Magneetdoseerpomp gamma/ X Modules, opties, toebehoren Aanvullende gebruikershandleidingen De opgenomen handleidingen gelden alleen in combinatie met de "Gebruikershandleiding magneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" NL Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG) Artikelnummer 983817 BA 003 03/16 NL Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen. Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten. De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage.
64
Embed
Aanvullende gebruikershandleidingen, …...Magneetdoseerpomp gamma/ X Modules, opties, toebehoren Aanvullende gebruikershandleidingen De opgenomen handleidingen gelden alleen in combinatie
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
De opgenomen handleidingen gelden alleen in combinatie met de "Gebruikershandleiding magneetdoseerpomp gamma/X, GMXa"
NL
Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)Artikelnummer 983817 BA 003 03/16 NL
Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen.Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten.
De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage.
1.1 Beschrijving van bluetooth-functionaliteit...................... 41.2 Veiligheid...................................................................... 41.3 Voorwaarden................................................................ 51.4 App-testbedrijf met pompsimulatie............................... 61.5 Bluetooth-verbinden instellen....................................... 71.5.1 De bluetooth-functie van beide apparaten activeren. 71.5.2 Op het smart device zoeken naar bluetooth-appa‐
raten activeren........................................................... 71.5.3 Het smart device koppelen met een gevonden
pomp.......................................................................... 81.5.4 Het smart device verbinden met een gevonden
doseerpomp............................................................... 81.5.5 Het smart device scheiden van de doseerpomp........ 91.6 Instellen en bedienen.................................................... 91.7 Meer informatie / functies........................................... 101.7.1 Signaal-code bluetooth-LED.................................... 101.7.2 Een doseerpomp vinden bij meerdere doseer‐
pompen.................................................................... 101.7.3 Beheer van de lijst „Connect to device“ .................. 111.7.4 Pompconfiguratie opslaan en weer herstellen......... 111.7.5 Bluetooth-adres....................................................... 121.8 Storingen verhelpen.................................................... 121.9 Uittreksel EG- / EU-conformiteitsverklaring gamma/ X
met bluetooth.............................................................. 142 Aanvullende gebruikershandleiding CANopen................... 15
2.1 Over deze pomp......................................................... 152.2 Bedieningselementen................................................. 162.3 Elektrisch installeren................................................... 162.4 Noodbedrijf................................................................. 182.5 Storingen verhelpen.................................................... 182.6 Toebehoren................................................................ 192.7 Bijlage......................................................................... 192.7.1 Objectverwijzing doseerpomp gamma/ X, GMXa.... 192.7.2 EMERGENCY.......................................................... 352.7.3 Uitleg bij objecten.................................................... 372.7.4 Wijzigen van het CANopen-knooppuntadres (Node-
1 Aanvullende gebruikershandleiding bluetooth-besturing1.1 Beschrijving van bluetooth-functionaliteit
De doseerpomp gamma /X met bluetooth-functionaliteit, kan viaeen Android smart device met bluetooth via de app "gamma/ X"verregaand draadloos worden bestuurd en bewaakt. Daarnaastkan een logbestand met pompgerelateerde gebeurtenissen wordenweergegeven en per e-mail worden verstuurd. Ook kan met de appde pompconfiguratie worden opgeslagen en daarna weer wordenhersteld. Verder kan de pompconfiguratie per e-mail worden ver‐stuurd.Bij de bluetooth-module gaat het om een radio-installatie uit decategorie 2 in de zin van de R&TTE-richtlijn.
1.2 Veiligheid
VOORZICHTIG!Gevaar door hackersDe eigenaar moet zorgen voor de IT-beveiliging vanhet smart device (smartphone, tablet, ...), zodat dedoseerpomp niet door hackers kan worden bestuurd.
VOORZICHTIG!Het tijdelijke „Wachtwoord“ in het menu van de pompbij „Instellingen è Service è Wachtwoord“ wijzigen.
VOORZICHTIG!De app "gamma/ X" mag alleen via de Google PlayStore worden gedownload - niet van andere bronnen.
VOORZICHTIG!Het apparaat mag niet worden gewijzigd.Vooral de antenne mag niet worden verlengd.
Het personeel moet:n vertrouwd zijn met Android smart devices.n de gebruikershandleiding van de pomp en deze gebruikers‐
handleiding hebben gelezen en begrepen.
In deze landen mag de bluetooth-doseerpomp licentievrij wordengebruikt:België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Grie‐kenland, Groot Brittannië, Ierland, Italië, Canada, Letland,Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk,Polen, Portugal, Zweden, Zwitserland, Slowakije, Slovenië, Spanje,Tsjechië, Hongarije, VS, Cyprus.
VOORZICHTIG!Voor alle andere landen:Controleer of het gebruik van de bluetooth-doseer‐pomp in het gewenste land is toegestaan. Neem even‐tueel contact op met uw ProMinent-dealer.
WAARSCHUWING!De bluetooth-doseerpomp is niet ontworpen voor toe‐passingen, waarbij storingen van of door de pomp totlevensgevaar of zwaar persoonlijk letsel kan leiden.
WAARSCHUWING!De bluetooth-doseerpomp kan storingen veroorzakenbinnen het bereik van radio- en televisiefrequenties ofzelf worden gestoord.Dit moet absoluut worden vermeden.– Voor oplossingen - zie hoofdstuk "Storingen ver‐
helpen".
In bepaalde landen moet bepaalde informatie buiten op de doseer‐pomp zijn geplakt:
VOORZICHTIG!De app "gamma/ X" mag alleen via de Google PlayStore worden gedownload - niet van andere bronnen.
Deze smart devices met Android ondersteunen de app "gamma /X" (stand 01-09- 2015):
Fabrikant Model Besturingssysteem Android
HTC One M8 5.0.1
Sony Xperia Z3 Compact 5.0.2
Motorola Moto G (2e generatie) 5.0.2
Huawei Ascend P7 4.4.2
LG Nexus 5 5.1.1
Samsung Galaxy S4 4.4.2
Samsung Galaxy Tab 4 4.4.2
Heeft u een ander smart device met Android, resp.Android -besturingssysteem, kunt u desondanks pro‐beren of de app hier goed mee werkt. ProMinent heeftdit echter niet getest.
1.4 App-testbedrijf met pompsimulatieOok zonder doseerpomp kan worden geprobeerd hoe de appwerkt. Hiervoor met pompsimulatie „GMXa simulation“ werken.1. Op het smart device de bluetooth-functie activeren - zie
gebruikershandleiding van smart device.2. Op de app „gamma/ X“ drukken.
ð Na enkele seconden verschijnt het venster „Connect todevice“ met het "Apparaat" „GMXa simulation“ .
3. Op „GMXa simulation“ drukken.
ð Een venster „Simulatie è Wachtwoord“ verschijnt.
4. 4 willekeurige cijfers invoeren en op het schakelvlak [Enter]drukken.
ð Daarna krijgt u een indruk hoe bepaalde instelmogelijk‐heden van de app eruitzien en werken.
Een animatie laat zien, of de gesimuleerde pomp op dat moment"pompt" of niet.
1.5 Bluetooth-verbinden instellenOm een bluetooth-verbinding tussen de doseerpomp en het smartdevice tot stand te brengen, moet u:1 - De bluetooth-functie van beide apparaten activeren2 - Op het smart device zoeken naar bluetooth-apparaten in de
buurt activeren3 - Het smart device koppelen met een gevonden pomp4 - Het smart device verbinden met een gevonden pomp
1.5.1 De bluetooth-functie van beide apparaten activeren1.
Het menu „Systeem“ verschijnt alleen als dedoseerpomp met de toets [Start/Stop] is gestopt.
Op de doseerpomp de bluetooth-functie activeren:„Instellingen è Systeem è Bluetooth actief“ð De blauwe bluetooth-LED knippert en op het display ver‐
schijnt het bluetooth-symbool.2. Op het smart device de bluetooth-functie activeren - zie
gebruikershandleiding van uw smart device.
1.5.2 Op het smart device zoeken naar bluetooth-apparaten activerenGa naast de doseerpomp staan en activeer bij het smartdevice bij „Instellingen è Bluetooth“ het zoeken naar blue‐tooth-apparaten.
ð Onder „Beschikbaar“ verschijnt een doseerpompgamma/ X met de bluetooth-naam „ProMinent GMXa(GMXa XYZ)“ . "XYZ" zijn posities voor het serienummervan de doseerpomp.
Ga naast de doseerpomp staan en activeer bij het smartdevice, in de gamma/ X, met het schakelvlak „refresh list“het zoeken naar bluetooth-apparaten.
ð Onder „Connect to device“ verschijnt een doseerpompmet de naam „GMXa XYZ“ . "XYZ" zijn posities voor hetserienummer van de doseerpomp.
1.5.3 Het smart device koppelen met een gevonden pomp
Na het koppelen bestaat de koppeling permanent.Behalve als het apparaat intussen met nog 6 blue‐tooth-apparaten is gekoppeld, dan valt het als eerstegekoppelde smart device uit de lijst van gekoppeldeapparaten.
1. Op de app "gamma/ X" drukken.
ð De app maakt nu een lijst „Connect to device“ , waarinuitsluitend doseerpompen gamma/ X met bluetooth-functie worden getoond.Een doseerpomp gamma/ X heeft een bluetooth-naamzoals "GMXa XYZ".
Mocht in de lijst bij de gevonden doseerpompgeen „reachable“ staan, uw smart devicedichter in de buurt van de pomp houden ende lijst verversen door te drukken op hetschakelvlak „Refresh list“ .
De pompsimulator „GMXa simulation“ ,waarmee de app zonder doseerpomp kanuitproberen, verschijnt altijd - zie hoofdstuk"App-testbedrijf met pompsimulatie" .
2. Op „GMXa XYZ“ drukken.
ð Op het display van het smart device verschijnt een ven‐ster, zoals „Bluetooth-paringsvraag“ met een meercijferignummer: de veiligheidssleutel van het smart device.Op het display van de doseerpomp verschijnt „BluetoothPairing“ met een meercijferig nummer: de veiligheids‐sleutel van de doseerpomp.
3. Alleen als beide veiligheidssleutels overeenkomen, op hetdisplay van het smart device op „Koppelen“ of „Paren“drukken.Komen beide veiligheidssleutels niet overeen, de procedureafbreken en herhalen.
1.5.4 Het smart device verbinden met een gevonden doseerpomp
Is een doseerpomp nog niet gekoppeld met eenbepaald smart device en moet deze worden ver‐bonden, moet deze hiermee eerst worden "gekoppeld"- zie Ä Hoofdstuk 1.5 „Bluetooth-verbindeninstellen“ op pagina 7.
1. Om het smart device te verbinden met een gevondendoseerpomp, op de app "gamma/ X" drukken.
ð Het venster „Connect to device“ met de gevonden blue‐tooth-apparaten verschijnt.Onder „GMXa XYZ“ moet „reachable“ staan.
Mocht in de lijst bij de gevonden doseerpompgeen „reachable“ staan, uw smart devicedichter in de buurt van de pomp houden ende lijst verversen door te drukken op hetschakelvlak „Refresh list“ .
2. Op „GMXa XYZ“ drukken.
ð Een vraag naar het „Wachtwoord“ verschijnt.
3. Het tijdelijke „Wachtwoord“ van een doseerpomp bestaat uitde laatste 4 cijfers van het betreffende serienummer.Het „Wachtwoord“ invoeren.
ð De doseerpomp kan nu worden bestuurd via bluetooth.
VOORZICHTIG!Het tijdelijke „Wachtwoord“ in het menu van de pompbij „Instellingen è Service è Wachtwoord“ wijzigen.
1.5.5 Het smart device scheiden van de doseerpomp1. Het menu van de app voor de doseerpomp verlaten.
ð Een venster „Disconnect from device“ verschijnt.
2. Op het schakelvlak „Ja“ drukken.
1.6 Instellen en bedienen
VOORZICHTIG!Staat rechts van een menupunt van de app in plaatsvan een hoek een vinkje , dan wordt bij het aan‐raken direct een functie geactiveerd, bijv. bij „Tap hereto prime“ .
De individuele instelmogelijkheden van de app functioneren opdezelfde wijze als de betreffende instelmogelijkheden van dedoseerpomp gamma/ X.
Er is een extra menu: „Show log“ .Met „Show log“ kunt u het logbestand van de pomp bekijken. Hetlogbestand bevat meldingen van gebeurtenissen en storingen bijde pomp.
Met het schakelvlak „Send log via eMail“ kunt u het logbestand pere-mail versturen, bijv. naar de ProMinent-service.
Allereerst bij de doseerpomp de handmatige stop met de toets[Start/Stop] opheffen.In de kop van de app is een schuifschakelaar te zien.Hiermee kan de pomp starten ("1") of stoppen ("0").
1.7 Meer informatie / functies1.7.1 Signaal-code bluetooth-LEDLED Betekenis
Brandt De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „actief“ geschakeld en dedoseerpomp heeft een verbinding met een smart device.
Knippert langzaam De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „actief“ geschakeld, maarde doseerpomp heeft geen verbinding met een smart device.
Knippert snelca. 5 s
De gebruiker probeert via de app bij meerdere bluetooth-doseerpompendegene te vinden die de gebruiker op dat moment wil aansturen - zieÄ Hoofdstuk 1.7.2 „Een doseerpomp vinden bij meerdere doseer‐pompen“ op pagina 10.
Uit n De bluetooth-functie van de doseerpomp is naar „inactief“ geschakeld.n De doseerpomp is van het net gescheiden.
1.7.2 Een doseerpomp vinden bij meerdere doseerpompenDe app "gamma/ X" kan de gebruiker helpen een bepaalde pompte vinden bij meerdere doseerpompen:
Geldige koppelingOm de identificatiefunctie te kunnen gebruiken, moeteerder een koppeling zijn gemaakt en moet deze noggeldig zijn.
1. Bij de app omschakelen naar het menu van de doseerpompen op de afbeelding van de doseerpomp naast de schuif‐schakelaar drukken.
ð De blauwe bluetooth LED van gezochte doseerpompknippert 5 seconden snel.
2. In de app in het menu „connect to device“ op de kleineafbeelding drukken
ð De blauwe bluetooth LED van gezochte doseerpompknippert 5 seconden snel.
De lijst „Connect to device“ van de app kan wordenbijgewerkt door te drukken op het schakelvlak„Refresh list“ .
Extra info van het apparaat Betekenis
„Known device“ Het apparaat is al eerder met het smart device gekoppeld.
„Reachable“ Het apparaat bevindt zich binnen de reikwijdte van het smart device.
„Out of range“ Het apparaat bevindt zich buiten de reikwijdte van het smart device.
Wilt u een apparaat uit de lijst „Connect to device“wissen, moet het apparaat ook in het bluetooth-menubij de instellings-app van het smart device wordengewist.Anders blijft de koppeling bestaan.
1. Om een apparaat uit de lijst „Connect to device“ te wissen,in lengterichting over de regel met de apparaatnaam vegen.
ð Een schakelvlak „Delete“ verschijnt.
2. Op het schakelvlak „Delete“ drukken.
ð De regel met de apparaatnaam verdwijnt.
1.7.4 Pompconfiguratie opslaan en weer herstellen
1. De doseerpomp met de toets [Start/stop] stoppen.2. Het smart device verbinden met de doseerpomp.3. Bij „Expert Settings è Backup “ op het schakelvlak „ + “
drukken.
ð De app vraagt of u werkelijk een back-up wilt maken.
4. Deze vraag met „Ja“ beantwoorden.
ð Er verschijnt een voortgangsbalk.
5. Zodra de procedure is afgerond, de back-up een naamgeven.
De naam mag alleen kleine letters en hoofdlet‐ters, evenals spaties bevatten.
ð De pompconfiguratie wordt als back-upbestand aange‐maakt op het smart device
VOORZICHTIG!Waarschuwing voor gegevensverliesDe app tijdens het weer herstellen niet afsluiten.De bluetooth-verbinding niet onderbreken, door bijv.met het smart device buiten de reikwijdte van de pompte gaan.
Een pompconfiguratie, die eerder is opgeslagen kanindien nodig weer worden hersteld.(De pompconfiguratie is afhankelijk van de identcode).
1. De doseerpomp met de toets [Start/stop] stoppen.2. Het smart device verbinden met de doseerpomp.3. Bij „Expert Settings è Restore pump configuration“ op het
betreffende back-upbestand drukken.
ð Een voortgangsbalk verschijnt en de pompconfiguratiewordt opgeslagen in de doseerpomp.
1. Open in de gamma/ X-app het menupunt „restore pumpconfiguration“ .
2. Veeg naar de zijkant over een back-upbestand.
ð Er verschijnt een knop.
3. Het back-upbestand wissen door te drukken op de knop.
1.7.5 Bluetooth-adresHet bluetooth-adres van de doseerpomp is te vinden:n ... in de app bij „Device info è BT adress“n ... in de doseerpomp bij „Informatie è BT-apparaatadres“
1.9 Uittreksel EG- / EU-conformiteitsverklaring gamma/ X met bluetoothVolgens RICHTLIJN 2006/42/EG VAN HET EUROPEES PARLE‐MENT EN DE RAAD, bijlage I, FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS-EN GEZONDHEIDSEISEN, hoofdstuk 1.7.4.2. C.Hiermee verklaren wij,n ProMinent GmbHn Im Schuhmachergewann 5 - 11n D - 69123 Heidelberg,dat het hieronder genoemde product op basis van het ontwerp ende constructie en in de door ons op de markt gebrachte uitvoeringvoldoet aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezond‐heidseisen van de EG-richtlijn.Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingenaan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afge‐stemd.
Samenvatting uit de EG- / EU-conformiteitsverklaring
Machinerichtlijn (2006/42/EG)Er is voldaan aan de beschermingsdoelen van de Laagspanningsrichtlijn, volgens bij‐lage I, nr. 1.5.1 van de MachinerichtlijnRoHS-richtlijn (2011/65/EU)R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
tot en met 19-4-2016EMC-richtlijn (2004/108/EG)
vanaf 20-4-2016EMC-richtlijn (2014/30/EG)
Toegepastegeharmoniseerdenormen, vooral:
EN ISO 12100:2010EN 809:1998 + A1:2009 + AC:2010EN 61010-1:2010EN 61000-6-3:2007 + A1:2011EN 61000-6-2:2005EN 300 328 V1.8.1:2012EN 50581:2012
Datum: 21-3-2016
U kunt de EG-conformiteitsverklaring downloaden op onze home‐page.
2.1 Over deze pompMagneetdoseerpompen gamma/ X met CAN-aansluiting, onder‐scheiden zich van de standaardpompen door de aansluitmogelijk‐heid voor een CANopen-bussysteem. Een CAN-pomp gamma/ Xkan worden aangesloten op een CANopen-bus of individueelworden toegepast.Voorbeeld:n Meetwaarde-afhankelijk doseren van chloorbleekloog binnen
een zwemwaterkringloop, waarbij in de bedrijfsmodus„CANopen“ de pomp wordt aangestuurd door een regelaar.
Een gamma/ X in de versie "CANopen" (identcodekenmerk "Bestu‐ringsvariant" = C of D) is bedoeld voor koppeling binnen eenCANopen-systeem.
VOORZICHTIG!Pomp kan worden beschadigd.Worden de CAN-kabels niet goed vastgeschroefd,wordt de beschermingsgraad IP65 niet bereikt.– De schroefkoppelingen van de CAN-kabels met de
hand tot de aanslag vastschroeven.
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
16
VOORZICHTIG!Pomp kan worden beschadigd.De inbouwstekker bij de behuizing kan afbreken.– Nooit een T-verdeler direct aansluiten op de behui‐
zing.
De CAN-kabel op de hieronder getoonde wijze met de aansluitingvoor de CANopen-bus verbinden (voor meer informatie - zie docu‐mentatie van uw CANopen-installatie).De netstekker in het stopcontact steken - de doseerpomp beginteventueel te pompen.
97
8
6
55
813 14
P_G_0078_SW
Afb. 5: CAN-aansluiting van doseerpompen (voorbeeld met Dulco‐marin II als besturing)5 T-verdeler, M 12, 5-pol. CAN6 Afsluitweerstand M12-koppeling7 Afsluitweerstand M12-stekker8 CAN-verbindingskabel CAN-verbindingskabel9 CAN-verbindingskabel13 CAN-pomp gamma/ X bijv. voor zuur14 CAN-pomp gamma/ X bijv. voor loog
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
17
"Aansluiting voor CANopen-bus" gebeurt via een vijfpolige inbouw‐stekker.1 Afscherming2 CAN V+ (voedingsspanning – niet aangesloten)3 CAN GND (referentiepotentiaal)4 CAN H (busleiding – dominant high)5 CAN H (busleiding – dominant low)
2.4 NoodbedrijfVoor het geval de besturing via CANopen-bus een keer mocht uit‐vallen, kan dit als volgt worden opgelost:1. Bij de pomp een hulpfrequentie inprogrammeren, die samen
met een slaglengte van 30 ... 100% geschikt is voor uwproces in noodbedrijf.
2. Zodra noodbedrijf noodzakelijk is, de pomp via de contra‐stekker "Externe aansturing" met de hulpfrequentie latendraaien - zie "Gebruikershandleiding magneetdoseerpompgamma/ XS GMXa"- "Installeren, elektrisch".
2.5 Storingen verhelpenDe CANopen status-LED geeft de status van de CAN-verbindingaan.De weergave van de bedrijfs- en storingstoestanden gebeurt via de3 overige LED's - zie "Gebruikershandleiding magneetdoseerpompgamma/ X GMXa".
Knippercode CANopen status-LED, boven
Kleur Knippercode Oorzaak Verhelpen
Groen vast Bus-statusOPERATIONAL
- (normaal bedrijf pomp)
Groen Knipperend * Bus-statusPRE-OPERATIONAL
Kort wachten, resp. pompvia bus starten
Groen Enkel knipperend ** Bus-statusSTARTUP
Kort wachten, resp. pompvoor busbedrijf actiefinstellen - zie hfst."Instellen"
Groen Uit Fout (BUSOFF, Error,…) CAN-bus controleren
Groen Flikkerend Bus-statusINIT
Kort wachten
Aansluiting voor CANopen-bus
1
54
2
3
P_BE_0059_SW
Afb. 6: Toewijzing bij de pomp (male)
P_BE_0060_SW
Afb. 7: Toewijzing bij CAN-kabel(female)
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
18
* ** ***A0203
Na het aansluiten van de doseerpomp de knipper‐codes ca. 2 min negeren.
Voor "Foutmeldingen via CANopen-telegram" - zieeinde van de bijlage.
2.7.3 Uitleg bij objectenHet object 'DeviceState' omvat actuele bedrijfstoestanden en aan‐wezige fouten van de pomp. 'DeviceState' kan alleen wordengelezen.
DeviceState BitValues
Bitposities Betekenis
15 (MSB) Hand- / busbedrijf
14 Pauze
13 -
12 Aux
11 Bedrijfsmodus: 1 continu
10 Bedrijfsmodus: 2. Chargebedrijf
9 Bedrijfsmodus: 3 extern contact
8 Bedrijfsmodus: 4. Analogeingang
7 Stop
6 Interne fout
5 Waarschuwing (bijv. tankvulni‐veau)
4 Aanzuigen actief
3 Verlagen (alleen in ProMinent-installaties)
2 Kalibratie ongeldig
1 Geheugendosering
0 (LSB) geen remote-bedrijf mogelijk
DeviceState [Index 0x2A10, Subindex0x00]
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
37
Via het object 'DeviceControl' kan de bedrijfsmodus nauwkeurigerworden gespecificeerd.
DeviceControl BitValues
Bitposities Betekenis
7 (MSB) moet 0 zijn
6 Reset
5 moet 0 zijn
4 -
3 Kalibratie beëindigd
2 moet 0 zijn
1 Chargegeheugen actief
0 (LSB) moet 0 zijn
Is bit 6 (RESET) ‘1’, wordt de pomp gestopt (DeviceMode = 0x00),aanwezige fouten gewist en het chargegeheugen gereset naar 0.
Via het object 'DeviceMode' kan de CANopen-bedrijfsmodus vande pomp worden geconfigureerd.
DeviceMode BitValues
Bitposities Betekenis
7 (MSB) moet 0 zijn
6 moet 0 zijn
5 moet 0 zijn
4 moet 0 zijn
3 moet 0 zijn
2 moet 0 zijn
1 Continue werking [0], charge‐bedrijf [1]
0 (LSB) Stop [0] / start [1]
Waarde van'DeviceMode'
a) Stop 0x00
b) Continue werking 0x01
c) Chargebedrijf 0x02
DeviceControl [Index 0x2A11, Sub‐index 0x00]
DeviceMode [Index 0x2A12, Subindex0x00]
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
38
2.7.4 Wijzigen van het CANopen-knooppuntadres (Node-ID)Het CANopen-knooppuntadres van het apparaat kan op de vol‐gende wijze worden gewijzigd:
Wijziging van de objectverwijzing via standaard SDO-verkeer.
Via de objectverwijzingsindex 3F40h, subindex 1 kan het actueel geconfigureerde knooppuntadres wordenuitgelezen of kan een nieuw knooppuntadres worden geconfigureerd.
Het toegestane bereik voor het knooppuntadres is 1...127. Het standaard knooppuntadres is 119.
Het datatype voor deze invoerwaarde is UNSIGNED SHORT.
1. Voor het wijzigen van het knooppuntadres wordt het nieuweadres bij de index 3F40h, subindex 1 geschreven.
CAN-bericht voor het schrijven van het nieuwe knooppuntadres 55:
2. Het schrijven van de signatuur "Save" bij index 1010h, sub‐index 05 zorgt voor het opslaan van het nieuwe knooppunta‐dres in het niet vluchtig geheugen.
CAN-bericht voor het schrijven van het nieuwe knooppuntadres 250 kbits/s:
3. Bij de volgende start van het apparaat wordt de gewijzigdebaudrate effectief. Een hertstart van het apparaat is ook viahet NMT-commando "ResetNode" mogelijk.
2.7.5 Overdrachtssnelheid (baudrate)In de geleverde toestand is het apparaat geconfigureerd voor eenbaudrate van 125 kbits/s. Dit is de ProMinent standaard-baudrate.
2.7.6 Kalibratie, uitlegDe pomp is voorgekalibreerd. Het doseervolume kan indien nodigopnieuw worden gekalibreerd.
2.7.7 Firmware-updateDe firmware kan niet via de CAN-bus worden geüpdatet.
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
39
2.7.8 GegevensopslagConfiguratiegegevens (bijv. de bepaalde kalibratiegegevens) zijnvastgelegd in een spanningsuitvalveilig geheugen.
2.7.9 Toegepaste richtlijnen / normenHet apparaat voldoet hardwarematig aan de geharmoniseerdeCAN-specificatie 2.0 (ISO99-1, ISO99-2). Deze omvat het CAN-protocol (ISO 11898-1) en informatie over de fysische toepassings‐laag (physical layer) volgens ISO 11898-2 (high speed CAN tot 1Mbit/sec) en ISO 11898-3 (low speed CAN tot 125 kbit/sec).Het apparaat voldoet aan CANopen-specificatie CIA-DS401, debasis voor de Europese norm EN50325-4.Er wordt voldaan aan het regelaar-apparaatprofiel CiA-404.
CAN-normen en specificatieswaaraan is voldaan
Aanvullende gebruikershandleiding CANopen
40
3 Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
3.1 VoorwaardenHet personeel moet de inhoud van de "Gebruikershandleidingmagneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" kennen!De pomp moet via het Identcode-kenmerk "Besturingsvariant": "R""PROFIBUS®-DP-interface M12" beschikbaar. In het bedienings‐menu is daarna het menupunt „Veldbus“ aanwezig. (Bij „Veldbusè actief“ verschijnt in het bedieningsmenu tevens „Instellingenè PROFIBUS“.)
3.2 Pomp instellen3.2.1 Algemeen
De pomp met PROFIBUS®-functionaliteit wordt op dezelfde wijzeingesteld als een standaardpomp, alleen te bus-functionaliteitwordt toegevoegd.
Bij pauzes langer dan 60 s wordt de instelprocedureafgebroken.
Met een ingestoken PROFIBUS®-module wordt de pomp metPROFIBUS® een deelnemer met slave-functionaliteit volgens DP-V1. Gebruiksgegevens worden hierbij zowel cyclisch als acyclischovergedragen.
3.2.2 PROFIBUS® actief / inactief schakelenOm de pomp via PROFIBUS® te kunnen aansturen, moet in hetbedieningsmenu „Veldbus“ op „actief“ worden ingesteld.1. Om naar het „Menu“ te gaan: op de toets [Menu] drukken.
ð De cursor gaat gelijk naar „Informatie“ .
2. Om van „Informatie“ naar „Veldbus“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.
3. Om van „Veldbus“ naar „inactief / actief“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.
4. Om van „inactief“ naar „actief“ te gaan: het [Clickwheel]draaien en indrukken.
ð De pomp slaat de instelling „actief“ op.
Daarnaast verschijnt het menu „Instellingenè PROFIBUS“.De pomp bevindt zich in de toestand "Stop". Om dezeaanstuurbaar te maken, op de toets [Stop/Start]drukken. Via de BUS het start-commando geven.
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
41
Ook terwijl de PROFIBUS® „actief“ is, functioneren alle externeingangen, zoals niveaubewaking, doseerbewaking en externebesturing (pauze, contactingang, analoge ingang). Deze leiden totde verwachte reacties, zoals bij de pomp zonder PROFIBUS®-functionaliteit - zie gebruikershandleiding van de pomp. De pompstuurt de betreffende informatie via de PROFIBUS® naar de master(PLC, PC, ...).De gamma/ X, GMXa is vanuit de fabriek ingesteld op doseerwijze„Automatisch“ .Ook als de veldbus op actief is ingesteld, heeft de master lezendtoegang tot de pompgegevens, die gedefinieerd zijn in uw GSD-bestand.
Wordt de PROFIBUS® ingesteld op „inactief“ , worden de instel‐lingen van de bedrijfsmodus geladen, die hiervoor was geselec‐teerd.Wordt de pomp omgeschakeld naar een andere bedrijfsmodus,stopt deze en kan dan alleen via de toets [Stop/start] wordengestart.
3.2.3 Slave-adres instellen3.2.3.1 Via „Bus-adres“
Geeft een master in het PROFIBUS®-segment hetslave-adres, vervalt het handmatig instellen van hetslave adres.Het adres is voor de gamma/ X vooringesteld op "120".
1. Om naar het „Menu“ te gaan: op de toets [Menu] drukken
ð De cursor gaat gelijk naar „Informatie“ .
2. Om van „Instellingen“ naar „Veldbus“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.
ð De cursor gaat gelijk naar „Bedrijfsmodus“ .
3. Om van „Bedrijfsmodus“ naar „PROFIBUS“ te gaan: het[Clickwheel] draaien en indrukken.
ð Het menu „Bus-adres“ verschijnt.
Het PROFIBUS®-adres altijd met 3 cijfers invoeren (adressen van"002" tot en met "125"):1. 1. Mogelijkheid: Het [Clickwheel] draaien, tot de gewenste
waarde bereikt is en daarna op het [Clickwheel] drukken.2. 2. Mogelijkheid: Op de toets [Aanzuigen] drukken, voor
het omschakelen naar instellen met cijfers. De cijfers met het[Clickwheel] instellen en met de toets [Aanzuigen]opslaan. Hierbij gaat de cursor naar het volgende cijfer ... .
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
42
3.2.3.2 Via „Pomptype“
Hier hoeft alleen wat te worden ingesteld, als hetgegevensprofiel van de gamma/ L in plaats van degamma/ X moet worden gebruikt.
1. Volgens hoofdstuk naar „Pomptype“ gaan.2. Als pomptype, bijv. „GALa“ selecteren.
ð De pomp laadt het gegevensprofiel van de pomp gamma/L, GALa.
3.3 Bijzonderheden bij actief PROFIBUS®-bedrijf3.3.1 Algemeen
Bij PROFIBUS®-bedrijf kan de pomp niet handmatigworden ingesteld of geprogrammeerd! Hiervoor dePROFIBUS® naar „inactief“ schakelen.
n Met het [Clickwheel] kan op ieder moment tussen de basis‐weergaven worden omgeschakeld, net als in de anderebedrijfsmodi. Dit heeft geen invloed op het bedrijf van de pomp.
n Bij het omschakelen naar PROFIBUS®-bedrijf, worden deinstellingen van de laatste bedrijfsmodus zonder PROFIBUS®
overgenomen. Via de PROFIBUS® uitgevoerde instellingenworden echter niet opgeslagen! Deze zijn alleen geldig wan‐neer de pomp met PROFIBUS® is verbonden. Alleen„Slagteller“ (totaal aantal slagen) en de „Volumeteller“ (totaalaantal liters) tellen door en worden opgeslagen.
n Wordt de pomp omgeschakeld naar PROFIBUS®-bedrijf, stopthij. Om deze weer aanstuurbaar te maken, op de toets [Stop/Start] drukken. Via de BUS het start-commando geven.
3.3.2 MeldingenTijdens lopend PROFIBUS®-bedrijf zijn er op bedrijfsweergavemeer indicatoren.
De gebruikelijke indicatoren zijn te vinden in het hoofd‐stuk "Bedieningselementen" in de "Gebruikershandlei‐ding magneetdoseerpomp gamma/ X, GMXa" tevinden.
PROFIBUS Stop-PROFIBUS®: De pomp wordt extern via de PROFIBUS®
gestopt. De master stuur de pomp een betreffend telegram.
Verbindingsfout: Verliest de pomp de verbinding met de PRO‐FIBUS® (zodra bijv. de BUS-kabel wordt verwijderd of de bus-master is uitgevallen), verschijnt het foutsymbool en het sym‐bool .
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
43
Fout bij module: Verliest de pomp de verbinding met de BUS-module (zodra bijv. de BUS-module wordt verwijderd of om eenandere reden de communicatie tussen BUS-module en pomp isgestoord), verschijnt het foutsymbool en het symbool .
3.3.3 LED's op de PROFIBUS®-module
Signaal Oorzaak
Uit De module heeft geen voedingsspanning of geenverbinding.
Groen De module en de master wisselen informatie uit.
Groen knipperend De module wordt geïnitialiseerd.
Rood knipperend Fout bij het parametreren van de pomp
Rood knipperend, dubbel Fout bij het configureren van de PROFIBUS
Signaal Oorzaak
Uit De module is niet geïnitialiseerd.
Groen De module wordt geïnitialiseerd.
Groen knipperend De module is geïnitialiseerd en er zijn diagnosemel‐dingen.
Rood Ernstige uitzonderingsfout
3.3.4 Doseerbewaking gebruikenOm de doseerbewaking tijdens PROFIBUS®-bedrijf te gebruiken,moet de contrastekker "Doseerbewaking" bezet zijn. De pompstuurt dan „beschikbaar“ voor het statusbit "Flow". De doseerbe‐waking kan via de PROFIBUS® via de parameter „MeteringMonitor“ resp. „FlowControl“ worden in- en uitgeschakeld.Is de doseerbewaking ingesteld op „actief“ , geeft deze bij een pro‐bleem bij gamma/ L, GALa alleen een waarschuwing - de gamma/X, GMXa kan een probleem melden als waarschuwing of als eenfout.
3.4 InstallerenAlle apparaten, die deelnemen aan de bus, moeten in één lijnworden aangesloten. Er zijn maximaal 32 stations mogelijk(master, slaves, repeater).Aan zowel het begin en einde van de bekabeling, moet de busworden afgesloten met een afsluitweerstand.
Als PROFIBUS®-kabel afgeschermde, getwiste, twee-aderige(twisted pair) kabels volgens EN 50170 (leidingtype A) gebruiken.
LED 1 (links) - bedrijfstoestandmodule
LED 2 (rechts) - status module
Bus installeren
Stekker en kabel
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
44
Door een eenzijdig geaarde afscherming worden laag‐frequente massalussen verhindert. Tegen magneti‐sche HF-stoorsignalen heeft een eenzijdig geaardeafscherming geen effect. Een tweezijdig geaardeafscherming, evenals getwiste aderparen, hebben wel‐iswaar effect tegen de magnetische HF-stoorsignalen,maar hebben geen effect bij elektrische HF-stoorsig‐nalen.
Het wordt bij aangeraden PROFIBUS® een tweezijdige, laaginduc‐tieve (d.w.z. op een groot oppervlak en laagohmige) verbindingmet de aarding te realiseren.De totale lengte van de bus-bekabeling zonder repeater varieert opbasis van de gewenste overdrachtssnelheid:
Overdrachtssnelheden en lengte van de bus-bekabeling
Overdrachtssnelheid Max. lengte van de bus-bekabeling
kbit/s m
12000 100
6000 100
3000 100
1500 200
500 400
187.5 1000
93.75 1200
19.2 1200
9.6 1200
De PROFIBUS®-module heeft twee industriële M12-contrastekkersvoor het aansluiten op een PROFIBUS®-kabel. De pentoewijzingkomt overeen met de PROFIBUS®-standaard - zie hieronder -zodat in de handel gebruikelijke bus-stekkers kunnen wordengebruikt. Houd er rekening mee dat kabelverbindingen met dezestekkers doorgaans slechts overeenkomen met een aanrakings-en vochtigheidsbescherming van IP 20!
Het installeren met de betreffende aanrakings- en vochtigheidsbe‐scherming IP 65 is mogelijk, omdat de industriële M12-contrastek‐kers van de PROFIBUS®-module deze mogelijk bieden. Maar danmoeten de PROFIBUS®-kabels zijn voorzien van industriële M12-stekkers volgens IP 65.
Aanwijzingen voor het bereiken vanbeschermingsgraad IP 65
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
45
VOORZICHTIG!– De beschermingsgraad IP 65 geldt voor een vast‐
geschroefde stekker-contrastekker-combinatie!– Bij omgevingsvoorwaarden, waarbij een aanra‐
kings- en vochtigheidsbescherming volgens IP 65is vereist, moeten kabels met aangegoten indu‐striële M12-stekkers worden gebruikt.
– De beschermingsgraad IP 65 geldt voor een nietbekabelde pomp (met PROFIBUS®-module)alleen, als voor IP 65 geschikte afdekkingen op deindustriële M12-contrastekkers zijn geplaatst! Demeegeleverde afdekking garandeert geen besten‐digheid tegen chemicaliën.
Is de pomp de laatste op de PROFIBUS®-kabel aangesloten bus-deelnemer, moet deze met de PROFIBUS®-afsluitweerstand,insteekbaar (bestelnr. 1036622), als afsluiting worden aangesloten- zie EN 50170. De PROFIBUS®-afsluitweerstand, voldoet aan deaanrakings- en vochtigheidsbescherming volgens IP 65.
3.5 Bedrijf3.5.1 Algemeen
Met een ingestoken PROFIBUS®-module wordt de pomp metPROFIBUS® een deelnemer met slave-functionaliteit volgens DP-V1. Gebruiksgegevens worden hierbij zowel cyclisch als acyclischovergedragen.
3.5.2 GSD-bestandHet GSD-bestand moet worden gebruikt voor het configureren vande master. Dit beschrijft alle kenmerken van de pomp bij PRO‐FIBUS®-bedrijf (keywords, diagnose, module, slots). Het GSD-bestand kan van de PROFIBUS®-website en va de ProMinent-website worden gedownload. De toegewezen bestandsnaam isuniek: GMXA0F4E.GSD .
Afsluitweerstand
P_DE_0079_SW
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
46
3.5.3 Dataobjecten gamma/ X, GMXaStatus en Control
Module/slot
Index Naam Modu‐le‐naam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
Bit Naam Functie
1 1 State Status 1 40.83 u32 L 0 Ser‐vice
Er zijn service-aanvragen aan‐wezig
1 Mel‐dingen
Er zijn mel‐dingen aan‐wezig
2 Mode 00 – halt03 – contact
3 01 – manual04 – analog
4 02 – batch
5 Fehler Er zijn foutenaanwezig - zie"Fouten"
6 Waar‐schu‐wingen
Er zijn waar‐schuwingenaanwezig - zie"Waarschu‐wingen"
7 Hand‐matigestop
De pomp ishandmatiggestopt
8 Stop De pomp isgestopt
9 Ansaugen
De pomp is inaanzuigbedrijf(bovenliggendefunctie)
10 Auxil‐liar
De pomp is inextern bedrijf(bovenliggendefunctie)
11 Pauze De pomp isnaar de toe‐stand „Pauze“geschakeld(bovenliggendefunctie)
12 Module
Veldbus actief
13 Flow De doseerbe‐waking is geac‐tiveerd
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
47
Module/slot
Index Naam Modu‐le‐naam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
Bit Naam Functie
14 Batch-Mem.
Het batchge‐heugen is geac‐tiveerd
15 Gekali‐breerd
De pomp isgekalibreerd
16 - -
17 - -
18 - -
19 Mem‐braan‐breuk
De membraan‐breukmelder isgeïnstalleerd
20 Con‐cen‐tratie
De concentra‐tieberekening isgeactiveerd
21 - -
22 Cavi‐tatie
bij het aan‐zuigen ontstaatcavitatie
23 Airlock Lucht indoseerkop
24 Over‐druk
te hoge tegen‐druk
25 Onder‐druk
geringe tegen‐druk
26 Ont‐luch‐ting
Pomp ontlucht
27 - -
28 - -
29 - -
30 - -
31 - -
2 1 Start /Stop
Con‐trol
2 80.81 u8 S Komt overeen met de toets[Start/stop]; is start / stop = 0,wordt de pomp gestopt
2 Reset 3 u8 Wisselt de waarde voor reset van1 naar 0, wordt het interne pomp‐geheugen gewist (bijv. bij eenchargedosering) en - voor zovermogelijk - worden aanwezigefouten gewist
2 Batch De pompdoseert bij eenactivering het bijde batchvoor‐keuze inge‐stelde volume
3 Con‐tact
De pompdoseert volumegedurendeopgegeven tijd
4 Ana‐loog
De pompdoseert opbasis van hetanaloog signaalen de pompingestelde ana‐loge modus.
17 Manual (con‐centr.)
Handmatig inde concentratie‐modus
18 Batch(con‐centr.)
Batch in de con‐centratiemodus
19 Con‐tact(con‐centr.)
Contact in deconcentratie‐modus
20 Analog(con‐centr.)
Analoog in deconcentratie‐modus
4 1 nominal flowrate
Flowrate
6 C0,83,83
f32 S Instelwaarde doseercapaciteit inliter / uur
2 Actualflowrate
7 f32 L Actuele waarde doseercapaciteit
5 1 max.flowrate
Max.flowrate
8 40.83 f32 L Maximale doseercapaciteit inliter / uur
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
49
Module/slot
Index Naam Modu‐le‐naam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
6 1 Batchvolume
Batch 9 C0,83,88
f32 S Doseervolume van een charge
2 BatchTime
10 u16 Tijd, die de charge moet wordengedoseerd
3 Batchstart
11 u8 Wijzigt de waarde van 1 naar 0,wordt tijdens batchbedrijf eenchargedosering geactiveerd.(Charges kunnen ook via de con‐tactingang worden geactiveerd).
4 Batchmemory
12 u8 Is "Match memory" geactiveerden wordt tijdens een lopendechargedosering een nieuwecharge geactiveerd, wordt het nogte doseren volume vergroot metde nieuwe charge. Bij niet geacti‐veerd "Batch memory", wordt hetrestvolume gewist en de nieuwecharge gestart.
5 Remai‐ningvolume
13 f32 L Nog te doseren restvolume bijbatchbedrijf
7 1 Con‐tactvolume
Con‐tact
14 80.84 f32 S Volume, dat per contact wordtgedoseerd
2 Con‐tactmemory
14 u8 - zie "Batch memory"
8 1 Con‐centra‐tionrate
Con‐centra‐tion
15 C0,83,83
f32 S Instelwaarde voor de concen‐tratie-instelling (alleen bij debedrijfsmodus „Concentratie“ )
2 ActualCon‐centra‐tion
16 f32 L Actuele waarde voor de concen‐tratie-instelling (alleen bij debedrijfsmodus „Concentratie“ )
9 1 Mete‐ringmonitor
Mete‐ringMonitor
17 80.80 u8 S Bij geïnstalleerde doseerbewa‐king kan deze zelf worden inge‐schakeld (1). Uitschakelen is 0.
* L = lezen, S = schrijven
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
50
Error / Warning
Module/slot
Index Naam Modu‐lenaam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
10 1 Error Error /War‐ning
18 40.85 u32 L Bit Naam Functie
0 Minimum
Te laagdoseerme‐diumpeil
1 Batch Teveel doseer‐slagen: > 100000
2 Analog< 4mA
Analogestroom iskleiner dan 4mA
3 Analog> 23mA
Analogestroom isgroter dan 23mA
4 Doseer‐bewa‐king
Fout doseer‐bewaking
5 Mem‐braan‐breuk
Membraan vandoseerkopgebroken
6 Airlock Lucht indoseerkop
7 Over‐druk
Overdruk(doseerme‐dium)
8 -
9 Cavi‐tatie
10 Geringedruk
Te lage druk(doseerme‐dium)
11 Slag‐lengtegewij‐zigd
In geblok‐keerde toe‐stand is deslaglengtegewijzigd
12 Ont‐luchting
Automatischeontluchting nietmogelijk
13 Busfout Door demodulegemelde bus‐fout
14 System‐fehler
Systeemcom‐ponentendefect - ziedisplay
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
51
Module/slot
Index Naam Modu‐lenaam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
15 Module‐fout
Fout bij modu‐lehandling
16 -
17 -
18 -
19 -
20 -
21 -
22 -
23 -
24 -
25 -
26 -
27 -
28 -
29 -
30 -
31 -
2 War‐nings
19 u16 Bit Naam Functie
0 Minimum
Doseervloei‐stofpeil te laag
1 Kali‐bratie
-
2 Doseer‐bewa‐king
Doseerbewa‐kingswaarschu‐wing
3 Mem‐braan‐breuk
Defect mem‐braan in dedoseerkop
4 Airlock Lucht indoseerkop
5 -
6 Cavi‐tatie
7 Over‐druk
Overdruk in dehydrauliek
8 Geringedruk
Te lage druk inhydrauliek
9 -
10 -
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
52
Module/slot
Index Naam Modu‐lenaam
Diag.-nummer
Aan‐dui‐ding(hex)
Type Data‐stroom*
Omschrijving
11 -
12 -
13 -
14 -
15 -
* L = lezen, S = schrijven
Strokes / Quantity en individuele data
Module/slot
Index Naam Modu‐lenaam
Diag.-nummer
Aandui‐ding(hex)
Type Data‐stroom *
Omschrijving
11 1 Resetstrokecounter
Strokes/Quan‐tity
20 C0,81,C5
u8 S Wijzigt de waarde van 1naar 0, wordt de„Slagteller“ (totaal aantalslagen) gereset
2 Resetquantitycounter
21 u8 Wijzigt de waarde van 1naar 0, wordt de„Volumeteller“ (totaalaantal liters) gereset
3 Strokecounter
22 u32 L Telt het aantal slagen: -sinds de laatste reset( „Slagenteller“ )
4 Quan‐titycounter
23 f32 Telt het doseervolume inliter - sinds de laatste reset( „Volumeteller“ )
5 Litersperstroke
24 f32 Liter per slag
alleenacy‐clisch /12
1 Iden‐tcode
25 s32 Identcode van de pomp
2 Serialnumber
26 s16 Serienummer van de pomp
3 Naam 27 s32 Pompnaam (vrij bewerk‐baar)
4 Installa‐tionlocation
28 s32 Opstellocatie (vrij bewerk‐baar)
* L = lezen, S = schrijven
Het apparaat stelt op basis van de PROFIBUS®-norm de dienst[Get_Sl_Diag] beschikbaar. De diagnosegegevens bestaan uitstandaard diagnose-informatie (6-bytes volgens PROFIBUS®-norm) en eventueel apparaatspecifieke diagnosegegevens. Voorde apparaatspecifieke diagnosegegevens, kunnen maximaal 63bytes worden ingevoegd. Hiervan zijn de eerste 4 bytes gespecifi‐ceerd in de PROFIBUS®-norm:
Diagnosetelegrammen
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
53
De byte sign_len als volgt coderen:
Lengte van de status-DU inclusief headerbyte: 04..63Kenmerk 'apparaatgerelateerde diagnose': 00 constant
Slot-nummer: 0 (omdat alleen slot 0 wordt gebruikt)
De byte specifier als volgt coderen:
Status-specificatie: 00 constantgereserveerd
Daarna blijven nog 59 vrij beschikbare bytes over (user_data):
User_Data
Volgnummer Naam Verklaring
1 Status - zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"
11 Start/Stop Komt overeen metstart-/stopschake‐laar;Is start/stop = 0,wordt de pompgestopt
12 Reset Wissen van internepompgeheugen enaanwezige foutenvan "1" naar "0"
21 Ingestelde bedrijfs‐modus
- zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"
22 Actuele bedrijfs‐modus
- zie tabel "Gege‐vensopbjectenGMXa"
31 Ingestelde doseer‐capaciteit
Instelwaardedoseercapaciteit in[l/h]
0 0
1 0 1 1 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
54
Volgnummer Naam Verklaring
32 Actuele doseerca‐paciteit
Actuele waardedoseercapaciteit in[l/h]
41 Max. doseercapaci‐teit
Maximale doseerca‐paciteit in [l/h]
51 Volume per contact"Batchbedrijf"
Volume, dat bij con‐tact tijdens batchbe‐drijf moet wordengedoseerd
52 Doseertijd batchbe‐drijf
Tijd, die het batch‐volume moetworden gedoseerd
53 Batch start Start een batchdo‐sering bij wissel van"1" naar "0"
54 Batch memory Bij "1" wordt voorelk volgende batch‐contact het tedoseren volumeopgeteld; bij "0"wordt het restvo‐lume gewist en eennieuwe batchproce‐dure gestart
55 Restvolume batch‐bedrijf
Te doseren restvo‐lume bij batchbedrijf
61 Volume per contact"Contactbedrijf"
Volume, dat bij con‐tact tijdens contact‐bedrijf moet wordengedoseerd
62 Contact memory Bij "1" wordt voorelk volgende contacthet te doserenvolume opgeteld; bij"0" wordt het restvo‐lume gewist en eennieuwe contactpro‐cedure gestart (het‐zelfde als bij "BatchMemory")
71 Instelwaarde eind‐concentratie
Gewenste eindcon‐centratie bij concen‐tratiebedrijf
72 Actuele waardeeindconcentratie
Actuele eindconcen‐tratie bij concentra‐tiebedrijf
81 Doseerbewaking Activeren/deacti‐veren van dedoseerbewaking:
101 Reser slagteller Reset van de sla‐genteller bij wisselvan "1" naar "0"
102 Reset doseerhoe‐veelheidteller
Reset van dedoseerhoeveelheid‐teller bij wissel van"1" naar "0"
103 Wisbare slagteller Aantal slagen sindsde laatste reset
104 Wisbare doseerhoe‐veelheidteller
Opgetelde doseer‐volume sinds delaatste reset
105 Liter per slag Liter per slag
111 Identcode Identcode van depomp
112 Serienummer Serienummer vande pomp
113 Pompnaam Pompnaam, vrij vastte leggen
114 Opstellocatie Opstellocatie, vrijvast te leggen
3.5.4 Data-objecten gamma/ L, GALa
Om de pomp te kunnen opnemen in cyclisch dataver‐keer, moeten de initiële parameters van de masterworden overgedragen. Hiervoor is alleen de stan‐daard-parametrering nodig, er zijn geen toepassings‐specifieke parameters.
Aub rekening houden met het volgende: De gegevensworden opgeslagen volgens het "Big-Endian"-principe!D.w.z. dat de byte met de bits met de hoogstewaarden als eerste wordt opgeslagen - deze wordt dusopgeslagen op het kleinste geheugenadres:Voorbeeld op basis van "Aantal slagen" - zie "Pompge‐gevens"
Het aantal slagen van de pomp is als integer32-type opgeslagenbij de offset-adressen +17 tot en met +20. Het opslaan van gege‐vens van de bytes gebeurt in deze volgorde:
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
56
Naam Type Off. Byte Bits
Hubanzahl Integer32 17 0 24 ... 31
18 1 16 ... 23
19 2 8 ... 15
20 3 0 ... 7
De communicatie gebeurt via cyclisch dataverkeer.In het cyclische telegram zijn opgenomen:
Pompgegevens
Startbyte Lengte Gegevenstype Naam Verklaring
1 1 Byte StartStop 1 = in-, 0 = uitscha‐kelen van de pomp‐functie
23 Warnung Geen waarschuwingen Waarschuwing aanwezig
24 Ansaugen Geen aanzuigen Ansaugen
25 Externe frequentie Aux. freq. uit Pomp doseert met aux.freq.
26 Pauze Geen pauze Pauze extern geschakeld
27 Stop Pomp draait Pomp gestopt
28 Option FlowControl Niet aanwezig Aanwezig
29 FlowControl Doseerbewakinggedeactiveerd
Doseerbewaking geacti‐veerd
210 - - -
211 Factordeler 1:1 1:100
212 ChargenMemory Gedeactiveerd Geactiveerd
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS®
59
Pos. Naam Toestand "0" Toestand "1"
213 Maateenheid liter Gallon
214 Kalibratie Pomp niet gekalibreerd Pomp gekalibreerd
215 bediening Handbediening BUS-bedrijf
Fehler
Pos. Fehler
20 Minimum (vat leeg)
21 Fout analoge stroom
22 -
23 -
24 Membraanbreuk (optie)
25 Doseerbewaking (optie)
26 Overloop slaggeheugen
27 Systemfehler
Warnung
Pos. Warnung
20 Minimum (vat leeg)
21 Slaglengte-instelling buiten tolerantie
22 Membraanbreuk (optie)
23 -
24 -
25 -
26 -
27 -
Het apparaat stelt op basis van de PROFIBUS®-norm de dienst[Get_Sl_Diag] beschikbaar. De diagnosegegevens bestaan uitstandaard diagnose-informatie (6-bytes volgens PROFIBUS®-norm) en eventueel apparaatspecifieke diagnosegegevens. Voorde apparaatspecifieke diagnosegegevens, kunnen maximaal 63bytes worden ingevoegd. Hiervan zijn de eerste 4 bytes gespecifi‐ceerd in de PROFIBUS®-norm:
De byte sign_len als volgt coderen:
Lengte van de status-DU inclusief headerbyte: 04..63Kenmerk 'apparaatgerelateerde diagnose': 00 constant
Slot-nummer: 0 (omdat alleen slot 0 wordt gebruikt)
De byte specifier als volgt coderen:
Status-specificatie: 00 constantgereserveerd
Daarna blijven nog 59 vrij beschikbare bytes over (user_data):
Via de user_data-velden worden fouten gesignaleerd.De user_data-velden zijn in blokken van elk 3 bytes samengevaten moeten als volgt worden geïnterpreteerd:1 - Diensten2 - Type fout3 - Type gegevenstoegang (lezen/schrijven)
Zo kunnen maximaal 19 foutmeldingen worden gesignaleerd.
1 Diensten
Index Naam Verklaring
0x01 Status - zie tabel "Status"
0x02 StartStop 1 = in-, 0 = uitschakelen van depompfunctie
0x0A Ingestelde factor Chargevolume bij bedrijfsmoduschargedosering overbrengingsver‐houding *100 bij bedrijfsmodus"Extern contact"
0x0B Actuele factor Chargevolume bij bedrijfsmoduschargedosering overbrengingsver‐houding *100 bij bedrijfsmodus"Extern contact"
0x0C Ingestelde doseerfrequentie Doseerfrequentie bij bedrijfs‐modus "Continu" max. doseerfre‐quentie bij bedrijfsmodus"Charge" en ext. contact"
0x0D Actuele doseerfrequentie Doseerfrequentie bij bedrijfs‐modus "Continu" max. doseerfre‐quentie bij bedrijfsmodus"Charge" en ext. contact"
0x0E Actuele frequentie Actuele frequentie. Het aantalslagen waarmee de pomp werke‐lijk doseert. Bei "Charge" en "Ext.contact" wordt de doseerfre‐quentie weergegeven
0x0F Slaglengte Ingestelde slaglengte in % vaneindaanslag
0x10 Restslagen Bij lopende chargedosering, hetaantal nog uit te voeren slagen