningen (de laatste Merovingers).

Fainêanter : Luieren.Faineantise v. : Ledigheid, 1 nietsdoen.I. Faire (z. fait bv.nw.) ov.w. : (in 't alg.) Ma-ken, doen. 1. Scheppen. Tous lea yours que Dieufait : Ale dagen, die God geeft. - chevalier : Totridder benoemen. 2. Voortbrengen, maken. - un

Page 200: aardrijkskunde - DBNL

FAIRE. 184 FAIT.

regiment : Samenstellen. 3. Uitschelden, -werpen.- de l'eau : Wateren. 4. Bouwen. Schrijven(boek); opstellen (rede); componeren (mu-ziek). 5. Vormen, een fatsoen geven aan. 6.Fabriceren, maken. Je n'ai que - de cela : Ikheb daarmee niets uit te staan. Qua ferez-vouzde moi f Wat zult ge met mij doen ? wat moetmijn lot zijn? 7. Verschaffen, opleveren. Cetableau a fait 30000 fro : Heeft opgebracht.- 16 sous 4 l'heure : Verdienen. 8. Opdoen, gaanhalen; behalen (winst); maken (verovering).

-du charbon : Bolen innemen. - le plein d'essence :Benzine innemen. 9. Doen, verrichten, begaan;houden (toespraak); afleggen (ge-, belofte);geven (aalmoes) ; bewijzen (beleefdheid) ; aan-bieden (excuus); lezen (iem. de les); lijden(verlies); drijven (handel); uitoefenen (vak);afleggen (weg); geven (vuur); voeren (oorlog);sluiten (vrede); bieden (weerstand). Cela vautfait : 't Is zo goed ale gedaan. Voila qui estfait : Dat is klaar. C'en est fait : Nu is 't uit, -gedaan. 10. Veroorzaken, voortbrengen. - du torta : Benadelen. - des heureux : Mensen gelukkigmaken. - l' admiration de tous : Aller bewonderingopwekken. L'argent y fait tout : Het geld is er al-machtig. 11. Gewennen. 12. Vormen, goed ontwik-kelen.13. Gereedmaken, in orde brengen. Schoon-,aan kant maken (kamer, schoen), opmaken(bed). 14. (sp el) In de zak stoppen (biljart-bal). 15. Uitstaan, geven om. Je n'ai que -de cela : Dat gaat mij niet aan, dat heb ik nietnodig. 16. Mee-, doormaken; uithouden. -une maladie : Ziek zijn, een ziekte doormaken.- son temps : 't Zijn tijd uithouden; zijn tijd uit-dienen; - uitzitten (in gevangenis). 17. Aflo-pen. - le quartier, - le pays. 18. Maken, - tot.Benoemen tot. 19. Voorstellen -, doen voorko-men als. On le faisait mart : Men zei dat hijdood was. 20. Het wezen vormen van, uitma-ken. Ces qualitds font le grand icrivain : Dieeigenschappen vormen 't wezen van een grootschrijver. 2 et 2 font 4 : 2 en 2 is 4. 21. Na-doen, zich voordoen als, uithangen. - le grandseigneur : De grate bans uithangen. Quel typeto Pais : Wat ben je toch een type. 22. Voor-stellen, spelen. (fig.) - un sot personnage : Eenbelachelijke rol spelen. 23. (i edere hande-lin g) Afleggen. Bestijgen. Zich bezighoudenmet. - du 60 a l'heure : 60 K.M. per uur afleg-gen. - de la tuberculose : Aan t. lijden. Laissez-VOUS - : Verzet u niet. 24. Doen (slaandeop een and er w.). Je Doug aiderai comme j'aifait mon 'rem 25. (met den inf.) Laten, doen.26. Bestuderen. 27. la - a : Bedotten.

II. Faire onov.w. : 1. Doen, handelen. Laissez-moi- : Laat mij mijn gang maar gaan. - riche;- grand : 't Rijk -; groot aanleggen (z. 4). - bienensemble : Goed bij elk. passen. Faites : Ga uw gang..16 n'en ferai rien : Zeker niet. Il n'y a rien defait : 't Is nets gedaan. En - a sa tete : Zijneigen zin volgen. Je n'y fais plus : III doe nietmeer mee. - que, - en sorts que, - Cant que,- si bien que : 't Net zo lang proberen tot menslaagt. C'est a - a lui : Hij is in staat 't te doen.Rien n'y fail : Niets helpt er. ne - que : Nietsanders doen dan; maar even, nauwelijks doen;geen andere uitwerking hebben. ne - que de :Zo pas lets doen. n'avoir que - de : Niet be-hoeven, niets hebben nit te staan met. 2. De kaar-ten schudden en geven. 3. Antwoorden, zeggen.

4. (nieuw ; met een bijv.nw.) Cela fait vilain : Datmaakt een beroerde indruk. - riche : Rijk staan.

III. Faire onp.w. : 1. (w e der) Il fait beau : Het ismoo! weer. 2. (toestand) Il ne fait pas bonici : Men is hier niet veilig.

Faire (se) : 1. Tot stand komen, gemaakt wor-den. Gebeuren. Ontstaan. Gedaan worden. Lemariage se fera : 't Huwelijk zal plaats hebben.Comment se fait-il que . . .f Hoe komt hetdat . . .? 2. Worden. - vie= ; - soldat : Oud-;soldaat worden. 8. Beter -, belegen worden. 4.Zich maken, - verschaffen, verkrijgen. - la main: Zich oefenen. - un crime de : 't Zich als eenmisdaad aanrekenen. -gloire; - vaniti de : Trots ;ijdel zijn op. - les angles : Zijn nagels verzor-gen. 5. Voorwenden. 6. Voorultkomen. 7. se -a : Zich gewennen aan, zich schikken in. 8. s'en -de : Zich dik maken over.

IV. Faire m. : 1. Het doen, uitvoering, daad v. 2.Uitvoering, manier (van schilderen, schrijven).

Faire-part m. (me. onverand.) : Bekendmaking(huwelijk, dood). Kennisgeving.

Faisable (spr. fezable) : Uitvoerbaar, doenlijk.Faisan m. : Fazant m. Poule -e : Wijfjesfazant.Faisandeau m. : Jonge fazant m.Falsander : Laten besterven (wild, gevogelte).I se - : Besterven. Viande -dee : Adellijk vl.

Faisanderie v. : Fazantenkwekerij.Faisandier m. : Fazantenkweker.Faisane V. : Wijfjesfazant.Faiseeau m. : 1. Bos m., bundel m. 2. (gesch.)Lictoren-bundel, fasces m. 8. Pyramide dervaandels v. 4. Rot (geweren) v. Rompre les -x: De geweren hernemen. 5. Bundel (spier, licht).

Faiseur, -suss : 1. Maker, vervaardiger, -ster.Les Brands diseurs ne sont pas lee -s : De hardeschreeuwers doen 't minst. 2. Praatjesmaker.3. Robe de la bonne -ease : Van de beste mode-ma akster.

I. Fait (z. fairs) : 1. Gemaakt. Habits tout -s :Gemaakte. De la maniere dont nous sommes -s: Zoals we nu eenmaal zijn. Conte - 4 plaisir: Verzinsel. Phrase toute -e : Geijkte uitdruk-king. 2. Gebouwd. Bien - (de sa personne) :Welgevormd. Esprit bien - : Gezonde geest. Com-me vows voila -I Wat ziet ge er nit! 8. - 4 : Ge-wend aan. 4. Volwassen. 5. - pour : Gescha-pen voor, juist passend voor. 6. Belegen (kaas);bedorven (vlees). 7. Bestendig (weer, wind).Vast (prijs).

II. Fait m. : 1. Daad v., handeling. Prendre surle -: Op heterdaad betrappen. Cela est du (le)- de : Dat komt door. Ce n'est pas le - d'unhonnête homme : Dat Is geen handeling een fat-soenlijk menseh waardig (z. 2). 2. Handelwijzev. Gewenste zaak. Cela nest pas votre -: Datis niets voor u. 11 a son - : Hij heeft zijn ver-diende loon. Voies de - : Handtastelijkheden.-8 de guerre,- d'artnes, haute -s : Heldendaden.-s et gestes : Doen en laten. 8. Felt, voorval,gebeurtenis. 4. (recht) Felt (tegenoverdroit). Venir au - : Ter zake komen. Au - etau prendre : Als 't menens wordt. De ce

-: Uit lien hoofde. Du - de : Uit hoofde van.5. Werkelijkheld. Dans le -, en -: Inderdaad,werkelijk. Il est de - que : Zeker Is het, dat.Par mon -: Door mijn toedoen. Possession de- : Feitelijk bezit (niet in naam alleen). Au -: Eigenlijk gezegd, inderdaad; dat is waar ook 16. Zaak (van belang). Etre -; mettre au -: Op de

Page 201: aardrijkskunde - DBNL

FAITAG E. 185 FARINER.

hoogte zijn; - brengen. Rtre sdr de son - Zekervan zijn zaak zijn. En - de : In zake, op 't stukvan. Tout a - : Geheel en al.

Faftage m. : Nokbalk m. Nokpannen v. -lood.Fafte m. : Dakstoel m., vorst v. Top m., nok v.(fig.) Toppunt.

Faitiére v. : Nokpan (tuile -) v. Dakvenstertje(rue, lucarne -). Afdak (boven schip).

Faix m. Zware last m., vracht v. (fig.) Last.Fakir : Mohammedaans bedelmonnik, fakir.Falaise v. : Steile (rots)kust v., - oever m.Falbala m.: Strook v. (fig.) Tierlantijn; opschikFallacieusement en -eux : Bedriegelijk.Falloir onp.w. : 1. Moeten, nodig zijn, beta-men. Il le taut : Het moet (zo). Il ne taut qu'unpeu de bong Een beetje goedheid is voldoende.2. Nodig hebben, behoeven. Vragen, vorderen.

s'en - : Schelen, ontbreken. 11 s'en taut debeaucoup; - de peu : Er scheelt veel -; weinig aan.Tant s'en taut : Daar ontbreekt heel wat aan,verre van daar.

Falot m. : Grote lantaarn m. Achterlicht (auto).Grappenmaker. bv.nw. : Bespottelijk, raar,vreemd, »mal«; onbenullig.

Falote v. : Gekkin.Falotement : Bespottelijk; onnozel.Falsificateur m. : Vervalser.Falsification v. : Vervalsing.Falsifier : Vervalsen.Fame Bien - Te goeder faam bekend. Mal- : Berucht.

Famelique : Hongerig. Die van honger sterft.Fameusement (f am.) Geweldig, verduiveld.Fameux : Beroemd, vermaard. Geweldig, ge-ducht, prima. Pas - : Niet veel zaaks.

Familial : 1. Van -, in 't huisgezin. Regime - :Gezinsverpleging. 2. Gezellig, huiselijk.

Familiariser : Gemeenzaam maken (met).Familiarite v. : Gemeenzaamheid, vertrouwelijkeomgang m. Vrijpostige aard m. - woord. Eenvoud(in stijl, taal) m.

Familier : 1. Van 't huisgezin. 2. Gemeenzaam,ongedwongen, familiaar. Vertrouwelijk (om-gang). 3. Tam, mak (flier). 4. Die iem. op zijngemak zet. 5. Vrijpostig. 8. Onopgesmukt (taal,stijl). 7. Bekend, eigen. Se rendre une latwue-iére Een taal aanleren. 8. Gewoon, alle-daags. I m. : Huisvriend, vertrouwde.

Familiérement : Vertrouwelijk, gemeenzaam.Familie v. : 1. Huisgezin. En - : In de fa-miliekring. Soutien de - : (Milicien-)kostwinner.2. Familie v. Etls enfant de - : Zoon, die nog on-der de vaderlijke macht staat; jongmens vangoede huize. Chargé de - : Met een talrijkkroost gezegend. 8. Geslacht, huis. 4. (fig.)Familie (planten, dieren, enz.).

Famine v. : Hongersnood m. Prendre par la -: Uithongeren (stad); (fig.) (iem.) dwingen, door

(hem) zijn middelen van bestaan te ontnemen.Fanage : Het hooien. Al de bladeren.Fanaison V. : Hooitijd m.Fanal m. : Grote (scheeps)lantaarn Kop-licht. Kustlicht. (fig.) Leidster v., baken.

Fanatique : Dweepziek. Vol overdreven voorliefdevoor. I m. : Dweper. Vurig aanhanger, - liefhebber.

Fanatiser : Dweepziek maken, opzwepen.Fanatisme : Geestdrijverij, dweperij v.Fanchette, -chon, -chonnette v. : 1. De kleineFrancisca. 2. Hoofddoekje.

Fane : Flets, verwelkt; verlept (schoonheid).

Faner : 1. (Hooi) keren. 2. Doen verwelken. (fig.) -verbleken. I se - : Verwelken. (fig.) Verleppen.

Faneur M. : Hoofer.Faneuse v. : Hooistcr. Hooischudder.Fanfan m. : (kind) Kindje. Liefje, schatje.Fanfare V. : 1. Fanfare v., trompetgeschal. 2.(Militaire) hoornmuziek v. 3. Fanfarekorps. 4.Hoorngeschal (jacht). 5. (fig.) Ophef

Fanfariste v. : Lid van een fanfarekorps.Fanfaron : Zwetser, opsnijder. I bv.nw.Snoevend.

Fanfaronnade : Pocherij, opsnijderij v.Fanfaronner : Opsnijden, pochen.Fanfaronnerie V. : Opsnijderij, pocherij v.Fanfreluche v. : Waardeloze opschik m.Fange v. : 1. Dik slijk, modder in. 2. (fig.) Vull.Sortir de la : Van zeer geringe afkomst zijn.

Fangeux : Modderig. (fig.) Gemeen, laag.Fanion m. : Trosvaan v. Lansvlaggetje. Vlaggetje(v. taxiauto).

Fanon m. : 1. Vaantje. Neerhangende bocht(zeil) v. Slip (mijter) v. (Katk.) Manipel (band)in. 2. Halskwabbe (vee) v., kossem in. Lel (vo-gel) v. Vetlok (paard) v. 3. (Walvis)baard m.

Fantaisie v. : 1. (oud) Verbeelding. De - :Uitgevonden, bedacht. 2. Kunstvoortbrengsel,fantasie v. C'est de la haute - : Dat is zuivereonzin. 3. Lust in., inval in. 4. Gril v., luim v.Se passer la - de : 't Zich in zijn hoofd halenom. 5. Goeddunken, welbehagen, smaak

Fantaisiste : Die rich geheel door Ain verbeel-ding laat leiden; grillig; verzonnen.

Fantasia v. ; Arabisch ruiterfeest.Fantasmagorie v. : Voortbrenging van verlichtegestalten in 't donker, schimmendans m. (fig.)Zinsbegoocheling.

Fantasmagorique : Toverachtig (f i g.) Bedriegelijk.Fantasque en -ment : Grillig, eigenzinnig, wis-peiturig (mens).

Fantassin m. : Infanterist.Fantastique en -ment : Door een grillige ver-beelding voortgebracht. Vreemd.

Fantoche m. : Pop v., marionet v.FantOme m. : 1. Spook. Le Vatsse,au-: De Vile-gende Hollander, 't spookschip. 2. Schim v.schijnbeeld. Hersenschim.

Faon m. (spr. tan) : Jong hert.Faquin m. : 1. Houten pop (steekspel) v. 2. (fig.)Ploert. Windbuil, druktemaker.

Farandole v. : Slingerdans (Z.-Frankr.)Faraud : Poen, -ig, pronker. Brani.Farce v. : 1. Vlees-, groentevulsel. 2. Klucht v.3. Pots v., snakerij v. .Faire ses -s : Een on-gebonden Leven leiden. I bv.nw. : Lollig.

Farceur : 1. Kluchtspeler. 2. Grappenmaker.3. Pretmaker. 4. Zwendelaar.

Farcir : 1. Vullen, farceren. 2. Volstoppen,doorspekken (met).

Fard : 1. Blanketsel (rood of wit). 2. PronkValse schijn m. Sans - Zonder er doekjes

om te winders.Farieau m. : 1. Last in., vracht v. 2. (fig.) Last.Farder onov.w. : Met zijn voile gewicht druk-ken (last). Inzakken. I ov.w. : Blanketten.(fig.) Opsmukken. Bemantelen.

Fartadet Kwelduiveltje, kabouter.Faribole v. : Zot praatje, gekheid.Farine v. : 1. Medi. De mem - : Van 't zelfd€slag. 2. Poeder, - de (gratne de) lin : Lijnmeel.

Fariner : Met meel bestrooien.

Page 202: aardrijkskunde - DBNL

186 FAUX-COL.FARTNEUX.

Farineux : Die meet bevat, - voortbrengt; melig;vol meel; meelachtlg. I m.mv. : Meelspijzen v.

Farinier m. : Meelhandelgiar.Farniente in. : (spr. farni-inte) : Het nietsdoen.Faro m. : Belgisch bier, faro.Farouche : 1. Schuw (flier), ongetemd. 2. Men-sensehuw (wens). 3. Woest, ruw. Ongenaak-bear. Ongelikt.

Farouehement : Woest. Schuw.Fasee v. : (bouwk.) Fries v. (wapenk.) Balk m.Faseieule m. : Bundel (plant) m. Aflevering.Faseieule : Bundelsgewijs. Bundelvormig.Fascie : Met bonte streven. Bandvormig.Faseinateur : Betoverend, onweerstaanbaar.Fascination v. : Toverkracht v. (fig.) Betove-ring, onweerstaanbare invloed m.

Faseiner : 1. Met takkenbossen voorzien. 2. Ver-lammen (door blik). (f i g.) Betoveren, verblinden

Fascism° m. : Nationalistisch streven in Italic.Faseiste : Fascist, -isch.Paste m. : Pracht v., praal v. Hovaardij v. I by.nw. : Jour - : Gunstige (gerechts)dag (in Rome).I m.mv. : 1. Tafelen, waarop de Rom. de ge-rechts-, feest-, vergaderdagen aantekenden. 2.char-, geschiedboeken.

Fastidieusement en -ieux : Vervelend.Fastueusement en -eux : Prachtig, vol prachten zwier. Prachtlievend. Hoogdravend.

Fat (spr. fate) : (oud) Dwaas. Verwaand, inge-beeld. I m. : Ingebeelde zot. Lastig mens.

Fatal : Voorbeschikt, onvermijdelijk. Beslissend.Noodlottig, rampzalig.

Fatalement : Noodlottig. Noodzakelijk, onver-mijdelijk.

Fatalisme m. : Leer van 't onvermijdelijke nood-lot v., fatalisme.

Fataliste : Fatalist. I by.nw. : Fatalistisch.Fatalite V. : Noodlot. Onvermijdelijke noodwen-digheid. - ramp v., - voorval.

Fatidique : Voorspellend.Fatigant : Vermoeiend. Lastig, vervelend.Fatigue V. : I. Vermoeidheid. 2. Vermoelenis ;zwaar werk. Cheval de - : Werkpaard. Habit-,pantalon de - : Werkjas; -broek.

Fatigue : Vermoeid; versleten; opgebrulkt.Fatiguer : Vermoeien. Afdragen. Bewerken (veld).Lastig vallen, vervelen. I Se - : Zich vermoeien.se - de : Genoeg krijgen van.

Fatras m. : Rommel m., hoop m., ballast m.Woordenkraam v.

Fatuite v. : (oud) Dwaas-. Ingebeeld-, kwasterig-heid.

Faubourg m. (spr. -bout) : 1. Voorstad v. (f i g.)La vine et les -s : Jan en alleman. 2. Buitenwijkv. Le (noble) -, le - Saint-Germain : De aris-tocratische wijk. 3. Les -s : De werkliedenbe-volking der voorsteden.

Faubourien : (Van een) minderwaardig werk-man. Uit de volksbuurt.

Fauehage m. : Het afmaaien. Maailoon. Tir de - :Vernietigingsvuur.

Fauehaison v. : Maaitijd m. 't Wegmaaien.Fauche V. : Het maaien. Opbrengst aan gras v.Fauebee V. : Dagwerk van een maaier.Faucher : (Af)maaien. (fig.) Vernietigen, wegruk-ken, -maaien.

Fauchet m. : Hooihark m.Faueheur m. : Maaier (gesch.) Met een zeisgewapend soldaat. Hooiwagen (spin) m.

Faueheuse v. : Maaimachine v. -ster. Mitrailleuse.

Faueheux m. : Hooiwagen (spin) m.Famine V. : Sikkel v.Faueilion m. : Kap-, hakmes.Faucon m. : Valk m.Faueonneau m. : Valkje.Faueonnerie v. : Valkerij v. Valkenjacht v.Faueonnier m. : Valkenier.Faueonniere v. : Valkeniers-, -zadeltas v.Faun' m. (spr. -file) : Rijgdraad m.Faufiler : Met rijgdraden vasthechten. Binnen-smokkelen. I SO - : Zich indringen. Doorsluipen.

Faufilure V. : Rijgsel.Faune m. : Veldgod, faun. I v. : Dlerenbeschrij-ving. De in een streek aanwezige dieren, fauna v.

Faussaire m, en V. : Vervalser, -ster.Faussement : Valselijk, ten onrechte.Fausser : 1. Vervalsen, verbreken, verdraaien,indeuken. Schenden (woord). - compagnie a : Inde steek laten. 2. Ben verkeerde richting gevenaan (geest, oordeel). 3. Vals zingers, - spelen.

Fausset m. : 1. Falset-, kopstem v., gedwongenhoge stem. 2. Spon v. Pennepunt v.

Fausset6 v. : Vals-, onjuict-. Onoprechtheid.Faute v. : 1. Het ontbreken, gebrek. Ne pas sefaire - de : Niet nalaten. Sans - : Zonder man-keren, zeker. - de : Bij gebrek aan. - de meconnaltre : Omdat men mij niet kent. 2. Misslagm., font v. Schuld v. Etre en - : Zijn verplich-tingen niet nakomen. (Sur)prendre en - : Opeen misslag betrappen. - grave : Ernstig ver-grijp, - verzuim.

Fauteuil m. : Leuning-, armstoel m. - acadë-rnigue : Zetel in een geleerd genootschap. Bt iguerun - cl l' Academie : Lid der A. Francalse willenworden. (fig.) Dans un - : Op zijn slofjes.

Fautif : Vol fouten, feilbaar. Onnauwkeurig.Schuldig.

Fautivement : Verkeerd.Fauve : 1. Vaalrood, rosachtig. 2. Wild. Meg-s : Rood wild, herten. Les (grands) --s : Deverscheurende dieren. 3. (f i g.) Woest.

Fauvette v. : Bastaardnachtegaal m.Faux v. : Zeis v.Faux : 1. Vals, onwaar. Bedriegelijk. C'est

-: Dat is niet waar. 2. Vale, schijnbaar, na-gemaakt. Fausse cote : Valse rib. Fausse porte, -fen8tre : Loze; geheime. - fond : Loze bodem.Fausse maigre; - laide : Vrouw Wier dikte -; knap-heid zich niet opdringt. 8. Vale, ongegrond,ijdel, verkeerd. Fausse honte : Valse schaamte.- point d'honneur : Misplaatst eergevoel. 4.Vals, nagemaakt. Fauns monnaie : Vals geld.- monnayeur : Valse munter. 5. Onoprecht,dubbelhartig. 6. (fig.) Schijnbaar, voorgewend,(in s amen st.) schijn-. Fausse sortie : 't Doen alsofmen heengaat, met 't voornemen op zijn schredenterug to keren. 7. Onjuist, vals, verkeerd.Esprit - : Verwarde geest. - accord : W an-klank. Un - jour : Vals licht. - pas : Misstap.Etre dans une position Fausse : In een dubbel-zinnige -, scheve verhouding zijn. 8. a - : Ver-keerd, vals, ten onrechte. Frapper a - : Mis-slaan. Porter a - : Geen steun hebben; (fig.)mank gaan; zijn doel missen, op niets berusten.I bw. : Vale. Verkeerd. I m. : 1. Het valse,onware, onjuiste. 2. Vervalsing, bedrog. - endenatures : Valsheid in geschrifte. S'inscrire en- contre : (fig.) Bestrijden. voor onjuist verkla-ren. 3. Namaak m.

Faux-col m. (my. --cols) : Boord m.

Page 203: aardrijkskunde - DBNL

187 FER.FAUX-FUYANT.

Faux-fuyant m. (my. --fuyants) : Voetpaadje.(fig.) Uitylucht v., voorwendsel.

Favour v. : 1. Gunst v., begunstiging. Billet de— : Vrijkaart. En — de : Ten gunste van; terwille van. 2. Aanzien, gezag. 3. Gunstbewijs,-betoon. Tour de — : Voorrang m. 4. Voordeel.Toegeeflijkheid. Jours de — : Respijtdagen. A la— de : Onder begunstiging van. Faites-nous la— de : Doe ons 't genoegen. 5. Smal lint.

Favorable en —ment : Gunstig, -gezind, toegedaan.Voordelig, gunstig.

Favori, —te : Meest geliefd, lievelings-. I m. :Gunsteling. Lieveling. Bakkebaard m. —te v. :Gunstelinge. Bijzit eens vorsten.

Favoriser : Begunstigen, voortrekken Meewer-ken tot, bevorderen.

Favoritism° m. : Misbruik van gunst (in deregering), regering door gunstelingen.

Fayence V. : 1. Fanza (italic). 2. z. faience.Plage m. : Leenverdrag, -plichtigheid.Foal : Getrouw. Son — : Zijn trouwe vriend.Febricitant : Koortsig. I m. : Koortslijder.Febrifuge bv.nw. en m. : Koortsverdrijvend.(middel).

Febrile en —ment : Koortsig, -achtig.Fecal : Van uitwerpselen. Matiires —es : Drek.Feces v. my. : Drab, bezinksel. Uitwerpselen,

faeces v.Mond : Vruchtbaar. Vruchtgevend. Groeizaam(regen). (fig.) Rijk, mild.

Fecondation v. : Bevruchting. Bestuiving.}Wonder : Bevruchten. Bestuiven. Vruchtbaarmaken. Doen gedijen.

Fecondite v. : Vruchtbaarheid (fig.) Rijkdom.overvloed m.

Rey& v. : Aardappel-, zetmeel.Feculent bv.nw. en m. : 1. Drabbig. 2. (s cheik.)Zetmeel houdende (stof v.). Meelspijs v.

Feeulerie v. : Aardappelmeelfabriek v.Federal : Verbonden, der bondgenoten, bonds-.Federaliser : Tot een (staten)bond verenigen.Federalisme m. : Stelsel van bondsregering.Federaliste : Betrekking hebbend op een (sta-ten)bend. I m. : Voorstander daarvan.

}literati! : Op een (staten)bond betrekking heb-bend, bondgenootschappelijk.

Federation V. : Bondgenootschap. Bond m.Mere : Verbonden. I m. : Bondgenoot.Federer : Tot een bond verenigen.Fee v. ; Tovergodin, fee. Travailler comme une— : Wonderlijk handig werken. Palais -; paysdes —s : Toverpaleis; -land.

Nene v. Toyer-, feeenwereld v. Toverachtiggeziebt. Toverstuk. Ballet — : -ballet.

Flerique : Toverachtig.Feindre ov.w. : 1. Voorwenden, veinzen. 2. Ver-zinnen. I onov.w. : Veinzen.

Feint : Voorgewend. Verzonnen. Loos.Feint° v. : 1. Veinzerij v. Sans — : Ronduit. 2. Ver-dichting, het rijk der fantasie. 3. Schijnbeweging;schijnstoot m.

Feld-marêchal m. (ma. -marëchaux) : Veld-maarschalk.

Feldspath m. : Veldspaath.Flier Doen barsten. Il a le timbre -, le cerveaufele : Er loopt bij hem een streep door. Voixfelee : Stem die klinkt, alsof er lets gebarstenis. I se — : Barsten, scheuren.

Felibre m. : (letterk.) Dichter, scbrijver ineen der bestaande dialecten uit de Provence.

Felibrige m. : Vereniging van felibres.Felicitation v. : Gelukwens m.Felicite v. : Gelukzaligheid, geluk.Feliciter : Gelukwensert t se — de : Zicn ge-lukkig achten om. - verblijden.

Felin : 1. Katachtig. Race —e : Kattengeslacht.2. (fi g.) Zacht en buigzaam. Vals, schijnheilig.

Fellah m. : Egyptisch landbouwer.Felon : Die zijn beer verraadt. Trouweloos.m. : Verrader.

Felonie v. : Eedbreuk (van vazal) v. Trouwe-loosheid.

Fdlure v. : Scheur v.. barst m. Il a une — (aucrdne) : Het is niet recht plats in zijn bol.

Femelle v. ; 1. Wijfje. (f am.) Ellendig wijf. 2.IJzeren moer v. Vingerling m. 3. Struisveer v.

bv.nw. Vrouwelijk, wijfjes-Feminin : Vrouwelijk, van een vrouw. Naturel — :Vrouwelijkheid. Rime —e : Rijm uitgaand op eenE — : Stomme e. m. : Het vrouwelijke. (taalk.)Het vrouwelijk geslacht.

Fêmininitë v. : Vrouwelijkheid.Femininiser : Vrouwelijk doen schijnen. (taalk.)Van 't vrouwelijk geslacht maken.

Feminisme m. : Vrouwenbeweging.Feministe m. en bv.nw.: Voorstander van 'tfeminisme. Voor die beweging. Mourernent :Vrouwenbeweging.

Femme v. (spr. famm.) : 1. Vrouw. Bonne — Een-vondig vrouwtje; bestje. Contes de bonne : Ba-kerpraatjes. Remede de bonne — : Huismiddeltje.Maitresse — de tete : Rordate vrouw. 2. Echt-genote, vrouw. Prendre — Trouwen. 3. Dienst-bode. Kellnerin. — de journee : Werkvrouw. —de ménage : Uitwonend huishoudster; huisvrouw.

Femmelette v. (spr. famml-) : Vrouwtje, moe-dertje. Onnozel vrouwtje. (fig.) Verwijfd ventje.

Femoral : Van de dij, - 't dijbeen.Femur m. : Dijbeen.Fenaison v. : Hooitijd m. 't Hooien.Fondant m. : 1. Vechtersbaas, ijzervreter. 2. Sa-belhouw m. bv.nw. : Grootsprekend. Aroir desairs —s, faire le — : Praats hebben.

Fenderie V. : Het Moven, - splijten. Kloverij v.Fendeur m. : Splijter. _Mover (diamant). Hakker.Fendille v. : Barstje.Fendiller : Splijten, doen barsten. I se — : Barsten.Fendre : 1. Splijten, kloven, klieven. Des yeuxbien fendus : Langwerpige en wijdgeopende ogee.(fig.) — la tete a qn : Tem. 't hoofd dol makendoor 't geraas. La tete me fend : Mijn hoofd looptom. Le cceur me fend : Mijn hart breekt. A — lecceur, - dme : Hartverscheurend. 2. Doorklieven,door (de menigte) heendringen. I se : Gekloofdworden, scheuren. Uiteengaan. Uitvallen (scher-men). Se — de : Afdokken; zich de weeldeveroorloven van.

Fenestre : (plantk.) Met openingen.Fendtrage m. : De vensters.Fenêtre v. : Venster, -opening. Ruit v.Fenil m. (spr. -ni) : Hooizolder m.Fenouil m. : (plantk ) Venkel v.Fente v. : Spleet v., scheur v., barst m. Bois de

: Kloofhout. — de chemise Split.Nodal : Van een leengoed, feudaal, leen-. Van't leenstelsel. Van de riddertijd.

Flodalement : Volgens 't leenrecht.flodalite v. : Leenroerigheid. -stelsel. -verhouding. (fig.) Overmacht v.

Fer m. : 1. User. Chemin de : Spoorweg. De

Page 204: aardrijkskunde - DBNL

188 FESStE.FER-BLANC.

- : IJzeren; (fig.) zeer krachtig; hardvochtig;onbuigbaar. Ciel de - : Streng klimaat. Un bras,une main de - : Een grote strengheid (bij 't re-geren). Le sigcle de - : De ijzeren eeuw (vanruwe oorlogen). On n'est pas de - : Ik ben nietvan ijzer en steal. 2. Prendre du - : Staal ge-bruiken (geneesmiddel). 3. IJzeren werktuig.- de charrue : Ploegijzer. - a repasser : Strijk-ijzer. Il a d'autres -8 au feu : Hij heeft wel watanders te doen. Marquer avec un - chaud, - rouge: Brandmerken. 4. Hoefijzer (- de, d cheval).Meure un - a un cheval : Beslaan. Tomber leequatre -8 en l'air : Pardoes achterover vallen(ook mens). En - a cheval : Hoefijzervormig.5. Punt (pig), lane v. 6. Degen m., zwaard.Moordtuig, -staal. 7. (ont le e dk.) Mes. Em-ployer le - et le feu : Krasse -, harde middelenaanwenden. 8. -8 : Ketenen v., (hand)boeien v.;(fig.) slavernij v., juk. Jeter qn dans les - : Iem.in de gevangenis werpen. Mettre aux - : Aanboeien leggen.

Fer-blane m. : Bilk.Ferblanterie v. : Blikslagerij. -slagerawerk.Ferblantier m. (epr. -tyl) : Blikslager.Ferial : (Kath.) Van -, op de werkdagen,Fen° v. : 1. (gesch.; alleen mv.)Rust-,feestdagen(der Rom.) m. 2. (Kath.) Werk-, weekdag m.

Fete : Jour - : Feestdag.Perk : (oud) Slaan. Sans coup - : Zonder slag ofstoot.

Fermage m. : Pacht v., -son v.Ferman m. : Haak m., gesp m.Pennant : 1. Sluitend. 2. Die men kan afslui-ten. A jour '- : Bij 't vallen van de avond.

Ferme : 1. Vast, stevig. La terre - : 't Vaste-land, de vaste wal. 2. Vast, zonder bewegen.Attendre de pied - : Zonder een voetbreed tewijken afwachten. 3. Krachtig, funk. 4. Vast-besloten, onwankelbaar. 5. (handel) Waaropniet wordt teruggekomen. Achat - : Aankoop oplevering. 6. Vast. Le marcht4 est - : Er is vraag.I bw. : Vast, sterk. (fig.) Onverschrokken. Plink.Tenir - : Vasthouden (aan); volhouden. Acheter- : Op levering kopen. i v. : 1. Huurovereen-komst v., pacht v. Donner 4 - : Verpachten.Prendre a - : Pachten. 2. (Pacht)hoeve, v. hoer-derij v. Industries de la - : Boerenvoortvaring.8. Belastingverpachting, -inning. 4. Dakstoel (-de charpente) m.

Fermement : Vast, stevig. Krachtig, (fig.) Stand-vastig, stijf en strak.

Ferment m. : Giststof v. -middel. (fig.) Zaad.Fermentatif : Gisting verwekkend.Fermentation v. :1. Gisting. Broeling. - putride :Rotting. 2. (fig.) Gisting der gemoederen.

Fermenter : Gisten.Fermenteseible : Voor gisting vatbaar.Ferme-porte m. (my. onverand.) : Deursluiter.Fenner ov.w. : 1. Toe-, of-, sluiten. Versperren(haven). Omdraaien (slot). - au verrou : Dicht-grendelen. - a vie : Toeschroeven. - la porteear : De deur dichtdoen achter. (f am.) - la portsau nez de qn : Tem. de deur voor de neus toe-doen. (f i g.) Toutes lee porter dui sont fermées :Hij wordt nergens ontvangen. - la porte auxabus : Geen misbruik meer laten binnensluipen.Il f aut qu' une po' te soit ouverte ou f ermee : Ofhet een, of het ander. Aristocratie -, social! fer-riage : Besloten, waarin geen vreemdeling komt.Vie -, existence fermie : Teruggetrokken leven. -

les yeux : De ogen toedoen; sterven; inslapen.- les yeux sue : Een oogje dichtknijpen voor.Faire qch les yew fermis : In 't volste vertrou-wen, blindelings. - les yet= a qch : Iets nietwillen zien, blind zijn voor lets. - tee yeux aqn : lem. de ogen toedoen, in zijn doodstrijdbijstaan. - l'oreille d : Niet willen luisterennaar. (fig.) Avoir la main fermge : Schriel zijn.- le cceur : De edele opwellingen smoren. Eauxfermies : Bevroren water. Ferme a touts cul-ture : Geheel ongeschikt voor beschaving. 2. Om-geven, omringen. 3. Sluiten, een Bind makenaan. I onov.w. : Sluiten, toegaan. Gesloten wor-den. Zijn Winkel -. Op zekere koers sluiten.

Fermete v. : 1. Vast-. stevig-. 2. Vast-, onbeweeg-lijkheid. Kracht v. 3. (fig.) Standvastigheid.

Fermeture v. : 1. (Af)sluiting, slot. - éclair :Ritssluiting. 2. Het (af)sluiten. 3. (ze e v.) Stop-stuk. 4. Split (japon).

Fermier m. : Pachter. Belastingpachter.Fermiere v. : Boerin. Boender m.Fermoir m. : Sluithaak m., -stilt v.; slot (boek);beugel (tas) m. Steekbeitel m.

Fernand m. : Ferdinand.Mow, -ment : Wild, woest; verscheurend ; wreed.Fêroeite v. : Wild-, woest-; wreedheid.Perot) m. : Iles (de) - : Farlier.Fen aille v. : (Oud) ijzer.Ferrailler : Schermen, duelleren (zonder resul-taat). (fig.) Krakelen (idem).

Ferrailleur m. : Vechtersbaas. (fig.) Kibbelaar.Handelaar in oud ijzer.

Ferrant : Margehal - : Hoefsmid.Ferrement m. : Stuk ijzer (voor constructies),beslag, ijzerwerk. 't Beslaan.

Ferrer : (Met ijzer) beslaan. Beslaan (paard).Stempelen (stof). Wrijven (hennep). Ferri (aglace) : Ten its beslagen, op scherp; (fig.) door-kneed (in). Etre feed sue un sujet : Een onder-werp door en door kennen. Bdton ferrg : Bergstok.Souliers terra : Spijkerschoenen. Voie -, ligneferree : Spoorweg.

Ferreur m. : Nestelmaker. Hoefsmid.Ferreux : IJzerhoudend. -achtig.FerriOra v. : Slotenmakers-. Hoefsmidszak m.Ferronnerie v. : Klein ijzerwerk. IJzerfabriekv., -fabricage v.

Ferronnier m. : LIzerwerkverkoper.Ferronnière v. : IJzerwerkverkoopster. Voor-hoofdsband met een juweel in 't midden m.

Ferroviaire : Der spoorwegen.Ferrugineux : IJzerbevattend. -houdend.Forme V. : IJzeren beslag, ijzerwerk. De hoef-ijzers. Manier van beslaan v.

Fertile en -ment : Vruchtbaar.Fertilisable : Vruchtbaar to maken.Fertilisation v. : Vruchtbaarmaking.Fertiliser : Vruchtbaar maken. [rijkheid.Fertilitê v. : Vruchtbaarheid. - d'esprit : Vinding-Fóru : Verwond. Smoorlijk verliefd. Dol (op).Ferule v. : 1. (plantk.) Ferula v. 2. Plak v. 3.(fig.) Leiding; critiek v. Tense la - : School hou-den; (fig.) streng heersen.

Fervemment : IJverig, vurig.Fervent : IJverig, vurig, blakend. I m. : Grootbewonderaar.

Ferveur v. : (Vrome) ijver m., dorst (naar), vuur,innigheid.

Fesse v. : Bil (ook van schip) v.Fess& v. : Pak op de billen.

Page 205: aardrijkskunde - DBNL

FESSE-MATHIEU. 189 FEUILLE TER.

Fesse-mathieu m. (my. --x) : Woekeraar.Fesser : Op de billen slaan, tuchtigen.Fesseur m. : Hij die op de billen geeft.Fessier m. : Achterwerk. Bilspier (muscle —) vFessu : Met dikke billen.Festin m. ; Gastmaal, feest.Festiner ov.w. : Feestelijk onthalen. I onov.w. :Feest vieren, pret maken.

Festival m. (me. festivals) : MuziekfeestFeston m. : (Bloem)slinger m., -sieraad, rand

m., loofwerk.Festonner : Met slingers versieren. Loofvormiguitsnijden. Festonneren (stof).

Festoyer ov.w. : Feestelijk inhalen, - ontvan-gen. I onov.w. : Feestvieren, sfuivens.

Fétard m. : Pretmaker, fuifmuts.Fête v. : I. Feest (godsdienstig). La — des Morts

: Allerzielen. —Mee,- feriffe,-chennee: Voorgeschreven feestdag. 2. Naam-. Verjaar-. Dag (van denbescbermheilige) m. C'est ma — aujourd'hui :Vandaag ben ik jarig. Souhatter sa — a qn :Tem. gelukwensen met zijn naamdag. 3. Open-baar feest. Kermis. La — nationale : De 14e Juli.4. Feest, -maal; bal. 't, tFulvent. (fig.) Vreugdev. Faire la — : Pretmaken, fuiven. Faire — a :Feestelijk ontvangen; vol zijn over. Se faire de— : Zich indringen, - inviteren; ook willen mee-doen. Troubler la — : De vreugde verstoren. En— : In feestgewaad ; lachend, lieflijk (natuur). Nes'etre jamais trouve d pareille — : Nooit zo ietshebben bijgewoond. Il West pas tous les fours— : Het is niet iedere dag kermis.

Fête-Dieu V. : H. Sacramentsdag m.Féter : Vieren. Feestelijk ontvapgen.Fêtiche m. : Als een godheid aangebeden voor-werp. (f i g.) Afgod.

Fetiohisme m. : Fetischdienst m. (fig.) Blindeverering.

Fetiehiste m. : Fetischdienaar. (fig.) Blindevereerder.

Fêtide : Hevig stinkend. (fig.) Afschuwelijk.Fêtlditê v. : Stank m.Fistu m. : Strohalm m. Je n'en donnerais pas un

— : Ik geef er geen steek om.I. Feu m. : 1. Vuur. Faire du — : - aanleggen. Ledieu du — : De vuurgod, Vulcanus. Faire — :Vonken slaan (z. 5). Faire — des quatre pieds :'t Vuur uit de steenen doen springen (metpaardenhoeven); {fig.) zich uitsloven. Craindrecomme le — : Vrezen als de pest. Le — du ciel :'t Hemelvuur, de bliksem m. A l'epreuve du — :Vuurvast; born-, kogelvrij. — de paille : Stro-your; (fig.) lets dat slechts kort kan bestaan.Faire trop grand — du bois de qn : Op onbeschei-den wijze met iem. goed omspringen. Donnerplace a qn au — et a la chandelle : Iem. vuur enlicht geven. Mettre le pot au — : De soep opzet-ten. Applique, le — a une place : Een wood meteen gloeiend ijzer uitbranden. Bouton de —,Pointe de — : Brandijzer. Mettre le — sous le 'cen-tre : De wilde haren afbranden (paard): (fig.)'t vuur na aan de schenen leggen. Premier .; se-cond — : Eerste -; tweede bakking. Allant au —,qui va au — : Vuurvast. Art du — : Pottenbak-kers-; glasblazerskunst. Mettre le — a une mine;- un canon : Een mijn -; een kanon doen afgaan.Mettre le — aux poudres : De lont in 't kruit wer-pen ; (fig.) tot weerstand prikkelen. Prendre —: Vuur vatten; (f ig.) driftig worden (z. ook12). 2. Haardstede v., haard m., stookplaats v.

Chambre a — : Die verwarmd kan worden. N'avoirni — ni lieu : Geen onderdak hebben. J'en met-trais ma main au — : lk sta er voor in. 3.Brand m. Le — y est de tous cdtes : Alles staater in brand. Mettre le — 4 : in brand steken.Faire la part du — : Laten branden, wat menniet redden kan; iets opofferen. Le — est a cesmarchandises : Iedereen haast zich daarvan tekopen. Mettre a — et 4 sang : Te vuur en tezwaard verwoesten. En — : Brandend; (fig.)aloeiend. L' Europe est en — : E. is in vuur envlam. 4. Vuurdood m., dood op de brandsta-pel (supplice du —4. Baler -, faire mourir a petit— : Langzaam verbranden; (fig) doodmar-telen. 5. Vuur (van wapen), ontlading. — !Vuur! — roulant de plaisanteries : Schitte-rend vuurwerk van aardigheden. Il a Mavu -, essuye le — : Hij is reeds in de strijdgeweest. (fig.) Je l'ai vu au — : Ik heb hembezig gezien. Faire — : Vuur geven. Exercice -;ecole a — : Schietoefening; -school. Faire long —: Ketsen, branden zonder te ontploffen; (fig.)mislukken; als een nachtkaars uitgaan. 6.Licht, viam v., vuur. Les —x du navire; - de laate : De lichten van 't schip; - de kust. Les--xde la nuit, du firmament : Mann en sterren. Lespremiers —x du four : 't Eerste schijnsel van dedag. (faro.) N'y voir que du — : Verblind zijn;(fig.) er niets van begrijpen. — chinois : Chineesvuurwerk (met transparanten). 7. — sacre :Heilig vuur (der Romeinen); (fig.) edele geest-drift v. 8. (tone el) Des —x : Honorarium;extra-toelage (voor toneelspeler) v. 9. Des —x: Haardstel. 10. (fig.) Vuur, pit (in drank) v.Eau de — : Vuurwater, brandewijn. 11. (fig.)Vurigheid (bloed); brandend gevoel, hitte v. Lagorge en — : Met een brandend gevoel in dekeel. Des —x : Rode vlekken, branderigheld.— du rasoir : Vurigheid van 't scheermes. 12.(fig.) Vuur, geestdrift v. Etre dans le — de lacomposition : Geheel door zijn werk in vervoe-ring gebracht zijn. Dans le — de l'action : In dehitte van 't gevecht. Etre tout —, tout flamme :Vol geestdrift zijn. 13. Liefdevuur. 14. Schitte-ring (diamant), glans m.

II. Feu bv.nw. : Wijlen, zaliger.Feudataire m. : Leenman. Prince — : -vorst.Feuillage m. : Gebladerte. Afgevallen bladeren.Loofwerk (— artificiel).

Feuillaison v. z. foliation.Feuillant m. : Monnik der Feuillantenorde.(gesch.) Gematigd republikein (1791).

Feuille v. : 1. Blad (boom, bloem). — morte : Ver-dord b. Trembler comme une (la) — : Als een rietbeven. 2. Blad (hoot, metaal, van scherm, lei),plaat (glas) v. 3. Blad (papier, karton). — d'e-preuve : Proefblad. 4. (Dag)blad. — volante : Vlie-gend blad. — de thou : Prulkrantje. 5. Register,lijst v. — de presence : Presentielijst.

Feuille : Bebladerd.Feuillêe v. : Gebladerte, loof. Prieel.Feuille-morte m. : Geelbruine kleur v.Feuiller onov.w. en se — : Bladeren krijgen. Iov.w. : Met b. toedekken. De b. schilderen aan.

Feuillet m. : Blad (boek). Laag v. Dunne plank v.Bladmaag v., boekpens v.

Feuilletage m. : Het uitrollen van deeg. Bla-derdeeg. Het doorbladeren.

Feuilleter : In bladen, laagjes afdelen. Door-bladeren.

Page 206: aardrijkskunde - DBNL

FEUILLETON. 190 FIGURER.

Feuilleton m. : 1. Vel druks van 8 zijden. 2.Onderdeel van een dagblad, waarin kritieken,romans verschijnen.

Feuilletoniste m. : Feuilletonschrijver.Feuillette v. : Blaadje. Wijnvat (van 114 tot 140 L.).Feuillu : Dicht bebladerd. Essences -es : Loof-

bomen.Feurre m. : (oud) Stro.Feutrage m. : Het vilten. Viltlaag v.Feutre m. : Vilt. Vilten hoed m.Feutrer : Vilten. Met vilt bekleden. al g.) Doyen.Feutrier m. : Viltwerker.Nye v. : 1. Boon v. Donner un pois pour une -: Een spiering uitwerpen, om een kabeljauw tevangen. Le roi -, la refine de la - : Degeen die deboon trekt met Driekoningen. 2. Snijboon.

Fêverole v. : Paardenboon v.Mier m. : Bonenboom m.Meer m. : Februari m.Fez m. (spr. fezz) : Rode muts met kwast v.Fi : Foei 1 (- done!). Bahl (soms) Wel men!

Dank je wel I Faire - de : Versmaden.Fiaere m. : Huurrijtuig, *bakje#. (oud) Huur-koetsier. Jurer -, sacrer comme un - : Tieren-, ra-zen als 'n bezetene.

Fiangailles v.mv. : Verloving. Bruidstijd m.Fiancé, -0 : Bruidegom. Bruid. Verloofde.Fianeer : Verloven. (fig.) Verbinden.Fiasco m. : Mislukking, val m.Fibre v. : 1. Vezel v. -8 de bois : Houtwol v. 2.(fig.) Gevoelige snaar v.

Fibreux : Uit vezels bestaand, vezelachtig.Fibrille v. : Vezeltje. Haarvezeltje (plant).Fibrine v. : Bloedvezelstof v., fibrine v.Flake v. : Speenkruid.Fleeler : Toebinden, een touwtje doen om. (fig.)Il est ficele (comme un saucisson) : Zijn klerenzitten hem te nauw. Bien -; mal ficelO : Goed -;slecht gekleed.

Fieelle v. : Bindtouw, -garen. Touwtje. (fig.)Foefje. Il tient les -s : Hij laat de mensen naarzijn pijpen dansen. On mit la -, it montre la - :'t Ligt er dik op. Tirer sur la - : Te lang aan-houden.

Ficellier m. : Rol voor bindtouw v.Fiehe v. : Pin v.; knier (aan deur) v. Merk, etiket.Speelmerk, fiche. Kaart, waarop men aante-keningen verzamelt v. - de consolation : Kleinetroost.

Fieher : 1. Tnslaan. -steken. Voegen (steen). 2.(fig.) Vestigen. 3. (plat; soms fiche) Geven;gooien, zetten; doen. Fithez-moi la paixi Laatme met rust 1 Fichez-moi le camp! Loop naarde drommel! Tu Wes pas fichu de . . . : Je kuntniet eens . . . I se - : Zich plaatsen, - stellen.

-par terre : Op de grond vallen. I se - de : Spot-ten met, lachen om.

Fichoir m. : Knijpertje, wasknijper.Fichtre : Verduiveld 1 Drommels!Fiehu : (plat; z. fieher 3) 1. Raar, mal, be-roerd, mismaakt. 2. Verloren, weg, failliet,naar de maan. I m. : Hals-, omknoopdoekje.

Fictif : 1. Verdicht, verzonnen, ingebeeld. 2. Aan-genomen, overeengekomen, schijnbaar.

Fiction v. : L Verdichtsel, -zinsel. 2. Overeen-komst v. Valeur de - : Aangenomen waarde.

fictivite V. : Verdicht -. Aangenomen karakter.Fidisicommis m. : (recht) c ht) Erfstelling over de hand.Fideieommissaire m. : (recht) Hij die een fidei-commis ontvangt.

Fidele : Trouw. Oprecht. Gelovig. Nauwkeurig,waar. Juist, precies. 1 m. : Gelovige. Getrouwe(van vorst). Fididement bw.

Fidelit6 v. : Trouw v. Oprecht-. Juistheid.Fiducialre : 1. (vroeger) Op vertrouwen ge-grond. 2. (th an s) Zonder werkelijke waarde.Monnaie - : Papieren geld. SocietO - : Admini-stratiekantoor.

Fiduclairement : Bij wijze van daad van ver-trouwen.

Fief m. (spr. fief') : 1. Leen(goed). (fig.) -electoral : Kiesdistrict, waarin men zeker her-

kozen wordt. 2. Bron van inkomsten v.Fief% : (f am.) Doortrapt, volslagen, aarts-.Fieffer : Als leen geven. Van een leen voorzien.Fiel m. : Gal v. (fig.) Bitterheid. Wrok m., haatm. Sans - : Onschuldig; zacht.

Fielleux : Galachtig. Toornig, hatelijk.Fiente v. : Drek m., mest m.Fienter onov.w. : Drek lozen. I ov.w. : Bemesten.Fier (se) : Vertrouwen hebben in, zich verlaten op.Fier (spr. tier) : 1. Wild, schuw. (fig.) Woest.2. Trots, hooghartig. 3. Waardig. 4. Moedig.5. (fam.) Mink, geweldig; uitstekend.

Fier-à-bras m. (my. tiers-cl-bras) : llzervreter.Fiërement : Op trotse, stoute wijze. (fam.) Erg,geducht; flink.

Fled() v. : Trots-, fier-. Waardigheid. Moed m.Fieu(s) z. ills.Mire v. : 1. Koorts v. Battre la - : Van koortsrillen. 2. (fig.) Koortsachtigheid. Opwinding,bedrijvigheid.

Fièvreux : Koortsig, -verwekkend. (fig.) Onrustig,koortsachtig.

Fifre m. : Dwarsfluit v. Pijper.Figaro m. : (f am.) Barbier, kapper. Jakje.Figement m. : Stoning.Figer : Doen stremmen, - stollen. Sourire fige :Stiff deftige g. I se - : Stremmen, dik worden.(f i g .) Onbeweeglijk -; onverzettelijk blijven.

Figue v. : 1. Vijg v. Moitid -, moitid raisin :Half willens, half onwillens; half scherts, halfernst. Faire la - 4 qn : Iem. uitsliepen. 2. Wratv. 3. Vijgschelp v.

Figuerie V. : Vijgeboomgaard m.Figuier m. : Vijgeboom m. - de l'Inde : Waringin.Figuline V. : Terra-cotta-vaasje. Emailwerk.Figurant m. : (toneel) Stomme persoon m.Figuratif : 1. Die de vorm voorstelt, af beel-dend. Art - : Beeldende kunst. 2. Figuurlijk.3. (t aalk.) Die aanduidt (bv. : S est -- du pluriel).

Figuration v. : Voorstelling (in beeld). Vormm. De figuranten.

Figurativement : Door een afbeelding.Figure v. : 1. Gestalte v., gedaante v. Vorm m.Beeld. 2. (wick.) Figuur v. 3. Gelaat. -suit-drukking. Faire une triste - : Er droevig uit-zien. Il ne sat queue - faire : Hij weet niet hoezich te houden. Faire bonne -; mauvaise - : Eengoed -; slecht figuur maken. Faire - : Uitblinken,een voorname rol spelen. 4. (spel) Prent v.,pop (op kaart) v. 5. (taalk.) Beeld. -s de pen-s& : Redebeelden. 6. (recht) Faire - de : Han-delen als.

Figure : Aanschouwelijk voorgesteld. Gebloemd(stof). Overdrachtelijk. I m. : Figuurlijke zin m.Au - : Figuurlijk (gebruikt)..

Figurèment : Overdrachtelijk, figuurlijk.Figurer ov.w. : 1. Vormen. 2. Afbeelden, voor-stellen. Aanschouwelijk voorstellen. I onov.w, :

Page 207: aardrijkskunde - DBNL

191 FIN.FIGURINE.

Een rol spelen, figuur maken. A s figurant op-treden. Voorkomen. Faire - : Doen voorkomen(in boek, contract). I se - : Zich voorstellen.

Figurine V. : Klein beeldje. Afbeelding.Figuriste m. : Maker van gipsen beeldjes.Fil m. (spr. file) : 1. Vezel v. 2. Draad m., garen.

Donner du - a retordre : Werk -, last bezorgen. Netenir qu'a un - : Aan een zijden draad hangen;weinig schelen (of) - de trame : Inslag-. - dechain : Kettingdraad. Toile de - : Hennep-;vlaslinnen. Bas de - : Katoenen kouFen. -8 dela Vierge : Herfstdraden. - mitallique : Metaal-draad. - telegraphique : Telegraafdraad. Par

-: Telegraphisch. Sans -: Draadloos. (fig.) Tenirles -s : Het heft in handers hebben. 3. (fig.)Draad (leven, gesprek, boek). 4. (fig.) Draad(hout, vlees); richting, loop (stroom) m. (fig.)Alter contre le - de l' eau : Tegen de stroominroeien. Se laisser aller au - de : Zich overgevenaan. 5. Hengelsnoer. 6. Snede v., scherpte (snij-dend werktuig) v. Avoir le - : Scherp -; geslepenzijn. Donner le - a : Aanzetten. 7. Snoer. 8.- d'araignie : (plantk.) Huislook; (di erk.)spindraad.

Filage m. : Het spinnen (ook tabak). Spinsel.Filaire m. en v. : Draadworm m.Filament m. : Vezel v. Gloeilampdraad m.Filamenteux : Vezelachtig.Filandiere V. : Spinster. Lea sceurs -s : De Schik-godinnen.

Filandre v. : 1. Taaie vezel (vlees) v. 2. Zijplank(schip) v. 3. Herfstdraad m.

Filandreux : Dradig, vezelig. (fig.) Langdradig.Filant : Dikvloeibaar. Vallend (ster).Filasse v. : Ongesponnen vlas, - hennep. Werk(pluksel). - de montagne : Asbest.

Filassier m. : Vlas-, hennepbereider.Filateur m. : Eigenaar -, hoofd eener spinnerij.Filature v. : Het spinnen. Spinnerij v.File v. : Rij v., reeks v. (mil.) Gelid. A la -,en ligne de - : Achter elk. A la - indienne :Achter elk., als de ganzen. Se mettre a la - : In derij -, in de queue gaan staan. Par rang et par - :In rij en gelid. Chef de - : Vleugelman.

File m. : Gesponnen stof v. - tabak v.Filer ov.w. : 1. Spinnen. Tot Braden trekkers (me-taal). (fig.) - doux : Zoete broodjes bakken. -une quenouille : Een spinrokken afspinnen.

-des tours d'or et de soie a : Gulden dagen bereiden.- du tabac : T. spinnen. 2. Vieren. Met een touwaflaten. - huit nceuds : Acht knopen lopen.3. (fig.) Aanhouden, lang doen duren. Uitspinnen.Lang aanhouden (toon). - la carte : Een (slechte)kaart wegstoppen. (f am.) - le parfait amour :Romantisch liefhebben. Musique glee : Lang uit-gesponnen m. 4. - qn : Tem. gangers nagaan,schaduwen (politie), I onov.w. : Spinnen. Zacht,met 'n dun straaltje weglopen (vloeistof). Taaiworden (wijn). Walmen (lamp). Spinnen (kat).Vallen (star). Voorbijgaan zonder op te houden.Er van doorgaan.

Filerie v. : Spinnerij v. Lijnbaan v. Draad-trekkerij.

Filet m. : 1. Draadje. 2. Vezel v. 3. Helmdraadm. 4. Tongriem m. Avoir le - biers coupe : Goedvan de tongriem gesneden zijn. 5. Trens v. 6.Reep (vlees, vis) m. - de boeuf : Ossenhaas.7. Dunne waterstraal m. Scheutje. (fig.)

-de voix : Pieperig stemmetje. 8. Streepje. 9.Smalle rand m. Figuurlijn v., filet (op boek).

Schroefdraad (- de vis). 10. Net. (f i g.) Tomberdans les -s de qn : In iem. strikken vallen.

Fileter : Trekken (draad). Een schroefdraad -;figuurlijnen aanbrengen.

Fileur m. : Spinner (ouvrier --). Draadtrekker.Fileuse v. en bv.nw. : Spinster. Weefspin (arai-gnee -) v.

Filial : Kinderlijk.Finale v. : Bijkantoor. Dochtermaatschappij.Filialement : Kinderlijk.Filiation v. : Rechte linie van afstamming v. (fig.)Afstamming. Verband, samenhang m.

Filière v. : Trekplaat v., -ijzer. (fig.) Gewone weg(om er te komen) m.

Filiforme : Draadvormig.Filigranage m. : Draadbewerking.Filigrane (s oms -gramme) m. : Draadwerk.

Watermerk.Filigraner : Als draadwerk bewerken. Met eenwatermark voorzien.

Film m. : (zeev.) Tros m.Fille v. : 1. Dochter. La - alma de l' Èglise :Frankrijk. Les -8 de Memoire : De Muzen. 2.Afstammeling. Les -8 de France : De prinses-sen uit 't Fr. huis. - d' Eve : Eva's dochter,(nieuwsgierige) vrouw. 3. Meisje. Grande - :Volwassen -. 4. Ongehuwde jongedochter, meisje.Rester - : Ongehuwd blijven. Une vieille - :Een oude jongejutfrouw. La plus belle - dumonde ne peut donner que ce qu'elle a : Men kanniet meer geven dan men heeft. 5. Publiekevrouw. 6. Dienstbode, meld. - d'auberge, - debrasserie : Kellnerin. 7. Non, zuster.

Fillette v. : Dochtertje. Meisje.Filleul m., -e v. : Petekind.Film m. : Film. - accderg : Versnelde f. - gducatif

: Schoolf. - de dessins animas : Tekenf. - parlant: Sprekende f. - meet : Zwijgende f. - sonore :Klankf., geluidf. Tourner un - : Draaien.

Filmer : Verfilmen.Filon m. : Erts-, mijnader v. (fig.) Protectie. Il ale - : 't Gaat hem voor de wind.

Filoselle v. : Floret-, afvalzijde v.Filosite v. : Draderigheid.Filou m. : Gauwdief, schurk.Filouter ov.w. : Ontfutselen, aftroggelen. I on-ov.w. : Bedriegen.

Filouterie V. : Listig bedrog, schurkenstreek m.Fits m. (spr. tics) : 1. Zoon. Il est Bien le - de sonpare : Hij lijkt sprekend op zijn vader. Un - 4papa : Moeders zoontje. (f a m.) Le - Dufour : Dejonge D., D. junior. Le - de Dieu, - de l'Hornme :Jezus, de Zoon Gods. 2. Afstammeling; (fig.)zoon. - de France : Prins uit 't Fr. koningshuis.Le - du del : De keizer van China. - de Mars: Krijgsman. - d' Apollon : Dichter. (fig.) Etre(le) - de ses oeuvres : Door eigen verdiensten hetver gebracht hebben. 3. Monnik, broader.

Filtrage m. : Het filtreren, - doorzijgen.Filtrant : Dat tot filtreren dient. Dat door defilter wordt doorgelaten.

Filtration v. : Filtrering. Doorsijpeling.Filtre m. : 1. Filtreer m., voorwerp tot doorzijging.Papier a - : Filtreerpapier. 2. (Echte) gefiltreerdekof fie.

Filtrer ov.w. : Filtreren, doorzijgen. I onov.w.en se - : Doorsijpelen. Doorschemeren (licht).

Filure v. : Spinwijze v.L Fin v. : 1. Einde, slot. - mai : Ultimo Mei. Ala - : Eindelijk, ten slotte. Courroie sans - :

Page 208: aardrijkskunde - DBNL

FIN. 192 FLAGORNEUR.

Riem zonder eind. A la - du compte, en - decompte : Per slot van rekening. Mener 4 bonne

, mettre - a : Afmaken. Prendre - : Eindigen,ophouden. Etre sur la - : Ten einde lopen.Mettre - 4 : Een eind maken aan. Tirer 4 sa- : Op sterven liggen; ten einde spoeden.Faire une - : Een beroep kiezen, met pretma-ken ophouden; „dan maar" trouwen. 2. (Levens)-uiteinde. Faire une bonne - : Als een goedChristen sterven. 3. Doel, -einde, oogmerk. A cette-, a ces -s : Daarom, tot dat doel. 4. (r echt) Elsm. - de non-recevoir : Grond tot niet-ontvankelijkverklaring ; (fig.) weigering. Aux -a de : Omte, ter fine van. Renvoyer (qn) des -8 de laplainte : Tem. klacht niet-ontvankelijk verklaren;tem. ontslaan van rechtsvervolging.

II. Fin bv.nw. : 1. (o u d) Verafgelegen.Vroeg. Du-fond de la Ilussie : Uit 't hartje van R. Au - fond :Op de diepste bodem. 2. Fijn, zuiver, keurig. Uit-gelezen. La -e fleur : De bloem, de keur. 3. Fijn,bijna onmerkbaar. 4. Fijn, scherp. -e lame :Uitstekend schermer; sluwe vrouw. - gourmet: Fijnproever. 5. Scherpzinnlg, geestig. 6. Slim,doortrapt, loos. Handig. Bien - qui le prendra :'n Loze vos die hem vangt. - matois, -e mouche,- renard : Slimmerd. Plus - que lui n'est pasbête : Last hem maar lopen. 7. Fijn, klein.Pluie -e : Motregen. Savoir le - mot : 't Fijne ervan weten. 8. Dun, fijn. -es herbes : Fijngehaktekruiden, - groenten. 9. Fijn en welgevormd.

III. Fin m. : 1. Fijn linnen. 2. Fijn goud of zilver.3. Sluwerd. Jouer au (plus) - : Elk. een vliegtrachten af te vangen. 4. Het fijne (ewer zaak),- gewichtige. 5. Kleine letters v. Ecrire en -.

IV. Fin bw. : Fijn (schrijven). Prendre une bille - :Ben (biljart)bal snijden.

Finage m. : Grondgebied. Eerste zuivering.Final : 1. Aan 't eind, laatste, eindigend, (ins am e n st.) slot-, eind-. 2. Als doel dienend.(t a al k.) Doelaanwijzend. 3. Tot 't einde toe.

Finale m. : (muz.) Slotstuk, finale v. I v. : Slot-foot v. -lettergreep v. Eindrit m., beslissing(wedstrijd).

Finalement : Ten slotte, eindelijk.Finance v. : 1. Geld. Vermogen. Moyennant

-: Tegen betaling. 2. Geldzaken v. Etre dans la -: In 't financievak zijn. 3. Geldmannen, kapita-

listen. La haute - : De grote bankiers. 4. Debelastingpachters. 5. Les -s : De staatsinkom-sten v., 't staatsbeheer. Lai de -s : Budget.

Finaneer : (fam.) Afdokken. Financieren.Financier m. : 1. Belastingpachter. 2. Bankier,kapitalist. 8. Financier, man die met geldzakenweet om te gaan. I bv.nw. : Geldelijk, financieel.(in samenst.) Geld-.

Finaneikement : Mt 't oogpunt der -, in de taalder geldzaken; financieel.

Finasser : Slim doen, draaien.Finaud : Slim(merd) met een dom uiterlijk.Fine v. : Beste cognac m. Fijn schrift.Finement : 1. Keurig, fijn. 2. Geestig, scherp.Behendig. 3. Fijntjes, sluw.

Finesse v. : 1. Fijn-, keurig-, zuiver-, bevallig-held. 2. Fijnheid, bijna onmerkbaar verschil. 8.Fijn-, scherpheid (zintuigen). 4. Fijn onderschei-dingsvermogen (esprit de -). 5. Sluwheid, streekm. Cherch,er -, entendre - 4 : Kwaad zoeken in. Iln'y entend-, n'y saitpag -:Hij meent 't niet kwaad.6. Fijn-, klein-. 7. Dun-. 8. Welgevormdheid.

Finet : Loos, uitgeslapen.

Fini : 1. Geeindiad, af, ult. Un homme - : Diesops is. 2. Zorgvuldig bewerkt. 3. Volmaakt,-leerd. 4. Begrensd. I m. : 1. Afwerking. Celamanque de - : Dat is niet af. 2. Het eindige.

Finir ov.w. : 1. Een eind maken aan. 2. Afmaken,voltooien. Leegeten, -drinken. Oproken. I onov.w. :1. Eindigen, ophouden, uit zijn. Sterven. Il finiramal : Het zal nog slecht met hem aflopen.2. Ophouden, uitscheiden. 11 n' en finit pas :Er komt geen eind aan. - de parler : Uitpraten.3. - par : Eindelijk (lets doen). Il finira parceder : Ten slotte zal hij toegeven. 4. - en :Uitlopen op, eindigen in. 5. en - avee : Af-handelen, (lets) afdoen; zich afmaken van (lem.).

Finlandais : Finlander. Fins.Finlande v. : Finland.Finnois (spr. fi-noi) : Fin, Fins.Fiole v. : Glazen flesje. (fam.) Fles wijn v.Fiord m. : Diepe, enge golf, fjord.Fioriture v. : (muz.) Door de zanger bijge-voegde roulade v. (fig.) Opmerking.

Firmament m. : Hemelgewelf.Firman m. : Schriftelijk bevel (sultan), firman m.Fise m. : 1. Staatskas v., -vermogen. 2. Belas-tingwezen.

Fiscal : Der belastingen, - schatkist. Lois -es :Belastingwetten.

Fisealement : Volgens de belastingwetten.Fisealite v. : Belastingwetten v.; -beheer, -wezen.Fissipare : Die zich door deling vermenigvuldigt.Fissipkle : Met gespleten klauwen,- hoeven.Fissure v. : Spleet v., kloof v., barst m.Fiston m. : (yolk) Zoon. Jongen. Adelborst.Fistule v. : (gene esk.) Fistel v. Etterafleider.Fistuleux : Van een fistel. Met een buss.Fixage m. : Het vastmaken, 't vastleggen.Fixateur m. : (photo) Fixeerbad. I bv.nw. : Sel- : Fixeerzout.

Fixation v. : 1. Vastlegging, verdichting; be-stendiging. 2. Vaststelling. 8. Het vastmaken.

Fixe : 1. Vast. Beau - : Bestendig (weer). Avoirl' ce il -, le regard - : Strak kijken. 2. Vast, on-veranderlijk. Idle - : Dwangvoorstelling. - a lalumière : Onverschietbaar. 3. Vast. vastgesteld.A heure - : Op een vast -, bepaald uur. A prix - :Tegen vaste prijs. I m. : Vast. inkomen. Onsmelt-baar liehaam.

Fixement : Strak (aanzien).Fixer : 1. Vastmaken, -leggen, bevestigen, fixe-ren. - so residence : Zijn zetel vestigen. - (sapensie) sur le papier : (Zijn gedachten) neerschrij-yen. 2. Vestigen (keus, aandacht, oog). Son cceurest fire : Zijn keus is gedaan. 3. Een vastevorm geven aan, vaststellen. Aan zich boeien.Bepalen. Trekken (aandacht, bilk). Etre fire sur: Geen twijfel meer gevoelen over. Me voila fire: Nu weet ik waaraan ik me te houden heb. 4.Vaststellen, bepalen. 5. (so ms) Strak aankijken.

Fixitd v. : Vast-. Bestendig -, onveranderlijkheid.Flacon m. : Stopfles v. (fam.) Fles wijn.Fla.-fla m. : (yolk) Kale bluf m., swiet slam o.Flagellant, -ateur m. : (gesch.) Geselbroeder,flagellant (13e eeuw).

Flagellation v. : Geseling.Flageller : Geselen.Flageoler : Trillen, knikken.Flageolet m. : 1. Octaaffluit v. 2. Witte boon v.Flagorner : Kruipend vleien.Flagornerie v. : Flikflooierij v.Flagorneur m. : Ogendienaar, flikflooier

Page 209: aardrijkskunde - DBNL

FLAGRANT. 193 FLEURIR.

Flagrant : In 't oog lopend, klaarblijkelijk.Flair m. : Fijne reuk m. (fig.) Fijne neus m.Flairer : Beruiken. Ruiken. (fig.) De lucht krijgenvan. I onov.w. : Snuffelen.

Flaireur m. : Snuffelaar.Flamand : Vlaams. Vlaming.Flamant m. : (di erk.) Flamingo m.Flambage m. : 't Zengen. - vlammen (gaspijp).Flambant : Vlammend, brandend. Tout - neuf: Spiksplinternieuw.

Flambart of -ard m. : Gloelende kool v. St.-Elmus-Bootje. Zondagsroeier. Geurmaker. [vuur

Flambe v. : Degen met gegolfde kling m. (plantk.)Lisch o.

Flambe : (f am.) Verloren, geruineerd, bedorven.Flambeau m. : 1. Licht; kaars v. - du jour :Zon v. - des nuits : Maan v. (fig.) Le - d6 la m-eow, - de la foi : 't Licht der rede; - des geloofs.2. Fakket v. Retraite aux -x : Fakkeloptocht.3. Hoge kandelaar m.

Flambee V. : Helder vuurtje. (fig.) Vlaag v.Flamber onov.w. : Vlammen. I ov.w. : Zengen;droogmaken; afbranden (verf). (fig.) In 't onge-luk storten. Opmaken.

Flamberge v. : Grote, zware degen m. Mettre- ate rent : Van leer trekken.

Flamboyant : Vlammend; flikkerend, schitterend.Flamboyer : Vlammen; flikkeren. sehitteren.Flamine m. ; (ges ch.) Rom. priester, flamen.Flamingant m. : 1. Vlaams sprekend Vlaming.2. Voorstander der Vlaamse beweging. I bv.nw. :Vlaamsgezind.

Flamme v. : 1. Vlam v. En -s : In lichte laaie.Les -s eternelles, - de renter : 't Hellevuur, dehellepijnen v. 2. (fig.) Gloed m., vuur, leven. 3.Liefde (- amoureuse) v. 4. Vlamvormig sieraad.5. Wimpel m.

Flamm() : Gevlamd (aardewerk).Flamméche v. : Vonk v.Flammerole V. : Dwaallicht.Flammette v. : Wimpeltje.Flan m. : 1. Platte taart v. Du -I Niks 1 2. Munt-plaatje, schroot. 3. Clicheerplaat v., stie .

Flanc m. : 1. Zijde (van 't lichaam) v. Ftre surle - : Bedlegerig zijn. Battre des -s : Buitenadem zijn. Se battre lee -s : Zich uitsloven. 2.Ingewanden. 3. Schoot m., bulk m. 4. Zijde (vaneen voorwerp). Helling (berg). (mil.) Flank v.(fig.) Prefer le - : Zich blootstellen (aan).

Flaneher : Wijken. Weifelen. Haperen (motor).Niet in de haak zijn.

Flandre v. : Vlaanderen.Flandrin m. : Slungel.Flanelle v. : Flanel. (filet de - : Flanelletje.nailer : Rondslenteren. De tijd verbeuzelen.Flailed° v. : Het rondslenteren. - luieren.Flineur m. : Slenteraar.Flanquant : (mil.) Flankerend, zij-.Flanquement m. : Flankdekking.Flanquer : 1. Aan de zijden voorzien van. - staan,- liggen. (mil.) De flanken beschermen. (fig.)Vergezellen. 2. (plat) Smijten. Leggen, plaatsen.Geven. - a la porte : De deur uitgooien.

Flaque v. : Plas m., poel m.Flaquee v. : Worp m., klets (water) v.Flaquer : Werpen, kletsen.Flasque : Slap. Krachteloos, mat. I m. : Zijwang(affuit) v. Flasquement bw.

Flatter : 1. Strijken over; liefkozen. 2. Zachtbehandelen. 3. (f i g.) Lenigen (smart). Begun-

GALLAS, Frans Sehootwoordenboek. *

stigen (hartstocht, nuk). 4. Aangenaam aan-doen, strelen. 5. Bedriegen, misleiden. 6. Vlei-en. 7. Flatteren (portret). I se - : Elk. -. Zichvleien. - lets inbeelden. - misleiden.

Flatted° v. : Vleierij v.Flatteur m. : Vleier. I bv.nw. : 1. Strelend,lieflijk. Vererend. 2. Bedrieglijk. 3. Vleiend.4. Flatterend. Flatteusement bw.

Fleau m. : 1. Dorsvlegel m. 2. - d'armes :Korte vlegel (als wapen). 3. (fig.) Plaag v., be-zoeking. Lastig mens. - de Dieu : Gesel Gods.4. Hefboom (balans) m.

Fleche v. : 1. Pij1 m. (fig.) Tout leer est - :Alles dient hun als wapen. Faire - de tout bole :Alle middelen aanwenden. 2. Pijl (versiering,haarnaald). Tong (balans) v. Richtingwijzer(auto). 3. Spits (toren) m. Rechte stengel m.,halm m. 4. Wip (ophaalbrug) v. Ploegboom m.,-balk m.

Flechir ov.w. : 1. Buigen, krommen. 2. Ver-murwen, overhalen. I onov.w. : 1. (Door)buigen,-zakken. Afnemen. (handel) Slap warden. 2.(fig.) Toegeven (aan), wijken (voor). Faire - :Aan 't wankelen brengen.

Flechissement m. : 't (Door)buigen, bulging. Hetwijken. Paling (koers). Achteruitgang m.

Flechisseur : Buigend. I m.: Buigspier (muscle -) v.Flegmatique : 1. (geneesk.) Met veal slijm. 2.Koel, nuchter; afgemeten.

Flegmatiquement : Onverschillig, koel.Flegme m. : 1. (geneesk.) Slum. 2. Ongevoelig-,koelheid.

Flámard, flemmard m. : (yolk) Luilak.Flemme, flame v. : Luiheid.Flessingue v. : Vlissingen.Flêtrir : 1. Doen verwelken, - verleppen; - ver-schieten (kleur). 2. Flets maken (huid). Linofletri : Villa, smoezelig. 3. (fig.) Van zijn blisterberoven. 4. Moedeloos maken. 5. Brandmer-ken. 6. (fig.) Onteren, belasteren.

Fletrissant : Die doet verwelken. Onterend.Flëtrissure v. : Het verwelken. Brandmerk. (fig.)Schandvlek v., smet v.

Fleur v. : 1. Bloem v. Bloesem m. En - : Inbloei. A -s : Gebloemd. Les -s de lis : De leliesder Bourbons. 2 (scheik.) Bloem, - de souffre :- van zwavel. 3. (fig.) Sieraad, tool m. Lof m.Eerbewijs. Jeter des -s sur la tombe de qn : Eendole prijzen. Trop de -s! 't Is al to mooi 14. (fig.) Bloei m., -tijd m. Frisheid (gelaat).A la - de l' dge : In de bloei des levees. 5. Bloem,keur v., 't bcste. La fine - : 't Puikje. 6. Opper-vlakte v. A - de terre; - d'eau : Aan de opper-vlakte van de grond; - 't water, gelijk met -.Des yeux a - de tete : Uitpuilende. A - depeau : Aan de opperhuid; (fig.) oppervlakkig.

Fleuraison v. ; Het bloeien. Bloeitijd m.Fleurdeliser : Met lelies versieren.Fleurer : Geuren, rieken.Fleuret m. : 1. Uitgelezen wol v., - garen. 2.Floretzijde v. 3. Floret v., schermdegen m.

Fleurette v. : Bloempje. Minnepraat m.Fleur' : 1. Bloeiend, vol bloemen. Pelques -es :Palmzondag. 2. Gestreept, geaderd. Puisterig(neus). 3. Sneeuwwit (baud). 4. Fris (kleur).5. Bloemrijk (taal, rede).

Fleurer onov.w. : 1. In bloei staan. 2. (fig.)Schitteren. Groeien. 3. (fig.) Voorspoedig gaan.I ov.w. : 1. Met bloemen sieren. Een bloem doenin. 2. (fig.) Versieren, bloemrijk maken.

13

Page 210: aardrijkskunde - DBNL

FLEURISSANT. 194

FOIN.

Fleurissant : In bloei, bloelend.Fleuriste m. en bv.nw. : 1. Bloemenliefhebber.2. -kweker. -verkoper. 3. Ja,din - : Bloemtuin,-kwekerij.

Fleuron m. : 1. Bloemvormig sieraad. 2. (plan tk.)Bloempje der samengesteldbloemigen. 3. Voor-werp waarop men trots kan zijn.

FleuronnO : Met bloemvormige sieraden. Metkroonbloempjes.

Fleuronner onov.w. : Bloempjes krijgen. I ov.w.: Met bloemen sieren.

Fleuve m. : 1. Stroom m., rivier v. 2. Stroom-god. Barbe de - : Lange, brede baard.

Flexibilitê V. : Buigzaam-. Lenigheid.Flexible : Buigzaam. Lenig.Flexion v. : Bulging. (taalk.) (Ver)buiging.Flexueux : Met krommingen, in bochten.Flexuosite V. : Bochtigheid.Flibuster onov.w. : Vrijbuiterij plegen. I ov.w.: Afgappen.

Flibustier m. : Vrijbuiter. (nieuw) Oplichter.Flic m. (spr. flik) : (yolk) Politie-agent, osmeris.Flie flat (spr. flikflak) : Map I PatslFlieflae m. (spr. flikflak): Kuitflikker m. 't Geklap.Flirtage in., -ation V. : 't Coqueteren, - flirten.Flirter : Flirten, coqueteren.Flirteur, -euse : Coqueterend mens.Floche : Pluizig, wollig. Sole - : Vloszijde. I m.

: Zijden kwastje.Flocon m. : Vlok v.Floconner : In vlokken neervallen.Floeonneux : Vlokkig.Flonflon m. : Refrein. (Straat)liedje, deuntje.Floraison V. : Bloei m. -tijd m.Floral : Van de bloem. Feuille -e : Schutblad.Jeux Florae= : Dichterwedstrijden.

Flore v. : Flora (godin der bloemen; alle plan-ten van een land) v.

Floral m. : Bloeimaand (van de Republ. kalen-der; 20 April-19 Mei) v.

Florence m., -tine V. : Florentijns taf.Flores m. (spr. -ess) : Faire - : Veel pleiziermaken; (t h a n s) uitblinken, opgang maken.

Florin m. : Florijn m. Gulden m.Florissant : (f i g.) Bloeiend.Flot m. : 1. Golf v. 2. Les -s : De zee v. 3. Vloed(tegenover ebbe) m. 4. Wapperende linters; - kan-ten. 5. Stroom (regen, tranen) m. Couler a -s :Overvloeien. 6. Menigte v. (fi g.) Overvloed m.7. Drijvende toestand in. A - : Drijvend, viot,in de vaart, niet opgelegd (schip). Rester a - :Drijven: (fig.) boven blijven. (fig.) Remettrea - : Weer vlot maken; (fig.) er weer bovenophelpen.

Flottable : Met vlotten bevaarbaar. Drijfbaar.Flottage m. :1. Het vlotten (hout). 2. Aanspoeling.Flottaison V. : Waterspiegel m. Ligne de - :

Laadlijn v.Flottant : 1. Drijvend. 2. (fig.) Onzeker. 3.Wapperend. 4. Vlottend. niet vast. Dette -e :Vlottende schuld. Population -e : Vlottendebevolking. 5. (fig.) Ongestadig, besluiteloos,weifelend.

Flotte v. : 1. Vloot v. 2. (f a in.) Menigte v. IIen est venu tine -. 3. Dobber m. Boei v. 4. (fam.)Regen m. Water.

Flottement m. : Golvende beweging. (fig.) 'tWankelen, weifeling.

Flotter onov.w. : 1. Drijven. 2. Golven, wapperen.3. Heen en weer gaan. 4. (fig.) Weifelen. I ov.w. :

Met drijvers -, boeien ophouden. Vlotten (hout).Flotteur m. : 1. Houtvlotter. 2. Drijver (omwatersnelheid to meten). 3. Dobber m.

Flottille v. : Vloot van lichte vaartuigen v.Flou : (kunst) Wazig. (photo) Onscherp. I m. :Wazigheid.

Flouer : Bedotten, bestelen; ontrollen.Flouerie v. : Bedotterij v.Floueur m. : Bedrieger.Fluetuant : Onvast.Fluctuation v. : Weifeling; ongestadig-, wis-selvalligheid. Schommeling.

Fluetueux : Woelig. (fig.) Ongestadig.Fluer : Vloeien. (gen e esk.) Vloeien; dragen.Fluet : Tenger, lang en smal.Fluids : Vloeiend, vloeibaar. (fig.) Voorbijgaand.I m. : Niet vaste stof v. Fluidum o.

Fluiditê v. : Vloeiend-, vloeibaarheid.Fluor m. : (scheik.) Fluor (element).Fluorescent : Lichtend.Flute v. : 1. Fluit v. - de Pan: Herders-, Pansfluit.

C e qui vient de la - s' en retourne au tambour : Zogewonnen zo geronnen. 2. Fluitist. 3. Boterboorv. Schietspoel v. Fluitje (broodje). Hoog cham-pagneglas. Lange fles v. Des jambes comme des-s : Spillebenen. Jouer des -s : De plaat poet-sen. I tussenw. : Morgen brengen I Malligheid I

Flfitit : Helder en zacht.Flateau m. : Fluitje.Fluter onov.w. : Op de fluit spelen. I ov.w. : Boren(botervat). (gr a p) Drinken, pimpelen.

Fliiteur m. : Fluitspeler.Flatiste m. : Fluitspeler.Fluvial : Van de rivieren, - binnenwateren.Fluviatile : Aan de rivieroevers levend, zoetwater-.Flux m. (spr. flu) : 1. Stroom m. 2. (g e n e es k.)Vloed m., vochtafscheiding. 3. (s chei k.) Smelt-middel. 4. Vloed. (f i g.) Le - et de reflux : Dewisseling. - de paroles : Woordenvloed. - debouche : Speekselvloed.

Fluxion v. : 1. Ontsteking en bloedaandrang,zinking. - de poitrine : Longonteteking. 2.(wisk.) Mgthode des -s : Differentiaalrekening.

Foe m. (spr. fOk) : (zeev.) Kluiver.Focal : Van de brandpunten.Foetus m. (spr. fgtuss) : Lichaamsvrucht v.Foi v. : 1. ( Gegeven) woord. (Par) ma -, (sur) ma -

: Op mijn woord, waarlijk, hens; nu, och, nou . . . .ja. Ma -, non : Heus niet. - de gentilhomm,e;- d'honnide homme : Op mijn woord van edelman ;- erewoord. 2. Trouw v. Mauvaise - : Kwadetrouw, onoprecht-, valsheid. Bonne - : Goedetrouw, oprecht-, rechtschapenheid. De bonne - :Eerlijk gezegd. 3. Betrouwbaar-, zekerheid. Sereposer stir la - jurge : Vertrouwen stellen in 'tgegeven woord. 4. Geloof, vertrouwen. Ajouter- 4 : G. hechten aan. Avoir - en (soi-mbme) :Vertrouwen hebben in (zich zelf). 5. Getui-genis. Faire - de : G. afleggen van. Sur la -de : Op gezag van. En - de quoi : Ter bevesti-ging waarvan. 6. (go ds d.) Geloof. Avoir la -: Gelovig zijn. N'avoir ni - ni loi : God nochgebod kennen. Profession de - : Geloofsbelijdenis.

Foie m. : Lever v. - gras : Ganzenlever, -pastel.Huile de - de morue : Levertraan.

Foin m. : 1. Hooi. 2. Te veld staand gras. Hooi-tijd m. Faire les -s : Maaien. (fig.) Faire ses-s : Ben zoet winstje maken. Faire du - : Op-zien baren. I tussenw. : Weg met . . . . - demoi : Wee mij 1

Page 211: aardrijkskunde - DBNL

195 I' ONDRE.FOIRE.

Foire v. : 1. Grote jaarmarkt v. Mis (messe).Jaarbeurs v. Kermis v. La - West pas sur lepont : Gij behoeft n niet zo to haasten. 2. Kermis-geschenk. 3. (plat) Hevige buikloop m. (fig.)Angst m.

Fois v. : Maal v., keer m. Une - : Eenmaal; eens.Il etait une - Er was ereis. Une - pour tou-tes, une (bonne) - : Eens voor altijd. Pour cette-, cette --ci : Voor ditmaal, toen. Toutes le,s -que : Zo dikwijls, telkens als. Une - que : Zo-dra, als eenmaal. Une - parti, it le regrettera :Als hij eenmaal weg is, zal hij 't betreuren. Ala - : Te gelijk; evenzeer. De - a autre : Vantijd tot tijd. Trois - heureux : Driewerf geluk-kig. Combien de -1 Hoe dikwijls ? Encore une- : Nogmaals. (yolk) Des - : Soms. Des -que .... : Stel je eens voor dat . . . ., zoudenwe niet eens . . . .

Foison v. : Overvloed m. A - : In overvloed.Foisonnement m. : 't Overvloedig voorkomen.Sterke vermeerdering. Opzwelling.

Foisonner : Overvloedig voorkomen, krioelen.Zich sterk vermeerderen. Opzwellen.

Fol z. fou.Folltre : Uitgelaten, Bartel. Vrolijk.Folâtrer : Stoeien, dartelen, schertsen.FolAtrerie V. : Gestoei. speelsheid.Folia0 : Van een blad. Bladvormig.Foliaire : Van een blad.Foliaison en -ation v. : Ontwikkeling der bla-deren. Bladstand m.

Folichon, -onne : Dartel. Lollig.Folichonner : Pret maken, stoeien.Folio v. : 1. Krankzinnigheid. - des grandeurs ;- de la persecution : Grootheids- ; vervolgings-waanzin m. Aimer a la -: Dol zijn op. 2. Dwaas-held; malligheld, manie v. Faire des -8 pour : Veelgeld verkwisten voor. 3. Buitenplaatsje -, schouw-burg, waar men zich vermaakt. Persoon metzotskap, Pierrot, Pierrette.

Folic : Bebladerd. (scheik.) Bladerig.Folio m. : Blad (boek, handschrift).Foible v. : Blaadje (van samengesteld blad).Kroon-; kelkblaadje.

Folioter : Nummeren (bladzijden), folieeren.Folklore m. : Volkskunde v., folklore.Follement : Dwaas. Op buitensporige wijze.Follet : 1. Dartel. Esprit - : Kwelgeest. 2. Flad-derend. Cheveux -8 : Dunne, krullende nekha-ren. Feu - : Dwaallicht. I m. : Kwelgeest.

Folliculaire m. : Prullig journalist.Follicule m. : Klierblaasje. (plantk.) Koker-vrucht v.

Fomentateur m. : Onrust-, aanstoker.Fomentation v. : Broeiing (met omslagen). (fig.)'t Doen voortduren, 't aanstoken.

Fongage m. : 't Inheien. - Voorzien van een bodem.Fond) : 1. Donker. Rouge - : -rood 2. Geboord(gat). Met een bodem.

Foncer ov.w. : 1. Van een bodem voorzien. 2.Inslaan, inheien. Graven. 3. Donker maken(kleur). I onov.w : Zich onstuimig werpen (op).

Fonder : 1. Van de grond, - de bodem. Pro-prietatre - : Grondbezitter. 2. Grondig; eigen-lijk. Voornaamste.

Fonciërement : In de grond. Door en door.Fonction v. : 1. Werk, verrichtingen, bezigheid.2. Ambt, beroep, functie v. Faire - de : Optre-den -, handelen als. 3. (Lichaams)verrichting,(levens)functie. 4. (wick.) Invloed van een hoe-

veelheid op eene andere afhankelijke m. Af-hankelijk veranderlijke grootheid, functie. (En)- de : Afhankelijk van.

Fonctionnaire m. en v. : Beambte, ambtenaar.Fonctionnel : Van de levensfuncties.Fonctionnement m. : Werking, werkwijze v.Het „doen" (machine).

Fonctionner : Werken, dienst doen. „'t Doen."Fond m. : 1. Grond m., bodem m. Au - de sapoche:Heel diep in zijn zak.A double -: Met dub-bele bodem. Voir le - du sac : De geheime drijf-veren zien. Alter a - : Zinken. Sur un - de 25 m.: Op 25 M. diepte. 2. Onderste laag v., onderste,grondsop (uit fles, vat). 3. (f i g.) Binnenste, diepste,verborgenste. Alter (jusqu')au - des choses, exa-miner les chosen I - : De Bingen grondig doen, -onderzoeken. Au -, dans le - (z. 8) : In degrond der zaak, eigenlijk. A - : Grondig, vol-komen. Pousser a - : Tot 't uiterste drijven.Lancer a - de train : In voile vaart zetten.Manger a - : Schransen. 4. Bodem, bouwgrond.(fig.) Faire - sur : Vertrouwen -, staat makenop. 5. Onderste deel, bodem; bodem (hoed); ach-terste (broek); vruchtbodem (artisjok) m. 6. Grond(stof). Netwerk (karat). Verflaag v. Achtergrond(schilderij, toneel). 7. (fig.) Kern v., grond-slag m. Wezen. Un bon - : 'n GP-Jed karakter.Faire le - de : De kern uitmaken van. 8. 'tAchterste -, verst afgelegen deel. A chterzijde (rij-tuig) v. Au - du des,rt : Heel diep in de woestijn.

Fondamental : De grondslag uitmakend. Voor-naamste, gewichtigste, grond-.

Fondamentalement : Hoofdzakelijk. Onweder-sprekelijk. Geheel en al.

Fondant : 1. Die doet smelten. Oplossend (mid-del). 2. Smeltend. 3. Sapplg. I m. : Oplossendmiddel. (schei k.) Smeltmiddel. Suikergoed, datin de mond snel smelt, fondant.

Fondateur m. : Stichter, grondlegger.Fondation v. : 1. Grondslag m., fondament, fun-dering. Etre de - : Er bij horen. 2. Grondves-ting. 3. Stichting. - Thiers; - Gcethe : T.-;G.-stichting.

Fonds§ m. : - de pouvoirs : Procuratiehouder ;,,gemachtigde.

Fondement m. : 1. Grondslag v., fondament.Jeter les -s : De grondslag leggen. 2. (fig.)Grondslag, steun m. 3. Grond m., reden v. Sans-, Benue de - : Ongegrond.

Fonder : 1. Gronden, bouwen. 2. Stichten,grondvesten. (fig.) Oprichten, gelden gevenvoor. 3. (fig.) (Zijn hoop -, geloof) vestigen op.Fonde en pratique; - en droit : Op de praktijk -; inrechten gegrond. Dette fond& : Ingeschrevenschuld (op 't grootboek). Etre (bien) lona a :(Goede) grond hebben om. I se - : Gegrond -,gevestigd zijn. - sur : Zijn mening grondenop; berusten op.

Fonderie v. : Smelterij v. Gieterij.Fondeur m. : Eigenaar ener smelterij. - gieterij.Fondre ov.w. ; Smelten. (fig.) Vertederen. Sa-mensmelten. I onov.w. : 1. Smelten, vloeibaarworden. (fig.) Verdwijnen, afnemen. L'argentlui fond entre les doigts : Hij kan heel wat geldaan. - en pleura, - en larmes, - en eau : In tranenwegsmelten. 2. Sunken (voorraad). 3. - sur :Zich werpen op; overvallen (ramp); losbarsten.se - : 1. Smelten. Ontdooien. (fig.) Vertederd

worden (hart). 2. Verdwijnen. Ineenvloeien(kleuren).

Page 212: aardrijkskunde - DBNL

FONDRIRRE. 196 FORGEUR.

Fondridre V. : (Modder)kuil m., slijk-. Brongat.Fonds m. Bodem m., grond (wat de op-brengst betreft) m. 2. Zaak v., winkel (- decommerce) m. 3. (fi g.) Voorraad m., schat (elgen-schappen, aanleg) m. Il manque de - Hij mistgrondigheid. De son propre - : Oil zijn eigenkoker. 4. Kapitaal, fonds. - de chOmage : Steun-fonds. Rentrer dans ses - : Zijn geld terugkrijgen.Placer a - perdu : Beleggen om 't nooit terugte zien. Faire lee - : 't Geld voorschieten. 5.(Staats)fonds, -papieren (- public, d' Ptat).6. Gelden. Etre en - : Bij kas zijn.

Fongositê V. : Zwamachtig uitwas. Zwamachtigheid.Fongueux : Zwamachtig.Fongus m. (spr. -guss) : Zwamachtig lawns.Fontaine V. : 1. Bron v. - publique : Fontein opstraat, openbare pomp. Il ne faut pas dire :je ne boirat pas de ton eau : Men kan nooit weten, of men iets (of iem.) niet eens nodig heeft.- de Jouvence : Bron, die de mans verjongde.2. Springbron, fontein v. Put m.

Fontanelle v. : Kunstmatige zweer v. Schedel-fontanel v.

Fonts v. : 1. Het smelten; - dooien. Remettrela - : Versinelten (munt); (fig.) omwerken. 2.Gietijzer (ler de -). 3. Het gieten. Gegotenbeeldje. 4. Stel letters. 5. Menging (wol). Ineen-smelting (kleuren). 6. Pistoolholster m.

Fontenier m. : Aanlegger van waterleiding. Fon-tein-, kranen-. Pompenmaker.

Fonts m.mv. Doopvont (- baptismaux) v. Tenirstir Us - 7 Ten doop houden (fi g.) uithoren.

For m. : Rechtsgebied. Gereeht. (fig.) Le - in-terieur : (De stem van) 't geweten. Dans son -interieur : In zijn binnenste.

Forage m. : Het vaststellen van de prijs. Wijn-belasting. Het (uit)boren.

Forain : 1. Van een vreemdeling, buitenlands.2. Van kermissen. Theeltre - : Kermisspel; kluch-ten. 3. (fig.) Marktsehreeuwerig. I m. : Kermis-koopman. -toneelspeler. -klant.

Forban m. : Verbanning. Zeeschuimer.Forgage m. : Overwicht (munt). 't Trekken (plan-ten).

Forgat m. : Galeislaaf. Dwangarbeider. (fig.)Slaaf, gevangene.

Force v. : 1. Kracht v. Macht v., vermogen.Travaux -, metiers de - : Zwaar werk. Tour de- : Kunst, waarbij kracht te pas komt; (fig.)zeer moeilijk ding. Etre de - a : Stark -, mansgenoeg zijn om (ook fig.). Bdti taille en - :Krachtig gebouwd. Il re est pas de - : Hij kan niettegen zijn tegenstanders op. Dans toute la - del'dge, dans toute sa - : In de kracht des le-yens. (fig.) Les -s vines de la nation : Het ge-zonde deel der natie. marts Dode kracht(die niet werkt). Machine de la - de dix che-yaw : Van tien paardekrachten. - de caractere :Grootheid van karakter. Etre de premiere - a :Ben bass zijn in. La - du sang : De kracht vande banden des bloeds. Dans touts la - du mot : Inde voile zin des woords. Avoir - de led :Kracht van wet hebben. - est rest& dem,eureea la loi : De wet heeft de overhand behouden.2. (vooral my.) Strijdkrachten. - publique :Openbaar gezag. Agent de la - publique : Agentvan politie. - armee : Gewapende macht. 3.Overmacht, geweld. Coup de - : Daad van ge-weld. Il y a - majeure, c hest an ens de - majeure: Er is overmacht in 't spel. n'a point de loi : De

wet moat voor 't geweld zwichten. La - deschoses : De drang der omstandigheden m. Maisonde - : Tuehthuis. De -, par -, de viva - : Metgeweld; gedwongen. Prendre de - : Met geweld(in)nemen. lui jut de : Hij was genoodzaaktom. A (toute) : Met (alle) geweld; desnoods.4. Aantal, hoeveelheid. La - d'un regiment : Desterkte, het effectief. En - Talrijk, in grotegetale. Fait e - de rames; - de voiles : tilt allemacht roeien; alle zeilen bijzetten. A - de :Door maar steeds, met behulp van veel. A -de vouloir : Als men maar ernstig wil. I bw.(z on d er de) : Heel wat, zeer veel, 'n hoop.

Force : 1. Gedwongen (lening, koers). Travaux-s : Dwangarbeid. 2. (fig.) Onnatuurlijk, stiff,gedwongen; gezocht. 3. Verdraaid, verbogen(kogel, mast, sleutel). 4. Overhaast.

Foreement m. : Dwangmiddel. Het met geweldopenen, 't binnendringen, 't forceren.

Foreêment : Door geweld gedwongen, uit dwang.(fig.) ) Noodzakelijkerwijze.

Foreene bv.nw. en m. : Razend(e), dol(le).Forcer ov.w. : 1. (Met geweld) noodzaken, dwin-gen. Geweld aandoen. Afdwingen (eerbied). (fig.)- la main a gts : Ism. noodzaken lets te doen.2. Met geweld openen, - innemen. Stormender-hand veroveren. - la porte - la consign deqn : Bij iem. binnendringen. - des chatnes :Boeien verbreken. - des obstacles : Hinderpalenoverwinnen. 3. Verdraaien (slot, sleutel). 4.Overmatig inspannen. (fig.) Overdrijven. Ver-draaien. Afbeulen (dier). Doodjagen (vluchtende).- le pas, - la marche : De pas versnellen; (fig.)zich overhaasten. - les ddpenses : Te veal op-schrijven als uitgegeven. - la dose : De dosiste groot nemen. - son talent : Zijn talent geweldaandoen. I onov.w. : Met troef nemen. Klemmen(deur). (z e e v.) Toenemen (wind).

Foreerie v. : Broeikas.Forces v.mv. : Grote sehaar (schapen, metaal) v.Foreir Dikker worden.Forer : Boren, uit-, aan-.Forestier, 46re : Van de bossen, bos-, hout-. m.

: Bosbouwkundige; -opzichter, -wachter.Foret m. : (Dril)boor v.Forst v. : 1. Woud. vierge Oerwoud. (fig.)

On est ici dans tine - : Men wordt bier van allekanten afgezet. 2. Bos (marten, lansen). 3.Houtwerk van een dak.

Foret-Noire v. : Schwarzwald.Forfaire onov.w. : Zich vergrijpen (aan), te kortschieten (in). I ov.w. Geen recht meer hebben op.

Forfait m. : 1. Euveldaad v. 2. Overeenkomstvan koop en verkoop tot vastgestelde prijs v.A - Voor een bepaalde som; voetstoots. Voyagea - : Accoordreis.

Forfaitaire : In den bepaalde prijs begrepen.Forfaiture v. : Verbreking van de leentrouw.Misdrijf van een ambtenaar in zijn functie.

Forfanterie v. : Snoeverij, zwetserij v.Forge v. : 1. Smederij v. Hoef-. 2. IJzersmelterij,-gieterii. Maitre de - : Eigenaar van hoogovens.

Forgeable : Smeedhaar.Forger : 1. Smeden. (fig.) En forgeant on de-vient forgeron : Al doende leert men. 2. Beden-ken, uitvinden. 3. Maken (vals stuk). I se -

Gpsmeed worden. Zich in 't hoofd halen.Forgeron m. : Smid.Forgeur m : Smid, smeder. Zwaardveger. (fig.)Bedenker, uitvinder.

Page 213: aardrijkskunde - DBNL

197 FOU.FORMALISER.

Formaliser (se) : Boos wcrden, 't kwalijk nemen.Formalisme m. : Vormendienst m., vormelijkheid.Formaliste bv.nw. en m. : Vormelijk (mens).Formate V. : Rechtsvorm m. Voorgeschreven vorm,Format m. : Formaat, vorm in. [- gebruik.Formateur m.: Schepper, vormer. I bv.nw. : -end.Formation v. : Vorming. (a ar dk.) Formatie v.Inrichting, organisatie. Oprichting.

Forme v. : 1. Voim m., gedaante v. Lichaams-vormen. Sous la - de : In de gedsante van.Cette esquisse commence a prendre : In die schetsbegint vorm te komen. 2. Regeringsvorm. 3.Vormen, manieren v. Il y met des -s : Hij doetdat keurig. 4. (Behoorlijke) vorm, gebruik, regelm. Vice -, defaut de - : Gebrek in de vorm.Sans autre - de proces Zonder nader onder-zoek, kort en goed. 5. Vorm (stijl, taal), uitdruk-king. Par - de : Bij wijze van. 6. Vorm, model;leest v. Bol (hoed) m. (Chapeau) haul de -,(a) haute - : Hoge hoed. 7. Suikerbrood-.Kaas-. Papiervorm. 8. Dok (- de radoub). -flottante : Drijvend dok. 9. Overhoef m. 10.(sport) Maximum van training, vorm.

Formel en -lement : Uitdrukkelijk, stellig.Naar de vorm.

Former : 1. Scheppen, voortbrengen. Vormen,maken. Stichten, oprichten. Aangaan (verbond).Bijeenbrengen (kapitaal). Uiten (klacht). Voeden(hoop). Koesteren (verlangen). 2. Een vorm ge-ven aan. Cette jeune fille est formee : Is volkomenontwikkeld. 3. Opvoeden, vormen. Drillen (sol-daten). Gewennen (aan). 4. Vormen, uitmaken.

Formidable en -ment : Geducht, ontzaglijk.Formier m. : Leestenm'ker. Leestwerker.Formique : Acide : Mierenzuur.Formulaire m. : 1. Formulierboek. - pharma-ceutique : Receptenboek. 2. - (de pi) : tieloofs-form ulier.

Formule V. : 1. Overeengekomen vorm m. - be-woordingen. Manier van zeggen v. - (medicalP): Recept. Scion la - : Zoals men gewoonlijkzegt. - de politesse Beleefde uitdrukking. 2.Formulier. (fig.) Voorbeeld.

Formuier : 1. In de vereiste vorm cpstellen. 2.Duidelijk order woorden brengen.

Fors : Behalve, uitgezonoerd.I. Fort : 1. Stark, krachtig. Hevig. - comme unTurc Reusachtig sterk. Mer -e Hooggaande.Pouls - Ongeregelde pols. Place -e Vesting.Vin - : Zware. The, cafe - Sterke. Liqueurs-es : Sterke dranken. Cigare - : Zware. 2. Sterk-(riekend). Beurre - : Ranzige. Fromage - :Scherpe. 3. Krachtig, machtig, kloek. Kras.(f a m.) Elle est -e, : Die mop is al tekras. 4. Knap, funk, geleerd, handig. Une -etete : Een knappe kop; een raddraaier. Ii n'estpas - : Het zit bij hem niet diep. (f am.) - engueule : Niet op zijn mondje gevallen. Se porter- pour : Instaan voor. 5. Machtig, die zijnmacht doet gelden. Avoir affaire a -e partie :Met een gevaarlijken tegenstander te doen heb-ben. - de (son droit) Vertrouwende op (zijnrecht). 6. Dik, stevig. Groot. Zwaar. Moeilijk.Belangrijk, hoog. Volwassen (knecht). De -esetudes : Degelijke studies. Consonne -e : Stem-hebbende. Une -e femme : Corpulente vrouw.La femme -e (scion la Bible) : De degelijke vrouw.-e tdche : Zware taak. Poids : Bruto gewicht.- salaire : Hoog salaris. 7. Sterk (getal). Its sort-s de 30 000 hommes.

II. Fort bw. : 1. Stark, hard, krachtig. 2. Veel. Erg,zeer. - bien : Heel goed.

III. Fort m. : 1. Stark mens. De sterke. - de lahalle : Lastdrager der hallen. - en theme : Kraan,bolleboos. 2. Sterke plek v., - deel. Le - dunavire : Het midden van 't schip. 3. (fig.) Desterke zijde v. La philosophic est son - : Wijsbe-geerte is zijn hoofdvak, -studie. 4. Hoofdzaakv. Le - de l'accusation : Het hoofdpunt van be-schuldiging. 5. Midden. Hoogste graad m. Au

-de la raison : In 't drukst v. h. seizoen. Au - de latempete : In 't felst van de storm. 6. Fort, sterktev. - d'arret : Sperfort.

Forte (spr. : (m uz.) Krachtig, forto. Les - :De forto-passages.

Fortement : Krachtig. (fig.) Met nadruk. Hevig.Stijf en strak.

Forteresse V. : Vesting.Fortifiant bv.nw. en m. : Versterkend (middel).Fortification v. : Het versterken. Vestingwerk.Fortifier : Sterk maken, versterken. (f i g.) Ster-ken, vermeerderen. I se - : Starker worden, zichversterken. Zich verschansen.

Fortin m. : Fortje.Fortissimo bw. en m. : Zeer krachtig (deel).Fortuit en --ement : Toevallig.Fortune v. : 1. Fortuna (godin), geluksgodin.2. Toeval, kans v. Tenter la : Een kans wa-gen. Corriger aider la - : Vals spelen. Venezdiner a la - du pot : Kom bij ons eten wat depot schaft. 3. Geluk (bonne -), fortuin. Tegen-spoed (mauvaise -). Dans la bonne et la mauvaise- : In lief en Teed. - de mer : Zeeschade v.,averij v. Constructions de - : Tijdelijke gebouwen.Officier de - : Die als soldaat begonnen is.Poursuivre sa - : Zijn eigen gang gaan. 4. Lot,wedervaren, levensloop m. Vermogen. Groterijkdommen. La - publique : Het nationale ver-mogen. Elle a connu la - : Is vermogend geweest.

Fortune : 1. Gelukkig, door de fortuin begun-stigd. 2. (s o m s) Rijk, gefortuneerd.

Forum m. (spr. -671OM) : Forum, marktplein (Rome).Forure v. : Boorgat.Fosse v. (spr. foss) : 1. Kuil v., groeve v., gat.

-a piquer : Sintelkuil. 2. Graf. Avoir un pied dansla - : Met 't ene been in 't graf staan. 3. -a loops : Wolfskuil. 4. Holte v. - nasale : Neus-.5. Mijnschacht v. 6. Orkestbak

Fosse m. (spr. f6-) : Sloot v.Fossette v. (spr. 16-) : Kuiltje.Fossile (spr. f6-) : Uitgegraven, opgedolven.Versteend. TTitgestorven. (fig.) Verouderd. Van't jaar nul. I m. Verstening. (fig.) Ouderwetsmens.

Fossoyage m. (spr. 16-) : 't Uitgraven (graf,sloot). 't Bewerken (grond).

Fossoyer (spr. f6-) Uitgraven (graf, sloot). Be-werken (grond).

Fossoyeur m. (spr. 16-) : Doodgraver.I. Fou, fol, folle : 1. Gek, krankzinnig. - liar a :Stapelgek. 2. Dwaas, zot, onverstandig. 3. Dol,onzinnig. Il en est - : Hij is er dol op. 4. Vre-selijk, buitensporig. II y avait un monde - Erwaren vreselijk veal mensen. Prix - : Onge-kend hoge prijs. 5. Uitgelaten. - rire : Onbe-daarlijke lach. 6. Onvast, ongestadig (wind);die doorslaat (kompasnaald), dol. Une mechefolle : Een weerbarstige lok. Tourner - : Door-draaien.

II. Fou m., folle v. : 1. Gek. Gekkin. La - du lo-

Page 214: aardrijkskunde - DBNL

FOUAILLER. 198 FOURMI-LION.

gis : De fantasie. 2. Nar. Faire le - : Voorgek spelen. 3. Dwaas, zot. Zottin. 4. Uitgelatenmensch. Plus on est de -s, plus on rit : Hoe meerzielen, hoe meer vreugd. 5. (sp el) Raadsheer.

Fouailler : Een pak slaag met de zweep geven.(fig.) Scherp bespotten.

Foudre v. : 1. Bliksem m., -straal m. 2. (fig.) On-heil. Les ---.8 de l'eglise, - du Vatican, - de l'excom-munication : De banbliksem. Les -8 de la guerre: De vuurmonden. I m. : 1. - d'eloquence : Zeermeeslepend redenaar. - de guerre : Geduchtkrijgsheld. 2. Groot wijnvat (50-300 H.L.). 3.(fig.) Bliksem (van Jupiter).

Foudrolement, -olment m. : 't Neerslaan (z.foudroyer).

Foudroyant : Bliksemend. (fig.) Vernietigend.Apoplexie -e : Beroerte, die dadelijk doodt.

Foudroyer ov.w. : 1. Treffen (bliksem). 2. (fig.)Verpletteren, -nietigen. Met banbliksems ver-nietigen. 3. Morsdood schieten. I onov.w. : 1.De bliksem slingeren. (fig.) Hevig uitvaren.2. (Ont)ploffen (gistende stoffen).

Foil& v. : Licht (voor vogeljacht). Ovenvuur.Takkebos m., -voorraad m.

Fouet m. : 1. Roede v. Donner le - a : Een pak(op de billen) geven; geselen. (fig.) Le - dela satire : De gesel der s. 2. Gedraaid touw.Slag (aan zweep) m. 3. Vleugelspits (- del'aile) m. 4. Zweep v. (fig.) Donner un coup de- 4 : Aansporen, -zetten.

Fouetter : 1. Zwepen. 2. Kastijden (kind). Iln'y a pas la de quoi - un page, - un chat : Daarsteekt niets kwaads in. Il a d'autres chiens -,chats a - : Hij heeft wel wat beters to doen.3. Geselen. 4. Kloppen, kiutsen (vloeistof).Tot schuim slaan (ei). - le sang a qn : Iem.prikkelen. 5. (fig.) Striemen; kletteren -, slaan

Fouetteur m. : Ranselaar. [tegen.Fourberie V. : Veld met varens.Fougére V. : Varen v.Fougue v. : 1. Vurig-, onstuimigheid. 2. Driftv. 3. Mdt de - : Bezaansmast.

Fougueux : 1. Vurig, wild, onstuimig. 2. Driftig.Fouille v. : Opgraving. Onderzoek.Fouille-au-pot m. (my. onverand.) : Koksmaatje.Fouiller ov.w. : 1. Opdelven, uit-, opgraven.Doorzoeken. 2. (k unst) Diep uithollen. Etudetres fouillee : Zeer doorwrochte. 3. Doorzoeken,-vorsen. I onov.w. : 1. Graven, (om)woelen. 2.Zoeken, snuffelen.

Fouilleur m. : Graver. (fi g.) Snuffelaar.Fouillis m. : Warboel m., rommel m.Fouine v. : Gaffel v. Aalgeer m. Steenmarter m.(f i g.) Snuffelaar.

Fouiner : (f am.) Er van door gaan. Snuffelen.Fouineur : Gluipend.Fouir : Graven, delven in.Fouisseur m. : Graafdier, graver.Foulage (z. fouler) m. : Het treden (druiven).- vollen (stof). - doordrukken (letter).

Foulant : Pompe -e : Perspomp.Foulard m. : Zijden zak-; halsdoek m.Foule v. : 1. Gedrang; menigte v. Il y avail

-: Het was er vol. Se tirer de la - : Op de voor-grond treden. 2. 't Gros.

FoultSe v. : Spoor (wild). Ogenblik waarop devoet op de grond rust, tred m. (sport) Been-wijdte, pas.

Fouler : 1. Ineenpersen, samendrukken. Tre-den (druiven). Vollen (stof). Doordrukken (let-

ter). 2. De voet zetten op. - la terre natale :De geboortegrond betreden. - aux pieds : Ver-trappen (ook fig.). 3. Verstuiken, -zwikken. 4.(f i g.) Onderdrukken, met belastingen bezwaren.(f a m.) Il ne se la foule pas, - Joule pas la rate : Hijoverwerkt zich niet, - maakt zich niet druk.

Foulerie v. : Volmolen m. -machine. Persbuis v.Fouloir m. : Stamper. Volmolen m. quip, waarinmen de druiven treedt v.

Foulon m. : Voller. (Moulin a) -, (machine a)- : Volmolen, -machine.

Foulque v. : Meerkoet (een Bend) v.Foulure v. : Verstuiking, kneuzing.Four m. : 1. (Bak)oven m. - de campagne :Veldoven; braadpan met vuur boven en onderv. Petit - : Gebakje. Petit - sec : Koekje. Il yfait chaud comme dans un - : Het is er smoorheet.(Ouvrir) une bou,che (grande) comme un - : Eenvreselijk wij de mond (opendoen). Il y fait noir cam-me dans un - : Het is er pikdonker. 2. (f am.)Donkere kamer v., - huis. 3. (ton eel) Misluktstuk; (fig.) fiasco. 4. Smelt-, kalk- (- a chaux);steen- (- a briques); lijkverbrandingsoven (-crematoire).

Fourbe v. : Schurkerij v. I bv.nw. : Bedrieglijk,schurkachtig. I m. : Schurk, bedrieger.

Fourber : Bedriegen.Fourberie v. : Bedriegerij v.Fourbi in. : (f am.) 1. Streek m. 2. Pak, „bul-len" (der soldaten). Rommel in.

Fourbir : Polijsten; poetsen.Fourbisseur m. : Polijster, zwaardveger.Fourbissure v. : Het poetsen; - polijsten.Fourbu : Bevangen (paard). (fig.) Uitgeput,afgewerkt; afgereden (fiets).

Fourbure v. : Bevangenheid (paarden).Fourche v. : 1. Hooi-, stalvork v. 2. Visspeerv. 3. Winkelstang v. 4. -s patibulaires : Galgv. 5. Gaffelvormige verdeling, vork; twee-sprong m. Faire la - : Zich splitsen. -s cau-dines : Caudijnse passen m. (fig.) Passer parles -s caudines : Een vernedering moeten onder-gaan. 6. Kruis (broek). 7. Vork (fiets).

Fourchêe V. : Hooivork vol v.Fourcher : Zich verdelen, - splitsen. La langue -;la plume lui a fourche : Hij heeft zich versproken;- verschreven.

Fourchetee V. : (Eet)vork vol v.Fourchette v. : 1. Vork v. Avoir un joli coupde -, etre une bonne -, belle - : Een flink eterzijn. 2. Gaffel v., vork. Musketvork, forket.(grap) Bajonet.

Fourchon m. : 1. Tand (aan vork) m. 2. Gaf-fel (van boom) v.

Fourehu : Gevorkt, gaffelvormig. Pied - : Ge-spleten poot; bokspoot (duivel).

Fourchure v. : Vorkvormige verdeling.Fourgon m. : 1. Pook m. La pelle se moque du- : De pot verwijt de ketel, dat hij zwart is.2. Overdekte legerwagen m. - d'ambulanee :Ziekenwagen. 3. Bagagewagen.

Fourgonner : Rakelen, pokers (in 't vuur). (f am.)Door elk. gooien en doorsnuffelen.

Fourmi v. : Mier v. Avoir des -s dans les jambes: Gekriebel in de benen hebben.

Fourmilier m. : Miereneter. -vogel m.Fourmiliére V. : 1. Mierennest, -hoop m. 2. (fig.)Hoop, menigte v. 3. (fig.) Gewriemel.

Fourmi-lion in. (my. -s--s) : (nat. hist.)Mierenleeuw.

Page 215: aardrijkskunde - DBNL

199 FRANC.FOURMILLANT.

Fourmillant : Krioelend.Fourmillement m. : Gekrioel. Gekrieuwel.Fourmiller : Krioelen, wemelen. Kriebelen.Fournaise V. : I. Gloelende oven m. Se jeter dansla - : Zich in 't heetst van de strijd men-gen. 2. Vlammenzee v. 8. (fig.) Smeltkroes m.

Fourneau m. : 1. Oven m. Haut - : Hoog-. 2.Keukenfornuis. - economique : Gaarkeuken v.a petrole : Petroleumstel. 3. - de mine : Mijn-kamer v. - d'une pipe : Pijpekop m.

Fournêe v. : 1. Baksel, ovenvol m. 2. (fig.) Vrachtv., bezending.

Fournier m. : Ovenhouder. -bouwer. Bakker.Fournil m. (spr. -ni) : Bakkeet v.Fourniment m. : Uitrustingsstukken (soldaat).Fournir ov.w. : 1. Voltallig maken, aanvullen.Bois fourni : Dicht bos. Taille bier fournie :Gevulde. 2. (fig.) Afleggen (baan, weg). 3. Voor-zien van, leveren. 4. Verschaffen, (op)leveren.Storten. 5. Inleveren, aanbrengen. Bekennen,(de gevraagde kleur) spelen. I onbv.w. : 1. Leve-ren (aan). 2. Voorzien (in). Bestrijden (kosten),zorgen (voor). 3. De gevraagde kleur spelen,bekennen.

Fournissement m. : Inleg, Storting. Afrekening.Fournisseur m. : Leverancier. Gietgat.Fourniture v. : 1. Levering, het verschaffen.Geleverde artikelen. 2. Toekruiden (bij slay.3. Benodigdheden.

Fourrage m. : 1. (Beesten)voeder. 2. Legervoe-der, fourage v.

Fourrager onov.w. : 1. Legervoeder halen. 2.(fig.) Rommelen (in kast, lade). I ov.w. : Ver-woesten. In wanorde brengen. I bv.nw. (vooral-ere) : Als veevoeder dienend.

Fourragtre v. : Weide voor veevoeder v. Foura-gewagen m. (mil.) Snoer.

Fourrageur m. : Voederhaler.Fourrë m. : Dicht begroeide plaats in 't bos v.Fourreau m. : Schede v., koker m.Fourrer : I. Bekleden. Voeren (met boat, stof).Vullen (praline). Pays -re : Dichtbegroeide. Man-teats -re : Pelsmantel. -re de malice : Vol list ofondeugendheid. Chat -re : Met een dikke pels.Bonbon -re : Gevulde b. 2. Bedekken om to ver-valsen. (fig.) Paix -ree : Schijnvrede. Malice-ree : Steek onder water. 3. (fam.) Steken -,duwen in, stoppen. Toestoppen (geld). Il fourrele nez partout : Hij steekt overal de neus in.- qch dans la tete a qn : Iem. iets met moeitein 't hoofd stampen; - dwaas aanpraten. I se - :Zich verstoppen. Indringen. Zich mengen (in).Etre toujours fourre chez qn : Altijd bij iem. overde vloer zijn.

Fourreur m. : Bontwerker.Fourrier m. : Fourier, kwartiermaker.Fourriére v. : Bewaarkooi (voor honden, enz.) v.Fourrure v. : Bekleding, omwoeling. Pelswerk,

pels m.Fourvolement m. : Afdwaling.Fourvoyer : Van de rechte weg afbrengen. ISe - : - afraken; zich vergissen.

Foyer m. : 1. Haard m. -stele v. 2. Haard. pot(fornuis, kachel) m. 3. Huiselijke haard. Eigenmooning, „thuis". - des Etudiantes : Tehuis voorvrouwelijke studenten. Retourner dans ses -s :Naar zijn haardsteden terugkeren. Femme de

-Huiselijke vrouw. 4. (t one el) Foyer m. 5. Middel-punt. 6. Brandpunt, broeinest. 7. Zetel (kwaal) m.

Frac m. (spr. frak) : (oud) (Heren)rok m.

Fracas m. : 1. Hevig gekraak. - geweld. 2. Druktev., misbaar. Faire du - : Opzien baren; drukteveroorzaken.

Fraeasser : Verbrijzelen, -morselen, stukslaan.Fraction v. : Gedeelte. Fractie (ever partij) v.Breuk v. Par -5 : In termijnen.

Fractionnaire : Een breuk uitmakende. Nom-bre - : Gebroken getal.

Fractionnement m. : Splitsing. Versnippering.Fraetionner : Splitsen (in delen). Versuipperen.Bij termijnen doen.

Fracture v. : 1. Braak v., openbreking. 2. Breukv. 3. (he elk.) (Been)breuk.

Fracturer : 1. Ver-, openbreken (slot, deur). 2.(h e e I k.) Breken (been deren).

Fragile : Breekbaar, broos. Die licht kreukt(japon). Zwak, Leer. Vergankelijk.

Fragilitê v. : Broos-. Zwak-, teer-. Vergankelijk-held. Zwakke constitutie.

Fragment m. : Brokstuk. Overblijfsel. Fragment.Fragmentaire : In brokstukken.Fragmenter : In brokstukken verdelen.Frai m. : 1. Afslijting (munt). 2. Het kuitschie-ten. Bevruchting. Kuit v. Broedsel.

Frafehement : 1. Fris, koel. Koeltjes. 2. Onlangs,pas, vers.

Fraieheur v. : 1. Frisheid, koelte v. 2. (fam.) Ver-koudheid. 3. Fris-, helderheid. Frisse, levendigekleur v. Nieuwheid.

Frafehir : Koel worden. (z e e v.) Aanwakkeren.Frairie v. : Feast. Etre de - : Smullen.I. Frais, fraiche : 1. Fris, koel. 2. Fris, vers. Nieuw,ongebruikt; uitgerust. 3. Nieuw, pas gedaan,- gebeurd. Il est tout - du college : Hij komtpas van 't gymnasium. 4. (fam.) Vous voila - :Nu zijt ge er mooi aan toe. I bw. : 1. Fris, koel.Il vente - : Er waait een briesje. 11 fait - :Het is fris. 2. Onlangs, pas, vers. Roses /rat-ches cueillies : Vers geplukte. De - : Onlangs,pas. Rase de - : Pas gesehoren.

II. Frais m. : 1. Koelte v., frisse lucht v. Tenirau - : Koel houden. 2. rn.mv. : Kosten, onkos-ten m. Faux - : Onkosten. Sur nouveaux - :Van voren of aan. Tous - faits : Na aftrek vanalle kosten. Faire ses - : Zijn kosten goad ma-ken; (fig.) - doel bereiken. Rentrer dans ses

-: Zijn kosten vergoed krijgen. Se mettre en - :Onkosten maken; (fig.) zijn best doen. Faireles - de : De kosten dragen van; (fig.) al demoeite hebben; het hoofdbestanddeel vormenvan; gaande houden (gesprek). (fig.) A peu de- : Vrij gemakkelijk.

Fraise v. : 1. Aardbei v. 2. (fig.) Viek (op li-chaam) v. 3. Omloop (lam, kalf) m. 4. Rad-kraag m. 5. Freesboor v.

Fraiser : 1. In de vorm van een kraag plooien.2. (Door)boren, freesen. 3. Doppen (boon).

Fraisier m. : Aardbezieplant v. - en arbre :Aardbeiboom m.

Framboise v. : Framboos v.Framboiser : Met frambozen-sap bereiken.Framboisier m. : Frambozestruik m.Frame v. : Lange spies (der Franken) v.I. Franc m. : 1. Frank ( ± 10 cent) m. - -papier:Papieren f. - -sterling : Sterling-franc. 2. m. enFranque v. : Frank. Frankische vrouw. I by.nw. : Frankisch.

II. Franc, franehe : 1. Vrij, frank. - de port : Vracht-vrij, franco. Ville -che; port - : Vrije stall;vrijhaven. - de toutes charges : Vrij van alle las-

Page 216: aardrijkskunde - DBNL

FRANCAIS. 200

FR1QUENTATIF.

ten. 2. Vrijmoedig, rondborstig; gul (lath). Avoirson - parler : Vrijuit kunnen spreken. 3. Zui-ver, echt, onvervalst. Geheel, sterk. Vent - :Regelmatige en gunstige. Allure -che : Rechterichting. Un - suttee : E. onbetwistbaar s. line-che aversion : E. oprechte afkeer. - sot; - men-teur : Aartsdomkop; -leugenaar. Y aller - jeu,joker de - jeu : Eerlijk te werk gaan. Huit jours-8 : Acht voile dagen. Un coup - : Een vrijeuitschop. 4. (kunst) Los, ongedwongen, flink.I bw. : Ronduit. Geheel en al. (kunst) Los, fiks.

Francais : Frans. I m. : Fransman. Le - : HetFrans. En bon - : In goed Frans; onbewimpeld.Parler - : Frans praten; (fig.) precies zeggenwaar 't op staat. A la -e : Op zijn Frans.Habit a la -e : Herenrok met staande kraag.

Franc-comtois, -oise (me. - -comtois, - -com-toises) : Bewoner van -. Uit Franche-Comte.

France v, : Frankrijk.Francfort m. : Frankfort.Franehement : Ronduit. Vrij. Geheel en al.Franehir : Overspringen, -klimmen, -trekken.Afleggen (afstand). - le pas. - le saut : De beslis-sende stap doers, 't wagen. (fig.) - les bornes: De perken te buiten gaan. - des difficultes :Moeilijkheden te boven komen.

Franchise v. : 1. Vrijstelling, -dom. 2. Vrij-stelling van rechten. En - (de droits) : Tolvrij.Faire passer en - : Binnensmokkelen; onbelastinvoeren. 3. Asylrecht. Lieu de - : Vrijplaats.4. Vrijmoedig-, openhartig-, rondborstigheid. 5.(k u n s t) Los-, ongedwongenheid.

Franchissable : Waarover men been kan komen.Francisant : (I em.) die de Franse cultuur bezit(Un Canadien -).

Francisation v. : Verfransing.Franeiscain : Franciscaner monnik.Franciser : Verfransen.Francisque v. : Strijdbijl der Franken v.Franc-juge m. (me. -s- -5) : Veemrichter.Franc-mason m. (me. -s- -s) : Vrijmetselaar.Franc-maconnerie v. : Vrijmetselarij v. (fi g.).

Geheime verstandhouding.Franco : Vrachtvrij. I bv.nw. : (in samenst.)Frans.

Francois m. : (na am) Frans, Franciscus.Francoise v. : Francisca.Franc-parler m. : Vrijmoedigheid in 't spreken.Franc-tireur m. (my. -s- -s) : Vrijschutter,lid van een vrijcorps.

Frange v. 1 Franje v. (fig.) Rand m.Franger : Ale franje uitrafelen. Met f. bezetten.-1 m. : Franjemaker.

Frangipane v. : 1. Reukwerk (uit de jasmijn).2. Amandelpas.

Franquette v. : (fam.) A la (bonne) - : Rond-nit; zonder complimenten.

Frappant : Treffend; sprekend gelijkend.Frappe v. : Aanmunting. Afdruk (muntstem-pel) m. (fig.) Stempel m. Tik m.

Frappement m. : Het slaan, - kloppen.Frapper ov.w. : 1. Slaan, kloppen, stoten. -tine monnaie : Een munt slaan. Ouvrage frappeau bon coin, - bien frappe : Vol smaak, - talent.- du pied : Schoppen; stampvoeten. Lalumiere frappe le clocher : Verlicht, valt op.2. Tretfen (wapen, biiksem). Frappe a mort :Dodelijk getroffen. 3. Afkoelen in ijs. Vin frap-pe. 4. (fig.) Treffen (ziekte, iced, dood). 5. Tref-fen (straf). Bezwaren (met hypotheek). Belasten

(in-, uitvoerrecht). 6. Treffen, indruk makenop. I onov.w. : Slaan, kloppen. - a faux : Mis-slaan. On frappe : Er wordt gekiopt. - a toutesles porter : Overal om iets aankloppen. I se - :Zich slaan. Elk. slaan. Zich lets aantrekken.

Frappeur m. : Ranselaar, klopper.Frasque V. : Kuur v., frats v.Frater m. (spr. -tgre) : (fam.) Monnik. Barbier,chirurgijn (nit de oude tijd).

Fraternel en -lement : Broeder-, zusterlijk.Fraterniser : Broederschap sluiten. Vertrouwe-lijk omgaan.

Fraternite v. : Broederschap. Broederlijke liefde v.Fratricide bv.nw. en m. : 1. Broeder-, zuster-moordend. -enaar. 2. -moord m.

Fraude v : 1. Bedrog. Faire - a la loi : De wetontduiken. Une - pieuse : Een bedrog uitnaastenliefde. 2. Smokkelarij v. Passer-, introduireen - : Binnensmokkelen.

Frauder ov.w. : Bedriegen. Binnensmokkelen.onov.w. : Knoeien, bedrog plegen.

Fraudeur m. : Bedrieger. Smokkelaar. - du fist :Belastingontduiker.

Frauduleusement en -eux : Bedrieglijk. (ins a me ns t.) Smokkel-, sluik-.

Fraxinêes v.mv. : (plantk.) Es-achtigen v.Fraxinelle v. : Essenkruid.Frayer ov.w. : 1. Schuren, schaven. Even aan-raken. 2. Afslijten. 3. Effen maken; banen (weg).I onov.w. : 1. Knit schieten. 2. - avec : Om-gaan met.

Frayeur v. : Angst v., schrik m.Fredaine v. : Dartele kuur v., onbezonnenheid.Frederic (spr. -ik) : Frederik.Fredêrique : Frederika, Rika.Fredon m. : Refrein, wijsje. Triller.Fredonnement m. : Geneurie.Fredonner : Neurien. Een triller slaan.Fregate v. : 1. Fregat. 2. Fregatvogel m.Frein m. : 1. Gebit, mondstuk. Ronger son - :Zijn verdriet -, split opkroppen. 2. (fig.) Breidelm., teugel m. Mettre un - a : Beteugelen. 3.Rem(toestel). Serrer le - : Remmen. 4. (ont-leedk.) Band m. - de la langue : Tongriem m.

Frelatage m. en -ement m. : Vervalsing.Frelater : Vervalsen (drank).Frelaterie v. ; Vervalsing (drank).Frelateur m. : Vervalser (drank).Fféle : 1. Broos, licht breekbaar. 2. (fig.) Zwak,tenger. Vergankelijk. IJdel, nietig. 3. Rank.

Fredon m. : 1. (nat. hist.) Hornaar, horzel v.2. (fig.) Onnut wezen.

Freluche v. : Zijden kwastje. Herfstdraad m.Freluquet m. : Flauwbek; saletjonker.Frêmir : 1. Ruisen; zich met geweld bewegen;bruisen, trillen. 2. Sidderen. Faire - la nature: Een algemene afschuw opwekken. Qui fait -,a faire - : Huiveringwekkend.

Frémissement m. : 1. Geruis, geraas, getril 2.Gesidder, gebeef; trilling (v. motor).

Frenaie v. : Essenbos, -laan v.Frdne m. : Es m.Frenesie V. : Razernij, woest ijlen. Dolle woede v.Frènêtique en -ment : Razend, dol. Woedend.Frequemment : Veelvuldig, dikwerf, vaak.Frequence v. : Menigvuldigheid. (geneesk.) Ge-jaagdheid.

Frequent : Menigvuldig. (geneesk.) Gejaagd.Frèquentatif bv.nw. en m. : Herhaling aan-duidend (werkwoord).

Page 217: aardrijkskunde - DBNL

201 FROLEMENT.FREQUENTATION.

Frequentation v. : Omgang m. (Herhaald) bezoek.Frequenter ov.w. : 1. (In grote getale) bezoeken. 2.(Dikwijls) bezoeken. 3. Omgaan met. I onov.w.• Dikwijls komen.

Frere m. : Broeder. - de lait : Zoogbroeder.2. (fig.) Ordebroeder, monnik. 3. (Mede)broeder.Faux - : Verrader. - d'armes : Wapenbroeder.

Frerot : (fam.) Broertje.Fresaie v. : Kerkuil m.Fresque V. : Fresco (schildering). -kunst.Fret m. (spr. fret° : 1. Vracht(loon). 2. Scheepshuurv. Prendre a - : Bevrachten. 3. Lading.

Fretement m. : Verhuring vervrachtingrusting van een schip.

Fitter : I. Verhuren (een schip). 2. Uitrusten.Freteur m. : Scheepsverhuurder, reder.Fretillement m. : Sparteling; onrustige beweging.Frêtiller Spartelen; kwispelen; dribbelen.Fretillon m. : Woelwater.Fretin m. Katvis m. (f i g.) Uitschot (menu -).Friabilitë V. : Brosheid.Friable : Bros. brokkelig.Friand : 1. Op Iekkernij gesteld. - de : Ver-lekkerd op. 2. Lekker, fijn. Avoir le goat :Weten wat lekker is.

Friandise v. : 1. Snoepachtigheid. (fig.) Ver-zotheid. 2. Lekkernij v. Des -8 : Snoepgoed.

Fribourg m. : Freiburg.Fricandeau m. : Gelardeerd vlees. -e vis v.Fricassee V. : Vleesragat m. (f am.) Mengelmoes.Frieasser : 1. In sans laten stoven. 2. Koken.

3. (spot) Klaarmaken. 4. (fig.) Verbrassen.Fricasseur m. Slechte kok. Opmaker.Fricatif : Met wrijving gepaard. Consonne -ireof -five v. (taa,lk.) Scharer.

Friche v. : Woeste grond. Etre -; laisser en - :Woest, onbebouwd laten ; (f i g.) ongebruikt laten.

Frieot m. : (yolk) Gestoofd vlees. 't Eten.Frieoter onov.w. : 1. Kokerellen. 2. Smullen. 3.(fig.) Een slaatje slaan uit. ov.w. : Opstoven.Er doorlappen.

hieoteur m. : Smuller. Slecht kok. Pretmaker.Tem. die ongeoorloofde winsten maakt.

Friction V. : Wrijving. Hoofdwassing.Frietionner : (In)wrijven. Een hoofdwassingFrigidaire m. : Koelkast v. [geven aan.Frigiditê V. : Gevoel van koude.Frigorifique : Koudmakend, koelhoudend. I m. :

Koelhuis.Frileux bv.nw. en ro. Kouwelijk (mens).Frimaire m. : (Vorstmaand), derde maand vande Republ. kalender (21 Nov.-20 Dec.) v.

Frimas m. : Rijp m., rijm m. Poudre d - : Lichtgepoederd. Les - : Kou v.; nachtvorst v.

Frime v. : (f am.) Schijn m. Pour la - Voorde grap, zogenaamd.

Frimousse V. : (y olk) Bakkesje, snuitje.Fringale V. : Geeuwhonger m.Fringant : Trappelend (paard). (fig.) Vrolijk,dartel. Vurig. (yolk) Zwierig.

Fringuer Dansen en springen. Trappelen.Friper : Opmaken. Wegkapen. Kreukelen.Friperie V. : Oude kleren en meubelen. Uitdra-gerij ; maakt van oude rommel v. (fig.) Ouderommel m. Rietschuur v.

Fripe-sauce m. (me. onverand.) : (yolk) Vraat,vreetzak. Slecht kok.

Fripier m. : Uitdrager.Fripon m. : Gauwdief. Unit, schalk. I bv.nw. :

Schalks.

Friponner ov.w. : Ontfutselen, wegkapen. Be-stelen. Bedotten. I onov.w. Schelmerij plegen.

Friponnerie v. : Schelmerij, schurkenstreek m.Fripouille v. : (plat) Schurk, ploert.Friquet m. : Ringelmus v.Frire ov.w. : Bakken, braden. It n'y a rien : Eris niets aan te verdienen; - niets te bikken. Cethomme est int : Is voor de haaien. I onov.w. :Bakken, braden.

Frise v. : 1. Fries (platte lijst) v. 2. (t on e e 1)Fries (zolderdoek). 3. Baai, duffel. 4. Friesland.5. Fries -, Hollands linnen (toile de -).

Friser ov.w. : L Krullen. Opdraaien. Tete Mae: Krullekop. - qn : Iem. krullen zetten, - frise-ren. - une &Ole Noppen. 2. (fig.) Strijken langs.Even aanraken. Grenzen aan. Lumiere frisante,jour frisant : Schamplicht. - la cinquantaine :Naar de vijftig lopen. - impertinence : Op 'tkantje of van een onbeschaamdheid zijn, - doen.onov.w. : Krullen.

Frisoir m. : Krulijzer. Nopijzer.Frison m. : Krul v., lok v. Pul v., drinkkan v. Im. en bv.nw. : Fries.

Frisotter ov.w. : In fijne krulletjes zetten.onov.w. en se - : Fijn krullen.

Frisquet : (fam.) Kil. I m. : De kilte v.Frisson m. Rifling, huivering.Frissonner : Killen, huiveren, griezelen.Frisure v. : Krulling. Gekrulde haren.Frite v. : (y olk) Gebakken aardappel m.Friture v. : Het bakken (in de pan). Gebakkenspijzen v. Bakvis. Gebakken vis v. Zootje vis.Boter, vet om te braden. Lijngeruis (in telefoon).

Frivole : Onbeduidend, beuzelachtig, tjdel.Frivolement : Lichtvaardig.Frivoliti, v. : IJdel-, beuzelachtig-, nietigheid.Froc m. (spr. Ira) : 1. Monnikskap v. 2. -pij v.Jeter le - (aux orties), quitter le : De geeste-lijke stand vaarwelzeggen; (fig.) een ander be-roep kiezen. 3. Saai ( stof) o.

I. Froid : 1. Koud. Chembre -e : Koelkamer. 2.(fig.) Koel, kalm, zonder vuur. Nuchter (ver-stand). Flauw (grap). Ingehouden (woede). 3.Onverschillig. Etre - avec qn : Iem. koel be-jegenen. I a - : 1. Koud, zonder vuur. 2. (fig.)Zonder hartstocht, koel. bw. : Koud. Battre- a qn : Tegen iem. mokken.

II. Froid m. 1. Koude v. Prendre - -vatten.Avoir - Koud zijn. Donner - Doen huive-veren. Il n'a pas - aux yeux. : Hij is voorgeen kleintje vervaard. 2. (fig.) Koelheid,gebrek aan vuur. 3. (fig.) Onverschilligheid.Verkoeling. Etre en - avec : Op gespannenvoet staan met. Jeter us - : De stemmingbederven.

Froidement : (fig.) Koeltjes. Nuchter, kalmpjes.Froideur V. : Koude v. Koelbloedigheid. (fig.)Koelheid, gebrek aan geestdrift; nuchterheid(stijl). (fig.) Onverschilligheid. Verkoeling.

Froidir : (fam.) Koud worden.Froidure V. : Koude v. ; winter m.Froissement m. : Kneuzing, bezering. Verkreu-keling (stof). Geruis (zijde). (fig.) Wrijving,strijd m. Krenking.

Froisser : Kneuzen, bezeren. Verkreukelen. Opzij drukken. (fig.) Kwetsen, krenken (gevoelen).Schaden (belangen.) Se - de : Zich gekrenktgevoelen door.

Froissure v. : Kneuzing. Kreuk v.FrOlement m. : Lichte aanraking, - schaving.

Page 218: aardrijkskunde - DBNL

202 F UMEEFROLER.

FrOler : Licht aanraken, schampen.Fromage m. : Kaas v. - de cochon : Hoofdkaas.Fromager m. : Kaashandelaar. -maker. -vorm

m. I bv.nw. : Kaas-. Industrie -ere : Kaasbereiding.Fromagerie v. : Kaasfabriek v., -makerij v.-handel m. -hut v.

Froment m. : Tarwe v. - d'Inde, - de Turquie:Turkse tarwe, mail v.

Fronce v. : Plooi v., vouw v. Rimpel m.Froneement m. : Fronsing, rimpeling.Fronder : Fronsen, rimpelen. Plooien (stof).Frondaison v. : Uitkomen der bladeren. Loof.Fronde v. : 1. (plantk.) Loof der naaktkie-menden. Voorjaarsgroen. Loof. 2. Slinger m. 3.(ge s ch.) Partij, die in opstand kwam tegen Ma-zarin en de Regentes.

Fronder ov.w. : Laken; bespotten. I onov.w. :Met stenen werpen. Tot de partij der Frondebehoren. (fig.) Ontevreden zijn, mopperen.

Frondeur m. : 1. Slingerwerper. 2. m. en -euseV. : Aanhanger, -ster der Fronde. (fig.) Bedil-ler (der regering). I bv.nw. : Bedil-, kibbelziek.Esprit - : Hekelzucht; critische geest m.

Front m. : 1. Voorhoofd. Hoofd. Baisser -, cour-ber le - : 't Hoofd buigen. Le - levO: Met 't hoofdomhoog. Avoir du - : Brutaai zijn. Il eut le -de : Had de onbeschaamdheld om. 2. Top m. 3.Voorzijde v., front. - unique : Eenheidsfront.Faire - : Front maken. Changement de - :Frontwisseling ; (f i g.) plotselinge verandering.Faire - a : 't Hoofd bieden aan. De - : Vanvoren; naast elkander; te gelijker tijd.

Frontal : Van 't voorhoofd, voorhoofds-. Van 'tfront. I m. : VQorhoofdsbeen. (gen e esk.) -ver-band. -omslag.

Frontiére V. : Grens v. I bv.nw. : Aan de grensliggend, grens-.

Frontispice m. : (bouwk.) Gevelversiering. Titel-blad, -plaat v.

Frottage m. : Het wrijven, - boenen.Frottement m. : Wrijving. (fig.) Aanraking.

Moeilijkheid.Frotter ov.w. : 1. Wrijven, schuren, boenen. Aan-strijken (lucifer). 2. Inwrijven, bestrijken (met).3. Afrossen. 4. (fig.) Il est froth de . . . : Hij heefteen oppervlakkige kennis van. . . . I onov.w. :Wrijven tegen; licht aanraken. I se - : 1. Zichwrijven. 2. se - a : Omgang hebben met. Destrijd aanbinden met. Qui s'y frotte s'y pique :Wie hem aanraakt, brandt zijn vingers.

Frotteur m. : Werkman die de houten vloerenmet was boent.

Frottis m. : Doorschijnende verflaag v.Frottoir m. : Wrijf-, schuurlap m. Doekje om't scheermes of te vegen. Wrijfborstel (voorvloer) m. Wrijfkussen (electriseermachine).Strijkvlak (luclfersdoos).

Frou-frou m. : Licht geruis. Faire - : Druktemaken; licht rulsen.

Froufrouter : Licht ruisen.Fructidor m. : (Vruchtmaand), 12e maand vande Republ. kalender (18 Aug.-18 Sept.) v.

Fruetifëre : Vruchtdragend.Fructification v. : Vruchtvorming. -stand m.Fructifier : Vrucht dragen. (fig.) Winst opleveren,rente geven. Faire - : Op rente plaatsen.

Fructueusement en -eux : Vruchtbaar, voor-delig, winstgevend.

Frugal en -ement : Sober, matig in spijs endrank. Eenvoudig.

Frugalith V. : Sober-, matigheid.Frugivore bv.nw. en m. : Vruchten etend (dier).Fruit m. : 1. Vrucht v. -s rafralchis : Vruchten-Ealade. - sec : Gedroogde (vrucht); uitgedroogde(en waardeloze) vrucht; (fig.) mislukt leerling, -mens. 2. Voortbrengsel. 3. Vrucht(en), winst vVoordeel. Gevolg. Sans - : Vruchteloos. 4. Op-brengst v., inkomsten v.

Fruitaire : Fruit-. Dejeuner - : Fruitlunch.Fruiterie v. : Fruitkamer v. -winkel m., -han-del m.

Fruitier : Vruchtdragend. (in samenst.) ooft-,vrucht-. I m. : Fruittuin m. Fruitkamer v.Vruchtenhandelaar.

Fruitiére v. : Fruithandelaarster.Frumentaire : Lai - : Korenwet v.Frusques v.mv. : (yolk) Kleren of meubels,►builene, boeltje.

Frusquin of saint- - m. : (f am.) Al zijn heb-ben en houden, boeltje, ►bullene.

Frusta : Afgesleten (munt). Verweerd, ruw (steep,gelaat). Ruw. (nieuw) Eenvoudig, nalef; onont-wikkeld.

Frustration v. : Beroving.Frustrer : Beroven. Te kort doen. Verijdelen.Fuchsia m. (spr. fuksia) : (plantk.) Fuchsia v.Fucus m. (spr. -truss) : Zeewier.Fuêgien bv.nw. en m. : Vuurlands. -er.Fugate : Vluchtig, vergankelijk.Fugacite V. : Vluchtig-, vergankelijkheid.Fugitif : Voortvluchtig, vluchtend. Vergankelijk,kortstondig. I m. : Vluchteling.

Fugue v. : 1. (muz.) Fuga v. 2. Plotselinge ver-dwijning. Faire une - : Een slippertje maken.

Fuir onov.w. : 1. Vluchten, vlleden. Snel voor-bijgaan. Un outil qui fuit : Een werktuig datnitglipt. Le terrain fuit sous ses pas : Zakt weg.2. Lekken (vat). Doorlekken (vocht, gas). 3.Wijken (voorhoofd). 4. (fig.) Uitvluchten zoe-ken. I ov.w. : Ontvluchten, vermijden. Ontsnap-pen. Cela me tuft : Daar kan ik niet bij.

Fuite v. : 1. Vlucht v. Mettre en - : Op de vluchtdrijven. La - de la vie : Het voorbijsnellendes levens. 2. Uitvlucht v. 3. Lek. 4. Wijking(voor 't oog).

Fulguranee v. : Het lichten. (fig.) Schittering.Fulgurant : Bliksemend. Schitterend.Fulguration v. : Weerlicht. 't Treffen (doorbliksem).

Fulgurer ov.w. : Treffen. (fig.) Vernietigen. Ionov.w. : Schitteren.

Fuligineux : Roetkleurig. Walmend.Fulmicoton m. : Schietkatoen.Fulminant : 1. Bliksemslingerend. (fig.) Diegauw opspeelt. Dreigend, vinnig. 2. Ontploffend.Or - : Knalgoud.

Fulmination v. : (kerk) 't Slingeren (ban). (natk.)'t Knallen.

Fulminatoire : Dat de ban slingert.Fulminer ov.w. : (kerk) Slingeren (ban). I on-ov.w. : Knallen. De bliksem slingeren. (fig.)Razen, tieren.

Fumage m. : Het roken. Het bemesten.Fumant : Rokend. Dampend. Verward. (soms)

Opgewonden.Fume-eigare m. (me. -- -s) : Sigarenpijpje.Fume-cigarette m. (my. -- -s) : Sigarettenpijpje.Fumêe v. : 1. Rook m. Noir de - : Zwartsel.Il n'y a pas de - sans feu : Men noemt geenkoe bont of er is een vlekje aan. Il n'y a pas

Page 219: aardrijkskunde - DBNL

203 GABIE.FUMER.

de feu sans - : Geen rook zonder vuur.(fig.) S'en alley en - : In rook vervliegen.2. Damp m.; geur. 3. Uitademing, -waseming.4. -5 : Dampen (dronkenschap, wijn). (fig.)Verblinding. Bedwelming.

Fumer onov.w. : 1. Rook verspreiden. Roken.Walmen (lamp). 2. Dampen (spijs, bloed). 3.Woedend zijn. I ov.w. : 1. Roken, in de rookhangen. Door rook uit 't hol verdrijven (vos).V erre fume : Rookglas. Chene fume : Donkerbruineikenhout. 2. Roken (pup, sigaar). 3. (Be)mesten.

Fumerol(1)e v. : Spleet in een vulkaan v.Fumet m. : Geur (spijs) m. Uitwaseming (dier).Fumeur m. : Roker. - d'opium : Opiumschuiver.Fumeux : Rokerig; walmend (lamp, licht). Kop-pig (wijn). (fig.) Nevelachtig.

Fumier m. : 1. Mest m., -hoop m. Etre commeJob sur son - : Zo arm als Job zijn. Mourirsur le - : In de diepste ellende sterven. 2. (fig.)Slijk, aardse stof.

Fumifuge : Rookverdrijvend.Fumigation V. : Beroking, dampbad.Fumigatoire : Voor beroking dienend.Fumiger : Beroken.Fumiste in. : Rookverdrijver, schoorsteenveger.(f i g.) Grappenmaker.

Fumisterie v. : Schoorsteenvegersvak, -werk.(f i g.) Grappenmakerij v.

Fumivore : Rookvernietigend. I m. : Walmvanger.Fumoir m. : Rookkamer v. Rokerij v.Fumure V. : Bemesting. Mest m.Funambule m. : Koorddanser.Funambulesque : Van de koorddansers.Funitre : 1. Van de begrafenis, doods-, rouw-,lijk-. Cortege - : Begrafenisstoet. Oraison -, eloge-:Lijkrede. Employe des pompes -s : Lijkbidder.V4tements --. : Rouwkleren. 2. Doods, somber.Griezelig.

Funêrailles v.mv. : Lijkstaatsie v.. begrafenis.Funtlraire : Van de begrafenis. Urne - : Lijkurn.Funeste en -meat : 1. Dodelijk, van de dood.2. Rampzalig, noodlottig, verderfelijk.

Funieulaire : Met touwen, kabels werkend. Un(chemin de fer) - : 'n Kabelspoorweg m.

Fur m. : Au - et a mesure : Naar mate. Au -et a mesure de : Naar gelang van.

Furet m. : Fret. (fig.) Speurhond m.Furetage m. ; Konijnenjacht (met fret) v. (fig.)

Gesnuffel.Fureter onov.w. : Met een fret jagen. (fig.) Snuf-felen. I ov.w : Met een fret doorzoeken. (fig.)Doorsnuffelen. Jagen op.

Fureteur m. : Jager met het fret. (fig.) Snuffe-laar, speurhond. I bv.nw. : Doorzoekend.

Fureur v. : Hevige woede v., razernij v. Dol-,krankzinnigheid. Geestdrift v. Hevige hartstochtm. Dolle voorkeur v. Faire - : Opgang -, furore

Furibond : Razend, woedend. [makers.Furie v. : Wraakgodin, furie. (fig.) Woedend wijf.

Hevige woede v., razernij. Geweld, onstuimig-heid. Hartstochtelijkheid.

Furieusement : Woedend. (f am.) Uitermate.Furieux : Woedend, razend. Dol. Geweldig(f am.) Buitengewoon, geweldig.

Furole v. : St-Elmusvuur, dwaallicht.Furonele m. : Steenpuist v.Furtif en -ivement : Heimelijk, steelsgewijze.Fusain m. : Kardinaalsmuts (plant) v. Houts-kool v. -tekening.

Fuseau m. : 1. Spil v. Jambes de -(x) : Spille-benen. 2. Klos (voor kantwerk) m. 3. Stekel (vanstekelvarken) m. Spijl (balcon) m. 4. (wick.)Boltweehoek (tussen twee grote cirkels) m.

Fusee v. : 1. Spilvol v. (z e e v.) Riemband m. 2.Spil v. 3. Vuurpijl m. 4. (fig.) Rire en -, des -sde rire : Schel gelach, dat opkomt en aanhoudt.

Fuselage m. : Geraamte, frame, verstijving.Fuseló : Spilvormig. Dun uitlopend (vinger).

Gestroomlijnd (auto).Fuser : Vervloeien. zich smeltende verspreiden.Sissend uiteenspatten (zonder knal). Des riresfuserent : Gelach steeg op en verdween.

FusibilitO V. : Smeltbaarheid.Fusible : Smeltbaar.Fusil m. (spr. -zi) : 1. Vuurslag. 2. Pandeksel.3. Geweer. - a vent, - pneumatique : Windbuks v.Changer son - d'epaule : Van mening verande-ren. 4. Schutter. 5. Wetstaal, messenaanzetter.

Fusilier m. : Infanterist. - marin : Marinier.Fusillade V. : Geweervuur. Gevecht met -.Fusilier : Dood-, neerschieten (met 't geweer).Aanzetten (mes). ( yolk) Afzetten.

Fusilleur m. : Opstandeling, die alles neerschiet.Infanterist.

Fusion v. : 1. Smelting, vloeibaarwording. 2.Oplossing. 3. (fig.) Vermenging.

Fusionnement m. : Vereniging, samenvoeging.Fusionner ov.w. : Verenigen, samenvoegen. ionov.w. : Samenkomen.

Fustigation v. : Geseling.Fustiger : Geselen.Flit m. : 1. Lansschacht v. Geweer-, pistoollade v.Hout van boor, - zaag. Middelstuk (boomstam).2. (b ouwk.) Zuilschacht. Voet (luchter) m. 3.Vat, fust. 4. Orgelkast v.

Flitaie v. : Volwassen hout. De haute - : Vol-wassen (120 tot 200 jaar).

Ftitaille v. : Vat, vaatwerk. Ton.Futaine V. : Bever (halfkatoenen stof).Futê : Sluw, glad, geslepen.Mier m. : Kuiper.Futile : Onbeduidend. Beuzelachtig.Futilitè v. : 1. Onbeduidend-. 2. Beuzelachtigheid.Futur : Toekomstig, later.' m. : Toekomst v. Toe-komende tijd m. Aanstaande (van vrouw).

Futurisme m. : Kunstrichting die, brekendmet alle tot heden gebezigde kunstvormen,uitdrukking aan Naar gevoelens tracht to geven.

Futuriste : Futurist. Kunstenaar, die de beginselenvan het Futurisme volgt. I bv.nw. : Futuristisch.

Fuyant : Vluchtend. Wijkend. Schuw (blik).Fuyard m. : Vluchteling.

G.

G m. : 1. (letter) G v. 2. (verk.) Gramme : Gram.Gabardine v. : Gabardine (stof).Gabare v. : Transportschip. Aak v. Groot net.Gabari(t) m. : Mal, model. Vorm.

Gabarier m. : Aakschipper. Dokwerker.Gabeleur m. : Kommies der zoutbelasting.Gabelle v. : Zoutbelasting. -zolder m. -pacht v.Gable v. : (z e e v.) Mars v. Mastkorf m.

Page 220: aardrijkskunde - DBNL

GABIER. 204 GALT OTE.

Gabler m. : Marsgast. Oude matroos.Gabion m. : (mil.) Schanskorf in.Gabionner : (mil.) Met schanskorven dekken.Giehage m. : Het beslaan. - vermorsen.Melte V. : Kalkschop v. Roerstok (beslag) m.Schootplaat (slot) v. Haak (aan Boot) m.

Gather : Beslaan (kalk). Met natte aarde be-dekken. Vermorsen, -knoeien. Beneden de marktverkopen.

Gichette V. : Krammetje. Spanveer (vuurwapen) v.Gleheur m. : Werkman, die kalk beslaat. Knoeier,broddelaar.

Gfieheuix Morsig.Gis ehis m. : 1. Mortel (van gips, kalk, zand encement) v. 2. Dunne modder m. 3. Rommel tn.,smeerboel

GadNue bv.nw. en : (Het) Gaelisch, - Weis(taal in Ierland en W.-Schotland).

Gaffe v. : Boom m. Bootshaak m. (f a in.) Flaterm., onhandigheid.

Gaffer ov.w. Voortbomen. Met een haak grij-pen. 1 onov.w. : Ben flater begaan.

Gaffeur : Die niets doet dan onbandige streken.Gaga m. : Koekje. Halve idioot. I bv.nw. Ver-kindst.

Gage m. : 1. (Onder)pand. 2. Waarborg m. 3.Blijk, bewijs. 4. (s p el) Pand. Jouer aux-8, - au-touche Pandverbeuren. 5. Inzet (weddenschap)m. 6. (vo or al mv.) Loon, bezoldiging. _etreaux -8 de : In dienst staan van. A -s : Betaald,loontrekkend. Casser aux -8 : Ontslaan.

Gager : Verwedden. Wedden. Bezoldigen.Gageur m. : Wedder.Gageure v. (spr. gajur) : 1. Weddenschap. C'estune Bela ressemble a une - : 't Lijkt wel of ze't er om doers. 2. (fig.) Waagstuk. 3. Inzet

Gagiste Bezoldigd dienaar. Pandhouder.Gagnable : Te winnen.Gagnage m. : Weiland.Gagnant bv.nw. : Winnend. I tn. (Prijs)winner.Gagne-pain tn. (my. onverand.) : Broodwinning.Gagne-petit m. (me. onverand.) : Scharenslijper.'en]. die weinig verdient.

Gagner ov.w. : 1. Verdienen. Winnen. - sa vie: De kost verdienen. Il l'a biers gagnt Hijheeft 't wel verdiend. (spel) - qn : Iem. slaan;- geld afwinnen. Jouer a qui perd gagne : Bepalendat de verliezer de inzet krijgt. Donner (partie)gagne(e) : Zich gewonnen geven. 2. Winnen,verwerven. Overhalen. Omkopen. - qn d sacause Iem. voor zijn zaak winnen. 3. Zich op dehals halen (ziekte). 4. Zich meester maken van.Veroveren. Behalen (overwinning). - les devants: Vb6rkomen. - le dessus (du'vent) : De windin zijn voordeel krijgen.; (fig.) de baas wor-den. 5. - barre Bur qn Tern. de baas worden.6. Bereiken. Inlopen (haven). - les champs ,:'t Hazenpad kiezen. "au pied : Er van door-gaan. - qn en marche : Iem. inhalen. - qn devitesse : Tem. vbarkemen. 7. Aangrijpen (brand).Overvallen (slaap, nacht). I onov.w. : 1. (Geld)verdienen. - Bros : Veel -. 2. Winnen (in loterij,bij spel). 3. Beter worden. Vooruitgaan. Ellen'a pas gagne avec les annees : Zij is er niet mooierop geworden. - a etre mieux connu : Bij naderekennismaking meevallen. 4. - cur, - contre qn :Op iem. de overhand krijgen. 5. Rondom zichgrijpen (brand, ziekte). 6. Zich verspreiden. 1Se - : Verdiend Verkregen worden. Besmet-telijk (ziekte). Aanstekelijk zijn, - werken.

Gagneur m. : Winner.Gai Vrolijk, Lustig. Helder, fris. (f am.). Eenweinig aangeschoten. Los. Avoir le vin - : Benvrolijke dronk hebben.

Gaiement : Vrolijk, opgeruimd.Galiote v. : Vrolijk, opgeruimdheid. (f am.)_Etre en : Een roes aanhebben. .De - decceur : Goedsmoeds.

Gaillard : 1. Lustig, vrolijk. 2. Flink, kloek. 3.Los, ondeugend. 1m. :Vrolijke snaak. Flinke vent.Kerel, heer. Kasteel op schip. (thans) Plecht v.

Gaillarde v. : (f a m.) Flink, vrolijk wijf, „stevigetante". Franse dans in drie tempo's m.

Gaillardement Flink. Vrolijk. Onbezonnen.Gaillardise v. : Los-, dartelheid. Los -, schuinpraatje - geschrift m.

Galment z. gaiement.Gain m. : Het winnen. Winst v. Voordeel. Aanwasm. Amour du - : Winzucht.

Gagne v. : Schede v.; foedraal. Van boven breedvoetstuk. Nauwe japon v. .iforloge : Staandeklok.

Gainerie v. : Fabricage van scheden, foedralen,dozen, portefeuilles, enz. v.

Gainer m. : Maker -, verkoper van scheden,foedralen, dozen, portefeullles, enz.

Gafte v. z. gaietè.Gala m. : Feest, staatsie v. Galavoorstelling.Galamment : Keurig. Hups. Hoffelijk.Galant : 1. Keurig. smaakvol. 2. Bevallig, hups.3. (v66r 't zel fst.nw.) Wellevend, welge-manierd. Un - homme : Een fatsoenlijk mens.4. Galant, behaagziek. 1 m. : Verliefde, hofma-ker. Vrijer. Heertje.

Galanterie V. : Keurigheid. Voorkomendheid. Be-haagzucht v. Vleiend compliment. Minnarijen.

Galantin m. Vrouwengek; fatje.Galantine v. : Koude vleesspijs met gelei v.Galbe : Ronding, zwelling (mensenvorm),vorm na. (fig.) Keurigheid, chic.

Gale v. : Schurft v. Mechante - : Beroerling.Galere v. : 1. Galei v. Vogue la -! Vooruit maar IQu'allait-il faire dans Bette -? Waarom heeft hijook zijn neus daarin gestoken? 2. Galeien, galei-straf v. Vie de - : Slavenleven. 3. Lang fornuis.

Galerie v. : 1. Galerij v. Gang m. 2. De omstan-ders, het publiek. (fig.) S'inquieter de la - :Zich afvragen, wat de mensen zullen dekken.Pour la - : Voor de schijn. 3. Galerij (in schouw-burg). Gang (mijn). Imperiale (op rijtuig) v.

Galerien m. : Galeislaaf, -boef. Tuchthuisboef.Galerne m. : West-noordwestenwind m.Galet m. : 1. Strandkei m., -steen m. Strand metkeien. 2. Schiff v., rolletje, wieltje.

Galetas m. : Dakkamer v. Armoedig krot.Galette v. : Ronde, platte koek m. Scheepsbe-schuit. (yolk) Geld.

Galeux : Schurftig. Qui se sent - se gratte : Wiende schoen past, die trekke hem aan. Brebis -euse: Schurftig schaap (ook fig.).

Galice v. : Galiciö (Spanje).Galieie v. : Galicie (Oostenrijk).Galion m. : Galenus (Rom. geneesheer).Galilee m. : Gali lei (Ital.sterrenkundige). Iv. : Galilea.Galileen bv.nw. Galileisch. -eer. Le - : Jezus.Galimafree v. : Ragottt van vleesrestjes m.Galimatias m. (spr. -tya) : Wartaal v. OnzinGalion in. : Galjoen (soort schip).Galiote v. : Galjoot (kleine galei) v. Vracht-schuit v.

Page 221: aardrijkskunde - DBNL

205 GARCON.GALLE.

Galle v. : Galnoot v., -appel m. - du chéne, noiade - : Eikengalnoot.

Galles v. : Wales (le Pays de -).Galilean : Gallicaansch (van de Franse Kath.kerk, die op zekere punters van den pans onaf-hankelijk was).

Gallieanisme m. : Gallicaanse leer v.; - overtuiging.Gallieisme m. : Eigenaardig Franse uitdrukking.Franse vorm in een vreemde taal gebruikt m.Fransgezindheid.

Gallinaees m.mv. : Hoenderachtigen.Galline : Espote - : Hoendersoort.Gallique : 1. Uit galnoten. 2. Frans.Gallois : Bewoner van -. Uit Wales.Gallomane in. : Overdreven bewonderaar van de

Fransen.Gallomanie v. : Overdreven bewondering voorde Fransen.

Gallon m. : Eng. maat van ± 41/2 L. v.Gallophobe m. : Fransenhater.Gallophobie v. : Fransenhaat m.Galoehe v. 1. Klomp-. Overschoen m. Mentonen - : Uitstekende kin. 2. (z e e v.) Blok.

Galoeherie v. : Klompschoenmakerij.Galoehier m. : Klompschoenmaker.Galon m, : Boordsel, galon, tres. (mil.) Perdresec -s : Gedegradeerd worden.

Galonne m. : Gegradueerde.Galonner : Met galon versieren.Galop m. (spr. -lo) : 1. Galop (paard) m. Au grand- : In gestrekte g. Prendre le -, se mettre au - :Galopperen; (fig.) doorslaan. Au - : Inder-haast. 2. Galop (dans). 3. (lam.) Standje.

Galopant : Galopperend. (geneesk.) Phtisie-e : Vliegende tering.

Galoper onov.w. : Galopperen (paard). (fig.)Snel voortgaan. I ov.w. : (f am.) In galop bren-gen.

Galopette V. : Autoped.Galopin m. : Loopjongen. Kwajongen.Galoubet m. : 1. (Z.-Fr ankr.) Fluit met 3 ga-ten v 2. (to ne el) Stem v.

Galvanique : (n at uur k.) Van het galvanisme.Galvanisation v. : 't GalvaniserenGalvaniser : 1. Door electriciteit doen samen-trekken (spieren). (fig.) Tijdelijk nieuw levengeven aan. 2. Met een batterij (van Galvani ofVolta) electriseren. 3. Met zink bekleden.

Galvanisme m. : Contact-electriciteit v. Invloedvan electr. op weefsels.

Galvanometre m. : Werktuig om de kracht enrichting van een galvanische stroom te meten.

Galvanoplastie v. : Opbrenging van een laagmetaal tangs galvanische weg.

Galvauder : 1. Doorhalen. 2. Vernederen. 3.Bederven, verdoen, verbeuzelen.

Gamaehe v. : Slobkous vGambade v. : Lucht-, bokkesprong m.Gamba der : Luchtsprongen maken.Gambe v. : (muz.) Viole de - : Ouderwetse

viool, die men bespeelde als ooze violoncel v.Gambiller : Met de benen slingeren.Gambit m. : (s p e 1) Schaakzet, waarbij de pionvoor den raadsheer wordt weggenomen m.

Gamelle v. : 1. Grote etensbak m. 2. Eetketeltje.3. Otficierstafel v.

Gamin m. : 1. Helper, maatje. 2. Jongen. Kwa-jongen. I bv.nw. : Ondeugend.

Gamine v. : Meisje dat veel op straat speelt.Ondeugd.

Gaminer : Ondeugende streken uithalen.Gaminerie V. : Guitenstreek m.Gamma v. : 1. Toonschaal v., -ladder m. Monterd'une - : Harder schreeuwen. 2. - des couleurs :Opvolging der in elk. overgaande kleuren, kleu-rengamma. 3. Reeks v.

Gamma : Croix -e : Swastika, (Duit s) hakenkruis.Ganaehe v. : 1. Onderkaak (paard) v. 2. Oude dom-kop, - sok. (Fauteuil) - : Gemakkelijke rolstoel.

Gand m. : Gent (Belgic),Gandin m. : Jonge fat.Gange m : Ganges m.Ganglion m. : 1. (ontleedk.) Knoop m. - ner-

veux : Zenuwcel. 2. Peesknoop. 3. Lympheklier v.Gangrene v. : 1. (geneesk.) Afsterving (weef-sels), koudvuur. 2. Houtbederf. 3. (f i g.) Zeden-bederf. Kwaad.

Gangrener : 1. (geneesk.) Door koudvuur aan-tasten. Door houtbederf -. 2. (fig.) Vergiftigen,ondermijnen.

Gangreneux : Koudvuurachtig.Gangue v. : Gangsteen m., omhulsel van een(kostbare) steen. (f i g.) Omhulsel.

Ganse v. : Tres-, lisband. Boorlint. Haarsnoer.Ganser : Met lisband omboorden.Gant m. : Handschoen in. - Iponge : Bad-. (fig.)Jeter le - : Uitdagen. Relever -, ramasser le - :De uitdaging aannemen. Retourner comme un - :Doen veranderen als een blad op een boom. Celame va comme un - : Dat past me precies. Il estcouple comme un - : Men kan hem om de vingerwinden. Se donner les -s de : Zich zelf de ver-dienste toekennen. En -s : Met handschoenenaan. Mettre -, prendre des -s : Voorzichtig te werkgaan.

Gantelet m. : Strijdhandschoen m. Handleder.Ganter : Met een handschoen bedekken. Iem.h. aantrekken. Des gants qui gantent bien : Diegoed passen. - six; - sept : No. 6 -; 7 dragen. Celame gante : Dat past me juist.

Ganterie V. : Handschoenwinkel m., -fabriek v.Gantier m. : Handschoenmaker, -verkoper.Gantois : Gents. Gentenaar.Garage m. : Het bergen. Bergplaats v. Fiets-;autobewaarplaats v. Wijkplaats voor auto's opsmalle weg. Wissel-, zijspoor (vole de -). Bassinde - : Schuilhaven m.

Garagiste m. : Garagehouder.Garangage m. : Het verven met meekrap.Garanee v. en bv.nw. : Meekrap. -kleurig.Garaneer : Met meekrap verven.Garanciere V. : Meekrapveld. -ververij.Garant m. : 1. Borg. 2. Waarborg m., zekerheid.Garantie v. (spr. -ti) : Vrijwaring, garantie v.Pand. Zekerheid. Bescherming. Kantoor van dewaarborg (van goud en zilver; bureau de -).Appeler en - : Aansprakelijk stellen.

Garantir : 1. Instaan -, borg biliven voor. Ver-zekeren. 2. Vrijwaren, beschutten.

Garee v. : Meld, deem.Gareette v, : (z e e v.) Seising, beslaglijn v.Garcon m. : 1. Jongen. 2. Knaap, jongeling.(f am.) Kerel. Faire figure de petit - : Als 'nkwajongen erbij staan. Etre bon - : Meegaandzijn. Mauvais - : Schavuit. 3. Vrijgezel. Diner -,dejeuner de -s : Van heren alleen. - d'honneur :Bruidsjonker. 4. Handwerksgezel, knecht. -tailleur : Kleermakersknecht. - de magasin, - deboutique : Winkelknecht. 5. Kellner (- de cafi).Steward (op schip).

Page 222: aardrijkskunde - DBNL

206 GARROTTER.GARCONNE.

Garonne : Kellnerin. Vrij meisje.Garconner ; Met jongens spelen.Gargonnet : Jongetje.Gargonniére V. : 1. Jongelui'swoning. 2. v. enbv.nw. : JongenAgek (meisje).

Garde v. : 1. Bewaking, op-, toezicht. Wacht v.,dienst m. Avoir en (sa) -, sous sa - : Moetenbewaren. Mettre en bonne - : Zorgvuldig behoe-den. .Dieu vous nit en sa (sainte) -I God be-hoede u 1 E'tr3 de - : De wacht -; dienst heb-ben. Le medecin de - : Dienstdoende. Monter la- : De wacht betrekken; op wacht staan. 2.(s chermen) Gedekte stelling. Etre en - : Inde positie staan; (fig.) zich in acht nemen. Setenir seer ses -s : Op zijn hoede zijn. Mettre qnen - : Iem. doen oppassen. Prendre - a qch : Oplets passen Prendre - de qch : Zich voor letsin acht nemen; letten op lets, (Prenez) - avous! Opgepast I Geef aeht I N'avoir - de : Erniet aan denken, ver er van of zijn. 3. Wacht (demenschen). Patrouille. Garde (van vorst) v. - ra-tionale : Schutterij. - municipale, - republicaine :Parijse gendarmerie. Corps de - : Wachtpost ;-huis. Crier A la - : De wacht in 't geweer roe-pen. 4. Ziekenoppasster. Baker. 5. Gevest (de-gen, dolk). Sehutblad (feuitle de -; boek). Werk(slot). Papier de - : Pakpapier. 1 m. : Bewaarder,wachter, opzichter, oppasser. Gardesoldaat.Lijfwacht (- du corps). - national : Schutter.- noble : Pauselijke lijfwacht.- forestier : Bos-wachter. - municipal,- republwain: Dragonderder Parijse gendarmerie.

Garde-barriêre m. (me. -8- -8) : Spoor-, baan-wachter

Garde-boue m. (me. one.) : Spatbord.Garde-boutique m. (me. onverand.) : 1. z. gar-de-magasin 2. 2. IJsvogel m.

Garde-but (me. one.) : Doelverdediger.Garde-ehafne m. (me. one.) : Kettingkast v.Garde-cendres m. (me. onverand.) : Asbak m.Garde-chasse m. (no. gardes chasse) : Koddebeier.Garde-ehiourme m. (mu. gardes-chiourm,e) : Op-zichter der galeislaven.

Garde-corps m. (me. onverand.) : Scheepsleuning.Garde-c6te(s) m. (mv. onverand.) : Kustverdedi-

ger (schip). Kustwachter.Garde-crotte m. (me. onverand.) : Spatbord. -leder.Garde-feu m. (my. onverand.) : Vuurhaardhekje.Brandstrook v.

Garde-forestier m. (me. -s- -s) : Houtvester.Garde-fou m. (me. - -pus) : Leaning.Garde-frein m. (me. - -f reins) : Remmer.Garde-magasin m. (my. -8- -s) : 1. Magazijn-oppasser. 2. Onverkocht voorwerp, *strop( m.

Garde-main m. (mv. onverand.) : Onderlegger.Garde-malade (me. -s- -8): Ziekenoppasser. -ster.Garde-Manche m. (me. onverand.) : Morsmouw v.Garde-manger m. (me. onverand.) : Spijs-, vlie-genkast v. Vliegennet. Provisiekamertje.

Garde-meuble m. (me. - -meubles) : Bergplaatsvoor inboedels v.

Garde-Oche m. (me. -8-peche) : Opzichterder viswateren. Schip der visserijpolitie.

Garde-places m. en bv.nw. (me. onv.) : (Bewijs)voor een gereserveerde plaats.

Garde-port m. (me. --s-port) : Havenopzichter.Garder : 1. Bewaren, goed houden. 2. In achtnemen, nakomen; bewaren (stilzwijgen). - ran-cune 4,- une dent contre : Boos blijven op. 3. Be-waren, achter-, (be)houden. Aan-, ophouden. -

son sOrieux, - sa gravid : Ernstig blijven. 4.Bewaken, passen op. - a rue : Nauwlettendbewaken. Donner 4 - : In bewaring geven. 5.Niet verlaten. - la chambre, le lit : Houden.6. Oppassen (zieke). 7. Behoeden, beschutten..Dieu m'en garde : God beware me daarvoor. I se- : Bewaard worden. Oppassen. I se - de :Zich hoeden voor.

Garderie v. : Woning -, betrekking van bos-wachter. Kinderbewaarplaats v., creche.

Garde-robe v. (me. - -robes) : 1. Kleerkamer v.-kast v. 2. -voorraad m., plunje v. 3. Stilletje.Geheim gemak. 4. Stoelgang m.

Gardour m., -euse V. : Roeder, bewaarder, -ster.Garde-vole m. (my. gardes-voie) : Blokhuiswachter.Garde-vue m. (my. onverand.) : Oogscherm.Lampekapje.

Gardien m. : Bewaker, bewaarder. (fi g.) 33e-schermer. - de la paix : Agent van politie(te Parijs). - de but : Goalkeeper, doelverdediger.

Gardon in : (Blank)voorn (soort vis) m.Gare tussenw. : Opgepast I - a ceux qui fontcela : Wee hun, die dat doen. Sans crier, - dire -: Zonder te waarschuwen. I v. : 1. Station. 2. Ri-vierhaven v., wijkplaats (- d' eau) v.

Garonne v. : 1. Afgesloten vis-, jachtplaats v.2. Konijnenhol. -fokkerij. Bos vol konijnen.(Lapin de) - : Half wild konijn.

Garer : 1. In een wijkplaats -. Op een zijspoorin veiligheid brengen. 2. Opbergen. Stallen (auto).I se - : Uitwijken. (fig.) Oppassen (voor).

Gargariser : Gorgelen. Se - de : Geuren met.Gargarisme m. : Gorgeldrank m. Gorgeling.Gargote v. : Slecht eethuis. Goedkope restau-ratie v., gaarkeuken.

Gargoter : Onzindelijk eten, - drinken. In slechteeethuizen eten.

Gargotier m. (spr. -otyi) : Gaarkeukenhouder.(fig.) Slechte kok.

Gargouille v. : Bek m., spuwer (in de vormvan een dier).

Gargouillement m. : Borreling, rommeling.Gargouiller : Plassen. Rommelen (lijf).Gargouillis m. : Geluid van kletterend water.Gargousse v. : Kardoes v., kruitlading.Garigue v. : Braakland.Garnement m. : Deugniet.Garni :1. Voorzien. Avoir l'estomac biers - : Plinkgeschranst hebben. 2. Gemeubileerd. Hotel -,chambre -e. 3. Gegarneerd. Opgemaakt. Afgezet.4. Beschut. I m. : Gemeubileerde kamer v. - huis.

Garnir : 1. Bezetten; versterken, toerusten. 2.Voorzien van ('t nodige). Vullen (lamp). Voeren(kleed); opvullen (stoel). 3. Aanvullen (stenen).4. Garneren, versieren; afzetten (met). I so - :Zich voorzien. Instoppen. Vollopen (zaal).

Garnison V. : 1. Bezetting. 2. Garnizoensplaats v.Garnissage m. : 't Bezetten, versieren, bekleding.Garnisseur m. : Stoffeerder, garneerder.Garniture v. : 1. Toebehoren, garnitunr. 2. Be-

zetsel. Versiering. 3. Opvulsel (stoel). Toerusting.Stel o.

Garou m. : 1. z. loup- -. 2. (plantk.) Peper-boompje.

Garrot m. : 1. Leistok m. Slagader-pincet. Pak-stok m., knevel m. (Supplice du) - : Doodstrafdoor worging. 2. Schoft (van paard) v.

Garrotter : 1. Een leistok plaatsen bij. 2. Meteen pakstok toebinden. 3. Knevelen. 4. (fig.)De harden binden. - par an contrat.

Page 223: aardrijkskunde - DBNL

GARS. 207 GMEAT:X.

Gars m. : Jongen. Mauvais — : Schavuit.Gas m. : (f am.) Jongen.Gascon m. en bv.nw. : Gascogner. -cons. (11 g.)

Zwetser, opsnijder. -end.Gasconnade V. : Snoeverij, opsnijderij.Gasconner : Met een Gascons accent spreken.

Opsnijden.Gaspard m. (naam) Kasper.Gaspillage m. : Verk-wisting, -spilling.Gaspiller Verkwisten, -spillen.Gaspilleur m. : Doorbrenger, verspiller.Gasteropodes m.mv. : Buikpotigen.Gastralgie V. : Maagpijn v. -kramp v.Gastrique : Van de maag.Gastrite V. Maagvliesontsteking.Gastro-entèrite v. Maag-darmontsteking.Gastronome m. : Fijnproever, lekkerbek.Gastronomie v. : Kunst van lekker eten v.Gastronomique : Van een fijnproever.Gateau m. : 1. Koek m. (fig.) Awl, part au —: Aandeel in de winst, - buit hebben. (f am.)Papa —, le Ore — : Vader die de kinderen ver-went. 2. Taart v. Taartje. Koekje. 3. (Honig)-raat v.

Gate-metier m. (my. onverand.) Loonbederver.Beunhaas.

Gate-pate m. (me. onverand.) : Slecht (banket)-bakker. Knoeier (in leder yak).

Grater : 1. Bederven, beschadigen; schaden. —le metier Zijn yak benadelen (door te goed-

koop te werken). La richesse ne gdte Tien : Rickzijn is nog zo kwaad net. 2. Bevuilen. 3.Doen rotten. Avoir le sang gdte: Bedorven bined h.4. (fi g.) Slecht maken (geest). Verwennen. —qn dans esprit de : Iem. zwart maken bij. I se —: Bedorven worden. Achteruitgaan. (f am.) CelaSe gdte : *Het wordt hommelest. Le métier segdte : De klad komt in 't yak.

Merle v. : Vertroeteling; 'neve attentie v.Gate-sauce m. en v. (my. onverand.) : Slechtkok. -e keukenmeid. Koksjongen.

Gateur m. : Bederver. Verknoeier. Verwenner.Gateux m. : Zieke die zich bevuilt. Tot kinds-held vervallen, afgeleefd mens.

Gattilier m. : Kuisboom m.Gauche : 1. Scheef, krom. Onbeholpen, links.3. Linker, links. Mariage de la main — : Mor-ganatisch huwelijk; samenleving van ongehuw-den. v. ; Linkerhand v. -vleugel m. -zijde v. Pren-dre sa — : Links afslaan. A — Links; naar links.

Gauchement Onhandig.Gaueher m. en bv.nw. : Links(handig). -e.Gaucherie v. : Plomp-, onbeholpen-. Onhandig-held, domme streek m.

Gauehir : Uit-, afwijken. Kromtrekken. (fig.)Niet gerust zijn. Er om heen draaien.

Gauchissement m. : 't Kromtrekken. Kromming.Gaud : Greta.Gaude v. : 1. (pl a ntk.) Wouw v. Gele kleur-stof daaruit v. 2. MaIsmeel. -pap v.

Gander : Geel verven (met wouw).Gaudir (se) : Zich vermaken.Gaudriole v. : Losse, schuine scherts v.Gaufrage m. : Het opdrukken van figuren.Gaufre v. : 1. (Honig)raat v. 2. Wafel v. 3. Doorpersing ontstane figuren (op stof) v.

Gaufrer : Figuren opdrukken (op stof, papier);plooien. Papier -Ire : Crêpe-papier.

Gaufreur m. : Werkman, die op stoffen of papierfiguren drukt.

Gaufrier m. Wafelijzer.Gaufroir m. : Gaufreerijzer.Gaule v. : 1. Staak m., lange stok m. Hengelroedev. 2. Gallic.

Gauler : Met een stok slaan, - afslaan (vruchten).Gaulois : 1. Galliech, 2. Een beetje al te vrij,schuin. I m. : Gallier.

Gauloiserie V. : Plat -, schuin gezegde.Gausser en se — : De draak steken (met iem.)in iem. gezicht.

Gausserie v. : Spotternij.Gausseur m. : Spotvogel m.Gautier m. (spr. 40) : (n a a m) Walter.Gayer : Volstoppen, mesten met deeg.Gaveuse V. : Toestel om vogels vet te mesten.Drilschool v.

Gavial m. (me. -als) : Snavelkrokodil m., gaviaal m.Gavotte v. : Gavotte (dans in twee tempo's) v.Gavroche m. : De Parijse straatjongen.Gaz m. (spr. gaze) : 1. Gas. Donner les — : Vol gasgeven. 2. Lichtgas. 3. Gas (in 't lijf), winderigheid.4. Gifgas, gas voor oorlogsdoeleinden.

Gaze v. : Gaas. (fi g.) Bewimpeling.Gazeifier Gasvormig maken.Gazeiforme : Gasvormig.Gazelle v. : Gazelle (herkauwer) v.Gazer : In de gasvlam gladzengen. Met Baasbedekken. (fig.) Bewimpelen. Met gifgassenbestrijden.

Gazetier m. (spr. gastye) Dagbladschrijver.Bever.

Gazette v. : Dagblad, courant v. (fig.) Nieuw-tj esverspreiding.

Gazeux : 1. Gasachtig, -vormig. 2. Gashoudend.Eau -se : Spuitwater.

Gazier m. : Gasfitter. bv.nw. : Van 't gas.Gazogene m. Gasoven m. Toestel om spuit-water te maken.

Gazometre m. : 1. Gashouder. 2. -meter m.Gazon m. : Gras. -perk, -zode v.Gazonner ov.w. : Met gras bekleden. I onov.w.: Zoden vormen. Met gras bedekt worden.

Gazouillement m. : Gekweel, gekwinkeleer. Ge-ruis. Gemurmel. Getater (kindje).

Gazouiller : Kwelen. Ruisen. Murmelen. Tateren.Gazouillis m. : Gekweel. Gemurmel.Geai m. : Meerkol(f) v., gaai (vogel) m.G6ant m. : Rens. A pas de — : Met reuzenschreden.(gy mn.) Pas de — : Zweefmolen m. I bv.nw. :Reuzen-.

Gecko m. : Gekko (soort hagedis) v.Gideon m. : (n a am) Gideon.Geffroy of -oi m. : (n a a m) Godfried.Gehenne v. (b ij b e 1) Hel v., hellepoel m.Geignard en -gneur m. : Dreiner.Geindre : Voortdurend klagen. dreinen. Knarsen.Gel m. : Vorst v. — joradu : IJzel m.Gelatine v. : Gelei-, lijmstof v.; beenderlijm v.Gêlatineux : Vislijmachtig.Gelêe v. : 1. Vorst v., vriezend weder. — blanche: Rijp m., rijm m. 2. Gelei v., vleesgelei.

Geier ov.w. : 1. Doen bevriezen. (fig.) Afschrik-ken (door zijn koelte). 2. (nieuw) Bevriezen(crediet, kapitaal). I onov.w. : Tot ijs worden;toe-, bevriezen. Het erg koud hebben. I onp.w. :Vriezen. Il Ole a pierre lendre : 't Vriest, dat't kraakt.

Gelinotte (so ms gd-) v. : Hazelhoen.Gelissure, -ivure v. : Spleet door vorst v.Gêmeaux m.mv. : (sterrenk.) Tweelingen.

Page 224: aardrijkskunde - DBNL

208 GIODgSIQUE.GEMINJ .

Gemine : Paarsgewijs geplaatst. Verdubbeld.Mink : Zuchten. (dichtk.) Steunen, kraken,

suizen.Gemissant : Zuchtend, steunend.Gemissement m. : Gezueht, gesteun, gekerm. Ge-sills, gekraak. (f i g.) Klachten v.

Gemonies v.mv. : Galgeveld. Trainer aux - :Door 't slijk sleuren.

Gemme v. (spr. jemm) : 1. Edelgesteente (pierre-). 2. Knop m. I bv.nw. : Sel - : Steenzout.

Gënal : Van de wangen, wang-.Genant : Lastig, hinderlijk.Geneive V. : Tandvlees.Gendarme m. • 1. (Plattelands)-politieagent, veld-wachter, marechaussee. 2. (fig.) Vitter, bediller.

Gendarmer (se) : Opstuiven. Zich verzetten.Gendarmerie v. : Corps der (rijks)politieagenten.Kazerne daarvoor v.

Gendre m. : Schoonzoon.Gene v. : 1. Pijnbank v. Marteling. Mettre I la- : Pijnigen. 2. Knelling, drukking. B. Hinderm. 4. Geldverlegenheid, gebrek. 5. Dwang, diemen zich oplegt m. Eprouver de la - : Niet opzijn gemak zijn.

Genealogie V. : 1. Geslachtslijst v., stamboomm. 2. Geslachtkunde v.

Genealogique : Van de geslachtkunde, -lijsten.Genealogiste m. : Geslachtkundige. genealoog.Winer : 1. Pijnigen, folteren. 2. Hinderen, knel-len, drukken. 3. In verlegenheid brengen. Etregene vis-a-vis de qn : Verlegen staan tegenovertem. 4. In geldverlegenheid brengen.

General : 1. Algemeen, 2. Voornaamste, (insamenst.) hoofd-, opner-. Quartier -: Hoofd-kwartier. I m. : 1. Het algemene (tegenover 'tbijzondere). En - : In 't algemeen. 2. Generaal.Veldheer. 3. Overste ener monnikenorde.

Generale V. : 1. Generaalsvrouw. 2. Battre la- : Alarm slaan; klappertanden. 3. (f am.) Al-gemene repetitie v.

Gêneralement : Algemeen. In 't algemeen.Generalisateur : Dat de zaken in 't algemeen opvat.Generalisation V. : Het algemeen worden; - ver-spreiden. Toepassing op 't algemene.

Generaliser : Algemeen maken. Tot gemeengoeddoen worden. Tot een algemeen denkbeeld her-leiden. I se - : Algemeen worden.

Generalissimo m. : Opperbevelhebber.Generalite v. : 1. Algemeenheid. 2. Algemeenbegrin. 3. Meerderheid, gros. 4. Generale staf m.

Generateur, -trice : 1. Telend, voortbrengend.2. Vormend. I in. : Ontwikkelaar. Voortbrenger.Stoomketel m. Generator m.

Generatif : Van de voortplanting.Generation v. : 1. Voortbrenging. 2. Voortte-ling 3. (fig.) Vorming, ontstaan. 4. Nakome-lingen. 5. Geslacht. Mensenleeftijd.

Genereusement en -eux : 1. Edel-, grootmoedig.2. Mild. gul. Vol (wijn). 3. Edel (roe).

Generique : Tot het geslacht -, de soort behorend.Nom - : Geslachtsnaam.

Generosite v. : 1. Edel-, grootmoedig-. 2. Mild-.Vruchtbaarheld. Volheid (wijn). 3. Milde gift v.

Genes V. : Genua.Genese V. : 1. Ontstaan. 2. Genesis v.Genet m. : Klein Spaans paard.Genet m. : Brem v., -struik v.Genetique : Van de voortteling, - wording.Geneur m. : Lastpost m. De derde mens, die teveel is.

Genevieve V. : (na am) Genoveva.Genevois : Ult -. Inwoner van Geneve.Genevrier m. : Jeneverstrulk m., -boom m.Genial : Door 't genie ingegeven. Van genie.Genie m. : 1. (Goede of kwade) geleigeest m.,genius. Bescherm-. 2. Geest (in sprookie). 3.Aanleg m., begaafdheid, vernuft. 4. Aard m., ka-rakter. Le - de notre langue : One taaleigen. 5.Scheppend, buitengewoon begaafd mens (hommede -). 6. De genie (- militaire) v.

Genievre m. : Jeneverbes V. -senboom m. Je-never v.

Genisse (some Ge-) v. : Vaars v.Genital : Tot de voortplanting dienend.Genitif m. : (t a alk.) Tweede naamval m.Genitive V. : (ou d) Kroost.Gene's bv.nw. : "(Tit -. I m. : Bewoner van Genua.Genou m. : 1. Knie v. Plier -, /tech& le - decant,se jeter aux -x de : De knie buigen -; zich ver-ootmoedigen voor. Ce couteau coupe comme un -• Op dat mes kun je wel naar Keulen rijden.Etre sur les -x des Dieux : In de schoot der Godenliggen, onbeslist zijn. 2. Knie (instrument).Kniehout.

Genoui/lere V. : Kniestuk (ridder). -leer (werk-man, paard) Beweegbaar scharnier.

Genre m. : 1. Geslacht. - humain : Mensdom.2. Soort v. (f am.) Avoir bon -; mauvais - :Goede -; slechte manieren hebben. Du (fernier -: Volgens de laatste mode. Etre mauvais - : Hele-maal niet netjes zijn. Illustre dans son - : Be-roemd in zijn soort. Qqn dens men - : Tern. zoalsik, - van mijn slag. 3. Stijl m. Vak, schrijftrant m.Peinture -, comedic de - : Die een voorstellingvan 't dagelijks leven geeft. 4. (t a alk.) Woord-geslacht. Des deux -8 : Gemeenslachtig.

Gens mv. : 1. Menschen, lieden. Les petites - :De skleine luiden.. - d'altaires : Mannen vanzaken; zaakgelastigden. Les - de l'art, - du metier: De manners van 't vak. - de metier : Hand-werkslui. - de lettres : Letterkundigen. - derobe : Rechtsgeleerden. - du monde : Voornamemenschen. - sans aveu : Landlopers. - de sacet de cords : Schooiers. Se moquer des - : Iem.voor de gek houden. 2. Bedienden (- de mai-son). Ondergesehikten. Partijgenoten. 3. Droitdes - : Volkenrecht. I v. (spr. jinse) : (ge s c h.)Patricische famine (te Rome) v. La - Fabia.

Gent v. : 1. Natie v. 2. Ras, geslacht. La -trotte-menu : De muizen en ratters. I bv.nw. :Aardig, lief, hops.

Gentiane v. (spr. -sy-) : (plantk.) Gentiaan v.Gentil (spr. -ti), -ille : Aardig, lief, mooi. I m.en bv.nw. : Heiden. -s (tegenover de Joden).

Gentilhomme m. (spr. -ti-ydmm ; TIM : gentile-hommes, spr. -tizdmns) : L Edelman. 2. Hof-jonker. I bv.nw. : Ale een edelman.

Gentilhommerie v. (spr. -ti-yom-) : (fam.) Adel-dom, adellijke rommel. Vereniging van edelen.

Gentilhommière v. (spr. -ti-yom-) : Klein adel-lijk landgoed.

Gentilice m. : Volksnaam m.Gentilite V. : Heidendom (z. gentil m.).GentillAtre m. : Kale jonker.Gentillesse V. : Lief-, aardig-, aanvalligheid.Gentiment : Aardig, net, hups, aanvallig.Genuflexion v. : Kniebuiging, voetval m.Geocentrique : Met de aarde als middelpunt.Geodesie v. : Aardmeting, -meetkunde v.Geodesique : Aardmeetkundig.

Page 225: aardrijkskunde - DBNL

209 GISEMENT.GEOFFROI.

Geoffroi, -oy m. : (naam) Godfried.Geognosie v. (spr. -og-no-) : Leer van de samen-stelling der aardkorst v.

Gèographe m. : Aardrijkskundige.Geographie v. : Aardrijkskunde v.Geographique : Aardrijkskundig.Geographiquement : Uit aardrijkskundig oogpunt.GOlage in. (spr. 56-) : Sluitgeld.GeOle v. (8pr. yOl) : Gevangenis, kerker m. Ci-

pierswoning.Geetlier m. (spr. 54-) : Cipier, gevangenbewaarder.GOHere v. (spr. j6-) : Cipiersvrouw, gevangen-bewaarster.

Geologie v. : Aardkunde v.Geologique en —ment : Aardkundig.Geologue m. : Aardkundige.Geometral : Naar de juiste verhoudingen afge-beeld. Plan — : Omtrektekening.

Geomètralement : Meetkundig,Geométre m. : Meetkundige.Geométrie V. : Meetkunde v.Geometrique : Meetkundig. (fig.) Streng me-thodisch, nauwkeurig.

Geometriquement : Op meetkundige wijze. (fig.)Precies.

Georgiques v.mv. : Velddichten (van Vergilius),Georeica. I bv.nw : Van de akkerbouw.

Geranee v. : Bewindvoerderschap, beheer.Geraniacees v.mv. : (plantk.) Ooievaarsbek-

achtigen.Geranium m. (spr. -6171M) : (plantk.) Ooievaars-bek m.

Gerant m. : Beheerder. Zetbaas. Directeur — :Verantwoordelijk directeur (krant).

Gerard m. : (n a a m) Gerrit, Gerard.Gerbage m. : Het in schoven plaatsen.Gerbe v. : Schoof v., garve v. — de fleurs : Grotebos bloemen m. — de feu : Vuurkegel m. —d'eau : Brede fontein v.

Gerbee v. : Strobos met enkele aren m. Bun-del (voeder) m.

Gerber ov.w. : In schoven binders. Opstapelen.onov.w. : Als een schoof uiteenvallen.

Geree v. : Spleet v., barst m. Mot m.Gercer ov.w. : Splijten, doen barsten. I onov.w.en se — : Splijten.

Gergure v. : Kloof v., barst m.Gerer : Beheren. Waarnemen.Gerfaut m. : Giervalk m.Germain : 1. Germaans. 2. Van dezelfde ouders,vol, echt. 3. Van broers of zusters afstammendCousin — : Voile neef. Cousins isms de —s : Kin-deren van voile neven. I m. : Germaan. (naam)Herman.

Germaine v. : Germaanse. (naam) Hermanna.Germanique : 1. Germaans. 2. Duits.Germanisation V. : Verduitsing.Germanisier : Verduitsen.Germanisme m. : Duitse vorm in een vreemdetaal gebruikt m. Eigenaardige Duitse uitdrukking.(n i e u w) Overdreven opvijzeling van Duitsegrootheld.

Germe m. : Kiem v. (fig.) Kiem, beginsel.Germer onov.w. : Kiemen. Uitlopen, ontkiemen.(fig.) Zich ontwikkelen,

Germinal : Van de kiem. I m. : (Kiemmaand),de zevende maand van de Repubi. kalender (21Maart-19 April) v. (fig.) Kiemtijd m.

Germinateur, -atif : Van de kiem, kiem-.Germination v. : Kieming. Uitloping, ontkieming.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Gerondif m. : (taalk.) Gerundium (werkw.vorm, die aanduidt dat de handeling plaats heeft,zal plaats hebben). (Franse taalk.) 't Tegenw.deelw. voorafgegaan door en.

Geronte m. : (toneel) Goeie ouwe sul. (fam.)Ouwe sok.

Gertrude v. : G-eertrui, -da, Truus.Gêsier m. : Spiermaag v.Gësine v. : Kraambed. (fi g.) Barensnood m.Usk : Liggen, zitten. Begraven zijn. C'est laque git le lavie : Daar zit de knoop.

Gestation v. : Dracht v., zwangerschap. (fig.)Het in zich omdragen (letterkundig werk).

Geste v. : Heldendaad v. Les faits et —s : 't Doenen laten. I m. : Beweging, gebaar. (nieuw) Daadv., sympathiek optreden.

Gestieulateur m : Gebarenmaker.Gesticulation v. : Gebarenmaking.Gesticuler : (Veel) gebaren maken.Gestion v. : Beheer.Geyser m. (spr. ghêyzer) : Warme springbron v.Gibbeux : Bultig. Met knobbels.Gibbon m. : Langarmaap m.Gibbosite v. : Bult m. Knobbel m.Gibeciére v. : Wei• Schooltas v. Goocheltas. Tourde — : Goochelkunstje.

Gibelotte v. : Konijnenragoitt m., gestoofd konijn.Giberne v. : Patroontas v.Gibet m. : Galg v. Kruishout.Gibier m. : 1. Wild. -braad. 2. (fig.) Tern., diesmen tracht to vangen. — de potence : Galgenaas.

Giboulee v. : 1. Bui v. —s de mars, - d'avril : Maart-se bufen; (fig.) nukken. 2. (fam.) Pak slaag.

Gibus m. : Kiaphoed m.Gisler : Spatten, (af)gutsen.Gifle v. : Oorveeg m.Gifler : Een oorveeg geven aan.Gigantesque en —ment : Reusachtig.Gigot m. : Schnaps- lamsbout m. (grap) Been.Manche a — : Pofmouw.

Gigoter : Met de benen spartelen (grap) Dansen.Gigue v. : (fam.) Been. Reebout m. Levendige(matrozen)dans m., hurlepijp v

Gilet m. : Vest. Borstrok m., hemd.Giletier m. (spr. jiltye) : Vestenmaker.Giletike v. (spr. jilt-) : Vestenmaakster. Hor-

logeketting mGifle m. (spr. jib') : Groot werpnet. Hansworst.(fig.) Sukkel, hals, bloed.

Gingembre m : Gember v. -plant v.Gingival : Van 't tandvlees.Girafe v : Giraf v.Girandole v. : Kroonluchter m. Oorhanger metverscheidene aanhangende versierselen.

Girasol m. Ism:. -ssol : Zonnebloem v Sterresteen m.Giratoire : Draaiend, draai-.Girie v. : Gelamenteer. Aanstellerij v.Girofle m. : Kruidnagelen (clou de —) m.Giroflee v. : Muurbloem vGiroflier m. : Kruidnagelboom m.Girol(1)e V. : Eierzwam.Giron m. : Schoot M.Gironde v. : 1. Gironde (rivier, departement).2. Gematigde republ partij (le Fr. Rev.) v.

Girondin m. en bv.nw. : Aanhanger der Gironde-partij. Van de Girondijnen. Der Gironde.

Girouette V. : Weerhaan m., windwijzer (o ok fig.).Gisant : Liggend. Afgevallen (hout).Gisement m. : 1. Ligging (kust). 2. Ligging derertslagen. Bedding, laag v.

14

Page 226: aardrijkskunde - DBNL

GITE. 210 GLUCOSE.

Gite m. : Verblijf-, slaapplaats v. Leger (vanhaas). Ertslaag v.

Gfter onov.w. : Overnachten; een onderdak vinden.Legeren (dier). I ov.w. : Onder dak brengen.

Givre m. : Rijp m., rijm m.Givre : Berijpt. Met witte kristallen.Glabre : Baal, onbehaard, glad.Glanage m. : 't Gladstrijken.Glagant : Verstijvend, ijskoud.Glace v. : 1. IJs. Lea —s : De ijsmassa's. (fig.)Rompre la — : De moeilijkheden uit de wegruimen; een einde maken aan de koelheid. 2.Portie ijs v. 3. (fi g.) Koel-, onverschilligheid.Verstijving (ouderdom). Essayer de fondre la — :Trachten het Us te breken, - de ontvangst har-telijk te maken. 4. Spiegelglas. Spiegel m. Raam(rijtuig), glas.

Glace : 1. Bevroren. IJskoud ijzig. (fi g.) Koud,koel. Boire — : Met Us. 2. Oversuikerd. Glan-zend, glace. Peau —e : Glaceleer.

Glaser : 1. Doen verstijven, - bevriezen. 2. (f i g.)Doen verstijven, - stollen (bloed). Onverschilligdoen worden. — le courage de qn : Iem. moeduitdoven. 3. Met glazuur, - vernis overdek-ken. Oversuikeren. Met dril bedekken. Een sa-tijnglans geven aan (papier). I se — : Bevriezen.(fig.) Verstijven.

Glaeerie v. : Glasfabricage v. -fabriek v.Glaceur in. : Glaceerder.Glaeiaire : Van gletschers. Epoque — : IJstijdperk.Glacial : 1. IJskoud. Die in de ijsstreken groeit.Mer —e : IJszee. 2. (fig.) Koel, koud.

Glacier m. : Gletscher m. Glasfabrikant. Us-handelaar.

Glaciére v. : Uskelder m. -kast v. -machine v.Glaeis m. : Zachte helling, - glooiing. (mil.)Glade. Dunne verflaag v.

Glagon m. : Lissehots v. Stuk ijs; ijsblokje.(f i g.) Koelheid. Onverschillig meas.

Glagure v. : Glazuur. Het overtrekken met -.Gladiateur m. : Zwaardvechter.Glaieul m. : Zwaardlelie v., gladiolus m.Glaire v. : Eiwit. Slijm.Glaise v. : Leem, pottenbakkersaarde (terre —) v.Glaiseux : Leemachtig.Glaisiere V. ; Leemkuil m., -put m.Glaive m. : Zwaard. • der Gerechtigheid.Glanage m. : 't Arenlezen. (fig.) Nalezing.Gland m. : Eikel m. Eikelvormig kwastje.Glands v. : Klier v., -gezwel.Glandulaire : Kliervormig, -achtig.Glandule V. : Kliertje.Glanduleux : Kliervormig, -achtig.Glane v. : Handvol nagelezen aren v. Tros m., rijv., rist v.

Glaner : Nalezen. (fig.) Nalezing houden.Glaneur m. : Arenlezer, nalezer. (fig.) Nalezer.Manure v. : Nalezing.Glapir : Keffen. Krijsen.Glapissant : Krijsend.Glapissement m. : Gekef. Gekrijs.Glas m. : Doodsklok v. -gelui. Kanonschoten bij

een militaire begrafenis. Sonner le — de : (lit-luiden.

Glauque : Zee-, blauwgroen.Glebe v. : Aardkluit v. (di ch tk.) Grond m. Serfattache a la — : Horige -, onvrije die bij debodem behoorde.

Glane v. : 1. (ontleedk.) Gewrichtspan v. 2.(z e e v.) Opgeschoten tros m.

Glënordal, -de : (ontleedk.) Panvormig.Gleucometre m. : Suikergehaltemeter m.Glissade v. : Het (uit)glijden. Het glijden (op Us).

Glij-, sulbaan v. Sleeppas v.Glissant : Glad, glibberig.Glissement m. : Het glijden. Terrein-, berg-, aard-verschuiving. (f i g. ) Langzame verslapping.

Glisser onov.w. : 1. Af-, (uit)glijden. — des mainsde qn : Tern. ontglippen. 2. Glijden, sullen. 3.(fig.) Niet doordringen, even aanroeren. Weinigindruk maken. — dans l'ivrognerie : Langzaamtot dronkenschap vervallen. 4. (fig.) Langzaamverslappen. I ov.w. : Heimelijk inschuiven. -insteken, inlassen. Toestoppen (geld). — qch al'oreille de qn : Tem. iets influisteren. — son mot :Bedeesd meepraten. I se — : Sluipen, binnen-.

Glisseur m. : Glijder, sullende. Glijstoestel.Glissiére v. : Glijplank v. Leibaan (machine) v.Kanongeleider. Porte 4 —s : Schuifdeur.

Glissoire v. : Glij-, sulbaan v. Leibaan.Global : Rond (som). Algemeen.Globe m. : 1. Bol m. 2. Aardbol (— terrestre);hemelbol (— celeste). 3. Ballon (lamp) m. Stolp(over pendule, enz.) V.

Globulaire : Bolvormig. I v. : Kogelbloem v.Globule m. : Bolletje. (geneesk.) Korreltje.— du sang : Bloedlichaampje.

Globuleux : Bolrond. Int bolletjes samengesteld.Gloire v. : 1. Roem m., eer v. (Se) faire (tine)— de : Trots er op zijn om. Mettre sa — a : Zijneer er in stellen om. A la plus grande — de : Totmeerdere roem van. 2. Goede naam m. Trotsm. 3. Grootheid, schittering. 4. Heerlijkheid.Majesteit (Gods). — eternelle: Gelukzaligheid. 5.Stralenkrans m., aureool v.

Gloria m. : Gloria (der mis) v. (y olk) Koffiemet cognac v.

Glorieusement : Roemvol, met roem.Glorieux : Roemrijk, eervol. Trots. Hovaardig.

Verwaand. Gelukzalig, roemrijk. I m. : Verwaandegek.

Glorification v. : Verheerlijking.Glorifier : Verheerlijken. Love)], Zaligmaken. Ise — : Zich beroemen (op).

Gloriole v. : Udele roem m., verwaandheid.Giese v, (spr. glow) :1. Tekst-, woordverklaring,

opheldering, noot v. 2.(f i g.) Spottende opmerking.Gloser (spr. gl6-) ov.w. : Bevitten. I onov.w. :Woordverklaring geven (van). (fig.) Hatelijk-heden zeggen (over).

Gloseur m. (spr. gl4-) : Vitter, glossenmaker.Glossaire m. : 1. Woordenboek (verouderde of

weinig gebruikte woorden). 2. Woordenschat m.Glossateur m. : Verklaarder. Maker van een

woordenlijst.Glotte v. : Stemspleet v.Glouglou m. : 't Klokken (uitgeschonken vocht).

Gekakel (kalkoen).Glouglo(u)ter : Klokken (uitgeschonken vocht).Kakelen (kalkoen).

Gloussement m. : Gekakel (Up).Glousser : Kakelen. Babbelen.Glouton : Gulzig. I m. : -aard, slokop.Gloutonnement : Gulzig, schrokkig.Gloutonnerie V. : Gulzigheid.Glu v. : Vogellijm v. (fi g.) Se hisser prendre dla — de qn : Zich door iem. laten inpalmen.

Gluant : Kleverig. Opdringerig.Gluau m. : Lijmstang v. -stokje.Glucose v. : Druivensuiker v.

Page 227: aardrijkskunde - DBNL

GLUT. 211 GOUDRON.

Glui m. : (ou d) Rogge-, dak-, pakstro.Gluten m. (spr. -tenn) : Kleefstof v. (scheik.)Glutinatif : Hechtend (z. ag—). [Lijmstof v.Glutineux : Kieverig; lijmstofachtig.Glycerine V. : Glycerine v.Glyeine v. : Blauwe regen (plant) m.Glyptique v. : Graveerkunst op fijne stenen v.Gnan-gnan m., v. en bv.nw. (v. en my. onverand.)

: (Lamlendig mens), die steeds zanikt, zeurpiet.Gnome m. (spr. g-nom) : Berggeest m., aard-

mannetje.Gnomide v. (spr. g-n4-) : Vrouwelijke berggeest.Gnomique (spr. g-n6-) : In kernspreuken.Gnomon m. (spr. g-nO-) : Zuiden-, zonnewijzer.Gnomonique (spr. g-n8-) : Van de zonnewijzers.1 v. : Kunst van -s maken v.

Go (tout de) : Zonder complimenten, zo maar.Gobelet m. : 1. Beker in., kroes m. 2. Goochel-

beker. Joueur de —3 : Goochelaar.Gobelin m.: Kwelgeest m. (Wand)tapijt met figuren(tapisserie des G-8).

Gobelot(t)er : Pimpelen. Pret maken.Gobe-mouehes m (my. onverand.) : (nat. hist.)Vliegenvanger. (fig.) Lichtgelovige sul.

Gober : 1. Inslikken, uitslurpen. Je ne Is gobepas : Hij kan mij niet beetnemen; (z. 2) lk houdniet van 'm. 2. Verkikkerd zijn op. I se — : Metzichzelf zeer ingenomen zijn.

Goberger (se) : Zich te goed doen.Gobeur m. : Slokop. Lichtgelovige.Godailler : Slempen.Godefroi, -froy m. : (naam) Godfried.Godelureau m. : Pronker, saletjonker.Goder : Valse plooien maken.Godet m. : Tumblerglas. Verfpotje. Druipbakje(onder lamp). Tuimelemmer m. Pijpekop m. Af-wateringspijp v. Valse plooi v.

Godiehe m., v. en bv.nw. : Onhandig, lumme-lig (schepsel).

Gorille v. : Wrikriem (aan boot) m. Barque ala — : Wrikschuitje.

Godiller : Wrikken.Godiveau m. : (Pastel van) gehakt vlees v.Godron m. : Eierrand m. Stolpplooi v.Godronner : Met een eierrand voorzien. Plooien.Goêland m. : (nat. hist.) Grote zeemeeuw v.Goêlette v. : Tweemaster. Zeezwaluw v.Gnomon m. : Zeegras. Mest van zeegras m.Gogo m. : Lichtgelovig mens, hals. Les —s : Degoe gemeente. A — : Volop.

Goguenard : Spotziek, spottend. I m. : Spotboef.Goguenarder : Spotten.Goguenarderie v. : Spotternij.Goguette v. : (Trap m., kwinkslag m. Etre en—(s) : Vrolijk -; aangeschoten zijn.

Goinfre m. : Tafelschuimer. Vraat.Goinfrer : Vreten, schrokken.Goinfrerie v. : Schrokkigheid.Goitre m. : Kropgezwel.Goitreux : Kropvormig. I m. : Lijder aan eenkropgezwel. (fig.) Domoor.

Golf m. : (sport) Golf o.Golfe m. : Golf v. (on tle e dk.) Verwijding,Golfeur m., -euse v. : Golfspeler, -speelster.GOMM v. : 1. Gom v. —grattoir : Radeergom.2. De pretmakers uit de grote wereld.

Gommer : Gommen. In gom oplossen. Taffetasgomme : Guttaperchapapier; hechtpleister.

Gommeux : Gomachtig. I m. : Uitgeput pret-maker. Modegek, fat.

Gommeuse v. : Modepopje.Gommier m. : Gomboom m.Gond m. : Hengselduim (deur) m. (fig.) Mettre -,jeter hors des —s, faire sortir des —s : Zijn zelf-beheersing doen verliezen, razend maken.

Condole v. ; Gondel v. Oogbad. Drinkschaal v.Gondoler en se — : Kromtrekken. (fig.) Zich 'nbochel lachen. Tole gondolee : Gegolfd plaatijzer.

Gondolier m. : Gondelroeier.Gonfalon, -non m. : Lansvaantje. Kerkbanier v.

Vaandel.Gonfalonier of -nonier m. : Kerkbanierdrager.(ge s ch.) Gonfaloniere (levenslang magistraat derItal. republieken).

Gonflê : Opgezwollen, opgezet. (fig.) Opgeblazen.Gonflement m. : (0p)zwelling. Vulling (ballon).

Oppomping (luchtband). (f i g.) Opgeblazenheid.Gonfler ov.w. : 1. Doen opzwellen, (op)blazen.Vullen (ballon). Oppompen (luchtband). 2. (f i g.)Vervullen (met gevoel), doen zwellen. Avoir leeceur gonfle : Op 't punt staan te schreien. 3. Op-drijven (cijfer). I onov.w. en se — : (0p)zwellen,zich uitzetten. Rijzen (deeg, kalk). Een hoge borstzetten.

Gong m. (spr. gongue) : Koperen slagbekken.Gordien : Gordiaans.Goret m. : Beer (varken). (fig.) Smeerpoets.Gorge v. : 1. Keel v. Krop (vogel) m. (fig.)Mettre le pied sur la — a : Met geweld dwingen.Tenir -, prendre qn a la —: Iem. de keel toeknij pen.Tenir -, mettre le pistolet -, le poignard -, le eouteausur la — a qn : Iem. 't mes op de keel zetten.Tendre la — : Geen weerstand meer bieden.Couper la — a qn : Iem. de hals afsnijden;(fig.) - in 't verderf storten. Mal de — : Keel-pijn. A pleine —, a — deploy& : Luidkeels. Chan-ter de la — : Met de keelstem zingen. Faire ren-trer a qn les paroles dans la — : Iem. noodzakenzijn woorden terug te nemen. 2. Vrouwenboe-zem m. 3. (j a cht) Voer (voor valken). — Maude: Nog lillend, warm voer. Faire — ehaude de :Iets warm opeten; (fig.) de spot drijven met.Rendre — : Braken; (fig.) 't gestolene terug-geven. 4. Keel (vestingwerk, schans). Bergengtev. Nauwe doortocht m. Groef v., gleuf v.

Gorge : Volgestopt. Overladen.Gorge-de-pigeon bv.nw. en m. : (Kleur) metweerschijn, changeant.

Gorge() v. : Slok m., teug v.Gorger : Tot de keel volstoppen. (fig.) Overladen.Gorgerette v. : Lint (aan muts).Gorgerin m. : Halsstuk (wapenrusting).Gorgone v. : Monster. Hoornpoliep v.Gorille m. : Gorilla (aap) m.Gosier m. : 1. Strot m., keel v. Avoir le — see: Een dorstige keel hebben. Avoir le — pave :Heet kunnen drinkers, 2. Luchtpijp v.

Gosse m. : (y olk) Jongetje. I v. : Meisje.

Goth v. (spr. go) : Got (Germaan). (fig.) Barbaar.Gothembourg m. (spr. gdtanbour) : Goteborg.Gothique : Gotisch. (spot) Middeleeuws, ver-ouderd. I v. : Gotisch schrift. I m. : Het Gotisch.Gotische stijl m.

Gouache v. : Waterverf met gom en honig v. 'tSchilderen -, tekening met die waterverf.

Gouailler onov.w. : (tam.) Ruw spotten. I ov.w: In de maling nemen.

Gouaillerie v. : Ruwe spotternij.Gouailleur : Spottend. I m. : Spotter.Goudron m. : Tear o. en v. — mineral : Koolteer.

Page 228: aardrijkskunde - DBNL

GOUDRONNAGE. 212 GRADE.

Goudronnage m. : 't Teren.Goudronner : Teren. Mat Leer vermengen.Goudronnerie v. : Teerkokerij; -bereiding.Goudronneur m. : TeerderGoudronnier m. : Teerstoker.Goudronni4re v. : Teerstokerij (in 't bos).Gouffre m. : Afgrond m. Kolk v. Diepte v.Gouge v. : Holle beitel m., guts v.Goujat m. : Trosknecht (in 't leger). (fig). Vlegel,ploert. Opperman.

Goujon m. : Grondel (vis) m. Hol beiteltje. Schar-nierpin v.

Goulêe v. : (lam.) Voedsel. Hap m.Goulet m. : (oud) Hals (fles) m. Nauwe invaart(haven) v. Pijpje, monding.

Goulu : Gulzig, schrokklg. Poi,* -s : Peulen.Goultiment : Gulzig.Goupille v. : Stift v., pin v.Goupillon m. : Wijkwast m. Wisser voor lampe-glazen, flessen, enz.

Gourbi m. : Arabische hut v. Dorp van hutten.Gourd : Stiff. verkleumd.Gourde v. : Kalebas v. Uitgeholde k. die als flesdienst doet. Veldfles v. Opstopper. Stommerik.

Gourdin m. : Knuppel m.Gourgandine V. : Slet, lichtekooi. Stouterd.Gourmade m. : Stomp in 't gelaat m.Gourmand : Fijnproevend, snoepachtig. Pois -a: Peulen. I m. : Fijnproever.

Gourmander : In bedwang houden, beteugelen.Opmaken, garneren. Beknorren.

Gourmandise v. : Lekkerbekkerij.Gourme V. : Droes (veulen) m. Slijmige dauw-worm (kind) m. (fi g.) Jeter sa - : Zijn wildeharen verliezen, ultrazen.

Gourme : Stijf, nors, stijf deftig.Gourmer : De kinketting aandoen. Vuistslagengeven. 1 se - : Elk. vuistslagen geven, obakke-'elem. Een deftige houding aannemen.

Gourmet m. : Wijnproever. Lekkerbek.Gourmette V. : Kinketting m. Schakelketting.Bracelet - : Schakelarmband m.

Gousse v. : Bast m.. schil v. Peulvrucht v.Gousset m. : Okselholte v. Okselstuk (aan mouw).Vest-, horlogezak m. Avoir le - bien garni •Goed in zijn geld zitten.

Goat m. : 1. Smaak m., geur m. De haut - :Sterk gekruid; (fig.) prikkelend, scherp. 2. Eet-lust m. Prendre - a : Trek krijgen In. Mettreen - : Trek doen krijgen. M is en - par : Geprik-keld door. Il a perdu le - du pain : Hij is dood enbegraven. 3. (fig.) (Goede) smaak, schoonheids-gevoel. De bon - : Smakelijk; smaakvol. De mau-vais - : Onsmakelijk; lelijk; misplaatst. 4. Net-,beleefdheid. 5. Stijl m., trant m. 6. Lust, zin m.Prendre - a : Zin krijgen in.

Gouter ov.w. : 1. Proeven. Met smaak gebruiken.2. (fig.) Genieten van. Op prijs stellen. Goedkeu-ren. Billijken (redenen). - qn : Iem. aardig vin-den. I onov.w. : 1. Een Licht maal gebruiken om 4uur. 2. - a : Proeven. 3. - de : Proeven, voor 'teerst eten of drinken. (fig.) Voor 't eerst lerenkennen. I m. : Lichte maaltijd (z. onov.w.) m.;five o'clock tea, middagthee.

Golitte v. : 1. Droppel m. - a - : -sgewijze;(fi g.) allengs. - de vin : Slokje. Boire -, prendrela - : Een borrel drinken. Vin de - : Van nietuitgeperste druiven. N'y voir -, n'y entendre - :Helemaal niets zien, Koren, begrijpen. - delaic : Droppel melk; zuigelingencreche. 2. Des

-8 (d' Anoleterre) : Hoffmans droppeltjes. 3.Proefkorrel v. 4. Jicht v. - sereine : Zwarte staar v.5. --de-sang V. : (plantk.) Kooltjevuur.

Gouttelette v. : Droppeltje.Goutter : Druppelen, lekken.Goutteux : Jichtig. I m. : Jichtlijder.Gouttike v. : Dakgoot v. Gleuf v. Rolle snede(boek) v. (geneesk.) Verband.

Gouvernable : Regeer-, bestuurbaar.Gouvernail m. : Roer. - de direction : Richtings-roer. - de profondeur, - d'aititude : Hoogteroer(vliegtuig).

Gouvernant : Besturend. I m. : Bestuurder.Gouvernante v. : Landvoogdes. Huisonderwij-zeres. Huishoudster.

Gouverne V. : 1. Het sturen. 2. (fig.) Richt-snoer. Pour votre - : Tot uw naricht.

Gouvernement m. : Het sturen. Beheer, toezicht.Regering, staatsbestuur. Ministerie. Regerings-vorm m. Landvoogdij.

Gouvernemental : Van de regering.Gouverner ov.w. : 1. Sturen. (fig.) - la bar-que : De zaken besturen. 2. Besturen, beheren.Opvoeden (kind). 3, Regeren over I onov.w.Sturen . Naar 't roer luisteren. Regeren. I se - :Zich beheersen. - gedragen.

Gouverneur m. : Land-, stadsvoogd. Leermeester,opvoeder. Ploegbaas.

Graal m. : Graal m., schotel m.Grabat m. : Slecht bed, 'nests. Ziekbed.Grabataire m. : Bedlegerige.Grabuge m. : Kibbelarij, gekijf.Grace v. : 1. (me n s) Bevallig-, liefheid. Fairedes -s : Lief, moot doen. Avoir mauvaise - :Stijf, smakeloos zijn. (fig ) Avoir mauvaise - aparler ainsi : Er verkeerd aan doen z6 te spreken.Il a bonne - a : 't Gaat hem goed of te. Faireqch de bonne -; de mauvaise - : Iets gewillig-; met tegenzin doen. 2. (z a a k) Bekoring.3. Les 0-a : De Gratien v 4. Gunst v., goed-gunstigheid. Etre dans les bonnes -s de qn : Intem. gunst staan Gagner -, obtenir les bonnes -ade qn : Iem. gunst winnen. De - : Ik bid u erom,alsjeblieft. 5. (Goddelijke) genade (hulp bij 'tzalig worden) v. 6. Genade, gratie v. Trowel. -devant qn : - in tem. oog vinden. Delai de -, foursde - : Respijtdagen, verlengde termijn. Faire -de : Besparen, verschonen van. FaiteR-ntoi - dureste : Verschoon me van de rest, genoeg I 7. Dank-zegging, -betuiging. Rendre -(s) a qn : Tem.danken. -8 a Dieu! - au Ciel! God -, de He-mel zij dank! - a vows : Dank zij U, - uw tussen-komst. 8. (K ath.) Les -s : Dankgebed (na tafel).

Graciable : Vergeeflijk. Waarvoor -, wien gratiekan worden verleend.

Grader : Genade schenken aan.Gracieusement : Bekoorlijk. Vriendelijk, aardig.

Welwillend. Gratis.Gracieuseth V. : Beleefdheid.Gracieux : 1. Bekoorlijk, lieftallig. 2. Vriende-lijk, aardig. 3. Weidadig, welwillend. A titre- : Vrijwillig; gratis.

Gracile : Rank, tenger. Fijn.Gracilite v. : Rank-, tenger-. Fijnheid.Graeques : Gracchen, Cajus en Tiberius Gracchus.Gradation v. : Trapsgewijze stijging (- crois-sante); - afdaling (- decroissante).

Grade m. : 1. Rang m., graad m. Waardigheid.Diploma. 2. Honderste deel van een cirkel (bij't 100-delige steisel).

Page 229: aardrijkskunde - DBNL

GRAD. 213 GRAPHITE.

Grade bv.nw. en m. : Met een graad bekiede,gediplomeerde ; gegradueerde. Onderofficier.

Gradin m. : Trap m., trede v. Oplopende zit-banken v.

Graduation v. : Graadverdeling. Schaal v.Gradue : In graden afgedeeld. Opklimmend.Van een graad vonrzien. I m. Gediplomeerde,iem. die een (academische) graad heeft.

Graduel : Trapsgewijze. m. : (K ath.) Trap-zang m. Koorboek, graduaal

Graduellement 7 Trapsgewijze, allengs.Graduer : In graden afdelen. Allengs doen toene-men (in moeilijkheid). Een graad toekennen aan.

Grailler : Krijsen, schor spreken.Graillon m. : 1. Reuk van aangebrand vet m.(fig.; yolk) Marie - of - : Vuilpoets. 2.Vleesafval. Restje (maal). 3. Fluim v.

Grailionner : Ben aangebrande smaak krijgen.Rochelen.

Grain m. : 1. Sorrel v. 2. (vooral mv.) Graan,koren. 3. Zaad 4. Pit v., kern v., bes v. -d'orge : Gerstekorrel; (fig.) houten wigje; stront-je op 't oog. 5. Korreltje, kraaltje, balletje. Un- de raisin : Een druif v. (f i g.) Un - de set: Een beetje geest. -s du chapelet 7 Kralen vande rozenkrans. Catholique a grog -s : Die zijnverplichtingen niet nauwkeurig nakomt. 6. Ke.per m., nerf v., draad m., ruwigheid (van me-taal, leer). - de petite verole : Pokputje. - debeautI Moedervlekje. 7. (f g.) Beetje, aasje,wemigje. Avoir un - de folie dans la tite : 'nWeinig gek zijn. 8. Grein. Qa ne pese pas un -

Dat heeft geen gewicht. 9. - (de vent) : Vlaagv., rukwind m. (fig.) Veiller au - : Goed uitde ogen kijken. 10. Gril v., verliefdheid.

Graine v. : Zaad. Monter en - : In 't zaad schieten ;(fig.) ongehuwd blijven. Mauvaise - : Deugniet.

Grainer z. grener.Graineterie. -ier z. greneterie, -ler.Grainier m. : Zaadhandelaar.Graissage m. : Het smeren, - olilin.Graisse v. : Vet. Smeer. Noyi dans la - : Vetals seek. Etoiles de - : Oogjes.

Graisser : 1. (In)smeren, olien. - la patte a :Omkopen. - les epaules A : Afranselen. 2. Metvet bevuilen.

Graisseur m. : Smeerder, olieman.Graisseux : Vettig. Smerig, vol vetvlekken.Gramen m. (spr. -mein) : Gras (wild).Graminee v. : Grasgewas. I bv.nw. Grasachtig.Grammaire v. : Spraakleer v., grammatica v.Grammairien m. Spraakleerkundige, gramma-ticus.

Grammatical : Spraakleerkunstig. Overeenkom-stig de regels der spraakleer.

Grammatiealement : Volgens de spraakleer.Gramme m. : 1 /24 ons (bij de Ouden) 2. Gram.I. Grand, -e of grand' : 1. Groot, hoog, lang,breed, wijd. Ouvrir tout - Wijd openen. 2. Vol-wassen. Les bles sont -s : Staan hoog. Les -espersonnes De grote mensen. 3. Hevig, sterk,zwaar, groot. -8 amis : Dikke vrienden. - blesse :Ernstig gewonde. - soleil : Hevige zonneschijn.Frapper a -s coups : Hevig slaan op. - silence: Diepe stilte. 4. Groot (in verstand, door weten-schappen). Un - homme : Een groot man. 5.Voornaam, groot. -e dame : Vrouw nit de grotewereld. Les -s chefs : De leiders. Le - monde :De hogere standee. 6. (in titels) Groot-, opper-.- rabbin : Opperrabbijn. 7. Vol, geheel. Talrijk.

Deux --es lieues : Twee voile uren. Il fait - jour :Het is klaarlichte dag. Mettre au - jour : Aan 'tdaglicht brengen. Il n'y avait pas - monde : Erwaren niet veel mensen. 8. Flink, degelijk.Hartstochtelijk (jager). 9. Edel. Un - eceur, une-e time.

Grand m. : 1. Het grote, - grootse. En - : In't groot; op grote schaal; op natuurlijke grootte.2. Grote, aanzienlijke persoon. Grote leerling.Un G- d'Espagne : Een Spaanse Grande. 3. Le- de l'eau : Het hoogste punt bij de vloed.

III. Grand bw. : Faire : Het groots aanleggen,geen kosten ontzien. Voir - : De dingen grootzien.

Grand-chose v. : Iets bijzonders, opmerkelijks. Unpas - : Een vent van niks.

Grand-croix v. : Grootkruis. I m. : Ridder-groot-kruis.

Grand-ducal) z. due(a1).Grande-Bretagne v. : Groot-BrittannM.Grande-duchess° z. duehesse.Grandelet : Bijna volwassen, opgeschoten.Grandement : Erg, zeer veel, in huge mate.Grandesse v. : Waardigheid van grande, gran-dezza v. Zwier m.

Grandeur v. : 1. Grootte v., lengte v. 2. Hoogte.Regarder du haut de sa - : Ult de hoogte neer-zien op. 3. Waarde v., gewicht. Moeilijkheid.Groot-, heerlijkheid, luister m. Edel-, edelaardig-;verhevenheid (gedachten). 5. (ti tel) Hoogheid.Doorluchtige Hoogwaardigheid (bisschop).

Grandiloquence v. : Snorkendheid.Grandiloquent : Snorkend,Grandiose : Groots, verheven.Grandir onov.w. : Groter worden. (fig.) Toe-nemen. I ov.w. : Groter -. (fig.) Edeler maken.

Grandissime : Zeer groot.Grand-livre m. (my. -8- -5) : Grootboek.Grand'maman (my. grand'mamans) : Grootmama.Grand'mere m. (mv. grand'mAres) : Grootmoeder.Grand'messe v. (me. grand'messes) : Hoogmis v.Grand-oncle (me. -s- -s) : Oudoom.Grand-Ore (mv. -s- -s) : Grootvader.Grand-prdtre (my. -s- -s) : Hogepriester.Grand-prix m. (my. Hoofdprijs m.Grand'rue v. (my. grand'rues) : Hoofdstraat v.Grands-parents Grootouders. Oudoom en oudtante.Grand'tante (my. grand'tantes) : Oudtante.Grange v. : Schuur v. Dors-. Batteur en :

Dorser.Grange() V. : Schuurvol v.Granit m. (spr. -nite) : Graniet.Granitique : Granietachtig, van graniet.Granivore bv.nw. en m. Zaadetende (vogel) mGranulaire : Korrelig.Granulation v. : Het tot korreltjes maken. Ge-

zwelletje.Granule m. : Korreltje. Zeer klein pilletje, kor-reltje. Kiemkorrel v.

Granuler : Tot korreltjes -. Met oneffenhedenmaken.

Granuleux : Korrelig. (geneesk.) Waarbij kor-relige gezwelletjes ontstaan.

Graphic V. : Schrijfwijze v., spelling.Graphique : 1. Door tekening voorgesteld. 2.Door schrijftekens voorgesteld (klank). I v. :Tekenkunst v. I m. : Lijntekening. Graphischevoorstelling, - Label v.

Graphiquement : Door middel van tekeningen.Graphite m. : Potlooderts, graphiet.

Page 230: aardrijkskunde - DBNL

GRAPPE. 214 GRtGUE.

Grappe v. : Tros v. (fig.) Mordre a la - : Toe-happen, alles gretig aannemen. Yin de - :Most m.

Grappillage m. : Het nalezen (wijngaard). (fig.)Klein winstje, bzaakjes, ,snaais.

Grappiller onov.w. : Nalezen. (fig.) Winstjesbehalen. I ov.w. : Bijeenschacheren.

Grappilleur m. : Nalezer. Schacheraar, lem. diekleine winstjes maakt.

Grappillon m. : Trosje.Grappin m. : 1. Enterhaak m., -dreg v. (fig.)Mettre -, jeter le - sur : Beslag leggen op, in zijnmacht krijgen. 2. Sloep-, luchtballonanker.

Gras, grasse : 1. Vet. Corps - : Vetten. Regime - :Voeding met vette spijzen. (Kath.) Jaws - :Vleesdagen; laatste carnavalsdagen. 2. Dik,vet, weldoorvoed. Gros et - : Dik en vet. Tuerle veau - : 't Gemeste kalf slachten. 3. Vettig.Vuil. Vin - : Taaie. Avoir la poitrine -se : Vol opde borst zijn. Avoir la langue -se, - le parler - :Brouwen. 4. Dik (stuk hoot, verflaag). 5. (fig.)Overvloedig, rijk, vruchtbaar. Dormir -, faire la-se matinee : Een gat in de dag slapen. 6. (fig.)Al to vrij, ruw, *schuins. I m. : 1. Het vette. Vettespijzen v., vleesspijzen. Il y a- : Daar valt eenslaatje uit to slaan. 2. Taaiheid (wijn). 3. Dikgedeelte. - de la jambe : Knit v. I bw. : Manger -,faire - : Vlees eten (als 't niet geoorloofd is).Parler - : Brouwen; vuile taal uitslaan.

Grassement : Lekkertjes (leven). RuimschootsGrasset : Een beetje dik, mollig.Grasseyement m. : 't Brouwen.Grasseyer : Brouwen (uitspraak van de r).Grasseyeur m. : Iem. die brouwt.Grassouillet : Mollig. Viezig.Gratification v. : Extra-toelage v., gift v.Gratifier : Begunstigen, vereren.Gratin m. : 1. Aanzetsel, -baksel. 2. Bereiding -,bakking in geraspt brood of paneermeel. 3. (fig.)De voorname lui.

Gratiner onov.w. : Aanzetten. I ov.w. : Een korstdoen ontstaan bij. Met geraspt brood of paneer-meel Bakken.

Gratis (spr. -tics) : Kosteloos.Gratitude v. : Dankbaarheid.Graftage m. : Het afkrabben, - raderen.Gratte v. : Krabijzer, schrapper. (fig.) Achter-

gehouden lappen; *zaakje#, winstje, *gape.Gratte-eiel m. (me. onverand.) :Wolkenkrabber, sky-scraper.

Gratte-eul m. (spr. -ku; my. --cuts) : (yolk;plantk.) Rozebottel v.

Grattement m. : Gekrabbel.Gratte-papier m. (me. onverand.) : (fam.) Pen-nelikker.

Grafter ov.w. : Af-, uitkrabben; (af)schrapen;omwroeten. Afstrijken (lucifer). „Lappen",inhalen (auto, renner). - qn, - l'epaule d qn : Tem.vleien. J' aimerais mieux -la terre avec mss ongles:Ik deed liever 't zwaarste werk. I onov.w.: 1. Krab-belen. - 4 la Porte : Zacht aankloppen. (fig.)

-de /a guitars : Op de gnaw. tokkelen. 2. (f am.)Winstjes makers, bsnaaieni. Bezuinigen.

Gratteur m. : Krabber. - de papier : Pennelikker.Grattoir m. : Krabijzer, voetschraper. Radeer-

mesje.Gratuit : 1. Kosteloos, gratis. 2. Vrijwillig. Atitre - : Kosteloos. 3. Belangeloos. 4. (fig.) Mtde lucht gegrepen, zonder bewijs. Goedkoop(aardigheid).

Gratuit6 V. : Kosteloosheid.Gratuitement : Kosteloos. (fig.) Zonder grond.Gravats m.mv. : 1. Grof gips. (fig.) Battre les- : De restjes opeten. 2. Puin.

Grave : 1. Zwaar (lichaam). 2. (fig.) Belangrijk.3. (fig.) Ernstig. 4. Deftig. 5. (muz.) Diep, laag.I m. : Het ernstige. De diepe tonen m.

Gravels : Centire -e : Wijnsteenas v.Graveleux : Met kiezeizand. (geneesk.) - gra-veelaischeidingen. (fig.) Onbetamelijk, schuin.

Gravelle v. : Graveel. Gedroogde wijnmoer v.Gravelure v. : Onbetamelijkheid, schuin praatje.Gravement : Ernstig. Deftig. Zwaar.Graver : 1. Griffelen, snijden, graveren. - 4l'eau-forte : Etsen. 2. (fig.) Prenten.

Graveur m. : Plaat-, metaalsnijder. - a l'eau-forte : Etser. - en medaille,s : Stempelsnijder.

Gravier m. : Kiezelzand, grint. Gruis (in blaas).Gravike v. : Grintgroeve y.; -bed.Gravir : Beklimmen, -stijgen.Gravitation v. : Aantrekkingskracht v.Gravit6 v. : 1. Zwaartekracht v. Centre de - :Zwaartepunt. 2. (fig.) Belangrijkheid. 3. (fig.)Deftig-, statigheid. 4. Ernst m. 5. (muz.) Diep-te v.

Graviter : Door zijn zwaarte neigen naar. (fig.)Zich bewegen om.

Gravois m. my. : Kalkpuin.Gravure v. : 1. Groeve v. 2. Het graveren. 3.Graveerkunst v. Gravure, plaat v. - au buries :Kopergravure.

Gr6 m. : 1. Welbehagen, goedvinden. Trouser ason - : Behagen scheppen in. A mon - : Naarmijn zin; in mijn oog. Centre le - de : Zondergoedvinden van. Au - de . . . : Zoals . . . ditwit. 2. Wil m., zin m. .De - ou de force, bon- mil - : Goed- of kwaadschiks. De (son) plein-, de bon - : Geheel vrijwillig, gaarne. De -a - : In der minne. V endre de - d - : Uit dehand verkopen. 8. Dank m. Savoir (bon) - a :Dank weten aan. Savoir mauvais - a qn : Iem.kwalijk nemen.

Greage m. : Het optuigen.Grebe m. : Fuut (vogel) m.Gres, greeque : Grieks. I m. : Griek. Grieks. Vals-speler. C'est du - pour moi : Daar begrijp ikniets van.

Greve v. : Griekenland.Gr4eiser : Vergrieksen.Greco : (in samenst.) Grieks-.Greeque v. : Griekse vrouw. Griekse rand m.Gredin m., -e v. : Schoft, smeerlap. Slet. (grap)Deugniet. Stoute meid.

Gredinerie v. : Schurkenstreek. Ondeugendestreek m.

Gthement z. grèment.Greer : (zeev.) Optuigen, takelen.Greeur m. : (zeev.) Takelaar.Greffe v. : Ent v., griffel v. Het enten. I in. :Griffie v. Griffiersambt.

Greffer : Enten, griffelen. (fig.) Verbinden.Greffeur m. : Enter.Greiner m. : Griffier.Greffoir m. : Entmes.GrOge v. : Ruwe zijde (soie -) v.Grègeois : Feu - : Grieks vuur.Gregoire : Gregorius.Gregorien : Gregoriaans.Grégue v. : (oud) Broek v. Tirer ses -6 : Zijnbiezen pakken.

Page 231: aardrijkskunde - DBNL

215 GRIPPER.GRELE.

Grille : Schraal, spichtig; dun. Schril, fijn. v. : 1.Hagel m., -bui v. (fig.) Dracht (slagen) v. 2. Ge-zwelletje aan 't oog.

Gale : Pokdalig. Verhageld.Greler ov.w. Verhagelen, door hagel vernie-len. I onp. w. Hagelen.

Grelin m. : (ze e v.) Greling (soort kabeltouw) v.Grélon m. : Hagelkorrel v.Grelot m. : Rinkelbel v., fiets-. (fig.) Attackerle - : De kat de bel aanbinden.

Grelotter : Sidderen, klappertanden, beven.Grement m. : (z e e v.) Tuig. Het optuigen.Grenade V. : Granada (in Spanje). Granaatappel

m. (Hand)granaat v. Granaatvormlg sieraad.Grenadier m. : Granaatappelboom rn. Grenadier.Grenadiere v. : Granaattas v. Riembeugel (ge-weer) m.

Grenadille V. : Passiebloem v.Grenadin m. : Granaatvink m. (soort) Anjelierv. Bewoner van Granada.

Grenadine v. : Granaatappelsap, -siroop (siropde -). Gedraaide zijde v.

Grenage m. : Het korrelen, - korrels vormen.Grenaille V. : Zaaduitschot. Hagel (voor geweer)m. Stukjes metaal. - houtskool.

Grenailler Korrelen.Grenat m. ; Granaat-, bloedsteen m. I bv.nw. :-kleurig.

Greneler (spr. grennle) Korrelig maken.Grener onov.w. : In 't zaad schieten. :Korrelen; tot korrels maken.

Greneterie V. : Zaadhandel m.Grenadier m. : Zaadhandelaar.Grenetis m. Korrelrand m. de perles Parel-.Grenier m. : Opslagplaats v., graanzolder m.(fig.) Korenschuur v. Zolder.

Grenouille V. : Kikvors m. Manger -, faire Sauterla - : Er met de kas van doorgaan.

Grenouiller : Plassen, ploeteren. Zuipen.Grenouillere v. : Kikkerpoel m. (fig.) -land.Grenouillet m. : (plantk.) Waterranonkel v.Grenouillette v. : Boomkikvors m. Kikvorsgezwel.Waterranonkel (plant) v.

Grenu : Vol zaadkorrels. Korrelig.Gres m. : 1. Zandsteen. 2. Straatsteen. 3. Zand-steenpoeder, schuurzand (poudre de -) . 4. Aardemet zand v. Keuls aardewerk. De - : Aarden.

Gresil m. (spr. -zi) : 1. Stofhagel m. 2. Glasgruis.Gresillement m. 't Knetteren, - krimpen; -stofhagelen; - gruizen.

Gresiller Knetteren. Ineenschrompelen. Stof-hagelen. Gruizen (glas).

Greve v. : 1. Strand, zandige oever m. Kiezel-zand. 2. La 0- of Place de G- : Greveplein toParijs. Prendre le chemin de la 0- : Voor de galgopgroeien. 3. Werkstaking. - perlIe : Ltjdelijkverzet. Se mettre en - 't Werk stakes. Caissede - : Weerstandskas v.

Grover : Belasten, bezwaren, drukken.Greviste m. : Werkstaker. I bv.nw. ; Der -s.Gribouillage m. (fam.) Kladwerk.Gribouille m. : Domoor, onnozele hals m.Gribouiller onov.w. en ov.w. : (Vol)knoelen,(be)kladden.

Gebouillette V. : Grabbelspel.Gribouilleur m. Knoeier, Madder.Gribouillis z. -age.Grieche z. pie- -.Grief, grieve z. grave 3. I m. : 1. Nadeel. 2. Grief

v., verongelijktheid.

Griévement : Ernstig, zwaar.Griffade V. : Krab - v., slag met een klauw m.Griffe v. ; 1. Klauw m. (fig.) Tomber sous la -de qn : In iem. macht geraken. 2. Weerhaaklklimplant) m. 3. Klemhaak. 4. Naamstempelm. (Gestempelde) handtekening. 5. Kenmerk.

Griller Krabben. Afstempelen.Griffon m. : 1. Dubbele haak m. 2. Springaderv. 3. Lammer-, grijpgier m. 4. Griffioen (halfleeuw, half arend) m. 5. Smoushond m.

Griffonnage m. : Gekrabbel. Prulwerk.Griffonner : (Neer)krabbelen.Griffonneur (soms -Hier) m. : Krabhelaar.Griffu : Met klauwen.Griffure V. : (fam.) Krab v., Schram v.Grignon m. : Harde korst (brood) v. Scheeps-beschuit.

Grignoter : Knabbelen, knagen.Gril m. (spr. gri) : 1. Braadrooster. (fig.) Etre Sur le- : Op hete kolen staan. - a reties : Broodroos-ter voor toast. 2. Rooster (in dok).

Grillade v. : Het roosteren. Geroosterd vlees.Grillage m. Traliewerk, afrastering. Het rooste-ren; roosten (erts).

Grillager : Met traliewerk voorzien.Grille : Traliewerk. Traliehek (in klooster).Rooster m. Vuurpot m.

Grille-pain (my. onv.) : Broodrooster.Griller ov.w.: 1. Roosteren. 2. Zengen. Il estgrille du sdleil : Hij is in de zon geroosterd. 3.Met traliewerk -. Met een hek voorzien. 4. Ach-ter de tralies zetten. 5. (fam.) En - une : Eensigaret roken. onov.w. - de : Van verlangenbranden om.

Grillon m. Krekel m.Gramagant : Grijnzend.Grimace v. : 1. Grijns v., gelaatsvertrekking.Faire la - : Een zuur gezicht zetten. 2. (fig.)Veinzerij, gemaaktheid. 3. Valse plooi v.

Grimacer : Grijnzen, een gezicht trekken. (fig.)Valse plooien hebben. Bont afsteken.- un sourire: Grijnslachen.

Grimaeerie v. : Grimas v.Grimacier : Die gezichten trekt, grijnzend. Vein-zend. Aanstellerig. I m. Veinzaard. Aansteller.

Grimaud m. : 1. Schoolvos. 2. Pennelikker.Grime m. : (t one el) Belachelijke oude.Grimer : Met rimpels tekenen, oud maken.Grimoire m. : Toverboek. (fig.) Gekrabbel, on-

begrijpelijk geknoei.Grimpant ; Klimmend. Plante -e : Klimplant.Grimper : Klimmen, klauteren; zich opwerken.Grimpereau m. : Boomkruipertje (vogeltje).Grimpeur m. : (Berg)beklimmer. Boomloper.Klimvogel m.

Grincement m. : Geknars.Griner : Knarsen. - des dents : Knarsetanden.Grincheux z. -chu.Grinchu bv.nw. en m. Slecht geluimd (mens).Gringalet m. : Zwak en mager mens, „lat".Griotte v. : Morel v. Kersrood marmer met bra.ne vlekken.

Griottier m. : Morellenboom m.Grippe v. : 1. Gril v. Prendre en -'-- Een hekelkrijgen aan. 2. Griep v., influenza v.

Grippe : Verkouden, met influenza. Gerimpeld.m. : Influenzalijder.

Gripper : Grijpen, pakken. Haken (machine-delen). Wegkapen. Plooien. I onov.w. : Stilstaandoor wrijving, haperen. se - : Influenza krijgen.

Page 232: aardrijkskunde - DBNL

GRIPPE-SOU. 216 GUABLE.

Grippe-sou (my. - -sous): Duitendief, schacheraar.Gris : 1. Grijs, grauw. Bois - : Ongeschild. Vin

: Lichtrode wijn, blekerd. Faire -e mine a :Onvriendelijk ontvangen. En voir de -es : Watbeleven. 2. Aangeschoten, dronken. I m. : Grijs,grijze kleur v., - stof v.

Grisaille V. : Grauwtje (schilderij). (fig.) Een-tonig kunstwerk. I bv.nw. : Effen grijs.

Grisailler ov.w. : Grijs Grauw schilderen.onov.w. Grijs worden.

Grisátre : Grijsachtig.Gris-de-lin : Roodachtig grijs.Gris-de-perle : Parelgrijs.Griser : Grijs maken, - verven. Aangeschotendoen worden. (f i g.) Hoofd op hol brengen.

Griserie V. : Lichte roes (ook fig.) m.Griset m. : Jonge distelvink m.Grisette V. : Grauwe stof v. Naaistertje, grisette.Grisol(1)er : Slaan (leeuwerik).Grison : Grijsachtig. -harig. 1 m. : 1. Grijsaard,-kop. 2. Grijsachtige kleur V. Grauwtje, ezel.4. Grauwbunder. Le canton des G-8 : Grauwbun-derland.

Grisonner onov.w. Grijs worden. 1 ov.w. maken.Grisou m. : Grauwzuur, mijngas. Coup de - :

-ontplotfing.Grive V. : (Zang)lijster Faute de -s, on mangedes merles : Bij gebrek aan brood, eet men korst-jes van pasteien.

Grivelëe V. : Ongeoorloofde winst v.Grivëlerie V. : 't Maken van ongeoorloofde winst.Grivois Vrij, oschuint. Los, geestig-wulps.Grivoiserie V. : Los, schuin gezegde.Grog m. (spr. grogue) : Grog m.Grognard : Knorrig. 1 m. : Pruttelaar. Soldaat

der garde van Napoleon I. Oude snorrebaard m.Grognement : 't Knorren. - Brommen.Grogner onov.w. : 1. Knorren. 2. Brommen,pruttelen. 1 ov.w. (f a m.) Beknorren.

Grogneur, " -gnon : Knorrig. I m. Knorrepot.Groin m. : (Varkens)snuit m.Grol(l)e m. : Roek (Vogel) v.Grommeler : Pruttelen, mopperen.Grondement m. : Gerommel, gedreun.Gronder onov.w. Brommen. Rommelen, rollersdreunen. Mopperen (fig.) Dreigen, gisten. 1ov.w. : Beknorren.

Gronderie V. : Geknor, gekijf.Grondeur : Knorrig. 1 m. : Knorrepot.Groningue V. : Groningen.Groom m. (spr. groumm) Jonge lakei, - rij-

knecht; jongste-bediende.I. Gros, grosse (spr. m. : grO; : grass) : 1. Dik. Iia coate plus (d'or) qu'il n'est - Je zoudt 'them niet aanzien, dat hij zoVeel heeft gekost.-sea larmes : Bittere tranen. 2. Groot, belang

-rijk. - bon seas Gewoon alledaags gezondverstand. En venir aux - mots : Tot scheidwoor-den of vloeken overgaan. Jouer jeu : Grofspelen. Faire la -se voix : Brommen (om bangto maken). -se chaleur : Hevige (middag)warmte.- rhume : Hevige verkoudheid. : Zwarezonde. Pri3ter a - deniers : Tegen woekerrentelenen. -se dent : Kies. Le - bout de ceuf :Brede einde van 't ei. Les - bagages : Degrote bagage. -ses vOritós Harde waar-heden. juron : Ruwe vloek. 3. Grof, zwaar.Opgezwollen. -se mer : Hone. - temps : Onstui-mig, ruw weer. 4. Voornaam, gewichtig. Rijk.Erg. - lourdaud Echte lomperd. - mangeur :

Duchtig eter. 5. Zwanger. (fig.) Vol van. I bw.: Dik. Groot. Veel, grof. Il y a - a parier que :Het is zeer waarschijnlijk dat. En avoir sur lecceur : Veel zorgen hebben (over). Voir - Over-drijven.

II. Gros m. : 1. Dikste deel. 2. Dikte. 3. Grootschrift.4. - de l' eau : Hoogtij bij springvloeden. - de Na-ples ;- de Tours : Grove zijdeweefsels uit N. en T.5. Menigte, grote hoop m.; gros. Le - des lecteurs: De meeste lezers. 6. Le - de - de l'hiver :'t Hartje. 7. Groothandel (commerce de -) m.En - In 't groot ; (fig.) ruwweg, grosso modo.

Groseille V. : 1. Aalbes v., -bezie v. - epineuse,- a maquereau(x) Krulsbes. 2. Bessenstroop v.;-sap; -jam v.

Groseillier m. : Besseboom m., -struik m. -Opineux, - a maquereau(x) Kruisbesseboom.

Grosse v. (spr. grass) : 1. Grootschrift, -e letters(-de fonte) v. 2. Afschrift (akte). 3. Gros (12dozijn). A la - Bij grote hoeveelheden.

Grossement (spr. grO-) : Over 't geheel geno-men, in grote trekken.

Grosserie v. (spr. gr6-) : Grove ijzerwarenGrossierderij, groothandel m.

Grossesse v. (spr. gr6-) : Zwangerschap.Grosseur v. (spr. grd-) : 1. Dikte. 2. Grootte.3. Gezwel.

Grossier en -16rement (spr. gr6-) : Grof, ruw.Met weinig zorg. Plomp, onbeschaafd. Vuil,aanstootgevend. Erg.

Grossiérete v. (spr. grO-) : Grof-, ruw-. Plomp-,onbeschaafd-. Vuilheid.

Grossir onov.w. (spr. gr6-) : Dikker groterworden. Wassen (water). Onstuimig worden (zee).Aangroeien. 1 ov.w. : 1. Dikker groter maken.Doen zwellen. 2. Vergroten, groter doen schij-nen. 3. Overdrijven.

Grossissement m. (spr. grO-) Vergroting.Grossiste m. (spr. gr6-) : (nieuw) Grossier.Grosso-modo : (f am.) In 't ruwe, in grote trek-

ken, grosso modo.ossoyer (spr. gr6-) Een afschrift maken van.

Grotesque : Belachelijk, zonderling. I m. : - mensHansworst. Grotesquement bw.

Grotius m. (spr. -syuss) : Hugo de Groot.Grotte V. : Ho!, grot v.Grouillant : Krioelend, wriemelend. Beweeglijk.Grouillement m. Gewriemel, gekrioel. Gerom-

mel.Grouiller Wriemelen, krioelen. Rommelen.Groupage m. : 't Bijeennemen, - samenvoegen.Groupe m. Groep m. Complex.Groupement m. : Groepering. Groep m.Grouper : Samenvoegen. Rangschikken, groe-peren, indelen.

Gruau m. : 1. Farina de - : Fijn tarwemeel. Painde - : -brood. 2. Grutten, gort. Gortewater(tisane de -). 3. Jonge kraanvogel m.

Grue v. : 1. Kraancogel m. Faire le pied de - :Lang en vergeefs staan wachten. 2. Lichtekooi.3. Kraan (machine) v. - mobile : Loopkraan.

Gruger : 1. Met de tanden doorbijten. 2. Op-knabbelen; -eten. 3. (f i g.) Uitzuigen.

Grumeau m. : Klonter m. Vlok (rijst, havermout) v.Grumeler en se - : Klonteren.Grumeleux : Kionterig. Korrelig, steenachtig.Gruyére m. (spr. gruAr) : Zwitserse kaas v.Guano m. : Zeevogelmest m., guano.Guè m. Doorwaadbare plaats v.Guêable : Doorwaadbaar.

Page 233: aardrijkskunde - DBNL

GUÈBRE. 217 GUISE.

Guebre m. : Aanhanger van Zoroaster's leer.Guede v. Wede (plant) v. -kleur v. -bad.Gueer Doorwaden. DO6rspoelen (linnen).Gueldre v. : Gelderland.Guelfe m. en bv.nw. (gesch.) Weif. -s.Guelte v. : Provisie van de verkoop (voorwinkelbediende) v., tantieme m.

Guenille v. : 1. Lomp, prul. En -s : In lompen ge-huld; aan flarden. 2. Boddie.

Guenippe V. : Slet, slons.Guenon v. : 1. Wijfjesaap. (fig., fam.) Apen-tronie. 2. Langstaartaap.

Guenuehe v. : Jonge wijfjesaap. (fig., fam.)Apenbakkesje.

Guepe V. : 1. Wesp v. Taille de - Zeer Blankmiddel. 2. Sleepbootje.

Guepier (so ms guë-) m. Wespennest.Guere(s) : 1. Veel. 2. (met ne) Niet veel, wei-nig, nauwelijks. Ne - que : Weinig anders dan.

Gueret m. : 1. Omgeploegde akker m. 2. Braak-land. 3. (di chtk.) Les -s : De velden.

Gueridon m. : Rond tafeltje op den poot.Guerilla v. : Troepje partijgangers. Partijgan-gers-, ongeregelde oorlog m.

Guerir ov.w. en onov.w. : Genezen, helen.Guerison v. : Genezing. En voie de - : Aan deGuerissable : Oeneesbaar. Ibeterhand.Guêrisseur m. : Genezer. Wonderdokter.Guerite v. : Schildwachthuisje. Strandstoel m.Baal-, blokwachters-, contrÔleurshokje m.

Guerre v. : Oorlog m. (fig.) Twist m. La GrandeG- : De Wereldoorlog. Tue a la - Op 't veldvan eer gesneuveld. Faire la - a : Vechten met, inoorlog zijn met, bestrijden. Faire la - avec, - sousqn : Onder iem. strijden. Partir en -: Ten strijdetrekkers. Porter la - en : De o. overbrengen naar.- a outrance : Strijd op leven en dood. - departisans, - d'escarmouches, - de guerillas : Partij-gangersoorlog. A la comme a la - : Menmoet zich maar in de omstandigheden schikken.C'est de bonne - : Dat is eerlijk spel, - geoorloofd.De - lasse : (Omdat men) de strijd moede (is).Obtenir les honneurs de la - : Met krijgsmanseeraftrekken; (fig.) met ere er afkomen. Exercicede -, petite - : Spiegelgevecht, manoeuvres;guerilla-oorlog. Nom de - : Aangenomen naam.Qui terre a, - a : Veel koeien, veel moeien.

Guerrier : Van de oorlog. Oorlogzuchtig. m. :Kriigsman

Guerroyant : Krijgzuchtig. Twistziek.Guerroyer ov.w. Beoorlogen. onov.w. : Oorlogvoeren.

Guerroyeur m. : Vechtersbaas.Guet m. : 1. 't Loeren, - bewaken. Faire le -: Opwacht -, op de loer staan. 2. Nachtwacht v.

Guet-apens m. (spr. ghAtapan) : 1. Hinderlaagv. 2. Verraderlijke overval m.

Gate v. : Slobkous v.Guétrer : Van slobkousen voorzien.Guiltier m. : Slobkousenfabrikant. -handelaar.Guetter : Bespieden, beloeren. Opwachten.Guetteur m. : Toren-. Kustwachter.Gueulard : Dat de bek opent (paard). m. :Bovenmond (hoogoven) m. (plat) Schreeuw-lelijk. Smuller.

Gueule v. : 1. Muil m., bek m. 2. (plat) Bek,smoel m., bakkes. Avoir la - de bois Katterigzijn. Donner a qn sur la : Iem. op zijn bekslaan. 3. (voor werp) Mond m., opening. Tuitv. 4. Draaiende schoorsteenpijp v.

Gueulêe v. : (plat) Bekvol m. Gemene taal v.Gueuler : (plat) Schreeuwen, een bek opzetten.Gueules m.mv. : (wapenk.) Keel (rood).Gueuloir m. : (p la t) Mond m., bek m.Gueuse v. : 1. z. gueux I en 3. 2. Gieteling Bal-lastblok. Gietvorm m. 3. (spot) De Republiekvan 1870.

Gueuler onov.w. : Schooien. ov.w. Afbedelen.Gueuserie v. : Schooierij, gebedel.Gueux m., gueuse v. : 1. Schooier, bedelaar, -ster.2. Aarden vuurpot m. 3. Smeerlap. Slat. 4.(gesch.) Geus. bv.nw. Armzalig, ellendig.

Gui m. : Marentakken m., mistletoe, vogelliim v.Guiehet m. : 1. Schuif-, tralie-, spreekopening,-raampje. 2. Loket. 3. Kantoor. Kas v. 4. Nauwedoorgang (onder 't Louvre) m. 5. Wicket.

Guiehetier m. : Poortwachter, cipier.Guide m. : 1. Gids, geleider. 2. (Reis)gids. 3. Hand-boek. 4. Baken. Richthout, -mast m. I v. :Leireep m., leisel. Mener la vie a grander -s :Op grote voet leven.

Guide-äne m. (me. - -dnes) : Ezelsbrug m. Mis-boekje. Transparant.

Guide-main m. (me. onverand.) : Handleider(aan piano, schrijftoestel).

Guider : De weg wijzen aan. Leiden. (fig.) (Ge)lei-den, iem. schreden richten. I se - : Zich richten.

Guidon m. : Richtvaan v. -drager. Vizierkorrel v.Stuurstang (fiats) v., stuur.

Guignard m. : Kleine pluvier v. (fig.) Ongeluks-vogel.

Guigne v. : 1. Zwarte kers, kriek m. 2. (f am.)Ongeluk, owanbofe m.

Guigner ov.w. : (fam.) Loeren op. Belust zijnop. I onov.w. : Scheel zien.

Guignette v. : Oeverloper (chevalier -; een vogel).Guignier m. : Kriekenboom m.Guignol m. : Poppenkast (Jan Klaassen) v.Guignon m. : (f am.) Ongeluk, swanboff m.Guillaume m. : Willem. Sponningschaaf v.Guilledou m. : Courir le - : Minnarijen zoeken.Guillemet (spr. ghiymg) m. : Aanhalingsteken.Guillemeter (spr. ghiymete) : Van aanhalings-tekens voorzien.

Guillemette V. : (n a am) Mientje.Guilleret : Opgeruimd, vrolijk. Los.Guilleri m. : Gesjilp (mus).Guilloeher : Versieren met ineengeslingerde lijnen.Guillotine v. : Valbijl v. Fenetre a - : Schuifraam.Guillotiner : Met de valbijl onthoofden.Guimauve v. : (plantk.) Heemst (- officinale).Pdte de - : Witte drop.

Guimbarde v. : Dans (17e eeuw) m. Mondharmoni-ca v. Slechte gitaar v. Vrachtwagen m. Slechtrijtuig. Lelijk wijf.

Guimpe v. : Boezemdoek m. Los inzetsel (in japon).Guindage m. : Het ophijsen. Hijstouwen.Guinde : (fig.) Opgeschroefd, gemaakt.Guinder : Ophijsen, -winden. (fi g.) Opschroeven.I se - : Zich naar boven slepen. (fig.) Hoog-dravend worden, - zijn, deftig doen.

Guinee v. - Guinea. Guinje (f 12.60 in goud-waarde) v. Blauw katoentje.

Guingois m. : De - : Scheef.Guinguette v. : Buitenherberg v. Optrekje.Guipure v. : Doorvlochten kantwerk.Guirlande v. : 1. Bloemslinger m. - de gaz :Slinger van gaspitten. 2. Metalen ring.

Guise v. : Wijze v., manier v. En - de : Bijwijze van. A sa selon sa - : Op zijn manier.

Page 234: aardrijkskunde - DBNL

GUITARE. 218

Guitare v. : Gitaar v. (fig.) Gezeur.Guitariste m. : Gitaarspeler.Gulf-stream m. (spr. gheulistrime) : Golfstroom m.Gustatif : Van de smaak.Gustation v. : Het proeven.Gutta-percha v. (spr. -Ica) : Gutta-percha.Guttural : Van de keel. Uit de keel voortkomend.Consonne -e of -e v. : Keelklank v.

Guyane v. : Guyana. - hollandaise : Suriname.Gymnase m. : 1. Gymnasion, oefenplaats (der

Ouden) v. Gymnastiekgebouw, -zaal v. 2. (nietin Frankr.) Gymnasium.

Gymnasiarque m. : Opzichter, leider van 't gym-nasion. (so ms) Gymnast (in circus).

Gymnaste m. : Voorwerker (in 't gymnasion derOuden). Gymnastiek-onderwijzer. Acrobaat.

Gymnastique bv.nw. : Lichaam-, krachtoefenend,gymnastisch. Pas - : Looppas. I v. : 1. Lichaams-

oefeningen. - medicale : Heilgymnastiek. 2. (f i g.)Oefeningen. 3. Gymnastieklokaal v.

Gymnique : Van de athleten. v. : Worstelkunst v.Gymnosperme : (plantk.) Naaktzadig.Gymnote m. Sidderaal m.Gynkee m. : Vrouwenvertrek. (plantk.) Stam-per M.

Gynkologie v. : Leer der vrouwenziekten v.Gynkologiste, -logue : Vrouwenarts.Gypaête m. Lammergier m.Gypse m. : Pleister, gips.Gypseur m. : Gipswerker.Gypseux : Gipsachtig.Gyromancie v. : Kringwichelarij (in een kringronddraaien, z6 dat men op dooreengeworpenletters valt).

Gyroscope m. : Toestel om de aswenteling deraarde to bewijzen.

H.(*H = H aspiree).

*H v. (spr. ache) : 1. (letter) H v. - aspires;- muette : Aangeblazen -; stomme h. 2. (ver k.)Heure : Uur; Hautesse : Hoogheid.

H. A. m. : Hectare.H. 1. m. : Hectoliter.*11. P. (spr. achepe) : Horse-power : Paardekracht v.*Ha : Hal (van verwondering). He! (van op-luchting). -I -I Haha 1 Zo zo I

Habile : Flink, vaardig. (recht) Bevoegd, ge-rechtigd. Bekwaam, handig.

Habilement : Handig.Habilete v. : Flink-. Bevoegd-. Bekwaam-. Han-

digheid.Habillage m. : 't Gereedmaken; - toebereiden.Habillement m. Kleding. Pak kleren. Kleding-

bedrijf.Habiller ov.w. : 1. Gereedmaken, toebereiden. Op-maken (gevogelte). 2. Kleden, aan-, verkleden(als = en). Vétement : Gekleed pak kle-ren. 3. Van kleren voorzien. 4. Inpakken, wik-kelen in.

Habilleur m. : Toebereider (vis, teer). Opmaker(vlees). Kleder (schouwburg).

Habit , m. : 1. (Boven)kleed, kleren. 2. Orde-kleed. Prendre : In 't klooster gaan. L'-ne fait pas le moire : De kleren maken denman niet. 3. (Heren)rok (- noir) m. L'- est derigueur : De heren in avondtoilet.

Habitable : Bewoonbaar.Habitable m. (b ij b el) Wooing. (z e e v.) Kom-Pashuisje.

Habitant m. : Be-, inwoner.Habitat m. : Verblijf-, vind-, groeiplaats (dier,woord, plant) v.

Habitation v. : 1. Het (be)wonen, verblijf. 2.z. habitat. 3. Woning, woonplaats v.

Habiter onov.w. : Wonen, verblijf houden. I ov.w. Bewonen, verblijf houden in.

Habitude v. : 1. Gewoonte, hebbelijkheid. Pren-dre l'- de : Zich aanwennen; - gewennen aan.D'- Gewoonlijk. Par - : Uit gewoonte. Avoirl'- du cheval : Met paarden kunnen omgaan.Avoir faire - de qch : Gewoonlijk lets doen.Cela n'est pas dans vox -s : Dat zijn we van uniet gewoon. 2. Omgang m., kennissen, relaties.Henri y a des -s : H. voelt zich daar thuis.

Habitué m. : Vaste bezoeker. I bv.nw. : Gewend.

Habitue! : Tot gewoonte geworden.Habituellement : Gewoonlijk.Habituer : Gewennen. I s'-: Zich (ge)wennen (aan)*Ilibler : Opsnijden.*Hiblerie v. : Opsnijderij.*Hableur m. : Opsnijder.*Habsbourg m. (spr. apsbour) : Habsburg.*Hachage m. : Het hakken. Haksel.*Hache v. : 1. Bijl v. Fait a coups de - : (fig.)Ruw afgewerkt. Avoir un coup de -: Een slag vande molen beet hebben. 2. (letter) H v.

*Haehe m. 't Ongelijke, afgebrokene.*Hache-legumes m. (my. onverand.) : HakmesHakmachine voor groenten v.

*Hacker : 1. Hakken. 2. Onbeholpen voorsnij-den. 3. Zwaar teisteren (door hagel). 4. Inker-ven. 5. Arceren.

*Hachette v. : Bijltje. (soort) Alvertje.*Haehe-vivande m. (my. onv.) : Vleesmolen*Haehis : Gehakt.*Haehiseh m. (spr. acheche) : Hennepplant v.Daaruit bereid verdovend middel, haschich v.

*Haehoir : Hakmes. -bord.. -machine v.*Hachure v. : Arcering, kruisstrepen v.*Hagard : Verwilderd. Wild.*Hagiographe m. : 1. De boeken van 't OudeTestament, behalve de boeken Mozes' en deProfeten -s). 2. Levensbeschrijver derheiligen.

*Hagiographie v. : Levensbeschrijving der heiligen.I. *Hale v. : 1. Haag v., heg v. - vine : Groene

-. 2. (fig.) Gelid, rij v. Faire la - : In een dubbelerij (gaan) staan. 3. Ploegboom m.

II. *Hale : Hu 1 hu! voort!*Hanlon m. Vod, oude lap m.*Hainaut m. : Henegouwen.*Hain v. : 1. Haat in. 2. Afkeer tegenzin M.*Haineusement en -eux : Haatdragend. Hatelijk,nijdig.

*Hainuyer : Bewoner van Henegouwen.*Hair : 1. Haten. Se faire : Zich gehaat ma-ken. Ne pas - : Graag molten. 2. Verfoeien.

*Haire v. : Boetekleed, -hemd.*Halssable : Verfoeilijk, afschuwelijk.*Halage m. : Het voorttrekken, - jagen. Cheminde - : Jaagpad.

*Hale m. : Zonnegloed in. en invloed van de

Page 235: aardrijkskunde - DBNL

219 HARPONNAGE.HALEINE.

buitenlucht m. Bruine kleur v. Droge wind m.Haleine V. : 1. Uitademing, adem m. Courir

perdre - a perte Zich buiten adem lopen.Prendre : Illtblazen. (fig.) Ouvrage de longue— : Dat langdurige inepanning vordert. Teniren — Aan de gang houden; in spanning la-ten. 2. Ademtochtje, zuchtje.

*Halement m. : Het voorttrekken.*Haler ov.w. : 1. Voorttrekken, jagen. Hijsen.

— le vent : Bij de wind opwerken. I onov.w.: Trekken aan. Blazen, waaien.

*Haler : Uitdrogen. Bruin maken, tanen.Haletant : Hijgend. (f i g.) Verlangend (naar).Haleter : Hijsen, snuiven. (f i g.) Verlangen (naar).*Haleur m. : Man, die aan de jaaglijn loopt.*Hall m. (spr. on) Overkapping. Stationskap.Grote zaal v.

*Hallage m. : Marktgeld. Uitstalrecht.*Hallali m. : Kreet, dat 't hert tot 't uiterste isgebracht m. Hoorngeschal (id.). (fig.) Plundering.

*Halle v. : 1. Overdekte marktplaats v., hal v.Langage des —s Ruwe, platte taal. 2. Opslag-plaats, entrepOt.

*Hallebarde v. : Hellebaard v.*Hallebardier m. Hellebardier.*Hallier m. : 1. Halwachter. -koopman. 2. Dichtkreupelhout 3. Heg van dor bout v.

Hallucination v. : Zinsbegoocheling. Visioen.Hallucinê : (Mens) die aan zinsbegoochelinglijdt, - die droomgezichten heeft.

*Halo m. Zonne-, maanrad. Lichtkring (omlamp) m. (geneesk.) Kring.

*Halte v. : 1. Rust v., -tijd m. — 441 Wacht even,halt 2. Stopplaats, halte v. 3. (fig.) Onderbreking.

Haltbre m. : Halter m. Faire des —8 : Met halterswerken.

*Hamm m. (spr. -ak) : Hangmat v. Kooi v.*Hambourg m. : Hamburg. Bier-. Zalmvaatje.*Hameau m. : Gehucht.Hamegon m. : Angel m., vishaak m. Mordrea Aanbijten; (fig.) zich laten verschalken.

*Hampe v. : Schacht v., steel m. Vlaggestok m.*Hamster m. (spr. ammstere) : Hamster (dier) v.*Han m. : Steunend geluid bij zwaar werk.*Hanap m. (spr. -ape) : Grote drinkkan m.*Hanehe v. : 1. Heup v. 2. Achterdeel (paard).3. Bodemrand (vaas, pot) m.

*Handicap m. (spr. -kape) : Wedren - m., -strijd,met voorgift.

*Hangar m. : Loods v., afdak.*Hanneton m. : 1. Meikever m. Il loge un —dans son plalond : Er loopt bij hem een streepdoor. 2. Onbezonnen mens.

*Hanovre m. : Hannover.*Haase v. : Stedelijk handelsverbond, hanze v.*Hanseatique : Van de hanze.*Hanter : 1. Vriendschappelijk omgaan met, veelbezoeken. Dis-moi qui tu hantes, je to diraiqui tu es : Waar men mee verkeert, wordt menmee geOerd. 2. Achtervolgen. Niet loslaten (ge-dachte). Maison hantie : Spookhuis.

*Hantise V. : 1. Vertrouwelijke omgang m. 2.Opgedrongen gedachte v., spookbeeld.

*Happe v. : Kram v. Snaveltang v. Oor (ketel).*Happelourde v. : Grove list v. Valse edel-steen m. Mooi, maar zwak paard. Persoon dieslechts in schijn waarde heeft.

*Happement m. : 't Happen. - grijpen*Happen ov.w. : Happen, afbijten. Onverwachtgrijpen. I onov.w. : Kleven (op de tong).

*Haquenêe v. : Telganger. (yolk) fine grande— : 'n Groot, lomp wijf.

*Haquet m. : Lange kar v., rolwagen m.*Haquetier m. (spr. aktyi) : Voerman.*Harangue v. : Plechtige toespraak v.*Haranguer ov.w. : Plechtig toespreken. I onov.w. : Een toespraak houden.

*Haras m. : Troep paarden m. Stoeterij.*Harasse V. : Glas-, fietskist v.*Harassement m. : Ilitputting.*Harasser : Uitputten, afjakkeren.*Harcêlement m. : 't Teisteren. - lastig vallen.*Harceler : Verontrusten, teisteren, bestoken.(f i g.) Lastig vallen.

*Harde v. : Troep (wild) m., zwerm (vogels)m. Koppelband m.

*Harder : Verruilen. Koppelen (houden).*Hardes v.mv. : Kledingstukken, goed.*Hardi : Vermetel, driest. Stout(moedig).*Hardiesse v. : Vermetel-, driest-. Koenheid. Waag-stuk. Brutaliteit v.

*Hardiment : Vermetel, driest. Koen.*Harem m. (spr. -êmm) : Vrouwenvertrek, -ver-zameling.

*Haring m. (spr. aran) : Haring m. — saurBokking m.

*Harengaison v. : Haringvangst v., -tijd m.*Harengke v. : Viswijf.*Hargneux : Twistziek, kribbig.*Haricot m. : 1. Schapevlees (— de mouton)met aardappelen en rapen. (fig.) Mengelmoes.2. Snijboon v.; prinsesseboon (— vent). — rouge• Bruine boon.

*Haridelle v. : Knol m. (fig.) Lang wijf.Harmonica m. : Glaspiano v.Harmonie v. : 1. Samenstemming, klankineen-smelting, harmonieleer v. 2. Welluidend-, lief-lijkheid. — imitative : Klanknabootsing. 3. Over-eenstemming juiste verhouding tussen dedelen. 4. (fig.) Eendracht v.

Harmonieusement en -ieux Welluidend, lieflijksamensmeltend. Wel geevenredigd.

Harmonique en —meet : (mu z.) Overeenstem-mend, samenklinkend.

Harmoniser : Met een begeleiding voorzien, Is' — Overeenstemmen, samengaan, passen.

Harmonium m. (spr. -Ornm) Huisorgel.*Harnachement m. : Het optuigen. Tuig.*Harnacher : Optuigen, uitrusten. (f1 g.) Op-dirken.

*Harnacheur m. Optuiger. Tuigmaker.*Harnais (oud : -ois) m. : 1. (vroeger) Wa-penrusting. Blanchir vieillir sous le — : In dedienst -; in zijn beroep grijs worden. 2. (th a ns)Paardetuig. Cheval de — : Koets-, trekpaard. 3.Bespanning. 4. Jachttuig.

*Haro : Weg met I Crier — sur : Luid afkeuren. Im. : Gebrom van afkeuring.

Harpagon m. : (fig.) Vrek.*Harm v. : Harp v. Klauw (hoed) m. Bind-steep m.

*Harper : Grijpen, pakken.*Harpetui m. : Harpspeler (in de Middeleeuwen).*Harpie v. : Harpij (wezen met een vrouwen-gelaat en een gierenlichaam) v. (fig.) Roofziekmens. Helleveeg.

*Harpin m. : Boom (van schipper) m.*Harpiste : Harpspeler, -speelster.*Harpon m. : Harpoen m. Enterzaag v., -haak m.*Harponnage m. : 't Harpoeneren.

Page 236: aardrijkskunde - DBNL

HARPONNER. 220 HEBDOMADTER.

*Harpooner : Harpoeneren. (fig.) Aan de haakstaan.

*Harponneur m. : Harpoenier.*Hart v. : 1. Tenen band (om takkenbos) m.2. Strop m. Galg v. 3. IJzeren pin v.

*Hasard m. : 1. 't Ongewisse. Jeux de - : Bans-spelen. (spot) Corriger le - : Vals spelen.2. Waagstuk, gevaar. Au - de (z. 3) : Op ge-vaar af van. 3. Sans, geluk of ongeluk, toeval.De - : Toevallig gevonden; minderwaardig.Marchandises de - : Koopjes. Par - : Bij toe-val; (in een vraag) misschien. Au - . Zoals't valt, op goed geluk af. Au - de la plume :Zoals de pen 't ingeeft. A tout - : In elk ge-val; op goed geluk af.

*Hasarder : Op het spel zetten. Wagen. 1 se -: Gevaar !open. Zich blootstellen aan gevaar.

*Hasardeusement en -eux : Gewaagd, hache-lijk. Vermetel.

*Hasehiseh m. (spr. achiche) z. haehiseh.*Hasa v. : Wijfjeshaas. -konijn.Hast m. (spr. aste) : Schacht v. Arme d'- : Steek-

wapen.*Haste v. : Spies v. Dwarsstreep v.*Hite v. : Haast v., spoed m. A la - : Inder-haast. En (toute) -, avec - : Met -, in haast.

*Hater : 1. Verhaasten, bespoedigen. 2. Aan-zetten tot spoed. Vervroegen (fruit).

*HAW : Vroeg, -rijp, -tijdig. Snel.*Hátivement : Haastig.*Hitivetil v. : Vroegrijpheid.*Hauban m. : (ze e v.) Hoofdtouw. Les -s : Want.*Haubaner : Van want voorzien, met touwenvastmaken.

*Haubert m. : Pantserhemd.*Hausse v. : 1. 't Stijgen (koers), rijzing. Etreen - : Rijzen. 2. Onderlegsel, verhogingsstuk.

*Hausse-col m. (me. - -cols) : L Ringkraag m.2. Vogel (kolibrie, leeuwerik, merel enz.) metgekleurde halsstrepen m.

*Haussement m. : Verhoging; 't ophalen (schou-ders); waaxdevermeerdering.

*Hausser ov.w. : 1. Ophetfen, -brengen. 2. Ver-hogen, hoger maken. Opslaan (prijs). 3. (fig.)Vermeerderen. (fig.) - le ton : Een hoge toonaanslaan. 1 onov.w. : Stijgen, hoger worden.Rijzen. I se - : 1. Zich hoger plaatsen. 2. (fig.)Groter willen schijnen dan men is. Elk. in dehoogtë. heffen. 1 Se - a : Z6 ver komen dat.

*Haussier m. : Speculant die rekent op stij-ging der koersen.

I. *Haut : 1. Hoog. La mer est --e : Staat hol. -emer : Hoge -; open zee, ruime sop. 2. Hoogge-legen, bovenste, opper-, boven-. Le - Rhin : DeBovenrijn. La -e vile : De bovenstad. 3. Recht-op, hoog, opgeheven. (fig.) Porter -, marcher laMite -e : Trots zijn. Tenir la main -e A qn :Iem. kort houden, - streng behandelen. Avoir la-e main : De opperste leiding hebben. L'epie-e : Met opgeheven degen. 4. (m n z.) Hoog.-gestemd. 5. Luid, hoog, helder (geluid). A -evotx : Met iuider stem. Avoir le verbe - : Luidspreken. - en propos, - en paroles : Brutaal. 6.Diep (water). 7. (fig.) Hoog, voornaam, aan-zienlijk. En - lieu : Aan 't hof; in hogere kringen. 8. (fig.) Hoog (in prijs), duur. Hoge(kaart). 9. (fig.) Hoog, groot, stark. De --elutte: Met kracht en geweld, na lange strijd. - mal: Vallende ziekte. 10. Ver, vroeg. - moyen dye: Vroegste middeleeuwen.

II. *Haut bw. : 1. Hoog. Le porter - : Trots zijn.- le pied : Met opgeheven voet; los. - la main :Met geweld; zonder moeilijkheden, met glans.- les mains! Handen omhoog! Reprendreles choses de (plus) -, remonter plus - : Dezaak van vroeger af ophalen. Comma nousaeons vu plus - : Zoals we hierboven gezienhebben. - le cceur! 't Hart omhoog 1 2. (muz.)Hoog. 3. Luid. Parler - : Luid -; (fig.) opdreigende toon spreken. Dire tout-: Hardop z.Le prendre - : Een hoge toon aanslaan. Pensertout - : Luide zeggen wat men denkt. Jamaisun mot plus - que l' autre : Zonder ooit te kibbelen.

III. *Haut m. : 1. Hoogte v. 2. Top m., kruin v., 'tbovenste. Tomber de son - : Languit vallen;(fig.) gek op zijn news staan te kijken. Du

-des cieux : Van nit de hemel. Le - du pave :De huizenzijde. Tenir -; prendre, le - du peed :Een eerste rol (willen) spelen. En - : Van -;naar -; boven. D'en - : Van boven. En - de: Bovenaan. Passer pat en - : Langs de boven-zijde gaan. Voir les choses de - : Een ruimeblik hebben.

*Hautain en -ement : Hoogmoedig, trots.*Hautbois m. : 1. (muz.) Hobo v. 2. (fig.) Herders-dicht. 3. Hobospeler.

*Hautbolste m. : Hobospeler.*Haut-de-ehausse(s) m. (my. hauts-de-chausses): (Knie)broek v.

*Haut-de-forme m. z. haute-forme.*Haute-forme m. (mv. onverand.) : Hoge hoed m.*Hautement : 1. Luid, openlijk. 2. Met nadruk,flink. 3. In hoge mate. 4. Trots.

*Hautesse V. : Hoogheid (titel van den Sultan).*Haute-faille v. (me. -5- -s) : Tenorstem v.*Hauteur V. : 1. Hoogte. (fig.) Etre i la - (de satdche) : Tegen (zijn taak) opgewassen zijn. 2. (fig.)Voornaamheid. 3. (fig.) Verheven-, grootheid.4. (fig.) Hooghartig-, trotsheid. 5. Heuvel m.

*Haut-fond m. (mv. -s-s) : Ondiepte.*Haut-fourneau m. (mv. -s- -x) : Hoogoven m.*Haut-le-eceur m. (mv. ons'erand.) : (f am.) Walging.Avoir un - : Kokhalzen.

*Haut-le-corps m. (mv. onverand.) : 1. 11 eutun -, fit un - : Hij richtte 't bovenlijf met eenruk op; - ontstelde hevig. 2. Sprong (paard) m.

*Haut-parleur m. (mv. -- -s) : Luidspreker.*Havana, bv.nw. en m. : Uit -. Bewoner vanHavana.

*Havana (la) : Havana. 1 bv.nw. : -kleurig. I m.: -sigaar v.

*Me : Bleek en mager.*Havrais : Uit -. Bewoner van (le) Havre.*Havre m. : Haven. - die bij ebbe droog is v.(fig.) Behouden haven.

*Havresae m. (spr. -ctk) : Ransel m. Gereed-schapszak m.

*Haye (la) : 's-Gravenhage.He : 1. (verwondering) Het Eil Well -Imats . . . : Wel, maar . . . -! non : Wel neen. -ouil - si! Wel jai -I -I Ei, ell - quoi I Watnu? Kom 1 2. (onwil) Zeg eens! 2. (aanroep)Heil - daar (- la-bas, - la-haut). 4. (lachend)Re, be, he. 5. - bien : Welnu; nu dan? watzou dat?

*Heaume m. : Helm m.Hebdomadaire en -ment : Wekelijks. Journal- • Weekblad.

Hebdomadier m., -iére v. : Geestelijke die deweekdienst heeft.

Page 237: aardrijkskunde - DBNL

RDA. 221 HERCULE.

Hebe v. : (naam) Hebe. (fig.) Schenkster.Hébergeage m. : 't Herbergen. Droit d'— : Logiesin een jeugdherberg.

Hebergement m. : 't Huisvesten, -ing.}Merger : Huisvesten, herbergen.Hébête : Wezenloos. Versuft.Hibeter : Versuffen.Hebetude v. : Sufheid. Wezenloo3 uitzicht.Hebraique : Hebreeuws.Hebraiser : Hebreeuwse woorden en uitdruk-kingen gebruiken.

Hebraisme m. : Hebreeuwse zegswijze v.Hebreu bv.nw. en m. : Hebreeuws. Hebreeer.Israliet. (fig.) C'est de l'— pour moi : Dat isGrieks voor mij.

Hecatombe v. : Offer van 100 dieren. (fig.)Bloedbad, slachting.

Hectare m. : 100 Aren, hectare v.Hecto : (in samenst.) Honderd, -voudig. I m.:(f am.) Hectogram, ons.

Heetogramme m. : Gewicht van 100 gram.Hectolitre m. : Maat van 100 liter v.Hectometre m. : Maat -, lengte van 100 meter.Hedonisme m. : Leer dat 't genot het levensdoel is.Hegemonie v. : Opperheerschappij, -macht v.'Wire V. : Hedjra (vlucht van Mohammed in622) v. Mohammedaanse tijdrekening.

Heiduque m. (spr. ed-) : (gesch.) Lake! op z'nHongaars gekleed.

*Hein (spr. in ) : 1. (vragend) Niet waar! Hi?Hoot*! 2. Nu! Wat zeg je wel? 3. (verwon-derd) Hi? Wat blief? 4. (weifelend) Hm!

Helas (spr. glass) : Helaas! Ach! Wee! Jammer ge-noeg 1 Faire de Brands — : Luide klagen.

Helene : Helena, Lena, Leentje.*Mier : Praaien. Aanroepen.Helianthe m. : Zonnebloem v.Hence v. : 1. Schroeflijn v. Escalier en — : Wen-teltrap. 2. Schroef (— propulsive) v. Navire 4 —s :Schroefboot. 3. Huisjesslak v.

Helieoldal : Schroefvormig.Helicolde v. : Schroefvlak. (plantk.) Schroef v.

I bv.nw. : Schroefvormig.Helleoptere m. : Schroefvliegmachine v.Heligoland m. : Helgoland.Heliocentrique : Met de zon als middelpunt.Heliographie v. : Lichtdruk m.Heliographique : Door Lichtdruk.Heliogravure V. : Lichtdruk m.Heliometre m. : Toestel om de middellijn derHelioscope m. : Zonnekijker. [zon to metes.Heliotherapie v. : (Zon)lichtbehandeling. Hoogte-zonbehandeling (kunstmatige). — en altitude :Hoogtezonbehandeling (in de bergen).

Heliotrope m. : (plantk.) Heliotroop v.Helix m. (spr. -tike) : Buitenste oorrand m.Hellade v. : HP1las.Hellene m. : Griek, Helleen.Hellenlque : Helleens, oud-Grieks. Grieks.Helleniser (s') : Grieks worden.Hellenisme m. : Eigenaardige Griekse uit-drukking. De Gr. beschaving en gedachten.

Helleniste m. : Navolger-, vereerder der Grieken.Kenner der Gr. taal en letteren, grtecus.

Helminthe m. : Ingewandsworm m.Helvête m. : Helvetièr. Zwitser.Helvetie v. : Zwitserland, Helvetia.Helvetique : Helvetisch. Zwitsers.*Hem (spr. emm) : 1. Hm! Hei! Pst! 2. (kuchend)Hm!

Hemateux : (geneesk.) Van 't bloed.}Ornate v. (spr. -ti) : Rood bloedlichaampje.Hemicycle m. : Halve cirkel m.; -vormig ge-bouw; -vormige zaal v., aula v.

Hemiplegie, v. : Verlamming van den zijdedes liehaams.

Hemiptere bv.nw. en m. : Halfvleugelig (insect).Hemisphere m. : Halve bol m. Halfrond.Hemispherique : Halfrond.Hemistiche m. : (dichtk.) Halfvers.Hemoptysie v. : Bloedspuwing (uit de long).Hêmorrh)agie V. : Bloeduitstorting.{Hemorr h)agique : Van een bloeduitstorting.Hêmorr h)oidal : Van de aambeien ; - de speen-

ader.Hemorr(h)olde v. : Aambei v.Hemostase, -asie v. : Bloedstilstand m. Bloed-stelping (door een operatie).

Hemostatique bv.nw. en m. : Bloedstelpend(middel).

Hendecagone m. (spr. in-) : Elfhoek m.Hendecasyllabe bv.nw. en m. (spr. indikassi-): Elflettergrepig (vers).

Hendecasyllabique (spr. indekassi-) : Elfletter-grepig.

*Henrik (spr. anir) : Hinniken.*Hennissement m. (spr. ani-) : Gehinnik.Henri m. : Hendrik.Henriette v. : Hendrika, Jet.Hepatique : Van de lever, lever-. I v. : (p 1 an t k.)Leverbloempje, hepatica v.

Hêpatite v. : 1. (a a r d k.) Leversteen m. 2. (g e-nees k.) Leverontsteking, -ziekte v.

Heptacorde : Zevensnarig. I m. : -e lier v.Heptaedre m. : Zevenvlak.Heptagone : Zevenhoekig. I m. : -hoek m.Heptarchie v. : Regering door 7 vorsten.Hemel& v. : Heraclea.Heraelide m. : Afstammeling van Hercules.Heraldique : Wapenkundig. Science — of — v.: Wapenkunde v.

*Heraut m. : Heraut. (fig.) Bode.Herbace : Gras-, kruidachtig.Herbage m. : Gras. Weide (waar 't vee loopt) v.Kruiden, planten v.

Herbager m. : Vetweider. I bv.nw. : Van gras.Herbe v. : 1. Kruid. Mauvaise — : Onkruid. Il amarche sur une mauvaise— : Hij is met 't verkeerdebeen uit 't bed gestapt. Dejeutaer sur l'-- : In devrije natuur d. —s potageres : Soepgroenten, moes-kruiden. —s de la Saint-Jean : St.-Janskruiden(als tovermiddel). (fig.) Toutes les —s de laSaint-Jean : De`hele rommel. 2. Gras. Brin d'— :Grassprietje. 3. Groen -, onrijp graan. En — : Inde dop, aankomend, nog groen.

Herber : Op 't gras uitspreiden, - laten bleken.Herbette v. : Jong, fijn gras.Herbeux : Grazig.Herbier m. : 1. Grasschuur v., -zolder m. Pens(maag) v. 2. Plantenverzameling, herbarium.

Herbiere v. : Groentevrouw. Grashaalster.Herbivore : Gras-, plantenetend.Herborisateur m. : Plantenverzamelaar.Herborisation v. : Het botaniseren.Herboriser : Planten verzamelen, botaniseren.Herboriste m. : Drogist.Herhoristerie v. : Drogisterij.Herbu : Grazig, met gras bedekt.Hercule m. : Hercules. (f a m.) Krachtmens.— de Loire : Kermis-athleet.

Page 238: aardrijkskunde - DBNL

222 HIATUS.HERCULtEN.

Hermleen Herculisch, fors.Hercynien : Monts - 8 : Ertsgebergte.*fibre m. Slokker, stakker.Herklitaire : 1. Erfelijk. Prince - : Erfprins.2. Overgeerfd, erfelijk, van de ouders.

Hereditairement : Bij erfrecht. Bij overerving.Hethlite v. : Erfenis, -recht. Erfelijkheid (ambt,ziekte, eigenschap).

Heresiarque m. : Stichter ener ketterse sekte,ketterhoofd.

Herêsie .v. : Ketterij. (f am.) tie fera pas d'-: Hij heeft 't buskruit niet uitgevonden.

Hereticite v. : getters karakter.Herêtique in. en bv.nw. : getter. -s.*Herisse : 1. Rechtop staand, te berge rijzend.2. - (de) : Bezet (met); borstelig, stekelig. (fig.)Vol (met, van). 3. Onaangenaam. Lastig, stroef.

*Herissement m. : 't Omhoog (gaan) staan.*Hkisser ov.w. : 1. Overeind zetten, oprichten. 2.Met stekels punten voorzien. 3. (fig.) Door-spekken, vol maken met. I onov.w. Te bergerijzen. I se - : Oprijzen. Zijn haren overeindzetten. Te berge rijzen. (fig.) Vol worden met.Onhandelbaar worden.

*Herisson m. : Egel m. (fig.) Onhandelbaarmens. Ragebol m.

Heritage m. : 1. Erfenis. Erfdeel, -goed. Faireun - : Een erfenis krijgen. 2. (fig.) Nalaten-schap. 3. Erfstuk.

Ilêritor ov. en onov.w. (met de) : Erven.Reeder m. (spr. -lye) : Erfgenaam.1161.1dt:re v. (spr. -tyere) Erfgename. Erfdoch-ter (rijke). - de la couronne : Troonopvolger.

Hermaphrodisme m. : Tweeslachtigheid.Hermaphrodite bv.nw. en m. : Tweeslachtig(wezen).

Hermes m. (spr. -Ass) : Hermes, Mercurius.Hermetique en -ment : Luchtdicht, volledig.Hermine V. : 1. Hermelijn(wezel). 2. -bont.*Herniaire Van breuken. Bandage - Breukband.*Herne v. Breuk v. Uitzakking.Herode m. : Herodes (foods koning).Herodiade v. : Herodias.Herodote m. : Herodotus.Heroicite v. : Heldhaftigheid.Herol-eomique : Boertig-verheven.Herold° v. : (letterk.) Heldenbrief (ondersteldebrief in verzen, van een held) m.

Heroine v. : Heldin. (f i g.) Vrouwelijk hoofdpersoon.Heroique : 1. Van de helden, episch. Temps -; ages

Heldentijd; -eeuw. Vers - : Zesvoetig vers(bij de Ouden); twaalf- of (soms) tienvoetig (bijde Fransen). 2. Heidhaftig. 3. Stark werkend(geneesmiddel). (fi g.) Krachtig, afdoend.

Heroiquement : Heidhaftig.Heroisme m. : Heldenmoed m.*Heron m. : Reiger (- common) m.*Heronniisre v. : Reigernest. -broedplaats v.*Heros m. : 1. Halfgod, heros (der Ouden). 2.Held. Il n'y a point de - pour son valet de cham-bre : Een beroemd man moet men niet van tenabij leren kennen. 3. (fig.) Held, hoofdper-soon. m. Le - de la fete, - de la solennite : De ju-bilaris. Son - : 't Voorwerp zijner bewondering.

*Hersage m. : Het eggen.*Horse v. : 1. Eg v. En - : Borstelig; stoppe-lig. 2. Valhek. -poort v. Balk met punten (omweg of te zetten). Afrastering v.

*Herser : Eggen.*Herseur m. : Egger.

Hésiode m. : Hesiodus (Grieks dichter).Hesitant : Weifelachtig, aarzelend.Hesitation : Aarzeling. Hapering.Hesiter : Aarzelen. Haperen. Stamelen.*Hesse v. : Hessen. - elPctorale Keur-Hessen.Make v. Boeleerster (der Ouden), hetaere.liêtêroclite Onregelmatig. Zonderling.Heterodoxe : Andersdenkend, van de rechteleer afwijkend, onrechtzinnig.

Heterodoxie v. : Onrechtzinnigheid, dwaalge-loof.

Heterogéne Ongelijksoortig, -slachtig.Hêterogenêlté, -gone v. : Ongelijksoortigheid.*Hetre m. : Beuk v. -enhout.*Heu : Zo, zo! Hm! Kom, kom! Och, ja! Nu.Heur m. : (oud) Geluk. Kane v. Il n'y a qu'- et

malheur dans ce monde : Alles hangt van 't toeval af.Heure v. : 1. - de Paris : Parijse tijd. - d'eti :Zomertijd. - par -: Van uur tot uur. Quart d'-:Kwartier. Un mauvais quart d' - : Een benauwdhalfuurtje. Ne pas avoir une - a soi : Geen ogen-blik meester van zijn tijd zijn. D'- en - : Om 'tuur. 2. Uur (op uurwerk). Demander -, regarder

: Vragen-, kijken hoe laat 't is. Savoir 1'- :Weten hoe laat 't is. Connaitre : Op de klokkunnen kijken. Queue - est-il? Hoe laat is het?Avoir : Precies weten, hoe laat 't is. A l'-qu'il est, d Bette actuelle, - presente :Thans; op dit ogenblik. Sur l'- : Dadelijk.A touts : leder ogenblik. Tout a :Dadelijk, zo meteen; zoeven. Avant l'-: Te vroeg. Pour l'- : Voor 't ogenblik. 3.Tijd m., tijdstip. A l'- (dice, convene) : Op 'tafgesproken uur. It est l'- : 't Is tijd. Prendre- avec qn : 't Uur voor 't onderhoud bepalen.A mes : Op de uren, die mij schikken; opvaste tijd. Je *this poets h mes -s Ik kan ookwel dichten. Venir a son - : Op 't juiste ogen-blik komen, op zijn tijd Derniere - Laatstenieuws (in de krant). A la bonne - : Zeer goed,joist ; ik vind 't goed, zoals je wilt; goed zo!prachtig I 4. Tijd voor gebruik, uur. Voiture -,fiacre d l'- Huurrijtuig per nor. Les huit -s :De achturige werkdag. 5. (oudh.) Les -s : Dejaargetijgodinnen, de Horen. 6. (g o d s d.) -s eano-niales : Getliden. Livre d'-s of -s : Getijdeboek.

Heureusement : Gelukkig, voorspoedig.Heureux : Gelukkig. Voorspoedig. Gelukzalig.

Goed geslaagd. Welgekozen. Blij. Avoir la main-Buse : Een gelukkige keus doen, 't treffen.

*Heart m. Stoot m., schok m. Blauwe plek v. Sans: Zonder incidenten, met een kalm verloop.

*Heurtement m. : 1. Het (tegen elk.) stoten.2. z. hiatus 1.

*Heurtê : Stoterig; onharmonisch; onregelmatig(trekken); onsamenhangend (betoog); stroef(stijl).

*Heurter ov.w. : 1. Stoten (tegen). Aanvaren.2. (fig.) Aanstoot geven aan; kwetsen (- defront). I onov.w. : Stoten. (Aan)kloppen.

*Heurtoir m. : 1. (vroeger) Klopper. 2. (thans)Aanslag (drempel) m. Stootbalk m. Stootjuk(spoor).

Hexacorde v. : Zessnarig instrument, hexa-chord o.

Hexaëdre bv.nw. en m. : Zesvlakkig (lichaam).Hexagonal : Zeszijdig, -hoekig.Hexagons : Zeshoekig. I m. : -hoek m.Hexamétre bv.nw. en m. : Zesvoetig (vers).Hiatus m. (spr. -tuns) : 1. Hiaat, kiank veroor-

Page 239: aardrijkskunde - DBNL

IIIBERNAL. 223 HOlVINIAGE.

zaakt door de ontmoeting van twee klinkers m.2. (fig.) Gaping, gebrekkige samenhang m.

Hibernal : Winterachtig, in de winter.Hibernant bv.nw. en m. : 's Winters slapend(dier).

Hibernation v. : Winterslaap m. Overwintering(vogels).

Hiberner : Een winterslaap hebben. Overwinteren.*Hibou m. : 1. Till m. 2. (fig.) Schuw mens.*Hie m. (spr. -ik) : De moeilijkheid, kneep v.Hidalgo m. : Spaanse edelman, hidalgo.*Hideur v. : Afschuwelijkheid.*Hideusement en -eux : Afschuwelijk.*Hie v. : Heiblok. Straatetamper.Hiêmal : In de winter groeiend, winter-.Hier (spr. i-yer) : Gisteren. Kort geleden. Daterd'- : Nieuw zijn. Il est ni d'- : Hij komt paskijken.

*Hierarehie v. : Rangopvolging (der engelen);rangorde (der geestelijken) v. Opvolging van per-sonen van ongelijke rang. De standen m.

*Hièrarehique : Van een rangorde.*Hiêrarehiquement : Langs hierarchische weg.Hiêratique : 1. Van de heilige voorwerpen, -de priesters. 2. (fig.; nieuw) Streng, stiff.

Hikoglyphe m. : Zinnebeeldig teken voorideeen, door de voorstelling van voorwerpen.(fig., fam.) Onbegrijpelijk ding.

Hiêroglyphique : Van de hiëroglyphen.Hierophante m. : Opperpriester bij de Eleusis-feesten. (fig.) Iem. die oningewijden inwijdt.

Hilarant : Lachwekkend. Gaz - : Lachgas.Hilare : (fam.) Knusjes-vrolijk.Hilaritk v. : Knusse vrolijkheid.Hindou m., -e v. : Hindoe, -se vrouw.Hindoustan m. : Hindostan.Hindoustani m. : Hindostans.Hinterland m. : Achterland.Hippiatrie, -ique v. : Paardengeneeskunde v.Hippisme m. : Paardensport.Hippique : Van -, met paarden.Hippoeampe m. : Zeepaard. (dierk.) Zeepaardje.Hippoerêne v. : Hengstebron (dichterlijke bronaan de Helicon) v.

Hippodrome m. : Renbaan (der Ouden) v. Paar-denspel. Renbaan.

Hippogriffe m. : (letterk.) Gevleugeld paardmet een griffioenkop.

Hippolithe m. : Paarde(blaas)steen m.Hippomobile : Door paarden voortbewogen.Hippophage m. : Paardenv)eeseter.Hippophagie v. : 't Eten van paardevlees.Hippophagique : Boucherie - : Paardenslach-terij v.

Hippopotame m. : Nijlpaard.Hirondelle v. : 1. Zwaluw v. Une - ne fait pasle printemps : VIII zwaluw maakt nog geenzomer. 2. Snelvarend passagiersbootje.

Hirsute : Met lange, ruige haren. Borstelig.Hispanique : Spaans.Hispanisme m. : Spaanse taalwending.Hispano . . . : (in samenst.) Spaans-.Hispide : (plantk.) Ruig, ruwharig.*Hisser : (Op)hijsen, halen.Histoire v. : 1. Geschiedenis, -wetenschap. C'estde l'- : 't Is historisch. Peintre d'- : Historie-schilder. - naturelle : Natuurlijke historie. 2. Ge-schiedboek, -werk. 3. Verhaal, voorval. Lot. C'estmon - : Dat is mij (ook) overkomen. C'est touteune - : Daar is heel wat van to zeggen; dat is heel

moeilijk. Cela ferait une -! Dat zou me wat zijn IFaire des -s : Drukte maken (over dingen die't niet waard zijn). Faire une - de : Drukte makenover. Avoir des -s ensemble : Onaangenaamhedenhebben. Conter ses petites -s : Zijn kleine zor-gen toevertrouwen. - de s'amuser : Aileen maar-, louter voor de pret.

Histologie v. : Weerselleer v.Historien m. : Geschiedschrijver, historicus.Historier : Versieren.Historiette v. : Verhaaltje, vertelseltje.Historiographe m. : Geschiedschrijver.Historique : Geschiedkundig, van de geschiedenis.Historisch, waar. I m. : Geschiedkundig overzicht.

Histrion m. : 1. Kluchtspeler (der Ouden). 2.Kermiskomediant. 3. Slecht toneelspeler.

Hiver m. : 1. Winter m. (fig.) L'- de l'dgeDe ouderdom. 2. Winterkoude v., vorst v. 3.(dichtk.) Levensjaar.

Hivernage m. : 1. Overwintering. 2. Winter-tijd m. Winter-, vluchthaven v. 3. Winterstal-ling (vee). -verblijfplaats voor zieken v.

Hivernal : Van de winter.Hiverner onov.w. : Overwinteren, de winterdoorbrengen. I ov.w. : Voor de winter bewerken(grond). In de w. stallen (vee).

*Ho : 1. (aanroep) Heil 2. Ha, he!*Hobereau m. : Boomvalk m. Landjonker.*Hoe m. (spr. bk) : 1. Kaartspel waarbij menzekPre kaarten ledere gewilde waarde kangeven. 2. (fig.) Cela lui est - : Dat kan hemniet ontgaan. da's binnen.

*Hoehe v. : Kerf v. Schaarde (in mes) v.*Hoehement m. : Schudding, 't schudden.*Hoehepot m. : Hutspot v.*Hochequeue m. : Kwikstaart (vogel) m.*Hoeher : 1. Schudden. Rukken aan. (fig.) - lemars a : Aanzetten. 2. Inkepen.

*Hochet m. : Rammelaar. (fig.) Speelpop v., stok-paardje. Des -s : Speelgoed.

Hoir m. : ErfgenaamHoirie v. : Erfenis. Erfopvolging. Erfgenamen.*Hold : 1. (aanroep) Heidaar! 2. (ophouden)Hola! wacht even! I m. : Bevel tot ophouden.Mettre le - : Een eind maken (aan).

*Hollandais m. : Hollands. I m. : -er.*Hollande v. : Holland. Hollands linen; -papier. I m. : -se kaas v.

Holocauste m. : 1. Brandoffer (bij de Joden).2. (fig.) Offer. (S')of frit en - : (Zich) ten offerbren gen.

*Hom (spr. dmm) : Hm! zoi5Homard m. : Zeekreeft v.Hombre m. : Omber(spel).Homêlie v. : (Bath.) Preek over 't Evangelieof godsdienstzaken v. (fi g.) Zedepreek.

Homêopathe bv.nw. en m. : Homceopathisch(arts).

Homeopathie v. (spr. -ti) : Geneeswijze waarbijdoor kleine doses geneesmiddelen, die bij groterhoeveelheden de kwaal zouden doen ontstaan,een ziekte wordt bestreden v.

Homêopathique : Hommopatisch.Hombre m. : Homerus.Homerique : Homerisch. van Homerus. Rire

-: Homerisch, onbedaarlijk gelach.Homicide m. : 1. Moordenaar. 2. Dood-, man-slag m. I bv.nw. : Moorddadig. Dodend.

Hommage m. : 1. (gesch.) Leenplicht v. 2. Ver-ering, hulde v., eerbewijs. Renclre- a, - des -s

Page 240: aardrijkskunde - DBNL

HOMMA GER. 224 HOROSCOPE.

a : Hulde bewijzen aan; eren. 3. Plichtplegin-gen. Presenter -, oftrir ses -8 d qn : Iem. eerbie-dig groeten. 4. Eerbiedige opdracht v. Faire -d'un livre d qn : Tern. een boek opdragen ; - tengeschenke geven. Envoyer en - : Ter kennis-making zenden.

Hommager bv.nw. en m. : Leenplichtig. -e.Hommasse : Grof, manachtig. tine (femme)

-: Een manwijf.Homme m. : 1. Mens. Autant qu'- de France

Zo goed als iem. ter wereld. tin petit - 'nMensje, kereltje. 2. Volwassen mens. Krach-tig mensch. 3. Man. - nouveau : Parvenu, man dievan niet tot iets is gekomen. Vows etes mon - :Gij zijt de man, dien ik zoek. L'- de la situa-tion : De rechte man op de rechte plaats. Il atrouvé son - : Hij heeft den man gevonden dienhij zocht; - den tegenstander, die hem aandurft.Notre - se rendit chez sa mere : De man -, de heldvan 't verhaal begaf . . . Voila bier noire : Zodoet hij nu altijd. Je ne suis pas - a . . . DK bener de man niet naar om . . . 4. Man, vazal, sol-daat; werkman. 5. (lam.) Man (echtgenoot),kerel. 6. Mensenvlees. 7. Plaatsvervanger. Acheterun-.

Homme-affiche m. (me. -s- -s) : Sandwichman.Homme-Dieu m. : Godmens, Jezus.Homme-nature : Natuurmens.Homme-orchestre m. (my. -s-) : Belleman,kermismuzikant.

Homocentrique : Met den gemeenschappelijkmiddelpunt

Homogêne Gelijksoortig. Eensgezind.Homogëneite v. : Gelijkaardig-. Eensgezindheid.Homographe bv.nw. en m. : Op dezelfde wijzegeschreven (woord).

Homologation v. : Gerechtelijke bekrachtiging.Bindendverklaring.

Homologue : Overeenkomstig, -stemmend.Homologuer : Gerechtelijk bekrachtigen. Officieelvaststellen (record).

Homonyme bv.nw. en m. : Gelijkluidend (woord),maar verschillend van betekenis. I m. en v. :Naamgenoot, -e.

Homonymie V. : Gelijkluidend-, -namigheid.Homophone : Gelijkluidend.Homophonie v. : Gelijkluidendheid.*Hongre m. en bv.nw. : Ruin (cheval -).*Hongrer : Snijden, lubben (paard).*Hongrie v. : Hongarije.*Hongrois : Hongaars. t m. : Hongaar.*Hongroise v. : Hongaarse.Bonnet° : 1. Eerlijk, rechtschapen. - homme :Eerlijk -; fatsoenlijk mens (z. 2). - femme: Deugdzame. 2. Fatsoenlijk, net, beschaafd. 3.Beleefd. 4. Geschikt, passend. 5. Redelijk. Be-tamelijk (lengte). Aardig (fortuin, geschenk).

Honnêtement : 1. Eerlijk. 2. Fatsoenlijk. 3. Be-leefd. 4. Tamelijk goed, redelijk.

Honnètete v. : 1. Eerlijk-, rechtschapen-, deugd-zaam-. 2. Beschaafd-, welgemanierdheid, fat-soen. 3. Beleefdheid. 4. Betamelijk-, gepastheid.

Honneur m. : Eer v., -gevoel. Eerbaarheid(vrouw). Au champ d'-, au lit d'- : Op 't veldvan eer, in de krijg. Il en est sorti 4 son - :Hij is er zonder kleerscheuren afgekomen:est perdu d'- : Hij is zijn eer kwijt. Le point d'-: 't Eergevoel. Piquer qn d'- : Op lam. eergevoelwerken. En tout - : In alle eer (en deugd). Sur

sur mon -. parole d'- : Op mijn woord

van eer. Pret sur : Lening waarbij men zichop erewoord tot teruggave verplicht. 2. Aen-zien, roem m., achting. Faire - Eer aandoen ;de eer ophouden van; nakomen (verplichting),honoreren (wissel); gestand doen (handteke-ning). En l'- de : Ter ere van. Etre en - aGeeerd zijn. C'est d son - : Dat strekt hem toteer. Faire - a qn de qch : Iem. de eer gevenvan iets. Se faire - de : Trots er op zijn ; hetzich tot een eer rekenen. La croix d'- : 't Eer-metaal, ridderorde van het Legion d'honneur. 3.Eer, -bewijs, hulde v. Faire lee -8 d'une maison: De gasten ontvangen en 't hun aangenaammaken. 4. Les -s : Ereambten, -posten m. 5.(ti tel) Votre H- : Uwe Genade.

*Honnir : Smaden, beschimpen.Honorabilith v. : Achtbaar-. Fatsoenlijkheid.Honorable : 1. Achtbaar. Fatsoenlijk. Edelacht-baar. 2. Loffelijk, eervol. 3. Sonde.

Honorablement : Met eer. Fatsoenlijk. Loffelijk.Honoraire : Honorair, oud-, ere-. I m.mv. Ho-norarium, vergoeding.

Honorariat m. : Eregraad m. -lldmaatschap.Honorer : 1. Eren. Vereren (de = met). Hoog-achten. Votre honoree (lettre) : Uw geeerde let-teren. 2. Tot ear strekken. I s'- de : Het zichtot een eer rekenen.

Honorifique : Vererend, eervol. Titre - : Eretitel.Honorifiquement : Op vererende wijze.*Honte v. : 1. Schande v. 2. Schaamte v., be-schaamdheid. Faire qn - de qch : Iem. wegenslets beschaamd maken. Mauvaise fausseValse schaamte. En etre pour sa court,e- : Met

de kous op de kop thuis komen.*Honteusement : Schandelijk, smadelijk.*Honteux : 1. Schandelijk, onbetamelijk. 2. Be-schaamd. 3. Verlegen, blode. Les pauvres - : Destile armen. Le morceau - : 't Hapje idat gezon-digd heeft. (dat overblijft), de „honneur du plat".

Heopital m. : 1. (vroeger) Armen-, wees-, gast-huts. 2. (th an s) Ziekenhuis. Hospitaal (- mi-litaire). pour les chiens : Asyl.

Hoplite m. Zwaarbewapend krijgsman, hoplites.*Hoquet m. : Hik m. - de la mort : Doodssnik.*Hoqueton m. : Geborduurde rok der gerechts-dienaars m. Overrok (boogschutter).

Horace m. Horatius.Horaire : Tijd-, uur-. Cercle - : Uurcirkel.m. : Dienstregeling; tijdverdeling, rooster.

*Horde v. : Horde v. Bende v., troep m.*Horion m. (f am.) Harde slag m., sopstoppers.Horizon m. : Gezichtseinder m., horizont m.

(fi g .) Bring der begrippen, gezichtskring m.Horizontal : Waterpas. Vlak. Ligne -e : Water-paslijn.

Horizontalement : Waterpas.Horloge v. : 1. Uurwerk. - de sable : Zand-loper. 2. Klok v. Regle comme une - : Geregeldals 'n klok. Mae heure d'- : Op de klok of eenvol uur.

Horloger m. : Uurwerk-. Klokkenmaker.Horlogerie v. : Uurwerinakerli. -handel ra.-winkel (maison d'-) m. Ouvrage d'- : Uurwerk.

Hormis : Behalve. - que : - dat.Horn m. : (Kaap) Hoorn.Horo-kilomètrique Uur-en-afstandwijzend, taxi-

metriseh.Horoscope in. ; 1. Lotsvoorspelling uit de hemel-stand bij de geboorte; planeetlezing. 2. (fig.)Voorspelling van hetgeen gebeuren zal.

Page 241: aardrijkskunde - DBNL

HOROSCOPIQUE. 225 HUcHE.

Horoseopique : Van de lotsvoorspelling.Horreur v. : 1, Uzing, hevige 2. Voor-

werp van afschuw, afschuwelijk lets. 3. Afschuwm., afkeer m. Faire - : Afschrik inboezemen.Etre en - (d) Verafschuwd worden (door). 4.Afgrijselijkheid, gruwel m. C'est une - : Dat is af-schuwelijk. Chambre des -s: Gruwelkamer 5. Af-schuwelijke daad,- gedrag. (f a m.) Gemeen gezegde.

Horrible : 1. Afschuwelijk, afgrijselijk. 2. (f am.)Zeer groot, - slecht, vreselijk.

Horriblement : Schrikwekkend.Horrific : Verschrikt.Horrifique : Verschrikkelijk.Horripilant : Die de haren to berge doet rijzen,ijselijk.

Horripilation V. : Koortsachtige huivering.Horripiler : Doen gruwen, kippevel doen krijgen. Ergeren.

*Hors vz. : 1. Buiten. Mettre - la loi : Buitende wet stellen. 2. (fi g.) Behalve. bw. : Buiten,- de deur. I - de : Buiten, wit. - Pakje weg 1 - de la : Overigens. Mettre - de tour,- de procès : Van rechtsvervolging ontslaan. -d'usage : Buiten dienst gesteld; uitgediend. -de prix : Peperdurtr. - de propos : Onvoegzaam,teonpas. - de pair, - ligne Onvergelijkelijk, bui-tengewoon. - de saison : Misplaatst.

*Horsa'in m. : Forens.*Hors-bond, (my. onv.) m. : Buitenboordmotor m.*Hors-d'oeuvre m. (my. onverand.) : 1. Uitwei-ding. 2. Uitspringend bouwwerk. 3. Voorgerech-ten (radijs, olijven, worst, boter).

*Hors-jeu m. : Buitenspel.*Hors-la-loi m. (my. onv.) : Buiten de wet leveedindividu, outlaw.

*Hors-texte m. (my. onv.) : Buitentekstplaat v.Hortensia m. : Japanse roos v., hortensia v.Horticole : Tuinbouw-.Horticulteur m. : Tuinbouwkundige, tuinier.Horticulture v. : Tuinbouw m., -kunde v.Hosanna tussenw. en m. : (Israel.) Hosanna!Help ons nu! (Bath.) Lofzang op Palmzondagm. (fig.) Crier - : Juichen.

Hospice m. : 1. Kloosterherberg v. 2. Gods-,armen-, ziekenhuis. - d'alienis : Gekkenhuis.3. Wees-, oude-mannenhuis, gesticht.

Hospitaller : 1. Van armen-, ziekenhuizen, hos-pitaal-. 2. Gastvrij. Herbergzaam.1 m. : Hospitaal-ridder. Barmhartige broeder.

Hospitalikement : Gastvrij.Hospitaliser : Opnemen in een zieken-, armen-huts. Onderdak verschaffen.

Hospitalitê v. : Gastrecht. Gastvrijheid. Herberg-zaamheid (kust).

Hostellerie v. (pseudo-oud) : Logement; eethuis.Hostie v. : 1. (Slacht)offer. 2. Misbrood, gewijdeouwel (sainte -) m., hostie v.

Hostile en -ment : Vijandig. Afstotend.Hostilitë v. : Vijandelijk-. Vijandigheid.Rote m., -esse V. : 1. Gastheer, -vrouw. 2. Waard,-in. Herbergier, -ster. Table d'- : Open tafelop een vast uur van de dag. 3. Gast.,geinviteerde. 4. (Betalende) gast.

Hotel m. : 1. Groot logement, hotel. Descendre -,loger a : In een hotel zijn intrek nemen. -garni : H. waar men niet kan eten. - meublóHuts waar men gemeubelde kamers verhuurt.- des Pastes : Centraal postkantoor. 2. Grootwoon-, herenhuis. Maitre d'- : Eerste bediende ;majordomus; steward; oberkellner. A la maitre

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

: Met botersaus. 3. Groot openbaar gebouw.- de vine : Stadhuis.

Hotel-Dieu m. (my. hOtels-Dieu) Grootste zie-kenhuis (van een stad).

Hotelier m. : Logement-, hOtelhouder. Broeder-gastmeester.

HOtellerie v. : (Dorps)logement. Vreemdelin-genverblijf (in klooster).

Masse v. : Gastvrouw. Waardin.*Hotte v. : 1. (Draag)korf m. 2. quip voor veil- gootwater v. Baggeremmer m. 3. Schouw v.

*Hottée V. : Korfvol m.*Hou : 1. Hu! 2. Foei!*Houblon m. : Hop v.*Houblonner : Hoppen.*Houblonniére v. : Hopakker m.*Houe v. : Hak (soort houweel) v.*Houer : Met de hak bewerken.*Houi/le v. : Steenkool v. - blanche : Arbeids-vermogen door watervallen voortgebracht. -verte : - van stromend water.

*Houiller : Steenkoolbevattend. Industrie -are :Kolenmijnbouw.

*HouillOre v. : Steenkolenmijn v.*Houilleur m. : Steenkolengraver, -mijnwerker.*Houilleux : Steenkoolhoudend.*Houle V. : Deining. (fig.) Golving.*Howler : Deinen.*Roulette v. : Herdersrtaf m. (fig.) -stand m.*Houleux : Deinend, hol. (fig.) Onrustig.*Houp (spr. oupe) : Hop! Voort!*Houppe V. : 1. Boor»top m. Vogelkuif v. Haar-lok v. 2. Kwast m., poederkwastje.

*Houppelande V. : Mantel-, overjas v.*Houppette v. : Kwastje, kulfje. Poederdonsje (-a poudre).

*Houra Hoera! m. : Hoerakreet m.*Hourd m. : Klompenmakerswerkplaats v. Hout-zagei sstelling.

*Hourdage m. : 't Ruw metselen. 't Volwerpen(vloer op latten).

*Hoarder : Ruw metselen. Volwerpen (vloer.op latten).

*Hourdis m. : Ruw metselwerk.*Houri v. : Schone gezellin der Mohammeda-nen in 't leven hiernamaals.

*Hourra : Hoera! Hola, he! I m. : Hoerageroep..*Hourvari m. : 1. List van 't vervolgde hert v.2. (fig.) Streep door de rekening v. 3. Zoek hier!(jagerskreet). 4. (fig.) Groot getier.

*Housard z. hussard.*House-boat (my. - -s) m. : Woonschip.*Houseau m. : Hoge slobkous v.*Houspiller : (f am.) Heen en weer schudden,*door elk. rammelen 0. (fi g.) Doorhalen.

*Houssage m. : Afveging. Plankenafsluiting.*Houssaie v. : Hulstbos.*Housse V. : Overtrek. Dekkleed.*Housser : Met een overtrek bedekken. Bekleden.Uitkloppen, afstoffen.

*Houssine V. : Kloppertje, stokje, roedetje,*Houssiner Uitkloppen.*Houssoir m. : Stoffer, stofbezem m.*Houx m. : Hulst m.*Hoyau m. : Akkerhouweel.*Huard m. : Zeearend (vogel) m. IJsduiker.Hubert m. : (n a am) Huibert, Hubertus.*Hublot m. : Patrijspoort v.*Huehe v. : Baktrog m. Broodkist v. Buil-, meel-kast (molen) v.

15

Page 242: aardrijkskunde - DBNL

HUCHER. 226 HYDRE.

*Hucher : Roepen (z. ook jucher).*Hue : Hotl z. dia.*Hues v. : JagerFroep Spottend gejouw.*Huer ov.w. Schreeuwend achtervolgen, Inde netten jagen (vie). (fig.) Uitjouwen. I on-ov.w. : Krijsen (oil).

*Huette v. : Wouduil m.*Huguenot m. en bv.nw. : Hugenoot. -s.*Huguenote v. : Hugenootse. Aarden kookpanHugues m. : Hugo. [v. Fornuisje.Hui : Heden, huidig. (recht) Ce jour d'— : Hedenten dage.

Huilage m. : Het °lien, - drenken met °lie.Hullo v. : Olie v. — a braler : Lampolie. (fig.)Jeter de r— sur les fir& agites : De verhitte ge-moederen bedaren. Jeter de r— sur le feu : Oliein 't vuur doen. fine mer d'— : 'n Spiegelgladdezee. Peindre a r— : Met olieverf schilderen. Lessaintes —es : Het heilige oliesel.

Huller ov.w. : Mien, met olie drenken. J onov.w. : Vet afscheiden.

Huilerie v. : Oliefabriek v., -molen m. -handel m.Huileux : Olieachtig. Vettig.Huffier m. : Oliefabrikant. -handelaar. Olie- en

azijnstel.Huis m. : (oud) Buitendeur v. A — clos : Met ge-sloten deuren.

Huisserie V. Deurlijst v.Huissier m. : Kamerwachter, bode. Deurwaarder,gerechtsbode.

*Huit (uitspr. z. cinq) : 1. Acht. 2. Achtste. I m. :Acht v. De achtste dag m. Aujourd'hui en — :Vandaag over acht dagen.

*Huitain m. : Achtregelig gedicht.*Hultaine v. : Achttal. - dagen, week v.*Huitieme : Achtste. m. : Achtste deel. - regi-ment. - dag m.

*Huitiemement : In de achtste plants.Hare v. : Oester v. (fig.) Domoor.*Huit-reflets m. (my. onverand.) Schitterendehoge hoed m.

Hultrier m. : Oesterverkoper. Oestervisser. bv.nw.: Oester-. Industrie -Ure: Oesterhandel m.

Hultriere v. : Oesterbank v. -verkoopster.*Hulotte v. : Bosuil m.Hum z. how.Humain : 1. Menselijk, van den mens, mensen-.

Plus qu'— : Bovenmenselijk. Respect : Eerbiedvoor andersdenkenden ; - anderen. 2. Zachtmoedig,menslievend, minzaam, humaan. I m. : Mens.

Humainement : 1. Menselijk, menslievend, zacht,humaan. 2. Menselijkerwijze. - gesproken (—variant).

Humaniser : 1. In mensengedaante voorstellen. 2.Begrijpelijk voor den mens geschikt maken. 3.Zachtmoedig humaan maken.

Humanisme m. : Leerstellingen der Renais-sance-manners, die de studie der oude talen alseen middel tot zedelijke opvoeding beschouwden.

Humanists m. : Iem. die de oude talen bestu-deert of onderwijst. bv.nw. : Humanistisch.

Humanitaire : Van belang voor 't welzijn derganse mensheid. I m. : Verdediger der belangenvan de ganse mensheid.

Humanite v. : 1. Menselijke natuur v. 2. Mensheid,-dom. 3. Menslievend-, menselijk-, minzaamheid,menselijk gevoel. 4. —s : Studie der oude talenals middel tot zedelijke vorming, humaniora.Drie hoogste klassen van 't Franse gymnasium.Fairases —s : Het gymnasium aflopen.

Humble : Nederig, dee-, ootmoedig. Bescheiden,middelmatig. Schamel, gering.

Humblement : Nederig. Bescheiden, onopgemerkt.Humectant bv.nw. en m. : Bevochtigend (middel).Humeetation v. : Bevochtiging. Verfrissing.Humeeter : Bevochtigen, nat maken.*Homer : Opslorpen, opsnuiven; nemen. (nieuw,gene esk.) Inhalen.

Humeral : Schouder-, opperarmbeens-.Humerus m. (spr. -uss) : Opperarmbeen.Humeur v. : 1. Vocht. Sap. Lichaamsvocht. —vitrge, - aqueuse de r Glasachtig vocht. 2.Humeur, karakter, stemming. Il est d'— d : Hijis er de man naar om. De belle — : Goed ge-luimd. 3. Slechte luim v. Prendre de r— : Ont-stemd worden. Donner de l'— 4 : Ontstemmen.

Humide : Nat. Vochtig.Humidement : Vochtig.Humidite v. : Vochtigheid. (opschrift) Craintr—I Voor nat to bewaren

Humiliation v. : Deemoediging. Vernedering,krenking.

Humilier : Verootmoedigen. Vernederen, be-schaamd maken.

Humilite v. : Dee-, ootmoed m., nederigheid.Humeral : Van de lichaamsvochten.Humoriste m. : Luimig mens; - schrijver, humorist.Humoristique : Luimig, humoristisch.Humour m. : Humor m. •, kalme spotzucht v.*Humus m. (spr. -uss) : Humus m., teel-, tuin-aarde v.

*Hune v. : (ze e v.) Mars v. Klokkebalk m.*Hunter m. : (ze e v.) Marssteng v. -zeil.*Hoppe v. : 1. Hop (vogel) m. 2. (Vogel)kuif v.(fig.) Rabattre la — 4 : De mond snoeren.

*Hoppe : Gekuifd. (fig.) Hooggeplaatst, voor-naam, „chic".

*Hure v. : Verwilderd hoofd, (fig.) ragebol m. Sop(zwijn; vis) m. Ragebol m.

*Hurlement m. Gehull. Gebrul.*Hurler onov.w. Huilen. Brullen. Vloeken (kleu-ren). — avec les loops : Met de wolven in 't boshuilen. 1 ov.w. : Uitschreeuwen, -brullen.

*Hurleur bv.nw. en m. : Huilend, schreeuwend.(Singe) : Brulaap. (Chien) — : Maanblaffer.

*Hurluberlu m. : Wildzang. I bv.nw. : Onbesuisd.*Hussard m. : 1. Hongaars miter. 2. Huzaar.A la —e : Zonder omslag.

*Hussite m. : Hussiet.*Huhn m. : Louis le H- : L. X, de Woelzieke.*Hutto v., -eau m. : Hut v.*Huffer ov. en onov.w. : In hutten legeren.Hyacinthe m. : Hyacint (plant) v. -steen m.Hyalin Doorzichtig. Quartz — : Bergkristal.Hybride : 1. Animal -, plants -, mot — : Bastaard-dier-,. -plant, -woord. 2. (fig.) Gemengd.

Hybrider ov.w. Kruisen.Hydrate m. : Verbinding van een metaaloxyde,- van een zuur met water.

Hydrate : Water bevattend, hydro.Hydraulique : 1. Van de beweging van 't wa-ter. Machine : Werktuig dat 't water op-voert. 2. Van 't water. Chaux -; mortier Balk -v. • mortel die in 't water hard wordt v.

Hyaraviation v. : Watervliegwezen. navale :Zeevliegwezen.

Hydravion m. : Watervliegtuig.Hydro v. : 1. Hydra, zevenkoppige slang v.(fig.) Veelhoofdig monster. 2. Waterslang. 8.Hydra (armpoliep) v.

Page 243: aardrijkskunde - DBNL

HYDRESCALE. 227

IC ARE.

Hydrescale v. : Haven voor watervliegtuigen v.Hydro . . . : (scheik.; in samenst.) Met wa-ter verbonden.

Hydrocephale bv.nw. en m. : (Met een) water-hoofd.

Hydrodynamique v. : Leer van de bewegingen de wegstroming der vloeistoffen v.

Hydrofuge : Vochtwerend, -vrij.Hydrogene m. : Waterstof (gaz —) v.Hydrogen() : Met waterstof verbonden.Hydrographe m. : Water-, zeebeschrijver, -ken-

ner. Waterbouwkundige.Hydrographie v. : Water-, zeebeschrijving en-voorstelling. Waterbouwkunde v.

Hydrographique : Betrekking hebbend op dezee-, waterbeschrijving en -voorstelling.

Hydromel m. : Mede v. — vine= : Honigwijn m.Hydrometre m. : Regenmeter m. Toestel omde dichtheid, de snelheld, de hoogte van vloei-stoffen te meten.

Hydrometric v. : Leer van 't bepalen der snel-heid, der dichtheid van vloeistoffen v.

Hydropathe m. : Waterdokter.Hydropathie v. : Watergeneeskunde v.Hydrophile : Waterlievend, vochtaantrekkend.Ovate -; gaze — : Hydrophielwatten; -gaas.

Hydrophobe : Waterschuw.Hydrophobie v. ; Watervrees v.Hydrophobique : Van de watervrees.Hydroplane bv.nw, en m. : Waterzuchtlg. -e.Hydropisie v. : Waterzucht v.Hydroplane m. : Watervliegtuig.Hydropneumatique : Dat dient om in wateronoplosbare gassen op te vangen.

Hydroscope m. : Bronnenontdekker.Hydroscopie v. : Bronnenontdekking.Hydrostatique v. : Leer van 't evenwicht vanvloeistoffen en haar drukking op de omringendewanden v., hydrostatica v.

Hydrosulfate, -sulfure m. : Zwavelwaterstof-verbinding.

Hydrosulfurique : Acide — : Zwavelwaterstof.Hydrotechnique v. (spr. -teknik) : Waterbouw-kunde v.

Hydrotherapie v. : (Koud)watergeneeswijze v.Hydrotherapique : Van watergeneeskunde.Hydrure m. : Waterstofverbinding.Hyene v. : Hyena v.Hygiene v. : Gezondheidsleer v.; -zorg v.Hygienique : De gezondheidsleer betreffend,dat de gezondheid bevordert.

Hygieniquement : ZO dat de gezondheid be-vorderd wordt.

Hygrometre m. : Vochtigheidsmeter m.Hygrometrie v. : Vochtigheidsmeting.Hygroscope m. : Vochtigheidsaanwijzer.Hygroscopie v. : Vochtigheidsaanwijzing.Hymen m. (spr. -emm) :1. Huwelijksgod, Hymen.2. (di c htk.) Huwelijk. 3. Maagdelijkheid.

Hymenee in. : Huwelijksgod, Hymen. (fig.)Huwelijk.

Hymenoptere bv.nw. en m. : Vliesvleugelig (insect).Hymne m. en v. : 1. Lofzang ter ere der goden

of der helden m. 2. Lofzang, lied ter ere Gods. 3.Latijns kerkgezang. 4. Lied. —national: Volkslied.

Hyperbole V. : Overdrijving, vergroting.Hyperbolique en —ment : Overdreven, vol over-drijving.

Hyperboree of -een : In het verre Noorden wonend,- leveed, - liggend.

Hypertrophie v. : Ziekelijke uitzetting. (fig.)- overdrevenheid.

Hypertrophie : Vergroot. (fig.) Overdreven.Hypertrophier (s') : Ziekelijk uitzetten. (fig.)

Overdreven worden.Hypnose v. (spr. -Oze) : Hypnotische slaap m.Slaapzucht v.

Hypnotisation v. : 't Dompelen in een hypno-tische slaap.

Hypnotiser : In een hypnotische slaap dom-pelen. 1 S'— Sur, A : (fig.) Zich blindstaren op.

Hypnotiseur m. : Iem. die een ander onder hyp-notische slaap brengt.

Hypnotisme m. : Wetenschap van de kunst-matige slaap, verkregen door 't staren op eenschitterend voorwerp, door magnetisme ofsuggestie.

Hypocondre m. : 1. Streek onder de korte rib-ben v., zijde v. 2. Lijder aan zwaarmoedigheid.1 bv.nw. : Zwaarmoedig.

Hypoeondriaque : 1. Van de bovenbuikstreek.2. Zwaarmoedig.

Hypocondrie v. : Zwaarmoedigheid.Hypocras m. (spr. -ass) : Kruidenwijn m.Hypocrisie v. : Schijnheiligheid, huichelarij.Hypocrite in. en bv.nw. : Huichelaar. -end.Hypoeritement : Op huichelachtige wijze.Hypogee m. : Onderaardse grafkelder m.Hypotenuse v. : Schuine zijde van een recht-hoekige driehoek v.

Hypothecaire : 1. Pandrecht gevend op onroe-rende goederen. Dette — : Pandschuld. 2. Ophypotheek betrekking hebbend.

Hypotheque v. : Pandrecht op onroerende goe-deren, hypotheek v.

Hypothequer : Met een hypotheek belasten,een hypotheek nemen op.

Hypothese v. : Onderstelling, vermoeden.Hypothetique : Op een onderstelling steunend,ondersteld. (f am.) Twijfelachtig.

Hypsometre Ill.: Hoogtemeter in.Hypsometrie v. : Hoogtemeting.Hysope v. : Hysop (onbekende plant uit de Bijbel) v.Hysterie v. : Zenuwziekte, waarbij psychische

afwijkingen voorkomen v.Hysterique : 1. Door hysterie aangetast. 2. Uithysterie voorkomend.

I.I m. : 1. I v. Mettre les points our les — : De punt-jes op de i's zetten. 2. (Rom. cijfer) = I.

Ib. of Ibid. : Ibidem : Ter zelfder plaatse.I(I)ambe m. : 1. Tweelettergrepige versvoet, deeerste kort, de tweede lang, jambe v. 2. Ly-risch spotdicht.

I(I)ambique bv.nw. en m. : Uit jamben (z. Jambe 1)samengesteld (vers).

There, -Brien, -erique : Iberisch. -ier.Ibidem (spr. -emm) : Ter zelfder plaatse.Ibis m. (spr. -in) : Ibis (vogel) m.hare in. : Icarus.

Page 244: aardrijkskunde - DBNL

228 ILIAQUE.ICEBERG.

Iceberg m. (spr. isber) : IJsherg (Poolzee) m.Icelui, iceux, ieelle(s) z. eelui.Ichneumon m. (spr. ik-) : 1. Pharaonsrat v.,ichneumon m. 2. Sluipwesp v.

Ichnographie v. (spr. ik-) : Plantekening.Icht(h)yographie v. (spr. ik-): Vissenbeschrij ving.Icht(h)yologie v. (spr. ik-) : Vissenleer v.Ichth)yologiste m. (spr. ik-) : Vissenbeschrijver.Icht h)yophage (spr. ik-) : Visetend. -eter.

I

Mat h)yophagie v. (spr. ik-) : Visvoeding.Icht h)yosaure m. (spr. ik-) : Vishagedis (voor-

wereldlijk kruipend dier) v., ichtyosaurus.Id : 1. (plaats) Hier. Par - : Hier langs; -ergens in de burnt. Passez par - : Ga, hier langs.Jusqu'- (z. 2) : Tot hier toe. D'- la (z. 2) : Vanhier of tot daar aan toe. - -bas : Hier beneden,op aarde. -mbne : Hier ter plaatse. 2. (tij &Thans. Jusqu' - : Tot nu toe. D'- la : In dietussentijd, voor 't zover is. .D'- d 8 fours :Voordat er 8 dagen voorbij zijn.

Icon v. : Heiligenbeeld (Griekse kerk).Iconoclaste m. : Beeldenstormer. I bv.nw. : Vande beeldenstormers, schennend.

Ieonographe m. : Kenner der beelden, medailles, enz.Ieonographie v. : 1. Kennis -, wetenschap derbeelden, medailles, schilderijen, enz. 2. Opgavevan afbeeldingen van een beroemd persoon v.

Iconographique : Op de beeldenbeschrijvingbetrekking hebbend.

Iconolitre m. : Beeldenaanbidder, -dienaar.Iconologie v. : Verkiaring en beschrijving derbeelden.

konologique : Van de beeldenbeschrijving.Iconologiste, -logue m. : Beeldenbeschrijver.Icosakire m. : Twintigvlak.Ictere m. : Geelzucht v.Icterique : Geelzuchtig.Ictus m. (spr. -use) : Rythmisch accent. (g e-n e esk.) Hevige ontsteldheid.

Ideal : 1. In de geest alleen bestaand. 2. Vol.maakt. I m. (mv. meest ideals) : Volmaaktheid;ideaal.

Idealiser : Volkomener maken dan de werke-lijkheid, in de geest volmaakt scheppen.

Idealisme m. : 1. (wij s b.) Leer van hen die de grondder werkelijkheid In de geest of 't geestelijkezoeken v. 2. (k unst) Streven naar het volmaakte.

Idealiste : Idealist. -isch.Ides v. : 1. Voorstelling, begrip, denkbeeld. 2.Kort begrip, -e voorstelling. Il n'en a pas (rowbre d'une) - : Hij heeft er geen (schijntje) be-grip van. On n'a pas - (de cela) : Men kan zich(dat) niet voorstellen, het is een schande I 3. Be-grip (van lets dat niet bestaat). En - : In de ver-beelding. 4. Gedachte, idee (dat men wil uit-werken). 5. Geest m., hoofd, verbeelding. Avoirdans l'- : Vermoeden, denken. En voila une - :Hoe haal je 't in je hoofd? 6. Beeld.

!dee-mere v. (me. -s- -s) : Grondgedachte v.Idem (spr. -einm) : Eveneens, idem.Identification V. : 't Vereenzelvigen, - gelijkmaken.Vastelling van de identiteit.

Identifier : Vereenzelvigen, gelijkmaken, ineen-smelten. De identiteit vaststellen van. Den makervaststellen van. S'- avec : Ben warden met.

Identique : Enerlei, volkomen gelijkIdentiquement : Op gelijke wijze.Identite v. : Volkomen overeenstemming. Identi-teit (het feit dat iem. degeen is die hij ondersteldwordt to zijn).

Ideographie v. : Begrippenschrift.Ideologie V. : Wetenschap van 't ontstaan dervoorstellingen, ideeenleer v. Getheoretiseer.

Idêologique : Van de ideOnleer.Id6ologiste, -logue m. : 1. Beoefenaar der ideeen-leer. 2. Wijsgerig dromer.

Ides v.mv. : De idus (15e dag van Maart, Mei,Juli en October; 13e dag der andere maanden) m.

Idiomatique : Van 't taaieigen.Idiome m. (spr. -4-) : Taaleigen. Provincietaal v.,dialect.

Idiosyncrasie v. (spr. -48sin-) : Persoonlijke eigen-aardigheid, die iem. meer of minder gevoelig maakt.

Idiot : Onnozel. Onwijs, dwaas. I m. : Onnozele.Halve gare.

Idiotie v. (spr. -si) : Zwakzinnig-, onnozelheid.Grote domheid. Dwaas ding.

Idiotisme m. : 1. Eigenaardige uitdrukking ineen taal. 2. (soms) Onnozelheid, domheid.

Idolltre : 1. Afgoden dienend. Afgodisch. 2.(fig.) Verzot (op). I m. : Afgodendienaar.

Idolater : Afgodisch aanbidden, verafgoden.Idoldtrie v. : 1. Afgoden-, beeldendienst m. 2.(fig ) Verafgoding.

Idolltrique : Afgodisch.Idole v. : Afgodsbeeld, afgod (ook fig.).Idylle v. (spr. idite) : Herdersdicht. Lieflijk, een-voudig tafreel. Episode van rein geluk v.

Idyllique (spr. -itik) : Idyllisch, landelijk.Una m. : Jena.If m. (spr. ife) : 1. Tagus m. 2. Driehoekig ge-timmerte (voor illumineerglazen); druiprek; kaar-senstander.

Ignace (spr. ig-nass) : Ignatius. - van Loyola.Ignare : Geheel onwetend. I m. : Leeghoofd.Igne (spr. ig-ni) : Vurig, brandend. Door 't vuurontstaan.

Ignicole (or. ig-ni-) : Vuuraanbiddend. I m. : -er.Ignifuge (spr. ig-ni-) : Onbrandbaarmakend.m. : - middel.

Ignition v. (spr. ig-ni-) : Branding. Roodgloei-hitte v.

Ignivore (spr. ig-ni-) : Vuur etend. Charlatan - :Vuureter.

Ignoble en -meat : Gemeen, laag, plat.Ignominie v. : Openlijke schande v., smaad m.Ignominieusementen -eux: Smadelijk, schandelijk,Ignoramment : Uit onwetendheid. [eerloos.Ignorance v. : Onwetend-, onkundigheid.Ignorant : Onwetend. Dom. - de : Onkundig van.

m. : Onwetende. Domoor.Ignorantissime : (f am.) Zeer onwetend, erg dom.Ignorer : Niet weten, - verstaan, zich onbewustzijn. Niet willen kennen, - zien. Ne pas - : Zeergoed kennen, - weten. Vivre ignore du monde :Vergeten leven. - les hommes, le cceur humain :Geen mensenkenner zijn. I s'- : Zichzelf nietkennen; onbewust handelen.

Iguane m. : Leguaan (Amerik. kamhagedis) v.Il (spr. ile; voor medeklinkers i) : 1. IQ. 2. (bijonpers. werkw.) Er, het. 3. (oud) Dat. Il estvrai : Dat is waar; wel is waar. Its (spr. ile,ilz, i of iz) : Zij.

I(f)le v. : 1. Eiland. 2. Blok (huizen).I(1)1e-de-France v. : (oud) Mauritius. Naam vanoude provincie van Frankrijk om Parijs gelegen.

neon of ileum m. (spr. -dmm) : Kronkeldarm m.Blade v. : Ilias (van Homerus) v.Iliaque : 1. Van de zijden. Os - : Heupbeen.2. Door een darmkronkel veroorzaakt.

Page 245: aardrijkskunde - DBNL

ILION. 229 IMMOBILISATION.

Ilion v. en m. : 1. Ilion, Troje. 2. Darmbeen.Illegal en —ement : Onwettig, wederrechtelijk.Megalite v. : Onwettigheid.Megitime en —ment : Onwettig, in strijd metde wet. Onecht (kind). Onrechtmatig.

Illegitimite V. : Onwettig-, onrechtmatig-. On-echt-. Onbillijkheid.tette : Ongeletterd. Die niet lezen (en schrij-ven) kan. m. : Ongeletterde. Analphabeet.

Illiberal : Niet royaal, bekrompen.Melte, —ment : Ongeoorloofd, op -e wijze.Illieo : (f am.) Dadelijk, onmiddellijk.Illimite : Onbegrensd. I m. : 't Onbegrensde.Illisible en —ment Onleesbaar.Illogique en —ment : Onlogisch, strijdig metde rede.

Illogisme m. : Gebrek aan logics.Illuminateur m. : Verlichter. (fig.) Verklaarder.Illuminatif : (g o d s d.) Verlichtend.Illumination v. : Verlichting. Feestverlichting.(fig.) Hoger licht, ingeving.

Illumine : Lem. die visioenen heeft, ziener.Muminer : Verlichten. Feestelijk verlichten. (fig.)Verlichten (geest, ziel).

Illusion v. : 1. Zinsbedrog. d'optique; Gezichts-bedrog. Faire — : Misleiden, bedriegen. Se faire

: Zich zelf (lets) wijsmaken. 2. Droombeeld,hersensehim v.

Musionner : Verblinden, misleiden. I s'— : Zichlets wijsmaken. s'— sur : Zich te veal voor-stellen van.

Illusoire en —meat : Bedrieglijk. Niets beduidend,vruchteloos.

Illustrateur m. : Tekenaar (tijdschriften).Illustration V. : Glans m., luister m. Beroemd per-soon. Verduidelijking. Voorbeeld. Plaat v.,illustratie v.

Illustre : Beroemd, vermaard, doorluchtig.Illustre m. : Illustratie v.

' tijdschrift.

Mustrer : Beroemd maken. Opheideren. Verklaren.Met illustraties versieren. I s'— : Zich onder-scheiden.

Mustrissime : Allerdoorluchtigst.Illyrien bv.nw. en m. : Illyrisch. Illyriar.I(i)lot m. Eilandje. Blok (huizen). (taalk.) Af-

zonderlijk gebied, door andere taalverschijnselsomringd, taalenclave v.

Ilote m. Heloot (slaaf in Sparta). (fig.) Ver-trapte, verschoppeling.

Image v. : 1. Beeld. 2. Afbeelding. Plaat v.,prent v. Sage comme tine — : Voorbeeldig zoet.— d' Apinal:Centsprent.—mortuaire:Bidprentje.3. Beeld (van afgod, van heilige). 4. Even-beeld. 5. Voorstelling. Se faire une — charman-te de : Zich als lets aangenaams voorstellen. 6.Beeld, vergelijking. Cela fait : Dat stelt dezaak aanschouwelijk voor.

Image : Beeldrijk; -sprakig.Imager m. : Platen-, prentenhandelaar; -teke-

naar; beeldsnijder. I m. : Met beelden versieren.Imageiie v. : Platenhandel m. -drukkerij v.Grofgekleurde platen v.

Imagier z. imager m.Imaginable : Denkbaar.Imaginaire Ingebeeld, denkbeeldig.Imaginatif : Vernuftig, vindingrijk.Imagination v. : 1. Verbeelding, -skracht v. 2.Fantasia v. Erg — : In zijn verbeelding. 3. Ge-dachte v., voorstelling. 4. Bedenksel.

Imaginer : 1. Zich voorstellen. 2. Verzinnen.

bedenken. I s'— Zich verbeelden, - voorstellen.s'— de : Op de inval komen om.

Imbattable : Niet te verslaan.Imbecile : 1. Zwak van geest. 2. Dom, onnozel.

m. : Domoor. Zwakhoofd. Imbecilement bw.Imbecillite v. (spr. -sili-) : 1. Geesteszwak-. 2.

Domheid.Imberbe : Baardeloos.Imbiber : Drenken, doorweken. s'— : Opzuigen.(fig.) In zich opnemen.

Imbibition V. : Het drenken. - opzuigen.Imbroglio m. (spr. -o-yo) Verwarring, -wikke-

ling.Imbu (de) : Doortrokken vol (van).Imbuvable : Ondrinkbaar.Imitable : Navolgbaar. Navolgenswaard.Imitateur m., -trice v. : Nabootser, navolger,-star. I bv.nw. : Nabootsend.

Imitatif : Nabootsend.Imitation v. : 1. Nabootsing, -making. Dessin d'— :Handtekenen naar voorbeeld. 2. Het namaken,- vervalsen. Bijoux en — : Nagemaakte dia-manten.

Imiter : Nabootsen, -volgen, -maken.Immacule : Onbevlekt, rein, vlekkeloos.Immanence v. : Voortdurende werkzaamheid.Immanent : Bijblijvend, inwonend, voortdurendwerkzaam.

Immangeable : Oneetbaar.Immanquable en —ment : Onfeilbaar, zeker.Immarcessible : Onverwelkbaar.Immaterialiser : Als iets zuiver geestelijks voor-stellen, - beschouwen. I s'— : Onstoffelijk worden.

Immaterialite v. : Onstoffelijk-, onzinlijkheid.Immateriel : Onstoffelijk, onzinlijk.Immateriellement : Op onstoffelijke wijze.Immatriculation v. : Inschrijving (in register).Immatrieule v. : Opneming (op de lijst der deur-waarders).

Immatrieuler : Inschrijven (in 't register).Immediat : Onmiddellijk. Rechtstreeks. Aller-naaste (familie).

Immediatement : Onmiddellijk. Rechtstreeks.Terstond.

Immemorial : Onheuglijk.Immense : Onmetelijk, oneindig.Immensement Onmetelijk. veel.Immensity() v. : Onmetelijk-, oneindigheid. Ver-bazende grootte v.

Immerger : Onder-, indompelen. Te water laten.Navigation -gee : Het varen onder water. I s'— :Onderdompelen.

Immerite : Onverdiend.Immersion v. : Onder-, indompeling. Overstro-ming. Intrede in de schaduw van een star v.

Immeuble bv.nw. en m. : Onroerend -, vast(geed). Huts, perceel, panel.

Immigrant bv.nw. en m. (Land)verhuizer diezich in een land komt vestigen.

Immigration v. : Nederzetting, vestiging.Immigrer : Zich komen nederzetten.Imminence v. : Dreigende nabijheid.Imminent : Dreigend, dringend. Binnen kort teverwachten, aanstaand.

Immiseer : Mengen. I s'— : Zich m., inlaten.Immixtion v. : Inmenging. (r e cht) Aanneming.Immobile : Onbeweeglijk, bewegingloos, vast.Immobilier : Onroerend. Van onroerend goed.Immobilisation v. : 't Onbeweeglijk maken. 'tDoen aannemen als onroerend goed, het onroe-

Page 246: aardrijkskunde - DBNL

IMMOBILISER. 230 IMPLACABLE.

rend maken. 't Onttrekken aan de omloop (ka- ,pitaal). Des —s : Beleggingen.

Immobiliser : Onbeweeglijk maken, stremmen.Stopzetten (werk). Verlammen (leger). Doenaannemen als onroerend goed, onroerend maken.Aan de omloop onttrekken (kapitaal); blok-keren (effecters).

Immobilite v. : Onbeweeglijk-, vastheid.Immoderation V. : Onmatigheid.Immodere en —ment : Onmatig.Immodeste en —ment : Onwelvoeglijk. Onbe-scheiden.

Immodestie v. : Onzedig-. Onbescheidenheid.Immolation v. : Offering. (fig.) Slachting.Immoler : Offeren. I s'— : Zich opofferen. Zijnweerzin overwinnen.

Immonde : Onrein. Weerzinwekkend vuil.Immondice .v : Onreinheid. Les —8 : Het straat-vuil, vuilnis.

Immondicite v. : Zedelijke onreinheid.Immoral en —ement : Onzedelijk, zedeloos.Immoralite v. : Zedeloosheid.Immortaliser : Onsterfelijk maken, vereeuwigen.Immortalite v. : Onsterfelijkheid.Immortel : 1. Onsterfelijk. 2. (fig.) Onvergan-kelijk. I Les —5 : De heidense goden, de on-sterfelijken; de leden der Academie Franfaise.

Immortelle v. : Papierbloem v. Strobloem (—Immortellement : Onsterfelijk. [des gables),Immuable en —ment : Onveranderlijk. Onwrikbaar.Immuniser : Vrijwaren tegen besmetting.Immunite v. : 1. Vrijstelling van verplichtin-gen. — postale : Vrijdom van port. 2. Onge-schiktheid om besmet te worden door een ziekte.

Immutabilite v. : Onveranderlijkheid.Impair : 1. Oneven. 2. (nat. hist.) Ongepaard.

I m. : 1. De oneven getallen. 2. (fig.) Domheid.Faire un (double) — : Een (wrote) bok schieten.

Impalpabilite v. : Ontastbaarheid.Impalpable : Ontastbaar.Impardonnable : Onvergeeflijk.Imparfait : 1. Onafgemaakt. 2. Onvolkomen. Im. : Het onvolkomene. (t a alk.) Onvoltooid ver-leden tijd m.

Imparfaitement : Op een onvolkomen wijze.Imparisyllabique (spr. -issi-) : Die bij de ver-bulging een of meer lettergrepen meer heeft.

Imparite v. : Onevenheid.Impartageable : Onverdeelbaar.Impartial en —ement (spr. -arsy-) : Onpartijdig.Impartialite v. (spr. -arsy-) : Onpartijdigheid.Impartir : Toestaan, -wijzen.Impasse v. : 1. Doodlopend straatje, slop. Voieen — : Dood spoor. 2. (fig.) Netelige toestand m.

Impassibilite v. : Ongevoelig-. Onbewogenheid.Impassible en —ment : Ongevoelig. Onbewogen.Impatiemment (spr. -syaman) : Ongeduldig. Metergernis.

Impatience v. (spr. -syanse) : Ongeduld. Gevoelvan onrust. Ergernis. Kriebeligheid. Des —8 :Aanvallen van drift m.

Impatient (spr. -syan) : 1. Ongeduldig. — dujoug : Het juk ongeduldig dragend. 2. Onrustig,driftig. 8. Verlangend (naar, om).

Impatientant (spr. -cyan-) : (tam.) Tureluursmakend. Ergerlijk.

Impatienter (spr. -syan-) : Ongeduldig maken.Ergeren.

Impatroniser : Ale beer en meester aanstellen.I s'— : De baas spelen.

Impayable : Onbetaalbaar.Impaye : Onbetaald. I m. : Onbetaalde post in.,- wissel m.

Impeeeabilite v. : Onmogelijkheid om te zon-digen. Onfeilbaarheid. (fig.) Smetteloosheid.

Impeccable : Niet in staat om te zondigen. On-feilbaar. (fig.) Zander den font, keurig.

Impenetrabilite v. : Ondoordringbaar-. Ondoor-grondelijkheid.

Impenetrable : Ondoordringbaar. Ondoorgronde-lijk. Ongevoelig.

Impenêtrablement : Op ondoorgrondelijke wijze.Impenitence V. : Gebrek aan berouw.Impenitent : Onboetvaardig, verstokt.Imperatif : Gebiedend. I m. : Gebiedende wijs in.Imperativement : Gebiedend.Imperatece v. : Keizerin.Imperceptibilite v. : Onmerkbaarheid.Imperceptible en —ment : Onmerkbaar.Imperdable : Onverliesbaar.Imperfectibilite v. : Onvolmaakbaarheid.Imperfectible : Onvatbaar voor volmaking.Imperfection v. : 1. Onvoltooid-. 2. Onvolko-menheid.

Imperial : 1. Keizerlijk, keizers-. 2. Uitstekend.Imperiale V. : 1. Keizerskroon (plant) v. 2. Sikjeaan de onderlip. 3. tspe 1) Volgreeks van aas,heer, vrouw en hoer v. 4. Bovendeel van eenomnibus, - spoorwegwagon waarop zitplaatsenzijn, imperiaal v.

Imperialisme m. : 1. Stelsel -, leer der aan-hangers van 't keizersehap v. 2. (nieu w) Stre-wn naar 't stichten van een wereldrijk.

Imperialiste m. : 1. Aanhanger van 't keizer-schap. 2. Voorstander van reusachtige uitbrei-ding des rijks.

Imperieusement : Als heerser. Gebiedend.Imperieux : Gebiedend. Heerszuchtig.Imperissable : Onvergankelijk.Imperitie v. (8pr. -8i) : Onbekwaamheid.Impermeabiliser : Ondoordringbaar maken.Impermeabilite v. : Ondoordringbaarheid.Impermeable : Ondoordringbaar. — a l'air :Luchtdicht. Toile — : Hospitaaldoek. I m. : Wa-terproefregenmantel M.

Impermutabilite v. : Onverwisselbaarheid.Impermutable : Onverwisselbaar.Impersonnalite v. : Onpersoonlijkheid.Impersonnel : Onpersoonlijk. Voor alien gemeen,Impersonnellement : Onpersoonlijk. Op een wijzedie voor alien gelijk is.

Impertinemment : Onbeschoft, brutaal.Impertinence v. : Onbeschoftheid, brutaliteit v.Impertinent : Lomp. Brutaal, onbeschoft. I m.• Onbeschaamde vlegel.

Imperturbabilitê v. : Onverstoorbaar-. Onver-zettelijkheid (in besluit).

Imperturbable en —ment : Onverstoorbaar(kalm). Onverzettelijk (in besluit), rotsvast.

Impetration v. : (recht) Verkrijging.Impetrer : (r e cht) Verkrijgen, verwerven.Impetueusement en -eux : Onstuimig, hevig,woest. Driftig.

Impetuosite v. : Onstuimig-, hevigheid, drift v.Impie : 1. Goddeloos. 2. Snood. I m. : Goddeloze.Snoodaard.

Impiete v. : Goddeloos-. Snoodheid.Impitoyable en —ment : Meedogenloos.Implacabilite v. : Onverbiddelijkheid.Implacable en —ment : Onverbiddelijk.

Page 247: aardrijkskunde - DBNL

IMPLANTATION. 231 IIVIPROPRItTt.

Implantation v. : Inplanting. Plaatsing.Implanter : Inplanten. Vaste voet doen krij-gen. I s'— : Ingeplant worden, zich een plaatsveroveren; ingang vinden ; zich voor goedvestigen.

Implicite : Stilzwijgend (daaronder begrepen),niet uitgedrukt. Volmaakt, blind.

Implieitement : Stilzwijgend, niet uitdrukkelijkbepaald.

Impliquer : Stilzwijgend in zich sluiten. Betrekken,wikkelen in.

Imploration v. : Aanroeping, smeekbede.Implorer : Aanroepen, smeken.Impoli en —ment : Onbeleefd, ruw, lomp.Impolitesse v. : Onbeleefd-, lompheid.Impolitique en —ment : Onstaatkundig. (fig.)

Onhandig.Imponderabilite V. : Onweegbaarheid.Imponderable : Onweegbaar, zonder gewicht.

I m. : Les —8 : De niet te bepalen geestelijkewaarden.

Impopulaire : Niet door 't yolk geliefd.Impopularite v. : Gebrek aan liefde bij 't yolk.Importance v. : 1. Gewicht, belangrijkheid. D'— :Gewichtig; geducht. De la derniêre — : Hoogstgewichtig. Prendre de l'— : Belangrijk wor-den. 2. Aanzien. 3. Opgeblazen-, zelfgenoeg-zaamheid.

Important : 1. Belangrijk, gewichtig. 2. Aan-zienlijk, invloedrijk. 3. Zelfgenoegzaam. I m. :1. Hoofdzaak v. 2. Verwaande vent.

Importateur m. : Importeur, invoerder.Importation v. : 1. Invoer m. Commerce d'— :-handel. 2. Ingevoerde zaak v., importartikel.Les —8 : De invoer. 3. (fig.) Overbrenging.

Importer ov.w. : Invoeren. (fig.) Overbrengen.I onov. en onp. w. : Aanbelangen, van ge-wicht zijn. Er op aankomen. Ii imports peu, peuimports : Het doet er weinig toe. (zonder il)N'importe qui : De eerste de beste. N'importe. . . : Nu, hoe dan ook.

Importun : Ongelegen, lastig. Vervelend, hinderlijk.I m. : Lastig mens. Importunement bw.

Importuner : Lastig vallen; ongelegen komen.Importunite v. : Hinderlijkheid, overlast m.Imposable : B'lastbaar.Imposant : Indrukwekkend, ontzag inboezemend.Impose : Aangeslagen.Imposer ov.w. : 1. Opleggen (handen). Opma-ken (gezet blad). 2. Geven (naam). 3. (fig.)Opleggen, voorschrijven; gebieden. 4. Af dwin-gen, inboezemen. 5. Opleggen (belasting). Be-lasting heffen van (stad, land, waren). 6. Wijs-maken, misleiden. I onov.w. en en — a : Eer-bled afdwingen; (ook) wijsmaken, misleiden.I s'— : Zich (lets) opleggen, - voorschrijven. Op-gelegd, gelast worden, onvermijdelijk zijn. Zichlaten gelden. De aangewezen man zijn voor,

Imposeur m. : (dr uk w.) Vormopmaker.Imposition v. : 1. Handoplegging (— des mains).Vormopmaking (drukwerk). 2. Naamgeving. 3.Het opleggen, - voorschrijven. 4. Belasting.

Impossibilite v. : Onmogelijkheid. De touts —: Absoluut onmogelijk.

Impossible : Onmogelijk, ondoenlijk. Par — :Wat haast ondenkbaar is. A l'— nu/ n'est tenu :Men kan geen ijzer met handen breken.

Imposte v. : Impost m., uitstekende rand m.Bovenlicht.

Imposteur m. : Bedrieger. I bv.nw. : Bedrieglijk.

Imposture v. : Bedrog. Huichelarij. Dwaalleer v.Imp& m. : Belasting. (fig.) — du sang : Bloed-belasting (dienstplicht).

Impotence V. : Gebrekkelijk-, lamheid.Impotent : Gebrekkelijk, lam (mens).Impraticabilite v. : Onuitvoerbaar-. Onbegaan-baar-. Onbewoonbaarheid.

Impratieable : Onuitvoerbaar. Onbegaanbaar.Onbewoonbaar.

Impratique : Onbegaan.Imprecateur, -atrice : Verwenser, -ster.Imprecation V. : Verwensing, vloek m.Imprecis : Onnauwkeurig.Imprecision v. : Onnauwkeurigheid.Impregnation V. : Doortrekking, drenking.Impregner : Doortrekken, drenken. (fig.) Ver-vullen. I s'— de : In zich opnemen.

Imprenable : Onneembaar.Impreparation v. : Onvoldoende voorbereiding.Impressario m. (spr. -e-) : Ondernemer van kunst-,

ton eelzaken.Imprescriptibilite v. : Onverjaarbaarheid.Imprescriptible : Onverjaarbaar.Impression v. : 1. Druk m., drang m. 2. (fig.)Indruk, inwerking. Donner de mauvaises —s : Eenslechte indruk maken. 3. Afdruk. 4. Het druk-ken (op stof, papier). Faute d'— : Drukfout.

Impressionnabilite v. : Grote vatbaarheid voorindrukken.

Impressionnable : Licht vatbaar voor indruk-ken. Fijngevoelig.

Impressionner : Indruk maken op.Impressionnisme m. : Wijze van schilderen ofschrijven van een impressionnist v.

Impressionniste bv.nw. en m. : (Schilder, schrijver)die de indruk weergeeft, welke een voorwerpop 't eerste gezicht maakt, zonder op de kleinig-heden te letten.

Imprevoyance V. : Onbedachtzaamheid.Imprevoyable : Onvoorzienbaar.Imprevoyant : Onberaden, onbedachtzaam.Imprevu : Onvoorzien, onverwacht. I m. : Het

onvoorziene.Imprime m. : Gedrukt stuk, drukwerk.Imprimer : 1. Meedelen (beweging), overbren-gen (op). 2. (fig.) Indruk maken (op), inpren-ten. Inboezemen, afdwingen. 3. Af-,in -; bedruk-ken (stof). 4. Drukken, afdrukken. — qn : Iem.werk drukken. 5. (fig.) Drukken, doen binnen-dringen. Le temps y a imprimO sa marque : De tijdheeft er zijn stempel op gezet.

Imprimerie v. : Boekdrukkunst v. (Boek)drukke-rij v.

Imprimeur m. : Drukker.Improbabilite v. : Onwaarschijnlijkheid.Improbable : Onwaarschijnlijk.Improbateur m. : Afkenrder. I bv.nw. : -end.Improbation v. I Afkeuring.Improbe : Onrechtschapen.Improbite v. : Onrechtschapenheid.Improductif : Onvruchtbaar, schraal. Renteloos.Improduetivite v. : Onvruchtbaarheid.Impromptu bw. (spr. inpronptu) : Zonder voor-bereiding. I bv.nw. : Onvoorbereid gegeven, ge-Improviseerd. I m. : Liedje -, klein komediestukjedat voor de vuist gemaakt wordt.

Impropre en —ment : Ongeschikt. Onjuist, ver-keerd gebruikt (woord). (ta al k.) Oneigenlijk.

Improprietó v. : Ongeschiktheid. Onjuist-, onnauw-keurigheid (woord).

Page 248: aardrijkskunde - DBNL

IMPROUVER. 232

INCENDIAIRE.

Improuver : Afkeuren.Improvisateur m., -trice v. : Iem. die voor devuist voordraagt, - maakt.

Improvisation v. : Onvoorbereid proza of poezie.Vinding. (mu z.) Fantasie v.

Improviser : Voor de vuist voordragen, - zingen.(m u z.) Fantaseren. Plotseling, onvoorbereiddoen plaats hebben. Op staande voet nemen(maatregelen). Vlug in elk. zetten.

Improviste (A 1') : Plotseling, onverwachts.Imprudemment : Onvoorzichtig.Imprudence v. : Onvoorzichtigheid.Imprudent : Onvoorzichtig.Impudemment : Schaamteloos, onbeschaamd.Impudence V. : Schaamteloos-; onbeschaamdheid.Impudent : Schaamteloos, onbeschaamd.Impudeur v. : Schaamteloosheid.Impudicite v. : Onkuisheid, ontucht v.Impudique : Onkuis. ontuchtig. Zedeloos.Impudiquement : Op ontuchtige wijze.Impuissance V. : Onmacht v., onvermogen.Impuissant : Onmaehtig, impotent.Impulsif :1. Voort-, aandrijvend. Force -lye : Stuw-

kracht v. 2. bv.nw. en m. : (Iem.) die steeds onderde indruk ener eerste opwelling handelt.

Impulsion V. : Stoot m., aandrijving. (fig.) Aan-sporing, drang m.

Impulsivite v. : Impulsief karakter.Impunement en -punt : Ongestraft, straffeloos.Impunite V. : Straffeloosheid.Impur en —ement : Onzuiver. Onrein. Ontuchtig.Impurete V. : Onzuiverheid. Onreinheid. Ontuch-tigheid.

Imputable : Toerekenbaar, te wijten aan. Af teschrijven; over te brengen (op rekening).

Imputation V. : Toe-, aanrekening. Beschuldiging,verwijt. Het overbrengen, het op rekening schrij-ven. Afschrijving (op).

Imputer : 1. Wijten, de schuld geven van. (gun st.bet.) Toeschrijven. — a crime : Als een misdaadaanrekenen. 2. Afschrijven van; boeken op. Af-trekken van. Overbrengen op.

Inabordable : 1. Waarop men niet kan landen.2. Onbereikbaar. 3. Niet te genaken (mens).4. (fig.) Niet te betalen.

Inabrite : Onbeschut, openliggend.Inaccentue : Zonder klemtoon.Inacceptable : Onaannemelijk.Inaccessibilite v. : Ongenaakbaar-. Ontoegan-kelijkheid.

Inaccessible : Ongenaakbaar (land, mens); onbe-reikbaar voor (geest). Onvatbaar.

Inaccommodable : Niet bij te leggen.Inaccordable : Onverenigbaar. Onverleenbaar, nietto bewilligen.

Inaccoutume : Ongewoon. Niet gewoon aan.Inacheve : Onvoltooid.Inadif : Werkeloos. Traag.Inaction v. : Werkeloos-, ledigheid.Inactivite V. : Gebrek aan werkzaamheid. Luste-loosheid. (mil.) Non-activiteit v.

Inadaptable : Onsociaal.Inadmissibilite v. : Onontvankelijkheid. On-mogelijkheid om toe te laten.

Inadmissible : Onontvankelijk. Die niet toege-laten kan worden, die „zakt". Wat niet mag.

Inadvertence v. : Onachtzaamheid.Inalienabilite v. : Onvervreemdbaarheid.Inalienable : Onvervreemdbaar.Inalliable : Onvermeng-. Onverenigbaar.

Inalterabilite v. : Onveranderlijkheid. Onver-bleekbaarheid.

Inalterable : Onveranderlijk. Onverbleekbaar.Roestvrij. Onverslijtbaar. Onverstoorbaar (hu-meur).

Inamendable : Onverbeterlijk.Inamovibilitê v. : (recht) Onafzetbaarheid.Inamovible : Onafzetbaar (rechter). Levens-lang (benoemd).

Inanime : Levenloos, onbezield. (fig.) Koud, zon-der uitdrukking.

Inanite v. : Leegte. 'Mel-, nutteloosheid.Inanition v. : (geneesk.) Uitputting -, kracht-teloosheid door gebrek aan voedsel.

Inaperceptible en -cevable : Onmerkbaar.Inapercu : Niet in 't oog vallend. Passer — : Niet in't oog vallen.

Inappetence v. : Gebrek aan eetlust.Inapplicable : Ontoepasselijk.Inapplieation v. : Nalatigheid, gebrek aan ijver.Inapplique : Onachtzaam; lui. Niet toegepast.Inappreciable : Onschatbaar. Te verwaarlozen (ge-ringheid).

Inapprete : Onvoorbereid. Eenvoudig.Inapprochable : Ongenaakbaar.Inapte : Ongeschikt.Inaptitude v. : Ongeschikt-. Onbeholpenheid.Inarticule : Ongeleed. Onduidelijk (woord, geluid).Inassermente : Onbeedigd.Inassimilable : Onverenigbaar. Onverteerbaar.Niet gelijk te stellen (bevolking). (fig.) Onver-teerbaar (wetenschap).

Inassouvi : Onbevredigd, onverzadigd.Inattaquable : Niet aan to vallen. (fig.) On-aantastbaar.

Inattendu : Onverwacht.Inattentif : Onoplettend, onachtzaam.Inattention v. : Onoplettendheid.Inaugural : De inwijding -, de opening betref.fend, eerste. Discours — : Rede bij de aanvaarding(van een ambt), openingsrede, inaugurele oratie.

Inauguration v. : Inwijding; feestelijke ope-ning; ambtsaanvaarding; onthulling.

Inaugurer : Inwijden; feestelijk openen, ont-hullen. (fig.) 't Begin vormen van.

Inavouable : Niet te bekennen, waarvoor menniet uitkomt.

Inavoue : Niet erkend, onuitgesproken.Incalculable : Onrekenbaar. Zeer talrijk.Incandescence v. : Witgloeihitte v. Lampe a—; bee a — : Gloeilamp; -licht.

Incandescent : Witgloeiend.Incantation V. : Bezweringsformule v. Betovering.Incapable : Onbekwaam; niet in staat. (re c ht) On-bevoegd, onbekwaam. I m. : Prul.

Incapacite V. : Onbekwaam-. Onbruikbaar-. (re c ht)Onbevoegdheid (— ligale).

Incarceration v. : Opsluiting, gevangenzetting.Incarcerer : Opsluiten, gevangen zetten.Incarnat : Vleeskleurig. I m. : Vleeskleur v.Incarnation v. : Vleeswording.beanie : 1. Vlees geworden, vleselijk, zelf. Lediable — : De baarlijke duivel. 2. In 't vleesgegroeid.

Incarner : In vlees en bloed veranderen. (fig.)Voorstellen. I s'— : Mens worden. In 't vleesgroeien.

Incartade v. : Onbezonnen streek m., - uitval m.Incassable : Onbreekbaar.

Incendiaire : Die brand doet ontstaan. Opruiend.

Page 249: aardrijkskunde - DBNL

233 INCONSEQUENT.INCENDIE.

(fig.) Zeer prikkelend (spijs), opwindend. I m. :Brandstichter.

Ineendie m. : Brand m. (fig.) Twistvuur.Ineendie m. : Slachtoffer van een brand.Ineendier : In brand steken, in de as leggen.Ineertain : 1. Onzeker, twijfelachtig. 2. Onvast,veranderlijk, 3. Vaag, onduidelijk. 4. Be-sluiteloos.

Ineertainement : Op een onzekere wijze.Incertitude v. : Onzeker-. Onvast-, veranderlijk-.Besluiteloosheid.

Ineessamment : Zonder ophouden. Dadelijk, binnenkort.

Incessant : Voortdurend, onophoudelijk.Incessibilitk v. : Onafstaanbaar-. Onvervreemd-baarheid.

Ineessible : Onafstaanbaar. Onvervreemdbaar.Inceste m. : Bloedschande v. Bloedschender.Inehoatif m. (spr. -ko-) : (Werkwoord, achter-voegsel) dat het begin der handeling uitdrukt.

Ineidemment : Toevallig, bij gelegenheid.Incidence V. : (me e tk.) Inval m., aanraking. Af-hankelijkheid (van tussenzin). Grondslag (be-lasting) m.

Incident : 1. Toevallig, bijkomend. Proposition—e : Tussenzin. 2. (n a t k.) Invallend. I m. :Bijkomend geval. Geval. Nieuwe zwarigheid.

Incidente v. : Tussenzin m.Incidentel : (n i e u w) Toevallig ; als bijkomstigheid.Incineration v. : Verbranding. Lijk-.Ineinerer : Verbranden (vooral lijk).Incise v. : Kort zindeel. Tussenzin m.Incisor : Insnijden.Ineisif : $nijdend. Oplossend (de vochten). (fig.)

Scherp, bijtend. I m. : Tussenkaaksbeen (os —).Incision v. : Insnijding.Incisive V. : Snijtand m.Ineitant : Opwekkend.Incitation v. : Aansporing. (geneesk.) Prikkeling.Inciter : Aansporen, -zetten. Prikkelen.Incivil (spr. -vile) : Onbeleefd, onheus. Tegende burgerlijke wetten in.

Ineivilement : Onbeleefd, onwellevend.Incivilise : Onbeschaafd.Incivilite V. : Onbeleefd-, lompheid.Ineivique : Met burgerplicht strijdig.Ineivisme m. : Gebrek aan burgerzin, -trouw.Inclemenee v. : Onbarmhartig-. Gestreng-. Guur-heid.

Inclement : Onbarmhartig. Ruw. Guur.Indinaison V. : Helling, over-.Inelinant : Hellend.Inclination v. : 1. Buiging. — de tete : Knik m.2. Neiging, voorliefde v. 3. Genegenheid v.

Incline : Schuin, hellend. (fig.) Geneigd.Incliner ov.w. : 1. Doen hellen. Buigen. 2. (fig.)

Doen overhellen tot. I onov.w. : 1. (Over)hellen,(over)buigen. 2. (fig.) Geneigd zijn (tot). I s'-: Hellen. Buigen. (fig.) Het hoofd buigen (voor);toegeven. Eerbiedig gedenken.

Indure : Insluiten.Inelus : Ingesloten. I bw. z. —ivement.Inelusif : In zich omvattend, insluitend.Inelusivement : ffledegerekend. Jusqu'au 30juin — : Tot en met de 30ste Juni.

Incoercible : Onbedwingbaar.Incognito (spr. -konji-) : Onder een vreemde naam,onbekend. (harder l'— : Zich niet bekend maken.

Incoherence v. : Onsamenhangendheid.Incoherent : Onsamenhangend, los.

Incolore : Kleurloos. (fi g.) Mat (stijl).Incomber : (fig.) Rusten (op), opgelegd zijn.Incombustibilite v. : Onbrandbaarheid.Incombustible : Onbrandbaar.Ineommensurabilite v. : Onderlinge onmeetbaar-held. Onmeetbaarheid. (fig.) Onderlinge over-eenkomstigheid.

Incommensurable : Onderling onmeetbaar. On-meetbaar.

Incommode : Ongemakkelijk; ongerieflijk. Hinder-lijk.

Incommode : In verlegenheid. Beschadigd. Krap(met geld). Onpasselijk.

Incommodement : Ongemakkelijk. Lastig.Ineommoder : Lastig vallen. In (geldelijke) onge-legenheid brengen. Bezwaren (spijzen).

Incommodite v. : Ongemak; ongerieflijkheid.Overlast m. Ongesteldheid. Geldelijke onge-legenheid.

Incommunicable : Onmededeelbaar.Incommutabilite v. : Onontzetbaarheid, on-veranderlijkheid van bezit.

Ineommutable : Onontzetbaar. Onveranderlijk(bezit).

Ineommutablement : Zonder op een ander tekunnen overgaan.

Incomparable : Onvergelijkelijk.Incomparablement : Onvergelijkelijk, verreweg,heel wat.

Ineompatibilite v. : Gebrek aan overeenstemming.Onverenigbaarheid (twee betrekkingen).

Incompatible : Niet overeen te brengen met. On-verenigbaar (twee betrekkingen).

Incompètemment : Zonder bevoegdheid.Incompetence v. : Onbevoegdheid.Incompetent : Onbevoegd.Incomplet en -6tement : Onvolledig. Onvol-tallig. -et de : Waaraan ontbreekt.

Incomprehensibilite v. : Onbegrijpelijkheid.Incomprehensible : Onbegrijpelijk.Incompressibilite v. : Onsamendrukbaarheid.Incompressible : Onsamendrukbaar.Incompris m. : Onbegrepen. Miskend (genie).Inconcevable : Onbegrijpelijk. (f am.) Vreemd.Inconeevablement : Op zonderlinge wijze.Inconeiliabilite v. : Onverenigbaarheid. Onver-

zoenbaarheid.Inconciliable : Onverenig-. Onverzoenbaar.Ineonduite V. : Wangedrag.Ineongru : Ongepast, onbetamelijk. Onbeholpen,lomp. Strijdig met de taalregels.

Ineongruite v. : Ongepast-. Lompheid. Taalfout v.Incongrfiment : Op ongepaste -. Op ontaal-kundige wijze.

Ineonjugable : Onvervoegbaar.Ineonnaissable : Onkenbaar.Ineonnu : 1. Onbekend. 2. Ongekend, niet tevoren ondervonden, ongehoord. I m. : Un — : Benonbekende. Faire un saut dans 1'— : Zich blinde-lings in 't onbekende storten.

Ineonnue v. : Onbekende (vrouw). (stelk.) On-bekende (grootheid), x.

Ineonseienee v. : Onbewustheid.Inconsciemment en -scient : Onbewust, zonder be-wustheid. Ontoerekenbaar.

Inconsequemment : Op tegenstrijdige wijze.Inconsequence v. : 1. 't Zich zelf niet gelijkblijven. 2. Lichtvaardige handelwijze v.

Inconsequent : Zich zelf niet gelijk blijvend,inconsequent. Lichtvaardig, dwaas.

Page 250: aardrijkskunde - DBNL

234 INDESCRIPTIBLE.INCONSIDERATION.

Inconsideration v. : 1. Onberaden-, onbedacht.zaamheid. Avec — : Overijld. 2. Minachting.

Inconsidere : Onberaden, onbezonnen.Inconsiderement : Op onbezonnen wijze.Ineonsistance v. : Onvastheid. (fig.) Onbestendig-heid.

Inconsistant : Onvast. (fig.) Onbestendig.Inconsolable en —ment : Ontroostbaar.Inconsole : Ongetroost.Inconstamment : Onbestendig.Inconstance v. : Onbestendig-, onstandvastig-.

Wuft-, wispelturigheid.Inconstant : Onbestendig, onstandvastig. Wuft,wispelturig.

Inconstitutionnalite v. : Ongrondwettigheid.Ineonstitutionnel, —lament : Ongrondwettig.Incontestable : Onbetwistbaar.Ineontestablement : Ontegenzeglijk. Onbetwist.Inconteste : Onweersproken, onbetwist.Incontinence v. : 1. Gerais aan zelfbeheersing(over). — de langue : Praatzucht v. 2. Onkuis-;onmatigheid.

Incontinent bw. : Dadelijk. I bv.nw. : Onmatig;onkuis. Onbezadigd.

Inconvenanee v. : Ongepastheid.Ineonvenant : Onwelvoeglljk, ongepast. i m. :

Lomperd.Inconvenient m. : Zwarigheid, bezwaar, onaan-gename zijde v., nadeel.

Inconvertible : Onverwisselbaar. Onconverteerbaar.Incorporalite V. : Onstoffelijkheid.Incorporation v. : Opening. (fig.) Inlijving.Incorporel : Onstoffelijk, onlichamelijk.Ineorporer : Opnemen, vermengen (stof). In-lijven.

Incorrect (spr. -ekte) : Onnauwkeurig, gebrekkig.Onbehoorlijk, ongepast.

Incorrectement : Onnauwkeurig.Ineorrection. v. : Onnauwkeurig-, slordig-. Onbe-hoorlijkheid.

Inconigibilite v. : Onverbeterlijkheid.Incorrigible en —ment : Onverbeterlijk.Ineorruptibilite v. : Onvatbaarheid voor bederf.

Onomkoopbaarheid.Incorruptible : Niet aan bederf onderhevig. °nom-koopbaar.

Ineredibilite v. : Ongeloofbaarheid.Ineredule : Ongelovig. -e.Ineredulite v. : Ongelovigheid. Ongeloof.Ineriminable : Vervolg-, laakbaar.Ineriminer : Van misdaad beschuldigen. Ver-oordelen, laken.

Incroyable : Ongelooflijk. Zeer groot. I m. : Fat.Ineroyablement : Ongelooflijk. - vvel.Ineroyance V. : Ongelovigheid.Ineroyant m. : Ongelovige.Incrustation v. :Het omringen met een korst, - metketelsteen. Ketelsteen. Verkalking (weefsels). Hetinleggen. Inlegsel, inlegstuk.

Ineruster : Omringen, overkorsten. Inleggen. (fig.)Doen vastroesten. I s'— : Ingelegd worden. Eenkorst krijgen. (fig.) Vastgroeien (in).

Incubation v. : Het broeden, broeiing. (fig.)Onmerkbare ontwikkeiing; -stijd (ener ziekte).

Inculpation v. : Aanklacht v.Inculpe m. : Aangeklaagde.Inculper : Aanklagen. — de : Ten laste leggen.Ineulquer : Inprenten. inscherpen.Ineulte : Onbebouwd. Wanordelijk (baud, haar).(fig.) Onbeschaafd.

Inculture v. : Onbebouwde toestand m. (fig.)Onbeschaafdheid. Onontwikkeld verstand.

Incunable m. : Wiegedruk (boek verschenenvoor 1 Jan. 1501) m.

Ineurabilite v. : Ongeneeslijkheid.Incurable en —ment : Ongeneeslijk.Incurie v. : Zorgeloosheid. ,Inemieux : Zonder belangstelling.Incuriosite v. : Gebrek aan belangstelling.Incursion V. : Strooptocht m., inval m. Tocht. (fig.)Uitstapje, uitweiding. Faire une — dans le do-maine de : 't Gebied betreden van.

Incurver : Krommen. Afwijken, afbuigen. I s'— :Ombuigen.

Inde v. : Indic. Les —8 of L'— : Engels-, Voor-Indie. Les —s orientales : Oost.Indie. I m. : (Bleud') — : Indigoblauw.

Indebrouillable : Niet te ontwarren.Indecemment : Op onvoegzame wijze.Indecenee : Onbetamelijk-. Oneerbaarheid.Indecent : Onbetamelijk. Oneerbaar.Indechiffrable : Niet te ontcijferen. Onleesbaar.(fig.) Onbegrijpelijk, duieter.

Indecis : Onbeslist, onbeslecht. Onbepaald, ondul-delijk. Besluiteloos.

Indecision v. : Besluiteloosheid. Onbestemd-held (uitdrukking).

Indeelinabilite v. : (t a al k.) Onverbuigbaarheid.Indeclinable : (t a alk.) Onverbuigbaar.Indecomposable : Onontbindbaar.Indefectibilite v. : Onvergankelijkheid.Indefectible : Onvergankelijk.Indefendable : Onverdedigbaar.Indefini : Oneindig. Onbepaald. Article — : Lid-woord van onbepaaldheid.

Indefiniment : Oneindig lang, tot in 't oneindige.(taalk.) In algemene zin.

Indefinis.sable : Niet voor een omschrijving vatbaar.(f i g.) Wonderlijk, onverklaarbaar.

Indefrisable m. : Permanent (wave), blijvendehaargolf v.

Indehiseent : (plan tk.) Niet openspringend.Indelebile : Onuitwisbaar.Indelebilite v. : Onuitwisbaarheid.Indelibere : Onberaden, onoverlegd.Indelicat : Onkles. Oneerlijk, ontrouw.Indelicatement : Op onkiese wijze.Indelicatesse v. : Onkiesheid. Oneerlijkheid, on-trouw v.

Indemaillable : Die niet „laddert" (kous).Indemme (spr. -demmne) : 1. (recht) Zonderschade. Sortir — de : Er zonder schade afkomen.2. (f am.) Niet ziek.

Indemnisation v. (8pr. -demmni-) : Schadeloos-stelling.

Indemniser (8pr. -demmni-) : (r e cht) Schade-loosstellen.

Indemnitaire m. (spr. -demmni-) : Schadeloosgestelde.

Indemnite v. (spr. -demmni-) : Schadeloosstelling,vergoeding. Jaargeld der afgevaardigden. — de vieMere : Duurtetoeslag.

Indemontre : Onbewezen.Indeniable : Onbetwistbaar, ontegenzeggelijk.Independamment : 1. Onafhankelijk. 2. — de :Behalve, boven, nog afgezien van. "

Independance v. : Onafhankelijkheid.Independant : Onafhankelijk, zelfstandig.Inderacinable : Onuitroeibaar.Indesciiptible : Onbeschrijfelijk.

Page 251: aardrijkskunde - DBNL

INDESIRABLE. 235 INDUCTIF.

Indesirable m. : Ongewenste vreemdeling.Indestructibilitê v. : Onverwoestbaar-, onver-nielbaarheid.

Indestructible : Onverwoest-, onvernielbaar.Indetermination V. : Onbepaald-. Besluiteloosheid.Indetermine : Onbepaald. (fig.) Besluiteloos.Indeterminement : Op onbepaalde wijze.Indevot en —ement : Ongodvruchtig.Indevotion V. : Ongodvruchtigheid.Index m. (spr. -êks) : 1. Wijsvinger m. 2. Blad-wijzer. Register; inhoudsopgave v. 3. Lijst derdoor de H. Stoel verboden boeken v., index m.Mettre : Op de index plaatsen; (fig.) uit-sluiten ; dood-, besmet verklaren.

Indieateur m. : 1. (re cht; oud) Aanbrenger.(nieuw) — policier, - de la police : Verklikker.2. Wijsvinger (doigt —) m. 3. Seinwijzer. 4.Wegwijzer. Spoorboekje. 5. Spanningsmeter, in-dicateur. I bv.nw. env. -trice : Aanwijzend. Plaque-trice : Naambordje (hock der straten). Poteau-cur : Wegwijzer.

Indicatif : Aanwijzend, dat aanwijst. Plaque-ive • Naambordje. I m.: Aantonende wijs v.

Indication V. : Aanwijzing, aanduiding. Inlichting.Vingerwijzing.

Indice m. : Kenmerk. Aanwijzing. Teken. Index.Indieible : Onuitsprekelijk. Nameloos.Indien : Indiaan. -s. Indigr. -isch.Indienne v. : Indische. Indiaanse. Indische, ge-drukte katoenen stof v., sits.

Indifferemment : Onverschillig, koeltjes. Zonderonderscheid, om 't even.

Indifference V. : Ongevoeligheid. Onverschilligheid.Indifferent : Ongevoelig. Onverschillig. Enerlei,om 't even. Onbelangrijk. Wildvreemd.

Indifferentisme m. Onverschilligheid in dezaken des geloofs. Stelsel van lauwheid in be-Iangrijke zaken.

Indigence v. : 1. Gebrek. 2. De behoeftigen.3. (fig.) — d' esprit : Geestesarmoede v.

Indigene : Inheems, inlands, uit 't land zelf.I m. : Inboorling, inlander.

Indigent : Behoeftig, -e. Armlastig, -e.Indigeste : Moeilijk te verteren. (fig.) Onge-nietbaar, taai.

Indigestion v. : 1. Slechte spijsvertering. 2. (fig.,fa m.) Avoir une — de qch : Meer dan genoegvan iets hebben. Se donner une — : Zich overeten.

Indignation v. : Verontwaardiging.Indigne : Onwaardig. Nietswaardig, laag. m.

: Snoodaard, onwaardige.Indigne : Verontwaardigd.Indignement Op onwaardige schandelijkewijze. Onwaardig, zonder 't te verdienen.

Indigner : De verontwaardiging opwekken van.: Verontwaardigd zijn. - worden.

Indignite v. : Onwaardigheid. Schandelijkheid.Schande v., hoon m.

Indigo m. : Indigo v., -blauw, -kleur v.Indigotier m. : 1. Indigoplant v. 2. Indigobe-reider, -fabrikant.

Indiquer : (Aan)wijzen, aangeven. Vaststellen.Vluchtig aanduiden. Wijzen op.

Indirect (spr. -Ate) : 1. ZijdelingS. (fig.)Niet rechtstreeks, bedekt. Indirecte(belasting), op verbruiksartikelen. Construction—e : Zinsbouw waarin de logische volgorde nietgevolgd wordt. Cas —s : De 2e, 3e en 4e naam-vallen. Donner un avis : Een zachte wenkgeven.

Indirectement : Langs een omweg, ih bedektetermen; van ter zijde.

Indisciplinable : Ongevoelig voor tucht.Indiscipline v. : Tuchteloosheid; ongezeglijkheid.Indiscipline : Tuchteloos. (fig.) Die geen tuchtof orde erkent.

Indiseret : Onbezonnen. Onbescheiden. I m. : Onbe-scheiden babbelaar.

Indiscrêtement Onbezonnen. Onbescheiden.Indiscretion v. : 1. Onbezonnen-. 2. Onbeschei-denheid, babbelzucht v.

Indiscutable en —ment : Onweerlegbaar, on-weersprekelijk. Op een wijze die geen besprekingtoelaat, onbetwistbaar.

Indispensable : Onvermijdelijk. Onontbeerlijk.: Het volstrekt noodzakelijke.

Indispensablement : Onvermijdelijk.Indisponibilite V. : (r echt) Onbeschikbaarheid.Niet-beschikbaarheid.

Indisponible : (re cht) Onbeschikbaar. Niet voorde dienst te gebruiken.

Indispos en indispose : Ongesteld. (fig.) Wrevelig,misnoegd.

Indisposer : Ongesteld -. (fig.) Wrevelig maken.Indisposition v. : Ongesteldheid.Indissolubilite v. : Onoplosbaar-. (fig.) Onverbreek-baarheid.

Indissoluble : Onoplosbaar. (fig.) Onverbreekbaar.Indissolublement Op onverbreekbare wijze.Indistinct (spr. : Onduidelijk, verward.Indistinetement (spr. -inkte-) Zonder onder-scheid. Onduidelijk.

Individu m. : Wezen, enkeling. Exemplaar. (f am.)Persoon. Kerel, heerschap.

Individualisation V. : 't In 't bijzonder beschouwen.'t Overdragen op een enkel voorwerp.

Individualiser : In 't bijzonder beschouwen.Op een enkel voorwerp overdragen.

Individualisme m. : Leer die de rechten vanhet individu boven die van de maatschappijstelt v.

Individualiste m. : Die zich van de anderen af-Individuate v. : Persoonlijkheid. [scheidt.Individuel Persoonlijk, afzonderlijk.Individuellement : Op zich zelf. leder voor zich.Indivis : Onverdeeld.Indivise : Onverdeeld.Indivisibilite v. : Ondeelbaarheid.Indivisible, —ment : Ondeelbaar.In-dix-huit m. en bv.nw. : (Bock) in achttiendeformaat (vel bevat 36 bladzijden).

Indo : (in same nst.) Indo-, Indisch.Indo-Chine v. : Achter-Indig.Indocile en —meat : Ongezeglijk, ongehoor-

zaam. Weerbarstig (haar).Indocilite v. : Ongezeglijk-, ongehoorzaamheid.Indo-europeen : Indo-europees, -europegr.Indolemment : Op trage -. Op onverschillige wijze.Indolence v. : Onverschillig-. Traag-, vadsigheid.Indolent : Onverschillig. Traag, vadsig.Indomptabilite v. (spr. -donta-) Ontembaarheid.Indomptable (spr. -donta-) : Ontembaar.Indompte (spr. -donte) : Ongetemd, wild.Indou(stan) z. hindou(stan).In-douze bv.nw. en m. : (Bock) in duodecimo.Indu : Ongelegen, ontijdig (uur); schandelijklaat. Ongegrond (eis). Onbehoorlijk.

Indubitable en —ment : Ontwijfelbaar.Induetif : Die van het bijzondere tot het alge-meen opklimt.

Page 252: aardrijkskunde - DBNL

236 INFERIEUR.INDUCTION.

Induction v. : 1. Vaststelling door gevolgtrek-kingen. Opklimming van de bijzondere feitentot de algemene. 2. Uitspreiding, bestrijking.3. (natk.) Inductie. Bobine d'— : Inductieklos.

Induire : 1. Leiden, overhalen (tot). — en erreur :Op een dwaalspoor brengen. — en tentation :In verzoeking brengen, - leiden. 2. Besluiten,afleiden. 3. (natk.) Induceren.

Indulgemment : Toegeeflijk, inschikkelijk.Indulgence v. : Toegeeflijk-, inschikkelijkheid.(Bath.) Aflaat, m., strafontheffing. — pleniereVolledige aflaat.

Indulgent : Toegeeflijk, inschikkelijk.Indtiment : Ten onrechte, op ongeoorloofde wijze.Industialiser : Tot een tak van nijverheid ver-vormen.

Industrialisme m. : Stelsel volgens hetwelk nijver-heid de spil der maatschappij is.

Industrie v. : Handig-, vaardigheid. Vak, bedrijf,ambacht. (Volks)nijverheid. — d'art : Kunst-handwerk. (f a m.) Vivre d'— : Rondscharrelen.

Industriel : 1. Van de nijverheid, nijverheids-.Pcole —le : Industrie-, ambachtsschool. (fig.)Litterature —le : L. om geld te maken. 2. Voorde nijverheid te gebruiken. m. Industrieel,hoofd ener fabriek, bedrijfshoofd.

Industrieusement en -eux : Handig, bekwaam.Vindingrijk. Vlijtig, nijver.

Inëbranlable en —meat : Onbeweegbaar. (fig.)Onwrikbaar, onverzettelijk (besluit).

Inebranle : (fig.) Ongeschokt.Inedit : Onuitgegeven. (fig.) Nog nooit vertoond.m. : Onuitgegeven stuk. - werk.

Ineducable : Niet op te voeden.Ineffabilite v. : Onuitsprekelijkheid.Ineffable en —ment : Niet te zeggen hoe erg,onuitsprekelijk.

Ineffagable : Onuitwisbaar. Onvergetelijk.Ineffieace en —nient : Ondoeltreffend.Inefficazite V. : Ondoeltreffendheid.Inegal : Ongelijk. Ongeregeld. Oneffen. (fig.) On-gestadig, wispelturig. — a : Niet berekend voor.

Inegalement Ongelijkelijk.Inegalite V. : Ongelijkheid. Onregelmatigheid. On-effenheid. (fig.) Ongestadigheid.

Inelegance V. : Gebrek aan sierlijkheid.Inelegant : Onbevallig, lomp, smakeloos.Ineligibilite v. : Onverkiesbaarheid.Ineligible : Onverkiesbaar.Ineluctable : Onvermijdelijk.Inemploi m. : Ongebruiktheid.Inemploye : Ongebruikt.Inenarrable : Onbeschrijfelijk.Inepte en —ment : Ongerijmd, dom, dwaas.Ineptie v. (spr. -si) : Onzinnigheid. Zotheid.Inepuisable en —ment : Onuitputtelijk.Inepte Traag, werkeloos. Renteloos. (fig.) Log,langzaam. Resistance — : Lijdelijk verzet.

Inertie v. (spr. -si) : Traag-, werkeloosheid. (fig.)Log-, langzaamheid. (natk.) Volhardingsver-mogen. (fig.) Lijdelijk verzet.

Inesperable : Niet te verwachten.Inespere, —ment : Onverwacht, onverhoopt.Inestimable : Onschatbaar.Inevitable en —ment : Onvermijdelijk.Inexact (spr. -akte) en —ment : Onnauwkeurig,onjuist. Onachtzaam, nalatig.

Inexactitude v. : Onnauwkeurig-, onjuist, On-achtzaam-, nalatigheid.

Inexcusable : Niet te verontschuldigen.

Inexecutable : Onuitvoerbaar.Inexecute : Onuitgevoerd.Inexecution v. : Niet-uitvoering.Inexerce : Ongeoefend.Inexigible : Niet-invorderbaar.Inexistant Niet aanwezig, niet bestaand.Inexistence v. : Niet-aanwezigheid, het niet-bestaan.

Inexorable en —ment : Onverbiddelijk.Inexperience v. : Onervarenheid.Inexperimente : Onervaren, onbedreven.Inexpiable : Waarvoor niet te boeten is.Inexplicable en —ment : Onverklaarbaar.Inexploite : Onontgonnen. (fig.) Ongebruikt.Inexplorable : Niet te onderzoeken.Inexplore : Niet onderzocht, maagdelijk, onbe-Inexplosible : Onontplofbaar. [treden.Inexpressif : Nietszeggend, zonder uitdrukking.Inexprimable : Onuitsprekelijk.Inexprime : Onuitgesproken.Inexpugnable (spr. -pug-na-) : Onneembaar.Inextensibilite v. Onrekbaarheid.Inextensible : Onrekbaar.In extenso (spr. i-nekstinso) : Uitvoerig, in zijn

geheel.Inextinguible : Onuitblusbaar. (fig.) Onlesbaar(dorst). Onbedaarlijk (gelach).

Inextirpable : Onuitroeibaar, onverdelgbaar.Inextricable : Onontwarbaar, hoogst verward.Infaillibilite V. : Onfeilbaarheid.Infaillible, —ment : Onfeilbaar. Zeker, onvermijde-lijk. Vast en zeker.

Infaisable (spr. infeza-) : Ondoenlijk.Infamant : Onterend.Infamation V. : Ontering.Intim : Eerloos. (f am.) Schandelijk, afschuwelijk.

m. : Eerloze. Schurk.Infamie v. : Eerloosheid, schande v. Schanddaadv. Laagheid.

Infant m., —e v. : Infant, -e (koninkl. prins, -prinses in Spanje en Portugal).

Infanterie v. : Voetvolk. — de marine : Mariniers.Infanticide m. : Kindermoord m. I m. en v. :Kindermoordenaar, -nares.

Infantile : Van jonge kinderen.Infatigable en —ment : Onvermoeibaar.Infatuation V. : Zotte voorliefde, - eigenliefdev. Zotte waan m.

Infatuê : Hogelijk ingenomen.Infatuer : Verzot dwaas vooringenomen maken.Infecond : Onvruchtbaar.Infecondite v. : Onvruchtbaarheid.Infect (spr. -fate) : Stinkend, verpest. (fig.)Walgelijk, schandelijk. (f am.) Zeer slecht.

Infeetant Besmettelijk.Infeeter ov.w. : Besmetten, verpesten (ook fig.).Met stank vullen. 1 onov.w. : Stinken.

Infectieux (spr. -eks-) : Besmettelijk.Infection V. Besmetting. Stank m., verpesting.Infeodation V. : Het als leen afstaan (aan va-zal). (fig.) Opneming (in partij).

Infeoder : In leen geven (aan vazal). (fig.; nieuw)Inlijven 1 : (fig.) Zich zeer nauw ver-binden aan, - aansluiten bij.

Inferer : Besluiten, afleiden.Inferieur : 1. Lager, onder, beneden. Laagste,onderste. L'Ègypte —e Beneden-Egypte. 2.(fig.) Lager, Beringer, minder, kleiner. Etre rI : Achterstaan bij, niet opgewassen sun tegen.I m. : Mindere, ondergeschikte.

Page 253: aardrijkskunde - DBNL

237 INGUMUSSABLE.INFRIEUREIVIENT.

Inferieurement : Beneden, onder. (fig.) Nietzo goed, geringer.

Infëriorite v. : 1. Minderheid, geringer aantal;lagere stand m.; - ligging. 2. (fig.) Geringergraad m., - gehalte, ondergeschiktheid.

Infernal en --ement : Hels. (fig.) Hels. Duivels.Pierre —e : Heise steen, zilvernitraat.

Infertile : Onvruchtbaar, schraal. Dor.Infertilitê v. : Onvruchtbaarheid.Infester : Door invallen verwoesten, onveiligmaken. Teisteren. Verpesten.

111110le en —ment : Ontrouw, trouweloos. Oneer-lijk. Onnauwkeurig, onjuist. Ongelovig.

Infidelite V. : Trouweloos-. Oneerlijk-. Onnauwkeu-rig-, onjuistheid. Ongelovigheid.

Infiltration v. : Doorzijging, -sijpeling. (fig.)Langzame doordringing.

Infiltrer (s') : Doorzijgen, -sijpelen. (fig.) Lang-zaam doordringen. Doorsijpeld worden.

Infime : Heel Bering, - laag, uit de laagste rangender maatschappij.

Infini : Oneindig. Grenzeloos. (fam.) Ontelbaar,oneindig. 1 m. : Het oneindige. A l'— : Tot in 'toneindige.

Infiniment : 1. Oneindig. (wisk.) Quantiti —petite : Oneindig kleine hoeveelheid. 2. In hogemate, ten zeerste.

Infinite v. : Oneindigheid. (fam.) Zeer groot aantal.Infinitesimal : Oneindig klein. (wisk.) Calcul

- : Differentiaal- en integraalrekenina.Infinitif m. : Onbepaalde wijs v. 1 bv.nw. : Con-struetion -ice : Constructie met de infinitief.

Infirmatif : Vernietigend, ongeldig verkiarend.Infirmation V. : Vernietiging, ongeldigverklaring.Infirme : Gebrekkig, zwak, krachteloos. I m. :Zwakke, gebrekkige.

Infirmer : Verzwakken. (recht) Vernietigen, on-geldig verklaren. In twijfel doen trekken.

Infirmerie V. : Ambt van kloosterziekenoppasser,-star. Ziekenzaal v. Ziekenhuis.

Infirmier m., -care v. : Ziekenbroeder, -zuster(in klooster). Ziekenoppasser, -eres, -verpleger,-verpleegster.

Infirmite v. : Zwakheid, zwakte v. Gebrek, -kelijk-held. (fig.) Onvolkomenheid.

Inflammabilite V. : Ontvlambaarheid (ook fig.).Inflammable : Licht ontvlambaar (ook f i g.).Inflammation v. : (soms) Ontbranding. (fig.) He-vige opwinding. (gen ees k.) Ontsteking.

Inflammatoire : (geneesk.) Met ontstekinggepeard gaand, van ontsteking.

Inflation v. : (geneesk.) Opzwelling van 'tlichaam. (fig.) Onbegrensde opdrijving van debankbillettencirculatie. Opdrijving, inflatie.

Inflèehir : Zachtjes -. Binnenwaarts buigen.Inflexibilite V. : Onbuigbaar-. (fig.) Onbuigzaam-,onverbiddelijkheid.

Inflexible en —ment : Onbuigbaar. (fig.) On-buigzaam, onverbiddelijk.

Inflexion v. : 1. Bulging. Afwijking (lichtstraal).2. (fig.) Stembuiging (— de voix). Voix sans— : Kiankloze stem. 3. (taalk.) Buigingsuit-gang m. -vorm m.

Infliction v. : Oplegging.Infliger : Opleggen. Toebrengen (verlies). Voor-schrijven.

Inflorescence v. : Bloeiwijze v. Bloemstand m.Influence v. : Invloed m.; persoonlijke invloed.Influencer : Invloed uitoefenen op.Influent : Invloedrijk, van invloed.

Influenza v. (spr. -flu-indza) : Influenza v.,kwaadaardige griep v.

Influenza (spr. -flu-indze-) : Met -. Lijder aaninfluenza.

Influer : Invloed hebben (op).In-folio : In-folio, van folio-formaat. I m. (my.onverand. ) : Foliant m.

Information V. : 1. Onderzoek, verhoor. 2. In-lichting, bericht. Navraag v. Aller aux —s,prendre des —s : Inlichtingen inwinnen.

Informateur : Zegsman.Inforrne : Vormeloos. (fig.) Onvolmaakt. Wan-staltig.

Informe m. : (recht) Onderzoek. I bv.nw. : In-gelicht, op de hoogte.

Informer ov.w. : Melden, berichten. I s'— de :Een onderzoek instellen naar. Il s'est informede vows : Hij heeft naar u gevraagd. I onov.w. :(recht) c ht) Gerechtelijk onderzoek doen. Onder-zoeken.

Infortune v. : Ellende v. Ongeluk, ramp v.Infortune : Ongelukkig. -e.Infracteur m. : Overtreder.Infraction v. : Overtreding, inbreuk v.Infranehissable : Niet of te leggen. - over teklimmen. (f i g.) Onoverkomelijk.

Infrequente : Onbezocht (streek); weinig here-den (weg); - bevaren (stroom); eenzaam.

Infroissable : Die niet kreukt.Infruetueusement en -eux : Vruchteloos, vergeefs.

Onvruchtbaar.Infus : Aangeboren, inge.chapen. (lam.) Il croitavoir la science —e : Hij denkt de wijsheid inpacht te hebben.

Infuser ov.w. : 1. Een vloeistof brengen in, nit-storten. 2. Aftrekken, laten trekken; opgieten.I onov.w. : Faire — le the : Thee zetten; dethee laten trekken.

Infusible : Onsmeltbaar.Infusion v. : 1. Opgieting, het inbrengen. Bap-teme par — : Doop waarbij het water over 'thoofd wordt gesprenkeld. 2. Aftreksel. Het af-trekken, - zetten.

Infusoire m. : Afgietsel-, infusiediertje.Ingambe : Viug ter been, wakker.Ingenier (s') : Op middelen zinnen.Ingenieur in. : Ingenieur. — de la marine :

Scheepsbouwkundig -. — des ponts et chaussies :- bij de waterstaat.

Ingenieusement en -eux : Vernuftig, vindingrijk.Kunstig bedacht.

Ingêniosite v. : Vernuftig-, vindingrijkheid.Ingenu : Ongekunsteld, eenvoudig. Jouer les —es: De naleve-meisjesrollen spelen.

Ingênuite v. • Ongekunsteldheid, eenvoud m.Ingenument : Nalef, ongekunsteld.Ingerence V. : Inmenging, bemoeling.Ingerer : In de maag brengen. I s'— : Binnen-dringen. — de, - dams : Zich bemoeien met.

Ingestion v. : Het in de maag brengen.Ingouvernable : Onregeerbaar. Ongedwee.Ingrat : Lelijk, onbevallig. Ondankbaar. (fi g.)Onvruchtbaar (grond, onderwerp). 1 m. : On-dankbare.

Ingratitude v. : 1. Ondank m. Payer qn d'-Ondankbaar

.. zijn jegens iem. 2. Dor-, onvrucht-

baarheid (grond, onderwerp).Ingredient m. : Bestanddeel.Ingression v. : Binnendringing.Inguerissable : Ongeneeslijk.

Page 254: aardrijkskunde - DBNL

238 INQUISITION.INGURGITATION.

Ingurgitation v. : (gene esk.) Doorslikking.Ingurgiter : Doorslikken, -zwelgen.Inhabile en —ment : Onbekwaam. (recht) On-bevoegd. Onhandig, onbedreven.

Inhabilete v. : Onbekwaam-. Onhandigheid.Inhabilite V. : (re cht) Onbevoegdheid.Inhabitable : Onbewoonbaar.Inhabit() : Onbewoond.Inhabitude V. : Ongewoonte v.Inhalation v. : 't Inademen. - In zich opnemen.Inhaler : In zich opnemen. Inademen.Inherence V. : 't Onatscheidelijk verbonden zijn.Inherent : Onafscheidelijk verbonden (met).Inhiber : (recht) Verbieden.Inhibition v. : (recht) Verbod. (geneesk.)Vermindering stilstand der werking m.

Inhospitalier : Ongastvrij. Onherbergzaam.Inhospitalite V. : Ongastvrij-. Onherbergzaamheid.Inhumain : Onmenselijk, onbarmhartig.Inhumainement : Op onmenselijke wijze.Inhumanite v. : Onmenselijk-, wreedheid.Inhumation V. : Teraardebestelling.Inhumer : Ter aarde bestellen, begraven.Inimaginable : Ondenkbaar.Inimitable : Onnavolgbaar.Inimitie v. (spr. -tye) : Vijandigheid, vijandschap.Inintelligence V. : Onverstand. Domheid.Inintelligent Onverstandig. Dom.Inintelligible, —ment : Onbegrijpelijk, duister.

Onverstaanbaar.Ininterrompu : Onafgebroken.Inique en —ment : Onbillijk, onrechtvaardig.Iniquite v. : Onbillijk-, onrechtvaardig-. Ver-dorvenheid. Rempli d'—s : Vol ongerechtigheden.

Initial (spr. -syal) : Van 't begin, eerste, (insamenst.) begins-, begin-.

Initiale v. (spr. -syale) : Begin-, voorletter v.Initiateur (spr. -sya-) Inwijder. Baanbreker,inleider. Aanstichter.

Initiation v. (spr. -sya-) : Inwijding. g.) Inleiding.Initiative v. (spr. -syative) : Eerste stoot m., toe-doen, initiatief. Prendre r— de : De eerstestoot geven tot.

Initiö m. (spr. .syci) Ingewijde.Inkier (spr. -sye) Inwijden. (fig.) Bekend ma-ken (met). I : Zich inwerken.

Injector : 1. Inspuiten. 2. (Met een vocht) vul-len. I S'— : Ingespoten -; belopen worden.

Injeeteur : Tot inspuiting dienend. I m. Spuit v.Injection v. : Inspuiting.Injonetion v. Gebod, bevel.Inlouable : Dat niet te spelen is.Injure v. : 1. Onrecht, onbillijkheid. 2. Schadev., nadeel. Les —s du temps : De tand des tijds.3. Belediging, smaad m. 4. Scheldwoord.

Injurier : Beledigen, honen. Uitschelden.Injurieusement en -eux : Beledigend, sma-delijk, scheld-.

Injuste : Onrechtvaardig. Ongegrond. I m. :Onrechtvaardige. Onrecht. Injustement bw.

Injustice v. : Onrechtvaardigheid.Injustifiable : Niet te rechtvaardigen, onverde-digbaar.

Inlassable en —ment : Onvermoeibaar.Innavigable : Onbevaarbaar. Onzeewaardig.Inn() Aangeboren, ingeschapen.Innocemment : Op onschuldige wijze. Uit on-nozelheid, argeloosheid.

Innocence v. Onschuld v. Onschadelijkheid.Retnheid van gemoed. Eenvoudigheid.

Innocent : 1. Onschuldig. 2. Ongevaarlijk; on-schadelijk. Aux --s : Gezelschapspelletjes. 8. Ar-geloos, rein. 4. Onnozel. I m. : 1. Onschuldige.Onnozel kindje. 2. Onnozele. Faire :Zich van den domme houden.

Innocenter : Onschuldig verklaren. I s'— Zichvrijpleiten.

Innocuite v. : Onschadelijk-, ongevaarlijkheid.Innombrable en —ment : Ontelbaar, talloos.Innome of -nomine : Onbenoemd, zonder spe-dale naam.

Innovateur m., -tries v. : Invoerder, -ster vannieuwigheden; baanbreker.

Innovation v. : Invoering van lets nieuws.Nieuwigheid.

Inrover ov.w. : (Iets) invoeren, in zwang bren-gen. I onov.w. : Nieuwigheden invoeren.

Innutrition V. : Onthouding van voedsel.Inobservance v. : Niet-opvolging (voorschrllt).Inobservation v. : Het niet-nakomen (regel).Inobserve : Niet waargenomen.Inoccupation v. : Ledigheid.Inoccupe : Werkeloos. Onbezet (plaats).In-octavo (spr. ti-nokt-) : Octavo(formaat). I m.

(my. onverand.) : Octavo boekdeel.Inoeulateur m. Inenter. bv.nw. : Waarmeemen inept.

Inoculation v. : Overbrenging (van gifstof). Koe-pokinenting. (fig.) Overbrenging (denkbeelden).

Inoculer Overbrengen (gifstof) op. Inenten.(fig.) Overbrengen (leer); - naar, - in.

Inodore : Reukeloos. Zonder reuk (bloem).Inoffensif Onschuldig, goedig. Zonder gevaar,Inoffieieux : Onbillijk; ontervend (testament).Inofficiosite v. : Karakter van rechtsverkor-ting, - van onbillijkheid.

Inondation v. : Overstromimg. (fig.) Menigte v.Inonde m. : Watersnoodlijdende.Inonder : Onder water zetten. Overstromen.(fig.) Overdekken, -stromen.

Inopine en —ment : Onverwacht, onvoorzien.Inopportun : Ongelegen, ontijdig.Inopportunite v. : Ongelegen-, ontijdigheid.Inorganique : Onbewerktuigd. Anorganisch.Inoubliable : Onvergetelijk.Inoul : Ongehoord.Inoxydable : Niet vatbaar voor verbinding metzuurstof. Roestvrij.

In pace m. (spr. inepasse; my. onverand.) : (Kloos-ter)kerker m.

In partibus (spr.inepartibuss):1. (K a t h.) In 't gebi edder ongelovigen, dat nog bekeerd moet worden.2. (f am.) Zonder betrekking.

In petto (spr. inepetto) : Bij zich self.In-piano tv.nw. en m. (me. onverand.) : Plano-(formaat), atlas(formaat).

Inqualifiable : Waarvoor geen naam te vindenis, beneden alle kritiek.

In-quarto bv.nw. en m. (spr. inkwar-) : Kwarto(formaat). Des — Kwartijnen.

Inquiet : Onrustig, woelig. Ongerust.Inquieter : Ongerust maken, verontrusten.Lastig vallen. I s'— de : Zich ongerust makenover, zich bekreunen om.

Inquietude v. : Onrust v., rusteloosheid. Lichtepijn v., krieuweling.

Inquisiteur m. : Onderzoeker, navorser. Inquisiteur,ketterrechter. I bv.nw. : Scherp onderzoekend.

Inquisition v. : Inquisitie v., ketterrechtbankv. Kleingeestig onderzoek.

Page 255: aardrijkskunde - DBNL

INQUISITORIAL. 239 INSTIGATION.

Inquisitorial : Van de inquisitie. (fig.) Metoverdreven strengheid, - kleingeestigheid.

Insaisissable : Die men nergens kan aantreffen.Niet waarneembaar. (r e cht) Vrij van ge-rechtelijk beslag, onaantastbaar.

Insalubre en —ment : Schadelijk (voor de ge-zondheid).

Insalubrite v. : Schadelijkheid voor de gezondheid.Insanite NT.: Dwaas-, dolheid.Insatiabilite v. (spr. -sia-) : Onverzadelijkheid.

Onverzadelijke begeerte v.Insatiable (spr. -siable) en —ment : Onverzadelijk.Inseiemment : hit onwetendheid; buiten weten.Inseriptibn v. : L Het inschrijven. Prendre une— : Zich laten inschrijven als student, - voor eenexamen. — sur le grand livre : Grootboekinschrij-ving. 2. Inschrift, opscluift.

Inscrire : 1. Inbeitelen, graveren. 2. In-, op-schrijven. 3. (me etk.) Inschrijven (figuur). I s'-: Zich (laten) inschrijven. Genoteerd worden.S'— en faux contre : De echtheid betwistenvan; (fi g.) opkomen tegen.

Inscrit m. : Ingeschrevene. Uitgetrokkene. I bv.nw.: Ingeschreven. Angle — : Omtrekshoek.

Inscrutable : Ondoorgrondelijk.Insecte m. : Insect, gekorven dier.Insecticide : Insectendodend. 1 m. : - middel.Insectivore : Insectenetend. I m. : -eter.Insecurite V. : Onveiligheid.In-seize bv.nw. en m. : In zestiende (formaat).Des — : Tnsedecimo-delen.

Insense : Waanzinnig. Dwaas, onzinnig.Insensibilisation v. : Het ongevoelig maken.Insensibiliser : Ongevoelig maken.Insensibilite v. : Ongevoelig-. Onverschilligheid.Insensible : Gevoelloos, ongevoelig. Onverschillig.

Onmerkbaar.Insensiblement : Ongemerkt, allengs.Inseparable en —ment : Onafscheidelijk; onaf-scheidbaar.

Inserer : Invoegen, inlassen. (fig.) Opnemen,plaatsen (in tijdschrift).

Insermente : Onbe6digd.Insertion v. : Invoeging, inlassing. (fig.) Op-neming, plaatsing (in blad, tijdschrift).

Insidieusement en -eux : Arglistig, bedrieglijk.Question -euse : Strikvraag.

Insigne : Buitengemeen. Berucht, carts-. 1 m. :Kenteken, insigne. (Weldadigheids)„speldje".

Insignifianee v. : Onbeduidendheid.Insignifiant : Onbeduidend.Insinuant : Doordringend. (fig.) Innemend. Veelaanduidend. Ongemerkt overtuigend.

Insinuation V. : Het inbrengen. Bedekte mede-deling, - aanduiding. Zijdelingse verdacht-making.

Insinuer : Omzichtig inbrengen. Bedekt tekennen geven, bijbrengen. I s'— : Ongemerkt in-dringen. (fig.) Zich indringen.

Insipide : Smakeloos. Laf, flauw.Insipidite v. : Smakeloos-. Flauwheid.Insistanee v. : Het aandringen, - aanhouden.Insister : Aanhouden, aandringen. De nadrukleggen (op). De aandacht vestigen op.

Insociabilite V. : Ongezellig-, onverdraagzaamheid.Insociable : Ongezellig, onverdraagzaam.Insolation v. : Blootstelling aan de zonnestra-len. Zonnesteek m. -warmte v.

Insole : Door de zon beschenen; - een zonnesteekgetroffen.

Insolemment : Onbeschaamd.Insolence v. : Onbeschaamd-, lompheid. Ver-watenheid.

Insolent : Onbeschaamd, lomp. Verwaten. On-gewoon (geluk). I m. : Onbeschaamde, vlegel.

Insolite : Ongewoon, ongebruikelijk.Insolubilite v. : Onoplosbaarheid.Insoluble : Onoplosbaar.Insolvabilitê v. : Onvermogen om te betalen.Insolvable : Onvermogend, insolvent, niet meerin staat om te betalen.

Insomnie v. (spr. -sommni) : Slapeloosheid.Insondable : Onpeilbaar. (fig.) Ondoorgrondelijk.Insouciance v. : Zorgeloosheid.Insouciant : Zorgeloos.Insoucieux : Onbezorgd, onbekommerd.Insoumis : Vrij, ononderworpen. 1 m. : Nalatigmilitienlichtige, dienstweigeraar.

Insoumission v. : Onbedwongenheid. Dienst-weikering.

Insoupgonne : Die men niet verwacht had.Insoutenable : Onverdedigbaar. Ondraaglijk.Inspector : Onderzoeken, bezichtigen.Inspecteur m. : Opzichter, inspecteur.Inspection v. : Nauwkeurig onderzoek, be-zichtiging. Opzicht, toezicht, inspectie v. In-specteursambt. Inspectiegebied.

Inspirateur : Die tot de ademhaling meewerkt(spier). Bezielend. I m. : Aanzetter, inblazer.

Inspiration V. : Inademing. Ingeving. Bezieling,dichterlijke geestdrift v.

Inspirer : 1. Inblazen. Inademen. 2. (f i g.) In-geven, inblazen. 3. Inboezemen, verwekken. Jefus Bien -re : Ik had een gelukkige inval. 4.Bezielen, drijven. I s'— : Ingeblazen worden, en z.s'— de : Zijn ingeving putten uit; zich latenleiden door.

Instabilite v. : Onvast-. (fi g.) Onbestendigheid.Instable : Onvast. (fig.) Onbestendig.Installateur m. : Binnenhuisarchitect.Installation V. : Plechtige bevestiging (in ambt).Plaatsing, vestiging (fabriek, magazijn). Inrich-ting (huis). Aanleg m.

Installer : 1. Plechtig in een ambt bevestigen.2. Plaatsen, vestigen. 3. Inrichten (huis). Aanleg-gen (gas b.v.). 4. Onder dak brengen. I s'— : Zichneerlaten, - neervlijen. Een huis betrekken.

Instamment : Dringend, met nadruk.Instance v. : 1. Dringend verzoek, aandrang m.2. (recht) Eis m., rechtsvordering. Premiere— : Eerste aanleg m., - instantie v. En — de : Intermen van.

Instant : Dringend, aanhoudend. Dreigend. I m.: Ogenblik, ommezien. A l'— : Ogenblikkelijk;daareven. Des l'— que : Zodra. A tout —, achaque — : Ieder ogenblik. Par —s : Zo nu en dan.

Instantane : Die een ogenblik duurt. Plotseling,ogenblikkelijk. Un (cliche) — : Een moment-opn am e v.

Instantaneite v. : Ogenblikkelijk-, kortstondigheid.'t Plotseling optreden. Duur van een momentop-

Instantanêment : Ogenblikkelijk. [name.Instar (a 1') : In navolging (van), naar de mode(van), gelijk, als.

Instauration v. : Stichting. Vestiging.Instaurer : Stichten. Vestigen.Instigateur m. : Aanstoker, opruier, aanvoer-der. (nieuw) Aanlegger, ondernemer.

Instigation v. : 't Aanstoken, ophitsing, aandrij-ving ; inblazing.

Page 256: aardrijkskunde - DBNL

INSTIGUER. 240 INTENTION.

Instiguer : Aanzetten, ophltsen, aanstoken.Instillation v. (spr. -stila-) : Indruppeling.Instiller (spr. -stile) : Indruppelen.Instinct m. (spr. -tin) : Natuurlijke aandrift v.,onwillekeurige neiging, instinct.

Instinetif en -ivement (spa. -stinkti-) : Onwille-keurig, instinctmatig.

Instiguer : Instellen, stichten. Aanstellen. Aan-richten. i s'— : Zich opwerpen (als).

Institut m. : Instelling, lichaam. Geleerd ge-nootschap, instituut.

Instituteur m., -trice V. : Insteller, stichter. Op-richtster. Opvoeder, -ster. Onderwijzer.

Institution V. : 1. 't Instellen, - oprichten. Benoe-ming (erfgenaam). 2. Inrichting, instelling,stichting. 3. Kostschool v., instituut.

Instrueteur : Die het onderzoek leidt (rechter).Die de handgrepen onderwijst.

Instructif : Leerrijk, -zaam.Instruction v. : 1. Onderricht, handleiding. 2.(vo oral m v.) Voorschri ft, bevel. 3. Onder-richt, africhting. 4. Onderwijs. — publique :Openbaar -. Sans — : Onwetend. 5. Les v., lering.6. (recht) Voorlopig onderzoek tot de behan-deling van een rechtzaak.

Instruire : 1. Inlichten, kennis geven van. 2.Onderwijzen, onderrichten. Homme instruit : Goedontwikkeld man. 3. (recht) Een voorlopigonderzoek instellen naar, - in. — contre qn :Iera. proces voorbereiden. — one demande : Eenels onderzoeken.

Instrument m. : 1. Werktuig. 2. Muziekinstru-ment. —s d vent : Blaas-. —8 a archets : Strijk-.3. (Hulp)middel, werktuig. (f i g.) Middel, be-werker. 4. Akte v., bewijsstuk, document.

Instrumentaire : (recht) Die een akte helptopmaken. Temoin — : Notarieel getuige.

Instrumental : Die als middel -, werktuig dient.Waarbij muziekinstrumenten gebruikt worden.

Instrumentation v. : Inrichting der toestellen.(mu z.) Instrumentering.

Instrumenter onov.w. : (r e c ht) Een akte opmaken.ov.w. : (muz.) Voor het orkest bewerken.

Instrumentiste m. : Uitvoerende, bespeler vaneen instrument.

Insu m. : A l'— de : Buiten weten van.Insubmersibilite v. : Onzink-. Onoverstroombaar-held.

Insubmersible : Onzinkbaar, drijvend. Onover-stroombaar.

Insubordination v. : Slechte tucht v., weerspan-nigheid.

Insubordonne : Weerspannig.Insucees m. : Slechte uitslag m., mislukking.Insuffisamment : Onvoldoende, op ontoereikendewijze. Niet genoeg.

Insuf tisane() v. ! Onvoldoend-. Onbekwaamheid.Tekort. Onvolwaardigheid (— physique).

Insuffisant : Onvoldoend.Insufflation V. : Inblazing (lucht).Insuffler : In-. Opblazen.Insulaire m. : Eilandbewoner.Insulte v. : Belediging, smaad m.Insulte m. : Beledigde partij v.Insulter ov.w. : Beledigen, smaden. l onov.w.(met a) : Spotten met, beledigen.

Insulteur m. : Belediger.Insupportable en —ment : Onverdraaglijk.Insurge m. : Opstandeling, insurgent, molter.Insurger (s') : Opstaan, in opstand komen.

Insurmontable : Onoverkomelijk.Insurpassable : Onovertrefbaar.Insurrection v. : Opstand m.Insurrectionnel, —lement : Oproerig; door oproer.Intact (spr. -akte) : 1. Ongeschonden, gaaf. 2.(f i g.) Onberispelijk.

Intaetile : Onvoelbaar.Intaille v. : Hol ingesneden steen m., intaglio.Intangible : Onvoel-; ongrijpbaar. (nieuw) On-aantastbaar.

Intarissable : Onuitputtelijk. Waaraan geen eindekomt.

Integral : Algeheel, volkomen, volledig. (wisk.)Calcul — : Rekenwijze waarbij men van de on-eindig kleinen opklimt tot de hoeveelheid waar-van zij afgeleid zijn.

Integrale : (wisk.) Integraal v., eindige groot-heid uit de oneindig kleinen berekend.

Integralement : Algeheel, volkomen.Integrant : Wezenlijk tot 't geheel behorend,- deel uitmakend van.

Integre : Rechtschapen, onberispelijk.Inthgrer : De integraal bepalen van. Invoegen.Integite v. : Ongeschonden toestand m., volledig-heid. (f 1 g.) Rechtschapen-, onkreukbaarheid.

Intellect m. (spr. -ekte) : Verstand.Intellectualite v. : Verstandstoestand m.Intelleetuel : Verstandelijk, verstands-. I m. :Verstands-; wetenschappelijk gevormd mens.

Intellectuellement : Uit 't oogpunt van 't ver-stand. verstandelijk.

Intelligemment : Met verstand.Intelligence V. : 1. Juist begrip, - inzicht, ver-stand. 2. Verstand, begripsvermogen. Avoir l'—prompte : Vlug van begrip zijn. Pour l'— de : Totbeter begrip van. 3. Geest m., geestelijk wezen. 4.Verstandhouding, eenstemmigheid. Etre d'-Overeenstemmen, het eens zijn. Avoir des —s avecl'ennemi : Met den vijand heulen.

Intelligent : Verstandig, vlug van begrip. Denkend,met verstand begaafd.

Intelligibilite v. : Dnidelijkheid.Intelligible en —ment : Verstaanbaar, duidelijkwaarneembaar. Begrijpelijk, duidelijk.

Intemperance v. : Onmatigheid, uitspatting. —de lanque : Lichtzinnigheid bij 't spreken.

Intemperant : Overmatig, overdadig.Intempere : Onmatig.Intemperie v. : Ongestadigheid (klimaat, atmo-sfeer). Les —s : Weer en wind.

Intempestif en -ivement : Ontijdig, ongelegen.Intenable : Onhoud-, onverdedigbaar.Intendante v. : Beheer, bewind, toezicht. Inten-dantschap. -skantoor. -sgebied. De intendance,militaire administratie (.— militaire).

Intendant m. : Beheerder, zaakvoerder. Intendant.Intendante v. : Intendantsvrouw. Kloostervoogdes.Intense en -sement : Sterk, hevig; krachtig.Intensif : 1. Krachtig, hevig. Culture -ice : Be-bouwing met veel melt en machines. 2. (t a al k.)flat een versterking uitdrukt.

Intensifier : Krachtig maken.Intensite v. : Kracht v., hevigheid; dikte (navel).(t aal k.) Accent d'— : Nadruk.

Intensivement : Krachtig, hevig.Intenter : Aandoen (proces). Instellen (vervol-

ging).Intention v. : 1. Bedoeling. Voornemen. L'—est reputee pour le fait : De wil geldt voor dedaad. A bonne -; a mauvaise -- : Uit een goed -;

Page 257: aardrijkskunde - DBNL

24 1 INTERPELLER.INTENTJONN1i.

uit een slecht oogmerk. Je l'ai fait a votre - : Ikheb dat gedaan om u te gerieven. 2. Wil in.

Intentionne : Gezind, geneigd.Intentionnel : Bedoeld, opzettelijk.Intentionnellement : Met opzet.Interallie : Der verbonden mogendheden.Interealaire : 1. Aanvullend. Jour - (z. 3) : Aan-

vullings-, schrikkeldag. 2. Vers - : Herhalings-vers. 3. Jour - : Tussen-, koortsvrije dag.

Intercalation v. : Invoeging, inlassing.Intercaler : In-, tussenvoegen, inlassen.Interceder : Tussenbeide komen, een goedwoordje doen (voor).

Intercepter : Onderbreken. Onderscheppen.Interception V. : Onderbreking. -schepping.Intereesseur m. : Bemiddelaar, voorspraak v.Intercession V. : Tussenkomst v., voorspraak v.Interchangeable : Verwisselbaar.Intercostal : Tussen de ribben.Intercutane : Onderhuids.Interdiction V. : 1. Verbod, ontzegging. - desdroits civiques : Verlies van burgerrechten. - desdjour : Uitwijzing. 2, Plaatsing onder curatele.

Interline : 1. Ontzeggen, verbieden. (fig.) Cetespoir m'est interdit : Die hoop mag ik nietkoesteren. 2. Schorsen, ontzetten. 3. Onder cu-ratele stellen. 4. (fig.) Sprakeloos maken.

Interdit m. : 1. Uitsluiting, interdict. Mettre unprêtre en - : Een priester schorsen. 2. Ondercuratele geplaatste, curandus. 3. Verbod. I bv.nw.: Sprakeloos, ontsteld. Verboden. Geschorst.Onder curatele.

Interessant : Belangwekkend, -rijk. Waard ge-holpen te worden. (n i e u w) Voordelig.

Intêresse m. : Belang-, deelhebbende. I bv.nw. :Gemoeid (bij), betrokken (in). Baatzuchtig, ego-istisch. (h e elk.) Aangedaan.

Intèresser ov.w. : 1. Aandeel geven in, (in eenzaak) betrekken. 2. Aangaan, van gewichtzijn voor. 3. (h e el k.) Kwetsen, aandoen. 4.Deelneming opwekken bij, winners. 5. De be-langstelling opwekken van. 6. Voordelig lijken(prijs). 1 onov.w. : Belangstelling opwekken. Is'- a : Belangstellen in. - dans : Deelnemen in(geldelijk). - pour : In de bres springen voor.

Intern m. : 1. (Aan)deel. 2. (me e st -8) In-trest m., rente v. 3. Belang, voordeel, nut Itest de votre - de : Het is In uw belang om.

. Avoir - a : Er belang bij hebben om. Servirles -s de qn : Iem. voordeel behartigen. Enten-dre ses -s : Zijn eigen belang niet uit 't oogverliezen. 4. Eigenbelang, baatzucht v. - bienentendu : Welbegrepen eigenbelang. Par - :Uit eigenbelang. Discussion d'- : Twist overtegenstrijdige belangen. 5. Deelneming, aan-deel in iem. lot. Welwillendheid. 6. Belangrijk-,aantrekkelijkheid. Offrir de l'- : Belangrijk zijn.

Interference v. : Interferentle. (natk.) Samen-treffing van lichtstralen die een verandering inhet licht ten gevolge heeft. Samentreffing vangeluidsgolven die 't geluid verandert.

Interferent : (natk.) Die interferentie voort-brengt, samentreffend.

Interfolier : Doorschieten (met wit papier).Interieur : 1. Inwendig, binnen-, binnenste.Binnenlands. Les provinces --es : 't Hartje van't land. 2. (fig.) Inwendig, in de ziel. Vie -e :Zieleleven. Rire - : Verborgen lath. Jeu - : Stilspel. 1 m. : 1. Het binnenste, inwendige, binnen-zijde v., -gedeelte. 2. Binnenland. Ministre derl-:

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Minister van Binnenlandse zaken. 3. Huiselijkleven, het thuis. Homme d'- : Huiselijk -,gezellig leveed man. Art d'- : Waning-, bin-nenhuiskunst. 4. (fig.) Binnenste, ziel v., hart.

Interieurement : Van binnen, inwendig. (fig.)In zijn binnenste, in de ziel.

Interim m. (spr. -rime) : Tussentijd (waarineen betrekking onbezet is) m. Par - : Tijde-lijk, ad interim.

Interimaire bv.nw. en m. : Tijdelijk -, waar-nemend (ambtenaar).

Interimat m. : Tijdelijke waarneming.Interjectif : Tussengevoegd.Interjection v. : 1. (t a a 1 k.) Tussenwerpsel.2. (recht) Aantekening (van appel).

Interjeter : (re cht) Aantekenen (app61).Interligne m. : Ruimte tussen twee regels v.

1 v. : (druk w.) Interline (metaalstrook die deregels scheidt) v.

Interllgner : (dr ukw.) Met interlinie's door-schieten.

Interlinëaire : Tussen de regels geplaatst.Interlocuteur m. : Hij die aan een gesprek deel-neemt. Mon - : Degene met wie ik spreek.

Interlocution v. : Samenspraak v. (recht). Voor-lopig vonnis.

Interloeutoire bv.nw. en m. : (Vonnis) dat eennader onderzoek voorschrijft.

Interlope : 1. Van 't smokkelen. 2. Verdacht.Societe -, monde -: Gemengd gezelschap van dub-belzinnige reputatie, mar wereldje.

Interloquer : 1. (recht) Door een voorlopigvonnis treffen (iem.). 2. (f am.) Verbluffen.

Intermede m. : Tussenspel, intermezzo.Intermediaire : Tussenliggend, (in s amen st.)tussen-. I m. : 1. Overgang m. Passer d'une ideea une autre sans - : Van de hak op de takspringen. 2. Bemiddeling, tussenkomst v. 3. Be-middelaar.

Interminable : Eindeloos.Intermission v. : (gene esk.) Tussenpoos v.Intermittence v. : Het beurtelings wegblijvenen hervatten van een verschijnsel.

Intermittent : Die beurtelings werkt en ophoudt,intermitterend, wissel-.

Intermusculaire : Tussen de spieren liggend.Internat m. : School met kost-, - inwonende leer-lingen v.; internaat. Betrekking van inwonendgeneesheer. - assistent.

International : Tussen volken onderling. Droit- : Volkenrecht.

Interne : 1. Inwendig, binnen-. Angle - : Bin-nenhoek. 2. (fig.) Innerlijk, van de ziel. 3. In-wonend. I m. : Kostleerling. Inwonend genees-heer of assistent (- des hOpitaux). Mettre - : Opkostschool doen.

Internment m. : Opsluiting. Aanwijzing vaneen gedwongen woonplaats.

Interner : Noodzaken op een aangewezen plaatsverblijf to houden. Opsluiten.

Internonee m. : Internuntius.Internonciature v. : Waardigheid van inter-nuntius.

Interosseux : Tussen de beenderen.Interpellateur m. : Interpellant, hij die een inter-pellatie tot de regering richt.

Interpellation v. : Aanroep in. (recht) ch t) Vorde-ring, opeising. Verzoek om inlichtingen dooreen Ka merlid tot de regering gericht.

Interpeller : Aanroepen, toespreken. (r e c h t)16

Page 258: aardrijkskunde - DBNL

INTERPOLATEUR. 242 INTRUS.

Aanmanen, opeischen. In de Kamer rekenschapvragen over 's ministers laden.

Interpolateur m. : Tussenvoeger.Interpolation v. : Tussenvoeging. Ingevoegdeplaats v.

Interpoler : Inlassen, tussenvoegen.Interposer : 1. Plaatsen tussen. 2. (f i g.) Tussenbeidedoen komen. I s'— : Zich plaatsen tussen. (fig.)Als bemiddelaar optreden.

Interposition v. : Plaatsing -, stand tussen m.(fig.) Tussenkomst v., bemiddeling.

Interpretable : Voor uitlegging vatbaar.Interprêtatif : Verklarend. Aan verklaring on-

derworpen.Interpretation V. : Verklaiing, uitlegging. Weer-gave v., vertolking.

Interpréte m. Vertaler. Tolk. Uitlegger, ver-klaarder. Vertolker (van een rol), weergever.

Interpreter : Uitleggen, verklaren, een uitleggeven aan. Vertolken, weergeven.

Interrkne m. : Tussenregering (waarin er geenstaatshoofd is), interregnum.

Interrogateur m. : Ondervrager. 1 bv.nw. : Vragend.Interrogatif : Vragend.Interrogation v. : Ondervraging, vraag v. Mon-deling examen. Point : Vraagteken.

Interrogatoire m. : Gerechtelijk verhoor.Interroger : Verhoren. (Mondeling) examineren.(fig.) Te rade gaan met.

Interrompre : Afbreken. Stuiten, verhinderen,staken. In de rede vallen. I s'— : Plotseling op-houden (met). Zijn gesprek afbreken. Elk. in derede vallen.

Interrupteur m. : Iem. die in de rede valt. Tussen-schakelaar. bv.nw. : Storend.

Interruption v. : Onder-, afbreking, staking. 't Inde rede vallen. Sans — : Onafgebroken.

Intersection V. : Snijding.Interstice m. : Tussenruimte v. -tijd m.Intertropical : Tussen de keerkringen liggend.Intervalle m. 1. (plaats) Afstand m., openvak. 2. (tij d) Tussenruimte v., -tijd m. Par—8 : Van tijd tot tijd. 3. (muz.) Toonsafstand,interval o.

Intervenir : Tussenbeide komen. Ingrijpen. Zichvoordoen bij ; plaats hebben.

Intervention v. : Tussenkomst v. 't Ingrijpen.Intirversion v. : Omkering, omzetting.Intervertir : Omzetten, omkeren, verwisselen.Intervertissement m. : Omkering.Interview m. en v. (spr. -vyou) Vraaggesprek.Interviewer (spr. -vyoui) Ondervragen overeen brandend vraagpunt.

Intestat Zonder testament.Intestin : Inwendig. Binnenlands. In de ziel.m. Darm m. Les —8 : De ingewanden.

Intestinal : Darm-, ingewands-.Intimation V. Gerechtelijke aanzegging.Intime : Innerlijk, in 't binnenste. Innig, geheel.(fig.) Vertrouwelijk, innig genegen. Ami — :Boezemvriend. I m. : Boezemvriend.

Intime m. : Gedaagde in hoger beroep.Intimement : In zijn binnenste. Innig, volledig.

Op het innigst, van ganser harte.Intimer : Van hoger hand gelasten. Opleggen(last). (r e cht) In hoger beroep dagen.

Intimidation v. : Bangmaking. Lettre d'— : Dreig-brief.

Intimidation v : Bangmaking.Intimider : Bang maken, schrik aanjagen.

Intimite v. : Het binnenste. Innigheid. Vertrouwe-lijke omgang m. Dans V— : In de huiselijkekring.

Intitule m. : (recht) Hoofd opschrift Me/van een wet. Titel (boek) m.

Intituler : Betitelen, van een titel (r e cht)Van een hoofd of opschrift voorzien. I s'— :Heten, getiteld zijn.

Intolerable en —ment Ondraaglijk. Onuit-staanbaar.

Intolerance v. : Onverdraagzaamheid.Intolerant : Onverdraagzaam.Intolerantisme m. : Leer die onverdraagzaam-heid predikt v.

Intonation v. : (muz.) Inzet m., toongeving.Lees-; spreektoon m. Stembuiging.

Intoxication v. : Vergiftiging.Intoxiquer : Vergiftigen.Intraduisible : Onvertaalbaar.Intraitable : Onhandelbaar. Onverzettelijk.Intra-muros (spr. -dss) : Binnen de (muren der)stad.

Intransferable : Onoverdraagbaar. .Intransigeance v. (spr. -tranzi-) : Weigeringvan elke schikking; onverzoenlijkheid.

Intransigeant bv.nw. en m. (spr. -tranzi-) : (Iem.)die van geen schikking wil weten, die nooitzal schipperen; onverzoenlijk.

Intransitif en -ivement (spr. -tranzi-) : Onver-gankelijk.

Intransmissible : Onoverdraagbaar.In-trente-deux : In-320 (formaat). Un — (my.onverand.) Een in-320 boek.

Intrepide en —ment : Onverschrokken, koen.Intrepidith v. : Onverschrokkenheid.Intrigant : Vol slinkse middelen. m. : Konke-laar, intrigant.

Intrigue v. : 1. Listige kunstgreep m., listenen lagen. 2. Geheime liefdesbetrekking. 3. (l et-t er k.) Verwikkeling.

Intriguer ov.w. : 1. Nieuwsgierig maken, be-nieuwd maken. 2.- (letter k.) De verwikkelinghandig aanbrengen in. I onov.w. : Met slinksestreken trachten te slagen ; kuipen.

Intrinséque Innerlijk, wezenlijk, werkelijk.Intrinsitquement : In zich zelf, uit de aard der

zaak.Introducteur m. : Inleider, binnenleider. — desambassadeurs : Hoofdambtenaar die vorsten ofgezanten binnenleidt.

Introductif (recht) Inleidend, openend.Introduction v. : Inbrenging, insteking. Voor-stelling, binnenleiding (bij staatshoofd); invoering.]nleiding, voorbereiding. Inleiding (van boekof muziekstuk).

Introduire : 1. Binnenleiden, -brengen; invoe-ren, introduceren. — en fraude : Binnensmok-kelen. Une maison biers introduite : Een firma diegoede relaties heeft. 2. Inbrengen, insteken. s'— :Zich toegang verschaffen. In zwang komen.Ingebracht worden.

Introit m. (spr. -ite) : Aanvang der mis m., in-troltus m. Voorspel (op orgel).

Intromission v. : Inbrenging; indringing.Intronisation v. : Wijding; inhuldiging.Introniser : Wijden; inhuldigen. (fig.) Doenoverheersen (begrip).

Introuvable : Niet nergens te vinden.Intrus bv.nw. (spr. -ins) : Binnengedrongen.m. en —e v. : Indringer, -ster.

Page 259: aardrijkskunde - DBNL

INTRUSION. 243 IRREALISABLE.

Intrusion v. : Indringing. Ongeoorloofde inmenging.Intuitif : Op innerlijk weten of vermoeden gegrond(en niet op redenering).

Intuition v. : 1. (gods d.) Onmiddellijke aan-schouwing. 2. (wij sb.) Aanschouwing, onmid-dellijke kennis. Apprendre par — : Onbewustleren. 3. Helder inzicht, - bewustzijn.

Intuitivement : Op aanschouwelijke wijze. BijInusable : Onverslijtbaar. [intultie.Inusite • Ongewoon, ongebruikelijk.Inutile : 1. Onnodig. Overtollig. 2. Nutteloos,vergeefs. 1 m. : Nutteloos mens.

Inutilement : Onnodig. Nutteloos.Inutilisable : Onbruikbaar.Inutilisê : Ongebruikt, onnut.Inutilite v. : Nodeloos-. Vruchteloos, Onbruik-baarheid. Des : Onnutte dingen.

Invaincu : Onoverwonnen.Invalidation v. : Ongeldigverklaring.Invalide : 1. Gebrekkig. 2. (recht) Ongeldig.

m. : Gebrekkig werkraan; - militair (— deguerre). Prendre ses —s : Zich uit de dienst,- de zaken terugtrekken.

Invalider : Ongeldig verklaren, - maken.Invalidite v. : Gebrekkig-, zwakheid. (recht)

Ongeldigheid.Invariabilitê v. : Onveranderlijkheid.Invariable en —meat : Onveranderlijk.Invasion V. : Inval m. Binnendringing. 't Optreden(ziekte). Strooptocht v. (nieuw) Uitbreiding,toeneming. Les Grandes Invasions : De GroteVolksverhuizing.

Invective V. : Grof scheldwoord.Inveetiver onov.w. : Schelden. ov.w.: Uitschelden.Invendable : Onverkoopbaar.Invendu : Onverkocht. Des --s -e artikelen.Inventaire m. : Boedelstaat m., -beschrijving.Inventaris (koopman, schip) m.

Inventor : Uitvinden, bedenken. Verzinnen.Inventeur m. : Uitvinder. Verzinner, bedenker.Inventif : Vindingrijk, vernuftig.Invention v. : Uitvinding. Vindingrijkheid. Vinding,verdichtsel. Cela est de votre — : Dat hebt gij uituw duim gezogen. De pure — : Van a tot z ver-zonnen.

Inventorier Een boedelbeschrijving makenvan. (fig.) Een overzicht maken van.

Inverse : Tegenovergesteld, omgekeerd. I m. : 'tOmgekeerde, tegenovergestelde. I v. : Omgekeer-de stealing (proposition —). Inversement bw.

Inversion V. : Woordomzetting (in zin). (mu z.)Omkering (thema).

Invertebre bv.nw. en m. : Ongewerveld (dier).Invertir : Omkeren.Invertissement m. : Omkering.Investigateur m. en bv.nw. : Onderzoeker. -end.Vorser. -end.

Investigation v. : Onderzoek, navorsing.Investir : Met de tekenen der waardigheid -, metmacht bekleden. Omsingelen (vesting). Vast-,beleggen (kapitaal).

Investissement m. : Omsingeling, insluiting. Vast-,belegging (kapitaal).

Investiture v. : Belening, plechtige bevestiging(in ambt).

Invetere : Ingeworteld, ingekankerd.Inveterer (s') : Inwortelen, inkankeren.Invincibilite v. : Onoverwinlijkheid.Invincible : Onoverwinlijk. Onoverkomelijk. On-

we erle gb aar.

Invinciblement : Onoverwinlijk. Onweerlegbaar.Inviolabilite v. : Onschendbaarheid.Inviolable en —ment : Onschendbaar.Invisibilite v. : Onzichtbaarheid.Invisible : Onzichtbaar. Il est — : Hij is nooitte spreken; hij geeft belet. Invisiblement bw.

Invitation v. : Uitnodiging. Aansporing.Invitatoire bv.nw. en v. (kerk) (Antienne)— : Opwekkingsgezang bij de metten.

Invite v. : (f am.; spel) Uitnodiging om in eenkleur te spelen, invite v. (fig.) Uitlokking;zachte aanmaning, - wenk, „hint".

Invite m. : Gast.Inviter : Uitnodigen. Verzoeken. Aanzetten om.Invocateur m. : Aanroeper.Invocation v. : Aanroep m., in-, aanroeping.Invocatoire : Die een aanroeping bevat.Involontaire en —ment : Onwillekeurig.Involucre m. : (plantk.) Omwindsel van schut-

blaadj es.Invoquer : Aan-, inroepen. Zich beroepen op.Invraisemblable (spr. -vressan-) : Onwaarschijnlijk.(f am.) Onmogelijk, raar.

Invraisemblance v. (spr. -vrêssan-) : Onwaar-schijnlijkheid.

Invulnerabilite v. : Onkwetsbaarheid.Invulnerable : Onkwetsbaar.Iode m. : Jodium.lode : Jodium bevattend.Iodeux Acids — : ,Todigzuur.Iodique : Acide — : Joodzuur.Iodure v. : Jodiumverbinding.'onion en ionique : Ionisch. Pied — of — m.: Ionische versvoet, bestaande uit 4 voeten m.

Iota m. 1. Jota (negentiende Griekse letter,gelijkstaande met de 0 v. 2. (fig.) Kleinigheid.Il n'y manque pas un — : Er ontbreekt niets aan.

Ipeca, --cuan(h)a m. : Braakwortel m.Irascibilite v. : Prikkelbaar-, lichtgeraaktheid.Irascible : Prikkelbaar, lichtgeraakt.Ire v. (oud; dichtk.) Toorn m.Iris m. (spr. iriss) : 1. Regenboog m. Regenboog-steen (pierre d'—) m. 2. Regenboogvlies, iris m.3. (plantk.) Lis v., -bloem v.

Irisation v. : (Voortbrenging van) regenboog-,paarlemoerkleuren v.

Trig, : Regenboogkleurig.'riser : Regenboogkleurig verven. I s'— : Dekleuren van de regenboog vertonen.

Irlandais bv.nw. en m. : Iers. Ier.Mande v. : Ierland.Ironie v. Spotternij waarbij men het tegen-gestelde van zijn mening verkondigt, bedektespot m. (fig.) Par une — du sort : Alsof 't nood-lot er de spot mee dreef.

Ironique en —ment Bedekt spottend.Ironiste m. : Tem. die steeds spot. Schrijverdie doet lachen door voorgewende ernst.

Iroquois m. en bv.nw. : Irokees. (f am.)Wonderlijk mens, zonderling.

Irrachetable : Die men niet kan afkopen, on-aflosbaar. (fig.) Niet goed te maken.

Irradiation v. : Uitstraling. Bestraling.Irradier onov.w. en s'— : Stralen uitzenden.ov.w. : Uitstralen. Bestralen.

Irraisonnable : Redeloos. Onredelijk.Irrationnel : 1. Onverstandig, niet op logicagegrond. 2. (wisk.) Onmeetbaar met wortels.

Irrealisable : Onuitvoerbaar. Niet in geld omte zetten.

Page 260: aardrijkskunde - DBNL

244 ITHOS.IRR]ALIT1.

Irrealite V. : Onwezenlijkheid.Irreconeiliable en —ment : Onverzoenlijk, on-verenigbaar.

Irreeouvrable : Oninvorderbaar.Irreeuperable : Oninvorderbaar.Irrecusable : Onwraakbaar (getuige, getuige-nis); onweersprekelijk.

Irreductibilite v. : 1. (geneesk.) Onmogelijk-held om in 't lid te brengen. 2. (fig.) Onmoge-lijkheid om tot een eenvoudiger vorm te brengen,onherleidbaarheid. 3. (handel) n del) Onmogelijkheidom te verlagen.

Irreduetible (z. -bilite) v. : 1. (geneesk.) Niette zetten. 2. (fig.) Onherleidbaar, niet te vereen-voudigen. 3. (h an del) Overminderbaar.

Intel : Niet bestaand, onwezenlijk.IrrefMehl : Onberedeneerd; onnadenkend.hireflexion v. : Onnadenkendheid.Irreformable : Onveranderlijk. Onherroepelijk.Irrefragable : Onwraakbaar, onverwerpelijk.Irrefutable : Onwederlegbaar.Irregularite v. : Onregelmatig-; ongeregeldheid.Irregulier : Onregelmatig, ongelijk; ongeregeld.

Vers — : Vrij vers. Irregulierement bw.Irreligieusement en -eux : Ongodsdienstig.Irreligion v. : Ongeloof, ongodsdienstigheid.Irremediable en —ment : Onherstelbaar.Irremissible en —ment : Onvergeeflijk, zon-

der genade.Irreparable : Onherstelbaar. I m. : 't Onherstel-Irreparablement : Onherstelbaar. [bare.Irreprehensible en —ment : Onberispelijk.Irrepressible : Niet in toom te houden.Irreproehable en —ment : Onberispelijk.Irresistible en —ment : Onweerstaanbaar.blies°lu : Besluiteloos, onzeker.Irresolument : Aarzelend.Irresolution v. : Besluiteloosheid.Irrespeet m. (spr. -IA) : Oneerbiedigheid.Irrespeetueusement en -ueux : Oneerbiedig.Irrespirable : Ongeschikt voor inademing.Irresponsabilite v. : Ontoerekenbaarheid.Irresponsable en —ment : Ontoerekenbaar.Irrêtractable : Onherroepelijk.Irreveremment : Op oneerbiedige wijze.Irreverence v. : Oneerbiedigheid.Irreverencieux : Oneerbiedig.Irreverent : Oneerbiedig (in godsdienst).Irrevocabilite v. : Onherroepelijk-. Onafzetbaarheid.Irrevocable en —ment : Onherroepelijk. Onaf-zetbaar.

Irrigable : Besproeibaar, bevloeibaar.Irrigateur m. : Sproeitoestel. Spuit v.Irrigation v. : (gene e sk.) Besproeling. Inspui-ting. (lan db.) Besproeling, bevloeling.

Irriguer : Besproeien, bevloeien.Initabilite v. : Prikkelbaar-. Lichtgeraakt-.

Gevoeligheid.Irritable : Prikkelbaar. Lichtgeraakt. Gevoelig.Irritant : Vertoornend, lastig. Prikkelend, op-wekkend. I m. : Prikkelend middel.

Irritation v. : Gramschap, verbittering. Prikke-ling der zenuwen. Prikkeling. Lichte ontsteking.

kilter : Verbitteren, vertoornen. Prikkelen, op-wekken. Een weinig doen ontsteken. I s'— : Zichergeren. Onrustig worden (zee).

Irruption V. : Inval (des vijands) m. 't Plot-seling binnendringen. Faire — dans : Binnen-stormen in.

Isabeau, -belle V. : Isabella.

Isabelle bv.nw. en m. : Lichtgeel -, Isabella-kleurig (paard). I v. z. Isabeau.

Isale n. : Jesaja (profeet).Isehiagre v. (spr.iski-):Heuppijn v.-jicht v.,ischias v.Ischia], -iatique (spr. iski-) : Van 't heupbeen.Isehion m. (spr. iski-) : Zitbeen.Islam m. (spr. islame) : Mohammedaanse gods-dienst m. - landen.

Islamique : Mohammedaans.Islamisme m. : Islam m.Islamite m. : Belijder van de Islam.Islandais m, en bv.nw. : IJslander. -s. Op Us-land varende schipper, - matroos, - schip.

Islande v. : IJsland.Ismaelite m. : Ismaeliet. Arabier.Isobarometrique : Met gelijke barometerstand.Lime — : Isobaar v.

Isocele : (meetk.) Gelijkbenig.Isoehrone (spr. -kr-) : Gelijk van duur.Isocironisme m. (spr. -kr-) : Gelijkdurigheid.Isogon : Gelijkhoekig.Isolant bv.nw. en m. : (natk.) Slecht geleidend -,isolerend (lichaam).

Isolateur m. : Isolerende stof v.Isolation v. : Afzondering. (natk.) Afsluitingder verbinding met electrische lichamen.

Isolë : 1. Alleenstaand, los. 2. Afgezonderd, een-zaam. 3. (natk.) Zonder verbinding. 4. (fig.)Vivre — : Eenzaam leven. I m. : Alleenwonende,-staande.

Isolement m. : Afzondering. Eenzaamheid.Eenzame ligging.

Isolement : Afzonderlijk, op zich zelf. Eenzaam.Isoler : 1. Afzonderlijk plaatsen. 2. Afzonderen,van anderen afscheiden. 3. (natk.) Buiten aan-raking houden, - brengen met electriciteit ge-leidende lichamen, isoleren.

Isoloir m. : Isoleerbankje. -stof v. Stemhokje.Isomorphe : Met ongeveer gelijke kristalvormals een ander lichaam van enigszins verschil-lende samenstelling.

Isotherme by nw. en v. : (Lijn) die door pun-ten van gelijke gemiddelde jaarwarrnte gaat v.

Israel m. : 1. Israel, Jakob. 2. Het yolk Israels.Israelite m. en bv.nw. : Israeliet. -isch. Jood.Joods.

Issu : Geboren, gesproten, afkomstig. Cousins —sde germains : Neven in de tweede graad.

Issue v. : 1. Het uitgaan. A r— : Bij het uitgaan,bij het einde. 2. Uitgang m., uitweg m. 3. Zemelen(— de ble) v. Slachtafval. Afval (v. e. kamp) m.4. (fig.) Uitweg m. 5. Einde, uitslag m. Je ne voispoint d'— a cette of faire : Ik weet niet hoe datmoet aflopen.

Isthme m. (spr. issme) : Landengte v.Italianiser onov.w. : Italiaanse woorden enuitdrukkingen gebruiken. I ov.w.: Veritaliaansen.

Italianisme m. : Italiaanse spreekwijze v.Italien m. en bv.nw. : Italiaan. -s.Italique bv.nw. en m. : 1. Oud-Italiaans. Italisch.Railer. 2. Cursief (letter). En — : Cursief gedrukt.

Item (spr. itemm) : Eveneens, ook. I m. : (mv. on-verand.) : 1. Post (rekening) m. 2. Moeilijkheid.

Iteratif : 1. Herhaald. 2. (t a al k.) Herhalend,herhaling aanduidend.

Iterativement : Herhaaldelijk.Iteration v. : Herhaling.Ithaque v. : Ithaca (een der Ionische Eil.).Ithos m. (spr. itdss) : Zedekundig deel der rhe-torica. Zachtere zielsaandoeningen.

Page 261: aardrijkskunde - DBNL

245 JAPONALS.ITIN1RAIRE.

Itineraire : Van de wegen. Mesures -8 : Afstands-maten. I m. : 1. Weg die men volgen moet m.2. Reisbeschrijving. 3. Reiswijzer, reisplan;reisroute.

Itinerant : Rondtrekkend.Ivoire m. : 1. Ivoor. Tourneur en - : Ivoorwer-ker. 2. Sneeuw-, hagelwitte kleur v. 3. Tand-been. I bv.nw.: Ivoorkleurig.

Ivoirerie V. : Ivoorwerk. -bewerking.Ivoirier m. : Ivoorbewerker. -handelaar.Ivoirin : Ivoorkleurig. -achtig.

Ivraie v. : (plantk.) Raaigras. Onkruid. (fig.)L'- et le bon grain : Het kaf en het koren.

lyre : 1. Dronken. - comme une soupe, - -mort :Stomdronken. - de carnage, - de sang : Bloeddor-stig. 2. (fig.) Bedwelmd, dronken.

Ivresse V. : 1. Dronkenschap, beschonkenheid.2. (fig.) Bedwelming, vervoering, verrukking.

Ivrogne m. : Dronkaard. I bv.nw : Die aan dedrank verslaafd is.

Ivrognerie v. : Dronkenschap, gewoonte vanzich to bedrinken v.

J.J m. (spr. ji) : J v.J.-B. : Jean- Baptiste : Johannes de Doper.J.-C. : Jesus-Christ : Christus.'TA : (oud) 1. Reeds. 2. Zeker.Jabot m. : 1. Krop (vogel) m. Boezem m. 2. Kan-ten versiersel aan het hemd, horn v. Faire - :(fig.) Een hoge borst zetten.

Jaboter : Kakelen, babbelen.Jaboteur m. : Babbelaar, klapper.Jaeasse bv.nw. en v. : Babbelachtige (vrouw).Jaeasser : Kiappen (ekster). (fig.) Snappen,vervelend babbelen.

Jaeasserie v. : Gesnater, gesnap.Jade v. : Knoopkruid.Jaeent : (re cht) Onbeheerd, verlaten.Jachére V. : (landb.) Braakland. 't Braak liggen.Jaeinthe V. : Hyacint v. -steen m.Jacobin : 1. Dominikanermonnik. 2. Koekoek,duif (en andere vogels met wit en zwart ge-vederte). 3. (g e s c h.) Vrijheidsman die tij densde Revol. het yolk een onbepaalde macht toe-kende. I bv.nw. : Jacobijns, rood.

Jaeobinisme m. : Partij der Jacobijnen.Jabot m. : (naam) Jaapje.Jacquard m. : Weefstoel van Jacquard m.Jacqueline V. : Jacoba, Koba.Jacquerie v. : (gesch.) Opstand der boeren(vooral in 1357) m.

Jacques m. : Jacob, Jacobus. (soms; fig.) Boer.(yolk) Domoor. Les - : De opgestane boeren.

Jactage m. en -am v. : Zwetserij v., „gezwam inde ruimte."

Jaculatoire :1. Fontaine - : Springende. 2. Orai-son -, priire - : Schietgebed.

Jade m. : Bittersteen m., jadafet.Jadis (spr. -iss) : Vroeger.Jaguar m. : Jaguar m., Amerik. tijger m.Jalet z. jais.Jaillir : Opspringen, uitschieten. (fig.) Oplaaien.

Fontaine -issante : Springbron.Jaillissement m. : Het opspringen, - opspuiten.

- oplaaien.Jais m. : Git. I bv.nw. : Gitzwart.Jalap m. (spr. -ape) : Jalappeplant v. -wortel m.Jalon in.: Bakenstok m., ricbtvaan v. (fig.)Richtsnoer, baken v.

Jalonnement m. : Het afpalen, - afbakenen.Jalonner onov.w. : Palen inslaan. I ov.w. : Uitba-kenen, afpalen. Richten (soldaten). (fig.) Derichting aangeven van.

Jalonneur m. : Opsteller der bakenstokken.(mil.) Richtguide, jalonneur.

Jalousement : IJverzuchtig. Zorgvuldig.Jalouser : Benijden, jaloers zijn op.Jalousie v. : 1. Minnenijd m., jaloersheid. 2.

Jaloezie v., zonneblind. 3. Uverzucht v. - demetier : Broodnijd m.

Jaloux : 1. Bezorgd voor, zeer gehecht aan, ver-langend om. 2. Jaloers (in liefde). 3. Naijve-rig, afgunstig. Faire des - : De afgunst op-wekken.

Jamalquain bv.nw. en m. : Uit -. Bewoner vanJamaica.

Jamalque V. : Jamaica.Jamais : 1. Ooit, immer. A -, cl, tout -, pour- • Voor altijd, - eeuwig. 2. (met ne) Nooit,nimmer. Ne - plus : Nooit meer. 3. (met weg-la ting van ne) Nooit, nimmer. Au grand -: Nooit ofte nimmer. Mieux vaux tard que - :Beter laat dan nooit. Une fois sur - : Eens,maar dan ook nooit meer.

Jambage m. : 1. Droit de - : Herenrecht. 2.Huid van de poten v. 3. Zijmuur (schoorsteen-mantel) m. Deurpost m.; kozijn. Grond-, steun-muur. 4. Neerhaal m., beentje (schrift).

Jambe v. : 1. (mens) Been. (spot) Cela vowstera une belle -, - de belles -s : Daar kom jeniet verder mee. A toutes -s : Uit alle macht.Courir et toutes -s : Benen makers. Trouver qntoujours dans ses -s : Altijd op iem. stuiten, - voorzijn voeten vinden. Les -s me rentrent dans lecorps : Ik kan niet meer voort. Jouer des --s : Ervan doorgaan. Passer la - a qn : Iem. een beentjelichten (ook fig.). Jouer qn par-dessous la -: Tem.gemakkelijk de baas zijn; - bij de neus nemen.Traiter par-dessous (la) - : Met geringschattingbehandelen. Le budget tient sur ses -s : 't Budgetstaat goed op zijn poten. Tirer -, trainer la - :Nauwelijks verder kunnen. Rompre bras et -sa qn : Iem. armen en benen stukslaan. 2. (di e r)Poot m. 3. Been (passer). Pilaar m. 4. Broekspijp.

Jambette v. : Beentje. Knipmesje.Jambier : Van het been. I m. : Beenspier (muscle-) v. Leren beenbedekking.

Jambiere v. : Beenstuk (wapenrusting). Been-bekleedsel. Beenkap.

Jambon m. : Ham v.Jambonneau m. : Hammetje, v66rham v.Janissaire m. : Janitsaar, Turkse garde-in-fanterist. (fig.) Handlanger (van dwingeland).

Jansenisme m. : Zekere strenge Bath. kerkleerv., leer van Jansenius, jansenisme.

Janseniste m. : Jansenist (aanhanger van hetjansenisme).

Jante v. : Velg v.Janus m. (spr. -uss) : Janus (Rom. godheid).Ouvrir le temple de - : De oorlog verklaren.

Janvier m. : Januari m.Japon m. : Japan. Japans porcelein. - papier.Japonais : Japans. Japanner. Het Japans.

Page 262: aardrijkskunde - DBNL

246 DETER.JAPPEMEN T.

JaDpement m. : Gekef.Japper : Kellen.Jaquemart m. : Geharnaste mansfiguur die met

een Kamer de uren slaat op een klok v.Jaquette V. : Tot de knieen reikend jak. Kinder-jurk. Jas met panden v., jaquette.

Jardin m. : 1. Tuin m. - sec : Herbarium. -fruitier : Fruittuin m. (fig.) C'est une pierredans mon - : Dat kan ik in mijn zak steken.

d'enfants : FrObelinrichting. 2. (fig.) Tuin,vruchtbaar deel. 3. (fig.) Verzameling (vanGriekse wortelwoorden).

Jarclinage m. : 1. Tuinbouw m.. het hovenie-ren. 2. Groenten v. 3. Tuingrond m. 4. Vlek(op diamant) v.

Jardiner : In de tuin werken. (fig.) Grasduinen.Jardinet m. : Tuintje.Jardinier m. : Tuinman, tuinier.Jardinière v. : 1. Hovenierster, tuinmansvrouw.2. A la -, en - (Gerecht) met verschillendegroenten opgediend. 3. Bloementafel v., -mandv. 4. Groentewagen (tuinman) m. 3. Garen bor-duursel. I bv.nw. : Van de tuinen. Plantes :Groenten.

Jargon m. : 1. Koeterwaals, potjeslatijn.Brabbeltaal v. 3. Vaktaal.

Jargonner onov.w. : Brabbelen, koeterwaalspraten. ov.w. : Babbelen, ratelen.

Jarnac (spr. -ctk) z. coup 2.Jane v. : 1. Grote kruik v. 2. Zemelkist v.Jarret : 1. (mens) Kniegewricht, -boogm. Etre ferme sur les -8 : Vast op de benenstaan (ook fig.). Avoir des -8 d'acier, - le -

- du - : Onvermoeid kunnen lopen.Tendre le - Aanlopen. 2. (dier) Sprongge-wricht, wade v. 3. 't Lopen (bond). 4. Onregel-matige kromining. Knie (pijp) v.

Jarretelle V. : Kousophouder.Jarretiere V. : Kouseband ne lui va pas ai4 kan niet in zijn schaduw staan.

Jars m. : Tamme mannetjesgans v., gent m.Jas m. : (zee ) Ankerstok m.Jaser : Babbelen, keuvelen. Praten (vogel). Klap-pen, lasterpraatjes verbreiden. On l'a fait- : Menheeft hem uitgehoord. Cela fera - : Daar komenpraatjes van.

Jaserie v. : Gebabbel.Jaseur m., -ease v. : Babbelaar. Klappei. I by.nw. : Babbelziek.

Jasmin m. : Jasmijnboom m. Jasmijn v.Jason m. : Jaso (leider der Argonauten).Jaspe m.: Jaspis (edelsteen) m. Marmerkleuren(op boek) v.

Jasper J aspiskleurig verven. Marmeren (boek).Vlammen (staal).

Jaspure V. : Marmering bespikkeling.Jaffe v. : Kom v., nap m. (nieuw) Vingerkom.Jattee v. Komvol v.Jauge v. : IJkmaat v. Tonnemaat v. Maat-,peilstok m. Maatstok (timmerman). Meetlijn(touw) v. - d'huile : Oliepeiler.

Jaugeage m. : Het meten, - peilen, roeien. Tonne-maat (schip) v.

Jauger ov.w. : 1. Meten, peilen, roeien, ijken.2. (fig.) Iem. waarde bepalen. I onov.w. : (zeev.)Ce bateau jauge 2 metres d'eau : Heeft een diep-gang van 2 M.

Jaugeur m. : Peiler, roeier, scheepsijker.Jaumitre : Geelachtig.Jaune : 1. Geel. Metal - : Goud. 2. (nieuw) Van

de niet-aangeslotenen. I bw. Rire : Lachen alseen boer die kiespijn heeft. I m. : 1. Het geel. -(d'ceuf) : Eierdooier m. 2. Les -.9 : De Mongolen,Chinezen. 3. (nieuw) Niet bij de vakverenigingaangesloten werkman. (soms) Onderkruiper.

Jaunet : Geelachtig. m. (y olk) Goudstuk.Jaunir onov. w. : Geel worden. I onov.w. : - maken.Jaunisse V. : Geelzucht v.Jaunissement m. : Het geel worden.Java m. : Java. v. : Java (dans).Javanais : Javaans. Javaan.Javeler ov.w. : In zwaden plaatsen (graan). -hopen (zout). I onov.w. : Geel worden korenterwijl 't in zwaden ligt).

Javeleur m., -ease v. : Zwadenmaker, -maakster.Javeline V. : Hoopje koren. Korte werpspies v.Javelle v. : Hoop (zout) m. Zwade (koren) v.Bosje, bundeltje.

Javelot m. : Werpspies v., -schicht v. Speer v.Je, j' : Ik.Jean m. : Johannes, Johan, Jan, Hans. Faire le

: De onnozele uithangen.Jeanne v. : Johanna.Jeannette, -neton v. : Jansje. Jeannette : (fig.) Dunkettinkje met een kruis of medallion; wittenarcis v.

Jeannot m. : Jantje, Hansje. (fig.) Sul.Jehova m. : Jehovah, Jahwe, God.Jephte m. : Jephta (Israel. rechter).Jeremiade V. : Klaaglied, jammerklacht v.Jeremie m. : jeremia (profeet).JerOme m. : Hieronymus.Jersey m. : Jersey (eiland). Trui, tricotjasje.Jesuits m. 1. Jezulet, lid der Societas Jesu. 2.(f i g.) Huichelaar, indringer.

Jesuitique en -ment : Jezuietisch. (fig.) Huichel-achtig.

Jesuitisme m. : Leer van Loyola v. De Jezuieten.(f i g.) Huichelarij.

Jesus m. (spr. -u(ss) Jezus. -beeld. La compa-gnie -, la societe de - : De Jezuietenorde. (Papier)

: Groot formaat atlasformaat-papier.Jet m. : 1. Het werpen, worp m. Scheut (vloei-stof) m. 2. Gieting. Gietsel. Het gieten. Fondre -,cooler d'un seal - : In dens gieten. (fig.) Unpremier - : Een eerste ontwerp, klad. Du pre-mier d'un - : In eens, zonder er op terug tokomen, alt Uzi stuk. Un poste qui a du - :Krachtig dichter. 3. Gietgat. 4. Straal m. - delumiere : Plotselinge lichtstraal. - de feu Vuur-fontein v. - d'eau : Waterstraal; fontein v.;kraanopening. 5. - d'abeilles : Jonge bijenzwermdie de korf verlaat m. - d'un arbre : Nieuwescheut. Arbre qui s'elance d'un seal : Rechtop-schietende stam.

Jets m. : Danspas v. - de lit : Sprei. - de divan :Divankleed. - de fauteuil : Gehaakte anti-macasser m.

Jetee v. : 1. Havendam m., -hoofd, pier m. Krib-werk, kisting (in rivier). 2. Het gieten.

Jeter : 1. Werpen, gooien, strooien. Weg-. Uit-.Neer-. Omwerpen. (fig.) - la pierre d qn : Deeerste steep op iem. werpen, iem. beschuldi-gen. (fig.) - qch d la tete de qn Iem. iets op-dringen; - (beledigends) naar 't hoofd werpen.- de la poudre aux yeux d qn : Iem. zand in deogee strooien. - par dessus bord : Over boordwerpen; (fig.) zich ontdoen van. (spel) - leseceurs : De harten wegdoen. - a la poste : Opde post doen. (fig.) -- les yeux -, la vue ear : 't

Page 263: aardrijkskunde - DBNL

JETON. 247

JOIE.

Oog laten vallen op, uitkiezen. - un pont : Eenbrug slaan. - un plan : Een plan ontwerpen.(fig.) - qch stir le papier : Jets vluchtig op 'tpapier werpen. Propos jete dans la conversation: Een luchtig weggeworpen woord. - un sort aqn : Iem. betoveren. - des larmes : Tranenstorten. - un deli 4 : Uitdagen. - des eclats derire : Luid lachen. Une plante qui jette des bour-geons:- des racines : Die knoppen -; wortel schiet.(fig.) - de profondes ractnes : Diep wortel schie-ten. - stir la cote : Op de kust werpen, doenaanspoelen. - l'effroi : Se/111k teweegbrengen.- ca discords : Tweedracht zaaien. - qn dansdes difficult& : Iem. in moeilijkheden brengen.- de la lumiere : Licht geven, - verspreiden.- (la l'humeur, - du pus : Etteren. - du bois :Hout maken, rankers schieten 2. Met geweld -,hevig -, snel werpen, duwen. - des hommesdans une place : Mannen in een vesting wer-pen. 3. Gieten (beeld, kaars). - en gable : Ineen zandvorm gieten. - en sow : Met zijde be-kleden. 4. Omwerpen (- a bas). 5. - bas: Omwerpen. afgooien; jongen; kalven. 1se - : 1. Zich werpen, - storten. - a l'eau :Zich verdrinken. - sur les recifs : Op de klip-pen belanden. - 4 la tete de qn : Zich bij iem.opdringen. - a la traverse : Tussenbeide ko-men. 2. Uitmonden, zich storten. 3. (f i g.)

-dans un parti : Zich bij een partij aansluiten.- dans les plaisirs : Zich overgeven aan. - dansles affaires : Zaken beginnen. 4. La goutte s'estjet& sur son estomac : De jicht heeft zich op zijnmaag gezet. 5. Gegoten -. Geworpen worden.6. Inslaan (bliksem).

Jeton m. : 1. Reken-, legpenning (- de caisse) m. 2.Speelpenning. Etre faux comme un - : De vals-heid zelve zijn. 3. - de presence : Presentiepen-ning, -geld (aan de leden gegeven die de vergaderingbijwonen). 4. - de remplacement : Noodgeldstuk.

Jeu m. : 1. Tijdverdrijf, spel, spelletje. Par -: Voor de grap. Ce n'est qu'un - pour lui : Dat

is voor hem een kleinigheid. Se faire un - de :Behagen scheppen in; spotten met. Les -x duhasard, • de la fortune : De grillen van 't nood-lot, - der fortuin. Un - de la nature : Een spe-ling der natuur. - de mots : Woordspeling. 2.Spel (volgens vaste regels). - d'adresse : Spelwaarbij handigheid te pas komt. Petits -x, -xinnocents, -x de societe : Gezelschapspelen. -xde mains, -x de vilains : Handtastelijkheden zijnonbehoorlijk. C'est un - joue : Dat is afgesprokenwerk. (fi g.) Ce n'est pas de -: Dat is de af-spraak niet. Cela passe le - : Dat gaat te ver.Jouer -, faire le - de qn : Iem. spel spelen; (fig.)• zijdelings helpers. Mettre au - • Inzetten;(fig.) wagen, blootstellen. Se piquer au - :Koppig, hartstochtelijk doorspelen, hoewel menverliest; (fig.) koppig volhouden. Mettre qnen - : (z. 12) Iem. bij een zaak betrekken.C'est un - a se rompre le cou : Dat is een ge-vaarlijk spel. 3. Les -x : De spelen, wedstrij-den m. Les -x du thedtre, - de la scene : De to-neelvoorstellingen. 4. Spel, speelplaats v. - dedames; - d' echecs : Dam-; schaakspel. - de quilles: Kegelbaan v. - de paume : Kaatsbaan. (fig.)Jouer le grand - : Alle zeilen bijzetten. 5. Spel(dat een kaartspeler in handen krijgt). Donnerbeau - 4 qn : Iem. een mooi spel geven; (fig.)- gemakkelijk laten winnen. Bien jouer son - :Goed spelen; (fig.) zijn rol goed spelen; er

zich handig uitredden. Il verra beau - : Hijzal nog eene wat beleven. Cacher -, couvrir son

-: Zijn spel verborgen houden; (fig.) zich nietin de kaart laten zien. Faire bonne mine 4 mau-vais - : Zijn tegenspoed achter een vrolijkgezicht verbergen. Il a beau - (avec vous) : Hijheeft (bij u) gewonnen spel. 6. Manier vanspelen v. Jouer un - sera : Voorzichtig spe-len; (fig.) - te werk gaan. C'est son - : Zodoet hij nu altijd. 7. Inzet m. Faire son

-: Inzetten. Jouer beau - : Spelen ona- zoveel deanderen maar willen. A ce - 44, on y regarde-rait : Nu dat belang erbij betrokken is, moet menwel opletten. Etre en - : Op 't spel slaan. 8.Speelwijze v., manier van een instrument tebespelen v., spel. (fig.) C'est (le) vieux - : Dat isverouderd, een oude manier van doen. Je trouve cethomme bien vieux - : Ik vind dien man erg ouder-wets. 9. Orgelregister; -pijp v. Le - de voix humaine: De vox humana v. 10. Spel (van acteur).-x de scene : Toneelgebaren ; stil spel.

-de la physionomie : Gelaatsuitdrukkingen. Meme- : Als voren (in tekst). 11. Het benodigde,volledig stel. Un - de brosses : Een stel borstels.12. Speelruimte v., speling. Beweging. Le - desorganes : De werking der organen. Mettre en

-(z. 2) : In beweging brengen, doen handelen.Donner du - 4 une porte : Een deur spelinggeven. -x d'eau : Waterwerken. Un - d'Ocri-tures : 'n Overboeking.

Jeudi m. : Donderdag m. - Bras : De laatste D.v66r vastenavond. - saint, - de l'absoute, - absolu :Witte D. A la semaine des quatre -, des trois -s :Met Sint-Juttemis.

Jeun (A) : Nuchter, -en, met een lege maag.Jeune : 1. (mens) Jong. Une - personne :Een jonge vrouw, jong meisje. Les --s ans, la- saison : De jeugd. Dans son - temps : Toenhij nog jong was. Rine le J- : Plinius de Jon•gere. 2. Jeugdig. Ses -s erreurs : De dwalin-gen zijner jeugd. 3. (dier of plant) Jong. 4.(fig.) Jeugdig, onbezonnen. I m : Jong mens.Jong dier, jong. Jongere (dichter, schilder).

Jetine m. : Vasten, onthouding van voedsel.(f i g.) Gebrek.

Jeliner : Vasten, niet eten.Jeunesse v. : 1. Jeugd v. Il faut que - se passe: De jeugd moet jong zijn. 2. Jeugd, de jongelieden. Si - savait, si vieillesse pouvait : Dejonge lieden ontbreekt het aan ondervinding,de ouden aan krachten. 3. (f am.) Jong meisje,deerntje. (soms) Jong mens.

Jeunet : Piepjong, groen.JeUneur m. : Iem. die (gaarne) vast, vaster.Jezabel v. : Isebel (Joodse koningin).Joachim m. (spr. *akin) : Jochem, Joachim.Joaillerie v. : Juweliersvak. -winkel m. Juwe-lenhandel m. Articles de - : Juwelen.

Joaillier m. : Juwelier.Jobard M. : Onnozele hals m., dupe.Jobarder : Bedriegen, bedotten.Jockey m. (spr. joke) : Rijknecht, jockey.heriSSe m. : Lummelig echtgenoot die 'thuiswerk verricht, janhen. Uilskuiken, zots-kap. Onnozele, onhandige knecht.

Joie v. : 1. Vreugde v., blijdschap. Un pere la- : Een lustig beer. Faire la - de : Een redentot vreugde zijn voor. Se faire une - de : Zichverheugen dat; met vreugde zien, - horen. 2. -s:Genietingen.

Page 264: aardrijkskunde - DBNL

JOIGNANT. 248

JOUR.

Joignant : Belendend. I bw. : Vlak bij.Joindre ov.w. : 1. Samenvoegen, met elk. ver-binden, tegen elk. plaatsen. Vouwen (handers).(fig.) Sauter a pieds joints : Met beide voetenspringen; (fig.) in eens overwinnen. 2. Vereni-gen, verbinden, voegen bij. Pike jointe : Bijlage.Joignez a cela que : Daarbij komt dat. 3. Grenzenaan. 4. Zich voegen, komen bij. Inhalen. Vinden(bij afspraak). I onov.w. : Sluiten. Tegen elk.sluiten.

Joint m. : 1. Gelid, gewricht. Trouver le - :(fig.) De zaak bij 't rechte eind aanpakken. 2.Voeg v., naad m. 3. Smalle zijde (plank) v. 4.Spleet (rots, mineraal) v. I bv.nw. z. joindre.

Jointe v. : Koot (paard) v. Door groeven enveren verbonden plank v.

Jointe : Met koten (paard).Jointoyer : Voegen.Jointure v. : 1. Gewricht, gelid. 2. Voeg v., naadm. 8. Koot (paard) v.

Jon : Mooi, lief, aardig. (spot) Prachtig, mooi.Il s'est mis dans un - itat : Hij heeft zich mooitoegetakeld. I m. : 't Mooie. Du - : Wat moo's.

Joliesse v. : Mooiheid.Joliet, -te : Lief, nog al mooi, - aardig.Joliment : Aardig, lief, netjes, mooi. (spot) Aardig,geducht. Erg, sterk, lelijk.

JolivetO V. : Mooiheid. Aardig-, liefheid. Geestigeinval m. Snuisterij.

Jone m. (spr. jon) : 1. Bloembies v., rus m.Riet. Fromage de - : Roomkaasje. 2. Wandel-stok (canne de -) m. 3. Ring m.

Joneades of joneees v.mv. : (plantk.) Rus-sen m.

Jonehaie V. : Bies-, rusveld.Jonehis V. : Strooisel, gestrooide bloemen enz.;bed, laag v. (fig.) Une - de cadavres : Eenmenigte verspreid liggende lijken.

Joneher : Bestrooien. Bedekken, bezaaien.Jonehilre V. : Riet-, biesbos m.Jonehets m.mv. : Knibbelspel.Jonetion V. : Samenvoeging, -komst v., ontmoe-ting. Point de - : Verenigingspunt.

Jangler : Goochelen, ballen.Jonglerie V. : Goochelaarsvak. -streek m. (fig.)

Schijnredenerin.g, handigheid.Jongleur m. : Reizend zanger, minnezanger.Goochelaar. (fig.) Bedrieger.

Jonque v. : Jonk (vaartuig) v.Jonquille v. : (plantk.) Gele tijloos v. I bv.nw.en m. : Lichtgeel.

Joseph m. : Jozef. (fam.) guise jongeling.Papier - : Zeer dun papier.

Josse m. : Joost.Josue m. : Jozua.Jouable : Te spelen. Speelbaar (stuk).Jouailler : Een beetje, voor tijdverkorting spe-len. Middelmatig spelen, tokkelen.

Joubarbe V. : (p 1 antk.) Huis-, daklook o.Joue v. : 1. (mens) Wang v. Tendre la

-: De wang toesteken (voor slag. kus); (fig.)zich aan beledigingen blootstellen. Mettre en -,toucher en - : Aan de schouder brengen (ge-weer); mikken op (doel). 2. (di er) Wang. 3.Wang (geweer, batterij). Scheepsboeg in. Zijde(blok, weeghaak) v. Zijstuk (klos).

Jouee v. : 1. Muurdikte, vlucht v. 2. Beslag.Jouer onov.w. : 1. Spelen, zich vermaken. Schert-sen, spotten. - sun les mots : Woordspelingenmaken; niet ernstig antwoorden, - zijn. 2. Spelen

(spel). - aux echecs : Schaken. - serre : Voor-zichtig spelen; (fig.) zich niet blootgeven. 3.Speculeren, op de beurs spelen. - aux courses• Wedden. - un cheval : Op een paard wedden.4. Hanteren, gebruiken, omgaan met, spelenmet. - des mains : Handje-plak-spelen; (fig.)slaan. (fig.) - d'adresse : Handig te werk gaan. -de la fottrchette, - des mdchoires : Flink schransen.- de la prunelle : Lonkjes werpen. - du bdton; - de1' epee : De stok -; de degen hanteren; (fig.) slaan;steken. 5. Bespelen, spelen op (instrument). - alivre ouvert, - a premiere vue : Van 't blad spelen. 6.Zich bewegen, speelruimte hebben. La serrurene joue pas : 't Slot springt niet uit. Faire -des ressorts : Veren in beweging brengen; (fig.)allerlei middelen aanwenden. Faire - les passions: Hartstochten in 't spel brengen. - sun son ancre :Op zijn anker drijven. Faire-les eaux : De fontei-nen doen springen; (gr a p) huilen. Faire - uncanon : Een kanon doen afgaan. 7. Van toepassingzijn. I ov.w. : 1. Spelen. - un pion; - une piece :Een damsteen -; schaakstuk verzetten. 2. Uit-spelen. - une carte. 3. Inzetten, spelen om; (fig.)op 't spel zetten. - le tout pour le tout : Alles op Makaart zetten. 4. (Iem.) bedriegen; - belachelijk ma-ken. - la difficulti : De moeilijkste weg kiezen.5. Spelen, uitvoeren (muziek). Opvoeren (stuk).Spelen (rol). (fig.) Voorwenden. (fig.) - unepiece, - un tour a qn :lam. een poets bakken.

-les grandee dames : De rol vervullen van een dameuit de grote wereld. I se - : 1. Spelen. Faire qchcomme en se jouant : Iets spelenderwijs doen. Ilse joue des difficult& : Hij kept geen moeilijk-heden. Le vent se jouait dans ses cheveux : Speeldedoor. 2. Gespeeld, uitgevoerd worden. 3. Be-speeld worden. 4. se - de : Spotten met, alsspeelbal gebruiken. 5. se - A : Het opnementegen, zich wagen aan. 6. (fam.) In zijn werkgaan. Springen (fontein). 7. Op 't spel slaan.

Jouet m. : 1. Stuk speelgoed. Des -s : Speel-goed. 2. (fig.) Speelpop v., -bal m.

Joueur m. : Speler. - de quilles : Kegelaar. Bon-, beau - : Speler die zijn verlies goed ver-draagt. I bv.nw. : Speelziek. Speels.

Joufflu : Bolwangig.Joug m. (spr. jou of fougue) : 1. Juk (voor os-sen). 2. (fig.) Dienstbaarheid, slavernij. Secouerle - : Het juk afschudden.

Jougo-slave : Joego-Slavisch. joego-Slaaf.Jouir : 1. Genieten, genot hebben. 2. Gebrui-ken, voordeel trekkers, bezitten, genieten.

Jouissanee v. : 1. Genot, bezit. Entrer en - de: De beschikking krijgen over. 2. Vruchtgebruik(tegenover bezit). 3. (han d e 1) Rente-, dividend-betaling; -ontvangst v. Credit foncier, - juillet :Aandelen (obligaties) Grondcrediet, dividend.(coupon) Juli. Portant - de : In de winst delen-de van.

Jouisseur m. : Genotzuchtig mens.Joujou m. : Stuk speelgoed. Des -x : Speel-goad. Faire - : Spelen.

Jour m. : 1. Dag m., dag-, zonnelicht. C'est le -et la nuit : Die twee (mensen, dingen) ver-schillen als dag en nacht. Se lever avant le

-: Voor dag en voor dauw opstaan. Au point du -,au petit -, avec le - : Met het aanbreken vande dag. Petit - : Schemering. Il fait - : Hetis dag. Le grand - : De publiciteit. Voir le

-: 't Daglicht aanschouwen, zien; (fig.) geborenworden. (fig.) Mettre au - : Aan 't licht bren-

Page 265: aardrijkskunde - DBNL

249 JUGEMENT.JOURDAIN.

gen; uitgeven; bekendmaken; 't leven schen-ken aan (kind). Priver qn du - : Iem. 't levens-licht uitblazen. Ceux a qui je dois le - : Degenenaan wie ik 't leven verschuldigd ben, mijnouders. Belle -, jolie comme le - : Beeldschoon.2. Licht. Mettre dans son - : In 't juiste lichtplaatsen. Mettre dans un - desarantageux : Ineen ongunstig daglicht stellen. Faux - Valslicht. Presenter sous un faux : In een valsdaglicht stellen. Etre dans le - deviant le - deqn Iem. in 't licht staan. Se donner du - :Elk. bijlichten. 3. Opening, venster. Etre a

-: Met een opening voorzien zijn. Dentelle a - :Opengewerkte kant. Percer a - : Door en doorsteken; (fig.) geheel openleggen, doorzien. Monterun diamant a - : Een diamant z6 zetten, dat hijvan alle kanten zichtbaar is. (fig.) Je ne vois point(de) - a : Ik zie geen mogelijkheid om. 4. Spleet v.,opening, naad m. Open naaisel. Se faire :Zich een weg banen, doordringen. 5. Dag(24 our). - religieux, - ecclesiastique : Godsdien-stige - (van zonsondergang tot zonsondergang).6. Dag (wat 't weder betreft). Aux premiers beaux-s In de lente. Ennuyeux comme un - de pluie: Vreselijk vervelend. 7. Dag (wat 't gebruikbetreft). A chaque - suffit sa peine, sa tdche :Geen zorgen v6Or de dag van morgen. Les --sse suivent et ne se ressemblent pas : De tijden ver-anderen. De - en -, au - le : Van dag totdag. - a - : Dag aan dag. Donner ses huit --sa : De huur opzeggen (bediende). Partir sans seshuit -s : Op staande voet vertrekken. - pour :Op de dag af ; dag aan dag. Fixer un pren-dre - avec qn Een dag bepalen (om elk. teontmoeten). Un de ces -s : Dezer dagen. Un -

liens ; - op een dag; de een of andere dag;ereis. L'autre - Onlangs. D'un - : Voorbij-gaand, tijdelijk, vluchtig. Il fera beau - quandje ferai Bela : Ge kung nog lang wachten, v6Or ikdat doe. D' un - a l'autre : Binnenkort. Du - aulendemain : In eens. Quelque : Bens, naderhand.Gagner sa vie-, vivre au - le - : Van de hand in detand leven. Le saint du - : De heilige -; (fig.) deheld van de dag. Le gout du - : De thans heersendesmaak. Etre de - : Dienst hebben. Mettre a -

Bijwerken. Je suis a - : Ik heb alles inge-schreven, - bijgewerkt. (fig.) De tous les -s Ge-woon , alledaags. Habits des grands -s : Feest-,Zondagse kleren. (fig.) Tenir ses grands -8: Hoogtij vieren. Mourir plein de -s : Oud -, derdagen zat sterven. C'est aujourd'hui son mau-vais - : Hij heeft heden zijn slechte dag. 8.Ontvangdag; -uur ; -avond m. 9. Les -s : Hetleven. De nos -s : Thans. De mes : Zolangik leef.

Jourdain m. : Jordaan (in Palestina) v. Mon-sieur - 't Type van den burger die voor edel-man wil doorgaan.

Journal : (oud) Dagelijks. Livre -, papier - :Dagboek. m. : 1. Dagboek. - de bord : Scheeps-journaal. 2. Dagblad, krant v. Tijdschrift. -officiel : Staatsblad. - d'information : Nieuws-blad. - d'opinion : Partijblad.

Journalier : 1. Dagelijks vers. 2. (fig.) Verander-lijk, wisselvallig. I m. : Dagloner.

Journalisme m. : Vak van dagbladschrijver m.,journalistiek v. Pers v.

Journaliste m. : Dagbladschrijver. Zetter.Journee v. : 1. Dag (wat 't weer betreft)2. Dag (wat gebruik betreft). Il passe toute

la sainte - a : De hele lieve, lange dag doethij. 3. Dagwerk. Werkdag. Ouvrier a la - :Dagloner. Faire des -s, aller en - : Uitwerken gaan. Louer une voiture a la - : Een rijtuig voor een dag huren. 4. Dagloon. (fig., f am.)A la - : Alsof men er voor betaald werd. 5.Dagreis v. 6. Gewichtige dag. Les trois -s, lee-s de Juillet : De Juli-dagen (27, 28 en 29 Juli1830). 7. Dag, veldslag m.

Journellement : Dagelijks, iedere dag.Joute v. : 1. Steekspel. 2. (fig.) Schitterendestrijd - twistgesprek, -debat (- oratoire).

Jouter : 1. 'n Steekspel houden. 2. (fig.) Strijden.Zich meters (met). Debatteren.

Jouteur m. : Steekspeler (fi g.) Kampioen, strij-der. Rude - Geduchte tegenstander.

Jouvence V. : (oud) Jeugd v.Jouvenceau m., -cello v. : (grap) Jongeling.Jong meisje.

Jouxte : (oud) Dicht bij. (fig.) Overeenkomstig.Jovial en -ement : Lustig, opgeruimd.Jovialitê V. : Lustig-, opgeruimdheid.Joyau M. : Kleinood, juweel. Sieraad.Joyeusement : Vrolijk.Joyeusetê v. : (f a rn.) Kortswijl v., grapJoyeux : 1. Vrolijk, opgeruimd. Bande -euse :Troepje pretmakers. 2. Vol vreugde, blij. -euseentrée : Blijde inkomst (van vorst).

Jube : Oksaal o., hoogzaal v. (fig.) Venir a -: Zoete broodjes bakken.

Jubilaire : Van het jubeljaar. Die 50 jaardienst heeft.

Jubilation v.:(f a m.)Vreugdebedrijf, luide vreugde v.Jubilè m. : 1. Jubeljaar, -feest. 2. Aflaatjaar.3. Vijftigjarig (ambts)feest.

Jubiler : Jubelen. Schik hebben.Jucher onov.w. : 1. Op stok -, op een tak zit-ten om te slapen. 2. (fig.) Hoog in de lucht(gaan) wonen, - (gaan) zitten. I ov.w. : Plaatsenop (een wagen, enz.).

Juchoir m. : Roest -stok m., kippenstok.Judaique : 1. Joods. 2. (fig.) Aan de lettergehecht. 3. Uit Judea.

Judalquement Letterlijk, angstvallig.Judalsme in. : Jodendom, de Joden.Judas m. : 1. Judas. (fig.) Verrader. 2 (fig.)Kijkgat. -raampje (in de vloer).

Judicature v. : Rechtersambt, -waardigheid.Judiciaire : Van de justitie, rechterlijk. Onder-scheidend, van 't verstand. Combat - : Gods-gericht. I v. : Oordeelskracht v.

Judiciairement : In rechten.Judieieusement en -eux : Verstandig, schrander,

oordeelkundig.Juge : 1. Rechter. - de paix : Kantonrechter.

-du camp : Kamprechter. - au depart : Starter.2. Jurylid. Examinator. 3. Rechter (der Joden). Lelivre des -s of lee -s : ('t Boek) Richteren. 4.(fig.) Rechter. Beoordelaar, kenner. Je vous enfais - : Ik laat u uitspraak doen. Etre - etpartie : In zijn eigen zaak een oordeel vellen.

Juge m. : Au - : Op de gis. Le bier - : De billijkeuitspraak. Les -s : De verdoemden. I bv.nw. :Beslist. La chose -e : Het gewijsde.

Jugement : 1. Het oordelen, - recht spreken.2. Vonnis, oordeel. Uitspraak v. Renare un - :Een vonnis vellen. - de Dieu : Gods besluit;Godsoordeel (in de middeleeuwen). Le - der-nier 't Laatste oordeel, 't wereldgericht. 3.Oordeel. 4. Mening, zienswijze v. 5. Verstand.

Page 266: aardrijkskunde - DBNL

250 JUSTICE.JUGEOTTE.

Il perd tout - : Hij wordt ontoerekeningsvatbaar.Jugeotte V. : (lam.) Verstand, hersenen v.Juger ov.w. : 1. Rechtspreken over, vonnissen in.Jugeant en dernier ressort : Rechtsprekende inlaatste instantie. 2. Oordelen over, beoordelen.3. Menen, denken, vinden, achten. I onov.w. :1. Oordelen. - des coups : Bij het spel toekijken;(fig.) toeschouwer blijven. A en - d'apres : Teoordelen mar. 2. Zich voorstellen, denken. Jugezun peu! Nu vraag ik je Bens! I m. : Au - : Op

Jugeur m. : Bediller, oordeelveller. [de gis.Jugulaire : Van de keel, - de keelholte. I v. : Hals-ader v. Stormband m. -ketting m.

Jugulation v. : Worging. (fig.) kneveling (pers).Juguler : Worgen. (f i g.) Pijnigen. Te gronde richten.Knevelen (pers).

Juif m., -ive v. : 1, Jood. Jodin. 2. (fig.) Woe-keraar. I bv.nw. : Joods.

Juliet m. : Juli m.Juin m. : Juni m.Juiverie V. : 1. (oud) Jodenwijk v., ghetto. 2.Woekerhandel m., jodenstreek m. 3. (nieuw)De Joden, -kliek v.

Jujube v. : Jujube (vrucht en sap) v.Julep m. (spr. -ape) : Zeker kalmerend drankje.Jules m. : Julius.Julie v. : Julia.Julien m. : Julianus. I bv.nw. : 1. Juliaans.2. (aardrijksk.) Julisch. Alper --nes.

Julienne V. : 1. Julia. 2. Damastbloem v. Nacht-stokviolier v. 3. (Potage A la) - : Groentesoep v.

Juliette V. : Julia.Jumeau, -elle : 1. Tweelings-, uit den dracht ge-boren. 2. Aan elk. verbonden. Lits -x : Naastelk. staande, gelijkvormige bedden. I m. en v. :Tweelingskinderen. Mon -eau : Mijn tweeling-broeder.

Jumelle v. (v eel mv.) : 1. Wang v., zijstuk. 2.(Toneel)kijker m. I bv.nw. en v. enk. z. jumeau.

Jumel(1)6 : Aaneengevoegd. Paarsgewi.jze geplaatst,tweeling- (b.v. torens).

Jument V. : Merrie.Jungle v. (spr. jongle) : Rimboe v.Junon v. : Juno.Jupe v. : Rok m.Jupin m. : (f am.) Jupiter.Jupiter m. (spr. -ter) : Jupiter.Jupon m. : Onderrok m. Lange mansrok.Jurande v. : Overmanschap (van een gild). Collegevan overlieden, de gezworenen.

Jurassique : Van de Jura.Jurassien m. : Jura-bewoner. I bv.nw. : Uit de Jura.Jura : 1. Beedigd. 2. (fig.) Gezworen, °nye',zoenlijk. I m. : Beedigd ambtenaar. Lid van dejury, gezworene.

Jurement m. : 1. (Onnodige) eed m. 2. Vloek m.Jurer ov.w. : 1. Zweren bij. 2. - (le nom de)Dieu : God lasteren. - un gros mot : Vloeken.3. Bezweren, beloven. Il a jure ma ruine : Hijheeft gezworen dat hij mij in 't verderf zoustorten. I onov.w. : 1. Zweren, een eed afleggen.J'en jurerais : Ik zou er een eed op durven doen.2. Vloeken. - comma un paten, - un charretier(embourbe) : - als 'n ketter. 8. (fig.) Vloeken,tegen elk. afsteken.

Jureur m. : Eedaflegger. Vloeker.Juridietion v. : Rechtsmacht v., -college.

Rechtsgebied (pays de -).Juridietionnel : Tot de rechtsmacht -, 't rechts-gebied behorend.

Juridique en -ment : Gerechtelijk.Jurisconsulte m. (spr. jurissk-) : Rechtsgeleerde.Jurisprudence v. (spr. jurisspr-) : 1. Rechtsge-leerdheid. 2. Beginselen van recht, rechtspraak v.

Juriste m. : Kenner der rechtswetenschap.Juron m. : 1. (f am.) Gewone, vaste vloek m.C'est son -. 2. Vloek, vloekwoord.

Jury in. : 1. Raad van gezworenen (12 burgersdie uitspraak doen, of de aangeklaagde schul-dig is of niet) m. 2. Raad van beoordeling.Examen-commissie v.

Jus m. : Sap, nat. - de reglisse : Drop. C'est - vertou vert - : Dat is een pot nat. - de viande :Vleesnat.

Jusant m. : (zeev.) Ebbe v.Jusque en (dichtk.) -s : 1. Tot, -aan. Il allajusqu'd le trapper : Hij ging z6 ver, dat hijhem sloeg. Jusqu'ici : Tot hiertoe; tot op ditogenblik. - -La : Tot daartoe; tot op dat ogen-blik. - -ta qua : Zozeer . . . . dat, in zo hogemate . . . dat. J'en ai - -ld : Ik heb er (meerdan) genoeg van. Il en tut aftlige jusqu'd en etremalade : Hij was er zo bedroefd over, dat hijer ziek van werd. 2. (met een zelfst. nw.)Zelfs, er onder begrepen. Il n'est pas jusqu'auxvalets qui ne s'en talent : Zelfs de bediendenbemoeien zich er ' mee. ' 3. Jusqu'd ce que :Totdat.

Jusquiame v. : Bilzenkruid. Vergff daaruit bereid.Justaucorps m. : (gesch.) Tot de knie reikende,om 't middel sluitende mansrok m.

Juste : 1. (z a ak) Rechtvaardig, billijk. Comme de- : Wat niet meer dan billijk is. Le plus -prix : De naaste prijs. 2. (me ns) Recht-vaardig; onpartijdig. 3. Vroom. 4. Nauw-keurig, juist; nauwsluitend. Ces souliers sonttrop -a : Deze schoenen zijn nauw, krap. Voix- : Zuivere stem. Calcul - : Juiste berekening.(fig.) Expression - : Juiste, geschikte uitdruk-king. 5. Juist werkend, goed. Avoir l'oreille - :Een fijn gehoor h. Avoir le coup d'ceil - : Eenjuiste, scherpe blik h. (fig.) Esprit - : Gezondoordeel. I m. : 1. Het billijke, rechtvaardige. Hetjuiste. Je ne sais pas au - : Ik weet 't niet pre-cies. 2. Rechtvaardige. 3. Vrome, godzalige. 4.Het verstandige, juiste. 5. (n a am.) Justus, Joost.[ bw. : 1. Krap, nauwsluitend. 2. Juist, precies.3. Goad, juist, naar de eis. Chanter - : Zui-ver zingen. Definer - : Juist, goed raden. Tou-cher - : De spijker op de kop slaan. Arrive?- : Juist op tijd -, van pas komen; net rondko-men. 4. Verstandig.

Justement : 1. Rechtvaardig, billijk. 2. Op goedegronden. 3. Juist. Ii vient (tout) - de rentrer :Hij is zo pas thuisgekomen.

Justesse v. : Nauwkeurig-, zuiverheid. Juist-held. Juistheid van geest (- de l'esprit). De - :Op 't kantje af.

Justice v. : 1. Rechtvaardig-, billijkheid. Enbonne -, selon toute - : Naar recht en billijk-held. C'est (de bonne) - : Dat is niet meer danbillijk. Pratiquer la - : Rechtvaardig zijn. 2.(b ij b el) Gerechtigheid, onschuld v. 3. (fig.)Justitia, godin der gerechtigheid. 4. Gerechtig-held, recht. Exercer-, rendre la -: Recht spreken.Demander - : Om recht vragen. Faire - : Rechtdoen. Rendre - d : Recht laten wedervaren aan;(fig.) de verdiensten erkennen van. C'est une -h lui rendre : Dat moet erkend warden. Faire- de : Verhaal verschaffen op; (fig.) behandelen

Page 267: aardrijkskunde - DBNL

251 LA.JUSTICIABLE.

zoals 't behoort. Se faire Zich recht ver-schaffen; de hand aan zichzelf slaan. 5. Rechts-pleging, -uitoefening, justitie v. Homme de — :Gerechtspersoon. Etre brouille avec la — : In eengerechtelijke vervolging betrokken zijn, (f am.)niet zuiver op de graat zijn. (Homme) repris de — :Recidivist. Bois de — : Schavot, guillotine.6. Rechtspraak, gerecht. — de paix : Functie -,bureau van den kantonrechter.

Justiciable : Onder zeker rechtsgebied, - zekererechtspraak behorende. (fig.) Aan 't oordeelonderworpen (van). m. Onderhebbende.

Justifier : Rechten, een lijfstraf doen ondergaan.m. : 1. Voorstander handhaver van 't recht.2. (g e s c h.) Gerechtsheer (seigneur —). 3. Iem. die

Justifiable : Te rechtvaardigen. [straft, wreker.Justifinateur m. : Justeerder (der drukletters).Justifieatif : Rechtvaardigend. Pieces -roes : Be-wijsstukken.

Justification V. : 1. (go dsd.) Rechtvaardigma-king (van den zondaar). 2. Rechtvaardiging,staving. 3. Vereffening (der regels of letters bij't drukken). Regellengte v. 4. — du tirage :Teken waaruit blijkt dat de oplage door denschrijver gezien is. 5. Stuk.

Justifier ov.w. : 1. Recntvaarligen, als recht-vaardig voorstellen, de onschuN aantonen van.2. Billijken, wettigen. — so haine : Doen zien,hoe gerechtvaardigd zijn haat is. — les esperancesde qn : Aan tem hoop beantwoorden. 3. Bewij-zen, bewaarheden. de juistheid aantonen van.4. De juiste lengte (aan de regale) geven. Afwer-ken en gelijkmaken (drukletters). onov.w. : —de : Bewijzen, doen blijken.

Justin m : Justinus.Justinien m. : Justinianus.Jute in. : Jute (Ind. hennep).Juteux Sappig. Lek (schoen).Juvenal m. : Juvenalis (zeer scherp dichter).Juvenile Jeugdig.Juvenilement : Op jeugdige wijze.Juvenilite v. : Jeugdigheid.Juxtalineaire : Traduction — : Woordelijke ver-taling naast de tekst afgedrukt.

Juxtaposer : Naast elk. plaatsen, aaneenzetten.I se — : Zich naast elk. plaatsen. Uitwendig zichvoegen bij.

Juxtaposition v. : Naastelkanderplaatsing. (t a a 1 k.)Mots composes par — : Samengestelde woordendoor aaneenvoeging gevormd.

K*K m. 1. K v. 2. (verk.) Kilogramme = Kil.Kaiser (spr. Sear) m. : Keizer Wilhelm II.Kaki : Khakikleurig.Kaleidoscope m. : Kijker waarin de ingelegdevoorwerpen, door elke beweging, nieuwe figu-ren vormen.

Kaleidoseopique : Van een kaleidoscoop. (fig.)Veranderlijk.

Kali m. : Zoutkruid. Loogzout, potas v.Kalmouk m. : Kalmuk (Tartaars yolk).Kangourou, -uroo m. : Kangoeroe m.Kaolin m. Porseleinaarde v.Katalyse v. : Verschijnsel, dat zekere stoffen deeigenschap bezitten, door haar aanwezigheid al-leen, een reactie te doen ontstaan of te versnellen.

Keepsake m. (spr. kipsek) Verjaardags-, nieuw-jaarsalbum.

Mir en Whir m. : Kefir (gegiste melk) m.Kepi m. Soldaten-. Gymnasiastenpet v.Kermesse v. : Patroonsdag m. Kermis v. Wel-dadigheidsfeest.

Khan m. : Khan (Tartaars vorst). Oosters vorst.Marktplaats v. Karavaanherberg v.

Khanat m. : Gebied van een Khan.Khedive m. : Khedive (onderkoning van Egypte).Kif-kif Edn pot nat.Kilo = Kilogramme m. : Gewicht van 1000gram, kilo.

Kilolitre m. : Maat van 1000 liter v.Kilometre m. : Maat van 1000 meter v., kilo-meter m. Mijlpaal m.

Kilometer : Van mijlpalen voorzien.Kilometrique : Van de kilometer. Borne — :Mijlpaal m.

Kiosque m. : 1. (Aan alle kanten geopende) tentv. 2. Kraampje, kiosk v.

Kirsch of --wasser m. (spr. -vassre) Kersen-brandewijn m., kirsch o.

Klaxon m. : AutotoeterKleptomane in. en bv.nw. : Steelziek (mens).Kleptomanie v. : Neiging tot diefstal.Knout rn. (spr. knoute) Gesel m. -straf v.Kola in. : Kolaboom I v. : Kolanoot(noix de —) v.

Kopeck : Kopeke (een Russische munt)Kouriles v.mv. Koerilen (eilandengroep).Krach (spr. krdk) : Beurscrisis v. Val vangrote onderneming

Kyrie of --eleison m. : (Bath.) Kyrie (dealder mis, beginnende met de woorden Kyrie elei-son : Heer, erbarm U1).

Kyrielle v. : 1. (vroeger) Litanie v. 2. (thans;fig.) Lange rij v., reeks v.

Kyste : Kapsel(gezwel). Omhulsel (waarin eendier zich terugtrekt).

L.L m. : 1. (letter) L v. 2. (verk.) Litre : Literm.; Livre : Pond. 3. (Rom. cijfer) = 50.

L. St. : .Livre Sterling : Pond Sterling.L. L. M. M. : Leurs Majestes : Hunne Majesteiten.L. L. A. A. I. I. : Leurs Altesses Imperiales :Hunne Keizerlijke Hoogheden.

La lidw. : De, het. z. le lidw. I vnw. : Haar, hem,het. z. le vnw. I m. : (muz.) La v. (fig.) Don-ner le — : De toon aangeven, 't voorbeeld geven.

Li bw. : 1. (plaats) Daar, ginds. Derwaarts,daarheen. Halle Halt! Wacht evens Qui va

Werda? Cette rue- —; cet arbre- — : Gindsestraat; - boom. Par — : Daardoor, -langs; op diewijze. Allez par — : Ga hier langs, - door. Iltaut en passer par — : Men moet daaraan welvoldoen. Qu'entendez-vous par —7 Wat wilt gedaarmee zeggen ? Sont-ce — nos gens g Zijn datonze mensen? De — : Van daar, van die plaats;

* Woorden met K die hier niet gevonden worden, vindt men allicht onder C.

Page 268: aardrijkskunde - DBNL

252 LAID.LA-BAS.

vandaar, uit die oorzaak, daaruit. Je ne sors pasde - : Ik blijf daarbij. Tout est - pour moi : Datis voor niW de hoofdzaak. Otez-vous de -I Scheerje wegt 2. (tijd) Dan, toen (tegenover thans). Aquelque temps de - : Enige tijd later. 3. (fig.)Daar, op dat punt. C'eet - que je l'attends : Daarwilde ik hem hebben. (Il est) ten peu - : Dieniet mis is. Une femme ten peu la : Een v. diemeetelt. L'affaire en est - : Z6 staat 't metde zaak. J'en Buis maintenant - : Ik ben nudaaraan toe, het is zover met mij gekomen. Itussenw. : 1. (slaat op hetgeen volgt) Sion venait . . . la . . . tout a coup : Als er eensiem. kwam . . . zo maar . . . plotseling. IA,que vows avais-je dit I Daar hebben we 't al, wathad ik je gezegd? La, franchement . . . : Nu dan,eerlijk gezegd . . . . Main la, dites la verite :Maar, komaan, zeg de waarheid. Je votes de-mande pardon, main a, c'est trop dr6le : Vergeef't me, maar ziet ge, 't is te mal. (aan heteinde van een zin) Je ne l'ai pas fait, la!Ik heb 't niet gedaan, nu weet ge 't. (slaatop lets dat juist gebeurd is) La, c'est bien: Zo (ziezo), ik ben klaar. (verzachtend)La . . . etes-vows contents? Nu dan, daar dan.. . zijt ge tevreden ? 2. -1 -1 Zacht wat,bedaar watt Oh -1 -1 -1 Nee . . . maar . . .;o jet 3. -, - : Zo, zo, tamelijk.

IA-bas : (dikwijls : par -) Ginds. Ergens buiten.Buiten Parijs.

Labour m. : 1. Aanhoudende arbeid m., zwoe-gen. Bates de - : Ploeg-, werkdieren. 2. Grootdrukwerk. Talrijk schrijfwerk.

Labial : 1. Van de lippen. Lettre -e of -e v. :Lipletter. 2. (recht) Mondeling.

Labia : Lipvormig.Laboratoire m. : Laboratorium. Werkplaats v.Laborieusement : Met veel moeite. Werkzaam.Laborieux : Moeihjk, moeitevol, zwaar. (fig.)Gezocht (geestig). Werk-, arbeidzaam.

Labour m. : 1. Akker-, grondbewerking. Chevauxde - : Ploegpaarden. 2. Geploegd veld.

Labourable : Beploeg-, bebouwbaar.Labourage m. : Het omwerken, - omploegen(grond). Akkerbouw m. -loon.

Labourer : 1. Omwerken, -ploegen, -spitten. 2.Omwoelen. - le terrain : De grond omwoelen(paard). 3. Doorstrepen. Openrijten, -krabben.4. (fig.) Omwerken, bearbeiden.

Laboureur m. : Landman, boer.Labyrinth° m. : 1. (gesch.) Labyrint (gebouwwaarin men licht verdwaalde). 2. Doolhofm. (ontleedk.) Doolhof (inwendig oor). 3.(fig.) Verwarring, verwarde zaak v.

Lac m. (spr. lak) : Meer. Plas mLacage m. : Het rijgen.Lacedemone v. : Lacedemonie. Sparta.Laeêdêmonien : Lacedemonisch. -ier. Spar.taans. -aan.

Lacer : (Toe)rijgen. Mazen (net). I se - : ZichLaceration v. : Verscheuring. [inrijgen.Lacêrer : (Ver)scheuren.Laeet m. : 1. Veter m. 2. Zigzaglijn v., winding(van weg). Mouvement de - : Slingering (intrein). 3. Strik (voor vogels, wild) m. (fig.)Tendre des -8 a qn : Iem. strikken spannen. 4.Scharnierverbinding.

LAche :1. Slap, los. Style - : Matte, slepende. 2.Traag, loom. 3. Laf. 4. Laag, schandelijk. I m. :Lafaard.

Lachement : Slap. Vadzig. Lafhartig. Schandelijk.Lacher : 1. Ontspannen, losser maken, vieren(touw). - la bride, - la gourmette : De teugels vie-ren aan. Tenue kichee : Nalatige kleding; - hou-ding. 2. Loslaten. (fig.) - qn : Iem. in desteek laten. - prise : Loslaten; zijn prooi -; (fig.)het opgeven. Faire - prise a qn : Iem. noodzaken(zijn prooi) los te laten. 3. Los-, vrijlaten, nietlanger tegenhouden. - lee chiens sur -, apres qn :De honden op iem. loslaten. Ldchez tout! Los 1Alles los t - des eaux : Water doen afstromen. -un mot, - une parole : Zich een woord latenontvallen. - le mot : Het beslissende woordspreken. (fig.) - ten trait; - une sottise : Zich eenhatelijkheid -; een domheid laten ontvallen. I se- : Slap -, los worden, zich laten gaan. Elklaten schieten. De boel verklappen.

Lächetê v. : Vadzigheid, lafheid, laagheid.Lads m. : Net-, maaswerk.Laconique en -ment : (fig.) Kort en bondig.Laconisme m. : Bondigheid.Lacrymal : Traan-. Glande -e : Traanklier v.Lacrymatoire m. : (g e s c h.) Tranenkruikje(erne -).

Laerymogêne : Traanverwekkend.Lacs m. (spr. la) : 1. Snoer, koord, strik m. 2.Strik (voor wild). (fig.) Valstrik.

Lactaire : Van de melk, - het zogen.Lactation v. : Melkuitscheiding. -geving. Het zogen.Lade : Van -, door melk, melkachtig. Date -e,regime - : Melkvoeding, -dieet. Produits -s :Zuivelproducten. (sterrenk.) V oie -e : Melkweg.

Lacteseent : Met een melkachtig sap.Lactifére : Melkaanvoerend.Laetique : Uit -, van melk.Lactomètre, -scope m. : Melkweger.Lactose V. : Melksuiker v.Lacune v. : 1. Opening, holte (in weefsel) v. 2.(f i g.) Gaping, leemte v., gebrek.

Laeustre : Van de meren. Meervormig. Habita-tions -.9 : Paalwoningen.

Li-dedans : Daarin.Li-dessous : Daaronder.LA -dessus : 1. Daarboven. (fig.) - it n'y a qu'unevoix : Daarover zijn allen 't eens. Par - : Op detroop toe. 2. (tijd) Daarop.

Ladre m., -esse v. : Melaatse. (fig.) Aarts-gierigaard. I bv.nw. : Melaats. (fig.) Vrekkig,op de penning zestien.

Ladrerie v. : Melaats-. (f i g.) Vrekkigheid.Leprozenhuis.

Lane m. : Laertes (vader van Ulysses).Lagopéde m. : Sneeuwhoen (- blanc).Laguna v. : Lagune (ondiep strandmeer) v., haf.Lh-haut : Daar boven, - in de bergen.Lai : Wereldlijk. Frere -; sceur -e : Lekebroe-der; -zuster. I m.: (letterk.) Verhalend of ly-risch gedicht in achtlettergrepige verzen.

Laic, laique z. latque.Laicisation v. : Het ontdoen van het geestelijkkarakter.

Laleiser : Van zijn geestelijk karakter ontdoen.École -isie : Waarvan bet personeel van geeste-lijken door openbare onderwijzers vervangen is.

Laicite v. : Wereldlijk karakter. Neutraliteit (derschool).

Laid : 1. Lelijk, mismaakt. - a faire peur : Le-lijk als de nacht. 2. (fig., f am.) Lelijk, slecht.I m. : Het lelijke. Voir les chosen en - : De din-gen van de lelijke zijde bezien.

Page 269: aardrijkskunde - DBNL

LAIDE. 253 LAMPADOPHORE.

Laide v. : Lelijke vrouw, lelijkerd.Laidement : Op lelijke wijze.Laideron V. : Lelijke vrouw , - meisje.Laideur v. : Lelijk-. (fig.) Afschuwelijkheid.Laie v. : Wilde zeug. Smal bospad. Orgelkastv, Perskuip (droesem) v.

Lainage m. : Vacht v. Wollen weefsel. Kaar-ding (zuivering van stoffen).

Lain v. : 1. Wol v. Bas de - : (fig.) Kouswaarin men geld bewaart, spaarpotje. Bêtes- : Wolvee. 2. Wollig dons (plant). Kroeshaar(negers).

Lamer : Kaarden (wol zuiveren).Lainerie v. : Wolfabricage v. Wollen goederen.Wolwinkel m. -handel m. Kaarderij.

Laineur m. Kaarder.Laineux : Van wol, wollen. Wollig, ruig.Lainier m., -iére v. : Wolhandelaar. -werker,-ster. bv.nw. : Van de wol of de wolindustrie.

Laique : Wereldlijk. Enseignement - Openbaarneutraal onderwijs. m. : Leek.

Lais m. : Overblijvende boom m. Aanslibsel.Laisse v. : 1. Koppeiriem m. -band m. Tenir en

: (fig.) Bedwingen, inhouden. illener prome-ner en - Aan de leiband houden. 2. Hoede-band, -lint.

Laisser ov.w. : 1. Los-, toelaten, laten. - allerles chosen, -tout aller : Niet ingrijpen; de zakenmaar Naar loop laten. Laissez faire, laissez pas-ser : Laat de mensen vrij arbeiden en hande!drijven; (fig.) laat de boel maar waalen. Lais-sez dire : Laat de mensen maar praten. Se -vivre : Violen laten zorgen; een plantenlevenleiden. Se - faire : Zich niet verzetten. 2. Latenstaan, - liggen, - zitten. (Achter)laten, over-laten, niet meenemen. un ami : Een vriendverlaten. Sa force le laisse : Zijn kracht begeefthem. - de senfants; - un Achterlaten.

-des regrets : Beweend worden. 3. (fig.) Afzienvan, nalaten, verlaten. Overslaan, laten rusten.Laissez celal Laat dat! Houdt op! Laissons celalLaten we daarover niet verder praten! Laissezdone! Praat toch niet zo! - de cote : Ter zijdelaten, links laten liggen. - la : In de steaklaten; afleggen (kleed); laten staan; afzien van(plan); niet spreken over. C'est d prendre ou a

: Gij moet kiezen of delen. Il taut en prendreet en - Daar is goads en slechts bij. (metque, de en de infinitief) Ne pas - defaire qch : Toch ondanks alles iets doen, nietnalaten. Cela ne laisse pas que d'étre vrai : Tochis 't waar. 4. (fig.) Laten (in zijn toestand).- en repos, - en paix : Met rust laten. Laissez-moi : Laat mij alleen. - en blanc : Openlaten. 5.Laten, - houden, niet ontnemen, overlaten. 6.

-a : Overlaten. Je laisse a penser : Men kan denken,- zich voorstellen.

Laisser-aller (s o m s : laissez- -) m. (my. one.) : Ach-teloos-, onverschilligheid. Ongedwongenheid (stijl).

Laisser-passer (soms : laissez- -) m. (ma. onver-and.) Toegangsbiljet. Geleibiljet. - voor koop-waren die zonder belasting in- of uitgevoerdworden.

Lait m. : 1. Melk v. Zog. Frêre-; smut de -:Zoogbroeder; -zuster. Sucer avec le - : Met demoedermelk inzuigen. Vache : Melkkoe ; f i g.)-tje, rijke bron van inkomsten. (fig.) S'emportercomme une soupe au : Opvliegen ale buskruit.Boire du : Iets slikken; zich gelukkig voelen.Battre du : Karnen. battu, - de beurre :

Karnemelk. Petit- - Wei v., hui v. - coupe :Water en melk. 2. Vloeistof v. - de l'oeut : Duneiwit. - de poule : Warm water met geklopt ei(tegen verkoudheid). 3. (fig.) - de ?oche : Berg-melk.- vegótal : Melksap der planten. (sterrenk.)Voie de - : Melkweg.

Laitage m. Zuivelproducten. Melkspijzen v.Laitanee v. en laite v. : nom (vis) v.Laitd : Met een hom (vis).Laiterie V. Melkkelder m., -huis, melkerij. Melk-winkel m. Zuivel-, melkfabriek v.

Laiteron m. Melkdistel v.Laiteux : Van de melk, - 't zog. Melkachtig,-kleurig. Met hom bevrucht.

Laitier m. : 1. Melker. 2. Melkverkoper, -boer.bv.nw. : Melk-, zogrijk. Vache -iere Melkkoe.

Laitiere v.: Melkmeid. -vrouw. Melkzeefster.Laiton m. : Geel koper, messing. Omwoeld koper-draad.

Laitue v. : Latuw v., gewone veldsla v. - ro-maine : Bindsla. - de Chien : Hondsgras.

Laize v. : Breedte (stof) v. Baan (zeil) v.Lama m. : 1. Boeddhapriester in Thibet, lama.2. Lama (herkauwer) m.

Lamanage m. : (zeev.) Het loodswezen. Hetloodsen door een havenloods.

Lamaneur m. : Havenloods (pilote -).Lambeau m. : 1. Lap m., brok, stuk. En -x : Aanflarden. S'en aller en -x : Kapot gaan. 2. (fig.)Brokstuk.

Lambin : Langzaam, treuzelachtig. m. : Treu-zel. (mil.) Groan, baar.

Lambiner : Treuzelen, talmen.Lambrequin m. : 1. (wapenk.) Helmdekkleed.2. Strook onder de kuras v. 3. Nagemaaktedraperie v.

Lambris m. : 1. Schot-, paneelwerk, wandbe-kleding, lambrizering. 2. Pleisterbekleding.3. Plafond; (fig.) wanders m. (fig., dichtk.)Les celestes - : Het hemelgewelf.

Lambrissage m. : Het beschieten. - pleisteren.- bekleden.

Lambrisser Beschieten. Pleisteren. Bekleden.Lambruehe, -usque v. : Wilde wingerd m.Lame v. : 1. Plaatje, blad. 2. Bladschijf v. 3.Gouden zilveren draad (weefsel) m. 4. Lem-mer, klieg v.; blad (schaar). Gillette-mesje.Figure en - de couteau : Smal en lang gezicht.(f i g.) C'est une fine - : Het is een sluwe rot. La -use le fourreau : De grote geestesinspanningsloopt het lichaam. 5. Golf v., golfslag m. - defond : Grondzee v.

Lam§ : Met goud-, zilverdraad doorwerkt.Lamella V. : Blaadje, strookje, schilfertje.Lamellê : In smalle strookjes, bladerig.Lamentable en -ment : Droevig, jammerlijk,erbarmelijk. Klaaglijk, jammerend.

Lamentation V. : Jammer-, weeklacht v.Lamenter ov.w. : Beklagen, bejammeren. I onov.w. en S8 - : Jammeren, klagen.

Laminage m. : Het pletten.Laminer : Pletten.Laminerie V. : Pletterij,Lamineur m. : Pletter. Rol m., cylinder m.Lamineux Uit bladen, - schilfers samengesteld.Laminoir m. : Wals-, pletmachine v., -werk.Lampadaire m. : 1. Lichtdrager. 2. Kandelaberm., luchter m. Lamp v.

Lampadiste, -dophore m. : Mededinger in defakkelloop (der Ouden).

Page 270: aardrijkskunde - DBNL

254 LANTURELU.LAMPE.

Lampe v. : Lamp v. - a suspension : Hanglamp.- a esprit-de-vita : Snelkoker, spiritusstel. -liseuse : Leeslamp. Poste a -s : Lampontvanger.

Lampe° V. : Grote slok m. Vlek v.Lamper ov.w. : (f am.) Naar binnen slaan, in-slurpen. I onov.w. : Pooien.

Lamperon m. : Glas (kerklamp). Pijp v., tuit v.Lampion m. : Illumineerglas, vetpotje.Lampiate m. : Lampenfabrikant, -handelaar.Lampenist, lampenopsteker.

Lampisterie v. : Lampenfabricage v. -kamer v.-werk.

Lamproie V. : Lamprei (vis) v.Lampyre m. : Glimkever m.Langage m. : Het te water laten (schip). (fig.)'t In zwang brengen. 't In de handel brengen.

Lance v. : 1. Lana v., speer v. En ler de - :Vierhoekig en in een punt uitlopend, lans-puntvormig. (f i g.) Rompre une - pour qn; - avecqn : Voor iem -; met iem. de strijd opnemen.2. Lansier. Speerruiter. Lancet. - a feu : Vuur-pij1 m. - (a eau, d'incendie) : Tuinsproeier;straalpijp v. 3. Vuur-. Waterstraal m.

Lance : Een beetje aangeschoten. Veel uitgaand;in de wereld bekend.

Lance-bombes (my. onv.) m. : Bommenwerper.Lance-flammes m. (my. onv.) : Vlammenwerper.Laneement m. : 't Van stapel (laten) lopen.'t In de mode brengen.

Lance-mines (mv. onv.) m. : Mijnwerper.Lanceole : (plantk.) Lansvormig.Lancer : 1. Werpen, wegslingeren, -schieten. 2.Plotseling toebrengen (slag). - un deeret : Eendecreet uitvaardigen. 3. Loslaten, laten ver-trekken. - lea chiens a la poursuite du gibier :De honden achter het wild aanjagen. - un na-vire : Een schip te water laten. - un ballota :Een b. oplaten. - une personae : Iem. in dewereld -; in zaken -; in hoge ambten bren-gen. - une of faire : Een zaak op touw zetten.- un article; des cigarettes : Op de markt ingangdoen vinden. - une ides : Een gedachte ingangdoen vinden. - une phrase : Een zin uitschreeu-wen. I se - : 1. Zich werpen, - storten. - enavant : Er op losstormen. 2. Erg jolig worden;loskomen. 3. se - sur : Zich werpen op, aanvallen.4. se - dans: Zich storten in, zich begeven in;zich gaan toeleggen op.

Lancer m. : Het op-, - loslaten.Laneette V. : Lancet, wondhelersmesje.Lander m. : Lansier, ulaan. Quadrille des -8of les -s : Soort Eng. quadrille (dans) v.

Laneinant : Schietend (pijnen), met scheuten. (f 1 g.)Bitter, smartelijk.

Landau m. : Landauer (rijtuig) m.Lande v. : Heideveld. Les -s : De Landes (Z.-Fr.);(fig.) lets dors.

Landerneau m. : 1. L., stadje in Finisterre. 2.(fig.) Plaatsje waar de mensen voor nietsnugger doorgaan, (ons) Kampen.

Landgrave m. (spr. landegr-) : Landgraaf.Landgraviat m. (spr. land,egr-) : Landgraaf-schap.

Landier in. : Haardijzer, -bok.Langage m. : Uitdrukking der gedachten doorwoorden, taal v. Tenir un - : Op zekere wijzespreken. Changer de - : Een andere toon aan-slaan.

Lange m. : Luier v. (fig.) Dans les -8 : In zijngrille jeugd.

Langoureusement en -eux : Vol zwakheid, mat.Smachtend, kwijnend.

Langouste v. : Pantserkreeft m.Langue v. : 1. Tong v. Tire? sa - : Zijn t. uit-steken (om te spotten). Tenir sa - : Zijn mondhouden. Avoir la - lice : Niet kunnen -, durvenspreken. Avoir la - bien perdue, - effilee : Niet opziju mondje gevallen zijn. J'ai ce mot sur (lebout de) la - : Dat woord brandt mij op detong. Se mordre la - : Zich op de tong bijten;(fig.) nog juist inhouden, wat men zeggen wilde.Se mordre la - d'avoir park : Spijt gevoelen, ietsgezegd te hebben. Coup de - : Hatelijkheid. La- lui va toujours : Zijn mond staat niet stil. Iln'a pas sa - dans sa poche : Hij is niet op zijnmondje gevallen. Une bonne - : Een babbelkous;(spot) een kwaadspreker. Mauvaise -, mecharate- : Kwaadspreker, -spreekster. (yolk) Mettreun bceuf sur la - : Een slot op de mond doen.2. Taal v. - maternelle : Moedertaal. - mere :Taal waarvan andere afgeleid zijn. -s 8ceurs :Zustertalen (uit den grondtaal ontstaan). - &rite;-parlde : Schrijf-; spreektaal. - verte : Dieventaal.Nous ne parlons plus la méme - : We verstaanmekaar verkeerd. Pays de - frangaise : Landwaar Fr. wordt gesproken. 3. Tongvormig voor-werp, tong (bv. aan balans). - de terre : Landtong.

Langue d'oc V. (spr. -Ole) : Langue d'oc (taalwelke ten Z. der Loire gesproken werd) v.

Languedocien : Mt -. Bewoner van Languedoc.Langue d'oll v. (8pr. -6-ile) : Langue d'oIl (taalwelke ten N. der Loire werd gesproken) v.

Languette V. : Tongetje, tongvormig voorwerp.Klep (in blaasinstrument, orgelpijp) v. Tong(balans, schoen) v.

Langueur v. : 1. (lichaam) Kwijning, slap-held. (fig.) Loomheid. Maladie de - : Kwijnende,slepende ziekte. 2. (f i g.) Kwijnende toestandm. 3. Smachtend verlangen (van liefde).

Languid° : Kwijnend, smachtend.Languir : 1. (Weg)kwijnen, vervallen. 2. (fig.)Werkeloos zijn, verflauwen. 3. (fig.) Smachten(van liefde, zorgen). Vergaan (van verveling).Ne nous faites plus - : Stel ons geduld niet al telang op de proef.

Languissamment en -ant : 1. Kwijnend, zie-kelijk. 2. (fig.) Slap (zaken). Zonder werkzaam-held. Vervelend, langdradig. 3. Smachtend. Sle-pend (muziek).

Lanier° v. : Lange, smalle riem m., reep m.Lanifere : Woldragend, -voortbrengend.Lansquenet m. : 1. Landsknecht, Duitse voet-soldaat. 2. (soort) Kaartspel.

Lanterns V. : 1. Lantaarn v. - sourde : Dieven-,geheime -. A la -1 Hangt (hem, haar) op 1 -magique; - de projection : Tover-; lichtbeelden-lantaarn. (fig.) Oublier d'allumer -, d'eclairer sa- : Het voornaamste vergeten. - venitienne :Lampion v. Prendre des vessies pour des -8 : Zichknollen voor citroenen laten verkopen. 2. Trap-lantaarn. Open torentje. Wiel met verschillendespillen.

Lanterner onov.w. : De tijd verbeuzelen, talmen. Iov.w. : 1. (Iem.) aan 't lijntje houden. 2. Aan detouwen der straatlantaarns ophangen.

Lanternerie v. : Getreuzel. Geleuter.Lanternier m. : Lantaarnmaker. -opsteker.Treuzelaar, leuteraar.

Lanturelu m. : Refrein van een spotliedjetomeen weigering uit te drukken.

Page 271: aardrijkskunde - DBNL

255 LATIN.LAPER.

Laper : Oplikken, opslobberen.Lapereau m. : Konijntje.Lapidaire m. : Diamantwerker. -handelaar. Slijp-werktuig. I bv.nw. : Van de stenen. Style — :Korte en bondige stijl (zoals die der op steengegrifte inschriften). Musee — : Museum vanopgegraven stenen en beelden.

Lapidation V. : Steniging.Lapider : Stenigen.Lapidifier : Steenachtig -, hard makers.Lapidifique : Dat zo hard als steen maakt.Lapin m. : Konijn. — de clapier, - de chou(x),

- domestique : Tam -. (fa m.) Courir comme un — :Lopen als een haas. C'est un rude, un (f ameux)— : Dat is een flinke kerel. Un vieux — : Eenouwe rot. Poser un — a qn : Niet komen bijiem., na afspraak; (fig.) iem. voor den gekhouden. Pattes de — : Korte bakkebaardjes.

Lapine v. : Wijfjeskonijn, voedster.Lapis(-lazuli) m. (spr. lapissl-) : Lazuursteenm., natuurlijk ultramarijn.

Lapon : Laps, Laplands. -er.Laponie V. : Lapland.Laps m. (spr. lapse) : — de temps : Tijdruimte v.,tijdsverloop. I bv.nw. : (kerk) Verketterd, afvallig.

Lapsus m. (spr. -us) : (fam.) Vergissing.Laquais m. : Lakei, knecht. Mentir comme un— : Liegen alsof 't gedrukt staat.

Lague v. : Lak, -hare v.; gomlak (gomme —).I m. : Verlakt (Chin. of Japans) voorwerp.

Laquedives v.mv. : Lakedieven (eilanden inde Ind. Oceaan).

Laquer : (Ver)lakken.Laqueux : Lakachtig.Laraire m. : (gesch.) Huisvertrek waar de huis-goden (laren) geplaatst waren, lararium.

Larbin m. : (f am.; ong. bet.) Lakei, knecht.Larein m. : (Kleine) diefstal m.Lard m. : Spek. Perdre son — : Mager worden.

Pierre de —: Speksteen; knit der kleermakers.Larder : 1. Met spek doorsteken, bespekken. 2.

(f am.) Doorsteken. — de coups d'epee, - a coupsde couteau : Een groot aantal steken toebrengenaan. 3. (fig.) Met hatelijkheden overstelpen (-de beocards, - d'ipigramm,es). Doorspekken.

Lardoire V. : Lardeerpriem m.Lardon m. : 1. Spek-, lardeerreep m. 2. (f i g.)Steek m., vinnige zet m.

Lare m. : (gesch.) Huisgod (diets —). (fig.)Les —8 : De huiselijke haard m.

Large : 1. Breed. 2. Groot, wijd, ruim. Du cuird'autrui — courroie : Van eens anders leer is 'tgoed riemen snijden. Prendre une — part A :Ruim deelnemen aan. Avoir la conscience —(comme la manche d'un cord,elier), avoir la manche— : Een ruim geweten hebben; gemakkelijk zijn.3. (fig.) Gemakkelijk, ruim. Gui, royaal. Hommetres — : Zeer royaal mens. 4. (kunst) Los,fib, stout. I bw. : 1. Uitgestrekt. Ruim, rijke-lijk. 2. Wijd, ruim. Ver. Il n'en méne pas — : Hijis niet op zijn gemak, -heeft niet veel in te brengen.3. (kunst) Los, fiks, stout, met brede streek. Im. : 1. Breedte v. L'allie a deux metres de — : Delaan is 2 M. breed. Se promener de long en — : Heenen weer lopen. 2. Ruimte v. .Donner du — a :Ruimte verschaffen, vrij doen ademen. Prendre U—, gagner au — (z. 3) : Heengaan, zijn biezenpakken. Passez au — of au —I Kom niet naderbij1uit de weg 1 Etre (loge) au — : Ruim wonen,veel ruimte hebben. Etre au — : Onbekrompen

kunnen leven; (fig.) een ruim geweten heb-ben. 3. Ruime sop. Prendre -, gagner le — : 't -kiezen. Vent du — : Zeewind.

Largement : Rijkelijk, ruimschoots, ten voile;overvloedig. Met ruime blik.

Largesse v. : Vrijgevig-, royaal-, gulheid.Milde gift v., mild geschenk.

Largeur V. : Breedte v. Uitgestrektheid, wijdte.(f i g.) Onbekrompenheid.

Largo bw. : (muz.) Breed, gedragen. 1 m. : -stuk muziek, largo.

Largue : (zeev.) Los, slap hangend. Vent — :Ruime wind, bakstagswind.

Larguer ov.w. : (zeev.) Vieren, losgooien. I onov.w.: 1. Los worden. 2. Ruim voor de wind zeilen.

Larigot m. : (soort) Fluitglas. (muz.) Fluitre-gister. (fi g.) Boire a tire-- : Zuipen.

Larix m. (spr. -iks) : Lorkeboom m., lariks m.Larme v. : 1. Traan m. Verse? -, pleurer des —sde sang : Hete tranen schreien. Avoir la — al'ceil : Op 't punt staan te schreien. Avoir des—s dans la voix : Met een door tranen verstiktestem spreken. Tout en —s : In tranen badende.Rire aux —s : Z6 lachen, dat men tranen in deogen krijgt. 2. Droppeltje, teugje, klein scheutje.3. Droppelvormig sap, droppeltje. — batavique,- de verre : Glastraan.

Larmoiement of -olment m. : Geween, gehuil.(geneesk.) 't Tranen.

Larmoyant : Schreiend, vol tranen. (fig.) Aan-doenlijk. Huilerig.

Larmoyer : Tranen. Huilen.Larmoyeur m. : Huilebalk.Larron m., -onnesse v. : Dief, dievegge (dieheimelijk steelt). L'occasion fait le — : De ge-legenheid maakt den dief. — d'honneur : Eer-rover. (godsd.) Le bon — : De goede moorde-naar (op Golgotha).

Larronneau m. : Diefje.Larve v. : (gesch.) Afschuwelijk schrikbeeld,- spook. (nat. hist.) Larve v.

Larynge en laryngien : Van 't strottenhoofd.Tot 't strottenhoofd behorend.

Laryngite V. : Strottenhoofdontsteking.Larynx m. (spr. -inks) : Strottenhoofd.Las, —se : 1. Moede, afgemat. 2. (fig.) Wars,moede, afkerig van. I Las tussenw.: (o u d) Helaas I

Lascar m. : 1. Indisch matroos. 2. (mil.) Sol-daat die zijn plicht niet doet, „lijntrekker". 3.(fam.) Schoft. Kerel. Patjakker.

Laseif en -ivement : Dartel. Geil, wellustig.Laseivete V. : Dartel-. Geil-, wellustigheid.Lasser : Vermoeien. (fig.) Vervelen. I se — : Zichvermoeien. Se — de faire qch : Iets moe worden.Se — a f . qch : Zich met lets vermoeien.

Lassitude V. : 1. Moe-, vermoeid-, matheid. 2.(fig.) Walging, afkeer m.; verveling.

Lasso m. : Werpstrik m.Last(e) m. : (zeev.) (Tonne)last (twee ton) m.Latanier m. : Waaierpalmboom m.Latent : Verborgen, geheim. La crise dtait al'tftat — : De crisis dreigde in 't verborgene.Chaleur —e : Latente -, gebonden warmte.

Lateral : Aan de zijde, (in samenst.) zij-.Lateralement : Van ter zijde. — a : Zijdelings van.Latielave m. : (gesch.) Met purper omzoom-de mantel (der Senatoren te Rome) m.

Latin : 1. Latijns. Nations —es : Romaansevolkeren. 2. Voile —e : Latijns -, driehoekigzeil. Quartier —, pays — : Parijse studenten-

Page 272: aardrijkskunde - DBNL

256 I.1 GATION.LATINISER.

wijk. I m. : 1 Latijn (oud yolk). 2. Mens dietot een der Romaanse volkeren behoort. 3.Latijn. - de cuisine : Potjeslatijn. J'y perds mon- : Ik zie er geen gat in; - word er niet uit wijs.Je suis a bout de mon - : Ik weet geen raad meer.

Latiniser : 1. Een Latijnse vorm geven aan. 2.Een Latijns -. Een Romaans karakter gevenaan (landstreek).

Latinisme m. : 1. Lat. taaleigen. 2. Wending -,woordvoeging naar het Latijn nagemaakt.

Latiniste m. : Kenner der Latijnse taal.Latinite V. : Eigenaardig karakter van het dooreen schrijver gebruilde Latijn. La basse - :Het verbasterde Middeleeuwse Latijn.

Latitude v. : 1. Uitbreiding. 2. (fig.) Vrijheid(van handelen), speelruimte v. 3. Geographischebreedte v. 4. Luchtstreek v., klimaat; sterre-breedte.

Latrines v.mv. : Bestekamer v.Lattage m. : Het beleggen met latten. Latwerk.Latte v. : Lat v. Lange, rechte cavaleriesabel v.Latter : Met latten voorzien, beschieten.Lattis m. : Latwerk.Laudanum m. (spr. -dmm) : Tinctuur van opium v.Laudatif : Prijzend, lovend.Laudes v.mv. : (Kath.) Lof (na de metten) m.Laure v. : Laura.Laurent : 1. Gelauwerd. 2. bv.nw. en m. : (Leer-ling, iem.) die een prijs heeft gekregen op eenvergelijkend examen; prijswinner.

Laurence v. : Laurentia.Laurent m. : Laurens, Laurentius.Laureole v. -: (plantk.) Peperboompje.Laurier m. : 1. Laurierboom m. -cerise (mv.-8--s) : Laurierkers v. - -rose (my. -s--s) :Oleander m. 2. Des -s : Lauweren m., -kran-sen rn.; (fig.) roem m., eer v. S'endormir sur ses-s : Op zijn lauweren rusten.

Laurinees v.mv. : (plantk.) Laurierplanten v.Lavable : Wasecht, -baar.Lavabo m. : 1. (kath.) Zeker gedeelte v. d.mis. Linnen doek waarin de priester de han-den droogt, lavabo. 2. Wastafel v.; -vertrek.

Lavage m. : Het wassen. Het (uit)wascien '(erts,wol). (fam.) Dunne kost, - soep.

Lavalliere v. : Zwierige strik m.Lavande V. : Lavendel v. Eau de - : -water.Lavandiere v. : Wasvrouw. -toestel.Lavasse v. : Plasregen m. Watersoep v. Prut-koffie, „gootwater". Uitbrander m.

Lave v. • Lava v. -steen.Lave-mains m. (me. onv.) : Fonteintje.Lavement m. : Wassing. Lavement.Laver : 1. Afspoelen. 2. Wassen. Uit-, af-wassen. (fi g.) - la téte, - les oreille,s a qn :Iem. een uitbrander geven. Une main lave l'autre: Die twee helpers elkaar. 3. Bespoelen, lopenlangs (rivier, zee). 4. (y olk) Opmaken, er door-brengen. 5. Vervalsen. 6. (fig.) Reinigen. Mt-wissen. Boeten voor. Vrijpleiten. 1 Se - : Zichwassen. (fig.) - d'un crime : Zich rechtvaar-digen. Je m'en lave les mains : Ik was mijnhanden in onschuld.

Layette v. : Vaatdoek m.Lavetu. m., -euse v. : Wasser. Wasvrouw.Lavis m. : (kunst) Het wassen (van een teke-ning). Gewassen tekening.

Lavoir m. : Wasplaats v.; -huffs (- public).-bak (onder kraan).

Lavure v. : 1. Vaat-, spoelwater. (fig.) Dunne

soep v., tgootwatere. 2. Het wassen (erts, as).Metaalafval door wassing verkregen.

Laxatif bv.nw. en m.: Ontlastend (middel).Layeterie v. (spr. leytri) : Kisten-, kofferma-kersvak. Koffermakerij. -handel m.

Layetier m. (spr. leyty4) : Kisten-, koffermaker.Layette v. (spr. ldyete) : t (vroeger) Bast v. Ladev. 2. (thans) Luiermand v., kinderuitzet m.

Lazare m. : Lazarus.Lazaret m. Quarantainegebouw.Lazarone m. (my. lazaroni) : Napolitaans bede-laar, - kruier, - lastdrager.

Lazzi m. (spr. lazi of ladzi) :1. (kunst) Grap-penmakerij, gebarenspel in de Ital. en Fr. kluch-ten. 2. Scherts v., grap m., zet m.

Leader m. : Partijleider. Hoofdartikel (krant).Le, 1', la, les lidw. : 1. De, den, het. 2. (v66rnamen; in 't Nederl. onvertaald) Le Correge : Cor-reggio. La Dubarry : Mme Dubarry. 3. (m ina c h-tend of fam.) La Martin s'inquiitait : Vrouw M.werd ongerust. Splendide, le Rabastens! Piek fijn.die RI 4. (in aanroep) OU allez-vous, la belle?Waar gaat ge been, mooi meisje? Mangez done,les garcons! Eet toch, jongensl 5. (in uitroep)Le monstrel Wat 'n monster ! Le grand malheurl't Is ook de moeite waard! 6. (a an w ij z e n d)De la sorte : Op die wijze, a'dus. En la circon-stance : In deze omstandigheid. 7. (in een op-eenvolging van eigennamen) Les Corneille,les Racine, les Moliere : Een C., een IL, een M.8 (fam.; v66r een kunstenaarsnaam)Jouer du Chopin : Iets van C. spelen. Lire duMusset : Iets van M. lezen.

Le, 1', la, les v.nw. : Hem, haar, het, ze, hen.Le m. : Breedte (van stof) v.Leehefrite v. : Druippan (onder 't braadspit) v.Lechement m. : Het likken.Lecher : 1. Likken, of-, uit-, be-, oplikken.

-les pieds a : Zich vernederen voor. Un ours malliche : Een ongelikte beer. 2. (kunst) Likken,al to zorgvuldig afwerken. 3. Les flam,mes lech,entla chaudiere : De vlammen lekken de ketel.

Leon v. : 1. Lezing (van tekst, feit). 2, (K at h.)Deel der metten dat voorgelezen wordt, lectie.3. Les v. 4. (fig.) Les, raadgeving, vermaning.Faire la - a qn : Iem. de wet voorschrijven.

Lecteur m. : 1. Voorlezer. 2. Lector (in 't bui-tenland). 3. (Kath.) Priester van lagere rang.4. Lezer. 5. Letterkundig adviseur (bij uitgeverof theater). - de these : Promotor.

Lectrice v. : Voorlezeres. LezeresLecture v. : 1. Het lezen. La - d'un morccau demusique : Het doorspelen van een stuk muziek.Avoir de la - : Veel gelezen hebben. 2. Voor-lezing. Donner - de : Voorlezen. 3. Belezenheid.

Ledit : Bovengenoemd.Legal en -ement : Wettelijk, volgens de wet.Fête - e: Algemeen erkende Christelijke feestdag.

Legalisation v. : Het bekrachtigen, zodat eenstuk -, een handtekening in rechten geldig is.

Legaliser : (Een stuk, een handtekening) be-krachtigen, zodat het (zij) in rechten geldig is.

Legate v.: Wettelijkheid. De wettelijke vormen m.Legat m. : 1. Gezant. 2. (Kath.) Legaat, pau-selijk gezant. - a lagere : Buitengewoon p. g.

Legataire m. : Iem. die een legaat krijgt, erf-genaam.

Legation V. : 1. Gezantschap; -spaleis; -sperso-noel. 2. Waardigheid van legaat (z. legat 2).Gebied van den legaat (id.).

Page 273: aardrijkskunde - DBNL

LEGENDAIRE. 257 LESIVE.

Legendaire : Tot de legenden sagen beho-rend, uit de fabelwereld. j m. Legendenverzame-laar. -verzameling.

Legende v. : 1. Verzameling van Levens derHeiligen, - der Martelaren. 2. Volksverhaal, le-gende v. 3. Inschrift (munt). 4. Bijschrift (bijkaart, plaat); verklaring der tekens.

Leger, -Ore : 1. Licht, niet zwaar. Que la terredui soit -ere : Hij ruste in vrede. Piece (de mon-nale) -ere : Te licht geldstuk. 2. (fig.) Onbedui-dend, licht, - te dragen. B. Dun, licht, door-zichtig, fijn. Via - Lichte. The, café - : Slappe.Avoir le sommeil - : Een losse slaap hebben.Il fit une -ere grimace : Even vertrok hij 't gelaat.4. (fig.) Lichtzinnig, wuft. Oppervlakkig. 5.Vlug, flink, luchtig, licht. (kunst) Gemak-kelijk. Avoir la main -ere : Een lichte, vluggehand hebben; vlug schrijven; een lichte aan-slag hebben; behendig zijn. Chanteuse (dont la voixest) -Ore : Die moeilijke passages gemakkelijkzingt. Page -ere : Lichte, gemakkelijk vloeiendepo5zie. 6. (fig.) Vrij. Avoir le cceur : Lucht-hartig, zorgeloos zijn. - a medire : Gauw klaarom kwaad to spreken. 7. A la -ere : Op lichte -,luchtige wijze. Lichtzinnig. Examiner - : Opper-vlakkig nagaan.

Legerement : Licht. Onbeduidend. Dun, fijn.Lichtzinnig, oppervlakkig. Vlug, flink. (kunst)Gemakkelijk. (f am.) Enigszins.

Legêrete v. : Licht-. (fig.) Gering-, onbeduidend-.Dun-, doorzichtig-. Lichtzinnig-, wuft-. Opper-vlakkig-. Vlug-, flinkheid. Lichtzinnige streek m.

Legiferer : Wetten makers, - geven.Legion v. : 1. (gesch.) Romeins legercorps,legioen. Leger(corps). - etrangere : Vreemden-legioen. 2. (fig.) Groot aantal, menigte. Itss'appellent ils soot - : Er zijn er zeer vele, - teveel. 3. -d'honneur: Legioen van Eer (ridderorde).

Legionnaire : 1. Soldaat van een Rom. legioen.2. Ridder in de orde van 't Legioen van Eer.3. Soldaat van het vreemdenlegioen.

Lêgislateur m. (spr. -jissl-) : 1. Wetgever. 2.Lid ever wetgevende vergadering.

Legislatif (spr. -jiss1-) 1. Wetgevend. (g e s c h.)L'Assemblee -ive : De Wetgevende Vergadering(1791-92). 2. Election -ire : Tweede-Kamerver-kiezing.

Legislation v. (spr. -0380: Wetgeving, de wetten.Rechtswetenschap.

Legislativement (spr. -jissl-) : Door middel vanwetgevina, - wetten.

Legislature v. (spr. -jissi-) : 1. Wetgevend lichaam.2. Wetgevende periode v., zittingsduur m.

Legiste : Rechtsgeleerde, wetkenner.Legitimation v. : Het wettigen, echtverklaring.Erkenning van de echtheid.

Legitime : Wettig, rechtmatig; echt (kind).Billijk, gegrond. v. : Wettig erfdeel, legi-tieme portie.

Legitimement : Wettig. Met reden, billijk, joistLegitimer : Voor echt verklaren; de echtheidstaven (volmacht). (fig.) Vergoelijken.

Legitimiste m. : Voorstander van 't koning-schap op 't eerstgeboorterecht gegrond. t bv.nw.: Legitimistisch.

Legitimite V. : Wettig-, echtheid (kind), recht-matigheid. Wettig karakter.

Legs m. (spr. le) : 1. Legaat. 2. (fig.) Overblijfsel.Leguer : Vermaken, legateren. (fig.) Van ge-slacht op geslacht doen overgaan.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek.

Legume m., (yolk) v. : 1. Groente v. (spot)Une grosse - Een hoofdofficier; een hoofd-ambtenaar. 2. (plantk.) Peulvrucht v.

Legumier m. : Groenteschotel m. -stomer.bv.nw. : Van de groenten.

Leipsiek, -sig m. : Leipzig.Leman m. : Meer van Geneve (lac -).Lemme m. (spr. lemm) : (wisk.) Hulpstelling.Lemuriens m.mv. : (nat. hist.) Halfapen m.Lendemain m. : 1. Volgende dag m. Du jour au

: Op eens, op staande voet. (fig.) Au - de laguerre : Korte tijd na de oorlog. Sans - :Waarna geen ander meer volgt. Il n'y a pusde bonne fete sans - : Alle lofzangen nemen eeneinde. 2. (fig.) Naaste toekomst v. Jets volgends,nog iets.

Lendit m. : 1. (gesch.) Kermis (in Juni bij,Saint-Denis) v. Vacantie der Parijse studen-ten op die dag. v. 2. - scolaire : Sportwed-strijden voor de Parijse gymnasiasten m.

Unifier : Verzachten, lenigen (ook fig.).Lenitif bv.nw. en m. : Verzachtend (middel).Lent en -ement : Langzaam, traag. Gedrukt(zaken). - a venir : Die lang uitblijft.

Lenteur V. : Langzaam-, traagheid.Lenticulaire : Lensvormig; van lenzen.Lentille v. : 1. Linze v. -plant v. - d'eauEendekroos. 2. Lens (aan uurwerkslinger) v. 3.(natk.) Lens, brandglas. 4. (geneesk.) Zomer-sproeten v., rode vlekken v.

Lentisque m. : Mastikboom m.Lento bw. en m. : (muz.) Langzaam (stuk).Leon m. : (naam) Leo. (aardrijksk.) Leon.Leonard m. : Leonard. Leonardo da Vinci.Leonin : 1. Van de leeuw. (fig.) Part -e :Leeuwendeel, grootste aandeel. Contrat : Con-tract waarbij alle voordeel aan een kant is. 2.(Lat. dichtk.) Vers - Vers waarvan debeide halfverzen rijmen; (Franse dichtk.)- waarvan een of twee lettergrepen rijmen.

Leonore v. : (naam) Eleonora.Leopard m. : Luipaard.Lepidoptëres m.mv. : Schubvleugelige insecten.Leporides m.mv. Haasachtigen.Lêpre v. : Melaatsheid, lepra v. (fig.) Schand-vlek v., kanker m. Uitbijting, kale plek v.

Lepreux Lepra-achtig. Melaats. (fig.) Metvlekken, - kale plekken. : Melaatse.

Leproserie v. : Leprozenhuis, melaatsenver-pleging.

Lequel, laquelle, lesquels, - quelles 1. betr.vnw. :Die, dat, Welke, hetwelk. 2. vrag. vnw. : Welk(e),wie, wat.

Les 1. z. le. 2. (ook les) z. lez.Lesbiaque, -ien : Lesbisch.Use : Kwetsend beledigend schadelijk voor.(Crime de) --majeste : Majesteitsschennis.

User : Kwetsen, wonders. Beledigen, krenken.Schaden, benadelen. La partie Wee : De lijdendepartij.

Lesine v. : Vrekkigheid.Lesiner : Beknibbelen op alles.Lesinerie V. : Vrekkige daad v. Schrielheid.Lesion v. 1. (recht) Benadeling. 2. (geneesk.)Kwetsing, verwonding, letsel.

Lessivage m. : Het wassen. De was v.Lessive v. : 1. Loog-; zeepwater, -sop. A laverla tete d'un dne d'un More on perd la - : Datis den Moriaan geschuurd. 2. Was v., afwas-sing. Supporter la - : Wasecht zijn. 3. Was-

17

Page 274: aardrijkskunde - DBNL

258 LEXICOLOGUE.LESSIVER.

goed. 4. (fig.) Zeer groot verlies. Grote oprui-ming; - verbetering.

Lessiver : Wassen. Boenen. Uitlogen.Lessiveur m. : Wasser.Lessiveuse V. : Wasvrouw. Wastoestel.Lest m. (spr. leste) : (zeev.) Ballast m. (fig.)

Tegenwicht.Lestage m. : (zeev.) Het ballasten.Leste : 1. Vlug, los, rap. Avoir la main - : 'n

Handje-gauw zijn; (so ms) vlug, handig zijn.2. Luchtig -, Licht gekleed. 3. Licht, lichtvaar-dig. Propos -8 : Schuine praatjes. 4. Ongege-neerd.

Lestement : Vlug, lenig, rap. Licht, luchtig.(fig.) Zonder veel complimenten.

Lester : 1. Van ballast voorzien, (be)ballasten.2. (fig.) Voorzien (van).

Lethargie v. : Slaapziekte v. Schijndood m.Ongevoeligheid, geestelijke dofheid.

Lethargique : 1. Die tot de slaapziekte behoort.Schijndood. 2. (fig.) Onverschillig, dof, slaperig.

Lethe m. : Lethe (stroom in de onderwereld).Lethif ere : Die de dood aanbrengt, dodelijk.Letton : Letlander, -lands.Lettonie v. : Letland.Lettre v. : 1. Letter v., -teken. En toutes -s :Voluit. Vous etes un sot en trois -s : Je benteen kwast, kort en bondig. 2. Letter, -klank m.3. Drukletter. 4. Op-, onderschrift (op gravure).(fig.) Avant la - : Echt, best, prima. 5. Letter-lijke uitdrukking, - betekenis, de letter. A la -,au pied de la - : Letterlijk. Devenir - morte : Zijnkracht verliezen, niet meer geldig zijn. 6. Brief m.,schrijven, aanschrijving. - de voiture : Vracht-brief. - patente : Oorkonde v. -s de noblesse :Brieven van adeldom. -s pastorales : Herderlijkebrieven (van bisschop). 7. -s : Letteren, letter-kunde v. Homme -, femme de -, Bens de -, Letter-kundige(n). Avoir des - : Letterkundig -, weten-schappelijk ontwikkeld zijn. - humaines,- profanes : Humaniora. Belles - : Fraaieletteren.

Lettre : Geletterd(e), geleerd(e).Lettre-missive v. (me. -s- -8) : Borderel, ge-

leibrief m.Lear : 1. pers. vnw. : Hun, hen, haar. 2. bez.vnw.(my. -s) : Hun, haar. Le -, la - : De. hethunne, hare. Les -s : De hunnen, hun famine-leden, hun partijgenoten (z. son, sien).

Leurre m. : 1. Leren lokvogel m. 2. (fig.) Strikm., lokaas, bedrog.

Leurrer : Met de leren lokvogel doen terug-komen. (fig.) Aanlokken. Bedriegen. I se - :Afgericht worden. (fig.) Zich -. Elk. bedriegen.Se - de : Zich vleien met.

Levage m. : Het opzetten, - oprichten. Hetuitnemen, - weghalen. (fig.) Heffing (belasting).Het opheffen (van lasten). Het opkomen;- opborrelen; - rijzen (deeg).

Levain m. : 1. Gist v., zuurdesem m. 2. (fig.;oud) Ziektestof v., -oorzaak v. 3. (fig.) Verbor-gen kiem v., zuurdesem.

Levant : Opkomende (zon). Adorer le soleil - :'t Hof maken aan dengeen die aanzien begintto krijgen. I m. : Het Oosten. De Levant v.

Levantin : Oosters. Levantijns. I m. : Ooster-ling. Levantijn, Smirnavaarder.

Love m. : 1. s. lever (m. 1). 2. (muz.) Opslag(bij 't maat slaan) m. 3. Opmeting. 4. Voter parassi8 et par - : Stemmen bij zitten en opstaan.

Levee v. : 1. Het oprichten. 2. Het ophalen(scherm). 3. Het wegnemen. - du corps : Op-nemen van 't lijk. - du siege : Opheffing van 'tbeleg. - du camp : Opbreken van 't legerkamp.- des arrets; - des punitions : Opheffen van 't ar-rest; - de straffen. - de la séance : Opheffing derzitting. 4. Lichting (brievenbus). 5. Het opra-pen, - inzamelen; inning, heffing (belasting). Wer-ving, Hating (troepen). - en masse : Volkswa-pening, algemene oproeping. (beurs) - detitres : Opneming van op termijn geleverdeeffecten. - des primes : Premie-afrekening. 6.Het opkomen (zaad). 7. Wal m., dijk m. 8.(spel) Slag m., trek m.

I. Lever ov.w. : 1. (0p)lichten, opheffen; lichten(anker); optrekken (brug, scherm). - la mainsur qn : De hand tegen iem. opheffen. J' en leve-rail; la main : Ik zou er een eed op kunnen doen.- U pied : Er van doorgaan; bankroet gaan.A pied leve : Overijld; dadelijk; zonder voorbe-reiding. - les ye= sur : Aanzien; (fig.) dingennaar, aanspraak maken op. 2. Weg-, afnemen.Van zijn bed lichten. Opnemen (lijk). Lichten(brieven). Opheffen (beleg, zitting, verbod, straf).Opbreken (legerkamp). In ontvangst nemen(effecten). (b e u r s) Afrekenen (premie). Weg-nemen (moeilijkheid). - la consign : 't Verbodtot uitgaan opheffen. 3. Rechtop plaatsen, op-zetten, planters. - un plan ; - une riviere : Een planuitzetten ; een rivier opmeten. - une carte : Eenkaart ontwerpen. 4. (j a c ht) Opjagen. (fig.) - unlievre : Een zaak op 't tapijt brengen. 5. Inzame-len, oogsten. Afsnijden. Innen, heffen (belasting).Lichten, werven (troepen). 6. Lichten (afschrift,akte). I onov.w. : 1. Opkomen, kiemen. 2. Rijzen,opkomen (deeg). I se - : 1. Opstaan. 2. Opkomen(hemellichaam); aanbreken (dag); opsteken(wind); optrekken (mist). 3. Opgeheven -. Ge-Ind worden (belasting).

II. Lever m. : 1. Het opstaan, - des vorsten. Mor-gen-receptie ten hove v. 2. Het opgaan, - opko-men (hemellichaam). Het aanbreken (van dedag). 3. (t one el) Het ophalen van 't scherm.- de rideau : Voorstukje. 4. Opname (terrein),'t uitzetten (plan), opmeting.

Leviathan m. : Monsterachtig dier uit de Bij-bel, leviathan. (fig.) Reuzenschip.

Levier m. : 1. Hefboom m. Zwengel (pomp) rn.- de commande : Stuurinrichting, -knuppel m.2. (fig.) Hefboom.

Levite m. : Leviet, tempeldienaar. (di c htk.)Priester. I v. : Wijd kleed. Koetsiersjas v.

Levitique m. : Leviticus (bijbelboek).Levraut m. : Haakie. Wegdistel v.Levee v. : 1. Lip v. Se mordre les -s : Op zijnlippen bijten, niet willen lachen; spijt hebben.Dire qch des -s : Met de mond belijden (z. bout1).2. Wondrand m., -lip. Rand (van bloemkelk) m.

Levrette v. : Teef van windhond.Kleine windhond m.Levrier m. : Windhond m.Levure v. : Gist v. Spekafsnijdsel. Halve mans v.Lexieographe m. : Woordenboekmaker.Lexleogaphie v. : Samenstelling van een woor-

denboek.Lexieographique : Op woordenkennis, - samen-

stalling van 'n woordenboek betrekking hebbend.Lexieologie v. : Woordenleer v., wetenschapvan de oorsprong en de waard q der woorden.

Lexieologique : Van de woordenleer.Lexieologue m. : Kenner der woordenleer.

Page 275: aardrijkskunde - DBNL

LEXIQUE. 259

LIDO.

Lexique m. : Woordenboek (van vreemde, moei-lijke woorden, of van een schrijver, een tijd-perk). Beknopt woordenboek.

Leyde v. (spr. lade) : Leiden.Lez vz. (spr. le) : (in plaatsnamen) Bij.Lenard m. : 1. Hagedis v. 2. (fig.) Luilak. Fairele - : In 't zonnetje zich koesteren.

Lezarde v. : Spleet v.. scheur in een muur v.lAzardO : Vol spleten, - scheuren, gespleten.Lkarder : Doen splijten. I onov.w. : Luieren.Liais m. : Kalkachtige (bouw)steen m.Liaison v. : 1. Vereniging, verbinding. Bind-middel. Metselkalk. v. - postale : Postverbinding.2. Verbindingsstreepje, ophaal m. 3. (muz.)Notenreeks zonder rust v. (t a alk.) Klankver-binding. 4. Omgang m., verstandhouding. Liefdes-betrekking.

Liaisonner : In 't verband plaatsen; voegen.Liane v. : Klimplant met houtige steel v.Liant : Lenig, veerkrachtig. Gezellig, vriendelijk,minzaam. I m. : Toeschietelijkheid.

Liard m. : Koperen munt ter waarde van 1/4sou v. (fig.) Duit m., cent m., oortje.

Liarder : Op een halve cent doodblijven.Liardeur m. : Gortenteller. I bv.nw. : Krenterig.Liasse v. : Bundel (aaneengeregen papieren) m.Llban m. : Libanon (gebergte in Syrie) m.Libation v. : Drank-, plengoffer, wijnplenging.(gr a p) Het drinken. Faire des-s: Stevig drinken.

Libelle m. : Smaad-, schotschrift.Libelle m. : Opstelling -, redactie van een ge-schrift v. Inhoud m. De termen.

Libeller : (r e cht) In de vorm opstellen.Libelliste m. : Schotschriftenschrijver.Libellule v. : (d i e r k.) Waterjuffer.Libêrable : Van dienst vrij te stellen.Liberal : 1. Die een vrij man past. Arts -aux :Vrije kunsten (tegenover arts mecanigues). Pro-fession -e, carriere -e : Gestudeerd beroep. 2.Vrijgevig, royaal. 3. Vrijzinnig, liberaal.

Libèralement :1. Zoals 't een vrij mens past. 2.Rijkelijk, royaal. 3. Vrijzinnig.

Libèralisme m. : Vrijzinnigheid.Liberalite v. : 1. Vrijgevig-, gulheid. 2. Onbe-krompen gift v. 3. Edele denkwijze v.

Liberateur m. : Bevrijder. I bv.nw. : -end, vrij-makend.

Liberation v. : Bevrijding, vrijmaking. Afdoening(van schuld). Invrijheidstelling (veroordeelde).- inter/rale : Volstorting.

Libêrer : Bevrijden, ontslaan (van), in vrijheidstellen, zijn paspoort geven. Action ,vmpletementliberee : Volgestort aandeel. I se - : Zich vrij-maken. - ontlasten. Zijn schulden betalen

Libertaire bv.nw. en m. : (Van den) voorstan.der der vrijheid, (van den) anarchist.

Liberte v. : 1. Vrijheid. - des cultes : Gods-dienstvrijheid. 2. Vrij- en onafhankelijkheid.Des -s : Voorrechten, vrijheden. - sous caution: Invrijheidstelling onder borgstelling. Avoir la- de sea mouvements : Ongedwongen in zijn be-wegingen zijn. - d'esprit : Onbevangenheid.Rendre 4 la - : Weer in vrijheid stellen. 3. Verlof,recht. Prendre la - de : Zich veroorloven. 4. Vrij-moedig-, vrijpostigheid (- de langage). Prendredes -s : Zich vrijheden veroorloven.

Libertieide : Die de vrijheid doodt. I m. : Ver-nietiger der vrijheid.

Libertin m. : Lichtmis. I bv.nw. : Losbandig.Libertinage m. : Losbandigheid.

Libertiner : De lichtmis uithangen.Libidineux bv.nw. en m.: Wellustig -, wulps

(mens).Libraire m. : Boekhandelaar.Librairie v. : Boekhandel m. -winkel m.Libre : 1. Vrij. Niet slaafs. I Vrij, onafhanke-lijk. Ville - : Vrije -, rijksstad. 3. Vrij. Bevrijd-, ontheven van. Ongehuwd. - esprit, esprit - :Vrijgeest. Avoir l'esprit - : Onbevooroordeeld -;onbevangen zijn. Je ne suis pas - : Ik benbezet, heb bezigheden. - a vows de : Het staatu vrij te. 4. Vrijpostig, gemeenzaam. 5. (zaak)Vrij, open; veilig (weg) ; ongehinderd. A l'air - :In de ruimte, in 't open veld. Avoir une - entrée,- un - accts : Vrije toegang hebben. Papier - :Ongezegeld papier. Vers -s : Vrije verzen, dieniet aan eenzelfde maat gebonden zijn. Avoir lavoix - : Een heldere stem hebben. - de suite, -aduellement, - de location : Dadelijk te aan-vaarden.

Libre-eehange m. : Vrijhandel m. - der icicles :Vrije gedachtenwisseling.

Libre-êchangisme m. : Vrijhandelstelsel.Libre-echangiste m. (mv. --echangistes) : Vrij-handelaar. I bv.nw. : Van de vrijhandel, dievrijhandel voorstaat.

Librement : Vrij. Onafhankelijk. Ongedwon-gen, ronduit. Gemeenzaam.

Libre-pensee : Vrije gedachte v.; vrijdenkerij.Libre-penseur, -euse (my. -s- -s) : bv.nw.en m. en v. : Vrijdenkend. Vrijdenker. -star.

Librettiste m. : Maker van een operatekst.Libretto m. : Operatekst m.Libyen, -ique : Lybisch. -ler.Lice v. : 1. Strijdperk, tournooiveld. (fig.) Entreren - : Zich in de strijd mengen. 2. Houtenlijst van tijdelijke aard (- d' execution) v.Leuning (aan brag, hek). 3. Wijfjesjachthond.4. Schering, scheerlijsten. Tapisserie de haute -;de basse - : Tapijtwerk waarbij de scheringverticaal -; horizontaal op 't getouw ligt.

Licence v. : 1. Verlof, vergunning. 2. Candi-daats-examen. - d'enseignement : Onderwijs-bevoegdheid. 3. Te grote vrijheid. Ongebon-den-, losbandigheid. 4. (kun st) Vrijheid, afwij-king van de kunstregels.

Licenciè m. : Candidaat. Vergunninghouder. Af-gedankte, vrijgelatene.

Licenciement m. : Afdanking, ontslag (troe-pen). Het naar huis zenden (leerlingen).

Lieeneier : Afdanken, ontslaan. Naar huis zenden.Lieeneieusement en -eux : Bandeloos, lieder-lijk. Al to vrij.

Licet m. (spr. -sate) : Verlof, vergunning.Liche-liche m. (me. ow.) : Lolly v.Lichen m. (spr. -Icenn) : 1. Korstmos. 2. (fig.)

Iliiidmos (uitslag).Licher : Likken. Smullen.Licitation v. : Verde par - : Verkoop bij opbod vanonverdeeld goed.

Licite : Geoorloofd, niet door de wet verboden.Licitement : Op geoorloofde wijze.Licol m. : Halster m. Strop m.Lieorne v. : Eenhoorn m. - de mer : Narwal m.Licou m. z. licol.Lieteur m. : Lijfwachter -, gerechtsdienaar vande hoge magistraatpersonen, die een pijlbun-del (faisceau 2) droeg, lictor.

Lido m. : Strand (bij Venetia). Lucht- en zonnebad,strandbad.

Page 276: aardrijkskunde - DBNL

LIE. 260 LIMETTE.

Lie v. : 1. Droesem m., grondsop, heffe v., moer v.(Couleur) - de vin : Donker-, wijnrood. 2. (fig.)Uitvaagsel, heffe (des yolks).

Lie : 1. Gebonden. J'ai la langue -e : Ik magniets zeggen. 2. Verbonden. Vous étes assez -avec lui : Je bent intiem genoeg met hem. 3.(mu z.) Van een verbindingsteken voorzien. 4.Gebonden, dik.

Liege m. : Kurkeik (chene -) m. Kurk, -bast m.I V. : Luik (in Belgie).

Liegeois : Luiks. -er.Ligneux : Kurkachtig.Lien m. : 1. Band m., snoer, koord. (fig.) Trai-ner son - : Zich niet kunnen losmaken. 2.(fig.) Band, verbintenis. - conjugal : Huwelijks-band. 3. (fig.) Boei v., slavernij v. Briser -, rom-pre ses -8 : 'Zich bevrijden.

Lier : (z. ook /16 bv.nw.) 1. Toe-, samen-, (ver)-binden. - une sauce : Een sans binden. 2. Metelk. verbinden, aaneenvoegen. Il ne Bait pas -deux idees ensemble : Hij kan geen twee gedachtenmet elk. in verband brengen. 3. Afspreken, over-eenkomen. - une partie : Een partijtje beramen.4. Verbinden; aanknopen (vriendschap). I se - :Zich verbinden. Dikker worden (saus). Zich metelk. verenigen. Samenhangen. Op zich nemen.

Lierre m. : Klimop.Liesse v. : (oud) Vreugde v.Lieu m. : 1. Plaats v., plek v. Oord. Se rendre -,se transporter sur les -x : Zich naar de plaats(van 't onheil, de misdaad) begeven. Le - saint: Het heiligdom, de tempel, de kerk. -x d'aisan-ces of ----x : Privaat, zekere plaats. 2. Plaats,vaste, aangewezen plaats. Etre en bon - pour: Een goede gelegenheid hebben om. Je Lienscela de bon - : Ik weet dat van goeder hand.En temps et - : Te zijner tijd en plaats. Avoir- de : Reden hebben om. Donner - a : Veroor-zaken, na zich slepen. Etre au - et place de qn: Iem. (in rechten) vervangen. S'il y en a - :Zo 't nodig is. Tenir - de : De plaats bekle-den van. Il me tient - de tout : Hij is alles voormij. Au - de : In plaats van. 3. Plaats (in boek).4. Plaats, rang m. En premier - : In de eersteplaats, vO6r alles. 5. Afkomst v., familie v. Elleest de fort bon - : Zij is van een heel goedefamilie.

Lieue v. : Mijl v. Uur gaans. Etre a cent -, a mille-8 de la veriti : Het glad mis hebben. Sentir le(son) parvenu d'une - : Dadelijk laten merken datmen 'n parvenu is. Bottes de sept -s : Zevenmijls-laarzen; (fig.) grote snelheid.

Lieur m., -euse v. : Schovenbinder, -ster.Lieutenanee v. : Stadhouder-. Luitenantschap.Lieutenant m. : 1. Plaatsvervanger. (f am.)Rechterhand. 2. Luitenant. Eerste officier (opschip). - general : Luitenant-generaal. - devaisseau : Luitenant ter zee.

Lierre m. : 1. Haas m. Sommeit de - : Hazen-,lichte slaap. Avoir une memoirs de - (qui seperd en courant) : Een geheugen als een garnaalhebben. 2. Haasachtig dier.

Lift m. : Lift (in Frankrijk meer : ascenseur) v.Liftier m. : Liftjongen.Ligament m. : 1. (nat. hist.) Dichte, vezeligeband m. 2. Slotband (van schelp).

Ligamenteux : Vezelig, dradig.Ligature v. : 1. (ontleedk.) Laatverband, hetafbinden. 2. Dubbele -, koppelletter v. Verbin-dingsstreepje.

Ligaturer : (ontleedk.) Afbinden, een laatverband leggen om.

Lige : Persoonlijk leenplichtig. Etre l'homme -de : (fig.) Geheel toegedaan zijn. Hommage - :Betuiging van persoonlijke leenplichtigheid.

Lignage m. : Afkomst v., geslacht. Het voor-zien van een streep.

Lignard m. : Liniesoldaat.Ligne v. : 1. Lijn v., (richt)snoer. - a niveau :Waterpaslijn. 2. Vissnoer. (thans ook) Hen-gel m. Pecker a la -: Hengelen. 3. Lijn, streep m.- de faits, - faitihre,- des hauteurs : Verbindings-lijn der hoogste punten. - de partage des eaux: Waterscheiding. - d'eau, - de flottaison : Water-lijn. Passer la - : De line overgaan. 4. Lijn,omtrek m. En qgs grandes - 8 : In een paar grotetrekken, ruwweg. 5. Lijn, richting, weg m. (f i g.) La- du devoir, la droite - : De rechte weg, het-geen de plicht voorschrijft. - de mire : Vizier-lijn. 6. Regel (druks, schrift) m. Mettre a la

-: Een nieuwe regel beginnen. A la -1 Nieuweregel 1 Lire entre les -s : Tussen de regelsdoor lezen, raden wat er niet staat. 7. (mi 1.)Verschansing. Linie v., troepen m. Infanterie (in-janterie de -) v. -s d'approche : Belegeringswer-ken. Troupes de - : Linietroepen (tegenover trou-pes irregulieres, - Mares). (fig.) Etre en premiere- : De eerste rang innemen. Mettre sur lafame - : Gelijkstellen, evenveel waarde hechtenaan. Triompher sur touts la - : Over de gehelelinie zegevieren; (fig.) geheel de bans zijn. Hors

-: Ongeevenaard, prima. 8. Lijn. - de douane :Douane-linie. - de chemin de fer : Spoorlijn.9. Linie, afstamming.

Lignee v. : Geslacht, afstammelingen.Ligner : Lijnen trekken op, linieren.Ligneul m. (spr. -eule) : Pikdraad m.Ligneux : Houtachtig. Stokkerig.Lignifier (se) : Rout vormen.Lignite m. (spr. li,g-nice) : Bruinkool v.Ligot(t)e V. : Touwtje.Ligot(t)er : Binden, knevelen.Ligue v. : 1. Verbond, partij v. 2. (fig.) Komplot,

samenspanning.Liguer : In een verbond verenigen. Verbinden. Ise - : Samenspannen.

Liqueur m. : Aanhanger van een ligue. Sa-menspanner. Verenigingslid.

Ligure, -len : Ligurisch. -Mr.Liias (spr. -la) m. : Sering v. I bv.nw. : Lilakleurig,Mime : Lelieachtig. [paars.Lilial : Lelieblank, -rein.Lille v. (spr. lile) : Rijssel.Lilliputien (spr. lilipusy-in) : Dwergachtig. I m. :Lilliputter, dwergje.

Limaee v. : Naakte slak v. Tonmolen m.Limacon m. : Huisjes-, schelpslak v. Slakkenhuis(in 't inwendige oor). Wenteltrap v.

Limaille v. : Vijlsel.Limande V. : Schar v.Limbe m. : 1. Buitenrand (zon, maan) m. 2.

Bladschijf v. 3. (go dsd.) Les -s : 't Voorportaalder hel, voorgeborchte. (fig.) Onzekerheid. On-bewuste toestand m.

Lime v. : 1. Vijl v. Donner un coup de - a : Evenopvijlen; (fig.) zorgvuldig bewerken, polijsten.2. z. limette.

Limer : Vijlen, door-, afvijlen. (fig.) Zorgvuldigbewerken, polijsten.

Limette v. : Limmetje (citroen).

Page 277: aardrijkskunde - DBNL

261 LISSOIR.LIME1.711

Limeur m. : Vijier. (fig.) Langzaam werker.Limier m. Speurhond m.Liminaire : Aan 't begin van een boek geplaatst.Limitatif : Beperkend.Limitation v. : Afbakening. Beperking.Limite v. : 1. Grens v. Il a atteint la - d'dge :Hij heeft de leeftijd bereikt die hem de ver-vulling van zijn betrekking verder belet. 2.(fig.) Perken, palen m. Avant le 15 juin, -extreme : Uiterlijk v6Or de 15e Juni. 3. (han-del) (Hoogste of laagste) vastgestelde prijs m.

Limiter : Begrenzen. (fig.) Beperken. Vaststellen.Limitrophe : Aangrenzend.Limon m. : 1. Slib, slijk. 2. Leem. 3. Lamoen-boom (rijtuig) m. Les -s : Het lamoen. 4. Trap-wang v. (zeev.) Jakobsiadder v. 5. Limoen(soort citroen) m.

Limonade V. : Limoen-, citroenwater.Limonadier m. : Limonade-verkoper. Koffie-huishouder.

Limoneux : Slijkerig.Limonier m. :1. Lamoen-, disselpaard. 2. Limoen-boom m.

Limoniiire V. : Lamoen.Limousin bv.nw. en m. : Uit Bewoner vanLimoges of le L. Metselaar (voor grof werk).

Limousinage m. : Grof metselwerk.Limousine v. : Mantel (der voerlui) van grovewol of schaapsvel m. Gesloten auto.

Limpide : Doorzichtig, fielder, klaar.Limpidite v. : Doorzichtig-, helderheid.Limure v. : Het vijlen. Vijlsel.Lin m. : 1. Vlas. Graine de - : Lijnwaad. fouile: Asbest. 2. (dichtk.) Lijnwaad.

Linaire v. : (plantk.) Vlasleeuwenbek m.Linceul m. (spr. -mule) Doodkleed, lijkwade v.Lineaire : Van -, met -, in lijnen. Lijnvormig.Lineal : 1. (re cht) In rechte lijn voortgaande.2. (kunst) Uit lijnen bestaande, de lijnen vaneen tekening betreffend.

Lineament m. : 1. Trek m. - du visage : Ge-laatstrek. 2. Eerste spoor, - omtrek m. Ontwerp.

Lineux : Vlasachtig.Lingo m. : Linnen, -goed. Wasgoed (- sale).Changer de -, mettre du - blanc : Zich verscho-nen. Un : Ben doek m. (fig.) Laver son -sale en tamale : Zijn huiselijke onenighedenfamielie7aken binnenshuis afdoen. Il est mimeun - mouille Hij is zo slap als 'n vaatdoek.

Linger m. Linnenverkoper. -maker.L:nrgêre v. : Linnenwerkster, -naaister. -ver-koopster.

Lingerie v. : Linnenhandel m. -winkel m. -ka-mer v.

Lingot m. : Staaf v., baar (metaal) v.Lingual (spr. -gwal) : Van de tong. Consonne -e: Tongletter v.

Linguale v. (spr. -gwal) Tongletter v.Linguists m. (spr. -gwiste) : Taalgeleerde.Linguistique (spr. -gwist-) : Taalkundig. I v. :Taalkennis, -studie.

Linier : Van 't vlas. Industrie -are : Viasindustrie.Liniere v. : Vlasakker m.Liniment m. : Smeersel, wrijfmiddel.Linoleum 3D. (spr. -eomm) Kurkzeil.Linon m. : Fijn linnen, sluierdoek.Ltnot m., -te v. : Kneu (- ordinaire), vlas-vink v. Avoir une tete de -te Onbezonnen zijn.

Linotype v. : Regelzetmachine v.Linotte z. knot.

Linteau m. : (b o u w k.) Bovendrempel m., kalf.Lion m. : 1. Leeuw m. La part du - 't Grootstedeel. 2. (fig.) Moedig man. 3. Le - du jour : Deheld van de dag. 4. Modegek, iem. die de toonaangeeft, dandy. 5. - du Pirou, - d' AmOrique :

Lionceau m. Leeuwtje, welp m. [Puma m.Lionne v. : Leeuwin. Woedend vrouwspersoon.Modepoppetje, vrouw die de toon aangeeft.

Lippe v. : 1. Dikke onderlip v. (fig.) Faire sa :Pruilen. 2. Lip (aan sieraad).

Lippe+) v. : 1. Mondvol m. 2. Lekker hapje.Franche - - dat nets kost, vrije maaltijd m.

Lippu : Met een dikke onderlip, diklippig.Liquefaction v. • Vloeibaarwording, -making.Liquefiable : Smeltbaar.Liquefier : Vloeibaar maken, doers smelten. se

- : Vloeibaar worden, smelten.Liquette V. : (yolk) Hemd.Liqueur v. : 1. (oud) Vloeistof v. 2. Drank m.3. Sterke drank. Likeur v. Vine de - : Dessert-wijnen.

Liquidateur m. Schuldenvereffenaar. - judi-ciaire : Curator.

Liquidation v. : 1. Afrekening, vereffening;bereddering (boedel). Afwikkeling der zaken(huis). Opruiming (- au rabais); totale uitver-koop m. 2. (beurs) - de quinzaine, - de fin demois : Rescontre v. 3. (fig.) Regeling.

Liquids : 1. Vloeibaar. La plain& -: De zee. 2.(taalk.) Consonne : Vloeiende medeklinker.3. (fig.) Vrij van schuld, onbetwistbaar. Argent- : Vrij, gereed geld. I m. Vocht, vloeistof v. Iv. : Vloeiende medeklinker m.

Liquider : 1. Airekenen, vereffenen; beredderen(boedel). De zaken afwikkelen (huis). Opruimen(koopwaar); totaal uitverkopen. Te gelde maken.2. (beurs). De premies afrekenen op de rescon-tredag. 3. (fig.) Afdoen, -maken, regelen.

Liquidite v. : Vloeibaarheid.Liquoreux Zoet en rijk aan alcohol.Liquoriste m. Likeurstoker. Kroeghouder.Lire :1. Lezen. Nazien (proeven). - de la musique :Noten lezen; van 't blad spelen. - au doigt, - duponce : Doorbladeren. 2. Lezen en verklaren(schrijver). 3. Voorlezen. Aflezen. 4. (fig.)Bespeuren, ontdekken, lezen.

Lire v. : Lira v., Ital. geldstuk ( ± 12 c.)Lis m. (spr. lies) Lelie v., -plant v. Un teint de

- Een blanke kleur. (wap enk.) Fleur de - :Lelie (der Fr. koningen).

Lisbonne V. : Lissabon.Lis' ere m. : Smal zoomlint. Zoom m., streep v.Liserer : Omboorden, omzomen, afzetten.Liseron m. : Winde v., convolvulus m.Lisette v. : Liesje, Lize. Pas de ca, -! Nee, boor!Liseur m. : Ism. die veel leest, lectuurverslinder.- de romans : Tern. die alleen romans leest.

Liseuse v. : Vrouw die veel leest. Vouwbeen datals bladwijzer dient. Boekentafeltje. Stoeltje.Leeslamp v. Bedjasje.

Lisible en - ment : Leesbaar.Lisiére v. : 1. Zelfkant m. 2. Leiband (voor kin-deren) m. (fig.) Mener d la : Aan de leibandhouden. 3. Rand m., zoom m.; berm (van wal) m.

Lison v. : Liesje, Lize.L:ssage m. : Het gladmaken, polijsting.Llsse : Glad, vlak, effen. I m. : Effenheid. I v.z. lice 4.Lisser : Glad -, effen maken. Glanzen, polijsten.Lissoir m., -e v. Lik-, gladhout; glanssteenm.; polijstvat; glanspers v.; glanskamer v.

Page 278: aardrijkskunde - DBNL

LISTE. 262 LOCOMOBILE.

Liste v. : 1. Witte plek v., bles (aan paardekop)v. 2. Lijst v. (fig.) Gross& la - de : 't Aantalgroter maken van.

Lit m. : 1. Bed, legerstede v. Au saut du - : Bij't opstaan, 's morgens vroeg. - de Bangle : Bedop schragen dat toegevouwen wordt, „kermis-bed". Enfants du second - : Kinderen nit 't tweedehuwelijk. Mourir dans son - : Zijn natuurlijkedood sterven. - de parade : Parade-, pronkbed.Mourir au - d'honneur: Op 't veld van eer sterven.- de repos : Rustbed, chaise longue. - de table :Aanlegbed waarop men bij 't eten lag, lectus.// nestpas sur un - de roses : Hij wandelt niet op rozen.-de justice: Koninklijke zetel (bij een Parlements-zitting) m. ; plechtige Parlements-, gerechtszitting.Faire le - : Het bed opmaken. Prendre le - :Gaan liggen (zieke). 3. Bed. - de plume : Verenbed. -clos : Bedstede. 4. Leger (van haas). 5. Bed,bedding (stroom). 6. Laag (in groeve) v.

Litanie v. : Smeekbede, aanroeping, litanie v.(fi g.) Eentonige opsomming, - herhaling.

Line v. : Leger (dieren), nestvol.Literie v. : Beddegoed. Mangelkamer v.Litharge v. : (scheik.) Loodglit. Glit (uit de

zuiveringskroes).Lithoehromie v. (8pr. -kr-) : Kleurensteendruk m.Lithographe m. : Steendrukker, -tekenaar.Lithographie v. : Steendruk m. -kerb. -kunst v.Lithographier : Steendrukken.Lithographique : Voor steendruk, door de -kunstvoortgebracht.

Lithologie v. : Steenleer v., -kunde v.Lithologique : Van de steenkunde.Lithologue m. : Steenkenner.Lithotomie V. : Blaassteenoperatie.Lithuanie v. : Litauen.Lithuanien : Litaus. -er.Litibre v. (spr. -tyAre) : 1. Draagstoel m., -baar v.2. (Stal)stro, strooisel. Etre sur la - : Ziekliggen (paard); ziek -, bedlegerig zijn. Faire -de : Geringschatten, niet achten; verkwisten.

Litigant : Twistend, procesvoerend.Litige m. : (r e cht) Twistpunt. Rechtsstrijd m.,proces. En - : Betwist.

Litigieux : Dat een geschil -, een twist doetontstaan, betwist, -baar. Twist-, pleitziek.

Litote v. : Figuur waarbij men minder zegt danmen bedoelt v., litotes v.

Litre v. : Rouwband m. I m. : Liter m. -fles v.Litteraire : Letterkundig. I m. : Talenmens.Litterairement : Mt een letterkundig oogpunt.Littoral : 1. Letterlijk, woordelijk. 2. Door let-ters voorgesteld.

Littèralement : Letterlijk.Littêralite v. : Letterlijkheid.Littêrateur m. : Letterkundige.Litgrature v. : 1. Belezenheid. 2. Letterkundev. De letterkundigen. 3. (nieuw) Al het overeen onderwerp geschrevene.

Littoral : Van de zeekust, kust-, strand-. I m. :Kustland, -streek v. Le L- : De Riviera.

Liturgie v. : (godsd.) Inrichting van de ere-dienst en de ceremonign. Opvolging der gebe-den en ceremonien bij de mis.

Liturgique : Tot de liturgie behorend.Livide : Vaal, loodkleurig. Lijkkleurig.Lividite v. : Vaal-, loodkleurigheid. Lijkkleui v.Livie v. : (n aam) Livia.Livonie v. : Lijfland.Livonlen : Lijflands. -er.

Livourne V. : Livorno.Livrable : Leverbaar, te leveren.Livraison V. : 1. Levering. Prendre - de : Aan-nemen. Faire - de : Afleveren. 2. Aflevering.

I. Livre m. : 1. Boek, werk. A - ouvert : Op 'teerste gezicht; voor de vuist; a prima vista(zingen) ; van 't blad. Parler comme un - : Spre-ken als 'n boek, deftig s. Le - saint : De Schrift.- d'or : Gulden boek (voor de adellijke families);gedenkboek; album met namen. - bleu, jaune,orange : Blauw-, geel-, oranjeboek (met offici6lebescheiden). On ferait un - de ses folies : Je zoudtwel een roman kunnen schrijven over zijn dwaas-heden. 2. Boek (deel van letterk. werk). 3. Boek,register. - de depenses : Verschotboek. -s decommerce : Boeken. - journal : Dagboek. Grand- : Grootboek. Grand-- (de la dette publique) :Grootboek (der Nationale Schuld). Etre sur les -8de qn : Een hoofd in iem. boeken hebben. Tenir les-s : De boeken bijhouden. Tenue des -s: Boek-houding.

IL Livre v. : 1. Pond (gewicht). 2. Pond (muntdie eerst een pond zilver waard was, en eindigdemet een frank waard te zijn); frank m.

Livrlie v. : 1. Livrei v., dienstkleding. 2. Be-dienden, lakelen. 8. Kleuren (ener damel v.4. (nat. hist.) Huidkleur v. Gespikkelde -,gestreepte huid (der jonge viervoeters) v. 5.(fig.) Porter la - de qn : Iem. toegedaan zijn.

Livrer : 1. Overleveren, -geven, uitleveren (ge-vangenen); bestellen (brief); leveren (waren,veldslag). (fig.) - bataille pour qn : Iem. zaakverdedigen. 2. Over-, prijsgeven, blootsteilen -,overleveren (aan). - qn a la mort : Iem. tendode doemen. I se - : 1. Zich overgeven, - over-leveren. - geheel en al geven. Zich blootgeven.2. Geheel zijn gedachten blootleggen. 8. Gele-verd worden (slag). I se - a : Zich wijden aan(bezigheid, handel).

Livresque : lilt de boeken, schools. I m. : Boeken-man, droog geleerde.

Livret m. : 1. Boekje. Register. Tafel van ver-menigvuldiging v. 2. Libretto, operatekst m. 3.- de caiz8e d'tpargne : Spaarbankboekje. - d'ar-mement, - de soldat : Zakboekje, livret.

Livreur m., -ease v. : Bezorger, loper, loopster.Lobe m. : Lob v., kwab v., lel v.Lobe : Lobvormig, gelobd.Lobule m. : Kleine lob v., -kwab v.; lelletje (oor).Local : Plaatselijk. Memoire -e : Plaatsgeheugen.Maladie -6 : Plaatselijke ziekte. I m. : Ruimte v.,plaats v.; vertrek, lokaal.

Localement : Op plaatselijke wijze, volgens -gebruik.

Localisation V. : Het beperken tot een bepaaldeplaats of mens (ziekte, verantwoordelijkheid).

Localiser : Beperken tot een bepaalde plaatsof mens; de juiste plaats aanwijzen van.

Localitk v. : Plaats v., plek v. Oord.Loeataire m. : Huurder. Bewoner.Locatif : (recht) Van 't gehuurde. Valeur -ire :Etuurwaarde. Reparations -ices : Herstellingenten Taste der huurders. I m. : (t a al k.) Naamvaldie de plaats, de bestemming uitdrukt (cas -) m.

Location V. : Verhuur, verhuring. Het huren.Huur v. -prijs m., (Bureau de) - d'un theatre :Bespreekbureau.

Loch m. (spr. lok) : (zeev.) Log v., -plankje.Locomobile : (oud) Verplaatsbaar. I v. : -barestoommachine v.

Page 279: aardrijkskunde - DBNL

LOCOMOTEUR. 263 LONGITUDE.

Loeomoteur : Bewegend. Appareil Voortbe-wegingsorganen. I m. : Verplaatsingstoestel.

Locomotion V. : Voortbeweging; vervoer.Locomotive V. : Locomotief v.Loeuste v. : 1. Sprinkhaan m. Garnaal v. 2.(g e s c h.) Locusta (gifmengster te Rome).

Locution v. : Uitdrukking, zegswijze v.Lot m. (spr. loft) : (zeev.) Loefzijde v., loef v.Lofer : (zeev.) Oploeven.Logarithme m. (wick.) Logarithme v.Logarithmique bv.nw. en v. : Logarithmische(lijn v.).

Loge v. : 1. Huisje, hutje. Boswachters-; por-tierswoning. 2. Kamertje. Loge (toneelspelers,schouwburg) v. Loge (vrijmetselaars). (fig.)Etre aux premieres : De beste plaats hebben.3. Hok (hood, wild dier). 4. Loggia (open ga-lerij uitspringende tegen een der verdiepingen) v.

Logeable : Bewoonbaar, gerieflijk.Logement m. : 1. Huisvesting, inkwartiering.Avoir le — et la table ehez : Rost en inwoninghebben bij. — a pied et a cheval : Logement enuitspanning. La crise du : De woningnood.2. Woning, de vertrekken. Eenvoudige burger-woning.

Loger onov.w. : 1. Wonen, logeren. 2. (fig.)Aanwezig zijn, huizen. I ov.w. : 1. Huisvesten,een onderkomen verschaffen. Inkwartieren. Icion loge a pied et a cheval : Logement en uitspan-ning. — le diable darts sa bourse : Geen geld heb-ben. 2. (fig.) Plaatsen. une balle dans la tetea qn Iem. een kogel door 't hoofd jagen.

Logette V. : (f am.) Kleine woning, cel v. Hokje.Logeur m., -euse v. : Kamerverhuurder; -ster,hospita. — a la nuit. Slaapsteehouder.

Logieien m. : Logicus, keener der logica. Iem.die zuiver redeneert.

Logique v. : 1. Redeneerkunde v. Gezond oor-deel. Il manque de — : Hij redeneert niet juist.2. Samenhang m. C'est dans la — de la situa-tion : Dat brengt de toestand van zelf mee. Ibv.nw. Logisch, van de wetenschap van derede. Logisch, goed redenerend juist.

Logiquement : Logisch.Logis m. : Woning, huts, verblijf. Kwartier.Corps de — Hoofdgebouw; alleenstaand neven-gebouw. (mil.) Marechal des — : Wachtmeester.Marechal des — chef : Opperwachtmeester. Ren-trer au — : Weer thuiskomen. La folle du — : Deverbeelding.

Logogriphe m. : Letterraadsel. (fig.) Raadsel.Loi v. 1. Wet v. L'ancienne — : De Mozalschewet. — Berenger, — de sursis : Wet op de voor-waardelijke veroordeling. Homme de —: Rechts-geleerde ; rechterlijke ambtenaar.Faire—:Krachtvan wet -; gezag hebben. La — d'airain : De ijzerenloonwet. 2. Wet, regel m., voorschrift. — del'attraction universelle : Wet der aantrekkings-kracht. 3. Gezag, heerschappij, macht v. Fairela — a : De wet voorschrijven aan. Tenir qnsous 8a — : Over iem. heersen. S'imposer une—, se faire une — de : Het zich als een plichtrekenen. Necessite n'a point de — : Nood breektwet. 4. Gehalte (munten).

Loin : 1. (plaats) Ver, veraf. — des yeux, — ducceur : Uit 't oog, uit 't hart. — de moil Ga vervan mij, achteruit — de nous cette penseel Zulkeen g. zij verre van ons! Il y a — de P. a M.: Er is een grote afstand tussen P. en M.Au — : In de verte, in verre streken. De — :

Van verre, ult de verte, uit verre landen Voirde — : In de verte zien; lang van te voren zien;(fig.) veel doorzicht hebben. Je ne le connais nide pres, ni, de — : Ik ken hem in 't geheel niet.D'aussi —, du plus — qu'il me vit, tl . . . : Zo-dra hij mij maar even zag, ..... Revenir de — :Van een verre reis terugkomen; uit een zwareziekte het weer ophalen; uit een droom (schij-nen te) ontwaken. De — en — : Van tijd tot tijd,van afstand tot afstand, nu en dan. 2. (tij d)Ver, veraf. Le malade n'ira pas — : De zieke zal't niet lang maken. 3. (fi g.) Ver. Laisser qn bien —derriere soi Iem. verreweg de baas zijn, - over-treffen. Il ira — : Hij zal 't ver brengen. Pousser— la prudence : De voorzichtigheid ver drijven.Elle le menera — : Zij zal hem heel wat doenmeemaken. filler plus — : Verder gaan, voort-gaan, voorbijstreven. Il y a — de vows a lui : Eris een heel verschil tussen u en hem. Il n'estpas riche, — de la : Hij is verre van rijk. Je suis— de me ddvouer : Ik denk er niet aan, om mijop te offeren. (Bien) — de trembler pour moi : (Wel)verre van in plaats van voor mijn lot te vrezen.

Lointain : 1. (plaats) Verafgelegen. In verrelanden. Ver verwijderd, ver. Met zijn gedachtener niet bij. 2. (tij d) Ver, verwijderd (herinnering).I m. Verte v., verschiet. Ver afgelegen tijd m.

Loir m. Zevenslaper, bergrat v. (fig.) Luilak.Dormir comme un — : Slapen als een os.

Loisible : Geoorloofd, vergund.Loisir m. Vrije ledige tijd m. A — : Op zijngemak. Etre de — : Vrij zijn. Hewes de —Snipperuurtjes.

Lombard : Lombardisch. m. : Lombardier. Pand-jeshuishouder. Bank van lening v.

Lombardie v. : Lombardije.Lombric m. (spr. -ik) Aard-, regenworm m.

Ingewandsworm.Londonien : Londens. -aar.Londres m. : Londen.Long, —ue : 1. (plaats) Lang. Lunette delongue vue : Verrekijker. Avoir la memoire lon-gue : Iets lang kunnen onthouden. En dire — :Heel wat te vertellen hebben. Ca en dit — sur sesintentions : Dat tekent helder zijn bedoelingen. Ensavoir — : Er heel wat van of weten, niet licht tevangen zijn. Sauce longue : Dunne, aangelengde.2. (tij d) Lang, -dung. A —8 fours : Op langzicht. It trouve le temps — De tijd valt hem lang.De longues anndes : Vele j. Etre — a faire qch :Jets langzaam doen; dralen met lets te doen.Ca n'est pas — a faire : Dat is gauw gedaan.Voyage au — cours : Verre zeereis. Capitaine au

cours : K. op de grote vaart. 3.Langzaam.na. Lengte v. Cette table a deux metreR de

Is 2 M. lang. Scieur de — : Plankenzager. Le —de, tout le — de, tout du — de : Langs; gedu-rende; geheel en al; wijdlopig. Il est &en& toutde son — : Hij ligt languit (uitgestrekt). Ecrireson nom tout au — : Zijn naam voluit schrijven.

Longanime : Lankmoedig.Longanimitd v. : Lankmoedigheid.Longe v. : Halsterriem m. Riem (zweep).(Kalfs)ruggestuk.

Longer : Lopen varen rijden langs. Zichuitstrekken langs.

Longèvite v. : Lange levensduur m.Longimdtrie V. : Lengtemeting.Longitude v. : 1. (aar drijksk.) Lengte v. 2.Astronomische lengte.

Page 280: aardrijkskunde - DBNL

LONGITUDINAL. 264 LOURDEMENT.

Longitudinal : In de lengte lopend, overlangs.Plan - : Lengtedoorsnede.

Longitudinalement : In de lengte, overlangs.Longtemps : Lang, lange tijd. Des - : Sedertlang. Ne soyez pas - : Blijf niet lang weg. Jen'en ai pas pour - : Ik maak 't niet lang meer;ik ben gauw klaar.

Longue V. : Lange lettergreep v. - noot v. A la- : Mettertijd, op de duur. I bv.nw. z. long.

Longuement : Wijdlopig, breedvoerig. Lang.Longuet m. : Lang broodje. I by. nw. : Wel watlang, een beetje langdradig.

Longueur V. : 1. (plaats) Lengte v. Fendre en- : Overlangs splijten. - d'onde : Golflengte..echelle de - : Ladder van de gewenste lengte.2. (tij d) Lengte, lange duur m. Gerektheid.Trainer en - : Verlengen, op de lange baansehuiven ; (o n o v. g e b r.) lang duren, slepen.3. Vervelende uitweiding.

Longue-vue v. (my. -s- -s) : Verrekijker m.Lopin m. : (f am.) Brok, homp v. Lap gronds m.Loquaee (spr. -kw-) : Praatziek, babbelachtig.Loquacitë (spr. -kw-) : Praatzucht v.; woorden-rijkdom.

Logue v. : Flarde v., lomp v.Loquet m. : Klink (deur) v.Loqueteux : In lompen, met aan flarden ge-scheurde kleren. I m. : Haveloze.

Loquette V. : Stukje, brokje.Lord m. (spr. Mr) : Lord, heer. - -maire : Lord-Mayor.

Loretto v. : 1. Loretto (in Italia). 2. Meisje vanlichte zeden.

Lorgner : Van ter zijde aanzien. Toelonken.Door een kijker -, een lorgnet bekijken.

Lorgnerie V. : Lonk m.Lorgnette V. : Toneelkijker.Lorgneur m., -euse v. : Begluurder, -star.Lorgnon m. : Oogglas (monocle): lorgnet (pinee-nez); lorgnet (binocle); knijpbril m.

Loriot m. : Wielewaal (vogel) m. Bakkers-tobbe v.

Lorrain : Lotharings. -er.Lorraine v. : Lotharingen. Lotharingse. Labonne - : Jeanne d'Arc.

Lors : Toen, in die tijd. Depui8 - : Van datogenblik af. Des - : Van die tijd af, voortaan;dientengevolge, nu. - de : Tijdens, ten tijde van.- ngme que : Zelfs wanneer, dan zelfs als.

Lorsque : Toen, wanneer, als.Los m. (spr. 18) : (oud) Lof m.Losange m. : Ruit v. En - : Ruitvormig.Losanger : In ruiten verdelen.Lot m. (spr. 16) : 1. Aandeel (bij verdeling),deel. (fig.) C'est mon - : Dat is mijn deel, mijnlot. 2. Prijs (in loterij) m. Le gros - : De hoog-ste prijs, *de honderdduizend.. Valeur d -s: Premielot. 3. Kaveling, partij v., afdeling,perceel.

Loterie v. : 1. Loterij. Mettre en - : Verloten. Met-tre a la - : In de loterij spelen. 2. (fig.) Kans-spel. C'est un tense a la - : Dat is een ongehoordbuitenkansje.

Lothaire m. : (naam) Lotharius.Lotion v. : Wassing. Wasmiddel, -water. Uit-loging. Hooldwassing, shampooing.

Lotionner : Wassen.Lotir .: 1. In delen -. In kavelingen -; in per-celen verdelen. 2. Zijn deel geven aan. (spot)Me voila bien loti : Nu ben ik goed af.

Lotissement m. : Verdeling in aandelen, - ka-velingen, - percelen, verkaveling.

Loto m. : Lotto-, kienspel.Lotos (spr. -toss) z. lotus.Lotus m. (spr. -fuss) : 1. Lotusboom m. 2. Egyp-tische waterlehe v., lotus m. 3. Trefle - : Ge-mene rolklaver.

Louable : Loffelijk, to loven, prijzenswaardig.Louablement : Op loffelijke wijze.Louage m. : Huur v., verhuring. De - : Huur-.Louange v. : Lof m. Loftuiting, -spraak v.Louanger : Vleiend prijzen, loven.Louangeur m. : Lofredenaar, bewieroker. I by.nw. : Vol lof, lovend.

Louehe : 1. Scheel. - ziend. 2. (fig.) Niet helder,troebel, niet zuiver; dubbelzinnig, verdacht.m. : Iem. die scheel ziet. Iets verdachts, - dubbel-zinnigs. I v. : Soeplepel m. Spongatboor v.

Louehement m. : Het scheel zien.Loucher : Scheel zien.Loucherie v. : 't Scheelzien.Loueheur, -euse : Scheelziende, schele.Louer : 1. Verhuren. 2. Huren. Bespreken (plaats).Lenen (boek). 3. Prijzen, lof geven. Dieu soitloue! God zij dank! I se - : 1. Zich verhuren,verhuurd worden. Zich zelf prijzen. 2. se - de :Zeer tevreden zijn met.

Loueur m., -euse V. : 1. Verhuurder, -star. 2.Lofredenaar. Bewierookster.

Lougre m. : (zeev.) Logger m.Louis m. : 1. Lodewijk. Saint - : Lodewijk IXde Heilige. 2. - (d'or) : Goudstuk van 20 franks.

Louisiana V. : Louisiana.Louison v. : (naam) Wiesje.Loulou m. : Wolfshond m. (kind) Hond, swafs.Mon (gros) - : Mijn schatje.

Loup m. : 1. Wolf m. _etre connu comme le - grin,- blanc : Bekend zijn als de bonte hond. Froid de -: Vinnige koude. Marcher d pas de - : Komenaansluipen. Les -a ne se mangent pas entre eux :De ene kraai pikt de andere de ogen nietuit. Tenir le - par les oreitles : In neteligeomstandigheden verkeren. Quand on partedu -, on en volt la queue : Ala men van denduivel spreekt, staat hij achter de deur. Entrechien et - : Tussen licht en donkey. 2.(fig.) Ongezellig mans, brombeer. 3. Halfmasker van zwart satijn. 4. Verknoeid werk.Bok m., vergissing. Kwast in bout m. 5. Tetede - : Ragebol. 6. (plantk.) Wolfsmuil, leeu-wenbek. Pied de - : Wolfspoot (plant). 7. -dore : Jakhals. 8. - marin : Zeerob. - de mer :Zeewolf ; -baars; (fig.) zeerob, -book. 9. Monpauvre - : Mijn arme Reveling.

Loup-cervier m. (my. -a. -s) : (soort) Lynx m.,los m. Wolf die herten aanvalt. (f ig.) Inhalig mans.

Loupe v. : 1. Vetgezwel, wen v. Knoest (boom)m. 2. Pareluitwas. 3. Onvolmaakte edelsteenm. 4. Vergrootglas, loep v.

Loup-garou m. (my. -s- -s) : Weerwolf (bozegeest in wolvengedaante). (fig.) Bullebak.

Lourd : 1. Zwaar, veal wegend. 2. Lomp, plomp,log. (fig.) Dom, .traag. (h and el) Gedrukt. 3.Onhandig, onbeholpen. 4. Zwaar, drukkend. Temps- : Drukkend. Chaleur -e : Zwoele. Un budget -: Met drukkende lasten. Maison -e : Kostbaarhuishouden.

Lourdaud m., -e v. : Lomperd. Lomp wijf.Lourdement : Plomp, log. Zwaar. Onbeholpen.Se tromper - : Zich geweldig vergissen.

Page 281: aardrijkskunde - DBNL

265 LUNULE.LOURDERIE.

Lourderie V. : Dom-, traagheid van geest.Lourdeur v. : Zwaarte v. Plompheid. Gedrukt-heid ('t weer). (fig.) Plomp-, onbeholpenheid.

Loustic m. (spr. -ik) : Grappenmaker, snaak.Loutre v. : Otter m. 1 m. : -bont.Louvain m. : Leuven.Louve v. : 1. Wolvin. 2. Laadton v. 3. Steen-trekker, -tang v.

Louveteau m. : Wolfje. Jonge wolf. Jonge pad-vinder, „welp".

Louvoyer : (z.ee v.) Laveren. (fig.) Behoedzaamte werk gaan, schipperen.

Louvre m. : Gebouw te Parijs (paleis; thansmuseum). (fig.) Prachtig slot.

Lovelace m. : (fig.) Elegante verleider.Lover : Opschieten (touw).Loxodromie v. : (meetk.) Kromme bin op eenbol getrokken en die alle meridianen onderdezelfde hock snijdt v. (z e e v.) Door eenschip beschreven kromme lijn.

Loyal en -ement : Rechtschapen, trouw, eerlijk.Zuiver.

Loyautó v. : Trouw-, oprecht-, eerlijk-, recht-schapenheid.

Loyer m. : 1. Huur v. -prijs m. 2. Loon. 3.(beurs) Prolongatie-rente (- de l'argent) v.

Lubie v. : Gril v., kuur v., luim v.Lubrifiant m. : Smeermiddel.Lubrifier : Smeren.Lue m. (spr. luk) : Lucas (de Evangelist).Lueain m. : Lucanus (Lat. dichter).Lucane m. : Schalebijter, vliegend hert.Lucerne v. : Dak-, zoldervenster, -raampje.Lucerne v. : Luzern.Lueide en -ement : Helder, klaar, duidelijk.Scherpzinnig, helderziend.

Luddite v. : Helder-, duidelijk-, klaar-. Scherp-zinnig-. Helderziendheid.

Lucien m. : Lucianus (Grieks schrijver). Lu-cien (v66rnaam).

Lucifer m. (spr. -er) : De Morgenster v., Venus.De vorst der duisternis, Satan.

Luciole v. : Glimworm m.Lueques V. : Lucca (in Italia).Lueratif en -ivement : Winstgevend, voor-delig,

Lucre m. : Winst v., voordeel, gewin.Luerke m. : Lucretius (Lat. dichter). I v. : Lu-cretia (vrouw van Tarquinius Collatinus).

Ludovie m. (spr. -ik) : Lodewijk.Luette v. : Haig v.Lueur v. : 1. Schijnsel, schijn m. 2. (fig.) Straalm., schittering, vleugje. Il n'y a pas une - deraison dans ce qu'il dit : Er is geen vonkje ge-zond verstand in wat hij zegt.

Lugubre : 1. Somber, droevig. 2. Rouw aan-duidend.

Lugubrement : Op sombere wijze, naar.Lui yaw. m. en v. : (belanghebbend vw.) Hem,haar. 1 m. : 1. (lijdend vw. of voorafgegaandoor een vz.) Hem. 2. (onderwerp) Hij. -seul a fait cela : Hij alleen heeft dat gedaan. 3.(wederkerend vnw.) Zich. Il parle toujoursde - : Hij spreekt steeds over zichzelf. Corn-me c'est bien -I Ik herken zijn streken1 (ook)wat lijkt hij sprekendl

Luire : 1. Schijnen, licht geven. Un nouveau journous luit : Ons lot zal veranderen. 2. Blinken,glinsteren. schitteren.

Luisant : L Schijnend, licht gevend. Ver - :

Glimworm. 2. Schitterend, blinkend, glinsterend.I m. : Glans m.

Lumbago m. (spr. ton-) : Pijn in de lenden v.,spit in de rug.

Lumiére v. : 1. Licht. (dichtk.) Dag m., -licht,'even. Revoir la - : Weer 't licht zien, uit degevangenis komen. Ouvrir les yeux a la - : Ge-boren worden, 't levenslicht aanschouwen. Voir la- : 't Daglicht zien, leven. Perdre la -, 'etre privede la - : Sterven; blind worden, - zijn. _Donnerla - : 't Electrisch aandoen, - aanknippen. Tra-railer a la - : Bij kunstlicht werken. 2. (kunst)Lichtpartijen v., licht. 3. (fig.) Licht, glans m.4. (fig.) Licht (der waarheid, des geloofs). Porterla - dans un sujet : Licht over een onderwerpverspreiden. Je n'ai aucune - la-dessus : Dat ismu geheel duister. 5. Inlichting, opheldering.6. Bennis, kunde v. Inzicht. Les progres des -8 :De vooruitgang der beschaving. 7. Openbaar-heid, daglicht. Il faut que la - se jasse sur cetteaffairs: Er moet licht in deze zaak ontstoken wor-den. 8. Zundgat (vuurwapen). Kijkspleet v., vizier.

Lumignon m. : Brandend gedeelte van de pit.Eindje kaars. Licht.

Luminaire m. : Licht. Waskaarsen (kerk) v.Lumineusement : Helder, duidelijk.Lumineux : 1. Lichtend, lichtgevend. Lettres -euses

: Lichtletters. Enseigne -ease : Lichtreclame.2. (f i g.) Helder, duidelijk.

Luminositii v. : Helder-. Lichtgevendheid.Lunaire : 1. Van de maan. Mois - : Maan-maand ( ± 29 1 /2 dag). 2. Maanvormig. Halve-maanvormig. 1 V. : (pl an tk.) Judaspenning m.

Lunaison v. : Maansverwisseling, maantijd m.Lunatique : 1. Maanblind (paard). 2. Maanziek(mens). 3. (fig.) Wonderlijk, grillig.

Lunch m. (spr. lonche) : Lichte maaltijd 'smiddags m., noenmaal.

Luneher (spr. lonchi) : 's Middags een licht maal -,het noenmaal gebruiken.

Lundi m. : Maandag m. - Bras : - v66r Vasten-avond. (f i g.) Faire le -, reter saint L- : Maan-dag houden.

Lune v. : 1. Maan v. La - est dens son plein :Wij hebben voile maan. - rousse : Maan inApril en Mei, vergezeld van nachtvorsten. -de miel : Wittebroodsweken v. Il y a clair de-, it y a - : De maan schijnt. Demander la

-: Het onmogelijke eisen. .filler rejoindre lesvieilles -5 : Verdwijnen. Promettre la - : Jetsbeloven dat men onmogelijk geven kan. Faireun trou a la - : Met de Noorderzon vertrek-ken. Avoir des (see) -s : Vol nukken -, grillerszijn. Tomber de la - : Zeer verwonderd kijken.2. Maanwenteling, -maand v. 3. (fig.) Hogersferen. Etre dans la - : Absent zijn.

Lune : 1. Maan-, halvemaanvormig. 2. (fig.,f am.) Bien -; mal - : Goed -; slecht geluimd.

Lunetier m. (spr. -tye) : Brillenhandelaar. -maker.Lunette v. ; 1. -s : Bril m. Deux paires de -s: Twee brillen. -s (de cheval) : Oogkleppen v.,-lappen m. Serpent a -8 : Brilslang. 2. Verre-kijker. 3. Horlogering m., -rand (waarin 't glaswordt gezet) m. Lichtgat (gewelf). Sekreetdeksel-gat. Rond gat waardoor de veroordeelde 'thoofd onder de valbijI brengt.

Lunettier z. lunetier.Lunule v. : 1. (sterrenk.) Trawant m., maan(van Jupiter, - Saturnus) v. 2. Halvemaanvor-mige rand m., - ring m., - figuur v.

Page 282: aardrijkskunde - DBNL

266 MACHER.LTJPERCALES.

Lupercales v.mv. Feesten ter ere van Panof Lupercus. (fig.) Uitgelaten feesten.

Lupin m. : (plantk.) Lupine v.Lupus m. (spr. -uss) : Huidtuberculose v., lupus m.Lurette v. : Knappe deem. Il y a belle - que: 't Is al lang geleden dat.

Luron m. : Lustige klant, fidele kerel.Luronne V. : Kordate deem.Lustrage m. : Het glanzen, glanzing. Glans m.Lustral : Reinigings-.Lustre m. 1. Zoenoffer. 2. Volkstelling. 3.Tijdvak van 5 jaren, lustrum. 4. Glans m. 5.Luister m., aanzien. 6. Kroonkandelaar m., arm-

Lustrer : Glanzen. polljsten. [kroon v.Lustreur m. : Glanzer, polijster.Lustrine v. : Sterk gesteven en geglansde stofv., lustre v.

Lutece v. : Lutetia (oude naam van Parijs).Luth m. (spr. lute) :1. Luit v. 2. (di chtk.) Dichter-lijke ingeving, - aanleg m.

Lutheranisme m. : Lutherse geloofsleer v.Lutherse v, : Handel - m., winkel in - ver-vaardiging van snaarinstrumenten.

Lutherien : Luthers. -e.Luthier m. : Fabrikant verkoper van snaar-instrumenten; vioolbouwer.

Lull!' m. Kaboutermannetje. (fig.) Kwelgeestm. I bv.nw. • Woelziek, dartel. guitig.

Lutiner ov.w. Plagen, geen rust laten. I on-ov.w. : Razen en tieren, woelen.

Lutrin m. : Koor-, zanglessenaar m. Koor.Lutte v. : 1. Worstelstrijd m. -ing. 2. (fig.) Oorlogm., wedstrijd, -liver m. De bonne - : Na eerlijkestrijd. De haute - : Na strijd; door de macht vanzijn gezag. 3. Strijd. - pour la vie, - pourl'existence Strijd om 't bestaan.

Lutter : Worstelen. (fig.) Strijden. Stoeien. Con-curreren. - a qui le /era : Wedijveren wie 't doenzal.

Lutteur m. Worstelaar. Kampvechter.Luxation v. : Ontwrichting, verstuiking.Luxe m. 1. Weelde v., pracht v., overdaad v.Se payer le - de : Zich de weelde veroorlovenvan. C'est die : Dat zou overdaad zijn. 2. (fig.)Overvloed m.

Luxembourg m. (spr. luksanbour) : Luxemburg(ook een gebouw en park to Parijs).

Luxer : Ontwrichten, verstuiken.Luxueux : Weelderig. prachtlievend.Luxure v. Ontuehtigheld.Luxuriance V. : Weelderigheid.Luxuriant : Weelderig, to welig.Luxurieusement en -eux : Ontuchtig, wellustig.Luzerne v. : Rupsklaver v. Hopklaver.Luzerniere V. : Klaverveld.Lyeee m. : 1. (oud) Gebouw waarin openbarecolleges werden gegeven. 2. (th an s) Staats-gymnasium (z. college 3).

Lyeeen m., -ne v. : Gymnasiast, -e (van eenstaatsgymnasium).

Lycopode m. (plantk.) Wolfsklauw v.Lymphatique : 1. Van de lymphe, lymphe-.2. Temperament : Krachteloos gestel.

Lymphe v. : 1. Lymphe (witachtige vloeistofin het lichaam) v. 2. Waterig sap in de planten.

Lynx m. (spr. linkse) : Los m., lynx (flier) m.Lonnais : Lyons. I m. : Bewoner van Lyon.Lyre v. : Liar (snarenspeeltuig der Ouden)v. Toute la : Gedichten van allerlei aard:(f am.) alias bij elk., ►de hele rommeic. 2. Lier(sterrenbeeld). 8. Harp v., Her.

Lyrique : Page - : Lyrische poOzie, waarinde dichter zijn gehele persoonlijkheid legt.Scene - Opera-theater. Artiste - (Opera)-zanger, -es.

Lyrisme m. Vlucht - v.. geestdrift van den ly-rischen dichter v. (fig.) Warmth v., gloed m.

M.

M m. : 1. (letter) M. v. 2. M. (verk.) Metre :Meter; Midi : Zuiden; Monsieur : De Heer;Masculin Manlijk. 8. (Rom. cijfer) 1000.

Mr : Monsieur : De Heer. Mr. : Milreis : 1000 reis.M. M. : Messieurs : De Heren.Mine : Madame : Mevrouw.Mlle : Mademoiselle : Mejuffrouw.Me Maitre Meester (advocaat, notaris).Mgr : Monseigneur : Hoogedelgeboren Heer; Mon-seigneur (grins, aartsbisschop).

S. M. : Sa Majeste : Zijne -, Hare Majesteit.Mon : Matson : Firma.M. S. : Mail-steamer : Mailboot.Ms. : Manuscrit : Handschrift.Au m. : Au mieux : Tegen de gunstigste prijs.Ma : Mijn, mijne. z. mon.Maboul(e) : (yolk) Gek, mal.Macabre m. z. macchabee.Macabre : 1. Dame - : Dodendans. 2. (fig.)IJzig, afschuwelijk. Plaisanterie - : Galgen-humor.

Macadam m. (spr. -datum) : Macadambestrating.Maeadamisage m. : Het bestraten met maca-dam (klein gestoten en gewaiste kjezel).

Macadamiser : Met macadam bestraten.Macaque m. Meerkat (aap) v. Lelijk mens.

Macaron m. : Bitterkoekje. Ronde kam (in 'thaar) m. Kapstokhanger met ronde knop.

Macaronee v. : Macaronisch gedicht (z. maea-ronique).

Macaroni m. : Macaroni (mee/spijs) v.Macaronique : In koddig Latijn.Macedoine v. : 1. Macedonia. 2. Gerecht uitverschillende groenten, - vruchten samenge-steld. Vruchtensla. 3. (fig.) Allerlei, poespas m.

Macedonien : Macedonisch. -ier.Maceration v. : Aftrekking (in koude vloei-stof), waking. (godsd.) Zelfkastijding.

Madrer : Aftrekken, waken (in koude vloei-stof). Kastijden.

Macfarlane m. : Regenjas zonder mouwen v.Macchabee m. (spr. maka-) : 1. Makkabeeer.2. (fig.) Lijk; verdronkene; patient.

Moho v. : Veldsla v.Mfiehecoulis m. : 1. Verticaal schietgat in eenuitspringende borstwering. 2. Galerij (op muur) m.

MAchefer m. : Slakken v., schuim. Hamerslag.Michelier: Van de kaken.(Dents) -ieres : Maaltanden.Mather : 1. Kauwen. - lee morceaux, - la beso-gne a qn : Iem. 't werk voorkauwen, - klaarleggen.Ne point - qch a qn, ne p. - lee mots : Geen bladvoor de mond nemen. 2. Kauwen knabbelen

Page 283: aardrijkskunde - DBNL

MACRE UR. 267 MAGNETISATION.

op. Papier mdchO : Fijngemaakt en bewerktpapier, papier mache. Constructions en papiermdchd: Revolutiebouw. - entre les dents : Mom-pelen. 3. Afbreken, scheuren.

Micheur m. : Kauwer.Maehiavel m. (spr. makia-) : Machiavelli. (fig.)Sluwe politicus.

Machiavelique (spr. makia-) : Sluw, gewetenloos.Machiavelisme m. (spr. makia-) : Politiek zon-der gewetensbezwaren. (fig.) Gewetenloosheid.

Machlaveliste m. (spr. makia-) : Aanhangervan trouweloze staatkunde.

Mãehicoulis m. z. michecoulis.Machin m. : (yolk) Ding. Dinges.Machinal en -ement Werktuigelijk.Machinateur m. Verzinner, aanlegger.Machination v. : Het beramen van kwaad.Kuiperij, intrige.

Machine V. : 1. Werktuig. Faire - (en) arriere: Achteruitstomen; (fig.) behoudend worden.Ecriture a la - : 't Machineschrijven. Une - deguerre : Een krachtig strijdmiddel. 2. (fig.) Sa-menstelling, inrichting. List v., kunstgreep m.Cela sent la - : Men kan zien dat 't op effect bere-kend is. 3. Samenstel, geheel. Systeem. La -ronde : De aarde v.

Maehiner : Op 't touw zetten; brouwen (kwaad).Van de nodige toestellen voorzien (schouw-burg).

Mae/II/tee° v. : Gezamenlijke machines.Maehinisme m. : Samenstel van werktuigen.Machinewezen.

Maehiniste m. : Toneelknecht. Autobusbestuurder.Trambestuurder.

Mãehoire v. : Kaak v. Bek m., klauw m., knijper,grijper (aan werktuigen). (f am.) Stommerik.

MAchonnement m. : Het langzame kauwen. -mummelen. 't Prevelen.

Machonner : Langzaam kauwen, mummelen.Prevelen.

Mavis m. : (plantk.) Foelie v.Macon m. : 1. Metselaar. Vrijmetselaar.Maconnage m. : Metselwerk.Maconner : Metselen.Toemetselen. In elkaar flansen.Maconnerie v. : 1. Metselwerk. Entrepreneur de- : Metselaarsbaas. 2. Vrijmetselarij.

Maconnique : Van de vrijmetselaars.Maequage, -que(r) z. maquage, -que(r).Maereuse V. : Zwarte rouweend v.Maerocephale : Groothoofdig.Maerocephalie v. : Groothoofdigheid.Maeroeosme m. : Het heelal (in tegenstellingmet den mens).

Maculature v. : Misdruk m. Schutblad.Macule v. : Viek v.Maculer ov.w. Vlekken, bezoedelen. 1 onov.w.: Afgeven, smetten.

Madame v. (my. mesdames) : 1. (vroeger)Vrouwe, welgeboren Mevrouw. (g e s c h.)Prinses, dochter uit 't (in Frankr.) regerendevorstenhuis. Madame, vrouw van den broederdes konings. 2. Mijn vrouw. De vrouw des huizes.

Madapolam (spr. -lamm) : Sterk. grof katoen.Madeeasse Uit Bewoner van Madagascar.Madeleine V. : 1. Magdalena, Lena. (fig.) Boet-vaardige vrouw. 2. Quadrillegebakje.

Madelon V. : (naam) Leentje.Mademoiselle IT: (my. mesdemoiselles) : 1. (vroe-ger) Juffrouw (niet van adel). (gesch.) Onge-huwde oudste prinses. Prinses, dochter van den

broeder des konings. 2. (Jongel juffrouw, me-juffrouw.

Madero v. : Madera. I m. : -wijn m.Madone v. : Madonna-, Mariabeeld.Madras m. : Veelkleurige zak-, halsdoek (vankatoen) m. Hoofddoek.

Madre : 1. (oud) Gemarmerd, gevlekt, bout.2. Loos, doortrapt, gewiekst. m. : (fig.) Gladde.

Madrepore m. : Sterkoraal v. en o.Madreporique : Uit sterkoralen bestaand, door -gevormd.

Madrier m. : Zware (eiken) plaat v.Madrigal m. : 1. Madrigaal, klein liefdedicht.2. Galant compliment.

Madrilene : Madrids. I m. : Bewoner van Madrid.Maestria v. : Meesterschap.Maestro m. : Meester; orkestleider; componist.Marne, -flu : Dik-, bolwangig.Magasin m. : 1. Magazijn, winkel m. Tenir - de: In voorraad hebben. Garcon de - : Winkel-jongen, loopjongen. Commis de - Winkelbedien-de. .Demoiselle de - -juffrouw. Des fonds de -

Onverkochte voorwerpen, „stroppen" m. 2.Pakhuis, opslagplaats v. - gineral : Veem. 3.(fig.) Voorraad m. 4. Magazijn (van 't geweer).

Magasinage m. : Opslag in een pakhuis m.Bewaarloon. Opslagtijd m.

Magasinier m. Pakhuismeester, magazijnbe-waarder. Koopman die een grote winkel heeft.

Magazine m. : Magazijn (tijdschrift).Magdebourg m. (spr. -bour) : Maagdenburg.Mage m. : 1. Magier, priester bij de oude Per-zen. Les (trois Rois) Mages : De drie Koningen, dedrie wijzen uit 't Oosten. 2. (oud) Tovenaar.3. (thans; fig.) Ziener, wijze.

Magieien m., -ne v. : Tovenaar, toverheks.Magie v. : 1. (o u d) Wetenschap der Magiers.2. (thans) Toverkunst v. - noire : Zwartekunst (waarbij de duivel helpt). - blanche :Goochelkunst. 3. (fig.) Betovering, bekoring.

Magique : 1. Met de toverkunst in verbandstaande. 2. Betoverend, begoochelend.

Magister m. (spr. -star) : Schoolvos.Magistral : 1. Van een (groot)meester. 2. Mees-terlijk. Euvre -e : Meesterwerk. 3. Pedant, ver-waand. 4. Voornaamste, hoofd-. 5. Ontzaglijk.6. Volgens recept.

Magistralement : Meesterlijk. Meesterachtig. Nietvoor de poes, raak.

Magistrat m. : 1. Overheidspersoon m. Hogeambtenaar. 2. Lid van de rechterlijke macht.

Magistrature v. : 1. Overheidsambt. 2. Rech-terlijke waardigheid. - assise Rechters enraadsheren. - debout : Vertegenwoordigers van't openbaar ministerie.

Magnan m. Zijdeworm m.Magnanerie v. : Zijdewormenkwekerij.Magnanier m. : Zijdewormenkweker.Magnanime en -meat : Groot-, edelmoedig.Magnanimite v. : Groot-, edelmoedigheid.Magnat m. (spr. mag-na) : Magnaat, rijksgrotein Hongarije en Polen. (fig.) Machtig man.

Magnesie v. : Magnesiumoxyde, magnesia.Magnesium m. (spr. -Omm) : Magnesium (element).Magnetique : 1. Met magneetkracht begaafd,aantrekkend. (fig.) Regard - : Onweerstaan-bare bilk. 2. Van het dierlijk magnetisme.

Magnetiquement : Op magnetische wijze.Magnetisation v. : Het onderwerpen aan deinvloed van 't dierlijk magnetisme.

Page 284: aardrijkskunde - DBNL

MA GNATISER. 268

i\(AIN.

Magnetiser : Magnetiseren, aan de invloedvan het dierlijk magnetisme onderwerpen. (fig.)Een onweerstaanbare invloed uitoefenen op.

Magnetiseur m. : Magnetiseur, iem. die zichvan dierlijk magnetisme bedient.

Magnetisme m. : 1. Aantrekkingskracht vande zeilsteen, - de magneet v. - terrestre :- van de aarde. 2. Dierlijk magnetisme (machtom iem. in slaap to dompelen).

Magneto v. : Magneet m.Magnificat m. (spr. mag-nifikate; m y. onverand.): (K a th.) Loflied (mijn ziel looft den Heer).

Magnificence v. : Pracht v., luister m. Pracht-lievend-. Vrijgevigheid.

Magnifier : Verheerlijken. Prijzen.Magnifique : Prachtig, luisterrijk. Verheven(stiji). Prachtlievend. Mild, vrijgevig.

Magnifiquement : Op luisterrijke wijze, rijkelijk,Magnolia, -ier m. : Magnolia (boom) v. [heerlijk.Magot m. : 1. Spaarpot m. Petit - : -duitje. 2.

(yolk) Geld. 8. Staartloze aap m. (fig.) Lelijkmens. 4. Ineengedrongen poppet] e.

Magyar m. en bv.nw. : Hongaar, Magyaar. -s.Mahomet (spr. -me) : Mohamed.Mahometan m. en bv.nw. : Mohamedaan. -s.Mahometisme m. : Leer van Mohamed v.Mai m. : 1. Mei m., -maand m. 2. Meiboom m.,boom op 'n feestdag geplant.

Mateur m. : (ge s ch.) Burgemeester.Maigre 1. Mager. - comme un coucou, - un centde clous, - un chat de gouttiere : - als een bout.2. (fig.) Mager, onvoldoend; schraal; armzalig;ondankbaar (onderwerp). 3. Mager (vices).4. Zonder vices of vet toebereid. Aliments -8 :Magere spijzen (groenten, vis). Jours -8 :Vastendagen. I bw. : Faire -, manger - : Vasten,geen vlees of vet eten. I m. : 1. Het magere.Mager vices. 2. Ondiepte (in rivier) v. 3.Magere kost m., vastenspijs v. 4. Mager mens.

Maigrelet Wel wat te mager.Maigrement : Schraaltjes, dunnetjes.Maigret : Wel wat te mager.Maigreur v. : 1. Magerheid. 2. (fig.; z. ookmaigre 2). Schraal-, dun-. Onvoldoendheid.

Maigrichon : Wel wat te mager. Une --ne : Eenscharminkeltje.

Maigrir onov.w. : Mager worden. I ov.w. : Magerdoen schijnen, mager maken.

Mail m. : 1. Zware smidshamer m. 2. Kolf v.,malie v. Kolfspel, -baan v. 3. Openbare wandel-plaats (op de maliebaan) v. 4. (nieuw) Mail-coach, groot rijtuig.

Maille v. : 1. Steek (breiwerk) m. 2. Maas (net)v. 3. Malie v., pantserringetje. Cotte de -s :Malienkolder. 4. Kettingschalm m. 5. Opening(traliewerk). Vlek (op vleugels) v. Vlek (opoogappel). 7. Koperen muntje, halve penningm. Il n'a ni sou ni - : Hij heeft geen rodecent. Avoir a partir avec la police : 't Met depolitic te kwaad hebben. 8. Gewicht van 1/2 ons.

Maine : 1. Gevlekt, gespikkeld. 2. Met mazen-; van traliewerk voorzien.

Mailer ov.w. : 1. Met mazen -, van traliewerkvoorzien. 2. Met een malienkolder -, met malignuitrusten. onov.w. en se - : Viekken krijgen,spikkelen (vogels).

Maillet m. : Houten hamer m.Maillot m. : 1. Kinderwindsei; -goed. 2. Tri-

cot, vleeskleurig, nauwsluitend kleed. - de bain :Badpak. 3. Trui v.

Main v. : 1. Hand v. 11 n'y a entre ces chosesque la largeur d'une - qu'une - : Die tweedingen verschillen maar een handbreedte. Itssont comme deux doigts de la - Zij zijn zeerinnig verbonden. J'en donnerais ma - a couper: Ik zou er mijn hoofd onder verwedden. Jouera /a - chaude : Handjeplak spelen. 2. Hand (omte grijpen, te nemen, vast te houden). Prendrea deux -s : Met beide handen aangrijpen. Celavotes craque manque dans la - : Dat laat iem. inde steek op 't ogenblik dat men 't nodig heeft.J'ai cette preuve en - : Ik heb dit bewijs inhanden. Prouver qch l'histoire en - : Iets bewij-zen, aan de hand van de geschiedenis. Prendreen - : Ter hand nemen, zich belasten met. Ita toujours de l'argent a la - Hij heeft altijdgereed geld. Dans les -s, entre les -s : In han-den, in de macht. Se mettre entre les -s de qn :Zich aan tem. overgeven; zijn leven aan iem.toevertrouwen. J'ai toujours ce livre sous la -

Ik heb dat bock altijd bij de hand. Sous - :In 't geheim. Prendre qn la - dans le sac : Iem.op heterdaad betrappen. Mettre -, porter la -sur qn : De hand op tem. leggen (om te arres-teren); (fig.) zich van iem. meester maken.Mettre la - sur : Zich meester maken van;(fig.) de hand leggen op, vinden; raden. Pren-dre a pleines - : Plink toetasten, veel nemen.Avoir les -s nettes de : Zich niets te verwijtenhebben over. (fig.) Donner -, porter la -, les -8a Helpen, in de hand werken (lets). J'y donneles -8 : Ik keur dat goed, ik sta dat toe. Don-ner la - a : De hand reiken aan; (fig.) zichverenigen met. 3. Hand (bij 't besturen van 'tpaard). Tenir un Cheval dans la -, avoir u. c.en - : Een paard goed meester zijn. (fig.) Tenirla - a qn : Iem. kort houden, - geen vrijheidlaten. Tenir la - a qch Voor iets waken, -zorgen. Se sentir en - Zich zelf meesterzijn. Faire qch haut la - : Glansrijk zijn wildoorzetten, met succes doordrijven. Chevaltoutes -8, - a deux -8: Rij- en trekpaard. flom-me a touter -s : Die van alle markten thuis is.4. Hand (om te geven, te ontvangen). A plei-nes -8, a belles -s : Met voile handen, over-dadig. Tendre la - (z. 8) : De hand uitstrek-ken, bedelen. Donner qch de la - a la : Ietsrechtstreeks, zonder tussenpersoon overhandi-gen. (fig.) De la - a la - : Zonder formaliteiten.Mettre a qn le pain a la : in staat stel-len zijn dagelijks brood te verdienen. Rernet-tre en - propre Persoonlijk aan den geadres-seerde zelf geven. Mettre sa fortune -; son bonheurdans les -8 de qn : Iem. zijn geld -; zijn leven toe-vertrouwen. Cette maison a change de -: Dit huisis van eigenaar veranderd. Acheter a la - : Directbetalen. Je veux vow choisir cela de ma - : 1kwil u dat zelf eigenhandig uitzoeken. Recevoirde premiere : Uit de eerste hand ontvangen.Ouvrage de seconde : Tweedehands werk.Donner la bonne - : Een fooi geven. Il vous man-gerait dans la - : Hij zou uit iem. hand eten;- is zeer familiaar. 5. (spec) Trek rn., slag m.Voorhand. It a la - : Hij moet geven; - heeftde slag; - de voorhand. Il a la - heureuse :Hij speelt gelukkig, hij wint; (fig.) - treft 't; -heeft een gelukkige keus. Passer la : Metspelen ophouden; (fig.) de zaak overdoen, zichlaten vervangen. 6. Hand (om te werken, ietste maken). Avoir les -s libres; embarrassies :

Page 285: aardrijkskunde - DBNL

MAIN-D'CEUVRE. 269

MAITRE.

Ledige ; voile handen hebben. Cela a ete fait enun tour de — : Dat is in een oogwenk gedaan. Il ale tour de — : Hij heeft de handigheid. Se fairela — Zich oefenen. Avoir la — dans une affaire: De hand in een zaak hebben, er aan meewer-ken. Mettre la — a qch : Aan lets werken. Met-Ire la — a l'ouvrage : De hand aan 't werk slaan.Mettre la — a la pdte : Zelf aan 't werk gaan.Mettre la derniere — a : De laatste hand leggenaan. Preparer de longue — : Lang van te vorenvoorbereiden. Travail fait de — de maitre, - d'ou-Drier : Met een meesterhand gevormd werk. Unouvrage fait de — d'homme : Een werk van men-senhand (niet van de natuur). Morceau a quatre

:Vierhandig stuk. Affiche &rite a la —; Ge-schreven (niet gedrukt) a. Mettre la — a la plume: Naar de pen grijpen. Avoir une belle — Eenmooie hand (van schrijven) hebben. 7. Hand(om te slaan, vechten) Lever la — sur : De h.opheffen tegen. Donner la — sur la figure a :Een klap in 't gelaat geven. Il n'y va pas de —morte : Hij pakt (de zaken) goed aan, slaat erflink op los. En etre -; en venir aux —s : Hand-gemeen zijn; - worden. Mettre deux personnesaux —s : In een strijd wikkelen. 8. Hand (diegevoelens helpt uitdrukken). Lever la — : Dehand opsteken. Je leverais la — de tout ce quej'ai dit : Ik zou een eed durven doen op aliaswat ik gezegd heb. Les —s m'en tombent : Daarsta ik sprakeloos paf van. Tendre la—d qn (z. 4) :Iem. de hand toesteken. Toucher dans la —qn : Iem een handslag geven (als bewijs dat dekoop gesloten is). On lui a refuse la — de Bettejeune fille : Men heeft hem de hand van datmeisje geweigerd. 9. Hand (aap). Kiauw (dier)v. 10. — de justice : Scepter met een hand aande top m. 11. — courante : Trapleuning; klad-boek, memoriaal. — de carrosse : Riem aan dekoets (om zich vast te houden). — de toilette :Badhandschoen. 12. Ring (aan een lade). Em-merhaak m. Hechtrank v. 13. Boek (24 vel) papier.

Main-d'o3uvre v. (my. mains-d'oeuvre) : 1. Ar-beidsloon. 2. Handenarbeid m., werkkrachten v.3. Bewerking.

Main-forte V. : De gewapende macht v. Preter— a : Bbstand hulp verlenen.

Mainlevee V. : (recht) Opheffing van gerechte-lijk beslag. Ontheffing.

Mainmise m. : (recht) Beslaglegging. (fig.)Inpalming v.

Mainmortable : Die zijn goederen alleen aanzijn kinderen kan nalaten (horige). Onover-draagbaar, aan de dode hand onderworpen.

Mainmorte v. : 1. (gesch.) Ontzegging van 'trecht (aan den horige) om over zijn goed tebeschikken, zo hij geen kinderen heeft. 2.(r e c h t) Dode hand v. ; onvervreemdbaarheid.

Maint : Menig, vele. —es fois : Menigmaal. —es et—es fois : Maar al te dikwijls.

Maintenant : Nu. Des — : Van heden of aan.Maintenir : 1. Vast-, bijeenhouden, houden;onderhouden. 2. Handhaven, in stand houden.Behoeden. 3. Vol houden, blijven beweren, ver-zekeren. I se — : Zich handhaven. Zich staandehouden. Blijven.

Maintenue v. : (re cht) Vonnis waarbij tem.in zijn bezit wordt gehandhaafd.

Maintien m. : 1. Handhaving, behoud. Bewa-ring, 2. Houding, mauler van doen v. Tenir qcha la main pour se donner un — Om niet links

te schijnen. Professeur de danse et de — : Leraarin 't Jansen en in goede manieren.

Make m. 1. (gesch.) — du palais : Hofmeier,majordomus. 2. (thans) Burgemeester, hoofdder gemeente. Adjoint au — : Wethouder. Passerlevant M. le — : Trouwen op 't stadhuis.

Mairesse V. : Burgemeestersvrouw.Maine v. : Burgemeesterschap; -sambt. Ge-meente-, raadhuis.

Mais bw. : 1. (oud) Meer. Il n'en peut — Hijkan 't niet helpen, meer kan hij er niet aandoen. 2. (om aan te dringen) Ja, zeker wel,zelfs, heus. Elle ne peut rien, — rien • Zij kanniets doen, helemaal niets. Tu m'accompagne-ras? — le te conduirai par la main : Ga je mee ?Ik zal je zelfs rondleiden bij de hand. — encore,dites-moi, qu'avez-vous fait ? Maar in ernst gespro-ken, zeg me eens wat je gedaan hebt? I voegw.: 1. Maar, toch. Wel! Waarachtig I Il a toujoursdes —, des si, des car Hij heeft altijd tegen-werpingen te makers. — ecoutez-moi done : MaarMister dan toch naar me. Aid par exemple I —c'est un cadeau : Wel nu nog. mooier I Dat iswaarachtig een cadeau. 2. (ver wondering,ongeduld, boosheid) Wel. 04, allez-vousf —vous le voyez, a B. : Waar gaat u been? Wel,dat ziet ge, naar B. — c'est terrible : Dat is tochverschrikkelijk. Eh —I Neen . . . maar ... .Wel, lieve Hemel' Hoe nu? — oui : Wel zeker,wel ja, juist. — si : Zeker wel; jawel. — non :Wel peen, zeker niet.

Ma's m. (spr. ma-iss) : Mats, Turkse tarwe v.Maison v. : 1. Huis. Etre a la — : Thuis zijn.Etre de la — (Ergens) thuis behoren; (fig.)op de hoogte zijn. — forestiare : Boswachters-woning. garnie : Huis waarin men gemeu-bileerde kamers verhuurt. — Ineublee : - waar-in men gemeubileerde verdiepingen verhuurt.— de Camille : Pension. (fig.) C'est la — du bonDieu : Het is daar de zoete inval. 2. Gebouw.Handelshuis, firma v. — de ville, - commune : Ge-meente-, stadhuis. — de sante : Particuliere zie-kenverpleging. Les Petites-Maisons : Het gekken-huis (te Parijs). — de commission : Commissiehan-del m. — de banque : Bankinstelling. — de gros;- de detail : Groot-; kleinhandel. La — mere et lessuccursalee : De hoofdzetel en de bijkantoren. 3.Huishouden, -ing, huis. Tenir Een huishoudenhebben. Avoir un grand etat -, un grand train de

une — montee : Op grote voet 'even. Tenir— ouverte Hoogst gastvrij zijn. 4. De dienst-boden, het personeel (les gees de —). Faire —nette : De dienstboden wegzenden; alles inpikken.Faire neuve Andere dienstboden nemen. La— militaire : 't Militaire huis. 5. Huisgezin, huis.6. (oud) Huis, geslacht. Il est de (bonne) — Hijis van goeden huize. De — royale : Van koninklij-

Maisonnee v. : De huisgenoten. [ken bloede.Maisonnette v. : Huisje.Maitre m. : 1. Heer, meester. Eigenaar. (grap)Les —s de la terre De vorsten. Etre — de sot Zichzelf meester zijn. Etre son (propre) — : Zijneigen baas zijn. Le — de la maison, - du logis :De heer des huizes. Parler en — : Gebiedendoptreden. Voiture -; cheval de — : Eigen rijtuig;- paard. Matson de — : Herenhuizinge. L'ceil du— : Het oog van den meester (dat 't paard vetmaakt), 't persoonlijke toezicht. Rester — de lacampagne : Zegevierend uit de veldtocht tevoorschiin treden. Se rendre — de : Zich meester

Page 286: aardrijkskunde - DBNL

270 MALADIE.MAITRE-AUTEL.n • n

maken van; meester worden (brand); dempen(oproer). Vous ites le - d'y aller ou de ne pasy aller : Ge kunt er vrijelijk al of niet heengaan.Vous etes bien le - : Ge kunt doen wat ge wilt.Tel -, tel valet : Zo heer, zo knecht. 2. Meester,baas, leider, directeur, bevelhebber. Meester (vrij-metselaar). - des hautes oeuvres : Beul, meestervan den scherpen zwaarde. - Hauchecorne :BaasH. He, noire -! Hei, baas l - de chapelle : Kapel-meester (directeur van de kerkzangers, - muzi-kanten). - de pension; - d'ecole : Kostschool-houder ; schoolhoofd. - macon : Metselaars-bans. - compagnon : Werkbaas, opzichter.Tambour - Tamboermajoor. clerc : Eersteklerk. Un - ouvrier Een knappe werkman. -fou : Aartsgek. 3. Meester (in kunst, wetenschap).De main de : Met meesterhand. - I : MeesterX (notaris, advocaat, procureur). (fig.; gr ap)

eorbeau; - renard Hear raaf; vos. 4. (Leer)-meester, voorganger. L'atnour est un grand - :Uit liefde doet men heel wat. 5. (fig.) Voor-naamste, hoofd. 6. (zeev.) Schipper, baas.

Maitre-aide! m. (my. -s--8) : Hoofdaltaar.Maitre-ehanteur m. (my. -s-s) : Meister-singer (z. ook ehanteur 2).

Maitre-ouvrier m. (my. Opzichter,meesterknecht.

Maltresse V. : (z. maitre) 1. Meesteres, gebied-ster. Etre - de soi : Zich zelf meester zijn.2. (vroeger) Geliefde, meisje. (thans) Mai-tree. 3. Vrouw, meesteres, gebiedster. La -de la maison : De vrouw des huizes. Se rendre- de : Zich meester maken van (z. maitre 2).Etre - de Beschikken over, gebieden over, be-heersen. Elle n'est pas - de partir : Zij kan nietvrij uitgaan. 4. Meesteres, leidster, directrice.Une - femme : Een flinke, degelijke vrouw.5. Meesteres, juffrouw. La - de piano : Depianojuffrouw. 6. (fig.) Voornaamste, hoofd-.

Maltese V. 1. Beheersing. 2. Meesterschap.(fi g.) Coup de - Meesterlijke zet. 3. Betrek-king van meester. 4. Koorknipenzangschool v.

Maltriser : Over-, beheersen. Zich meestermaken van. (fig.) Bedwingen (hartstocht). I se

-: Zich beheersen.Majeste v. : 1. Majesteit, verheven-, grootheid.2. Deftigheid.

Majestueusement en -eux : Majestueus, verheven,groots. Statig; deftig.

Majeur : 1. Groter, grootst, aanzienlijkst. Doigt-Middelvinger. Force : Overmacht. (m u z.) Tierce-e : Grote torts. Une piece en - : Een stuk indur. Le Lac M- : Het Lago Maggiore. 2. Hoogstgewichtig. Dwingend (reden). 3. Meerderjarig.m. : Meerderjarige.

Majeure v. : Eerste stelling van een sluitrede.Majolique v. : Majolica (aardewerk) v.Major : Opperste. Tambour - : Tamboer-majoor.(Chirurgien-) - : Dirigerend officier van gezond-heid. Aide-- : Meier van gezondheid. Ser-gent- : Sergeant-majoor. - general : Chef vande generale staf. Le - de la promotion : No 1van de bevorderden, geslaagden.

Majorat m. Majoraat (onroerend good, dat meteen onvervreemdbare titel overgaat).

Majoration v. : Verhoging, vermeerdering.Prijsverhoging.

Majordomo m. : Hofmeester, -ma.arschalk.Majorer : Verhogen, vermeerderen. Boven dewaarde aangeven; - schatten.

Majoritaire : Meerderheids-.Majorite v. : 1. Meerderjarigheid. 2. Majoors-rang m. 3. Meerderheid van stemmen. Grootsteaantal. A la : Bij meerderheid van stemmen.

Majorque V. : Majorca.Majuscule v. : Hoofdletter (lettre -) v.Maki m. Maki (hondsaap) m.L Mal : (oud als bv.nw.) Slecht. A la -e heure: Tot onheil; to onpas. I m. : 1. Kwaad, leed,ramp v. Vouloir du - a qn : Iem. een kwaadhart toedragen. lui en grit : Dat bekwam hemslecht. Le - est gull y a trop de fetes : Hetschadelijke is dat er to veel feesten zijn. OUest le -, quel - y a-t-il a celat Wat komt er datop aan? Il n'y a pas grand - 4 cela : Dat kanniet veel kwaad. .1+108 ma= : Ons Iced, ons ver-driet, onze rampen. 2. (li chaam) Pijn v., smartv. Ziekte v. Se faire du - en tombant : Zich bij 'tvallen pun doen, - bezeren. - de tote; - de dents;• d'estomac Hoofd-; ides-; maagpijn. Avoir -ala tete : Hoofdpijn hebben. - de mer : Zeeziekte.Haut Vallende ziekte. 8. (zi el) Lead, smart.Le - du pays : 't Heimwee. - du siecle : Neer-slachtigheid, „weltschmerz". 4. (f a m.) Moeitev., inspanning. Il eut un - infini 't Kosttehem vreselijk veel moeite om. Se donner du

Moeite doen. 5. Schade v., nadeel. 6. Hetkwade, slechte. Faire le - : Kwaad doen. Chan-ger en - : Verslechteren. Prendre -; tournerles chosen en - : De zaken van de ongunstigstezijde beschouwen; - laten zien. 7. Het kwade, on-deugd v. Induire qn d - Iem. tot 't kwade over-halen. Mettre a - : Toetakelen; tot 't kwadeoverhalen; verleiden.

IL Mal bw. : 1. Slecht, kwalijk, ongunstig. Setrou-ver - Zich niet op zijn gemak gevoelen; inonmacht vallen; onpasselijk worden. Se trou-ver - de : Verdriet hebben van, slecht varenbij. - tourner : Mislukken; de verkeerde wegopgaan. - en point : In ongunstige toestand;lelijk toegetakeld. Se mettre - avec qn : On-enigheden met iem. krijgen. Etre - en cour :In ongenade zijn. Il est - vu : Hij is niet ge-zien. Parler - de qn (z. 2) : Kwaad van iem.spreken. NOVA sommes - avec lui : Wij zijn geengoede vrienden met hem. Il est -, tree - Hijis ziek, heel ziek. Verkeerd, slecht. Prendre- see mesures Zijn voorzorgsmaatregelen slechtnemen. raise : Niet op zijn gemak. Parler- de qn (z. 1) Verkeerd over tern. spreken.Juger - qn : Verkeerd over iem. oordelen.Il a - pris la chose : Hij heeft de zaak ver-keerd begrepen; hij heeft dat kwalijk opgeno-men. 3. Slecht, onzedelijk. 4. (met pas) Nietweinig, heel wat, tamelijk veel. Il y avait pas- de monde : Er waren vrij wat menses. 5.(als bv.nw.) : Lelijk. Slecht. Elle West pas-,cette petite : Zij is niet onaardig, die kleine meid.Cela est - Dat is slecht, - verkeerd.

Malachie m. : Maleachi (Joods profeet).Malachite V. : Malachiet (groene steen) o.Malade : 1. Ziek. Tomber - : Ziek worden.

-de : Lijdende aan. Avoir l'estomac : Een maag-ziekte hebben. Sa cause est bien - : Zijn zaak -,proces staat slecht. 2. (fig.) Esprit - : Ziekegeest, ziek gemoed. Imagination - Ontsteldeverbeelding. 3. (f a m.) Er beroerd aan toe. m.en v. : Zieke.

Maladie v. : 1. Ziekte v. (f aim.) Il en fera une- pense en faire une : Hij zal er nog ziek

Page 287: aardrijkskunde - DBNL

MALADIF. 271

MALT.

van worden. 2. (fig.) Ziekte (der ziel). —mentale : Geestesstoornis. — du pays : Heimwee.3. Overdreven zucht v., manie v.

Maladif : Ziekelijk.Maladrerie v. : Leprozenhuis.Maladresse V. : Onhandig-. Domheid.Maladroit : Onhandig, links. I m. Lomperd.Maladroitement : Op onhandige wijze.Malaga m. : Malaga. -wijn m.Malais : Maleier. -eis.Malaise m. : 1. 't Gevoel van .,niet lekker" tozijn. 2. Onbehaaglijk gevoel (van vrees). 3. Ne-telige omstandigheden. Slapte In zaken v.

Malaise Moeilijk, bezwaarlijk, ongemakkelijk.Malaisement : Moeilijk, bezwaarlijk, met moeite.Malaisie v. : Indische archipel m.Malandrin m. : Straatrover, schelm.Malappris : Lomp, ongemanierd. I m. : Lomperd.Malapprise V. : Vrouw zonder opvoeding.Malaria v. : Malaria (koorts) v.Malarique : Van de malaria. I m. : Malarialijder.Malavise : Onberaden, onverstandig (mens).Malbati : Slecht gebouwd, onbevallig, lomp.Malehanee, -eux z. maleehanee, -eux.Malcontent bv.nw. en m. : Ontevreden. -e.Maldisant : Kwaadsprekend.Male : Manlijk. (fig ) Krachtig, fors, manhaftig.Mer — Hoge zee. I m. • Manlijk wezen, man;mannetje (dier).

Malechance v. Rampspoed m., „wanbof" m.Maleehanceux Rampspoedig, die „wanboft".Malediction v. : Vervloeking, -wensing.Malefiee m. : Hekserij, betovering.Maleficie, -fieieux: Behekst.Malarique : Noodlottig, boosMalemort V. : Jammerlijke dood m.Malencontre m. en v. : Slechte ontmoeting, on-

geluk, tegenslag m.Maleneontreusement en -eux : Ongelukkig. Onge-legen. Schadelijk. Onheilspellend.

Mal-en-point : In slechte toestand, - slechten doen.Malentendu M. : Misverstand.Malepeste v. : (La) — (wit) du sot! De drom-mel hale den ezel l tussenw. : Verduivelcil

Mal-etre m. : (oud) Ongesteldheid.Malëvole : (oud) Kwalijk gezind, ongenegen.Malfavon v. : Gebrek, font (aan een werk).Malfaisance v. (spr. -fezan-) : (oud) Kwaad-

boosaardigheid.Malfalsant (spr. -fezan) : Kwaadwillig, boos-

aardig. Schadelijk.Malfait m. en bv.nw. : Misvormd. -e.Malfaiteur m., -trice v. : Booswicht, -doener,misdadiger, -ster.

Malfame Te kwader naam bekend staande.Malgaehe : Madagascars. I m. : Bewoner vanMadagascar.

Maigraeieusement en -eux : Onheus, onwel-levend, onaardig.

Malgre : Ondanks, in weerwil van. — moi :Tegen mijn zin. — que : Ofschoon, al. — qu'onen ait : Of men wit of niet.

Mallaabile en —ment Onhandig.Malhabilete V. : Onhandigheid.Malheur m. Onheil, ongeluk. A quelque chose— est bon : Er is geen ongeluk zo groat, ofer is een geluk bij. Faire un Een ongelukveroorzaken, - begaan. Faire des —s Ongelukkenmaken, dom zijn. — a ceux qui le disent : Wee hundie dat zeggen. Etre dans le — : Ongelukkig zijn.

Faire le — de qn : Iem. ongelukkig maken. Pourmon — : Tot mijn schade. Porter — a qn Iem.ongelukkig maken, schaden. Jouer de — : W an-boffen. Ce midecin de — : Die ellendige dokter.Par — : Bij ongeluk, jammer genoeg.

Malheureusement : 1. Door een bij ongeluk.2. Ongelukkigerwijze.

Malheureux 1. : Ongelukkig. 2. Onheilbren-gend. -spellend. Schadelijk. Ellendig, verfoei-lijk. 3. Ongelukkig, onfortuinlijk. Passion -;entreprise -ewe : Ongelukkige hartstocht; - onder-neming. 4. (fig.) Slecht, onbeduidend, armza-lig. Se battre pour une -euse piece de cent sous :Om een ellendige halve gulden vechten. I m. :Ongelukkige. Anne. Ongeluk, lammeling.

Malhonnate en —ment : 1. Oneerlijk. 2. On-wellevend.

Malhonnetete v. : 1. Oneerlijk-. 2. Onwelle-vendheid.

Malice v. : 1. Slechtheid, kwaadwilligheid. 2.Schalksheid. Moedwillige streek m. Une Pointede — Een nauwelijks merkbare spotternij.Il n'y entend pas —: Hij meent 't zo kwaad niet.

Malicieusement en -eux : 1. Boosaardig, kwaad-willig, arglistig. 2. Guitig, schalks.

Malignement : Met boos opzet, (f am.) kwaad-willig.

Malignite v. : 1. Boosaardigheid. 2. Schadelijk-,kwaadaardigheid. Boosaardig karakter (ziekte).3. Spotzucht v.

Malin, -igne : 1. Boosaardig, boos. -igne joie :Leedvermaak. 2. Nadelig, schadelijk. Figure-igne : Kwaadaardige koorts. 3. Schaiks, spot-ziek. 4. Sluw, geslepen, „glad". Bien — qui letrompera : Wie hem wil bedriegen, moet vroeg op-staan. Ca n'est pas — : Dat is zo moeilijk niet,dat kan iedereen. Ce n'est pas plus — que cela Datis nu de hele kunst. I m.: Boosaardig mens.De duivel. Een sluwe vos. Faire le — : Slimwillen zijn; zich leuk houden.

Malines v. : Mechelen. Mechelse kant v.Malingre : Sukkelend, kwijnend (mens).Malintentionne bv.nw. en M. : Kwaadwillig,kwalijk gezind. -e.

Malitorne : Lomperd. I v. : Lomp wijf.Malle v. : 1. Reiskoffer m. Faire sa ses —s :Zijn koffer(s) pakken. 2. Kistje der marskra-mers. 3. Postrijdersvalies, brievenmaal v. Post-wagen (— -poste) m. 4. Mail v. La — des Indes: De Indische mall.

Malleabilite v. : Hamerbaar-, pletbaarheid. (fig.)Buigzaam-, gedweeheid.

Malleable : Hamerbaar, pletbaar. (fig.) Buig-zaam, gedwee.

Malle-armoire v. (me. : Hangkoffer m.Malle-poste v. (my. —s- —s) : Postwagen m.Mailboot v.

Malmener : Ruw aanpakken. Mishandelen.Malodorant : Onwelriekend.Malotru : Plomp, vlegelachtig. m. : Vlegel.Malpeigne : Slecht gekamd, slonzig, onfris.Malplaisant : Onbehaaglijk, onbevallig.Malpropre Ongeschikt. Onzindelijk, vuil.Malproprement Onzindelijk, onrein.Malproprete v. : Onzindelijk-, vuilheid.Malsain : Ongezond. Ziekelijk (geest). Verderflijk,Schadelijk.

Malseant : Onbetamelijk, ongepast.Malsonnant : Aanstoot gevend. Onbetamelijk.Malt in. (spr. malte) : Mout o.

Page 288: aardrijkskunde - DBNL

272 MANGER.MALTAIS.

Malta's : Maltezer.Malte v. : Malta.Malter : Mouten,Malterie V. : Mouterij.MaItOte v. : 1. (gesch.) Drukkende belasting.(fig.) Geldafpersing. 2. Het heffen der belastin-gen. Wachtschip der rivier-belastinggaarders.

Maltiltier m., v. (spr. -tOty-) : Belasting-gaarder, -svrouw. (fig.) Knevelaar. Afzetter.

Maltraiter : 1. Mishandelen. Onaangenaam be-iegenen. 2. Schaden, nadeel doen aan.

Malvackgs v.mv. : (plantk.) Malva-achtigen.Malveillanee V. Kwaadwilligheid. Acts de - :Kwaad opzet.

Malveillant : Kwaadwillig, vijandig.Malvenu : Onbevoegd. Mislukt.Malversation v. : Ontrouw in 't beheer van pennin-gen v., verduistering van Belden. Ontrouwe daad v.

Malverser : Gelden verduisteren.Malvoisie v., (soms) m. : Malvezij (wijn) v. Kunst-

matige muskaatwijn m.Malvoulu : Kwalijk gezien, gehaat.Maman v. : Mama, moeder. Bonne - : Oma.Mamelle v. : (Vrouwen)borst v. ilier (dier) m.Mamelon m. : Tepel m. Tongpapil v. Knop (grendel,roer, enz.) m. Ronde heuveltop m.

Mamelonnê : Met tepels, knobbels voorzien.Heuvelachtig.

Mameluk m. : Egyptisch ruiter. (fig.) Slaafsaanhanger.

Mammifbre m. : Zoogdier (animal -).Mammon m. : Geld, aardse goederen, mammon.Mammouth m. (spr. -outs) : Mammoet, voor-wereldlijke olifant m.

M'amour of mamour m. : Mijn liefje. Faire des-8 a : Lief doen tegen.

Manant m. : (oud) Dorper. Boer, landman.Kinkel; ploert.

Maneeau, -elle : Bewoner bewoonstervan Le Mans.

Manche v. : 1. Mouw v. Avoir tenir dans sa -Zeker zijn van (lets); beschikken over (iem.),

(iem.) achter de hand hebben. Tirer qn par la-, firer la - a qn : (fig.) Iem. om lets verzoe-ken, - in de arm nemen. Fausse - : Losse -,morsmouw. C'est une autre pairs de -s : Dat isheel wat anders. Mettre qch dans sa - : Zichvan lets meester maken. 2. (sp e 1) Manche(partij van een robber) v. Etre d - : Gelijkzijn, leder een manche gewonnen hebben. 3,(zeev.) Buis v., pijp v. - d'incendie : Brand-slang v. 4. Zeeengte. La M- : Het Kanaal (tus-sen Engel. en Frankr.). m. : Steel m., slang v.,handvatsel, heft. - a balai : Bezemsteel; (fig.;spot) bonenstaak; stuurknuppel.

Man.eheron m. : Armbelegsel (aan vrouwe-kleed). Ploegstaarthandvatsel. (n e u w) Kortemouw v.

Manchette v. : Handlubbe v., manchet v.Opgevulde armleuning (stoel). Kanttekening.Opschrift met dikke letters; hoofdje (krant).

Manehon m. : 1. Mof v. Schoothondje (chien de2. Gloeikousje (- de bee a incandescence).

Manehot, -ote : gdnhandig, -armig. (fig.) Iln'est pas - Hij weet de handen te gebruiken.

m. : Man met edn arm, - den hand. Pinguin(nit de Zuidpoolstreken) m.

Mandant -e v. : Lastgever, principaal,iastrreefster. I bv.nw. : Lastgevend.

Mandarin m. : Mandarijn, Chinees staats-

ambtenaar. (fig.) Muggenziftend geleerde. -ambtenaar.

Mandarinat m. : Waardigheid van mandarijn.De gezamenlijke mandarijnen. (fig.) Ambte-naarsbetrekking(en).

Mandarine v. : Mandarijntje.Mandarinier m. : Mandarijntjesboom m.Mandat m. : 1. Machtiging, opdracht v., lastm. 2. Rechterlijk bevel om iem. voor den rech-ter te brengen (- d'amener); - om iem. aan tehouden (- d'arret); - om iem. in voorlopigehechtenis te houden (- de &IA). 3. Betaal-brlefje. Postwissel (--poste) m.

Mandataire m. en v. : Lasthebber, gevolmach-tigde. - du peuple : Volksvertegenwoordiger.

Mandater : Bevel geven tot uitbetaling van (eensom). Van geloofshrieven voorzien.

Mandat-poste m. (my. mandate-poste) : Post-wissel m.

Mandehou Mantsjoe.Mandehourie v. : Mantsjoerije.Mandement m. : (Kath.) Herderlijke brief m.Mander : 1. (oud) Bevelen. 2. Berichten, mel-den. 3. - qn : Iem. ontbieden.

Mandibulaire : Van de kaken.Mandibule v. : 1. (fam.) Kaak v., onderkaak.2. Deel van een vogelsnavel. Insectenkaak.

Mandoline v. : (mu z.) Mandoline v.Mandragore v. : (plantk.) Airuin v. en m.Mandrill m. (spr. -ile) : Mandril (soort aap) m.Mandrin m. : 1. Werktuig dat als mal of mo-del dient. - as of middelpunt dient. Vormijzer.Doorslag. Toestel om gaten nit te boren. Klauwv., spil (aan draaibank) v. 2. Rover.

Mandueatlon v. : Het kauwen, - eten. (Kath.)Het nuttigen (van de hostie).

Manege m. : 1. Africhting (paarden). 2. Rij-baan v., rijschool (sane de -) v. - de chevauxde Bois : Draaimolen m. 3. (fig.) Gedrag,handelwijze v. 4. Listige bedekte handel-wijze v.

Manes m.mv. : Zielen schimmen der afge-storvenen (bij de Ouden) v

Mangeable : Eetbaar.Mangeable v. : 1. Voedsel (voor dieren), voer.2. (fam.) Overdadig eten. Grote (vr)eetpartij v.

Mangeoire V. : Etensbak m., krib v.Manger : 1. Eten, opeten. - son pain blanc lepremier : Het prettigste het eerst nemen. Je nemange pas de ce pain-la Daar moet ik nietsvan hebben. - le pain des autres Genade-brood eten. -son ble en vert, - en herbe : Zijn in-komsten verteren vO6r men ze ontvangen heeft.- des yeux, - du regard : Met de ogen verslin-den. Lee gros poissons manoent les petits : Degrote dieven hangen de kleine. Mange des vets :Door de wormen verteerd. (fig.) On en mange-rat : Men zou er wel in willen bijten, - happen..- star le ponce : Staande, in haast jets gebrui-ken. - le morceau : Een geheim verraden; doorde mand vallen, bekennen. 2. (fi g.) Gebruiken,nodig maken, verslinden, opslokken. 3. Opma-ken, verteren, doorbrengen. - le fond avec lerevenu : Kapitaal en interest er doorlappen. J'y aimange de l' argent : Ik heb daar geld bij laten zitten.4. In 't verderf storten, ruineren. (spot) - dupretre; - du cure : Op priesters -; pastoors schelden.5. Invreten inroesten in, verteren, wegbliten.La riviêre mange les bords De rivier spoelt deoevers weg. 6. Doen verdwijnen. - la moitii

Page 289: aardrijkskunde - DBNL

MANGE-TOUT. 273 AIAN(EUVRIER.

des mots : De woorden half inslikken. - sa dou-leur : Zijn smart verkroppen. 8es yeux mangentsa figure : Van zijn gezicht ziet men niets danzijn ogen. I se - : 1. Elk. opeten, - verscheu-ren. - le nez : Elk. in de haren vliegen. - decaresses : Elk. met liefkozingen overstelpen. 2.Gegeten worden. 3. (fig.) Verteerd -, opge-maakt -. Niet uitgesproken worden (letter). I m.• Eten, voedsel, spijs v.

Mange-tout m. en v. (my. onverand.) : 1. Door-brenger, verkwister. 2. Peul (pois -) v.

Mangeur m., -ease v. : 1. Eter, eetster. - depretres, - de cures : Priestervervolger. (f i g.) - delivres ; Boekenverslinder. 2. (fig.) Verkwister.

-de gene : Uitzuiger.Mangle v. : Vrucht van de wortelboom v.Manglier m. : Wortelboom m.Manguier m. : Mangoboom m.Maniable : 1. Lenig, smedig. (fig.) Inschikke-lijk, gedwee. 2. Gemakkelijk te bewerken. 3,Gemakkelijk te hanteren.

Maniage m. : Hantering.Maniaque : 1. (geneesk.) Razend, woedend-waanzinnig. 2. Met een manse behept. I m. : Ra-zende. Lijder aan een manse.

Manicheen m. : Aanhanger van 't manichelsme.Manieheisme m. : Leer van Manes, die tweegoddelijke beginsels, van 't goed en 't kwaad,aannam.

Manicle v. : Handleder (schoenmaker). Handvat(borstel, schaar).

Manicure m. : Verzorger, -ster der handen. Foe-draal met benodigdheden daarvoor.

Manie v. : Verstandsverbijstering. (geneesk.)Razernij op den punt. Vreemde hartstocht m.,zucht v. Manie v.

Maniement m. : 1. Het betasten (stof). 2. Be-handeling, 't omgaan (met werktuig), gebruik.3. (fig.) Beheer, bestuur, leiding. Le - des hom-mes : De wijze waarop men met mensen moetomgaan.

Manier : 1. Betasten. 2. Bewerken. 3. Han-teren, omgaan met. Bien - la parole, - la langue: Zich joist weten uit te drukken. 4. (fig.) Be-sturen (paard); leiden (mens); besturen (za-ken); beheren (vermogen, geld). I m. : 't Aan-voelen.

Maniere V. : 1. Wijze v., manier v. - de voir;de penser; de vivre : Ziens-; dank-, levenswijze.(En toute chose) it Oily a (que) la - : (Bij alleBingen) moet men vooral letters op de manier,waarop lets gedaan wordt. - d'etre d'une per-sonne -; d'une chose : Toestand waarin een persoon-;een zaak zich voordoet. Avoir la - : De slag ervan beet hebben. Il s'y prend de la bonne - : Hijpakt dat op de juiste wijze aan. De la belle -,de la bonne - : (spot) Ter dege, duchtig. La -forte : 't Forse optreden. De la - que : Zo-danig als. De telle - que : Zodanig dat. De - que,d'une - que : Zo dat. De - a : Zo dat. Enquelque - : Enigermate. En aucune - : Opgenerlei wijze. 2. Gewoonte v. 3. La - d'unpeintre, d'un ecrivain : De manier (van werken),de trant m. 4. Wijze. Soort v. Par - de dire : Bijwijze van spreken, om zo te zeggen. Par - depasse-temps : Bij wijze van tijdverdrijf. Une - debal; - de fete : Een soort van bal; - van feest.Une - d'artiste : Een stuk artiest. 5. Les -s : Demanieren, houding (in gezelschap). Faire des -s :Complimenten maken; zich keurig willen voor-

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

doen; tegenspartelen. 6. Gekunsteld-, gema-nierdheid.

Manion : Gekunsteld. I m. : Het gekunstelde.Ma,nierer : Gekunsteld -, gezocht maken.Manieur m. : Die iets behandelt, - hanteert. -d'argent : Geldhandelaar, financier. - d'hommes :Tem. die met de mensen doet wat hij wil.

Manifestant m. : Betoger.Manifestation v. : Uiting, openbaring, ver-kondiging. Betoging, manifestatie v.

Manifesto : Klaarblijkelijk, zonneklaar. I m. : 1.Schriftelijke verklaring (van vorst, partij, schrij-ver), manifest. 2. (z e e v.) Cargalijst v.

Manifestement : Klaarblijkelijk.Manifester ov.w. : Te kennen geven, uiten,'verkondigen, openbaren. I onov.w. : Manifeste-ren, zijn wensen kenbaar maken ( yolk). I se- : Zich openbaren, - doen kennen, blijken.

Maniganee v. : (f am.) Streak m., kunstgreep m.Maniganeer ov.w. : Brouwen, bedisselen, bekon-kelen. I onov.w. : Kunstgrepen gebruiken.

Manille v. : 1. (sp el) Hoge kaart v. Manille(tweede hoofdtroef) v. De tiers. Pandoerspel. 2.Manilla (op de Philippijnen). I m. : Manilla-sigaar v. -hennep m. -hoed m.

Manipulaire bv.nw. en m. : (Aanvoerder) vaneen manipulus (z. manipule 1).

Manipulateur m. : Bewerker, bereider. Kiavier.Manipulation v. : Behandeling, bewerking. -s dechimie : Practische scheikundelessen.

Manipule m. : 1. (g es ch.) Legerafdeling (derRomeinen), manipulus m. 2. (Bath.) Manipel(band om de linkerarm) m. 3. Handvol (bloc-sems, korrels) v. 4. Handvatsel.

Manipuler : Behandelen; bereiden.Manique v. z. manicle.Manitou m. : Godheid (der Indianen). Le grand

- : De Grote Geest. (fig.) Les Brands -s : Dehoge Pieten, „de omes".

Manivelle v. : Zwengel m., kruk v., handvat.Starter (v. auto) m. (f am.) Ding. C'est toujoursla meme - : 't Is altijd koekoek den zang.

Manne v. : 1. Manna v., honigdauw ra. (fig.) La- celeste, - cachee : De hemelse manna, Godswoord. 2. Ben v.. langwerpige mand v.

Mannequin m. : 1. Hoge, nauwe draagkorf m.Voddenrapersmand v. 2. Ledepop v., -man. Cos-tuumpop . Etalagep op. Pasjuffrouw. 3. (f i g.)Onzelfstandig mens.

Manoeuvre , v. : 1. Behandeling, handgrepen m.(fig.) La - des etats : Het bestuur der staten.2. (zeev.) Besturing, wending (schip). Fausse -: Verkeerde wending; (fig.) misgreep. 3. (zeev.)Want, loper, touw. 4. Beweging, manoeuvre v.(mil.) Les -s : De oefeningen te velde, manceu-vres. 5. (fig.) Handelwijze v. (ong. bet.) Lis-ten en lagers, kuiperijen. Faire de fausses -s :Onhandig te werk gaan (z. 2). I m. : Handwerks-man. Opperman. (fig.) Helper, handlanger. Tra-vail de - : Geestdodend werk.

Manceuvrer ov.w. : Hanteren, in bewegingbrengen, besturen. Rangeren (trein). I onov.w.: 1. Bewegingen maken, oefeningen houden, ma-nceuvreren. 2. Troepen -, een vloot leiden, -doen bewegen. 3. (fig.) Maatregelen nemen;(ong. bet.) knoeien. Tussen de klippen door-zeilen.

Manonvrier : Juist manceuvrerend. Die goedde manoeuvres weet te leiden (mens), ervaren.

s I m. : Bekwaam zeeman, - officier; (fig.) - leider.18

Page 290: aardrijkskunde - DBNL

1VIANOIR. 274 MARASME.

Manoir m. : 1. Burg m., riddergoed. 2. (fig.)Woning, huizinge. 3. Landhuis.

Manométre m. : Stoomdruk-, luchtdichtheids-meter m.

Manon v. : Marietje, Maaike.Manouvrier m. : Handwerksman (ruw werk),dagloner.

Manquant : Ontbrekend, niet aanwezig. I m. :Ontbrekend soldaat; -e voorraad m.

Manque m. : 1. Gebrek, tekort. - de foi : Trou-weloosheid. - de respect : Oneerbiedigheid. Un

-de memoire : Een gaping in 't geheugen. - deparole : Woordbreuk v. 2. Gevallen steek (in brei-werk) m. 3. - de touche : Misstoot m. 4. Mispas(paard) m. A la : Links; (fig.; f am.) ziek;slecht; die in de steek last; mislukt, die nietflink is; niet . .

Manquement m. : Gebrek, tekort. Misslag m.Ontrouw (aan woord) v.

Manquer onov.w. : 1. (met de en zelfst. nw.)Missen, gebrek hebben aan, niet hebben. On nele laisse - de Tien : Men laat 't hem aan nietsontbreken. Il a manqué de prudence : 't Heefthem aan voorzichtigheid ontbroken. - de respectenvers qn : In eerbied te kort schieten jegenstem. - de foi a qn : Trouweloos zijn ten opzichtevan lem. 2. (met de en werkw.) Nalaten,vergeten, verzuimen. Je ne manquerai pas de lefaire : Ik zal 't zeker doen. 8. (soms met deen werkw.) Op 't punt zijn om, weinig schelenof. Il a manqué (de) mourir : 't Heeft weiniggeRcheeld of hij is gestorven. 4. (met A; on-pers.) Ontbreken, te kort komen. Il n'en man-que pas : Daar is geen gebrek aan. 5. (met a;pers.) Ontbreken, niet aanwezig, - voorhandenzijn. Le pain manque d la maison : Thuis is geenbrood. L'argent lui manque : 't Ontbreekt hemaan geld. Votre frOre me masque : Ik verlangnaar uw broeder. 6. (met it) In de steek la-ten, niet helpen, nalaten. Les forces lui manquent: Zijn krachten begeven hem. Le Mtn' lui man-que : 't Wordt hem week om 't hart. La glacea manque 80548 ses pieds : 't Us is onder zijnvoeten ingezakt. Le pied lui a manqué : Hij is uit-gegleden, - gestrulkeld. 7. (met a) Te kort schie-ten in. - a faire qch : Iets nalaten. - a sondevoir Zijn plicht verzaken. - au respect qu'ondolt a qn : De eerbied uit 't oog verliezen diemen tem. verschuldigd is. - d qn : Nalatenzijn verplichtingen ten opzichte van tem. nate komen. - a toucher : De bal niet rakers,misstoten. 8. (zonder complement) Eenfont begaan. En quoi a-t-il manqué f Waarinheeft hij gefaald ? 9. (idem) Ketsen, niet af-gaan (geweer). Mislukken. (handel) Faillietgaan. 10. (idem) Ontbreken, missen. Je vien-drai sans - : Ik kom zonder mankeren. S'ilvenait a -, sa femme serait 4 plaindre : Als hijkwam te vallen te sterven, dan zou zijn vrouwte beklagen zijn. ov.w. t - qn : Iem. nietaantreffen. - niet vinden. - niet kunnen vatten.

niet treffen (met schot, steek). 2. (a. manqué)- qch Iets niet goed ten uitvoer brengen; -voorbij laten gaan, verzuimen; - niet treffen,missen. - la classe : Spijbelen, de schoolverzuimen. - des points : Steken laten vallen.- la balle : De bal misslaan ; (fig.) de gelegen-held laten voorbijgaan. - le train : De treinmissen. - son projet : Zijn plan niet goed tenuitvoer brengen.

Mansarde v. : Gebroken Hollands dak.Dakvenster. . Dak-, zolderkamertje.

Mansard) : Met gebroken dak. Chemise -e :Dakkamer.

Mansion v. : 1. (gesch.) Pleisterplaats (Ro-meinen) v. 2. (sterrenk.) Maanstand m.

Mansuêtude V. : Zachtmoedigheid.Mante v. : Korte mantel (met kap, zonder mouwen)m. Rouwmantel. Roofsprinkhaan, mantis.

Manteau m. : 1. Mantel m. Overjas v. Garder les-x : Op wacht staan opdat de boosdoeners nietgestoord worden; toezien hoe anderen zich ver-maken. (fig.) Sous le - : In 't geheim, achterbaks.Sous le - de : Onder de schijn van. 2. (bouwk.)- de cheminie : Schoorsteenmantel. 3. Rugvederenv. (soms) -haren. 4. Omslag (aan stuk stof).

Mantelet m. : Bisschops-. Damesmanteltje. Draag-riem m. (zeev.) Valpoort v.

Mantille V. : Mantille (kanten sluier over hoofden schouders) v.

Mantouan : Tilt Mantua. m. : Bewoner van M.Mantoue V. : Mantua (Itali6).Manucure in. en v. : Handverzorger, -star.Manuel, -le : Met de hand verricht, - vervaardigd.Don - : Directe gift. I m. : Handleiding. Hand-werker.

Manuellement : Met de hand. Eigenhandig.Manufacture V. : Fabriek v. Vervaardiging.Manufacturer : Bewerken, vervaardigen.Manufacturier m. Fabrikant. bv.nw. : Met-, van fabrieken.

Manumission V. : Vrijlating van een slaaf.Manuscrit : (Met de hand) geschreven. I m. :

Handschrift.Manutention v. : 1. Leiding. 2. (nieuw) Be-werking, behandeling. 3. Garnizoensbakkerij(bdtiment de la -).

Mappemonde V. : Wereldkaart v. - celeste : Hemel-kaart.

Maque v. : Zwingel (braakstok voor vlas) m.Maquer : Zwingelen (vlas).Maquereau : 1. Makreel (vis) m. 2. (zeerplat) Koppelaar. 3. Brandvlekken v.

Maquerelle v. : (z e er plat) Koppelaarster.Maquette v. : Klein model, kleine schets v.Maquignon m. : Paardenhandelaar. Beunhaas,knoeler. Bedrieger, schacheraar.

Maquignonnage In. Paardenhandel m. Geknoei.Beunhazerij.

Maquignonner : 1. De gebreken verbergen van(paard). 2. (fig.) Beunhazen. 3. Knoeien met.

Maquillage m. : Het grimeren. Het blanketten.(fig.) 't Vervalsen, - te mooi voorstellen.'t Onkenbaar maken (gestolen goed).

Maquiller : Grimeren, blanketten. (fig.) Verval-sen, te mooi voorstellen. Onkenbaar maken(gestolen goad).

Maquis m. : Dicht kreupelhout (op Corsica). (fig.)Warnet.

Marabout m. : Mohamedaans priester die gods-dienstonderwijs geeft. Kleine moskee v. (fig.)Klein, dikbuikig koffiepotje. Reuzen-, maraboe-ooievaar m. Maraboe-veren v.

Maratcher : Groentekweker. f bv.nw. : Vande groenteteelt, moes-.

Marais : 1. Moeras. - salant : Zoutpan v.- endigue : Polder m. (fig.) Se sauver par les - :Zich zo goed en zo kwaad mogelijk er uitredden.2. Groenteland, tuingrond m.

Marasme : 1. (geneesk.) Uittering, weg-

Page 291: aardrijkskunde - DBNL

MABASQUIN. 275 MARCHER.

kwijning. Tomber dans le - : Uitteren. 2. (fig.)Kwijnende toestand m. 3. Poel van ellende.

Marasquin m. : Maraskijn (likeur).Maritre V. : Stiefmoeder. Ontaarde moeder.Maraud m. : Schelm, schurk. Deugniet.Maraudage m. : Het stropen (soldaat). Het

wegnemen (vruchten, groenten). Het zoeken naareen vrachtje (koetsier).

Maraude v. : 1. Feeks, slet. 2. Stroperij doorsoldaten. Des icoliers en - : Schooljongens diede les verzuimen.

Marauder onov.w. : Roven, plunderen. (Vruch-ten, groenten) stelen. I ov.w. : Wegkapen.

Maraudeur m. : Legerrover, brandschatter, plun-derend soldaat.

Maravitis m. (spr. -iss) : Spaans koperenmuntje ( ± 1 cent).

Marbre m. : 1. Marmer. (fig.) Etre de - : Koel -,onverschillig zijn. De - : Steenkoud. 2. Mar-meren plaat v. - beeld. 3. Kunstmarmer. Ge-marmerde kleur (op boeken, muren) v.

Marbrer : Marmeren, bespikkelen.Marbrerie V. : Marmerbewerking. Steenhouwers-werkplaats v.

Marbreur m. : Werkman die boeksneden marmert.Marbrier m. : Marmerbewerker, steenhouwer.Handelaar in marmeren voorwerpen.

Marbriére V. : Marmergroeve v.Marbrure V. : Marmering, gemarmerde kleur v.Mare m. (spr. mar) : 1. Gewicht van 8 ons (112Parijs pond). Zekere gouden -, zilveren muntv. Au - la livre, au - le franc : Pondsponds-gewijze. 2. Droesem m., bezinksel, drab. - decafe: Koffiedik. Un verre de - : Een glaasje bran-dewijn -, cognac (uit de droesem getrokken). 3.(spr. mark; na a m) Marcus. - -Aurele : M. Aure-lius. 4. (spr. mark) Mark (Duitse munt) v.

Mareassin m. : Jong wild zwijn.Mareeseent : (plantk.) Blijvend na verwelking.Marchand m., -e V. : 1. Koopman, -vrouw.Handelaar, -ster. - d'habits : Oude-kleerkoop,uitdrager. -e a la toilette : Handelaarster inoude modeartikelen. -e des quatre saisons : Groen-ten-, fruitverkoopster. - de vin(s) : Wijnhuis-,kroeghouder. (ong. bet.) - de soupe : (Slecht)kostschoolhouder. - de participes : Taalleraar.De - a - it n'y a que la main : Een man eenman, een woord een woord. 2. Koper, afnemer.Trouver - : Aftrek vinden. I bv.nw. : 1. Ver-koopbaar, dat vlot weggaat. 2. Van de handel.Prix - : P. onder kooplui. 3. Handeldrijvend.Ville -e : Handelsstad. V aisseau -: Koopvaardij-schip. Marine -e : Koopvaardij-, handelsvloot.4. Voor de verkoop geschikt.

Marchandage m. : 1. 't (Af)dingen, - lovers enbieden. (fig.) Il a donne sa vie sans - : Hij heeftzijn seven vrijwillig opgeofferd. 2. 't Aannemenvan stukwerk tegen vastgestelde prijs.

Marchander : 1. (Af)dingen op. 2. Akkoord-werk aannemen. 3. Onderhandelen over, trach-ten te kopen. 4. (fig.) Aarzelen, dralen. Karigzijn met (lof b.v.). - qn : Iem, zacht behan-delen, - ontzien.

Marchandeur m. : Afdinger. Akkoordwerkmaker.Marehandise v. : 1. (Koop)waar v., goederen. -8diverses : Stukgoederen. 2. (oud) Koophandel m.Faire métier et - de qch : Een broodwinningvan lets maken.

Marche v. : 1. (gesch.) Mark v., grensland. 2.Spoor (van een dier). 3. Klei (die men met de

voeten treedt) v. 4. Trapper, tree (draaibank,weefgetouw) v. Orgeltrapper. 5. Trede v., trapv. Il est ni sur les -8 du trOne : Hij heeft kansop de troonsopvolging. 6. Loop m., gang m. Semettre en - : Zich op weg begeven. Etre en - :Lopen, op weg zijn. Il faut trois heures de

-pour alter l' : Daarheen is 't drie uur gaans. 7.(mil.) Mars m. A -8 force,es : Met geforceer-de -, versnelde mars. Battre -. sonnet. la - : 'tSignaal geven tot opmarcheren. En avant, -IVoorwaarts, mars! 8. (zeev.) Gang, vaart v.Vaisseau d'une - supirieure : Schip met groteresnelheid. 9. Mars, optocht m. Ouvrir -; ferrnerla - : Vooropgaan; achteraankomen. 10. (muz.)Mars (cur de -) m. - funibre : Dodenmars.11. Beweging, loop. - du soleil; - de la lune :Zonne-; maanloop. - d'une montre : Gang vaneen horloge. - des trains : Treinenloop. Un trainen - : Een in beweging zijnde train. 12. (fig.)Verloop, loop, voortgang. - de I' action dans MCpiece : Gang der handehng in een toneelstuk.

Marche m. : 1. Koop m., verkoop m. Madamefait Sari - : Mevrouw doet haar inkopen voor't huishouden. (fig.) Faire le - d'autrui : Vooranderen handelen, anderen voordeel verschaf-ven. (fig.) Avoir bon - de qn : Tem. gemakkelijkde baas worden. Faire bon - d qn : Aan iem. opvoordelige voorwaarden verkopen. Faire bon- de : Geringschatten, niet veal geven om. Ven-dre d bon -;- d meilleur - : Goedkoop -; goedko-per verkopen. En etre quitte -, en sortir d bon

-: Er goedkoop afkomen. Le bon - : De goed-koopte v. Les bons -s ruinent : Goedkoop is duur-koop. C'est - donne : Dat is te geef. Faire un sot- : Bedrogen worden. Donner -, fournir par-dessusle - : Toegeven. Par-dessus le - : Bovendien nog,op de koop toe. C'est un - fait : De koopprijsis vastgesteld; (fig.) de zaak is beklonken.Mettre a qn le - a la main : Iem. van zijn ver-plichting ontslaan ; - de dienst opzeggen; (fig.)iem. noodzaken te kiezen of te delen. 2. Over-eenkomst v., contract. Conclure-, faire un - :Een overeenkomst aangaan. - a forfait : Aan-nemingscontract. 3. Markt v., -plaats v., -plein.- aux bestiaux : Veemarkt. 4, Beurs v., markt.- Libre : - van de niet officieel toegelaten effec-tenmakelaars. - au comptant : Affaires a contantv. - a terme : - op levering, tijdaffaires. - aprime : Premie-affaires. - en banque : Handel inniet-officieel genoteerde fondsen.

Marehepied m. : Bovenste trade v.; voetbank v.Voetsteunsel (koetsier). Treeplank (spoorwagen) v.Trede (rijtuig) v. Step (fiats) v. Trapje, laddertje.(fig.) Middel om hoger op te komen.

I. Marcher ov.w. : Treden, plattrappen (leem, le-der). Rollen, pletten (grasvlakte). I onov.w. : 1.De voet zetten -, treden -, stappen op. - surles pas -, les traces de qn : Iem. volgen; (fig.)in iem. voetstappen treden. - sur les talonsde qn : Iem. op de voet volgen. - sur les gens: De mensen ruw behandelen, - vernede-ren. - sur des ipines, - des charbons ardents : Opglad ijs staan, veel moeilijkheden ontmoeten.2. Lopen, gaan. (fi g.) Il peut - seul : Hij isoud genoeg om zelf zijn gedrag te regelen.

-au pas (z. 3) : Stappen (dier). - a quatre patter :Op handen en voeten lopen. - a pas de Loup: Aansluipen. - a pas de giant : Reuzenschre-den nemen. - a Brands pas a la fortune : Opweg zijn om spoedig rijk te worden. - awe qn

Page 292: aardrijkskunde - DBNL

276 MARIONNETTE.MARCHER.

: Iem. vergezellen. — au supplice, - a la mort : Dedood te gemoet gaan. 3. (mil.) Marcheren. Op-trekken, uitrukken. (fig.) Toegeven. — au pas :In de pas lopen; (fig.) gedwee zijn (z. 2). —a cll'ennemi : Op de vijand losgaan. Les troupes refu-sent de — : De troepen weigeren te vechten. — 80148les drapeaux de qn, - sous qn : Iem. vanen volgen,door iem. worden aangevoerd. 4. Voortgaan, -lo-pen, -rijden; (fig.) in gang zijn; lopen (horloge);werken (machine). Je marchai son dual : Ik hieldgelijke tred met hem, stond gelijk met hem.(fig.) — dans les eaux de qn : Het met iem. eenszijn, iem. opinies delen. Le temps marche tou-jours : De tijd gaat steeds voort. Ce train marchele jeudi : Die trein rijdt des Donderdags. — cl 20k. m. : Met een snelheid van 20 K.M. rijden. 5.(fig.) Voortgaan, -lopen, te werk gaan; te ge-moet lopen. — droit : Eerlijk te werk gaan.

—a sa ruine, - a sa perte : Zijn ondergang te gemoetgaan. — dans la crainte de Dieu : In de vrezedes Heren wandelen. La maladie a marche vite: De ziekte heeft een snel verloop gehad. Letravail ne marche pas : 't Wil niet vlotten met 'twerk. Tout marche bien dans ce poeme : Allesloopt in dat gedicht. Cela marche tout seal : Datgaat als van zelf. Le monde marche : De wereldgaat vooruit. Depuis ce temps nous avons marche: Sedert die tijd hebben we heel wat vorde-ringen gemaakt. Vous pouvez — : Ga je gangmaar. (fam.) Je marche : Ik wil wel; ik doe mee.Je tee marche pas : Ik doe 't niet, ik laat me nietlijmen. Cela fait — le commerce : Dat bevordertde handel.

IL Marcher m. : 't Gaan, - lopen. Gang m., tred m.Marcheur m. : Kleitrapper. Voetganger, loper.

Stapvogel m. Etre bon — : Flak kunnen lopen.(fam.) ( Vieux) —: iOude snoepert, - pretmaker.I bv.nw. : Van 't lopen. Die lopen kan (pop).Pieds 8 : Loopvoeten.

Marcheuse v. : Voetgangster, wandelaarster.Mareonigramme m. : Draadloos telegram.Mareottage m. : Het afleggen van loten.Mareotte v. : Loot v., aflegger.Mareotter : Door loten vermenigvuldigen.Mardi m. : Dinsdag m. — eras : Vastenavond m.Mardoehee m. : (bijbel) Mordochai.Mare v. : Poel m. Plas m.Marengo m. : Moerassig land, poel m.Markagewr .: Moerassig. In moerassen levend.Markhal m. : 1. Hoefsmid (— ferrant). 2. Stal-meester. 3. — des logic : Wachtmeester der Ca-valerie. — des logis chef : Opperwachtmeester.4. Maarschalk. — de camp : Generaal-majoor.

—.de France : Maarschalk van Frankrijk (ongeveereen luitenant-generaal).

Mareehalat m. : Maarschalkswaardigheid. -ambt.Mareehalerie v. : Vak -, handwerk van hoef-smid.

Mareehaussee v. : Corps der rijkspolitie te paard.Matte v. : 1. Getijde, tij. —basse : Eb. — descen-dante : Afgaand getij. — montante : Wassend getij.Grande — : Springtij, -vloed. — haute, - pleirae :Vloed. — morte, — de morte-eau : Dood tij.Prendre la — : Het getij waarnemen. Le navirea pour lui -; eontre lui le vent et la — : Het schipheeft wind en getij mee ; - tegen. Aller contre vent(s)et —(s), - contre —s et tempétes : Een zaak ondanksalle hinderpalen doorzetten. 2. Verse zeevis v.

Marelle v. : 1. Molenspel. 2. Hinkelspel (jeu dela —). Hinkelbaan v.

Mareyeur m. : Zeevishandelaar, -verzender.Margarine V. : Kunstboter v., margarine v.Margarinerie V. : Margarinefabriek v.Marge v. : 1. Rand m., kant m. — de trottoir :Trottoirband m. Laisser une —: Een kantlijn trek-ken, een marge openlaten. (fig.) Laisser -, Bon-ner de la — a qn : Iem. speelruimte laten. Itreste de la — pour • . . : Er is plaats genoegvoor . . . . Il y a de la — : Dat verschiltnog al. En — de la vie, - de la societe : Aande zelfkant der samenleving. 2. (beurs) Ruimtevoor koersverhoging v. 3. (beurs) Surplus (bijspeculatie) o.

Margelle v. : Stenen rand (put) m.Marginal .: Op de rand geschreven, - gedrukt.Marginer : Met kanttekeningen voorzien.Margot v. : (naam) Grietje. (yolk) Eksterv. Babbelzieke vrouw.

Margotin m. : Vuurmaker van takjes, bosje.Paardenharen hengelsnoer.

Margrave m. : (gesch.) Markgraaf.Margraviat m. : Markgraafschap.Marguerite v. : 1. (naam) Margaretha, Greta.(fig.) Boetvaardige zondares. 2. Madeliefje (pe-tite — des prise). Grande — : Margriet v. Rein-- : Tuin-; Chinese aster v.

Marguillerie v. : Ambt van kerkmeester, - vankerkeraadslid. Kerkarchief.

Marguillier m. : Kerkmeester, kerkeraadslld.(s o m s) Koster.

Mari m. : Echtgenoot, man.Mariable : Huwbaar.Manage m. : 1. Huwelijk. — de convention, - d'ar-rangement : Huwelijk uit standsoverwegingen.Apporter en — : Ten huwelijk brengen. — d'argent: Huwelijk om geld. — de raison : - gesloten liltberekening. — d'inclination,-d'amour :- uit liefde.2. Bruiloft v. 8. (fig.) Verbintenis.

Marianne v. : Marianne. (fig.) De FranseRepubliek. Borstbeeld van de Republiek.

Marie : Marie, Maria.Mane m., —e v. : Bruidegom. Bruid (op detrouwdag). Les nouveaux —s, les jeunes —s : Dejonggehuwden. Se plaindre que la mariee est tropbelle : Heel erg lastig, - veeleisend zijn.

Marier : 1. In 't huwelijk verbinden, het h. vol-trekken van. 2. Ten huwelijk geven, uithuwelijken.3. (fig.) Verbinden. I se — : Een huwelijk aan-gaan. (fig.) Samengaan. Bij elk. passen.

Marignan m. : Marignano (in N.-Italic).Marin : Van de zee, - de zeevaart, zee-. Bdtiment— : Zeewaardig schip. Avoir le pied — : Zeebe=nen hebben; (fig.) niet licht van zijn stuk ra-ken. I m. : Zeeman. Matrozenpak. — d'eau douce :Zoetwatermatroos, binnenschipper.

Marinade v. : Pekel v. Kruidenazijn m. -wijn m.In pekel, - kruiden ingelegde spijzen v.

Marine v. : Zeewezen, zee-, scheepvaart v. Vloot v.Zeegezicht, -stuk. Zeegeur m.

Marine : Door zeewater beschadigd. Gemarineerd.Mariner ov.w. : In pekel -. - kruidenazijn, -wijninleggen. I onov.w. : In pekel-, - kruidenazijn,-wijn liggen. (fi g.) Baden (in).

Marinier : Van de zee, - de scheepvaart. I m. :(oud) Bootsgezel, zeeman.

Mariniste m. : Zeeschilder.Marion v. : Marietje.Marionnette V. : 1. Poppetje. Thddtre de —8 :Poppenspel, -kast v. 2. (fig.) Karaktecloos -, wil.loos mens.

Page 293: aardrijkskunde - DBNL

MARITAL. 277 MARTELER.

Marital : Van den echtgenoot, mannelijk.Maritalement : Zoals een echtgenoot. Zoalsman en vrouw.

Maritime : Van de zee, (in samenst.) zee-.Van 't zeewezen, - de marine. Ville - : Zeehaven-stad. Puissances -8 : Zeemogendheden.

Maritorne V. : Plomp, vull wijf, slons.Marivaudage m. : Het maken van zeer ver-fijnde, galante complimenten, uitgedrukt in eenenigszins gezochte taal en gepaard gaande meteen zeer fijne ontleding der gevoelens. Fijnezielsontleding.

Marivauder : Op gezochte wijze verfijnde com-plimenten maken (z. marivaudage). Fijn deziel ontleden.

Marjolaine v. : (pl an tk.) Marjolein v.Marmaille v. : (f am.) Kleine kleuters, Brut.Marmelade v. : Vruchtenmoes. (fig.) Mettre en- : Bout en blauw slaan.

Marmite V. : 1. Grote kookketel m. - norvegienne: Hooikist v. Nez en pied de - Dompneus m.2. Pot m. Soldeerpot. - a colle : Lijmpot. 3. Kleinesoepterrine v. Vuilnisbak m. 'n Soepje.

Marmiton m. : Koksjongen.Marmonner : (oud) Mompelen.Marmoreen : Marmerachtig. (fig.) Koud, kil.Marmot m. 1. ( oud) Aap. Bespottelijk pop-petje. 2. (thans) Kleuter. Croquer le - : Langvergeefs staan wachten; op 'n droogje zitten.

Marmottage m. Geprevel, gemompel.Marmotte v. : 1. Marmot v., mormeldier. 2.(soms) Klein meisje. 3. Om 't hoofd en deoren geknoopte halsdoek m. 4. Stalen-, monster-koffer m. Dubbele reiskoffer (- de voyage) m.

Marmotter : Mompelen, prevelen.Marmotteur m. : Prevelaar.Marmouset m. : 1. Belachelijk (heiligen)beeldje.

2. Jongetje. Mannetje.Marne v. : Mergel v., -aarde v.Marner : Met mergel bemesten.Marneux Mergelachtig, -houdend.Marniere v. : Mergelgroeve v.Maroc m. (spr. -ok) : Marokko.Maroquin m : Marokijn o., -leder.Maroquinage m. : Bereiding tot marokijnleder.Maroquiner : Als marokijnleder bewerken.Maroquinerie v. : Marokijnfabricage v.. -han-del m. -fabriek v. Voorwerpen van marokijn.

Maroquinier m. : Marokijnfabrikant, -handelaar.Lederbewerker.

Marotique : Waarbij de verouderde taal wordtnagebootst (Maroc, dichter nit de 16e eeuw).

Marotte v. : 1. Narrenstaf m., marot v. 2. (fig.)Stokpaardje. A chaque fou sa Iedere gek heeftzijn gebrek. 3. Pruikebol m. Hoedenstander.

Maroufle v. Sterk klevende schilderslijm v. Im. : Brutale vlegel.

Maroufler : Met lijm opplakken (schilderijen).Marquant : In 't oog vallend, van betekenis.Marque v. : 1. Teken, spoor, indruk m. 2. Merk,-teken. Stempel m. - de fabrique : Fabrieks-merk. Parine de premiere - : Eerste qualiteitmeel. De haute - : Uitstekend, prima. (fig.)Imprimer une - a Een stempel drukken op.3. Brandmerk (voor misdadigers en vee). 't Stem-pelen. 4. Herkenningsteken. 5. (fig.) Bewijs,blijk. Homme de - : Man van betekenis.

Marquer ov.w. : 1. Een indruk achterlaten op,tekenen. Marque de la petite verole : Van de pok-ken geschonden. Cheval marque au front : Bles v.

Il marqua ce jour infortune de son sang : Die on-geluksdag is door zijn dood gekenmerkt. 2. Vaneen teken merk stempel voorzien. mer-ken, stempelen. Brandmerken (misdadiger). Deprijs zetten op. (fig.) - d'un caillou blane : Meteen streepje aan de balk aantekenen. 3. Aan-duiden, -wijzen. Vaststellen. Een streep zettenbij. - le pas : De pas aangeven. - la mesure :De maat aangeven, - slaan. - la taille : Delichaamsvorm doen uitkomen. Des traits mar-ques : Scherpgetekende trekken. Jouer les rolesmarques : De rollen van mensen die niet jongmeer zijn spelen. Le thermometre marque 15 de-gres : De th. staat op 15 graden. 4. (fi g.) Kenmer-ken. Tonen, aan de dag leggen. Melden. M4-contentement marque : Duidelijk merkbare onte-vredenheid. I onov.w. : 1. Sporen achterlaten. 2.(fig.) Een langdurige indruk achterlaten. Opde voorgrond treden, naam maken. Cet hommene marque pas : Die man heeft niets dat hemonderscheidt. C ela marque bien : Dat staat gekleed.3. Aanwijzen (wijzer). 4. Zijn toestand verraden.17marque mat : Hij ziet er slecht uit; - ongunstig uit.

Marqueter : Spikkelen. Inleggen.Marqueterie v. (spr. -ketri): Mozaiek-, in gelegd werk.Marqueteur m. : Mozafekwerker.Marqueur m., -euse v. : Merker, -ster. Stem-pelaar.

Marquis m. : 1. (gesch.) Mark-, grensgraaf. 2.Markies.

Marquisat m. : Waardigheid Titel m. - . Be-zitting van een markies, markiezaat.

Marquise v. : Markiezin. Glazen regendak bovende ingang, marquise v. Groot, verplaatsbaarzonnescherm. Sappige peer v.

Marraine v. : Doophefster, -peet, -petenicei.Naamgeefster (van schip, plant). Dame die eenander in een gezelschap brengt, - voorstelt. Be-schermster van een soldaat te velde.

Mani : (oud) Bedroefd. J'en Buis : 't Spijt me.Marron m. : 1. Kastanje v. Tirer les -s du feu :De kastanjes uit 't vuur halen, voor een andergevaarlijk werk doen. glaces : Versuikerdekastanjes. 2. Kastanjekleur. 3. - d'Inde : Wildekastanje. 4. Zeebrasem m. Klonter (in deeg) v.5. (yolk) Opstopper. I bv.nw. : Kastanjebruin.

Marronnier m : Kastanjeboom m. d'Inde :Wilde -.

Mars m. (spr. marse) : Mars, de oorlogsgod. Maartm., lentemaand v.

Marseillais bv.nw. en m. : Uit Bewoner vanMarseille. La M-e : Krijgslied (thans) yolks-lied der Fransen.

Marsouin m. : Bruinvis m., zeevarken. (fi g.)Zeerob; Janmaat. Koloniaal.

Marsupial : Buideldragend. Poche -e Buidel m.m. Buideldier.

Marteau m. : 1. Hamer m. - piton : Stoomha-mer. (fig.) Avoir un coup de - Niet pluis inzijn bol zijn. Passer sous le - : Verkocht onderde hamer gebracht worden. 2. Klopper (aandeur). 3. Uurwerk-. Pianohamertje. 4. (ont-1 e e d k.) Hamerbeentje (in 't oor).

Martel m. : (fi g.) Zorg v., onrust v. Donner -, met-tre - en téte a : Zorg baren, ongerust maken.

Martelage m. : Het hameren. - aantikken meteen hamer (boom).

Marteler : Hameren, met de hamer bewerken.Aantikken (boom om te vellen). Duidelijk ge-scheiden doen klinken.

Page 294: aardrijkskunde - DBNL

MARTELET. 278 MATELASSIER.

Martelet m. : Hamertje. (y olk) Muurzwaluw v.Martelaar m. : Werkman die met de hamerwerkt, smeder.

Marthe v. : Martha.Martial (spr. mars-) : Krijgs-, heldhaftig. Cour-e : Krijgsraad. Lai -e : Krijgswet. I : Martia-ns (Lat. dichter).

Martin m. : 1. Maarten. 2. (yolk) De beer. 8.Merel v.

Martin-baton m. (my. -8--8) : Man met eenstok.

Martinet m. : 1. Gierzwaluw (- noir) v. 2. Groteplethamer Zandstenen schijf v. Zweep (omkinderen to straffen) v. Handblaker m. Kleer-klopper.

Martingale v. : 1. Hulpteugel (aan singel enkeelriem) m. (fig.) Serrer la - d : Kort hou-den. 2. Riem (pet) m. Trekband (jas) m. 3. (fig.;spel) Verhoging van de inzet. Middel om towinnen.

Martin-peeheur m. (me. -s-s) : IJsvogel m.Martre v. : Mader m. Martervel.Martyr m., -yre V. : Martelaar, -ares. - de lascience : Slachtoffer der wetenschap. Faire de qnson - : Iem. kwellen.

Martyre m. Martelaarschap, marteldood m.(fig.) Lijden, kwelling. Souffrir le - : De mar-teldood ondergaan; hevig lijden.

Martyriser : Martelen. (fig.) Pijnigen.Martyrologe m. Lust der martelaren en vanhun daden v. (fig.) Lijdensgeschiedenis.

Masearade v. : Gemaskerd feest, - bal.Mascareignes v.mv. : Mascarenen.Masearet : (a ardrij k s k.) Springvloed dieeen in zee uitmondende rivier terugslaat m.

Mascaron m. : (bouwk.) Gebeeldhouwde gro-teske kop m.

Maseotte v. : (f am.) Voorwerp mens diegeluk aanbrengt. Draaischijf v., -spel.

Masculin : 1. Manlijk. Van de mannen. 2. (taalk.)Manlijk. (di c htk.) Manlijk, dat niet op eenstomme lettergreep eindigt. I m. (taalk.)Manlijk geslacht.

Maseuliniser : Manlijk maken. - gebruiken.Masoehisme m. : Zelfkwelling.Masque m. : 1. Masker (der Ouden, voor 'ttoneelspel). 2. Masker, mom. (fig.) Lever -, po-ser le - : Zich in zijn ware gedaante vertonen.Sous le - de la pie : Onder de dekmantel dervroomheid. 3. Gemaskerde, - persoon m. 4.Huichelaar, onwaar mens. 5. Dodenmasker,afdruk van 't gelaat m. 6. 1Jiterlijk, gelaatsuit-drukking. Gelaat. Ondoorgrondelijke trekken.Avoir le - mobile : Een beweeglijk gelaat hebben.7. Masker (hoogte om een batterij to verbergen).v. : Olijk ding, schalks meisje. AM petite -101 jou ondeugd1

Masquer : 1. Vermommen, maskeren. Verkleden.2. (fig.) Bedekken, bemantelen. 3. Verbergen.'t Intzicht benemen aan. Sluiten.

Massaerant : Moordend. (fig.) Onuitstaanbaar.Massacre : 1. Slachting (under 't wild). 2.Slachting, moord m., bloedbad. Jeu de - : Spelvan ledderom; (fig.) afmakerij. 3. (f am.) Ver-knoeling.

Massaerer : Vermoorden; doodslaan. (fig.; f am.)Verknoeien, verknippen; stukmaken.

Massaereur m. : Moordenaar. (fig.) Knoeler.Massage m. : Het masseren, - kneden der li-ehaamsdelen.

Masse v. : 1. Hoop m., vormloze klomp th., massav. La - de l'air;- du sang : De lucht-; - bloedmas-sa. La - s'avangait : 't Gevaarte ging voor-waarts. (fig.) La - des connai8sance8 humaines: De gezamenlijke menselijke kundigheden.2. (I e ger) Fonds (verkregen uit kortingen). -d'habillement : Kledingfonds. 3. Fonds (vanwerklieden, gevangenen). 4. Kapitaal, fonds(van erfenis, maatschappij). 5. Menigte v. En- : In menigte, in groten getale. 6. Volksme-nigte. Soulever les -3 : De volksmenigte 't yolkopzwepen. 7. Pak, bos m. 8. Maker m. Houtenhamer m. - d'armes : Strijdknots v. 9. Staf (diemen draagt voor den vorst, de faculteit) m.

Massepain m. : Amandelkoekje.Masser : In hopen plaatsen. (mil.) In massa'sopstellen, verzamelen. (s p el) Inzetten. Masseren,(het lichaam) kneden. (Een biljartbal) masseren,van boven stoten.

Massette v. : Houten hamer m. (plantk.) Lis-dodde v.

Masseur m., -ease v. : Masseerder, -ster.Massier m. : Pedel (faculteit); stafdrager.Massif : Massief, niet opgevuld; gedegen (me-taal). Massaal, in grote hoeveelheden. Zwaar,vast. Lomp, dom. 1 m. : 1. Dicht bosje, - geblader-te. 2. Berggroep m. - de maisons : Blok huizen.3. Bergland. 4. Grondmuur m., pijler m.

Massivement : Op hechte wijze. (fig.) Plomp.Massue V. : Knots v. Gumraistok (politie). (fig.)Coup de - : Harde slag, onverwachte ramp.

Mastic m. (spr. -ik) : 1. Hars van de mastik-boom (rIsine de -). 2. Stopverf v. ; kleefdeeg;tandvulling. 8. (dr uk w.) Verwarde zetting.bv.nw. : Leverkleurig.

Masticage m. : Het sluiten met stopverf ; tand-vulling.

Masticateur : Van -, voor 't kauwen.Mastication v. : Het kauwen.Masticatoire m. : Kauwmiddel.Mastiquer : Kauwen. Met stopverf, - tandvulselsluiten, opvullen.

Mastodonte m. : Mastodont (fossiel dier dat opeen olifant gelijkt).

Mastroquet m. : (yolk) Kroeghouder.Masure v. : Bouwvallig huis, krot.Masurka Z. mazurka.Mat (spr. mate) : (spel) Mat. I m. : 1. Mat. Don-ner le - d : Schaakmat zetten. 2. Mat, dof ge -deelte.

Mat (spr. mate), -e : Dof, mat, zonder glans,ongepolijst. Verre - : Matglas.

Mat m. (spr. ma) :1. Mast m. - de hune Stengv. - de perroquet Bramsteng. - d'avant, domisaine : Fokkemast. - de beaupr4 Boegspriet v.- d'arriire, - d'artimon : Bezaansmast. 2. Klim-paal (voor gymnastiek) m.

Matador m. Stierendoder. (fig., f am.) Veel-betekenend man, hele Piet. (spel) Hoofdtroef v.

Matamore m. : (t o n e el) Morendoder, opsnijderin Spaanse stukken. (fi g.) Pocher.

Match m. (me. -es) : Wedstrijd m. Faire - nul :Gelijk spelen.

Matelas m. : Matras v. Zijkussen (in koets). Be-dekking, huid v., laag v. (fig.) Bescherming.

Matelasser : Van matrassen kussens voorzien.Bekleden (rijtuig, cel). I se - : Zich er warminstoppen.

Matelasserie v. : Handel in beddegoed m.Matelassier : Matrassenmaker, -opvuller.

Page 295: aardrijkskunde - DBNL

279 MAUVE.MATELOT.

Matelot m. : Matroos, zeeman. Kooikameraad.Matelots V. : 1. Visschotel m., -ragout m. 2.Matrozenliedje. -dans m.

Mater : 1. (spel) Mat zetten. geven. 2. (fig.)Onderwerpen, temmen; beteugelen (zinnen).Klein krijgen (ism.). B. Mat -, glansloos maken.

Miter : 1. Van marten voorzien. 2. Recht over-eind zetten.

Materialiser : Stoffelijk voorstellen, verlichame-lijken. I se - Stoffelijk worden.

Materialisme m. : Stelsel -, leer van hem dieslechts 't bestaan en de waarde der stof erkent v.

Materialite v. : 1. Stoflijkheid. 2. Werkelijk-held, bestaan, wezen.

Materlaux m.mv. : Bouwstoffen v., materiaal.Materiel : 1. Stoffelijk (tegenover spirituel).Lichamelijk. Les besoins : De lichaamsbehoef-ten. 2. Zakelijk, wezenlijk, feitelijk. 3. Zwaar,lomp. (fig.) Zinlijk, aan de stof gehecht. Vie

le : Levensonderhoud. Interets -s Belangenvan geldelijke aard. I m. : 1. Het stoffelijke, zin-nelijke, lichamelijke; - wezenlijke. 2. Materieel,de gezamenlijke gebruikte voorwerpen

Materielle V. : Levensonderhoud.Materiellement : Op stoffelijke wijze, lichame-lijk, naar de stof, - 't lichaam. - impossible :Feitelijk onmogelijk.

Maternel : 1. Moederlijk, (in samenst.) moe-der-. (fig.) Als van een moeder. Ecole -le.classes -les : FrObel-, bewaarschool. 2. Van moe-derszijde.

Maternellement : Als een moeder, moederlijk.Maternite V. : Moederschap. Kraaminrichting.Mathematicien m. : Wiskunetenaar.Mathematique : Wiskundig. (fig.) Onbetwij-felbaar, onomstotelijk. Streng nauwkeurig.v. (voor al mv.) : Wiskunde v. -s speciales :Hogere Boite itui de -s : Passerdoos v.

Mathematiquement : Op wiskundige wijze. On-omstotelijk. Nauwkeurig.

Mathieu m. : Mattheus, Thijs.Mathurin m. : Janmaat. Matrozentaal v.Matiere v. (spr. -tyere) : 1. Stof v., grond-, bouw-stof. - premiere : Grondstof, onbewerkteimposable : Belastingobject. 2. Uitwerpselen.Stof, etter (- purulence) m. 3. Aanleiding, redenv. En - criminelle : In criminele zaken, - proces-sen. 4. Onderwerp, opgegeven stof, thema. Dispo-sition des -s : Schikking der stof. Table des -s :Inhoudsopgave, bladwijzer. En - de : Op 't stukvan, in zake. En - de finance : In geldzaken.5. (s ch ool) Vak. 6. Stof, materie (tegenoveresprit en forme) v. Enfonce clans la : Opgaandin de materiele dingen.

Matin m. : Morgen m., ochtend m. Ce - : Vanmorgen Le - : 's Morgens. De grand -, de bon- : Vroeg in de morgen. Un un beau - : Opeen zekere morgen, - dag. (dichtk.) Les porterdu - : 't Oosten. L'etoile du - : De morgenster,Venus. (f 1 g.) - de la vie : Jeugd v. I bw. Inde morgen, vroeg.

Matin m. : 1. Wacht-, waakhond m. 2. m. en-e v. : Rakker; geslepen deerne; onaangenaammens. Mdtin 1 Drommels I

Matinal : 1. Van de morgen, - de ochtend.2. Die vroeg opstaat. Etre - Vroeg op zijn.

Matinee v. : Voormiddag m., morgen m. -musicale; - litteraire Namiddagconcert; -voor-dracht v.

Matine v. : Feeks. Beroerde meld.

Matines v.mv. : (Kath.) Vroegmetten v. (oud)Un retour de - : Een onaangenaam eind.

Matineux : Die vroeg opstaat.Matinier : Etoile -fire : Morgenster, Venus.Matir : Mat -, dof maken.Matite v. : Mat-, dofheid (geluid).Matois : (f am.) Loos, slim. 1 m. en -e v. : Sluwevos (fin -). Loze feeks (fine -e). Matoise-ment bw.

Matoiserie v. : Loosheid. Slimme trek m.Matou m. : Kater. (fig.) Terugstotend mens.Matraque v. : Schoolplak v. Knuppel m. Gummi-stoic m.

Matriareat m. : Overheersing van de vrouwin de familie, matriarchaat.

Matrieaire V. : (plantk.) Kamille v.Matriee v. : 1. Baarmoeder v. 2. (Rolle) vorm m.,matrijs v., muntstempel m. 3. Legger (voorde omslag der belastingen). bv.nw. : (fig.)Eglise - : Moederkerk. Langue : Grondtaal.

Matricide m. : Moedermoord m. -moorder.Matrieulaire : Op de naamlijst 't register in.

geschreven.Matricule v. : Naamlijst v., -register. Stamboek(der soldaten).

Matrimonial : Van 't huwelijk, echtelijk.Matrone V. : (ges ch.) Huismoeder. Deftige dameop leeftijd. Vroedvrouw.

Maturation v. : 't Rijp worden (vrucht, zweer).Mature v. : Masten en stengen. Mastbok m.,-kraan v. Mastenmakerij v.

Maturite v. : Rijpheid, volkomen ontwikkeling.Agir avec - : Met rip overleg to werk gaan.

Matutinal : Van de ochtend.Maudire : 1. Vervloeken, verwensen. 2. Ver-doemen (door God), verwerpen.

Maudit : Vervloekt. Verfoeilijk. f m. : Vervloekte.Maugreer : Vloeken, schelden.Maure : Moors. Moor. -se. z. more.Mauresque : Moors. Moor. -se.Maurice m. : Maurits. L'Ile : Mauritius (eiland).Mausolee m. Praalgraf, mausoleum.Maussade en -ment : Onaangenaam stemmend,triestig (weer). Onbevallig. Gemelijk, humeurig.

Maussaderie v. : Gemelijk-, knorrigheid.Mauvais : 1. Slecht, kwaad, verkeerd. Faire une--e farce, - une -e plaisanterie d qn Iem. eenlelijke poets bakken. 2. Boos, -aardig, gemeen.Regarder d'un - veil Onheilspellend aanzien.L' ail s'approcha : Hij naderde, met eenvalse blik. -e parole : Scherp woord. - rhume: Lelijke, gevaarlijke kou. Trouver Kwalijknemen, verkeerd vinden. La trouver -e 'tFlauw gemeen vinden. Prendre en -e part :Kwalijk nemen, ten kwade duiden. 3. Slecht,lelijk, schadelijk. Il fait - (temps) : Het isslecht weer. La mer est -e : De zee is onstui-mig. 4. Slecht, verkeerd, ondeugend. Zwak. Avoir- visage, -e mine : Er slecht ziekelijk uitzien.- sujet : Losbol. - garnement : Deugniet, bengel.-e ate : Eigenzinnig mens. Faire la -e fete: Een kop tonen. 5. Onzedelijk, slecht. I bw. :Slecht, kwalijk, verkeerd. Sentir - Kwalijk rie-ken, stinken. Il fait . . : Het is gevaarlijk .'t is niet geraden om . . . m. : 1. Het slechte,boze, verkeerde. 2. Slecht, zedeloos mens.Valsaard. Faire le : Een kop tonen.

Mauvaisetb v. : Slechtheid.Mauve v. : 14falva, kaasjeskruid. I m. en bv.nw.: 1. Malvakleur. -ig (licht paars). 2. Zeemeeuw v.

Page 296: aardrijkskunde - DBNL

MA. TE. 280 MEDICAMENT.

Mauviette v. : 1. Grasleeuwerik m. Mangercomme une - Zeer weinig eten. 2. (fig., f am.)Teer, wager mens.

Mauvis m. : (di erk.) Koperwiek v., oranjelijster v.Maxillaire (spr. maksiler) Van de kaak.Maxima z. maximum.Maxime m. : (n a a m) Maximus. I v. Grond-,stelregel m. Spreuk v.

Maximilien m. : Maximiliaan.Maximum m. (spr. -momm; my. maxima) : Hoog-ste grootste hoeveelheid, - prijs m. Le - de ladepense : De hoogste uitgave. Donner son - Devoile honderd percent geven.

Mayenee V. : Mainz.Mayonnaise V. : Koude sans van olie, azijn eneierdooler v. Spijs daarmee bereid v.

Mazagran m. : Zwarte koffie in een glas v.Mazarinade v. : Spotliedje -; schotschrift opMazarin.

Mazette V. : 1. (oud) Knot m. 2. (fig.) Slechtspeler. Zwakkeling. 1 tussenw. Kolossaall

Mazout m. : Petroleumresidu, stookolie v.Mazoutier m. : Stookolieschip.Mazurka v. : Mazurka (polka -) v.Me vnw. : Mij, me. - void : Hier ben ik. z. mol.

m. Schuldbelijdenis. Dire -, lairs son- : Zijn schuld belijden.

Meandre m. : Mteander (stroom in Phrygie) m.Kronkeling, bocht v. (fig,) Listen en lagen.

Mecanicien m. ; 1. Werktuigkundige. 2. Ma-chinist. Chauffeur.

Mecanique : 1. Door een werktuig uitgevoerd,mechanisch. Brebis, poupee - : Beweegbare. 2.Met de hand uitgevoerd; technisch, practisch.Les arts -8 : De kunstambachten (tegenoverarts libtfraux). 8. Werktuigelijk, willoos. 4. Vande beweging, - de werktuigkunde. I v. : 1. Leer derbeweging v., werktuigkunde v. - celeste : (Leervan de) beweging der hemellichamen. 2. Wer-king. 3. Machine' v. 4. Perk (van horloge, toe-stel); remtoestel (voertuig). 5. (fig.) Inrichting,bouw m., samenstelling.

Mecaniquement : Op een werktuiglijke wijze.Met werktuigen, met de machine.

Meeaniser : 1. Tot een werktuig maken. 2. (fig.)Vernederen, -lagen. (NT o 1 k) Treiteren.

Mecanisme m. : 1. Drijfwerk, samenstel vanorganen, inrichting, bouw m. - du langage :Inwendige bouw van de taal. 2. Behandeling,practisch deel ener kunst.

Mobile m. : 1. (gesch.) Maecenas. 2. (fig.)Beschermer van kunsten en wetenschappen.

Mechamment : Op boosaardige -. Op ondeu-gende, spotzieke wijze. Uit boosheid.

Mechancete V. 1. Boosaardig-, boos-. Ondeu-gend-, stoutheid (kind). 2. Boze daad v., ge-mene streek m. Boosaardig woord, - praatje.3. Grappige streek.

Mechant : 1. (v66r 't zelfst.nw.) Slecht, ge-meen, erbarmelijk. - livre Prullig boek.

-village : Armoedig dorp. Etre en -e posture : Ineen ongunstige toestand verkeren. 2. Boos,-aardig, slecht, snood. Ce n'est pas bien - : Datis niet erg. 3. Ondeugend, stout. 4. (na 't zelfst.nw.) Scherp, ondeugend. j m. : Booswicht, slecht-aard. Boze. Ondeugd, stouterd. Faire le - :Zich boos houden; opspelen.

Moho v. : 1. Pit (kaars) v.; kousje (lamp). 2.Lont v. Decouvrir la - : Een komplot ontdek-ken. Faire - avec, etre de - avec : Samenspan-

nen met. 3. (genees k.) Wiek v., plukselvlechtv. Zwiep (aan 't einde van zweep) m. Haarlok(- de cheveux) v. 4. Middelstuk (mast); schacht(kaapstander, roer) v. 5. (NT olk) Il n'y a pas -• Er is geen middel; - geen gelegenheid.

Meeklenbourg m. (spr. -linbourl Mecklenburg.Mecompte m. : Misrekening, tekort. (fig.) Teleur-stetting.

Mecompter (se) : Zich misrekenen, - vergissen.Meconnaissable : Onkenbaar.Meconnaissance v. : 1. Miskenning. 2. Hetniet-erkennen, - verkeerd begrijpen. 3. Ondank-baarheid. 4. 't Niet-inachtnemen (reglement).

Meconnaissant : Miskennend. Ondankbaar.Meconnaltre : 1. Niet (her)kennen. 2. Ver-loochenen, niet (meer) willen kennen. 3. Ont-kennen. 4. Miskennen. - la virile : De waar-held loochenen.

Miscontent : Ontevreden. I m. : Misnoegde.Mecontentement m. : Ontevredenheid.Mecontenter : Misnoegd ontevreden maken.Mecque (la) v. : Mekka.Meequois : Uit Bewoner van Mekka.Meereant bv.nw. en m. : Ongelovig. -e.Mecroyant bv.nw. en m. : Ongelovig. -e.Medaille v. : 1. Prijs-, (gedenk)penning m. (fig.)Le revers de la -: De schaduwzijde van dezaak. 2. Penning of munt v. Nummerplaat (v.kruier). 8. Aflaat-, heiligenpenning. 4. Ere-penning, -teken.

MedailIer : Met een medalje bekronen, - vereren.Medailleur m. : Stempelsnijder voor gedenk-penningen.

Medaillier m. : Bast voor munten en pennin-gen v. Verzameling m. en p., penningkabinet.

Medailliste m. : Kenner van penningen en munten.Medaillon m. : Grote gedenkpenning m. Medaljon.(bouwk.) Rond beeldwerk, medaljon. Inzet(in plaat) m.

Wide m. en bv.nw. : Meed. Medier. Medisch.Medecin m. : 1. Geneesheer, dokter. - legiste :Gerechtelijk geneeskundige. --major (me. -s--s): Dirigerend officier van gezondheid. Femme- : Vrouwelijke arts. La robe ne fait pas le -

't Zijn niet alien koks die lange messen dra-gen. Apres la wort le - : Als 't kalf verdronkenis, dempt men de put. 2. (fig.) Geneesmiddel.3. - des dines : Biechtvader, zielverzorger.

Medeeine v. : Geneeskunde v., de medicijnen.Geneeskundige behandeling. Geneesmiddel (ookfig.). Laxeermiddel. Faire sa : In de medi-cijnen studeren.

Medeciner Medicijnen geven, - voorschrijven.Medea v. : Medea (echtgenote van Jason).Mediaire (plantk.) Middelste.Medial bv.nw. en v. : (t a al k.) Middelste (let-ter v.) Tussenletter.

Median : Middelste, (in s a menst.) middel-.Methane v. : Zwaartelijn v. Middelste armslag-ader (vein -) v.

Medianoehe m. : (oud) Middemachtelijk maal(vooral na vastendag).

Mediante v. (mu z.) Terts van de grondtoonv., mediant.

Mediat en -ement : Middellijk, niet rechtstreeks.Mediateur m., -trice v. : Bemiddelaar, -ster.Tussenpersoon. I bv.nw.: Bemiddelend.

Mediation v. : Bemiddeling, tussenkomst v.Medical : Geneeskundig, medisch.Medicament m. : Geneesmiddel.

Page 297: aardrijkskunde - DBNL

MEDICAMENTAIRE. 281 MEMBRANE.

Medieamentaire : Van de geneesmiddelen.Medicamenter : Met geneesmiddelen behandelen.Medicamenteux : Geneeskrachtig.Medicastre m. : Onbekwaam geneesheer.Medleateur, -trice : Geneeskrachtig, heilzaam.Medication v. : Toediening van geneesmidde-len. Geneeswlize v.. kunr v.

Medicinal : Geneeskrachtig, in de geneeskundegebruikt. (fig.) Louterend.

Medico-legal : Van de gerechtelijke geneeskunde.Medieval : Middeleeuws.Medieviste m. : Iem, die zich bezighoudt metde studie der middeleeuwen.

Medine v. : Medina (Arable).Mediocre : Middelmatig. I m. : -e.Mediocrement bw. : Middelmatig. Pas — tier: Niet weinig trots.

Mediocrite v. : Middelmatigheid. Matige welvaart v.Middelmatig mens.

Medique : Medisch, der Meden.Medire : Kwaadspreken.Medisance v. : Kwaadsprekendheid. Laster m.Meditatif : Bespiegelend, peinzend; tot over-denking geneigd. I m. : Denker. Peinzer.

Meditation v. : Overpeinzing, bespiegeling.Mediter onov.w. : Nadenken (over), overleggen.In zich zeif gekeerd zijn. I ov.w. : Overden-ken, wikken en wegen. Beramen, ontwerpen.— de : Met de gedachte rondlopen om.

Mediterrane : Middellands, midden in 't landgelegen.

Mediterranee V. : Middellandse Zee v.Mediterraneen : Van een binnenzee. Van deMiddellandse Zee. I m. : Bewoner der kust der M.Z.

Medium m. (or. -6mm): 1. (m u z.) Middelstem v. 2.Middelweg m., voorstel tot vergelijk. 3. m. en v. :Tussenpersoon bij spiritistische proef, medium.

Medius m. (spr. -uss) : Middelvinger (doigt —) m.Medullaire : Van 't merg (in dier en plant), merg-achtig, merg bevattend.

Mune v. : Plantenmerg.Medulleux : Vol merg.Meduse v. : 1. Medusa (een der Gorgonen).C'est une Me de — : 't Is een Medusahoofd, eenschrikwekkend gezicht. 2. Zeekwal v.

Meduser : Van schrik doen verstijven.Meeting m. (spr. mitin-gue) : Politieke yolks-vergadering. Openbare bijeenkomst.

Mefaire : (oud) Kwaad doen.Malt m. : Euvel-, wandaad v.Meliance v. : Wantrouwen. — est mere de lasarete : Veel vertrouwen, doet veel berouwen.

Métier (se) : Wan-, mistrouwen, verdenken.Mefiez-vous! Opgepast 1

Megalomane m. : Lijder aan grootheidswaanzin.Megalomanie v. : Grootheidswaanzin m.Megalosaure, -saurus m. (spr. -lossor, -uss) :(n a t. hist.) Reuzenhagedis (der voorwereld) v.

Megaphone m. : Scheepsroeper m., megaphoon v.Megarde V. : Par — : Uit onachtzaamheid.Megathere, -thorium m. (spr. -omm) : Reuzen-luiaard (voorwereldlijk gordeldier).

Metre v. : Meg wra (een der Furien). (fig.)Helleveeg, boos wijf.

Megir : Zeemtouwen, tot zeemleder makers.Megisserie v. : Zeemtouwerij. Zeemleerhandel m.Megissier m. : Zeemtouwer, zeemleerbewerker.Megot m. : Eindje sigaar. (gr ap) Sigaar v.Meilleur : 1. Beter. De —e heure : Vroeger. Ilfait — chez nous : 't Is bij ons beter. 2. Le — :

De beste, 't beste. La —e partie : 't Grootste deel.m. : Het beste. Le plus t6t sera le — : Hoe eer,

hoe beter. Du — de mon cceur, du — de mon dme: Met geheel mijn hart, - geheel mijn ziel. Le —de l'affaire : 't Mooiste van de zaak. Le — deson talent : 't Schoonste deel van zijn talent.

Mein m. (spr. min) : Main (rivier) m.Mejuger : Verkeerd beoordelen.Melancolie v. : 1. Droefgeestig-, zwaarmoedig-heid. (fam.) Il n'engendre pas la — : Hij is vro-lijk, - maakt -. 2. Sombere stemming.

Mêlancolique en —ment : Zwartgallig. Droef-geestig. Somber gestemd.

Melange m. : 1. Vermenging. Sans—: Onvermengd.2. Mengsel, mengelmoes. 3. (1 etterk.) Mengel-werk, varia. (h an del) —s : Allerlei merken.

Manger : (Ver)mengen. Race -gee : Gekruistras. Vitt -gi : Met andere soort versneden wijn.

Masse v. : Melasse v., suikerstroopafval m.Stroop v. (f i g.) Ellende v.

MO m. : (yolk) Half brandewijn, half likeur.Mêlée v. : Krijgsgewoel, heetst van 't gevecht.(fig.) Hevige (woorden)strijd. Se peter dans la— : Aan de strijd -, de discussie deel gaan nemen.

Méler : 1. Ver-, dooreenmengen, verenigen.Kruisen (rassen). Versnijden (wijn). Socide melee : Gemengd gezelschap. 2. In wanorde bren-gen. Cheveux mks : Verwarde Karen. — lee car-tes : De kaarten schudden; (fig.) de zaken inde war brengen. — une serrure : Een slot ver-draaien. 3. Wikkelen in, betrekken bij. (fam.)Il mete partout son mot : Hij doet overal eenduit in 't zakje. 4. Vermengen, verenigen met.I Se — : 1. Zich vermengen, - verenigen; ge-kruist worden (rassen). In de war geraken. 2.Handgemeen worden. 3. se — a, dans, parmi: Zich mengen onder. 4. se — A : Deelnemenaan. 5. se — de : Zich bemoeien, - afgevenmet. De quoi vous mélez-vous f. Wat gaat u dataan ? On dirait que le diable e en mete : 't Is ofde duivel ermee speelt.

Mêléze m. : Lorkeboom m., lariks m.Men-mei° m. (me. —s—s) : Mengelmoes.Minns v. : Meliniet (springstof) o.Melisse v. : (pl an tk.) Melisse v., citroenkruid.Mellifére : Honingvoortbrengend, -dragend.Mollification v. : Honingvorming.Mellifique : Honingvormend.Melliflue : Honingvormend. (fig.) Honingzoet. Alto lief, poeslief.

Melodie v. : 1. Melodic v. 2. Welluidendheid.3. (muz.) Wijs v. Lied.

Melodieusement en -eux : Welluidend.Melodique : (muz.) Melodisch, tot de wijs be-horend. Phrase — : Melodic v., wijs v.

Modiste : Componist die vooral aan de me-iodic hecht (Mozart b.v.).

Melodramatique : Melodramatisch.Melodramatiste : Melodramaschrijver.Melodrame m. : 1. Drama met muzikale be-geleiding. 2. Volksstuk waarin men de gemoe-deren hevig ontroert, draak.

Melomane m. : Hartstochtelijk muziekliefhebber.Mêlomanie v. : Overdreven liefde voor muziek v.Melon m. : 1. Meloen m. — brodi : Netmeloen.2. Fantasie-, dophoed (chapeau —) m.

Melopee v. : 1. Rythmisch gezang dat de ge-sproken voordracht vergezelt. 2. Recitatief.

Membrane v. : Vlies. — alaire : Vlieghuid v.Membrane : Vliesvormig uitgebreid.

Page 298: aardrijkskunde - DBNL

MEMBRANEUX. 282 MENER.

Membraneux : Vliezig, vliesachtig.Membre m. : 1. (Lichaams)lid. Les -s : De lede-maten. 2. Lichaamsdeel. 3. (fig.) Lid (vereni-ging, gezin, enz.), medelid. C'est un - pourri,- gangrene qu'il taut retrancher : Dat is een schurf-tig schaap dat men moet uitstoten. 4. Zindeel- (de phrase). Lid (vergelijking).

Membre : Gebouwd. Bien -, fortement - : Plinkvan lijf en leden.

Membru : Met grove ledematen, grofgebouwd.Membrure v. : 1. De ledematen (persoon). 2.Inhouten (schip). 3. (Paneel)raam. Hout voorramen.

Memo : 1. Zelfde, eigen, gelijk. En - temps :Gelijktijdig. La - chose : Hetzelfde. 2. (onmid-dellijk na 't zelfst.nw. of vnw.) Zelf, zelve.Cela - m'y a contraint : De zaak zelve heeft mijdaartoe genoodzaakt. Vous-- l'avez dit : Gij hebt't self gezegd. 3. Zelfs. Ces murs -s peuvent avoirdes yeux : Deze muren zelfs kunnen ogen heb-ben. 4. (na 't zelfst.nw.; drukt de hoog-ste mate uit) Zelf, zelve. Il est la bong - :Hij is de goedheid zelf. I m. : Hetzelfde. Celarevient au - : Dat komt op hetzelfde neer. I bw.: 1. Zelfs, ja zelfs, ook. Aujourd'hui - : Hedennog. 2. de - : Evenzo. Il n'en est pas de - devous, (fam.) - pour vow : Dat is bij u niet 'tgeval. de - que : Evenals, zo, gelijk. tout de- • Even goed; toch wel, ondanks alles, toch.3. A - : Zonder hulpmiddelen, (f am.) zo maar.Boire d - la bouteille : De fles zo maar aanzijn lippen brengen. Mordre d - la pomme : Zomaar in de appel bijten, zonder te schillen. 4.a - de : In staat tot, in de gelegenheid om.

Memement : (oud) Zelfs. Vooral. Eveneens.Memento m. (spr. rainin-) : 1. (Bath.) Zekergedeelte van de mis. 2. Herinneringsteken.Opschrijfboekje. Kort overzicht.

Membre v. : (yolk) Opoe, oma.lamoire v. : 1. Geheugen. Remettre qch en -a qn : Iem. lets helpers herinneren. Repasser danssa - : Weer voor de geest roepen. Ecrire de- : Uit 't hoofd opschrijven. Avoir la - desnoms : Een goed geheugen voor namen hebben.2. Herinnering, gedachtenis, aandenken. De -d'homme : Bij mensenheugenis. Je n'en ai pas

-: Dat herinner ik mij niet. En - de : Ter her-innering aan. Henri I V, de glarieuse - : HendrikIV, roemrijker gedachtenis. 3. (h an del) Pour- :Pro memorie. 4. (dichtk.) De godin van 'tgeheugen, Mnemosyne. Les lilies de M- : De Mu-zen. I m. : 1. Herinneringsschrift, memorie v. 2.Verweerschrift (in proces). 3. Verhandeling (ge-leerd genootschap). 4. Des -s : Gedenkschriften,dagboek. 5. Rekening, opgave v., staat m. -d'apothicaire : Te hoog opgevoerde rekening.

Memorable : Gedenk-, merkwaardig.Mêmorablement : Op gedenkwaardige wijze.Memorandum m. (spr. -ddmm) : Aantekening.Aantekenboekje. Diplomatieke nota v.

Memoratif : (oud) Etre - de : Denken aan.Memorial m. : Register. Gedenkboek.Menace v. : 1. Bedreiging. -s en l'air : IJdeledreigementen. 2. Dreigend voorteken.

Menacer : 1. (Be)dreigen. 2. (z a a k) Dreigen,lets ongunstigs voorspellen. Le temps menace :'t Is dreigend weer. - ruine : Gevaar lopen inte storten, op invallen staan.

Menade v. : Bacchante. (fig.) Dwaze vrouw.Ménage m. : 1. Huishouden, bestuur. Toile de

- : Zelfgeweven linnen. Pain de - : Huisbak-ken -; gewoon brood. Femme de - : Werkvrouw;huisvrouw. Faire des -8 : Uit werken gaan.Pour plus de - : Om des te zuiniger te zijn.Vivre de - : Zuinig leven. 2. Manier van doenv. 3. Huisraad, inboedel m. (spot) Boel m.,rommel m. 4. Huisgezin, echtpaar. Un jeune - :Jonggehuwden. Pave - ensemble, - en commun: Tezamen woven. Faire bon -; mauvais - (ensemble): Goed -; slecht over weg kunnen (met elk.).Entrer en - : Trouwen, een huishouden opzetten.

Management m. : 1. Voorzichtige behandeling.2. Omzichtig-, inschikkelijkheid. Sans - : Zon-der complimenten. User de -s avec : Ontzien.

I. Manager : 1. Bezuinigen, zuinig -, voorzichtigomgaan met. - ses paroles : Zo weinig moge-lijk loslaten. - les termes, les expressions :Voor-zichtig zijn woorden kiezen. Qui vent aller loin,menage sa monture : Om 't ver te brengen, moatmen niets overdrijven. 2. Ontzien, omzichtig tewerk gaan met. 3. Regelen, inrichten, leiden.

-le temps; - ses moments de lois& : Van de tijd -; vanzijn vrije ogenblikken nuttig gebruik maken.- ses pas : Geen stap te veal of te weinig doen.4. Goede vrienden zijn met, te vriend houden.5. Verschaffen, bezorgen. - une surprise : Eenverrassing bereiden. 6. Aanbrengen, tot standbrengen. - les ombres et les lumieres : Licht enschaduw juist aanbrengen. 7. Aanbrengen; deruimte laten voor. - deux entrées dans la laeads: Twee ingangen in de voorgevel aanbrengen.I se - : 1. Zich in acht nemen, zich ontzien.Zich voorzichtig gedragen. 2. Elk. ontzien. 3.se - qch. Zich lets verzekeren. Il s'est menagedu pain pour ses vieux fours : Hij heeft een stukjebrood voor zijn oude dag bespaard.

IL Manager, -are : Spaarzaam, zuinig (in huishou-den).

Mènagère V. : Huishoudster. -moeder, -vrouw.Olie-, azijn-, paper-, mosterd- en zoutstel.Naai-etui. Etui met lepels en vorken, enz.

Menagerie V. : Diergaarde v. Beestenspel.Mdnandre m. : Menander (Grieks blijspel-dichter).

Mendiant m., -e v. : Bedelaar, bedelares. Lesquatre -s : (fig.) Studentenhaver, droog dessert(vijgen, rozljnen, amandelen, hazelnoten).

MendioitO v. : Bedelstand m.; bedelarij v. Etrerdduit a la - : Tot de bedelstaf gebracht zijn.

Mendier onov.w. : Bedelen. ! ov.w. : Bedelen om;(fig.) afbidden.

Mdnechmes m.mv. : (spr. -name) : Dubbel-gangers.

Mende v. : 1. Spoor (vluchtend wild). 2. Listv., streak m., kwade praktijk v.

Mênelas m. (spr. -lass) : Menelaos (koning vanSparta).

Mener : 1. (Ge)leiden, brengen, voeren. C'estun aveugle qui en mane un autre : Ze zijn bei-den even wijs. - qn doucement : Iem. metzachtheid behandelen. - qn durement, - bon train,- grand train : Iem. hard behandelen, - narijden.Cela ne mane a rien : Dat loopt op niets uit.Cette provision nous menera jusqu'd l'hiver : Metdie voorraad zullen we de winter doorko-men. Cela me tnenerait trop loin : Dat zou mijte ver voeren. Cela le menera loin : Hij zal 'tdaardoor ver brengen. - de longs lours : Langblijven leven. 2. Meenemen (als begeleiding).Aanvoeren (troep). Voor zich uitdrijven. 3.

Page 299: aardrijkskunde - DBNL

283 MERCI.NaNESTREL.

Leiden, aan 't hoofd lopen van. — la bande : Deaanvoerder zijn. 4. Besturen, mennen, rijden.(Ver)voeren, brengen. — men 8a barque : Han-dig tussen de gevaren door sturen. — qn a laville Iem. naar de stad vervoeren. 5. (fig.)Leiden, besturen, regeren. — qn par le nez :

bij de neus leiden, - laten doen wat menwil. — une env& Een onderzoek leiden. 6.(fig.) Leiden, doen (voort)gaan, voeren. — aBien : Doen slagen, goed uitvoeren. — un grandtrain de vie, - grand train (z. 1) : Op grote voetleven. — grand bruit : Een hell leven -; veelophef maken. I onov.w. : Leiden. Mennen.(sport) De leiding hebben.

Menestrel m. : Rondtrekkend dichter. - zanger,- muzikant, meistreel.

MOnêtrier m. : Speelman, vedelaar.Meneur m. : 1. Geleider, leidsman. — d'ours :Berenleider. 2. Leider, aanvoerder. Belhamel.

Menhir m. (spr. mMir) : Rechtopstaand rotsblokdat men voor een druldensteen heett aangezien.

Meninge v. : Hersenvlies.Mèningite v. Hersenvliesontsteking. (f am.)Se Bonner une — pour : Zich suf denken om.

Mênippe m. : Menippus (Grieks wijsgeer).Mênisque m. : Hol-bolle lens v.Menofte V. : (fam.) Handje. Handboeien v.,paternosters. Handvat, greep (lade) m.

Mensonge m. : 1. Leugen v. — officieux, gën4-reux, pieta : om bestwil. 2. Dwaalleer v. 3.Bedrog. 4. Verdichting.

Mensonger : Leugenachtig. Bedriegelijk.MensongOrement : Op leugenachtige wijze.Menstruation v. : Maandelijkse zuivering.1VIensualite v. : Maandelijks karakter. Maan-delijks verschuldigde som v. -se bijdrage v.

Mensuel en —cement : Maandelijks.Mensuration V. : Meting, 't meten.Measurer : Meten (mens, lichaamsdeel).Mental : 1. Van de geest, 't verstand. 2. Inde geest, innerlijk. Restriction —e : Innerlijkvoorbehoud, 't ontgaan van de leugen door zacht-jes jets voor te behouden van hetgeen men luidezegt. Calcul — : 't Uit 't hoofd rekenen. Oraison—e : Stil gebed.

Mentalement : In de gedachte, in zijn geest;uit 't hoofd (rekenen).

Mentalite v. : Geestestoestand m.Menterie V. : (fam.) Leugentje, uitvlucht v.Menteur m., -euse v. : Leugenaar, -ster. I by.nw. : 1. Leugenachtig. 2. Bedrieglijk.

Menthe v. : (plan tk.) Munt v. — poivree : Pe-permunt. (Essence de) — : Pepermuntolie. Pas-tilles de — Pepermuntjes.

Mention v. : Vermelding, gewag. — honorable: Eervolle vermelding (in wedstrijd).

Mentionner : Vermelden, gewag maken van.Mentir : Liegen. Il faut bonne m4moire aloesqu'on a menti : Een leugenaar moet een goedgeheugen hebben. Sans —, a ne point — Omde waarheid te zeggen. — a qn : Iem. voorliegen.— a sa race; - a ses origines: Zijn geslacht -; zijnafkomst verloochenen. Faire — qn : Iem. letsheten liegen. Faire — le proverbe : Het spreek-woord te schande maken. Bon sang ne peut — :De appel valt niet ver van de stam.

Menton m. : Kin v. — double, triple; — a dou-ble, triple stage Onderkin; dubbele onderkin.

Mentonnike v. : Kinband (masker) m. Kin-verband. Stormketting m., -band.

Mentor m. (spr. min-) : (fig.) Raads-, leidsman.Menu : 1. Dun, fijn. Klein. — bois Spaanders;rijshout. — tinge : Klein linnengoed. Pertture —e: Fijn schrift. —s grains : Kleine graansoorten.— plomb : (Jacht)hagel. —e monnaie : Klein geld;zakgeld. Plule —e Fijne stofregen. 2. (fig.)Gering, klein, onbeduidend. —es depenses, —splaisirs : Kleine uitgaven voor uitspanningen.Le — peuple : De mindere man. I bw. : Klein, fijn.Hacher — Fijnhakken. Trotter — : Met zeerkleine pasjes lopen, dribbelen. I m. : 1. Kleinevoorwerpen. — du charbon Kolengruis. 2.Kleine diamanten m. 3. Kleinigheden, bijzonder-heden. Raconter par le — : Haarfijn vertellen.Compter par le — : Stuk voor stuk tellen. 4.Spijslijst v., menu.

Menuet m. : Menuet (langzame dane) v.Menuiser ov.w. : Klein hakken, - snijden. on-ov.w. : Schrijnwerk maken. Knutselen.

Menuiserie v. : Schrijn-, beschotwerk. 't Makenvan klein timmerwerk. Schrijnwerkersvak.

Menuisier m. : Schrijnwerker, kastenmaker.Timmerman voor klein timmerwerk.

Mêphistophèlique : Duivels, satanisch.Mêphitique : Verstikkend.Mëphitisme m. : Schadelijke gassen.Mêplat m. : Vlak gedeelte.MCprendre (se) : Zich vergissen, mistasten. Itsse ressemblent a 8'y — : Zij lijken zozeer opelk., dat men ze voor elk. zou aanzien.

Mêpris m. Geringschatting, verachting, 't ver-smaden. Tomber dans le — In aanzien vermin-deren. Au — de : Trots, in weerwil van.

Mêprisable : Verachtelijk.Mêprise v. : Misvatting, vergissing.Mêpriser : 1. Geringschatten, versmaden. 2.Ver-, minachten; niet tellen.

Mer v. : 1. Zee v. Prendre la — : In zee steken.Tenir la — Varen ; zee bouwen. Homme de —,Bens de — : Zeeman, -lieden. Mettre et la — : Tewater laten; uitzetten (sloep). Un homme a la

Man over boord ! ; (fig.) 'n verloren man.La — est plains : 't Is vloed. g.) Voguer enplane — : In voorspoed leven. Il y a de la — :Er staat een tamelijke deining. Chercher par ternet par — : Overal zoeken. M- Glaciate; — Baltique: IJs-; Oostzee. 2. Grote plas m. Grote bevro-ren vlakte. 3. (fig.) Grote hoeveelheid, - me-nigte. Menigte gevaren.

Mereanti m. : (fam.) Koopman (die 't legervergezelt). Kettinghandelaar.

Mercantile : De handel betreffend, handel-drijvend.

Mereantilisme m. : Handelsgeest m., winstbejag.Kettinghandel. (g es c h.) Leer die in de bloei vande handel de voornaamste voorwaarde zag voorvolkswelvaart v.

Mereenaire : Om geld, bezoldigd, huur-. Baat-zuchtig, omkoopbaar. Troupes —8 : Huurtroepen,-benden. I m. : Loonbediende. Huurling (soldaat).

Mereenairement : Om loon, om geld.Mereerie V. : Garen- en bandwinkel m. Aller-lei kramerswaren v., garen en band.

Merei v. ; 1. (oud) Gunst v. 2. Macht v., wil-lekeur v. Etre a la — de qn : In iem. machtzijn, van iem. willekeur afhangen. A la — de :Ter prooi aan. Se rendre a —, se mettre a la —de : Zich op genade en ongenade (aan iem.)overgeven. 3. Genade v., barmhartigheid. Prendre -,recevoir : Genade schenken. Guerre sans

Page 300: aardrijkskunde - DBNL

MERCIER. 284 MESSIE.

: Oorlog tot 't uiterste. 4. (om aan te ne-men) Gaarnel Dank u zeerl 5. (om te wei-geren) Wel bedankt, dank u (non, —). — pour lesucre : Dank u, geen suiker. I m. Bedankje.Dankbetuiging.

Mercier m., -iere V. : Garen- en bandverkoper, -ster.Merciologie V. : Warenkennis v.Mereredi m. : Woensdag mMercure m. : Mercurius (godheid, planet, tijd-schrift). Kwik, -zilver.

Mereuriale v. : 1. Bingelkruid . 2. (r e c h t)Redevoering door een lid van 't Openbaar Mi-nisterie na de vacantie. 3. (fig.) Berisping,(f am.) standje. 4. Beursnotering, staat dermarktprijzen m.

Merde v. : (plat) Stront, drek m.Mere v. : 1. Moeder. Contes de ma — l'Oie : :Sprookjes van Moeder de Gans. — de famille :Huismoeder. La — de Diets : De Moeder Gods,de Moedermaagd. Notre premiere — : Eva. Notre— commune : De moederaarde. La — patrie : 'tMoederland. 2. (fig.) Moeder, verzorgster. NotreSainte Èglise : De H. Moederkerk. 3. Moe-der (hoofd van een klooster; vrouw die de ge-loften heeft gedaan). La — abbesse : De moederabdis. 4. Vrouw (bedaagde). He, la —1 Hei-daar 1 moedertje I 5. (fig.) Moeder, oorzaak v.,bron v. Idee-, pensee—: Hoofd-, grondgedachte.bv.nw. V. : Zuiver, beste. — lain : Beste wol.— goutte : Voorloop (eerste wijn) m. Maison :Moederhuis.

Meridien : Van 12 uur 's middags, middag-,meridiaan-. m. : 1. Meridiaan m., middagcirkelm. 2. Zonnewijzer.

Meridienne v. : L Middaglijn v. 2. Middagdutje.Meridional : Zuidelijk, zuider, zuid-. I m. : Zuider-ling, man uit 't Zuiden. Bewoner van Zuid-Frankrijk.

Meringue V. : Schuimtaartje.Merinos m. (spr. -noes) : Merinos-schaap. -wolv., -stof v.

Meese v. : Wilde kers v.Merisier m. : Wilde-kerseboom m. Bois de —: Weichselhout.

Meritant bv.nw. en m. : Verdienstelijk (mens).Merits m. : 1. Verdienste v. Se faire un — de: Zich beroemen op. 2. Bekwaamheid, gaven desverstands of des harten. Par ordre de — : Vol-gens de ranglijst; naar bekwaamheid.

Meriter ov.w. : 1. Verdienen. Tout travail -, toutepeine Write salaire : leder werkman is zijn loonwaard. 2. — qch a qn : Iem. iets doen ver-werven. I onov.w. : Verdienstelijk zijn. Bien —de : Zich verdienstelijk maken ten opzichte van.

Meritoire en —ment : Verdienstelijk.Merlan m. : Wijting (soort schelvis) m. (yolk)Pruikenmaker, baardschrapper.

Merle m. Merel, meerle v. (fig.) Fin — :Slimme vos. Vilain — : Onaangenaam heerschap.(fig.) Un — blanc : Een zeldzaam mens, - voor-werp, seen witte raaf..

Merluche V. : Kabeljauw m.Mêrovee m. : (naam) Meroveus.Merovingien : Merovingisch. Les M-8 : De Mero-vingers.

Merrain m. : Wagenschot, duighout.Merveille V. : Wonder, -werk. La huitieme

—du monde : 't Achtste wereldwonder, iets bui-tengewoons. Une pure — : Een waar kunststuk.Faire — : Wonderen doen; veel opzien baren.

Dire —8 de : Hemelhoog prijzen. Promettre mortset —s : Gouden Bergen beloven. : Voor-treffelijk, opperbest, overheerlijk. Les choses ontate d — : Alles is prachtig gegaan.

Merveilleusement en -eux : (Ver)wonderlijk,wonderbaar, bewonderenswaardig. Uitstekend,buitengewoon (goed). Le — : Het wonderlijke,• verrassende ; (kuns t) - bovennatuurlijke. Un —;une -euse : Een fat -; - modepop (uit de tijdvan 't Directoire).

Mes vnw. : Mijne. z. mon.Mesaise m. : 1. Onbehaaglijk gevoel. 2. Krapheid.Mesalliance V. : Huwelijk beneden zijn stand.Mesallier : Doen trouwen beneden zijn stand.I se — : Beneden zijn stand trouwen. (fig.)Zich „vergooien".

Mesange v. : Mees v.Mesarriver : Je crains qu'il ne lui misanive :Ik vrees dat 't slecht met hem zal aflopen.

Mesavenir : Kwalijk slecht gaan, - aflopen.Mesaventure V. : Ongeval; tegenspoed m.Mesdames z. madame.Mesdemoiselles z. mademoiselle.Mesentendre : Verkeerd verstaan.Mesentente v. : Slechte verstandhouding.Mesestimation v. : Te lage verkeerde schatting.Mesestime V. : Geringschatting.Mesestimer : Kleinachten, to laag schatten.Mesintelligence v. : Slechte verstandhouding.Mesinterpreter : Verkeerd kwalijk uitleggen.Mesmerism° m. : Leer van 't dierlijk magne-tisme v.

Mesquin en —ement : Armzalig. Schamel. Klein-geestig, bekrompen.

Mesquinerie v. : Armzalig-. Schamel-. Klein-geestigheid.

Mess m. : (Onder)officierstafel v. Eetzaal v.Message m. : Zending, boodschap, last m.Messager m. : 1. Bode, boodschapper. — demalheur, — de mort : Jobsbode. Le — des dieux: Mercurius. 2. Postwagenconducteur. Postwa-gen m. 3. (fig.) Voorbode, -loper.

Messagere V. : Boodschapster, -loopster. (fig.)Voorbode.

Messagerie V. : 1. Dienst voor 't vervoer vanreizigers en goederen m. —s maritimes : Stoom-vaartmaatschappij. 2. Diligence-, boot-, spoor-wegkantoor. 3. Goederenvervoer (van kleinepakketten; petites —s).

Messaline V. : 1. Messalina (vrouw van keizerClaudius). 2. (fig.) Schaamteloze vrouw.

Messe v.: Mis v., misoffer. — basse : Stile — desmorts : Dodenmis, requiem. Grand' — : Hoogmis.— en musique : Mis met muziek. — de minuit :Middernachtmis (op Kerstmis).

Messdance v. (spr. me-) : Onbetamelijkheid.Messeant (spr. me-) Onvoegzaam, niet passend(bij).

Messeigneurs z. monseigneur.Messenien : Pit Bewoner van Messenie (Z.-W.deel van Morea).

Messeoir (spr. me-) : Misstaan, onvoegzaam zijn,niet passes.

Messer m. (spr. me-ser) : (oud) Heer.Messianique : Dat op den Messias betrekkingheeft, messiaans.

Messidor m. : (Oogstmaand), tiende maand vande Republ. kalender (19 of 20 Juni tot 18 of19 Juli) v.

Messie m. : Messias, Verlosser.

Page 301: aardrijkskunde - DBNL

285 METEQUE.MESSIEURS.

Messieurs z. monsieur.Messin : Uit Bewoner van Metz.Messine v. : Messina.Messire m. (spr. me-) : (oud) Genadige edeleheer. Poire de - Jean : Suikerpeer.

Mestre m. : 1. (leger; oud) - de camp Kolonel(der cavalerie). 2. (z e e v.) Grote mast m. Voile de

Mesurable : Meetbaar. [- : Grootzeil.Mesurage m. Het (uit)meten. Meetloon.Mesure v. : 1. Het meten, maat v. Faire des -s

: Metingen opnamen verrichten. Prendre les --sde : De maat nemen van, aanmeten. Prendre la- de qn : Iem. de maat nemen; (fig.) zienwat er in iem. steekt. Vétements sur : Klerennaar maat. Donner la - de son talent, donnersa : Bewijzen laten zien wat men kan. Biderdans la - de ses forces : In verhouding van zijnkrachten helpen. A - que : Naar mate, - ver-houding dat. A - : Achtereenvolgens. Dans unecertain : Tot op zekere hoogte. Dans la -du possible : Voor zover Bit mogelijk is. (DO-passer la - du possible : De grenzen der moge-lijkheid overschrijden. 2. Maatregel m. 3. Maat(om te meten) v. Inhoudsmaat. Systeme des poidset des -s : Stelsel van maten en gewichten.Verificateur des poids et -s IJkopzichter. (fig.)Avoir deux poids et deux -s : Met twee matenmeten. Agir avec poids et : Met wijs beraadhandelen. 4. Maat. Acheter des pois d la - :Erwten bij de maat kopen. Donner -, fairebonne -, faire la - large : Ruim meten, eenvoile maat geven; (fig.) ruim rekenen. 5.Juiste maat. Get homme n'est pas de - : Is nietvoor zijn taak berekend. Avec - : Met mate.Outre - : Bovenmatig. Sans - : Mateloos, ein-deloos. 6. Gematigd-, omzichtig-, ingetogenheid.7. (muz.) Maat. -a deux temps; -a trois temps :Twee-; driedelige maat. En - : Op de maat,in de maat. Perdre la -, sortir de la : Uitde maat geraken. 8. (dichtk.) (Vers)maat. 9.(fig.) Etre en - de : In staat -, in de gelegenheidzijn. Etre hors de - : Niet in staat zijn; vanzijn stuk gebracht zijn.

Mesure : 1. Gemeten. Afgemeten. Gematigd,behoedzaam. 2. (muz.) In de maat.

Mesurer : 1. (Af)meten, uit-. la terre, le sot: De grond meten, languit vallen. - desyeux : Van 't hoofd tot de voeten opnemen.(fig.) - son epee avec celle de qn : Zich met iem.meten, met iem. strijden. - see forces avec qnZijn krachten tegen fem. beproeven. 2. (fig.)Afmeten, in overeenstemming brengen met.

ses depenses a son revenu : Zijn uitgaven re-gelen naar zijn inkomsten. 4. Afmeten, kraptoemeten, regelen, berekenen, sjuist afmikkene.

Mesureur m. : Meter. Meettoestel.Mesurage m. : Misbruik.Mesurer de : Misbruiken.Metabole v. : Redekunstige figuur waarbij ineen tweede zindeel woorden uit een eerste wor-den herhaald, in een andere volgorde v.

Metaearpe m. : Middelhand v.Metaearpien : Van de middelhand. Les -s

De middelhandsbeentjes.Metairie v. : Meierij v., land-. Pachthoeve v.Metal m. Metaal. - precieux : Edel

vierge : Gedegen, zuiver anglais : Brit-tanniametaal. jaune : Goud. - de cloche : Klok-spijs v. - -argent, -or : Zilver goud (instaven, voor aanmunting).

Metalepse v. : Redekunstige figuur waarbij men,om iets uit te drukken, datgene zegt, wat erdoorwordt voortgebracht of wat het voortbrengt v.

Metallifere : Metaalhoudend, -bevattend.Metallique : 1. Metaalachtig, van metaal. (han-del) Reserve - : Metaalvoorraad (bank). Des-5 : Metallieken (effecten die in baar geld moetenworden terugbetaald). Monts -s : Ertsgebergte.Fermeture : Ritssluiting. 2. Van gedenkpennin-gen en munten.

Metallisation v. : 1. Voortbrenging van zuivermetaal. 2. Verertsing, bezwangering met erts(van aanslibsel). 3. Overdekking met metaal.

Metalliser : 1. Tot zuiver metaal terugbrengen.2. Met een metaallaagje overdekken. (fig.)Glanzend maken.

Metallographie v. : Metaalbeschrijving. -kennis v.Metalloids m. : Niet-metaal, metalloide.Metallurgie v. : Ertsindustrie. Metaalindustrie.Metallurgique : Van de metaalbewerking.Metallurgists Metaalbewerker. Bezitter vanhoogovens.

Metamorphose v. (spr. -fore) : Gedaanteverwis-seling. (fig.) Volledige verandering.

Metamorphoser : Herscheppen, omzetten. (fig.)Volledig veranderen.

Metaphore v. : Zinnebeeldige zegswijze v., me-taphoor v., metafer v.

Metaphorique : Overdrachtelijk, zinnebeeldig.Metaphoriquement : Op overdrachtelijke wijze.Metaphrase v. : Verklaring in eenvoudige woorden.Metaphysicien m. : Iem. die zich met boven-natuurkunde (z, metaphysique) bezighoudt.bv.nw. : Bovennatuurkundig.

Metaphysique v. : Bovennatuurkunde v., we-tenschap van 't bovenzinnelijke, metaphysica v.

bv.nw. : 1. Bovenzinnelijk, -natuurlijk. (fig.)Te afgetrokken, te diepzinnig.

Metaphysiquement : Langs bovenzinnelijke weg,op - wijze.

Metaplasme m. : (taalk.) Woordverandering (doorbijvoeging of weglating).

Metastase v. : 1. (geneesk.) Verplaatsing -,vervorming (ever ziekte). 2. (taalk.) Rede-kunstige figuur waarbij de spreker op rekeningvan een ander stelt, wat hij zelf moet erkennen v.

Metatarse m. : Middelvoet m.Metatarsien : Van de middelvoet. Les -s :

De middelvoetbeentjes.Metathese v. : 1. (taalk.) Letter-, ilankver-springing. 2. (ge n e es k.) Verplaatsing van eenziekteverschijnsel naar een ander lichaamsdeel.

Metayage m. (spr. -M-yaje) Verpachting tegengedeeltelijk vruchtgenot, deelbouw m.

Mayer m. (spr. -te-ye) : 1. Hoevenaar tegengedeeltelijk vruchtgenot. 2. Pachter, deelbouw-boer.

Metempsyeose v. (spr. -tanpsikOze) Zielsver-huizing.

Meteore m. : 1. Luchtverschijnsel, meteoor m.2. (fig.) Schitterende verschijning van voor-bijgaande aard.

Meteorique : 1. Van de luchtverschijnselen. 2.(fig.) Schitterend, maar kort.

Meteorite m. Meteoorsteen m.Meteorolithe m. : Meteoorsteen m.Meteorologie v. : Weer-, atmosfeerkunde v.Meteorologique : Weerkundig.Mèteorologue m. : Weerkundige. [kenland).Metéque m. Vreemdeling (vooral in 't oude Grie.

Page 302: aardrijkskunde - DBNL

286 METTRE.METHANE.

Methane m. : Moerasgas, licht koolwaterstofgas.Methode v. : 1. Geregelde handelwijze v. Avec —: Volgens een plan, methodisch. 2. Gewoonte,manier van zich te gedragen v. 3. Leerwijze,systeem. Handleiding, leerboek.

Methodique : Naar vaste gronden geregeld.Ordelijk, regelmatig.

Methodiquement : Volgens de regel, op ge-regelde wijze, volgens een vast plan.

Mkhodisme m. : Leer van den methodist v.Methodists m. : Methodist (aanhanger enerstreng gelovige sekte, door Wesley gesticht).

Mkhodologie V. : Methodenleer v.Methyle m. : (scheik.) Methylgas.Metieuleusement en -eux : Peuterig, angstvallig,

bekrompen-zorgvuldig.Métier m. (8Pr. -44 : 1. Handwerk, ambacht. Corpsde — : Gild. 2. Handigheid, technische vaardig-held. 3. Beroep, yak, bedrijf. Soldat de —: Beroeps-soldaat. Il est du —, c' est un homme du — : Hijis van 't yak, hij heeft verstand van die zaken.Avoir le coeur au — : Hart voor zijn yak hebben.Faire — de qch : lets als vak beoefenen; (f i g.)gewoonlijk lets bij de hand hebben. Faire (un)— de dupe : Bedrogen uitkomen. Il n'y a pas desot — : leder ambacht dat zijn meester loont,is goed. A chacun son — (, les vaches seront biengarde/es) : Schoenmaker, blijf bij je leest. Unchien de — : Een hondenbaantje. Jouer a qn untour de son —; servir I qn un plat de son — :Iem. een poets bakken zoals men dat meet doet.4. Weefstoel m., getouw. — de tisserand, — Itisser : Weefstoel. — I broder, — I tapisserie : Bor-duurraam. Remettre son ouvrage sur le — : Zijnwerk weder onderhanden nemen, - opnieuw be-ginnen. 5. Borduur-, kantraam.

IOUs (spr. -ties) : Van gemengd ras, bastaard-.Fleurs —ses : Door kruising ontstane bloemen.Fer — : IJzer met zwavel of arsenik. I m. : Mesties(homme —). Bastaarddier.

Metonomasie v. : Naamsverandering (door ver-taling in een andere taal).

Metonymie v. : (t a alk.) Redekunstige figuurwaarbij men lets uitdrukt door een andere zaakte noemen, die ermee in een noodzakelijk ver-band staat.

Mètrage m. : Het afmeten (met de meter).Aantal meters.

Intro m. : 1. Metrum, versmaat v. Voet m. 2.Meter m. — pliant : Duimstok m.

Metre m. : Met de meter gedane meting. Aan-tal meters.

Meter : Met de meter afmeten.Metreur m. : Iem. die meet, afmeter.Mêtricien m. : Kenner van 't metrum der ver-

zen.Metrique : 1. Van de meter, metriek. Quintal— : Gewicht van 100 K.G. Tonne — : - van 1000K.G. 2. Van 't metrum, - de versmaat. Iv. :Vers-bouwkunst v.

Metro m. : Electrische ondergrondse spoor.Mètrologie v. : Leer der maten, gewichten enmunten v.

Metromanie v. : Rijmelzucht v., dichtwoede v.Metromêtre of -nome m. : (mu z.) Maatmeterm., metronoom m.

Mêtropole v. : t Moederland (tegenover dekolonien). 2. Hoofdstad v. 3. (kerk) Aartsbis-schoppelijke zetel in.

Mètropolitain : 1. Van 't moederland. 2. Van

de hoofdstad. Chemin de fer — z. metro. I m.: Aartsbisschop (in de Grieks-Kath. kerk).

Mets m. : Gerecht, spijs v.Mettable : Draagbaar, *waarmee men fatsoenlijkvoor de dag kan komenc

Metteur m.: Plaatser, zetter, steller. — en oeuvre: Diamantzetter ; (f i g.) gebruikmaker. (d r u k w.)— en pages : Vormopmaker. — en scene : Re-gisseur.

I. Mettre : 1. Plaatsen, stellen, zetten, leggen, doen,steken. Brengen. — de l'ordre dans see affaires,— ses affaires en ordre : Orde op zijn zaken stel-len. — son bonheur dans la vertu : Zijn geluk vin-den in de deugdzaamheid. — lee reeurs de son ate: De lachers aan zijn zijde weten te krijgen.

—Cesar au-dessous d' Alexandre : Caesar benedenAlexander stellen. — qn star son testament : Iem.in zijn testament zetten. — bas : Neerzetten,-leggen; ultdoen, afleggen (kleed); afnemen(hoed); jongen krijgen (dier); (fig.) afleggen,vaarwelzeggen. — le feu I : In brand steken;aansteken. — I l'dcole; - au college : Op school -;op 't gymnasium doen. — en terre : Begraven.— fin I : Een einde maken aan. — au monde :Voortbrengen, baren. — I profit : Nuttig gebruikmaken van. — en fuite : Op de vlucht drijven.— ses soins ci : Zorg besteden aan. — cl l' envers :Omkeren; (f i g.) op hol brengen (hoofd)

—sur pied : Op de been - (leger); (fig.) tot standbrengen. — I bas : Verslaan, neerslaan; omver-werpen. — - al a voile : Onder zeil gaan. — par emit,

Neer-, opschrijven, op schrift brengen. —ennour-rice : Bij een voedster brengen. — hors d'haleine :Buiten adem doen geraken. — I la raison; - atedesespoir : Tot rede -; tot wanhoop brengen —au pled du mist : In 't nauw drijven. — star lavole : Op weg helpen. — I sec : Droogmaken.— au net : In 't net schrijven. — en quartiers :In stukken hakken, - scheuren. — deux person-nes bien ensemble; - mal ensemble : Twee men-sen verzoenen; - onenig maken. — I mart :Doden. — I la torture : Op de pljnbank leg-gen. — en vente : Te koop bieden, verkopen.— chauffer de l'eau : Water te vuur zetten.

—tout en jeu, - en .stays ; Alles in 't werk stellen.— en doute : Betwijfelen, — I repreuve : Opde proet stellen, beproeven. — en cause - Be-trekken bij. 2. Aandoen, omdoen (kleed); op-zetten (hoed). Il est bien mis : Hij is goed gekleed.— du rouge : Zich blanketten. 8. Beplanten,bezaaien. 4. Gebruiken, werk -, nodig hebben,besteden. J'y ai mil le temps : Ik heb 't op mijngemak gedaan. — de la bonne foi -; de l'adresse,ct ce qu'on fait : Eerlijk -; handig te werk gaan.5. Onderstellen, aannemen. 6. Wedden om,als inzet bepalen. J'y mete ma tete, - ma maina coupe? . Ik verwed er mijn hoofd onder. 7.Vertalen, overbrengen, — en viers : Op rum bren-gen. 8. Zetten, in goad vatten (edelgesteenten).

II. se mettre : 1. Zich plaatsen, - leggen, - zetten,gaan zitten. — I la place de qn : Zich in gem.plaats stellen. — d'accord : 't Eens worden. —

. bien aupres de qn : Iem. vertrouwen winnen. —d'un parti : Zich hij een Dartij aansimten. dans lee affaires : In zaken gaan. — en colete :Toornig worden. — en peine de Zich bekom-meren om. — en chemin, - en route : Zich op wegbegeven. — ensemble : Samen gaan wonen ; -leven. — mat; - biers avec qn : Kwade -; goedevrienden met ism. worden. — en rMe : Maken

Page 303: aardrijkskunde - DBNL

MEUBLANT. 287 MIEUX.

dat men niet strafbaar is, aan alle voorschrif-ten voldoen. 2. Zich kleden. Aangedaan wor-den. Je n'ai nen a (me) mettre : Ik heb geen fat-soenlijke kleren. 3. se — a (met een on bep.wijs) : Beginnen te. 4. se — a (met een zelfst.nw.) : Zich met lets gaan bezighomien. —a l'alcohol : Zich aan de drank overgeven.

Meublant 7 (r echt) Tot meubilering dienend.Meuble : Los, verplaatsbaar. Biens —s : Roeren-

de goederen. Terre, sot —: Luchtige, losse bodem.I m. : Meubel(stuk). Ameublement. Roerendgoed. (fig.) Voorwerp.

Meubler ov w. : 1. Meubelen, van huisraad voor-zien. Louer une chambre en meuble : Een ge-meubileerde kamer huren. 2. Voorzien van, op-sieren met. — sa memoire : Zijn geheugen ver-rijken. Une cave bien meublie : Fen welvoorzienekelder. i onov.w. : Meubelen, passen.

Meublier m. : Meubelontwerper.Meuglement m. : Geloei.Meugler : Loeien.Mule v. : Molensteen (— a moudre) m. Slijpsteen(— a aiguiser). Diamantslijpersschijf v. Grote,ronde kaas v. Hooischelf v. -berg m.; korenhoopm. Kolenbrandershoutstapel m.

Meulerie V. : Fabriek van molenstenen v.Meulier m. : Moiensteenhouwer. Silex — : Vuur-steen waarvan men molensteen kan maken.

Meuliiire v. : Molensteen m. -groeve v.Meunerie v. : Molenaarsvak. De molenaars.Meelfabricage v.

Meunier m. : 1. Molenaar. Eehelle -, escalier de— : Steile trap met een touw. 2, yeelkever m.3. (dierk.) Amelom (vis) m.

MeuniOre v. : Molenaarsvrouw. Staartmees v.Mantelkraai v.

Meurt-de-faim m. en v. (my. onverand.) : Hon-gerlijder, -ster.

Meurthe v. : Murthe (bijrivier v.d. Moezel) v.Meurtre m. : Moord m. (fig.) Ce serait un — :'t Zou zonde en jammer wezen. Crier au —Zich luide beklagen. Se delendre de qch commed'un — : Iets ten sterkste ontkennen.

Meurtri m. : (f i g.) Gekwetste, slachtoffer.Meunier m. : Moordenaar. I bv.nw. : Aan moordschuldig, moorddadig. Lois -iéres : Wrede wetten.

Meurtriere v. : Moordenaarster. Schietgat.Meurtrir : Kneuzen, kwetsen. Tout meurtri decoups : Bont en blauw geslagen. IS est sorti toutmeurtri de Bette aventure : Hij is daar heel slechtafgekomen.

Meurtrissure v. : Kneuzing, kwetsuur v., blauweplek v. Gekneusde plek (fruit).

Meuse v. : Maas v.Meute v . : 1. Koppel (jachthonden) m. 2. Troep(dieren) m. 3. Troep, merugte v. 4. Lokvogel ru.

Mvendre : Met verlies verkopen.Mvente v. : Verkoop met nadeel m. (han del)Slechte verkoop.

Mexicain • Mexicaan. -s.Mexico m. : Mexico (stall).Mexique m. : Mexico (land).Mezzo-soprano m. (spr. medzo-) : Mezzo-sopraan(stem tussen alt en sopraan).

Mezzo-teinte z. --tinto.Mezzo-tinto m. (spr. medzotinto) : Gravure vol-gens de zwarte kunst v.

Mi : Half. La — careme : Halfvasten. A la—janvier : Met half Januari. A —jambes; a—corps : Tot halverwege de benen; - 't li-

chaam. A — chemin : Halverwege. I bw. : Half.--parti : Gelijk verdeeld, in tweeen verdeeld.—parti de blanc et de rouge : Half wit, half rood.I tn.: (muz.) Mi v.

Miasmatique : Met smetstoffen bezwangerd.Miasme m. : Ongezonde stof, smetstot v.Miaulement m. : Gemiauw.Miauler : Miauwen.Miauleur : Miauwend.Mica m : Glimmer, mica.Miehe v. : Rond brood, kommiesbrood. Savoir dequel ate la — est beurree : Weten wear Abramde mosterd haalt.

Michele m. : Micha (Joods profeet).Michel m. : Machiel, Michael.Michel-Ange m. (spr. mikelanje) : Michel Angelo

(Ital. schilder).Micmac m. (spr. milcmak) : (tam.) Geharrewar.lets verdachts, . stiekums.

Microbe m. : Microbe (levend wezen dat eenrol sreelt bij besmetting en gisting) v

MierocoSphale : Kleinhoofdig.Microcosme m. : Wereld - v., heelal in 't klein.Micromêtre m. : Werktuig (aan een verrekijker)om kleine afstanden of de vergroting door eenmicroscoop te meten.

Micron m. : Een duizendste m.M.Microphone m. : Geluidversterker.Microscope m. : Vergrotingstoestel.Microscopique : Dat met een microscoop ge-schiedt. Dat men met een - afet. (fig.) Zeer klein.

Midas m. (spr. -dass) : 1. Midas (koning vanPhrygie). Aroir des °reales de — : Een slechtkunstbeoordelaar zijn. 2. Midasaap. -vileg v.

Midi m. : 1. Middag m , -uur, 12 uur 's middags.— et demi : Half edn. Nier la lumi4re en plein —: Willens en wetens blind zijn. En plein — : Opklaarlichte dag. 2. (sterr en k.) Middagtijdm. Le — de Greenwich. 3. Zuiden. Chambre enplein — : Een kamer op 't voile zuiden. Il a l'ac-cent du M- : Hij heeft een Zuid-Franse tong-val. 4. Hoogtepunt. Le — de la vie : De zomerdes I evens.

Midinette v. : Werkstertje. Ateliermeisje.Mie v. : 1. Kruimpje, Kruim. 2. Vriendin, liefje,meisje. 1 bw. : (oud) Ne — : (Helemaal) niet.

Miel m. : Honig m. Doux comme le — : Honig-zoet; (fig.) lieflijk, hartverkwikkend. Etre toutmore et tout —, titre tout eonfit en — : Zeer zoet-sappig -, overvriendelijk zijn. Un air (moitii) —et (moitie) vinaigre : Een zuurzoet gezicht. Le —de ses paroles : De zoetheid zijner woorden.

Mielle : Met honig verzoet. Honigkleurig. -zoet.(fig.) Al te lief.

Mielieusement : Op zoetsappige wijze.Mielleux : Honigzoet. (fig.) Zoetsappig.Mien, —ne : 1. Mijne. Ses amis et les —s : Zijnen mijn vrienden. (oud) Un — ami : Een vanmijn vrienden. 2. Le — : Het mijne. Le — etle Lien : Het mijn en dijn. J'y mets du — : Drleg er bij toe, verlies er bij, offer lets op. J'ymete-, j'y ajoute du — : Ik maak er lets bij (bijverhaal). 8. Les —P : De mijnen, mijn bloed-verwanten, - vrienden. 4. J'ai fait des —nes : Ikheb dwaze streken uitgehaald.

Miette v. : Kruimpje, kruimel v. Bete v., brokje.Mettre en —8 : Aan gruizelementen gooien.

Mieux bw. : 1. Beter. Valoir — : Beter zijn. Aimer— : Liever hebben, meer houden van. J'aime —cela : Z6 vind ik 't beter. — /nut tard que jamais

Page 304: aardrijkskunde - DBNL

288 MINAUDER.MIEVRE.

Beter laat dan nooit. Je ne demande pas - : IRverlang niets liever. Il n'y a Tien de - a faire :Er is niets beters te doen. Tant : Des te beter.Pour - dire : Juister beter gezegd. 2. Le -: Hetbest. Le plus tot sera le - : Hoe eer hoe beter. I by.nw. : 1. Lieftalliger, knapper. 2. Beter gekleed.I m. : Het betere. Het beste. Faute de - Bij ge-brek aan beter. /1 y a du : Er is beterschap.Courir a qui - - Ale om strijd lopen. Changeen : Ten goede veranderd. S'attendre : letsbeters verwachten. Tout est au - Alles is zogoed mogelijk. Faire de 80t1 - Zijn best doen.

Mievre : 1. (oud) Guitig. 2. Gekunsteld, schijn-baar lief. Popperig.

Mievrerie en (oud) -te v. : 1. Kinderlijke gui-terij. 2 Gratievolle zoetheld.

Mignard : 1. (oud) Lief, vriendelijk. 2. (thans)Gemaakt aanvallig, - vriendelijk.

Mignardement : Gemaakt vriendelijk.Mignarder : Vertroetelen. Een gekunstelde aan-valligheid geven aan.

Mignardise v. : 1. (oud) Liefkozing. 2. (thans)Gekunstelde aanvalligheid. 3. Aardig kunstje.4. nil belegsel. 5. Tuinanjelier Gillet -) v.

Mignon, -ne : Lief, aardig. Difaut peels/Onschuldige liefhebberij. Argent - : Zakgeld;potgeld. m. : Lieveling, oogappel. Het lieve, -

Mignonne V. Liefje, hartje. [nette.Mignonnement : Snoezig, liefjes.Mignonnette v. : 1. Liefje, schatje. 2. Zeer kleinelettersoort v. Fijn kanten netwerk. Fijn ge-stampte peper v. (yolk) Chinese anjelier v.

Mignoter : Knuffelen. Vertroetelen.Migraine V. Schele hoofdpijn v.Migrateur : Verhuizend, trekkend, zwervend.m. : Zwerfvogel (oiseau -) m.

Migration V. : Volks-, landverhuizing. Het trek-ken (dieren).

Mijauree v. Nufje, meisje vol pretentie.Mijoter ov. w. : 1. Langzaam stoven, laten smo-ren. 2. (fig.) In stilte, zorgvuldig voorbereiden.

onov.w. : Zachtjes koken, - stoven. (fig.) Instilte voorbereid worden.

Mil (spr. mile) : Duizend. I m. :1. (spr. miti) Pluim-gierstplant v. Pluimgierst v. (fig.) Le moindregrain de - Geringste voordeeltje. 2. Knots.

Milan m. : 1. Milaan. 2. Wouw (roofvogel) m.Milanais : Milanees. Bewoner van Milnan.Milesien : Miletisch. Bewoner van Milete.Milet m. : Milete (in Kl.-Azie).Miliee v. : 1. Krijgsvolk. - bourgeoise : Schutterij.La - celeste : De hemelse heirscharen, de engelen.2. Militie v., jaarlijkse lichting. Tomber a la - Inde loting vallen, aanloten. 3. (nieuw) Volksleger.

Milieien m. Soldaat van de lichting. Nieuwaangeworven recruut.

Milieu m. : 1. Midden. - de table, pike de - :Tafelmiddelstuk. Scier par le - : Door middenzagen. Le doigt du - : De middelvinger. Au -de : Te midden van. Au - de la nuit : Midden inde nacbt. Au beau - de : Juist in 't middenvan. Au - de tout cola, it est fort a plaindre :Met dat al is hij zeer beklagenswaardig.L'Empire du III- : China. 2. Sfeer (waarin menleeft) v., omgeving; element. (natk.) Midden-stof v. 8. (fig.) Midden. Middelweg m., uit-komst v. 't Gematigde, 't gemiddelde. Le 9uste-:'t Juiste midden, de middelweg. 4. (plat) „Devlakte", de lagere boosdoeners.

Militaire : Van de oorlog, 't leger; (in sa men st.)

krijgs-. oorlogs-. Venir a l'heure - : Preciesop tijd komen. I m. : Krijgsman, soldaat. Dekrijgsmansstand m.

Militairement : Als krijgsman, op krijgsmans-wijze. Stipt, ordelijk.

Militant : 1. Strijdend. L'Église -e DP strij-dende kerk (de getrouwen). 2. Strijdend, vande daad. Les -s : De manners van de daad.

Militariser : Militair maken, - inrichten.Militarisme m. : Stelsel waarbij aan 't militairelement de voornaamste plants wordt ingeruimd.

Militariste m. : Iem. die de militaire invloed -.'t leger wil uitbreiden, militarist.

Militer : Strijden. (fig.) Pleiten.Mille (spr. mile) : Duizend. Gagner des - et descent(s) : Hopen geld verdienen. I m. : Miil v.

Mille-feuille v. (my. one.) : 1. Tompouce (gebakje).2. Duizendblad.

Mille-fleurs m. : Duizendbloemengeur (rossolisde -) m.

Millënaire (spr. mile-) : Duizend bevattend; dui-zendjarig. Regne : Duizendjarig rijk. I m. :Duizendtal. Tijdperk van duizend jaar.

Millënium m. (spr. milenyomm) : Duizendjarig rijk.Mille-pertuis m. : (plantk.) Hertshooi.Mille-pieds m. : Duizendpoot (insect) m.Militsime in. (8pr. mile-) : 1. Cijfer der duizend-tallen. 2. Jaartal.

Millet m. : Gierstgras.Milliaire (spr. mallet-) : Die een afstand van dui-zend pas aangeeft. - van een mini aangeeft.Borne pierre - : Mijlpaal.

Milliard m. (spr. milyar) : Milliard (1000 millioen).Milliardaire m. (spr. milyar-) : Bezitter van een

milliard.Milliardieme (spr. milyar-) Milliardste. I m. deel.Millieme (spr. milyeme) : Duizendste. I m. : - deel.Minter m. (spr. milyd) : 1. Duizendtal. Des -sDuizenden. 2. (fig.) Grote menigte v.

Milligramme m. (spr. : Gewicht van denduizendste gram.

Millimetre m. (spr. mai. ) : Maat van den dui-zendste meter v.

Million m. (spr. milyon) : Millioen. Riche a -s :Schat- en schatrijk.

Millioniime (spr. milyo-) : Millioenste. I m. : - deel.Millionnaire m. (spr. milyo-) : Iem. die een ofmeer millioenen bezit.

Milord m. (spr. milor) : Mylord. (f am.) Rijkaard.Cabriolet op vier wielen v.

Miltiade m. (spr. mils-) : Miltiades (Atheensveldheer).

Mime m. : Kluchtspelletje (der Ouden). Klucht-speler. (nieuw) Nabootser van gebaren ofspraak, mimicus.

Mimer : Door houding, gebaren, gelaatsuitdruk-king voorstellen. (fig.) Nabootsen.

Mimi m. Poes v. Bontje.Mimique : Van de kluchtspelletjes (der Ouden).Die zich door gebaren uitdrukt. I v. : Geba-rentaal v.

Mimodrame m. Toneelstuk met geharenspel,pantomime.

Mimosa m. : (plantk.) Kruidje-roer-mij-niet.Minable : (mil.) Ondermijnbaar. (v o k) Schunnig,sjofel. Sleek en akelig.

Minage m. : Korenverkoop m. Meetrecht op -.Betaling in koren.

Minaret m. : Moskeetoren m.Minauder : Dwaas behaagziek zijn.

Page 305: aardrijkskunde - DBNL

289 MIRER.MINAUDERIE.

Minauderie V. : Gemaakt optreden, nuffigheid.—s : Behaagzieke maniertjes.

Minaudier : Gemaakt lief, behaagzuchtig.Mince : 1 Dun. Slank. Mager, tenger. 2. (fig.)

Gering, sober, onbeduidend.Mineeur v. : Dunheid.Mine v. : 1. (ge s c h.) (Graan)maat (van ± 78L.) v. Mina (Grieks gewicht van ± 124 G.;- munt van ± 34 gulden) v. 2. Delfstofafzet-ting Mijn v., groeve v. Coup de — : Mijnuit-barsting. Puits de — : Mijnschacht v. (f i g.) Ce livreest une — inepuisable : Dit boek is een onuit-puttelijke bron. 3. (oud) Metaalerts. — deplomb : Graphiet-, potlooderts; potlood om tepoetsen. La — de mon crayon : De stilt van mijnpotlood v. 4. (leger; zee v.) Mijn. Eventer la —: De mijn ontdekken: (fig.) - loot ruiken 5. Ge-laat, voorkomen, uiterlijk; gezicht. Avoir bonne-; a. mauvaise — : Er goed; - slecht uitzien; ergunstig ; -ongunstig -. Faire credit a qn sur sabonne — : Tem. op zijn fatsoenlijk gezicht ge-loven. Juger des Bens sur -, par la — : De men-F.tchen naar 't uiterlijk beoordelen. Faire (la)— de : Zich houden alsof, aanstalten makenom. Faire bonne — a qn : Iem vriendelijk ont-vangen, - een vriendelijk gelaat toners. Fairebonne — a mauvais jeu : Zijn leed achter eenvrolijk gelaat verbergen. Faire mauvaise —,prise —, froide —, triete — a qn : Iem. koel, on-vriendelijk. nors ontvangen. Faire la — : Drui-len, mokken, stuurs zien. Payer de — : Ergunstig uitzien (zonder grote verdienste tehebben). 6. —s : Gelaatsbewegingen, schijn m.Wenken m., tekens.

Miner : Ondermijnen. Slopen, vernielen ; (fig.)doen uitteren (ziekte); doen ondergaan (yolk).

Mineral m. : Erts.Mineral : Van de delfstoffen, delfstoffelijk. Eaux—es : Bronwateren. I m. : Delfstof v., mineraal.

Mineralisateur bv.nw. en m. : (Stof) die eenstof in kristallen kan omzetten.

Mineralisation V. : Verertsing, omzetting in erts.Vulling met minerale stoffen (bronwater).

Mineraliser : In erts omzetten (metaal). Vanminerale stoffen voorzien (bronwater).

Mineralogie v. : Delfstofkunde v.Mineralogique : Van de delfstofkunde. - 't mijn-

wezen.Mineralogiste m.: Delfstofkundige, mineraloog.Minerve v. : Minerva, godin der wijsheid. (fig.)Geest m., hersenen v. Wijze vrouw.

Minet m., —te v. : Poesje.Mineur m. : 1. Mijn-, bergwerker (ouvrier —).2. (roil.) Mijnschansgraver, mineur. 3. Minder-jarige. I bv.nw. : 1. Geringer, kleiner. Lieues —es: Kleinere mijnen. Les quatre ordres —s : De vierlagere geestelijke ordeningen. Freres —s : DeMinderbroeders, Franciscaners. L'Asie M-e :Klein-AziP. (mu z.) Tierce -; quarte —e : Kleineterts; - kwart. Mode — : Kleine terts; mineur-,mol-toonaard. Ulm piece en — : Een stuk in mol.Poke — : Dichter van de tweede rang. 2.Minderjarig, onmondig.

Mineure v. : Tweede stalling, minor (van sluit-rede) m. Franciscanernon. Minderjarige.

Miniature v. : Versierde, gekleurde hoofdletteraan 't begin v. Kleine tekening. Gomwater-verftekening. (fig.) Miniatuur, klein voorwerp, -persoon. En — : In 't klein.

Miniaturiste m. : Miniatuurschilder.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Minier : Van de mijnen, mijn-.Miniere v. : Bergwerk met ondiepe mijnputtenof in de open lucht; ijzeroer-; turfgraverij v.

Minima z. minimum.Minime : Zeer klein, - onbeduidend. Religieux— of — m. : Minderbroeder, Franciscaner.

Minimum m. (my. minima), minima v. : Ge-ringste graad m. Minste som v.; - straf v.; hetlaagste, minimum.

Ministere m. : 1. Ambt, bediening, dienst m.Le — public : 't Openbaar Ministerie (ambtenaardie de toepassing der wetten eist). 2. Dienst,tussenkomst v. Pieter son — a qn : Tem. zijnhulp verlenen. S. Ministerie. Ministerschap.

Ministeriel : 1. Van zeker ambt. Officier — :Openbaar ambtenaar (notaris, deurwaarder, pro-cureur) die alleen 't recht heeft 7ekere aktenop te maken. 1 Van 't ministerie. 3. 't Minis-terie steunend.

Ministeriellement : Zijn ambt uitoefenend. Inde bij 't ministerie gebruikelijke vorm.

Ministre m. : 1. Dienaar, uitvoerder, helper,werktuig. — de Jesus-Christ, - de l' .Evangile : Ka-tholiek priester. — du saint Evangile of — :Predikant (vooral calvinistische). Les —s duculte : De geestelijken. 2. Minister. 3. Gezant.

Minium m. (spr. -omm) : Loodmenie v.Minois m. : (f am.) Gezichtje. Lief bakkesje.Minon m. : (f am.) Poesje. (plantk.) Katje.Minorite v. : Minderjarigheid. Minderheid.Minorque v. : Minorca.Minorquin : Uit -. Bewoner van Minorca.Minotaure m. : Minotaurus m.Minoterie v. : Meelfabriek v. -industrie v. -han-del m.

Minotier m. (spr. -tyel : Meelfabrikant. -han-delaar. I bv.nw. : Meel-.

Minuit m. : Middernacht m., twaalf uur 's nachts.A — sonnant : Met 't slaan van twaalven.

Minuscule : Zeer klein. I v. : Kleine letter v.Minute v. : 1. Minuut ( 1 /60 uur) v. (fig.) Ogen-blik. Il est a la — : Hij is precies op tijd. 2.Minuut (1/so graad). 3. Minute v., origineel stuk.

Minuter : Op papier -, in minute brengen, ont-werpen.

Minutie v. (spr. -si) : Kleinig-, nietigheid. Muggen-zifterij, peuterige zorgvuldigheid.

Minutieusement en -ieux (spr. -sy-) : Tot inkleinigheden afdalend; beuzelachtig, nietig.Uiterst zorgvuldig.

Mioehe m. en v. : Kleuter.Mi-parti z. mi bw.Mipartir : In tweeen verdelen. Robe mipartienoire et blanche, - de noir et de blanc : Half zwart,half wit kleed.

Mirabelle v. : Kleine, gele pruim v.Miracle m.1.: Wonder, mirakel. Par—: (Als) door eenwonder. La tour des M-8 : De vergaderplaats derbedelaars te Parijs (waar de voorgewende ziek-ten verdwenen). 2. Mirakel, -spel (Middeleeuwen).

Miraeuleusement en -eux : Wonderbaarlijk.Mirage m. : Luchtspiegeling. (fig.) (Zins)be-drog, waan m.

Mire v. : 1. Het richten, - mikken. Point de — :Mikpunt, doel (z. 2). 2. Vizierkorrel (point de—) v.

Mirer : Mikken -, aanleggen op. Spiegelen. I se— : Zich spiegelen. Weerkaatst worden. (fig.)Zich zelf bewonderen. — dans ses pensees : Zijngedachten met welgevallen nagaan.

19

Page 306: aardrijkskunde - DBNL

MIRE TTES. 290 MNgMONIQUE.

Mirettes v.mv. : Ogen, kijkers.Mirifique : Wonderbaar, verbazingwekkend.Mirliflore m. : Jonge fat, saletjonker, „poen".Mirliton m. : 1. Mirliton (rieten fluitje) m. Desvers de — : Slechte verzen. 2. Roomhorentje.

Mirmidon z. myrmidon.Mirobolant : (f am.) Verbazingwekkend.Miroir m. : 1. Spiegel m. — ardent : Brandspie-gel. — a alouettes : Spiegel om leeuweriken tevangen; (fig.) lokmiddel. CEufs au — : Spiegel-eieren. — d'eau : Vijver m. 2. Ovaal sieraad (inlijstwerk). Spiegel (aan schip). 3. — de Venus :Veldsla v.; venusspiegel (bloem).

Miroitement m. : (Weer)spiegeling, weerschijnm. (fig). Aanlokkende -, bedriegelijke schijn.

Miroiter : Spiegelen, schitteren. (fig.) Faire — :Voorspiegelen.

Miroiterie v. : Spiegelhandel m. -fabricage v.Miroitier m. (spr. -tye) : Spiegelfabrikant. -han-delaar, -snijder. -polijster.

Miroton m. : Met uien toebereide ragout vangekookt ossevlees m., hachee.

Misaine v. : (zeev.) Fok v., fokkezeil.Misanthrope m. : Mensenhater.Misanthropie v. : Mensenhaat m.Misanthropique : Mensenhatend, -schuw.Miscellanees v.mv. : Mengelwerk, verzameldeopstellen.

Miseibilitê v. : Mengbaarheid.Miscible : Mengbaar. .Mise v. : 1. (z. mettre 1) Plaatsing, zetting,stelling. — au tombeau : Graflegging. — au point :'t Instellen; (fig.) het preciseren, - recht stellen.— en bouteilles : 't Aftappen; - bottelen. — a l' eau: Te water lating. — en &at : Bewoonbaar-;gereedmaking. — a prix : Inzet m., gevraagdeprijs m. — en vente : Verschijning (boek); hetverkrijgbaar stellen. — au net : Het in 't netschrijven. — a la retraite : Pensionnering. — endisponibilite : 't Op non-activiteit stellen. —d pied : 't Buiten dienst stellen, - wegjagen(bediende, ambtenaar). (dr ukw.) — en pages :'t Opmaken van de vorm. — en va/eur : 't Exploi-teren, - productief maken (grond). — en scene :Toneelinrichting, -schikking; (fig.) ophef m.— en train : Het in werking brengen. — en ac-cusation : Het in staat van beschuldiging stellen.— en libertó : Invrijheidstelling. — en cause : 'tBetrekken (in een rechtzaak). — en circulationd'une monnaie : 't In omloop brengen vaneen munt. — de fonds : Deposito (speculatie);bedrijfskapitaal. 2. Gangbaarheid, omloop in.(fig.; fain.) Etre de — : Gangbaar -, geldig -,op zijn plaats zijn. Cette itoffe n'est plus de — :Die stof wordt niet meer gedragen. Cells excusen'est pas de — : Die verontschuldiging is nietaannemelijk, - is misplaatst. 8. Inleg m., inzetin., inleggeld. Melamer sa — : Zijn ingebrachtgeld opeisen. 4. Bod (bij verkoping). 5.Kleding, manier van zich te kleden v.

Miser : Inzetten, een inzet doen (bij spel). Ineen zaak steken (kapitaal). Bieden (verkoping).

Miserable : Rampzalig, ellendig. Onbeduidend.Armoedig. Schurkachtig. I rn. : Ongelukkige.Schurk, ellendeling.

Miserablement : Op jammerlijke wijze, erbar-melijk.

Misere v. : 1. Ellende v., armoede v. Faire des —sa qn : Iem. lating vallen. La — du temps : Deslechte, dure tijden. Salaire de — : Hongerloon.

Tine ?,,allee de — : Een tranendal. — de nous! Weeons! 2. (spel) Misere. 3. (godsd.) Onvolkomen-,zwakheid (van mens). 4. Kleinig-, beuzelachtig-heid.

Misêrêrê m. : (K a t h.) Boetpsalm in., miserere.(fain.) Klacht v.

Misereux bv.nw. en in. : Armoedig -, armzalig(mens), sukkel, arme drommel.

Misericorde v. : 1. Barmhartigheid; ontferming,genade v. A tout peche — : Er is vergiffenis vooralle zonden. Ancre de —: Reddingsanker. Crier— : Om vergiffenis roepen. —I BarmhartigeGod! Etre d la — de : Geheel afhangen van. 2.Genade (Gods, voor den zondaar).

Misericordieusement en -ieux : Barmhartig,genadig, vol erbarming.

Misogyne m. : Vrouwenhater.Misogynie v. : Vrouwenhaat M.Missel in. : Misboek, missaal o.Mission v. : 1. Opdracht v., last in. Se Bonnerune — : Zich iets opleggen. 2. Zending, zende-lingschap. Faire la —, precher une — : Zich aanbekeringswerk wijden, de missie prediken.3. Zending, ambassade v.; reisgezelschap (weten-schappelijke expeditie).

Missionnaire m. : Zendeling.Missive v. : (Zend)brief (lettre —) m.Mistral in. : Hevige N.-W.wind in.Mitaine v. : 1. Want v. Dameshandschoen zondervingers v. Mettre des —s pour : Veel compli-menten maken om. (oud) Onguent miton — :Middel dat niet baat en niet schaadt. 2. Slechtbevervel.

Mite v. : 1. Mijt v., made v. 2. Mot v.3. Oogvuil.

Mithridate in. : 1. Mithridates (koning vanPontus, In Kl.-Azie). 2. Likkepot als tegengifgebruikt in. Vendeur de — : Kwakzalver.

Mitigation v. : Verzachting, leniging.Mitiger : Verzachten, lenigen. Matigen.Miton in. : Polsmof v.Mitonner ov.w. : 1. Langzaam -, boven eenzacht vuurtje laten koken. 2. (fain.) Omzichtigvoorbereiden. 3. Vertroetelen. I onov.w. : Lang-zaam koken. (fig.) - voorbereid worden.

Mitoyen (spr. -in) : Tussenbeide liggend, mid-den-. Mur — : Mandelige muur. Parti — :Middelweg.

Mitraillade v. : Schrootvuur.Mitraille v. : (yolk) Koper-, kleingeld. Oudmetaal. Schroot.

Mitrailler onov.w. : Met schroot schieten. I ov.w.: Met schroot schieten op. (fig.) Bestoken.

Mitrailleur m. : Bedienaar van een mitrail2euse.Mitrailleuse v. : Snelvuur-repetitiekanon, mi-trailleuse v.

Mitre v. : Mitra (hoofddeksel der Rom. vrouwen) v.Mijter (muts van Kath. geestelijken) m. (fig.)Geestelijke macht v. Schoorsteenkap m.

Mitre : Gemijterd.Mitron in. : Bakkers-, koekbakkersjongen.Mixte : Gemengd (ook bad). Wagon — : le en 2eklas-wagon. Corps — : Mengsel. Bdtiment — :Schip met zeil- en stoomvermogen.

Mixtion v. (spr.mikstyonl : (Ver)menging. Mengsel.Mixtionner (spr. mikstyonec) : Mengen.Mixture v. : Mengsel. Mengkoren.Mnemonique : Van 't geheugen, 't geheugenbevorderend. Moyens —s : Geheugenmiddelen.I V. : Geheugenkunst v.

Page 307: aardrijkskunde - DBNL

291 MOI.MN]MOTECHNIE.

Mnemoteehnie v. (spr. -tekni) : Geheugenkunst v.Mnemotechnique (spr. -teknik) : Van de geheugen-kunst.

Mobile : 1. Beweeglijk, -baar. Lettres -s : Losselettertekens. Timbre - : Verstelbaar stempel;veranderlijk zegel. Fetes -s : Veranderlijke feest-dagen (Pasen. Pinksteren). (m i I.) Garde ratio-nale - : Marsvaardige schutterij, - burger-wacht. 2. (f i g.) Beweeglijk (gelaat). Verander-lijk. onbestendig. 1 m. : 1. Lichaam in beweging.2. Beweeg-, drijfkracht v. 3. (f i g.) Drijfveer v.,oorzaak v. 4. Soldaat der mobiele garde.

Mobiliaire : (recht) De roerende goederen be-treffend. Imp& - : Belasting op roerend goed.

Mobilier : Van de roerende goederen (biens -s),roerend. Vents -iere : Verkoop van roerend goed.I m. : Huisraad, inboedel m. - scolaire : School-meubelen. - sacrO : Kerkvoorwerpen.

Mobilisable : (mil.) Die mobiel gemaakt kanworden.

Mobilisation v. : (r e c ht) Het roerend verklaren(van onroerend goed). (mil.) Het mobiel -,'t marsvaardig maken (der troepen). 3. (s c he ik.)Het vrijmaken.

Mobiliser : (recht) Roerend verklaren (onroerendgoed). (mil.) Mobiel -, marsvaardig maken.(scheik.) Vrijmaken.

Mobilite v. : Beweeglijk-. Beweegbaarheid. Ver-anderlijk-, onbestendigheid.

Moeassin m. : Schoen der N.-Amerik. Indianen m.Moeca m. : Mokka-koffie v. •Moshe : (yolk) Lam, prullig, „sof".Modal : 1. (wijsb.) Naar de wijze van zijn. 2.(t a a 1 k.) Voorwaardelijk, beperkend. 3. (m u z.)Van de toonsoort.

Modalite v. : 1. (wijsb.) Wijze van zijn (derdingen) v. 2. (taalk.) Voorwaardelijkheid. S.(muz.) Toonaard m.

Mode v. : 1. Wijze v., manier v. Chacun vit asa - : leder leeft zoals 't hem aanstaat. Oncle -;tante 4 la - de Bretagne de qn : Neef -; nichtvan iem. varier of moeder. 2. Heersendesmaak (in kleding, levenswijze) m., mode, v.,A la - : In de mode. Passe de - : Uit de mode,verouderd. Il est de - de faire cela : De modebrengt dat merle. Emu, (4 la) - : Ossevleesin zijn jus gestoofd met wortelen, uien, enz. 3.-s : Mode-artikelen, -waren v. I m. : 1. (wijsb.)Wijze van zijn (der dingen) v. 2. (muz.) Toonaardm. 3. (taalk.) Wijz' ',van 't werkw.). -s per-sonnels; - impersonnels : Persoonlijke -; onper-soonlijke wijzen. -s indirects, obliques : Indirectewijzen (alle wijzen, behalve de aantonende).4. Wijze -, manier (van doen). - de traitement :Behandelings-, geneeswijze.

Modelage m. : Het vormen, - modeleren, - boet-seren. Het maken van modellers.

Models m. : Voorbeeld, model. Model (voor schil-ders). (fig.) Voorbeeld. Ferme - : Model-boerderij.

Models m. : Relief der vormen, vorm m.Modeler : Boetseren. (Kleiner) namaken (volgensmodel). Een gedaante geven aan. (fig.) Regelen,inrichten. I se - : Navolgen, tot voorbeeldnemen, zich regelen (naar).

Modeleur m.: Boetseerder. Fabrikant van beeld-jes, - borstbeelden.

Modelle v. : Modena (in Italic).Moderantisme m. : (Geest van) gematigdheidin staatszaken m.; politick van schipperen v.

Moderantiste m. : Gematigde, man van de cen-trumpartij.

Moderateur m., -trice v. : 1. Bevrediger, be-middelaar, -ster. 2. Bestuurder, leider. 3. Mo-derateur, regulateur (toestel). 1 bv.nw. : Matigend,bemiddelend; regelend.

Moderation v. : Gematigd-, bezadigdheid. Minderstrenge toepassing, verzachting.

Modere : 1. Gematigd, bezadigd. Bescheiden.Les -s - De gematigden (politick, enz.). 2. Matig.

Moderement : Op gematigde, bezadigde wijze.Matig. Matigjes, weinig.

Moderer : Matigen, beperken; temperen. Ver-minderen. Verzachten (strengheid). 1 se - : Zichmatigen, - bedwingen. Verminderen.

Moderns : Hedendaags, nieuw, nieuwmodisch.Histoire - : Geschiedenis van onze tijd, nieuweg. Un (auteur) - : Een schrijver van onze tijd.

Modernisation v. : Het veranderen volgens denieuwere begrippen, - de nieuwere smaak.

Moderniser : Veranderen volgens de nieuwerebegrippen, - de nieuwere smaak.

Modernite v. : Nieuwheid, nieuwerwetsheid.Modesto en -ment : Zonder opschik, eenvoudig.

Bescheiden, ingetogen. Eerbaar, welvoeglijk, zedig.Modestie v. : Eenvoud m., stemmigheid. Beschei-den-, ingetogen-. Welvoeglijk-, eerbaar-, zedig-heid. Klein boezemdoekje.

Modicite V. : Gering-, matig-; billijkheid (prijs).Modifiable : Te wijzigen.Modifieatif : Wijzigend. I m. : (taalk.) Bepalendwoord.

Modification v. : Wijziging.Modifier : Wijzigen, (taalk.) Nader aanduiden,bepalen, wijzigen.

Modique en -ment : Matig. Billtik (prijs).Modiste v. : Modemaakster, -handelaarster (in

't bijzonder in hoeden).Modulation v. : Stembuiging. (muz.) Overgangvan den toonaard in een andere m.

Module m. : 1. (bouwk.) Onderste halve mid-dellijn van een zuilschacht v. Maat v., -staf m.Middellijn (medaille). 2. (wisk.) Modulus m.(n at k.) - d'elasticiti : Uitzettingscoefficient m.

Moduler : Met verschillende stembuiging voor-dragen, - zingen. Mooi afronden (zin).

Moelle v. (spr. mwal) : 1. Merg. - epinière :Rugge-. 2. (fig.) 't Krachtigste, beste. Tirerde qn jusqu'a la - des as, sucer qn jusqu'a la-, - jusqu'aux -8 : Iem. tot op het hemd nit-kleden. Extraire la - de : 't Beste halen uit, -excerperen uit. Jusqu'a la - : Door en door.3. (fig.) 't Binnenste. 4. (Planten)merg, pit o.

Moelleusement (spr. mwa-) : Zacht, soepel.Mollig. Zoetvloeiend (geschreven).

Moelleux (spr. mwa-) : Vol merg. Mergachtig.Zacht, mollig, lenig, soepel. Vol (wijn). Glanzend-zacht (kleur). (fig.) Lenig, gemakkelijk. Contours- : Zacht afgeronde omtrekken. I m. : Het lenige(in de bewegingen); • glanzend-zachte (in dekleuren); - voile (van wijn).

Moellon m. (spr. mwa-) : Bloksteen m. Spiegel-slijpsteen.

Mosurs v.mv. (spr. meurse of meur) : 1. Zeden v.,levensgedrag. Certificat de bonne vie et - : Bewijsvan goed zedelijk gedrag. Avoir des - : Zich goedgedragen. Homme sans - : Zedeloos mens. 2.Gewoonten v. Neigingen, levenswijze v. 4utrestemps, autres - : Andere tijden, andere zeden.

Moi vnw., m. en v. : 1. (voor me, als Hi dend

Page 308: aardrijkskunde - DBNL

MOIGNON. 292 MOLAIRE.

vw.) Mij. Laissez-- : Laat mij gaan. 2. (voorme, na een vz.) Cette montre est a — : Dat hor-loge is van mij. A —I Komt hier 1 He1p I Quant

: Wat mij betreft. De vous a — : Onder onsgezegd. Chez — : Bij mij thuis. Passer par chez— : Loop eens bij mij aan. Mon chez — Mijnthuis. (voor me, als belanghebbendvw,) Donnez-les-moi Geef ze mij. 4. (als on-derwerp, voor je) Ik. je rabandonnerais,Zou ik je in de steek laten? I m. : 1. Mijn per-won, het persoonlijke, het zijn. Le — est hais-4able : 't Is laakbaar over zich zelf to spreken.2. (wij s b.) Het ik,. de persoonlijkheid, - ikheid.(fig.) C'est un autre : Dat is mijn alterego, dat is iem. die mij in alles gelijk is.

Moignon m. : Stompje (van arm). Boomstomp m.Moindre : 1. Minder, geringer, kleiner. 2. (metlidw. v. bepaaldh.) Minst, geringst, kleinst,minst betekenend. Loi du — effort : Wet vanbehoud van arbeidsvermogen. C'est 14 son —defaut : Dit gebrek heeft hij zeker niet. La — deschoses : Een kleinigheid. C' itait 14 la — des ehoses:Dat is wel 't minste wat ik doen kon. I m. : Le —d'entre nous : De minste onder ons. Le — lui serf :'t Geringste dient hem.

Moindrement : 1. (sums) In mindere mate. 2.Pas le — In 't minst niet, volstrekt niet.

Moine m. : 1. Monnik, kloosterling. Gras commeun — : Zo vet als seek. 2. Beddewarmer, -panv. 3. Monniksrob m. Nonvlinder m.

Moineau m. : 1. Mus v. — franc, - domestique: Huismus. Tirer-, user sa poudre aux —x : Veelopofferen voor een Bering resultaat. 2. (mil.)Klein bastion.

Moinerie v. : Monnikendom, -yolk. Monnikerij,monnikengeknoei.

Moinillon m. (spot) Monnikje.Moins bw. : 1. — de, — que : Minder dan. Il a —de dix francs : Hij bezit minder dan 10 fr. Non— que : Niet minder, even. Rien que : Allesbehalve. Rien de — que : Niets minder dan.n'est rien — qu'intelligent : Hij is alles behalveverstandig. En — de : In' minder dan, binnen.En — de rien : In minder dan Been tijd. A — de: Voor minder dan, tot minder prijs dan; tenzij,zonder. Je ne ferai pas cela 4— d'être paye : Ikzal dat niet doen, tenzij ik betaald word. A —de, a — que, - de : Tenzij, of. Behalve. A —d'itre fou, on ne fait pas cela : Zo iets doet menniet, of men moest gek zijn. A — d'accident im-privu : Behalve bij een onvoorzien ongeval. 2.Minder, niet zo, niet zozeer. De — en — Alminder en minder, steeds minder. 11 n'en vapas — : Toch loopt hij. Je n'en mourrai pas — :Toch zal ik sterven. 11 ne sait ni plus ni — :Hij weet er juist evenveel van. 11 n'en sera niplus ni — : Het blijft toch hetzelfde. De — : Min-der; te weinig. J'ai un ennemi de — Ik heb eenvijand minder, - ben van een vijand ontslagen.11 y a dix francs de — : Er is 10 fr. minder.En — In mindering, in aftrek; te weinig. J'aireau un florin en — Ik heb een gulden te wei-nig gekregen. A — : Minder, voor geringereprijs; om een geringere reden. Il est fort emu;on le serait a — : Hij is zeer bewogen ; daar iswel reden toe. I vz. : Min, verminderd met. Il estsept heures — dix minutes : Het is tien minutenvoor zevenen. A midi — le quart : Om kwartvoor twaalven. C' etait son Ore, — le genie : Hij wasnet zijn vader, behalve het genie. Six — quatre

egale deux : Zes min vier is twee. I bw. : (met 'tlidw. v. bepaaldh.) Minst, weinigst. 11 ne s'endouze pas le — du monde : Hij vermoedt dit in't minst niet. Faites cela le — mal que vouspourrez : Doe dat zo goed mogelijk. Puisqu'ilavait gagnd de l'argent, c'etait bien le — qu'il enprofitdt : Nu hij geld had verdiend, was 't tochook in de eerste plaats gewenst, dat hij ervan genoot. Au —, tout au —, pour le —, atout le : Ten minste. op zijn minst, althans;minstens (bij getal). Au — : 1. Ten minste,bovenal, vooral. 2. Toch, Malade Q Pas dan-gereusement au — t Ziek? Toch niet ernstig,hoop ik? Du : Ten minste. Toch. Raisonnonsfroidement, si du — nous le pouvons encore : Alswe 't namelijk nog kalm kunnen doen.

Moins-value v. (ma. — -values) : Verminderde op-brengst v. Waardevermindering; achteruitgang m.

Moire v. : Gevlamde stof v., moire, moor o.Moire m. : Gevlamde weerschijn m.Moirer : Gevlamd opwerken, waterers.Mois m. : 1. Maand v. Trois — : Een kwartaal, eenverreljaars. Tous les — : Maandelijks.

: Wettelijke maand (30 dagen). (sterrenk.)— solaire Zonnemaand. On a toes lee ans douze— : leder jaar wordt men een jaartje ouder. 2.Maandloon, -geld.

Moire m. : Mozes. Wieg zonder voet v.Moisi : Beschimmeld. m. : Beschimmelde plekv. Beschimmeldheid. Sentir le — : Muf ruiken.

Moisir onov.w. en se : Schimmelen. (fig.)Lang ergens blijven, versuffen, stilzitten. I ov.w.: Doen schimmelen.

Moisissure v. : Beschimmeling. Beschimmeld deel,-e plek v. Schimmel m.

Moisson v. : Oogst m., 't oogsten. 't Geoogste.Oogsttijd m. (fig.) Inzameling.

Moissonner : 1. (1n)oogsten. — un champ : Deoogst van een veld inzamelen. 2. (fig.) (In)oog-sten. (Celui) qui shim le vent moissonnera la tem-pete, - l'orage : Wie wind zaait, zal storm oogsten.3. (fig.) Wegmaaien, -rukken, doen omkomen.

Moissonneur m. : Maaier.Moissonneuse v. : Maaister. Maaimachine v.Moite : Kiam, vochtig. (fig.) Slap, week.Moiteur v. : Klamheid.Mold() v. (spr. -tych : Helft v. Couper par — :In tweeên delen. (f i g.) Partager le differendpar la : Het verschil delen. Trop long -; tropcher de — : De helft te lang; - te duur. La — dutemps : Meestentijds, meestal. Il n'en taut croireque la —, ii Taut en rabattre la — : Men moet datmaar half geloven, - er de helft afdoen. (fig.)La — de sa vie, la — de soi-meme, sa — Zijnwederhelft. I bw. : Half, voor de helft. Mettre —eau et — sin : Half water, half wijn in een glasdoen. Il est — chair, — poison : Men weet niet,wat men aan hem heeft. A — : Half, ten halve;grotendeels. Vendre a — prix Voor de halveprijs verkopen. A — chemin : Halverwege.est 4 — fou : Hij is bijna gek. De — : Voor dehelft. Un discours trop long de — : Een voor dehelft te lange redevoering. Mettre qn de — dansun avantage : Iem. in een voordeel doen delen.Etre de — avec : Deelgenoot zijn in, voor de helftaandeel hebben in.

Moith. : Slam maken.Moka m. : Mokka, -koffie v.Mol z. mou.Molaire bv.nw. en v. : Kies v., baktand (dent —)m.

Page 309: aardrijkskunde - DBNL

293 MONDIAL.MOLASSE.

Molasse v. : Zachte kalk- of mergelhoudendezandsteen m. Zacht taartje.

Moldave m, en v. : Moldavier, -ische.Moldavie V. : Moldavie, de Moldau v.Moldo-Valaquie V. : Moldavie-Walachije.Male m. : Havenhoofd, -dam m.Molkulaire : Van de moleculen. Attraction —: Aantrekking tussen de moleculen.

Molecule v. : (n at k.) Physiek kleinste deeltje,molecule v.

Moleskine, -quine v. : Engels leer (voor broeken).Glimmend leerdoek voor meubels.

Molestation v. : Overlast m., hinder m.Molester : Lastig vallen, overlast aandoen.Molette v. : Raadje. Kartelrand m. Kootgezwel(v. paard).

Molieresque : Van -, als van Moliere.Mollasse : Slap, te week. (fig.) Willoos.Mollement Zacht, los, mollig, kaim. (fig.) Slap,traag. onverschillig. Matigjes.

Mollesse v. : Zacht-, week-, slapheid. Gemakkelijk-heid. Gebrek aan wilskracht, zwakheid. Verwijfd-heid. (kunst) Mollig-, zachtheid. Bevalligheid.

Mollet : Week, mollig. (Eul : Halfzacht ei. I m. :quit (lichaamsdeel) v.

Molletiére v. (spr. -tyer) : Beenwindsel, puttee.Molleton m. :Molton (zachte stof). Wollen wrijflap m.Mollification v. : Verzachting.Mollifier : Verzachten.Mollir ov.w. : Zacht -, week maken. (fig.) Vieren

(touw). I onov.w. : 1. Week -, zacht worden. (fig.)Verflauwen. 2. Zwak moede worden. 3. (fig.)Wankelen.

Mollusque m. : Weekdier.Molosse m. : Grote doghond m.Moluques v.mv. Molukken.Marne m. en v. : (y olk) Jongetje, jog. Meisje.Moment m. : 1. Ogenblik. Un —I Wacht even!'n Ogenblik! De —(s) en —(s) Telkens. A tout

d toes —8, a cheque — : leder ogenblik, on-ophoudelijk. Il peut venir d'un — d l'autre : Hijkan ieder ogenblik komen. Dans un : Dade-lij k, meteen. En ce — : Thans, nu. A ce-: Op dat ogenblik, dan, toen. Dans le —, sur le— is ne l'ai pas reconnu Ik heb hem niet da-delijk -, op 't ogenblik herkend. Des ce — : Vandat ogenblik of aan. Du — que Zodra, sedert;(fig.) daar, daar immers. Par —s : Nu en dan,bij tussenpozen. 2. (natk.) Moment (van eenhefboom, een kracht).

Momentanè : Kortstondig, vluchtig.Momentanêment : Tijdelijk, voor een ogenblik.Momerie v. : (oud) Vermomming, maskerade v.(fig.) Belachelijk gedrag. Veinzerij.

Momie v. : Mummie v. Gebalsemd lijk. (fig.)Dor, uitgedroogd mens.

Momilleation v. : Mummievorming, -wording.(f i g.) Verstijving.

Momifier : Tot een mummie maken. (fig.) Ver-stijven.

Mon vnw. : Mijn. — pare, pourquoi avez-vous faitcela I Vader, waarom hebt ge dat gedaan ?est — oblige : Ik heb hem aan mij verplicht.

Monaca' : Monnikachtig; monniken-, klooster-.Monaealement : Op de wijze der monniken.Monachisme m. Monnikenstand m. -geest m.Monade v. : 1. (wij s b.) Ondeelbare stof v., enkel-voudig wezen. Zweepvormig infusiediertje.

Monadelphe (plantk.) Ednbroederig.Monadelphie V. : (plantk.) De ednbroederigen.

Monandre : (plantk.) 2enhelmig.Monandrie v. : (plantk.) De ednmannigen.Monarehie v. : 2enhoofdige regering. Staatdoor den hoofd geregeerd m.

Monarehique : Adnhoofdig, monarchaal. De mo-narchic toegedaan.

Monarehiquement : Op monarchale wijze.Monarchisme m. : Stelsel der alleenheerschappij.Monarehiste m. : Voorstander der alleenheer-schappij. I bv.nw. Monarchistisch.

Monarque m. Alleenheerser, monarch.Monast6re m. Klooster.Monastique : Monnik-, klooster-.Monceau m. : Hoop m., stapel m.Mondain : Wereldlijk. Aards, werelds, aan deaardse ijdelheden gehecht. I m. en —e v. :Wereldling, werelds mens, -e vrouw.

Mondainement : Als een wereldling, op eenwereldse wijze.

MondanitO v. : Wereldse ijdelheid. Werelds-gezindheid.

Monde m. : 1. Heelal, hemel en aarde. (fam.)Depuis que le — est — Zolang de wereld be-staat. L'an 3000 du : 't Jaar 3000 van de schep-ping der wereld. Le — sensible, le — physique :De stoffelijke wereld. Le — moral: De zedelijkewereld, de - wezens. (fig.) Un — Een grootsgeheel. Se faire un — de : Zich heel wat voorstellenvan. C'est le — renverse : Dat is de verkeerdewereld. 2. Wereld v., aarde v., wereldbol m.Faire le tour du — : Een reis om de wereld doen.Le meilleur homme du — : De beste man die erleeft. Pas le moins du — : In 't geheel niet. Depar le — : Ergens (ter wereld). Je donnerais toutau — pour : Ik zou er alles voor over hebbenom. Le — ancien : De oude -. Le nouveau — :De nieuwe wereld. 3. Wereld, leven. illettre au— : Ter wereld brengen, voortbrengen. Venirau : Geboren worden. L'autre — : De anderewereld, 't leven hiernamaals. Envoyer qn dansl'autre : Iem. naar de andere wereld helpers.Il a des idees de l'autre — Hij heeft gedachten van't jaar nul. Avoir une figure de l'autre — : Eruitzien als de dood van Ieperen. 4. (godsd.)Wereld, wereldse dingen. Renoncer au : Af-stand doen van de wereldse dingen. Il est mortau — : Hij is voor de wereld dood. 5. Wereld,maatschappij v., omgang m., verkeer, genoegens.Homme -; femme du — : Man -; vrouw van dewereld. Avoir du — (z. 7) : Weten, hoe 't behoort.Je n' aime pas a alter dans le — : Ik houd niet van uit-gaan. Nous voyons peu de— :W e hebben weinig con-versatie. Le grand —, le vrai — : De voornamemensen. 6. Stand m., Masse v. Le — savant :De geleerden. Le — chretien : De Christenen. 7.Mensen. Bezoek, gasten. Tout le — Iedereen.Devant tout le — : Openlijk, in 't openbaar. Re-fuser du — : De mensen wegsturen (aan schouw-burg). C'est se moquer du (pauvre) — : Ge houdtde mensen voor de gek. Je me moque du

Ik geef niet om de (praatjes der) mensen.Il connait son — : Hij weet, met wie hij te doenheeft. Nous aeons du — : We hebben visite, gas-ten. 8. Bedienden. Werkvolk. Onderhorigen.9. Familie v. Ce petit — a besoin de grand air :Dat jonge volkje heeft frisse lucht nodig.10. (fam.) Grote menigte v. I bv.nw. : (bij b el)Rein.

Monder : Reinigen. Pellen, schillen,Mondial : Wereld-.

Page 310: aardrijkskunde - DBNL

MON]GASQUE. 294 MONTANT.

Monegasque Uit Bewoner van Monaco.Monetaire : Munt-. Systeme — : MuntstelselMonètisation v. : Het slaan van munten, - aan-munten.

Monêtiser : Munt slaan van; aanmunten.Mongol : Mongool.Mongolique Mongools.Monique v. : (naam) Monica.Moniteur m. : Raadgever, waarschuwer, leider.(g y m n.) Voorwerker, -turner. (f i g.) Moniteur(titel van dagbladen). Staatsblad.

Monition V. : Kerkelijke vermaning.Monnaie v. : 1. Munt v., geld. Piece de — :Geldstuk. Battre — : Geld aanmunten; (fig.)aan geld zien to komen. Fausse — : Vals geld;(fig.) schijn m. — de compte, — fiduciaire: Reken-munt. Papier-- : Papieren geld. — legale: Wettig betaalmiddel. 2. Munt, -gebouw (Melde la —). 3. Klein geld. Rendre de la — : Geldteruggeven. (fig.) Donner -, rendre a qn la — desa pike : Iem. met gelijke munt betalen. Payer en— de singe : Met grapjes en mooie woorden af-schepen.

Monnayage m. (spr. -ne-yaie) : Aanmunting.Muntwezen.

Monnayer (spr. -ne-y4) : 1. Tot munten ver-werken. Or -, argent -aye : Klinkende munt. 2.(fig.) Te gelde maken.

Monnayeur m. (spr. -ne-yeur) : Munter.Monochrome (spr. -kr-) : gdnkleurig.Monocle m. : Oogglas. Oogklep (zieke) v.Monocorde : 2ensnarig. (fig.) Eentonig. 1 m. :Linsnarig speeltuig, monochordium.

Monocotyledon : (plantk.) Eenzaadlobbig.1 V. : -e plant v.

Monogame bv.nw. en m. : (Man) die niet meerdan den vrouw heeft. (Iem.) die ddnmaal huwt.

Monogamie V. : Huwelijk waarbij de man nietmeer dan den vrouw kan hebben. Toestand vaniem. die slechts denmaal huwt m.

Monogramme m. : Naamcijfer, monogram.Monographie v. : Verhandeling boek over een

enkel speciaal onderwerp.Monographique : Die een studie over den enkelonderwerp bevat; voor -, van monographieen.

Monolithe bv.nw. en m. : Uit den enkele steenbestaand (gedenkteken).

Monologue m. Alleenspraak v., monoloog m.Monologuer : Alleenspraken houden. In zichzelf praten.

Monologueur, -logiste m. : Voordrager vanmon ologen.

Monomane bv.nw. en m. : (Iem.) die lijdt aaneen krankzinnige afwijking op den enkel punt.

Monomanie v. : Krankzinnigheid die zich opden punt ult, op een idea fire.

MonOme m. : (s t elk.) genterm m. Optocht vanalleen-lopenden

Monomkallisme m. : Stelsel van den enkelemuntstandaard.

Monopêtale : (plantk.) Met den bloemblad.Monopyhile (spr. -file) : genbladerig.Monoplace my.: Ednzitsauto, one-seater.Monoplan bv.nw. en m. : genvlakkig (vlieg-toestel), dendekker m.

Monopole m. : Alldenyerkoop m., -handel m.,monopolie. Recht dat uitsluitend aan enkelentoebehoort. Uitsluitend bezit.

Monopolisation v. : Het tot een trust, - eenmonopolie maken.

Monopoliser : Tot een artikel voor een trust -,tot een monopolie maken. Alleen verkopen.(fig.) Aan zich trekkers.

Monopthe bv.nw.: Eenvleugelig.Monorail (spr. -ray) : Met den rail.Monorime : Met den rum.Monosyllabe by. nw. en m. (spr. -ossilabe) :Eenlettergrepig (woord). .Repondre par —s : Metja en neen antwoorden.

Monosyllabique (spr. -ossila-) : 16nlettergre-pig. Mt denlettergrepige woorden samengesteld.Lakoniek, kort af.

Monothgsme m. : Geloof aan den enkelen God.Monothêiste m. en bv.nw. (Hij) die aan slechtsden God gelooft.

Monotone en —meat : Eentonig. (fig.) Eenvormig,vervelend.

Monotonie v. : Eentonigheid. (fig.) Eenvormig-,saaiheid.

Mons m. (spr. monse) : 1. Bergen (in Belgie).2. (fam.; oud) Minachtende verkorting voorMonsieur.

Monseigneur m. (ma. messeigneurs, nosseigneurs): 1. Hoogedelgeboren Heer, Hoogheid (titel derprinsen van den bloede, kardinalen, aartsbis-schoppen, bisschoppen en prelaten). 2. Breek-ijzer voor sloten.

Monsieur m. (spr. m-syeu; ma. messieurs, spr.mes-syeu) : 1. Mijnheer. Titel van den oudstenbroeder des konings van Frankr. m. Hear. Un gros— : Een man van gewicht. Ces messieurs ont-ilsdes cigares f Hebben de heren sigaren ? Un vi-lain — : Een gemeen heer. Mon bon — Mijnwaarde heer, mijn beste mijnheertje. (fam.) Un— Dimanche : Een schuldeiser. — de Paris :De beul. 2. Mijnheer, de heer des huizes.

Monstre m. : 1. Monster. gedrocht. Se faire un— de : Zich als iets schrikwekkends voorstellen.2. Reusachtig wezen, monster. (fam.) Bouquet— : Reuzenbouquet. 3. Afschuwelijk wezen.

Monstrueusement : Op een monsteracbtige,gedrochtelijke wijze.

Monstrueux : Monsterachtig, gedrochtelijk. Reus-achtig, verbazend. Afschuwelijk.

Monstruositë v. : Monsterachtig-, gedrochtelijk-held. Wangedrocht. (fig.) Afschuwelijkheid.

Mont m. : Berg m. Les —s : De bergen; de Alpen.Le — Aventin; le — Sacre : De Aventinus; deMons sacer (heuvels van Rome). Le — Rose : DeMonte Rosa. Le double —, le — sacri : De Par-nassus, de zangberg. Par —s et par vaux : Langsbergen en dalen, allerwege.

Montage m. : Het ineenzetten, - inrichten, - stellen,- monteren. Het zetten (edelgesteente). Het naarboven brengen.

Montagnard : Bergachtig, voor -, van de bergen. 1m. : Bergbewoner. Lid der Bergpartij (in de Nat.Conventie).

Montagne v. : 1. Berg m., gebergte. Chatne de—8 Bergketen. M-8 Rocheuses : Rotsgebergte.M-8 des Wants : Reuzengebergte. Le sermon surla — : De bergrede. —s russes : (Kunstmatige)ijsbaan voor de sleden v.; rutschbaan. Pas de— sans volt& : Alles heeft zijn voor en tegen. La— (en travail) a enfante une souris : De berg heefteen muffs gebaard. 2. (g e s c h.) Bergpartij (partide la —) v. 3. (fig.') Opeenstapeling. berg.

Montagneux : Bergachtig.Montant : 1. Opwaarts bewegend, naar bovengaand. Opkomend (geslacht). In de richting van

Page 311: aardrijkskunde - DBNL

MONT-DE-PI1T]. 295 MORALEMENT.

Parijs. 2. Stijgend, hellend (weg). Hoog, totboven dicht (japon). I m. : 1. Stijging (vloed).2. Stijl m., post m. -s d'une Ochelle : Stijgen vaneen ladder. 3. (fig.) (Totaal) bedrag. 4. Pikantegear m., - smaak rn., prikkel m. Un yin qui a du-:Wijn die pikant is. Avoir du - : Iets prikkelends,opwindends hebben.

Mont-de-pike m. (mv. monts-de-piste) : Bankvan lening v.

Monte v. : Het dekken. Stel luchtbanden.Monte (z. monter) : 1. Bereden, te paard (zit-tend). Bemand. 2. Voorzien, toegerust. Une mai-son -e : 'n Huishouding met bedienden, enz. 3.Ineengezet (machine). (fig.) Un coup -, uneof faire -e : Afgesproken werk. 4. Gezet (edelesteen). 5. Van snaren voorzien. (fig.) Gestemd.(fig.) Etre - sur un certain ton, - d un certaindiapason : In zekere luim verkeren. Bien -; mal- : Goed -; slecht geluimd, - gemutst. Etre -contre qn : Boos op iem. zijn. 6. In 't zaad ge-schoten.

Monte-charge m. (my. --charges) : Lift (voorvoorwerpen) v., hijstoestel.

Monte° v. : 1. Het stijgen, - naar boven gaan;- bestijgen, - beklimmen; - instijgen (reizigersin trein). 2. Opgang m., stijgende weg, - terrein.

Monter onov. w. : 1. (mens, dier) (0p)-klimmen, (op)stijgen, naar boven gaan. - enhaut de, - sur, - a : Beklimmen, klimmen op.- en voiture; - a cheval : In 't rijtuig stappen; tepaard stijgen; - rijden. - au ciel : Ten hemelvaren. - sur le &One, au &One : Boning worden.(fig.) - sur la scene, sur les planches, 8147 le thbitre: Toneelspeler worden. - sur les triteaux : Hans-worst worden. 2. (men s; fig.) Opklimmen,in rang stijgen. - en grade : Tot een hogere rangopklimmen. 3. (z a a k) (Op)stijgen, rijzen, uitde grond opschieten, wassen; optrekken. Ce sinmonte d la tete, au cerveau : Die wijn stijgt naar't hoofd. Le soleil monte h l'horizon : De zon komtboven de gezichteinder. Chemin qui monte :Stijgende weg. Robe qui monte jusqu'au cou :Japon die tot aan de hals reikt, hoge j. 4. (prij s)Stijgen, duurder worden; opslaan (waar). 5.Bedragen, belopen (som). I ov.w. : 1. Opgaan,beklimmen, bestijgen. - sa faction : De wachtbetrekken. - un cheval Een paard berijden;- afrijden. Vaisseau monte de 30 hommes : Met30 koppen bemand schip. 2. Naar boven bren-gen. - dragen. Optrekken, ophijsen. Opdraaien(lamp). Opwinden (horloge, veer). - la tete -,l'imagination d qn : Ism. 't hoofd op hol bren-gen. - la tete a qn contre : Ism. opstoken te-gen. - le coup (of, bij vergissing : le cots) aqn : Ism erin laten lopen. 3. Ineenzetten, inorde brengen, opzetten. Van 't nodige voorzien.- une maison : Een huis van alles voorzien, -inrichten. - une machine : Een machine in elk.zetten, monteren. - un instrument : Een i. be-snaren. - des diamants Diamanten zetten. -une gravure : In een lijst zetten. - une piece detheatre : De mise en scene van een toneelstukverzorgen, een t. monteren. - une affairs, uncoup, une cabale Een zaak, een streak, een kom-plot op 't touw zetten. I se - : 1. Bestegen worden(hoogte). Zich laten berijden (dier); beredenkunnen worden. Opgericht opgesteld -. Van't nodige voorzien worden. 2. (fig.) Zich ver-heffen. Zich warm -, - boos maken, zich opwin-den. - le coup (z. ov.w. 2) : Zich illusies maken.

3. se - en : Zich voorzien van. 4. se - a : Be-dragen, belopen.

Monte-sacs m. (my. onv.) : Transporteur.Monteur m., -euse v. : Samensteller, ineenzetter,monteur; zetter (van edelgesteenten). Vormster.

Montgolfiere v. : Luchtballon (waarin de luchtverdund ward door een komfoor) m.

Monticule m. Bergje, heuvel m.Montoir m. Stijgblok, -bank v. Pied du - :

Linkerpoot.Montrable : Toonbaar.Monte v. : 1. Vertoon, 't laten zien. Faire -de : Ten toon spreiden; pronken met. 2. Mon-ster, staal, patroon. 3. Uitstalling. Pour la - :Voor de mooiigheid, om klanten te lokken. Faire- de : Pronken met, te troop lopen met. 4.Uitstalraam, -kast v. 5. (fig.) Schijn voor-komen. 6. (mil.) Parade v., wapenschouwing.7. Horloge. - kilomOtrique : Afstandmeter.

Montre-bracelet v. (my. -s-s) : Armband-, pole-horloge.

Montrer : 1. Doen zien, (ver)tonen. (Aan)wij-zen. - son nez qq part : Zich ergens vertonen.(f i g.) - ses dents : Zijn tanden laten zien, drei-gend optreden. - la cords : Tot op de draadversleten zijn. - les talons : Zijn biezen pakken.2. Aan de dag leggen, toners, blijken gevenvan. Bewijzen. 3. (lam.) Onderwijzen, -richten.I Se - : 1. Verschijnen, zich vertonen. - sousson vrai jour : Zich in zijn ware gedaante latenzien. 2. Zich doen kennen als. 3. Vertoond worden.

Montre-reveil v. (my. -s-) : Horloge met wekker.Montreur m. : Vertoonder. - d'ours : Berenleider.Montueux : Berg-, heuvelachtig.Monture v. : Rijdier. Het opstellen, - ineenzetten.Montuur v., alias wat tot bevestiging ineen-zetting dient.

Monument M. : 1. Gedenkteken. 2. Voornaam-ste gebouw, - kerk v., - zuil v. - funiraire :Grafteken. 3. (fig.) Blijvend gewrocht.

Monumental : Groots, duurzaam. Als gedenk-teken opgericht. (f am.) sWaar je van omvalt.e

Moquer (se) : 1. Spotten (met), uitlachen. 2.'t Niet ernstig menen. C'est se - (du monde) quede : 't Is belachelijk om. 3. Geen zier geven (om).

Moquerie v. : Spotternb v., spot m.Moquette v. : Lokvogel m. Mokfluweel, moquette o.Moqueur m., -euse v. : Spotter, -vogel, -star.

bv.nw. : Spottend. Oiseau - Spotvogel.Moraine v. : (a ardrij ksk.) Rand van puin, vanrotsblokken en slijk, die naar bereden gegledenen opgestapeld zijn aan de voet of aan de kantenvan een gletscher m., moraine v.

Moral : 1. Zedenkundig. 2. Van de zeden, zede-lijk. Sens - : Begrip van hetgeen overeenkom-stig de zedenwetten en strijdig ermee is. 3.Deugdzaam, zedelijk. 4. Van de ziel, - de geest(tegenover materiel). Forces -es : Geestkracht.5. (nieuw) Van de geest, - de geesteswerkzaamhe-den (tegenover financier, economique). Avoir lapersonnaliti -e, devenir une personne -e :Rechtspersoonlijkheid verkrijgen. I rn. : 1. Geeste-lijke eigenschappen. - toestand m. 2. Geestkrachtv., moed m. Stemming. Remonter le - d qn : Ism.nieuwe moed geven.

Morale v. : 1. Zedenleer v., moraal v. 2. Ver-handeling over zedenleer. 3. Zedenles v. Les,moraal (uit label, verhaal). 4. Vermaning v.Faire (de) la - d qn : Ism. de les lezen.

Moralement : 1. Volgens de zedenwetten, zede-

Page 312: aardrijkskunde - DBNL

296 MORT.MORALISATEUR.

lijk. 2. Naar 't verstand 't gevoel zegt. J'ensuis - si2r : 1k ben er voor mij zelf zeker van.C'est - impossible : Dat is, op gronden van ver-standelijke aard, onmogelijk.

Moralisateur, -isatriee : De zedelijkheid bevor-derend. m. Houder van zedepreken.

Moralisation v. : Zedelijke verbetering, - ver-edeling.

Moraliser onov.w. Een zedeles geven. Zeden-preken. I ov.w. : 1. Een zedenpreek houden (totiem.). 2. Zedelijk verbeteren, - maken.

Moraliseur m. (f am.) Zedenpreker.Moraliste m. : Zedenmeester, -rechter. Schrij-ver over zeden en karakters; psycholoog.

Moralite v. : Zedelijkheid. Zedenles v., zedelijkeoverdenking, lering, moraal v. (letterk.)Moraliteit, ►Spel van Sinne..

Moratoire : Van een uitstcl. Interits -s : Ren-ten wegens vertraagde betaling van een doorde rechtbank invorderbaar verklaarde schuld.m. : Moratorium,uitstel van betaling van schulden.

Morave : Moravisch. -ier. Les (treres) -s : DeHernhutters.

Morbide : 1. (geneesk.) Van de ziekte. 2. (kunst)Mals, vlezig. 3. (nie uw) Ziekelijk, gezocht.

Morbidesse v. : (k u n s t) Mals-; tederheid. ( f g.)Gracieuse lenieheid.

Morbidite v. : Ziekte v. Ziektecijfer.Morbifique : Ziekteverwekkend.Morbleu : 1. Verduiveld! 2. Wis en zeker IMoreeau m. : 1. Bete v., mondvol m. Brok, stuk.S'Oter les -x de la bouche pour qn : Zich vooriem. 't brood uit de mond spkren. Ne fairequ'un - de : In edn hap opeten, inslokken; (fig.)gemakkelijk de baas zijn. Le - honteux : Hetstuk dat gezondigd heeft (op de schotel blijft).Mettre en menus -x : Fijnsnijden; stuk maken.Taller les -x a qn : Iem. de brokken toetellen,- kort houden. Rogner les -x a qn : Iem. in-komsten winst beknibbelen. Ne plus manger -qui profits : Zijn leven lang niet meer vrolijkkijken. 2. Spijze v., gerecht. Aimer les bons -x: Van lekker eten en drinken houden. Le gros- : De hoofdschotel m. C'est un gros - : Dat iszwaar werk. C'est un - de roi : Dat is een lek-ker hapje; (fig.) dat is lets heerlijks. 3. Stuk(gebroken, afgesneden). Tomber en -x : Stuk-vallen, uiteenvallen. Remettre un - a : Een stuk

een lap zetten op. (fig.) Fait de pieces etde Samengeflanst, zonder eenheid. Un -d'homme : Een onaanzienlijk mannetje. Un - deterre : Een stukje land. 4. Stuk (van een werkdes geestes). Recueil de choisis : Bloemlezing.

Moreeler Verbrokkelen.Moreellement m. : Verbrokkeling.Mordaeite v. : Bijtende kracht v., invretendvermogen. (fig.) Bijtende geest m., scherpte.

Mm-dancer : Beitsen.Mordant : 1. Bijtend. 2. Invretend, wegknagend.

Voix -e : Schelle, doordringende stem. S. (fig.)Scherp, bits, schamper. I m. : 1. Knijper, grij-per (aan werktuigen). 2. Bijtmiddel (metalen),belts. 3. (fig.) Iets scherps, bijtends. Une voixqui a du - : Een schelle, doordringende stem.Avoir du - (dans l'esprit) : Scherp, stekelig zijn.

Mordieant : Zurig, scherp. (fig.) Vinnig.Mordieus (spy. -kuss) : Stokstijf, met hand entand, bij kris en bij kras.

Mordie. -dienne, -dieu : Verduiveld!Mordiller ov.w. en onov.w. : Knabbelen (op).

Mordore : Goudkeverkleurig, bruinrood metgouden weerschijn. I m. : Goudkeverkleur v.

Mordorer : Een goudkeverkleur geven aan.Mordorure v. : Goudkeverkleur v.Mordre ov.w. : 1. Bijten in, - op, bijten (iem ).- ses ongles : Op zijn nagels bijten. - la terre,- la poussiêre : In 't stof -, in 't gras bijten. 2.Bijten doordringen in, aantasten. Mordu duddsir de savoir : Door weetgierigheid aangetast.3. (fig.) Hekelen, scherp gispen. I onov.w. : 1.Bijten. - a -, dans qch : In lets bijten. Ca ne mordpas (z. 3) : De vis wil niet bijten. 2. (fig.)Smaak krijgen in. Cet enfant ne mord pas a lamusique : Dat kind moet niets van muziek heb-ben. 3. - dans, sur, a : Vat krijgen op, aantasten,indringen in; pakken (anker). L'eau-forte mordsur les mdtaux : Sterk water but op metalen in.Ca ne mord pas (z. onov.w. 1) : Daarmee vangtmen mij niet. 4. (fig.) - sur qn, qch : Iem., letsscherp hekelen.

More : Moors. I m. : Moor. Traiter qn de Turc a-:Tem. zonder de minste verschoning behandelen.

Moreau bv.wn. en m. : Gitzwart (paard).More() v. : Morea (Z.-Griekenl.).Morelle v. : (plantk.) Nachtschade v.Moresque z. mauresque.Morfil m. : Braam (v. mes) v.Morfondre : Verkouden maken, de droes doenkrijgen. I se - : 1. Koude vatten. Verkleumen.2. (fig.) Zich dodelijk vervelen. Lang wachten.

Morganatique : (recht) Mariage - : Morga-natisch huwelijk (van een vorst met een vrouwvan mindere rang).

Morganatiquement : Morganatisch.Morgue v. : Trotse laatdunkendheid. Lijken-huis (voor onbekende verongelukten).

Morgue, -guenne z. mordieu.Morguie, -guienne z. mordieu.Moribond Zieltogend, stervend. -e.Moricaud Zwart. m. : ►Nikker, zwartjet.Morigener : Doorhalen, de les lezen.Morino) v. : Morielje v., bloedzwam v.Morillon m. : (soort) Blauwe druif v. Kuifeend v.Ruwe smaragd m.

Morion m. : Lichte helm m., stormhoed m.Mormon m. : 1. (di erk.) Papegaaiduiker. 2.Mormoon. I bv.nw. : Mormoons.

Moyne : Droefgeestig, somber; vreugdeloos; dof,zonder glans. I m. : Ronde heuvel m., - top m.

Morose : Gemelijk, verdrietig, zwaarmoedig.Morosite v. Gemelijk-, knorrigheid.Morphee m. : Morpheus. (fig.) De slaap m.Morphine v. : Morphine v., alcalolde lilt opium o.Morphinomane m. : Lijder aan de zucht naarmorphine.

Morphinomanie v. : Zucht naar morphine v.Morphologie v. : (wij s b.) Leer der vormen v.(t a al k.) Leer der woordvormen.

Mors m. : 1. (dikwijs mords) Bek (van knijp-tang, schroef) m. 2. Bit, mondstuk. L'embou-chure du - : 't Mondstuk van 't bit. Ronger le - :Zich verbijten.

Morse m. : Walrus m.Morsure V. : 1. Het bijten. Beet m. 2. Het in-vreten (zuur). 3. Scherpe geestigheid.

I. Mort v. : 1. Dood m., overlijden. Mettre a -,donner la - a : Doden, ombrengen. Receroir la- : Gedood worden. Se donner la - : Zich 'tleven benemen. Etre au lit de -,- a l'article dela - : Op sterven liggen. line belle - : Een

Page 313: aardrijkskunde - DBNL

MORT. 297 MOT.

roemrijke dood. (fam.) Mourir de sa belle - :Een natuurlijke dood sterven. Sentence de - :Doodvonnis. Blesse a - : Dodelijk gewond. Com-bat -, lutte a - : Strijd op leven en dood. (f a m.)A la vie, a la - : Op leven en dood, voor eeuwig.Hair a la - : Dodelijk haten. A - le traftre!Dood aan den verrader 1 A -I Sla dood I Ellefut 4 la - : Zij was de dood nabij. Soul frirmile -8 : Duizend doden uitstaan. Avoir la -dans l'dme : Dood ongelukkig zijn. Alter quelquepart la - dans l'dme : Met loden schoenen ergensheen gaan. S'ennuyer a la - : Zich dodelijkvervelen. Petite - : Langzame dood, afsterving.Cela (me) donne la petite - : Dat doet mij ijzen.La - eternelle : De eeuwige verdoemenis. 2. (fig.;re c ht) Verlies. - civile : Verlies van burger-rechten. 3. Vernietiging, ondergang m. (godsd.)Dood. Perdre un franc, ca n'est pas la - : Eendubbeltje verliezen, daar ga je niet aan dood. 4.Vergiftig middel; -e plant v. - aux rats : Ratten-kruid. - aux mouches : Vliegendood, -papier.

II. Mort, -e bv.nw. : 1. Dood. C' est un homme - : Hijis een kind des doods. Porter qn comme - : Iem.als gesneuveld vermelden. (f a m.) Il est -, bien -:Hij is zo dood als een pier. Bois - : Dor, dood bout.Une nature -e : Een stilleven. Avoir une jambe -e.- un bras-: Eenstijf been-, een stijve arm hebben.Des yeux -s : Doffe ogen. -e la bete, - le venin: Een dode hond ('n dode belediger) bijt niet.(re cht) Il est - citilement : Hij heeft zijn burger-rechten verloren. (fig.) - de fatigue : Dood vanvermoeidheid. (go dsd.) - au monde : Der we-reld afgestorven. 2. (zaak) Ma chandelle est -e :Mijn kaars is uit. Langue -e : Dode taal. Balle-e : Matte kogel. Eau -e : Stilstaand water.La Mer M-e : De Dode Zee. Capital -; argent -: Dood kapitaal; renteloos geld. Les points -8 :De dode punten (in werktuig). Panzer - : On-gezegeld p. Saison -e z. morte-saison.

M. Mort m., -e V. : 1. Dode, afgestorvene. Lijk.Jour des -s, les M-s : Allerzielen(dag). Qui courtapres les souliers d'un - risque d'atler nu-pieds :Wie op een erfenis wacht, komt dikwijls be-drogen uit. (r e cht) Le - saisit le vif : De erf-genaam treedt, van rechtswege, in de rechtenvan den overledene. 2. (s pe 1) Stille, blinde.

Mortadelle v. : Dikke metworst v.Mortaise v. : Keep v., insnede v. Groef (klink) v.Mortaiser : Een groeve maken in. Met pin engat verbinden.

Mortalitè v. : Sterfelijkheid, sterfelijke natuur v.Sterfte. Sterftecijfer.

Mort-aux-rats m. : Rattenkruid.Morte-eau v. : Dood tij.Mortel : 1. Sterflijk. 2. Dodelijk, dodend, (I nsam ens t.) doods-; levensgevaarlijk. 3. Die dedood (van iem.) verlangt. 4. Hevig, smartelijk.(f a m.) Vervelend. Deux -les lieues : Twee einde-loze uren gaans. 5. (fig.) Verderfelijk, nood-lottig. IMMO - : Doodzonde. I m. : Sterveling.

Mortellement : 1. Dodelijk. Pecher - : Een dood-zonde doers. 2. De dood (van iem.) verlangend.8. Hevig, vreselijk. (fam.) Erg, gloeiend.

Morte-saison v. (me. -s- -s) : Slappe tijd, skom-kommertijds m.

Morticole m. : (spot) Dokter die de patientennaar de andere wereld zendt.

Mortier m. (spr. -tye) : 1. Vijzel v. Kalkput (omkalk te blussen) m. 2. (Vijzelvormige) muts(van den kanselier van Frankr., de presidenten

en den griffier der parlementen) v. Un presidenta - : Een parlementspresident. 3. (mil.) Mor-tier, bomketel m. 4. Mortel v., metselspecie v. Bd-tir a chaux et a - : Hecht -bouwen.

Mortifêre : Dodelijk, de dood veroorzakend.Mortifiant : (g o d sd.) Kastijdend. het vleesdodend (f ig.) Grievend, vernederend.

Mortification V. : 1. 't Versterven, - afsterven(lichaamsweefsel). 2. 't Besterven (vlees). 3.(f i g. ; b ij b e 1) Kastij ding. (K at h.) Versterving.4. (fig.) Vernedering, beschaming.

Mortifier : 1. Het afsterven (van lichaamsdeel)veroorzaken. 2. Laten besterven (vlees). 3.(fig.; bij b el) Kastijden (lichaam). 4. (fig.)Beschamen. In zijn eigenliefde kwetsen.

Mort-nê, mort-nee (my. - -nee, -flees) : Doodgeboren. (fig.) Mislukt.

Mortuaire : Van 't sterven, - 't lijk, - de begra-fenis. Extrait - : Uittreksel uit de overlijdens-registers. Maison - : Sterfhuis. Service - :Lijkdienst.

Morue v. : Kabeljauw (- franche, - fraiche) m.- seche : Stokvis. - salee; - verte: Zoutevis.

Morve v. : Kwade droes m. Snot.Morutier m. : Kabeljauwvisser.Morveux : 1. Droezig (paard). 2. Snotterig. Quise sent - (qu'il) se mouche : Wien de schoen pastdie trekke hem aan. I m. : (f am.) Snot-, vuilneus.Kwajongen.

Mosaique : 1. Mozalsch, van Mozes. 2. Op mo-zalek gelijkend. I v. : Mozalek v., ingelegd werk.(fig.) Bont, samengeflanst werk.

Mosaisme m. : De Joodse -, Mozaische wet v.Mosaiste m. en V. : Mozalekwerker, -ster.Moscou m. : Moskou.Moscovie v. : Moscovie, 't Oude Rusland.Moseovite : Moskovisch. -iet. Oud-Russisch.Moselle v. : Moezel v.Mosqutbe v. : Muzelmanse tempel m., moskee v.Mot m. : 1. Woord. - d' entprunt, - emprunti :Woord dat aan een andere taal is ontleend.Trainer ses -s : Slepend spreken. - a doubleseas, - a double entente : Dubbelzinnig woord. Le- propre, le - juste : 't Juiste woord. - a - :Woord voor woord. Jeu de -s : Woordspeling.Grands -s : Hoogdravende woorden. Gros - :Scheldwoord. Beaux -s : Keurige bewoordingen.2. Woord (tegenover gedachte). Se payer de -s: Zich met praatjes tevredenstellen. 3. Woord,woorden, zin m. Ne pas dire -, (fam.) ne passouffler -:Geen kik geven. Compter ses -s : Lang-zaam en gezocht spreken. Dire -, toucher deux -s,qqs -s de qch a qn : Iem. een enkel woord overlets zeggen. It n'en salt pas le premier -, - leplus petit - : Hij weet er geen jota van. Tran-cher le - : Zeggen waar 't op staat, 't kind bijde naam noemen. Dire son -, placer son(petit) - : Een woordje meespreken. Ecrireun - a qn : Iem. een briefje schrijven. Un -d'ecrit : Een geschreven stuk, - bewijs. En peude -s, en deux -s : In een paar woorden. Enun - : Kortom. En un - comme en cent : Korten goed, al praat ge ook nog zo lang. Prendreqn au - : Iem. aan zijn woord houden. Avoirle dernier - : 't Laatste woord hebben, gelijkkrijgen. Pour dire le - : Om 't nu maar ronduit tezeggen. 4. Woord, leer-, kern-, zedenspreuk v. 5.Geestigheid (jeu de -s). Le - de la fin : 'nLeuke zet tot besluit m. Un bon - : Een geestig-heid, een grap v. Avoir le - pour rire : Houden

Page 314: aardrijkskunde - DBNL

MOTET. 298 MOULIN.

van een grapje. 6. Oplossing (raadsel). (fig.)Le - d'une chose : De verklaring van iets.Connaltre le fin - : 't Fijne van een zaak weten.Vous dices le - : Gij slaat de spijker op dekop. 7. Wachtwoord, parool (- d'ordre). Bevel.- de passe : Paswoord. Prendre le - de qn : Iem.bevelen afwachten, - opvolgen.

Motet m. : Motet (half-werelds, half-geeste-lijk kerklied) o.

Moteur m., -trice v. : 1. Beweger. 2. (fig.) Be-werker, aanlegger, -ster. Drijfkracht v. I m. :Motor m., machine die kracht omzet v. I bv.nw. :Bewegend, die in beweging brengt. Force -trice :Beweegkracht. Forces -triter : Electrische centrale.

Motif m. : Beweeggrond m., drijfveer v. (kunst)Gegeven onderwerp, - thema (dat uitgevoerdmoet worden). Pour le bon - : Met eerlijkebedoelingen.

Motion v. : Voorstel van een besluit in vergadering,motie v. (oud) 't In beweging brengen. Beweging.

Motiver : Gronden aanvoeren voor, rechtvaardi-gen. De aanleiding zijn van. Un arra motive :Een met redenen omkleed vonnis.

Motoeyele m., -eyelette v. : Motorfiets v.Motocyclisme m. : Motorfietssport.Motoeyeliste m. : Motorrijder.Motte v. : Hoogte v., heuveltje. Aardkluit v.Aardklomp tussen de wortels v. - de beam :Kluit boter.

Motus (spr. -toss) : Mondje toe I StillMou, mol, molle : 1. Zacht, week, murw; slap;vlak, stil (zee). 2. (fig.) Krachteloos, slap. On-verschillig, lauw, laks. 3. (fig.) Die verwijfdmaakt, verwekelijkend. Verwijfd. 4. Warm envochtig (weer).

Mou m. : 1. Het zachte, - weke. - slope deel (v.touw). 2. (yolk) Long van dieren (als voedsel) v.

Mouehard m., -e v. : Verklikker, -ster; stilleagent. Spion.

Moueharder ov.w. : Bespionneren. I onov.w. :Spionnendienst verrichten.

Mouehe v. : 1. Vlieg v. Queue - le pique?Waarom stuift hij op ? wat heeft hij non? Prendrela -, avoir une - : Opstuiven (om een kleinigheid).Des patter -, piecls de - : Gekrabbel, zeer fijn schrift.On entendrait voler une - : Men zou een speldkunnen horen vallen. - luisante, - a feu: Vuurvlieg v. 2. Des -s : Beweeglijke pun-ten voor de ogen, donkere punten op een lichtvoorwerp. 3. Rondspeurend mens, „stile dien-der". Klaploper. Passagiersbootje (bateau--).4. Schoonheidspleisterje, moesje (om de blankehuid te doen uitkomen). Vlokje baard (aan onder-lip). Stippeltje, rondje (op stoffen). Leren knopje(aan floret). Middelpunt (van schietschijf). Faire- : 't Middelpunt van de roos raken.

Moucher : 1. Snuiten (neus); de neus afvegen(van iem.). 2. Snuiten (kaars). 3. Bespionneren.Betrappen. Troeven. I se - : Zich de neussnuiten. Il ne se mouche pas du pied, - du coude :Hij is een voornaam heer; hij weet hoe 't hoort.

Moueheron m. : Vliegje, mugje. Kleine jongen,jog. Pit ener brandende kaars v., dief.

Moueheter : 1. Met stippels bezaaien (stof);spikkelen, besprenkelen. BM -etc : Brandig ko-ren. Serpent -eta : Gespikkelde slang. 2. Van eenleren knop voorzien (floret).

Mouchettes v.mv. : Snuiter (voor kaarsen).Moueheture v. : Viek (natuurlijke) v. Spikkelm., moesje (op stof).

Moueheur n2 .4 Iem. die zich veel snuit. Kaarsen-snuiter (- de chandelles) in de vroegere schouw-burgen.

Mouchoir m. : 1. Zakdoek m. 2. Halsdoek (-de cou). - de tate : Hoofddoek. 3. Driehoekigstuk hout.

Moudre : Malen. Afdraaien (wijsje). Or moulu :Stofgoud; schildersverguldsel. (fig. fam.) Il estmoulu, it a le corps moulu : Hij is ale geradbraakt.

Moue v. : Gelaatsvertrekking van ontevreden-heid, - spot, mondje, pruillipje. Faire la - : Eenpruilend gezicht zetten.

Mouette v. : Meeuw v.Mouflard m. : Dikwangig mens, dikkop.Moufle v. : Want (handschoen) v. Katrolblok.Anker (muur). I m. : Moffel (vuurvast vat) m.

Mouflet m. : Platte -, fietspet v.Mouflon m. : Wild schaap.Mouillure m. : 't Nat maken, - bevochtigen. 't Aan-lengen. (ze e v.) 't Ankeren. Ankerplaats v. Au - :Voor anker.

Mouille-bouehe v. (me. onverand.) : Juttepeer v.Mouiller ov.w. : 1. Nat maken, bevochtigen.Bespoelen (kust). MouilM : Nat, vochtig. Unepoule mouillee : Een bloodaard, een lammeling.2. Aanlengen (met water). 3. Draperie mouillie: Om het lijf sluitende drapering. 4. Voixmouillde : Door tranen verstikte stem. 5. (ze e v.)- l'ancre : 't Anker laten vallen. 6. (fig.; taalk.)Met de Franse y-klank verbinden. Une nmouillee : Een n die met de y-klank verbondenis (b.v. in agneau). I ononv.w. Ankeren. 't Ankerlaten zakken. I se - : Nat worden. Ses yeux semouillèrent : Zijn ogen schoten v ol tranen.Sa voix se mouilla : Hij kreeg tranen in de stem.

Mouillette v. : Reepje brood (om te soppen;om bord schoon te vegen).

Mouilleur m. : (Postzegel)bevochtiger. - de mines :Mijnenlegger.

Mouilloir m. : Tobbe (om papier nat te maken)v. Vingerbakje. Postzegelbevochtiger.

Mouillure v. : Bevochtiging. Vochtigheid. Vocht-plek v.

Moujik m. : Russische boer.Moulage m. : Molenwerk. Het malen. Het vormen. -gieten.

Moule m. : 1. (Holle) vorm m. Its ont di jet&dans le 'name -: Zij zijn geheel gelijk ; (f i g.) - methetzelfde sop overgoten. Le-en est rompu, - perdu: Iets dergelijks vindt men niet meer. Cela ne sejette pas en - : Dat schudt men niet uit zijnmouw. 2. Boekje goudvliesbladen (om bladgoudte bewaren). 3. Vorm, mode. I v. : 1. Mossel v2. (f i g. ; f a m.) Lammeling, sukkel.

Moule m. : Al wat gedrukt is.Mouler : 1. Gieten, vormen. - en pldtre : Inpleister vormen. Lettre moulee : Al wat gedruktis; drukletter v. 2. Vormen (op een gevuldevorm), een afdruk maken van. (fi g.) Un vete-ment qui moule le corps : Een kledingsstuk datnauw om 't lichaam sluit. (fig.) - qch sur unobjet : Iets naar een voorwerp modeleren. 3.Van lijstwerk voorzien. I se - : Gevormd worden.Goad sluitend zitten. Tot voorbeeld nemen.

Moulerie V. : Gieterij, vormerij v.Mouleur m. : Gipsbeeldjesmaker. Gieter, vormen.Moulin m. : Molen m. (f am.) Draaiorgel; motor m.- a vent; - a eau : Wind-; watermolen. Cela faitvenir l'eau au - : Daar moet de schoorsteen van

• roken. On y entre comme dans un - : Dat is een

Page 315: aardrijkskunde - DBNL

MOULINAGE. 299 MOUVEMENT.

huis waar Jan en Alleman maar binnenstuift.On ne peut etre a la lois au four et au - : Menkan niet overal tegelijk zijn. Jeu du - : Molen-spel. - a poivre : Pepermolentje (op tafel).

-a Toulon : Volmolen (wolbereiding). (fig.) - aparoles : Kletskous, ratelpet.

Moulinage m. : Het malen. - tweernen (zijde).Mouliner : 1. Malen. Polijsten (marmer). Door-knagen (bout door wormen). Draaien (degen,stok). 2. Tweernen (ruwe zijde).

Moulinet m. : 1. Molentje (kinderspeelgoed ofvogelverschrikker). 2. Windraadje (aan wind-molen). Kruisrad, tourniquet (op paden). 3.(fig.) Draaiende beweging. Faire le - avec sacanne : Met zijn wandelstok een rad slaan.

Moulineur, -ier m., -euse, 44re v. : Zijdetweerner,-ster. (soms) Voller (wol).

Moulu : Gemalen. Bek-af. Als geradbraakt.Moulure V. : Uitstekende lijst v., lijstwerk. ,Mourant : Stervend. Gebroken (oog). Smach-tend. Kwijnend (leven). Wegstervend (geluid).Bleu - : Bleekblauw. I m. : Stervende. Fairele - : Smachten.

Mourir : 1. (z. mort bv.nw. 1) Sterven, over-lijden. (fig.) Vous me faites - : Ge zijt on-uitstaanbaar. Faire - a petit feu : Langzaamverbranden; (fig.) - doodmartelen. Il en aete a - : Hij is er doodziek van geweest.Triste a - : Diep bedroefd. - de faim : Ver-hongeren. - de honte : Van schaamte in degrond zinken. - de peur : Zich dodelijk beangstmaken. Il mourra dans sa peau : Hij wordt nooitanders. Se laisser - : Niets doen om zijn levente verlengen. - a la peine : Midden in zijn werk,van inspanning, sterven. (recht) - civilement: Zijn burgerrechten verliezen. (go dsd.) - aumonde : Zich uit de wereld terugtrekken. 2.(z. mort bv.nw. 2) Ophouden, ten einde gaan.Ten onder gaan. Uitgaan (vuur). Wegsterven(geluid). La balk est venue - dans le sable : Dekogel is in 't zand gesmoord. Le Plot vient -sur le sable : De golven vloeien nit op 't zand.I se - : Sterven, op sterven liggen, zieltogen.Uitgaan (vuur, licht).

Mouron m. : (plantk.) Sterremuur v. - desoiseaux : Muur.

Mousquet m. : Musket, vuurroer.Mousquetade v. : Musketvuur. -schot.Mousquetaire m. : Musketier.Mousqueterie v. (spr. mousketri) : Musket-vuur. Geweervuur.

Mousqueton m. : 1. (oud) Groot-kaliber mus-ket. 2. (t h a n s) Kort ruitergeweer

Mousse v. : 1. (pIantk.) Mos. 2. Schuim. 3.(fig.) Schittering, geestigheid. I m. : Scheeps-jongen. I bv.nw. : Bot, stomp.

Mousseline v. : Neteldoek. Verre - : Mousse-lineglas.

Mousser : Schuimen. (y olk) Faire - qn : Iem.doen opstuiven; - hemelhoog verheffen. Faire- les cheveux : De haren licht doen krullen. Faire- un succes : Veel ophef maken van een Beringsucces.

Mousseux : Die op mos gelijkt, mosachtig. Met mosbedekt. Schuimend, mousserend. Rose -euse :Mosroos.

Mousson v. : Moesson m., wisselwind in.Moussu : Met mos bedekt, bemost. Rose -e :Mosroos.

Moustache v. : 1. Knevel m., snor v. (fig.)

Faire qch a la - de qn : Jets brutaalweg iniem. gezicht doen. Um vieille - : Een oude snor-baard, - soldaat. Les -s du chat : De snorharen.2. (nat. hist.) Baardmees v.

Moustachu : Met zware snorren.Moustiquaire v. : Muskietengaas, „klamboe" m.Moustique m. : Muskiet in. Mug v.Mofit m. : Most m. - de biere : Biermost.Moutard m. : (f am.) Kleuter, dreumes.Moutarde v. : 1. Mosterd m. La - lui monteau nez : Hij begint boos te worden. Sucrer la

-• De pil vergulden. 2. Mosterdplant v.. -zaad.Moutardier in. : Mosterdpotje. -vat. -verkoper.-fabrikant.

Moutier na. (spr. 424 : Munsterabdij v. Klooster.Mouton in. : 1. Schaap. Chien - : Doeshond.Saut de - : Haasje-over (spel). (fig.) Cet hommeest un (vrai) - : Die man is een lam. Revenons anos ---s : Laat ons op ons onderwerp terugkomen.Ces Bens sont de vrais - de Panurge : Die men-sen doen alles zonder nadenken na. Qui sefait -, le loup le mange : Al te goed is buurmansgek. 2. Hamel (om te slachten). Hamel-, scha-pe(n)vlees. Belie - : In schapeleer gebonden.3. Heiblok. Stempelmachine v. 4. Des -s :Witte kuifjes op de golven; schapenwolkjes.

Moutonnement m. : Het schuimen der golf-kuifjes op zee.

Moutonner ov.w. : Kroezen, in kleine krul-len zetten (haar). Le ciel est -ne : De hemel isvol schapenwolkjes. I onov.w. : Koppen krijgen(zee), schuimen. I se - : Zich met schapenwolk-jes bedekken.

Moutonneux : Gekroesd, schuimend. Vol scha-penwolkjes.

Moutonnier : 1. Van 't schapengeslacht. Lagent -lee : De schapen. 2. (fig.) Volgzaam, ge-dwee. Lummelig.

Mouture v. : 1. Het malen, malerij v. 2. Maal-loon. Tirer d'un sac deux -s : Het mes aan tweekanten laten snijden. 3. Mengkoren (rogge, tameen gerst, ieder voor 1/3). Mengmeel.

Mouvanee v. : Afhankelijkheid van een anderleen, leenroerigheid.

Mouvant : 1. Beweeglijk, zich bewegend. 2.Los, onvast. Sable - : Drijfzand; los zand. 3.(g e s c h.) Leenroerig.

Mouvement m. : 1. Beweging. - des vagues :Golfslag m. Mettre en - : In beweging brengen;(fig.) aan 't werk zetten. (fig.) Se donnerbeaucoup de - pour : Veel moeite doen voor.(fig.) Etre dans le - : Met zijn tijd meegaan.2. (muz.) Tempo. Presser le - : Het tempoversnellen. 3. (natk.) Beweging. - uniforme;uniformement accelere; - retarde : Eenparige bewe-ging; eenparig versnelde b.; - vertraagde b. -pepdtuel: Perpetuum mobile. (fig.) Chercher le -perpetuel : Hersenschimmen najagen. 4. (le ger)Beweging, oefening, evolutie v. 5. Verkeer(boten, mensen), treinenloop m. Schomme-ling (prijzen, cijfers). Omzet m. - du port :Scheepvaartverkeer, de in- en uitklaringen. - dela navigation : Scheepvaartverkeer. - commercial- du commerce : Handelsverkeer. - des affaires :Omzet m. Le - de la rue : De drukte v., 't gewoelop straat. - de la population : Schommelingenin het cijfer der bevolking. - des prix : Schomme-lingen der prijzen. 6. Aandoening, opwelling.Actie (stuk) v. Un - de fievre : Een koartsachtigeaandoening. Les -s de l'dme : De zielsaandoenin-

Page 316: aardrijkskunde - DBNL

300 MULTIPLIER.MOUVEMENT.

gen, gevoelens. Avoir un - de frayeur : Opschrik-ken. -s oratoires : Welsprekende, hartstochtelijkeuitdrukkingen. Homme de premier - : Iem. diesteeds aan zijn eerste opwelling gehoor geeft, spon-taan mens. De son propre -: Uit eigen beweging.proprio motu. Voyons! un bon -1 Komaan 1 Doejezelf geweld aan 1 7. Opschuiving bij hetpersoneel (bevordering). 8. (Rader)werk (uur-werkl. 9. - de terrain : Terreingolving.

Mouvementè : Vol beweging; - gevaar. Levendig(stijl). Woelig. Veelbewogen. Golvend.

Mouvementer : Levendigheid brengen in.Mouvoir ov.w. : 1. In beweging brengen, be-wegen. 2. (fig.) Aandrijven, -zetten. I onov.w.: (Res ch.) Leenroerig zijn. I se - : Zich bewegen.

I. Moyen (spr. mica-yin), -ne bv.nw. : Gemiddeld,middelmatig. Ecriture -ne : Middelsoort-schrift,D'un dge - : Van middelbare leeftijd. Le - dge: De middeleeuwen. Qqn d'intelligence -ne : Iem.met een middelmatig verstand. Des personnes-nes : Middelsoort-mensen. Terme - : Middel-term (sluitrede; evenredigheid). (fig.) Prendreun - terme of un terms -: Een middelweg inslaan.Temps -, heure -ne : Middelbare tijd. Vie -ne: Gemiddelde levensduur. Cours - : Middelkoers.

II. Moyen m. (mwa-yin) : 1. Middel -, weg om iets tebereiken m. Bemiddeling, tussenkomst v. Tonsles -8 lui sold bons : Hij deinst voor Been middelterug. Qui vent la fin vent les -8 : Wanneer menlets bereiken wil, moet men ook de nodige stap-pen doen. La fin justifie les -8 : Het doel heiligtde middelen. Au - de : Door middel van, kraal-tens. 2. (re c ht) Grond m., bewijsreden v., mid-del. 3. Macht v., middel -, vermogen om lets tedoen. (Il n'y a) pas - de : 't Is niet mogelijk. Et le-t Mais le -I En hoe wilt ge dat a,anleggen ?4. (z. moyen bv.nw.) Middelsoortschrift. Mid-delterm (evenredigheid; sluitrede) m. (t a alk.)Medium. 5. -s : Middelen, geld, vermogen. 6.-s : (fam.) Natuurlijke gaven v., talent, aan-leg m. Il prrd tons ses -8 : Hij raakt de klutskwijt. Ce role est au-dessus de ses -s : Die rolis te moeilijk voor hem.

Moyen-age z. moyen (bv.nw.).Moyenkeux (spr. mwa-ye-na-) : Middeleeuws.Moyennant (spr. mwa-ye-nan) : Op voorwaardevan. Door, voor, tegen. Tegen betaling van. -que : Op voorwaarde dat. - quoi : Waartegen.

Moyenne v. (spr. mwa-yenn) : Gemiddeld cijfer, -getal, gemiddelde. En - : Gemiddeld.

Moyennement (spr. mwa-yennman) : Middelma-tig, tamelijk, zo zo.

Moyeu m. : Naaf (rad) v. (soort) Pruim v.Muable : Veranderlijk.Muanee v. : (m uz.) Overgang in een andere toonm. Stemwisseling. Kleurverandering.

Mueilagineux : Slijmig, slijmachtig (planten).Mucositê V. : Slijmerige stof v. - sap.Mue v. : 1. Het mien (vogel); - verharen (kat);- vervellen. Rui-, verhaar-, verveltijd m. 2.Stemwisseling (als de jongens „de baard in dekeel" hebben). 3. Ruihok, -korf (gevogelte) m.

Muer ov.w. : (oud) Veranderen. Voix muse :Stem die gewisseld heeft. I onov.w. : Ruien (vo-gel); verharen (kat); vervellen. Sa voix com-mence a - : Zijn stem begint te verwisselen,(fam.) de baard zit hem in de keel.

Muet, -te : 1. Stom. - comme un poisson, - commeune carpe : Zo stom als een vis. 2. Sprakeloos,verstomd. Geluidloos (vertrek). Personnages -8 -

Zwijgende rollen, figuranten. Reproche - : Onuit-gesproken -, stil verwijt. Langage -: Gebarentaal.Regard - : Nietszeggende blik. Les lois soot -tesslur ce point : Op dat punt zwijgen de wetten. Carte-te : Blinde kaart. Chien - : Die niet aanslaat. 3.(t a a 1 k.) Stom, die niet wordt uitgesproken. E- : Stomme e. I m. : Stomme. Iem. die niet spraak-zaam is.

Muette v. : 1. (taalk.) Stomme letter v. 2.Jachthuis. 3. Stomme.

Muezzin m. : Uitroeper van de uren voor 't ge-bed (op de Muzelmanse moskee).

Mufle m. : 1. Snuit m., bek m. 2. (fi g.) Schoft,ploert (vilain -). I bv.nw. : Ploertig.

Mufleau m. : (plantk.) Leeuwenbek m.Muflerie V. : Ploertigheid.Muflier m. : (pl an tk.) Leeuwenbek m.Mufti m. : Mohammedaans priester.Mugir onov.w. : Loeien, bulken. Brullen, gieren.Bulderen (zee). I ov.w. : Uitbrullen.

Mugissement m. : Geloei, gebulk. Gebrul. Ge-bruis, gebulder (zee).

Muguet m. : 1. LPlietje van dalen. 2. (oud)Pronker, saletjonker. 3. (geneesk.) Spruw(ontsteking der mondslijmvliezen) v.

Mugueter : (oud) Den galanten jonkman uit-hangen.

Muid m. : Okshoofd, vat.Mulasse v. : Jong muildier.Mulassier : Muildieren-. Industrie -iere : Muildie-renteelt.

Mulatte m. en v. : Mulat. Mulattin. I bv.nw. :Mulats.

Multitresse v. : Mulattin.Mule v. : 1. Vrouwelijk muildier. Tetu comme une

- : Vreeslijk koppig. 2. Mull v. Bailer la - dupape : Tot de voetkus worden toegelaten. 8.(g ene es k.) Des -8 : Winterhielen m. 4. Franche- : Lebmaag v.

Mulct m. : t Muildier. ritu comme un - : Vre-selijk koppig. 2. Bastaarddier, -plant v. 8. Zee-barbeel m.; (soma) harder (vissen) m.

Muletier m. (spr. multyi) : Muildierdrijver. I by.nw. : Voor muildieren geschikt.

Muleton m. : Jong muildier.Mulhouse v. : Miilhausen (in de Elzas).Mulot m. : Grote veldmuis v.Multicolore : Veelkleurig.Multiflore : Veelbloemig.Multiform° : Veelvormig, met veel gestalten.Multimillionnaire : Enige malen millionair.Multimoteur : Met verscheidene motoren.Multipare : Veel jongen te gelijk voortbrengend.Multiple : Veelvoudig, -zijdig. (wisk.) Veelvoudig.

I m. : Veelvoud.Multipliable : Vermenigvuldigbaar.Multiplicands m. : (wisk.) Vermenigvuldigtal.Multiplieateur m. : (wisk.) Vermenigvuldiger.Multiplication v. : 1. Vermenigvuldiging, ver-veelvuldiging. Vermeerdering. 2. (wisk.) Ver.-menigvuldiging. 3. Versnelling (fiets).

Multiplicitó v. : Menig-, veelvuldigheid.Multiplier ov.w. : 1. Verveelvoudigen, verme-nigvuldigen. Vermeerderen. 2. (r ekenk.) Ver-menigvuldigen. I onov.w. : Voorttelen, zich ver-menigvuldigen. Croissez et multiplier : Weestvruchtbaar en vermenigvuldigt u. I se - : Zichvermenigvuldigen (yolk, plant). Vermeerderen,toenemen. (fig.) 't Werk van verscheideneanderen doen; overal te gelijk zijn.

Page 317: aardrijkskunde - DBNL

MULTITUDE. 301 MUSULMAN.

Multitude V. : Menigte v., groot aantal. De yolks-hoop m., 't yolk.

Multivalve bv.nw. en v. : Veelkleppig (schaal-dier).

Munich m. (spr, -ik) : Munchen.Municipal : 1. (gesch.) Van een municipium (z.municipe). 2. Van 't stadsbestuur, (in samenst.)gemeente-,stads-. Conseil —: Gemeenteraad. Gar-de —e : Gemeentelijke gendarmerie (te Parijs). Ungarde — of un — : Een politieagent der gemeen-telijke gendarmerie (idem).

Munieipaliser : In eigen beheer nemen (ge-meente). Gemeentelijk zelfbestuur geven aan.

Munieipalite V. : Gemeentebestuur, Burgemeesteren Wethouders. Gemeentehuis. Stadsgebied.

Munieipe m. : (gesch.) Municipium (stad dieonder een eigen overheid stood en 't Romein-se burgerrecht genoot).

Munificence v. : Mild-, vrijgevigheid.Munir : Van voorraad voorzien (stad, leger). Voor-zien (van), uitrusten (met).

Munition v. : Voorraad m., krijgsbehoeften.Pain de — : Kommiesbrood. Fusil de — : Infante-riegeweer.

Munitionnaire m. : Menage-, kwartiermeester.Muphti m. z. mufti.Muqueux : Slijm afscheidend. Glandes -eases :Slijmklieren. Fievre -euse : Slijmkoorts.

Muqueuse v. : Slijmvlies.Mur m. : 1. Muur m. — de cloture : Ring-. — deplanches : Schutting. — de pignon : Bovengevel-muur. (fig.) Mettre qn au pied du — : Iem. in't nauw drijven. Les —s : De stadsmuren, de stad.Dans nos ---8 : Binnen onze veste, in onze stad.2. (f i g.) Beletsel, muur.

Mar, —e : Rijp. La poire est —e : De zaak is rijp.Vin — : Belegen wijn. (fi g.) Abces — : Rijp ge-zwel. L' dge — : De rijpere leeftijd. Homme —,d'un esprit — : Man met een rijp, gezond oor-deel. Un homme —, une femme —e : Die de eer-ste jeugd reeds achter de rug heeft. Une af-Mire —e : Een zaak die beklonken moet worden.Ayres —e deliberation : Na rib beraad.

Muraille V. : (z. mur) Muur m., ring-, stads-muur. La — de la Chine, la grande — : De Chi-nese muur; (f i g.) een onoverkomelijk be-letsel. Se casser la tete contre la — : Met zijnhoofd tegen de muur lopen. — d'un navire :Buitenhuid van een schip v.

Mural : Van -, op een muur. Carte —e : Wand-kaart. Peinture —e : Wandschildering. (gesch.)Couronne —e : Muurkrans (door de Romeinenuitgereikt aan hem, die 't eerste de muren vaneen belegerde stad beklom).

Mare v. : 1. Moerbezie v. 2. Braambes (— dehaie, — sausage, — de renard) v.

Marement : Rijpelijk.Murer : Dichtmetselen. Met muren afsluiten. Om-muren. Inmetselen (iem.). I se — : Zich opsluiten.

Marier m. : Moerbezieboom m. — sausage, —des haies : Braamstruik m.

Mark ov.w. : Rijp doers worden. — l'esprit de qn: Iem. geest rijp maken. Resolution mdrie : Na rijpberaad genomen besluit.ionov.w. : Rijp worden.

Murmurs m. : Gemor. Gemompel. Geruis(water, wind); gesjilp; geritsel.

Murmurer onov.w. : Morren. Zich beklagen. Mur-melen (water); ruisen (wind); sjilpen; ritselen(blad). I ov.w. : Zachtjes zeggen.

Moron m. : Braambezie v. -struik m.

Musagete : Leider der Muzen. Apollon —.Musaraigne v. : Spitsmuis v. — d'eau : Water-.Musard : Die zijn tijd verbeuzelt. I m. : Beuze-laar, lanterfanter.

Musarder : Zijn tijd verbeuzelen.Musarderie en -Lse v. : Beuzelarij v., tijdver-beuzeling.

Muse m. (spr. musk.) : 1. Muskus v. 2. Muskusdier.Muscade bv.nw. en v. : 1. Muskaatnoot (noix—) v. Fleur de — : Foelie v. 2. Goochelballetje.Passez, —I Hocus pocus passe!

Museadelle v. : Muskadelpeer v.Museadet m. : Muskaatwijn m.Muscadier m. : Muskaatboom m.Museadin m. : 1. (o ud) Met muskus bereidepastille v. 2. Saletionker, fat.

Muscat : Die een muskusgeur heeft. I m. : Mus-kaatdruif v. -wijn m. -peer v.

Muscle m. : Spier v. (fig.) De brute kracht.Muscle : Gespierd.Museler : Gespierd maken.Museulaire : Van de spieren. Spier-.Musculature V. : Spierstelsel, de spieren v.Museuleux : Sterk gespierd.Muse v. : 1. Muze v., zanggodin. Cultiver les —8 :

Dichten. Favori -, nourrisson- , arrant des M—s , - dela M— : Dichter. 2. Bron van geestdrift v., muze.3. Dichterlijke bezieling, dichtvuur. 4. Dicht-kunst v.

Museau m. : Snuit m. (yolk) Gezicht, tronie v.Snoetje. Armleuning (koorstoel).

Must* m. : (ges c h.) Muzentempel m. Museum.Museler : Een muilband, -korf aandoen. (fig.)De mond snoeren; knevelen.

Muselière v. : Muilband m., -korf m.Musellement m. : 't Muilbanden. (f i g.) - knevelen.Muser : (De tijd ver)beuzelen; zitten dromen.Qui refuse, muse : Wie een goede gelegenheid lastvoorbijgaan, vindt die naderhand niet licht terug.

Musette v. : 1. Doedelzak m. Bal — : Openbaredansgelegenheid. 2. Etenszak (paard) m. 3. (mil.)Musette (soort tas) v. Broodzak m.

Museum m. (spr. -Omm) : Museum van natuur-lijke historic.

Musical : Van de toonkunst, muzikaal. Avoir l'o-reille —e : Een goed gehoor hebben.

Musiealement : Op muzikale wijze.Musieastre, -atm m. : (f a m.) Slecht musicus.Musieien m. : 1. Toonkunstenaar, musicus. Mu-zikant. (fig.) Les —s des bois : De zangers deswouds. 2. Iem. die aan muziek doet of er vanhoudt. I bv.nw. : Muzikaal.

Musieographe, -logue m. : Muziekgeleerde,schrijver over muziek.

Musique v. : 1. Muziek v. — sacree : Kerk-. —militaire : Krijgs-. — de scene : Begeleidings-.— d'ensemble : Samenspel. Papier a — : Muziek-papier. ROM comme un papier de — : Zeer stiptin zijn handelingen; (iets) dat nooit mist. Mettreen — : Op muziek zetten. — enragee : Eenhels lawaai. (fig.) Sa voix est une — : Haarstem klinkt als muziek in de oren. (f am.)Il en ferait une — : Hij zou moord en brandschreeuwen. 2. Muziekcorps, kapel v.

Musoir m. : Hoofd van een havendam.Musque :1. Met muskus welriekend gemaakt. 2.Mus-kus(-os, -peer, -rozestruik). 3. Gezocht, gemaakt.

Musquer : Met muskus welriekend maken.Musulman, —e : Muzelmans. I m. en v. :Muzelman. -se.

Page 318: aardrijkskunde - DBNL

MUTABILIT1. 302 NAtTRE.

Mutabilite V. : Veranderlijkheid.Mutacisme m. : Moeite om de lipletters (m, b,p) te vormen v., mutacisme.

Mutation v. : 1. Verandering, omwenteling.Verwisseling; overplaatsing. Droits de : Over-schrijvingsrechten. Droits de — apres dices :Successierechten. 2. (muz.) Overgang m.

Mutilateur m. Verminker.Mutilation v. : Verminking.Muffle : Verminkte.Muffler : Verminken. (fig.) Schenden, verknoeien.Mutin : 1. Oproerig, muitziek. 2. Guitig, wak-ker. 3. Ongezeglijk (leerling). I m. : Muiteling.

Mutiner : In oproer brengen. I se — : Oproerigworden. Weerspannig worden (golven).

Mutinerie v. : Muiterij, oproer. Guitigheid.Mutisme m. : Stomheid. Stilzwijgen.Mutualite v. : Wederkerigheid. Solidariteit.

Onderlinge maatschappij van bijstand v. Systeemvan onderlinge verzekering.

Mutuel Wederzijds. Onderling. Assurance —le: Onderlinge verzekering. Societe de secours —s :Onderlinge hulpkas, weerstandskas.

Mutuelle v. : (nie u w) Maatschappij van onderlingeverzekering, onderling ziekte- en pensioenfonds.

Mutuellement : Wederkerig, onderling.Myeenes m. : Mycenaa (in Argolis).Myope : Kortzichtig, bijziend. I m. : Bijziende.Myopie v. : Bijziendheid.Myosotis (spr. -zotiss) : Vergeet-mij-nietje.Myriade v. : Tienduizendtal.Ontelbare menigte v.Myriagramme, -litre, -metre m. : Maat van10 000 gram, - liter, - meter v.

Myriapode m. : (nat. hist.) Duizendpoot m.Myrmidon m. : Dreumes, dwerg.Myrrhe v. : Myrrhe (soort gomhars) v.Myrtacees v.mv. : (plantk.) Mirt-achtigen.Myrte m. : Mirt m. -estruik m.Myrtille (spr. -tile) : Blauwbes v.Mystere m. : 1. —8 : Geheime godsdienstplechtig-heden (der Ouden). 2. (fig.) Geheim. Faire — de: Een geheim makers van. 3. Verborgenheid,mysterie, wonder (bij de Christenen). (Kath.)Celebrer lee saints —s : Het H. misoffer vieren.4. (le tterk.) Mysteriespel.

Mysterieusement : Geheimzinnig, in 't geheim.Mysterieux : 1. (g o d s d.) Geheimzinnig. 2.(fig.) Geheim, -zinnig, verborgen, raadselachtig.

Mystieisme m. : Wijsgerige of godsdienstigeleer die een geheimzinnige gemeenschap tus-sen God en den mens aanneemt v.

Mysticite v. : Mystisch (z. mystique 1) karakter.Mystifieateur m. : Fopper, grappenmaker.Mystification v. : Fopperij v., misleiding.Mystifier : Foppen, bij de news hebben.Mystique : 1. Verborgen, geheimzinnig (van deverborgenheden van de godsdienst). 2. Van 'tmysticisme. (fig.) Dweepachtig.

Mystiquement : Volgens de verborgen zin.Mythe m. : Verdichtsel, volksoverlevering, sagev., mythe v.

Mythique : Van een mythe, fabelachtig.Mythologie v. : Fabelachtige geschiedenis vangoden en bovennatuurlijke wezens, godenleer v.

Mythologique : Tot de fabelleer, - godenleerbehorend, mythologisch.

NN m. : 1. (letter) N v. N. (verk.) Notre : Onze;Neutre : Onzijdig; Nord : Noord.

N.-B. : Nota-Bene : Let wel.N.-D. : Notre-Dame : Onze Lieve Vrouwe.N.-E. : Nord-est : Noord-oost.N.-N.-E. : Nord-nord-est : Noord-noord-oost.N.-0. : Nord-ouest : Noord-west.N.-S. : Notre Seigneur : Onze Vader, de Heer.N. S. P. : Notre Saint Pere : De Heilige Vader.No : Numb.° : Nummer.Na : Noll! daarNabab m. Indisch vorst, nabob. (fig.) Suiker-

lord, rijkgeworden planter, - kolonist. Rijkaard.Nabot m. : Dwerg, dreumes.Nabuehodonosor m. (spr. -ko-) Nebukadnezar.Nacelle v. : Bootje. Schuitje (luchtballon). Bakje(voor scheikunde). Buitenste oorholte.

Nacre v. : Paarlemoer.Nacre Paarlemoerbevattend; -kleurig; -achtig.Naerer : Een paarlemoerglans geven aan.Nadir m. : (st err enk.) Voetpunt, nadir.Nage v. : 1. Het roeien. Banes de — : Doften v.2. (Zwem)slag. Het zwemmen. A la — : Al zwem-mende, met zwemmen. Se mettre a la — : Zich tewater begeven. (fig.) En — : Bezweet. Se mettreen — : Zich in 't zweet lopen, - werken.

Nage() v. : Slag (bij 't zwemmen) m.Nageoire v. : Vin (vie) v. Zwemblaas v. -kurk v.

Bakkebaardje.Nager : 1. Roeien. Nagez! Haal op! — debout :Wrikken. 2. Zwemmen. — debout : Water trappers.(s p ot) — comme un Mien de plomb, - comma unemeule de moulin : Zwemmen als een baksteen. —

en grande eau, - en pleine eau : (fig.) Zijn gelukniet op kunnen. — contre le courant : Tegen destroom inzwemmen (ook fig.). 3. (Boven)drijven.4. (fig.) Drijven, zwemmen, baden. — dans lesang : In 't bloed baden. — dans l'abondance :(Zich) in overvloed baden.

Nageur m. : Roeier. Zwemmer. I bv.nw. : Zwem-mend; die zwemmen kan.

Naguere(s) : Onlangs, laatst.Nalade v. (spr. na-yade) : Stroomnimf.Naïf, -lye : Ongedwongen, ongekunsteld. Kinder-lijk, argeloos. Beperkt van begrip. I m. : Onno-zele hale. Het ongekunstelde.

Nain m., —e v. : Dwerg. bv.nw. : Dwergachtig.(Euf — : Windel.

Naissanee v. 1. Geboorte v. Acte de — : Ge-boorteakte. Declaration de — : -aangifte. —smasculines; - feminines : Aantal manlijke -; vrou-welijke geboorten. Ce detaut lui vient de — : Hij ismet dat gebrek geboren. C'est de — : Da's aange-boren. Avocat de : Geboren advocaat. Par droitde — : Krachtens 't geboorterecht. 2. Hoge ge-boorte, afkomst v. .Homme de — : Man vanadel. 3. Opkomst v., wording, ontstaan. Tirersa — de, prendre — de, - dans : Voortkomen -,ontstaan uit. .Donner — Baren, in 't levenroepen. Prendre (sa) — : Ontspringen; ontstaan.4. Begin, aanloop (zuil, Schacht) m. A la — dunez : Aan de neuswortel.

Naissant : Die begint zich to ontwikkelen, op-.komend, beginnend. Au lour — Bij 't aanbre-ken van de dag.

Naltre onov.w. : 1. Geboren worden. En naissant

Page 319: aardrijkskunde - DBNL

303 NAT URALISTE.NAIVEMENT.

: Bij de geboorte. Encore a - : Ongeboren. Il estne poete : Hij is voor dichter in de wieg gelegd.(f am.) Son pareil est a - : Zijn wederga is verte zoeken. Etre ne pour qch : Voor iets geschapenzijn. Un general ne : Tern. die voor generaal in dewieg gelegd is. Une dme bien nee : Een edele ziel.On le fait - a Bergerac : Men beweert dat hijte B. geboren is. 2. Uitlopen, ontkiemen. 3.Afstammen (van voornaam geslacht). Hommebien ne : Man van hoge afkomst. 4. Ontstaan,beginnen; ontspringen (rivier). Uit-, voortko-men. Faire - : Doen ontstaan, 't leven schen-ken aan. Cela m'en a fait - l'idee : Datheeft mij op de gedachte gebracht. Le jourcommence a - : De dag breekt aan. I onp.w. :Il lui est ne une fille : Een dochtertje is hemgeboren.

Nalvement : Onbewimpeld. Kinderlijk, argeloos.Naïveté v. : Ongedwongen-. Onnozel-, argeloos-

heid. Naief gezegde.Namur m. : Namen (in Belgie).Nanan v. : (kind.) Lekkers.Naneeen, -eeien (spr. -in) : Uit -. Bewoner vanNancy.

Nankin m. : Katoenen stof in een kleur v.Nantais : Uit -. Bewoner van Nantes.Nantir : Onderpand -, waarborg geven aan(iem.). Verschaffen, voorzien van. Creancier nan-ti : Crediteur die gedekt is.

Nantissement m. : Pandgeving, waarborg m.Naphtaline v. : (s chei k.) Naphtaline v.Naphte m. : Naphta v.Naples v. : Napels (in Italie).Napoleon m. : (naam) Napoleon. Un - : Eengoudstuk van twintig franks, een napoleon.

Napoleonien : Napoleontisch. I m.: Aanhangervan Napoleon.

Napolitain m. en bv.nw. : Napolitaan. -s.Nappe v. : 1. Tafellaken. Mettre la - : Tafel dek-ken. La - y est toujours mise : 't Is daar dezoete inval. 2. Vleesdoek (der slagers). 3.(fig.) Brede laag v., vlakte v. En - : Vlak.Cascade qui se deploie en - : Waterval die zichin de breedte uitspreidt. La - d'eau tomb& enmars : De in Maart gevallen neerslag. - de feu :Vuurzee. -s de lumiere : Lichtvlakken.

Napperon m. : Klein tafellaken of servet, dek-servet. Vingerdoekje.

Nareisse m. : 1. Narcissus. (fig.) Zelfaanbidder.2. (plantk.) Narcis v.

Nareose v. : Bedwelming, verdoving.Nareotisme bv.nw. en m. : (Middel) dat ver-doving ten gevolge heeft, slaapmiddel.

Nareotisme m. : Slaapzucht door slaapmiddelen v.Nard m. : Nardus (welriekende olie der Ouden) v.(plantk.) Borstelgras.

Narguer : Smadelijk trotseren, tarten.Narguilê m. : Turkse waterpijp v.Narine v. : 1. Neusgat. 2. (bij verg.) Neusvleu-gel m.

Narquois en -ement : Spottend.Narrateur m., -trice v. : Verteller, -ster.Narratif : Verhalend, van 't verhaal.Narration v. : (Omstandig) verhaal, vertelling.Uiteenzetting der feiten (proces). (school)Opstel.

Narre m. : (oud) Verhaal, uiteenzetting.Narrer : Verhalen, -tellen.Narval m. (my. narvals) : Narwal m., zeeeen-hoorn m.

Nasal : Van de neus. Fosse -e : Neusholte. Son- : Neusklank.

Nasale v. : Neusklinker; -medeklinker.Nasalement : Met een neusklank.Nasalisation v. : 't Veranderen in 'n neusklank.Nasaliser : In een neusklank veranderen.Nasarde v. : Knip voor de neus m. (fig.) Uit-tarting. Donner une - a : Hekelen. bespotten.

Nasarder : Een knip voor de neus geven. (fig.)Naseau m. : Neusgat. [Bespotten.Nasillard : Door de neus (sprekend).Nasillement m. : 't Door de neus spreken, neus-

geluid.Nasiller : Door de neus spreken.Nasilleur m. : Iern. die door de neus spreekt.Nasse v. : Fuik v. (fig.) Net, strik m.Natal : Van de geboorte. Jour - : Geboortedag.Le sol -, le pays - : De geboortegrond.

Natalie v. : Natalland (in Z.-Afrika).Natalite v. : Geboortecijfer.Natation v. : Het zwemmen, zwemkunst v.Natatoire : Van -, voor het zwemmen.Natif : 1. Geboortig (uit). 2. Aangeboren. L'etat- de l'homme : De natuurstaat van den wens.(gr ap) Ne - de : Geboren en getogen te. 3. Ge-degen, (bijna) zuiver (metaal). I m. : Inboorling.

Nation v. : 1. Volk. 2. Afdeling studenten deroude universiteiten. 3. (f i g. ; o n g. b e t.) Volk-je, geslacht, ras. 4. (b ij b el) Les -s : De heide-nen (tegenover de Christenen).

National : Van een yolk, - een natie, nationaal.Representation -e : Volksvertegenwoordiging. Im. : Les -auz : De rijksburgers, de landzaten.

Nationalement : Op een nationale wijze.Nationalisation v. : Het nationaal maken. Hetin staatsbeheer nemen.

Nationaliser : Nationaal maken. In staatsbeheernemen. I se - : In de volkszeden worden opge-nomen.

Nationalisme m. : Gevoel van eigen nationalegrootheid. - van bekrompen vaderlandslievendexclusivisme.

Nationalite v. : 1. Volkskarakter. 2. Nationali-teit (van 't individu), onderdaanschap. Se recla-mer de la - francaise : Beweren Frans onderdaante zijn.

Nativitê v. : Geboorte (van Jezus, Maria, de hei-ligen) v. Schilderij dat Jezus' geboorte voorstelt.

Natron, -tram m. (spr. -omm) : (scheik.) Kris-talsoda.

Natte v. : Mat, vloermat v. Vlecht (haar) v.Natter : Vlechten, strengelen. Met matten beleggen.Nattier m. : Mattenverkoper. -fabrikant.Naturalisation v. : 1. Verlening van burger-recht. 2. (fig.) 't Gewennen (dier - of planten-soort) aan vreemde luchtstreek. 't Opnemen vanvreemde woorden in een taal. 3. 't Opzetten (dier).

Naturaliser : 1. Burgerrecht verlenen aan. 2.(fig.) Aan een vreemd klimaat voor goedgewennen (dier-, plantensoort). Opnemen(vreemd woord). 3. (fig.) Vaste voet doenkrijgen. 4. Opzetten (dier).

Naturalisme m. : 1. Overeenstemming met denatuur, natuurlijkheid. 2. (kunst) Stelsel vol-gens hetwelk de kunst een zuivere wedergaveder natuur moet zijn.

Naturaliste m. : 1. Beoefenaar der natuurlijkehistorie, natuur-historicus, bioloog. 2. Preparatorvan opgezette dieren. 3. Naturalist (aanhanger

- van 't naturalisme 2).

Page 320: aardrijkskunde - DBNL

NATURALITE. 304 NECTAIRE.

Naturalitë v. : Natuurstaat m. Natuurlijkheid.Nature V. : 1. Natuur v., schepping, scheppendekracht v. Payer (le) tribut a la - : De tolaan de natuur betalen. Peindre d'apres - : Naarde natuur schilderen. Theatre de la - : Openlucht-toneel. 2. Natuur, geaardheid, aard m. Lesbesoins de la - : De natuurlijke behoeften.Crime contre - : Tegennatuurlijke misdaad.Il est envieux par -, - de sa - : Hij is jaloersvan aard. De - a : Zodanig dat, van dieaard dat. 3. Natuurstaat m., -toestand m.L'homme de la - : De mens in de natuur-toestand. 4. Natuur (tegenover kunst). Natuur-product. Plus grand que - : Meer dan levens-groot. En - : In natura, met natuurlijke voort-brengselen ; in ongeschonden staat. Du bmuf - :Ossenvlees zonder saus of specerijen. Unecitronnade - : Een kwast van citroen.

Naturel : 1. Van de natuur, natuurlijk. Histoire-le: Natuurlijke historie. Sciences -les : Natuur-wetenschappen. Mourir de snort -le : Zijn natuur-lijke dood sterven. Un enfant - : Een buiten-echtelijk kind. 2. Natuurlijk, uit zijn aard voort-komend. Des juges -s: Door de wet aangewezen-,natuurlijke rechters. 3. Aangeboren, natuurlijk.Du dons -8 : Natuurgaven. 4. Door de natuurgevormd. Vin - : Onvermengde wijn. 5. Onge-dwongen, ongekunsteld. I m. : 1. Inboorling (on-beschaafd land). 2. Natuur v., geaardheid, hu-meur, inborst v. Chassez le -, it reorient au ga-lop : De natuur gaat boven de leer. S. Onge-dwongen-, ongekunsteldheid. Au - : Naar de -,volgens de natuur. 4. Natuurlijke vorm m., -grootte.

Naturellement : 1. Van nature. 2. Natuurlijk.3. Als van zelf, als natuurlijk gevolg. 4. Doornatuurlijke krachten. 5. Ongekunsteld, onge-dwongen.

Naturisme m. : Natuurgeneeswijze v.Naufrage m. : Schipbreuk v., vergaan. Droit de- : Strandrecht. Faire - : Schipbreuk lijden;(fig.) mislukken. Faire - au port : Op 't puntvan te slagen, zijn plan in duigen zien vallen.

Naufrage : Die schipbreuk heeft geleden. Ver-ongelukt, vergaan. I m. : Schipbreukeling.

Naufrageur m. : Strandrover.Naumachie v. : Spiegelgevecht te water in eencircus der Ouden, scheepsstrijd m. Circus voordie spiegelgevechten.

Nauseabond : Walgingwekkend, walglijk.Nausee v. : Walging. mislijkheid. (fig.) Walging.Nautique : Van de scheepvaart. Carte - : Zee-kaart. Sport - : Roes- en zeilsport.

Nautonier m., -iare v. : (di chtk.) Schipper.Bestuurder. Le - des enters, - des sombres bonds :Charon, de veerman der onderwereld.

Naval. -8 (mv. navels, -ales) : Van de schepen,van 't zeewezen, van de vloot. Bataille ----e : Zee-slag. geole -e : School voor zeeofficieren.

Navarrais : Uit -. Bewoner van Navarra.Navet m. : Raap (- long) v., knol (- rond)m. (yolk; fig.) Lummel, sul.

Navette v. : 1. Wierookschaaltje (- a encens). 2.Weversschietspoel v. (fi g.) Faire la - : Heen-en weergaan. Etablir une - : Een been- en weer-gaande dienst inrichten. 3. Spoel (naaimachine).4. Half gestropt blok. Indiaanse kano v. 5. Raap-zaad. Huile de - : Raapolie.

Navigabilite v. : Bevaarbaarheid. Vliegwaardigheid(luchtschip).

Navigable : Bevaarbaar.Navigateur m. : Zeevaarder. Navigator, bestuurder(vliegtuig). I bv.nw. : Die de zee bevaart. Zee-varend.

Navigation v. : 1. Zee-, scheepvaart v. Zeereisv., -tocht m. 2. Zeevaartverkeer. (fig.) - aerien-ne : Luchtvaart.

Naviguer : Varen, zeilen.Navire m. : Schip. - marchand : Soopvaardij-.- -ecole (my. -s--s) : Instructie-vaartuig.

Navrant : Hartverscheurend. C'est - : Dat gaatje aan 't hart.

Navrer : Diep bedroeven; diep grieven. J'en suisnarre : 't Spijt me heel erg.

Nazareen (spr. -din) : Nazarener.Ne of N' : 1. (gewoonlijk met pas, point,enz.; z. ook pas, dat in de spreektaal dikwijlsvoor ne ...... pas wordt gebruikt) Niet. Il- dit mot : Hij zegt geen woord. Que - m'est-il permis de parler : Hoe jammer dat ik nietspreken mag. Je le ferais volontiers, n'etait monnesse : Ik zou 't graag doen, als mijn vader ermaar niet was. 2. (expletief, na de verge-lijkende trappen van ongelijkheid en na autreen autrement) Je tremble qu'il - soil tombe ma-lade : Ik ben bang, dat hij ziek is geworden.Plus heureux que je - fus jamais : Gelukkigerdan ik ooit was. Il agit autrement qu'il - parle :Hij handelt enders dan hij spreekt.

NO z. naltre.Manmoins : Niettemin, toch, nochtans.Meant bw. : Niets. Reduire -, mettre a - : Vernieti-gen, de bodem inslaan. Un homme de - : Eenman van niets. I m. : 1. Het niet. Tirer du - : Uit't niet scheppen; (fig.) van niet tot iet bren-gen. 2. (fig.) Nietig-, nietswaardigheid. Lagegeboorte v. Gebrek aan verdienste. Rentrer dansle - : Tot zijn vorige lace staat terugkeren.

Marque m. Nearchus (vlootvoogd van Alexan-der den Grote).

Mbuleuse v. : Nevelvlek v.Mbuleux : Bewolkt. Nevelachtig. (fig.) Somber(geest); verward en duister (schrijver); onbe-grijpelijk; betrokken (gelaat).

Mbulositë v. : Nevelachtig-. Duisterheid.Meessaire : 1. Noodzakelijk, nodig. 2. Onver-mijdelijk, gedwongen. I m. : 1. Het noodzakelijke.Avoir le strict - : Het strikt noodzakelijke heb-ben. Faire le - : Den bemoeial spelen; het on-vermijdelijke doen; de nodige stappen doen. 2.Werkdoosje; toiletkistje; servies.

Meessairement : Noodzakelijk. Onvermijdelijk.Meessit6 v. : 1. Noodzakelijkheid, noodzaak v. -fait loi, - n'a point de loi : Nood breekt wet.2. Behoeftigheid, (geld)gebrek. Il est dans laderniere - : Hij heeft gebrek aan alles. 3. Be-hoefte, levensbehoefte. Faire ses -s : Zijn be-hoefte doen. 4. Onvermijdelijkheid, dwang m.Par - : Door de nood gedwongen. Faire de -vertu : Van de nood een deugd maken.

Meessiter : Noodzakelijk maken.Meessiteux : Behoeftig. I m. : Behoeftige.Merologie v. : Levensbericht (van bekend man).Merologique : Van de levensheschrijving eensdoden. Article - : Levensbericht.

Meromancie v. : Geestenbezwering.Meromaneien m. : Geestenbezweerder.Merophore m. : (di erk.) Doodgraver.Meropole m. : Dodenstad v. Begraafplaats v.Neetaire m. : Honignapje.

Page 321: aardrijkskunde - DBNL

NECTAR. 305

NET.

Neetar m. : Godendrank m., nectar (ook fig.) m.Neerlandais : Nederlands. -er.Neerlande v. : Nederland.Net v. (spr. net) : 1. (oud) Schip. 2. Schip (vankerk), ruim.

Nefaste : 1. (ge s ch.) Aan rust of rouw gewijd.Jours -s : (Ongeluks)dagen, waarop geen rechtwerd gesproken, enz. 2. (fig.) Rampzalig.

Me v. : Mispel m. Des -.91 Malligheidl larie!Pour des -s : Voor niks.

Nether m. : Mispelhoom m.Negateur m. : Loochenaar.Nëgatif : 1. Ontkennend. (t a alk.) Proposition-ive : Ontkennende zin. 2. (tegen over positif)Bonheur - : Afwezigheid van ongeluk. Epreuve-ire = - m. : Negatieve afdruk m., negatief.

Negation v. : Ontkenning, loochening.Negative v. : Ontkenningswoord. Ontkennendvoorstel, -e zin m. Weigering. Soutenir la - : Dezaak blijven ontkennen, bij zijn weigering blijven..Repondre par la - : Ontkennend antwoorden,men zeggen.

Negativement : Ontkennend. Weigerend.?Wild) m. : Morgengewaad. (fig.) Onopgesmukt-heid. En - : Half gekleed. I bv.nw. : Verwaar-loosd, slordig.

Negligeable : Onbelangrijk, niet noemenswaard.Negligemment : Achteloos, onachtzaam.Negligence v. : Nalatig-, onachtzaam-, slordig-heid. Onverschilligheid.

Negligent : Nalatig, onachtzaam, slordig.?Ngliger : 1. Verzuimen, veronachtzamen, ver-waarlozen. 2. Nalaten. Niet tellen, geen reke-ning houden met. I se - : Nalatig -, onverschil-lig worden. Elk. niet meer bezoeken (vrien-den). Zijn uiterlijk verwaarlozen.

Negoee m. : Handel m. Groothandel.Negociable : Verhandelbaar.Negoelant m. : Koopman. Groothandelaar.Negociateur m. : Onderhandelaar.Négoelation v. : Onderhandeling. Verkoop m.Negoeler : Onderhandelen over. Tot stand bren-gen. Verdisconteren (wissel).

Negri) m. : 1. Neger. (fig.) Helper. (yolk) Loon-slaaf. Travailler comme un - : Werken als eenpaard. - blanc : Albino, witte Moor. A blanchirun - on perd son savon : Dat is den Moriaangewassen. 2. Negertaal v. I bv.nw. : Neger-.Race - : Negerras.

Negrerie of negrerie v. : Negerslavenwerkplaatsv. -bewaarplaats.

Negresse v. : Negerin.Negrier m. : Slavenhandelaar. -haler. -schip.Negrillon m., -ne v. : Negertje, negerinnetje.Neige v. : Sneeuw v. Blanc comme - : Sneeuw-wit; (fig.) met een ongerepte naam. CEufs 4la - : Sneeuwballen (eiwit).

Neiger : Sneeuwen. (fig., fam.) Il a neigd sur satete : Hij wordt grijs.

Neigeux : Met sneeuw bedekt. Sneeuwwit. Waarin't sneeuwt.

Nemrod m. (spr. nemmrode) : Nimrod. Groot Jager.Nenni (spr. nani) : Neen. --da : Neen, hoor.Nenufar en -phar m. : Waterlelie v.Mo-oalódonien : Mt Nieuw-Caledonia.Neo-eatholieisme m. : Nieuw-Katholicisme.No-ehristianisme m. : Nieuw-Christendom.Mo-gree (min. --grecs) : Nieuw-Grieks.Nëo-latin (mv. --latins) : Nieuw-Latijns;

Romaan seGALLAS, Frans Schoo'woordenboek. *

Nologie v. : Gebruik van nieuwe woorden ofnieuwe betekenissen van oude woorden.

Neologique : Van het gebruik van nieuwe woorden.Nieuwgevormd.

Neologisme m. : 1. z. neologie. 2. Nieuw woord,nieuwe betekenis van een woord.

Nêologiste of -logue m. : Ism. die nieuwe woordengebruikt of invoert.

Neophyte m. • Nieuwbekeerde, pasgedoopte.Nephretique : 1. (geneesk.) Van de nieren.2. Aan de nieren lijdend. I m. : Nierlijder.

Nephrite v. : 1. Nierziekte v., -ontsteking. 2.(a a r d k.) Niersteen m.

Nephrolithe m. : (gen eesk.) Niersteen m.Nephtali m. : Naftali (stam van Israel).Nepomucene m. : (n a a m) Nepomuk.Nepotisme m : Begunstiging door hooggeplaatstenvan bloedverwanten of vrienden.

Neptune m. : Neptunus.Neptunien : (a ar dk.) Door 't water ontstaan.Nett° m. : Nereus (zeegod).Nërêlde v. : Zeenimf.Ned m. (spr. nerfe; in 't me. en in nerf de bceufspr. net') : 1. Pees v. Avoir un - fov,le : Een peesverrekken. - de bceuf : Bullepees (om te slaan).2. (fig.) Kracht v. Vastheid. Avoir du - : Flinkzijn. Le - de la guerre, - des affaires : De ziel vanalle zaken, 't geld. 3. Zenuw v. Cela agace les-s, Bela donne -, porte stir les -s : Dat maakt iem.zenuwachtig. Vous avez vos -s 7 Hebt ge weerlast van uw zenuwen? Crise de -s : Zenuwuit-barsting, huilbui v. 4. Snaar (instrument) v. Rib-be (boekrug) v.

?Won v. : Nero. (fig.) Wrede dwingeland.Nervation v. : Bladgeraamte.Nerver : Met ribben voorzien (boekrug). Metpezen bekleden.

Nerveusement : Zenuwachtig.Nerveux : 1. Gespierd. (fig.) Flink. 2. Van dezenuwen. C'est - : 't Ligt aan de zenuwen. 3.Zenuwachtig. 4. Geribd, geaderd.

Nervosite v. : Zenuwachtigheid.Nervure v. : 1. (nat. hist.) Ribbe (blad) v. 2.Ribbe (boekrug). 3. Ribbe (gewelf, kolom). 4.Ribwerk (mum.). 5. Vertakking (bergketen).

Nestor m. : (f i g.) Eerbiedwaardige grijsaard. Oudste.I. Net (spr. nette). nette : 1. Zindelijk, net, rein.Faire place -te : Alias opruimen; - meenemen.Il a trouve la place -te : Hij heeft zijn huts leeggevonden. 2. (fig.) Vlekkeloos. Avoir la cons-cience -te, - l' dme -te : Een rein geweten hebben.3. Zuiver, onvermengd. Vrij van kosten of schul-den. Netto. Benefice -; produit - : Zuiverewinst; - opbrengst. - de tous frais : Vrij vanalle onkosten. 4. Duidelijk, helder, zuiver, glad.Scherp (foto). Imprime en caract3res -s : Metduidelijke letters gedrukt. 5. Helder, juist, scherpomlijnd, die geen twijfel overlaat. Esprit - :Heldere geest, (f am.) - kop. Cette affaire n'est pas-te : Die zaak is niet in de haak. Sa conduite n'estpas -te : Hij gedraagt zich niet openhartig.

II. Net bw. (spr. nette) : 1. Netto, zuiver. Cette terrarapporte cent francs -. 2. Glad. Duidelijk, vol-komen. In eens, plotseling. Couper -, trancher -;cas-ser - : Glad afsnijden; - afbreken. (fig.) Letrancher - : Het vrijuit zeggen. Rompre - avecqn : In eens met lam. breken. 3. Zonder om-wegen, vierkant. Refuser - : Botweg weigeren.

III. Net m. (spr. nette) : Net. Netto. Mettre au - :In 't net schrijven.

20

Page 322: aardrijkskunde - DBNL

NETTEMENT. 306 NIELLE.

Nettement : Netjes, zindelijk. Duidelijk, helder.Ronduit, zonder omwegen. Kortaf.

Nettete v. : Rein-, zuiver-. Net-. Zindelijkheid.Zuiver-, scherp-, duidelijkheid. Scherpte (foto).

Nettoiement m. : Het reinigen.Nettoyage m. : Het reinigen, schoonmaak m. — asec : 't Uitstomen. — par le vide : 't Stofzuigen.

Nettoyer : 1. Reinigen, schoonmaken. Uitstomen(— a sec). — par le vide : Stofzuigen. 2. Zuive-ren, bevrijden (van vijanden, zeerovers).

I. Neuf (uitspr. z. cinq) : 1. Negen. 2. Negende. I m. :Negen (cijfer; kaart). -de dag m.

II. Neuf (spr. taeuff), neuve : 1. Nieuw, pas ge-maakt. Tout battant —, tout flambant — : Spik-splinternieuw. Faire peau neuve : Vervellen;(fig.) een ander mens worden. Penske neuve: Originele gedachte. 2. Onbedreven, onno-zel, onervaren. Il est tout — dans Bette ville :HI is nog vreemd in die stad. Un pays — Eennog niet door reizigers bezocht land; een landwaar nog geen industrie of cultuur is. I m. : Hetnieuwste, het niet gebruikte. Habille de — : Metnieuwe kleren aan. Remettre a — : Z6 herstellen,dat het er als nieuw uitziet.

Neurasthenie v. : Zenuwzwakte v. Zwaarmoedig-held.

Neurasthenique : Zenuwzwak. -ke. Zwaarmoe-dig. -e.

Neurologie v. : Wetenschap der zenuwverschijn-selen, leer der zenuwziekten.

Neutralisation v. : 1. 't Onzijdig krachteloos -,onschadelijk maken, 't verijdelen. (scheik.)(Het) neutraliseren, (het) opheffen van zekereeigenschappen. 2. Het onzijdig verklaren.

Neutraliser : 1. Onzijdig krachteloos -, on-schadelijk maken. Verijdelen. (scheik.) Neu-traliseren. Zekere eigenschappen opheffen van.2. Onzijdig verklaren.

Neutralite v. : 1. Onzijdigheid. 2. (scheik.)Neutraalheid.

Neutre (spr. eu als in ceufs, boeufs): 1. (taalk.)Onzijdig. (n at. h i s t.) Geslachtloos. 2. (t a alk.)Onzijdig; onovergankelijk (werkw.). 3. Onzijdig,neutraal. 4. (scheik.) Neutraal, noch zuur, nochalkalisch reagerend. 5. (fig.) Weinig zeggend.Effen (stem). I m. : Onzijdig geslacht. Onpartijdige.

Neuvaine v. : (K ath.) Novena (negendaagsegodvruchtige oefening) v.

Neuvieme : Negende. I m. : Negende dag m. -deel. I v. : (mu z.) None (interval die een traphoger is dan de octaaf) v.

Neuviemement : In de negende plaats.Neve m. : Gletschersneeuw v.Neveu m. : Neef (zoon van broer of zuster). —a la mode de Bretagne : Verre neef, zoon van eenvollen neef of nicht. Les —z, les arriere-- : Denakomelingen.

Nêvralgie v. : Zenuwpijn v.Nevralgique : Van zenuwpijn. Douleur — :Zenuwpijn.

Nevropathe m. : Zenuwilijder.Nevropathie v. : Zenuwziekte, -aandoening.Nevroptere bv.nw. en m. : (nat. hist.) Net-vleugelig (insect).

Nevrose v. : Zenuwaandoening, -achtigheid.Nevrose bv.nw. en m. : Zenuwziek. -lijder.Nez m. : 1. Neus m. Bout du — : Neuspunt.Saigner du — : Uit de neus bloeden; (fig.)bang zijn. Parler -; chanter du — : Door de neusspreken; - zingen. Avoir du —, avoir le — fin:

Een fijne reuk hebben; (fig.) een heldereblik hebben. Mettre le — sur : Bemerken; raden.Tirer les vers du — a Uithoren, een geheimontfutselen. Un chien qui a le — au vent : Ewahoed die rondspeurt in de lucht. (fig.) Porterle — au vent : De neus in de wind steken(verwaand). Cela lui a passe devant le — : Datis zijn neus voorbijgegaan. (fig.) Avoir le — long,- allonge, avoir un pied de— : Uit 't veldgeslagenzijn. Faire un pied de — a : Een lange neus makentegen; uitlachen. Tu as fait un —! Je hebt 'n ge-zicht gezet12. (f am.) Gelaat, gezicht. Se trouver -,tomber — a — avec son frére : Vlak tegenover zijnbroer komen te staan. Montrer le bout de son — :Zich even vertonen. Mettre le — a la fetatre :Voor 't venster gaan staan. Au — de qn : In iem.gezicht, trots iem. Jeter qch au — de qn : Tem. letsvoor de voeten werpen. Fenner pousser la Porteau — de qn : Iem. de deur voor de neus dichtdoen.Mettre le — dehors : 't Hoofd buiten de deur steken.Donner sur le - par le — a qn : Iera. op zijngezicht geven. Mettre fourrer le — dans qch : Zichmet lets bemoeien. Avoir dans le — : 't Landhebben aan. 3. Boeg m., neus (schip).

Ni bw. : Noah, en ook niet. Of. Je ne l'aime —ne l'estime : Ik houd niet van hem en acht hemook niet. — moi non plus : Ik ook niet. vu, —connu : Wordt daaruit maar eens wijs. Il allaplus loin qu'Hercule — Bacchus : Hij ging verderdan H. of B.

Niable : Loochenbaar, te ontkennen.Niais : (fig.) Onnozel, dom. I m. : Domoor.Niaisement : Dom, onnozel, knullig.Niaiserie v. : Dorn-, onnozelheid. Beuzeling.Nice v. : Nizza (Z.-Frankr.). I bv.nw. : (oud) On-nozel. (r e c h t) Eenvoudig.

Nide o. : Nicea (K1.-Azie).Niche v. : Nis v. Hondenhok. Nachthok. Nest-kastje. (fig.) Kleine mooning. Strandstoel m.Streak m., poets v.

Nichee v. : Nestvol, de jongen.Nieher ov.w. : Vestigen, plaatsen. onov.w. : Eennest maken. I se — : Zich nestelen. Gaan woven.(fig.) Zich verschuilen. 0 l'orgueil va-t-il se —1Waar vindt men al geen hoogmoed?

Nickel m. Nikkei.Niekelage m. : Vernikkeling.Nickeler : Vernikkelen.Niekelure V. : Nikkellaag v.Nicodême m. : 1. (naam) Nicodemus. 2. (fig.)Sul, sukkel, lummel.

Nice's : Uit Bewoner van Nizza.Nicolas : Nicolaas. (fig.) Lummel, stoffel.Nicole v. : Klaasje.Nicoméde m. : (fig.) Stoffel, lummel.Nicotine v. : Alcaloide uit tabak, nicotine.Nieotinisme m. : Nicotinevergiftiging.Nid m. : 1. Nest. — d'hirondelle (Eetbaar) zwa-luwnest. Petit a petit l'oiseau fait son — : Devallende droppel holt de steen uit. (fig.) Le— paternel : Het ouderlijke huis. Trouver la pieau — : De vogel vangen v66r hij gevlogen is.En — de pie : Verward, als een ragebol. 2. Broed-sel, nestvol. 3. (fig.) Bron v., oorzaak v.

Niece v. : Nicht (dochter van broer of zuster).— a la mode de Bretagne : Achternicht, dochtervan vollen neef of nicht; verre nicht.

Niellage m.: Het nielleren (z. nieller 2).Nielle v. : Brand (in koren) m. Roast (in koren) m.Rolle gravering, met zwart email opgevuld.

Page 323: aardrijkskunde - DBNL

NIELLER. 307

NOIR.

Nieller : 1. Door brand, roest aantasten (koren).2. Graveren en met zwart email opvullen.

Niellure v. : Brand (in koren) m. Nielleerkunst v.-werk (z. nielle).

Niemen m. (spr. nyemenn) : Memel (rivier) m.Nier : Ontkennen, loochenen. Verloochenen.Nigaud m., -e V. : Domoor, botterik. Zottin.I m. : Kleine zeeraaf v. Niet (in loterij) v.

Nigauder : Den onnozele uithangen. Beuzelen.Nigauderie v. : Onnozel-, domheid. Beuzelarij.Nigerie v. : (aardrijksk) Nigerland.Nigritie v. : (aardrijksk.) Nigritik. Soedan.Nihilisme m. : (wij s b.) Volslagen ontkenning vanalles. Leer ener sekte die de bestaande maat-schappij wil omverwerpen v.

Nihilists m. : Aanhanger van 't nihilisme.Nil m. (spr. nile) : Nijl (rivier) m.Nilgau m. : Nijlgau (soort antilope) m.Nilotique : (Bewoner) van de Nijl, - de Nijloevers.Nimbe m. : Stralenkrans m. (fig.) Luister m.Nimbe : Met een stralenkrans -. (fig.) Door luisterNimêgue V. : Nijmegen. [omgeven.Nfmois : Bewoner van -. Uit Nimes.Ninive v. : Ninive.Nippe v. : (fam.) Kledingstuk.Nipper ': Van kleren, opschik voorzien. 1 se - :

Zich in zijn kleren zetten.Nippon, -ponais : Japans.Nique v. : (fam.) Faire la - a : (In 't gezicht)uitlachen, trotseren.

Nirvana m. : Oplossing in de gelukzaligheid.Nitouche V. : (fam.) Sainte - : Femelaarster,vrouw *die ze achter de mouw heeft..

Nitrate m. : Salpeterzuurzout. - d'argent : Zil-vernitraat, helse steen, lapis infernalis.

Nitreux : Salpeterhoudend, -achtig.Nitri6re v. : Salpetergroeve v.Nitrifier : In stikstofzouten omzetten.Nitrique : Acide - : Salpeterzuur.Nitro-glycerine v. : Nitroglycerine (springmiddel)v.Niveau m. : 1. Waterpas, richtsnoer. - de char-pentier, - de mason : Schietlood. (fig.) Mettre sesidees au - de la raison : Zijn gedachten metde rede in overeenstemming brengen. 2. Peil-toestel (in stoomketel). - d'essence : Benzineme-ter. - d'huile : Oliemeter. 3. Hoogte v. - de lamer :. Zeespiegel m. Au - de, de - avec : Evenhoog als. De - : Waterpas. Au - des connais-sances actuelles : Op de hoogte der tegenwoordigewetenschap. - de vie : Levensstandaard m. 4.(fig.) Hoogte, verdienste, rang m. Etre de -avec : Gelijk staan met.

Niveler : Met een waterpas meten. Waterpas -,gelijkmaken. (fig.) Gelijkmaken. I se - : Water-pas (gemaakt) worden. (fig.) Gelijk worden.

Niveleur, -euse : Die alles -, alien gelijkmaakt.I m. : Waterpasser. Socialist die alles wil ge-lijkmaken.

Nivellement m. : 1. Het waterpassen. - nivel-leren. 2. Het gelijkmaken, - op emn hoogte plaat-sen. 3. (fig.) Gelijkmaking der bezittingen, -der maatschappelijke standen.

Nivelles v. : Nijvel (in Belgic).Nivernais : Uit -. Bewoner van Nevers.Nivase m. : (Sneeuwmaand), vierde maand vande republ. kalender (van 21 of 22 Decembertot 20 of 21 Januari) v.

Nobiliaire : Adellijk, van de adel. La particule- : 't Woord dat de adel aanduidt (de, van,von). I m. : Adelsregister.

Noble : 1. Adellijk, van adel. Faire qn - : Iem.tot de adelstand verheffen. (t on e el) Pere- : Eerbiedwaardige-vaderrol. 2. Edel, verhe-ven, heerlijk. Les parties -s du corps : De edeledelen. 3. (fig.) Voornaam, beroemd; edelmoe-dig. I m. : Edelman, adellijke. (g e s ch.) Nobiles.Het edele.

Noblement : L Vivre - : Als een edelman leven.2. (fig.) Op edele wijze, voortreffelijk, deftig.

Noblesse v. : 1. Adel m. -dom. - de finance : Geld-adel. - oblige : Edele afkomst legt verplichtingenop. 2. Ridderschap, edellieden. 3. (fig.) Voor-treffelijk-, verheven-, edelmoedig-, waardigheid.

Noce v. : L (v oor al mv.) Huwelijk, echt m.Epouser qn en secondes -s : Een tweede huwe-lijk met iem. aangaan. Le jour de ses -s : Zijntrouwdag. 2. Bruiloft v., bruiloftsfeest. Il n'ajamais ete a pareille - : Hij heeft nog nook zo'npret gehad. Avoir l'air a, la - : Er vergenoegduitzien. 3. Bruiloftsstoet m. 4. (fam.) Pret v.,-makerij. 5. Losbandig leven; 't quiven.. Fairela - : *Fuivens, pierewaaien. 6.Herdenking. -sd'argent : Zilveren bruiloft; (fig.) 25-jarige dienst.-s d'or Opiscopales : 50-jarig bisschopschap.

Noeer : Pretmaken, quiven*.Noeeur m. : Pierewaaier, quifnummer*.Nocher m. (dichtk.) Stuurman. Le - du Styx,le - funebre : Charon.

Nocif, -ive : (geneesk.) Schadelijk.Noetambule m. : Nacht-, slaapwandelaar. (fam.)Iera. die 's nachts pret maakt.

Noctambulisme m. : Nacht-, slaapwandeling. 't Vande nacht de dag maken.

Nocturne : 1. Nachtelijk. 2. Des nachts to voorschijnkomend. I m. : (K at h.) Nachtgetijden. (muz.)Nachtelijke, tweestemmige serenade v. Nacht-muziek, nocturne v.

Nocuite v. : Schadelijkheid.Noe m. : Noach.Noel m. : Kerstfeest, -mis, -nacht m. Le petit Noel: 't Kindeke Jezus. Arbre de - : Kerstboom.

No3ud m. : 1. Knoop m. Trancher le - gordien: De (Gordiaanse) knoop doorhakken, eeneinde aan de moeilijkheid maken. 2. (z e e v.)Knoop (15,4 M.). Filer 22 -s a l'heure : 22 kno-pen in 't uur lopen. 3. (dichtk.) Band m.

-du mariage : Band des huwelijks. (fig.) Avoirun - a la gorge : In ernstige moeilijkheden ver-keren. 4. Strik (- coulant) m. Faire le - de sacravate : Zijn das strikken. - tout fait : Strikje.5. Kronkeling (kruipend Bier). 6. (fig.) Knoop,zwarigheid, hoofdzaak v. 7. (letterk.) Ver-wikkeling (stuk). 8. Knoest m. Knoop, geleding.Kwast (marmer, steen) m. 9. (ontleedk.)Knobbel m. 10. (aardrijksk.) Bergknoop.

I. Noir : 1. Zwart, zwartachtig. La race -e : 't Ne-gerras. Pain - : Roggebrood. Vins -e : Zwarewijnen. Elle a la peau -e : Zij is zeer donker.Raisin - : Blauwe d. Cigare -: Donkere s.Beurre - : Bruine b. 2. Donker, zonder licht.Il faisait nuit -e : De nacht was stikdonker.Cabinet -, chambre -e : Bergkamer v., -hok,zonder venster. 3. Van de negers, - de zwarten.4. Vuil, onzindelijk. 5. (fig.) Snood, afschuwelijk.Le diable n' est pas si - qu'on le dit, - qu'on le fait :Hij is nog zo slecht niet als men wel zegt. 6. (fig.)Zvi art, slecht. On l'a rendu hien - : Men heefthem erg beklad. 7. Duivels, noodlottig. Livres-5 : Toverboeken. Messe -e : Bespottelijke mis,die aan den duivel wordt opgedragen. L'onde -e:

Page 324: aardrijkskunde - DBNL

NOIR. 308 NONANTE.

De rivier der onderwereld, de Styx. 8. Donker,zwart. Un temps - : Somber weer. 9. (fig.)Droevig, somber. Ellendig. Sirie -e : Reeks vantreffende ongevallen, *pecht.

II. Noir m. : 1. Het zwart, de zwarte kleur v. Rouw-kleren, rouw m. Vétu de - : In 't zwart gekleed.Peindre en - : Met donkere kleuren afschilderen.2. (fig.) Het sombere, ellendige. Voir les chosesen - : De zaken donker inzien. 3. Zwartsel,zwarte kleurstof v. Du - de fumes, - de lampe :Lampzwart. - animal : Beenderkool. - d'im-primerie : Drukinkt v. - d'os : Beenzwart.4. Blauwe plek (op 't lichaam) v. Middelpunt(schijf). 5. Zwarte, neger.

Noirätre : Zwartachtig.Noiraud : Donker (gelaatskleur). Un -, une -e: Een zwartje; een brunette.

Noirceur v. : Zwartheid. Zwarte plek v. (fig.)Snood-, afschuwelijkheid. Somberheid.

Noireir onov.w. ; Zwart worden. I ov.w. : 1. Zwart-, donker maken. (f am.) - du papier : Papierbekladden. 2. (fig.) Belasteren, bekladden.3. (fig.) Somber doen schijnen. I se - : 1. Zwart -,donker worden. 2. (fig.) Elk. -. Zich bekladden.Betrekken (lucht).

Noireissure V. : Het zwartmaken. Zwarte vlek v.Noire v. : Negerin. (muz.) Kwartnoot v.Noise v. : 1. Gekrakeel. 2. (f am.) Twist overkleinigheden m. Chercher - a : Ruzie zoeken met.

Noiseraie v. : Tuin m. -, laan met notebomen v.Noisetier m. (spr. -WO : Hazelaar m.Noisette v. : Hazelnoot v. Des &ones (couleur de)

-: Grijsachtig rosse stoffen.Noix v. : 1. Noot v. Un quartier de -, une cuissede - : Een vierde deel van een hoot. 2. - decoco : Kokos-. - de terre : Aard-. - vomique :Braak-. - muscade : Muskaat-. - de galle : Gal-noot. - d'Espagne :r Curagaose amandel v. 3.Tuimelaar (aan boog, vuurwapen). Tandrad,neut (koffiemolen ) v. Keep v., groef v. Kalfsklier(in schouderstuk) v. 't Vleesdeel (van cOte-let). 4. Une - de beurre : 'n Klontje boter.

Noli me tangere m. (spr. -mitanjeri; my. on-verand.) : 1. (plantk.) Springkruid. (in 't alg.)Plant vol prikkels v. 2. (gene esk.) Boosaar-dige zweer v. 3. *Kruidje-roer-mij-nett.

Nom m. : 1. Naam m. - de famille : Geslachts-,familienaam. Petit -, - de bapteme : V66rnaam.Petit - d'amitie : Lief naampje. - social, - col-lectif : Firma, gemeenschappelijke naam. Mettre -,placer les -s sur les visages : Zich de namen dermensen herinneren, ale men ze ziet. Philippe,second du - : Philips, tweede van die naam.Sous le - de : Onder de (vreemde) naam van.Prefer son - : Zijn naam lenen. Jurer par le- de Dieu : De naam Gods ijdellijk gebruiken.(Satre) - de Dieu! Verdomd 1- d'un Chien, -de -, are - : Jandorie 1 Au - du ciel : In's Hemelsnaam. Etre en - dans une maison :Deel uitmaken van een firma. Au - de qn,en son - : Namens, uit naam van, handelendevoor. Au - de : In naam van. 2. Naam, goedenaam, eer v. Un grand - : Een beroemde naamLa gloire de son - : Zijn roem. 3. Naam, rang m.,hoge geboorte v. 4. Naam, benaming. Unechose qui n'a pas de - : Iets waarvoor geenwoord to vinden is. Sans - : Onbeschrijfelijk,ongehoord. 5. Naam, woord (tegenover chose)..T1 n'itait roi que de - : Hij was slechts in naamkoning. 6. Bijnaam. 7. (taalk.) Zelfstandig

naamwoord. - propre : Eigennaam. - commun :Gemeen znw. - de nombre : Telwoord. - collectif :Verzamelwoord. En - collectif : Onder firma.

Nomade : Zwervend, zonder vast verblijf. Les-5 : De zwervende volken. Un - : Een zwerver;woonwagenbewoner.

Nombre m. : 1. (wick.) Getal. - entier : Ge-heel -. - fractionnaire: Gebroken getal. - cardinal: Hoofd-. - ordinal : Rangtelwoord. (sterrenk.)- d'or : Gulden getal (dat aangeeft Welk jaarvan de maancyclus het is). 2. (godsd.) Lelivre des N-8 : Numeri (het 4e boek van Mozes).3. Menigte v., hoeveelheid, aantal. Groot aantal.Its sont le - : Ze zijn overmachtig door hunaantal. - d'amis : Tal van vrienden. - de fois: Zeer dikwijls. Le plus grand - : De meerderheid.En - : In groten getale. Sans - : Talloos.Au - de, du - de : Onder, onder 't getal van.Au - de cent : Ten getale van honderd. Tl estdu - : Hij behoort -, is erbij. 4. (t a al k.) Getal. -singulier, pluriel. 5. (kunst) Harmonie derwoorden v., rythmus m.

Nombre : Benoemd (getal).Nombrer : Tellen; door cijfers uitdrukken.Nombreusement : In groten getale.Nombreux : Talrijk, menigvuldig. (kunst) Welgeevenredigd, vol harmonie.

Nombril m. (spr. -bri) : 1. Navel m. 2. Bruin(aan vrucht) v. 8. -de Venus (Venus)navelkruid.

Nomenclatetui m. : 1. Namennoemer (slaaf diezijn meester de namen noemde van hen, diedeze groeten moest). 2. Naamgever (aan Boor-ten, families). Naamregister.

Nomenclature v. : Alle woorden die in een weten-schap, kunst, bedrijf worden gebruikt.

Nominal : 1. Van -, in de naam, bij name. 2.(Aileen) in naam (bestaande), nominaal (waarde).

Nominalement : Bij de naam. In naam.Nominatif : Die de naam -, de namen bevat.Titre - : Effect op naam. I m. : (taalk.) Eerstenaamval m. Onderwerp,

Nomination V. : Benoeming. Het noemen.Nominativement : Bij de naam, met name.Nommè m., -e v. : Le - I : Een zekere X.I bv.nw. z. nommer.

Nommement : In 't bijzonder, uitdrukkelijk.Nommer : 1. Noemen, een naam geven. Etrenommi : Heten. 2. Noemen, bij de naam aan-duiden. (fig.) A point nommi : Juist van pas,op 't meest geschikte tijdstip. A jour nomme :Op de aangegeven dag. 3. Benoemen tot. I se

-: Heten. Zijn naam noemen.Non : Neen I - certes : Zeker niet. Oh, que -IWel neen! Que - pas : Helemaal niet. Je ne dispas - : Daar wil ik geen neen op zeggen. ---,Dat meen je niet! I m. : Neen. Un - bien articuló :Een duidelijk uitgesproken neen. I bw. : 1. Niet(vooral met pas). - que : Niet dat. - loin de :Niet ver van. - seulement . . . . mais encore : Nietalleen .... maar ook. - plus : Ook niet; evenmin.Ni moi - plus : Ik ook niet. 2. (in samenst.)Niet-, on-, wan-.

Non-activite v. : Tijdelijke niet-werkzaamheid,non-activiteit.

Nonagenatre : Negentigjarig. -e.Nonagesime : Negentigste. I m. : (sterrenk.)Hoogste punt van de ecliptics.

Non-avenu (me. -avenus) : Van generlei waarde,nietig.

Nonante (in Zwitserl. en Belgie) : Negentig.

Page 325: aardrijkskunde - DBNL

309 NOUER.NONCE.

Nonce m. : Nuntius, pauselijk gezant.Nonehalamment : Onachtzaam, onverschillig.Nonchalance v. : Onachtzaam-, nalatig-, slor-

digheid, verzuim.Nonchalant : Onachtzaam, nalatig, slordig,Nonchaloir m. z. -ehalanee.Noneiature v. : Ambt -, waardigheid van nun-tius. Zetel van den nuntius m.

Non-conformiste m. (me. --conformiste8) : (kerk)Afgescheidene, iem. die niet tot de Anglicaansekerk behoort. 1 bv.nw. : Van de afgescheidenen.

Non-disponibilite v. : Het niet-beschikbaar zijn.- van een soldaat.

Non-disponible (my. --) : Niet-beschikbaar.None v. : (Bath.) Gebed dat tegen 't negendeuur van de dag ('s middags 3 uur) gelezenwordt, none v.

Nones v.mv. : (ges ch.) De negende dag voorde ides (z. ides) m.

Non-etre m. : (wijsb.) Niet-zijn.Nonidi m. : (ges ch.) Negende dag van eenRepublik. decade m.

Non-intervention v. : 't Onzijdig blijven.Nonius m. (spr. -uss) : (wisk.) Toestel voor

graadaflezing.Non-lieu m. : (recht) Ontslag van rechtsver-

volging.Nonnain V. : (oud of spot) Nonnetje.Nonne v. : (grap) Non, kloosterlinge. (fam.)Pet de — : Soes (gebakje) v.

Nonnette v. : Jonge non. Anijskoekje. Zwart-kopmees v.

Nonobstant : Niettegenstaande, ondanks.Non-paiement m. : (handel) Niet-betaling.Non-pair (me. —pairs) : Oneven.Nonpareil, —le : Weergaloos, onvergelijkelijk.Non-recevoir : (recht) Fin de — : Grond totniet-ontvankelijk-verklaring m. Weigering.

Non-reussite v. : 't Mislukken, 't niet-slagen.Non-sens m. (spr. -sanse) : Onzin in., dwaasheid.Nonuple : Negenvoudig. I m. : Negenvoud.Nonupler ov.w. : Negenmaal vergroten. I onov.w. : - groter worden.

Non-usage m. : Het niet-gebruiken.Non-valour v. (my. --valeurs) : 1. Waarde-loos -, renteloos voorwerp. 2. Oninvorderbareschuld v. Onverkoopbare waar v. 8. (le ger)Niet-strijdbare soldaat. 4. Nut, prul (mens).

Non-viable (me. ---s) : Niet-levensvatbaar.Nopal m. (me. nopals) : Turkse -, cactusvijg v.Noper : Noppen (laken).Nord m. : Noorden. Noordelijk, noord-, noorder-.(fam.) Perdre le — : De kluts kwijt zijn.

Nord-est m. (spr. -dente) : Noordoosten.Nordique : Noords.Nord-ouest m. (spr. -dweste) : Noordwesten.Normal : 1. Regelmatig, gewoon. 2. (fig.) Msregel of model dienend, standaard-, eenheids-.2cole —e primaire : Normaalschool voor onder-wij zers. Ecole —e superieure : Normaalschool voorleraren bij 't M. 0.

Normale v. : 1. Loodlijn op een raaklijn v. 2.Normaalschool (z. normal 2) v.

Normalement : Op regelmatige wijze.Normalien m. : Leerling der Bcole normale at-perieure.

Normand : Normandisch. -Mr. -isch paard. (fam.)Un fin — : Een slimme vogel. Repondre -, s'enfirer en — : Noch ja noch neen zeggen.

Normannique : Oud-Noors.

Norme v. : Voorbeeld, maatstaf m., regel m.Norois : Oud-Noors.Norvege v. : Noorwegen.Norvêgien, —ne : Noorweegs. Noor. -se.Nos vnw. : Onze. z. notre.Nosseigneurs z. monseigneur.Nostalgie V. : Heimwee. (fig.) Verlangen (naar't verlorene).

Nostalgique : Van 't heimwee, vol heimwee, -verlangen. (fig.) Droefgeestig.

Nota of — bane (spr. bind) : Men lette wel op.Notabilite v. : Eerbiedwaardigheid (persoon).Aanzienlijk persoon. Opmerkelijkheid.

Notable : Opmerkenswaardig. Aanzienlijk, voor-naam.

Notablement : Aanmerkelijk, aanzienlijk.Notaire m. : Notaris. C'est comme si le — y availpassé : 't Staat zwart op wit.

Notamment : Inzonderheid, in 't bijzonder.Notarial : Van 't notarisambt, notarieel.Notariat m. : Notarisambt, -schap.Notarie : Door een notaris opgemaakt, notarieel.Notation v. : 1. Aanduiding door tekens; schrijf-wijze v. 2. (kunst) Wijze van weergave v.

Note v. : 1. Ken-, herinnerings-, (merk)teken.— d'infamie,- infamante: Schandvlek v. 2. (m u z.)Noot v., toonteken. Toon m. Donner la — a qn: Iem. de toon aangeven. Il ne sait qu'une — :Hij weet niets anders. Forcer la — : Het er dikopleggen,aandikken.Etre dans la — : Passen,over-eenstemmen, niet detoneren. 3. (k uns t) Kleur v.(fig.) Apporter une — gaie : Er een vrolijkestemming in brengen. Jeter sa — dans : Meedoenaan, bijdragen tot. 4. Aantekening, opheldering,noot v. 5. Op-, aantekening. Prendre (bonne) —de qch : Iets noteren. 6. Regeringsbericht,officiele nota v. Aantekening, cijfer. Une bonne— : Een goedkeuring v. 7. Rekening, nota v.

Noter : 1. Opschrijven, aan-, optekenen. Notezqu'il est mon ami : En vergeet niet dat hij mijnvriend is. 2. Tekenen, een teken zetten bij. 8.(fig.) Goed of slecht doen kennen. Un, personaemal note : Een berucht mens. Etre note d'in-famie : Geschandvlekt zijn. 4. (school) Beoor-delen, cijfers geven aan. 5. (muz.) In notenschrijven.

Notice v. : Verslag, bericht, mededeling.Notification V. : Officiele bekendmaking.Notifier : Officieel mededelen, aankondigen.Notion v. : (Eenvoudig) begrip, denkbeeld. Des —sde : Eerste beginselen van.

Notoire : Algemeen bekend, wereldkundig.Notoirement : Klaarblijkelijk, uitgemaakt.Notoriete v. : Algemene bekendheid, wereld-kundigheid. Bekende persoonlijkheid. Cela estde — : Dat is algemeen bekend. Avoir de la — :Gunstig bekend staan.

Notre vn.w. : 1. Ons, onze. 2. (fam.). Waarover wijpraatten. — homme rougit : De man bloosde.

Nate vnw. : Van ons. Le —, la —, les —8 : De -,het onze, de onzen. Nous y avons mis du — :Wij hebben er bij gelegd; - ons best gedaan.Nous avons fait des —s : Wij hebben heel watdwaze streken uitgehaald.

Notre-Dame v. (my. onverand.) : Onze-Lieve-Vrouw. 0.-L.-Vrouwenkerk v. -beeld.

Notule v. : Korte aantekening.Noué m. : Knoop m. I bv.nw. z. nouer.Nouement m. : Het knopen.Nouer : 1. Knopen, binden, vast-, toestrikken.

Page 326: aardrijkskunde - DBNL

NOUEUX. 310

NU.

2. (fig.) In zijn ontwikkeling tegenhouden. En-fant moue : Dat (door Engelse ziekte) niet isuitgegroeid. Il est bien nouó : Hij is er erg achter-lijk, - dom. (tone el) - r action : De verwik-keling samengestelder maken. 3. Smeden (kom-plot, intrige). 4. Aanknopen, aangaan (ver-bond). 5. Knobbels vormen in. I se - : Een knoopvormen; in de knoop raken. Gebonden -. (fig.)Aangeknoopt -, gevormd worden. Zich zetten(tot vrucht); vrucht zetten ;boom). Knobbelsvormen; de Engelse ziekte krijgen.

Noueux : Knoestig, knobbelig. Geleed.Nougat m. : Noga v. Lijnkoek m. Harde kluit v.Nouilles v.mv. : Noedels (meelspijs die op

macaroni gelijkt).Nounou V. : (kind) Voedster. Kindermeid.Nourrice V. : Voedster, min. Oude, trouwe dienst-bode. Mettre en - : Bij een min (buiten) uit-besteden. Epingle de - : Baker-, veiligheidsspeld.

Nourrieier, -iére : 1. Die voedsel verschaft. Vande minnen. Pere - : Voedstervader, man vande min. 2. Voedend. Sucs -s : Voedingssap.pen. I m. : Man van de min.

Nourrir : 1. Zogen, voeden. 2. Voeden, tot voed-sel strekken. Bras bien nourris : Gevulde armen.Un son nourri : Een voile toon. Une fusillade nour-rie. un feu nourri : Een wel onderhouden geweer-vuur. Un style nourri : Een krachtige stijl. 3.(fig.) Voeden, onderhouden, koesteren. - de lahaine contre qn : Haat jegens iem. koesteren. 4.De kost geven, in 't onderhoud voorzien van.La &tile nourrissait Rome : Sicilia voorzag Romevan koren. Ce metier ne nourrit pas son homme :Men kan van dat beroep niet levee. (fig.) -resprit : De geest voeden.

Nourrissage m. : Vetweiderij v.Nourrissant : Voedzaam.Nourrisseur m. : Vetweider, veefokker.Nourrisson m. : Voedsterkind, zuigeling. (fig.)Kwekeling. - des Muses : Dichter.

Nourriture v. : 1. Het voeden, - zogen (kind).Faire une - : Een kind zogen. 2. Voedsel, voe-ding, spijs v., kost m. Avoir sa - et son loge-ment : Bost en inwoning hebben. (fig.) La -de l'dme : Het voedsel voor 't gemoed. 3. Vee-teelt v., vetweiderij v.

Nous vnw. : 1. (onderwerp) Wij. 2. (voor-werp) Ons. 3. (in plaats van je of moi)Wij, ik. 4. (in plaats van de 2e of 3e per-soon) On l'a averti, mais - sommes opinidtre :Men heeft hem gewaarschuwd, maar hij (dathear) is koppig. - sommes devenue sentimentale :Ze is sentimenteel geworden.

Nouure v. : Het knopen. (fig.) Het zetten(vrucht). Engelse ziekte v.

Nouveau, -el, -elle : 1. Nieuw, sedert kort be-staand, jong; nieuw (groente, vrucht). Un hom-me - : Een man die pas bekend wordt; een par-venu. La -elle venue : De nieuwaangekomene. 2.Onervaren. 3. Ander, nieuw. Un - Cesar : Eentweede Caesar. Le -el an : Het nieuwe jaar;nieuwjaarsdag. Jusqu'a, -el ordre, - avis : Tot na-der order, voorlopig. Le - monde, le - conti-nent : De nieuwe wereld, Amerika. Le N- Testa-ment : 'tNieuwe Testament.- style : Nieuwe -, Gre-goriaanse stijl (waarvan 't jaar op 1 Januaribegint). Tout -, tout beau : Het nieuwe behaagt.A - : Van voren of aan. (handel) Op nieuwerekening. De - : Opnieuw, andermaal. I m. :Nieuweling. Het nieuwe, nieuws. Il y a du - : Er

is wat nieuws. Un - : Een nieuweling, eenbeginner. I bw. : Onlangs, pas. Vin - perce : Pasafgetapte wijn.

Nouveau-ne, --née (my. --nes, - -nees), by.nw. en m. en v. : Pasgeboren (kind).

Nouveautó v. : 1. Nieuwheid. 2. Nieuwigheid,jets nieuws. 3. Nouveaute (boek, modeartikel).

Nouvelle v. : 1. Tijding, bericht, nieuws. Etreet la source des -s : 't Nieuws uit de eerste handweten. 2. Inlichting over iem. toestand. .Deman-der -, prendre des -s de qn : Vragen, hoe iem. 'tmaakt. J'ai recta de ses -s : Ik heb bericht vanhem gehad. Envoyer savoir des -s de qn : Naariem. gezondheid laten vragen. Envoyer qn aux-8 : Iem. op kondschap uitzenden. (ong. bet.)Vous aurez de mes -s : We spreken elk. wel na-der. Mais de r argent, point de -s : Maar 't geld,daar kan men naar fluiten. Vous m' en direz des-s : Ge zult eens zien, of ik gelijk heb; - hoe lek-ker dat smaakt; - dat ik gelijk heb. 3. Nieuws-blaadje. -s a la main : Geschreven nieuwsblaadjesdie van hand tot hand gingen; (thans) korteanecdoten. 4. Novelle v., vertelling.

Nouvelle-Calêdonie v. : Nieuw-Caledonia.Nouvelle-Galles du Sud v. : Nieuw-Zuid-Wales.Nouvelle-Guinee v. : Nieuw-Guinea.Nouvellement : Onlangs, kort geleden, pas.Nouvelle-Orleans (la) (spr.- Manse) : Nieuw-Orleans.Nouvelle-Mande v. : Nieuw-Zeeland.Nouvelle-Zemble v. : Nova-Zembla.Nouvelliste m. : Nieuwtjesjager. Reporter. Novel-lenschrijver.

Novateur m., -trice v. : Nieuwlichter, -star. Iby.nw. : Die nieuwigheden wil invoeren.

Novelle v. : Nieuwe verordening, - wet v.Novembre m. : November m., slachtmaand v.Noviee m. en v. : 1. Nieuweling, proefklooster-ling, -e. Il n'est ferveur que de - : Nieuwe bezemsvegen schoon. 2. Beginner, nieuweling. 3. (z e e v.)Lichtmatroos. I bv.nw. : Onervaren, onbedreven.

Novieiat m. : Proeftijd m. (fig.) Leer-, proeftijd m.Verblijf der proefkloosterlingen.

Noyade v. : Verdrinking.Noyau m. : 1. Steen m., kern v. Fruits a - :Steenvruchten. 2. Middelste deal, kern (rotsblok,komeet); spil (trap) v. 3. (f i g.) Kern; oorsprong m.

Noy() m. : Drenkeling. I bv.nw. z. noyer.I. Noyer m. : Noteboom m. -bout.II. Noyer : 1. Verdrinken, doen -. 2. Onder waterzetten, overstromen (land); onderdompelen.Des yeux taoyes de pleurs : Ogen die in tranenzwemmen. Un ciel noyi: Een grauwe regenlucht.3. (fig.) Doen verdwijnen, - verloren gaan. Con-tours noyes : Vage omtrekken. Yeuxnoyes: Smach-tende ogen; onvaste blikken. - les couleurs :De kleuren doen ineenvloeien. - sa pens& dansun deluge de mots : Zijn gedachte in een omhaalvan woorden verdrinken. - son chagrin : Drin-ken om zijn leed to verzetten. I se - : 1. Ver-drinken. - dans une goutte d'eau, - une jatte delait : Door de geringste moeilijkheid van streakraken. - dans les platsirs : In vermaken opgaan.2. (f i g.) Te gronde gaan.

Nu, -e : 1. Naakt, bloot, kaal (flier, plant). -comme la main, - comme un ver : Spier-, moeder-naakt. Alter --tete, la téte -e : Blootshoofds g.2. Kaal (wand); ledig (huis) ; zonder bomen (land);zonder tuig of zadel (paard); zonder commentaar(tekst); zonder vat (koopwaar); onbeschermdkvlam). A r ceil - : Met 't blote oog. -e proprieti

Page 327: aardrijkskunde - DBNL

NUAGE. 311 OBESE.

: Eigendom zonder vruchtgebruik, bloot eigendomm. j m. : Het naakt, de naakte delen. D'apres le

: Naar het naakt model. A — : Naakt, bloot.Mettre a — : Ontbloten; blootleggen (hart); tevoorschijn brengen; (fig.) van alles beroven.Montrer laisser voir a — : Open en bloot latenzien. Monter un cheval a : Een paard onge-zadeld berijden.

Nuage m. : 1. Wolk v. Se perdre dans les ---s : In dewolken verdwijnen; (fig.) te hoog vliegen; hoog-dravend worden. 2. (fig.) Nevel m. Ses penseessont toujours enveloppees d'un — : Zijn gedachtenzijn nook helder. 3. Somberheid. Jeter un sur :Verkoeling brengen in. Bonheur sans — : Onge-stoord geluk. 4. Kleine hoeveelheid, scheutje(melk), wolkje (poeder).

Nuageux : Bewolkt. Wolkachtig. (fig.) Nevel-achtig, onduidelijk, verward. Gevlekt.

Nuance v. : Kleurschakering, nuance v. (fig.)Bijna onmerkbaar verschil. Cette logique macaqueun peu de —s : Die logics is wel wat al te eenvoudig.

Nuancer : Schakeren, onmerkbaar doen over-gaan. (fig.) De fijne verschillen doen gevoelen.

Nubien : Nubisch. 46r.Nubile : Huwbaar.Nubilite v. : Huwbaarheid.Nudite v. : 1. Naakt-, blootheid. (fig.) Danstoute sa — : Openlijk. 2. (kunst) Naakt figuur.Naakte delen. 3. Kaalheid.

Nue v. : Wolk (hoog zwevende) v. Se perdre dansles —s : In de wolken verdwijnen; (fig.) onbe-grijpelijk worden, in hoger sferen raken. Elever -,porter aux —s : Hemeihoog verheffen. Tomberdes —s : Uit de lucht komen vallen, hoogst ver-baasd zijn. C'est un homme tombe des —s : Deman is nit de lucht komen vallen.

Nue° v. : Zware, dreigende wolk v. (fig.) Zwermv., menigte v.; hagelbui v.

Nuer : Schakeren, keurig samenvoegen.Nuire : Schaden, nadeel doen (aan). Trop grat-ter cuit, trop parler nuit : Te veel krabbelen enpraten, moet men beide laten.

Nuisible en —ment : Schadelijk, nadelig.Nuit v. : 1. Nacht m. La — Porte conseil : Menmoet er zich op beslapen. Bien avant dans la —

Diep in de nacht. Bonne Goede nachtlDe —, la — : Des nachts. Cette : Vannacht.Table de — : Nachttafeltje. (dichtk.) L'astre des--s, la reine des --s : De maan. Les flambeaux -,lee feux de la — : De sterren. 2. Duisternis, donker.Il commence a faire — : Het wordt duister. Fairela — complete dans : Het geheel duister maken in.La — du tombeau, la — eternelle : De duisternis

van 't graf, de dood m. La — des temps : De grijzeoudheid. 3. (fig.) Duisternis. Onbekendheid.

Nuitamment : (f a m.) Door de nacht -, de duis-ternis begunstigd.

Nul vnw. : (met ne; v6Or 't zelfst. nw.) Geen,niet een, Been enkele. En --le facon, maniere:Op generlei wijze. Ne . . . —le part : Nergens.Sans —le vanilla Zonder enige ijdelheid. m. :Niemand. bv.nw. : (na het zelfst. nw.) Waar-deloos, zonder kracht, ongeldig. Nietszeggend.Declarer —: Van onwaarde onwettig verklaren.Homme — : Onbeduidend man. Son credit est —: Zijn krediet is gelijk nul, - nihil.

Nullement : In 't geheel niet, geenszins.Nullite v. ; Waardeloos-. Onbeduidend- (mens).(r e c h t) Ongeldigheid. Onbeduidend mans.

Numance v. : Numantia (vroegere stad in Spanje).Nament : (soms) Naakt. (fig.) Onbewimpeld,oprecht, vrijuit. Eenvoudig.

Numeraire : Die dient om te tellen. Pierres —s :Mijlstenen. Especes —s Gemunt geld. / m.: Gemunt geld, specie v., klinkende munt v.

Numeral : Een getal aanduidend. Lettres —es :Als Rom. cijfers gebruikte letters. Adjectifs-aux : Telwoorden. Systeme — : Talstelsel.

Numerateur m. (rekenk.) Teller (van breuk).Numeration v. : Telling, kunst van tellen v.Numerique : Van de getallen, - de cijfers. Supe-riorite : Grotere getalssterkte.

Numeriquement : In aantal, naar 't getal.Numêro m. : Nummer. Telefoonnummer. Donnerun mauvais — : Verkeerd aansluiten. Les —5gagnants, lee bons --s : De nummers waaropprijzen vallen. — d'ordre : Volg-, rangnummer.(fam.) un, de premier — : Zeer goed, van debovenste plank. Connaitre le — de qn : Wetenwat in lam. steekt; van wanten weten.

Numêrotage m. : Het nummeren.Numeroter : Nummeren.Numide, -ien, -ique : Numidisch. -ier.Numismate m. : Munt- en penningkundige.Numismatique v. : Munt- en penningkunde v.

bv.nw. : Van de penningkunde.Nuptial (spr. naps-) : Van 't huwelijk.Nuque v. : Nek m.Nuremberg m. (spr. nuranber) : Neurenberg.Nutritif : Voedzaam, voedend. Van de voeding.Nutrition v. : Voeding.Nymphe v. : 1. Stroom-, bos-, berggodin,nimf. (dichtk.) Jong, aanvallig meisje. 2. (n a t.hist.) Pop (insect) v.

Nymph& m. : (plantk.) Waterlelie v.Nympheacees v.mv. : Waterlelie-achtigen.

0.0 m. : 1. (letter) 0 v. 2. O. (verk.) Ouest : Wes-ten, west; 15 0/0 ; = 15 pour cent : 15 percent;15 oho 15 pour milk : 15 per mile; 15° = 15degres : 15 graden.

0(8) : — mon file 0 och! mijn zoon.Oasis v. (spr. -ziss) : Oase v. (fig.) Aangenamerustplaats v.

Obedience v. : 1. (k e r k) Gehoorzaamheid(kloosterling). Verlof (voor kloosterling) om tereizen, van klooster te veranderen, te onderwij-zen. De toute — : Van allerlei slag. 2. (ges ch.)Huldiging van den pans door een vorst.

Obeir : 1. (mans) Gehoorzamen. (dier)

Luisteren (naar), zich laten besturen. 3. (za a k)Meegeven, buigzaam zijn; luisteren (naar).

Obèissance v. : 1. Gehoorzaamheid. 2. (oud)Gezag. Reduire sous son — Onder zijn heer-schappij brengen. 3. (fig.) Buigzaamheid.

Obeissant : Gehoorzaam. Mak. Dat goed naar't roer luistert (schip).

Obelisque m. : Naaldvormige zuil v., obelisk m.Obere Diep in de schuld. Zwaar belast (finan-den). Bezwaard, moeilijk.

Obeyer : (Met schulden) bezwaren. s' — : Zichin schulden steken.

Obese : Zwaarlijvig.

Page 328: aardrijkskunde - DBNL

312 OBSESSION.OBRSIT.

Obesite v. : Zwaarlijvigheid.Objector : Tegenwerpen, inbrengen (tegen).Voor de voeteir werpen.

Objecteur : Dienstweigeraar (- de conscience).Objectif : 1. Tot het voorwerp behorend. Verre- of - m. : Objectief (glas in een kijker -, in eendonkere kamer, dat aan de kant ligt van 't voor-werp dat men zien wily; lens v. 2. (wijsb.) Objec-tief, als voorwerp beschouwd, niet-persoonlijk.

Objectif m. : 1. (z. 't bv.nw.) Objectief. Poserdevant l'- : Zich laten kieken. 2. Doelwit. 3.Aanvalsdoel.

Objection v. : Tegenwerping. (Opgeworpen)zwarigheid. Verwijt.

Objeetivement : (w ij s b.) Op een niet-persoon-lijke wijze.

Objectivite v. : (wijsb.) 't Niet-persoonlijk -,het zakelijk zijn, het afscheiden van ons eigen 1k.

Objet m. : 1. Voorwerp, ding. - d'alimentation :Voedingsstof. 2. Onderwerp, voorwerp (dergedachten). 3. (t a alk.) Lijdend voorwerp. 4. Voor-werp (waarop onze gevoelens betrekking hebben).L'- de ses voeux, - de son amour : 't Voorwerpzijner liefde, zijn geliefde. 5. Doel, oogmerk.

Objurgation v. : Scherp verwijt, vinnige be-straffing.

Oblation v. : 1. (kerk) Offering, offer. 2. (Kath.)Zeker deel van de mis, oblatie v.

Obligataire m. en v. : Obligatiehouder, -ster.Obligation v. : 1. Verplichting. 2. (recht)Verplichting, verband. - solidaire : Gemeen-schappelijk verband. Faire honneur a ses -s :Zijn verplichtingen nakomen. 3. (h an d el)Schuldbekentenis, -brief m. Obligatie v. - alots : Premie-obligatie. 4. Verplichting, erken-telijkheid, dank m. Avoir - a qn : Iem. dank-baar -, erkentelijk moeten zijn.

Obligatoire : Verbindend, dwingend. Verplicht.Vaste (halt). Instruction - : Leerplicht. Servicemilitaire - : Dienstplicht.

Obligatoirement : Dwingend. Verplicht.Oblige m. : 1. Le principal - : De schuldenaar(tegenover den borg). 2. Verplichte. Je suisvotre - : Ik ben u veel dank verschuldigd.

Obligeamment : Op voorkomende wijze.Obligeanee v. : Welwillend-, voorkomendheid.Obligeant : Dienstvaardig,voorkomend.Welwillend.Obliger : 1. Verplichten, binden. (recht) c ht) (Ver)-binden. - tot betaling. 2. Noodzaken, dwingen.Selon la formule obligee : Volgens de gewoneformule. 3. Verplichten, een dienst bewijzen.- qn de sa bourse : Tern. financieel steunen. Is'- : Zich verplichten. Op zich nemen, beloven.Zich aansprakelijk stellen.

Oblique : 1. Schuin, scheef. Il a un regard -: Hij kijkt iem. niet recht in 't gelaat. 2. (fig.)

Slinks, onoprecht. Conduite - : Dubbelzinniggedrag. 3. (fig.) Afhankelijk, niet rechtstreeks.(t a al k.) Cas -s : Indirecte naamvallen (datief,genitief). I m. : Schuinse spier v. I v. : Schuinelijn v.

Obliquement : Schuins, scheef. (fig.) Op slink-se wijze, van ter zijde.

Obliquer : 1. (mil.) Schuins marcheren. Obliqueza dro'itel Schuins rechts! 2. Afslaan.

Obliquite (spr. -kwi-) v. : Schuinte v., schuinerichting. (f i g.) Slinks-, onoprechtheid.

Obliterateur : Die verstopt. - buiten dienst stelt.Obliteration v. : Onbruikbaarmaking. Uitwis-sing (schrift).

Obliterer : Onleesbaar maken, uitwissen. On-bruikbaar maken. Stempelen (postzegel). Onge-daan maken.

Oblong, -ongue : Langwerpig.Oboiste z. hautboiste.Obole v. : 1. Gewicht -, muntstuk van 1/6 drach-me, obolus (bij de Grieken) m. 2. Koperenmuntje, halve penning m. (fig.) Kleinigheid.V- de la veuve : 't Penningske der weduwe;(fig.) een liefdegave v. Apporter son - : Eensteentje bijdragen.

Obscene : Ontuchtig, onkuis.Obseenite v. : Ontuchtig-, onkuisheid. Des -s :Vuile praatjes, - prentjes.

Obseur : 1. Donker, duister. D'un vert - : Don-ker groen. Il fait - aujourd'hui : Het is van-daag betrokken, - duister. Chambre -e : Donkerekamer, camera obscura. 2. Onduidelijk, onbe-grijpelijk. 3. Onbekend, vergeten. Onaanzien-lijk (aeboorte). I m. : Donker deel (schilderin.

Obseurantisme m. : Streven om de geestelijkevqlichting to belemmeren.

Obseurantiste m. : Vijand der geestelijke ver-lichting, duisterling.

Obseureir : 1. Verduisteren, donker maken. 2. (fig.)Onduidelijk maken. I s'- : 1. Donker, duisterworden. Sa vue s'obscurcit : Zijn gezicht wordtminder. 2. Donkerder (van kleur) -. (fig.) Beneveldworden. Son front s'obscurcit : Zijn gelaat betrok.

Obscureissement m. : Verduistering. 't Donker- (kleur). 't Zwak worden (gezicht). (fig.) Hetonduidelijk maken.

Obseurement : Duister, ten halve. (f i g.) Duis-ter, onduidelijk. Vergeten, verborgen (leven).

Obseurite v. : 1. Duisternis, donker. 2. (fig.)Onduidelijkheid. 3. Vergetelheid, vergeten leven.Geringe stand m. Geringheid.

Obseder : 1. Met verzoeken bestormen. Beze-ten maken. Voortdurend lastig vallen, - kwellen.

Obseques v.mv. : Plechtige uitvaart v., - begra-fenis, lijkstaatsie v.

Obsequieusement en -quieux : Onderdanig,kruipend,overgedienstig.

Obsequiosite v. : Overbeleefd-, overgedienstig-,kr uiperigheid.

Observable : Waarneembaar.Observance v. : Waarneming, naleving (gods-dienstplichten). Kloosterregel m. (f i g.) Inacht-neming (regelen).

Observantin m. : Franciscaner monnik.Observateur m., -trice v. : 1. Nalever. Naleef-ster (voorschrift). 2. Waarnemer, onderzoeker.-ster. - de la nature : Natuuronderzoeker. - deshommes, - de l'humanite : Mensenkenner. I by.nw. : Nauwlettend, scherp waarnemend.

Observation v. : 1. Naleving, inachtneming(voorschrift, gebruik). 1 Waarneming, opmerkzame beschouwing. Se mettre en - : Op de loergaan staan. Corps d'- : Verkenningscorps. Avoirl'esprit d'- : Goed kunnen waarnemen. 3. Op-,aanmerking, aantekening, bedenking. Je lui enfis l'- : Ik maakte hem er opmerkzaam op.

Observatoire m. : Sterrenwacht v., meteoro-logisch instituut, observatorium.

Observer : 1. Naleven, nakomen. 2. Gadeslaan,waarnemen. 3. Opmerken, letten op. Faire - :Er op opmerkzaam maken. I s'- : Nakomen -,opgevolgd worden. Elk. gadeslaan. Zich zelfgadeslaan. Zich in acht nemen.

Obsession v. : Het gedurig lastig vallen, - kwel-

Page 329: aardrijkskunde - DBNL

313 ODEUR.OBSIDIONAL.

len. Bezetenheid. Overlast m. Voortdurend kwel-lende gedachte v.

Obsidional : Van een beleg. Couronne —e : Be-legeringskrans (voor hem die de stad bevrijd-de). Monnaie —e : Belegeringsmunt.

Obstacle m. : Hinderpaal m., beletsel (ook fig.).Mettre — a : Verhinderen. Faire — : Hinderen.

Obstetrical : Verloskundig.Obstétrique V. : Verloskunde v.Obstination V. : Halsstarrig-, koppigheid.Obstine : Koppig, halsstarrig. Onverzettelijk.

Hardnekkig. I m. : Stijfkop.Obstinement : Hardnekkig, onverzettelijk.Obstiner : (fam.) Halsstarrig maken. I S' —Hardnekkig -, stijfhoofdig worden. — a : Hard-nekkig vasthouden aan, doordrijven.

Obstructif : Verstoppend.Obstruction V. : Verstopping. (fig.) Obstructie,verbindering der debatten in een vergadering.

Obstruer : Verstoppen.Obtemperer : Gehoorzamen; gevolg geven (aan).Obtenir : 1. Verkrijgen, verwerven. — de : Ver-lof krijgen om. — que : Weten te bewerken dat.— qch a qn : Tem. aan lets helpers. 2. Bereiken;behalen (overwinning).

Obtention V. : Verkrijging, verwerving.Obturateur : Sluitend. Muscle — : Sluitspier.I m. : Afsluiting. Sluiting (geweer). (photo)

—de plaques : Spleetsluiter.Obturation V. : Afsluiting. Vulling (tand).Obturer : Sluiten, vullen afsluiten.Obtus : Stomp. (fig.) Bot, plomp.Obtusangle : Stomphoekig.Obus m. (spr. obuss) : Houwitsergranaat v. Bom v.Obusier m. : Houwitser (kanon) m.Obvier : Tegemoetkomen (aan), uit de wegruimen, ondervangen.

Oe (spr. c)k) z. langue d'— en oui.Ocarina m. : (mu z.) Ocarina v.Occasion v. : 1. Gelegenheid, (geschikte) om-standigheid. Koopje. A l'— : Bij gelegenheid; in't voorbijgaan. Acheter d'— : Uit de tweede handkopen, tegen verminderde prijs -. Livres d'— :Boeken uit een antiquariaat. (fig., fam.) 114rois-me d'— : Heldenmoed van de koude g ond.2. (Aanleidende) oorzaak v., aanleiding. Avoirpour - : Ontstaan ult. A l'— de : Bij gelegenheidvan. A mon — : Om mij.

Occasionnel : Aanleidend. Toevallig.Occasionnellement : Al en toe, bij gelegenheid.Occasionner : Veroorzaken, aanleiding geven tot.Occident m. : 1. Westen. 2. Het Westen. L' Empired'O- : 't Westers-Romeinse Rijk.

Occidental : Westers. Westelijk, west-. LesOccidentaux : De Westerlingen, Europeanen.

Occipital : Achterhoofds-.Oceiput m. (spr. -pate) : Achterhoofd.Oceire : (grap of oud) Doden.Occlusion v. (gen eesk.) Vernauwing; slui-cing. (fig.) 't Afsluiten.

Occultation V. : Bedekking (ster door andere).Occulte : Verborgen. Le poilvoir — : De stillekracht. Sciences —s : Geheime wetenschappen(sterrenwichelarij, spiritisme).

Occultement : Heimelijk.Occultisme m. : Leer der verborgen weten-

schappen v.Occupant bv.nw. en m. : 1. (recht) Bezit-tend, die bezit. Le premier — : De eerste bezitne-mer. 2. (n i e uw). Inzittende.

Occupation v. : 1. Inbezitneming. (mil.) Be-zetting. 2. (recht) Bewoning, aanwezigheid. 3.Bezigheid, arbeid m. Betrekking. Donner de 1'-a qn : Iem. bezigheid verschaffen; (fig.) - moeite,zorgen veroorzaken.

Occupe : Druk; - bezig. Bezet. In gesprek (telefoon).Occuper : 1. In bezit nemen. Bezetten. 2. In-nemen (plaats), bezetten; bekleden. Bewonen.Cette al faire a occupe deux semaines : Dit prosesheeft twee weken geduurd. 3. (z. s'— de) Be-zighouden, in beslag nemen (geest, ziel); bezigzijn met. 4. Bezighouden, werk -, te doen geven.In zijn dienst hebben. 1 1. s'— de : In beslaggenomen worden door, zorgen voor. 2. s'— a :Bezig zijn met, werken aan. 3. s'— : Zich bezig-,zich onledig houden.

Occurrence v. : Voor-, toeval, omstandigheid. EnBette —, en pareille — : In dergelijke omstandig-heden. Dans l'— : In 't onderhavige geval.

Occurrent : Voorkomend, zich voordoend.Ocean m. : Wereldzee v., oceaan m. (fig.) On-metelijkheid, menigte v. — de sable : Zandzee.

Oceanide v. : Zeenimf.Oceanle v. : Oceania, Australia.Oceanique : Tot de oceaan behorend. In de

- levend.Oceanographic v. : Wetenschap van de diepezeeen en haar inhoud v.

Ocelle v. : Oogvormige vlek v. (di erk.) Oog.Ocre v. : Oker (gele of rode kleisoort) v.Oereux : Okerachtig. -houdend. -kleurig.Octabdre : Achtvlakkig. I m. : -vlak.Oetangulaire : Achthoekig.Octant m. : 1. (sterrenk.) Afstand van 45° of135° tussen twee sterren. - tussen maan enzon m. 2. Octant (toestel om hoogte en hoekaf-stand te meten) v.

Octave m. : (n a a m) Octavius, Octaaf. I v. : 1.(Bath.) Heilige week, week na den der grotekerkfeesten v., octave v. Achtste dag der octavem. 2. (mu z.) Octaaf v., afstand van 8 tonen m.3. (dichtk.) Achtregelig vers.

Octavie v. : (n aam) Octavia.Octavien m. : (naam) Octavianus.Oetidi m. : Achtste dag van een decade (Rep.kalender van 1792) m.

Octobre m. : October m., wijnmaand v.Octogenaire bv.nw. en m. : Tachtigjarig. -e.Octogonal : Achthoekig, -zijdig.Octogone : Achthoekig, -zijdig. I m. : Achthoek m.Octosyllabe bv.nw. en m. (spr. -silabe) : Acht-lettergrepig (vers).

Oetroi m. : Vergunning, verlening. Stedelijkebelasting op (eet)waren, bureau der stedelijkerechten op (eet)waren.

Octroyer : Inwilligen, verlenen, toestaan.Octuple : Achtvoudig.Octupler : Verachtvoudigen.Oculaire : Oog-. Temoin — : Ooggetuige. I m.Oogglas (lens van kijker naar 't oog gekeerd).

Oeulairement : Met de ogen.Oculiste m. : Oogarts (medecin —).Odalisque v.--: Slavin -. Vrouw uit de harem.Ode v. : 1. (bij d e 0 uden) Lyrisch, in driedelen verdeeld gedicht, ode. 2. (thane) Ly-risch gedicht, in gelijke strofen verdeeld. ode v.

Odeon m. : Muziekzaal voor repetities v. (th an s)Concert-, schouwburgzaal. Odeon-schouwburgte Parijs m.

Odeur v. : Geur m., reuk m. Flacon d'— : Fles-

Page 330: aardrijkskunde - DBNL

314 OFFICE.ODIEUSEMENT.

je reukwerk. (fig.) Mourir en - de saintetó :In de reuk van heiligheid sterven. Etre enbonne -; en mauvaise - : In een goede -; kwa-de reuk staan.

Odieusement en -ieux : Verfoeilijk. Etre - a :Verafschuwd worden door.

Odontalgie V. : Tand-, kiespijn v.Odontalgique : Van tandpijn. I m. : Middel tegen

kiespijn.Odontologie V. : Tandenleer v.Odorant : Welriekend, vol geur.Odorat m. : Reuk m., -zin m.Odorer : Geur verspreiden.Odoriferant : Welriekend.Odyssee v. : 1. Odyssea (Grieks heldendicht)v. 2. (fam.) Verhaal van avontuurlijke reizen.

Mcumënique (spr. é-) : (k e r k) Wereldomvattend, degehele aarde betreffend. Concile - : Kerkver-gadering waarop alle Bath. bisschoppen wor-den samengeroepen.

tEdéme m. (spr. é-) : Waterzucht v. -gezwel.cEdipe m. (spr. é-) :1. Ufdipus. 2. (fig.) Iem, diegemakkelijk raadsels oplost.

cEil m. (my. yeux) : 1. Oog. - pour -: Oog om oog.Aimer comme ses yeux : Van ganser harte bemin-nen. Avoir bon pied, bon - : Flink -, krachtig zijn.Cela coate les yeux de la tete : Dat kost een hoopgeld. J' en ai par-dessus les yeux : Ik heb er meerdan genoeg van. Il pleure d'un - et rit de l'autre: Bij hem is 't Jantje built en Jantje lacht. Ouvrirde grands yeux, - des yeux de km/ , faire les yeuxroads, faire des yeux (a) : Grote ogen opzet-ten (tegen). Faire qch les yeux fermis : Ietsop goed geluk -; iets in blind vertrouwen doen. 2.Bilk m., oog. Se parler des yeux : Met de ogentot elk. spreken. Etre tout yeux et (tout) oreilles; Geheel en al oor en oog zijn. Ote-toi de decantmes yeux : Ga uit mijn ogen. Avoir l'- stir : Na-gaan, in 't oog houden. Entre quatre yeux : On-der vier ogen. A cue d'- : Op 't eerste gezicht(oordelende); 7ienderogen, zichtbaar. A l'- :Met het oog; (fig.; f a m.) voor niets; op crediet,op de pof. 3. Oplettende blik, oplettendheid. Parles yeux de la foi : Met de overtuiging die 't ge-loof schenkt. Le8 yeux de la pensee : Het geestes-oog. Mettre decant les yeux : Doen zien. Sauteraux yet= : Duidelijk merkbaar zijn, in 't oogvallend zijn. A mes yeux, it a raison : Volgensmij heeft hij gelijk. Suivre des yeux : Nakijken.Ne pas perdre des yeux, tenir l'- stir : Niet uit't oog verliezen. Avoir l'- a tout : Op alles let-ten. 4. Oog, uiterlijk. Epou8er une femme pourses beaux yeux : Een vrouw om haar lief ge-zichtje huwen. Faire qch pour les beaux yeux deqn : Iets doen zonder eigenbelang. Donner de l'-a qch : Jets een gunstig voorkomen geven. 5.Oog (dat de gevoelens helpt uitdrukken). Voird'un bon -, - de bon - : Gaarne zien. Manger -,divorer des yeux : Met de ogen verslinden. Re-garder entre deux yeux : Scherp aanzien. Faire(de) l'- a : Toelonken; begerige blikken wer-pen op. Faire de gros yeux a : Boos aankijken. 6.(fi g.) Oog, hetgeen licht aanbrengt. L'- de lanature, du monde, du jour : De zon. 7. (fig.)Oog, rondte v., kring m., ronde opening. Oog(in brood, kaas, op soep). - de chat (my. ailsde chat) : Kattenoog (steen). - de perdrix (mv.ails de perdrix) : Oogje (merksteek); likdoorntussen de tenen m; rode Champagnewijn m.

Gil-de-bceuf m. (mv. veils-de-bceuf) : 1. Rond

venster. L'CEil-de-Boeuf : De wachtkamer der ho-velingen te Versailles. 2. Ronde klok v.

Millade v. : Tedere, smachtende blik m., lonk m.Millere bv.nw. v. : Bij 't oog liggend. Dent - :

Oogtand. I v. : Oogtand m. Oogklep (helm) v.Oogleer; -lap (hoofdstel) m. Oogbad.

Millet m. : 1. Vetergat. (ze e v.) Oog, gat. 2.Anjelier v.Eilleton m. : Oogje. Koperen oogschuifje (teles-coop). Aflegger (planten).Eillette v. : (p 1 ant k.) Tuinpapaver v.

cEsophage m. (spr. é-) : Slokdarm m.Muf m. (spr. euf ; mv. spr. eu) : Ei. (yolk) -

de cog : Windei. - rouge, - de Pdques : Paasei.(fig.) Marcher sur des -s : Op eieren -, zeervoorzichtig lopen. Ecraser dans l'- : In dekiem smoren. Mettre toes ses -s dans le mimepanier : Alles op 66n kaart zetten. Etre plein com-me un - : Propvol zijn. -s de poisson : Knit v.

cEuve (spr. euve) : Met knit, vol.cEuvre v. : 1. Werk, arbeid m. Bois d'- : Tim-merhout. Se Insure a l'- : Beginnen te werken.Mettre en - : In 't werk stellen, gebruiken; ver-werken. Il a fait - d'ami : Hij heeft als eenvriend gehandeld. (godsd.) Faire de bonnes -s,- une - pie : Goede, vrome werken verrichten.2. Kerkinkomsten ener parochie, kerkelijkekas v. Le bane d'- : De kerkmeestersbank. 3.(ni euw) Liefdadigheidsvereniging (- de bien-faisance), liefdewerk. Gesticht. 4. Werk, voort-brengsel. A l'- on connait l'artisan : Aan 't werkkept men den meester. -s d'art : Kunstwerken.Nous l'attendons a ses -s : Wij zullen zien, wat hijvoortbrengt. 5. (z e e v.) Romp (schip) m. -s vines :Onderschip (onder waterlijn). (fig.) Atteindredans ses -8 vines : Op een kwetsbare plek ra-ken. 6. gas, inzetting, montuur v. Mettre une pier-re hors d'- : Een steen uit de kas nemen. I m. :1. (oud) Werk. 2. Metselwerk. Le gros - : Deromp (fundamenten, muren, dak) m. Une piecedans l'- : Een vertrek binnenwerks. Une piecehors d'- : Een vertrek buitenwerks. 3. Gezamen-lijke werken; - etsen. L'- de Rembrandt. 4. Werk,opus. L'- 132 de Beethoven. 5. Le grand - : Desteen der wijzen m.

CEuvrette v. : Werkje, toneelstukje.Offensant : Beledigend. I m. : (oud) -er.Offense v. : 1. Belediging. 2. (b ij b el) Schuldv., zonde v.

Offense m. : Beledigde, - partij v.Offenser : 1. Onaangenaam aandoen, kwetsen.- la grammaire : Lichtvaardig omspringen metde spraakkunst. 2. (fig.) Beledigen, krenken.- Dieu : Zich tegen God bezondigen. I s'- de :Kwalijk nemen, aanstoot nemen aan.

Offenseur m. : Belediger.Offensif : Aanvallend, tot de aanval dienend.Alliance -ice : Aanvallend verbond.

Offensive V. : Rol van aanvaller v. Prendre l'- :Aanvallend te werk gaan.

Offensivement : Aanvallenderwijs.Offerte v. of offertoire m. : (K a t h.) Offerande v.,opdracht van brood en wijn in de mis v. Gebed-, gezang -, muziek bij het offertorium v.

Office m. : 1. (Beroeps)plicht m. Faire (1')- de:De rol vervullen van, dienst doen als. 2. Ambt,post m., betrekking. D'- : Krachtens zijn ambt,ambtshalve; krachtens overeenkomst. Avocat(nommd) d'- : Ambtshalve toegevoegd verdedi-ger. 3. Kunst van tafeldienen v. Bedienden. 4. (in

Page 331: aardrijkskunde - DBNL

OFFICIAL. 315 OLIVETTE.

de z e bet. v.) Spijs-, voorraadkamer v.; aanrecht-keuken v. Vertrek waar de bedienden eten. 5.Dienst m., -betoon. Offrir ses bons -s a qn : Iem.zijn bijstand aanbieden. 6. (oud) Kantoor. - depublicite : Advertentiebureau. (nieuw) - dutravail : Bureau voor arbeidszaken. 7. (Kath.)(Kerk)dienst (- divin) m. .1.'- des morts : Dezielmis v.

Official m. : (re cht) Door den bisschop aange-wezen rechter.

Offieialite v. : (re cht) Waardigheid -, rechts-gebied -, gerechtslokaal van een officiaal.(nieuw) Officieel karakter.

Offieiant, -e bv.nw., m. en v. : Dienstdoend(geestelijke), de mis opdragend.

Offieiel, -lement : Ambtelijk, van hogerhand(uitgaand). Officieel.

Officier m. : 1. Ambtenaar, beambte. - de l'etatcivil : - van de burgerlijke stand. - de paix :Vrederechter. - de sante : Plattelandsgenees-kundige. 2. (mil.) Officier. 3. Officier (in eenridderorde). I onov.w. : (kerk) Dienst doen, demis bedienen.

Officieusement : Op gedienstige wijze. Op half-ambtelijk -, half-officiele wijze.

Offieieux : Dienstvaardig, hoffelijk. Half-officieel,half-ambtelijk.

Officinal : Tot de artsenijkunde behorend. Plan-tes -es : Geneeskrachtige planten, kruiden.

Officine v. : Laboratorium van een apotheker;apotheek v. (fig.) Plaats waar kwaad gebrouwenwordt v., broeinest. - du diable: Heksenkeuken v.

Officiosite v. : Half-ambtelijk karakter.Offrande v. : 1. (aan God) Offergave v., offer.(K at h) Offerande aan 't altaar v. 2. (aanm ens) Gave v., geschenk.

Offrant m. : Biedende, bieder. Le plus - : Demeestbiedende.

Offre v. : Aanhod, aanbieding. Bod.Offrir : L Aanbieden; bieden (prijs); opdragen(aan God), offerers. Puis-je vous - qch l Wiltge iets gebruiken ? - la main 4 qn : Iem. dehand reiken; iem. ten huwelijk vragen. - lecombat a : Uitdagen. 2. Doen zien, vertonen. I s'-:1. Zich ten offer brengen. 2. Aangeboden -; ge-offerd worden. 3. (met de, pour) Zich aanbieden(om). 4. Zich voordoen, zich vertonen. 5. s'- qch :Zich op lets trakteren. Jets voor zichzelf kopen.

Offuseation v. : Verduistering. Tijdelijke - (zon).Offusquer : 1. Verduisteren; (fig.) benevelen(juiste blik, verstand). - le nom de qn : Iem.roem in de schaduw stellen. 2. Hinderen; mis-hagen. I s'- de : Zich ergeren over.

Ogival : (b o uw k.) Van de spitsbogen, met -.Ogive v. : Spitsboog m. En - : -vormig.Ognon m. z. oignon.Ogre m. : 1. Menseneter, wildeman. Manger

comme un - : Als een wolf eten. 2. (fig.) Woest-aard. 3. Kindermoordenaar.

Ogresse v. : Menseneetster. Kindermoordenares.Oh : 1. (verwondering) 01 Oh! Oh! Ei, ei!

2. (vreugde) Hi! Wel! 3. (leed) Och! 4.(verzoek) Och! 5. (zet 't gezegde krachtbij) Och! Wel! 01 Je l'aimais taut ..... Ohltant .... : Ik hield zoveel van hem . . . och,zoveell . . . . 6. (toestemming) 0! C'est ef-frayant . . . . Oh! oui : 't Is verschrikkelijk . . ..0! ja zeker. 7. (weifeling) Oh!

OM : (f am.) Heil Heidaar 1Ole v. : Gans v. Il est bete comme une -, c'est une

- : Hij is zo dom als een Bans, - een eend. tine(petite) - blanche : Een onschuldig jong meisje.Le jeu de l'- : Het ganzenbord. Avoir la patted'- : Rimpels aan de ooghoeken (kraaieppootjes)hebben. Petite - : Ganzenafval; (fig. in de 17deeeuw) al wat bij de kleren behoort (handschoenen,linten enz.).

Oignon m. (spr. Ognon) : 1. Ili m., ajuin m.(Mince comme une) pelure d'- : Zeer dun, - fijn.Vin pelure d'- : Lichtrode wijn, blekerd. Enrang d'- s : Naast elk. op 'n rijtje. Regretter les-s d' Egypte : De vleespotten van Egypte terug-verlangen. 2. (Bloem)bol m. 3. Eeltknobbel(voet) m. 4. Slecht horloge, knol m., raap.

Oignoniere v. (spr. Ono-) : Uienbed, -veld.Oil (spr. o-ile) z. langue d'- en oui.Oindre : 1. Olien, vetten. Oignez vilain, it vouspoindra; poignez vilain, it vous oindra : Doe eenboer goed, dan krijgt ge stank voor dank; be-handel hem hard, dan zal hij buigen. 2. Zalven.

Oing m. : (oud) Fijne reuzel m. Vieux - : (Wa-gen)smeer.

Oint m. : Gezalfde. Koning. Priester.Oiseau m. : 1. Vogel m. - de proie : Roof-. - depassage, - emigrant : Trek-. -de mauvais augure: Jobsbode. (f i g.) Tete -; cceur d'-: Luchtig hoofd-je; - hartje. A vue d'- : Uit de lucht gezien, invogelperspectief. A vol d'- : In rechte lijn, alsofer geen hinderpalen waren. (fig.) Un - rare :Een witte raaf. La belle plume fait le bel - : Dekleren maken den man. 2. (fig., f am.) Kerel,vent, knul. Un vilain - : Een gemeen type.3. Kalk-, pleisterplankje. -bak.

Oiseau-mouehe m. (my. -x- -s) : Vliegenvo-gel, kolibrie v.

Oiseler ov.w. : Voor de jacht africhten (roofvo-gel). I onov.w. : Vogels vangen.

Oiselet m. : Vogeltje.Oiseleur m. : Vogelaar.Oiselier m. : Vogelhandelaar. -fokker.Oisellerie v. : Vogelhandel m. - kwekerij v.Oiseux : Onnut, ijdel; zinledig (woord).Oisif : Nietsdoend, werkeloos. Renteloos, dood(kapitaal). 1 m. : Nietsdoener.

Oisillon m. : Vogeltje.Olsivement : In ledigheid.Oisivete v. : Ledig-, werkeloosheid.Olson m. : Gansje. (fig.) Stommerik.016acêes v.mv. : Olijfachtige planten v.016agineux : Olieachtig. Olie voortbrengend.Oleandre m. : (plantk.) Oleander m.016ifére : Olie bevattend.016ique : Acide - : Oliezuur.Olfactif : Van de reuk.Olibrius m. (spr. -uss) : (f am.) Kwibus.Olifant m. : Ivoren horen m.Oligarchie v. : Regering door weinigen.Oligarehique : Waarbij de regering in handenvan weinige aristocratische families is.

Olivade v. : Olijvenpluk m.Olivaison v. : Olijvenoogst m.Olivätre : Olijfkleurig.Olive v. : 1. Olijf v. Robe (couleur d'-) - : Olijf-kleurige japon. 2. Olijfvormige deurknop, - knop(venster, koord) m. (b o u w k.) - sieraad.

Oliveraie v. : Olijfbomentuin m.Oliverie v. Olijfoliefabriek v.Olivette v. : 1. Olijfboompje. Olijfje. 2. Olijfbo-menkwekerij. 3. Langwerpige druif v. 4. -s :Zekere Provencaalse dans m.

Page 332: aardrijkskunde - DBNL

316 ONGLtE.OLIVIER.

Olivier m. : Olijfboom m. Le mont des 0-s : DeOlijfberg.

011a-podrida v. : Spaanse hutspot m. (fig.)Mengelmoes, poespas m., allegaartje.

Olographe : Geheel door den erfiater zelf ge-schreven, olographisch.

Olympe m. : Olympus m., godenverblijf. De go-den. De hemel m. I v. : (naam) Olympia.

Olympiads V. : Vierjarig tijdperk, olympiade v.Olympie V. : Olympia (stad).Olympien : 1. Van de Olympus. 2. Tndrukwek-kend. Koel gelijk de goden. I m. : Olympier.

Olympique : Olympisch.Ombelle V. : (plantk) Bloemscherm.OmbeInfer° bv.nw. en v. : Schermbloemige(plant v.).

Ombilic m. (spr. -ik) : Navel m. Kiemgroeve(zaad) v.

Ombilical : Van de navel.Ombrage m. : 1. Lommer, gebladerte. Schaduwv. 2. (fig.) Achterdocht v. Faire — : Argwaanopwekken. Prendre — de : Achterdocht opvattentegen, - om.

Ombrage : Beschaduwd, lommerrijk.Ombrager : Belommeren, beschaduwen. In deschaduw zetten.

Ombrageusement en -eux : 1. Schichtig, schuw.2. Achterdochtig.

Ombre v. : 1. Schaduw v. A l' — : In de schaduw.Dans l'— : In 't duister, - donker. (fig.) Ater une— sur : Een schaduw werpen over. .tre dans l'—:Niet op de voorgrond komen. Courir apris une — :Een ijdele hoop voeden. Faire — a qn : Iem.argwaan opwekken. Terre d'— : Omberaarde,bergbruin. (fig.) C' est une — au tableau : DMis een gering gebrek dat niet schaadt. 2. Scha-duwbeeld, schaduw. Suivre qn comme son — :Onafscheidelijk van iem. zijn. Il a peur de son—: Hij is zeer schrikachtig. 3. (fig.) Schijn m.,voorkomen, spoor. Ldeher -, quitter la proie pourl'— : Het wezenlijke voor het denkbeeldige prijs-geven. Il n' est qua l'— de lui-méme: Hij is slechts deschim van wat hij vroeger was. Pas l'— du bonsens : Geen greintje gezond verstand. Il n'y apas — de doute : Er is niet de geringste twij-fel. 4. Schim (afgestorvene) v. 5. Duisternis,donker. Rester dans l'— : Verborgen blijven.(y olk) Etre a l'— : In de doos zitten. 6. (fig.)Bescherming. A l'— de la nuit : Door de nachtbeschermd. I m. : 1. Ombervis m. 2. z. hombre.

Ombrelle v. : Damesparasol v.Ombrer : Schaduwen. Schaduw geven aan. Is'— : Donkerder worden.

Ombreux : Schaduwrijk, dicht beschaduwd.Ombrie v. : Umbria.Omega m. : Naam van de laatste letter van 't

Griekse alphabet. (f i g.) Einde.Omelette v. : Eierpannekoek m. On ne fait pasd'— sans Gasser des ceufs : Waar gehakt wordt,vallen spaanders.

Omettre : Na-, weg-, uitlaten, verzuimen.Omission v. : Verzuim, nalatigheid. Weglating,leemte v.

Omnibus (spr. -buss) : Voor alien gelijk. Bateau— : Passagiersbootje. Train — : Boemeltrein. I m.: 1. Omnibus (voiture —) m. 2. Duivelstoejager.

Omnicolore : Alle kleuren vertonend.Omnipotence V. : Almacht v., alvermogen.Omnipotent : Almachtig.Omnipresence v. : Alomtegenwoordigheid.

Omnipresent : Alomtegenwoordig.Omniscience v. : Alwetendheid.Omniscient : Alwetend.Omnivore bv.nw. en m. : Allesetend (flier),Omoplate v. : Schouderblad.On vnw. : 1. Men (ook wel met 't lidw. : l'—).

Un — dii (my. onverand.) : Een praatje, een ge-rucht. Le qu'en dira-t- — : De mening van ande-ren. 2. (hangt van de betekenis vande zin af) Ik, gij, hij, zij, wij, iemand. — est deshommes : Wij zijn flinke kerels. — ne fume passe soil. 'I Roken de heren vanavond niet? —n'est pus ingrat et co point : Zo ondankbaar alshij (of zij) bestaat er geen mans.

Onagre m. : Wilde ezel m. I v. : Wederikachtige.One (spr. onk) : (oud; thans nog grap) Ooit.(met ne) Nooit.

Once v. : 1. Ons Ohs Fr. pond = 30 Gram). 2.(fig.) Geringe hoeveelheid, greintje. 3. (oud;soms m.) Lynx m., los m. (thans) Jaguar m.

Oncial bv.nw. en —e v. : Grote beginletter(lettre —e) in een handschrift v.

Oncle m. : Oom. — a la mode de Bretagne : Verreverwant.

Oneques z. one.Onetion v. : 1. Zalving. (kerk) Oliesel. 2. Olie-achtigheid. 3. (fig.) Zalving, stichting.

Onetueusement en -eux : Zalf-, olieachtig; vettig.(fig.) Vol zalving.

Onctuositó v. : Zalfachtig-, olieachtigheid.Onde : 1. Golf v. Het water. De zee (1'— amgre)v., 't zilte nat. L'— noire : De Styx; (fig.)de dood m. 2. (fig.) Golving. —s lumineuses.- sonores : Licht-; geluidgolven. Atone a —s: Gewaterde stof, moire.

Onde : Golfvormig, gegolfd. Gevlamd.Ondêe v. : Korte regenbui v., stortregen m.Ondin m., —e V. : Watergeest m., -nimf.Ondoiement m. (spr. -dwaman) : Golving. (Bath.)

Nooddoop m.Ondoyant : Golvend. (fig.) Veranderlijk (ka-rakter), wispelturig.

Ondoyer onov.w. : Golven. Wapperen. I ov.w. :(K at h.) De nooddoop toedienen aan.

Ondulateur : Golvend. Fer — : Golfijzer.Ondulation v. : Golving. Golfvormige verheffing(bodem), terreinplooi v. Haargolf v.

Ondulatoire : Golvend.Onduler onov.w. : Golven. I ov.w. : (Doen) golven.Onduleux : Golvend, met draaiende bewegingen.Onereusement : Onder bezwarende voorwaarden.Onêreux : Lastig, kostbaar, zwaar, bezwarend.A titre — : Onder bezwarende voorwaarden.

On;le m. : 1. Nagel m. Se faire les —s : De nagelsknippen en schoonmaken. Se manger, - ronger les—s : Op zijn nagels bijten. (f i g.' Se ronger Us —s: Van ongeduld -, van spijt zich verbijten. Don-ner a qn sur les —5 : lam. op de vingers tikken.Faire rubis sur l'— : De nagelproef nemen, doenzien dat 't leas geheel leeg is. Payer rubis surl'— : Tot op de laatste cent betalen. Savoirsur 1'— : Op zijn duimpje weten. Avoir de l' es-prit -; de la malice jusqu'au bout des —s : Zeerverstandig; - geestig zijn. GentilhOmme jusqu'aubout des —s : Edelman in hart en nieren. Coupd'— : grab. 2. Klauw m. A l'— on connatt lelion : Aan de klauw herkent men de leeuw.Bogner les —s a qn : Iem. kortwieken. 3. Klauw-vormige haak m. Ettergezwel.

Onglee v. : Tinteling der vingers door koude.

Page 333: aardrijkskunde - DBNL

ONGLET. 317

OR.

Onglet m. : Nageltje. Borduurvingerhoed m.Nagel (bloemblad) in. Verstek, driehoekige af-snijding (aan lijst). Papierstrook (in album, atlas)v. Verbeterblad. Inkerving, keep v.

Onglette V. : Graveernaald v. Keep in mes v.Onglier m. : Nageletui, manicurestel.Onguent m. : Zaif v.Onomastique : Van de eigennamen.Onomatopêe v. : Woordvorming door kiank-

nabootsing. Klanknabootsend woord.Onques Z. one.Ontologie V. : (wij sb.) Wezenleer v.Onyx m. : Onyx (soort agaat) m.Onze : 1. Elf. 2. Elide. I m. : De elide (dag m.).Onziême : Elide. De la — heure : Van 't laatsteogenblik. I m. : Elide deel.

OnziOmement : In de elide plaats.Opacitê v. : OndoorschijnendheidOpale v. : (a ard k.) Opaal m., firmamentsteen m.

Opaalkleur v. Vierkleurige tulp v.Opalin : Opaalkleurig (melkblauw met een weer-schijn). Verre — : Been-, melkglas.

Opaque : Ondoorschijnend. Log (orkest).Opera m. : 1. (muz.) Opera v. — bouffe : Komische-. — comique : Komische opera met gesprokendelen. 2. Operagenre. -gebouw. -personeel.

Operable : Opereerbaar.OpOrateur m.: Geneesheer die een operatie uitvoert.

Opnemer (cinema); bewerker. — de T. S. F. :Marconist.

Operation V. : 1. Werking, verrichting. 2. Be-werking. 3. Onderneming. —s de bourse : Beurs-operaties. 4. (mil.) Krijgsoperatie. 5. — (chi-rurgicale) : Operatie (heelkundige).

Opératoire : Van de heelkundige operaties.Opereule m. : Deksel. Kieuwdeksel.Opercule : Door een deksel gevormd.Opêre m. : Geopereerde.Opêrer ov.w. : 1. Teweegbrengen, uit-, be-werken. — des miracles : Wonderen doers. 2.Heelkundig behandelen. — stir le vii : In 't le-vende vlees snijden; (fig.) flink aanpakken.— de la pierre : De blaassteen wegnemen. Ionov.w. : Werken (middel). Speculeren. I s'— :Plaats grijpen, geschieden.

Opêrette V. : Komische opera v.Ophieléide m. : (muz.) Serpent met kleppen.Opht(h)almie v. : Oogontsteking, -ziekte v.Opht(h)almique : Van de ogen. Van de oog-

ziekten.Opht(h)almographie v. : Ontleedkundige be-

schrijving van 't oog.Opht(h)almologiste m. : Specialiteit voor oog-

ziekten.°piaci) bv.nw. en m. : Opium bevattend (middel).Opiat m. : Opium bevattend middel. Likkepot m.,slikartsenij v. Tandpasta v.

Opime : (g e sc h.) Depouilles —s : Veldheersbuitdie een Rom. generaal ten deel viel, welkeeigenhandig den vijandelijken aanvoerder dood-de ; (fig.) rijke bait m.

Opiner : Zijn mening zeggen; stemmen; vangevoelen zijn.

Opiniltre : Hardnekkig; aanhoudend (arbeid).OpiniAtrement : Hardnekkig.Opiniatrer (s') : Hardnekkig volhouden.Opiniátretè v. : Hardnekkig-, koppigheid.Opinion v. : 1. Mening, gevoelen. Dunk m.

Avoir le courage de son — : Vrij voor zijn me-ning durven uitkomen. L'— publique of l'— :

De publieke opinie. 2. Mening (politieke partij).Opiomanie V. : Verslaafdheid aan opium.Opiophage m. : Opiumschuiver.Opium m. (spr. -dmm) : Heulsap, opium v.Opportun : Gepast, voegzaam, gunstig.Opportunêment : Op gunstige, gepaste wijze.Opportunisme m. : Handelwijze die alles doetafhangen van de omstandigheden v.

Opportuniste m. : Aanhanger van 't opportu-nisme, opportunist.

Opportunitè v. : Gepast-, geschiktheid. Geschiktmoment.

Opposant : (r e c h t) Verwerend, tegenstrevend.I m. : Tegenstander, bestrijder.

Oppose m. : Tegendeel, -overgestelde. A l'--de : In tegenstelling met. I bv.nw. : Tegenover-gesteld; -staand (hoek).

Opposer : 1. Tegen(over)stellen. 2. Plaatsentegenover, vergelijken. 3. Stellen tegenover (alshinderpaal). — de la resistance a : Weerstandbieden aan. — une digue el : Een dijk opwerpentegen. 4. Inbrengen tegen. I s'— : 1. Tegenoverelk. staan. 2. s'— a : Zich verzetten tegen.

Opposite m. : Tegendeel, -gestelde. A l'— de :Tegenover.

Opposition V. : 1. Tegenoverstelling. (st err enk.)- in 66n astron. breedte-vlak met en tegenoverde zon, oppositie v. 2. (fig.) Tegenstelling,-strijdigheid. Verschil. 3. (fig.) Tegen-, weer-stand m. , tegenwerking. (r e c h t) Stuitin g, verzet.Former, faire, mettre — a :, Zich verzetten -, op-komen tegen; (r e c h t) verzet aantekenen tegen.Frapper des titres d'— : Tegen de verkoop vaneffecten verzet aantekenen. 4. Partij die deregering bestrijdt, oppositie(partij) v.

Oppresser : Benauwen, beklemmen.Oppresseur m. : Ver-, onderdrukker.Oppressif : Ver-, onderdrukkend.Oppression V. : Ver-, onderdrukking. Benauwdheid.Opprimer : Onder-, verdrukken.Opprobre m. : Openlijke schande v., smaad m.(f i g.) Schandvlek v.

Optatif : Die een wens uitdrukt. Le mode —of l'— m. : Wensende wijs.

Optation V. : Keuze v.Opter : Kiezen.Optieien m. : (oud) Gezichtkundige. Maker -,verkoper van optische instrumenten.

Optimisme m. ; (w ij s b.) Leer volgens welke dewereld zo goed is als zij zijn kan. Neiging omalles blijmoedig op to vatten.

Optimiste m. : Optimist, blijmoedige. I bv.nw. :Optimistisch.

Option v. : Keuze v. Recht van keuze.Optique : Van 't licht, van 't gezicht. Angle —: Gezichtshoek. Nerfs —s : Oogzenuwen. I v. : 1.(n a t k.) Leer van 't licht v., optica v. Illusiond'— : Gezichtsbedrog. 2. (fig.) Elgenaardigevoorstelling door de omstandigheden waarondermen iets ziet. L'— du theeltre : De misleidingvan de geest door de schouwburgperspectief.3. Kijkkastje, rarekiek m.

Opulemment : In overvloed, in weelde.Opulence v. : Overvloed M., grote rijkdom. m.Opulent : Vermogend, schatrijk. Overvloedig.Opuseule m. : Werkje, geschriftje.I. Or m. : 1. Goud. — en barres, - en lingots : G. instaven. — en feuilles : Bladgoud. Vieil — : Oud-, lichtgeel g. En lefties d'— : Met vergulde -, metgulden letters. Le veau d'— : 't Gouden kalf (der

Page 334: aardrijkskunde - DBNL

OR. 318 OREILLE.

Hebreen); (fig.) 't geld. 2. Goudgeld. Goudenversiersel. - voorwerp (fig.) Rijkdom. Payer unechose son pesant d'-. acheter au poids de l'- : Ietstegen goud opwegen. (fig.) Valoir son pesantd'- : Zijn gewicht in g. waard zijn. Rouler seerl'- : Van 't geld bulken. 3. (fig.) Iets kostbaars,- uitstekends. Parler d'-. dire d'- : Guldenwoorden -, zeer verstandig spreken. Faire unPont d'- a qn : Het iem. gemakkelijk maken.

II. Or bw. : Nu dan, welaan dan, kom 1Oracle m. : 1. Gods-, godenspraak v. 2. Godheid die-, orakel dat de godsspraak geeft. (fig.) Style d'-: Dubbelzinnige stijl. 3. (fig.) Onvoorwaardelijkjuiste uitspraak. Iem. die uitspraak doet. Parlercomme un - : Zakelijk, overtuigend spreken.

Orage m. : 1. Onweder, donderbui v. 2. (fig.)Storm m., onrust v. 3. (fig.) Dreigend onheil.Conjurer l'- : 't Dreigende onheil afwenden.

Orageusement : (fig.) Stormachtig.Orageux : Onstuimig, stormachtig, die met onweerdreigt. (fig.) Onrustig, woelig.

Oraison v. : 1. (oud) Rede v., -voering, oratie v.Parties d'- : Rededelen. 2. (kerk) Gebed.

Oral : 1. Mondeling. 2. Mond-. Cavite -e : Mond-holte. I m. : Mondeling examen.

Orange v. : 1. Sinaasappel m. 2. ('t Vorsten-dom en de stad) Oranje. I bv.nw. : Oranje,-kleurig.

Orange : Oranjeachtig.Orangeade v. : Sinaasappelkwast v.Oranger m. : 1. Sinaasappelboom m. Fleurs d'-: Oranjebloesems. 2. -er m., -ere v. : (oud)Sinaasappelverkoper, -koopster.

Orangerie v. : Park met oranjebomen. Oran-jerie v., kweekplaats voor o. v.; warme serre v.

Orangiste m. : (gesch.) Aanhanger van Wil-lem III, - der Protestantse partij (in Ierland).

Orang-outang m. (spr. oran-outan) : Bosmens,orang-oetan m.

Orateur m. : Redenaar. Woordvoerder.Ora toire : Redenaars-. Oratorisch ; (o n g. b e t.) vrijopgeschroefd. L'art - : De kunst van voor-dragen. Geste -, mouvement - : Beweging vaneen redenaar. I m. : Bidvertrek, huiskapel v.L'O- : Congregatie van 't Oratorium.

Oratoirement : Op redenaarswijze.Oratorio m. : (muz.) Oratorium.Orbe : (oud) Blind. Mur - : Blinde muur. Im. : Rond oppervlak. (sterrenk.). Baan v.(dichtk.) Hemellichaam.

Orbieulaire : Schijf-, kringvormig, rond.Orbieulairement : In 't rond, in een kring.Orbitaire : Van de oogholten.Orbite v. : 1. (ontleedk.) Oogholte v., -kas v.2. (sterrenk.) Baan v. 3. (nieuw) Bereik,kring m., - van invloed.

Oreades v.mv. : Orkadische Eilanden.Orchestration v. (spr. ork-) : Zetting -, bewer-king der orkestpartijen.

Orehestre m. (spr. ork-) : 1. (bij de Grieken)Gedeelte van de schouwburg waar 't koor zong.(bij de Rom.) Plaats der senatoren en Vestaal-se maagden v. 2. (thans) Plaats waar demuzikanten zitten. 3. Orkest. 4. Stalles v.

Orehestrer (spr ork-) : Voor 't orkest bewerken.Orchidee v. (spr. -ki-) : Orchidee v.Orchis m. (spr. -kiss) : Standelkruid.Ordalie v. : Godsgericht.Ordinaire : 1. Gewoon, gebruikelijk. Mddecin - :Huisdokter. 2. Alledaags, middelmatig. I m. :

1. Gewone misgebeden (- de la messe) . 2. Bisschop(v. diocees). 3. Op vaste dagen vertrekkende post-bode. - koerier. 4. Gewone kost m., burgerpot m.Faire son - de qch : Gewoonlijk iets eten. Du vind' - Tafelwijn. 5. Gewoonte v. A l'- : Gewoon-lijk. Contre l'- : Tegen de gewoonte. D'-, pourl'- : Gewoonlijk, meestal. 6. Het alledaagse, -middelmatige.

Ordinairement : Gewoonlijk, doorgaans.Ordinal : Nombre - : Rangtelwoord.Ordinand m. : (Kath.) Iem. die de priesterwijdingzal ontvangen.

Ordinant m. : Wijbisschop.Ordination v. : Priesterwijding. Bevestiging in't predikambt.

Ordonnanee v. : 1. Inrichting, regeling, opstelling(troepen). 2. Voorschrift, bevel. (recht) Beschik-king. 0 fficier d'- : Adjudant. D'- : Voorge-schreven, (le g e r) model-. 3. Ordonnans, adjudant.Oppasser (officier). 4. Recept. 5. Orderbriefje,aanwijzing tot uitbetaling.

Ordonnaneer : Machtigen tot uitbetaling, fiatteren.Ordonnateur m. : Regelaar, bestuurder. Leiderder begrafenis. Iem. die fiatteert.

Ordonnè : 1. Ordelijk. Téte mal -e : Warhoofd.2. Ordelievend.

Ordonner ov.w. : 1. Schikken, ordenen, regelen.2. (stelk.) De termen in orde plaatsen van.3. (K a t h.) Ordenen, de priesterwijding gevenaan. 4. Voorschrijven. 5. Bevelen. Fiatteren(betaling). I onov.w. : 1. Beschikken. 2. Bevelen.

Ordre m. : 1. Orde v. (plaats) - de bataille :Slagorde. (t ij d) L'- du temps : De chronologi-sche volgorde. - du jour : (mil.) Dagorder v.,dagelijkse order; orde van de dag (ver •gadering). Porter 4 l'- du jour : Bij dagordervermelden. Passer a l'- du jour : Tot de ordevan de dag overgaan. Rappeler a 1'- : Tot deorde roepen. (fig.) C'est a l'- du jour : Dat isaan de orde van de dag; - wordt tegenwoordigveel besproken. (in opvolging) Orde, rangm., stand m. De premier - : Voortreffelijk. Lescinq -s d'architecture : De vijf bouworden, -stij-len. Les trois -8 : De drie standen (geestelijk-held, adel, derde stand). L'- des avocats : Deorde van advocaten. Un - de chevalerie : Benridderorde. Les -8 monastiques : De monniken-orden. (Kath.) Les -8 : De verschillende trap-pen der kerkellike hierarchie. Entrer dans les -s: In de geestelijke stand treden. Recevoir les -8: Geordend worden. (in wereld en gedach-ten) Orde, regelmaat v., rangschikking. Soort v.Regel. C'est dans l'- : Dat spreekt van zelf, datbehoort zo. L'- de choses dtabli : De bestaan-de toestanden. Rentrer dans l'- : Weer tot rustkomen. - d'iddes : Gedachtengang m. Donner -,mettre - a qch : Voor iets zorgen. Je mettraibon - a : Ik zal een stokje steken voor. Il manqued'- : Hij is slordig. 2. Bevel, gebod. 2tre aux -sde qn : Tot iem. dienst -, beschikking zijn. Par- : Op hoog bevel; op last. 3. (handel) Order v.

Ordure v. : 1. Vuil, vuiligheid, vuilnis. Panier -;bolts aux --s : Vuilnismand; -bak. 2. Uitwerp-selen. 3. (fig.) Onzedelijkheid; vuile taal v.

Ordurier, -iere : Vuil, ontuchtig.Oreade v. : Bergnimf.Oree v. : (oud) Zoom m., rand m.Oreille v. : 1. Oor, gehoororgaan. Dire a l'- de: In 't oor fluisteren. Corner aux -8 le : Bijvoortduring en Wide herhalen. Btre tout -8 :

Page 335: aardrijkskunde - DBNL

OREILLER. 319 ORL1ANS.

Geheel en al oor zijn. Prete? l'— : Luisteren,horen. Fermer l'— : Niet willen horen. NY-couter que dune — : Met een half oor luisteren.2. Gehoor. Faire la sourde — : Zich Oostin-disch doof houden. Rompre les —s de qn, re-battre les —s a qn de qch : Aan iem. oren liggente zaniken. J'en ai les —s (re)battues : Ik heb ermeer dan genoeg van gehoord. Scorcher -, percerles —s a qn : Tern. doof schreeuwen, - gehoor opde proef stellen. 3. (f i g.) Welwillendheid. Posseder-, avoir l'— de qn : Bij iem. in de gunst staan; eengraag gehoord spreker zijn (in Kamer). 4. Oor,-schelp v. Frotter les —s a qn, donner et qn sur les—8, tirer les —s et qn. : Tem. om de oren slaan.Se faire tirer l'— : Bezwaren waken, tegen zijnzin gehoorzamen. Tirer l'— a qn, tirer qn par l'— :Iem. aanzetten, - een standje geven om hem totjets te bewegen. Se gratter l'— : Zich achter deoren krabben. Avoir la puce a l'— : Verlegen,ongerust, in moeilijkheid zijn. _Echauffer les —s aqn : Tern. boos waken. Montrer -, laisser percer lebout de l'-- : Zijn ware aard laten blijken.Jusqu'aux —s : Tot de oren, van 't hoofd tot devoeten. (Il a de la besogne) par-dessus les —s : (Hijzit in 't werk) tot over de oren. 5. Oor (aan pan,pot); trekker (aan schoen); oor, strijkbord (aanploeg); oor (aan anker); ezelsoor (in boek). _Fau-teuil a —s : Met wangstukken. — d' ours :(pl antk.)Aurikel. — de Venus : Venusoor (schelp).

Oreiller w. : Hoofd-, oorkussen. Prendre Con-seil de son — : Zich op jets beslapen.

Oreillere v. : Oorworm m. Oorklep (helm) v.Oreillette V. : Oordoekje, -kompres o. Hartboe-zem m. Oorklep v. Wangstuk.

Oreillon m. : 1. Oorlap (van vleermuis) m. Leder-afval, -shippers. Strijkbord (ploeg). Lel (haan) v.2. (g enees k.) —s : Ontsteking der oorspeeksel-klieren, bof m.

Oremus m. (spr. -uss) : Gebed, „laat ons bidden."Orenoque V. : Orinoco m.Oreographie, -graphique z. oro .....Ores : (o u d) Nu. D'— et deja : Nu reeds. D'—en avant : Voortaan.

Orfevre m. : Goud-, zilversmid. Vous etes —, M.Josse : 17w raadgevingen zijn niet belangeloos.

Orfevrerie v. : Goudsmidskunst v., - vak, -werk.-Winkel m. Gouden vaatwerk.

Orfraie v. : Visarend m. Jeter -, pousser des crisd'— : Moord en brand schreeuwen.

Organe m. : Zintuig, orgaan. Werktuig. Spraak-werktuig, stem v. (fig.) Tolk, orgaan; courant v.Par l'— de : Bij monde van.

Organique : 1. Van de zintuigen, - organen.2. (fig.) Van de inrichting van de Staat. Lois—s : Organieke wetten (die door de grondwetzijn voorgeschreven). 3. Van de bewerktuigdewezens. Van dieren- en plantenrijk. Chimie — :Organische scheikunde.

Organisable : Die voor organisering vatbaar is.Organisateur m. : Inrichter, regelaar, organi-sator. I bv.nw. : Die regelt, organiserend.

Organisation v. : 1. Bewerktuiging, inrichtingder organen, bouw m. Il est d'une — maladive: Hij heeft een ziekelijk gestel. 2. (fig.) In-richting, regeling.

Organiser : 1. Bewerktuigen, van organen voor-zien. Tete -, eerveau biers -ise(e) : Helder, flinkhoofd. Langage -ice : Gearticuleerde taal. 2. In-richten, regelen, op touw zetten.

Organisme m. : De gezamenlijke organen die een

levend wezen vormen. Levend wezen. Samen-hangend geheel.

Organiste m. : Organist, orgelspeler.Orge v. (soms m.) : Gerst v., -plant v. Faireses —s : (fig.) Grove winsten waken. Eau d'—,tisane d'— : Gerstewater. — perle : Parelgerst.— monde : Gepelde gerst. Sucre d'— : Gerste-suikerpijpje.

Orgeat m. : Orgeade, amandelmelk (sirop d'—) v.Orgiaque : (ge s ch.) Van de orgien. (fig.) Vanzwelgerijen, met uitgelatenheid, dol, razend.

Orgie v. : 1. (gesch.; my.) Bacchusfeesten,orgien v. 2. (fig.) Zwelgerij, drinkgelag.

Orgue m. en v. : Orgel. — de Barbarie : Draaiorgel.Joueur d'— : Orgeldraaier. — expressif : Har-monium.

Orgueil m. : Hoogmoed m. Trots m. Faire l'— de :De trots zijn van.

Orgueilleusement en -eux : Hoogmoedig.Orient m. : 1. Oosten. 2. (fig.) Opkomst v.L'— de la vie : De eerste jaren. 3. L'O- : HetOosten, - Morgenland. L'empire d'O- : Het Oosters-Romeinse Rijk. 4. Glans (parel) m.

Oriental : Oostelijk, Oost-. Oosters, van 't Mor-genland. (fig.) Oosters, overdreven; beeldrijk(stij1). I m. : Oosterling.

Orientalisme m. : Bennis der Oosterse ge-schiedenis, talen en volkeren.

Orientaliste m. : Kenner der Oosterse ge-schiedenis, talen en volkeren.

Orientation v. : Ligging, richting (naar 't Oosten).Juiste plaats (ten opzichte der windstreken) v.'t Vinden van de weg. — professionnelle : Voor-lichting bij beroepskeuze.

Orienter : 1. Plaatsen, richten (naar 't Oosten).Maison mal orientee : Ongunstig gelegen huis.2. De (juiste plaats ten opzichte der windstreken)bepalen. I s'— : Zich Oostwaarts richten. De tevolgen richting vaststellen. Zich richten (naar).(fig.) Zijn weg weten te vinden. Zich inwerken,thuis raken (in).

Orifice m. : Opening, mond m.Oriflamme v. : (ge s ch.) Kleine vaan v., - stan-daard (der Fr. Koningen) m. Wimpel m.

Origan m. : (plan tk.) Marjolein v.Originally : Af-, herkomstig. Oorspronkelijk.Originairement : Oorspronkelijk.Original : 1. Oorspronkelijk, origineel. 2. Nieuw.

3. Vreemd, zonderling. I m. : 1. Oorspronkelijke(stuk, contract), origineel. Model. D'-- : Uitgoede bron. 2. m. en —e v. : Zonderling, -e.

Originalement : Op oorspronkelijke wijze, oor-spronkelijk. Op zonderlinge wijze.

Originalite v. : Oorspronkelijk-. Eigenaardig-,vreemd-. Nieuwheid.

Origine v. : Oorsprong m., begin; afstamming,afkomst v. Oorzaak v. Pays d'— : Land van her-komst. Marque d'— : Merk van echtheid (uitge-voerde waren). Des l'— : Van den beginne of aan.

Original : Aangeboren, oorspronkelijk. Peelle —• Erfzonde.

Originellement : Uit de oorsprong.Oripeau m. : Klatergoud. Valse tooi m.Orleanals bv.nw. en m. : Uit -. Bewoner vande stad Orleans.

Orleanisme m. : (Gevoelens van de) partij die't huis van Orleans steunt.

Orleaniste m. : Aanhanger van de Orleanspartij.Orleans m. (spr. -lean) : De stad Orleans. I v.(spr. -apse) : Zwarte zomerstof v.

Page 336: aardrijkskunde - DBNL

ORMATE. 320 OSTRACISME.

Ormaie v. : Met iepen beplante plaats v.Orme m. : Iep m., -eboom m. Attendez-moi sous

lt— : Dear kunt ge lang op wachten.Ormeau m. : (Jonge) iep m.Ormille v. : Heg van jonge iepen v.Ormoie v. z. ormaie.Ornemaniste m. : Versierder, ornamentmaker.Ornement m. : Sieraad, versiersel, tooi m. Des-sin d'— : Decoratie-tekenen. Les —s du langage: De rhetorische figuren. Revetu de ses —s : Invol ornaat.

Ornemental : Een sieraad vormend, versierend.Ornementation v. : Het aanbrengen van ver-sieringen. Decoratieve kunst v.

Ornementer : Versieren.Orner : Ver-, opsieren, tot sieraad strekken aan.Esprit orni : Met kennis verrijkte geest. — samemoire : Zijn geheugen verrijken (met kennis).

Orniere v. : Wagenspoor. (fig.) Sleur v.Ornithologie v. : Vogelleer v., -kunde v.Ornithologique : Van de vogelleer.Ornithologiste m. : Vogelkundige, ornitholoog.Ornithomanc(i)e v. : Vogelwichelarij, -waar-

zeggerij.Ornithophile m. : Vogelliefhebber, -vriend.Orographie V. : Bergbeschrijving.Orographique : Van de bergbeschrijving.Orologle V. : Gebergteleer v., -kunde v.Oronge v. : Rode eetbare paddenstoel m. Fausse— : Vliegenzwam v.

Orphee m. : Orpheus (Grieks zanger).Orphelin m., —e V. : Wees. Weze. — de pereof (s oms) — de mere : Halve wees, vaderloos-, moederloos kind. I bv.nw. : Ouderloos.

Orphelinat m. : Weeshuis.Orphelin m. : Zangvereniging, liedertafel v.Orphêoniste m. : Lid van een zangvereniging.Orphlque : Van Orpheus, orphisch.Orpiment m. : 1. Geel zwavel-arsenik, oper-ment. 2. (plantk.) Vetkruid.

Orteil m. : Teen m. Grote - (pros).Orthodoxe : Rechtzinnig, -gelovig. (gr ap) Echt,zuiver. I m. : Rechtgelovige.

Orthodoxie v. : Rechtgelovig-, -zinnigheid.Orthoèpie V. : Leer der juiste uitspraak v.Orthogonal : Rechtstandig, rechthoekig.Orthographe v. : Spelkunst v., (juiste) spelling.Mettre lt— : Goed spellen.

Orthographie V. : (bouwk.) Opstand (van eenvoorwerp) m.

Orthographier : (Volgens de regels) spellen.Orthographique : 1. (t aalk.) Van de juiste spel-ling. Signe — : Spellingteken. 2. Van -, alsloodrechte doorsnede, - een opstand.

Orthologie V. : Kunst van zich juist uit teOrthopkile v. : Heilgymnastiek v. [drukken v.Orthopedique : Dat lichaamsmisvormingen ver-helpt, - voorkomt.

Orthopëdiste m. : Leraar in heilgymnastiek.Orthoptëre : Rechtvleugelig. I m. : -e.Ortie v. (spr. orti) : 1. Brandnetel m. (fig.) Jeteraux —s : Vaarwelzeggen, 2. Reinigingsmiddelvan een propje watten gemaakt.

Ortive : (sterrenk.) Van de opkomst. Ampli-tude — : Boog van de horizon tussen eenster en het ware Oosten m., morgenwijdte v.

Ortolan m. : Ortolaan m., korengors (vogel) v.Orvet m. : Hazelworm (hagedis) m.Orviêtan m. : Geneesmiddel tegen alle kwalen.Marchand d'— : Kwakzalver.

Os m. (spr. dss; my. spr. 6) : 1. Been. N'avoir quela peau et les — : Broodmager zijn. Les — luipercent la peau : Hij is vel over been. Il ne /era pasde vieux — : Hij zal niet oud worden; - 't niet languithouden. Rompre -, briser les — d qn : Iem.duchtig afrossen. Mouille -, peree jusqu'aux — :Tot op 't hemd toe nat. Les — de qn : Iem. ge-beente. Il y laissera ses — : Hij zal er 't hachje bijinschieten. 2. Been, kluifje. ll n'y a pas de viatzdesans — : Geen rozen zonder doornen. (fig.)Ronger-, manger qn jusqu'aux — : Iem. tot op 't hemd toeuitkleden. Donner a qn, un — a ronger : Iem. watte kluiven geven. 3. Been (in industrie). Boutonsen — : Benen knopen. 4. Achterklauw (hert) m.

Oscillant (spr. -ilan) : Schommelend, slingerend.Oscillation v. (spr. -ila-) : 1. Slingering, schom-meling. Trilling. Amplitude d'— : Slingerwijdte.2. (fig.) Dobbering.

Oscillatoire (spr. -ila-) : Slingering -, schom-meling voortbrengend. Slingerend.

°seiner (spr. -ile) : Slingeren, schommelen. (fig.)Dobberen, been en weer gaan.

Osê : Gewaagd, vermetel; die durft, driest.Osêe m. : Hosea (profeet).Oseille v. : Zuring. Sel d'— : Zuringzout.Oser : Durven. De moed hebben om. Si rose ledire : Als ik 't zeggen mag.

Oserale v. : Met rijs, - tenen beplante grond m.Oseur m. : Waaghals. I bv.nw. : Vermetel.Osier m. : 1. Bindwilg m. Arbre tailli en teted'— : Afgeknotte boom. 2. Teen v. Tresser des—5 : Tenen vlechten. Souple -, pliant comme del'— : Zeer buigzaam ; (fig.) - gedwee.

Osmans m.mv. : Turken, Osmanen.Osmose V. : Mewing door ongelijke doordrin-ging van vloeistoffen door donne wanden.

Osque bv.nw. en m. : ()nisch. Osci6r.Ossature v. : 1. Beendergestel, gebeente. Ribwerk(geweif). 2. (f i g.) Kern v., grondslag m., geraamte.

Osselet m. : 1. Beentje. 2. Boot v. Bikkel m.Jouer aux —8 : Bikkelen. 8. Kern (vrucht) v.Kootgezwel.

Ossements m.mv. : (Doods)beenderen.Osseux : Benig. Beenderig. Poisson — : Been-vis.

Ossification V. : Beendervorming, -groei m. Ver-bening, omzetting in been.

Ossifier ov.w. : In been doen overgaan. I onov.w. en s'— : Verbenen, tot been worden.

Ossuaire m. : Knekeihuis. Stapel doodsbeende-ren m.

Osteite v. : Beenontsteking.Ostensible : In 't oog lopend.Ostensiblement : Op in 't oog lopende wijze.Ostension v. : Tentoonstelling. (kerk) - vanreliquieen ter aanbidding door de gelovigen.

Ostensoir m. : Monstrans m.Ostenstateur, -trice : Pronkend, pralend. I m.en v. : Praler. Praalster.

Ostentation v. : Pralerij, pronkerij, uiterlijkvertoon, ,,kale drukte". Faire — de : Pronken met.

Orthographie v. : Beschrijving der beenderen.Ostêologie V. : Beenderleer v.Osteologique : Van de beenderleer.Ostêologue m. : Beenderkenner, osteoloog.Ostie v. : Ostia (stad in Italie).Ostrace bv.nw. en m. : Oestervormig (week-

dier).Ostracisme m. : Schervengerecht (te Athene).(fig.) Hard vonnis. Uitsluiting.

Page 337: aardrijkskunde - DBNL

321 OUTREMER.OSTREICULTURE.

Ostreieulture V. : Oesterteelt v.Ostrogoth) m. (spr. -go) : Ostro-, Oostgoth.(fig.) Lomperd, barbaar.

Otage m. en V. : Gijzelaar, -ster. Onderpand.0(8)ter : 1. Weg-, of-, uitnemen, wegdoen, -leg-gen. Dieu l'a OM du monde : God heeft hem totzich genomen. 2. Uit-, afdoen, afleggen, uittrek.ken, afzetten. 3. Af-, ont-, benemen. - qch del'esprit -, de la tete a qn : Iem. iets uit 't hoofdpraten. 4. (rekenk.) Aftrekken, verminderenmet. 1 s'- Weg-, heengaan. Ote-toi de mes yeux: Ga uit mijn gezicht. (spot) Ote-toi de la queje m'y mette : Wees zo vriendelijk op te ruk-ken, dan neem ik je pleats in. s'- qch : Zichontdoen van iets. S'- qch de la tete, - de l'espritZich iets uit 't hoofd zetten.

Othon m. : Otto.Otite v. : Oorontsteking.Otrante v. : Otranto (stad in Italie).Ottoman : Ottomanisch, Osmanisch, Turks. ( m. :Turk.

Ottomane v. : Grote zetel zonder rugleuningm., divan m.

Ou voegw. : Of. - bien : Of wel.bw. : 1. (plaats) Waar, -in. Bij wie(n).

Daar waar (Mc -). 2. (richting) Waarheen;waartoe, waarheen. - vent-i/ en venir Wat be-doelt hij tech? 3. (tij d) Waarin, waarop, dat,toen,terwijl. 4. - que : Waar ... ook, waarheen .. .ook. 5. d'- Vanwaar, waaruit; waar vandaan?.D'- que : Vanwaar . . . . 11s sort compatriotes,d'- leer intimite Zij zijn landgenoten; datverklaart him intieme omgang. 6. par - :Waarlangs, -door; langs welke weg?

Ouaille v. : (oud) Schaap. (fig.) Biechtkind,parochiaan, schaap. Ses -s : Zijn kudde v.

Ouais : (verwondering) Nee maar! herejeelOuate v. (de la - en niet de l'-) : Watten v.Ouater : Met watten opvullen, watteren.Oubli m. : 1. Vergeetachtigheid. 't Vergeten.Verzuim. - de ses devoirs Plichtverzuim.

-de soi-meme : Zelfverloochening. (f i g.) Le fleuvede : De Lethestroom. 2. Vergetelheid, 't ver-geetboek. Laisser dans l'- : Niet aan de ver-getelheid ontrukken.

Oublie v. : Oblie (soort wafeltje) v.Oublier : Vergeten. Niet denken aan. J'oubliais!Da's waar ook! l'heure : Aan gees tijd denken.- a denser : 't Dansen verleren. 1 s'- : 1. Ver-geten worden. 2. Vergeten wat of wie men is.3. Zich te buiten gaan. 4. Zijn belangen uit 't oogverliezen. 5. Zijn bezigheden in de steeklaten. Zich verlaten.

Oubliettes v.mv. : Onderaardse kerker m.Passer par les - Spoorloos verdwijnen.

Oublieur m. : Oblieverkoper.Oublieux : Vergeetachtig, die niet denkt aan.Ouest m. (spr. weste) : Westen. Westelijk. Wester-.Out : (opluchting) He! Oefl t: n - de deli-vrance : Een he van opluchting.

Oui : Ja. Certes mais - : Zeker wel, onge-twijfeld. Dire que - : (Van) ja zeggen. ? vowscroyez ga? Zo? Geloof je dat? 1 : Ja, -woord.Dire le grand - : Het beslissende jawoord zeg-gen. Pour un - ou (pour) un non : Om eenkleinigheid.

Ouiehe : (spot) Ja zeker 1 Dat kunt ge begrij-pen! Och kom!

Oul-da : Ja, zeker. (sp ot) Ja ? heus ? 't Mocht wat.(verwondering) Zo? Oh!

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Out-dire m. Horen zeggen. Des - : Praatjess.Ouie v. : 1. Het horen, gehoor. 2. Des -sKieuwen v. Kieuwspleten v. Klankgaten (op in-strument). Bomgaten (aan toren).

Our" : (oud) Horen. (recht) Verhoren. Ver-horen (gebed). L'oyant compte (mv. oyantscompte) : Degeen aan wien men rekenschap aflegt.

Ouistiti m. : Zijdeaap m. Sleutelgatenopensteker.Oukase v. : Bevel van den keizer van Rusland,oekase v. (fig.) Bevel.

Ouragan m. : Orkaan m. Arriver comme un - :Oural m. Oeral m. [Komen aanstuiven.Ouralien : Van de Oeral.Ourdir : 1. De schering maken. 2. (fig). Weven,vlechten. 3. (fig.) Ontwerpen, beramen.

Ourdissage m. : Het scheren (bij 't weven).Ourdisseur m. : Scheringmaker, scheerder.Ourdissoir m. : Scheerraam.Ourler : Zomen. (fig.) Ben (opstaande) randleggen vormen om.

Ourlet m. : Zoom m. Opstaande rand m.Ours m. (spr. ourse) : 1. Beer m. - blanc, - po-laire : IJsbeer. Vivre comme un - : Eenzelvigleven. Meneur montreur d'- (savant) : Beren-leider. Jeu de l'- : Bok-bok-herrie, - stavast.2. - marin Zeerob m. 3. (fain.) Brombeer,knorrepot. 4. (fam.) Provoostlokaal. 5. (f am.)Schuldeiser. 6. (to n e el) Slecht stuk.

Ourse v. : Berin. (sterrenk.) La grande 0-;la petite 0- : De Grote -; de Kleine Beer m.

Oursin m. Zeeegel m. Berenhuid v. Berenmuts v.Ourson m. : Beertje. Zwarte Amerik. beer. (soort)Brulaap. Berenmuts v.

Ouste : Gauw watt Weg! Vort 1Outil m. (spr. -ti) : Werktuig, stuk gereedschap.Outillage m. Gereedschap, werktuigen. Be-nodigdheden. Materieel (voor onderneming).

Outillement m. z. -age.Outiller : Van gereedschap, werktuigen, materieelvoorzien. Bien outille : Goed toegerust.

Outrage m. : Grove belediging. Faire - a :Grof beledigen. - a : Vergrijp tegen. L'- desens, - du temps : De tand des tijds m. Faire a :Schenden, zondigen tegen.

Outrageant : Beledigend, smadelijk.Outrager : Diep beledigen, smaden. Met voetentreden; kwetsen.

Outrageusement en -eux : Smadelijk, honend.(f am.) Geweldig, vreselijk.

Outrance v. : 1. Uiterste. A - : Tot 't uiterste,in de allerhoogste mate. 2. Buitensporigheid.

Outrancier : Geneigd om tot 't uiterste te gaan.Outre vz. : 1. Over, aan de overzijde. Alter -mer : Over zee gaan (naar 't Oosten, Amerika).

monts : Over de bergen (in Italie, Spanje).Les pays d'- -Rhin : De landen aan gene zijdevan de Rijn. D'- -tombe : Van gene zijde desgrafs, van na de dood. (fig.) - mesure : Bo-venmatig. 2. Behalve, boven. - cela : Boven-dien. que Behalve dat. En - : Bovendien.1 bw. : Verder. Passer - : Verder gaan, zichverder niet bekommeren; overslaan; heenstappen(over). D'- en - : Door en door. 1 v. : Lederenzak (voor vloeistoffen). - wijnzak m.

Outré : Overdreven. Verontwaardigd. - de colere: Buiten zich zelf van woede.

Outreeuidanee : Eigenwaan m., aanmatiging.Outrecuidant : Verwaand, aanmatigend.Outremer m. : Ultramarijn, lazuurblauw. Bleu d'

Blauwsel.21

Page 338: aardrijkskunde - DBNL

OUTREPASSER. 322 PACOTILLE.

Outrepasser : Overschrijden, te buiten gaan.Outrer : Te ver drijven, overdrijven.Ouvert : Open, -lijk; open, onversterkt (stad);open, hoog (voorhoofd); vlug (geest). Onzeker.waar nog niets van te zeggen is. (o u d) A force—e : Met de wapens in de hand.

Ouvertement : Openlijk, vrijuit.Ouverture V. : 1. Opening, het opendoen. (fig.)Opening (jacht, zitting, enz.). 2. (muz.) Voor-spel, ouverture v. 3. Begin, aanvang m., eerstestap m. - aanleiding. Faire des —s de paix :Vredesonderhandelingen openen. 4. Opening.Spleet v., reet v. Opening, wijdte (van hoek,passer). — de cceur : Openhartigheid. — d'esprit:Bevattelijkheid; onbevangenheid.

Ouvrable : Jour — : Werkdag.Ouvrage m. (IT o l k v.) :1. Arbeid m.,werk.Bois d'-: Schrijnwerkershout. Se mettre a l'— : Aan 't werkgaan. 2. Werk, -stuk, gewrocht. — a la main :Handwerk. —s de femme : Handwerkjes. Ce seral'— du temps : De tijd zal dat werk verrichten.(mil.) — de fortification : Vestingwerk. 3. Ge-schrift, boek.

Ouvrager : Kunstig bewerken, - versieren.Ouvrant : Toit — : Schuifdak (auto). (oud) Aaudience —e : Bij het begin der sitting. A portes—es : Bij 't opengaan der deuren; (fig.) zondertegenstand. I m. : Zijvleugel (drieluik) m.

Ouvre : Bewerkt. Gebloemd.Ouvre-gants m. (me. one.) : Handschoenrekker.Ouvre-lettres m. (my. one.) : Brievenopener.Ouvrer : Bewerken. — de la monnaie : Geldaanmunten.

Ouvreur m. : 1. Papierschepper, kuipgezel. 2.m. en -euse v. : Openmaker, -sluiter, -ster.-ease (de thedtre) : Vrouw die (de loges open-sluit en) de plaatsen aanwijst.

Ouvrier m., -iere v. : (Hand)werksman, -ster.— charpentier : Timmermansknecht. — d'art :Werkman die een kunstambacht uitoefent. -iereen soie; - en lingerie : Zijde-; linnenwerkster. -ierede l'aiguille : Naaister. L'— de qch : De bewer-ker van iets. (bij b el) Les —s d'iniquite : Dewerkers der ongerechtigheid. I bv.nw. : Van dewerklieden; arbeidend. Classe -iere : Werkendestand. Abeille -iere : Werkbij.

Ouvrir ov.w. : 1. Openen, opendoen, -maken.Oprekken (handschoen). (fig.) — la Porte a qch :De deur voor lets openzetten. (fig.) — an champ a:Aanleiding geNen tot. — sa bourse a qn : Geld totiem. beschikking stellen. — de grandes oreilles :Verwonderd luisteren. — le chemin des honneursa qn : lem. de weg tot de eerbewijzen banen. —

l'esprit a qn : Iem. geest ontwikkelen. — l'appetita qn : Tern. eetlust opwekken. 2. Een openingmaken; aan-, opensnijden; banen (weg). —une fenétre dens un mur .: Een venster in eenmuur aanbrengen. 3. (fig.) Beginnen, openen. Lasuccession est ouverte : De erfenis is opengeval-len. — un compte -; un credit a qn : Een hoofd -;een krediet voor iem. openen. I onov.w. : Openen,opendoen. Zijn winkel openen (koopman). Ge-opend worden, opengaan, beginnen. Uitzien, toe-gang hebben. I s'— : 1. Opengaan. Gapen (af-grond). Geopend worden. 2. (fi g.) Beginnen,geopend worden. 3. Zich een opening verschaf-fen. — un passage : Zich een doortocht banen. 4.s'— de qch (a qn) : Zijn hart voor iem. open-leggen. 5. s'— a qeh : Zich voor iets ontslui-ten. — au commerce : Voor de handel geopendworden.

Ouvroir m. : Werkplaats v. Werkinrichting voorarmen.

Ovaire m. : Eierstok m. Vruchtbeginsel.Ovalaire : Ovaal, eivormig.Ovale : Eirond, ovaal. I m. : Ovaal, eironde figuur v.Ovation V. : (g e s c h.) Zegevierende intocht vanbescheiden omvang m. Openbare huldiging.

Ovide m. : Ovidius (Lat. dichter).Oviduete m. : Eileider (bij vogels).Ovine : Van 't schapenras (race —).Ovipare : (dierk.) Eieren voortbrengend.Ovule m. : (dierk.) Vrouwelijk ei. (plan tk.Eitje. Capsule v.

Oxalate m. : Zuringzuurzout.Oxalique : Acide — : Zuringzuur.Oxydable : Vatbaar voor verbinding met zuurstof,oxydeerbaar.

Oxydant : Die zuurstof afstaat.Oxydation v. : Verbinding met zuurstof, ver-branding.

Oxyde m. : Zuurstofverbinding. — de Carbone :Kooloxyde.

Oxyder : In een zuurstofverbinding veranderen;doen roesten. 1 S'— : Een - vormen; roesten.

Oxygenable : Die zich met zuurstof kan verbinden.Oxygenation v. : Verbinding met zuurstof.Oxygen m. : Zuurstof v.Oxygener : Met zuurstof verbinden, Eau °xi/genie :

Waterstofperoxyde.Oxyton bv.nw. en m. : (Woord) dat de klem-toon op de laatste lettergreep heeft.

Ozone m. : (scheik.) Ozon (uit drie atomen be-staand molecuul zuurstof).

Ozoniser : Met ozon bewerken; - behandelen(zieke). In ozon veranderen.

P.

P m. : 1. (letter) P v. 2. (verk.) Page : Blad-zijde; Pp. : Bladzijden; P., Pere : Vader, pater;(handel) Pour : Per; 5 p. 100 of 5 p. c. : 5 per-cent; (muz.) Piano : Zacht.

P.O. : Par Ordre : Op last, per order.P.S. : Postscriptum (or. -temm,) : Naschrift.Pee : Prince : Prins.psse : Princesse : Prinses.P. T. T. : Posies, Teligraphes, Telephones : Post-,

telegraaf-, telephoondienst m.Pacage m. : Weiland. 't Weiden.Puha m. : Turks provinciehoofd, pacha.

Pachyderme m. (spr. paki-) : Dikhuidig (dier).Pacificateur m., -trice v. : Vredestichter, -ster.I bv.nw. : Bemiddelend, verzoenend.

Pacification v. : Bevrediging, vredestichting.Pacifier : Bevredigen, tot rust brengen. I se — :Tot rust komen na strijd.

Pacifique en —ment : 1. Vredelievend, vreed-zaam. 2. Vol vrede. La mer P-, l'ocean P- of leP- : De Stine Oceaan.

Pacifisme m. : Beweging voor wereldvrede.Pacifiste m. : Vredesvoorstander.Pacotille v. : 1. Vrijgoed (van zeeman). De — : Van

Page 339: aardrijkskunde - DBNL

PACTE. PALMS.323

mindere qualiteit, bocht, rommel-. 1 Koopwarenvoor ruilhandel in verre landen v. 3. (som s)Bundel m., pak. Boeltje.

Pacte m. : Verd rag, overeenkomst v. pact o. Faire un— avec le diab le: Zijn ziel aan den duivel verkopen.

Paetiser : Een verdrag aangaan. (fig.) In eenschikking treden. 't Niet zo nauw nemen (met).Verstandhouding hebben (met).

Pactole m. : Pactolus (rivier met gouderts inLydie) m. (fig.) Geld, -buidel m.

Padouan : Mt -. Bewoner van Padua.Padoue v. : Padua.Paf : Pif! paf I I bv.nw. : Dronken, vet.Pagaie v. : Schepriem m., pagaai v.Pagaie, -aille v. : Janboel m., romm.el m., „rotzaak" .Paganiser : Heidens maken.Paganisme m. : Heidendom. Heidens karakter.Page v. : Bladzijde v. (dr ukw.) Mettre en —s : Devorm opmaken. (fig.) Son cerveau est une —blanche : Hij is nog een onbeschreven blad. C'estla plus belle — de son histoire : Dat is 't glanspuntvan zijn levee. Etre a la — : Bij zijn. I m. : 1.Edelknaap, lijfjonker. Etre -, sortir ae —, - horsde — : Geen page meer zijn; (fig.) niet meeronder de plak zijn. 2. Damesjaponophouder.

Pagination v. : Benommering der bladzijden.Paginer : (De bladzijden) benommeren.Pagne m. : Schaamteschort (bij de Negers).Pagode v. : Afgodentempel (in Azle) m. Afgod.Chinees beeldje, schuddebolletje. Manches —s: Wijde, open mouwen.

Paiement m. (spr. pèntan) : Betaling.Palen (spr. pa-yin), —ne : Heidens. I m. en v.: Heiden. Heidin. (f i g.) Woesteling.

Paillage m. : Het dekken met stro.Paillard m., —e v. : (fam.) Wellusteling. I bv.nw.

: Wellustig, ontuchtig.Paillardise V. : Ontucht v.,Paillasse v. : Stro-, bultzak m. (fig.) De krijgs-dienst m. Haardmuur m. I m. : Hansworst,paljas. (fig.) Karakterloos mens.

Paillasson m. : Strooien afdak; rietmat v. Vloer-mat. Deurmat. Strohoed m.

Paille v. : 1. Stro. (fig.) Coucher sur la — :Doodarm zijn. Mettre qn a la —, - sur la — :Tem. tot de bedelstaf brengen. Voir une —dans l'ceil de son voisin : De splinter in eensanders oog zien. Rompre la — : Breken (vriend-schap, verdrag, koop). Enlever -, lever la — :Succes hebben, voortreffelijk zijn. — de bois :Houtwol. Couleur de — : Strogeel, -kleurig.Homme de — : Karakterloos -, stroman (die zijnnaam tot iets leent). 2. (z e e v.) — de bitte : Beting-bout. — d'arrimage : Stuwhout. 3. Gebrekkigeplek (in metaal, glas, must) v. Vlek (op diamant)v. I bv.nw. : Strogeel.

Pailler : Met stro -, riet dekken. Met stro mat-ten. Chaise paillee : Matten stoel.

Pailler m. : Strohoop m. Mesthoop. (fig.) Il estsur son — : Hij is bier op zijn eigen terrein.

Pailleter : Met lovertjes bedekken, - versieren.Paillette v. : Reepje koper. Lovertje. Schil-fertje. (fig.) Vlek (diamant) v.

Pailleux : Van stro. Stro bevattend. Met eenbreuk, - een gebrekkige plaats.

Paillis m. : Strozolder m., -bergplaats v.Halfvergane mest m., strooisel.

Paillon m. : Handvol stro. Tenen mand v.Metaalreepje. Grote lover. Strohuls (fles) v.

Paillot m. : Stromatrasje.

Paiment m. (spr. pOman) z. paiement.Pain m. : 1. Brood. — noir : Roggeb. — bi s :

Go of b. Petit — : Broodje. — perdu : Wentelteefje.Avoir du — cuit : Voorraad -, overgespaard geldhebben. Avoir du — (cuit) sur la planche : Zijnschaapjes op 't droge hebben; nog heel watvoor de boeg hebben. C'est du — cuit : Datkomt later te pas. Ii a du — quand it n' a plusde dents : Hij krijgt iets, als hij te oud is om ergenot van te hebben. Pour un morceau de —, -unebouchee de — : Voor een appel en een ei. —(des pharmaciens) : Ouwel voor geneesmiddelenm. 2. Onderhoud, voedsel, kost m., middelen vanbestaan. Cela donne du — aux ouvriers : Dat ver-schaft de werklieden een stuk brood. Oter le— a qn : Tem. het brood nit de mond nemen.(kerk) Le — de la parole de Dieu : Geestelijken zedelijk voedsel. 3. Arbre et — : Broodboom.4. Stuk, klomp m., kluit v. — de sucre : Suiker-brood. — de sire : Waskoek, - schijf. — de terre :Leemklomp; klomp boetseeraarde. — de singe :Apenbrood (van boabab).— de veau: Kalfsgehakt.

Pair : 1. Gelijk. Sans — : Onvergelijkelijk. 2.(wisk.) Even. Les nombres —s : De even getal-len. 3. Paarsgewijze geplaatst. de — : Gelijk. opgelijke rang. Aller -, marcher de — avec : Op Onlijn staan met. Se ttrer (hors) de — : Zich bovende anderen verheffen. I m. : 1. Gelijke. Traiter qv,de — a egal : Tem. als zijn gelijke behandelen lionde — : Ongemeen, uitstekend. 2. (gesch ) Pair.Senaatslid. Peer, lid van 't Hogerhuis. Les‘douse —s de Charlemagne : De twaa,f paladijnenvan Karel den Grote. 3. Gaaike (mannetje ofwijfje van vogel). 4. Pari m. Au — : Op pari(effect, fonds); zonder achterstallig werk, netaan; tegen kost en inwoning.

Paire v. : 1. Paar. Une — de lunettes : Een bril.Une — de pincettes : Een tang. 2. Paar. span. Lesdeux font 7a — : Die passen mooi bij elkaar,- zijn een ate!. 3. Paar (mannetje en wijfje).

Pairesse v... Peeress, pairsvrouw.Pa irie v. : Waardigheid van pair, van senaats-lid, van peer (z. pair m. 2).

Paisible en —ment : Vreedzaam, rustig. Onge-stocrd (bezitter). Stil, rustig.

Paltre ov.w. : Laten grazen, hoeden. Af-, grazen.Mener — : Hoeden, naar de wei brengen. I onov.w.: Grazen, weiden.

Paix v. : 1. Vrede m., rust v. Laisser en — : Metrust laten. —I Still Koest I (fig.) — du mut* :Gemoedsrust. La loi de — : 't Evangelie. Que.Dieu lui tome — : God zij hem genadig. Powravoir la — : Om der lieven vrede wille. Fairela — avec : Zich verzoenen met. Faire sa — avec :Weer in genade worden aangenomen door. Desparoles de — : Woorden van verzoening. (g e-s ch.) — de Dieu : Godsvrede. 2. (K ath.) Kelk-schoteltje dat gekust wordt, pacem. 3. Vrede(tussen volkeren). Sur le pied de — : Op voetvan vrede. 4. Vrede, vredesverdrag.

Pal m. (ma. pals) : 1. Aan een einde toegespitstepaal. - als strafmiddel gebruikt m. 2. Staak m.

Palabre v. : Onderhandeling, beraadslaging.(fig.) Langdurig geredeneer.

Palace m. : Vorstelijk hotel.Paladin m. : Paladijn, ridderlijke held.Palais m. : 1. Paleis. Prachtig herenhuis. 2. Paleisvan Justitie (— de justice). Les gens de — : Demensen die bij, 't gerecht behoren. Style du— : Gerechtelijke stiji. 3. Gehemelte. (fig.)

Page 340: aardrijkskunde - DBNL

324 PANACH].PALAN.

Avoir le - fin, - stir : Een fijnproever zijn.Palan m. : Takel (katrolwerk) m.Palanquin m. : Draagstoel, palankijn m.Palatal : Van 't gehemelte. Consonne -e of -eV. : Gehemeltemedeklinker m.

Palatin : 1. Van het paleis. Van den paltsgraaf.Un - : Een paltsgraaf. Le P- of le Mont - : DeMons Palatinus (te Rome). 2. Van het gehe-melte I m. : Gehemeltebeen (os -).

Palatinet m. : Waardigheid -. Gebied van eenpaltsgraaf. Le P- (du Rhin) : De Rijnpalts v.

Palatine V. : Pelskraag m.Pale v. : 1. Zoutziedersschep m. Blad (roeiriem).Schuifdeur v. Schoepbord (raderboot). Blad (vanschroef). 2. Vrouwenmantel m. Miskelkdeksel.

Pale : 1. Bleek. - cole're : Woede waarbij menbleek ziet. 2. Bleek, vaal, mat. Bleu -; jaune- : Licht blauw; - geel. (fi g.) Un - merci : Eenmat bedankje. tine - contrefacon : Een er flauwop lijkende nabootsing.

Palefrenier m. : Stalknecht.Palefroi m. : (oud) Staatsiepaard.Paleographe m. : Kenner, onderzoeker van oudehandschriften en opschriften.

Paleographie v. : Kennis van oude handschrif-ten en opschriften.

Paleographique : Die betrekking heeft op oudeopschriften en handschriften.

Paleontologie v. : Natuurlijke historie der voor-historische dieren en planten v.

Paleontologique : Van de v66rhistorische die-ren en planten.

Paleontologiste m. : Kenner der v66rhistori-sche planten en dieren.

Palerme V. : Palermo.Palermitain : Uit -. Bewoner van Palermo.Palestine V. : Palestina. Dubbelmediaan (soortdrukletter).

Palestre v. : Worstelschool der Ouden v.Palet m. : Werpschijf v.Paletot m. : Overjas v. Damespaletot v.Palette v. : 1. Raket, kaatsplankje. School-meestersplak v. Schoep v. Verguldmes. 2.(Schilders)palet. (fig.) Kleuren, palet. 3. Tinnenlaatbekken. 4. Vertrekstaf (station).

Paleur v. : Bleak-. (fig.) Onbeduidendheid.Pallor m. : 1. Trapportaal. 2. Vlak, horizontaalgedeelte (spoorweg, berg) tussen twee schuinedelen. En - : Horizontaal. 3. Boom m., as v.,spil v.

Palimpseste bv.nw. en m. : (Manuscrit) - : Hand-schrift -, blad waarvan de tekst is uitgewisten dat weer is beschreven.

Palingenesie v. : Wedergeboorte, -omvorming.Palingenesique : Van de wedergeboorte.Palinodie V. : Intrekking -, herroeping van 'tgezegde. Chanter la - : Zijn woorden intrekken.

Palk onov.w. : 1. Bleek worden. - sur les limes: Zich suf studeren. 2. Verbleken (lucht,kleur). (fig.) Son itoile OM : Zijn geluksstertaant. Faire - : In de schaduw stellen. I ov.w. :Bleek maken.

Palls m. : Paalwerk. Paal m., staak m.Palissade v. : Paalwerk, staketsel. Dichte heg v.Palissader : Van een staketsel -. Van een hegvoorzien. I se - : Zich door palissaden dekken.

Palissandre m. : Palissanderhout. -boom m.Palissant : Verblekend, bestervend.Palisser : Tegen een muur, - latwerk binders,opbinden.

Palladium m. (spa. -omm) : 1. (gesch.) Pallas-beeld te Troje. 2. (fig.) Hoeksteen m., waar-borg m., schild. 3. (scheik.) Palladium.

Pallas v. (spr. -ass) : Pallas Athene.Palliatif : Bewimpelend. (geneesk.) Verzach-tend. I m. : - middel. (fig.) Lapmiddel.

Pallier : (geneesk.) Lenigen, verzachten. (fig.)Bewimpelen, verbloemen.

Pallium m. (spr. -omm) : 1. (gesch.) Mantelder Grieken m. 2. (K a th.) Witte wollen bandop de schouders m., pallium o.

Palmaire : Van de handpalm, - de vlakke hand.Palmares m. (spr. -4)ss) : Lust der leerlingen diebij een prijsuitdeling een prijs krijgen v.

Palme v. : 1. Palmtak m., palm m. 2. (fig.)Overwinning, zege v.; roem m. 3. Palmvormigeversiering (op bouwwerk, sjaal). Les -s (wadi-miques) : Een ridderorde aan een paars lint. I m.: Handbreedte (oude maat) v.

Palme : Handvormig. Waarvan de tegen dooreen vlies verbonden zijn. Pied - : Zwempoot.

Palmeraie V. : Paimbos.Palmette v. : Sieraad in de vorm van een palm-blad, palmet v.

Palmier m. : Palmboom m. Dadelpalm (-daffier) m.Palmipede bv.nw. en m. : (Vogel) met zwem-poten, zwemvogel m.

Palmure v. : Zwemvlies.Palombe v. : Ringduif v.Palot : (fam.) Bleekjes, wat bleek.Palpable : Voel-, tastbaar. (fi g.) Klaarblijkelijk.Palpable, -ment : Voel-, tastbaar. (fig.) Klaar-Palpation v. : Betasting. [blijkelijk.Palpe v. : Taster (insect). Baard (vis) m.Palpebral : Van de oogleden.Palper : Bevoelen, betasten. (fig., fam.) Op-strijken, binnen krijgen, beuren (geld).

Palpitant : Lillend. Trillend, bevend; kloppend(hart). (fig.) Hoogst belangwekkend, sensatie-.

Palpitation v. : Krampachtige beweging, tril-ling, beving, klopping, hartklopping.

Palpiter : Krampachtig trekken, linen, trillen,beven •, kloppen (hart).

Palsambieu : Sakkerloot!Paludeen (spr. -i-in) : Van de moerassen. Vande moeraskoorts, - malaria.

Palus m. (spr. -uss) : Moeras. Laag terrain.Palustre : Van de moerassen, moeras-.Miner en se - : Flauw-, in zwijm vallen.

-de rire : Zich half doodlachen. Attente pelmee :Smachtend wachten.

Pamoison v. : Onmacht v., flauwte.Pampa v. : Grote Z.-Amerik. grasvlakte v.Pamphlet m. : Schotschrift.Pamphletaire m. : Schotschriftenschrijver.Pamplemousse v. : Pompelmoes, grape-fruit.Pampre m. : Wijnrank v. (dichtk.) -stok m.Pan m. : 1. Pand (van kledingstuk). - (de mur): Stuk -, vak van muur. 2. Zijde v. Hoek m.Vlak. - coupe : Stompe hoek, van 67° 30'.3. (na a m) Pan, god der herders. I tussenw.: Pafl Kletsl Pof I Pief, pof 1

Panacee v. : Geneesmiddel tegen alle kwalen.Panache m. : 1. Vederbos m., pluim v. (fam.)Avoir son - : Een roesje aanhebben. 2. (nieuw).Le cavalier a fait - : De ruiter is over de kopvan 't paard heengebuiteld. L'automobile a fait- : Is over de kop gegaan. 3. (nieuw) Schit-terende zwier, brio.

Panache : 1. Met een pluim, gekuifd (vogel). 2.

Page 341: aardrijkskunde - DBNL

325 PAPERASSIER.PANACHER.

Bont, veelkleurig. 3. Uit allerlei soorten sa-mengesteld, gemengd (ijs, slay. 4. (fig.) Gemengd.

Panaeher : Met een vederbos -. Met verschillendekleuren sieren. (fig.) Vermengen.

Panade v. : 1. Broodpap v., -soep v. (fig.; yolk)Jan-Salie. Prullig stuk. 2. Ellende v.

Panader z. pavaner.Panama m. : Brêedgerande strohoed m.Panaris m. : Vinger-, nagelzweer v., fijt v.Panathenees v.mv. : Volksfeesten ter ere vanPallas Athene.

Panearte V. : Plakkaat. (Bord)papieren omslag.Reclamebord.

Paneraee m. : Worsteling en vuistgevecht. (naam)Pancracius.

Pancreas m. (spr. -ass) : Alvleesklier v.Pancreatique : Van de alvleesklier.Pandeetes v.mv. : Wettenverzameling.Pandemonium m. (spr. -omm) : Plaats van bij-eenkomst der helse geesten v. (fig.) Broei-nest van allerlei kwaad. Dolle warboel m., levenals een oordeel.

Pandore V. : 1. (naam) Pandora. 2. Luit v. Im. : (spot) De Franse gendarme.

Pandour in. : Pandoer, ongeregeld soldaat. (fig.)Vandaal, rover.

Panegyrique m. : Plechtige lofrede v. (fig.) Lofrede.Panegyrists m. : Lofredenaar. (f i g.) -bazuiner.Paner : Met broodkruim bestrooien, paneren.Brood laten weken in (vloeistof).

Panel*, V. : Mandvol v., korfvol m.Paneterie v. (spr. panetri) : Broodbewaarplaats v.Panetier m. (spr. 40) : Broodmeester, - uitdeler.Scheepsbroodbakker, -kok.

Panetiere v. : Herders(brood)tas v. Broodkast v.Pangermanisme m. : Streven der Al,Duitsers.Panieule v. : (plantk.) Pluim v.Panicule : In pluimen bloeiend, pluimvormig.Panser m. : 1. Mand v., korf m. Adieu, —8, yen-danges sont faites : 't Is mis, - afgelopen. — apapier : Prullen-, snippermand. A petit mercier,petit — : Men moet de tering naar de neringzetten. — aux ordures : Vuilnisbak m. — a salade: Slaemmer; (grap) gevangenwagen m. (fig.)— perce : Verkwister. Its ne sont pas du mime —: Zij zijn niet van hetzelfde slag. Le fond du — :'t Uitschot. Le dessus du — : De elite; 't beste,'t neusje van de zalm. 2. Mandvol v. S. Vuur-mand (om kindergoed te warmen). Bijenkorf.Tenen koffer (voor bagagevervoer) m. Hoepel-rok m.

Panifieation v. : Bereiding van - . Omzetting inbrood.

Panifier : In brood omzetten. Tot b. bereiden.Panique bv.nw. en v. : Panische, plotselinge enongegronde (schrik in.).

Panne V. : 1. Pluisfluweel, trijp. (spot) Etredans la — : Er ellendig aan toe zijn. 2. Liggenmet tegengebraste zeilen. En — : Stilliggend. 3.(ni euw) Het niet verder kunnen (auto, tram).Rester en — : Blijven steken. — d'ele,ctricite :Storing in de e. 4. (nieuw) Defect o. 5. (ton eel)Slechte, ondankbare rol v. 6. (Buik)vet (varken).7. Dakstoel M., dwarsbalk m.

Panneau m. : 1. Net om wild te vangen. (fig.)Strik m. Donner dans le — : In de val lopen.2. Paneel, Vak, veld. — de verre : Breed glasruit.

Panneau-reelame m. (my. —x- —) : Reclamebord.Panneauter : Netten spannen (wildvangst).Panneton m. : Baard (sleutel, spanjolet) m.

Panonceau m. : Wapenschild. Schild. bord (aandeur v. e. notaris, enz.). Verkeersbond.

Panoplie v. : Volledige wapenrusting. Wapen-rek, -verzameling aan de wand. Soldatenuit-rusting (als kinderspeelgoed).

Panorama M. : Cirkelvormige muurschildering.Uitzicht naar alle kanten.

Panoramique : Als van een panorama.Pansage m. : Verzorging (van 't vee). Roskam-ming. Benodigdheden daarvoor (effets de —).

Panse v. : (fam.) Buik m., (plat) pens v. Pens derherkauwers. (fig.) Bulk (van fles). Neerhaal(letter) m. Dikste deel (zuilschacht).

Pansement m. : 1. 't Verbinden (wond). Ver-band. 2. Z. pansage.

Panser : 1. (oud) Verzorgen, eten geven. (thane)Roskammen (paard). 2. Verbinden (wond).

Panslavisme m. : Streven naar vereniging derSlavische volkstammen.

Pansu : Dikbuikig. I m. : Dikzak (Pros —).Pantagruelique : Die 't leven vrolijk genet.Voor reuzenmagen (maaltijd).

Pantalon m.: Pantalon; hansworst. Broek v.Quadrillefiguur v.

Pantalonnade v. : Hansworsterij v. Belache-lij ke uitvlucht v.

Panteler : Hijgend op en neer gaan. Linen(vlees). (fig.) Hevig bewogen worden.

Pantheisme m. : Wijsgerig systeem volgenshetwelk het heelal de godheid zelve is.

Pantheiste : Panthelstisch. I m. : Aanhanger vanhet panthelsme.

Pantheon in. : (gesch.) Tempel aan alle godengewijd m. (fig.) Eretempel.

Panthere V. : Panter m.Pantiére v. (spr. -tyere) : Vogelnet. Gebreidejagerstas v.

Pantin m.: 1. Jan-Klaassen-pop, trek-, ledepopv. 2. (fig.) Ledepop, veranderlijk wens.

Pantographe m. : Tekenaap, -knaap.Pantois : Hijgend. (fig.) Verbluft, „par.Pantomime m. : Gebarenspeler. I v. : Gebaren-spel. -spraak v. Stuk zonder woorden.

Pantoufle v. : Pantoffel v. Muil v. (fig.) En —s: Op zijn gemak, op zijn slofjes. Raisonner commeune —: Onzin uitkramen.

Panurge in. : Panurge. (fig.) Loze gast.Paon m. (spr. pan), —ne v. (spr. pane): 1. Pauw in.,-in. C'est le geai qui se paire des plumes du — :Hij pronkt met andermans veren. Pousser descris de — : Moord en brand schreeuwen. 2. Pau-wenoog (vlinder).

Paonneau m. (spr. pano) : Jonge pauw in.Papa in. : 1. (kind) Papa, pa. Bon —, grand —: Grootpa, opa. Fils a — : Bedorven zoontje.A la — : Gemoedelijk. 2. Koningsgier m.

Papal : Pauselijk.Papaute v. : Pauselijke waardigheid. Pausschap.PapaveraciSes v.mv. : Klaproosachtigen v.Papayer M. (spr. -pe-ye) : Kalebasboom, papaya v.Pape in. : Paus. (fam.) Soldat du — : Slecht sol-daat.

Papegai m. : Papegaai (vogelschieten) m.Papelard in. : Schijnvrome. huichelaar. I bv.nw.: Huichelend, kwezelachtig.

Papelardise v. : Huichelarij v.Paperasse v. : Onnut papier, papierrommel m.Paperasser : Papier volkladden. Oude papierendoorsnuffelen.

Paperassier m. : Liefhebber van papierrommel.

Page 342: aardrijkskunde - DBNL

PAPETERIE. 326 PARADIS.

Papeterie v. (spr. paptri) : Papierfabricage v.,-fabriek V. -handel m. -winkel m. Doos metschrijfbehoeften v.

Papetier m. (spr. paptye) : Papierfabrikant. -han-delaar. Handelaar in kantoor- en schrijfbehoef-ten. I bv.nw. : Van 't papier.

Papier m. : 1. Papier. — a lettre : Post-. — achandelles : Geel pakpapier. — de soie : Vloei (omin te pakken). — buvard : Vloeipapier. — brouil-lard : Filtreer-. — calque : Calqueer-. — ecolier ;— coquille : Schoolschriften-; post-. — goudron :Pak-. — hygienique : Closet-. — de paille : Stroo-.— Joseph, — filtre : Filtreer-. — peint, — detenture : Behangsel-. — de verre, — d'emeri :Schuur-. — au charbon : Kooldrukpapier. —chimique : Eng. pleister v. Barbouiller, gdter,brouiller, noircir du — : Papier bekladden, (on-nutte dingen) schrijven. Ce projet est beau sur le —: Dat plan is mooi in theorie. 2. Papier, docu-ment, aantekening, stuk. —8 d'affaire : Schrif-turen die onder kruisband mogen verzondenworden. Etre bien -; mal dans les —s de qn : Goed -;slecht bij iem. aangeschreven staan. — volant:Los blad, - vel; in rechtszaken ongeldig papier.—8 de bord, —8 d'un navire : Scheepspapieren. 8.Papier, wissel m., schuldbekentenis. — court;-long; Papier op kort -; op lang zicht. —sur Paris;- sur Londres : Wissel op P.; : op L. 4. Artikel.

Papier-monnale m. : Papieren geld, bankpapier.Papier-pelure m. : Mailpapier.Papier-tenture m. : Behangselpapier.Papilionaze : Vlinderachtig, -vormig.Papillaire (spr. -pilire) : Van de tepeltjes, wrat-

Jes pa,pillen. Wrat-. tepelvormig.Papille v. (spr. -pile) : (dierk.) Huidwratje,-tepeltje, -papil.

Papillon m. : 1. Vlinder m. Wuft, veranderlijkmens. .Des —8 noire, -blew: Sombere gedach-ten, drukkende zorgen. 2. Vlindervormig haar-sieraad. -e strik, das v. - mutsje. Bijkaart (inatlas) v. Los blaadje in boek. Schuif (kachel) v.

Papillonner : Rondfladderen; rusteloos -, wis-pelturig zijn. Liefhebberen.

Papillotage m. : Het maken van papillotten.'t Krullen. (fig.) Oogverblindende flikkering.Onwillekeurig geblikker met de ogen. Hetsmeren, - dubbel afdrukken der letters.

Papillote v. : Papillot v., haarkrulletje. Ulevel -.bonbon in een papiertje.

Papilloter onov.w. : Oogverblindend schitteren.Knippen (oog). (fig.) Te schitterend zijn (stijI)Dubbel afgedrukt zijn (letter). 1 ov.w. : In pa-pillotten zetten (haar).

Papisme m. : (ong. bet.) Onderwerping aanhet pausdom. Pausdom.

Papiste m. : (ong. bet.) „Roomse paap", aan-hanger van den pans.

Papotage m. : (f am.) Oude-wijvenpraat v.Papoter : Babbelen.Papou m. : Papoea.Papyrus m. (spr. -russ) : Papyrusriet. Papierdaaruit bereid. Handschrift op papyrus.

Pique v. : 1. (bij de Joden) Het Pascha. 2.(bij de Christenen) —s v.mv. : Pasen,Paasfeest. Faire ses —s : Zijn Paasplicht ver-vullen. —s fleuries : Palmzondag m.

Paquebot m. : Vracht- en passagiersboot v.Päquerette V. : (plantk.) Madeliefje.Paquet m. : 1. Pak, pakket, bundel m., pakje.

Faire son —, - ses —s : Zich reisvaardig maken;

(f i g.) heengaan ; sterven. (f a m.) Donner -, servir aqn son — : Iem. de bons geven; - een uitbrandergeven. Risquer -, hasarder le —: Het er maar opwagen. Recevoir son — : Gedaan krijgen. Ldchertout le — : Eindelijk eens uitbulderen, wat iem. allang in de weg zat. Le systeme -, la methods despetits —s : 't Afdoen der zaken bij kleine beetjes.J'ai mon — : Ik heb mijn bekOmst. 2. (dr uk w.)Stuk (samengebonden regels zetsel). Stapel (vellendie ingebonden moeten worden) m. 3. — demitraille : Bezending schroot. 4.— de mer, - d' eau :Stortzee v. — de pluie : Stortbui v. — de sang :Gulp bloed v. 5. Zoutzak, log mens.

Paquetage m. : 't (In)pakken. Bepakking (soldaat).Par vz. : 1. (doorgang, overgang) — terre;— mer : Te land; ter zee. Passer — le jardin :Door de tuin gaan. — ici, --la : Hier langs,- been. — -ci, --la : Hier en daar; nu en dan.De — le monde : Ergens ter wereld. — touts laterm : Op de gehele wereld. Ca m'a passe — latete, -l'esprit : Dat is bij mij opgekomen. Voyager— la neige; - le brouillard: In de sneeuw -; demist reizen. — un beau temps : Bij mooi weer.— 10° de latitude Nord : Op 10* Noorder-breedte. IL a regu un coup de cravache — la fi-gure : Hij heeft een karwatsstriem in 't gelaatgekregen. 2. (oorzaak) Il fut tue — B : Hijwerd door B gedood. (fig.) — intent : Uit eigen-belang. — ignorance : Uit onwetendheid. Savoir— caw : Uit 't hoofd kennen. — trop : Al tezeer. 3. (grond) — peur; — force : Uit vrees;gedwongen. — bonheur; — malheur : Gelukki-ger-; ongelukkigerwijze. 4. (mlddel, werk-tuig) Prendre — les cheveux : Bij de haren grij-pen. Prendre qn — les sentiments : Op ism. ge-voel werken Jurer — sa barbe : Bij zijn baardzweren. De — : Vanwege, op bevel van. De —le roi : In naam des konings. Commencer —; fi-n& — : Beginnen met; eindigen door. 5. (m a-n i er) Prouver — des exempla : Met voorbeeldenbewijzen. Couper — morceaux : In stukken ver-delen. Jour — jour : Dag aan dag. Tant —semaine : Zoveel per week.— deux lois : Tot twee-maal toe. (mil.) — quatre : In rijen van vier. —extraordinaire : Bij uitzondering.

Parabole V. : 1. Parabel v., gelijkenis. 2. Para-bool v., kromme lijn in de ruimte v.

Parabolique en —meat : 1. Van een gelijke-nis. 2. Van de parabool, de gedaante van eenparabool hebbend.

Paracelse m. : Paracelsus (natuurkundige).Parachêvement m. : Voltooiing.Paraehever : Geheel voltooien, volmaken.Paraehronisme m. (spr. -kr-) : Missing in detijdrekening door iets te laat te stellen m.

Parachute m. : Valscherm (ballon).Parachutists m. : Valschermspringer.Paraelet m. : Trooster. Heilige Geest m. I by.nw. : Troostend.

Paracrotte(s) m. : Spatbord. Modderslobkous v.Parade v. : 1. Stilhouding (paard). Ruiterbewe-ging. Wachtparade v., optrekkende wacht v. 2.Vertoning, pronk m. Faire — de : Pronken met.De — : Staatsie-. 3. Vertoning om 't publiek telokken (kermis). 4. (sc her m e n) Afwering, parade.

Parader : Paraderen, oefeningen maken (paard).Voorbijtrekken, defileren. (fig.) Pronken.

Paradigme m. : Modelwoord -, voorbeeld vooreen verbuiging of vervoeging.

Paradis m. : 1. Paradijs. Oiseau de — : Para-

Page 343: aardrijkskunde - DBNL

327 PARDONNER.PARADISIAQUE.

dijsvogel. Il ne portera pas Bela en — : Hij zal zijntrekken wel thuis krijgen. 2. (fig.) Paradijs,bekoorlijke verblijfplaats v. 3. Bovenste galerij v.,„engelenbak" (schouwburg) m.

Paradisiaque : Van 't paradijs, als in 't -.Paradoxal : Strijdig met de algemeen gelden-de begrippen. (fig.) Raadselachtig. Die gaarneparadox -n opwerpt.

Paradoxalement : Schijnbaar ongerijmd.Paradoxe m. : Tegen 't algemeen gevoelen in-druisende mening. Ongelooflijk feit.

Parafe(r) z. paraphe(r).Paraffine v. : (s cheik.) Uit minerale stoffenbereide vetstof v., paraffine v.

Parage m. : Afkomst v. gust-, zeestreek v. Streek.(f am.) Dans ces —8 : Hier in de buurt.

Paragraphe m. : Paragraafteken. Afdelingtussen twee alinea's, alinea.

Paraltre onov.w. : 1. Verschijnen, zich ver-tonen. Uitkomen (boek). 2. Zichtbaar wor-den, - zijn. Blijken. Il ne veut pas — en Betteof fairs : Hij wil in die zaak niet op de voor-grond treden. 3. Schijnen, lijken. Dunken. Elleparaft 60 ans : Zij ziet er uit, of zij 60 jaar is.Il ?le paraft pas son age : Hij lijkt jonger dan hij is.4. In 't oog vallen, schijnen, uitblinken. Une femmequi aime a — : Een vrouw die gaarne uitblmkt.Mieux vaut etre que — : Het wezen is beter dan deschijn. I onp.w. : Schijnen, dunken. Verschijnen,zich opdoen. Il y paraft : Men kan 't nog zien.Sans qu'il y paraisse : Onmerkbaar; in 't geheim.m. : Schijn (z. onov.w. 4) m.

Paralipoménes m.mv. : Naschrift. Bijvoegsels.(godsd.) De beide boeken der Kronieken.

Paralipse V. : Redekunstige figuur waarbij menschijnbaar zaken overslaat v.

Parallaetique : (s t err e n k.) Van een parallax's,- 't verschilzicht.

Parallaxe v. : Hoek door 't verschilzicht ge-vormd m. Verschilzicht.

Parallele : Evenwijdig. I v. : Evenwijdige lijn(droite —) v. (mil.) Loopgraaf evenwijdig aande zijde der belegerde vesting v. I m. : Parallelv., cirkel evenwijdig aan de evenaar m. Ver-gelijking. Mettre en —, faire le — de : Vergelijken.

Parallëlement : Evenwijdig.ParallelepipOde, (bij verg.) -16lipipide m. :Door zes parallelogrammen begrensd prisma,parallelopipedum.

Parallidisme v. : Evenwijdigheid. (fig.) Voort-durende overeenkomst v.

Parallêlogramme m. : Parallelogram.Paralogisme m. : Valse redenering.Paralyser : Verlammen. Krachteloos makers.Paralysie V. : Verlamming.Paralytique : Verlamd. I m. : Lamme.Parangon m. : 1. Vergelijking. 2. Toonbeeld,model. Edele steen van 't zuiverste water m.

Paranymphe m. en v. : Bruidsjonker -, -meisje bijde Ouden. Paranimf (bij examinandus).

Parapet m. : Borstwering. Mum' - m., leuningop borsthoogte.

Paraphe m. : Krul - v., trek onder de naamm. Verkorte handtekening, paraaf v.

Parapher : (Met een paraaf) ondertekenen.Paraphrase V. : Verklarende omadutying. (fig.)Uitlegging. Omhaal van woorden m.

Paraphraser : Omschrijven, verklarend uitleg-gen. Uitweiden.

Parapluie m. : Regenscherm, paraplu v.

Parasitaire : Van parasieten, door - ontstaand.Parasite m. : Tafelgenoot (bij de Ouden). Tafel-schuimer. Woekerdier, -plant v. Radiostoring, -bijgeluid. I by.nw. : 1. Op kosten van een anderlevend. (plant- en dierk.) Woekerend. Bruit — :Bijgeluid. 2. (f i g.) Overtollig.

Parasitique : Den tafelschuimer eigen.Parasitisme m. : Blaploperij. Het woekeren,de toestand van parasiet m. (fig.) 't Leven tenkoste van anderen.

Parasol m. (spr. -assol) : Zonnescherm. En — :Schermvormig. Plantes en — : Schermbloemigen.

Parasynthetique bv.nw. en m. ( spr. -assin-) :Met een voorvoegsel en een achtervoegsel ge-vormd (woord; b.v. entablement van table met 'tvoorvoegsel en en 't achtervoegsel ment).

Paratonnerre m. : Bliksemafleider. (fig.) Zon-debok m.

Paravent m. : Kamerschut. Windscherm, tocht-.Parbleu : 1. Waarachtig, op mijn woord 1 2.(na een vraag) Zeker, en of! 3. (oorzaak)Geen wonder!

Pare m. (spr. park) : 1. Park. — de be,b6 : Babybox.2. Door verplaatsbare hekken afgescheiden weidev. 3. Met netten afgesloten visplaats (— de mer)v. — aux huitres : Oesterput m. 4. Bewaar-, op-slagplaats v., werf v., perk. — d'artillerie : Ge-schutperk. — de voitures : Parkeerplaats v. 5.Zoutpoel m.

Parcellaire : Dat de percelen, - delen bevat.Die een deel van 't gehele werk maakt (werk-man). Perceelsgewijs.

Pareelle v. : Dceltje, stukje. Perceel.Parce que : Omdat, vermits. Pourquoi? Eh bien,parse que : Waarom ? Daarom.

Parchemin m. : 1. Perkament. — vegetal, pa-pier — : Perkamentpapier. Visage de — : Droogen geel gezicht. 2. Brief van adeldom m. (nieuw)Akte, diploma. Sacs et —s : Geld en adel.

Pareheminê : Perkamentachtig, -kleurig.Pareheminerie v. : Perkamentfabriek v. -be-reiding. -handel m.

Pareheminier m. : Perkamentmaker. -handelaar.Par-ei, par-la z. par 1.Pareimonie v. : Schriel-, karigheid.Pareimonieusement en -ieux : Schriel, karig.Pareourir : Doorlopen, -rijden, -reizen. Afleg-gen (afstand). Vluchtig doorlezen, - nazien.

Pareours m. : 1. Het doorlopen. Droit de — :Weiderecht op onbebouwde velden ever anderegemeente. 2. Afgelegde weg m. Traject. (Billet de)Libre — : Vrij reizen.

Par-dedans m. : Binnenste.Par-dessous vz. : Onder. I bw. uitdr. : Daaronder.Par-dessus vz. : Over, boven. — tout : V66r alles.

Regarder — l'Opaule : Met de nek aanzien. Faireqch — l'epaule : Iets onverschillig doen. I bw.uitdr. : Daarboven op.

Pardessus m. (spr. parde-su) : Overjas v. — dedemi-saison : Lichte overjas, demi-saison.

Par-devant vz. : Ten overstaan van.Pardi, -dieu z. parbleu.Pardon m. : 1. Vergiffenis, vergeving. Lettres de-,- : Ontheffing van straf. (K at h.) Les —8 : Deaflaat m. 2. Bedevaart (waarbij aflaat wordtverkregen) v. I tussenw. : Vergeef me, metuw verlof 1 Wat zegt u ook weer ?

Pardonnable : Vergeeflijk, verschoonbaar.Pardonner ov.w. : Vergeven. Vergiffenis schenkenaan. Niet kwalijk nemen. Gunnen. On ne lui

Page 344: aardrijkskunde - DBNL

328 PARLER.PARE-BRISE.

pardonna pas son succes : Men zag zijn succes metlede ogen. I onov.w. : Verschonen, sparen.Un mal qui ne pardonne pas : Een ziekte waarvoorBeen kruid gewassen is.

Pare-brise m. (mv.onv.) : Windscherm. VoorruitPare-choc m. (mv.onv.) : Schokbreker. [(auto).Pare-crotte m. z. paracrottes.Pare-etincelles m. (mv.onv.) : Vuurscherm.Pareil, -eille : Gelijk, -vormig. Dergelijk, zulk.En - cas : In een dergelijk geval. Its sont -sen dge : Zij zijn van gelijke leeftijd. I m. : We-dergade v., gelijke. Mes -s : Mijn gelijken. Sans- : Weergaloos. Du - au tame : Van 't zelfdelaken een pak.

Pareille v. : Wedergade v. Dezelfde behande-ling. Rendre la - a qn : Iem. met gelijke muntbetalen; - op dezelfde wijze behandelen. Et vousla - : Insgelijks.

Pareillement : Eveneens, op dezelfde wijze.Insgelijks, ook; van hetzelfde 1

Parement m. : 1. (7. parer 1) Het opmaken.- bereiden. 2. (oud) Het versieren. 3. Kantsteenm., trottoirband m. Buiten-, mooie zijde (steen)v. Buitenbekleding (muur). Wand m. 4. Ver-siersel, tooi m. Oplegsel. Opslag (aan mouw) m.

Parenchyme m. : Sponsachtig weefsel (inge-wanden). Isodiametrisch celweefsel (planten).

Parent m., -e V. : 1. Bloedverwant, -e. 2. -sm.mv. : Ouders. Bloedverwanten, familie. Voor-ouders. Nos premiers -s : Adam en Eva.

Parentage m. : Banden van bloedverwantschap.Parente v. : (Bloed)verwantschap. Familie v.Parenthese v. : 1. (t a alk.) Tussenzin m.,inlassing. Par -, entre -s : Tussen tweehaakjes, ter loops. 2. Haakje.

Parer ov.w. : 1. Opmaken (vlees, leder). Berei-den. 2. Opsmukken, versieren. 3. (z e e v.) Ver-mijden. 4. (schermen) Afweren, pareren.

-qn de, - contre qch : lam. tegen jets beveiligen. Ionov.w. : - a : Voorkomen, verhelpen. - auplus pressI : In 't allernoodzakelijkste voorzien.I se - : 1. Klaargemaakt worden. Zich opschik-ken. 2. se - de : Pronken met. - des plumesd'autrui : Met andermans veren pronken. 3. se- de : Zich beveiligen tegen.

Paresse V. : Luiheid. Gemakzucht v.Paresser : (f am.) Luilakken.Paresseusement en -eux : Lui. Langzaam. Traag.

Gemakkelijk. I -eux m. : 1. Luiaard. Faire le - :Luilakken. 2. AI, luiaard (dier).

Parfaire : Voleindigen, -tooien. Voltallig maken.Parfait : Volmaakt. Volkomen. Un - honnetehomme : Een door en door fatsoenlijk mens.Il a eti - : Hij heeft zich zeer netjes gedragen.

-imbecile : Volslagen ezel. (rekenk.) Nombre -: Volmaakt getal (waarvan de som der delers

aan 't getal gelijk is). I m. : Volmaakt wezen.Het volmaakte. (t a alk.) Perfectum, onvolt. ver-laden tijd m. Koffieijs. IJspudding m.

Parfaitement : Volmaakt. Volkomen, voortref-felijk. (als antwoord) Ja, zeker. Ongetwijfeld.(om kracht bij te zetten) Ja, ja, zekerl

Parfois : Somtijds, nu en dan.Parfum m. (spr. -fun) : Aangename geur m.Reukwerk, odeur. Un - d'antiquite : Een waasvan antieke geest.

Parfumer : Welriekend maken. I se - : Geu-rig gemaakt worden. Parfums gebruiken.

Parfumerie v. : Reukwerkbereiding. -Winkelm. Reukwerk, odeur.

Parfumeur m. : Reukwerkmaker. -verkoper.Pari m. : 1. Weddenschap. Les -s sont ouverts :Iedereen kan meewedden ; (fig.) de zaak is nogniet beslist. Le - mutuel : De totalisator. 2. Ver-wedde som v., inzet m.

Paria m. : Persoon uit de laagste kaste. Prole-tarier. Verworpeling. Paria.

Parlor : Wedden. // y a gros a - : 't Is zo goodals zeker.

Parietaire : Van de muren. I v. : Glaskruid.Parietal : Van de wand, op muren groeiend,wand-. Os - of - m. : Kruinbeen.

Parieur m. : Wedder.Parigot m. : (y olk) Parijzenaar.Paris m. : Parijs. - ne s'est pas fait en un jour

: Keulen en Aken zijn niet op den dag gebouwd.Paris (spr. 488) : Paris (noon van Priamus).Parisien, -ne : Parijs. I m. : Parijzenaar.Parisis bv.nw. en m. (spr. -zi) : Parijs (naamvan oude Franse munten).

Parisyllabique (spr. -issila-) : (t a alk.) Gelijk-lettergrepig, waarvan de indirecte naamvallenevenveel lettergrepen hebben als de eerstenaamval.

Parite v. : Gelijkheid, -stalling. (handel) Pa-riteit.

Parjure m., v. en bv.nw. : 1. Meinedige. 2. m. :Meineed m. Trouweloosheid.

Parjurer (se) : Meinedig worden. Een valse eed doen.Parlage m. : Gebabbel, gewauwel.Parlant : Met spraak begaafd. (fig.) Sprekendgelijkend. Vol uitdrukking.

Parlement m. : Gerechtshof (in Frankr. v6Or1790). Parlement, wetgevend lichaam (in Staat).

Parlementaire m. : Lid van 't parlement, - 'twetgevende lichaam. Onderhandelaar (in oor-log). I bv.nw. : Van de gerechtshoven. Van eenwetgevend lichaam. Van onderhandelingen.(f am.) Cela n'est pas - : Dat is niet zoals 'tbehoort.

Parlementarisme m. : Parlementair stelsel.Parlementer : Onderhandelingen aanknopen.

Onderhandelen.Parlor onov.w.,.. : 1. (m en s) Spreken, praten.- a l'oreille : Fluisteren. - a son bonnet : Inzichzelf spreken. Voila (ce qui s'appelle) -: Datis flink gezegd. Pour ainsi - : Om zo te zeggen.Autant vaudrait - a un sourd, • a un mur : Datis voor dovemans oren preken. Vous trouverez aqui - : Ge zult daar mensen vinden met wiege u onderhouden kunt; - uw man vinden. -bien -; mal de : Goods -; kwaads zeggen over. Faire- de soi : 't Onderwerp der gesprekken zijn;bebabbeld worden. Ne m'en parlez pas! Praat medaar niet van! Parlez-moi des vacances! Vacantie,dat is nog eens de moeite waard, - je ware! - pourqn : Een good woordje voor iem. doen. - contre qn: Tegen iem. getuigen; lam. aanvallen. Il f aut que qnait pane : Er moet iem. zijn die uit de schoolgeklapt heeft. (sp el) C'est a lui a - : Hij moet't zeggen. (opschrift) Parlez au concierge : Wendu tot den c. 2. (z a a k) Spreken, getuigenisafleggen, bevelen. 3. Zich uitdrukken. Faire- la lyre : In de snaren grijpen. tine touche depiano qui ne park pas : Een toets die niet aan-slaat. 4. Aanslaan (hond). I ov.w. : 1. Spreken,praten. Langue parlee : Spreektaal. 2. Sprekenover, behandelen. - musique : Over muziekpraten. - raison : Verstandige taal spreken. I m. :1. Het spreken, spraak v. 2. Gouwspraak.

Page 345: aardrijkskunde - DBNL

329 PART/WE.PARLEUR.

Parleur m. -euse v. : 1, Prater, babbelaar.Praatster, snapster. Beau — : Praatjesmaker.Grand — : Kletser. 2. Overbrenger. 3. (soms)Radio-omroeper.

Parloir m. : Spreekvertrek.Parlote v. : Dispuutgezelschap. Kletscollege.

Gewauwel.Parme v. : Parma.Parmesan bv.nw. en m. : Uit -. Bewoner vanParma. Parmezaanse kaas v.

Parmi : Onder, tussen, te midden van, in.Parnasse m. : 1. Muzen-, zangberg m., Parnasm. Nourrisson du — : Muzenzoon, dichter. 2.Dichtkunst v. De dichters.

Parodie V. : Boertige nabootsing van een ern-stig kunstwerk. (f i g.) Bespotting.

Parodier : Boertig nabootsen, in een klucht om-zetten. Belachelijk maken.

Parodiste m. : Parodieschrijver.Paroi : Wand m. Rotswand. Hoornwand (hoef).Paroisse V. : Kerspel; parochie v. -kerk v. (fig.,fam.) Kringetje, kliek v.

Paroissial : Van 't kerspel, parochiaal. Eglise—e : Parochiekerk.

Paroissien m. : Lid der gemeente, parochiaan.(fam.) Snuiter, grappenmaker. Gebedenboek.

Parole v. : 1. Woord, gesproken -. Porter la —: 't Woord voeren. Selon la — de Taine : ZoalsT. zegt. Croire qn sum — : Iem. op zijn woordgeloven. 2. Gegeven woord, belofte v. Tu es(homme) de — : Je bent 'n man van je woord.Ma —I Op mijn woord 1 Tenir (sa) — : Zijn be-lofte gestand doen. Il n'a pas deux —s : Hijblijft bij hetgeen hij gezegd heeft. Un homme(d'honneur) n'a que sa — : Een man een man,een woord een woord. Dettes sur — : Ereschul-den. Prisonnier sur — : Gevangene die op paroolis vrijgelaten. Ne recevoir que de bonnes —s :Met een kluitje in 't riet worden gestuurd. Jamaisune — plus haute que l'autre : Nooit de minsteonenigheid. 3. Bewoording, uitdrukking. —smagiques : Toverwoorden, -formulieren. Des —sperdues : Onnutte w. Des —s de paix : Vredesvoor-slagen. La — divine, - de Dieu :,Gods woord, deSchrift. Se Prendre de —s : Woorden krijgen. Fairerentrer les —s dans le corps -, daps le ventre a qn :Iem. zijn woorden doen berroepen. 4. Woord (te-genover gedachte). Woord (tegenover daad). 5.Tekst m., woorden (bij aria). 6. Spraak v., spraak-vermogen. Il n'y manque que la — : Er ontbreektnog maar aan dat het spreken kan (diem, por-tret). 7. Spraak, spreken. Avoir un reel talent de— : Zeer talentvol spreken. Perdre la — : Despraak verliezen. 8. Spreektoon m., stem v.Avoir la — nette : Juist gearticuleerd spreken.Etre haut en—s : Aanmatigend spreken. 9. Woord,rede v. Retirer -; donner la — a qn : Iem. 't woordontnemen; - verlenen. Couper la — a qn : Iem.in de rede vallen. (s pe 1) Avoir la — : Aan debeurt zijn om 't spel te maken.

Paronyme bv.nw. en m. : Klank- en stamverwant(woord; by. cotte en cote).

Paroxysme m. : Hoogste graad m. Toppunt.Paroxyton bv.nw. en m. : (Woord) met 't ac-cent op de voorlaatste lettergreep.

Parque v. : Schikgodin, parce. (fig.) Dood m.Parquer ov.w. : 1. In een park -; - afgesloten weide-plaats opsluiten. (mil.) In een opslagplaats ver-zamelen. Se — dans : Zich beperken tot. 2. Par-keren (auto). I onov.w. : In een park zijn.

Parquet m. : 1. Parket, deel van 't gerechtsge-bouw. Openbaar Ministerie. 2. Voor de (offi-ciele) makelaars bestemd deel der beurs. 3.Ingelegde -, parketvloer m.

Parquetage m. (spr. -ketaye) : Ingelegd werk. 'tMaken van een parketvloer.

Parqueter : Van een parketvloer voorzien.Parqueterie v. (spr. -ketri) : 't Maken, - leggenvan parketvloeren.

Parrain m. : Peter, peat, doopheffer. Naamge-ver (van klok, schip, enz.). Lid dat een nieuwlid „voorhangt", - introduceert.

Parrainage m. : Peetschap.Parricide m. en v. : Vader-, moedermoorder,-moordenares. Iem. die een anode misdaad be-drijft. I in. : Vader-, moeder-. Broader-; vorsten-moord m. Snode aanslag m. I bv.nw. : Vader-,moedermoordend. Moorddadig.

Parsemer : Bezaaien, bier en daar verspreiden.Hier en daar bedekken.

Part v. : 1. Aandeel, part. Faire a qn sa —,faire la — de qn : Tem. zijn deel toewijzen. Fairela — de qch : Jets in aanmerking nemen, rekeninghouden met iets. Faire la — du feu : (f i g.) Redden,wat te redden valt. Faire la — du diable : Ietsdoor de vingers zien. Faire la — belle a qn : Tern.ruim bedelen. Naviguer a la -- : Op percentagevaren. Acteur a — entiere : Die een geheel deal inde winst heeft. Une — d'enfant : Een kindsge-deelte (in erfenis). — a deux! Samen delen IPour ma — : Wat mij betreft. 2. (fig.) Deel.Avoir — a : Delen in, deel hebben aan. Faire— de : Doen deelnemen aan, - delen in; made-delen. (Lettre -, billet de) faire — : Huwelijksaan-kondiging ; doodbericht, enz. Prendre en bonne

; - en mauvaise — : We) -; kwalijk opnemen;van de goede -; slechte zijde beschouwen. Pren-dre un mot en bonne — : Een woord in de goe-de zin nemen. Prendre — a : Deelnemen -, me-dedoen aan; belangstellen in. 3. Zijde v., plaatsv., kant m. Ne . . . nulle — : Nergens. De toutes—s : Van -, aan alle zijden. Quelque — : Ergens;- been. Autre — : Elders, - keen. De — en — :Door en door. Courir de — et d'autre : Naar allezijden heenlopen. De — et d'autre, d'une — etd'autre : Wederkerig, van beide kanten. D'une —• • • d'autre — : Aan de ene zijde . . . aan deandere zijde. D'autre — : Ter andere zijde, daar-enboven. De — ou d'autre : Van de een of an-dere kant. De bonne — : Uit goede bron. Vernnir de la — de qn : Namens iem. komen. Biendes choses de ma — : Veal complimenten vanmij. De la — de : Namens. De la — de qui : Wie kanik aandienen, - kan ik zeggen dat er is ? Metwie spreek ik (telefoon) ? De la — de M. Gallas :U spreekt met G. A — : Afzonderlijk, ter zijde;uitgezonderd. Et a — cela? Wat heeft u nog meernodig ? Prendre a — : Ter zijde nemen. Une per-Bonne a — : Een zonderling. Mettre a — : Ter zijdeleggen, bewaren; zich niet bemoeien met. Plai-santerie a — : Zonder gekheid. Blague a — :Alle gekheid op een stokje. Amitie -; amour a —: Afgezien van de vriendschap; - de Heide. A —cela : Afgezien daarvan. (t one eD A — : Terzijde, tot zich zelf. A — moi, soi, lui : Bij mijzelf, bij zich zelf. I m. : Pasgeboren kind. Sup-pression de — : Kindermoord m.

Partage m. : 1. Verdeling. Faire le — d'unesuccession : Een boedelscheiding maken. 2. 'tGeven van een deal (der gevoelens) aan ande-

Page 346: aardrijkskunde - DBNL

330 PARVIS.PARTAGEABLE.

ren. Se donner a qn sans - : Zich onverdeeldaan iem. wijden. Il ne peat soul frir de - : Hijwil dat men hem alleen toebehoort. 3. Deel.Natuurlijk deel, erfdeel, lot. Avoir la force en- : Begiftigd zijn met kracht. Cela m' est echu -,tombe en - : Dat is mij ten deel gevallen. 4.Verdeling. Scheiding. - des opinions : Verschilvan opinie. - des voix, - des votes : Staking vanstemmen.

Partageable : Deelbaar.Partageant m. Deelhebber.Partager ov.w. : 1. Ver-, uitdelen. 2. Delen,ieder zijn deel nemen. (fig.) - la poire en deux: 't Verschil delen. - les joies de qn : In iem.vreugde delen. Amour partage : Beantwoordeliefde. 3. Als aandeel geven. Begiftigen. 4. Ver-delen, scheiden. 5. (fig.) Doen aarzelen (hart).6. In twee vijandige partijen verdelen. Les voixsoot partagees : De stemmen staken. I onov.w. :Delen. Deel hebben in.

Partageur m. Boedelredder.Partance V. : (z e e v.) Naderend vertrek. En

-: Op 't punt van vertrekken.Partant : Bijgevolg. I m. : Vertrekkende.Partenaire m. en v. : (sp e 1) Medespeler, -speelster.

Tegenspeler (op toneel).Parterre m. : 1. Bloem-, grasperk, bed. 2.(schouwb.) Parterre, bak m. (grap) Prendreun billet de - : Op de grond komen te vallen.3. Platte vloer m.

Parthe : Parthisch. Parth.Parts m. : 1. (f i g.) Behandeling. Faire un mau-vais - a : Mishandelen. 2. Aandeel. Voordeel,nut. S'enrichir dans les -s : Door de legerleve-ranties rijk worden. Tirer - de : Partij trekkenvan. 3. (sp e 1) Partij v., verdeling der kansen.4. Bende v., partij. Troep partijgangers m. 5.Partij, aanhang m. Zijde v. Se mettre -, se rangerdu - de : Zich aansluiten bij. Prendre le - de qn: Iem. partij kiezen. Esprit de - : Partijgeest,-zucht. Quel prenclre? Wat te doen ? 6. Besluit.De - pris : Willens en wetens. Un - pris :Een voorafgenomen besluit; vooringenomenheid.Prendre son - : Een vast besluit nemen. Prendreson - de qch : Zich bij iets neerleggen. - mixte :Middelweg m. 7. Uitweg m., middel. C'est le - leplus sib* : Dat is 't beste middel. 8. Partij, huwelijk.

Partial (spr. -syal) en -ement Partijdig.Partialitê v. (spr. -syal-) : Partijdigheid.Participant : Deelhebbend. I m. : Deelhebber.Participation v. : Deel. -achtigheid, -neming.

Belangengemeenschap. Aandeel. - aux benefices :Winstdeling..

Participe m. : Deelwoord.Participer : 1. - d : Deel aandeel hebbenaan, - in. 2. - de : Hebben van, de aard heb-ben van, grenzen aan.

Particulariser : 1. Betrekken op den geval. 2.In bijzonderheden afdalen. I se - : Van bijzon-dere aard worden. Zich specialiseren.

Particularisme m. : Streven naar zelfstandigbestaan van een deel van de Staat.

Partieularite v. : Bijzonder-. Eigenaardigheid.Particule v. : Deeltje. Kort woord dat voorwoordvorming dient (b.v. mes in mesalliance).Onbuigbaar rededeel (bv. de, a). Avoir la - : Vanadel zijn.

Partieulier : 1. Bijzonder, eigen. 2. Merkwaar-dig. Un homme - : Een zonderling. 3. Persoon-lijk. Legs - : Bijzonder legaat. 4. Niet openbaar.

Gescheiden. Leon -iere : Privaatles. 5. Bijzonder,omstandig. I m. : 1. Ambteloos burger. particu-Her. (f am.) Heer, individu. 2. Het eigenaardige.En - In 't bijzonder; onder vier ogen. 3. Part-culler Leven. - karakter. En mon - : Wat m0betreft. 4. Individu, meas.

Partieuliërement : Bijzonder. Voornamelijk,vooral. Vertrouwelijk. Omstandig.

Partie v. (spr. -ti) : 1. Deel, gedeelte. En - : Ge-deeltelijk. Faire - de : Deel uitmaken van. 2. Post(rekening) m. Rekening, Tenue des livres en -simple; - double : Enkel -; dubbel boekhouden. 3.Partij (koopwaren) v. 4. Vak. Travailler dansune - Zeker yak uitoefenen. 5. (mu z.) Partij.Stem v. Morceau a quatre -s : Vierstemmig stuk.6. - du discours : Rededeel. 7. Partij, -tje (- deplaisir). - carne : Twee heren, twee dames.- fine : Avondje uit in fijn gezelschap; - metdames. Rtre de la - : Meedoen. Se mettre de la - :Zich aansluiten. C'est - remise : De zaak is(slechts) uitgesteld; we moeten van voren af aanbeginnen. 8. Partij, spel (- de jeu). Faire une -de cartes : Een partijtje kaarten. Faire la - tropbelle qn : 't Tem. te gemakkelijk maken. Avoir la- belle : Er goed v66r staan. Abandonner -,quitter la - : (fig.) 't Opgeven. Tenir - avec qn :'t Tegen iem. houden. 9. Partij (in oorlog, proces,overeenkomst). Se porter -, se rendre - : Als aan-klager optreden. Prendre qn d - : Iem. aanklagen;- iets openlijk verwijten, - onder handen nemen.Les -s interessies : De betrokken partijen. Les-8 prenantes : De schuldeisers die, volgens deuitdelingslijst, uitbetaling verkrijgen; de staats-schuldeisers die uit een bijzonder fonds wordenbetaald.

Partial (spr. -syel) en -lement : Gedeeltelijk,afzonderlijk.

Parti-pris z. parti 6.Partir ov.w. : (oud) Delen. I onov.w. : 1. Ver-trekken. Heengaan. Opvliegen. Afgaan. Sa teteest pantie : Zijn hoofd is in de war. Son argentest parti Zijn geld is op. Le lievre partit a trois pabde nous : De haas sprong drie passen v66r ons op.Le coup part : 't Schot gaat af. La foudre partde la nue : De bliksem schiet uit de wolk. Faire- un ressort : Een veer doers aflopen. Les bour-geons commencent d - : De knoppen beginnenopen te gaan. - d'un éclat de rire : In lachenuitbarsten. Le mot &nit parti : Het woord washem ontsnapt. Le voila parti : Nu slaat hij4loor.2. Tjitgaan van, (voort)komen uit. (fig.) Celapart du coeur : Dat komt uit 't hart. Cela ne partpas de lui : Dat is niet van hem afkomstig.est parti de Tien : Hij is met nets hegonnen.

-d'un principe : Van een beginsel uitgaan. A - de:Vanaf, to rekenen van. 3. Ingaan (abonnement).

Partisan m. : 1. Aanhanger. 2. Partijganger,soldaat in guerilla. 3. (oud) Belastingpachter.

Partitif : (taalk.) Delend.Partition v. : (mu z.) Partituur. Stemliniaal v.Partner (spr. -tner) m. en v. z. partenaire.Partout : Overal, alom. De - : Van alle kan-ten; overal. Un peu - : Hier en daar.

Parure v. : Het opmaken, - bereiden. Het op-schikken. Tooi m., sieraad. Stel, garnituur (dia-manten; knopen). Stel damesondergoed.

Parvenir : Eindelijk tereiken, - geraken tot.Geworden (brief). Slagen. Fortuin maken.

Parvenu m. : Opkomeling.Parvis m. : Voor-, kerkplein. Voorhof m. Tem-

Page 347: aardrijkskunde - DBNL

PAS. 331 PASSER.

pel m. Les celestes : Het paradijs, de hemel m.I. Pas m. : 1. Schrede v., stap m., pas m. Voet-spoor. - : Voetje voor voetje. Aller d'unbon - Flink aanstappen. De ce - : Op staan-de voet. Faire les premiers - : Iem. te gemoet'open; (fig.) de eerste schreden (tot toenade-ring) doen. Dh le premier - : Reeds dadelijk.II n'y a que le premier - qui cote Alle beginis moeilijk. Marcher a grands - : Goed door-stappen; (fig.) snel vooruitgaan. Marcher 4grands - vers la mort : Met rasse schredende dood te gemoet gaan. Voila un grand-defait : Nu zijn we heel wet opgeschoten. Prendre le- sur qn : V66r iem. gaan; (fig.) iem. v66rgaan.Avon le - sur qn : De voorrang boven iem.hebben. Precipiter hdter -, presser ses - Zijnschreden verhaasten. Au - : Stapvoets. Mar-cher sur les - de qn : Iem. voetspoor drukken.Cela ne se trouve pas dans le - d'un fine, d'uncheval : Dat vindt men zo gemakkelijk niet.Retourner revenir sur 8es - : De zelfde wegterugkeren (ook fig.). 2. (fig.) Step, daad v.,moeite v. Observer toes les - de qn Iem. gan-gen zorgvuldig nagaan. 3. (mil.) Pas. - gymna-stique of de course; - de charge : Loop-; stormpas.Au -I In de pas ! Se mettre au - : Meedoen.4. Danspas. - de deux; - de quatre : Door twee -;vier personen uitgevoerde danspas. 5. Pas (af-stand). Ne pas quitter d'un - : Geen ogenblikverlaten. Du sublime au ridicule it n'y a qu'un- : De afstand tussen het verhevene en hetbelachelijke is zeer gering. Salle des - perdus :Voorhal; wandelgalerij; lounge (boot, restaurant).(fig.) - du vis : Schroefdraadsafstand m.6. Doorgang m. Bergpas, -engte v. Zeebngte,straat v., nauw (van Calais). Mauvciis :Gevaarlijke doorgang; (fig.) netelige toestand.Franchir -, passer -, sauter le - : Er aan moetengeloven. 7. Drempel m. Op-, aftred m. (fig.) Le- de porte : Het recht de naam ener firma tevoeren; sleutelgeld.

II. Pas bw. (z. ook ne en non) Je ne le sail - :Ik weet 't niet. Non - que je le croie : Niet datik hem geloof. Il n'y a - que mon frere qui ledit : Mijn broer zegt 't niet alleen. Cela ne peut- ne - arriver : Dat moet gebeuren. - vrai!Niet waar Est-il heureux1 - tant qu'on le dit: Is hij gelukkig ? Niet zo erg als men wel zegt.- beaucoup : Niet veal.

Paseai : Van 't Paasfeest. Agneau - : Paaslam.Pas-dIne m. : Klein hoefblad (plant).Pasquinade v. : Boertige spotternij.Passable : Redelijk, schappelijk, tamelijk.Passablement : Tamelijk; nogal veel; zo zo.Passade v. : 1. (oud) Doortocht m. Tijdelijkehulp v. 2. Snel voorbijgaande neiging, - liefde.3. „Kopje onder", 't onderdompelen.

Passage m. : 1. Doortocht m., -reis v., overtocht m.Trek m., 't trekken (dieren). (st err e n k.) Door-gang door de meridiaan (ster) m. Overtochts-kosten, vrachtgeld (op boot). Son - sur cette terre: Zijn aards bestaan. Je l'attendrai 4 son - :Ik zal hem in 't voorbijgaan opwachten. Saisirau - In de vlucht snappen. De - : Tijdelijk.Oiseau de - : Trekvogel. Etre de - dans une ville: Op zijn doorreis zijn.Bateau de -: Overzetschuit.2. (fig.) Overgang m. Examen de - : Overgangs-examen. - du tinge au bleu : 't Doorhalen van 'tlinnengoed door blauwsel. 3. Doorgang; -loopm., weg m. Se frayer s'ouvrir un -, se faire -

: Zich een doortocht banen. - a niveau : Onbe-waakte overweg. Donner -, livrer - a : Doorlaten;(fig ) de vrije loop laten aan. 4. Overdektegalerij (voor voetgangers) v., passage v. 5. Plaats(in een boek) die ons treft v. 6. Gangloper.

Passager : 1. Voorbijtrekkend, doorreizend. Oi-seaux Trekvogels. 2. Dat men als doorganggebruikt. (n i e u w) Voor passagiers bestemd.3. (fig.) Vluchtig, kortstondig. I m. : Doortrek-kende reiziger, passant. Passagier.

Passagêrement : Tijdelijk, voor korte tijd.Passant (f am.) Veel bewandeld, druk. I m.1. Voorbijganger, doortrekkend reiziger. 2. Sabel-drager (koppel). Lederen ring aan riem m.

Passation v. : 't Verlijden.Passavant m. : 1. (z e e v.) Loopgang m. 2. (han-d el) Vervoer-, geleibiljet voor goederen waar-van de invoerrechten betaald zijn.

Passe v. : 1. Het doorgaan. - trekken (der vo-gels). 2. (s cherme n) 't Inlopen (op de tegen-stander). - d'armes : Toernooi. Des -s (magne-tiques) : Bestrijkingen door den magnetiseur. 3.2gain de - : Boek papier dat de drukker op eenriem toekrijgt. Volumes de - : Presentexempla-ren. 4. Nauwe doorgang m. Vaargeul v. 5. IJzerenpoortje, - beugel (bij biljart-, maliespel) m. Etre en(bonne) - de (fig.) Op weg zijn om, vooruitzichthebben om. Etre dans une mauvaise - : Er naaraan toe zijn. 6. Luifel aan een hoed v. Valsevlecht v.

Passé m. : 1. Verleden. Par le - : Vroeger. 2.(t a al k.) Verleden tijd m. I vz. : Na, na verloopvan. Aan gene zijde van. I bv.nw. z. passer.

Passe-debout m. (me. onverand.) : Doorvoer-biljet (dat transitowaren van rechten vrijstelt).

Passe-droit m. (my. ---s) : Bevoorrechting,,,streepje v66r".Passëe v. : Heen- en weergaande beweging(weversspoel). Voetspoor (dier).

Passement m. : Passement-, tres-, franjewerk.Passementer : Met passementwerk versieren.Passementerie v. : Passementmakerij. -han-del m. -werk.

Passementier m. (spr. -tye) : Passement-, ga-lonmaker. -verkoper.

Passe-montagne m. (me. --montagnes) : Mutsdie oren en nek bedekt (casquette -) v.

Passe-partout m. (me. onverand.) : 1. Loper(deutel). (Gezamenlijk) sleutel m. 2. Papieren lijstdie om alles past v.

Passe-passe m. : Goochelarij. Tours de - :Goochelkunsten ; (fi g.) handige bedriegerijen.

Passeport m. : Paspoort, reispas m.I. Passer onov.w. : 1. Over-, heen-, voorbij-, door-gaan, -reizen. Il n'a fait que - a Tours :is slechts even te T. geweest. Passez d'abord,monsieur! Gaat u voor. mijnheer ! On ne passepas : Geen toegang, - doorgang. Il a passe parla : Hij is daar langs gekomen; (fig.) - heeftdaar de hand in aehad. Il faut y faut -par la : Wij moeten door de zure appelbijten, er zit niets anders op: Tout le mondey passe : Iedereen moat er aan geloven.

-dans une classe superieure : Overgaan naareen hogere klasse. - 4 qn, - du cote de qn :Overlopen naar iem. - de vie a trepas : Ster-ven. L'empire passa aux Romains 't Rijk ging opde Romeinen over. - chez qn : Bij iem. aan-lopen. Cette nouvelle a passé jusqu'a tut : Ditnieuwtje is hem ter ore gekomen. - en pr)-

Page 348: aardrijkskunde - DBNL

332 PATE.PASSER.

verbe; - en habitude : Tot een spreekwoord -; eengewoonte worden. - par-dessus, - sur qch : Geenrekening met lets houden. - par de rudes epreu-yes : Harde beproevingen doorstaan. En passant:In 't voorbijgaan; (fig.) ter loops. Cela m'apassé par la tete, - l'esprit :Etat is mij door 't hoofdgegaan. 2. Sterven. 3. (f am.) Verteerd worden(eten), zakken. 4. Ter tafel komen, behandeld-. Opgevoerd worden (stuk). Voor den rechterkomen. 5. Aangenomen worden (wet). Gekozenworden (kamerlid). Er door komen (candidaat).6. Bevorderd worden tot. (fig.) Etre passe mai-tre dans qch : Een bass zijn in iets. 7. Gangbaarzijn (munt). Deugen. 8. Verder gaan. 9. (sp e 1)Winnen. Passen, niet spelen. 10. Er mee doorkunnen. 11. Voorbijgaan. Les siecles passes : Devroegere eeuwen. La semaine pass& : De vorigeweek. 12. VerdwijneP., verschieten (kleur); ver-gaan (lust); bederven (spijs). 13. - pour : Ge-houden worden voor.

II. Passer ov.w. : 1. Over -, door (een plaats) gaan,overgaan, -lopen, -steken. - la Ligne : DeLinie passeren. - un examen : Een examendoen. - son chemin : Doorlopen. 2. Verdergaan dan. Overschrijden. Overtreffen. Elle nepassera pas la journee : Zij zal de nacht niethalen. Cela passe la mesure : Dat gaat te ver. Celame passe : Daar kan ik niet bij. Cela passe mes for-ces : Dat gaat boven mijn krachten. Contentementpasse richesse : Tevredenheid gaat boven rijkdom.3. Doorbrengen (tijd). 4. Overzetten, -brengen(over water). 5. Door-, insteken. - une bagueau doigt : Een ring aan de vinger doen. 6. Aan-,omdoen, aanschieten. 7. Heen en weer bewegen,strijken langs; aanzetten (mes). - par la farine: In meel wentelen. - la plume sur : Doorhalen.- du tinge au bleu : Linnen doorhalen. 8. A anrei-ken, overhandigen. Overdragen (wissel). Uitge-Yen (geldstuk). (fig.) Passe-moi la rhubarbe, je tepasserai le sene : Wij zullen elk. een handje hel-pen. - la main a qn : Iem. het werk overlaten.9. Ziften, filtreren, 10. In-, opschrijven. Pas-seren, verlijden (aide). - en compte : In rekeningbrengen, boeken. - par profits et pertes : Op dewinst- en verliesrekening brengen; (fig.) als ver-loren beschouwen. Acte passé par-devant notaire :Notariêle akte. 11. Overslaan, uitlaten. - soussilence : Stilzwijgend voorbijgaan. 12. Goedkeu-ren, bewilligen. Sluiten (overeenkomst). 13. Tengoede houden. Toegeven. Passe encore de . . . :Laat nog staan dat . . . . Passe pour Bette fois :Laat nog staan voor deze keer. 14. Stillen, be-vredigen; koelen (woede). se - : 1. Gebeuren.Comment cela s'est il-passel Hoe is het gegaan?Cela ne se passera pas ainsi : Dat gaat zo maarniet. 2. Verlopen, verstrijken. 3. Vergaan, ver-welken (bloem). Verschieten (kleur). Bederven.4. se - (soi-meme) : Zich zelf overtreffen.5. se - de : Ontberen. Zich onthouden van. 6. se -qeh : Iets aan-, omdoen. Zich iets permitteren.

Passereau m. : Huismus v. Les -x : De mus-achtigen.

Passerelle v. : Vonder m. Loopplank v. Scheeps-commandobrug v. Voetbrug (naast spoorbrug).

Passe-temps m. (me. onverand.) : Tijdverdrijf.Passeur m. : Veerman (- du bac).PassibilitO v. : Vatbaarheid voor gewaarwordingen.Passible : (gods d.) Voor gewaarwordingen vat-

baar. (r e c ht) Onderhevig (aan) ; strafbaar (met).Passif : Lijdelijk, duldend. (taalk.) Lijdend

(werkwoord, vorm). (handel) Die men betalenmoet (schuld). I m. : (handel) Passief, passiva,schuld(en) v. (t a alk.) Passivum, lijdende vorm m.Avoir qch a son - : Iets op zijn kerfstok hebben.

Passiflore v. : Passiebloem v.Passim (spr. pa-sime) : Hier en daar, passim.Passion v. : 1. Lijden (van Jezus). La semainede la - : De lijdens-, passieweek. Le dimanchede la - : Palmzondag. 2. Lijdensgeschiedenis.3. Lijdens-, passiepreek (sermon sur la -) v. 4.Hartstocht m. Revive neiging. Se prendre de -pour : Een hartstocht opvatten voor. Avoir la -de : Dol zijn op. 5. Hevige liefde v. 6. Liefhebberij.

Passionnant : Zeer spannend, opwindend.Passionne : Hartstochtelijk.Passionnel : Door hartstocht ontstaan, - gedreven.Passionnement : Hartstochtelijk.Passionner : Hartstochtelijk maken. I se - :Hartstochtelijk worden.

Passivement : Lijdelijk. (t a alk.) In passieve zin.Passivetê. (oud) -10 v. : Lijdelijke toestand m.,- houding.

Passoire v. : Doorslag, vergiettest v. Zeefje.Pastel m. : 1. (plantk.) Wede (- des teintu-riers) v. Wedekleurstof v. 2. Pastel, tekenkrijt.Pasteltekening.

Pastelliste m. : Pasteltekenaar.Pastéque v. : Watermeloen m.Pasteur m. : 1. Herder. Les -s des peuples : Devorsten. 2. Zielenherder (- des dmes). 3. Pre-dikant. I bv.nw. : Peuples -s : Herdersvolken.

Pasteurisation v. : Het behandelen van vloei-stoffen volgens de methode van Pasteur.

Pasteuriser . : Pasteuriseren (z. -isation).Pastiche m. : Bedriegelijke navolging van een(letterkundig) werk.

Pastieher : Namaken.Pastieheur m. : Namaker.Pastille v. : 1. Schijfje, pastille v. - de menthe :Pepermuntje. - de chocolat : Flikje. 2. Reukbal-letje, pastille (- fumante) v.

Pastoral : 1. Van de herders, landelijk. Paste-e : Herdersdicht. Symphonie -e : Symphoniewaarin 't landleven wordt geschilderd. 2. Vande zielverzorgers, geestelijk.

Pastorale v. : Herdersspel.Pastoralement : Herderlijk.Pastorat m. : Herderlijk ambt.Pastoureau m. : Jonge herder.Pastourelle v. : Jonge herderin. Herdersliedje.Vierde quadrillefiguur v.

Pataehe v. : 1. (oud) Post-. Douaneschuit v. Uit-legger (schip). 2. Slechte diligence, rammelkast v.

Patagon m. : 1. Daalder m. 2. Patagonier. I by.nw. : Patagonisch.

Patard m. : Koperen muntje van twee duiten.Il n'a pas un - : Hij heeft geen rooie cent.

Patata z. patati.Patate v. : Batate, patate v. (yolk) Aardappel m.Patati : Papperlepap 1 Et - et patata : En eenPatatras : Plof 1 Bons! Drommels I [gekakel IPataud m. : Jonge bond met dikke poten m.(fig.) Lomperd (gros -). I bv.nw. : Lomp, log.

Patauger : In de modeler ploeteren. (fig.) Zichvastpraten; moeite hebben om uit zijn woordente komen, (f a m.) smodderen .4

Pataugeur m. : Iem. die de kluts kwijt is.Pate v. : 1. Deeg. Beslag. -s d'Italie, - alimentai-res : Uit koren bereide eetwaren (vermicelli,macaroni, enz.) v. (fig.) Une bonne - (d'homme) :

Page 349: aardrijkskunde - DBNL

RIM 333 PATROUILLER.

'n Kalf van 'n vent. Mettre la main a la - : Dehanden uit de mouw steken. 2. Deeg, deegvormigemassa v., pulp v., pap v. - de reglisse : Drop v.- pectorals : Hoest-, borstbonbons. Porcelaine de- tendre : Zacht porselein. La - du fromage : 'tBinnenste van de kaas. 3. Papierpap (- a papier).4. Verfmassa v., laag v. 5. Caracteres tomb& en - :In pastel gevallen -, uiteengevallen letters.

Pate m. : 1. Pastel v. Petits -s : Pasteitjes. (fig.)Un gros - : Een mollig kind. Faire des -s (desable) : Vormpjes van zand makers. 2. Vooruitge-schoven bolwerk. Inktvlek v. Blok huizen (- demaisons). Pastel, uiteengevallen lettervorm m.

Mee v. : Voedsel (voor de dieren); deegklompm., vogelvoer. ( fi g., f am.) Bost m., eten.

Patelin m. : Vleiend bedrieger, loze gast. (fam.)Land, -streek v. Geboorteland. Plaatsje. J bv.nw. :Flemend, zoetsappig.

Patelinage m. : Flemerij, flikflooierij.Pateliner onov.w. : Flemen. I ov.w. : Naar demond praten.

Patens v. : olath.) Hostieschaaltje, praten v.PatenOtre m. : 1. Onze-Vader. Des -s : Gebeden.2. (oud) Rozenkrans m. (bouwk.) Met balle-tjes gevulde lijst v.

Patent : 1. Open. Lettres -es : Open, koninklijkschrijven, privilegebrief. 2. (fig.) Duidelijk, zon-neklaar.

Patente v. : 1. (oud) Open schrijven, - oorkondev. 2. Gezondheidspas (- de sante) m. - nette :Schone -. 3. Patent, bedrijfsbelasting.

Patents : Van, een patent voorzien. (fig.) Ge-schikt, degelijk.

Patenter : Van een patent voorzien.Pater m. (spr. -ter) : (Bath.) Onze-Vader.Paters v. : Offerschaal v. (bouwk.) Schaalvor-mig sieraad. gram - v., haak om gordijnen opte hangers. Kleer-, kapstokhaak m.

Paterne : (fam.) Vaderlijk, beschermend.Paternal : Vaderlijk. Van vaders zijde.Paternellement : Vaderlijk, als een vader.Paternite v. : Vaderschap. Auteurschap.Pateux : Deeg-, kleiachtig; klef (brood); me-lig (peer); troebel (wijn, inlet); kleverig (mond,tong); (fig.) onbeholpen, verward (stijl).

Pathetique : Hartroerend, aangrijpend. I m. :Het hartroerende, pathos.

Pathetiquement : Op hartroerende wijze.Pathologie v. : Ziekteleer v., - kunde v.Pathologique : Tot de ziektekunde behorend.Pathologiste m. : Ziektekundige, patholoog.Pathos m. (spr. -toss) : Pathos. Gezwollenheid,bombast m.

Patibulaire : Van de galg. Fourches -, bois -s :Galg. Mine -, physionomie - : Galgetronie .

Patiemment (spr. -syaman) : Geduldig.Patience v. (spr. -syanse) : 1. Lijdzaamheid. 2.

Geduld. Prendre - : Geduld oefenen. Ouvrage de- : Geduldwerkje. 3. (Jeu de) - : Geduldspel-letje ; legdoos, -kaart v. 4. Spinaziezuring v.

Patient (spr. -cyan) : Lijdzaam. Geduldig. I m. :Lankmoedige. Lijder die geopereerd wordt, pa-tient. (fig.) Iem. die lijdt, die ponder 't mes. is.

Patienter (spr. -syante) : Geduld oefenen.Patin m. : 1. Vrouwenschoen met dikke zool m.Dubbele zool v. 2. Schaats v. - a roulettes : Rol-schaats.3.Grondbalk m.,-steen m.; onderstel (slede).

Patinage m. : Het schaatsenrijden. Het doorslaander wielen.

Patine v. : Door de tijd gevormde roestlaag v.

Patiner ov.w. : 1. (fam.) Bevoelen, betasten. 2.(Aan brons) een groene kleur geven. I onov.w.: 1. Schaatsenrijden. 2. Doorslaan (wiel).

Patineur m., -euse v. : Schaatsenrijder, -ster.Patinette v. : Autoped.Patinoire v. : IJsbaan v.Pater : Lijden, schade lijden. Er slecht aan toe zijn.- pour : Boeten voor.

Palls m. : Weidegrond m.Patisser : Taarten bakken.Patisserie v. : Koek -, pasteibakkersvak. -winkel m.

Gebak, koekjes. - fraiche : Gebakjes. - seche :Patissier m. : Koek-, pasteibakker. [Koekjes.Patois m. : 1. Vorm van een dialect, - tongval m.Plattelandse buurt- of streektaal. 2. (ong. bet.)Koeterwaals.

Patraque v. : Versleten voorwerp, prul; knol(horloge) m. Afgeleefd meas. I bv.nw. : Caduc.

Patre m. : Herder, veehoeder.Patriarcal en -ement : Aartsvaderlijk. Van eenpatriarch.

Patriarcat m. : Waardigheid -, gebied -, ambtvan een patriarch.

Patriarchs m. : (bij b el) Aartsvader. (fig.) Eer-biedwaardig grijsaard to midden van talrijkgezin. Patriarch, hoofd in de Griekse kerk.

Patrice m. : (gesch.) Patricius, grootwaardig-heidsbekleder uit de Rom. keizertijd. (n a am)Patricius, (In Ierland) Patrick.

Patriciat m. : Waardigheid van patricier (patri-den), - van patricius (patrice).

Patricien m. : Patricier, adellij k burger (te Rome).(in 't alg.) Edelman. I bv.nw. : Patricisch.(fi g.) Voornaam.

Patrie v. : Vaderland. (fig.) Bakermat v. Mere- : Moederland. La - celeste : Het paradijs.

Patrimoine m. : Ouderlijk erfgoed, - erfdeel.(fig.) Vermogen, bezittingen.

Patrimonial : Van 't ouderlijk erfdeel. Biens-aux : Stam-, erfgoederen.

Patriote m. : Vaderlander. I bv.nw. : -slievend.Patriotique : Vaderlandslievend.Patriotiquement : Op vaderlandslievende wijze.Patriotism° m. : Vaderlandslievendheid. - declocher : Benepen -.

Patron m. : 1. (gesch.) Machtig beschermer(tegenover client 1). Heer. (fig., th an s) Be-schermer. 2. Beschermheilige, patroon. 3. Baas,meester, beer. Werkgever. Schipper. 4. Model,voorbeeld, patroon.

Patronage m. : Bescherming door een patri-cier; - een beschermheilige. Beschermheerschap.(Toezicht van een) weldadigheidsvereniging.

Patronal : 1. Van den beschermheilige. Fete -e: Patroonsdag. 2. (nieuw) Door den werkgevergesticht (pensioenfonds, enz.).

Patronat m. : Recht van beschermheer tegen-over den client. (nieuw) Patroonschap, positievan den werkgever. De patroons.

Patronne v. : Meesteres. Beschermheilige. Mees-teres, vrouw. Beschermster.

Patronner : 1. Volgens een patroon namaken.2. Beschermen, voorthelpen. Steunen (zaak).

Patronnesse v. : Beschermvrouw, bestuurslidener weldadigheidvereniging (dame -).

Patronymique : Nom - : Vadernaam.Patrouille v. : Nachtelijke ronde v. Wacht diede ronde doet v., patrouille v.

Pattouiller : Modderen, flodderen. (oud) Deronde doen.

Page 350: aardrijkskunde - DBNL

PATTE. 334

PAYS.

Patte v. : 1. Poot m. Donner la - : Pootjes geven(hond). Faire - de velours : De nagels intrekken(kat); (fig.) zijn vijandigheid verbergen. Mon-trer - blanche : Bewijzen dat men tot de partijbehoort. (fig.) Retomber sur ses -s : Op zijnpootjes terechtkomen. Marcher a quatre -s : Ophanden en voeren lop3n. 2. (fam.) Hand of voet(van mens). A bas les -s! Handen thuis I Setirer des -8 de qn : Uit iem. handen blijven. Avoirun fil a la - : Niet vrij zijn. Tenir qn sous sa - :Tem. in zijn macht hebben. Mettre la - sur qn:Iem. zijn macht latenvoelen. 3.(plantk.) Klauw-vormige wortel m. - d'ours : Berenklauw m.4. (zeev.) - d'ancre : Ankerhand v. 5 Werk-tuig om notenbalk te trekken, lijntrekker.Voet (glas, kandelaar) m. Lipje, klepje, trekker.-8 d'ipaule : Schouderkieppen v., -passanten.

Patte-pelu m., -lue v. (me. -s- -s) : (fam.)Stiekemerd, schijnheilige.

Pattu : Met dikke poten. Ruigpotig.Päturage m. : Het weiden. Weiland.Ilture v. : Voeder, voedsel. (Droit de) vain - :Weiderecht op de onafgebakende gronden. (fig.)Jeter -, livrer en - : Ter prooi werpen, overleve-ren. - spirituelle : Geestelijk voedsel.

Piturer onov.w. : Weiden. I ov.w. : Afgrazen.Paturon m. : Koot (paard) v.Paul m. (spr. pdl) : Paulus, Paul, Pauw.Paule v. : Paula.Pauline V. : Paulina. „Janplezier" m.Paume v. : (Hand)palm v. Kaatsspel.Paumier m. : Kaatsbaanbezitter, -houder. Kaats-ballenfabrikant. Kaatser.

Pauperisme m. : Armoede onder de massa v.Paupiére V. : Ooglid. Fermer la - : De ogensluiten, inslapen; (fig.) sterven. Fermer la - aqn : Tem. de ogen sluiten.

Paupiette V. : Blinde oink.Pause v. : Stilstand m., verpozing, tussenpoos v.,rustpunt. (muz.) Korte rust tussen de bedrijven(De pauze = l'entr'acte). Hele maat rust v.

Pauser : (muz.) Een maat rust hebben.Pauvre : 1. Arm. Armoedig. Slecht voorzien.Dun (bloed); dun gezaaid (haar). Rime - : On-voldoend rijm. 2. (fam.; v66r het zelfst.nw.) Beklagenswaardig, arm. Enkel. - de moilArme ik I Pas un - mot de consolation : Geenenkel woordje van troost. Mon - pare : Wijlenmijn vader. 3. (fig.; v66r het zelfst.nw.)Armzalig, ellendig, Bering, slecht. Avoir - mine: Er armzalig -, slecht uitzien. Un - sire, un

-here : Een arme slokker. I m. : Arme. Les -s d'es-prit : De eenvoudigen van geest.

Pauvrement : Armoedig. Slecht, ellendig.Pauvresse v. : (fam.) Arme vrouw, arm meisje.Pauvret m., -te v. : Arme kleine.Pauvrete v. : 1. Armoede v. Armoedig-, scha-melheid. - n'est pas vire : Armoede is geenschande. 2. Gebrek. erbarmelijke toestand m.3. Nietig-, onbeduidendheid. Gemeenplaats v.

Pavage m. : Het plaveien. - stratenmakerswerk.Bestrating, plaveisel.

Pavaner (se) : Een hoge borst zetten.Pave m. : 1. Straatsteen m. (fig.) Le - de fours: Een goedgemeende, maar onhandige vriend-schapsdienst. 2. Plaveisel, bestrating, vloer m.3. De straat v. 't Trottoir. Batteur de - : Boeme-laar. Etre sur le - : Op straat staan. 3. Vierkantehoningkoek.

Pavement m. z. pavage.

Paver : Bestraten, bevloeren. (fig.) Les rues ensoot navies : Men vindt ze te kust en te keur.

Paveur m. : Stratenmaker.Pavie v. : Pavia. Hardvlezige perzik v.Pavillon m. : 1. Legertent v. Vierkant gebouw,paviljoen. Ziekenbarak v. Tuinhuis, kiosk v.Politieposthuis. Uitspringende vleugel m. (kerk)Voorhang (over miskelk, altaar) m. 2. Wijdeopening (horen, gehoorbuis, trompet), trechter m.- de l'oreille : Oorschelp v. Mettre la main en - :De hand aan 't oor brengen. 3. Volg-, bijwagenm. 4. Vlag v. Arborer -, hisser son - : Zijn vlaghijsen. Zfig.) Mettre bas le - levant qn, rentrerson - : De vlag (voor iem.) strijken. Battre -anglais : De Engelse vlag voeren.

Pavois m. : 1. Groot. vierkant schild. tlever -,mettre sur le - : Op 't schild verheffen (gekozenvorst); (f i g.) tot roem en eer brengen. 2. Vlag-genversiering (schip). 3. Verschansing.

Pavoisement m. : Het vlaggen.Pavoiser ov.w. : Versieren met vlaggen. I onov.w. : Vlaggen.

Pavot m. : Slaapbol (- somnifire) m., papaver v.Payable (spr. pi-yable) : Betaalbaar.Payant (spr. pi-yan) : Betalend. Waarvoor be-taald wordt (biljet). I m. : Betaler.

Paye v. (spr. piye) : 1. Het betalen. Jour de - :Betaaldag. 2. Loon. Soldij v., bezoldiging.

Payement m. (spr. 234-yman of peman) : Beta-ling.

Payen (spr. pa-yin) z. paten.Payer ov.w. (spr. pi-ye) : 1. (iem.) Betalen,uit-. (fig.) Straffen, schadeloos stellen. (fig.)Je suis payi pour le savoir : Ik heb leergeld be-taald. - qn de retour : Iem. met gelijke muntbetalen (ook fig.). - qn de mauvaises raisons :Uitvluchten tegen iem. aanvoeren. - de bellesparoles, - de mots : Met een kluitje in 't riet stu-ren. La terre le payait de se's peines : De grondstelde hem schadeloos voor zijn moeite. 2. (lets)Betalen, voldoen. (fig.) Vergelden. - a diner dqn : Iem. voor een diner vrijhouden. - a boire:Trakteren. - le ale : De ijver vergoeden. - sonforfait : Voor zijn misclrijf boeten. - de sa vie, -de son sang : Met zijn leven boeten voor. Il mepaiera cela : Ik zal hem dat betaald zetten. - lespots cassis : Het gelag moeten betalen. - lesviolons : De muziek bij een bal betalen; (fig.) dekosten dragen, terwijl de anderen 't voordeelhebben. I onov.w. : 1. Betalen. - d'autiace, -d'effronterie : Door zijn brutaal optreden im-poneren. - de sa personne : Zijn leven op 't spelzetten; zelf handelend optreden. - d'exemple :Ben goed voorbeeld geven. 2. (fig.) Lonend zijn.Opbrengen. Zijn kosten goed maken. I se - :1. Betaald worden. 2. Zich zelf betalen.(fig.) - tevreden stellen. Garcon, payez-vous!Kellner, wilt u maar afhouden? (fig.) - deraisons : Zich laten bepraten. - de mots, - dephrases : Zich met woorden laten paaien. 3. se- qeh : Zich trakteren op iets.-/a figure,-latétede qn : Iem. voor de gek houden. 4. (fig.) Doorstraf gevolgd worden.

Payeur m. (spr. pi-yeur) : Betaler. Betaalmees-ter. Caissier - : Betaalmeester. Trisorier - :Agent van 't Ministerie van Financign. Garcon- : Loper (met rekeningen en kwitanties).

Pays m. (epr. pi-yi) : 1. Land. Gewest. - d'Em-pire : Rijksland. Trailer en - conquis : Met ge-strengheid behandelen. 2. Vaderland. 3. Geboor-

Page 351: aardrijkskunde - DBNL

335 PEINE.PAYSAGE.

testreek v., -plaats v. Une lettre du — : Eenbrief van thuis. Du ein de —, - du — : Landwijn.C'est un enfant du — : Hij kora uit de buurt.est bien de son — : Hij is nog wel groen. 4. Land-streek. Omtrek m. buurt v. Voir du — : Veelreizen. Faire voir du — a qn : Tem. veel last ver-oorzaken. Un — perdu : Een afgelegen oord, een„gat". A vue de — : Op het eerste gezicht; opgoed geluk af. 5. (f am.) Landsman, plaats-,streekgenoot.

Paysage m. (spr. pe-yi-) : Landschap. (f am.)Cela fait bien dans le — : Dat „kleedt"; dat doet't hem heel aardig.

Paysagiste m. (spr. pe-yi-) : Landschapschilder.Paysan m., —ne v. (spr. pe-yi-) : Boer, -in. Ibv.nw. : Boers.

Paysannerie v. (spr. pe-yi-) : Landelijke. boer-se omgeving. Boerentoneeltje (bock, schilderij,theater). Boerenstand m.

Pays-Bas m.mv. (spr. pe-yi-) : Nederland(en).Payse v. ('pr. pe-yize) Landsvrouw, buurtge-note. Meisje, liefje.

Nage m. Tol m. -huts.Peager m. : Tolgaarder. (bij b e I) Tollenaar. 1bv.nw. : Van de tol.

Peau v. : 1. Huid v., vel. (fig.) Lichaam, leven.(f a m.) Ii ne tient pas -, it enrage dans sa Hijzou uit zijn vel willen springers. Crever dans sa — :Van dikte haast barsten; (fig.) opgeblazen,trots zijn. (tone el) Entrer dans la — d'unpersonnage : Geheel zich met een rol vereen-zelvigen. Avoir peur craindre pour sa—,a sa — : Bang voor zijn hachje zijn. Je ne vodraispas etre dans sa : 1k zou niet in zijn plaatswillen zijn. J'aurai je veux sa — : Ik zal hemwel krijgen. (plat) La —I Niks1 Y laissersa — : Er 't leven bij inschieten. 2. Bereide hind.Leder. — d' Ane : Ezelshind (een sprookje). Despants de — : Leren, glace handschoenen. — dudiable, - de taupe : Engels leer. 3. Schil (vrucht)v. 4. Vel, vlies (gekookte melk, enz.).

Peau-rouge m. (my. —x--s) : Roodhuid.Peausserie V. : Lederbewerking, -handel m.Peaussier m. : Lederbereider. -verkoper. I by.nw. : Van de huid.

Peccable : Die zondigen kan, zondig.Peecadille V. : Pekelzonde v., klein vergrijp.Peony' m. Zondenbelijdenis.Mlle v. : 1. Perzik v. 2. Visvangst v. — ala ligne. - a l'hamecon : 't Hengelen. 3. Vangst v.

Peche m. : Zonde v. — originel, - d' Adam : Erf-zonde. (fi g., f am.) Dire de qn les sept --s mar-tels : Van iem. de ontzettendste dingen vertellen.Laid comme le — : Foeilelijk. — de jeunesse :Zonde uit onhezonnenheid.

!lecher : Zondigen. Een misslag begaan. (spot)Il ne pecks pas par la Dit is zijn gebrek nujuist niet. — par l'exces Overdrijven.

I. Pecher : Vangen, vissen. (f am.) Opdiepen,-vissen, vinden. (s p e I) Kopen.

II. Pecher m. Perzikboom m.Pecheresse v. z. pêcheur.Pecherie V. : Visplaats v. Visserij.Pêcheur m., -cheresse v. : Zondaar. Zondares.

bv.nw. Zondig.Pecheur m., -cheuse v. : Visser, -svrouw. —a la ligne : ,Hengelaar. L'anneau du — : 't Pause-,lijk zegel, de -e zegelring. I bv.nw. : Van de vis-serij. Bateau — Vissersschip.

Pecore v. : Stommerik, dom schepsel.

Pecque V. : Zottin, malloot.Pectoral : 1. Van de borst, borst-. 2. Voor deborst, tegen de hoest. 1 m. : Borstlap (hoge-priester) m. Borstspier V. -middel. ( yolk) Keel v.

Pecque m. : (ges ch.) Door een slaaf bespaardgeld. Spaargeld, „spaarpotje".

Pecuniaire : 't Geld betreffend.Pkuniairement : Geldelijk.Pedagogie V. : Opvoed-, onderwijskunde v.Pedagogique Opvoed-, onderwijskundig. 1 v. :

Opvoedkunde v.Pedagogiquement : Volgens opvoedkundigebegrippen, als pedagoog.

Pedagogue m. : Opvoedkundige. (ong. bet.)Schonlnieester, -vos. Onbevoegd beoordelaar.

Pedalage m. : 't Fietsen.Male v. • Pedaal (van orgel, piano). Trapper(naaimachine, rijwiel); trade v. — a gaz : Gas-pedaal. Heros de la : Beroemd fietser.

Maier : Trappen, fietsen.Pedaleur m., -euse v. : Fietser, -ster.Pedant : Schoolmeester. Betweter, sehoolvos.

1 bv.nw. : Schooltneesteraehtig.Pedanterie v. : Waanwijsheid, schoolvossertPedantesque : Schoolmeesterachtig, verwaand.Pedantesquement : Op verwaande toon.Pedantiser : De schoolvos uithangen.Pedantisme m. : Schoolvosserij.Pedestre : Te voet. Statue — : S. ten voeten ult.Pedestrement : Te voet.Pedestrian m. : (s p o r t) Hardloper.Pedieelle m. : Bloemsteeltje.Mink) m. : (nat. hist.) Steel m.Pedicure : (n a t. h s t.) Gesteeld.Pedicure m. : Likdoornsnijder.Pedimane bv.nw. en m. : (bier) met handvor-

mige voeten.Pedologie v. : Kennis van 't kind v.Pedonculaire : Bloemsteelstandig.Pedoncule m. : Bloemsteel m. Steel (vrucht).Pedoncule : (plantk.) Gesteeld.Pegase m. : Pegasus, muzenros. (fig.) Dichter-lijk vuur, -e ingeving.

136gre v. : De dieven, -wereld v.Peigne m. : 1. Kam m., haar-. a demeler : Grove -.— fin : Fijne -. 2. Wavers-, wolkaarderskam.3. Kamschelp v.

Peigne m. : Kamwol v. (kunst) 't Gelikte.Peignee v. : Hoeveelheid wol, - vlas op de kam,de hake!. Streak met de kam door 't haar m.(yolk) Pak slaag.

Peigner : 1. Kammen. (fig.) Keurig afwerken,verzorgen, (kunst) polijsten, likken. Peigne a ladiable : Met verwarde haren. 2. Kammen (wol);hekelen (vlas). 1 se : Zich -. Elk. kammen,Elk. in de haren vliegen.

Peigneur m. Wolkammer; hennephekelaar. •Peignoir m. : Dames-, herenkapmantel m. Bad-mantel; -laken. Ochtendjapon v. Kammenzak

Peindre : 1. Verven, schilderen. 2. Kleuren. 3.Schilderen. Fait a : Om uit te schilderen (z6moon). 4. Beschilderen, met figuren versieren.5. (fig.) Schilderen, voorstellen. Pour acheverde le : Om het portret te volmaken. 6. Weer-geven, kenschetsen. La bonte peinte sur son visageDe goedheid die op zijn gelaat uitgedrukt stood.

Peine v. : 1. Straf v. — de mort, capitale :Doodstraf. Sous — de mort, sous — de la vie :Bij doodstraf. Sous — d' amende : Op boete.(fig.) Sous — de : Op gevaar af van. Les —s eter-

Page 352: aardrijkskunde - DBNL

PEINI. 336 PENDILLER.

miles : De helse, eeuwige straffen. 2. Smartv., leed. Faire de la - a qn : Iem. verdriet doen;- onaangenaamheden veroorzaken. Conter ses -8: Zijn nood klagen. Qui fait - a voir : Deernis-waardig. 3. Zorg v., bezorgdheid, angst m. Etre -,se mettre en - de : Zich ongerust maken over.4. Moeite v., arbeid m. Homme de -: Sjouwerman,witkiel. Femme de - : Schoonmaakster. Prendre -,se donner de la - : Moeite doen. Donnez-vouz la- de vaus asseoir : Ga zitten, als 't u blieft.Perdre sa -, • ses -8, en etre pour sa - : Ver-geefse moeite doen. C'est - perdue : 't Is ver-geefse moeite. Voila pour votre - : Hier hebtge een fooi. Cala ne vaut pas la -, cela Westpas la - : Da's de moeite niet waard. 5. (Ar-beids)loon. 6. Moeilijk-, zwarigheid. Il a de la- a marcher : 't Valt hem bezwaarlijk te lopen.J'ai - a . . . : Ik kan haast niet . . . A grand'- : Met veel moeite, bezwaarlijk. Sans - : Zon-der moeite; volgaarne. A - : Nauwelijks.

Peine : Verdrietig (gestemd).Peiner ov.w. : Leed doen. Vermoeien, afmatten.I onov.w. en se - : Zich afsloven.

Peintre m. : 1. Verver, schilder. - en bdtiments: Huts-. 2. (Kunst)schilder (artiste -). Femme- : Schilderes.

Peintresse v. : Schilderes.Peinturage m. : Het verven. Kladwerk.Peinture V. : 1. Het verven (- en bdtiments).Verf v. Entrepreneur de - : Schildersbaas. 2.Schilderkunst (art de la -), bet schilderen. 3.Schilderij v. (fig.) Beeld. Je ne puis le souffrirmime en - : Ik kan hem zelfs op een portret nietuitstaan. 4. Kleur v.

Peinturer ov.w. : Verven. Bekladden. I onov.w.Peintureur m. : Kladschilder. [: gladden.Peinturlurer : gladden, smeren.Pejoratif : Die een ongunstige betekenis geeft.I m. : Woord met ongunstige betekenis.

Pekin m. : 1. Peking (stad). 2. Zijdestof metafwisselend matte en glimmende strepen v. 3.(1 e g er) Burger, „postiekje".

Pelade v. : Haar-, baarduitval m.Pelage m. : Haarkleur v., -dikte, yacht v. 't Schillen.Pelagique : Zee-, oceaan-.Pelargonium m. (spr. -Omm) : Tuingeranium m.Pelasges m.mv. (spr. -lass-je) : Pelasgen (oor-

spronkelijke bewoners van Griekenland).Pelasgien (spr. -lass-) : Pelasgisch (z. Pelasges).Pele m. : Kaalhoofdige. Schurftig dier. (fig.) Ge-mene vent. I bv.nw. : Baal. .

Me-fruits m. (ma. one.) : Vruchtenmesje.Ille-male bw. : In wanorde, dooreen. I m. : Ver-warring, hoop m.

Peler ov.w. : 1. Ontharen, afschaven. 2. Van dehuid ontdoen. Pellen, schillen. Bestelen. I onov.w. : Vervellen, afschilferen. Uitvallen (bont).

Merin m. : 1. Pelgrim, bedevaartganger. 2.Reiziger. Les -s d' Emmaus : De Emmausgangers.

Pélerinage m. : Bedevaart v., pelgrimstocht m.(Levens)reis v. Troep bedevaartgangers m.

Pelerine v. : Bedevaartgangster. Kraag aan depelgrimsmantel m. Kraagmantel m.

Pelican m. : Pelikaan (vogel) m. Snavel-, kie-zentrektang v. Zet-, klemhaak m.

Pelisse v. : Pels(mantel m., -jas v.), -kleed. Win-termantel. Gevoerde officierstuniek v.

Pelle v. : 1. Schep v. schop v. Spade v. - asel : Zoutlepel m. -v., : Stoffer en blik.2. Blad (riem). 3. Mislukking, „strop".

Pelle() v., pelleree v. en pelletee v. : Schopvol v.Pelleterie v. (spr. peltri) : Bontwerkerij. Bont-,pelshandel m. Pelterijen, bontwerk.

Pelletier m. (spr. -tye) : Bontwerker. Pelshan-delaar.

Pellieule v. : Vliesje, velletje. Schilfertje (hoofd-haar), roos. Film v.

Pelliculeux : Vliesachtig.Pelopon(n)ese m. : Peloponnesus m.Pelote v. : 1. Kaatsspel (- basque). 2. Balm. Kluwen. SpeldenkuFsen (- a dpingles). Kluit(boter) v. - de neige : Sneeuwbal m. Faire sa- : Een spaarpot maken. La - se grossit : Detoeloop neemt toe. Faire - : Zoetjes aangroeien.3. Bal (van voet).

Peloter : 1. Met de bal werpen; kaatsen. Chatqui -ote : Die met een kluwen speelt. - en at-tendant partie : Met de bal gooien v66r de partijbegint; (fig.) nog niet ernstig beginnen. 2. Toteen kluwen rollen. I se - : Tot een kluwen ge-wonden worden. Elk. afkloppen.

Peloton m. : Kluwentje, balletje, hoopje. Troepjemensen., (mil.) Peloton.

Pelotonner : Tot een kluwen winden. I se - : Eenkluwen vormen. Zich oprollen. In groepjes gaanstaan. (mil.) Pelotons vormen.

Pelouse v. : Grasperk. Kort gras. Middenterrein(renveld).

Pelu z. poilu.Peluche v. : Pluis, pluche.Peluche : Wollig, pluche-achtig.Pelueher en se - : Wollig, pluizig worden.Pelucheux : Wollig, pluizig.Pelure v. : 1. Schil v. Papier - : Mailpapier.2. Velletje (worst). 3. (yolk) Jas v.

Penal : Van de straffen. Lois -es : Strafwetten.Code - : Wetboek van strafrecht.

Penalisation V. : (s p or t) Strafschop v.Penalite v. : 1. Straf v. 2. Strafwetgeving.Penates m.mv. : Huisgoden. (fig.) Huiselijkehaard m., home. Stadsgoden, -beschermers.

Penaud : Beschaamd. Bedremmeld.Penchant : Schuin, scheef. I m. : 1. Helling,glooiing. (fi g.) Le soleil est sur son - : Neigtter kimme. 2. (fig.) Neiging, voorliefde v.

Penchement m. : Overhelling.Peneher ov.w. : Doen overhellen, schuin hou-den. Prendre des airs penches : Diep bedroefd ofnadenkend doen. I onov.w,: (Over)hellen, schuinstaan. (fig.) Overhellen tot (gevoelen), geneigdzijn om. I se - : Zich buigen, - bukken.

Pendable : Waard gehangen te worden. Cas -: Halszaak. Tour - : Echte boevenstreek. Le casn'est pas - : 't Is geen halszaak.

Pendaison v. : Het (oplhangen.Pendant : (Af)hangend. Joues -es; °reales -es: Hangwangen; -oren. (fig.) Proces - : Aanhan-gig proces. Question -e : Onopgelost vraagstuk.I vz. : Gedurende. - que : Terwijl. Laissez-moivows dire, - que j'y suis . . . : Laat me zeggen,terwijl ik 't nu toch erover heb . : . . I m. : 1.Hanger. - d'oreille : Oorhanger, -bel. - de clefs :Sleutelriem m. 2. Tegenhanger, wederga v. Sefaire - : Bij elk. behoren.

Pendard m., -e V. : Galgebrok. Deugniet.Pendeloque v. : Kristallen armkroonhanger.

Oorhanger.Penderie V. : Hangkast v.Pendell'. m. : Ophanger, beul.Pendiller : Zachtjes slingeren, - wapperen.

Page 353: aardrijkskunde - DBNL

337 P]PLUM.PENDILLON.

Pendillon m. Onrust (in horloge) v.Pendre ov.w. : (0p)hangen. Ptre toujours penduaim* qn Als een klis aan iem. hangen. Tenirun glaive pendu cur qn : tem. met vreselijkestraffen bedreigen. Dire pis que - de qn : Alleskwaads van iem. vertellen. I onov.w. : 1. (Af)-hangen. Cela lui Pend encore au nez, - a l'oreille:Dat staat hem nog te wachten. 2. (fig.) Drei-gen, dreigend Aanhangig zijn (oroces). 1 SS -:1. Hangen, gaan - au cou de qn : Iem. lang-durig omarmen. 2. Zich ophangen.

Pendule m. : Slinger m. I v. : Slingeruurwerk. klok v.Pendule-reveille (my. pendules-reveille) : Wekker-

klok v.Pene m. : Tong - v.. schoot van een slot m.Penetrabilite V. : Doordringbaarheid.Penetrable Doordringbaar.Penetrant : Doordringend; diep, scherp. Scherp-

zinnig.Penetration v. : Het door-, - indringen. Scherp-

zinnigheid.Penetrer onov.w. Binnen-, in-. doordringen.

ov.w. : 1. Door-, binnen-, indringen. (fig.) -les desseins de qn; - qn Tem. plannen -; iem.

doorgronden - les esprit, d'une verite : DP ge-moederen van de waarheid van lets overtuigen.2. Diep ontroeren. Vervullen. Avoir l'air pend-tri : Er diep getroffen uitzien. I se - : Elk. door-dringen. se - de : Donrdrongen worden van.

Pênible : Moeilijk, bezwaarlijk. Smartelijk, pijn-lijk, naar.

Peniblement : Moeilijk. Smartelijk. Ecrire - :Gewrongen schrijven.

Peniehe v. : Lichte oorlogssloep v. Platte schuit v.,aak v., kaan v.

Peninsulaire : Van een schiereiland.Peninsule v. : Groot schiereiland. La P- : Spanje

en Portugal; Italie.Penitence v. : 1. Berouw, boetvaardigheid.

Sacrement de la - Penitentie. 2. Boete(doening).Faire - Boete doen. 3. Straf v. Etre en - :Nablijven. En - de : Als straf voor.

Penitencier m. : Boetpriester. Tuchthuis.Penitent : Berouwvol, boetvaardig. m. : Boet-vaardige. Biechteling (van priester).

Pen.itentiaire : Van de verbetering der straf-gevangenen. Etablissement - : Verbeterhuis. Co-lonie : Strafkolonie.

Penitential : Psaumes -aux : Boetpsalmen.Penitentiel : Van de boete, nit boetedoening.

m. : Rituaal der boetedoening. boeteboek.Pennage m. (spr. penaje) Gevederte. Vleugel-

veren v.Penne v. (spr. ?Ann) : Slag-, veder v., -pen v.Vederen aan een pijl.

Penne (spr. pene) : (plantk.) Vedervormig ge-plaatst.

Penombre V. Zwakke schaduw v. Halfdonker.Potion m. : Riddervaan v., barrier v. (zeev.) Ver-

klikker.Pensee v. : 1. Gedachte v., denkbeeld. Overden-king. 2, Mening. Ce n'est pas kl ma - : Zomeen ik het niet. Entrer dans la - de qn : Tem.mening billijken. Dire toute sa 't Maar ronduitzeggen. 3. Plan, oogmerk. 4. Het denken. Sa -West touiours presente : Ik denk steeds aan hem.5. Denkwijze v. 6. Denkvermogen, geest m.7. Driekleurig viooltje. (Couleur de) - : Violet-.paarsbroin.

Penser ov. en onov.w. : Begridpen, verzinnen.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

2. Denken, menen. Facon de - : Denkwijze. Itpense ce : Hij meent wat hij zegt. 3.Geloven, zich voorstellen. Pensez done! Stel ueens voor! - tout haul : Hardop denken. Vouspensez bien que . . . : Gtij kunt u wel voorstellen,dat . . . . - bien -; mat de qn : (0n)gunstig overiem. oordelen. 4. Zich voornemen om. Que pen-sez-rous laird W at stelt ge u voor te doen? 5.Op 't punt zijn om. Il pensa lui en water la vie: Het had hem bijna het leven gekost. 6. (z on-der v o or w.) Denken, nadenken. 7, - d : Den-ken aan. Niet vergeten. Van plan zijn. Faire -qn a qch Iem. aan lets herinneren. - a mat :lets kw iads in de zin hebben. Y pensez-vouz,Hoe haalt ge 't u in 't hoofd ? J'y pense : Datis waar ook. Vous n'y pensez pas, j' espere : Datmeent ge toch niet, hoop ik. I m. : Denkvermo-gen. (dichtk.) Gedachte v.

Penseur m., -euse v. : Denker, -ster.Pensif : Nadenkend, in gedachten verdiept.Pension v. : 1. Jaargeld, ondersteuning. Toe-lage v. - de retraite : Penmen. - viagere : Lijf-rente v. 2. Kostgeld. En -: Tn de kost. 3. Kost-huis. - de familie, - bourgeoise : Pension. 4.Kostgeld (op school). 5. Kostschool v.

Pensionnaire m. : 1. Tern. die een jaargeldontvangt. (tone el) Toneelspeler met vastsalaris. 2. (gesch.) Raadsman. Le Grand -

De Raadpensionaris. 3. Kostganger; huisgenoot,betalende loge. 4. Kostleerling.

Pensionnat m. : Kostschool v.Pensionner : Een jaar geld geven aan.Pensivement : Nadenkend.Pensum m. (spr. pcnsomm) : Strafwerk. (fig.)Opgelegde taak (- obligatoire) v.

Pentaeorde m. (spr. pin-) : Vijfsnarige her v.Pentadactyle (spr pin-) : Vijfvingerig; -tenig.Pentadecagone m, (spr. pin-) : Vijftienhoek m.Pentaedre m. (spr. pin-) : Vijfvlak.Pentagone m. (spr. pin-) : Vijfhoek m.PentamAtre m. (spr. pin-) : Vijfvoetig vers.Pentarchie v. (spr. pin-) : Vijfmanschap, regeringvan vijven.

Pentarque m. (spr. pin-) : Vijfman, peiltarch.Pentateuque m. (Rpr. pin-) : De vijf aan Mozestoegeschreven bijbelboeken.

Pente v. : Helling, glooiing. En - Schuinaflopend. En - donee : Zaebtal °den d. 2. (fig.)Neiging, trek m. 3. Val (aan gordijnen, enz.) v.,afhangende strook v.

Pentecôte v. : Pinksterfeest. Pinksteren.Pentelique m. Pentelicus (berg in Attica) m.

bv.nw. Pentelisch.Penultieme bv.nw. en v. : V6Orlaatate (letter-greep v.).

Penurie v. : Nijpend gebrek. (fig.) Behoefte v.Pepere m. : Vadertje. I bv.nw. : (y olk) Fijn, best.„Die je ware is", „die er zijn mag".

Pepie v. : Pip (vogelziekte) v. (fig.) Avoir la -Zeer dorstig zijn.

Pepiement : Getjilp.Pepier : Tjilpen.Pepin m. : 1. (naam) Pepijn. 2. Pit v. Fruita - : Pitvrucht. 8. (f am.) Paraplu v.

Pepiniere v. : Boomkwekerij. (fig.) Kweek-,oefenschool v.

Pepinieriste m. : Boomkweker.Pepite v. : Massa gedegen metaal v.Peplum (spr. -omm), -pion m. : Dun staatsie-kleed der Griekse vrouwen.

22

Page 354: aardrijkskunde - DBNL

338 PERFECTION.PEPSINE.

Pepsine V. : Bestanddeel van 't maagsap datde eiwitten splitst, pepsine v.

Percage m. : Het boren van gaten. Doorbraak(in stadswijk).

Percale m. : Fijne katoenstof v., percal.Perdant : Doordringend, scherp.Perce v. : Boor v. Gat (in muziekinstrument). Hetboren. En - : Geopend. Mettre en - : Open-steken (vat).

Perce z. pereee en pereer.Perce-bois m. (me. onverand.) : Houtworm m.,

-kever m.Perce" v. : Opening, gat, breuk v.; doorgang (inbos); doorbraak (in stadswijk) v. Une belle -de vue : Een schoon perspectief. (fig.) Ouvrirune - : Een uitweg openen.

Percement m. : Doorboring, -steking, -breking.-dringing. Opening (daardoor ontstaan).

Perce-neige v. (me. onverand.) : SneeuwklokjePerce-oreille m. (me. -oreilles) : Oorworm m.Pereepteur m. : Belastinggaarder. Hoofd van eenhulppostkantoor.

Pereeptibilite v. : Waarneembaarheid. Hef-baar-, invorderbaarheid (van belasting).

Perceptible : Waarneembaar. Hefbaar, invor-derbaar.

Pereeptif : Van de waarneming.Perception v. : Waarneming. Gewaarwording.Heffing, inning (belasting). Belastinggaarder-schap, -skantoor.

Pereer ov.w. : 1. Doorboren, -graven, -breken. Eengat maken in. Wegen aanleggen in. Een straatdoorslaan. (fig.) Doorgronden. Souliers perces :Doorgelopen schoenen. Maison bien percee : Metgrote vensters. - la joule : Zich een weg door demenigte banen. Le soleil perce la nue : De zonbreekt door de wolken. - l'air de ses cris : Door-dringende kreten slaken. - le cceur, - l'dme a qn :Tern. hart verscheuren. - les tenebres : De duister-nis verdrijven. - l'avenir : De toekomst doorzien.

. 2. Aanbrengen (opening).1onov.w. : 1. Opengaan;doorbreken (zweer); doorkomen (tand). 2. In-,doordringen. (fig.) Doorzien. 3. (fig.) Aan dedag komen, zich openbaren. Rien ne perce encore :Er is nog niets uitgelekt. 4. (fig.) Tot aanzienkomen, vooruitkomen.

Pereeur m. : Doorboorder.Pereevable : Invorderbaar. Waarneembaar.Pereevoir : Invorderen, heffen (belasting). Waar-

nemen.Perehe v. : 1. Baars m. 2. Staak m., stang v.,lat v.; boom (om schuit voort te duwen) m. Hen-gelstok m. Polsstok. Saul a la - : Polsstok-springen. (fig.) Tendre la - ci qn : Tern. debehulpzame hand bieden. (fig.) C'est une grande- : 't Is een (bonen)staak. 8. Lengtemaat van5,8 of 7,1 Meter v.

Percher en se - : Nederstrijken, zitten opstaak of tak. (tam.) Hoog gaan wonen. (f am.)Haut perch" me patter : Hoog op de benen. Ofsest-ce qu' il perche I Waar hangt hij uit?

Percheur : Roestend, zittend. Oiseau - : Roest-,zitvogel.

Perehoir m. : 1. Vogelstokje, Hoenderrek. 2.Hoedenstander m.

Perelus : Verlamd, verstijfd. - de : Lam van.Percoir m., -e v. : Handhoor v. Doorslag m.Pereolateur m. : Koffiemachine v. [Els vPercussion v. : Slag m., stoot m. (mil.) Fusilcl - : Percussiegeweer.

Pereuter : (gene esk.) Bekloppen om de toe-stand der organen na te gaan.

Perdable : (f am.) Te verliezen, verliesbaar.Perdant m. : 1. Verliezende. Un numero - :Een niet. 2. (zee v.) Afgaand -, vallend tij. I m. :Verliezende partij v., verliezer.

Perdition v. : 1. Verderf, ondergang m. Lieude - : Plaats des verderfs. 2. Nood m., gevaar.

Perdre ov.w. : 1. In 't verderf storten, te grondedoen gaan. - qn dens l'esprit d'un autre : Tem.bij een ander zwart maken. - qn de reputation,- d'honneur : Iem. van zijn goede naam bero-ven. Perdu de dettes : Diep in de schulden. Perdud'honneur : Eerloos. Perdu de reputation : Berucht.2. Van de rechte weg afbrengen. Pays -;quartier perdu : Afgelegen, stille streek; - wijk.3. Bederven, beschadigen. 4. Doen verdwijnen.Les especes perdues : De uitgestorven soorten.5. Nutteloos besteden, verbeuzelen. Momentsperdus, heures perdues : Snipperuurtjes. Descoups perdus : In 't wild geloste schoten. 6. Ver-liezen, kwijtraken. - de vue : Uit 't oog ver-liezen. A coeur perdu : Als wanhopig. - latete : Onthoofd worden; (fig.) zijn tegenweor-digheid van geest verliezen. - pied : Van de beengeraken; geen grond weer voelen; (fig.) ach-teruitgaan. - une bonne occasion : Een goede ge-legenheid verzuimen. - du terrain: Grond -, ter-rein verliezen; (fig.) achteruitgaan. - la carte :De kluts kwijt raken. 1 onov.w. : 1. Verliezen (bijspel, in zaken). 2. Achteruitgaan. La mer perd :De eb begint. I se - : 1. Zich in 't verderf stor-ten. (g o d s d.) Zijn zaligheid verliezen. 2. Ver-dwalen. Elk. kwijtraken. (bi lj art) Verlopen.(fig.) Verward geraken. - en conjectures : Zichin gissingen verdiepen. Je m'y perds, ma tete s'yperd : Daar staat mijn verstand bij stil. 3. Ver-loren gaan. Uit de tijd raken. Wegraken. 4. Ver-dwijnen, uitsterven; verloren gaan. Verlopen(rivier). Afdwalen (blik). Opgaan (in de menigte).- dans les nuages : Vaag -,hersenschimmig worden.Le chemin se perd : De gebaande weg houdt op.

Perdreau m. : (Jonge) patrijs m.Perdrix v. : Patrijs m.Perdu z. perdre. I m. : Dolle, bezetene.Pere m. : 1. Vader. Ses - et mere : Zijn ouders.Le - de jamilie : 't Hoofd van 't gezin. Place-ment de - de famille : Soliede geldbelegging. De- en ftls : Van ouder tot ouder. Notre premier- : Adam. Nos -8 : Onze voorvaderen. 2. (ti-te 1) Vader. Les -8 de l' Èglise : De Kerkvaders.Les -s du desert : De kluizenaars. 3. Pater, Va-der Les -3 Jesuites : De Jezuletenpaters. 4. Be-schermer, weldoener. 5. Schepper, stichter. (fig.)Ootznait v. bron V. 6. (f am.) Vadertje. oude.

Pertgrination v. : Omzwerving, zwerftocht m.Les s : Het reizen en trekken.

Peregrine? • Rondzwerven.Peremption v. (spr. -ranpsyon) : (recht) 't Ver-vallen Joor verjaring.

Peremptoire (spr. -ranpt-) : (recht) : Opheffend(door verjaring). Afdoend, beslissend.

Peremptoirgment (spr. -ranpt-) : Op afdoendewijze.

Perennite v. (spr. -reniti) : Voortduring, langeduur m. Overblijving (plant).

Perfeetibilite v. : Vatbaarheid voor volmaking.Perfectible : Vatbaar voor volmaking.Perfection v. : Voltooiing. -making. Volkomen-,volmaaktheid. Dans la - : Voortreffelijk.

Page 355: aardrijkskunde - DBNL

PERFECTIONNEMENT. 339 PERRUQUE.

Perfeetionnement m. : Volmaking. Verbetering.Perfeetonner : Volmaken. Verbeteren. I se

Volkomener worden. Zich verder bekwamen.Perfide en —ment : Trouweloos. ValsPerfidie V. : Trouweloos-. Valsheid.Perfolie : (plant k.) Doorgroeid, stengelom vattend .Perforant : Doorborend, die een gat maaktPerforateur, -triee : Doorborend. m. : Boorv. I V. : Boortoestel.

Perforation v. : Doorboring, -steking.Perforer : Doorboren, -steken.Pergame v. : Pergamum, -on (in K1. Azle).Perianthe m. : (plantk.) Bloembekleedsel.Pericarpe m. : Vruchtwand m.Perieliter : Gevaar lopen, op vallen staan.

Achteruitgaan.Perigee m. : Punt van de zonnebaan dat 't dichtstbij de aarde is, perigeum.

Perigourdin : Pit Bewoner van de vroegereprovincie Perigord

Perihélie m. : Punt van een planetenbaan dat't dichtst bij de zon is, perihelium.

Peril m. (spr. -rile) : Gevaar. Au — de : Op ge-vaar van. A sae risques et —s : Op eigen risico.Au — de sa vie : Met levensgevaar.

Perilleusement en -leux : Gevaarlijk, -vol,hachelijk. Saut -eux : Salto mortale.

Perimer ov.w. : Doen vervallen (door verjaring).I onov.w. en se — : Vervallen. Waardeloos worden.

Perimetre m. : Omtrek m.Periode v. : 1. Tijdperk. Omloop m., -stijd (ster)m. Stadium (ziekte). 2. (wick.) Repetent (vanbreuh) m. 3. Volzin m. (muz.) Muzikale satz m.I m. : 1. Tijdruimte. 2. Toppunt, hoogste punt.

Periodicite V. : Geregelde terugkeer m.Periodlque : 1. Op geregelde tijden wederke-rend. Publication —, ouvrage — : Tijdschrift, ver-volgwerk. 2. Samenhangend en afgerond (vol-zin, muziek). I m. : Tijdschrift.

Periodiquement : Op geregeld wederkerende wijze.Peripateticien bv.nw. en m. : (Wijsgeer) diede leer van Aristoteles volgt. Wandelaar.

Peripetie v. (spr. -vi) : 1. (toneel) Plotse-linge omkeer (in roman, stuk) m. 2. Onver-wachte gebeurtenis, wederwaardigheid.

Peripherie v. : Omtrek m. Buitenzijde v.Periphrase V. : Omschrijving.Periphraser : Omschrijven.Periphrastique : Omschrijvend.Perk Omkomen, sneuvelen; schipbreuk lijden,to niet gaan. Vervallen.

Perissable : Vergankelijk. Ann bederf onderhevig.Perissoire v. : Pagaaibootj , kano.Peristyle bv. nw. en m. : (Gebouw) met eeninwendige zuilengalarij. Prachtige voorhal m.

Peritoine m. : Buikvlies.Peritonite v. : Buikvliesontsteking.Perle v. : 1. Parel v. — line : Echte -. 2. Kraal(— de Venise, — de verre) v. (bouwk.) Des -s: Paarlen, ronde ballen. 3. Gasbelletje (op vloei-stof). 4. Pilletje (voor geneesmiddel). Suiker-balletje. 5. (fig.) 't Edelste, 't puikje.

Perle : Met paarlen bezet. Paarlvormig. Rire — :Kristallen lath. Ouvrage : Zorgvuldig bewerktstuk werk.

Perler ov.w. Met paarlen bezetten. Parelvormigbewerken. (fig.) Zorgvuldig uitvoeren. I onov.w :Parelen: paarlen vormen. Helder klinken (lath).

Perlier : Die paarlen oplevert; parel-. Huitre -iere :Pareloester.

Permanence v. : 1. Duurzaamheid. Onafgebro-ken zitting. Se declarer en — : Verklaren dat zijonafgebroken zitting zal houden (vergadering).Etablir une — Een voortdurende wachtpost -;een informatiebureau inrichten. 2. (n ieuw)Politieposthuis. Vast bureau, contrOlehuis.

Permanent : Voortdurend, duurzaam, blijvend;staand (leger). I m. : 't Blijvende.

Permeabilite v. : Doordringbaarheid.Permeable Doordringbaar.Permettre : 1. Vergunnen, toestaan. Permisvous de . . : Het staat u vrij om . PermettedMet uw verlof n'est pas permis d'etre aussilaide : Hoe kan een vrouw zo lelijk zijn. 2. Ge-dogen, toelaten. I se — : De vrijheid nemen.Veroorloofd worden.

Permis m. : Verlofbrief m., vervoerbiljet. — decheese : Jachtakte v. — de circulation : Spoorweg-vrijkaart v. — de conduire : Rijbewijs (auto). —d'inhumer : Attestatie de morte. — de sejour :Verblijfkaart; -vergunning.

Permission v. : Vergunning, verlof. Soldat en— : Soldaat met verlof. Avec -, saut votre — : Metuw welnemen, neem me niet kwalijk.

Permissionnaire m. : Verlofganger. Houdervan een vrijkaart.

Permissionner : Van een vergunning voorzien.Permutable : Verwisselbaar.Permutation v. : Verwisseling, verruiling. Om-roiling (standplaats der ambtenaren).

Permuter ov.w. : Ver-, omwisseling, omzetten.onov.w. : Van standplaats verwisselen.

Pernieieusement en -ieux : Verderfelijk, schadelijk.Mont) m. : Kuitbeen.Peronnelle v. : Zottin, gekkin, kwebbel.Peroraison v. : Slotrede v. Slot.Perorer : Breedvoerig hoogdravend redeneren.Peroreur m. : Praatjesverkoper, veelprater.Perou m. : Peru. (f am.) Massa geld v. Ca n'estpas le — : Dat zijn nog Been schatten.

Mouse v. : Perugia (in Italic).Peroxyde m. : Hoogste zuurstofverbinding.Perpendiculaire : Loodrecht, rechtstandig.I v. : Loodlijn v. Perpendieulairement bw.

Perpendlcularite v. : Rechtstandigheid.Perpetration v. : Het volvoeren, - bedrijven.Perpêtrer : Begaan, volvoeren.Perpetuation v. : Voortplanting (geslacht).Voortbestaan; het in wezen houden.

Perpetuel : Voortdurend, bestendig. Levenslang.Voor 't leven benoemd. Herhaald.

Perpetuellement : Voortdurend, onophoude-lijk, eeuwig.

Perpetuer : Doen voortduren, vereeuwigen, voort-planten. Eindeloos rekken.

Perpetuite v. : Bestendig-, duurzaamheid. A— : Voor altijd, voor eeuwig; levenslang.

Perplexe : Verlegen, verslagen.Perplexite v. : Verlegen-, verslagenheid.Perquisition v. : Navorsing, onderzoek. —a domicile, - domiciliaire : Huiszoeking.

Perquisitionner : Huiszoeking doen.Perron m. : Bordes. Hoge stoep m.Perroquet m. 1. Papegaai m. (fig.) Naprater.2. (z e e v.) Bramsteng (mat de —) v. Bramra(vergue de —) v. Bramzeil (voile de —).

Perruehe v. : Parkiet m. Onnozel, snapziekvrouwtje.

Perruque v. : Pruik v. Tete d — Pruikebol; (fig.)oude pruik (vieille —).

Page 356: aardrijkskunde - DBNL

340 PESTIF1RE.PERRUQUIER.

Perruquier m. : Pruikenmaker. kapper.Pers : Violetblauw; pauwblauw.Persan : Nieuw-Perzisch. I m. : Pers. Le — :Het Perzisch.

Perse v. : Perzie. Gebloemd sits. I bv.nw. : Oud-Perzisch. I m. en v. : Pers. Perzische vrouw.m. : Persius (Rom. dichter).

Persecutor : Wreed vervolgen, - verdrukken.Kwellen, lastig vallen, plagen.

Perseeuteur m., -trice v. : Vervolger, verdruk-ker, kwelgeest. Vervolgster.

Persecution V. : Vervolging, verdrukking. Kwel-Pen& m. : Perseus. [ling, °veriest m.Perseveramment : Met volharding.Perseverance v. : Volharding, het volhouden.Perseverant Volhardend, standvastig.Perseverer Volharden in, blijven bij.Persienne V. : Buitenzonneblind o.Persiflage m. : Fijne bespotting.Persifler ov.w. : Fijntjes bespotten. I onov.w. :

Spotten.Persifleur m. Bespotter. I bv.nw. : Spottend.Persil m. (spr. -8i) : Peterselie v. Griler sum le

: Zwakkeren zijn overmacht doen voelen.Persiller (se) : Groen beschimmelen.Persique : Perzisch. Golfe — : P. Golf.Persistanee v. : Duurzaam-, bestendigheid.Volharding. Avec — : Hardnekkig.

Persistant Volhardend, bestendig.Persister : Volharden. Bij zijn mening zijnbesluit blijven.

Personnage m. : 1. Man -, persoon van gewicht.2. Figuur (op schilderij) v. 3. Rol v., persoon.(fig.) Jouer un petit —; - un sot — : Zich klein -;dwaas voordoen.

Personnalite v. : Persoonlijkheid. De persoonlijkehoedanigheden. Zelfzucht v. Persoonlijke toe-speling, - belediging.

Personne v. : L Mens, persoon. Grande — :Volwassene. Une jeune — : Een (jong) meisje.2. Lichaam. Accident de — : Persoonlijk ongeval.En (propre) — : In (eigen) persoon. Il estbien fait de sa — : Hij is flink gebouwd. Etrecontent de sa (petite) — : Met zichzelf zeeringenomen zijn. Payer de sa — : Zelf mee-doen, - meevechten. Ajmer sa (petite) — : Zichvertroetelen . 3. Persoonlijkheid. 4. (t a al k.)Persoon. 5. m. en vnw. : Iemand. (met ne) Nie-mand. (met weglating van ne) Niemand.

Personnel : 1. Persoonlijk. Contribution —le :Hoofdelijke omsiag. (opschrift op brief)—le:Eigenhandig, persoonlijk. 2. (t a al k.) Persoon-lijk. 3. Zelfzuchtig. I m. : Personeel, beambten,bedienden.

Personnellement : Persoonlijk, in eigen persoon.Personnifieation V. : Verpersoonlijking.Personnifier : Verpersoonlijken. Belichamen,werkelijkheid doen worden.

Perspeetif : Als van verre gezien voorstellend,perspeetivisch.

Perspective v. : Perspectief. Verschiet, vergezicht.(f i g.) Vooruitzicht.

Perspicace : Scherpzinnig.Pers**acite v. : Doorzicht, scherpzinnigheid.Persuader : Overtuigen, -reden. Wijsmaken, be-praten. I se — : Zich verbeelden, - diets makers.

Persuasible : Voor overreding vatbaar.Persuasif : Overredend, overtuigend.Persuasion v. : Overreding. Overtuiging. Over-redingskraeht.

Perto v. : 1. Ondergang m., dood m., verderf.Courir alter d sa Zijn ondergang te gemoetgaan. En pure — Zonder enig nut. 2. Verlies.A — : Met verlies. A — de vue : Zover 't oogreikt, onafzienbaar. Raisonner d — de vue : In 'thonderd redeneren.

Pertinemment : Van pas, ter zake (dienend),Volkomen zeker.

Pertinence v. : Gepast-, juistheid.Pertinent : Gepast, ter zake dienend. Volkomen

zeker.Pertuisane v. : Lange hellebaard v.Perturbateur m. : Rustverstoorder. I bv.nw. :Die de rust verstoort. Storend (ook bij radio).

Perturbation v. : Storing (ook bij radio), verwar-ring, onrust v.

Perturbs : Gestoord, in de war.Perugin : Uit Bewoner van Perugia.Peruvian : Peruaan. -s.Pervenehe v. : (p 1 antk.) Maagdepalm v. Desyeux de — : Lichtblauwe ogen.

Pervers : Verdorven, snood, boos, slecht.Perversion v. : Verbastering, ontaarding.Perversite v. : Snood-, verdorvenheid.Pervertir : Bederven, op de slechte weg brengen.Vervalsen.

Pervertissement m. Verleiding; verderf. Ver-Pervertisseur m. : Verleider. [valsing.Pesage m. : Het wegen. - der jockeys.Pesamment : Zwaar, log; moeilijk (spreken).Pasant : 1. Zwaar. Avoir la main —e : Hard-handig zijn. 2. Zwaar, log. 8. (f i g.) Lastig,moeilijk. 4. Het vereiste gewicht hebbend.I m. : Gewicht. Valoir son — d'or : Niet met goudto betalen zijn.

Pesanteur v. : Zwaarte v., gewicht. Gevoel vanzwaarte. (fig.) Log-, traagheid, stroefheid (stijl).

Pese-babe m. (my. ---s) : Kinderweegschaal v.Pesee v. : Het wegen. Drukking (op hefboom);duw m., zetje. Overwicht.

Peso-Ian m. (my. onverand.) : Melkweger.Pese-lettre(s) m. (mv. --lettres) : Briefweger.Peso-liqueur m. (my. ---s) : Vochtweger.Poser ov.w. : Wegen, 't gewicht bepalen van.(fig.) Overleggen, -wegen. — ses paroles : Metomzichtigheid spreken. Tout bien pea : Alles weloverwogen. I onov.w. : 1. Een gewicht hebbenvan, wegen. (fig.) Van gewicht zijn. 2. Gewichthebben. 3. Drukken. sur l'estomar Zwaar inde maag liggen. — sur une syllabe : De klem-toon laten vallen op. — sur qn : Druk op iem.uitoefenen. 4. De nadruk leggen op, doen uit-komen. 5. Overlast aandoen; zwaar vallen. Letemps me pen : Het wachten valt mij zwaar. Cesecret lui pen : Dat geheim bezwaart hem.L' argent ne lui pose guere : Hij is los van zijn geld.

Poseur m. : Weger, waagmeeeter (— public).Peseuse V. : Weegster. Weegtoestel.Peson m. : Unster v., weeghaak m.-Pessimisms m. : Neiging om alles donker in te zien.Pessimists m. : Tern. die alles donker inziet.Pests v. : 1. Pest v. Dire la — de qn : Geen goedNaar aan iem. laten. La — soit de lui! De duivelhale hem! (La) —! Drommels I Verduiveld!2. (fig,) Plaag v., bederf. 3. Plaaggeest m.,ondeugd v.

Pester : Bulderen, uitvaren, razen.Pestifere : Verpestend, die de pest overbrengt.Pestiferó : Verpest, door de pest besmet. m.: Pestlijder.

Page 357: aardrijkskunde - DBNL

PESTILENCE. 341 PEUPLA.

Pestilence v. : Heersende pest v., verpesting.(fig.) Verderfelijke leer v.

Pestilent : Verpestend; besmettend.Pestilentiel : Pestachtig, op pest gelijkend.Besmettelijk; verpestend.

Male m. : Bloemkroonblad.Petarade v. : Geknal (motor), geschiet. (fig.)

Knaleffect.Petard m. : Springbus v. Voetzoeker. Knalsi-gnaal (op spoorweg). (fig.) Schandaal, herrie v.,drukte. Tirer des —8 : Schandaal verwekken.

Petarder ov.w. : Doen springen, „opblazen".onov.w. : (fig.) Herrie, drukte maken.

Petaudiere v. : Wanordelijke boel m.Petersbourg (Saint-) m. (spr. -tersbour) : Sint-

Petersburg.Petulant : Knetterend (vuur). Fonkelend. Schit-terend. Vurig, levendig.

Petilement m. : Knettering. Fonkeling. Schit-tering. Vurig-, levendigheid.

Petiller : Knetteren, knapperen. Parelen, fon-keen. Schitteren. Tintelen. — de joie : Buitenzich zelf van vreugde zijn.

Petiole m. (spr. -syol) : Bladsteel m.Petiot, -ote (spr. -tyd, -ate) : Heel klein. m. enV. : Kleintje, kleuter.

Petit : 1. Klein. Lief. (fig.) Au — pied : In 'tklein. Du — bois : Spaanders. (fig.) Etre dansses —s souliers : In 't nauw zitten. Mon — maxi: Lief mannetje, manlief. Se faire — : Zich ver-schuilen; (fig.) - nederig gedragen. Des —smots; - noms : Lieve woordjes; - naampjes. 2. Ge-ring, onbeduidend. Jouer — jeu : Laag inzetten.Frapper a —8 coups : Tikken op. — yin : Min-dere wijn. Un pouts — : Een zwakke polsslag.De —e sante : Van een zwakke gezondheid Avoirson — merite : Niet zonder verdienste zijn. Cen'est pas une —e of faire : Dat is geen kleinig-held. 8. Gering, laag, minder in rang. Le —commerce : De kleinhandel. — demi : Halve- ,lichte rouw 4. Onedel, gemeen. Bekrompen.in. en —e v. : 1. Kleine. 2. Jong (van dier). Sea&us ont fait des —8 : Zijn geld is aangegroeid.8. Onaanzienlijk mens. 4. Het kleine. En(plus) — : In 't klein. 5. Kleine hoeveelheid. —a : Allengs. — a — l'oiseau fait son nid : Detijd baart rozen.

Petit-beurre m. (me. —s- —s) Droog biscuitje.Petit-bleu (me. —8- —8) m. : Stadstelegram.Gewone rode wijn m.

Petite-fille v. (me. —s--s) : Kleindochter.Petitement Povertjes, karig, bekrompen; eng.Petite-niece v. (my. —s--s) : Achternicht.Petite-Russie V. : Klein-Rusland.Petitesse V. : Kleinheid. Gering-, onbeduidendheid.

— de cceur, - d'dme : Kleinzieligheid. d'esprit :Bekrompenheid.

Petite-verole v. : Pokken.Petit-fits m." (me. petits-fils) : Kleinzoon.Petit-gris m. : Grijs peiswerk van de (Noord-se) eekhoorn.

Petition v. : 1. Het verzoeken. 2. — de Prin-cipe 't Als waar aannemen van wat bewezenmoet worden. 3. Verzoekschrift.

Petitionnaire m. Indiener van een verzoek-schrift, verzoeker.

Petitionnement m. : Het indienen van een ver-zoekschrift.

Petitionner : Een verzoekschrift indienen.Petit-lait m. : Wei v., hui v.

Petit-maftre m. (me. —s--8) : Fat, pronker.Petite-maftresse v. (my. —s--s) Pronkster,

modepopje.Petit-neveu m. (my. —s- —x) : Achterneef. Nos—s--x Onze nakomelingen, ons nageslacht.

Petit-Poucet m. : Klein Duimpje.Petit-russe m. (my. —s--s) : Bewoner vanKlein-Rusland.

Petit-russien (me. petit-russiens) : Klein-Russisch.Petits-enfants m.mv. : Kleinkinderen.Peton m. : (f a m.) Voetje, pootje.Petrarque m. : Petrarca (Ital. dichter, 14e eeuw).Petit : Steenachtig.Petrel m. : Stormvogel m.Petrification v. : Verstening, steenwording.Petrifier : Verstenen. (fig.) Onbeweeglijk maken,doers verstijven.

Petrin m. : Kneed-, bakkerstrog v. ( y olk) Ver-legenheid, klem v.

Pêtrhi : Kneden, treden (leem). (fig.) Vormen,bewerken. Petri d'orgueil; - de boue : Vol hoog-moed; - gemeenheid.

Petrissable Kneedbaar.Pêtrissage m. : Het kneden.Petrisseur m. : 1. Kneder. (fig.) Schepper. 2.

= -euse v. : Kneedmachine.Pêtrole m. : Petroleum. Haarmiddel.Pêtroler : Met petroleum besmeren; - overdekken;- in brand steken.

Pêtrolerie v. : Petroleumraffinaderij.Pêtroleur m., -euse v. : Brandstichter, -stardie zich van petroleum bedient (vooral bij deCommune in 1871).

Petrolifere : Die petroleum oplevert, petroleum-houdend. Valeurs —s : Petroleumwaarden.

Petrone m. : Petronius (Latijns schrijver).Pêtronelle V. : Petronella, Pietje.Pótulamment : Uitgelaten, dol.Petulance v. : Dartel-, uitgelatenheid.Petulant : Dartel, brooddronken, uitgelaten.Petunia in. : (plan tk.) Petunia v.Peu m. : Weinigje, kleine hoeveelheid, de weinigen.

Un — : Een beetje. Son — de Write : Zijn geringeverdienste. Quelque — : Enigermate. C'est — de .. .'t Is niet voldoende om . . . Considerez le — quavous ites : Ga eens na, hoe gering gij zijt. Un hommede — : Een onbeduidend mens. Dans —, sous— : Weldra. Depuis — : Sedert kort. A — (dechose) pies : Ongeveer. Tent soit — Een wei-nigje, enigszins. Si — que, aussi — que : Hoeweinig ook. Pour — que : Als . . . slechts. Pour— que cela continue : Als 't nu maar zo blijft.Pour un — it aurait tout abandonne : Het scheeldeweinig of hij had alles in de steak gelaten.Pour si - que : Als maar enigszins. (fam.) Etreun — la : Er mogen zijn, meetellen. Expliquez-moi cela un — : Leg mij dat eens nit. — a — :Langzamerhand. — ou point : Hoegenaamdniets. I bw. : Weinig, niet erg. Si — que flan :Bijna niets. — amical : Onvriendschappelijk.— fait pour : Niet bepaald geschikt voor.

Peuh : Och kom 1 't Mocht wat IPeuplade v. : Volksstam m. Visbroed.Peuple m. : 1. Volk. Le — elu, - de Dieuw: Hetuitverkoren yolk, de Israelieten. 2. Volk (tegen-over vorst). 3. De (volks)massa v., -Masse v.Le bas — : 't Gemene yolk. Le petit — : Delagere standee. 4. Menigte v., volkshoop m.bv.nw. : Met de eigenschappen van 't yolk.

Peuple : Volkrijk.

Page 358: aardrijkskunde - DBNL

342 PHOTOGRAPHE.PEUPLEMENT.

Peuplement m. : Bevolking, 't bevolken, - metvis (vijver); - met wild (park); het beplan-ten met bomen.

Peupler ov.w. : Bevolken. Bewonen (land). (fig.)In beslag nemen. Met pootvis -, wild voorzien.Beplanten. I onov.w : Voorttelen.

Peuplier m. : Populier m.Peur v. : Vrees v. En etre quitte pour la — : Ermet de schrik afkomen. Avoir une belle — :Vreselijk bang zijn. Il a eu plus de — que demal : De schrik is groter geweest dan 't letsel.Elk eut — : Zij schrok. J'ai — pour lui : Ik maakme bezorgd over hem. Faire — a : Schrik aan-jagen. A faire — : Vreselijk, bij uitstek. De —de, - que : Uit vrees dat, opdat . . . niet.

Peureusement : Op vreesachtige wijze.Peureux : Vreesachtig, bang. Schuw. I m. : Bloo-daard.

Peut-Otre : Misschien. (f am.) Zeker, toch wel;zou ik denken. (met ne . . . pas) Zeker niet,toch niet. Je le sail Bien — : 1k weet 'ttoch wel. Ce n'est pas de l'or, — : Dat is tochzeker geen goud. I m. : Jets onzekers, hetonzekere.

Phaeton m. : Phaeton, zoon van Helios. Koetsier,voerman. Vierwielig, licht rijtuig.

Phalange V. : (ontleedk.) Kootje, lid. (mil.)Krijgsbende v., voetvolk. (fig.) Legercorps, troepm. Schare v.

Phalene m. en v. : Spanrups v. (o ok) Nachtvlinder.Phanerogame bv.nw. en m. : Zichtbaar bloei-ende (plant) v..

Pharamond m. : Pharamund (eerste Franki-sche vorst).

Pharaon m. : 1. Pharao. 2. Farospel.Phare m. : 1. Vuurtoren m. Bateau —: Lichtschip.Le — de Messine : De Straat van Messina. 2.Grote automobiel-lantaarn v. B. — de gime-tiere : Kerkhoflantaarn. 4. (z e e v.) Tuig.

Pharisaisme : Schijnheilig, huichelachtig.Pharisaisme m. : Schijnheiligheid, huichelachtiggedoe.

Pharisien m. : Huichelaar, farizeeer.Pharmaeeutique : Van de artsenijbereidkun-de, (in samenst.) apothekers-.

Pharmaeie v. : 1. Artsenijbereidkunde v. 2.Apotheek v

Pharmaeien m. : Apotheker.Pharmacopee v. : Apothekershandboek.Pharynge, -len : Van de neuskeelholte.Phase v. : (sterrenk.) Schijngestalte. (fig.) (Op-eenvolgende) toestand(en) m., phase v. Stroom-kracht v.

Phebe V. : De maangodin, Phoebe.Minus m. (spr. -uss) : 1. Apollo, de god derdichtkunst. 2. De zon v. 8. Hoogdravende stijl m.

Phi:3(1re m. : Phaedrus (Lat. fabeldichter). I v. :Phaedra (vrouw van Theseus).

Phenicien : Phoenicisch -ier.Phenique : (scheik.) Die phenol bevat. Acids— : Phenielzuur, carbol.

Phenix m. : Wondervogel die uit zijn as op-stond, phenix. (fig.) Hoogvlieger, wondermens.

Phenol m. : Phenielzuur, carbol.Phenomenal : Wonderbaarlijk, ongehoord.Phenomene m. : Verschijnsel. Natuurwonder.Wonderlijke gebeurtenis, wonder.

Philanthrope m. : Mensenvriend.Philanthropie v. : Mensenliefde v.Philantropique : Mensenlievend.

Philatelie v., -isme m. : Postzegelkunde, -lief-hebberij.

Philatêliste m. : Postzegelverzamelaar. -han-delaar.

Philharmonique : Muzieklievend. Societe — :Mu ziekvereniging.

Philhellene : Die de Grieken voorstaat. I m. :Vriend der Grieken.

Philhellenisme m. : Voorliefde voor de Grieken v.Philippe m. : Philip, -pus. — le Bel : Ph. de Schone(Frankrijk). — le Beau : Ph. de Schone (Spanje,Nederl.).

Philippin : Philippijn. -s.Philippine v. : (naam) Philippine.Philippines v.mv. : Philippijnen (eilanden).Philippique v. : Scherpe redevoering (tegeneen regerend persoon), philippica v.

Philistin m. : (gesch.) Philistijn. (fig.) Bur-german, ploert, droogstoppel.

Philologue v. : Taalkunde v., -wetenschap.Philologique : Taalkundig.Philologue m. : Taalgeleerde, -vorser.Philomathique : Weetgierig.Philomele V. : Philomele. (di c htk.) De nach-tegaal m.

Philosophal : Van de wetenschap der alchl-misten. Pierre —e : Steen der wijzen.

Philosophe m. : Wijsgeer. Vrijdenker (in de18e eeuw). Verstandig mens. (s p el) Valsspeler. I bv.nw. : Wijsgerig. Vrijdenkend (18eeeuw). Verstandig. Gelaten.

Philosopher : 1. Over wijsbegeerte redeneren.2. Geleerd redeneren.

Philosophie v. : Wijsbegeerte. Toepassing der wijs-heid. Gelatenheid tegenover 't lot. Wereldbe-schouwing. Hoogste kiasse (gymnasium).

Philosophique : Wijsgerig. Gelaten.Philosophiquement : Uit een wijsgerig oog-punt, wijsgerig. Gelaten, gelijkmoedig.

Philosophisme m. : Overdreven zucht om tephilosopheren v. Schijnphilosophie.

Philtre m. : Toyer-, minnedrank m.Phlebite V. : Ader(wand)ontsteking.Phlegmatique, -me z. fleg . . . .Phlox m. : (pl an tk.) Vlambloem v., phlox m.Phobie v. : Ziekelijke vrees v.Phobique : Van ziekelijke vrees.Phoneme m. : Spraakklank v.Phonetique : Van de stem, - 't geluid. I v. :Blank-, geluidsleer v.

Phonetisme m. : Voorstelling der klanken.Systeem der klankverschijnselen.

Phonique : Van 't geluid, - de stem.Phonographe m. : Toestel dat geluiden opneemtom ze, door 't draaien van een rol, later weerte geven, phonograaf.

Phoque m. : Rob m. Zeehond (— commun) m.Phosphate m. : Phosphnrzuurzout.Phosphate : Met phosphorzuur verbonden.Phosphore m. : Phosphor(us).Phosphor() : Phosphorus bevattend.Phosphorescence v. : Lichtuitstraling, 't lich-ten (der zee).

Phosphorescent : Lichtend, lichtuitstralend.Phosphorique : Phosphorus bevattend. Lich-tend. Acide — : Phosphorzuur.

Photo v. : Kiekje.Photo-carte v. (my. —s--s) : Photo-prentkaart v.Photoehromie v. (spr. -kr-) : Kleurenlichtdruk m.Photographe m. : Photograaf.

Page 359: aardrijkskunde - DBNL

343 PltCE .PHOTOGRAPHIE.

Photographie v. : Photographie v.Photographier : Photographeren.Photographique : Photographisch.Photogravure v. : Door photographie verme-nigvuldigde gravure v.

Photolithographie v. : Toepassing der photo-graphie op de steendrukkunst.

Photomatre m. : Lichtsterktemeter.Photosphere v. : Lichtsfeer (der zon) m.Phototype m. : Lichtdruktoestel. Cliché.Phototypie v. : Lichtdruk m.Phrase v. : 1. (taalk.) (Vol)zin m. Faire des—s : Zinledige woorden gebruiken. Des —s tou-tes faites : Alledaagse zegswijzen. La mort sans—5 : De onafwijsbare dood; (f i g.) een eenvou-dige afmaking. 2. (muz.) Muzikale phrase.

Phrasëologie v. : Zinsbouw m. Leer van de volzinv. Zinledig gepraat.

Phraseologique : De zinsbouw betreffend.Phraser onov.w. : Te mooie, zinledige volzinnen

maker. I ov.w. : Afronden (sin).Phraseur m. : Praatjesmaker, mooiprater.Phrenologie v. : Schedelleer v.Phrenologique : Van de schedelleer.Phrënologiste, -logue m. : Beoefenaar der schedel-

leer, phrenoloog.Phrygien : Phrygisch. -ier. Bonnet — : Vrij-heidsmuts (1793).

Pht(h)isie v. : Tering. — pulmonaire : Long-.Pht(h)isique : Teringachtig. I m : -lijder.Phylarque m. : Aanvoerder ener volksafde-

ling (te Athene), phylarch.Phylloxera, -era m. (spr. tilo-) : Druifluis v.Physieien m. : Natuurkundig.Physico-chimie v. : Physische scheikunde v.Physico-chimique (my. --chimiques) : Der

physische chemie.Physieo-mathematique (me. --mathematiques) :

Die op de natuur- en wiskunde betrekking heeft.Physieo-therapique (my. --therapiques) : Der

natuurgeneeswijze.Physiocrate m. : Aanhanger van de physio-

cratie.Physioeratie V. : Leer die in de landbouw deenige bron van volksrijkdom zag (18e eeuw) v.

Physiognomonie v. : Gelaatkunde v.Physiognomonique : Gelaatkundig.Physiologie V. : Leer der levensverrichtingen v.(letterk.) Natuurlijke geschiedenis.

Physiologique : Op de physiologie betrekkinghebbend

Physiologiste m. : Physioloog, kenner der levens-functies van 't gezonde wezen.

Physionomie v. : 1. Gelaatsuitdrukking. Gezicht.Gedaante. La — des lieuz : De eigenaardigeaanblik van een plek m. 2. (fig.) Persoonlijk-held, figuur v. Karakter.

Physionomiste m. : Gelaatkenner, -kundige.Physiotherapie v. : Geneeswijze door natuur-krachten v.

Physique : 1. Lichamelijk, lichaams-. 2. Na-tuurlijk. Natuurkundig. Certitude — : Op feitengegronde zekerheid. I m. : 1. Tlet lichameliike.Au — : Uiterlijk. 2. (f am.) TTiterliik, voorko-men. Avoir le — de son emploi : Voor zijn rolgeknipt zijn. I V. : Natuurkunde v.

Physiquement : Lichamelijk. Natuurlijk.Phytographie v. : Plantenbeschrijving.Phytolithe m. : Versteende plant v. Steen metplantenafdrukken m.

Phytologie V. : Plantkunde v.Phytophage : Plantenetend.Piaffement m. : Getrappel.Platter : 1. Trappelen (paard). Fier stappen(paard). 2. (fig.) Zwetsen, pronken, „groot Moen".

Piaffeur m. : Geurmaker. Cheval— : Dat fier stapt.Pia illard : Krijsend, schreeuwerig. I m. :Schreeuwer, krijter.

Piailler : Piepen. Janken, schreeuwen.Pianiste m. : Pianospeler.Piano : (muz.) Zacht. (fig.) Zachtjes. I m. : Kla-vier, piano v. — droit, — vertical : Pianino.

—oblique : Kruissnarige piano. — a queue : Vleugel-piano. — demi-queue : Salonvleugel m. Tenir le —:De pianopartij spelen.

Piano-forte m. (mv. —s--s) : (oud) Piano v.Pianotage m. : Gerammel (piano). Getik.Pianoter : Op de piano rammelen. Taken (opschrijfmachine, enz.).

Pianoteur m. : Rammelaar (op de piano).Piastre v. : Piaster (munt) m.Piaulement m. : Gepiep, geschreeuw, gekrijt.Piauler : Piepen, schreeuwen, krijten.Pie m. (spr. pik) : 1. Houweel. Stookijzer, pookm. 2. (fig.; sp e 1) Pic (slag die 30 telt). 8.Bergtop m., piek v. A — : Loodrecht, steil. Cou-ler -, plonger a — : Recht in 't water zinken.(fig.) Vous tombez a — : Ge komt net van pas.4. Specht m.

Picador m. : Bereden stierenvechter.Picaresque : Waarin de held een gauwdief is.Roman — : Schelmenroman m.

Pichenette V. : Knip (voor de neus) m.Piehet m. : Tuitkannetje. Vin au — : Open wijn.Pickpocket m. : Zakkenroller.Pitoree v. : Het stropen (der soldaten). - weg-kapen (van ooft). - inzamelen (van honig).

Picorer : Stropen. Stelen. Inzamelen, bier endaar voedsel zoeken, pikken, scharrelen.

Pieotage m. : Het pikken, gepik.Picotement m. : Prikkeling. Jeuk m.Picoter : 1. Herhaaldelijk pikken, - bijten, prik-kelen. Doen jeuken. Picotd de petite resole : Pok-dalig. 2. (fi g.) Sarren. 8. Met houten wiggenvoorzien. I se — : Elk. plagen.

Picoterie V. : Plagerij, gekibbel.Picotin m. : Havermaat v. Maat haver. (f a m.) Eten.Plates m.rnv. : Picten (Schotse stam).Pietural : Van de schilderkunst. Schoon.Pie m. : (naam) Pius. ! bv.nw. : Vroom, liefda-dig. CEuvres —8 : Liefdewerken I v. : Ekster m.Frontage a la — : Weke kaas. Cheval — : Bontpaard. Robe — : Bont haar (paard).

Piece v : 1. Stuk. — de gibier; - de betail : Stukwild; - vee. — d'eau : Vijver m. Des oranges unfranc (la) — : Sinaasappelen van 10 ct. 't stuk.Travailler a la — : Op stuk werken. 2. Veld,akker m. 3. Vat (van 220,228 of 250 L.), fust,stuk.4. Geldstuk (— de monnaie). Donner -, alloverla — : Een fool geven. 5. Stuk, kanon. 6. To-neelstuk (— de thedtre). (fig.) Jouer une —,faire (une) — a qn : Tem. een poets bakken.Faire — a qn : Tern. 'n hak zetten. 7. Werk (desgeestes). — d'eloquence : Welsprekend stuk. 8.Stuk, deel (dat self een geheel vormt). Fait de—s et de morceaux : Samengeflanst. Un hommetout d'une — : Een man uit den stuk; eenzeer eenvoudig man. Mettre une — a : Eenstuk zetten op. De toutes —s : Geheel en al.Inventer -, forger de toutes —s : Geheel uit zijn

Page 360: aardrijkskunde - DBNL

344 PILER.PIgCETTE.

duim zuigen. -s anatomiques : Anatomischepreparaten. - a - : Stuk voor stuk. 9. Vertrek,kamer v. 10. Schaakstuk (- d'un jeu d'echecs).11. Akte v., stuk, document. (fig.) C'est la meil-leure - de son sac : Dat is 't beste wat hijin zijn mars heeft. 12. Stuk, brok. En - s :Aan flarden. Mettre en -s : Stukmaken, ver-nielen; (fig.) over de hekel halen; in de panhakken. Tomber en -s : In stukken uiteen-vallen; langzaam wegrotten. Tailler en -s : Inde pan hakken.

Pikette v. : Stukje.Pied m. : 1. (mens) Voet m. (fig.) Un - plat :Een gemeen mens, - ploert. Avoir ten - dans latombe : Reeds met den voet in 't graf staan. Sor-tir -, een alley de sa maison les -8 devant : Begra-ven worden. (f am.) Mettre les-8 dans le plat :Zich niet generen; een flater begaan. Se dressersur ses -s, - en - : Zich oprichten. En - : Tenvoeten uit (portret). (fig.) Etre en - qq part,- dans qch : Ergens vaste voet hebben. Etre surses -s : Op zijn benen staan. Etre sur - : Op debeen -, op zijn. (fig.) Remettre qn ses -s, - sur - :Iem. er weer bovenop helpen. Mettre sur - : Opde been brengen; in elk. zetten (werk). Sur le -de guerre : Op voet van oorlog. Sauter sur un -: Hinkelen. Etre sur un bon - : In goeden doerszijn. Mettre a ses -s : Onderwerpen. Avoir - :Grond hebben, - voelen (in 't water). Prendre- : Zich voor goed vestigen, vaste voet krij-gen. Reprendre - : Weer grond onder de voetenkrijgen (ook fig.). Partir du - gauche : Zich opweg begeven. Ne pas mettre Us -s dehors : Geenvoet buiten de deur zetten. Mettre - 4 terre :Van 't paard stijgen; uitstappen, landen. Nepas mettre un - devant l'autre : Geen voet ver-zetten. Je n'y mettrai pas les -s : Ik zet daargeen voet. Avoir bon -, bon ail : Krachtig -, ge-zond zijn. Etre a - : Te voet zijn, niet rijden;(fig.) geen betrekking hebben. Mettre qn 4

-: Iem. aan de dijk zetten. Mettre qn en - : lam.in dienst stellen. - a - : Voetje voor voetje.Defendre - d - : Hardnekkig verdedigen. DesBens de -, un homme de - : Voetknecht(en), in-fanterist(en). Valet de -: Palfrenier; lakei. Hautle - : Gauw, vlug; los (locomotief); vooruit! 2.(di er) Poot m., voet. Bete cl quatre -s : Vier-voetig dier. Retomber sur ses -s : Op zijn pootjesterechtkomen. Manquer des quatre -s : Langanvallen. -8 de mouche : Gekrabbel, fijn schrift.Je vais en avoir - ou aile : Ik zal er in elk ge-val voordeel van behalen. 3. Onderstuk, voet.Poot. - du lit : Voeteinde. 4. Voet (vanboom, plant). Steel m. Plant v. Seeker sur - :Op de stengel uitdrogen; (fig.) van verdriet,- verveling vergaan. Une recolte -; du Me sur -:Een to velde staande oogst; - koren. - de vi-gne : Wijnstok m. 5. (maat) Voet m. Il voudraitire a cent -s sous terre : Hij zou wel in degrond willen zinken. 6. (fig.; maat) Verhou-ding, maatstaf m., voet. Mesurer qn au - de : lamafmeten in vergelijking met. Payer qn sur le -de dix francs par jour : Iem. betalen tegen eengemiddelde van ties francs daags. 7. (dichtk.)Lettergreep. - rythmique Voet.

Pied-a-terre m. (my. onverand.) : Tijdelijke ver-blijfplaats v. Optrekje ; paviljoen.

Pied-bot m. (my. -s--s) : Horrelvoet m.Pied-d'alouette v. (my. -s-d'alouette) : (plantk.)Ridderspoor v. (ook) Rolklaver v.

Pied-de-chévre m. (my. -8-de-chevre) : Koe-voet m. Kraanbok m.

Pied-de-lion m. : (plantk.) Leeuweklauw m.Piêdestal m. : Voetstuk.Piége m. : Val v., strik m. (fig.) Val.Pie-griolehe v. (my. -s--s) : 1. Wurger (vogel).2. Twistzieke vrouw.

Piemontais : Uit -. Bewoner van Piemont.Pierre v. : 1. Steen m. Faire d'une - deux coups: Twee vliegen in den klap slaan. - d'achop-pement, - de scandale : Steen des aanstoots. Etrecomme une - : Als versteend, onbeweeglijk zijn.Coeur de - : Ongevoelig hart. 2. (nat. hist.)Steen, verstening. - vesicale : Blaassteen. 3.(bouwk.) Steen. - de taille : Gehouwenstenen. (fig.) Poser la premiere - de : Degrondslag leggen tot. 4. Steen. - a detacher :Vlekken-. - afusil, a feu, abriquet : Vuur-.- infernale : Heise -. -5 precieuse,8 : Edelge-steenten. -8 fines : Halve edelgesteenten (b.v.onyx); echte stenen. 5. (naam) Piet, Pieter,Petrus. - et Paul : Jan en Alleman. - ou Paul :Jan, Piet of Klaas.

Pierreries v.mv. : Edelgesteenten.Pierrette V. : 1. Steentje. 2. Wijfjesmus v.3. Vrouwelijke hansworst, - Pierrot.

Pierreux : Vol stenen, stenig, steenachtig.(geneesk.) Van blaasstenen.

Pierriére v. : Steengroeve v.Pierrot m. : 1. Pietje, de kleine Piet. 2. Huis-mus v. 3. Pierrot, onnozele hansworst.

Pike v. : 1. Eerbiedig gevoel, liefdevol aanden-ken, liefde v. 2. Vroomheid.

Piker onov.w. : Lopen (vogel). (sp el) Voetaan meet houden. I ov.w. : (Laken) met de kaar-de garneren. (fig.) Tot weerstand prikkelen.I se - : Zich schrap zetten.

Pietinement m. : Getrappel.Piêtiner onov.w. : Trappelen. (fig.) - sur place: Niet vooruit komen. I ov.w. : Vertrappen.

Pietisme m. : Mystieke vroomheid.PitStiste : Aanhanger van 't pietisme.Pieton m. : Voetganger.Piétre en -ment : Armzalig, erbarmelijk.Piêtrerie v. : Armzaligheid. Vodderij.Pieu m. : Paal m., staak m. (f am.) Bed.Pieusement : Op godvruchtige wijze ; in zijn Heeren Heiland. Vol eerbied.

Pieux : Vol eerbiedige liefde, diep gevoeld. Vroom,godvruchtig.

Piffre m., -esse V. : Dikzak. Vreetzak.Pigeon m. : 1. Duif v. - mdle : Doffer. - voya-geur, - massager : Post-. - vole! Alle vogels vlie-gen I 2. (fig.) Onnozele hals.

Pigeonneau m. : Duifje. (fig.) Bloed, hals.Pigeonner : Plukken, uitschudden.Pigeonnier m. : Duivenslag o. Torentje van dievorm.

Pigment m. : Kleurstof (bij levende wezens) v.Pignon m. : 1. Puntgevel m. Avoir - our rue :Ben eigen hula hebben. 2. Kleinste tandrad,invallend rad.

Pilastre m. : Kantige zuil v. Staander.Pilate m. : Pilatus.Pile v. : 1. Stapel m., hoop m. 2. (bouwk.) Brug-pijler m. Penant (tussen venster). 3. (natk.)Batterij (- ele,ctrique, - de Volta) v. 4. Zijlijn(aan vissnoer) v. 5. Stamptrog m. 6. (f am.)Opstopper. 7. Muntzijde (geldstuk) v.

Pifer : Stampen, kneuzen, fijnstoten.

Page 361: aardrijkskunde - DBNL

PILEUR. 345 PIPETTE.

Pileur m. : Stamper.Pileux : Van 't haar, harig. Systeme - : Beharing.Pilfer m. : 1. Pijler m., pilaar m. 2. (fig.) Steunm., -pilaar. Vaste bezoeker. 3. Stal-, manege-paal m. 4. (ontleedk.) Kolom v.

Pillage m. : Plundering. Mettre au - : Plunderen.Tout y est au - : Iedereen gapt daar wat hij wil.

Pillard m. : Plunderaar. (fig.) Plagiator. I by.nw. : Plunderziek, roofzuchtig.

Piller : 1. (Uit)plunderen. Bestelen. Pine! Pakze 1 Sal 2. (fig.) Stelen (van andere schrijvers).

Pillerie v. : Roverij, knevelarij, plundering.Pilleur m. : Plunderaar, rover.Pilon m. : Stamper m. (yolk) Been. Pootje (vanvogel). Mettre un Here au - : Een boek vernie-tigen.

Pilon(n)er : Stampen. Verbrijzelen door zwaar weerof kanonvuur.

Pilori m. : Schandpaal m., kaak v.Pilorler : Op de kaak zetten.Pilot m. : Heipaal m.Pilotage m. : Hei-, paalwerk. 't Heien. 't Loodsen.Loodswezen. Stuurmanskunst v. 't Rondleiden.

Pilote m. : 1. Loods. - atier : Binnen-. Bateau- : Loodsboot. Drap - : Pilo. - de train : Trein-opzichter. 4. Loods (schip bij den admiraal)Atlas met zeekaarten m. (fig.) Gids. 3. (nieuw)Bestuurder (auto, luchtschip), piloot.

Piloter : Met heipalen voorzien, bouwen. Binnen-,naar buiten loodsen. Besturen. (fig.) (Rond)-leiden. Rondleiden.

Pilotin m. : Stuurmansleerling.Pilotis m. : Paal-, heiwerk. Heipaal m.Pilule v. : Pil v. (fig.) Onaangenaamheid. Ava-ler la - : De bittere pil slikken; jets geloven.

Pimbëehe v. : (fam.) Snibbige, lastige vrouw.Piment m. : Spaanse peper v. (fig.) Jets ge-krulds; prikkel m.; stimulans m.

Pimenter : Met Spaanse peper kruiden. (fig.)Vol prikkelende bijzonderheden maken.

Pimpant : Sierlijk, schitterend, fijn.Pimprenelle V. : (plantk.) Sorbenkruid.Pin m. : Den m., pijnboom m.Pinacle m. : Tinne (gebouw) v. (fig.) Mettre -, por-ter sur le -, au - : Hemelhoog verheffen.

Pinacotheque v. : Schilderijenverzameling.Pinaie v. : Pijnbos.Pinard m. : (le ger) Wijn m.Pince v. : Het knijpen. (fam.) Hand v. (vooralm y.) Tang v., tangetje. Broekveer (fietser). Koe-voet m. (dierk.) Schaar (van kreeft, enz.) v.Snijtand m. Toon (van hoef) m.

Pinceau m. : 1. Penseel; kwast m. 2. Maniervan schilderen v. 3. Bosje haren, - veren. 4.Stralenbundel (- lumineux) m , lichtstreep v.

Pine& v. : Greepje tussen duim en vinger.- de tabac : Snuifje.

Pince-maille m. (my. onverand.) : (fam.) Vrek.Pineement m. : 1. Het knijpen. - aanvatten dersnaren (harp, piano); pizzicato. 2. Het innijpen(tak). 3. Het samenknijpen (lippen).

Pinee-monseigneur m. (me. onverand.) : Kleinekoevoet om sloten te verbreken m.

Pince-nez m. (my. onverand.) : Lorgnet.Pince-notes m. : Papierknijper.Pineer ov.w. : 1. Knijpen in. Vetement qui pincela taille : Kledingstuk dat nauw om 't middelsluit. - un arbre : De jonge knoppen van eenboom afknijpen. - de la guitare : Op de gi-taar tokkelen. (fig.) - d'une autre corde : Uit

een ander vaatje tappen 2. (Met een toestel)vastklemmen, -knellen. Le froid pince : Dekoude nijpt. 3. (fig.) Betrappen, vatten. Vin-nig doorhalen. Oplopen (ziekte). Il est pince :Hij is verliefd. 4. Hard drukken. - les levres :De lippen op elk. klemmen. (fi g.) Un air pince: Een gemaakt-deftig -, effen voorkomen. 5. In-nijpen (plant). I se - : Geknepen worden. Zichknijpen. - klemmen. - pour se faire rire : Zichgeweld aandoen om maar te lachen.

Pince-sans-rire m. en bv.nw. (my. onverand.)(Iem.) die leukweg steken onder water geeft,droogkomiek.

Pincette v. : 1. Kneepje. 2. Haartangetje. 3.(Vuur)tang (des -s of une paire de -81 v. Iln'est pas a prendre avec des -s : 't Is maar 'tbeste hem met rust te laten.

Pin on m. : Kneep m., blauwe plek v.Pindare m. : Pindarus (Grieks dichter).Pindarique : Pindarisch, in de trant van P.Pindariser : Bloemrijk -, gezwollen schrijven.Pinde m. : Pindus m., muzenberg m. Nourris-sons du - : Dichters. Le dieu du - : Apollo.

Piade v. : Pijnbos.Pingouin m. : Vetgans v.Pingre : Inhalig, vrekkig. I m. : Vrek.Pingrerie v. : Inhalig-, vrekkigheid.Pinguin m. (spr. -gwin) : Vetgans v.Pinnë z. penile.Pinnipéde bv.nw. en m. : Vinpotig (dier).Pinnule v. : Vinnetje. Blaadje. Vizier (aan wa-Pinque v. : Driemaster. [terpasinstrument).Pinson m. : Vink m. Gai comme un - : Zo vro-lijk als een vogeltje. (fig.) Mimi P- : 't Typeder vrolijke naaistertjes te Parijs.

Pintade v. : Parelhoen, poelepetaat (poule -) m.Pinte v. : Pint ( + 0,9 L.) v. Se lairs une - debon sang : Eens hartelijk lachen.

Piochage m. : Het openhakken.Pioche v. : Houweel. (school) Het harde werken,- „blokken".

Piocher onov.w. : 1. Met een houweel hakken.2. (school) „Blokken", hard werken. I ov.w. :Met een houweel omhakken. (fig.) - sa mica-nique : Zijn mechanica „er in vossen".

Piocheur m : Hakker. (school) „Blokker",hard werker. I bv.nw. : IJverig, „blokkend".

Pion m. : 1. (school; spot) Studiemeester;surveillant, „frik". 2. (spel) Pion v. Damschijf v.

bv.nw. : „Frikkig".Pionner : (spel) Pionnen nemen. Evenveel dam-schijven slaan als men zeif verliest.

Pionnier m. : 1. Schansgraver, geniesoldaat. 2.„VO6rtrekker", eerste ontginner. 3. m. en -Ikev. : (fi g.) Baanbreker. -breekster.

Pioupiou m. : Gesjilp. (f am.) Infanterist.Pipe v. : 1. Pijp v. 2. Vat (van 400 a 560 L.). 3.(Tabaks)pijp. (fam.) Casser sa - : Om zeep gaan.

Pipeau m. : Herdersfluit v., schalmei v. Lok-,vogelfluit. Lijmstokje.

Pi* v. : Jacht met lokfluitje of lijmstok v. (fig.)Prendre -, attraper a la - : In 't net lokken.

Pipelet m., -te v. : (spot) Concierge.Piper onov.w. : 1. Piepen. (yolk) Kikken. Il n'apas pipe : Hij heeft niet gekikt. 2. Op een lok-fluit blazers I ov.w. : Met een lokfluit vangen.(fig.) Bedriegen. Vervalsen. In de nek zienvoor. - des des : Dobbelstenen merken.

Piperie v. : Bedrog.Pipette v. : Proef-, hevelbuisje, pipet v.

Page 362: aardrijkskunde - DBNL

PIPEUR. 346

PIVOT.

Pipeur m., -euse V. : Bedrieger, -ster.Piquant : 1. Prikkelend. 2. (f i g.) Bijtend, schamper.

3. Prikkelend (smaak); snijdend (weer). 4. (fig.)Geestig, boeiend, aardig. I m. : 1. Stekel m., prikkelm., panty. 2. (fig.) Het aardige, aantrekkelijke.

Pique v. : 1. Piek v., spies v. 2. Onenigheid,verwijdering. Mettre en - : Twist doen krijgen. Im. : (s p el) Schoppen. Valet de - : Schoppenboer.

Piqué m. : Stiksteek m. Katoenen stof die gestiktschijnt te zijn v., piqué o. I bv.nw. Vol - :Duikvlucht.

Pique-assiette m. en v. (my. onverand.) : Tafel-schuimer, klaploper, -loopster.

Pique-nique m. (my. --nzques) : Maaltijd waarbijieder 't zijne meebrengt m., pick-nick m.

Piquer ov.w. : 1. Steken, prikken (in); de spo-ren geven aan (paard). Piqué des vers : Worm-stekig. - les absents : De afwezigen aantekenen.- une bille : Een biljartbal masseren. 2. Door-steken, -prikken; larderen (vlees); stikken(scot). Piques ca et la : Hier en daar verspreid.- le feu : De sintels uithalen. 3. Steken (metde punt) in. - les tables, - l'assiette : Tafelschui-men. - une tete : Duiken. (m u z.) Notes piquies :Spiccato-noten. 4. (f am.) Doen, maken. - unchien : Een uiltje knappen. - une fuite : Op devlucht slaan. - une crise de nerfs : 't Op zijnzenuwen krijgen. 5. (fig.) Kwetsen. Boos maken.- au vti : Diep krenken. 6. Prikkelen; opwek-ken. - qn d'honneur : Iem. eergevoel prikkelen.7. Prikkelen, bijten (tong, neus). Le froid piquele visage : De koude schrijnt 't gelaat. I onov.w. :Rijden. Als pikeur dienst doen. Vooruitstuiven(Jager). Bijten. Prikkelen. (f i g.) Kwetsen. -sur : Afstevenen op. I se - : 1. Zich prikken, -steken. Watervlekken krijgen (boek, plaat).Schimmelplekken vertonen. Verschalen (drank).Se - le nez : Zich een rode neus drinken.2. Zich beledigd gevoelen. 3. se - de : Zi.jn eerer in stellen om, zich beroemen op.

Piquet m. : 1. Puntige stok m. (mil.) Tent-,piketpaal m. 2. Troep huzaren m., piket. Af-deling, post m. Mettre au - : In de hoek zetten(leerling). 3. - de fleurs : Bloemtuiltje (op hoed).4. Piket, -spel.

Piquette v. : Nawijn (water en druivenmoer)m. Zware wijn.

Piqueur m. Jachtknecht to paard. Pikeur, paarden-africhter. Voorrijder. Schoenenstikker. Opzichter(over werkvolk). - d'assiettes : Kiaploper.

Piquier m. : Piekenier, piekdrager.Piqtire v. : 1. Prik m., steek m. -s de vers :Wormgaten, -steken. (fig.) Des -s d'amour-propre : Kwetsingen van de eigenliefde. 2. Stik-sel, stiknaad m. 3. Vlekje. Vochtvlek (in boek) v.4. (nieuw) Inspuiting (met morphine, enz.).Minimale insp., „spuitje".

Pirate m. : Zeerover. Rover, afzetter. Dief.Pirater : (Zee)roof plegen.Piraterte v. : Zeeroof m., -schuimerij. Afper-sing. Letterdieveri.j.

Pire : 1. Slechter, erger. 2. (met lid w.) Slecht-ste, ergste. I m. : Het slechtste, ergste. Vererge-ring. Mettre les chosen au - : 't Ergste er vandenken, - onderstellen.

Phi* m. : Piraeus (haven van Athene) m.Pirogue v. : Prauw v., uitgeholde boomstam m.Pirouette V. : Draaitolletje, molentje. Omzwen-king op den been. S'en tirer par des -s : Zich ermet een grapje afmaken.

Pirouetter : Omdraaien, -zwenken. Ronddraaien.Pis m. : 1. Onderste deel van de buik (vanrand). 2. Uier in. I bw. : 1. Slechter, erger. Met-tre qn cl faire - : Iem. uitdagen om het nogbonter te maken. Qui - est : Wat nog erger is.Tant - pour lui : Zoveel te erger voor hem.Tant -I 't Komt er niet op aan 1 De mal en -,de - en - : Steeds erger, - slechter. 2. (metlid w.) 't Slechtst, 't ergst. Mettre les chores au- : 't Ergste onderstellen. Un - aller : 'nLaatste toevlucht v. Au - alter : In 't ergstegeval.

Pisciculteur m. : Viskweker, -teler.Pisciculture v. : Kunstmatige visteelt v.Piseiforme : Visvormig.Piscine v. : 1. (g e s ch.) Waterbekken voor deofferdieren. 2. (Bath.) Bekken waarin 't was-water van de heilige vaten wordt gestort. Doopbek-ken. 3. Overdekt zwembassin. quip (Lourdes).

Pise v. : Pisa (in Italie).Pissenlit m. : (plantk.) Paardebloem v. Molsla(salade de -) v.

Pisser : Wateren.Pistache v. : 1. Pistache (groene amandel) v. 2.Pinienoot v. 3. Aardnoot (- de terre) v.

Pistachier m. : Pistacheboom m. Faux - : Pim-pernoteboom.

Piste v. : 1. Hoefspoor (paard). Renbaan v.Schaatsen-, ijsbaan. Fietsbaan. Tour de - : Rondev. - cyclable : Rijwielpad. 2. (j acht) Spoor.Suivre cl la - : Op 't spoor volgen; (fig.) in devoetstappen treden van.

Pister : Beloeren, nagaan, op de voet volgen.Pistil m. (spr. -ile) : (plantk.) Stamper m.Pistole v. : Gouden munt v. pistool. Bijzondervertrek in een gevangenis.

Pistolet m. : 1. Pistool. - d'arcon : Ruiter-,zadelpistool. (f am.) Un dr6le de - : Een rare„snijboon". 2. Broodje. 3. Mal, schaats (vantekenaar) v.

Piston m. : Knop (om doos te openen) m. Zuiger(machine). (fig.) Iem. die voorthelpt, „krui-wagen". (muz.) Kiep v.

Pistonner : (f am.) Voorthelpen, als „kruiwagen"dienen.

Pitance v. : 1. Portie eten (in klooster) v. Maigre- : Schrale kost m. 2. Voedsel.

Pitancier m., -ibre v. : Monnik •, non die opde spijzen toezicht houdt.

Piteusement en -eux : Jammerlijk, erbarme-lijk; met een deerniswaardig gezicht.

PitioS v. (spr. -tye) : 1. Medelijden, -dogen. Pren-dre - de, prendre en - : Medelijden krijgenmet. Faire - a : Medelijden inboezemen. cafait - : Je wordt er naar van. Il vaut mieux faireenvie que - : Beter benijd dan beklaagd. 2. Ver-achtend medelijden. Vous me faites - : Je valtme tegen.

Pitoyable en -ment : Vol medelijden. Deernis-waardig. Erbarmelijk, slecht.

Pitre m. : Hansworst. Lompe grappenmaker.Pitrerie v. : Hansworsterij, flauwe grap m.Pittoresque : 1. Van de schilderkunst. 2. Metplaten versierd. 3. Tekenend. typisch. 4. Schil-derachtig. I m. : 't Schilderachtige.

Pittoresquement : Schilderachtig.Pituite v. : (Neus)slijm, snot.Pivert m. : Groene specht m.Pivoine v. : Pioenroos v. I m. : Bloedvink m.Pivot m. : Spil v. (mil.) Spil (voor zwenking).

Page 363: aardrijkskunde - DBNL

347 PLAISANTER.PIVOTANT.

(fig.) Hoofddrijfveer, -punt. Tem. om wien allesdraait. (plant k.) Hart-, paalwortel m.

Pivotant : Draaiend. (mil.) Zwenkend. (plantk.)Loodrecht. Racine -e : Hartwortel.

Pivoter : 1. Om een spil draaien. - sur sestalons : Zich op zijn hielen omdraaien. 2. (mil.)Zwenken. 3. (p 1 an tk.) 'n Hartwortel schieten.

Pizzicato m. : Met de vingertoppen gespeeldepassage v.

Placage m. : ('t Maken van) opgelegd metaal-,houtwerk. (fi g.) ('t Aanbrengen van een) inge-lapt stuk (in roman, muziek, rede, enz.).

Placage m. : 't Plaatsen.Placard m. : Bedekking met timmerwerk. Binnen-kast v., kast in de muur. Keukenkast (meubel).Aanplakbiljet. Ongevouwen stuk. (drukw.)Ongepagineerde proef (epreuve en -) v., strook v.

Placarder : Op-, aanplakken. (drukw.) Op eenstrook -, zonder paginering trekkers.

Place v. : 1. Plaats v., plek v. Tenir beaucoup de- : Veel plaats innemen. N e pas tenir en - : Rustnoch duur hebben. Quitter -, ceder la - : Het op-geven, wijken. Se faire - : Zich ruimte verschaf-fen. Rester en - : Stilstaan, -zitten. Cela n'estpas a sa - : Dat is niet passend. Remettre qn asa - : Tern op zijn nummer zetten. - de fond: Plaats op de achterbank. - anise : Zit-. -debout : Staanplaats. Par -s : Hier en daar. Sur- : Op de plaats zeif; op stel en sprong; tespreken. Tenir - de : Vervangen. Tenir sa - :Voor zijn taak berekend zijn. Tenir sa - dansle monde : Zich in de wereld kunnen bewegen.2. Betrekking, ambt. Les pens en - : De mensendie een (hoge) betrekking hebben. Sans - : Bui-ten dienst. 3. Plein (- publique). Voiture de

-: Huurrijtuig. 4. Beurs v. Avoir du credit surla - : Crediet op de beurs hebben. Faire la- : Een stad als stadsreiziger afreizen. - d'ar-mes : Excercitieveld, -terrein. 5. Vesting (- forte).

Placement m. : 1. Plaatsing, het zetten. 2.(Geld)belegging. - de pere de famille, - de toutrepos : - in zeer soliede fondsen. Faire un - :Geld uitzetten. 3. Uitgezette geldsom. v. 4. Hetbezorgen van een betrekking. Bureau de - :Verhuurkantoor. 5. Verkoop m., aftrek m. D'un- facile : Grif yerkoopbaar.

I. Placer : 1. Plaatsen, stellen, leugen. - qn : Tern.een ambt, een betrekking verschaffen. (fig.)Etre bien -; mat place a : Goed -; verkeerd er aandoen om. Bien - son amitie : Zijn vriendschapschenken aan mensen die 't verdienen. Avoirle cceur bien place : 't Hart op de rechte plaatshebben. - un mot dans la conversation : Ook mee-praten. - une citation : Een aanhaling te pasbrengen. 2. Beleggen, uitzetten (geld). 3. Ver-kopen (waren). Aan den man brengen.

II. Placer m. (spr. -sir) : Goudvindplaats v.Plaeet m. : Verzoek-, smeekschrift. (r e cht)Verzoek om gehoord te worden.

Placeur m., -euse v. : Schouwburgsuppoost.Dienstbodenverhuurder. Besteedster.

Plaeide en -ment : Vreedzaam, kalm.Placiditó v. : Kalmte v., rustigheid.Placier m., 46re v. : Schouwburgsuppoost.Plaatsaanwijzer. Stadsreiziger (agent -). Dienst-bodenverhuurder. Besteedster.

Plafond m. : Zoldering. Hoogtelimiet. Grondslag.Maximum van uitgifte.

Plafonnage : 't Aanbrengen van een zoldering.Plaionner : Een zoldering aanbrengen in, - aan.

Plafonneur m. : Plafondwerker, stukadoor.Plafonnier m. : Plafondlicht.Plage v. : 1. Strand. Les -s : De zeebadplaat-sen. 2. (zeev.) Plecht v. 3. Strand- en zonnebad.

Plagiaire m. : Letterdief. I bv.nw. : Die naschrijft.Plagiat m. : Letterdieverij.Plagier : Naschrijven, nabootsen.Plaid m. (spr. ple) : 1. (oud) Gerechtszitting. Pro-ces. 2. Geruite mantel m. Reisdeken v., plaid m.

Plaidable : Bepleit-, verdedigbaar.Plaidant : Pleitend, die als pleiter optreedt.Plaider onov.w. : Procederen, een proces voe-ren. Pleiten. I ov.w. : 1. Bepleiten (zaak). 2.Volhouden, aanvoeren. 3. (fig.) Verdedigen, be-pleiten. - le faux pour savoir le vrai : Door eenleugen achter de waarheid komen.

Plaideur m. : Procederende, pleiter.Plaidoirie v. : Pleidooi, verdediging.Plaidoyer m. : Pleidooi, verdediging.Plaie v. : 1. Wonde v. N'etre -, ne former qu'une

- : Met wonders overdekt an. Il ne rive que -set bosses : Hij is een vechtersbaas. 2. (fig.) Wonde;bederf, kanker m. - d'argent n'est pas mortelle :Geldverlies kan men te boven komen. 3. Lit-teken. 4. Ramp v. (b ij b el) Les sept -s d' Egypte: De zeven plagen van Egypte.

Plaignant bv.nw. en m : Aanklagend. -er.Plain : Vlak, plat; glad (stof). De -pied :Gelijkvloers, op den hoogte; (fig.) zonder bin-derpalen. De --pied avec nous : Van onze tijd;als onze gelijken.

Plain-chant m. (ma. -s--s) : (muz.) Grego-riaans kerkgezang.

Plaindre : L Beklagen. Betreuren. 2. Ongaarnemissen. II ne plaint pas son argent : Hij heeft 'tgeld er graag voor over. I se - : Klagen, jam-meren. se - de : Klagen -, zich beklagen over.

Plaine v. : Vlakte v. Pays de - : Vlak land.Plainte v. : Weeklacht v. Aanklacht v. Porter

- : Een aanklacht indienen.Plaintif : Klagend, klaaglijk.Plaintivement : Met klagende stem, op - wijze.Plaire : 1. Behagen, aanstaan, bevallen. Plaise -,plat a Dieu que .... : God geve -, gave dat . . . .A Dieu ne plaise que . . . : God verhoede dat ...Il est tout ce qu'il vow plaira, mais it est un me-chant auteur : Hij is alles wat ge maar wilt, maarhij is een prulschrijver. Cela va comme it plaita Dieu : Men laat Gods water maar over Godsakker lopen. S'il vous plait, Monsieur : Als't u belieft, zoudt U dat willen ? Un violon .. .un Gaspardo da Salo, s'il vows plait, Monsieur :Een viool . . . een G. d. S. nog wel, met uw wel-nemen, meneer. Platt-il, W at zegt u? - vraagtu? I Se - : Elk. bevallen. Se - a : Behagen schep-pen in, er van houden om. Graag zijn te. Vousetes-vous plu a Paris t Is 't u te Parijs bevallen?

Plaisamment : Aardig, bevallig. Koddig.Plaisance v. : 1. (in samenst ) Lust-, plei-zier-. Maison de - : Lusthuis. Bateau de - :Pleizierboot. 2. Piacenza (in Italie).

Plaisant : L (oud) Aardig, bevallig. 2. Grap-pig. Un - : Een grappenmaker. Un maurais

-: Een flauwe grappenmaker. 3. Bespottelijk,belachelijk.

Plaisanter onov.w. : Schertsen. Il ne plaisantepas la-dessus : Daarmee is 't hem ernst. Prendrela chose en plaisantant : De zaak als een grapjeopnemen. I ov.w. : Beethebben, een beetje voorde gek houden.

Page 364: aardrijkskunde - DBNL

348 PLATE-BANDE.PLAISANTERIE.

Plaisanterie v. : 1. Geestigheid, scherts v.Mauvaise - : Flauwe aardigheid. Towner touten - : Uit alles kortswijl maken. Par - : Uitde grap. 2. Spotternij, spot. Il n'entend pas la -: Hij verstaat geen gekscheren, - is lichtgeraakt.

Plaisantin m. : 1. Bewoner van Piacenza. 2.(Flauwe) grappenmaker.

Plaisir m. : 1. Genoegen, vreugde v. Vermaak.Genot. Prendre -, trouver (du) - a : Genoa-gen vinden in. C'est - de : 't Is een lust om.Se faire un - de ; 't Zich tot een genoegen re-kenen om. A - : Tot -, met vermaak; zondergrond; naar believen. Conte fait a - : Verdichtverhaal, sprookje. Homme de - : Pretmaker. 2.Welbehagen. Le bon - : De willekeur v., eigen-machtigheid v. 3. Dienst m., genoegen, bewijsvan vriendschap. Pour vous faire - : Om u vandienst te zijn. 4. Oblie v.

Plan, -e : Plat, viak. (meetk.) Angle -; surface-e : Vlakke hoek; plat viak. I m. : 1. Vlak.

-incline : Hellend viak. 2. Meerdere of mindereverwijdering. (t on e el) Premier - : Voorgrond.Second - : Midden. Troisitme - : Achtergrond.8. Ligging. (fig.) Laisser en - : In de steeklaten. 4. Tekening, plan, plattegrond m. 5.Ontwerp (van werk). 6. Voornemen, plan.

Planche v. : 1. Plank v. (fig.) - de salut : Red-middel. Faire la - : Op de rug zwemmen.

-d glu : Lijmstok m. 2. (f am.) Mager mens. 3.Les -s : De planken, 't toneel. 4. :Houten ofkoperen graveerplaat v. Afdruk m., gravure v.5.Bed (planten).

Planeheier : Met planken bekleden, bevloeren.Planeher m. : Vloer m. Planken vloer. Zolderm. (fig.) Le - des vaches : De vaste wal m. Vowsme feriez saucer au - : Ge zoudt maken dat ikuit mijn vel sprong.

Planehette v. : Plankje. Meettafel v.Planer ov.w. : 1. Glad-, gelijk maken. Met eenhaalmes gladmaken. Platslaan. I onov.w. : 1. Zwe-yen. Vol plane : Zweefvlucht v. 2. Overzien.3. (fig.) (Boven iets) verheven zijn.

Planetaire : Van de planeten. I m. : Planetarium(dat de beweging der planeten weergeeft).

Planate v. : Planeet v., dwaalster v. Gesternte.Planeur m. : Polijster. Zweefvogel. -toestel.Planimetrie v. : Inhoudsbepaling van vlakkelichamen.

PlaniSphere m. : Wereld-; hemelkaart der beidehalfronden v.

Plant m. : Aanplanting, plantsoen. Poteling (teplanten boompje) m. Bed.

Plantage m. : Het planten. Aanplanting.Plantain m. : (plantk.) Weegbree v.Plantaire : Van de voetzool.Plantation v. : 1. 't Planten, - poten. Plant-soen. Aanplanting. 2. Plantage (in koloni6n) v.

Plante v. : Voetzool (- des pieds) v. Plant v.- d'appartement; - d'agrem,ent: Kamer-; sierplant.

Planter : 1. Planten, poten. Aanleggen (tuin).Inslaan (spijker). (fig.) - la croix : 't Kruis op-richten, het christendom invoeren. Avoir descheveux bien plant& : Regelmatig geplaatste harenhebben. 2. Inzetten, oprichten, plaatsen; planten(vlag). (fig.) - sa tente : Zijn tenten opslaan.3. Stichten, bouwen. Une maison bien plant& :Een hecht gebouwd huis. Plante au coin du feu :Voor goad aan 't hoekje van de haard. Bienplanti (sur ses jambes) : Die stevig op zijn benenstaat. - la : In de steak laten.

Planteur m. : (Aan)planter. Plantagebezitter,planter.

Plantigrade bv.nw. en m. : (Dier) dat op devoetzool loopt, zoolganger.

Plantoir m. : Poothout, -ijzer.Planton m. : (mil.) Ordonnans. Etre de - :

Ordonnansdienst hebben.Plantureusement en -eux : Overvloedig, rij-kelijk. Gezond en stark.

Plaque v. : 1. (Metalen) plaat v. - de cheminde,- de foyer : Haard-, schoorsteenp. - tournante :Draaischijf (op spoorweg) v. - d'identite : Num-merplaat. 2. - photographique, - sensible : Ge-voelige plaat (voor photo). 3. Borstster v., orde-plaat (van ridderorde). 4. - de gazon : Graszode v.5.(o u d) Gramophoonplaat. 6.Auto-,nummerplaat.

Plaque m. : Opgelegd (goud-, zilver)werk. (fig.)Namaak m.

Plaquer : 1. Brengen -, leggen op. - de gazon: Met graszoden beleggen. En acajou plaque :Van opgelegd mahoniehout. (yolk) - qn : Iem.in de steak laten. (muz.) - un accord : Eenakkoord aanslaan. Des pommettes plaquees de rose: Koontjes met rode vlekken erop. 2. Met een(metalen) plaat beleggen; vergulden; verzilve-ren. I se - : Languit vallen.

Plaquette v. : Plaatje. Schijfje, sneetje. Dunboekje. Metalen gedenkplaat v.

Plaqueur m. : Maker van opgelegd (hout)werk.Platteerder.

Plasma m. : Bloedwei v., serum.Plasticite v. : Kneed-, vormbaarheid.Plastique : 1. Van de lichaamsvormen. Arts -s: Beeldende kunsten. 2. Weefselvormend (spijs).3. Kneedbaar. Substances -s : Stoffen om model-len te maken. Poesie - : Beeldende, schilderen-de dichtkunst. I v. : Beeldhouw-, boetseerkunst v.

Plastron m. : 1. Borststuk, -harnas. (fig.) Mik-punt (der spotternijen). 2. Borstplaat v., -lap m.Schootsvel. Vest (in damesjapon). Half hemdje,frontje. Cravats - : Dichte das.

Plastronner ov.w. : Van een borstlap, -stukenz. (z. plastron) voorzien. I onov.w. : (f am.)Een hoge borst zetten, „geuren".

Plat, plate : 1. Plat, vlak. Se toucher -, se mettrea - venire : Plat op de buik gaan liggen;(fig.) (voor iem.) in 't stof buigen. Vaisselle -e: Glad zilveren vaatwerk. Cheveux -s : Sluikhaar. (fig.) Rimes -es : Gepaarde rijmen (tweeaan twee rijmend). Le - pays : De vlakte. 2. On-beduidend; saai; flauw; alledaags. Plat, laag.Un - personnage : Een gemeen heerschap. 3. A-, tout a - : Op de grond; (fig.) op den manaf, zeer diep. Couche a - : Plat (op de grond)liggend. Tomber a - : Languit op de grondvallen; (fig.) geen succes hebben. I m. : 1. Hetvlakke, platte. Coups de - d'epie : Slagen metde kung. 2. (fig.) Het alledaagse, geesteloze.3. - a barbe : Scheerbekken. - de la balance :Weegschaal v. 4. Schotel m. (ze e v.) Bak m.Euf sur le - : Spiegelei. 5. Gerecht, schotel.

Mettre les petits -s dans les grands : „Uithalen",Servir un - de sa fagon : Een lelijke poetsbakken.

Platanaie v. : Platanenlaan v. -plantsoen.Platane m. : Plataan m.Plateau m. : Thee-, koffie-, presenteerblad. Bak-plaat v. (natk.) Schijf v. Weegschaal v. Hoog-vlakte. (f a m.) De planken, 't toneel.

Plate-bande v. (me. -s-s) : Smal tuinbed.

Page 365: aardrijkskunde - DBNL

349 PLEUVOIR.PLATE-FORME.

Zoom m., rand m. Marcher sur les —s--s de qn :Onder iem. duiven schieten.

Plate-forme v. (my. —s--s) : 1. Plat. Plat dak(toit en —). — de batterie : Geschutbedding.— d'une locomotive : Standplaats van den ma-chinist. — d'un omnibus : Balkon. 2. Spoorweg-truck (wagon —). 3. Politiek partijprogramma.4. Steiger m.

Platement : Gemeen, laf, plat, laag.Platine v. : Plaat v. Slotplaat. (mil.) Geweer-slotplaat. L.ttervormdrukplaat. (f i g. ; f a m.)Tong v. Avoir une bonne — : Niet op zijn mondjegevallen zijn. I m. : Platina (metaal).

Platitude v. : Onbeduidend-, alledaags-, platheid.Gemeenheid, banale uitdrukking.

Platon m. : Plato.Platonicien m. : Aanhanger van Plato.Platonique : 1. Platonisch. Niet-zinnelijk. 2. (fig.)Zonder gevolgen, die niet wordt uitgevoerd.

Platonisme m. : Leer van Plato v. Platonischkarakter (der liefde).

Plätrage m. : Het bepleisteren. Pleisterwerk.(fig.) 't Schijnschone. 't Mooi maken. Hetklaren (van wijn) met gips.

Pltitras m. : Kalkpuin. Slecht materiaal.PlAtre m. : 1. Gips, pleister. Carriere de — :

Pleistergroeve. 2. Pleisterkalk v. Jeter une statueen — : Een gipsafgietsel van een standbeeldmaken. Des —8 : Gipsafgietsels. (fig.) De — :Voor de Zeus. 3. Blanketsel. 4. Gipsverband.

Plätrer : Bepleisteren. (fig.) Blanketten. Weg-moffelen, vermooien. Paix plat?* : Schijnvredem. Ouvrage platrO : Knoeiwerk.

Plätreux : Gips-, pleisterhoudend. -achtig.Plãtrier m. : Gipskoopman. Pleisterwerker.Metselaar.

Plãtriere v. : Pleistergroeve v. Kalkbranderij.Plausibilite V. : Geloofwaardig-, aannemelijkheid.Plausible : Aannemelijk, geloofwaardig.Plausiblement : Aannemelijkerwijze.Plaute m. : Plautus (Rom. blijspelschrijver).Plebe v. : Plebs, laagste volksklasse v.Plebeien m. (spr. -Win) : Plebejer; man uit 'tlagere yolk. I bv.nw. : Plebejisch; laag, gemeen.

Plebiseitaire : Van een volksbesluit. Die eenvoorstander van een volksstemming is.

Plebiscite m. : (g es c h.) Volksbesluit. Volksstem-ming door de kiezers.

Pleiade v. : (st err e nk.) Zevengesternte, deKlokhen v. (fig.) Groep van zeven dichters m.

I. Plain : 1. (Geheel) vol. Verser a — verre : Deglazen goed vol schenken. Cooler a —s bords :Alles overstromen. A —s voiles : Met voilezeilen. La mer est — e : Is op het hoogste punt.Bois — : Dicht hout. Caractere — : Vette druk-letter. 2. (fig.) Vol, volledig. Trois jours —s :Drie voile dagen. Donner — pouvoir 4 qn : Tem.volmacht geven. Une terre en — rapport : Eenlandgoed dat rijkelijk opbrengt. En —e activite :In voile werkzaamheid. 8. (fig.) Vol, krachtig,- werkend. Chanter 4 —e voix, - a —s poumons :Uit de voile borst zingen. Des joues —es : Gevuldewangen. Avoir le visage — : Ben rand gezichth. En — soleil : In de voile zon. En — air : Inde open ruimte, - lucht. Arbres de -, en — vent :Vrijstaande vruchtbomen. Faire qch en — jour :Iets over dag doen. Voix —e : Voile, omvangrijkestem. Style — : Gespierde s. Frapper en — visage:Midden in 't gezicht staan. Sourire a —es lèvres :Vrijelijk glimlachen. En —e rue : Midden op

straat. En — hiver : In 't hartje van de winter.En ----e mer : Op de open zee. Une vie, - existence—e : Een druk leven. 4. Vol, ruim voorzien van.

—de poisson : Visrijk. — de loisir : Geheel meestervan zijn tijd. — de jours : Hoogstbejaard. Etre —de vie : Een goede gezondheid genieten. Etre —d'un projet : Geheel vervuld zijn met een plan. //est — de lui-mime : Hij is vol eigenwaan. Il est —d'expedients : Hij weet zich altijd er uit te redden.Avoir le cceur — : Een overkropt gemoed heb-ben. 5. En — : Geheel en al, volledig. Lesoleil donne en — sur la maison : 't Huis ligtgeheel in de zon. Travailler a — : Op voilecapaciteit werken. (f 1 g. ) Donner en — dans : Zichgeheel overgeven aan.

II. Plein m. : 1. Vol-, volledigheid. La merbat son — : 't Is vloed. (fig.) Battre son — :In voile gang zijn. J'en ai mon — : Ik heber mijn bekomst van. (fig.) Etre a son — :In zijn voile glans staan. Mourir dans le — de sontalent : Overlijden, wanneer het talent 't krach-tigst is. Le trop — : De overmaat v. Faire le —d'une chaudigre : Een ketel op peil laten lopen.Faire son — d'essence : Benzine innemen. 2.Massief deel. Middelste deel. Neerhaal (vanletter) m. 3. (n a t k.) De gevulde ruimte v., 't niet.ledige. I vz. : Vol. Avoir de l'argent — ses poches.Tout — of — : Heel wat, veil. De l'argent tout — :Volop geld. C'est gentil tout — d'être vents : 't Isallerliefst dat ge gekomen zijt.

Pleinement : Ten voile, volkomen.Pldnier : Volledig, -komen. Algemeen.Plenipotentiaire : Gevolmachtigd. -e.Plenitude v. : 1. Volheid. La — des temps : Devolheid der tijden. 2. Volledigheid, gehele om-yang m. Il ne jouit pas de la — de ses lacultes :Hij is niet bij zijn voile verstand.

Pleonasme m. : Overtollig woord, -e uitdrukking.Pleonastique : Overtollig (woord).Plesiosaure m. : (Fossiele) reuzenhagedis v.Plethore v. : (geneesk.) Volbloedigheid. (fig.)

Overvloed m.Pldthorique : Volbloedig. (fig.) Overvoerd.Pleur m. : 1. (oud) Weeklacht v. 2. Traan v.

Etre (tout) en —s : In tranen Baden. —s de vigne: Uitlopende sappen van de wijnstok.

Pleurard m., -arde v. : Huilebalk. Grijnster.I bv.nw. : Huilerig.

Pleurer onov.w. : 1. Weeklagen. — de qch : Ietsbetreuren. 2. Tranen storten, wenen. (f am.)— comme un veau : Tranen met tuiten huilen.3. Tranen, overlopen (oog). Druipen (wijnstok).Zweten (kaas). I ov.w. : Bewenen, betreuren.

Pleuresie v. : Borstvliesontsteking, pleuris v.Pleuretique : Van pleuris. Aan pleuris lijdend.

I m. : Pleurislijder.Pleureur m., -ease v. : Huilebalk. Grijnster.Gehuurde weeklagende lijkbidder. Weenvrouw.I bv.nw. : Wenend. Jammerend. Die aan 't we-nen maakt, te sentimenteel. Saute — : Treurwilg.

Pieureux : Huilerig, betraand.Pleurniehard m. : Huilebalk. I bv.nw. : Dreinend.Pleurniehement m., -erie v. : Gegrien; gedrens.Pleurnieher : Dreinen, drenzen; grienen.Pleurnieheur m. : Dreiner, drenzer. I bv.nw. :

Huilerig, dreinend.Pleurae m. : Lammeling, ellendeling. I bv.nw. :Pleutrerie v. : Ellendig-, lafheid. [Ellendig.Pleuviner : Motregenen.Pleuvoir : 1. Regenen. — a verse, - a torrents :

Page 366: aardrijkskunde - DBNL

350 PLUMITIF.PLtVRE.

Stortregen. (fig.) Comme s'il (en) pleuvait :In grote hoeveelheid, bij hopen. 2. Neervallen.In groten getale komen.

PIOre v. ; Borstvlies.PH m. : 1. Plooi v., vouw v. Rimpel m. (fig.)

Cela ne fait pas un - : Dat loopt van zelf. -de terrain : Terreinplooi; ravijn. 2. Manier om

een brief toe to vouwen v. Briefcouvert. Briefm. Sous ce - : Hierbij ingesloten. 3. Vouw -,plooi (die ergens in zit). Faux - : Valse plooi.Remettre dans ses -s : Weer netjes in de plooienvouwen. (fig.) L'etoffe a pris son - : De gewoonteis ingekankerd. Le - du metier : De van het yakafkomstige eigenaardigheden. 4. (spel) Slag m.

Pliable : Toe-, opvouwbaar, plooibaar.Pliage m. : Het vouwen, - inwikkelen.Pliant : 1. Buigzaam. (fig.) Gedwee, toegevend.2. Toe-, opvouwbaar. Table -e : Klaptafel. I in.Vouwstoel in.

Pile v. : Bot (vis> v. - franche : Schol v.Pile m. : Kniebuiging.Plier ov.w. : 1. Op-, toe-, (dicht)vouwen. 2. Toe-slaan, -klappen. Opbreken (tenten). 8. Buigen,krom-. 8. (fig.) Doen zwichten, overhalen.Buigen; gewennen. I onov.w. : 1. (Door)buigen,zich krommen. (fig.) Zwichten, toegeven.

-sous le poids, - le faix : Gebukt gaan onder delast. 2. (mil.) (Terug)deinzen, terrein verliezen.

Plieur in. : Opvouwer (boeken, kranten).Plieuse v. : Opvouwster. Vouwmachine v.Pline m. : Plinius (Rom. schrijver).Plinthe V. : (bouwk.) Plint v. Gording. Zuil-Plioir m. : Vouwbeen. -tafel v. [onderstuk.Plissage m. : Het plooien; - rimpelen. Plooisel.Plissé m. : Plooi v., plooisel.Piissement m. z. -age.Plisser ov.w. : Plooien, plooien leggen in. Rim-pelen. I onov.w. en se - : Plooien krijgen, rim-pelig worden.

Plissure v. : Plooisel. Het vouwen, - plooien.Plomb m. : 1. Load. Sommeil de - : Zeer zwareslaap. Soleil de - : Drukkende zonnehitte. 2.Kogel m., lood. Hagelkorrel v. (fig.) Avoir die- dans l'aile : Het niet lang meer kunnen ma-ken. 8. Jachthagel (- de chasse) m. 4. Schiet-lood (fit a -). A - : Loodrecht; (fig.) dade-lijk. Le soleil donne -, pique a - : Schiet haarstralen loodrecht neer. 5. Peillood (- de sonde).6. Loden zegel, plombeerlood. 7. (Lood)zekering(- fusible), stop.

Plombage m. : Het opvullen -. - solderen metlood. Plombeersel. Loodkleur v. Het aanhechtenvan een loden zegel.

Plombe : Loodkleurig, vaalbleek. In lood gevat.Plomber : Met lood vullen. - bedekken. - solderen.Van een loden zegel voorzien. (landb.) Vast-stampen. Loodkleurig maken.

Plomberie V. : Loodgieterij. -swerk. -soak.Plombier in. : Loodgieter.Plongeant : Duikend. (fig.) Van boven naarbeneden (gaande). Feu-. tir - : Naar benedengericht vuur, plongeervuur.

Plongee V. : Het onderdompelen. (mil.) Tirerde -, - par - : Van boven naar beneden schie-ten. 2. Helling van een talud. Afdakking.

Plongeon m. : 1. (nat. hist.) Zeeduiker. 2. Hetduiken. Faire le - : Duiken; bukken ; er van door-gaan; over de kop gaan; zakken (bij examen).Faire le grand - : Sterven. 3. Diepe bulging,„dienares".

Plonger onov.w. : 1. Duiken. 2 (fig.) (Vanboven) naar beneden gaan, - kijken, - beschie-ten. 3. (zeev.) In 't water zakken, diep liggen.4. Bukken. (fig.) Kruipen. I ov.w. : 1. Under-,(in)dompelen. 2. Drijven, dompelen. - dans lamisfire : In ellende storten. Plonge dans des re-flexions : In overpeinzingen verdiept. 3. Le re-gard plonge : Men ziet naar beneden.

Plongeur m. : 1. Duiker. Zwemmer. Clochea - : Duikerklok. 2. Schepper (in papier-fabriek). Vaatwerkwasser (in restauratie).3. (nat. hist.) Duiker. I bv.nw. : Die onderwater gaat.

Ploutocratie v. (spr. -si) z. plutoeratie.Ployable : Buigzaam, meegaand.Ployant : Gebogen, buigzaam.Ployer ov.w. : Buigen. Toevouwen. (fig.) Doen

overhellen. I onov.w. : Zich buigen. (fig.) Zwich-ten. I se - : Zich buigen. Toegeven. Zich schikkenPluehe z. peluehe. [(in).Pluie v. : Regen in. - line : Mot-. - battante :Plasregen. - d'orage : Onweersbui v. Le temps esta la - : Het ziet er naar regen ult. Ennuyeuxcomme la - : Schromelijk vervelend. Parler dela -et du beau temps : Over koetjes en kalfjespraten. Faire la - et le beau temps chez qn : Bijiem. alles naar zijn pijpen laten dansen. Se jeterdans l'eau de peur de la - : Van de wal in desloot komen. (fig.) Etre ã convert de la - : Zijnschaapjes op 't droge hebben. - d'or : Mildegiften v.; stromen geld.

Plumage in. : Gevederte. (fig.) Soort v.Plumail m. : Vederstoffer, plumeau in.Plumard m. : (yolk) Bed, „nest".Plumasseau m. : Vederbezempje. Plukselwiekv. Penneschacht (van Al) v.

Plumasserie v. : Vederbereiding. -handel in.Plumassier in. : Vederbereider. -verkoper.Plume v. : 1. Veder v., veer v., pen v. Tirer une- de l'aile a qn : Iem. plukken. Il y a laissedes -8 : Hij heeft daarbij een veer moeten laten.Jeter la - au vent : 't Op 't toeval laten aan-komen. G4bier a - : Gevogelte, vogels. Un Chienqui chasse au poil et a la - : Een bond die opalle soorten wild is afgericht. (fig.) Etre au poilet a la - : Van alle markten th'iis zijn. 2. Be-werkte veder, pluim v., struisveet. C'est une

-a son chapeau : Dat streelt zijn ijdelheid. 3.Donsveer, dons. Mettre de la - dans un oreiller: Een hoofdkussen opvullen. Lit de - : Verenbed. Dormir sur la - : Op een zacht bed sla-pen. 4. Pen. - mitallique, - de ter : Staten pen.- a reservoir : Vulpenhouder Faire courir sa- : Snel schrijven. Dessin a id -- : Penteke-ning. (fig.) Tailler sa - : Zich gereedmakenom to schrijven. Tenir la - : De pen voeren.Au courant de la - : Terwijl men de pen devrije loop laat. Tout ce qui part d sa - : Alleswat hij schrijft. Nom de - : Schuilnaam, pseu-doniem. Guerre (a coups) de - : Pennestrijd.dens de - : Klerken; schrijvers.

Plumeau m. : Verenstoffer, plumeau in.Plume() v. : Penvol. Het plukken (vogel).Plumer : Plukken. Geld aftroggelen.Plumet in. : Pluim v. Vederbos in. (yolk.) Avoirson - : Een roes aanhebben. Rabattre le - a :De mond snoeren.

Plumier m. : Pennebakje; griftenkoker m.Plumitif m. : Protocol van vonnis. (fain.) Klerk,pennelikker. Slecht -, broodschrijver.

Page 367: aardrijkskunde - DBNL

PLUM-PUDDING. 351

POIDS.

Plum-pudding m. (spr. plommpoudingue) : Ro-zijnenpudding, plumpudding m.

Plumule v. : Donsveertje. (p lant k.) Kiempluimpje.Plupart v. : Merendeel, de meesten. Pour la

- : Grotendeels. La - du temps : Meestentijds.Plural : Meervoudig (stemrecht).Pluraliser : In 't meervoud brengen.Pluraliti, V. : 1. Veelheid. 2. (taalk.; soms)Meervoud. 3. Meerderheid; stemmenmeerderheid.

Pluriel : Meervoudig. I m. : Meervoud.Plus (spr. pluss; vddr een be. nw.,voor de en in ont-kennende betekenis spr. plu) : 1. (vormt deverge!. trap) Meer. Il est - bete que me,chant: Hij is meer dom dan slecht. On n'est pas -aimable : Men zou niet beminnelijker kunnenzijn. J'ai qqs annees de - que lui : Ik ben enigejaren ouder dan hij. Il est on ne peut - heureux: Hij is allergelukkigst. Ni moi non - : Ik ookniet. - ou moins : Meer of minder; ongeveer.- d'a moitie : Meer dan half. Nous n'avons -que deux semaines : We hebben nog maar 14dagen. De - fort en - fort : Steeds krasser. -. . . - : Hoe meer . . . hoe meer. D'autant -- :Zoveel to meer. - . . . . moins : Hoe meer .. .hoe minder. 2. (zonder bv.nw. of bw.) Meer,langer, opnieuw. Je ne dirai - rien : Ik zal nietsmeer zeggen. Un peu -, nous &ions perdus : 'tScheelde weinig of wij waren verloren. 3. (metweglating van ne) Niet meer. - d'argent :'t Geld is op. 4. Plus, met . . . . erbij. 4 - 4 egale8; 4 en 4 is 8. 5. (met 't licrw. v. bepaaldh.;vormt de overtreff. till)) Meest. Le -grand : De grootste. Pour la '- grande partie :Grotendeels. Au - tot : Zo spoedig mogelijk.Au - tard : Op z'n laatst. I m. : 1. Meer. Meer-dere. Fajta - : Doe nog meer, ga nog verder.Vous donnez - que je ne demande : Gij geeft meerdan ik verlang. Le - ou moins de confiance : 'tMeerdere of mindere vertrouwen. Il n'en etaitni - ni moins : Daarbij bleef het. Il n'en ferani - ni moins : Hij zal rustig voortgaan. De -: Bovendien. Il y a -, qui - est, Bien - : Het-geen erger is. Au -, tout au - : Hoogstens,C'est tout au - si . • . : Ternauwernood . . . .De - en - beau : Hoe langer hoe mooier. En- : Bovendien, daarenboven 2. Plus, -teken.Positieve hoeveelheid.

Plusieurs : Verscheidene. I m.mv. : Velen.Plus-offrant m. (my. - -offrants) : Meestbiedende.Plus-que-parfait m. (mv. - - - - parfaits) : Vol-tooide, verleden tijd.

Plus-value v. (my. - -values) : Hoger bedrag,vermeerdering; hogere ontvangst v.; waarde-vermeerdering, meerwaarde v.

Plutarque m. : Plutarchus (Grieks schrijver).Plutoeratie v. : Geldheerschappij. De rijken.Pluton m. : Pluto (god der onderwereld).Plutonien, -ique : Door 't inwendige vuur gevormd.PlutOt : 1. Eerder, meer nog. 2. Liever, bij voor-keur. Des paroles - disagreables : Wel een beetjeonaangename woorden. - que : Liever dan dat.

Pluvial m. : (Bath.) Open priestermantel die meno.a. in processies draagt m., pluviale v. I bv.nw.: Van de regen. Faux -es : Regenwater.

Pluvier m. : (nat. hist.) Pluvier m.Pluviner : Motregenen.Pluvieux : Regenachtig, die regen brengt.PluviomOtre m. : Regenmeter m.PluviOse m. : (Regenmaand); vijfde maand vande Republ. kalender (van 20 Jan. tot 18 Febr.) v.

Pneu m. : (f am.) Luchtband m Fiets v.Pneumatique : Van de lucht. Machine - : Lueht-pomp Bandage - : Luchtband. I m. : Lucht-band m. Fiets met luchtbanden v. (Door lucht-buizen verzonden) stadstelegram. I v. : Leer dergassen v.

Pneumonie v. : Longontsteking.Pneumonique : Van longontsteking. Longziek.Pochade v. : Raak neergeworpen schets v. To-neelstukje.

Poehard m. : (y olk) Dronkelap.Poche v. : 1. Zak (in kleed) m. Argent de - :Zakgeld. Payer de sa - : Uit zijn eigen zak be-talen. Y etre de sa - : Er geld bij inschieten.Mettre la main a la - : Betalen. Volume de- : Boek in zakformaat. 2. Zak. Acheter chaten - : Een kat in de zak kopen. 3. Zakvor-mig net. Scheplepel m. -pan v. 4. Holte v. - Agrisou : Met mijngas gevulde -. 5. (nat. hist.)Krop (vogel) m. Buidel (buideldier) m. 6. Op-zwelling. Il await des -s sous les yeux : Zijn ogenwaren gezwollen. 7. Holte, etterzak m. 8. Bob-ber m. Cet habit fait des -s : Dit kleed bolt op.

Poeher : 1. Plotseling doen stollen (in water,bouillon, boter); doen wellen. (Buts poches : Ge-welde eieren. (grap) (Ell poche : Blauw geslagenoog. Lettre pochee : Te vet gedrukte, vuile letter.2. Vluchtig schetsen.

Poehette v. : Zakje. Wildnetje. Kleine zakvioolv. Zakpasserdoosje. Portemonnaietje. Tasje;enveloppe v. „Lefdoekje", sierzakdoekje.

Podagre v. : Voetjicht v., (f am.) 't .pootjes. Ibv.nw. : Die aan voetjicht lijdt.

Podestat m. : Burgemeester van zekere stedenin Z.-Frankr. en in Italiê, podesta.

Pale v. (spr. pwal) : 1. Braad-, koekepan v.Tenir la queue de la - : 't Heft in handen heb-ben. 2. Zoutverdampingsketel m. Diep deer vanvijver. I m. : 1. Sluier die men boven 't bruids-paar houdt m. 2. Draaghemel (voor 't heiligesacrement) m. 3. Lijkkleed. Tenir les cordons du- : De slippen van 't lijkkleed dragen. 4. Kachelv. - -caloriffte : Centrale verwarming.

Poélêe v. (spr. pwale) : Panvol v.Podlon m. (spr. pwa-) : Braad,- koekepannetje.Poême m. : Heldendicht. Operatekst m.Poêsie v. : Dichtkunst v. Dichterlijkheid, - gevoel.

Gedicht. Gedichten.Poke m. : Dichter. Femme - : Dichteres.Poêtereau m. : (f am.) Pruldichtertje.Pokesse v. : Dichteres.Pokique : Dichterlijk. Van verzen. Art - :Handleiding tot de dichtkunst. I v. : Handleidingtot de dichtkunst. Verskunst v.

Patiquement : Op dichterlijke wijze.Poetiser ov.w. : In een dichterlijk gewaad ste-ken, verdichten. I onov.w. : Dichten.

Poids m. : 1. Gewicht. - mort : Dood gewicht,dead weight. Tomber de tout son - : Met zijnvolle zwaarte neerkomen. 2. (fig.) Last m.,druk m. Courbe sous le - des ans : Onder delast der jaren gebukt. Porter le - du jour :Alle moeite dragen, al 't werk doen. 3. Ge-wicht, maat v. - specifique : Soortelijk gewicht.Monnaie de - : Munt die 't wettelijk voorge-schreven gewicht heeft. Faire bon - : Ruim we-gen; (fig.) rechtvaardig zijn. Bon - : Goed-gewicht. Faire le - : De maat volmaken, 't even-wicht herstellen. 4. (fig.) Belang, gewicht, gezag.Faire - : Meetellen. Donner du - aux paroles de

Page 368: aardrijkskunde - DBNL

352 POINTILLER.POIGNANT.

qn : Iem. woorden klem bijzetten. 5. Gewicht (vanmetaal). (fig.) Peser au - du bon dens : Aan 't ge-zond verstand toetsen. Vous m' Otez un - de des-sus la poitrine : Gij neemt mij een pak van 'thart. 6. Gewicht (klok, braadspit). 7. Gewicht,halter m. Faire des : Met halters werken.8. Stadswaag (- public) v.

Poignant (spr. pagnan) Grievend, schrijnend.Ontroerend.

Poignard m. (spr. pkinar) : Dolk m. Retournera qn le - dans la plaie : Iem. smart verlevendigen.

Poignarder (spr. pOgnar-) : Met een dolk door-boren, - doden. (fig.) Grieven.

Poigne v. (spr. pdgne) : (f am.) Kracht in dehanden v. Avoir de la - : Stevige knuistenhebben. A - Krachtig, energiek.

Poignêe v. (spr. pdgne) : 1. Handdruk (- demain) m. 2. Handvol v. - de lleurs : Boa bloe-men m. - d'hommes : Handjevol soldaten. 3.Handvatsel, peep m.

Poignet m. (spr. pogne) : 1. Pols m., handge-wricht. Arriver a la force du - : Door hard wer-ken er bovenop komen. Hand-, hemdsboord.

Poil m. (spr. pwal) : 1. (dier) Haar. De haren.Chien a - long; - ras : Lang-; kortharige hoed.(fig.) 'De tout -: Van allerlei slag. Drap -; feutrea grand - Langharig, wollig laken; - vilt.2. (m en s) Haar (niet op 't hoofd). Baard.(yolk) Homme a -, qui a du - au nez Kereldie haar op de tanden heeft. (yolk) Avoir du- dans to main : Een broertje dood hebben aan't werken. 3. (plant) Haar, vezel m. 4. (fig.)Berisping, *standje•.

Poilu : Harig, ruig. (fig.) Plink. m. : (Gemeen)-soldaat. Franse soldaat nit de Wereldoorlog.(f am.) Mannetjesputter.

Poincon m. : 1. Graveerstift v. (Steek)priemMunt-. ijkstempel m. Toestel om kaartjes te knip-pen. 2. Gevelspits v. 8. Vat (van 110 tot 140 L.).

Poinconnage m. : Het stempelen; - doorslaan,knippen (een kaartje).

Poinconner Stempelen; doorslaan; knippen (eenkaartje).

Poindre ov.w. : Steken. (fig.) Leed doen. I onov.w. : Voor de dag komen; uitspruiten.

Poing m. : Vuist v. Hand v. Dormir a -s ler-mes : Als een marmot slapen. Se ronger les -e :Zich staan te verbijten. Faire le - dans sapoche : In stilte op wraak zinnen.

I. Point m. : 1. Steck (bij 't naaien) m. - de chainette: Ketting-. Faire un Een steek naaien.(h eelk.) - de suture : Hechting. 2. Stik-, bor-duurwerk. Kantwerk, kant. 8. Gaatje (in riem).4. Nauwe opening, punt v. 5. (fi g.) Stekendepijn v. - de ate Steek in de zilde. 6. Begin.Tijdstip. Le - du jour : De dageraad. Etre surle - de : Op 't punt zijn om. 7. Punt, stip m.(f am.) Un c' est tout : Punctum, basta, endaarmee is 't uit. Deux -s Dubbele punt.

-et virgule : Kommapunt. - d'interrogation : Vraag-.- d' exclamation : Uitroepteken. -s suspensifs :Gedachtepunten. (muz.) - d'orgue : Orgelpunt.(spe 1) Marque? -; annoncer lee -s : De puntenoptekenen; - afroepen. Rendre des -s a qn : Tem.voorgeven ; (fig.) - de baas zijn. (school) Unbon -; un mauvais - : Een goed-; een afkeu-ring. (b e urs) La rente a flichi d'un - : De renteis een franc, - een percent gedaald. 8. Punt -,streepje van een maat. (Se) chausser a neuf -s: Schoenen no 9 dragen. (fig.) Vous etes chausses

tame : Ger zit in 't zelfde schuitje 9. - (ty-pographique) : Boekdrukkerspunt (grondmaat derletters; 0,376 mM.) v. 10. Graad m., punt. - decongelation Vriespunt. Au dernier -, au plushaut : In de hoogste mate. 11. Vlekje. 12.(wick.) Punt (- mathematique). 13. Punt, plaatsv. - d'arret : Punt van stilstand. - de vue :Gezichts-; (fig.) standpunt, zienswijze v.; moosuitzicht, uitzicht. -terminus : Eindstation. Mettreau - une jumelle : Een kijker instellen. (fig.)Mettre les choses au - : Precies zeggen, waar hetop staat; de zaken recht zetten, - verbeteren.14. (fig.) Toestand m. Il est mal en - : Hij is erslecht aan toe. Etes-vous neuf a ce -? Zijt ge z6groen ? Jusqu'a un certain - : Tot op zekerehoogte. A un tel-, au - que : In zo hoge mate,dermate. A : Juist zoals wezen moet; juistvan pas; uitstekend. Cuit a - : Niet te rauw.Tout vient a - a qui sait attendre : De tijdbaart rozen. 15. Vraagstuk, -punt. Sur ce - : Opdat punt, daarover. De - en - : Nauwkeurig,van stukje tot beetje. En tout - : In alien dele.De tout - : Geheel en al, in ieder opzicht.

II. Point bw. : (meestal met ne) (In 't geheel) niet.Neen. Non - : Zeker niet. - du tout : Volstrektniet. - d'argent,- de Suisse: Voor wat, hoort wat.

Pointage m. : 1. 't Plaatsen van een punt, - eenteken; telling (der stemmen); uitslag der stem-ming in. 2. 't Richten, - stellen. 3. (ze e v.) Int-zetting van 't bestek.

Pointe v. : 1. Punt v., spitse punt; spitse top m.En - : Spits (toelopend). Tailler en - Aan-punten. La - du pied : De tenen. Sur la - dupied : Op de tenen. - de rocher Rotspunt.Fichu en - : Puntig doekje. - de dentelle : Kan-ten doekje. 2. (fig.) Prikkeling. Scherp woord.8. Spitshamer Radeernaald. (- de graveur)v. Diamantspits (- de diamant) v., glassnijder.Spijkertje (- de tapisserie). Grove beitel (- desculpteur) m. Slagtand (- d'ivoire) m. Stekel (dier)

Landtong (- de terre) v. - de Paris : Draad-nagel m. (kunst) - seche : Tekening met dedroge naald. (g enees k.) - de feu : Puntig brand-ijzer ; brandpiqure. 4. (fig.) Kwetsing. Prikkeling,prikkelende smaak m. Avoir une - de yin : Eenlicht roesje aanhebben. (fig.) Une - de malice :Een tikje spotternij. Une - de jalousie : Eenvleugje van naijver. 5. 't Fijne (van een aardig-held). 6. Voornaamste beweging. Pousser suivresa - : Vastberaden voorwaarts gaan; (fig.) door-zetten. Pousser une - dans un pays : In een landbinnendringen; - een uitstapje makers. 7. - dujour : Dageraad .m. 8. (nieuw) Spitsuren.

Pointement : 't Richten. - Zichtbaar worden.Pointer ovw. : 1. Met een stip merken, tellen(bij stemming). Em voor den nagaan. (muz.)Met een punt verlengen. 2. Richten, stellen.Spitsen (oren). 3. Met de punt raken. 4. De puntslijpen aan. Aanpunten. I onov.w. : Opstijgen.Steigeren. Aanbreken. Ontkiemen.

Pointeur : 1. Richter, Steller. 2. Tem. die depunten maakt aan naalden of spelden. 3. Stem-opnemer. 4. Pointer (chien -).

Pointillage : Het stippelen. Stippelwerk,Stippellijn v. Vitterij.

Pointille v. : Haarkloverij.Pointillê m. : Stippel-, punteerwerk. Geperfo-reerde rand in.

Pointiller ov.w. : Stippelen. Over kleinighedenlastig vallen. j onov.w. : Haarkloven.

Page 369: aardrijkskunde - DBNL

POINTILLERIE. 353 POLYGAME.

Pointillerie v. : Geharrewar.Pointilleux : Pietluttig. Lichtgeraakt.Pointu : Puntig, spits. (fig.) Bits, giftig; schel.Pointure v. : (druk w.) Punctuur v., timpaan-stift v. Nummer van (hand)schoenen enz.

Poire v. : 1. Peer v. - molle : Beurse -. En - :Peervormig. Couper -, partager la - en deux :'tVerschil -, 't verlies delen. Une - pour la soil: 'n Appeltje voor de dorst. 2. Peervormige pare'v. - oorhanger. - bal (aan spuit) m. Gloeilampje.- a poudre : Kruithoorn m. 3. (y olk) Gezicht,tronie. Une bonne - : Een sukkelig tronie. 4.Domkop, dupe (ook: bonne -).

Poireau m. : 1. Prei v. (fig.) Faire le -: Wachten.2. Wrat v.

Poirier m. : Pereboom m. -hout.Pois m. : 1. Erwt v. Petits -, - vents : Dop-erwten. - secs : Gedroogde erwten. - sans cosse,- mange-tout, - goulus : Peulen. - gris : Grauwe-. La fleur des - : 't Puikje. - de senteur : Rieken-de lathyrus v. 2. Stip v., moesje (op stof).

Poison m. : Vergif, gif.Poissard : Gemeen, van 't gepeupel.Poissarde V. : Viswijf.Poisser ov.w. : Met pik besmeren. Von maken.

I onov.w. : Kleverig zijn.Poisseux : Pekelachtig. Smerig; kleverig.Poisson m. : Vis m. en v. Comme le - dansl'eau : In zijn element. Ni chair ni - : Tussenservet en tafellaken. La sauce fait passer le - :'t Bijkomende is beter dan de zaak zelf. - sansboisson est poison : Vis wil zwemmen.

Poissonnaille v. : Katvis m., „grut".Poissonnerie V. : Visafslag.Poissonneux : Visrijk.Poissonnier m. : Visverkoper.Poissonnerie v. : Visverkoopster. Vispan v.Poitevin : Uit -. Bewoner van Poitiers of Poitou.Poitrail m. : Dwarsbalk m. Voorste deel van deborst (paard). Borstriem m. -plaat v.

Poitrinaire bv.nw. en m. : Teringachtig. -lijder,borstlijder.

Poitrine V. : Borst v. Longen.Poivre m. : Peper v. - long : Spaanse -. - etsel : Peper- en zoutkleurig.

Poivre : Gepeperd. (f i g.) Los, „schuin". Peperduur.Poivrer : Met peper kruiden, peperen. (fig.)

Kruiden, pikant maken. Duur maken.Poivrier m. : Peperstruik m. -bus v.Poivriére v. : Peperbus v. Wachttorentje.Poivrot m. : Dronkaard.Poix v. : Pek (- de Bourgogne). - des cordon-niers : Schoenmakerspek. - navale : Harpuis.

-de Judie, - juive : Asphalt.Poix-rêsine v. : Harpuis.Polaire : 1. Van de polen. Mer - : Pool-, ijszee.Etoile - : Poolster. 2. Van de magnetische polen,

Polariser : Maken dat (een lichtstraal) in denvlak trilt. Naar zekere pool van een electrischebatterij doen gaan.

PolaritO V. : Neiging van een magneet om zichnaar de magnetische aardpool to richten.

Hie m. : 1. Pool v. Noordpool. 2. (wick. enn a t k.) Pool. 3. (f i g.) Tegenstelling. Uiterste.

Polêmarque m. : Opperbevelhebber (Grieken).Polêmique : Strijdend. Ouvrage - : Strijdschrift.

v. : Pennestrijd m., twistgeschrijf.Polëmiser : Een pennestrijd voeren.Polêmiste m. : Strijder met de pen, polemicus.Poli : Glad, gepolijst. Blinkend. (fig.) Beleefd,

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek.

beschaafd. I m. : Glans rn., luister m. Polijsting.Police v. : 1. Reglement voor de openbare ordeen veiligheid. Orde v., tucht v. Faire la - : Deorde bewaren. Salle de - : Politiekamer. Bonnetde - : Politiemuts. 2. Toezicht. 3. Politie v.4. (Assurantie)polis v., verzekeringsverdrag.

Polieer : Beschaven, verfijnen. Toezicht houdenop. I se - : Beschaafder worden.

Polichinelle m. : 1. Hansworst, Jan-Klaassen-pop. Le secret de - : Een geheim dat Jan enAlleman weet. 2. Onbeduidend mens.

Policier : Van de politie. Chien - : Politiehond.1m. : Politiebeambte.

Poliment : Beleefd.Polir : Polijsten, slijpen, glanzen. (fig.) Bescha-ven, verfijnen.

Polissage m. : Het gladmaken, - slijpen, - glan-zen, - polijsten.

Polisseur m. : Polijster, gladslijper.Polissoir m. : Polijst-, bruineerstaal. Polijst-schijf v. -hout. -bank v.

Polissoire V. : Polijstrad.Glansborstel m.Poetszak m.Polisson m., -ne v. : 1. Kleine vagebond,straatjongen, -meid. 2. Snaak, guit. 3. Vlegel.4. Gemene grappenmaker. I bv.w. : Plat, ge-meen, ontuchtig. Guitig.

Polissonner : Straatjongens-, guitenstreken uit-halen. Onbehoorlijke taal uitslaan. Zich onbe-boorlijk gedragen..

Polissonnerie v. : Straatschenderij. Guitenstuk.Vuile taal. Onbetamelijke daad v.

Polissure v. : Het gladmaken. Glans m.Politesse v. : Beleefd-, hoffelijkheid. - du coeur

: Heusheid. - des manieres : Welgemanierdheid.Politieien m. : (vooral ong. bet.) Tern. die„aan politiek doet", politiek knoeier. (soms)Politiek persoon.

Politique : 1. Staatkundig. Droits -s : Staats-burgerlijke rechten. Homme - : Staatsman. 2.Handig. Listig. I m. : 1. Staatsman, staatkun-dige. 2. Handig mens. Sluwerd. I v. : 1. Staat-kunde v., staatswetenschap. 2. Leiding der re-geringszaken. 3. Staatsaangelegenheden. 4.Handig-, voorzichtigheid.

Politiquement : Staatkundig, uit een - oog-punt. (fig.) Handig, voorzichtig.

Politiquer : In de politick liefhebberen.Politiqueur m. : Politick tinnegieter.Polka v. : Polka v. Poolse dans m. - des chaises :

Stoelendans.Polker : De polka dansen.Pollen m. (spr. -lenn) : (plantk.) Stuifmeel.Polo m. : Polospel. Mutsje zonder riem.Pologne v. : Polen.Polonais bv.nw. en m. : Pools. Pool.Polonaise v. : Poolse rationale dans m. Metlussen versierde mansrok m.

Poltron, -ne : Bang, laf. I m. : Lafaard.Poltronnerie v. : Laf-, bangheid.Polychrome (spr. -kr-) : Veelkleurig.Polyclinique v. : Kliniek voor onbemiddelden v.Polycopie v. : Stencil m., hectografische afdruk m.Polycopier : Hectograferen.Polyédre m. : Veelvlak. I bv.nw. en -6drique :Veelvlakkig.

Polygame : Veelwijvig; -mannig. (plantk.)Waarbij geslachtloze en eenslachtige bloemenop den plant voorkomen. I m. : Man die meerdan den vrouw heeft. I v. : Vrouw die meer danden man heeft.

23

Page 370: aardrijkskunde - DBNL

POLYGAMIE 354 PONTIFIER.

Polygamie V. : Veelvoudige echt m. Veelwijverij(plan tk.) Klasse der polygamia v.

Polyglotte : Veeltalig. Die veel talen kept.Polygonal : Veelhoekig, -zijdig.Polygone : Veelhoekig. 1 m. : Veelhoek m. (mil.)Oefenterrein voor artillerie.

Polygraphs m. : Veelschrijver, iem. die „overalles" schrijft.

Polymorphe : Veelvormig.Polymorphisme m. : Veelvormigheid.Polynesien : Uit Polynesia.PolynOme : (stelk.) Veeltermig. I m. : •e vorm m.Polype m. : Poliep v., veelarm m. Vleesuit-was (in slijmvlies), poliep.

Polypi:tale : Veelbladerig.Polypeux : Poliep-. Vleesuitwasachtig.Polyphone : Veelstemmig.Polyphonie v. : Veelstemmigheid.Polystyle : Veelstijlig. -zuilig.Polysyllabe (spr. polissilabe) : Meerlettergrepig

(woord).Polysyllabigue (spr. -issila-) : Meerlettergrepig.Polytechnicien (spr. -tekni-) : Leerling der Po-lytechnische school.

Polyteehnique (spr. -teknik) : Die veel kunstenof wetenschappen omvat. tcole — : Polytech-nische school (waar, in Frankr. ingenieurs enartillerie-officieren worden gevormd).

Polytheism° m. : Veelgoderij, -godendom.Polytheist° : Veel goden dienend. I m. : Veel-godendienaar.

Pomeranie v. : Pommeren.Pommade v. : Zalf v., pommade v. Passer de to— a : Honing om de mond smeren.

Pommader : Met pommade bestrijken. (fig.)Flikflooien. Pommade : Opgesmukt.

Pomme v. : 1. Appel m. Se soucier de qch commeun poisson d'une — : Geen steek om iets geven.Emporter la — : De prijs behalen. 2. — de pin: Pijnappel. — d'amour : Tomaat v. — de terre :Aardappel. Bifteck aux —s : Biefstuk met aard-appelen. —8 frites : Gebakken reepjes rauweaardappelen. — de thou : Hart van de kool. — delaitue : Krop van de salade m. 3. Knop m. — decanne : Rottingknop. — d'arrosoir : Gietersproeier.

Pomme m. : Appelwijn m., cider m.Pommeau m. : Degen-, sabel-. Zadelknop m.Pommeler : Met ronde vlekjes bestrooien. Che-val gris pommels : Appelgrauwe schimmel. Cielpommels : Lucht vol schapenwolkjes.

Pommer : Zich sluiten, een krop vormen. (fig.)Pommd : Behoorlijk, van je welste.

Pommeraie v. : Appelboomgaard m.Pommette v. : 1. Appeltje. Knopje. 2. Kap aanpistool v. 3. Jukbeen. Koon v.

Pommier m. : Appelboom m. Appelpan v.Pomologie v. : Ooftkunde v.Pomologue m. : Ooftkundige.Pomone v. : Pomona (de godin van 't ooft).Pompe v. : 1. Plechtige optocht m. 2. Pracht v.praal v., 'ulster m. Les — : De ijdelheden. B. Hoog-dravende stijl m. 4. Pomp v. — foulante : Pers-. —aspirante : Zuig-. — a bras : Hand-. — I pedals :Voetpomp. 5. Verlengstuk (instrument). Veer(in mes, slot) v.

Pompee m. : Pompejus.Pomper ov.w. : Op-, weg-, leegpompen. Op-zuigen. (fig.) Uithoren. I onov.w. : Pompen.(school) Hard werken, „vossen".

Pompeusement en -eux : Luisterrijk, schit-

terend, statig, pralend. Verheven, hoogdravend.Pompier m. : Pompenmaker. Brandspuitfabrikant.(Brand)spuitgast. Kleermaker die de juiste vormaan kleren geeft na 't passen, pompier. I bv.nw. :Verouderd, belachelijk.

Pompon m. : 1. Balletje, pompon (als vrouwen-tooisel) m. (fig.) Prullig sieraad. 2. Wollen sjako-pompon. Rose — : Kleine roos.

Pomponner : Met pompons opsieren. Opschik-ken, opdirken. I se — : Zich opdirken.

Ponce v. : Puimsteen (pierre —) m. Zakje methoutskool om tekeningen te calqueren. Merkinktv. I m. : (naam) Pontius.

Poneeau m. : Bruggetje (met den boog). Duiker m.,doorlaat m. Klaproos v. Helrode kleur v. Ibv.nw. : Hoogrood.

Poncif m. ; Tekening waarvan de omtrekkendoorgeprikt zijn om ze met een houtskoolzakjeover te tekenen. (f i g.) Alledaagsheid ; banalemooligheid, cliche. I bv.nw. : Afgezaagd; stijf ;banaal mooi.

Ponetion v. : (h e elk.) Prik, m., punctuur v.Ponctualite v. : Stipt-, nauwkeurigheid.Ponctuation v. : 't Plaatsen der leestekens.

De leestekens.Ponctuel en —lement : Stipt, nauwkeurig.Ponetuer : 1. Met punten tekenen, stippelen.Trait ponctud : Stippellijn. 2. Van leestekensvoorzien. (mu z.) De rusten krachtig aandui-den (ook bij 't spreken). — de rires : Door gelachonderstrepen.

Ponderabilite v. : Weegbaarheid.Ponderable : Weegbaar.Ponderation v. : Evenwicht. (kunst) Harmonie v.

Gematigdheid.Ponderer : In evenwicht brengen, afwegen.Esprit ponders : Gematigde geest.

Pondeur m., en -euse v. : Legger. (fig.) Voort-brenger. Eierlegster. I bv.nw. : Die legt. Poule-euse : Leghen.

Pondre : Leggen (ei). (fig.) Voortbrengen, maken.Poney m. (spr. pone) : Hit, poney.Pont m. : 1. Brug v. — de bateaux : Schip-. — depontons : Schuitjes-, ponton-. — volant : Gier-. -*--8uspendu : Ketting-, hangende -. — transbordeur :Zweefbrug. — dormant, - fixe : Vaste brug. — debascule : Brugbalans. Faire un — a qn : Het iem.gemakkelijk maken. Etablir un — entre : Ver-binden. Faire le — : Een extra vrije dag nemen.2. (zee v.) Dek. Vaisseau a trois —8 : Driedekker.3. Houten stalling. Klep (van broek) v. Pantalona — : Klepbroek v.

Ponta v. : Het leggen (ei). Legsel. I m. : 1. (sp el)Ponto (4e hoofdtroef). 2. Speler, inzetter.

Ponta : (z e e v.) Met een (ver)dek voorzien. Ba-teau — : Zolderschuit.

Ponter : Inzetten, spelen. Wedden.Pont-Euxin m. : Pontus Euxinus, Zwarte Zee.Pontife m. : 1. Hoge-, (opper)priester, ponti-fex. (Kath.) Bisschop. Le souverain —: De pans.2. (fig.; ong. bet.) Leider die gewichtig op-treedt, grootdoener.

Pontifical : (Hoge)priesterlijk. (Bath.) Bisschop-pelijk. Pauselijk. Etats -aux : Kerkelijke staat.

Pontificalement : Als hogepriester. (Bath.)- bisschop.

Pontificat m. : Hogepriesterschap. (K a t h.)Pauselijke waardigheid; - regering.

Pontifier : Als opperpriester dienst doen. (fig.;ong. bet.) Plechtig -, gewichtig doen.

Page 371: aardrijkskunde - DBNL

355 PORT]E.PONTIQUE.

Pontique : Van de Zwarte Zee, Pontisch.Pont-levis (my. m. : Val-, ophaalbrug v.

Kruip-door-sluip-door.Pont-Neuf m. (-8--8) : Volksdeuntje. Alle-daagse gedachte. Se porter comme is — : Dooren door gezond zijn.

Ponton m. : Ponton, brugschuitje. Lichter, plat-boomd vaartuig. Schip voor gevangenen. Veer-,logementschip. Legger (steiger).

Ponton-grue m. (my. —s--s) Drijvende kraan v.Pontonnage m. : Brugge-. Pontgeld.Pontonnier m. : Geniesoldaat met schipbrug-dienst belast. Helper aan aanlegsteiger. Tol-wachter. Veerman.

Pont-transbordeur m. (my. —8--s) : Zweefbrug v.Pope m. : Priester (der Gr.-Bath. kerk).Popeline v. : Half-zijden, half-wollen stof v.Popote v. : Keuken m. Eten. Faire la — : Koken.Etre — : Opgaan in 't huishouden.

Populace V. : Grauw, plebs, gepeupel.Populaeier : Gemeen, plat, van 't gepeupel.Populaire : Van 't yolk, (in samenst.) yolks-.Voor 't yolk geschikt, die tot 't yolk doordringt.Door 't yolk bemind. I m. : Volk.

Populairement : Als de gemene man. Op voor't yolk begrijpelijke wijze.

Popularisation v. : Verspreiding onder 't yolk.Populariser : Algemeen verstaanbaar maken.Bij 't yolk in de gunst brengen.

Popularite v. : Minzaamheid. Volksliefde v.-gunst v.

Population V. : Het bevolken. Bevolking.Populeux : Dichtbevolkt, volkrijk.Pore m. (spr. por) : Zwijn. Varkensvlees. (fig.)Vuilpoets. Toit a —8 : Varkenskot.

Porcelain V. : Porseleinschelp v., -slak v.;paarlemoer. Porselein, fijn aardewerk.

Porcelain° : Porseleinachtig.Porcelainier m. : Porseleinfabrikant. -arbeider.

-verkoper.Poreelet m. Varkentje, biggetje. Pissebed.Pore-epic m. (spr. porkepik ; my —8---8) :

Stekelvarken. (f i g., f a m.) Ongenaakbaar mens.Porche m. : Voorportaal. Overdekte ingang m.Poreher m., -1)re v. : Zwijnenhoeder, -ster.Poreherie V. : Varkensstal m., -kot.Pore m. : Zweetgaatje; opening, porie v.Poreux : Poreus.PorositO v. : Poreusheid.Porphyre m. : Porfier (steen).Porreau m. z. poireau.Port m. : 1. Haven v. — adrien : Luchthaven.

—franc : Vrij-. — de reldche, --abri : Vluchthaven.(fig.) A bon — : In behouden haven. Aller a bon— : Slagen. tchouer en vue du —, - au — : In 'tverderf worden gestort, als men bijna 't gevaar teboven is. 2. (fig.) Schuilplaats v., toevluchtsoord.3. Rivierhaven. Havenstad v. 4. Het dragen.(Permis de) — d'arme : Jachtakte; verlof om eenwapen te dragen. (mil.) Soldat au — d'arme : Die't geweer schoudert. 5. Vervoerloon, vracht v.Porto, frankeerkosten. Colis en — dZ : Verreken-pakket. — paye, franc de — : Franco. 6. Scheeps-lading, -ruimte tonneninhoud m. 7. — de voix :Portamento. 8. Houding, postuur. — de tete : Hon-ding van 't hoofd. — de rein : Imposante h.

Portable : Draagbaar. Nog niet versleten.Portage m. : 't Dragen. Draagloon.Portail m. : Hoofd-, voorgevel (kerk) m. Hoofd-deur v. Voorportaal v6Or de hoofddeur.

Portant : 1. Dragend. 2. Bien — : Gezond. I :Houten raam aan een coulisse. Coulisse v. Hand-vatsel, hengsel. Drager, bakje.

Portatif : Draagbaar, dat men in de zak kansteken. Gemakkelijk vervoerbaar. Force -ive :Draagkracht.

Porte v. : 1. (Stads)poort v. Aux —s (de la ville): Dicht bij de stad. Fermer ses —8 aux strangers: Zijn land voor de vreemdelingen sluiten.2.Deur v.— dOrobee : Geheime Fermer-, defendre-, re-fuser sa — : Geen bezoeken ontvangen. — coch4re,- charretiere : Koets-, wagenpoort. Etre — a — :Naast elk. wonen. Alley de — en — : Aan iederedeur aankloppen. Mettre a la — : Wegjagen.Prendre la — : Zich uit de voeten maken. Par lagrande — : Met opgeheven hoofde. La petite — :'t Achterdeurtje. 3. (a ar drijk sk.) Nauwe in-gang tot een dal m., bergengte. 4. La P- Otto-mane, la P- of la Sublime P- : De Porte v., Turkije.5. Oog (van een haak). 6. (ontleedk.) La veins— : De poortader. 7. (fig.) Toegang wegm., middel. Voila la — ouverte a la tyrannie :Nu is de wog gebaand voor de tyrannie.

Porte-a-faux m. (me. one.) : Luchtbrug v.Porte-affiehes m. (my. one.) : Aanplakbord.Porte-aiguilles m. (my. one.) : Naaldenboekje,-lap in.

Porte-allumettes m. (my. onv.) : Lucifersdoosje,-stander m.

Porte-amarre m. (my. one.) : Reddingskanon.Porte-antenne m. (my. one.) : Antennemast m.Porte-avions in. (me. one.) : Moederschip voorvliegtuigen.

Porte-assiette m. (mv. —a8siettes) : Onderleg-ger, matje.

Porte-bagages m. (mv. onv.) : Bagagedrager (fiets,auto).

Porte-balonnette m. (mv. --baionnettes) : Ba-Porteballe m. Marskramer. [jonetdrager.Porte-billets (my. onv.) : Papiergeld-, zilverbon-tasje.

Porte-bonheur m. (my. onv.) : Voorwerp dat gelukaanbrengt m., mascotte v.

Porte-bouquet in. (me. onv.) : Bloemvaas v.Porte-bouteilles in. (my. one.) : Flessenrek.Porte-canes in. (my. one.) : Stokken-, paraplu-stander

Porte-cartes m. (me. one.) : Visiteboekje.Porte-eendres m. (my. one.) : Asbakje.Porte-chaise in. (my. onv.) : Draagstoel-drager.Porte-eigare m. (my. onv.) : Sigarenpijpje.Porte-eigares in. (me. onv.) : Sigarenkoker m.Porte-cigarettes m. (my. one.) : Sigarettendoos v.,-koker m.

Porte-clefs of --eles m. (me. onv.) : Sleuteldrager,cipier. Sleutelring m. -rek.

Porte-correspondanee m. (my. one.) : Brieven-stander

Porte-eouteau (my. --couteaux) : Messen-legger m.

Porte-crayon na. (me. --crayons) : Potloodhou-der. Potlood. Tekenpen v.

Porte-croisee v. (me. —8--8) : Glazen balkon-deur v.

Porte-eroix in. (my. onverand.) : Kruisdrager.Porte-diners in. (my. onv.) : Etensbus v.Porte-drapeau (me. onverand.) : Vaandel-drager, vaandrig

Porte v. : 1. Dracht (jongen) v. 2. Dracht (balk,steen). — d'un arc : Boogwijdte. 8. Notenbalk (—

Page 372: aardrijkskunde - DBNL

PORTE-ENSEIGNE. 356 PORTIQUE.

musicale) m. 4. Bereik, afstand m. Draagwijdte.Hors de la — des balles : Buiten schot. (fig.)Experienced longue — : Ver reikende onderzoeking.A la — de la main : Met de hand bereikbaar. (fig.)A — de tout voir : In de gelegenheid alles to zien.5. (fig.) Verstandsbereik, bekwaamheid. Ce limeest a votre — : Ge kunt dit boek begrijpen. 6.(fig.) Betekenis, kracht v. D'une haute — :Hoogst belangrijk.

Porte-enseigne m. (my. onv.) : Vaandeldrager.(f i g.) Leider.

Porte-We m. (inv. onv.) : Koppeiriem m.Porte-sponges m. (my. onv.) : Sponsennet.Porte-etendard m. (ma. onv.) : Standaarddrager.-schoen.

Portefaix m. : Lastdrager, sjouwerman.Porte-fenetre v. (my. —8---8) : Glazen tuin-,balkondeur v.

Portefeuille m. : Brieven-, effectentas v. Effectenen wissels in voorraad. Ministerambt. ( y olk) Bed.

Porte-fleurs m. (my. onv.) : Bloemenstander.-drager in knoopsgat.

Porte-fusain m. (my. one.) : Tekenpen v.Porte-habit m. (my. one.) : Plat vales voor week-end, suit-case.

Porte-huile m. (my. one.) : Oliespuitje.Porte-journaux m. Om onv.) : Krantenhanger.Porte-lettres m. (ma. one.) : Brieventas v.Porte-liqueurs m. (ma. one.) : Likeurstander m.,-stel, -keldertje.

Porte-maiheur m. (me. one.) : Ongeluksbode.Portemanteau m. : Mantelzak (miter) m. Reiszak.Kleerkast v. -hanger, kapstok m.

Portement m. : Het dragen. — de Croix : Kruis-draging.

Porte-mine m. (my. onv.) : Vulpotlood. Potlood.Porte-monnaie m. (my. one.) : Lederen geldbeurs v.Porte-montre m. (my. one.) : Horlogestander,-kussen.

Porte-mousqueton m. (ma. one.) : Geweergesp v.Horlogekettinghaak m.

Porte-musique m. (mv. onv.) : Muziekkastje ; -tas v.Porte-parapluie m. (me. onv.) : Paraplustander.Porte-parole m. (ma. onv.) : Tolk. Woordvoerder.Porte-plume m (my. --plumes) : Penhouder.I. Porter ov.w. : 1. Dragen. (fig.) Verdragen.Il porte bien son dge, it porte beau : Hij is nogkras voor zijn leeftijd. — des intents: Rente af-werpen. — le joug, - les fen : Onderworpen -,slaaf zijn. 2. Dragen, aanhebben. — touts sabarbe : Ben voile baard hebben. — du velours :Zich in fluweel kleden. Une chose mal portie :lets dat niet „gekleed" staat. — les armes : Die-nen (als soldaat). — un Coeur sensible : Een ge-voelig hart hebben. (mil.) Portez armes! Opschouder 't geweer! 8. Inhouden, bevatten (ge-schrift); voorschrijven (wet). 4. Brengen, be-zorgen, overbrenger, voeren. Le Dupleix portantle ministre : De D. (schip), die den minister aanboord heeft. La mer porta le navire contre un rocker: De zee voerde 't schip op een rots. On est portepar la foule : Men wordt door de menigte meege-sleurd. — 4 son nez:Beruiken.—les yeux, - la cue,- ses regards sur : De blik richten op. (fig.) Le —haut, — au vent : Een trotse houding hebben.(f i g.) — ses vues bien haut : Hoog willen vlie-ge. — ses pas very : Zijn schreden riehten naar.— une affaire decant les tribunaux : Een zaakvoor 't gerecht brengen. (fig.) — au &One : Totde troon verheffen. — au ciel : Hemelhocg ver-

heffen. — un credit a 6000 fr. : Een krediet op5000 frs. brengen. — la terreur partout : Overalschrik verspreiden. L'un portant l'autre : Doorelkander gerekend. — qch a l'exces : Te ver gaanmet iets. — amitie a qn : Iem. zeer genegen zijn.5. In-, opschrijven. — un article au compte de qn: Een post op iem. rekening brengen. Il est portecomme avant repu 1000 fr. : In de boeken staatdat hij 1000 frs. heeft ontvangen. — qn malade: Iem. ziek verklaren. 6. Uiten. — temoignage :Getuigenis afleggen. — un jugement sur : Een oor-deel vellen over. — la sante de qn : Op iem. ge-zondheid drinken. —un toast: Fen dronk instellen.7. (vooral met a) Aansporen, bewegen, over-halen (tot). Tout porte a croire : Alles wijst erop.

II. Porter onov.w. : 1. Dragen -, rusten (op),gesteund worden (door). 2. (fig.; met sur)Betreffen, betrekking hebben op. Faire — soneffort sur : Zijn krachten aanwenden op. 3. Bood-schappen doen." 4. Dragen (wapen), treffen(schot, piji). (fig.) Doel treffen. — a ate : Mis-sen. NUS les coups ont porte : Alle schoten zijnraak geweest. Le reproche a porte juste : Het ver-wijt is aangekomen. Le pamphlet porta : 't Schot-schrift „sloeg in". Une voix qui porte bien : Eenomvangrijke stem. La voix y porte mal : De stemdringt er niet ver door. Aussi loin que la vuepeat — : Zo ver 't oog reikt. 4. Stevenen, aan-houden. 5. — eontre : Stoten tegen. 6. (fig.)— a la tete : Naar 't hoofd stijgen. — sur les nerfs: Zenuwachtig maken.

Porter (se) — :1. Gedragen worden. 2. Zich be-wegen, - wenden. — a la rencontre de : Te gemoetgaan. Le sang s'est porte a la tete : Het bloedis naar 't hcofd gestegen. — can didat : Zichcandidaat stellen. 8. Zich bevinden (wat degezondheid betreft), varen. — bien : Gezondzijn. — mai : Ziek zijn. Il ne s'en ports pas plusmal : Hij trekt er zich niets van aan. 4. Op-treden als. — caution : Borg blijven. — malade :Zich ziek melden. 5. se — a : Zich wijden aan.Zich overgeven aan. Overhellen tot.

III. Porter m. (spr. -tere) : Porter, Engels bier.Porte-sabre m. (my. onv.) : Sabelkoppel m.Porte-savors m. (my. one.) : Zeepbakje.Porte-serviette (mv. onv.) : Servetomslag.Porte-serviettes m. (my. onv.) : Handdoekenrekje.Porte-tapisserie v. (my. one.) : Portierethager.Porte-trèsor m. (my. onv.) : Goudbeursje. Geld-gordel m.

Porteur m., -euse v. : 1. Drager, Kruier, „witkiel".Rond-, overbrenger. Draagster. Rondbrengster.Etre — d'une bonne nouvelle : Goed nieuws brengen.Reponse au — : A. aan brenger dezes. 2. Toon-der. Houder. Billet au — : Wissel aan toonder.

Porte-vein m. (my. one.) : Gelukaanbrenger,mascotte v. Gladde armband m.

Porte-vent m. (my. onv.) : Windpijp (orgel) v.Porte-verge m. (my. onv.) : Stafdrager.Porte-voix m. (my. onv.) : Spreektrompet v.Scheepsroeper. Spreekbuis v.

Portier m. (spr. -tye) : Portier, concierge.Portiere v. (spr. -Were) : 1. Portiersvrouw, por-tierster. 2. Rijtuigdeur v., portier. B. Deurgor-dijn. I bv.nw. : Drachtig (vrouwelijk dier).

Portillon m. : Rlapdeurtje, -hekje.Portion v. : Deel. Aandeel, portie Rantsoen.Portique m. : Overdekte zuilengang m. (school)Houten stelling waaraan de gymnastiekwerk-tuigen hangen.

Page 373: aardrijkskunde - DBNL

357 POT.PORTO.

Porto m. Portwijn m. - dore : Witte -.Portraire : (o u d) Afschilderen.Portrait m. : Portret, beeltenis v. Evenbeeld.Nauwkeurige Karakterbeschrijving.

Portrait-carte m. (me. -s--s) : Portret in visite-kaartformaat.

Portrait-charge 111 (mv. -8--8) : Karikatuur.Portraitiste m. Portretschilder.Portraiturer : Een portret maken van.Portugais : Portugees.Posage m. : Het plaatsen, leggen.Pose v. : 1. Het plaatsen, - stellen, - zetten, - leg-gen, - aanbrengen; (spel) - aanzetten (domino-steen). A vows la - : Gij moet zetten, - uitkomen.2. (mil.) Het uitzetten (schildwacht). 3.Het poseeren. Tijdopname (photo) v. 4. Houding,stand m. 5. Gemaaktheid, effectbejag, vertoon.Etre a la - : Zich aanstellen.

Pose : Rustig, bedaard. Ecriture a main -e : 'tSchrijven met de hand op tafel steunende. Voixbier --e : Goed geschoolde stem.

Posement : Op bedachtzame wijze.Poser onov.w. : 1. Rusten, dragen. 2. Zekerehouding aannemen, poseren (bij schilder, pho-tograaf). 3. Een houding aannemen. I ov.w. :1.Zetten, plaatsen, stellen, leggen, aanbrengen, in-zetten; (spel) verzetten (schaakstuk), aanzet-ten (dominosteen); (mil.) uitzetten (schild-wacht) ; (fig.) stellen (vraag). - en Principe :Als beginsel aannemen. Cela pose, ce cas pose : Datvastgesteld zijnde. 2. Af-, neerleggen. 3. Aanzienverschaffen aan. Cela ne pose pas (un homme).Dat staat niet gekleed. I se - : 1. Gaan zitten,zich plaatsen. 2. Zich opwerpen, - voordoen.3. Neerkomen (vliegtuig).

Poseur m. 1. Plaatser, steller, zetter, aanbren-

2er (van schellen), aanlegger (van gas, enz.).. Aansteller, „mooidoener".

Positif : 1. (fig.) Zeker, stellig, bepaald. Homme- : Practisch verstandsmens. 2. Positief, stellig(tegenover negatif). (wisk.) Quantite -ire :Stellige grootheid. (natk.) Electricite -ive : Glas-,positieve electriciteit. Epreuve -ive : Positief (vanphoto). 3. (t a al k.) In de stellende trap. I m.: 1. Klein orgel. V66rorgel. 2. 't Vaststaande.'t Stoffelijke. 3. (t a alk.) Stellende trap m.

Position V. : 1. Plaats v., ligging, stand m.;(mil.) stelling, positie v. 2. Plaatsing, houding.Toestand m. (mil.) Rectifier sa : In de houdinggaan staan. It est dans une fausse : Zijn toe-stand is dubbelzinnig. 3. Betrekking. 4. La -de la question : 't Stellen van de vraag.

Positivement : Stellig. Uitdrukkelijk.Positivisme m. : Wijsbegeerte die alleen methet werkelijke, waargenomene rekening houdt.

Posnanie v. (spr. pozna-) : Posen.Possede : Bezeten. -e, gek.Posseder : 1. Bunten. 2. Beheersen, in zijnmacht hebben. - son dme en paix : Gemoedsrustsmaken. Etre -de du demon : Van den duivel be-zeten zijn. 3. GrOndig verstaan, beheersen. 4.Bij zich hebben. I se - : Zich zelf beheersenne se possede pas : Hij is buiten zich zelf.

Possesseur m. : Bezitter.Possessif bv.nw. en m. : (t a alk.) Bezittelijk(voornaamwoord).

Possession V. : 1. Bezit, recht. Avoir la pleine- de soi-miime : Zich zelf volkomen meesterzijn. Prendre - de, se mettre en - de : In bezitnemen. 2. Bezitting. 3. Bezetenheid.

Possibilite v. : Mogelijkheid.Possible : 1. Mogelijk. Le mieux - Zo goedmogelijk. 2. Gebeurlijk, mogelijk. 3. Misschien.m. : Het mogelijke. Faire son - : Zijn uiterstebest doen. Au - : In de hoogste mate.

Postal : Van de posterijen, post-.Postdater : Van een latere dagtekening voorzien.Postdiluvien : Van na de zondvloed.I. Poste v. : 1. (b o u w k.) Vlakke versiering. Lijstjeonder 't behangsel. 2. Post v., posterij, post-huis. Chaise de - : Postwagen. Voyager en - :Met de postwagen reizen. (f i g.) Aller un trainde - : Zeer snel (iets) doen. Faire vingt -a : Twin-tig poststations afrijden. L' administration des -a :De posterijen. Bon sur la - : Postbewijs. Lettre- restante : Brief die aan 't postkantoor wordtafgehaald. - par pigeons : Duivenpost.

IL Poste m. : 1. (mil.) Post m., positie v. Plaatsv. 2. (fig.) Standplaats v. 3. Betrekking, ambt.4. Wachthuis, waeht v. - d'incendie : Brand-slang (in kastje); brandweerpost. - de secours :Post voor eerste hulp bij ongelukken. 5. Wacht-post. Station. 6. Radiostation (- de T. S. F.).Radiotoestel. - a lampe : Lamptoestel.

Poster : Doen post vatten, plaatsen. se - : Postvatten. Zich plaatsen.

Posterieur : 1. Later (dan); volgend (op). 2.Achterste, achter-. m. : Achterste.

Posterieurement : Later.Posteriorite v. : Latere tijd m., - dagtekening.Posterite v. : Nageslacht, nakomelingen.Postfaee v. : Nabericht, slotwoord.Posthume : Na de dood des vaders geboren;nagelaten, dat eerst na iem. dood komt.

Postiehe : Bijkomend. Voorlopig. Nagemaakt,vale. I m. : Haarwerk.

Postieheur : Haarwerker.Postier : Van de posterijen. I m. : Postbeambte.Postilion : Postwagenconducteur. Postillon,voorrijder. - d'amour : Overbrenger van minne-brieven.

Postposer : Achter(aan) plaatsen.Postposition v. : Achterstelling.Postseenium m. (spr. -6mm) : Deel van deschouwhurg achter 't toneel.

Postscolaire Herhalings-; avond-; aanvullings-.Post-scriptum m. (spr. -6mm; me. one.) : Naschrift.Postulant m. : Sollicitant. Candidaat.Postulat m. : Stelling die men als waar moetaannemen zonder haar to kunnen bewijzen.

Postulation V. : Sollicitatie v.Postuler ov. w. : Solliciteren -; dingen naar. Alewaar doen aannemen. I onov.w. : Een procesvoorbereiden.

Posture V. : L (Lichaams)houding, -stand m. Semettre en - de : Zich gereedmaken om. 2. (fig.)Toestand m., „parker. Se mettre en mauvaise - :Zich op glad ijs wagen. Etre en - de : In staatzijn om.

Pot m. : 1. Pot m., kan v. Kan (oude maat).eau : Waterkan. de lait : Kan melk. (fig.) Ren-verser le - au lait : De verwachtingen teleur-stellen. C'est le - de terre et le - de fer : Datis een zwakke die niet tegen een sterkere kanstrijden. Vider lee -s : Pooien. drinken. - deyin : Kan met wijn; (fig.) omkoop-, smeergeld(aan ambtenaar). Mettre les petits -8 dans lesBrands : Veel omslag maken (voor een maaltijd).- aux roses : Blanketselpotje. Faire le - a deuxawes : De handen in de zijde zetten. Papier au --

Page 374: aardrijkskunde - DBNL

358 POULS.POTABLE.

: Postpapier (met een pot als merk). Sourd corn-me un — Zo doof als een kwartel. 2. Vlees-ketel m., -pot. Mettre le — au feu : De soep-ketel op 't vuur zetten. Cuillgre a : Potlepel._etre d — et a rot chez qn : Volslagen thuis zijnbij iem. Cela fait bouillir le — : Daarvan met deschoorsteen roken. Tourner autour du — : Rondom't eten draaien, om te zien of er wat afvalt;(fig.) om de zaak heenpraten. — pourri : Stamp-pot m. (fig.) samenraapsel; (mu z.) potpourri v.

Potable : 1. Drinkbaar. Or — Vloeibaar chloor-goud. 2. (f i g.) Bruikbaar, geschikt. Middelmatig.

Potache m. : (fam.) Gymnasiast, „big, kwak".Potage m. Soep v. Pour tout — : Alles te zamengenomen. Renfort de — : Spijs die men bijde andere voegt. (fig.) Pour renfort de — : Omde maat vol te meten.

Potager : Van de soep. Herbes -gres : Groenten.Jardin — — m. :1. Moes-, groentetuin m.2. Keukenhaard m., -fornuis.

Potasse v. : Potas; kali. Kalium.Potasser : „Blokken", hard werken.Potassium m. (spr. -omm) : Kalium.Pot-au-feu m. (my. onverand.) : Soepketel m.Soepvlees. Bouillon (met vlees er in). (f a m.) Be-krompen mens. I bv.nw. Klein-burgerlijk.

Pot-bouille m. : Keuken v. Huishouden. Alle-gaartje.

Pot-de-vin (my. pots-de-vin) z. pot 1.Poteau m. : Stijl m. Paal m., staak m. — d'arriv4e :Eindpaal. — indicateur : Wegwijzer.

Poteau-avertisseur m. (me. : Waarschu-wingsbord.

Poteau-frontiére m. (my. —z—) Grenspaal m.Poteau-reelame m. (my. —x----) : Reclamebord,-zuil.

Pot& v. Potvol, kanvol. (fig.) Menigte. In wateropgeloste rode oker v. Mengsel om gietvormente maken. — d'dtain : Tines.

Potelè : Mollig, poezel.Potence v. : 1. Kruk v., stut m. Stander m. Armm., hanger. Stang van een uithangbord v. Maat(voor mensen, dieren) v. Kruk in de vorm vaneen T. Table en — : T-vormige tale'. 2. Galgv. Galgestraf v.

Potentat m. Machthebber.Potentiel : 1. Mogelijk, aanwezig maar zich nogniet uitend. 2. Energie ----le : Arbeidsvermogenvan plaats. 3. (t a al k.) Voorwaardelijk.

Poterie v. : Pottenbakkerij. -bakkerskunst v. Aarde-werk. Potten en pannen. Aarden buizen v.

Poterne v. : Onderaards vestinggewelf dat buitenuitkomt. Sluippoort v.

Potiche v. : Japanse -, Chinese vaas v.Potter m. (spr. -tyi) : Pottenbakker. Koopmanin aardewerk; - gotten en pannen. — detain

Tinnegieter.Patin m. : 1. Kopermengsel (voor vazen). 2.(fam.) Kletspraatje. Faire des —s : Babbelen,kwaadspreken. 8. Kabaal, herrie v.

Potineur m., -euse v. Babbelaar, -ster.Potion v. (spr. -syon) : Drankje, geneesdrank m.Potiron m. : Ronde pompoen m.Pot-pourri (me. —8--8) z. pot 2.Pou m. : Luis v. Laid comme un — : Afschuwe-lijk lelijk.

Pouaere : Vuil. (fig.) Gierig.Pouahl Bahl foes!Poubelle V. : Vuilnisbak (te Parijs) m.Pouee m. 1 Duim m. Grote teen (— du pied) m

Manger sur le — : Uit zijn vuistje eten. (fig.)Sur le — : In alleriji. Lire du — : Doorbladeren.Compter sur le — : Op de vingers natellen. Semordre les —s : Spijt hebben. Serrer les —s d qn :Iem. de duimschroeven aanzetten (ook fig.).Mettre les —s : Toegeven. Tourner les —s : Nietste doen hebben. Jouer du — : Afdokken. 2. Duim-breed, duim (± 2,7 c.M.).

Pouding m. (spr. -dingue) : Pudding m.Poudre v. : 1. Poeder. Stof. (fig.) Secouer la — deses souliers : Zich voornemen nooit meer terug tokomen. Mettre reduire en — : Verwoesten;doden; (fig.) ontzenuwen. Tabac en — Snuif v.— de café : Gemalen koffie v. Sucre en — Poeder-suiker. — (a krire, a seeker) : Strooizand. Ellemet de la — : Zij poedert zich. — de riz : (Rijste)-poeder. 2. (Bus)kruit (— a canon). Coup de canon

— Schot met los kruit. — sans fumie : Rook-zwak kruit. — brisante : Springstof.

Poudrer : Met stof, - poeder bedekken, (be)-poederen.

Poudrerie V. : Buskruitfabriek v., -molen m.Poudreux : Stoffig, bestoven.Poudrier m. : Buskruitwerker. Strooizandko-ker m. Poederdoosje. (oud) Zandloper.

Poudrière v. : Kruithoorn m. -fabriek v. -magazijn.Poudroyer ov.w. : Met stof bedekken. Tot stofmaken. onov.w. : Als stof opdwarrelen. In dezon trillen.

Pouf : Plof, pats! pof! Faire : Knallen. (fig.,f am.) Faire (un) — : Met de noorderzon vertrek-ken; een klap krijgen; failliet gaan. I bv.nw.Brokkelig, bros.' m. : Soort vrouwenkapsel. Tour-nure v. Ronde sofa v. Dikkerd. Gemeen failliet.

Pouffer : Het uitproesten. - uitschateren.Pouille v. 1. z. pouilles. 2. La P- :Pouillb m. : 1. Prebendenregister. 2. z. -eux.Pouiller : Ongedierte zoeken bij. Uitschelden.Pouilles v.mv. : Grove belediging. Dire -, chan-ter — d qn : Iem. de huid volschelden.

Pouilleux : Vol luizen, - ongedierte. (fig.) Vuil.La Champagne -euse 't Kaalste deel van Ch. Im. : Iem. met luizen. Arme slokker.

Poulailler m. : Hoenderhok. Kippenstok m.,-rek. Engelenbak m., „schellinkje". Hoenderkoop-man. poelier.

Poulain m. : Veulen. Slede voor zware lasten v.Ladder (om vaten wijn te kelderen) v.

Poulaine V. : 1. Souliers a la : Tootschoenen.2. Galjoen o.

Poularde V. : Jong, gemest hoen.Poule v. : 1. Kip, hen. Tuer la — aux ceufs d'or: Alle inkomsten doen ophouden. — mouillde,coeur de — : Lammeling, durfniet. C'est le fill dela — blanche : 't Is een verwend kind. La — aupot : De in de soep gekookte kip (die cederFransman op Zondag moest hebben). — fai-sane : Wijfjesfazant. — d'Inde : Kalkoen. 2.(sp e 1) Pot m., gezamelijke inzet m.

Poulet m. : 1. Jonge kip. Bereide kip. Blanc de— : Kippenvlees. 2. (f am.) Lieveling. 3. Minne-briefje.

Poulette v. : Kippetje. (fig.) Meisje. (fam).Liefje. Sauce — Blanke saus.

Pouliehe V. : Merrieveulen (tot 18 maanden).Poulle v. : Katrol v. (z e e v.) Blok. Cylinder-trommel m.

Poulier ov.w. : Met een katrol opwinden.Poulinibre v. : Veulenmerrie.Pouls m. (spr. pou) : Hart-. Polslag m., pole m.

Page 375: aardrijkskunde - DBNL

359 POUSSER.POUMON.

Tdter le - a qn : Tem. pols voelen; (fig.) - polsen.(fig.) Se tdter le - : Met zichzelf te rade gaan.Etre sans - : Geen polsslag hebben.

Poumon m. : Long v. A pleins -s : Met voileteugen; uit de voile borst; luidkeels.

Poupe v. : Achterschip. Avoir le vent en - : Voorde wind zeilen; (fig.) voorspoed hebben.

Poupee v. : 1. Pop v. C'est tine - : 't Is een mode-popje zonder hersens. 2. Mutse-, pruikebol m.

Poupin : Popperig.Poupon m. : Mollig kindje. (f am.) Liefje. Kind.PouponniOre V. : Zuigelingenafdeling.Pour : 1. Voor, in de plaats van. Vous me pre-nez - un autre : Gij hebt den verkeerde voor.- touts reponse : Als enig antwoord. 2. Voor,in ruil voor, tegen, tegenover. Mot - mot : Woordvoor woord. Mourir - mourir, it aimait mieuxSauter : Nu hij toch sterven moest, wilde hij!lever in de lucht vliegen. 3. Als, bij wijze van.Il ne me reste - tout bien qu'un lit : Als enigebezitting blijft me een bed over. 4. Als, tot.Vouloir qn - sa femme : Tern. tot vrouw willenhebben. Laisser qn - mort : Tem. als dood ach-terlaten. 5. Voor, namens. - qui venez-vouz ? Uitwiens naam komt gij ? 6. Naar. En route - lesIndes : Op wag naar Indic. 7. (tij d) Est-ce -cette annee? Gebeurt 't van 't jaar nog? - ja-mais : Voor altijd. 8. Voor, met 't oog op, terwile van, om. Livres - Us enfants : Kinderboe-ken. Cele n'est pas - me plaire : Dat staat menu joist niet aan. Il n'y a que des ldches - men-tir : Aileen lafaards moat men hebben om teliegen. Il est assez 1 ou - le faire : Hij is dwaasgenoeg om 't te doen. 9. Voor, ten gunste van.J'ai les dieux - moi : De goden zijn op mijnhand. Je suis - les Boers : Ik ben voor de Boe-ren. Elle a tout - elle : Zij heeft alles (bovenanderen) v66r. Avoir la force - soi : De machtaan zijn kant hebben. Il n'y en a que - lui : Hijneemt alles in beslag. S'inquieter - qn : Zichover iem. ongerust waken. 10. Voor. Wat be-treft. Est-ce - moi que vows dites cela ? Hebt ge't tegen mij? - ce qui me regarde : Wat mij be-treft. - moi of - ce qui est de moi : Wat mijbetreft. - de l'ambition, voila de l'ambition : Alswe 't nu toch over eerzucht hebben, dan is dateerzucht. 11. (vergelij king) - ce que je own-pte dans votre vie : Als men nagaat, hoe weinigik in uw leven meetel. - qqs-uns qui furent pris,combien ichapperentl Tegenover enkelen die ge-vangen werden, hoeveel ontsnapten er 1 12.(verhouding) Per, op, tegen. Dix - cent :Tien percent. Un depute - dix mile habitants :Een afgevaardigde op de 10000 inwoners. 13.Voor, wegens, om. Chesser qn - sa mauvaiseconduite : Tem. om zijn slecht gedrag wegjagen.- que : Opdat. 14. Omdat. - etre riche, it n'estpas moins malheureux : Al is hij rijk, hij is tochongelukkig. Il est malade - avoir trop mange :Hij is ziek, doordat hij te veal gegeten heeft. 15.- que : Opdat. I m. : Het v66r.

Pourboire m. : Foot v., drinkgeld.Poureeau m. : Varken (ook fig.). - & Epicure :Epicurist, laag mans die voor zijn gent leeft.

Pour-cent m. : Percentage.Poureentage m. : Percentage, hoeveelheid tenhonderd. Tafelgeld (verkoping).

Pourehasser : Hardnekkig najagen.Pourfendeur m. IJzervreter. Snoever.Pourfendre : Doorklieven, -hakken.

Pourlëeher : Likken rondom. Se - les babines :Zijn lippen aflikken.

Pourparler m. : Onderhandeling, bespreking.Pourpier m. : Postelein (groente) v.Pourpoint m. : Wambuis.Pourpre v. : 1. Purperslak v. Purper. -stof v.Purperrode kleur v. 2. Purperen kleed, - man-tel m. (fig.) Vorstelijke waardigheid. Waardig-heid van kardinaal. I bv.nw. : Purperkleurig,donkerrood. I m. : Purperkleur v. (gen e esk.)Purperkoorts v.

Pourpre : Purperkleurig. Fievre -e: Purperkoorts.Pourprier m. : Purperslak v.Pourquoi : Waarom, om welke reden. Demandez-moi - : Ja, dat weet ik ook niet. C'est -, voila - :Daarom. I m. : Waarom, reden v., oorzaak v.bw. : (vr age n d) Waarom. Vos - : Uw gevraag.

Pourrir onov.w. : Bederven, (ver)rotten. Coeur- : Verdorven ziel. - dens le vice; - dans l'or-dare : In ondeugd -; vuil vergaan. Laisser - dansan cachot : In een hok laten wegkwijnen. I ov.w.: Doen (ver)rotten, - bederven, - vergaan.

Pourriture v. : 1. Verrotting, bederf. Tomberen - : Beginnen te rotten. 2. (f am.) Smeerlap,kreng. 3. Rotte plek v.

Poursuite v. : 1. Het nalopen (kind). Het ach..tervolgen, vervolgen. Se mettre a la - de : Na-zetten. 2. (recht) Vervolging. 3. Dringend ver-zoek. 4. Najaging, streven. 5. Het voortzetten.

Poursuivant m. : Najager. (recht) Vervolger.aanklager.

Poursuivre : Nalopen. Najagen, achtervolgen;(f i g.) streven naar. (fig.) Kwellen. (r e c ht) Ver-volgen. Dingen naar, staan naar, najagen.

-son chemin : Voortgaan.Pourtant : Echter, evenwel, toch.Pourtour m. : Berk-, koor-, schouwburgomloopm., promenoir m. Omtrek m.

Pourvoi m. : (recht) Voorziening; beroep.Pourvoir onov.w. : Voorzien (in), zorgen (voor).

I ov.w. : Voorzien van. Onder dak brengen, nit-huwen. I se - : Zich voorzien (van). (recht)In hoger beroep gaan. Een verzoek indienen om.- en cessation : In cassatie gaan.

Pourvoyeur m., -voyeuse v. : Spijsbezorger;leverancier, -ster.

Pourvu que : Mits, op voorwaarde dat, als .. .maar. - cela dure : Als dat maar zo blijft.

Pousse Y. : Het uitkomen (blad, tand, hear);groei m. Dampigheid (paard). Bederf van dewijn. Scheut v., loot v. 't Rijzen (brood).

Pousse-café m. (my. onverand.) : Glaasje likeur(na de koffie).

Pousse-eailloux m. (my. onverand.) : Infanterist.PoussOe v. : Stoot m., duw m. Gedrang. Druk

m., persing. (fig.) 't Opjagen (beurskoers). La -allemande : De Duitse opmars.

Pousse-pied m. (my. onverand.) : Viet v.Pousse-pousse m. : Rolstoel m. Kinderwagentje.Wagentje door een loper getrokken, ricksha v.

I. Pousser ov.w. : L (Voort)duwen. -schuiven.-stoten, drukken, aan-, voortdrijven. - qn dehors : Iem. buiten de deur gooien. - du coude;- du genou : Met de elleboog -; met de knie aanstoten. - une Porte : Een deur toe-, openduwen.- un clou : Een spijker slaan. 2. (fig.) Aan-zetten, aansporen. Il va comme on le pousse : Hijloopt aan een leiband als een kind. 3. Vooruit-brengen. Achtervolgen. - les ennemis : De vij-anden terugdrijven. Un instinct m'a pousse ici:

Page 376: aardrijkskunde - DBNL

360 PRECHE.POUSSER.

Instinct heeft me hierheen gedreven. - un che-val : Een paard aanzetten. 4. (fig.) Aanzetten, op-wekken. 5. (fig.) Voorthelpen. 6. (f i g.) In 't nauwbrengen. 7. Voortduwen, -drijven. 8. (f i g.) Opdrij -ven (bij verkoping). - les encheres Opbieden. 9.(fig.) Met ijver behartigen. Doordrijven. - leschoses,- les affaires : Alles op haren en snarenzetten; er vaart achter zetten. - son audacejusqu'd . . . : De stoutmoedigheid z6ver drijvendat . Poussi avant : Doorwerkt. trop loin laraillerie : De scherts te ver drijven. - les etudes :De studie ijverig doorzetten. 10. Doortrekken(muur), verlengen. 11. Schieten, doen uitkomen, -ontspruiten. - des dents : Tanden krijgen. - desfeuilles : Bladeren krijgen. 12. Uitstoten, slaken,uiten. - ses mines : Lief doen.

II. Pousser onov.w. : 1. Duwen stoten, drukken.- 4 la roue : Aan 't wiel meeduwen; (fig.)krachtig meehelpen. 2. Voorwaarts gaan. -jusqu'a B : Tot B doorgaan, - doorrijden. 3.Schimmelen; gisten (wijn). 4. Voortgaan. Vergaan. 5. Dampig zijn (paard). 6. Uitbotten.Groeien. Doorkomen (tand). se - : Elk. ver-dringen. Voortgedrongen -, geduwd worden. Zichvooruitwerken. - aupres des Brands : Bij de gro-ten een wit voetje weten te krijgen.

Poussette V. : Kinderwagen m. Kinderspel mettwee spelden.

Poussier m. : Fijne overblijfselen. Gruis. Fijnbuskruit. - de mottes d braler : Turfmolm m.

Poussike v. : 1. Stof. Grain de -. Stofje. Rd-duire mettre en Vernietigen. 2. Fijn ver-deelde deeltjes. - d'eau : Stofschuim. La -fecondante des plantes : 't Stuifmeel. - de diamant:Diamantpoeder.

Poussi6reux : Stoffig.Poussif : Dampig (paard). Aamborstig.Poussin m. : Kuiken. •Poussinibre : Die kuikens heeft. v. : (yolk) DePleaden, de Klokhen (l'etoile -). Kuikenshok.

Poussoir m. : Drukknop (repetitiehorloge) m.Drukker (bouton-).

Poutre v. : Balk m., legger. Loopmast v.Poutrelle V. : Balkje.I. Pouvoir : 1. Kunnen, in staat zijn. On ne peutmieuz : Opperbest. Sauve quipeutl leder berge zijnlijf ! 2. (on ze kerheid). Mogelijk zijn. Elle a puetre jolie : Zij zal misschien moot geweest zijn. 3.Mogen. Puissiez-vous etre heureux : Moogt gij ge-lukkig zijn. Peut-on termer la Porte f Mag dedeur dicht? 4. (met een onbepaald voor-w erp) Vermogen, kunnen doen. Il peut beau-coup aupres du ministre : Hij heeft veel invloedbij denjn. n'en peut plus : Hij is uitgeput.Se - : Mogelijk zijn. Cela se peut : Dat kan welzo zijn. Se pourrait-il que . . .1 Is 't wezenlijkwaar dat . . .?

II. Pouvoir m. : 1. Macht v., vermogen (omlets te doen). (recht) Bevoegdheid. 2. Volmachtv. .De tout mon - : Uit alle macht. 8. Gezagmacht. Tomber au - de qn : In lem. handenvallen. Avoir en son - In zijn macht hebben.4. Invloed m., overwicht. 5. Staatsmacht. Op-permacht. Regering. Homme au - : Machtheb-ber. Exercer le - : Regeren. Rester au - :Aanblijven.

Pragmatique bv.nw. en v. : Plechtige regeling(- sanction) der vorstelijke familiebelangen ofder kerkbelangen.

Prague v. : Praag.

Prairial m. : (Weidemaand), negende maandvan de Republ. kalender (20 Mei tot 18 Juni) v.

Prairie v. : Grote weide v. Prairie v.Praline v. : Suikeramandel v.Praticabilit6 v. : Uitvoerbaarheid.Praticable : Uitvoerbaar, doenlijk. Bruik-; be-gaanbaar. Werkelijk, niet-geschilderd (schouw-burg-decoratief). m. : Stuk decoratief dat nietalleen geschilderd is.

Praticien m. : 1. (recht) Practisch rechtsge-leerde. 2. Praktiserend geneesheer, zeer erva-ren -. 3. Practisch mens. 4. (kunst) Helpervoor 't ruwe werk.

Pratiquant bv.nw. en m. : (Iem.) die zijn gods-dienstplichten (stipt) nakomt. Praktiserend.

Pratique : Toegepast, werkdadig, practisch. Er-,varen, handig. r V. : 1. Toepassing (der voor-schriften), practijk v. Be-, uitoefening. Mettre en- : Toepassen. La libre - de la religion : Devrije uitoefening van de godsdienst. 2. Gebrtik,handelwijze v. Methode v. Des -s Streken m.,listen v. 3. (recht) Rechtspraktijk. Terme de - :Rechtsterm. 4. Omgang m., verkeer, betrekking.5. Klandizie v. De klanten. Een klant. 6. Erva-ring, kunstvaardigheid. Savoir une langue par la- : Een taal door 't dagelijks gebruik kennen.

Pratiquement : Uit een practisch oogpunt.Pratiquer ov.w. : 1. Toepassen, in practijkbrengen, uitoefe.nen. Betrachten. 2. Gebruiken(middel). Aanbrengen, maken. Gewoonlijk doen.Voortdurend opslaan (boek). Zich verdiepen in(schrijver). Omkopen. - son piano : Piano stude-ren. 3. Omgaan verkeren met. I onov.w. :Werkzaam zijn, praktizeren. Zijn godsdienstplich-ten vervullen. I se - : Gedaan worden, gebeuren.

Praxitéle m. : Praxiteles (Grieks beeldhouwer).Pre m. : Weide v. Aller sur le - Duelleren.PrOachat m. : Voor(ver)koop m.Pr6alable : Voorafgaand; voorlopig. Au -Vooraf, te voren.

Pr6alablement : Vooraf.Pr6ambule m. : Inleiding, voorrede v.Pr6au m. : Kleine weide v. Binnen-. Speelplaats v.Preavis m. : Preadvies. Opzeggingstermijn in. Sans- : Zonder opzegging, dadelijk opvorderbaar.

Prebende V. : Prove v., prebende v., inkomstenvan een kerkelijk ambt v.

PrObendier m. : Domheer die een prove heeft.Koorhelper.

Precaire : Voor zekere tijd toegestaan. Tijdelijk.onzeker; wankelend.

Pr6cairement : Op een onzekere wijze.Precaution v. : Behoedzaamheid, voorzorg v.Voorzorgsmaatregel m. Il taut des -s : Wemoeten voorzichtig zijn.

Prkautionner : Behoeden, beschutten. I seVoorzorgen gebruiken.

Precedemment : Vroeger, te voren.Precedent : Voorafgaand, vorig. I m. : Vooraf-gaand overeenkomstig felt, precedent.

Preader : Voorafgaan. Komen veer. Zich be-vinden voor.

Prècepte m. Voorschritt, les v. Gebod.Pr6cepteur m. : Leermeester. Opvoeder.Pr6ceptoral : Van den leermeester.Prkeptorat m. : Leermeesterplaats v., gou-verneurschap.

Precession v. : (s terr en k.) Verplaatsing (dernachteveningen).

Prêche m. : (Prot.) Preek v., predikatie v.

Page 377: aardrijkskunde - DBNL

361 PRWMINAIREMENT.PRRCHER.

Pitcher ov.w. : 1. Prediken, verkondigen. —pour son saint, - pour sa varotsse : Ter wille van

zijn eigen voordeel spreken. 2. Aanbevelen, aan-raden. 3. Roemen, prijzen. 4. Gods woord ver-kondigen aan. I onov.w : Preken. Vermaningenuitdelen. — d'exemple : Zelf 't voorbeeld geven.

Preehi-precha m. (f am.) Voortdurend ge-preek. Un — : Een zeurkous. I bv.nw. : Zeurig.

Predeusement : Zorgvuldig, als sets kostelijks.Met de uiterste zorg, zeer gezocht.

Precieux, -euse : 1. Kostbaar. Kostelijk, edel.Belangrijk. Dierbaar. Votre amitie m'est -euse :Ik hecht grote waarde aan. 2. Verfijnd. (ong.bet.) Gezocht. 1. Le — : 't Verfijnde uiterlijk.(ong. bet.) 't Gezochte. 2. (letterk.) une-euse Een fijn beschaafde man, vrouw; (ong.bet.) - met al te verfijnde manieren en taal.

Preciosite V. : Verfijndheid in manieren en taal.Stijl der 17e eeuwse zoekers van 't verfijnde m.

Precipice m. : Steile helling; afgrond m. (fig.)Groot gevaar, oorzaak van ondergang .

Precipitamment : In aller ijl, overhaast.Precipitant bv.nw. en m. : (scheik.) Neerslagveroorzakend (middel).

Precipitation v. : Nederstorting. (s c heik.) Neer-slag m., precipitaat. Overhaasting.

Preeipite m. : Precipitaat, neerslag m.Precipiter : 1. Nederstorten, -werpen. (fig.)(Neer)storten. (scheik.) Neerslaan. 2. Voort-drijven. 3. Verhaasten. Overijlen. — sa fuite :In aller ijl vluchten. lea fours, - les annies deqn : Iem. dood bespoedigen. I se — : 1. Zich wer-pen, - storten; losstormen. — au decant de :Onderdanig te gemoet snellen. 2. (fig.) Zichovergeven aan. 3. Zich overhaasten. Elk. aneiopvolgen (gebeurtenissen).

Précis : Nauwkeurig, stipt, joist, precies. Bon-dig, zakelijk. I m. Sort begrip, overzicht.

Precisement : Nauwkeurig. Precies. Ja, juist!Preciser : Juist opgeven. - bepalen. Duidelijkuitdrukken.

Precision v. : Nauwkeurig-, juist-. Beknopt-,bondigheid. Instruments de — : Uiterst ge-voelige instrumenten. Armes de — : Juistheids-wapenen.

Preen() : Voornoemd, bovengemeld.Precoce : Vroegrijp. -tijdig. Vroeg. Voorbarig.Precocement : Vroegtijdig, vroeg.Premeite v. : 't Vroeg zijn. Vroegrijpheid. Voor-barigheid.

Precompter : Vooruit aftrekken (op rekening).Precongu : Ondoordacht van to voren opgevat.Idle-, opinion —e Vooroordeel.

Prkonisation v. (kerk) Bevoegdverklaringvan een door de Staat benoemden bisschop.(fig.) Aanprijzing, ophemeling.

Preeoniser : (kerk) (Een door de Stant be-noemden bisschop) bevoegd verklaren. (fig.)Aanprijzen, ophemelen.

Preeurseur m. : Voorloper, -bode. I bv.nw. :Voorafgaand. Sign — : Voorteken.

Predecesseur m. : Voorganger.Predestination v. : Voorbeschikking.Predestiner : 1. Ilitverkiezen, bestemmen. Nom-ine : Toepasselijke naam. 2. (godsd.) Tot za-ligheid of verdoemenis bestemmen.

Predeterminer : (g o d d.) Voorbepalen, demenselijke wil vooraf bepalen.

Predicant m. : Vervelend preker. Dominee.Predicat m. : Aan een voorwerp toegekende

eigenschap, naamwoordelijk deel van 't gezegde.Predicateur m. : Prediker. VerkondigerPredication v. : Prediking, verkondiging. Preek v.Prediction v. : Voorspelling, -zegging.Predilection v. : Voorliefde v. De — : Lievelings-.Predire : Voorspellen.Predisposant : Die ontvankelijk maakt, voor-beschikkend.

Predispose bv.nw. en m. Erfelijk belast. -e.Predisposer Voorbereiden (tot), vatbaar ma-ken (voor). Erfelijk belasten.

Predisposition v. : Vatbaar-, ontvankelijk-,voorbeschiktheid, aanleg m.

Predominance v. : Overheersing, 't sterk uit-komen. Overwegende invloed m.

Predominant : Overheersend, voornaamst.Predomination v. Meerdere invloed m.Predominer : De overhand hebben.Preeminence v. : Voorrang m.Preeminent : Die de voorrang heeft, uitstekend,voortreffelijkst.

Preetablir : Vooraf vaststellen.Preexcellence v. : Meerdere voortreffelijkheid.Preexistence v. : V66rbestaan, vroeger bestaan.Preexister : Vooraf bestaan.Preface v. : 1. Voorrede v., -bericht.) In- (fig.leiding. 2. (K a th.) Prefatie (inleiding tot deconsecratie in de mis) v.

Prefacer : Van een voorrede voorzien.Prefectoral : Van den prefect.Prefecture v. : Waardigheid Gebied Wo-oing -. Bureaux van een prefect. Stad waar deprefect zijn zetel heeft v.

Preferable : Verkieslijk.Preferablement : Liever, bij voorkeur.Preference v. : Voorkeur v. Bijzondere onder-scheiding. De — : Bij voorkeur. De — 4 : Boven.

Preferer : Verkiezen, voortrekken.Prefet m. : 1. Hoofd, bevelhebber. Stedehouder(der Rom. keizers). 2. — des Etudes : Hoofd vanonderwijs. 3. (in Fr ankr.) Prefect, hoofd vaneen departement. Le — de police : 't Hoofd derpolitie. — maritime : Marineprefect, administra-tief hoofd ener marinestelling.

Prefix : Vastgesteld, bepaald.Prefixe : V6Orgevoegd. I m. Voorvoegsel.Prefixer : Van te voren vaststellen.Prehellenique : Van v66r de Hellenen.Prehistoire v. : Voorhistorische geschiedenis.Prehistorique : Voorhistorisch.Prejudice m. : Nadeel, schade v. Sans — de :

Onverminderd. Au — de : Ten nadele van.Prejudidable : Schadelijk, nadelig.Prejudiciel : Question —le : Vraag die v66r dehoofdvraag moet beslist worden.

Prejudicier : Nadelig zijn, schaden.Prejuge m. : Vooroordeel. Voorafgaand vonnis.Prejuger : Van te voren beslissen, voorlopigoordelen. Onderstellen, vermoeden.

Prelasser (se) : Statig voortstappen.Prelat m. : Prelaat, voornaam geestelijke.Prelêvement m. Vooruitgenieting; heffing Af-schrijving. Opneming (bedrag). — sur le capital,— sur la fortune : Heffing in eens.

Prelever : Vooruit genieten. Op-, afnemen (geld).Heffen (rechten).

Preliminaire : Voorafgaand, inleidend. m. :Toebereidsel. de pain : Voorlopige puntenvan een vredesverdrag.

Preliminairement : Van to voren.

Page 378: aardrijkskunde - DBNL

362 PRENOMME.PRELUDE.

Prelude m. : (fig.) Inleiding, voorbode m. (muz.)Voorspel. Preludium.

Preluder : (Zich) voorbereiden. (muz.) Stem-men. Een pear accoorden aanslaan.

Premature : Vroeg ontwikkeld, vroeg. Ontijdig.Prematurement : Vroeg. Ontijdig, voorbarig.Prematurite v. : Vroegrijp-. Voorbarigheid.Premeditation v. : Voorbedachtheid. Avec - :Met voorbedachten rade.

Premediter : Vooraf bedenken, - beramen.Premiers v.mv. : Eerstelingen, eerste voort-brengselen. (fig.) Aanvang m.

Premier : 1. (tij d) Eerste, vroegste. Oorspron-kelijke. Sa -iire jeunesse : Zijn prille jeugd. A la-iêre heure : Zo gauw mogelijk; vroeg. Un so-cialiste de la -iere heure : Een der eerste social's-ten. 2. (plaats) Eerste, voorste. - Paris : Hoofd-artikel in een Parijs blad. 8. (op v olgin g) Eerste.Beste, voornaamste. Le - itat : De vroegeretoestand. I m. : Eerste. Eerste verdieping.Eerste verkoper. Le - de ran : Nieuwjaarsdag.Arrive,. bon - : Met een goede voorsprong 'teerst aankomen. Le - venu : De eerste de beste.(tone el) Jeune - : Toneelspeler die de jonge-minnaarsrollen vervult. En - : In de eersteplaats. Lieutenant en - : Eerste luitenant.

Premiere V. : Eerste. Eerste opvoering, - uit-voering. - drukproef v. - loge v. - klasse. - ver-snelling (auto). - coupeuse. - verkoopster. -wissel m.

Premierement : In de eerste plaats.Premier-ne m. (my. -8- -8) : Eerstgeborene.Premisse V. : Eerste stelling ener redenering.Premunir : Wapenen, beveiligen.Prenable : Inneembaar. (fig.) Genaakbaar.Prenant : 1. Ontvangend, aannemend. La partie-e : De ontvanger. 2. Grijpend. Queue -e : Grijp-staart m. 8. Beginnend. 4. Innemend, pakkend.

I. Prendre ov.w. : 1. Nemen, vast-, (aan)grijpen,opnemen, -vatten. - par les cheveux : Bij de ha-.ren grijpen. - aux cheveux : In de haren vliegen.- a la gorge : Bij de keel grijpen; (fig.) hevigdoen ontroeren. Etre pris par son vitement : Metzijn kleren verward geraken. Il a la voix prise: Zijn stem is hees. Le ciel est pris : De luchtis bedekt. - qch sur soi : Iets op zits nemen.- bien; - mal : Vriendelijk-; kwalijk opnemen.Comment prendra-t-il la chose, Hoe zal hij datopvatten ? - qn par l'interet; - la vanite : Op iem.eigenbelang-; - ijdelheid speculeren. Le - de haut :Een hoge toon aanslaan. - au 8erieux : Ernstigopvatten. A tout - : Alles wel beschouwd. 2.Aangrijpen, -vallen. - par son faible : In zijnzwak tasten. - corps a corps : Stevig aangrij-pen. 8. Zich meester maken van; innemen; van-gen; schieten (wild); (spel) nemen. - qn aupike : Iem. verleiden. 4. Overvallen. Krijgen(ziekte). Pris de pear : Door vrees bevangen. Lafievre le prit : Hij kreeg de koorts. 5. Verrassen,betrappen. - qn en 'auto : Iem. (op een tekort-koming) betrappen. - pi 4 viler : Tem. op dief-stal betrappen. Je vous y prends : Nu betrap ikje. 6. Ontnemen, ontstelen (fig.) Aftrekken.- qch sue une sarnine : Iets van een som afne-men. - sur sa bouche, - sur 8a nourriture: Uit zijnmond sparen. 7. Innemen, wederrechtelijk ne-men. 8. Zich voorzien van; kopen, huren.

-des informations : Inlichtingen inwinnen. - desnotes : Aantekeningen maken. 04 a-t-il pris cesWes 1 Waar haalt hij zo lets vandaan?

- terre : Landen. - racine : Wortel schieten.9. Kiezen, (in zijn dienst) nemen. - femme :Trouwen. - a temoin : Tot getuige nemen.

-qn en pension : Iem. in de kost nemen. 10. Be-schouwen als, houden voor. - une chose pour useautre : Zich in iets vergissen. Pour qui me prenez-vous 7 Wie desk je wel dat je voor hebt? Pre-none que je me soil trompi : Laten we aannemendat ik mij vergist heb. 11. Afhalen. 12. Aan-nemen, ontvangen. - les chose* comme cites vien-nent : Gods water over Gods akker laten lopen.13. Eten, drinken, gebruiken; innemen (genees-middel). 14. Aannemen; krijgen, oplopen. -un pli : Een gewoonte aannemen. - feu : Inbrand geraken. - l'eau : Water doorlaten, lekzijn. - de l'embonpoint, (fam.) - du venire :Dikker worden. - de l' age, - des annies : Ouderworden. 15. Nemen, meenemen (om te gebrui-ken). Aan-, voordoen. - le deuil : In de rouwgaan. - un nom, : Een naam aannemen. 16.Nemen, inslaan. (fig.) Aanvaarden. - sa course,- son élan : Een aanloop nemen. - son vol : Op-,wegvliegen. - le trot; - le 1alop : Beginnen te dra-ven; - te galopperen. - son temps : 't Juisteogenblik uitkiezen. - son tours vers le nord :Naar 't Noorden gaan, - sturen. - ses fonctions :Zijn ambt aanvaarden. - une profession : Benvak kiezen. Taille bien prise : Welgemaakte ge-stalte v. 17. Gebruiken, zijn toevlucht nemen tot.Gevoelen, opvatten. - patience : Geduld oefenen.- courage : Moed vatten. - sa revanche : Zichwreken. - jour : Een dag bepalen. - rendez-vous(ferme) : (Vast) afspreken; een samenkomst be-palen. - qn en amitid : Vriendschap voor iem.opvatten.

II. Prendre onov.w. : 1. Stollen. Bevriezen. 2. Wor-tel schieten. 3. Aangaan (vuur), ontbranden(kruit). Le feu a pris ici : Hier is de brand ont-staan. 4. Vatten, zich hechten, houden (kleur,inkt), bijten. - a la gorge : De keel onaange-naam aandoen. 5. (fig.) Vat hebben op. Se lais-ser - : Zich laten bedriegen. 6. Slagen, succeshebben. Bien lui a pris de . . . : 't Is een ge-luk voor hem geweest dat . . . . .Mal lui a prisde . . . : 't Is hem slecht bekomen dat . . . . 7.Zich wenden, afslaan. Prenez par ici : Ga hier-langs. - a droite; - a gauche : -Rechts -; linksafslaan. 8. Beginnen. Krijgen, in zich voelen op-komen. L'envie lui prit de . . . : Hij kreeg lustom . . . . Qu'est-ce qui lui prendf. W at overkomthem -, - heeft hij toch? 9. (spel) Nemen.

III. Prendre (se) : 1. Elk. nemen. - aux cheveux :Elk. in de haren vliegen. 2. Zich vasthouden,- klemmen. Blijven haken. 3. se - a : Aangrij-pen, -vallen. - de paroles : Ruzie krijgen. 4.s'en - a qn : Iem. verantwoordelijk stellen.S'en - 4 soi-meme : Zich zelf de schuld geven.5. se - A qch : lets beginners. Il ne sait com-ment s'y prendre : Hij weet niet hoe hij dat moetaanleggen. 6. Bevriezen, stremmen. 7. Opgevat-, gebruikt worden. 8. Zich laten vangen. - aupike : In de strik lopen. 9. Opgelopen wor-den (ziekten). 10. Opgevat, aangegrepen wor-den. - de yin : Dronken worden. 11. se - pour: Menen te zijn.

Preneur m. : 1. Nemer, vanger, gebruiker. -de villa : Stedendwinger. 2. Huurder. Bieder.

Koper. Nemer (wissel). 8. Opnemer (van photo's).Prenom m. : V66rnaam m.Prenomme : Bovengenoemd.

Page 379: aardrijkskunde - DBNL

PREOCCUPATION. 363 PRESSANT.

Preoccupation v. : Voortdurende zorg v., alleaandacht in beslag nemende zaak v.

Preoccuper : Geheel en al in beslag nemen(geest); met zorgen vervullen (iem.). I se —de : Zich uitsluitend bezighouden met, bezorgdzijn over, steeds streven naar.

Preparateur m. : Amanuensis. Assistent. Toe-berelder. — en pharmacie : Apothekersbediende.

Prtparatif : Voorbereidend. I m. : Toebereidsel.Preparation v. : Voor-, toebereiding, toerusting.

Preparaat, toebereid voorwerp.Preparatoire : Voorbereidend, voorafgaand. I m.: Voorbereiding. I V. : -sklasse v.

Preparer : 1. Voor-, (toe)bereiden, toerusten. Pak-ken (koffers). — les voies a : De weg banen voor.2. Langzaam voorbereiden (op leed). 3. Studerenvoor (examen). I se — : 1. Zich voorbereiden, •gereedmaken. 2.Voorbereid worden, in wording -,op til zijn, komen opzetten (onweer). 3. Toebereidworden. 4. se — qeh : Zich lets op de hals halen.I onov.w.: Il se prepare des choses : Er is wat op til.

Preponderance V. : Overwicht.Preponderant : Overwegend, beslissend.Preposè m. : Beambte, leider. — au buffet : Buffet-chef. — au vestiaire: Vestiairehouder. I bv.nw. :— a : Belast met.

Preposer : Plaatsen v6Or. Aanstellen bij.Prepositif : Die vO6r (lets) geplaatst is. Die dewaarde van een voorzetsel heeft.

Preposition v. : Voorzetsel.Prerogative v. : Voorrecht.Pits : 1. Nabij. Il demeure tout — : Hij woonthier vlak bij. A beaucoup — : Op verre na niet.A cela — : Behalve dat. Il n'en est pas a cela —.: Daarop let hij niet. Aller au plus — : Met hetnaastbijzijnde beginnen. Nous n'en sommes pas acent florins — : We hoeven niet op f. 100 te kijken.Voila la somme a cent florins — : Hier is 't geld,op honderd gulden na. 2. De — : Van nabij ; (fig.)nauwkeurig. Raser de — : Schoon uitscheren.Serrer de — : In 't nauw drijven. Regarder -, voirde — : Van nabij bezien. Regarder de — a ladepense : Op de kleintjes passers. Suivre de — : Opde voet volgen. Cela me touche de — : Dat gaat mijzeer ter harte. Its sont parents de fort — : Zij zijnzeer nauw aan elk. verwant. I — de : 1. Bij, naast.2. Bijna. — de mourir : Op 't punt van te streven.Il n'est pas — de ceder : Hij zal wel niet zo gauwtoegeven. 3. Ongeveer. 4. Vergeleken met, haast.

Presage m. : Voorteken. Vermoeden.Presager : Voorspellen. Doen onderstellen. Ver-

moeden.Pre-sale m. (my. —8- —5) : Weide bij de zeekustv. Schaap dat op zulk een weide graast. Schape-vlees (van de beste soort).

Presbyte : Vbrziend. -e.Presbyaral : Priesterlijk.Presbytere m. : Pastorie v.Presbyterian m. : Presbyteriaan (Christen diede kerk door de oudsten laat besturen).

Presbytie v. (spr. -ti of -si) : Vtrziendheid.Presbytre m. : Ouderling, oudste.Prescription v. : Voorschrift. Recept. (r e c ht)Verjaring.

Preserire : Voorschrijven. (r e c ht) Laten verjaren.(fig.) Doen vergeten. I se — : Voorgeschreven -.Door verjaring verkregen worden. Zich tot eenplicht stellen.

Preseanee v. (spr. prase-) : Voorrang m., ere-plaats v.

Presence v. : 1. Aanwezigheid, bijzijn. Mettre en— : Samenbrengen. Les adversaires sont en — :De tegenstanders staan tegenover elkaar. En — de: In tegenwoordigheid van; (fig.) met 't oog op.2. (r e c h t) Werkelijk verblijf.

Present : 1. Aanwezig, tegenwoordig. Etre —a : Bijwonen. Lui — : In zijn tegenwoordigheid.Cela ne m'est pas — (a l'esprit) : Dat is mij door't hoofd gegaan. Avoir la mimoire —e : Een vaar-dig geheugen hebben. Avoir qch toujours — :lets steeds voor de geest hebben. 2. Tegen-woordig. A — : Thans, nu. A — que : Nu (dat).8. Hier aanwezig. La —e lettre of la —e : Dezebrief. Le — travail : Dit artikel, - boek. I m. :1. Aanwezige. 2. 't Tegenwoordige, 't heden.(t a al k.) Tegenwoordige tijd m. 3. Geschenk,cadeau. Faire — de : Schenken.

Presentable : (f am.) Toonbaar, dat men kanaanbieden, - laten zien.

Presentateur m. : Voorsteller. Geyer, inzender.(h an del) Aanbieder (van wissel).

Presentation v. : 1. (z a a k) Aanbieding, over-reiking, indiening. Het opdienen. Effet payable a— : Wissel op zicht. Sur la — de : Op vertoon van.2. (me ns) Voorstelling. Liste de —s : Voordracht(voor betrekking). (K a th.) La — de la Vierge :Maria-presentatie (21 Nov.) v. 3. (nieuw) Uiter-lijke verzorging (van boek, enz.), opmaak m.

Presentement : Thans, tegenwoordig.Presenter : 1. (z a a k) Aanbieden, overhandigen,indienen. Voorhouden, tonen. Toekeren. Pre-senteren (geweer). (fig.) Aanbieden. — seacivilites a qn : Tem. de uitdrukking zijner hoog-achting aanbieden. — sea idea : Zijn gedachtenuiteenzetten. 2. (m e n s) Voorstellen, binnen-leiden. Doen zien. Voordragen (voor betrekking).— a l'etat civil : Aangeven. I se — : 1. Zich ver-tonen, - voordoen, - aanbieden. — a la memoire: Invallen. Cette of faire se presents bien : Die zaaklaat zich goad aanzien. Il se presente une diffi-suite : Er doet zich een moeilijkheid voor. 2.Optreden, zich voordoen (in gezelschap). 3. Zichaanmelden. - candidaat stellen. - voor een exa-men aanmelden. Zich vervoegen.

Preservateur : Voorbehoedend, beschermend.Preservatif : Voorbehoedend. I m. : - middel.Preservation v. : Behoeding, beveiliging.Preserver : Behoeden, beschermen, bewaren.Presidente v. : Voorzitter-. Presidentschap.President m. : Voorzitter. President.Presidente v. : Presidente, voorzitster. Presi-dentsvrouw.

Presidentiel (spr. -syel) : Van den voorzitter.Presider onov.w. : Ms voorzitter optreden. Leiden,'t bestuur hebben over; voorzitten, leiden(gedachte). De stoot geven tot. I ov.w. : Leiden,'t voorzitterschap bekleden van.

Presomptif (spr. -zonptif) : Van te voren aan-gewezen, vermoedelijk.

Presomption v. (spr. -zonpsyon) : Vermoeden, ver-denking. Inbeelding, laatdunkendheid.

Presomptueusement en -ueux (spr. -zonptu-) : Ver-waand, laatdunkend.

Presque : Bijna, schier. A la — unanimite : Metbijna algemene stemmen.

Presqu'lle v. (my. presqulles) : Schiereiland.Pressage m. : 't Persen.Pressant : Omknellend. (1 i g.) (Aan)dringend, hevig ;klemmend (betoog). Dringend, spoedvereisend.Il etait — : Hij bleef maar aandringen.

Page 380: aardrijkskunde - DBNL

PRESSE. 364 PRVALOIR.

Presse v. : 1. Het drukken. 2. Gedrang, yolks-hoop m. Il y a - : Men verdringt er elk. om.Fendre la - : Door 't gewoel heendringen.3. Pers v. - monetaire : Muntpers. 4. Drukpers(- a imprimer). Mettre sous - : Laten drukken.Sous - : Ter perse. 5. Pers. Liberte de la - :Vrijheid van drukpers. Avoir une bonne -; - unemauvaise - : Goed-; slecht beoordeeld worden.Sorti des -s de : Gedrukt bij. 6. (fig.) Aandrangm. 7. (fig.) Haast v., ongeduld.

Presse z. presser.Presse-citrons m. (my. onv.) : Citroenpers v.Presse-livres m. (my. onv.) : Boekensteun m.Pressentiment m. (spr. pre-san-) : Voorgevoel.Pressentir (spr. pre-san-) : Een voorgevoel hebbenvan. Gedeeltelijk voorzien. Polsen.

Presse-papiers m. (me. onverand.) : Zwaar voor-werp om losse papieren bijeen te houden.

Presser ov.w. : 1. Uitpersen. Persen. Drukken.Samendringen. Nous sommes trop presses a table: Wij zitten te dicht bij elk. Un licit prase : Eenbondig verhaal. Frapper a coups presses : Metvlugge slagen slaan. 2. In 't nauw thijven.Pressen (zeelui). Presse par la /aim : Doorhonger gekweld. - de questions : Met vragenoverstelpen. 3. (fig.) Aandringen, aanhouden,verzoeken. 4. Tot spoed aanzetten. Bespoedigen.- le pas : Zijn schreden verhaasten. Etre presse :Haast hebben. I onov.w. : Dringend zijn, spoedvereisen. Rien ne presse, Bela ne presse pas : Eris geen haast bij. Une lettre presses : Een spoed-eisende brief. Il n'a rien de plus presse a faire :Zijn eerste werk is om. Alter -, courir au pluspresse : 't Dringendste 't eerst afdoen. I se - :Elk. verdringen. Zich haasten.

Presse-raquette m. (my. onv.) : Raketpers v.Presseur m. : Perser.Pression v. : 1. Drukking, druk m. - artórielle :

Bloeddruk. Sous - : Onder stoom, - druk.Bouton a - : Drukknoopje, -sluiting. 2. (fig.)Dwang m., drang m.

Pressoir m. : Pers v. -huis.Pressurage m. : Het uitpersen. Perswijn (tin de-) m. Afpersing.

Pressurer : (Uit)persen. (fig.) Uitzuigen.Pressureur m. : (Vruchten)perser.Prestanee V. : Statig voorkomen.Prestation v. : 1. Levering, dienstverlening.Des -8 : Herendiensten. 2. Aflegging (van eed).3. Wat men volbrengt.

Presto en -ment : Vlug, gezwind, handig.Prestesse v. : Vlug-, handigheid.Prestidigitateur m. : Goochelaar.Pretldigitation v. : Goochelkunst v.Prestige m. : Begoocheling. Zinsbedrog, bekoring.

Aanzien, gezag, aureool.Prestigieux : Oogverblindend, begoochelend.

Machtig, aanzienlijk.Presumable : Vermoedelijk.Presumer : 1. Vermoeden, denken. - innocent: Voor onschuldig houden. 2. Menen, geloven.- trop de ses forces : Zijn krachten overschatten.

Presupposer (spr. pre-su-) : Als waar (laten)aannemen. Bewijzen dat vooraf is gegaan.

Presupposition v. (spr. pre-su-) : VOOronder-stelling.

Presure v. : Leb, stremsel.Prat : 1. Gereed, klaar, bereid. 2. - A : Op 'tpunt om. I m. : Lening, Geleende som v. Voor-schot (op loon). Vijfdaagse soldij v. - sur gages

: Verpanding. - sur titres : Prolongatie v.Pretantaine V. : Courir la - : Rondzwerven;lanterfanten, slenteren.

Prate m. : Geleend goed. C'est un - pour unrendu : Dat zal ik hem betaald zetten. C'est un- rendu : Dat is leer om leer.

Pretendant m. : Pretendent. Aanzoeker, vrijer.Pretendre ov.w. : Beweren. Willen, verlangen.Vorderen, eisen. Ten huwelijk begeren. Ionov.w. (met a) : Dingen naar. - a l'esprit :Geestig willen zijn.

Pretendu m. : Aanstaande, verloofde. I bv.nw.: Vermeend, zogenaamd.

Pratendue v. : Aanstaande, verloofde.Prate-nom m. (mv. -nom) : Iem. die zijn naamleent, stroman.

Pretentaine z. pretantaine.Prbtentieux (spr. -syeu) : Aanmatigend, inge-

beeld. Gezocht.Prêtention v. : 1. Aanspraak v., vordering, eism. 2. Aanmatiging. Homme a -s : Verwaandmeas. 3. Gekunsteldheid.

Prater ov.w. : 1. Verschaffen, -lenen; schen-ken. - son appui a : Steunen, helpen. - sa maina : Helpen, de hand lenen. - main-forte a :Te hulp komen. - sa voix a qn : Voor iem. spre-ken. - l'oreille a : 't Oor lenen aan. - (la) viea : In 't leven houden. - serment : Een eed af-leggen. 2. Lenen, uitlenen. - sa plume a qn: De pen voor iem. voeren. - son nom a : Zijnnaam lenen. 3. Toedichten, (zonder grond) toe-schrijven, wijten. On ne prate qu'aux riches : Geenkoe heet boot of er is een vlekje aan. I onov.w. :1. (Geld) lenen. - a la petite semaine : Tegenwoekerrente op korte termijn lenen. 2. Aan-leiding geven. - a la critique : De kritiek vatop zich geven. 3. Rekken, meegeven. I se - :1. Geleend worden. Elk. lenen. 2. se - a : Zichlenen tot. Geschikt zijn voor. Se - a la plai-santerie : Ingaan op de aardigheid op eigen kosten.

Preterit m. (spr. -rite) : (ta al k.) Verleden tijd m.Prbteur m. : Praetor (rechter, provinciehoofd,legeraanvoerder, enz. bij de Rom.).

Prateur m. : Lener, geldschieter.Pratexte : 1. Voorwendsel, uitvlucht v. Prendre- de : Zich beroepen op. 2. Aanleiding. I v. :Praetexta (robe -; met een purperrand omzoomdwit Weed) v.

Pretexter : Voorwenden, -geven.Pretintaille v. : Opengewerkt boordsel. Bijzaakv. (s p el) Bijkomende toevalligheden.

Pratoire m. : 1. (g e s c h.) Praetorium (gerechts-hof van een praetor, lijfwacht des keizers, bij deRom.). 2. Rechtzaal v.

Pratorlen : Van den praetor, door een - be-stuurd. Les soldats -s of les -s : De keizerlijkelijfwacht; (fig.) de beroepssoldaten.

Pratre m. : Priester.Pratresse v. : Priesteres. (fig.) Dienares.Pretrise v. : Priesterschap. De priesters.Preture v. : Waardigheid van praetor.Preuve v. : 1. Bewijs. Faire - de : Aan dendag leggen. A - que : Ten bewijze dient dat.Jusqu'd - du contraire : Tenzij het tegendeelbewezen wordt. Il a fait ses -s : Hij heeft zijnsporen verdiend. 2. (rekenk.) Proef v. La -par neuf : De negenproef. 3. Gehalteproef.

Preux : Moedig. I m. : Held, koen ridder.Prevaloir : De overhand hebben, zegevieren.

SO - de : Zich laten voorstaan op.

Page 381: aardrijkskunde - DBNL

1)111SE.PRVARICATEUR. 365

Próvarieateur m. : Plichtvergeten ambtenaar.Prevarication V. : Plichtverzuim, ambtsmisdrijf.Prevariquer : Zijn (ambts)plicht verzaken.Provenance v. : Voorkomendheid. Opzegging.Prevenant Voorkomend. Innemend.Prevenir : 1. VOOr zijn. Voorkomen. 't eerst doen.(fig.) Verhoeden, afwenden. 2. Voor innemen.Etre -venu en faveur de qn; - contre qn : Voor-;tegen iem. vooringenomen zijn. Esprit -venu : Be-vooroordeelde geest. Cela previent en sa faveur: Dat stemt gunstig voor hem. Etre -venu d'uncrime : Van een misdaad verdacht worden. 3.Waarschuwen, vooruit zeggen.

Preventif : 1. Verhinderend, voorbehoedend. 2.(I e c h t) Van een beschuldigde. Detention -ive :Voorlopige hechtenis, voorarrest.

Prevention v. : 1. Vooringenomenheid, -oor-deel. 2. (recht) Staat van beschuldiging (etatde -) m. 3. (recht) Voorlopige hechtenis. 4.(nieuw)) Voorlopige staat van beleg m.

Pri)VentiVement : Bij wijze van voorzorg. Voor-lopig, op vermoeden.

PrOvenu : Beschuldigde.Prevision v. : Voor(uit)zien. Verwachting. En- de : Met 't oog op.

Prevoir : Voorzien. Voorzorgen nemen.Pray& m. : 1. (ges ch.) Opperste, opziener, pro-voost. - des marchands de Paris : Voorzitter op't stadhuis, (soort) burgemeester. 2. (kerk)Hoofd van 't kapittel. Overste ener orde. 3.(than s) Officier-commissaris. Zeker rechter.- (de salle) Provoost op de wapens.

Prev8t6 v. : Provoostschap, -rechtsgebied.Prevoyance v. : Voorziening, -zorg v. Caisse de

- : Weerstands-; pensioenverzekeringskas.Prevoyant : Vooruitziend. Zorgzaam; voor detoekomst.

Priam m. (spr. -ame) Priamus.Prie-Dieu m. (my. onverand.) : Bidstoel m.Prier ov.w. : 1. Biddend aanroepen. 2. Verzoeken.

- a mains jointes : Smeken. Se faire - pourfaire qch : Zwarigheden maken alvorens lets tedoen. 3. Uitnodigen. I onov.w. : Bidden.

Priêre v. : 1. Gebed. 2. (Smeek)bede; verzoek.- de ne pas cradle? : Verzoeke niet te spuwen.

Prisur m., -e v. : Kloostervoogd, -es. Prior, -es.Prieural : Van den prior of 't prioraat.Prieurè m. : Klooster door een prior bestuurd.

Kloosterkerk v. Waardigheid van prior.Prima donna (my. prime donne) V. : Eerste zan-geres, prima donna.

Primaire : Van de laagste rang, eerste. Van't lager onderwijs. Ecole - : Lagere school.Nombre - : Ondeelbaar priemgetal. (aardk.)Ere - : Oudste tijdperk.

Primat m. : Primaat, eerste aartsbisschop.Primatial (spr. -syal) : Van een primaat.Primatie v. (spr. -si) : Primaatschap.Primautè v. : Opperste voorrang m.; -hand v.Prime : 1. (oud) Eerste. De - abord : Bij deeerste blik. De - saut : Fluks, dadelijk. 2.(stelk.) Met een accent. A' of A - : A' of Aaccent. I v. : 1. (K ath.) Eerste getijde, - biduur.2. (sterrenk.) Eerste stand m. La lune est en- : 't Is nieuwe maan. 3. (schermen) Eerstepositie v. 4. (spel) Vier kaarten van verschil-lende kleur (als beslissend blad). 5. Allerfijnstewol v. 6. (Verzekering)premie v. 7. Premie (vooraanmoediging). - a l'exportation : Uitvoerpre-mie. 8. (beurs) Premie (overwaarde boven de

prijs van uitgifte), agio. Cette valeur fait - : Dateffect staat boven de prijs van uitgifte. (f i g.) Faire- : Zeer gezocht zijn, opgeld doen. 9. (h and el)Premie (door den koper die een koop vernietigtaan den verkoper verschuldigd bedrag). Achetera - pour fin mars : Tegen ultimo Maart metbeperkt risico kopen. Reponse des -s : Premie-afrekening. 10. (a ar dk.) Gekleurd bergkristal.

Primer ov.w. : 1. De voorrang hebben boven. Laforce prime le droit : Macht gaat boven recht.2. Een premie, een prijs toekennen aan. 3. Titreprime : Effect waarop een prijs is gevallen. Ionov.w. : De eerste zijn.

Prime-sautier, -i6re (my. --s, -ieres) : Die deeerste opwelling volgt. Fris, ongekunsteld,spontaan.

Primeur v. : 1. Nieuw-, jonkheid. Eerste tijd m.Des pois de - : Vroege erwten. Avoir la - de qch: 't Eerst genot bericht hebben van. 2. -s :Vroege groenten en vruchten. (fig.) Eerstelingen.

Primevere v.:1. Sleutelbloem v. 2. (s o m s) Lente v.Primidi : Eerste dag der Repubi. decade m.Primitif : Oorspronkelijk, eerste, oer-. Al te een-

voudig, weinig gerieflijk. Langues -ives : Oertalen.Mot - : Grond-, stamwoord. (natk.) Couleurs-ives : Hoofdkleuren. (a a r dk.) Terrains -s :Oudste aardlagen. I m. Oorspronkelijke mens.Primitief (schilder).

Primitivement : Aanvankelijk, oorspronkelijk.Primo : In de eerste plaats.Primordial : Allereerst, oorspronkelijk, oer-.Primordialement Aanvankelijk.Primordialite v. : Oorspronkelijkheid.Primulacees v.mv. : Sleutelbloemigen.Prince m. : 1. Vorst. Prins. - royal, - imperial :Kroonprins. Etre bon - : Edelmoedig -; royaalzijn. 2. Hoofd, eerste. Le - du senat : De senatorte Rome wiens naam bovenaan de lijst stond, deprinceps senatus. Les -s de l' Eglise : De kerkvor-sten. Les -s des apOtres : Petrus en Paulus. Les -sde la terre : De hooggeplaatsten.

Primps (spr. -sepse) : Eerste.Princesse v. : 1. Vorstin. Prinses. - royale, - im-periale : Kroonprinses. 2. (f am.) De Staat m.

Princier Vorstelijk. Prinselijk.Principal : Voornaamste, (in samenst.) hoofd-.! m. : Voornaamste. Directeur -, rector (vaneen gemeentelijk gymnasium). 't Voornaamste,de hoofdzaak v. Hoofdsom v., kapitaal.

Prineipalement : Voornamelijk, vooral.Prineipaute v. : Vorstendom. Vorstelijke waar-digheid. Meesterschap.

Principe m. : 1. Begin. Des le - : Van 't begin af.2. Oorzaak v.. oorsprong m. Drijfveer v. 3. Grond-waarheid, -slag m. - d' Archimede : Wet van Ar-chimedes. Poser en - : In beginsel vaststellen; alsgrondslag aannemen. 4. Grond-, gedragsregel m.,beginsel. Homme a -a : Nauwgezet mens. Se faireun - de : Zich tot beginsel stellen. 5. Bestanddeel.

Principicule m. (s p o t) Nietig vorstje.Printanier : Van de lente. (in samenst.) Lente-,voorjaars-.

Printemps m. : Lente v., voorjaar. (fig.) Jaar(van jong meisje). Jeugd (- de la vie) v.

Priorite v. : Het eerst ouder vroeger zijn.Voorrang m. Actions de - : Preferente aandelen.

Prise v. : 1. Het grijpen. Vat, houvast. Don-ner -, laisser - a : Blootgeven, vat geven op;mogelijk maken. Quitter - : Weggaan, ophou-den. Hors de - : Veilig. (fig.) Avoir sur :

Page 382: aardrijkskunde - DBNL

PRISAE. 366 PROCR1ATION.

Vat hebben indruk maken op. Etre aux -s: Handgemeen zijn; (fig.) twisters, harrewar-ren; te kampen hebben (met). En etre aux-s : Handgemeen worden. - corps a corps :Worsteling. - de langue : Kibbelarij. 2. Hetnemen; - innemen; - gevangennemen; - van-gen. (s p el) Het nemen (kaart, stuk). - de posses-sion : Bezitneming. (recht) - de corps : In-hechtenisneming, gijzeling. 3. Buit m., roof m.,vangst v. Declarer de bonne - : Voor goede buttverklaren. 4. Het nemen (om to gebruiken), -innemen (geneesmidel). Snuifje (- de tabac).

d'armes : 't Te wapen lopen; 't aantreden;wapenschouwing. d'habit, - de voile : Toetredingtot de geestelijke stand. - d'eau : Bron v., water-yang m. ; waterwerken. - de vues : (Film)opname.Appareil de - de vues : Kiektoestel. En - directe :Op de grootste versnelling. - d'air : Choke (v.auto). - de sang : Bloedafname. 5. Het stollen, -dichtvriezen; - hechten; verharding. 6. Ontbran-ding. 7. Aandrijving, -zetting. - de contact :Contactneming.

Prisee v. : Schatting. Geschatte waarde v.Priser ov.w. : Schatten, taxeren. (fig.) Op prijsstellen. Opsnuiven. I onov.w. : Snuiven.

Priseur m. : Schatter, taxateur. Snuiver.Prismatique : Prismavormig.Prisme m. : 1. (wisk.) Prisma. 2. (natk.) Drie-hoekig, doorschijnend prisma.

Prison v. : 1. Gevangenschap. gevangenisstrafv. Faire de la : Gevangen zitten. 2. Gevange-nis. (fig.) Omhulsel; ketenen v.

Prisonnier m. : Gevangene. Se rendre - Zich ge-vangen laten nemen. Faire : Gevangennemen.(fi g.) - de son devoir : Gebonden door zijn plicht.

Privatif : Ontnemend. (t a alk.) Ontkennend, deafwezigheid uitdrukkend, privans.

Privation v. : Beroving, derving. Ontzegging.Ontbering.

Privaute v. : Grote vertrouwelijkheid, gemeen-zaamheid. Onbetamelijke vrijheid.

Privb : 1. Particulier, niet openbaar, eigen. Lavie -e : 't Huiselijk leven. Sous seing : Onder-hands. Societe sous seing - : Vennootschaponder een firma. De son autoriti -e Eigen-machtig. En son propre et - nom : Persoonlijk.2. Vertrouwd. 3. Tam. 4. z. priver 1. m. : (0 ud)Particulier leven. Privaat.

Priver : 1. Beroven, ontnemen. Prive de raison :Redeloos. Un ecolier privi de sortie : Een leerlingwiens verlof om uit te gaan ingetrokken is. 2.Temmen. 1 1. se - de : Zich onthouden van, -ontzeggen. 2. se - : Mak worden.

Privilege m. : Voorrecht. Verlof (aan drukker). -de la Banque de France : Bankmonopolie.

Privilegie : Bevoorrecht. Preferent (schuid-eiser, aandeel).

Priviligier : Bevoorrechten.Prix m. : 1. Prijs m. A bas a vii Voor eenspotprijs. Un cigare qui n'a pas de -, (qui est)sans - : Die met geen geld te betalen is. - fait: Vaste -; overeengekomen bedongen prijs.Faire (un) - : Een prijs bepalen. - - fort: Winkelprijs. De - : Kostbaar. La liberti est

ce - : Als men dat opoffert, heeft men devrijheid. - de fabrique; - de revient : Fabrieks-;kostprijs. Mettre la tete de qn a - Een prijs opiem. hoofd stellen. Mettre a - : Inzetten. Mettrele - a qch : Iets ruim betalen. A - d'or : Zeerduur. Le dernier : De naaste prijs. - de faveur

: Uitzonderingsprijs. A tout - : Tot welkeprijs ook. A aucun - : Tot geen prijs; (fig.)onder geen omstandigheden. Au - de (z. 2) :Kostend; ten koste van. (fig., f am.) Dans lesgrands - : Vreselijk, erg. Au - °it est le beurre :In deze dure tijden. 2. (Zedelijke) waarde v.,verdienste v. Attacher mettre du - a : Waardehechten aan. Au - de (z. 1) : Vergeleken met.3. Beloning, straf v. Pour - de : Tot loon van,tot straf voor. 4. Prijs (in wedstrijd). Grand - :Hoofdprijs. - de Rome : Studiebeurs voor eenverblijf te Rome v. Remporter le - : De prijsbehalen; (fig.) de anderen overtreffen.

Pro babilisme v. : Waarschijnlijkheidsleer v.Probabilite v. : Waarschijnlijkheid. Mogelijk-held. Calcul des -8 : Kansrekening.

Probable en -ment : Waarschijnlijk.Probant : Overtuigend, afdoend.Probe : Rechtschapen, eerlijk. I m. : (n a a m) Pro-bus (Rom. keizer).

Probite v. : Rechtschapen-, eerlijkheid.Problematique en -ment : Twijfelachtig, onzeker.Probleme m. : Vraagstuk. (fig.) Raadsel.Procede m. : 1. (mens) Handelwijze v. Nettemanieren v. -8 : Behandeling. 2. (zaak) Be-handelingwijze v. Methode van bewerking v.3. Keudopje, pomerans v.

Proceder : 1. - d : Overgaan tot, beginnen aan.2. Te werk gaan, handelen. - par ordre : Dezaken methodisch behandelen. 3. - eontre : Inrechten vervolgen. 4. - de : Voortkomen uit,wat hebben van. Il ne procide que de lui-meme: Hij is geheel origineel.

Procedure v. : Rechtspleging, -vordering.Prowls n. Geding, proces, rechtzaak v. Fairele - a, - de qn Iem. in rechten vervolgen; (fig.)de staf over tem. breken.

Proeessif : Van een geding. Pleitziek.Procession V. : Plechtige optocht m., ommegang m.(fig.) Stoet m., lange rij v.

Processionnal m. : Gebedenboek voor de processie.Proeessionnel : Van de processie. Plechtig.Processionnellement : In processie. In plechtigeoptocht.

Prowls-verbal m. (my. --verbaux) : Proces-verbaal, schriftelijk verslag. Notulen (vergade-ring) v.

Prochain : Nabijgelegen. Naast. Aanstaand, vol-gend. Un jour - : Op een niet ver verwijderdtijdstip. I m. : Naaste, evenmens.

Prochainement : Weldra, eerstdaags.Proehe : (Na)bij, dichtbij. De - en - : Allengsvoortgaande; (fig.) allengs. I - de Dicht -,kort bij. Op 't punt van. I bv.nw. : Naburig, na-bijgelegen, naast. Nabij, aanstaande. (fig.)Naaste (bloedverwant). I m. : Naaste.

Proehe-Orient m. : Le - : 't Nabije Oosten.Proclamation v. : Uitroeping. Afkondiging. Pro-clamatie v.; afgekondigd stuk.

Proelamer : Uitroepen. Afkondigen. (fig.) Uit-bazuinen.

Proelitique : Aan een geaccentueerd woord vooraf-gaand en den er mee lijkend.

Proclivite V. : Overhelling naar voren.Proconsul m. : Afgetreden consul; stedehouder.Proeonsulaire : Van een proconsul.Proconsulat m. : Waardigheid van proconsul.Proereateur : Scheppend, voortbrengend. I m. :

Schepper.Procreation v. : Schepping, voortbrenging.

Page 383: aardrijkskunde - DBNL

PROCRftR. 367

PROM.

Procrêer : Voortbrengen, scheppen, telen. I se - :Voortgeplant worden.

Proeruste m. : 1. Procrustus. Lit de - : Met ge-weld aangelegde vorm. 2. Lederkever m.

Procurateur m. : Landvoogd in een Romeinswingewest. Eerste magistraatpersoon.

Procuration v. : Volmacht v. Par - Bij -.Procurer : Verschaffen, bezorgen. I se - : Zichaan-, - verschaffen.

Proeureur m. : Gevolmachtigde. Officier vanJustitie (- de la Republique). (kerk) Beheer-der der belangen ener orde,

Prodigalement : Verkwistend. Kwistig, mild.Prodigalité v. : Zucht tot verkwisting v. Over-dadigheid, verspilling.

Prodige m. : Wonder. Petit -, enfant - : Wonder-kind. Le beau -! 't Is je wat 1

Prodigieusement en -gieux : Verbazend, ontzet-tend. Buitengewoon, wonderbaar.

Prodigue : 1. Verkwistend. (bij b el) L'enfant- : De verloren zoon. 2. Kwistig, mild.

Prodiguement : (o u d) Verkwistend. Mild.Prodiguer : 1. Verkwisten. 2. Mild uitdelen,niet sparen ; in de waagschaal stellen. I se - :Kwistig gegeven worden. Elk. ruimsehoots geven.Zich niet ontzien, - geheel geven. Veel uitgaan.Overal to gelijk zijn. Alles kunnen.

Produeteur : Voortbrengend. - d'interet : Rente-gevend. I m. : Voortbrenger, producent.

Productif : Vruchtbaar, winstgevend.Production v. : Overlegging, indiening. Voort-brenging, vorming. Voortbrengsel. De productiev., de opbrengst v.

Productivitd v. : Vruchtbaarheid.Produire : 1. Bijbrengen (getuige). Binnen-, in-leiden (onbekende), Overleggen, (ver)tonen(stukken). Aanvoeren (redenen). 2. Voortbren-gen. Opleveren. Veroorzaken. se - : Overge-legd Voortgebracht worden. Zich vertonen.Plaats hebben, gebeuren. - sur la scene : Op-treden (als acteur).

Produit m. : Voortbrengsel, product. Opbrengstv. (scheik. en wisk.) Product.

Proêminenee v. : Het vooruitsteken. Uitstek,verhevenheid.

Proeminent : Vooruitstekend, -staand.Profanateur : Ontwijdend. m. : Heiligschenner,Profanation v. : Heiligschennis, ontwijding.Profane : 1. Wereldlijk, niet-kerkelijk. 2. Hei-ligschennend. Oneerbiedig. I m. : 1. Oningewijde.(fig.) Leek, niet-vakman. 2. 't Wereldlijke, 'tongewijde.

Profanement : Op heiligschennende wijze.Profaner : Ontwijden, -heiligen. (fig.) Misbruiken.Profèrer : Luide uiten, - uitspreken.Profus, -esse : (kerk) (Monnik, non) die deklooster-, ordegelofte afgelegd heeft.

Professer ov. w. : Openlijk belijden. Betuigen, doenblijken. Uitoefenen. Openlijk leren; onderwijzen.

onov.w. : Onderwijs geven.Professeur m. : 1. Meester, onderwijzer. Leraar(- de college, de lycee). lloogleraar (- de facultd).- titulaire : Gewoon - suppleant : Plaatsver-vangend hoogleraar. 2. (fig.) Kenner, meester.

Profession v. : 1. Openlijke verklaring, belijde-nis. Faire - de : Openlijk bekennen ; aan dendag leggen; uithangen. 2. (K a t h.) 't Afleggen derkloostergelofte. 3. Beroep ; vak. - des armes :Soldatenstand; wapenhandel m.

Professionnel : Van 't yak, (in samenst.) be-

roeps . . . . Enseignement - : Vak-, handwerks-onderwijs. Secret - : Beroepsgeheim. I m. Vak-man. Beroepsspeler.

Professionnellement : Als yak, uit 't oogpuntvan 't vak.

Professoral : Van den (hoog)leraar. Verwaand.Professorat m. : (Hoog)leraarschap.Profil m. (spr. : 1. Gelaat van ter zijde ge-zien. De - : Van ter zijde, en profil. 2. Afbeel-ding van eh der zijden gezien. Doorsnede v.

Profiler : In doorsnede -. In omtrek voorstellen.Ligne -lee : Stroomlijn v. I se - sur : Zichaftekenen tegen.

Profit m. : 1. Voordeel, nut. Faire son - de :Profiteren van. Mettre a - : Nuttig gebruiken.Tirer - de : Voordeel hebben van. C'est tout -,c'est un - tout clair : Dat is zuivere winst. 2.Winst v. Il n'y a pas de petits -s : Alle beetjeshelpen. Compte des -8 et pertes Winst- en ver-lies-rekening. - aventureux : Bodemerij. Les -sd'un domestique : Het verval van een bediende.

Profitable : Van nut, voordelig. Heilzaam.Profitant : Voordelig. Die voordelig opgroeit.Profitard : 0.W.-er.Profiter : 1. - de : Zich ten nutte maken, ge-bruik maken van. 2. Vorderingen maken. Goedopgroeien. Goed bekomen. Il profite a vue d' aril :Hij wordt bij de dag dikker. 3. - d qn Testade komen, voordeel opleveren. Faire - sonargent : Zijn geld winstgevend maken. 4. - a,sur : Verdienen bij, op.

Profiteur : Gebruiker. O.W.-er.Profond : 1. Diep. (fig.) Zeer laag (geluid). 2.(f i g.) Grondig, diepzinnig. 3. (f i g.) Zeer groot;diep (slaap, smart enz.); dicht (duisternis), vol-slagen. I m. : Grond m. Le plus - de : 't Diepst van.

Profondement : Diep ; vast (slapen); grondig;nederig (groeten).

Profondeur V. : 1. Diepte. Diepste laag v. 2.Dikte, hoogte. La - de la carene : De diepgang m.3. (fig.) Grondig-, diepzinnigheid. 4. Diepte.

warmte, volsiagen-, volledigheid.Profus : Overvloedig.Profusèment : Overdadig, rijkelijk.Profusion v. : Overdadigheid, grote overvloed m.Verkwisting.

Progêniture v. : Kroost, afstammelingen.Prognose v. (spr. grog-no) : Leer v. -, kennisder ziekte-voortekens.

Prognostic (spr. prog-nostik) z. pronostic.Programme m. : Programma. - des etudes :Leerplan.

Progres m. : 1. Voort-, vooruitgang m., vorde-ring. 2. (fig ) Aanwas m.

Progresser : Vooruitgaan, vorderen.Progressif : Voortgaand, voorwaarts. (fig.)

Trapsgewijze toenemend.Progression v. : Vooruit-, voortgang m. (fig.)Trapsgewijze ontwikkeling. (wisk.) Reeks v.

Progressiste : Die de vooruitgang voorstaat.m. : Aanhanger der partij van vooruitgang.

Progressivement : Voortgaand, opklimmend.Prohiber Verbieden. Marchandises -hibees : Wa-ren waarvan de invoer verboden is v.

Prohibitif Verbiedend, die een verbod inhoudt.Droits -s : Beschermende rechten die z6 hoogzijn. dat invoer bijna onmogelijk is.

Prohibition v. : Verbod. - van invoer. Drankverbod.Proie v. : 1. Prooi v. 2. (Oorlogs)buit m. En

-d : Ter prooi aan (ook fig.).

Page 384: aardrijkskunde - DBNL

368 PROPHtTESSE.PROJECTEUR.

Projecteur m. : Werptoestel. Lichtspiegel m.,reflector. Toestel om zoeklicht te werpen.

Projeetif : Projectie toelatend.Projectile m. : Werptuig. Weggeworpen lichaam.bv.nw. : Voortstuwend, -werpend.

Projection V. : 1. Het werpen. - voortstuwen.Worp m. 2. 't Gieten. 3. Het neerlaten vanloodlijnen op een vlak, projectie v. 4. Lichtbeeld(- lurnineuse). Lantaarnplaatje. - animee :Bioscoopprojectie.

Projecture v. : (bouwk.) Uitstek o. (plantk.)Uitsteeksel.

Projet m. : Plan, voornemen. Ontwerp.Projeter : 1. (Vooruit)werpen, -slingeren. Wer-pen (beeld op scherm); op 't doek brengen(film), afdraaien. Een projectie makers van, af-beelden op een vlak. 2. Ontwerpen, beramen;zich voornemen. I se - : Uitsteken. Vallen op.

Prolegomenes m.mv. : Inleiding, voorbereiding.ProMake m. : (ge s c h.) Proletarier, burger vrijge-steld van belasting. (t h a n s) Arme ; niet-bezitter.

Proletariat m. : (ge s ch.) Stand van proletariêrm. (thans) De armen; de niet-bezitters.

Proletarien : Van de behoeftigen.Prolifique : Vruchtbaar.Prolixe en -ment : Wijdlopig, breedsprakig.Prolixite v. : Wijdlopig-, omslachtigheid.Prologue m. : Toespraak tot 't publiek (v66r deopvoering) v. Voorspel. Voorrede v.

Prolongation v. : Verlenging.Prolongs v. : Munitiewagen tn.Prolongs : Langdurig. Lang.Prolongement m. : Verlengde, -stuk, -sel. Het

verlengen.Prolonger : 1. (t ij d) Verlengen, rekken. Uit-stellen. 2. (pl a ats) Verlen gen, voortzetten,doortrekken (weg). I se - : Verlengd worden.Lang duren. Zich uitstrekken.

Promenade v. : 1. Wandeling. - a pied; -cheval; - a bicyclette Wandeling; rijtoertje tepaard; fietstochtje. - en bateau, - sur l'eau : W a-tertochtje. 2. Wandelweg -plaats v.

Promener : 1. Rondleiden; laten lopen (kind).2. Brengen, rondvoeren. - ses regards partout :Zijn blikken overal laten weiden. - son cha-grin : Zijn leed in zich omdragen. 3. Heen enweer bewegen; even rondgaan met. I SO -(soms zonder Se) : 1. Wandelen. - a cheval;- en voiture : Een rit te paard-; in een rijtuig ma-ken. - sur l'eau : Een boottochtje doen.Allez vows -1 Loop naar den drommel 1 Came -hie: Dan heb ik een uitloopje. 2. Ronddolen.

Promeneur m., -euse v. : Begeleider -ster dieiem. doet wandelen. Wandelaar, -ster.

Promenoir m. : Wandelplaats v. Galerij omeen huis; - om een schouwburgzaal v.

Promesse V. : Belofte, woord.Prowl:thee m. : Prometheus.Prometteur m. : Hij die veel belooft. I bv.nw. :Vol beloften, veelbelovend.

Promettre ov.w. : 1. Beloven, toezeggen. Laterre promise : 't Beloofde land. Elle lui est -miss :Zij is met hem verloofd. Chose promise, chosedue : Belofte maakt schuld. 2. Voorspellen, in 'tvooruitzicht stellen. Aankondigen. I onov.w : Be-loven. Verwachtingen wekken. Tel promet quine tient pas : Reken nooit op beloften. I 1. se -qeh : lets verwachten, zich lets voorstellen. 2. se- qeh, de : Zich voornemen om. S. se -: Zich ver-loven. Beloofd worden.

Promis, -e : Verloofde.Promiscuite v. : Onwaardige omgang m., 'tsamenhokken. Vermenging (seksen).

Promission v. (b ij b e l) Belofte. Terre de - :Beloofde Land; (fig.) luilekkerland.

Promontoire M. : Voorgebergte.Promoteur m. : Tern. die de stoot tot lets geeft.Promotor (n i et bij doctoraat).

Promotion v. : Bevordering. (school) Verho-ging of toelating tot een school. De bevorderden.Camarade de - : Jaargenoot.

Promouvoir : Bevorderen.Prompt. -e m. (spr. Aron; spr. pronte) : 1.Snel, vlug. - comme eclair : Bliksemsnel. Servicedes -s secours : Eerste hulp bij ongelukken, 2.Spoedig, onverwijld. - a la riposte : Slagvaardig.3. Flink, voortvarend. Il est - a s'emouvoir : Hijwordt gauw ontroerd. - a rendre service : Dienst-vaardig. 4. Haastig, oplopend, kort aangebonden.

Promptement (spr. pronteman) : Spoedig, snel,op voortvarende wijze.

Promptitude v. (spr. pronti-) : Snel-, vaardig-, ge-zwindheid. Drift v. - a croire : Lichtgelovigheid.

Promulgation V. : Openbare afkondiging.Promulguer : In 't openbaar afkondigen.Prone m; : 1. (Bath.) Predikatie v., preek v. Re-commander qn au - : Van de preekstoel tem.in de gebeden der gelovigen aanbevelen. 2.(fig.) Zedenpreek.

PrOner ov.w. : 1. (oud) Een preek houden voor.2. Voorpreken. 3. Ophemelen. onov.w. :Zedenpreken houden.

PrOneur m. : 1. (oud) Prediker. 2. en -euse v. :(fig.) Lofredenaar, -ster. Wauwelaar.

Pronom m. : (taalk.) Voornaamwoord.Pronominal : Voornaamwoordelijk. Wederke-rend (werkwoord). Pronominalement bw.

Pronongable : Uitspreekbaar.Prononee m. : (recht) Uitspraak v. I bv.nw. :Sterk sprekend, vast omlijnd.

Prononeer ov.w. : 1. Uitspreken; bevelen; hou-den (rede). (kunst) Krachtig doen uitkomen. 2.Uitspreken, zeggen. I onov.w. : Uitspraak doen.Zijn oordeel zeggen. Spreken. I se - : Zijn me-ning zeggen, uitspraak doen. Zich openbaren.Uitgesproken worden.

Prononeiation v. : 't Houden (van redevoering).Uitspraak v.

Pronostie (spr. -stile) : 1. Voorspelling. (ge-neesk.) Prognose v. 2. Voorteken, -bode.

Pronostiquer : Voorspellen.Pronostiqueur m.: Voorspellende geest tn. Weer-voorspeller.

Propagande v. : Verbreiding ever leer. - parle fait : Propaganda door de daad.

Propagandiste Verbreider.Propagateur m. : Voortplanter. Verbreider. Ibv.nw. : -end.

Propagation v. : Voortplanting. Verbreiding,overbrenging (ziekte). (natuurk.) Voortplan-ting (geluid, licht).

Propager : Voortplanten. Verbreiden, overbren-gen. (natuurk.) Voortplanten.

Proparoxyton bv.nw. en m. (Woord) dat deklemtoon op de v6Orvoorlaatste lettergreep heeft.

Propension v. : Neiging.Prophets m. : 1. Profeet, ziener. Le roi - : BoningDavid. Le P-: De profeet, Mohammed. 2. (fig.)Profeet. Il a etc bon - : Hij heeft juist gezien.

Prophetesse v. : Profetes.

Page 385: aardrijkskunde - DBNL

369 PROSTITUER.PROPHATIE.

Prophetie v. (spr. -si) : Voorspelling, profetie v.Prophetique : Voorzeggend, -spellend.Prophetiquement : Als een profeet.Prophetiser : Voorspellen, profeteren.Prophylaetique : Voorbehoedend, afwendend.Prophylaxie v. : Voorkoming, -behoeding.Propiee : Genadig. Gunstig, Geschikt.Propitiatoire (spr. -pisyatwar) : Verzoenend. Sa-crifice - : Zoenoffer.

Propolis v. of m. (spr. -iss) : V6Orwas (der bijen).Proportion v. : 1. Verhouding, evenredigheid.2. Afmeting, grootte Prendre des -s : Grote af-metingen aannemen. Toute - gardee : In zijn be-trekkelijkheid. 3. Verhouding, maat v. A -, en -(de): Naar verhouding (tot). A - que : Naarmate.4. (wisk.) Evenredigheid. Mule de - : Regel vandrieen.

Proportionnalitë v. : Onderlinge verhouding.Evenredig karakter.

Proportionnel : Evenredig. Nombre - : Verhou-dingsgetal. Moyenne -le : Middelevenredige.

Proportionnellement : In evenredigheid met, naarevenredigheid.

Proportionnement : In evenredigheid met.Proportionner : In juiste verhouding brengentot, evenredig maken met; afmeten naar. I se -d : Zich regelen naar.

Propos m. : 1. Besluit, voornemen. 2. Zaak (dieons bezighoudt) v., doel. C'est a mon - que vowsdites Mat Is dat tegen mij ? Suivons notre - :Laten we bij de zaak blijven. A ce - : Bij dezegelegenheid. A - de : Naar aanleiding van.Hors de - Te onpas, ontijdig A tout - Bijelke aanleiding, telkens. A - : Van pas, te rech-ter tijd; raak, ad rem. A -I Eer ik 't vergeet;zeg Bens! .Tuger a - de : 't Raadzaam achtenom. Mal a - : Te onpas, ontijdig. 3. Gesprek.Uiting. Praatje. - de table : Tafelgesprekken.

-- en l'air : Zinledig gebabbel. Entrer en - :Een gesprek beginnen. Je me moque des - : Ikgeef Been zier om 't geklets der mensen.

Proposable : Die voorgeslagen kan worden.Proposant m. • Voorsteller. Proponent.Proposer : 1. Voorstellen, voordragen (messing);aanbieden (geld); ter behandeling opgeven (on-derwerp), opwerpen (vraagstuk). - la sante de :Een dronk instellen op. 2. Ten voorbeeld stellen.3. Voordragen (voor ambt). I se - : 1. Zich voor-nemen, van zin zijn. Streven naar. 2. se - pourmodele : Tot voorbeeld nemen. 3. Se - pour unemploi : Solliciteren naar een ambt. 4. Voorge-steld worden.

Proposition v. : 1. Het vooropzetten. 2. Voor-stel, opgave v., 't opwerpen. Bod. 3. Voordracht(liste de -8) v. 4 Stelling, mening. (t a al k.)Volzin m.

Propre : 1. Eigen. Sens - : Werkelijke beteke-nis (woord). 2. Precies hetzelfde. En tertnes -s: Woord voor woord. 3. Toepasselijk, bruikbaar.Expression - : Passende uitdrukking. Mot -Juiste woord. 4. Geschikt, bekwaam. Il n'est -a rien, c'est un d rien : Hij deugt nergens toe5. Net, keurig. 8. Schoon, rein. Du linge - :Schoon linnengoed. (spot) Il est-I Die is ermooi aan toe m. : 1. Eigendom m. Possider en

In eigendom bezitten. 2. Kenmerkende eigen-schap. Wezenlijke betekenis (woord). 3. Hetschone. (spot) C'est du - : Da's wat moois.

Propre-i-rien m. (my. -s-a-) : Deugniet.Proprement : 1. Eigenlijk, juist. A - parler :

(DALLAS, Frans Sehoolwoordenboek. *

Eigenlijk gezegd. La Grece - dite : 't EigenlijkeGriekenland. 2. Net, keurig, 8. Schoon, rein.

Propret : Keurig, netjes, zindelijk.Proprete v. : Rein-, net-, zindelijkheid.Propreteur m. : Plaatsvervangend praetor.Proprietaire m. en v. : 1. Eigenaar, -ares. Grand- : Grootgrondbezitter. Faire le tour du - :Zijn woning bezitting aan zijn gasten latenzien; - nagaan. 2. Huiseigenaar, -baas.

Propriete V. : 1. Eigendom m.; -Brecht. 2. Eigen-dom o., bezitting, (onroerend) goed. - bdtie :Gebouwd eigendom. - fonciere : Grondbezit.3. Eigenschap, hoedanigheid. 4. Juist-, gepast-heid. Eigenlijke betekenis (woord).

Propulseur m. : Toestel (schroef enz.) dat voort-stuwt, propeller m. (fig.) Voortdrijver.

Propulsion V. : Voortbeweging, -drijving.Propylee(s) m.(mv.) : Voorhal (tempel) m.Prorata m. : Au - de : Naar verhouding van.Prorogatif : Uitstellend, verlengend.Prorogation V. : Uitstel, verlenging. Verdaging(vergadering).

Prorogeable : Verdaag-, uitstel-, verlengbaar.Proroger Verdagen, verlengen, uitstellen.Prosalque en -ment : Prozalsch, op prozalijkend. (f i g.) Nuchter, alledaags.

Prosalser onov.w. : In proza Ondichterlijkschrijven. I ov.w. : - maken.

Prosalsme m. : Ondichterlijkheid, prozaisch ka-rakter. Nuchter-, alledaagsheid.

Prosateur m. : Prozaschrijver.Proscenium m. (me. -dmm) Voortoneel.Proseripteur m. : Verbanner. Geweldenaar.Proscription v. : Vogelvrijverklaring. Verban-ning. (fig.) Afschaffing.

Proserire : Vogelvrij verklaren. Verbannen. Uit-sluiten; verbieden (woord); afschaffen.

Proserit m. : Vogelvrijverklaarde. Balling.Prose v. : 1. Proza, ondicht. - d'art : Woord-kunst v. De so - : Jets wat hij geschreven heeft.2. (K a th.) Latijns berijmd kerkgezang. 3. Aftel-rijmpje.

Proseeteur m. (spr. prossek-) : Assistent van denhoogleraar in de ontleedkunde, prosector.

Proselyte m. : (Nieuw) bekeerde, - aanhanger.Proselytisme m. : Bekeringszucht v. Zuchtom aanhangers te winnen.

Prosodie V. : Uitspraak der woorden overeen-komstig 't accent v. Regels - m., leer van de ver-schillende versmaten v.

Prosodique : Van de prosodie. Yen - : Op dekwantiteit gebaseerd vers.

Prosopopee v. : Rhetorische figuur waarbij menonbezielde voorwerpen, doden of afwezigenlevend voorstelt v., persoonsverbeelding.

Prospeeter : Mijnbouwonderzoekingen doen.Prospeeteur m. : Mijnbouwonderzoeker.Prospectus m. (spr.-tuss) : (Gedrukte) aankondiging.Prospers Bloeiend, voorspoedig.Prosperer : Bloeien, voorspoedig zijn. Gedijen.Prosperite v. : Voorspoed m., geluk, welvaart v.Prosternation v. : Voetval m., nederknieling.Prosternement m. : Geknielde houding.Prosterner (se) : Zich nederwerpen, nederknie-len, te voet vallen.

Prosthese v. : (t a al k.) Voorvoeging (letter).Prosthetique : (t a al k.) Voorgevoegd.Prostituee v. : Publieke vrouw.Prostituer : Aan ontucht prijsgeven. (fig.) Veilhebben, verlagen, verkopen.

24

Page 386: aardrijkskunde - DBNL

PROSTITUTION. 370 PRUNELAIE.

Prostitution v. : Betaalde ontucht v. (fig.)Schandelijke ontering.

Prostration v. : Diepe neerslachtigheld.Prostrê : Diep terneergeslagen.Prostyle bv.nw. en m. : (Tempel) met een zui-lengang aan de voorzijde m.

Protagonists m. : Hoofdpersoon, held.Proue m. : Chef der drukkerij. (bij ver g.) Corrector.Protecteur m. : Beschermer. (g e s c h.) Protec-tor. I bv.nw. : Beschermend.

Protection v. : Bescherming. Steun m., pro-tectie v. Begunstigers, „kruiwagens".

Proteetionnisme m. : Beschermend stelsel.Protectionniste m. : Aanhanger van 't protec-tiestelsel. I bv.nw. : Die dit stelsel bevordert.

Proteetorat m. : (ges ch.) Protectoraat, -schap.Bescherming, beschermheerschap.

Prone m. : Proteus. (fig.) Iem. die allerlei vor-men aanneemt, - allerlei rollen speelt.

Protege, —e : Beschermeling, -e.Protege-col m. (me. one.) : Kraagbeschermer.Protege-jambe m. (me. ---s) : Beenkap, leggings.Protege-livre m. (my. ---s) : Boekomslag m.Protege-main m. (me. ---8) : Handkap (fiets) m.Protege-points bv.nw. en m. (my. --pointes)• Puntbeschermer, potloodhouder.

Proteger : Beschermen, beveiligen; dekken (le-ger); begunstigen.

Protestant m. : Hervormde. bv.nw.: Hervormd.Protestantisme m. Hervormde godsdienst m.Protestataire m. en bv.nw. : (Iem.) die tegen iets

zijn stem verheft, protesterend. Dienstweigeraar.Protestation v. : Betuiging, verzekering. Protest,tegenspraak v., verzet.

Protester ov.w. : 1. Openlijk verklaren, - be-tuigen. 2. (h an d e 1) Protest doers opmaken we-gens niet-betaling van (een wissel). I onov.w. :1. — de : De verzekering geven van. 2. —contre : Zich verklaren tegen, opkomen tegen.

Prot& m. : (h an d e I) Protest, rechtsvoorbehoudwegens niet-betaling.

Prot/Ilse v. : Aanzetting v. e. lid.Protocole m. : 1. Papier voor de openbare akten(der Rom.). 2. Formulier(boek) voor akten enbrieven. 3. Notulen (vergadering) v. 4. (Regis-ter der) etiquette voor een staatshoofd.

Protonique bv.nw. en v. : (Lettergreep v.) v6Orde met de klemtoon voorziene lettergreep.

Protoplasme m. : Slijmig, glazig deel van eencel, protoplasma o.

Prototype m. : Oorspronkelijk voorbeeld, - model.Oervorm m.

Protoxyde m. : Eerste, laagste oxyde.Protozoaire m. : Eencellig oerdiertje. Infusie-diertje.Protuberance v. : Uitwas m., knobbel m.Protuberant : Uitspringend.Prou : Veel. Genoeg. Ni peu ni — : In 't geheelniet. Peu ou — : Meer of minder.

Proue v. : Voorste deel. Voorsteven m., boeg m.Prouesse v. : Heldendaad v., -felt. Iets knaps.— sportive : Performance.

Prouvable : Bewijsbaar.Prouver : Bewijzen. I se — : Bewezen worden.Provenance v. : Oorsprong m., of-, herkomst v.

Uitgevoerd handelsproduct. Voyageurs en — de :Reizigers komende van.

Provenant : Voortspruitend, herkomstig.Provençal Provengaals, tilt Provence. I m. :

Provengaal, bewoner der Provence. Provengaalsetaal v.

Provende v. : Voorraad m., proviand. Gemengddierenvoeder (bonen, haver, enz.).

Provenir : Voortkomen, -spruiten.Provenu m. : Opbrengst v, netto winst v.Proverbe m. : 1. Spreekwoord. Passer en — : (fig.)

Spreekwoordelijk worden. 2. Blijspelletje dat eenspreekwoord tot grondslag heeft (comedie --).3. Spreuk v. Le livre des P-s Spreuken.

Proverbial en —ement : Spreekwoordelijk.Providence v. : Voorzienigheid. (fig.) Reddendeengel m.

Providentiel (spr. -syel) : Door de Voorzienig-held beschlkt. Die de Voorzienigheid speelt.

Providentiellement (spr. -syel-) : Op een doorde Voorzienigheid bepaalde wijze.

Province v. : 1. Wingewest (der Rom.). 2.Provincie v. Les P-s-Unies : De VerenigdeNederlanden. 8. (kerk) Rechtsgebied van eenmetropolitaan. De onder een hoofd staandekloosters, kerkprovincie. 4. Al wat niet Parijsis. Ville de — : Plattelandsstad. t bv.nw : Klein-steeds, achterlijk.

Provincial : 1. Provinciaal. 2. Kleinsteeds;plattelands-. I m. : Provinciebewoner, buiten-man. Hoofd van een aantal kloosters ever orde.

Provineialisme m. Gewestelijke, niet-Parijseuitdrukking. - aard m.

Proviseur m. : Directeur (der oude Sorbonne).Rector (staatsgymnasium).

Provision v. : 1. (recht) Voorraad m. Juge-ment par — : Voorlopige uitspraak. Une — de2000 francs : Een toekenning bij voorraad van2000 francs. — alimentaire : Voorlopige uitke-ring tot levensonderhoud. Par — : Voorlopig.2. Gestorte dekkingssom voor gerechtskosten v.Dekking (voor een wissel), fonds. 3. Aanstelling.-sbrief (lettres de —). 4. Voorraad m. (fig.) Dosisv., menigte v. Faire — de : Opdoen, verzamelen.

Provisionnel, —lement : Bij voorbaat, totdat eruitspraak in appel gedaan is.

Provisoire en —ment : Voorlopig. Tijdelijk. Le —:De vomlopige toestand.

Provisorat m. : Rectorschap (staatsgymnasium).Provoeant : Uitdagend, tartend. Lokkend.Provocateur m. : Aanstoker, -hitser. I bv.nw. :Uitdagend, aanstokend, uitlokkend.

Provocation v. : Uitdaging. Aanhitsing. Op-wekking.

Provoquer : 1. Aanhitsen, -zetten. Uitdagen.Aanlokken. 2. Mtlokken, teweegbrengen.

Proximite V. : Nabijheid. A — de : Nabij.Prude : Preuts, bespottelijk zedig. I v. : Preutse.Prudemment : Voorzichtig, wijselijk.Prudence v. : Wijs-, voorzichtigheid. — est merede stireti, vaut science : Voorziehtigheid is demoeder van de porseleinkast. Avoir la — duserpent : Listig zijn als een slang.

Prudent : Voorzichtig, wijs I m. : (n as m) Prudens.Pruderie v. : Preutsbeid. Preutse manieren v.Prud'homie v.: (oud; nu spot) Rechtschapenheid.Prud'homme m. (my. prud'hommes) : 1. (oud)Rechtschapen mens. (spot) Joseph — of M.— : Belachelijk deftig burgerman. 2. Lid vaneen Raad van beroep (conseiller —).

Prune v. : Pruim v. ( y olk) Blauwe boon v.,kogel m. (yolk) Ce n'est pas pour des —s : 't Isniet voor niemandal.

Pruneau m. : Gedroogde pruim v. ( yolk) k) Blauweboon v., kogel m. I bv.nw. : Paarsblauw.

Prunelaie v. : Pruimeboomgaard m.

Page 387: aardrijkskunde - DBNL

371 PULV1RISATEUR.PRUNELLE.

Prunelle V. : 1. Slee, -pruim v. 2. Oogappel m.Cherir comme la — de ses yeux : Als zijn oogappelbeminnen. 3. Oog. Jouer de la — : Lonkjes geven.4. Zwarte wollen stof v.

Prunellier m. : Sleedoorn m.Prunier m. : Pruimeboom m.Prurit m. (spr. -ite) : Prikkelende jeuking. (fig.)Zucht v., aanvechting.

Prusse v. : Pruisen. Bleu de — : Pruisisch Ber-lijns blauw. Trawlller pour le roi de — Wer-ken zonder iets te verdienen.

Prussien : Pruisisch. I m. Pruis.Prussienne v. : Pruisisehe. Chemine,e (a la)

• Haard.Prussique : Acide — : Blauwzuur.Prytanee m. : 1. (gesch.) Gebouw waar ver-dienstelijke burgers op staatskosten werden ge-huisvest, prytaneum. 2. (t h a n s) Le — de la Fleche• School voor aanstaande onderofficieren te La F

Psalmiste m. Psalmdichter; koning David.Psalmodie v. : Psalmgezang. (fig.) Dreun m.Psalmodier onov.w. : Psalmen zingen. (fig.) Een-tonig voordragen. I ov.w. : Opdreunen. Neurien.

Psalterion m. : Psalter, oud snarenspeeltuig datmet een ivoren staafje bespeeld werd.

Psaume m. : Psalm m.Psautier m. : Psalmboek, psalter o.Pseudo : (in samenst.) Vals, nagemaakt,voorgewend, gelijkend op.

Pseudonyme : Die onder schuilnaam verschijnt.m. : Schuilnaam m.

Psyehanalyse v. : Psycho-analyse v.Psyche v. (spr. -MO) : (naam) Psyche. (fig ) Zielv. Grote draaibare spiegel tot de grond m.

Psyehiatre m. (spr. -kyatre) : Geneesheer voorzielsziekten.

Psychiatrie v. (spr. -kya-) : Leer der zielsziekten.Psyehiatrique (spr. -kya-) : Van de (leer der)zielsziekten.

Psyehique (spr. : Van de ziel.Psyehologie v. (spr. -1w-) : Zielkunde v.Psychologique (spr. -ko-) : Zielkundig.Psyehologiste of -logue m. : Zielkundige.Psyehose (spr. -kdze) V. : Zielsziekte v.Ptolemee m. : Ptolomaaus.Puant : 1. Stinkend. Bites —es : Stinkwild (wezel,

vos). 2. (fig.) Gemeen, onbeschaamd, brutaal.m. : Stinkdier.

Puanteur v. : Stank m.I. Public, -ique : 1. Van 't yolk, openbaar. Lesalut : 't Heil van de Staat. La chose publique: De Staat. Fonctionnaire — : Staatsambtenaar.L'esprit — : De openbare mening. La vie -ique: 't Politieke levee. Droit : Staatsrecht. 2.Openbaar, voor alien. Rendre une nouvelle -ique: Een nieuwtje ruchtbaar maken.

IL Public m. : Publiek, alien, de toeschouwers. En— : In 't openbaar. (opschrift) Le — n'entrepas ici : Verboden toegang.

Publinin m. : (gesch.) Rom. belastingpach-ter ; (b ij b el) tollenaar.

Publieateur m. : Afkondiger, uitgever.Publication v. Bekendmaking, afkondiging.

Uitgave v. Uitgegeven werk. La — des bans d'unmariage : De ondertrouw m.

Publieiste m. : Schrijver over staatsrecht. -over politiek. Schrijver, journalist.

Publieite v. : Openbaar-, ruchtbaarheid. Ad-vertenties v. Agent de — : Advertentiecolporteur.— lumineuse : Lichtreclame v.

Publier : Af-, verkondigen, openbaar maken.Uitgeven. Overal vertellen.

Publiquement : In 't openbaar.Puce v. : 1. Vlo v. (fam.) Avoir la — h l'oreille

Ongerust zijn. Mettre la — d I' oreille h qn :Iem. ongerust maken; - in 't nauw drijven. 2.Drukknoopje. bv.nw. : Zwartbruin.

Pucelle v. Maagd. I bv.nw. : Maagdelijk.Puceron m. : Bladluis v. — de mer Strandvlo.Pudeur v. : Schaamtegevoel. Kuisheid. Be-schaamd-, schroomvallig-. Kiesheid.

Pudibond : Overdreven beschaamd, preuts.Pudibonderie v. : Overdreven beschaamdheld.Pudicite v. : Kuis-, eerbaarheid.Pudique en -mint Kuis, eerbaar.Puer onov.w. : Stinken. ov.w. : Stinken naar.(fig.) Hevig doen uitkomen, hevig verraden.

Puerieulture V. : Volksteelt v.Pueril (spr. -ile) : 1. Kinderlijk. 2. Kinderachtig.Puerilement Kinderachtig.Puerilite v. : Kinderachtigheid.Puff m. : Zwendel, humbug m. Fiasco.Pugilat m. : Vuistgevecht, -kamp m.Pugiliste m. : Vuistvechter; bokser.Pultne : Later geboren; jonger.Puis : Daarop, vervolgens. Bovendien. Et —1En wat nu nog? Wat verder?

Puisage m. : Het putten. 't Maken van putten.Puisement m. : Het scheppen.Puiser : Scheppen, putten. (fig.) Ontlenen (aan),halen (uit). — dans le plat : Toetasten.

Puisque : Dewijl, daar, daar immers. — je vowle dis : Ik zeg 't je immers.

Puissamment : Machtig, krachtig. (fam.) Erg,vreselijk, geweldig.

Puissance v : 1. Macht v., vermogen; (natk.)kracht v. Prendre de la — sur : Macht krijgenover. — motrice : Beweegkracht 2. Vermogen.- om een invloed uit te oefenen. Contenir qchen — : 't Vermogen in zich hebben om iets voortte brengen. 3. (wisk.) Macht. (fig.) (Porte) ala derniere — : Tot 't uiterste opgevoerd. 4. Ge-zag. Aanzien, invloed m. Une femme en — demaxi : Een vrouw onder 't gezag eens echtge-noots. 5. Macht, machtbezitter. Se croire une —

Menen veel macht te bezitten. 6. (Grote)mogendheid. (fig.) Traiter de — h — : Op voetvan gelijkheid onderhandelen.

Puissant : Machtig, krachtig, sterk; geweldig.Zwaar, dik. I m. : Machtige, machthebber.

Pulls m. 1. Put m. (fig.) Un — de science : 'nWonder van geleerdheid. — artesien : Artesischeput (geboorde welput). 2. Mijnput, -schacht v.(mil.) Wolfskuil m. Tegenmijn v.

Pullulation v. : Voortwoekering, snelle voortteling.Pulluler : Zeer sterk vermenigvuldigen, voort-woekeren, wemelen, krioelen.

Pulmonaire : Van de long. I v. Longkruid.Pulmonique : Longziek. m. : -lijder.Pulpe v. : Vruchtvlees. Moes, brij v. Afval,pulp v. — cerebrale : Hersenmerg.

Pulper : Tot moes of brij maken.Pulpeux : Moezig, brijig.Pulsatif : Met geklop, kloppend (pijn).Pulsation v. : Pols-, hartslag m.Pulverin m. : Pankruit. Kruithoorn m. Stofregen m.Pulverisable : Gemakkelijk fijn verdeelbaar.Pulverisateur m. Toestel om stof fijn te ver-delen. - om een vloeistof te verstuiven. Odeur-spuit v. Inhalatietoestel.

Page 388: aardrijkskunde - DBNL

PULVIRISATION. 372 PYTHONISSE.

Pulverisation V. : Vergruizing, vermaling. Poe-dervorm m. (fi g.) Vernietiging.

Pulveriser : Vergruizen, vermalen. Doen ver-stuiven. Besproelen. (fig.) Vernietigen.

Punaise v. : Weeg-, platluis v. Pinnetje, punaise v.Punch in. (spr. ponche) : Punch, pons v. Avond-

feestje. Gezellige bijeenkomst v.Punique : Punisch, Carthaags. (spot) Foi —: Trouweloosheid.

Punir : Straffen. Etre puni par otl l'on a pichi :In de zonde zelf haar straf vinden.

Punissable : Strafbaar.Punisseur : Wrekend. I m. : Straffer.Punition V. : Afstraffing. Straf v.Pupille m. en v. (spr. -pile) : (r e c ht) Minder-jarige wees. (fig.) Kwekeling, beschermeling.I V. : Oogappel m.

Pupitre m. : Lessenaar m.Pur : I. Zuiver, onvermengd; zonder water(drank). Ur; (cheval de) — sang : 'n Volbloed(paard). L'itat de —e nature : De zuivere natuur-toestand. En — don : Als vrije gift. Promesse —eet simple : Onvoorwaardelijke belofte. 2. (v 66 r't zelfs t. n w.) Zuiver, louter, enkel. C'est —efolie : Dat is louter dwaasheid. 8. Onvervaist,zuiver, helder, onbewolkt, rein. (fig.) Zuiver,onbevlekt. — de : Vrij van.

Puree v. : 1. Brij (fijngeperste groenten) v., moes.— de pommel de terre : Gestoofde aardappelen.—de poi, : Erwtensoep v. 2. (y olk) Armoedev., ellende v.

Purement : Rein, onschuldig. Zuiver. Aileen, enkel,eenvoudig. — et simplement : Zuiver en alleen,heel gewoon.

Purete v. : Zuiverheid. Rein-, onvervalst-,helder-, onbevlekt-, onbedorvenheid.

Purgation v. : (oud) Reiniging. Zuivering, af-voering. Purgeermiddel.

Purgation v. : 1. (oud) Reiniging. 2. Zuive-ring, afvoering. Purgeermiddel.

Purgatoire m. : Louteringsberg m., vagevuur.(fi g.) Hel v. Faire son — en ce monde : Zijnpleizier wel opkunnen hier op aarde.

Purge v. : Reiniging, ontsmetting. Aflossing (hypo-theek). Zuivering (der ingewanden). Purgeer-middel.

Purger : 1. Zuiveren, reinigen, bevrijden van. Eenpurgeermiddel geven aan. — la mer; - un pays :De zee -; een streek zuiveren. — les passions : Dehartstochten louteren. 2. ITitwissen, recht-vaardigen. — une contumace : Zich na veroor-deling bij verstek aanmelden. — une hypothe-que : Een hypotheek aflossen. 3. (Titzitten (straf-tijd). I se — : Een purgeermiddel innemen. Afge-lost - (hypotheek). Gezuiverd worden. Zichreinigen. (fig.) Zich rechtvaardigen.

Purifieateur m. : Reiniger. Reinigingstoestel. Ibv.nw. : Reinigend.

Purification v. : Reiniging, zuivering. (K a th.)La P- : Maria-lichtmis v., Vrouwendag m.

Purifier : Reinigen, zuiveren.Purisme m. : Overdreven taalzuiverheid.Puriste m. : Voorstander van overdreven taal-zuivering. Streng criticus.

Puritain m. : Puritein, streng Protestant. (fig.)Streng, deugdzaam mens. I bv.nw. : Puriteins.Overdreven streng.

Puritanisme m. : Leer der Puriteinen v. (fig.)Grote strengheid van levensopvatting.

Purpurin : Purperkleurig.Purpurine v. : Meekraprood. Gemalen bronsom te vernissen, klaprood.

Pur-sang m. (me. onverand.) : Volbloed paard.Purulence v. : Ettering.Purulent : Etterend, etterig.Puruler : Etteren.Pus m. (spr. pu) : Etter m.Pusillanime (spr. -rile-) : Blode, laf, klein•moedig. I m. : Bloodaard.

Pusillanimite v. (spr. -zila-) : Blohartig-, klein-moedigheid.

Pustule v. : Etterpuistje.Pustuleux : Puistig.Putatif : Vermeend.Putois m. : Bunsing (dier) m.Putrefaction v. : Rotting, bederf.Putrefait : Rottend.Putrefier : Doen rotten. I se — ! Rotten.Putride : Rottig, rottend.Putridite v. : Rotting, bederf.Puy m. (aardrijksk.) Bergtop m. (letterk.)Dichterfeest; -kring m.

Pygmee m. : Dwergmens, pygmee. (fig.) Dwerg.Mens van geringe waarde.

Pylone m. : Grote ingang in de vorm vaneen toren m. (nieuw) Toren (Marconigraaf) m.IJzeren pijler.

Pyramidal : Pyramidevormig.Pyramide v. : 1. Pyramide v. Prone de — : Af-geknotte -. 2. (fig.) Stapel in.

Pyréne v. : Steen (in steenvrucht) m.Pyreneen : Van de Pyrenean.Pyrenees v.vm. : Pyrenean.Pyrique : Van 't vuur.Pyrite v. : Zwavelkies v., pyriet.Pyriteux : Pyrietachtig.Pyrogéne, -gene: Door vuur ontstaan. I m. :Vuurslag .Pyrolitrie v. : Vuuraanbidding.Pyrométre m. : Warmtegraadmeter (voor hogetemperatuur) m.

Pyrophore in. : In de lucht vanzelf ontbran-dende stof v.

Pyroseope 111. : Werktuig om de uitzetting bijhoge temperatuur te meten.

Pyroteehnie v. : (or. -tekni) : Vuurwerkers-kunst v. Vuurwerkfabriek v.

Pyroteehnique (spr. -teknik) : Van de vuur-werkerskunst.

Pyrrhique V. : Wapendans der Ouden m., pyr-rhicha.

Pyrrhonien bv.nw. : Van (de leer van) Pyrrho,sceptisch. I m. : Scepticus, twijfelaar.

Pyrrhonisme m. : Twijfelleer -, sceptische leervan Pyrrho v.

Pythagore in. Pythagoras (Grieks wijsgeer).Pythagoricien m.: Aanhanger van Pythagoras.Pythagorisme m. : Leer van Pythagoras v.Pythie (spr. -ti) V. : Pythia, Apollo-priesteres

to Delphi.Pythien (spr. -tyin) en -ique : Pythisch, van

Apollo.Python m. : Slang (door Apollo gedood) v.

Aziatische reuzenslang.Pythonisse v. : (b ij b e 1) Waarzegster, toveres.

Page 389: aardrijkskunde - DBNL

Q. 373

QUARTETTISTE.

Q.Q m. : (letter) Q v.Quadragenaire (spr. kwa-) : Veertigtallig. -ja-rig. I m. : -jarige.

Quadragesimal (spr. kwa-) : Van de veertig-daagse Vasten.

Quadragesime v. (spr. kwa-) : Vastentijd m.,quadragesima v. De eerste Zondag in de Vasten m.

Quadrangle m. (spr. kwa-) : Vierhoek m.Quadrangulaire (spr. kwa-) : Vierhoekig, -zijdig.Quadratique (spr. kwa-) : Vierkants-, van detweede graad.

Quadrature v. (spr. kwa-) : (wisk.) Quadratuurv., herleiding (van een oppervlak) tot een vier-kant ter berekening van de oppervlakte.

Quadriennal (spr. kadrienal): Vierjarig, -jaarlijks.Quadriflore (spr. kwa-) : Vierbloemig.Quadrifolle (spr. kwa-) : Met vier aan vier staande

bladeren.Quadrige m. (spr. kwa-) : Met vier paarden be-spannen wagen m., quadriga v., vierspan (derOuden).

Quadrilateral (spr. kwa-) : Vierzijdig, van eenviervlak.

Quadrilatere (spr. kwa-) : Vierzijdig. I m. : Vier-hoek m.

Quadrillage m. (spr. ka-) : Geruit patroon.Quadrille v. (spr. ka-) : Ruiterafdeling (in tour-nooi). I m. : 1. Even aantal paren dansers (ineen contradans). Quadrille v. 2. (sp el) Qua-drille. 3. Ruitje (in stof).

Quadrille (spr. ka-) : Geruit.Quadriller (spr. ka-) : In ruiten verdelen.Quadrilobe (spr. kwa-) : Vierlobbig.Quadrimoteur (spr. kwa-) : Viermotorig.Quadrin8me m. (spr. kwa-) Viertermige grootheid.Quadrisyllabe m. (spr. kwadrissilabe) : Vier-lettergrepig woord.

Quadrisyllabique (spr. kwadrissila-) : Vier-lettergrepig.

Quadrumane m. (spr. kwa-) : Vierhandig (dier).Quadrupede m. (spr. kwa-) : Viervoetig (dier).Quadruple (spr. kwa-) : Viervoudig. I m. : Vier-voud. Spaans goudstuk van twee dubloenen.

Quadrupler (8pr. kwa-) ov.w. : Verviervoudigen.I onov.w. en se - : Vier maal groter worden.

Quaff m. (spr. la) : 1. Rivier-. Havenkade v.Mise a, - : Lossing op de wal. 2. Perron.

Quaker M., -eresse v. (spr. kwakre, kwakress) :Kwaker (lid ener godsdienstige sekte die al-gemene broederschap voorstaat). Kwakeres.

Quakerisme m. (spr. kwa-) : Leer der kwakers v.Qualifiable : Benoem-, omschrijfbaar.Qualifieateur m. : (K at h.) Berichtgevend gees-telijke van de Heilige Stoel.

Qualifieatif : Een hoedanigheid uitdrukkend. Im. : Hoedanigheidswoord.

Qualification v. : Benoeming, hoedanigheids-aanduiding.

Qualifiel : 1. Benoemd, bestempeld. 2. Van eennauwkeurig bepaald karakter. Vol - : Diefstalonder verzwarende omstandigheden. 3. Geschikt.Van aanzien, gewichtig. In staat om te oordelen.Geschoold (arbeider). 4. Die voor een prijs inaanmerking komt.

Qualifier : (Be)noemen, een eigenschap toeken-nen aan. (t a alk.) Bepalen. Une conduite qu'onne saurait - : Een gedrag waarvoor Been naam

te vinden is. I se - : Zich laten omsehrijven.Se- de : Zich uitgeven voor.

Qualitatif : De hoedanigheid betreffend.Qualite v. : 1. Hoedanigheid. Eigenschap. 2.

Goede hoedanigheid. Il a les defauts de ses -s :Hij heeft gebreken die vanzelf samengaan metgoede eigenschappen. 3. Hoedanigheid, titel m.En - de : Als. 4. (r e c h t) ( Rechts)bevoegdheid.Avoir - pour : Bevoegd zijn om. 5. Adel m., voor-name stand m. Homme de - : Aanzienlijk man.

Quand voegw. : 1. Wanneer, op 't ogenblik dat,als, (zelfs) al . . . - cela serail : En als dat nueens zo was. - je vow dis que . . . : Ik heb jeimmers gezegd dat ..... - meme : Zelfs wan-neer; ondanks alles, toch. 2. Terwijl (als tegen-stelling). I bw. : Wanneer. Depuis -? Sedert hoelang ? A - la note ? Wanneer trouw je ?

Quant : Hoe talrijk ook. Toutes et -es foie que: Telkens en telkens (als ik kan, wil). I - a :Wat betreft.

Quant-i-moi, --i-sol m. : Persoonlijk gevoelvan eigenwaarde. Se tenir sur -, garden son quant-a-soi : Een houding aannemen.

Quantieme bv.nw. en m. : Hoeveelste (dag m.).Quantitatif : De hoeveelheid betreffend. Diede hoeveelheid uitdrukt. Adverbe - : Bijwoordvan hoeveelheid.

Quantitê v. : 1. (wisk.) Grootheid. 2. Hoeveel-heid, aantal. Groot aantal. - de : Heel veel. 3.(di c htk.) Lengte ener lettergreep.

Quarantaine v. : 1. Veertigtal. 2. - dagen m.La sainte - : De veertigdaagse Vasten v. 3.Quarantaine v., tijd van afzondering voor ver-dachte reizigers en waren m. 4. Veertigjarigeleeftijd m.

Quarante : 1. Veertig. Les Q- : De leden derAcademie Frangaise . 2. Veertigste.

Quarantenaire : L Veertigjarig. Le - : De -eherinneringsdag m. 2.(n i e u w) Van de quarantaine.

Quarantiëme telw. en m. : Veertigste. - deel.Quart : Vierde. Fievre -e : Vierdaagse koorts(die na 3 dagen terugkomt). I m. : L Vierdedeel, kwart. Demi-- : Achtste. Les trois -s : 'tGrootste deel. Les trois ---s du temps : Meesten-tijds. Aux trois -s et demi : Bijna helemaal.Pour moms d'un - d'ecu : Voor een kleinigheid.- de cercle : Quadrant v. - de reflexion : Octantv. Faire un - de tour : Zwenken, zich omwenden.- de vent : Halve windstreek. 2. Kwartier (-d'heure). Il est une heure et (un) -; une heure moinsun (le) -; u. h. trois -s : 't Is kwart over enen;kwart voor enen; kwart voor twee8n. Il est le - :'t Slaat kwart. Pour le - d'heure : Voor 'togenblik. Un mauvais - d'heure : Een ellendighalf uurtje. 3. 1 /4 pond. 1 / 4 liter. 1/4 okshoofd. 4.(zeev.) Wacht v. Etre de - : De wacht hebben.Faire son - : Op- en neerlopen. 5. De vierde(man). Le tiers et le - : Jan en alleman.

Quartaut m. : 1 /4 okshoofd.Quarte v. : Oude maat van 2 pinten v. (muz.)Kwart. (s p e 1) Vier volgkaarten v. (schermen)Vierde parade links v.

Quartenier m. : Schie-, bootsman.Quarteron m. : 1. 1 /4 pond. 2. Kwarthonderd(gewoonlijk 26 stuks). 3. Boekje met 25 blaadjesgoud of zilver. 4. m. en -ronne v. : Kleurling.

Quartettiste m. (spr. kwar-) : Kwartetspeler.

Page 390: aardrijkskunde - DBNL

374 QUELQUE.QUARTIDT.

Quartidi in. (spr. kwar-) : Vierde dag van deRepubl. decade m.

Quartier m. : 1. Vierde deel. Un - de viande : Eenvoet vlees, 2, 1/4 el, verrel. 3. Kwartier (vande maan). 4. Vierde deel van 't jaar, kwartaal. Uit-betaling van een kwartaal salaris. 5. (wapenk.)Veld, vak. Adellijk kwartier. Faire preuve de -,fournir seize -s : Zestien adellijke voorvaderenkunnen aantonen. 6. Stuk, brok. Partje (vrucht).Blok (rots). Stuk (land). Punt (taart). Hielstuk(schoen). Zijde (spek). Mettre en -8 : In stukkenscheuren. 7. (Stads)wijk v. Bas - : AchterbuurtY. Medecin de - : Wijkdokter. 8. Kazerne v.,kantonnement, kwartier. - d'assemblee : Verza-melplaats v. - general : Hoofdkwartier, staf-officieren. Prendre les -s d'hiver : De winterkwar-tieren betrekken. 9. Afdeling. Studiezaal v. 10.Jachtwoning. 11. Rust, -plaats. (fig.) Kwartier,pardon. Sans - ; Zonder genade. 12. Quadrant.

Quartier-maitre m. (me. -s--s) : 1. (oud)Kwartiermeester. 2. (zeev.) Schieman.

Quartier-mestre z. --maitre I.Quartz m. (spr. kwartse) : Kwarts, kiezelzuur-anhydride.

Quartzeux (spr. kwar-) : Kwartsachtig, -houdend.Quasi (spr. ka-) : (fam.) Ongeveer, bijna. Schijn-baar. I m. : Staartstuk.

Quasiment (spr. ka-) • (fam.) Bijna, schier.Quasimodo v. (spr. ka-) : De eerste Zondag naPasen m., beloken Pasen.

Quassier m. (spr. kwa-) : Kwassieboom m.Quaternaire (spr. kwa-) : 1. Viertallig. Uit vier(elementen, getallen) samengesteld. 2. (aardk.)In de vierde plaats komend.

Quaterne m. (spr. ka-) : (sp el) Worp van twee vierenm. Vier gelijk genomen hummers (in de loterij).

Quatorze : 1. Veertien. (spel) Avoir quinte et - :Een vijftiende (vijfkaart en 14) -; (fig.) gewonnenspel hebben. 2. Veertiende.

Quatorziéme m. : Veertiende (deel).Quatorziëmement : In de veertiende plaats.Quatrain m. : Strophe van vier regels v. Vier-regelig gedichtje.

Quatre : 1. Vier. Des - coins (du monde) : Vanalle kanten. Cordage -, fit en - : Vierdraadstouw. Du fit en - : Sterke (foezel)brandewijn.Tirer un criminel a - chevaux : Een misdadigervierendelen. Tendre -, couper un cheveu en -,couper un fit en - : Zich met haarkloverijenbezighouden. Monter -; descendre un escalier - a- : Een trap op-; afvliegen. Manger comme - :Geweldig eten. 2. Enkele, weinige. A - pasd'ici : Hier vlakbij. &Tire - lignes; - mots :Een paar regels -; woorden schrijven. De - sous: Van weinig waarde. 8. Vierde. Numero vier.4. Un - de chiffre : Een ratten-, muizenval (inde vorm van een 4) v.

Quatre-Cantons (les) m.mv.: De Vier Woud-steden (Zwitserland) v.

Quatre-temps m.mv. : (Kath.) Quatertemper(drie vastendagen bij 't begin van 't jaargetijde).

Quatre-vingtiame: Tachtigste. I m. : - deel.Quatre-vingts : 1. Tachtig. -vingt-dix : Negen-tig. 2. Tachtigste.

Quatriême : Vierde. I m. : Vierde deel. - ver-dieping. - dag m. - medespeler. 1 v. : Vierdeklasse (op een gymnasium) v. (spel) Vierkaart.

Quatriémement : In de vierde plaats.Quatuor m. (me. onverand.; spr. kwa-) : Kwartet.(f a m.) Viertal.

I. Que of qu' vnw. : 1. (betrekkelijk; als lij-dend voorw.) Dien, die, dat, welken, welke,die. Ce - : Hetgeen wat. Ce - je m'amusel Watheb ik een pleizierl Il salt - dire : Hij weetwat hij zeggen moet. - je sache : Voor zoverik weet. (als attribuut) Die, dat. Voila ce- c'est : Dat is 't nu. Malheureux - je suis :Ongelukkige die ik ben. 2. (vragend; als lij-dend voorw.) Wat. - faire? Wat te doen?(als attribuut) Wat. - suis-je? Wat ben ik?Qu'arriva-t-il? Wat gebeurde er?

II. Que of qu' voegw. : 1. Dat. Je desire - vous par-tiez : Tk verlang dat gij vertrekt. Vu - : Gezien.Ne . . . . que : Slechts. 2.(vormt voegwoordel.uitdr.) C'est alors - : Toen (met nadruk).Depuis - : Sedert (dat). Du temps - les bêtesparlaient : In de tijd dat de dieren nog sprekenkonden. Plus -; mom= - : Meer-; minder dan.Un homme tel - vous : Een man zoals gij. 8.(omvat het weggelaten antecedent; inbevel of uitroep) - chacun se retire! Datiedereen heenga I - je meure! Ik moge stervent(vervangt een ander voegw.) Qu'est que cela,qu'un avertissement ? Wat is dat anders dan eenwaarschuwing ? Sore vite - je ne te tue : Maak datje wegkomt, want anders slaik je dood. - bien, -mal : Zo goed en zo kwaad als 't ging. On n'entend- des cris : Men hoort slechts kreten. Il n'est -d'être habile : Het voornaamste is maar om handigte zijn. Curieux qu'il etait : Nieuwsgierig als hij was.Il n'a eu - trop d'influence : Hij heeft maar alte veel invloed gehad. Il n'y a pas - vous quil'ignoriez : Gij zijt de enige niet die 't nietweet. Il ne fact point de voyage qu'ilneviennenousvoir : Hij gaat niet op reis of hij komt ons op-zoeken. La douse chose - l'amitii:W at is vriend-schap toch lets aangenaams. - vous perdiez votreproces ou - vous le gagniez : Of ge . uw procesverliest of wint. - si vous ne me croyez pas : Enindien gij mij niet gelooft. (om herhalingvan een voegw. te voorkomen) Quand onest jeune et qu'on se porte bien : Als men jong isen gezond. 4. (pleonastisch) Ce serait se from-per - de croire cela : Als men dat geloofde, zoumen zich vergissen. Si j'etais - de vous : Als iku was. Cela ne laisse pas - d'être inquietant :Dat is toch wel verontrustend. 1 bw. : 1.(vra-gend) Waarom. - n'étes-vous venu plus tot?Waarom zijt ge niet eerder gekomen ? 2. (uit-roep) Hoe, hoe dikwijls, hoeveel, hoe zeer. -de larmest Wat een tranen I - sit Ja zeker I- non! - non pas! Wel neen I Wel zeker niet I- de monde! Wat een mensen I

Quel, -le vnw. : 1. (betrekkelij k) Welke,welk, wat voor een. -8 que soient vos desseins :Welke uw plannen mogen zijn. 2. (vragend)Welk, welke, wat voor een, wat voor. - horn-me est-ce? Wat voor een man is 't? 8. (uit-roep) Welk, welke, wat een.

Queleonque vnw. : 1. Een of ander, onver-schillig welke, - wat, - wie. 2. (fam.; als by.nw.) Middelmatig, heel gewoon.

Quellement z. tenement.Quelque vnw. : 1. Enig, enige, een of ander.

Adressez-vous 4 - autre : Richt u tot een ander,wie 't ook zij. - jour : De een of andere dag.- part : Ergens. 2. Enkele, weinige, enige,wat. Les -5 SOUS qu'il possidait encore : 't Kleinebeetje geld dat hij nog had. Cinquante et -akilos : Ruim 50 Kilo. - que : Welke -. welk -,

Page 391: aardrijkskunde - DBNL

375 QUINT.QUELQUEFOIS.

wat -, hoe ook. - chose qui arrive : Wat er ookgebeuren moge. - part que vous soyez : Waargij ook zijn moogt. I bw. : Ongeveer, omstreeks.Een weinig. - peu d'argent : Een beetje geld.

Quelquefois : Somtijds, nu en damQuelqu'un(e), quelques-un(e)s vnw. : Iemand,een uit velen. Enige, ettelijke. HoW quelqu'un!Hola! Volk! Cet homme est quelqu'un : Dieman heeft wat te beduiden, - naam gemaakt.

Quemander onov.w. : Bedelen. I ov.w. : Afbede-len, kruipen om.

Quemandeur m. : Bedelaar; indringerig verzoeker.Qu'en-dira-t-on m. : Praatjes van de mensen.Quenouille V. : 1. Spinrokken. Tomber en - :Aan de vrouwelijke linie vervallen. Allez filervotre - : Bemoei u met uw huishouden. 2. Stijl(van ledikant) m. Stengel (b.v. van mills) m.Spilvormig gesnoeide boom m.

Querelle v. : 1. Partij, (fig.) Prendre-, embras-ser -, epouser la - de qn : Iem. partij kiezen. 2.Twist m., onenigheid. Se prendre de - : Twistkrijgen. Chercher - a : Twist zoeken met.

Quereller : Krakelen met, bekijven. I onov.w. :Ruzie maken. I se - : Twisten.

Querelleur m. : Twistzoeker. I bv.nw. : -zoe-kend, -ziek.

Querir : (oud) (Gaan) halen. Envoyer - : Latenhalen.

Questeur m. (spr. kwes-) : 1. (gesch.) Quaestor,magistraatspersoon die de financien beheerde.2. Met 't financieel beheer belast lid.

Question v. : 1. Vraag v. Belle -I Da's me ook 'nvraag ! 2. Vraagpunt, -stuk, kwestie. C'est une -,cela fait - : Dat is nog twijfelachtig, dat zit nog.Vous nVtes pas a la - : Gij dwaalt van 't onder-werp af. De quoi est-il -? Waarover loopt devraag ? Il n' est plus - de lui : Van hem wordt geennotitie meer genomen. Cela ne fait pas - : Dat isbuiten kijf. Mettre en - : Twijfelachtig maken.Tout remettre en - : Alles ongedaan maken. Poserla - de confiance : Een motie van vertrouwen uit-lokken. 3. Pijniging, pijnbank v. Appliquer -,mettre a la -, donner la - a : Op de pijnbankleggen; (fig.) kwellen.

Questionnaire m. : (oud) Folteraar, beul. Stelvragen.

Questionner : Ondervragen. VragenQuestionneur m. : (Lastig) vrager, vraagal. I by.nw. : Nieuwsgierig, vol vragen.

Questure v. (spr. kugs-) : 1. (gesch.) Waar-digheid van quaestor. 2. - van financieel beheer-der (in vergadering). Bureau daarvan.

Queue v. : 1. Opsporing, het zoeken. Se mettreen - de : Opsporen. En - de : Zoekende naar.2. Collette v., geldinzameling. - 4 domicile : -langs de huizen, schaalcollecte.

Queter : Zoeken naar. Inzamelen, collecteren. (fig.)Afbedelen.

Quêteur m. : 1. Zoeker. Chien - : Speurhond.2. Collectant. Fare - : Bedelmonnik.

Queue v. : 1. Staart m. Un habit en - de pie,- de morue : Een (mans)rok, (fam.) stalen pen.

-de mouton : Staartstuk. Finir en - de Poisson :Op niets uitlopen. 2. (plantk.) Steel m. 8.(fig.) Staart (van letter, noot, instrument, ko-meet), steel (van pan) m. 4. Sleep (van kleed) m.5. (Haar)staart. 6. Biljartkeu (- de billard) v.Faire fausse - : Ketsen. 7. Achterste rij (van op-tocht) v. Achterhoede v., nasleep m. Venir en - :Achteraankomen. Wagon de - : Laatste wagon.

8. Lange rij (wachtende mensen). Faire(la) - : Queue maken, in een lange rij wach-ten. Prendre la -, se mettre a la - : In de rijgaan staan. A la - leu leu : Achter elkaar.9.Laatste deel, einde, slot. Nasleep. La - de rift-fluenza : De naweeen d. i. Prendre par la tete etla - : Van alle kanten bekijken. Cela n'a ni

-ni tete : Dat is zonder slot of zin. A la -, en -: Achteraan. 10. - de chat : Eindje touw (voorafstraffingen); quadrillefiguur v. 11. Vat van450 tot 570 L. 12. Slijpsteen m.

Queue-de-rat v. (my. queues-de-rat) : Kegelvor-mige vijl v. Staartje, vlechtje (op rug).

Queussi-queumi : Eveneens, van 't zelfde.Queux m. : Slijpsteen m. (oud) Kok.Qui vnw. : 1. (betrekkelijk; onderw. ofattribuut) Die, dat, Welke, wat. (voor celuiqui) Ecrive - voudra : Er schrijve wie maarwil. C'etait a - l'aiderait : Als om strijd boodmen aan haar te helpen. (voor ce qui) - pisest : Wat erger is. Voici - vous plaira : Dat zalu bevallen. (herhaald) - . . . - : Deze .. .gene. - que : Wie ook. Je n'y ai &owe - quece soit : Ik heb er niemand hoegenaamd gevon-den. (lijdend voorw.) Wien, wie. 2. (vra-g e n d) Wie. - vive I Werda ?

Quieonque vnw. : 1. Wie het ook zij die, al wie.2. Iedereen. Tout un - : Een iegelijk.

Quidam m. (spr. kidan) : Zekeriemand, een individu.Quiet (spr. kui-ye) : Rustig, vredig.Quietisme m. (spr. kui-ye-) : Mystieke berus-ting, beschouwend leven.

Quietiste m. (spr. kui-ye-) : Aanhanger van 'tquietisme.

Quietude v. (spr. kui-ye-) : Rust v., stilte; ge-moedsrust.

Quille v. : 1. Hegel m. Plante la comme une -: Onbeweeglijk staande, 2. Grote wig v. Stompv. (yolk) Been. 3. (zeev.) Kiel v.

Quiller onov.w. : V66r 't spel (met een kegel)uitwerpen. I ov.w. : (fam.) Omgooien, raken.

Quimper-Corentin m. : Plaatsje in Bretagnewaarvan de bewoners voor dom doorgaan.

Quinaire : Vijftallig. Door 5 deelbaar.Quineaille v. : IJzer-, blikkramerij, kleine me-talen voorwerpen.

Quineaillerie v. : IJzer-, blikwinkel m. -waren v.Quineaillier m., -iere v. : IJzerkramer, -han-delaar, -ster.

Quineonee m. : Plaatsing -, groep van 5 voor-werpen in een vierkant, den in 't midden enden aan ledere hoek.

Quindkagone m. (spr. kwin-) : Vijftienhoek m.Quindeeemvir of -deeimvir m. (spr. kwindes-semm- of kwindessimvir) : Vijftienman (belast metde bewaking der Sibyllijnse boeken).

Quinine v. : Alcaloide uit kinabast. Kinine v.Quinola m. : Hartenboer. Reversispel waarvanhartenboer troefkaart is.

Quinquagenaire bv.nw. en m. (spr. kwinkwa-): Vijftigjarig. -e.

Quinquagesime v, (spr. kwinkwa-) : (Kath.)De 50e dag voor Pasen m., quinquagesima v.

Quinquennal (spr. kwinkwênal) : Vijftallig, -jaar-lijks. Plan - : Vijfjarenplan.

Quinquet m. : Verbeterde olielamp v.Quinquina m. : Kina v., -bast m. -boom m.Quint : (oud) Vijfde. Charles Q - : Karel de Vijfde.Fièvre -e : Koorts die om de vijf dagen terug-keert. I m. : Vijfde deel.

Page 392: aardrijkskunde - DBNL

QUINTAL. 376 RABE LAISIEN.

Quintal m. Centenaar (100 oude ponden, 50 K.G.)- metrique : Metercentenaar (100 K.G.).

Quinte v. : (muz.) Swint v. (oud) Swint-, alt-viool v. (spel) Vijfkaart v. (schermen) Vijfdepositie v. Hevige hoestbui v. (fig.) Gril v.

Quintessence V. : Het beste, de pit, het fijnsteQuintessencier : 't Fijnste -, bet merg uit letshalen, ziften.

Quintette m. (spr. kwin-) : (mu z.) Kwintet.Quinteux : (geneesk.) Met buien zich ver-tonend (hoest). (fig.) Grillig, nukkig.

Quintidi m. (spr. kwin-) : Vijfde dag (van eenRepubl. decade) m.

Quintuple : Vijfvoudig. I m. : -voud.Quintupler (spr. kwin-) Vervijfvoudigen.Quinzaine v. : Vijftiental. Veertien dagen. Loonvan twee weken.

Quinze : 1. Vijftien. D'aujourd'hui en -: Vandaagover 14 dagen. 2. Vijftiende. I m. : Vijftien (getal).

Quinze-vingts : Driehonderd.Quinziime : Vijftiende. I m. : • dag m. - deel.Quinziêmement : In de 15e plaats.Quiproquo m. : Verwarring -, vergissing waar-bij men 't een voor 't ander aanziet.

Quittance v. : Kwitantie v., kwijtbrief m. Donner- de : Kwiteren; (fig.) kwijtschelden.

Quittaneer : Kwiteren; voor voldaan tekenen.Quitte : 1. Niets meer schuldig. Etre - endersqn : lam. niets meer schuldig zijn. 2. Vrij, ont-slagen, verlost. - de ses devoirs : Die aan zijnplicht voldaan heeft. Tenir qn - de qch : Iem.van lets vrijstellen. II en a ete - a bon marche,- compte : Hij is er genadig afgekomen. Je ne letiers pas encore - : Hij is nog niet van mij af.8. - A : Op gevaar af van, al moest ook. Wat nietverhindert dat. 4. Etre -, faire - a - : Elk. nietsmeer schuldig zijn.

Quitter : 1. Kwijtschelden. 2. Ontslaan van,schenken. 3. Afstaan, overlaten. 4. Verlaten.Ne pas - des yeux : De ogee niet afwenden van.Son souvenir ne me quittera pas : De herinnering

aan hem zal mij steeds bijblijven. La fievre l'aquitte : Hij is vrij van koorts. - le lit : Opstaan.- la maison : Uitgaan. - la vie : Sterven. Quiquitte sa place, la perd : Wie opstaat is zijn plaatskwijt. - le monde : In een klooster gaan. 5. Latenvaren, vaarwel zeggen, opgeven (onderneming).6. Loslaten. 7. Uitdoen, afleggen. - le deuil: Geenrouw meer dragen. I se - : Uit elk. gaan, elk.verlaten. Se - soi-méme : Zich aan God wijden.

Qui(-)va(-)ii : Werda?Qui(-)vive : Werda? Le - : Het werdageroep.Etre sur le - : Op zijn hoede zijn.

Quoi vnw. : 1. (betrekkelijk) Hetgeen, wat.Apris - : Waarna. Comme - : Hoe, op welkewijze. Un je ne sais - : Een zeker iets. de -: Het nodige om, voldoende om. Avoir de -vivre : Sun en leven. De - &Tire : Schrijfge-reedschap. Ii n'y a pas (la) de - s'etonner :Er is geen reden om zich te verwonderen.Merci! Pas de - : Dankjel Tot je dienst. 2.- qui : Wat het ook zij dat. - que : Wat ook;hoeveel ook. - qu'il en wit : Hoe 't ook zij. 3.(vragend) Wat. Il ne considire ni qui ni - :Hij bekommert zich om niets. A - bon ? Waar-toe zou dat dienen? Alors, -? Wat nu? Watzou dat? Eh bien I -! Wel nu, wat zou dat?I tussenw. : Wat 1 Hoe 1 Well S'il se tue, onl'enterrera, -I Als hij doodgaat, wordt hij na-tuurlijk begraven (wat enders?).

Quoique : Hoewel, ofschoon, al.Quolibet m. : Vraag (die voor twistoefeningdiende) v. Scherts v.

Quorum m. (spr. karomm) : 1. Getal afgevaar-digden dat 't recht heeft te besluiten. 2. Ver-eist getal.

Quote-part v. (my. -s--s) : Aandeel.Quotidien : Dagelijks. Alledaags. I m. : Dagblad.Quotidiennement : Dagelijks.Quotient m. (spr. kassyan) : Uitkomst (deling) v.Quotite v. : Bedrag. Imp& de - : Hoofdelijke om-slag m.

R.

R m. : 1. (letter) R v. 2. R. (verk.) Reverend(mv. : RR.) : Eerwaarde; Royal : Koninklljk.

R. F.: Republique francaiRe : Franse Republiek.R. P. :1. (my. RR. PP.) : Reverend Pere : Eerwaar-de Vader. 2. Reponse payee : Betaald antwoord.

Rabitehage m. : (f am.) Vervelende herhaling.Gezeur. Dikwijls herkauwd gezegde.

Rabieher onov.w. : Zeuren. I ov.w. : Tot verve-lens toe herhalen.

Rabicheur m. : Zanik, zeurpiet.Rabais m. : Prijsvermindering, afslag, rabat. Su-

bir un - : In waarde verminderen. Au - : Tegenverminderde prijs. Adjudication au - : Aanbe-steding met toewijzing aan den laagsten in-schrijver.

Rabaissement m. : Het lager plaatsen. Het ver-nederen. Vermindering der waarde.

Rabaisser : 1. Lager plaatsen, - hangen, neer-halen. - la mix : Zachter spreken. 2. (fig.) Ver-nederen, verlagen. - le caquet -, le ton de qn : Iem.een toontje lager doen zingen. 3. De waarde ver-lagen -, de prijs lager stellen van. 4. Te laagschatten, verachten. 5. Verkorten.

Rabat m. : Neerslaande rand (pet) m. Bef v.

Rabat-Joie m. (mv. onverand.) : Spelbreker.Rabattage m. : Afknotting, verkorting.Rabattre : 1. Neerslaan, -strijken; (me etk.)neerslaan in een plat vlak; platstrijken, -persen.Chapeau rabattu : Hoed met neergeslagen rand.2. (fig.) Verminderen. Vernederen. 8. Verkor-ten, knotten. Aftrekken, afslaan. Je n'en rabat-trai pas un centime : Ik zal geen cent laten val-len. 4. (fig.) Matigen, intomen. Il taut en - .Wij moeten onze eisen niet zo hoog stellen:Tout compte, tout rabattu : Alles wel overlegd. 5.Naar de jagers drijven. (fig.) Bijeenverzame-len. I se - : Neerslaan, -vallen. Platgestrekenworden. Plotseling neerstrijken (vogels). Zichwerpen op. Zich tevredenstellen met. (fig.) - surqch : Tot lets zijn toevlucht nemen.

Rabbi of rabbin m. : Rabbijn, Joods godge-leerde. Grand - : Opperrabbijn.

Rabbinat : Waardigheid van rabbijn.Rabbinique : Van de rabbijnen.Rabbinisme m. : Leer der rabbijnen v. (fig.)Muggenzifterij.

Rabelaisien : Die aan Rabelais herinnert. Gees-tig en weinig kuis; ruw en cynisch; gul (lath).

Page 393: aardrijkskunde - DBNL

377 RADIEUX.RABETIR.

Rabetir onov.w. : Dommer worden. I ov.w. :maken.

Rabibocher : (yolk) Verzoenen. Opknappen.Rabiole V. : Raap v. Raapzaad.Rabiot in. : (y olk) Restje. Kleine bijverdienste.Rabique : Van de hondsdolheid.Rible m. : 1. Roerhaak m. Roerstok in. 2. Rug-gestuk. (fam.) Kruis, achterste.

Râble : Met een dikke rug. (fam.) Met een dikachterwerk, stevig.

Rabonnir onov.w. : Beter worden. I ov.w. : - maken.Rabot m. : 1. Schaaf v. (fig.) Passer le — sur :Afschaven, verbeteren. 2. Lettergietersschaal v.Houten schoffel v. Plonsstok m. Kalkkloet m.

Rabotage m. : Het schaven.Raboter ov.w. : Afschaven. (fig.) Polijsten, ver-beteren. I onov.w. : Schaven.

Raboteur m. : Schaver.Raboteux : Ongeschaafd (letterk. werk); slechtgebouwd (zin). Hobbelig.

Rabougri : Verschrompeld, mismaakt.Rabougrir ov.w. : Niet tot zijn voile groei la-ten komen. I onov.w. en se — : Niet uitgroeien.Verschrompelen. Kwijnen.

Raboutir : Aan elk. voegen.Rabrouer : Afsnauwen.Rabroueur m. : Lomperd, bok.Raeahout m. : Geurig met suiker bereid meng-sel van zetmeel, eikels, rijstmeel, enz.

Raeaille v. : Gespuis, janhagel, vee.Raecommodage m. : Het verstellen. - oplappen.Verstelwerk. -loon.

Raccommodement m. : Verzoening.Raccommoder : Her-, verstellen, opknappen. (fig.)Verbeteren. Verzoenen.

Raeeommodeur m. : Ver-, hersteller, lapper.Raccord m. : Vereniging, samenvoeging. (fig.)Overgang (in gedicht) m. Maatregel van over-gang (in budget) m. Koppelstuk.

Raccordement m. : Verbinding, vereniging. Ver-bindingslijn v. Kruispunt.

Raccorder : Verbinden, doen aansluiten.Raecourei m. : 1. Verkorting, verkorte vorm m.En — : In 't klein, in 't kort. 2. Uittreksel. 8.(kunst) Verkorte vorm (door perspectivischeuitwerking) m. 4. (fam.) Korte weg m.

Raceoureir ov.w. : Ver-, afkorten. Buigen (arm).I onov.w. : Korter worden.

Raccoureissement m. : Ver-, inkorting. 't Kor-ter worden.

Raceoutrer : Verstellen.Raecoutumer : Weder wennen.Raceroe m. : „Beest" (biljart). Meevaller.Raccrocher ov.w. : 1. Weer ophangen k aan spijker,enz.). J'ai raccroche : Ik heb afgebeld (telefoon).2. Terugkrijgen, -vinden. 3. (fig.) Door eentoeval verkrijgen. Aanklampen (voorbijgangers).I onov.w. : Een ►beest makeno. I Se — : Weeropgehangen worden. Zich vastklemmen (aan).

Race v. : 1. Geslacht, stam m., afkomst v., ras.Voorouders. Nageslacht. — de vipêres : Adderge-broed. 2. (n a t. h i s t.) Mensen-, dierenras.Cheval de — : Raspaard. Avoir de la — : Van eengoed ras zijn, iem. zijn swaar wat in zits.

Race : Rasecht, van goed ras.Raehat m. : Terugkoop m. Dekkingsaankoop m.Naasting (door Staat). Vrijkoping (gevangene).(fig.) Verlossing (van 't mensdom door Jezus).

Raehetable : Terugkoop-. Aflos-, afkoopbaar.Racheter : Terugkopen. - (door de Staat), naas-

ten. Opnieuw kopen. Los-, vrijkopen (van ver-plichting; gevangene). (fig.) Goedmaken, doenvergeven. (b ij b e 1) — les hommes : De mensenverlossen. — ses deauts par de grandes gualitis: Zijn gebreken weer goedmaken door g. kw.

Rachis m. (spr. -chiss) : Ruggegraat v.Raehitique : Aan Engelse ziekte lijdend. (fig.)Kromgegroeid, ziekelijk.

Raehitis (spr. -tics) of ----me m. : Engelse ziekte v.Racial : Rassen-.Racine v. : 1. Wortel m. Prendre — : Wortelschieten; (fig.) als vastgeworteld zijn; stoelvastzijn. 2. (fig.) Grond m., oorsprong m. Couperle mal dans sa — : 't Kwaad met de wortel uit-roeien. 3. Wortel (tand, haar, enz.); voet (berg)m. 4. (f i g.) Wortel-, stamwoord. (w i s k.) Wortel.

Raeiner ov.w. : Met notebruni verven. I onov.w.: Wortels schieten.

Raeisme m. : Leer van de raszuiverheid v.Raciste : Ras-. Van het zuivere ras. I m. : Aan-hanger van de raspartij.

Raelêe m. : (y olk) Rammeling, pak slaag.Radler : Afschrapen, afkrabben. Aanharken.

—les cordes, - le boyau : Fiedelen. Se — la gorge :Zich de keel schrapen.

Racleur m. : Krasser, schaver. Krasser (op strijk-instrument; — de boyau).

Raeloir m. : Krabber. Voetenkrabijzer.Raeolage m. : Het werven, - ronselen.Raeoler : Aanwerven, ronselen. (fam.) Voor zichwinners.

Raeoleur m. : Ronselaar; zielverkoper.Racontable : Vertelbaar.Raeontar m. : Praatje, gerucht.Raconter : Vertellen. En — : Lang en breed tilt-weiden. Les cieux racontent la gloire de Dieu :De hemelen verkondigen Gods eer.

Raconteur m. : Verteller; praatal.Raeornir : Hard maken. I se — : Verschrompelen.Rade v. : Rede v. — foraine : Open -.Radeau m. : Vlot. — d'arbres : Houtvlot. Pont de—x : Vlotbrug v.

Rader : Op de rede brengen. Gladstrijken (maat).Met de beitel groeven.

Radiaire : Straalvormig. I m. : Straaldier.Radial : 1. Het spaakbeen betreffend. 2. Stralend.Couronne —e : Stralenkroon v. 3. Van de straal.

Radiant : (Uit)stralend.Radiateur m. : Afstralend voorwerp, -e verwar-mingsbatterij. Radiator (die warmte verspreidt).

Radiation V. : 1. Int-, afstraling. Straal m. 2.Doorhaling; -schrapping; royering (als lid).Ontslag (ambtenaar).

Radical : 1. Tot de wortel behorend. 2. (fig.)Grondig, volkomen. 3. (t a alk.) Van 't grond-,stamwoord. (stalk.) Van de wortel. (staatk.)Die de bestaande toestanden geheel veran-dert, radicaal. I m. : (t a alk.) Wortel-, stam-woord. (stalk.) Wortelteken. Wortelgrootheid.(s t a atk.) Radicaal. aanhanger ener volledigeverandering der staatsregeling.

Radicalement : Volkomen, volledig, grondig.Radicalisme m. : Politieke leer der radicalen v.Radication V. : Het wortelschieten.Radieelle v. : Wortelvezel. Kiemvezel v.Radieule v. : Kiemwortel m.Radii) : Straalvormig, met stralen.Radler : Doorschrappen; royeren.Radieux : Stralend, schitterend. (fig.) Stralendvan vreugde.

Page 394: aardrijkskunde - DBNL

RADIO. 378 RAISON.

Radio m. : Radio m. I v. : -toestel.Radio-aetif (my. --actifs) : Die Rontgen-stralen ofBecquerel-stralen voortbrengt.

Radiodiffuser ov.w. : Uitzenden per radio.Radio-diffuseur m. : Marconist.Radiodiffusion v. : Uitzending per radio. Radio-omroep m.

Radiographie v.: Onderzoek met Rontgen-stralen.Radiologie V. : Leer der Röntgen-stralen v.Radiométre m. : Toestel om de beweegkrachtder lichtstralen te meten. '

Radiomëtrie v. : Meting van de beweegkrachtder lichtstralen.

Radiotèlëgramme m. : Draadloos telegram.Radis m. : Radijs v. — noir : Ramenas v.Radius m. (spr. -uss) : Spaakbeen.Radotage m. : Zotteklap m. 't Bazelen.Radoter : Bazelen. Kinds worden.Radoterie V. : Gebazel, onzin m.Radoteur m. : Iem. die mallepraat uitslaat.Radoub m. (spr. -dou) : Het herstellen, - kalefa-teren. Bassin de — : Droogdok.

Radouber : Kalefateren. Optakelen (ook fig.).Radoubeur m. : Breeuwer. (fig.) Oplapper. Kwak-

zalver.Radoucir : Verzachten. (fig.) Handelbaarder ma-ken. I se — : Zachter -. Zachtzinniger worden.

Radoueissement m. : Verzachting. Leniging.Rafale v. : Rukwind m. (fig.) Plotseling onweer-staanbaar leed. (mil.) Vuuroverval m.

Rafalê : Door een rukwind -. (fig.) Door tegen-spoed geteisterd.

Raffermir : Steviger maken. (fig.) Bevestigen;moed inblazen.

Raffermissement m. : Het vaster, - steviger wor-den, bevestiging, versterking.

Raffinage m. : Raffinering, zuivering.Raffinement m. : Verfijning, loutering. Gezocht-,gekunsteldheid. Doortraptheiu. — de cruauti :Verfijnde wreedheid.

Raffiner ov.w. : Zuiveren, louteren. (fig.) Fijner -,subtieler maken. Un raffia : Een verfijnd we-zen; - doortrapte kerel. I onov.w. : — sur : Zorg-vuldig 't fijnste zoeken in, uitpluizen.

Raffinerie V. : Raffinaderij.Raffineur m. : Raffinadeur.Raffoler : Dol -, verzot zijn.Rafistoler : Verstellen, oplappen; samenflansen.Rale v. : 1. Uitslag (bij hoornvee) m. 2. As (vandruiventros of aar) v. Steeltje (van druif).3. Razzia v.; plundering. Faire une — : Een grootaantal schelmen gelijk inrekenen (politie); allesinpikken.

Railer onov.w. : Dubbele ogen gooien. I ov.w. :Wegnemen zonder iets over te laten. Inrekenen.

Rafrafehir ov.w. : 1. Verfrissen, afkoelen. 2. Op-frissen, herstellen; ophalen (kleur); bijwerken;punten (haar, baard). (fig.) Opfrissen (herinne-ring). I onov.w : Koel worden. I se — : Verfrist,verkoeld worden. Zich verfrissen. lets gebruiken.

Rafrafehis' sement m. : 1. Ver-, afkoeling. 2.Opfrissing. 't Ophalen (kleuren). 8. Verver-sing (op feest). Nieuwe voorraad m. (ge ne es k.)Verkoelend geneesmiddel.

Rafrafehisseur en -issoir m. : Koeltoestel. -vat.Ragaillardir : Opvrolijken.Rage v. : 1. (Honds)dolheid. 1 Hevige aanvalvan pijn m. 3. Woede v., razernij. 4. Razendebegeerte, zucht v. Aimer (jusqu') a la — : Dol veelhouden van. Faire — : Al 't mogelijke doen;

als dollen te keer gaan; woeden, razen (storm,regen).

Rager : Razen, tieren, to keer gaan.Rageur m. en bv.nw. : Woedend, -e; opvliegend.Rageusement : Toornig, boos.Ragout m. : Met sans bereid vlees, ragout m.(fi g.) Prikkeling, vermaak. Smakelijkheid.

Ragolltant : De eetlust prikkelend, smakelijk.(fig.) Aanlokkelijk.

Ragoliter : Smaken. De eetlust opwekken van.(f i g.) Prikkelen.

Ragrafer : Opnieuw aan-, in-, toehalen.Ragrandir : Opnieuw vergroten.Rai m. : 1. (oud) Straal m. 2. z. (thans) mis.Raid m. (spr. red) : Inval m.; vlucht v.; rit m.;tocht v.

Raide : 1. Stijf, stram. — mort : Morsdood. 2.Houterig, stijf. 8. Steil. (fig.) Moeilijk te geloven,kras. (nieuw) Gemeen. 4. Stug, halsstarrig.Streng. 5. Straf (grog, cocktail). I bw. : Strak. Snel,in eens. Sterk. Tuer. — : Op de plaats zelf doden.Tomber — mort: Morsdood vallen. Mener qn — :Iem. niet mals aanpakken.

Raideur v. : Stijf-, stramheid. Houterigheid.Steilheid. Stug-, onverzettelijkheid.

Raidillon m. : Steil paadje. - straatje (met trap-pen). (gr a p) Un monsieur R- : Een lastig heer.

Raidir : Strak houden, stijf maken. Aanhalen(touw). I se — : Stijf worden. (fig.) Niet willentoegeven.

Raidissement m. : Verstijving. 't Schrap zet-ten (lichaam). (fig.) 't Spannen (wilskracht).

Rale v. : 1. Streep v., lijn v. A petites ---8 : Smal-gestreept. 2. Vore v. 8. Scheiding (in 't haar).4. (dierk.) Rog m.

Raifort m. : 1. Mierikswortel m. 1 Ramenas v.Rail m. (spr. ra-y) : Rail v., spoorstaaf v.Railler ov.w. : Bespotten. I onov.w. : Spotten,schertsen. I se — : Schertsen. Spotten (met).

Raillerie v. : Bespotting. Spotternij. — a part :In ernst (gesproken). Cela passe la — : Die schertsgaat te ver. Entendre — : Scherts kunnen ver-dragen. Entendre la — : Weten to schertsen.

Railleur m. : Spotter. I bv.nw. : Spotziek. Schert-send.

Rainer : Een sponning maken in.Rainette V. : Boomkikvors m. Reinetappel m.Rainure V. : Grove sponning. Beendergroef v.Rais m. : Spaak v.Raisin m. : 1. Druif v. Du —, un — : Drulven, eentros -. Un grain de — : gdn druif. — sec : Rozijnv. — de Corinthe : Krent v. — des boia : Bos-bezie v. Grand — : Groot raisinformaat (papier).

Raising m. : Druivenmoes.Raison v. : 1. (Beweeg)reden v., drijfveer v. Aplus forte —, — de plus : Reden te meer om. En —de (z. 6) : Met 't oog op. La — d' etre : De redenvan bestaan. 2. Rekenschap, verantwoording.Donner — a : Gelijk geven aan. Avoir — : Gelijkhebben. A tort ou a — : Te recht of ten onrechte. 8.Vol-, genoegdoening. Demander — d'un affront :Voldoening vragen (door een duel) voor eenbelediging. Avoir — de : Overwinnen, de baaszijn; tot rede brengen. Faire — a qn d'une san-te (qu'il a ports e) : Bescheid doen op een dooriem. uitgebrachte dronk. 4. Verstandig-. Bil-lijkheid. Entendre —, se rendre a la — : Voorrede vatbaar zijn. Se faire une —: Zich schik-ken, verstandig worden. Hors de — : Onbillijk.Comme de — : Zoals de billijkheid eist. Plus

Page 395: aardrijkskunde - DBNL

379 RAMPER.RAISONNABLE.

que de — : Meer dan goed is. 5. Aandeel (van eenvennoot). Firma (— sociale) v., handelsnaam m.6. Reden, verhouding. En — de (z. 1), a — de :In verhouding tot, naar mate van, tegen (deprijs van). 7. Verstand, rede v. Bezinning. Agede — : De jaren des onderscheids. Le culte de laR- : De eredienst der Rede (in 1794). 8. (f a m.)Des —s : Praatjes.

Raisonnable : Redelijk; met rede begaafd. Ver•standig. Billijk. Behoorlijk, betamelijk.

Raisonnablement : Op redelijke wijze, ver-standig; behoorlijk; billijk; tamelijk.

Raisonnant : Veel praatjes makend.Raisonnement m. : 1. Oordeelskracht v., rede-nering. 2. Redenering, bewijsgrond m. Fairedes —8 a perte de vue : Honderd nit redeneren.Point tant de —81 Niet zoveel tegenwerpingen 1

Raisonner onov.w. : 1. Het verstand gebruiken,denken. 2. Redeneren. — comme une pantoufle• - als een kip zonder kop. — a perte de rue :Honderd uit redeneren. Ne raisonnez pas tant!Maak niet zoveel praatjes! I ov.w. : 1. Berede-neren, wel overleggen. 2. Overtuigen. 3. Rede-neren over.

Raisonneur m. : Redeneerder, oordelaar. Ver-velend redeneerder. Tegenstribbelaar.

Rajeunir onov.w. : Weer Jong worden. I ov.w. :- maken. Voor jonger aanzien. Opfrissen.

Rajeunissement m. : Verjonging. Besnoeiing(van onderen).

Rajouter : Weder -. Later bijvoegen.Rajustement m. : Het weer in orde brengen,herstelling. Verzoening. Aaneenvoeging.

Rajuster : Weer in orde brengen, herstellen.Weer recht zetten (hoed), - in orde brengen(kleren). (fig.) Bijleggen, verzoenen.

Me m. : Gerochel. (di er k.) Ral, riethoen.Rilement m. : Gerochel, 't reutelen.Ralenti m. : Vertraagd tempo. Tourner au — : Ver-traagd opnemen. Film au — : Vertraagde film v.

Ralentir : Vertragen, langzamer maken. (fig.)Doen verflauwen.

Ralentissement m. : Vertraging. Verflauwing,-koeling, -slapping.

Mier : Rochelen, reutelen.Ralliement m. : Samentrekking, vereniging.Mot de — : Wachtwoord, lens. Signe de — : Her-kenningsteken. Point de — : Verzamelpunt.

Rainer : 1. Weer verzamelen. Zich weer voegenbij. 2. (fig.) Tot overeenstemming brengen, opzich verenigen (stemmen). Overhalen (totmening). I se — : Zich herenigen. (fig.) Zichaansluiten bij; onderschrijven (mening); volgen(voorbeeld).

Rallonge v. : Verlengstuk. Table a —8 : Uittrek-tafel.

Rallongement m. : Verlenging.Rallonger ov.w. : Verlengen; laten schieten. Ionov.w. : Ca rallonge : De dagen lengen.

Rallumer : Weer aansteken. (fig.) - opwekken.I se — : Weer beginnen te branden, - opflikkeren.Her-, opleven.

Rallye m. : Jachtrit m.Ramadan m. : Mohammedaanse vastentijd m.Ramage m. : Takken m., loot. Bloemen (op stof)

v. Gekweel. Zacht gebabbel.Ramage : Met loofwerk versierd.Ramager : Kwelen. Zachtjes babbelen.Ramaigrir onov.w. : Weer mager worden. I ov,

w. : - maken.

Ramas m. : Het inzamelen (bladeren, eikels enz.).Hoop m., „zootje".

Ramasse v. : Bergslede v.Ramasse m. : Ineengedrongen vorm m. I bv.nw.:

Gezet, ineengedrongen.Ramasse-couverts m. (my. onv.) : Messenbak m.Ramasse-miettes m. (ma. onv.) : Tafelblik en

-schuier.Ramasser : 1. Samenvatten, -trekken. Verzamelen(krachten). 2. Bijeenbrengen, -roepen. 3. Bijeen-rapen. -zoeken. Inrekenen (politic). 4. Oprapen,-nemen. — du bois mort : Sprokkelen. 5. Bij zichnemen, zich 't lot aantrekken van. I se — : Zichverzamelen. Verzameld worden. Zich samentrek-ken, ineenkrimpen. (Snel) weer opstaan. Zijnkrachten verzamelen. I m. : Cela ne vaut pas le —:Dat is niet waard, dat je er voor bukt.

Ramasseur m. : Opraper, verzamelaar.Ramassis m. : Samenraapsel, hoop m.Ramazan m. z. ramadan.Rame v. : Rijshout, staak (om planten te leiden) v.(Roei)riem m. Riem (papier). 20 rollen behangsel.Rij (wagons) v.; sleep (schuiten) m.

Rameau m. : 1. Takje. Le dimanche-, le jour desR-x of les R-x : Palmzondag m. 2. Vertakking.Afdeling. Zijlinie v. Uitloper (berg).

Ramêe v. : Loof. Takken met loot er aan m.Ramener : Nog Bens brengen. (Weer) terug-brengen, -voeren. — chez soi : Naar huis brengen.— les cheveux sur le front : De haren naar vorenkammen. — la belle : De kaatsbal terugslaan.(fi g.) — qn a la question : Iem. weer tot de zaakdoen terugkomen. — qn : Iem. bevredigen, - be-daren. — tout au plaisar : Bij alles alleen aanvermaak denken. Cela me ramble au temps de majeunesse : Dat doet mu denken aan mijn jeugd. —l'ordre : De orde herstellen. I se — : Teruggebrachtworden. (fig.) Eigenlijk niet anders zijn dan.

Ramer onov.w. : 1. Roeien. 2. — avee les coudes: De ellebogen hevig bewegen. I ov.w. : Metstaken steunen.

Ramereau, -ot m. : Jonge houtduif v.Rameur m. : Roeier.Rameux : Met (veal) takken.Ramier m. : Woudduif v.Ramification V. : Vertakking. (f i g.) Afdeling.Ramifier (se) : Zich vertakken.Ramille V. : Twijgje. Dunste rijstakje.Ramoindrir : Weer kleiner maken.Ramollir : (Weer) zacht -, week maken. (fig.)

Verslappen, -wekelijken. I se — : Zachter -, slap-per -. Stompzinnig -. Vermurwd worden.

Ramollissement m. : Het week worden. Ver-slapping; verweking (hersenen). Afgeleefd-,stompzinnigheid.

Ramonage m. : Het schoorsteenvegen.Ramoner : Schoorsteenvegen.Ramoneur m. : Schoorsteenveger.Rampant : Hellend. Eruipend. (fig.) Nederig.Kruiperig. I m. : Hailing.

Rampe v. : 1. Helling, hellend vlak (van trap).Zacht gloolende straat v. En — : Hellend. 2.Trapleuning v. Ldcher la — : Het opgeven; ster-ven. 3. Verhoging die 't toneel naar de kant derzaal afsluit. Voetlicht (toneel). (fig.) Toneel.Sentir la — : Dik opgelegd zijn. Passer la — :Pakken, inslaan. 4. Rij m.

Rampement m. : Gekruip, 't kruipen.Ramper : Hellen. Kruipen. (fig.) Zich vernederen.Laag bij de grond blijven.

Page 396: aardrijkskunde - DBNL

380 RAPPORTER.RAMURE.

Ramure V. : De takken m. Gewei.Raneart m. : Rommelkast v. Mettre au - : Op stalzetten, afdanken.

Rance : Ranzig, garstig. I m. : Mufheid.Rand m. : Garstigheid. Sentir le - : Garstig rui-ken, - smaken; (fig.) duf -, uit de mode zijn.

Ranger : Ranzig, garstig worden. (fig.) Uit demode geraken.

Raneo3ur V. : Wrevel m., wrok m.Rangon V. : 1. Losgeld, rantsoen. Mettre a - :Op losgeld stellen; (fig.) brandschatten. 2. (fig.)Boete v. Gevolg.

Rangonnement m. : 't Op losgeld stellen. (fig.)Knevelarij.

Rangonner : Op losgeld stellen. (fig.) Knevelen,Rangonneur m. : Afzetter, knevelaar.Raneune V. : Wrok m., wrevel m. (larder -, porter- a : Een kwaad hart toedragen. Sans -, point de-I Even goeie vrienden!

Raneunier bv.nw. en m. : Haatdragend (mens).Randonnee V. : Snelle rit m. Bring m. Omweg(opgejaagd dier) m. Afstandsrit. Vliegtocht v.

Rang m. : 1. Rij v. 2. (mil.) Gelid. Serrer les -s;rompre les -8 : De gelederen sluiten; uit elk.gaan; inrukken. Sortir du -, rompre le - : Uit 'tgelid treden. (fig.) Un ofticier sorti du - : Eenofficier die als soldaat begonnen is. Entrer -;rentrer dans lee -s; quitter les -s : Dienst -; op-nieuw d. nemen; de dienst verlaten. Se mettre -,se porter sur les -8 : Mededingen. 3. Rang m.,plaats v. Hypotheque du deuzieme - : Tweede h.Prendre - avant; - apres qn : V66r iem.-; na iem.komen. Placer par - de taille : Naar de grootteplaatsen. 4. (fig.) Stand m., plaats. Mettre aumime -, - sur le tame - : Even hoog schatten.Mettre en bon - : Op de voorgrond plaatsen.Mettre au - de : Rekenen tot, - bij.

Rant* v. : Rij v., reeks v.Rangement m. : Het ordenen, - schikken.Ranger : 1. Plaatsen, opstellen En bataille ran-gee : In slagorde. 2. In orde brengen, opbergen,opruimen. 3. Aan orde gewennen. Un jeunehomme range : Een soliede jongmens. 4. (fig.)Rangschikken, rekenen tot. 5. Onderwerpen.

-d kt raison : Tot rede brengen. I SO - : 1. Zichscharen. - I l'avis de qn : Iem. melting bijval-len. 2. Uit de weg gaan. 3. Zich inrichten. 4.Een soliede mens worden. Zich onderwerpen.

Ranimer : Doen herleven. (fig.) Verlevendigen,weer opwekken, - opbeuren, aanwakkeren. I se - :Her-, opleven.

Ranz m. : Koeherderslied (- des vaches).Rapaee : Roofzuchtig. (fig.) Hebzuchtig. Culture- : Roofbouw. I m. : Roofvogel m.

Rapaelte v : Roofzucht v. (fig.) Hehzucht.Rapatriement m. : Terugkeer -, terugzending naar't vaderland.

Rapatrier : Naar 't vaderland terugzenden.(f am.) Verzoenen. I se - : Zich met elk. ver-zoenen. Repatrieren.

Ripe v. : As (tros of aar) v. Druivenmoer. Rasp v.Rapt m. : Nawijn m. I bv.nw. : Versleten, afge-dragen. (fig.) Kaal.

Riper : Afslijten. Raspen. Vijlen.Rapetasser : Oplappen, verstellen.Rapetissement m. : Verkleining.Rapetisser ov.w. : Verkleinen. Kleiner doen lij-ken. (f i g.) Verlagen. - h sa taille : Tot zijneigen nietigheid verlagen. I onov.w. : Korter -,kleiner worden.

Ripeux : Ruw.Rapide : Steil (helling). Sneistromend. Snel. -voorbijgaand. Snel handelend. Vlug, haastig.Levendig, bondig (stijl). I m. : Stroomversnelling.Sneltrein (train -) m.

Rapidement : Snel, ras.Rapidith v. : Steilheid, sterke helling. Snelle loop m.Vlugheid. Snelheid; levendigheid (stijl).

Rapiêgage, -piëeement m. : Het verstellen.Rapiker : Verstellen.Rapiècetage m. : Het oplappen.Rapieeeter : Oplappen.Rapiere v. : Rapier, lange degen m.Rapin m. : (Kunst)schildersleerling. Kladschil-der. Schilder (in 't algemeen).

Rapine v. : Roof m. Diefstal m., afzetterij.Rapiner : Roven. Afzetten.Rappointer : Weer aanpunten.Rappareiller : (De ontbrekende voorwerpen)aanvullen, een stel completeren.

Rapparier : Een geschonden paar aanvullen.Rappel m. : 1. Terugroeping. 2. (mil.) Herza-melen. Battre -; sonnet* le - : Herzamelen slaan;• blazen; (fig.) alle beschikbare middelen ver-enigen. 3. (schouw b.) Il a eu cinq -8 : Hij isvijfmaal teruggeroepen. 4. Aanmaning. - decompte : Verzoek om de rekening aan te zuiveren.

Rappeler ov.w. : 1.- Opnieuw roepen. 2. Terug-roepen, ontbieden. - a la vie : De levensgeestenweer opwekken bij. Dieu l'a rapper d lui : Godheeft hem tot zich geroepen. 3. Aanmanen.

-qn d son devoir : Iem. op zijn plicht wijzen. 4.Maken dat iem. moet terugkeren. 5. Weerterugkrijgen. - son courage : Weer moed vatten.- ses seas, - ses esprits : Weer tot bezinningkomen. 6. Herinneren, te binnen brengen. 7. Ge-lijken op. I onov.w. : (mil.) Appel slaan. I se - :Zich herinneren. - au (bon) souvenir de qn : Zichin iem. herinnering aanbevelen.

Rapport m. : 1. Terugbezorging. (recht) In-breng (van 't vooruit genotene) m. 2. Oprisping.3. (fig.) Opbrengst v. Terres d'excellent - :Gronden die uitstekende opbrengsten geven.Arbres en plein - : Volop dragende bomen.Maison de - : Huurhuis. 4. Bericht, verslag.Verklaring. 5. Verband, overeenstemming. - decause a efiet : Causaal verband. 6. Betrekking,samenhang m. Par - a : Met betrekking tot; invergelijking met. Sous le - de : Wat betreft. Soustom les -s : In ieder opzicht. Quel -? Wat heeftdat er mee te maken? 7. (wisk.) Verhouding.(t a alk.) Betrekking, verhouding. 8. Omgang m.,liefdesbetrekking. En - avec : In verband met.

Rapportable : Tot ophogen geschikt. Dat weerin de erfenis ingebracht moat worden.

Rapporter ov.w. : 1 Terugbrengen. Overbrengen(hoek). - a la succession : 't Vooruit genotenein de erfenis weer. inbrengen. Pieces -tees : Aan-gezette stukken. (fig.) Fait de pieces -ties : Sa-mengelapt. 2. Meebrengen. (j a c ht) Apporte-ran. (f i g.) (In)oogsten. Opbrengen, afwerpen.3. Verslag doen van, overbrengen, verraden.Bijbrengen (voorbeeld). 4. (recht) Intrekken,herroepen. 5. - a : Toeschrijven aan, afleidenvan. - tout A soi : Alles naar zich zelf af-meten. I onov.w. ; Opbreken (spijs). (jacht)Apporteren. Opbrengen (geld). - Bros : Grofgeld opbrengen. I se - : 1. Bij elk. passen.Overeenstemmen. 2. se - a : Betrekking heb-ben op. Zich beroepen op. Overeenstemmen

Page 397: aardrijkskunde - DBNL

381 RAT1SSAGE.RAPPORTEUR.

met. 3. se - d qn de qch of s'en - d qn : Zichop iem. verlaten om lets to doen, de beslissingoverlaten aan iem.

Rapporteur m. : Verklikker. Iem. die een ver-slag uitbrengt. Promotor. Graadboog m.

Rapprendre : Opnieuw overleren.Rapprochement m. : Het bij elk. brengen. Ver-gelijking. Toenadering.

Rapprocher : 1. Naderbij brengen, nader zet-ten. Bij elk. brengen. Naar den beschouwer toe-halen (kijker). 2. Tot toenadering bewegen, totelk. brengen. 3. Bij elk. houden. Vergelijken.4. Weer naderen. I se - : (Weer) naderbij ko-men. Nader bijeengebracht worden. Wel wat(van elk.) hebben.

Rapsode m. : Rhapsodos. volkszanger die stuk-ken epische poêzie voordroeg (Grieken).

Rapsodie v. : Door den rhapsodos voorgedra-gen gedicht. (fig.) Samenraapsel, poespas m.

allerlei volksmotieven samengesteld stuk.Rapsodiste m. : Schrijver van een episch brok-stuk. (fig.) Samenflanser.

Rapt m. (spr. rapte) : Schaking, oplichting. Roof.- d'enfant : Kinderroof m.

Räpure v. : Schraapsel, afschaafsel.Raquette v. : 1. Raket. 2. Sneeuwschoen m.3. - de protection : Baanschuiver (aan tram).

Rare : 1. Zeldzaam, schaars. Devenir -, sefaire - Weinig komen (op bezoek); • voorko-men. 2. Vreemd, niet alledaags. Kostbaar. 3.Dun; ijl. Traag (pols).

Rarefaction v. : Verdunning. Vermindering.Rarefiable : Die verdund kan worden.Rarisfier : Verdunnen.Rarement : Zelden.Rarete v. : Zeldzaam-, schaars-, vreemdheid.Pour la - du fait : Voor de curiositeit.

Rarissime : Uiterst zeldzaam.Ras, rase : 1. Kort geknipt. Kortharig. 2. Kaal,glad (kin). 3. Effen, vlak. Zonder masten. Table-e Gladde plaat (waarop niets gegraveerd is).Faire table ----e : Schoon schip maken. I m. : (z.ook raz) Gelijke rand m. Au - de : Gelijk met.Verser a - de bord : Boordevol schenken.

Rasade v. : Boordevol glas.Rasant : Rakelings gaand langs. Weinig uitste-kend. Vlak ; (m i 1.) bestrijkend, raserend, (f i g.)Vervelend, saai.

Raser : 1 Kort knippen. Scheren. Afscheren. 2.(fig.) Vervelen. 3. Slechten, met de grond gelijk-maken. De masten afnemen van (schip.) 4.Strijken langs; varen scheren langs. I Se - :Zich scheren. verschuilen.

Raseur m. : 1. Scheerder. 2. (f am.) Vervelendekerel. I bv.nw. : Vervelend.

Resibus (spr. -buss) : Glad af, rakelings langs.Rasoir m. : 1. Scheermes. - mkanique : Veilig-heidsscheermes. 2. (fig.) Vervelende kerel.

Rassasiant : Verzadigend.Rassasiement m. : Verzadiging.Rassasier : Verzadigen. (f i g.) Bevredigen. Over-stelpen. I se - Zich verzadigen (ook fig.)

Rassemblage m. : 't Bijeenbrengen.Rassemblement m. : 1. 't (Weer) verzamelen,bijeenzameling. Sonner le - : Verzamelen bla-zers. Lieu -, point de - : Verzamelplaats. 2. Op-,toeloop m., samenscholing.

Rassembler : Weer bijeenbrengen. Verzamelen.Weer ineenzetten.

Rasseoir : 1. Weer neerzetten, - plaats doen

nemen. 2. (fig.) Doen stilstaan. 3. (f i g.) Ge-ruststellen. Rastas Rustig, bezadigd; goed over-wogen; oudbakken (brood). De seas rassis : Metrustige bezonnenheid. I Se - : 1. Weer gaanzitten. 2. Bezinken. 3. Tot kalmte komen.

Rasserener : Weder helder -; - kalm maken.Rassis z. rasseoir.Rassortiment m. : Het weer voorzien van voor-raad. Nieuwe voorraad m.

Rassortir : Van nieuwe voorraad voorzien.Rassoter Verzot makenRassurer : Geruststellen. (Ver)sterken. I Se - :Bedaren. Opklaren (weer).

Rasta = -quouére m. : Buitenlands (voor-al Z.-Amerik.) en onbetrouwbaar parvenu, die„geurt". Zwendelaar.

Rat m. : 1. Rat v. Muis v. Mon - : Mijn lieverd.- de cave : Kelderrat; beambte der invoerrech-ten ; waslichtje, teper. - d'eglise : Kerkrat;trouwe kerkganger. 2. Gril v. Avoir un : Ket-sen, niet overgaan. 3. - d'eau : Waterrat.

-des Alpes, - de montagne : Marmot v. -des champs: Grote veldmuis. 4. Gierigaard. 5. (plat) Diefdie zich laat insluiten; hOteldief.

Rataplan m. : Getrommel.Ratatine : Gerimpeld, verschrompeld.Ratatiner (se) : Verschrompelen.Ratatouille v. : Ratjetoe, poespas.Rate v. : 1. Milt v. Dicharger sa - Zijn galuitstorten. 2. Wijfjesrat.

Rate : Die 't doel gemist heeft, mis. (fig.) Mis-lukt. I m. : Ketsing; weigering. 't Niet-aanslaan(van motor). Mislukt mens.

Riteau m. : Hark v. Geldharkje (van croupier).Werk (slot). Onrust (in horloge) v.

Ratelee v. : Harkvol v. (fig.) Dire sa - : Eensflink uitpakken.

RAteler : Harken.Rateleur m. : Aanharker.Metier m. : 1. Ruif v. (fig.) Manger a deux-s : Van twee partijen geld aannemen. Mettrele - bien haut a qn : Iem. kort houden. 2. Ge-weerrek. 3. Pijpenrek. -a bicyclettes : Fietsenrek.4. (fig.) Gebit. Vals gebit. 5. Halssnoer.

Rater onov.w. : .Ketsen, weigeren. (fig.) Mis-lukken. I ov.w. : Niet raken, missen. Niet sla-gen in. Niet krijgen. Missen (trein).

Ratier (spr. -WO) : 1. Van de rattan. 2. Vol gril-len. I m. : Rattenvanger (mens en bond).

Ratiere v. (spr. -tygr) : Rattenvangster. -val v.Ratification V. : Bekrachtiging.Ratifier : Bekrachtigen.Ratine v. : Zekere gekrulde wollen stof v.Ratiner : Krullen.Ratioeiner (spr. rassyo-) : Redeneren, nazeuren.Ration v. : Rantsoen, portie v.Rational m. : Borstlap m.Rationalisme m. : Leer die de kennis alleenuit de rede wil afleiden v.

Rationaliste m. : Aanhanger van 't rationalisme.Rationnel : 1. Op de rede gegrond. Horizon

-: Ware h. 2. Verstandig. 3. (wisk.) Meetbaar.m. : Verstandsleven.

Rationnellement : Verstandig.Rationnement m. : Het op rantsoen stellen.Verdeling in rantsoenen.

Rationner : In rantsoenen verdelen. Op rant-soen stellen.

Ratisbonne v. : Regensburg (stad).Ratissage m. : Het afschrapen. - aanharken.

Page 398: aardrijkskunde - DBNL

382 REARGENTER.RATISSER.

Ratisser : 1. Afschrapen. (f am.) Je t'en -isle :Daar krijg je nets van; sliep ult. Il est -isse :Htj is verloren, - „weg". 2. Aanharken.

Ratissoire v. : grabber m. Grote hark v.Ratissure V. : (Af)schraapsel.Raton m. : 1. Ratje. 2. Wasbeer (— laveur).3. Roomtaartje.

Rattachage m. : Het wederaanhechten.Rattaehement m. : Verbinding, samenvoeging.(n e uw) Anschlusz (van Oostenrijk bij Duitsland),aansluiting; hereniging (Saargebied).

Rattaeher : 1. Weder vastmaken. — d la vie :Aan 't leven does hechten. 2. Verbinden, inverband brengen met. I se — (Weder) vastge-maakt worden. In verband staan met. Zich vast-klampen (aan iem.).

Ratteindre : Weer bereiken, - inhalen.Rattraper : 1. Weer vangen. Terugverdienen,-winners; inhalen. (fig.) Weer bedotten. On nem'y —a plus : Daar loop ik niet meer in. 2.In-, achterhalen. I se — : 1. Zich vasthouden,grijpen. Het verlorene terugkrijgen. Tout se rat-traps : Alias komt terecht, 2. Zijn domheid goed-maken. 3. se — sur : Zich schadeloosstellen door,- aan. Je me rattrape ear la quantite : De hoeveel-held moet 't goed maken.

Rature v. : Afschrapsel, afdraaisel. Doorhaling.Raturer : Afschrapen. Doorhalen.Raueitê v. : Hees-, schorheid.Rauque : Hees, schor.Ravage m. : Verwoesting (ook fig.).Ravager : Verwoesten, vernielen. Schenden (doorpokken). Verteren (door hartstocht).

Ravageur m. : Verwoester, vernieler. I bv.nw.: -end.Ravalement m. : Het knotten. - uitdunnen. Uit-holing (in muur). Het bepleisteren. - afkrabben. -witten. (fig.) Geringschatting. Vernedering.

Ravaler : Weer inslikken. Knotten. Uitdunnen.Dunner schaven. Bepleisteren. Afkrabben. Wit-ten. (fig.) Vernederen, verkleinen.

Ravaudage m. : Oplapperij. Gestop. Knoeiwerk.Ravauder ov.w. : Oplappen. Stoppen. onov.w.: Knoeien. Wauwelen.

Ravauderie v. : Lap-, knoeiwerk. Gebabbel.Ravaudeur m. : Oplapper, versteller. Wauwel.Ravaudeuse v. : Stopster. Zeurpot.Rave v. : Raap v. Petite — : Radijs v.Ravier m. : Langwerpig schaaltje.Ravigote v. : Pikante sans v.Ravigoter : Verkwikken, opknappen.Ravilir : Verlagen.Ravin m. Bergkloof v., ravijn.Ravine v. : Bergkloof v. (oud) Stroom m.Ravinement m. : Uitholling, wegspoeling.Raviner : Uithollen, wegspoelen. (fig.) Visage-ine : Doorploegd gelaat.

Ravir : 1. Wegvoeren, schaken, rovers. Ont-rukken. Ontroven. 2. (fig.) Verrukken, beto-veren, opgetogen maken. Etre rani de qch : Ver-rukt zijn over lets. A — : Verrukkelijk, heerlijk.

Ravisement m. : Verandering van mening.Raviser (se) : Zich bedenken.Ravissant : Rovend, roof-. (fig.) Verrukkelijk.Ravissement m. : Ontvoering, schaking. (fig.)Verrukking.

Ravisseur : Rover, schaker.Ravitaillement m. : Het voorzien van nieuwevoorraad. Levensmiddelenvoorziening.

Ravitailler : Van nieuwe voorraad voorzien.I Se Proviand innemen. - kopen.

Raviver : Verlevendigen, aanwakkeren. Opfris-sen. Weer openers (woad).

Ravoir : Weer hebben; terugkrijgen.Rayer (spr. re-ye) : 1. Strepen trekken op, linie-ren. Groeven (kanon). Rayd : Gestreept. Fusilraye Getrokken geweer. 2. Doorstrepen, -halen.— du nombre des humains : Als dood beschouwen.

Rayon m. (spr. re-yon) : 1. (Licht)straal m. visuel : Gezichts-. 2. (wisk.) Straal, radius m.Dans un — de deur lieues : Twee uur in deomtrek. 8. Spaak (oriel) v. 4. Spaakbeen. 5.Yore (op bloembed) v. 6. (Honig)raat v. 7. Boeken-plank v. Plank, vak. Afdeling (in groot magazijn).

Rayonnant (spr. re-go-) : 1. Stralend, glanzend.Uitstralend (warmte). 2. (fig.) Stralend vanvreugde. 8. Stervormig.

Rayonnement m. (spr. re-yo-) : Het stralen.straling. (f i g.) Opgetogenheid (gelaat). (n i e u w)Verbreiding.

Rayonner onov.w. (spr. re-yo-) : Stralen. Uit-stralen (warmte). (fig.). Schitteren. Zich ver-breiden. I ov.w. : Uitstralen (warmte). Van plan-ken -. Van voren voorzien.

Rayure v. (spr. r4-yur) : Streep v. Gestreeptdeel. Doorhaling. Trek (vuurwapen) m.

Raz m. (spr. ra) : Snelle stroom in een zeeengtem. — de mane : Vloedgolf v.

Razzia v. : Strooptocht m.Razzier ov.w. : Plunderen.Reabonner : Opnieuw abonneren.Reactif : Die een terugwerking voortbrengt.(scheik.) Reagerend. Papier — : Lakmoespapier.I m. : Reageermiddel.

Reaction v. : Terugwerking. (fig.) Terugslag m.(scheik.) Reactie v. (geneesk.) In-, uitwer-king. Tegenwerking, werking in tegenoverge-stelde richting. Politieke, behoudende actie v.

Reaetionnaire bv.nw. en m. : (Tern.) die eenpolitiek van terugkeer tot 't oude voorstaat.

Riadmettre : Weder toelaten.Reagir : Terugwerken. (scheik.) Reageren.(fig.) In-, terugwerken. Zich verzetten (tegen).(b e ur s) Teruglopen.

Real m. : Reaal (munt) m. Admiraalsvlag v.Realisable : Uitvoerbaar; geschlkt. Geschikt omto gelde gemaakt to worden.

Realisateur m. : Man van de daad. — d'un film :Cineast.

Realisation v. : Verwezenlijking, ultvocring.Omzetting in geld. Winstneming (— de benefice).

Maser : Verwezenlijken, uitvoeren. Als wer-kelijk voorstellen. Te gelde maken. Winst ne-men. I se — Verwezenlijkt worden.

Realisme m. : Systeem dat aanneemt dat dewerkelijkheid is, zoals we haar wa,arnemen.(kunst) Weergave der werkelijkheid v. (fig.)Ongevoeligheid voor het ideale, nuchterheid.

Mange m. : Kunstenaar die de werkelijkheidweergeeft. (fig.) Iem. die weinig voelt voor idea-len. I bv.nw. : Realistisch. Nuchter.

Mate v. : 1. Werkelijkheid. En — : Inderdaad.Tastbaar voorwerp, - bewijs.

Reapparaftre : Weder verschijnen.Reapparition V. : Wederverschijning.Reappel m. : Tweede beroep.Rëappeler onov.w. : Opnieuw appel aanteke-nen. I ov.w. : Weer terugroepen.

Reapposer : Weder aanhechten. — let scellis d :Weder verzegelen.

Rèargenter : Opnieuw verzilveren.

Page 399: aardrijkskunde - DBNL

R]ARMEMENT. 383 RECEVOIR.

Rearmement m. : Het opnieuw van wapens voor-zien, herbewapening. Het opnieuw uitrusten.

Rearmer : Opnieuw van wapens voorzien, her-bewapenen. Het uitrusten.

Reassurance v. : Herverzekering.Reassurer : Herverzekeren.Reatteler : Weder aanspannen.Rebaisser : Weer neerlaten.Rebander : Opnieuw spanners. - verbinden.Rebaptisant m. (spr. -bati-) : Wederdoper.Rebaptisation v. (spr. -bati-) : Wederdoop m.Rebaptiser (spr. -bati-) : Opnieuw dopen.Rebarbatif : Stuurs, nors, terugstotend.Rebâtir : Weder opbouwen; overmaken.Rebattre : 1. Opnieuw uitkloppen, - slaan; -wassen (kaarten). 2. Herhaaldelijk slaan. -afleggen, - doorlopen; - zeggen, (fam.) her-kauwen. Chemin rebattu : Veel begane weg; (fig.)oude sleur. J'ai l'esprit rebattu de ses plaintes :Ik ben zijn herhaalde klachten moede.

Rebaudir : Aanhitsen. Strelen.Rebee m. (spr. -1)0) : Driesnarig strijkinstrument.Rebelle : 1. Oproerig. Weerspannig. Etre — a

nos 'Joins : Zich verzetten tegen onze zorgen. — ala poesie : Dat zich niet leent tot poezie; ondichter-lijk. 2. Hardnekkig; weerspannig (haar). 3. Voorbesmetting onvatbaar, immuun. 4. Die nietleren kan. I m. : Muiter. Weerbarstige.

Rebeller (se) : In opstand komen ; zich verzetten.Rebellion v. : Muiterij, oproer, verzet.Rebiffer (se) : Tegenspartelen, zich verzetten.Reblanehir : Overwassen. -witten.Reboisement m. : Bebossing.Reboiser : Bebossen.Rebombe : Met sterke ronding.Rebondi : (fam.) Dik, vol, bol, rond.Rebondir : Terugstuiten, „veren".Rebondissement m. : Terugstuit m., het te-rugspringen.

Rebord m. : Opstaande rand m. Schoorsteenrand.Vensterbank v. Trottoirband m. Opslag m.,kraag m.

Reborder : Opnieuw omboorden. Met opstaan-de randen voorzien.

Reboueher : Opnieuw vullen, - stoppen.Rebours : (oud) Tegen de draad ingaand.(fig.) Onhandelbaar. Knoestig. I in. : (oud) Te-genstreek v. Verkeerde kant m. (fig.) Tegen-deel, omgekeerde. A — : Tegen de draad; (fig.)verkeerd, averechts. Un privilegie a — : Tem.die 't tegendeel van bevoorrecht is. Faire tout cl— : Alles juist andersom doen. Au — : In tegen-stelling met. Au — du bons sew : Strijdig met 'tgezond verstand.

Reboutonner : Weer toeknopen.Rebouteur, -eux : Wonderdokter.Rebras m. : 't Omslaan der mouwen. Omslag (mouw)m. Armstuk (handschoen).

Rebrasser : Omslaan, opstropen.Rebrider : Weer optomen.Rebroeher : Weder innaaien. Doorwerken.Rebroussement m. : Het strijken -, - kammentegen de draad. Het ingaan tegen (de stroom).

Rebrousse-poil (a) : Tegen de draad in. (fig.)Verkeerd, averechts.

Rebrousser ov.w. : 1. Tegen de draad opstrij-ken, - opkammen. 2. (fig.) In tegenovergestelderichting volgen. — chemin : (Op zijn schreden)terugkeren. 3. Niet laten doordringen. I onov.w.: Terugkeren. I se — : Terugkrabbelen.

Rebuffade v. : Ruwe weigering.Rebuffer : Ruw afwijzen, afsnauwen.Rebus m. (spr. -uss) : Figuurraadsel. (fi g.) Raadsel.Rebut m. : 1. Afwijzing, ruwe weigering. 2. Uit-schot, veracht -, weggeworpen voorwerp. Mettreau — : Als onbruikbaar wegdoen. 3. De onbe-stelbare postzaken.

Rebutant : Ontmoedigend. Terugstotend.Rebuter : (Ruw) afwijzen, nors bejegenen. Verwer-pen, afkeuren. Afschrikken, ontmoedigen, tegen-staan. I Se — : Zich laten afschrikken.

Recacheter : Weer verzegelen.Recalcitrant : Koppig, weerspannig.Recaleitrer : Achteruitslaan. Tegenstribbelen.Reveler : Weer gladschaven. (f am.) Afwijzen (opexamen). Se faire — : Zakken.

Rècapitulatif : Samenvattend.Recapitulation v. : Samenvatting, overzicht.Recapituler : In 't kort herhalen.Reearreler : Opnieuw met stenen bevloeren.Reeasser : Opnieuw breken. - omwerken.Reader : Weder afstaan.Revel m. : Heling. 't Helen.Recele m. : Verduistering, achterhouding.Recelement m. : Heling. Verberging.Realer : Verbergen. Helen. Verzwijgen.Reeeleur m : Heler.Recemment : Onlangs.Reeensement m. : Telling, opneming (stemmen;voorraden). Volkstelling.

Reeenser : Tellen, opnemen (stemmen; voorraden).Van een tweede keur voorzien.

Reeenseur m. : Volksteller.Recension v. : Vergelijking van een tekst metde manuscripten. Critische tekstuitgave. Tekst-herziening.

Recent : Pas gebeurd, onlangs ontstaan, enz.Reeepage of -cepage m. : Het afkappen (omnieuwe loten te doen ontstaan).

Recepee of -tepee v. : Plaats in 't boo waarde bomen gekapt zijn v.

Reaper of -eeper : Afkappen (wijngaard) omnieuwe loten te doen krijgen.

Recepisse m. : Ontvangbewijs, regu, recepis. --warrant : Ceel, cedel v.

Receptacle m. : Verzamelplaats v., vergaar-bak m. Bloembodem m.

Recepteur m. : Seinontvanger (appareil —).Telefoonhoorn m. I bv.nw. : Opnemend.

Receptif : Ontvankelijk, vatbaar.Reception v. : 1. Ontvangst v. Ontvangdagm. 2. Toelating, opneming, installatie v. Aanne-ming. Indienststelling (materieel) m.

Receptionner : Ontvangen, goedkeuren.Rêceptivith v. : Ontvankelijkheid.Recette v. : 1. Ontvangst v. Faire — : Geld maken.Garcon de — : Geldloper, incasseerder. Piecea — : Kasstuk. 2. Ontvangersambt, -kantoor.Hulppostkantoor. 3. Recept. (fig.) Voorschrift.

RecevabiLitè V. : Ontvankelijkheid.Reeevable : Ontvankelijk. Aannemelijk. Ge-schikt om toegelaten te worden (candidaat).

Reeevemi m. : Ontvanger. Directeur van hulp-postkantoor (— des postes). Ontvangtoestel.

Reeeveuse v. : Directrice van een hulppostkan-toor (— des postes). Ontvangersvrouw. Vrouwe-lijke tramconducteur.

Reeevoir ov.w. : 1. Ontvangen, krijgen, nemen.— les adieux de qn : Bij iem. afscheid tegen-woordig zijn. 2. Ontvangen, in zich opnemen;

Page 400: aardrijkskunde - DBNL

384 RECOMPOSITION.RECHANGE.

ondergaan. — la loi de qn : Door iem. beheerstworden. Usages regus : Vaststaande gebruiken. —une forme : Een vorm aannemen. 3. Ontvangen(bij zich), onthalen. — darts ses bras : In zijn armenopvangen. — qn au nombre de ses amis : Tern. totzijn vrienden gaan rekenen. Etre rem 4 faire qch: Iets mogen doen. 4. Toelaten. Opnemen. Etreregu docteur : Promoveren. Il a ite regu : Hij isgeslaagd bij 't examen. 5. Ontvangen, opvangen,kunnen bevatten. Goedkeuren. Cette action n'apas ite Bien regue : Die daad is niet in goedeaarde gevallen. — les excuses de qn : Tern.verontschuldigingen aannemen. I onov.w. : 1.Ontvangen, krijgen. 2. Bezoeken ontvangen.

Reehange m. : 1. Het verwisselen. De — : Invoorraad; „voor het verlies"; (zee v.) waarloos.Linge de — : Schoon linnen. Corps de — : (mu z.)Aanzet-, wisselstuk; fitting (van toestel) m. 2.Herwissel-trekking.

Reehanger : Weer verwisselen, - ruilen. I se —: Zich verkleden.

Reehanter : Overzingen.Rechappe m. : (Aan de dood) ontsnapte.Rechapper : Ontkomen, de dans ontspringen.Recharge v. : Nieuwe aanval m. - verzoek. - poging.- voorraad m.

Rechargement m. : Herlading. Nieuwe bestra-ting. 't Opdoen van nieuwe voorraad.

Recharger : Opnieuw beladen, - opladen. (fig.) -overstelpen. - belasten (werk). Herladen. Opnieuwstoppen (pijp). - begrinden (weg). (mil.) Opnieuween charge doen op.

Rechaud m. : Komfoor. Vuurpan v. Verse mestm. — d esprit de vin : Spfrituslichtje.

Rechauffage m. : Opwarming.Rechauffe : Opgewarmd. Niet vers. I m. : Op-gewarmde kost m. Oude kost (ook fig.).

Rechauffement m. : Opwarming. Verwarming.Nieuwe mest m.

Rechauffer : Op-. Verwarmen. Van nieuwe mestvoorzien. (fig.) Nieuw leven inblazen.

Rechauffoir m. : Keukenkomfoor.Reehausser : Weer de schoenen en kousen aan-trekken. Opnieuw aanaarden (boom).

Riche : Ruw (aanvoelend). Scherp, wrang. On-handelbaar, stug.

Recherche v. : 1. Navorsing, onderzoek, 'tzoeken. Partir 4 la — de : Op zoek gaan naar. 2.Streven, moeite. S. (fig.) Gezocht-, keurigheid.Sans — : Eenvoudig; ongekunsteld.

Reehercher : 1. Opnieuw zoeken. 2. Trachtenterug te vinden, opzoeken. 8. Navorsen, on-derzoeken. 4. Dingen naar, streven naar. Desgerm -chis : Gezochte (fam.) „getapte" men-sen. 5. (fig.) Zorgvuldig bewerken. Recherche: Gezocht, gekunsteld; uitgezocht, fijn.

Rechigne : Knorrig, gemeltik.Reehigner : Knorrig zien; tegenspartelen.Rechute v. : Hernieuwde aanval (van ziekte) m.;instorting. Het wedervervallen (in lout).

Recidive v. : Hernieuwde aanval (van ziekte)m., instorting. Herhaald misdrijf. Faire avoirune — : Weer instorten.

Recidiver : Hetzelfde misdrijf begaan. In de-zelfde lout vervallen. Een rechute krijgen.

Recidiviste m. : Misdadiger die opnieuw eenmisdrijf pleegt. Zieke die weer instort. Etre — dufait : 't Al meer gedaan hebben.

!Neil m. : Rif, klippenrij v.Recipe m. : Recept. Geneesmiddel.

Recipiendaire m. : Nieuwbenoemd lid dat plechtiggelnstalleerd wordt.

Recipient m. : Vat. Ontvanger. Klok (lucht-pomp) v.

Reciprocite v. : Wederkerigheid.Reciproque : Wederzijds, onderling. (t a a 1 k.)Wederkerig (met elkander). I v. 't Omgekeerde.Wedervergelding, -dienst m., 't gelijke.

Reciproquement : Wederzijds, over en weer.Omgekeerd ('t zelfde).

Reciproquer : Wedervergelden.Melt m. : 1. Verhaal. 2. (mu z.) Solo. Recitatief.Recital m. (my. recitals) : Voordrachtenavond;concert van den artiest.

Recitant : (mu z.) Die een solopartij uitvoert. Partie—e of —e v. : Solopartij v. I m. : Declamator.

Recitateur m. : (oud) Voordrager, declamator.Recitatif m. : Recitatief, verhalende zang m.Recitation V. : Opzegging. Voordracht v. — chorale:

Spreekkoor.Reciter : Voordragen. Opzeggen. (oud) Verha-len. Spelen, zingen (een solo).

Reelamant m. : Eiser; reclamerende.Reclamation v. : Eis m., bezwaar. Tegen-werping. Klacht v.

Reclame m. : Lokfluitje. I v. : Aanprijzing tot't publiek gericht.

Reelamer : 1. Opeisen, terugvorderen. Op-roepen. 2. Eisen, met aandrang vragen om.8. Vereisen, noodzakelijk maken. 4. In-, aan-roepen. On eons reclame: U wordt geroepen. I se —de : Zich beroepen op. Beweren of te stammen van.

Reclasser : Wederopheff en (maatschappelijkmisdeelden). Weer indelen.

Reclouer : Weer vast-, toespijkeren.Reelure : Opsluiten.Reelus : Opgesloten. I m. : Kluizenaar.Re- of reclusion v. : Opsluiting. (recht) Tucht-huisstraf v.

Re- of reclusionnaire m. : Tot tuchthuisstrafveroordeelde.

Recogner : Opnieuw inslaan.Reeoiffer : Opnieuw kappen. - overdekken.Reeoin m. : Verborgen schuilhoek m., hoekje.Coins et —8 : Hoekjes en gaatjes.

Recoller : Weder aaneenlijmen. (f am.) Weeropknappen.

Reeollet m. : Franciscaner monnik van de strikteobservantie.

Rdeolte v. : Oogst m. In-, verzameling.!Wolter : (In)oogsten, inzamelen.Recommandable : Aanbevelenswaardig. Peu :Gemeen, fielterig.

Reeommandation v. : Aanbeveling. Aantekening(brief). Dringende raad m.

Recommander : 1. Aanbevelen. Aantekenen(brief). 2. Inprenten, op 't hart drukken. I se— : Zich aanbevelen. — par sa bontd : Om zijngoedheid aanbeveling verdienen. — de : Zichberoepen op; aanbeveling verdienen om.

Recommencement m. : Herhaling, hernieuwing.Recommencer : Opnieuw weder beginnen.

Et ne recommencez pas, heir! En dat doe je meniet weer, verstaan 1

Recompense v. • Beloning.Recompenser : Belonen.Reeomposer : Weer samenstellen. (drukw.)

Opnieuw zetten.Reeomposition v. : Wedersamenstelling. (drukw.)Het opnieuw zetten.

Page 401: aardrijkskunde - DBNL

385 RECUEILLIR.RECOMP TER.

Recompter : Nogmaals natellen.Reconcilable : Verzoen-. Verenigbaar.Rdeonciliateur m. : Vredestichter, bemiddelaar.Reconciliation V. : Verzoening.Reconciler : Verzoenen, tot elk. brengen. (fig.)

Tot overeenstemming brengen. I Se — : Zich metelk. verzoenen. Samengaan.

Reconduire : Wegbrengen. Uitgeleide doen.Naar huts brengen. — d la frontiire : Over degrens zetten.

Reeonduite v. : Uitgeleide. (fig.) Afscheping.!Monfort m. : Troost m., steun m.Rèconfortant bv.nw. en m. : Versterkend (mid-del). Opbeurend, troostrijk.

Reconfortation v. : Versterking. Vertroosting.Rkonforter : Versterken. Opbeuren, vertroosten.Reconnaissable : Herkenbaar.Reconnaissance v. : 1. Herkenning. 2. Erken-ning. 3. Bekentenis, belijdenis. 4. Ontvangbe-wijs. Lommerdbriefje. 5. Onderzoek. (mil.) Ver-kenning. Tomber sur une — : Op een verken-ningstroep stuiten. 6. Dankbaarheid.

Reconnaissant : Dankbaar, erkentelijk.Reeonnaltre : 1. Herkennen. Il se fit — : Hijmaakte zich bekend. Je le -ais biers la : Dat isnet iets van hem. 2. Erkennen. Als joist erken-nen. On lui -aft du Write : Men erkent dat hijverdienste heeft. 3. Belijden, bekennen. 4. On-derzoeken. (mil.) Verkennen. (ze e v.) Opnemen.5. Dankbaar zijn voor. (oud) Verhelpen, belo-nen. I se — : 1. Zich zelf -. Elk. herkennen.Erkend worden, zich doen kennen. (fig.) Totzich zelf komen, berouw hebben. Tot bezin-ning komen. 2. se — dans : Bij 't weerzien her-kennen. (fig.) Wijs worden nit.

Reconquerir : Heroveren. (fig.) Herkrijgen.Reconstituant bv.nw. en m. : (Middel) dat deverloren krachten herstelt.

Reeonstituer : Weer herstellen. - instellen.Reconstitution v. : Wederoprichting, herstelling.Reconstruction v. : Wederopbouw m.Reeonstruire : Weder opbouwen.Reconvention v. : Tegeneis m.Reeopier : Overschrijven.Recoquillement m. : Verschrompeling.Recoquiller : Omkrullen, oprollen.Record m. : Beste tijd m., - werkzaamheid.(fig.) - werk. Record.

Recorder : 1. Doen overleven; ophalen. 2. Opnieuwbesnaren (van tennisraket).

Reeorriger : Weder verbeteren.Recors m. : Getuige. Deurwaardershandlanger.Recoucher : Weer neerleggen. Weer naar bedbrengen. I se — : - gaan.

Recoudre : Over-, samennaaien. (fig.) Inlas-sen. Samenflansen.

Reeourber : Opnieuw buigen. Ombuigen.Recourir : Weer teruglopen. (fig.) — a : Zijntoevlucht nemen tot, zich wenden tot.

Reeours m. : 1. Toevlucht v. Avoir — 4 : Zijntoevlucht nemen tot. 2. Redmiddel. Tout mon— eat en Dieu : Mijn enige toeverlaat is God. 8.(re cht) Beroep, appel. 4. Verzoek.

Recouvrable : Herkrijg-, inbaar.Recouvrage m. : Het weer overtrekken.Reeouvrement m. : 1. Terugkrijging. Inning.Hefting. Bureau de —s : Incasseringskantoor.—8 : Inschulden. 2. Uitstaand geld, -e posten m.-8. Overtrekking. Bedekking.

Reeouvrer : Terugkrijgen. Innen. Heffen.GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Recouvrir : Weer bedekken, overtrekken. (fig.)Bemantelen.

Recreanee v. : Tijdelijk vruchtgebruik. Over-handiging van geloofsbrieven.

Reettatif : Genoeglijk, ontspannings-.Recreation v. : Vermaak. Ontspanning.Reciter : Herscheppen.Reciter : Nieuw leven geven aan. Ontspannen.

Vermaken.Reerepir : Weer pleisteren. (fig.) - oplappen.(v olk) — son visage : Zich blanketten.

Recrepissage m. : Het overpleisteren.Recreuser : Weer graven, - uitdiepen.Realer (se) : Luide blaffen. Het uitschreeuwen.(fig.) In verzet komen, luid protesteren.

Recrimination v. : Tegenverwijt, -beschuldiging.Reeriminatoire : Die een beschuldiging metecn tegenbeschuldiging beantwoordt.

Meriminer : Verwijten met verwijten beant-woorden.

Recrire : Opnieuw -. Over-. Terugschrijven.Omwerken.

Recroiser : Opnieuw kruisen.Recrottre : Opnieuw groeien. - wassen.Reeroqueviller (se) : Verschrompelen.Rem : Uitgeput, op.Reed! m. : Nieuw uitgelopen hout. - aange-groeide staart m. (fig.) Nieuw gevoel.

Recrudescence v. : Nieuwe verergering.Reerue v. : Aanwas in., toeneming. Aanvulling.(fig.) Aanwinst v. Nieuweling. Faire des —8 :Recruten werven.

Reerutement in. : (Aan)werving. (fig.) Aan-vulling, voorziening. Bureau de — : Werf-depôt.

Reeruter : Aanvullen. Aanwerven; (fig.) indienst nemen. I Se — : Aangeworven worden.Nieuwe leden krijgen. Krachten putten.

Recruteur m. : Werver.Rectangle : Rechthoekig. I m. : -hoek m.Reetangulaire : Rechthoekig.Reeteur m. : Rector (van universiteit). Hoofd vaneen onderwijsinspectie. Pastoor. I bv.nw. : Esprit— : Aromatische geest (uit planten). Pennesrectrices : Staartpennen.

Rectifiable : Verbeterbaar.Rectificateur in. : Verbeteraar.Rectificatif : Verbeterend; verbeterd.Rectification v. : Rechtmaking. Verbetering.Rectifier : Recht maken. (mil.) Richten. (fig.)

Weer goedmaken. Verbeteren. Verhelpen. Zuive-ren (door tweede distillering).

Rectiligne : Rechtlijnig.Rectitude v. : (soms) Rechtheid. (fig.) Juist-,rechtschapenheid.

Recto m. : Eerste -, rechter bladzijde v.Reetoral : Van een rector (z. recteur).Reetorat m. : Waardigheid -, bedieningsduurvan een rector (z. recteur) m.

Regu m. : Ontvangbewijs. Ontvangst v. Gesiaag-de candidaat. Au — de : Bij de ontvangst van.

Recueil m. : Verzameling. — de morceaux choisis: Bloemlezing.

Recueillement m. : (fig.) Stile overpeinzing,bespiegeling. 't Ophalen.

Reeueilli : Stemmig, ernstig; vol gepeins.Recueillir : 1. In -, bijeenverzamelen, opvangen;opnemen (stemmen); bijeenbrengen. 2. Samen-trekken. — see forces : Zijn krachten verzamelen.3. (In)oogsten; (fig.) plukken (vruchten); in

2

Page 402: aardrijkskunde - DBNL

RECUIRE. 386

REEL.

ontvangst nemen, opvangen. 4. Bij zich in huisnemen, herbergen. I se — : Ingezameld -, geoogstworden. Zijn krachten bijeenzamelen. In zichself keren.

Reeuire ov.w. : Opnieuw koken. Ontlaten (metaal;glas); gloeien. I onov.w. : Nog eens koken.

Recut m. (spr. -ule) : 1. Achterwaartse bewe-ging. Terugloop (kanon) m. 2. Teruglopen (prijs).3. Perspectief, gelegenheid om op een afstand teoordelen. Dans le — les annies : Als er zoveeljaar overheen zijn gegaan.

Reculade V. : Teruggang m., -lopen.Reeulement m. : Het achteruitgaan. Achteruit-brenging, verruiming. Broek (van tuig) v.

Reeuler onov.w. : 1. Achteruitgaan, terugdein-zen ; -lopen (kanon). — pour mist= muter : Eenaanloop nemen; (fig.) een klein voordeel opge-ven om later een groter te verkrijgen. 2. (fig.)Terugdeinzen. Aarzelen. Achteruitgaan. Dalen(prijs). 1 ov.w. : 1. Achteruitschuiven. -plaatsen.Uitbreiden (grens). Verwijderen. Recule : Ver-wijderd, verafgelegen. 2. (fig.) Uitstellen, ver-schuiven. La posteriti la plus reculie : 't Verstenageslacht. Lea temps les plus reculis : Devroegste tijden. 8. Achteruitzetten, van 't doelverwijderen.

Reeulons (1) : Achteruit, -waarts.Recuperation v. : Terugverkrijging.}temperer : Terugkrijgen. I se — : Zich schade-loosstellen. Voorschotten weer binnenhalen.

Recurage m. : Het schuren.Meurer : Schuren.Recurrent : Teruglopend.Recusable : Wraakbaar. Verdacht, betwlstbaar.Recusation v.: Wraking, verwerping.Mouser : Wraken, verwerpen. (fig.) Niet er-kennen. I se — : Zich onbevoegd verklaren. (fig.)Weigeren zijn mening te zeggen.

Redacteur m. : Opsteller. Redacteur.Redaction v. : Opstelling. Redactie v. Opstel.Reddition v. : Terug-. Overgave v. Indiening,overlegging (rekening).

Redemander : Nogmaals vragen. Terugvragen.Redempteur m. (or. -danpt-) : Verlosser, Zalig-maker. I bv.nw. : Verlossing brengend.

Redemption v. (spr. -danpa-) : Het vrijkopen.(re cht) Vrij-, loskoping. Verlossing, zaligmaking.

Redemptoriste m. (8pr. -danpt-) : (Bath.) Lid vande Congregatie van den Allerheiligsten Verlosser.

Redeseendre onov.w. : Weer dalen, - naar be-neden komen. I ov.w. : Weer lager hangen. - naarbeneden brengen. - afgaan. - afvaren.

Redevabilite V. : Verplichting (om te betalen). —fi8cale : Belastingplichtigheid.

Redevable : (Nog) schuldig. (fig.) Verschuldigd.Redevance v. : Cijns v., te betalen som v. (nieuw)Royalties; betaling voor bewezen diensten.

Redevancier m. : Cijnsplichtige.Redevenir : Opnieuw worden.Redevoir : Nog schuldig blijven. Bovendien nogschuldig zijn.

Rediger : Opstellen; opmaken (akte).Redimer : At-, vrijkopen.Redingote v. : Geklede jas v. Lange dames-mantel m.

Redire : 1. Herzeggen, -halen. Nazeggen. Over-vertellen. Ruchtbaar maken. 2. Aanmerkingenmaken. Il n'y a rien d — 4 sa conduits : Er valtop zijn gedrag niets of te dingen.

Rediseur m. : Herhaler. Overbrenger, klikker.

Redite v. : Herhaling.Redondanee V. : Zinledige woordenvloed m.Redondant : Nietszeggend, wijdlopig.Redonner ov.w. : Opnieuw -, Teruggeven. I on-ov.w. : Opnieuw aanvallen. - vervallen in.

Redorer : Opnieuw vergulden.Redoublement m. : Verdubbeling. Verergering.Redoubler ov.w. : Verdubbelen, vergroten. Her-halen. (In een klasse) blijven zitten. Opnieuwvoeren (kleed). Pas redouble : Versnelde pas. Ionov.w. : Verdubbelen, groter worden.Verergeren.

Redoutable : Geducht, ontzagwekkend.Redoute v. : Wijkschans v. Drijvende schans.Openbare dansplaats v. - bal.

Redouter : Duchten, vrezen.Redressable : Weer goed te maken.Redressement m. : Het weder rechtmaken.(fig.) Het weder goedmaken. — de tort : Bete-ring van onrecht. — moral : Zedelijke verbetering.— financier : Financieel herstel. Appereil 4 —: Gelijkrichter.

Redresser : Weder rechtop zetten ; - opheffen(hoofd). - oprichten. - rechtbuigen. (fig.) Ver-beteren, weer goedmaken. — les torts : Het aan-gedane onrecht weer goedmaken. — qn : Iem.de oren wassen.

Redresseur m. : Verhelper, terechtbrenger. —de torts : Dolend ridder die de verdrukten ver-

dedigde ; (f i g.) bedilal.Redu : Nog verschuldigd.Redacteur, -trice : Reducerend.Reductibilite v. : (geneesk.) Zetbaar-. (wisk.)Herleidbaar-. (r e c h t) Verminderbaarheid.

Reductible : (geneesk.) Zetbaar. (wisk.) Her-leidbaar. (r e c ht) Verminderbaar.

Rkluetif : Reducerend.Reduction V. : 1. (geneesk.) Zetting, inbren-ging. (scheik.) Reductie v., onttrekking vanzuurstof. (wisk.) Herleiding. (n a t k.) Indamping,inkoking. Herleiding. — d l'absurde : Bewijs tit't ongerijmde. 2. (fig.) Vermindering, verla-ging; conversie (rente) v. Verkleinde nabootsing.3. Tenonderbrenging.

Reduire : 1. (geneesk.) Zetten, inbrengen. 2.Terugbrengen, omzetten. — enpoussiere,- en miet-tee : Vernielen. 3. (wisk.) Herleiden, terugvoe-ren. (s c hei IL) Reduceren, de zuurstof ont-trekken aan een (metaal)oxyde. (natk.) In-dampen, inkoken, verdichten. 4. Samenvatten,in weinig woorden uitdrukken. 5. Verminde-ren, beperken, verkleinen. In verkleinde vormnamaken. A prix reduits : Tegen verminderdeprijzen. 6. Noodzaken, dwingen, brengen tot.

—d merci : Noodzaken zich op genade of ongenadeover te geven. 7. Onderwerpen, tot overgavenoodzaken. I se — : Zich laten herleiden. Terug-gebracht kunnen worden. Verminderd-, beperktworden. Zich bekrimpen (met geld). — 4 rien :Blijken niets te betekenen.

Reduit m. : Eenzaam hoekje, afgelegen plaatsje.(mil.) Klein vestingwerk.

Reduplicatif : Verdubbelend. (t a alk.) Herha-ling uitdrukkend.

Reduplication v. : Verdubbeling, herhaling.!Werke : Opnieuw schrijven.Reedification v. : Wederopbouw m.Reedifier : Weder opbouwen.Reediter : Opnieuw uitgeven.Reel, 'tell° : Werkelijk, wezenlijk. In baar geld(aanbod). (recht) Zakelijk.

Page 403: aardrijkskunde - DBNL

REtLECTION. 387 REFUIR.

Reelection V. : Herkiezing.Reeligibilite V. : Herkiesbaarheid.Reeligible : Herkiesbaar.Welke : Herkiezen.Reellement : Wezenlijk, inderdaad.Reengagement m. : Nieuwe verbintenis.Reengager : Opnieuw engageren (acteur).Reensemencement m. : Het opnieuw bezaaien.Reensemencer : Opnieuw bezaaien.Reexpedier : Weder verzenden.Reexpedition v. : Wederverzending.Reexportation V. : Wederuitvoer m.Reexporter : Weder uitvoeren.Refaction v. : Herstelling, verbetering. (h an-del) Korting wegens onvoldoende levering, re-factie v.

Refaire : 1. Over-. Opnieuw maken, - doen. C'est4 — : Dat deugt niet, - moet overgedaan wor-den. Si c'etait 4 — : Als ik 't kon overdoes. 2.Herstellen. Hernieuwen. Nieuwe krachten gevenaan. 3. (f a m.) Beetnemen. Ontstelen, rollen. IS8 — : Overgedaan worden. Een andere vormaannemen. Weer op krachten komen. 't Verloreneterugkrijgen.

Refection v. : Herstelling. Hernieuwing. Ver-kwikking, lafenis.

Refeetoire m. : Eetzaal v.Refend m. : Mur de — : Binnenmuur.Refendre : Opnieuw scheiden, splijten. In delength splijten, - doorzagen.

Reference v. : 1. Verwijzing. Ouvrages de — :Werken om na to slaan. 2. Getuigschrift.

Referendaire in. : Referendaris. Lid van deRekenkamer (conseiller —).

Referendum m. (spr. gindomm): Volksstemming.Referer ov.w. : Brengen -, betrekken tot. Toe-schrijven aan. I onov.w. en en — : Verslag doen,een rapport uitbrengen. En — au juge : Verslagaan den rechter doen, die dan in kort geding uit-spraak kan doen. I se — of s'en — : Betrekkinghebben (op). Zich beroepen (op). Verwijzen(naar), zich houden aan.

Refermer : Weder sluiten.Reflechi : (t a a lk.) Wederkerend (met zich).(n a t k.) Teruggekaatst. (f i g.) Weloverlegd. Be-dachtzaam.

Refleehh. ov.w. : 1. Ombuigen. 2. Terugwerpen.(n a t k.) Terugkaatsen. I onov.w. : 1. Terugsprin-gen. (fi g.) Terugvallen op. 2. Nadenken. Don-ner a — : Te denken geven. I se — : Zich ombui-gen. Weerkaatst worden. Zich weerspiegelen.

Reflechissement m. : Terugkaatsing.Reflecteur : Terugkaatsend. I m. : Lichtspiegelm., reflector.

Reflet m. : Weerschijn m. (fig.) Afspiegeling. Ionov.w. : Een weerschijn hebben.

Refleter ov.w. : Weerspiegelen. (fig.) 'n Beeldgeven van. Weergeven (in druk). I onov.w.: Een weerschijn hebben. — sur : Afstralenop. I se — : Zich weerspiegelen. (f 1 g.) Zicht-baar zijn.

Refleurir : Opnieuw bloeien.Reflexibilite : Weerkaatsbaarheid.Reflexible : Weerkaatsbaar.Reflexion v. : 1. Terugkaatsing. (fig.) Par — :Bij weeromstuit, indirect. 2. Overdenking,-legging. (Toute) — faite : Alles wel overwogen.A la — : Bij nadere overweging. 8. Over-denking, gedachte v.

Refluer : Terugvloeien.

Reflux m. (spr. -flu) : Ebbe v. Le — de la foule: 't Aftrekken der nienigte.

Refondre : Oversmelten. Hergieten. (fig.) - -qn : Iem. anders maken dan hij is.

Refonte v. : Omsmelting. Hergieting. (fig.)Gehele omwerking, nieuwe bewerking.

Reformable : Verbeter-, herstelbaar.Reformateur m., -atria) v. : Hervormer, ver-beteraar, -ster.

Reformation v. : Hervorming. Verbetering.(g e s ch.) De Hervorming.

Reforme v. : Hervorming. Verbetering; her-stempeling (munt). (gesch.) De Hervorming.Afdanking. Mettre a la — : Afkeuren, afdanken.Mise a la — : Ontslag. Congi de — : Ontslagmet pensioen. Des fusils de — : Afgedanktegeweren.

Réforme : Hervormd. Verbeterd. Afgedankt. Les—s : De Hervormden.

Reformer : Opnieuw vormen.Reformer : Hervormen. Verbeteren, veranderen.Afdanken, afkeuren.

Reformiste m. : Aanhanger van hervorming.Refouiller : Opnieuw doorzoeken. Uithollen.Refoulement m. : Het terugdrijven; - aflopen(tij); - bedwingen (v. onbewuste).

Refouler ov.w. : Terugdrijven. Opstuwen, doenterugvloeien (water). Inhouden (tranen). (1 1 g.)Onderdrukken (gevoelen). (nieuw, wij sb.) Ver-dringen. Vie refoulie : In het onderbewuste ver-drongen Leven. I onov.w. : Terugstromen. Aflopen(tij).

Refractaire : 1. Weerspannig. Dienstweigerend(recruut). Vuurvast (steep). 2. — a : Onvatbaarvoor; bestand tegen. I m. : Dienstweigeraar (— auservice militaire). Weerspannige.

Refrapper : (natk.) Breken (lichtstraal).Refractif : Brekend.Refraction V. : (n atk.) Straalbreking.Rêfraetoire : Van de straalbreking.Refrain m. : (zee v.) Teruglopen der bran-ding. (d i c h tk.) Keerrijm, refrein. Liedje. (f a m.)'t Oude liedje, de oude deun m.

Refrangibilite v. : (natk.) Breekbaarheid.Refrangible : Breekbaar (lichtstralen).Refrapper : Omstempelen, hermunten.Refrener : Beteugelen, in toom houden.Refrigerant : Afkoelend, koudmakend. I m. : -middel, - mengsel. (scheik.) Koelvat.

Refrigeratif : Verkoelend.Refrigeration V. : Afkoeling.Refrigerer : Afkoelen.Refringenee v. : Straalbrekend vermogen.Refringent : Straalbrekend.Refrognement m. en -er z. renfrognement en -er.Refroidir ov.w. : Af-, verkoelen, koud maken.(plat) Doden, mollen. (fig.) Bekoelen. I onov.w. :Koud worden. I Se — : Kou vatten. Koud worden.

Refroidissement m. : Af-, verkoeling. Ver-koudheid. (fig.) Bekoeling. Koelheid.

Refuge m. : 1. Beveiliging. Lieu de — : Wijk-plaats. Maison de —: Verplegings-, armenhuis;hofje. 2. Toevluchtsoord, schuilplaats v. Vinesde — : Vrijsteden. 3. Vluchtheuvel (op straat)m. 4. (fig.) Toevlucht v., toeverlaat m.

116fugie m. : Na de herroeping van 't edict vanNantes uitgeweken Protestant. I bv.nw. : Van deuitgeweken Protestanten.

Refugier (se) : Uitwijken, een toevlucht zoeken.Refuir : Opnieuw vluchten.

Page 404: aardrijkskunde - DBNL

388 R]GLEMENTAIREMENT.REFUITE.

Refuite v. : 't Af- en aanlopen van 't wild.(fig.) Uitvlucht v. Speelruimte v.

Refus m. : 1. Weigering. (f am.) (Ce n' est) pasde - : Dat sla ik niet af. 2. Het door een andergeweigerde. Het overgelaten restje.

Refusable : Weigerbaar.Refuser ov.w. : 1. Weigeren. - la porte a qn :Iem. de deur ontzeggen. La nature lui a refusecette qualite : De natuur heeft hem die eigen-schap onthouden. Je ne puffs lui - mon admi-ration : Ik kan niet nalaten hem te bewonderen.2. Van de hand wijzen, afslaan. 3. Niet toela-ten, afwijzen. On refusa du monde (a la porte) :Men moest enigen terugsturen bij gebrek aanplaats. Etre refuse par une f eune fine: Een blauwtjelopes. I onov.w. : Weigeren. Niet naar 't roerluisteren (schip). Niet snijden (mes). Ketsen.I Se - : 1. Geweigerd worden. (fig.) Zich nietgeven. 2. se - qch : Zich lets onthouden. 3. se

-a : Zich er niet toe lenen om, weigeren te.Refutable : Weerlegbaar.Refutation v. : Weerlegging.Refuter : Weerleggen.Regagner : 1. Weder verkrijgen, herwinnen. 2.Weder bereiken, - inhalers, terugkeren in, -naar. - le dessus (du vent) : De loaf weder afste-ken ; (f i g.) er weer bovenop komen.

Regaillardir : Weer opvrolijken. -, levendig maken.Regain m. : Etgroen, nagroen. (fig.) Herleving.- de vie : Verjonging.

Regal : Koninklijk. Eau -e : Koningswater (zout-zuur met salpeterzuur). I m. (me. reads) : Gast-maal. Lekkernij, tractatie v. Genoegen.

Regalade v. : 't Trakteren. Onthaal.Regalant : Pleizierie, prettig.Regeler ov.w. : Effenen. (fig.) Gelijkmatig ver-delen. Onthalen. Trakteren. I onov.w. : Trak-teren, 't gelag betalen. I se - : Zich te goed doen.Elk. trakteren.

Regard m. : 1. Beschouwing, aandacht v., blikm. Au - de : Ten opzichte van. 2. Blik. Oogop-slag m. Tourner ses -s vers : De blik wendennaar; (fig.) op 't oog hebben. Attirer les -s : Deaandacht trekken. 3. Tegenoverstelling. (s ter-r e n k.) Afstand m. En - : Daartegenover,-naast. 4. Kijkgat (waterleiding).

Regardant : Zuinig, op de penning.Regarder ov.w. : 1. Overwegen, zien op, in aan-merking nemen, 't oog hebben op. - comme :Houden voor. Je ne regarde rien : Ik ontzie nets.2. Aangaan, betreffen. 3. Aan-, bezien (oog). Sefaire - : De aandacht trekken. - faire : Toekijken, kijken hoe de anderen 't aanleggen. 4.Uitzien op, gekeerd zijn naar. - le nord : Op't N. liggen; naar 't N. wijzen. I onov.w. : 1.Letten -, acht geven (op). Y - a deux lois :Rijpelijk overwegen. 2. Kijken, zien. 3. - sur :Uitzien op.

Regarnir : Opnieuw van 't nodige voorzien.Regate v. : Zeil-; roeiwedstrijd m. Slipdas N.Regel m. : Herhaalde vorst v.Regeler : Opnieuw vriezen.Regence v. : Regentschap. (gesch.) 't Regent-schap van Philippe d'Orldans (1715-1723). Re-gering. Stedelijke raad m.

Regenerateur m. : Hersteller, -schepper. I by.nw. : Herstellend, nieuwe krachten gevend.

Regeneration v. : Herstel, hernieuwing. (fig.)Wederopleving.

Regenerer : Hernieuwen, herstellen. (fi g.) Ze-

delijk doen opleven. I se - : Zich vernieuwen.Regent m., -e v. : 1. Regent, -es. (gesch.) Le- : Philippe d'Orldans (tijdens de minderja-righeid van Lodewijk XV). 2. (allddn m.).Leraar (in een vaste klasse). Bestuurder (in-stelling), regent.

Regenter ov.w. : (fig.) De les lenen. I onov.w. :Les geven. Voor schoolmeester spelen.

Regicide m. : 1. Koningsmoorder. 2. -moord m.I bv.nw. : Die koningsmoord verdedigt; - pleegt.

Regis v. : 1. Beheer (van goederen). Mettre en -: Doen beheren; - door de stad of de Staat.2. Belastinginning direct door de Staat. Beambten -, kantoren der Staatsregie.

Regimbement m. : Het achteruitslaan. (fig.)tegenstribbelen.

Regimber : Achteruitslaan. (fig.) Tegenstribbelen.Regime m. : 1. Regeringsvorm m., staatsbeheer.- Modal : Leenstelsel. 2. Beheer, toezicht. In-richting. - des prisons : Gevangeniswezen.

-municipal : Gemeentebeheer. Le - sec : 't Drank-verbod, de drooglegging. 3. Stelsel, rechts-verhouding. - hypothicaire : Hypotheekwetten.- de l' or : Stelsel van de gouden standaard. - destarifs : Tarievenbestand. 4. Dieet, leefregel m.Etre au - : Dieet houden. 5. (taalk.) Voorwerp.Sous le - d' une preposition : Door een voorzetselgeregeerd. 6. (p 1 a n tk.) Tros (bananen). 7. Toe-rental (motor). Tourner a plein - : Op voilekracht draaien.

Regiment m. : Regiment. (fig.) Menigte v.Regimentaire : Van een regiment.Region v. : Luchtstreek v. Streak v. Gewest.(fig.) Gebied, kring m. Hoogte, graad m., trapm. Les hautes -5 : De hogere sferen.

Regional : Gewestelijk.Regir : Regeren. Besturen. Beheren. (t a alk.)Regeren.

Regisseur m. : Bestuurder. Rentmeester. Schouw-burgregisseur.

Registrateur m. (K ath.) : Ambtenaar der kan-selarij belast met 't inschrijven van stukken.

Registre m. : 1. Register, boek. - des visiteurs :Vreemdelingenboek. (fig.) Tenir - de : Aanteke-ning houden van Etre sur les -s : In 't zwarteboek staan. 2. (mu z.) Registerstang v. 3. Register,deal van de stemomvang m. 4. Schuif aaneen trekgat v. (drukw.) Register (der beidebedrukte zijden).

Reglage m. : Regaling (uurwerk). Liniering(papier). 't Stellen (geschut).

ROgle v. : 1. Liniaal v. - de charpentier : Duim-stok m. 2. (fi g.) Richtsnoer, regel m., voor-schrift. Orde v. Il est de - que : 't Is regal dat.Dans les -s : Volgens voorschrift. En - : Inorde, in ae vereiste vormen, (f am.) volsla-gen. En - generale : In 't algemeen; in alle ge-vallen. Etre en - : Alle formaliteiten vervuldhebben; in orde zijn. 3. Orderegel, ordevoor-schriften. 4. Voorbeeld (ter navolging). 5. (r e-ke nk.) Les quatre-s : De vier hoofdbewerkingen.

Regle : Gelinieerd, gelijnd. Ordelijk, geregeld.Voortdurend. Afgehandeld.

Réglement m. : Vaststelling, regaling; afwikkeling,afsluiting (rekening); afrekening. Verordening,reglement.

Reglement bw. : Geregeld, ordelijk.Reglementaire : Overeenkomstig de voorschrif-ten, voorgeschreven.

Reglementairement : Volgens voorschrift.

Page 405: aardrijkskunde - DBNL

RgGLEMENTATION. 389 REJOINDRE

Re- of rtlementation v. : (Wettelijke) rege-ling, reglementering.

Re- of reglementer ov.w. : Wettelijk regelen.I onov.w. Verordeningen maken.

Regler : 1. Linieren. 2. Regelen, aan orde ge-wennen. 8. Ordenen. Bepalen, vaststellen. Af-doen; repasseren (uurwerk); beslechten (twist);afsluiten of vereffenen (rekening). — un ouvrier :Een werkman uitbetalen en wegzenden. — sadepense : Zijn uitgave tot 't nodige beperken.

Se — : Geregeld vastgesteld Gelijkgezetworden. Zich regelen, - matigen. — sur : Eenvoorbeeld nemen aan.

Rftleuse V. : Linieermachine v.Règlisse v. : Zoethout (bois de —). Bdton de — :Pijp drop. Jus de — : Drop v.

Reglure v. : Liniering.Regnant : Regerend. Heersend. Algemeen.Régne m. : Rijk. — animal; - vegetal; - mineral:Dieren-; planters-; delfstoffenrijk. 2. Regering.(fig.) Macht v. Heerschappij.

Regner : Regeren, heersen. (fig.) De over-hand hebben. In zwang zijn. Zich uitstrekken,lopen (langs).

Regonflement m. : Het weder vullen (ballon).- weder oppompen. - weder opzwellen.

Regonfler ov.w. : Weder vullen. - oppompen. -doen opzwellen. I onov.w. : Weder opzwellen.

Regorgement m. : 't Overlopen, - overvloeien.Regorger onov.w. : 1. Het ingeslikte weer uit-braken. (fig.) Het onrechtmatig verkregene te-ruggeven. 2. Overvloeien, -lopen. Stampvolzijn. — de sang : Kerngezond zijn. I ov.w. : Weerteruggeven.

Regratter ov.w. : Opnieuw krabben. Afschra-pen. (fig.) Weer opknappen. I onov.w. : Voor-deeltjes behalen (met tussenhandel). Pingelen,afdingen.

Regressif : Achteruitgaand, afdalend.Regression v. : Achterwaartse beweging. Om-kering. Woordherhaling in omgekeerde volg-orde. (fig.) Achteruitgang m.

Regret m. : 1. Verdriet (over 't verlorene). Laisserdes —s : Betreurd worden. 2: Klacht v. 3. Doods-klokje. 4. Spijt v., leed, leedwezen. Je n'ai qu'un— : Een ding spijt mij maar. A — Ongaarne,met tegenzin. Etre aux —s de gch: Iets betreuren.

Regrettable : Betreurenswaardig.Regretter : Missen, het verlies betreuren van; spijthebben dat men lets niet heeft gebruikt. Betreuren ,spijt hebben.

Regrouper : Hergroeperen.Regularisation v. : 't Regelen, - regelmatig maken.Regulariser : Regelen, regelmatig maken.Regularith v. : Regelmatig-. Geregeidheid. Trouwenakoming der orderegels.

Regulateur : Regelend, ordenend. I m. : Regelaar,bestuurder. Regelingstoestel, regulateur.

ROgule m. : Schijnvorstje. Winterkoninkje.Regulier : Regelmatig. Geregeld. Precies. Aande regels ever orde onderworpen. I m. : Ordes-geestelijke.

Regulihement : Regelmatig. Geregeld. Volgens dewettelijke weg.

liègurgiter : Terugbrengen in de mond ('t voedsel).Rehabilitation v. : Herstel in vroegere rechten.

Eerherstel.Rehabiliter : In zijn vroegere rechten herstel-len. Weder in eer herstellen. se : De achtingherwinnen.

Rehausse v. = —ment m. : Verhoging. Ver-groting der nominale waarde (geld).

Rehausser : Verhogen, hoger hangen; - stel-len (muntwaarde). (fig.) Beter doen uitkomen.Afzetten. Dessin au crayon rehausse : Opge-werkte potloodtekening.

Reich m. : Het Duitse Rijk van 1918.Reimporter : Weer invoeren.Reimposer : Opnieuw belasten. - zetten.Reimpression V. : Herdruk m.Reimprimer : Opnieuw opdrukken. Herdrukken.Rein m. : 1. Nier v. — flottant, — mobile : Losse -,mandelendee Hier. 2. Les —s : De lendenen v.Se donner un tour de —s : Zich verrekken. D'untour de —s : Met een ruk van 't lichaam. (fig.)Avoir les —s forts : Tegen een stootje kunnen.(fig.) Se casser lee —s contre : Zich 't hoofd topletter lopen tegen. 3. Gewelfhoek m.

Reincarnation v. : Wedervleeswording.Reineorporer : Weder inlijven.Refine v. : 1. Koningin. Recevo ‘,r comae une — :Met luister ontvangen. La — de la f eve : Zij diede boon met Driekoningen trekt. — des abeilles: Bijenkoningin. 2. (fig.) Vorstin, koningin. La— du bal : De meest gevierde danseres. 3.(n a a m) Regina.

Reine-elaude v. (spr. -glOde; my. reins-Claude): Groene pruim v.

Reine-mere v. (me. —s- —s) : Koningin-moeder.Reinette v. 1. z. rainette. 2. Reinet(appel) m.Reinstallation v. : Herstel in ambt. Het opnieuwvestigen.

Reinstaller : Herstellen in zijn ambt. Weervestigen.

Reinte : Sterk in de lendenen, - in 't kruis.Reintegrer : In 't bezit herstellen van. Weerterugbrengen op zijn plaats. — le domicile con-jugal : De echtelijke woning weer betrekken.— dans ses fonctions : In zijn ambt herstellen.

Reintroduire : Weer invoeren.Reinviter : Opnieuw uitnodigen.Reiterateur, -atif, : Herhalend.Reiteration v. : Herhaling.Reiterer : Herhalen.Reftre m. : Duits ruiter in Franse dienst. (f am.)Vechtersbaas, dragonder. Ruitermantel m.

Rejaillir : Terugspringen, -stuiten. Teruggekaatstworden. Opspringen (vocht). (fig.) Neerkomen,terugslaan.

Rejaillissement m. : Het uit-, - opspringen, te-rugkaatsing. (f i g.) Terugslag m.

Rejet m. : Het weg-, (uit)werpen. (fig.) Ver-werping. Afwijzing. Overbrenging (op andererekening). Jonge loot v. Jonge bijenzwerm m.

Rejetable : Verwerpelijk.Rejeter : 1. Terugwerpen, -slaan. (fig.) — lafaute sur : De schuld werpen op. 2. Uit-, weg-,(terug)werpen. — du pus : Etteren. 3. Verwij-deren, verstoten. 4. (f i g.) Verwerpen, afwijzen.Niet geloven in. 5. Verleggen, overbrengen.6. Opnieuw werpen. — des branches : Opnieuwloten schieten. I se — : Achterover leunen.Verworpen worden. se — sur : Terugkomen op;uitweiden over; de schuld werpen op.

Rejeton m. : Jonge loot v., uitspruitsel. (fig.)Afstammeling, telg m. en v.

Rejoindre : Weer bij elk. voegen, verenigen. In-halen (mil). Zich melden bij (regiment). Nousallons le — : Wij gaan weer naar hem toe.; Se— : Weer bij elk. komen, - verenigd worden.

Page 406: aardrijkskunde - DBNL

390 RELIQUAT.RtJOUIR.

Rejouir : Opvrolijken, verblijden. Re joui : Vro-lijk, blij. Un rejoui : Een vrolijke baas. I se - :Blij zijn, zich verheugen.

Rilouissanee v. : 1. Vrolijkheid, vreugde v.Des -8 publiques : Volksvermaken. 2. Beenderendie de slager bij 't afgewogen vlees voegt.

Thflouissant : Vermakelijk. Heuglijk.ReWile m. : Verademing, ontspanning. Prendre-, sedonner du - : Uitrusten. (tone el) It y a -, onfait - : Er wordt niet gespeeld. Sans - : Onop-houdelijk. I V. : (zee v.) 1. Onderbreking der refs.Faire - : Aandoen, binnenlopen. 2. Noodhaven v.

Relâchement m. : Verslapping, ontspanning (oo kfig.). Loslijvigheid (- du ventre).

Reláeher ov.w. : 1. Verslappen, ontspannen;vieren (touw). - le ventre de : Loslijvig maken.2. (fig.) Toegeven, lets laten vallen van. M ceursreldchees : Losse zeden. Morale reltichie : Laksemoraal. 3. Los-, vrijlaten. I onov.w. : Verslappen,verflauwen. (zeev.) Binnenlopen, aandoen. I se- : Slap -, zachter worden. Afwijken van (eengedragslijn). (f i g.) Verflauwen. Toegevenderworden. - dans Ses moeurs : Losse zeden aan-nemen, zich misdragen.

Relais m. : 1. Berm (fort) m. Aanspoeling. 2.Toestel om de stroom der locale batterij tesluiten, overdrager. 3, Wissel-, pleisterplaatsv. Verse honden of paarden, wisselpaarden.

. Etre de - : In afwachting zijn om te handelen.(sport) Course de - : Estafetteloop. Des habitsde - : Kieren om te verwisselen. 4. Stationvan heruitzending (radio).

Relaisser (se) : (j a cht). Stil blijven staan. (fig.)Rust zoeken. I/141)re relaissI : Afgejaagde haas.

Relaneer : Opnieuw werpen. (j aeht) Weer opja-gen; (fig.) - lastig vallen, snalopeng. Bits be-jegenen, afsnauwen.

Relaps bv.nw. en m. (spr. -lapse) : Weder af-vallig (zondaar); opnieuw tot ketterij vervallen.

}Mare. : Wijder maken.Relargissement : 't Wijder maken.Relater : Vermelden. Vertellen.Relatif : 1. - a : Die betrekking heeft op. 2.Betrekkelijk (tegenover absolu). 3. (taalk.)Betrekkelijk. Ondergeschikt (zin). I m. : Hetbetrekkelijke. Betrekkelijk voornaamwoord.

Relation v. : 1. Betrekking, verhouding. 2. Om-gang m., betrekking. Bekende. Avoir de belles -s :Voorname kennissen hebben. 3. Bericht, verhaal.4. Verbinding (spoor, telefoon).

Relativement : Met betrekking tot, over. Be-trekkelijk.

Relativite v. : Betrekkelijk karakter, betrekke-lijkheid.

Relaver : Weer afwassen.Relaxation v. : Verslapping. Vitiating.Relaxer : Verslappen. Vrijlaten. Ontslaan.Relayer onov.w. (spr. -M-yd) : Verse paardennemen. Naar stal gaan. I ov.w. : Aflossen, ver-vangen. Heruitzenden (radio).

Relayeur m. (spr. -hl-yeur) : Houder -, verhuurdervan wisselpaarden.

Relegation v. : (ges c h.) Uitwijzing, afzondering.Opsluiting in een kolonie.

Relegue bv.nw. en m. : Uitgewezene. Gedepor-teerde.

Releguer : 1. Uitwijzen, afzonderen. Deporte-ren, in een kolonie opsluiten. 2. Verwijzen;verbannen. Onderbrengen (in noot). - au secondplan : Op de achtergrond plaatsen.

Relent m. : Muffe smaak of reuk m.Releve v. : Aflossing, vervanging. Opname.Relevb m. : (recht) Wederoprichting. -herstelling.

Overzicht, opgave v. Opvolgend gerecht. 't Op-staan (wild). Opmeting. I bv.nw. : Voornaam.Fier. Opgeheven (hoofd).

Relevee v. : Namiddag m.Relevement m. : Wederoprichting. (fig.) (Zede-lijke) verbetering. 't Wederopkomen (na ziekte).Opsomming. Bepaling (plaats). (zeev.) Opneming.

I. Relever ov.w. : 1. Weder rechtop, - overeindzetten, - oprichten; opslaan (kap v. rijtuig). Op-halen (maas, steek). Opnemen (slagen, kaarten).2. (fig.) Weer tot welvaart brengen, (f am.) er

• bovenop helpers. Doen herleven, opbeuren. 3.(f i g.)Doen opmerken, de aandacht vestigen op.Berispen. Ingaan op. - un reproche : Een verwijtbeantwoorden. - le deli : De uitdaging aan-nemen. 4. Roger plaatsen, - hangers. Verhogen.Opnemen, oplichten, opschorten. - la moustache :De knevel opdraaien. - le voile : De sluieropslaan. 5. (fig.) Tot aanzien brengen. 6. (fig.)Prijzen, verheffen. 7. Een pikante smaak gevenaan, kruiden. 8. Aflossen. - qn de sentinelle : Iem.op wacht aflossen; (fig.) iem. een scherpe ver-maning geven. 9. Ontslaan, vrijstellen. - de seevceux : Van zijn belofte ontslaan. - de ses fonc-tions : Ontslag geven. 10. Door een ander gerechtvervangen. 11. (zeev.) Verkennen, afpeilen.12. Opmeten.

II. Relever onov.w. : 1. Weer opstaan. Gene-zen. - de la grippe : Pas griep gehad hebben.Il n'en relévera pas : Hij komt dat niet to boven.2. - de : Leenplichtig zijn aan. Ne - que desa conscience : Aileen naar de inspraak van zijngeweten behoeven te luisteren. I se - :1. Weeropstaan, zich weer oprichten. (fig.) Zich her-stellen. Weer op krachten komen. 2. se - de: (fig.) Te boven komen. - d'un dchec : Eennederlaag te boven komen. 3. In 't oog vallen4. Roger gemaakt worden. 5. Elk. aflossen.

Releveur : Opheffende (spier v.).Relief m. : 1. Hoogsel, relief. Des lettres en

-: Verheven uitkomende letters. 2. (fig.) Luis-ter m., aanzien. Mettre en -, donner du - a :Doen uitkomen. 3. Hoogte (scheepsboord; ves-tingwerk). Plateau. 4. Restjes, overblijfselen.5. (fig.) Tekenends, karakteristieks.

Relier : Opnieuw samenbinden, -voegen, Samen-voegen; kuipen. Verbinden. Inbinden (boek).

Relieur m. : Boekbinder. Map m., dossier.Religieusement : Vroom, godsdienstig. (fig.) Stipt,nauwgezet. Eerbiedia, vol pieteit.

Religion, -ieuse : Godsdienstig, van de gods-dienst. Vroom, godvruchtig. (fig.) Stipt, nauw-gezet. Van 4e geestelijke orden. Habit - : Orde-kleed. Maison -ewe : Ordehuis. I m. : Klooster-broeder, ordegeestelijke.

Religieuse v. : Non. Mantelkraai v.Religion v. : 1. Godsdienst m., geloof. (oud)- d' ttat : Staatskerk. 2. Vroomheid. Ii a de la- : Hij is vroom. 3. (fig.) Plichtgevoel; gewetens-zaak v., pieteit v. Violer la - du serment : Deheiligheid van de eed schenden. Surprendre la- de qn : Misbruik maken van iem. goede trouw.Eclairer la - de qn : Iem. de ogen openen.4. Geestelijke staat m., - orde v.

Religiosite v. : Godsdienstigheid, godsdienstzin m.Reliquaire m. : Reliekhouder, -schrijn.Reliquat m. : Saldo (rekening). Overschot (maal).

Page 407: aardrijkskunde - DBNL

RELIQUE. 391 REMONTER.

Relique v. : Reliquie, overblijfselen (heilige).Relire : Over-, herlezen.Reliure v. : Inbinden. Band m.Relocation v. : Wederverhuring. Onderhuur v.Relouer : Wederverhuren. Onderhuren.Reluire : Blinken, schitteren. (fig.) In 't oogvallen. Faire - aux yeux de qn : Iem. trachtento betoveren met.

Reluisant : Blinkend, glinsterend. Keurig. Peu - :Matig; kaal; niet erg schitterend.

Reluquer : (f am.) Nieuwsgierig aankijken. Metbegerige blikken aanzien.

Rengeher : Herkauwen. (fig.) Overdenken.Remaniement of -Iment m. : Om-, overwer-king. Omlegging, verplaatsing. ..

Remanier : Om-, overwerken. Omleggen, ver-plaatsen.

Remanieur m. : Om-, overwerker.Remariage m. : Tweede huwelijk.Remarier : Weer uithuwelijken. I se - : Her-trouwen.

Remarquable en -ment : Merkwaardig; aan-zienlij k; uitstekend.

Remarque v. : Aan-, opmerking. Digne de - :Opmerkelijk.

Remarquer : Opnieuw merken. Opmerkzaamworden op. Bemerken, opmerken. Se faire - :De aandacht trekken. Faire - : Doen inzien.

Rembarquement m. : Wederinscheping.Rembarquer ov.w. : Weder inschepen. - inpakken.

I onov.w. en se - : Weder scheep gaan.Rembarrer : Ruw afwijzen. (f i g.) Afsnauwen.Remblai m. : Opgebrachte aarde v. Aarden damm. En - : Opgehoogd.

Remblayer : Ophogen, aanvullen, dempen.Rembourrage en -ement m. : Het opvullen.

Opvulsel.Rembourrer : Opvullen, volstoppen.Remboursable : Aflos-, terugbetaalbaar.Remboursement m. : Terugbetaling, aflossing;rembours, verrekenbedrag.

Rembourser : Terugbetalen, aflossen. Vergoe-den. (spot) Oplopen. I se - : Zich verhalen(op), zijn geld terug krijgen. Afgelost worden.

Rembrunir : 1. Donkerbruin maken. Rembruni :Donker; (fig.) somber. 2. (fig.) Somber maken.I se - : Betrekken.

Rembrunissement m. : Donkerheid.Reméde m. : 1. (Genees)middel. Porter -, appor-ter - d : Genezen; verhelpen. Aux grands mauxles Brands -s : Aileen sterke middelen helpentegen hevige kwalen. Sans - : Ongeneeslijk.2. Lavement. 3. (fig.) (Hulp-, red)middel. 4. Ge-oorloofd minder gewicht, - gehalte (munt).

Remediable : Te verhelpen.Remedier : Verhelpen, terechtbrengen.Remembrance V. : (oud) Herinnering.Rememoratif : Herinnerend.Rememorer : Herinneren. I se - : Zich voorde geest halen.

Remener : Opnieuw leiden. Terugbrengen.Remereier : (Be)danken. Beleefd weigeren. Ont-slaan, afdanken.

Remerciment of -clement m. : Dankbetuiging.Remettre ov.w. : 1. Weer plaatsen, - leggen, -zetten, - brengen, - steken. - qn chez lui : Iem.thuis brengen. 2. Weder aanbrengen, - aanzet-ten, - zetten. 3. Weder aandoen, - aantrekken.4. Herkennen. 5. Weer plaatsen. - brengen.- sur son chemin, - sur la vole : Weer op de

rechte weg brengen. 6. Weer brengen (in ze-kere toestand), herstellen in. - bien ensemble :Verzoenen. - qn d'une frayeur : Iem. van zijnschrik doers bekomen. On va - fa : We zullen 'tdunnetjes overdoen. - d neuf : Restaureren.7. Overhandigen, ter hand stellen. Toevertrou-wen. Overmaken, remitteren (geld, wissels).(fig.) Overlaten. Vergeven. - sa charge :Zijn ambt neerleggen. 8. Uitstellen. C'est unepartie remise : De partij is onbeslist gebleven;(fig.) men moet van voren of aan beginnen.9. Herstellen, genezen. I onov.w. : Uitstellen,dralen. Weer neerstrijken (vogel). - plaatsen.- d la voile : Weer onder zeil gaan. I se - :1. Zich weer neerzetten, weer gaan zitten, -liggen. 2. Zich herinneren. Elk. herkennen.3. Weer in zijn vroegere toestand terug-keren. - en route : Zich weer op weg be-geven. 4. se - a : Weer beginnen met. 5.Weer neerstrijken (vogel). 6. Herstellen. Teboven komen (verlies). 7. Weer beter worden('t weder). 8. Uitgesteld worden. 9. Vergevenworden. IA se - sur : Terugkomen op (on-derwerp). 11. se - A of s'en - a : Zich ver-laten op.

Remeubler : Weer meubelen. - voorzien (van).Reminiscence v. : Vage, flauwe herinnering.Herinnering (aan een ander kunstwerk).

Remisage m. : Stalling (voertuig). Bergplaats v.Remise v. : 1. Het weder leggen, - plaatsen. - al'heure : Gelijkzetting (uurwerk). - d neuf : Res-tauratie v. 2. Overhandiging, afgifte. Uitreiking.Overmaking, remise (geld) v. Geldzending. Com.-missieloon, provisie v. Korting, afslag m. liwijt-schelding (straf). 3. Uitstel, vertraging. 4. Wagen-,koetshuis, -stal m. Voiture de - : Huurrijtuig (vanbetere hoedanigheid). Voiture de grande - :Maand-, jaarrijtuig. 5. Rust (van 't wild) v.

Remiser ov.w. : Stallen. Opbergen (ook fig.).Afdanken. I onov.w. : Zijn rijtuig op stal zetten.

Remisier m. : Commissionnair in effecters.Remissible : Vergeeflijk.Remission v. : Vergiffenis. (geneesk.) Afneming.Sans - : Meedogenloos.

Remittent : Nu en dan bedarend.Remmailler : Stoppen, mazen.Remmailloter : Weer omzwachtelen, - bakeren.Remmener : Weer meenemen.Remois : Uit -. Bewoner van Reims.Remontage m. : 1. Het tegen de stroom op-varen. 2. Het opwinden (uurwerk). 3. - voor-zien van nieuwe voorschoenen en zolen.

Remonte v. : Het stroomopwaarts varen. Hetvoorzien van nieuwe paarden, remonte v. Vol-talligmaking.

Remonter onov.w. : 1. Weer naar boven gaan,- opstijgen. - d la surface de l'eau : Weer bovenwater komen. (fig.) - sur l'eau : Er weer boven-op komen. La rente remonte : De staatsfondsenstijgen weer. (fig.) Ses actions remontent : 't Gaathem weer wat beter. La goutte remonte : De jichtslaat naar binnen. Son habit remonte : Zijn jaskruipt op. 2. Stroomopwaarts gaan. 3. (fig.)Opklimmen (in de geschiedenis), dagtekenenvan. - plus haut : Nog verder teruggaan. I ov.w.: 1. Weer bestijgen, - opvaren, - opgaan. (fig.)- le courant : Tegen de stroom opwerken. -la scene : Naar de achtergrond van 't toneelgaan. 2. Opnieuw naar boven brengen. Opdraaien(lampepit). Weer opwinden (uurwerk). (fig.) - le

Page 408: aardrijkskunde - DBNL

392 RENDEZ-VOUS.REMONTOIR.

moral, - le courage a qn of - qn : Iem. nieuwemoed geven. 3. Weer ineenzetten. - van 't nodigevoorzien. - des bottes : Laarzen van nieuwevoorschoenen en zolen voorzien.

Remontoir m. : Opwindwerk (horloge). Uit-springende horlogesleutel m. Schroef (lamp) v.

Remontrance v. : Vermaning. Vertoog.Remontrant m. : Iem. die tegenwerpingen maakt.Remonstrant, Arminiaan.

Remontrer : 1. Nogmaals tonen. 2. Voor ogeehouden, wijzen op. En - 4 qn : Iem. een lesjegeven.

Remordre ov.w. : Opnieuw bijten. I onov.w. :Weer toebijten aan. (fig.) - beginnen met.

Remords m. : Wroeging.Remorquage m. : Het slepen. Sleepdienst m.Remorque v. : 1. Het slepen. Prendre a la - :

Op sleeptouw nemen. (fig.) Btre a la - de qn :Aan iem. leiband lopen. 2. Aanhangwagen m.

Remorquer : Slepen, op sleeptouw hebben.Voorttrekken. (fig.) Meenemen.

Remorqueur m. : Sleepboot (bateau -) v.Remorqueuse V. : Rangeerlocornotief v.Remoudre : Overmalen.Remoudre : (Opnieuw) slijpen.Remoulade v. : Pikante saes van olie, mosterd enkruiden.

Remouiller : Weer bevochtigen.Remouleur m. : Scharenslijper.Remous m. : Deining. Draaikolk v. (fig.) Ver-warring, gedrang.

Rempaillage m. : Het (opnieuw) matten.Rempailler : Opnieuw matten. - opzetten (dieren).Rempailleur m. : Stoelenmatter.Remparer : Omwallen, verschansen.Rempart m. : (Vesting)wal m., bolwerk. Wan-delplaats op de wallen. (fig.) Borstwering, schild.

Remplagant m. : Plaatsvervanger.Remplaeement m. : Vervanging. Plaatsvervanging.Herbelegging (gelden). Produit de - : Surrogaat.

Remplacer : 1. Vervangen. Een opvolger ge-ven. (mil.) - son frere : Broederdienst ver-richten. Se faire - : Een plaatsvervanger stel-len. 2. Opnieuw beleggen (gelden).

Rempli m. : Inslag m. Opnaaisel.Remplier : Een opnaaisel maken in.Remplir : 1. (Geheel) vullen. (fig.) Vervullen.

Un homme rempli de soi-meme : Een wens voleigenwaan. 2. Geheel in beslag nemen, vullen.Une journee bien remplie : Een welbestede dag.3. (fig.) Vervullen, waarnemen, bekleden. 4.(fig.) Nakomen, gestand doen, beantwoordenaan (hoop). 5. Aan-, invullen. I se - : Vol worden.Zich vullen. Vervuld worden.

Remplissage m. : Het vullen. - aanvullen. Op-vulsel. (ze e v.) Vulling-, stophout. (fig.) Du - :Stopwoorden, „stoplappen".

Remploi m. : Wederbelegging.Remployer : Weer in dienst nemen. - gebruiken.Remplumer : Weer van vederen voorzien. Ise - : Weder vederen krijgen; (fig.) er weerbovenop komen.

Remporter : Weer meenemen. Wegdragen. Be-halen, verwerven.

Remuage m. : Het verplaatsen, - verschieten.Remuant : Beweeglijk, woelig.Remue-ménage m. : Verhuis-, schoonmaakdrukte.(fig.) Verwarring, wanorde.

Remuement m. : Het verplaatsen, - bewegen; -verzetten (grond). Ontroering, aandoening.

Remuer ov.w. : 1. Verplaatsen; omwerken (grond);(om)schudden; verschieten (koorn). - la cendrede qn : Een dode niet met rust laten. - un tasd'ordures : Een hoop vuil omkrabben. (fig.) Il y ades choses qu'il vaut mieux ne pas - : Er zijn vandie dingen waarin men maar niet moet roeren. -l'argent -, les icus a la pelle : Bulken van 't geld.2. Bewegen. - la queue : Kwispelstaarten. 3. (f i g.)Ontroeren, aandoen. I onov.w. : 1. Zich be-wegen. Sans - : Bewegingloos. 2. (fig.) Eenvoet verzetten. 3. Woelig worden, - zijn. 4. Ont-roerd worden. I se - : Zich bewegen. (fig.) Inrep en roer geraken. Zijn best doen. Omgewerktworden.

Remueur m. : Woelgeest. - d'affaires : Grootzakenman. - d'idees : Oorspronkelijke geest.

Remunerateur m. : Vergelder, beloner. I by.nw. : Vergeldend. Voordelig, lonend.

Remuneratif : Tot beloning dienend.Remuneration v. : Vergelding, beloning.Remuneratoire : Als beloning.Remontrer : Vergelden, lonen.Renbler : Luide snuiven. (fig.) De neus op-trekken. Terugkrabbelen.

Renaissance v. : Wedergeboorte v. (fig.) Ver-nieuwing, herleving. (g e s c h.) Bloeitijdperkna de Middeleeuwen.

Renaissant : Herlevend. (fig.) Herboren.Renaftre : 1. Herboren worden. (fig.) - I lavie : Van een zware ziekte opkomen. - au bon-heur : Weer gelukkig worden. 2. (fig.) Opnieuwbloeien. 3. Weer verschijnen.

Renal : Van de nieren, Hier-.Renard m. : 1. Vos m. 2. (fig.) Slimmerd. Seconfesser au - : Bij den duivel te biecht gaan.3. Werkwillige. Onderkruiper. Au -! Onder-kruiper 1 Sla 'm dood 1 4. Vossebont, „vos".

Renarder : Sluw te werk gaan.Renardier m. : Vossenjager.Renardiere v. : Vossenhol.Renaud m. : Reinoud.Rencheri : Waanwijs, moeilijk te voldoen.Renehêrir ov.w. : Duurder maken. I onov.w. :- worden, opslaan. Roger bieden. (fig.) Over-treffen, nog verder gaan.

Rencherissement m. : Het duurder worden.Reneogner : In een hoek duwen. - ses larmes: Zijn tranen bedwingen.

Rencontre v. : 1. Ontmoeting. Samentreffen(klinkers). Faire une mauvaise - : Kwaad yolkontmoeten. 2. Gelegenheid, geval. Selon la - : Alnaar het valt. De - : Uit de tweede hand. Entoute - : Onder alle omstandigheden. 3. Grappigeinval m. 4. (Gewilde) ontmoeting. Venir a la -de : Te gemoet komen. 5. Treffen. Duel. 6.(b e ur s) Rescontre, afrekening.

Remontrer ov.w. : 1. Ontmoeten. Aantreffen,vinden. 2. Treffen, opzoeken. (fig.) Raden. I on-ov.w. • 't Goed (of slecht) treffen. Een goedeinval hebben. - juste : De spijker op de kopslaan. I se - : 1. Elk. ontmoeten. 2. Gevondenworden, voorkomen. 3. Met elk. duelleren.4. (fig.) Met elk. samentreffen. Van gelijkegevoelens zijn. Comme Bela se rencontre! W attreft dat goed 1

Rendant : Teruggevend. (f am.) Overgevend,spuwend.

Rendement m. : Opbrengst v. Nuttig effect.Rendez-vous m. (my. onverand.) : 1. Afgespro-ken samenkomst v. J'ai - : Ik heb een afspraak.

Page 409: aardrijkskunde - DBNL

393 RENOUVELER.RENDORMIR.

2. Plaats van samenkomst, verzamelplaats v.Rendormir : Weer in slaap maken. I se - : - vallen.Rendosser (spr. -dOsse) : Weer aantrekken. -endosseren (wissel).

I. Rendre ov.w. : 1. Teruggeven. a Cesar ce quiest a Cesar : Den keizer geven wat des keizersis. - qn a ses amis : Iem. bij zijn vrienden te-rugbrengen. - temoignage en faveur de qn : Tengunste van iem. getuigen. - sa parole a qn :Iem. van zijn gegeven woord ontslaan. a qnce qu'on lui doit : Iem. met de hem verschul-digde eerbied behandelen. - la confiancea qn : Maken dat iem. weer vertrouwen krijgt.Cela a rendu mon ami a lui-mime : Dat heeftmijn vriend weer tot bezinning gebracht. - qna son devoir : Iem. weer tot zijn plicht brengen.2. In ruil geven, beantwoorden, vergelden.

-le bien pour le mal : Kwaad met goed ver-gelden. Si vous m'aimez, je vous le rends bier, :Gij houdt van me, maar ik niet minder van u.- a qn sa visite : Iem. een tegenbezoek bren-gen. - visite a : Bezoeken. Dieu vous le rende!De hemel vergelde het u! Je le lui ai bien ren-du : Ik heb 't hem duchtig betaald genet. S.Opbrengen, opleveren. 4. Overhandigen, ter handstellen. Bezorgen. Brengen (iem.). Du yin rendua domicile : Wijn aan huis bezorgd. Nous voicirendus (au port) : Nu zijn we (in de haven) aan-gekomen. Je vous rendrai chez vous : Ik zal uaan uw huis afzetten. 5. Overgeven; uitbraken;uitblazen. - le dernier soupir : De laatste ademuitblazen. - une odeur : Een geur verspreiden.- un son : Een geluid voortbrengen. - des ora-cles : Orakels verkondigen. 6. Vellen (vonnis).7. Overgeven, afstaan. (fig.) - la place a qn :Voor iem. zwichten. Etre rendu : Uitgeput zijn.8. Weergeven, overbrengen, uitdrukken. Ver-talen. 9. Doen worden, maken.

IL Rendre onov.w. : 1. Teruggeven. 2. Voeren(naar). Uitkomen (op). 3. (fig.) Winst afwerpen,voordelig zijn. 4. Aan de inspanning beant-woorden. Ce role ne rend gugre : Dat is eenondankbare rol. 5. Meegeven, veren. 6. Braken,'t eten teruggeven.

III. Rendre (se) :1. Elk. teruggeven. TeruggegevenVergolden worden. 2. Zich begeven naar. -

d une invitation : Van een uitnodiging gebruikmaken. 3. Zich overgeven, - onderwerpen. (fig).Toegeven, gehoor geven. - aux larmes de qn :Zich door iem. tranen laten vermurwen. - auxordres de qn : Overeenkomstig iem. bevelen han-delen. Je me rends : Ik geef mij gewonnen. Il ne serend jamais : Hij geeft nooit toe. 4. Uitgeput zijn.5. Vertaald weergegeven worden. 6. Worden,zich maken. - maitre de : Zich meester maken van.

Rendu m. : 1. Teruggegeven koopwaar v. 2.Ruil (un pate -) m. 3. Wijze van weergeven(kunstwerk) v. weergave v.

Wine v. : Teugel m. (fig.) Les -s de l'ttat : Deteugels van 't bewind.

Renègat m. : Afvallige. Overloper.Renferm6 m. : Eenzelvige levenswijze v. Duf-,muffigheid. bv.nw. : Eenzelvig.

Renfermer : 1. Weer wegsluiten. Opsluiten.Gevangenzetten. (fig.) Verbergen. 2. Beperken.samenvatten. 3. Bevatten. I se - : Opgeslotenworden. Zich opsluiten. (fig.) - en soi-mime :In zich zelf gekeerd zijn. - dans un silenceprudent : Voorzichtig 't stilzwijgen bewaren. -a-, dans qch : Zich tot iets beperken.

Renflement m. : Het doen opzwellen. Opzwel-ling, gezwollenheid.

Renfler ov.w. : Weder opblazen, weer vullen;dikker maken. (fig.) Opblazen. I onov.w en se- : Zwellen. Rijzen (deeg).

Renflouage of -ement m. : Het wider vlot maken.Renflouer : Weer vlot maken (schip).Renfoncement m. 't Inslaan. (yolk) Slag opde hoed. 't Inspringen (regel). Diepte, deuk v.Inham (in huizenrij) m.

Renfoncer : Weer inslaan. (Dieper) inslaan.Laten inspringen (regels). (fig.) Onderdrukken(tranen, leed).

Renforgateur m. : (Geluid)versterker (in luidspre-ker). Versterkingsbad (photo).

Renfoncement m. : Het versterken. Versterking.Renfoncer : Versterken. Vermeerderen, verzwa-ren. Un sot -cd : Een driedubbele zot.

Renfort m. : 1. Versterking. 2. (mil.) Tappen-stuk. 3. (fig.) Vermeerdering. A grand - de :Met behulp van een overvloed.

Renfrogner : Stuurs, nors maken. I se - : - kijken.Rengager : Opnieuw wikkelen (in), - verbin-den, - verpanden, - in dienst nemen. se - :Zich opnieuw inlaten (met), - wikkelen (in);weer dienst nemen, „bijtekenen".

Rengaine v. : (fam.) Afgezaagd gezegde. C'esttoujours la mime - : 't Is altijd 't oude liedje.

Rengainer ov.w. : Weer in de schede steken. (f a m.,fig.) Terughouden, voor zich houden; onder-drukken (tranen). I onov.w. : De degen opsteken.

Rengorgement m. : Trotse houding.Rengorger (se) : Een hoge borst zetten.Reniable : Loochen-, ontkenbaar.Reniement of -fment m. : Verloochening.Renier : Verloochenen, verzaken. Afzweren.Reniflement m. : Het snuiven.Renifler onov.w. : Snuiven. Tegenzin tonen.

ov.w. : Opsnuiven. In de neus krijgen.Renifleur m. : Snuiver (met de neus).Renne m. (spr. ann) : Bendier.Renom m. : Naam m., faam v. Goede naam.Renommê : Beroemd; vermaard.Renomm6e v. : Vermaardheid, naam m., ge-rucht. De openbare mining. La R- : De Faam.Par la : Bij geruchte.

Renommer Opnieuw benoemen. Roemen.Renoneement m. : Verzaking, afstanddoening.- a soi-mime : Zelfverloochening.

Renoneer onov.w. : Afstand doen, afzien, af-zweren. (sp el) Verzaken, niet bekennen. J'yrenonce : Ik geef 't op. - a soi-mime : Zichzelfverloochenen. I ov.w. : Verloochenen.

Renoneiateur m. : Boedelverzaker, afstanddoener.Renoneiation v. : Verzaking, (boedel)afstandm.; - van rechten. Zelfverloochening.

Renoneulaeees v.mv. : Ranonkelachtigen.Renoneule v. : Boterbloem v.Renouement of -noftment m. : Hervatting.Renouer ov.w. : Weer binden, - vastknopen.(fig.) Hervatten, weer aanknopen. Vastbinden.(gene e sk.) Zetten. I onov.w. : Zich verzoenen,de vriendschap hernieuwen.

Renouveau m. : (Terugkerend) voorjaar. - reli-gieux : Revell. - d'energie : Hernieuwde geest-kracht.

Renouvelable : Vernieuwbaar. Verlengbaar.Renouveler ov.w. : 1. Vernieuwen, geheel ver-anderen. - l'air (dans une chambre) : (Een ka-mer) luchten. un billet : Een wissel hernieu-

Page 410: aardrijkskunde - DBNL

394 REPARTIR.RENOUVELLEMENT.

wen. — l'affiche : Een ander stuk opvoeren. —son bail : Zijn contract verlengen. 2. Weder op-

wekken; hervatten (proces, twist). 3. Nieuwekracht schenken aan, doen herleven. Opnieuwinvoeren (voorschrift). onov.w. : Weer opkomen.

Renouvellement m. : Ver-, hernieuwing. Ver-meerdering. Hervatting.

Renovateur m. : Vernieuwer. I bv.nw. : Verjongend.Renovation V. : Ver-, hernieuwing.Renover : Vernieuwen, verjongen.Renseignement m. : Inlichting, bericht. A titrede — : Enkel als toelichting, voor de belang-stellenden.

Renseigner : Inlichtingen geven aan. I se — : -inwinnen.

Rente v. : 1. Rente v., interest m. Faire une —: Een jaarlijkse ondersteuning geven. — via-are : Lijf-. — fonciere : Grondrente. 2. Staats-fondsen (— sur l'etat). 3. Pachtwaarde v.

Renter : Van een rente of jaarlijkse toelagevoorzien. Bien rente : Zeer bemiddeld.

Rentier m., -Uwe v. (spr. rant-) : Rentenier, -ster.Rentoilage m. : Verdoeking (schilderij).Rentoiler : Verdoeken (schilderij).Rentrant : Inspringend. Ingevallen (kin). I in.

• Invaller.Rentree v. : 1. Terugkeer m., -komst v.; weder-optreden (van acteur). Hervatting (werkzaam-heden; lessen). Heropening (beurs). Faire sa — :Weder optreden. 2. Het innen. Incassering. Des—8 : Gelden die binnenkomen. 3. (spel) Inge-ruilde kaarten. 4. (muz.) Herhaling (van thema).5. 't Binnenhalen, -brengen.

Rentrer onov.w. : 1. Weder binnengaan, - terug-keren; - thuiskomen. — dans le rang : Weerin 't gelid gaan slaan. (fig.) (Faire) — sous terre: Van schaamte (doen) wegkruipen. Faire —cent pieds sous terre : Diep beschaamd maken.Faire — dans la poussière : Diep verootmoedigen.2. Weer terugkeren tot, - komen in. — au jeu :Weer meespelen. — au thedtre : Weer optreden.— en faveur; - en credit : Weer guest -; invloed ver-werven. — dans (la possession de) ses biens : Zijngoederen terugkrijgen. — en soi-mime : Tot zichzelf inkeren, ernstig nadenken. — en grdce; Weer in genade aangenomen worden. 3. Weerbeginnen, de werkzaamheden hervatten. Weeroptreden (toneelspeler). Binnenkomen (geld).(gen e esk.) Naar binnen slaan. In elk. passers:(s p el) Inkopen. (m u z.) Invallen. (f i g.) Cha-grin rentre : Opgekropt verdriet. 4. Weer gaan,- komen in. Yeux : Diepliggende ogen. 5. (fig.)Deel nitmaken van. Cela rentre dans ses attribu-tions : Dat maakt deel uit van zijn bevoegdheid.ov.w. : Naar binnen brengen. Binnenhalen.Inhouden.

Renvelopper : Weer inwikkelen.Renversant : (f am.) Waar je van omvalt.Renverse v. : A la — : Achterover op de rug.Renversement m. : 1. Omkering, omkeer m.

—de la vapeur : 't Geven van tegenstoom. 2. Hetin wanorde brengen. 3. Verstoring, verwoesting.Omverwerping (ook fig.).

Renverser ov.w. : 1. Omkeren. Image -see :Omgekeerd beeld. — les Mks : De rollen om-keren. C'est le monde -se : Dat is de verkeerdewereld. Ecriture -see : Naar links overhellendschrift. — la vapeur : Tegenstoom geven. 2. Inwanorde brengen, overhoophalen. (fig.) Ont-hutsen. — la tete -, la cervelle a qn : Iem. hoofd

op hol brengen. 3. Omver-, omwerpen, doenvallen (o ok fig.). Ongedaan maken. I onov.w. :Omvallen. — sur le feu : Overkoken. I se — :Achterover vallen. - leunen. Omslaan. Ontstellen.

Renvoi m. : Terugzending. Afdanking. Ontslag.Terugslaan (bal). Terugkaatsing. Verwijzing (naarrechtscollege, commissie). Verwijzing, renvooi-(teken). Oprisping, boer m. Verdaging, uitstel.

Renvoyer : 1. Nog eens zenden. 2. (mens)Terugzenden. Wegzenden. Ontslaan, afdanken.Van rechtsvervolging ontslaan; vrijspreken.

—des suites de la plainte : Geen termen vinden voorrechtsingang. — la classe : De lichting afdanken. 3.(z a a k) Terugslaan. Terugkaatsen. (f i g.) Toe-schrijven. Il en renvoyait la gloire au ministre :Hij bracht de roem daarvan op den ministerover. 4. Uitstellen, verdagen. 5. Verwijzen,overlaten (aan). — aux assises : Voor 't hof vanassisen verwijzen. — les parties dos a dos : Beidepartijen, zonder uitspraak te doen, wegzenden.

Reorganisateur m. : Vernieuwer, hersteller. Ibv.nw. : Reorganiserend.

Reorganisation v. : Wederinrichting, hernieuwing.Reorganiser : Opnieuw inrichten, - samenstellen,een nieuwe vorm geven aan.

Rëouverture v. : Heropening.Repaire m. : Schuilplaats v., hol. Leger, hol.Mest m., drek m.

Repairer : (j a c ht) Rusten in zijn leger. Terug-vinden.

Repaftre ov.w. Verzadigen, voeden. (fig.)Paaien. Verlustigen. Repu : Verzadigd, zat. Unrepu Een voldaan burger. I onov.w. : Voedselgebruiken. I se — Zich voeden. (fig.) Zich ver-lustigen. - paaien.

Repandre : Storten, plengen. Morsen. Vergieten.(Uit)strooien. Verspreiden. Verbreiden. Rond-strooien (gerucht). Uitdelen. La dernieregoutte qui a fait — le verre : De laatste droppeldie de beker heeft doen overlopen. — soncceur, - son dme : Zijn hart uitstorten. — Opiniontres repandue : Zeer verbreide mening. Hommetres repandu (dans le monde) : Iem. die veel uit-gaat. se — : Gestort uitgestrooid verspreidwarden. Vergoten verbreid uitgedeeld wor-den. Veel uitgaan. Uitweiden, uitvaren, uiten.— en injures : Zich in beledigingen uiten (woe-de); beledigingen uitbraken (mens).

Reparable : Herstelbaar, weer goed te maken.Reparaftre : Weder verschijnen.Reparateur m. : Hersteller. (fig.) Zaligmaker.bv.nw. : Herstellend, dat nieuwe krachten geeft.

Reparation v. : 1. Herstel. 2. Voldoening. —d'honneur : Eerherstel. Faire — a qn : Iem. vol-doening geven. — par les armes Eerherstel dooreen duel.

Reparatoire : Van de herstellingen.Reparer : 1. Herstellen. (fig.) Vergoeden, weergoedmaken; nieuwe krachten geven aan. Weerinhalen (tijd). 2. Voldoening geven voor, her-stellen (verlies, fout); uitwissen (smaad).

—une injure : Een belediging wreken.Repartager : Opnieuw delen.Repartie v. : Snedig antwoord, bescheid. Avoirla — vive : Slagvaardig zijn. Sans — : Waarniets tegen in te brengen is. Esprit de — : Ge-vatheid.

Repartir onov.w. : Weer vertrekken. - begin-nen. Terstond antwoorden. I ov.w . : Tot bescheidgeven.

Page 411: aardrijkskunde - DBNL

395 REPONSE.RPARTIR.

Repartir : Verdelen, omslaan. I se — : Ver-deeld -, omgeslagen worden.

Repartition V. : 1. Verdeling, omslag m. 2. Ver-breiding over de aarde (— geographique).

Repas m. : Maaltijd m., maal. Feestmaal.Repassage m. : Herhaalde overvaart v. Het af-werken van 't raderwerk (uurwerk). - nazien.(horloge). - aanzetten (snijdend werktuig). -strijken (met strijkijzer).

Repasser onov.w. : Weder gaan, - door-, - over-,- voorbijgaan, - doorreizen. — avec un crayonsur qch : lets met potlood overtrekken. — dansla tete : Weer in de zin komen. I ov.w. : 1.Weer overtrekken, - overgaan, - oversteken(zee). (fig.) Nog eens doorlopen, - overzien, -overlezen. 2. Weder overzetten. - overreiken.Strijken, gladstrijken; opknappen (hoed). 't Ra-derwerk (uurwerk) afwerken. Nazien (horloge).Aanzetten, weer slijpen. Fer a — Strijkijzer.

Repasseur m. : Aanzetter, slijper.Repasseuse v. : Strijkster. Strijkmachine v.Repavage m. : Het opnieuw bestraten.Repaver : Opnieuw bestraten.Repechage m. : 't Weer opvissen. (sport)'t Weer in aanmerking doen komen voor definales.

Repécher : Weder opvissen. (fig.) Uit demoeilijkheid redden.

Repeindre : Weer opschilderen. Overschilderen.Repenser onov.w. : Weer denken, - overleggen.Terugdenken (aan). I ov.w. : Nogmaals denken.

Repentant : Berouwhebbend. I m. : -e.Repenti : Berouwhebbend. fine —e of une fine —e: Een boetende zondares die zich in een kloosterterugtrekt. Les —es : Klooster voor zulke meisjes.

Repentir (se) Berouw hebben.Repentir m. : Berouw. Door den schilder zelf over-geschilderde partij (op schilderij); overgewerktepassage v. Hangende krul (naast gezicht) v.

Repercussion v. : Terugslag m., -kaatsing.Repercuter : Terugslaan, -kaatsen, -werpen.se — : Overslaan. (fig.) Teruggekaatst worden.Een terugslag hebben.

Reperdre : 1. Weer op een dwaalspoor brengen.2. Weer verliezen. I se — : Weer op een dwaal-spoor komen. - wegraken.

Repko m. : Merkteken, -streep v. Point de — :Herkenningsteken om de wag terug te vinden.

Reperer : Merken, van herkenningstekenen voor-zien. Ontdekken waar iets verborgens zichbevindt.

Repertoire m. : Register, tabel v. Kiapper (opgrootboek of boek). (fig.) Tem. die veal dingenzeer juist west. (ton e el) Lijst der toneelstukkendie in een schouwburg worden opgevoerd v.

Repertorier : In een register inschrijven.Riveter : 1. Herhalen. Nazeggen. Oververtellen.Repeteren (rol, stuk). Il ne se rest pas fait — :Hij heeft zich dat geen tweemaal laten zeggen.2. Herhalen, overdoen. Weerkaatsen, -spiegelen.3. (re cht) Terugvorderen, -eisen. I se — : Her-haald worden. (Tweemaal) hetzelfde doen. Weer-kaatst worden. Elk. bij herhaling verzekeren.In herhalingen vervallen.

Rêpêtiteur m. : Herhalingsleraar, repetitor.Repetition v. : 1. Herzegging. Herhaling. Her-halingsles v. (ton eel) Repetitie v. — generale• Grote repetitie. Montre cl — : Repetitiehorloge.2. Herhaling. (kunst) Kopie v. 3. (re cht)Terugvordering, verhaal.

Repeuplement m. : Wederbevolking. -beplanting.Repeupler : Weer bevolken. - beplanten.Repic m. (spr. -pik) : (spel) Slag waarbij ism.die 30 punten maakt er 42 telt, omdat zijntegenstander nog nets heeft gemaakt m.

Repiquage m. : Verpoting (zaailingen). Ver-betering (plaveisel).

Repiquer ov.w. : Overstikken. Verpoten. Ver-beteren (plaveisel); gelijkmaken (wag). I onov.w. : Weer moed vatten. — vers : Weer gaan naar.

Rèpit m. : Uitstel, respijt, verlenging van ter-mijn. (fig.) Laisser du — : Rust laten.

Replacer : Weer op zijn plaats brengen. - eenbetrekking bezorgen.

Replanter : Weder beplanten. Verplanten.Replitrage m. : Overpleistering. (fig.) Lap-werk. Schijnbare verzoening.

Replätrer : Opnieuw bepleisteren. (f i g.) Oplap-pen. Vergoelijken.

Replet, -etc : Gezet, dik.Repli m. : Omslag m., dubbele vouw v. Vouw.Kronkeling. (fig.) Verborgenheid, schuilhoek m.Les plis et les —s : De meest verborgen schuil-hoeken. — de terrain : Terreinplooi v.

Repliement m. : Het wederopvouwen. (mil.) -terugtrekken.

Replier : Weder (op)vouwen. Verscheidene ma-len vouwen. (mil.) Doen terugtrekken. I Se —: Weder samengevouwen worden. Zich kronke-len. (mil.) Zich achterwaarts concentreren.(fig.) — sur : Zich keren naar. — sur soi-meme :Tot zich zelf inkeren.

Replique v. : 1. Wederantwoord. 2. Antwoord,tegenspraak v. Avoir la — viva, - prompts : Steedsslagvaardig kunnen antwoorden. Cela est sans— : Dat is onweerlegbaar. 3. (t o n e el) Laatstewoorden van een acteur waarop de anderemost invallen, wacht. Het antwoord van dezen.(fig.) Donner la — a qn : lam. 't antwoord Dietschuldig blijven. 4. Naslag (klok) m. (kunst)Tweede exemplaar (kunstwerk.)

Repliquer : Een wederantwoord geven, van re-pliek dienen. Tegenspreken. Il n'y a rien a —d cela : Daar is niets tegen in te brengen.

Reploiement m. z. repliement.Replonger ov.w. : Opnieuw onderdompelen (ookfig.). I onov.w. : Weder onderduiken (ook fig.).

Reployer z. replier.Repolir : Overpolijsten. (fig.) Weer verbeteren.Repolissage m. : Het overpolijsten.Répondant m. : Misdienaar die bij de mis ant-woordt. Verdediger ener stalling. Borg.

Repondre ov.w. : Antwoorden. I onov.w. : 1. Ant-woorden. — par : - met. — aux eperons : Naar desporen luisteren (paard). — a cOte : Een ont-wijkend antwoord geven. 2. Bescheid geven.Tegenspreken. 3. (fig.) Beantwoorden (aan),overeenkomen (met), voldoen (aan). 4. Zich nit-strekken (tot), uitkomen (op), in verbinding staan(met). La sonnette repond dans la cuisine : De belkomt in de keuken uit. 5. — de of pour : Instaan-, borg blijven voor. Qui repond page : Wie borgblijft moat ook betalen. 6. — de : Rekenschapgeven van. I se — : Elk. antwoorden. Overeen-stemmen. Symmetrisch tegenover elk. staan.

Repons m. : (Bath.) Evangeliewoorden na demetten, tegenzang m., responsorie.

Rêponse v. : 1. Antwoord. Il eat pour toute — :Het enige dat men hem antwoordde. Il a

—a tout : Hij is nooit om een antwoord verlegen;

Page 412: aardrijkskunde - DBNL

REPOPULATION. 396 REPRISEUSE.

- weet altijd raad. 2. Beschikking (op verzoek-schrift). (r e c h t) Rechtsuitspraak v., gewijsde o.

Repopulation v. : Wederbevolking.Report m. : Het overdragen, 't overbrengen (vansom); transport (boven kolom van cijfers). Hetoverbrengen (op een ander tijdstip). Prolongatie-premie. Placements en - : Geld op prolongatie.

Reportage m. : De reporters; het reportersvak.Verslag.

I. Reporter : 1. Terug-. 2. Overbrengen, transpor-teren (som). Verplaatsen. A - : Transporteren(onderaan een kolom van cijfers). Cela nous repor-te a 1914 : Dat doet ons terugdenken aan 1914.3. (fig.) Uitstellen, overbrengen. (be urs) Se faire- : Laten prolongeren. I se - : Terug-, overge-bracht worden. Zich (in gedachte) verplaAtsen.

IL Reporter m. (spr. -teur) : Reporter, dagbladver-slaggever.

Repos m. : 1. Rust v. Se donne? -, prendre du - :Uitrusten. Prendre son - : Gaan slapen. Demeureren - : Rustig blijven. Le-de la term : Het braak-liggen. 2. Rustpunt (bij 't lezen). Verssnede v.,cesuur v. 3. Rustplek v. Honk m. Trapportaal. 4.Slaap m.; (dichtk.) dood m. Champ de - :Dodenakker. Avoir perdu le - : Niet meer kun-nen slapen. 5. Onbeweeglijkheid, stilstand m.Mettre le chien du fusil au - : De haan van 't ge-weer in rust plaatsen. 6. (f i g.) Kalmte, gerustheid.Mettre sa conscience en - : Zijn geweten rust ge-ven. Le - public : De openbare orde v. N'avoirpoint de - que . . . : Niet rusten voordat . . . .(be urs) De tout - : Zeer soliede.

Reposant : Verkwikkend, rust gevend.Repose : Uitgerust; fris (kleur). A tete -e :Bij kalm nadenken.

Reposer onov.w. : 1. Uitrusten. Rusten, slapen.Laisser - la terre : De, grond braak laten lig-gen. Du vin repose : Belegen wijn. 2. Rusten,geplaatst -, neergelegd zijn, begraven zijn. Blij-van. 3. (fig.) - sur : Steunen -, berusten op. Iov.w. : 1. Weer plaatsen, - leggen, - neerzetten;- stellen (vraag). 2. Doen (uit)rusten, rust ver-schaffen aan. I se - : 1. Rusten, uitrusten. Braakliggen (grond). 2. se of s'en - sur : Zich ver-laten op. 3. se - sur : Gegrondvest zijn op.

Reposoir m. : (kerk) Rustaltaar.Repoussant : Terugstotend, afzichtelijk.Repoussement m. : Het terugstoten.Repousser : ov.w. : 1. Terugdrijven, -stoten. Af-slaan. Afweren (slag). 2. (fig.) Afwijzen, ver-werpen; wederstaan (verzoeking). Afstoten. -du pied : Met minachting afwijzen. 8. Drijven(metaalwerk). 4. (Nieuwe loten) voortbrengen.I onov.w. : Terugstoten. (fig.) Afstoten, tegen-staan. Weer uitspruiten, - aangroeien.

Repoussoir m. : Drevel m., drijfijzer. (kunst)Donkere partij v. (fig.) Tegenstelling.

Reprehensible : Laakbaar, berispelijk.Reprehension V. : Berisping, bestraffing.Reprendre ov.w. : 1. Weer nemen, of-, weg-,terugnemen; weer opvatten, - innemen, - aan-nemen, weer in gebruik nemen. Overnemen(voorstel). Weer inslaan (weg). - terre : Weer aanwal gaan; - grond onder de voeten krijgen. - lechemin de B : De terugreis naar B. aanvaarden.2. Weer krijgen. - gevangennemen. La fievrel'a repris : Hij heeft weer een aanval van koortsgehad. On ne m'y reprendra plus : Dat zal mijniet weer gebeuren. 3. Hervatten, weer opvat-ten, - beginnen met; - aanvaarden (bewind);

- opvoeren (stuk); - voortzetten (zaken). 4. Her-nemen ('t verlorene); herwinnen ; terugkrij-gen. - courage : Weer moed krijgen. - des for-ces : Zijn verloren krachten herwinnen. 5. Te-rugnemen. Herroepen (belofte, gegeven woord).6. Herstellen, stoppen (kous). 7. Kort samen-gevat herhalen. Nog eens beginnen. - par labase : Geheel en al opnieuw ondernemen. 8.Aanmerkingen makers op. Berispen. Iem. woor-den verbeteren. I onov.w. : 1. Hernemen, her-vatten. 2. Weer beginnen. Le froid reprend : Dekou valt weer in. 3. Zich herstellen, nieuwekrachten krijgen. Helen (wond). Weer opleven(handel), - stijgen (effect). 4. Weer aangroeien. 5,Weer stollen, - toevriezen. I Se - : 1. Weer op-.teruggenomen -. Weer hervat worden. Zich weerlaten vangen. - au piege : Weer in de val lopen.- a la vie : Weder levenslust krijgen. 2. Zich-zelf weer meester worden. Weer de overhandkrijgen. 3. Het gezegde verbeteren. 4. Weerbeginnen.

Represaille v. (vooral mv.) : Weerwraak v.User de -s : Kwaad met kwaad vergelden.

Representant m. : (Volks)vertegenwoordiger.Representatif : Voorstellend, vertegenwoordi-gend. (nieu w) Die een type is van zijn soort.

Representation v. : 1. V66rlegging, vertoning,vertoon. 2. Afbeelding, voorstelling. 3. Opvoering,toneelvoorstelling. En - : Als gast. (fig.) Sedonne? en - : Komedie spelen voor iemandsgevoel. 4. Beeld, begrip (van iets). 5. Vertoog, be-denking. 6. Vertoon, praal, v. ; het ophouden vanzijn stand. (r e c ht) Plaatsbekleding, -vervulling(erflating). (h a nde 1) Vertegenwoordiging (firma).7. (gesc h.) Vertegenwoordiging (des yolks).

Representer ov.w. : 1. Opnieuw brengen voor. -voorstellen. - (ver)tonen, - voorleggen. 2. Voorde geest stellen, doen inzien. 3. Voorstellen,weergeven, afbeelden. Opvoeren, vertonen. Derol spelen van. 4. Doen denken aan, verbeel-den. 5. Voorhouden, aanvoeren als tegenwer-ping. 6. Vertegenwoordigen, vervangen. Als rei-ziger optreden voor (firma). I onov.w. : Een deftigvoorkomen hebben. Zijn stand ophouden. (Veel)mensen ontvangen. I so - : 1. Zich weer ver-tonen. Weer verschijnen (voor 't gerecht). -(aux elections) : Zich weer candidaat stellen. 2.Zich voorstellen, - verbeelden, - voor de geest ha-len. 3. Opgevoerd -, voorgesteld -. Afgebeeldworden.

Repressif : Beteugelend, dat snel recht doetvoor kleine misdrijven.

Repression v. : Beteugeling, onderdrukking.Reprimable : Die beteugeld moet worden.'Reprimande v. : Berisping, terechtwijzing.Reprimander : Berispen, gispen.Reprimant : Bedwingend, beteugelend.I'M:primer : Tegengaan, stuiten. Inhouden.Repris m. : - de justice : Recidivist, oude bekendeder justitie.

Reprise v. : 1. Terugneming. Herovering. 2.Herhaling. A quatre -s : Viermaal. A plusieurs-8 : Herhaaldelijk. 3. Hervatting, voortzettingWederopvoering (toneelstuk). Nieuwe bloei m.Nieuwe wortelschieting. (be urs) Nieuwe stijging(fonds). (s p e 1) Nieuwe partij v. Ronde (worste-len) v. 4. Verstelling. Stop (kous) v. Over-schildering. - perdue : Onzichtbare stop.

Repriser : Weer schatten. Verstellen, stoppen.Repriseuse v. : Stopster, verstelster.

Page 413: aardrijkskunde - DBNL

R1PROBATEUR. 397 RESINE UX.

Reprobateur Afkeurend, gispend.Reprobation v. : Het verwerpen. (godsd.) Ver-doemenis. Afkeuring.

Reproche m. : 1. Verwijt. (Soit dit) sans -Zonder u er een verwijt van te willen maken.Sans -, ti l'abri de tout - : Onberispelijk.Le ch,e-valier sans peter et sans : De ridder zondervrees of blaam.

Reprocher : Verwijten. Misgunnen.Reproducteur : 1. Voortbrengend, -plantend, f ok-.2. Nabootsend, weergevend. I m. : Fokdier.

Reproduction v. Voortplanting, -teling. 2.'t Wederaangroeien. 3. Namaking, weergeving;nadruk m.

Reproduire : 1. Weer voortbrengen, voortplan-ten. 2. Weergeven, namaken; nadrukken. 3.Herhalen. se - : Zich voortplanten. Voortge-plant -. Weer voortgebracht worden, - te voor-schijn komen, - merkbaar warden. Zich herhalen.

Reprouvable Verwerpelijk.Reprouve m. Verworpeling, verdoemde.Reprouver : Weer bewijzen.Reprouver : 1. Verwerpen, veroordelen. Af-keuren. 2. (ker k) Verdoemen.

Reps m. (spr. repse) : Rips, geribde stof v.Reptile : Kruipend dier. (fig.) Laag mens.Repu z. repaltre.Republicain Republikeins. I m. : Republikein.Republicaniser : Tot een republiek Republi-keins maken.

Republicanisme m. : Leer der republikeinen v.Republier : Weer bekendmaken. - uitgeven.Republique v. : 1. Staat m. La - aquatique :'t Kikkervolkje. 2. Gemenebest, republiek.(fig.) La - des lettres : De wereld der letteren.

Repudiation v. : Het verstoten (echtgenote).Boedelafstand m. (fig.) Verloochening.

Repudier : Verstoten. Afwijzen, versmaden. Ver-werpen, verloochenen.

Repue v. : Maaltijd m. franc/se : - die niets kost.Repugnance v. : Weerzin m., afkeer m.Repugnant : Weerzinwekkend, afstotend.Repugner : 1. (oud) Strijdig zijn (met). 2. Eenafkeer hebben (van). Zich niet lessen (tot). 3.Tegenstaan, afkeer inboezemen. 11 me repugne de :'t Stuit mij tegen de borst (om).

Repulsif Afstotend. Terugdrijvend (kracht).Repulsion v. : Afstoting, -skracht v. (fig.) Plot-selinge tegenzin m.

Reputation v. 1. Naam m., faam v. Connattrede : Bij gerucht kennen. 2. Goede naam.

Reputer : Houden aanzien voor. Etre reputeriche : Voor rijk doorgaan. Repute : Gunstig be-kend. I se - : Zich achten.

Requerant : Als eiser optredend, eisend. I m. : Eiser.Requerir Inroepen., verzoeken. Eisen, vereisen.(recht) Een eis instellen.

Requete v. : 1. Dringend verzoek. 2. Eis m., ver-zoek. -schrift. A la-de : Ten verzoeke van. Maitredes -8 Rapporteur bij de Raad van State.

Requiem m. (spr. rekwi-yemm; my. onverand.) :Mis voor de zielsrust der doden, requiem.

Requin m. : Haai m.Requis : Vereist.Requisition v. : 1. Opeising, beslag; (mil.)vordering. - de la force armee : Inroeping dergewapende macht. 2. Verzoek, vordering (inrechten). Eis (tijdens het geding) m.

Requisitionner : Opeisen, in beslag nemen.Requisftoire m. : (recht) Eis (van 't Openbaar

Ministerie) m. (f i g.) Opsomming van grieven.Rescape m. Ontsnapte (uit onheil).Reseousse v. : Wederwegneming. Alter a la -de : Te hulp snellen.

Resent m. : Boodschap van den keizer vanDuitsland. Revelschrift. Pauselijk schrijven.

Reseal' m. : Net. Haarnetje. Spoorwegnet (- ferri,- de chemins de fer). Netwerk. (ontleedk.) Net(zenuwen). Muts (der herkauwers) v.

Resection V. (spr. ressek-) : (ontleedk.) Af-snijding, -zetting.

Reservation v. : Voorbehoud.Reserve v. : 1. Het voorbehouden, - in voorraadhouden. A la - de : Met uitzondering van.Avoir en - : In voorraad hebben. Mettre -, teniren - : Ter zijde leggen, opslaan. 2. (fig.) Voorbehoud, beding. (recht) Vrijwaring. Faire ses-8 Jets voorbehouden. Sous toutes -s : Ondervoorbehoud. Sans - Geheel en al, zonderuitzondering. 3. Terughouding, ingetogen-, om-zichtigheid. Se tenir sur la : Op zijn hoedezijn. Avec - : Behoedzaam. 4. Voorraad m. - ingood of papier bij bank. Aangegroeid kapitaal(bij maatschappij). 5. (mil.) Reserveleger. -schepen. 6. (Natuur)reservaat.

Reserve : Omzichtig, terughoudend. Voorbehou-den ; apart. Bestemd. Besproken (plaats). Doorde wet buiten beschikking gelaten (goederen).

Reserver : Bewaren, besparen, achterhouden.Bestemmen. Bespreken (plaats). Bedingen, zichvoorbehouden. Uitsparen. Ii lui &tit reserve tie.... : Het was voor hem weggelegd . . . - bonaccueil a qn : Iem. goad wensen te ontvangen.- bon accueil a une traite Een wissel honore-ren. I se - : Zich voorbehouden, voor zich be-dingen. Achterhouden, voor zich bestemmen.Bewaard worden. Zijn mening opschorten. -pour : Zich sparen voor. Je me reserve : Ik williever nog wat wachten.

Reserviste m. : Reservesoldaat.Reservoir m. : 1. Vergaarbak m. VisvijverBewaarplaats v. Zak - m., blaas (in 't lichaam) v.- a essence Benzinetank (auto) v. 2. (fig.)Voorraadschuur V.

Residant : Inwonend; gewoon (lid; tegenovercorresponderend lid).

Residence V. : 1. Verblijf. Fixer sa - Gaanwonen. M. en - a Z : Den Hear X, tijdelijkte Z. 2. Verplichting om op zijn standplaats teblijven (bisschop). 3. Hofstad v. Verblijfplaatsv. 4. Residentswoning; -betrekking.

Resident m. : Resident. Landskind. (Ministre) -Zaakgelastigde (van een klein land).

Resider : Verblijf houden. (fig.) Wonen; berus-ten, gevestigd zijn (op).

Residu m. : 1. (h an del) Overschot van reke-fling. 2. Overschot, bezinksel.

Residuaire Een bezinksel vormend.Resignation V. : 1. Afstand (recht, voordeel) m.;nederlegging (ambt). Gelatenheid, berusting.

Resigne : Gelaten, berustend (in).Resigner : Afstaan, afstand doen van, neerleg-gen (ambt). I se - Zich schikken, berusten.

Resiliation v., -liement of -1Iment m. : Vernieti-ging, tenietdoening.

Miller Te niet doen, vernietigen.'Mille v. : Haarnetje.Mine v. : liars v. en o. liquide : Terpentijn v.Resineux Harsachtig, -rijk. m.mv. : Naald-bomen m.

Page 414: aardrijkskunde - DBNL

RtSIPISCENCE. 398 RESSORT.

Resipiseence v. : Tot verbetering leidend be-rouw. Venir a - : Tot inkeer komen.

Resistance V. : 1. Tegen-, weerstand m. 2. Ver-zet, verdediging. 3. Ondoordringbaarheid (der li-chamen). 4. Weerstandsvermogen. Piece de - :Hoofdschotel m. Etoffe sans - : Stof zonderdracht. Avoir une belle - : Heel wat kunnen ver-dragen.

Resistant Tegenstand biedend, hard. Taai, ste-vig, veerkrachtig. I m. : - a la guerre : Dienst-weigeraar.

Resister : 1. Weer-, tegenstand bieden. Qui re-sists a l'humidite : Waterdicht, vochtvrij. 2. Zichverdedigen. 't Hoofd bieden. 3. Zich verzetten.4. Verdragen. Cela ne resiste pas a l'examen : Datmoet men niet van nabij beschouwen.

Res°lu : 1. Opgelost. 2. Besloten. 3. Vastberaden.Resoluble : Oplosbaar. Ontbindbaar.Resolument : Vastberaden. Ronduit, stout.Resolution V. : 1. Oplossing. (gene esk.) Ver-droging (ontsteking). (fig.) Tenietdoening, ont-binding. 2. Oplossing (vraagstuk). 3. Voornemen.4. Besluit, plan. Regeringsbesluit. 5. Vastbe-raden-, kordaatheid.

Resonance v. : Weergalm m., -klank m., nagalm.Caisse de - : Blank-, zangbodem.

Resonner ov.w. (spr. ress-) : Weer (op)bellen.Resonner : Weerklinken, -galmen. Galmen.Resorbable : Die kan opdrogen.Resorber : Opzuigen.Resorption v. : Opslorping, opzuiging.Resoudre : 1. Oplossen, ontbinden. (gen e esk.)

Doen verdrogen (gezwel). (fig.) Verbreken (over-eenkomst). 2. Oplossen, nit de weg ruimen. 3.Besluiten (tot), een besluit nemen. se - : 1.Zich oplossen, - ontbinden, veranderen. (fig.)Veranderd worden. 2. Verdrogen (gezwel). 3.

' Een besluit nemen. Besloten worden.Respect m. (spr. reaps) : 1. Ontzag, vrees v.Le - humain : De vrees voor 't oordeel der men-sen v. Par - humain : Om Been aanstoot togeven. Tenir en - : In bedwang houden. 2. Eer-bied m. Manquer de - a : Zich oneerbiedig to-nen jegens. 3. Hoogachting. (f am.) Parlant par

sauf (votre) - : Met uw verlof. Assurer qnde son profond - Iem. de verzekering zijnerhoogachting geven. Presentez-lui mes -s : Doehem mijn (eerbiedige) groeten.

Respectabilite V. : Eerbiedwaardigheid.Respectable : Achtens-, eerbiedwaardig.Respecter : 1. Eerbiedigen. 2. In ere houden.Ontzien. 3. Eren, hoogachten. Se faire : Zichachting weten to verschaffen. I se - : Elk. eer-bied toedragen. De vormen in acht nemen. Eengepast gevoel van eigenwaarde hebben.

Respectif : leder in 't bijzonder betreffend, res-pectief.

Respeetivement : leder van zijn karat, ledervoor zover hem betreft, respectievelijk.

Respeetueusement : Met eerbied, eerbiedig.Respectueux : Eerbiedig. Eire - de : Niet tornenaan.

Respirable : Inadembaar.Respirateur : Van de ademhaling. I m. : Adem-halingstoestel.

Respiration v. : Het ademhalen.Respiratoire : Van de ademhaling. Voies -8 :Luchtwegen.

Respirer onov.w. Ademen, ademhalen. Leven.(fig.) Weer op adem komen, herleven. ov.w. :

Inademen. Uitademen, verspreiden. (fig.) Ade-men, getuigen van. Verlangen naar.

Resplendir Schitteren, flonkeren.Resplendissement m. : Schittering, glans m.Responsabilite v. : Verantwoordelijkheid. Eta-blir les -s : Vaststellen wie verantwoordelijk is.Engager sa - : Verantwoordelijkheid op zichnemen.

Responsable : Verantwoordelijk, aansprakelijk.Ressac m. (spr. re-silk) : Branding, tegenzee v.Ressaisir (spr. re-se-) : Opnieuw aanvallen, - zichmeester maken van. I Se - : Zichzelf weermeester worden, zich herstellen. I se - de :Zich weder meester maken van.

Ressasser (spr. re-sa-) : Overziften. Heen en weerbewegen. (fig.) Nog eens uitpluizen, herkauwen.

Ressaut m. (spr. re-so) : Uitstek; vooruitspringenddeel, hoek m. (fig.) Plotselinge overgang m.,oplaaling.

Ressauter ov.w. (spr. re-so-) : Weer springen over.onov.w. : 1. Opnieuw springen. 2. Uitsteken.

Ressemblance v. (spr. re-san-) : Gelijkenis.Ressembler (spr. re-san-) : Gelijken, overeenkomen.

Cela ne vow ressemble pas : Dat ben ik van u nietgewoon. Cela ne ressemble a rien : Dat deugt vol-strekt niet; dat is enig in zijn soort. I se - :1. Op elk. gelijken. Qui se ressemble ?assemble :Soort zoekt soort. 2. se - (a soi-méme) : Zich-zelf gelijk blijven.

Ressemelage m. (spr. re-semml-) : Verzoling ;een paar nieuwe zolen. (fig.) Oplapping.

Ressemeler (spr. re-semmle) Verzolen, vannieuwe zolen voorzien.

Ressemer (spr. re-se-) : Opnieuw (be)zaaien.Ressentiment m. (spr. re-san-) : Gevoel, nawee.Wrok m.

Ressentir (spr. re-san-) : 1. Gevoelen. - de lahaine pour : Haten. 2. Ondergaan. 3. Mede-gevoelen (met iem.). 4. Getuigen van. 't Gevoelkrijgen van. I se - : 1. Zich openbaren, merk-baar zijn. 2. se - de : De nawee6n bespeurenvan, nog lijden onder. De gunstige invloedondervinden van. De aard vertonen van.

Resserre v. (spr. re-se-) : Bergplaats v.Resserre (spr. re-seri) : Eng, nauw. Beperkt,bekrompen. Hardlijvig.

Resserrement m. (spr. re-sir-) : Samendrukking.Beklemming. Wegsluiting. (fig.) Schaarste (geld);bekrompenheid; beperking (van zaken).

Resserrer (spr. re-86•-) : 1. (Opnieuw) wegbergen.2. Op-, insluiten. (fig.) Samendringen, bekorten.3. Toehalen, aantrekken. - les liens (de l'amitii): Nauwer de b. (d. v.) aanhalen. 4. Enger doensluiten. (fig.) Gesloten maken. - le ventre : Hard-lijvig maken. - sa vie : Bekrompener levee. I se- : 1. Enger nauwer beperkter worden; zichsamentrekken. L'argent se resserre : 't Geld wordtschaars. 3. (fig.) Ineenkrimpen (ziel, hart). Ver-stopt geraken. 4. Zich bekrimpen.

Resservir ov.w. (spr. re-ser-) : Weer dienen. -opdienen. I onov.w. : - bruikbaar zijn.

Ressort m. (spr. re-sor) : 1. Terugsprong m. Faire- Terugstuiten, „veren". 2. Veerkracht v. 3.Veer v. 4. (fig.) Drijfveer. Faire jouer tons les-8 : Alle middelen in 't werk stellen. 5. Toevluchttot een hoger rechtscollege v., instantie v., res-sort. Rechtsgebied. -bevoegdheid. Juger en Ber-nier - In 't hoogste ressort uitspraak doen. 6.(fig.) Bevoegdheid. Vak. Etre du - de qn : Totiem. bevoegdheid behoren.

Page 415: aardrijkskunde - DBNL

RESSORTIR. 399 RETENIR.

Ressortir onov.w. (spr. re-sor-) : 1. Weer uitgaan,- naar buiten gaan. 2. Op de voorgrond tre-den. 3. (met de) Blijken, opgemaakt kunnenworden. Volgen. 4. (met a; recht) Tot de rechts-bevoegdheid behoren van, staan onder (ookf i g.). Bedragen.

Ressortissant (spr. re-sor-) : Onderhorig , be -horend tot. I m. : Onderdaan.

Ressouder (spr. re-sou-) : Overwellen (metaal).Ressouree v. (spr. re-Bourse) : Hulpbron v., red-middel, toevlucht v. Faire - de tout : Alles tegelde maken. De --8 : Vindingrijk, die zich weette helpen. Perdu sans - : Onherroepelijk ver-loren. Des --8 en soi : Zedelijke kracht v.

Ressouvenir (Se) (spr. re-sou-) : Zich herinneren(wat lang geleden is). I m. : Verre herinnering.Nawee.

Ressuseiter (spr. rd-su-) ov.w. : Uit de dooddoen opstaan. (fam.) Nieuw leven geven. (fig.)Verlevendigen, oprakelen. I onov.w. en se - : Uitde dood verrijzen, herleven.

Ressuyer (spr. re-sui-y4) : Weer afvegen. Op-,afdrogen.

Restant : Overblijvend, overig. I m. : Overschot.Restaurant : Versterkend. I m. : Versterkend mid-del. Eethuis, restauratie v.

Restaurateur m. : 1. Hersteller; hij die weertot bloei brengt. 2. Gaarkok, restauratie-houder.

Restauration V. : Herstelling. Herstel van kracht-ten. (fig.) Het weder tot bloei brengen. Her-stel van een verdreven dynastie op de troon.

Restaurer : Herstellen, versterken, verkwikken.Weer tot bloei brengen. Weer op de troonherstellen. I se - : Wat gebruiken.

Reste m. : Overschot, -blijfsel, kliekje. Avoirde l'argent de - : Geld te over hebben. Je vousentends de - : Ik versta u maar al te goed. Jouerle - de son argent, j. son - : Zijn laatste geld in-zetten ; (fig.) de laatste hulpmiddelen aanwenden.Jouir de son - : Profiteren van wat er overblijft.Demander son - : Zich geld laten teruggeven.(fig.) Il ne demanda pas son - : Hij maakte zichgauw uit de voeten. Il n'a pas voulu demeu-rer en - de ginerosit4 : Hij heeft niet in edel-moedigheid willen onderdoen. Donner son - a :Flink aftroeven. Il n'est jamais en - : Hij isnooit om een antwoord verlegen. Les -s d'unhomme : Het stoffelijk overschot van een wens.Au -, du - : Overigens, bovendien, toch. (fam.)Et le -, et ainsi du - : Enzovoort (tot in't oneindige). Rappeler les --s de sa vie : Zijnlaatste krachten verzamelen. Ce n'est plus qu'un- de lui-meme : Hij is slechts een schaduw vanhetgeen hij vroeger was.

Rester : 1. Overblijven, achterblijven. Il me restea vous dire : Ik moet u nog zeggen. Reste a sa-voir si : De vraag is nog of. Je sais ce qu'il mereste a faire : Ik weet wat mij nog te doen staat.2. Blijven. - dans la m4moire : Bijblijven. -sur le champ de bataille, - la place : Sneuvelen.En - la : 't Daarbij laten. Le nom lui en est reste :Die naam heeft hij behouden. Y - : Blijvensteken; 't leven er bij verliezen; te gronde gaan.3. Verblijf houden.

Restituable : Die teruggegeven moet worden, tevergoeden. Die recht op teruggave heeft.

Restituer : 1. Herstellen. 2. Teruggeven, ver-goeden. (fam.) Overgeven.

Restitution v. : Herstelling, aanvulling. Terug-gave v. - anonyme : Gewetensgeld.

Restreindre : Beperken, inkorten. I se - : Be-perkter worden. Zijn uitgaven beperken. - a: Zich beperken tot.

Restrictif : Beperkend.Restriction v. : Beperking, verkorting; voor-

behoud.ROsultante v. : Kracht die, in richting en grootteverschillende op een punt werkende krachtenvervangt v., resultante v.

Rêsultat m. : Uitslag m., gevolg.Rësulter : Voortvloeien, volgen, ontstaan.Résumé m. : Samenvatting, overzicht. En - :Kortom, in 't kort.

Resumer : Samenvatten. Kort herhalen. I se --: Zelf het gezegde in 't kort herhalen. Samen-gevat (kunnen) worden; neerkomen op.

Resurrection v. (spr. rózu-) : Opstanding, ver-rijzenis. Onverwachte genezing. Une - de l'art: Een hernieuwde bloei van de kunst m.

Rêtable of retable m. : Altaarblad, -stuk, retabel o.Ristablir : 1. Weer instellen, - invoeren. 2. Her-stellen; weer (op de troon) plaatsen; - oprich-ten. 3. Weer in goede staat brengen, - gezondmaken. I se - : Weder in de vroegere toe-stand komen. Herstellen, genezen.

Retablissement m. : Herstelling, wederinvoe-ring, -oprichting; genezing; beterschap.

Rêtamer : Opnieuw vertinnen.Retameur m. : Vertinner; ketellapper.Retaper : Weer opmaken, - krullen. (fig., f am.)

Opknappen. Afranselen.Retard m. : 1. Vertraging. Etre en - : Te laatzijn. 2. 't Achterblijven. 3. Nalatigheid. Etre en- (pour payer) : Achterstallig zijn. Apporterdu - a qch : Jets te laat doen. Sans - : Onver-wijld. 4. 't Achterlopen (uurwerk).

Retardataire m. : Achterblijver. I bv.nw. : Niet optijd zijnd.

Retardation v. : Vertraging.Retarder ov.w. : 1. Uitstellen, vertragen. 2.Ophouden. Langzamer doen gaan (ook fig.).Achteruitzetten (uurwerk). I onov.w. : 1. Laterkomen, langer uitblijven. 2. Uitstellen. Telangzaam gaan (uurwerk; ook fig.).

Retiter ov. w. : Weer betasten. (fig.) - uithoren.I onov.w. : - proeven (van).

Reteindre : Oververven.Rêtendre : Weer uitleggen, - uitspannen.Retenir : 1. (mens) Tegen-, vast-, ophouden;(school) laten schoolblijven. - a diner : Teneten houden. - en prison, - prisonnier : Ge-vangen houden. Je ne vous retiens plus : Ga danmaar been (als 't dan moet). Retenu : Terughou-dend, ingetogen. - qn de faire qch : lam. be-letten lets te doen. 2. (z a ak) Tegen-, weer-,ophouden; inhouden (adem, tranen); onderdruk-ken; in bedwang houden (tong). - le bras, - lamain de qn : Iem. beletten te staan, - te straffen,(recht) - une cause : Zich een rechtzaak terbeslissing voorbehouden. 3. Onthouden. - demimoire : In 't geheugen houden. (rekenk.) -un chiffre : Een cijfer onthouden (optelling).Je te retiens! Ik zal jou in de gaten houden 14. Terug-, achter-, onthouden. Behouden, nietuitgeven. 5. Behouden, niet afleggen (gewoonte).6. Bestellen, bespreken (plaats), vooruit huren.7. Terugkrijgen, -hebben. I se - : 1. Zich vast-houden. 2. Blijven staan. 3. (fig.) Zich inhouden,- beheersen. 4. Niet aan een natuurlijke be-hoefte voldoen. 5. Onthouden worden. 6. Voor

Page 416: aardrijkskunde - DBNL

400 RETOURNER.RETENTION.

zich houden. 7. Besproken -, gehuurd worden.Retention v. : 1. (geneesk.) Opstopping, in-houding. 2. (r e c ht) Terughouding (pand). Voor-behoud (beslissing). 3. (f i g.) 't Onthouden (in't geheugen).

Retentir : Weerklinken (ook fig.). Klinken,dreunen. - sur : Terugwerken op, een terug-slag hebben op.

Retentissant : Weergalmend, schel, laid. (fig.)Opzienbarend.

Retentissement m. : Weerklank m., dreunendgeluid. (fig.) Opzien. Nawerking.

Retenue V. : 1. Het tegenhouden. - de vapeur: Stoomafsluiter. 2. Korting, aftrek (op salaris)in. 3. (fig.) Hetgeen men onthoudt. (rekenk.)'t Cijfer dat men onthoudt (optelling). 4. Achter-,schoolblijven. Mettre en - : Schoolhouden. Etreen - : Moeten schoolblijven. 5. Bezadigdheid;ingetogenheid.

Reticence v. : Verzwijging, achterhouding. Rhe-torische figuur waarbij men veinst iets te ver-zwijgen om het toch te doen horen v.

Reticulaire : Netvormig.Reticule m. : Net. Dameshandwerktasje.Reticule : Netvormig. Met ruities.Reti1 : Onwillig, stug (paard). Eigenzinnig. Weer-Mine v. : Netvlies. [barstig.Retire z. retirer en se -.Retirement m. : Terug-. Samentrekking.Retirer ov.w. : 1. Wegnemen (van plaats), halen-, nemen -, trekken uit, ophalen; inlossen (pand);buiten omloop stellen (wissel). - un enfant ducollege : Een kind van 't gym. nemen. - qn dela misere : Iem. uit de armoede helpen. 2. Eenschuilplaats geven. In veiligheid brengen. 3.Ontvangen, trekken, krijgen. (f i g.) Winnen,inoogsten. 4. Terughalen, -trekken, -nemen.Samentrekken. (f i g.) - sa main a qn : Tem.niet langer steunen. Les levres retirees : Metsamengeknepen lippen. Une peau retiree : Eenineengeschrompelde huid. 5. (f i g.) Ontne-men, -trekken, terugnemen, intrekken. - a qnson amitie : Tem. niet langer zijn vriendschapschenken. I onov.w. : Opnieuw schieten. - trek-ken. - au sort : 't Overlaten. I Se - : 1. Zich ver-wijderen, heengaan. 2. Naar huis -, naar zijnkamer gaan. - au lit : Te bed gaan. S. Zichterugtrekken, zijn betrekking neerleggen, zijnzaken aan kant doen. 4. Zich terugtrekken,rust -, een schuilplaats zoeken. - dans an cou-vent : In een klooster rust zoeken. 5 Se - oftitre -, vivre retire : Een ingetogen leven leiden.Retire : Teruggetrokken, ingetogen; afgelegen 6.Vallen (getij, water). 7. Samentrekken, krimpen.

Retombee V. : Aanloop (van gewelf) m. 't Val-len (draperie). (f i g.) Overhangend gewelf.

Retomber : 1. (m e n s) Weder vallen. (f i g. )Terugzinken, weer vervallen in. Neervallen, -ko-men. (f i g.) - sur qn : Weer zijn toevlucht totiem. nemen. - dans les mimes maw : Weer tothetzelfde kwaad vervallen. - malade : Weer ziekworden. 2. (zaak) Weder -, opnieuw vallen, -neerkomen. Afhangen. Vallen. 3. (fig.) Ten lastegelegd -, toegeschreven worden, neerkomen.Faire - la faute sur : De schuld schuiven op.

Retondre : Overscheren.Retordre : Opnieuw (uit)wringen. Tweernen, twij -nen (garenl.

Retorquable : Met de eigen bewijsgronden weer-legbaar.

Retorquer : (De eigen bewijsgronden van dentegenstander) tegen dezen richten. Weerleggen(argument).

Retors : Getwijnd, getweernd (garen). Krom,omgebogen. (fig.) Slim, geslepen.

Retouche v. : Het overwerken, - verbeteren,laatste hand v. Verbeterde plaats v.

Retoucher : Verbeteren, de laatste hand leggenaan. Opwerken. Nog eens aanraken.

Retour m. : 1. Terugwending, wending in tegen-overgestelde richting. La tours et -8 (z. 2) : Dekrommingen en bochten. 2. (fig.) List v., kunst-greep m., uitvlucht v. Des tours et -s : Listenen lagers. 8. Verandering, ommekeer m. Etre surle - : Beginnen te vervallen, - owl te worden.Le - des chases d'ici-bas : De ommekeer der aard-se Bingen. 4. Terug-, thuiskomst v. Terugkeerm. Bon -1 Wel thuis. Etre de - : Terug(gekeerd)zijn. De - chez moi : Thuisgekomen. - de Paris :Uit P. terug. Coupon de - : Retourkaartje, halfkaartje. Sans - : Onherroepelijk, voor altijd.Il est sur son - : Hij is op 't punt zijn terugreiste aanvaarden. - en arriere : Achteruitgang ;(f i g.) weifeling. - de conscience : Gewetens-wroeging. - de jeunesse : Tweede jeugd. Il fey apoint de - avec lui : Er valt aan geen verzoe-ning met hem te denken. - a Dieu : Beke-ring. - vers le passé : Terugblik op 't verlede-ne m. Il a fait cela sans aucun - sur lui-name: Hij heeft dat gedaan, zonder in 't minst aanzichzelf te denken. Elle fit un - sur elle-meme : Zij kwam tot inkeer. 5. (h and el) Te-rugzending, -gave v. Teruglading, -vracht v.Recht van terugvalling (aan bloedverwanten in deopgaande linie). (h a n d el) Voici en - . . . : Hierbijgaat terug . . . . Faire - : Teruggegeven worden.Faire - a l' gtat : Aan de Staat terugvallen(door staatserfrecht). 6. Toegift (op een ruff-ling) v. Devoir du - a qn : Tem. iets moetentoegeven; (f i g.) - dank verschuldigd zijn. 7.Vergelding, dank m., wederdienst m. Sans espoirde - : Zonder hoop op wederdienst. En - (de): In ruil (voor).

Retournage m. : Het keren (v. kleren).Retourne v. : Gekeerde (troef)kaart v.Retourner ov.w. : 1. Omkeren, -draaien; -slaan(blad ziide); on derstboven plaatsen; keren (kle-dingstuk) ; binnenste buiten keren (zakken);omspitten (grond) ; schudden (bed); opzetten(hooi) ; (s p e 1) keren (kaart). Il retourne mar :Haden wordt troef. (fig.) Voila de quoi itretourne : Dat is er nu aan de hand; z6 zit de vorkin de steel. 2. (fig.) Van gevoelen doen verande-ren. 3. (fig.) Geweldig opwinden. 4. Van allekanten bekijken. Tourner et- : Wenden en keren.5. Op verschillende wijzen voorstellen. 6. In tegen-overgestelde richting tegenwerpen. On a retournecontre lui . . . : Men heeft tegen hem aange-voerd . . . . 7. Terugzenden. I onov.w. : 1. Weer-, opnieuw gaan. 2. (mans) Terugkeren. -a son travail : Zijn werk hervatten. - a Dieu: Zich bekeren. 3. (fig.; zaak) Terugvallen,-komen. Le domaine est retourne a ses anciensmares : 't D. is aan zijn vroegere meesters te-ruggevallen. 4. (spel; z. ook ov.w. 1) Troef ma-ken. I se - : 1. Zich omkeren. Se tourner et se- dans son lit : In zijn bed liggen te woelen.2. (0m)gekeerd worden; omslaan (paraplu).3. Zich weten to helpen. 4. Uitkijken. 5. s'en - :Weggaan, terugkeren.

Page 417: aardrijkskunde - DBNL

RETRACER. 401 RVEILLER.

Retraeer : Overtekenen, -trekken. Opnieuw aan-geven. Afschilderen, beschrijven.

Rêtractation v. : Herroeping. intrekking.Retractor : 1. Herroepen, intrekken. 2. Samen-trekken, korter maken.

Retractile : Samen-, intrekbaar.Retracting v. : Samentrekbaarheid.Retraction v. : Samen-, intrekking, verkorting.Retraire : Samentrekken.Retrait m. : 1. Samentrekking, inkrimping (doorhitte). 2. Het achteruitgaan. (oud) Geheimgemak. Par un - de corps : Door 't lichaamachteruit te trekken. 3. Intrekking. Inname(kaartje). Terugbetaling (spaarbank). - d'emploi: Ontslag, afdanking. 4. (re cht) Uitwinning.

Retraite v. : 1. 't Terugtrekken, - heengaan;(mil.) aftocht m.; taptoe v. (schermen) 't Wij-ken. Couper la - a : De aftocht afsnijden. Battreen - : Het sein tot de aftocht geven.; (fig.) af-trekken, een toontje lager spreken. Battre -; Bon-ner la - : De taptoe slaan; - blazen. - aux flam-beaux : Fakkeloptocht. 2. (f 1 g.) 't Zich terug-trekken, afzondering. (K a t h.) Retraite v. Ontslag.Pensioen (pension de -). Prendre sa - : Zijnontslag nemen. Mettre a la - : Pensionneren.Caisse des -s : Pensioenfonds. Officier en - :Gepensionneerd o. Maison de - : Rustoord.3. Rust-, schuilplaats v. Toevluchtsoord. Hol,nest. 4. Samentrekking, inkrimping. 5. (h an del)Herwissel m.

Retraite : Gepensionneerd. I m. : -e.Retraiter : Pensionneren.Retranehement m. : 1. Het afsnijden, inkor-ting. 2. Weglating, afschaffing. 3. (mil.) Ver-schansing. (fig.) Middel tot verdediging.

Retraneher : 1. Afsnijden, afkorten, vermin-deren. 2. Weglaten, afschaffen, bezuinigen;schrappen. Aftrekken (som). - /e yin a qn :Iem. verbieden wijn te drinken. 8. Verschan -sen. I se - : 1. Afgesneden -, weggenomen wor-den. 2. Zich in zijn uitgaven beperken. - qch: Zich lets ontzeggen. 3. Zich verschansen. (fig.)Zich verontschuldigen (achter). - Bans le silence :Hardnekkig blijven zwijgen. 4. Se - a : Zichbeperken tot.

Retransmettre : Opnieuw uitzenden (radio).Retransmission v. : Heruitzending (radio).Rêtreeir ov.w. : 1. Nauwer, smaller maken, doenkrimpen. 2. (fig.) Bekrompen maken. Ritre,ci :Bekrompen, enghartig. I onov.w.: Krimpen (stof).

Retreeissement m. : Vernauwing, inkrimping.(fig.) Bekrompenheid.

Retremper : Opnieuw indompelen, - harden. (fig.)Nieuwe krachten geven aan. I se - : - opdoen.

Rettibuer : Belonen, bezoldigen.Retribution v. : Bezoldiging, vergoeding. -scolaire : Schoolgeld.

Rêtroaetif : Terugwerkend.Retroaction v. : Terugwerking.Retroaetivement : Op terugwerkende wijze.Retroactivite v. : Terugwerkende kracht v.Rêtroagir : Terugwerkende kracht hebben.Retroeeder : Weder afstaan aan den vroegeren

eigenaar.Retrocession V. : Wederafstand m.Rêtrocessionnaire m. : Hij aan wien lets weerwordt afgestaan.

Retrogradation v. : Achteruit-, teruggang m.Terugstelling (in rang). (sterrenk.) Schijnbaarteruggaande beweging.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Retrograde : 1. Achterwaarts, -gaand. (dichtk.).2. (fig.) Tegen de vooruitgang gekant.

Retrograder onov.w. : Achteruitgaan. (fig.) Devooruitgang bestrijden. I ov.w. : Terugstellen(ambtenaar).

Retropedaler : Terugtrappen (op 't vrijwiel).Rêtrospectif : Die een blik in 't verleden werpt.Retrospeetivement : Bij wijze van terugblik.Retroussement m. : 't Opschorten. 't Omslaan.Retrousser : Op-, omslaan, oplichten; opstro-pen (moues). Nez retrousse ; Wipneus.

Retroussis m. : Opgeslagen hoedrand m. Omge-slagen kant m. Opslag m. Bottes a -: Kaplaarzen.

Retrouver : 1. Andermaal vinden. 2. Terugvinden.(fig.) Herkennen. On vous retrouve : Je bent weerde oude. I se - : Zich weder bevinden. Zijn wogterugvinden. - dans un Here : Wegwijs zijn in eenboek. Cela se -a : Dat zal wel in orde komen.

Retroviseur : Waarmee men achter zich ziet.Miroir - : Achteruitkijkspiegel (auto).

Rets m. : Net. (fig.) Valstrik m Netwerk.Reunion v. : Hereniging, (weder)vereniging,'t weer bij elk. brengen. Verzoening. Samen-komst v. -vloeiing. Vergadering.

Munk : Herenigen, (weder) verenigen, weerbijeenbrengen. Verenigen, doen bijeenkomen.Verzoenen. Verzamelen; bij elk. krijgen (geld).(In zich) verenigen. Verbinden.

Reussir onov.w. : Slaeen. Gelukken. 't Ver bren-gen. Succes hebben. Good groeien. Good bekomen,- kunnen verdragen. La campagne ne vous rdussitpas : 't Buitenleven doet u geen goed. I ov.w. :Good tot stand brengen. Mal - qch : Iets nietgoed tot stand brengen. Elle rdussit tout ce qu'elleveut : Zij brengt alles er even keurig af.

Reussite v. : Goode uitslag m. 't Gelukken, 'tgedijen. (fig.) Patience-spel.

Revaccination v. : Wederinenting.Revaceiner : Weder inenten.Revaloir : Wedervergelden, betalen. Tu me revau-dras cela : Dat zal ik je betaald zetten.

Revalorisation v. : 't Weer op zijn vroegere waardebrengen.

Revaloriser : Op zijn vroegere waarde brengen.Revanche V. : (Weder)vergelding, wraak v. Prendresa - : Zich wreken. En - : Daarentegen.

Revaneher : Wreken. I se - : Zich wreken, betaaldzetten. Zijn schade inhalers.

Musser : (f am.) Zich aan zijn dromerijen over-geven, wakend dromen.

Revasserie v. : Dromerij. Hersenschim v.Revasseur m. : Dromer, soezer.Rove m. : 1. Droom m. (fig.) C'est mon - : Datis mijn illusie. Des yeux de - : Verwezen blikken.2. Droomwereld, waanwereld.

Reveehe : Moeilijk te bewerken. (fig.) Onhan-delbaar, stug. Wrang.

Revell m. : 1. Het ontwaken, - wakker worden.(mil.) Reveille v. (a ardk.) Het weer beginnente werken (vulkaan). (fig.) Opleving. Un -plein d'horreur : Een afschuwelijke ontgooche-ling. 2. (f am.) Wekker.

Reveille-matin m. (mv. onverand.) : Wekkerklokv., wekker.

Reveiller : 1. Wekken, wakker maken. Il netaut pas - le chat qui dort : Men moat geenslapende honden wakker maken. 2. (fig.) Weeropwekken, verlevendigen. 3. Aanzetten. I se -:Ontwaken. (fig.) Weer levendig worden. Weergaande gemaakt worden.

26

Page 418: aardrijkskunde - DBNL

ElVEILLON. 402 REVETIR.

Revellion m. Maaltijd in de Kerstnacht m.Reveillonner : Een feestmaal houden in deKerstnacht.

Revelateur m. : Openbaarder, ontdekker. I by.nw. : Tot ontdekking leidend, openbarend.

Revelation v. : 1. Onthulling, openbaring, hetaangeven. 2. (godsd.) Openbaring. Geopenbaardegodsdienst m.

Reveler : 1. Onthullen, openbaren, aan de dagbrengen, verraden. (fig.) Doen kennen. 2.(godsd.) Openbaren. La religion revel& : Degeopenbaarde godsdienst. I se - : Zich open-baren. (fig.) Zich doen kennen.

Revenant : 1. (soms) Terugkerend. 2. Inne-mend. I m. : 1. (soms) Terugkerende. 2. Spook,geest m. Il y a des -8 : 't Spookt.

Revenant-bon m. (mv. -s--s) : Buitenkansje.Kasoverschot.

Revendage m. :Wederverkoop m. Uitdragersbedrijf.Revendeur m., -euse v. : Wederver-, opkoper,-koopster. -euse a la toilette : Uitdraagster.

Revendicateur m. : Quaerulant.Revendication v. : Opvordering. Eis m.Revendiquer : Terug-, opvorderen. Eisen.Revendre : 1. Opnieuw verkopen. - a la folkenchere : Andermaal verkopen op kosten vanden eersten koper die niet betaald heeft. 2.Weer verkopen. - en detail : Slijten, uitventen.- a la toilette : Uitdrager of uitdraagster zijn.(fig.) Avoir qch a - : Jets in overvloed hebben.Il votes en revendrait : Hij is u de baas.

Revenez-y m. (mv. onverand.) : 1. Cela a un goatde - : Dat smaakt naar meer. 2. (f am.) Terug-keer m. Un - de tendresse : Een terugkerendetederheid. 8. Vleugje, wederopleving.

Revenir : 1. (men s) Opnieuw terugkomen.2. Weer aangroeien, - uitlopen. 8. Terugkeren,-komen. - de Pontoise : Er als een buiten-man uitzien. Il y revient des esprits : 't Spookter. (fig. ; met de) Terugkomen van, laten varen,opgeven. - de son trouble : Zich van zijn ver-warring herstellen. Je ne reviens pas demon etonne-ment of je n' en reviens pas : Ik sta er nog versteldvan. Je suis revenu de tout : Ik geloof in nietsmeer; ik ben alias beu. (met a) Terugkerentot, terugkomen op. - a son sujet, - a seemoutons : Op zijn onderwerp terugkomen. -a la vie : Weer opleven. J'en reviens toujours la: Daarop kom ik maar steeds terug. - a lasante : Weer gezond worden. - a une faute : Toteen vroegere fout vervallen. N'y revenez pas,heist! Dat doet ge me niet weer, het Je n'y re-viendrai pas : Daarvoor snappen ze mjj niet weer.Qu'il y revienne! Laat hij dat nog eens probe-ren I Je reviens a votre premier avis Ik verenigmij weer met uw eerste mening. - a 80i :Weer tot zich zeif komen (uit bezwijming),bijkomen; tot inkeer komen. (met sur) Terug-komen op. Il n'y a pas a y - : Dat is afgedaan.- sur soli : Tot inkeer komen. - sur sa promesse: Zijn belofte niet nakomen. J'en suis revenu surson compte : Ik heb een andere mening overhem gekregen. (met en) Terugkomen in. - enfaveur : Weer in de gunst komen. 4. Toegeven,de verzoenende hand reiken, bedaren. Beterworden. 5. (z a ak) Terugkomen. Terugontvan-gen worden. Terugvallen in 't bezit van. Terug-komen in de geest. Ter ore komen. Il m'estrevenu que votes me bldmiez : Ik heb vernomen -;daar schoot mij te binnen dat jij mijn gedrag af-

keurde. 6. Opbreken, oprispingen veroorzaken(voedsel). 7. Faire - : Doen opkomen (groenten),wellen; kleur doen krijgen (boter). 8. - a qn :Tern. tot voordeel strekken, - opbrengen; -toekomen. Le bien qui lui revient de sa mere :Het goed dat hem van zijn moeder komt. Il nem' en revient rien : Daarbij verdien ik niets. 9. - aqn : Iem. bevallen 10. - a qch : Passen bij iets.Cela reviendrait au tame : Dat zou op hetzelfdeneerkomen. Cela revient a dire que . . . : Dat wildus zeggen dat . . . . 11. - a qch : Iets kosten,te staan komen op jets. 12. s'en - : Terug-keren vanwaar men kwam.

Revente v. : Wederverkoop m. De - : Uit detweede hand.

Revenu m. : Inkomen. Neer sa depense sur son- : De tering naar de nering zetten.

Revenue V. : Het grazen, - weiden. Jong bout.!lever onov.w. : 1. Dien. 2. Raaskallen. 8. Suf-fen, mijmeren. 4. Dromen. On emit - 't Isniet te geloven; 't klinkt ongelooflijk. - touteveille : Suffen. 5. Nadenken, peinzen. I ov.w. :1. In een droom zien. 2. Zich voorstellen als in eendroom. Uitvinden, bedenken. 3. Hevig verlangennaar. I se - : In zijn verbeelding zijn.

Reverberation v. : Terugstraling, -kaatsing.Reverbere m. : 1. Spiegellantaarn v. 2. (Straat)-lantaarn. 3. Terugkaatsing. Fourneau a - :Spaaroven (keuken) m.

Reverberer ov.w. Terugstralen, -kaatsen. Ionov.w. en se - : Teruggekaatst worden.

Reverdir onov.w. : 1. Weer groan worden.2. (fig.) Opnieuw krachten krijgen. 1 ov.w. :Opnieuw groen verven. Weer met groan tooien.

Reverdissement m. : 't Wader groan worden,- zijn. (fig.) 't Nieuwe krachten krijgen.

Reveremment : Met eerbied.Reverence v. : 1. Diepe eerbied m. (yolk) Saul

- parler : ('t Zij) met uw verlof (gezegd).2. (titel) Votre R- : 17w Eerwaarde. 3. Buiging,nijging. Faire sa - a qn : Bij iem. zijn op-wachting maken. Tirer sa - a qn : Iem. groe-ten, afscheid van iem. nemen; heengaan; (fig.;spot) iem. beleefd bedanken.

Revereneiel : Vol ontzag.Revereneieusement Met diepe eerbied.Reverencieux : Vol eerbied, deemoedig.Reverend : Eerwaardig. Mon - EerwaardeHear, - Vader. - anglais : Engelse dominee.

Reverendissime : Hoogeerwaarde.Reverer : Eerbiedigen, vereren.Reverie v. : Mijmering, dromerij. Overpelnzing.Hersenschim v.

Revers m. : 1. Beer-, achter-, rugzijde v.; op-slag (van kledingstuk) m.; kap (van laars) v.Des bottes a - : Kaplaarzen. (fig.) Prendre a

-: In de rug aanvallen. 2. (fig.) Tegenspoed m.,-slag m., klap (- de fortune) m.

Reversement m. : Terugstorting.Reverser : Opnieuw (in)schenken. Overschen-ken, -gieten. (fig.) Overbrengen (post, geldsom).

Reversibilite v. : Terugvalbaar-. Omkeerbaarheid.Reversible : Terugvallend, dat overgaat op.(II at k.) Omkeerbaar.

Revetment m. : Bedekking, bekleding. 't Aan-doen. Beschoeiingsmuur m. Wegdek.

Revetir : 1. (Be)kleden (met), aandoen. (fig.)Tooien. 2. Van klederen voorzien. 3. (fig.)Voorzien (van), begiftigen bekleden (met).- d'une signature : Van een handtekening voor-

Page 419: aardrijkskunde - DBNL

403 RICANEUR.REVEUR.

Lien. 4. Aandoen, -trekken. — la soutane Inde geestelijke stand treden. 5. (fig.) Aanne-men. — la forme humaine : Een menselijkegedaante aannemen. 6. Bekleden, bedekken;beplanten; overtrekken.

Réveur m. : Suffer. Dweper. Najager van her-senschimmen. Dromer. I bv.nw. : Mijmerend.Suffend. Dwepend. Dromerig.

Riveusement : Dromerig.Revient m. : Prix de — : Kostprijs.Revirement m. : (Om)wending (schip). Over-schrijving (gelden, giro). (fig.) Plotselinge ver-andering, ommekeer m.

Re virer : Weder wenden (schip). (fig.) — debard : Het over een andere boeg wenden.

Re- of reviser : Herzien, nazien.Re- of reviseur m. : Herziener; tweede corrector.Re- of revision v. : Herziening. (sc hool) Re-petitie v. (mil.) Conseil de — : Militair gerechts-hof belast met de herziening der uitgesprokenvonnissen; keuringscommissie.

Revivification V. : Wederverlevendiging.Revivifier : Weder doen opleven. - opfrissen.Re vivre onov.w. : 1. Herleven. — en, - dans qn :In iem. herleven. 2. Vernieuwd worden, nieuwekrachten krijgen. Faire — : Weder in 't levenroepen, - opfrissen, - gaande makes; - opra-kelen (proces). I ov.w. : Nogmaals doorleven.

Revocabilite v. : Herroepbaarheid.Revocable : Herroepbaar. Afzetbaar.Revocation v. : Herroeping. Intrekking. Af-vetting (uit ambt).

Revocatoire : Herroepend.Revoiei en revoili : Hier -, daar is opnieuw.Me revoici : Hier ben ik weer.

Revoir : 1. Wederzien. Au plaisir de vous — :Tot ziens. 2. (fig.) Over-, herzien. Repeteren.C'est une chose a — : Dat moet nog eens onder-zocht worden. I se — : Elk. weerzien. I m. : Te-rugzien. Au —I Tot ziens1

Revoltant : Weerzinwekkend, schandelijk.Revolte v. : Opstand m., oproer. (fig.) Verzet.Revolt() m. : Oproerling. bv.nw. : In opstand.Revolter : 1. Doen opstaan, in opstand bren-gen. 2. Weerzin verwekken bij. (fig.) Aandrui-sen tegen. I se — : In opstand komen. Zichverzetten. Verontwaardigd worden.

Revolu Volbracht. Verstreken. Il a vingt ans- : Hij is voile twintig jaar oud.

Revolution v. : 1. (Om)wenteling, omloop m.— des saisons : Wisseling der jaargetijden. 2.(wisk.) Omdraaiing om een as. Escalier d double— : Dubbele wenteltrap. 3. Omwenteling, om-mekeer m. 4. (ge s ch.) Staatsomwenteling. La

: De Franse Omwenteling (van 1789).Revolutionnaire : Van de staatsomwenteling.

m. : Voorstander van staatsomwenteling.Revolutionnairement : Op revolutionnaire wijze.Revolutionner : (Door een staatsomwenteling)in opstand brengen. In de war -, van streekbrengen. Een andere vorm geven aan.

Revolver m. (spr. revolver) : Revolver m. — auto-matique : Browning.

Revoquer : 1. (o u d) Herinneren. — en doute : Intwij fel trekken. 2. Herroepen, intrekken. Ontslaan.

Revue v. : 1. Wederzien. 2. Overzicht. Passeren —, faire la — de : Over-, nazien, doorlopen,nagaan. 3. Tijdschrift (— periodique). Toneel-stuk dat een overzicht van afgelopen gebeur-tenissen geeft, revue v. 4. (mil.) Inspectie (—

de detail) v. Wapenschouwing. Passer des trou-pes en —, passer une : Een w. houden.

Revuiste m. : Revue-schrijver.Rez (spr. rd) : Gelijk met. A — de terre of

—terre Gelijk met de begane grond.Rez-de-ehaussee m. (me. onverand.) : Woninggelijkvloers. Begane grond m.

Rhabillage en -ement m. Herstelling, opknapping.Lapwerk. Verkleding.

Rhabiller : Herstellen, opknappen. Opnieuwkieden. (f i g.) Vergoelij ken.

Rhabilleur m. : Opknapper, oplapper. Kwak-zalver.

Rhenan : Van de Rijn. Rijns.Rhenanie v. : Rijnland.Rhêteur m. : (g e s c h.) Leraar in welsprekend-heid. (t h a n s) Woordenkramer.

Rhetoricien m. : Kenner der redekunst, be-oefenaar der welsprekendheid. Leerling derclasse de rhetorique. (gesch.) Rederijker.

Rhetorique v. : 1. Redekunst v., leer der wel-sprekendheid v. Figures de — : Redekunstigefiguren. Classe de — of la : Laagste afde-ling van de hoogste klas van 't Fr. gymnasium.Faire sa — : In de hoogste klas van 't Fr. klas-sieke gymnasium zitten. 2. (fig.) Welsprekend-held, zeggingskracht v.

Rhin m. : Rijn m.Rhingau m. Rijngau v.Rhingrave m. : Rijngraaf. I v. : -gravin. Mans-kledingstuk dat als een vrouwerok om het middelgeplooid afhangt tot de knieen.

Rhinoceros m. (spr. -dss) : Neushoorn m. Neus-hoornkever m.

Rhodanien of -ique : Van de Rhone.Rhododendron m. (spr. -dindron) : (plantk.)Rhododendron m. Alpenroos v.

Rhombe m. : Ruit v. Platvis m.Rhomboedre m. : Door 6 gelijke ruiten inge-sloten lichaam.

Rhomboidal : In de vorm van een door 6 ruiteningesloten lichaam.

Rhubarbe v. : Rabarber v. -wortel m.Rhum m. (spr. rdmm) : Rum v.Rhumatisant bv.nw. en m. : Lijdend lijderaan rheumatiek

Rhumatismal : Rheumatisch.Rhumatisme m. : Rheumatiek v.Rhume m. : Verkoudheid. — de cerveau Ver-koudheid in 't hoofd. — des loins : Hooikoorts.— de poitrine : Hoest m. (z e er fa m.) Prendrepour son — : Er van Tangs krijgen.

Rhythme m. : Gelijkvormige verdeling vanrijzingen en dalingen, rhythmus m.

Rhythm() : Rhythmisch. 2. (geneesk.) Trac-tions —es de la langue : Regelmatige trekkingenaan de tong.

Rhythmique : Van de rhythmus. Vers — :Naar de opvolging der dalingen en stijgingenafgemeten vers. I v. : Leer van de rhythmus v.

Riant : Lachend, vrolijk. Lieflijk, prettig.Ribambelle v. : Lange sleep m. rij v.Ribaud m. Ontuchtige. bv.nw. Ontuchtig.Ribaude v. : Ontuchtige vrouw.Ribauderie V. : Ontucht v.Ribote v. : Smul-, zuippartij v.Rieanement m. : Hoongelach, gegrijns.Rieaner Honend lachen, grijnzen.Rieanerie v. : Hoongelach, gegrijns.Ricaneur m. : Honend lather, grijnzer.

Page 420: aardrijkskunde - DBNL

404 RIPOSTE.RICHARD.

Richard m. : (fam.) Rijkaard (n a a m) Richard.Riche : 1. Rijk. 2. Ruim bedeeld (met). Over-vloedig. Il n'a pas une — mine : Hij ziet er nietgezond ult. Rime — : Rijk rijm (niet alleen vande klinker met de volgende medeklinker(s) maarook van de voorafgaande medeklinker(s). Sujet- : Vruchtbaar onderwerp. 3. Kostbaar. Pain— : Fijnste brood. Faire — : Effect maken, rijkdoen. m. : Rijke. Le mauvais : De hard-vochtige rijke uit 't Evangelie. Nouveau — : 0-wear.

Richement Rijk. Kostbaar, overvloedig. (grap)Vreselijk, verbazend.

Riehesse v. : Rijkdom. Overvloed. Vruchtbaarheid.Rijkheid (van rijm). Kostbaarheid, pracbt V.—s : Goederen, rijkdommen.

Richissime : (f am.) Zeer rijk, schatrijk.Riein m.: Wonderboom m. Huile de —: Wonderolie.Ricocher Aanslaan, opspringen.Ricochet m. : 1. C'est la chanson du — Datis 't oude liedje. 2. Af-, opstuit m., keiling. Af-stuitschot. Faire — : Opspringen. Faire des —8 :Kellen. 3. (fig.) Reeks van gebeurtenissen v.Par — Zijdelings, niet uit de eerste hand; vande weeromstuit.

Rictus m. (spr. -cuss) : Mondopening. Grijns m.Ride v. : Rimpel m. Rimpeling.Rideau m. : 1. Terreinplooi v. 2. Gordijn,(di ch tk.) sluier Tirer le — : 't Gordijn open-;dichtdoen. Tirer le — sur : Bemantelen. Faire —,former —: 't Ultzicht belemmeren. 3. (sch ouwb.)Toneelgordijn, -scherm. 't Scherm valt. 4. Klep(schrijftafel) v. — de cheminee : Haardplaat v.

Ridelle v. : Wagenladder v. Chariot d —s : Lad-derwagen m.

Rider : Rimpelen, rimpels doen krijgen.Ridicule : Belachelijk. I m. : 1. - mens. Hetbelachelijke. Belachelijkheid. Tourner en — : Be-lachelijk maken. Tourner au — : B. worden.Cela prete au — : Dat geeft aanleiding tot spot-.ternij. Le — tue : 't Belachelijke maakt onmo-gelijk. 2. Dameshandwerktasje.

Ridiculement : Belachelijk, op -e wijze.Ridieuliser : Belachelijk maken.Rien v.nw. : 1. lets. Est-il — de plus beau! Iser lets mooiers ? 2. (met ne) Niets. Il n'est-tel que de : Het voornaamste is. Cela ne sert a— : Dat is volkomen nutteloos. Comme si de— n'itait : Alsof er niets gebeurd was. Celane l'enseut en — Dat ontroert hem in 't ge-heel niet. Cet homme ne m'est (de) — : Die manis mij volkomen vreemd; - laat mij volkomenkoud. Ne faites semblant de — : Laat nietsmerken. Ce n'est pas — Da's geen kleinig-held. Cela n'a l'air de — : Dat ziet er zo doodonschuldig ult. Il n'en est — Daarvan is geenwoord waar. Je n'y Buis pour — : Ik heb er partnoch deel aan. Il ne sat — de — : Hij weet vantoeten noch blazen. Il ne tenait d — qu'il netombdt : 't Scheelde een haar of hij viel. On nefait — de — : Uit niets komt niets. 3. (metweglating van ne) Niets. — de fait! 't Isniets gedaan, - begonnen I Se reduire d — Opniets uitlopen. Si peu que moins que :Zo weinig mogelijk, bijna niets. — du tout :In 't geheel niets. Un (homme de) — du tout :Een man nit de allerlaagste standen. C'est pour— : Dat is te geef. En moins de — : In een oog-wenk. — d'interessant comme : 't Is allerbelang-wekkendst om. (met que) — que d'y penser!

De gedachte alleen I Je le reconnaftrais — qu'asa voix : Ik zou hem aan zijn stem alleen alherkennen. Le salut etait la, que la — Daarwas redding, daar alleen. — que cela! Geen klei-nigheid! daar ken je 't mee doen — que cad'embarras! 't Is me een drukte! Merci! Madame.De-1 Dank u, Mevrouw. Geen dank! ( yolk) T'es— bete : Wat een domoor ben jij. 1 m. : Waard-eloos voorwerp. Kleinigheid, ietsje. Un — lefdche: Hij ergert zich over de geringste kleinigheid.

Rieur m. : Lacher. Lachlustig mens. Spotter.bv.nw. : Lachend. Lachziek. Vrolijk.

Riffain m. : Bewoner van het Rif (in Marokko).bv.nw. : Van het Rif.

Riflard m. : Roffelschaaf v. Paletvormige bei-tel m. Grove vijl v..(Oude) parapluie v., „spuit" v.

Rigaudon m. : Vlugge dans m.Rigide en —ment : Stijf, strak. (fig.) Streng;onwrikbaar.

Rigidith v. : Stijf-, strakheid. (fig.) Streng-,stiptheid.

Rigolade v. : (yolk) Lol v., pret v.Rigole v. : Greppel v., groeve v.Rigoler onov.w. : (yolk) Pret-, lol maken. I ov.w.

: Van greppels voorzien.Rigolo, —te : Lollig, prettig.Rigorisme m. : Overdreven strengheid.Rigoriste m. : Aanhanger van een buitenge-wone strengheid. I bv.nw. : Overdreven streng.

Rigoureusement : Streng, hard. Stipt.Rigoureux : Streng, hard. Bar, ruw (klimaat).Stipt. Scherp. Onwederlegbaar.

Rigueur v. : 1. Streng-, hardheid. Tenir — aqn : lam. streng behandelen. 2. Streng-, ruw-heid (klimaat). 3. Stipt-, strengheid. Appliquera la —, - dans sa Streng toepassen. Terme-,alai de — : Uiterste termijn. C'est de — : Datis volstrekt noodzakelijk. Manger la c6telette de— : De onvermijdeliike c. eten. A la —, on pour-rait : Desnoods, in 't ergste geval kon men. A lagrande : In 't allerergste geval. (mil.) Arretsde — : Arrest wonder acces.

Rillette v. : Knakworstje.Rimailler : Rijmelen, aan rijmelarij doen.Rimailleur m. Rijmelaar, verzensmid.Rimasser : Rijmelen.Rime v. : Rijm. —s croisees, - alternies: Gekruisterijmen (afwisselend manlijke en vrouwelijke).N'avoir ni — ni raison : Kant noch wal raken.

Rimer ov.w. : Berijmen, op rijm brengen.onov.w. : 1. Rijmen, een rijm vormen. — pourl'oreille : Een oorrijm vormen. (fig.) — ensemble

Rijmen, bij elk. passers. Cela ne rime 4 rien: Dat lijkt nergens naar. A quoi cela rime-t-il?Wat beduidt dat? 2. Verzen maken.

Rimeur m. : Rijmer.Ringage m. : 't Omspoelen.Rineeau m. : Lofwerk. Embrasse-hanger.Rinee-bouche m. (my. rince-bouches) : Kom englas om zijn mond te spoelen na 't eten.

Emcee v. : Stortbui v. Dracht slagen v.Rineer : Spoelen, uit-, of-. (fam.) Doorhalen.Afrossen. Uitplunderen. Bestelen. ( yolk) Se —I' ceil : Zijn ogen te gast laten gaan.

Ringure v. : Afwaswater. Erg verdunde wijn.Ripaille v. : Slemperij, smulpartij v.Ripopee v. : Mengsel van restjes wijn. Spoel-wijn m. (fig.) Mengelmoes.

Riposte v. : (s cherme n) Nasteek m. Snel terug-gegeven slag m. (fig.) Snel, treffend antwoord.

Page 421: aardrijkskunde - DBNL

RIPOSTER. 405 ROGNEMENT.

Riposter : (schermen) Een nastoot geven.Snel een slag teruggeven. (fig.) Snel en raakantwoorden. Hetzelfde doen.

Ripuaire : Van de oeverbewoners. Les R-s : DeRipuarische Franken.

Rire : 1. Lachen. Mourir -, crever -, etouffer de -:Zich half dood 1. - de bon coeur, - de tout c. : Har-telijk 1. - interieurement : Zijn lachen verbergen.Vous me Mites -, laissez-moi - : Dat meent geniet. Il n'y a pas ld de quoi - : Dat is niet zograppig als ge wel denkt. Nous allons -! Nuzul je wat beleven 1 2. Zich vermaken. Rim bienqui rim le dernier : Wie 't laatst lacht, lacht't best. 3. Spotten, schertsen. - au nez de qn :Iem. in zijn gezicht uitlachen. Vous voulez -;vows riez : Dat meent ge niet. Il dit cela pour- : Hij zegt dat uit de grap. Un roi pour - :Een schijnkoning. Ce n'est pas une ville pour

-: Dat is geen stad „van niks". Sans - : Meteen ernstig gezicht. 4. Toelachen, behagen.Vriendelijk ontvangen. Tout lui rit : Alles gaathem voor de wind. 5. - (de) : Spotten (met).Minachten. I m. : Lachen, gelach, lach m. DeBrands eclats de - : Een luide schaterlach. Fou- : Onbedwingbaar -. Gros - : Gul gelach.

Ris m. : 1. Lachen, lach m. (dicht.) Les - : Devreugde v. 2. Zwezerik m. 3. (zeev.) Rif, reef o.Prendre un - : Een rif steken.

Rig* v. : Luid -. Spottend gelach. Voorwerp vanspot. Windstoot m.

Riser : Reven, een rif steken in.Risotto v. : (fam.) Lachje van kind. Fais - :Lach eens lief.

Risible en -ment : Lachwekkend.Risquable : Te wagen. Gewaagd.Risque m. : Bans op schade v., risico. Au - de: Op gevaar of van. J'en prends toes les -s : Iksta voor alle gevolgen in. A tout - : Op goedgeluk. - professionnel : Verantwoordelijkheidvan den werkgever. - d'incendie : Brandgevaar.Une police taus -s : Een A-tot-Z-polis (all risks).

Risquer : Blootstellen, wagen, op 't spel zet-ten. - le tout pour le tout : Alles op 't spel zet-ten. - de : Gevaar lopen om. I se - : Zichblootstellen (aan gevaar). Gewaagd worden.

Risque-tout m. (my. onverand.) : Waaghals.Rissole v. : Pasteitje.Rissoler : Bruin bakken. (fig.) Bruin maken.Rit (8pr. rite) of -o m. : Ritus m. Kerkgebruik.Ritournelle v. : (mu z.) Herhalingsthema. (fig.)'t Oude liedje.

Ritual : Van de ritus, ritueel. I m. : Boek datde kerkceremonien uiteenzet, rituaal o.

Rivage m. : Oever m. (fig.) Le - du Styx, desmorts, noir, sombre : Het dodenrijk.

Rival m. : Mededinger. -minnaar. Sans - : On-geévenaard. I bv.nw. : Mededingend.

Rivaliser : Wedijveren, mededingen.Rivalitè v. : Wedijver m., mededinging.Rive v. : Oever m., kant m. (dichtk.) Zeeoever.Rand m., zoom m.

River : Klinken, nieten. (fig.) Vastmaken. - lachalne de : Knechten, tot slaaf maken. Etrerive a sa place : Als vastgenageld staan.

Riverain m. : Oeverbewoner. Aanwonende (aanweg, spoorlijn). I bv.nw. : Langs de oever lig-gend, - groeiend. Aanliggend.

Rivet m. : Klinknagel m.Riviêre v. : 1 (oud) Oever m. (aardrijksk.)La R- (de Genes) : De Riviera. 2. Rivler v.

Les petits ruisseaux font les grandes -s : Velekleintjes maken den grote. 3. Diamanten hals-snoer (- de diamants).

Rixe v. : Hevige twist m., - kloppartij v.Riz m. (spr. ri) : Rijst vRizerie v. : Rijstpellerij v.Riziere v. : Rijstveld; sawah v.Robe v. : 1. Kledingstuk. (fig.) Dekblad (vansigaar). 2. Schil v., huid v., bast (vrucht) m. Darm(worst) m. 3. Lang manskleed, rok m., toga v.;- van advocaat, professor enz. Les Bens de - ofla - : De rechterlijke macht. Quitter a - pourl'epee : De tabberd met de dagen verwisselen. 4.Priesterkleed. 5. Japon v., jurk v. 6. Japon(van man of vrouw). 7. Vel, veren. Huidkleur v.

Robe-chemise v. (my. -s--s) : Hemdjurk v.Robert-Macaire m. (my. onverand.) : Uitgesla-pen gauwdief.

Robin m. : 1. (naam) Robertje, Bert. 2. (oud;o n g. b e t.) Rechtsgeleerde.

Robinet m. : 1. Kraan v. - de secours, - d'in-cendie : Brand-. 2. (fam.) Mond m.

Robuste en -ment : Krachtig, stevig, fors.Robustesse v. : Kracht v., stevigheid.Roe m. (spr. r6k) : 1. (spel) Kasteel. 2. Rotsv., -steen m.

Roeaille v. : Opeenhoping van steentjes. Schelp-,grotwerk. Ornament met schelpwerk. Jardinde - : Rotstuin m. Plante de - : Rotsplant v.

Roeailleux : Vol kleine steentjes. (fig.) Stroef(stijl); rauw (stem); houterig, hakkelig (taal).

Rocambole v. : 1. (plantk.) Slangenlook (ail-). 2. (fig.) 't Pikante. Verouderde grap m.

Roche V. : 1. Rots v. -massa v. Klip v. Eau de- : Bergwater. Clair comme eau de - : Helderals kristal. Cceur de - : Ongevoelig hart. La- Tarpdienne est pHs du Capitole : De nederlaagvolgt dikwijls onmiddellijk na de overwinning.2. (aardk.) Gesteente. - molle : Koraalbank v.- noire : Bazalt. Turquoises de la vieille- : Tur-kozen van prima kwaliteit. (fig.) Noblesse devieille - : Oude adel.

Roeher m. : 1. Steile, hoge rots v. Klip v. Cceur -,time de - : Onvermurwbaar hart. Parler aux -s: Voor dove oren preken. 2. Rotsbeen (hoofd).

Roehet m. : 1. Koorhemd, -rok m. 2. Lange spoelv. 3. Pal m. Schakel-, sluitrad (roue a -).

Roeheux : Rotsachtig, met rotsen. MontagnesR-eases • Rotsgebergte.

Rococo m. : Rococostijl (gesierde stijl vol krul-len, 18e eeuw) m. I bv.nw. : Rococo. Verouderd.

Rodage m. en-er ov.w. : Het bijslijpen.(opschrif t)En rodage : (Deze auto) wordt ingereden.

R6der : (Rond)zwerven. (zeev.) - sur ses ancres: Op zijn ankers gieren.

}Maur m. : Zwerver. I bv.nw. : Zwervend.Meuse v. : Zwerfster. Zoekbij v.Rodolphe m. : Rudolf, Dolf.Rodomont m. : (f am.) Pocher, zwetser.Rodomontade v. : (fam.) Snorkerij, pocherij.Rogation v : (K a t h.) Les -s : In processie ge-dane gebeden voor de oogst gedurende driedagen v66r Hemelvaartsdag; de Kruisdagen m.

Rogatoire : Een wetsvoorstel -, een vraag betref-fend. Commission - : Opdracht van een rechteraan een ander om een onderzoek to doen.

Rogaton m. : Vod, prul. Kliekje.Roger-Bontemps m. (me. onverand.) : VrolijkeFrans.

Rognement m. : Afsnijding, besnoeiing.

Page 422: aardrijkskunde - DBNL

ROGNER. 406 RONCERAIE.

Rogner : 1. Snoeien (muntstuk). 2. Afsnijden,afknippen, besnoeien. (fig.) — les ailes cl qn :Tem. kortwieken. 3. (fig.) Beknibbelen. — lesdroits a qn : Iem. rechten verkorten.

Rogneur m. : Afsnijder. Snoeier.Rognoir m. : Afsnijbank v., -tafel v., snijplaat v.Rognon m. : Nier (dier) v.Rognonner : Brommen, pruttelen.Rognure V. : Afsnijdsel, afknipsel, snippers v.(fig.) Snippers, „wat er afvalt".

Rogomme V. : Borreltje. Voix de — : Grogstem.Rogue : (f am.) Laatdunkend; bars. I v. : Viskuit v.Roi m. : 1. Koning. Le lime des R-s : 't Boek derKoningen. La fete des R-s of les R-8 : Drieko-ningendag. Tirer les —8, faire les —8 : Drieko-ningen vieren. Le — de Rome : De koning vanRome, zoon van Napoleon I. Le — chevalier :Frans I. Le — citoyen : De burgerkoning, LouisPhilippe. Le — soleil : De zonnekoning, LodewijkXIV. (gr ap) Etre loge par le — : In de gevange-nis zitten. Le — est mort, vine le — : Als de ko-ning dood is, regeert rechtens zijn opvolger.

—de carton, - en peinture : Onbeduidend vorst. Plai-sir de — : Heerlijk genoegen. Il a un cceur de —: Hij is zeer grootmoedig. Qui aura de beaux che-vaux, si ce n'est le — 7 Hij kan die weelde im-mers betalen? — de thedtre : Acteur die de ko-ningsrollen speelt. 2. (sp el) Heer (kaartspel).Koning (schaakspel). 3. (fig.) Leider, gebieder,voornaamste. — d'armes : Wapenkoning, opper-ste wapenheraut. Le — des dieux : Jupiter. Le— des enters, - des morts : Pluto. Le — du jour, desastres, - des saisons : De zon. Au royaume des aveu-gles, les borgnes sont —S : In 't land der-blindenis ednoog koning.

Roide, -eur, -ir z. raide, -eur, -ir.Roitelet m. : Vorstje Goudhaantje (— huppi).(b ij v e r g.) Winterkoninkje.

Roland m. : (n a am) Roeland.Rale m. : 1. Rol (papier) v. Karot (tabak) v. 2.(Beschreven) rol (papier) v. Lijst v. Kohier derbelastingen (— des contributions). (z e e v.) Voor-schriften voor de zeedienst. Monsterrol (—d'equipage). (recht) Rol (der pleitdagen). Venira son tour de — : Bij toerbeurt komen. (fig.) Atour de — : Om beurten. 3. Rol. Etre biers dansson — : Zijn rol meeleven.

Riker : Oprollen, tot rollen maken.Ralet m. : Rolletje. Etre au bout de son — : Teneinde raad zijn.

Rollon : (naam) Rollo.Romain : 1. Romeins, van 't oude Rome. (fig.)Vol heldhaftige vaderlandsliefde. 2. Romeins, van't tegenwoordige Rome. Caracteres —s : Latijnseletters (tegenover gothische). Laitue —e : Sluit-sla v. 3. Van Rome, rooms. I m. : 1. Romein.2. (f am.) Gehuurd toejuicher, claqueur. 3. Bewonervan Rome. 4. Romein, antiqua (lettersoort).

Romaine v. : Romeinse. Bewoonster van Rome.Unster v. Sluitsla v.

Roman m. : 1. Oud-Franse volkstaal v. 2.Prozaverhaal van heldenavonturen. 3. Verdich-te geschiedenis, roman m. Cela tient du — : Datis vol buitengewone, romantische avonturen. —chez la portiere : Keukenmeidenroman. 4. Ro-maanse stijl m. I bv.nw. : Romaans, van dedoor de Romeinen onderworpen of beschaafdevolkeren. Style — : Romaanse bouwstijl (5etot 13e eeuw) .

Romance v. : (1 e t ter k.) Spaans gedicht in

strophen. (muz.) Lied vol gevoel .— sans paro-les : Lied zonder woorden

Romancero m. (spr. -sero) : Verzameling vanSpaanse romancen.

Romanche bv.nw. en m. : In Grauwbunderlandgesproken (Romaanse taal v.).

Romancier m. : Romanschrijver. Schrijver vanromancen.

Romand : La Suisse —e : Frans Zwitserland.Romanesque : Van de romans. (fig.) Romanesk,avontuurlijk.

Romanesquement : Op romaneske wtjze, alsin een roman.

Roman-feuilleton m. (my. —8-8) : Romanvol onwaarschijnlijke gebeurtenissen m.

Romanichel m. : Zigeuner.Romaniste m. : Aanhanger van den paus. Ge-leerde die zich met de studie der Romaansetalen -. - van 't Romeinse recht bezighoudt.

Romantique : 1. Romantisch, die aan romansdoet denken. 2. (letterk.) Van 't romantisme,vol vuur en kracht, niet-klassiek.

Romantisme m. : (le t ter k.) Letterkundigestroming uit 't begin der 19e eeuw, die deklassieken afzwoer en in een opbruisende per-soonlijkheid haar kracht zocht.

Romarin m. : (plantk.) Rosmarijn m.Rome v. : Rome. — n'a pas OM bdtie en un jour :Keulen en Aken zijn niet op eën dag gebouwd.A — comme a — : 's Lands wijs, 's lands eer.J'irai le dire 4 — : Morgen brengen I Qui bete vad —, tel en revient : Stuur de kat naar Rome,en ze zegt miauw als ze terugkomt.

Rompement m. : Het breken. (fig.) — de tete :Hoofdbreken, (f am.) „kopzorg".

I. Rompre ov.w. : 1. Breken, stukmaken, ver-, af-breken. — la terre : De grond scheuren. Rom-pu de fatigue : Doodmoe, bekaf. J'ai lee jambesrompues : Ik sleep mijn benen achter mij aan.— la tete a qn : Aan iem. hoofd maken. — lecaractere d'un enfant : Een kind gedwee ma-ken. — un cheval : Ben paard africhten. Rompuaux affaires : In de zaken bedreven, ervaren.Rompu a la fatigue : Tegen vermoeienissen be-stand. Applaudir 4 tout — : Daverend toe-juichen. 2. Af-, onderbreken, doen ophouden.Storen. Niet houden, schenden. Afzien van.Parter 4 propos rompus : Van de hak op detak springen. — le sommeil de qn : Iem. in zijnslaap storen. — un ton : Een kleur door anderekleuren temperen. Teinte rompue : Nuancering.— un mariage : Ben voorgenomen huwelijkdoen afspringen. — un coup : Een slag breken;(fig.) 't gelukken ener zaak beletten. 3. Doenuiteengaan. — un carri : Een carrel ontbinden.Rompez1 Ingerukt I — sa maison, - son train :Zijn huishouden opdoeken. — le pas : Nietmeer in de pas lopen (met iem.).

II. Rompre onov.w. : 1. Breken, stukgaan. 2. (fig.)Breken, de vriendschaps-, - liefdesverhoudingdoen ophouden. 3. (scher men) Wijken. — d'unesemelle : Een voetbreedte wijken. 1 se — : 1.Breken, gebroken worden. Les (lots se rompentcontre le. rivage : De golven breken tegen 'tstrand. (fig.) Le charme se rompt : De bekoringhoudt op. 2. se — a : Zich gewennen aan.

Rompure V. : Breuk v., plaats van afbreking v.Ronee v. : Braam v. (fig.) Des —8 : Moeilijkhe-den.

Roneeraie v. : Braambosje.

Page 423: aardrijkskunde - DBNL

ROND. 407 ROTIN.

Rond : Rond. La Table R-e : De Tafelronde (vankoning Arthur). Ecriture -e : Rondschrift. For-tune -e : Aardig fortuintje. Voix -e : Voile stem.Homme tout - : Oprechte, rondborstige man.(gr ap) El est - : Hij heeft 'm om. - en affaires :Eerlijk in taken. Somme -e : Ronde som. Com-pte - : Rond getal. I m. : Cirkel m., kring m.Ronde, open plek (bos) v. Faire des - s (encrachant) : Kringetjes spuwen. - de cuir : Rondleren kussen; (fig.) bureauman, pennelikker.

-de serviette : Servetring m. - de table : Tafel-matje. En - : In 't road, in een kring.

Rondaehe v. : Rond schild, rondas v.Ronde v. : 1. Rond, omtrek m. A la - : In 'trond; in de omtrek. Chanter a la - : In koor't refrein van een liedje zingen. Cet objet faitla - : Dit voorwerp gaat van hand tot hand. 2.Rondedans m. 3. Ronde v., ommegang m. Wachtv. Faire sa - : De ronde doen. La R- de nuit :De Nachtwacht (Rembrandt). 4. Rondschrift.5. (muz.) Hele hoot v.

Rondeau m. : 1. Dertienregelig gedicht op tweerijmen, rondeel. 2. (muz.) Rondo, muziekstukmet voortdurend herhaald hoofdthema.

Rondelet : (f am.) Vrij rond, kort en dik; tame-lijk goed gevuld; vrij aardig (som).

Rondelette v. : Zeildoek.Rondelle V. : 1. Klein rond schild, rondas v.Degen met rond gevest m. 2. Moer-, ringplaat v.Caoutchoucring (paraplu) m. Rond stuk papier.Schijfje.

Rondement : Flink, zonder dralen, - omwegen.Rondeur v. : Rond-, welgedaanheid. (fig.) Rond-borstigheid. Des - : Vlezige gedeelten.

Rondo m. z. rondeau 2.Rond-point m. (my. -s--s) : Groot rond pleinwaarop verscheidene lanen uitkomen.

Ronflant : Snorkend, brommend. (fig.) Hoog-dravend. Schoonklinkend.

Ronflement m. : Gesnork. (fig.) Gedreun.Ronfler : Snorken. Brommen, dreunen. Faire -des vers : Verzen hoogdravend voordragen.

Ronfleur m. : Snorker.Rongement m. : Geknaag.Ronger : 1. Knagen aan, afknagen, kauwen op.Ronde des vers : Wormstekig. - sa litiere, - son,rdtelier : Niets te eten hebben. Cdte rongee : Af-gebrokkelde kust. 2. (fig.) Verteren, wegvre-ten, ondermijnen. Uitzuigen. Kwellen.

Rongeur m. : Knaagdier. I bv.nw. : Knagend.(fig.) Verterend, knagend. Un ver - : Een hei-melijk knagend verdriet.

Ronron m. : 1. 't Snorren, spinnen (kat). Faire-, - des --8 : Spinnen. 2. Eentonig geruis.

Ronronner : Spinnen (kat). Zacht ruisen.Roquefort m. : Kaas uit Roquefort v.Roquet m. : 1. Mantel die tot 't middel reikte m.2. Basterdmops m., „keffertje".

Rosace v. : Rozet v. -vormig kerkraam, roos-venster.

Rosage : Roosachtig, -vormig. Les -es : De roos-achtigen.

Rosage m. : Rhododendron m.Rosaire m. : Rozenkrans m.Rosat : Vinaigre - : Rozenazijn.Rosdtre : Rosekleurig.Rosbif m. : Ossevlees, roastbeef m.Rose v. (spr. rdze, ook als bv.nw.) : 1. Roos v. -d'iglantier : Wilde -, enkele -. - des Alpes : Al-pen-. - de Noel, - d'hiver : Kerst-. - pimprenelle :

Duin-. -mousseuse,-moussa: Mos-. - the: Thee-.- de Provins : Franse roos. - tremiere : Stok-roos. - de Notre-Dame : Pioenroos. Bois de - :Rozehout. Essence de -s : Rozenolie. Eau de

-of eau - : Rozewater. A l'eau de - : Zoetsappig,krachteloos. Cela ne sent pas la - : Het ruikthier niet lekker. 2. Frisse kleur v., frisheid.Tout re est pas - dans la vie : 't Is alle dagengeen Zondag. 3. Roosvormig voorwerp. Roosje(diamant en -). Rozet v. - de compas, - desvents : Windroos. La guerre des Deux R-s : Deooriog tussen de Rode en Witte Roos (Lan-caster en York). 4. (n a a m) Rosa. I m. : Roze-kleur v., het rose. Tout est au - : Alles is ro-zengeur en maneschijn. I bv.nw. : 1. Rose, roze-kleurig. Blozend. 2. (fig.) Lief, braaf.

Rosé : Bleekrood. I m. : -rode wijn m.Roseau m. (spr. razO) : 1. Riet. S'appuyer sur un- : Zich op een zwakke steun verlaten. 2.(dichtk.) Fluit v. Hengelstok m.

Rose-croix v. : Geheim genootschap van 'tRoze-Kruis. I m. (my onverand.) : Lid daarvan.

Rosêe v. : 1. Dauw m. Tendre comme la --: Zeerzacht. 2. Droppels m. - celeste : Manna.

Roseraie V. : Rozengaard m.Rosette v. : 1. Roosje. Rozet v. Officiersrozet(ridderorde). Plaatje om een horloge sneller oflangzamer te doen gaan. Gestopte plek v. 2.Rode inkt (van brazielhout) m. Rood krijt.Zuiver rood koper. 2. (n a am) Roosje.

Rosier m. : Rozeboom m. -struik m.Rosilsre v. : 1. (soort) Brasem m. 2. Jong meisjedat met een rozenkrans bekroond wordt omhaar deugdzaamheid, rozenmaagd.

Rosiêriste m. : Rozenkweker.Rossard m. : Lammeling, smeerlap.Rosse v. : 1. Knol m., slecht paard. (fig., f am.)Lammeling, mispunt. 2. Gewone voorn m. Ibv.nw. : (nieuw) Ruw en hard, cynisch.

Ross& v. : Pak slaag.Rosser : Afrossen.Rosserie V. : Gemene streek. Afbrekerij.Rossignol m. : 1. Nachtegaal m. (grap) -d' Arcadie : Ezel. 2. Kinder-. Bootsmansfluitje.Vogelzang (orgelregister) m. Loper, openstekervoor sloten. Onverkocht voorwerp, „strop" m.

Rossinante m. : Schonkerige knol m.Rossolis m. : 1. (plantk.) Zonnedauw m. 2.Zekere nit brandewijn bereide likeur v.

Rostral : Met scheepssnebben versierd (zuil).Couronne - : Krans voor zeehelden.

Rostre m. : Scheepssneb v. Snavel m., snuit m.Les -s : Rom. spreekgestoelte, de rostra.

Rot m. : (plat) Oprisping, boer.R8t m. : Gebraad.Rotang m. z. rotin.Rotateur : Die doet draaien; draaiend. Les -s :De raderdiertjes.

Rotatit : Draaiend, rotatie-.Rotation v. : Draaiende beweging, omwente-ling. (fig.) Wisselbouw m.

Rotatoire : Die een draaiende beweging voort-brengt, draaiend.

Rote v. : 1. Harpachtig muziekinstrument derOud-Franse jongleurs. 2. Pauselijk gerechtshofmet leden uit verschillende landen.

Roter : Een boer laten.R8ti m. : Gebraden vlees.ROtie v. : Suede geroosterd brood v., toast.Rotin m. : Rotting, Spaans riet.

Page 424: aardrijkskunde - DBNL

ROTIR. 408 ROULIER

Mir ov.w. : Braden. Roosteren. (grap) Bran-den (in de het). Verzengen. 1 onov.w. : Braden.Roosteren. 't Warm hebben.

ROtisserie v. : Gaarkeuken v. Mondaine eetgelegen-held in pseudo-oude stijl.

Ratisseur m. : Gaarkok, verkoper van gebradenvleesspij zen.

R6tissoire v. : Braadpan v.Rotonde v. : Rond gebouw waarop een koe-pel staat. Locomotievenbergplaats v. Bak m.,achterkast (aan diligence) v.

Rotonditil v. : Welgedaan-, dikheid.Rotule v. : Knieschijf v.Roture v. : 1. Niet-adellijke bezitting. 2. Bur-gerstand m. Burgerlijke afkomst v.

Roturier : Niet-adellijk, burgerlijk. Lomp.m. : Niet-adellijke, burgerman. Lomperd.

Roturiirement : Als niet-adellijk goed.Rouage m. : Raderwerk. Radertje, onderdeel.Roublard : (yolk) Glad, gewikst. I m. : Lozevos, slimme vogel.

Roublarderie of -ise V. : (y olk) Snuggerheid.Rouble m. : Roebel m.Roueoulement m. : Gekir.Roueouler : Kirren. (fig.) Smachtend kirren.Roue v. : 1. Rad, wiel. Servir comme une cin-quième : Geheel overtollig zijn. a aube,palettes :Scheprad. Bateau a -s : Raderboot.Fairela - Kopje duikelen; zijn staart uitzetten(pauw); (fig.) pronken. Router a tour de --s :Zo snel mogelijk rijden. Pousser a la - : Benhandje helpen. 2. Radbraken, straf van 't rad v.(fig.) Etre sur la : Vreselijke pijnen door-staan. 8. Rond stuk laken (dat de Joden in deMiddeleeuwen moesten dragen).

Roué m. en bv.nw. : 1. Geradbraakte. (fig.)Galgebrok, nietswaardige. (g e s c h.) Voornamepretmaker (18e eeuw). Un - Iem. die al tohandig is. Il est - comme (tine) potence : Hij iszo glad als een aal. 2. Gebogen (nek).

Rouelle v. : Klein rad. Schijfje. Schijf (vlees).Rouen m. : Rouaan.Rouennais (spr. rtva-ne) : Uit Bewoner vanRouaan.

Rouennerie v. (spr. rwannri) : Gekleurde gewe-ven stoffen v.

Rouer : 1. Radvormig buigen. (z e e v.) Opschie-ten (lijn). 2. Radbraken. - de coups : Afrossen.

Rouerie V. : Doortrant, gladheid.Roust m. : (zeev.) Blokschijf v. Spinnewiel.Rout of roufle m. : (zeev.) Roef v.Rouge : Rood. (Rood)gloeiend. Vuurrood (haar).Revolutionnair, rood. Le chapeau - : De kardi-naalshoed. La robe - : De raadsheerlijke toga.Marquer avec un ler - : Brandmerken. I bw. : Sefdcher tout - : Van toorn vuurrood worden. Voir- : Een opwelling van toorn krijgen die totmoorden dringt. m. : Rood, rode kleur v. Rood,rode verfstof v. Rode wijn m. Rood blanket-sel. Rode lippenstift (- a levres) v. Revolutie-man. Roodharige. Roodgloeihitte.Jonge-honden- ;jonge-vogelziekte. Rode plantenziekte. Chaufferau - : Roodgloeiend maken.

Rougeâtre : Roodachtig.Rougeaud : Hoog blozend. roodwangig.Rouge-gorge m. (mu. -s--s) : Roodborstje.Rougeole V. : Mazelen v. Vlekziekte (varken) v.Rougeoyer : Roodachtig zien.Rouge-queue m. (my. -8--s) : Zwart rood-staartje.

Rouget m. : Poon. Zeehaan m. Tafeleend v.Rode os m. - (du pore) : Vlekziekte der varkens v.

Rougeur v : Rode kleur v. Blos m. Rodehuidvlek v.

Rougir onov.w. : Rood worden. Blozen. Roodstaan (kachel). 1 ov.w. : Rood maken, - kleuren.De r eau rougie : Wijn met veel water.

Rougissant : Met een blos bedekt.Rouille v. : 1. IJzerroest m. (fig.) Roest, smetv. - de cuivre : Kopergroen. 2. Brand (koren) m.

bv.nw. : Roestkleurig.Rouiller : 1. Doen roesten. Rouille : Verroest.2. (fig.) Verstompen, verlammen. Il est rouillela-dessus : Daarover valt met hem niet to pra-ten. 3. De brand brengen in (graan), doenverschrompelen. I se - : Roesten. Brandig wor-den. (fig.) Achteruitgaan.

Rouilleux : Roestkleurig.Rouillure V. Roestigheid.Rouir ov.w. : Te roten of to weken leggen. 1onov.w. : Roten (hennep, vlas).

Rouissage m. : Roting (hennep, vlas).Roulade V. : (m u z.) Loopje, triller m. (f am.)Het naar beneden rollen.

Roulage m. : 1. 't Voortrollen. 2. 't Lopen (vanfiets). 3. Vervoer per as (waren). Entreprise de- • Vrachtrijderszaak v.

Roulant : 1. Rollend, verplaatsbaar. Materiel -:Rollend materieel. Fonds -s : In omloop zijndegelden. 2. Gemakkelijk berijdbaar (weg). 8. (f am).Om je een ongeluk to lachen.

Rouleau m. : Rol v., cylinder m., inkt-, mangel-rol; (rollstok m., rolletje (geldstukken); phono-graafeylinder m. - de pellicules : Rolfilm v. Rtreau bout de son - : Uitgepraat -; bijna blut zijn.

Roulee v. : Pak slaag, rammeling.Roulement M. : 1. Het rollen. Gerol, geratel.Geroffel (- de tambour). - d'yeux Verdraai-ing der ogen. 2. Draaipunt (fiets). - d billes :Kogelassen. 3. Afwisseling, opvolging. Fonds de- : In omloop zijnd bedrijfskapitaal. Tableau de- : Rooster van aftreding; - dienst. Par - :Volgens rooster; bij opschuiving.

Router ov.w. : 1. (Voort)rollen, -wentelen. savie : Zijn leven doorbrengen. 2. Heen en weerrollen, wentelen. - sea yeux : Met de ogen rol-len. 3. (fig.) Overwegen. 4. Bedotten, bedrie-gen. (Met iem.) does wat men wil. Afrossen.5. Op-, samenrollen, opwinden. 6. Platmaken,rollen, pletten. I onov.w. : 1. (Voort)rollen, zichvoortwentelen. Lopen (trein, rijtuig). (fig.)Voorbijgaan. (f am.) Fietsen, rijden. - sur unebicyclette; - en voiture : Op een fiets -; in een rij-tuig rijden. 2. Rondzwerven, -lopen. Sjouwen,zwoegen. Rondboemelen, pret maken. (z e e v.)Slingeren (schip). Hol staan (zee). Il fait -l' argent : Hij brengt 't geld onder de mensen. -sur l'or, - rargent : Schatrijk zijn. (fig.) Lesprojets qui lui roulent dans la tote : De plannendie hem in 't hoofd woelen. 3. Rollen. roffelen(trom). 4. (fig.) - sur : Lopen handelen over;omvatten.

Roulette V. : 1. Rolletje, radje, rolschijfje. Mar-cher comme sur des -s : Ale van een leien dakjegaan. 2. z. eyelolde 3. (sp el) Roulette, -spel.

Rouleur m. : Stuwer, vervoerder. Los workman.Zwaar slingerend schip.

Rouleuse V. : 1. Bladroller (rups). 2. Slot.Roulier : Voor 't vervoer. 1 m. Voerman, vracht-rijder. - des mere : Vrachtvaarder.

Page 425: aardrijkskunde - DBNL

ROULTERE. 409 RUEUR.

Roulibre V. : Vrachtrijderskiel m.Roulis m. : Slingering, 't slingeren (schip).Roulotte V. : Woon-, kermis- m. Sleperswagen.Roumain : Rumeens. Rumenier.Roumanie V. : Rumenie.Roumêlie V. : Rumelie.Roumènote : Uit -. Bewoner van Rumelie.Roupie v. : Droppel aan de neus m. Ropij (munt) v.Roupiller : (plat) Dutten, maffen.Roupilleur of -on m. : (plat) Butter, maffer.Rouquin : Roodharig. -kop.Rouspèter : Tegenspartelen, kankeren.Roussätre : Roodachtig, rossig.Rousseau : Roodharig. I m. : -kop. (Rode) zee-brasem m.

Rousserolle v. : Rietzanger (- des joncs).Rousseur v. : Rosachtig-, roodheid (haar). Des-s of des taches de - : Sproeten v.

Roussi m. : 1. Brandige reuk m. Sentir le - :Aangebrand ruiken. 2. Juchtleder.

Roussin m. : Zwaar paard. (fig.) - d' Arcadie :Grauwtje.

Roussir ov.w. : Rossig, roodachtig maken. Zengen.I onov.w. : Rossig, roodachtig worden. Zengen.

Route v. : 1. Weg m. Grande -, - nationale :Rijks-. 2. Richting, tocht m., koers m. (fig.)Gedragslijn v. Etre en - : Op weg zijn. Se mettreen - : Zich op weg begeven. En -I Vooruit!(ze e v.) Faire - pour : Boers zetten naar. Entours de - : Onder weg. Faire - ensemble, - avec :Samengaan, -varen met. Faire fausse - : Ver-dwalen; (fig.) zich vergissen. Rester en - :Achterblijven. Journal de - : Reisjournaal. Chan-son de - : (Soldaten)marsliedje. 3. Bosweg m.4. Baan (hemellichaam) v., loop (stroom) m. (fig.)Weg, middel. 5. (nieuw) Autoverkeer, -vervoer(vooral op buitenwegen). Partir par la - : Metde auto de stad verlaten.

Routier (spr. routy4) : Van de wegen; op deweg. Livre - : Zee-, graadboek, zeeatlas m. Carte-iere : Wegenkaart. Piste -iere : Af te leggenweg bij wegwedstrijd. I m. : Ongeregeld soldaat.Man van ondervinding. Deelnemer aan weg-wedstrijden. Vieux - : Ouwe rot.

Routine v. : 1. Slag m., oefening. 2. Sleur v.Routinier : (Tem.) die uit sleur handelt.Routini4rement : Uit sleur.Rouvre m. : Rode eik (chene -) m.Rouvrir ov.w. : Weer openen. (fig.) - la bles-sure de qn : Een oude wonde weer openrijten bijiem. I onov.w. : Zijn deuren weer openen.

Roux, rousse : Rossig, ros. Beurre - : Gebruindeboter. I m. : 1. Rossige kleur v. Tirer sur le - :Aan de rossige kant zijn. - ardent : Vuurrood.2. Rossig mens. 3. Bruine botersaus v.

Royal : 1. Koninklijk. Prince - : Kroon-, erf-prins. 2. (fig.) Koninklijk, vorstelijk, konings-.

Royale v. : Sikje.Royalement : Koninklijk, vorstelijk.Royalisme m. : Koningsgezindheid.Royaliste : Koningsgezind(e). (fig.) Etre -, semontrer plus - que le roi : Met nog meer na-druk voor iem. belangen opkomen dan hijzelf.

Royaume m. : Koninkrijk. Le R- Uni : 't Ver-enigd K., Groot Brittannie. ( y olk) Le - destaupes : 't Kerkhof. Pas pour un - : Voor Beengeld ter wereld.

Royautè V. : Koninklijke waardigheid.Ruade v. : Achteruitslag m., -slaan. (fig., f am.)

Grof-, lompheid.

Ruban m. : Lint, band m. Ridderlint„.lintje".Strook v. Papierstrook. Smalle film v. Le - rouge:'t Lint van 't Legioen van Eer. Un - de route :Een lange weg die zich als een lint uitstrekt m.- enduit, - gomme : Isolatieband.

Rubanaire, -ant) : Strookvormig.Rubaner : Tot stroken maken. Van linten voorzien.Rubanerie V. : Band-, linthandel m. -winkel m.-fabricage v.

Rubanier m. : Lintverkoper, -handelaar, -fa-brikant.

Rubefaetion v. : Roodwording.Rubefier : Rood maken.Rubeole v. : Rode bond (ziekte) m.Rubescent : Roodachtig.Rubicon m. : Rubicon m. (fig.) Passer -, franchirle - : Een beslissende stap doen.

Rubicond : (fam.) Hoogrood.Rubis m. : 1. Robijn m. - oriental : Oosterse -.2. (fig.) Rode puist v.

Rubrique v. : 1. Roodaarde v., rood knit. 2. Metrode letters geschreven titel m. 3. Wets-, li-turgisch voorschrift, -artikel. Afdeling, rubriekv. Hoofd, opschrift. (tone el) Spelaanwijzing.4. (fig.) Gewoonte, regel m.

Ruche v. : 1. Bijenkorf m., -yolk. (fig.) Plaatswaar hard gewerkt wordt v. 2. Plooistrook v.

Ruch& v. : Bijenvolk, -zwerm m.Rueher m. : Bijenstal m., -stapel m. I ov.w. :Met een plooistrook omgeven.

Rude : 1. (gevoel) Ruw, stroef, hard. (smaak)Wrang, scherp. (g ehoo r) Ruw, rauw. (g e-zi cht) Onbevallig. 2. (fam.) Geducht, ver-bazend. 3. (fig.) Ruw, guur. Hard; hevig, ge-weldig, slecht (tijd). Bars. Gestreng, scherp.- au travail : Die van aanpakken weet. 4.(fig.) Hobbelig, steil. 5. Moeilijk te overwinnen, zwaar. Flink. 6. (fig.) Zuur, bezwaarlijk.

Rudement : Ruw, stroef. Streng, hard. Grof.(fam.) Geducht, erg, drommels. Hevig. Bars.Zwaar. Il y va - : Hij vat de zaak krachtig aan.

Rudesse v. : 1. Ruw-, stroef-, hard-. Wrang-,scherp-. Grof-, hard-, rauw-. Onbevalligheid. 2.Guur-, strengheid. Zwaar-, hevigheid. Bars-heid. 3. Moeilijk-, bezwaarlijkheid. 4. Ongevoe-ligheid. 5. -8 : Schokken m.

Rudiment m. : 1. (alleen m v.) Grondbeginse-len. 2. Eerste leerboekje (vooral van 't Latijn).3. In zijn ontwikkeling gestuit orgaan.

Rudimentaire : Tot de grondbeginselen beho-rend. Waarvan alleen de grondvorm aanwezigis (orgaan). (fig.) Nog niet geheel ontwikkeld.

Rudoiement m. (spr. -dwaman of -dwayman): Ruwe bejegening.

Rudoyer : Ruw bejegenen.Rue v. : 1. Straat v. Vieux comme les -s : Zooud als de weg naar Kralingen. Fou d courir les-s : Stapelgek. Les -s en sont payees : Die heb jemaar voor 't oprapen. 2. (plantk.) Wijnruit o. -des murailles : Muurruit o.

Ruêe v. : 1. Strohoop (voor melt) m. 2. Wildejacht v., woest drijven.

Ruelle v. : Steegje, straatje. - (de lit): Ruimtetussen ledikant en muur. Slaapkamer v. Ka-mer (met een praalbed) waar de precieuses be-zoek ontvingen.

Rueller : Met smalle voren doorsnijden.Ruer ov.w. : Krachtig werpen. I onov.w: Achter-uitslaan. I se - : Zich onstuimig werpen.

Rueur : Die achteruitslaat.

Page 426: aardrijkskunde - DBNL

RUFIAN. 410

SABLIER.

Rufian m. : Liederlijk heerschap.Rugir : Brullen. Loeien (wind).Rugissement m. : Gebrul. Geloei.Rugosite V. : Ruw-, hobbeligheid. Oneffenheid.Rugueux : Ruw, oneffen. Lomp. Rauw.Ruhr v. : Roer. Roergebied.Ruine v. : 1. Instorting, verval (gebouw). 2.(fig.) Ondergang m., verderf. Tomber en — :Ten onder gaan. 3. Verlies van fortuin, - vaneer, - van macht enz. 4. Bouwval m., puinhoop,m. (fig.) Elle n'est plus qu'une — : Zij is slechtseen schaduw van wat zij vroeger was.

Ruiner : 1. Omverwerpen, verwoesten. 2. Ver-delgen. 3. In 't verderf storten. Bederven. Teniet doen. — qn dans l'esprit de : Iem. zwart ma-ken bij. — qn d'honneur : Iem. zijn eer doen ver-liezen. 4. Afbeulen, uitputten.

Ruineusement : Z6 dat men zich te gronde richt.Ruineux : Verderfelijk; die arm maakt.Ruisseau m. : 1. Beek v. 2. (fig.) Stroom(bloed, tranen) m. 3. (Straat)goot v. (fig.) Trai-ner dans le — : Plat -, gemeen zijn. Tirer du — :Uit 't slijk opvissen.

Ruisseler : Zacht stromen, vlieten. Druipen.-ant de pierreries : Met edelstenen bezaaid.

Ruisselet m. : Beekje.Ruissellement m. : 't Stromen, vlieten, druipen.Rumeur v. : 1. Geraas, rumoer. (fig.) Oproerigebeweging. 2. Gerucht. La — publique : De inomloop zijnde geruchten.

Rumination V. : Herkauwing. (fig.; f am.) Ge-durige herhaling.

Ruminer : Herkauwen. (fig.; fain.) Wikken enwegen.

Runes v.mv. : Runen (letters der oude Ger-maanse volkeren) v.

Runique : Van de runen, runenvormig.Ruolz m. (spr. ruOlse) : Nieuwzilver. Namaak.

Rupture v. : Het breken. Breuk v., doorbraakv. (fig.) Verbreking, afbreking, tenietdoening.Vriendschapsbreuk, klove v. En — de : Die ver-broken heeft, die verlaten heeft.

Rural : Landelijk, van de boeren. Agglomera-tion —e : Landstadje. Fonds -aux : Goederen inlanderijen. Caisse —e : Landbouwbank v. I m. :Buitenmens. Landjonker. Boer.

RUremonde v. : Roermond.Ruse v. : Wending (van 't wild). List v., streak m.Ruse : Listig, sluw. Un — : Een sluwe vos.Ruser : Wendingen maken (wild) om de hon-den te verschalken. List gebruiken.

Russe : Russisch. I m. : Rus. Russisch (taal).Russie v. : Rusland. — d' Asie : Aziatisch -. Em-pereur de toutes les —8 : Keizer alley Russen.

Russian : Petit-- : Klein-Russisch.Russifier : Russisch maken.Rustaud : Boers. Lomp. I m. : Vlegel.Rustauderie v. : Boers-. Lompheid.Rustieitk v. : Landelijke eenvoud m. Boers-.Lompheid.

Rustique : 1. Landelijk, (in samenst.) land-,veld-. 2. Boers, eenvoudig. Die tegen wind enweer kan. Banc —; table — : Tuinbank; -tafelvan ongeschild hout. (bouwk.) Ouvrage — : Uitonbehouwen steen, onbewerkt hout samenge-staid. Ordre — : Boerse, Toskaanse bouworde.8. Lomp, boars.

Rustiquement : Landelijk eenvoudig. Lomp.Rustiquer : Grof behouwen, ruw bepleisteren.Rustre m. : Vlegel, lomperd. I bv.nw. : Vlegel-achtig.

Ruthene of -enien : Rutheens. Rutheen.Rutilant : Schitterend rood.Rutiler : Een hevig rode schijn verspreiden.Ruy : (naam) Rodrigo.Rythm . . . . z. rhythm . . . .

S.

S m. : L (letter) S v. Faire des — : In zigzag-lijnen lopen. 2. S-vormig ijzer. S-vormige kron-keling (kronkeldarm; S iliaque). S-vormige haak(kinketting) m. 3. (verk.; zee v.) Sud : Zuiden.

S. A. : Son Altesse : Zijne of Hare Hoogheid.S. A. R. of I. : Son Altesse Royale of Impiriale: Zijne Of Hare Koninklijke of Keizerlijke Hoog-heid.

S. A. S. : Son Altesse Sirenissime : Zijne of HareDoorluchtige Hoogheid.

S. D. N. : Societe des Nations : Volkenbond.S. E. : Son Excellence : Zijne Excellentie ; SonEminence : Zijne Eminentie.

S. G. : Sa Grandeur : Zijn Hoogeerwaarde.S. H. : Sa Hautesse : Zijne Hoogheid.S. M. Sa Majeste : Zijne of Hare Majesteit.S. & M. : Seine et Marne : Het departement Seineet Marne.

S. S. : Sa Saintete : Zijne Heiligheid.S. S. P. P. : Saints Peres : Eerwaarde Vaderen.S.-E. : Sud-est : Zuidoost.S.-0. : Sud-ouest : Zuidwesten.S. E. & 0. : Saul erreur et omission : Vergissingen weglating voorbehouden.

S. v. p. : S'il vous plait : Als 't u belieft.St en Ste : Saint en Sainte : Heilige.S./e. : Son compte : Zijn rekening.

Sa z. son vnw.Sabbat m. (spy. Saba) : Sabbat-. Rustdag m. Nach-telijke bijeenkomst van tovenaars v. (f am.)Groot geraas, heidens kabaal.

Sabbatique : Van de Sabbat, - de Zaterdag.Annie — : Sabbat-, rustjaar.

Sabin : Sabijns. Sabijn.Sabine v. : 1. Sabijnse. L'enlèvement-, le raptdes —s : De Sabijnse maagdenroof. 2. (n a am)Sabine. 3. (plantk.) Zevenboom m.

Sable m. : 1. Zand. Plage de — : Zandig strand.Bdtir -, fonder sur le — : Op onvaste grondbouwen. Avoir du — dans les yeux : Slaap heb-ben. Le marchand de — : Klaas Vaak. — mou-rant : Drijfzand. — volant : Zandstuiving. Hor-loge de — of — : Zandloper. Graver -, tracersur le — : In 't zand schrijven, vergankelijkwerk verrichten. Les —s : De zandvlakte 2.(gene esk.) Niergruis. 8. Sabeldier. -marterbont.(wapenk.) Zwart, sabel.

Sable m. : Zandtaart v.Sabler : 1. Met zand bedekken. Fontaine sabre: Zandfilter. 2. In vormzand gieten. 3. (fig.)In eens opdrinken. — le champagne : Ch. schen-ken, - drinken. 4. Met zand bewerpen.

Sableux : Zandig. Met zand vermengd.Sablier m. : Zandkoker m. Zandloper m.

Page 427: aardrijkskunde - DBNL

411 SADUC]EN.S.A.BLItRE.

Sabliere V. : 1. Zandgroeve v., zanderij. 2. Ribv. 3. Zandstrooiwagen (tram) m.

Sablon m. : Fijn schuurzand. Zandhoop m.Sablonner : Met zand bestrooien. Met schuur-zand wrijven.

Sablonneux : Zandig.Sablonnier m. : Zandman, -verkoper. Klaas Vaak.Sablonniére V. : Zandvrouw, -verkoopster. Zand-groeve v., zanderij.

Sabord m. : Gescllutpoort v. - de nage : Roeipoort.- de charge : Laadpoort.

Sabot m. : 1. Klomp m. Il est venu ici en -s :Hij is op een strowis komen aandrijven. 2.Hoef m. 3. Metalen of houten beslag (poot vanmeubel, paal, lans, schoen). 4. Remschoen m. 5.Drijftol m. Le - dort : De tol staat. 6. Slaap-kop. Knoeier. 7. Slecht werktuig; - rijtuig,slecht sehip; slechte piano, „rammelkast".

Sabotage m. : Klompenfabricage v. Slechte af-werking (om den patroon te schaden). Moed-willige stopzetting.

Saboter onov.w. : Met de drijftol spelen. Klos-sen. I ov.w. : Aan 't einde beslaan. (fi g., f am.)Verknoeien (om den patroon te schaden). Moed-willig stopzetten.

Saboteur m. : Liefhebber van 't spelen met dedrijftol. „Boer op klompen". Knoeier. Iem. dieden patroon schaadt door verknoeiing vanmaterieel of door stopzetting.

Sabotier m. (spr. 40) : Klompenmaker. -drager.Sabotiere v. (spr. -tyer) : Klompenmaakster.-draagster. -dans m.

Sabouler : Ruw heen en weer schudden. (fig.)Duchtig doorhalen, de mantel uitvegen.

Sabre m. : Sabel V. - trafnant : Sleep-. Coupde plat de - : Slag met 't plat. Le - a lamain, - au clair : Met ontblote sabel. Traineurde - : Geurend militair. --baionnette : Sabel-bajonet.

Sabrer : (Neer)sabelen. (fig.) Met verwijtenoverstelpen. Afraffelen. Doorstrepen.

Sabretaehe v. : Sabeltas m.Sabreur m. : (f am.) Houwdegen. (fig.) Iem.die zijn werk met de Franse slag afmaakt.

Sabuleux : Zandig.Sae m. (spr. sick) : 1. Zak m. Frapper sur le- pour que l'dne le sekte : De zak slaan en deezel menen. (plat) Avoir le (gros) - : Geldhebben. Course en - : Zaklopen. (f am.) - apapier I Wel drommels1 - a yin: Zuiplap. Avoirla tite dans un - : Niet weten wat er omgaat inde wereld. 2 Ransel m. Soldatenransel. - touriste,- tyrolien : Rugzak. - au dos : Met de ransel opde rug, in dienst. Mettre - au dos : De ranselaandoen. 3. Plait-, aktenzak m., dossier (- deprods). L' affaire est dans le - : De zaak is in orde.Mettre dans le mime - : Over den kam scheren.Mettre dans le - : Klaarspelen. Vider son - : Allesvertellen wat men op 't hart heeft. 4. Boekentas(- d'ecolier) m. Reiszak, -tas (- de nuit,

-de voyage) v. - a main : Dameshandtasje. -perle : Kralentasje. Petit - : Werktasje. - agibier : Weitas. - de couchage : Slaapzak.Avoir plus d'un tour dans son - : Niet verlegenzitten om listige streken. Its sortent du mime - :Zij zijn met den sop overgoten. 5. Boetekleed. 6.(ontleedk.) Zak (in 't lichaam). 7. Plunderingen verwoesting. Mettre a - : (Uit)plunderen.

Saccade V. : Ruk m. Schok m. Par -8 : Hethorten en stoten.

Saccader : Rukken aan de toom. Respiration -die :Ongelijke ademhaling. Style -di : Hortende stijl.

Saccage of -meat m. : Plundering en ver-woesting. Verwarde hoop m.

Saceager : Plunderen en verwoesten. Overhoop-halen.

Saccageur m. : (f am.) Verwoester, plunderaar.Saccharin (spr sake-) : Suikerhoudend. -ach-tig. -vormig.

Saccharine v. (spr. sake-) : Saccharine v.Saccharose m. (spr. sake-) : (Riet)suiker v.Sacerdote m. : 1. Priesterschap, -ambt. (fig.)Heilig ambt. 2. De geestelijkheid.

Sacerdotal : Priesterlijk.Sachee v. : Zakvol m.Sachet m. : Zakje. - met geneesmiddelen om op't lichaam te plaatsen. Reukkussentje (tussenlinnengoed). - de glace : Usblaas v.

Sacoche v. : Dubbele leren zak m. (mil.) Za-deltas v. Geld-. Gereedschaptas.

Saeramentaire : Die op de sacramenten be-trekking heeft. I m. : 1. Gebedenboek voor desacramenten. 2. Ketter die Jezus' aanwezigheidin de hostie -, bij 't Avondmaal ontkende.

Sacramental en -el : Van een sacrament, sa-cramenteel, gewijd.

Sacre m. : 1. Wijding. Inhuldiging, kroning. 2.Sakervalk m. 3. (fig.) Schobbejak. Jurer commeun - : Vloeken als een ketter.

Sacre : 1. Gewijd, heilig. Gezalfd. Eloquence -e: Kanselwelsprekendheid. Les ordres -s : Dehogere wijding. Le - Cceur : 't Heilige Hart(van Jezus, de Maagd Maria). 2. Onschendbaar,onaantastbaar. 3. (plat) Vervloekt. 4. (ont-leedk.) Van 't heiligbeen. Os - : Heiligbeen.I m. : Het heilige, geheiligde.

Sacrebleu, -die, -dieu : Sakkerloot 1Saerement m. : Genademiddel, sacrament. Ap-procher des saints -s : Biechten en communi-eren. Muni des -s de l'Eglise : Voorzien vande H. genademiddelen der Berk. Le saint - :'t Hoogwaardige; 't H. Avondmaal.

Sabrer ov.w. : Wijden, zalven. Kronen. I onov.w. :Vloeken en razen, tieren.

Sacrificateur m. : Offerpriester.Saerifieature v. : Offerpriesterschap.Sacrifice m. : 1. Offerande v., offer. - humain: Mensenoffer . Le - de La messe, le saint - :'t H. Misoffer. 2. (fig.) Offer, opoffering. Faire le- de : Opofferen, er aan geven.

Sacrifier ov.w. : 1. Offeren. 2. (fig.) Opofferen,wijden, in de steek laten. Role -fie : Enigs-zins ondankbare rol. Articles -fits: Spotkoopjes.I onov.w. : Offeren. De mis bedienen. (fig.) Hul-digen, zich sehikken naar. - a la mode : De modevolgen.

Sacrilege m. : Heiligschennis. I m. en v. : Heilig-schenner. I bv.nw. : -schennend, godslasterlijk.

Sacrilegement : Op heiligschennende wijze.Saeripant m. : Gemene vent.Saeristain m. : Kerkbewaarder, sacristijn.Saeristie v. : Kerkgereedschapsvertrek. Vertrekwaar de jonggehuwden hun handtekeningplaatsen. Rat de - : Vrome, „fijne".

Saeristine v. : Opzichtster over de sacristie.Saero-saint (ma. --saints) : Allerheiligst. (fig.)

Onaantastbaar.Sacrum m. (spr. -kramm) : Heiligbeen.Sadique : Wreed-wellustig, sadistisch.Saduceen : Saducees. -eer (Joodse sekte).

Page 428: aardrijkskunde - DBNL

SAFRAN. 412 SAISIR.

Safran m. : Saffraanplant v. Saffraan v.Safraner : Met saffraan kleuren. - toebereiden.Saga v. : Sage (der Noorse volkeren) v.Sagaee : Scherpzinnig.Sagaelte V. : Scherpzinnigheid.Sagaie v. z. zagaie.Sage : 1. Wijs, verstandig. 2. Ingetogen, gema-tigd. Lief, zoet, gehoorzaam (kind). Kale(vrouw). Bedachtzaam. Gedwee. — comme uneimage : Heel zoet. I m. : Wijze, verstandige. Ge-matigde, bedachtzame. Le S- : Salomo.

Sage-femme v. (my. —8--8) : Vroedvrouw.Sagement : Wijselijk, verstandig. Ingetogen.

Lief, zoet. Eerbaar. Wijselijk.Sagesse V. : 1. Wijs-, verstandigheid. Geleerd-held, kunde v. Le lieve de la S- : Het boek derWijsheid van Salomo. La — des nations : Despreekwoorden, de volkswijsheid. 2. Bezadigd-,ingetogen-, gematigdheid. Zedig-, eerbaarheid.Gedwee-, liefheid. Goed gedrag.

Sagette V. : (oud) Pijl m. (plantk.) Pijlkruid.Sagittaire m. : (sterrenk.) Schutter. (oud)Boogschutter. I V. : Pijlkruid.

Sagittal : Pijlvormig.Sagonte v. : Saguntum (stad in 't oude Spanje).Sagontin : Uit Saguntum.Sagou m. : Sago v.Sagouier m. : Sagopalm m.Sagout(t)ier m.z. sagouier.Sagum m. (spr. -gdmm) : Korte (krijgs)mantel m.

Saai (wollen stof). Krasborstel in.Saharien : Van de Sahara.Saignant : Bloedend. Bloedig. Bloedrood.Saignee v. : Aderlating. Afgetapt bloed. Plooitussen boven- en benedenarm v. Aftapping(vochten). Greppel m., kanaaltje. Faire une

—a qn : Iem. aderlaten; (fig.) - geld afzetten.Saignement m. : Bloeding.Saigner onov.w. : Bloeden (ook fig.). Lijden.I ov.w. : 1. Aderlaten, bloed aftappen. Slachten,doden. 2. Laten uitbloeden (vlees). 8. Droogdoen lopen (meer, moeras). Greppels aanbren-gen in. 4. (fig.) Geld afzetten. I Se — : Zichzelf bloed aftappen. (fig.) - grote opofferin-gen getroosten. Se— aux quatre veins, - aux quatremembres : Alles tot de laatste cent opofferen.

Saigneux : Bloederig.Saillant : Vooruitspringend, -stekend. (fig.) In

't oog vallend. I m. : Uitstekend gedeelte. -ehoek (aan bastion) m.

Saline v. : 1. Dekking, paring. 2. Inval m., grilv., sprong m. Par ---s : Met horten en stoten.3. Aardige inval, geestige zet m. 4. Uitsprongin., uitstek. En — : Vooruitspringend. Mettre en— : Doen uitkomen.

Saillir onov.w. : Te voorschijn komen (uit).Vooruitspringen, uitsteken. I ov.w. : Dekken, be-springen.

Sain : 1. Gezond. — et sauf : Behouden, heel-huids. 2. Onbeschadigd; gaaf. 8. (fig.) Juist,echt. Rechtzinnig. — d'esprit : Bij zijn voile ver-stand. Avoir la tete —e : Een helder hoofd heb-ben. 4. Die de gezondheid bevordert.

Saindoux m. : Reuzel v.Sainement : Gezond. (fig.) Verstandig.Saint : Heilig. (in samenst.) Sint-. Vroom.

Hoogvereerd, onschendbaar. La Terre S-e : 'tHeilige Land. Le peuple — : 't Joodse yolk.La —e tglise : De kerk van Jezus. La remain—e : De stifle week, de w. v6Or Pasen. L'an-

nee —e : 't Jubeljaar. Un — homme; une —e fern-me : Een vrome, brave man; - vrouw. Ma —e mere: Mijn lieve moeder. — Pierre et — Paul : Petrusen Paulus. — Jean : Sint-Jan, Johannes de Do-per, - de Evangelist. La Saint-Martin : St-Maar-tensdag. (f am.) Toute la —e journie : De god-ganse dag. I m. : Heilige. Le — des —8 : 'tHeilige der Heiligen, de allerheiligste plek v. IIvaut ',vie= avoir of faire a Dieu qu'a ses —8 : Hetis beter met den baas dan met de ondergeschik-ten te doen te hebben. C'est un — qu'on ne chdmeplus : Die man heeft afgedaan, zijn rijk is nit. Le— du jour : De held van de dag. Ne savoir a quel— se vouer : Ten einde raad zijn. Un petit— : Eenheilig boontje.

Saint-Augustin m. : (na am) De heilige Angus-tinus. Augustijn (drukletter) m.

Saint-Bernard m. : Sint-Bernard. -shoed m.Saint-Crepin m. : Sint-Crispijn. (f am.) Schoen-makerswerktuigen. Al zijn hebben en houden.

Saint-Cyrien in. (me. — -Cyriens) : Leerling derMilitaire school te Saint-Cyr.

Saint-Domingue in. : Sint-Domingo.Sainte v. : Heilige.Sainte-barbe v. : Bruit-, konstabelkamer v.Sainte-Helene v. : Sint-Helena.Saint-Elme z. Elme.Saintement : Vroom, godvruchtig.Sainte-nitouche v. z. nitouche.Saint-Esprit in. : Heilige Geest m.Saintete v. : Heilig-. Vroomheid. Sa S- : ZijneHeiligheid (de paus). Des images de — : Bid-prentjes.

Saint-frusquin m. z. frusquin.Saint-Gall m. : Sint-Gallen (Zwitserland).Saint-Guy m. : Sint-Vitus. Danse-, mal de — :

Sint-Vitusdans.Saint-Hubert in. : Sint-Hubertus. Etre de la

confrerie de —: Niet in de eerste leugen gestikt zijn.Saint-Jean d'Acre in. : 't Oude Ptolemais (in

Syria). (t h a n s) Accra.Saint-Laurent in. : Sint-Laurensrivier v.Saint-Louis : Lodewijk IX de Heilige (v. Frankrijk).Saint-Marin in. : San Marino (republiek in Italia).Saint-office m. : Rechtbank van de Inquisitie v.Saint-Pere in. : Heilige Vader.Saint-Pierre in. : Sint-Pieterskerk (te Rome) v.Saint-Siege in. : Heilige Stoel m.Saint-Sylvestre V. : Oudejaarsavond m.Saisi in. : Gearresteerde, met beslaglegging be-

zwaarde.Saisie v. : 1. Beslaglegging, arrest. 2. Beslag,aanhaling (— pour frauds). 3. Inbeslagneming,priismaking.

Saisie-execution v. (me. —8- —s) : Verkoop bijexecutie m.

Saisir : 1. Grijpen. pakken, vangen. 2. (fig.)Bevangen, aangrijpen, overvallen. Even ophet vuur zetten (vlees). Etre saisi : Doorschrik aangegrepen zijn. 3. (fig.) Aangrijpen,niet laten ontsnappen, gebruik maken van.4. (fig.) In bezit nemen, veroveren. 5. (fig.;re cht) Beslag leggen op; aanhouden. 6. (fig.)Begrijpen, inzien. Opmerken. 7. (ze e v.) Seizen,vastsjorren. 8. — de : In 't bezit stellen van.— un tribunal d'une of faire : Een zaak aanhan-gig maken bij een rechtbank. La Chambre estsaisie d'un projet de Lot : Bij de Kamer is eenwetsontwerp ingediend. I se — : 1. Elk. aangrij-pen, - grijpen. 2. (fig.) Aangegrepen worden.

Page 429: aardrijkskunde - DBNL

SA ISISSABLE. 413 SAMEDI.

3. se - de : Zich meester maken van. Vatten,in hechtenis nemen.

Saisissable : Voor inbeslagneming vatbaar.Saisissant : 1. Die in beslag neemt. 2. Aangrijpend,doordringend (koude). 3. (fig.) Pakkend.

Saisissement m. : Aangrijpen. Bevangenheid (doorkoude). Ontsteltenis, ontroering.

Saison v : 1. Jaargetijde. seizoen. La - des fri-mas : Het gure jaargetijde. Marchand, -e desquatre -s : Groente -, fruitverkoper, -koopster.2. Tijd (voor producten, werkzaamheden) m. Bidde - : Winterkoren. Vent de - : Passaatwind m.3. Tijd om naar een badp]aats te gaan (- then-male). 4. Tijd van feesten. 5. (fig.) Geschiktogenblik, - tijdstip. De - : Geschikt, van pas;actueel. Hors de - : Ontijdig, te onpas. 6. Leeftijd.

Salade v. : 1. Sla v., salade v. - russe : - vanallerlei groenten. Fatiguer la - : Toebereiden.Faire une - de : Dooreenmengen. Quelle -I W at'n warboel I 2. (ge s ch.) Ronde helm (der rui-ters) m. 8. Ultbrander m.

Saladier m. : 1. Slabak m. 2. Slamand v., vergieto. en v.

Saladiére v. : (yolk) Cel-, gevangenwagen m.Salaire m. : Salaris, loon. (fig.) Beloning.Salaison v. : 't Inzouten. Ingezouten spijzen v.Salamalee m. (spr. -ek) : (grap) Beleefde groetm., strijkage v., plichtpleging.

Salamandre v. : Salamander m. -kachel v.Salamanque v. : Salamanca.Salangane v. : Oosterse oeverzwaluw v.Salant : Die zout voortbrengt. Puits -; marais

-: Zoutput; -poel. Pouvoir - : Zoutgehalte.Salariat m. : De loontrekkenden. 't Loonstelsel.Salarie m. : Loontrekkende, -arbeider.Salarier : Bezoldigen.Salaud m. : Smeerpoets. I bv.nw. : Vuil, smerig.Sale : 1. Vuil. Ongeschoren. Klippig (kust). 2.Gemeen, liederlijk. Smerig. 3. (fam.) Beroerd.

Sale : 1. Gezouten, zout. 2. Zouthoudend, zilt.La plaine -, l'onde -e : De zilte baren. 3. Peper-duur. Overdreven (prijs). Gepeperde (rekening).4. Schuin, gewaagd. I m. : Gezouten varkens-,pekelvlees. Petit - : - dat vers is.

Salement : Morsig. (fig.) Gemeen, smerig.Saler : I. Zouten, zout doers in. 2. Zouten, in-zouten. (grap) Bewaren. 3. (fig., fam.) Over-drijven. - la note : Met dubbel krijt schrijven.4. Afzetten. 5. Toetakelen, een standje geven.

Salete v. : 1. Vuilheid. 2. Vuilnis. 3. (fig.) Ge-meen-, smerigheid.

Saleur m. : Inzouter.Salien : Salisch. -ler (oud-Germ. stam).Saner° v. : Zoutvaatje. -vat (keuken). Kuiltjeachter 't sleutelbeen. Bovenoogkuil (paard) m.

Salif ere : Zouthoudend.Salification v. : Zoutvorming.Salifier : In (een) zout omzetten.Saligaud m. : Smeerpoets, zwijn.Salin m. : (oud) Zoutbak m. I bv.nw. : Zoutachtig,zilt. (scheik.) Corps - : Zout.

Salinage m. : Zoutwinning, -vorming.Saline v.: Zoutwinning (in -put). -mijn v., -groeve v.Salinier m. : Zoutarbeider, -fabrikant.Salique : Salisch, van de -e Franken.Salir : Bevuilen, verontreinigen. (fig.) Bezoedelen,

met ontuchtige beelden vullen. I Se - : Zich vuilmaken. - bevuilen. Vuil worden.

Salissant : Bevuilend. Die gauw vuil wordt.Salisson v. : (plat) Kleine smeerpoets; totebel.

Salissure v. Vuil. Bevuiling.Salivaire : Speeksel-.Sanyo : v. Speeksel.Salle v. : 1. Zaal v., groot vertrek. - a manger;- d'armes : Eet-; scherm- of wapenzaal. - d'au-dience : Gerechtszaal. - de bains : Badkamer.- de tours : Collegezaal. - de verdure : Metbomen omringde plek v. 2. Publiek (in schouw-burgzaal). 3. Wangzak (aap) m.

Salluste m. : Sallustius (Rom. geschiedschrijver).Salmigondis m. : Ragout van vleesrestjes diemen opwarmt m. (fig., fam.) Poespas m.

Salmis m. : Ragoflt van restjes wild of gevogelte m.Saloir m. : Vleeskuip v. Zoutvat.Salomon m. : Salomo.Salon m. : 1. Gezelschapsvertrek. Petit - : Zit-kamer. - de famine : Huiskamer. Les -s : Degrote wereld. Poste de - : Dichter die zijn verzendaar voorleest. 2. Le S- : De tentoonstelling vankunstwerken van levende meesters. 3. Tentoon-stelling (in 't algemeen; b.v. le - du Cycle).4. Keurige winkel. - de the : Tearoom. - deddgustation : Proeflokaal.

Salonique V. : Saloniki (in Turkije).Salope : Morsig. I v. : Vuilpoets. Liederlijk wijf.Saloperie v. : Morsig-, smerigheid. Vuil praatje.Knoeiwerk, bocht. Smerige streek.

Salopette V. : Overall, werkpak. Kruippakje (baby).Salpêtrage m. : 't Met salpeter vermengen. Sal-petervoortbrenging.

Salpétre m. : 1. Salpeter. (fig.) Le - : 't Bus-kruit. 2. Overblijfselen van uitgeloogd kalkpuin.Kalkuitsiag op muren. 3. Opgewonden standje.

Salpetrer : Met salpeter bedekken. - bestrooien.Salpétriere v. : Salpeterfabriek v. Hospitaal vandie naam te Parijs.

Salsifis m. : Wilde schorseneer v. - d' Espagne: Schorseneer.

Saltimbanque m. : Koorddanser. (fig.) Kwak-zalver. Flauwe potsenmaker.

Salubre : Gezond, goed voor de gezondheid.Salubrite v. : Gezondheidsdienst (- publique).Saluer : (Be)groeten. Allen - qn : Zijn opwach-ting bij iem. gaan maken. (g e s ch.) - qn em-pereur : Iem. tot keizer uitroepen. - du canon :Kanonschoten lossen. - de la voix : Hoera roepen.

Salure v. : Zoutig-, ziltheid.Salut m. : 1. Heil, behoud, welzijn. (godsd.)Zaligheid. Faire son - : Zalig worden. Armee duS- : Leger des Hells. Sans quoi point de - : Zonderdat is alles vergeefs. 2. (als uitroep) Wees ge-groet! Heil u 1 Heil! 3. Het groeten. Groet m.(m 11.) Het aanslaan. - et fraternite : Broederlijkegroeten. - militaire : Saluut. Faire le - militaireAanslaan. 4. (Kath.) Lof (godsdienstoefening) o.

Salutaire : Heilzaam, goed (ook fig.).Salutairement : Op heilzame wijze.Salutation v. : Eerbiedige begroeting. Compliment.(Kath.) - angdlique : Wees gegroet (gebed).

Salutiste m. en v. : Heilsoldaat.Salvanos m. (spr. -noes) : Reddingboei v.Salvation v. : Redding, zaligmaking.Salve v. : Salvo, laag v. - d'applaudissements :Daverende toejuichingen. - d'honneur : Ere-,saluutschoten.

Salve m. : (Kath.) Gebed tot de H. Maagd.Samarie v. : Samaria (in Palestina).Samaritain : Samaritaans. -aan.Samedi m. : Zaterdag m. - saint : - voor Pa-sen. V est ne le - : Hij is liever lui dan moe.

Page 430: aardrijkskunde - DBNL

SAMNITE. 414

Samnite : Samniet. -itisch.Samovar m. : Metalen theeketel m.Samoyede (spr. -mwaje-) m. : Samojeed.Samson m. (spr. salmon) Simson.Sanatorium m. (spr. -6mm) : Herstellingsoord.Sanctification V. : Heiligmaking, heiliging.Sanctifier : 1. Heiligen, tieing maken. (f i g.) Ver-heffen. 2. Loven. Que ton nom wit sanctifie :Uw naam zij geheiligd. 3. Vieren, in ere houden.

Sanction v. : 1. Bekrachtiging, wettiging; (fig.)'t ijken. 2. Goedkeuring, staving. — de la con-science : Billijking door 't geweten. 3. Waarborgvoor de uitvoering ener wet m., sanctie v.

Sanetionner : 1. Bekrachtigen. (fig.) Un mot-ne par l'usage : Een door 't gebruik als juisterkend woord. 2. Goedkeuren, staven. 3. Doorstraffen of beloningen verzekeren.

Sanetuaire m. : 1. Allerheiligste (in tempel),heiligdom. 2. (fig.) Heiligdom.

Sanctus m. (spr. -tiss) : (Rath.) Sanctus (deelder mis v66r de consecratie).

Sandale V. : Sandaal v. Schermschoen m.Sandwich m. : (spr. sandeuitche) : Sneetje vleestussen twee dunne boterhammetjes; „broodjemet" . . . . (kaas, vlees, enz.).

Sang m. : 1. Bloed. Avoir le — a hi tete : Bloed-aandrang naar 't hoofd hebben. Verser repan-dre le — : Bloed vergieten. Homme de — : Wreed-aard. Tout en — : In zijn b. badend. Mettre en— : Uitmoorden; doen bloeden. Jusqu'au — :Tot bloedens toe, tot er bloed komt. Repandre le— des victimes : De offerdieren doden. Le — acould : Er heeft bloed gevloeid. Cela met du bau-me dans le — : Dat doet iem. goed. Avoir le —glace : Door schrik aangegrepen zijn. Ne pasavoir de — dans les veins : Koelbloedig -; onver-schillig zijn. Avoir le — bouillant Driftig zijn.Faire bouillir le — a qn : Iem. bloed aan 't ko-ken maken. Le — lui monte a la tete : Het bloedstijgt hem naar 't hoofd; (fig.) hij stuift op. Seminer le — : Zich uitputten. Suer — et eau (spr.sankeo) : In doodsangst verkeren. Cela me tournele(8) — (s) : Daarvan ben ik helemaal in de war.Tourner lee —s a qn : Iem. van streek maken.Son — ne fit qu'un tour : Hij raakte geheel vanstreak. Se faire du bon — : Vergenoegd leven, zichkostelijk vermaken. Se faire du mauvais — : Zichboos maken. 2. Bloed, geslacht, ras. Afkomst v.Familie v. Le — bleu : 't Adellijke bloed. C'estdans le — : Dat zit in de familie. Un trois quartsde - — : Een door kruising van een halfbloed en eenvolbloed dier ontstaan paard. C'est un — riche,- beau : De leven van dit geslacht zijn krachtig,mooi.

Sang-froid m. : Koelbloedigheid. Etre de — :Koel zijn. Tuer de — : In koelen bloede doden.

Sanglade v. : Riem-, zweepslag m.Sanglant : 1. Bloedend, bebloed, bloedig. Sa-crifice non — : Misoffer. 2. (fig.) Bitter, fel,bijtend, striemend. 3. Bloedrood.

Sangle v. : Riem m., singel (— de selle) m.Sangler : 1. Riemen binden om, singelen (paard).(f am.) Rijgen (vrouw). -glee dans son corset :Nauw geregen. -gle dans son habit : In een nauw-sluitend kleed. 2. Striemen. (fig.) Gevoeligdoorhalen.

Sanglier m. : 1. Wild zwijn. male : Ever-zwijn. — d' Amirique : Muskuszwijn. 2. (fig.)Reus. Eenzaam levend mens.

Sanglot m. : Snik m. Pousser des —8 : Snikken.Sangloter : Snikken.

Sangsue v. (spr. sansu) : Bioedzuiger. Afzetter.Sanguification v. (spr. -gwi-) : Bloedvorming.Sanguifier (spr. -gwi-) : In bloed omzetten.Sanguin : 1. Van 't bloed. Jaspe — : Bloedjas-pis. 2. Volbloedig, sanguinisch (temperament).3. Bloedrood.

Sanguinaire : Bloeddorstig, moordzuchtig. I v.: Bloedkruid.

Sanguine v. : 1. Bloedsteen (ijzererts). Roodtekenkrijt. Tekening daarmee. 2. Bloedrodeedelsteen m. 3. Bloedsinaasappel m.

Sanguinolent : Met bloed vermengd, bloederig.Sanhedrin m. (spr. sane-) : Gerechtshof der Joden.Sanie v. : Bloederig ettervocht.Sanitaire : De openbare gezondheid bevorde-rend, (in samenst.) gezondheids .....

Sans : Zonder. Il a fait cela — nous : Zonderons erin to kennen. — vous, retais perdu : Alsgij er niet geweest waart, was ik verloren. Glare— seconde, - — pareille : Onvergelijkelijke roem.Mal — remede : Ongeneeslijke kwaal. — con-naissance : Buiten kennis. — plus : Zonder meer.— adieu! Tot straks mentir, vous 'des ado-rable : Je bent, ongelogen, allerliefst. — cela,— quoi : Anders. Vous n'etes pas — savoir que .. .: Ge weet toch wel dat . . . . — que : Zonder dat.

Sans-abri m. (my. onverand.) : Dakloze.Sans-eceur m. (my. onverand.) : Lafaard. On-mens, wreedaard.

Sanscrit m. : Sanskriet.Sans-culotte m. (mv. --culottes) : Rode Repu-blikein.

Sans-dent v. (mu. --dents) : Oudje, bestje.Sans-domicile m. (my. onv.) : Dakloze.Sans-facon m. : Ongedwongenheid.Sans-famille m. en v. (my. onverand.) : Eenzame.Sans-feu m. (my. onv.) : Hooikist v.Sans-fil m.: Draadloos bericht,-loze dienst m., radio.Sansfilisme m. : Radiodienst m.Sansfiliste m. : Radioluisteraar.Sans-foyer m. (my. onverand.) : Dakloze.Sans-gene m. : Ongegeneerdheid.Sans-le-sou m. (mu. onverand.) : Arme slokker.Sansonnet m. : Gewone spreeuw m.Sans-patrie m. (mv. one.) : Vaderlandloze.Sans-soin en --souei m. en v. (my. onverand.): Zieltje zonder zorg. I m. Onverschillig-, zor-geloosheid.

Sans-travail m. (mu. onverand.) : Werkeloze.Santis v. : 1. Gezondheid. Il n'a aucune - pasde — : Hij steekt niet in een gezond vel. Enbonne — : Gezond (op 't ogenblik). (Je voussouhaite) une bonne amide et une bonne (Ikwens ID al wat wenselijk is 1 Bateau de — :Quarantaineboot. Service de — : Meclisch perso-neel. 2. Toast m., dronk m. Boire -, porter une — :Een d. uitbrengen. 3. (f 1 g.) (plat) Grote matevan brutaliteit. Il en a une —! Zo'n lefhebber

Saoul (spr. sou) en —er (spr. soule) z. softl en —er,Sapajou m. : Rolstaartaap. (fig.) Ventje, mormel.Sapement m. : Ondermijning.Saper : Ondergraven. (fig.) Ondermijnen.Sapeur m. : Loopgraafwerker, geniesoldaat.Sapeur-pompier m. (my. —s--s) : Brandweerman.Saphique : Uit drie trochteen en twee lambenmet een slotlettergreep samengesteld (vers).

Saphir m. : Saffier (blauwe steen) m.Sapho v. : Sappho (Griekse dichteres).Sapide : Smakend, dat een smaak heeft.Sapidite v. : Eigenschap van smaak to bezitten.

Page 431: aardrijkskunde - DBNL

SAPIENCE. 415 SAUMONP.

Sapience V. : (oud) Wijsheid.Sapin m. : 1. Gewone of fijne spar m. 2. Vuren-hout. Sentir le — : Al met den been in de kiststaan. 3. (oud) Huurrijtuig, bakje.

Sapine v. : Vurenhouten balk m. - plank v. -tobbe v. - stellage v.

Sapinklre V. : Mastbos.Saponaire V. : Zeepkruid. — des vaches : Koekruid.Saponification v. : Verzeping, zeepvorming.'t Zeepzieden.

Saporifique : Smaakgevend.Sapristi : Voor den drommel ISarabande V. : Langzame, deftige dans in 3/4 maatm. (bij verg.) Dolle pret v., woeste dwaasheid.

Sarbacane V. : Blaaspijp v. Glasblazerspijp v.Sareasme m. : Bijtende spotternij.Sareastique : Bijtend, scherp, vinnig.Sarcelle v. : Taling (eend) m.Sarelage m. : Het wieden van de grond.Sareler : Wieden, de grond losmaken.Sareleur m. : Wieder.Sareloir m. : Wiedijzer, schoffel v.Sarelure v. : Uitgewied onkruid.Sareophage m. : 1. Stenen doodkist (der Ouden)v. Praalkist v., grafteken dat een doodkistvoorstelt. 2. Vleesvlieg v.

Sardaigne v. : Sardinie.Sardanapale m. : Sardanapalus. (fig.) Wel-lustige vorst, - rijkaard.

Sarde : Sardisch. I m. : Sardinier. Het Sardisch.Sardine v. : Sardijn v. Sardine v. Sergeants-strepen m.

Sardinier m. : Sardijnenvisser. -inlegger.Sardonique en (oud) -len : Sardonisch, bitter,

grijnzend.Sargasse v. : Sargasso (soort tropisch zeewier).Mer des S-s : Sargassozee (bij de Azoren).

Sarment m. : Wijn(gaard)rank m. Houtachtigestengel m.

Sarrasin : Sarraceens. Mohammedaans. I m. : 1.Sarraceen. Mohammedaan. 2. Boekweit(b/O —) v.

Sarrasine v. : Valdeur v., -hek (hem —).Sarrau m. : Lange kiel (voerman, boer) m. Langkinderschort dat van achter open is.

Sarre v. : Saar v. -gebied.Sarrebruek m. : Saarbruecken.Sarrois : Bewoner van 't Saargebied.Sas m. : 1. Zeef v. Passer au — : Zeven, ziften.(fig.) Passer au Bros — : Niet zo nauw kijkenbij. 2. Sluiskolk v. sas o.

Sassafras m. : Sassafrasboom in.Sasse v. : (zeev.) Hoosvat.Sasser : 1. Zeven, ziften. (fig.) Nauwkeurig on-derzoeken. 2. Schutten, door de schutsluis laten.

Satan m. : 1. Satan, opperste der gevallen en-gelen. 2. Satansaap.

Satanique : Duivelachtig, diabolisch.Satellite m. : Trawant, volgeling. Bijplaneet v.,

maan v.Satiêtê v. (spr. sasyitO) : Zatheid, verzadiging.(Jusqu')cl — : Tot vervelens toe.

Satin m. : Satijn.'

(fig. • f am.) Avoir la peau de— : Een fijn velletje hebben.

Satinage m. : 't Bewerken als satijn, - satineren.Satiner : Bewerken als satijn.Satinet m. : Gestreepte zijden-katoenen stof v.Satinette v. : Katoen-satijn.Satineur m. : Satineerder.Satire v. : 1. Spotschrift (over de openbare zeden).Hekeldicht. 2. Bijtende spot m.

Satirique : 1. Die op 't hekeldicht betrekkingheeft. 2. Hekelend, spottend. I m. : Hekeldichter.

Satiriquement : Op hekelende wijze.Satiriser : Hekelen, geselen.Satisfaction v. : 1. Tevredenheid, voldoening.

Donner — au voeu de qn, - a qn (z. 2) : Iem. eisinwilligen. Il coos donnera de la — : Ge zultplezier van hem beleven. 2. Genoegdoening.Donner — a : - geven. 3. Boete v., verzoening.

Satisfaire ov.w. : 1. (mens) Tevredenstellen,voldoen aan. Afbetalen (schuldeiser). 2. (z a a k)Aanstaan, behagen. Bevredigen, voldoen aan.onov.w. : Genoegdoening verschaffen. Boeten.Voldoen (aan), nakomen, opvolgen (bevel). Deteugel vieren. I se — : Zijn wens bevredigen,zich voldoening verschaffen. Genoeg aan zichzelf hebben.

Satisfait : Voldaan. Peu -, mal — : Onvoldaan.Satisfecit m. (spr. -tissfessite) : (school) Goed-keuring, „kaartje".

Satrape m. : (gesch.) Perzisch landvoogd.(fig.; thans) Despotisch optredend ambtenaar.

Satrapie v. : Landvoogdij.Saturable : Verzadigbaar.Saturation v. : Verzadiging.Saturer : Verzadigen. (fig.) Etre saturd de :Moede, beu zijn.

Saturnales v.mv. : Saturnusfeesten (waarbij deslaven met de meesters aanzaten). (fig.) Tijdvan uitgelaten feestvieringen m.

Saturne m. : Saturnus. (s c he i k.) Lood.Saturnien : (oud) Noodlottig.Satyre m. : Sater, halfgod der wouden (met horensen bokspoten). (fig.) Wellusteling. I v. : Saterspel.

Satyrique : Van de saters.Sauce v. : 1. Sans v. — blanche : Boter-. — brune: Gebraden boter-. On ne sait a quelle — lemettre : Men weet niet wat men met hem moetbeginnen. Il est bon a touter —8 : Men kan hemtot alles gebruiken. Faire a qn sa — : Iem.duchtig de les lezen. 2. — du tabac : Tabaksaus(zoutwater om tabak te besprenkelen). — a Borer: Licht verguldsel. 3. Doezelkrijt.

Saucer : In de saus dopen. Natmaken. (fig.)Dopen. — dans la boue : Door 't slijk sleuren.

Saueiére v. : Sauskom v.Saueisse v. : Worst v. Kruitworst (mijn doen ont-branden). Observatieballon m.

Saueisson m. : Dikke worst v., beuling m. (mil.)Kruitworst (om mijn te doen ontbranden).Vuurworst, grote vuurpijl m. Takkenbos m.

Sauf, -ye : 1. Behouden, veilig. Avoir la vie sauce :Er heelhuids afkomen. 2. Onaangetast. Garder —son honneur : Zijn eer beveiligen. I vz. : Zonderafbreuk te doen aan. Behoudens. Uitgezonderd.— le respect que je vous dois : 't Zij gezegd metalle eerbied die ik u verschuldigd ben. — a :Onder voorbehoud dat, tenzij dat. — que : Be-halve dat, tenzij.

Sauf-conduit m. (me. --conduits) : Vrijgeleide.Sauge v. : (plantk.) Salie v.Saugrenu : Ongerijmd.Saul m. (spr. sa-ul) : Saul.Saulaie v. : Wilgenplantsoen, -bos.Saule m : Wilg m. — tetard : Knotwilg.Saumitre : Brak, tilt. (yolk) Beroerd.Saumon m. : 1. Zalm m. -kleurig (couleur —).2. Blok -, zalm (metaal); schuitje (tin).

Saumone : Zalmkleurig. Truite —e of —e v.Zalmforel v.

Page 432: aardrijkskunde - DBNL

416 SAVOIR.SAUMURE.

Saumure V. : Pekel v., zoutoplossing.Saunage m. : Het zoutzieden. Zoutverkoop m.Sauner : Zoutzieden. Zout opleveren.Saunerie V. : Zoutziederij. -handel m.Saunter m. : Zoutzieder.Saunibre V. : Zoutvat.Saupoudrer : Bestrooien. (fig.) Doorspekken.Saur, -e (spr. Or) : 1. Geelbruin. 2. (all e en m.)Hareng - : Bokking.

Sauriens m.mv. : Hagedisachtigen.Saussale V. : Wilgenbos.Saut m. : 1. Sprong m. - de pied ferme : Sprongzonder aanloop. - avec élan : - met aanloop. -perilleux : Salto mortale; (fig.) diepe val m.; ge-waagde onderneming. - d'obstacles : Hindernis-senspringen. Faire des --s de carpe : Opspringenuit de liggende houding en zich weer plat opde bulk neer laten vallen. Tout d'un -, de plein- : In eens. Au - du lit : Bij 't opstaan. - delit (me. saute de lit) : Damesmorgenjapon v.;huisjasje. (fig.) Ne faire qu'un - chez qn : Ineens bij iem. zijn. En un -, en trois -s : Metgrote sneiheid. Ne pas alter par -8 : Regelmatigvoortgaan. Par -s : Sprongsgewijs. Faire le - :De sprong wagen; er van doorgaan; bankroetgaan; het hoekje omgaan; de kogel door de kerkjagen, zich laten verleiden. Faire un - daps lestanibres : Jets gewaagds ondernemen. 2. (muz.)Sprong m. 3. Waterval m.

Saut-de-lit m. z. saut 1.Saut de loup m. : Brede sloot die tot afsluitingdient van een park of buiten.

Saute v. : Uitschieten van de wind. (fig.) Plotse-linge verandering.

Saute-mouton m. : Haasjeover.Sauter onov.w. : 1. Springen. - en (a) bas deson lit : Uit zijn bed springen. - a la gorgede qn : Iem. naar de keel vliegen. - d'unechose a une autre : Van de hak op de tak sprin-gen. - de joie : Van vreugde opspringen. - auplafond, - aux noes : Opspringen (van woede, ver-wondering enz.). La bilk a sauté : De bal isover de band gevlogen. Faire - un bouton :Een knoop afrukken. Faire - un lapin; - des li-gumes : Een konijn -; groenten stoven. Le cceurlui en sautait : Hij werd er onpasselijk van. 2.In de lucht springen, - vliegen; ontploffen. Faire- le crdne a : Voor de kop schieten. Faire -une omelette : Een eierkoek keren. 3. Uitschieten,plotseling veranderen. (fig.) Le vent a saute : Dewind waait nu uit een andere hoek. I ov.w. :1. Overspringen. Overslaan, weglaten. - le pas,- le fossO: De beslissende stap doen. 2. Bespringen,dekken. 3. Laten springen. 4. Stoven, smoren.

Sauterelle v. : 1. Sprinkhaan m. 2. Zwei (tim-mermanshaak) v.

Sauterie v. : (f am.) Danspartijtje.Saute-ruisseau m. (my. onverand.) : Boodschap-penloper, jongste klerk.

Sauteur m. : Springer. Luchtspringer. Springpaard.(fig., lam). Weerhaan, veranderlijk mens. I by.nw. : Springend. Ecureuil- : Vliegende eekhoorn.

Sauteuse v. : Huppeldans m. Dansje. Stoofpan v.Danseresje.

Sautillement m. : Gehuppel.Sautiller : Huppelen. In korte zinnen schrijven.Sautoir m. : 1. Damesketting (chain -) m. Overde borst gekruist halsdoekje. En - : Over deborst gekruist, kruiselings geplaatst. 2. Afsluit-hek in de norm van een St-Andrieskruis.

Sauvage : 1. (di e r) Wild, in 't wild levend.(mens; z. ook 2) Wild. Onbeschaafd. (plant)Wild, in 't wild groeiend. (plaats) Woest, on-bewoond. 2. (fig.) Schuw, ongezellig. 3. (fig.)Terugstotend, ruw. I m. en v. : Wilde. Onge-zellig -, mensenschuw persoon.

Sauvagement : Op wilde wijze, woest.Sauvageon m. : Ongeente (vrucht)boom m., wil-deling. Wilde loot van een gegriffelde boom v.

Sauvagerie v. : Wild-. Schuwheid. Natuurtoe-stand m.

Sauvagesse v. : Wilde. Ongezellige vrouw.Sauvegarde v. : 1. Bescherming; instandhou-ding. (oud) Vrijgeleidebrief m. 2. Papierstrookter beschutting (boek) v. (z e e v.) Borgtouw.

Sauvegarder m. : Beschermen, vrijwaren.Sauve-qui-pent m. (my. onv.) : Overijlde Ylucht v.Sauver : 1. (m e n s) Redden, behouden. (g o ds d.)Zalig maken. 2. (z a ak) Redden, behouden; inveiligheid brengen. (fig.) Onaangetast bewaren.Vergoelijken. Bemantelen. - les apparencee, - lesdehors : De schijn bewaren. 3. - qch a qn : Iem.lets besparen. I se - : 1. Zich redden, - bergen.- a la nage : Al zwemmende ontkomen. 2. Zichuit de voeten maken. Overkoken (melk). - atoutes jambes : Zich wegpakken. (zonder se) Sauvequi peutl leder berge het lijfl 3. Zich uit demoeilijkheid redden. Je me sauce : Ik ga er vandoor. 4. Vluchten. 5. (kerk) Zalig worden.6. Se - de : Ontkomen aan. - de soi-méme : Zijndrang tot zelfmoord weerstaan. 7. Se - Sur : Zichschadeloostellen ten koste van.

Sauvetage m. : Redding, berging. Echelle de -: Brandladder v.

Sauveteur m. : (Mensen)redder. I bv.nw. :Redding ...

Sauveur m. : Redder. (kerk) Reiland. Verlos-ser. Ibv.nw. : Reddend.

Savamment : Op geleerde wijze. (fig.) Met kennisvan zaken. Handig. Met overleg.

Savane v. : Grote grasvlakte v.Savant : 1. Kundig. 2. Geleerd. (grap.) Chien- : Gedresseerde bond. Langues -es : Dodetalen. 3. Wijs, wet doordacht. Goed ingelicht. Im. : Geleerde. - de cabinet : Kamergeleerde.

Savantissime : Razend geleerd.Savate v. : 1. Versleten, platgelopen schoen m.Trainer la - : Sloffen; (fig.) armoedig Leven.2. (s p el) Slofje-onder. 3. Boksen ook met be-hulp der voeten. 4. (f am.) Onhandig werkman.5. Prulwerk.

Savetier m.(spr. -tile): Schoenlapper. (f i g.) Knoeier.Saveur v. : Smaak m. (fig.) Pit v. Eigenaardig,pikant tintje. Ne pas manquer de - : Niet onver-makelijk zijn.

Savoie v. : Savoye.Savoir : 1. Weten, kennen. Dieu le sait : Ikneem de Hemel tot getuige; de Hemel mag't weten. Dieu sait (comme) : De Hemel weethoe. Que je sauce, a ce que je sais : Zover ikweet. Je ne sais qui : Ik weet niet wie. Jene sais quoi : Ik weet niet wat, iets onbe-stemds. - qn prudent : Weten dat iem. voor-zichtig is. La personne -; la chose que vows savez :De bewuste persoon; - zaak. Je sais ce que je sais: Ik weet wat ik zeggen wit. 11 en sait plus d'un,U Bait plus d'un tour : Hij is een slimme vogel.C'est bon a - : 't Is goed dat ik 't weet. Qu'ensavez-vous 1 Dat kunt ge niet weten 1 Je n'y sau-rais que faire : Ik kan daaraan niets doen. Faire

Page 433: aardrijkskunde - DBNL

417 SC firMASAVOT R-FATRE.

- : Mededelen. // n'a rien voulu Hij heefter niets van willen weten. Sait-on (jamais)tMen kan nooit weten 1 Vous saurez que : Ge moetdan weten dat. C'est a — of — : Te weten,namelijk, en wel; dat staat nog te bezien. Laquestion est de — si : De vraag is of. 2. Te we-ten komen, vernemen. 3. Kennen, van buitenkennen. 4. Kennen, kennis bezitten. Kunnen,geleerd hebben. Des& de — : Weetgierigheid.— son monde : Weten wie men v66rheeft.

—faire qch : De kunst verstaan om iets te doen.— vivre : Zich fatsoenlijk weten te gedragen. 5.(in de voorwaardelijke wijs) Kunnen. Jene saurais vous le dire : Ik kan 't u niet zeggen.

Geweten Bekend worden. WetenIdat men . . . . is. Cela se saurait : Dat zou bekendmoeten zijn. Se — persecute Weten dat menvervolgd wordt. 4 m. : Wetenschap, kennis. Legai — : De poezie.

Savoir=faire m. : Bedreven-, handigheid.Savoie-vivre m. : Welgemanierdheid.Savoisien : Uit • Bewoner van Savoye.Savon m. : 1. Zeep v. — noir, - serf : Groene — enpaillettes : Snippertjeszeep. Ce n'est pas de l'eaude — : Dat is maar geen kleinigheid. 2. Stuk zeep.3. Wassing met zeep. 4. (fig.) Standje.

Savonnage m. : Reiniging met zeep. Kleine was v.Savonner : Met zeep insmeren, - wassen. qn, -la tete a qn : Tem. een uitbrander geven. (fig.)La pente -nee : Hellende vlak.

Savonnerie v. : Zeepziederij. -fabricage v.Savonnette v. : Scheerzeepbal m. Scheerkwastm. Stuk zeep. Montre a — : H. met dubbele kas.

Savonneux : Zeepachtig, met zeep bereid.Savonnier m. : Zeepzieder. Zeepboom m.Savourer : Smaken, langzaam proeven. (fig.)Langzaam, innig genieten van.

Savoureusement : Smakelijk, met smaak. (fig.)Heerlijk.

Savoureux : Smakelijk. (fig.) Heerlijk. Smaakvol.Savoyard : Uit • Bewoner van Savoye. Schoor-steenvegersjongen ; jongen met een marmot.

Saxe v. : Saksen. I m. : -isch porselein.Saxhorn m. : Saxhorn (tuba, enz.) m.Saxon : Saksisch. -er.Saxophone m. : (muz.) Saxophoon v.Sayette v. (spr. se-yete) : Zijden wollen serge v.Saynke V. : Komisch stukje (voor 2 of 3 spelers).Sayon m. (spr. se-yon) : Wapenrok m.Sbire m. : Politieagent, gerechtsdienaar. (fig.)Man die zich tot gemene politiezaakjes leent.

Seabieuse v. : (plantk.) Scabiosa v.Seabieux : Schurftachtig.Seabreux : Oneffen, hobbelig. (fig.) Aanstootgevend, schuin. Netelig, moeilijk.

Scalene : Ongelijkzijdig.Sealpe m. : Schedelhuid v.Scalpel m. : Ontleedmes.Scalper : Van de schedelhuid ontdoen.Scandale m. : 1. Aanstoot m. Pierre de — :Steen des aanstoots. 2. Ergernis. Opspraak v.,opzien. Schandaal.

Seandaleusement : Op aanstootgevende wijze.Seandaleux : Aanstoot gevend. Ergerlijk.Seandaliser : Aanstoot geven. Ergeren. se —de : Aanstoot nemen aan.

Scander : Naar de rythmus verdelen bij hetuitspreken. (mu z.) Zingen spelen terwijl menkrachtig het tempo doet uitkomen. (fig.) Let-tergreep voor lettergreep uitspreken.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

Seandinave : Scandinavisch.Seanie v. : Schonen (deel van Zweden).Scansion v. : Rythmische verdeling, scandering.Seaphandre m. (spr. -af-) : Duikertoestel.Seaphandrier m. (spr. -af-) : Duiker met een dui-Seapin m. : Loze bediende. Fielt. [kerpak.Seapulaire m. : Scapulier, schouderkleed. Schou-derdraagband m. I bv.nw. : Schouder-. Ceinture— : Schouderbekken.

Searabee m. : 1. Mestkever m. 2. Steen meteen kever er op gegraveerd m. 3. Kromme iijn v.

Searamouehe m. : In 't zwart geklede hansworst.Scarifier : Inkerven.Searlatine v. : Roodvonk (fievre —) o.Seeau m. : 1. Zegel. Les —x : De staatszegels.Garde des —x : Grootzegelbewaarder; ministervan Justitie. 2. De administratie van 't zegel;departement van Justitie. 3. Zegel, -afdrukm. Le livre scelle de sept —x : Het boek met dezeven zegels. 4. (fig.) Zegel. Mettre le — a :Het zegel drukken op. Marque du — du genie: Die de stempel van 't genie draagt. Sous le— du secret : Onder 't zegel der geheimhouding.

Salerat : Snood, schurkachtig. Lois —es : Tucht-huiswetten. I m. : Schurk, booswicht.

Seêlêrate v. : 1. Schurkachtige vrouw. (f am.)La petite — : Die kleine heks. 2. (plantk.)Blaartrekkende boterbloem v.

Seeleratesse v. : Schurkachtigheid.Scene m. : (Gerechtelijk) zegel, verzegeling.Apposer-, mettre les —8 Verzegelen. Bris de —:Verbreking der zegels.

Seellement m. : Vastzetten, -gieten, inmetseling.Seeller : Het zegel drukken op, zegelen. (fig.)Bekrachtigen. Verzegelen. (fig.) Onbegrijpelijkmaken. Vastzetten, -gieten, in-, vastmetselen.

Seelleur m. : Zegelaar.Scenario m. : Opzet van een toneelstuk of van ee nfilmdrama m.

Seenariste : Scenario-maker.Scene v. : 1. Toneel. Entrer -, parattre en — :

Opkomen. Mettre en —, - sur la — : Ten tonelevoeren; laten optreden. Mettre en — : De toneel-schikking regelen van. (fig.) Etre toujours en

: Steeds in zijn rol blijven. Monter -; descendre: Naar de achtergrond -; naar de voor-

grond gaan. (fig.) La — du monde : 't Wereld-toneel. 2. Toneel, plaats van handeling v. La— est -, se passe a Seville : Het stuk speelt teSevilla. 3. (fig.) Plaats waar iets gebeurt. 4.Toneel, deel van een bedrijf. (fig.) Schouw-spel, vertoning. La — a faire : De grote speel-scene. 5. Standje, bittere woorden.

Seenique : Toneelmatig. Toneel-.Scdnographie v. : Toneel-, decoratieschilder-kunst v.

Seepticisme m. : Twijfelleer v. Neiging tot twij-felen.

Seeptique : (Iem.) die geneigd is tot twijfelen,scepticus. Sceptisch.

Sceptre m. : Heersers-, koningsstaf m., schep-ter m. (fig.) Koninklijke macht v., heerschappij.

Sehabraque v. (spr. cha-) : Zadeldek.Sehaffhouse v. (spr. cha-) : Schaffhausen.Sehah m. (spr. cha) : Koning, Shah (van Perzie).Sehako m. (8pr. cha-) z. shako.Sehall m. z. chile.Seheik m. z. sheik.Schema (spr. the-) of scheme m. (spr. cheme) :Schema. Schets v.

27

Page 434: aardrijkskunde - DBNL

418 SEC.SCHEMATIQUE.

Schimatique (spr. chi-) : Schematisch.SchiSmatiquement (spr. chi-) : In een schematische

voorstelling.Sehibboleth m. (spr. chibolete) : Proefsteen m.Herkenningswoord. Leuze v.

Sehismatique (spr. this-) : Scheurmakend. I in. : -er.Schisms m. (spr. chime) : 1. Geloofs-, kerk-scheuring, schisma. 2. (fig.) Scheiding.

Schnick m. (spr. chnik) : Brandewijn m.; 'n bor-rel m.

Schooner m. (spr. chouner) : Schoener (schip) m.Seiage m. : Gezaag. Bois de — : Zaaghout.Sciant : (fig.) Gloeiend vervelend.Sciatique V. : Heupjicht v., ischias v.Sole v. : 1. Zaag v. — a bras : Kraan-. — circu-laire : Rond-, cirkel-. — anglaise : Figuur-. 2.Marmer-, steenzaag (zonder tanden). Diamant-slijperszaag. (d i e r k.) Zaagvis m. 3. (f i g.,f am.) Vervelende zaak v., gezanik. Ouwe mop m.Monter une — a qn : Iem. voortdurend met de-zelfde aardigheid pesten.

Seiemment : Willens en wetens.Science v. : 1. Wetenschap, bekend-, bewustheid.Agir de pleine — : Wel weten wat men doet.Savoir de — certain : Met zekerheid weten. L'ar-bre de la — du biers et du mal : De boom derkennis van goed en kwaad. 2. Kunde, kennis.Geleerdheid. — des affaires; - du monde : Zaken-;wereldkennis. 3. Wetenschap. La S- Chretienne :Christian Science. La gaffe — : De po6zie. —sphysiques : Natuurwetenschappen. Les --s of les—8 exactes : De wis- en natuurkundige w. —smathematiques, - d'abstraction : Wiskunde. — d'ap-plication : Toegepaste wetenschap. —s sociales,— morales : Geesteswetenschappen. Docteur es

8 : Doctor in de (faculteit der) wis- en natuur-kunde.

Seientifique : Wetenschappelijk. Van de wis-en natuurkunde.

Seientlliquement : Op wetenschappelijke wijze.Seier ov.w. : Zagen, door-, stuk-. Met de sikkel

afmaaien. — le boyau : Op een viool krassen. —le dos a qn of — qn : Iem. gruwelijk vervelen.

I onov.w. : Strijken, achteruitroeien.Scierie v. : Zagerij. Zaagmachine v.Scieur m. : Zager. Maaier. (fig.) Vervelende knul.Seindement m. : Deling, splitsing.Seinder : Delen, splitsen.Scintillation v. (spr. -tila-) : 't Voortbrengenvan vonken. Fonkeling. Flikkering.

Sointillement m. (spr. -ti-yman) : Flonkering,schittering.

Seintiller (spr. -tile of ti-ye) : Flonkeren, schitteren.Flikkeren.

Scipion m. : Scipio.Scission v. Scheiding, scheuring, verdeeldheid.Seissionnaire : Scheurmakend, die afscheidingten gevolge heeft.

Scissure v. : Spleet v., kloof v.Sciure v. : Zaagsel.Scolaire : School-. Anne — : Schooljaar.Scolarite V. : Universiteitsstuclie v. Aantal school-

jaren, cursusduur m. Schoolplichtige leeftijd.Schoolbezoek; getrouw schoolbezoek.

Scolastique : Van de middeleeuwse universi-teiten, - wetenschap, schools. I v. : Middeleeuwsewijsbegeerte, scholastiek v. I m. : Schrijver overscholastiek.

Seolastiquement : Volgens de vormen en re-gels der scholastiek.

Seoliaste m. : Oude verklaarder van klassieken.Scone v. : 1. Noot van een ouden tekstuitleg-ger v. (meetk.) Opmerking bij een theorema.2. Tafelgezang (der oude Grieken).

Seolopendre v. : 1. (dierk.) Duizendpoot m.2. (plantk.) Tongvaren v.

Scorbut (spr. -ut) m. : Scheurbuik v.Seorbutique : Scheurbuikachtig, met - behept.

I m. : -lijder.Scorie v. : Metaalslakken, slak v. —8 volcani-ques : Vulkanische uitwerpselen.

Scorpion m. : Schorpioen (ook in dierenriem) m.Scorsonére V. : (plantk.) Schorseneer v.Scottish v. (spr. -tithe) : Schotse wals v.Scout m. : Padvinder (boy----).Seoutisme m. : Padvindersbeweging.Scribe m. : (Af)schrijver. (Joods) schriftgeleerde.(fig.) Man vol boekenwijsheid.

Scriptural : Op de Heilige Schriften betrekkinghebbend.

Serofulaire v. : Helmkruid.Serofuleux : Klierachtig, met klieren behept.

I m. : Klierlijder.Serupule m. : 1. (oud) Gewichtje van 1/ 24 Rom.ons, scrupel. (thans) 24ste deel van een uur.2. (f ig.) Gewetensbezwaar, angstvalligheid.Avoir des —s : Bezwaren hebben, aarzelen. Les—8 ne l'etouffent pas : Hij heeft een ruim ge-weten. Sans —8 : Gewetenloos. Se faire un — deqch : Bezwaar maken om.

Scrupuleusement en -eux : Nauwgezet; angstvallig.Serutateur m. : Onderzoeker, uitvorser. Stem-opnemer. I bv.nw. : Vorsend, doorzoekend.

Scruter : Onderzoeken, navorsen.Serutin m. : 1. Stemming. Tour de — : Stem-ming. — de ballotage, second tour de — : Her-stemming. Depouiller le — : De stembriefjes tel-len. 2. (fig.) Stembus v.

Seulptage m. (spr. skultaje) : Het beeldhouwen.Seulpter (spr. skulte) : Beeldhouwen, behouwen.Sculpteur m. (spr. 8kulteur) : Beeldhouwer.Sculptural (spr. skultu-) : Tot de beeldhouw-kunst behorend. Waard in marmer vereeuwigdte worden.

Sculpture v. (spr. skultur) : Beeldhouwkunst v.Beeldhouwwerk.

Seurrile : Plat, grappig, boertig.Scythe m. : Scyth. (fig.) Onbehouwen mens.Se vnw. : 1. (lij d. voor w.) Zich. Elkander. 2.(om een lijdende betekenis aan eenwerkw. te geven) S'acquirir : Verkregen wor-den. — faire : Gebeuren, gedaan worden. 3.(belanghebbend voorw.) Aan -, voor -, met-, tot zich of elk.

Séance v. : 1. Zitting, vergadering. — tenants :Gedurende de zitting; (fig.) op staande voet.2. Bijeenkomst v. Les v.; werktijd m.; oefening.— d'etudes : Studiebijeenkomst. Donner des —sa un peintre : Voor een schilder zitten. Mes —sa la bibliotheque : Mijn bibliotheekwerk.

Stant : Voegzaam, betamelijk. I m. : Achterste,zitvlak. Zittende houding. Se mettre sur son — :Overeind gaan zitten.

Seau m. : Emmer m. — a rafratchir : (Wijn)-koelemmer. Verser de l'eau a —x : Plassen. Ilpleut a --x : Het stortregent. — hygiinique, - atoilette : Wastafelemmer.

Sebastien : Sebastiaan.Mile v. : Trog v. Napje, bakje. Centenbakje.Sec (spr. sek), stlehe : 1. Droog. Dor. Droog gelegd

Page 435: aardrijkskunde - DBNL

419 StCULAIREMENT.SECANT.

(Amerika). Il fait - : 't Is droog. Des legumes -8 :Gedroogde groenten. D'un ail - : Onverschillig.A pied - : Droogvoets. Vin -, champagne - :Niet zoete wijn, - ch. Madere - : Madera zon-der water. Metal - : Bros metaal. (fig.) Messeseehe : Mis zonder consecratie. Consultation seeks :Gratis consult. Argent - : Gereed geld. PerteOche : Zuiver verlies. En einq - : In een omme-zien, een, twee, drie. 2. (fig.) Mager, schraal.C'est (un peu) - : Dat is een mager beestje.3. Kort, koel. Onbevallig, dor. Parler d'un ton - :Kortaf spreken. Coup - : Tik; knappend geluid.Contours -s : Dorre, onbevallige lijnen. 4. Onge-voelig, liefdeloos, hard. Coeur - : Dor hart. 5. On-vruchtbaar, dor. I bw. : Droog. Zonder lets meer.Boire - : Zijn wijn onaangelengd drinkers; (fig.)duchtig pooien. Repondre - : Bars antwoorden.Trotter - : In korte draf gaan. I m. : Droogte,het droge. Droog weer. Mettre au - : Op eendroge plaats opbergen. Un grand - : Een lange,magere man. A - : Droog, zonder water. Mettrea - : Droogleggen (stroom); drankvrij maken(Amerika); op 't droge halen (schip): ledigen (vat,beker); al zijn geld afwinnen (speler): plunderen._etre a - : Op 't droge zitten; geen geld meer

Secant : Snijdend. [hebben.Secante v. : Snijlijn v., secans v.Seeateur m. : Snoeltang v.; heggeschaar v.Secession v. : Afscheiding. La guerre de - :De oorlog tegen de afvallige Zuidelijke staten(1861-65).

Seehage m. : Het drogen. uitdroging.Skim v. : Inktvis v. Droogvallende plaat v.Sigaret v.

Seche-eheveux m. (my. onv.) : Haardroger.Séehement : Droogweg, droogjes. Dor.Secher ov. V. : Drogen, afdrogen. Dor maken.

Droogleggen,'t alcoholgebrnik verbieJ en in (land).(y olk) Leegthinken. Niet afdoen. Wegblijven van(les, college). (s choo 1) Afwijzen (candidaat). -un examen : Voor een examen zakken. I onov.w. :Drogen, droog worden. Verdorren (school) Afge-wezen worden, zakken. - d'ennui : Vergaanvan verveling. Mettre - : Te drogen hangen.

Secheresse V. : 1. Droogheid. Gebrek aan regen.2. (fi g.) Dor-, onbevalligheid. Koel-, stijfheid.Ongevoeligheid. Onvruchtbaarheid.

Secherie v. : Droogplaats v. Droogtoestel.Sechoir m. : Droogplaats v. -kast v. -rek, -oven m.Second (spr. -gon) : Tweede. Cause -e : Bij-

komende oorzaak. De (la) -e main : Uit de tweedehand. Sans -(e) : Weergaloos. -e vue : Helder-ziendheid. Eau -e : Verdund salpeterzuur, -sterk water (2/3 water). I m. : 1. Tweede. Hel-per. En - : Op de tweede plaats, in onderge-schikte rang. 2. Eerste officier. 3. Tweede partij(in duet) v. - lettergreep v. Tweede verdieping.

Seeondaire (spr. -gon-) : De tweede rang be-kledend. Bijkomstig, ondergeschikt. (a ardk.)Secundair. (school) Middelbaar. (geneesk.)Bijkomend, uit andere ziekten voortkomend.(s t err en k.) Planate - : Bijplaneet. Digne - :Spoorlijn voor locaal verkeer.

Seeondairement (spr. -gon-) : Op bijkomstige -,ondergeschikte wijze.

Seeonde v. (8pr. -gon-) : Tweede drukproef v.,revisie v. Op Mil na de hoogste klasse (onderrhetorique) v. Secunde v., tel m.

Seeondairement (spr. -gon-) : In de tweede plaats,ten tweede.

Seconder (spr. -gon-) : Helpen, bijstaan.Secouement in. : Schudding.Seeouer : 1. (Heen en weer) schudden; afschud-den (stof). - la poussiere de ses pieds, - de ses sou-tiers : Toornig heengaan. 2. (fig., f am.) Hevigaangrijpen. De les lezen. Wakker schudden. 3.(fig.) Afschudden, van zich afzetten (gedachte).se - : Geschud worden. Zich afschudden. (fig.)

Beweging nemen. Zich vermannen.Seeourabie : Behulpzaam, gedienstig.Secourir : Helpen, bijstaan. Redden.Secours m. : 1. Hulp v. Sortie de - : Nooduitgang.Le grand - : Alle brandkranen. Accourir -,aller -, venir au - de : Te hulp snellen. Au -!Help 1 2. Onder-, bijstand m. Societe de - mutuel :Onderlinge onderstandskas v. 3. Hulptroepen in.

Seeouru m. : Onderstand genietende. Les -sa domicile : De huiszittende armen.

Secousse V. : Schok M., stoot (ook fig.) in. -de tremblement de terre : Aardschok. Par -s : Met

horten en stolen. Se donner une - : tit Ainslot schieten.

Secret, -ete : 1. Geheim, verborgen. Police -ete :Geheime politie, recherche. 2. Geheimhoudend,stilzwitend. Chien - : Die niet aanslaat. (grap)Il est - comme un coup de canon, - de tonnerre :Hij flapt er alles uit. I m. : 1. Geheim, verbor-genheid. Mettre dans le - : In 't vertrouwennemen. Étre dans le -, etre du - : Ingewijd zijn.Avoir le - de qn : Tem. geheim kennen. C'estmon - : Dat zeg ik niet. Ce n'est pas mon - :Ik mag dat niet vertellen. 2. Geheimhouding.Garder le - a qn : Iem. niet verraden. Il est tenuau - : Hem is 't stilzwijgen opgelegd. En grand- : In vertrouwen. - professionnel,- medical : Be-roepsgeheim. 3. Geheim middel, geheim. Ge-heime oorzaak v. Geheime veer v., - lade v., ver-borgen yak. Il a trouve le - de se ruiner : Hijheeft de kunst verstaan om zich te gronde terichten. 4. Verborgen plaats v. Verborgen-, ge-heimzinnigheid. Dans le - des cceurs : In deschuilhoeken der harten. Mettre au - : Eenzaamopsluiten. En - : In 't geheim.

Secretaire in. : 1. Secretaris, (geheim)schrijver.- d' bat : Staatssecretaris. 2. Secretarisvogel in.3. Schrijftafel v. 4. Brievenboek.

Seeretairerie v. : Secretariaat, kanselarij.Secretariat in. : Secretarisschap, -ambt. Secre-tarie v., kantoor van den secretaris.

Secrêtement : Heimelijk, in 't geheim.Merêter : Afscheklen.Secretion v. : Afscheiding. Afgescheiden vocht.Sectaire m. : Dweper, drijver.Seetateur in. : Aanhanger.Seete v. : Gezindte v., secte v.Seeteur in. Sector. - sphirique : Bolsector.Section v. : 1. (ontleedk.) Doorsnijding. Sne-de v. (bouwk.) Doorsnede. (meetk.) Snij-vlak. -s coniques : Kegelsneden. 2. Afdeling.Kamer (van rechtbank) v. Les -s armies : Deburgerwacht. 3. (mil.) Sectie v., vierde deelener compagnie.

Sectionnement : Het verdelen, - afdelen, - af-snijden.

Sectionner : Verdelen. Afdelen. Afsnijden.Seculaire : 1. Die iedere eeuw plaats vindt.Jeux -s : Eeuwfeest (te Rome). 2. Eeuwen-oud. Zeer oud.

Seculairement : Honderdjarig, van eeuw toteeuw; Binds eeuwen.

Page 436: aardrijkskunde - DBNL

420 SEMBLER.SECULARISATION.

Secularisation v. : Verwereldlijking, het bren-gen onder wereldlijke invloeden.

Seculariser : Verwereldlijken, onder wereldlij-ke invloed brengen.

Seeularite V. : Wereldlijke rechtspraak v.Sembler : Wereldlijk, in de wereld levend. I m.

: Leek, wereldling.Seculiérement : Op wereldlijke wijze.Seeurite v. : Zeker-, gerustheid. Ongevaarlijkheid.Sedentaire : 1. Zittend, die veel zit. Blijvend,garnizoenhoudend; met vaste woonplaats (stem);rustend (schutterij). Oiseau : Standvogel.2. Huiselijk. 8. Os - : Zitbeen.

Sediment m. : Neerslag m., bezinksel.Sedimentaire : Door bezinking ontstaan.Sedimentation v. : Bezinking, aanslibbing.Sedimenteux z. -airs.Seditleusement en -leux Oproerig, tot oproeraanzettend. I m. : Oproerling.

Sedition v. : Opstand m., oproer.Minotaur m. : Verleider. I bv.nw. : Verleidelijk.Seduction v. : Verleiding, verlokking. Verleide-

aanlokkelijkheid.Seduire : Verleiden. Verlokken. Bekoren. Winnen.Seduisant : Verleidelijk. Betoverend.Segment m. : 1. Afgesneden deel. spherique :Bolsegment. 2. Lid, ring (- d'insecte) m.

Segmentaire : Uit ringers samengesteld.Segmentation v. : Verdeling (van 't ei) in gelijkeSegmenter : In segmenten verdelen. [cellen.Segovie v. : Segovia (in Spanje).Seiche v. : Inktvis m.nide m. : Dweepziek volgeling, trawant.Seigle m. : Rogge v.Seigneur m. : 1. Heer, leen-, ambachtsheer. Lepetit - : De jonker. A tout -, tout honneur :Ere wien ere toekomt. 2. Heer, edelman. Hautet puissant - Doorluchtige -; HoogmogendeHeer. Le Grand S- : De Grote Heer, de Sultan.Vivre en -, trancher du grand - : Den grotenheer uithangen. 3. De Heer, God. Notre 8- : OnzeHeer Jezus-Christus; de hostie. Recevoir NotreS- : Communiceren.

Seigneurial : Heerlijk, den (leen)heer toebeho-rend. Terre -e : Riddergoed.

Seigneurie v. : Herenrecht, macht van leen-heer v. Heerlijkheid, heerlijk goed. (Mel) SaS- Zijn Heerlijkheid.

Seille v. : Houten emmer met oor m., tell v.Sein m. : 1. Borst v., boezem m. Ouvrir son -qn : De armen voor iem. openers. 2. (fig.) Hart,binnenste. 3. Borst (vrouw). Donner le - a :Zogen. 4. Schoot (moeder) m., lichaam. Porterdans son - : Onder 't hart dragen. 5. Binnen-ste, midden. Au - de : Te midden van. Le -de l'eglise : De schoot der Berk.

Seine v. : Zegen (net).Seing m. (spr. sin) : Onder-, handtekening.Seisme m. : Aardschokverschijnsel.Seismographe m. : Toestel voor het registrerenvan aardschokverschijnselen.

Seize : Zestien. Zestiende. i m. : - dag m.Seizieme : Zestiende (deel).Seiziemement : In de zestiende plaats.Sejour m. : 1. Verblijf, oponthoud. Je ne Pais icequ'un : Ik ben hier slechts tijdelijk. Faire un- : Logeren. 2. Verblijfplaats v., wooing. Le- des dieux, le celeste - : De hemel m.

Mourner : Verblijf houden, logeren. Stilstaan(water).

Sel m. : 1. Keukenzout. - gris, gros - : Grof -.Prendre le : Gezouten kunnen worden. 2. (fig.)Geestigheid, het pittige, zout. Gros - : Groveaardigheden, boertigheid. 3. Zout. -8 volatils :Vlugzouten. digestif : Zuiveringszout. -anglais, - d'Epsom : Engels -, vlugzout. Fairerespire? des -s a qn : Iem. bijbrengen door 't rui-ken aan vlugzout. 4. (s chei k.) Zout (samenstel-ling van een zuur met een base).

Select (spr. silate) : Fijn, keurig, uitgelezen.Selectif : Selectief (radio).Selection v. : 1. Keuze v. 2. - van fokdieren.

Teeltkeus. naturelle : Natuurlijke teeltkeus.Seleetionner : Door teeltkeus veredelen.Selectivite V. : Het goed kunnen uiteenhouden deruitzendingen van radiostations.

Selle v. : 1. (oud) Houten zetel zonder rug m.,krukje. 2. Stilletje, nachtstoel m. Stoelgang m.,ontlasting. Alter 4 la -, pousser une - : Afgaan.Avoir des -s abondarates : Overvloedlge ontlas-ting hebben. 3. Kalfaters-, breeuwersbankje.Voetstuk (van beeld). Blok ezel (van wa-genmaker, enz.) m. Wasblok. 4. Zadel. Che-val de - : Rijpaard. tour chevaux : Koerier-zadel; (fig.) sets dat voor alles kan dienen.Etre biers en - : Stevig to paard zitten; (fig.)niet gemakkelijk weg to krijgen zijn. Remettre qnen - : Iem. weer op de been helpers. 5. Ruggestuk.

Seller : 1. Zadelen. 2. Hard maken.Sellerie v. : Zadelmakerij. Zadel-, tuigkamer v.Sellette V. : 1. Lage stoel m., bankje. Kantoor-krukje. Seconde - : Duozitting. (fig.) Etre sur- la - Geexamineerd -; ondervraagd worden.Tenir sur la - : Uithoren. Mettre sur la :Onder handen nemen. 2. Zeker gezelschapsspel.Breeuwers-; wittersbankje. Dakstoel (der lood-gieters) m. Ploegstok m. Schoenpoetsersbankje.

Sellier m. : Zadelmaker.Selon : Volgens, naar. L'Evangile - saint Mat-thieu : 't Evangelie naar Mattheus. C'est - lescirconstances, c'est : Dat is er naar. - l'usagequ'on en fait : Al naar het gebruik dat er vangemaakt wordt. que : Naar gelang.

Seitz m. (spr. seltse) : Selters (in Hessen-Nassau).Eau de - Spuitwater.

Semaille v. (vo or al mv.) : Het zaaien. Zaai-zaad. Zaaitijd (temps des -a) m.

Semaine V. : 1. Week v. Acht dagen m. Jour de- : Week-, werkdag. Etre de - : De weekdienst -,de week hebben. En - : Op werkdagen. 2. Week-loon. -geld, zakgeld.

Semainier m. : Hij die de weekdienst heeft.Toneelspeler die gedurende een week de op-voeringen regelt. Weekkalender. I bv.nw. : Wake-lijks.

Semaison V. : Zaaitijd m.Semantique V. : Leer van de verandering derwoordbetekenissen v.

Semaphore m. : Kusttelegraaf v. -mast m. Si-gnaalarm (op spoor) m.

Semblable : Gelijk, -aardig, -vormig. Dergelijk,zulk. (wisk.) Gelijkvormig. I m. : Gelijke, weder-gade. Evenmens, naaste.

Semblablement : Op overeenkomstige wijze;insgelijks, ook zo.

Semblant m. : Schijn m., uiterlijk. Faire - de,que : Moen alsof, voorwenden dat. Ne faire - derien : Niets laten merken.

Sembler onov. en onp.w. : Schijnen, lijken.Faites ce que bon vows sernble : Doe wet u goed-

Page 437: aardrijkskunde - DBNL

421 SENTENCIEUX.SEMELLE.

dunkt. Que vows en semble l Wat dunkt u daar-van ? Il me semble : Mij dunkt.

Semelle v. : 1, Zool v. Battre la - : Te voetgaan; met de voeten stampen. Trainer la - :Zich met moeite er doorslaan. 2. Voetbreedtev. 3. (fig.) Drempel m., onderlaag (schoor) v.Bodemplank v. Hout (schaats). Glijplank v. Bout(van strijkijzer) m. Hiel (autoband) m.

Semenee v. : 1. Zaad. 2. (fig.) Kiem v., oor-zaak v. (bij b el) Nakomelingschap, zaad.

Semer : 1. Zaaien. Bezaaien. (fig.) - en terreingrate : Een ondankbare weldoen. Il taut -pour recueillir : Voor wat, hoort wat. 2. (fig.)Uitstrooien (geld). Verspreiden. - l'argent apleine8 mains: 't Geld met handenvol verkwisten.- la deroute; - l'effroi : Lafheid -; schrik versprei-den. - des pikes sous les pas de qn : Iem. val-strikken spannen. Semi d'ipines : Met doornenbezaaid. 3. (n i e u w) Laten schieten, lozen.

Semestre m. : Halfjaar, semester. Halfjaarlijksloon. Etre en - : 6 maanden verlof hebben.

Semestriel : Halfjaarlijks.Semestriellement : Om 't halfjaar.Semeur m. : Zaaier. Kweker. (fig.) Versprei-der, verbreider. (y olk) Kwikstaart m.

Semeuse v. : Zaaister. Zaaimachine v.Semi voorv. (my. onverand.) : Half. --eirculaire: Halfcirkelvormig. --lunaire : Halvemaanvor-mig. --preuve : Begin van bewijs. Col--dur. :Halfslappe boord.

gmillant : Levendig, dartel, kwiek, fleurig.Seminaire m. : Voorbereidingsschool voor Kath.priestess v., seminarium. - de franpais moderns:Oefenschool voor leraren in modern Frans.

Seminal : Van 't zaad. Van 't sperma.Seminariste m. : Leerling ener Kath. priesterschool.Semi-offielel : Officieus.Semi-permeable : Poreus.Semis m. : 1. Uit zaad gekweekte jonge plant v.,zaailing. 2. Zaaiing; aanplant m. 3. (fig.) Pa-troon met bloemen (op stof).

Semoir m. : Zaaizak m. -machine v.Semite : Semietisch. Semiet.Sèmitique : Semietisch.Semonee V. : Vermaning, berisping.Semoneer : Vermanen, berispen.Semoule v. : Griesmeel. Fijne poedersuiker v.Sempiternel (spr. sin-) : (fa rn.) Eeuwigdurend,

zeer oud.Sempiternellement (spr. -sin) : Tot in 't oneindige.Sênat m. : 1. Raad der patricigrs, der ouden m.,Senaat (te Rome) m. 2. Eerste Kamer v., Se-naat. 8. Hoogste gerechtshof.

SOnateur m. : Senator. Senaatslid, lid der EersteKamer. Raadsheer.

Senatorial : Betrekking hebbend op de Se-naat. Elections -es : Senaatsverkiezingen.

Sênatorien : Van een Rom. Senator.Skatrice V. : Vrouw van een Senator.SOnatus-consults m. (spr. -tusecon-; my. --con-suites) : Door de Senaat genomen besluit.

Senechal m. : Ambtenaar belast met 't toezichtop 's konings huis, 't aanvoeren van 't legerde rechtspraak, enz., seneschalk.

Senêchaussèe v. : Rechtsgebied van een sene-schalk.

Nagai m. : Senegal (rivier) m. Senegambi&Senegalees : Van de Senegal. Uit Senegambia.

Senegalees.Sitneque m. : Seneca (Rom. wijsgeer).

Senestre : (wapenk.) Links.Sênevê in. : Mosterdzaad.Senile : Van de ouderdom. Door ouderdom ont-staan. Kinds.

SênilitO-v. : Afgeleefd-, kindsheid, ouderdom in.Senne z. seine.Sens m. (spr. same) : 1. Zin (om indrukken teontvangen) in. Gevoelsvermogen. Zinnelijke lus-ten m. Organes des - : Zintuigen. Ce qui tombs80u8 les -: Hetgeen met de zintuigen waarneem-baar is; (fig.) tastbaar, zonneklaar. Plaisirs des- : Zingenot. 2. Verstand, oordeel. Avoir le -droit : Verstandig kunnen oordelen. Bon -: Ge-zond verstand. Avoir le - du beau : Oog voor't schone hebben. - pratique : Praktische kijk opde dingen m. 3. Mening, gevoel. Opvatting. Amon - : In mijn oog, naar mijn mening. 4. Be-tekenis, zin m. - propre; - figure : Eigenlijke -;figuurlijl-e -. Des paroles qui n'ont pas de -, -vides de - : Nietszeggende woorden. Cela n'apoint de - : Dat betekent wets. A double - :Dubbeizinnig. Prendre dans le bon - : In dejuiste betekenis nemen. 5. Richting. Zijde v.,kant m. Tourner qn dans toes les - : Iem. opalle manieren trachten uit te horen. Dans le -de la longueur : In de lengte. En tour - : In allerichtingen. 6. (nieuw) Richting van het verkeer.- unique : Eenrichtingsverkeer. (opschr if t) -interdit : Verboden in te rijden. - recommandi :Doorgaand verkeer.

Sensation v. • 1. Gewaarwording, gevoel. 2.(fig.) Opzien, indruk m. Faire - : Opzien baren.

Sensationnel : Opzienbarend.Sense, -meat : Verstandig, wijs, wijseli.jk.Sensibiliser : Your de zinnen waarneembaar -.

Gevoelig maken.Sensibilitê V. : 1. Vatbaarheid voor gevoelsin-drukken. 2. Gevoeligheid. Prikkelbaarheid. Avoirde la - : Gevoelig zijn.

Sensible : 1. Gevoelig, voor indrukken vatbaar.2. Fijn gevoelend. Licht kwetsbaar. Lichtge-raakt. Gevoelig (thermometer). B. Waarneem-baar. Le monde - : De stoffelijke wereld. 4.Merkbaar. Tastbaar, duidelijk. 5. Die op de ge-voeligheid inwerkt, innig, smartelijk. I v. :(in u z.) Septime.

Sensiblement : Merkbaar, duidelijk, in 't oogvallend. Innig. levendig. gevoelig.

Sensiblerie V. : Overgevoeligheid , sentimentaliteit v.Sensitif : 1. Van de zinnen. 2. Van 't gevoel. I in. :

Gevoelsmens.Sensitive v. : Kruidje-roer-mij-niet (o o k fig.),Sensoria' (spr. sin-) : Zintuigelijk.Sensualisme in. : 1. Leer volgens welke allekennis op gewaarwordingen berust, zinnelijk-heidsleer v. 2. Neiging om de zinnelijke aan-driften to volgen, zinnelijkheid.

Sensualiste in. : Aanhanger der zinnelijkheids-leer (z. sensualisme).

Sensualite v. : Zinnelijkheid, wellust In., zingenot.Sensuel : 1. Van de zinnen. 2. Zinnelijk, wellustig.Sensuellement : Op zinnelijke wijze, wellustig.Sente v. : (o u d) Voetpad.Sentence V. : 1. Zin-, zedespreuk v. 2. Vonnis,

uitspraak v.Senteneler : Vonnissen; nitspreken.Senteneieusement : Vol spreuken. Parler - :De mond steeds vol wijze spreuken hebben(die dooddoeners zijn).

Senteneleux : Zinrijk, vol spreuken. Parler d'un ton

Page 438: aardrijkskunde - DBNL

422 SEREUX.SENTEUR.

- : Veel (schoolmeesterachtige) spreuken ge-bruiken.

Senteur V. : Reuk m. Pais de : Welriekendelathyrus m. Pate de - : Reukpasta o.

Senteur m. (spr. -ty4) : Voetpad. (godsd.) Les-8 des justes : 't Pad der rechtvaardigen.

Sentiment m. : 1. Gevoel, gewaarwording. 2.Gevoel, bewustzijn. Avoir le - du beau : Gevoel -,zin voor 't schone hebben. Avoir le - de safaiblesse: Zich zijn zwakheid bewust zijn. Avoirle - bien net que : Beslist de indruk krijgen.Vous n'etes plus dans le - : Je valt nit de toon.C'est d'un bon - : Dat is vriendelijk van n.3. Gevoel, zielsaandoening. Liefde (- tendre) v.Se piquer de -, faire du - : Op gevoeligheid aan-spraak maken. Avoir le - de la famille : Eenfamillezwak hebben. 4. Mening, denkwijze v.Autant de totes, autant de -s : Zoveel hoofden,zoveel zinnen. 5. (j a cht) Reuk m.

Sentimental : 1. Uit 't gevoel voorkomend. 2.Overgevoelig, sentimenteel. I m. : Overdrevengevoelsmens.

Sentimentalement : Op overgevoelige wijze.Sentimentalite v. : Overgevoeligheid.Sentinelle V. : Schildwacht m. Faire - : Op s.staan. - perdue : Uitpost m.

Sentir ov.w. : 1. Gevoelen, gewaarworden. Faire -qch a qn : Iem. iets tastbaar maken; (fig.) - dui-delijk maken. 2. Ruiken. - aan. Je ne puffs le - :Ik kan hem niet luchten. - de loin : Een goedeneus hebben. 3. Gevoelen, een gevoel (voor iets)hebben, aangedaan worden. 4. Inzien, onder-vinden, bemerken. 5. Rieken naar. Smakennaar. (fig.) Zwemen naar, een bijsmaak heb-ben van, verraden, lijken op. Elle sentait son,origin (d'une lieue) : Haar afkomst was (dui-delijk) merkbaar. La soupe sent le bale : Desoep smaakt aangebrand. I onov.w.: 1. Rie-ken. - bon; - mauvais : Lekker -; kwalijk rie-ken. 2. Stinken. I se - : 1. Zich gevoelen. Voe-len dat men leeft. Gevoel van eigenwaardehebben. Ile pas - de joie : Buiten zich zelfvan vreugde zijn. - de l'appdtit Bemerken datmen eetlust heeft. 2. SO - de : De gevolgenbespeuren van.

Seoir : 1. Zitten. Zitting houden. Liggen. 2. Be-tamen. It votes sled mal de : Het staat u lelijk te.8. Staan, kleden. I se - : Gaan zitten.

Sepale m. : (p 1 antk.) Bloemkelkblad.Separable : Scheidbaar.Separatii : Scheidend.Separation v. : 1. (Af)scheiding, afzondering.- de corps : Scheiding van tafel en bed. 2. Af-scheiding, scheidsmuur m.

Separatists : Die een afscheiding beoogt, scheurma-kend. I m. : Voorstander van scheiding of scheuring.

Separement : Afzonderlijk, den voor edn.Separer : (Af)scheiden, afzonderen, van elk. ver-wijderen (ook fig.). Onderscheiden. Afdelen.bow sdpards de corps : Van tafel en bed geschei-den echtelieden. - les cheveux par une raie : Eenscheiding in de haren maken. 1 SO - : Uiteen-gaan. Zich afzonderen. (fig.) - onderscheiden.- verdelen.

Sepia v. : Sepia (inkt van de inktvis) v. -tekening.Sept (spr. sate; z. ook cinq) : 1. Zeven. 2. Zevende.

m. : Zevende dag m.Septante (spr. sept-) : (oud, thane nog Bel-gisch en Z witsers) Zeventig. Les S- : De ze-ventig vertalers die de Hebreeuwse tekst van

't Oude Testament in 't Grieks vertaalden, deSeptuaginta.

Septembre m. (spr. sent-) : September m. herfst-maand v. Les massacres de - : De September-moorden (1792).

Septembrisade (spr. sot-) : Septembermoord m.Septembriseur (spr. sept-) : Septembermoor-denaar (1792).

Septemvir m. (spr. septemmvir) : Zevenman.Septemvirat m. (spr. séptammvi . ) : Waardigheidvan zevenman.

Septenaire of -ennaire (spr. sept-) : Van 7 Jaren,maanden. dagen Onz.

Septennal (spr. sapténal) : Dat om de 7 jaar ver-nieuwd wordt, zevenjarig.

Septentrion (spr. sept-) : Noorden.Septentrional (spr. sept-) : Noordelijk, noord-.Septicemie v. : Bloedvergiftiging.Septidi m. (spr. sept-) Zevende dag van deRepubl. kalender m.

Septléme (spr. setyéme) : Zevende. : Zevendedag m. - deal. Zevende (in rang). I v. : (mu z.)Septime, zevende toonsafstand rn.

Septlémement (spr. sety4-) : In de zevende plaats,ten zevende.

Septique (spr. sApt-) : (Bloed)bederf aanbren-gend, rotting veroorzakend.

Septuagenaire (spr. apt-) : Zeventigjarig. -e.Septuagesime v. (spr. Rapt-) : (K at h.) Septuagesimav., derde Zondag v6Or de Vasten

Septuor (spr. 640 : (muz.) Septet, muziek-stuk voor 7 instrumenten of stemmen.

Septuple (spr. sept-) : Zevenvoudig. m. : -voud.Septupler (spr. apt-) : Verzevenvoudigen.Sepulcral : Van 't graf. (fig.) Somber.Sepulcre m. : Graf (der Ouden). (K a th.) (Voor-stelling van de) Graflegging van Christus.

Sepulture v. : Begrafenis. Dood m. Begraafplaatsv., grafstede v. Sans - : Onbegraven.

Sequanien (spr. -kwa-) : Van de Seine.Sequelle v. : Aanhang m. gevolg. Reeks v. Naver-schijnselen, nasleep (ziekte) m.

Sequence v. : 1. (K a th.) Tekst in metrische enrijmende middellatijnse verzen m. 2. (sp el) Volg-rij v., -kaart v., room 8. Rij, opvolging.

Sequestration v. : 1. Opsluiting, vrijheidsbe-roving. 2. In bewaring geving (aan derden);beslagneming.

Sequestre m. : 1. Bewaring door derden; be-waarderhand. 2. In bewaarderhand gesteld goed.3. Bewaarder van een betwist good.

Sequester : 1. Door derden doen bewaren (be-twist good); in beslag nemen. 2. Opsluiten.8. Verwijderen, ter slide stollen.

Sequin : Gouden munt (Venetic) v., secchino m.Urn : IJskegel m.Serail m. : Paleis. Harem in.Seraphin m. : Engel der eerste orde, serafijn.Seraphique : Van de serafijnen. Engelachtig.Serbs : Servisch. -ler.Serbie v. : Serviè.Sereln : Helder (hemel), klaar. (fi g.) Kahn, rustig. Rooskleurig, gelukkig. : Avond -koelte.Nattige avondlucht v. Prendre le - : 's Avondseen luchtje scheppen.

Sereinement : Kahn, rustig. Zonder hartstocht.Serenade v. : Avondmuziek v., -lied.Serenissime : Doorluchtig.Serdnitd v. : Helder-, klaarheid. Kalmte, rust v.Sereux : 1. Vochtafscheidend. Membrane -etas of

Page 439: aardrijkskunde - DBNL

SERF. SEE UM.423

-euse V. : Weivlies. 2. Waterig, waterachtig.Serf m. (spr. serre), -ye v. : Slaaf, slavin. Lijf-eigene. (fig.) Slaaf. I bv.nw. : Lijfeigen.

Serge v. : Saai, serge. I m. : (n a am) Sergius.Sergent m. : 1. Ambtenaar, gerechtsbode. (oud)

- d verge : Deurwaarder. - de vile : Politie-agent. 2. (mil.) - de bataille : Hoofdofficier be-last met 't opstellen der troepen. 8. Sergeant.4. Klemhaak m.

Sergent-major m. (my. -8--8) : Sergeant-ma-Serger m. : Sergefabrikant; -verkoper. [joor.Sergerie V. : Sergefabriek v.; -fabricage v.Sergot m. : (yolk) Diender (politieagent).Serieleole : Van de zijdeteelt.Sericieulteur m. : Zijdewormenteler.Serieiculture v. : Zijdewormenteelt v.Serie v. : Reeks v., rij v. (wi s k.) Reeks. En - :

Naar standaardtype. Article en - : Standaard-artikel. Production en - : Massaproductie. Hors- : Waarvan de sortering onvolledig is.

Seder : In reeksen verdelen, - behandelen.Serieusement : Ernstig. In ernst.Serieux : 1. Ernstig. Betrouwbaar. Soliede. Ge-meend, waar. Deftig (kleed). 2. Van belang,gewichtig. Flink. Bedenkelijk. I m. : Ernst m.,ernstig uiterlijk. Prendre au - : In ernst opvat-ten. Avec - : Ernstig, deftig.

Serin m. : 1. Sijsje (- vert). Kanarievogel (-des Canaries) m. 2. (yolk) Domoor, lummel. Ibv.nw. : Dom, onnozel.

Seriner : Een wijsje voorspelen (vogel). (fig.)Voorkauwen, inpompen.

Serinette V. : Vogelorgeltje. (fig.) Domoor die't geleerde werktuiglijk herhaalt.

Seringue v. : Spuit v. Klisteerspuit. Injectie-spuitje. Vervelend mens.

Seringuer : In-. Bespuiten.Serment m. : 1. Eed m. - pro/essionnel : Ambts-eed. - de joueur, - d'ivrogne : Bed in de wind.2. Vloek m., vervloeking.

Sermente : Beedigd.Sermon m. : Preek v., predikatie v. (fig.) Langevermaning. Le S- sur la Montagne : De Bergrede.

Sermonnaire : Van de preek, aan de leerredeeigen. I m. : Prekenverzameling. -schrijver.

Sermonner : De les lezen, vermanen.Sermonneur m. : Vervelende zedepreker.Serotherapie V. : Serumbehandeling.Serpe v. : Snoeimes. Fait 4 la -, taille 4 coupsde - : Ruw behouwen, slordig bewerkt; grof.

Serpent m. : 1. Slang v. - 4 sonnettes : Ratel-.- de verre : Blind-. - 4 lunettes : Brilslang. 2.(fig.) Adder v. Boosaardig mens. (bij b el) Slang,verleider. Langue de - : Addertong, kwaad-spreekster. 8. Koperen blaasinstrument, serpent o.

Serpente V. : Wijfjesslang v. Vloeipapier (papier -).Serpentement m. : Gekronkel, slingering.Serpenter : Kronkelen, (zich) slingeren.Serpentin : Van de slang. Slangachtig. Kron-kelend. Gevlekt. (fig.) Giftig, kwaadsprekend.Marbre - : Serpentijn-, slangsteen. I m. : Veld-slang (kanon) v. Koelslang (distilleerkolf). Pa-pieren strook v., serpentine.

Serpette V. : Krom snoeimes. IJsmes.Serpilliére v. : Paklinnen, zeildoek. Zonne-scherm. Voorschoot. Ruw lijkkleed.

Serpolet m. : (plantk.) Wilde -, veldtijm m.Serre v. : 1. Kas v. - chaude : Broeikas. Fruitde - chaude : Kasplantje, door inpompen ontwik-keld leerling. 2. Bewaarplaats (voor waarden) v.

8. 't Persen, drukken. Persing. 4. Greep m., hetgrijpen. 5. Klauw m. Avoir la - bonne : Sterkin de vuisten zijn; 'n gierigaard zijn.

Sent : 1. Benauwd; opeengedrongen. En Tangs-8 : In gesloten gelederen. Style - : Bondigestijl. Argumentation -e : Betoog dat klopt. Aintervalles -s : Kort na elk. Avoir le cceur - :Een beklemd hart hebben. Avoir la gorge -e :Geen woord kunnen spreken. Les dents -es : Metopeengeklemde tanden. Avoir le ventre - : Hard-lijvig zijn. 2. Nauw, ineengedrongen. Pluie -e: Dichte regen. Epaules -es : Smalle schou-ders. Education -e : Stijve opvoeding. 8. (fig.)Schriel, gierig. Armoedig. 4. Voorzichtig. Unjeu - : Gesloten spel. Interrogatoire - : Scherpverhoor. I bw. : 1. Sterk, duchtig. 2. Dicht op elk.3. Precies, streng. Tenir qn - : Tem. kort houden.

Serre-bouchon m. (my. ---s) : Beugel m.Serre-file m. (my. onverand.) : Gelidopsluiter,verbindingsmanschappen. Rij officieren in 't op-sluitend gelid v. (fig.) Heksluiter, de laatste.

Serre-frein m. (my. ---/reins) : Remmer.Serre-livres (my. onv.) in. : Boekensteun in.Serrement m. : Het drukken, - klemmen. Be-klemming. Opsluiting (gelederen). - de main :Handdruk m. J'eus un - de cceur : 't Hartkromp mij ineen.

Serrement : Bekrompen, schriel.Serre-nez m. (my. onverand.) : Neusijzer, pran.ger (voor paarden).

Serre-pantalon (my. ---s) m. : Broekenstrekker,Serre-papiers m. (my. onverand.) : Bewaarplaatsvoor papieren v. Kastje met vakken voor 't be-waren van papier.

Serrer ov.w. : 1. Gesloten houden. 2. Weg-, op-bergen. 3. Samendringen, opeenhopen. 4. Knel-len, klemmen. - la taille : Om 't middel nauwsluiten. - la main : De hand drukken. Etreserre dans son corset : In haar corset geregenzitten. Souliers qui serrent les pieds : Knellendeschoenen. 5. Samensnoeren, vastbinden. Bergen,vastmaken (zeil). - le cou 4 : Worgen. - entresee bras : In de armen drukken. 6. Strakkeraanhalen; spanners. (fig.) Toehalen. - les nceuds: De banden nauwer toehalen. Cela serre le cceur: Dat doet iem. hart ineenkrimpen. - les /reins: De remmen aanzetten; (fig.) druk uitoefe-nen. 7. Aaneensluiten. - les range : De gelede-ren (doen) opsluiten. - son icriture : Dichterin elk. schrijven. - le style : Bondig schrijven.8. Dichtbij (iets) lopen, - gaan. - la muraille :Vlak langs de muur lopen. - un texte de pHs: Een tekst zo juist mogelijk vertalen. 9. In 'tnauw drijven (- de pHs).

Serre-téte in. (my. onverand.) : (Vrouwen)kapje.Hoofddoek in. -band in. Badmutsje.

Serrure V. : Slot. - 4 double tour : Nacht-. -alphabetique : Letter-. - a combinaison, - secrete :Geheim-. - de sitrete: Veiligheids-. (fig.) Sa -est brouillie : Hij is niet wel bij 't hoofd.

Serrurerie V. : Slotenmakersvak. -werk. IJzer-werkfabricage v. Grosse - : Grof ijzerwerk.

Serrurier in. : Slotenmaker. Smid, ijzerwerkmaker.Sertir : Zetten (b.v. edelstenen).Sertissage in. : Het zetten (b.v. edelstenen).Sertisseur m. : Zetter (b.v. edelstenen). - derimes : Rijmsmid.

Sertissure V. : Zetting (b.v. edelstenen). Invoeging.Serum in. (spr. -dmm) : Bloedwei v., serum.Serum voor geneeskundige inspuitingen.

Page 440: aardrijkskunde - DBNL

SERVAGE. 421

si v 1 R.

Servage m. : Lijfeigenschap. (fig.) Slavernij.Onderworpenheid.

Serval m. (me. servals) : Afrikaanse tijgerkat v.Servant : Dienend, dienstdoend. I m. : Misdie-naar. (mil.) Handlanger, kanonnier.

Servante V. : 1. Dienstbode. 2. Dienaresse. JeBuis votre - : Ik ben uw dienaresse. 3. Bij-tafeltje; dienbak m.

Serventois m. : Middeleeuws, 'yr:Bch gedicht.Gedicht ter ere der H. Maagd.

Serveur m. : Bediende. Kellner. Speler die serveert.Serveuse V. : Schenkkan. Kellnerin.Serviabilite v. : Dienstvaardig-; gedienstigheid.Serviable : Gedienstig; dienstvaardig.Service m. : 1. Vazallendienst m. 2. Dienst. Seconsacrer au - de .Dieu : Geestelijke -; klooster-ling worden; zich met vrome werken bezig-houden. 3. (mil.) Krijgsdienst. - command' :Dienst. - en campagne; - dans les places of deplace : Veld-; vesting-. Appel' au - : Dienst-plichtig. Prendre du - : Dienst nemen. Etre au- : Dienst doen, onder de wapens zijn. Etre de- : Dienst hebben, - doen. Officier de - : Offi-cier van dienst. (f am.) Faire du - : Dienstkloppen. 4. Dienst, dienstbare betrekking. Pren-dre d son - : In dienst nemen. Faire le - : Degasten bedienen. Prendre son - : Op zijn werkkomen. 5. Dienst, recht om over iem. te beschik-.ken. Pour votre - : Om u te dienen. 6. Bediening.Ce maftre a le - difficile : Die Neer is moeilijkte bedienen. 7. De bedienden. Het personeel.8. Dienst, -betoon, hulp v. J'ai un - a vousdemander : 1k heb u iets te verzoeken. 9. Dienst(voor zeker doel). - d'honneur : Bruidsmeisjesen bruidsjonkers. - des postes : Postdienst. Sesjambes lui rejusent le - : Zijn benen weigerenhem hun dienst. Hors de - : Buiten dienst ge-steld. Faire le - de B. a C. : Van B. op C.rijden (diligence). Faire le - des passagers :Reizigers vervoeren. - d'ordre : Maatregelen vanorde m. 10. Tak van dienst m., beheer, dienst.11. Godsdienstoefening (- divin, religieux).Zielemis (- mortuaire) v. 12. Tafelgereedschap,servies (- de table). Stel karaffen en glazen.18. Stel tafelgoed, - linnen. 14. Gerecht, scho-tel m. 15. Vrijbiljet (voor schouwburg). - d'unjournal : Gratis-abonnement op een krant. - depresse : Persvrijbiljet, -diploma; exemplaar vooraankondiging. 16. Dienst, bewijs van welwillend-held. Rendre - : Ben dienst bewijzen.

Serviette v. : Servet (- de table). Handdoek (- detoilette). Grote toeslaande portefeuille v. Closet-papiertje. - a the : Vingerdoekje.

Servile : 1. Slaafs. Condition - : Slavenstand.Euvres -8 : Grof werk. 2. Slaafs, onderwor-

pen. Laag, gemeen. Slaafs, angstig-precies.Servilement : Op slaafse -. Op lage wijze.Servilisme m. : Slaafse gezindheid.Servilit6 v. : Slaafs-, laaghartigheid.L Servir onov.w. : 1. Dienen, onderworpen zijn..2. Van nut -, van dienst zijn. 3. (met a) Dienen(tot), dienstig zijn (voor). Faire - qch cl : Ietsgebruiken om. Que of a quoi sert(-il) de eon-porter I Wat geeft het of men zich al boos maakt?4. met de) Dienen (tot, als), de roi vervuilen(van.) 5. Dienen, dienstbode zijn. Tafeldienen.De spijzen opdienen. 6. Ale militair dienst doen.

H. Servir ov.w. : 1. Dienen. (In 't leger) dienen.in dienst zijn van. Bedienen. Opdienen (spijs).Verzorgen. Madame est servie : Er is opgediend,

't eten staat op tafel. - un bon diner : Een goedmaal aanrichten. Se faire - qch : Jets bestellen.Table bien servie : Welvoorziene tafel. (f am.) -qn d'un conte : Iem. een verhaal opdissen.2. Dienen, van dienst zijn, helpers. Pour vous

-: Om u te dienen. - de sa bourse : Geldelijksteunen. Il m'a servi aupHs du roi : Hij is bijden koning mijn voorspraak geweest. Est-cevous - que de faire ce secret? Zijt gij er medegediend ale wij dit geheim verzwijgen? Ii n'apas di servi par les circonstances : De omstan-digheden hebben hem niet begunstigd. Sa me-moire l'a mal servi : Zijn geheugen heeft hem inde steek gelaten. 3. Bedienen (stuk geschut);afsteken (vuurwerk). Geven (kaarten). Uitbe-talen, uitkeren (jaargeld). Bedienen (mis). Drij-van , in beweging brengen (molen). (s p o r t) Uit-slaan, serveren (bal). I se - : 1. Zich bedienen.Opgediend worden (spijs). 2. Se - de : Zichbedienen van.

Serviteur m. : Dienaar. Bedienende, knecht. Jesuis votre - of -1 Ik ben uw onderdanige die-naar; (spot) ik dank je wel. Mon pare, monfrere et votre - : Vader, mijn broer en de on-dergetekende.

Servitude v. : 1. Onderworpenheid. Slavernij. Rd-duire en - : Tot een slaaf maken. 2. Afhankelijk-held, dienstbaarheid. 3. (fig.) Slaafsheid. 4.Dwang m., last m. 5. (recht) Last die op een

Ses z. son vnw. [erf rust, servituut o.Sesquiplan m. (spr. seskwi-) : Anderhalfdekker.Sessile : (plan tk.) Ongesteeld, zittend.Session v. : Zitting, -stijd m.Sesteree m. : Sestertius (Rom. munt) m.Setier m. (spr. -tile) : 1. Maat van 156 L. voordroge waren v. - de terre : Stuk land dat daar-mee kan bezaaid worden. 2. (oud) Maat van7,4 L. voor vloeistoffen v. (th an s) Halve pint ( ±0,45 L.) v. (v o 1 k) Un demi- - : Een kwartliter m.

Seuil in. : Drempel m. (fig.) Aanvang m.Seul : 1. (als attribuut) Aileen, zonder an-deren. - a - : Onder vier ogen. Etre - deson avis : Geen steun vinden bij anderen. Parcela - : Daardoor alleen reeds. Cela va tout -: Dat spreekt van zelf; dat gaat van een lelendakje. Le fusil dtait parti tout - : Het geweerwas van zelf afgegaan. 2. (v66r 't naamw.)Enkel, enig. La -e pens& me fait rire : De ge-dachte alleen duet mij lachen. Un homme rdduitci ses -s moyens : Een man die alleen op eigenkrachten moet vertrouwen. I m. : Enkele. Legouvernement d'un - : De monarchie.

Seulement : Aileen, slechts, maar, pas. Ne .. .pas - : Zelfs niet Bens. Sait-il - de quoi it s'a-git? Weet hij zelfs wel waarom het te doen is?2. Maar, evenwel (v66 r aan de zi n).

Seulet, -ette : Eenzaam, heel alleen.Salve v. : 1. (Planten)sap. 2. (fig.) Pit (wijn) v.Kracht v., jeugdige frisheid.

&Were : Gestreng, streng. Nauwlettend. Regal-matig, volgens de regels. Zonder versiering,sober. I m. : Het strenge genre. (n a a m) Severus.

Sevërement : Streng.NOM() v. : 1. Gestreng-, nauwlettendheid. 2.

Soberheid.Seviee m. : (recht) Lichamelijk letsel, mishan-deling.

Sdvir : 1. Streng te werk gaan (tegen). 2. Mis-handelen. 3. Woeden, verwoestingen aanrichten.Heersen (crisis).

Page 441: aardrijkskunde - DBNL

SEVRER. 42:) SIGNE.

Sevrer : Spenen, van de moeder nemen. (fig.)Sevres m. : Porselein uit Sevres. [Beroven.Sexagenaire : Zestigjarig. -e.Sexagësimal : Van 't getal 60, zestigdelig.Sexagesime V. : (oud) Sexagesima v., de 60e dagvoor -; (th an s) de tweede Zondag voor Pasen m.

Sexe m. : 1. Geslacht, sekse v. 2. Schone ge-slacht, vrouwen. 3. Schaamdelen.

Sexennal (spr. seksenal) : Alle zes jaar terug-kerend, zesjarig.

Sextant m. : 1. (meetk.) Zesde deel van eencirkel. 2. (zeev.) Sextant m., toestel om de af-stand van de sterren,de positie van't schip te meten.

Sexte v. : Het zesde uur (na zonsopgang). Mid-dagdienst (kerk) m.

Sextidi m. : Zesde dag (van een Republ. decade) m.Sextuor m. : (muz.) Sextet, zesstemmig stuk.Sextuple : Zesvoudig. I m. : -voud.Sextupler : Verzesvoudigen.Sexuó : Reproduction -e : Geslachtelijke voort-planting.

Sexuel : Geslachtelijk, van 't geslacht.Seyant : Passend, die goed staat, - zit.Shako m. (spr. cha-) : Sjako v.Shooter ov. w. : (sport) Schieten.Si voegw. : 1. Indien, als, ingeval. Que - vous medemandiez Bela, je refuserais : En als ge me datvroegt, zou ik weigeren. Il est un honnete hommes'il en fut : Als er ooit iemand een eerlijk man was,is hij het. (wensend) - je pouvais partir : Alsik eens vertrekken kon I 2. Comore - : Alsof. 3.(de onderstelling is werkelijkheid ge-worden) Zo, al, wel is waar. - vous etes riche,it est plus savant : Wel is waar zijt ge rijk, maarhij is geleerder. - ce n'est : Tenzij, tenware. Quia pu le faire, - ce n'est lull Wie heeft datkunnen doen, als hij 't niet is ? - tant est que: Als 't waar is dat. C'est a peine - : Nauwe-lijks dat. Tout au plus - : Hoogstens dat. 4.(naeen werkw., dattwijfel, vraag uitdrukt)Of. Savez-vous s'il viendral Weet ge of hij komt?I m. : Als. Avec des - on mettrait Paris dansune bouteille : Als de hemel invalt, hebben weallemaal een blauwe slaapmuts op. I bw. : 1.Zo. 2. Zo, zodanig, zo zeer. - . . . . que :Hoe . . . ook. 3. Jawel. - fait : Jawel, welwaar. Je gage que - : Ik wed van wel. Im. : (muz.) Si v. - bemol : Bes.

Siam m. (spr. syamm) : Siam. Kegelspel metplat-ronde bal (jeu de -).

Siamois : Siamees.Siamoise V. : Zijden -. Garen stof met een ka-toenen inslag v.

Siberlen : Siberisch. -16r.Sibilant : Fluitend.Sibylle v. (spr. -bile) : Waarzegster, verkondig-ster van de goddelijke wil.

Sibyllin (spr. -bilin) : Van de sibylle, sibyl-lijns. (fig.) Onbegrijpelijk.

Sicaire m. : Gehuurde sluipmoordenaar.Siceatif : Opdrogend. I m. : Droogmiddel (voor

verven). Opdrogend geneesmiddel.Sidle v. : Sicilia.Sidlien : Siciliaans. -aan.Sieilienne v. : Siciliaanse dans mSide m. : Sikkel (gewicht, munt) m.Sidêral : Van de sterren. Annie -e : Sterrenjaar.Siderurgie v. : IJzerbewerking.Siècle m. : 1. Eeuw v. (godsd.) Le - futur :'t Toekomstige leven. 2. Wereld v., wereldlijk

leven. Quitter le - : In een klooster gaan.Siege m. : 1. Zetel m. Le - apostolique, le saintS- : De Heilige Stoel. - social : Hoofdkantoor.2. Rechtbank v. 3. Beleg, belegering. Mettre le -devant : 't Beleg slaan voor. tat de - : Staatvan beleg. Mon - est fait : Uw raad komt telaat, ik kan niet meer op mijn mening terug-komen. 4. Zitplaats v. Rechterstoel m. Bok (koet-sier) m. Bril (closet) m. Fietszadel. - arriere :Duo-zitting; (ook) kattebak, spider. 5. Zetel,stoel m. 6. Achterste. Bain de - : Zitbad.

Sieger : Zitting houden. Zetelen. Een zetel be-kleden. Zitten. Als lid aanwezig zijn.

Sien : 1. Zijn, haar. Un - ami : Een van zijnvrienden. Faire --ne la cause de la Revolution :De zaak der Rev. tot de zijne maken. 2. Le

-: Het zijne, hare. (Y) mettre -, ajouter du -, duleur : Het zijne, het hunne er toe bljdragen; ergeld bijleggen; bij een verhaal wat bijvoegen. 8.Les -s : De zijnen (vrienden enz.). On n'est trahique par lee -s : Je moat 't maar van je vrien-den hebben. Faire des -nes : Allerlei dwazeen domme streken uithalen.

Sienne v. : Siena (in Italie). Terre de - : Ge-brande oker (bruine kleurstof) v.

Sieste v. : Slaapje na het middagmaal, siesta v.Sieur m. : Heer. (recht) Le - N : De heer N.Notre - B : Onze firmant B. (ong. bet.) Le -D : Een zekere D.

Sifflable : Die verdient uitgefloten te worden.Sifflement m. : Gefluit. Gesis. Gesuis. Gehuil.Siffler onov.w. : Fluiten. Sissen. Suizen. Piepen(borst). Il n'a qu'a - : Alles danst naar zijnpijpen. I ov.w. : Fluiten. Voorfluiten. Uitfluiten.(fig.) Precies voorzeggen wat iem. zeggen moet.Bespotten. Snel opdrinken, verschalken.

Sifflet m. : 1. Fluitje. Coup de - : Stoot op defluit. A coups de - : Met gefluit. 2. (f am.) Keelv. 3. (fig.) Schuin afgesneden einde. 4. (spot)Zwarte rok m., sstalen pen. v. 5. Het gefluit, -uitfluiten. Essuyer des -s : Uitgefloten worden.

Siffleur m. : Fluiter. Uitfluiter. I bv.nw. : Fluitend.Siffloter : Gedurig zacht fluiten.Sigillaire (spr. -gilere) : Op zegels betrekkinghebbend.

Sigille (spr. -gild) : Van een zegel voorzien, ver-zegeld. Terre -e : Vette klel-, zegelaarde.

Sigisbee m. : Huisvriend die de vrouw des huizesallerlei kleine diensten bewijst.

Sigma m. : Sigma v., Griekse s. v.Signal m. : Teken, signaal, sein. - horaire : Tijdsein.Signalê : In 't oog vallend, uitstekend.Signalement m. : Beschrijving der uiterlijkekentekenen van een persoon of dier.

Signaler : 1. Doen kennen, kenmerken. Doenuitblinken. 2. Aankondigen. (fig.) Onder deaandacht brengen. I se - : Zich onderscheiden.

Signaletique : Etat -, feuille- : Conduitestaat m.Signalisation v. : Seinwezen; voorziening metwaarschuwingstekens. Poteau de - : Wegwijzer,verkeersbord.

Signaliser ov.w. : Van verkeerstekens voorzien.Signataire m. : Ondertekenaar.Signature v. : 1. Onder-. Handtekening. 2.Bladbetekening, signatuur (letters, cijfers onderaan de vellen druks) v.

Signe m. : 1. Teken, kenteken, merk. Ne pasdonner - de vie : Geen taken van leven ge-ven. - de ponctuation : Leesteken. Lea --eprecurseurs de : De voorlopers van. (mil.) -s

Page 442: aardrijkskunde - DBNL

426 SINUEUX.SIGNER.

distinctifs : Distinctieven. (b ij b e 1) Des -s Te-kenen, wonderen. (sterrenk.) Les -s du zodia-que : De tekens van de dierenriem. 2. Wenkm. Faire - 4 qn de venir : Iem. wenken te ko-men. - de tete : Hoofdknik m. Faire - que oui;

que non : Van ja -; van neen knikken. 8. (Moe-der)vlek v.

Signer : 1. Ondertekenen. Tekenen (naam). Lapaix est sign& : De vrede is getekend. 2. Merken.I se : Een kruis maken. Ondertekend wor-den.

Signet m. (spr. sing) : (oud) Zegelring m. No-tariszegel. (than s) Leesteken.

Signifiant : Van betekenis.Significatif : Veelbetekenend. Tekenend (voor).Signification v. : Betekenis. (recht) Beteke-

ning (deurwaarder).Significativement : Op veelbetekenende wijze.Signifier : 1. Te kennen geven; aanzeggen. - soncongd a : De dienst opzeggen; de huur -. 2.(recht) Betekenen, door een deurwaarder doenaanzeggen. 3. Betekenen, beduiden.

Silence m. : 1. Stilzwijgendheid, stilte, Faire - :Stil worden. -I du -I Stilte I still zwijg I Fairele - : Stilte gebieden. Il se fit un - : Het werdstil. 2. 't Niet-vermelden, 't zwijgen; 't niet-beant-woorden. Rdduire au - : 't Zwijgen opzeggen, 3.(muz.) Rustteken. Dans le - : In stilte.

Silencieusement : In stilte.Sliencieux : Stil, waar stilte heerst. Stilzwij-gend, die weinig spreekt. Geruisloos.

Silesie v. : Silezie (Pruisische provincie).Sliesien : Silesisch. -ter.Silex m. Kiezel m., vuursteen m.Silhouette v. : Schaduwomtrek m., -portret. Beeld(dat zich aftekent). Gestalte.

Silhouetter 't Schaduwbeeld maken van. (fig.)Schetsen.

Silice v. : Kiezelaarde v., siliciumdioxyde.Siliceux : Kiezelachtig. Die kiezelaarde bevat.Silicique : Van kiezel. Aside - Kiezelzuur.Silicuie v. : (plantk.) Hauwtje.Sificuleux : (plantk.) Hauwtjes dragend.Silique v. : (plantk.) Hauw v.Siliqueux : (plan t k.) Hauw-, peuldragend.Sillage m. : 1. Zog. In 't water nagelaten spoor.Vaart v., gang (schip) m. 2. Mijnader v.

Eller ov.w. z. caller. onov.w. : De golven klieven.Sillet m. : Kam (aan strijkinstrument) m.Sillon m. : 1. Ploegvore v. (dichtk.) Les -s :De (bebouwde) velden. 2. Streep v., groeve v.,spoor. Diepe rimpel m. Le - des roues : 't Wa-genspoor. Le - de la foudre : De bliksem-straal.

Sillonner : Ploegvoren trekken door., (fig.) Door-klieven, groeven.

Silo m. : (Graan)opslagplaats v., silo, graankuil m.Silure v. : Wentelaar, meerval (vis).Simagree V. : Gemaaktheid, gemaakte gebaren.

Faire des -5 : Zich aanstellen.Simarre v. : Lang kleed, samaar, toga v.Simien : Van de apen. I m. : Aapachtige.Simiesque : Aapachtig.Similaire : Gelijkaardig, -soortig.Sunlit m. : Namaak m. En - Fantaisle(artikel).Similitude v. : Gelijkvormigheid. Overeenstem-

ming. Vergelijking,Simonie v. : 't (Ver)kopen van Bingen der kerk,van kerkelijke waardigheden.

Simoun m. (spr. -moune) : Brandend hete Zul-

denwind in de woestijn m.. samoen of chamsin.Simple : 1. Enkelvoudig. Corps - : Element.

Remgde medicament Onbereid geneesmiddel.2. Eenvoudig, zonder meer, gewoon. - soldat :Gemeen soldaat. La - penste : De blote ge-dachte, de g. allden maar. 3. Eenvoudig, niet in-gewikkeld. Bien de plus - : 't Is zo eenvoudigmogelijk. 4. Eenvoudig, - van geest, argeloos. Les-8 d' esprit : De armen van geest. 5. Onopgesmukt,bescheiden. 6. Dom, onnozel. I m. : Eenvoudigmens. Geneeskrachtig kruld, geneeskruld. Heteenvoudige. Het enkelvoudige. (sport) Enkelspel, single.

Simplement : Eenvoudig. Ongekunsteld. Enkel.Simplesse v. : Eenvoudig-, argeloos-, gulheid.Simplot : Argeloos, eenvoudig.Simplieite v. : 1. Eenheid, 2. Eenvoudigheid. Pourplus de - : Om de zaak eenvoudiger te maken. 3.Argeloos-, oprechtheid. 4. Natuurlijk-, onge-dwongenheid. 5. Onnozel -, domheid.

Simplification v. : Vereenvoudiging.Simplifier : Vereenvoudigen.Simpliste : Eenzijdig. Niet diep doordenkend.Simulacre m. : Beeld. Schijnbeeld. IJdele ver-toning: - de combat : Spiegelgevecht.

Simulateur m. : Veinzer, voorwender, simulant.Simulation v. : Bedrieglijk voorgeven.Simuler : Voorwenden, veinzen. (nieuw) Lij-ken op. Compte simule : Gefingeerde rekening.

SimultantS : Gelijktijdig.Simultaneite v. : GelijktUdigheid, het samen-treffen.

Simultaniment : Gelijktijdig.Sinapiser : Met mosterd bestrooien, met mos-

terdpleisters pappen.Sinapisme m. : Mosterdpleister v.Sincere en -meat : Oprecht.Sincêritê v. : Oprecht-, ongeveinsdheid.Sincipital : Van de kruin van 't hoofd.Sinciput m. (spr. -ute) : Kruin van 't hoofd v.Sindon m. : (kerk) Lijkwade (waarin Jezus

werd gewikkeld) v.Sinecure v. : Bezoldigd ambt zonder bezigheden.Singe m. : 1. Aap m. Adroit -; malin -; laid commeun - Zeer handig; - vlug; - lelijk. 2. (fig.)NaAper. Tekenaap. (yolk) De baas, de patroon.

Singer : Nadoen, naApen.Singerie v. : Spottend gebaar, grimas v. NaAperij.Singesse V. : Apin, wijfjesaap.Singeur m. : Nalper.Singulariser : Zonderling maken. I se - Zichonderscheiden door zijn vreemd gedrag.

Singularite v. : Eigenaardig-. Zonderlingheid.Singulier : 1. Enkel, enig, van den. 2. (taalk.)Enkelvoudig. 3. Zonderling, eigenaardig. Won-derlijk. I m. : Het vreemdsoortige. Enkelvoud.

Singuliérement : 1. Aileen, in 't bijzonder. 2.Zonderling. 3. Erg, zeer, in hoge mate.

Sinistre : Onheilspellend. Somber. Noodlottig.Verderfelijk. I m. : Ramp v., onheil.

Mist() : Geteisterd, die schade heeft geleden,noodlijdend. Waarmee een ongeluk is gebeurd(trein b.v.). m. : Noodlijdende, getroffene.

Sinistrement : Op onheilspellende wijze.Sinologie v. : Bennis van 't Chinees v.Sinologue of -graphe m. : Kenner van 't Chinees.Sinon : Zo niet anders. Tenzij, behalve.Sinople m. : (wapenk.) Groen, sinopel.Sinus : (plantk.) Met gegolfde rand.Sinueux : Kronkelend, golvend.

Page 443: aardrijkskunde - DBNL

SINUOS1TE. 427 SOCRATE.

Sinuosite v. : Bocht m., golving, kronkeling.Sinus m. (spr. -uss) : 1. (ontleedk.) Holte. 2.(meetk.) Sinus m.

Sion m. : 1. Zionsheuvel m. (fig.) Zion, Jerusa-lem. 2. Sitten (Zwitserland).

Sionisme m. : Zionisme.Siphon m. : 1. Revel m., persbuis v. Siphon m.,fles met een hevelwerktuig v. Fles spuit-water v. Duiker. 2. (z e e v.; o u d) Waterhoos v.

Sire m. : Heer. Sire. (spot) Heer, baas. Pauvre— : Arme slokker, bekrompen mannetje.

Sirens v. : 1. Meermin, fabelachtig wezen, half-vrouw, half-vis. (fig.) Verleidelijke vrouw.- wezen. 2. Toestel om het aantal geluidstril-lingen te tellen. 3. Stoomfluit v. Misthoorn m.

Sirius m. (spr. -uss) : De Hondsster v.Siroeo m. : Hete Z.-0. wind m., sirocco m.Sirop m. (spr. sird) : Stroop v., sap. Suikerstroop(— type). Limonade v.

Siroter : Slurpen, lepperen.Siroteur m. : Lepperaar, slurper.Sirupeux : Stroopachtig, dik vloeibaar.Sirventes of -ois m. z. serventois.Sis : Gelegen.Sismique : Van aardbevingen. Secou88e — : Aard-schok m.

Sismographe m. en -metre m. : Toestel dat krachten richting der aardbevingen optekent.

Sistre m.: Sister, sistrum (oud-Egyptisch speeltuig).Site m. : Plek v., ligging, oord. Mooie plek.Sit& bw. : Zo gauw, - spoedig. De — : Binnenkort. Il n'ira pas de — : Hij zal Diet in de eerstedagen gaan. — que : Zodra. Elle ne tut pas —entree que : Nauwelijks was zij binnengetreden of.

Situation v. : 1. Ligging. Houding. 2. Toestandm., omstandigheden. En — de : In de gelegen-heid om. 3. (t onee 1) Spannende toestand.Cette actrice est toujours el la — : Is altijd geheelin haar rol. Un mot de —, - en —: Een woordvan pas. L'homme de la — : De rechte man opde rechte plaats. 4. Betrekking. 5. Strafregister.

Situe : Gelegen. Btre — : Liggen.Situer : Plaatsen, leggen.Six (spr. siss; in verbindingen : six; zie ook cinq) :1. Zes. 2. Zesde. I m. : Zesde dag m.

Sixain m. (8pr. sizin) : Gedichtje -, strophe van6 regels v. Half dozijn.

Sixieme (spr. sizyeme) : Zesde. I m. : - deel. -dag m. I V. : Zesde klasse v.

Sixiemement (spr. sizyd-) : Ten zesde.Sixte v. : (mu z.) Sext, interval van 6 noten.(schermen) Zesde houding (van de degen).

Sizain m. z. sixain.Sizaine v. : Nest (welpen der padvinders).Ski m. : Ski m., sneeuwschaats.Skieur m. : Skiloper.Skier : Skien, op ski's lopen.Skiff m. : Skiff.Skiffeur in. : Skiffroeier.Slave : Slavisch. Le — : 't Slavisch.Slavophile : (Aanhanger) van de eenheid derSlavische volkeren, (vriend) der Russen.

Slesvig m. (spr. slessvigue) : Sleeswijk.Slovaque : Slowaks. Slowak.Slovene : Sloveens. Sloveen.Smala(h) v. : Vereniging der tenten van eenArabisch hoofd. (g e s c h.) - van Abd-el-Kader.(fig., f am.) Talrijke famine. De famine v.

Smaragdin : Smaragdgroen.Smoking m. (spr. -in) : Smoking v.

Smyrne v. : Smyrna. I m. : -rozijn v.Smyrneen of -iote : Smyrnaas. Bewoner vanSmyrna.

Snob in. : Ingebeelde gek die dol is op nieuwigheden, „poen", aansteller. I bv.nw. : Aanstellerig.

Snobinette v. : Ingebeelde gekkin die dol op't nieuwe is, aanstelster.

Snobisme m. : Belachelijke zucht naar 't nieuwe.Geurmakerij, aanstellerij.

Sobre, —ment: Matig. (f i g.) Gematigd, bescheiden,zonder overdrijving. Spaarzaam.

Sobrietê v. : Matig-. Gematigd-, bezonnenheid.Sobriquet m. : Spot-, scheldnaam m.Soo in. (spr. sok) : Ploegschaar v., -ijzer.Sociabilite v. : Gezelligheid, neiging tot -.Sociable, —ment : Gezellig, geneigd tot gezellig-heid. Aangenaam in de omgang.

Social : 1. (g esc h.) Van de bondgenoten. Laguerre —e : De oorlog der Bondgenoten (91-87v. Chr.). 2. Maatschappelijk. 3. Van een firma.Capital — : Maatschappelijk kapitaal. Raison —e: (Handels)firma.

Soeialement : In de maatschappelijke orde. Uiteen - oogpunt.

Socialiser : Aan de maatschappij brengen, aande Staat trekken.

Socialisme m. : Leer van hen die de maatschappijop andere grondslagen willen vestigen (vooralwat de regeling der productie en de verdelingbetreft) v.

Socialists m.: Aanhanger van 't socialisme. Ibv.nw. : Socialistisch.

Soeietaire m. : Verenigingslid. Vast lid (metaandeel in de winst) van de Comidie Prancaise.

Societe v. : 1. Maatschappij, gemeen-, maat-schap. Vivre dans l'etat de —, vivre en — : In eengeorganiseerde maatschappij leven. La — civile: De burgermaatschappij. — des Nations : Volken-bond. 2. Maatschappij,vereniging,vennootschap.La S- : De Jezuletenorde v. — anonyme;—encom-manclite : Naamloze -; commanditaire vennoot-schap. — en nom collectif : Vennootschap ondereen firma. — de consommation : Verbruiksver-eniging. — de contrOle : Holdingmaatschappij. —protectrice des animaux : Vereniging tot dieren-bescherming. 3. Omgang m., gezelschap. Talentsde — : Zekere handigheid om de omgang ingezelschappen te veraangenamen. 4. Gezelschap,gezelligheid. La bonne — : Deftige, beschaafdekringen. Frequenter la bonne — : Met nette men-sen omgaan. La haute — : De hogere kringen m.Les Iles de la S- : De Gezelschapseilanden.5. Hogere kringen ra. Des femmes de la — :Vrouwen uit de hogere wereld.

Socin in. : Socinus (theoloog, 16e eeuw).Soeinianisme m. : Leer van L. en F. Socinus,die de goddelijkheid van Jezus loochenden v.

Soeinien : Van bovengenoemde leer, sociaans.I m. : Sociaan, aanhanger dier leer.

Sociologie v. : Wetenschap van de maatschap-pelijke verschijnselen (zeden, recht, kunst enz.),maatschappijkunde.

Sociologique : Van de sociologie.Sociologists en sociologue m. : Kenner der socio-logie, socioloog.

Soele m. : Onderstel, voetstuk.Soeque m. : 1. Lage laars der blijspelspelers (bijde Ouden) v. (fig.) Blijspel. 2. Overschoen m.,houten schoeisel (over de schoen).

Soerate m. : Socrates (Grieks wijsgeer):

Page 444: aardrijkskunde - DBNL

428 SOLISTE.SOCRATIQUE.

Soeratique : Socratisch, zelfzoekend, vragend.Soda m. Spuitwater. - met vruchtenstroop.Sodique : Natronhoudend.Sodium m. (8pr. -omm) : Natrium. Bicarbonatede - : Dubbelkoolzure soda.

St ear v. : 1. Zuster. - de pare et de mere : Voile- de laic : Zoogzuster. Les neuf S-s : De negen

Muzen. 2. (fig.) Zuster. -s d'infortune : Lot-genoten in 't ongeluk. 3. Kloosterzuster, non.

domestique : Vrouwelijke kloosterbediende.Sceurette V. : (f am.) Zusje.Sofa m. : Met kleden belegde verhevenheidwaarop Oosterse vorsten zitten. Rustbank v.

Sol vnw. : Zich, -zelf. Amour de - Eigen-liefde. De - : Vanzelf, uiteraard. Etre -, rester-mama : Zichzelf gelijk blijven. Faire qchde -- metn,e Iets uit zichzelf doers. La choseen - : De zaak op zichzelf.

Sol-disant : Zogenaamd, vermeend. I bw. : Zo-genaamd, naar men beweert.

Sole v. : 1. Borstel m., lang en stijf haar (dier).Haar (plant of insect). 2. Zijde v. Ver d - :Zijdeworm. Peau de - : Zachte huid. -

: Kunstzijde. 3. Angel (deel van degen datin 't gevest gaat) m.

Solerie v. (spr. swan) Zijdefabricage v. -fabriekv. Des -s : Zijden stoffen v.

Soif v. (spr. swap : 1. Borst m. Boire d sa - :Drinken zoveel men verlangt. 2. (fig.) Hevigebegeerte v.

Soigne : Welverzorgd, zorgvuldig. Netjes op zichzelf. (gr a p) Van de bovenste plank. I m. Du - :Jets extra fijns.

Soigner : Verzorgen, zorg dragen voor. Zorg-vuldig behandelen. Oppassen, verplegen. De uiter-ste zorg dragen voor. I Se - : Voor zijn gezond-heid zorgen, zich ontzien. Se faire - : Onderdoktershanden zijn.

Soigneur m. : Verzorger.Soigneusement en -eux : Zorgvuldig, stipt.Soin m. 1. Zorg v., zorgvuldig-, nauwkeurig-held. Avoir prendre - de : Zorg dragen voor, -om. Avec - : Zorgvuldig. 2. Gedienstig-, wel-willendheid. Kommer m., beslommering. Aux -8de M. Y. : Door tussenkomst van -, per adresden heer Y. Donner des -s d : Verzorgen (zieke).Petits -8 : Attenties. Etre aux petits -s pour qn :Heel attent voor iem. zijn.

Soir m. : Avond m. Trois heures du - Drieuur 's middags.

Soirée v. : Avond m., -tijd m. -partij. - dan-sante : Dansavondpartij.

Soiriste m. : Verslaggever van een avondfeest,- een avondvoorstelling.

Soissons m. : De stad S. Witte boon v.Soit : Het zij zo, goed. Toegegeven, mij best 1

Au lieu de 150, ils sont 200, - 50 d& plus : Wat 50meer maakt. I voegw. : - . . . - Hetzij .. .hetzij.

Soixantaine v. (spr. swassan-) : Zestigtal. (f am.)De zestig (jaar).

Soixante (spr. swassante) : 1. Zestig. :Zeventig. --ooze : Een en zeventig. Faire du -h l'heure : Met een vaart van 60 K.M. rijden. 2.Zestigste.

SoixantiOme (spr. swassan-) : Zestigste. m. :- deel. - in rang.

Sol m. : 1. z. SOU. 2. Grond m., bodem m. (ze e v.)Ladingruimte v. 3. (mu z.) Sol. - diese : Gis.

bdmol : Ges.

Solaire : Van de zon, (in samenst.) zone-.Lunettes --8 : Zonnebril.

Solanacees v.mv. en Solanêes v.mv. : (plant k.)Nachtschade-achtigen.

Soldat m. : Krijgsman, militair. Soldaat. - defortune : Hooggeplaatste die als gemeen soldaatbegonnen is. - de marine : Marinier.

Soldatesque : Van soldaten, zoals (ruwe) sol-daten hebben. I v. : Ruw krijgsvolk.

Solde v. : Soldij v., krijgsmansbezoldiging. Etred la - de qn : In iem. soldij staan; (fig.) iem.zaak (zonder overtuiging) verdedigen. I m. : 1.Saldo, overschot van een rekening. Pour - de toutcompte : Per saldo. 2. Overgeschoten waar v.,restant.

Solder : 1. Afbetalen (overschot op rekening,schuld). Opruimen (koopwaar). Se - par : Slui-ten met, als saldo laten. 2. Bezoldigen.

Soldeur m. : Handelaar in ongeregelde goederen.Sole v. : Hoornzool v. Bodem m., vloer (in schuit)

m. Drempel m. (l a n d b.) Deel van een bouwland,slag. Vuurplaats (oven). Tong (een vis) v.

Solecisme m. : Fout tegen de woordvoeging ofsyntaxis v. (fig.) Fout, misslag m.

Soleil m. : 1. Zon v. Il fait (du) - : De sonschijnt. Le - est haut : De zon staat hoog. aande hemel. - artificiel Hoogtezon. Sous le - :Onder de zon, op aarde. Coup de - : Zonnesteekm. ; (fig.) plotselinge blos m. Avoir un coup de -,piquer un - : Plotseling hevig kleuren. Le -interieur : 't Zonnetje van binnen. Au - Inde zon; in 't voile licht der openbaarheid. Tempsde - : Zonnig weer. 2. Zon, vuurrad (vuurwerk).Zonnebloem v. (K ath.) Monstrans m.

Solennel (spr. -la-) : 1. Met ceremonien, feeste-lijk. 2. Plechtig. Deftig, gewichtig.

Solennellement (spr. -la-) : Feestelijk. Plechtig,statig. Deftig.

Solennisation v. (spr. -la-) : Plechtige viering.Solenniser (spr. -la-) : Plechtig vieren.Solennia v. (spr. -la-) : 1. Plechtig feest. 2.Plechtigheid, staatsie v., plechtig karakter; for-maliteiten. 3. Deftigheid.

Soleure v. : Solothurn (in Zwitserland).Solfége m. : Zangoefening (op de noten). Zang-les v. 't Zingen van 't blad.

Solfier : Zingen terwijl men iedere hoot noemt.Van 't blad zingen.

Solidaire, -ment : 1. (r e c h t) leder hoofdelijk aan-sprakelijk. 2. Gemeenschappelijk aansprakelijk.3. Aaneenverbonden.

Solidariser : Solidair maken. I se - : Zich so-lidair verklaren, gemene zaak maken.

Solidarite v. : 1. Gemeenschapsgevoel. 2. Ge-meenschappelijke verplichting voor 't geheel.

Sonde : 1. Vast, niet vloeibaar. 2. Duurzaam,stevig, hecht. Massief, niet hol. 3. (fig.) Deug-delijk, gegrond, vertrouwbaar, echt, duurzaam;betrouwbaar, degelijk. m. : 1. Vast lichaam.Vaste grond m. 2. (f i g.) Jets waars, duurzaams.

Solidement : Stevig, duurzaam. Deugdelijk.Solidification V. : Het vast worden; - maken.Solidifier : Vast, hard, stevig maken.Soliditd V. : 1. Vastheid, vaste toestand m. Me-sures de - Inhoudsmaten voor droge waren.2. Hecht-, duurzaam-, stevigheid. 3. (fig.) De-gelijk-, betrouwbaarheid.

Solilope m. : Alleenspraak v., zelfgesprek.Solipécie m. en bv.nw. : Eenhoevig (dier).Soliste m. : Solo-speler, -zanger, solist.

Page 445: aardrijkskunde - DBNL

SOLITAIRE. 429 SONGER .

Solitaire : 1. Eenzaam, alleen. Eenzaam levend.(plantk.) Alleenstaand. (dierk.) Ver -: Lint-worm m. Humeur - : Neiging tot eenzelvigheid.2. Eenzaam, afgelegen. I m. : Kluizenaar. (f a m.)Ongezellig mens. Aileen gezette diamant m.Zeker patience-spel.

Solitairement : Eenzaam, alleen.Solitude v. : Eenzaamheid. Afzondering. Een-zame plaats v. Onbewoonde streek v.

Solive v. : Dwarsbalk m., bint. •Soliveau m. : Balkje, knierbalk m. (fig.) On-bruikbaar mens, „dooie diender".

Solicitation v. : Aan-, verzoek. 't Dingen.Solicitor : 1. Aanzetten, -drijven. (f i g.) Il est -itOen send divers : Hij wordt in allerlei richtingenheen en weer gedreven. - l'attention de qn :Iem. aandacht trekken. 2. Aanzoeken, aanhou-den (om.) Dingen naar (ambt). Uithoren. Er uithalen wat er in zit. 3. (g e n e e s k.) Opwekken, prik-kelen (tot), bevorderen.

Sollieiteur m. : Verzoeker.Sollieitude v. : Liefderijke zorg v. Bezorgdheid.Solstice m. : Zonnestilstand m.SolstIcial, -iel : Zonnestilstands-.SolubilitO v. : Oplosbaarheid.Soluble Oplosbaar. Verre - : Waterglas.Solution V. : 1. Scheiding der delen. - de continuiti: Gaping. 2. (s c h e i k.) Het oplossen. Oplossing. 3.(w i s k.) Oplossing. (f i g.) Ontknoping ; oplossing.

Solutionner : Oplossen, een eind maken aan.Solvabilite v. : (h an d e I) Vermogen om te be-talen solvent zijn.

Solvable : In staat om te betalen, solvent.Sombre, -ment : 1. Donker, duister, somber. Be-trokken. 2. (f i g.) Zwaarmoedig, somber, treurig. Im. : Het donker. Donkere kleren.

Sombrer onov.w. : (z e e v.) Zinken, vergaan. (f i g.)Ten onder gaan. I ov.w. : (m u z.) Dempen (stem).

Sommaire : Kort samengevat, beknopt, yum-mier. Eenvoudig, primitief. Execution - : Te-rechtstelling zonder voorafgaand vonnis. I m. :Korte inhoud m., overzicht..

Sommairement : Kort, in weinig woorden.Sommation v. : 1. (wisk.) Samentelling. 2.(r e c h t) Aanmaning, oproeping. (mil.) Op-eising. - respectueuse : Aanvraag van eerbied(om een huwelijk aan te gaan) v.

Somme v. : 1. Pak-, draagzadel. Bete de - :Lastdier. 2. Som v. Bedrag. En -, - toute :Alles te zamen genomen. 3. (fig.) Menigte, ge-heel. 4. Hoofdinhoud, kort begrip; (go ds d.)summa v. 5. (ook m.) Grindbank v. I m. : Slaapm.; dutje. Ne faire qu'un - : Aan 66n stuk door-slapen.

Sommeil m. : 1. Slaap m. Slaperigheid. S'en-dormir du dernier - : Sterven. 2. (fig.) Werke-loosheid.

Sommeiller : Sluimeren, dutten. (fig.) Nietwaakzaam zijn. Nog sluimeren.

Sommelier m. : Spijs- en drankverzorger, bot-telier. Keldermeester, wijnkellner (restauratie).

Sommellerie v. : Ambt van keldermeester ofspijsbezorger. Spijs-, wijnkelder m.

Sommer : 1. Op-, samentellen. 2. (r e cht) Aan-manen, opvorderen. (mil.) Opeisen.

Sommet : Top m., kruin v., spits (toren) m.(fig.) Toppunt. (me etk.) Top (hoek).

Sommier m. : 1. Lastdier, pakpaard. Draagbalkm. Ondermatras (van paardenhaar) v. - elasti-que : Springveren matras. - d'orque : Orgel-

kast v. 2. Hoofdregister, -boek der registratie.Sommite V. : Top m., spits m. (fig.) 't Meestin 't oog lopende deel. Les -8 : De voornaam-sten, aanzienlijksten, kopstukken.

Somnambule : Die in slapende toestand spreekten handelt. I m. : Iem. die in slapende toestandspreekt, handelt en de toekomst voorspelt.

Somnambulisme m. : Toestand van iem. diein zijn slaap handelt en spreekt m., het slaap-wandelen. Helderziendheid.

Somnifëre : Slaapverwekkend. I m. : -middel.Somnolence v. : Slaperig-, slaapdronkenlieid.(fig.) Traag-, slapheid.

Somnolent : Slaperig, slaapdronken. (fig.) Traag.Somnoler : Dutten, soezen.Somptuaire (spr. sonptu-) : Die op de uitgavenbetrekking heeft. Loi - : Wet op de weeldeuit-gaven van particulieren.

Somptueusement en -eux (spr. sonptu-) : Weelderig,prachtig. Prachtlievend.

Somptuositd v. (spr. sonptu-) : Pracht v., over-dadige weelde v.

I. Son, sa, ses vnw. : Zijn, haar. Ses Ore et mere: Zijn -, haar ouders. Faire son droit : In de rech-ten studeren. Il possede son Ciceron : Hij kentCicero op zijn duimpje. Il sent son homme dumonde : Hij is op en d'op een man van de wereld.

II. Son m. : 1. Geluid, klank m. Au - des cloches: Onder klokgelui. Le langage des -s : De mu-ziek. 2. Zemelen. Pain de - : Brood met zemelener in. Ajmer mieux le - que la farina : Meer van't grove dan van 't fijne houden. 3. (kind) Zaagsel(in een pop). 4. (f am.) Zomersproeten v.

Sonate v. : (muz.) Sonate (klassiek muziekstukvoor een of meer instrumenten) v.

Sonatine v. : Kleine sonate v.Sondage m. : 1. Het peilen. - boren (grond).- du terrain : Grond onderzoek. - aerien : Hoogte-bepaling van uit een vliegtuig. 2. (f i g.) Navorsing.3. Steekproef v.

Sonde v. : 1. Diep-, peillood. Jeter la - : Pei-len. Naviguer a la - : Op het lood of varen. 2.Het loden, peilen. Gevonden diepte. 3. Grond-,aardboor v. Trou de - : Boorgat. 4. (he elk.)Afvoerstift v., sonde v. (fig.) Porter la - dans :Onderzoeken. 5. Toestel om te onderzoeken methet oog op smokkelwaren, peilstang v., -stok m.Doorsteektoestel (geleidingen, buizen). 6. S- :Soenda. Archipel de la S- : Indische A.

Sonder : 1. Peilen, loden. - le terrain : Pools-hoogte nemen. 2. Met een afvoerstift openen, -onderzoeken; peilen (wonde). 3. Onderzoeken,beproeven. Met de peilstang onderzoeken (omsmokkelwaren te constateren). 4. (fig.) Onder-zoeken, uitvorsen. Polsen. (b ij b el) - les cceurs;- les reins - : De harten -; de nieren proeven.

Sondeur m. : Man aan 't peillood. Onderzoeker,navorser. Peil-. Sondeertoestel.

Songe m. : Droom m. Mal passé n'est qu'un -: 't Geleden leed is spoedig vergeten. Mal d'au-

trui n'est que - : Van eens andermans zeer hinktmen niet. Faire de beaux -s : Zich met ijdelehoop vleien.

Songe-ereux m. (my. onverand.) : Najager vanluchtkastelen, dromer, suffer.

Songer onov.w. : 1. Zich aan dromerijen over-geven, suffen. - creux : Hersenschimmen na-jagen. 2. Denken, bedacht zijn, bedenken. 'tPlan hebben. Y songez-vows? of vows n'y songezpas : Dat meent ge toch niet? J'y sonde .... :

Page 446: aardrijkskunde - DBNL

SONGERIE. 430 SOR,TIR.

Dat is:waar ook .... - 4 mal : Kwaaddenkendzijn; iets kwaads in de zin hebben. I ov.w. :Dromen, in een Broom zien. Bedenken.

Songerie V. : Dromerij.Songeur : Peinzend, dromerig. I m. : Dromer.Sonnaille V. : Klokje, schelletje. Gebel.Sonnailler m. : Beldrager, -hamel m. I onov.w. :Onophoudelijk schellen, - bellen.

Sonnant : 1. Slaand, met slagwerk. A midi -: Met 't slaan van twaalven. 2. Klinkend, hel-der. Clairons -8 : Met trompetgeschal.

Sonner onov.w. : 1. Klinken; luiden; spelen(- en carillon); schallen; slaan. - bien a l'o-reille : Welluidend zijn; (fig.) indruk maken.Faire - une lettre : Een letter duidelijk uitspre-ken. (fig.) Faire - qch : De nadruk op jetsleggen. 2. Schellen. Luiden. - a la porte de :Aanbellen bij. 3. Aangekondigd worden. Les ve-pres sonnent : De vesper wordt geluid. Midi a son-ne a l'horloge : De klok heeft twaalf geslagen.4. Blazen. - a cheval : Opzitten blazen. I ov.w :1. Luiden, schellen, bellen. -7- la sonnette : Bel-len. 2. Aankondigen. - la muse : Tot de misluiden. - la retraite; - la diane : De taptoe -; dereveille blazen. Il a cinquante ans bien gonna :Hij is goed in de vijftig. Ne pas - mot de : Nietreppen van. 3. Aanslaan (Hoot); aangeven. 4.Schellen, met een schel roepen.

Sonnerie v. : Slagwerk (van uurwerk). Klok-gelui. De schellen v. Geschel. Trompetsignaal.- ele,ctrique : Electrische schelgeleiding.

Sonnet m. : Sonnet, klinkdicht.Sonnette v. : 1. Klokje, schelletje. Schel v. -d'alarme : Brandschel. Se pendre a la - : Aan-houdend schellen. 2. Heitoestel, -stelling.

Sonneur m. : Klokkeluider. Hoornblazer. Heier.I bv.nw. : Schellend; met een bel.

Sonora : 1. Blank voortbrengend, klinkend. Vi-brations -s : Geluidstrillingen. 2. Klankrijk, -vol.8. Met goede acoustiek (zaal). Gehorig (kamer).

Sonoritè v. : Klinkendheid. Welluidend-, klank-rijkheid. Goede acoustiek v.

Sopha m. z. sofa.Sophisme m. : Drogrede v.Sophiste m. : 1. (g es ch.) LeraarTdie het voor. en het tegen leerde bepleiten (bij de Ouden).2. (thans) Drogredenaar. I bv.nw. : Spitsvondig.

Sophistique : Spitsvondig, op drogredenen ge-grond. Van de sophisten (z. sophists I).

Sophistiquer onov.w. : Spitsvondig redeneren.I ov.w. : Vervalsen. (fi g.) Voorwenden.

Sophoele m. : Sophocles (Grieks dichter).Soporatif : Slaapwekkend.Soporifere : Slaapwekkend.Soporifique : Slaapwekkend. (fig.) Vervelend.

I m. : Slaapmiddel.Sorbe v. : 1. Sorbepeer v.; -appel m. 2. Vruchtvan de sorbeboom v. Lijsterbes v.

Sorbet m. : Verkoelende drank met ifs er in m.Sorbetiére v. : Koelvat voor sorbet.Sorbetterie v. : IJsverkoop m., -wagentje ; „ijsco".Sorbier m. : Lijsterbes v., wilde sorbeboom (-common) m. - cultive : Peer-lijsterbes.

Sorbonien : Van de Sorbonne (inrichting van H. 0.).I m. : Leerling der Sorbonne.

Soreellerie v. : Toverij, hekserij. Heksenwerk.Soreier m. : Tovenaar. Il ne taut pas &re

-pour cela : Dat is zo'n kunst niet, - is nog al glad.Herbs aux -8 : Doorn, -steekappel.

SoreiOre v. : To veres, toverheks.

Sordide : Vuil, smerig. (fig.) Schandelijk.Schraperig.

Sordidement : Op vuile, schandelijke wijze.Sordidite v. : Vuil-. Schandelijk-. Schraperigheid.Sornette v. : Zotteklap m., praatjes.Sort m. : 1. Lot. Toestand m., positie v. Assurerle - de qn, faire un - a qn : Iem. een onbe-zorgd bestaan verzekeren. (grap) Faire un - a :Soldaat maken (eten, wijn). Jeter un - a : Be-toveren. 11 y a un - sur tout ce qu'il fait : Alwat hij onderneemt, mislukt hem. C'est commeun - jete : Het lijkt wel of 't noodlot het wil.2. Noodlot. Un coup du - : Een noodlottig toe-val. 3. Toeval. (mil.) Titer au - : Loten. Tirageau - : Loting. (fig.) Le - en est jeti : De teer-ling is geworpen. 4. (re cht) - principal :Hoofdsom v.

Sortable : 1. Bij elk. passend, geschikt. 2. Waar-mee men voor de dag kan komen.

Sortant : Uitkomend, uitgeloot. Aftredend. I m. :Heengaande. Aftredende.

Sorte v. : 1. Wijze v., manier v. De la bonne -: Fink, duchtig. De la - : Aldus, zodanig. De

telle - que, de - que, en - que : Zodanig dat,zodat. En - de : Zo, zodanig dat. En quelque- • Om zo te zeggen. 2. Soort v., aard m. Tou-te(8) -(s) de : Allerlei.

Sortie v. (spr. -ti) : 1. Het uitgaan. - heengaan.Uitgang m. (toneel) 't Verlaten van 't to-neel. Se tanager (une porte de) - : Een achter-deurtje voor zich openhouden. Ma premiere - :Mijn eerste uitgang. Examen de - : Eindexa-men. A la - de : Bij 't uitgaan van. - de bal: Sortie, damescape. 2. Uitval m. (f i g.) Faire une- contre : Hevig uitvaren tegen. 3. Uitvoer m.Droits de -, - a la - : Uitvoerrechten. 4.(g enees k.) 't Uittreden, - uitzakken, - uitko-men. 5. Uitgang m., uitweg m. 6. (s p e 1) Lagekaart v.

Sortilege m. : Tovermiddel, hekserij.I. Sortir onov.w. : 1. Uitgaan, naar buiten gaan,komen uit; treden buiten (oevers). Uitvloeien,-stromen. (toneel) Het toneel verlaten. Faire- qn : Iem. de deur wijzen. - en se glissant;- en mutant : Wegsluipen; weghuppelen.

-de prison : In vrijheid gesteld worden. - desrails : Ontsporen (trein). Numero sorti; obli-gation sortie : Uitgeloot nummer; -e obligatie.- de la mimoire : Vergeten worden. Nous sor-tons de l'hiver : De winter is ten einde. Vous nesaver pas cela I Mais, d'ols sorter-vows? Weet gedat niet? Maar zijt ge dan zo'n vreemdelingin Jerusalem? Je 8078 de chez lui : Ik kom juistbij hem vandaan. Il n'a fait qu'entrer et - : Hijis hier maar even geweest. 2. Afwijken van, tebuiten gaan. - de la regle : Een uitzonderingvormen. - de son sujet : Van zijn onderwerp af-dwalen. - de la question : Niet bij de vraag blij-ven. Je ne sors pas de la : Daarbij blijf ik. - duton : Vals zingen. 3. Uitgaan. - 4 cheval : Uit-rijden. - en voiture : Uit rijden gaan. J'ai a - :Ik heb een boodschap te does. 4. Verlaten, ko-men uit. - de la vie : Sterven. - de table : Vantafel opstaan. Je sors de diner : Ik heb zo juistgegeten. - vainqueur de : Als overwinnaar ko-men nit. - de chez l'ouvrier : Juist gereed zijn.- de maladie : Pas hersteld zijn. - d'apprentis-sage : Uit de leer komen. - du doute : Niet lan-ger twijfelen. - d'un grand peril : Aan een grootgevaar ontsnappen. - d'une chose a son hon-

Page 447: aardrijkskunde - DBNL

431 SOUFFRANCE.SORTIR.

neur : Met ere van lets afkomen. - d'affaire,- d'embarras : Zich uit de moeilijkheid redden.(fig.) - de faire qch : Iets juist gedaan hebben.5. (fig.) Voortkomen, -spruiten, afstammen. 6.Uitspruiten, -komen, -botten, doorkomen (tand).7. Uitpuilen, naar voren treden (ogen b.v.).(f i e.) Goed uitkomen.

Sortir ov.w. : Naar buiten brengen, halen uit.- un enfant : Een kind laten wandelen. - qnd'un doute : lam. uit de twijfel helpers. m. :Weggaan. Au - de : Bij 't uitgaan verlatenvan.

Sosie m. : Dubbelganger.Sot, sotte : 1. Dwaas, gek. 2. Zot, dom, onnozel.3. Verlegen, onthutst. 4. Ongerijmd, belache-lijk. I m. : Zot, dwaas. Gekke vent.

Sotie v. (spr. -ti) : (le tterk.) Zotternij (middel-eeuwse satirieke klucht).

Sottement : Dwaas, dom, op zotte wijze.Sottise v. : Dwaas-. Zot-, dom-, onnozelheid.Dom gezegde. Grofheid, belediging.

Sottisler m. : Verzameling van dwaze praatjes,„schuine" liedjes, enz. Lijst van stommiteiten v.

Sou m. : Stuiver m. Propre comme un (neuf) :Helder als een brand. Un (petit) - : Stuk van 5centimes. Gros - : 2-sousstuk (10 centimes). Des(gros) -8 : Geld, „dubbeltjes". Avoir le - pourlivre, - du franc : Vijf percent verdienen (op de in-kopen). Au - la livre : Pondspondsgewijze. Met-tre - sur - : Elk halfje sparen. Il n'a pas un -,

-le - : Hij heeft geen rode cent. Cela vaut millefrancs comme un - : Dat is vast en zeker duizendfrancs waard. Fait comme quatre -s : Slecht ge-kleed. C es pauvres meubles de quatre -s : Die arm-zalige meubeltjes van niks. 01 k) Pas mechantpour deux -s : Waar geen greintje kwaad in zit.

Souabe V. : Zwabenland. I bv.nw en m. : Zwa-bisch. Zwaab.

Soubassement m. : Grondmuur m., onderbouw m.Soubresaut m. Piotselinge stoot m., - schok m.Il eut un Hij sprong op.

Soubrette v. : (t one el) Geslepen kamenier. (f a m.)Kamermeisje.

Soubreveste v. : Kamizool zonder mouwen.Souehe v. :1.Boomstomp, -stronk m. 2. Wortelstuk.Hartwortel in. 3. Uitgelopen wijngaardplant v.Acheter du sin sur - : De wijngaardopbrengstkopen. Rester comme une - : Als een paal blij-ven staan. 4. (fam.) Houten Klaas. 5. (f 1 g.)Stamvader. Faire : Afstammelingen hebben.Faire - de : Voortbrengen. 6. Stok (in register)m., souche v. Registre a - Register waarin vanelk uitgescheurd blad een gedeelte (de souche)blijft zitten. A la - : In portefeuille.

Souci m. : 1. (plantk.) Goudsbloem v. Jaunecomme - : Zo geel als saffraan. 2. Zorg v., be-zorgdheid. Prendre - de : Zorgen voor. 3. Voor-werp van zorg. Elk est tout mon - : Zij is 't enigewaar ik om Beef. Le - supreme : 't Ene nodige.

Soucler (se) : Zich bekommeren, - bekreunen.Zorg dragen. (f am.) Je me soucie bien de cela,je m'en soucie comme du temps qu'il fait : Datkanlmij niets schelen. Je ne me soucie pas de per-dre ma place : Ik zou 't liefst mijn betrekking nietverliezen.

Soueleux : Bezorgd, ongerust, vol zorg. - de plaire: Er op uit om te behagen.

Soueoupe v. : Schoteltje. Blaadje.Soudage m. : Soldering.Soudain : Plotseling, snel. I bw. : Eensklaps.

Soudalnement Plotseling, eensklaps.Soudalnete v. : Onverwachtheid, 't plotselinge(gebeuren).

Soudan m. : 1. z. sultan. 2. (aardrijksk.) Soedan(in N.-Afrika).

Soudanais : Soedanees.Soudard, -art m. : Ruw krijgsman.Soude v. : 1. (p 1 an tk.) Loogkruid. Zoutmeldev. 2. Soda (carbonate de -) v. 3. (in samenst.)De - : Natrium-.

Souder : 1: Solderen. 2. (f I g.) Verbinden.Soudolement m. : Bezoldiging. Betaling.Soudoyer : Bezoldigen. Betalen.Soudure v. : Het solderen, soldeerwerk. Soldeer-sel. Gesoldeerde plaats v., soldeernaad m., lassing.Aaneenhechting. (f i g.) Verbinding. De - : Over-gangs-.

Soufflage m. : Het blazen (ook van glas).Souffle m. : 1. Uitgeblazen adem m., ademtochtm. Renverser d'un - : Omverhlazen. 2. Zuchtje,koeltje, windje (- de vent). Geblaas. (fig.)Adem. 3. Ademharing, 't snuiven (dier). A boutde -: Buiten adem. Manquer de - : Kortademigzijn; (fig.) niet lang dezelfde ingeving hebben(schrijver). Le - vital : De levensvonk v. Le -createur of le : De ingeving, de inspiratie v.N'avoir plus que le - qu'un souffle de vie : Ziel-togen.

Soufflé m. : Zeer luchtig gerezen gerecht. Soes.Soufflement m. : Geblaas.Souffler onov.w. : 1. Blazen. - dans un instru-ment : Op een instrument blazen. - sur une bou-gie : Een kaars uitblazen. - contre les nitres : Deglazers bewasemen. (fig.) - sur qch : Iets ver-drijven, uiteenjagen. L' Esprit souffle 0* it veut :De Geest blaast waar hij wil, - verlicht wien hijwil. - sur ses doigts : In zijn handen blazen (omze te verwarmen). 2. Ademhalen, weer op ademkomen. Ne pas oser - : Geen mond durvenopendoen. 3. Zwaar ademhalen, snuiven. 4.Waaien, blazen. 5. De blaasbalg trekken.(s c h o ol) Voorzeggen. (di e r k.) Water opspui-ten (walvis). I ov.w. : 1. Blazen. Aan-. Weg-.Uitblazen. (fig.) Aanblazen, aanwakkeren. 2.(fig.) Ontfutselen, wegkapen . (s p el) - un pion: Een damschijf blazen. 3. Met lucht vullen, op-blazen. Doen rijzen. - le verre : Glas blazen.- l'orgue : Orgel trappen. Omelette soufflee: Goed-gerezen omelet. 4. Toe-, voortblazen. Papier souf-fle : Donzig papier. - qch a l'oreille de qn : Iem.lets influisteren. 5. Voorzeggen, influisteren. 6.(f i g.) Ingeven, inspireren.

Soufflerie v. : Geblaas. Gezamelijke blaasbal-gen m. Blaaswerk.

Soufflet m. : 1. Blaasbalg m. -toestel. Vouw (in't leer) v. Plooi (aan pet, wagon, enz.) v. Valise-s Harmonicakoffer.Wagon a -s : Harmoni-

cawagen. 2. KIap om de oren m. (fig.) Donnerun - a : Beledigen, indruisen tegen.

Souffleter : Een oorveeg geven aan. (fig.) In-druisen tegen. Beledigen.

Souffleur m. : 1. Blazer. Tem. die de blaasbalgtrekt. - de verre : Glasblazer. - d'orgue : Orgel-trapper. 2. Hijger, snuiver. 3. Inblazer, toe-fluisteraar ; (tone el) souffleur. 4. Blaasmachinev. 5. (nat. hist.) Blazer, dier met spuitgaten.

Soufflure v. : Luchtbel v., blaas (in metaal) v.Souffranee v. : 1. Vergunning, toelating, 2. Ult-stel, opschorting. Laisser en - : Onafgedaan la-ten. Lettres en - Onbestelbare brieven. Train

Page 448: aardrijkskunde - DBNL

432 SOURCILIER.SOUFFRANT.

en - : Die niet verder kan. Billet en - : On-betaalde wissel. Bateau en - : Schip dat overzijn tijd is. 3. Leed, lijden.

Souffrant : Lijdend, ziek.Souffre-douleur m. (me. onverand.) : Zondebok,verschoppeling.

Souffreteux : Ziekelijk, sukkelend.Souffr!r ov.w. : 1. Toelaten, dulden. 2. Verdra-gen, uithouden. - qn : lem. dulden, • zetten. Lepapier souffre tout : Papier is geduldig. 3. Toe-staan, veroorloven. Cela ne souffre pas de re-tard : Dat lijdt geen uitstel. 4. Lijden, door-,uitstaan. I onov.w. : 1. Lijden, smart of pijn ge-voelen. - de la poitrine : Longziek zijn. 2. (Scha-de) lijden.

Soufrage m. : 't Zwavelen. - dopen in zwavel.Soufre m. : Zwavel v. Fleur de - : Bloem van -.Soufrer : In zwavel dopen. Zwavelen, met zwa-veldamp doortrekken.

Soufrier m. : Zwavelwerker.Soufriere V. : Zwavelgroeve v. -kist v.Souhait m. : Wers m., begeerte. A - : Naarwens. A vos -s! Wel bekome het u! Joli a - :

Souhaltable : Wenselijk. [Schattig.Souhaiter : Wensen, verlangen. - qch a qn :lem. iets toewensen. (f am.) Je sous en sou-haite : Nu, ik help het je wensen.

Souiller : Bezoedelen, vuilmaken, bevlekken.Souillon m. en v. : Smeerpoets, morspot, slons.Souillure V. : Smet, vuile vlek v. Bezoedeling.Sold (spr. sou) : Zat, verzadigd. (plat) Bezopen.

I m. : Bekomst v., genoegen. Tout son - : Naarhartelust.

Soulagement m. : Verlichting. Opbeuring, ver-kwikking, troost m.

Soulager : 1. Een deel van zijn last afnemen.Verlichten. - qn de sa bourse : Iem. van zijnbeurs afhelpen. 2. (fig.) Ontlasten, ontheffen.3. Ondersteunen, verkwikken, verzachten. I se- : Zich verlichting verschaffen. Zijn hart iiit-storten. Zich (lets) van de hals schuiven. Een be-hoefte doen.

Sotilard m. : (plat) Zuiplap.Soiller : Oververzadigen, zat maken. (yolk)Dronken -, „vet" maken. I se - : Zich overver-zadigen. - bezuipen.

Soulitvement m. : 1. Oplichting, opbeuring. -d'estomac,- de cur: Walging, mislijkheid. 2.(a a r d k.) Opwaartse beweging. B. (f i g.) Mui-terij v., oproer. Verontwaardiging.

Soulever : 1. Opbeuren, oplichten. - le cceur a: Onpasselijk maken. 2. Doen oprijzen, in be-roering brengen. (a ardk.) In de hoogte wer-ken. 3. (fig.) Oproerig -. Verontwaardigd -.Gaande maken. Opwerpen (vraag). I se - : Zichopbeuren, - oprichten. In beweging komen. Op-geheven worden. Hoog gaan (golven). (f i g.) In op-stand komen. Verontwaardigd worden.

Soulier m. : Schoen m. (f i g.) Etre dans ses petits-s : In 't nauw zitten.

Soulignement m. : Onderstreping.Souligner : Onderstrepen. (fig.) Nadruk leggenop, „aandikken".

Souloir : (o ud) Gewoon zijn.Soumettre : 1. Onderwerpen. - ses passions :Over zijn hartstochten zegevieren. 2. Voorleg-gen, onderwerpen (aan iem. oordeel). I se - :Zich onderwerpen. Zich (erbij) neerleggen. On-derworpen worden. Se - ou se demettre : Bulgenor barsten. Se - a tout : Alles best vinden.

Soumis : Onderworpen. Gedwee, onderdanig.Soumission v. : 1. Onderwerping. 2. Onder-worpen-, onderdanigheid. 3. Eerbiedigheid. Eer-biedige betuiging van berouw. 4. Aanbieding,inschrijving (voor een aanbesteding). Aanbie-ding om een sow to betalen.

Soumissionnaire m. : Inschrijver (aanbesteding).Soumissionner : Inschrijven op.Soupape v. : Kiep v. - de sdrete : Veiligheidsklep.- d'admission : Inlaatklep. - d'echappement :Uitlaatklep.

Soupcon m. : 1. Argwaan m., verdenking. 2.Vermoeden. Concevoir -, prendre du - : Argwaanopvatten.

Soupgonner : 1. Verdenken. Bevroeden. 2. Ver-moeden.

Soupgonneux : Argwanend, achterdochtig.Soupe v : 1. Snede brood waarop men bouillongiet v. Tailler la - : Brood voor de soep snij-den. Tremper la - : De soep over de sneetjesbrood gieten. Trempe-, mouille comme une - :Doornat. lyre comme une - : Stomdronken. 2.Soep v. - maigre : - zonder vlees bereid.Manger la - avec qn : Met iem. eten. Venez man-ger la - chez nous : Kom Bens (familiaar) bijons eten. 3. (mil. en alg.) Eten. - du soir :Avondeten. - populaire : Spijsuitdeling; -slo-kaal. 4. In water gekookt voer (voor dieren).

Soupe m. z. souper m.Soupente v. : Hang-, draagriem m. Hangbalk m.Insteekvertrekje. Vliering. Roefje.

Souper : 't Avondeten gebruiken. (f am.) J'enai soupy : Ik heb er meer dan genoeg van. I m. :Avondeten. Nachtelijke maaltijd m.

Soupeser : Wegen op de hand.Soupiire v. : Soepterrine v.Soupir m. : 1. Zucht m. Le dernier - : De laatstesnik m. 2. Verzuchting, klacht v. Liefdeklacht.3. (fig.) Kiagend geluid. 4. (muz.) Rust vaneen kwart noot v.

Soupirail m. (me. soupiraux) : Keldergat. Luchtgat.Soupirant : Zuchtend. Smachtend. I m. : Aanbidder.Soupirer onov.w. ; 1. Zuchten. 2. Klagen.

-apt* : Smachten naar. 8. Een zuchtend geluiddoen Koren, zacht kirren. (fig.) Van liefdekwijnen. I ov.w. : Klagen, lispen, fluisteren.

Souple : 1. Buigzaam, lenig. 2. (fig.) Buig-,leidzaam, gedwee. Avoir l'echine -, - les reins -8: Zich in alles schikken; gehoorzaam zijn.

Souplement : Lenig.Souplesse v. : 1. Buigzaam-, lenigheid. (fig.)Tour de - : Handige streek, kunstgreep. 2. (fig.)Plooibaar-, gedweeheid.

Souquenille v. : Stalknechts-. koetsierskiel m.(fig.) Oud, gelapt, afgesleten kledingstuk.

Source v. : 1. Bron v. Prendre sa - : Ontsprin-gen (z. 2). Deux -s de larmes : Twee tranenstro-men m. 2. (fig.) Oorzaak v., oorsprong m. Les-.9 de la vie : De voornaamste levensorganen.Atteindre qn aux -s de la vie : Tern. in 't harttreffen. Couper la - du mal : 't Kwaad in deaanvang smoren. Savoir -, tenir de bonne - :Van goeder hand weten. Prendre sa - dans(z. 1) : Voortspruiten uit.

Sourcler m. : Roedeloper.Soureil m. (spr. -si) : 1. Wenkbrauw v. Lever -,hausser les -8 : Minachtend kijken. 2. Bovenstedeurdrempel m.

Soureilier (spr. -silye) : Van de wenkbrauwen.Arcade -ière : Wenkbrauwboog m.

Page 449: aardrijkskunde - DBNL

433 SOUS-TANGENTE.SOURCILLER.

Soureiller : De wenkbrauwen fronsen. Sans — :Zonder blikken of blozen.

Soureilleux : Hoogmoedig. Verdrietig, hors;steil, hoog (rots).

Sourd : 1. Doof. — et muet : Doofstom geboren.2. (fig.) Doof, die niet horen wil. 3. Gedempt,waarin het geluid gedempt klinkt. 4. Dof,-klinkend. Consonne —e : Stemloze medeklin-ker. (fig.) Un bruit — : Een vaag gerucht. 5.Dof (kleur), zonder glans. Pierre —e : Troebelesteep. 6. Heimelijk, verborgen. Douleur —e :Niet precies aan to wijzen pijn. 7. Lame —e :Lange zee. I m. : 1. Dove. Crier comme un — : Uital zijn macht schreeuwen. Frapper comme un — :Er maar op los slaan. Cela ne tombe pas dansl'oreille d'un — : Dat is niet tegen een dovegezegd. Faire le — : Oostindisch doof zijn. Iln'y a pire — que celui qui ne veut pas entendre :Het is aan dove mans oren gepreekt. 2. Land-

Sourdaud : Hardhorig. -e. [salamander m.Sourdement : Dof, met gedempte toon. Hei-melijk, in 't verborgene.

Sourdine V. : 1. (mil.) Doffe trompet v. (fig.)A la — : In stilte, heimelijk. 2. Dof spinet. 3.(muz.) Demper, toondover, sourdine v., zachtpedaal. (fig.) Mettre une — a ses pretentions :Zijn eisen wat matigen. 4. Sluitveer v.

Sourd-muet, sourde-muette (mv. —s--s) : Doof-stom. -me.

Sourdre : Opwellen, ontspringen.Souriant : Glimlachend. (fig.) Vriendelijk.Sourieeau m. : Muisje.Sourieiére v. : Muizenval v. (fig.) Valstrik m.Souriquois : Van de muizen.Sourdre : 1. Glimlachen. — a qn : Ism. toelachen.2. (fig.) Gunstig zijn. Bevallen, sets aanlok-kelijks hebben voor. I m. : Glimlach m. Avoir le — :Glunderen ; zich flink houden.

Souris v. : 1. Muis v. (Couleur) gris (de) — :Muisvaal. Eveilld comme une potee de — : Altijdwoelig, - in de weer. On entenclrait une — trot-ter : Het is z6 stil dat men een speld zou ho-ren vallen. — de terre : Veldmuis. — chauve :Vleermuis. 2. Vlezig deel der hand onder de duim,muss. Muisje (aan bout). Kraakbeen (aanneusgaten). Strik (van smal lint) m. 3.

—d'hôtel : Hoteldief. I m. : Glimlach, -je.Sournois : Gluipend, geniepig. I m. : Gluiper.Sournoisement : Gluipend, in 't geniep.Soumoiserie v. : Geniepigheid.Sous : (in 't alg.) Onder. (plaats) Onder. Il afait Bela :— mes yeux : Hij heeft dat voor mijnogen gedaan. — le feu d'une batterie : Aan 'tvuur van een batterij blootgesteld. — clef, —les verrous : Achter slot. — bois : In de bossen.La Fern- --Jouarre : La Fertd bij J. (fig.; a f-hank elij kheid) — son rIgne : Onder zijn re-gering. (tij d) Binnen. — peu : Binnenkort.(wij ze) Onder. Op, bij. — prdtexte, - couleur de :Onder voorwendsel van. — peine de : Op straffevan. — ce rapport : In dat opzicht.

Sous-aide m. : Medehelper.Sousalimentation v. : Ondervoeding.Sousalimenter ov. w. : Ondervoeden.Sous-amendement m. : Sub-amendement.Sous-amender : Een wijziging op een amendement voorstellen van.

Sous-arehiviste m. : Onderarchivaris.Sous-bail m. (me. --baux) : (re cht) Onderver-panding. Onderhuurcontract.

GALLAS, trans Srhoolwoordenbock. *

Sous-bibliothecaire m. : Onderbibliothecaris.Sous-bois m. : Laag hout, onderplanting. Bosge-zicht (schilderij).

Sous-chef m. : Onderchef. Tweede kok.Sous-commis m. : Onderkommies.Sous-commissaire m. : (zee v.) Officier van ad-ministratie 2e klasse.

Sous-commission v. : Sub-commissie v.Sous-costal : Onderribs . . . .Souseripteur m. : Ondertekenaar (wissel). In-schrijver, intekenaar.

Souseription v. : Ondertekening. Handteke-ning (met de beleefdheidsformules). Inteke-ning, inschrijving. Bijdrage v. Publid par — : Inafleveringen -; deel voor deel uitgegeven.

Souscrire ov.w. : Ondertekenen. Inschrijven op(lening). I onov.w. : Zijn handtekening plaatsen.Intekenen, inschrijven. (fig.) Goedkeuring.

Sous-cutanO : Onderhuids.Sous-diaconat m. : Onderdiakenschap.Sous-diaere m. : Onderdiaken.Sous-directeur m., -trice y. : Onderdirecteur, -trice.Sous-dominants v. : (mu z.) Onderdominantv., kwart boven de grondtoon v.

Sous-entendre : Stilzwijgend bedoelen. (t a alk.)Niet uitdrukken, er bij denken.

Sous-entendu m. : Bijbedoeling, bedekte toe-speling.

Sous-êvaluer : Te laag schatten.Sous-forme v. : Onderpacht v.Sous-fermier m. : Onderpachter.Sous-genre m. : (n a t. h i 8 t.) Onderafdelingvan een geslacht.

Sous-intendance v. : Betrekking van onder-intendant.

Sous-intendant m. : Onderintendant.Sous-jupe v. : Onderkleed, -rok m.Sous-lieutenance v. : Tweede-luitenantsplaats v.Sous-lieutenant m. : Tweede luitenant.Sous-locataire m. : Onderhuurder.Sous-louer : Onderhuren. Onderverhuren.Sous-main m. (my. onverand.) : Onderligger (bij't schrijven).

Sous-maitre m., -esse v. : Hulponderwijzer, -es.Ondermijnbaas. Onderbootsman.

Sous-marin : Onderzees. I m. : Onderzeeer.Sous-multiple bv.nw. en m. : Deler, factor. 1 bv.-nw.: Enige malen opgaand.

Sous-oeuvre m. : Reprendre en — : Van de grondof weer opbouwen.

Sous-offieier m. : Onderofficier.Sous-ordre m. : 1. Ondergeschiktheid. Creancieren — : Onderschuldeiser. Etre en — : Helpers-diensten verrichten. Commander en — : Een on-dergeschikt bevel voeren. 2. (me. onverand.) On-dergeschikte.

Sous-pied m. : Voetriem m., souspied m.Sous-plat m. : Tafelmatje, onderligger m.Sous-prefecture v. : Onderpretectuur v.Sous-prêlet m. : Onderprefect.Sous-produit m. : Bijproduct.Sous-rêgne m. : (nat. hist.) Hoofdafdeling.Sous-secrêtaire m. : — d' _Etat : Secretaris-generaal.Sous-seing m. : Onderhandse akte v.Sous-signature v. : Tweede ondertekening.Soussigne : Ondergetekende.Soussigner : Ondertekenen.Sous-sol m. : 1. Sousterrein. 2. Ondergrondm.; grond onder de teelaarde.

Sous-tangente v. : (meet k.) Subtangens v.28

Page 450: aardrijkskunde - DBNL

SOUS-TENDANTE. 434

SP]CULATIF.

Sous-tendante v. : (meetk.) Koorde v.Sous-tendre : (m e e t k.) Onderspannen (eenboog), de koorde vormen van.

Sous-titre m. : Bijtitel m.Soustraetion v. : 1. Verduistering. 2. (r eke nk.)Aftrekking.

Soustraire : 1. Onttrekken. 2. Ontvreemden,verduisteren. 3. (rekenk.) Aftrekken.

Sous-vassal m. : Ondervazal.Sous-vente V. : Wederverkoop m.Sous-ventriere v. : Buikriem (lamoenpaard) m.Sous-Moments m.mv. : Ondergoed.Soutache V. : Tresband, oplegsel.Soutacher : Met tresband versieren.Soutane v. : Priesterkleed. (f i g.) Priesterstand m.

Prendre -, revetir la - : Geestelijke worden.Soute v. : (z e e v.) Bergplaats v., hok. Bunker m.,kolenbergplaats v. - a bagages : Bagageruimte(vliegtuig).

Soutenable : Draaglijk, te verdragen. Houd-baar, verdedigbaar.

Soutenance v. : Verdediging (proefschrift).Soutenant m. , -ante v. : Verdediger, -ster.Soutimement m. : Steun m., schoor m.Soutenir : 1. (Onder)steunen. Schoren. 2. (f i g.)Helpen, bijstaan; schragen (moed); bestrijden(uitgaven); onderhouden. Versterken, kracht ge-ven. 3. Verdedigen. Beweren. - son dire :Blijven bij hetgeen men gezegd heeft. _4. On-derhouden, niet laten achteruitgaan. - la con-versation : Het gesprek gaande houden. - soncaractere : Zijn karakter getrouw blijven. - sonrang; - sa reputation : Zijn stand -; zijn goede naamophouden. 5. Weerstaan aan. 6. (fig.) Uit-,doorstaan, verdragen, doormaken. Zich goed-houden. Des articles qui ne soutiennent pas lamer : Artikelen die niet bestand zijn tegen 't ver-voer over zee. I se - : 1. Zich staande houden,blijven staan. - en l'air : Zich zwevende hou-den. - sur l'eau : Boven water blijven. 2. (f 1 g.)Staande -, gaande blijven, zich goedhouden.Zich zelf gelijk blijven; aanhouden. 3. Elk.steunen, - helpen. Verdragen kunnen -. Ver-dedigd, beweerd (kunnen) worden.

Soutenu : 1. Aanhoudend, volgehouden; krach-tig, vast; stevig (stap); goed doorgevoerd (karak-ter; in boek); consekwent volgehouden (rol).

Souterrain : Onderaards. (fig.) Heimelijk. Desvoles -es : Slinkse middelen. I m. : Onderaard-se gang in., - vertrek, - gewelf.

Soutien m. : 1. Steunsel, stut m., schoor m. 2.(fig.) Steun m., hulp v., verdediger; steunpi-lear m. Pieces au - : Bewijsmateriaal.

Soutien-gorge m. (mv. onv.) : Bustehouder m.Soutier m. : (Kolen)tremmer.Soutirer : Aftappen. (fig.) Aftroggelen; ontlok-ken (mededeling).

Souvenance V. : Vage herinnering.Souvenir onp.w. : Herinneren, te binnen schie-ten. se - de : Zich herinneren. Faire - (zon-der se) qn de qch : Iem. lets (helpen) herinne-ren. Je Wen souviendrai : Ik zal het niet ver-geten. I m. : Herinnering, aandenken. Gedenkte-ken. Gedenkschrift. Ecrire de - : Uit zijn hoofdopschrijven.

Souvent : Dikwijls. Le plus - : Meestentijds.(spot) Plus - : Dat kun je begrijpen I

Souvente(s)tob : (o u d) Dikmaals.Souverain : 1. Hoogste, opperste. Un - tneprispour : De allerdiepste minachting voor. 2. Op-

permachtig, onbeperkt. Cour -e : Oppergerechts-hof (zonder app61). 3. Afdoend, probaat. I m. :(Opper)heer, vorst. Sovereign, Eng. pond.

Souveraine v. : Gebiedster.Souverainement : 1. In de hoogste mate, uiterst.2. Onbeperkt.

Souverainete v. : 1. Oppermacht v., -heer-schappij. 2. Souvereiniteit, opperste staats-macht v. 3. Gebied (vorst).

Soviet m. : Raad v. soldaten en arbeiders, soviet m.Sovietie v. : Sovjet-Rusland.Sovietique : Van het Rusland der Sovjets.Soyeux : Zijdeachtig. Van -, als de zijde.Spacieusement : Ruim.Spadeux : Ruim, wijd, uitgestrekt.Spadassin m. : Vechtersbaas. Gehuurd sluip-moordenaar.

Spadice m. : Bloeikolf V.Spahi m. : Inlands ruiter in de Franse bezittingen in Afrika, spahi.

Sparte v. : Sparta. I m. : Spartogras.Sparterie V. : Vlecht-, matwerk (van sparto- ofalfagras). Vlechtwerkfabricage v.

Spartiate (spr. -syate) : Spartaans. -aan.Spasme m. : Kramp v. Krampachtig gevoel.Spasmodique : Krampachtig. Tegen kramp.Sphsmodiquement : Krampachtig.Spathe v. : Bloeikolfschede v.Spatule v. : Spatel v. Strijk-, tempermes. Voeg-mes. Lepelaar (vogel).

Special : Bijzonder, afzonderlijk. Etudes -es :Vakstudie v.

Spècialement : Inzonderheid, in 't bijzonder.Specialisation V. : Het aangeven in bijzonder-heden. Het afdalen in vakstudie.

Specialiser : In bijzonderheden aangeven. I se- : Zich op vakstudie toeleggen.

Specialiste m. : Specialiteit, vakman, -geleerde.Specialite v. : Bijzonder karakter, 't bijzondere.Vak waaraan men zich in 't bijzonder wijdt.

Specieusement : Op schoonschijnende wijze.Specieux : Schoonschijnend, schijnbaar waar.Specificatif : Nader bepalend, - aanduidend.Specification v. : Nauwkeurige opgave v.Specifier : Nauwkeurig opgeven.Specifique : Bijzonder aan een soort eigen, eigen-aardig; specifiek (gewicht, warmte). Retnede -of - m. : Afdoend middel, specificium o.

Specifiquement : Op bijzondere wijze.Specimen m. (spr. -elan) : Proef v., staal, model.Numb.° - : Proefnummer.

Spectacle m. : 1. Schouwspel. 2. Grote plechtig-held. Se donner en - : Zich aanstellen; zich aan't oordeel van anderen blootstellen. 8. (fig.)Schouwspel, voorbeeld. 4. Volksvermaak. -voor-stetting. Toneelvoorstelling. Schouwburg m.Piece A (grand) - : Spektakelstuk.

Speetateur m. : Toeschouwer, ooggetuige.Spectral : Spookachtig. Van het spectrum,spectraal. Analyse -e : Bepaling van eenstof tilt de strepen die zij in het spectrumvoortbrengt.

Spectre m. : 1. Spook. (fig.) Schrikbeeld. 2.Lang mager persoon. 2. Spectrum (- solaire).

Spectroscope m. : Toestel om het spectrum teonderzoeken en daaruit de scheikundige samen-stelling ever stof te leren kennen.

Speoulateur m. : 1. Beschouwer. 2. Speculant.I bv.nw. : Beschouwend.

Speeulatif : 1. Bespiegelend, beschouwend. 2.

Page 451: aardrijkskunde - DBNL

4:15 -TA MT.SPtCULATION.

Theoretisch. B. (handel) Op apeculatie be-trekking hebbend; ongewis, gewaagd.

Speculation v. : 1. Bespiegeling, theorie v. 2.Overpeinzing, navorsing. 3. (beurs) Specu-latie, handelsonderneming op de kansen vanwaardevermeerdering, of -vermindering.

Spêculativement : In theorie.Speculer : 1. Wijsgerig denken. 2. Nadenken,

beschouwingen houden. 3. (h a nd el) Speculeren.Speech m. (spr. spitche) : Toespraak v.Spencer m. (spr. spinal.) : Nauwsluitende mans-rok zonder panden m. Nauwsluitend lijf.

Spergule V. : Spurrie v. — des champs : Gewone -.Spermatique : Van het dierlijk zaad.Sperme m. Dierlijk zaad, sperma o.Sphadle m. : Koudvuur.Sphenolde : Wigvormig. L'os — of le — : Hetwiggebeen.

Sphere v.:1.(meetk.)Bolm.2.(sterrenk.)Hemel-sfeer (— celeste) v. 3. Wereld-, aardbol m. Hemel-bol. 4. (fig.) Werkkring. Kring m. Vouloir sortir desa — : Zijn stand willen verlaten. — des connais-sances humaines : Kring der menselijke kennis.

Sphericite V. : Bolvormig-, bolrondheid.Spherique : Bolvormig, van een bol. I m. : Rondeluchtballon m.

Spheriquement : Op de wijze van een bol.Spheroidal : Bijna kogelrond.Spheroide m. : Bijna bolrond lichaam.Spherometre m. : Toestel om de kromming vaneen bol te meten.

Sphinx m. : Sphinx (monster met vrouwenbusteen leeuwenlichaam) v. (fig.) Ondoorgrondelijkmens. Sphinxvlinder m.

Spider m. : Kattebak m., dickey(seat).Spidometre m. : Snelheidsmeter m.Spinal : Van de ruggegraat.Spinosisme m. : Leer van B. de Spinoza (dat

God en de wereld em zijn) v.Spinosiste m. : Aanhanger van de leer van Spinoza.Spiral : Schroef-, spiraalvormig. I m. : Slakke-,spiraalveer v.

Spirale v. : Schroef-, slakke-, spiraallijn v. En— : Schroefsgewijs.

Spire v. : 1. (a ar drij ksk.) Speier, Spiers (inRijn-Beieren). 2. Wending (spiraal, schroef).Schroef-, slakkegang m. Schroefwinding.

Spiree v. : (pl an tk.) Spirsea v.Spirits m. : Spiritist, iem. die beweert met degeesten der afgestorvenen te verkeren. I by.nw. : Spiritistisch.

Spiritisme m. : Leer der spiritisten v.Spiritualisation v. : Vergeestelijking.Spiritualiser : Vergeestelijken.Spiritualisme m. : (godsd.) Neiging der zielom zich geheel van 't zinlijke los te maken.(wijsb.) Leer dat de stoffelijke werkelijkheidvan geestelijke aard is v.

Spiritualiste : Spiritualistisch. I m. : Aanhangervan 't spiritualisme.

Spiritualite V. : 1. Onstoflijk karakter, onzinlijkwezen. 2. Innerlijk godsdienstig levee.

Spirituel : 1. Geestelijk, onstoflijk. 2. Van 'tzieleleven. Kerkelijk. 3. Geestelijk (niet zinne-lijk). Concert — : Kerkconcert. 4. Geestig, volgeest. I m. : Het geestelijke. De zielezorg v.

Spirituellement : L Geestelijk, wat de geestbetreft. 2. Geestig, met geest.

Spiritueux : Geestelijk, alcoholisch. I m.mv. :Sterke dranken m.

Spirituosite v. : Alcoholgehalte.Spleen m. (spr. spline) : Levensmoeheid voortko-mende uit een ongeneeslijke verveling.

Splendeur v. : Glans m., !ulster m. ; (fig.) pracht v.Splendide : Luisterrijk, prachtig. Prachtlievend.Splendidement : Op prachtige, luisterrijke wijze.Splenetique : Levensmoede door algemene ver-veling.

Spoliateur m. : Rover, afzetter, plunderaar. Ibv.nw. : Berovend, die afzet, die uitzuigt.

Spoliation v. : Beroving, plundering.Spoiler : Beroven, plunderen, ontnemen.Spondee m. : Spondams, m., versvoet van tweeLange lettergrepen m.

Spongiaire, 4 en -ieux : Sponsachtig.Spongiosite v. : Sponsachtigheid.Spontane : 1. Vrijwillig, uit eigen beweging, spoil-taan. 2. Van zelf, zonder uitwendige aanleiding.

Spontaneite V. : Vrijwilligheid, natuurlijke aan-drang tot handelen m. Ongekunsteldheid.

Spontanement : Vrijwillig, van zelf.Sporades v.mv. : Sporaden (in de Agseische Zee).Sporadicite v. : Sporadisch optreden, - karakter.Sporadique : (aardk.) Verspreid. (geneesk.)

Hier en daar zich openbarend, niet-epidemisch.Spore v. : Spore v., kiemkorrel v.Sport m. (spr. spar) : Spel -, lichaamsoefening in deopen lucht, sport v. Faire du — : Aan sport doen.

Sportif en -ique : Sport-.Sportsman m. (spr. sportsmann) : Sportliefhebber.Sprint m. : Wedstrijd op korte afstand in.Sputation v. : Het spuwen.Squameux (spr. skwa-) : Schubbig, schilferig.Square m. (spr. skwer of skwar) : Plantsoen, plein

met bomen.Squelette v. : Geraamte, skelet. (fig.) Ge-raamte, ontwerp, plan. Mager mens.

St : St1 pst IStabat m. (spr. -bate) : (K a th.) Stabat Mater(cantate voor de lijdensweek) o.

Stabilisation V. : Bevestiging, 't duurzaam maken.Stabiliser : Duurzaam -, vast maken.Stabilite v. : Vast-, bestendig-, onwankelbaar-

heid ; (f i g.) onwrikbaarheid.Stable : Vast, bestendig. (fig.) Standvastig.(scheik.) Vast. (natk.) Stable!, onwankelbaar.

Stabulation v. : Verzorging op stal, 't Stallen.Stade m. : 1. (ge s ch.) Lengtemaat van ± 180

M. v., stadie v. 2. Ren-, loopbaan (van 1 sta-die) v., stadion. 3. (fig.) Stadium, tijdperk.

Stage m. : Proeftijd m., voorbereidingstijd. —seolaire : Schooltijd. Faire un — : Gedetacheerdworden.

Stagiaire : Van de proeftijd, die in de - is. Im. : Jong advocaat in zijn proeftijd. Kwekeling-hulponderwijzer. Hospitant (bij leraar).

Stagire v. : Stagira (Macedonie).Stagirite : Uit -. Bewoner van Stagira. Le — :

Aristoteles.Stagnant (spr. stag-nan) : Stilstaand, niet vloei-end. (fig.) Affaires —es : Flauwe zaken.

Stagnation v. (spr. stag-na-) : Stilstand m (fig.)Stremming.

Stalactite V. : Druipsteen m.Stalagmite v. : Druipsteen door opdruppelingop de bodem gevormd m.

Stalle v. : 1. Koorstoel (in kerk) m. 2. Zekerezitplaats in concert-, - schouwburgzaal v. 8.Box, afdeling voor een paard (in stal).

Stance v. : Strophe v., stanze v.

Page 452: aardrijkskunde - DBNL

43G STOIQ UE .STAND.

Stand (spr. stand) m. : Schietbaan v. Afdeling optentoonstelling.

Standard m. : Telefoontafel v.Standardisation v. en -iser ov. w. : (Het) bewerkenvolgens een gangbaar model; (fig.) (het) een-vormig maken.

Stannifere : Tinhoudend. Tindioxyde, -steep m.-as v.

Starter m. (spr. -Ur of -tear) : (sport) Hij die't bevel tot afgaan geeft.

Stadhouder m. (spr. statouds,r) : Stadhouder.Stathouderat m. (spr. statou-) : Stadhouderschap.Station v. : 1. Oponthoud. Faire une — : Vertoe-ven. (K a t h.) — de la croix : Statie op Jezus'Kruisweg. Faire ses —s : Bidstonden volgen waar-aan aflaten verbonden zijn. 2. (s t err en k.) Schijn-bare stilstand (van planeet) m. 8. Rust-, pleister-,wisselplaats v., station; standplaats (rijtuigen).Ligplaats, post (— navale) m. (g enees k.) — bal-neaire : Badplaats. — thermals : Kur-, badplaatsmet warme bronnen. — clim,atdrique : Luchtkuur-plaats. — navale: Vlootbasis v. —touristique: Toe-ristencentrum. 4. (n a t. h i s t.) Verblijf-, groei-,vindplaats (dier of plant). 5. Opgerichte lichaams-stand (— verticals, — debout) m.

Stationnaire : Stil, -staand. Stilstaand (pla-neet). (fig.) Bestendig, op den punt blijvend.Rester — : Niet verder komen.

Stationnement m. : 't Staanblijven, - stilstaan.Standplaats v. Het parkeren.

Stationner : Staan, staan blijven, stilstaan.Statique : Statisch, van 't evenwicht van krach-ten. 1 v. : Leer daarvan v., statica v.

Statistieien m. : Kenner der statistiek.Statistique V. : (Hulp)wetenschap die juiste gegevensverzamelt en deze door cijfers of figuren ken-baar maakt. Verzameling statistische gegevens.1 bv.nw. : Statistisch.

Statuaire : Van de standbeelden. 1 m. en v. :Beeldhouwer, -ster, standbeeldenmaker, -maak-star. 1 V. : Beeldhouw-, standbeeldenkunst v.

Statue v. : (Stand)beeld. — de sel : Zoutpilaar m.Statuer : Vaststellen, verordenen.Statuette v. : Beeldje.Statu quo m. (spr. 44 : Bestaande toestand vanzaken m., statu quo.

Stature v. : Lichaamsgrootte, gestalte.Statut m. : Verordening, statuut. Regellng. Le —personnel : De rechtspositie.

Steamer m. (spr. stirrer of -cur) : Stoomboot v.Stearine v. : Stearine (vetstof die uit talk wordt

bereid) v.Steeple-chase m. (spr. stiple,chêze; me. --chases) :Wedren over heg en steg, - met hindernissen m.

Stele v. : Zuilvormig gedenkteken, stela v.Stellaire : Van de sterren. Stervormig.Stenographe m. : Kortschriftschrijver.Stenographie v. : Kortschrift.Stenographier : In kortschrift schrijven.Stenographique : Van 't kortschrift.Stenographiquement : Door kortschrift.Stentor m. : Man met een stentorstem.Stephanien en -ois : Uit -. Bewoner van Saint-Steppe m. : Steppe v. [1tienne.Stepper : Steppen (paard; danser).Stele m. : Kubieke meter m.Stereographie v. : Kunst om lichamen op eenviak of te beelden v., meetkundig tekenen.

Stereographique : Van de kunst om vaste lichamenop een viak of te beelden.

Stereometrie v. : Meetkunde der figuren in deruimte v., stereometrie.

Stereometrique : Van de meetkunde der figu-ren in de ruimte.

Stereoscope m. : Stereoscoop (toestel dat mettwee platte beelden den reliefbeeld levert wan-neer men beide beelden gelijktijdig, ceder metden oog, beschouwt) m.

Stereoseopique : Van de stereoscoop.Stereotomie v. : Meetkunde van de doorsnededer figuren in de ruimte v.

Stereotypage m. : 't Drukken met vaste letters.Stereotype : Met vaste lettervormen gedrukt.(fig.) Geijkt, onveranderlijk.

Stereotyper : Een vaste lettervorm vervaar-digen van. Daarmee drukken. (fig.) Een vas-te vorm geven aan.

Stereotypie v. : Drukkunst met vaste druk-platen v.

Sterile : 1. Onvruchtbaar. Kinderloos; zonderjongen. Zonder vrucht. 2. (fig.) Nutteloos, zon-der resultaat. Dor. — en : Arm aan.

Sterilement : Op onvruchtbare, dorre wijze.Sterilisateur m. : Middel -, toestel om kiemenvan microscopische wezens te doden. 1 bv.nw. :Steriliserend.

Steriliser : Onvruchtbaar -. (fig.) Nutteloosmaken. (s cheik.) Voor ontwikkeling van mi-croscopische kiemen ongeschikt maken.

Stêrilitè v. : 1. Onvruchtbaarheid. 2. Dor-, droog-.(f i g.) Nutteloosheid.

Sterlet m. : Kleine steur m.Sterling (spr. sterlin) : Livre — (me. livres-sterling): Pond sterling.

Sternum m. (spr. -nomm) : Borstbeen.Sternutation v. : Het niezen.Sternutatoire : Niezing verwekkend. 1 m. : Nies-middel, -kruid.

Sthetoseope m. : Gehoorbuis tot onderzoek vande borstholte v., sthetoscoop m.

Stigmate m. : 1. Wondteken. Brandmerkteken(— de la justice). Teken van een der vijf wondenvan Jezus, stigma o. (f i g.) Merk-, schandteken,spoor. 2. (plan tk.) Stempel m. (di er k.) Adem-halingsopening.

Stigmatiser : Brandmerken. (f 1 g.) Op de kaakstellen. De tekenen -, stigmata van Jezus' vijfwonden geven aan.

Stimulant bv.nw. en m. : Prikkelend, opwekkend(geneesmiddel), stimulans m. (f i g.) Prikkel m.

Stimulation : Opwekking, prikkeling.Stimuler : Aanzetten, -sporen, prikkelen. (g e-neesk.) Opwekken.

Stimulus m. (spr. -use) : Prikkel m., stimulans in:Stipendiaire : Bezoldigd, loontrekkend.Stipendier : Bezoldigen, betalen.Stipulation v. : Beding, voorwaarde v.Stipuler : Bedingen, vaststellen.Stock m. : 1. Voorraad m. 2. Kapitaal.Stoekage m. : Voorraadopslag m.Stocker : Opslaan in 't groot.Stoekfisch of -fiche m. : Stokvis.Stoekiste m. : DepOthouder.Stoieien : Stolcijns, van de leer van Zeno. 1m. : Stolcijn, aanhanger van Zeno. (fig.) Onver-zettelijk, onaandoenlijk gestreng man.

Stoleisme m. : 1. Leer van Zeno. 2. Standvas-tig-, koelbloedigheid in 't verdragen der smart.

Stoique : 1. z. stoiclen. 2. Onaandoenlijk te middenvan smarten.

Page 453: aardrijkskunde - DBNL

STOIQUEMENT. 437 SU BO RDONNER.

Stoiquement : Op onaandoenlijke wijze.Stole v. : Stola (der Rom. vrouwen) v.Stomacal,-chique : Van de maag. Maagversterkend.Stoppage m. : Het (linnen)stoppen. Stop v.Stopper ov.w. : 1. Doen stilstaan. 2. (Linnen)stoppen. I onov.w. : Stilstaan.

Store m. : Rolgordijn. Zonnescherm. — mitallique :Rolluik.

Strabisme m. : Het loenszien, loensen.Stramoine, -monium m. (spr. -omm) : Doorn-appel m.

Strangulation v. : Worging. (fig.) Vernauwing.Stranguler : Worgen.Strapontin m. : Klapstoel m.Stras(s) m. (spr. strass) : Nagemaakte diamant m.Strasbourg m. (spr. strassbour) : Straatsburg.Stratageme m. : Krijgslist v. List, kunstgreep m.Stratige m. : Veldheer. Provinciebestuurder.(fig.) Strateeg, veldheer.

Strategie V. : Veldheerskunst v.Strategique : Krijgskundig, van een veldheer.Strategiste m. : In de krijgskunde ervaren offi-cier, strateeg. Schrijver over krijgskunde.

Stratification v. : Laag v. Ligging -, plaatsingin lagen.

Stratifier : Laagsgewijze afzetten, - vormen.Stratosphere m. : Hogere luchtlaag v.Stratospherique : Tot de hogere luchtlagen beho-Stratostat m. : Stratosfeerballon. [rend.Strict (spr. strikte) en —ement : Nauwkeurig,stipt, gestreng, volstrekt. Nauwgezet.

Strident : Doordringend, schel. Piepend.Striduleux: Piepend, sjirpend.Strie v. : Streep v.Strie : Gestreept, geribd.Strige v. : (o ud) Vampier m. [strepen.Striure v. : Streepsgewijze plaatsing Streep v. DeStrophe v. : 1. Eerste afdeling van een lyrischgedicht. 2. Afdeling van een gedicht, strophe v.

Structural : Van de bouw, - de samenstelling.Structure v. : Bouw m., samenstelling.Strychnine v. (spr. strike-) : Mt braaknotenvervaardigd vergiftig alcalizout, strychnine v.

Stryge v. z. strige.Stue m. (spr. stuk): Pleisterkalk v. Stukadoorswerk.Stueateur m. : Stukadoor.Studieusement en -ieux : Vlijtig, leerzaam.Studio m. : Fraai atelier. -e studeerkamer. Intieme

toneelkunst v. Proeftheater. — cinematographique: Plaats waar films worden opgenomen, studio v.

Stupefaction v. : 1. Ontsteltenis, verstomming.2. Bedwelming.

Stupefait : Ontzet, verstomd, verslagen.Stupèfiant m. : Verdovend middel, narcoticum o.Stupefier : Gevoelloos maken, bedwelmen. Doenverstommen, versteld doen staan.

Stupeur v. : Gevoelloosheid, verstijving. Ont-zetting, verstomming.

Stupide : Dorn, stomp, traag van geest.Stupidement : Op domme wijze.Stupidite v. : Dom-, stompzinnig-, botheid.Stupre m. : Schanddaad v., ontucht v.Style m. : 1. Schrijfstift v., griffel (der Ouden)m: 2. (let t er k.) Stijl m., schrijfwijze v. — dupalais : Gerechtelijke stijl. 3. (kunst) Stijl, ma-nier v. (school) Stijloefening, opstel. Morceaude — : Stijlvol stuk. 4. (fam.) Manier, wijze,trant m. Changer de — : Een andere toon aan-slaan. Avoir du — : Een zeker air van keurig-heid hebben. De grand -- : Van groot formaat.

5. Tijdrekening. 6. Stang (zonnewijzer) v. 7.(plantk.) Stijl m.

Styler : Goed africhten, zijn les voorzeggen.Stylet m. : Kleine dolk m. Stift vStyliser : Styliseren, stileren door vereenvoudiging

der vormen.Styliste m. : Schrijver met uitmuntende stijl.Stylite m. : Op een pilaar levend man. Pilaar-,

zuilheilige.Stylo en —graphe m. : (Snel)schrijfstift v., vulpen v.Stylographique : Vulpen-. Encre — : Vulpeninkt.Stylomine v. : Vulpotlood.Styria v. : Stiermarken.Su m. : Medeweten. Au vu et au — de tout lemonde : Openlijk.

Suaire m. : Zweetdoek m. Lijkwade vSuave en —ment : Lieflijk, zacht, strelend.Suavite v. : Lieflijk-, zacht-, aangenaamheid.Fijne geur m.

Subalpin : Aan de voet der Alpen gelegen.Der laag-Alpen.

Subaltern : Ondergeschikt. I m. : -e.Subalterniser : In een ondergeschikte betrek-king plaatsen. .

Subalternite V. : Ondergeschiktheid.Subconscience V. : Onderbewustzijn.Subeonseient bv.nw.: Onderbewust. I m.: 't -bewuste.Subdiviser : Onderverdelen, onderafdelingenmaken in.

Subdivision v. : Onderafdeling. -verdeling.Subir : Ondergaan, doorstaan, lijden; afleggen(examen); zich onderwerpen aan; doorstaan(proef). — la question : Gepijnigd worden. —un interrogatoire : Verhoord worden. — qn : Iem.tegenwoordigheid (rnoeten) dulden. — la peine de :Boeten voor.

Subit (spr. -bi) : Plotseling, schielijk.Subitement : Eensklaps, plotseling.Subjectif : Van het onderwerp. Persoonlijk. I m. :Het subjectieve, - persoonlijke.

Subjectivement : Op persoonlijke wijze.Subjeetiver : Subjectief -, persoonlijk beschouwen.Subjectivitê V. : Persoonlijk karakter.Subjonetif : Aanvoegend. I m. : -e wijs v.Subjugation V. : Onderwerping.Subjuguer : Onderwerpen, overweldigen. (f i g.) Be-dwingen, beteugelen.

Sublime : Verheven, hoog. (fam.) Heerlijk,prachtig. I m. : Het verhevene.

Sublime m. : Sublimaat o.Sublimement : Op verhevene wijze.Sublimate v. : Verheven-, grootsheid.Sublunaire : Ondermaans, aards.Submerger : Onderdompelen. Doen zinken. Over-stromen. Verzwelgen.

Submersible : Geschikt om onder water gezet toworden; - om onder water to varen. (p 1 an t k.)Die na de bloei onder water verdwijnt. I m. :(z e e v.) Duikboot v

Submersion v. : Onderdompeling. Overstro-ming. Mort par — : Dood door verdrinking.

Subodorer : De lucht krijgen van.Subordination v. : Afhankelijk-, ondergeschikt-,onderworpenheid. (t a alk.) Onderschikking.

Subordonne m. : Ondergeschikte.Subordonnement : In de tweede plaats; als onder-

geschikte.Subordonner : Onderschikken, afhankelijk -,ondergeschikt maken. Proposition -née : Afhan-kelijke zin, bijzin m.

Page 454: aardrijkskunde - DBNL

438 SUFFIRE.SUBORNATION.

Subornation V. : Verleiding.Suborner : Tot het kwade aansporen.Suborneur m. : Verleider, aanstoker tot 't kwade,

I bv.nw. : Verleidend.Subreptice : Steelsgewijze verkregen.Subrepticement : Ter sluik, op listige wijze.Subreption v. : VerkrijgEng door verschalking.Subroger : Een ander in zijn plaats en rech-ten stellen; in de plaats van een ander benoe-men. Subroge tuteur : Toeziende voogd.

Subsèquemment : Vervolgens, daarna, -op.Subsequent : Volgend, nakomend.Subside m. : Bijstand m., ondersteuning; bijdrage v.Subsidiaire : Steunend, helpend; tot nadereverzekering dienend.

Subsidiairement : In de tweede plaats; in ge-val van nood.

Subsistanee v. : Levensonderhoud, bestaan.Levensmiddelen, proviand.

Suosistant : Overblijvend, steeds -, nog aanwezig.Subsister : Blijven bestaan. Van kracht blijven.Bestaan, zijn onderhoud hebben.

Substance V. : 1. Voedingsstof v., kracht v.,kern v. 2. (wijs b.) Wezen, blijvende eigen-schap. 3. Hoofdzaak v., 't wezenlijke. En — :In hoofdzaak. 4. Stof, zelfstandigheid (waaruitlets bestaat). 5 Bestaansmiddelen, vermogen.

Substantiel : 1. Wezenlijk, van de zelfstandig-heid. 2. Krachtig; voedzaam.

Substantiellement : Hoofdzakelijk; wezenlijk.Substantif m. : Zelfstandig naamwoord.Substantivement : Zelfstandig, als znw.Substantiver : Als znw. gebruiken.Substituer : In de plaats stellen. Onderschuiven- I

Se — : In de plaats komen.Substitut m. : Plaatsvervanger. - van den

officier van justitie of van den procureurgeneraal.

Substitution v. : In de plaats stelling, plaats-vervanging, onderschuiving. Surrogaat.

Substratum m. (spr. -tomm) : Ondergrond m.Substruction V. : Onderbouw m.Subterfuge m. : Uitvlucht v., voorwendsel.Subtil (spr. -ile) : 1. Fijn, dun, teer. 2. Nauwe-lijks merkbaar. B. Scherp doordringend, fijn.Handig. Spitsvondig. Sluw.

Subtilement : Handig, slinks. Fijntjes, op spits-vondige wijze. Schrander. Fijn.

Subtilisation v. : Vervluchtiging, verdunning.Het afhandig maken.

Subtiliser ov.w. : Vervluchtigen, verfijnen. Af-handig maken, rollen. Al te fijn uitspinnen. Ionov.w. : Haarkloven, muggeziften.

Subtilith V. : 1. Fijn-, dunheid. 2. Fijn-, spits-vondigheid. Bijna onmerkbaar fijn verschil. 3.Scherpte, scherpzinnig-. Sluw-, handigheid.

Suburbain : Dicht bij de stad liggend, - wo-nend. Quartiers —8 : Buitenwijken.

Subvenir : Bijstaan, ondersteunen, voorzien (in).Subvention V. : Bijdrage v., toelage v., subsidie.Subventionner : Een subsidie verlenen aan,met geld steunen.

Subversif : Vernietigend, omverwerpend. Opruiend(taal). Faire de la propagande -ire : Oproerprediken.

Subversion v. : Omverwerping, omkering.Subvertir : Omverwerpen.Sue m. (spr. 8uk) : Sap. (fig.) Merg, pit, 't beste.Succidane : Vervangend, dat vervangen kan.

I m. : Plaatsvervangend middel. Surrogaat.

Suceèder : Opvolgen; volgen op; erven van.Succés m. : 1. Uitslag m., afloop m. 2. Goede

uitslag, bijval m. — d'estime : Matige waardering(gegrond op de naam des kunstenaars).

Successeur m. : Opvolger.Sueeessibilitê V. : Recht van erfopvolging.Successible : 1. Erfgerechtigd. 2. Die recht geeft toterven. I m. : Erfgerechtigde.

Sueeessit : 1. Achtereenvolgend. 2. Van de erfenis,van de erfopvolging.

Succession v. : 1. Opeenvolging, reeks v. Ordrede — : Volgorde v. Par — de temps : Mettertijd.2. (Erf)opvolging. 3. Nalatenschap.

Sueeessivement : Achtereenvolgens.Sueein m. : Barnsteen.Succinct (8pr. 8uksinkte) : Kort, beknopt, bondig.Suceinetement : In 't kort.Sueeomber : Bezwijken. Onderdoen , zich gewonnengeven. Sterven. — d : Bezwijken voor.

Succulence v. : Sappig-. Voedzaamheid.Succulent : Sappig. Voedzaam. Lekker.Sueeursale : (in samenst.) Hulp-, bij-. I v. :Hulpkerk v. Bijkantoor, finale v.

Sueement m. : Het zuigen, op-, in-, nit-.Suter : Uit-, op-, inzuigen, zuigen. (fig.) Uit-zuigen. — 8a langue : Niets zeggen. — qnjusgu'au Bernier sou : Iem. zijn laatste centafpersen.

Suceur m. : Zuiger, uitzuiger. Insect met zuig-sprieten (insecte —).

Sugoir m. : Zuigspriet m. -werktuig. -napje.Sugoter : Sabbelen op.Sucre m. : Sulker v. Des louanges d mi— :

Zuurzoete lofuitingen. — de pomme8; de cerise: Witte -•, rode balletjes. (fig.) Caner du — (stirla tete, le dos de qn) : Kwaadspreken (over iem.).Brater du — : De stank verdrijven (als eengehaat mens weg is). Pre tout — (et tout miel) :Poeslief zijn.

Sucre : Met suiker bestrooid, besuikerd, suiker-zoet, -houdend, -achtig. (fig.) Zoetsappig. Eau—e : Suikerwater.

Suerer : Suikeren, met sulker bereiden, - be-strooien. (fig.) Verzoeten.

Sucrerie v. : Suikerfabriek v., -raffinaderij. -goed.Suerier m. : Suikerpot m. -bus v. -raffinadeur,-fabrikant. I bv.nw. : Van suiker.

Sud m. (spr. rude) : Zuiden. Zuidelijk, zuider-.Sudation v. : Het zweten.Sud-est m. (spr. -cle,ste) : Zuid-oosten. -oost,

-oostelijk.Sudorifique m. : Zweetverwekkend (middel).Sud-ouest m. (spr. -dtaste) : Zuidwesten. -west.

-westelijk.Suede v. : Zweden. Peau de — of — m. : Zweedsleder. Des gants de — : Handschoenen daarvan.

Suèdois : Zweeds. Zweed.Suèe v. : 1. Zweet, 't zweten. 2. Angst m.Suer onov.w. : 1. Zweten, vocht afgeven, uit-wasemen. Uit-, beslaan. 2. (fig.) Een zuur werkverrichten, ploeteren. I ov.w. : t (Uit)zweten. 2.Rondom zich verspreiden, sterk vertonen. —1' ennui : Ben stuk verveling zijn. II sue le crime :De misdaad staat op zijn gezicht te lezen. 3. Totsmelthitte verwarmen, zweten.

Suetone m. : Suetonius (Rom. geschiedschrijver).Sueur v. : Zweet. En — : Bezweet.Sufféte m. : Eerste maglstraat (Carthago).Suffire : Voldoen, voldoende zijn. It suffit of Suf-fit : 't Is voldoende, houd maar op! Il suffit seul

Page 455: aardrijkskunde - DBNL

439 SUPERFICIALITtSUFFISAMMENT.

a ce travail : Hij kan dit werk alleen af. - aune ddipense : Een uitgave bestrijden. I se - runa l'autre : Voor elk. voldoende zijn. se - asoi-meme : Zich zelf bedruipen; op zichzelfvoldoende zijn; zich zelf kunnen redden.

Suffisamment : Genoeg, voldoende.Suffisance V. : 1. Toereikendheid. 2. (Genoegzame)

kunde v. - bekwaamheid. 3. Zelfgenoegzaamheid.Suffisant : 1. Voldoend. 2. Verwaand, zelfge-noegzaam. I m. : Waanwijze.

Suffixe : Achtergevoegd. I m. : Achtervoegsel.Suffocant : Verstikkend, snikheet. Benauwd.Suffocation V. : Verstikking, hevige benauwdheid.Suffoquer ov.w. : Verstikken. Smoren. (fig.)Verstomd doen staan. I onov.w. : Stikken, smo-ren. Benauwd zijn. (fig.) Verstomd staan.

Suffragant : Helpend, plaatsvervangend. I m. :Hulp-, suffragaanbisschop. Hulpprediker.

Suffrage m. : 1. Stem v. 2. Stemrecht. 3. Goed-keuring, bijval m.

Suffragette v. : Kiesrechtvrouw van de daad.Suggerer (spr. sup-jer4): Inblazen, aan de hand doen.Suggestible (weinig -able; spr. -sug-jes-) : Voorsuggestie vatbaar.

Suggestif (spr, sug-jestij) : Ingevend, dat invloeduitoefent. Dat tot verdere werkzaamheid prikkelt.

Suggestion v. (spr. sug-jestyon): Inblazing, ingeving,aansporing. (g e n e e s k.) Magnetische overmacht,die tem. op de besluiten van een ander heeft v.

Suggestionner (spr. sug-jesty-) : Door een over-macht van magnetische aard doen aannemen.

Suicide m. : 1. Zelfmoord m. 2. Zelfmoordenaar.Suicide m. : Zelfmoordenaar.Suicider (se) : Zelfmoord plegen.Suie v. : Roet. Noir de - : Zwartsel.Suit m. : 1. Talk v., smeer. Kaarsvet. 2. (f am.)Vet (van mens). 3. Uitbrander.

Suintement m. : Doorsijpeling, -zweting.Suinter : Doorsijpelen, -zweten.Suisse bv.nw. m. en v. : Zwitsers. I m. : Zwitser.Kerkbaljuw, -bewaarder die de orde in de kerkbewaart. Portier van een voorname wooing, - vaneen paleis. Zwitsers kaasje. I v. : Zwitseriand.

Suissesse v. : Zwitserse.Suite v. : 1. Vervolg, 't volgende, voortzetting.Faire - a : Volgen op. Marcher a la - de : Vol-gen op, komen na. A la - les uns des autres :Achter elk. Trainer a sa - : Na zich slepen.2. Aaneenschakeling, orde v. Samenhang m.Sans - : Onsamenhangend. De - : Achtereen-volgens; daarna; dadelijk. Ranger -, mettre a la- : In volgorde plaatsen. Avoir de la - dansles idies; avoir l' esprit de - : Logisch denken;consekwent handelen. Tout de - :. Zonder tus-senpozen; dadelijk. Et ainsi de - : En zovoort. 3. Gevolg, stoet m. De nakomenden. 4.Vervolg. La - a demain, - au prochain numero: Wordt vervolgd. Par la -, dans la - : In't vervolg, later. 5. Opeenvolging, rij v., reeks v.La - des temps, - des siecles : De loop der eeuwen m.Prendre la - des affaires : De zaken voortzetten6. (wick.) Reeks. 7. (muz.) Suite v. 8. Gevolg,uitwerking. Donner - a : Gevolg geven aan.Par - : Gevolgelijk. En - de quoi : Ten ge-volge waarvan. Par - de : Ten gevolge van.

Suivant vz. : 1. Langs, in de richting van. 2.Volgens, overeenkomstig. 3. In verhouding tot.- que : Naar gelang. I bv.nw. : Volgend. I m. :Volgeling, begeleider. (fig.) Volgeling, leerling.

Suivante v. : Volgelinge. Dienst-, kamermeisje.

Suiveur m. : (sport) Supporter.Suivi : 1. Druk bezocht. Algemeen. 2. Onafge-broken, geregeld. Trafic - : Geregeld verkeer.3. Samenhangend.

Suivre ov.w. : : 1. Volgen. - de la pensee : Ingedachten vergezellen. 2. Opvolgen, komen na.3. Volgen, zekere richting niet verlaten. 4.(fig.) (0p)volgen, zich houden aan (bevel); zichschikken naar, de leer of de gedachten volgenvan. - les traces, - lee pas de qn : In iem. voetstap-pen treden. - un proces (z. 5) : Een proces volgen:- verder onderzoeken. 5. Volgen, niet van zekeregedragslijn afwijken ; uitoefenen. - des cours : Col-lege lopen. - qn of - le discours de qn : Tem. vol-gen. - une affaire,- un proces (z. 4) : Een zaak vol-gen, - nagaan. La maladie suit son cours : De ziekteverloopt normaal. 6. Volgen, begeleiden. 7. Na-jagen. 8. Bijhouden, bijblijven. Gadeslaan. 9.Navolgen, tot voorbeeld nemen. I onov.w. : 1.Volgen. Ce qui suit : Het volgende. Comme suit: Als volgt. (opschrift op brief) Faire - :Nazenden. 2. - de : Voortvloeien -, volgen uit.

Sujet : 1. Onderworpen, -geschikt, afhankelijk.2. Gehouden, verplicht. Etre - a l'heure, - aucoup de cloche : Geen meester van zijn tijdzijn. 3. Onderhevig, blootgesteld. Etre - a setromper : Feilbaar zijn. - a mentir : Leugenach-tig. I m. : 1. Onderdaan. 2. Onderwerp, stof v.(fig.) Reden v., oorzaak v. Donner - de : Stof -,reden geven tot. Avoir - a : Reden hebbenom. A -, sur ce - : Daaromtrent. A quel - avez-vous fait cela, Waarom hebt ge dat gedaan ?Sans - : ZO maar eens. 3. (k u n s t) Onderwerp(schilderij). Voorstelling. Pendule a - : Met eenbeeld. 4. (m uz.) Thema, motief. 5. (geneesk.)Lijk, patient (voor proeven). 6. Persoon, mens(wat de eigenschappen betreft). Bon - : Braafmens ; goed leerling. Mauvais - : Losbol. Unexcellent - : Een jongen waar wat bij zit. 7.(t a a lk.) Onderwerp.

Sujêtion v. : 1. Onderworpen-, onderdanigheid.Onderwerping. 2. Dwang m. Afhankelijkheid.

Sujette v. : Vrouwelijke onderdaan.Sulfate m. : Zwavelzuurzout.Sulfite m. : Zwaveligzuurzout.Sulfur° m. : Zwavelverbinding, sulfide.Sulfurer : Zwavelen, met zwavel behandelen.Sulfureux : 1. Zwavelhoudend. 2. (scheik.)Acide - : Zwaveligzuur.

Sulfurique : Acide - : Zwavelzuur.Sultan m. : Sultan. Mandje voor kant of edelge-steenten. Geparfumeerd kussentje in een kistje.

Sultana m. : Waardigheid -, regeringstijd vaneen sultan m.

Sultane v. : Sultane, vrouw van den sultan. -validi : Moeder van den sultan.

Sund m. (spr. Runde) : (aardriiksk.) Sont v.Sunlight m..: Sterke, electrische lamp voor film-opnamen v.

Sunnite : Sunnietisch. Sunniet (orthodox Mo-hammeda an).

Superbe v. : Hovaardij. I bv.nw. : Hoogmoedig,trots. Verheven, prachtig, heerlijk, kostelijk.

m. : 1. Fiere, hoogmoedige. 2. Paradijsvogel m.Superbement : Fier, vol trots. Kostelijk, prach-tig, heerlijk

Supercherie v. : Bedrog, listige streek m.Superfetation v. : Overbevruchting. (fig.) On-nodige toevoeging.

Superfieialite V. : Oppervlakkigheid.

Page 456: aardrijkskunde - DBNL

SUPERFICIE. 440

SUR.

Superfieie V. : 1. Oppervlak, buitenzijde v. 2.(fig.) Het uitwendige, oppervlakte v. Opper-vlakkigheid. 3. Oppervlakte; (wisk.) inhoud m.

Superficiel : 1. Aan de oppervlakte liggend. 2.(fig.) Oppervlakkig, niet grondig. 3. Van deoppervlakte. Metre - : Vierkante meter.

Superficiellement : Aan de oppervlakte. (fig.)Oppervlakkig.

Superfin : Extra WmSuperflu : Overbodig, -tollig. Onnodig.Superfluite V. : Overvloedig-, overtolligheid.Superieur : 1. Hoger (gelegen), bovenste. LeLac S- • 't Bovenmeer (in Canada). 2. (fig.)Hoger (staande), beter, bekwamer. Etre - auxevenements : Zich van de aardse gebeurtenis-sen nets aantrekken. Etre - a sa position :Meer kunde hebben dan zijn betrekking ver-eist. 3. (fig.) Uitstekend, uitmuntend. Esprit- : Knappe kop. 4. (fig.) Hoger (in de rang-opvolging). Officier - : Hoofdofficier. Ensei-gnement : Hoger onderwijs. I m. : Meerdere.Kloosteroverste.

Superieure v. : Kloosteroverste.Superieurement : Voortreffelijk, allerbest. In dehoogste mate. - a : Beter dan, staande boven.

Superiorite V. : 1. Overwicht, meerderheid. - duHombre : Meerdere getalsterkte. 2. Overmacht v.,voorrecht. 8. Kloostervoogdijschap.

Superlatif : Die de hoogste graad uitdrukt.m. (t a a 1 k.) Overtreffende trap m. (f a m.)

Au - : In de boogste mate.Superlativement : In de hoogste mate.Superpose : Boven elk. liggend.Superposer : Boven elk. plaatsen. (fig.) Boven(iets) stellen, opstapelen.

Superposition v. : Op elk. plaatsing, opeensta-peling. Taxe impOt de - : Belasting die bijeen reeds bestaande gevoegd wordt.

Superstitieusement : Op bijgelovige -. Op alte nauwgezette wijze.

Superstitieux : Bijgelovig. (fig.) Angstvallignauwgezet. I m. : Bijgelovige.

Superstition V. : 1. Bijgeloof. 2. (fig.) Overdrevennauwkeurigheid.

Superstructure : Bovenbouw m.Supin m. : (taalk.) Supinum (vorm van de on-bepaalde wijs die 't doel of de eigenschap uit-drukt, in 't Latijn).

Supplantation V. : Verdringing.Supplanter : Verdringen, de voet lichten.Suppleance V. : Plaatsvervanging, waarneming.Suppleant : Waarnemend, plaatsvervangend. I m.

: Plaatsvervanger.Suppleer ov.w. : Vervangen, waarnemen. Aan-

vullen. I onov.w. : (met a) Vergoeden, voorzien in.se - : Elk. aanvullen. - vervangen. Aan te vullen

zijn.Supplement m. : 1. Volledigmaking. 2. Aan-vulsel, toevoegsel. Bijbetaling. Bijvoegsel (bijkrant). En - : Boven 't voorgeschreven aantal.Un - d'instruction : Een nader onderzoek.

-de travail : Overwerk. 3. (meetk.) Supplement,-shoek m.

Supplementaire : Aanvullend, volledigmakend.Devoirs -s : Extrawerk.

Suppletif : Aanvullend.Suppletoire : Aanvullings-.Suppliant : Smekend. I m. : Smekeling.Supplication v. : Smeekbede v.Supplice m. : 1. Lijfstraf v. Doodstraf (dernier

-). - de la roue; - dugibet : Radbraking; ophan-ging. - de la croix : Kruisdood m. Mener au - :Ter strafplaats geleiden. 2. (1 i g.) Marteling, pijni-ging. Je suis au - : 't Is een kwelling voor mij ;ik zit op hete kolen.

Supplicie m. : Ter dood gebrachte; gefolterde.Supplicier : Ter dood brengen. (fig.) Folteren.Supplier : Smeken, ootmoedig verzoeken.Supplique v. : Smeekschrift. (f a m.) Verzoek.Support m. : 1. Steun m., steunsel. 2. (fig.) Onderstand m., hulp v. 8. Steunmiddel.

Supportable : Draaglijk, te verdragen.Supportablement : Op een draaglijke wijze.Support-chaussette m. (me. -s-s) : Sokophouder.Supporter : 1. Steunen, dragen. 2. (fig.) Dra-gen (gevolgen). 3. Door-, weerstaan. En etat de- la mer : Zeewaardig (schip). - l'eau,--le feu: Waterdicht -; vuurvast zijn. -la lessive : Was-echt zijn. 4. (fig.) Uitstaan. Geduldig verdragen.

Supposable : Aannemelijk, onderstelbaar.Suppose : Ondersteld; ondergeschoven (kind).Verzonnen. Gefingeerd. - que : Gesteld dat.

Supposer : 1. Onder-, (veronder)stellen. Cettechose en suppose une autre : Als dit waar is, danmoet er ook nog lets antlers waar zijn. A -que .. : Stel dat . . . . 2. (Onder)stellen, alswaar aannemen. Voorgeven. Onderschuiven. Lafortune qu'on lui suppose : De fortuin die menhem toedicht.

Supposition V. : 1. (Onder)stelling. 2. Vermoeden,gissing. 3. Vals voorgeven. Onderachuiving.

-de nom : Aangifte van een valse naam.Sup* m. : 1. Ondergeschikte. - de la justice: Lager gerechtsbeambte. 2. (fig.) Medestan-der, handlanger. - de Bacchus : Drinkebroer.

Suppression v. : 1. Intrekking, opheffing, af-schaffing, doorhaling. 2. Verheling, verzwijging.3. 't Ophouden, 't wegblijven.

Supprimer : 1. Intrekken, opheffen, afschaffen;weglaten, doorhalen; does verdwijnen (kind).- qn : Iem. uit de weg ruimen. 2. Verhelen,verzwijgen. 3. Doen wegblijven, - ophouden.

Suppuration v. : Ettering.Suppurer : Etteren, dragen.Supputation V. : Schatting, berekening.Supputer : Ramen, berekenen.Suprematie v. (spr. -8i) : Oppermacht v.Supreme : 1. Hoogste, opperste, verhevenste.Cour - : Hof van cassatie; Hoge Raad. Au -(degri) : In de hoogste mate. 2. Laatste. L'heure

k moment - : 't Doodsuur. V olonte - : Uiterstewil. I m. : Gerecht van de fijnste stukken van't gevogelte met gelei of bouillon opgediend.

I. Sur vz. (in 't alg.) Op. (plaats) Op, boven,aan, bij, om, naar, tegen. Se soutenir - i'eau :Zich boven water houden. - terre et - mer :Te water en te land. Prendre - la table : Vantafel nemen. Lever la main - qn : De hand te-gen iem. opheffen. La clef est - la porte : Desleutel is in de deur. On a trouvê un poignard- lui : Men heeft een dolk bij hem gevonden.Crier - les toits : Van de daken verkondigen.Etre toujours pdlir - lee livres : Steeds met zijnneus in de boeken zitten. L'entretien roule - :'t Onderhoud loopt over. - mon honneur Bijmijn eer. Prendre - son capital : Van zijn kapi-taal afnemen. Etre - sa bouche Een lekkerbekzijn. Etre - un travail : Aan een werk zijn. Etre- qn : Viak bij iem. staan. - le Rhin : Aan deRijn. Se regler Zich schikken naar. (opvol-

Page 457: aardrijkskunde - DBNL

SUR. 411 sr it PASSER.

ging) Op, voor. Coup — coup : Slag op slag.(tij d) — l'heure, --le-champ, — le coup : Dade-lijk. Il est — son depart Hij is op 't punt omto vertrekken. — le soir Tegen de avond. —cela, — ce Hierop. — quoi : Waarop. (verhou-din g) Op, van, bij. — dix invites, cinq sont ye-nus : Van de tien genodigden zijn er vijf geko-men. Cette chambre a dix metres de longueur —cinq de profondeur : Deze kamer is tien bij vijfMeter. (meerderheid) Over. Regner — : Re-geren over. Ne rien pouvoir qn (Teen in-vloed op iem. hebben. — toute chose : V66r alles.

II. Sur bv.nw. Zurig, fins, scherp.Stir : Veilig. 2. Vertrouwbaar, vast, juist. Pa-rier ci coup — : Een niet te verliezen weddenschapaangaan. A coup —; (f am.) pour —: Zeker. C' est leplus — : Dat is 't veiligste. Alter au plus —,prendre le plus — : De zekerste weg inslaan.Bien — : Ja zeker. Bien Hess ? kan ik erop aan ? ben je er zeker van ? 3. Verzekerd, zeker.— de son fait, - de son coup : Zeker van zijn zaak.Le temps n'est pas — : Men kan zich op 't weerniet verlaten.

Surabondamment : Meer dan overvloedig, volop,Surabondance v. : Overmaat v.Surabondant : Overvloedig, -rijk.Surabonder : In overvloed voorhanden zijn.Suractivite v. : Verhoogde werkzaamheid.Surajouter : Nog bijvoegen.Surahmentation v. : Overvoeding.Suralimenter : Overvoeden.SUrana : Verouderd. (recht) Verjaard.Suranner : Verjaren.Surarbltre m. : Opperscheldsrechter.Surbaisse : (bouwk.) Minder hoog dan de halveomtrek, gedrukt (boog).

Surbaissement m. : (bouwk.) Indrukking (boog).Surbaisser : (b o u wk.) Indrukken, minder hoogmaken dan de halve omtrek.

Surcharge v. : 1. Nieuw toegevoegde last m.Over wicht (aan bagage). Overlading. 2. Over-schrijving, overgeschreven woord. Opdruk (post-zegel) m. En — : Boven 't aantal (plaatsen); bo-ven de bin geschreven.

Surcharger : L Overladen, te grote last leg-gen op. 2. Iets schrijven andere woorden druk-ken op. I Se — l'estomac: Zijn maag overladen. Se— de travail : Te veel werk op zich nemen.

Surchauffer : Oververhitten.Surclasser : Te hoog aanslaan.Surcomposè Veelvuldig (taalk.) Dubbel sa-

mengesteld.Surerolt m. : Vermeerdering, aanwas m. Par —: Daarenboven, tot overmaat.

Sureroltre : Uitwassen, voortwoekeren.Surds-mutite v. : Dodstomheid.Surdith v. : Doofheid.Sureau m. : Vlierboom m., viler v.Surólèvation v. : Het hoger optrekken (ge-bouw). Bovenbouw m. Meerdere verhoging.Vermeerdering.

Surelever : Roger optrekken, een verdieping zettenStirement Zeker, gewis. Veilig. [op. Verhogen.Suröminent : Boven alles verheven.Surenehëre v. : Roger bod. (fig.) Opdrijving.Surenchkir : Een hoger bod doen. (fig.) Over-,opdrijven.

Surench6rissement m. : Het hoger bieden.SurenchiSrisseur m. : Opbieder, verhoger vaneen bod.

Surerogation v. : Wat men meer doet dan waartoemen verplicht is.

Surestimation v. : Te hoge schatting.Surestimer : Te hoog schatten.Suret, -ette : Zuurachtig, wrang.Stirete v. : t Veiligheid. Mettre en lieu de — :In veiligheid brengen ; gevangen zetten. En —de conscience : Zonder wroeging. De : Veilig-heids-. 2. Veiligheidsdienst m. Agent de la S-;Rechercheur. 3. Betrouwbaar-, vastheid, waar-borg m. —de godt; —de jugement: Zuivere smaak;helder verstand. Donner des —8 : Zekerheid ver-schaffen, borg blijven. Pour plus de — : Voor allesecuriteit.

Surexeitation v. : Overprikkeling, overspanning.Surexeiter : Overspannen, -prikkelen.Surface v. : 1. Buitenzijde v., oppervlakte v.

—de l'eau : Waterspiegel m. Presenter peu de — auvent : De wind weinig vat geven. 2. Zekerheid,waarborg m. Homme de — : Die vertrouwen in-boezemt. Homme tout en — : Die zich geeft zoalshij is. 3. (f i g.) Uiterlijk, voorkomen. Ne voir que la

s'arreter a la — : Niet diep doordringen. 4.(wisk.) Viak.

Surfaire ov.w. : Overvragen voor. (fig.) Over-schatten. I onov.w. : Overvragen.

Surfin : Zeer fijn, superfijn.Surgir : Opwellen, ontspringen. Te voorschijnkomen. (fig.) Ontstaan, opduiken Faire : In't leven roepen.

Surhaussement m. : Verhoging.Surhausser : Verhogen.Surhomme m. : Overmens, uebermensch.Surhumain Bovenmenselijk.Surinam m. (spr. -amm) : Suriname.Surintendance V. : Superintendantschap.Surintendant m. : Superintendant, hoofdopzichter.Surjet m. : Overhandse naad m.Surjeter : Overhands naaien.Sur-le-champ : Dadelijk, op staande voet.Surlendemain tn. : De tweede dag daarna m.Surmenage m. : Overlading. Overwerktheid.Surmener : Overladen, afbeulen. I se — : Zichoverwerken.

Surmonte : — de : Met . . . er bovenop.Surmonter ov.w. : 1. Zich verheffen boven. 2.Uitsteken boven, staan op. 3. Overwinnen, teboven komen. I onov.w. Bovendrijven, naar bo-ven komen. I se — Zich beheersen.

Surmoulage : Het maken van een afgietselnaar een gegoten vorm.

Surmonter : Naar een gegoten vorm een af-gietsel maken van.

Surnager : Bovendrijven. (fig.) Voortbestaan.Surnaturel : Bovennatuurlijk; onnatuurlijk.Surnaturellement : Op bovennatuurlijke wijze.Surnom m. : Bijnaam m.Surnombre m. : Overtal. En — : Te veel.Surnommè : Bijgenaamd.Surnommer : De bijnaam geven van.Surnormal : Boven het normale, - het gemiddelde.Surnumèraire : Boven 't gewone getal. I m. :

Onbezoldigd ambtenaar.Surolt m. : Zuidwester (zeemanshoed) m. Zuld-

Westenwind.Surpassable : Overtrefbaar.Surpasser : 1. Overtreffen, groter zijn dan. 2.Te boven gaan, te groot te hoog zijn voor.Boven iem. begrip gaan. I se — : Zich zelfovertreffen.

Page 458: aardrijkskunde - DBNL

412 SVELTESSE.SURPAYE.

Surpaye v. : Verhoogde toelage v.Surpayer : Te veel betalen.Surpeau v. : Opperhuid v.Surpeupler : Overbevolken.Surplis m. : Koorhemd, superplie, o.Surplomb m. : Overhelling. En - : Overhellend.Surplomber onov.w. : Overhellen. I ov.w. : Han-gen -, zich welven boven.

Surplus in. (spr. -plu of -plugs) : 1. Overschot.2. Bijkomende. Au - : Overigens.

Surpoids m. : Overwicht, doorslag m.Surprenant : Verrassend.Surprendre : 1. Overrompelen, verrassen. 2.(fig.) Betrappen. Komen achter (geheim); be-spieden. 8. (fig.) Langs slinkse wegen ver-krijgen. Onderscheppen (brief). Verschalken.

-la bonne foi, - la con fiance de qn : Iem. misleiden.4. Overvallenaplotseling bezoeken. 5. Verbazen,bevreemden.

Surprise v. : 1. Overrompeling. Bate a - : Dooswaaruit onverwacht jets te voorschijn springt,„duivel in 'n doosje". Prendre par -: Overrom-pelen. 2. Verschalking, list v., bedrog. 8. Ver-rassing. Verbazing, bevreemding. Onverwachtgeschenk. Marcher -, alter de - en -: Hoe langerhoe meer verbaasd staan. Voyage - : Reis metonbekende bestemming.

Surproduction v. : Overproductie v.Surrèalisme m. : Kunstvorm die boven de wer-kelijkheid uitgaat m.

Sursaturation V. : Oververzadiging.Sursaturer : Oververzadigen.Sursaut m. : Plotselinge schok m. - opsprong m.Se lever en - : Opspringen. Se riveiller en - :Wakker schrikken.

Sursauter : Plotseling opspringen, - een schokkrijgen.

Surseance V. : Uitstel, opschorting.Sursemer : Zaaien op; nazaaien.Surseoir (a) : Opschorten, uitstellen.Sursis m. : Uitstel, opschorting. Surseance van

betaling v.Surtaxe v. : Overdreven hoge belasting. Straf-port (- postale). Verhoogd invoerrecht.

Surtaxer : Overdreven belasten. Met verhoogdebelasting, - invoerrechten treffen. Met strafportbelasten v.

Surtout bw. : Vooral. I m. : Overjas v. Dames-avondmantel m. Werkjas. Vruchten-, bloem-korf (op tafel) m.

Surveillance v. : Toe-, opzicht; waakzaamheid.Surveillant m. : Bewaker, opzichter. Maitre - :

Secondant, studiemeester.Surveille V. : V66rvorige dag m.Surveiller : Toezicht houden op. Zorgen voor. I Se

- : Zich in acht nemen. Op zijn tellen passen. Elk.nagaan.

Survenance V. : Onverwachte (tussen)komst v.Survenir : Onverwacht komen, - gebeuren.Survenue V. : Onverwachte komst v.Survenir : Overdadig bekleden. Over andere

kleren aandoen.Survie V. : Langstlevendheid. Voortbestaan.Survivance v. : 1. Langstlevendheid, overle-ving. 2. (Recht van) ambtsopvolging. 8. (fig.)Overblijfsel, erfdeel.

Survivant : Langstlevend. -e.Survivre : 1. (met a) Overleven. 2. (zonder a)Voortleven. I se - (a soi-tnéme) : Zich zelfoverleven; kinds worden.

Survoler o.vw. : Vliegen boven. - a basse altitude:Laag vliegen over.

Survoler ov.w. : Vliegen boven.Sus (spr. suss) : 1. Op, bovenop. Courir - a qn :Op iem. losgaan. 2. (I n samens t.) Boven. --di-crit : Hjerboven omschreven. -dit : Bovenge-noemd. I tussenw. : Op! Voort 1 Vlug wat 1 en -: Daarenboven. En - de : Boven, behalve.

Suseeptibilitè v. : 1. Ontvankelijk-, vatbaar-heid. 2. Gevoelig-, lichtgeraaktheid. Minager les-8 : De mensen geen aanstoot geven.

Susceptible : 1. Vatbaar, ontvankelijk, geschikt,die zich leent tot. - de faire qch: In staat om letste doen. - d'être partage : Die zich laat verdelen.2. Gevoelig. Lichtgeraakt.

Suseeption V. : Opneming.Suseitation v. : Aandrijving, aansporing.Suseiter : Verwekken, doen ontstaan. Berokke-nen. Opstoken. Op de hall halen.

Suscription V. : Opschrift.Susdit (spr. suss-) : Bovengenoemd. I in.: -e.Susmentionne (spr. suss-) : Bovengemeld.Susnomme (spr. suss-) : Bovengenoemd.Suson v. : Kleine Suze.Suspect (spr. suspe), -eete (spr. -pekte) : Verdacht.Etre - a qn : Bij iem. in verdenking staan. Im. : Verdachte.

Suspeeter : Verdenken.Suspendre : 1. (Op)hangen. Etre suspendu : Han-gen. Etre suspendu entre : Hangen -; zweven tus-sen. Se tenir suspendu en l'air : In de luchtzweven. 2. (f i g.) Doen aarzelen. B. Uitstellen, op-schorten, inhouden; staken (betaling). 4. Schor-sen, buiten werking stellen. I se - : Opgehangenworden. Zich hangend houden; (f i g.) - vastklem-men. Afgebroken worden.

Suspendu : 1. Opgehangen. Pont - : Hangbrug.Jardin - : Hangende tuin. A pas -8 : Met aar-zelende schreden. Voiture biers -e : Goed verendeauto. 2. Besluiteloos. 3. Uitgesteld. 4. Geschorst.

Suspens (en) : Ilangend; (fig.) aarzelend, be-sluiteloos. Onbeslist. In evenwicht.

Suspense V. : (ker k) Schorsing.Suspenseur : In hangende toestand houdend, hang-.Suspensif : Opschortend, uitstellend.Suspension v. : 1. 't Ophangen, ophanging. En

-: Zwevend. 2. Hangring (kompas) m. Hanglampv. 8. (fig.) Onzeker-, besluiteloosheid. 4. Uit-stel, opschorting, schorsing. - d'armes : Wapen-schorsing. Points de - : Gedachtepunten.

Suspensoir m. : Draagband m.Suspicion v. : Verdenking, argwaan m. Mettreen -, jeter la - sur : Verdacht makers. Teniren - : Verdenken.

Sustentation v. : Onderhoud (door voedsel).Dragen, ondersteuning.

Sustenter : Onderhouden (door voedsel).Sustention v. : Zweving, het blijven drijven.Susurration v. : Geruis, gesuis.Susurrement m. : Geruis, geritsel.Susurrer : Ruisen, fluisteren, suizen.Susvisk spr. sus-) : Bovenbedoeld.Suture : v. 1. (h e e 1 k.) Naad m. hechting. 2. (o n t-1 e e d k.) Naadvorming (beenderen). Beender-.Bloedvatnaad. 8. (f i g.) Samenhechting.

Suzerain : Opperleenheerlijk, suzerein. I m. : Op-perleenheer.

Suzeraineth V. : Opperleenheerlijkheid, -schappij.Svelte (spr, melt) : Slank.Sveltesse v. (spr. zwel-) : Slankheid.

Page 459: aardrijkskunde - DBNL

SWASTICA. 443 SYNTH) SE.

Swastica m. : Swastica, (Duits) hakenkreuz.Sweater m. : Trui v.Sweepstake m. : Sweepstake v.Sybarite : Sybarietisch. -iet, verwijfd en ver-fUnd wellusteling.

Sybaritisme m. : Verwijfde en verfijnde weel-derigheid.

Syeomore m. : Adamsvijgeboom, wilde Egyp-tische vijgeboom m. Esdoorn m.

Sycophants m. : Aanbrenger, pluimstrijker.Sylla m. (spr. sila) : Sulla (Rom. dictator).Syllabaire m. (spr. sila-) : Spel-, abc-boek. Ele-mentair boek.

Syllabe, v. (spr. sikt-): Lettergreep v. (fig.) Woord,jota v.

Syllaber (spr. sila-) : In lettergrepen verdelen.Lettergreep voor lettergreep uitsprelien.

Syllabique (spr. sila-) : Van de lettergrepen.Vera — : Vers waarin de lettergrepen en nietde versvoeten tellen.

Syllabus m. (spr. sila-) : Lijst v., opgave v.(K a t h.) Lijst der door een pans veroordeeldestellingen en dwaalleringen.

Syllepse v. (spr. silepse) : Woordfiguur waarbijmen een woord een ander geslacht of getalgeeft dan het betreffende, zodat men de spraak-kunstregels aan de gedachte opoffert. Redekun-stige figuur waarbij men een woord tegelijk in deeigenlijke en de figuurlijke betekenis gebruikt.

Syllogisms m. (spr. silo-) : Sluitrede v.Syllogistique : Van een sluitrede.Sylph° m., -phide v. : Luchtgeest m.Sylvatn : In de bossen levend. I m. : Bos-,woudgod. Woudvogel m. Dagvlinder m.

Sylvestre : Bosachtig, in de bossen groelend;van de boscultuur. -

Sylviculteur m. : Bosbouwkundige.Sylvieulture v. : Bosbouw m.Symbole m. : 1. Zinnebeeld. 2. Formulier vaneen geloofsbelijdenis. Le — des apOtres : De ge-loofsbelijdenis der apostelen. 8. Herkennings-teken, embleem.

Symbolique : Zinnebeeldig. De symboliek be-treffend. Door tekens. I V. : De gezamenlijkezinnebeelden. Wetenschap die de zinnebeeldenverklaart.

Symboliquement : Op zinnebeeldige wijze.Symboliser : Zinnebeeldig voorstellen.Symbolism° m. : ITitlegging van zekere feiten

door zinnebeelden. (1 ett er k.) Dichterschool diede suggestie en de muziek boven het juistewoord stelde.

Symboliste : Van 't symbolisme. I m. : Aanhan-ger der symbolistische dichterschool.

Symètrie v. : Evenmatigheid, overeenstemming.Symètrique : Evenmatig, overeenstemmend.Symêtriquement : Op evenmatige -, overeen-

stemmende wijze.Symetriser : Symmetrisch ordenen, in juiste over-

eenstemming der delen brengen.Sympathie V. : 1. Verwantschap (tussen organenen stoffen), overeenstemming. 2. Gevoels-overeenstemming, neiging (voor elk.). Mede-gevoel. Deelneming.

Sympathique : 1. Die betrekking heeft op ver-wantschap. Nerf grand — : Zenuw langs de wer-velkolom, sympathicus m. 2. Van de zielenver-wantschap. In neiging overeenstemmend; mede-gevoelend. Beminnenswaardig.

Sympathiquement : Op sympathieke wijze.

Sympathiser : In gevoel en smaak overeen-stemmen. Mal — : Bij elkaar geen overeenstem-ming vinden, slecht bij elk. passes.

Symphonie v. : Orkeststuk, symphonie v. Samen-klank der instrumenten.

Symphoniste m. : Componist -. Medeuitvoe-rende ener symphonie.

Symptomatique (spr. sinpto-) : Kentekenend,tot de kentekenen ener ziekte behorend.

Symptilme m. (spr. sinptOme) : Ziekteteken.(fig.) Kenteken.

Synagogue v. : 1. Vergadering der gelovigen. 2.Jodendom, Joodse godsdienst m. Jodenkerk v.

Synaléphe V. : (t a al k.) Ineensmelting van tweelettergrepen tot den.

Synanthêró : (plant k.) Saamhelmig.SynanthWes v.mv. : (plantk.) Saamhelmigen.Synehrone (spr. -krone) : Gelijktijdig.Synehronique (spr. -kro-) : Op gelijktijdige feitenbetrekking hebbend. Tableau —: Tabel waaropde gelijktijdige gebeurtenissen zijn aangegeven.

Synehroniser : Gelijkschakelen.Synchronisme m. (spr. -kro-) : Gelijktijdigheid.Syncope V. : 1. (g en e esk.) Flauwte, onmachtv. 2. (taalk.) Woordverkorting (door 't uit-werpen van een letter of lettergreep van eenwoord). 8. (m uz.) Noot die, tegen de maatin, op een zwak tijddeel valt v.

Syncoper ov.w. : 1. (t a a lk.) Samentrekken. 2.(f am.) Een flauwte doen krijgen. I onov.w. :(m u z.) 't Accent op 't zwakke tijddeel doen vallen.

Syndic m. (spr. -dik) : 1. Raadsgevolmachtigde;rechtskundig adviseur; gildehoofd; curator (infaillissement). Les —8 des drapiers : De Staal-meesters (van Rembrandt). 2. Burgemeester.

Syndieal : Van een gevolmachtigde. Chambre —e: Vakvereniging

Syndicalism° m. : Vakverenigingsbeweging.Syndieat m. : 1. Waardigheid van gevolmach-tigde. 2. Consortium -, syndicaat van beurs-mannen. 3. Vakvereniging. 4. — d'initiative :Vereniging tot bevordering van 't (vreemde-lingen)verkeer.

Ssmdiquer : Tot een syndicaat of consortium-. In een vakvereniging verenigen. Main-d'ceuvre-diqul,e : Georganiseerde arbeiders. I se — :Een vakvereniging oprichten.

Synecdoche (spr. -nekdoche) of -doque (spr.sinekdok) : Redekunstige figuur waarbij men ietsaanduidt door het geslacht of door een van zijnvoornaamste delen.

Synerise v. : Samentrekking van twee lettergrepen.Synodal : Van een kerksynode.Synods m. : Vergadering van geestelijken.Synodique : Van een synode, synodaal.Synonym° bv.nw. en m. : Gelijkbetekenend,zinverwant (woord).

Synonymie v. : Zinverwantschap, gelijke betekenis.Synonymique : Zinverwant. 1 v. : Leer v. -, ken-nis der zinverwantschap.

Synoptique : Die met den bilk het geheel doet over-Syntaetique z. syntaxique. [zien, overzichts-.Syntax° v. : Leer der woordvoeging, - van devolzin v., syntaxis v. — de coordination : Leervan de nevengeschikte volzin. — de subordi-nation : - van de ondergeschikte volzin.

Syntaxique : Op de leer der woordvoeging be-trekking hebbend, syntactisch.

Synthase v. : Samenstelling. Samenvoeging.Synthesis v.

Page 460: aardrijkskunde - DBNL

SYNTIMIQUE. 444 TACTIQUE.

Synthêtique : Samenstellend. Door samenstel-ling verkregen.

Synthetiquement : Langs de weg van samenstelling.Syntbêtiser : Samenvatten.Syrlaque : Oud-Syrisch. Oud-Syrier.Syrlen : Syrisch. Syrier.Syringa m. : Bering v.Syrte v. : Zich verplaatsende zandbank v.

Systematique : Stelselmatig; consekwent.Systematiquement : Op stelselmatige wijze.Systematiser : Tot een systeem verenigen.Systeme m. Stelsel. Esprit de - : Systematischegeest. - de conduite : Gedragslijn v. - de numera-tion : Talstelsel. Le - D : Systeem van zich ermaar door to slaan (se ddbrouiller).

Systole v. : Samentrekking van 't hart.

T.T m. : 1. (letter) T v. 2. T-vormig verband.

T-vormig ijzer (fer a -1.T. s. 1.: Tilegraphie sans fil: Draadloze telegraphie.T. s. v. p. Tournez s'il V0148 plat: Zie ommezijde.Ta z. ton vnw.Ta to : Bedaar wat I ho hoTabae m. (spr. -ba) : 1. Tabaksplant v. 2. Tabakv. Prendre du - : Snuiven. - a priser - en pou-dre,-rdpe Snuff. - a chiquer, -a mdcher : Pruim-tabak. Je n'en donnerais pas une pipe de - Ikgeef er geen steek om. Les -a de la regie : Dedoor de Staat verkochte tabäkssoorten. 8. Les-8 : De fabricage en 't beheer der tabak. 4.(yolk) Ellende v., verlegenheid. Il y aura du- : Er zullen klappen vallen. Passer a - : Af-ranselen.

Tabagle V. : Rookkamer v. Rookhol.Tabarin m. : Potsenmaker.Tabarinade v. : Platte klucht v.Tabatiére v. (spr. -tyir) : 1. Snuifdoos v. 2.

Klap aan een venster. Klapvenster (fenetre a -).Tabellion m. : Openbaar ambtenaar die nota-risdiensten verrichtte. (gr ap) Notaris.

Tabernacle m. : 1. Tent v., hut v. Fete des -8 :Loofhuttenfeest. 2. Tabernakel (waarin de arkedes verbonds werd bewaard) m. 8. (K a th.)Altaarkast waarin het sacrament wordt bewaard.4. (f i g.) Heiligdom.

Tab& m. (or. -Us) : (IIit)tering.Tablature v. : Aanwijzing der bij een muziek-instrument behorende muziek (in cijfers enletters). Donner de la - I qn 't Iem. moeilijkmaken. •

Table v. : 1. Tafel v. - d ouvrage : Dameswerk-tafel. - a manger : Eetkamertafel. Aimer la - :Van lekker eten houden. Diner par petites -8 :Aan afzonderlijke tafeltjes eten. La - du com-mun : De t. voor de bedienden. Rester 80148 la -

Dronken onder tafel blijven liggen. Courir -,piquer les -s : Tafelschuimen. Chanson -, ronde de

: Drinkliedje. - d' autel : Altaartafel. de com-munion, saints - Communie-, Avondmaalstafel.S'approcher de la saints - : Ten Avondmaalgaan. Jouer argent our - : Zijn inzet open enbloot op tafel leggen. Mettre sur Inzetten. 2.Tafel, plat vlak. - de billard Blad van 't b.- d'harmonie : Klankbodem m. - d'enclumeVlak van 't aambeeld. - a dessiner : Teken-bord. 3. (aardrijksk.) Platte berg m., rots v.La montage de la T- : De Tafelberg (bij Kaap-stad). - salante : Zoutbed. 4. (bouwk.) Uit-springend vierkant op een muur. 5. Wastafel(der Ouden). Stenen, metalen plaat v. Les -sde la loi : De tafelen der wet. 6. Lijst v., tabel v.

Tableau m. : 1. (school) Bord (- noir). 2. Pa-ned. Schilderij. - vivant : Levend beeld. 8.(fig.) Tafreel, beeld, schildering, (toned')Tafreel. 4. Bord. Aanplakbord (- annonce).

de bord : Dashboard (auto). 5. (fig.) Lijst v..tabel v. (mil.) Ranglijst (- d'avancement).

-de service : Dienstregeling. 6. Hoeveelheid neer-geschoten wild.

Tableautin m. : Schilderljtje. (fig.) Schetsje.Table° v. : Alle om de tafel zittenden.Tabler : Rekenen staat maken (op lets).Tablette v. : 1. Plank (in kast) v. Wastafeltje(der Ouden). Mettre sur 8es -s : Nota nemenvan. Rayez cela de vos -8 : Reken daar maarniet meer op. 2. Aantekenboekje. 8. Koekje,plakje, tablet. Stenen plaatje.

Tabletterie v. : Kunstdraaiwerk, ingelegd werk.Tablier m. : 1. Val (ophaalbrug) v. Klep (pont) v.

Bruggedek. Klep (kachel). 2. Zijde van een voet-stuk v. 8. Boezelaar m. Schootsvel. (fig.) Rendreson - : De dienst opzeggen (dienstmeisje). 4.Voetkleed, spatleer (rijtuig); schot (tram).

Tabouret m. : 1. Krukje, tabouret v. 2. Voet-bankje (- de pied). 3. (plantk.) Boerenkers v.

Tabulateur m. : Kolommenindeler.Tao m. (spr. tak) : 1. Huidworm m. 2. (scher-men) Tik, getik. Riposter du - au - : Dadelijkriposteren; (fig.) - een scherp antwoord geven.

Tacet m. (spr. -site) : (muz.) Rust v.Taehant : Vlekken makend. Gauw vlekken krijgend.Tache v. : 1. Vlek v. -s de rousseur : Sproeten v.- de vin : Wijnrode moedervlek, wijnvlek.Faire - : Ongunstig afsteken bij het geheel.Faire - d'huile : Zich ongemerkt uitbreiden. 2.(fig.) Vlek, gebrek. Schandvlek. 3. Smet v.,vuile plek v.

'riche v. : 1. Taak v. Etre d la - : Werken,ploeteren. Prendre a - de : Het er op zetten om.2, Stukwerk (travail a la -).

Taeher : Bevlekken. (f i g.) Bezoedelen. I Se - :Vlekken krijgen, smetten.

Tidier : Trachten. - que : Zorgen dat. - d :Streven naar.

Taeheter : Vlekken, bespikkelen. Tachetd de rou-ge : Rood gespikkeld.

Taeheture V. : Spikkel m. Vlekkigheid.Taeite m. : (naam) Tacitus (Rom. geschied-schrijver). I bv.nw. : Stilzwijgend.

Tacitement : Stilzwijgend.Taciturn : Stil, -zwijgend. Le T- of Guillaumele T- : Willem de Zwijger.

Taeiturnite V. : Stilzwijgendheid.Tarot m. : (tam.) Machine (auto, schrijf-, vlieg-),

toestel; stoomtrammetje, slechte auto, „rotkar".Tact m. (spr. tAkte) : 1. Tastzin m. -vermogen,gevoel. 2. (fig.) Fijn gevoel, smaak m., fijnheidvan gemoed. Manquer de - : Onhandig zijn.

Tao tae m. (spr. taktdk) : Tiktak.Tacticien m. : Krijgskundige.Tactile : Van het tastvermogen. Nerfs -s : Tast-zenuwen. Poil - : Tasthaar (van kat).

Tactique : De krUgskunde betreffend. I v. : Krijgs-

Page 461: aardrijkskunde - DBNL

44) TANDEM.TAFFETAS.

kunde v. (f i g.) Tactiek (om doel te bereiken).Taffetas m. : Taf (lichte zijdestof) v. — gommë,- d' Angleterre, - chirurgical : Engelse pleister v.

Tage m. : Taag m.Tale v. : 1. Kussensloop v. 2. Witte oogvlek v.Taillable : (g e s c h.) Aan belasting onderworpen.TaIllader : Kerven, insnijden.Taille v. : 1. Het snijden, hakken, snoeien(boom); knippen (kleed); haarknippen; diamant-sliben. 2. Snit m., snede v. 8. Jong hout dat nade hak uitloopt. 4. Het insnijden, insnijding.(o ntleed k.) Blaassteenoperatie v. (k un s t) In-snijding, snede (met de graveerstift). Gravure en— douce : Gewone gravure (zonder sterk water).— star boa : Houtsnede. 5. Snede, scherp (degen).6. Kerfstok m. 7. Belasting, omslag (vO6r deRevol.) m. — reelle : Grondbelasting. 8. (s p el)Rondgeven der kaarten door den bankhouder. 9.Afmeting. Lengte (van 't lichaam). Gestalte.Figuur. Middel, lijf. Etre de forte — : Zwaar ge-bouwd zijn. Il est de — a : Hij is mans genoegom. (f i g.) Un homme de sa — : Een man van zijnslag. Avoir la — longue : Een lang bovenlijf heb-ben. J'ai relait ce manteau a ma — : Ik heb diemantel voor mij vermaakt. Prendre toute sa — :Uitgroeien.

Taille-erayon m. (my. --crayons): Potloodslijper.Taille-douce v. (my. —s--8) : Kopergravure v.Tallle-ongles m. (my. one.) : Nagelknipper.Taille-plume m. (my. --plumes) : Toestel om depen te vermaken.

Tallier : L Snijden, snoeien, knippen, (be)hak-ken ; slijpen (diamant); aanpunten (potlood);vermaken (pen). — de l'ouvrage a qn : Voor iem.het naaiwerk knippen; (fig.) iem. de handen volwerk geven. (fig.) Je leur donne leur pain taillóa tour : Zij hebben 't maar voor 't slikken (dewetenschap). 2. (h e elk.) Van blaasstenenopereren. 3. Verdelen, omslaan. Belasting leg-gen op (yolk). (s p el) De bank houden en geven.4. Tot zekere grootte brengen. Etre tailli enHercule : Een Herculesgestalte hebben.

Taillerie V. : Slijperij.Tailleur m. : L Kleermaker. Garcon — : -sbe-diende. En — : Als 'n k. zittende. Costume — :Mantelpak. 2. Snijder, slijper, snoeier. — de pier-res : Steenhouwer. 3. (s p e 1) Bankhouder.

Tailleuse V. : Kleermaakster.Taillis m. : Hakhout (bois —). Un — de sautes :Een plek wilgenhout v.

Tailloir m. : Hakbord. Dekstuk (van 't kapiteel).Taira m. : Foeliesel, bladtin met kwik bedekt.Glace sans — : Spiegelglas.

Taire : Verzwijgen. I se — : Verzwegen worden.Zwijgen. Stilzwijgen. (zonder se) Faire —: Totzwijgen brengen.

Tani m. : Tahiti.Tale m. (spr. talk) : Talksteen m.Talent m. : 1. Gewicht van ± 27 K.G. Gou-den, zilveren rekenmunt van dat gewicht v.2. (fig.) Talent, natuurlijke aanleg m., gave v.

Avoir un foli — d'amateur : Een niet onver-dienstelijk dilettant zijn.

Talon m. : Wedervergelding. La loi du — : Dewet van oog om oog en tand om tand.

Talisman m. : Voorwerp waaraan toverkrachtwordt toegekend.

Talle v. : Wortelscheut m., aflegger.Taller : (1 a n d b.) Uitstoelen.Talmud m.(spr.-mude):Wetboek der moderne joden.

Talmudique : De Talmud betreffend.Talmudiste m. : Talmudkenner. -aanhanger. (fig.)Kenner -, uitlegger van geheime betekenissen.

Taloche V. : (f am.) Oorveeg m.Taloeher : Een draai om de oren geven.Talon m. : 1. Hiel m. Marcher sur les —8 de qn:Iem. op de hielen zitten; in iem. voetstappentreden. Tourner les —s : De hielen lichten. It esttoujours sur mes —8 : Hij zit mij altijd op de hie-len. — d' Achille : Achilleshiel, kwetsbare plek.2. Hak m., hiel (schoen of kous). Hielstuk.

—rouge : Rode hak (der edellieden aan 't hof);hoveling, edelman. — tournant : Gummihak. 8.(fig.) Uiteinde, achterstuk, overblijvend stuk;stameinde (tak). Knopje (pijpekop). Talon (che-queboek, postwissel) m. (s p e 1) Stok (kaarten).Drager (oorring). (b o u w k.) Talon m., lijst vantwee hielojieven. (z e e v.) — du navire : Hieling.

Talonner ov.w. : Op de hielen zitten. Aanzetten(paard en f i g.). (f i g.) Nazetten, vervolgen. Ionov.w. : (z e e v.) Met de kiel de grond schuren.

Talonnier m. : Stok van chëqueboekje m.Talonniére v. : Hielvleugel (van Mercurius) m.Hielleder (barrevoeter). Hieling, hak (roer) m.

Talus m. (spr. talu) : Glooiing, talud.Taluter ov.w. : Doen glooien. I onov.w. : Gloolen.Tamarin m. : 1. Tamarinde v. 2. -boom m. 3.Grootorige zijdeaap m.

Tamarinier m. : Tamarindeboom m.Tambour m. : 1. Trom v., trommel v. Sans —ni trompette : In alle stilte. 2. Trommelslager. 8.Trommelholte (in oor) v. Rond borduurraam.Trommel (van horloge). Barometerkast v. Kap(om de kop van een lulk of 't roer) v. Tochtpor-taal (— vitre). Zeef (tamis a —) v. Porte a — :Dubbele deur, tochtdeur v.

Tambourin m. : Tambourin v. -speler.Tambourinage m. : Getrommel.Tambourinaire z. -eur.Tambouriner onov.w. : Trommelen. I ov.w. .Met trommelslag verkondigen. (fig.) Rondba-zuinen.

Tambourineur m. : Tamboerijnspeler.Tambour-maitre m. (my. —s--s) : Korporaal-trommelslager.

Tambour-major m. (my. —s--s) : Tamboer-majoor.

Tam(ln)ier m. : (plantk.) Smeerwortel m.Tamis m. : Zeef v., teems v. Passer par le — :Ziften; (fig.) nauwkeurig onderzoeken.

Tamisage m. : Het ziften.Tamise v. : Theems v.Tamiser : Ziften. Dempen (licht).Tamiserie V. : Zevenfabriek v.Tamisier m. : Zevenfabrikant. -verkoper.Tampon m. : 1. Stop m., prop v. Plukselprop.2. Smeerprop, inktbal m. Inktrol v.; -kussen (—d'encrage). --buvard : Vloeirol. 3. Buffer.

Tamponnement m. : 't Insmeren -. - sluitenmet een prop. 't Betten. Botsing (van treinen). 'tAanrijden (mens).

Tamponner : Sluiten -. Insmeren met 'n prop. Bet-ten. Botsen (treinen). Aanrijden (mensch).

Tam-tam m. (spr. tammtamm) : Tam-tam, gongv. (fig.) Lawaai. Coups de — : Marktgeschreeuw.

Tan m. : Gemalen schors v., run v.Tangier : Doorhalen, berispen.Tanehe v. : Zeelt (— commune) v.Tandem m. (spr. tandemm) : Rijtuig met tweeachter elk. gespannen paarden. Tweewielige fiats

Page 462: aardrijkskunde - DBNL

446 TARENTELLE.TANDIS QUE.

voor twee personen v. En - : Achter elkaar.Taudis que(or.-disake): Terwijl, zo lang als. In plaatsTangage m. : 't Stampen (van schip). [van.Tangence v. : Aanraking.Tangent : (In den punt) rakend.Tangents v. : Raaklijn v., tangens v. S'echapperpar la - : Langs de raaklijn weggaan; (fig.)op 't juiste ogenblik zich redden.

Tangibilite v. : Voelbaar-, tastbaarheid.Tangible : Voel-, tastbaar. Opneembaar (voorraa.d).Tanguer : Stampen (schip).Taniêre V. : Hol.Tanin m. : (scheik.) Looistof v., -zuur.Tank m. : Tank m. Pantserauto.Tannage m. : Het looien.Tannant : 1. Looistof bevattend, voor 't looiendienend. 2. (fig., f am). Stom vervelend.

Tanne : Gelooid. Looi-, runkleurig; tanig.Tanner : 1. Loosen, met run bereiden. - le cuir, - lapeau a : Afrossen. 2. (f i g., f a m.). Gloeiend ver-velen. 3. Tanen, bruinen.

Tannerie V. : Leerlooierij.Tanneur m. : Leerlooier.Tant m. : Zoveel, zulk een hoeveelheid. - etplus : Zoveel ge maar wilt. - de : Zoveel.

-et - : Zo en zoveel. Cinquante et - d'annies: Over de 50 jaar. Etre - : Gelijk staan,evenveel hebben. Faire - : Zover gaan, hetzover drijven. Il a - fait que .... : Hij heeft't zover gekregen dat . . . . - et si bien : Z6sterk, zo ver. - y a : Hoe 't ook zij, zoveelis zeker. Si - est que : Als 't waar is dat, ge-steld dat. Vous m'en direz - : Wat zeg jeme dear! bw. : 1. Zoveel. Zozeer, zo sterk.Tous, que nous sommes : Zoveel er ook onderons zijn. - it est vrai : Zo zeer is 't wear. -tu m'es Win= : Zto haat ik je. - soil peu :Een beetje. que : Zozeer, - lang, - sterk, -veel. Totdat: bien que mal : Zo goed en zokwaad als 't gaat. - pour les substantifs que pourles adjectifs : Zowel voor de znw. als voor debv.nw. - que je vivrai : Zo lang ik leef. - qu'ilpeut : Zoveel hij kan, uit alle macht. - qu'd faire: Als men dat nu eenmaal zo ziet. En - que: Voor zover (als). Cela interesse la societe en- que telle : Dit is van belang voor de 'maat-schappij als zodanig. - que celal Zoveel?Meent ge dat? Is 't zo erg? Toch niet? 2. Des te.- mieux; - pis : Des to beter; - erger. (ale nit-r o e p) - mieux! Dat doet me genoegen!

Tantale m. : 1. Tantalus. 2. (scheik.) Tanta-lium (element) o.

Tantaliser ov.w. : Doen watertanden.Tante v. : 1. Tante v. - d la mode de Bretagne: Verre -. 2. (yolk) Lommerd m.

Tantet, -in, -inet m. : (f am.) Beetje, .weinigje.Tantieme m. : Zoveelste (deel). - in de winst.Tantet : 1. (oud) Welhaast, spoedig. 2. Zo met-een, zo straks. A : Tot straks. 3. Zo even,- pas. Pas plus Lard que - : Zo pas nog. 4.(herhaald) - . . . : Nu eens . . . dan weer.

Taon m. (spr. tan) : Horzel v., paardevlieg v.Tapage m. : Geraas, rumoer. (fig.) Opschud-ding. Faire du - : Razen, herrie -; praatjesmaken. - nocturne : Burengerucht.

Tapageur m. : Levenmaker. I bv.nw. : Luidruch-tig. Opzichtig.

Tape v. : Klap m., tik m. (fig.) Tegenvaller.Tape : 1. Plat, gedroogd (peer). 2. Raak, snediggezegd. Goed geslaagd.

Tapecu(l) m. (spr. -ku) : Wipplank v. Wipslag-boom m. Hotsend raulgje.

Tapes v. : Opeenhoping, zwerm m.Taper ov.w. : 1. Klappen geven aan. Kioppen,tikken. 2. Uitstrijken (vernis, grond). Doenkrullen (haar). 3. (f am.) - qn : Geld van ism.lenen. 4. (f a m.) Tikken, typen. I onov.w. :Slaan. Kloppen. Branden (zon). (fig.) Kwaad-spreken. Tapez dessus! Slaat er maar op! - dans

ceil : Bevallen; in 't oog lopen. - d la machine :Typen, tikken. 2. (f a m.) Op de piano hameren.

Tapette v. : Kleerklopper.Tapeur : Gehuurd pianist. Geldallener.Tapinois m. : Stiekemerd. En - : In 't geheim.Tapioca of -ka m. Maniokwortelmeel, tapioca v.Tapir m. : Tapir, waterzwijn.Tapir (se) : Neerhurken, in elk. kruipen.Tapis m. : Tapijt, vloerkleed. Bleed. Laken (bil-jart). - de table : Tafelloper. - de foyer : Haard-kleedje. - d'escalier • Loper. Mettre sur le :Ter sprake brengen. Etre sur le - : 't Onder-werp van 't gesprek uitmaken. Le - (vert) :(fig.) Speeltafel v.; -huis. Le - brdle : Iedereenheeft nog niet ingezet. - de gazon, - vert : Gras-tapijt, -veld. - roulant : Beweegbare bellingvoor 't opvoeren van lasten, aanvoerdoek m.

Tapis-brosse m. (nw. ---a) : Dikke deurmat v.Tapisser : Behangen. (fig.) Bedekken, bekleden.Tapisserie V. : 1. Borduurwerk. Faire de la -

Borduren. Pantoufles en - : Geborduurde p.2. Tapijtwerk. Wandtapijt. (fig.) Faire : Blij-ven zitten, geen danser krijgen; toekijken. 8.Tapijtwerkerskunst (art de la -) v. Tapijthandelm. -fabricage v.

Tapissier m. : Tapijtwerker, -wever. Koopmanin tapijten en meubels. Behanger.

Tapissiere v. : Behangersvrouw. Tapijtwerkster.Meubelwagen m.

Tapotement m. : Geklop.Tapoter ov.w. : Zachte klapjes geven aan.onov.w. : Op de piano rammelen.

Taquin : Plaagziek. I m. : Kwelgeest m.Taquinement : Op plaagzieke wijze.Taquiner : Plagen, dwarsbomen. Nu en dan aansets doen. - l'amorce : Aan het aas zabbelen.

Taquinerie v. : Plaagzucht v. Gekibbel. Plagerij.Tarabuster : (fig.) Hinderen, kwellen.Tarare tussenw. 't Mocht wat, allemaal lane!

I m. : Wanmolen m.Taraseonnade v. : Opsnijderij.Tard Laat. Pas plus - que demain; qu'hier

: Morgen -; gisteren nog. Au plus- : Op z'n laatst.TOt ou Vroeger of later. Sur le - : Eerst laat;tegen het einde van 't leven.

Tarder onov.w. : 1. Lang uitblijven, laat komen.2. Dralen. Il tarde A venir Hij laat lang op zichwachten. 8. (onpers. met de of que) Ver-langen naar. Il me tarde que ce livre snit achea: Ik verlang er sterk naar dat dit boek afkomt.

Tardif :1. Laat, - komend, - handelend. 2. Lang-zaam. 3. Laat rijpend of - uitkomend.

Tardivenemt : Laat. Langzaam.Tardivite v. : Late ontwikkeling, - rijping, achter-

lijkheid.Tare v. : 1. (han del) Tarra (z. taxer 2). 2.Tegenwlcht. 3. (fig.) Gebrek. Fout v., vlek v.

Tare bv.nw. en m. : (Ism.) met een slephte repu-tatie. Erfelijk belast(e).

Tarente V. : Taranto (in Itali6).Tarentelle V. : Tarantella (volksdans) v.

Page 463: aardrijkskunde - DBNL

TARENTI N. 447 TECHNOLoGIE

Tarentin : Bewoner van Taranto.Tarantule v. : Tarantula (spin) v. (fig.) Mordude la — Buiten zich zelf.

Tarer : 1. Beschadigen, schaden. Cheval hommetare : Met een gebrek, - een ondeugd. 2. De tarra

Targe v. : Vierkant schild. [bepalen van.Targette V. : Snip (aan deuren, enz.).Targuer (se) : (fig.) Pochen, snoeven.Tariere v. : Tap-, zwik-. Aard-, berg-. Legboor(v. insect) v.

Tarif m. : Prijsopgave v. -lijst v.; tarief.Tarifer : Bij tarief vaststellen, de prijs bepalen van.Tarir ov.w. : Opdrogen, droogleggen. Drogen.(fig.) Uitputten. I onov.w. : Uitdrogen, droogworden. (fig.) Ophouden. Ne pas — sur qch :Nooit uitgepraat raken over iets.

Tarissable : Uitdroogbaar.Tarissement m. : ver-, opdroging.Tarlatane v. : Tarlatan (soort fijn neteldoek) o.Tarot m. : In grauwe vakken op de achterzijdebedrukte speelkaart v.

Tarpelen : Tarpejisch.Tarquin m. : Tarquinius. Auden : T. Pris-cus. — le Superbe : T. Superbus.

Tarse m. : Voetwortel m. Loopbeen (der vogels).Tarsien : Van de voetwortel.Tartan : Schotse boat geruite wollen stofv. Plaid v. Doek m.

Tartan° v. : Overdekt bootje op de MiddellandseZee, met een driehoekig zeil.

Tartars m. : Tartarus m., onderwereld v. Tartaar.Tartaarse taal v. I bv.nw. : Tartaars. Ruw.

Tartarin m. : Opsnijder nit Znid-Frankrijk.Tarte v. : 1. Taart (met vruchten) v. 2. Opstopper.Tartelette V. : Taartje (met vruchten).Tartine v. : 1. Boterham v., suede brood v. 2.(f am.) Lang stuk proza; groot, slecht schilderij;langdurig gezanik.

Tartiner : (Artikelen) pennen.Tartre : 1. Wijnsteen m. 2. Tandsteen (—dentaire).

Tartufe m. Schijnheilige bedrieger.Tartuferie v. : Schijnheiligheid, huichelarij.Tas m. : 1. Hoop m., stapel m. Mettre en — :Optassen, opstapelen. (fig.) Dares le — : Op goedgeluk, blindelings. L'argent va au — : Geld zoektgeld. Crier famine sur un — de bid : Te middenvan overvloed over gebrek klagen. 2. Staalblok(om de klank der munten te beproeven). Draag-baar aanbeeld. (bouwk.) In aanbouw zijnd huis.

Tasse v.: Bop, kopje. I Le T- Tasso (Ital. dichter).Tassement m. : Zetting, samendringing, ver-

zakking.Tasser : Opstapelen, samendringen. I se — : Op-

een-, samenpakken. (bouwk). Zich zetten, zak-ken. Pakken (sneeuw). (fig.) Les tours 86 tas-sent : De koersen blijven op On hoogte. Tout setassera Alles zal zich wel plooien.

Tata v. : Tante. Dame. Pappie.'Moment m. : Bevoeling. •Tater ov.w. : 1. (Be)voelen, (be)tasten. — le pouts

qn Iem. de pots voelen; (fig.) - aan detand voelen. — le terrain, - le pave : Het terrainverkennen. 2. Onderzoeken, op de proef stellen.

onov.w. : 1. Voelen, tasten. Proeven. 2. — de: Proeven. (fig.) Proberen, de proef nemenmet. Il en —a : Hij zal er van lusten. I se — : Zichzelf onderzoeken. Bij zich zelf overleggen.

Tateur m. : 1. Proever. 2. Twbfelaar.Tatonnement m. : Het voelen, tasten. 't Wei-

felend handelen, rondtasten in 't duister.Tatonner : Rondtasten. (fig.) Weifelen.Tfitonneur m. : lem. die in 't donker rondtast.(f i g.) Weifelaar.

'Mons (a) : Al tastende. (fig.) Op goed geluk.Tatou m. : Gordeldier.Tatouage m. : Ruidbeprikking en -kleuring.Tatouer : De huid met tiguren beprikkelen.Taudis (spr. -di) : Vuil krot.Taupe v. : 1. Mol m. (fig.) Kortzichtig mens.

Vivre comme une — : Zeer afgezonderd leven.Alter comme un preneur de —s Zacht als eenmull lopen. Alter dans le royaume des —s : Naar't kerkhof verhuizen. Un travail de — : Een onder-mijningswerk. 2. Fluwelen kussen om hoeden opte strijken. Wrat op 't hoofd v. Fluwelen hoed m.

Taupe-grillon m. (spr. —s--s) : Veenmol m.,oranjekop m.

Taupier m. Mollenvanger. (v olk) Gluiper.Taupiere v. : Mollenval v., -knip v.Taupin m. (dierk.) Springkever m.Taupinee en -iere v. : Molshoop (f am.) Hoog-tetje. Villatje. Gat van een pleats.

Taureau m. : Stier, bul. Ralf van meer dan eenjaar. (fig.) Grote, sterke kerel. (sterrenk.) Stier.

Tauride v. Tauris.Taurillon m. : Jonge stier.Taurobole m. : Stierenoffer.Tauromachie V. : Stierengevecht.Tauromachique : Van de stierengevechten.Tautogramme m. en bv.nw. : (Gedicht) waar-van alle woorden met dezelfde letter beginnen.

Tautologie V. : Herhaling onder een andere vorm.Tautologique : Hetzelfde zeggend onder eenandere vorm.

Taux m. : Vastgestelde prijs m.; koers (effecten)aanslag (onkosten) m. Maatstaf Rente-

voet m. — du papier : Wisselkoers.Taverne v. : Herberg v., wijnhuis.Tavernier m. : Herbergier, tapper.Taxateur m. : Schatter, waardebepaler.Taxation V. : Schatting, waardebepaling, aan-slag m. Het belasten.

Taxe v. : 1. Aanslag m., belasting. — des lettres: Briefport. — de sejour : Vreemdelingenbelasting.2. Wettelijke prijsbepaling.

Taxer : 1. (z a ak) De prijs bepalen van. 2.(mens) In een belasting aanslaan, een be-lasting leggen op. (fig.) Aanklagen. — de :Beschuldigen van; uitmaken voor.

Taxi m. : 1. Taxi v., huurauto. 2. (grap) Vliegtuig.Taximetre m. : Toestel om de verschuldigde vrachtte berekenen. Taxi v.

Taxis m. (spr. -iss) : Induwing (van een orgaan).Tchëque : Boheems. Bohemer.Tcheco-Slovaquie v. : Tsjecho-Slowakije.To/lave : Tsjech. -isch.Te vnw. : (lijd. voorw.) Je, u. (belangh.voorw.) Aan voor je, - u.

Te m. T-vormig verband. T-vorrnige mijn v. Te-kenhaak m. Dubbele winkelhaak. I tussenw. :(in Zuid-Frankr.) He! Kijk eens! Zeker!

Technicien m. (spr. tekni-) : Vakman, technicus.Technique (spr. teknik) : 1. Tot zekere kunstof wetenschap behorend. Termes —s : Vakter-men. 2. Van de regels ener kunst. I v. : Tech-nick v., uitoefening.

Techniquement (spr.tekni-) : Op technische wijze.Teohnologie v. (spr. tekno-) : Bedrijfs-, nijver-

heidskunde v. Verklaring der vaktermen.

Page 464: aardrijkskunde - DBNL

448 TEMPS.TECHNOLOGIQUE.

Teehnologique (spr. tekno-) : Tot de vakkundebehorend.

Teehnologue (spr. fano-) m. z. technicien.Teddy-beer m. : Ourson de peluche m.Te Deum m. (spr. tedeomm; my. onverand.) :(Kath.) Lofzang (na de metten) m. Zege- endankgodsdienstplechtigheid.

Tegument m. : (Vliezig) bekleedsel, vlies.Teigne v. : 1. Korenmot. 2. Mot v. (fig.) Ellen-deling. 3. Hoofdzeer (van mensen).

Teindre : Verven, kleuren.Teint m. : /. (Manier van) verven v. Bon - , grand -:Kleurhoudend, wasecht. 2. Gelaatskleur v.

Teinte v. : 1. Tint v. - plate': Vlakke -. lit (fig.)Zweem m. schijn m.

Teinter : m., een effen kleur kleuren. De l'eauteintie de yin : „Water met 'n kleurtje".

Teinture v. : 1. Het verven. Verfkunst v. 2. Kleurv. 3. Kleur-, verfstof v. 4. Oplossing van een ge-neesmiddel in alcohol of ether, tinctuur v. 5. (fig.)Oppervlakkige kennis, glimpje, zweem m.

Teinturerie v. : Verversbedrijf. Ververij.Teinturier m. : Verver.Tel, -le : 1. Zulk, zodanig, dergelijk, zulk een.

-que : Zoals, evenals. - quel : In de toestand waar-in het zich bevindt; zo zo, middelmatig. M. un- : Mijnheer Dinges. -le chose : Dat, zo iets, ditof dat. - et -le : Deze en gene. Dans -le villa :In die en die stad. Its valsent, -s des gnomes :Zij walsen, net als dwergjes. - fruit, - arbre;- pere, - fits : De appel valt niet ver van destam. Les bates firoces, -les que le lion, le tigre :Wilde dieren, zoals de leeuw, de tijger. - quevows me voyez : Zoals ik bier voor u sta. 2. Zogroot, - hoog. - hevig. - . . . que : Zo groot . . .dat. It n'y a rien de - que l'argent : Er gaattoch niets boven geld. 3. (met een betre k-k elij k vnw.) Menige, menigeen. - est recom-pense qui meriterait la corde : Menigeen wordtbeloond, die de galg zou verdienen.

Teleferique m. : Luchtkabelspoorweg m.Telegramme m. : Draadbericht. - a remise retar-dee : Uitgesteld telegram.

Telegraphe m. : Telegraaf v. - airien : - metsignalen. - sans fil : Draadloze -. Les -s : Detelegrafie (als diensttak).

Telegraphie v. : Telegraphie v. - sans fit : Draad-loze t., radiographie.

Telégraphier : Telegrapheren.Telegraphique : Telegraphisch, van de telegraaf.Telegraphiquement : Langs telegraphische weg.Telegraphiste m. : Telegrafist. Telegrambesteller.Telemaque m. : Telemachus.Teleologie v. : 't Vinden, - zoeken van doelma-tigheid in de schepping.

Telepathie v. : Geestesgemeenschap op een afstand.Telepathique v. : Van geestesgemeenschap opeen afstand.

Telephone m. : Telefoon v. Les -s : De telefoon(als diensttak). Un coup de - : Een telefoonge-sprek; het opbellen, „telefoontje".

Telephoner : Telefoneren.Telephonie v. : Verrespreekkunst v., telefoon v.Telephonique : Telefonisch, van de telefoon.Telephomste m.; Telefonist.Telescope m. : Verre-, sterrekijker, telescoop in.Teleseoper en se - : In elk. schuiven; in elk.lopen (twee treinen).

Telescopie v. : Kunst om zich van de (sterre)-kijker te bedienen v.

Têlescopique : De telescoop betreffend, doorde t. alleen waarneembaar.

Tellement bw. : Zo, -zeer, -danig. - quellement :Zo zo, half en half. - que : Zo . . . dat; in zohoge mate . . . dat.

Tellurique : 1. Van tellurium. 2. Van de aarde. Tern-pete - : Aardstoring.

Temeraire : Vermetel, stout, gewaagd. Charlesle T- : Karel de Stoute.

.Temerairement : Vermetel, roekeloos.Temerite v. : Vermetel-, stout-, roekeloosheid.Temoignage m. : 1. Getuigenis. Porter - :

-afleggen. Rendre - de qn : - van iem. geven.Rendre - a : Getuigen ten gunste van. Le -de la conscience : Het innerlijk bewustzijn. 2.Bewijs, blijk, teken. .

Temoigner onov.w. : Getuigenis afleggen. - de :Blijk geven van. I ov.w. : Laten blijken; bewijzen.

Temoin m. : 1. Getuige. Dieu m'en est - : DeHemel is mijn getuige. Prendre a - : Zich be-roepen op. 2. Getuige, secondant (in duel). 8.Aanwezige, omstander. Etre - de : Bijwonen.4. (fig.) Bewijs, teken.

Tempe v. : Slaap (aan 't hoofd) in.Temperament m. : 1. Menging. 2. (fig.) Ge-matigheld. Schikking, middelweg m. Acheter a - :Op afbetaling kopen. Achat a - : Huurkoop m.3. (muz.) Zweving, afwijking van de volkomenzuiverheid. 4. Lichaamsgesteldheid, natuurlijkeneiging, temperament. 5. Zinnelijkheid.

Temperance v. : Ingetogen-, matigheid. Ont-houding. Matig gebruik van spijs en drank.

Temperant : Matig. Verzachtend (geneesmid-del). I in. : Onthouder, matt drinker.

Temperature v. : Warmte, -graad m. Faire de la - :Verhoging hebben.

Temperer : Matigen, temperen, bedaren.Tempate v. : 1. Storm m. (fig.) Passer en - :Voorbijstormen. Le vent souffle en - : 't Stormt.2. (f i g.) Hevige gemoedsaandoening. Ramp v.,omwenteling. Getier. Une - dans un verre d'eau :Veel geraas om niets.

Temperer : Razen en tieren, bulderen.Tempetueux : Stormachtig, onstuimig.Temple in. : Tempel m. (dichtk.) Kerk v. Pro-testantse kerk. Tempel, logegebouw. Le T- :De Temple (oude toren als gevangenis gebruikt).

Templier m. : Tempelridder, Tempelier.Temporaire en -ment : Tijdelijk.Temporal : 1. Van de slaap. 2. (t a alk.) Alstijd (gebruik). I m. : Slaapbeen (os -).

Temporalite v. : Wereldlijk gebied.Temporal • 1. Tijdelijk, werelds (tegenovereternal). 2. Wereldlijk (tegenover spirituel2). I m. : 't Tijdelijke. Wereldlijke macht v.

Temporellement : Tijdelijk (z. temporel).Temporisateur in. : Draler, talmer. Fabius le- : Fabius Cunctator. I bv.nw. : Dralend.

Temporisation v. : Draling, talming, uitstel.Temporiser : Dralen, tijd trachten te winnen.Temps m. : 1. Tijd m. Dans le -, au - jadis :Vroeger. Avoir du - devant 80i : Nog tijd genoeghebben. En son - : Te zijner tijd. Prendre le-, - son - : Het geschikte ogenblik uitkiezen.Faire son - (de service) : Zijn tijd (als militair)uitdienen. (fig.) Cela a fait son - : Dat heeftuitgediend, is verouderd. Un - : Een zekeretijd, poos v. It fut un - a se remettre : Het duurdeenige tijd, your hij tot zichzelf was gekomen.Un - d'arret : Een rustpoos. Cela n'aura qu'un

Page 465: aardrijkskunde - DBNL

449 TENIR.TENABLE.

- : Dat zal maar van korte duur zijn. It s'enva grand - que : 't Is meer dan tijd dat. Avecle - : Mettertijd. A quelque - de la : Jets later. Detout -, en tout - : Te alien tijde. Entre - : Tus-sentijds. Se donner prendre -, se couler du bon- : Het er van nemen. De mon - : In mijn tijd.Etre de son - : Met zijn tijd meegaan. Dans lememe - : Terzelfder tijd. Avant le - : Te vroeg,ontijdig. Prenez votre - : Haast je maar niet.Il n'est plus - : Het is te laat. Il n'est que- : Het is hoog tijd. Il se fait - : Het wordttijd. Pour passer le - : Als tijdverdrijf. A - :Op tijd; voor zekere (beperkte) tijd. Il y a

-pour tout : Alles heeft zijn tijd. Le - de boire unbock, et nous partons: Even een glaasje bier ge-dronken, en dan gaan we. 2. Tempo, tijdmaatv. Pauze v. (m u z.) Mesure d trois -; a quatre - :Drie-; vierdelige maat. 'La vain a trois - : Dewals in driegn. Faire un - de galop : Galop-peren. En deux - et trois mouvements : Ineen vloek en een zucht. (mil.) Au -I Herstelt!3. Weder, weer, lucht v. Un habit couleur du- : Een kleed van de kleur van de lucht. (fig.)Il taut prendre le - comme it vient : Men moethet leven nemen zoals het valt. Avoir un gros- : Zwaar weer hebben. Un - a ne pas mettreun chien un chat dehors : Een weer om geenbond naar buiten te jagen.

Tenable : Houd-, verdedigbaar. Uit te houden.Tenaee : Taai, kleverig; vasthechtend. (fig.)Eigenzinnig, hardnekkig; ijzeren (wil); stalen(geheugen).

TënacittS V. : Taai-, kleverig-. Eigenzinnigheid.Onuitroeibaar karakter.

Tenaille v. (vooral mv.) : Nijptang v. (fig.)Tenailler Pijnigen. (fig.) Kwellen. [Pijniging.Tenancier m. Pachthoevenaar. Keuterboer.

Ondernemer, houder (van speelhuis). - de garage: Garagehouder.

Tenant : Voortdurend. m. : 1. Aaneengeslotengeheel. D'un seal : Aan den stuk. 2. Aangren-zend deel. 3. Pachthoevenaar, landverbruiker4. Uitdager (in een toernooi). Houder (record,kampioenschap). (f i g.) Voorvechter.

Tendanee V. : 1. Neiging; bedoeling. Litterature: Litteratuur met bepaalde strekking. 2.

Neiging om zich in zekere richting te bewegen.Tendancieusement en -cieux : Met zekere strekking.Tendant : Strekkend, bedoelend.Tendelet m. : Zonnetent (op boot) v.Tender m. (spr. tinder) : Water- en kolenwagenm., tender m.

Tendeur m.: Strikkenzetter. Uitspanner, -strek-ker. Broekenstrekker. - de raquette : Raketpers v.- de tapisseries : Behanger. I bv.nw. : Spannend.

Tendon m. : 1. Pees v. 2. (plantk.) Stalkruid.I. Tendre : 1. Zacht, week, mals; vers gebakken(brood); gevoelig (huid); teer, gevoelig. Etre -au froid : Gevoelig voor koude zijn. - auxmouches : Lichtgeraakt. Couleur - : Tere, lichtverschietende. 2. Gevoelig, teder. L'dge - :De aanvallige leeftijd. 3. Liefdevol, teder. Zacht,vol liefde, aandoenlijk. m. : 1. Genegenheid, Hei-de v. 2. Weekhartige.

II. Tendre ov.w. : 1. (Uit)rekken, spannen. (UM-strekken, vooruitsteken. Toesteken, -reiken. A-voir le jarret tendu : Zijn been goed strekken.- des lacets, - des gluaux : Strikken spannen. -une souriciere : Een muizenval opsteilen. (fig.)- des embaches,-un piege : Een valstrik spannen.

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

- la joue d qn : Iem. zijn wang voor een kusaanbieden. 2. Behangen, met tapijten versieren.3. (fi g.) Gespannen maken. Avoir !'esprit tendu :Geestelijk geheel in beslag genomen zijn. Styletendu : Gedwongen, opgeschroefde stijl. - lesrapports : De betrekkingen gespannen niaken.

- d onov.w. : Gericht zijn naar, uitlopenop. Streven naar. Bedoelen, strekken om, tendoel hebben. - a ses fins : Op zijn doel afgaan.- d sa fin : Ten einde lopen.

Tendrement : Met tederheid, innig.Tendresse v. : 1. Teder-, gevoeligheid. Mollig-held (van penseel). 2. Week-, teerhartigheid.Liefde v. Liefdesbetuiging.

Tendrete V. : Mals-, zacht-, murwheid.Tendron m. : 1. Uitspruitsel. 2. (fig.) Lief, huwbaar

meisje.Mares v.mv. : 1. Duisternis, nacht m. lesejour des - : De hel. L'esprit -, le prince des -:Satan, de vorst der duisternis. 2. (fig.) Dwaling,on wetendheid

Tenèbreusement : Op duistere wijze.Tkóbreux : 1. Duister, donker. Verborgen, vollist. Droefgeestig. 2. Onbegrijpelijk.

Teneur v. : Opeenvolging. Inhoud m. Gehalte.m. Houder. - de livres : Boekhouder.

Tênia m. : Lintworm m.I. Tenir ov.w. : 1. Vast-, (in de hand) houden.

Tiens! Tenez1 Hier, daar, pak aan; (f i g.) let op;zie je ? boor eens zo ? Tu parks serieusement tTiens 1 Is j e dat ernst ? Dat zou ik menen. Qui eracela ? Mlle A, tiens 1 Wie zal dat doen ? Nou, Juffr.A. Tiens, tiens, c'est tout a fait juste : Maar ..., datis volkomen juist. Et ton duell Tiens1 c'est vraiEn hoe staat 't met je duel? 0 jai da's waarook. Il tient bien ce qu'il tient : Hij laat niet ge-makkelijk los. 2. Vast-, tegenhouden. La cordequi tient le seau : Het touw waaraan de emmervastzit. (nieuw) - la route : Vast op de wegliggen (auto). 3. Bevatten, (kunnen) inhouden.Innemen (ruimte). Cette bouteille tient un litre :Heeft een inhoud van een liter. 4. (fig.) Hebben,bezitten. (fig.) Te danken hebben (aan). Faire -un message qn : Iem. een boodschap doen toe-komen. Je tiens de lui cede nouvelle Ik hebdat nieuwtje van hem (gehoord). Un tiens vautmieux que deux to l'auras : Een vogel in de handis beter dan tien in de lucht. Nous le tenons :Wij hebben hem te pakken. - dans -, entre sexmains : In handers hebben. - un article : Er eenartikel op nahouden (winkel). 5. (fig.) Bestu-ren, houden, voeren. - la barre, - le gouvernail:Sturen, aan 't roer staan. - la caisse : De kashouden. - a bail, - d ferme : Pachten, gepacht heb-ben. - lee orgues, le piano: Bespelen. M. tiendrale piano : Vervult de pianopartij. - un emploi :Een ambt vervullen. - un role : Een rol spelen.6. Binden, noodzaken, verplichten. In bedwanghouden. Op-, bezighouden. Il est tenu parsa promesse : Hij is door zijn gelofte gebondefi.Je vous suis tenu de vos coins : Ik ben u voor uwzorgen verplicht. Je suis tres tenu : Ik ben zeerbezet. Je ne sells qui me tient que . . . Ik weetniet wat me weerhoudt om . . . 7. Houden, be-waren, in zekere toestand laten. - pied :.Voetbij stuk houden. - pied a qn : Iem. bijhouden.- tete a ; 't Hoofd bieden aan. qch chaud :Iets warm houden. Cet habit tient chaud : Diejas zit warm. - des Icoliers en pension : Kost-leerlingen houden. Dieu VOW tienne en sa sainte

29

Page 466: aardrijkskunde - DBNL

450 TERME.TENIR.

garde : De Heer behoede u. Un cahier mal tenu :Een slecht verzorgd schrift. (b e urs) Les caféssont bien tenus : Koffie vast. 8. Menen, achten,geloven. Je tiens que . . . . : Ik ben van meningdat . . . . - pour vrai : Voor waar houden. Jeme le tiens pour dit : 1k weet het nu. - qch pourrien Iets niet meetellen. 9. Houden, niet ver-laten. - l'affiche : Steeds opgevoerd worden.

-le large : In 't ruime sop blijven. - le vent : Deloef houden, bij de wind zeilen. 10. Bezet houden.- la scene : Het toneel (alleen) geheel vullen.- la ate : Langs de kust varen. 11. Beslaan,innemen. Les episodes tiennent la moitie dupoeme : De helft van 't gedicht wordt door epi-soden in beslag genomen. 12. (fig.) Houden,voortdurend doen, - volgen. - un chemin :Een weg volgen. - son serieux : Zich ernstighouden. - sa promesse : Zijn belofte gestanddoen.- ses engagements : Zijn verplichtingen nakomen.(muz.) Note tenue : Aangehouden noot. - untraite : Een verdrag nakomen. - ses seances : Zit-ting houden. - note de : Nota nemen van. -un pari : Een weddenschap houden. 13. (sp e 1)Houden. - le coup : De inzet houden. Il tientle cognac : Hij kan tegen cognac.

II. Tenir onov.w. : 1. Houden, vastzitten, -gehechtzijn. Grenzen aan, niet gescheiden zijn. Ne - arien : Aan een zijden draadje hangen; (fig.) losvan alles zijn. Ne pas - a terre : Geen ogenblikvan rust kennen. (fig.) Il ne tient plus a laterre Hij heeft met de aardse dingen afge-daan. 2. Verbonden verwant zijn. - au -, a cceur :Van veel waarde zijn (voor). 3. (fig.) Waardehechten aan, er op gesteld zijn om. - a la vie :Om 't leven geven. - d son opinion : Stijf bij zijnmening volharden. Je n'y tiens plus (z. 5) : Hetkan mij nu niet meer schelen. 4. Stevig zitten,- staan, vast zitten. - sur ses jambes : Op zijnbenen (kennen) staan; (fig.) flink op zijn po-ten staan. 5. Weerstand bieden, het uithouden,bestand zijn. Niet wijken, - toegeven. - a lamer : Zeewaardig zijn. La place tint trois mois :De vesting hield 't drie maanden C'est an'y plus -, je n'y Hens plus : Het is niet omnit to houden. Ii n'y a amitie qui tienne : Daaris geen vriendschap tegen bestand. 6. - pour :Het houden met, toegedaan zijn, zijn voor.

-pour une opinion : Een mening vast zijn toege-daan. - pour son opinion : Bij zijn mening blijven.7. Een plaats een onderkomen vinden. Onne peut y - qu'assis : Aileen zittende kanmen daarin. 8. Voortduren, blijven, doorgaan.Sa coiffure ne tient plus : Haar kapsel gaat los.Cette couleur ne tiendra pas : Zal niet houden.Le pari tient : De weddenschap gaat door. Bienne tenait plus Alles liep in 't honderd. 9. - de :Zwemen naar, gelijken op, lets hebben van. //a de qui - : Dat heeft hij van niemand vreemds.10. Afhangen, voortspruiten, -komen. (f am.) Celatient a i'estomac; - aux nerfs : Dat zit 'm in demaag; - in de zenuwen. Etre tenu de : Genood-zaakt zijn om. Il ne tient qu' a vows de . . . . : Hethangt enkel van u of om . . . . A quoi (cela) tient-il? Waar ligt 't toch aan? Qu'a cela ne tienne :Dat komt er niet op aan. Cela tient de famille :Dat zit in de familie. Il tient a peu de chose que :Het scheelt weinig of. 11. en - : Beheerst wor-den, onder de invloed staan. Il en tient (pourelle) : Hij is verliefd. Il en tient : Hij heeft dat beet;hij heeft een stuk in zijn kraag.

Tenir (se) : 1. Zich vasthouden, -klemmen. 2.Vasthouden. - la téte : Zijn hoofd vasthouden.B. Zich houden, in zekere stand blijven. -debout : Blijven staan. droit : Rechtop blij-ven staan, - lopen. Il ne Bait comment - Hijweet niet welke houding hij moet aannemen.- bien : Zich goed rechtop houden. Bien - :Zorgen dat men niet valt; (fig.) zich fatsoen-lijk gedragen. (fig.) Il n'a qu' a se bien tenir :Hij moet maar goed op zijn tellen passen. 4.Blijven, zich ophouden. - en joie; - en sang : Vro-lijk -; gezond blijven. Les actions se tiennent a670 fr. : De aandelen blijven op. 5. se - Aof s'en - A : Zich houden aan, blijven bij. Sa-voir a quoi s'en tenir : Weten waaraan menzich to houden heeft. // ne s'en tiendra pas la :Hij zal het daarbij niet laten blijven. 6. Zichinhouden. - de Nalaten om. 7. Zich achten, -rekenen. 8. Gehouden worden. Plaats hebben.Cela ne se tient pas : Dat kan niet waar zijn.9. Elk. vasthouden . (fig.) Met elk. in verbandstaan. Goed in elk. zitten. - par la main : Elk.bij de hand houden; (fig.) elk. de hand reiken.

Tennis m. (spr. teniss) : Tennisspel. -veld.Tenor m. : Hoge mannestem v. Tenorzanger.Tension v. : Gespannenheid, spanning. Span-kracht v. Opgeschroefdheid. Mettre sous - :Inschakelen. De haute - : Hoogspannings-. .Debasse - : Laagspannings-. (fig.) - d'esprit :Geestesinspanning.

Tentacule m. : Voelhoren m., -draad m., yang-arm m., taster m.

Tentant : Verleidelijk, aanlokkelijk.Tentateur m. Verleider, verzoeker. bv.nw. :

Verleidend, verleidelijk.Tentation v. : Verzoeking, verleiding. Lust m.Tentative v. : Poging, proefneming.Tente v. : Tent v. (fig.) Se retirer sous sa - :Uit boosheid van een onderneming afzien.

Tente-abri v. (my. tentes-abris) : Kleine tent voor1 of 2 man; zonnetent v.

Tenter : 1. Op de proef stellen. - .Dieu : Godverzoeken. 2. Pogen, beproeven. - l'aventure :Het eens wagen. 3. Verleiden. Aantrekken. Cela neme tente pas : 1k voel er nets voor.

Tenture v. : Behangsel. -papier. RouwbehangselTenn : Teer, dun, fijn. [(lijkdienst).Tenue v. : 1. 't Houden. Zitting. 't Bijhouden (boe-ken). D'une seule - : Zonder ophouden; aan ednstuk. 2. Vasthouden. Besturing (huishouden). Lei-ding (klasse). 3. Lichaamshouding. Wijze waaropmen zich voordoet v., manieren v. - d la mer :Zeewaardigheid. Manquer de - : Niet om zijnkleren geven; geen vormen kennen. D'une belle

litteraire : Litterair hoog staand. 4. Kleding,tenue v., uniform v. 5. (be urs) Vastheid (fonds).

Tenuiti v. : Teer-, dun-. fijnheid.Tenure v. : 1. Aard der leenverhouding m. 2.Omvang m.

Teorbe m. : Theorbe v., grote basluit v.Tercet m. : Drieregelig couplet.Terebenthine v. (spr. -an-) : Terpentijn v.Terence m. : Terentius (Rom. blijspeldichter).Tergiversation v. : Uitvlucht v., omweg m.Tergiverser : Uitvluchten zoeken, dralen.Terme m. : 1. Grenssteen (der ouden) m. Grens-god. Le diets T- : De god Terminus. Etre planterester la comme un - : Aan de grond genageldstaan. 2. (r ui mt e) Einde, grens v. (tij d) Tijd-stip, termijn m. Verval-. Betaiingstermijn. Tots-

Page 467: aardrijkskunde - DBNL

451 TERRORISTE.TERMINABLE.

cher -, etre a son - (fatal) : De dood nabij zijn.Emprunter a long - : Op lange termijn lenen.- de grace, - de faveur : Termijn van uitstel.(bears) Operations a - : Termijnzaken. S. Drie-maandelijkse huursom v. - huurtij d m. Payerson - : Zijn huur betalen. 4. Tijdstip der be-valling. 5. Einde. Mettre un - a : Een eindemaken aan. 6. Toestand m., voet m., verhou-ding. Etre en bons -8 avec : Op goede voetstaan met. L'affaire est en bons -8 : De zaakstaat goed. 7. Bewoording, woord, term m. Le -propre : Het juiste woord. Aux -8 du contrat :Luidens de bewoordingen van 't c. 8. Lid, termm. - de comparaison : Term van vergelijking,maatstaf m. Les trots -8 de la proposition : Dedrie lenen van de zin. 9. (w is k.) Term. Les -8 dela fraction : Teller en noemer van de breuk.

Terminable : Te begindigen.Terminaison v. : 1. Afloop m., einde. 2. Int-einde. 3. (taalk.) Uitgang m.

Terminal : Het uiteinde -, de top vormend.Terminer ov.w. : 1. Begrenzen, beperken. 2. Eindi-gen. Afmaken, -werken. 3. Het einde vormenvan. Termini en pointe : Spits toelopend. I onov.-w.: Afhandelen. Maar zijn. 1 Se - : Eindigen.Uitlopen, uitgaan.

Terminologie v. : De in kunst of wetenschapgebruikelijke vaktermen m.

Terminus m. (spr. -uss) : Eindpunt, -station. (insamenst.) Eind-.

Termite m. : Termiet m., (yolk) witte mier v.Ternaire : UR drie termen, - delen samengesteld.

Drietallig (stelsel). Drietermig. Driedelig (maat).Tome : Dof, mat, beslagen. (fig.) Mat. I m. : 1.Worp waarbij iedere dobbelsteen drie ogenoplevert m. 2. Groep van drie uitgekomen en be-zette nummers. (f i g.) Lot uit de loterij.

Ternir : Dof -, mat maken, doen beslaan. (fig.)Bezoedelen, onteren. 1 se - : Tanen.

Ternissure v. : Dof-, matheid.Terrain m. : 1. Grond m., stuk land, terrein.Slagveld, kampplaats v. Alter sur le - : (Gaan)duelleren. Mdnager le - : Behoedzaam te werkgaan. - de rencontre : Plaats voor 't duel. Con-flare le - : Er alles van weten. Disputer le - :Voet voor voet zijn stellingen verdedigen. 2.Grond, -soort v., (a ar dk.) formatie v.

TerraquIS : Mt land en water opgebouwd. Leglobe - : 't Ondermaanse.

Terrasse v. : 1. Terras, aarden wal m. 2. Gale-rij v., plat dak (huis). Des toits en - : Platte da-ken. 3. Deel van 't trottoir voor de ealegasten.4. (k u n s t) Voorgrond m. (a a r d k.) Hooggelegenaanslibbing. 5. Aardwerk.

Terrassement m. : Aardwerk, grondwerk.Terrasser ov.w. : 1. Van aarde en metselwerkopbouwen. Met een aarden wal steunen. Op degrond werpen. 2. (fig.) Verbijsteren. 1 onov.w. :Grondwerk verrichten.

Terrassier m. : Grondwerker.Terre v. : 1. Grond m., bodem m., aarde v.(z e e v.) Land. Mettre un genou en - : Neerknie-len. Tomber a -, - par -: Op de grond vallen.Etre a - : Op de grond liggen. Frapper un en-nemi a - : Een weerloze vijand treffen. Jetera -, - par - : Op de grond werpen. Alter yen-tre a - : (fig.) Als een dolle voortsnellen. Ba-ser la - : Langs de grond vliegen; dicht Tangsde kust varen. - a - : Laag bij de grond,alledaags. Le - a - : Het alledaage,- pro-

zaische. Un homme - a - : Een prozamens.Mettre qn a - : Iem. ontschepen. Mettre plusbas que - : Diep vernederen. Perdre - : 'tLand uit 't oog verliezen; de vaste grondkwijtraken. Faire perdre - a qn : Iem. in 'tnauw drijven. 2. Bodem (die planters voortbrengt)m. - grasse (z. 4) : Vette grond. 8. Landgoed,erf, veld, akker m. Des -8 : Landerijen. Fond*de - : Eigendom, landgoed. Vivre dans ses

8 : Op zijn landgoed wonen. Chasser sur leg-8 de qn : Op iem. landerijen jagen; (fig.) on-der iem. duiven schieten. Tant taut l'homme,tant taut la - : Alles komt op den mens zelfaan. 4. Aarde, aardsoort. - blanche, - de:pipe : Pijpaarde. - a modeler : Boetseerklei v. Lesarts de la - : De plateel- en pannenbakkerij.

-grasse (z. 2) : Leem. 5. Landstreek v., gewest, land..6. Aarde, wereld v., aardbol m. 7. Alle volke-ren, de wereld v. De aardse goederen.

Terre-a-terre z. terre 1.Terreau m. : Teelaarde v., humus m. Snuff v.Terre-de-Feu v. : Vuurland.Terre-Neuve v. : Newfoundland. I m. (me. onver-and.) : -se hond.-vaarder. (fig.) Redder, helper.

Terre-neuvien of -neuvier m. (mv. --neu-viens, --neuviere) : Newfoundlandvaarder. -schip.

Terre-plein m. Om --pleins) : Aarden wal doormetselwerk gesteund m. Grote vluchtheuvel opstraat

Terror ov.w. : Door aanslibbing ophogen. Aan-aarden. Dempen. Met klei de bodem bedekkenvan (suikerbroodvorm). 1 onov.w. en Se - : Eenhol onder de aarde graven. (f am.) Wonen. (fig.)Zich schuilhouden.

Terrestre : Aards. Over land (telegraaf); (insamenst.) land-. Werelds.

Terreur v. : 1. Schrik m., ontzetting. Avoir la- de : Een afschrik hebben van. 2. (gesch.)Schrikbewind (regime de -).

Terreux : Aardachtig. Naar aarde riekend, -smakend. Aardkleurig, grauw (gelaatskleur).

Terrible : Sthrikwekkend. Verschrikkelijk. Bui-tengewoon. Enfant - : Flapuit, die ouderen inverlegenheid brengt. Terriblement bw.

Terrien : (oud) Aards, werelds. (thans) Die lan-derijen bezit. 1 m. : Grondbezitter. Grootgrond-bezitter. (nieuw) Boer, landbouwer. (f am.)Landrot.

Terrier m. : 1. Hol, leger (dier). 2. Terrier (chien). 1 bv.nw. : Van de bebouwde landerijen.

Terrifier : Schrik aanjagen, doen ontstellen.Terrine v. : Aarden schotel m. Soort vleespastel

zonder korst.Terrine() v. : Schaal-, terrinevol v.Terrir : 1. (z e e v.) Aan land gaan. 2. - om eieren nte leggen.

Territoire m.: Gebied, grondgebied. --tampon :Buffergebied.

Territorial : Van een grondgebied. Van de(vaste) grond. Puissance -e : Landmogendheid(tegenover zeemogendheid). Armee -e of -e v. :Landweer v. Un - : Een landweersoldaat.

Terroir m. : Bodem m., grond m. Godt du - :Eigenaardige (bij)smaak; (fig.) sporen van wearmen geleefd heeft, opgevoed is.

Terroriser : Aan een schrikbewind onderwer-pen. Schrik aanjagen.

Terrorisme m. : Schrikbewind.Terroriste in. : Voorstander van een schrikbe-wind. 1 bv.nw. : Tiranniek.

Page 468: aardrijkskunde - DBNL

TERTIAIRE, 452 TH]BAIDE.

Tertlaire (spr. tersy0r) Een derde rang in-nemend. (a ardk.) Tot het derde vormings-tijdperk behorend.

Tertre m. Heuvel m.; terp v. Grafheuvel.Tertullien m. : Tertullianus (Rom. theoloog).Tes z. ton vnw.Tessin m. : Tessino.Tesson m. : Scherf v.Test m. (spr. teste) : 1. z. tot. 2. (nieuw) Proef v.— de performance : Vaardigheidsproef.

Testace : Met een harde schaal bedekt. —8.m.mv. Schaaldieren.

Testament m. : 1. Iliterste wilsbeschikking. 2.(g o d s d.) Verbond, testament.

Testamentaire : Van een testament. Heritier— of — m. : Bij testament aangewezen erfgenaam.

Testateur m., -trice v. : Erflater, -laatster.Tester : Een testament maken.Teston m. : (v ro e ger) Zilveren munt ter waardevan 10 tot 19 halve stuivers v. (fig.) Geld.

Tot m. 1. Schaal (schaaldier) v. Schelp v. 2.(s c he ik.) Schoteltje van vuurvaste aarde.

Thanique : Op stijfkramp betrekking hebbend.! m. : Lijder aan stijfkramp.

Tetanos m. (spr. -ose) : Stijfkramp v., klem v.Têtard m. : 1. Larve van een kikvorsachtigdier v., „dikkop". 2. In een omgehakt bos be-waarde boom m. Afgeknotte boom. Knoopkruid.

Tete v. : 1. Hoofd, kop m.; schedel m. (fam.)Faire une — : Een gezicht zetten, vreemd opkij-ken. En faire sa — : Zijn eigen kop volgen.Faire la — : Pruilen, mokken. Se faire une— : Door grime en kapsel zich zekere kopmaken. Il ne salt oit donner de la : Hij weetniet waarheen hij zich wenden moet om uit-komst. Donner -, piquer une — : Duiken. Aller86 jeter dans l'eau la — la premiere : Voor-over in 't water springers. Faire -, tenir — a, - cen-tre 't Hoofd bieden aan. Avoir qch en — : Ietsin de zin hebben. Attirer sur sa : Zich op dehals halen. Avoir de eau par-dessus la — : Met't hoofd onder water staan. (fig.) Avoir qch par-dessus la — : Meer dan genoeg van iets hebben.Faire qch par-dessus la — de qn : Iets doen zon-der iem. er in te kennen. Il a des dettes par-des-sus la — Hij zit tot over de oren in de schuld.Elle a bien une — 4 le faire: Zi.j ziet er wel naaruit om dat te doen. Se payer la — de qn : Iem.voor den gek houden. Avoir la — de plus que qn,&passer qn de la : Een hoofd boven iem. uit-steken. J'en donnerais ma — d cooper Ik zouer mijn hoofd onder durven verwedden. Crier 4tue-- Luidkeels schreeuwen. — d etude : Stu-diekop (voor het tekenen). Un jeu de cartes 4deux —s : Een kaartspcl met dubbele figuren.

—de Turc : Dynamometer, „hoofd van Jut". (fig.)Servir de — de Turc : 't Mikpunt van aller spot-ternijen zijn. — de More : Holl. kaas v. 2 Gewei.'t hoofd. Avoir la — f aible; - f olle Een zwakhoofd -;Cerf 4 la premiere — Driejarig hert. 3. Hoofd-haar, haardos m. 4. Kopzijde (van munt) v.5. Hoofd, verstand, geest m., hersenen. De —: Uiteen dweper zijn. Il n'a que cela en — : Hij denktaan niets anders. Un Mame une femme de — :Een verstandig, wakker mens. Il n'a plus sa— lui), it a la — perdue, - félde Hij is in dewar, - krankzinnig. Il a garde it a encore toute8a — : Hij is nog goed bij zijn verstand. Il a sa— : Hij is zich zelf meester. Passer par la — :Vergeten worden; opkomen bij. Avoir un coup de

hache -, de marteau d la — Niet pints in zijn bolzijn. —sans cervelle: Leeghoofd. — a l' event, - even-t& Buitensporige, halve gek. 6. Hoofd, individu,persoon. Dier. — d — : Onder vier ogen. Un —a — (mv. onverand.) : Een onderhoud onder vierogen. 7. Leven. Risquer -,hasarder sa : Zijn leveewagen. Rdpondre de qch sur sa — : Met zijn le-ven voor lets instaan. Rente viaggre sur 2 —8 :Lijfrente op 2 hoofden. 8. Hoofd, bovenste deel,kop m. (fig.) Leider. Top m., kruin v., spitsv.; gewrichtshoofd. 9. Hoofd, voorste gedeelte.Begin. — de pont : Bruggehoofd. — de ligne :Kopstation (spoorweg). Etre 4 la — de : Aan 'thoofd staan van. Les —s de classe : De knappebollen. A la — de qqs millions : Over enigemillioenen kunnende beschikken.

Teter of toter : Zuigen bij, - aan. Aan de borstzijn. Donner 4 — : De borst geven.

Tëtiére v. : Mutsje (pasgeboren kind). Hoofd-stel. Kopstuk (paard). Antimacassar (in trein) m.

Tetin m. Tepel m.Mine v. : Mam v., borst v. Uier m. Speen v.Teton m. : Borst v. Knopje.Tetracorde m. Viersnarige her v. Viertonigetoonladder v.

Tetraedre m. Viervlakkig lichaam.Têtragone : Vierzijdig.Tetrarc(h)at m. (spr. -ka) (gesch.) Waardig-held van viervorst.

Tetrarchie v. : (g e s c h.) Viervorstendom.Tetrarque m. : (gesch.) Viervorst.Tetu : Koppig, eigenzinnig. I m. Stijfhoofd. Dik-kop (vis). Punt-, breekhamer (van metselaar;— de limousin) m.

Teuf-teuf m. : (fam.) Motorwagen m., auto m.Teuton : Teutoons. (ong. bet.) Duits. m. :Teutoon. (o n g. b e t.) Duitser, mof.

Teutonique : Oudduits. (ong. bet.) Duits.Texte m. 1. Tekst m., eigen woorden. 2. Tekst,bijbelplaats v. (f 1 g.) Onderwerp. (f i g.) Prendre— de : Aanleiding vinden in. 3. Lettersoort v.

Textile : Weef-, spinbaar, (in samenst.) weef-.Industrie — Textielindustrie.

Textuel en —lenient Woordelijk, letterlijk.Texture v. : Schikking, dooreenmenging, weef-sel. Samenhang m., bouw m., vorm m.

Thaumaturge m. : Wonderdoener.Thaumaturgie v. : Wonderdadig vermogen.The m. : Theestruik m. Thee v. -huis. Five o'clock.— leper, - peu chargé : Slappe — chargé, - fort:Sterke t. — suisse Afkooksel van kruiden.

Theatin m. : Theatijner monnik.Thdtral en —ement : 1. Van de schouwburg,- het toneel. 2. Op effect berekend.

TheAtre m. : 1. Schouwburg m. — en plein vent :Kunstenmakersvertoning. — de foire : Kermis-tent v. Personae de — : Toneelspeler, -speelster.Personnage biros de — : Toneelheld. — (d')a cote : Nu en dan een opvoering gevende troepzonder vast repertoire. — d'avant-garde : Aller-vooruitstrevendst theater. — d'ordre : Vasteschouwburg met eigen repertoire. — de verdure,- de la nature : Openluchttheater. 2. To-neel. Mettre une pike au — : Een stuk opvoeren.3. Toneelspeelkunst v. 4. Dramatische werken.- letterkunde v. 5. (fig.) Schouwtoneel. Terrein,

Theltreux : Toneelmens. [werkkring m.TheAtricule m. : Theatertje.Thêbalde v. : Het land rondom Thebe, Thebals

(in Opper-Egypte). Eenzame rustplaats v.

Page 469: aardrijkskunde - DBNL

TH1BAIN. 453

TIERS.

Thebain : Thebaans. -aan.Thêbalque : Uit Thebe.Thebes v. : Thebe (Opper-Egypte; Griekenland).Theiére v. : Thee-, trekpot m.Theisme m. : Geloof aan 't bestaan van God als

Voorzienigheid.Theiste m. : Belijder van God.Thematique : (t a alk.) Op de grondvorm van

een woord betrekking hebbend. (muz.) Dat demuzikale thema's aangeeft,

Theme m. : 1. Onderwerp, stof v. 2. Onderwerpvoor een (school)opstel. 3. Vertaling (van de moe-dertaal) in de vreemde taal. 4. (m u z.) Thema,melodisch motief. 5. Grondvorm van een woord m.

Themis v. (spr. -iss) : Godin der Gerechtigheid.Themistoele m. : Themistocles (Gr. staatsman).Theoeratie v. (spr. -si) : Priesterheerschappij.Theocratique : Tot de priesterheerschappij be-

horend.Theoerite m. : Theocritus (Grieks dichter).Theodicee v. : Verhandeling over de Godde-lijke gerechtigheid. Wijsbegeerte van het be-staan en de macht Gods.

Theodorie m. (spr. -ik) : Theodorik (Gotisch koning).Theologal : Op de godgeleerdheid -. Op God betrek-

king hebbend. Les trois vertus —es : De drie Christe-lijke hoofddeugden (geloof, hoop, naastenliefde).

Theologie v. : Godenleer v. Godgeleerdheid.Theologien m. : Godgeleerde.Theologique : Godgeleerd.Theologiquement : Op godgeleerde wijze.Theorbe m. : Grote basluit v., theorbe v.Theoreme m. : In de theorie op de voorgrondtredende stelling, leerstelling.

Theoretique : Bespiegelend, tot de theorie be-horend.

Theoricien m. : In de theorie ervaren man,theoreticus. I bv.nw. : Van de theorie.

Theorie v. : Gezamenlijke regelen m., theorie v.,leer v. (g e s ch.) Optocht m. Rij v., reeks v.

Theorique : Theoretisch, bespiegelend.Theoriquement : Op theoretische wijze. Vol-

gens de theorie.Theosophe m. : Aanhanger der theosofie.Theosophie v. : Theosofie (een uit het Oostenstammende mystieke godsdienst) v.

Theosophique : Van de theosofie.Therapeute m. : Soort Joodse monnik. Ge-

neesheer die genezend te werk gaat.Therapeutique : De ziektebehandeling betreffend

geneeskundig; genezend. I v. : Ziektebehandeling.Theriaque v. : Triakel (een likkepot tegen slan-

gebeten ; een universeel middel) v.Thermal : Warm (bronwater). Eaux —es : Warmebronwateren. Saison —e : Kuurtijd m.

Thermes m.mv. : Openbare warme baden (Ro-meinen). Warme minerale baden en drinkhallen.

Thermidor m. : Warmtemaand, elfde maandvan de Republ. kalender (19 Juli tot 17 Aug.) v.

Thermidorien m. : Man van de Thermidor-partij (les —s), die Robespierre omverwierp.

Thermique : Van de warmte.Thermo-eleetricite v. : Kennis van het ver-

band tussen warmte en electriciteit.Thermometre m. : Warmte-, thermometer m.Thermometrique : Van de thermometer.Thermopyles v.mv. : De Thermopylen (een pas

tussen Hellas en Thessalie).Thermoseope m. : Toestel om temperatuurs-

verschillen van water of lucht te meten.

Thesaurisation v. : Bijeenzameling van schat-ten, 't „gotten".

Thesauriser : Schatten verzamelen, „potten."Thesauriseur m. : Potter.These v. : 1. Stelling. En — generale : In 't al-gemeen genomen. Piece a — : Stuk met be-paalde strekking. 2. Proefschrift, dissertatie v.Passer sa —: Promoveren. 3. (p la n tk.) Bergvlas.

These() m. : Theseus.Thibet m. : Tibet. Wollen stof v.Thibetain : Tibetaan. -s.Thierri of -ry m. : Diederik, Dirk.Thon m. : Tonijn (vis) m.Thoraeique : Van de borst(holte), -kas.Thorax m. : Borst v., -kas v., -holte.Thrace v. : Thracie. I bv.nw. : Thracisch. I m. : -ier.Thueydide m. : Thucydides (Gr. geschiedschrijver).Thurgovie V. : Thurgau.Thurgovien : Thurgaus. -gauer.Thuriferaire m. : Wierookvatdrager. (f i g.)Vleier; bewieroker.

Thuringe V. : Thuringen.Thyade v. : Bacchuspriesteres.Thym m. (spr. tin) : Tijm m. — de berger : Marjolein.Thymus m. (spr. -uss) : Thymus-, borstklier v.Thyrolde : Schild-, -vormig.Thyrse m. : Bacchusstaf ra., thyrsus m. (plantk.)

Pluimvormige bloeiwijze v.Tiare v. : Hoge hoofdbedekking bij Oostersevolkeren, - van den Hogepriester der Joden.Drievoudige pauselijke kroon v., tiara v. Pause-lijke waardigheid.

Tiber*, m. : Tiberius (Rom. keizer).Tiberiade v. : Tiberias. Le lac de — : 't Meer van

Genezareth.Tibia m. : Scheenbeen.Tibial : Scheenbeen-. Le — : Het scheenbeen.Tibre m. : Tiber m.Tic m. (spr. tik) : Zenuwtrekking (vooral van 'tgelaat). (fig.) Belachelijke gewoonte.

Ticket m. (spr. -kete) : Biljet. Toegangsbewijs.— d'achat : Bon m.

Tie tae m. (spr. tiktak) : Tiktak.Tiede : Lauw. -warm. (fig.) Koel, nalatig. Zon-

der godsdienstijver, lauw. Slap.Tiedement : Lauw. Koeltjes, met lauwheid.Tiedeur v. : Lauw-. (f i g.) Onverschillig-, slapheid.Tiedir : Lauw worden. (fig.) Verkoelen.Tien, —ne vnw. : 1. Uwe. Elle est —ne : Zij be-

hoort u. 2. Le — : Het uwe. 3. Les —s : De uwen,uw bloedverwanten, aanhangers. 4. Tu fais des

nes : Je haalt je ouwe dwaze streken weer uit.Tiens tussenw. z. tenir (ov.w. 1). I m. z. te-nir (ov.w. 4).

Tierce v. : 1. (K ath.) Tertie, derde uur van dedag (9 uur 's morgens). 2. (sp el) Driekaart v.,derde. 3. (muz.) Terts v. — majeure : Grote -.— mineure : Kleine -. 4. (schermen) Derdeparade rechts v. 5. (wisk.) Zestigste deel enerseconde. 6. Recht op den derde van de veld-vruchten. 7. Stoomfluit v. I z. tiers bv.nw.

Tiercelet m. : Mannetje (van valk, sperwer enz.).Tiercement m. : 't Verhogen (prijs) met een derde.

't Voor de derde maal bewerken (grond).Tiereer : Met een derde verhogen (prijs). Tot eenderde terugbrengen (schuld). Voor de derdemaal bewerken (grond).

Tiereet m. z. tercet.Tiers, tierce : (oud) Derde. Deposer en main -ce: Aan een derde toevertrouwen. — parti : Mid-

Page 470: aardrijkskunde - DBNL

454 TIRE-LAINE.TIERS-ARBITRE.

delpartij; (fig.) middenweg. En maison -ce : Tenhuize van derden. -ce epreuve : Derde proef, pers-revisie. Fievre -ce : Derdendaagse koorts. -porteur, - possesseur : Derde bezitter. I m. : 1.Derde, derde persoon. Etre en - : De derde manzijn in een gezelschap. Entrer en - dans uneamitie : Ala derde man in de vriendenbondworden opgenomen. 2. Derde deel, derde. Le -consolidi : De getigrceerde staatsschuld. 3. Derdestand (- dtat) m.

Tiers-arbitre m. (me. ---8) :: Opperscheids-rechter.

Tiers-point m. (my. -points) : Snijpunt aande top van een gelijkzijdige driehoek. Krom-ming van Gotisch gewelf. Driekante viii v.

Tige v. : 1. Stam m., stengel m., steel m. 2.(fig.) Zijtak (van geslacht) m. Faire - : Een ge-slacht gronden. 3. Oorsprong m., bron v. 4.Schacht (van kolom, sleutel, laars, enz.) v.

Tignasse v. : Lelijke pruik v. Wilde, dikkehaarbos m.

Tigre m. : 1. Tijger. (fig.) Wreed mens. -noir : Jaguar. -ehaeseur : Gepard. Cheval -, chien- : Getijgerd, gevlekt. 2. Tigris (rivier) in.

Tigre : Getijgerd, gevlekt.esse V. : Tijgerin.

bury m. : Licht, tweewielig rijtuig, tilbury v.Tillaeees v.mv. : Linde-achtigen.Tina° in. (spr. -ak) : Bovendek (schip).Tilleul in. (spr. tiyeuie) : Linde v., -boom m. Lin-debloesem in. Aftreksel van lindebloesem.

Timbale v. : 1. Pauk v., keteltrom v. 2. Metalenbeker in., kroes in. 3. Borst van deeg (voorragout) v. Pasteivormpje.

Timbalier in. : Paukenist, paukenslager.Timbrage in. : Het zegelen, - stempelen.Timbre m. : 1. Kiok v. Bel v., schel v. 2. (grap)Hoofd, hersenen. Avoir le - brouille, - MU : Nietgoed in zijn bol zijn. 8. Blank in. (fig.) Hel-dere stem v. 4. Beginregel om de wija van eenliedje aan to geven m., wijze v. 5. Bovenstuk vaneen helm. 8. Voorletters -, wapen op voorwer-pen. 7. Stempel in., zegel in. Zegelkantoor. Zegel-loon. Poststempel. - a l'extraordinaire : Buiten-gewoon zegel. - de dimension : Formaatzegel.

Timbre : Gezegeld; gestempeld. (f am.) Gek.Timbre-avion (my. -8--) in. : Luchtpostzegel in.Timbre-dèpêche in. (my. -8--) : Telegramzegel.Timbre-poste in. (my. -8-) : Postzegel in.Timbre-prime (me. -8-8) in. : Rabatzegel in.Timbre-quittance in. (me. -8-). Kwitantie-,

plakzegel m.Timbre-retraite in. (me. ---8--) : Renteugel m.Timbrer : 1. C ervelle -, tete bien timbree, - mat tim-bres : Helder -; verward hoofd. Il est timbre : Hetis niet recht pluis in zijn hoofd. 2. Met voor-letters -, - 't wapen voorzien. 8. Stempelen; ze-gelen. Afstempelen. Recevoir du papier timbre :Een deurwaardersexploot ontvangen.

Timbre-taxe m. (my. -8--) : Postzegel in.Timbreur in. : Stempelaar, zegelaar. I bv.nw. :Appareil - : Stempeltoestel.

Timbre-vignette m. (me. -8--) : Sluitzegel in.Timide en -meat : Verlegen; schroomvallig.Timidite v. : Verlegenheid; schroom in.Timon in. : 1. Dissel in. Ploegdissel. 2. Hoer-pen v., helmstok in. Roer. (fig.) Bewind.

Timonerie v. : Dienst aan het stuurrad in. Stuur-plecht v. -kamer v.

Timonier m. : 1. Disselpaard. 2. Roerganger.

Timbre : Angstvallig, to nauwgezet.Tinetorial : Tot verven dienstig. Matieres -es :

Verfstoffen. Industrie -e : Ververij.Tine v. : Ton in., kuip v., tobbe v.Tinette v. : Vaatje, tonnetje.Tintamarre in. : Leven, geweld, rumoer.Tintamarresque : Druk, rumoerig.Tintement m. : 1. 't Kleppen (van klok). 2. Na-klank in., gelui. Blank. 3. -s d'oreilles : Suizin-gen in de oren.

Tinter onov.w. : Kleppen. Milken. Suizen (oren).Les oreilks ont dd vous - : T.Jw oren zullen welgetuit hebben. I ov.w. : Kleppen, met de klepelaanslaan.

Tintinnabuler (spr. tintin-na-) : Klingelen.Tintouin in. : Moeite, „kopzorgen", soesah in.

Herrie v., ruzie v.Tiquer : Kribbebijten. (fig.) 't Land hebben.Tiqueter Spikkelen.Tiqueture v. : Spikkeling.Tiqueur Kribbebijtend. I m. : -er.Tir m. : Het schieten. Schot. Schietrichting.Schietterrein; -baan. Schiettent (op kermis) v. A- rapide : Snelvuur-. Les -s a blanc; - a balks :De schietoefeningen met los kruit; - met scherp.

Tirade v. : 1. Het trekken. Tout d'une - : In eenadem. 2. (fig.) Uitgebreid stuk. (t on e e I) Inden adorn voorgedragen stuk, claus.

Tirade m. : 1. Het trekken (van metaal). - voott-trekken. Cordons de - : Gordijnkoorden. - d'unechemines : Trekken -, trek van een schoorsteen.(fig.) Il y a du - : Er zit wat in de weg. Che-val de - : Jaagpaard. 2. Het trekken (van lo-terij). - uitloten. - loten (- au sort). - (af)druk-ken (boek, tekening). Oplage v. Afdruk in. -a part : Overdrukje. 3. Strubbelingen. 4. Balg-lengte (camera).

Tiraillement in. : Het been en weer trekken.(fig.) Kibbelarij. Ongerustheid. Scheut in., kna-gende pijn v.

Tirailler ov.w. : Heen en weer trekken, rukkenen plukken. Zenuwachtig vertrekken. (fig.) Pla-gen, lastig vallen. I onov.w. : (mil.) Ongeregeldvuren.

Tiraillerie v. : Voortdurend geplaag. (mil.) -tirailleursvuur.

Tirailleur in. : Soldaat in de verspreide gevechts-orde. Inlands soldaat.

Thant m. : Trekker (aan laars). Schoenriempje.Koordje (aan beurs). - d'eau : Diepgang in.;waterverplaatsing.

Tirasse v. : Trek-, strijknet.Tirasser : 1. Heen en weer trekken. 2. Met eenstrijknet vangen.

Tiraude v. : Trektouw aan een heiblok.Tire v. : Het naar zich toe halen. Vol a la - :

Zakkenrollerij. A - d'aile : Pijlsnel, klapwiekend.Tire in. : 1. Jacht met 't geweer v. 2. Betrokkene(van wissel). I bv.nw. z. firer.

Tire-balle in. (my. --banes) : (he elk.) Kogel-tang v. (mil.) Kogeltrekker.

Tire-bonde in. (my. -bondes) : Spontrekker.tTire-botte in. (me. -bottes) : Laarzetrekker.Tire-bouehon m. (mv. --bouchons) : Kurketrek-ker. En - : -vormig, met een krul.

Tire-bouton m. (my. --boutons) : Knoophaak in.Tire-fond in. (me. onverand.) : Bodemtrekker (der

kuipers). Schroefoog. Schroef-, oogbout (vis -) in.Tire-lain in. (me. onverand.) : (oud) Mantel-,jassendief. (t h a n s) Woloptrekker.

Page 471: aardrijkskunde - DBNL

TIRE-LARIGOT. 455 TITUBATION.

Tire-larigot (a) z. larigot.Tire-ligne m. (my. -lignes) : Trekpen v.Tirelire v. : Spaarpot m. Speelpot.Tire-pied m. (my. --pi 8) : Span-, knieriem m.Tire-point m. (my. --points) : Priem m.I. Tirer ov.w. :1. Trekken; (uit)trekken, strak aan-halen; tot draden trekken (metaal); ophalen(kous, broek). (fig.) - la courroie : De teringnaar de nering zetten. - a poit : Het haar vaneen weefsel ophalen, opkrassen. Avoir le visagetire, - les traits tires : Vermoeide trekken hebben.2. Melken (koe). Du laic tire : Vers gemolkenmelk. 3. Trekken (lijn). Tekenen. Weergeven,afbeelden. (ni euw) Een photo nemen van,„kiezen". Afdrukken, een oplage maken van.

une copie de : len afschrift maken van. - qnen pldtre Een gipsafbeelding van iem. maken.4. Trekken, naar zich toehalen. - lea cheveuxqn Iem. bij de haren trekken. - a 80i, - deson cote : Naar zich toe halen, voordeel trach-ten to halen uit. - les rideaux : De gordijnenopen-; - toetrekken. - le verrou : De grendel of-;- toeschuiven. - le pied : Met moeite zich voort-slepen. - - les yeux : In 't oog lopen. -I' eau : Water opzuigen. - le rideau, - un voile surqch Iets in 't vergeetboek doen geraken. C' estbien tire Dat is met de haren er bij gesleept. 5.fain.) Uitdienen (diensttijd); uitzitten (straf-

Ajd). 6. Afschieten, afvuren. Treffen, doden.7. (Voort)trekken. (fig.) Etre tire a quatre Aanalle kanten in de zorgen zitten. 8. Uithalen,-trekken, voor de dag halen. Aftappen. Put-ten (water). Trekken (wissel). - qn a part :Iem. ter zijde nemen. - les bas; - les bottes a qn: Iem. zijn kousen -; zijn schoenen uittrekken. -le chapeau levant qn, qn un coup de cha-peau : De hoed voor iem. afnemen. - l'ipee 'tZwaard trekken. - a qn pied ou aile : Op eenof andere wijze voordeel aan iem. behalen. 9.Trekken, uitloten; doen trekken (loterij). 10Ontlokken (traan, geluidl. Slaan uit (vuur).11. (fig.) Halen (uit), onttrekken (aan), redden(uit). - d'affaire, - d'embarras, - d'un mauvais pas: Uit de moeilijkheid redden. - de l' oubli Aande vergetelheid ontrukken. 12. (fig.) Ontle-nen. Trekken, afleiden, opmaken. - une conse-quence de : Een gevolgtrekking maken nit. Unmot tire du latin Een uit 't Latijn afgeleid woord.- 8a source : Ontspringen. 13. (fig.) Verkrijgen,zich verschaffen, er uit halen. - une parole, - unmot de qn : Een woord uit iem. halen. - vanite,- gloire de : Zich verheffen op. - vengeance de :Zich wreken over. 14. Een diepgang hebben van.

II. Tirer onov.w. : 1. Trekken. - sur une cords Aaneen touw trekken. Cette cords tire : Dit touw issterk gespannen. - en longueur : Op de langebaan geschoven worden. (leg er) - au jlanc :Lijntrekken. 2. Zwemen, gelijken naar. 8. Eenoplaag hebben (van). 4. Trekken, gaan, zichbegeven. - au large : Het ruime sop kiezen;(fig.) ver weggaan. 5. Schieten, vuren. aballs : Met scherp - a blanc : Met los kruitschieten. - a l'oiseau : Op de (houten) vogelschieten. - a qn dens le dos Iem. in de rugaanvallen. - dessus a qn : Op fem. schieten. 6.Trekken (aan wagen, enz.). 7. Schermen. Sto-ten. - avec qn : Een partij met iem. „trekken".8. Een wissel trekken (op). 9. Roeien, trekken.

Tirer (se) : 1. Getrokken worden. Zich latenuittrekken. 2. Gedrukt worden. 3. (ook met

en) Uitgaan, -komen, zich redden uit. (fig.)Rondkomen. - d'affaire, d'embarras : Zich uitde moeilijkheid redden. Il s'en est bien tire : Hijheeft er zich funk doorgeslagen.

Tire-sou m. (me. --sous) : (fam.) Woekeraar.Belastinggaarder. Lastig bedelaar.

Tiret m. : Koppelteken. Gedachtestreep v.Tirette v. : Ophouder, schuif (aan rok) v. Gor-dijnkoord. Ritssluiting.

Tireur m. : 1. Draadtrekker. 2. Houtvlotter. 3.Wijnaftapper. 4. - de cartes, d' horoscope : Kaart-legger, toekomstvoorspeller. 5. (handel) Trek-ker (van wissel). 6. Schermer (- d'armes). 7.Schutter. Jager.

Tireuse v.:Draadtrekster.Wijnaftapster.-de cartes,- d'horoscope: Kaartlegster, toekomstvoorspelster.

Tirlemont m. : T(h)ienen (in Belgie).Tiroir m. : 1. Lade v. Comedic a -8 Blijspel be-staande uit los samenhangende delen. 2. Stoom-schuif v.

Tiroir-eaisse m. (me. -8-8) : Geld-, winkellade v.Tisane v. : Drankje, kruidenaftreksel. Zeer lichteChampagne (- de ch.) m.

Tison m. : 1. Half verkoold stuk brandhout.(fig.) Stokebrand. 2. Windlucifer (allumette -).

Tisonne : Met lange, zwarte vlekken.Tisonner : Poken in. (fig.) Aanwakkeren.Tisonnier m. : Stook-, haardijzer, pook m.Tissage m. : Het weven. Weefsel.Tisser : Weven. (fig.) Smeden.Tisserand m. : Weyer.Tisseranderie v. : Weversbedrijf. Handel in ge-weven goederen m.

Tisseur m. : Eigenaar ever weverij. Waver.Tissu m. : 1. Weefsel, geweven stof v. --sponge :Badhanddoekenstof. 2. Weefsel (organisch). 3.(fig.) Schikking, reeks v. ; samenraapsel (leugens).- du discours : Gedachtengang der rede m.

Tissure v. : Weefsel, manier van weven v. (fig.)Samenstelling.

Titan m. : Titan (reus). Grote mastbok m.Titanesque : Titan-, reusachtig.Titanique : Acide - : Titaniumzuur.Tite m. : (oud) Titus (Rom. keizer).Tite-Live m. : (Titus) Livius (geschiedschrijver).Titre m. : 1. Titel m., eretitel. 2. Titel, benaming.Professeur en - : Gewoon hoogleraar. Commis en- : Vast ambtenaar. 3. Benoeming. BijnaamA - de : In hoedanigheid van, als; bij wijze van.A - exceptionnel : Bij wijze van uitzondering. A- gratuit : Om niet. A - gracieux : Gratis. A -honoraire : Honoris causa. A - de don; - de prat :Bij wijze van gift; - van voorschot. A - provisoi-re : Voorlopig. 4. Oorkonde v., diploma, stuk, be-wijsstuk. - de rente : Inschrijving op een Groot-boek. - de nomination : Aanstelling. 5. Bezitrecht,eigendom in. 6. (fig.) Recht. A quel -I Metwalk recht? A bon -, a juste : Met recht. A ce- : Uit Bien hoofde; in dat opzicht, wat datbetreft. Faire valoir see -s : Zijn aanspraak doengelden. 7. (b e u r s) Stuk, effect. - nominatit :- op naam. - au porteur : - aan toondef. 8. Ge-halte (van munt). Nummer (van zijde). - pon-derable : Gewichtsgehalte. 9. Titel (van boek).Titelblad. 10. Onderafdeling. titel (van 'twetboek). Op-, bovenschrift (van hoofdstuk).

Titrer : 1. Een titel geven aan. Personne titre : Manvan adel. 2. (nie uw) Het gehalte bepalen van.Een gehalte hebben van. (s cheik.) Titreren.

Titubation v. : Wankeling, waggeling.

Page 472: aardrijkskunde - DBNL

456 TON.TITUBER.

Tituber : Wankelen, waggelen; zwaaien.Titulaire : In 't bezit van een titel, titulair.Professeur - : Gewoon hoogleraar. Membre - :Werkend lid. I m. : Titelvoerder, titularis. Bezit-ter. - de compte : Rekeninghouder. (grap) - deplusieurs condemnations : Iem. die verscheideneveroordelingen op zijn kerfstok heeft.

Titulariser ov.w. : Voor vast benoemen.Titulature v. : De gezamenlijke titels m.Titus (spr. -tun) : Titus (Rom. keizer). Cheveux -,coiffure a la - : Kort krullend haar.

Toast m. (spr. toste) : Heildronk m., toast m.Sneedje geroosterd brood.

Toaster (spr. tdste) : Een heildronk instellen.Toe m. (spr. tok) : Slagwerk. (f am.) Vals goud,valse juwelen. I tussenw. : Tik, tak.

Tocsin m. : Alarm-, storm-, brandklok v.Toe-too m. : 't Aantikken, -kloppen.Toge v. : Toga v.Tohu-bohu m. : Warboel m., woeste rommel m.Toi vnw. : 1. (voorw.) Je, u. 2. (attribuut ofonderwerp) Gij, je.

Toile v. : 1. Linnen; lijnwaad. Se mettre dansles -8 : Onder de wol kruipen. - peinte : Batik v.- imprint& : Gedrukt katoen. - ciao : Was-doek. De -, en - : Linnen. 2. Weefsel. - de soie:Als linnen geweven zijde. - d'or; - d'argent :Goud-; zilverstof v. - mitallique : Metaalgaas.3. - d'araigne,e : Spinneweb; (fig.) gemakkelijkte ontzenuwen redenering. 4. Doek. Schilderij.5. (t one el) Scherm, gordijn. - de fond : Achter-doek, -grond. 6. (handel) Zak (emballage) m.- perdue : Inclusief de zak. 7. (z ee v.) Doek,zeil, de zeilen.

Toilerie v. : Linnenfabriek v., -handel m. -waren v.Toilette v. : 1. Bleed (om goederen in te pak-ken), overtrek. 2. Kap-, toilettafelkleed. Kap-,toilettafel v. 3. Het wassen en kappen. Cabi-net de - : Kleedkamer. 4. Het kleden en op-schikken; - aankleden. La - de la marine : Hetopschikken der bruid. Faire la derniere - d'unmort : Een dode afleggen. En - : Gekleed. Engrande - : In gala. 5. Kleding, kleed, opschik m.6. (f i g.; n i e u w) Schoonmaak m., opknapping.

Toiler m. : Linnenfabrikant. -handelaar.Toise v. : 1. Lengtemaat van 6 voet (1,949 M.;thans 2 M.) v., vadem (1,88 M. bij one) m. Longd'une - : Ellenlang, vreselijk lang. Mesurer asa - : Naar zich zelf afmeten. 2. Maatstokm., meetlat (keuring) v.

Toiser : Vademen, met de vadem meten. Op-meten. Van 't hoofd tot de voeten opnemen.

Toiseur m. : Uit-, afmeter.Toison v. : 1. Vacht, schapevacht v. Vlies. La -d'or : Het Gulden Vlies. 2. Dikke haardos m.

Toit m. : 1. Dak. Dire -, crier -, publier sur les -8 :Van de daken verkondigen. 2. Woning, verblijf.- a pores : Varkenskot.

Toiture v. : Dakbedekking, dak.The v. : Plaatijzer. (f a m.) Huis.Tolede v. : Toledo (stad in Spanje).Tolerable en -ment : 1. Draaglijk, duldbaar.2. Middelmatig.

Tolerance v. : 1. Verdraagzaam-, inschikkelijk-heid. User de - : Zich verdraagzaam tonen.2. - de poids, - de titre : Geringe afwijking ingewicht of gehalte door de wet toegestaan.

Tolerant : Verdraagzaam. Inschikkelijk.Tolerantisme m. : Stelselmatige verdraagzaam-heid.

Tolerer : Verdragen. Dulden, inschikkelijk zijn.'Merle v.: Handel in - m. Fabricage van plaat-llzer v. Plaatijzeren voorwerpen.

Tolet m. Dol m., roeipen v.Miter m. : Plaatijzerhandelaar, -fabrikant.Tolle m. Geroep van verontwaardiging.Tomahawk m. (spr tomaok) : Strijdbijl v.Tomato v : Tomaat (vrucht) v.Tombal : Van 't graf. Pierre -e : Zerk.Tombant Vallend. Afhangend. Afhellend. A lanuit -e : Met het vallen van de avond.

Tombe v. : Graf. Grafsteen m.Tombeau m. : 1. Grafteken, -heuvel m. 2. Graf,begraafplaats v. 3. (fig.) Dood m. 4. (fig.) On-dergang m., verderf, einde.

Tombee V. : Het vallen. Neerslag m. - de grele: Hagelbui v. - pluvieuse : Vochtige neerslag in.

I. Tomber onov.w. : 1. Vallen, neer-, afvallen. -sur ses pieds : Op zijn voeten neerkomen; (fig.)

op zijn pootjes terechtkomen. Faire - l'armedes mains de qn : Iem. ontwapenen. - dans l'es-prit -, dans la the de qn : Bij iem. opkomen. -bas : (Zedelijk) diep zinken. Le malade est tombibien bas : De zieke is erg achteruitgegaan. 2.Vallen, uit- (haar, tand), af- (blad, vrucht). 3.Neerhangen (kleed, haar). Bedaren (wind). Vlakworden (zee). Hellen (schip). 4. Uitmonden,uitlopen. 5. (fig.) - dans of en : Geraken,vervallen tot, vallen in. - dens (entre) les mainsde : In handen vallen van. - en plein dans lajoie : Midden in de vreugde belanden. - darts leseas, - le sentiment de qn : Iem. mening delen.

-dans le ridicule; - le mipris : Zich belachelijk ma-ken ; veracht worden. - dans l'erreur : Dwalen.6. Vallen, om-; ineen-. - du &SU of4 l'on penche: Gemakkelijk zijn neiging volgen. - sous lescoups de qn, - 80158 qn, - sous la main de qn : Dooriem. worden afgemaakt. 7. (bij be 1) Vallen,zondigen. 8. (fig.) Het afleggen, bezwijken. 9.- sur : Zich werpen op, te lijf gain. Onver-wacht ontmoeten. Aanvallen. La conversation -,l'entretien tomba sur lui : Het gesprek kwam ophem. - sur lee bras, - sur le dos de qn : Plotselingiem. tot last worden. - chez : Plotseling ko-men bij. 10. Vallen, bij toeval komen, - plaatshebben. Het treffen. Vous tombez bien : Gij komtjuist van pas. Cela tombe bien : Dat treft. - ausort, - a la conscription : In de Toting vallen, aan-loten. - mort : Morsdood neervallen. - malade :Ziek worden. - juste : De spijker op de kopslaan. 11. - sous : Geraken onder, in. - sousles lois de : Afhankelijk worden van. 12. (to-ne el) Vallen, fiasco maken. 13. (fig.) Verdwij-nen, weggaan. Afnemen, dalen. Zwakker -, min-der worden. Verflauwen. Achteruitgaan. - a240 frs : Tot op 240 frs dalen (effect). Sa joietomba : 't Was uit met zijn vreugde.

II. Tomber ov.w : ( yolk en sport) Neerwerpen,,,leggen" (bij 't worstelen). (fig.), Afkammen.I m. : 't Vallen, ondergang in.

Tombereau m. : Stort-, wip-, vuilniskar v.Tombeur m. : Worstelaar die zijn tegenstander legt.

Omverwerper. I bv.nw. : Vallend.Tombola v. : Gezelschapsloterij v., tombola v.Tome m. (spr. tdmm) : Boekdeel.I. Ton m. : 1. Veerkracht v., energie v., tonus in.Se remonter le - : Zich opmonteren. Donner du- a: Kracht geven aan. Prendre du - : Krachtigworden. 2. Toon m., klank (der stem) in. Hawserle -- : Luider spreken. 3. Toon, manier van spre-

Page 473: aardrijkskunde - DBNL

TON. 457 TORMFACTION.

ken v. Si vous le prenez sur ce -lcl : Als gij zo'ntoon aanslaat. 4. Stijl m., toon, karakter (vanwerk). 5. Smaak m., manieren v. en taal v. Avoirbon -; - mauvais - : Goede -; slechte manierenhebben. Le haut -, le bon - : De taal en demanieren der hogere standen. 6. ( muz.) Toon.Toonaard m. - principal : Grondtoon. C'estle - qui fait la chanson, • la musique : Op detoon komt het aan. Repeter sur toes les -8 :Voortdurend herhalen. (fig.) Donner -, marquerle - : De toon aangeven. Monter sur un certain- : Op zekere voet inrichten. Etre au - de qn :Enerlei denkwijs -, smaak als iem. hebben. Montede - : Opgeschroefd. Se Bonner un - : Gewich-tig doers. 7. Interval tussen twee noten, toon.8. Toonschaal v. Grondtoon. 9. Toonhoogte,stemming. 10. (kunst) Toon, kleurgeving.

II. Ton vnw. : 11w, je, jouw.Tonal : De toon -. De toonaard betreffend. Ineen toonaard.

Tonalite V. : Toonstelsel. Grondkleur v., -toon(van schilderij) m.

Tondage m. : Het scheren. Scheertijd m.Tondaille v. : Scheerwol v.Tondaison v. : Het scheren.Tondeur m. : Scheerder (van laken, honden).Tondeuse v. : Toestel om laken te scheren, - 'thaar kort te knippen, - dieren te knippen.

Tondre : 1. Afscheren. Baal vreten. 2. Scheren(dier). (fig.) - la brebis de trop pres : Iem. tezware lasten opleggen. 3. Scheren (heg, laken).4. - qn : Iem. haren zeer kort knippen; iem. kaalscheren; (f i g.) iem. plukken. - sur un ceuf : Opeen cent doodblijven.

Tondu m. : Iem. met kort geknipt haar. Monnik.Tongres V. : Tongeren (stad in Belgie).Tonifier : Veerkrachtig maken. Versterken.Tonique : 1. Veerkrachtig (weefsel). 2. Energievergrotend. Versterkend. 3. (taalk.) De toonbetreffend. Accent - : (Woord)klemtoon. I m. :Veerkracht verhogend middel, tonicum m. I v.: Grondtoon m. Lettergreep met de klemtoon v.

Tonitruant : Bulderend, donderend.Tonnage m. : Tonnemaat v. -geld (droit de -).Laadvermogen. - reel : Draagvermogen (v. e.wagers).

Tonnant : Donderend. Jupiter - : J. de donder-god. Melange - : Knalmengsel.

Tonne v. : 1. Ton v., vat. 2. (z ee v.) Ton v., ton-neboei v. 3. Ton (1000 K.G.) v.

Tonneau m. : 1. Vat, ton v. Tirer au - : Aftap-pen. - d' arrosage : Sproeiwagen m. (f I g.)De ce - :Van dat slag. Du méme -: Van 't zelfde slag. 2.Drinkebroer. 3. Ton (1000 K.G.) v. 4. Zwaarmotorrijtuig. Rijtuigje, tonneau. Tonnespel.

Tonnelet m. : 1. Vaatje, tonnetje. 2. Rok on-deraan een harnas m.

Tonnelier m. : Kuiper. Wijnaftapper.Tonnelle V. : Prieel. Voile boog m. Patrijzennet.Tonnellerie v. : Kuipersvak. -werkplaats v.Tonner : Donderen. Razen, tieren.Tonnerre m. : 1. bonder m. Voix de - : Donde-rende stem. 2. Bliksem m., -straal m. Touter lesfois qu'il tonne, le - ne tombe Km : Blaffendehonden bijten niet. 3. (fig.) Onheil. Coup de

-: Donderslag m. I tussenw. : Donders, drommels ITonsille (spr. -si-l') v. : Amandel.Tonsure V. : Kruinschering, tonsuur v. Gescho-ren kruin v.

Tonsurer : De kruin scheren, de tonsuur geven.

Tonte v. : Het scheren. Scheerwol v. -tijd m.Tontine V. : Onderlinge lijfrenteverzekering voorde langstlevenden.

Tonture v. : 't Lakenscheren. 't Snoeien (heg).'t Afscheren (grasveld).

Topaz° v. : Topaas m. - brdlee : Violetrode -.Tope tussenw. : Top! goed 1Toper : De inzet houden, top zeggen. (f am.)Toestemmen. Topez-la : De hand er op.

Topinambour m. : Aardpeer v.Topique : Plaatselijk, de plaats betreffend. Voorplaatselijk gebruik. (fig.) Passend. Lieu - : Ge-meenplaats, algemeen argument. I m. : Uitwen-dig plaatselijk geneesmiddel. Gemeenplaats v.

Topo m. : Stafkaart v. Artikeltje of speech.Topographe m. : Plaatsbeschriiver.Topographie v. : Plaatsbeschrijving. -bepaling,

uitvoering van kaarten en reliefs.Topographique : Topographisch.Toquade v. : (f am.) Dwaze gril v., manie v.Toque v. : Baret v. Pet v. Doctorsmuts v. Da-meshoedje. Kwartiermuts.

Toque : Een beetje mal. - de : Mal op.Toquer : Aanraken, kioppen. Het hoofd op holbrengen. I se - : Mal -, verliefd worden.

Torehe v. : 1. Toorts v., fakkel v. Grote electrischezaklantaarn v. 2. Strowis m. -mat v. Rol ijzer-,koperdraad v. Wislap m.

Torehe-nez m. (my. onverand.) : Pranger m.Torcher : 1. Afwissen, afvegen. Il peut s'en -

le bec : Dat is Been spek voor zijn bek. 2. (f am.)Afrossen. 3. Afwerken. Mal - : Afknoeien.

Torehbre V. : Pekpot m. Grote luchter m. Staandelamp v.

Torehis m. : Mortel van leem en gehakt stro v.Torehon m. : 1. Strowis m., strooien belegsel.2. Vaatdoek m.; dweil v. Poetslap m. (f a m.)Slons, vuil wijf. Le - y brdle : 't Is er hommelestussen man en vrouw.

Torehonner : (f am.) Schoonlappen, dweilen.(v o l k) Afknoeien.

Tordant : Om je dood to lachen.Tord-boyaux m. : Sterke, slechte brandewijn m.Tord-nez m. (my. onverand.) : Pranger m.Tordre : Wringen, ver-, ineen-, draaien; ult.wringen. Twijnen (garen). Avoir la bouche tordue: Een scheve mond hebben. - un passage; - untemoignage : Een plaats -; een getuigenis verdraai-en. Ne faire que - et avaler : Doorslikken zonderbehoorlijk te kauwen. I se - : 1. Zich wringen,- draaien, - krommen. - le pied : Zijn voet ver-stuiken. 2. (Rire a) - : Zich ziek lachen.

Tore m. : 1. Voetring (aan zuil) m. 2. (wisk.)Torus (omwentelingsvlak van een schijf) m.

Toreador m. : Stierenbevechter, torero.Tornade v. : Wervelstorm m., tornado m.Toron m. : 1. Dikke voetring (aan zuil) m. 2.Streng (touw) v.

Torpedo v. : Auto in torpedomodel v.Torpeur v. : Verstijving, gevoelloosheid. (fig.)

Geestesverdoving. Onverschilligheid.Torpillage m. : Het raken met een torpedo.Torpille v. : 1. Sidderrog m. 2. Torpedo v.

-automobile : Vistorpedo - mouillee : Brij-vende t. - dormante : Grondmijn v.

Torpiller : Met een torpedo raken, torpederen.Torpilleur m. : Torpedoboot v., -soldaat.Torrefaeteur m. : Machine om koffie te branden v.Torrefaction v. : 't Branden (van koffie). -roosten. Usine de - : Koffiebranderij v.

Page 474: aardrijkskunde - DBNL

458 TOUCHER.TORREFIER.

Torrefier : Roosten, zengen; branden (koffie).Torrent m. : Berg-, snelle stroom in. Vloed m.,stortvloed. Ceder au - : Met de stroom mee-gaan. -8anguin : Bloedstroom m. Pleuvoir a -s,- par -8 : Stortregenen. Laisser passer le - : Debui over laten waalen.

Torrentiel (spr. -syel) : Die op een stortvloedgelijkt. Pluie -le : Stortregen m.

Torrentueux (spr. -tueu) : Stromend, bruisend.Torride : Verzengend, beet.Tors, -e of torte : Gedraaid. Spiraalvormig

gewonden. Getwijnd (garen). (yolk) Scheef, mis-vormd. Cots - : Iem. met een stijve hals; (fig.)gluiper. I m. : Het twijnen (garen).

Torsade v. : Gedraaide zijde-, gouddraden m.Troetels (aan epaulettes) m. Wrong (haar) v.

Torse m. : Romp (beeld) m., torso. Bovenlijf.Torsion v. : Het wringen, - ineendra,alen. (Ver)-draaiing. Kronkel (in darm) m.

Tort m. : 1. Ongelijk, onrecht. Mettre qn dansle - : Iem. in 't ongelijk stellen. Avoir - ; On-gelijk bebben. Avoir - de : Er verkeerd aandoen om. A - : Ten onrechte. A - et a travers: In 't wild, lukraak. Faire - a qn de qeh : Iem.tekort doen in iets. 2. Gebrek, fout v., tekort-koming. Etre dans son - : Verkeerd gehandeldhebben. Il a des -8 envers moi : Hij heeft nabonrecht gedaan. Se mettre dans ,on - : Een dom-held begaan. Se donner le - de : De misslag -,de fout begaan van. Se donner des -8 : Ver-keerde dingen doen. Il a tons les -s : Het on-gelijk is geheel aan zijn kant. Reconnaltre 8es-8 : Erkennen dat men verkeerd deed. 3. Schadev., nadeel. Faire (du) - a : Benadelen. C'estun - : Dat is verkeerd.

Torticolis m. : Stijve hale m., -nek.Tortillage m. : Het ineendraaien, -frommelen.(fig., fam.) Omweg m., draaierij.

Tortille v. : Slingerpad.Tortillement m. : 1. Het ineendrvien, - wrin-gen. 2. Het been en weer draaien. 3. (fig.)Draaierij, uitvlucht v.

Tortiller ov.w. : 1. Ineendraaien, -frommelen;plukken aan (baard). 2. Heen en weer draaien. Ionov.w. : 1. (f a m.) Ronddraaien (om). 2. (fam.)

Tortillêre V. : Slingerpad. [Uitvluchten zoeken.Tortillon m. : 1. Ineengefrommeld, -gedraaidvoorwerp. 2. Ineengedraaide dock om lastenop 't hoofd to dragen m. 8. Wrong (haar) v.

Tortillonner : Ineendraaien.Tortionnaire (spr. tors-) : Tot pijniging die-nend, folter-. (fig.) Onrechtmatig, ondraaglijk.I m. : Pijniger, beul (ook fig.).

Tortis m. : Streng v., krans m., snoer.Tortu : 1. Krom, verdraaid, scheef. 2. (fig.)

Verkeerd.Tortue v. : 1. Schildpad v. A pas de - : In deslakkengang. 2. Schilddak. Stormdak.

Tortuer : Buigen, krommen.Tortueux : Bochtig, slingerend. (fig.) Slinks.Tortuosite v. : Kromming, bochtigheid. (fig.)Verwikkeling. Slinksheid.

Torture v. : 1. Gerechtelijke pijniging. Pijn-bank v. Donner la - a, mettre a la - : Pijnigen,folteren. 2. Kwelling, pijn v. Etre a la - : Doods-angsten uitstaan. 3. Gebruikt geweld.

Torturer : Martelen, folteren. (fig.) Kwellen.Geweld aandoen, verdraaien.

Tory bv.nw. en m. : Behoudend, - man (Eng.).Torysme of -isme m. : Leer der tories v.

Toste m., -er z. toast, -er.Toscan : Toskaans. Toskaner.Toscane v. : Toscana.Tot : Spoedig. Vroeg. Au plus - : Op z'n vroegst,zo spoedig mogelijk. Avoir - fait de : Spoedigklaar zijn met. Le plus - sera le mieux, plus -que plus tard : Hoe eerder, hoe beter.

Total : Volkomen, geheel. I m. : Totaal, geza-menlijk bedrag. Au - : In 't geheel.

Totalement : Ganselijk, geheel en al.Totalisation V. : Samentelling.Totaliser : Op-, bijeentellen.Totalite v. : Gezamenlijk bedrag, geheel.Tothmisme m. : Verering van een specialen be-schermgod voor zijn stam of familie.

Toton m. : A-altolletje, draaitolletje.Touage m. 't Voortslepen met een kettingsleep-

boot. Sleeploon. Kettingbotenscheepvaart v.Touaille v. : Handdoek op een rol m.Toucan m. : (dierk.) Pepervreter.Touchant : Aandoenlijk, treffend. I m. : Hettreffende. I vz. : Betreffende, aangaande.

Touche v. : 1. Het (aan)raken (biljartbal). Manquede - : Kets m. 2. Aanslag (piano) m. 8. Treffer(degen) m. 4. Toets (toetssteen) m. Pierrede - : Toetssteen; (fig.) beproevingsmiddel. 5.Streak v., toets (van een sehilder). 6. (fig.)Stijl rn. 7. (fain.) Uiterlijk, gezicht. 8. (fig.)Slag, stoot m. 9. Pianotoets. Drift (ossen) v.10. „Beet" (bij vissen).

Touche-A-tout m. (my. onverand).:lem. die nergenskan afblijven. (fig.) Bedilal.

I. Toucher ov.w. : t (Aan)raken, -roeren. Raken(in gevecht, schermpartij). Met de zweep raken(paard); voor zich uit drijven (vee). Raken(doel). Ontvangen, incasseren (geld). Aanslaan(instrument). Bespelen (instrument), spelen op.Toetsen (edel metaal). (sp e I) Aanraken (schijf,schaakstuk). Tijdig (lam.) bereiken (brief b.v.).(ze e v.) Aandoen (haven). - terre : Landen.Il n'a pas ate touche par la depeche : Hettelegram is niet in zijn bezit gekomen. 2.(fig.) Treffen. Aandoen. Roeren. Touche auxlarmes : Tot se/miens toe bewogen. 3. (fig.)Behandelen, bespreken, vermelden, zeggen. 4.(kunst) Juist voorstellen. 5. Aanraken, ko-men tegen (iets) aan. 6. Verwant zijn. Il neme touche de rien : Hij is mij geheel vreemd. 7.(fi g.) Dicht zijn bij, bijna hebben. 8. Betref-fen, aangaan. Van belang zijn voor. 9. Aandoen(lichaamsdeel).

IL Toucher onov.w. : 1. (Aan)raken. - dansla main a qn : Iem. de hand op iets geven. Tou-chez la : De hand er op! 2. De paarden met dezweep aanzetten. 3. (z e e v.) Aandoen (haven). 4.Op de grond stoten (schip). 5. Aanraken, met dehand komen (aan). - 4 ses economies : Zijn spaar-pot aanspreken. Quand on touche au beurre, iten reste toujours aux doigts : Wie met pek om-gaat, wordt ermee besmet. N'y pas - : Heelonnozel zijn. Il a dit cela, sans avoir l'air d'y- : Hij zeide dat fangs zijn news wag. 6. Nade-ren. Dicht zijn bij. Il touchy a sa fin, - a son heurederniere : Hij is zijn einde nabij. 7. Treffen, ont-roeren. 8. Raken -, grenzen aan. Reiken aan.(fig.) In verband staan met. 9. Aangaan, be-treffen. 10. (sport) De grond raken. - deb deuxepaules : Knock-out zijn.

III. Toucher m. : Voelen, gevoel. Gevoelszin M.Aanslag (bij 't pianospel) m.

Page 475: aardrijkskunde - DBNL

459 TOURNER.TOUCHEUR.

Toueheur m. : Ossendrijver. Drijver.Toue v. : 1. Het voortslepen met een ketting-sleepboot. 2. Platboomvaartuig.

Tode v. : Sleepketting m., tros m.Toner : Met een touw naar zich toehalen, sle-

pen. Met een sleepketting voortbewegen.Toueur m. : Kettingsleepboot v.Touffe v. : Bos m., bundel m.; groep (bomen) v.Touffu : Dicht, dik. Zwaar.Toujours : 1. Steeds, altijd. Depuis -, des - :Al zo lang. 2. Nog altijd. 3. Ondertussen,inmiddels; toch, in ieder geval; zeker. Allez

-: Praat maar door, - vrij uit. C'est - ca : Dat isalvast binnen. Nous nous arrangerons - : Wezullen er wel wat op vinden. - est-il que : Zoveelis zeker dat. Je n'ai pas reussi, - ai-je fait mondevoir : Al ben ik niet geslaagd, mijn plicht heb iktenminste gedaan. Faites - : Ga uw gang maar.

Toupot m. : 1. Haarlok m. Kuif v. Faux - :Pruik v. 2. Maantop (paard) m. 3. (f i g.) Driest-,onbeschaamdheid. Payer de - : Zich er doorliegen.

Toupie v.: 1. Priktol m. - d' Allemagne : Brom-. -hollandaise: Draai-. 2. Tolschelp v. 8. Uitboorder.

Toupiller : Heen en weer lopen, - draaien.Toupillon m. : Kuifje, bosje.I. Tour v. : Toren m. Onderstuk (van molen)

Stormtoren (in de oorlog). Kasteel (schaakstuk).Ronde visweer v.

II. Tour m. : 1. Draaibank v. Fait au - :Gedraaid; (fig.) welgevormd. 2. Omvang m.,omtrek m. Ronding (gelaat). Faire le -de : Lopen om; gaan om, geheel omvatten.Faire le - du monde : Een reis om de werelddoen. 8. Omhulsel. - de lit : Rabat bovenaaneen ledikant o. - de cheminee : Schoorsteenvalm. - de cou : Damesboa v., -strik m., -hals-ketting m., vaste herendas v. Un - (de tete): Eenhaartoer, valse haren. 4. (f i g.) Vorm m., wen-ding, houding. - d'esprit : Aard van de geest m.5. Voorstellingswijze v., inkleding. Zinswending(- de phrase). Donner un - gracieux a qch : Eenmooie glimp aan lets geven. 6. Omloop m., om-wenteling, ronddraaiende beweging. Donner un- de clef : De sleutel omdraaien. Mon sang nefit qu'un - : Ik vloog van woede op. 7. Wande-ling, uitstapje. Faire un petit - : Een uitstapjedoen. Faire son - de France : Frankrijk afrei-zen (om zijn yak te leren of uit te oefenen).- de valse : Walsje; danspartijtje. 8. Beurt v.- a - : Beurtelings. A guile - I Wiens beurtis het? A mon - : Op mijn beurt. 9. Han-dige beweging. Kunststuk. Des -s de force :Sterke stukken; (fig.) stoute daden v. 10. (fig.)Streek m., trek m. Faire -, jouer un (mauvai8) -a qn : Iem. een poets bakken. 11. Kronkeling.12. Slag (in touw) m. 13. Draailade v., -kas(klooster) v.

Tourangeau, -elle : Uit Tours of la Touraine.I m. en v. : Bewoner -. Bewoonster van Toursof la Touraine.

Touranlen : Uit -. Bewoner van Turkestan.Tourbe v. : 1. Volkshoop m. Geminacht soort,slag. 2. Veen. - noire : Harde turf v.

Tourbeux : Veenrijk, veengrond bevattend.Tourbier m. : Turfgraver. Veenderijbezitter. I

bv.nw. : Veen-.Tourbiare v. : Veenderij, veenland.Tourbillon m. : Wervelwind m. Dwarreling.

Draaikolk v. (f i g.) Maalstroom m.

Tourbillonnant : Als een wervelwind draaiend.Tourbillonnement m. : Dwarreling.Tourbillonner : Dwarrelen.Tourelle V. : Torentje. Orgeltorentje.Touret m. : Wieltje. Roeipin v. Rondsel.Tourie v. : Grote bemande kruik v.Touritire : Portierster (sceur -).Tourillon m. : Tap m. Spil v.Touring-club m. (spr. -in-) : Toeristenbond in.Tourisme m. : Reiswezen.Touriste m. en v. : Pleizierreiziger, -ster.Touristique : Reizigers-.Tourlourou m. : 1. (yolk) Infanterist, switteboon. 2. (nat. hist.) Landkrab v.

Tourment in. : Kwelling, smart v. Hartzeer.Tourmente v. : 1. Voorbijgaande storm m. - deneige : Sneeuwjacht v. 2. (fig.) Storm, beroering.

Tourmenter :1. Pijnigen, kwellen. 2. (f i g.) Kwellen,verontrusten, plagen. 3. Hevig heen en weerslingeren (schip, ruiter). 4. Geweld aandoen,verdraaien. Style -ti : Gewrongen stijl. Pays 44 :Wild romantische streek. I se - : Zich veront-rusten. - afwerken. Trekken (pout).

Tourmenteux : Stormachtig.Tournailler : Heen en weer draaien.Tournay m. : Doornik.Tournant m. : 1. Hoek m., bocht v. Keerruimte(voor paard). (fig.) Omweg m., slinks middel.(f i g.) Un - de l'histoire : Een keerpunt in degeschiedenis. 2. Draaikolk v., maalstroom m.3. Draaibord. I bv.nw. : Draaiend, wentelend.Mouvement - : Omtrekkende beweging. Tables-es : Tafeldans v. Pont - : Draaibrug v.

Tournay m. : Doornik.Tournebroche m. : Draaispit. Spitdraaier, koks-

jongen.Tournedos in. : Plak gebraden ossehaas v.Tournêe v. : 1. Rond-. Inspectie-. Handelsreisv. 2. (f ain.) Rammeling. 3. (f am.) *Rondjet,vertering der aanzittenden.

Tournemain in. : Ogenblik, ommezien. En un - :In een wip.

Tournement m. : Draaiing. - de tete : Duizeling.I. Tourner ov.w. : 1. Draaien, op een draaibank

bewerken. Homme bien tournd; • mal tourni : Goed-; lelijk gebouwd man. (fig.) - bien un vers :Een vers goed afronden. Compliment Men tourne: Goed ingekleed c. 2. (Rond)draaien, doen rond-lopen. Opnemen (film). - tine scene : Een tonedvoor filmopname draaien. 3. Omroeren. 4. Win-den -, draaien -, wikkelen (om). 5. Omdraaien,omkeren, omslaan. Keren (kleed). Scheeflopen(schoen). 6. (fig.) In de war brengen. Op holbrengen (hoofd). 7. (fig.) Veranderen. Vervangendoor. - tout en bien : Alles ten goede keren; -van de goede zijde omvatten. 8. Keren, wenden,richten. - ses pas vers : Zijn schreden richtennaar. (fain.) - l'ceil : Sterven. 9. (fig.) Wen-den, keren. - les chosen a son avantage, - a sonprofit : De dingen in zijn voordeel uitleggen -qn a son gre : Iem. naar zijn hand zetten. - sesefforts contre : Zich richten tegen. - qn en toussens, - de tous les cotes : Iem. handig uithoren.10. Omtrekken en in de rug aanvallen (vijand).Omvaren, vermijden. Omlopen. (fig.) Vermijden,ontduiken (wet). - la difficultd: De klip ontzeilen.

II. Tourner onov.w. : 1. Draaien. Een bocht maken(weg). - our sat-mime : Duizelig worden, rond-tollen. - a tout vent : Met alle winden mee-draaien. La Me lui tourns : Hi.j is duizelig; het

Page 476: aardrijkskunde - DBNL

TOURNESOL. 460 TRACE.

hoofd loopt hem om; hij wordt krankzinnig. Lalangue m'a tourne : Ik heb mij versproken. 2Omkeren, omdraaien. Omslaan (wind). Sa taillea tourni : Hij is scheef gegroeid. La chance atourni : De kans is gekeerd. 8. (sp e 1) Gekeerdworden, boven komen. (fig.) Je voudrais savoirde quoi it tourne : Ik zou wel eens willen wetenhoe 't staat. 4. Veranderd worden, veranderen.— en graisse : In vet omgezet worden. 5. Strem-men, verschalen, omslaan. 6. Kleuren, rijp wor-den (fruit). 7. Zich wenden. — a droite : Naarrechts afslaan. 8. (f i g.) Zich wenden. Aflopen,uitvallen. — au tragique : Een ernstige wendingnemen. — a la honte de qn : Iem. tot schandestrekken. — a bien, — bien : Goed uitvallen; -te recht komen. — mal, — a mal : Slecht aflopen;de verkeerde weg opgaan. 9. Rondlopen,-dwalen. 10. (fig.) Aarzelen. 11. (fig.) Nietdirect aanspreken. - aanpakken. — autour dela question : Om de zaak heen draaien.

Tournesol m. (spr. -ne-sol) : 1. Zonnebloem v.2. Lakmoes, -blauw (teinture de —). 3. Lak-moesplant v.

Tournette v. : Haspel op een verticale spil m.Draaischijf v. Draaikooi voor een eekhoorn v.

Tourneur m. : (Kunst)draaier. Draaier aan eenrad, - een pers.

Tournevent m. : Draaikap v., gek m.Tournevis m. (spr. -viss) : Schroevendraaier m.Tourniller onov.w. : Ronddraaien.Tourniquet in.: Draaiboom (bij ingang) m., -kruis,tourniquet m. Stormbalk met ijzeren punten m.Rol (van touw) v. Draaibord (spel); -schijf (jeude —) v. Toestel om verbloeding te voorkomendoor samendrukking der aderen. Watervlo v.Tuinsproeier.

Tournoi m. : Steekspel, toernooi.Tournolement of -nolment m. : 1. Draaling. — deMe : Duizeling. 2. Draaiziekte (der schapen) v.

Tournois : In Tours geslagen, toernoois (munt).Tournoyer : Ronddraaien. Dwarrelen.Tournure v. : Gedraaide vorm bij de hewer-king met een draaibank m. (fig.) Manier vandoers v. Gestalte. Tournure (kussentje onder eenJapon) v. Aard m. Wending, keer m., draai m.Zinswendig, inkleding. Commencer a prendre — :Intressant worden. Avoir une — d'esprit serieuse :Ernstig van aard zijn.

Tourte v. : (Met vlees, vis gevulde) pastel v.Rond brood. Afval (zaad, vruchten). (bij v e r g.)Taart v. Stommeling. Tortelduif.

Tourteau in.: Ronde koek m. Rond bruin brood.Raapkoek (— de colza); lijnkoek (— de lin) m.

Tourtereau m. : Jonge tortelduif v. Les —x : 't Ver-liefde paartje.

Tourterelle v. : Tortelduif v.TourtiAre v. (spr. -tyere) : Pasteipan v. -vorm m.Doos om pasteitjes warm over te brengen v.

Tous z. tout.Toussaint v. : Allerheiligen (1 Nov.).Toussement m. : Gehoest.Tousser : Hoesten. Kuchen.Tousserie v. : Langdurig gehoest.Tousseur m. : Hoester.Toussoter : Kuchen.I. Tout : 1. (en k elv.) Geheel, gans, al. Louter.

A —e extremite : Op 't alleruiterste. — pt.& :Kant en klaar. En — bien, — honneur : In alleeer en deugd. Vous eta —e raison : Gij zijt eenen al verstand. Un visage — en front : Een ge-

laat met een opvallend hoog voorhoofd. — lecontraire : Joist het tegendeel. Pour —e riponse: Als enig antwoord. Une etoffe — soie : Eenstof van enkel zijde. Je suis — a vows : Ik bengeheel de uwe, - geheel tot uw dienst. (nieuw)La —e jeune,sse : De prille jeugd. 2. (meerv.)Alle, allemaal. A —es voiles : Met voile zeilen.Tous deux : Allebei. —es chosen : Alles. (zonderzelfst. nw.) TOt48, toutes : Allen. 3. (delend)leder, elk. A — hasard : Op goed geluk. De --ebeautd : Allermooist. I m. : 1. (e nkel v.) Alles.Iedereen, alien. — ce que 50548 dites : Al wat gijzegt. — ceci : Dit alles. — cela : Dat alles. IIest bon, et (puis) c'est — : Hij is goed, en daar-mee is alles gezegd. Homme a — faire : Facto-tum. Parley de — et de rien : Over alles en nogwat praten. Il possede mile francs en — : Alleste zamen genomen heeft hij 1000 frs. S'ennuyercomme — : Zich vreselijk vervelen. C'est la finde — : Nu gaat de wereld ten onder. 2. (metlidw.) Geheel. Hoofdzaak v. Heelal. Het gehelewoord (van een woordraadsel). (sp el) Faire son— : Al het geld inzetten. Jouer -, risquer -, mettrele — pour le — : Alles op 't spel zetten. Il a faitceci et cela, le — pour . . . : Hij heeft dit endat gedaan, alles om . . .. Differer du — au— : Als dag en nacht verschillen. Point -, pas du— : In 't geheel niet. 3. (zonder lidw.) Cen'ert pas — de . . . : 't Is niet voldoende om . . . .

II. Tout bw. : 1. Geheel, - en al, volkomen. Zeer.— enfatit, il aimait la chasm : Reeds als kindhield hij van jagen. Le chien est — zele : De hondis enkel ijver. Choisissez1 C'est — choisi : Kies!Ik heb al gekozen. — contre, — aupris : Vlakbij. Rtre — yeux; - miles : Geheel en al oog,- oor zijn. 2. — que : Hoe . . . ook, al . . . ook.Les eveques, — su,cceeseurs des apdtres qu'is sont. . . : De hisschoppen, al zijn ze ook opvolgersder apostelen .... 3. (bij een Or ondif) Hoe-wel, al. — en riant, il le frappait : Al lachendesloeg hij hem.

Tout-A-Mout m. : Spoelstelsel. -inrichting.Toutefois : Echter, evenwel, toch, intussen.Toute-presence v. : Alomtegenwoordigheid.Toute-puissance v. : Almacht v.Toutou m. : (kin d) Wafje. (f a m.) Lieverdje.Tout-puissant (me. —puissants), toute-puissante(mv. —8-8) : Almachtig.

Toux v. : Hoest in.Toxicologie v. : Vergiftenleer v. -leerboek.Toxicologique : Op de vergiftenleer betrekkinghebbend.

Toxicologiste of -leologue m. : Vergiftenkenner.Toxicomanie v. : Verslaafdheid aan verdovings-middelen.

Toxine v. : Uit bacterien ontstaan gif.Toxique : Vergiftig. Gaz —: Giftgas. I m. :Vergift,gif.

Trabee v. : Trabea (soort feestkleed der Rom.) v.Trac m. (spr. trak) : 1. Spoor. Gang m. 2. (f am.)Bangheid. Tout d — : Op stel en sprong; zonderblikken of blozen.

Tracas m. : Drukte, beslommering, zorgen v.Traeasser : Verontrusten, kwellen.Tracasserie v.: Kopzorgen, beslommering. Gekibbel.Traeassier : Lastig. plagend.Trace v. : 1. Spoor. Voetstap m., indruk m. Marchercur lee —8 de qn : Iem. voetstappen drukken. 2.(fig.) Voorbeeld. 3. (me e tk.) Snijpunt met pro-jectievlak. 4. Overblijfsel.

Page 477: aardrijkskunde - DBNL

TRAC]. 461

TRAIT.

Trace m. : Schets v., ontwerp. (Ontworpen)richting (van een weg).

Tracement m. : Het aftekenen, - ontwerpen.Tracer ov.w. : 1. Trekken, schetsen, aftekenen,afbakenen. 2. (f i g.) Voorschrijven. 3. Schrij-yen. 4. (fig.) Beschrijven, schilderen. - d'avance :Ijitstippelen. I onov.w. : (plantk.) Kruipen;spreiden.

Trach6e v. : Luchtpijp v. Ademhalingsbuisje(van insect); luchtvat (van bloem).

Trachee-artere v. (my. -8-s) : Luchtpijp v.Traeheen : Van de luchtpijp; met ademhalings-

buisjes.Traeheotomie v. : Luchtpijpsnede v.Tract m. : Tractaatje.Tractation v. : Onderhandeling.Tragoir m. : Afschrijfpunt. Vorentrekker.Traeteur : Voortbewegend, -trekkend. I m. : Motor

voorspanwagen m.Traction v. : Het trekken. Ilittrekking. Voort-beweging. - animale; -micanique: Dierlijke -; ma-chinale beweegkracht.

Tradition v. : Overlevering. Sage v.Traditionnel : Door overlevering voortgeplant.Traditionnellement : Volgens de overlevering.Tradueteur m. : Vertaler. I bv.nw. : Die weergeeft.Traduetion v. : Vertaling, overzetting; weder-gave v., uiting. Het uitwerken (stenogram).

Traduire : 1. (re cht) Overbrengen. - en justice: In rechten betrekken. 2. Vertalen. Uitwerken(stenogram). 3. (fig.) Uitdrukken 1 se - : Ver-taald worden, - kunnen worden. Zich openbaren.

Traduisible : Vertaalbaar.Trafie m. (spr. -fik) : 1. Handel m., verkeer.

-par vole d'avions : Vliegtuigverkeer. 2. Koop-warenvervoer (op spoor). 3. Onrechtmatige han-del, geknoei. - d'influence : Omkoopbaarheid.4. Handelsomzet m. 5. (nieuw) Verkeer, gebruikvan de weg.

Trafiquant m. : Handelaar.Trafiquer onov.w. : Handel drijven. Ongeoor-loofde voordelen behalen (met). Schacheren(in). I ov.w. : Verhandelen.

Tragedie v. : Treurspel. Tragische kunst v. Treu-rige gebeurtenis.

Tragedien m. : Treurspeler.Tragi-comedie v. (my. --comedies) : Blijeindendtreurspel.

Tragi-eomique (me. -comiques): Treurig-vrolijktragisch-comisch.

Tragique : 1. Van het treurspel. 2. (fig.) Droe-vig, noodlottig. 1 m. : Het tragische genre. Treur-speldichter. Het droevige. Prendre au - : Vande somberste zijde beschouwen.

Tragiquement : Op de manier van 't treurspel.Op noodlottige, jammerlijke wijze.

Trahir ov.w. : 1. Verraden. Misbruik makenvan. 2. Schenden, verloochenen. Breken (eed).Verklappen. Doen zien, verraden. Mes paroles onttrahi ma pens& : Mijn woorden hebben mijn ge-dachte niet juist weergegeven. 3. In de steeklaten, verijdelen. Slecht weergeven (schrijver). Ionov.w. : Verraad plegen.

Trahison V. : 1. Verraad. Crime de haute - :Hoogverraad. 2. Ontrouw v.

Traille v. : Gierpont v. Trawlnet.Train m. : 1. Groep m., koppel (dieren voor ver-voer) m. 2. (mi 1.) Trein m., tros m. - de siege :Belegeringsgeschut. 3. (Spoor)trein. - sanitaire: Hospitaal-. - special : Extra-. --poste : Post-,

mail-. (grap) Manquer -, rater le - : Achter't net vissen. 4. Houtvlot (- de bois). 5. Stoet m.,sleep m., gevolg (bedienden, rijtuigen). 6. Leven,geraas. Drukte op straat. 7. Gang m , tredAller bon - : Hard voortgaan. Aller grand - :Snel rijden. Mener bon -, - grand - Snel aan-rijden. Alter son petit - Op een sukkeldrafjevoortgaan. 8. (fig.) Loop m., gang (der din-gen). Au - dont it y va, it aura bientOt achevd: Als hij z6 voortgaat, is hij gauw klaar. Toutd'un - Aan een stuk door. Etre en - de faireqch Bezig zijn met iets. Etre en - Aan degang, flink aan 't werk zijn. Aller son - Zijngang gaan, voortgaan. Mal en - : Lusteloos.Le - du monde : 's Werelds beloop. - de vie :Levenswijs v. Le - journalier : Het dagelijkseleven. Mettre en - : Aan de gang brengen, -helpen; opgeruimd maken. Cela n'est pas dansle - Dat is niet in trek. Un homme dans le -

Een man op de hoogte van zijn tijd. 9. Gang(van uurwerk). 10. Sleep (vaartuigen; - debateaux) m. 11. Voor-, achterstel, voor-, achter-deel (van dier). Onderstel (van rijtuig, van kanon).- d'atterrissage : Landingsgestel (vliegtuig).

Trainage m. : Het slepen. - vervoer met sle-den. - slepersloon. - voortslepen van 't anker.

Trainant : Afhangend, slepend. Omgekeerd, sle-pend (vaandel, piek). (fig.) Langdradig.

Trafnard m. : Achterblijver. Talmer, draler.bv.nw. : Achterblijvend. SlepenI, vervelend.

Trafnasser ov.w. Slepende houtien. 4 onov.w.: Talmen.

Trafne v. : 1. Het slepen. Fiche d la - : 't Vissenmet 't sleepnet. 2. Sleep (aan japon) m. Sprok-kelhout. Bosweg m. ; valleitje. (f a m.) Het dralen.

Trafneau m. : (Arre)slede v. Rolwagentje.Trainee v. : 1. Streek v., streep v. Kruitloop(- de poudre) m. 2. Zetlijn v. 3. Het slepen.

Train-misere m. (my. onverand.) : Ongeluks-vogel, armoedzaaier.

Trainer ov.w. : 1. Voort-, mee-, wegslepen,voorttrekken. - l'aile : De vleugels laten han-gen. 2. Medeslepen, meesleuren. 3. Meebren-gen, -nemen. - une vie languissante : Een kwij-nend bestaan leiden. - apres soi : Ten gevolgehebben. 4. Slepende houden (zaak), rekken. -sa voix, ses mots : Op slepende toon spreken.onov.w. : 1. Zich voortslepen. 2. Neerhanrn,slepen. 3. Zwerven, op straat zwerven. ( g.)- partout, - les rues : Overal to vinden, ergalledaags zijn. 4. Kwijnen, zich voortslepen.Lang duren. Slepend, vervelend zijn. (f am.)Beuzelen, zeuren. Et que cela ne train pas! Schietwat op! n'a pas traind : Dat hebben ze gauwklaargespeeld. I se - : Zich met moeite voort-slepen.

Trafneur m. Sleper. Voortduwer ener slede.Achterblijver. - de sabre, - d'epee „Vechtjas".

Traire : (Draad)trekken. Melken. (f i g., f am.)Geld afzetten van.

I. Trait m. : 1. Het trekken. 2. Doorslag m., over-wicht (aan balans). 3. Het voorttrekken. Bete de- : Trekdier. 4. Voorzet (bij 't schaken) m. D'un-, tout d'un - : In eens. 5. Streng v., trekriemm. Bindtouw. 6. Schieten, schot. Gens-,hommes de- : (Boog)schutters. La portee du - : De schoots-afstand. 7. Phi m., werpspies v. Partir commeun - : Als een pijl uit een boog afgaan.

-de lumigre Lichtstraal m. 8. (fig.) Hatelijkheid,steek m. 9. Teug v., dronk m. 10. Streep v., trek

Page 478: aardrijkskunde - DBNL

462 TRANSGRESSION.TRAIT.

m. Lijn v. Dwain au - : Omtrektekening. -d'union : Verbindingsstreep. - brine : Stippel-lijn. 11. Penseelstreek v. 12. (Gelaats)trek m.C'est lui, - pour -: Dat is sprekend gelijkend.13.(fig.) Trek, bewijs. Un vilain - : Ben gemenestreek. 14. Trek, gebeurtenis. 15. Trek, schit-terende inval m., schone pleats (in boek) v. -d'esprit : Geestigheid. Manquer de - : Slap zijn.16. (mu z.) Snelle opeenvolging van noten. 17.Verhouding, betrekking. Avoir - a : Betrekkinghebben op.

II. Trait bv.nw. : Getrokken (goud, zilver).Traitable : Handel-. (s chei k.) Ontleedbaar.Traitant : Behandelend. I m. : Belastingpachter.

Slavenhandelaar.Traite v. : 1. (Doorvoer)handel m. - (des noirs)

:Slavenhandel. 2. In-, uitvoerrecht. 8. Wisselbriefm., traite v. Faire - sur : Trekken op. 4. Hetmelken. 5. Tocht m., zonder rusten afgelegdeweg m. D'une - : Aan 66n stuk door.

Trait() m. : 1. Verhandeling. 2. Verdrag. Over-eenkomst v. Vredesverdrag.

Traitement m. : 1. Behandeling. Mauvais - :Mishandeling. 2. Eerbewijzen. 8. Bezoldiging,wedde v. - de debut : Aanvangssalaris. 4. Behan-deling. Geneeswijze v., kuur v. En - : Onderbehandeling.

Traitor ov.w. : 1. (met en of comma) Be-handelen. 2. - de : Noemen; uitmaken voor.- d'egal (a egal) : Ale zijns gelijlie behande-len. - qn de baron : Baron spelen tegen iem.8. (Genees-, heelkundig) behandelen. 4. Trak-teren. 5. Onderhandelen over. Behandelen (on-derwerp). Bewerken. I onov.w. :I.. Te werk gaan.2. Behandelen, regelen. 8. Onderhandelen. 4.Tot onderwerp hebben, handelen (over = de). 5.Een restauratie hebben. Il traits bien : Men eetgoed bij hem. I se - : Zich (geneeskundig) behan-delen. Zich trakteren. Elk. behandelen. Behan-deld (kunnen) worden. - de voleurs : Elk. voordieven uitmaken. - Men : 't Er goed van nemen.

Traiteur m. : Gaarkok, restauratiehouder.Trattre m., -else v. : Verrader. Verraadster.(f am.) Valsaard. Prendre en - :Verraderlijkovervallen. 1 bv.nw. : Verraderlijk, trouweloos.(sp or t) Unfair. Pas un - mot : Geen stom woord.

Traltreusement : Verraderlijk.Traltrise v. : Verraderlijke streek m.Trajan m. : Trajanus (Rom. keizer).Trajeetoire V. : Baan v. (meetk.) Kogelbaan.Trajet m. : Af te leggen afstand m., overtocht m.;refs v.; afgelegde weg m.

Tralala m. : Lawaai. Un grand - : Een grote uit-haalpartij v. Engrand-: Met zijn bests bullen aan.

Trame v. : Inslag (aan stof) m. (fig.) Dread m. Le-vensdraad. Komplot. Opzet (van toneelstuk) m.

Tramer : 1. Inslaan, inschieten. 2. (fig.) Sme-den, beramen. I se - : Ingeslagen -. Beraamdworden. Il se frame geh : Er brouwt wat.

Tramontane V. : 1. Poolster v. Perdre la - :(fig.) De kluts kwijtraken. 2. Noordenwind m.

Tramway m. (spr. trammwe) : Tram v.Tranehant : Snijdend. Scherp. (fig.) Doortas-tend. Scherp, bits (woord). Schreeuwend (kleur).Beslist. I m. : Suede v., scherp (van mes). A deux-8, a double - : Tweesnijdend.

Tranche v. : 1. Snede v., sneetje. 2. Snede (van boek).8. Muntrand m. Kant m., rand. 4. Snijbeitel m.

Traub:* v. : Uitgraving, groef v., gat. Loop-graaf v. Des -a : Snijdingen in 't lijf.

Tranehelard m. : Groot keukenmes.Trancher ov.w. : 1. Af-, (door)snijden (ookfig.). 2. (fig.) Een einde maken aan, doorhak-ken. - le mot, le - net : Er geen doekjes om win-den. - la question : De knoop doorhakken. 8,Scherp van elk. scheiden. Couleurs -chess : Scherpafstekende. I onov.w. : 1. Snijden. 2. Beslist spre-ken. 8. Zich uitgeven voor; uithangen. 4. - sur,avec : Afsteken tegen.

Tranehet m. : Ledersnijmes, snijbeitel m.Tranchoir m. : Snijplank v.Tranquille (spr. -kite) en -ment (spr. -kil-man) : 1. Stil, rustig. Bedaard. 2. (fig.) Gerust.

Tranquilliser (spr. -kili-) : Geruststellen, doen. bedaren. 1 se - : Bedaren.Tranquillité v. (spr. -kili-) : Stilte, kalmte. Ge-rustheid. - d'dme : Gemoedsrust.

Transaction v. (spr. tranzak-) : 1. Schikking,vergelijk. 2. Verdrag. 8. -8 commerciales : Zaken.

Transalpin (spr. tranzal-) : Aan gene zijde der-; door de Alpen.

Transatlantique (spr. tranzatl-) : Aan gene zijde vande Atlantische Oceaan. Train - : Boottrein m. Im. : Grote stoomboot op Amerika v. Dekstoel m.

Transbordement m. : Overscheping, -lading. 't Over-stappen (reizigers).

Transborder : Overbrengen, -laden, laten over-stappen.

Transbordeur m.: Luchtbrug (pont -) v. Rollendplatform. Bateau - : Ferryboot v., pont v.

Transcaspien : Aan gene zijde der KaspischeZee gelegen.

Transeendance V. : Voortreffelijkheid.Transcendant : Voortreffelijk, verheven. Ho-gere (gebogen vlakken; bovennatuurkunde).Bovenzinnelijk.

Transcendantal : (wij sb.) Op a priori vastge-stelde wetten gegrond. Bovenzinnelijk.

Transcripteur m. : Overschrijver.Transcription v. : Het overschrijven. Afschrift.(m u z.) Bewerking, zetting.

Transcrire : Over-, afschrijven. (mu z.) Be-werken, zetten.

Transe v. : Grote angst m. Stadium van helder-ziendheid (medium), trance v.

Transept m. (spr. -septe) : Kruisbeuk m., -vleugel m.Transférement m. : Overbrenging.TransfOrer : Overbrengen; verplaatsen. (r echt;handel) Overdragen.

Transfert m. : Overbrenging; verplaatsing. (r e c ht;handel) Overdracht v. Transfer o., valuta-over-draging.

Transfiguration v. : Verandering van gestalte,herschepping. Verheerlijking (van Jezus).

Transfigurer : Veranderen (van gestalte). I Se- : Verheerlijkt worden (Jezus).

Transformation v. : Gedaanteverwisseling. Ver-andering. Herleiding.

Transformer : Vervormen, veranderen.Transformisme m. : Darwinisme.Transformiste m. : Aanhanger der leer van Darwin.Kunstenaar die verschillende personen voorsteltdoor snel van grime en kleding te verwisselen.

Transfuge m. : Deserteur, overloper.Transfuser : Overgieten; -tappen (bloed).Transfusion v. : Overgieting; -tapping (bloed).Transgresser : Overtreden.Transgresseur m. : Overtreder.Transgression v. : Overtreding, inbreuk v.(aardk.) 't Buiten de oevers treden (zee).

Page 479: aardrijkskunde - DBNL

463 TRAVAILLER.TRANSI.

Trans' : Verstijfd, verkleumd. (fig.) Koel.Transiger (8pr. tranzi-) : Een schikking treffen.

(fi g.) Schipperen.Transir onov.w. (spr. -sir) : Verstijfd zijn, verkleu-men. I ov.w. : (Doen (verstijven, doen verkleumen.

Transit m. (spr. tranzite) : 1. Doorvoer m., -han-del m. 2. Vervoer.

Transitoire (spr. tranzi-) : Doorvoer-.Transiter (spr. tranzi-) Doorvoeren (goederen).Transitif (spr. tranzi-) : (t a alk.) Overgankelijk.(wij s b.) Naar buiten werkend. (a ar d k.) Eenovergang vormend.

Transition v. (spr. tranzi-) : Overgang m.Transitivement (spr. tranzi-) : (taalk.) Over-

gankelijk.Transitoire en -ment (spr. tranzi-) : Vergan-kelijk, voorbijgaand. Voorlopig.

Transjuran (8-pr. transeju-) : Aan gene zijde vanTranslater : (oud) Vertalen. [de Jura.Translateur m. : (oud) Vertaler.Translatif : (r e cht) Overdragend, van over-dracht (acte).

Translation V. Overbrenging, vervoer. Over-plaatsing. (r e c h t) Overdracht v. (o u d) Vertaling.

Translueide : Ondoorzichtig.Translucidite v. : Ondoorzichtigheid.Transmetteur : Overbrengend. m. : Spreektoestel;

doorzendtoestel.Transmettre : 1. Overbrengen, -dragen, -geven.-zenden. Doen toekomen. 2. Voortplanten. 3.(r e c h t) Overdragen. 4. Doorseinen.

Transmigration v. : Land-. Zielsverhuizing.Transmigrer : Verhuizen.Transmissibilite v. : Overdraagbaar-. Over-erflijkheid.

Transmissible : Overdraagbaar. Overerflijk.Transmission v. : 1. Overdragen, overdracht v.- des pouvoirs : Overdracht. 2. Overbrenging.Courroie de - : Drijfriem m. 3. Voortplanting(ziekte). 4. Doorseining.

Transmuable : Voor omzetting vatbaar.Transmuer : Omzetten, veranderen.Transmutabilite v. : Veranderbaarheid.Transmutation V. : Omzetting, verandering.Transmuter : Omzetten.Transparence v. : Doorzichtigheid. Dunheid.Transparent : Doorzichtig. (fig.) Gemakkelijkto begrijpen. I m. : Transparant (dik papier metlijnen; geoliede tekening met licht).

Transporter : Doorboren, -steken. (fig.) Trans-peed : Doornat.

Transpiration v. : Ultwaseming, zweting.Transpirer : Uitwasemen, zweten. (fig.) Rucht-baar worden, uitlekken.

Transplantation v. : Ver-, overplanting. Over-plaatsing.

Transplanter : Ver-, overplanten. VerplaatsenTransport m. : 1. Vervoer. Overbrenging. Fairedes -s Zich met vervoer belasten. Frais de

-: Vracht v. Terrains de : Aanslibbing. 2. Trans-port-, vrachtschip. 3. (recht) Reis (van ambte-naar) v. 4. Vrachtwagen m. 5. (r e cht) Over-dracht (van een recht) v. 6. (fig.) Hevige driftv. Opgewondenheid. Geestdrift, opgetogenheid.- d'amour Liefderoes m. - de joie : Opgeto-genheid. 7. (g e n e e s k.) LT1hoofdigheid, vlaagvan waanzin (- au cerveau) v.

Transportable : Vervoerbaar.Transportation v. : Intbanning buiten hetvasteland van Frankrijk, deportatie v.

Transporter : 1. Vervoeren, overbrengen. (r e c h t)Uitbannen buiten Frankrijk, deporteren. 2. Ver-plaatsen. - sur la scene : Op 't toneel brengen.3. (r e c h t) Overdra gen. 4. (fig.) In verrukkingbrengen. -U de joie : Buiten zichzelf van vreugde.I se - : Zich begeven. • verplaatsen (in de geest).Opstuiven.

Transporteur m. : Transportkabel (- airien) m.Aanvoerdoek.

Transposable : Verplaatsbaar; omzetbaar.Transposer : Omzetten; verplaatsen. Verkeerdplaatsen. (muz.) In een andere toonaard over-zetten, transponeren.

Transposition v. : Omzetting, verplaatsing. Ver-keerde plaatsing. (muz.) Overbrenging in eenandere toonaard, transponering.

Transrhenan, -e : Over de Rijn gelegen.Transsubstantiation v. : Omzetting van brooden wijn in vlees en bloed van Jezus.

Transsubstantier : In vlees en bloed vanJezus omzetten.

Transsudation v. : Doorzweting.Transsuder onov.w. : Door-. I ov.w. : Uitzweten.Transvalien : Transvaals. -valer.Transvasement m. : Overgieting, -tapping.Transvaser : Overgieten, -brengen.Transversal : Dwars, -liggend.Transversale V. : (w i s k.) Dwarslijn v.Transversalement : Dwars.Transverse : Dwars, schuin.Transylvain : Zevenbergs. -er.Transylvanie v. : Zevenbergen.Trantran m. : Sleur m., gangetje.Trapeze m. : Trapezium. Zweefrek.TrapOzien : Van het trapezium.Trapezoidal : In de vorm van een trapezoids.Trapezolde m. : Vierhoek waarvan de zijdenschuin op elk. staan m.

Trappe v. : Val v., wolfskuil m. Valkuil. Val-deur v. Luikgat. Trappistenklooster, -orde v.

Trappeur m. Pelsdierjager, trapper.Trappiste m. : Monnik der Trappistenorde.Trapu : Ineengedrongen, kort en dik.Traque v. : Mop-, drijfjacht v.Traquenard m. : Halve tel of drieslag in. Halve-telganger. Val v. (fig.) Strik m.

Traquer : Doorzoeken, een drijfjacht houden in.(fig.) Omsingelen. Nazitten.

Traqueur m. : Drijver.Traumatique : Van wonders, woad-.Travail m. : 1. (my. travails) Nood-, hoefstal m.2. (my. travaux; in alle andere betekenissen even-eens) Inspanning. Barensneod (- d'enfant) m.Werk, arbeid m., het werken. Sans -; Werkeloos.4. Werk, voortbrengsel. - a la piece, - a la tdcheStukwerk. - a la journ4e : Loonwerk. Un beau- d'orfevrerie : Een mooi stuk goudsmidswerk.5. (mil.) Schans-, vestingwerk. 6. Letterkundigwerk. 7. Verslag. Artikel. 8. Onderneming, daadv. 9. Be-, afwerking. 10. (natk.) Arbeid.

Travailler ov.w. : 1. Plagen, kwellen. Bewer-ken, ophitsen. Afrijden. Vervalsen (wijn). 2.Bewerken. Zorgvuldig bewerken, vijlen. IJverigbestuderen. (fig.) Un jeu de mots travailld :Een gezochte woordspeling. I onov.w. : 1. Wer-ken (schip, touw); in werking zijn, werken;gisten; beklemd zijn (borst); barsten (muur);verschieten (kleur). 2. Arbeiden, werken. -pour; - contre qn : Iem. bevoordelen; - benadelen.3. Rente afwerpen. Faire - son argent : Zijn

Page 480: aardrijkskunde - DBNL

464 TR]SOR.TRAVAILLEUR.

geld niet renteloos laten liggen. 1 se - : Zichkwellen, - moeite geven. Bewerkt worden. -l' esprit : Zich 't hoofd breken.

Travailleur m. : Werkman. Werker. 1 bv.nw. :Arbeidzaam.

Travailliste : (Lid) der arbeiderspartij.Tray& v. : Vak; brugligger; tussenruimte v.

- d'une eglise : Bovengalerij v.Travers m. : 1. Dwarse middellijn v. - de doigt: Vingerbreedte. 2. (zee v.) Zijde (van schip) v.8. Kanontouw. Harst m. 4. En - : Dwarsover,overdwars. (fig.) En - de la gorge, - du eceur: Dwars in de maag. Se mettre en - de : Dwars-bomen, zich verzetten tegen. A - : (Dwars) door,doorheen. Au - de : (Dwars) door, door .... heen.5. Scheefte, schuinte, het afwijkende. De - :Schuins, scheef, van ter zijde; (fig.) verkeerd.Regard de - : Schuine blik; scheel oog. Prendrede - : Verkeerd opvatten. Regarder de - : Vanter zijde aanzien; (fig.) met verachting neerzienop. Esprit de - : Dwarskop. 6. Verkeerdheid; grilv. Donner dans un - : Verkeerd handelen.

Traverse V. : 1. Korte binnenweg (chemin de) m. De - : (in samenst.) Dwars-, zij-. 2.

(fig.) Zij-, omweg m. 8. Dwarsstuk, -lijst, -balk m.Dwarsligger (- de chemin de ter). Dwarsstreep v.4. (f i g.) Beletsel. Venir -, se jeter -, se mettre a la -de : Tussenbeide komen.

Traverse v. : Overtocht m. Reis (dwars door) v.Traverser : 1. Doorreizen, -trekken; gaan -,stromen door, doordringen. - l'esprit : Door 'thoofd gaan; opkomen (gedachte). 2. Beleven. 3.Dwars liggen op. 4. (fig.) Verhinderen, dwars-bomen. 5. Dwars plaatsen, kippen (anker).

Traversier : Dwars-.Traversin m. : 1. Dwarshout, -balk m. 2. Peluw v.Travesti m. : Door een vrouw gespeelde mans-

rol v. Kieren daarvoor.Travestir : 1. Verkleden. Bal travesti : Soort ge-costumeerd bal. 2. Anders inkleden. - la veriti :Liegen. 8. (let t er kJ In koddige vorm om-werken.

Travestissement m. : 1. Verkleding, vermom-ming. 2. (let t erk.) Koddige omwerking. 3.Verdraaiing (waarheid).

Trayage m. (spr. tre-yaje) : 't Melken.Trebuchant : Struikelend. Volwichtig (munt).Trebuchement m : 't Struikelen.Trebucher : 1. Omvallen. 2. Struikelen. (fig.)Een misstap begaan. 8. Doorslaan (balans).Volwichtig zijn (geldstuk).

Trebuchet m. : Vogelknip v. (Goud)schaaltje.'heftier : Tot draad trekkers.Trefilerie V. : Draadtrekkerij. -trekbank v.Treftleu m. : Draadtrekker.Trefie m. : 1. Kiaver v., -blad. - a quatre : Klaver-

vier. 2. Klaverbladvormig sieraad.(s p el) Klaveren.Trefie : Klaverbladvormig.Trefonds m. : Ondergrond m. (fig.) Het ver-borgenste. Le fonds et le - : Alle hoekjes engaatj es.

Treillage m. : Tralie-, latwerk.Treillager : Met traliewerk voorzien.Treille v. : Prieel (met wijngaardloof). Wijn-stokken tegen latwerk m. Wijngaard m.

Treillis m. : Tralie-, latwerk. Glanslinnen, dril o.Treillisser : Ale traliewerk bewerken. Betralien.Treize : 1. Dertien. Il ne s'en trouve pas - a ladouzaine : Zulke zijn er niet veel. 2. Dertiende.1 m. : Dertien. -de dag m.

Treizieme : Dertiende.Treiziemement : In de dertiende plaats.Trema m. : Deelteken.Tremblaie v. : Bos van ratelpopulieren.Tremble m. : Ratelpopulier m., esp m.Tremble : Golvend; bevend, beverig; trillend.Tremblement m. : 1. Beving, rifling. - de tern :Aardbeving. 2. Gevoel van vrees. 3. (f am.)Rommel m. Herrie v. 4. (muz.) Triller.

Trembler : 1. Beven, tillers. Beangst zijn. - lafievre : Van koorts rillen. 2. (m u z.) Trillen.

Trembleur m. : Bever. Kwaker. Durfniet.Trembleuse v. : Electrische schel.Tremblotement m. : Lichte siddering, trilling.

Gedans (van licht).Trembloter : Licht sidderen. Dansen (licht).Tremiére : Rose - : Stokroos v.Tremolo m. : Trifler (op edn noot).Tremoussement m. : Hevige beweging, ge-dans en gespring. - d'ailes : Geklapwiek.

Tremousser (se) : Zich vlug bewegen; klap-wieken ; huppelen.

Trempage m. : 't Bevochtigen. - doorweken.Tromp° m. : 1. Het vochten. Mise en - : Wekingin zuur water; het in de week zetten. 2. Hetharden (van staal). 3. Hardheid. 4. (fig.) Krachtv. Les gene de sa - : Mensen van zijn (stevig)slag.

Trempe : 1. Doornat. 2. Gehard, geestkrachtig;degelijk. Fortement - : Onbuigzaam.

Trempee V. : Weking. (yolk) Pak slaag.Tremper ov.w. : 1. Met water aanlengen. 2. Be-vochtigen, weken, indopen. Soppen (in). 8.Harden (staal). 4. (fig.) Kracht geven aan. 1onov.w : 1. Weken, in vocht liggen, - staan. 2.(fig.) Medeplichtig zijn.

Trempette v. : indoping van brood. Sneetjebrood om in to dopen. Faire une -, - la - : Eenbad nemen.

Tremplin m. : Springplank v. Verkiezingsleus v.(f i g.) Servir de - a : Begunstigen.

Trentaine v. : Dertigtal. - Jaren.Trente : 1. Dertig. 2. Dertigste. 1 m. : Dertig,Le - et un, le - et quarante : Zeker kaartspel.Se mettre sun son - et un : Zich op zijn Paas-best kleden. 1 v. : Trient, Trente.

Trentenaire : Dertigjarig. 1 m. : -e herinnerings-dag m.

Trente-six : Zes en dertig. (fig.) Een bele boel.Trentieme (spr. -tyeme) : Dertigste.Trepan m. : Steen-, aardboor v. Schedelboor.Operation du - : Schedelboring.

Trepanation v. : Schedelboring.Trepaner : Met de schedelboor opereren.Trepas m. : Dood m. Allen de vie a - : Overlijden.Trepasser : Sterven, overlijden. Fete des trepas-see : Allerzielen (2 Nov.).

Trepidation v. : Beving, trilling. Schudding.Trepider : Schudden. Beven. Denderen.Trepied m. : Drievoet m.Trépignement m. : Getrappel, gestampvoet.Trepigner : Trappelen. stampvoeten.Tres : Zeer, erg. Le T- Haut : De Allerhoogste.Tresor m. : 1. Schat m. (kerk) Verzameling

kostbare kerkvoorwerpen. Arehief. 2. Schatkist(- public) v. Bon du - : Schatkistbiljet. Obli-gation du - : -promesse v. 3. Schatkamer v. Kluisv., safe. 4. Groot geleerd werk, thesaurus m.,encyclopedie v. 5, (fig.) Schat, sets kostbaars.Schatje, Reveling.

Page 481: aardrijkskunde - DBNL

TR1SORERIE. 465 TRIPAILLE.

Trêsorerie v. : Schatkamer v. Ministerie vanfinanci6n. Kantoor van een agent daarvan. Schat-meesterschap. -swoning. Kastoestand m.

Tresorler m. : Schat, Penning-. Betaalmeester.TrOsoriére V. : Schat-. Penningmeesteres.Tressaillement m. : Huivering, rilling.Tressaillir : Rillen, huiveren.Tressauter : Opspringen.Tresse v. : Vlecht v., tres v. Staart (Chinees) m.Tresser : Vlechten.Tresseur m. : Vlechter. Haarvlechter.Trêteau m. : Schraag v., bok m. Les —x : 't To-neel van kluchten en kwakzalversvertoningen;(f a m.) het toneel, de planken; stellage v. Moniersur les —x : Acteur worden.

Tamil m. : Lier y., windas o.Trine v. : 1. Wapenstilstand m. — de Dieu : Gods-vrede m. 2. (fig.) Rust v., verpozing. Faire —(1 : Ophouden met. — de . ../ Houd op met . . .1Ni — ni repos : Rust noch duur.

Trilves V. : Trier (in de Rijnprovincie).Tri m. : 1. Het uitzoeken, - sorteren. Faire le— de : Sorteren. 2. Soort omberspel.

Triacleur m. : Kwakzalver. Praatjesmaker.Triade v. : Drietal.Triage m. : Het uitzoeken, - sorteren, • schiften.

{dare de — : Rangeerstation.Triangle m. : Driehoek m. (muz.) Triangel m.Triangulaire : Driehoekig.Triangulation v. : Aarddriehoeksmeting.Tribord m. : Stuurboord.Tribu v. : Starr m. Tribes (der Rom.) m.Tribulation v. : Wederwaardigheid, beproeving.Tribun m. : Tribuun, hoofdman (— des soldats).

Volkstribuun.Tribunal in. : 1. Rechterstoel m. Rechtbank v.

Gerecht. 2. (fig.) Vierschaar v.Tribunat .m. : Waardigheid van tribuun, Tri-bunaat (Frankrijk, 1799).

Tribune V. : 1. Spreekgestoelte, 2. Galerij v.,tribune v. (Ka th.) Koorgalerij, zangkoor.

Tribut m. : Schatting, cijns m. Belasting. Tol m.(fig.) Payer le — d : Huldigen, erkennen; detol betalen aan.

Tributaire : Schat-, cijnsplichtig. (fig.) Afhan-kelijk. Courts d'eau — : Zijrivier v.

Triear m. : Motordriewieler in.Trieentenaire : Driehonderdjarig. I m. : -e ge-

denkdag in.Triceps m. (spr. -apse) : Driehoofdige arm- (-brachial) of beenspier (— femoral) v.

Tricher onov.w. en ov.w. : Bedriegen, bedotten(bij 't spel). (f a m.) Bedriegen.

Trieherie v. : Bedriegerij bij 't spel. Bedotterij.Trieheur in. : Bedrieger, valsspeler.Triehine v. : (spr, trichine of trikine) : Trichinev. Varkensworm m.

Trieline en -elinium in. (spr. -Omm) : (gesch.)Eetkamer met 3 aanligbedden v.

Tricolor m. : (plan t k.) Duizendschoon, drie-kleurige amarant. - anjelier v.

Tricolor° : Driekleurig, I m. : De Franse drie-kleur v.

Tricorn : Driehoornig, -hoekig. I in. : Steek m.Tricot m. Breiwerk; -kous v. Gebreid goed. Het

breien. Faire du — : Brelen.Tricotage m. : Het breien. Breiwerk.Tricoter onov.w. : Trippelen. I ov.w. : Breien.

Kloppen (kant).Trieoteur m., -euse v. : Breier. Breister. Brei-

GALLAS, Frans Schoolwoordenboek. *

machine. -mand v. (g e s ch.) Vrouw die tijdensde Revol. breiend de vergaderingen bijwoonde.

Trietrae m. (spr. triktak) : Getikkel (dobbelstenen).Geschreeuw (jagers). Verkeer-, triktrakspel.

Tricycle in. : Driewielig rijtuig; driewieler.Trident m. : Drietand in. (fig.) Oppermachtter zee v.

Tridi m. : Derde dag der Republ. decade (Rep.kalender 1792) m.

Trikire : Drievlakkig.Triennal (spr. triMal) : Driejarig, 3 jaar durend,

voor 3 jaar benoemd.TriennalittS v. (spr. trienali-) : Driejarigheid.Triennat in. (spr. triena) : Driejarige ambtsbe-kleding. Tijdvak van drie jaar.

Trier : Uitzoeken, uitlezen, sorteren. — sur le volet: (fig.) Met zorg uitkiezen.

Triglyph° m. : Driekloof v., -snede v.Trigone : Driehoekig. -zijdig.Trigonometrie V. : Driehoeksmeting.Trigonomètrique : Van de driehoeksmeting.Trilateral : Driezijdig.Trilatére : Driezijdig. I m. : Driehoek in.Trilingue : Drietalig.Trille tn. (spr. trite of triye) : (muz.) Triller in.ThIlion ra. (spr. trilyon) : Millioen maal mil-lioen, biljoen.

Trilobe : (plant k.) Drielobbig.Trilogie v. : Vereniging van drie bij elk. be-horende treurspelen of opera's.

Trimbalage in. : Het hc!en en weer slepen.Trimbalement m. : Het heen en weer slepen.

- „gezeul" ; 't rondleiden; 't voortsjouwen.Trimbaler : Heen en weer slepen; zeulen; rond-

leiden ; voortsjouwen.Trimensuel : Driemaal per maand verschijnend.Trimer : (fam.) Zich afbeulen (voor niets).Trimestre m. : Kwartaal.Trimestriel : Driemaandeliiks.Trimeur m. : Ploeteraar, werkbeest.Trimoteur by. nw. en m. : Driemotorig (vliegtuig).Tringle V. : Stang v., lat v., (gordijn)roede v.Trinitaire m. : Drieeenheidsbelijder.TrinitO v. : Drieeenheid, -vuldigheid. Drieeen-heidsdag (fête de la T-; de eerste Zondag naPinksteren) in. Trinidad (ell.).

TrinOme m. : Drietermige grootheid.Trinquer : Klinken, aanstoten. (f am.) Slaagoplopen. Op zijn ziel krijgen.

Trinquet m. : (zeev.) Fokkemast m. Kluiffok v.Trinquette v. : (zeev.) Kluiffok v.Trio m. : Muziekstuk voor drie stemmen of drieinstrumenten. Drietal, trits.

Triolet m. : 1. (1 e tt e r k.) Drieklankdicht.(m u z.) Driedelige notengroep m., triool v. 2.Witte klaver v.

Trlomphal : Tot een zegepralende intocht be-horend, triomf-, zege-. (fig.) Zegepralend.

Triomphalement : In triomf, triomfanteliik.Triomphant : Zegevierend. Prachtig. Stralendvan trots.

Triomphateur in. : Zegevierend veldheer. Over-winnaar. I by.nw. : Zegevierend. Vergenoegd.

Triomphe m. : Zegevierende intocht in., zege-tocht rn. Overwinning. Reden tot trots v. i v. :(o ud) Troef v. -spel, triomfspel.

Triompher : Een zegevierende intocht houden.Een overwinning vieren. Zegevieren. Trots zijnop 't succes. — de : Overwinnen; to boven komen.

Tripaille V. : (fam.) Hoop ingewanden m.

30

Page 482: aardrijkskunde - DBNL

466 TRONQUER.TRIPARTI.

Triparti en -ite : In drie6n verdeeld.Tripe v. : 1. Darm m., ingewand. 2. Pens (der

herkauwers, als voedsel) v. (Eufs 4 la : Hardeeieren in schijfjes met uiensaus. 3. Binnenwerk(sigaar). 4. Tripp, -fluweel (-8 de velours).

Triperie V. : Ingewandenwinkel m. -handel m.Triphtongue V. : Drieklank m.Tripier m. : Afval-, pensverkoper.Triple : Driedubbel, -voudig. Driemaal zo groot.

En - exemplaire : In triplo. I m. : Drievoud. Plieen - : In drieen gevouwen.

Triplement : Drievoudig. -dubbel• Idriedubbeling.

Tripler ov.w. : Verdriedubbelen. onov.w Drie-dubbel worden.

Triplette v. : Fiets met drie plaatsen v.Triplicate m. : Afschrift in triplo.Triplice V. : Drievoudig verbond.TriplieittS V. : Drievoudigheid.Tripoli m. : 1. Tripolis (stad). 2. Poetsgoed, tri-pelaarde v.

Trip°lir : Met poetsgoed polijsten.Tripolitain Bewoner van Tripolis.Tripolitaine V. : Gebied van Tripolis.Tri-porteur m. : Bestellers-driewieler.Tripot m. : Speelhuis. Danshuis, knip v.Tripotage m. : Gemors. Zwendelarij. Kuiperij.Tripoter onov.w. : Morsen. Snuffelen. Zich met(beurs)zwendel bezighouden. Scharrelen. Kuipen.

ov.w. : Bevuilen, verfomfaaien.Tilpoteur m. : Knoeier. „Gokker". Konkelaar.Tripotier m. (spr. -ty6) : Kuiper, intrigant. Hou-

der van een speel- of danshuis. Knoeier.Triptyque m. : Triptiek (schilderij op 3 plan-ken) v., drieluik. Triptiek (autobewijs voor 'tbuitenland) v.

Trique v. Knuppel m.Trireme v. : Gales met drie Nen roeiers v.Trisaleul m. : Overoudgrootvader.Trisaleule v. : Overoudgrootmoeder.Trisannuel Driejaarlijks.Triseeteur (spr. trissek-) : In drie delen ver-delend.

Trisection (spr. trissek-) v. : Verdeling in dries n.Trisser : Driemaal (laten) herhaien.Tris(s)yllabe m. (spr. -silabe) Drielettergrepigwoord.

Tris(s)yllabique (spr. -sila-) Drielettergrepig.Triste : 1. Treurig, bedroefd, somber. - d fairepleurer : Om bij to huilen. 2. Bedroevend. On-gelukkig. 3. Triestig, somber. Donke y. 4. Ellen-dig, jammerlijk, armzalig.

Tristement : Treurig, bedroefd. jammerlijk.Tristesse V. : Droef-, treurig-, vervelendheid.Triton m. : Zeegod. Horenschelp (conque de -)v. Watersalamander m. Duikerstoestel.

Triturable Fijnwrijfbaar. (fig.) Plooibaar.Trituration V. : Fijnwrijving, -stoting.Triturer : Fijnwrijven, malen (voedsel). (f i g.)Flink bewerken.

Triumvir m. (spr. triommvir) Drieman.Triumvirat m. (spr. triommvira) : Driemanschap.Trivelin m. : 1. Hansworst m. 2. Wortelste-ker (werktuig van tandarts).

Trivial en -ement : Overbekend, afgezaagd.Gemeen, plat.

Trivialite v. : Overbekend-, afgezaagd-. Ge-meen-, platheid.

Troe m. (spr. trek) : Ruffling, verwisseling. Com-merce de - Ruilhandel m.

Troehalque (spr.troka-):Uit trochae6n samengesteld.Trochee m. Trochaeus (voet van een lange eneen korte lettergreep) m.

Troehet m. Vruchtbloembundel m.Trogne m. : (plantk.) Liguster (- vulgaire) m.Troglodyte m. : Holbewoner. Chimpanse. Tuin-koning (vogel). - mignon; Winterkoninkje.

Trogne v. : Tronie v. Dronkemans-.Trognon m. : Klokhuis. Stronk m.Troie v. : Troje.Trois : 1. Drie. Et de - : Da's de derde maal.2. Derde. I m. : De derde (dag m.).

Trois-Etoiles : M. - : Mijnheer X.Troisiême : Derde. I m. : Derde man. - verdieping.Troisiêmement : In de derde plaats.Trois-mats m. (my. onverand.) : Driemaster.Trois-quarts m. (mv. onverand.) : Grote viji.

- coupe m.Tr8le v. : Verkoop van eigengemaakte waren m.Tr8ler ov.w. Overal meeslepen. I onov.w. :Rondlopen. Eigengemaakt werk verkopen.

Trolley m. (spr. trolh) : Stroomafnemer.Trombe v. : Hoos v. En - Als een wervelwind.Tromblon m. : Donderbus v. Van boven breeduitlopende hoed (chapeau -) m. Wijde mondvan een luidspreker m.

Trombone m. : Bazuin v., -blazer.Trompe v. : 1. Trompet. Publier 4 son de - : Tilt-bazuinen. 2. Jacht-, waldhoorn m. 3. Signaal-hoorn. 4. Slurf v., snuit m. - d'Eustache :Eustachische buis (in oor) v. 5. Tromgewelf.

Trompe-1'o9i1 m. (my. onverand.) : Oogbedrie-ger (schilderij). (fig.) Bedriegelijke schijn m.

Tromper : 1. Bedriegen. 2. Misleiden. C'est cequi vous trompe Daarin juist vergis je je. 8.Niet beantwoorden aan, teleurstellen. - l'attente:Tegenvallen. 4. Verschalken. Ontduiken. 5. Ver-drijven (verveling); doden (tijd); verzetten(teed); afleiding zoeken voor (smart). - sa fain :De eerste honger zien to stillen. I Se : Zichvergissen. Ne vous y trompez pas : Pas goed op. Seressembler 4 s'y - : Sprekend op elk. gelijken.Se - sur qn : Zich in tem. vergissen.

Tromperie V. : Bedriegerij, misleiding.Trompeter ov.w. Laten bekendmaken door dentrompetter. Uitbazuinen (o ok fig.). I onov.w. :Op de trompet blazen. Krijsen.

Trompette v. : 1. Trompet v. Nez en - : Wip-neus. Queue en - Krulstaart. (fig.) Sonner la

: Veel ophef maken. A gene de village - debois : leder volgens zijn stand. - a clefs; -pistons : Klep-; schuiftrompet. 2. (fig.) Uitba-zuiner. Schreeuwer. 3. Trompetvogel (oiseau -)m. 4. Trompetspeler (mil.) Hoomblazer.

Trompeur m. : Bedrieger. I bv.nw. : Bedriegelijk.Trompeusement : Op bedrieglijke wijze.Trone m. (spr. Iron) : 1. (Boom)stam m. 2. (fig.)Stam (van familie) m. 3. Stam (van ader ofslagader). 4. Romp m. Borststuk (insect). 5. -de colonne Onderste deel van een zuilschacht.- de prisme : Afgeknot prisma. 6. Bus v., arm-bus, offerblok. Bus voor fooien. Collectebus.

Tronche v. : Dikke stomp m.Tronchet m. Dik blok.Troncon m. : Stomp m. Moot v. Stuk, brok.Tronconner : In moten, - stukken snijden.TrOne m. : Troon m. Zetel m.TrOner : Ten troon zitten. (fig.) Heersen.Tronquer : Afknotten. Verminken (beeld, tekst,telegram). (fig.) Besnoeien, verknoeien.

m. : Ver-

Page 483: aardrijkskunde - DBNL

TROP. 467 TSAB1WICH.

Trop : Te veel, - zeer, al te, te. I m. : Teveel, over-maat v. C' en est - : Dat gaat te ver. Its sont - :Er zijn er te veel. De -, en - : Te veel. Votes n' etespas de - : Gij kunt wel hier blijven. Je ne sans- comment : Ik weet niet recht hoe. Par - : Al te(zeer). Cela n' est pas - sfir : Dat is niet zo heelerg zeker.

Trope m. : Figuurlijke uitdrukking.Trophêe m. : 1. Zegeteken, trofee v. (dichtk.)Overwinning. 2. Wapenrek.

Tropical : Tropisch, van de keerkringen.Tropique m. : Keerkring m.Tropologie v. : Leer der figuurlijke uitdruk-kingen v., tropenleer. Beeldrijke teal v.

Trop-plein m. : 1. Overvloed m. 2. Hulpreser-voir. 3. (fig.) Overmaat v.

Troquer : (Ver)ruilen. - son cheval borgne contreun aveugle :Van de regen in de drop komen.

Troqueur m. : Ruiler, ruilebuiter.Trot m. : Draf m., 't draven. Alter au - Dra-ven. (fig.) Au - : Vlug, met liver.

Trotte v. : Eindweegs, loop m.Trotte-menu (my. onverand.) : Trippelend.Trotter onov.w. : 1. Draven. Trippelen (muss).2. (fig., f am). Lopen, draven. Cela me trottepar la ttte Dat maalt mij in 't hoofd. Laisser -sa plume : Er maar op los schrijven. 1 ov.w. :Laten draven. 1 se - : 'm Smeren.

Trotteur m. Draver.Trotteuse V. : Voetvrije rok (jupe -) m. Rosmolen

waarin een paard ronddraaft m.Trottin m. : Loopjongen, -meisje.Trottiner : In korte draf lopen. Trippelen.Trottinette V. : Autoped.Trottoir m. Verhoogd voetpad.Trop m. : 1. Gat, opening, holte; oog (naald).

Faire un - pour en boucher un autre : Nieuweschulden maken om oude of te betalen. -a depetite verole : Pokputjes. - d'homme : Mangat(in stoomketel). - d'eau : Wak. Il n'a rien vuque par le - d'une bouteille : Hij komt pas kijken.Des -a dans une comedic : Gapingen in de hande-ling. Faire son - dans le monde : Het ver brengenin de wereld. 2. Nest, onbeduidende plaats v.8. Leemte, gaping.

Troubadour m. : Proveneaals, middeleeuwsdichter. 1 bv.nw. : Sentimenteel.

Troublant : Storend. Ontroerend.Trouble : Troebel. Beslagen, bewolkt; (fig.)verward. I m. : 1. Troebel-, neveligheid. Geestes-verwarring. -8 atmospheriqu,es : Luchtstoringen.2. Wanorde v. 3. Onenigheid. Porter le - dans :- veroorzaken bij. 4. (recht) Storing in 't bezit.5.' Onrust v., beroering, storing. 6. Onlusten,volksoproeren. 1 v. z. truble.

Trouble-fête m. (mv. onverand.) Spelbreker,vreugdeverstoorder.

Troubler : 1. Troebel maken. 2. Beneveld ma-ken. 3. (fig.) In de war brengen (hersenen).Avoir esprit trouble : Niet wel bij 't hoofd zijn.4. In beroering brengen (zee). 5. (Ver)storen,verontrusten. (recht) Storen (in 't bezit). Avoir/a conscience troublee : Geen gerust geweten heb-ben. I se - : Troebel Bewolkt (lueht) wor-den. In de war geraken. Schemeren (voor ogen).Zwak worden. Zich ongerust maken.

Trouts v. : Wijde opening. Brea v.Trouer : Doorboren.Troupe v. : 1. Troep m., bende v. 2. Gezel-schap (toneelspelers). 8. Kudde v., vlucht v.

4. Troep, legerafdeling. Het leger. Les -8 : 'tKrijgsvolk. .De la - : Soldaten.

Troupeau m. : Kudde v. (fig.) Gemeente, kudde.(on g. bet.) Hoop m.

Troupier m. : (f a m.) Soldaat.Trousse V. : 1. Bundel m., pak. 2. (oud) Kortebroek v. Etre aux -s de qn : Iem. op de hielenzitten. 3. Op het zadel vastgemaakte mantel m.4. Staartriem m. 5. Koker m., doos (met beno-digdheden) v.; instrumententas v. Reisneces-saire (- de voyage) v.

Trousseau m. : Bos (sleutels) m. Bundel m. Uit-zet m., uitrusting.

Trousse-queue m. (my. onv.) : Staartriem m.Trousser : 1. Opschorten, -lichten. Opbinden(staart). 2. Voor 't spit gereedmaken (vogel).Bij elk. pakken. - (son) bagage: Zich wegpakken.Bien trousse : Net, aardig, in de puntjes. Troussd4 la diable : Afgeraffeld; met de kleren aan 'tlijf gegooid. 8. Wegrukken (zieke). Snel afmaken.

Troussis m. : Omslag m., opnaaisel.Trouvable : Vindbaar.Trouvaille v. : Goede vondst v. (fig.) - inval m..Trouver : 1. Vinden. Je lui ai trouvd bon visage :

Ik vond dat hij er goed uitzag. 2. (Aan)treffen.Que is t'y trouve! Dat lap je me niet meer 13. Opzoeken. 4. Ontdekken, uitvinden. Bientrouve : Geestig bedacht. 5. Verschaffen. Noe-men, aanwijzen. 6. Menen, oordelen. - bon :Goedkeuren. - mauvais : Afkeuren. 7.- a : Degelegenheid vinden om. 1 se - : 1. Gevondenworden. Comme cela se trouvel Hoe toevallig!2. Bestaan, zijn. 3. Blijken te zijn, bevondenworden. 4. Zich gevoelen, bevinden. 5. Bij zichzelf opmerken, zich bevinden. 6. Zich bege-ven, zijn (ergens). 7. Voorhanden te koop zijn,8. Elk. ontmoeten. 9. Elk. vinden, zekere me-ning met elk. gemeen hebben.

Trouvére m. : Noord-Frans, middeleeuws dichter.Trouveur m. : Vinder.Troyen : Trojaans. -aan.Truand m. : (oud) (Vak)bedelaar, schooier.True m. (apr. trek) : 1. Handige zet m. Foefje. 2.

Machine voor decorverwisseling. 8. Rolwagen m.Trueage m. z. truquage.Trueheman of -ment m. : Tolk, drogman.Truculent : Woest, schrikkelijk. Welig, rijk.Truelle V. : 1. Troffel m., truweel. 2. Vislepelm., -schep; taartschep v.

Truellite V. : Troffelvol m.Truffe v. : Truffel v.Truffer : Met truffels toebereiden. (f i g.) Doorspek-

ken. (v o 1 k) Bedotten.Truffier : Truffel-. 1 m. : Truffelzoeker.Truffike V. : Truffelvindplaats v., -veld.Trule v. Zeug. - d'eau : Zeekoe.Truisme m. (apr. tru-isme) : Waarheid als 'n koe.Truite v. : Forel v. - saumonee Zalmforel.Trumeau m. : Runderschenkel m. Penant o.

-spiegel m. Middeldeel (van toned).Truquage m. : Handige namaak m.Truquer : (Nieuwe voorwerpen) als antiek bewer-

ken, vervalsen. Streken gebruiken bij.Truqueur m. : Vervaardiger van zogenaamd antiekevoorwerpen, vervalser. Knoeier.

Trust m. : Samensmelting van productieonder-nemingen, trust v.

Tsar m. Keizer (van Rusland), tsaar.Tsarewieh of -owns m. Troonopvolger (in

Rusland), tsarewitch.

Page 484: aardrijkskunde - DBNL

TSARINE. 468 TYRAN.

Tsarine v. : Keizerin, tsarina.Tu : Je, ge, gij, u.Tuant : Dodelijk. (fig.) Afmattend.Tub m. (spr. teube) : Sponsbad. Bad.Tubage : Het inbrengen van buizen.Tube m. : 1. Buis v. Vat. - digestif : Darm-kanaal. - d'oxygene : Zuurstofcylinder. 2. (f a m.)Hoge hoed m. 3. Stang (van fiets) v.

Tuber : Van buizen voorzien.Tubercule m. : 1. Tuberkel (harde zwelling)

m. 2. (Wortel)knol m.Tubereuleux : Met tuberculose, - tuberkels; -wortelknollen. 1 m. Tuberculoselijder.

Tuberculose v. : Tuberkelziekte v., (v o lk) tering.TubOreuse v. : - des jardins : Tuberoos v.Tubereux : Knolvormig, wortel-.Tubulaire : Buis-, pijpvormig.Tubule m. : Buisje.Tubuleux : Buisvormig.Tubulure V. : Buisopening, uitmonding.Tudesque : Oud-Duits. (ong. bet.) Ruw, plomp;

moffrikaans.Tuer : 1. Doden. Slachten. Uitblazen. Se faire- : De dood zoeken. Tad a l'ennemi : Op 't veldvan eer gestorven. 2. (j a c h t) Schieten. 3. (fig.)Te gronde richten. 4. Bederven, vernietigen. Ver-dringen (kleur). 5. Lastig vallen. 1 se - : 1. Zichdoden, zelfmoord plegen. Om 't levee komen. 2.Elk. doden. 3. Geslacht Gedood worden. 4.(f i g.) Zich afbeulen. Zijn uiterste best doen. Je metue d le lui dire : Ik heb het uit den treure her-haald. 5. Elk. opheffen.

Tuerie v. •. Slachtplaats v. (fig.) Slachtbank v.The-tfte (a) : Luidkeels.Tueur m. : Doodslager. Vechtersbaas.Tuf m. : Tufsteen v. (f i g.) Grond m.Tuile v. : (Dak)pan v. (fig.) Tegenvaller, „strop" m.Tuilerie V. : Pannenbakkerij. Les T-8 : (Vroe-ger) paleis der Franse vorsten.

Tuileur m. : Dakbedekker.Tuilier m. : Pannenbakker.Tulipe v. : Tulp v. -vormig gins.Tulipier m. : Tulpenboom m. -liefhebber.Tulle m. Tulle (zeer fijn weefsel).Tumefaction v. : Gezwel.Tumèfier : Doen zwellen.Tumescence v. : Gezwollenheid.Tumescent : Zwellend.Tumeur v. : Gezwel. Nieuwe weefselvorming.Tumulaire : Van een graf.Tumulte m. : Opschudding, rumoer. Gewoel.

Storm (der hartstochten) m.Tumultuaire en -ment Oproerig. Woelig,

onstuimig.Tumultueusement en -tueux : Onstuimig, wan-

ordelijk, woest.Tumulus m. (spr. -use) : Grafheuvel m.Tunique v. : 1 Onderkleed (der Ouden). 2. On-derkleed (van bisschop), misgewaad. Uniform-jas v. 3. Vlies. Rok m., of schub (van bol) v.

Tunisie v. : Tunis (land).Tunisien : Uit Bewoner van Tunis.Tunnel m. : (spr. -dl) : Onderaardse gang m.Turban m. : Tulband m.Turbine V. : Water-, schroefrad. Stoomrad, -tur-Turbine : Tot-, kegelvormig . [bine v.Turbiner : (f a m.) Sloven, zwoegen.Turbot m. : Tarbot m.Turbulemment : Op onstuimige wijze.Turbulence v. : Woelig-, uitgelatenheid.

Turbulent : Woelig, onstuimig. Druk (kind).Tore, turque : Turks. 1 m. : 1. Turk. Het

Turks. Le Grand T- : De Grote Heer, de Sul-tan. (fig.) Fort comme un - : Zo sterk als eenpaard. 2. Barbaar. 8. Meikeverlarve v.

Turco m. : Inlands soldaat (in Afrika).Turcoman : Turkomans. -man.Turelure v. : Refrein. Vervelend gezeur.Turf m. : Renbaan v. De wedrennen m.Turgescence v. : Opzwelling.Turgescent : Opzwellend. Uitpuilend.Turin m. : Turijn.Turlupin m. Laffe grappenmaker.Turlupinade v. : Laffe aardigheid.Turlupiner onov.w. : Flauwe grappen maken.

1 ov.w. : Belachelijk maken.Turpitude v. : Schande v. Schanddaad v.Turque v. : Turkse vrouw. 1 bv.nw. z. tore.Turquerle v. Turkse manier van doen.

Wreed-, barbaarsheid. Turkse meubels, enz.Turquet m. Turks hondje. Turkse tarwe v.Turquie v. : Turkije. - d' Asie : AziatischTurquoise v : Turkoois (steen) m.Tussilage m. : (plantk.) Klein hoetblad.TutOlaire : Beschuttend, beschermend.Tutelle v. : 1. Voogdij. Hors de - : Mondig. 2.(f i g.) Bescherming. 3. Lastig toezicht. Etre tenuen - : Als een onmondige behandeld worden.

Tuteur m. : 1. Voogd. Subrogi - : Toeziendevoogd. 2. (fig.) Beschermer. 3. Leistok m.

Tutoiement of -otment : 't Aanspreken met jijen jou.

Tutoyer : Aanspreken met jij en jou.Tutti m. (spr. tots-) : (muz.) Door alle uitvoe-

renden uitgevoerd gedeelte.Tuyau m. 1. Pijp v., buis v. - d'arrosage, -

roulettes : Sproei-, tuinslang v. - de l'oreille :Gehoorbuis. Dire dans le - de l'oreille : Influiste-ren. 2. Stengel m. B. Gesteven plooi v. Bonnet

: Neepjesmuts. 4. (nieuw; fam.) Ver-trouwelijke mededeling, „Spiekje".

Tuyautage m. : Gezamenlijke buizen.Tuyauter : 1. Met pijpplooien voorzien. Bonnettuyauti Neepjesmuts. 2. (fig., fam.) Inlichten.Se -; „Spieken"

Tympan m. : 1. Trommelholte v. Trommelvlies.2. (drukw.) Persraam, timpaan o. 3. Gevelveld.Trommelrad. 4. (fig.) Oor.

Tympaniser : Uitjouwen, luide bespotten.Tympanon m. : Hakkebord.Type m. : 1. Model-, gietvorm m. 2. Grond-vorm. Type. Zinnebeeld. Karakter. 8. Beweeg-bare drukletter v. 4. Vent, kerel. Man.

Typer : Typisch voorstellen. Met de schrijfma-Typheux : Typhusachtig. [chine tikken.Typhique : Aan typhus lijdend. 1 m. : Typhuslijder.Typholde : Typhusachtig. Fievre : Typhus.Typhon m. : Wervelstorm m.Typhus m. (spr -uss) : 1. Vlektyphus (- exanthe-migue) m. 2. Runderpest v.

Typique : Kenmerkend, typisch, de grondvormuitmakend. Origineel.

Typo m. : (f am.) Drukker.Typographe m. Drukker.Typographie V. : Drukkerij. Drukkunst v.Typographique : Op de thukkerij betrekking

hebbend.Typographiquement : Door middel der druk-Tyr m. : Tyrus (stad in Phoenicie). [kunst.Tyran m. Heerser. Tiran, dwingeland.

Page 485: aardrijkskunde - DBNL

469 URANOGRAPHIE.TYRANNEAU.

Tyraimeau m. : Dwingelandje.Tyrannicide m. : Tirannenmoord m. -moorde-naar. I bv.nw. : Die een tiran doodt. - gedoodheeft.

Tyrannie V. : Dwingelandij. Geweld.Tyrannique : Gewelddadig, willekeurig.Tyranniquement : Op tirannieke wijze.

Tyranniser : Als een dwingeland regeren over.Tyrien : Uit Bewoner van Tyrus. [Beheersen.Tyrolien : Tyrools. Tyroler. Deukhoed m.Tyrolienne v. : Joedellied. Tyroler dans m.Tzar . . . z. tsar . . . .Tzigane : 1. Zigeuner. -s. 2. Hongaars muzikant.Orchestre de —s : Strijkje.

U

UU m.: U v.U.R.S.S. : Union des Republiques Socialistes Sovid-times : Sovjet-Rusland.

Ubiquiste m. (spr. -kwiste) : (fig.) Iem. die alomte-genwoordig is. I bv.nw. Alomtegenwoordig.

Ubiquite v. (spr. -kwi-) : Alomtegenwoordigheid.11 a le don de l'— : Men vindt hem overal.

Uhlan m. : Ulaan, lansier.Ukase m. : Bevelschrift des tsaren, oekase v.Ukraine v. : Oekraine v.Ulceration V. : Verzwering.Uleere m. Zweer v. (fig.) Wonde v.Uleerer : Een zweer veroorzaken op. (fig.) Ver-bitteren, pijnigen. Une conscience ulcer& : Eendoor berouw gekweld geweten. I s' : Zweren.

Uleereux : Vol zweren. Zweervormig.UltArietui : (plaats) Aan gene zijde, verderopgelegen. (tij d) Later, nakomend. Verder

Ulterieurement : Verder. Later.Ultimatum m.. (spr. -tOmm) : Laatste woord.Laatste vertoog v456r de oorlogsverklaring.

Ultra m. : Overdreven partijman, drijver.Ultramontain : Aan gene zijde der bergen. - derAlpen. Die de oppermacht van den paus voorstaat.

Ultramontanisme m. : Leer der ultramontanen v.Ultraviolet : Buiten het violet liggend.Ulysse m. : Ulysses.Ululer : Schreeuwen (nachtvogel).Umbre m. (spr. onbre) : Ombervis m. Kam-hagedis v.

Un, —e : 1. Een. — a — Een voor een. 2. Eer-ste. Et d'-1 Da's de eerste I dat begint al goed 1

m. : Eenheid, een. Cijfer een. I lidw.: Een, 'n.bv.nw. : onverdeeld. Edn geheel vormend.Ce West qu'—, c' est tout —: Dat is precies hetzelfde.La verite est —e : Er is maar den waarheid. m.en V. : Een mens. Comme — qui : Als iemand die.

Unanime en —meat : Eensgezind, -stemmig.Unanimite v. : Eenparig-, eenstemmigheid. A

: Met algemene stemmen.Uni : 1. Verenigd. Le Royaume Uni : Het Ver-enigde Koninkrijk. Les Provinces- Unies: De Ver-enigde Provincien Les Ptats-Unis : De Ver-enigde Staten. 2. Verbonden, enig. Les mains—es : Hand in hand. 8. (f i g.) Gelijkmatig, onge-stoord. 4. Zonder versiering. (f i g.) Eenvoudig.

Unieolore : Eenkleurig.Unieme : Le trente et — : De een en dertigste.Uniemement Vingt et — : In de een en twin-tigste plaats.

Unification V. : Vereniging, eenwording.Unifier : Verenigen, eenheid brengen in. I s'— :Zich aaneensluiten.

Uniflore : Eenbloemig.Uniforme : Eenvormig. Gelijkmatig. Eentonig.

m. Dienstkleding, uniform (habit d'—) v. Demilitaire stand m.

Uniformêment : Eenvormig. (natk.) Eenparig.

Uniformiser : Eenvormig maken.Uniformite V. : Eenvormig-. Eentonigheid.Unilateral en —ement : Eenzijdig. Die slechtsaan den zijde bindend is.

Uniment : Effen. glad. Eenvoudig. Gewoonweg.Union v. : 1. Verband, verbinding. 2. (Ver)bond,vereniging. 8. Huwelijk. 4. Eendracht v.

Unipersonnel : (t a a 1 k.) Onpersoonlijk.Uniprix m. : (nieuw) Eenheidspriis m.Unique : Enig. Onvergelijkelijk. Reole — Een-heidsschool v. Sens — : Eenrichtingsverkeer.

Uniquement : Enkel, alleen.Unir : 1. Verbinden, verenigen In 't huwelijkverbinden. Eendrachtig maken. 2. Gladscha-ven, effenen. S. Eenvoudig maken. I s'— Zichverenigen, - verbinden. ten worden. — par lemanage : Met elk. huwen.

Unisexue en -uel (spr. unissek-) : Eenslachtig.Unisson m. : 1. (muz.) Eenstemmigheid. A r-: Eenstemmig. 2. (f i g.) Overeenstemming. Semettre d l'— de : Zich schikken naar.

Unitaire : Naar eenheid strevend. I m. : (kerk)Eenheidsbeleider, unitarW.

Unitarisme m. : (kerk) Leer der eenheidsbe-lijders (zij die den persoon in God erkennen) v.

Unite v. : 1. Eenheid. 2. Enigheid (van God).3. Onverdeeldheid. 4, Eenvormigheid. (kunst)— d'action : Eenheid van handeling (waarbij al-les tot den gebeurtenis samenwerkt). — de lieu: Eenheid van plaats (waarbij geen veranderingvan decor plaats heeft). — de temps : Eenheidvan tijd (waarbij alles zich in 24 uur afspeelt).5. (mil.) Gevechtseenheid (— de combat). 6.(beurs) 1 /4 frank.

Univalve : Eenschalig.Univers m. : Heelal. Wereld v. De aardbewoners.Universaliser : Algemeen maken.Universalite v. : Algemeenheid. Algemeen ka-rakter. Het geheel, alle mensen. Alzijdigheid(— de l'esprit).

Universaux m.mv. : Algemene begrippen vangeslacht en soort.

Universel : Algemeen, alomvattend, overal er-kend; universeel (erfgenaam); algemeen ont-wikkeld, alzijdig. Exposition —le : Wereldten-toonstelling. L'— : Het algemene (in geslacht,soort).

Universellement : Algemeen, overal.Universitaire : Van een hogeschool. Van 't open-baar onderwijs in Frankrijk. Cit4 — : Inter-nationaal gebouwencomplex voor studenten.m. : Onderwijsman (in staatsdienst).

Universite v. : 1. Hogeschool v. 2. Het open-baar onderwijs in Frankrijk.

Untel m. : Dinges, je-weet-wel, Hoe-heet-hij-ook-weer.

Uranie v. : Urania (muze der sterrenkunde).Uranographie v. : Hemelbesehrijving.

Page 486: aardrijkskunde - DBNL

T.TRANO GRAPHIQUE. 470 VACILLANT.

Uranographique : Op de hemelbeschrijving be-trekking hebbend.

Urbain : Steeds, van de stad.Urbanisme m. : Stedenbouw, -kunde.Urbanite v. : Hoffelijk-, welgemanierdheid.Ure m. : Oeros m., aueros m.Urgence v. : Dringende noodzakelijkheid. Cas d'

-: Spoedgeval. Il y a - : De zaak is dringend..1Y- : Ten spoedigste.

Ument : Hoognodig ; (opschrif t) dringend.Udnaire : De pis betreffend. Voies-s: Urinewegen.Urinal m. : Waterfles, -glee.Urine v. : Pis v.Uriner : Wateren.Urinoir m. : Waterplaats v.Urne v. : Urn v., askruik v. Waterkruik.Stembus (- ele,ctorale) v. Alley aux -8 : Verkie-

Ursullne V. : Ursuliner non. [zingen hebben.Us m.mv. (spr. u) : Gebruiken. - et coutumes(spr. uze) : Zeden en gewoonten.

Usage m. : 1. Gebruik. -s de la route : Verkeers-voorschriften, code van de weg. Hors d'- : Ver-sleten. A l'- de : Ten dienste van. 2. (recht)(Vrucht)gebruik. Droit d'- : Recht van hout-hak ; - tot 't weiden van vee. 8. Gewoonte. Lescompliments d' - : De gebruikelijke plichtple-gingen. 4. Spraakgebruik; beschaafde spreektaalv. 5. Vertrouwdheid, oefening. 6. Goede manieren

_(- du monde) v.Usage : Gebruikt; gedragen (kleed).tisane° v. (oud) : Gewoonte. (handel) Wissel-gebruik, use o.; gebruik, usance v.

Use : Versleten. Afgebeuld. Afgeleefd. Afgezaagd.Bouche -e : Ingevallen mond.

User onov.w. : 1. (met de) Gebruiken. Te werkgaan. - de violence avec qn : Iem. geweld aan-doen. - de prieres : Tot smeekbeden zijn toe-vlucht nemen. User, n'abusez pea : Poet alles metmate. 2. en - avec : Te werk gaan met, be-handelen (iem.). (zonder ayes) Handelen. Iov.w. : 1. Ge-. Ver-, opgebruiken. a Verslijten,afdragen. Verzwakken. Ontzenuwen. Afslijpen.I s'- : (Af)slijten. Afnemen. Uitgeput raken.Schraal worden. I m. : Gebruik. D'un bon - :Soliede, goed in 't gebruik.

Usine v. : (Grote) fabriek v.Usiner : In 't groot fabriceren. •Usinier m. : Fabrikant, fabrieksbezitter. I bv.nw. :Fabrieks-.

Usite : Gebruikelijk, in zwang.Ustensille m. : (Huss-, keuken)gereedschap.Usuel : Gebruikelijk. Objets -s : Gebruiksvoor-werpen. Langue -le : Omgangstaal v.

Usuellement : Gewoonlijk.Usufructuaire : Op 't vruchtgebruik betrek-king hebbend.

Usufruit m. : Vruchtgebruik.Usufruitier m. (spr. -ty6) : Vruchtgebruiker. 1bv.nw. : Ten laste van den -.

Usuraire : Woekerachtig, met woeker gepaard.Usurairement : Op woekerachtige wijze, doorwoeker.

Usure v. : 1. Woekerrente v., woeker m. (fig.)Avec - : Met woeker, rijkelijk. 2. Slijtage.

Usurper m., -iere v. : Woekeraar, -star.Usurpateur m. : Overweldiger.Usurpation v. : Overweldiging, onrechtmatigeinbezitneming.

Usurper ov.w. : Overweldigen; zich wederrech-telijk toeSigenen. / onov.w. : Inbreuk maken (op).

Ut m. (spr. ute) : (oud) Ut v., do v.Uterin : 1. (recht) Van den moeder. Frere - :Halfbroer. 2. Van moederszijde.

Utile : 1. Nuttig. 2. Voordelig. Van nut. En temps- : Te zijner tijd; op tijd.

Utilement : Nuttig. Voordelig.Utilisable : Bruikbaar.Utilisation v. : Aanwending, tennuttemaking.Utiliser : Aanwenden, gebruiken, benutten.Utilitaire bv.nw. en m. : (Iem.) die het nuttig-heidsbeginsel ale drijfveer der menselijke han-delingen beschouwt.

Utilitarisme m. : Leer volgens walks alle men-selijke handelingen uit overwegingen vannuttigheid voortkomen v.

Utillte V. : 1. Nut, voordeel. 2. (t one el) On-dergeschikte rol v.

Utopia v. : Utopia (van Th. Mores), Nergensland.Ideale toekomststaat m. Onuitvoerbaar ideaal.

Utopique : Hersenschimmig.Utopiste m. : Dromer, schepper van idealen.Utrlculaire : Blaasvormig. I v. : Blaasjeskruid.Utrieule m. : Wortelblaasje. Blaasvrucht v.Uvaire : Druifvormig.Uval : Van druiven. Station -e : Druivenkuur-Uvee v. : Vaatvlies (in 't oog). [pleats v.Uvulaire : De huig betreffend.Uvule v. : Huig v.

V

V m. : 1. V v. Double -: W v. 2. (verk.) Voyezof voir : Zie. 8. (Rom. cijfer) = 5.

V. A. : Votre Altesse : Uwe Hoogheid.V. Exe. : Vote Excellence : 'Uwe Excellentie.V. M.: Votre Majesti : Uwe Majesteit.V. V. M. M. : Vos Majestic : Uwe Majesteiten.Vve : Veuve : Weduwe.Va tussenw. : Ga 1 Zeg (z. aller)1Vaeanee v. : 1. Vacature v., 't onbezet blijven.2. -s : Vacantie v., rust v. Mettre le Parlementen -s : 't P. near huts zenden. 8. - de la legalite :Terzijdestelling der wetten.

Vacant : Leegstaand. Onbezet, open. Onbeheerd.Vacarme m. : Spektakel, geweld.Vacation v. : 1. Dienstvervullings-, zittingstijdm.; vacatiegeld. 2. Vacantie (justitie) v.

Vaccin m. : Entstof v. Koepokstof. Pokje.Vaceinable : Inentbaar.Vaccinateur m. : Inenter.Vaccination V. : Inenting. Koepok-.Vaccine V. :1. (Koe)pokziekte v. 2. Koepokinenting.Vacciner : Inenten.Vaehe v. : 1. Koe v. Parler francais comme une- espagnole : 't Frans radbraken. La - a Co-las : Het Protestantisme. - de Tartaric : Yak.

-de Barbaric : Berberantilope v. 2. Koevlees.-leder. 8. (f am.) Dikke vrouw. Lafaard. (plat)Agent van politie, „smeris". Beroerling ; ploert.

Vacher m. : Koehoeder. Kinkel.Vacherie V. : Koestal m. -melkerij.Vaeillant (spr. -silan) : Wankelend. Flikkerend.

Waggelend. Besluiteloos.

Page 487: aardrijkskunde - DBNL

VACILLATION. 471 VANITEUX.

Vacillation v. (spr. -sila-) : Waggeling, wanke-ling. Flikkering. Besluiteloosheid.

Vaeillatoire (spr. -sila-) : Wankelend. Onzeker.Vaciller (spr. -silk): Waggelen, wankelen; flikkeren;trillen. Weifelen.

Vacuitt5 v. : Ledigheid.Vade v. : Inzet m.Vade-mecum m. (spr. vademikOmm) : Zak-. Hand-

boekje.Vadroullie v. : Zwabber, scheepsdweil v.Va-et-vient m. (my. onverand) : Heen- en weer-gaande beweging. Het heen en weer geloop.Kleine veerpont v. Trapschakelaar. Luchtspoor.

Vagabond : Zwervend. I m. : Zwerver, landloper.Vagabondage m. : Landloperij.Vagabonder : Rondzwerven, landlopen.Vagir : Zacht schreien (pasgeboren kind).Vagissement m. : Zacht geschrei (kind).Vague v. : Golf v. (mil.) -d'assaut : Stormbewe-

ging. I bv.nw. : 1. Zwervend; niet op den plaatsblijvend. 2. (fig.) Onbestemd, vaag, onzeker. Zwer-vend. Le cceur - : Met een onbestemd gevoel. Un- musicien : Zo'n stuk musicus. Parler un -italien : Zo iets als Italiaans praten, I. brabbelen.3. Onbebouwd, ledig. Woest (grond). I m. : Deledige ruimte. Het onzekere, - onbestemde.

Vaguement : Onbestemd, vaag, onbepaald.Vaguemestre m. (spr. -Ware) : Militair brie-

venbesteller, facteur.Vaguer : Ronddolen, -zwerven.Vaillamment : Dapper.Valiance V. : Kloekmoedig-, dapperheid.Valliant : Kloekmoedig, dapper, flank. N'avoirpas un sou - : Geen rooie duit bezitten. I m. :Have v., goed. Dappere.

Valliant's° V. : Dappere daad v.Vain : 1. IJdel, ongegrond. Nutteloos. Beuzelig.

En - : Te vergeefs. 2. Verwaand.Vainere ov.w. : Overwinnen. Overtreffen; to boven

komen (angst). Vermurwen. I onov.w. : Zegepra-len. 1 se - : Zich beheersen. Elk. overwinnen.Overwonnen worden.

Vaineu m. : Overwonnene.Vainement : 1. Te vergeefs. 2. Op ijdele wijze.Vainqueur m. : Overwinnaar. I bv.nw. : Zege-

vierend, overwinnend.Vair z. vairon I m. : Grijs boot,Vairon : Met ogee van twee kleuren.Vaisseau m. : 1. Vat. 2. (Zee)schip. Le - du desert :

't Schip der woestijn, de kameel. 3. Schip (vankerk). 4. Vat, kanaal (bloed b.v.).

Vaisseau-kole m. (my. -x-s) : Oefenschip.Vaisseau-fangsme m. (me. -x--8) : Spookschip.Vaisselier m. : Buffet -, kast voor vaatwerk v.Vaisselle v. : Vaatwerk. 't Afwassen. Eau de - :

Afwaswater.Vaissellerie v. : Keukenvaatwerk.Val m. : Vallei v., dal. Par molds et par vaux : Over

berg en dal, overal.Valabilite v. : Geldigheid. -sduur m.Valable : Geldig, van kracht. Aanneemlijk.Valablement : Op deugdelijke, geldige wijze.Valaehie v. : Walachije.Valais m. : Wallis (in Zwitserland).Valaque : Walachijs. -er.Valence V. : 1. Valencia (in Spanje). (Soort) si-

naasappel. 2. Valence (in Frankrijk).Valenciennes v. : Kant uit Valenciennes v.Valerian v. : Valeriaan.Valërien m. : Valerianus.

Valet m. : 1. z. varlet. 2. (spel) Boer. 3. Be-diende, knecht. - de ferme : Boerenknecht.

-de comddie : Knechtsrol; (fig.) doortrapte be-diende. Une dme de - : Een ogendienaar. Lesbons metres font les bons -8 : Wie zijn bedien-de goed behandelt, wordt goed bediend. 4.Tegenwicht dat een deur doet dichtvallen. Klemmhaak m. Spoorstaaf v. - a debotter: Laarzenknecht.

Valetaille V. : (on g. bet.) Hoop bedienden m.Valètudinalre bv.nw. en m. : Ziekelijk (mens).Valeur v. : 1. Waarde v. De - : Kostbaar. Btreen - : Prijshoudend zijn. Mettre en - : Produc-tief maken; goed doen uitkomen. Le mot de - :'t Woord waar 't op aankomt. 2. Betekenis,kracht v., nadruk m.; werking (van kleur). 8.Dapperheid. 4. Geldswaarde v., handelspapier,wisselbrief m. Valuta v. -8 de (en) bourse : Ef-fecters. 5. (w i s k.) Hoegrootheid. 6. (mu z . )Duur m.

Valeureusement en -eux : Dapper.Validation V. : Geldigverklaring.Valide : 1. Gezond. 2. (Rechts)geldig.Valide z. sultans).Valider : Rechtsgeldig maken. Bekrachtigen.Validith V. : Bruikbaar-. (Rechts)geldigheid.Valise v. : Valies.Valkyrie V. : Walkure v., Valkyrja.Valli v. : Dal. - de larmes, - de misere : Aardsetranendal.

Vallon m. : Klein dal.Vallonner : Golven; heuvelachtig zijn.Valoir onov.w. : 1. Waard zijn, deugen. Un rienqui vaille : Een deugniet. Ne pas - grand chose,ne pas - cher : Niet veel zaaks zijn. Faire - qn: km. verdiensten doen uitkomen; - ophemelen.Faire - see motifs : De waarde zijner gronden doenuitkomen. Se faire - : Zijn eigen verdiensten latenblijken. 2. Evenveel waard zijn als. It en vautbien un autre : Hij is minstens even goed als eenander. 8. Waard zijn. 4. Kosten. A - : Op af-rekening. 5. Gelijk zijn aan. 6. Opbrengen. Faire- son argent : Zijn geld rente doen afwerpen.Faire - un domain : Een landgoed productiefmaken. Faire - ses talents : Met zijn talentenwoekeren. 7. (f i g.) Verschaffen, doen verkrijgen.Doen oplopen, bezorgen (b.v. uitbrander). V ailleque vaille : Het ga zo 't wil. I se - : Evenveelwaard zijn, tegen elk. opwegen. Cela se vaut :Dat is lood om oud ijzer.

Valorisation v. : Waardeberekening.Valse v. : Wals v.Valser : Walsen.Valseur m. : Walser.Valve v. : Schaal (van schelp) v. Klep van vruchtv. Schuif in (gas)buis v., ventiel.

Valvulaire : Van de klapvliezen.Vaivule v. : Klapvlies.Vampire m. : Vampier (geest, vleermuis) m.(f i g.) Bloedzuiger, afzetter. Grafschenner.

Vampirisme m. : Toestand van - m. Geloof aaneen vampier. (fig.) Knevelarij.

Van m. : 1. Wan v. 2. Lage wagen in.Vandals m. : Ruw barbaar. Vandaal. I bv.nw. :

Barbaars, vandaals.Vandalism° m. : Barbaarse vernielzucht v.Vanille v. : Vanielje v.Vanillier m. : Vanieljeplant v.Vanitê v. : 1. ildelheid. 2. Inbeelding. Faire -,tirer - de : Zich verheffen op. Sans - : In alle be-scheidenheid gezegd.

Vaniteux : IJdel, ingebeeld.

Page 488: aardrijkskunde - DBNL

VANNAGE. 472 VEINE.

Vannage m. : Het wannenVanne v. : Verlaat o., schuifvaldeur v.Vanneau m. : Kievit m.Vanner : Wannen. (fig.) Uitputten. Vanne :

Dood vermoeid; geruineerd.Vannerie V. : Mandenmakerij. Korfwerk.Vanneur m. : Wanner.Vannier m. : Mandenmaker.Vantail m. (me. vantaux) Deurvleugel m. Ven-

sterhelft v. Helmvizier.Vantard : Snoevend. I m. : Pocher.Vantardise V. : Pocherij.Vanter : Roemen, ophemelen. I se - de : Zichberoemen (op), zich stark maken te.

Vanterie V. : Gepoch, snoeverij.Va-nu-pieds m. (my. onv.) : Bedelaar, schooier.Va-nu-tete m. (my. onv.) : Iemand die geen hoed

draagt.Vapeur v. : 1. Damp m. Les -s du vin : De roes.2. Stoom m. A touts - : In voile vaart. Renver-ser la - Tegenstoom geven. 8. Des -8 : Zenuw-achtige aandoeningen. I m. : Stoomboot v.

Vaporeux Dampig. (fig.) Doorzichtig, ijl. Dieaan zenuwachtige aandoeningen lijdt.

Vaporisateur m. : Toestel dat een vocht fijnverdeeld doet verstuiven.

Vaporisation v. : Verdamping.Vaporiser .• Verdampen. Doen verstuiven.Vaguer : 1. Onbezet zijn. Leeg staan. 2. Vacan-tie hebben. 3. - a : Zich bezighouden met.

Varee(h) m. (spr. -ek) : Zeegras, -wier.Varenne v. : Onbebouwd land waar wild is.Vareuse v. : Dekker m., korte jas v. Trui v.Varia m.mv. : Verscheidenheden.Variabilité v. : Veranderlijk-, ongestadigheid.Variable : Veranderlijk, ongestadig. I m. : Veran-derlijke. I v. : (wisk.) Veranderlijke grootheid.

Variant : Wispelturig, zeer veranderlijk.Variants v. : Andere lezing (v. e. tekst).Variation v. : Verandering, afwisseling. Afwij-

king. Variatie v.Vallee v. : Aderspat v.Vane : Afwisselend. Veranderlijk. Veelvuldig,Varier ov.w. : Afwisselen, afwisseling brengenin. I onov.w. : Veranderen. Verschillen (van me-ning). Afwijken.

Variete v. : 1. Afwisseling, verscheidenheid, ver-andering. 2. Afwijking. Varieteit (van plant ofdier) v. Des -s : Mengelwerk.

Variole v. : Pokken v.Variole : Pokdalig. -achtig.Varioleux m. : Poklijder. f bv.nw. : Van de pokken.Varlet m. : (g e s c h.) Edelknaap.Varlope v. : Rijschaaf v.Varsovie v. : Warschau.Vase m. : Vaas v., vat. - de nuit, - de neeessite:

Waterpot m. I v. : Modder m., slijk.Vaseline v. : Vaseline v.Vaseux : Modderig. (f i g.) Sufferig.Vasistas m. (spr. -ass) : Venstertje, kiep-, schuif-Vasque v. : Bekken. [raampje.Vassal m. : Leenman.Vassale v. : Leenvrouw.Vassalite v. : Leenplicht m.Vasselage m. : Vazal-, leenmanschap.Vaste en -ment : Uitgestrekt, ruim. (fig.) Veel-

omvattend, veelzijdig. Verziend.Vatican m. : Vatikaan (pauselijk paleis).Vatieiner : Waarzeggen. (f am.) Den profeet

uithangen.

Va-tout m. (my. onverand.) : Worp waarop menal zijn geld waagt m. Faire jouer son - : Allesop em kaart zetten.

Vaud m. : Waadtland (Zwitserland).Vau-de-route (a) : Hals over kop.Vaudeville m (spr. -vile) : (oud.) Gelegenheids-gedichtje. (thans) Toneelstuk met zangstuk-jes vermengd.

Vaudevillesque (spr. -vilesk) : Vol kluchten.Vaudevllllste m. (spr. -viliste) : Schrijver van

vaudevilles.Vaudois : 'Mt Waadtland. Waldensisch. I m. :

Waadtlander. Waldenser.Vau-de-l'eau (a) z. i-vau ... ..Vaurien m. : Deugniet. Guit.Vautour m. : 1. Gier m. - des agneaux : Lam-

mer-. 2. (fig.) Schraper. 3. Gewetensknaging v.Vautrer (se) : Zich wentelen (in 't slijk). Zich

uitstrekken. (fig.) Zich overgeven.Vauxhall m. (spr. vOksal) : Lusttuin m.Vavasseur m. : Achterleenman, vazaval.Va-vita (a la) : Gauw, in haast.Veau m. : 1. Kalf. S'etendre comme un faire le- : Log uitgestrekt (gaan) liggen. marin :Zeekalf, -hond m. 2. Kalfsvlees. 3. Kalfsleer.

Vecu : Doorleefd, naar 't leven.Vedette v. : 1. Ruiterwacht v. Wachtscheepje.2. Rubriekhoofd. 3. Afzonderlijke plaats (inbrief) voor de naam van den geadresseerde v.Vet gedrukte letters op aanplakbiljet v. Hoofdje(boven artikel). En - : Met vette letters; alleen-staand ; (fig.) in 't oog vallend. 4. Kopstuk;van naam. Eerste actrice. - de l'dcran Filmster.

Vegetable : Dat groeien kan.Vegetal : Van de planten. I m. : Gewas, plant v.Vegetarien m. : Vegetarier, iem. die zich metplanten voedt.

Vegetatif : 1. Die doet groeien, de groei betref-fend. 2. Van de levensverschijnselen.

Vegetation v. : 1. Het groeien. 2. Plantenleven,-groei m. 3. (fig.) Vlezige woekering.

Vêgeter : Groeien. (fig.) Een plantenleven leaden.Vehemence v. : Hevigheid, kracht v. Drift v., vuur.Vehement en -ement : Hevig. Vurig. Krachtig.Vehicule m. : Vervoermiddel. (fig.) Middel om

over te brengen (geluid). Voertuig (gedachten).Veille v. : 1. Het (nacht)waken. 2. -s : Nachtelijke

studie v. 8. Avondbijeenkomst v. 4. Nacht-wacht v. 5. Wake v., vigilie (der Rom.) v. 6.Slapeloze nacht m. 7. (k e r k) Vooravond (van hoogkerkelijk feest, met gebeden doorgebracht) m.La - du Jour de l' An : De Oudejaarsavond. 8.Vooravond m. 9. Vorige dag m. Dater de la - :Nog vers zijn. (fig.) De la - : Nienw(bakken),vers. (fig.) A la - de : Op 't punt om. 10.Wakende toestand (itat de -) m. Entre la - et lesommeil : Half ingedommeld.

Vein& v. : 1. Het waken (bij zieke, dode). 2.Het samenzijn 's avonds. 8. Avondbijeenkomst(in dorpen) v. Faire la - : Gezellig bijeenblijven.

Veiller onov.w. : 1. Waken. 's Nachts werken.'s Nachts de wacht hebben. 2. - sur : Wakenvoor. 3. - d : Zorg dragen voor. 4. Wakkerzijn. ov.w. : Waken bij, verzorgen.

Veilleur m. : Waker. - de nuit : Nachtwacht.Veilleuse v. : 1. Waakster. 2. Nachtlicht. -pitje.(Bri2ler) en - : Gedempt (branders).

Veinard m. : Boffer, geluksvogel.Veine v. : 1. Ader v. Se rompre une - Een ader-breuk krijgen. 2. Mijnader. 3. Ader (in bout,

Page 489: aardrijkskunde - DBNL

473 VENTRAL.VEINg.

marmer). 4. Onderaards stroompje. 5. Dicht-ader. Inspiratie v. Etre -, se igen& en - Goed opdreef zijn. Etre en - de bonheur : Steeds gelukkigzijn. 6. Geluk. Il a de la - Hij boft 1-I - alorsiLekker! 'n boll

Veine : Geaderd.Veiner : Aderen, aderen nabootsen op.Veineux : Geaderd. Vol aderen. Van de aderen.Sang - : Aderlijk bloed.

Veinule v. Adertje. Bladadervertakking.Wake : Tot het zachte-gehemelte behorend.

I V. : (Mede)klinker die met behulp van 't zachtegehemelte wordt uitgesproken m.

Velehe m. : (grap) Barbaar, domoor.Venn m. : Veliinpapier. Tekening op -.lielite m. : Lichte infanterist (der Rom.). Jagerte voet (onder Napoleon I).

VelMite v. : Neiging, aanvechting.Veto m. (f am.) Fiets v.Woo : Snel.Velocipede m. : Rijwiel.Velocipediste m. : Wielrijder.Velocite v. : Snelheid.Velodrome m. : Wielerbaan v.Velours m. : 1. Fluweel. Main de fer, gent de- : Wees streng, maar kwets niet. Jouer sur le- : 't Gemakkelijk hebben. - d' Utrecht : Trijp.- de chasse, - a Cates : Manchester o. (fig.) Cheminde - Gemakke]ijke weg m. 2. (grap) Verkeerdewoordverbinding.

Veloutè : Fluwelig, fluweelachtig; berijpt (vrucht).I m. 't Fluweelachtige. (fig.) Nieuwheid.

Velouter : Als fluweel bewerken.Velouteux : Fluwelig.Velu : Harig, ruig, behaard. I m. : Harig deel.

Behaard man.Venaison v. : Wildbraad.Venal : 1. Verkoopbaar, te koop. Vctleur -e :

Handelswaarde v. 2. Omkoopbaar.Venalement : Op baatzuchtige wijze, veil.Vênalite v. : Verkoopbaar-. Omkoopbaarheid.Venant : Komend. I m. : Komende. A tout -, 4 tous-8 : Aan de eerste de beste.

Vendable : Verkoopbaar,Vendange V. : 1. (voor al mv.) Wijnoogst m.2. Ingezamelde druiven v.

Vendanger ov.w. : De druiven inzamelen van,- op. I onov.w. Wijnoogst houden.

Vendangeur m. : Druivenlezer, wijnoogster.Vendeen : Uit Bewoner van de Vendee. Ko-

ningsgezinde die de Republiek bestreed in 1793.Vendemiaire m. : Wijnmaand, le maand vande Republ. kalender (22 Sept. tot 21 Oct.) v.

Venderesse v. : (recht) Verkoopster.Vendetta v. (spr vied-) : Bloedwraak v.Vendeur m., -euse v. : Verkoper, -koopster.Vendee : 1. Verkopen. A - : Te koop. 2. Ver-raden. - la meche : 't Geheim verklikken.

Vendredi m. : Vrijdag m. - saint : Goede -.Venelle v. : Steegje. (fig.) Enfiler la - Zijn

biezen pakken.Veneneux : Vergiftig.Venerable : Eerwaardig.Venerateur m. : Vereerder.Veneration V. : Verering, eerbiediging.ifènêrer : Vereren, eerbiedigen.Venerie v. : Jacht v., jagerij.Venetie v. : Venetie (provincie).Veneur m. : Jager. Grand : Opperjager-

meester.

Venezuelien : Venezolaans, -aan.Vengeance V. : 1. Wraak v. Crier - : Om wraakschreien, - roepen. Tirer prendre - de : Zichwreken op. 2. Wraakgevoel, -zucht v.

Venger : Wreken. I se - : Gewroken worden.Zich wreken.

Vengeur m., -eresse v. : Wreker. WreeksterI bv.nw. Wrekend.

Vêniel en --lement : Vergeeflijk, licht.Venimeux : Giftig, venijnig. Lasterend.Venin : Venijn, (dierlijk) gif. Vergift.Venir : 1. Komen. Faire - : Ontbieden. Voir - :

Zien komen, de kat uit de boom kijken. Je vousvois - Ik zie waar gij been wilt. (f ig.)2trebien-;mal venu : Welkom -; onwelkom zijn. Etre malvenu d : Er verkeerd aan doers om. Se faire bien- de qn : Een wit voetje bij iem. weten te krij-gen. 2. Geboren worden. B. Opkomen. Il luivient des boutons Hij krijgt puistjes. 4. Afstam-men. Voortspruiten. 5. (Toe)komen, ten deelvallen. Cela lui vient de son Ore : Dat heeft hijvan zijn vader. 6. Medegaan. 7. Komen tot, be-reiken. - d ses fins : Zijn doel bereiken. It yviendra : Hij zal er wel toe overgaan. C'est l4que je voulais en - : Daarover wilde ik 't juisthebben. En - a : Overgaan tot, vervallen in.En - aux coups : Handgemeen worden. - 4 bien: Goed slagen. 8. Groeien, zich ontwikkelen. Untype des mieux venus : Een prachtig geslaagd t.9. Uitlopen, vloeien. 10. Stijgen (tot), berei-ken. 11. Komen (op zijn tijd). Volgen. La semainequi vient : De volgende week. A - : Toekomstig.12. - de : (als hulpw.) Zo even (iets) ge-daan hebben. 13. - a : (als. hulpw.) Bij toe-val (gebeuren), komen te. I s'en - : Komen.

Venise v. : Venetie (stad).Venitien (spr. -syin) : Venetiaans. -aan. Fete-ne : Gondeltocht m. Lanterne -ne : Lampion m.

Vent m. : 1. Wind m. Il fait du - : Het waait.Avoir bon - : Een gunstige wind hebben. Quel(bon) - vous amen I Hoe komt ge zo hier-heen ? Les quatre -s : De vier hoofdwind(rich-ting)en. Jeter -, disperser aux (quatre) -8, - d toesks -8 : Naar alle richtingen verspreiden. Porter(la tete) au - : De kop in de wind steken(paard; ook fig.). Regarder de quel ate vientle - : Kijken uit welke hoek de wind waait;beuzelen. (fig.) Un - de revolte : Een revolu-tionnaire drang. Jeter sa poudre au -: Kruitverspillen (ook fig.). 2. Wind (van blaasbalg,kogel, waaier). 3. Lucht v. Boutique en plein- : Stalletje. 4. Adem m. 5. Wind. Avoir des- : Last van winden hebben. 6. Reuk m., luchtv. Avoir - de qch : De lucht van iets hebben.

Vente v. : 1. Verkoop m. - d la criee, - aux en-chems, - d cri public : Openbare veiling, auctie v.Mettre en - : Te koop bieden. En - : Te koop.2. Aftrek m. 3. Houthak m., veiling.

Vente-location (nw. -s--s) v. Huurkoop m.Venter onov.w. Waaien. I ov.w.: (o ud) Doorde wind voortdrijven. - van kaf zuiveren.

Ventilateur m. Luchtkoker m., -ververser.Ventilation v. : 1. Luchtverversing. 2. 't Vast-

stellen der verdeling van een erfenis.Ventiler : 1. De lucht verversen (in). 2. Eenerfenis verdelen. De schade schatten.

Ventese m. : Windmaand, vierde maand vande Republ. kalender (20 Febr. tot 21 Maart) v.

Ventouse V. : (Laat)kop m. Trekgat.Ventral : Van de buik.

Page 490: aardrijkskunde - DBNL

VENTRE. 474 VERROU.

Ventre m. : 1. Buik m. Passer sur le - a : Om-verwerpen; (fig.) de baas zijn. 2. Bulk (maag).Bowler (contre) son - : Uit nijdigheid niet eten.3. Lijf, lichaam. Remettre le (du) cceur au - 4 qn :Iem. een hart onder de riem steken. Avoir qchdans le - : Flink zijn. Un - doref : Een O.W. -er.4. Buik, dikste deel. Faire - : Uitpuilen.

Ventrebleu : Drommels, duivelsVentdeule m. : Hartkamer v.Ventriere v. : Buikriem m., -band m.Ventriloque m. : Buikspreker.Ventriloquie v. : Buikspreekkunst v.Ventripotent : Dikbuikig.Ventru : Dikbuikig. m. : Dikbuik.Venu z. venir.Venue v. : 1. (Aan)komst v. - au monde : Ge-boorte. 2. Wasdom m., ontwikkeling, groei m.Tout d'une - : Lang en smal.

Venus v. (spr. -uss) : Venus. De liefde v. Venus-schelp v.

Verges v.mv. : Vesper v., namiddagdienst opZondag m.

Ver m. : 1. Regenworm m. 2. Larve v. - 4 soie: Zijdeworm. 8. Made v. Attaque par les -8 :Wormstekig. 4. Worm (in 't lichaam). (f i g.) Tirerlea -s du nez 4 : Behendig uithoren.

Veraeite v. : Waarheidlievend-. Waarheid.Veranda(h) v. : Overdekt terms, warande v.- vitree : Serre v.

Verbal : 1. Mondeling. 2. Van 't werkwoord. 8.(nie uw) Op 't woord betrekking hebbende.Invention -e : Schepping van nieuwe woorden.

Verbalement : Mondeling.Verbalisation v. : Het proces-verbaal opmaken.Verbaliser : Proces-verbaal opmaken.Verbe m. : 1. Toon (van spreken) m. 2. (godsd.)

Woord (de tweede persoon der Drieeenheid).8. Werkwoord. 4. Woord.

Verberation V. : Trilling. Weerkaatsing.Verbeux : Woordenrijk.Verbiage m. : Woordenvloed m., omhaal m.Verbosite V. : Woordenrijkheid, omhaal m.VerdAtre : Groenachtig.Verdelet Groenachtig. Zuurachtig. Nog kras.Verdeur V. : Groenheid. Zurigheid (van wijn).

(fig.) Jeugdige kracht v. Kras-. Bitterheid.Verdict m. (spr. verdikte) : Beslissing (der jury).Verdir onov.w. : Groen worden. I ov.w. : - maken.Verdoyant : Groenend. -achtig.Verdoyer : Groen worden.Verdure V. : Groen, gebladerte. Groente. Behang-

sel tapijt met bomen en Bras. Theatre de - :Openluchttheater.

Verdurier m., -uriere : Groenteverkoper, -koopster.Vereux : Wormstekig. (fig.) Verdacht, „vuil"

(zaakje).Verge v. : 1. Roede v. 2. Gard v., roede. (Faire)passer par les -s Spitsroeden (laten) lopen.Tenir la - haute : Dreigen. Etre sous la - de :Afhankelijk zijn van. 3. Kastijding. 4. Staf m.,stok m. Vuurpijllat v. 5. Hefboom (van balans)m. Slingerstang v. Roede (12 voet).

Verge(' v. : (oud) Vierkante roede (maat) v.Verger : 1. Met strepen bewerken. Papier verge: Geribd papier. 2. Met de roede meten. I m. :

Verglas m. : IJzel m. [Boomgaard m.Vergogne V. : Schaamte v.Vergue v. : (zeev.) Ra v.Veridicite v. : Waarachtigheid.Veridique : Waarheidslievend; wear.

Verldiquement : Overeenkomstig de waarheid.Verifieateur m. : Onderzoeker, veriticateur.Verification v. : Onderzoek, 't nazien.Verifier Onderzoeken, keuren. Bevestigen, staven.I se - : Blijken waar te zijn. Onderzocht worden.

Verin m. : Kelderwinde v., vijzel m.Verine v. : 1. z. verrine 3. 2. Varinastabak v.Veritable : 1. Waar. 2. Echt, werkeliik, hens.Veritablement Waarlijk. Hens. Wezenlijk.Write v. : 1. Waarheid. - de M. de la Patine: - als een koe. 2. Werkelijk-, echtheid. Dire ses(quatre) -s a qn : Iem. ongezouten de les lezen.En - : Waarlijk, hens. A la - ; Weliswaar.De toute - : Volkomen waar. 3. Getrouw-, na-tuurlijkheid.

Verjus m. : Sap van onrijpe druiven. Zure druif v.C' est pus vent ou - : Dat is 'n broertje en 'n zusje.

Vermeil, -le : Hoogrood, blozend. M. : Verguldzilver. - koper.

Vermieel(le) m. : Vermicelli v.Vermieelier m. : Vermicellifabrikant. -verkoper.Vermicide m. : Middel tegen wormen.Vermieulaire : 1. Wormvormig. 2. Kronkelend.Vermiforme : Wormvormig.Vermifuge bv.nw. en m. : Wormen verdrijvend

(middel).Vermilion m. : Vermlijoen. Rode kleur v.Vermillonner : Vermiljoen verven.Vermine v. : Ongedierte. (fig.) Gespuis.Vermineux : (Ingewands)worm-.Vermisseau m. : Aardwormpje.Vermouler (se) : Wormstekig worden.Vermoulu : Wormstekig. Vermolmd.Vermoulure v. : Wormstekigheid.Vermout(h) m. (spr. -outs) : Met absint bereide

witte wijn m., vermouth.Vernal : Tot de lente behorend.Vernier m. : (wisk.) Nonius m., graadaflezer.Vernir : Vernissen, verlakken, verglazen.Vernis m. 1. Vernis. 2. Glazuur. 8. (fig.) Dunlaagje, schijn m. 4. Vernis-, terpentijnboom m.

Vernissage m. : Vernissing, verglazing. Bezoek-dag Wier de opening voor 't publiek, ener (schil-derijen)tentoonstelling m.

Vernisser : Glazuren, verglazen.Vemisseur : Vernisser. Glazuurder.Vernissure V. : Vernissing. Verglazing.Verole v. : Petite - Pokken v. Grave -, marque dela petite - : Door de pokken geschonden.

Verone v. : Verona (stad in Italie).Veronique v. : 1. (naam) Veronica. 2. (plantk.)

Ereprijs v.Verrat m. : Beer (mannetjeszwijn).Verne m. : Glas (stof en voorwerp). - de Bo-heme Kristal. (fig.) Briser comma - : Verbrij-zelen. Petit - Borrel m.; likeurtje. Des perksde - Kralen. Papier de - : Schuurpapier. C'esta mettre sous - : Dat is om in een lijstje te zet-ten. - compris : De flea inbegrepen.

Verne v. : Glasvol.Verrerle V. Glasblazerij. Glaswerk.Venter m. : Glasblazer. -fabrikant. -mand v.Veniere V. : 1. Glazen ruit v6Or een schilderij

v. 2. Veelkleurig glasraam. 3. Kona v. 4. Glazenwindscherm. Glazen stationsoverkapping.

Verrine V. : 1. Glazen ruit v66r een schilderij v.2. filazen stolp (over plant) v.

Verroterie v. : Klein glaswerk. Snuisterijen.Verrou m. : Grendel m. Power le - De deur

toegrendelen. Tirer la - : De grendel weg-

Page 491: aardrijkskunde - DBNL

475 VICAIRE.VERROUILLER.

schuiven. Sous les -8 : Achter slot en grendel.Verrouiller : Toegrendelen.Verrue v. : Wrat v.Vers m. : Vers, -regel m. Mettre en - : In Aimoverbrengen. I vz. : (pl a at s) Naar, naar dekant van. (tij d) Tegen, omtrent.

Versant : Dat gemakkelijk omvalt, topzwaar. Im. : Helling, zijde v.

Versatile : Wispelturig. Wuft, ongestadig.Versatilite v. : Wispelturig-. Wuftheid.Verse : Il pleut a - : Het stortregent. I by.

nw. : (me e tk.) Sinus - : Sinus versus.Verse : Ervaren, bedreven.Verseau m. : Waterman (sterrenbeeld).Versement m. : Storting (van geld). Bijvoeging(bij dossier). - de repentance : Gewetensgeld.

Verser ov.w. : 1. Omwerpen (rijtuig). Nederslaan(koren). Bewerken (akker). 2. Uit-, overgieten,schenken. 3. Indelen (militair). Storten (geld).Overleggen (stuk), plaatsen (in archief). 4.(fig.) Uitstorten. I onov.w. : 1. Inschenken. 2.Omvallen. 8. (fig.) - dans : Vervallen tot.

Verset m. : Vers (van kapittel of psalm).Verseur m. : Schenkkellner. -kurk v.Versicule(t) m. : Versje.Versifieateur m. : Verzenmaker.Versification v. : Versbouw m.Versifier onov. w. : Verzen maken. I ov.w. : Berij-

men.Version v. : 1. Vertaling in de moedertaal. 2.Lezing, wijze van voorstellen v. 3. Bewerking

Verso m. : Keerzijde v. [(film).Verste v. : Werst (Russ. maat, 1070 M.) v.Vert : 1. Groen. Cap V- : Kaap Verde. 2. Onrijp,groen, zuur, wrang. Ongelooid (leder). 8. (fig.)Jeugdig, kras. 4. (f ig.) Levendig. Scherp. -ereprimande : Vinnige berisping. Langue -e : Die-ventaal. I m. : 1. Het groen. 2. Groen-, weide-voeder. Mettre au - : In de weide sturen; (fig.)rust gunnen. Se mettre au - : Naar buiten gaan.Manger son bee en - : Zijn inkomsten verterenvoor men ze ontvangen heeft. (f i g.) Laisser sur le- : Ongebruikt laten. Prendre sans - : Onver-wachts overvallen. 8. Wrangheid.

Vert-de-gris m. : Kopergroen. Groenspaan o.Vert-de-grise : Met kopergroen bedekt.Vertebral : Wervel-. Colonne -e : Wervelkolom m.Vertebre v. : Wervel m.Vertebra m. en bv.nw.: Gewerveld (dier).Vehement : Scherp, met nadruk, kras, hevig.Vertex m. : (ontleedk.) Bruin v.Vertical : Loodrecht.Vertieale v. : Loodlijn v.Vertiealement : Loodrecht.Verticality v. : Loodrechte stand m., - richting.Vertieille m. (spr. -ails) : Bladkrans m.Vertieille (82o. -sill) : Kranswijs geplaatst.Vertigo m. : Duizeling. (fig.) Zinsverbijstering.

Etre prix de -: Duizelig -; (fig.) waanzinnigworden. Donner le - : Doen duizelen.

Vertigineusement en -gineux : Duizelingwekkend.Vertigo m. : Solder (van paard) m. (f am.) Gril v.Vertu v : 1. Moed m., geestkracht v. 2. Deugd v.8. Kuisheid. 4. Deugdzaam mens. 5. Kracht,werking. En - de : Krachtens.

Vertueusement en -eux : Deugdzaam; eerbaar.Vertugadin m. : Kussentje om de heupen opto vullen (onder de japon). Rondte van groen.

Verve v. : Vuur, gloed m.; scheppingsdrang m.Etre en - : Funk op dreef zijn.

Verveine v. : (plantk.) IJzerkruid, verbena.Verveux : Vol geest, - vuur. I m. : Fuik v.Vesce v. : (plantk.) Wikke v.Vesical : Van de blaas.Vesicant : Blaartrekkend.Vesicatoire bv.nw. en m. : Blaartrekkend (mid-

del). Trekpleister v.Vesieulaire : Blaasvormig.Vesicule v. : Blaasje, blaartje.Vesou m. : Suikerrietsap.Vespasien m. : Vespasianus.Vespasienne v. : Openbare waterplaats, urinoir o.Vesper m. (spr. -per) : Avondster v., Venus.Vesperal : Avond-. I m. : (K a t h.) Vesperboek.Vessie v. : Blass v.Vestale v. : Vestaalse maagd.Vesta v. : Buis, jasje. (fig.) Remporter -; ramasserune - : Fiasco maken; zakken (examen).

Vestiaire m. : Klederbewaarplaats v., garderobe v.Vestibule m. : Portaal, voorhuis.Vestige m. : Indruk m., voetspoor. (fig.) Spoor.Veston m. : Colbert-jas v. Complet - : Colbert-

costuum.Vesuve m. : Vesuvius m.Vétement m. : Kledingstuk. Gewaad.Veteran m. : Oudgediende. (school) Leerling

die voor de tweeds maal de hoogste klasse door-maakt. (s p o rt) Senior.

Veterinaire : De dierenziekten betreffend. Awl.- : Veeartsenijschool v. I m. : Vee-, dierenarts.

Willard m. : Haarklover. I bv.nw. : Pietluttig.Mille v. : Kleinig-, nietigheid.Willer : Beuzelen, over 'n kleinigheid vallen.Vetilleur m. : Haarklover, beuzelaar.Vetilleux : 1. Netelig. 2. Pietluttig.'Mir : Kleden, van kleren voorzien. In 't be-

zit stollen van. Aandoen.Veto m. (spr. veto; me. onverand.) : Verbod. Ver-

werpingsrecht, (recht van) veto. (fig.) Weigering.Veture v. : (Bath.) Inkleding.Vetuste : Oud.Vetuste v. : Ouderdom.Veuf, -ve : Weduwnaar -, weduwe geworden.

(fig.) Beroofd (van). I m. : Weduwnaar.Veule : Zwak, laf. Los (grond). Kwijnend (plant).Veulerie v. : Krachteloos-, zwak-, ,.lam"held.Veuvage m. : Weduwnaarschap; weduwstaat m.Veuve v. : Weduwe.Vexant : Ergerlijk, verdrietig, lastig.Vexation v. : Swelling, plagerij.Vexatoire : Kwellend, plagend.Vexer : 1. Kwellen, plagen. 2. Ergeren.Viability v. : 1. Levensvatbaarheid. 2. Begaan-

baarheid (van weg).Viable : 1. Levensvatbaar. 2. Begaanbaar.Viaduct m. (spr. -duk) : Boogbrug v., viaduct.Viager : Levenslang, voor 't leven. Rente -ere :

Lijfrente. I m. : Levenslang genot, lijfrente v.Viande v : 1. (oud) Levensmiddel. Il n'est -

que d'appetit : Honger is de beste saus. 2. Vlees.Grosse - : Slacht-. - morte : Geslacht -. Poudrede - : Geraspt -.

Viatique m. : 1. Reispenning m. 2. (fig.; kerk)Avondmaal -. H. Sacrament dat den zieke wordttoegediend, teerspijze v.

Vibrant : Trillend. Klankvol.Vibration v. : 1. Trilling. 2. Slingering.Vibratoire : Trillend.Vibrer : Trillen.Vieaire m. : 1. Plaatsvervanger. - general,

Page 492: aardrijkskunde - DBNL

VICAIRIE. 476 VIGNERON.

grand - : Groot-vicaris (van bisschop). 2. Hulp-geestelijke, vicaris. Le - de Jesus-Christ : DePaus, de stedehouder van Christus.

Vieairie v. : Bijkerk met den bediening v.Vicarial : Van een vicaris.Vicariat m. : Vicarisschap; -rechtsgebied.Vievier onov. v. : Vicarisdiensten -. (fig.)

Ondergeschikte diensten verrichten.Vice m. : 1. Ondeugd v. 2. Losbandigheid, on-tucht v. 3. Gebrek, onjuistheid.

Vice . .. : (In samenst.) Onder . . .; vice . . .;plaatsvervangend.

Vicennal (spr. vissenal) : Van 20 jaar. Om de20 jaar toegekend. Voor 20 jaar geldig.

Vioêsimal : Twintigtallig.Vice versa (spr. -se-) : Over en weer.Vieier : Bederven. Onbruikbaar -, ongeldig maken.Vicieusement :Op ongeldige wijze. Door ondeugden.Vieleux : 1. Verdorven. 2. Slecht, ondeugend.3. Gebrekkig; onjuist; weerspanuig (paard).

Vieinal : Voor de dorpen, buurt-. Chemin -: Buurt-weg. Chemin de fee - : Locaalspoorweg.

Vieinalite v. : Dorpsverbinding. Buurtwegen m.Vicissitude v. : Lotswisseling. Wisselvalligheid.

Wederwaardigheid.Vieomtal : Burggrafelijk.Vicomte m. : Burggraaf.Vicomte v. : Burggraafschap.iiieomtesse V. : Burggravin.Vietimaire m. : Offerpriester.Victims v. : 1. Offer, -dier. 2. Slachtoffer.Vietimer : Tot slachtoffer, - zondebok maken.V ictoire v. : Overwinning.Victorieusement en -ieux : Overwinnend.Victuailles v. my.: Mondvoorraad m.Vidage m. : Het ledigen. Het weggelopene. Weg-looplaaan, -handvat.

Vidame m. : Plaatsvervanger en leenhouder in't wereldlijke van een geestelijk heer.

Vidange v. : 1. Op-, wegruimiug. Ruimen (vanbeerput). 2. Het gedeeltelijk leeg zijn. En-:Gedeeltelijk leeg, aangestoken.

Vidanger : Ruimen, ledigen.Vidangeur m. : Riool-, beerputruimer.Vide : Leeg. Zonder verdienste; - grote ge-beurtenissen; - werk (tijd); - handeling (to-neel); - hersens; zonder aandoeningen. Lucht-ledig. - de : Vrij -, ontbloot van. A - : Ledig;onbezet; zonder resultant. Frapper a - : Op 'taanbeeld -, naast het ijzer slaan; (fig.) er naastslaan. I m. : 1. (Lege) ruimte. Il Jut pricipitédans le - : Hij viel in de onpeilbare diepte.(fig.) Laisser un - : Een gaping achterlaten.Precher -, parler dans le - : Voor dove oren pre-diken. Regarder dans le - : Wezenloos starers.2. Luchtledig. Faire le-dans : Luchtledig maken.(fig.) Faire le - autour de qn : Iem. geheel af-zonderen. Nettoyage par le - : Stofzuigen. 3. Nie-tig-, ijdelheid.

Vide-ordures (mv. onv.) m. : Vuilafvoer m.Vider : I. Ledigen, uitdrinken. Uithollen. (f i g.) Videjusqu'aux moelles : Geheel uitgeput. 2. Doen ont-ruimen. 8.Verlaten. -les lieux : De woning ontrui-men; er van door gaan. 4. (fig.) Afdoen, vereffe-nen. 5. Leegtappen, Wegruimen. I se - : Leegworden. - lopen. Beslecht -, uitgemaakt worden.

Videur In.: Lediger, schoonmaker (wild of vis).Viduite v. : 1. Weduwnaar-, weduweschap. 2,

(ni e u w) Leegheid.Vie v. 1. Leven. Sans - : Levenloos; (fig.)

mat. La parole de - : Gods woord, de levens-woorden. Le pain de - : 't Avondmaalsbrood,de heilige ouwel. La - moyenne : De gemid-delde levensduur m. Pour la - : Voor het geheleleven. A - : Levenslang. (Jamais) de la - :Nooit van mijn -, zijn leven. - de garcon : Vrij-gezellenleven. C'est ma - : Da's mijn lust enmijn leven. C'est la - : Zo is nu eenmaal 'tleven. Faire la - : Losbandig, izwaare leven.Faire sa - : Zich door het leven slaan. Prendre- : Beginnen te leven. 2. Levensonderhoud.Qui a temps a - : Tijd gewonnen, veel gewon-nen. 3. (f am.) Misbaar, spektakel.

Vieil z. vieux.Vieillard m. : Grijsaard. Oud meas.Vieille v. : 1. Oude vrouw. Un vieux de la - :

Een oud gardesoldaat (van Nap. I); (fig.) eenveteraan. 2. (di e r k.) Lipvis m.

Vieillerie v. : Oude rommel m. Ouderwetseuitdrukkingen, - gevoelens.

Vieillesse v. : Ouderdom m. Oude mensen.Vieillir onov.w. : Oud worden. Zwakker wor-den. In onbruik geraken. I ov.w. : Ouder maken.se - : Zich ouder voordoen dan men is.

Vieillissement m. : Veroudering. Het ouder worden.Vieillot, -te : Oudachtig. Verouderd.Vielle v. : Liar v. - organisee : Draaiorgel.Vieller : Op de Tier spelen.Vielleur m. : Liereman; orgeldraaier.Vienne v. : 1. Wenen. 2. Vienne (in Frankr.).Viennois : Weans. Wener. Luxebrood-bakker.Vierge v. : Maagd. La V-, la V- Marie, la saints

V-, la V-mere : De Heilige Maagd. I bv.nw. :1. Maagdelijk. Rein. 2. (fig.) Ondoorzocht; nooitbebouwd; ongebruikt. Forst - : Oerwoud.

Vieux, vieil, -le : Oud. Verouderd. Il est plus- que son dge : Hij lijkt ouder dan nij is.

-garcon : Vrijgezel. Vieille lune : Maan in hetlaatste kwartier. Un - beau : Een oude gek. Im. : 1. Oude, grijsaard. Un - : Een ouwetje. Mon----/ Oude jongen I 2. Het oude. 3. Het versletene.Oude meubels, - goederen.

Vieux-neuf m. : Modern-antiek.Vif, viva : 1. Levend. De -ve voix : Mondeling.Chair -ye : Gezond, levend vlees. 2. (fig.)Stromend (water); levend (kracht). Le roc - :De naakte rots zelf. 8. Behendig, vlug. 4. Leven-dig. Schrander, opgewekt, vurig, prikkelhaar.Terme') an peu -s : Een beetje krasse bewoorlin-gen. 5. Snel, hevig; scherp (woord); blozend;hard (kleur); vinnig (kou); prikkelend (lucht);kras. Scherp (kant). I m. : 1. Levende. 2. Hetgezonde vlees. Mettre a - : (Het vlees) bloot-leggen. Touché au - : Gekwetst. 3. Levendmodel. (fig.) Pris ear le - : Na sr de natuurgetekend. 4. Het belangrijkste deel, hart.

Vif-argent m. : Kwikzilver.Vigie v. : 1. (z e e v.) Uitkijk, scheepswacht v.

2. Brandweerpost m. 3. Wakende klip v.Vigilamment : Met waakzaamheid.Vigilance v. : Waakzaam-, zorgvuldigheid.Vigilant : Waakzaam, wakker.Vigile v. : (K at h.) Vooravond, heiligavond(waarop gevast wordt) m , vigilie v. Dienst opde dag v66r de lijkdienst m.

Vigne v. : 1. Wijnstok al., wingtrd (- cultivie) m.- vierge : Wilde wingerd. 2. Wijnberg m.,-gaard m. Etre dans les -s, - la - du Seigneur :Een roes aanhebben.

Vigneron m. : Wijngaardenier, wijnverbouwer.

Page 493: aardrijkskunde - DBNL

VIGNETTE. 477

VIS.

Vignette v. Druksieraad, vignet. Versiering (opboek, doek, papier). Postzegelafbeelding (-postale). Rijksmerk.

Vignoble m. : Wijngaard m., -berg m. I bv.nw. :Waar wijn groeit.

Vigogne v. : Vicunna, Peruaans schaap.Vigoureusement : Krachtig, nathukkelijk.Vigoureux : Krachtig, sterk, kloek.Vigueur v. : 1. Kracht v. 2. Geestkracht. Na-druk m. 3. Geldigheid, kracht. En - Geldig,van kracht. Entrer en - : In werking treden.

VII (spr. vile) : 1. Goedkoop. 2. Laag, gemeen,verachterlijk. A - prix : Voor een spotprijs.

Vilain m. : 1. (oud) Boer. Burger, niet-adel-lijke. 2. Gemene kerel. 3. Het lelijke. 4. Ge-mene vrek. I bv.nw. : 1. Burgerlijk. 2. Gemeen,laag. Un - monsieur : Een ploert. 3. Leliik.fait - : Het is lelijk weer. 4. Onaangenaam,slecht. Gevaarlijk, lelijk (ziekte). Gierig.

Vilainement : Gemeen. Lelijk, schandelijk.Vilebrequin m. : Druif-, borstboor v.Vilement : Op een gemene wijze.Vilenie v. : Gemeen-, laagheid. Vrekkigheid.Vilipender : Door 't slijk sleuren.Vilitê v. : Laagheid. Goedkoopte v.Villa v. (spr. vila) : Landhuis. Blok deftige huizen,

VillageVillage m. (spr. vilaje) : Dorp. Noce de - Boe-renbruiloft. Il est bien de son - : HU is nog ergonnozel. Ne se moquer des chiens que quand onest hors du - : Niet to vroeg triomferen.

Villageois m. (spr. vita-) : Dorpeling. I bv.nw. :Boers.

Villanelle v. (spr. vila-) : Dorpsliedje.Ville v. (spr vile) : 1. Stad v. - forte, - de guerre: Vesting. En - Buitenshuis; (opschrif t)alhier. Diner en : Uit eten gaan. Toilette de- : Wandeltoilet. 2. La - : De stad (tegenover't platte land); de stadbewoners.

Villêgiature v. (spr. vile-) : 1. Verblijf op 't land.2. Zomerverblijfplaats v.

Villegiaturer (spr. vile-) : 's Zomers verblijven.Villette v. (spr. vilete) : Stadje.Vin m. : Wijn Les Brands -8 : De voornaamste

wijnsoorten. Du petit - : Schrale wijn. Entredeux -s : Licht aangeschoten. Avoir le eingai Een vrolijke dronk (over zich) bebben.Pri,s de - : Dronken.

Vinaigre m. : 1. Azijn m. - de toilette : Wel-riekend toiletwater. Sel de - : Engels vlugzout.2. (f i g.) Scherpheid, wrangheid.

Vinaigrer : Met azijn begieten, - vermengen.Vinaigrerie V. : Azijnfabriek v.Vinaigrette V. : 1. Azijnsaus v. 2. Handwagentje.Vinaigrier m. : 1. Azijnfabrikant. - koopman. 2.

Azij nflesje.Vinaire : De wijn betreffend, voor wijn.Vindas m. (spr. -dass) : Windas.Vindieatif en -ivement : Wraakgierig, -zuchtig.Vindicte v. : Eis van straf m. - publique :

Eis van bestraffing uit naam der maatschappij.Vint* v. : Wijnoogst m.Vineux : Alcoholrijk. Wijnachtig; -kleurig.Vingt (spr. sin; zie ook -cinq) : 1. Twintig. 2.

Twintigste I m. Twintig. -ste dag m.Vingtnine v. (spr. vintene) : Twintigtal. - jaren.VingtiOme (spr. vintyeme) : Twintigste. I m. : - deel.Vinicole : De wijnbouw betreffend.Viniculture v. : Wijnbouw m.Viol m. Verkrachting. Schending.

Violace : Violetachtig.Violat : (in samenst.) Violen-.Violateur m. : Verkrachter; overtreder.Violation v. : Schending, overtreding, ontheiliging.Violitre : Lichtpaars.Viole v. : Grote (bas)viool. v. Bases de - : Viola

da gamba.Violemment : Hevig, onstuimig. Vurig.Violence v. : 1. Hevig-, onstuimigheid. 2. Ge-

weld, -pleging. Faire - a Geweld aandoenaan. Se lairs - : Zich bedwingen. Fairs - d untexts : Een tekst verdraaien.

Violent : Hevig, onstuimig, geweldig. Geweld-dadig (dood). Driftig. Sterk, kras.

Violenter : Geweld aandoen. I se - : Zichzelfgeweld aandoen.

Violer : Schenden, overtreden. Verkrachten.Violet m. : Paars. I m. : Het paars.V:olette v. : Viooltje. Vioolplant v.Violeur m. : Verkrachter.Violier m. Gele violierplant v.; -bloem v.Violon m. : 1. (mu z.) Viool v. 2. Vioolspeler.3. Arrestantenlokaal, ►non: v.

Violoncello m. : Violoncel v., cello v.Violoncelliste m. : Cellist.Violoniste m. : Violist, vioolspeler.Viorne v. : (plantk.) Sneeuwbal m. Meelbes v.Vipêre v. : Adder v. Langue de - : Lastertong v.Viperin : Van een adder, kwaadaardig.Vipêrine v. : Slangenkruid.Virage m. : 1. (zee v.) Wending van een gangspil.

Speelruimte. Het Kellen van een schip. 2. Bocht(weg) v., draai m. 3. (p h o t o) Kleurbad. 't Kleurendaarmee.

Virago v. : Manwijf.Virelai m. : Oud gedichtje van 3 coupletten.Virement m. : 1. Draaiing, wending. 2. Ver-rekening. - de compte : Overboeking, giro.

Virer onov.w. : 1. (oud) Draaien. - de bord :Over stag gaan; (fig.) van partij veranderen.2. Overgaan (tot). I ov.w. : Doen draaien, - wen-den. Overboeken, gireren. Verrekenen. (photo)Kleuren.

Vireux : Giftig. Stinkend.Virevolte v. : Snelle wending, zwenking.Virgile m. : Vergilius (Rom. dichter).Virginal : Maagdelijk.Virginalement : Op maagdelijke kuise wijze.Virginie V. : Virginia. Virgins (in N.-Amerika).I m. : Virginiatabak v.

Virginitê v. : Maagdelijkheid.Virgule v. : Komma v.Viril (spr. -rile) : 1. Manlijk. 2. Van den volwassen

man. 3. Manhaftig, kloek.Virilement : Krachtig, manlijk.Virilitè v. : Manlijkheid. Manbaarheid. Kracht v.,

flinkheid.Viro-fixage m. : (photo) ot o) Kleurfixeerbad.Virtualith V. Innerlijke kracht v., denkbeel-

dig aanwezige macht v.Virtuel : Aanwezig maar zich niet uitend.Virtuellement : Door dit feit zelf, inderdaad.Virtuose m. : Buitengewoon talentvol meas.Virtuositó v. : Kunstvaardigheid.Virulence v. : Giftig-, kwaadaardig-. (fig.) Hef-

tigheid.Virulent : Giftig, kwaadaardig. (f i g.) Heftig, vinnig.Virus m. (spr. -use) : Gif-, smetstof v.Vis v. (spr. viss) : 1. (oud) Wending. Wentel' trap (escalier d -) v. 2. Schroef v. d' Archi-

Page 494: aardrijkskunde - DBNL

VISA. 478 VIVRE.

merle : Schroef van Archimedes, waterschroef,tonmolen m.

Visa m. (mv. onverand.) : Visum o., afstempeling.Visage m. : 1. Gelaat, gezicht. Je vous troutsbon - : 1k vind dat gij er goed uitziet. Chan-ger de - : Verschieten. Faire bon - d : Goed ont-vangen. 2. (fig.) Schijn m., voorkomen.

Vis-a-vis : Er tegenover, aan de overkant. Im. : Tegenover-zittende, -staande. Smal rijtuig-. Sofa met 2 plaatsen.

Viscire m. : Ingewand, inwendlg orgaan.ViscosittS V. : Kieverig-, slijmigheid.Vine v. : Het mikken. (fig.) Bedoeling.Viser onov.w. : Mikken. (fig.) Beogen. I ov.w. :

1. Mikken op. 2. (fig.) 't Oog hebben op, be-ogen. 3. Van een visum voorzien, fiatteren.

Visibilite V. : Zichtbaarheid. (z e e v.) Zicht (ookauto of vliegtuig).

Visible : 1. Zichtbaar. (fig.) Klaarblijkelijk. 2.Te spreken, thuis.

Visiblement : Op zichtbare wijze. Klaarblijkelijk.Visière v. : 1. Vizier (helm). Rompre en - d qn :

Iem. openlijk en grof aanvallen. 2. Klep (van pet)v. 8. Vizier (geweer).

Visigoth m. (spr. -go) : West-Goth. (fig.) Barbaar.Vision v. : 1. Het zien, 't gezicht. Double - :

Dubbel gezicht. 2. Gezicht, visioen. 8. Verschij-ning. 4. Hersenschim v. 5. Beeld.

Visionnaire m. Geestenziener. Dweper, dro-mer. I bv.nw. : Vol vizioenen; hersenschimmig.

Visitandine v. : Kloosterlinge van de orde derVisitatie.

Visitation v. : Het bezoeken. (Bath.) Visitatie.Visite v. : 1. Bezoek. Avoir des -8 : Bezoekers

hebben. _etre en - chez qn Bij fem. op bezoekzijn. 2. Visitemantel m. 8. Bezoek, visite (vanarts). Passer 4 la - : Op 't spreekuur komen.4. Huisbezoek (van armen, zieken). 5. (godsd.)Bezoeking. 6. Bezichtiging (van museum, kerk).- guides : Rondleiding. 7. - (d la douane) :Douaneonderzoek.

Visiter : 1. Bezoeken. 2. Huisbezoek doen bij.8. (godsd.; fig.) Bezoeken, beproeven. 4. Be-zichtigen. 5. Door-, onderzoeken.

Visiteur m. : 1. Bezoeker. 2. Huisbezoeker. 8.Bezichtiger. 4. Onderzoeker. Douanecommies.

Visqueux : Taai-vloeibaar, kleverig.Vissage m. : Het aanschroeven.Visser : Vast-. Aanschroeven.Vistule v. : Weichsel m.Visa (de) : Als ooggetuige, met eigen ogen.Visuel : Van 't gezicht, gezichts-.Vital : 't Leven onderhoudend, levens-. 2.(fig.) Waarvan alles afhangt, levens-. Concur-rence -e : Strijd om 't bestaan.

Vitalite v. : Levenskracht v.; -vatbaarheid.Vite : Snel, vlug. Au plus - : Zo gauw mogelijk.Vitement : Snel, gezwind.Vitesse v. : 1. Snel-, vlugheid, spoed m. Engrande - : Ale ijlgoed. En petite - : Als vracht-goed. Gagner qn de - : Iem. voor zijn;- inhaien.2. (nieuw) Versnelling (aan fiets, auto). En troi-sigme -, en quatrieme - : Op de hoogste versnel-

Viticole : Wijnbouwend. [ling; (f i g.) razend snel.Vitleulteur m. : Wijnbouwer.Viticulture v. : Wijnbouw m.Vitrage m. : Het inzetten der ruiten. Glasraam.

De ruiten v. Glazen wand m. Overkapping.Vitrall m. (mv. vitraux) : Geschilderd of ge-

brand (kerk)raam. Grote glasplaat v.

Vitre v. : Glasruit v. Casser les -8 : De ruiten in-slaan, - ingooien; (f i g.) niets ontzien.

Vitro : 1. Doorschijnend. Le corps -, l'humeur-e : 't Glasachtig vocht (van 't oog). 2. Metglazen bedekt, met een ruit.

Vitrer : Van ruiten glas voorzien.Vitrerle v. : Glazenmakerswerk, -vak. Glazen-

handel m. -fabricage v.Vitreux : Glasachtig, als glas. Verglaasd (oog).Vitrier m. : Glazenmaker. (gr ap) Artillerist.Vitrification v. : Verglazing, verglazuring.Vitrffier : Verglazen, vergjazuren.Vitrine V. : Glazen uitstalkast v.Vitriol m. : Vitriool. IJzer-, koper-, zink-sul-

faat. Built de - : Vitrioololie, zwavelzuur.Vitriol() : Vitrioolhoudend.Vitrioler : Met vitriool werpen naar. - bespatten.Vitrioleur m., -ease v. : Iem. die een aanslag

met vitriool pleegt.Vitupêrer : Ruw berispen, uitvaren tegen.Vivace : 1. Vol levenskracht, „taai". (fig.) In-

geworteld. 2. Overblijvend (plant).Vivaeite v. : 1. Levendigheid. 2. Vlug-, schran-

derheid. 8. Beweeglijkheid. 4. Hevig-, driftig-heid, vuur. 5. Glans m. - du feint : Frisse ge-laatskleur.

Vivandier m. : Zoetelaar.Vivandike v. : Marketentster.Vivant m. : 1. Leven, -sduur m. Du - de : Bij

't leven van. 2. Levende. (some) Pretmaker.Bon - : Vrolijke Frans. I bv.nw. : Levend. Volkracht. Levendig. Gereed (geld). Mai - : Bijmijn leven.

Vivat m. (spr. -vate): Heilwens m., juichkreetPousser des -s : Vivat hoezee roepen.

Vive v. : Pieterman (vis).Vivement : Levendig, innig. Hevig. Scherp,

vinnig, met nadruk.Viveur -ease v. : Pretmaker, Vrolijke Frans.

Vrouw die genot najaagt.Vivier m. : Visvijver m. Bun v. Bateau -

Bunschip.Vivifiant : Bezielend, levenwekkend.Vivification v. : Verlevendiging.Vivifier : 1. Leven geven aan. (fig.) Bezielen.

2. Nieuwe groeikracht geven aan.Vivipare m. : Levende jongen voortbrengend (dier).Vivisection v. : Proefoperatie op een levend

wezen v.Vivoter : Armoedig bekrompen leven.Vivre onov.w. : 1. Leven. Faire - qn Jem. le-

yen verlengen. Avoir vicu : Dood zijn. Il a (beau-coup) vects Hij heeft veel meegemaakt. Quivivef Werda? Las de - : Levensmoede. Quivivra verra : De tijd zal 't leren. On ne sait quieneurt ni qui vit : Heden rood, morgen dood.est facile 4 - : Men kan gemakkelijk met hemomgaan. Bien -; mal - : Een deugdzaam -; eenslecht leven leiden. Ce West pas : Dat is zogeen leven. 2. Voortbestaan (in herinnering).8. Leven, bestaan, in zijn onderhoud voorzien.Il faut que tout le monde vive : Men met levenen laten leven. - d'industrie : Door 't leven rol-len. - au jour le jour : Van de hand in detand leven. I : Het leven, levenswijze v.Levensonderhoud. Les -a : De levensmidde-len. Couper lee -a d : Geen geldelijke steunmeer geven aan. I ov.w. (n e u w) Door-, beleven.Roman vice : Doorleefde r. sa vie : Zijuleven uitleven.

Page 495: aardrijkskunde - DBNL

VIZIR. 479 VOITURIER.

Vizir m. : Vizier, minister. (fig.) Despoot, tiran.Vizirat m. : Viziersehap. Vizierspaleis.Vlan : Pats, klets, flap!Vocable m. : Woord. Naam van beschermheilige.Voeabulaire m. : Woordenlijst v. -voorraad m.Vocal : 1. Van de stem. Cordes -es : Stemban-

den. 2. Door de stem voortgebracht.Voealique : Van de klinkers; van k. onderling.Vocalisation v. : (mu z.) 't Maken van stem-oefeningen op den klinker. (taalk.) Omzettingin een klinker.

Vocalise v. : Oefening in het vocaliseren. Trekje,versierinkje in zangstuk.

Vocaliser onov.w. : Stemoefeningen maken opddn klinker. Trekjes, versierinkjes bij 'n zangstukvoegen. I ov.w. : (taalk.) Tot een klinker doenovergaan.

Voeatif m. : Vijfde -, aanroepsnaamval m.Vocation v. : Roeping. Aanleg m. Conseiller de - :

Voorlichter bij de beroepskeuze.Vociferation v. : Geschreeuw, bedreiging.Voeiferer onov.w. : Razen, tieren, schreeuwen. I

ov.w. : Uitbraken, -brullen.Vceu m. : 1. Gelofte v. 2. Kloostergelofte (-monastique). 8. (fig.) Belofte. Faire - de : Zichheilig voornemen om. 4. Geloftegeschenk.. -rendu : Ex voto. 5. Wens m. Verlangen. Appelerde tous 8es --z : Van ganser harte verlangennaar. 6. Liefdesbetuiging. 7. (f i g.) Eis m.

Vogue V. : 1. (zeev.) Dolboord. 2. (fig.) Roepm., toeloop m., mode v., zwang m.

Voguer : Varen, voortgaan. - a pleines voiles: Alle zeilen bijhebben (ook fig.), flink op-schieten.

Void : Ziehier, bier is, - zijn. La lettre que - :Deze brief. Et - comment : En wel op dezewijze. Votes - riche : Nu zijt ge rijk.

Vole v. : 1. Weg m., grote -. Chercher sa - :Nog niet weten wat men wit. 2. Vervoermid-del. Par la - de terre; - de mer : Over land; overzee. Par la - de l'air : Door de lucht. Parla - de la poste : Per post. 3. (jacht) Spoor.Mettre qn sur la - : Iem. op weg helpen.4. Spoor, afstand tussen de (rijtuig)wielen m.5. Spoor, rails. 6. Ruimte tussen strekbalken.Zaagsnede (- d'une 8cie) v. 7. Weg, vat (in 'tlichaam).-8 respiratoires : Luchtwegen. 8. Drachtv. Voer, wagenvol m. - de Bois : Vracht, drachthout ( ± 2 Stere). 9. Weg. Robinet 4 deux -8 :Tweewegskraan. 10. (fig.) Weg, middel. Par la- des acmes : Door de wapens. -8 de droit :Rechtsmiddelen. Etre en - ds : Bezig -, op wegzijn om. Etre en - de guerison : Herstellen. Ou-r/sir la -, preparer les -8 4 qn : Iem. zijn teakvergemakkelijken. 11. (scheik.) Weg.

Voila : Ziedaar, dear is, - rijn, kijk eens, dezaak is deze. Ne --t-il pas, --t-il pas of

-pas . . . .? Daar heb je waarachtig . . . Le -enfin ;Daar is hij eindelijk. - qui est fait : Dat is afge-dean. En - assez : Genoeg daarvan. L'hommeque - : Die man daar. - dew heures que j' at-tends : Nu wacht ik al twee uur. - co que c'estque de mentir : Dat komt er nu van als menliegt. En - une bonne : Da's 'n leuke mop. Notesy - : Daar hebben we het nu. Et en - pourl'eterniti : En klaar ben je, voor eeuwig. Mais- : Maar de zaak is deze. Et - . . . : En da'salles . .., meer heb ik niet to zeggen.

Voile v. : 1. Zeal. Faire - : Zeilen. Mettre 4 la -Onder zeil gaan. 2. Schap. I m. : 1. Voorhang,

gordijn. Sluier m. Nonnesluier. Prendre le - :Non worden. 2. (fig.) Dekmantel m., voorwend-sel. Tirer le - seer : Bedekken met de mantelder liefde. 3. Le - du palais : 't Zachte gehe-melte. 4. (photo) - noir : Insteldoek.

Voiler : 1. Aan de blikken onttrekken, eensluier voordoen. (fig.) Verbergen, bemantelen;dof maken (blik); dempen (stem). 2. Van zei-len voorzien.

Voilerie v. : Zeilmakerij.Voilette v. : Voile v.Vollier m. : 1. Zeilmaker. 2. Zeiler. Vlieger (vo-

gel). Le grand - : De albatros m.Voilure v. : 1. De zeilen. 2. 't Krom trekken.Voir ov.w. : 1. Zien. Bijwonen, beleven. Je n'y vois

pas : Ik kan niet zien. - Ta.ine : Zie T. C'est d -(z. 4) : Dat is bezienswaardig. 2. Bezoeken, om-gaan met. Il ne voit personae : Hij gaat met nie-mend om. Peut-on - M. B. Is Mijnh. B. tespreken? 3. Inzien, begrijpen. Constateren.C'est ce qu'il faudra - : Dat staat nog te bezien.Laisser - : Tonen. J'aurais voulu t'y - : Ik hadje wel eens in mijn plaats willen zien. Je voiscela autrement que vows : Ik heb een anderekijk daarop. Je vois ca d'ici : Ik zie 't duidelijk.Je ne vois pas pa du tout : Ik kan me dat hele-maal niet voorstellen. Voyez-vous cat Kunt geu dat voorstellen ? Heeft men ooit zo iets be-leefd? 4. Nagaan, onderzoeken. Beproeven. Ceefest 4 - (z. 1); it faudra - : We zullen zien. Il n'arien d - ld-dedans : Hij heeft daarmee netsnit to staan. Voyons! Laten we eens zien! Komwatt Hoor cans! Als je blieft! Voyons, es-tu pratNu, ben je klaar? 5. Inzien, beoordelen, be-schouwen. - en bien; - en mat : Gunstig -; ongun-stig oordelen over. - d'un bon -; - mauvais tail :Met genoegen -; met weerzin (aan)zien. - juste;- faux : Een juiste -; verkeerde blik hebben op.Il est bien -; mat vu : Hij staat goed -; slecht aan-geschreven. A le -, on dirait . . . : Als men hemzo ziet, zou men menen . . . Vu . . . : Gezien. . ., met 't oog op . . . I onov.w. : (met a) Toezien,letten op, zorgen voor. (met sur) Uitzien op.(met si) Onderzoeken of. I se - : Zich zien.Gezien, aangetroffen worden. Elk. (aan)zien.Elk. bezoeken, met elk. omgaan. Zich houdenvoor.

Voire : Heus. Zelfs (- mew). 't Staat te bezien.Voirie v. : 1. Toezicht op de wegen. 2. Gemeente-reiniging. 3. Vuilnisstortplaats v.

Voisin : Naburig. (fig.) Op 't punt van. I m. :Buurman.

Voisinage m. : 1. Nabijheid. 2. Buurt v., deburen.

Voisine v. : Buurvrouw.Voisiner : Een buurpraatje maken, zijn burenbezoeken. Buurschap houden.

Voiturable : Met wagers berijdbaar.Voiturage m. : Vervoer per as.Voltam v. : 1. (oud) Vervoermiddel. 2. Voer-tuig. Rijtuig, wagen m., auto v. En -I In-stappen! Changer de - : Overstappen. - demaitre : Eigen rijtuig. Alter en - : Rijden.

-de charge : Kar v. - a bras : Handkar. 3. Vrachtv., vervoer. Lettre de - : Vrachtbrief m.

Voituree v. : Wagenvol m.Voiturer : Vervoeren.Voiturette v. : Fiets met aanhangwagen v. Kleineauto v.

Voitwier m. : Voerman.

Page 496: aardrijkskunde - DBNL

VOITURIN. 480 VOTRE.

Voiturin m. : Huurkoetsier. -rijtuig.Voix v. : 1. Stem v. Donner de la - : Blaffen;geluid geven (ook f 1 g.). Faire la grosse - :Dreigen, opspelen. A portie de la - : Beroep-baar. 2. Stem, woorden. Sans - : Sprakeloos.8. (fig.) Inspiratie v., inspraak v. 4. Uitspraak v.,mening. La - publique : De openbare mening.5. Stem (uitgebrachte). Aller aux - : Stem-men. Myhre aux - : In stemming brengen. 6.(Zang)stem (- Mantic). - pad* : Spreek-. -de téte : Kop-. En - : Bij stem. A deux -; trois- : Twee-; driestemmig. 7. Klank (munt) m.Gebulder (kanon). 8. (taalk.) Vorm (bedrij-vend, lijdend, enz.) m.

Vol m. : 1. Vlucht v., 't vliegen. - a voile, - sansmoteur : Zweefvliegen, zweefvlucht. - d'essai :Proefvlucht. De haut - : Hoog vliegend; (fig.)voornaam. Prendre son - : Opvliegen. - arrete :Zweefvlucht. 2. Vlucht, -lengte. (fig.) Geestes-vlucht, omvang m. 3. Vlucht, vleugelwijdte. 4.Vlucht, zwerm m. 5. Diefstal m., roof m. - ala tire : Zakkenrollerij. - et main armee, - de grandschemins : Struikroverij. 6. Gestolen voorwerp.

Volable : Besteelbaar.Volage : Wuft, veranderlijk, wispelturig. Feu

- : Uitslag (aan lippen) m.Volaille V. : Gevogelte. Vogel (om to eten).Volant : 1. Vliegend. Fusee -e : Luchtpijl m. 2.

Beweeglijk, los, tijdelijk, vliegend, zich snel ver-plaatsend (troepen); onrustig I m. : 1. Pluim-bal m., volant m. Raketspel. 2. Molenwiek v.3. Vliegwiel (aan machine). Stour (auto; - dedirection). Etre au -, tenir le - : Chaufferen.4. Strook (van japon; van bonboekje) v.

Volatil (spr. -tile) : Vluchtig.Volatile m. : Vogel m.Volatiliser : Vervluchtigen.Vol-au-vent rn. (my. onverand.) : Pasteivorm

van bladerdeeg m.Volean m. : Vulkaan m., vuurspuwende berg m.(f i g.) Heethoofd. Gevaarlijke plaats v.

Voicanique : Van de vulkanen, vuurspuwend.(fig.) Gloeiend, dol.

Voleanisa : Door vulkanische werking gevormd,vulkanisch your bevattend.

Volte v. : 1. Vlucht v. Prendre sa - : Op-, uitvlie-gen; (fig.) zelfstandig optreden. Tout d'une -:In den vlucht. 2. (fig.) Geestesontwikkeling.Stand m., rang m. 8. Vlucht, zwerm m. Broed-sal. (fig.) Menigte v. 4. Vlucht (val, kogel). A.la - : In de vlucht; (fig.) haastig, op goed ge-luk. 5. Salvo, laag v. Schot. 6. Pak slaag. 7.Slingering (van klok). Sonner a touts - : Uit-alle macht 'olden.

Voler onov.w. : 1. Vliegen. (fig.) Vliegen, voor-bijsnellen. - ape* : Najagen. 1 Stelen. - stirlee grands chemins : Straatroof plegen. I ov.w. :Stelen. Bestelen. Ontstelen. Niet verdienen. Ilne l'a pas vole : Hij heeft dat ruim verdiend.

Volerie v. : Dieverij.Volet m. : 1. (K a t h.) Kelkdeksel. 2. Houten

zeef v. 8. Luik, vensterblind. 4. Vleugel-. Orgel-deur v. Luik (schilderij). 5. Helm m. -dekkleed.

Voleter : Fladderen.Voleur m. : 1. Dief. -- de grands chemins : Straat-rover. Au ---I Houdt den lief 1 Fait comme an- : Met de kleren in wanorde. 2. Afzetter.

Voleuse v. : Dievegge.Volga m. (than ook v.) : Wolga v.Volt re v. : Grote vogelkooi v. Duivenslag.

Volontaire : 1. Willekeurig. 2. Opzettelijk. 8.Vrijwillig dienend. 4. Eigenzinnig. 5. Wilskrach-tig. I m. : Vrijwilliger (engage -).

Volontairement : 1. Vrijwillig. 2. Opzettelijk.Volonte v. : 1. Wil m. 2. Wilskracht v. 3.Wilsuiting. Acts de derniere - : Uiterste wils-beschikking, testament. (N'en) faire (quld sa- : Zijn wil doordrijven. Bonne - : Goedwillig-held. Paix ear la terre aux hommes de bonne - :Vrede op aarde in de mensen een welbeha-gen. Mauvaise - : Kwaadwilligheid. A - : Naarverkiezing. Faire ses quatre -s : Zijn eigen zinvolgen. Dire ses -s : Zeggen hoe men 't hebbenwil. 4. Luim v., gril v.

Volontiers (spit. -tyi) : Gaarne, graag. Licht, ge-makkelijk, spoedig; gewoonlijk.

Volt m. : Volt (electr. eenheid) v.Voltalque : Van galvanische electriciteit.Voltaire m. : Leuningstoel m.Voltairien m. : Aanhanger van Voltaire. I by.]nw. : Vol spottend ongeloof.

Volte v. : Zwenking, wending. (zeev.) 't Overstag gaan.

Volte-face v. (mv. onverand.) : Halve wending.(fig.) Plotselinge verandering. Faire - : Rechts-omkeert maken (ook fig.).

Volter : Zwenken, wenden. (zeev.) Over stag gaan.Voltige v. : Oefening in 't los op 't paard sprin-

gen. Oefening op 't slappe koord.Voltiger : Op 't paard springen. Op 't slappekoord zich oefenen. Fladderen. Heen en weerriiden. (f i g .) Lichtzinnig zijn ; fladderen.

Voltigeur m. : Springer. Luchtspringer op 'tslappe koord. (m i 1.) Keursoldaat.

Volubile : 1. Slingerend. 2. Rad van tong.Volubilis m. (spr. 488) : (plantk.) : Winde v.Volubilite v. : 1. Beweeglijk-. 1 Radheid (tong).Volume m. : 1. Om een rol gewonden bladenvan een handschrift (der Ouden), boekrol v.2. Band m.. , boekdeel. En - : In boekvorm.8. Omvang -m., uitgebreidheid. Massa v. Sousan petit - : In een klein bestek.

Volumineux : Omvangrijk, dik, groot.Voluptë v. : Wellust m., zingenot.Voluptueusement : Op wellustige wijze.Voluptueux : Wellustig, genotrijk. Wulps. I tn. :

Wellusteling.Volute v. : Wrong v., krul v., spiraalvormig

sieraad. Roislak v. Spiraal v.Vomir : (Uit)braken, overgeven (ook fig.).Vomissement m. : Braking. Braaksel.V omitoire : Braking verwekkend. I m. : Bredeuitgang (van circus, bij de Romeinen) m.

Vomito-negro m. : Gele koorts v.Vorace en -ment : Gulzig, vraatzuchtig.Voraeit6 v. : Gulzigheid, vraatzucht v.Vos z. votre.Vosges v.mv. (spr. vaje) : Vogezen.Vosgien (spr. vdjyin) : Uit de -. Dewoner der

Vogezen.Votant : Stemmend, die zijn stem ultbrengt.

m. : Stemmende; uitgebrachte stem v.Votation v. : Stemming.Vote m. : Stem v. Stemming. Stemrecht. Aan-neming (bij stemming). Motie v.; votum.

Voter onov.w. : Stemmen. I ov.w. : Aannemen.Votif : Een gelofte betreffend, volgens gelofte

gedaan, - gegeven, wij -.Votre vnw. : 1. Uw. 2. Uw, waarover gij praat.Votre : Van U. Tout - : Geheel de uwe. Ls -,

Page 497: aardrijkskunde - DBNL

481 WATTMAN.VOUER.

la -, les -s : De -, het uwe, de uwen. Les -8 :De uwen, uw famine, - vrienden, - partij. Vousallez faire des -s : Gij gaat weer domme strekenuithalen. Vous y avez mis du - : Gij hebt er watpersoonlijks ingelegd; - er wat bij gefantaseerd.

Vouer : 1. Plechtig beloven. 2. Toewijden, plech-tig opdragen. I se - : Zich wijden, - overgeven.

Vouloir : 1. Willen. Qu'est-ce que cela veut dire?Wat beduidt dat? Si vows voulez : AN ge 'tgoedvindt. .Dieu le veuille! De hemel geve 11Je (le) veux bien : Dat geef ik toe; mij is 't goed;graag. Ce que Dieu ne veuille : Wat God verhoede.2. Eisen, noodzakelijk maken. Les formes you-lues : De wettelijk vereiste vormen. 3. Wil-len, verlangen. Que me voulez-vous ? Wat ver-langt ge van mij ? Oui, que voulez vous? Ja, watzal ik u zeggen? wat dan? - anders? 4. - de: Van (sets) wat willen hebben. Je ne veux pasde vela : Daar wil ik niets van hebben, - weten.Il ne veut pas de moi : Hij wil niets van mijweten. 5. Willen, - verschaffen. - du bien -; duteal a qn : Iem. genegen; - vijandig zijn. 6. Metzekerheid beweren. 7. De goedheid hebben om.8. en - A : Boos zijn op; het gemunt hebbenop; het wijten aan. I se - : 1. Gewild worden.2. Willen zijn. 3. s'en - (de) : Boos op zichzelf zijn (omdat). 4. s'en - : Elk. haat toe-dragen. I m. : 1. Wil m. 2. Voornemen. Malin-, mauvais - : Slecht voornemen, boos opzet.

Vous yaw. : 1. (onderw.) Gij, u, je. 2. (voor-werp of bepaling) U, je. (onder brief) A- : Uw toegenegen. Ca - fait du bien : Datdoet 'n mens goed.

Vousseau, -oh m. : Gewelfsteen m.Voussure V. : Welving, boogronding.VoQte v. : Gewelf.Votiter : Overwelven. Krommen. Homme vodte: Met een gebogen rug.

Voyage m. : 1. Reis v. - d'agrement : Pleizier-.Partir en - : Afreizen. 2. Reisbeschrijving. 8.Gang m., tocht m.

Voyager : 1. Reizen. Trekken (vogels). 2. Ver-voerd worden, onder weg zijn.

Voyageur m. : Reiziger. „Vrachtje" (koetsier).Passagier (tram). I bv.nw. : 1. Reizend, trekkend.2. Reislustig.

Voyant : Ziend. Opzichtig (kleur). I m. : 1. Zien-de. 2. Ziener. Helderziende. Voorspeller.

Voyelle v. : Blinker m.Voyons tussenw. : Komaan (z. voir ov.w. 4).Voyou m. : Parijse straatslijper, baliekluiver.Vrae m. (spr. vrak) : En - : Onverpakt; doorelkaar; met stortgoederen.

Vrai m. : 1. Waar, waarachtig. Il est trop - :'t Is maar al to waar. Il est - (de dire) : Wel-iswaar. 2. Echt, hens, joist. 8. Ongekunsteld.I bw. : Dire -, parler - : De waarheid zeggen.

I m. : Het ware, waarheid. A dire le -, au -: Eerlijk gezegd. De -, pour de - : Zeker, be-

paald. Etre dans le - : 't Bij 't rechte eind hebben.- de - : Heus en waarachtig.

Vraiment : Waarlijk, werkelijk. Heus.Vraisemblable : Waarschijnlijk. Le - : Het -e.Vraisemblablement : Waarschijnlijk.Vraisemblanee : Waarschijnlijkheid.Vrille v. : 1. Hechtrank v. 2. Zwikboor v. 3. (En)

- : (In) spiraalvlucht.Vrombissement m. : Geronk.Vrombir : Ronken.Vu z. voir en Su.Vue v. : 1. Gezicht, -svermogen. 1 Uit-, ver-

gezicht. Avoir - stir, - de : Uitzien op. 3. (r e cht)Opening, venster. 4. Gezicht, plaat v., schilderij.Carte a -, carte-- : Prentbriefkaart. 5. Ge-zicht, oog, blik m. Donner dans la - : In 'tgezicht schijnen ; (f i g.) bekoren. Connaftre de- : Van aanzien kennen. Mettre en - : Ten toonstellen. Etre en - : Zichtbaar zijn, in 't oog val-len (ook fig.). Homme en - : Voornaam man.A la - de : Bij 't zien van. (handel) A - :Op zicht. A deux jours de - : Met twee dagenzicht. A (la) premiere -, d'une p. - : Op deeerste blik ; (m u z.) a prima vista. 6. Ge-zicht, aanblik. 7. (fig.) Doorzicht, scherpzinnig-held. 8. Begrip. 9. Mening. 10. Oogmerk, doel,bedoeling. Avoir -, jeter des -s stir : Plannen heb-ben ten opzichte van. En - de : Met 't oog op,om. 11. Vooruitzicht.

Vulcain m. : Vulcanus. (fig.) Smid.Vuleanien : Van 't vuur.Vulcanisation v. : Het behandelen (van caout-

chouc) met zwavel. Het behandelen (van hout)met stoom en lucht.

Vulcaniser : (Caoutchouc) met zwavel -. (Rout)met stoom en lucht behandelen.

Vuleanisme m. : Leer die de toestand der aardeaan 't inwendige vuur toeschrijft v.

Vulgaire : 1. Alledaags, gewoon. Langue - :Volkstaal. 2. Gemeen, plat. I m. : Volk, gemeneman. Grote hoop m. Het gemene, - platte.

Vulgairement : 1. Gewoonlijk, bij 't yolk. 2.Gemeen, plat.

Vulgarisateur m. : Populair schrijver over we-tenschap.

Vulgarisation v. : Verbreiding onder 't yolk.Vulgariser : Verbreiden, voor 't yolk verstaan-

baar maken.Vulgarite v. : Gemeen-, plat-, laagheid.Vulgate v. : Latijnse bijbelvertaling, Vulgata v.

Grondtekst m.Vulnerabilite v. Kwetsbaarheid.Vulnerable : Kwetsbaar. (fig.) Aanvechtbaar.Vuhieraire : Wonden helend. I m. : Wond-water. I v. : Wondklaver v.

w.W m. (genaamd double ye; wordt ongeveer tiltge-sproken als de Franse v) : W v.

Wagon m. : Spoorwagen m., wagon m. --lit(my. -s--s) : Slaapwagen.

Wagonnet m. : Wagentje. Lorrie v.Wagonnette V. : Kleine automobiel m.Walkyrie v. Walkiire, Valkyrja v.Wallace v. : Drinkwaterfontein (fontaine -) v.

GALLAS, Frans Schooltvoordenboek. •

Wallon : Waals. Waal.Wallonie v. : Walenlaxid.Warrant m. : Ceel v.Water m. (spr. ouater) en --closet (spr. .et) m. :

W. C.Waterproof m. (spr. vaterprouf) : Waterproef-mantel m.

Wattman m. : Wagenbestuurder.

31

Page 498: aardrijkskunde - DBNL

WELCHE. 482 ZYGOMA.

Welehe z. velche.Westphalie v. : Westfalen. Le train -, la paixde — : De vrede van Munster.

Westphalien : Westfaals. -faler.Whig m. : Eng. liberaal, Whig.Whist m. : Whist.

x.

X (spr. i-ks) m. : 1. X v. 2. (stelk.) De onbe-kende. (fig.) Jets onbekends. Vouwstoel met ge-kruiste poten m. Rayons — X-, Rontgenstralen.8. (Rom. cijfer) = 10.

Xant(h)ippe v. : Xantippe. I m. : XantiPP118.Xeres m. (spr. Wren) : Xeres. -wijn m., sherry m.

Xylographie v. : Drukkunst met houten let-ters v. Houtsnij-, houtgraveerkunst.

Xylographique : Incunable — : Blokdruk m.Xylophone m. Slaginstrument van buksboom-houten latjes.

Y.

Y m. (genaamd i grec) : (letter) Y v.Y bw. : Er, daar, er heen, daarheen. Il n'— estpas : Hij is niet thuis; hij heeft mis geraden.vnw. : (in plaats van a, sur, en cela). Er aan,- over, - op, - in.

Yacht m. (spr. 'Ms) : Jacht o.Yak m. : Yak (Tibetaanse buffel) m.Yaourt m. : Yoghurt m.Yatagan m. : K.romzwaard.

Yeuse v. : Steeneik m.Yeux m.mv. z. call.Yole v. : Giek v.Youler : Jodelen.Yew- : Joego-.Ypresu m. Langbladerige olm m. Witte popu-lier m. Teenwilg m.

Ypres m. : Yperen (Belgili).Ysen(1)t v. (apr. izeu) : Isolde.

Z.

Z m. (spr. zede) : Z v. Fait comme un — : Eromals 'n hoepel.

Zacharie m. (spr. zaka-) : Zacharias.Zagale v. Assagaai (werpspies) v.Zaza v. : Bets.Z6bre m. Zebra m. -vis m.Zebrer : Doorstrepen, strepen trekken in.Zebra° v.: Streping, streep v.Zebu m. Ind. buffel m., bultos m.Zelandals : Zeeuw. -a.Mande v. : Zeeland.Zelateur m. : IJveraar, zeloot.Z6le m. : 1. Ijver m. Faire du — : Te veel ijveraan de dig leggen. Mettre son— a: Zich beijverenom. 2. Godsdienstijver.

Z616 : Nverig, vol ijver. I m. : Ijverig man.Zelote m. : IJveraar.Zenith m. : Top-, schedelpunt.Zenithal : Van 't toppunt.Zenon m. : Zeno, hoofd der Stolcijnse school.Zenonique : Volgens Zeno's leer.Zephyr m. : Zachte wind m., tochtje.Zero m. : 1. Nul v. A — heures : Om 12 uur 'snachts. 2. Nulpunt.

Zest tussenw. (spr. tests) : 1. Dank je, ik moetdaar niets van hebben I Praatjes I 2. Vlug I I m. :Entre le zist et le — : In een onzekere toestand.Donner du — a : Smaak geven aan.

Zeste m. : Binnenschot (van noot). Citroen-,oranjeschil v. (fig.) Sikkepitje.

Zezaiement m. : Lispelende uitspraak van g en j.Zenyer : Lispelen j en g).Zibeline v. : Sabelmarter m. -bont.Zigue m. : Kameraad, vent.

m. (spr. ziguezague) : 1. Zigzaglijn v. 2.zagbandtang v. Schaar (kinderspeelgoed) v.

Zinc m. (spr. zink) : Zink. Zinken dakplaat v.(f am.) Toonbank van een kroeghouder v. (nie uw,f am.) Vliegtuig„kist".

Zingage m. : Zinkwerk, bekleding met zink.Zinguer : Met zink bedekken.Zinguour m. : Zinkwerker.Zbt (spr. ziste) z. zest m.Zizanie v. : Raaigras. (bijbel) Onkruid. (fig.)Onenig-, verdeeldheid.

Zodiacal : Van de dierenriem.Zodiaque m. Dierenriem m.Zone m. : Zollus (critiekschr(jver). (fig.) Nijdig,onrechtvaardig criticus.

Zona m. : Gordelroos v.Zone v. (spr. tine) Gordelvormige strook v.Aardgordel m. Aardstreek v. — (des frontihres,- iranche, - des douanes) Grensstreek waarin dedouanerechten niet worden geheven. — neutre: Neutraal gabled.

Zoographie v : Wetenschap der diervormenen -organen v.

Zoolatrie v. : Dierenaanbidding.Zoologie v. : Dierkunde v.Zoologlque : Dierkundig. Jardin — : Dierentuin.Zoologist° en zoologue m. : Dierkundige.Zoophyte m. : Plantdier.Zou tussenw. : Vooruit IZouave m. : Zouaaf, Licht infanterist in Afrika.Pauselijk soldaat.

Zurich m. (yr. -ik) : Zurich.Zwic(h)ob (or. : Bewoner vanZurich.

Zut tussenw. (spr. zute) : (plat) Loop rond!Stikl — pour luil Ik heb maling aan hem.

Zwingle m. : Zwinglius.Zygoma m. : jukbeen.

Page 499: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - FRANSIng. Geb.

Albert Dory en A. Wepster, Nieuwe Leercursus voor de Franse taal.Eerste deeltje, Inleiding, voor het eerste leerjaar ...... f 1,50 f 1,70Tweede „ Spraakkunst, voor het tweede en derde leerjaar ter perseDerde „ Oefeningen I, voor het tweede leerjaar . . . ter perseVierde „ Oefeningen II, voor het derde leerjaar . . . ter perse

Dr. P. Fabriek, Mélange de Lectures. Eerste deel, geillustreerd - 1,90 - 2,25

Dr. J. Fransen et Dr. H.-G. Martin, Fragments a Traduire.Eerste en Tweede deeltje 4e druk a - 0,90 -

Dr. J. Fransen en Dr. H. G. Martin, Franse Spraakk., 3e druk - 0,90 - 1,10

Dr. J. Fransen en Dr. H. G. Martin, Oefen. bij Franse Spraakk.Eerste deeltje, ing. f 0,90, geb. 2e druk f 1,10; Tweede deeltje,ing. f 1,30, geb. f 1,50; Derde deeltje - 0,70 - 0,90

Dr. J. Fransen et M.-J. Premsela, Prosateurs Modernes, metportretten en biografieen en een verkl. woordenlijst . 2e druk - 1,90 - 2,25

J. N. Holtzappel, Stukken ter vertaling in het Frans - 1,40

A. Kok, Tien jaar Frans op het Staatsexamen ter perseK. van der Kooi, E. Scheenstra en G. S. Jonkmans, Frans

leerboek voor Ulo-scholen.Eerste en tweede deeltje, met woordenlijst . • • . 2e druk a - 1,10 - 1,30Derde en vierde deeltje ter perseBeknopte Spraakkunst ter perse

Dr. J.-H. Kool, Voyage en France, geillustreerd . . . 4e druk - 1,75 - 2,00

D. de Lange en A. van Katwijk, Leerb. v. d. Fr. taal, 6e druk - • 1,90D. de Lange en W. Struik, Franse Vertaaloef. . . . 3e „ - 1,00 -Dr. J. W. Marmelstein en Dr. J. Smit, La litterature a vol

d'oiseau. Eerste deeltje 4e druk - - 1,25Tweede deeltje ter perse

MARNIX -DRUKKEN.Dr. J.-W. Marmelstein et Dr. J. Smit, Le Jardin fleuri, 2e drukPierreLoti, Judith Renaudin, uitg. d. Dr.J. W. Marmelst ein, gall L. Mercier, Les demoisellesValery, uitg. d. Dr. J. W. MarmelsteinMme L. Rauzier-Fontayne, Sous la Croix. Nouvelles hugue-notes, avec vocab., arrange et annotê par W. Uittenbogaard

PETITE BIBLIOTHEQUE par W. Bartels, 7 deeltjes. 16e druk a

P. M. Salverda de Grave, Teksten ter vert. in het Frans, ten gebr bij het universitair onderw. en de opl. voor de akten M.O. A en B

W. Struik en W. J. Jongejan, Cahier de verbes . . .11e druk

W. Struik en Dr. K. B. Gallas, Bekn. Franse Spraakk. 7e „

W. F. C. Timmermans, La France. devant l'antiquitê . . .

W. Uittenbogaard, Les fautes principales ...... 9e druk

W. Uittenbogaard, Choix de Mots et de Locutions usuelles, al'usage des 6coles, met medew. van A. J. Drewes Jr., 7e druk

W. Uittenbogaard, Notes idiomatiques (et êtymologiques), al'usage des 6coles 3e druk

W. Uittenbogaard en A. J. Drewes Jr., Petit Recueil de motset de notes idiomatiques, a l'usage des 6coles . . . . 2e druk

Dr. K. Wagenaar en M. J. Orn6,e, Aide-Traducteur. Recueil dedifficult& a l'usage des classes supêrieures des lycees classiqueset modernes

W. P. Weber en C. J. Franssen, Stukken ter vertaling uit hetFrans 2e druk

- 1,90 - 2,10- 1,25 - 1,50- 1,00 - 1,25

- 1,70 - 1,90

- 0,45 -

- - 3,60

- 0,70 -- 1,50 - 1,70- 2,60 - 2,90

- 0,90 -1,10

- 0,90 - 1,10

- 0,90 - 1,10

- 0,80 - 1,00

- 1,00 - 1,20

- - 2,10

..........284h W-B-23-II

Page 500: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - DUITSL. Bot, Beknopte Duitse Spraakk. v. R.-K. sch., met afz. Oefen-

boek. I, ing. & f 0,80, geb. 5e druk a 1 1,00; II . . 3e druk aIII, ing. f 1,40, geb. 2e druk f 1,60; Oefenboek III . 2e „

L. Bot, Ein deutsches Plauderstiindchen 2e drukL. Bot, Die ewige Quelle. Erzahlungen, Lieder und Gedichte,

I-III, furs erste-dritte Jahr 2e druk AB. E. Bouwman und Th. A. Verdenius, Hauptperioden der

deutschen Literaturgeschichte, geillustreerd ..... 4e drukB. E. Bouwman und Th. A. Verdenius, Deutsche Literatur-

geschichte, gelllustreerd, in twee delen 9e druk aTwee delen in twee banden

Dr. C. Brouwer en Dr. G. Ras, Eenvoudige Duitse spraakkunst Voor het le jaar, 14e druk, voor het 2e en 3e jaar, lle druk A,Einfache deutsche Sprachlehre fur das 2. und. 3. Jahr, 9e drukOefeningen voor het le, 2e en 3e jaar ...... 13e druk e,

Dr. C. Brouwer en Dr. G. Etas Nieuwe Duitse Spraakkunst Voor het eerste jaar en voor het tweede en derde jaar 2e dr. aNeue deutsche Sprachlehre fur das 2. und 3. Jahr . 2e drukNieuwe Oefeningen voor het eerste en tweede jaar 2e druk a,

Dr. C. Brouwer en Dr. G. Ras, Dertig Eenvoudige Vertalingen(Nederlands-Duits), gelllustreerd 4e druk

Dr. C. Brouwer, Dr. G. Ras en A. Lobstein, Duits voor U.L.O.Spraakkunst fen II 8e druk aof van Spraakkunst II de Duitse uitgave:Kleine Grammatik II 6e drukOefeningen I-III 8e druk aAlphabetische Woordenlijst, samengesteld door A. Lobstein. .

Dr. C. Brouwer und Dr. G. Ras, Das Wunderhorn.Lesebuch furs erste Jahr 9e drukLesebuch furs zweite Jahr 7e „Lesebuch furs dritte Jahr 5e „

VON DEUTSCHER ART UND KUNST, von Dr. C. Brouwerund Dr. G. Ras, 14 delen.

Dr. J. C. de Buisonje und R. M. de Jong, Texte zur Ubersetzungins Hollandische, fur die oberen Klassen. Tell I und II, 2e dr. a

Dr. J. C. de Buisonje, WOrter and Wendungen aus der deutschenUmgangssprache

DEUTSCHE NOVELLEN, von S. Boorsma und K. Brants,6 deeltjes 10e druk a

C. P. Dijksterhuis en J. Zuidweg, Deutsche Gedichte fur dieunteren Klassen 2e druk

C. P. Dijksterhuis en J. Zuidweg, Deutsche Gedichte fur dieoberen Klassen

I. van Gelderen, Een Vijftigtal. Vert. u/h Nederl. i/h Duits, 8e drDr. J. Gerzon, Hundert Vbungsaufgaben ...... 8e drukDr. J. Gerzon, Dr. C. Brouwer en Dr. G. Ras, Deutsch-

Hollandisch 3e drukDr. J. Gerzon, Dr. C. Brouwer en Dr. G. Ras, Schwere WOrter

Met wit papier doorschoten 10e drukR. P. G. Hameetman en W. P. Weber, Leerboek der Duitse

Handelscorrespondentie.Eerste deel, met afzonderlijk hulpboek ..... 8e druk aTweede ' , ,, . . . . . 6e „ a

R. P. G. Hameetman en W. P. Weber, Stukken ter vertalinguit het Duits, met Hulpboek . 3e drukOpstellen ter vertaling in het Duits, met Hulpboek, 2e druk

R. P. G. Hameetman en W. P. Weber, Hollands-Duits, 26 drukE. B. Kamperman en J. Klomp, Leichtes wad Schwieriges,

NOtiges und iTherfliissiges 2e drukJ. Karsten, Deutschland. Lees- en vertaaloef. Twee delen . . aJ. Karsten, Deutsche Epik des 19. und 20. Jahrhunderts, geill.J. Karsten, Deutschland in zwei Jahrtausenden ...... . ter perse

,MIIIININI

Ing. Geb.Geb

f 1,40 f 1,60- 0,60 - 0,80- 1,20 -1,40

- 1,50 - 1,75

• 4,25 - 4,75

- 2,75 - 3,50- • 6,75

- 0,80 - 1,00- 0,80 -1,00- 0,80 • 1,00

- 0,80 - 1,00- 0,80 - 1,00- 0,80 1,00

- 0,90 -1,10

- 0,80 - 1,00

- 0,80 - 1,00- 0,80 -1,00- 0,40 -

- 1,30 -1,50. 1,60 - 1,80- 1,70 -1,90

- 1,10 - 1,30

. 0,80 - 1,00

- 0,45 -

- 0,75 - 1,00

-1,25 -1,50- 2,00 -- 0,80

. 3,90 -4,50- 0,80 - 1,00- - 1,20

- 1,10 - 1,25- 1,30 - 1,55

- - 2,10- - 2,10

- 1,40 - 1,60

- 0,40 -- 1,25 - 1,50- 1,70 - 1,90

284i

Page 501: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - DUITSIng. Geb.

E. L. Kerkhoff, Teksten ter vertaling in en uit het Duits, tengebr. bij het univers. ond. en de opi. v. de akten M. 0. A en B

E. L. Kerkholl und Dr. H. W. Rutgers, Deutsche Prosa . . .H. M. Leopold en J. G. A. van der Haar, De beginselen van

het Hoogduits 16e drukMARNIX-DRUKKEN, onder red. van J. Karsten en J. Zuidweg :

Vom goldnen tberfluss, VIII 3e druk aHerm. Anders Kruger, Gottfried Kampfer . .....Charlotte M. Yonge, Die Ritter von Adlerstein . . 2e druk

Dr. W. J. Noordhoek, Neue Auswahl zum Lesen und VbersetzenG. v. Poppel, Grundrisz der deutschen Literaturgeschichte, 5e drukDr. J. M. Rameckers, Deutsche Prosa I, II en III, geill., 2e dr. aDr. J. M. Rameckers,Vbersetzungssiinden . ..... 3e drukDr. J. M. Rameekers, Een Honderdtal Examenopgaven . . . .Dr. H. W. Rutgers und C. P. Dijksterhuis, Deutsche Prosa zum

tTbersetzen, geIllustreerd, I en II . . 7e druk aDr. Th. C. van Stoekum en Dr. J. van Dam, Geschichte der

deutschen Literatur. Erster Band, geb. f 6,50; Zweiter Band .Zwei Bande zusammen

J. Uittenbogaard, Deutsche Gedichte, mit Notizen und Fragenversehen

W. Uittenbogaard, Alltagliches. Worter, Satze und Redensarten,unter Mitwirkung von J. Uittenbogaard ..... . 12e druk

W. Uittenbogaard, Idiomatisches. Notizen und tibungen furden Schulgebrauch 9e druk

W. Uittenbogaard, Allerhand Schwierigkeiten. VertaaloefeningenHollands-Duits en omgekeerd (met aantekeningen), 8e druk

W. Uittenbogaard en J. Uittenbogaard, Wort und Satz. EineSammlung WOrter und idiomatische Notizen fur den Schul-gebrauch 2e druk

W. Uittenbogaard, Sammlung Examenaufg. Deutsch-Niederl.fur das Elementardiplom, aus den Jahren 1893-1931 6e druk

UNSRE JUGENDBIBLIOTHEK, herausgegeben von A. Lobsteinund J. Uittenbogaard:Niklaus Bolt, Svizzero I - 1,00Sofie Schieker-Ebe, Was tun, Sibylle 2 2e druk - 0,800. F. Heinrich, Fahrt frei fur FD 122 . .. 2e „ - 0,700. F. Heinrich, Kopf hoch, Schubsel ! - 1,00

J. A. Verdenius en R. P. G. Hameetman, Leerb. der Duitse taal,Eerste deel, 15e druk, geb. I 1,50; Tweede deel . . . 13e druk - - 1,75

J. A. Verdenius en R. P. G. Hameetman, Duits Leesboek.Eerste deel 14e druk - - 1,75Tweede deel A, voor middelbare en Mulo-scholen . . Be „ - 1,75Tweede deel B, voor Handelsscholen ...... . . 7e .. - 2,10

J. A. Verdenius und R. P. G. Hameetman, Neues deutschesLesebuch, mit Hilfsbuch. Twee delen ...... 5e druk a - 1,75

J. A. Verdenius und R. P. G. Hameetman, Deutsche Sprach-iibungen. Eerste en tweede dee] 2e druk a - 1,50Derde deel - 1,75

J. A. Verdenius en Th. A. Verdenius, Leerc. der Duitse taal Eerste en Tweede deel 7e druk a - 2,00 - 2,25Derde deel 5e druk - 1,10 - 1,30Vierde deel 5e „ - 1,30 - 1,50Spraakkunst, behorende bij het derde en vierde deel . 5e „ - 0,90 - 1,10

J. A. Verdenius en Th. A. Verdenius, 200 Satze und Fragmente - 0,80 - 1,00Th. A. Verdenius en B. E. Bouwman, Vertalingen in en uit het

Duits v. kandid. L.O. en studerenden M.O. A, m. aanteken., 3e dr. - 2,40 -Dr. A. van der Wal, Duits voor de middelbare school.

Deel I, II, III A en III B a - 1,40 - 1,60Dr. W. v. d. Wijk, Leesboeken H. B. S., Handelssch. en Gymn.

DEWS, door J. H. van Beckum 4e druk - 2,50 - 2,90

f - f 2,60- 4,90

- 2,40

- 1,50 - 1,75- 1,70 - 1,90- 1,50 - 1,75- 1,90 -2,10- 1,60 -- 2,10 - 2,40- 1,25 - 1,40- 1,25 - 1,50

- 0,75

- - 6,50- -12,50

- 1,00 - 1,25

- 1,10 - 1,30

- 0,90 - 1,10

- 1,10 - 1,30

- 0.80 • 1,00

- 1,40

284 j

Page 502: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - ENGELSIng. Geb.

J. Abets, Idioom voor Engels L. 0. 1 3,50 1 3,90B. D. Best, Extracts for translation into Dutch . . .11e druk - 1,10 -1,30L. Bot en J. Houtepen, Beknopte Engelse Spraakkunst voor

R.-K. scb.olen. Eerste deel, ing. / 1,40, geb. 5e druk f 1,60;Tweede deel, ing. f 1,60, gob. 4e druk f 1,80; Derde deel, 2e dr - 1,00 - 1,20Oefenboek, met afzonderlijke woordenlijsten. Eerste deel, 5e druk - 1,40 • 1,60Tweede deel, ing. f 1,60, geb. 4e druk, f 1,80; Derde deel, 2e dr - 1,00 - 1,20

L. Bot en J. Houtepen, Conversational English - 1,20 - 1,40A. Broers en II. P. G. Hameetman, Leerboek der Engelse

taal. Twee delen 13e druk A - 1,75A. Broers, R. P. G. Hameetman en II. Koolhoven, An Easy

English Reader, met hulpboek. Twee delen . . . . 4e druk A - •: 1,75A. Broers, R. 'P. G. Hameetman en H. Koolhoven, Engels

leesboek. Eerste deel 14e druk - - 1,75Tweede deel A en B 8e druk A, - - 2,10

CONTINUOUS STORY READERS, edited by P. van Rossum.10 deeltjes 18e druk a - 0,45 -

R. P. - G. Hameettna0 en H. A. v. d. Kraan, Stukken ter ver-taling uit het Engels, met hulpboek 2e druk - 2,10

R. Kanninga en Dr. H. Mulder, Eenvoudig Engels voor Ulo-scholen, geillustreerd door Kuno Brinks. Drie delen, 3e druk a - 1,00 - 1,20

R. Kanninga en Dr. H. Mulder, Eenvoudig Engels Leesboek.Eerste deeltje - 0,90 - 1,10Tweede deeltje ter perse

J. Kooistra, Teksten ter vertaling in het Engels, ten gebruikebij'het universitair onderw. en de studie voor de akten. M.O. A en B

J. Kooistra en J. H. Schutt, Eenvoudige Engelse Spraakk.Twee deeltjes . 9e druk AiOefeningen bb de Eenvoudige Engelse Spraakkunst.Eerste deeltje 9e drukTweede „ 7e .,

J. Kooistra, J. H. Schutt en J. van der Brugge, Engels voorUlo-scholen.Spraakkunst I en II 4e druk aOefeningen I en II 4e „ A,

J. Kooistra en J. H. Schutt, A New Reader.Eerste deeltje 7e drukTweede „ 5e „

J. Kooistra en J. H. Schutt, A Shorter Introduction to EnglishLiterature

J. Kooistra en A. G. van Kranendonk, A NEW ENGLISHLIBRARY:Charles Dickens, A Tale of two Cities, bewerkt door Dr

I

H. R. S. van der Veen, geillustreerd . . . . . . . 2e drukWalter Scott, The Talisman, bewerkt door P. A. ter Weer,geillustreerd J. M. Barrie, • Quality Street, bewerkt door J. Kooistra,geIllustreerd 6e drukR. L. Stevenson, Treasure Island, bewerkt door A. G. vanKranendonk 4e drukW. Shakespeare, Hamlet, prince of Denmark. A Tragedy, be-werkt door Dr. H. de Groot 3e drukJohn Galsworthy, Strife, bewerkt d. Dr. H. de Groot 5e drukEnglish and American Humour, bewerkt door A. C. Stehouweren J. Kooistra 3e drukG. K. Chesterton, The Innocence of Father Brown, bewerktdoor Dr. N. H. M. Zwager, geillustreerd . . . . . 4e drukEight One-Act Plays of To-Day, edited by A. C. Stehouwer . . .Willa Cather, Tom Outland's story, bewerkt door A. G. vanKranendonk

- - 2,40

- 0,80 • 1,00

- 0,80 - 1,00- 1,10 - 1,30

- 0,80 - 1,00- 0,80 - 1,00

- 1,25 - 1,50- 1,80 - 2,10

- 4,25 - 4,75

- 1,90 - 2,10

- 1,90 - 2,10

- 1,00 - 1,20

- 1,90 - 2,10

- 1,70 - 1,90- 1,00 - 1,20

- 1,60 - 1,80

- 1,20 - 1,40- 1,40 - 1,60

- 0,90 - 1,10

284k

Page 503: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

NIEUWE TALEN - ENGELSIng. Geb.

Dr. E. Kruisinga en J. Kooistra, An Introduction to EnglishSyntax 1,90 2,25

J. J. Leliveld, Technische woorden en uitdrukkingen, bezorgddoor J. v. Kleef 7e druk - 2,25

Dr. H. G. de Maar, Engl. Passages for Transl., I, geill. 7e „ - 0,80 -II, gelllustreerd 7e „ - 1,00 -

Dr. H. G. de Maar, Opstellen ter vertaling in het Engels, I/II, a - 1,40Dr. H. G. de Maar en J. H. A. Gunther, A Handbook of

English Idiom 5e druk - 4,90 - 5,40Dr. H. G. de Maar en J. E. de Maar, Inleiding tot de

Engelse Handelstaal, gelllustreerd. Eerste deel . . . 7e druk - 1,40 -1,60Tweede deel 4e , .- 1,70 - 1,90

Dr. H. G. de Maar en J. E. de Maar, Handboek der EngelseHandelstaal, gefflustreerd. Deel A en B . . . . 4e druk a, - 2,50 - 2,90Deel C 3e druk - 1,70 - 2,00Deel D 5e „ - 1,20 -1,50Deel E - 2,90 - 3,25Prijs van de 5 delen (A, B, C, D en E) per stel geleverd . 10,00 - 11,50

MARNIX-DRUKKEN, onder red. van R. Abels en Dr. H. Mulder :The Horn of Plenty, door A. Borst en G. de Zoeten . - 1,70 - 1,90Bunyan's Pilgrim's Progress, uitgegeven door Dr. H. Mulder - 1,70Edith C. Kenyon, Little Robin Gray, uitgegeven doorR. Abels 2e druk - 0,75 - 0,95Hesba Stretton, Jessica's First Prayer, uitg. d. R. Abets, 3e dr. - 0,75 - 0,95Mrs. 0. F. Walton, The lost Clue, uitgegeven door Dr.H. R. S. van der Veen 4e druk - 1,50 - 1,70

P. Meijnders and Th. de Vrijer, A Short Handbook of EnglishGrammar and Idiom.I. A Concise Grammar of English - 1,40

II. A Collection of Translations - 1,90

OF OLDEN TIMES AND NEW, onder red. van L. van der Wal Zes delen 21e druk a - 1,00 - 1,25

Dr. A. Perdeek, A Survey of English Literature . • . 5e druk - 1,25Dr. A. Perdeek, An English Literary Reader - 2,25F. van de Poel, Beknopte Engelse Spraakkunst . . . 4e druk - 1,25 - 1,50F. van de Poel, Oefeningen bij de Bekn. Eng. Spraakkunst 3e „ - 0,85 -Dr. T. Popma, Tien jaar Engels op het Staatsexamen. . . • 1,10 -1,30

REVISED EDITIONS, edited by J. C. G. Grass and Dr. A. E. HSwaen: Baroness Orezy, The scarlet Pimpernel . .12e druk - 2,25Woordenlijst bij The scarlet Pimpernel - 0,25 -Marjorie Bowen, I will maintain 2e druk - 2,25 -

P. J. H. 0. Schut en Dr. R. W. Zandvoort, Engelse Spraakkunstvoor Gymnasia, met oefeningen. Twee delen a -1,70 - 1,90

J. H. Schutt, An Introduction to English Literature for SecondarySchools, geillustreerd. Deel I en II 2e druk 5 - 4,25 - 4,90III A f 2,25, III B f 3,75 ; III A en B samen in éên deel . . - 5,90 - 6,50

Dr. H. R. S. van der Veen, Een Honderdtal ExamenopgavenEngels-Nederlands 3e druk - 1,25 -1,50

Dr. H. R. S. van der Veen en Dr. H. Sehreuder, English Idiomfor Secondary Schools - 1,25 - 1,50

Dr. W. v. d. Wijk, Leesboeken. ENGELS door H. J. v. d. Meer, 3e dr - 2,50 - 2,90

THE YOUNG PEOPLE'S LIBRARY, zes deeltjes.

2841

Page 504: aardrijkskunde - DBNL

UlTGAVEN VAN J. B. WOLTERS — GRONINGEN, BATAVIA

ZESTALIG HANDELSWOORDENBOEKNEDERLANDSCH Dr. H. G. DE MAARENGELSCH Dr. H. G. DE MAARFRANSCH S. E. VAN PRAAGDUITSCH N. C. STALLINGZWEEDSCH N. C. STALLING en A. ZETHRAEUSSPAANSCH Mr. Dr. J. A. VAN PRAAGPrijs, gebonden f 12,50

Slechts zelden kunnen wij gewag maken van een werk, dat zoo zeer „in een behoefte voor.ziet" en welks samenstelling daarbij van zulk een groote zorg getuigt. De hoofdzaak is dealgemeene handelstaal en bij het naslaan van verschillende termen bleek ons, dat het vaakzoo netelige vraagstuk, Nederlandsche handelsuitdrukkingen door aequivalenten in de vreemdetalen weer te geven, in dit werk op buitengewoon bevredigende wijze is opgelost, terwijlmen een groot aantal termen aantreft, naar welks vertaling men in de gewone woordenboekentevergeefs moet zoeken al hebben de samenstellers dan ook noodgedwongen niet de bijzon•dere termen van elke minder belangrijke branche kunnen opnemen. Algem. Handelsblad.

WOORDENBOEKEN OUDE TALENDR F. MULLER JZN

GRIEKSCH-NEDERLANDSCHPrijs, gebonden 3e druk f 9,90

In den tweeden druk is het formaat gebracht op de grootte van dat van Van Wageningen. Hetleftertype is verduidelijkt, de etymologie is aan het eind der artikelen geplaatst.

DR F. MULLER JZN EN DR E. H. RENKEMABEKNOPT LATIJNSCH-NEDERLANDSCH

Prijs, gebonden, 2e druk f 5,90Voici run des meilleurs dictionnaires abreges que je connaisse il est complet ; la langue desgrands auteurs chretiens y est represent& ; it est sfir malgre sa brievete ; dans le domaine del'itymologie, it est a jour, d'une discretion peu commune quand elle est douteuse ; la filiationdes sens y est, en general, clairement marquee, la quantite des mots bien notee ; l'impressionen est on ne, peut plus nette et le format commode. Il a tout ce qu'il faut pour etre adoptechez nous et servir dans nos athenees de la region flamande. Humanitas.

DR F. MULLER JZN EN DR J. H. THIELBEKNOPT GRIEKSCHNEDERLANDSCH

Prijs, gebonden . . . . f 5,90

DR J. VAN WAGENINGEN.DR F. MULLER JZNLATUNSCH-NEDERLANDSCH

Prijs, gebonden, 4e druk f 9,90Zij, die zich het bezit van dit werk verzekeren, behoeven geen ander lexicon meer aan teschaffen, hoever men zich ook in het Latijn wil bekwamen. Vox Medicorum.

284m

Page 505: aardrijkskunde - DBNL

UITGAVEN VAN J. B. WOLTERS - GRONINGEN, BATAVIA

OUDE TALEN EN MYTHOLOGIEIng. Geb.

ANTIEKE CULTUUR, onder redactie van Dr. D. Cohen, Dr. E.Slijper en Dr. H. Wagenvoort:A. Capita selecta uit de cultuurgeschiedenis der Oudheid.Dr. P. J. Enk, Latijnse Letterkunde, met 8 buitentekstplaten 2e dr. f 2,90 f 3,25Dr. F. Muller Jzn., Griekse Kunstgeschiedenis, geill. 2e druk - 1,50 - 1,75Dr. D. Cohen, De Hellenistische Cultuur, met een bloemlezingnit schrijvers, inscripties en papyri 2e druk ter perseDr. H. M. H. Leopold, Romeins Leven, ge111. . . . 2e „ - 1,50 - 1,75Dr. H. Wagenvoort, Varia Vita 2e ., - 2,50 - 2,90B. Schooluitgaven van Griekse en Latijnse schrijvers.Grieks.Dr. T. Goedewaagen en Dr. E. Slijper, Plato, de Mythen-dichter. Leesboek uit Plato - 1,90 -2,25Dr. H. Oldewelt, Phaedo van Plato - 1,90 - 2,25Lag*.Dr. R. J. Dam en Dr. K. Sprey, Bloemlezing uit de vierde envijfde decade van T. Livius - 1,90 2,10Dr. 0. Damste, M. Tullius Cicero, Epistulae selectae . . . . - 1,90 2,25Dr. H. Knorringa, Dr. W. Roving en Dr. H. Heuvel, Jatijnsleesboek ter perseDr. J. Mehler. Vergilius' Aeneis. Eerste deel: boek I en II . - 1,90 - 2,25Tweede deel: boek III en IV - 1,60 - 1,90Dr. A. Sizoo, Bloemlezing uit Christelijke Latijnse schrijvers. - 1,90 - 2,25Dr. E. Slijper, P. Ovidius Naso, Metamorphoses - 2,50 - 2,90Dr. J. Woltjer, Serta Romana, Poetarum decem latinorum car-mina selecta, herzien door Dr. R. H. Woltjer . . . 6e druk - - 3,90

Dr. D. Cohen en Dr. J. van IJzeren, Grieks Leesboek, 4e „ - - 3,90N. G. M. van Doornik, Vocabularium aangepast aan enige

bloemlezingen uit Ovidius' Metamorphosen - - 1,90Dr. F. F. C. Fischer, Vocabularium op Caesaris bellum Gallicum,

herzien door Dr. J. de Jong Tzn. lle druk - - 1,40Dr. F. F. C. Fischer, Vocabularium op Xen.ophons Anabasis, met

kaartje, herzien door Dr. J. de Jong Tzn. . . . .10e druk - 2,25Dr. K. van tier Heyde, Latijnse grammatica.

Deel I: Vormleer - 2,00 - 2,25Deel II: Syntaxis ter perse

Dr. K. van der Heyde, Oefeningen bij de Latijnse Grammatica Deel I: Vormleer - 1,50 - 1,75Deel II: Syntaxis ter perse

Dr. W. }loving en Mr. J. J. A. Zuidweg, Verbarium Latinum ter perseDr. J. van IJzeren, Hoofdl. der Griekse vormleer, m. vert.-oef.J. Kleijntjens S. J. en Dr. H. H. Knippenberg, Van Goden en

Helden, geillustreerd 9e drukM. J. Koenen en Dr. J. F. P. van Anrooy, Klassiek Hand-

woordenboekje 6e drukDr. M. A. Schwartz en Dr. E. Slijper, Griekse Gramm. 3e „

Oefeningen 2e „Dr. E. Slijper, Vormleer voor Homerus en Herodotus, met

woordenlijsten 4e drukLucie Snbeck en Dr. J. Louise A. Terpstra, Aulus et Fabia, gelll.Dr. J. S. van Veen, Beknopt Overzicht der Griekse mythologie,

herzien door Dr. M. Engers, gellustreerd . . . . .16e drukDr. J. Woltjer, Latijnse grammatica, herzien door Dr. R. H.

Woltjer 6e drukDr. H. H. Woltjer en Dr. G. W. van Bleek, Leergang voor het

Latijn.Grammatica. Twee delen 3e druk aOefeningen. „ „ 3e „ a

- 1,75 -

- 1,90 - 2,25

- - 1,60- 2,90 - 3,25- 2,90 -3,25

- - 2,25- 0,65 --

- 0,80 -

- 8,50 -8,90

- 2,90 - 3,50- 1,90 - 2,25

284n