Top Banner
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid DE TEGELZETTER MODULE 5: PLAATSINGSMETHODEN
108

Tegelzetter-module5 for Web

Feb 09, 2016

Download

Documents

arisan47

Tegelzetter-module
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Tegelzetter-module5 for Web

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 5:

PLAATSINGSMETHODEN

Page 2: Tegelzetter-module5 for Web

2Depotnummer: D/2009/1698/09

Page 3: Tegelzetter-module5 for Web

Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) kreeg de afgelopen jaren steeds meer vragen om

een praktisch handboek voor de tegelzetter op de markt te brengen. Er bestaan al verschillende boeken over

tegelzetten, maar de meeste zijn te theoretisch of verouderd.

In de laatste decennia is het gamma aan beschikbare producten namelijk sterk uitgebreid. Er is een grote keuze

aan tegels, lijm- en voegproducten, afwerkingsprofi elen en zelfs volledige uitgewerkte plaatsingssystemen.

Er bestaan ook allerlei hulpmiddelen, moderne materialen en gereedschappen die de tegelzetter helpen om

goed werk af te leveren, maar door de veelheid aan producten is het niet altijd gemakkelijk voor tegelzetters

om de juiste keuze te maken.

Om de vakman wegwijs maken in deze materie, werd het handboek ‘De Tegelzetter’ geschreven in opdracht

van het FVB, met de steun van FECAMO, de Belgische federatie van tegel- en mozaïekwerken. Dit handboek

richt zich tot iedereen die het vak onder de knie wil krijgen. In bevattelijke taal en in een sterk visuele stijl

worden alle aspecten van het beroep omschreven en uitgelegd.

De lezers zullen er een schat aan informatie in vinden, maar de opleiders zullen het handboek kunnen

gebruiken om toekomstige tegelzetters het beroep aan te leren. Bij de samenstelling van de werkgroep was de

inbreng van het onderwijs, de beroepswereld, fabricanten en beroepsorganisaties van doorslaggevend belang.

Het handboek werd opgedeeld in zes boekdelen, samen goed voor twaalf modules. Voor wie zich meerdere

delen of de volledige reeks wil aanschaff en, werd een bijbehorende opbergmap ontwikkeld. De structuur van

de complete reeks vindt u op de keerzijde van de cover.

Wie de technische details van dit beroep nog verder wil uitdiepen, kan gebruik maken van de Technische

voorlichtingsfi ches (TV’s) van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

(WTCB – www.wtcb.be).

Veel leesplezier en succes bij de toepassing ervan!

Rik Hinnens,

FVB-Voorzitter

VOORWOORD

3

Hoofdredacteur: Paul BECQUEVORT

Redactieleden: Peter GOEGEBEUR

Hassan BOUHMIDI

Peter DE LEYE

Albert DE SCHUYTER

Tekeningen: Geert DE MEYER

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 4: Tegelzetter-module5 for Web

INHOUD

4

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

1. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN ................................................9

1.1. INLEIDING ............................................................................9

1.2. KLIMAATVOORWAARDEN BIJ

DE UITVOERING VAN DE WERKEN ......................10

1.3. INRICHTEN VAN DE WERKPLEK ............................10

1.4. STARTEN MET DE WERKEN .....................................11

2. UITPASSEN ......................................................................13

2.1. MET WATERPASDARM ...............................................13

2.2. MET DIGITALE WATERPASDARM ..........................14

2.3. MET LASER .......................................................................14

3. ANALYSE VAN DE ONDERGROND ..15

3.1. SOORTEN ONDERGRONDEN ................................15

3.1.1. Wanden ....................................................................15

3.1.2. Vloeren......................................................................15

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND:

WANDEN ...........................................................................16

3.2.1. Ter plaatse gestort beton .................................16

3.2.2. Wanden van cellenbeton .................................17

3.2.3. Wanden van metselwerk ..................................18

3.2.3.1. Baksteenmetselwerk .................................18

3.2.3.2. Metselwerk van betonblokken ...............193.2.3.3. Metselwerk van kalkzandsteen-

blokken (silicaatsteen) ..............................19

3.2.3.4. Metselwerk van natuursteenblokken ...20

3.2.4. Kalkcementbepleistering .................................21

3.2.5. Gipshoudende ondergrond ............................22

3.2.5.1. Gipspleister .................................................22

3.2.5.2. Gipskartonplaten .......................................23

3.2.5.3. Gipsblokken ................................................24

3.2.6. Houten ondergronden ......................................25

3.2.7. Tegels op tegels ....................................................26

3.2.8. Speciale ondergronden: staal, glas,

kunststof,... ............................................................26

3.3. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND:

VLOEREN ............................................................................27

3.3.1. Draagvloer ..............................................................27

3.3.2. Tussenlagen en dekvloer ..................................27

3.3.3. Houten vloeren .....................................................28

3.4. CONTROLE VAN DE ONDERGROND .................29

3.4.1. Aard van de ondergrond ..................................29

3.4.2. Onderzoek vlakheid ............................................29

3.4.3. Onderzoek stabiliteit vloerplaat ....................30

3.4.4. Onderzoek hardheid oppervlakte ................31

3.4.5. Onderzoek poreusheid......................................31

3.4.6. Onderzoek aanhechting van

bestaande afwerkingslagen ............................31

3.4.7. Onderzoek zuiverheid........................................31

3.4.8. Onderzoek vochtigheid ....................................31

3.5. CONTROLE OP LOODHEID .....................................32

3.6. CONTROLE OP HAAKSHEID ...................................32

4. VERDELING VAN DE TEGELS BIJ WANDEN EN VLOEREN ...................................35

4.1. TEGELVERDELING BIJ WANDEN ...........................35

4.1.1. Principes ..................................................................35

4.1.2. Tegelverdeling bepalen vanuit

een symmetrieas ..................................................37

4.1.3. Dagkant ...................................................................38

4.2. TEGELVERDELING BIJ VLOEREN ............................39

4.2.1. Symmetrische verdeling ...................................39

4.2.1.1. Bij rechthoekige vloeren ..........................39

4.2.1.2. Bij vloeren onder 45° .................................39

4.2.2. Symmetrische verdeling

bij deuropeningen ..............................................40

4.2.3. Tegelverdeling bij andere uitsparingen .....40

4.2.4. Tegelverdeling bij samengestelde ruimtes ...40

4.3. ESTHETISCHE EFFECTEN VAN KLEUR, VORM,

FORMAAT EN PATROON ...........................................41

4.4. TEGELVERBANDEN .......................................................42

4.5. VERDELING TEGELS EN OPMAAK LEGPLAN:

SOFTWARE........................................................................42

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 5: Tegelzetter-module5 for Web

INHOUD

5

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

5. HET PLAATSEN VAN MUURTEGELS ..43

5.1. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN

DE VOLLE MORTEL ......................................................43

5.2. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE LIJM .....46

5.3. OPVOEGEN VAN MUURTEGELS ...........................48

6. HET PLAATSEN VAN VLOERTEGELS ..51

6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN

DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE ..........51

6.2. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN

DE VERSE DEKVLOER: NAT IN NAT ......................55

6.3. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE LIJM .....58

6.4. OPVOEGEN VAN VLOEREN ......................................59

7. HET PLAATSEN VAN TERRASSEN ......63

7.1.PLAATSEN VAN EEN OPENVELDTERRAS ..........63

7.1.1. Voorbereidende werkzaamheden ................63

7.1.2. Leggen van de tegels.........................................64

7.1.3. Afwerking van het openveldterras ...............65

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS ........................................66

7.2.1. Defi nitie ....................................................................66

7.2.2. Types tegels ............................................................67

7.2.3. Plaatsingsmethoden ..........................................67

7.2.3.1. Dakterras ......................................................68

7.2.3.2. Balkons .........................................................70

7.2.3.3. Afwatering ...................................................71

7.2.4. Afwerking ................................................................71

8. BETEGELING VOCHTIGE BINNENRUIMTES ....................................................73

8.1. ONDERGROND ..............................................................73

8.2. WATERDICHTING / SYSTEEMOPLOSSINGEN ..74

9. PLINTEN ..............................................................................77

9.1. SOORTEN ..........................................................................77

9.1.1. Door de fabrikant aangepaste plinten .......77

9.1.2. Plinten snijden uit tegels ..................................77

9.1.3. Plinten snijden met een plintenmachine ..78

9.2. PLAATSEN VAN PLINTEN ..........................................79

9.3. OPVOEGEN VAN PLINTEN .......................................80

10. MOZAIEK .......................................................................81

10.1. PLAATSING ....................................................................81

10.1.1. Plaatsen van mozaïek met

een papiervel aan de voorzijde ...................82

10.1.2. Plaatsen van mozaïek met

een net aan de achterzijde ...........................83

10.2. ZWEMBADAFWERKING .........................................84

10.3. GEREEDSCHAP VOOR HET PLAATSEN

VAN MOZAIEK ..............................................................85

11. KEUKENFAIENCE .................................................87

11.1. PLAATSING ....................................................................87

11.2. AFWERKING ..................................................................88

12. VLOERVERWARMING ..................................89

12.1. ALGEMEEN ....................................................................89

12.2. SYSTEMEN ......................................................................90

12.3. AFWERKING ..................................................................92

13. TRAPPEN ........................................................................93

13.1. MATERIALEN VOOR HET BEKLEDEN

VAN TRAPPEN ..............................................................93

13.2. OPBOUW EN MAATVOERING VAN

EEN STEEKTRAP ..........................................................94

13.2.1. Benamingen ........................................................94

13.2.2. Het bepalen van op- en aantrede ..............95

13.3. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN .......96

13.4. BEKLEDEN VAN TRAPPEN .....................................97

13.5. AFWERKEN VAN DE TRAP .....................................98

14. GEVELBEKLEDING .............................................99

14.1. KERAMISCHE GEVELBEKLEDING .......................99

14.1.1. Zichtbare bevestiging .....................................99

14.1.2. Onzichtbare bevestiging............................ 100

14.2. GEVELBEKLEDING IN NATUURSTEEN OF

KWARTSCOMPOSIET ........................................... 101

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 6: Tegelzetter-module5 for Web

6

MODULE 1:GESCHIEDENIS,

GRONDSTOFFEN Deel I Inleiding, geschiedenisOnze huidige technieken van het tegelbakken

kennen een zeer lange voorgeschiedenis.

Deel II Basisgrondstoff enZand, cement, kalk, granulaten: de materialen en

hun toepassingen.

Deel III Lijmen, mortels, voegmortels Eigenschappen, gebruik.

Deel IV

Hechtingsverbeteraars,

voorstrijkmiddelen en

hulpstoff en

Moderne hulpmiddelen, eigenschappen en

toepassingen.

MODULE 2:OPBOUW- EN

AFWERKINGSSYSTEMEN Deel IOpbouw-

en afwerkingssystemen

Kitten, siliconen, profi elen, waterafvoersystemen,

wapeningen, hardschuimpanelen, …

MODULE 3:SOORTEN TEGELS

Deel I Keramische tegels Soorten, fabricatie, technische eigenschappen.

Deel II NatuursteenIndeling natuursteen, eigenschappen,

oppervlaktebewerkingen.

Deel III KunststeentegelsMarmermozaïek, cementtegels, harstegels, glas,

inox, laminaattegels.

OVERZICHT HANDBOEKEN TEGELZETTER

Een kort overzicht van de inhoud van het handboek “De tegelzetter”:

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 7: Tegelzetter-module5 for Web

7

MODULE 4:PBM & GEREEDSCHAPPEN

Deel I PBM & Gereedschappen

MODULE 5:PLAATSINGSMETHODEN

Deel I Plaatsingsmethoden

Verdeling, plaatsen van tegels, terrassen,

vochtige ruimten, plinten, mozaïek,

vloerverwarming, trappen, …

MODULE 6:ONDERHOUD/PATHOLOGIE

Deel I Onderhoud van tegels

Deel II Pathologie Slechte resultaten en oorzaken.

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 8: Tegelzetter-module5 for Web

8

Page 9: Tegelzetter-module5 for Web

9

De voorbereiding bestaat uit:

de controle van de ondergrond (vlakheid, verticaliteit, …)

om de juiste plaatsingstechniek te bepalen;

het verwijderen van gipsresten;

het ontstoff en en ontvetten van de ondergrond;

de controle van een vochtmembraan in de muur;

het aanbrengen van een voorstrijkmiddel (primer) indien

nodig;

de eventuele bescherming van het reeds geplaatste

schrijnwerk, de beglazing en de deurdorpels;

controle van de tegels, primers en de stel- en

voegproducten;

afdichting van de ruwbouw (plastic) bij ongunstige

klimaatsinvloeden (bv. strenge vorst) en wanneer nog

geen ramen zijn geplaatst;

controle van de plaats en draairichting van de

binnendeuren;

het opruwen van de ondergrond indien nodig;

het wegwerken van grote oneff enheden door bv. een

uitvlaklaag aan te brengen;

het verwijderen of neutraliseren van ontkistingsproducten

de bescherming van naakte metalen leidingen tegen

corrosie, het melden van eventuele abnormale situaties

aan de verantwoordelijke van de werken (architect,

projectleider, bouwheer);

het mengen en diagonaal op elkaar stapelen van de

voorverpakte tegels.

1.1. INLEIDING

1. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Beschermde koperbuis

bron: KME Duitsland

Page 10: Tegelzetter-module5 for Web

10

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

1.2. KLIMAATVOORWAARDEN BIJ DE UITVOERING VAN DE WERKEN

We kiezen een ruimte waar het gereedschap en materiaal

kan blijven liggen, uit de buurt van de plaats waar betegeld

wordt. Gebruik voor het transport van zware materialen

transporthulpmiddelen, zoals een goederenlift (bouwlift)

of een kruiwagen. Bij werken op een verdieping moet

overbelasting van de draagvloer (puntbelasting) vermeden

worden. Wanneer er regelmatig aanvoer van materialen

nodig is met een kruiwagen, leg dan een stabiel rijpad van

planken. Let er ook op dat dorpels worden overbrugd.

Een betegeling wordt beïnvloed door klimatologische

omstandigheden. Er wordt in principe niet betegeld in

extreme situaties, zoals bij:

temperaturen hoger dan +25 °C en lager dan +5 °C tijdens

de plaatsing of tijdens het verharden van de stelproducten

(tot 24 uur na het aanbrengen);

blootstelling aan extreme zonnestraling;

droge wind of tocht;

blootstelling aan slagregen.

1.3. INRICHTEN VAN DE WERKPLEK

Afgeschermde dorpels

Page 11: Tegelzetter-module5 for Web

11

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Tegelwerken vat men aan nadat het gebouw wind- en

waterdicht is gemaakt, de pleister- en elektriciteitswerken

beëindigd zijn en de loodgieter de buizen en nodige

bevestigingsmiddelen voor het vastzetten van de sanitaire

toestellen heeft aangebracht.

In de badkamer moeten de douche en het ligbad geplaatst

zijn (het bad, de douche en de sanitaire leidingen moeten

voldoende afgeschermd worden (badstop insteken)).

Controleer de onberispelijke staat van douche en bad (leg

eventuele beschadigingen op foto vast).

Let op bij het verwijderen van afdekplaatjes van

stopcontacten en schakelaars: schakel de elektriciteit uit.

Zorg voor voldoende verlichting.

1.4. STARTEN MET DE WERKEN

Let op een correcte opstelling van

de verlichting voor correct werk.

Beschermd bad

Page 12: Tegelzetter-module5 for Web

12

Page 13: Tegelzetter-module5 for Web

13

De meterpas wordt afgetekend op 1 m boven de

buitendorpel.

2. UITPASSEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Noot:

Het is erg belangrijk dat gecontroleerd wordt of de

hoogte van de dorpel van de voordeur en die van bv. de

achterdeur of garage dezelfde is. Als er een verschil van

enkele millimeters is, moet dit tijdens het plaatsen van de

vloer uitgewerkt worden, zodat de vloer gelijk komt met

alle dorpels. Als het verschil groter is, moeten de dorpels

op gelijke hoogte gelegd worden.

Aftekenen van de meterpas

De waterpasdarm is een soepele doorschijnende plastic

slang van ongeveer 20 meter lang en met een diameter van

15 mm. We vullen de darm met water (al dan niet gekleurd)

tot ongeveer 1 m van de bovenkant en controleren het

waterniveau voor het uitpassen. (Wanneer we de beide

zijden tegen elkaar houden, moet het waterniveau gelijk zijn.

Het duurt even voor alle luchtbellen verwijderd zijn.)

Uitvoering:

Uitpassen met een waterpasdarm doe je met twee personen.

Tevens dienen de juiste afspraken te worden gemaakt: de

bovenzijde van het water wordt gelijkgehouden met de

bovenzijde van het merkteken van de meterpas. Wanneer

het waterniveau gelijk staat met het passtreepje, 1 m boven

de dorpel, zal het waterniveau aan de andere zijde op

dezelfde hoogte staan en kunnen we ook daar een streepje

aanbrengen (principe van de communicerende vaten).

2.1. MET WATERPASDARM

Overhalen met slangwaterpas

Page 14: Tegelzetter-module5 for Web

14

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

2.2. MET DIGITALE WATERPASDARM

Een lasertoestel stuurt een laserstraal rond die een

horizontale of verticale lijn op de muur aftekent. Vanuit

deze referentielijnen kunnen we nu ons tegelwerk verder

uitpassen.

De digitale waterpasdarm is een soepele doorschijnende

plastic darm van 25 meter lang en 10 mm diameter, gevuld

met een siliconenvloeistof die toelaat om met één persoon

uit te passen.

Aan het ene uiteinde bevindt zich het meettoestel, het

andere einde blijft aan de rol bevestigd. Deze haspel mag

tijdens het uitpassen niet verplaatst worden.

Eerst wordt de meterpas afgeschreven. Ter hoogte van

die meterpas plaatsen we vervolgens het meettoestel en

drukken we op de knop tot het toestel zich automatisch

nivelleert. Daarna kunnen we alle gewenste passen uitzetten.

Met dit toestel kan men zonder hulp van een tweede

persoon uitpassen.

2.3. MET LASER

Werken met een laser

Werken met een digitale waterpasdarm

Opgelet:

Draag steeds een aangepaste bril.

Page 15: Tegelzetter-module5 for Web

15

3.1.1. Wanden

Wanden van ter plaatse gestort of geprefabriceerd

constructief beton;

Wanden van cellenbeton, in de vorm van blokken of van

geprefabriceerde elementen;

Wanden van naakt metselwerk:

� baksteenmetselwerk;

� metselwerk van betonblokken;

� metselwerk van kalkzandsteenblokken;

� metselwerk van natuursteenblokken.

Cementbepleistering;

Gipshoudende ondergrond:

� gipspleister op een ondergrond van beton of van

verschillende soorten metselwerk;

� gipspleister;

� gipskartonplaten;

� gipsblokken.

Houten ondergronden:

� OSB-platen;

� vezelplaten;

� triplex en multiplex;

� MDF-platen;

� betonplex.

Bestaand tegelwerk;

Speciale ondergronden (staal, glas, kunststof…).

3.1.2. Vloeren

Draagvloer;

Tussenlagen en dekvloer;

Tegels als ondergrond;

Houten vloeren.

Welke ondergrond geschikt is, moet telkens onderzocht

worden.

3.1. SOORTEN ONDERGRONDEN

3. ANALYSE VAN DE ONDERGROND

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 16: Tegelzetter-module5 for Web

16

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.1. Ter plaatse gestort beton

Beton is vooral tijdens de vroegste fase van het

verhardingsproces onderhevig aan krimp en kruip. De krimp

wordt voornamelijk beïnvloed door de betonsamenstelling

en de drogingsvoorwaarden, terwijl de kruip afhangt van

de belasting op het element. Als de ondergrond erg jong

is op het tijdstip dat de tegels geplaatst worden, zijn de

schuifspanningen aan het raakvlak groter en verhoogt het

risico dat de betegeling loskomt.

Beton moet minstens 28 dagen uitharden. Het betegelen

mag pas gebeuren na ongeveer 6 maanden en we moeten

erop letten dat de beton dan voldoende droog is.

Op betonoppervlakken die in contact gekomen zijn met de

bekisting, komen soms sporen van ontkistingsproducten

voor. De aanwezigheid van deze stoff en kan nadelig

zijn voor de hechting van de tegels aan de ondergrond,

waardoor bijkomende maatregelen zich opdringen. De

ontkistingsproducten (of producten om snelle droging te

voorkomen) zijn in de praktijk niet altijd gemakkelijk op te

sporen. Vaak kan men zich enkel baseren op de informatie

die door de opdrachtgever of de leverancier verstrekt werd.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

opruwen met de punthamer;

ontvetten van de betonwand (verwijderen van

achtergebleven bekistingsolie);

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met een fl exlijm.

Page 17: Tegelzetter-module5 for Web

17

3.2.2. Wanden van cellenbeton

Cellenbeton is een lichte bouwsteen bestaande uit zand,

cement, kalk en water. Tijdens de productie wordt een

geringe hoeveelheid aluminiumpoeder toegevoegd, die de

mengeling doet “gisten”, waardoor luchtbelletjes worden

ingesloten en een goed isolerende steen wordt verkregen.

De soortelijke massa schommelt doorgaans tussen

400 en 800 kg/m³, afhankelijk van de toepassing

(metselwerkblokken, gevelelementen).

Cellenbeton is – net als constructief beton – zeer gevoelig

voor hydraulische krimp en kruip, waardoor het betegelde

oppervlak beschadigd kan worden (loskomen en/of

scheurvorming).

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

Cellenbeton

bron: Febecel (fed. Belgisch cellenbeton)

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag

(poriënvuller);

verlijmen van de tegels met een fl exlijm.

Page 18: Tegelzetter-module5 for Web

18

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.3. Wanden van metselwerk

3.2.3.1. Baksteenmetselwerk

Bakstenen zijn uit klei gevormde en door bakken verharde

bouwelementen. Bakstenen worden gemetseld met een

geschikte mortel.

Een betegeling op een ondergrond van metselwerk wordt

bij voorkeur pas uitgevoerd als het metselwerk minstens

1,5 maand oud is (en zeker niet vóór de afwerking van de

ruwbouw).

Metselwerk is poreus en zal waarschijnlijk voorbehandeld

moeten worden.

Controleer of er een vochtscherm is aangebracht aan de

muurvoet. Bij afwezigheid of gebrekkige plaatsing kan het

metselwerk vocht opnemen, mogelijk met schade tot gevolg.

Uitbloeiingen zijn meestal nadelig voor de hechting

van de tegels aan de ondergrond. Met uitzondering van

kalkafzettingen moeten ze verwijderd worden voor de

tegelwerken aangevat worden.

Muur in baksteenmetselwerk

Bakstenen

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

aanbrengen van een egalisatielaag (cementering);

verlijmen van de tegels met fl exlijm of via traditionele

plaatsing met bastaardmortel (zie hoofdstuk 5.1.).

Page 19: Tegelzetter-module5 for Web

19

3.2.3.2. Metselwerk van betonblokken

Betonblokken bestaan uit cement, toeslagstoff en, eventuele

hulpstoff en en water.

De eigenschappen komen overeen met die van wanden in

constructief beton.

3.2.3.3. Metselwerk van kalkzandsteenblokken

(silicaatsteen)

Kalkzandsteen wordt geproduceerd door een mengsel

van kalk, zand en water in een kalkzandsteenpers in de

gewenste vorm te persen. Hierna wordt het product met

hogedrukstoom verhard in een verhardingsketel.

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

Betonblokken

Muur in kalkzandsteen

bron: Febecel (fed. Belgisch cellenbeton)

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

aanbrengen van een egalisatielaag (cementering);

verlijmen van de tegels met fl exlijm of via traditionele

plaatsing met bastaardmortel (zie hoofdstuk 5.1.).

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

aanbrengen van een egalisatielaag (cementering);

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

Page 20: Tegelzetter-module5 for Web

20

INFO:Porositeit, poreusheid: door de aanwezigheid van minuscule poriën kan het materiaal door zijn capillaire

werking water opzuigen.

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.3.4. Metselwerk van natuursteenblokken

Er zijn drie soorten natuursteen:

stollinggesteenten;

sedimentaire gesteenten;

metamorfe gesteenten.

De eigenschappen verschillen van soort tot soort. Sommige

soorten zullen een behandeling nodig hebben omdat ze

poreus zijn, andere omdat ze te glad zijn.Muur van natuursteenblokken

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

aanbrengen van een egalisatielaag (cementering);

verlijmen van de tegels met fl exlijm of via traditionele

plaatsing met bastaardmortel (zie hoofdstuk 5.1.).

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

SteensoortSoortelijke

massa in kg/m³

Porositeit in %

(absorptie)

Graniet 2400 – 3100 0 - 2

Porfi er 2500 – 2900 2 – 4

Basalt 2800 – 2900 0 – 1

Kalksteen 2640 – 2670 0 – 50

Marmer en harde kalksteen 2600 – 2800 0 – 5

Zandsteen 2000 – 2700 0 – 25

Schist, leisteen 2600 – 3000 0 – 3

Vulkanische tufsteen 2000 – 2600 10 – 25

Gneis 2900 – 3000 0 – 2

Kwartsiet 2600 – 2700 0 – 1

Page 21: Tegelzetter-module5 for Web

21

3.2.4. Kalkcementbepleistering

Samenstelling:

zand: bij voorkeur 0/2 tot max 0/5;

cement: 1 deel cement voor 3 à 4 delen zand;

zuiver water;

eventueel hechtingsverbeteraars.

De totale dikte van de cementering is in principe begrepen

tussen 10 en 20 mm. De cementering dient met de reilat

loodrecht en vlak afgetrokken te worden, en nadien verdicht

te worden. Ze moet echter wel voldoende ruw blijven (en

mag dus niet gepolijst worden).

Er wordt aanbevolen om minstens 28 dagen te wachten

alvorens men tegels aanbrengt op een recent uitgevoerde

bepleistering met cementmortel. Er zijn gebruiksklare mortels

beschikbaar voor zowel binnen- als buitencementering.

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 22: Tegelzetter-module5 for Web

22

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.5. Gipshoudende ondergrond

3.2.5.1. Gipspleister

Tijdens het verharden zet gips enigszins uit, dus er treden

geen krimpscheuren op. Een nadeel is echter dat gips

bijzonder gevoelig is voor blijvende vochtigheid.

Na het uitharden is er nagenoeg geen sprake meer van

lengteveranderingen.

Gipshoudende ondergronden (bepleisteringen, gipsblokken,

gipsplaten, …) moeten droog zijn (en blijven) en stofvrij

gemaakt worden vóór het betegelen. Het toepassen van

een primer is altijd noodzakelijk. Te glad afgewerkte wanden

moeten opgeruwd worden.

Muur in gipspleister

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 23: Tegelzetter-module5 for Web

23

3.2.5.2. Gipskartonplaten

Gipskartonplaten bestaan uit een harde kern van

onbrandbaar gips die aan beide zijden wordt omhuld met

een speciaal karton. Gipskartonplaten onder tegelwerk

hebben meestal afgeschuinde langskanten die vlak kunnen

worden afgewerkt.

De in natte cellen vaak toegepaste waterresistente (WR)

gipskartonplaten nemen minder snel water op.

Onder normale omstandigheden is er bij gipskartonplaten

geen sprake van lengteveranderingen, bij vochtmetingen zijn

de gipskartonplaten vrijwel altijd droog. Het gecoate papier

houdt vocht tegen bij een hogere relatieve luchtvochtigheid.

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

Muur in gipskartonplaten

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag: bij gebruik

van gipskartonplaten (ook de WR-platen) steeds een

extra waterdichting voorzien (primer en pasta of doek)

in het sproeibereik (douche, bad);

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 24: Tegelzetter-module5 for Web

24

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.5.3. Gipsblokken

Gipsblokken worden gemaakt uit een mengsel van water

en gips. Dit mengsel wordt in een mal gegoten, waardoor

de gipsblokken hun kenmerkende blokvorm krijgen, met

een tand en een groefprofi el. Na de afbindtijd wordt het

blok in de mal gedrukt, waarna het een etmaal lang in een

tunneloven wordt gedroogd.

Tijdens het verhardingsproces zet gips enigszins uit. De

verharding vindt plaats tijdens de productie, dus kan er

alleen nog drogingskimp ontstaan wanneer op te vochtige

blokken wordt verlijmd.

Indien er op de bouwplaats geen vochtopname optreedt,

kunnen wandtegels probleemloos worden verlijmd.

Gipsblokken

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 25: Tegelzetter-module5 for Web

25

3.2.6. Houten ondergronden

Er bestaat een uitgebreid gamma aan platen op basis van

vezels van hout, gelamineerde platen (meerdere lagen hout)

en geperste platen.

Enkele voorbeelden:

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

OSB-platen (oriented strand board = gerichte hout-

schilfers)

Triplexplaat

MDF-plaat (medium density fi breboard)

Betonplexplaat

Vezelplaat (of spaanderplaat)

Multiplexplaat

Waterafstotende MDF-plaat

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm of pastalijm.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 26: Tegelzetter-module5 for Web

26

3.2. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: WANDEN

3.2.8. Speciale ondergronden:

staal, glas, kunststof, …

3.2.7. Tegels op tegels

De ondergrond bestaat uit tegels. Ongeacht het soort tegels

dient de ondergrond voorbehandeld te worden. Men mag er

niet rechtstreeks op lijmen.

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

ontvetten en stofvrij maken van de oude betegeling;

de vlakheid controleren en nakijken of de oude

betegeling voldoende vast zit;

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm.

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

ontvetten en stofvrij maken;

controleren van de vlakheid;

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

verlijmen van de tegels met fl exlijm of epoxylijmen.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 27: Tegelzetter-module5 for Web

27

3.3. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: VLOEREN

3.3.1. Draagvloer

Een draagvloer, aangepast aan de voorziene belastingen, kan bestaan uit:

een gewapende betonplaat;

een al dan niet geprefabriceerde draagvloer op basis van beton (met of zonder druklaag);

een vloerconstructie van hout of metaal;

...

3.3.2. Tussenlagen en dekvloer

Tussen de draagvloer en de afwerking liggen één of meerdere tussenlagen, die dienen voor het op peil

brengen en het bekomen van de gewenste vlakheid. Ze kunnen bestaan uit een dekvloer, gewapend of niet,

eventueel gestort op een scheidings- of isolatielaag.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 28: Tegelzetter-module5 for Web

28

3.3. BESCHRIJVING VAN DE ONDERGROND: VLOEREN

3.3.3. Houten vloeren

Alle hierboven beschreven platen kunnen ook in aanmerking

komen bij vloeren.

De planken van een plankenvloer zijn meestal met tand en

groef met elkaar verbonden. Ze dienen goed behandeld te

worden tegen vocht.

Eventueel te gebruiken materialen en voorbereiding:

vastmaken van eventuele losse planken;

aanbrengen van een primer of hechtlaag;

aanbrengen van een ontkoppelingsmat;

verlijmen van de tegels met fl exlijm of pastalijm.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Opschuren Aanbrengen primer Opdrogen primer

Lijmen ontkoppelingsmat Lijmen vloer Geplaatste keramiektegel

op plankenvloer

Page 29: Tegelzetter-module5 for Web

29

3.4. CONTROLE VAN DE ONDERGROND

3.4.1. Aard van de ondergrond

Moeten wij zelf instaan voor de uitvoering van de

ondergrond of is deze al aangelegd?

Indien de vloerenlegger zelf de ondergrond moet

aanleggen, welk type dekvloer dient aangewend te

worden: al dan niet hechtend of zwevend?

In welk materiaal moet de dekvloer worden uitgevoerd?

Wat is de verwachte afwerkingsgraad van de dekvloer

en de wanden?

3.4.2. Onderzoek vlakheid

Om plaatsingsproblemen en fouten te voorkomen dient

de horizontale (dekvloer) en verticale ondergrond (te

betegelen wand) eff en te zijn. De vlakheidtoleranties zijn

opgedeeld in klassen (WTCB; TV 227 en 228, en de nieuwe

TV 237 over keramische binnenbetegeling).

De controle op de vlakheid gebeurt met behulp van een

lat waarbij aan de uiteinden twee vaste blokjes worden

bevestigd waarvan de dikte overeenstemt met de maximum

toegelaten afwijking. Men meet de holtes die onder de lat

aanwezig zijn om de klasse te bepalen. Met een lat van 2

meter bedraagt de toegestane afwijking 3 mm voor klasse 1.

Bij klasse 2 en klasse 3 wordt het moeilijk om degelijk werk

te leveren. Toch kan men met de moderne lijmen goed

oneff enheden wegwerken, maar het werk zal moeizamer

verlopen en minder rendabel zijn. Vooraf egaliseren kan hier

een oplossing bieden.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Vlakheidstoleranties Vloer Muur

Klasse 1 3 mm 3 mm

Klasse 2 4 mm 5 mm

Klasse 3 6 mm 8 mm

Page 30: Tegelzetter-module5 for Web

30

3.4. CONTROLE VAN DE ONDERGROND

3.4.3. Onderzoek stabiliteit vloerplaat

Houten vloerenVooral houten plankenvloeren vragen aandacht. Trillingen

of doorbuiging duiden op een verzwakte stabiliteit. Dit kan

veroorzaakt zijn door te kleine secties of een te grote afstand

tussen de balken.

Test: ga in het midden van de kamer staan en voel of er zich

geen te grote doorbuiging of trillingen voordoen.

Mogelijke oplossingen (raadpleeg bij twijfel wel een architect

of studiebureau):

1. 22 mm dikke panelen, voorzien van tand en groef,

vastschroeven (lengte schroeven = 2,5 x plaatdikte);

2. één of meerdere extra balken dwars onder de andere plaatsen;

3. sint-andrieskruisen in het midden van de kamer tussen de

balken plaatsen;

4. stalen zwaluwstaartplaten plaatsen, waarop een dekvloer

wordt aangebracht;

5. een combinatie van verschillende vorige oplossingen.

Daarna dient men een primer aan te brengen en, naargelang

de toestand van de ondergrond, een ontkoppelingsmat of

nivelleringslaag te voorzien.

Betonnen vloerenOok betonnen draagvloeren kunnen stabiliteitsproblemen

vertonen. Aanpassingen of herstellingen zijn meestal te

arbeidsintensief voor de vloerder en laat men best over aan

bevoegde aannemers.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

3. Sint-andrieskruisen

4. Zwaluwstaartplaten

Let op:

Bij het aanbrengen van een egalisatielaag op

plankenvloeren dienen alle kleine openingen zorgvuldig

te worden afgedekt, zodat er geen mortel naar de

onderliggende verdieping kan doorsijpelen. Men maakt

bij voorkeur gebruik van vezelverrijkte egalisatiemortels.

Page 31: Tegelzetter-module5 for Web

31

3.4. CONTROLE VAN DE ONDERGROND

3.4.4. Onderzoek hardheid oppervlakte

De krasproef is hier het meest gebruikt. Door te krassen met

een kraspen of een gelijkaardig puntig voorwerp kan men

vaststellen of de dekvloer geschikt is voor betegeling of niet.

3.4.5. Onderzoek poreusheid

De absorptiecoëffi cient van een materiaal heeft een enorme

invloed op de “overdracht”. Als water te snel onttrokken wordt

aan het hechtproduct, kan dit schadelijke gevolgen hebben

voor de levensduur van een tegelwerk en kan dit zelfs de

volledige onthechting van de tegels veroorzaken.

3.4.6. Onderzoek aanhechting van bestaande

afwerkingslagen

Niet alleen oud tegelwerk moet op losse delen worden

gecontroleerd, ook resten van tapijtlijm dienen zorgvuldig

te worden verwijderd. De aanhechting van verfl agen kan

getest worden door middel van het gekruisd krassen van de

verf met een breekmes. Let ook op voor de reactie met oude

verfsolventen.

3.4.7. Onderzoek zuiverheid

De ondergrond moet zuiver gemaakt worden: verwijderen

van gipsproppen, onderhoudsproducten (bv. boenwas op

granitotegels), vuil, vet en stof … Voor dit laatste kan een

primer worden aangebracht als poriënvuller die ook als

stofbinder functioneert.

3.4.8. Onderzoek vochtigheid

De ondergrond moet voldoende droog zijn vooraleer men

een afwerkingslaag plaatst. Dit wordt met een specifi eke

vochtigheidsmeter opgemeten (bv. een calciumcarbidmeter).

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 32: Tegelzetter-module5 for Web

32

3.5. CONTROLE OP LOODHEID

3.6. CONTROLE OP HAAKSHEID

De loodheid wordt gecontroleerd met behulp van een

waterpas, een reilat en een schietlood.

De toegestane afwijking op een rechte wand bedraagt

maximaal:

± 8 mm per 2,5 m hoogte (verdiepingshoogte) bij een

normale afwerkingsgraad;

± 5 mm per 2,5 m hoogte bij een speciale

afwerkingsgraad.

(WTCB TV 201)

Als we een lokaal vloeren, moeten we vooraf weten of de

muren haaks staan.

Hoe gaan we tewerk?

Bij het starten van de bevloeringswerken plaatsen we

eerst de reilatten en spannen we vervolgens een draad

die evenwijdig loopt met de langste muur. Haaks op deze

draad brengen we met behulp van de grote winkelhaak een

tweede draad aan (gekruist op de eerste draad).

Vanuit deze draden kunnen we nu juist meten naar de

tegenoverliggende muren. Zo kunnen we precies bepalen

hoeveel mm of cm een muur uit de haak staat en daar bij de

verdeling van de tegels rekening mee houden.

Controle van de haaksheid

Met de winkelhaak kijken welke hoek het meeste haaks staat.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 33: Tegelzetter-module5 for Web

33

3.6. CONTROLE OP HAAKSHEID

Men kan voor de controle van de hoeken ook de stelling van

Pythagoras of de 3-4-5-methode toepassen.

Stelling van Pythagoras: Het kwadraat van de hypothenusa =

de som van het kwadraat van de twee rechthoekszijden:

A² = B² + C²

Bv: C = 3 m

B = 4 m

A = 5 m

Dus: (3 m)² + (4 m)² = (5 m)²

Dus: 9 m² + 16 m² = 25 m².

In de praktijk nemen we een veelvoud:

bijvoorbeeld: de rechthoekszijden 1,2 m en

1,6 m

Dus: de schuine zijde (hypothenusa) = 2 m.

Uitleggen van de tegels en koorden spannen

De koorden worden in de meest haakse hoek geplaatst.

Touw 1 wordt gespannen ter hoogte van een tegel.

De afstand van de muur moet aan de twee einden gelijk zijn,

bv. 50 cm.

Touw 2 wordt loodrecht op touw 1 gespannen, volgens de

indeling van de tegels.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 34: Tegelzetter-module5 for Web

34

Page 35: Tegelzetter-module5 for Web

35

4.1.1. Principes

Bij het indelen van wanden houden we rekening met een aantal principes. De meeste wanden kunnen

daarmee snel en goed ingedeeld worden. Deze principes zijn:

1. Tussen een uitwendige hoek en een inwendige hoek: verdelen vanaf de uitwendige hoek.

2. Tussen een uitwendige hoek en een kozijn: verdelen vanaf de uitwendige hoek.

4.1.TEGELVERDELING BIJ WANDEN

4. VERDELING VAN DE TEGELS BIJ WANDEN

EN VLOEREN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 36: Tegelzetter-module5 for Web

36

3. Tussen een kozijn en een inwendige hoek: verdelen vanaf het kozijn.

4. Tussen twee inwendige hoeken: symmetrisch verdelen.

5. Als er in een wand een insprong zit, ga je op dezelfde manier tewerk als bij de uitwendige hoek. Je

begint met een hele tegel bij de terugliggende inwendige hoek.

4.1.TEGELVERDELING BIJ WANDEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 37: Tegelzetter-module5 for Web

37

4.1.2. Tegelverdeling bepalen vanuit

een symmetrieas

HorizontaalIn een rechthoekige kamer is de eenvoudigste horizontale

tegelverdeling deze vanuit een symmetrieas. Begin met de

achterwand. Verdeel de tegels vanuit de symmetrieas. Plaats

daarna de zijwanden (zie tekening).

Bij een symmetrische verdeling worden bij voorkeur geen

stukken kleiner dan een halve tegel gebruikt. Dit principe is

echter moeilijk vol te houden bij grootformaattegels, waar

het snijverlies te groot zou worden.

Een symmetrische verdeling kun je ook zonder symmetrieas

maken. Je bepaalt dan eerst het aantal hele tegels op een

wand. Het snijstuk meet je op met een meter. Vervolgens tel

je een tegelmaat (b) bij de breedte van de restmaat (a) (a+b).

Het resultaat deel je door twee (a+b = c).

2

Dit resultaat staat voor de breedte van de passtroken die je

aan weerskanten moet aanbrengen voor een symmetrische

verdeling. Die passtrook is altijd breder dan een halve tegel.

Wanneer je bij een moeilijke verdeling een keuze moet

maken, is het verstandig daarover te overleggen met de

opdrachtgever of architect. Dat voorkomt problemen

achteraf.

VerticaalBij een verticale indeling van een wand begint men meestal

met een volle tegel onderaan. Snijstukken tegen het plafond

vallen immers minder op. Worden de snijstukken te klein, kan

alsnog met een symmetrische verdeling worden gewerkt.

4.1. TEGELVERDELING BIJ WANDEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 38: Tegelzetter-module5 for Web

38

4.1. TEGELVERDELING BIJ WANDEN

4.1.3. Dagkant

De dagkant van kozijnen is vaak te smal voor een volledige

tegel. Als de tegel van de aansluitende wand een volledige

tegel is, laat je die doorlopen, zodat je – in de richting van het

raam kijkend – niet tegen de zijkanten van tegels aankijkt.

Vul de voeg die aansluit op het kozijnhout niet op met

voegmortel, maar met een kit.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 39: Tegelzetter-module5 for Web

39

4.2. TEGELVERDELING BIJ VLOEREN

4.2.1. Symmetrische verdeling

4.2.1.1. Bij rechthoekige vloeren

Het indelen van vloeren verloopt op dezelfde manier als bij

wanden. Ook hier maak je een verdeellat met daarop de

verdeelmaat. De verdeelmaat is de gemiddelde tegelbreedte

van enkele tegels plus de gewenste voegbreedte.

Vloeren worden meestal symmetrisch verdeeld, tenzij

passtroken niet in het zicht liggen. Net als bij wanden mogen

geen stukken kleiner dan een halve tegel gebruikt worden.

4.2.1.2. Bij vloeren onder 45°

Bij de diagonale methode onder 45° start je te werken vanuit

het midden naar de hoeken. Trek de eerste werkdraad vanuit

een hoekpunt van de kamer. Deze draad moet een hoek van

45° vormen met de muren.

Deze hoek bekom je als volgt: vanuit de meest rechte hoek

van de kamer meet je de breedte van de kamer (afstand a).

Op de langste zijde van de kamer meet je dezelfde afstand a.

Wanneer de hoek van de kamer 90° bedraagt en je de

2 gelijke zijden verbindt, ligt de schuine zijde op 90° ten

opzichte van de muren.

Vanuit deze eerste werkdraad werk je vervolgens verder naar

de hoekpunten (telkens met twee pastegels die de juiste

afstand (voeg + tegel) regelen).

Een haakse lijn, afgetekend met de smetkoord of een

opgespannen koord, kan ook hier nuttig zijn.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 40: Tegelzetter-module5 for Web

40

4.2.2. Symmetrische verdeling bij

deuropeningen

Twee mogelijkheden:

de symmetrielijn valt samen met een voeg (b);

de symmetrielijn valt samen met het midden van een

tegel (a).

4.2.3. Tegelverdeling bij andere uitsparingen

Bv. matkaders, uitsparingen van keukenblokken, enz.

Wanneer de vloermatuitsparing in het midden ligt, gebruik

deze dan als referentie om uw tegels te plaatsen.

Men kan bv. matkaders op maat laten maken of bestaande

maten gebruiken en op de juiste wijze inpassen in de te

leggen vloer.

4.2.4. Tegelverdeling bij samengestelde ruimtes

Hier loopt de tegelvloer door in één of meerdere

aangrenzende ruimtes. Men vertrekt meestal van het

midden van de gang en tekent daarop de loodlijnen in de

deuropeningen. Op middellijn A kiest men middellijn B of C.

4.2. TEGELVERDELING BIJ VLOEREN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 41: Tegelzetter-module5 for Web

41

Grote tegels doen een ruimte kleiner lijken.

Kleine tegels doen een ruimte groter lijken.

Donkere tegels doen een ruimte kleiner lijken.

Lichte tegels doen een ruimte groter lijken.

De richting van een verband bij rechthoekige tegels kan

een kamer langer of breder doen lijken en een wand

hoger of lager.

Ook het tegelformaat kan visueel een verschil maken:

mozaïek-, kleinformaat- of grootformaattegels.

4.3. ESTHETISCHE EFFECTEN VAN KLEUR, VORM, FORMAAT EN PATROON

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 42: Tegelzetter-module5 for Web

42

4.4. TEGELVERBANDEN

4.5. VERDELING TEGELS EN OPMAAK LEGPLAN: SOFTWARE

Er bestaan vele teken- en softwareprogramma’s die de

tegelzetter kunnen helpen om plaatselijke situaties snel neer

te schetsen op een tekening.

Het is mogelijk om achteraf via het computerprogramma

aanpassingen te maken, de tegelformaten en de kleur te

kiezen en de klant enkele oplossingen aan te bieden. Aan

de hand van de tekening kan deze dan snel de juiste keuze

maken.

Deze programma’s berekenen ook de totale te betegelen

oppervlakte, plinten, sierlijsten, … Een materialenstaat kan

opgemaakt worden om de bestellingen uit te voeren. Een

volledige kostprijs kan zo snel berekend worden.

Enkele voorbeelden

bron: Caro-Line

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 43: Tegelzetter-module5 for Web

43

5.1. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE VOLLE MORTEL

5. HET PLAATSEN VAN DE MUURTEGELS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Deze traditionele methode wordt nauwelijks nog toegepast.

Door de uitstekende kwaliteit van de huidige lijmsoorten

is het vandaag handiger om op een naakte oneff en muur

eerst een bezettingslaag aan te brengen en dan de tegels te

verlijmen.

Toch lijkt het ons nuttig om een korte beschrijving te geven

van het traditionele plaatsen van wandtegels in de mortel,

een techniek die jarenlang haar nut heeft bewezen, tot de

opkomst van tegellijmen deze methode langzaam heeft

verdrongen.

Bij het plaatsen van wandtegels in de volle mortel mag men

in functie van het tegeltype de kleefkracht van de mortel

verhogen door toevoeging van hulpstoff en ( bv. kalk, zavel,

hechtingsverbeteraars, ...).

Werkwijze:

Met behulp van een reilat en een waterpas kijken we eerst

de loodheid van de muren na.

Uitstekende vlakken worden weggekapt. Grote holle

vlakken worden opgevuld met mortel, grote gaten met

stukken steen.

Poreuze muren moeten nu rijkelijk met water besproeid

worden, bij warm weer moeten de muren voldoende

vochtig gehouden worden.

Poreuze tegels worden verticaal in een kuip met zuiver

water geplaatst. Ze blijven in het water tot ze verzadigd

zijn. Nadien plaatsen we de tegels op latjes om uit te

lekken.

Eventueel voorstrijken

Tegels verzadigen

Tegels laten uitlekken

Page 44: Tegelzetter-module5 for Web

44

We stellen de pasrei op de juiste hoogte en verdelen de

tegels (potloodstreepjes) (1).

De tegelzetter dient de tegels oordeelkundig te sorteren

en verdelen.

De eerste tegels die we onderaan op de rei plaatsen, zijn

de buitenste volle tegels links en rechts.

We plaatsen nu links- en rechtsbovenaan twee pastegels

in de mortel. Deze worden met behulp van een rei en

schietlood in een loodrecht vlak geplaatst tegenover de

twee onderste pastegels (2).

5.1. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE VOLLE MORTEL

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Eventueel tegels verdelen

Pastegel Een tegel plaatsen op de rei,

te lood met de pastegel

Page 45: Tegelzetter-module5 for Web

45

De mortel wordt op de tegel gelegd en vanuit het midden

over de tegel verdeeld, met voldoende uitsparingen om

de mortel de kans te geven zich te verspreiden. Dan wordt

de tegel met de steel van het truweel tegen de muur

aangedrukt.

Daarna werken we de eerste laag af door de

tussenliggende tegels te plaatsen op de pasrei. We

gebruiken een elastische spandraad om mooi binnen het

vlak te blijven (3), (4).

De volgende rijen werken we op dezelfde manier af,

maar met behulp van een extra vloerderskoord om de

voegdikte te bepalen (5).

Bij het einde van de werken krabben we de overtollige

zetmortel zorgvuldig uit met behulp van een fi jn houten latje

(géén metaal).

5.1. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE VOLLE MORTEL

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Vloerderskoord en elastische spandraad

Mortelen Aandrukken Uitpassen van

de tweede rij

Page 46: Tegelzetter-module5 for Web

46

Tegels met dezelfde dikte kunnen geplaatst worden volgens

de dunbedmethode. Deze manier van betegelen bestaat

erin tegels te plaatsen op een vlakke ondergrond in een

zeer dunne laag mortellijm. De te betegelen ondergrond

moet zuiver, vlak en loodrecht zijn. Indien nodig moet een

hechtingslaag (primer) aangebracht worden. De tegels

worden niet bevochtigd, maar droog verlijmd.

De lijm die we gebruiken moet geschikt zijn voor de

ondergrond (zie voorschriften). Op een cementgebonden

ondergrond maken we gebruik van een gewone of

verbeterde kleefcement, dit na het aanbrengen van de

hechtlaag of primer bij twijfelachtige ondergronden.

Met behulp van een reilat en een waterpas kijken we eerst de

loodheid van de muren na. We stellen de pasrei op de juiste

hoogte (vloerpas + 1 tegelmaat + 2 voegen) en verdelen de

tegels vanuit het midden van de reilat (potloodstreepjes).

We brengen verschillende loodlijnen aan door deze met een

potlood af te schrijven op de ondergrond. Deze loodlijnen

vormen een winkelhaak ten opzichte van de reilat en dienen

als leidraad.

Vervolgens brengen we een evenwijdige paslijn aan

(evenwijdig uit de reilat) op een veelvoud van het

tegelformaat + voeg.

5.2. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE LIJM

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 47: Tegelzetter-module5 for Web

47

Daarna wordt de tegellijm met behulp van de mixer of

dwangmengelaar aangemaakt in een klein kuipje of een

grote emmer. Vergeet de verbruiksvoorschriften van de lijm

niet te lezen en te respecteren.

Na het bereiden en na de rusttijd (rijpingstijd) mengen

we de tegellijm nogmaals. Als dat gebeurd is, is hij klaar

voor gebruik. Wa maken de lijm aan in functie van de

verwerkingstijd. Hij wordt aangebracht met de platte

zijde van de getande pleisterspaan. Hierna nemen we de

overtollige lijm weg met de getande zijde van de spaan,

onder een hoek van ongeveer 45°.

Vervolgens plaatsen we de tegels: we drukken ze goed

aan in de lijm met een licht draaiende beweging. De

bovenliggende lagen worden geplaatst op de tegelkoord.

Het voordeel van deze koord is dat we onderlinge verschillen

(afwijkingen in grootte van de tegels) kunnen opvangen.

Versneden tegels op het einde van de laag worden steeds

met de gesneden kant naar het hoekprofi el geplaatst; ook

in de muurhoek wordt de gesneden kant naar de hoek

geplaatst.

Afhankelijk van de dikte, de lijmsoort en de temperatuur

kunnen we na een bepaalde tijd de tegelkoord en de paslat

verwijderen en eventuele lijmresten tussen de voegen

verwijderen.

5.2. PLAATSEN VAN MUURTEGELS IN DE LIJM

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Dwangmenger Mixer

bron: Raimondi Italie bron: Van der Wee

bron: Schlüter

Page 48: Tegelzetter-module5 for Web

48

Opvoegen gebeurt wanneer de lijm volledig droog

is. De droogtijd van de lijm is afhankelijk van de

werkomstandigheden en het lijmtype. Muurtegelvoegsel

kunnen we verkrijgen in verschillende kleuren en voor

verschillende voegbreedten. Neem steeds de voorschriften

van de fabrikant in acht.

In een emmer maken we voegsel aan met zuiver water.

De vloeibaarheid van het voegsel is belangrijk, de

verwerkbaarheid moet ongeveer dezelfde zijn als bij

kleefcement. Met behulp van een voegrubber of voegspatel

brengen we het voegsel aan door het overhoeks in de

voegen te persen.

Alle voegen moeten zeer goed gevuld zijn. Het overtollige

voegsel mag achteraf met de voegspatel overhoeks

afgeveegd worden.

Het afwassen van de tegels gebeurt wanneer de voeg

voldoende aangetrokken is. Met behulp van een zachte

spons wassen we de tegels af en polijsten we de voegjes nog

eens extra. Na enige tijd (afhankelijk van de luchtvochtigheid

en de temperatuur) kunnen we de cementsluier verwijderen

door de tegels met een zachte doek op te blinken.

5.3. OPVOEGEN VAN MUURTEGELS

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 49: Tegelzetter-module5 for Web

49

Voegen tussen een bad, een stortbad of houten gedeelten

zoals deuromlijstingen worden niet opgevoegd met

voegspecie, maar opgevuld met een elastische siliconenvoeg

in dezelfde kleur als de tegelvoeg.

5.3. OPVOEGEN VAN MUURTEGELS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Siliconenvoeg

Page 50: Tegelzetter-module5 for Web

50

Page 51: Tegelzetter-module5 for Web

51

6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE

6. HET PLAATSEN VAN VLOERTEGELS

Deze methode wordt gebruikt om tegels te plaatsen op

een vers gestabiliseerd zandbed en is tevens een handige

methode om tegels van ongelijke dikte vlak te plaatsen.

Allereerst beoordelen we de bestaande ondergrond en

controleren we de haaksheid van de muren. De meest

haakse muur wordt de referentiemuur, van waaruit we

vertrekken. Het gestabiliseerd zandbed en de tegelmortel

worden aangemaakt (zie Module 1: deel III: “LIJM, MORTEL,

VOEGMORTEL, BETON, DEKVLOER”).

Er wordt een plasticfolie (0,2 mm) geplaatst op de draagvloer.

Deze folie wordt tegen de muur omhooggetrokken tot

ongeveer 10 cm boven de vloerpas. Indien de beschikbare

hoogte minder is dan 3 cm, is het raadzaam de dekvloer

rechtstreeks te verkleven (aan te branden) met de

onderliggende draagvloer om scheurvorming te vermijden.

Met twee lagen plastic wordt het risico op scheurvorming

verminderd.

Een randisolatie (geëxpandeerd polystyreen) moet voor

alle typen vloeren worden aangebracht. Op geregelde

afstand wordt de meterpas geplaatst. Van daaruit worden

de pastegels zo kort mogelijk in de hoeken op juiste

vloerpashoogte ingeklopt in een hoopje dekvloermortel (1).

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 52: Tegelzetter-module5 for Web

52

Vervolgens wordt één rij tegels uitgelegd in de lengterichting

en haaks in de dwarsrichting en worden de snijstukken

bepaald (afstand a en b) (2).

De uitgelegde tegels worden weggenomen. Op de pastegels

plaatsen we de reilatten, die we vastzetten met bijvoorbeeld

een pak tegels (3). Let op bij het gebruik van profi elhaken of

nagels, want meestal bevat de ondervloer ook nutsleidingen.

Vervolgens spannen we van links naar rechts een werkdraad

(A) op een afstand a van de muur waar de eerste rij volle

tegels werd geplaatst. (a = afstand snijstuk + 1 tegel) (3).

De werkdraad moet steeds vrij onder de reilat kunnen

verschuiven.

Eventueel wordt evenwijdig met de vorige draad een

hulpdraad (B) gespannen op tegelafstand (detailtekening

4 op p. 53), dit om de eerste rij tegels perfect waterpas te

kunnen plaatsen en de waterpas niet telkens te moeten

gebruiken.

Het gestabiliseerde zand wordt nadien in de plaats

binnengevoerd en rij per rij toegevoegd en aangedrukt tot

op de juiste hoogte, nl. ongeveer een tegeldikte onder de

paskoord.

6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 53: Tegelzetter-module5 for Web

53

De eerste rij tegels kan nu in een mortelbed gelegd worden

met behulp van een rubberen hamer. De bovenkant van de

tegel moet gelijk liggen met de bovenkant van de koord

(detailtekening 5). Op deze manier wordt de tegel samen

met het gestabiliseerde zandbed en de mortel samengedrukt

tot de gewenste hoogte.

Uiteraard vertrekken we ook hier links of rechts op een

afstand b (afstand snijstuk + 1 tegel).

In het midden wordt vervolgens ter hoogte van een voeg

een draad haaks op de eerste rij tegels gespannen (5).

6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 54: Tegelzetter-module5 for Web

54

Na het leggen van deze eerste rij wordt de draad de breedte

van een tegel + voeg opgeschoven en kan de tweede rij

vloertegels gelegd worden (6). Een tweede referentiedraad

is hier niet meer nodig. Zo wordt het volledige vloervlak

opgevuld (7).

De volgende dag worden de zijkanten opgevuld met

snijstukken (8) (snijkant naar de muur). We lopen hiervoor

op houten platen om het gewicht te verdelen op de pas

geplaatste vloer.

Na de gewenste droogtijd wordt de vloer opgevoegd.

6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 55: Tegelzetter-module5 for Web

55

6.2. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE VERSE DEKVLOER: NAT IN NAT

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Op de vers aangebrachte en geëgaliseerde dekvloer gieten

we een cementmelk (barbotine), waarop de tegels ingeklopt

worden. Cementmelk is een vloeibaar mengsel van cement,

zuiver water en een plastifi ceerder. Het is raadzaam om bij

deze methode tegels van gelijke dikte te gebruiken.

Allereerst gaan we de bestaande ondergrond beoordelen en

voorbereiden (zie vorige hoofdstuk: plasticfolie, randisolatie,

...). De meterpas wordt op verschillende plaatsen op de muur

aangebracht en daarna wordt de dekvloer aangebracht op

de juiste hoogte (1 m + tegeldikte onder de meterpas). We

brengen op 4 plaatsen een hoopje dekvloermortel aan en

drukken dit goed aan tot op de juiste hoogte (1).

Tussen 2 hoopjes wordt een eerste band dekvloer aangelegd

over de volledige breedte van de kamer en goed verdicht

(aangedrukt), om nadien als geleider te gebruiken (2).

Soms wordt ook een T-profi el als geleider in de dekvloer

gedrukt.

Ook platte metalen banden worden soms gebruikt.

Page 56: Tegelzetter-module5 for Web

56

Tussen deze 2 aangebrachte dekvloerbanden wordt

vervolgens de volledige ruimte opgevuld met behulp van

een reilat (3).

De dekvloer wordt systematisch aangedrukt (verdicht) met

een plakspaan, een houten mal of met de reilat zelf. Als er

holtes blijven, moet er dekvloermortel toegevoegd worden

op de gewenste plaatsen en moet de dekvloer opnieuw

gladgemaakt worden. De oppervlakte moet afgewerkt

worden door circelvormige bewegingen te maken met een

betonafstrijker. Ga meter per meter tewerk en herhaal daarbij

deze stappen.

6.2. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE VERSE DEKVLOER: NAT IN NAT

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 57: Tegelzetter-module5 for Web

57

6.2. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE VERSE DEKVLOER: NAT IN NAT

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Op die manier verkrijgen we een stevige, goed aangedrukte

en perfect geëgaliseerde dekvloer. Het aantal m² aan

dekvloermortel dat we plaatsen, moet dezelfde dag betegeld

kunnen worden. Door middel van houten platen (hardboard,

multiplex, plankschoenen, …) die we op de verse dekvloer

plaatsen, kunnen we de cementpap opgieten en de tegels

aanbrengen.

Het uitlijnen, haaks plaatsen en bepalen van de snijstukken

gebeurt zoals uitgelegd in het vorige hoofdstuk. We gieten

de cementmelk over de dekvloer om de eerste rij tegels

te plaatsen. Met een pleisterspaan wordt de cementpap

gelijkmatig verdeeld (100% overdracht).

De eerste rij tegels wordt nu zacht ingeklopt. Gebruik de

richtdraden voor haaksheid en rechte lijnen regelmatig!

De vlak geplaatste dekvloer is de basis voor het volledige

vloerwerk. De volgende rijen worden op dezelfde wijze

aangebracht.

Page 58: Tegelzetter-module5 for Web

58

Deze manier van betegelen bestaat erin tegels te plaatsen

op een vlakke, verharde ondergrond in een dunne laag

mortellijm. Een vloerdershamer moet hier niet gebruikt

worden. Manueel indrijven is de juiste techniek.

De vooraf aangebrachte dekvloer moet voldoende droog

zijn (in theorie 28 dagen droogtijd; zie aanbevelingen WTCB).

Ruwe of stoffi ge dekvloeren moeten eerst behandeld

worden met een primer (zie module 1, deel IV). De tegels

worden droog verlijmd. De lijm moet geschikt zijn voor de te

plaatsen tegel (raadpleeg hiervoor de technische fi che van

de fabrikant).

Het uitlijnen, haaks plaatsen en bepalen van de snijstukken

gebeurt op dezelfde wijze als in de vorige hoofdstukken.

Omdat we reeds een vlakke uitgeharde ondergrond hebben,

kan een lasertoestel nuttig zijn. Het eigenlijke plaatsen van

de tegels kan nu gebeuren met behulp van een smetkoord.

Deze lijnen kunnen we op de harde ondervloer perfect

uittekenen (1). We plaatsen vervolgens de eerste rij tegels

en plaatsen de snijstukken reeds mee (2). Zo werken we de

volledige ruimte verder af.

Het opvoegen gebeurt wanneer de tegels belopen kunnen

worden (minstens 24 uur later bij courante lijmtypes). Bij

grootformaattegels wordt dubbel verlijmd. De richting van

de lijmrillen moet gerespecteerd worden. Dit noemt men

“buttering-fl oating”. Een alternatief voor deze methode is het

gebruik van vloeibedlijmen.

6.3. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE LIJM

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 59: Tegelzetter-module5 for Web

59

6.4. OPVOEGEN VAN VLOEREN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Eerste methode: zelf aan te maken

voegspecie

Deze voegmortel in poedervorm wordt aangemaakt met

de juiste hoeveelheid water (zie gebruiksaanwijzing). Voeg

steeds poeder toe aan het water, nooit omgekeerd. Zoals

met vele kant-en-klare mortels dient men hier ook de

aanmaaktijd (duur van het mengen), de rusttijd en de open

tijd te respecteren. Wanneer het mengsel klaar is, verkrijgen

we een dikvloeibare pasta, die met een voegspaan in de

voegen geduwd wordt.

Na een wachttijd ziet men een sluier verschijnen op de vloer.

Met een zachte borstel wordt het overtollige gedroogde

voegsel verwijderd. Nadien moet men de vloer diagonaal

afsponsen. Afhankelijk van de pigmentering van de

voegmortel en de structuur van de tegels kan het gebeuren

dat men deze handeling nog eens moet herhalen. Soms

wordt de vloer nadien ook opgepolierd met droge doeken.

Vloeren voegen we op zodra ze beloopbaar zijn. Net voor het opvoegen is het raadzaam de vloer te stofzuigen,

af te sponsen of te dweilen.

Er zijn vier methoden om vloeren op te voegen:

Page 60: Tegelzetter-module5 for Web

60

Tweede methode: vloeibare voegspecie (fabrieks- of handmatig)

Ook deze voegmortel wordt op dezelfde manier

aangemaakt, maar het resultaat is een zeer vloeibare specie

die wordt uitgegoten en met een trekker verdeeld wordt

over de voegen. Nadien wordt dezelfde droge voegspecie

over de vloer uitgestrooid en verspreid. Met de trekker

wordt alles vervolgens diagonaal ingewreven, zodat alle

voegen mooi vol komen te zitten. Het schoonmaken en de

verdere afwerking gebeurt op dezelfde wijze als in het vorige

hoofdstuk.

Dit soort voegmortel kan men ook zelf aanmaken

(mixen) met fi jn wit zand (zilverzand), cement en water.

Eerst wordt alles droog gemixt en wordt een deel droog

bewaard om nadien in te strooien. In een kuip wordt

zuiver water aangevuld met deze droog gemixte specie,

tot we een geschikt vloeibaar mengsel hebben, dat in

kleine hoeveelheden op de tegels uitgegoten wordt. Deze

voegspecie moet regelmatig opnieuw gemixt worden

om ontmenging tegen te gaan. Na het aantrekken van de

voegspecie wordt de vloer bestrooid met de bewaarde

droge specie en wordt hij afgewerkt zoals bij de eerste

methode.

6.4. OPVOEGEN VAN VLOEREN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Uitgieten Verdelen

Droge voegspecie Schoonmaken

uitstrooien

Eerste sponsbeurt

Tweede sponsbeurt Eindresultaat

Page 61: Tegelzetter-module5 for Web

61

6.4. OPVOEGEN VAN VLOEREN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Derde methode: droge voegspecie

Polymeervoeg

Een polymeervoeg voor straatstenen en tegels wordt

droog in de voegen gekeerd en verhardt na bevochtiging.

Een polymeervoeg blijft in de voegen, stabiliseert de

oppervlakken, beperkt de groei van onkruid en is bestand

tegen mieren en andere insecten.

Vierde methode: gebruiksklare pasta

Er bestaan ook kant-en-klare voegpasta’s, die een fl exibele

voeg garanderen en waaraan eventueel schimmelwerende

en waterafstotende eigenschappen worden toegevoegd.

bron: Mapei

Page 62: Tegelzetter-module5 for Web

62

Page 63: Tegelzetter-module5 for Web

63

7.1. PLAATSEN VAN EEN OPENVELDTERRAS

7. HET PLAATSEN VAN TERRASSEN

7.1.1. Voorbereidende werkzaamheden

HET UITGRAVEN VAN DE KUIPDe kuip wordt uitgegraven tot de nodige diepte. Het is erg belangrijk dat de ondergrond voldoende draagvast

is. De dekvloerlaag, de korrelbeton en de steenslaglaag hebben elk een dikte van ongeveer 10 à 15 cm. Het

afwerkingspeil van een terras tegen de woning moet steeds onder de waterkeringslaag liggen.

OVERBRENGEN VAN HET HOOGTEPEILHet niveau van een buitenterras, aanpalend aan een woning, wordt bepaald door de dorpels van de

achterdeur of de ramen. Meestal blijft men 1 cm onder de onderkant van de dorpel. Van daaruit wordt een

helling van ongeveer 1,5 % aangehouden (1,5 cm per m).

Het aftekenen van de hoogtepeilen kan gebeuren met behulp van hoekpiketjes. De steenslaglaag wordt

horizontaal gelegd. De korrelbeton en de dekvloer worden reeds onder een helling gelegd.

Net zoals in de vorige hoofdstukken:

Breng pastegels aan.

Meet de verdeling van de tegels.

Breng richtbanen aan.

Betegel het volledige terras.

Om voldoende afwatering te verzekeren, dient men rekening te houden met de ruwheid van de tegels.

Hoe ruwer het oppervlak, hoe meer afschot wordt gegeven.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 64: Tegelzetter-module5 for Web

64

7.1.2. Leggen van de tegels

TRADITIONEEL (Zie 6.1. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE MORTEL: TRADITIONELE METHODE)

Eerst leggen we de dekvloer en voorzien we deze van een

wapeningsnet (maaswerk van minstens 50/50 mm en 2 mm

dikte).

De dekvloermortel wordt aangebracht: 1 deel cement en 7 à

8 delen rijnzand 0-7 (zie deel III).

De tegelmortel wordt met 100 % overdracht

aangebracht.

NAT IN NAT (Zie 6.2. VLOEREN IN DE VERSE DEKVLOER: NAT IN NAT )

Op de vers aangebrachte en geëgaliseerde dekvloer gieten

we een cementmelk (barbotine), en hierop worden de tegels

ingeklopt. Dit leidt tot een perfecte overdracht en maakt

uitzettingsvoegen minder belangrijk.

VERLIJMEN (Zie 6.3. PLAATSEN VAN VLOERTEGELS IN DE LIJM)

De vooraf aangebrachte dekvloer moet voldoende droog

zijn (in theorie 28 dagen droogtijd; zie aanbevelingen WTCB).

Ruwe of stoffi ge dekvloeren moeten eerst behandeld

worden met een primer (zie module1: Geschiedenis /

Grondstoff en, hoofdstuk 4: Hechtingsverbeteraars). De tegels

worden droog verlijmd. De lijm moet geschikt zijn voor de te

plaatsen tegel (raadpleeg hiervoor de technische fi che van

de fabrikant.).

7.1. PLAATSEN VAN EEN OPENVELDTERRAS

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 65: Tegelzetter-module5 for Web

65

7.1. PLAATSEN VAN EEN OPENVELDTERRAS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

7.1.3. Afwerking van het openveldterras

Het opvoegen van een openveldterras gebeurt op dezelfde

manier als bij binnenvloerwerk. Het is wel belangrijk een

waterafstotende of bij voorkeur waterdichte voegspecie te

gebruiken om latere waterinfi ltraties en vorstproblemen te

vemijden.

Tussen het terras en de aanpalende vaste gebouwen en

vaste delen (randvoegen) is omwille van de uitzetting en de

krimp een soepele voeg nodig (waterdichte siliconen met

hoge elasticiteit of een daarvoor geschikt uitzettingsprofi el).

De gebruikelijke uitzettingsvoegen zijn bij terrassen nog

belangrijker, omdat temperatuursverschillen buiten nog

grotere spanningen kunnen veroorzaken dan binnen

(donkere terrastegels vangen meer warmte op). De

uitzettingsvoegen moeten minstens om de 6 meter geplaatst

worden bij lichte kleuren (max. opp. 36 m²), en om de 5

meter bij donkere kleuren (max. opp. 25 m²).

Ofwel gebruikt men hiervoor de geschikte profi elen, die men

tot het tegeloppervlak laat doorlopen, ofwel gebruikt men

een siliconenvoeg met een polystyreen ondervoeg die dwars

door de dekvloer loopt.

bron: Schlüter

bron: Schlüter

Vast profi el in de dekvloer Uitschuifbaar profi el Gelijmd profi el, aangebracht

op een dekvloerprofi el

Page 66: Tegelzetter-module5 for Web

66

7.2.1. Defi nitie

Een balkon bevindt zich op verdiepingshoogte en is

bereikbaar vanuit één of meerdere kamers van het gebouw.

Deze opbouw steekt uit de gevel en is beveiligd door een

leuning of balustrade.

Er bestaan balkons van het doorlopende type en het

individuele type. Het doorlopende type loopt over de hele

lengte van het gebouw en wordt gedeeld door meerdere

appartementen. Wat het individuele type is, spreekt voor zich.

Een dakterras bevindt zich boven op het gebouw en kan

gebruikt worden als plat dak en als recreatiezone.

Ook deze opbouw is toegankelijk via één of meerdere kamers

van het gebouw.

Het opbouwen van een warm dak (met de isolatie zo

dicht mogelijk tegen het buitenschild van het gebouw)

is erg belangrijk voor een sterke constructie en een lange

levensduur. Op deze manier wordt condensvorming

vermeden.

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Doorlopend Individueel

Dakterras

Page 67: Tegelzetter-module5 for Web

67

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

7.2.2. Types tegels

Al dan niet zelfdragende VORSTVRIJE tegeltypes worden

gebruikt.

Dit kunnen de volgende types zijn:

cementgebonden tegels;

onporeuze natuursteentegels;

compacte keramische tegels.

Raadpleeg de technische fi che. Andere materialen zoals

kunststof, hout, ... komen hier niet aan bod.

De tegels hebben bij voorkeur een betrekkelijk lichte kleur

en aangepaste afmetingen om thermische uitzettingen te

beperken en zo scheurvorming te voorkomen. De tegels

dienen tevens te voldoen aan de ISO NORM 10545-12 (of EN

202) en een minimum glijweerstand te bieden.

7.2.3. Plaatsingsmethoden

Waterinfi ltraties in een gebouw zijn ontoelaatbaar en dus

moeten ook overhangende balkons voorzien zijn van een

effi ciënte waterafvoer.

We onderscheiden drie plaatsingsmethoden:

betontegels op steunblokjes (open vloerbedekking);

de traditionele methode (al dan niet hechtend);

de dunbedmethode (verlijmen).

Page 68: Tegelzetter-module5 for Web

68

7.2.3.1. Dakterras

a) Plaatsing van betontegels op steunblokjes, vulzakjes

of al dan niet regelbare tegeldragers (ook “open

vloerbedekking”genoemd)

Een onderliggende spouw zorgt voor de waterafvoer en

verluchting die de tegels droog houdt.

Bij plaatsing op mortelzakjes vullen we plastic diepvrieszakjes

met aardvochtige mortel. Zodra het zakje dichtgeknoopt

is, hebben we een tegeldrager die onder de hoeken van de

tegels geplaatst wordt (1 zakje ondersteunt 4 tegelhoeken!).

We kloppen de tegels nauwkeurig in tot ze gelijk liggen

met de bovenzijde van de werkdraad. We zorgen dat we

tijdens het plaatsen de reeds geplaatste tegels niet meer

verschuiven. Zodra de mortel uitgehard is, vormt dit geen

probleem meer.

Bij een plaatsing met tegeldragers worden deze dragers

geplaatst op een goede, vlakke ondergrond. De waterdichte

bedekking wordt beschermd met extra stukjes roofi ng of

polyester mat (compatibiliteit van de materialen).

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: Schlüter

bron: Schlüter

Page 69: Tegelzetter-module5 for Web

69

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

b) Dekvloer op scheidings- en/of draineerlaag

De plaatsing kan op drie manieren gebeuren:

traditioneel: de tegels worden op de verse dekvloer in de

mortel geplaatst;

nat in nat: de tegels worden in de verse dekvloer geklopt

met barbotine (cementpapje);

verlijmen op de uitgeharde dekvloer (al dan niet met een

ontkoppelingsmat).

De cementgebonden dekvloer (minimum 50 mm) is

doorgaans voorzien van een wapeningsnet in gegalvaniseerd

staal (50 mm x 50 mm x 2 mm). De dekvloer wordt boven

een bitumineuze afdichting geplaatst (randen: theoretisch 15

cm hoog) en moet reeds onder een helling van 1,5% liggen.

Eventuele zet- en verdeelvoegen worden geplaatst.

Op de afdichtingslaag wordt bij voorkeur een drainerende,

geperforeerde noppenplaat aangebracht met daarboven een

gewapende dekvloer. Aan de buitenrand is het raadzaam een

opkant te voorzien en soepel op te kitten.

Drainagemat en ontkoppelingsmat

bron: Schlüter

Page 70: Tegelzetter-module5 for Web

70

7.2.3.2. Balkons

Omdat keramische tegels compacter worden geperst

en natuursteentegels meer en meer gekalibreerd zijn

(van gelijke dikte), wordt sneller geopteerd voor de

verlijmingstechniek. De betegeling kan in sommige gevallen

rechtstreeks op de geëgaliseerde draagvloer uitgevoerd

worden, enkel voor individuele balkons van maximum

2 m² en indien de draagvloer niet bedekt is met een

afdichtingslaag).

Men kan dus op de draagvloer een lijm- of mortelbed

aanbrengen en de tegels rechtstreeks inkloppen. Het

mortelbed moet minimaal 15 mm dik zijn. Plaats tegels bij

voorkeur recht op recht (geen verband), om scheurvorming

te verminderen.

Wanneer men bij warm weer op balkons een dekvloer

plaatst, is het nuttig nadien het balkon af te schermen met

een plastic folie om snelle verdroging te vermijden.

Voor de verlijming van keramische tegels en natuursteen

moet rekening gehouden worden met bepaalde criteria.

Ten eerste zijn er vorstvrije fl exlijmen met uitmuntende

eigenschappen op de markt. Gebruik bij voorkeur witte

lijmen met een hoog kunstharsgehalte. Gebruik ook bij het

opvoegen een fl exibele en waterwerende voegmortel om

het water weg te houden.

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: Schlüter

Page 71: Tegelzetter-module5 for Web

71

7.2. DAK- EN BALKONTERRAS

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

De buitenrand van een balkonterras dient afgewerkt te

worden met een druiprand. Tussen de vloer en de muur

moet een soepele, waterdichte voeg aanwezig zijn. Ook bij

de plaatsing van plinten moet een soepele, en waterdichte

voeg worden voorzien onderaan en bovenaan de plint.

Balkonbuitenranden worden afgewerkt met neustegels,

geplooid “lood” of met speciale randprofi elen die

een druiprand vormen en het water zonder hinder of

omleidingen afvoeren.

7.2.3.3. AfwateringEen waterafvoersysteem van een buitenbevloering (terras,

balkon, plat dak, …) moet het normale debiet gemakkelijk

kunnen afvoeren. (Dit is het debiet berekend op de totale

vloeroppervlakte met een waterhoogte tussen 15 en 30 mm).

De afvoergoten, die doorgaans door middel van beugels

zijn bevestigd, kunnen vervaardigd zijn uit koper, zink,

aluminium of kunststof en hangen meestal aan de voorzijde

van het terras of balkon. Ook voor de bescherming van de

buitenrand bestaan verschillende mogelijkheden: geplooide

loodstukken, kunststofprofi elen, ...

(Andere systemen worden besproken in module 2, deel I: Opbouw- en afwerkingssystemen.)

Indien de afwatering naar één punt wordt afgeleid, wordt

op dezelfde manier gewerkt als bij een inloopdouche: een

speciaal ontworpen afvoerputje brengt alle vocht, zowel

het oppervlaktewater als het doorsijpelende vocht, naar een

afvoerpijp.

7.2.4. AfwerkingVoor het opvoegen: de gleuven stofzuigen en het tegelvlak

reinigen.

Na het opvoegen: het tegelwerk met zorg afvegen:

1. met de trekker of epoxyspaan;

2. met de spons;

3. met een propere vod.

bron: Schlüter

bron: Schlüter

bron: Viega

Info:

De temperatuur van een zwarte terrastegel

aan de zuidkant kan 70°C bedragen, terwijl

de tegel in de winterperiode ‘s nachts kan

afkoelen tot -10 °C!

Page 72: Tegelzetter-module5 for Web

72

Page 73: Tegelzetter-module5 for Web

73

8.1. ONDERGROND

8. BETEGELING VOCHTIGE BINNENRUIMTES

Het plaatsen van faience in badkamers, en zeker in douchecellen, vergt extra aandacht. We controleren de

ondergrond en de onderlaag op vlakheid, loodheid, verticaliteit, aard, ... Daarna worden de tegels geplaatst;

de plaatsingstechniek en het gebruik van lijmen zijn afhankelijk van de soort, grootte en samenstelling van de

wand- en vloertegels.

In de badkamer zal men de tegels symmetrisch plaatsen. Daarnaast zal men ook de hoekvoegen “wegstoppen”

door het frontale vlak eerst te betegelen met een gelijke verdeling, waarna de zijvlakken ertegenaan worden

geplaatst (zie ook hoofdstuk 4: Verdeling van de tegels bij wanden en vloeren).

Indien buitenhoeken voorkomen, moeten deze worden afgewerkt, ofwel met in verstek verzaagde tegels, ofwel

door het aanbrengen van een afwerkingslijst in metaal of kunststof.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

bron: Schlüter

Verstektegels

Page 74: Tegelzetter-module5 for Web

74

Om waterschade in badkamers en vooral in douches te

voorkomen, zijn er systemen en mogelijkheden op de markt

die een perfecte waterdichtheid garanderen.

Men vertrekt vanuit een cementbezetting van de

ondergrond.

Een waterdichte onderlaag wordt aangebracht vóór de

tegels verlijmd worden. Deze onderlaag is doorgaans een

gemakkelijk met een borstel uit te strijken pasta, die na

droging een soort van rubberen membraan vormt.

Een andere zeer effi ciënte mogelijkheid is een

waterdampremmend polyethyleendoek aanbrengen

volgens de dunbedmethode (zie Module 2: Opbouw- en

afwerkingstechnieken).

Nog een mogelijkheid is om de wand te bekleden met

polyurethaanplaten (gecementeerde hardschuimplaten). De

naden worden eerst afgedicht en daarna worden de tegels

rechtstreeks op deze waterdichte platen gelijmd.

8.2. WATERDICHTING / SYSTEEMOPLOSSINGEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: Blanke

Page 75: Tegelzetter-module5 for Web

De verschillende soorten waterafvoersystemen voor vloeren

en inloopdouches kunnen vervaardigd zijn uit polyester,

messing, zink, aluminium of kunststof.

De afvoerroosters of klokputjes worden een paar millimeter

onder de bovenkant van de vloer geplaatst.

75

8.2. WATERDICHTING / SYSTEEMOPLOSSINGEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Afvoerrooster Klokputje

bron: Schlüter

Gootjes

bron: Quick drain

Page 76: Tegelzetter-module5 for Web

76

Vooral de erg populaire inloopdouches vergen speciale aandacht, zeker op een verdieping, waar

vochtdoorsijpeling te allen tijde vermeden moet worden. Vooral rond het afvoersysteem (putje of goot) moet erg

zorgvuldig gewerkt worden. Elk merk heeft zijn eigen dichtingssysteem dat nauwgezet moet worden opgevolgd.

Dichtingsmembraan rond een kraanaansluiting

8.2. WATERDICHTING / SYSTEEMOPLOSSINGEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: Blanke

Afvoer douches

bron: Blanke

Afvoer douches

bron: Viega

Page 77: Tegelzetter-module5 for Web

77

9.1. SOORTEN

9. PLINTEN

9.1.1. Door de fabrikant aangepaste plinten

Tegelfabrikanten laten hun plinten meestal maken door een

gespecialiseerde plintenfabrikant.

Tegels van eenzelfde productie worden gebruikt om plinten

te snijden en worden voorzien van een afgeronde boord of

saff rijn.

9.1.2. Plinten snijden uit tegels

Deze werkwijze heeft het voordeel dat de lengte van

de plint gelijk is aan de tegellengte. Plinten snijden van

grootformaattegels moet uiterst voorzichtig gebeuren en

kan soms tot schade leiden. Versnijden met een tafelzaag is

hier aangewezen.

Zelf plinten snijden is een tijdrovend werk, dat

ingecalculeerd moet worden. Bovendien is de bovenkant van

de plint recht gezaagd en niet afgerond (saff rijn). Hier kan

men de plint bovenaan ook afwerken met een profi el. Uit

een tegel kan men slechts twee plinten met een afgewerkte

boord snijden. Als men plinten afwerkt met een speciaal

plintprofi el, kan men de tegel uiteraard volledig opsnijden.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

bron: RG

bron: Schlüter

Page 78: Tegelzetter-module5 for Web

78

9.1.3. Plinten snijden met een plintenmachine

De tegelzetter kan tegels laten verzagen tot plinten

bij sommige natuursteenbewerkers die zich hierin

gespecialiseerd hebben. Dit doet men met een

plintenmachine.

Daarnaast bestaan er nog plinten voor industriële

toepassingen en horeca. Men onderscheidt hier 2 soorten,

namelijk de hielplint en de keelplint. Deze plinten worden

gekenmerkt door hun afgeronde onderboord, die verhindert

dat bacteriën zich vastzetten in de hoek tussen de tegel

en de plint en die het reinigen vergemakkelijkt. De hierbij

horende binnen- en buitenhoeken zijn noodzakelijke

hulpstukken.

9.1. SOORTEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: Nordica

Hielplinten

Page 79: Tegelzetter-module5 for Web

79

Het pleisterwerk dient tot op de blote steen te worden

afgekapt tot boven de waterkering en ongeveer

1 cm onder de plinthoogte (zie tekening).

Na bevochtiging van de muur wordt deze uitsparing

uitgeplakt met rijnzandmortel die verrijkt is met een

waterdichtingsproduct.

De plinten worden geplaatst op minstens 3 mm van de

vloer. Het is handig hierbij kleine spietjes of een koord te

gebruiken. De plinten moeten onderaan altijd afgewerkt zijn

met een elastische voeg van klasse E.

(zie Module 2: Opbouw- en afwerkingssystemen)

Plinten plaatsen met lijmde plinten lijmen met een verbeterde kleefcement (C2) of

pastalijm (vol in de lijm);

voegen uitkrabben, afwassen en opvoegen.

9.2. PLAATSEN VAN PLINTEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 80: Tegelzetter-module5 for Web

80

Plinten plaatsen in de mortelIn dit geval wordt de ontmantelde oppervlakte op voorhand

bepleisterd met een vochtwerende mortel en wordt de plint

onmiddellijk geplaatst met behulp van een mortel op basis

van rijnzand.

zuigende plinten verzadigen in water en laten uitlekken

(zie hoofdstuk 5.1. Tegels plaatsen in de mortel);

de muren instrijken met een voorstrijkmiddel;

mortel aanmaken met zand, cement, hulpstoff en

(waterdichtingsproduct) en water;

de plint vol in de mortel plaatsen;

voegen uitkrabben, afwassen en opvoegen.

Opmerking:Vochtgevoelige natuursteenplinten kan men op dezelfde

manier plaatsen, maar hier mag men enkel wit zand

en witte cement gebruiken en de plinten mogen niet

verzadigd worden in water.

Sommige soorten natuursteenplinten moeten aan

de achterkant bestreken worden met een primer om

vlekvorming en uitbloeiing te voorkomen.

Buiten- en binnenhoeken kunnen eventueel in verstek

worden gezaagd.

Plinten worden doorgaans onderaan en bovenaan afgewerkt

met een soepele voeg, zeker voor buitenbetegeling.

De stootvoegen worden manueel opgevoegd met een

spons, spateltje of een kleine epoxyspaan. Hoekjes dienen

zorgvuldig te worden uitgekrabd, zodat een voeghoek van

90° wordt verkregen.

9.2. PLAATSEN VAN PLINTEN

9.3. OPVOEGEN VAN PLINTEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 81: Tegelzetter-module5 for Web

81

10. MOZAIEK

Er bestaan verschillende soorten mozaïektegeltjes.

De meest voorkomende zijn:

glasmozaïektegels;

natuursteenmozaïektegels;

keramiekmozaïektegels.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Glasmozaïektegeltjes Deze tegeltjes moeten met een spierwitte lijm op een vlakke, witte ondergrond geplaatst worden. Witte lijm

verandert het kleuraspect van de doorschijnende glasmozaïek niet. Glasmozaiek is niet zwaar en kan dus met

een lijm met normale glijdweerstand geplaatst worden.

Natuursteenmozaïektegels In de handel zijn ook industrieel verzaagde natuursteenstukjes te vinden. Deze worden verlijmd met een witte

thixotropische (glijdremmende) tegellijm (C2T, D2T, RT).

KeramiekmozaïektegelsDeze mozaïektegels worden niet enkel op dezelfde manier gefabriceerd als keramiektegels, maar ook ook op

dezelfde wijze geplaatst, met tegellijm in functie van het soort tegel. Het is belangrijk dat er steeds witte lijm

wordt gebruikt bij het verlijmen van mozaïektegels.

10.1. PLAATSING

Page 82: Tegelzetter-module5 for Web

82

10.1.1. Plaatsen van mozaïek met een papiervel

aan de voorzijde

De ondergrond indien nodig eff enen en lichtjes borstelen

(stofvrij maken).

Eventueel de breedte van de mozaïekvellen aftekenen op

de ondergrond.

Uitkammen met fi jne gelijkmatige lijmslakken.

Het werk in het midden van de muur beginnen en een

oppervlakte inlijmen van maximum 9 vellen (ongeveer

1 m²). Omdat een mozaiekvel erg soepel is, moet men

starten aan de bovenkant van het vel. Het volgende vel

wordt aangebracht onder of boven het eerste.

De bladen goed aandrukken met een epoxyspaan of een

houten spatel.

Na het aantrekken van de lijm wordt het papier diagonaal

verwijderd met een natte spons. Het papier moet goed

doordrenkt zijn om verwijderd te kunnen worden.

Wanneer de mozaïektegels zichtbaar zijn, kunnen

eventuele correcties uitgevoerd worden.

De eerste negen mozaïekbladen kunnen vervolgens

met een fi jne troff el “geregeld” worden, zodat ze de

“bladvoegen” verbergen. Een geschrankte plaatsing is hier

een goede optie. Het opvoegen gebeurt pas nadat de lijm

volledig verhard en voldoende droog is.

De voegen worden pas aangebracht nadat de lijm volledig

verhard is. Goed afsponsen en eventueel met een propere

vod nareinigen.

Een papiervel aan de voorzijde heeft als nadeel dat dat de

mozaïekplaatser geen visueel overzicht heeft van de voegen.

Pas na het natmaken en (diagonaal) verwijderen van het papier

is controle en eventueel verstellen mogelijk. Een lijmkam met

driehoekige tanden (zaagtand) van ongeveer 3 mm of met

rechte vertandingen van 4 mm x 4 mm is aangewezen.

10.1. PLAATSING

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Tip:

Buizen of ronde kolommen kan men het best bekleden

met mozaïek die aan de voorkant is voorzien van papier

of folie (folie biedt een betere zichtbaarheid, maar vergt

een langere droogtijd, tenzij gebruik wordt gemaakt van

een sneldrogende lijm), om de eenvoudige reden dat de

voegbreedtes gecontroleerd blijven bij het omplooien.

Het betegelen van een buis of kolom moet beginnen en

eindigen met een vol mozaïektegeltje (uitbekleden of

pleisteraanpassing is hier soms de enige optie).

Lijmslakken

bron: Blanke

bron: Bisazza Italië

Page 83: Tegelzetter-module5 for Web

83

10.1.2. Plaatsen van mozaïek met een net

aan de achterzijde

Deze mozaïek kleeft aan het net en bijgevolg wordt in

feite een groot deel van het net verkleefd en niet de

mozaïek. Daarom wordt dit soort van mozaïek afgeraden

bij hogedrukdouches en zwembaden, wegens het risico

op loskomende mozaïekjes. Het voordeel van dit product

is dat de mozaïektegeltjes zichtbaar blijven en de voegen

gemakkelijker gecontroleerd kunnen worden tijdens het

plaatsen.

Algemene opmerking

Bij het plaatsen van mozaïek is het aan te bevelen aan de

randen steeds met een vol tegeltje te eindigen. Indien

dit niet kan, kunnen de volgende oplossingen uitgewerkt

worden:

1. Men kan de muur bijcementeren.

2. Een mozaïektegel kan schuin in de hoek geplaatst worden

om ongelijke zijden af te werken.

10.1. PLAATSING

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Noot:

Als alternatief voor een net aan de achterzijde bestaat

er ook een puntverlijming aan de achterzijde van de

mozaïekbladen. Dit maakt het in sommige gevallen

mogelijk de tegeltjes om te plooien in de gewenste

vorm.

Puntverlijming

bron: Aquileia Italië

bron: Bisazza Italië

Page 84: Tegelzetter-module5 for Web

84

10.2. ZWEMBADAFWERKING

Ook douches en zwembaden worden regelmatig met

mozaïek afgewerkt. In zwembaden gebruikt men veelal

lijmen die door aandrukking van de tegeltjes automatisch

ook als voegmiddel fungeren. Het is aan te raden hiervoor

een tweecomponentlijm te gebruiken (bv. epoxyhars).

Zwembaden met een betonnen, vochtwerende structuur

dienen te voldoen aan minimumeisen van waterinsijpeling

en stabiliteit.

Vooraleer men tot de afwerking met tegels kan overgaan,

dient men zich ervan te vergewissen dat de beton minstens

drie maanden oud en stabiel is en dat de beraping van de

cementmortel minstens 28 dagen oud is.

De ondergrond moet droog, vet- en stofvrij zijn. Een extra

waterdichtingslaag is absoluut aan te raden.

Men moet rekening houden met de aanwezige

drukbelastingen (golfslagen) en de bestendigheid tegen

chloorhoudend water. Bij zwembaden is het gebruik van

mozaïekbladen met een net aan de achterzijde af te raden

omwillen van twee redenen: overdrachtsverlies en het net is

niet geschikt voor het water (met chloor).

Het opvoegwerk (tweecomponent) moet gebeuren met een

voegsel met een aangepaste pH-waarde (zuurtegraad ≥ 6

bij onderdompeling!). De pH-waarde van het opvoegwerk

moet aangepast zijn aan de pH-waarde van het medium (de

zuurtegraad van zwembadwater ligt tussen 7,0 en 7,4).

Epoxyharslijm

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Noot:

Wat bedoelt men met pH?pH 7 is neutraal.

Hoe lager de pH, hoe zuurder.

Hoe hoger de pH, hoe minder zuur (= basisch).

De Europese norm voorziet voor drinkwater een pH-waarde tussen 6,5 en 9,5.

Voorbeelden van pH:

pH 10 zeepsoppH 7 zuiver waterpH 4,5 tomaatpH 2,8 colapH 2 maagzuur, citroensappH 1 zwavelzuur

Page 85: Tegelzetter-module5 for Web

85

10.3. GEREEDSCHAP VOOR HET PLAATSEN VAN MOZAIEK

Een lijmkam

Een houten of rubberen spatel (bij voorkeur een epoxyvoegspaan) om de bladen goed te kunnen

aandrukken en “verdrijven”

Een regelbaar slijpmachientje op een traag toerental

Een ‘fi jne’ kniptang

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

bron: RG

bron: Van der Wee

bron: RG

bron: Montolit (Italia)

Page 86: Tegelzetter-module5 for Web

86

10.2. ZWEMBADAFWERKING

Een soepele troff el waarmee je de voegbreedte gemakkelijk kunt corrigeren

Een speciale tegelsnijder voor het versnijden van volle bladen

Samenkomende passtukjes van fi guratieve modellen dienen aan de snijkanten te worden

gladgeschuurd.

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

bron: RG

bron: Montolit Italië

Page 87: Tegelzetter-module5 for Web

87

11.1. PLAATSING

11. KEUKENFAIENCE

De ondergrond is belangrijk. Soms moet eerst een

vochtregulerende primer (voor sterk zuigende

ondergronden) of een hechtingsbevorderende

voorstrijklaag aangebracht worden (pleister, hout, ...).

Bij het uitbreken van oude keukens dient soms

veel aanpassingswerk te gebeuren: bijplamuren,

bezettingswerken, ...

De plaatsingsmanier van de wandtegels kan in de praktijk

variëren:

plaatsing op touw;

voegbreedte bepalen door middel van kunststofkruisjes

of houten plaatjes;

gebruik van spieën;

met thixotropische tegellijm (een laserlijn komt hier

goed van “pas”).

Keukentegels worden beter met een pastalijm geplaatst dan

met een poederlijm. Met dergelijke pastalijm kan men direct

beginnen lijmen en wordt geen tijd verloren. Poederlijmen

vragen veel voorbereidend werk en zijn hier minder

geschikt. Hou echter rekening met de langere droogtijd van

pastalijmen.

Het muurgedeelte tussen het werkblad en de kasten zal, net

als het keukenwerkblad trouwens, symmetrisch geplaatst

worden. Onder “symmetrisch plaatsen” verstaat men het

centreren en gelijk verdelen van het tegelwerk, met snij- of

zijstukken die bij voorkeur groter zijn dan de helft van de

tegel.

Het snijwerk rond de stopcontacten dient zorgvuldig met

een handslijpmachine met een fi jn droogzaagblad

te gebeuren, zodat de afdekplaten van de aanwezige

schakelaars de snijkanten nog perfect dekken.

Lichte bijpassingen kunnen nog gemaakt worden met een

papegaaitang of freesmachientje.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

bron: Montolit (Italia)

Schakelaar

Page 88: Tegelzetter-module5 for Web

88

Voeg de onderkant van de opstaande tegels NOOIT op met

voegmortel!

Tussen het aanrecht en de rechtopstaande faience dient

een elastisch profi el of een elastische voeg te worden

aangebracht (kit van klasse E). Dezelfde elastische voeg

breng je ook aan tussen de tegels en de hangkasten. Ook

tussen de tegels en een raam- of deurkozijn moet een

elastische voeg of een geschikt afwerkingsprofi el geplaatst

worden.

Aangezien water en waterdamp in de keuken overvloedig

aanwezig zijn, is het ook hier nuttig om te werken met

een waterafstotende voorgefabriceerde voegmortel, die

in alle mogelijke kleuren verkrijgbaar is. Eventueel kan ook

epoxylijm gebruikt worden. Het is van groot belang dat de

voegen zorgvuldig worden uitgevoerd.

11.2. AFWERKING

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 89: Tegelzetter-module5 for Web

89

12.1. ALGEMEEN

12. VLOERVERWARMING

Bij vloerverwarming dient de grootte van de tegels te

worden beperkt tot 40 cm x 40 cm. Dit wegens het grotere

risico op scheurvorming en eventuele schotelvorming door

de veel grotere uitzetting en krimp tegenover een gewone

vloer.

De tegels moeten recht op recht geplaatst worden. Een

geschrankte plaatsing is af te raden. Bij een geschrankte

plaatsing kan een beweging in een voeg verder doorlopen in

een tegel en dat moet men trachten te vermijden

(zie TV 179 - Harde vloerbedekkingen op verwarmde vloer; WTCB).

Uitzettingsvoegen worden voorzien waar nodig, bij voorkeur

om de 6 m (max.opp. 36 m²). Er worden randstroken voorzien

van minstens 10 mm dik in plaats van de normale 5 mm

(geëxpandeerd polystyreen). Deze worden pas afgesneden

na het opvoegen van de vloer.

Scheuren zijn een gevolg van het krimpen van de dekvloer.

Daarom wordt een roestvast wapeningsnet in de onderste

helft van de dekvloer geplaatst, met minimumafmetingen

50 mm x 50 mm x 2 mm en maximumafmetingen 150 mm

x 150 mm x 4 mm. Voldoende overlapping is vereist, met

name ten minste 15 cm. Een alternatief is het gebruik van

glasvezels.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Randisolatie van geëxpandeerd polystyreen

bron: Schlüter

Page 90: Tegelzetter-module5 for Web

90

12.2. SYSTEMEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Nat systeem:

Bij het natte systeem liggen de verwarmingsbuizen

(transport van warm water) volledig in de dekvloer, soms op

1 cm boven de thermische isolatie, soms in het midden van

de dekvloer. Ze worden vastgehouden d.m.v. afstandhouders

of door voorgevormde isolatie met noppen.

Noot:

Legionellagevaar: er mogen nooit nutsleidingen (zoals

koudwaterleidingen) in de vloerverwarmingsdekvloer

geplaatst worden. Opwarming van het koude water

moet ten stelligste vermeden worden.

Page 91: Tegelzetter-module5 for Web

91

Droog systeem:

Elektrische weerstanden

Draden of matten worden onderaan of in het midden

van de dekvloer geplaatst in combinatie met een

temperatuursregeling. Er bestaan nu ook elektrische

weerstanden die rechtstreeks in de lijm kunnen worden

geduwd. Het is raadzaam om minutieus de richtlijnen van de

fabrikant op te volgen bij het plaatsen.

Bij het droge systeem zijn de verwarmingsbuizen in het

bovenste deel van de thermische isolatie verzonken en

meestal ook voorzien van een warmtespreidingsplaat (bv. in

aluminium). De verwarmingsbuizen zijn gescheiden van de

dekvloer door deze spreidingsplaat of door een folie.

12.2. SYSTEMEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

bron: Outokumpu

bron: Eurocol NL

Page 92: Tegelzetter-module5 for Web

92

Voor de plaatsing van de dekvloer en de tegels moeten alle

leidingen in de dekvloer of boven de isolatie getest

worden op eventuele lekkage (met een overdruk, volgens de

voorschriften van de fabrikant van de leidingen). Dit dient te

gebeuren door de verwarmingsinstallateur.

De dekvloer moet de volledige krimpperiode van 28 dagen

doorlopen vóór men begint te vloeren.

Voordat de tegels geplaatst worden, moet de dekvloer

opgewarmd worden. Meestal wordt de temperatuur van de

vloerverwarming om de 24 uur met 5°C verhoogd tot de

maximale werkingstemperatuur is bereikt. Gedurende drie

dagen wordt deze temperatuur aangehouden. Daarna wordt

de installatie afgekoeld, opnieuw met 5°C per 24 uur. Pas 24

uur later mogen de tegelwerken opgestart worden.

Bij het plaatsen in de mortel worden kleinformaattegels

in een dun mortelbed geplaatst (van 1,5 à 2,5 cm), grotere

tegels in een dikker mortelbed (tot 4 cm). Hetzelfde geldt

voor het verlijmen: kleinformaattegels worden verlijmd met

een dunne laag lijm, grootformaattegels met een dikke laag

lijm.

Zeven dagen na de vloerwerken mag de verwarming

worden aangezet en per 24 uur mag de temperatuur met 5°C

verhoogd worden tot de gewenste temperatuur is bereikt.

12.3. AFWERKING

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 93: Tegelzetter-module5 for Web

93

13.1. MATERIALEN VOOR HET BEKLEDEN VAN TRAPPEN

13. TRAPPEN

Een trap kan bekleed worden met keramische tegels,

natuursteentegels, kunststeentegels of natuursteenplaten

(traptrede uit één stuk). Keramische tegels voor trappen zijn

meestal speciale neustegels. Indien dit niet zo is, wordt de

aantrede van een antislipprofi el voorzien.

Een trap in natuursteen wordt meestal bekleed in

volle platen. Deze bekleding met platen gaat sneller,

omdat de platen vooraf op maat gemaakt zijn door de

natuursteenbewerker.

Bijzondere eisen voor tegels voor traptreden:

1. De tegels moeten slijtvast zijn. Alleen de hardste

materialen komen in aanmerking.

2. De tegels moeten voldoende glijdweerstand hebben of

voorzien zijn van een antislipprofi el.

Ook natuursteen wordt afgewerkt zodat hij voldoet aan de

antislipnorm (neusprofi lering).

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Antisliptegel

bron: Schlüter

Treden met antislipstrippen

bron: Bomarbre

Page 94: Tegelzetter-module5 for Web

94

13.2.1. Benamingen

De steektrap is de meest eenvoudige vorm van een trap. Zo’n

trap is bovendien vlot en veilig beloopbaar.

De aantrede is de trede waarop men stapt. Dit is dus het

horizontale gedeelte, gemeten van de voorkant van de

trede tot de voorkant van de volgende trede (in woonhuizen

meestal 23 cm).

De optrede is het verticale trapstuk, gemeten van de

bovenkant van de trede tot de bovenkant van de volgende

trede (in woonhuizen meestal 18 cm).

Een trap heeft altijd één aantrede minder dat het aantal

optreden, omdat de laatste trede gelijk ligt met de

bovenkant van de verdiepingsvloer. Deze laatste trede noemt

men het welstuk. Het welstuk is meestal kleiner dan een

aantrede. Dit verbindt de trap met het bovenste bordes en

ligt dus op exact dezelfde hoogte.

De meeste traptreden zijn voorzien van een neus: een

overstekend gedeelte dat dient om meer ruimte te krijgen

voor de voeten en dat al te harde stoten tegen het stootbord

voorkomt.

De som van de maten van alle optreden is de totale optrede,

net zoals de som van alle aantreden de totale aantrede

genoemd wordt. De verhouding tussen de optrede en

de aantrede bepaalt de hellingshoek. Een trap met een

hellingshoek van 45°is goed beloopbaar.

De looplijn is een lijn in de getekende plattegrond van de

trap. De pijl wijst van beneden naar boven.

13.2. OPBOUW EN MAATVOERING VAN EEN STEEKTRAP

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Veelgebruikte maten

van optrede en aantrede

Type trap Optrede Aantrede

Trap in openbare gebouwen 16 - 17 cm 25 - 28 cm

Centrale trap in woongebouwen 17 - 19 cm 20 - 26 cm

Kelder- en zoldertrap 18 - 20 cm 18 - 24 cm

Laddertrap, torentrap 22 - 23 cm 14 - 16 cm

Bron: WTCB

Page 95: Tegelzetter-module5 for Web

95

13.2. OPBOUW EN MAATVOERING VAN EEN STEEKTRAP

13.2.2. Het bepalen van op- en aantrede

Een gewone trap heeft een optrede van ongeveer 18 cm en

een aantrede die berekend kan worden met de volgende

formule: 2 x optrede + 1 x aantrede = 58 à 60 cm

METHODE

1. Traphoogte vaststellen, maten ter plaatse opmeten (van

afgewerkte vloer tot afgewerkte vloer)

2. Aantal optreden = traphoogte (afronden naar boven)

18 cm

3. Juiste optrede = traphoogte

aantal optreden

4. Aantal aantreden = aantal optreden min 1

5. Juiste aantrede:

indien trapruimte onbepaald is: 22 à 24 cm (formule )

indien trapruimte bepaald is: netto trapruimte

aantal aantreden

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 96: Tegelzetter-module5 for Web

96

Bij een trap die aansluit tegen een wand, kun je de optrede

aftekenen op die wand.

Als de trap in een vrije ruimte staat, is een andere werkwijze

nodig. Je klemt dan een hulplat tussen de bovenkant van

de vloer en de onderkant van het plafond. De lat moet voor

de constructieve trap staan en er niet te ver af. Op de lat

teken je de optreden af en onder de maatstreepjes spijker je

blokjes. Deze blokjes dienen als oplegging voor een rechte

lat waarmee je de hoogte naar de trap waterpas overbrengt.

Een andere mogelijkheid is de lat zonder blokjes naast de

trap te houden. Deze methode gebruik je als de ondergrond

vlak is en de vloer reeds gelegd is. Op de lat staan de

optreden afgeschreven. Je houdt de treden gelijk met de

afgeschreven optreden. Na het aftekenen controleer je

of er voldoende ruimte is om de tegels of platen met de

specie aan te brengen. Het is mogelijk dat een trede van de

constructieve trap te hoog is gestort. In dat geval moet de

overtollige hoogte worden weggehakt. Een trede verhogen

is uitgesloten.

13.3. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 97: Tegelzetter-module5 for Web

97

Het bekleden van een trap begint met het stellen en zetten

van een tegel – of plaat – op de onderste en bovenste trede.

Van de ene naar de andere tegel span je een richtdraad. Bij

een juiste uitvoering zal de neus van elke trede aan deze

draad moeten liggen.

De volgorde van werken is belangrijk. Trappen worden

van boven naar onderen geplaatst. Men plaatst eerst de

aantrede en daarop de optrede. Vervolgens plaatst men

weer een aantrede lager en daarop de optrede, en zo verder

tot beneden. De punt van elke aantrede ligt gelijk met de

richtkoord.

Als bescherming is het goed de vers geplaatste

traptreden onmiddellijk af te dekken met karton of

vezelplaatjes (niet met folie, want die is te glad) om

beschadiging en bevuiling te voorkomen.

13.4. BEKLEDEN VAN TRAPPEN

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 98: Tegelzetter-module5 for Web

98

Als een trap aansluit op een wand, kan vervuiling van die wand worden voorkomen door plinten of

harpstukken te plaatsen. Een harpstuk is een trapplint die kan bestaan uit tegels of natuursteenplaten.

Harpstukken plaats je onmiddellijk na het bekleden van de trap. Je hebt dan enige stelruimte voor de trede en

kleine breedteverschillen in de treden zijn niet meer zichtbaar.

13.5. AFWERKEN VAN DE TRAP

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Harpstukken

Keramische traptegels, in verstek gezaagd

Page 99: Tegelzetter-module5 for Web

99

14.1. KERAMISCHE GEVELBEKLEDING

14. GEVELBEKLEDING

Keramiektegels moeten voldoen aan de vorstvrijnorm

EN 202 of ISO 10545.12 en worden bevestigd aan een

draagconstructie in RVS (roestvast staal) of aluminium.

Er bestaan twee systemen: het onzichtbare en het zichtbare

bevestigingssysteem.

14.1.1. Zichtbare bevestiging

Bij dergelijke systemen worden de tegels aan de onderkant

en de bovenkant vastgehouden door opvallende clips

of tegelklemhaken. De houders kunnen ook rond zijn.

De profi elen zelf doen in de meeste gevallen dienst als

voegmaat en worden elastisch en waterdicht opgekit.

Ronde weerhaken zijn soms esthetischer dan de traditionele

houders (afhankelijk van de vorm, afmetingen en de kleur

van de gekozen tegel).

Vervuiling en strepen door regenwater zullen na verloop

van tijd onvermijdelijk zijn. Regelmatig onderhoud is

aangewezen.

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 100: Tegelzetter-module5 for Web

100

14.1.2. Onzichtbare bevestiging

Dit bevestigingssysteem wordt ook “blind systeem” genoemd.

Hier is geen enkel bevestigingsprofi el of houder visueel

merkbaar.

Er wordt gebruik gemaakt van verticale dragers, horizontale

steunen en plaathaken die aan de achterzijde van de

tegels worden bevestigd door chemische verankering.

Sommige keramische tegels zijn speciaal voorzien van een

aangebakken nok of vleugel die vasthaakt in het horizontale

profi el.

Dergelijke gevelbekledingen worden geventileerd door een

“automatische” spouw. Dat betekent dat er een luchtspouw

aanwezig moet zijn tussen de isolatie en de keramische

panelen. Indringing van water wordt het best vermeden door

waterwerende profi elen te kiezen of door de voegopeningen

te dichten met een waterafstotende voeg of een daarvoor

geschikte kit.

Een tweede mogelijkheid is de verlijmingstechniek. Daarbij

worden de tegels rechtstreeks op de muren verlijmd met

een daarvoor geschikte vorstvrije en waterafstotende

thixotropische tegellijm van het type C2 (volgens de

richtlijnen van de fabrikant). Hier moeten de criteria van

een gezonde, zuivere en vlakke ondergrond worden

gerespecteerd zoals bij een normale plaatsingssituatie.

Buitenbetegelingen met rechtstreekse hechting vinden het

best plaats in normale weersomstandigheden, tussen 5°C en

25°C.

Het gebruik van lijm op een stenen muur (parement) zal

anders zijn dan op een uitgepleisterd muurvlak. Het kan

dus best gebeuren dat een gebouw verschillende “blote”

ondergronden heeft waarop betegeld moet worden. Niet

alleen tegelbanen, maar ook grootformaten kunnen perfect

als gevelbekleding dienen. Een belangrijke voorwaarde

echter is dat er regelmatig uitzettingsprofi elen of

dilatatiesiliconen voorzien worden, zeker op alle hoeken van

het gebouw.

14.1. KERAMISCHE GEVELBEKLEDING

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 101: Tegelzetter-module5 for Web

101

Natuursteen en betontegels zijn meestal meerdere

centimeters dik en doorgaans zwaarder dan keramiektegels.

Daarom hebben ze een robuust ophangingssysteem nodig,

dat berekend wordt door de architect.

De juiste steensoort moet gekozen worden. De steen moet

voldoende weerstand hebben en vorstvrij zijn.

Door de blootstelling aan weersinvloeden (vorst en soms

extreme opwarming) moet een bevestigingssysteem worden

gekozen dat deze bewegingen kan opvangen.

Natuursteenplaten worden uit blokken gezaagd om daarna

als gevelbekleding te dienen. Het formaat en de afwerking

(ruw, gepolierd, gefrijnd, …) worden gekozen in functie van

de bestemming.

Natuursteenplaten kunnen zowel door een hiervoor

geschikte hechtmortel of mortellijm rechtstreeks bevestigd

of met ankers in een kader gemonteerd worden. Meestal

zijn de kaders vervaardigd uit een RVS-bevestigingssysteem

dat de nodige thermische bewegingen kan opvangen. Deze

studie gebeurt door de fabrikant, die tevens de stabiliteit

berekent.

14.2. GEVELBEKLEDING IN NATUURSTEEN OF KWARTSCOMPOSIET

DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 102: Tegelzetter-module5 for Web

102

Horizontale draagprofi elen worden perfect uitgelijnd om een

volledig vlakke gevel te verkrijgen.

De opbouw voorziet vaak in een betongevel waarop de

draagprofi elen worden aangebracht. Tegen de gevel wordt

dan meestal een isolatie aangebracht, vervolgens een

spouw en daarna de draagplaatjes, die de natuursteen zowel

horizontaal als verticaal op de juiste plaats houden.

De (soepele) voeg zorgt ervoor dat de tegels opgespannen

worden en dat vocht niet kan binnendringen.

Een profi el aan de voet van de gevelbekleding zorgt

ervoor dat het spouw- en condensatievocht afgevoerd kan

worden. Een goede spouwventilatie is voor alle systemen

noodzakelijk.

Cementgebonden tegels worden door hun dikte veelal

verankerd door aan de achterzijde een gat te boren en een

pin chemisch te verankeren.

14.2. GEVELBEKLEDING IN NATUURSTEEN OF KWARTSCOMPOSIET

DE TEGELZETTER

MODULE 5 DEEL I: PLAATSINGSMETHODEN

Page 103: Tegelzetter-module5 for Web

103

DE TEGELZETTER

MODULE 5

NOTITIES

Page 104: Tegelzetter-module5 for Web

104

NOTITIES

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 105: Tegelzetter-module5 for Web

105

NOTITIES

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 106: Tegelzetter-module5 for Web

106

NOTITIES

DE TEGELZETTER

MODULE 5

Page 107: Tegelzetter-module5 for Web

107

Fonds voor Vakopleiding in de BouwnijverheidKoningsstraat 132/5, 1000 Brussel

© Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2010.

Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen

Page 108: Tegelzetter-module5 for Web

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

MODULAIRE HANDBOEKENDE TEGELZETTER

MODULE 1 MODULE 2 MODULE 3 Geschiedenis & Opbouw- en Soorten tegels Grondstoff en afwerkingssystemen

MODULE 4 MODULE 5 MODULE 6 PBM & Plaatsingsmethoden Onderhoud & Gereedschappen Pathologie

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 1:

GESCHIEDENIS &GRONDSTOFFEN

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 4:

PBM & GEREEDSCHAPPEN

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 3:

SOORTEN TEGELS

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 6:

ONDERHOUD & PATHOLOGIE

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 2:

OPBOUW- EN AFWERKINGSSYSTEMEN

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

DE TEGELZETTER

MODULE 5:

PLAATSINGSMETHODEN

Beschikbare handboeken