1716 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 4 augustus;151(31) Psoriasis is een inflammatoire huidziekte met een preva- lentie van 2-3% in de westerse bevolking. De prevalentie van arthritis psoriatica bij psoriasispatiënten is niet goed bekend en bedraagt 6-39%. 1 De gewrichtsklachten kunnen variëren van artralgie en enthesitis (zie verder) tot een chro- nische erosieve en deformerende artritis die kan leiden tot ernstige morbiditeit. Arthritis psoriatica heeft ook een hogere mortaliteit dan psoriasis. classificatie, klinisch beeld en beloop van arthritis psoriatica Classificatie. Arthritis psoriatica wordt gedefinieerd als een inflammatoire aandoening van het bewegingsapparaat ver- band houdend met psoriasis. De diagnose wordt gesteld op grond van de anamnese en lichamelijk onderzoek, onder- steund door laboratoriumonderzoek en beeldvormende diagnostiek. Classificatiecriteria voor arthritis psoriatica, bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek, zijn recentelijk gepubliceerd. 2 Arthritis psoriatica wordt ingedeeld bij de spondylartro- pathieën, samen met spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew), artritis bij inflammatoire darmziekten, reac- tieve artritis en ongedifferentieerde spondylartropathie. Hoewel vaak wordt gesproken van seronegatieve spondyl- artropathieën, blijken reumafactoren aantoonbaar bij circa 10% van de patiënten met arthritis psoriatica. 3 Klinisch beeld. Van oudsher wordt arthritis psoriatica on- derverdeeld in 5 klinische subtypen; deze worden in de tabel genoemd. 4 De meeste patiënten (80-90%) presenteren zich met asymmetrische oligoartritis of symmetrische polyartri- tis. 5 Meerdere subtypen kunnen overigens gelijktijdig bij één patiënt aanwezig zijn en het dominante klinische feno- type kan veranderen in het beloop van de ziekte. Bijkomen- de reumatologische kenmerken staan eveneens in de tabel. Arthritis psoriatica komt net als psoriasis vulgaris even- veel bij mannen als bij vrouwen voor. De meeste patiënten (75%) met arthritis psoriatica presenteren zich gemiddeld 10 jaar na de manifestatie van de eerste huidverschijnselen; bij slechts 10% van de patiënten gaan de gewrichtsklachten vooraf aan psoriasis van de huid. Bij de overige patiënten manifesteren de verschijnselen zich min of meer simultaan. Van de patiënten met arthritis psoriatica heeft ruim 80% ook nagelpsoriasis (figuur 1), dit in tegenstelling tot 40% van de psoriasispatiënten zonder artritis. 3 Kenmerken van nagelpsoriasis zijn subunguale hyperkeratose, gele verkleu- ring (olievlekfenomeen), putjes en distale onycholyse. Beloop. Bij circa twee derde van de patiënten treedt blij- vende gewrichtsschade op. 6 Binnen 2 jaar na het eerste poli- kliniekbezoek is bij 47% radiologische gewrichtsschade aantoonbaar. 7 Een polyarticulair begin van de ziekte lijkt capita selecta Arthritis psoriatica M.A.de Rie, A.W.R.van Kuijk, A.Y.Goedkoop en P.P.Tak – De klachten bij arthritis psoriatica variëren van artralgie en ontsteking op de aanhechtingsplaats van pezen of ligamenten (enthesitis) tot een chronische erosieve en deformerende artritis, en komen voor bij 6-39% van alle psoriasispatiënten. – Door grotere bekendheid met de klinische kenmerken van arthritis psoriatica bij dermatologen en reumatologen wordt de diagnose ‘arthritis psoriatica’ steeds vaker gesteld; dit is belangrijk omdat door vroege herkenning en behandeling blijvende gewrichtsschade kan worden voorkomen. – Er zijn belangrijke immunologische overeenkomsten in de pathogenese van psoriasis en arthritis psoriatica en dit heeft geleid tot identificatie van gemeenschappelijk therapeutische aangrijpings- punten, waaronder met name de tumornecrosisfactor (TNF). – Het succes van behandeling van psoriasispatiënten met TNF-α-blokkerende middelen heeft niet alleen de kwaliteit van leven van veel patiënten sterk verbeterd, maar ook de inzichten in de pathogenese vergroot, onder andere doordat de rol van de verworven immuniteit veel belangrijker lijkt te zijn dan vroeger werd gedacht. – Voor de behandeling van patiënten met psoriasis en arthritis psoriatica met deze zogenoemde bio- logische middelen (‘biologics’) zijn door de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie richtlijnen opgesteld. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1716-22 Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meiberg- dreef 9, 1105 AZ Amsterdam. Afd. Huidziekten: hr.dr.M.A.de Rie en mw.dr.A.Y.Goedkoop (thans: St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein), dermatologen. Afd. Klinische Immunologie en Reumatologie: hr.A.W.R.van Kuijk, reu- matoloog; prof.dr.P.P.Tak, internist-reumatoloog. Correspondentieadres: hr.dr.M.A.de Rie ([email protected]).
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
1716 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 4 augustus;151(31)
Psoriasis is een inflammatoire huidziekte met een preva-
lentie van 2-3% in de westerse bevolking. De prevalentie
van arthritis psoriatica bij psoriasispatiënten is niet goed
bekend en bedraagt 6-39%.1 De gewrichtsklachten kunnen
variëren van artralgie en enthesitis (zie verder) tot een chro-
nische erosieve en deformerende artritis die kan leiden
tot ernstige morbiditeit. Arthritis psoriatica heeft ook een
hogere mortaliteit dan psoriasis.
classificatie, klinisch beeld en beloop van arthritis psoriatica
Classificatie. Arthritis psoriatica wordt gedefinieerd als een
inflammatoire aandoening van het bewegingsapparaat ver-
band houdend met psoriasis. De diagnose wordt gesteld op
grond van de anamnese en lichamelijk onderzoek, onder-
steund door laboratoriumonderzoek en beeldvormende
diagnostiek. Classificatiecriteria voor arthritis psoriatica,
bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek, zijn recentelijk
gepubliceerd.2
Arthritis psoriatica wordt ingedeeld bij de spondylartro-
pathieën, samen met spondylitis ankylopoetica (ziekte van
Bechterew), artritis bij inflammatoire darmziekten, reac-
tieve artritis en ongedifferentieerde spondylartropathie.
Hoewel vaak wordt gesproken van seronegatieve spondyl-
artropathieën, blijken reumafactoren aantoonbaar bij circa
10% van de patiënten met arthritis psoriatica.3
Klinisch beeld. Van oudsher wordt arthritis psoriatica on-
derverdeeld in 5 klinische subtypen; deze worden in de tabel
genoemd.4 De meeste patiënten (80-90%) presenteren zich
met asymmetrische oligoartritis of symmetrische polyartri-
tis.5 Meerdere subtypen kunnen overigens gelijktijdig bij
één patiënt aanwezig zijn en het dominante klinische feno-
type kan veranderen in het beloop van de ziekte. Bijkomen-
de reumatologische kenmerken staan eveneens in de tabel.
Arthritis psoriatica komt net als psoriasis vulgaris even-
veel bij mannen als bij vrouwen voor. De meeste patiënten
(75%) met arthritis psoriatica presenteren zich gemiddeld
10 jaar na de manifestatie van de eerste huidverschijnselen;
bij slechts 10% van de patiënten gaan de gewrichtsklachten
vooraf aan psoriasis van de huid. Bij de overige patiënten
manifesteren de verschijnselen zich min of meer simultaan.
Van de patiënten met arthritis psoriatica heeft ruim 80%
ook nagelpsoriasis (figuur 1), dit in tegenstelling tot 40%
van de psoriasispatiënten zonder artritis.3 Kenmerken van
nagelpsoriasis zijn subunguale hyperkeratose, gele verkleu-
ring (olievlekfenomeen), putjes en distale onycholyse.
Beloop. Bij circa twee derde van de patiënten treedt blij-
vende gewrichtsschade op.6 Binnen 2 jaar na het eerste poli-
kliniekbezoek is bij 47% radiologische gewrichtsschade
aantoonbaar.7 Een polyarticulair begin van de ziekte lijkt
capita selecta
Arthritis psoriatica
M.A.de Rie, A.W.R.van Kuijk, A.Y.Goedkoop en P.P.Tak
– De klachten bij arthritis psoriatica variëren van artralgie en ontsteking op de aanhechtingsplaats van pezen of ligamenten (enthesitis) tot een chronische erosieve en deformerende artritis, en komen voor bij 6-39% van alle psoriasispatiënten.– Door grotere bekendheid met de klinische kenmerken van arthritis psoriatica bij dermatologen en reumatologen wordt de diagnose ‘arthritis psoriatica’ steeds vaker gesteld; dit is belangrijk omdat door vroege herkenning en behandeling blijvende gewrichtsschade kan worden voorkomen.– Er zijn belangrijke immunologische overeenkomsten in de pathogenese van psoriasis en arthritis psoriatica en dit heeft geleid tot identificatie van gemeenschappelijk therapeutische aangrijpings-punten, waaronder met name de tumornecrosisfactor (TNF).– Het succes van behandeling van psoriasispatiënten met TNF-α-blokkerende middelen heeft niet alleen de kwaliteit van leven van veel patiënten sterk verbeterd, maar ook de inzichten in de pathogenese vergroot, onder andere doordat de rol van de verworven immuniteit veel belangrijker lijkt te zijn dan vroeger werd gedacht.– Voor de behandeling van patiënten met psoriasis en arthritis psoriatica met deze zogenoemde bio-logische middelen (‘biologics’) zijn door de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie richtlijnen opgesteld.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1716-22
Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Meiberg-dreef 9, 1105 AZ Amsterdam.Afd. Huidziekten: hr.dr.M.A.de Rie en mw.dr.A.Y.Goedkoop (thans: St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein), dermatologen.Afd. Klinische Immunologie en Reumatologie: hr.A.W.R.van Kuijk, reu-matoloog; prof.dr.P.P.Tak, internist-reumatoloog.Correspondentieadres: hr.dr.M.A.de Rie ([email protected]).
artritis kan presenteren, maar ook als enthesitis, tenosyno-
vitis of dactylitis.
Vanwege hun effect op de kwaliteit van leven kunnen ook
niet-levensbedreigende ziekten zoals psoriasis en arthritis
psoriatica ernstige gevolgen hebben.
Het succes van de behandeling van psoriasispatiënten
met TNF-α-blokkerende middelen heeft niet alleen de kwa-
liteit van leven van veel patiënten sterk verbeterd, maar ook
de inzichten in de pathogenese vergroot, onder andere
doordat de rol van onze verworven immuniteit veel belang-
rijker lijkt te zijn dan vroeger werd gedacht.
Belangenconflict en financiële ondersteuning: voor consulten, lezingen en/of onderzoek ontving M.A.de Rie financiële vergoedingen van Abbott, Centocor, LEO Pharma, Novartis, Serono, Schering Plough en Wyeth; A.Y.Goedkoop van Centocor en Schering Plough; P.P.Tak van Abbott, Amgen, Aventis, Centocor en Wyeth; A.W.R.van Kuijk: geen gemeld.
Aanvaard op 13 juni 2007
Literatuur
1 Gelfand JM, Gladman DD, Mease PJ, Smith N, Margolis DJ, Nijsten T, et al. Epidemiology of psoriatic arthritis in the population of the United States. J Am Acad Dermatol. 2005;53:573-7.
2 Bos JD, Rie MA de, Teunissen MBM, Piskin G. Psoriasis: dysregula-tion of innate immunity. Br J Dermatol. 2005;152:1098-107.
3 Mease P, Goffe BS. Diagnosis and treatment of psoriatic arthritis. J Am Acad Dermatol. 2005;52:1-19.
4 Bos WEM, Thio HB, Neumann HAM, Fits L van der, Prens EP. Patho-genese van inflammatoire dermatosen, in het bijzonder psoriasis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:179-83.
5 Kuijk AW van, Reinders-Blankert P, Smeets TJ, Dijkmans BA, Tak PP. Detailed analysis of the cell infiltrate and the expression of mediators of synovial inflammation and joint destruction in the synovium of patients with psoriatic arthritis: implications for treatment. Ann Rheum Dis. 2006;65:1551-7.
6 Andressen C, Henseler T. Erblichkeit der Psoriasis. Eine Analyse von 2035 Familienanamnesen. Hautarzt. 1982;33:214-7.
7 Moll JM, Wright V. Familial occurrence of psoriatic arthritis. Ann Rheum Dis. 1973;32:181-201.
8 Rahman P, Elder JT. Genetic epidemiology of psoriasis and psoriatic arthritis. Ann Rheum Dis. 2005;64(Suppl 2):ii37-9.
9 Tassiulas I, Duncan SR, Centola M, Theofilopoulos AN, Boumpas DT. Clonal characteristics of T cell infiltrates in skin and synovium of patients with psoriatic arthritis. Hum Immunol. 1999;60:479-91.
10 Sokoll KB, Helliwell PS. Comparison of disability and quality of life in rheumatoid and psoriatic arthritis. J Rheumatol. 2001;28:1842-6.
11 Baker BS, Griffiths CE, Lambert S, Powles AV, Leonard JN, Valdi-marsson H, et al. The effects of cyclosporin A on T lymphocyte and dendritic cell sub-populations in psoriasis. Br J Dermatol. 1987;116:503-10.
12 Ellis CN, Krueger GG. Treatment of chronic plaque psoriasis by selec-tive targeting of memory effector T lymphocytes. Alefacept Clinical Study Group. N Engl J Med. 2001;345:248-55.
13 Kraan MC, Kuijk AWR van, Dinant HJ, Goedkoop AY, Smeets TJM, Rie MA de, et al. Alefacept treatment in psoriatic arthritis: reduction of the effector T cell population in peripheral blood and synovial tissue is associated with improvement of clinical signs of arthritis. Arthritis Rheum. 2002;46:2776-84.
14 Krueger JG. The immunologic basis for the treatment of psoriasis with new biologic agents. J Am Acad Dermatol. 2002;46:1-23.
15 Tak PP, Firestein GS. NF-kappaB: a key role in inflammatory diseases. J Clin Invest. 2001;107:7-11.
16 Kupper TS. Immunologic targets in psoriasis. N Engl J Med. 2003;349:1987-90.
17 Ritchlin CT, Haas-Smith SA, Li P, Hicks DG, Schwarz EM. Mecha-nisms of TNF-alpha- and RANKL-mediated osteoclastogenesis and bone resorption in psoriatic arthritis. J Clin Invest. 2003;111:821-31.
18 Gladman DD. The natural history of psoriatic arthritis. In: Wright V, Helliwell PS, editors. Psoriatic arthritis. International practice and research. Londen: Baillière Tindall; 1994. p. 379-94.
19 Taylor W, Gladman DD, Helliwell P, Marchesoni A, Mease P, Mielants H. Classification criteria for psoriatic arthritis: development of new criteria from a large international study. CASPAR Study Group. Arthritis Rheum. 2006;54:2665-73.
20 Gladman DD, Anhorn KA, Schachter RK, Mervart H. HLA antigens in psoriatic arthritis. J Rheumatol. 1986;13:586-92.
22 Helliwell PS, Taylor WJ. Classification and diagnostic criteria for psoriatic arthritis. Ann Rheum Dis. 2005;64(Suppl 2):ii3-8.
23 Kane D, Stafford L, Bresnihan B, FitzGerald O. A prospective, clinical and radiological study of early psoriatic arthritis: an early synovitis clinic experience. Rheumatology (Oxford). 2003;42:1460-8.
24 Queiro-Silva R, Torre-Alonso JC, Tinturé-Eguren T, López-Lagunas I. A polyarticular onset predicts erosive and deforming disease in psoriatic arthritis. Ann Rheum Dis. 2003;62:68-70.
25 Willkens RF, Williams HJ, Ward JR, Egger MJ, Reading JC, Clements PJ, et al. Randomized, double-blind, placebo controlled trial of low-dose pulse methotrexate in psoriatic arthritis. Arthritis Rheum. 1984;27:376-81.
26 Heydendael VM, Spuls PI, Opmeer BC, Borgie CA de, Reitsma JB, Goldschmidt WF, et al. Methotrexate versus cyclosporine in moder-ate-to-severe chronic plaque psoriasis. N Engl J Med. 2003;349:658-65.
27 Clegg DO, Reda DJ, Mejias E, Cannon GW, Weisman MH, Taylor T, et al. Comparison of sulfasalazine and placebo in the treatment of psoriatic arthritis. A Department of Veterans Affairs Cooperative Study. Arthritis Rheum. 1996;39:2013-20.
28 Kaltwasser JP, Nash P, Gladman D, Rosen CF, Behrens F, Jones P, et al. Efficacy and safety of leflunomide in the treatment of psoriatic arthri-tis and psoriasis: a multinational, double-blind, randomized, place-bo-controlled clinical trial. Treatment of Psoriatic Arthritis Study Group. Arthritis Rheum. 2004;50:1939-50.
29 Salvarani C, Macchioni P, Olivieri I, Marchesoni A, Cutolo M, Ferrac-cioli G, et al. A comparison of cyclosporine, sulfasalazine, and symp-tomatic therapy in the treatment of psoriatic arthritis. J Rheumatol. 2001;28:2274-82.
30 Fraser AD, Kuijk AW van, Westhovens R, Karim Z, Wakefield R, Ge-rards AH, et al. A randomised, double blind, placebo controlled, mul-ticentre trial of combination therapy with methotrexate plus ciclo-sporin in patients with active psoriatic arthritis. Ann Rheum Dis. 2005;64:859-64.
31 Jones G, Crotty M, Brooks P. Interventions for psoriatic arthritis [Cochrane review]. Cochrane Database Syst Rev. 2000;(3):CD000212.
32 Antoni C, Krueger GG, Vlam K de, Birbara C, Beutler A, Guzzo C, et al. Infliximab improves signs and symptoms of psoriatic arthritis: results of the IMPACT 2 trial. IMPACT 2 Trial Investigators. Ann Rheum Dis. 2005;64:1150-7.
1722 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 4 augustus;151(31)
33 Mease PJ, Kivitz AJ, Burch FX, Siegel EL, Cohen SB, Ory P, et al. Etanercept treatment of psoriatic arthritis: safety, efficacy, and effect on disease progression. Arthritis Rheum. 2004;50:2264-72.
34 Mease PJ, Gladman DD, Ritchlin CT, Ruderman EM, Steinfeld SD, Choy EH, et al. Adalimumab for the treatment of patients with moderately to severely active psoriatic arthritis: results of a double-blind, randomized, placebo-controlled trial. Adalimumab Effective-ness in Psoriatic Arthritis Trial Study Group. Arthritis Rheum. 2005;52:3279-89.
35 Breedveld FC. Antagonisten van tumornecrosisfactor: infliximab, adalimumab en etanercept. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2273-7.
36 Jacobs JWG, Creemers MCW, Agtmael MA van, Laar MAFJ van de, Poll T van der, Tak PP, et al. TNF-blokkerende geneesmiddelen en infec-ties: adviezen voor de dagelijkse praktijk. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:588-93.
37 Felson DT, Anderson JJ, Boers M, Bombardier C, Furst D, Goldsmith C, et al. American College of Rheumatology preliminary definition of improvement in rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum. 1995;38:727-35.
38 Gottlieb AB, Krueger JG, Wittkowski K, Dedrick R, Walicke PA, Garo-voy M. Psoriasis as a model for T-cell-mediated disease: immuno-biologic and clinical effects of treatment with multiple doses of efali-zumab, an anti-CD11a antibody. Arch Dermatol. 2002;138:591-600.
39 Mease PJ, Gladman DD, Keystone EC. Alefacept in combination with methotrexate for the treatment of psoriatic arthritis: results of a ran-domized, double-blind, placebo-controlled study. Alefacept in Psori-atic Arthritis Study Group. Arthritis Rheum. 2006;54:1638-45.
Abstract
Arthritis psoriatica– The symptoms of psoriatic arthritis vary from arthralgia and enthesi-
tis to chronic erosive and mutilating arthritis, and are seen in 6-39% of all psoriasis patients.
– Because of increasing awareness of the clinical signs of psoriatic arthritis among both dermatologists and rheumatologists, the diag-nosis of psoriatic arthritis is made more often; this is important since earlier diagnosis and treatment can avoid irreversible joint destruc-tion.
– The overlap between the immunological mechanisms in the patho-genesis of psoriasis and psoriatic arthritis has led to the identification of common therapeutic targets, of which tumour-necrosis factor (TNF) is the most important.
– The successful treatment of psoriasis patients with TNF-α-blocking agents has not only brought about a marked improvement in the quality of life of many patients but has also improved the insight into the pathogenesis, for example by demonstrating that the role of acquired immunity is much more important than was previously thought.
– The Dutch Society of Dermatology and Venereology and the Dutch Society of Rheumatology have drawn up guidelines for the treatment of patients with psoriasis and psoriatic arthritis using these so-called biologics.