Pamflet april 2009
Post on 07-Mar-2016
230 Views
Preview:
DESCRIPTION
Transcript
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA
Libertariër Hub Jongen‘Belastingheffing is
een vorm van geweld’
p. 16
Paul Nieuwbeerta ‘Veel criminologisch onderzoek
voldoet niet aan M&T1-criteria”
p. 4
Het sprookje leeft voort‘Democratie is te idealistisch’
p. 12
PAMFLET
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Colofon:
Voorwoord
Een dikke Pamflet dit keer! De meeste redacties van kranten en tijdschriften moeten in deze tijden van crisis
gaan snijden in hun werknemersbestand maar Het Pamflet hoeft zich nergens zorgen over te maken. Misschien
moeten wij eens na gaan denken over een overstap naar de publieke omroep.
Hoe dan ook: ik zie tot mijn vreugde dat Het Pamflet zich steeds meer tot een discussieplatform ontwikkelt.
Naast de gebruikelijke polemiek die we elk nummer hebben heeft deze keer oud-redacteur Leonard van ’t
Hul (momenteel studerende in Amsterdam) een reactie geschreven op het betoog tegen de vrije wil van Tito
Sixma uit het vorige nummer. Daarnaast hebben we twee ingezonden stukken: pre-master en U-raadkandidaat
Maarten Hillebrandt heeft kritiek op het Strategisch Plan van de Universiteit Utrecht en eerstejaarsstudent Jarl
Mooyaart heeft een prikkelende aanklacht tegen de democratie. Ik ben benieuwd wat voor reacties we hier op
gaan krijgen!
Twee interviews dit keer: met docent en criminoloog Paul Nieuwbeerta en met libertariër Hub Jongen. Deze
man is misschien wel de felste aanhanger van een ideologie die maar weinig mensen kennen. Ook hebben
we een verhaal over de achtergrond van de naam van Usocia en haar connectie met Thomas More, en een
boekverslag van het onlangs verschenen boek van Femke Halsema!
Een nieuwerwetsigheid, geïntroduceerd door een onzer vaste redacteuren, is de sociologische beschouwing
van een oude foto uit Peru. Ook hebben wij uiteraard hét verslag van de studiereis!
Dan rest mij te zeggen dat ik je, namens de redactie, veel leesplezier wens.
Groeten,
Jasper van de Pol
Redactie: Thijs van Dooremalen, Laura Vonk, Job van den Berg, Tito Sixma, Jasper van de Pol
Met dank aan: Remmert van Haaften, Jarl Mooyaart en Leonard van ‘t Hul
Vormgeving/ foto omslag: Mark Veenbrink Postadres: sociologievereniging Usocia,
Heidelberglaan 1 K. 14.39 3584 CS Utrecht
2
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
04 Docent aan het woord: Paul Nieuwbeerta
06 Cartoon
07 Vrije wil? Ik wel!
10 Polemiek: Veiligheid is belangrijker dan vrijheid
12 Democratie. Het sprookje leeft voort.
15 Peiling: Wat is je geloofsovertuiging?
16 “Belastingheffing is een vorm van geweld”
20 De betekenis van de naam Usocia:
een verkorte inburgeringscursus
23 O fortuna
24 De illusie van materieel geluk
Boekverslag: ‘Geluk!’ van Femke Halsema
26 Weemoed naar Madrileense sferen
29 De ‘sociologische’ foto.
32 De opleidingscommissie sociologie
32 Agenda Usocia
33 Ingezonden brief
Inhoud:
De redactie
3
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Paul Nieuwbeerta is de derde docent die wij
interviewen in de reeks ‘de docent aan het woord’.
Hij is bijzonder hoogleraar bij de vakgroep
sociologie met als leeropdracht ‘de analyse van
maatschappelijke effecten van strafrechtelijke
interventies’. Sinds vorig jaar geeft hij in blok 3 het
vak ‘Crimineel gedrag over de levensloop’. Daarnaast
is hij werkzaam bij het Nederlands Studiecentrum
Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in
Amsterdam.
Onlangs is aan Nieuwbeerta een prestigieuze VICI-
subsidie toegekend, wat hem de mogelijkheid geeft
om voor een enorm geldbedrag de effecten van
gevangenisstraf te gaan onderzoeken. Dit was voor
ons een mooie reden om hem uit te nodigen voor
een interview. “Eigenlijk weten we bijna niets over de
werking van gevangenisstraffen”.
Promotieonderzoek naar klassengebonden
stemgedrag
Mijn promotieonderzoek, ja, dat lijkt al weer heel
erg lang geleden! Ik ben in 1995 gepromoveerd
op klassengebonden stemgedrag in 25 westerse
democratische landen vanaf de Tweede Wereldoorlog.
Daarbij heb ik gekeken naar verschillen tussen landen en
veranderingen binnen landen. Als je naar de verschillen
tussen landen kijkt, valt op dat er veel variatie is: in
Scandinavische landen en Groot-Brittannië stemmen
mensen bijvoorbeeld veel meer volgens hun sociale
klasse dan in bijvoorbeeld Nederland of de Verenigde
Staten.
Wat de veranderingen binnen landen betreft werd
duidelijk dat stemgedrag sinds de Tweede Wereldoorlog
steeds minder klassengebonden is geworden. Overigens
had mijn dataset alleen maar betrekking op de situatie
tot 1990, dus de ontwikkelingen in de recente 20 jaar zijn
er niet in opgenomen. Eerlijk gezegd volg ik mijn oude
vakgebied niet meer zo goed, maar volgens mij zet deze
trend naar minder ‘class voting’ nog steeds door.
Vervolgens ben ik gaan kijken naar verklaringen voor
deze verschillen en veranderingen. Stemgedrag wordt
zowel beïnvloed door de klasse van je ouders als die
van jezelf. Dus de gedachte van mij en mijn promotoren
was: in een meer open samenleving, waar meer
intergenerationele mobiliteit is, zal stemgedrag minder
van iemands klasse afhangen. Als het makkelijker is om
van klasse te veranderen zul je je immers ook minder
bekommeren om de belangen van de klasse waarin je
bent opgegroeid. Maar dit bleek niet te kloppen!
Ik heb ook nog gekeken naar andere verklaringen,
en ontdekt dat de verschillen tussen landen
voornamelijk moeten worden gezocht in historische
factoren. Sommige landen hebben bijvoorbeeld sterk
georganiseerde vakbewegingen, die conflicten tussen
klassen aanwakkeren en mensen bewuster maken van
hun sociaal-economische belangen. Daarnaast is ook
de sterkte van andere maatschappelijke scheidslijnen
van belang. In sommige landen, zoals Nederland, waren
mensen juist sterker georganiseerd langs religieuze
scheidslijnen. In deze landen speelt religie een veel
sterkere rol bij stemgedrag dan sociale klasse.
Criminologisch onderzoek
In 2000 ben ik van onderzoeksonderwerp veranderd:
van de politieke sociologie naar criminologie. Na tien
jaar leek het me leuk om weer eens wat anders te
doen dan onderzoek naar stemgedrag, en daarnaast is
criminaliteit een ontzettend interessant onderwerp. Ik
had destijds nog helemaal geen expertise op dit gebied,
maar dat was niet zo’n probleem. In de eerste maanden
heb ik er gewoon heel erg veel over gelezen.
Bovendien blijft de manier van onderzoek bedrijven
hetzelfde. Ik ben groot geworden in de sociologie
zoals die ook hier in Utrecht wordt toegepast: met
De docent aan het woordAflevering 3: Paul Nieuwbeerta
4
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
PTOB-schema’s, theorie gestuurd empirisch onderzoek,
et cetera. Omdat in de criminologie een zelfde
werkwijze zeer goed kan worden toegepast was het
vrij gemakkelijk om over te stappen naar een nieuwe
discipline met een ander inhoudelijk terrein.
Ik heb mij sindsdien vooral bezig gehouden met
het bestuderen van criminele carrières. We gebruiken
daarvoor een dataset met gegevens over ruim 5.000
mensen die in 1977 voor een crimineel delict zijn
veroordeeld. We hebben hun gehele levensloop van hun
12 jaar tot aan 2006 in kaart gebracht en dezelfde soort
informatie over hun partners en kinderen toegevoegd.
Inmiddels hebben we over de meeste personen
gegevens voor minstens 60 jaar. Met deze unieke dataset
kunnen we dus zo ongeveer de gehele levensloop van
deze mensen en hun directe omgeving onderzoeken. Op
dit project zijn ook een aantal promovendi werkzaam.
Twee belangrijke perspectieven in de criminologie zijn
het biologisch/ psychologische en het sociologische.
Vanuit het biologisch/psychologisch perspectief wordt
vaak gesteld dat de criminele carrière van mensen
rond hun twaalfde al wel min of meer vastligt. Het
sociologisch perspectief gaat er juist vanuit dat er
gedurende het hele leven allerlei sociale factoren van
invloed blijven.
Binnen het sociologisch perspectief zijn twee
belangrijke theorieën de bindingstheorie, die stelt
dat sociale controle criminaliteit voorkomt, en de
socialisatietheorie, die juist stelt dat criminaliteit mede
veroorzaakt wordt door contact met criminele mensen.
De resultaten van het onderzoek geven op dit moment
aan dat zowel de bindings- als de socialisatietheorie
waar zijn: sterke sociale bindingen zorgen er voor dat
mensen minder snel crimineel gedrag vertonen, maar
wanneer dit bindingen zijn met criminelen dan plegen
ze zelf ook weer eerder crimineel gedrag. Een voorbeeld
hiervan is het onderzoek dat Marieke van Schellen,
AIO bij de vakgroep sociologie aan de UU, doet naar
de invloed van trouwen op crimineel gedrag. Hieruit
blijkt dat getrouwde mensen over het algemeen minder
crimineel worden als ze trouwen. Maar wanneer ze
met een crimineel trouwen worden ze juist sneller zelf
crimineel!
VICI-subsidie
Eind vorig jaar heb ik een VICI-subsidie van de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) toegekend gekregen. Het gaat
hier om een bedrag waarmee we in Utrecht en
op het NSCR de komende vijf jaar samen met vier
promovendi en een postdoc aan een onderzoeksproject
kunnen gaan werken. Daarnaast is er dan nog
geld om een grootschalige dataverzameling uit
te voeren. Het onderzoek dat we gaan doen heeft
betrekking op de effecten van gevangenisstraf op de
levensomstandigheden van ex-gedetineerden, zoals
hun gezondheid, hun gezinssituatie en hun positie op
de arbeidsmarkt. Ook gaan we hun latere criminele
gedrag bekijken.
Er is tot dusverre – zeker in ons land – heel
weinig goed onderzoek gedaan naar de effecten
van gevangenisstraf op de latere levenslopen en
criminele carrières van mensen. Vaak worden er
allerlei beweringen over gedaan, maar die hebben
weinig empirische onderbouwing. Over het algemeen
leidt onderzoek tot de conclusie dat een hogere
gevangenisstraf leidt tot meer recidive. Maar in die paar
studies waarin adequaat gecontroleerd wordt voor
de invloed van een hoop andere relevante factoren
(en dus selectie-effecten), verdwijnen de effecten van
gevangenisstraf grotendeels.
Wat je als criminoloog eigenlijk moet hebben, is dat
rechters verschillend oordelen over dezelfde zaken. Dan
kun je voor personen die dezelfde kenmerken hebben
en die dezelfde misdaad hebben gepleegd kijken wat
het verschil is tussen wel en geen gevangenisstraf voor
de rest van hun leven, inclusief hun criminele loopbaan.
Daar hoop ik gebruik van te maken in VICI-onderzoek.
Voorzichtig met beleidsadviezen!
Of ik kan speculeren over de levensloop van Josef Fritzl?
Nee, dat vind ik erg moeilijk. Over individuele gevallen
weet je als onderzoeker meestal erg weinig. En: zelfs
als er een sterk algemeen verband tussen het een en
het ander bestaat kun je daarmee moeilijk uitspraken
doen over individuele gevallen. Verder blijkt het op
5
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
basis van vele individuele kenmerken toch erg moeilijk
te voorspellen of iemand later wel of niet crimineel zal
worden.
Ik vind daarom ook in het algemeen dat
voorzichtigheid gepast is bij het doen van individuele-
en beleidsadviezen. Veel criminologisch (maar ook
sociologisch) onderzoek voldoet niet eens aan de criteria
die eerstejaars studenten bij M&T1 leren. Hierdoor
is er zo weinig duidelijkheid over het ontstaan van
crimineel gedrag en de werking van straffen dat ons
als onderzoekers een grote mate van bescheidenheid
past bij het voorspellen van mogelijke misdaden en
bij het opstellen van beleidsadviezen. Ik denk dat juist
het feit dat we zo weinig weten over wat wel en niet
werkt kennis op zich is. Als criminologen zouden we
veel vaker moeten zeggen: er moeten geen al te grote
verwachtingen worden gewekt over de heilzame en
efficiënte werking van straffen.
Maar natuurlijk nemen we geen genoegen met
de huidige situatie en moet toekomstig onderzoek
uitsluitsel geven.
Dit interview werd afgenomen door:
Jasper van de Pol en Thijs van Dooremalen.
6
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Was het een kwestie van voorzienigheid of toeval dat ik
de inzending van Tito Sixma over de vrije wil (Pamflet
#8) juist nu tegenkwam? Net nu ik de gedachten van
een andere schrijver over dit onderwerp had gelezen?
Hoewel de vraag of toeval bestaat ook erg interessant
is, wil ik toch reageren op de vraag in hoeverre vrije wil
bestaat. Mijn duit in het filosofische zakje zal bestaan
uit een poging de bespiegelingen weer te geven van
een man die bijna tweehonderd jaar geleden werd
geboren: Leo Tolstoj. De vraag van de vrije wil zou door
iedere zichzelf respecterende sociaal-wetenschapper
gesteld moeten worden.
In zijn inleiding lijkt Tito bang te zijn om voor onorigineel
versleten te worden. Welnu, hij is inderdaad niet de
eerste die zich afvraagt in hoeverre vrije wil bestaat: al
in de antieke oudheid werd flink gediscussieerd over dit
onderwerp en ook nu, toch een kleine 3000 jaar later, is
er nog geen unaniem aanvaard antwoord. Daarbij zal Tito
ook zeker niet de laatste zijn die zich deze vraag stelt en
dat maakt zijn inzending alleen maar interessanter. De
vraag is dus nog altijd actueel en zou door iedere zichzelf
respecterende sociaal-wetenschapper minstens éénmaal
gesteld moeten worden. In de sociologie is de vraag
vertaald als het structuur-actor probleem, waarbij het
onderzoek zich vooral richt op de vraag hoe de structuur
(omgeving) het handelen van de actor bepaalt. Hier moet
ik trouwens voorzichtig zijn, omdat ‘bepaalt’ een behoorlijk
stevige uitspraak is. ‘Voorspellen’ of ‘beïnvloeden’ zijn
politiek correcter. In de onderzoekspraktijk betekenen
ze in feite hetzelfde. Het gros van de sociologische
onderzoeken veronderstelt een sturende invloed van met
name demografische, sociaal-economische en religieuze
achtergrondkenmerken op het individuele handelen.
Daarmee helt de balans van de sociologische weegschaal
over in de richting van wat Tito het ‘determinisme’ en
Tolstoj de ‘noodzakelijkheid’ noemt. Dat is tot op zekere
hoogte helemaal niet erg, zolang sociologen maar voor
ogen blijven houden dat ook zij slechts een deel van het
geheel verklaren.
Juist omdat ik het zo leuk vond om te zien hoe hetzelfde
onderwerp bijna gelijktijdig terugkomt op twee
heel verschillende manieren, leek het me aardig een
weergave te geven uit Leo Tolstoj’s ‘Oorlog en Vrede’.
Tolstoj schreef het boek nu zo’n honderdveertig jaar
geleden en formuleerde een antwoord wat ik jullie niet
wil onthouden.
Tolstoj’s analyse van de kwestie kent verschillende lagen.
Laat ik beginnen met de eerste laag, namelijk het verschil
tussen bewustzijn en verstand:
“Subjectief, vanuit ons bewustzijn gezien, voelen wij ons
vrij. Het bewustzijn is […] een bron van zelfkennis, die
buiten het verstand omgaat. Met het verstand neemt de
mens zichzelf waar; maar zichzelf kennen doet hij pas
met zijn bewustzijn.” 1
Dus om sowieso dingen waar te nemen en te handelen
moet er een gevoel van leven zijn, moet ik mij bewust
zijn van mijn bestaan. Tolstoj neemt de ‘wil’ tot maatstaf.
‘Ik wil eten’ of ‘ik wil de Pamflet lezen’ of ‘ik wil me ergens
aan vasthouden’ zijn voorbeelden van wilsuitingen. Met
het verstand kan ik de achterliggende oorzaken van de
wilsuitingen verklaren. ‘Ik wil eten’ komt bijvoorbeeld
voort uit de noodzaak tot voeding van het lichaam
en ‘ik wil me ergens aan vasthouden’ komt voort uit
mijn inherente overlevingsdrang waardoor ik niet wil
verdrinken. Dat zijn dus waarnemingen met het verstand.
Doch, ondanks alle verklarende achtergronden die ik met
mijn verstand kan bedenken, voel ik mijn wil als vrij. Puur
en alleen omdat ik mijn wil niet anders ken dan vrije wil.
Met het verstand zijn er allerlei causaliteiten en
verklaringen te verzinnen die ervoor zorgen dat mijn
wil en het gedrag wat daaruit voortvloeit een bepaalde
kant op wordt geduwd en dat andere wensen worden
uitgesloten. Treffend is het voorbeeld van iemand die
een arm opheft en dat claimt te doen uit vrije wil. Op een
willekeurig moment A (dit tijdstip is natuurlijk uit vrije
wil gekozen) heft hij – of zij, zo de lezer wil – zijn arm op.
Vrije wil? Ik wel!Door Leonard van ’t Hul
7
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Ziedaar de wilsuiting. Echter, bij nader onderzoek blijkt de
manier waarop diegene zijn arm ophief de makkelijkste
houding te zijn voor zijn spieren. Andere manieren waren
minder fijn of konden helemaal niet. Bestudering van
het moment A op een later moment B leert ons dat de
persoon in feite heel wat minder vrij was dan we dachten
en veel meer onderhevig was aan noodzakelijkheden die
ertoe leidden dat juist hij zijn arm op die manier hief en
niet op een willekeurige andere.
Hoewel het argument tegen de vrije wil veel sterker lijkt
te zijn omdat niemand buiten de stoffelijke wereld en de
tijd staat2, mag de vrije wil niet zomaar weggezet worden
als zijne minder belangrijk dan de noodzakelijkheid of
structuur. De verklaringen die weergeven waarom ik op
een zeker moment iets gedaan heb, worden altijd pas
achteraf bedacht. Nooit van tevoren. De keuze die mij en
iedereen op dit moment zo vrij doet voorkomen, wordt
over een minuut alweer in een historisch-sociologisch
kader geplaatst waardoor de mate van vrije wil afneemt
in het voordeel van de noodzakelijkheid. Toch is het zo
dat met de wetmatigheden die we achteraf vinden, nooit
een voorspelling gemaakt kan worden over wat ik in het
heden of in de toekomst ga doen. Toegegeven, er kan
op basis van een aantal eerder gevonden verbanden
een zekere kans berekend worden waarmee we een
veronderstelling maken dat ik op een bepaald moment
een handeling zal uitvoeren. Veel meer dan een vage
voorspelling wordt het niet, hoeveel verbanden er ook
worden samengenomen.
Tolstoj komt daarmee tot de volgende slotsom: “De
verhouding van vrijheid tot noodzakelijkheid wordt
groter of kleiner, afhankelijk van het standpunt, dat
tegenover het gedrag wordt ingenomen; maar deze
verhouding blijft altijd omgekeerd evenredig. […] De
gevallen, waarin de vrijheid en de noodzakelijkheid een
aandeel hebben, berusten zonder één uitzondering op
niet meer dan drie factoren:
1. De verhouding van de mens tot de
buitenwereld,
2. de verhouding van de mens tot de tijd en
3. tot de oorzaken, die de handeling
teweegbrachten.” 3
Ik zal alle punten toelichten met een helder voorbeeld.
Het eerste punt heeft te maken met de plaats die een
mens inneemt in de wereld. Daarbij zien wij de zwerver
die voor de supermarkt de SN staat te verkopen als een
mens met minder bindingen dan iemand die een gezin
moet onderhouden, zijn hypotheek moet aflossen en
zijn bedrijf moet runnen. En zo is een drenkeling meer
aan noodzaak gebonden dan iemand die op het droge
staat. Hoe vrij we iemand zien hangt dus af van de mate
waarin wij die persoon in verband brengen met zijn
omgeving: de persoon met minder bindingen is vrijer.
Het tweede punt, de tijd, werkt op dezelfde manier. Om
met Tolstoj te spreken: ‘[Tijd] is de factor die tot gevolg
heeft, dat de zondeval van de eerste mens, waaruit het
mensengeslacht voortsproot, ons veel minder vrijwillig
voortkomt dan de bruiloft van iemand die [nu leeft]. Dat is
de factor, die teweegbrengt, dat het leven en het gedrag
van de mensen, die eeuwen hier leefden en door mij in
het verband van hun tijd worden gezien, op mij niet zo’n
vrije indruk maken als het leven van mijn tijdgenoten,
waarvan ik nog de uitwerking niet weet.’4
Punt drie. Hoe meer we ons verdiepen in een persoon,
8
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
bijvoorbeeld de zwerver uit Tito’s verhaal, des te meer
oorzakelijke verbanden en andere verklaringen we zullen
vinden waarmee we de levensloop van die zwerver zullen
bestempelen als noodzakelijke uitkomst van verschillende
processen. Een ander voorbeeld is de manier waarop wij
de moorden op een bejaarde vrouw, twee baby’s en een
leidster in het Belgische Sint Gilles afgelopen januari
bezien. Onmiddellijk na het horen van het dramatische
nieuws eisen we de hoogst mogelijke straf voor de dader
en zien zijn daad als de hoogst mogelijke individuele
en vrije daad. Maar wanneer de kranten gaan berichten
over de uiterst tragische achtergrond van de dader en
zijn geestelijke staat van zijn plaatsen we de dader in een
verzachtende context en helt de balans al meer over naar
de noodzakelijkheid en minder naar vrije wil.
Waar brengt dat alles ons nu? Tolstoj concludeert dat
de mate waarin wij een persoon als vrij of aan noodzaak
gebonden zien afhankelijk is van de positie die wij tot
die persoon innemen. Deze positie is afhankelijk van de
mate waarin wij een persoon in zijn (sociale) omgeving,
tijd en achtergrond plaatsen. Dat levert een moeilijke
balans op. Want wanneer wij de drie punten inhoudelijk
overwaarderen is niemand meer verantwoordelijk voor
zijn daden, maar wanneer wij de drie punten te weinig
bezien, ontkennen we onterecht de wetmatigheden en
processen die op ieder individu inwerken. We zijn immers
geen eilandjes buiten plaats en tijd. De voorlopige
conclusie luidt dus dat het onzinnig is ofwel vrije wil,
ofwel noodzakelijkheid (of determinisme) te ontkennen.
Wat ik nu doe uit mijn persoonlijke zicht op de situatie
en het gevoel daarbij, wordt achteraf verklaard met de
rede en ingebed in wetmatigheden. Maar met al die
interpretaties achteraf zijn vervolgens nauwelijks sluitende
voorspellingen over mijn volgende handelingen te doen.
Omdat de wetenschappen altijd terugkijken, ontstaat snel
de neiging de vrije wil van de actor te miskennen. De les
voor de sociale wetenschappers is in mijn ogen daarom
dat zij de beperktheid van sociologisch onderzoek blijven
inzien. Persoonlijk wil ik deze les graag ter harte nemen.
1 Tolstoj, L.N. (1865-69(?)) Oorlog en Vrede, Blaricum: Uitgeverij
Bigot & Van Rossum b.v., p 10042 In onze huidige beperkte definitie perkt het stoffelijke lichaam en
de altijd doortikkende tijd mijn vrijheid al in.3 Tolstoj, L.N. (1865-69, ?), p 1007-084 Ibid., p 1008-09
9
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
In een terroriserende wereld dringt zich steeds vaker
de vraag op hoe bepaalde grondwettelijke vrijheden
zich verhouden tot de staatsveiligheid. Die vraag heeft
Wouter Bos beantwoord met een pleidooi voor de ‘com-
promisloze verdediging van onze verworven vrijheden’.
In de praktijk laat de overheid het echter niet na om
veiligheid regelmatig te laten prevaleren boven vrijheid,
zoals bij de onlangs ‘verijdelde’ aanslagen in Amsterdam.
En dat is maar goed ook.
Als we namelijk even stil staan bij de vraag of vrijheid
of veiligheid een fundamentelere menselijke behoefte
is, dan zullen we moeten concluderen dat dat veilig-
heid is. Daarmee is geenszins gezegd dat vrijheid geen
belangrijke menselijke behoefte is, maar wel dat vrijheid
pas betekenis krijgt in een situatie van relatieve bestaan-
szekerheid. Om Bertolt Brecht te citeren: ‘Erst kommt das
Fressen, dann kommt die Moral.’
Nu is het natuurlijk zo dat wij in een rechtstaat leven
en de overheid gelukkig niet naar eigen goeddunken
bepaalt wanneer vrijheiden moeten worden opgeofferd
in het belang van de staatsveiligheid. Ook de over-
heid opereert binnen een democratisch gelegitimeerd
wettelijk kader. Het belangrijkste wettelijke kader is
ongetwijfeld de grondwet, waarin de ‘verworven vrijh-
eden’ zijn gecodificeerd, zoals de vrijheid van godsdi-
enst, meningsuiting, vereniging, betoging et cetera. De
wetgever heeft zich terdege gerealiseerd dat dit soort
vrijheden nooit absoluut kunnen zijn. Zo geldt voor de
vrijheid van godsdienst en betoging dat ‘de wet regels
kan stellen ter bescherming van de gezondheid, in het
belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming
van wanordelijkheden’ en kan de vrijheid van vereniging
‘bij de wet worden beperkt in het belang van de open-
bare orde’. De vrijheid van meningsuiting is door het
censuurverbod moeilijker te beperken, want ‘voor het
openbaren van gedachten of gevoelens heeft niemand
voorgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan,
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’.
Dat betekent dat Wilders mogelijk kan worden vervolgd
voor het beledigen van of aanzetten tot haat tegen een
bevolkingsgroep, maar pas nadat zijn film is uitgekomen
of zijn uitspraken zijn gedaan.
Onlangs deed Mark Rutte een oproep om tot een
onbegrensde vrijheid van meningsuiting te komen.
Alleen aanzetten tot geweld tegen personen of hun
bezittingen vindt hij een reden om de vrijheid van
meningsuiting in te perken. Dat betekent concreet dat
hij het verbod op belediging van bevolkingsgroepen,
dat op het aanzetten tot haat tegen bevolkingsgroepen
en dat op godslastering wil afschaffen. De uitspraak
dat we de auto van Rutte in de fik moeten steken, vindt
hij blijkbaar problematischer dan de uitspraak dat alle
moslims achterlijk zijn. Die vrijheid heeft hij. Toch snijdt
de oproep van Rutte niet echt hout. Het verbod op
godslastering is sinds het ‘ezelsproces’ tegen Gerard
Reve in 1968 namelijk een dode letter en als het gaat om
het beledigen van of aanzetten tot haat tegen bev-
olkingsgroepen, is de rechter zeer terughoudend met
vervolging. Feitelijk is de vrijheid van meningsuiting dus
al een zo goed als absoluut recht. Toch is het naar mijn
mening terecht dat ook die vrijheid wordt begrensd. Het
tegen elkaar uitspelen van bevolkingsgroepen kan im-
mers tot oplopende spanningen leiden die de veiligheid
van bevolkingsgroepen en zelfs de nationale veiligheid
in gevaar kunnen brengen. Dat geldt evenzeer voor
uitlatingen (films, cartoons) die mondiale spanningen
teweeg brengen en daarmee onze staatsveiligheid van
buitenaf bedreigen, bijvoorbeeld door terroristische
aanslagen. Dat afdoen als zwichten voor terreur is te
gemakkelijk, omdat het onverdedigbaar is dat de uit-
spraken van een enkeling de veiligheid van de gehele
bevolking in gevaar brengen. Een wet die het mogelijk
maakt dat de rechter bepaalde uitlatingen vooraf op
hun inhoud toetst, is dan ook zeker het overwegen
waard. Vanzelfsprekend is ook daar terughoudendheid
geboden.
Polemiek
Veiligheid is belangrijker dan vrijheid
Better safe than sorryDoor Remmert van Haaften
VOOR
10
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
De gevaren van de ingeperkte vrijheidDoor Thijs van Dooremalen
Onlangs bracht de Nationale ombudsman, Alex
Brenninkmeijer, zijn jaarlijkse verslag uit over de relatie
tussen de burger en staat, met de veelzeggende titel “De
burger in de ketens”. Het verslag schetst een beeld van
een overheid die steeds complexer wordt en daardoor
moeite heeft problemen van burgers adequaat op te
lossen. Dit kan soms vreselijke gevolgen hebben. Zo
stierf een kind, omdat het geen voortijdige hulp van
jeugdzorg kreeg.
Dat de Nederlandse staat niet onfeilbaar is, is al
langer bekend. Toch lijkt Remmert van Haaften zich hier
niet zo van bewust. In zijn betoog stelt hij weliswaar
dat ‘voorzichtigheid geboden is’ in de omgang met
burgerlijke vrijheden, maar tegelijkertijd schroomt
hij niet om tot een inperking van de vrijheid van
meningsuiting over te gaan wanneer de kans bestaat dat
deze de staatsveiligheid in gevaar brengt.
Daarmee zet hij de poort wagenwijd open om de staat
allerlei meningen die haar niet bevalt te laten verbieden.
Op dit moment staat de vrijheid van meningsuiting,
hoewel Remmert dit ontkent, onder druk. Denk maar
aan de cartoonist Gregorius Nekschot, die vorig jaar een
paar dagen in de cel moest doorbrengen omdat zijn
cartoons te beledigend voor moslims zouden zijn. Of aan
Geert Wilders, die door het kabinet werd gevraagd om
Fitna niet uit te brengen en inmiddels een aanklacht aan
zijn broek heeft. Vallen deze gevallen volgens Remmert
bínnen of buíten de ‘voorzichtigheid die geboden is’ bij
het beschermen van burgerlijke vrijheden?
Wat mij betreft vallen ze er ver buiten. Ik ben het
met Mark Rutte eens: alleen aanzetten tot geweld
tegen personen of hun bezittingen mag een reden
zijn tot inperking van de vrijheid van meninguiting.
Waarom? Omdat het voor de leefbaarheid en
machtsverhoudingen van een samenleving noodzakelijk
is dat álle personen, religies en instituties kunnen
worden betwist, aangevallen en – zo nodig – beledigd.
Geen enkele grote maatschappelijke verandering
kwam tot stand zonder conflict. Of het nou om het
omverwerpen van een dictatuur in andere landen of
de emancipatie van arbeiders, vrouwen en homo’s in
ons eigen land is; telkens waren het de felle meningen
die werden geuit, die er (mede) voor hebben gezorgd
dat er iets veranderde. De vrijheid van meningsuiting is
hét middel om problemen aan de kaak te stellen en om
mensen te bewegen er iets aan te doen.
Op het moment dat de staat de legitimatie heeft om
die meningsvrijheid vanwege mogelijke risico’s voor
terroristische aanslagen te beperken, kan die macht
heel makkelijk misbruikt worden. Door de minste of
geringste dreiging op te blazen tot grote proporties
kunnen meningen die een regering op een bepaald
moment niet uitkomen, worden uitgesloten van het
publieke debat.
Hierdoor kan grote maatschappelijke onvrede
ontstaan, met alle gevolgen van dien. Wat gebeurt
er namelijk wanneer Wilders de mond door de staat
zou worden gesnoerd? Zullen zijn aanhangers dit
accepteren, of zullen ze, omdat ze vinden dat ze niet
meer goed vertegenwoordigd worden, geen vertrouwen
meer stellen in onze democratie? Als dit laatste het geval
is, is het geen gekke gedachte dat ze hun mening op
een andere manier (bijvoorbeeld via geweld) kenbaar
zullen maken. Op die manier zijn de veiligheid en
maatschappelijke vrede - die Remmert zo essentieel en
belangrijk acht - ver te zoeken.
Waar de vrijheid van meningsuiting en veiligheid op
het eerste gezicht dus wellicht in tegenspraak met elkaar
lijken, zijn ze dat uiteindelijk niet. Een samenleving
met een onbeperkte vrijheid van meningsuiting zorgt
er namelijk voor dat onvrede via het woord in plaats
van via het pistool kan worden geuit. Dit vormt geen
waarborg om politiek geweld geheel te voorkomen –
mensen die conflicten niet via het debat willen oplossen
houd je helaas altijd. Maar het zorgt er wel voor dat het
tot een minimum beperkt blijft.
Polemiek
Veiligheid is belangrijker dan vrijheidTEGEN
11
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Bijna iedereen gelooft er heilig in dat parlementaire
democratie de allerbeste staatsvorm is. Het is een
soort recht voor elk land geworden; ieder land
verdient democratie. Irak moet er nu ook aan
geloven. Doen we er goed aan om zo stellig in onze
staatsvorm te geloven? Ik denk van niet.
Vlak na de verkiezingsoverwinning van Barack Obama
werd er in de uitzending van de NOS gesproken met
een politicoloog. Obama had het volgens hem slim
aangepakt. Hij had namelijk bewust niet aan zijn kiezers
verteld wat het begrip ‘change’ inhield. Dit was volgens
de politicoloog een winnende strategie geweest. Voor
mij was dit het zoveelste bewijs dat algemeen kiesrecht
helemaal niet zo heilig is. Een citaat van Churchill maakt
dit eigenlijk in een keer duidelijk: “The biggest argument
against democracy is a five minute discussion with the
average voter.”
Mensen hebben eigenlijk geen flauw idee waarop
ze stemmen. Ze laten zich inpalmen door mooie
praatjes van politici. Niet alleen de mensen uit lage
sociale klassen met lage opleiding weten het niet.
Mijn stemkeuze berust ook meer op gevoel dan op
kennis. Alleen zij die een totaalbeeld hebben van de
problemen die heersen in Nederland en waarvan
hun oordeel over deze problemen gestoeld is op
onafhankelijk (liefst wetenschappelijk) onderzoek
weten waarop zij stemmen. Maar wie zijn diegenen die
bij het maken van hun keuze er onderzoek op hebben
nagelezen? Wie heeft zich niet laten overtuigen door
mooie praatjes, maar heeft het neer laten komen op
wat het onderzoek uitwijst? Vermoedelijk mensen
met veel maatschappelijke ervaring en kennis zoals
burgemeesters van grote steden, ervaren politici of
wellicht een professor politicologie. Deze groep mensen
die een reële visie hebben vormen echter samen nog
niet eens 0,01% van de stemmers. Het punt is dat je
niet van mensen kunt vragen zich te verdiepen in de
politiek. Mensen hebben het veel te druk met zichzelf
en hun leven om goed na te denken over hun stem.
Het resultaat is dat de ‘onwetende burger’, de overgrote
meerderheid dus, domineert over de man met politieke
visie. De politici spelen daar op in en richten zich
steeds meer op presentatie en minder op inhoudelijke
argumentatie. Politici vertegenwoordigen niet meer
een deel van de bevolking, maar ze lokken stemmers.
Mensen zijn over het algemeen zelfzuchtig en stemmen
op die partij die het meeste aan hen belooft. Hierdoor
stemmen veel mensen op een partij waarvan haar
plannen grotendeels niet in het belang zijn voor de hele
bevolking. Jean-Jacques Rousseau zou zeggen dat de
huidige politiek meer de wil van allen (een optelling
van alle particuliere belangen) vertegenwoordigt dan
de volkswil. Een omschrijving van volkswil volgens
Wikipedia is als volgt: “De volkswil is wat het volk of
de gemeenschap van burgers eenstemmig zou doen
als zij algemene wetten konden kiezen of stemmen met
volledige kennis van zaken, heldere redenering, een zuiver
oordeelsvermogen, en een ingesteldheid die het gemene
goed nastreeft.” Bijna niemand in de politiek heeft echter
de volkswil meer hoog in het vaandel staan.
Managerspolitiek
Democratie is te idealistisch. Het gaat er van uit dat
mensen op basis van de volkswil stemmen. Tevens
gaat het ervan uit dat Kamerleden met elkaar zullen
samenwerken voor een beter Nederland. In de
huidige politiek is dit ver te zoeken. Het kabinet en
elke oppositiepartij verzinnen een eigen standpunt
om die vervolgens koste wat het kost te verdedigen
in de Kamer waarbij niet geluisterd wordt naar goede
argumenten van de andere partijen. Als je als partij
al enigszins toegeeft aan een argumentatie van een
andere partij dan is dat gezichtsverlies. Dat is natuurlijk
het laatste wat je als partij wilt, want dan verlies je
stemmen. Als iedereen wat anders kakelt dan wordt
Democratie: Het sprookje leeft voort Door Jarl Mooyaart
12
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
>
er geen beleidsplan uitgevoerd. Gelukkig is er iets als
een meerderheidskabinet dat beleid door kan voeren,
maar hoe zit het dan bij de vorming van een kabinet?
Daar hebben de heren en dames politici wat slims op
bedacht, namelijk stemmenruil. Volgens socioloog
Coleman helpen partijen elkaars grootste partijpunten
te verwezenlijken door toe te geven op een punt waar
de andere partij veel belang aan hecht en andersom.
Zo komen de meest ongenuanceerde plannen er door.
Dankzij dit systeem hebben wij vandaag de dag nog
steeds te maken met gesubsidieerd bijzonder onderwijs
(denk aan christelijke scholen). Deze maatregel is vlak
voor Eerste Wereldoorlog door de christelijke partijen
doorgevoerd. Hiervoor hadden ze de steun van de
socialisten nodig, die in ruil voor hun stem de stemmen
van de christelijke partijen kreeg om de maatregel
algemeen kiesrecht door te voeren (UAF 237-238). Dit
laatste was niet slecht, maar het eerste belemmert nu
integratie van allochtone kinderen in onze samenleving.
Vandaag de dag spelen de media een belangrijke rol.
Door druk van de media wordt de politiek gedwongen
om zich met zaken bezig te houden die op dat moment
door de media aan de orde worden gesteld. Neem
bijvoorbeeld de zogenaamde ‘verharde’ Marokkaanse
jeugd in Gouda. Daar was helemaal niet zo veel aan
de hand, maar het werd enorm opgeblazen door de
media. De overheid koos daarom nu voor een harde
aanpak ten aanzien deze ‘verharde’ jeugd. De meeste
lokale overheden waren echter al bezig met beleid en
konden hierbij totaal geen overtollige media-aandacht
gebruiken. Als een dergelijk ‘probleem’ aan de orde
komt moeten er tegenwoordig ook mooi klinkende
oplossingen voor worden bedacht. Neem bijvoorbeeld
het beleid na de overstromingen van 1993 en 1995.
Er is door de overheid uiteindelijk gekozen voor
rivierverbreding. Professoren van de TU Delft waren
echter voor dijkophoging aangezien dit net zo effectief
was en ook nog eens tien keer goedkoper zou zijn.
Onder het mom van uitbreiding van natuurgebied is
toch voor rivierverbreding gekozen, terwijl de kosten
veel hoger waren. 90% Van de kosten gingen naar
uitbreiding van natuurgebied. Een scheve verhouding
als het doel van het project in eerste instantie de
veiligheid van de burgers was. Het extra geld had beter
in andere natuurprojecten gestoken kunnen worden.
Ook andere impopulaire meningen van deskundigen
worden genegeerd. Professor Waterbouwkunde Vrijling
aan de TU Delft gelooft dat een zeespiegelstijging van
20 centimeter voor de komende eeuw nog binnen
het aannemelijke valt aangezien deze stijging de
afgelopen eeuwen vrij constant is geweest. Deze visie
is echter volstrekt genegeerd door de Deltacommissie,
omdat men tegenwoordig klakkeloos aanneemt dat de
klimaatverandering drastische invloed zal hebben op
de zeespiegelstijging. Nu wordt er met een minimale
zeespiegelstijging van 60 cm rekening gehouden. Dit
soort problemen doen zich voor, omdat ministers geen
vakkennis hebben. Men denkt tegenwoordig dat, als je
maar een goed manager op een ministerspost zet, alles
wel goed komt. Als je geen ervaring hebt binnen de
sector waar je minister van bent dan zie je echter dingen
over het hoofd. Een goed voorbeeld is marktwerking
in de zorg. Een prachtig sprookje dat concurrentie tot
betere en goedkopere zorg zal leiden voor de klant. Wat
over het hoofd wordt gezien is dat een klant als product
wordt beschouwd en dat mensen helemaal niet als
product behandeld kunnen worden. Nederland neigt nu
dit systeem te gaan overnemen, terwijl in de Verenigde
Staten het desastreuze gevolg van marktwerking te zien
is, namelijk: een enorm dure zorg en een groot deel van
de bevolking onverzekerd is. De Volkskrant vermeldt
dat dit er 46 miljoen zijn en dat er ook nog een groep
van miljoenen mensen onderverzekerd is. Minister Klink
staat zo ver van de medische wereld dat hij zich moeilijk
in kan leven in deze wereld. Oud-minister Borst was
wel arts en dat is dan ook een van de beste ministers
van Volksgezondheid die we ooit hebben gehad. Zij
durfde ook impopulaire maatregelen te nemen, zoals
gratis drugs geven aan hopeloos verslaafden die anders
mensen zouden beroven. Wat een minister echt goed
maakt is vakkennis. Nu zitten we met allemaal managers,
die zich laten misleiden door degenen die het hardst
roepen en naar deskundigen met een andere mening
niet luisteren. De politiek lijkt te vergeten waar het om
draait, namelijk: zoveel mogelijk mensen zo gelukkig
mogelijk maken.
13
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Het defensiemechanisme van de democratie
Natuurlijk ben ik niet de eerste die kritiek levert op het
democratische stelsel. Na de Eerste Wereldoorlog kwam
er kritiek van fascistische bewegingen. Zij wezen op
de trage besluitvorming van de democratie. De kritiek
van het fascisme ging alleen ten onder door de Tweede
Wereldoorlog. De democratie had eigenlijk in de Tweede
Wereldoorlog van het fascisme gewonnen. Men durfde
daarom vlak daarna geen kritiek meer te leveren op de
democratie. Hierdoor kreeg de democratie een soort
onaantastbare status. In de jaren ‘60 en ‘70 durfde
men wel kritiek te leveren, maar tegen die tijd was de
democratie door de media eigenlijk al heilig verklaard.
Er zijn sinds die tijd wel dingen veranderd, maar aan het
idee dat democratie de beste staatsvorm is, is nooit meer
getwijfeld. Dit komt omdat de kritiek door repressieve
tolerantie aan de kant is gezet. De term repressieve
tolerantie werd voor het eerst gebruikt door Herbert
Marcuse. De theorie veronderstelt dat democratische
staten door de kritiek juist een plek te geven deze kritiek
uiteindelijk onschadelijk zal worden gemaakt. Het wordt
dus getolereerd, maar eigenlijk weer niet. Zo werd de
punk onschadelijk gemaakt. Wat eerst een anarchistische
levensstijl tegen de heersende klasse was, is het nu niks
meer dan muziek- en kledingstijl. De punkbeweging is
eigenlijk geannexeerd door de gevestigde cultuur van
die tijd. De gevestigde cultuur waar de democratische
staten macht over hadden.
Tegenwoordig hoeft dit wapen nauwelijks meer ingezet
te worden. Dit komt door de informatie-overvloed die
wordt overgebracht door de huidige media. We zijn niet
meer gevoelig voor schokkende informatie, omdat er zo
veel nare dingen elke dag gebeuren op de wereld dat de
meeste mensen er langzaam ongevoelig voor worden.
Verder leven we nu al zo lang in een democratisch
land dat er niet meer aan getwijfeld wordt. Het is een
paradigma geworden. Maar misschien durven we de
democratie niet meer in twijfel te trekken, omdat we
diep in ons hart bang zijn dat wij anders de volgende
‘Ich habe es nicht gewusst’ generatie zullen worden. Om
deze nare gedachte van ons af te houden, prijzen we
de democratie de hemel in. We beweren dat de happy
ending bereikt is en vertellen dit door aan de volgende
generatie. Zo leeft het sprookje voort.
Voorzet
Democratie is te idealistisch. Het gaat er net zoals het
communisme vanuit dat mensen onzelfzuchtig en
politiek betrokken zijn. Moet je mensen dan meer aan
banden leggen? Zoals dat je mensen een stemwijzer in
laat vullen en dat de uitslag van deze stemwijzer je stem
bepaalt. Dit om populisme te voorkomen. Het nadeel
is ten eerste dat je een ellenlange vragenlijst moet
invullen die een enorme bureaucratische rompslomp
met zich meebrengt. Ten tweede kan door op deze
manier niet voorkomen worden dat mensen louter
voor hun eigen belang zullen stemmen. Er kan ook
gedacht worden aan een totaal ander systeem. Geen
parlementaire democratie, maar een politiek bedrijf.
Een staatsvorm waar mensen door middel van kennis
en vakbekwaamheid in de politiek komen, waarbij
iedereen het recht heeft om naar een politieke functie
te solliciteren. Het probleem hierbij is dat er wel een
controlerende partij moet zijn die het politieke bedrijf
moet kunnen corrigeren voor tunnelvisie, discriminatie
onder sollicitanten of andere fouten. De controlerende
partij moet op zijn beurt betrouwbaar zijn. De vraag is
aan wie we deze belangrijke taak toevertrouwen. Het
koningshuis, de rechterlijke macht of misschien toch een
soort oppositie?
Verder moet er naast een vrijheid van solliciteren
eigenlijk wel een groter politiek recht aan de burger
gegeven worden. Zo zou er een recht van inspraak
kunnen worden toegevoegd. Wellicht ongeveer
zoals de inspraak die wij via de opleidingscommissie
hebben over onze opleiding. Die inspraak is moeilijk
landelijk te realiseren en daarom is het verstandiger
om op mesoniveau deze inspraak te laten gelden. Meer
sociale werkers die op buurtniveau problemen kunnen
signaleren. Burgers kunnen dan via inspraak aangeven
tegen welke problemen zij aanlopen. De sociale
werkers kunnen vervolgens als vertegenwoordigers
van de buurten aan tafel gaan zitten en de problemen
bespreken. Als meerdere buurten met dezelfde
problemen kampen kan dit worden aangegeven bij
de landelijke overheid. Nadelen aan dit systeem zijn
dat er ten eerste veel sociale wetenschappers en
maatschappelijk werkers voor nodig zijn en ten tweede
dat er een moeilijke taak op de schouders van de sociale
14
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Het zijn woelige tijden voor de christenen onder ons.
2009 is Darwin-jaar, EO-kopstukken liggen onder vuur,
verspreiders van folders met het scheppingsverhaal
worden met de dood bedreigd (hun felste tegenstanders
trouwens ook) en de katholieken zitten in hun maag met
een bisschop die de Holocaust ontkent.
Dat leek ons een geschikt moment om de religieuze
overtuigingen van onze medestudenten eens te peilen.
Op basis van een (misschien niet heel representatieve)
steekproef van 39 stemmers, kunnen we concluderen
dat de sociologiestudent tot op het bot verdeeld is. De
meeste studenten zijn ofwel protestant (11 stemmen) of
atheïst (ook 11 stemmen). Andere geloofsovertuigingen
zijn ondervertegenwoordigd bij de Utrechtse sociolo-
giestudent. Slechts 5% is katholiek, 2% is Joods en niet
één moslim heeft onze enquête ingevuld. Christenen
zijn uiteindelijk wel in de minderheid; het agnosticisme
en het ‘ietsisme’ (ik geloof dat er ‘iets’ is tussen hemel en
aarde) hebben ook relatief veel stemmen gekregen.
Op de peilingwebsite hebben we ondertussen de knop
ontdekt die het jullie mogelijk maakt zelf iets in te
typen bij de categorie “anders, namelijk”. Eén student
heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt om te
rapporteren dat hij of zij een ‘zoroastrische’ [met één r]
geloofsovertuiging heeft en gelooft in het bestaan van
Zorro.
Peiling: Wat is je geloofsovertuiging?
werkers rust. Zij staan tussen de particuliere belangen
van de buurtbewoners en de belangen van de andere
sociale werkers in en moeten hierin de juiste middenweg
vinden. Dit systeem zou wellicht ook een corrigerende
werking kunnen hebben richting landelijke politiek. Ik
realiseer mij dat deze ideeën nog ongenuanceerd zijn,
maar ik geef hierbij wel een voorzet om eens goed na te
denken over andere politieke systemen. Er zijn namelijk
oneindig veel mogelijkheden. Het wordt dus tijd om
een paar nieuwe te bedenken en wie weet zit er een
bruikbare tussen.
Slot
In dit stuk heb ik democratie tegen het licht gehouden.
Toch is mijn grootste kritiek niet per se de inhoudelijke
kritiek op de democratie, maar het feit dat er eigenlijk
geen kritiek op de democratie geleverd mag worden.
Het heeft samen met algemeen kiesrecht bijna een
heilige status gekregen. Natuurlijk weet ik niet of er een
betere staatsvorm is, maar de huidige politiek staat niet
open voor kritiek en dat terwijl in het huidige systeem
duidelijk een aantal minpunten zijn. In het Interbellum
geloofden veel mensen dat democratie niet de beste
staatsvorm was. Door de media van nu worden ze
als een stel onnozelen afgebeeld. Ze kozen voor de
dictator en dit bleek een foute keuze, maar zaten ze
er naast om te denken dat democratie niet de beste
staatsvorm was? Waren we eigenlijk op dat moment
niet aan het rationaliseren (in Webers termen), maar is
er op dat moment iets fout gegaan? Waren we bijna bij
de volgende stap, maar hebben we door ongelukkige
omstandigheden de volgende staatsvorm niet bereikt?
Ik geloof in ieder geval dat het beter kan en dat we de
weg naar Utopia weer moeten gaan inzetten.
15
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Wat is uw rol binnen de libertarische beweging in
Nederland?
Ongeveer 35 jaar geleden heb ik het Libertarisch
Centrum opgericht, een stichting die probeert het
libertarische gedachtegoed te verspreiden. Hiermee
was ik de eerste in Nederland die iets ging organiseren
rond het libertarisme. Later zijn uit deze stichting allerlei
andere activiteiten gevolgd, zoals de oprichting van een
politieke partij: de Libertarische Partij.
We zijn begonnen met een klein aantal
geïnteresseerden, maar ondertussen is de aanhang flink
gegroeid: mijn website vrijspreker.nl wordt bijvoorbeeld
dagelijks door zo’n 6000 mensen bezocht.
Op dit moment houd ik mij vooral bezig met het
onderhouden van mijn website, waarop veel artikelen
gepubliceerd worden door verschillende libertariërs.
Tot voor kort hield ik mij daarnaast veel bezig met
Libertarian International, een stichting die als doel
heeft de internationale banden tussen libertariërs te
onderhouden.
Wat zijn de grondslagen van het libertarisme?
De grondgedachte is dat ieder mens recht heeft op
vrijheid en dat ieder mens de baas is over zijn eigen
leven. Je kan je afvragen wat vrijheid eigenlijk is.
Libertariërs zien dit als het ontbreken van geweld van
anderen. Overheden dwingen mensen tot allerlei dingen
die ze eigenlijk niet willen doen, zoals belasting betalen.
In die zin oefent een overheid dus geweld uit over haar
burgers en dat is waarom libertariërs tegen het bestaan
van een overheid zijn.
Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden
dat er twee stromingen binnen het libertarisme te
onderscheiden zijn: de minarchisten en de anarcho-
kapitalisten. De eerste groep is voor een ‘kleine’ staat,
een soort van nachtwakersstaat dus, waarbij alleen
sprake is van een door de overheid geregeld leger,
politie en rechtspraak. De anarcho-kapitalisten vinden
dat ook hier geen sprake van mag zijn.
Dat mensen in een libertarische samenleving vrijheid
hebben, betekent niet dat ze volledig hun gang mogen
gaan en alles kunnen doen wat ze maar willen. Op deze
manier zou de vrijheid van anderen namelijk worden
beperkt. Voor ieder mens geldt het recht op vrijheid, dus
je mag anderen geen schade berokkenen.
“Belastingheffing is een vorm van geweld” Een interview met libertariër Hub Jongen
Stel je hebt een aardbeienveldje. Het hele jaar door werk je hard om
de aardbeien gezond te houden: je geeft ze water, wiedt het onkruid
en zorgt dat ze op tijd worden geoogst. Stel je vervolgens voor dat je
buurman géén aardbeien heeft. Je kunt er voor kiezen om je aardbeien
te delen met hem of je kunt er voor kiezen om ze allemaal zelf te houden.
Maar op een dag komt er iemand en die dwingt jou om een deel van je
aardbeienoogst af te staan aan je buurman.
Dit is volgens de ideologie van het libertarisme een kwalijke zaak, die op macro-niveau
in onze samenleving structureel plaatsvindt in de vorm van belastingheffing. Aangezien
libertariërs vrijheid zeer hoog in het vaandel hebben staan, vinden zij dat alle vormen van
dwang, bijvoorbeeld belastingen, afgeschaft moeten worden.
Het libertarisme heeft in Nederland weinig aanhang. Toch zijn er mensen die zich er
dagelijks mee bezig houden. Een van hen is Hub Jongen, oprichter van de libertarische
website vrijspreker.nl, die we in dit interview een aantal kritische vragen voorlegden.
16
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
Een andere ideologie die tegen het bestaan van een
overheid is, is het anarchisme. Wat zijn de verschillen tussen
het anarchisme en het libertarisme?
Het belangrijkste verschil is dat anarchisten tegen
privébezit zijn. Zij vinden het prima als mensen elkaar
bestelen. Eigendom bestaat naar hun idee immers niet.
Hier zijn libertariërs het absoluut niet mee eens. Omdat
ieder het recht heeft op vrijheid, mag je anderen niet
bestelen. Op die manier perk je hun vrijheid in.
Verder zijn er veel overeenkomsten tussen het
libertarisme en het anarchisme. Het verschil dat ik
net noemde is er maar één, maar het is wel een heel
erg belangrijk verschil. Libertariërs zijn namelijk
voor volledige persoonlijke vrijheid, maar ook voor
volledige economische vrijheid. Anarchisten zijn ook
voor volledige persoonlijke vrijheid, maar sterk tegen
economische vrijheden.
Het anarchisme wordt vaak als een erg linkse stroming
gezien, terwijl het libertarisme juist als heel rechts geldt.
Hoe kijkt u hier tegenaan?
Het libertarisme is links noch rechts, omdat beide kanten
de vrijheid van mensen willen beperken en hen daarmee
geweld aan willen doen. Socialisten vinden dat mensen
zich op moeten offeren voor het welzijn van anderen,
en fascisten vinden dat anderen gedwongen moeten
worden om zich voor jou op te offeren.
Als er een schaal gemaakt zou worden voor hoe
vrijheidsgezind ideologieën zijn, zou het libertarisme
zowel voor persoonlijke als voor economische vrijheid
100% scoren. Alle Nederlandse politieke partijen zouden
nog niet eens tot de 50% komen. De VVD wordt vaak
gezien als een partij die opkomt voor vrijheid en daarom
dicht bij het libertarisme zou staan. Op economisch
gebied komen ze tot op zekere hoogte op voor vrijheid,
maar niet genoeg. De VVD zegt altijd dat ze voor de
vrije markt is, maar wil de staat toch nog allerlei dingen
laten regelen. Ze zijn dus eigenlijk tégen de vrije
markt. Een beetje vrije markt bestaat niet, het is net als
zwanger zijn: je bent het of je bent het niet. Wat betreft
persoonlijke vrijheid komt de VVD al helemaal niet in de
buurt van het libertarisch gedachtegoed.
Libertariërs zijn tegen elke vorm van economisch ingrijpen
van de overheid, dus ook tegen het nationaliseren van
banken. Wat voor oplossing hebben jullie dan voor het
omvallen van banken, zoals tijdens de kredietcrisis het
geval is/was?
Allereerst zou de kredietcrisis nooit ontstaan zijn in een
libertarische samenleving. Die is namelijk veroorzaakt
doordat de overheid zich veel te veel met de economie
bemoeide. Zie bijvoorbeeld hoe de Amerikaanse
overheid gestimuleerd heeft dat arme mensen een huis
konden kopen dat veel te duur voor hen was.
Maar als er dan toch banken omvallen, moet je dit
maar gewoon laten gebeuren. Door het nationaliseren
van banken worden alle mensen gedwongen mee te
betalen aan problemen waar zij niet verantwoordelijk
voor zijn. Voor de mensen die hun spaartegoed
kwijtraken is het natuurlijk vervelend, maar dan hadden
ze zich maar moeten verzekeren.
Maar zou het hele economische systeem dan niet in elkaar
gestort zijn, waardoor de crisis nog veel erger dan nu zou
zijn?
Nee, als de staat zich er niet mee zou bemoeien, zou
de economie zichzelf sneller reinigen waardoor de
crisis eerder voorbij zou zijn. Wat mensen als Wouter
Bos nu aan het doen zijn, is niet het tegenhouden of
verminderen van de crisis, maar het uitstellen ervan.
Wat voor oplossingen ziet u dan voor de huidige
economische crisis?
We moeten alle overheidsmaatregelen terugbrengen
naar een eerlijke, morele maatschappij. Dit betekent dat
allerlei overheidsinstanties moeten worden afgeschaft
en dat er wereldwijd volledige vrijhandel moet zijn. Wat
er op dit moment gebeurt is dat er geld wordt gegeven
aan allerlei bedrijven die het moeilijk hebben, maar dit is
immoreel. Het geld hiervan wordt namelijk gestolen van
burgers door ze te dwingen belasting te betalen.
Op dit moment is er veel te weinig aandacht voor de
manier waarop de overheid een soort van Sinterklaas
aan het spelen is. In de media zou er meer de nadruk op
moeten worden gelegd dat het immoreel is om spullen
van mensen af te pakken.
17
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
18
Denkt u niet dat het juist belangrijk is om de economie
te stimuleren door middel van grootschalige
overheidsinvesteringen? In de jaren ’30 werkte de
Amerikaanse ‘New Deal’ bijvoorbeeld erg goed om de
toenmalige economische crisis op te lossen.
Overheidsingrijpen zal er alleen maar toe leiden dat
mensen geen eigen initiatief meer zullen nemen om zelf
bedrijven te beginnen of investeringen te gaan doen.
Daardoor zal de crisis alleen maar langer duren. De enige
manier om de crisis op te lossen is dan ook door mensen
zoveel mogelijk economische vrijheid te geven.
Voor mensen en bedrijven is het geld- of tijdrovend om
rekening te houden met het milieu. Daarom heeft de
overheid allerlei regels ingesteld, zodat mensen het milieu
niet te veel belasten. Hoe kunnen in een libertarische
samenleving milieuproblemen voorkomen en opgelost
worden?
In een libertarische samenleving zullen milieuvervuilers
voor de rechter worden gesleept, omdat ze de vrijheid
van anderen inperken. Als een bedrijf er voor zorgt dat
mijn tuin vervuild raakt, zal ik dit bedrijf aanklagen.
Hierdoor zullen er geen milieuproblemen ontstaan.
Voor de oplossingen van milieuproblemen zullen
mensen genoeg eigen initiatief nemen, juist omdat
ze zoveel economische vrijheid hebben. Ook toen de
overheid zich er nog niet mee bemoeide, werden dijken
aangelegd. Oplossingen voor milieuproblemen kunnen
dus ook prima zónder de overheid tot stand komen.
Maar is het probleem met milieuproblemen niet dat
het vaak problemen zijn die pas op de langere termijn
zichtbaar zullen worden? Daardoor zullen mensen geen
sterke motivatie hebben om er nu iets aan te doen, want ze
hebben er nog geen last van.
Niemand wil dat zijn kleinkinderen in een vervuilde
wereld zullen wonen, dus mensen zullen rekening
houden met de toekomst. Daarnaast groeit de
wetenschappelijke kennis steeds verder, waardoor
er over enkele decennia waarschijnlijk allerlei
mogelijkheden zijn, die we nu nog niet kunnen voorzien,
om milieuproblemen op te lossen.
Zal in een libertarische samenleving niet enorme
kansenongelijkheid ontstaan tussen kinderen uit arme en
kinderen uit rijke milieus?
Dat valt waarschijnlijk wel mee. Er zullen waarschijnlijk
allerlei particuliere initiatieven gaan ontstaan om
mensen uit armere milieus te helpen. Kijk bijvoorbeeld
naar het katholieke onderwijs van vroeger. Dat werd
niet door de staat betaald en was bedoeld voor arme
kinderen, maar had toch een hoog niveau.
In een libertarische samenleving worden mensen ook
gesocialiseerd tot het ontplooien van eigen initiatief.
In onze huidige maatschappij wordt tegen iedereen
verteld dat de staat alles wel voor je regelt. Daardoor
nemen mensen minder eigen initiatief.
Is een mogelijk gevaar van een libertarische samenleving
niet dat er een grote kloof tussen arm en rijk ontstaat,
waarbij de rijken enorm veel bezit hebben, terwijl de armen
amper rond kunnen komen?
Nee. In een libertarische samenleving worden
ondernemers meer aangemoedigd om te gaan
produceren. Daardoor hebben ze meer mensen in
dienst nodig, waardoor er geen werkloosheid meer zal
bestaan. Bovendien zal alles, door die hogere productie,
veel goedkoper worden, waardoor het ook voor arme
mensen voordelig uitpakt.
Maar vindt u dan niet dat mensen die vanwege
omstandigheden waar ze niks aan kunnen doen, zoals hun
intelligentie of het milieu waarin ze zijn opgegroeid, een
lager inkomen hebben de steun verdienen van mensen met
een hoger inkomen?
Mensen met een hoog inkomen mogen arme mensen
best ondersteunen, maar dit moet dan voortkomen uit
eigen initiatief. Op dit moment wordt je er, door het
betalen van belasting, toe gedwongen. Dat is diefstal, en
dus verkeerd.
Bovendien is het hypocriet om het inkomen van
mensen wel te herverdelen, terwijl we dat niet met
andere dingen doen. Waarom zijn we zo druk bezig
met het herverdelen van inkomen, terwijl mensen
ook aangeboren verschillen in schoonheid hebben?
We hebben toch ook geen Ministerie dat er voor zorgt
dat lelijke mensen mooier worden gemaakt en mooie
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
19
mensen lelijker? En zo is ook liefde oneerlijk verdeeld. De
ene persoon kan makkelijk aan een partner komen en de
ander heeft er enorm veel moeite mee. Dat gaan we toch
ook niet herverdelen?
Libertariërs zijn ook tegen antidiscriminatiewetwetgeving.
Leidt dit niet tot uitsluiting van groepen mensen, op basis
van etniciteit, sekse of geaardheid?
Mensen die een bedrijf hebben, moeten inderdaad zelf
kunnen bepalen of ze iemand aannemen. De overheid
mag niet bepalen dat mensen bij een sollicitatie worden
geweigerd vanwege hun etniciteit of sekse. Ik mag zelf
toch ook bepalen wie ik mijn huis binnen laat?
De discriminatie die we nu in Nederland hebben,
wordt vooral veroorzaakt doordat de overheid mensen
categoriseert. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over
‘allochtonen’ die crimineel zijn. In een libertarische
samenleving zien mensen elkaar als individu, en niet
als lid van een groep. Hierdoor zal er geen discriminatie
meer zijn.
Hoe kijken libertariërs aan tegen democratie?
Ik vergelijk het graag met twee wolven en een schaap
die samen beslissen wat ze zullen eten. Mensen denken
vaak dat ze invloed hebben op wie het land bestuurt
en hoe dit gebeurt. Maar in de realiteit hebben burgers
geen invloed. Er is een kleine elite van zo’n 2000
mensen die beslist wat er in een land gebeurt. Als je
iets wilt veranderen, kost dit je minstens 40 jaar. In een
democratie is sprake van massatraagheid.
Daarnaast is een democratie vrijheidsbeperkend.
De meerderheid van het volk gaat vertellen wat de
anderen moeten doen. Daarom zijn libertariërs voor het
beperken van de democratie tot de taken die de staat
moet vervullen, zoals rechtspraak, politie en leger. Voor
de rest moet iedereen zelf weten wat ze doen. Mensen
mogen zich best aansluiten bij een of andere club en
dan allerlei dingen democratisch gaan besluiten, maar ze
moeten niet anderen door middel van geweld dwingen
zich hieraan te houden. Er mag dus best een democratie
worden opgericht, maar ik wil er niet aan meedoen.
Hoe wilt u een libertarische samenleving gaan
bewerkstelligen?
Aangezien libertariërs tegen het gebruiken van geweld
zijn, zullen we absoluut geen coup plegen. De enige
manier is dus door dit democratisch af te dwingen.
Maar op dit moment is daar in Nederland te weinig
steun voor. De Libertarische Partij heeft in 1994 een keer
meegedaan aan de verkiezingen en toen kregen ze maar
een paar duizend stemmen.
Is het ideaal van een libertarische samenleving niet een
utopie?
Het is net zo’n utopie als een samenleving zonder
verkrachting of oorlog. Maar je kunt er daarom wel naar
streven om er zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen.
Het zou kunnen als mensen in gaan zien hoe moreel een
libertarische samenleving is, waarin mensen met het
hart handelen in plaats van dat ze er met de knuppel toe
worden gedwongen.
Wil je meer weten of het libertarisme?
Lees dan:
Ayn Rand: “Atlas Shrugged” [“Atlas in Staking”]
“The Fountainhead” [“De Eeuwige Bron”]
“We The Living” [“De Vrijheid Gloorde”]
“Anthem” [“Loflied”]
Henry Hazlit: “Economics in One Lesson”
Murray Rothbard: “Wat heeft de overheid met ons geld
gedaan“
Of kijk op de volgende websites:
www.vrijspreker.nl
www.libertarian.nl
Dit interview werd afgenomen door:
Laura Vonk en Thijs van Dooremalen.
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
20
Toen ik een tijdje terug wat rondkeek op de prachtige,
vernieuwde website van onze studievereniging (www.
usocia.nl) stuitte ik onder het kopje ‘Biografie’ op een
stukje over haar ontstaansgeschiedenis. Daarin las ik
onder andere het volgende: ‘De
naam van de vereniging is een
combinatie tussen de woorden
sociologie en Utopia. Dit laatste
is een verwijzing naar het
beroemde kritische werk van Sir
Thomas More uit 1516.’
Van Utopia wist ik op dat
moment weinig meer dan dat
het een beschrijving was van
een denkbeeldige, onbereikbaar
geachte maatschappij en dat we
er de term ‘utopie’ aan te danken
hadden. Dat ik al meer dan twee jaar lid was van een
studievereniging die een verwijzing ernaar in haar naam
heeft staan, maakte me nieuwsgierig naar de inhoud van
het boek. Daarom besloot ik om het maar eens te gaan
lezen.
Tijdens het lezen bedacht ik dat het leuk zou zijn om er
voor Het Pamflet iets over te schrijven. Immers: wanneer
we, zoals de politieke opinie tegenwoordig luidt,
migranten pas als ‘goede Nederlanders’ beschouwen
als ze een flinke dosis kennis van de Nederlandse
geschiedenis hebben, kan niemand binnen Usocia zich
een volwaardig Usocia-lid noemen zonder enige kennis
van de eigen ontstaansgeschiedenis. Daarom volgt
hieronder, bij wijze van verkorte inburgeringscursus, een
stuk over More’s meesterwerk.
Laat ik om te beginnen wat vertellen over de auteur.
Thomas More werd in 1478 geboren in Londen. Zijn
familie behoorde tot de hogere klassen, waardoor More
de gelegenheid kreeg om zich van jongs af aan op
een hoog intellectueel niveau te ontplooien: toen hij
twaalf was sprak en las hij al vlot Latijn en voor hij op
achttienjarige leeftijd als advocaat werd toegelaten bij
de rechtbank had hij al letteren in Oxford en rechten in
Londen gestudeerd.
In de loop van zijn carrière
groeide More uit tot een van de
invloedrijkste politieke figuren in
Engeland. Hij bekleedde onder
andere de functies van lid van het
Engelse Lagerhuis, ‘undersheriff’
van Londen en topambtenaar van
de koning. In 1521 werd hij in de
adelstand verheven, wat hem de
prestigieuze titel Sir Thomas More
gaf.
Zijn naamsbekendheid heeft hij
echter niet te danken aan zijn indrukwekkende carrière,
maar aan de publicatie van Utopia in 1516. More’s
belangrijkste aanleiding om Utopia te gaan schrijven,
was de verschijning van de Lof der Zotheid in 1509. Dit
boek, geschreven door zijn goede vriend Desiderius
Erasmus, vormde een aanklacht tegen de kerkelijke en
maatschappelijke misstanden van die tijd. Het bracht
More op het idee om dit kunstje te herhalen voor de
situatie in Engeland.
Omdat er na de publicatie van de Lof der Zotheid een
stortvloed aan kritiek was ontstaan en More vreesde
voor zijn positie in de Engelse politiek, dacht hij dat
het niet verstandig was om in Utopia zelf het woord te
voeren. Daarom nam hij in het boek afstand van zijn
ideeën, door ze in de mond te leggen van een bevaren
zeeman. Zelf fungeerde hij als kritische toehoorder en
ondervrager.
Zo voorkwam hij inderdaad dat zijn eigen positie in
gevaar kwam. Maar niet voor lang. Want toen de koning
in 1532 wilde scheiden van zijn vrouw om te kunnen
De betekenis van de naam Usocia: een verkorte inburgeringscursusDoor Thijs van Dooremalen
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
21
hertrouwen, weigerde More, op dat moment hoofd
van de kerk. Daarop werd hij door ambtenaren van de
koning hevig onder druk gezet om zijn mening bij te
stellen. Maar More bleef bij zijn principes. Daarom werd
hij in 1534 gevangen gezet in de Tower of London, waar
hij in 1535 werd onthoofd. (Geert Wilders bevond zich
met zijn weigering tot toelating door de Engelse staat
vanwege zijn politieke ideeën dus in goed gezelschap.
Met als verschil dat de prijs die hij voor het verkondigen
van zijn mening moest betalen natuurlijk een stuk lager
was dan die van More.)
Dan nu over het boek zelf. De term Utopia is afkomstig
uit het Grieks en kan op twee manieren worden
geïnterpreteerd: als een verwijzing naar een niet
bestaande plaats, een Nergensland, of naar een goede,
mooie plaats. More had waarschijnlijk een combinatie
van deze twee interpretaties in gedachten. Het Utopia
dat hij in zijn boek schiep, was in zijn ogen een zowel
prachtige en ideale als onmogelijk te realiseren
maatschappij.
Utopia vormt de weerslag van een fictieve dialoog
tussen More en Raphaël Babellario, de eerdergenoemde
zeeman. Het bestaat uit twee delen. In deel één
komen de bestaande sociale en politieke misstanden
in Engeland aan de orde. In deel twee volgt een
uitgebreide beschrijving van het eiland Utopia, waar
alles beter is geregeld dan in Engeland en iedereen
volmaakt gelukkig is.
More begint het eerste deel met een korte weergave
van de setting waarin hij Babellario ontmoette. Dit was
in Antwerpen, na het volgen van een kerkmis. Al snel na
hun ontmoeting ontstaat een boeiend gesprek, waarvan
More in de rest van het boek verslag doet.
Het gesprek start met een beschrijving door Babellario
van alle reizen die hij gedurende zijn leven heeft
gemaakt. Dit zijn er nogal wat en van alle bezochte
plaatsen heeft hij volgens More zoveel kennis dat het
lijkt alsof hij er zijn hele leven heeft gewoond. Daarom
stelt hij dat hij zijn kennis in de praktijk zou moeten
brengen, door adviseur van een koning of staatshoofd te
worden.
Hierop antwoordt Babellario dat hij dit niet wil, omdat
machthebbers nooit naar zijn radicale ideeën zullen
luisteren. Hij haalt een aantal voorbeelden aan uit de
Engelse politiek, die volgens hem helemaal anders
zouden moeten. Twee daarvan zijn de doodstraf en het
privé-bezit. Het is een schande dat mensen worden
vermoord wanneer ze een kleine misdaad, zoals
diefstal, begaan en het privé-bezit leidt tot enorme,
onrechtvaardige ongelijkheden onder de bevolking.
Beide moeten worden afgeschaft.
More repliceert vervolgens dat je rekening moet
houden met de wensen van een machthebber en je
ideeën daarom op een slimme manier moet brengen.
Bovendien is hij zeer kritisch over de haalbaarheid van
de opvattingen van Babellario: wanneer de doodstraf
wordt afgeschaft, zal de criminaliteit de pan uit rijzen
en zonder privé-bezit zal iedereen lui worden omdat er
geen persoonlijk gewin meer uit hard werken te halen
valt, zo stelt hij.
Babellario denkt echter dat dit wel haalbaar is. Sterker
nog: hij heeft met eigen ogen gezien dat het kan! En
wel op het eiland Utopia. Dit maakt More nieuwsgierig
en hij vraagt Babellario dan ook om een uitgebreide
beschrijving van dit land te geven.
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
22
Hier begint deel twee van het boek, waarin alle
kenmerken van de staatsinrichting van Utopia aan bod
komen. Het leest als een ware lofzang. Babellario is
lyrisch over elk aspect dat hij van het land beschrijft.
Wat valt er zoal te bejubelen aan Utopia? Allereerst de
economische omstandigheden. Alle Utopiërs, zo heten
de inwoners, zijn economisch gezien gelijk. Het land
kent geen bedelaars en niemand is enorm rijk. Dit heeft
er echter niet toe geleid dat er, zoals More voorspelde,
door niemand meer werk wordt verricht en daardoor
algehele armoede heerst. Er is genoeg eten en behuizing
voor iedereen!
Bovendien hebben de Utopiërs hun hebzucht verloren.
Mensen uit andere landen, die parels en juwelen
dragen, worden dan ook een beetje uitgelachen, als
kleine kinderen die nog niet beter weten. Dit heeft
er toe geleid dat er geen grote behoefte meer is aan
enorme hoeveelheden geld. Daarom wordt een deel van
de eigen inkomsten aan andere landen afgestaan als
ontwikkelingshulp en hoeft er niet zoveel uur per dag
gewerkt te worden. Een gemiddelde werkdag in Utopia
duurt zes uur. De rest van de dag wordt besteed aan
sociale contacten, kunst of geestelijke ontwikkeling.
Naast deze idyllische economische omstandigheden
is er nog meer moois. Utopia is zeer democratisch
georganiseerd - de Utopiërs kiezen hun bestuurders
op directe wijze -, er bestaat vrijheid van godsdienst
en euthanasie is gelegaliseerd. Dit zijn zaken die wij
tegenwoordig als normaal beschouwen, maar voor
More’s tijd waren het revolutionaire ideeën.
Maar of Utopia wel echt zo’n paradijs op aarde is,
is zeer de vraag. Naast de mooie dingen benoemt
Babellario namelijk ook een groot aantal zaken die ik
toch liever niet in Nederland ingevoerd zou zien. Voor de
enorme gelijkheid die er in het land heerst, betalen de
Utopiërs een hoge prijs, en wel die van het leven in een
totalitaire staat.
Van privacy of individuele vrijheid is in Utopia maar
in zeer beperkte mate sprake. De staat bepaalt waar je
moet wonen, of je naar een ander land kunt reizen en
hoeveel leden een gezin mag hebben (als een gezin
bestaat uit te veel leden worden die overgeplaatst
naar gezinnen met te weinig leden). Als de Utopiërs
weigeren zich aan dit soort regels te houden, worden
ze gedegradeerd tot slaaf. Kortom: de staat dwingt
de Utopiërs op een radicale manier hun leven op een
bepaalde wijze in te richten. Daarmee lijkt Utopia meer
op een communistische heilstaat, als de voormalige
Sovjet-Unie of DDR, dan op een paradijs.
More vindt ook niet alles aan Utopia even mooi. Nadat
Babellario zijn beschrijving heeft voltooid, neemt hij nog
éénmaal het woord. Hij zegt dan dat hij bepaalde zaken
aan Utopia prachtig vindt, maar anderen ook absoluut
niet. In de laatste alinea spreekt hij de hoop uit dat de
aspecten die hij goed vindt zo snel mogelijk in Engeland
zullen worden ingevoerd. More kan best tevreden zijn,
want dat is in de afgelopen eeuwen stapje voor stapje
gebeurt.
Tot slot nog een interessante vraag: welke link kan er
tussen de sociologische wetenschap en Utopia worden
gelegd? Met andere woorden: slaat de verwijzing in de
naam van Usocia ergens op?
Als er een link gelegd kán worden, dan is dat, behalve
natuurlijk dat het zowel in de sociologie als in Utopia
vaak over maatschappelijke vraagstukken gaat, naar
mijn idee deze: een socioloog zou zich op moeten
stellen zoals More in zijn fictieve gesprek met Babellario.
Hij toonde daarin immers drie eigenschappen die
een goede socioloog ook zou moeten bezitten: het
benoemen van de sociologische onmogelijkheid
van een ideaal, nieuwsgierigheid en maatschappelijk
engagement.
Ga maar na: hij wees Babellario eerst op de
sociologische onmogelijkheden van zijn idealen
door te benadrukken dat een samenleving zonder
doodstraf of privé-bezit mensen lui en crimineel zou
maken. Vervolgens was hij tóch nieuwsgierig naar de
situatie in Utopia, om te kijken of de sociologische
wetmatigheden daar misschien níet op gingen. En hij
was maatschappelijk betrokken, toen hij aan het einde
van het gesprek de hoop uitsprak dat Engeland een
aantal punten van de staatsinrichting van Utopia over
zou nemen.
Hij betoonde zich, kortom, een voorbeeldig socioloog.
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
23
Studiekeuzetesten weten mij op de een of andere manier altijd van slag te brengen. Bij iedere keuze sluit ik
duizend andere opties uit, en dat is al erg zat. De keuzetest in mijn nieuw verworven Nobiles mastergidsje
sloeg echter werkelijk alles met de openingsvraag: ‘wat wil je dat mensen op je begrafenis over je
zeggen?’. Slik. Buiten het feit dat deze vraag mij echt niet verder gaat helpen met de keuze van een master,
overweeg ik de makers aan te klagen voor het verontrusten van arme studenten die al zo trots op zichzelf
zijn dat ze tot pagina 5 van dit zo demotiverend boekwerk zijn gekomen.
U, geachte lezer, denkt nu natuurlijk dat ik geen antwoord wist te formuleren op deze zo essentiële vraag.
Niets is echter minder waar. Ik weet al jaren wat ik wil: men moet sprakeloos zijn en niets anders uit kunnen
brengen dan gesnik om het vreselijke verlies. Hordes met mensen moeten langs de kant van de weg rozen
gooien en de wereld moet even haar adem in houden. De president moet speechen en ‘o fortuna’ moet
gespeeld worden wanneer ik de grond in zak.
Ik ben mij er van bewust dat een dergelijke begrafenis een bepaalde levensstijl vereist. Een leven dat de
dramatiek van ‘o fortuna’ waardig is. Groots en meeslepend zal ik moeten leven, de wereld beroeren, de
armoede oplossen, een voorbeeld stellen. Aldus het doel van mijn aanwezigheid hier. Dit doel naleven
valt echter niet mee, zo zult u begrijpen. Stand van zaken na twintig jaar: middelbare school afgerond en
rijbewijs gehaald.
Daarna ben ik -o wreed lot- sociologie gaan studeren.
In de bloei van mijn leven heb ik geen enkele wereldverbetering door weten te voeren. Ik heb geen
boeken geschreven, religies opgericht, corruptie bestreden of landen veroverd. Na een enerverend nachtje
zuipen waarin ik meerdere harten heb weten te raken ervaar ik in plaats van opgetogen inspiratie vooral
spijt en koppijn. En hoewel ik in gedachte oplossingen bedenk voor de wereldhonger voelt ook de afwas
doen wat ongeïnspireerd aan. Heb ik het nog niet eens over mijn allerminst verheven gedachten ná de
afwas: waarom sms’t die idioot niet terug, wat is het hier een teringzooi en wat moet ik in vredesnaam aan
vanavond. Daar hoeft Obama zich natuurlijk nooit druk om te maken. Ja, dan kan ik het ook.
Een goede master zal echter al het gemis teniet doen. Naast kennis zal het mij rust brengen, antwoorden
bieden, houvast, een toekomst. Die toekomst zal groots en meeslepend zijn, omdat het moet. Nobiles’
mastergids zal mijn lot bepalen. En laat het asjeblieft beter zijn dan de uitslag van mijn beroepskeuzetest
van de middelbare school, die me aanraadde boomchirurg te worden. Nobiles, ik ben klaar voor vraag 2.
O fortunaDoor Femke Mureau
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
24
Bij het zien van de titel van Femke Halsema’s
nieuwe boek knapte ik in eerste instantie een
beetje af. ‘Geluk! Voorbij de hyperconsumptie,
haast en hufterigheid’, het kwam mij voor als een
zelfhulpboek met boeddhistische inslag, zoals je die
wel eens tegenkomt bij uitverkoop van De Slegte. Wil
de lijsttrekker van GroenLinks mij nou in dit boek
vertellen hoe ik een gelukkig leven moet leiden?
En dat ik geen haastige, hufterige hyperconsument
mag zijn? Hoewel ik geen liefhebber ben van
zelfhulpboeken, dacht iemand mij afgelopen Kerst
toch te kunnen plezieren door dit knalroze boek
cadeau te geven. Gelukkig bleek mijn eerste indruk
niet te kloppen; wat Halsema in dit boek doet is
namelijk kritiek uiten op onze maatschappij, in het
bijzonder op onze consumptiepatronen. Niet veel
gelukkiger dan voorheen, maar misschien wel ietsje
wijzer zal ik hier verslag doen van dit boek.
Als Femke Halsema iets niet verweten mag worden,
is het dat ze geen idealen heeft. Iets wat haar wél
verweten mag worden, is dat ze deze idealen niet altijd
even consistent toepast in haar eigen leven. Zo rijdt de
fractievoorzitter van Nederlands groenste partij graag
rond in een grote, onzuinige, flink vervuilende bak
en wordt ze zelden twee keer in hetzelfde peperdure
designer-jurkje gespot. Open en eerlijk vertelt ze
hierover in ‘Geluk’. In het eerste hoofdstuk, met de
pakkende en o-zo-ware titel ‘Niemand wil een sukkel zijn’
neemt ze zichzelf als voorbeeld en gaat in op de vraag
waarom ze zoveel tijd en geld aan consumptie besteedt.
Het antwoord is simpel en herkenbaar: consumeren is
lekker.
Met consumptie is op zich natuurlijk weinig mis, maar
met hyperconsumptie wel. Van hyperconsumptie is
sprake als luxegoederen een belangrijke symbolische
en culturele betekenis hebben in een samenleving
De illusie van materieel gelukBoekverslag: ‘Geluk!’ van Femke Halsema Door Laura Vonk
en als het bezit ervan leidt tot individueel geluk,
status en succes. Dat er in Nederland sprake is van dit
soort consumptie zie je volgens Femke Halsema op
verschillende manieren terug. Zo is het principe van
‘Keeping up with the Joneses’, dus bijvoorbeeld een
nieuwe auto willen omdat je buurman een nieuwe
auto heeft, terug te vinden in alle lagen van de
Nederlandse bevolking. Het is algemeen bekend dat
hyperconsumptie leidt tot milieuproblemen en sociale
problemen, bijvoorbeeld de uitbuiting van werknemers
in arme landen. Wat Halsema bovendien duidelijk maakt
is dat de consumptie van luxegoederen ons slechts
kortstondig geluk biedt: ‘Met een nieuw boek beloof
ik mezelf minder televisie, met nieuwe keukenspullen
beloof ik om meer etentjes te gaan geven, met make-
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
25
up een stralend uiterlijk. Ik koop dus een illusie. De
illusie van geluk!’. Luxe consumptieartikelen worden
gekocht om meer te ontspannen, beter te eten en
gezonder en tevredener te leven, maar in plaats van
het leven makkelijker te maken, gaan ze het leven
van consumenten beheersen. Hoe dit leidt tot haast,
hufterigheid en verharding van de samenleving
behandelt Femke Halsema in het eerste deel van haar
boek.
Na deze probleemschets komt Halsema met
oplossingen. Als een moderne Thomas More (zie ook het
stuk van Thijs van Dooremalen in dit Pamflet) beschrijft
zij een ideale samenleving waarin meer aandacht en
ruimte is voor zaken die ons écht gelukkig maken: ‘Geluk
ontstaat als mensen in vrede met elkaar leven. Als zij zich
kunnen ontwikkelen, voor hun gezin kunnen zorgen,
vrienden hebben, zich thuis voelen in een gemeenschap
en vrij kunnen zijn, dan noemen zij zichzelf sneller
gelukkig’. Bijna iedereen, zelfs Femke Halsema, is het er
mee eens dat economische groei en welvaart belangrijk
zijn. Op dit moment lijkt economische groei vaak zelfs
de belangrijkste graadmeter te zijn voor hoe goed
het gaat met ons land. Dit is volgens Halsema een te
beperkte blik op welvaart. Om vast te leggen hoe goed
het met ons gaat, is het volgens haar ook belangrijk om
te kijken naar bijvoorbeeld de gezondheid van mensen,
de kwaliteit van de natuur en de waarde van vrije tijd.
Kortom, economische groei kan een middel zijn om het
geluk en welzijn van mensen te vergroten, maar het is
geen doel op zich.
In Bhutan, een klein landje ergens in de Himalaya, wordt
de welvaart van het land niet zoals bij ons uitgedrukt
in het Bruto Nationaal Product, maar in het Bruto
Nationaal Geluk. Zo ver wil Femke Halsema niet gaan
om ons haastige hufters van onze hyperconsumptie af
te helpen. Ze ziet echter wel een belangrijke taak voor
de politiek om burgers bewust te maken van het belang
van immateriële zaken. Zoals het een fractievoorzitter
betaamt, pleit zij vooral voor agendapunten van haar
eigen partij, bijvoorbeeld betere werktijdverdeling
en het stimuleren van de mantelzorg. Als aanhanger
van haar partij kan ik het hier natuurlijk alleen maar
roerend mee eens zijn. Na het lezen van het boek blijft
helaas één vraag hangen: zou Femke niet eens moeten
beginnen door zelf het goede voorbeeld te geven?
‘Geluk! Voorbij de hyperconsumptie, haast en
hufterigheid’
Femke Halsema
159 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker €14,95
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
26
Elke student kan er over meepraten. Om half 8 gaat
de wekker, buiten is het nog donker. Kauwend op
je boterham met pindakaas lees je in de krant dat
het vandaag weer de hele dag zal miezeren, en
niet warmer zal worden dan 3 graden Celsius. Om
9 uur moet je weer aanwezig zijn bij het practicum
statistiek. Natuurlijk heb je de voorbereidingen
niet gedaan, wie gaat er nu thuis een beetje
regressieanalyses zitten doen? Met tegenzin fiets je
door de regen, helemaal van Kanaleneiland naar de
spuuglelijke Uithof.
Maar dan krijg je een emailtje van de voorzitter van de
reiscommissie: de studiereis komt er weer aan! Dat is
het moment waar we allemaal naar toe leven. De wereld
staat op z’n kop, je hoeft niets meer te doen, voor een
spotprijs kun je lekker de hele week bier drinken, troep
maken en uit je dak gaan in louche Zuid-Europese
discotheken!
Dit euforische en memorabele moment brak in de
laatste week van januari aan voor een selecte groep
sociologiestudenten: hun vliegtuig vertrok toen met
als bestemming Madrid. De meest warme en zonnige
bestemming sinds ondergetekende in Utrecht studeert.
Op zo’n moment is het niet erg dat je
om vier uur in de nacht op moet staan
om het vliegtuig te halen.
Nu ik terugben en in het vieze natte
Utrechtse weer zit denk ik met
weemoed terug aan een ontzettend
leuke en geslaagde reis. Alle
verwachtingen kwamen uit: ondanks
de winter hadden we er prachtig weer
(afgezien van die ene regenbui), we
hebben contact gehad met leuke
Spanjaarden (afgezien van de mensen
van het hostel) en het programma was
zeer interessant en erg leuk (afgezien
van het onderzoeksbureau waar we op woensdag
terecht kwamen).
Eddy
Een absoluut hoogtepunt was voor mij toch wel
de rondleiding door de binnenstad die we op de
tweede dag kregen van Eddy, een sympathieke Brit in
punk-outfit. We kregen een beknopte inleiding in de
geschiedenis van de stad, de koningen die er hebben
gezeteld, en de homofiele dichters die er hebben
geleefd. Er werd wat langer stilgestaan bij de dictatuur
van Franco, die tot 1975 geduurd heeft.
Eddy deed het voorkomen dat wij geluk hadden dat
een Brit dit verhaal ons kon uitleggen; voor de meeste
Spanjaarden is de geschiedenis nog te recent om er
uitgebreid op in te gaan. Voor mij was inderdaad niet
erg bekend wat deze dictator op zijn geweten heeft.
Het schijnt dat hij de economie totaal om zeep heeft
geholpen en dat hij idiote wetten heeft ingevoerd;
bijvoorbeeld dat alle meisjes geboren in Spanje de naam
Maria moeten krijgen en dat elke straat een opzichter
krijgt die de sleutels van de huizen beheert: zelf hadden
de bewoners geen beschikking over de huissleutels.
Weemoed naar Madrileense sferen Door Jasper van de Pol
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
27
Homo’s en anarchisten
Op maandag en dinsdag hebben we colleges gehad
op de universiteit van Madrid over de politieke situatie
nu (de huidige koning, Juan Carlos, heeft na het
overlijden van Franco een democratie geïnstalleerd)
en over de ‘sociale structuren’. Na het tweede college
dat we op dinsdag kregen hebben we een groep nette,
beleefde Spaanse studenten ontmoet die mij niet
representatief leken voor de gemiddelde student aan
deze universiteit. Want bijna alle andere studenten die
we hebben zien lopen op de faculteit waren uitgedost
in wijde zwarte gewaden of zagen anderszins heel
alternatief en anarchistisch uit. Iedereen was aan het
blowen – de kantine en de gang stonden letterlijk blauw
van de wietdampen – en overal hingen posters met
maatschappijkritische en antikapitalistische teksten.
Dat is nog eens wat anders dan op onze faculteit, waar
de extracurriculaire interesse van de student eerder
uitgaat naar feesten en daten! Ook anders was de
studievereniging voor homoseksuelen; die zul je hier in
Nederland ook niet zo snel aantreffen.
Karaoke
Een ander hoogtepunt was ongetwijfeld de
kroegentocht die we donderdagavond met z’n allen
(op drie zieken na) hebben gedaan. Deze tocht werd
ook door Eddy georganiseerd, en die wist wel wat een
feestje is! Bij elke tent kregen we voorrang en een gratis
drankje. Het was ook heel educatief, want nu weten
alle medereizigers hoe je in het Spaans moet proosten:
arriba, abajo, al centro, y pa’dentro!
Bij de laatste tent – de grootste disco van Madrid geloof
ik – hielden ze er een bijzonder beleid op na. Bij de
ingang werden de mannen en de vrouwen gescheiden,
toen we binnen waren bleek dat alleen de vrouwen
getrakteerd werden op een drankje, in de vorm van een
tegoedbon. Ik ben mijn vriendin nog steeds dankbaar
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
28
dat ze de hare met mij wilde delen want je wilt niet
weten wat ze daar vroegen voor een biertje: ácht euro!
Gelukkig vonden we een uitlaatklep voor onze frustraties
op het podium van de karaokezaal.
Tegen het einde van de week hebben we twee
indrukwekkende musea bezocht: een museum
voor moderne kunst en het beroemde Prado. De
hoogtepunten van dat laatste museum zijn trouwens
gratis en in groot detail te bewonderen op Google Earth
– tik “Prado, Madrid” in en je vindt het vanzelf. Daarnaast
herbergt Madrid het grootste paleis van Europa,
welke dus groter en naar mijn mening ook mooier
is dan Versailles. En zo waren er nog talloze andere
prachtigheden in deze mooie stad!
Midden in de nacht van vrijdag op zaterdag hebben we
ons mooie hostel met de onsympathieke medewerkers
(“jullie zijn de ergste groep die we ooit hebben gehad”)
verlaten om het vliegtuig terug te nemen naar het natte,
koude Nederland. Maar bij aankomst op Eindhoven
Airport was ons hart nog vervuld met de warmte en de
blijdschap die Madrid ons heeft gegeven.
advertentie
Het is voor de sociologiestudenten wel duidelijk dat onze studie voor een groot deel bestaat uit
lezen, lezen en nog meer lezen. Daarnaast leren wij veel met statistiek om te gaan en grafieken,
tabellen et cetera goed te maken en te interpreteren. Bijna nooit krijgen wij foto’s of iets dergelijks
voorgeschoteld om een boodschap duidelijk te maken. Tijdens de vergaderingen van de
pamfletcommissie worden ideeën verwisseld over wat leuke sociologische stukjes zouden zijn. Ik
stelde toen voor om af en toe een stukje te maken met een ‘sociologische’ foto.
Toen ik dat voorstelde had ik een bepaalde foto in gedachte die mijn vader gemaakt heeft in Sepahua, het
dorp waar mijn moeder geboren is. In het huis van mijn ouders hangen verschillende foto’s en schilderijen
waarvan ik niet overal de geschiedenis van weet of de achterliggende gedachte. Op een avond toen ik bier
aan het drinken was en mijn vader aan de wijn zat vroeg ik hem toevallig wat er nou zo belangrijk was aan
die foto. Hij legde mij kort uit dat die foto eigenlijk een samenvatting is van een bepaalde rollenverdeling
die in Sepahua heerste en nog niet helemaal verdwenen is. Het oudste zusje zorgt voor haar kleinere
broertjes. Zij doet dit zonder enige overmoed of trots, maar uit verplichting. Zij is zich zeer bewust van
het feit dat zij hard zal moeten werken in haar leven en dat, oneerlijk of niet, zij zich als ‘vrouw’ zal moeten
gedragen. Haar oudste broertje is een stoer ventje die denkt dat hij de wereld aan kan en voelt zich veel
belangrijker dan zijn zusje. Waarschijnlijk zal hij ook door de familie als belangrijker beschouwd worden. Ik
zal verder niet ingaan op het achterliggende verhaal en het overlaten aan de woorden van mijn vader.
De ‘sociologische’ foto. Door Tito Sixma
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
29
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
30
Dorp aan de bovenloop van de Amazone, die hier nog
Urubamba heet, maar al wel anderhalve kilometer breed
is met een stroomsnelheid van 10 tot16 kilometer per
uur. En in de regentijd 10 meter in niveau kan stijgen in
minder dan 12 uur!
Een uur vliegen van Cuzco, anderhalf van Lima of de
provinciale hoofdstad, Pucallpa. Geen wegen die naar
sepahua leiden, en alleen Pucallpa kan over de rivier
bereikt worden. 4 dagen varen stroomaf, 12 dagen terug,
stroomop.
80 kilometer verder stroomop ligt Camisea, waar
Werner Herzog zijn omstreden film Fitzcarraldo heeft
opgenomen, maar dat is een verhaal apart.
Het dorp is nog niet officieel erkend (dat zal pas in
1983 gebeuren), en is nu slechts een missiepost met
omwonenden.
Zo’n 1400 “Nativos” in de directe omgeving in en om het
dorp. In totaal zo’n 6000 binnen de invloedssfeer van de
missie post. Deze Nativos stammen af en leven in veel
opzichten nog in de oude stijl van de indianen uit dit
gebied. Met wat moderne spullen, zoals plastic bakken
en emmers, aluminium pannen en goedkope, kunstsstof
kleding. Verdeeld over vier stammen, die weinig van
elkaar verschillen, maar het niet altijd zo goed met
elkaar kunnen vinden. Geen van deze stammen was
aan het begin van de 19e eeuw in de buurt van dit
dorp, zij zijn allemaal over grote afstanden gemigreerd,
op de vlucht voor rubbertappers en Kolonisten. Bij de
missie vonden zij een beperkte mate van bescherming
en ondersteuning. Medische zorg, lagere en beperkte
middelbare school. En verplichte kerkgang.
In dit jaar zijn er nog maar ongeveer 400 “Colones”,
Peruviaanse kolonisten, meestal uit de hooglanden.
Sinds die tijd zijn dat er meer dan 6000 geworden
(2007). Uitbuiters volgens de Dominicaanse missie;
arme sloebers en gelukzoekers volgens de kolonisten
zelf. Sommigen hebben een fortuin vergaard, maar de
meesten hebben het niet breed. Aangemoedigd door
de toenmalige president van Peru, Francisco Belaunde-
Terry, die dacht dat de toekomst van Peru in het
Amazone gebied lag.
In ieder gaval, niet erg zachtzinnig omgaand met de
“Nativos”: uitbuiting, bedrog, misbruik van veel te groot
vertrouwen en onwetendheid bij de Nativos. Wij zijn
Nativos tegen gekomen die zich voor een paar maanden
werk in het bos met Monopolie papier hadden laten
betalen en deze “dollars” bij ons wilden inwisselen. Maar
langzaam vermengen de groepen zich en de scheidslijn
wordt steeds vager.
Dit zijn drie kinderen van een familie Colonos. Ze
hebben het niet breed maar hebben het wel beter
dan de lokale Nativos. Houten planken huisje van een
verdieping met een golfplaten deur en dak, wat geldt als
luxe. Maar niet geleerd om een verhoogde houten vloer
te bouwen zoals de Indianen dat hier al eeuwen lang
doen: veel comfortabeler en hygienischer. Het gebruik
van aangestampte modder is typisch iets uit de Sierra.
Deze kinderen zijn beschermd tegen hoekworm
doordat ze schoenen dragen, althans de jongetjes. Alle
kinderen onder de acht in het Amazone gebied lopen
rond met minstens vier soorten ingewands parasieten,
waarvan de hoekworm verreweg de meest schadelijke
is. Deze komt door de voethuid naar binnen en nestelt
zich dan in de darmen. Daar haakt zij zich vast, zodat
zij niet alleen voedsel concurrentie oplevert, maar ook
bloedverlies. De meeste kinderen hebben dan ook
ernstige bloedarmoede, wat ze kwetsbaar maakt voor
ergere ziekten, zoals Malaria en Debgue, en verder
ontwikkelings en leer achterstanden veroorzaakt. Vanaf
achtjarige leeftijd vormt zich een zekere mate van
weerstand al blijft de parasiet meestal aanwezig, ook bij
volwassenen.
Stand ophouden is ook hier belangrijk zoal niet
onderdeel van overlevings strategie. Binnen hangt
waarschijnlijk een trouwfoto die nooit mag ontbreken,
van het bruidspaar in vol ornaat. Anders zou er kwaad
gesproken kunnen worden..... Zwart wit. Zij met,
vanzelfsprekend, witte bruidsjapon, en een sleep
Sepahua, Peru 1981.
van minstens 2 meter, door bruidsmeisjes gedragen,
ondanks de modder en het stof. En hij in gehuurde
smoking met hoge hoed, alles strak zwart, soms met een
krijtstreepje. Vaak ook foto´s van ouders en grootouders,
deftig opgesmukt en waardig poserend. Maar in het
dagelijkse leven loopt ma er slonzig bij op plastic sloffen
en pa met dikke bierbuik en zwetend in hemdsmouwen,
zoals het jongetje links.Want de hitte is ondragelijk.
De kinderen zijn wat verveeld. Het is halverwege de
middag, heet en drukkend, dus ze zoeken de schaduw
op. De volwassenen zijn bezig met de siesta en/of
drinken een biertje.
Ze weten eigenlijk niet wat het is om op de foto gezet te
worden en dat dit door een onbekende gringo gebeurt,
overrompelt ze wat.
Het zusje, de oudste van deze drie, maar wellicht al
het achtste kind van deze familie, moet op haar twee
kleinere broertjes passen. Zij kijkt de fotograaf boos aan
en staat op het punt in te grijpen.
Zij is een meisje en wordt wat meer opgesmukt, elegant
jurkje en een strik in haar haar. Maar geen schoenen, dat
is niet besteed aan meisjes. Zo´n wit jurkje is schattig,
maar moeilijk schoon te houden in deze omgeving,
zoals blijkt uit de zwarte handafdruk op haar borstkas,
waarschijnlijk van haar kleinste broertje. Zal ze er straks
zelf in de rivier uit moeten zien te wassen. Ze zou liever
wat anders gaan doen met haar vriendinnetjes, maar
kent al vroeg haar plichten. En weet dat haar broertjes
belangrijker zijn dan zijzelf. Die zullen het later opnemen
voor haar eer en de kost verdienen voor gezin, maar ook
voor de ouders, die geen pensioen en geen spaargeld
hebben. Zij wordt later uitgehuwelijkt en opgenomen in
een andere familie.
De oudste van de twee jochies is zich hier al heel aardig
van bewust en straalt al een behoorlijke dosis Machismo
uit. Wat ongetwijfeld met de tijd allen maar erger
zal worden. Met hem valt niet te spotten. Het rechter
handje lijkt nu al een pistool vast te houden en zal dat in
de toekomst zeker zo af en toe doen. Broertje twee lijkt,
althans voorlopig, wat schuchterder.
Het Trieste der Tropen, zoals Claude Levi Strauss het
beschreef. Fel, opgewekt zonlicht links op de foto, maar
diepe duisternis in de wereld van de mensen achter
de deur van het huis rechts. En alle kleur -, en licht
schakeringen daar tussen in. Wat het toch wat minder
triest maakt. En zeker beter dan de slums van Calcutta...
Met dank aan Eelco Sixma
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
31
In het weekend van 8 tot 10 mei is het jaarlijkse Usocia Weekend. Dat betekent voor slechts € 30,- een weekend lang Usocia pret! A
gen
da
USO
CIA
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
32
- Wist je dat… door jullie handtekeningen er definitief
géén tentamens op zaterdag zullen gaan plaatsvinden?
- Wist je dat… het College van Bestuur van onze
universiteit voorlopig heeft besloten om niet een 5 als
grens voor herkansing te hanteren? Dit betekent dat
je nog steeds een 4 en géén 5 moet halen om kans te
maken op een herkansingstentamen.
- Wist je dat… de universiteit een budget heeft om
artikelen op te vragen waar de universiteit geen licentie
voor heeft?
- Wist je dat… iedere student het recht heeft om bij
inzage van een tentamen een kopie te maken van zijn
antwoorden?
- Wist je dat… je voor problemen of vragen over
de opleiding sociologie ons altijd kunt mailen op:
ocsociologie-studenten@fss.uu.nl?
- Wist je dat … je ons ook kunt bereiken op Studion?
- Wist je dat… je in de Usocia-kamer een lijst kan vinden
waar je je kunt inschrijven voor een panelgesprek?
- Wist je dat… we door het houden van
panelgesprekken belangrijke knelpunten binnen de
opleiding kunnen aankaarten?
- Wist je dat… er nieuwe opvolgers voor de
opleidingscommissie sociologie voor het volgende
studiejaar zijn gevonden?
- Wist je dat… er vanaf volgend jaar de mogelijkheid
bestaat om een tweejarige disciplinaire of
interdisciplinair honourstraject te volgen? Deze ‘Von
Humboldt-College’ biedt alle studenten van de faculteit
sociale wetenschappen de mogelijkheid om een
speciaal traject te volgen van 30 ECTS waarmee je je
extra in de sociologie kan verdiepen of juist vakken
kunt volgen die interdisciplinair van aard zijn. Op dit
moment zijn de medezeggenschap en verschillende
verkenningscommissies bezig om dit traject voor
gemotiveerde studenten vorm te geven. Vanaf volgend
jaar gaat dit nieuwe honoursprogramma van start. Alle
huidige eerstejaarsstudenten kunnen zich aanmelden
voor dit speciale studieprogramma.
Heb je interesse of wil je meer weten over het ‘Von
Humboldt College’, laat het ons dan weten, wij helpen
jullie graag!
We houden jullie op de hoogte!
Opleidingscommissie sociologie
Job, Denise en Eduard.
www.sgsutrecht.nl/inspraak
ocsociologie-studenten@fss.uu.nl
De opleidingscommissie sociologie
>
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
33
Geachte redactie,Begin maart presenteerde de Universiteit Utrecht zijn Strategisch Plan voor de komende jaren (2009-2013). Dit
is een ambitieus document waaraan het College van Bestuur in de afgelopen maanden hard heeft geschreven,
geschrapt en herschreven, uiteindelijk met als resultaat dat ook de Universiteitsraad (waarvan de helft uit
studenten bestaat) zich achter het document heeft kunnen scharen.
Het Strategisch Plan poneert zeven kernpunten als een roadmap voor de komende jaren. Daarvan zou ik er
hier graag één uitvoeriger willen bespreken, namelijk het kernpunt Utrecht Kennisstad. Dit klinkt ogenschijnlijk
als een soort containerbegrip. Toch staan hier naar mijn mening enkele punten in die juist als aanvullende
betekenisgeving voor de studie sociologie van belang kunnen zijn (hier kom ik zodirect op terug). In dit
kernpunt staat namelijk dat de universiteit zich meer in wil gaan zetten als “actief participant in Utrechtse
culturele activiteiten” (p. 23). Als indicator hiervan stelt de universiteit zich tot doel dat in de komende jaren het
aantal bezoekers van culturele activiteiten van de UU met 10% zal toenemen. Uiteraard klinkt dat als een mooi
voornemen. Maar wat is de betekenis van een dergelijke doelstelling in een document als dit?
Als socioloog lees ik het initiatief voor verhoogde participatie in culturele activiteiten met gezonde scepsis. Het
kan allereerst worden gezien als een symbolisch gebaar. Bolman en Deal schrijven bijvoorbeeld: “Planning [...]
is a ceremony any reputable organization must conduct periodically to maintain legitimacy. [...] A strategic plan
carries [...] status” (2003, p. 279). Terwijl goed klinkende doelen in een glanzend en strak vormgegeven rapport
statusverhogend werken, zo stellen Bolman en Deal, weten de schrijvers ervan vaak al vooraf dat er in de
praktijk weinig van terecht zal komen.
Ook Goffman, in zijn sociologische standaardwerk The Presentation of Self in Everyday Life (1971) stelt
dat mensen en organisaties (bijvoorbeeld de universiteit) zullen proberen naar de buitenwereld positieve
signalen over hun imago af te geven. Dit doen zij door op geregisseerde, theatrale wijze naar buiten te
treden, bijvoorbeeld met behulp van ceremonies (denk aan diploma-uitreikingen), regels (academische
normstellingen) en niet onbelangrijk, stage props (o.a. informatiemateriaal). Zo proberen zij hun imago
constant te beïnvloeden: “‘Impression management’ is going on all the time, as if we were all advertising agents
for ourselves” (Craib 1992, p. 89).
Toch zou het vreemd en ongepast zijn de universiteit al vooraf te beschuldigen van cynische zelfpromotie juist
omdat er prijzenswaardige initiatieven op papier worden gezet. De studentgeleding van de universiteit pleitte
eind 2008 voor de “bevordering van kwalitatief hoogstaand en uitdagend onderwijs dat op maat gesneden is”
(Universiteitsraad nota 08/257, p. 4). De huidige kandidaten van Lijst VUUR sluiten zich hierbij aan. Welnu, het
verhogen van de participatie in cultuurevenementen, debatten en studentenfora volgt deze lijn. De vakgroep
sociologie kan ervoor waken geen studenten met een kokervisie op te leiden door ze actief aan te moedigen
in de stad Utrecht en daarbuiten deel te nemen aan al deze activiteiten. En daarom dient juist sociologie,
een vakgebied dat sterk gebaat is bij studenten met een wereldwijze, brede maatschappelijke visie, van deze
universitaire doelstelling de vruchten te plukken.
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
34
De universiteit wil “de activiteiten van de universiteit ten aanzien van cultuur en wetenschapsvoorlichting
effectiever georganiseerd” zien (zie pagina 25 van het plan). Betere informatieverspreiding is daarbij van cruciaal
belang. Te denken valt bijvoorbeeld aan het opzetten van een up-to-date webportal met de meest actuele
informatie over cultuur, lezingen en debatten in de stad. Er gebeurt op deze gebieden al een heleboel in Utrecht,
waarvan een hoop zich op studenten richt. Wat momenteel nog te veel ontbreekt is overzicht en toegankelijkheid.
Met het Strategisch Plan stelt de universiteit zich een paar voor studenten sociologie zeer bruikbare doelen. Laten
we ervoor zorgen dat de universiteit nu de doelen zijn gepresenteerd niet overgaat tot de gewone orde van de
dag. Met het opstellen van een Strategisch Plan begint alles pas.
Maarten Hillebrandt
Premaster sociologie
U-raadkandidaat Lijst VUUR
Voor het Strategisch Plan van de UU, zie:
http://www.uu.nl/NL/Universiteitutrecht/Profielenmissie/Documents/Strategisch_Plan_2009-2013.pdf
april 2009 :: nr. 9 :: voor en door sociologen :: USOCIA PAMFLETPAMFLET
35
Academici/Consultants in praktijk
UniPartners Utrecht is een non-profit academisch adviesbureau, gelieerd aan de Universiteit Utrecht. Op projectbasis worden opdrachten voor bedrijven, overheden en instellingen uitgevoerd door jullie, gemotiveerde studenten in de eindfase van hun studie. De missie van UniPartners Utrecht is dan ook tweeledig; enerzijds het meer toegankelijk maken van academische kennis voor het bedrijfsleven, overheden en diverse non-profit instellingen en anderzijds ambitieuze academische studenten de mogelijkheid bieden om naast hun studie relevante werkervaring op te doen.
Waarden UniPartners hecht waarde aan kennisdeling tussen academische instellingen en non-academische instellingen. Vanuit een non-profit achtergrond brengt UniPartners Utrecht vraag en aanbod bij elkaar. Voor het functioneren van UniPartners staat flexibiliteit, zowel voor student als opdrachtgever centraal. Afhankelijk van het aantal geacquireerde opdrachten, het projectgebied en de kwalificaties van jou, als student, heb je de mogelijkheid om relevante werkervaring op te doen, je academische kennis toe te passen en je netwerk te vergroten. Daarnaast verdienen studenten bij UniPartners een uitstekend salaris.
Projectgebieden UniPartners Utrecht Bij UniPartners Utrecht ligt de focus op de projectgebieden Economie, Bestuurs & Organisatiewetenschappen, Gedragswetenschappen, Communicatiewetenschappen en Sociale Wetenschappen. Het landelijk netwerk is vrijwel van alle markten thuis aangezien UniPartners vestigingen heeft in tien universiteitssteden.
Werkwijze UniPartners Utrecht brengt vraag en oplossing in drie stappen bij elkaar. Twee projectmanagers, die tevens bestuursleden zijn, voeren een vooronderzoek uit. In de hieruit voortkomende offerte staat een gedetailleerde projectspecificatie waarin per fase de werkzaamheden en bijbehorende kosten vermeld zijn. Vooraf is dus precies duidelijk welke kennis en vaardigheden je moet toepassen en niet onbelangrijk, hoeveel je verdient.
De projectmanagers selecteren vervolgens, afhankelijk van de grootte van de opdracht, een of meerdere projectuitvoerders uit de studentendatabase waarvoor alle Utrechtse universitaire studenten zich in kunnen schrijven. Als consultant werk je het project volgens een plan van aanpak uit, zoveel mogelijk op een eigen locatie. Daarin wordt je ondersteund door projectmanagers die meedenken, meewerken en contact met de opdrachtgever onderhouden.
Ben jij klaar om in de praktijk te stappen en jaren van studeren toe te passen? Schrijf je dan in via www.unipartners.nl/utrecht.
UniPartners Utrecht staat voor
� Toepassing van Academisch Kennis
� Relevante Werkervaring
� Fixed price – Fixed Service
� Kwaliteit
Projectgebieden UniPartners Utrecht
� Economie
� Bestuurs & Organisatiewetenschappen
� Sociale Wetenschappen
� Communicatiewetenschappen
� Gedragswetenschappen
advertentie
top related