Samenwerken Vinden en versterken van partners November 2014 Milou Althof Henk Cornelissen Pleuni Koopman Milja Kruijt Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners tel. 030-2317511 mail: [email protected]web: www.lsabewoners.nl www.bewonersbedrijven.nl
23
Embed
Samenwerken - LSA voor bewonersinitiatief - LSA · 2017-05-29 · Voor elk bedrijf kan samenwerken veel voordelen bieden. Denk aan nieuwe klanten en nieuwe of betere producten en
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
5. In de praktijk ...................................................................................................................................... 19
5.3. BewonersBedrijf Op Eigen Houtje .............................................................................................. 19
6. Meer weten? ..................................................................................................................................... 20
Bijlage 1. Voorbeelden elevator pitch ............................................................................................... 21
Bijlage 2. Flyer samenwerking BewonersBedrijf Heechterp Schieringen en Earlik Ite Fryslân ......... 22
Inleiding Je kunt binnen je BewonersBedrijf samenwerken of je kunt als BewonersBedrijf samenwerken met
andere organisaties, instellingen en personen. In deze handleiding gaan wij in op het laatste. We
bedoelen met samenwerken dus iemand buiten je BewonersBedrijf benaderen en samen een
gezamenlijk doel behalen.
Voor elk bedrijf kan samenwerken veel voordelen bieden. Denk aan nieuwe klanten en nieuwe of
betere producten en diensten. Voordat je gaat samenwerken is het heel belangrijk om duidelijk op
papier te zetten wat jullie als BewonersBedrijf willen. Wat is jullie doel en wat wil je met de
samenwerking bereiken. Wanneer je dit helder hebt, kun je op zoek naar samenwerkingspartners.
Welke organisaties of mensen passen binnen jullie doelen? Benader hen en ga het gesprek aan.
Als je een partij hebt gevonden om samen te werken, is het belangrijk dat jullie goed met elkaar
communiceren. Gaat de samenwerking als gepland? Zijn de resultaten zoals verwacht? Ben ook niet
bang om aan te geven dat alles niet naar wens verloopt.
In deze handleiding lees je niet alleen hoe samenwerking in theorie verloopt, je leest ook
praktijkvoorbeelden. BewonersBedrijven kunnen op verschillende manieren en met verschillende
partijen samenwerking. Dit beschrijven wij in hoofdstuk 5.
De informatie in deze handleiding is geschreven vanuit het perspectief van BewonersBedrijven
ondernemingen van en voor bewoners om hun wijk leuker, socialer en sterker te maken. De
informatie is ook te gebruiken voor vergelijkbare ondernemingen zoals wijkondernemingen en
sociale ondernemingen.
1. Wat is samenwerken? Samenwerken kan je veel voordelen opleveren. Je hebt samen bijvoorbeeld meer kennis, meer geld
of meer mensen. Daardoor kun je andere of betere activiteiten, producten en diensten leveren.
Samenwerken kan ook lastig zijn. Je moet namelijk aan het belang van het BewonersBedrijf en aan
het belang van je samenwerkingspartner denken. In dit hoofdstuk bespreken we wat samenwerken
precies is. Welke vormen van samenwerken zijn er? En wat heb je nodig voor een goede
samenwerking?
1.1. Kenmerken
Samenwerken is een verzamelnaam voor alles dat twee of meer organisaties samen doen. Er zijn een
aantal kenmerken voor samenwerken:
1. Niet meer alleen
2. Eén kartrekker
3. Individuele belangen samenvoegen tot een gezamenlijk belang
4. Partner én concurrent
5. Verhoudingen veranderen
Deze kenmerken kunnen een voor- en nadeel zijn. Een voordeel van niet meer alleen zijn (1) is dat je
werk kunt verdelen en meer ideeën en visies op een probleem hebt. Dit kan meteen een nadeel zijn,
want je zult vaak een compromis moeten sluiten met de ander. In het BewonersBedrijf neem jij als
bestuur of als zakelijk leider de beslissingen. Je bent de kartrekker (2). Zo iemand heb je ook nodig in
een samenwerkingsverband. Het kan dus zomaar zijn dat je in het BewonersBedrijf wel kartrekker
bent, maar in het samenwerkingsverband niet. En dat is even wennen.
Dat betekent ook dat je de belangen van je BewonersBedrijf moet samenvoegen met de belangen
van je samenwerkingspartner om samen een belang na te streven (3). Daarom is het belangrijk om
samen te werken met iemand die een vergelijkbare visie heeft. Als jullie belangen enorm van elkaar
verschillen, is het samenvoegen en daarmee het samenwerken moeilijk. Het kan dus een voordeel
zijn om een samenwerkingspartner te kiezen die vergelijkbaar is met het BewonersBedrijf. Jullie
maken bijvoorbeeld dezelfde producten of bieden een zelfde soort diensten aan. Dit is ook een
moeilijk punt omdat je dan niet alleen samenwerkingspartner maar ook concurrent bent (4). Jullie
bieden namelijk een vergelijkbaar aanbod.
Denk daarom heel goed na over met wie je een samenwerkingsverband aangaat. Want door
samenwerken veranderen de verhoudingen (5).
1.2. Manieren
De kenmerken van samenwerken zijn vrij breed. Binnen deze kenmerken zijn er verschillende
manieren waarop je kunt samenwerken. Grofweg onderscheiden wij er drie:
1. Creatieve samenwerking
2. Politieke samenwerking
3. Functionele samenwerking
Creatieve samenwerking (1) is gericht op het vernieuwen van de producten en diensten van je
BewonersBedrijf. Met je samenwerkingspartner kun je deze verbeteren. Voor een creatieve
samenwerking zoek je daarom een samenwerkingspartner die inhoudelijk veel of andere kennis
heeft.
Politieke samenwerking (2) is gericht op het ideaal ‘samen staan we sterker’. Je kiest een
samenwerkingspartner omdat jullie samen meer macht hebben. Met meer macht kun je meer voor
elkaar krijgen. Dit betekent dat je zoekt naar personen of organisaties met veel aanzien in de wijk.
Functionele samenwerking (3) is gericht op het verbeteren van kwaliteit. Met je
samenwerkingspartner weet je meer. Daardoor kun je de kwaliteit van wat je wil bereiken,
verbeteren. Je zoekt daarom een samenwerkingspartner die veel inhoudelijke kennis van
verschillende vakgebieden heeft.
1.3. Voorwaarden Als je weet wie je als samenwerkingspartner wil, moet je initiatief nemen. Je moet proberen om tot
een samenwerking te komen. Daarna kun je pas gaan samenwerken, de uitvoering. Voor beide
stappen gelden een aantal voorwaarden. Als je aan deze voorwaarden voldoet, kun je goed
samenwerken.
1.3.1. Voorwaarden initiatief
Denk bij het nemen van het initiatief om tot een samenwerking te komen, aan:
1. Ken jezelf
Waarom wil je graag met hen samenwerken en wat zijn de voordelen voor het
BewonersBedrijf?
2. Ken de ander
Wat kunnen jullie voor de ander betekenen? Waarom zou de ander met het BewonersBedrijf
samenwerken?
3. Zoek gemeenschappelijkheid
Denk na over gemeenschappelijke belangen en over problemen die jullie samen kunnen
oplossen. Denk daarbij vooral aan de voordelen voor beide partijen en niet alleen voor jezelf.
4. Ga in gesprek
Maak een afspraak en praat met elkaar. Samen bedenk je vaak ideeën die je alleen niet
bedenkt. Een persoonlijk gesprek is hiervoor het beste.
1.3.2. Voorwaarden uitvoering
Denk bij het daadwerkelijk samenwerken aan:
1. Ben jezelf
Communiceer open en transparant. Dat betekent dat je geen dingen voor elkaar
achterhoudt. En heb vertrouwen in elkaar.
2. Houd rekening met de ander
Begrijp wat de ander wil bereiken en focus ook op de doelen van de ander. Allebei op je
eigen doel focussen werkt niet.
3. Versterk elkaar
Wat wil je samen bereiken? Bekijk welke obstakels je tegen kunt komen en verzin daar
oplossingen voor.
Het allerbelangrijkste is dat je een win-winsituatie creëert. Deze samenwerking moet jullie allebei
voordelen opleveren. Als in de praktijk blijkt dat een van de twee beter wordt van de samenwerking
en de ander niet, kun je samen naar oplossingen hiervoor zoeken. Waar gaat jullie samenwerking
mis? Ben niet bang om vriendelijk uit elkaar te gaan als blijkt dat de samenwerking jullie niet oplevert
wat je had verwacht.
1.4. Belangen samenvoegen
Tijdens een samenwerking creëer je een win-winsituatie. Dat betekent dat jullie je eigen belangen
samenvoegen tot een gezamenlijk belang, waar jullie allebei voordeel uit halen. Een belang is per
definitie iets waar iemand voordeel uit haalt. Deze belangen bepalen hoe je naar situaties en
vraagstukken kijkt. Het beleid van het BewonersBedrijf is dus gebaseerd op belangen.
Bij een samenwerking is het belangrijk om deze belangen duidelijk te maken. Je moet namelijk de
belangen van alle samenwerkingspartners naast elkaar zetten en zoeken naar overlap. Welke
belangen delen jullie? De belangen voeg je samen in een gezamenlijk belang. Zo kun je naar een win-
winsituatie zoeken. Een situatie waarin de samenwerking voordelen heeft voor jou en voor je
samenwerkingspartner(s).
Helaas is het in de praktijk niet altijd mogelijk om belangen samen te voegen. Dit kan zijn omdat jullie
belangen zo verschillen dat je geen gezamenlijk belang kunt vinden. In dat geval moet je je afvragen
of dit wel de juiste samenwerkingspartner is. Misschien moet je iemand anders zoeken? Het kan ook
dat een van de twee zijn eigen belang veel belangrijker vindt dan het belang van de ander. In dat
geval werk je niet samen maar voor het belang van één partij. Ook dan vraag je jezelf af of dit wel je
bedoeling is.
1.5. Valkuilen
Samenwerken is niet altijd makkelijk. Er zijn een aantal valkuilen waar je in kunt trappen. Een
voorwaarde om samen te kunnen werken, is het samenvoegen van belangen. Maar dat kan niet
altijd. Als jullie belangen te ver uit elkaar liggen, of haaks tegenover elkaar staan, is het samenvoegen
niet makkelijk. Soms blijkt het samenvoegen van belangen zelfs onmogelijk. Het is goed als je dit op
tijd inziet. En ben dan ook niet bang om te stoppen met de samenwerking. Houd wel contact. Wie
weet kunnen jullie later of voor een ander project wel samenwerken.
Waar BewonersBedrijven veel tegenaan lopen is de valkuil: individuen kunnen samenwerken maar
de organisaties nog niet. Je hebt goed contact met iemand bij een organisatie. En jullie zien de
samenwerking allebei helemaal zitten. Maar naar verloop van tijd blijkt dat de organisatie niet samen
kan werken met het BewonersBedrijf. Dit gebeurt veel bij gemeenten. Mensen die bij een gemeente
werken staan vaak open voor een samenwerking met een BewonersBedrijf. Maar zij zijn gebonden
aan de regels en wetgeving van die gemeente. Dit kan ervoor zorgen dat de samenwerking alsnog
niet door kan gaan. Of dat er binnen de gemeente dingen moeten veranderen. Dat bedoelen we met
individuen kunnen samenwerken maar organisaties nog niet.
Ook het samenwerken met de wijk kan problemen opleveren. In elke wijk zijn namelijk mensen die
wel betrokken willen zijn en een aantal mensen die liever niet betrokken zijn. Vaak heeft wel
iedereen in de wijk voordeel van de activiteiten van het BewonersBedrijf. Dit is niet altijd een
probleem. Het doel van het BewonersBedrijf is namelijk om de hele wijk te verbeteren. Dit kan een
nadeel zijn als er sprake is van free riding. Met fee riding bedoelen we bewoners die niet actief willen
zijn in het BewonersBedrijf maar wel zoveel mogelijk van het BewonersBedrijf willen profiteren. Ze
willen dus wel de lusten en niet te lasten. Er zijn twee manieren waarop je het ontstaan van free
riding kunt voorkomen:
1. Zorg voor verschillende activiteiten
2. Werk met kleine groepen
Als alle activiteiten te maken hebben met tuinieren, is er een grote groep wijkbewoners die je niet
aanspreekt. Deze bewoners zullen niet snel meewerken in het BewonersBedrijf. Als je zorgt dat je
zoveel mogelijk verschillende activiteiten aanbiedt (1), spreek je ook verschillende bewoners aan. De
kans op free riding is dan kleiner, omdat meer bewoners mee kunnen doen met een activiteit die zij
interessant vinden.
De beste manier om de kans op free riding te verkleinen, is sociale controle. Sociale controle
betekent dat bewoners op elkaar letten en elkaar ook kunnen aanspreken. Je hebt je buurman
bijvoorbeeld al een paar dagen niet gezien en belt even aan om te vragen of alles goed is. Dat is
sociale controle. Daarom moet je ervoor zorgen dat bewoners in het BewonersBedrijf werken in
kleine groepen. In kleine groepen is de sociale controle namelijk groter dan in grote groepen. Dan
kunnen bewoners elkaar aanspreken.
Een laatste valkuil bij samenwerken is geen afscheid durven nemen. Om deze valkuil te voorkomen,
kun je met vrijwilligers en ook met samenwerkingspartners, een vaste termijn afspreken. Vrijwilligers
zeggen bijvoorbeeld toe om de komende 12 weken achter de bar in het BewonersBedrijf te werken.
Het vrijwilligerswerk is dan eindig en je kunt na die 12 weken samen kijken of de vrijwilliger nog een
keer 12 weken wil werken. Dit is voor de vrijwilliger ook fijn. Want je verlaagt de drempel voor de
vrijwilliger om te stoppen. Er is een vast moment waarop de vrijwilliger kan zeggen: “dit vind ik niet
meer leuk, ik wil iets anders doen.”. Het is gebruikelijk dezelfde afspraken te maken met
samenwerkingspartners. Je werkt samen voor één project of een bepaalde periode en bekijkt daarna
of en hoe je de samenwerking voortzet.
2. Samenwerkingspartners vinden Met wie kan en wil je samenwerken? Dat zijn de eerste belangrijke vragen bij het aangaan van
samenwerkingsverbanden. Je moet als BewonersBedrijf eerst zelf duidelijk voor ogen hebben
waarom je wil samenwerken en met wie. Daarna kun je op zoek naar samenwerkingspartners. Soms
kom je iemand van een bedrijf tegen waarmee je een samenwerking ziet zitten. Vaak gaat het niet zo
vanzelf en moet je zelf actief op zoek naar de samenwerking. Daarover lees je meer in dit hoofdstuk.
2.1. Wat wil ik?
Overleg goed met het bestuur en de zakelijk leider wat voor samenwerkingsverband je zoekt. Je kunt
daarbij op twee manieren nadenken:
1. Vanuit je projecten
2. Vanuit je mogelijke samenwerkingspartner
Denk goed na over de invulling van de projecten van het BewonersBedrijf zoals die nu is. Wat kun je
daaraan toevoegen of verbeteren door met een ander bedrijf samen te werken? Stel je hebt een
ruimte met een aantal computers waar elke ochtend computerles gegeven wordt en ’s middags
wordt de ruimte niet gebruikt. Dan kun je op zoek gaan naar een club die huiswerkbegeleiding
verzorgt en hen benaderen voor een samenwerking. Zo staat jouw ruimte niet leeg.
Je kunt ook nadenken vanuit je mogelijke samenwerkingspartner. Je zou bijvoorbeeld graag
samenwerken met de sportvereniging in je wijk. Dan kun je nadenken welke soort projecten en
activiteiten je kunt organiseren waarbij je met de sportvereniging samenwerkt.
Voordat je samenwerkt met wie dan ook, is het belangrijk om goed te weten wat je met deze
samenwerking wil bereiken. Als je dat voor ogen houdt, merk je tijdens een gesprek sneller of jullie
allebei iets aan de samenwerking hebben. Ook kun je beter polsen of jullie een vergelijkbaar doel en
belang hebben als je eigen doel en belang duidelijk is.
2.2. Waar vind ik dat? Als je weet waarom en met welk soort bedrijf je wil samenwerken, moet je actief op zoek. Zoals
gezegd, samenwerkingspartners moet je meestal zoeken en zelf benaderen. Ze komen niet
aanwaaien. Begin met zoeken in je wijk. Dat is praktisch omdat je het gebied voor jezelf verkleint en
omdat bedrijven uit dezelfde wijk sneller geneigd zijn samen te werken met een startende
onderneming.
Je kunt beginnen met het maken van een wijkkaart (zie afbeelding 1). Elke wijk heeft namelijk een
unieke combinatie van kwaliteiten en talent. En om samen te werken is het belangrijk als je deze
kent. Een manier om dit in kaart te brengen is in een wijkkaart. Deze bestaat uit drie onderdelen:
individuele talenten, vrijwilligersorganisaties en instellingen. In afbeelding 1 zie je voorbeelden van
groepen bewoners die binnen deze drie onderdelen vallen.
Afbeelding 1. De wijkkaart.
Je kunt je het eerst richten op individuele talenten. Door in kaart te brengen wat wijkbewoners
kunnen, weet je ook wat ze voor je BewonersBedrijf kunnen betekenen. Geef hiervoor antwoord op
de vragen:
- Welke groepen zijn er in de wijk?
- Wat wil elke groep?
- Wie hoort bij deze groep?
Met deze vragen kun je zien welke personen ongeveer dezelfde belangen nastreven. Dit is een goed
uitgangspunt om op zoek te gaan naar een netwerk (zie hoofdstuk 3).
Daarna bekijk je de vrijwilligersorganisaties. Deze zijn vaak informeler dan andere bedrijven en meer
gericht op bewoners. In de meeste wijken zijn organisaties met godsdienstige, culturele, sportieve of
recreatieve doelen en deze zijn heel belangrijke samenwerkingspartners. Vooral omdat
vrijwilligersorganisaties vaak bereid zijn om naast werken aan hun eigen doel, ook met anderen te
werken aan het verbeteren van de wijk. Vooral vrijwilligersorganisaties met een groot netwerk
kunnen heel belangrijk zijn voor het BewonersBedrijf.
Instellingen is een verzamelnaam voor publieke instellingen (scholen, parken, brandweer), non-profit
instellingen (welzijnswerk, ziekenhuis) en ondernemingen (kantoren, winkels). De belangen en
doelen van instellingen kun je het eenvoudigst in kaart brengen, omdat deze vaak op hun website
staan. Moeilijker is deze instellingen ervan overtuigen dat zij ook verantwoordelijk zijn voor de wijk.
En de instellingen op die manier een relatie met bewoners aan laten gaan.
Het maken van deze wijkkaart zal veel tijd kosten maar levert je uiteindelijk veel op. Je weet namelijk
precies hoe je wijk is opgebouwd en met wie je kunt samenwerken. Op basis van de wijkkaart kun je
contact zoeken en een netwerk opbouwen. Hierover lees je meer in hoofdstuk 3.
3. Netwerken De wijkkaart (zie 2.2.) is een eerste stap naar het vormen van een netwerk. Een netwerk is een groep
van 2 of meer personen die een samenwerkingsrelatie hebben. Mensen met een groot netwerk
kunnen heel belangrijk zijn voor het BewonersBedrijf. Diegene heeft vaak connecties met mensen bij
bedrijven en instellingen die interessant zijn. Maar ook het BewonersBedrijf zelf kan netwerken. Vaak
zijn er in de wijk verschillende netwerken om lid van te worden. Vraag je daarbij goed af welke
netwerken relevant zijn voor het BewonersBedrijf. Denk bij het zoeken naar een netwerk ook aan het
LSA Platform. Dit zijn actieve bewoners uit heel Nederland die samenkomen om activiteiten en
projecten te bespreken en te plannen, en kennis te delen.
3.1. Relevant netwerk zoeken
In een netwerk hebben personen of organisaties een samenwerkingsrelatie. Dat betekent dat zij iets
voor elkaar kunnen betekenen. Het is daarom niet alleen handig om een groot netwerk te hebben,
maar vooral om een relevant netwerk te hebben. Daarmee bedoelen we dat er mensen en
organisaties in je netwerk zitten die iets voor jou kunnen betekenen, en waarvoor jij iets kunt
betekenen.
Je kunt vanuit niets een netwerk bouwen. Iedereen die je kent en waar je mee samenwerkt, maakt
deel uit van je netwerk. Maar er zijn in Nederland heel veel bestaande netwerken waar je deel van
kan uitmaken. Met deze vragen kies je bewust voor het juiste netwerk:
- Welke netwerken zijn er in de wijk?
- Welke landelijke netwerken zijn er?
- Wat zoek ik in een netwerk? Zoek je opdrachten of kennis of vrijwilligers?
- Wil ik bij dit netwerk horen?
- Pas ik in dit netwerk?
- Wat zijn de gevolgen van deel uitmaken van dit netwerk?
Met het stellen van deze vragen, vind je vast een netwerk dat voor jou relevant is.
Zorg dat je je netwerk goed in de kaart brengt. Iedereen in het BewonersBedrijf kent andere mensen.
Schrijf dit allemaal overzichtelijk op. In de meeste situaties is er vanuit het BewonersBedrijf een kort
lijntje naar bedrijven en instellingen. Maak hier gebruik van.
3.2. Binnenkomen bij een netwerk
Als je weet welke netwerken relevant zijn, kun je lid worden. Veel netwerken hebben een website of
een groep op LinkedIn. Daar vind je meer informatie. Sommige netwerken vragen een
lidmaatschapsbijdrage. Je betaalt elk jaar een bepaald bedrag om lid te zijn. Andere netwerken
vragen een bijdrage om naar bijeenkomsten te kunnen en aan activiteiten deel te nemen. Als je
iemand kent die in een relevant netwerk zit, kun je hem of haar benaderen. Vraag wat voor
ondernemingen en mensen in het netwerk zitten, of jullie erbij passen en of je voorgesteld kunt
worden.
Als je niet direct iemand kent in het netwerk, kun je je ook aanmelden voor een bijeenkomst. Alle
netwerken organiseren namelijk introductiebijeenkomsten. Iedereen kan zich hiervoor aanmelden
om zelf te kijken wie deel uitmaakt van het netwerk en of je daarbij past. Tijdens zo’n bijeenkomst is
het belangrijk om op mensen af te stappen. Zeg bijvoorbeeld:
“Hoi ik ben Piet en dit is de eerste keer dat ik hier ben. Ik ben met 5 andere bewoners een
BewonersBedrijf aan het oprichten. Dat is een onderneming voor en door bewoners om de
wijk beter en leuker te maken. Daarom ben ik hier. Ik wil graag ervaringen van andere
ondernemers horen. Wat doen jullie?”
Dat is eng en niet iedereen stapt makkelijk op een groep onbekenden af. Maar als je dat niet doet, zal
je nooit deel uitmaken van een netwerk.
3.2.1. Tips om te netwerken
Netwerken is eng. Je komt binnen in een zaal waarin de meeste mensen elkaar kennen en
samenwerken. Jij bent de nieuweling en dat is eng. Ook weet je van te voren niet precies in wat voor
netwerk je terecht komt. Jij loopt bijvoorbeeld in je spijkerbroek en t-shirt terwijl de rest een
driedelig pak draagt. Dat kan gebeuren en dat kan je ongemakkelijk laten voelen. Daarom een aantal
tips om ervoor te zorgen dat het netwerken een succes wordt:
- Stel je aan veel mensen voor, maar netwerk vooral met mensen die je mag. Dat gaat een stuk
makkelijker.
- Stel vragen en luister goed naar de ander.
- Bereid je goed voor! Weet wat je wil en wat je kan. Probeer erachter te komen wie er zullen
zijn en met wie je wilt praten.
- Eerst brengen dan halen. Dat betekent dat je eerst aanbiedt om iets voor de ander te doen,
voordat je de ander vraagt iets voor jou te doen.
- Kom op tijd. Een netwerkbijeenkomst is een zakelijke afspraak dus kom op tijd.
- Maak en oefen je elevatorpitch (zie 3.2.2.)
- Verzamel visitekaartjes en schrijf erop waar je elkaar ontmoet hebt en wat je voor elkaar
kunt betekenen.
- Denk ook aan de lange termijn. Misschien kun je nu nog niet samenwerken, maar over een
tijdje wel.
- Zo’n zaal vol onbekenden is eng. Zoek iemand die er benaderbaar uit ziet, en stel je eerst aan
hem of haar voor.
- Vraag of je voorgesteld kunt worden. Het is minder eng om voorgesteld te worden, dan om
zelf op iemand af te stappen.
- Blijf niet de hele bijeenkomst bij één persoon. Je komt om mensen te leren kennen. Als je
met een persoon interessant contact hebt, plan je een vervolgafspraak.
- Bedank contacten die iets voor je hebben gedaan. Dat kan gewoon via e-mail.
- Geef altijd antwoord als je wordt uitgenodigd ergens voor. Ook als je niet kunt of wilt gaan.
- Laat de moeilijke hapjes staan. Zorg dat je altijd een hand vrijhoudt om je voor te kunnen
stellen.
- Rug recht en schouders naar achter. Laat zien dat je hier vanwege je succes bent.
3.2.2. Elevatorpitch
Goed voorbereid naar een netwerkbijeenkomst gaan, is het allerbelangrijkst. Bij een goede
voorbereiding hoort een elevatorpitch: in 30 tot 60 seconden vertel je wie je bent, wat je doet en wat
je kunt bieden. Deze term is uit het Engels overgewaaid en komt uit de zakenwereld waarin
directeuren en managers altijd druk zijn. Zij maken geen afspraak maar zeggen: “Vertel je plan maar
in de lift.” Daarom heet het een elevatorpitch.
In een elevatorpitch vertel je dus wie je bent, wat je doet en wat je wil. Dat is moeilijk, maar je kunt
dit wel goed voorbereiden. Met deze tips kun je meteen aan de slag:
- Ben eerlijk. Beloof niets dat je niet waar kunt maken.
- Vertel alles dat belangrijk is zo kort mogelijk. Dit is een kwestie van je pitch uitschrijven en
steeds blijven herschrijven.
- Spreek in normale taal met woorden die iedereen begrijpt.
- Oefen hardop en vraag andere mensen om hun mening.
- Ben zelfverzekerd en gebruik dus geen woorden zoals ‘misschien’ en ‘eventueel’.
- Ben beleefd en enthousiast.
- Val positief op zodat de luisteraar je naam onthoudt.
- Pas je pitch aan, afhankelijk van wie tegenover je zit. Een bewoner wil andere dingen van je
weten dan een wethouder.
- Kijk goed naar de luisteraar. Heeft deze nog interesse? Zo niet, dan rond je je pitch af en stel
je hem een vraag.
- Eindig met een vraag en toon interesse in de ander .
Een goede elevatorpitch maken kost tijd. Schrijf je pitch op. Dan is het makkelijker om in de tekst te
schrappen. Op het internet zijn verschillenden voorbeelden van een elevatorpitch te vinden.
Bijvoorbeeld op YouTube (https://www.youtube.com/playlist?list=PLAB3D520B067E3F28 ). In bijlage
1 hebben we een aantal geschreven elevator pitches toegevoegd.
3.2.3. Gelegenheden om te netwerken
Netwerken kan in principe overal. Je haalt de kinderen van school en praat met een andere ouder. Of
bij de sportvereniging waar je lid van bent. Je leert, vaak onbewust, heel veel mensen kennen op die
manier. Daarnaast zijn er een aantal gelegen heel geschikt en soms zelfs bedoeld om te netwerken:
- Workshops, cursussen en opleiding
- Borrels en recepties van je BewonersBedrijf of van andere bedrijven in de wijk
- Online via social media
- Verjaardagen. Al wil je daar natuurlijk niet de hele avond over je bedrijf praten.
3.3. Soorten contact
Je hebt een netwerk en dat heb je ook in kaart gebracht. Maar niet met iedereen in je netwerk heb je
hetzelfde contact en dezelfde band. Sommige spreek je wekelijks andere na die ene keer op een
bijeenkomst nooit meer. Er zijn dus verschillende soorten contacten binnen je netwerk. Mensen die
je een keer hebt gezien noemen we koude contacten. Die ken je wel maar spreek je niet. Als je elkaar
af en toe spreekt, noemen we dat een lauw contact. Warme contacten spreken elkaar regelmatig en