Top Banner
JELLEMA 1 BOUWNIJVERHEID
238

Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

Jan 19, 2016

Download

Documents

JeroenterWeele
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

JELLEMA 1

BOUWNIJVERHEID

06950408_voorwerk.indd 1 16-11-2005 15:29:39

Page 2: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2

omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdamvormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdamopmaak Van de Garde, Zaltbommel

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 90 06 95040 8

Tweede druk, tweede oplage

© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

06950408_voorwerk.indd 2 16-11-2005 15:29:39

Page 3: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3

InleidingBouwnijverheid1

06950408_voorwerk.indd 3 16-11-2005 15:29:40

Page 4: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4

De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast het inleidende deel uit drie reeksen boeken: bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces. Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid tot het leveren van commentaar en kritiek in een voortdurende discussie tussen redactie, auteurs en het onderwijs.

De redactie:ir. H. BrinksmaDocent Bouwkunde Hogeschool van Utrecht,Utrecht

ir. A. van TolArchitect,Zwolle

ir. M. BonebakkerAdviseur Bouwmanagement, Geesteren

H.A.J. FlapperBouwinnovator, Amsterdam

ir. K. HofkesDocent Bouwkunde Hogeschool INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar

ing. N. ZimmermannArchitect, Amsterdam

Auteurs deel 1:ir. I.R. Pijpers, Pro4all B.V., Woerden

ir. D.H.J. van der Woude, Pro4all B.V., Woerden

06950408_voorwerk.indd 4 16-11-2005 15:29:40

Page 5: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5

JELL

EM

A

HO

GE

RE

BO

UW

KU

ND

E

JELL

EM

A

HO

GE

RE

BO

UW

KU

ND

E

JELL

EM

A

HO

GE

RE

BO

UW

KU

ND

E

JELL

EM

A

HO

GE

RE

BO

UW

KU

ND

E

1 Inleiding Bouwnijverheid

www.jellema-online.nl

www.jellema-online.nl

7 Bouwmethoden Bouwmethodiek 10

Bouwproces Ontwerpen2

Bouwtechniek Onderbouw

Serieoverzicht

11 Bouwproces Contracteren8

Bouwmethoden Woningbouw3

Bouwtechniek Draagstructuur

12 Bouwproces Uitvoeren

A techniek

9 Bouwmethoden Utiliteitsbouw4

Bouwtechniek Omhulling

A prestatie-eisen / daken

12 Bouwproces Uitvoeren

B organisatie

4 Bouwtechniek Omhulling

B gevels

13 Bouwproces Beheren4

Bouwtechniek Omhulling

C gevelopeningen

5 Bouwtechniek Afbouw

6 Bouwtechniek Installaties

A elektrotechnisch en sanitair

6 Bouwtechniek Installaties

B werktuigbouwkundig en gas

6 Bouwtechniek Installaties

C liften en roltrappen

06950408_voorwerk.indd 5 16-11-2005 15:29:53

Page 6: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6

Woord vooraf

De bouwnijverheid staat de komende jaren voor een enorme uitdaging. De traditioneel ingestelde bouw zal een ontwikkeling gaan doormaken, waarbij samenwerken en heldere communicatie de toverwoorden zullen zijn. De bouwnijverheid zal uitgroeien tot een moderne bedrijfstak met zijn eigen specifieke aanpak, maar wel gebaseerd op ervaringen uit andere industrietakken.

Dit deel 1 van de serie Jellema Hogere Bouw-kunde levert een bijdrage aan deze ontwikke-ling. Alle facetten van de bouwnijverheid, zoals structuren, processen, participanten, partijen en organisatie- en samenwerkingsvormen worden beschreven. Uitgangspunt is de wijze waarop er nu in de bouwnijverheid wordt gewerkt. Er wordt kritisch naar de huidige werkwijze geke-ken en waar nodig een andere oplossingsrichting aangegeven.

In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 8) wordt de visie op welke wijze de bouwnijverheid moet ver-anderen, in zijn geheel gepresenteerd. Deze visie is gefundeerd op basis van verschillende onder-zoeken naar de ervaringen en ontwikkelingen in andere landen en bedrijfstakken.

Wij hopen dat wij met dit boek een bijdrage hebben geleverd om de mooie en spannende bedrijfstak ‘De Bouw’ te laten doorgroeien naar een moderne industrietak.

De auteursmei 2004

VI

06950408_voorwerk.indd 6 16-11-2005 15:29:54

Page 7: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7

Inhoud

1 Bouwen 1Inleiding 21.1 Bouwen door de eeuwen heen 21.1.1 Middeleeuwen (tot 1700) 21.1.2 Vroeg-industriële maatschappij (1700–1900) 31.1.3 Industriële maatschappij (1900–heden) 51.2 Gebouwde omgeving 71.2.1 Kwaliteit van gebouwde omgeving 71.2.2 Gebouwen 81.3 Bouwopgave 81.3.1 Functies in bouwproces 91.3.2 Specifieke kenmerken van bouw- nijverheid 111.4 Bouwen 121.4.1 Partijen in het bouwproces 121.4.2 Fasen in het bouwproces 161.4.3 Organisatievormen 171.4.4 Rol van overheid 181.4.5 Bouwmethoden 191.5 Maatschappelijke trends 201.5.1 Gevolgen van veranderende markt 201.5.2 Gevolgen van veranderende regel- geving 201.5.3 Gevolgen van veranderende informatie-technologie 211.5.4 Gevolgen van industrialisatie 211.5.5 Gevolgen van parlementaire enquête 211.5.6 Duurzaam Bouwen 22

2 Structuur van de bouwnijverheid 23Inleiding 242.1 Indeling van bouwnijverheid 242.1.1 Indeling naar type bedrijf 242.1.2 Indeling naar marktsegmenten 252.1.3 Indeling naar aard van werkzaam- heden 262.2 Karakteristieken 262.2.1 Markt 262.2.2 Product 272.2.3 Bouwlocatie 282.3 Belang van de bouwnijverheid 282.3.1 Omvang 282.3.2 Invloed op andere industrietakken 292.4 Ontwikkelingen in bouwproductie 292.5 Ontwikkelingen in de woningbouw 322.6 Ontwikkelingen in de utiliteitsbouw 332.6.1 Zakelijke dienstverlening 33

2.6.2 Handel en horeca 342.6.3 Industrie en bouwnijverheid 342.6.4 Vervoer, opslag en communicatie 342.6.5 Landbouw en visserij 352.6.6 Overheid 352.6.7 Onderwijs 352.6.8 Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 362.7 Ontwikkelingen in grond-, weg- en water-bouw 362.8 Ontwikkelingen in onderhoud 372.9 Het buitenland 372.9.1 Omzet Europese Unie 382.9.2 Omringende landen 402.9.3 Sterke en zwakke kanten van de Neder-landse bouwnijverheid 412.9.4 Toekomst van de Nederlandse bouwnijver-heid 42

3 Bouwproces 43Inleiding 443.1 Fasen in het bouwproces 443.1.1 Programmafase 453.1.2 Ontwerpfase 463.1.3 Uitwerkingsfase 463.1.4 Realisatiefase 463.1.5 Beheer- of gebruiksfase 473.1.6 Sloop 473.2 Programmafase 483.2.1 Initiatief 483.2.2 Haalbaarheidsstudie 493.2.3 Projectdefinitie 563.3 Ontwerpfase 593.3.1 Structuurontwerp 613.3.2 Voorlopig ontwerp 613.3.3 Definitief ontwerp 623.4 Uitwerking 633.4.1 Bestekfase 643.4.2 Prijsvorming 653.5 Realisatie 663.5.1 Werkvoorbereiding 673.5.2 Uitvoering 743.5.3 Oplevering 773.6 Gebruiks- en sloopfase 773.7 Kanttekeningen bij het bouwproces 783.7.1 Knelpunten 783.7.2 Besparingen 803.7.3 Procesintegratie 81

VII

06950408_voorwerk.indd 7 16-11-2005 15:29:54

Page 8: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8

4 De opdrachtgevende bouw 83Inleiding 844.1 Opdrachtgevers 844.1.1 Belangen 844.1.2 Typen opdrachtgevers 864.2 Beleggers 864.2.1 Beleggingsobjecten 874.3 Eigen huisvesters 884.4 Rijksgebouwendienst 884.5 Projectontwikkelaars 894.5.1 Typen projectontwikkelaars 904.6 Woningbouwcorporaties 904.7 Incidentele opdrachtgevers 924.8 De toekomstige opdrachtgever 93

5 De opdrachtnemende bouw 95Inleiding 965.1 Disciplines 965.2 Architect 975.2.1 Waar werken architecten? 975.2.2 Omvang van de architectenbranche 985.2.3 Werkzaamheden van een architect 995.2.4 Automatisering ontwerpproces 1005.2.5 Opdrachtverstrekking architect 1025.3 Adviesbureaus 1025.3.1 Welke adviseurs zijn er? 1025.3.2 Opdrachtverstrekking ingenieur 1035.3.3 Constructeur 1045.3.4 Projectmanager 1045.3.5 Installatietechnisch adviseur 1045.3.6 Bouwkundig (kosten)adviseur 1045.3.7 Overige adviseurs 1055.4 Aannemer 1055.4.1 Omvang van de uitvoerende bouw 1055.4.2 Kenmerken van de uitvoerende bouw 1055.4.3 Organisatie bouwbedrijf 1065.4.4 Automatisering bouwonderneming 1075.4.5 Opdrachtverstrekking aannemer 1075.5 Onderaannemer 1085.6 Installateur 1105.7 Toeleverancier 1105.7.1 Industrie en groothandel 1115.7.2 Ontwikkelingen bij toeleveranciers 1115.7.3 Automatisering toeleveranciers 1125.8 Samenwerking en overnames 1125.8.1 Horizontale en verticale integratie 1135.8.2 Co-makership en overname 1135.8.3 Incidenteel en structureel 1145.8.4 Publiek-private-samenwerking 1145.8.5 Internationalisering 114

5.9 Herstructering 114

6 De overheid als regelgever 117Inleiding 1186.1 Ruimtelijke ordening 1186.1.1 Wet op de ruimtelijke ordening 1186.1.2 Nota’s ruimtelijke ordening 1226.2 Technische regelgeving 1266.2.1 Historisch overzicht 1266.2.2 Woningwet 1286.2.3 Bouwbesluit 1346.2.4 Energieprestatienormering 1376.2.5 Normen, kwaliteitsverklaringen, model-aansluitvoorwaarden en ministeriële regelingen 1416.2.6 Toezicht op het bouwen en wonen 1426.3 Overige regelgeving 1436.3.1 Bouwprocesbesluit Arbeids-omstandighedenwet 1436.3.2 Milieuwetgeving 1476.3.3 Bijzondere wetten 1476.4 Financiële regelgeving 1486.4.2 Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) 1496.4.3 Huursubsidiewet (1997) 1496.5 Invloed van de Europese Gemeenschap 1496.5.1 Toepassingsgebieden 1506.5.2 Drempelbedragen 1516.5.3 Europese aanbestedingsprocedures 151

7 Bouworganisatievormen 153Inleiding 1547.1 Getrapte aanbestedingsvorm 1547.2 Bouwteam 1567.3 Turn-key 1587.4 General-contracting 1597.5 Managementcontracting 1627.6 Rgd-prestatiecontract 1637.7 Bouworganisatievormen naast elkaar 1637.7.1 Individuele belangen van bedrijven 1647.7.2 Relatieve machtsposities 1657.7.3 Samenwerkingsvormen en de opdracht- nemende bouw 1667.7.4 Samenwerkingsvormen en de opdracht- gevende bouw 1677.8 Kiezen van een bouworganisatievorm 169

8 De bouw op middellange termijn 171Inleiding 1728.1 Problemen in de bouw op een rij 172

VIII

06950408_voorwerk.indd 8 16-11-2005 15:29:54

Page 9: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

9

8.2 Wat kunnen wij leren van andere industrieën? 1758.2.1 De auto-industrie en ‘lean production’ 1758.2.2 Scheepsbouw 1798.3 Wat kunnen wij leren van andere landen? 1818.3.1 Japanse bouwondernemingen 1818.3.2 Franse informatietechnologie 1848.3.3 Australisch projectmanagement 1858.4 Verwachte markt-ontwikkelingen 1868.4.1 ARTB ‘Bouwvisie 2010’ 1868.4.2 TNO, ‘De economische kracht van de bouw’ 1908.4.3 ‘Bouwen op Kennis’ 1938.4.4 Het Nieuwe Bouwen 1968.4.5 Next Generation Scenario ICT in de Bouw 1998.4.6 PAIS: communicatie in de bouw en infra 2028.4.7 VISI 2078.4.8 Parlementaire enquête Bouwnijverheid 2108.4.9 Rethinking Construction 2148.4.10 Regieraad Bouw 2168.5 Toekomstvisie 2178.5.1 De maatschappij 2178.5.2 Ketenintegratie 2188.5.3 De organisatievorm 2188.5.4 De informatietechnologie 219

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 220

Register 223

IX

06950408_voorwerk.indd 9 16-11-2005 15:29:55

Page 10: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

10

06950408_voorwerk.indd 10 16-11-2005 15:29:55

Page 11: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1Bouwenir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

Bouwen lijkt in principe eenvoudig. Bouwen is het stapelen van mate-

rialen of het maken van een geraamte en dit bedekken. De basis-

materialen hierbij zijn steen, klei, hout, zand en water en tegenwoor-

dig metaal en kunststof. Door de jaren heen heeft het bouwen zich

ontwikkeld tot een traditioneel ingestelde bedrijfstak met als verzamel-

naam de bouwnijverheid. Een ambachtelijk ingesteld productieproces

waarin de historisch gegroeide scheiding tussen ontwerp en uitvoe-

ring zich heeft vertaald in een strikte scheiding van de ontwerpende

en uitvoerende disciplines. Tegenstrijdige belangen, samenwerkings-

en communicatieproblemen en weinig innovatie zijn hiervan het

gevolg.

De bouwnijverheid staat voor ingrijpende veranderingen. De gevolgen

van de Bouwenquête, de economische ontwikkelingen en betrokken-

heid van de partijen in het bouwproces liggen hieraan ten grondslag.

06950408_hfdst01.indd 1 16-11-2005 15:32:58

Page 12: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de basis gelegd voor de volgende hoofdstukken. Alle facetten van de bouw komen in vogelvlucht aan de orde. In sneltreinvaart wordt het bouwen door de eeu-wen heen gevolgd. Aangegeven wordt hoe het verleden van invloed is op het huidige bouw-proces, maar ook de omvang van de gebouwde omgeving komt aan de orde. Daarnaast wordt ingezoomd op het bouwproces.

De bouwnijverheid moet steeds vaker en sneller inspelen op sociale, economische en technologi-sche veranderingen. Maar ook de parlementaire enquête naar de bouwfraude mag natuurlijk niet ontbreken. Ten slotte wordt in dit hoofdstuk aangegeven wat de invloeden kunnen zijn van deze trends en de enquête-uitkomsten voor de toekomst van het bouwen.

1.1 Bouwen door de eeuwen heen

Het is goed te weten hoe de bouw zich door de eeuwen heeft ontwikkeld. Wij beperken ons hierbij tot West-Europa. Bij deze ontwikkeling worden tevens de verschillende karakteristieken aangegeven, zodat het duidelijk wordt waarom de bouw op de huidige wijze is georganiseerd en welke rollen er vervuld moeten worden door de verschillende participanten. Door middel van dit overzicht wordt de basis gelegd voor de andere hoofdstukken in dit boek. Wij starten ons over-zicht in de Middeleeuwen.

1.1.1 Middeleeuwen (tot 1700)In de Middeleeuwen was de bouw op dezelfde wijze georganiseerd als de andere nijverheden in die tijd: handwerkslieden verenigd in gilden. De handwerkslieden werkten onder één leidende figuur, de bouwmeester of meester-ontwerper.

De bouwmeester was verantwoordelijk voor het gehele bouwproces. Meer dan een schets maakte de bouwmeester nooit. Wat er moest worden gebouwd zat in zijn hoofd en als het nodig was kon hij verwijzen naar een naburige stad waar bijvoorbeeld een soortgelijke kerk stond. De bouwmeester schakelde voor het

bouwen de plaatselijke gilden in. Tijd was nooit een probleem en soms werd de bouw gewoon enkele jaren onderbroken.

De gilden met hun handwerkslieden hadden dus een duidelijk idee hoe het gebouw er moest uitzien als het klaar was. Gezien hun grote mate van vakmanschap was er geen behoefte aan uitgewerkte tekeningen of uitgebreide com-municatie en zij stonden garant voor de kwali-teit. Gezien de sociale omstandigheden en het technische niveau van die tijd was dit een uitste-kende werkstructuur.

De bouwmeester had overzicht en kon op de bouw regelen en bijsturen daar waar nodig. De organisatiestructuur was in de Middeleeuwen dan ook uiterst simpel en direct. De verantwoor-delijke voor het ontwerp en de uitvoering was verenigd in één persoon, de bouwmeester, die voor de uitvoering de gilden met hun hand-werkslieden inschakelde, figuur 1.1.

Gilde

Gilde

Gilde

Debouwmeester

uitvoering

Figuur 1.1 Organisatie van de bouw in de Middeleeuwen

De bouwmeesters werden in de Middeleeuwen vooral ingeschakeld om kathedralen te bouwen. Ieder zichzelf respecterende stad probeerde een grotere kathedraal of kerk te bouwen in vergelijking met de naburige steden. In deze periode werden grote ruimten overdekt door middel van het toepassen van gewelven. Deze constructiewijze vindt zijn oorsprong in de Romeinse periode (300-200 v. Chr.) maar is in de Middeleeuwen verder ontwikkeld omdat de bouwwerken steeds groter en groter werden. De bouwmeesters in de Middeleeuwen slaagden er in gebouwen te realiseren die de eeuwen moei-

06950408_hfdst01.indd 2 16-11-2005 15:32:58

Page 13: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 3

teloos konden trotseren. De gewelfvormen die in de Middeleeuwen werden gebruikt zijn de tongewelven en de kruisgewelven. De techniek van het bouwen bestond uit handwerk en bleef verder beperkt tot de materialen hout, natuur-steen en baksteen. Met deze materialen waren de handwerkslieden vertrouwd geraakt en zij hadden geen behoefte aan verdere ontwikkeling.

Italiaans voorbeeldBouwmeester Bruneleschi heeft met zijn ‘Koe-pel van Florence’ een werkelijk architectonisch en constructief hoogstandje gerealiseerd. Bru-neleschi maakte hier een enorme koepel met een dubbele wand, figuur 1.2. Een nooit eer-der vertoond verschijnsel dat om zeer speciale bouwtechnieken vroeg. Jarenlang is tevergeefs onderzocht hoe het mogelijk was een koepel met zulke grote afmetingen op een derge-lijke wijze te construeren. Pas sinds kort is de bouwtechniek doorgrond en is de koepel op een veel kleinere schaal nagebouwd.

1.1.2 Vroeg-industriële maatschappij (1700–1900)Toen in 1700 de industriële revolutie begon kwam er verandering in de hiervoor geschetste situatie. Er ontstond in deze periode een toene-mende vraag naar meer verschillende soorten gebouwen. Er moesten raadhuizen worden gebouwd om de stad te besturen, hallen en loodsen ten behoeve van de industrieën, grote woonhuizen ten behoeve van de notabelen, enzovoort. De ‘snelle’ ontwikkeling van de tech-niek maakte het in die tijd mogelijk complexere bouwwerken te realiseren, waarbij behoefte ont-stond ook andere materialen toe te passen.

De technische kennis en ervaring van de hand-werkslieden ontwikkelde zich echter niet in het gewenste tempo mee. Het bouwproces ging hierdoor moeilijker verlopen en de bouwmees-ter kreeg meer en meer te maken met minder geschoolde werklieden. De communicatie tus-sen de bouwmeester en de handwerkslieden verslechterde. Maar ook de opdrachtgever wilde door middel van tekeningen en schetsen inzicht krijgen in datgene dat voor hem werd gebouwd. Bovendien moest van hem het gebouw binnen

Figuur 1.2 Koepel van Florence

06950408_hfdst01.indd 3 16-11-2005 15:32:59

Page 14: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4

een bepaalde periode gereed zijn. Oplossing van dit probleem kwam in de vorm van het scheiden van ontwerp en uitvoering. Voor het ontwerp werd een architect verantwoordelijk. Deze ont-wierp, tekende en beschreef het gebouw voor zijn opdrachtgevers. Voor de uitvoering werd de bouwmeester verantwoordelijk die hiervoor de gilden contracteerde. Het was een passende op-lossing voor het communicatie-probleem van die tijd, figuur 1.3.

Debouwmeester

Dearchitect

ontwerp

uitvoering

Gilde

Gilde

Gilde

Figuur 1.3 Organisatie van de bouw in de periode

1700−1900

De industriële revolutie vroeg om massaproduc-tie. Daarvoor waren grote hallen nodig waar mensen en machines in konden worden on-dergebracht. Dit luidde het ontstaan in van fa-brieken. Deze fabrieken behoefden niet mooi te zijn. Liever doelmatig en goedkoop. Uiteindelijk hebben deze eisen ertoe geleid dat gietijzeren kolommen en balken werden toegepast, voor het eerst in 1780 in een aantal Engelse katoen-spinnerijen. Tot die periode werd gewerkt met houten kolommen en balken. De overspanning tussen de gietijzeren kolommen waarover de gietijzeren balken werden gelegd, werd ge-realiseerd door dunne gesmede platen of ge-metselde baksteengewelfjes opgevuld met beton, figuur 1.4

Het summum van de ontwikkeling in deze periode was het gebouw dat door Joseph Paxton in 1851 is ontwikkeld als Brits paviljoen voor de wereldtentoonstelling in Londen. Dit gebouw, Crystal Palace, is geheel opgetrokken uit ijzer en glas. Toen was het een ware wereldsensatie, figuur 1.5.

In de loop van de 18e eeuw kwam er onder invloed van het economisch liberalisme bij de opdrachtgever meer en meer het gevoel op om bouwwerken aan te besteden tegen vaste prij-zen. Na vergelijking van de door de gegadigden in concurrentie gedane prijsaanbiedingen werd het bouwwerk aan de partij met de laagste prijs

Figuur 1.4 Engelse raffinaderij van ±1845, ontwerp Fairbairn, combinatie van gietijzeren kolommen en balen met betonnen vloeren

en gemetselde gevels; Royal Albert Docks, Manchester. (foto: Aidan O‘Rourke, Manchester)

06950408_hfdst01.indd 4 16-11-2005 15:32:59

Page 15: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 5

gegund. Ook deze ontwikkeling heeft natuurlijk bijgedragen aan de vraag naar een scheiding tussen de functies ontwerpen en uitvoeren.

Bij de aanbestedingsmethode moet, voordat tot aanbesteding wordt overgegaan, het werk nauwkeurig vaststaan. De ontwerper, de huidige architect, kreeg de taak het ontwerp compleet uit te werken door middel van tekeningen en beschrijvingen. De bouwmeester, de huidige aannemer, moest op basis van deze informatie het vaste bedrag bepalen waarvoor hij het werk ging uitvoeren. Alle risico’s en tegenvallers waren voor rekening van de aannemer. Het gevolg hier-van was dat sommige aannemers het tijdens de uitvoering minder nauw namen met de kwaliteit

van hun werk en de veiligheid van hun werkne-mers. De opdrachtgever reageerde hierop door de ontwerper opdracht te geven toezicht te hou-den tijdens de uitvoering. Zo ontwikkelde de architect zich langzaam tot de vertrouwens-persoon van de opdrachtgever voor het gehele bouwproject. De toezichthoudende taak van de architect groeide gaandeweg uit tot een leiding-gevende taak. De architect ging directie voeren. Natuurlijk bleef de aannemer zelf verantwoor-delijk voor de goede uitvoering. Deze ontwikke-ling leidde tot een relatie tussen opdrachtgever, architect en aannemer die beter bekend is als de ‘traditionele’ of ‘driehoeksrelatie’, figuur 1.6.

De ontwikkelingen in deze periode vormen nog steeds de basis voor de huidige bouworgani-satievormen in Nederland. In feite is hier de basis gelegd voor de duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering en de huidige aanbeste-dingscultuur. De problemen waar de bouw tegenwoordig mee worstelt, zijn in feite in de 18e eeuw ontstaan. Vanuit de Middeleeuwen, waarin ontwerpen en realiseren van een gebouw op basis van vertrouwen door één persoon plaatsvond, is het verworden tot een proces gestoeld op wantrouwen.

Figuur 1.5 Crystal Palace, Londen 1851, ontwerp Joseph Paxton

Architect Aannemer

Opdrachtgever

Figuur 1.6 Driehoeksrelatie (traditioneel) tussen opdracht-

gever, architect en aannemer

06950408_hfdst01.indd 5 16-11-2005 15:33:00

Page 16: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6

van gebouwen en woningen constant aan het toenemen is. Zo ontstaat een ingewikkeld pa-troon van relaties van bij de bouw betrokken partijen, figuur 1.7.

Op zich hoeft dat niet tot problemen te leiden. Maar iedere bij de bouw betrokken partij heeft zijn eigen cultuur, vaktaal, werkwijze, wijze van automatisering en niet te vergeten zijn eigen belangen. De problemen van de huidige bouw liggen dan ook voornamelijk op het gebied van samenwerking en communicatie.

Figuur 1.7 Relaties in het bouwproces

Toeleverancier

Toeleverancier

Project-manager

Adviseur

Adviseur

Adviseur

Adviseur

Adviseur

Installatieadviseur

Onder-aannemer

Onder-aannemer

Onder-aannemer

Onder-aannemer Onder-

aannemer

Opdrachtgever

Architect

Constructeur

Installateur

Bouwkundig(hoofd)aannemer

1.1.3 Industriële maatschappij (1900–heden)In het begin van de 20ste eeuw nam de ont-wikkeling van de industrieën ook in Nederland grootse vormen aan, dus ook de vraag naar gebouwen. De almaar toenemende vraag naar gebouwen leidde ertoe dat er steeds meer pogingen werden ondernomen de ambachtelijke bouwnijverheid te veranderen in een meer geïn-dustrialiseerde vorm. In dezelfde periode namen de technische mogelijkheden enorm toe.De ontwikkeling van deze noodzakelijke technie-ken vroegen om hun eigen specialisatie. Dit had en heeft nog steeds tot gevolg dat het aantal participanten bij het ontwikkelen en realiseren

06950408_hfdst01.indd 6 16-11-2005 15:33:01

Page 17: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 7

Een ander probleem is dat het uitvoerend bouw-bedrijf vaak erg laat wordt betrokken bij het bouwproject. Dit hangt overigens nauw samen met de aanbestedingscultuur die in de periode 1700–1900 is ontstaan. Door deze late inschake-ling van het uitvoerend bouwbedrijf, eigenlijk alleen maar om de prijs vast te stellen, is er geen gelegenheid geweest invloed uit te oefenen op de uitvoerbaarheid van het ontwerp. De kansen om het rendement van het uitvoeringsproces in positieve zin te beïnvloeden nemen sterk af naarmate het bouwproces vordert. Het is dus zaak, dat de uitvoerende bedrijven, vooral in de wat complexere bouwprocessen, een bepaalde invloed krijgen in het ontwerptraject.

SamenwerkingsvormenEigenlijk begon er de laatste tientallen jaren een steeds grotere behoefte te ontstaan om in meer of mindere mate terug te keren naar het model van de Middeleeuwen: de bouwmeester als leidinggever en coördinator van het hele bouw-proces. Dit werd in de praktijk opgepakt met het ontwikkelen van verschillende samenwerkings-vormen. Naast de traditionele organisatievorm ontstond allereerst het bouwteamconcept en vervolgens de turn-key-overeenkomst. Maar ook deze organisatievormen lossen de geschetste samenwerkingsproblemen niet geheel op.

In hoofdstuk 7 wordt uitvoerig ingegaan op de verschillende organisatievormen in de bouw. Het blijkt telkens weer, welke organi-satievormen ook worden gehanteerd, dat er sprake is van gelegenheidsteams: partners bijeengebracht om een eenmalige klus te kla-ren. Hierbij moeten de deelnemers, om een kwetsbare positie te voorkomen, blijven wer-ken volgens traditionele principes. Er kan dan ook worden geconstateerd dat de beoogde resultaten, zoals een sterk verbeterde samen-werking, optimale informatie-overdracht en een uitstekende communicatie, niet worden gerealiseerd omdat de organisatievormen van het bouwproces geen gelegenheid bieden de problemen in de bouw integraal aan te pak-ken en op te lossen. De gevolgen van de in de periode 1700-1900 aangebrachte scheiding tussen ontwerp en uitvoering werken ook nu nog steeds enorm door in de bouwnijverheid.

1.2 Gebouwde omgeving

Als we door de straten lopen van een stad of dorp, zien we een grote verscheidenheid aan gebouwen en woningen. Al die gebouwen en woningen samen vormen onze gebouwde om-geving. Er kan worden geconstateerd dat er dan ook gediscussieerd wordt over de kwaliteit van deze omgeving. Om een indruk te krijgen over de omvang van de gebouwde omgeving wordt deze paragraaf afgerond met cijfers en kengetal-len.

1.2.1 Kwaliteit van gebouwde omgevingHet spreekt vanzelf dat de kwaliteit van de om-geving ook relaties heeft naar de periode waarin de gebouwen en woningen zijn gerealiseerd. Deze kwaliteit door de eeuwen heen wordt in deze paragraaf nader beschreven.

In de Middeleeuwen lag de nadruk op de kathe-dralen en kerken. Gebouwen die tegenwoordig, ondanks vele functiewijzigingen, nog steeds goed functioneren. Dit komt omdat de hoofd-vorm van deze gebouwen veelal eenvoudig is en qua techniek is uitgevoerd met materialen en constructies die een lange levensduur hebben. Bij gebouwen uit die tijd was de toepassing van materialen evenals de detaillering met veel zorg en gevoel voor esthetica behandeld.

Vanaf het begin van de industriële revolutie is daar verandering in gekomen. Zoals al eerder aangegeven kwam dit door een steeds grotere variatie in gebouwtypen. De oorzaak hiervan was de groeiende verscheidenheid aan functi-onele behoeften. Ook de materiaaltoepassin-gen en ontwikkeling van de constructiewijzen hebben hieraan bijgedragen. Een belangrijke ontwikkeling ten aanzien van de kwaliteit van de gebouwde omgeving, was in deze periode de scheiding tussen de esthetica en de functio-naliteit. Dit had tot gevolg dat de ruimten wer-den vormgegeven op basis van hun specifieke functionele eisen. Omdat de perioden waarin de gebruikseisen geldig bleven steeds korter werden, terwijl de ruimten specifiek op basis van die eisen werden gemaakt, was de functionele levensduur van zo’n gebouw ook beperkt. Eco-nomisch gezien is het in deze situaties zinvol om

06950408_hfdst01.indd 7 16-11-2005 15:33:01

Page 18: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8

de technische levensverwachting niet veel langer te maken dan de functionele levensduur. Een groot deel van de esthetica kwam voort uit de functionele ordening en de gekozen technische oplossingen.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen we via een periode van wederopbouw in een tijd van grote economische groei, waardoor de vraag naar bouwvolume enorme proporties ging aan-nemen. In een periode van schaarste bepaalt vanzelfsprekend de aanbodzijde wat er gebeurt. De vraagkant is dan uiteraard niet in beeld. Het gevolg hiervan was dat alle aandacht zich richtte op het bouwen van de gebouwen en woningen, terwijl het gebruiken en beheren van die ge-bouwen en die woningen compleet uit het oog werden verloren. Tegelijkertijd met deze enorme bouwbehoefte namen de technische ontwik-kelingen, de schaalvergroting en de functionele complexiteit toe. Zoals hiervoor al is aangege-ven, ontstond hierdoor een verdere splitsing van de verantwoordelijkheden en de bij de ontwik-keling en realisatie betrokken partijen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is er steeds meer de nadruk gelegd op de productie, waardoor geld de eerste prioriteit is geworden en niet meer de kwaliteit van het gebouw en ook niet de kwaliteit van de arbeid. Voor de toekomst en de schoon-heid van de gebouwde omgeving is dit natuurlijk geen positieve ontwikkeling.

We zullen deze negatieve ontwikkeling dan ook moeten doorbreken. De gebouwde omgeving kan alleen goed functioneren als ze aan allerlei verschillende eisen voldoet. Niet alleen moeten de technische prestaties voldoende hoog zijn en moeten de gebruikswaarden in termen van func-tionaliteit en logistiek groot zijn, ook factoren als beleving en uitstraling bepalen in hoge mate de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Mensen moeten er prettig kunnen werken, leven en wonen, nu en in de toekomst. Problemen ont-staan vaak doordat een van de eisen de nadruk krijgt. De kunst is het vinden van een optimaal evenwicht tussen technische, functionele, finan-ciële en esthetische kwaliteitseisen.

1.2.2 GebouwenHet product van het bouwproces zoals de ge-bouwen, de woningen, de bruggen, de wegen, enzovoort is duidelijk een ander product in vergelijking met producten gefabriceerd door andere industrieën. Het product van het bouwen heeft een ingrijpende invloed op ons leven en de kwaliteit van onze dagelijkse omgeving (architec-tuur). Daarnaast is het product plaatsgebonden en heeft het een verhoudingsgewijs lange levens-duur.

De definitie van een gebouw is terug te vinden in de Woningwet: ‘Elk bouwwerk, dat een voor de mensen toegankelijke overdekte geheel of ge-deeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt’.

Onder deze definitie valt zowel een bunker als een torenflat. Welke typen gebouwen kunnen wij onderscheiden? Een goede leidraad hier-voor is Tabel 0 van de Cl/SfB die ook door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) wordt gehanteerd. De volgende hoofdgroepen worden daarin onderscheiden:

• landschap, ruimtelijke ordening;

• civiele werken, verkeer en water;

• gebouwen voor verkeer en industrie;

• kantoor- en handelsgebouwen;

• gebouwen voor gezondheidszorg, sociale ver-zorging en detentie;

• restauratie-, amusements- en recreatiegebou-wen;

• gebouwen voor godsdienstbeoefening;

• gebouwen voor onderwijs, cultuur en weten-schap;

• woongebouwen in het algemeen;

• gebouwen en ruimten in het algemeen.

De volgende vraag die we kunnen stellen is: wat is de omvang van het gebouwde? In figuur 1.8 zijn kengetallen verzameld.

1.3 Bouwopgave

In de vorige paragrafen is aangegeven op welke wijze er door de eeuwen heen is gebouwd, hoe het met de kwaliteit van de gebouwde omge-ving is gesteld en ten slotte tot hoeveel gebou-wen en woningen dit heeft geleid. In het vervolg

06950408_hfdst01.indd 8 16-11-2005 15:33:01

Page 19: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 9

van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het daadwerkelijk ontwikkelen en realiseren van ge-bouwen en woningen. In deze paragraaf wordt gestart met de elementaire functies in het bouw-proces en vervolgens de karakteristieken van de bouwopgave.

1.3.1 Functies in bouwprocesEr kan maar niet zo worden begonnen met bouwen. Allereerst zal er iemand moeten zijn die het initiatief neemt tot het ontwikkelen van een gebouw of woning. Het kan natuurlijk niet blijven bij plannen. Het gebouw of de woning zal ook op een stuk grond moeten komen te staan. Vervolgens zal moeten worden gekeken naar de financiering: hypotheken, leningen, lease-concepten, enzovoort. Nadat dit allemaal is

geregeld, kan er worden gestart met het ontwer-pen en vervolgens met het uitvoeren. Concreet betekent dit dat er vijf elementaire functies in het bouwproces kunnen worden onderscheiden, figuur 1.9:

• initiatief nemen;

• verwerven van de grond;

• geld beschikbaar stellen;

• ontwerpen;

• uitvoeren.

1.3.1.a InitiatiefEen organisatie of bewoner is ontevreden over zijn huidige huisvesting. Na analyse van zijn huisvestingsbehoefte is de conclusie duidelijk. De huidige woning voldoet niet meer aan zijn behoefte. Het nemen van initiatief is begonnen.

Inwoners (in 2002) 16,1 miljoen

Jonger dan 20 jaar 3,9 miljoen (24%)

Ouder dan 64 jaar 2,2 miljoen (14%)

Allochtonen 2,9 miljoen (18%)

Huishoudens (in 2002) 6,9 miljoen

1-persoonshuishoudens 2,4 miljoen (34%)

2-persoonshuishoudens 2,3 miljoen (33%)

Woningvoorraad (in 2002) 6,8 miljoen

Gemiddelde woonbezetting 2,3 miljoen

Eengezinswoningen 4,3 miljoen

Meergezinswoningen 2,1 miljoen

Koop 3,4 miljoen

Huur 3,4 miljoen

Oppervlakte Nederland (in 2000) 4.152.803 ha

Totaal oppervlakte verkeer 113.039 ha

Totaal oppervlakte landbouw 2.326.047 ha

Totaal oppervlakte buiten- en binnenwater 774.472 ha

Totaal oppervlakte bos en natuur 483.463 ha

Totaal bebouwd oppervlakte 318.330 ha

Woongebied 221.141 ha

Detailhandel en horeca 4.592 ha

Openbare voorzieningen 11.486 ha

Onderwijs/gezondheidszorg/cultuur 15.167 ha

Bedrijfsterreinen 65.945 ha

Figuur 1.8 Kengetallen bebouwde omgeving Nederland Bron: CBS

06950408_hfdst01.indd 9 16-11-2005 15:33:02

Page 20: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

10

De volgende stap is nu om vast te stellen of de gewenste nieuwe situatie ook betaalbaar is. Een haalbaarheidsstudie is van essentieel belang. In een vroege fase moet worden vastgesteld of de plannen voor het beschikbare budget te realise-ren zijn. Wordt dit vroegtijdig gedaan, dan zijn teleurstellingen verderop in het traject, nadat al veel geld is uitgegeven, te voorkomen. Verstan-dig is het dan ook om in deze fase een kosten-deskundige in te schakelen als de noodzakelijke deskundigheid niet aanwezig is.

Op basis van de uitkomsten van de haalbaar-heidsstudie kan de initiatiefnemer, vanaf nu op-drachtgever genoemd, beslissen de plannen af te

blazen of door te zetten. In geval van het laatste zal de initiatiefnemer moeten besluiten op welke wijze de plannen zullen worden gerealiseerd. In feite gaat het hier om de keuze van bouworga-nisatievorm: traditioneel (driehoeksverhouding), bouwteam, turnkey-contract, general contrac-ting, enzovoort. Nadat de keuze gemaakt is kan het Programma van Eisen voor de nieuwe huis-vesting definitief worden samengesteld.

1.3.1.b Verwerven van grondDe opdrachtgever zal vervolgens gaan zoeken naar een locatie die aansluit bij zijn huisves-tingsbehoefte. Dit kan te maken hebben met de bereikbaarheid per auto of openbaar vervoer, de nabijheid van havens of vliegvelden en de uit-straling. Het verwerven van de grond is afhanke-lijk van eigendomssituatie. Het kan al eigendom zijn van de opdrachtgever, de overheid kan eige-naar zijn of een derde. Bij het verwerven van de grond is het wel van belang vast te stellen of de bouwplannen op de betreffende locatie mogen worden gerealiseerd (bebouwingsvoorschriften).

1.3.1.c FinancieringTegelijkertijd met het verwerven van de grond zal moeten worden gekeken op welke wijze de financiering van de grond en de bouwplannen moet gaan plaatsvinden. Dit kan gebeuren door externe financiering zoals hypotheken, lang-lopende leningen of lease-contracten, interne financiering (dus vanuit eigen vermogen) of door voorfinanciering. Deze laatste situatie ontstaat als de opdrachtgever het gebouw of woning al ver-koopt aan de gebruiker voordat het al gebouwd is.

1.3.1.d OntwerpenNadat door de opdrachtgever een architect is geselecteerd, kan vervolgens het ontwerpen plaatsvinden. Het ontwerpen wordt veelal onder-verdeeld in verschillende fasen, zoals:

• vervaardigen structuurontwerp;

• vervaardigen voorlopig ontwerp;

• vervaardigen definitief ontwerp;

• vervaardigen bestek en bestektekeningen.

Op basis van het bestek en de bestektekeningen kan vervolgens de aanbesteding en/of prijs-vorming plaatsvinden. Nadat bekend is welke

1 Initiatief nemen

• analyseren huisvestingsbehoefte;

• verrichten van haalbaarheidsstudie;

• beslissen tot realiseren;

• wijze van realiseren;

• contracteren;

• opstellen Programma van Eisen.

2 Verwerven van de grond

• locatiekeuze;

• verwerven van de grond.

3 Geld beschikbaar stellen

• keuze wijze van financiering.

4 Ontwerpen

• structuurontwerp;

• voorlopig ontwerp;

• definitief ontwerp;

• bestek en bestektekeningen;

• werktekeningen;

• vergunningen.

5 Uitvoeren

• werkvoorbereiding;

• uitvoering;

• oplevering;

• nazorg.

Figuur 1.9 Elementaire functies van het bouwproces met

bijbehorende activiteiten

06950408_hfdst01.indd 10 16-11-2005 15:33:02

Page 21: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 11

aannemer het werk gaat uitvoeren, worden door de ontwerpende partijen de werkteke-ningen vervaardigd. Tijdens dit ontwerpproces worden door de opdrachtgever en de architect afhankelijk van de fase van het ontwerp meer partijen betrokken. Zo berekent en ontwerpt de constructeur de funderingsconstructie en de draagconstructie van het gebouw, en zijn de installatie-adviseurs verantwoordelijk voor het ontwerpen en tekenen van de verwarmingsin-stallatie, de mechanische ventilatie, de koelings-installatie, de krachtstroominstallatie, de verlich-tingsinstallatie en de liftinstallatie.

De opdrachtgever zal tijdens het ontwerpen zelf ook het proces volgen en alle ontwerpresultaten beoordelen op kwaliteit en kosten, en kijken of ze voldoen aan het gestelde in het Programma van Eisen. Mocht de opdrachtgever niet beschik-ken over de noodzakelijke kennis, dan is het ver-standig een deskundig adviseur in te schakelen. Daarnaast zal de opdrachtgever er eventueel via zijn financier voor zorgdragen dat de gecontrac-teerde partijen op tijd worden betaald voor de verrichte werkzaamheden.

Tot slot zal in deze fase nauw overleg moeten plaatsvinden met de nutsbedrijven voor de noodzakelijke aansluitingen en met de overheids-instanties voor het verkrijgen van de bouwver-gunning en verdere goedkeuringen.

1.3.1.e UitvoerenNadat de aannemer opdracht heeft gekregen voor het uitvoeren van de werkzaamheden con-form het bestek, de bestektekeningen en zijn begroting start hij met de werkvoorbereiding. Die bestaat uit:

• vervaardigen van een werkbegroting;

• vervaardigen van een overall-planning;

• plannen van materieel;

• plannen van de bouwplaatsinrichting;

• verzorgen van de inkoop van materiaal en on-deraannemers.

Vervolgens kan het werk worden uitgevoerd conform de vervaardigde werktekeningen, de planningen en de werkbegroting. Via een over-legstructuur tijdens de uitvoering (bouwverga-deringen en werkvergaderingen) worden alle

partijen continu betrokkenen bij de uitvoering. Zodra de uitvoering gereed is vindt oplevering plaats van het werk en is de aannemer gedu-rende een periode (onderhoudstermijn) verant-woordelijk voor de nazorg. Bij de oplevering draagt de aannemer ook zorg voor het afgeven van garanties voor het bouwwerk en/of onder-delen daarvan.

Tijdens de uitvoering zal de opdrachtgever de voortgang, de kwaliteit en de financiële voort-gang willen controleren. Hiervoor kan wederom een adviesbureau worden ingeschakeld. De op-drachtgever zal ook in deze fase al dan niet via een financier zorgdragen voor betalingen aan de gecontracteerde partijen.

1.3.2 Specifieke kenmerken van bouwnij-verheidDe bouw is niet zomaar te vergelijken met een willekeurige andere industrietak. De oorzaak hiervan is gelegen in de volgende twee speci-fieke kenmerken van het bouwen:1 wijze van productie;2 schommelingen op de bouwmarkt.

Deze twee hoofdkenmerken zijn verder uit te werken in subkenmerken. In figuur 1.10 is hier-van een overzicht opgenomen.

Hoofdkenmerken Uitwerking

Wijze van productie • wisselende bouwplaatsen;

• uniek eindproduct;

• weersafhankelijk;

• traditioneel.

Schommelingen op de bouwmarkt

• veranderende vraag na economische ontwik-kelingen;

• plotselinge wijzigingen in beleid overheden.

Figuur 1.10 Specifieke kenmerken van de bouw

Het is goed te beseffen dat de bouwproductie voor het grootste gedeelte op locatie, dus op de plaats waar het gebouw of de woning moet komen te staan, plaatsvindt. Er worden wel onderdelen in de fabriek vervaardigd maar ver-

06950408_hfdst01.indd 11 16-11-2005 15:33:02

Page 22: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

12

reweg het grootste gedeelte moet nog steeds ter plaatste worden gemaakt. De productie wordt dus iedere keer weer op een andere bouwplaats gerealiseerd, in plaats van op een vaste produc-tie-faciliteit. Het eindproduct van de bouwpro-ductie is telkens weer een uniek product en niet een massaproduct zoals in andere industrietak-ken.

Omdat op locatie wordt geproduceerd, is de bouw ook erg afhankelijk van de weersom-standigheden. Vorstverlet en regenverlet zijn typisch termen die praktisch alleen in de bouw voorkomen. Daarnaast is de bouw nog steeds ambachtelijk ingesteld. Heeft de robot in andere industrietakken een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, in de Nederlandse bouw moet de eerste robot op de bouwplaats nog verschijnen.

Het is duidelijk dat de bouw niet zonder meer vergeleken kan worden met andere industrie-takken, die al jarenlang werken met volledig geautomatiseerde productielijnen. De discus-sie die dan ook veel wordt gevoerd, is of de mechanismen voor vernieuwing van de produc-tieprocessen ook van toepassing kunnen zijn op de bouwnijverheid. Er is een sterke behoudende stroming binnen de bouwnijverheid die stelt van niet. Wij zijn echter van mening dat, ondanks de grote differentiatie in eindproducten, de hier geschetste specifieke kenmerken geen belem-mering vormen om toch de mechanismen van andere industrietakken in te voeren. De grootste belemmering wordt juist gevormd door het ontbreken van samenwerking in de totale bouw-kolom.

De bouwmarkt wordt verder gekenmerkt door zeer sterke en vaak onvoorspelbare schomme-lingen. De oorzaken zijn veelal gelegen in de economische ontwikkelingen. Deze hebben een directe uitwerking in de vraag naar bouwpro-ductie. Maar ook plotselinge wijzigingen in het beleid van de overheid kan grote consequenties hebben voor de bouwproductie. Een goed voor-beeld daarvan is de hereniging van het voorma-lige West- en Oost- Duitsland. Niemand had dit kunnen voorspellen, maar het heeft geresulteerd in een enorme nieuwe vraag in de bouw, die de strategieën van bouwondernemingen in

Duitsland en de omringende landen sterk heeft beïnvloed.

Qua productieomstandigheden is de bouwnijver-heid dus duidelijk een bijzondere bedrijfstak die sterk reageert op economische ontwikkelingen en het beleid van de overheid.

1.4 Bouwen

In het voorgaande zijn we ingegaan op de vijf elementaire functies in het bouwproces om te komen van initiatief tot het uitvoeren en op-leveren van het bouwwerk. We hebben bij die uiteenzetting ook kunnen zien dat er veel par-tijen of organisaties betrokken kunnen zijn en dat ze op verschillende wijze met elkaar kunnen samenwerken. In deze paragraaf worden deze onderwerpen nader toegelicht als inleiding op de volgende hoofdstukken. Gestart wordt met een nadere uiteenzetting van de partijen in het bouwproces, vervolgens de verdere fasering in het bouwproces en daarop aansluitend de organisatievormen in het bouwproces. Apart aandacht wordt in dit kader besteed aan de do-minante rol van de overheid in het bouwproces.

1.4.1 Partijen in het bouwprocesDe bouwnijverheid kent dus een grote verschei-denheid aan participanten om de bouwwerken te ontwikkelen en te realiseren. In figuur 1.11 is in een schema weergegeven hoe de hoofdrela-ties in feite liggen. Al deze partijen moeten met elkaar samenwerken om uiteindelijk te voorzien in de behoefte van de opdrachtgever. Dit is na-tuurlijk geen eenvoudige klus en in de praktijk blijkt steeds weer dat de samenwerking tussen deze uitgebreide lijst van participanten moei-zaam en met verspilling van middelen verloopt.

De belangrijkste partijen dan wel functies, die binnen het huidige bouwproces kunnen worden onderscheiden, zijn:

• opdrachtgever met inbegrip van financier en adviseurs;

• architect met inbegrip van alle adviseurs die in opdracht van de architect werkzaamheden ver-richten;

• aannemer met inbegrip van nevenaannemers,

06950408_hfdst01.indd 12 16-11-2005 15:33:02

Page 23: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 13

onderaannemers, handelaren in bouwmaterialen en toeleveringsbedrijven die in opdracht van hoofdaannemer betrokken zijn bij uitvoering van een project;

• gebruiker van gebouw of woning.

In figuur 1.12 is op basis van de vijf elementaire kenmerken van het bouwproces de mate van betrokkenheid van de belangrijkste partijen in de huidige bouwpraktijk weergegeven.

Wat vooral opvalt in dit schema, opgezet voor een gemiddeld bouwproject, is dat de mate van betrokkenheid van de opdrachtgever gaandeweg het traject steeds verder afneemt, de rol van de gebruiker minimaal is en dat de aannemer niet noemenswaardig wordt betrokken bij het ont-werpen.Onderstaand worden de vier belangrijkste par-tijen in het huidige bouwproces nader omschre-ven. De overheid ontbreekt als aparte partij in het voorgaande. Dit omdat de overheid diverse functies kan vervullen. De overheid is een van de grootste professionele opdrachtgevers, treedt op als financier voor de volkshuisvesting, de gezondheidszorg en het onderwijs en verzorgt daarnaast de regelgeving.

1.4.1.a OpdrachtgeverTegenwoordig kunnen wij twee categorieën van opdrachtgevers onderscheiden, te weten:

• professionele opdrachtgever; ontwikkelt of realiseert een bouwwerk dat voorziet in de be-hoefte van een potentiële gebruiker;

• incidentele opdrachtgever; bouwt met het oog op voorziening in eigen behoefte.

Kenmerkend voor de professionele opdrachtgevers is dat ze bouwplannen ontwikkelen en reali-

Figuur 1.11 Betrokken partijen in het bouwproces

ConstructeurAdv. installatiesAdv. bouwfysica

StedenbouwkundigeLandschap-

kundigee.d.

ArchitectHoofd-

aannemer

Opdrachtgever

Gebruiker

KostendeskundigeBedrijfskundigeProjectmanager

e.d.

Financier

InstallateursOnderaannemers

Bouwmaterialen-handel

Toeleveranciers

Figuur 1.12 Mate van betrokkenheid van de belangrijkste

partijen in het huidige bouwproces

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Initi

atie

f

Gro

nd

Gel

d

Ont

wer

pen

Bou

wen

aannemerarchitectgebruikeropdrachtgever

06950408_hfdst01.indd 13 16-11-2005 15:33:03

Page 24: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

14

seren, niet om ze zelf te gaan gebruiken maar voor een andere gebruiker. Deze gebruiker kan het gebouw of de woning dan kopen, huren of leasen. Bij deze groep van opdrachtgevers moet gedacht worden aan beleggers (het maken van rendement op spaartegoeden via de huur of winst bij verkoop), projectontwikkelaars (op-geleverde gebouwen of woningen met winst verkopen aan de belegger of de gebruiker), sociale woningbouwers (het realiseren van huur-woningen) en een groep overigen. Deze laatste groep realiseert veel bouwwerken en is dus naast professioneel opdrachtgever ook gebruiker. Een voorbeeld hiervan is de Rijksgebouwendienst die alle rijksgebouwen ontwikkelt (laat ontwikkelen) en realiseert (laat realiseren) voor het huisvesten van de rijksambtenaren.

De incidentele opdrachtgever is natuurlijk niet pro-fessioneel en zal in het algemeen maar één keer in zijn bestaan besluiten tot het nieuw bouwen om te voorzien in zijn huisvestingsbehoefte.

1.4.1.b ArchitectDe functie van de architect is door de jaren heen steeds verder uitgehold. Was de architect in het verleden in staat alle facetten van het bouwwerk te ontwerpen en uit te werken, door de jaren heen zijn er steeds meer specialisten toegevoegd aan de ontwerpzijde.Allereerst kwam daar de constructeur bij. De constructeur maakt het constructieve plan: de fundering, de draagconstructie en de stabiliteit. Het toekomstige bouwwerk moet goed worden gefundeerd en de gekozen draagconstructie zal de belastingen die optreden, moeten kunnen afvoeren naar deze fundering. Bouw- en Woningtoezicht controleert de berekeningen van de constructeur voordat de bouwvergunning wordt afgegeven.

Ook op het gebied van de werktuigbouwkun-dige-, elektrotechnische- en transportinstallaties schakelt de opdrachtgever in overleg met de architect deskundige adviseurs in. Dit is nodig voor het bepalen van de benodigde capaciteiten van installaties, het ontwerpen van installaties en het uitwerken van de installaties in bestek en bestektekeningen ten behoeve van de prijsvor-ming. Ten behoeve van de uitvoering kunnen

deze adviseurs eveneens de werktekeningen verzorgen. In feite is dit dezelfde rol als de architect, maar dan op het gebied van de installaties.

Conform het Bouwbesluit moet de bouwaan-vraag vergezeld gaan van de berekening van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hiervoor wordt de bouwfysisch adviseur ingeschakeld. De berekeningswijze van de EPC ligt voor woningen vast in de NEN 5128 en voor de overige gebouwen in de NEN 2916. Ook bij bouw-fysische vraagstukken in het ontwerp wordt een bouwfysisch adviseur ingeschakeld. Bijvoorbeeld voor de akoestiek van een concertzaal of de geluidsisolatie van een discotheek, of voor het berekenen van de warmtebalans bij een ijsbaan.

Ook op het gebied van de stedenbouw zijn er specialisten. Stel dat er sprake is van een maag-delijk gebied waarop bouwwerken moeten wor-den gerealiseerd, dan zal een stedenbouwkundige eerst een stedenbouwkundig plan opstellen, in sommige gevallen zelfs in samenwerking met een landschapsarchitect. De landschapsarchi-tect kan zorgdragen voor de juiste integratie van het totale plan in de natuurlijke omgeving alsmede voor de groenaanleg binnen het plan. De stedenbouwkundige buigt zich over de ontsluitingen van het gebied, de afwikkeling van alle openbaar vervoersstromen en andere verkeersstromen zoals auto’s, fietsers en voet-gangers. Maar ook over het toekennen van bestemmingen aan bepaalde deelgebieden, de bebouwingsdichtheid, de overgangen tussen de verschillende gebieden, enzovoort. In figuur 1.13 is een gedeelte van een stedenbouwkundig plan opgenomen. Nadat het stedenbouwkundig plan gereed is, kan de architect aan de slag om de vlekken verder te ontwikkelen en uit te werken. De grotere gemeenten beschikken over een ste-denbouwkundige dienst waarin allerlei bestem-mingsplannen worden ontwikkeld. De kleinere gemeenten vallen veelal terug op stedenbouw-kundige adviesbureaus.

1.4.1.c AannemerNiet alleen de architect omringt zich met meerdere partijen al naar gelang de omvang en complexiteit van de opdracht. Ook de aan-

06950408_hfdst01.indd 14 16-11-2005 15:33:03

Page 25: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 15

nemer heeft niet alle disciplines in huis om het totale bouwwerk te kunnen realiseren. Voor de leverantie van hout, verf, bouwmaterialen, bouwproducten, samengestelde elementen en installatieonderdelen wordt teruggevallen op de toeleverancier.

Voor het verrichten van diverse werkzaamheden zoals stukadoren, schilderen, maar ook metselen maakt de aannemer gebruik van onderaan-nemers. De werktuigbouwkundige-, elektrotech-nische- en transportinstallaties zal de aannemer altijd uitbesteden aan installateurs.

Een volgende stap is natuurlijk dat producten door de toeleverancier worden samengesteld, en vervolgens als grotere bouwelementen worden aangevoerd en op de bouwplaats alleen nog maar moeten worden geplaatst. Voorbeelden hiervan zijn: de betonindustrie die heipalen en prefab betonnen elementen, balken en kolom-men levert en de constructiewerkplaatsen voor

het fabriceren van staalconstructies en alumi-nium gevelkozijnen, gevelbekledingsystemen, enzovoort.

De onderaannemers zijn op een bepaald onder-deel gespecialiseerde bedrijven. Het aanbod van onderaannemers is dusdanig groot dat voor alle werkzaamheden aan een bouwwerk onderaan-nemers kunnen worden ingeschakeld. Was het in het verleden zo dat alle bouwkundige werkzaam-heden konden worden uitgevoerd door de aan-nemer, sinds de laatste tientallen jaren is het heel gewoon dat 50 tot 80% van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door de gespecialiseerde on-deraannemers. Er zijn zelfs aannemers die 100% van de werkzaamheden uitbesteden. Het gevaar van deze ontwikkeling is wel dat de betrokken-heid tot het totale bouwwerk sterk afneemt, wat weer ten koste gaat van de kwaliteit. Meer onderaannemers inschakelen zal een betere controle op geleverde kwaliteit van de aannemer vergen.

Figuur 1.13 Gedeelte van een stedenbouwkundig plan

06950408_hfdst01.indd 15 16-11-2005 15:33:04

Page 26: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

16

Het is in de bouwnijverheid altijd gebruikelijk geweest de uitvoering van installaties onder te brengen bij de installateurs. De aannemer is evenals de architect gericht op de bouwkundige werkzaamheden en heeft minder verstand van installaties. De aannemers beschikken dan ook zelden over installateurs binnen hun bedrijf, zodat uitbesteding hiervan heel gewoon is.

1.4.1.d GebruikerDe gebruiker van een gebouw of woning is in feite de partij die de functies van een bouwwerk benut. Het kan de incidentele opdrachtgever zijn, die naast opdrachtgever ook de uiteinde-lijke gebruiker van een gebouw of woning is. De gebruiker kan ook degene zijn die een gebouw huurt van de professionele opdrachtgever.

Uit deze bespreking van de belangrijkste partijen blijkt dat er in de bouwnijverheid nauwelijks sprake is van samenwerking tussen de partici-panten. Dit kan een mogelijke oorzaak zijn voor veel voorkomende fouten tijdens de uitvoering. Dit wordt nog eens versterkt omdat de samen-stelling van de ontwerpende en de uitvoerende bedrijven evenals de personeelsbezetting per project steeds weer verschilt.

In de hoofdstukken 4 en 5 van dit boek wordt dieper ingegaan op de hier opgesomde parti-cipanten. Hierbij is een scheiding aangebracht tussen de opdrachtgevende en de opdracht-nemende bouw. De opdrachtgevende bouw heeft betrekking op de opdrachtgevers en de opdrachtnemende bouw heeft betrekking op de architect met al zijn adviseurs en de aannemer met al zijn onderaannemers, bouwmaterialen-handelaren en toeleveranciers.

1.4.2 Fasen in het bouwprocesDe vijf elementaire procesfuncties (initiatief, grond, geld, ontwerpen en uitvoeren) en de vier belangrijkste partijen (opdrachtgever, architect, aannemer en gebruiker) in het huidige bouw-proces zijn nu bekend. Voordat dieper wordt ingegaan op de diverse samenwerkingsvormen worden in deze paragraaf de hoofdlijnen weer-gegeven van de verschillende fasen die zich voordoen in het bouwproces van een project.

Doelstelling van het faseren van het bouwproces is om per deelfase toetsing en besluitvorming te laten plaatsvinden. Ten slotte gaat het om een eenmalig product. Door de fasering kan ook bewaking van tijd en financiën goed plaatsvin-den. Een belangrijk voordeel van het faseren van de diverse werkzaamheden is de mogelijkheid de voortgang van het project zichtbaar te maken. Een ander voordeel is dat stap voor stap zicht-baar wordt dat het resultaat inderdaad wordt bereikt. Het lijkt erop dat de fasering van het bouwproces de inbreng en besluitvorming van de opdrachtgever beter mogelijk maakt. Dit leidt tot vergroting van de doelgerichtheid.

Bij het faseren gaat het om inhoudelijke activi-teiten. Doel van het proces is natuurlijk om een resultaat te verkrijgen.

Figuur 1.14 Fasering van het bouwproces volgens het NEN

Sloop

Beheer

Rea

liser

ing

11 Oplevering

10 Uitvoering

9 Werkvoorbereiding

On

twer

p

6 Definitief ontwerp

5 Voorlopig ontwerp

4 Structuurontwerp

Pro

gra

mm

a

3 Projectdefinitie

2 Haalbaarheidsstudie

1 Initiatief

Uit

wer

kin

g

8 Prijsvorming

7 Bestek

06950408_hfdst01.indd 16 16-11-2005 15:33:05

Page 27: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 17

Dit betekent dat de inhoudelijke activiteiten opgenomen in figuur 1.14 stapsgewijs een waarde toevoegen aan het resultaat. Het gevolg hiervan is dat elk van deze activiteiten nood- zakelijk is om het resultaat te verkrijgen en bij het niet uitvoeren van een activiteit een ander project-resultaat tot stand komt.

Bij fasering van het bouwproces moet er wel worden opgelet dat als de activiteiten stap voor stap worden doorlopen vastgesteld moet kun-nen worden wanneer een activiteit is afgerond. Daartoe moet per activiteit duidelijk zijn wat het resultaat van die activiteit moet zijn (resultaatver-wachting). In figuur 1.14 is het totaaloverzicht opgenomen van de fasering van het bouwproces onderverdeeld naar fase en activiteit.

Ten grondslag aan elk bouwproces ligt de be-hoefte van een opdrachtgever aan een nieuw of verbeterd gebouw of woning. De opdracht-gever zal pas besluiten tot de volgende fase als hij duidelijk inziet dat met de nieuwe huisvesting belangrijke voordelen zijn te behalen. In de programmafase wordt de basis gelegd voor de ontwerpfase door middel van de projectdefinitie. Met name kenmerkt deze programmafase zich door het opstellen van de eisen waaraan het eindproduct moet voldoen.

In de ontwerpfase gaat het om het vinden van oplossingen. De architect verwerkt de project-definitie tot plattegronden, aanzichten en door-sneden. Het resultaat van de ontwerpfase is een definitief ontwerp dat in de uitwerkingsfase zal worden gebruikt om het bestek te specificeren. Nadat het bestek en de bijbehorende bestekteke-ningen door de opdrachtgever zijn goedgekeurd vindt de prijsvorming plaats. Het resultaat van de aanbesteding is dat de definitieve uitvoerings-contracten kunnen worden opgesteld.

In de realisatiefase wordt het bouwwerk uitge-voerd. De opzet van de uitvoeringsmethode wordt bepaald, het werk wordt voorbereid en tijdens de uitvoering worden de factoren kwali-teit, kosten en tijd scherp bewaakt.

Na de oplevering kan het bouwwerk definitief in gebruik worden genomen en de beheer- en

gebruiksfase breekt dan aan. Het streven moet zijn het bouwwerk continu in een optimale con-ditie te houden in overeenstemming met de ge-wenste functionaliteit. Kan het gebouw op geen enkele wijze meer voldoen aan zijn functie, zelfs niet door middel van een grootschalige renovatie of herbestemming (bijvoorbeeld een kantoor wordt geschikt gemaakt voor appartementen), dan kan sloop plaatsvinden.

Dit is de fasering die in de Nederlandse bouwnij-verheid wordt gehanteerd en die in hoofdstuk 3 verder wordt uitgewerkt. Ook uit deze fasering blijkt dat er verschillende partijen betrokken zijn bij het bouwproces. In ieder geval is er een duidelijke scheiding tussen het ontwerpen en de realisatie. De overgang tussen de ontwerpfase en de realisatiefase is de uitwerking. Deze fase is noodzakelijk om de architect de mogelijkheid te bieden bestek en bestektekeningen te vervaardi-gen, meestal zonder overleg met de aannemer, en om uiteindelijk van de aannemer de prijs te verkrijgen waarvoor het bouwwerk wordt uitge-voerd.

1.4.3 OrganisatievormenWij kennen nu de partijen die in de verschillende fasen van het bouwproces moeten samenwer-ken. Dit resulteert in de zogeheten bouworga-nisatie. In Nederland kennen wij verschillende vormen van samenwerking dus verschillende bouworganisatievormen. Het belangrijkste onderscheid tussen de verschillende bouworga-nisatievormen is in welke fase de verschillende partijen samenwerken. De kwaliteit van dat bouwwerk staat of valt met een goede organisa-tie van de inbreng van alle participanten.

De drie hoofdvormen van bouworganisaties in Nederland zijn:1 traditionele organisatievorm. Hierbij stelt de opdrachtgever vast wie de architect en de aan-nemer zijn. De architect is dan verantwoordelijk voor het ontwerp en eventueel voor de controle op de bouwplaats. De aannemer is verantwoor-delijk voor de uitvoering;2 bouwteam. Hierbij tracht de opdrachtgever door het bijeenbrengen van de ontwerpende en de uitvoerende partijen deze gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor het ontwerp en

06950408_hfdst01.indd 17 16-11-2005 15:33:05

Page 28: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

18

bijbehorende controle. De uitvoerende partijen blijven verantwoordelijk voor de uitvoering;3 turn-key-contract. De turn-key-organisatie is totaal verantwoordelijk voor het ontwerp als-mede de uitvoering van het bouwwerk. De opdrachtgever is alleen aanwezig bij het initiatief en pas weer bij de ingebruikname om de sleutel om te draaien: turn-key.

Door de jaren heen hebben de bouworganisa-tievormen zich ontwikkeld van ‘turn-key’ in de Middeleeuwen (de bouwmeester was verant-woordelijk voor het ontwerp en de uitvoering) tot de traditionele organisatievorm ten tijde van de industriële revolutie (duidelijke scheiding van taken en verantwoordelijkheden tussen architect en aannemer). In de jaren zestig van de vorige eeuw is het bouwteam ontstaan. Doelstelling was om door een constante samenwerking de afstemming tussen ontwerp en uitvoering te bewerkstelligen, met als resultaat een betere kwaliteit en een lagere prijs. Al gauw is het bouwteam verworden tot een organisatievorm om zo snel mogelijk de prijs te weten. De inte-gratie tussen ontwerp en uitvoering die werd nagestreefd, werd dus nooit bereikt. Om dit probleem op te lossen is het turn-key-contract ontstaan: één organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp en de uitvoering. Dit lijkt natuurlijk een schitterende oplossing voor de samenwerkings- en communicatieproblemen in de bouw. Echter, de partijen die deze bouworga-nisatievorm oppakten voerden de bouwwerken volgens traditionele principes uit.

In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de tradi-tionele vorm vooral geschikt is voor de eenvou-dige, eenmalige projecten. Het bouwteam is zeer geschikt zolang het projectbelang niet botst met het bedrijfsbelang van de aannemer. Turn-key is goed voor de opdrachtgever die weet wat hij wenst en die kennis van zaken heeft.

De bouwnijverheid is nog steeds zoekende om de problemen van de bedrijfstak, zoals de dui-delijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering, de moeizame samenwerking en de communica-tieproblemen tussen al deze partijen, op te los-sen. Dit heeft inmiddels al weer geresulteerd in nieuwe bouworganisatievormen zoals:

• general contracting;

• managementcontracting;

• prestatieconcepten;

• strategische netwerken;

• totaalbouwondernemers.

1.4.4 Rol van overheidHiervoor is al aan de orde gekomen dat de over-heid een dominante invloed heeft op de tot-standkoming van een bouwwerk, figuur 1.15.

Debouwmarkt

Ove

rige

rege

lgev

ing

enan

dere

bem

oeie

nis

Financiële regelgeving

Technische regelgeving

Overheid als groteopdrachtgever

Ruimtelijke planning

Figuur 1.15 Dominante invloed van de overheid

1.4.4.a Technische regelgevingDe overheid legt door de technische regelgeving het kwaliteitsniveau van het uiteindelijke product vast. Te noemen zijn het Bouwbesluit, de Arbo-wetgeving, de van kracht verklaarde NEN- en NPR-normen, enzovoort. Natuurlijk heeft ook de lokale overheid door middel van Bouw- en Woningtoezicht en Welstand invloed op de gebouwde omgeving. De ontwikkelingen zijn nog niet ten einde. Maatregelen die verband houden met het milieu staan op dit moment nadrukkelijk in de belangstelling. Duurzaam bouwen is dan ook een term die de komende jaren steeds meer impact zal krijgen. Het gevolg van deze technische regelgeving is dat er een uniforme vraag is ontstaan, zodat concurrentie tussen de bedrijven niet gaat om verschillen in kwaliteit (de regelgeving laat nauwelijks speel-ruimte hiertoe open) maar op de prijs.

1.4.4.b Ruimtelijke planningDoor de overheid wordt ook zorgvuldig omge-sprongen met de beschikbare ruimte (ruimtelijke Dominante invloed van de overheid

06950408_hfdst01.indd 18 16-11-2005 15:33:05

Page 29: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 19

ordening). Beslissingen op dit punt hebben een directe invloed op de hoeveelheid beschikbare bouwgrond en daardoor natuurlijk ook op het bouwproductievolume.

1.4.4.c Financiële regelgevingDe overheid heeft met name in het verleden een zeer dominante financiële invloed gehad op de bouwmarkt door middel van de financiële regelgeving. De overheid verstrekte leningen en garanties, gaf object- en locatiesubsidies, en regelt nog steeds de huursubsidies en de fiscale aspecten van het wonen, zoals rente-aftrek-mogelijkheden van de hypotheken. Het grootste gedeelte van deze regelgeving heeft betrekking op de woningbouw, en niet op de andere sec-toren (utiliteitsbouw en grond-, weg- en water-bouw). Hierdoor ontstaat in de woningbouw ech-ter een zeer strakke financiële marge waarbinnen de bouwproducten moeten worden geleverd. Verder ontstaat er door de overige regelgeving zoals mededingings-, vestigings-, en aanbeste-dingsbeleid een grote invloed op het functione-ren van de bouwmarkt. Ook de invloed van de overheid door middel van de wetgeving met betrekking tot de arbeidsomstandigheden heeft een behoorlijke impact op de bouwnijverheid.

1.4.4.d Overheid als opdrachtgeverAls opdrachtgever is de overheid (Rijkswaterstaat en de lagere overheden) de grootste opdracht-gever. Ook in de utiliteitsbouw is de overheid via de Rijksgebouwendienst en Dienst Gebouwen Werken en Terreinen van het Ministerie van Defensie een zeer belangrijke opdrachtgever. Daarnaast heeft de overheid door middel van de financiële regelgeving en het beschikbaar stellen van contingenten een zeer dominante invloed in de woningbouw.

De conclusie is dan ook simpel: op een dergelijke bouwmarkt die voor een groot gedeelte door regelgeving wordt bepaald liggen de kwaliteits-niveaus grotendeels vast. Het is dan lastig voor een bouwbedrijf zich te onderscheiden van de collega’s, anders dan op prijs. Door de domi-nante rol van de overheid die bepaalde wat er moest worden gebouwd, richtten de bouwbe-drijven zich op een technisch en organisatorisch optimale bedrijfsvoering. De bouwbedrijven hiel-

den zich totaal niet bezig met marktonderzoek, marketingstrategieën en dergelijke. Een logisch gevolg hiervan is het feit dat de innovatie van de totale bouwnijverheid niet of nauwelijks van de grond kwam.De overheid is zich echter steeds meer aan het terugtrekken zodat het voor alle partijen op de bouwmarkt van belang is een strategie voor de toekomst te ontwikkelen. In hoofdstuk 8 wordt dieper ingegaan op de toekomst van de bouw-nijverheid op de middellange termijn. De rol van de overheid wordt verder uitgewerkt in hoofd-stuk 6.

1.4.5 BouwmethodenDe ontwerpende partijen, zo blijkt uit de fasering van het bouwproces, leggen in het begin van het proces een aantal primaire keuzes vast die grote consequenties hebben voor de verdere organisatie tijdens de uitvoering. Met name de keuze voor een specifieke bouwmethode bepaalt de karakteristieken voor de logistiek en uitvoe-ringswijze van het project. Als we praten over de diverse bouwmethoden dan is het gebruikelijk de constructie centraal te stellen. De reden hier voor is simpel. Alle werkzaamheden op de bouwplaats worden beïnvloed door de gekozen funderings-wijze en werkwijze voor de draagconstructie. Een veel gehanteerde indeling van de diverse bouw-methoden is het onderscheid tussen:◆ stapelbouw;◆ gietbouw;◆ montagebouw.

◆ StapelbouwStapelbouw werd gekenmerkt door een vloer-constructie van hout (houten balklaag met vloer-delen) die in het werk werd vervaardigd. Thans worden de vloeren vervaardigd van beton die in het werk in niet-gestandaardiseerde bekistingen is gestort. Ook kunnen de vloeren worden samengesteld uit prefab betonnen vloerelemen-ten. De draagwand bestaat uit in het werk ge-metselde of gelijmde bakstenen, kalkzandstenen of van betonsteen.

◆ GietbouwDe tweede methode is gietbouw, waarbij de bouwstoffen op het werk worden aangevoerd en daar verder nat worden verwerkt. De bouwstof-

06950408_hfdst01.indd 19 16-11-2005 15:33:06

Page 30: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

20

fen die in de gietbouw worden gehanteerd zijn de zogenaamde vormloze bouwstoffen zoals grind, zand en cement. Grondprincipe bij giet-bouw is dat de wand- en vloerconstructie met behulp van bekisting op de bouwplaats wordt gestort. Bij de traditionele gietbouw gaat het om op de bouwplaats samengestelde unieke bekis-tingen, terwijl bij de niet-traditionele gietbouw gestandaardiseerde bekistingen worden gebruikt.

◆ MontagebouwBij de derde bouwmethode, de montagebouw, wordt gebruikgemaakt van bouwelementen die op het werk worden aangevoerd. De mon-tagebouw is per definitie niet traditioneel. In tegenstelling tot de gietbouw gaat het om zogenaamde grote elementen die buiten de bouwplaats in de fabrieken worden vervaardigd en op de bouwplaats worden geassembleerd. De elementen zijn in de fabriek al voorzien van diverse sparingen, leidingen, enzovoorts. Dit laatste gebeurt nog op een te geringe schaal. De meeste gebouwen en woningen worden nog gerealiseerd via het traditionele stapelbouw-principe eventueel in combinatie met gietbouw.

Ook hier ligt voor de komende jaren een enorme uitdaging om gezamenlijk met wijzigingen in de bouworganisatievormen te komen tot een meer geïndustrialiseerde bouwnijverheid.

1.5 Maatschappelijke trends

Uit het voorgaande is de conclusie te trekken dat de bouwnijverheid moet gaan veranderen in een uiterst professionele industrietak, door gebruik te maken van moderne samenwerkingsvormen, informatietechnologie en industrialisatiemoge-lijkheden. Maar dat is niet het enige. Er zijn in de maatschappij trends waar te nemen, die los van wat wenselijk zou zijn, de bouwnijverheid nopen te veranderen. Het gaat om de volgende trends:

• gevolgen van de veranderende markt;

• gevolgen van de veranderende regelgeving;

• gevolgen van de veranderende informatie-technologie;

• gevolgen van de industrialisatie;

• gevolgen van de parlementaire enquête;

• effecten van Duurzaam Bouwen.

1.5.1 Gevolgen van veranderende marktDe trend is nu dat de overheid zich als regule-rende orgaan steeds verder gaat terugtrekken. Dit betekent dat we gaan overstappen naar een zichzelf regulerend marktmodel. De marktpar-tijen gaan meer en meer bepalen wat er gebouwd moet gaan worden. Concreet betekent dit dat de volgende ontwikkelingen zullen plaats-vinden:

• de gebruiker van de onroerende zaak krijgt een steeds belangrijkere rol bij in principe alle procesactiviteiten. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het ontwikkelen ook gelet gaat worden op aspecten die verband houden met het be-heer;

• doordat de gebruiker/beheerder meer invloed krijgt in het proces zal de aannemer eveneens een toenemende invloed krijgen, in eerste instantie op het ontwerp maar later ook op het Programma van Eisen. De aannemer is namelijk degene die uiteindelijk garanties aan de gebrui-ker zal verstrekken ten aanzien van onderdelen van het totale beheer. Het is logisch dat de aan-nemer dan ook invloed wil hebben op het proces waar een en ander wordt ontwikkeld en vormge-geven;

• ook de opdrachtgever zal een toenemende invloed tentoonspreiden en wel ten aanzien van alle procesactiviteiten. Dit om de eenvoudige reden dat de aanbiedersmarkt is veranderd in een vragersmarkt;

• omdat steeds meer partijen invloed willen op het bouwproces zal er toch minimaal één partij moeten zijn die een afnemende invloed krijgt en dat is de architect. De architect zal als onafhan-kelijke partij in het bouwproces ten aanzien van alle procesactiviteiten een afnemende invloed krijgen;

• een afnemende invloed van de overheid als regulerende en toetsende partij.

Het gevolg van de hier geschetste trend is dat er een totaal andere samenwerkingsvorm zal moe-ten ontstaan in vergelijking met de nu gangbare bouworganisatievormen.

1.5.2 Gevolgen van veranderende regelgevingDe veranderende regelgeving zoals het Bouw-besluit, de Kwaliteitstoets en de Energiepresta-

06950408_hfdst01.indd 20 16-11-2005 15:33:06

Page 31: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

1 BOUWEN 21

tienorm hebben een behoorlijke invloed op de kwaliteits- en kostenbewustzijn van de opdracht-gevers en de architecten. In een vroeg stadium van het bouwproces zullen er keuzes moeten worden gemaakt uit de kwaliteitsmogelijkheden die er zijn. Dit vergt echter wel deskundigheid op het gebied van kosten, teneinde bij de kwa-liteitskeuzes dit kostenaspect mee te kunnen nemen. Dit betekent dat de partij met de meeste kostendeskundigheid ook meer invloed gaat krij-gen op het samenstellen van het Programma van Eisen en het ontwerp: de aannemer dus.

1.5.3 Gevolgen van veranderende informatietechnologieDe verwachte trend is dat de informatietechno-logie een sterke integrerende invloed zal hebben op het bouwproces. De communicatie tussen de samenwerkende partijen in het proces kan gaan toenemen door het gebruik van de computer. Dit vereist natuurlijk wel de nodige afstemming om te komen tot een effectieve uitvoering van de werkzaamheden en sluitende afspraken over taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast biedt het gebruik van de informatietechnologie ook de opdrachtgever de mogelijkheid de projectge-richte informatie te raadplegen en te toetsen. Dit betekent dus dat de opdrachtgever nog nadruk-kelijker zijn controlerende rol kan uitvoeren.

De ontwikkelingen op het gebied van de infor-matietechnologie hebben tevens tot gevolg dat de partij die optreedt als de beheerder van de computerondersteunende communicatie tevens een centrale en coördinerende rol in het bouw-proces zal vervullen. Met andere woorden: degene die kapitaalkrachtig genoeg is om over een compleet informatiesysteem voor het bouw-proces te beschikken zal de spil in het nieuwe proces gaan worden.

1.5.4 Gevolgen van industrialisatieZoals aangegeven is industrialisatie in de bouw-nijverheid een must. De consequentie van deze al in gang gezette ontwikkeling is echter wel dat een groot gedeelte van de ontwerp- en uit-voeringswerkzaamheden wordt verricht door de toeleveringsindustrie. De invloed van de toeleve-ringsindustrie op het ontwerpen en uitvoeren zal dan ook gaan toenemen. Alweer een partij die

meer en meer naar voren schuift in het bouw-proces.

1.5.5 Gevolgen van parlementaire enquêteNaar aanleiding van de zaak rond de schaduw-boekhouding van het Groningse bedrijf Koop Tjuchem en de fraude bij de bouw van de Schip-holtunnel stelde de Tweede Kamer in 2002 een parlementaire enquête in. Onderzocht werd de ongeoorloofde kartelvorming, prijsafspraken en andere wanpraktijken in de bouwwereld. Ook is de rol van de overheid bekeken bij het onder-zoek. De gevolgen voor de bouwnijverheid zijn desastreus:

• de komende jaren verdwijnen in de bouw tienduizenden banen (in 2004 opgelopen tot 50.000) als gevolg van de nieuwe marktverhou-dingen;

• het Rijk en enkele tientallen gemeenten start-ten procedures om bij de bouwbedrijven die hen hebben benadeeld honderden miljoenen euro’s terug te halen. De bouwkosten zullen hierdoor na een voorlopige daling sterk gaan stijgen;

• de bouwnijverheid heeft nu een onbetrouw-baar imago.

1.5.6 Duurzaam BouwenTot slot moet worden stilgestaan bij het milieu. In de meeste westerse landen en vooral in Nederland wordt steeds meer onderkend dat een duurzaam milieu zowel uit maatschappe-lijk als economisch oogpunt noodzakelijk is. In Nederland heeft dat al geresulteerd in het zoge-naamd Duurzaam Bouwen. Deze gedachtegang moet een sterke motor gaan vormen voor het ontwikkelen van nieuwe, duurzame producten en tevens naar nieuwe concepten voor woning-bouw en utiliteitsbouw, de wijze van produceren en de belasting daarvan op het milieu. Dit kan natuurlijk de kans zijn om een geheel nieuw type bouwmarkt te ontwikkelen. De verwachting is uitgesproken door verschillende futurologen dat deze zogenaamde Duurzame Ontwikkeling de vierde golf zal worden in de driegolventheorie van Alvin Toffler. In figuur 1.16 is dit weergege-ven.

06950408_hfdst01.indd 21 16-11-2005 15:33:06

Page 32: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

22

SamenvattingIn dit hoofdstuk zijn in hoofdlijnen alle as-pecten van de bouwnijverheid uiteengezet. Hierbij is tevens aangegeven waar eventuele knelpunten aanwezig zijn. Aangegeven is welke veranderingen zouden moeten worden doorgevoerd. De ontwikkelingen die op ons afkomen en de trends die al zijn ingezet, onderstrepen nogmaals dat de bouwnijver-heid voor ingrijpende veranderingen staat. In de volgende hoofdstukken worden de diverse onderwerpen uitvoeriger besproken, waarna in hoofdstuk 8 wordt aangegeven hoe de bouwnijverheid moet veranderen om te kun-nen overleven op middellange termijn.

0

1

2

3

4

5

1700

LandbouwmaatschappijIndustriële maatschappij

InformatiemaatschappijDuurzame maatschappij

1980 2010

Figuur 1.16 De vier maatschappelijke golven

06950408_hfdst01.indd 22 16-11-2005 15:33:07

Page 33: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2Structuur van de bouwnijverheidir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

Bouwnijverheid wordt vaak gezien als totaalbegrip voor alle bouw-

bedrijven en aannemingsbedrijven. Maar de bouwnijverheid omvat

meer. Niet alleen het daadwerkelijk bouwen, maar ook de toeleve-

ringsindustrie evenals het ontwerpen en adviseren in de breedste

zin van het woord. Gezien de totale jaaromzet behoort de bouw-

nijverheid tot de grootste branches. Ondanks deze positie is zij ten

opzichte van andere branches te kenschetsen als volgend en traditio-

neel, niet initiërend, innoverend of sturend. Dit is voor een groot deel

het gevolg van de gefragmenteerde structuur van de Nederlandse

bouwnijverheid. Toch neemt Europees gezien de Nederlandse bouw-

nijverheid wat betreft de prijs/kwaliteitsverhouding en de efficiënte

uitvoering evenals projectmanagement een vooraanstaande plaats in.

06950408_hfdst02.indd 23 16-11-2005 15:34:43

Page 34: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

24

Inleiding

Als we praten over de bouwnijverheid is niet direct duidelijk wat hieronder valt, welke producten en diensten ertoe behoren, welke bedrijven in de branche werkzaam zijn, wat de gezamenlijke productie is, wat de karakte-ristieken van deze bedrijfstak zijn, enzovoort.

Een goede definitie van het begrip bouwnijver-heid is in 1987 door het Ministerie van Volks-huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu gegeven: ’De bouwnijverheid bestaat uit het geheel van bedrijven die bijdragen aan de tech-nische realisatie en instandhouding van bouw-werken‘.

Deze definitie geeft duidelijk aan dat naast de aannemingsbedrijven onder de bouwnijverheid tevens zijn inbegrepen de ontwerpende en adviserende bedrijven, die direct bij de tech-nische realisatie en instandhouding zijn betrok-ken, evenals de betrokken toeleveringsbedrijven. Vrij vertaald betekent dit dat onder de bouw-nijverheid kan worden verstaan het totaal aan bedrijven dat aan de aanbodzijde van de bouw-markt opereert. Een verdere uiteenzetting wordt gegeven in paragraaf 2.1.

Vervolgens wordt in dit hoofdstuk het belang van de bouwnijverheid voor de Nederlandse economie toegelicht. Tevens wordt ingezoomd op de karakteristieken van de bouwnijverheid. De markt, de producten en diensten komen hierbij aan bod. Ook de bouwmarkt is sterk in beweging en ontwikkeling. De factoren die deze ontwikkelingen beïnvloeden worden per sector in de bouwnijverheid (de woningbouw, de utili-teitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw) nader uitgewerkt.

Tot slot wordt in dit hoofdstuk de bouwnijver-heid in Nederland gespiegeld aan die van Europa. Gekeken wordt naar de omzet, de pro-ductiviteit, de innovatie en het aandeel van de bouw in het Bruto Nationaal Product. Op basis van het totaal wordt dit hoofdstuk met een toe-komstperspectief afgesloten.

2.1 Indeling van bouwnijverheid

De indeling van de bouwnijverheid kan op drie manieren plaatsvinden: naar type bedrijf, naar producten ofwel marktsegmenten of naar aard van de werkzaamheden.

2.1.1 Indeling naar type bedrijfVolgens de definitie van VROM valt de totale aanbodzijde voor de technische realisatie en instandhouding van onroerende zaken onder de bouwnijverheid. Dit betekent dus dat vele bedrijven van verschillende pluimage werkzaam zijn in de bouw, figuur 2.1.

Architectenbureaus

• ontwerpende architecten;

• uitvoerende architecten;

• interieurarchitecten;

• tuinarchitecten;

• facilitairtekenbureaus;

Ingenieursbureaus

• constructiebureaus;

• bouwkundige adviesbureaus;

• installatietechnische adviesbureaus;

• stedenbouwkundige adviesbureaus;

• bouwkosten adviesbureaus;

• bouwfysische adviesbureaus;

• projectmanagementbureaus;

Bouwbedrijven

• bouwkundig aannemer;

• stucadoors;

• schilders;

Installatiebedrijven

• elektrotechniek;

• warmtetechniek;

• liften;

Toeleveranciers

• bouwmaterialenhandel;

• fabrikanten.

Figuur 2.1 Indeling bouwnijverheid naar type bedrijf

06950408_hfdst02.indd 24 16-11-2005 15:34:44

Page 35: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 25

De Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW) wordt ook opgedeeld naar marktsector en budgetsec-tor. In de budgetsector wordt een onderscheid gemaakt tussen rijk en lager publiekrechtelijke lichamen.

Het laatste marktsegment is onderhoud. Bij onderhoud wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-nieuwbouw en klein onderhoud. Niet-nieuwbouw betreft bestedingen aan bouwproducten met een levensduurverlengend karakter die niet als nieuwbouw worden ge-kenmerkt. Onder klein onderhoud vallen ook bestedingen aan bouwproducten, maar hebben geen levensduurverlengend karakter; het zijn consumptieve uitgaven.

In paragraaf 1.4.1 zijn de verschillende par-ticipanten beschreven. Kenmerkend voor de bouwnijverheid is dat vele bedrijven moeten worden ingeschakeld om uiteindelijk het gewenste resultaat te bereiken. Alleen bij de hele grote ondernemingen in Nederland zien we dat alle sectoren en disciplines binnen één holding zijn vertegenwoordigd.

2.1.2 Indeling naar marktsegmentenEen andere belangrijke onderverdeling van de bouwnijverheid is die naar producten of anders gezegd marktsegmenten. In de bouw wordt meestal gewerkt met een driedeling:1 woningbouw;2 utiliteitsbouw;3 grond-, weg- en waterbouw (GWW).

In de woningbouw is de overheid altijd sterk betrokken geweest bij de financiering van de woningbouw, zodat de onderverdeling naar financieringsvorm inzicht geeft in de opbouw. De gesubsidieerde woningbouw vormde tot voor kort de zogenaamde sociale woningbouw. Door-dat de rijksoverheid zich heeft teruggetrokken uit het subsidiëren van de woningbouw komt bij nieuwe woningen de term sociale woningbouw niet meer voor. Wij hebben nu te maken met huurwoningen en koopwoningen, figuur 2.2. Deze zijn natuurlijk in de diverse (prijs)klassen verkrijgbaar. Huurwoningen kunnen worden ver-kregen bij de woningbouwcorporaties, institutio-nele beleggers en particuliere beleggers.

Bij de utiliteitsbouw kan worden gekeken naar de aard van de gebouwen of de wijze van financie-ring. Er wordt gesproken over de marktsector en de budgetsector. De marktsector bestaat uit opdrachtgevers in de zakelijke dienstverlening, de handel en horeca, industrie en bouwnijver-heid, vervoer en communicatie en landbouw en visserij. De budgetsector bestaat uit overheid, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. In de budgetsector is de over-heid direct of indirect betrokken bij de investerin-gen in de gebouwen of de infrastructuur.

Woningbouw

huurwoningen;

koopwoningen;

recreatie.

Utiliteitsbouw

Marktsector:

• zakelijke dienstverleners;

• handel en horeca;

• industrie en bouwnijverheid;

• vervoer en communicatie;

• landbouw en visserij.

Budgetsector:

• overheid;

• onderwijs;

• gezondheidszorg;

• maatschappelijke dienstverlening.

Grond-, Weg- en Waterbouw

Budgetsector:

• Rijk;

• lager publiekrechtelijke lichamen.

Onderhoud:

niet-nieuwbouw;

klein onderhoud.

Figuur 2.2 Indeling bouwnijverheid naar marktsectoren

06950408_hfdst02.indd 25 16-11-2005 15:34:44

Page 36: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

26

2.1.3 Indeling naar aard van werkzaam- hedenWordt gekeken naar de aard van de werkzaam-heden, dan kan een onderverdeling worden ge-maakt naar aard van de werkzaamheden, figuur 2.3.

Nieuwbouw

Verbouw

Restauratie

Vernieuwbouw (renovatie)

Onderhoud

Figuur 2.3 Indeling bouwnijverheid naar aard van werk-

zaamheden

De nieuwbouw spreekt voor zich. Het gaat hier om het geheel nieuw realiseren van gebouwen, woningen, wegen, havens, enzovoort. Verbouw, restauratie, renovatie en onderhoud zijn werk-zaamheden die aan bestaande onroerende zaken worden uitgevoerd. Vaak zien we dat deze werk-zaamheden vallend onder verbouw, restauratie en onderhoud worden uitgevoerd door kleine specialistische bedrijven.

2.2 Karakteristieken

In vergelijking met andere industrieën heeft de bouwnijverheid zeer specifieke karakteristieken. De producten die worden voortgebracht en het daarmee samenhangende productieproces worden gekenmerkt door een aantal bijzondere eigenschappen en omstandigheden.

Een specifiek kenmerk van de bouwnijverheid is dat het een sterk regionaal en nationaal gestruc-tureerde markt betreft, en dat het proces op zijn eigen wijze plaatsvindt. Worden in andere indu-strieën beslissingen veelal op zeer rationele en kwantificeerbare gronden genomen, in de bouw wordt aan de persoonlijke component grote waarde gehecht. Dit komt enerzijds doordat het bouwproces langdurig en het overleg intensief is, anderzijds doordat het resultaat en de werkwijze niet altijd zijn te kwantificeren. Vertrouwen is daarom een zeer belangrijk aspect in de bouw.

De waarde en omvang van het product is in ver-gelijking met andere industrieën relatief groot, waarbij de productie telkens weer op een andere locatie plaatsvindt. Daarnaast is in vergelijking met andere industrietakken in Nederland de ont-wikkeling van de productiviteit in de bouwnijver-heid laag en loopt de innovatie (ver) achter.

2.2.1 MarktDe bouwmarkt is in sterke mate een ‘relatie-markt’; plaatselijke opdrachtgevers geven op basis van regionaal-economische gronden en omwille van het vertrouwen vaak de voorkeur aan plaatselijke bouwers. Daarnaast is het zo dat juist het ambachtelijke en plaatsgebonden produceren op locatie de bouwnijverheid karak-teriseert. Het is dan ook logisch dat de bouwnij-verheid van oudsher opereert binnen de grenzen van een vestiging: dus lokaal of regionaal. Dit geldt zowel voor de aannemers als de installa-teurs, de onderaannemers en de bouwmateria-lenhandelaren.

Dit heeft ook weer tot gevolg gehad dat grote bedrijven overal in den lande vestigingen oprichtten dan wel bedrijven opkochten. Het ter plekke aanwezig zijn is voorwaarde om in aan-merking te komen voor uitvoering van werken. Dezelfde situatie wordt overigens ook in de andere Europese landen aangetroffen.

De meeste Nederlandse bouwbedrijven richten zich zowel op de utiliteitsbouw en de woning-bouw, zowel nieuwbouw, verbouw, herstel en onderhoud. Het richten op meerdere sectoren is niet alleen ingegeven door de geringe omvang van de Nederlandse markt maar ook door de sterke omzetschommelingen in de genoemde sectoren. Bouwbedrijven moeten hierdoor breed inzetbaar zijn teneinde de aanwezige produc-tiecapaciteit te kunnen inzetten. Wel is het zo dat de kleine en middelgrote bedrijven die zich bezighouden met woningbouw en utiliteitsbouw zich zelden richten op de sector GWW. Het omgekeerde is ook van toepassing. Bedrijven in de GWW-sector houden zich niet bezig met woningbouw en utiliteitsbouw.

Kortom, de aanbodzijde in de bouw richt zich vanwege de geringe omvang en de sterke

06950408_hfdst02.indd 26 16-11-2005 15:34:44

Page 37: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 27

schommelingen in de sectoren op het produce-ren van alle producten en doet dit bij voorkeur binnen de grenzen van zijn vestiging. Het kiezen, zoals in andere industrieën plaatsvindt, voor het leveren van specifieke producten, dus het specialiseren, is op de bouwmarkt nog niet aan de orde.

Voor architecten en adviseurs geldt hetzelfde. Opdrachtgevers vinden het persoonlijke contact met hun adviseurs zeer belangrijk. Vaak kiezen zij dan ook een plaatselijke architect. Daarnaast is het belangrijk dat de architect de lokale omstan-digheden goed kent en de nodige plaatselijke contacten heeft. Regelgeving en procedures verschillen namelijk lokaal nogal sterk. Voor grote representatieve gebouwen of stedelijke ontwik-kelingen worden vaak beroemde internationale architecten of stedenbouwkundigen ingescha-keld.

2.2.2 ProductHet product in de bouwnijverheid is het te re-aliseren bouwwerk ofwel een gebouw. Dit kan een kantoor zijn, maar ook een fabriekshal, flat-gebouw, eengezinswoning, stadhuis of garage. Kenmerkend is dat het uiteindelijke product niet homogeen is. Ieder product is weer op zijn geheel eigen wijze samengesteld. Het enige dat veelal standaard is zijn de bewerkingen. Het is dan ook logisch dat specialisatie bij uitvoerende bedrijven niet zozeer plaatsvindt naar product maar veel meer naar bewerkingen. Voorbeelden hiervan zijn metselaars, timmerlieden, schilders of stukadoors, die telkens op locatie het uiteinde-lijke product vervaardigen.

Een ander kenmerk van het product van de bouwnijverheid is de lange levensduur. Tijdens de levensduur heeft het gebouw vaak verschillende gebruikers of bewoners. Deze gebruikers hoe-ven geen eigenaar te zijn van het gebouw. Zij kunnen immers het gebouw hebben gehuurd of geleasd van een woningbouwvereniging, een belegger of een financier. Tijdens de lange levensduur heeft het gebouw ook invloed op zijn omgeving, bijvoorbeeld de omwonenden, de verkeersdrukte, het milieu. Anders dan in de meeste industrietakken kan dan ook de architect als productontwikkelaar zich niet veroorloven

zich alleen te richten op de consument, maar moet hij ook terdege rekening houden met de specifieke belangen van zijn opdrachtgever (de financier) en met maatschappelijke belangen.

In vergelijking met andere industrieën is de waarde van het product dat door de bouwnijver-heid wordt geproduceerd (woning, kantoren, bedrijfsruimte, wegen, viaducten enzovoort) relatief hoog. Dit geldt niet alleen ten aanzien van andere consumptie- en investeringsgoede-ren, zoals een televisietoestel, computer of auto, maar ook in relatie tot het eigen vermogen van het individuele bouwbedrijf. In onderstaand voorbeeld wordt dit verduidelijkt.

Aan de andere kant moeten we niet vergeten dat door de aard van het productieproces een bouwbedrijf niet hoeft te beschikken over dure bedrijfshuisvesting. Ook de materiaalvoorraden zijn klein. Voorfinanciering door het bouwbedrijf is beperkt doordat de afnemer tijdens het bouw-proces in termijnen betaalt. De productie in deze bedrijfstak wordt dan ook gerealiseerd met een relatief geringe inzet van kapitaal. Vooral hier-door is de toetredingsdrempel in de bouw laag.Met andere woorden: in de bouwnijverheid komen er steeds weer kleine bouwbedrijven bij omdat de investering gering is en er verder wei-

Voorbeeld

Waarde van gerealiseerde bouwwer-ken ten opzichte van eigen vermogen van een bouwondernemingEen bouwbedrijf maakt een jaarlijkse omzet van 50 miljoen euro. In een bepaald jaar is 50% van de omzet gerealiseerd in de utili-teitsbouw en 50% in de woningbouw. Het bouwbedrijf heeft 6 woningbouwprojecten opgeleverd tussen de 300.000 Euro en 6 miljoen euro. Daarnaast heeft het bedrijf een kantorencomplex gebouwd van 9 mil-joen euro en 15 andere utiliteitsprojecten opgeleverd van gemiddeld 1 miljoen Euro. Totaal dus 21 projecten. De winst van het bedrijf bedroeg 2% van de omzet ofwel 1 miljoen voor belastingen. Het eigen ver-mogen van dit bouwbedrijf was in dat jaar 1 miljoen euro.

06950408_hfdst02.indd 27 16-11-2005 15:34:44

Page 38: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

28

nig eisen worden gesteld. Dit geldt voornamelijk voor de woningbouw en de utiliteitsbouw.

Anders ligt het in de GWW-sector. Deze is dui-delijk kapitaalintensiever, waardoor er in deze sector in vergelijking met de woningbouw en de utiliteitsbouw het aandeel midden- en kleinbe-drijf gering is.

2.2.3 BouwlocatieHet gebouw, de woning, de weg of viaduct wordt nooit in zijn geheel in een fabriek ver-vaardigd. De productie vindt plaats op locatie: de definitieve plaats waar het gebouw moet staan of de weg moet liggen. Het is duidelijk dat de omstandigheden waaronder de bouw-nijverheid moet produceren in vergelijking met bijvoorbeeld de auto-industrie niet optimaal zijn. De uitvoerende bouw wordt dan ook wel eens gekenmerkt als ‘de bedrijfstak van de zwer-vende fabrieken’. Er wordt zelden op voorraad geproduceerd. De productie vindt telkens weer op een andere locatie plaats. Het gevolg van het werken op locatie is dat het productieproces op bepaalde punten gevoelig is voor ongunstige weersomstandigheden of juist daardoor vraagt om extra maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het doorwerken tijdens vorst of regen.

2.3 Belang van de bouwnijverheid

Het belang van de bouwnijverheid is natuurlijk aan te tonen door te kijken naar het aandeel in het Bruto Nationaal Product en daaraan gekop-peld de uitstraling naar andere industrieën, de zogenaamde multiplierfactor. Een andere invals-hoek is te kijken naar de bijdrage van de door de bouwnijverheid geproduceerde producten aan de internationale concurrentiekracht van Neder-land.

2.3.1 OmvangDe bouwnijverheid vertegenwoordigt in econo-misch opzicht een groot belang. In 2001 ‘verspij-kerde’ bijna een half miljoen mensen een omzet van bijna 50 miljard euro (figuur 2.4). Hiermee behoort de bouw tot de grootste branches in Nederland wat betreft omzet en werkgelegen-heid. Deze omzet is ruim 10% van het Bruto Nationaal Product. De werkgelegenheid be-draagt 6% van de nationale werkgelegenheid. In totaal zijn er bijna 75.000 bedrijven actief binnen de bouw, waarvan 90% bestaat uit kleine onder-nemingen, veelal in de ontwerpende en advise-rende disciplines. Bij uitvoerende bouwbedrijven ligt deze verhouding anders, hoewel daar ook een redelijk aantal kleine bedrijven voorkomt. De hoofdmoot wordt daar echter gevormd door de middelgrote bedrijven. In figuur 2.5 is een over-zicht opgenomen van het aantal bedrijven naar omvang.

De grootste bouwondernemingen nemen samen een behoorlijk deel van de omzet voor hun reke-ning, figuur 2.6. In 2000 was dat ruim 30%.

Productiewaarde: 48,5 miljard euro (VROM)

Aantal gereedgekomen woningen: 73.000

Zelfstandigen: 75.000 (VROM)

Vacatures: 17.500 (VROM)

Werkloosheid: 6.800 (VROM)

Ziekteverzuim: 5,1% (VROM)

Aandeel in bruto nationaal product: 10% (CBS)

Multiplierfactor: 1,5

Aantal actieve bedrijven: 73.200 (CBS)

Waarde onroerend goed: 1 ,7 miljard euro (CBS)

Totale kantorenvoorraad: 28,5 miljoen m2 (jaar 2002, VROM)

Figuur 2.4 Belang van de bouwnijverheid in Nederland

Cijfers 2001

Figuur 2.5 Onderverdeling bouwnijverheid naar bedrijfsgrootte Cijfers 2001

Kleinbedrijf Middenbedrijf Grootbedrijf Totaal

Aantal werknemers minder dan 10 10–100 Meer dan 100

Aantal ondernemingen (×1000) 65,1 7,7 0,4 73,2

Arbeidsvolume (arb.jr. ×1000) 154,3 189,8 122,8 466,9

Omzet (× euro 1 mld) 12 26,1 25,9 64

06950408_hfdst02.indd 28 16-11-2005 15:34:45

Page 39: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 29

2.3.2 Invloed op andere industrietakkenHet aandeel in het BNP is niet het enige. De bouw neemt producten af uit tal van andere branches en industrieën. De werkelijke invloed van de bouwnijverheid is daarom vele malen groter. Het grootste deel van de omzet komt immers de Nederlandse economie ten goede. De multiplier (de factor die aangeeft wat het effect van bestedingen in de ene industrietak is voor andere industrietakken) wordt geraamd op 1,5 tot 2.

Met een aantal voorbeelden is aan te geven welke industrieën belang hebben bij de bouw-nijverheid. De woningtextielindustrie heeft een geschat belang van meer dan 95% bij de bouw-nijverheid. Denk hierbij aan tapijten, vloermat-ten, linoleum en viltzeil. Maar ook de hout- en timmerindustrie heeft een belang van circa 85% bij de bouwnijverheid. De timmerfabrieken maar ook de parketvloer- en meubelindustrie, profite-ren direct mee van de productie in de bouwnij-verheid. Daarnaast heeft de chemische industrie belang bij de bouwnijverheid. Voorbeelden hiervan zijn de verf-, lak- en vernisfabrieken, de verfstoffen- en kleurstoffenindustrie alsmede de kunstharsenindustrie. Op deze wijze is de lijst uit te breiden met alle industrieën.

2.4 Ontwikkelingen in bouwproductie

De omzet en de omzetgroei in de bouw zijn heel duidelijk conjunctuurgevoelig. Stagnerende economische ontwikkelingen of juist groei van de economie hebben een direct gevolg voor de omzet en de omzetverwachting in de bouwnij-verheid. De vooruitzichten voor de bedrijfstak op middellange termijn zijn dan ook aan sterke schommelingen onderhevig. Een hoge rente-stand, een stagnerende groei van de besteed-bare inkomens en een tanend vertrouwen van consumenten en ondernemers hebben direct invloed op de huidige omzet en omzetverwach-tingen. In deze paragraaf kijken wij eerst naar de conjunctuurgevoeligheid en vervolgens naar de ontwikkelingen voor de komende jaren.

Het is logisch dat er een verband bestaat tus-sen de ontwikkelingen in de bouwnijverheid en de gang van zaken in de economie. Is er sprake van een sterk groeiende economie, dan neemt de vraag naar producten en diensten toe. Ver-volgens verhoogt de omzet van de bedrijven en kunnen zij meer mensen in dienst nemen om de productie aan te kunnen. De inkomens van zowel de overheid (meer belastingopbrengsten) als de inwoners (loonstijgingen) nemen toe. Dit heeft weer tot gevolg dat de overheid meer investeert in publieke gebouwen en infrastruc-tuur, de bedrijven in nieuwe bedrijfshallen en

B&U GWW Proj.ontw. Omzet in Neder-land (mln euro)

% van totalebouwproductie

BAM NBN HBG x x x 3.021 6,9

Koninklijke Volker Stevin x x x 2.200 5,0

Heijmans x x x 2.130 4,8

TBI x x 1.474 3,3

Strukton x 1.157 2,6

Van Wijnen x x 969 2,2

Ballast Nedam x x x 881 2,0

Koop Tjuchem x x x 805 1,8

Dura Vermeer x x x 782 1,8

13.419 30

Totale bouwvolume 2000 44.074

Figuur 2.6 Grootste Nederlandse bouwondernemingen in 2000 Bron: CAP Analysis

06950408_hfdst02.indd 29 16-11-2005 15:34:45

Page 40: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

30

kantoren, en de inwoners in meer duurzame consumptiegoederen en onroerende zaken.

Worden de afgelopen 25 jaren nader be-schouwd, dan blijkt dat er een verband bestaat tussen de rentestand en de investeringen in gebouwen en woningen. Stijgt de rente, dan dalen relatief de investeringen in de gebouwen en woningen. Daalt de rente, dan wordt er meer geïnvesteerd. Als voorbeeld kan worden gekeken naar de periode eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen werd het diep-tepunt qua investeringen in gebouwen bereikt. Dit viel samen met een recordhoogte van de rente, het gevolg van een vrij langdurige inzin-king van de Nederlandse economie. In enkele jaren nam de productie in de meeste sectoren met tientallen procenten af. De bouwproductie daalde van het topjaar 1980 tot 1984 met 20% van 23 miljard naar 18 miljard euro. De rente daalde vervolgens weer en geleidelijk aan namen de investeringen in de gebouwen weer toe. Deze enigszins vertraagde reactie is te ver-klaren door het feit de ondernemers eerst inves-

teren in machines en outillage en vervolgens pas in onroerende zaken. In de bouwproductie is dat duidelijk terug te vinden. In 1984 klom de bouw uit het dal, eerst voorzichtig, maar vervolgens steeds sneller.

Rond de eeuwwisseling is de economie en dus ook de bouwmarkt flink overspannen. Zij bereikt een top van 47 miljard euro in 2001, figuur 2.7. In 2003 heeft de ontwikkeling in de bouwsector als gevolg van de scherpe conjunctuuromslag in 2001 een abrupte kentering te zien gegeven. De omzet daalt met 3,6%.

Duidelijk wordt in ieder geval dat als het slecht gaat met de economie, de bouw beslist niet buiten schot blijft. Nieuwbouwplannen of grote infrastructurele werken worden in de koelkast gezet en verbeteringen en onderhoud aan gebouwen en infrastructuur kunnen ook nog wel een jaartje wachten. En juist in dergelijke periodes heeft de overheid, mede vanwege de hoge financieringstekorten, ook geen ruimte een stimuleringsbeleid te voeren.

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Woningbouw

Nieuwbouw 7.167 7.147 8.221 8.389 8.780 9.332 9.671 9.250 9.050

Herstel en ver-bouw

3.188 3.461 3.733 4.637 5.005 5.343 5.686 5.800 5.850

Utiliteitsbouw

Nieuwbouw 4.968 5.348 5.621 5.770 6.988 7.853 8.420 8.150 7.150

Herstel 1.624 1.839 1.990 2.767 3.056 3.339 3.742 3.800 3.700

Onderhoud 6.615 7.643 7.940 6.800 6.995 7.479 8.184 8.300 8.450

GWW

Nieuw en her-stel

4.793 5.034 5.688 5.409 6.012 6.904 7.618 7.500 7.450

Onderhoud 1.081 1.170 1.222 3.222 3.464 3.824 4.169 4.150 4.150

Totaal 29.437 31.642 34.416 36.993 40.298 44.074 47.490 46.950 45.800

Omzetstijging 7,5% 8,8% 7,5% 8,9% 9,4% 7,8% 6,5% –3,6%

Bedragen in mln euro, excl. BTW

Figuur 2.7 Ontwikkeling van de omzet door de jaren heen (mln euro, excl. BTW)

Bron: 2002 EIB bewerking van voorlopige CBS-cijfers, 2003 raming

06950408_hfdst02.indd 30 16-11-2005 15:34:45

Page 41: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 31

Naast de economische ontwikkelingen spelen demografische ontwikkelingen een rol (bijvoor-beeld de toestroom van allochtonen, de toe-nemende vergrijzing en het langer zelfstandig wonen van de ouderen). De demografische ontwikkelingen hebben invloed op de uitbrei-dingsbehoefte aan woningen, maar natuurlijk ook aan schoolgebouwen, sportaccommodaties, voorzieningen voor bejaarden en sociaal-cultu-rele voorzieningen.

Rapport BouwprognosesIeder jaar wordt de tweede kamer geïnformeerd via het rapport Bouwprognoses. Het rapport bevat ramingen ten aanzien van de bouwpro-ductie voor de komende vijf jaar, figuur 2.8. Voor bouwbedrijven, architectenbureaus en toele-veranciers is het ook een belangrijk document voor het opstellen van de marktplanning voor de

korte en middellange termijn. Om inzicht te krij-gen in de marktontwikkelingen binnen de bouw-nijverheid nemen we in de komende paragrafen de belangrijkste onderdelen van de jaarlijkse bouwprognose door.

In 2001 laat de totale bouwproductie nog een groei van 2,5% zien en komt uit op een omzet van 64,5 miljard euro. Maar in dit jaar vindt ook een omslag plaats. Aan de reeks van jaren waarin de bouwproductie een stijgende lijn vertoont, komt een einde. In 2002 vindt een daling plaats van circa 2%. In 2001 was er in de woningbouw al sprake van een lichte daling, maar konden de utiliteitsbouw en de GWW nog een posi-tieve ontwikkeling laten zien. In 2003 vindt een verdergaande afname van de totale productie plaats.

2001 1999 2000 2001 2002 2003 2004 t/m 2007

Productiewaarde (miljoen euro)

Volume Groei in procenten

Woningbouw 15.360 3 1 −2 −3 −1 −5

Nieuwbouw 9.670 2 1 −3 −4 −2 −6

Groot onderhoud 5.690 4 2 0 −2 0 −5

Utiliteitsbouw 12.160 11 6 3 −1 −4 −0

Budgetsector 3.070 −1 9 4 7 4 −3

Marktsector 9.090 15 5 3 −4 −7 −1

GWW 7.620 9 7 6 0 −3 −1

Budgetsector 3.990 8 12 10 4 −2 −5

Marktsector 3.630 11 3 2 −4 −4 −9

Machines 830 46 7 2 1 1 −1

Bouwinvesteringen 35.970 7 4 1 −2 −2 −2

Klein onderhoud 12.360 5 4 4 −2 0 −3

Handelsmarge 380 −29 6 3 3 3 −2

Totaal bouwnijverheid (netto) 48.710 6 4 2 −2 −2 −3

Arbeid en prijzen (aantal x 1000)

Werkgelegenheid 490 467 478 490 479 466

Werknemers 415 397 407 415 407 396

Zelfstandigen 75 70 71 75 72 70

Vacatures 17,5 14,3 18,6 17,5

Werkloosheid 6,8 6,7 7,9 6,8

Figuur 2.8 Kerngegevens 1998 tot en met 2007 (mln euro, excl. BTW, prijzen 2001) Bron: Bouwprognoses 2002-2007 VROM

06950408_hfdst02.indd 31 16-11-2005 15:34:46

Page 42: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

32

De bouwprognoses tot 2007 staan in het teken van uitblijvend economisch herstel. Deze ontwik-keling heeft op verschillende manieren invloed op de bouwproductie. Zo heeft het een direct effect op het investeringsgedrag van bedrijven in de vorm van uitstel of afstel. Het geschonden consumentenvertrouwen en eventuele afname van de consumptie, zorgen voor afnemende omzetten en winsten die leiden tot minder inves-tering in bedrijfshuisvesting. De onzekerheid bij de consument over werk en inkomen heeft tot gevolg: minder verhuizingen en huizenkopers. Ten slotte heeft een bezuinigende overheid min-der budget voor investeringen en subsidies.

In de volgende paragrafen worden de ontwikke-lingen door de jaren heen per sector besproken. Op deze manier wordt een beeld geschetst van de invloed van onze samenleving op de produc-tie en omzet in de bouwnijverheid.

2.5 Ontwikkelingen in de woningbouw

Kenmerkend voor de woningbouw is dat de voortgang ervan sterk afhankelijk is van een aantal externe factoren. Vooral de (veranderin-gen in de) subsidieregelingen en het ruimtelij-keordeningsbeleid van de rijksoverheid spelen een belangrijke rol. Maar ook de demografische ontwikkelingen en de inkomensontwikkeling van woonconsumenten hebben direct invloed op de bouwproductie.

Het volkshuisvestingsbeleid is sinds het verschij-nen van de Nota Volkshuisvesting, in de jaren negentig van de vorige eeuw, gericht op een terugtredende rijksoverheid. Diverse taken en bevoegdheden werden aan de gemeenten overgedragen, waarbij de gemeente verant-woordelijk is voor het uitvoeren van het bouw-programma. De afgelopen jaren is alsmaar de woningbehoefte naar boven bijgesteld. Gezien de groeiende behoefte is gezocht naar concen-tratie van de woningbouw. In 1995 krijgt dan ook een nieuw beleid gestalte. De kern van het beleid volgens de Vierde Nota Ruimtelijke Or-dening Extra (VINEX) is een concentratie van wonen, werken en voorzieningen volgens het

compacte-stadprincipe. Het is de bedoeling dat nieuwbouw van zowel woning- als utiliteits-bouw grotendeels op (grote) locaties binnen bestaand stedelijk gebied en aan de rand van stedelijke gebieden wordt gerealiseerd. In lande-lijke gebieden wordt een restrictief bouwbeleid gevoerd.

De woningbouw blijft stevig achter bij de VINEX-afspraken voor de periode tot 2005. De grootste achterstanden treden op in de grootstedelijke gebieden. Daarnaast is door de hoge prijzen op de huizenmarkt een koopwoning voor een groot deel van de huurders onbereikbaar geworden. Het gevolg is dat de doorstroming op de woningmarkt laag is; starters voor een huurwo-ning hebben hierdoor weinig kansen. De te lage doorstroming staat ook transformatie van de woningvoorraad in de weg. Immers, een woning kan pas gesloopt en vervangen als de bewoners een alternatief hebben. De visie van het Rijk op de te lage doorstroming is dat meer bouwen in het midden- en hoge prijssegment tot meer doorstroming leidt.

In de afgelopen jaren is de rol van de zoge-naamde ‘bouwers voor de markt’ (bouwers en projectontwikkelaars) in de bouw van nieuw-bouwwoningen sterker geworden. In de periode 1995 tot en met 2001 zijn vooral de woning-bouwcorporaties relatief minder gaan besteden. De gewijzigde rol van woningbouwcorporaties in de woningnieuwbouw hangt samen met een kwantitatieve teruggang van nieuwe huur-woningen, terwijl de bouwers voor de markt (kwalitatief betere) koopwoningen zijn gaan bouwen.

In 2001 valt de productiewaarde van woningen terug met 3,5%. Bovendien laat het herstel van de conjunctuur op zich wachten. Ook is de ver-mogenspositie van gezinnen zwakker geworden, hetgeen een negatief effect heeft op de verkoop van koopwoningen.

De totale productiewaarde van de woningbouw (nieuwbouw plus groot onderhoud) daalt rond 2003. Om daarna pas, in de jaren 2004 en later, weer toe te nemen met ruim 5% per jaar. Belangrijk hiervoor is, naast een economische

06950408_hfdst02.indd 32 16-11-2005 15:34:46

Page 43: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 33

opleving, dat vraag en aanbod op een hoger niveau komen. Dat betekent dat er enerzijds meer ruimte moet komen en anderzijds de grond en bouwkosten omlaag moeten. Ruimte betekent naast voldoende bouwlocaties, dat ook de wet- en regelgeving vereenvoudigd wordt en daarmee de doorlooptijd voor het realiseren van woningbouwplannen wordt verkort.

Gedurende de komende jaren zal de productie-waarde aan groot onderhoud doorgroeien. Oor-zaken daarvoor zijn ten eerste de voortdurende groei van de woningvoorraad; hoe meer wonin-gen er zijn, hoe meer uitgaven aan onderhoud. Ten tweede is er de druk op de woningmarkt zelf; verbouwen is een alternatief voor doorstro-men.

2.6 Ontwikkelingen in de utiliteitsbouw

In de jaren van economische voorspoed heb-ben veel bedrijven geïnvesteerd in vervangende of nieuwe huisvesting. De utiliteitsbouw ijlde in 2001 na op de economische groei van de voor-gaande jaren, de bouwproductie steeg met circa 3% tot twaalf miljard euro, vooral door nieuw-bouw. De stuwende kracht achter de stijging is de zeer sterke druk op de kantorenmarkt ge-weest. Daarnaast hebben in de jaren voor 2001 de industrie en bouwnijverheid en vervoer en telecommunicatie stevig geïnvesteerd in gebou-wen en infrastructuur.

Bij aantrekking van de conjunctuur zal op mid-dellange termijn (tot 2007) een licht herstel van de productie plaatsvinden met een groei van minder dan een half procent. Deze groei komt vrijwel geheel voor rekening van de budgetsec-tor (overheid), herstel en verbouw. Het grootste deel van de bedrijven heeft in de laatste jaren van de vorige eeuw de benodigde uitbreidings-investeringen uitgevoerd, waardoor er momen-teel geen groei van de nieuwbouw is. Daarnaast is er erg veel gebouwd voor de markt, dus zon-der dat de huurder of koper bekend was. Door de economische neergang heeft dat geleid tot veel leegstand.

In de volgende subparagrafen kijken we naar de ontwikkelingen in de marktsector en de budget-sector. De marktsector bestaat uit opdracht-gevers in de zakelijke dienstverlening; de handel en horeca, industrie en bouwnijverheid, vervoer en communicatie en landbouw en visserij. De budgetsector bestaat uit overheid, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstver-lening. In de budgetsector is de overheid direct of indirect betrokken bij de investeringen in de gebouwen of de infrastructuur.

2.6.1 Zakelijke dienstverleningVoorbeelden van zakelijke dienstverleners zijn consultancy- en ICT-bedrijven. Ondanks de eco-nomische neergang steeg de bouwproductie voor de zakelijke dienstverlening in 2001 met 8,4% ten opzichte van 2000 tot 3,5 miljard euro. Hiermee werd het hoogste niveau in productie voor deze sector ooit behaald. Het Kantoren Fonds Nederland (KFN) raamt de totale kanto-renvoorraad per 1 mei 2002 op 28,5 miljoen m2, terwijl deze in 1990 ‘slechts’ 12,1 miljoen m² bedroeg.

De groei van de bouwproductie voor de zakelijke dienstverlening, vooral de juridische, fiscale en overige consultancy, werd in de jaren voor 2001 ingegeven door de zeer gunstige economische vooruitzichten. De ontmanteling van de ICT-sector, de beursschandalen in binnen- en bui-tenland en de daarmee gepaard gaande onze-kerheid zorgen in de jaren vlak na 2001 voor een daling van de nieuwbouwbehoefte. Daar waar het bouwen op risico eind jaren negentig weer een zekere opleving doormaakte, werd in 2001 de voorverhuureis weer in ere hersteld. De effecten van de economische ommekeer en de verzadigingseffecten zijn in 2002 merkbaar geweest en hebben zich in 2003 doorgezet. De daling in 2002 bedraagt circa 4% en in 2003 het dubbele. Het grote aantal verhuisbewegingen van zakelijke dienstverleners, in de periode rond de millenniumwisseling, heeft voor de meesten van hen waarschijnlijk geleid tot ruim voldoende kantoorruimte. Op het moment dat bedrijven verhuizen, blijken ze namelijk doorgaans 50 tot 100% meer metrage in gebruik te nemen dan strikt noodzakelijk. Daarnaast blijken bedrijven in economisch onzekere tijden investeringen in

06950408_hfdst02.indd 33 16-11-2005 15:34:47

Page 44: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

34

huisvesting uit te stellen, of zelfs bedrijfsruimte af te stoten.

2.6.2 Handel en horecaDe drie sleutelwoorden die het bouwvolume bin-nen de sector handel en horeca verklaren zijn: internationalisering, concentratie en schaalver-groting. Concentratietendensen zullen zich naar verwachting verder voortzetten. Dit zal op ter-mijn resulteren in een stabilisatie of vermindering van het aantal vestigingspunten, maar gelijktijdig leiden tot grotere winkelunits. In de komende ja-ren zet de internationalisering van de retailmarkt, mede door de invoering van de euro, eveneens verder door.

Het consumentenvertrouwen is in 2002 aan-getast, mede omdat consumenten het gevoel hadden dat de invoering van de euro tot sterke prijsstijgingen heeft geleid. De fors oplopende werkloosheid en de grote dalingen van de beurs-koersen hebben het consumentenvertrouwen eveneens geen goed gedaan. Gegeven deze ontwikkelingen is het des te opvallender dat - in een tijd van economische neergang – de plan-voorraad voor winkels zeer sterk is toegenomen. Met een omvang van ruim 2,5 miljoen m² bruto vloeroppervlak (oplevering vanaf 2003) is de voorraad ten opzichte van 2000 met 25% geste-gen. Door het vervullen van de uitbreidingsplan-nen in de periode van hoogconjunctuur wordt in de periode tot en met 2007 een lichte daling van de bouwproductie verwacht van gemiddeld 0,8% per jaar tot € 1,9 miljard in 2007.

2.6.3 Industrie en bouwnijverheidHet sterke producentenvertrouwen van de jaren vóór 2001 heeft ertoe geleid dat vele gebruikers hun oude bedrijfsruimten hebben verruild voor een nieuw, modern object, bij voorkeur gelegen op een functioneel en verzorgd ingericht bedrij-venterrein.

Het niveau van de (nieuw)bouwinvesteringen in de industrie en bouwnijverheid wordt in belang-rijke mate bepaald door de verwachtingen over de toekomstige productie. Als de economische groei laag is, is voldoende productiecapaciteit beschikbaar om aan de vraag te voldoen en bestaat daarom minder reden om te investeren

in extra productiecapaciteit. In 2003 daalde de bezettingsgraad tot 82,9 procent, het laagste peil sinds 1993.

Bij het aantrekken van de wereldhandel zullen de (nieuw)bouwinvesteringen in de industrie en bouwnijverheid weer aantrekken. Echter, de ruimte die nodig is om de productiecapaciteit uit te breiden, de verhuisbewegingen en de aantrekkende vraag vanuit het buitenland kan merendeels worden opgevangen door de hui-dige productiecapaciteit. Toe- en uittreding van bedrijven en herontwikkeling van incourante bedrijfspanden leiden op de middellange termijn waarschijnlijk tot de nodige nieuwbouw-, herstel- en verbouwactiviteiten. Voor de periode tot en met 2007 wordt daarom een stabilisatie van het bouwvolume op circa € 1,3 miljard verwacht.

2.6.4 Vervoer, opslag en communicatieDe aanhoudende schaalvergroting van logis-tieke dienstverleners zorgde in de jaren voor 2002 voor de nodige dynamiek. Daarnaast is de opkomst van de call- en telecommunica-tiecenters verantwoordelijk voor de stijgende bouwproductie. De luchtvaartsector heeft naast de lagere groei van de wereldeconomie, ook veel last gehad van de aanslagen op 11 septem-ber 2001. Met name het passagiersvervoer is sindsdien sterk teruggelopen. De ’shake out‘ in de telecomsector, heeft geleid tot een negatief sentiment en grote onzekerheid. Als gevolg van de extreem hoge bedragen die voor de UMTS-licenties zijn betaald, komen veel telecombedrij-ven in de problemen. Waarschijnlijk zijn door deze ontwikkeling veel nieuwbouwplannen in de ijskast gezet. De negatieve ontwikkelingen van het laatste jaar vertroebelen het beeld van een in economisch belang toenemende sector. Vooral de telecomsector heeft gezien de enorme toe-name in het gebruik van mobiele telefonie een gezond perspectief.

De huidige economische onzekerheden en de teruglopende bestedingen van consumenten doet de bouwproductie in 2002 dalen met 2% tot € 960 miljoen. In 2003 vindt een verdere daling plaats. Voor de daaropvolgende periode tot en met 2007 wordt, ondanks de huidige ma-laise, een gematigd positief groeiscenario voor

06950408_hfdst02.indd 34 16-11-2005 15:34:47

Page 45: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 35

deze sector verwacht, gezien de gunstige onder-liggende structurele factoren. De bouwproductie neemt naar verwachting jaarlijks toe met 1,6% tot € 980 miljoen in 2007.

2.6.5 Landbouw en visserijIn 2001 daalde de bouwproductie voor de sec-tor landbouw en visserij met 3,7% tot € 790 miljoen. Het jaar 2001 was voor de landbouw een moeilijk jaar als gevolg van de uitbraken van mond- en klauwzeer en de gevolgen van de BSE-crisis. De groei van de sector bleef bijna 5% achter bij de economie als geheel. Daarnaast is ook het ondernemersvertrouwen in de sector verder aangetast. Bovendien verliep de oogst van gewassen in een aantal gebieden niet vlekkeloos door minder gunstige groeiomstandigheden. Zo was er in 2001 veel neerslag in de tweede helft van augustus en in september. Echter, dit werd vrijwel volledig goedgemaakt door een sterke stijging van de afzetprijzen.

In de veehouderij en varkensfokkerij is het aantal varkens en andere dieren door maatregelen zover gedaald, dat de komende jaren nog slechts een gering mestoverschot bestaat. Deze daling werd ingegeven door de sterke afname van het aantal bedrijven, die op haar beurt grotendeels werd bepaald door de opkoopregeling van boe-renbedrijven ingesteld door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het aantal agrarische bedrijven bedraagt momenteel circa 100.000. Ten opzichte van 1987 is het aantal boerenbedrijven met circa 30% afgenomen. De sanering van het aantal boerenbedrijven is de afgelopen jaren versterkt door de sterk stijgende grondprijzen. Voor boeren, en vooral oudere boeren zonder opvolger, werd het aantrekke-lijk te stoppen. Tegenover deze daling van het aantal bedrijven staat een vergroting van het grondgebruik van het gemiddelde boerenbedrijf. In dezelfde periode steeg de gemiddelde bedrijfsomvang met iets meer dan 5 hectare.

Het is duidelijk dat deze sector de laatste jaren steeds meer onder druk staat, als gevolg van het beleid van de Europese Unie om het aantal concurrentiebeperkende maatregelen te vermin-deren, en de subsidies en inkomenssteun uit te faseren. Het is daarbij de vraag in hoeverre de

Nederlandse landbouw is opgewassen tegen de concurrentie van de nieuwe toetreders tot de Europese Unie en de toenemende concurrentie van buiten de Europese Unie, als gevolg van de liberalisering.

Verwacht wordt dat de bouwproductie voor de landbouwsector zal dalen naar € 560 miljoen in 2007 (van € 790 miljoen in 2001).

2.6.6 OverheidDe vraag naar gebouwen in de utiliteitsbouw voor de publieke sector hangt sterk samen met het overheidsbudget. Voor vrijwel elk gebouw in deze sector geldt dat de bouw en/of de exploita-tie direct of indirect afhankelijk is van één van de overheden via onder andere leningen, subsi-diëring of directe investering in een gebouw.

Het merendeel van de bouwactiviteiten voor de rijksoverheid kwam de afgelopen jaren voor rekening van de capaciteitsuitbreiding binnen het gevangeniswezen, gerechtsgebouwen en de nieuwbouw van de ministeries en (semi) overheidsdiensten zoals de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s). De begroting van de Rijksge-bouwendienst laat voor de periode 2003-2007 een verwachte jaarlijkse investering van € 350 miljoen per jaar zien, waarvan circa eenderde voor renovatieprojecten en tweederde voor nieuwbouwprojecten. Dit leidt tot en met 2007 tot een redelijk stabiele bouwproductie van circa € 300 miljoen.

De bouwinvesteringen van de lagere overheden zijn circa driemaal zo groot als de investeringen van de rijksoverheid. Binnen de lagere overheden zijn de gemeenten de belangrijkste opdracht-gevers voor de uitvoering van bouwprojecten. Voor de periode tot en met 2007 wordt een jaar-lijkse trendmatige groei geraamd van circa 2% tot € 1,7 miljard.

2.6.7 OnderwijsEén van de speerpunten van het overheidsbeleid is meer autonomie voor de instellingen. Mid-delbare scholen worden zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van hun schoolgebouw. Dat geldt ook voor de buitenkant van het gebouw, dat nu nog door de gemeente moet wordt

06950408_hfdst02.indd 35 16-11-2005 15:34:47

Page 46: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

36

onderhouden. Basisscholen krijgen vanaf 2005 eveneens meer zeggenschap over de besteding van hun budget. Ze krijgen de beschikking over één totaalbedrag waarvan ze zelf moeten bepalen of het voor personeel dan wel materieel wordt gebruikt. De omvang van de leerlingen-populatie in het onderwijssysteem bepaalt voor een belangrijk deel de benodigde investeringen in nieuwbouw-, herstel- en verbouwactiviteiten. Het aantal leerlingen in het onderwijssysteem in de door ons beschouwde periode stijgt met circa 1% per jaar tot 3,6 miljoen onderwijsvolgenden in 2007/2008. Deze stijging wordt deels veroor-zaakt door verlaging van de leerplichtige leeftijd van 5 naar 4 jaar.

De decentralisering van het huisvestingsbudget en de toename van het leerlingenaantal leidt naar verwachting tot een jaarlijkse stijging van de bouwproductie in het onderwijs van circa 1,9% tot € 280 miljoen in 2007.

2.6.8 Gezondheidszorg en maatschappe-lijke dienstverleningDe gezondheidszorg vormt samen met het onderwijs en het veiligheidsthema de speerpun-ten van het overheidsbeleid. De discussie over het terugdringen van wachtlijsten en de vergrij-zing zijn momenteel zeer actueel. De wachtlijst-problematiek wordt via twee sporen aangepakt. Het eerste spoor behelst de door het kabinet beoogde verdergaande ‘extramuralisering’ van de zorg. Hierdoor wordt de opnameduur naar verwachting verkort, waardoor de wachtlijsten krimpen. Het tweede spoor is de uitbreiding van de capaciteit van de intramurale voorzieningen. Net als in het onderwijs staat de verantwoorde-lijkheid van de instellingen zelf voorop. Afgezien van het decentraliseren van de ziekenhuisbud-getten wordt het voor instellingen tevens mak-kelijker (nieuwbouw)-projecten te starten. Dit komt doordat de centrale meldingsplicht voor instandhoudingsinvesteringen en nieuwbouw-investeringen wordt afgeschaft.

Voor de komende jaren voorziet het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen een uitbreiding met ruim 2.500 bedden en 200 plaatsen voor dagbehandeling in de verpleeghuiszorg. Ook in de gehandicaptenzorg worden de komende

jaren ruim 700 plaatsen bijgebouwd. Ingegeven door de vergrijzing wordt een grotere vraag in het verpleeghuis- en verzorgingshuissegment verwacht. In de periode tot en met 2007 wordt dan ook een groei verwacht van de bouwpro-ductie van circa 2,8% per jaar tot € 1,3 miljard in 2007.

2.7 Ontwikkelingen in grond-, weg- en waterbouw

Investeringen in de grond-, water- en wegen-bouw (GWW) zijn minder afhankelijk van de economie dan investeringen in de woningbouw of de utiliteitsbouw. Voor het grootste deel worden deze investeringen namelijk bepaald via het budgetmechanisme en hebben ze vaak een beleidsmatig karakter voor de middellange termijn. Investeringen in GWW komen veelal pas fysiek tot stand na een lang planningsproces en zodoende is sprake van aanzienlijke vertraging in de relatie tussen economische ontwikkeling en investeringen in de GWW.Investeringen in de GWW zijn grotendeels een publieke aangelegenheid. Van iedere bestede euro is vijfenzeventig cent afkomstig uit publieke middelen. Hoewel bedrijven een kwart van de middelen inbrengen zie figuur 2.9, is ook in dit deel de overheid indirect betrokken, omdat het bijvoorbeeld kan gaan om investeringen van de spoorwegen of nutsbedrijven.

bedrijven 25%

rijk 15%

lagerepubliekelichamen60%

Figuur 2.9 Investeringen naar opdrachtgever in 2001

Bron: VROM

Wordt gekeken naar de verdeling van de in-vestering in de GWW naar functie, figuur 2.10, dan valt de overheersende positie van verkeer en vervoer op. Ruim de helft wordt besteed aan mobiliteit. Openbaar nut (inclusief waterzuive-ring) en landinrichting (inclusief riolering, groen-voorziening en bodemsanering) nemen elk 12% voor hun rekening. Aan bestemmingsplannen en

06950408_hfdst02.indd 36 16-11-2005 15:34:47

Page 47: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 37

overige posten wordt een vijfde van het totale investeringsbudget GWW uitgegeven.Omdat investeringen in GWW voornamelijk via het budgetmechanisme tot stand komen, kan een indicatie van de toekomstige investerings-groei in deze sector verkregen worden via de begrotingen. Voor sommige investeringen in GWW zijn echter geen goede indicatoren beschikbaar. Ook voor plannen in de begroting geldt dat vertragingen door politieke keuzes en procedures kunnen optreden. De implementatie van de Noord-Zuidlijn in de regio Amsterdam is daar een voorbeeld van.

In de jaren rond de millenniumwisseling zijn de investeringen in GWW fors gegroeid. In 2002 was er sprake van een stabilisering en de jaren daarna van een daling van de investeringen. Het aflopen van uitgaven aan megaprojecten als de HSL en de Betuweroute is één van de oorzaken. Ook nemen dan in de projecties de zogenaamde Gebundelde Doeluitkeringen af; dat zijn bij-dragen van het Rijk aan lagere overheden voor kleinschalige projecten. Na 2005 wordt een groei van de investeringen in GWW verwacht; het gaat dan vooral om uitgaven aan Rijkswegen en de lokale en regionale infrastructuur.

2.8 Ontwikkelingen in onderhoud

Bij de investeringen in onderhoud wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-nieuwbouw en klein onderhoud. Niet-nieuwbouw betreft beste-dingen aan bouwproducten met een levensduur verlengend karakter die niet als nieuwbouw worden gekenmerkt. Klein onderhoud valt ook onder bestedingen aan bouwproducten, maar heeft geen levensduurverlengend karakter; het is een consumptieve uitgave.

Uitbreiding van de woningvoorraad staat gelijk aan nieuwbouw. Wijziging van de voorraad, bijvoorbeeld door woningsplitsing, is niet-nieuw-bouw. Volgens deze indeling van het CBS is 65% van de netto bouwproductie (exclusief interne leveringen en saldo exportdiensten) nieuwbouw. Van de rest is 31% niet-nieuwbouw, en 4% is klein onderhoud. Dat is een relatief groot deel van de gehele woningbouwproductie.

In totaal bedroegen de bestedingen aan nieuw-bouw en niet-nieuwbouw in 2001 € 25,7 miljard. De uitgaven aan klein onderhoud be-droegen in 2001 ongeveer € 11,9 miljard. Hier droegen de verschillende sectoren elk bijna even-veel aan bij, figuur 2.11.

woningbouw 3,9 mldoverig1,5 mld

GWW3,3 mld

utiliteitsbouw3,2 mld

Figuur 2.11 Klein onderhoud naar sector in 2001

Bron: VROM

2.9 Het buitenland

De bouwmarkt in Nederland is in de vorige paragrafen beschreven met al zijn tekortkomin-gen en karakteristieken. Een belangrijk verschil tussen de bouwmarkt en de markt voor industri-ele goederen is dat de bouwmarkt geen stan-daardontwerpen kent en op voorraad kan pro-duceren. De aanduiding ‘bouwmarkt’ is dan ook eigenlijk een verkeerde aanduiding. Er is geen markt. De bedrijven aan de aanbodzijde beschik-ken over bouwcapaciteit, voor steeds weer op locatie geproduceerde unieke projecten.

In het bouwproductieproces is een groot aantal partijen actief die in steeds wisselende samen-werking deze unieke projecten realiseren. De concurrentie van de bedrijven onderling vindt louter plaats op initiële kosten. Verder valt op dat de rijksoverheid zich steeds meer zal terug-trekken. Dit heeft weer tot gevolg dat de bouw nog conjuctuurgevoeliger wordt dan ze al was.

verkeer envervoer56%

openbaar nut 12%overige 20%

landinrichting12%

Figuur 2.10 Investeringen in de GWW in 2001

Bron: VROM

06950408_hfdst02.indd 37 16-11-2005 15:34:48

Page 48: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

38

Een belangrijke vraag is dan: maar doen wij het dan zoveel slechter in vergelijking met de ons omringende landen? In zijn algemeenheid kan hier ‘nee’ op worden geantwoord. De Neder-landse bouwnijverheid doet het niet slechter dan die in de ons omringende landen. Sterker nog: op veel onderdelen komt onze bedrijfstak beter uit de bus.In de volgende paragrafen wordt allereerst de positie van de Nederlandse bouw neergezet in verhouding tot de ons omringende landen en vervolgens kort ingegaan op de diverse andere landen om specifieke kenmerken te kunnen achterhalen.

2.9.1 Omzet Europese UnieIn de Europese Unie bedroeg de totale bouw-productie in 2001 € 822 miljard. Daarmee is de bouwnijverheid Europees gezien ook een belang-rijke sector, namelijk 10% van het BBP. Europees gezien neemt het belang wel af, sinds 1993 blijft de bouwproductie achter bij de groei van het na-tionaal product van de landen van de Europese

Unie. Bijna 25% van de Europese bouwproductie wordt gerealiseerd in Duitsland. Nederland rea-liseert ongeveer 6% van de Europese bouwpro-ductie, figuur 2.12.

Bijna de helft van de bouwproductie is woningbouw, 30% betreft utiliteitsbouw en de resterende 20% de GWW (bron Euroconstruct). Toch blijft in Europa de groei in de woningbouw achter bij de ontwikkelingen in de GWW en de utiliteitsbouw. Positieve invloeden voor de woningbouw, zoals stijgende gezinsinkomens en een lage rentestand, worden tenietgedaan door een toenemende leegstand in sommige regio’s, minder overheidssteun en een stagnerende demografische ontwikkeling. Het aantal huishou-dens in Europa neemt nog maar mondjesmaat toe. Vooral de voor de woningvraag belangrijke leeftijdsgroep van 25 tot 35 jaar neemt in veel landen relatief in belang af.

Ongeveer tweederde van de Europese utiliteits-bouw in 2000 betreft nieuwbouw. Net als in

BB

P(m

ld e

uro

)

Bo

uw

pro

du

ctie

(mld

eu

ro)

Per

cen

tag

e to

tale

Eu

rop

ese

pro

du

c-ti

e

Per

cen

tag

e va

n

het

nat

ion

ale

BB

P

Bev

olk

ing

(i

n m

ln)

Bo

uw

pro

du

ctie

p

er b

ewo

ner

Duitsland 2.063 207,0 25,1% 10,0% 82,0 252,44

Verenigd Koninkrijk 1.591 120,0 14,6% 7,5% 60,0 200,00

Frankrijk 1.460 147,0 17,9% 10,1% 59,0 249,15

Italië 1.217 128,0 15,6% 10,5% 58,0 220,69

Spanje 650 75,0 9,1% 11,5% 40,0 187,50

Nederland 429 46,0 5,6% 10,7% 16,0 287,50

Zweden 235 18,0 2,2% 7,7% 8,9 202,25

Polen 197 21,0 2,6% 10,7% 3,9 538,46

Finland 135 19,0 2,3% 14,1% 5,2 365,38

Portugal 122 27,0 3,3% 22,1% 10,0 270,00

Tsjechië 63 8,5 1,0% 13,5% 10,0 82,52

Hongarije 58 4,5 0,5% 7,8% 10,0 45,00

Slowakije 23 1,4 0,2% 6,1% 5,4 25,93

Totaal 8.243 822 100,0% 100,0% 369 223,05

Figuur 2.12 Bruto binnenlands product (BBP), bouwproductie en bevolking in de landen van de Europese Unie in 2001

Bron: Euroconstruct

06950408_hfdst02.indd 38 16-11-2005 15:34:48

Page 49: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 39

Nederland is de Europese utiliteitsbouwproductie door de gunstige economie in de jaren rond de millenniumwisseling sterk gegroeid. Vooral in Frankrijk is de bouwmarkt voor utiliteitsgebou-wen zeer dynamisch geweest. Zo is in de periode 1997−2000 de productie van nieuwe gebouwen met ruim 35% toegenomen. Duitsland vormt daar een uitzondering op met een gemiddelde groei van slechts 2%. In de periode 1997−2000

Rangorde wereldwijd

Rangorde Europees

Bouwbedrijf Totale omzet

11111 11111 VINCI, Rueil-Malmaison, France 15,378.0

21111 21111 Skanska AB, Stockholm, Sweden 14,342.0

31111 31111 Bouygues, Guyancourt, France 12,830.0

51111 41111 Hochtief, Essen, Germany 11,682.0

171111 51111 AMEC plc, London, U.K. 5,241.9

191111 61111 Bovis Lend Lease, London, U.K. 4,785.0

211111 71111 FCC SA, Madrid, Spain 4,632.9

221111 81111 Grupo Dragados, Madrid, Spain 4,582.1

251111 91111 Grupo Ferrovial, Madrid, Spain 4,240.0

261111 101111 Balfour Beatty plc, London, U.K. 4,050.0

281111 111111 Bilfinger Berger AG, Mannheim, Germany 3,785.1

351111 121111 STRABAG AG, Cologne, Germany 2,974.0

401111 131111 TECHNIP-COFLEXIP, Paris, France 2,467.0

441111 141111 IMPREGILO SpA, Milan, Italy 2,283.0

451111 151111 NECSO Entrecanales Cubiertas SA, Madrid, Spain 2,282.0

491111 161111 Ballast Nedam NV, Nieuwegein, The Netherlands 2,087.2

551111 171111 Obrascon Huarte Lain SA, Madrid, Spain 1,859.8

591111 181111 ACS-Actividades de Construccion y Servicios SA, Madrid, Spain 1,678.9

681111 191111 Zublin, Stuttgart, Germany 1,460.0

1201111 281111 BESIX, Brussels, Belgium 748.4

1531111 301111 HBG Constructors Inc., Longmont, Colo., U.S.A. 442.0

1901111 321111 Heerema Fabrication Grp. BV, Zwyndrecht, The Netherlands 334.0

Figuur 2.13 Top van wereldwijd opererende bouwbedrijven Bron: Engineering news-record

De rangorde van bouwbedrijven naar bouw-omzet in 2001 in miljoenen Amerikaanse dol-lars.De weergegeven totale omzetcijfers zijn een optelsom van totale aanneemcontracten, aandelen in joint-ventures, subcontracten, het bouwomzetdeel van ‘Design and Build’-op-drachten en onderaannemingscontracten

waarbij het risico hetzelfde is als een hoofd-aannemerscontract.De cijfers bevatten ook de waarde van alle geïnstalleerde bouwapparatuur waarover het betreffende bedrijf de verantwoordelijkheid heeft binnen de specificaties van het bouw-contract.

bleven hier de investeringen in de utiliteitsbouw flink achter met de rest van de Europese Unie, als gevolg van de slechte conjunctuur in dit land.

Ongeveer 60% van de Europese bouwproductie in de GWW betreft de bouw van wegen en spoor-lijnen. Nutsvoorzieningen en rioleringen nemen ongeveer tweederde van de productie voor hun rekening.

06950408_hfdst02.indd 39 16-11-2005 15:34:49

Page 50: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

40

Van de Nederlandse bouwonderneming is Ballast Nedam de enige bouwer die internationaal een speler van betekenis is, figuur 2.13. Deze zevende bouwer van Nederland qua omvang (zie figuur 2.6) staat wereldwijd op de 49ste plaats en in Europa op de 16e plaats. De omzet van de grote Nederlandse bouwondernemers is groot genoeg om te horen tot de top 50 van de global contrac-tors, maar de omzet van deze bouwers betreft hoofdzakelijk nationale omzet. Het beeld van (BAM)HBG is wat diffuus door de vele deelne-mingen in buitenlandse bedrijven. HBG VS komt bijvoorbeeld wel voor op de lijst van 250 global contractors.

Op de lijst van global design firms zien we Nederland rijkelijk vertegenwoordigd. Maar liefst 5 ingenieursbureau komen op de lijst van de 150 grootste global design firms voor en Europees gezien behoren ze tot de top 20. Fugro uit Leid-schendam staat op de 14e plaats internationaal en op de 2e plaats in Europa en ARCADIS te Arnhem op de 22e plaats internationaal en op 4e plaats in Europa. De rest zijn DHV te Amersfoort, Tebodin te Den Haag (onderdeel HBG) en Royal Haskoning, figuur 2.14.

2.9.2 Omringende landenAfgerond wordt met de opmerkelijke karakteris-tieken van de diverse landen.

BelgiëDe Belgische aannemers kennen een geringe specialisatiegraad en hebben weinig concur-rentiekracht op de Europese markt. Kenmerkend voor de Belgische bouwnijverheid is dat in België niet wordt gewerkt met een opzichter. De archi-tect controleert het zichtbare gedeelte van het werk en de aannemer controleert het overige zelf. Hier stopt de verantwoordelijkheid van de aannemer niet. Hij heeft, evenals de architect en de constructeur, een garantieplicht van 40 jaar. Uiteraard kunnen de aannemers zich hier tegen verzekeren. Dit heeft weer tot gevolg dat de ver-zekeraars inspecties op het werk uitvoeren.

DuitslandIn Duitsland worden zeer vele en ook strenge eisen gesteld aan materialen en gebouwen. Bij onze Oosterburen is veel discussie over de lagere bouwkosten in Nederland. Deze zijn een gevolg van de lagere eisen die wij stellen aan vooral de brandwerendheid en de geluidsisolatie.

Rangorde wereldwijd

Rangorde Europees

Bedrijf Totale omzet

111111 11111 AMEC plc, London, U.K. 996.3

141111 21111 Fugro N.V., Leidschendam, The Netherlands 806.0

171111 31111 TECHNIP-COFLEXIP, Paris, France 724.0

221111 41111 ARCADIS NV, Arnhem, The Netherlands 639.0

231111 51111 Bovis Lend Lease, London, U.K. 578.0

241111 61111 ARUP, London, U.K. 531.3

251111 71111 Mott MacDonald, Croydon, U.K. 516.1

271111 81111 EGIS, Guyancourt Cedex, France 488.3

311111 91111 Grupo Ferrovial, Madrid, Spain 425.0

351111 101111 Jaakko Poyry Group, Vantaa, Finland 387.0

511111 121111 DHV Group, Amersfoort, The Netherlands 298.0

1031111 201111 Tebodin, The Hague, The Netherlands 140.5

1061111 221111 Royal Haskoning, Nijmegen, The Netherlands 128.7

Figuur 2.14 Ingenieursbureaus Bron: Engineering newsrecord

Bedragen in miljoenen Amerikaanse dollars naar omzet in 2001.De rangorde van de bedrijven is bepaald door

de totale omzet van ontwerp/engineering-opdrachten in het thuisland van het bedrijf en internationaal.

06950408_hfdst02.indd 40 16-11-2005 15:34:49

Page 51: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

2 STRUCTUUR VAN DE BOUWNIJVERHEID 41

Voorlopig is gesteld dat de goedkopere wijze van de Nederlandse woningbouw niet wordt overgenomen. Opvallend zijn verder de langere bouwtijden in vergelijking tot Nederland. Dit komt vooral omdat in Duitsland de aannemers die bij een werk betrokken zijn het werk na el-kaar opleveren.

FrankrijkOpvallend in Frankrijk is dat bouwbedrijven pro-beren op te treden als een totaalaanbieder: niet alleen bouwen, maar ook nemen van initiatief, ontwikkelen van projecten, verkrijgen van gronden en gelden, ontwerpen, uitvoeren en zorgdragen voor het onderhoud. Speciale aan-dacht wordt hierbij geschonken aan de informa-tiesystemen om het totale proces inzichtelijk te maken. Verder is kenmerkend in de Franse bouw-wereld dat de opdrachtgever met alle aannemers afzonderlijk contracten afsluit waarbij één aannemer de coördinatie krijgt toebedeeld.

Groot-BrittanniëDe werkloosheid in de Engelse bouw is enorm, wat natuurlijk ook verband houdt met de geringe omzet in dit land. Kenmerkend in Groot-Brittannië is de zogenaamde ‘Quantity surveyor’. Deze onafhankelijke deskundige bepaalt namens de opdrachtgever de hoeveelheden van alle materialen van het project. Op basis van deze ‘bill of quantity’ kunnen de aannemers hun offerte calculeren en hoeven dus niet zelf de hoeveelheden te bepalen. In Groot-Brittannië kennen ze net als in ons land een hoofd- en onderaannemersstructuur waarbij echter de opdrachtgever zelf de onderaannemers kan selecteren.

ZwedenIn Zweden is de informatietechnologie gebruikt om te komen tot integratie van het bouwproces en om de informatie te beheersen gedurende het gehele bouwproces. De Zweden zijn ver met hun classificatiesystemen. Denk hierbij aan het SfB-systeem waarvan ook onze elementen-codering is afgeleid. Opvallend is verder dat de Zweedse bouwbedrijven geen vorstverlet ken-nen. De uitvoeringsomstandigheden zijn name-lijk aangepast zodat kan worden doorgewerkt met prefab onderdelen.

2.9.3 Sterke en zwakke kanten van de Nederlandse bouwnijverheidOm te kijken wat wij kunnen leren van de ons omringende landen is het verstandig eerst te kijken naar de sterke en zwakke kanten van onze bouwnijverheid. Op basis daarvan kan gekeken worden wat de leereffecten kunnen zijn.

Sterke puntenDe sterke kanten van onze bouwnijverheid liggen op het gebied van goed gebouw-management en een reputatie op het gebied van een aantal product-marktcombinaties. Onder gebouwmanagement wordt de totale project-organisatie verstaan; de beheersing van de totale planning en een goede beheersing van de kosten. Kortom: een efficiënt uitvoeringsproces, korte doorlooptijden en lage bouwkosten. Het is niets voor niets dat onze Nederlandse inge-nieursbureaus horen bij de Europese top 20 en internationaal ook hoog scoren, figuur 2.14.Ook onderscheiden onze bouwers zich op het gebied van specifieke producten zoals, bagge-ren, waterbouw, betonbouw, seriematige woningbouw en complexe, stedelijke vernieu-wingsprojecten.

Zwakke puntenDe zwakke punten van de Nederlandse bouw liggen vooral op het gebied van de schaalgrootte en de verticale integratie. De geringe schaal-grootte van de Nederlandse bouwbedrijven blijkt ook uit de top twintig van de Europese bouwbedrijven. Dit hoeft echter niet een echt zwaarwegend argument te zijn. Veel belangrij-ker is het zwakke innovatieve vermogen van de Nederlandse bouw. De Nederlandse bouw moet klantgerichter gaan opereren, meer in integrale oplossingen gaan denken en meer geld besteden aan Research & Development (onderzoek en ontwikkeling).

Zoals al eerder aangegeven is de samenwerking binnen de bedrijfskolom slecht ontwikkeld. Van een gezamenlijke aanpak over alle disciplines heen is zelden sprake. En juist het integreren van de disciplines financieren, ontwerpen, toe-leveren, bouwen en installeren speelt in op de behoefte van de opdrachtgever en gebruiker en geeft internationale concurrentiekracht.

06950408_hfdst02.indd 41 16-11-2005 15:34:49

Page 52: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

42

2.9.4 Toekomst van de Nederlandse bouw-nijverheidDe ontwikkelingen in de ons omringende lan-den maken duidelijk dat ook de Nederlandse bouwnijverheid moet veranderen, ook al om de Europese competitie aan te kunnen. Belangrijke ontwikkelingen zijn voornamelijk in Frankrijk en Zweden waar te nemen: het optreden als totaal-aanbieder in combinatie met een uitgekiende informatietechnologie. Ook de Nederlandse bouw moet de huidige bouworganisatievor-men verlaten en kiezen voor een geïntegreerde aanpak, met samenwerking over alle disciplines heen. Zo zal innovatie door middel van uitge-breide R&D-projecten uiteindelijk in de traditi-oneel ingestelde bouw zijn intrede doen. Het is een uitdaging voor de huidige bouwnijverheid om uit te groeien tot een professionele bedrijfs-tak die direct kan inspelen op de ontwikkelingen in Nederland, maar ook kan concurreren in Europa.

06950408_hfdst02.indd 42 16-11-2005 15:34:50

Page 53: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3Bouwprocesir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

Via een duidelijke fasering is het mogelijk grip te krijgen op alle acti-

viteiten in het bouwproces. De zes fasen die normaal worden gehan-

teerd in de Nederlandse bouwnijverheid bestrijken het totale proces;

van initiatief, via bouwen en beheer tot en met de sloop van de ge-

bouwen. Een compleet en op het eerste gezicht geolied proces dat de

partijen de mogelijkheid biedt het proces bij te sturen. Aan het einde

van dit hoofdstuk zal worden toegelicht in hoeverre de traditionele

scheiding tussen ontwerp en uitvoering niet alleen consequenties

heeft voor de efficiency van het proces maar ook voor de kostprijs van

het product. Het streven moet zijn om optimaal samen te werken en

maximaal gebruik te maken van elkaars kennis, om zo tot een goed

eindresultaat van het bouwproces te komen.

06950408_hfdst03.indd 43 16-11-2005 15:37:30

Page 54: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

44

Inleiding

In de vorige twee hoofdstukken hebben wij kun-nen lezen dat het bouwproces bestaat uit de vijf elementaire functies: initiatief, grond, geld, ontwerpen en uitvoeren. Een verdere fasering van het bouwproces is vervolgens noodzakelijk voor het beheersbaar maken van dit proces. Het bouwproces wordt door het Nederlandse Norma-lisatie Instituut (NEN) als volgt gedefinieerd:

‘Het bouwproces is een aaneenschakeling van opeenvolgende activiteiten of deelprocessen, die resulteren in te hanteren uitgangspunten en middelen om resultaten te bereiken, met als einddoelen een bouwwerk gereed te hebben en dit bouwwerk te beheren en te gebruiken, waarna de activiteiten of deelprocessen met het slopen van het bouwwerk eindigen. Bij het bouwproces is inbegrepen het bereiken van niet aan het projecten gebonden resultaten, zoals op de markt aangeboden bouwproducten die als middelen worden gebruikt voor het realiseren van bouwwerken.’

Het NEN definieert het bouwproces dus zeer breed: van initiatief tot sloop, van zand en water tot gebouw. In dit hoofdstuk wordt het faseren van het bouwproces verder uitgewerkt volgens de NEN 2574, ‘De fasen in het bouwproces’.Allereerst wordt beschreven hoe de fasering van het bouwproces thans is opgebouwd. Aan het slot van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de knelpunten in het proces en op besparingen die kunnen worden gerealiseerd door verbeterin-gen en integratie van het proces.

3.1 Fasen in het bouwproces

Het doel van het bouwproces is het realiseren van een bouwwerk: een complex en meestal eenmalig product. De kans op mislukking is ech-ter groot als een opdrachtgever of gebruiker aan het begin slechts eenmalig zijn eisen kenbaar kan maken en pas naderhand wordt geconfronteerd met een kant-en-klaar gebouw. Dit is één van de redenen waarom, volgens de Stichting Bouwre-search, het bouwproces (dus ook het beslissings-proces) gefaseerd wordt doorlopen.

Fasering maakt het bouwproces beheersbaar: het biedt de mogelijkheid om het proces op te delen in een aantal duidelijk te onderscheiden ontwik-kelingsstadia. Op die manier kan de opdracht-gever of gebruiker zich een aantal malen een oordeel vormen over afgeronde tussenresultaten, figuur 3.1, op een moment dat bijsturing nog mogelijk is. Fasering biedt bovendien de moge-lijkheid om bouwprocessen goed te organiseren en bijvoorbeeld de financiële consequenties te overzien, figuur 3.2.

Met name in het begin van het bouwproces zijn de investeringskosten maximaal te beïnvloe-den. Uit figuur 3.1 blijkt dat met de keuze van het ontwerp 85% van de investeringskosten en 55% van de uiteindelijke exploitatiekosten van het gebouw zijn vastgelegd. In die beginfasen moeten wij daarom zorgdragen voor een goede kostenbeheersingssystematiek.

Het bouwproces kan op verschillende manieren worden doorlopen. Deze verschillen ontstaan

InitiatiefFasen bouwproces

Mat

e va

n b

eïn

vlo

edin

g in

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Exploitatiekosten

Investeringskosten

PvE Ontwerp Voorbereiding Realisatie Gebruik

Figuur 3.1 Naarmate het bouwproces vordert, neemt de mate van beïnvloeding sterk af

Bron: De manager als bouwheer, P.P. Kohnstamm / L.H. Regterschot

06950408_hfdst03.indd 44 16-11-2005 15:37:30

Page 55: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 45

onder meer door de diverse manieren waarop een opdrachtgever de bouwbranche tegemoet kan treden. Hij kan contact zoeken met een pro-jectontwikkelaar, met een architect, met een adviseur of met een bouwbedrijf. Elk bouw-proces kent echter een aantal activiteiten of deelprocessen die ongeacht de vorm van het proces moeten worden doorlopen.De meest algemene indeling van het bouwpro-ces is die van het NEN. Het onderscheidt zes hoofdfasen die verder onderverdeeld worden naar fasen, figuur 3.3.

Figuur 3.2 Mogelijkheid om investeringen en exploitatiekosten te beïnvloeden Bron: Twijnstra Gudde nv, 1987

Alternatieve projectenvallen af

Alternatievegebruiks- enonderhouds-mogelijkhedenvallen af

Alternatieve realisatie-mogelijkheden vallen af

Alternatieve eisenvallen af

Alternatieveontwerpoplossingen vallen af

Initiatief Definitie Ontwerp Voorbe-reiding

Realisatie Nazorg

1 Initiatief

2 Haalbaarheidsstudie

3 Projectdefinitie

4 Structuurontwerp

5 Voorlopig ontwerp

6 Definitief ontwerp

7 Bestek

8 Prijsvorming

9 Werkvoorbereiding

10 Uitvoering

11 Oplevering

Beheer

Sloop

Programma

Ontwerp

Uitwerking

Realisering

Beheer

Sloop

Figuur 3.3 Fasering van het bouwproces

3.1.1 ProgrammafaseDe eerste hoofdfase is de programmafase. Deze programmering start bij het eerste onderzoek naar de ruimtebehoefte. De programmafase ein-digt op het moment dat er een functioneel, tech-nisch, financieel, ruimtelijk en organisatorisch kader is bepaald waarbinnen de bouwactiviteiten dienen plaats te vinden. De programmafase is opgedeeld in drie fasen: initiatief, haalbaarheid en projectdefinitie.

1 InitiatiefHet initiatief bestaat uit het analyseren van het huisvestingsprobleem c.q. de huisvestingsbe-hoefte.

2 HaalbaarheidIs nieuwbouw een optie, dan wordt er een haal-baarheidsstudie verricht. In deze studie worden alternatieve oplossingen voor het huisvestings-probleem onderzocht op haalbaarheid. Hierna wordt uiteindelijk een keuze gemaakt voor het

06950408_hfdst03.indd 45 16-11-2005 15:37:31

Page 56: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

46

doorgaan van de nieuwbouw en zo ja, op welke locatie.

3 ProjectdefinitieDe eisen en wensen voor de nieuwe huisvesting en de voorwaarden die gesteld worden aan het bouwproces worden vertaald in een Programma van Eisen.

3.1.2 OntwerpfaseDe tweede hoofdfase is de ontwerpfase. Tijdens het ontwerpen worden, in toenemende mate van gedetailleerdheid, een ruimtelijk en functio-neel ontwerp en financiële, technische en orga-nisatorische plannen gemaakt. De ontwerpfase is onderverdeeld in het structuurontwerp, voorlo-pig ontwerp en definitieve ontwerp.

4 StructuurontwerpIn het structuurontwerp wordt het concept van het gebouw vastgelegd. Dit betekent dat de interne en externe structuur van het object, evenals de vorm en de omvang van de bouw-massa in de samenhang met de stedenbouw-kundige inpassing worden vastgelegd. Ten slotte wordt in deze fase een investeringsraming ge-maakt.

5 Voorlopig ontwerpIn het voorlopig ontwerp wordt het gebouw ruimtelijk en functioneel vastgelegd. Dit houdt in dat situering, hoofdindeling, structurele opzet, constructieve opzet en architectonische verschij-ningsvorm worden ontwikkeld. Tijdens deze fase behoren zowel de investeringskosten als de exploitatiekosten en -opbrengsten te worden bepaald.

6 Definitief ontwerpIn het definitieve ontwerp wordt het materi-aalgebruik van het gebouw vastgelegd. Van het object worden vastgelegd: de structuur, de vorm, plaats en afmetingen van constructies en de werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties. Daarnaast worden plaats en afme-tingen van bouwdelen en het materiaalgebruik van de beeldbepalende bouwdelen vastgesteld. Op basis van het definitieve ontwerp worden de investeringsraming en de exploitatieopzet bijge-steld.

3.1.3 UitwerkingsfaseNa de ontwerpfase volgt de uitwerkingsfase. Hierin wordt het definitieve ontwerp dusdanig uitgewerkt dat goedkeuring kan worden verkre-gen van de officiële instanties, zoals welstands-commissie, bouw- en woningtoezicht en brand-weer. De uitwerkingsfase is verdeeld in bestek en prijsvorming.

7 BestekTijdens het maken van het bestek worden de ruimtedelen en bouwdelen, materiaalgebruik, afwerking en detaillering op een zodanige wijze gespecificeerd dat definitieve prijsvorming mogelijk is.

8 PrijsvormingDe tweede fase van de uitwerking is de prijsvor-ming. Die moet leiden tot bindende afspraken over de uitvoeringsvoorwaarden: de ‘aanneem-som’, de aanvangs- en opleveringsdatum en de diverse administratieve en technische bepalin-gen.

Na afronding van de fase bestek kan op basis van de bestektekeningen en het bestek de prijsvor-ming plaatsvinden. Al naar gelang de gekozen vorm van aanbesteding kunnen verschillende aannemers een inschrijvingsbegroting aan de hand van de aanbestedingsstukken van de bouwdirectie maken. Uit de aanbesteding rolt één aannemer die wordt gecontracteerd om het project te bouwen.

Het werk aanbesteden op basis van bestek en tekeningen is één van de mogelijke contrac-teringsvormen. De aannemer, maar ook de uitvoerende partijen, worden tegenwoordig al veel eerder gecontracteerd. In een dergelijk geval verplaatst een deel van deze fase, name-lijk het opstellen van de contractstukken, de concurrentiestelling, prijsonderhandelingen en contractering naar een vroeger moment in het bouwproces.

3.1.4 RealisatiefaseNa de prijsvorming zijn de uitvoerende partijen bekend, dus het realiseren van het project kan beginnen. De realisatiefase begint met de voor-bereiding op de uitvoering door de aannemer.

06950408_hfdst03.indd 46 16-11-2005 15:37:31

Page 57: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 47

De directie tijdens de voorbereiding, uitvoering en oplevering kan door de opdrachtgever of door een aangewezen bedrijf worden uitge-voerd. De realisering eindigt met de oplevering. De realisatiefase is onderverdeeld in voorbereiden productie, uitvoering en oplevering.

9 Voorbereiden productieDe eerste deelfase van de realisatiefase is dus het voorbereiden van de productie. Dit houdt in: het technisch uitwerken van het plan in de vorm van productie- en uitvoeringstekeningen. Dit betreft de prefab betonelementen, kozijnen, staalcon-structie, gevelbekleding, enzovoort. Daarnaast worden de uitvoeringsystematiek en het logistieke proces uitgewerkt in een werkbegroting, uitvoe-ringsplanning en verschillende detailplanningen.Tevens worden de benodigde bouwmaterialen ingekocht en de onderaannemers gecontrac-teerd.

10 UitvoeringHet terrein wordt bouwrijp gemaakt, de ‘bouw-put’ wordt uitgezet en in vele gevallen in Neder-land wordt ‘de eerste paal geslagen’. De bouw kan beginnen: onderbouw (fundering), ruw-bouw (het casco van het gebouw) en afbouw (afwerking, installaties en dergelijke).

11 OpleveringAls de uitvoering gereed, is wordt het gebouw formeel overgedragen aan de opdrachtgever oftewel opgeleverd. De garantiebepalingen worden vastgelegd. Ten slotte worden de res-terende werkzaamheden uitgevoerd en worden de tijdens de onderhoudstermijn geconstateerde gebreken verholpen.

Invloed van het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandighedenwet op het bouwprocesSinds 1984 is de Arbeidsomstandighedenwet, kortweg Arbowet, van kracht. Hierin zijn alge-mene regels opgenomen over de verplicht-ingen van werkgever en werknemer ten aan-zien van de arbeidsomstandigheden. De uit-werking van die regels staan (in toenemende mate van detaillering) in het ArboBesluit, de Arboregeling en de Beleidsregels. In de Beleids-

regels wordt ten slotte vaak verwezen naar zeer gedetailleerde NEN-normen. Deze NEN-normen hebben echter geen kracht van wet; de werkgever mag ervan afwijken als hij zelf een andere oplossing heeft waarmee de kwa-liteit van de arbeidsomstandigheden minstens op dezelfde wijze wordt bereikt.De Arbowet is erop gericht door een goede coördinatie de zorg voor de arbeidsomstan-digheden op de bouwplaats strak te regelen, en daardoor het werken in de bouw veiliger en gezonder te maken. Het unieke aan de Arbowet is dat het voorkomen van gevaarlijke en ongezonde werksituaties niet alleen in de uitvoeringsfase, maar ook in de ontwerpfase van een bouwwerk moet plaatsvinden. De Arbowet eist veiligheids- en gezondheidsplan-nen in zowel de ontwerpfase als uitvoerings-fase.Kenmerkend is dat er sprake moet zijn van een goede samenwerking tussen de betrokken partijen. Iedere participant heeft dan ook zijn eigen verplichtingen tijdens het totale proces, ongeacht de gekozen vorm van samenwer-king. De Arbowet wordt in hoofdstuk 6 verder besproken.

3.1.5 Beheer- of gebruiksfaseNa oplevering van het gebouw (of delen daar-van) vindt de ingebruikname plaats: de beheer- en gebruiksfase. Het voltooide bouwwerk zal worden gebruikt en beheerd waarbij de tijdens de oplevering verkregen gebouwgegevens zullen worden geraadpleegd. Tijdens de gebruiksfase vindt planmatig onderhoud plaats om de techni-sche conditie van het gebouw goed te houden. Ruimtebeheer is noodzakelijk voor het optimale gebruik van de ruimten en daarbij kunnen er om functionele redenen verbouwingen aan het ge-bouw plaatsvinden.

3.1.6 SloopNadat de onroerende zaak functioneel, econo-misch en/of technisch onbruikbaar is verklaard, worden de voorbereidingen getroffen voor het slopen daarvan. Na het slopen is er weer bouwgrond beschikbaar waarop een ander bouwwerk kan worden gerealiseerd. Het huisves-tingsproces is dan ook als een keten, figuur 3.4.

06950408_hfdst03.indd 47 16-11-2005 15:37:31

Page 58: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

48

Ook gedeeltelijke sloop, waarbij bijvoorbeeld alleen de draagconstructie blijft staan komt veel voor.

GebruikBouwproces(nieuwbouw,aanpassen)

Nieuwehuisvesting

Figuur 3.4 Huisvestingsproces

Wij hebben nu in grote lijnen het bouwproces qua fasering uiteen gezet. De zes fasen worden in de volgende paragrafen nader toegelicht waarbij ook aan de hand van voorbeelden in de verschillende fasen van het project de betref-fende tekeningen, de begrotingen en plannin-gen, alsmede de rol van het Bouwprocesbesluit worden toegelicht.

3.2 Programmafase

Verschillende personen of organisaties kunnen vragen naar nieuwe huisvesting, aanbouw of ver-bouw van bestaande huisvesting: een huiseige-naar, een gebruiker van een kantoor, een fabri-kant, een winkelier, een directie van een zieken-huis, de overheid, enzovoort. Aan deze vraag kun-nen verschillende motieven ten grondslag liggen:

• het te klein of juist te groot zijn van de bestaande huisvesting (bijvoorbeeld gezins-uitbreiding, of een winkelier die een groter assortiment wil gaan voeren);

• start van nieuwe activiteiten (bijvoorbeeld gaan samenwonen, of het fabriceren van een nieuw product);

• veroudering van de huidige huisvesting om functionele, esthetische en/of technische rede-nen (andere fabricageprocessen, achterstallig onderhoud);

• dwang als gevolg van het vestigingsbeleid, vergunningen, milieuwet, bestemmingsplan en regionale herinrichting;

• verkeerde locatie (verandering van werkgever, slechte bereikbaarheid voor klanten of goede-ren).

De gebruiker is in veel gevallen niet direct betrokken bij de realisatie van een bouwwerk. Het initiatief wordt dan genomen door bijvoor-beeld een woningbouwvereniging, een belegger of een projectontwikkelaar. De wensen en eisen van de toekomstige gebruikers worden dan vaak via marktonderzoek geïnventariseerd. Welke activiteiten wij in deze fase moeten ontplooien wordt aan de hand van de drie deelfasen nader toegelicht.

3.2.1 InitiatiefHet initiatief bestaat uit het formuleren van de huisvestingsbehoefte op basis van een analyse van de te huisvesten particulier of organisatie of op basis van een via marktonderzoek gesignaleerde vraag naar huisvesting.

Het voldoen aan de huisvestingsbehoefte kan gebeuren door het verbouwen van de bestaande huisvesting, het huren van bestaande of nog nieuw te bouwen huisvesting of het bouwen van nieuwe huisvesting. De nieuwbouw kan worden gerealiseerd op de bestaande locatie of op een andere locatie.

Als bij een organisatie blijkt dat de huisvesting om één van de hiervoor genoemde redenen niet meer voldoet, moet worden gestart met het beoordelen van deze huisvesting. Het is van belang om precies vast te stellen waarom er een veranderingsbehoefte is. Kan dit precies worden omschreven, dan zijn direct de eisen, waaraan de toekomstige huisvesting moet voldoen, bekend.

De input van deze fase bestaat uit een vraag naar verbetering van de huidige huisvesting. De out-put bestaat uit een beschrijving van de huisves-tingsbehoefte. Karakteristieke werkzaamheden in deze fase zijn:

• bij het huisvesten van particulieren het bepa-len van de huisvestingsbehoefte;

• bij het huisvesten van organisaties het beoor-delen van de technisch en functionele staat van de huidige huisvesting, het bepalen van de ge-

06950408_hfdst03.indd 48 16-11-2005 15:37:31

Page 59: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 49

bruikswaarde van de huidige huisvesting en het vertalen van de plannen voor de toekomst naar consequenties voor de nieuwe huisvesting;

• bij huisvesten voor de markt het doen van een marktonderzoek naar huisvestingswensen en -eisen.

Op basis van de resultaten van de bovenstaande werkzaamheden, de financiële situatie, priori-teitsstellingen en andere mogelijke oplossingen (reorganisatie, uitstellen van gezinsuitbreiding, andere transportvormen, enz.) moet nu een beslissing worden genomen of men van plan is de huidige huisvestingssituatie te handhaven of te veranderen.

Belangrijke informatiebronnen in deze fase kun-nen zijn:

• het gebouwdossier;

• informatie uit een klachteninformatiesysteem van het gebouw;

• het managementinformatiesysteem van de organisatie;

• onroerend goedexperts (bijvoorbeeld make-laars);

• bedrijfskundigen.

3.2.2 HaalbaarheidsstudieIs besloten het huisvestingsvraagstuk op te los-sen door te gaan bouwen (verbouw, nieuw-bouw) dan wordt er een haalbaarheidsstudie verricht. In deze studie worden de financiële, juridische, technische en stedenbouwkundige/

planologische haalbaarheid onderzocht van de huisvestingsbehoefte.

Het is allereerst noodzakelijk de bouwbehoefte in hoofdzaken te ontleden. De fundamentele uitgangspunten voor de te realiseren huisvesting moeten worden vastgelegd. Tot deze uitgangs-punten horen:

• locatiekeuze (eisen te stellen aan locatie en bouwterrein);

• ruimtebehoefte (opgave van de behoefte in vierkante meters vloeroppervlakte);

• uiterlijk van het gebouw (eisen ten stellen aan de uitstraling en vormgeving);

• comfort van het gebouw (eisen te stellen aan binnenklimaat, ventilatie, verlichting, zonwering, vloerbelasting, verdiepingshoogte en afwerking).

Natuurlijk moet het een goed gebouw worden maar de locatie is meestal minstens zo belangrijk. Aandachtspunten hierbij zijn:

• bereikbaarheid (openbaar vervoer, wegen, parkeergelegenheid);

• uitstraling (high-tech center, A-1 zichtlocatie, industrieterrein, binnenstad, villawijk);

• voorzieningenniveau (winkels, dienstverle-ning).

Een veel gemaakte fout is dat in deze fase te gedetailleerd te werk wordt gegaan en al wordt overgegaan tot het tekenen van indelingslayouts van de gewenste huisvesting. Het aangeven van de benodigde vierkante meters is voldoende.

De belangrijke begrippen bij het huisvesten van organisaties zijn de bruto-vloeroppervlakte ( BVO) en de vrij verhuurbare vloeroppervlakte (VVO). De BVO is de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwla-gen. De VVO heeft alleen betrekking op de

Figuur 3.5 Verhouding bruto- en verhuurbare oppervlakte

oppervlakten die effectief gebruikt kunnen worden inclusief de gangen en de hallen (horizontaal verkeersoppervlakte) en inclusief correctieglaslijn. De vensterbank wordt gere-kend tot het effectief te gebruiken vloeropper-vlak en dus tot de VVO.

Bruto-oppervlakte van het gebouw (BVO)

Verhuurbare vloeroppervlakte (VVO) Niet-verhuurbare vloeroppervlakte

Statische bouwdelen

Gebruiks-ruimten

Hori-zontaal verkeer

Sanitaire ruimten

Berg-ruimten

Correctie glaslijn

Bijruim-ten

Installa-tieruim-ten

Verticaal verkeer

Buiten-wanden

Binnen-wanden

06950408_hfdst03.indd 49 16-11-2005 15:37:32

Page 60: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

50

Daarbij moet voor utiliteitsgebouwen rekening worden gehouden met het verschil in VVO en BVO, figuur 3.5.

Bij het maken van een investeringsraming wordt gewerkt met de BVO. Als vuistregel wordt ge-hanteerd dat de verhouding tussen de VVO en de BVO groter of gelijk is aan 85%.

Nu de globale functionele eisen zijn vastgelegd, zal de huisvestingsmarkt moeten worden ver-kend. Om te beginnen zijn er twee mogelijk-heden: verbouwen of verhuizen. Bij verhuizen zijn er weer twee keuzen nieuwbouw of be-staande bouw. Binnen nieuwbouw kan vervol-gens weer worden gekozen voor een standaard gebouw (confectie) of compleet naar de eisen en wensen gebouwd (maatwerk). In beide gevallen kan vervolgens gekozen worden voor huur en koop. Bij de bestaande bouw kan eveneens wor-den gekozen voor huur of koop, figuur 3.6.

In de praktijk blijkt maar al te vaak dat op globale overwegingen beslissingen worden genomen om nieuwe huisvesting te realiseren. Het nemen van een dergelijke principebeslissing kan pas plaatsvinden als ook bekend is wat de huisves-ting gaat kosten. Dit kan zowel qua investering als exploitatie. Deze kosten moeten dus worden bepaald voor alle geselecteerde mogelijkheden.

Op basis van deze kostenoverzichten kan worden vastgesteld of de nieuwe huisvesting haalbaar is.Is het haalbaar, dan kan tevens het definitieve

budget worden vastgelegd waarbinnen de nieuwe huisvesting moet worden gerealiseerd. Dit is het taakstellend budget waarop het totale proces constant moet worden bewaakt. De investeringen worden meestal bepaald vol-gens de methodiek beschreven in de NEN 2631 Investeringskosten van gebouwen, figuur 3.7.

Bestudering van de investeringsraming maakt duidelijk dat tussen de 45 en de 65% van de stichtingskosten bij kantoorgebouwen wordt be-paald door de bouwkosten, figuur 3.8. Er moet ook rekening worden gehouden met de omvang van de bijkomende investeringskosten en de in sommige gebieden abnormaal hoge grondkos-ten.

De exploitatiekosten van het gebouw zijn de kosten die voortvloeien uit het eigendom of in gebruik hebben van de onroerende zaak. De meest gangbare methodiek ter bepaling van de exploitatiekosten is conform de rubricering van NEN 2632, figuur 3.9.

In figuur 3.10 is de procentuele verdeling van de exploitatiekosten over 5 rubrieken weergegeven. Bij kantoren is het aandeel van de vaste kosten in de exploitatiekosten 45 tot 70%.

Zijn de exploitatie- of investeringskosten te hoog, dan kan dit betekenen dat de nieuwe huisvesting niet doorgaat of dat de globale functionele eisen en behoeften moeten worden bijgesteld.

Maatwerk

Nieuwbouw Standaard

Verhuizen Bestaandebouw

Verbouwen

Huisvestings-alternatieven

Niets doenaan de

huisvesting

Figuur 3.6 Huisvestingsalternatieven

06950408_hfdst03.indd 50 16-11-2005 15:37:32

Page 61: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 51

Figuur 3.7 Opbouw investeringskosten volgens NEN 2631

bouwkosten45-65%

bijkomende kosten10-30%

grond15-30%

inrichtingskosten0-10%

Figuur 3.8 Kostengroepen volgens NEN 2631 en hun

aandeel in de totale investeringskosten van kantoren

1 Vaste kosten • rente en aflossing inves-teringskosten;

• erfpacht;

• belastingen;

• verzekeringen.

2 Energiekosten • elektriciteit;

• gas

• water.

3 Onderhoudskosten • onderhoud gebouw;

• schoonmaken;

• terreinonderhoud.

4 Administrative beheerskosten

• •

incidentele; incasso;

• bewaking.

5 Specifieke beheers-kosten

• kosten voortvloeiend uit het functioneren van de organisatie

Figuur 3.9 Opbouw exploitatiekosten volgens NEN 2632

Kosten-groep

Element-cluster

Omschrijving

1 Grond

A Grondverwerving

B Infravoorzieningen

C Bouwrijp maken terrein

2 Bouwkundige werken

A Onderbouw

B Draagstructuur

C Dakafbouw

D Gevelafbouw

E Binnenwanden

F Vloerafbouw

G Trappenafbouw

H Plafondafbouw

3 Installatiewerken

A Werktuigbouwkundig

B Elektrotechnisch

C Transportinstallaties

4 Vaste inrichtingen

5 Terreinvoorzieningen

6 Algemene uitvoeringskosten

A Bouwplaatskosten

B Bouwbedrijfskosten

C Risico en Winst

Subtotaal bouwkosten

7 Inrichtingskosten

A Losse inrichtingen

B Bedrijfsinstallaties

8 Bijkomende investeringskosten

A Voorbereidingskosten

B Heffingen

C Verzekeringen

D Aanloopkosten

E Financieringskosten

F Risicoverrekeningen

G Onvoorziene uitgaven

H Onderhoudskosten terrein

Totaalinvestering excl. BTWBTW

Totaalinvestering incl. BTW

specifieke bedrijfskosten 2-5%

onderhouds-kosten 10-20%

administratie-kosten 3-5%

energiekosten 5-15%

vastekosten50-85%

Figuur 3.10 Procentuele verdeling exploitatiekosten van

gebouwen in 2003

06950408_hfdst03.indd 51 16-11-2005 15:37:33

Page 62: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

52

De voornaamste input voor deze fase bestaat uit de huisvestingsbehoefte. De output bestaat uit het oplossingsscenario, bijbehorende globale functionele eisen met daaraan gekoppeld een budget en liefst ook al een locatie. Karakteristieke werkzaamheden in deze fase zijn onder meer:

• zoeken naar mogelijke huisvestingsoplossin-gen;

• bepalen investeringskosten en exploitatiekos-ten per huisvestingsoplossing;

• beoordelen huisvestingsoplossingen en kiezen voor één oplossing.

Het type beslissingen dat in deze fase wordt ge-nomen, richt zich vooral op het kiezen van het oplossingscenario.In figuur 3.11 is een voorbeeld opgenomen van een haalbaarheidsstudie van een bedrijfsgebouw. Kort is een overzicht gegeven van de eisen en vervolgens is te zien wat voor twee alternatieven de kosten worden. In het voorbeeld wordt het huren van een bestaande bedrijfsruimte verge-leken met een zelf nieuw te bouwen bedrijfs-ruimte.

Belangrijke informatiebronnen in deze fase zijn ruimtegebruikgetallen, NEN 2631, NEN 2632, de Real Estate Norm, prestatiecontract Rijks-gebouwendienst, onderhoudkengetallen, ken-getallen gebouwtypen en financieringsmogelijk-heden.

Hulpmiddelen die ter beschikking staan zijn pro-gramma’s voor het maken van investerings- en exploitatieberekeningen: Decision Support Systems (statische en wiskundige berekeningen om de besluitvorming te ondersteunen).

Bouwkostenbeheersing tijdens het bouwprocesDe beheersing en het grip krijgen op de kos-ten is gedurende het gehele proces van groot belang. Hiervoor zijn methodieken ontwikkeld welke in de verschillende fasen van het bouw-proces kunnen worden gebruikt. De bouwkos-ten kunnen worden bepaald via de volgende begrotingsmethoden:

• kengetallen;

• elementenbegroting;

• bouwdeelbegroting;

• detailbegroting.

De kwaliteit van de kostenbeheersing wordt deels bepaald door de betrouwbaarheid, deels door de duidelijkheid en hanteerbaarheid van de begrotingsmethodieken. Aangezien het bouwproces zich kenmerkt door het werken van grof naar fijn, zullen ook de begrotings-methodieken hierop moeten zijn afgestemd. Dit moet echter gebeuren met behoud van een hoge graad van betrouwbaarheid. Ook zal in elke fase van het bouwproces de kosteninformatie op eenduidige wijze

Voorbeeld Haalbaarheidsstudie

1 Bouwbehoefte in hoofdzaken• aard van het gebouw:Het betreft een bedrijfsgebouw voor een offsetdrukkerij.• locatiekeuze:De locatie moet dicht bij de uitvalswegen zijn gesitueerd. Vestigingsplaats moet X zijn, en wel nabij de huidige locatie.• ruimtebehoefte:De ruimtebehoefte is 2.300 m2 BVO voor de bedrijfsgedeelte en 500 m2 BVO voor het kantoorgedeelte. Het kantoorgedeelte mag in twee bouwlagen worden gerealiseerd.• uiterlijk van het gebouw:Het gebouw moet zich duidelijk onderscheiden van zijn omgeving en uitstralen dat men in het gebouw met vormgeving bezig is.• comfort van het gebouw:De binnenklimaat moet geheel kunnen worden geregeld. De binnenafwerking moet in overeenstemming zijn met het uiterlijk van het gebouw.

06950408_hfdst03.indd 52 16-11-2005 15:37:33

Page 63: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 53

2 Investeringsraming voor het nieuw realiseren van dit bedrijfsgebouw

Kosten- Omschrijving Hoeveelheid Eenheid Prijs/ Bedrag Totaalgroep eenheid

1 Grond Afkoop erfpacht 50 jaar 4.000 m2 240 960.000 Infravoorzieningen 1 post 10.000 10.000 Bouwrijp maken terrein 4.000 m2 5 20.000 990.000

2 Bouwkundige werken Kosten bouwkundig 2.800 m2 500 1.400.000 1.400.000

3 Installatiewerken Werktuigbouwkundig 2.800 m2 165 462.000 Elektrotechnisch 2.800 m2 95 266.000 Transportinstallaties 2.800 m2 15 42.000 770.000

4 Vaste voorzieningen Vaste voorzieningen 2.800 m2 10 28.000 28.000

5 Terreinvoorzieningen Terreinvoorzieningen 4.000 m2 50 200.000 200.000

6 Algemene uitvoeringskosten is begrepen in de kosten groepen 1, 2, 3, 4 en 5 0 0

7 Inrichtingskosten Losse inventaris PM Inventaris gebruikersactiviteiten PM PM

8 Bijkomende investeringskosten Honararia architect/adviseurs 398.244 Aansluitkosten, leges, verzekering 93.500 Rente grond, bouwkosten en bijkomende kosten 6% 141.945 Prijsstijgingen, bestekswijzigingen 232.000 865.689

Totaal investering excl. BTW 4.253.689

06950408_hfdst03.indd 53 16-11-2005 15:37:33

Page 64: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

54

3 Exploitatieraming voor het nieuw te realiseren bedrijfsgebouwOp basis van de opgestelde investeringsraming wordt nu de exploitatieraming opgesteld. De bouwkundige onderdelen en de terreinvoorzieningen worden in 50 jaar afgeschreven, de installaties in 15 jaar en de inventaris in 10 jaar.

Kosten- Omschrijving Hoeveelheid Eenheid Prijs/ Bedrag Totaal groep eenheid

1 Vaste kosten Rente en aflossing 50 jaar 6% 103.407 Rente en aflossing 15 jaar 6% 79.279 Rente en aflossing 10 jaar 6% 2.883 Rente grond 6% 57.600 Belastingen, heffingen 28.000 Verzekeringen 11.200 282.369

2 Energiekosten Elektriciteit 2.450 m2 12 29.400 Gas 2.450 m2 6 14.700 Water 2.450 m2 1 2.450 46.550

3 Onderhoudskosten Technisch onderhoud 2.450 m2 9 22.050 Schoonmaakonderhoud 2.450 m2 13 31.850 Terreinonderhoud 2.450 m2 2 4.900 58.800

4 Administratieve beheerskosten Beheerskosten PM PM

5 Specifieke bedrijfskosten Beveiligingskosten 2.450 m2 3 7.350 Afvalstromen 2.450 m2 4 9.800 17.150

Totaal exploitatie excl. BTW 404.869

De totale investeringsraming groot € 1.520 per m2 BVO geeft een jaarlijkse exploitatie van € 145 per m2 BVO. Deze investering en exploitatie worden nu vergeleken met een bedrijfsgebouw dat kan worden gehuurd.

06950408_hfdst03.indd 54 16-11-2005 15:37:33

Page 65: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 55

4 Huren van een bedrijfsgebouwOp het bedrijventerrein waar de nieuwbouw kan worden gerealiseerd is ook een bedrijfsgebouw te huur. Het gebouw heeft een oppervlakte van 3.000 m2 BVO bestaande uit een kantooroppervlakte 700 m2 (616 m2 VVO) en een bedrijfsgedeelte van 2.300 m2 BVO (2.070 m2 VVO). De huurprijs voor dit gebouw bedraagt € 250.000,– en voor de parkeerplaatsen moet € 10.000,– worden betaald. Het gebouw wordt kaal opgeleverd, wat tot gevolg heeft dat er bouwkundig € 90.000,– en installatietechnisch € 180.000,– moet worden geïnvesteerd. Dan voldoet het gebouw aan de gestelde eisen. De exploitatieraming van dit huurpand is als volgt:

Kosten- Omschrijving Hoeveelheid Eenheid Prijs/ Bedrag Totaalgroep eenheid

1 Vaste kosten Huurkosten 250.000 Rente en aflossing 50 jaar 6% 5.710 Rente en aflossing 15 jaar 6% 18.533 Belastingen, heffingen 14.000 Verzekeringen 5.000 293.243

2 Energiekosten Elektriciteit 2.686 m2 12 32.232 Gas 2.686 m2 6 16.116 Water 2.686 m2 1 2.686 51.034

3 Onderhoudskosten Technisch onderhoud 2.686 m2 4 10.744 Schoonmaakonderhoud 2.686 m2 13 34.918 Terreinonderhoud 2.686 m2 1 2.686 48.348

4 Administratieve beheerskosten Beheerskosten PM PM

5 Specifieke bedrijfskosten Beveiligingskosten 2.686 m2 3 8.058 Afvalstromen 2.686 m2 4 10.744 18.802

Totaal exploitatie excl. BTW 411.427

5 Conclusie van het haalbaarheidsonderzoekDe accountant van deze ondernemer had op basis van omzet- en kostenontwikkelingen berekend dat een jaarlijkse exploitatielast van € 415.000,– maximaal was. Beide alternatieven voldoen aan de criterium en verschillen niet zoveel. Nadeel van het huurpand is dat de huurprijs jaarlijks wordt geïndexeerd, waardoor de exploitatie al snel boven het budget gaat uitkomen. Verder is de ondernemer van mening dat door het zelf realiseren van een bedrijfspand een veel betere op het bedrijf afgestemde uitstraling en werkomgeving kan worden gecreëerd. Besloten wordt te kiezen voor het zelf nieuw bouwen van het bedrijfspand en als maximum budget € 4,1 miljoen te hanteren.

Figuur 3.11 Voorbeeld van een haalbaarheidsstudie van een bedrijfsgebouw

06950408_hfdst03.indd 55 16-11-2005 15:37:33

Page 66: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

56

verwerkt moeten worden om de kostenont-wikkeling per fase te kunnen volgen.Iedere methode van begroten heeft naast voordelen ook zijn beperkingen.De tabel van figuur 3.12 laat zien welke voor-delen en beperkingen de methoden hebben, maar ook in welke fase ze in de praktijk ge-bruikt worden.In het algemeen kunnen wij dus stellen dat de snelheid van het begroten omgekeerd evenre-dig is aan de nauwkeurigheid van de kostprijs. In figuur 3.13 is aangegeven hoe de opbouw van detail tot kengetal kan plaatsvinden.

3.2.3 ProjectdefinitieBesloten is dat er nieuw wordt gebouwd. De lo-catie is verworven (dit wil zeggen: de werkelijke overdracht via de notaris vindt pas vlak voor de bouw plaats) en wat betreft de opdrachtgevers: hoe sneller er wordt gebouwd hoe beter. Maar voordat de eerste paal in de grond kan worden geslagen, moet er nog heel wat gebeuren. Van belang is dat de opdrachtgever het bouwproces als een project organiseert. In figuur 3.14 wordt de toptien van succesfactoren gegeven voor een goed bouwproject.

Begrotingsmethode Fase proces Voordeel Nadeel

Kengetallen programma zeer snel grove benadering

Elementenbegroting ontwerp redelijk nauwkeurige benadering ±5%

benadering, snelle

methode, herkenning

dure elementen

Bouwdeelbegroting ontwerp benadering tot ±2%, niet zonder meer

redelijk snel, herken- bruikbaar als

ning dure details, op- inschrijfbegroting1

zetten van alternatieven

Detailbegroting uitwerking zeer nauwkeurig lange begrotingstijd1

1 Door middel van automatisering kan een bouwdeelbegroting met één druk op de knop omgevormd worden tot een

detailbegroting en is een bouwdeelbegroting wel bruikbaar als inschrijfbegroting zonder dat meer tijd nodig is voor

het begroten.

Figuur 3.12 Begrotingsmethoden vergeleken

samenstellingconstructieuitvoeringsmethode

Detailmaterialenproductenarbeidsnormenmaterieel

Bouwdeelborstwering

Elementgevel

Gebouwper werkplekper m3

per m2

afwerkingbinnenbladisolatiebuitenblad

Figuur 3.13 Verband tussen begrotingsniveaus

06950408_hfdst03.indd 56 16-11-2005 15:37:34

Page 67: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 57

Het formuleren van de projectdefinitie, oftewel het Programma van Eisen (PvE), valt uiteen in twee stukken. In het eerste stuk wordt het PvE-Object geformuleerd. Dit zijn de functionele eisen die gesteld worden aan het te realiseren gebouw. Het tweede deel is de formulering van de PvE-Randvoorwaarden. Hierin wordt vastge-legd aan welke eisen (bijvoorbeeld opleverings-tijd en budget) het gebouw moet voldoen. Beide stukken vormen een leidraad voor het verdere verloop van het bouwproces.

Bij het definiëren van de gewenste locatie zijn de globale eisen en behoeften gedefinieerd. Dit moet nu verder worden uitgewerkt tot een voorlopig Programma van Eisen. Het PvE-Object moet de volgende gegevens vastleggen:

• organisatiestructuur en omvang van de te huisvesten organisatie;

• functionele eenheden;

• ordening en relaties;

• logistiek;

• ruimtebehoefte/-normering;

• esthetische uitstraling;

• fysische kwaliteiten.

De omschrijvingen moeten zodanig worden vast-gelegd dat ze kunnen dienen als uitgangspunt voor het ontwerp en dat het ontwerp hierop kan worden getoetst. Natuurlijk moet ook dit Pro-gramma van Eisen worden getoetst op haalbaar-heid, zodat ook de financiële consequenties zijn te overzien.

De financiële randvoorwaarden, tijdsschema en andere organisatorische voorwaarden worden vastgelegd in de PvE-Randvoorwaarden. Op deze wijze kan aan het PvE een taakstellend budget worden gekoppeld waaraan in latere fasen wordt getoetst. De opzet van de investeringsraming en de exploitatieraming is natuurlijk zoals hiervoor al beschreven is.

Nu het voorlopig Programma van Eisen is afge-rond moeten de eerste contacten met de bouw-branche worden gelegd. Hiervoor kan een Plan van Aanpak (PvA) worden opgesteld, waarin de projectorganisatie wordt vastgelegd om te komen tot het gewenste resultaat. Allereerst moet worden gekozen op welke wijze de ver-schillende disciplines in de bouw ingeschakeld gaan worden. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden. In hoofdstuk 5 wordt dit aan de hand van de bouworganisatievormen nader toegelicht. In dit hoofdstuk gaan we uit van een getrapte aanbesteding. Dit houdt in dat alle par-tijen na elkaar, dus getrapt, door de opdrachtge-ver worden geselecteerd.

Allereerst moet de ontwerper, de architect ge-kozen c.q. geselecteerd worden. Vaak is het verstandig op basis van gebouwen die mooi worden gevonden vier of vijf architecten te kie-zen. Deze architecten kunnen vervolgens worden gevraagd een bureaupresentatie te verzorgen, aangevuld met foto’s van gerealiseerde projec-ten. Een bezoek aan die projecten en navragen bij de desbetreffende opdrachtgevers kan ook zeer verhelderend werken.

Op basis van verdere gegevens kan eventueel een nadere selectie worden gemaakt door meer-dere architecten een globaal ontwerp te laten

1 Een duidelijk zichtbaar gemotiveerde (vertegen-woordiger) van de opdrachtgever.

2 Voldoende mandaat voor de (vertegenwoordiger) van de opdrachtgever (financiën, benodigde capaciteit en middelen).

3 Het project en de beschrijving van het projectre-sultaat zijn de resultaten van een gedragen strate-gische koers.

4 Een bewuste projectaanpak, locatieverwerving, eigendoms- en financieringsstructuur.

5 De toekomstige gebruikers zijn nauw betrokken bij het project.

6 Een duidelijke projectorganisatie, waarin taken en verantwoordelijkheden goed gedemarceerd zijn.

7 Het project is opgedeeld in duidelijke fasen, die afgesloten worden met beslisdocumenten.

8 Tijdens het project vindt voortdurend budget- bepaling en -bewaking plaats.

9 Direct bij aanvang van het project is er een com-municatieplan gemaakt.

10 Direct bij aanvang van het project is er een infor-matieplan gemaakt.

Figuur 3.14 Succesfactoren van een huisvestingsproject

Bron: De manager als bouwheer, P.P. Kohnstamm / L.J. Regterschot

06950408_hfdst03.indd 57 16-11-2005 15:37:34

Page 68: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

58

maken op basis van het voorlopig Programma van Eisen. Aan deze wijze van selecteren zijn natuurlijk wel kosten verbonden. Nadat een architect is geselecteerd zal een contract met de architect worden afgesloten. Dit gebeurt bijna altijd op basis van SR 1997 (Standaard Reglement rechtsverhouding opdrachtgever-architect), waarin onder andere deelopdrachten, resultaten en honorariumregeling standaard vastliggen.

Het Programma van Eisen is de basis voor de ontwerpopdracht aan de architect.Volgens artikel 3 lid 3 en 4 van de SR 1997 ‘stan-daard reglement rechtsverhouding Opdracht-gever-Architect’ van de Bond Nederlandse Architecten (BNA) mag een architect pas een opdracht aanvaarden indien de opdrachtgever een duidelijk Programma van Eisen beschikbaar stelt en de architect dit Programma van Eisen realiseerbaar acht in relatie tot de beoogde uit-voeringsduur en de beoogde maximale bouw-kosten. De praktijk is echter vaak anders.

De voornaamste input voor de fase bestaat uit de haalbaarheidsstudie. De output bestaat uit een Programma van Eisen en het Plan van Aanpak. Karakteristieke werkzaamheden in deze fase zijn:

• vastleggen van de functionele eisen;

• vastleggen randvoorwaarden (tijd, budget, organisatie);

• keuze organisatievorm en selectie bouwpart-ners.

Het type beslissingen, dat in deze fase wordt genomen, richt zich vooral op formuleren van de bouwopgave door middel van een Programma van Eisen. Hulpmiddelen die ter beschikking staan bij het maken van de projectdefinitie zijn standaard Programma van Eisenpakketten.

De verschillende tekeningen tijdens het bouwprocesNet als bij het bepalen van de bouwkosten van een ontwerp gaat de architect niet starten met het heel gedetailleerd tekenen van het gebouw of de woning. Ook de architect werkt van grof naar fijn. Onderstaand worden de belangrijkste niveaus weergegeven die ook in de voorbeelden bij de diverse paragrafen zijn terug te vinden.

StructuurontwerpHet structuurontwerp bestaat veelal uit teke-ningen en schetsen op kleine schaal, bijvoor-beeld 1:500 of 1:200 bij grote gebouwen en 1:100 bij kleinere gebouwen. Deze schetsen hebben naast het bouwvolume veelal betrek-king op de situatieschets met mogelijke ter-reinindeling, ontsluiting, groei/uitbreiding en inpassing in de omgeving. Met deze schetsen kan in feite het volgende plaatsvinden:

• bouwmassastudies, met analyse ten aanzien van bezonning en windinvloeden;

• ontwikkelen van functionele principes (vooral van veelvuldig herhalende ruimtelijke eenheden);

• verkeer- en transportsystemen (mensen, goederen, auto’s, afval);

• het bepalen van principiële uitgangspunten voor ruimtelijke en constructieve oplossingen;

• het analyseren van funderings- en draagcon-structies in relatie tot de bodemgesteldheid.

Voorlopig ontwerpHet voorlopig ontwerp bestaat uit op grotere schaal (1:100) getekende plattegronden, doorsneden en aanzichten, alsmede een glo-bale technische omschrijving. Het voorlopig ontwerp is de eerste gemaatvoerde tekening. Aan het voorlopig ontwerp worden minimaal de volgende eisen gesteld:

• het maken van voorlopig ontwerpteke-ningen van het project in interne en externe opzet, zodanig dat een voldoende voorstelling wordt gegeven van de situering, de hoofdin-deling, de structurele en constructieve opzet en de architectonische verschijningsvorm;

• vorm, plaats en hoofdmaten van alle ruim-telijk eenheden c.q. ruimten;

• vormgeving, opbouw en materiaalindicatie van de voornaamste bouwkundige elementen (zoals bijvoorbeeld gevels, binnenwanden, daken en plafonds);

• vorm, plaats, hoofdafmetingen en materia-len van de voornaamste constructieve elemen-ten (fundering, stabiliteitselementen, wanden, kolommen, balken en vloeren).

Definitief ontwerpHet definitieve ontwerp bestaat uit tekeningen op schaal 1:100, of voor grotere bouwprojec-

06950408_hfdst03.indd 58 16-11-2005 15:37:34

Page 69: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 59

ten 1:200, van alle plattegronden, van de ge-vels en van de belangrijkste doorsneden. Het definitieve ontwerp heeft betrekking op het maken van definitieve ontwerptekeningen van het bouwwerk in interne en externe opzet, zodanig dat een volledig inzicht in het bouw-werk ontstaat.Dit betekent onder meer:

• een definitieve en volledige indeling en in-richting van het gebouw;

• een definitieve en volledige opzet van de constructie, de installatie en de vaste inrichting;

• een definitieve plaatsbepaling van het bouwwerk in zijn omgeving;

• een definitieve oplossing met betrekking tot de samenvoeging van constructies, bouw-kundige en installatietechnische elementen.

BestektekeningenBestek of bouwvoorbereidingstekeningen bestaan uit tekeningen op schaal 1:100, of voor grotere bouwprojecten 1:200 en zijn op te delen in plattegronden, doorsneden, aanzichten en principedetails. Bouwvoorberei-dingstekeningen zijn tekeningen en staten die voor een juiste prijsvorming of voor het sluiten van het uitvoeringscontract van belang zijn, als mede dat deel van de uitvoeringstekeningen, dat bij aanvang van de uitvoering van het werk gereed dient te zijn om de uitvoering volgens het daarvoor vastgestelde tijdsschema en op de voorgenomen wijze te laten verlopen.Een bestektekening moet minimaal laten zien:

• maatvoering van alle ruimten en ruimtelijke elementen;

• principedetails van belangrijke bouwkun-dige elementen;

• volledige maatvoering van de constructie met aanduiding van de wapeningshoeveel-heden;

• maatvoering en materiaalkeuze van belangrijke installaties, schachtafmetingen, afmetingen technische ruimten en plaat en afmetingen van grote sparingen c.q. grote concentraties kleine sparingen.

In het bestek wordt beschreven:

• algemene randvoorwaarden;

• technische omschrijvingen;

• afwerkstaat.

Het bestek wordt opgedeeld in de volgende deelbestekken:

• bouwkundig inclusief infrastructuur;

• installatie elektrotechniek, werktuigbouw-kunde, sanitaire techniek en transporttech-niek;

• terrein.

UitvoeringstekeningenUitvoeringstekeningen zijn tekeningen en sta-ten waarin bepaalde facetten van het ontwerp zodanig zijn uitgewerkt dat zij een voldoende duidelijk inzicht in de beoogde uitvoering van het ontwerp bieden. Productietekeningen zijn door de aannemer of door een derde gemaakte tekeningen en staten die dienen om te worden gebruikt bij de fabricage of productie van onderdelen van het werk of bij de vervaardiging van tijdelijke constructies of hulpconstructies (definities volgens SR 1997, art.1).

3.3 Ontwerpfase

Na afronding van de programmafase kan de ont-werpfase starten. Dit is de fase waarin de archi-tect in een aantal stappen een gebouw ontwik-kelt dat past bij de organisatie van het bedrijf en is gebaseerd op hetgeen in de programmafase is vastgelegd.

Elke project is uniek en in de praktijk verloopt ieder proces weer net even anders. Toch komen de meest uiteenlopende ontwerpprocessen in essentie op dezelfde werkzaamheden neer, zoals:

• ontwerpen;

• coördineren;

• plannen;

• taak verdelen;

• tekenen;

• rekenen;

• bestekschrijven en toetsen.

Definitie van ontwerpenDe definitie van ontwerpen wisselt in de ge-schiedenis van de architectuur. De definiëring hangt af van de waarden en doeleinden, van de denkwijze en het geheel van feiten die

06950408_hfdst03.indd 59 16-11-2005 15:37:35

Page 70: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

60

door de maatschappij en de architect in zijn beroepsuitoefening werden gehanteerd. Het doel van het ontwerpen kan bijvoorbeeld zijn het creëren of samenstellen van visueel aan-gename gebouwen, of het functioneel goed huisvesten van organisaties of productiepro-cessen. Daarbij kan de ontwerper uitgaan van kleuren, vormen, aard van de bouwmaterialen, normen van industriële producten, culturele tradities, maatschappelijke omstandigheden, prijzen, enzovoort. Soms gaan ontwerpers te werk volgens regels, een andere keer volgens de keten van oorzaak en gevolg of volgens complexe mathematische modellen.

Deze werkzaamheden gebeuren zoekend, steeds weer herhalend en steeds gedetailleerder. Het ontwerpproces is een ‘heuristisch’ (zoekend) proces, dat ‘iteratief’ (bij herhaling) en steeds gedetailleerder wordt doorlopen en waaraan ver-schillende disciplines uit de bouw een bijdrage leveren, figuur 3.15.

Tijdens het ontwerpproces spelen ook niet defini-eerbare invloeden een belangrijke rol, zoals idee, creativiteit en gevoel. Tijdens het ontwerpproces is het van wezenlijk belang om idee, creativiteit en gevoel te stimuleren en een kans te geven tot ontwikkeling te komen. Dit is essentieel voor het

Financieel- investeringskosten- exploitatiekosten- exploitatieopbrengsten- subsidiëring- financiering- e.d.

Technisch- constructie- bouwtechniek- installatietechniek- bouwfysica- e.d.

Beeldvorming- vormgeving- verhoudingen- structuur- materiaalgebruik- detaillering- e.d.

Evaluatie

Functioneel- gebruiksactiviteiten- omgeving- binnenklimaat- geluidsniveau- afwerkingsniveau- e.d.

BestekPvE

Figuur 3.15 Ontwikkelingsproces tijdens de ontwerpfase

verkrijgen van de esthetische en architectonische kwaliteit van het ontwerp. De totale kwaliteit wordt in eerste instantie beoordeeld door de opdrachtgever en in tweede instantie bekriti-seerd door de maatschappij: de omwonenden, de collega architecten en geschiedschrijvers.

Het ontwerpproces wordt beschouwd als een doorzichtig, rechtlijnig en rationeel probleem-oplossend proces, met de nadruk op het syste-matisch en analytisch handelen en deductief redeneren. Het blijkt daarbij dat, naarmate het ontwerpterrein voor een ontwerper bekender is, dit soort systematische aanpak beter opgaat en functioneert.

Tijdens het maken van een ontwerp heeft de architect te maken met circa vijftien disciplines:

• architectuur;

• stedenbouwkunde;

• bouwkunde;

• constructietechniek;

• klimaattechniek;

• elektrotechniek;

• sanitaire techniek;

• milieutechniek;

• transporttechniek;

• beveiligingstechniek;

• infrastructuur;

• tuinarchitectuur;

• datacommnicatietechniek;

• bedrijfsmiddelen;

• uitvoeringstechnologie;

• bouwkosten en bestektechniek.

06950408_hfdst03.indd 60 16-11-2005 15:37:35

Page 71: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 61

In de volgende subparagrafen worden de ver-schillende fasen tijdens het ontwerpproces be-schreven: het structuurontwerp, het voorlopig ontwerp en het definitieve ontwerp. De beschrij-ving is grotendeels overgenomen uit de publica-tie ‘Kwaliteitszorg voor Architecten’.

Architectenbureaus zijn namelijk op grote schaal bezig om een ISO 9001 kwaliteitscertificaat te halen. Als basis nemen ze vaak deze richtlijn als blauwdruk. Daarnaast sluit de richtlijn aan bij het kwaliteitssysteem van de uitvoerende bouwbe-drijven (Het Model Kwaliteitssysteem Bouw) en de Arboregelgeving.

3.3.1 StructuurontwerpIn de structuurontwerpfase ligt de nadruk op de functionele analyse van het Programma van Eisen, de consequenties daarvan voor de opzet van de hoofdstructuur van het bouwwerk en de inpassing van een ruimtelijke vertaling van het programma in terrein en omgeving. Naast het Programma van Eisen vormen gegevens van de omgeving en het terrein en de wettelijke kaders waarbinnen de hoofd-opzet van het ontwerp moet passen belangrijke informatie.

Bij het maken van het structuurplan worden eer-ste ruwe schetsen gemaakt van het te ontwerpen gebouw. Dit heeft als doel de opdrachtgever een globale indruk te geven hoe zijn functionele eisen vorm zullen krijgen. Ook kan alvast een stedenbouwkundig beeld ontstaan, zodat op die randvoorwaarden kan worden geanalyseerd.Het resultaat van deze fase bestaat uit een nader uitgewerkt Programma van Eisen en het struc-tuurontwerp.

In het structuurontwerp zijn de verschillende functionele eenheden te onderscheiden evenals de relaties daartussen. Per bouwblok wordt onderzocht welke maatstructuren moeten wor-den gehanteerd. Bovendien worden de uitgangs-punten vastgelegd voor de nadere technische, bouwfysische en constructieve uitwerking in de voorlopige ontwerpfase. Karakteristieke werk-zaamheden in de structuurontwerpfase zijn:

• maken van een situatieschets met mogelijke terreinindeling, ontsluiting, groei/uitbreiding en inpassing in de omgeving;

• bouwmassastudies, met analyse ten aanzien van bezonning en windinvloeden;

• ontwikkelen van functionele principes (vooral van veelvuldig herhalende ruimtelijke eenheden);

• verkeer- en transportsystemen (mensen, goe-deren, auto’s, afval);

• bepalen van principiële uitgangspunten voor ruimtelijke en constructieve oplossingen;

• analyseren van fundering- en draagconstruc-ties in relatie tot de bodemgesteldheid.

Het type beslissingen dat in deze fase wordt genomen richt zich vooral op relaties, plaats, afmetingen en hoedanigheids- en functiecluster-niveaus en relaties tussen functies op ruimteni-veau.

Hulpmiddelen die kunnen worden gebruikt tij-dens deze fase zijn natuurlijk het schetsblok, het potlood en een paar dikke viltstiften, maquettes, windtunnels, bezonningsdiagrammen, sonde-ringsonderzoek. Daarnaast zijn er tegenwoordig verschillende CAD-pakketten waarmee driedi-mensionaal kan worden ontworpen. Het meest geschikt zijn de CAD-pakketten die met ‘solids’ (massa’s) werken. Daarnaast kunnen met ‘image processing’ de massa’s worden geplaatst in een afbeelding van de omgeving.

Belangrijke informatiebronnen zijn:

• architectonische referenties (literatuur, be-staande gebouwen, typologische onderzoeken);

• ordeningsprincipes;

• stedenbouwkundige referentiegegevens;

• technische kengetallen;

• kosten kengetallen;

• standaard prestatieomschrijvingen;

• de Nl-SfB-classificatie.

3.3.2 Voorlopig ontwerpIn het voorlopig ontwerp worden een aantal zaken voorlopig vastgelegd. Ten eerste wordt het voorlopig architectonische beeld bepaald. Hierbij zijn vooral de welstandsvoorschriften een bepalende factor naast natuurlijk het structuur-plan en het PvE. Vervolgens wordt de voorlopig ruimtelijke structuur vastgelegd door middel van een analyse van het functioneel ruimtelijk PvE. Arbovoorschriften, het Bouwbesluit en NEN-normen zijn daarbij van belang. Daarna wordt

06950408_hfdst03.indd 61 16-11-2005 15:37:35

Page 72: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

62

het voorlopig stedenbouwkundig beeld bepaald uit een analyse van stedenbouwkundige rand-voorwaarden op basis van onder meer bestem-mingsplannen en voorschriften voor ruimtelijke ordening. Ten slotte worden de technische en klimatologische uitgangspunten geformuleerd op basis van een analyse van het PvE.

Al deze voorlopig vastgestelde zaken worden gebruikt bij het maken van het voorlopig ont-werp, oftewel het ontwerpen van hoofdruimten. Bij het ontwerpen van de hoofdruimten worden achtereenvolgens het gebouwvolume en de functionele ordening van ruimten vastgelegd, waarna deze worden gematerialiseerd en het klimaat wordt bepaald.

Bij het materialiseren worden onder meer draag-structuur en ruimtescheidingen bepaald. Bij het bepalen van het klimaat gaat het om de lucht-behandelingsinstallatie, de lichtinstallatie en de akoestiek van de ontworpen ruimten.

De resultaten van deze fase vormen de basis voor een eerste toetsing van het ontwerp aan de vaak moeilijk onder woorden te brengen beeldver-wachting van de opdrachtgever. Verder worden de bouw- en investeringskosten en een planning van het totale bouwproject gemaakt. Eerst worden de bouwkosten- en vervolgens de investeringskosten bepaald, waarbij onder meer de bouwrente, grondkosten, honoraria, bouw-kosten en leges worden meegenomen.

De input van deze fase bestaat in hoofdzaak uit het tijdens de structuurontwerpfase nader uitgewerkte Programma van Eisen en het struc-tuurontwerp zelf. De output bestaat uit een verder gespecificeerd Programma van Eisen ten behoeve van de definitieve ontwerpfase. Karak-teristieke werkzaamheden in de voorlopige ont-werpfase zijn:

• uitwerking van het Programma van Eisen;

• bepaling van de netto-oppervlakte per functi-onele eenheid op basis van gebruikersactiviteiten en de benodigde inrichtingselementen;

• voorlopige ontwerptekeningen van het pro-ject in interne en externe opzet, zodanig dat een voldoende voorstelling wordt gegeven van de situering, de hoofdindeling, de structurele en

constructieve opzet en de architectonische ver-schijningsvorm;

• vaststelling van de technische eisen per func-tie of ruimte voor wat betreft constructie, instal-laties, inrichting, bouwfysica en dergelijke;

• capaciteitsberekeningen, schema’s, plaatsing en hoofdafmetingen van de voornaamste instal-laties, alsmede beschrijving van de werking;

• vaststelling van aard, plaats en afmetingen van de overige voorzieningen (bijvoorbeeld infra-structuur en terreininrichting);

• toetsing van het ontwerp aan lokale regel-geving, bouwnormsystemen, brandweereisen en gemeentelijke regelgeving;

• globaal begroten van de investeringskosten, de exploitatiekosten en de exploitatie-opbrengsten;

• benoeming van de Arbocoördinator ‘ont-werp’.

Het type beslissingen dat in deze fase wordt genomen richt zich vooral op de plaats en de af-metingen van ruimten en bouwdelen. Ook kun-nen, voor zover relevant, functies van en relaties tussen bouwdelen nader worden uitgewerkt.

Informatiebronnen zijn dezelfde als in de vorige fase. Daar komt bij:

• installatietechnische referentiegegevens;

• bouwfysische referentiegegevens;

• materiaaldocumentatie en draagstructuurprin-cipes.

De hulpmiddelen die ter beschikking staan tij-dens het maken van het voorlopig ontwerp zijn:

• tekentafels;

• computerprogramma’s voor CAD, elementen-begroting, constructieberekening, installatietech-niek en bouwfysica.

3.3.3 Definitief ontwerpIn de definitieve ontwerpfase ontstaat een vol-ledig beeld van het project als ruimtelijk concept en de technische realiseerbaarheid ervan. Niet alleen het plan, maar ook het uitgewerkte Pro-gramma van Eisen krijgt aan het eind van deze fase een definitieve status.

Het definitief ontwerp kent in feite dezelfde opbouw als het voorlopig ontwerp, maar is veel

06950408_hfdst03.indd 62 16-11-2005 15:37:35

Page 73: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 63

gedetailleerder. Er vindt een analyse plaats waar-bij een aantal zaken, dat voorlopig vastgelegd was, nu definitief wordt vastgelegd. Bij het defi-nitief ontwerp worden de ontworpen hoofdruim-ten nu in detail ontworpen. Hierbij worden veelal aanvullende eisen en wensen van de opdracht-gever verwerkt.

Bij het bepalen van het gebouwvolume en de functionele ordening van ruimtes worden nu de volgende zaken op tekening vastgelegd:

• definitieve vorm;

• totaalvolume;

• ordening van de verblijfs-, verkeers- en instal-latieruimten.

Dit kan niet in een vaste volgorde worden ge-daan omdat alles in elkaar grijpt. Het is een volle-dig cyclisch en recursief proces met als resultaat de definitieve ontwerptekeningen. Bij het orde-nen van de installatieruimten komt de inbreng van de installatietechnisch adviseur aan de orde. Hij geeft de ruimtelijke eisen van de te gebruiken installaties aan. De inbreng van de constructeur en de toeleverancier bij de materialisatie van het voorgaande zijn van groot belang. Ook hier wor-den weer de draagstructuur en de ruimteschei-dingen, nu definitief, vastgelegd op basis van constructieberekeningen van de constructeur en productinformatie van de toeleverancier.

Ook de klimatologische aspecten worden nu volledig en definitief vastgelegd. Naast de akoes-tiek, de luchtbehandelings- en de lichtinstallatie wordt nu ook de elektrotechnische installatie ontworpen. Tot slot vindt weer een interne con-trole plaats (identiek aan die bij het voorlopig ontwerp) en wordt het definitieve ontwerp ter goedkeuring aan de opdrachtgever voorgelegd.

De input van deze fase bestaat in hoofdzaak uit het tijdens de voorlopige ontwerpfase nader uitgewerkte Programma van Eisen en het voor-lopig ontwerp zelf. De output is het definitieve ontwerp en het definitieve PvE. De status ‘defi-nitief’ wil zeggen dat het PvE uit deze fase voor het verdere bouwproces als referentie dient. Karakteristieke werkzaamheden in de definitieve ontwerpfase zijn onder meer:

• definitief verwoorden van eisen, beeldver-

wachtingen en voorwaarden in de vorm van een definitief PvE, zoals:– vaststellen van de netto-oppervlakte per ruimte;– vaststellen van de technische eisen per ruimte;– vaststellen van de functies van de bouwdelen;

• maken van definitieve ontwerptekeningen van het bouwwerk in interne en externe opzet, zo-danig dat een volledig inzicht in het bouwwerk ontstaat;

• maken van een elementenbegroting voor de bepaling van de bouwkosten, de investerings-kosten- en de exploitatiekosten op basis waarvan taakstellende budgetten voor de elementen wor-den vastgesteld;

• vaststellen Veiligheids- en Gezondheidsplan ‘Ontwerp’.

Het type beslissingen, dat in deze fase wordt genomen richt zich vooral op ruimte- en bouw-deelniveau. Functies, relaties, plaats en afmeting worden definitief. Impliciet volgt daaruit de func-tie, relatie en plaats van componenten.

Informatiebronnen zijn die van de vorige fase en de volgende nieuwe:

• ruimtelijke eisen installatie;

• materiaaleigenschappen;

• productinformatie toeleverancier;

• elementenraming kostengegevens;

• documentatie en offertes leveranciers;

• onderhoudskostenkengetallen;

• exploitatiekostenkengetallen.

De hulpmiddelen bij het maken van een defini-tief ontwerp zijn dezelfde als die bij het voorlo-pig ontwerp.

3.4 Uitwerking

Tijdens het maken van het ontwerp is de hoofd-rol vaak weggelegd voor de architect. Tijdens de uitvoering heeft de aannemer de hoofdrol. In de hoofdfase uitwerking vindt deze wisseling van hoofdrolspeler plaats. De uitwerking begint met de bestekfase om vervolgens de prijsonderhan-delingsfase in te gaan.

06950408_hfdst03.indd 63 16-11-2005 15:37:36

Page 74: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

64

3.4.1 BestekfaseIn de bestekfase ligt de nadruk op de technische uitwerking van het plan. Van écht ontwerpen is geen sprake meer, ruimtelijk is het plan al vast-gelegd in het definitieve ontwerp. Het ruimtelijk plan ontwikkelt zich in deze fase zodanig, dat het zich ook als technisch concept laat lezen. De nadere technische uitwerking vindt plaats ten behoeve van de diverse aanvragen van vergun-ningen bij de (lokale) overheid en de nutsbedrij-ven, de aanbesteding en de prijsvorming.

Bij de technische uitwerking van het ontwerp worden de bouwkundige constructies en de in-stallaties getekend. De onderdelen van de tech-nische uitwerking zijn:

• bouwvoorbereidingstekeningen;

• constructietekeningen (inclusief berekenin-gen);

• installatietekeningen (inclusief berekeningen).

De constructeur en de installatieadviseur worden bijgestaan door de architect. Tot slot worden de verschillende bestektekeningen op elkaar afge-stemd.

Op basis van de bestektekeningen worden de verschillende bestekdelen gemaakt. Het gaat hier ook weer om de bouwkundige bestekdelen, de constructie, de installatie en de bouwfysische bestekdelen. De bouwkundige bestekdelen, die door de architect worden gemaakt bestaan uit een ruimteboek, een materialenonderzoek, de technische specificatie van de materialen en de algemene en bijzondere uitvoeringsvoorwaar-den. Tot slot worden de bestekdelen geïnte-greerd tot één geheel.

Na het schrijven van het bestek wordt de direc-tiebegroting gemaakt en intern gecontroleerd. De directiebegroting bestaat uit sub-begrotingen van het bouwkundig bestek, het constructie-bestek en het installatiebestek. Bij het begroten worden hoeveelheden bepaald, offertes aan-gevraagd en op basis daarvan kostennormen bepaald. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van bouwkundige normen en prijzen evenals erva-ringsgetallen. De kostennormen vormen de basis voor de begroting.

Met het schrijven van het bestek, het maken van de bestektekeningen en de directiebegroting is in feite het eigenlijke werk van de architect afgerond. Het wordt ter acceptatie aan de op-drachtgever voorgelegd, die op basis daarvan uitvoeringsovereenkomsten kan afsluiten.

Niet zelden is de architect ook betrokken bij dit vervolgtraject. Het houden van aanbestedingen, het opstellen van de uitvoeringsovereenkomsten, het begeleiden van de uitvoering en het voeren van directie zijn dan ook taken van de architect.

De voornaamste input in de bestekfase bestaat uit het definitief ontwerp en het definitieve PvE. Er zijn tijdens de bestekfase nog wel aanpas-singen ten opzichte van het PvE mogelijk, maar deze worden buiten het PvE om geregistreerd. De output bestaat naast deze registratie uit bestektekeningen, geschreven bestek en afwerk-staten.

Karakteristieke werkzaamheden in de bestekfase zijn onder meer:

• opstellen en indienen van de diverse vergun-ningsaanvragen, waaronder de bouwvergunning bestaande uit tekeningen, berekeningen en kos-tenramingen;

• ruimteomschrijving, bijvoorbeeld in de vorm van een ruimteboek;

• nauwkeurig technisch vastleggen van het plan in de vorm van bestektekeningen;

• maken van een nauwkeurige beschrijving van het plan, zodanig, dat een compleet beeld van het plan tot in detail ontstaat, het zogenaamde geschreven bestek, bestaande uit administratieve bepalingen en werkbeschrijvingen;

• maken van gedetailleerde begrotingen voor een nadere bepaling van investerings- en exploi-tatiekosten.

• verwerken van de gegevens van het V&G-plan.

Het type beslissingen dat in deze fase wordt genomen, richt zich vooral op de hoedanigheid van ruimten, bouwdelen en componenten.Een belangrijke informatiebron bij het tot stand komen van de verschillende bestekdelen is de materiaaldocumentatie van de toeleveranciers. Zowel de architect, de constructeur als de

06950408_hfdst03.indd 64 16-11-2005 15:37:36

Page 75: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 65

installateur maakt hiervan in deze fase intensief gebruik. Ook beheerervaring is een hulpbron, net als verschillende systematieken die bij het schrijven van bestekken worden gehanteerd. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van besteksystematieken (zoals de Stabu), standaard ruimteboekindelingen, standaardbestekken, bouwkostenbestanden. Hulpmiddelen in deze fase zijn, naast de computerprogramma’s die al eerder tijdens de ontwerpfase zijn gebruikt, com-puterprogramma’s voor het maken van bestek-ken, planningen en bouwdeelbegrotingen.

De bestekfase is de laatste fase van het ontwerp-proces. Het bouwproces gaat verder met de prijsvormingsfase.

3.4.2 PrijsvormingHet bestek met de daarbij behorende bestekteke-ningen zijn klaar. Nu moet er een aannemer wor-den gezocht die het gebouw wil gaan bouwen. De aannemer moet het gebouw maken volgens het bestek en bestektekeningen dat hem bin-dend wordt voorgeschreven. Het gebouw moet er tenslotte gaan uitzien zoals de architect en zijn opdrachtgever voor ogen hebben. Maar ook binnen de prijs en de bouwtijd die zij in gedach-ten hebben. Het zoeken van een aannemer heet aanbesteden van het werk. Een aanbesteding kan op verschillende manieren gebeuren (zie hoofd-stuk 7, Bouworganisatievormen):

• enkelvoudig, er wordt dan aan één aannemer om een aanbieding gevraagd;

• meervoudig, er wordt dan aan meerdere aan-nemers gevraagd een aanbieding te doen.

Als er wordt gekozen voor een meervoudige aan-besteding, doen de aannemers na een bepaalde rekenperiode door middel van een inschrijfbiljet een prijsaanbieding en verklaren zij de werk-zaamheden conform bestek voor de vermelde aanneemsom te realiseren. Vaak wordt op basis van de laagste inschrijfprijs de opdracht gegund.

In de praktijk gebeurt het vaak dat de laagste inschrijfprijs hoger ligt dan de directiebegroting die gemaakt is door de architect, of dat de opdrachtgever zonder meer probeert de prijs nog verder te drukken. In beide gevallen volgen na de gunning bij de enkelvoudige aanbesteding

de prijsonderhandelingen en bij de meervoudige aanbesteding de bezuiningsronden. Naast de door de aannemer gehanteerde arbeidsnormen, tarieven, materiaalprijzen, bouwplaatskosten en dergelijke, staat dan ook vaak het ontwerp ter discussie.

Bij de aanbesteding zijn er twee mogelijkheden: er wordt gewerkt met een inschrijfbegroting of met een open begroting. Bij een inschrijf-begroting geeft de aannemer alleen een aanbie-dingsprijs af. Bij een open begroting kunnen de betrokkenen kennisnemen van de gehele prijs-opbouw.

Als een aannemer wordt uitgenodigd mee te doen met een aanbesteding, ontvangt de aan-nemer het bestek en de bestektekeningen. Hij bestudeert die documenten zorgvuldig en maakt een inschrijfbegroting. Het opstellen van deze begroting geschiedt om praktische redenen in volgorde zoals het bestek het werk beschrijft. De inschrijfbegroting geeft hierdoor een kosten-beeld per bestekpost, dus van al het metselwerk, al het grondwerk, al het schilderwerk, enzovoort. Vaak vraagt de bouwkundig aannemer bij zijn onderaannemers en zijn toeleveranciers voor materialen offertes aan. In het geval van een open begroting, wordt uiteindelijk de aanneem-som in onderling overleg tussen opdrachtgever, architect en aannemer vastgelegd. Maar of de begroting nu geheim is of open, zij is altijd een optelsom van de te maken kosten, een risico-dekking en een winstpercentage. De geheime inschrijfbegroting is doorgaans geen tot in alle bijzonderheden uitgewerkt document, de open begroting is dat wel.

De voornaamste input voor de prijsbepaling bestaat uit het bestek, bestektekeningen, de nota van inlichtingen en bijlagen zoals bodemon-derzoek (milieu en draagvermogen), V&G-plan ‘Ontwerp’, specifieke voorschriften nutsbedrijven en concept aannemersovereenkomst.

De output bestaat uit een inschrijfbegroting en een aanbiedingsprijs of uit een open begroting.

06950408_hfdst03.indd 65 16-11-2005 15:37:36

Page 76: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

66

Karakteristieke werkzaamheden in de bestekfase zijn onder meer:

• bestuderen van bestek en tekeningen;

• bezoeken bouwplaats en overleg over bestek en tekeningen waarna de architect nadere aan-wijzingen verstrekt in de nota van inlichtingen;

• uittrekken van de hoeveelheden;

• bepalen uitvoeringsmethodiek;

• offerte-aanvraag onderaannemers en leveran-ciers;

• maken inschrijfbegroting;

• bepalen aanbiedingsprijs;

• selectie aannemer;

• prijsonderhandelingen;

• gunning bouw.

Het type beslissingen dat in deze fase door de aannemer wordt genomen, richt zich vooral op het bepalen welke normen, tarieven en prijzen moeten worden gehanteerd in de inschrijfbe-groting. Op basis van de inschrijfbegroting, de marktomstandigheden en de bedrijfseconomi-sche situatie binnen de onderneming wordt de aanbiedingsprijs bepaald. Als het aanbod aan bouwwerken laag is of als er binnen een aanne-mersbedrijf te weinig werk onderhanden is, kan een aannemer besluiten onder de kostprijs (lager dan de inschrijfbegroting) in te schrijven.

Hulpmiddelen die de aannemer ter beschikking staan bij het maken van een inschrijfbegroting zijn, naast de legendarische ‘achterkant van een sigarendoos’, verschillende calculatiepakketten. De aannemer heeft de keuze uit calculatiepakket-ten waarmee snel begrotingen kunnen worden geschreven. Hij kan ook kiezen uit calculatie-pakketten die uitgaan van standaard prijs/normgegevens en standaardanalyses ten aanzien van de uitvoering. Daarnaast bevatten zij ook functies om uittrekstaten te maken.

Het bepalen van de hoeveelheden kan gebeuren door de gegevens handmatig vanuit de tekening te meten of door gebruik te maken van modern gereedschap, zoals de elektronische meetlat of meettafel. In beide gevallen wordt gezondigd tegen de regel ‘nooit in de tekening meten’. Als met CAD is getekend, kunnen de uittrekstaten vaak automatisch worden gegenereerd.

3.5 Realisatie

De aannemer heeft het werk via de aanbesteding gekregen. Na vaststelling van de definitieve prijs door middel van prijsoverlegronden en even-tueel een aantal aanpassingen in het ontwerp kan de realisatie gaan starten. De bouwkundig aannemer kan echter niet volstaan met het uit de handen van de architect aanvaarden van het zorgvuldig voorbereide bouwplan. Hij heeft zelf ook nog een voorbereiding te maken, die echter van een geheel andere aard is dan die van de architect. Om een paar voorbeelden te noemen: het laat de opdrachtgever (en dus de architect) totaal onverschillig of de aannemer de bouwput met schop-en-kruiwagen dan wel met behulp van een dragline wil ontgraven en het maakt hem ook niet veel uit of hij de betonmortel van een centrale wil betrekken dan wel op de bouw-plaats wil maken. Maar dit zijn wel zaken die bedrijfseconomisch voor de aannemer van het grootste belang zijn. De aannemer moet niet alleen aandacht besteden aan wat hij zal moeten maken, maar ook aan de vraag hoe hij dat zal doen. Het antwoord op hoe wordt beantwoord tijdens de voorbereiding van de uitvoering.

De bouwkundig aannemer bouwt niet alleen het gebouw, hij schakelt bij het bouwen verschil-lende onderaannemers in: installateurs, schilders, stukadoors, enzovoort. Ook wordt een V&G-coör-dinator aangewezen die zorgdraagt voor de ont-wikkeling van het V&G-plan Uitvoering, waarin de arbozorg en verantwoordelijkheden van betrok-ken onderaannemers wordt vastgelegd.

Evenals de architecten zijn aannemers druk bezig hun ISO 9001 kwaliteitscertificaat te behalen. Als basis gebruiken zij vaak het Model Kwaliteits-systeem Matrix van de Vereniging Grootbedrijf Bouw (VGBouw). De daarin gehanteerde fasering van het bouwproces wijkt in de eerste fase af van die van het kwaliteitssysteem van de Bond van Nederlandse Architecten en die van het Neder-lands Normalisatie Instituut. Duidelijk is dat de eerste drie fasen van de VGBouw-fasering ‘aan-nemerseigen’ zijn. Vanaf fase 4 van VGBouw en fase 8 van de BNA/NNI zijn de fasen gelijk, figuur 3.16.

06950408_hfdst03.indd 66 16-11-2005 15:37:36

Page 77: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 67

Figuur 3.16 Faseringen kwaliteitssystemen aannemers en

architecten

3.5.1 WerkvoorbereidingVoordat een aannemer kan gaan bouwen moet hij de nodige voorbereidingen treffen. Hij zal eerst een groot aantal beslissingen moeten nemen ten aanzien van de te volgen uitvoe-ringsmethode. Deze beslissingen worden in de werkbegroting en de uitvoeringsplanning vastge-legd. Op basis hiervan moet hij zijn bouwplaats inrichten, materialen inkopen, onderaannemers contracteren, zorgen voor het benodigde mate-rieel en personeel en het V&G-plan Uitvoering ontwikkelen. Daarnaast moet hij de zorgen dat de bestektekeningen worden vertaald naar uit-voerings- en productietekeningen.

3.5.1.a WerkbegrotingDe aannemer heeft bij het opstellen van de inschrijfbegroting nagedacht over de hoogte van de aanbiedingsprijs. Als het werk hem is opge-dragen zal hij een nieuwe begroting opstellen. Deze nieuwe begroting, werkbegroting genoemd, dient als hulpmiddel voor de toekomstige uit-voering, figuur 3.16. Zoveel mogelijk zal hierbij gebruik worden gemaakt van de gegevens van de inschrijfbegroting. In tegenstelling tot deze begroting, zal echter niet per bestekpost worden begroot, maar in de volgorde waarin het project zal worden uitgevoerd, dus volgens de werkvolg-orde. Hierdoor geeft de werkbegroting een kos-tenbeeld per werkonderdeel, dus bijvoorbeeld alle betonwerk van de fundering afzonderlijk, gescheiden in betonbalken, betonpoeren, en dergelijke.

Door het project in een zogenaamde project-analyse te bestuderen zal het werk in de samen-stellende onderdelen worden ontleend. Veelal wordt hierin de volgende onderverdeling aan-gehouden: voorbereiding, fundering, ruwbouw en afbouw. Deze zogenaamde hoofdbewerkingen worden opnieuw onderverdeeld in samenstel-lende bewerkingen en deelbewerkingen. Per afzonderlijke bewerking of deelbewerking wordt hierna de kostprijs begroot door vast te stellen hoe voor de onderhavige bewerking de com-binatie zal zijn van de productiefactoren: arbeid, materiaal, materieel en onderaanneming, figuur 3.17.

Het zal duidelijk zijn dat voor het opstellen van de werkbegroting een groot aantal beslissingen dienen te worden genomen ten aanzien van de te volgen werkmethode. Deze beslissingen worden al in de werkbegroting vastgelegd. Hier-door geeft de werkbegroting een betrouwbaar beeld van de te verwachten kosten, krijgt zij het karakter van een budget voor de kosten van de uitvoering en is tevens een leidraad voor de uit-voering. Met andere woorden de werkbegroting is taakstellend.

Behalve de kosten op de bouwplaats die wor-den veroorzaakt door de productiefactoren arbeid, materiaal en materieel wordt tevens in de werkbegroting een kostenoverzicht gemaakt van de algemene bouwplaatskosten. Hieronder verstaan wij de kosten van de organisatie en van de leiding op de bouwplaats, zoals loon van de uitvoerder, bewaking, V&G, enzovoort. Naast de kosten op de bouwplaats wordt ten slotte een begroting gemaakt van de algemene bedrijfskos-ten veroorzaakt door de centrale leiding (huur kantoorgebouw, salarissen kantoorpersoneel). Deze algemene kosten worden gemaakt ten dienste van alle bij het betreffende bedrijf in uit-voering zijnde werken en worden daarom naar evenredigheid over deze projecten verdeeld.

3.5.1.b PlanningDe werkbegroting bevat een opsomming van de verwachte kosten voor de uitvoering. Van grote invloed op deze kosten is de benodigde tijd voor de verschillende bewerkingen en hun onderlinge relaties. Zo zullen de kosten voor het ontgraven

VGBouw BNA/NEN

1 Algemeen 1 Initiatief

2 Initiatief en acquisitie 2 Haalbaarheidsstudie

3 Ontwerp en ontwik- keling

3 Projectdefinitie 4 Structuurontwerp

4 Prijs- en contractvor- 5 Voorlopig ontwerp

ming 6 Definitief ontwerp

5 Werkvoorbereiding6 Uitvoering

7 Bestek 8 Prijsvorming

7 Oplevering en on- 9 Werkvoorbereiding

derhoud 10 Uitvoering

8 Beheer 11 Oplevering12 Beheer

06950408_hfdst03.indd 67 16-11-2005 15:37:36

Page 78: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

68

van een aantal bouwputten bij een woning-bouwproject met behulp van een dragline, ener-zijds afhangen van de prestaties van de dragline per uur en anderzijds sterk afhankelijk zijn van het feit of de dragline zonder onderbrekingen kan doorwerken. Wanneer de dragline met het ontgraven van een bouwput gereed is, terwijl de volgende bouwput nog niet is uitgezet, zullen er wachturen ontstaan. De dragline kan niet wor-den gebruikt, maar deze uren veroorzaken wel kosten. Het voorkomen van dergelijke afstem-mingsverliezen, die zowel tijdens één bewerking als tussen verschillende bewerkingen kunnen optreden, geschiedt op de beste wijze door het maken van een uitvoeringsplanning. In een plan-ning, vaak een strokenplanning, wordt aange-geven hoe de verschillende bewerkingen in de

tijd moeten verlopen, wil men tot een minimali-sering van de bouwkosten geraken, figuur 3.18. Werkbegroting en uitvoeringsplanning dienen dan ook tegelijkertijd te worden opgesteld.

Kenmerkend voor een uitvoeringsplanning is dat hij twee tijdschalen heeft: volgens de kalender en volgens de prognose van werkbare dagen. Bij de tijdschaal volgens de kalender worden hori-zontaal de kalenderdagen van de maanden uit-gezet waarin het werk wordt uitgevoerd. Slechts de dagen waarop zal kunnen worden gewerkt, worden aangegeven, met andere woorden maxi-maal vijf dagen voor elke week. Bij de tijdschaal volgens de prognose van de werkbare dagen wordt aangegeven hoeveel werkbare dagen ver-wacht worden per maand. In verband met onder

Werkbegroting arbeid

Manuren

Omschrijving Hoeveel-heid

Eenheid Manuur per eenheid

Totaal

Bekisten en storten

• aanbrengen werkvloer funderingsbalken 8,2 m2 0,215 1,763

• maken bekisting balken 31,2 m2 2,123 66,238

• aanbrengen betonblokjes 160 st 0,008 1,280

• storten funderingsbalk met kraan 3,95 m3 0,735 2,903

Totaal bekisten en storten 72,229

Werkbegroting inkoop onderaanneming

Onderaannemers

Omschrijving Hoeveel-heid

Eenheid Manuur per eenheid

Totaal

Stukadoorswerk

• egaliseren wand kalkzandsteen 66,10 m2 3,85 254,49

• aanbrengen stucprofiel 3,00 m1 2,60 7,80

• ruw raapwerk 25,42 m2 5,60 142,35

• neggekanten 22,80 m1 3,63 82,76

• blauwpleisterwerk raapwerk 25,42 m2 8,92 226,75

• spuitpleister rauhfase raapwerk 16,85 m2 4,22 71,11

• spuitpleister rauhfase gibo 9,40 m2 4,22 39,67

• fijnschuurwerk beton 70,30 m2 11,84 832,35

Totaal stukadoorswerk 1.657,27

Figuur 3.17 Voorbeeld werkbegroting

06950408_hfdst03.indd 68 16-11-2005 15:37:37

Page 79: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 69

andere feestdagen, vakanties en onwerkbare dagen door te verwachten vorst en dergelijke, zal niet op alle dagen kunnen worden gewerkt. Zo zal de maand januari op de prognoseschaal een veel kleiner aantal werkbare dagen tellen dan het aantal dagen dat de kalender aangeeft. Het doel van de prognoseschaal is om het tijdsschema aan te geven hoe het verloop van de werkzaam-heden in werkelijkheid wordt verwacht.

Het opstellen van de werkbegroting en de daar-bij behorende uitvoeringsplanning, ook wel overall-planning genoemd, is een gedegen plan van uitvoering waardoor een zeer groot aantal beslissingen met betrekking tot het uit te voe-ren project zijn vastgelegd. Op basis van beide documenten kunnen een aantal andere plannen opgesteld worden:

• een plan voor de inrichting van het bouwter-rein;

• leveringsschema materialen;

• een materieelplan;

• een personeels- en onderaannemingsplan;

• een tekeningenplan;

• een werkregeling;

• V&G-plan ‘Uitvoering’.

Verschillende vormen van planning tijdens het bouwprocesPlannen is het vastleggen van de werkonder-delen van de bouw in technische en orga-nisatorische volgorde en uitgezet in tijd. De gedachte die aan de planning ten grondslag ligt, is het streven om de bouwproductie zon-der onverwachte storingen te laten verlopen waarbij rekening gehouden moet worden met zaken die in de toekomst gaan gebeuren. Om dit te realiseren moeten de werkzaamheden goed op elkaar worden afgestemd. De vol-gende afstemmingen kunnen worden onder-scheiden:

• op tijd (datum);

• technische afstemming (bijvoorbeeld ver-hardingstijden);

• organisatorische afstemming (elkaar niet in de weg lopen, beschikbaar zijn van werk-ruimte);

• op capaciteit (personeel/ploeggrootte);

• materieelafstemming (bijvoorbeeld bekis-ting);

• doorstroming van derden (onderaan- nemers).

Vanuit het oogpunt van kostenbeheersing heeft de planning tot doel het economisch werken op de bouw te bevorderen. Dit moet tijd en dus geld besparen. De conclusie mag

Figuur 3.18 Overall-planning van de realisatie

06950408_hfdst03.indd 69 16-11-2005 15:37:37

Page 80: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

70

niet worden getrokken dat de kortste bouwtijd de meest economische uitvoering van het pro-ject inhoudt. Vanuit kostenoogpunt bestaat er voor ieder project een optimale bouwsnelheid. Deze optimale bouwsnelheid wordt bepaald door een groot aantal factoren. Voorbeelden hiervan zijn: beschikbaarheid materieel, op-timale ploeggrootte, levertijden maar ook droog- en verhardingstijden, aanvangstijdstip van de bouw, enzovoort.

Gestart wordt tijdens de realisatiefase met het opstellen van een overall-planning, figuur 3.18. Veelal wordt de planning weergegeven in een balken- of strokenschema’s, het is ook mogelijk netwerkplanningen te vervaardigen.

Vanuit de overall-planning kan vervolgens een werkvoorbereidingsschema worden samenge-steld. Dit schema biedt een optimale beheer-sing van de feitelijke bouwvoorbereiding waardoor een efficiënte en ongestoorde uitvoering van het bouwproject wordt gega-randeerd. Direct zichtbaar zijn alle voorberei-dende procedures en handelingen die aan de eigenlijke uitvoering van een bepaald plan-ningsactiviteit vooraf gaan, figuur 3.19.

Natuurlijk moet de planning worden bewaakt. Dit vindt plaats door middel van de productie-opname. Regelmatig (1x per week) wordt

Figuur 3.19 Werkvoorbereidingsschema

de productie op de bouw vergeleken met de geplande productie. De geplande productie op een bepaald moment wordt op de overall-planning vastgelegd door de zogenaamde planlijn en de werkelijke stand door middel van de bouwlijn. De ideale situatie (de bouw-lijn valt op de planlijn) is theoretisch.Door vele oorzaken wordt de productie op de bouwplaats beïnvloed. Daarom zullen er altijd afwijkingen met de planning ontstaan. Het is de taak van de uitvoerder de afwijkingen zo klein mogelijk te houden.

Om de factoren tijd, geld en productie over-zichtelijk te koppelen is de werkregeling (opgemaakt voor drie of zes weken) een uit-stekend hulpmiddel. De werkregeling wordt iedere week na de productieopname gemaakt, waarbij ervan uitgegaan wordt, dat de eerste week zo exact mogelijk wordt bekeken. De daaropvolgende weken mogen wat vager worden opgezet. In de tekstkolom worden de namen van de werknemers en/of onderaanne-mers ingevuld. In figuur 3.20 is een voorbeeld van een werkregeling opgenomen.

Op deze wijze wordt vanaf het begin van de werkvoorbereiding tot en met de daadwerke-lijke realisatie van grof tot in detail gepland.

06950408_hfdst03.indd 70 16-11-2005 15:37:37

Page 81: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 71

3.5.1.c LogistiekIn het plan voor de inrichting van een bouwter-rein wordt van oudsher vastgelegd welk terrein beschikbaar zal zijn als werkterrein en hoe het werkterrein zal worden opgedeeld. Deze indeling dient doelbewust te geschieden. Tegenwoordig wordt ook veel aandacht besteed aan de logis-tiek naar-, op- en van de bouwplaats. Logistiek richt zich op de integrale goederenstroombeheer-sing. Belangrijke activiteiten daarin zijn inkoop, productieplanning en materiaalverwerking, maar ook voorraadbeheer, magazijnmanagement en transport. Logistiek houdt ook in: het elimineren van wachttijden, vermijdbare of niet-wenselijke handelingen en storingsgevoelige elementen waardoor een korter, beter beheersbaar en goed-koper bouwproces ontstaat.

Logistieke maatregelen zijn onder andere het beperken van het aantal toe te passen mate-rialen en elementen, aangezien dit kan leiden tot vermindering van het aantal te verrichten

werkzaamheden op de bouwplaats. Daarnaast leidt een goede afstemming van aan- en afvoer van materiaal en materieel, in combinatie met de beschikbaarheid van opslag- en opstelplaatsen tot een vermindering van het aantal overbodige handelingen. Eliminatie van de storingsgevoelige elementen zal de kwetsbaarheid van het bouw-proces kunnen verminderen. De invloed van weersomstandigheden kan bijvoorbeeld beperkt worden indien gevelelementen inclusief glas en dergelijke worden geplaatst, waardoor tevens het verticaal transport kan worden beperkt.

In het algemeen kan worden gesteld dat beper-king van het aantal te verrichten werkzaam-heden en van de in te zetten middelen (perso-neel, materieel en materiaal) op de bouwplaats leidt tot een vermindering van wachttijden, ver-mijdbare handelingen en storingen. Beslissingen die hier rekening mee houden, zullen leiden tot een verlaging van kosten, doorlooptijd en kwets-baarheid van de uitvoering.

betonwanden ki/wa/be betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

prefab gevelbalken

prefab gevelbalken

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

betonwanden ki/wa/be

prefab gevelbalken

prefab gevelbalken

vloerbekisting stellen

vloerbekisting stellen

vloerbekiv

v

v

v

s

s

s

s

s

s

s

s

s

s

s

s

vloerbeki

vloerbeki

vloerbeki

vloerbekisting st

vloerbekisting st

vloerbekisting st

vloerbekisting st

vloerwap

vloerwap

vloerwap

vloerwap

vloerwap

vloerwap

vloerwap

vloerbekistin

vloerbekistin

vloerbekistin

vloerbekistin

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

vloerwapening vlechten

ontkisten verd. vloer

ontkisten verd. vloer

ontkisten verd. vloer

vloerwapening vlechten vloerwap

Werkregelingsschemablad: 1

17-06-2004

KANTOORGEBOUW EUROPALAAN

Week 33 Week 34 Week 35 Week 36 Week 37 Week 38

TI10

TI11

TI12

TI13

TI14

TI15

TI16

TI01

TI02

TI03

TI04

TI05

TI06

VL01

VL02

VL03

VL04

VL05

VL06

VL07

SL01

SL10

KOLOMMENPLOEG

Piet de Groot

Maarten Braat

Fijke van de Broek

Peter Versluis

Dirk van Beek

Jan Wit

Hans Venster

VLOERENPLOEG

Niko van Zanten

Jan Arkenbout

Frits Kramer

Luc Mout

Dick van Arkel

Adrie Janssen

VLECHTPLOEG

Groot Johan de

Rooy Kees van

Johan van Ommen

Jhon de Groot

Piet Harleman

Klaas Oosterhof

Martin van Keulen

ONTKISTINGSPLOEG

Sloper Wim de

Herman Hoorn

101

102

111

113

Figuur 3.20 Werkregeling

06950408_hfdst03.indd 71 16-11-2005 15:37:38

Page 82: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

72

Van zeer grote invloed op de bouwkosten is dus het logistiek proces. Hiermee is zonder twijfel in de werkbegroting rekening gehouden, doch uit de werkbegroting is niet te lezen op welke plaats de verschillende materialen moeten worden opge-slagen. De bouwplaatsinrichting zal per bouwfase aangeven waar de te gebruiken materialen zul-len moeten worden opgeslagen. Tevens zal zijn aangegeven hoe het materieel (bijvoorbeeld de kranen) dient te worden opgesteld, figuur 3.21.

3.5.1.d MaterieelplanIn het materieelplan wordt vastgelegd welk ma-terieel op de bouwplaats aanwezig moet zijn en gedurende welke tijd. Soms wordt, bijvoorbeeld voor een bouwkraan, in een schema aangegeven hoe de beschikbare capaciteit dient te worden besteed.

3.5.1.e Personeels- en onderaannemingsplanOm aan te geven welke taken, hoe en wan-neer door verschillende ploegen werkers zoals betontimmerleiden, vlechters of metselaars

moet geschieden, opdat een minimaal verlies aan wachttijden en afstemming optreedt, dient een werkregelingsschema. In het werkregelings-schema, figuur 3.20, wordt tevens aangegeven hoeveel werkers per deelbewerking nodig zijn.

3.5.1.f Algemeen tijdschema of overall-planningBovenstaande plannen zijn dus zeer sterk op elkaar afgestemd en geven de details aan waar tijdens de uitvoering dagelijks mee wordt ge-werkt. Zo zal bijvoorbeeld uit het uitvoeringsplan volgen dat op een bepaalde tijd de gevels zul-len worden gemetseld. In het leveringsplan is de leveringsdatum en de hoeveelheid van de betreffende gevelsteen vastgelegd. Terwijl op de inrichtingstekening van de bouwplaats de opslag hiervan is aangegeven.In het V&G-plan staat wanneer en welke arbo-zorg moet plaatsvinden en wie voor deze zorg, per onderdeel, verantwoordelijk is. Wanneer een metselploeg moet komen en wanneer de voe-gers, staat weer in de werkregeling. Ten slotte zorgt het tekeningenplan ervoor dat de desbe-

dir.

ijzer

koz.

uitv. hout opslag schaft fietsenmag.

kz

kz

kzg kz g

g kz

kzg

gg

z z

trottoir

verharde weg

openbare weg

dubbele steiger

kz = kalkzandsteen

kl = klampsteen

g = gevelsteen

koz = kozijnen

z = zand

grens bouwterrein

kraanbaan

speciemolen

betonmortelsilo

keet of loods

tassen of stapels

uitgegraven grond

trot

toir

open

bare

weg

trot

toir

open

bare

weg

25 m

Figuur 3.21 Bouwplaatsinrichting Bron: Transport op de bouwplaats, SBR

06950408_hfdst03.indd 72 16-11-2005 15:37:39

Page 83: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 73

treffende werktekeningen op tijd op de bouw aanwezig zijn.

Mocht dit in de overeenkomst zijn voorgeschre-ven of na de opdracht door de directie verlangd, dan stelt de aannemer zo spoedig mogelijk een aan de aard van het werk aangepast algemeen tijdschema op. Hierin wordt aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk mate-rieel en met welke hulpmiddelen de aannemer van plan is het werk uit te voeren, evenals hoe-veel tijd hij voor elk onderdeel nodig denkt te hebben. Daarnaast wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer, ten behoeve van de voortgang van het werk, moet beschik-ken over zaken waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de aannemingsovereenkomst dient te zorgen.

3.5.1.g InkoopOm de kostprijs te kunnen bepalen, is het voor verschillende bewerkingen noodzakelijk offertes aan te vragen bij leveranciers en onderaan-nemers. Vaak wordt voor een bewerking of een pakket van bewerkingen offertes aangevraagd bij verschillende leveranciers of onderaan-nemers. Op basis van de prijs, de betrouwbaar-heid van de organisatie, levertijd en andere factoren wordt er een inkoopcontract afgesloten met een leverancier of onderaannemer. De afge-sproken prijs of prijs per eenheid vermeld in het inkoopcontract, wordt verwerkt in de werkbe-groting. Voor een groot aantal producten, met name voor de bulkmaterialen zoals beton en zand maakt de aannemer jaarlijks vaste afspraken met zijn toeleverancier.

In het leveringsprogramma voor de materialen wordt vastgelegd wanneer en in welke hoeveel-heden de materialen moeten worden besteld, afgeroepen en geleverd.

3.5.1.h Uitvoerings- en productie-tekeningenIn de bestektekening staan meestal alleen prin-cipedetails. Deze moeten worden uitgewerkt in uitvoerings- en productietekeningen. Uit-voeringstekeningen zijn vaak door de architect gemaakte tekeningen en staten. Hierin zijn bepaalde facetten van het ontwerp zodanig uit-

gewerkt dat zij voldoende duidelijk inzicht in de beoogde uitvoering van het ontwerp bieden.Productietekeningen zijn door de aannemer of door een derde gemaakte tekeningen en staten. Zij worden gebruikt bij de fabricage of productie van onderdelen van het werk of bij de vervaardi-ging van tijdelijke constructies of hulpconstruc-ties.

Van origine maakt de architect de uitvoerings-tekeningen en controleert de aannemer of de werktekeningen consistent, uitvoerbaar en con-form het bestek zijn. Tegenwoordig worden de werktekeningen steeds meer gemaakt door de aannemer. De aannemer heeft vaak een boek met standaarddetailtekeningen, details waarvan hij kan garanderen dat deze kwalitatief goed zijn. De architect bewaakt dan de architectonische kwaliteiten.

Input en output in realisatiefaseResumerend bestaat de voornaamste input voor deze fase enerzijds uit het bestek en bestektekeningen en anderzijds uit bedrijfs-informatie van aannemer en zijn onderaan-nemers en toeleveranciers over de beschikbare productiemiddelen. De output bestaat uit een uitvoeringsmethodiek vastgelegd in een werkbegroting en planningen. Karakteristieke werkzaamheden in deze fase zijn onder meer:

• werkbegroting;

• uitvoeringsplanning;

• logistieke proces;

• inrichtingsplan van het bouwterrein;

• inkopen materialen en contracteren onder-aannemers, leveringsschema;

• materieelplan;

• personeelsplan;

• tekeningenplanning;

• werkregeling;

• uitvoerings- en productietekeningen;

• V&G-plan ’Uitvoering‘.

Het type beslissingen, dat in deze fase wordt genomen, richt zich met name op het bepalen van de uitvoeringsmethodiek en bijbehorende productiemiddelen. Hulpmiddelen die ter beschikking staan tijdens de voorbereidings-fase zijn een tekentafel en planbord. Maar

06950408_hfdst03.indd 73 16-11-2005 15:37:39

Page 84: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

74

meer eigentijds zijn computerprogramma’s voor het maken van een werkbegrotingen, planningen en werkregelingen, maar ook CAD-systemen, zodat tekeningen grafisch kunnen worden uitgewisseld.

3.5.2 UitvoeringAls alle voorbereidingen in de vorige fase zijn getroffen wordt het terrein eerst bouwrijp gemaakt. Het bouwrijp maken van een terrein heeft als doel het in zodanige staat te brengen dat er op kan worden gebouwd. Hiertoe moeten diverse werkzaamheden worden verricht, afhan-kelijk van de ligging en de toestand van het te bebouwen terrein.

Voor het personeel moeten tijdelijke verblijven worden ingericht, zoals was- en kleedlokalen, toiletten, kantine- of schaftruimten en kan-toorruimte voor directie en uitvoerder. Voorts moeten er loodsen worden opgezet voor het opbergen van materialen die tegen weersinvloe-den, diefstal of beschadiging moeten worden beschermd.

Daarna kan worden begonnen met het grond-werk. Na het uitzetten van de bouwput wordt begonnen met het uitgraven van het te bebou-wen gedeelte. De ‘eerste paal’ kan worden gesla-gen. Dit is een traditioneel moment in de bouw, waarbij de opdrachtgever symbolisch de eerste paal slaat of de eerste steen legt. Dit symboliseert de start van de bouw, feestelijk gevierd met een drankje en hapje in de keet voor opdrachtgever, toekomstige bewoners, bouwvakkers, buurtbe-woners en andere de genodigden, figuur 3.22.

Daarna kan echt worden begonnen met de fundering. Wordt op staal gefundeerd (op vaste grondslag), dan worden de funderingsmuren opgetrokken. Is er sprake van een paalfundering, dan wordt aan de hand van een palenplan, de juiste plaats van elke te heien paal op het terrein aangeven. Vervolgens wordt vaak de begane-grondvloer gestort of gelegd, de draagconstruc-tie opgetrokken, de vaste scheidingswanden neergezet, de gevelconstructie gemaakt en de dakconstructie aangebracht. Daarmee is het hoogste punt bereikt en is het tijd voor het ‘pan-

nenbier’. Deze traditie leeft voort, ook al zijn de dakpannen vaak niet het hoogste punt of ligt er zelf geen enkele pan op het gebouw. Op vele plaatsen krijgen de bouwvakker ook nog de zo-genaamde kapfooi. Een foto van de ruwbouwfase is opgenomen in figuur 3.23.

Figuur 3.23 Ruwbouwfase

Figuur 3.22 Slaan van de eerste paal

06950408_hfdst03.indd 74 16-11-2005 15:37:40

Page 85: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 75

De ruwbouwfase is nu af. De afbouwfase kan beginnen. Het gebouw wordt wind- en water-dicht gemaakt en bouwkundig ingedeeld. De kli-maat- en transportinstallaties (liften en dergelijke) worden gemonteerd. De kabels voor elektra en de communicatie-installaties worden getrokken. Ten slotte worden wanden en vloeren afgewerkt.

Om de bouwtijd zo kort mogelijk te houden en een gunstig werkklimaat te creëren (geen tocht en koude), wordt de afbouwfase van met name de omhulling zo snel mogelijk ingezet en dit overlapt meestal de ruwbouwfase. In de inrich-tingsfase worden onder andere de losse inrich-tingselementen, meubilair en stoffering geplaatst en wordt de apparatuur ingeregeld. Het gebouw is gereed en kan in gebruik worden genomen, figuur 3.24.

Figuur 3.24 Gereed voor ingebruikname

3.5.2.a Directievoering en bouwvergaderingenDe opdrachtgever is gerechtigd een of meer personen aan te wijzen om als directie op te tre-den of de directie bij te staan. Voor het dagelijks toezicht stelt deze vaak een opzichter aan (niet te verwarren met de uitvoerder die de dagelijkse leiding op het bouwwerk heeft namens de aan-nemer). De directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op naleving van de overeenkomst. De directie zorgt ervoor dat de aannemer tijdig kan beschikken over:

• vergunningen, ontheffingen of dergelijke

beschikkingen die voor de opzet van het werk volgens het bestek vereist zijn;

• het terrein (of het water) waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;

• de benodigde tekeningen en andere gege-vens.

De opdrachtgever draagt de verantwoordelijk-heid voor de door of namens hem voorge-schreven constructies en werkwijzen, daarbij inbegrepen de invloed die daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, evenals voor de door of namens hem gegeven orders en aanwijzingen. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en goed te keuren tekeningen. Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te vol-gen, die aan hem door de directie worden gegeven. De directie stelt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opge-nomen betreffende:

• vordering van het werk;

• onwerkbare dagen en verleend uitstel van oplevering;

• aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstof-fen, materieel en hulpmiddelen;

• bestekwijziging, meer- en minderwerk, ver-werkte hoeveelheden en stelposten;

• opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;

• verstrekking van tekeningen.

Op een bouwvergadering is naast de directie-voerder minimaal ook aanwezig de uitvoerder, maar veelal ook een groot aantal adviseurs en onderaannemers. Bij een gemiddelde bouwver-gadering zitten circa tien tot vijftien personen rond de tafel. De informatievoorziening tijdens de bouwfase verloopt via de bouwvergadering. De notulen van de bouwvergaderingen worden, na eventuele correcties, door de betrokken par-tijen gefiatteerd en daarmee onderdeel van de overeenkomst.

3.5.2.b BetalingAls de aannemer volgens de aannemingsover-eenkomst recht heeft op betaling in termijnen, moet met het oog op het verschijnen van een betalingstermijn het opnemen van het uitge-voerde gedeelte van het werk plaatsvinden. Bij

06950408_hfdst03.indd 75 16-11-2005 15:37:41

Page 86: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

76

de opneming wordt rekening gehouden met de waarde van de goedgekeurde maar niet ver-werkte bouwstoffen, voor zover deze eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

Zo snel mogelijk na de oplevering van het werk, of − indien in het bestek een onderhoudster-mijn is voorgeschreven − zo snel mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt de eindafrekening opgesteld. Het bedrag dat tot dan toe is betaald wordt in mindering gebracht op de te betalen aanneemsom.

Naast het opnemen van de productiestand moet de uitvoerder ook regelmatig een opname doen van de gebruikte productiemiddelen:

• werkuren eigen personeel;

• verrichte werkzaamheden onderaannemers;

• gebruikte en geleverde materialen;

• gebruikte materieel.

Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de finan-ciële administratie van het aannemersbedrijf.

3.5.2.c Meer- en minderwerkMeer- en minderwerk is het meest beladen begrip tijdens de bouw. Als meer- en minder-werk ontstaat, vindt er verrekening plaats in geval van:

• bestekwijzigingen;

• afwijkingen van de bedragen van de stelpos-ten;

• afwijkingen van geschatte hoeveelheden;

• afwijking van verrekenbare hoeveelheden.

Onder bestekwijzigingen worden verstaan wijzi-gingen in het bestek, het werk of de voorwaar-den van uitvoering van het werk. De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekwijzigingen aan te brengen. De aan-nemer moet de opdrachten tot bestekwijzigin-gen uitvoeren, zelfs als daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd. Als voorwaarde is gesteld dat hierdoor de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer mogen bedragen dan 15% van de aan-nemingssom, dan wel het saldo van de bijbeta-lingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% (UAV paragraaf 36).

Bestekwijzigingen worden verrekend tegen be-dragen of prijzen die vóór de uitvoering van de wijzigingen waren overeengekomen of, indien hun aard dit belet, zo snel mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeen-gekomen.

Als de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die op de tekeningen, dan is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijkingen te melden aan de directie. Deze kan dan besluiten om toch de tekeningen en niet de beschrijving bepalend te laten zijn. Een zodanig besluit wordt als een bestekwijziging beschouwd.

Als in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende met de werkelijkheid, is de aannemer ook verplicht dit te melden. De gebleken afwijking geeft, afgezien van het verrekenen van meer- en minderwerk de aannemer aanspraak op bijbetaling.

Onder stelposten worden verstaan in het bestek als zodanig aangeduide geldbedragen die in de aannemingssom zijn inbegrepen en ten laste waarvan nader in het bestek beschreven uitga-ven worden gebracht. Indien de som van de uitgaven, die ten laste van een stelpost worden gedaan, hoger of lager blijkt te zijn dan het be-drag van die stelpost, zal de afwijking worden verrekend. Voorbeelden van stelposten zijn onder andere bedragen ten behoeve van de aankoop van tegelwerk, sanitair en hang- en sluitwerk.

Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’, ‘onge-veer’ of dergelijke aanduiding in het bestek ge-noemde hoeveelheden. Onder verrekenbare hoe-veelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden. Vooral in de renovatie wordt veel gewerkt met verrekenbare hoeveelheden. Bijvoorbeeld het aantal vierkante meters te repareren voegwerk. Na gereedkomen worden de werkelijk uitgevoerde vierkante meters opgemeten en met de in het bestek opgenomen hoeveelheden verrekend.

06950408_hfdst03.indd 76 16-11-2005 15:37:41

Page 87: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 77

3.5.2.d KostenbewakingWerkbegroting en tijdschema zijn de organisato-rische hulpmiddelen bij uitstek om de uitvoering voor te bereiden, maar zij hebben nog een ver-strekkende functie. Het behoort tot de taak van de bedrijfsleiding een voortgangscontrole uit te oefenen. Dat wil zeggen: geregeld na te gaan of de werkelijk gemaakte kosten en uren nagenoeg kloppen met de werkbegroting en de planning. Als er ernstige afwijkingen zijn, zal de oorzaak moeten worden opgespoord en mogelijk wor-den weggenomen. Zo’n controle moet met regelmatige tussenpozen, bij voorkeur eens per week, worden uitgevoerd. Dat kan alleen doel-treffend zijn als het gebeurt aan de hand van de werkbegroting en de planning. Dat zijn immers de documenten waarmee de werkelijkheid ver-geleken moet worden. Die voortdurende verge-lijking is de waarborg tegen verrassingen. Als bij de voortgangscontrole geen grove afwijkingen worden geconstateerd en als de tijdig ontdekte geringe afwijkingen goed en snel gecorrigeerd kunnen worden, dan verloopt de uitvoering in bedrijfseconomische zin doelmatig. Men kan er dan van uitgaan dat het gecalculeerde bedrijfs-resultaat wordt gehaald.

Input en output uitvoeringsfaseDe voornaamste input voor de uitvoeringsfase bestaat uit de stukken van de werkvoorberei-ding, zoals werkbegroting en planning en de stukken van de opdrachtgever; bestek, con-tractstukken en aanwijzingen van hem tijdens de bouw. De output bestaat uit het bouw-werk. Karakteristieke werkzaamheden in deze fase zijn onder meer:

• organisatie en bewaking bouwactiviteiten;

• bouwrijp maken, grondwerk, ruwbouw en afbouw;

• mondeling en schriftelijk geven van aanwij-zingen en controle van de werkzaamheden.

Het type beslissingen dat in deze fase wordt genomen, richt zich vooral op de voortgang van de bouw en de wijze van uitvoering. De hulpmiddelen die ter beschikking staan in de fase, zijn grotendeels gelijk aan die van de bouwvoorbereidingsfase. Veel aannemers maken tijdens deze fase gebruik van een geautomatiseerde werkenadministratie.

3.5.3 OpleveringDe oplevering is het derde en laatste feestelijk moment na het slaan van de eerste paal en het pannenbier. De officiële opening vindt vaak later plaats, na de inrichting en als de verhuizing van de gebruiker achter de rug is. Veel opleveringen vinden plaats onder tijdsdruk en daarmee onder ongunstige omstandigheden. Opleveren bete-kent accepteren van het gebouw en installaties zonder gebreken, schoon en goed bereikbaar. De enige acceptabele uitzonderingen zijn beschadigingen die als gevolg van levertijden niet meer tijdig kunnen worden hersteld. Samen met de opdrachtgever en vaak opzichter van de architect loopt de uitvoerder door en rond het gebouw.

De oplevering geschiedt door middel van een proces-verbaal van oplevering. In dit proces-ver-baal zijn het referentiekader (contracten, bijla-gen, notulen en meer- en minderwerk-opdrach-ten) en de voorwaarden waaronder een en ander wordt geaccepteerd, vermeld. Normaal vindt acceptatie plaats onder voorwaarde dat in de opnamelijst, (gebrekenoverzicht) een acceptabele hoeveelheid gebreken is vermeld en dat deze gebreken binnen een gestelde termijn verholpen kunnen worden.

Vooroplevering en tweede oplevering zijn juridisch gezien geen rechtsgeldige transacties. Voorop-levering is bij acceptatie een oplevering waarbij een opdrachtgever eventuele rechten verliest. De tweede oplevering is een actie waarbij de opdrachtgever niet kan terugkomen op over het hoofd geziene feiten, die geconstateerd worden bij oplevering. De opdrachtgever krijgt geen tweede kans.Opleveringsdocumenten zijn:

• bouw- en revisiedocumenten;

• garantieverklaringen;

• onderhoudcontracten;

• V&G-dossier.

3.6 Gebruiks- en sloopfase

De klus is geklaard. De aannemer heeft het gebouw opgeleverd en de gebruiker heeft het in gebruik genomen. Deze fase wordt dan ook

06950408_hfdst03.indd 77 16-11-2005 15:37:41

Page 88: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

78

aangeduid als de gebruiksfase. In deze fase krijgt de gebruiker te maken met het beheer van zijn gebouw of woning. Het gebouw zal moeten worden schoongemaakt, de installaties moeten worden onderhouden, de gevel moet regelmatig worden gereinigd, het houtwerk geschilderd, binnenwanden verplaatst, interne verhuizingen vinden plaats, enzovoort. Kortom de beheerder van een gebouw, ook van een nieuw gebouw, krijgt veel taken op zijn bordje. Over dit vakge-bied wordt gelukkig meer en meer gepubliceerd, zodat het naast het ontwerpen en bouwen ook daadwerkelijk als een vakgebied wordt be-schouwd: beheer en onderhoud van onroerende zaken.

Vanuit het gebruik van de onroerende zaak wordt vanzelf een punt bereikt waarop afwegin-gen moeten worden gemaakt ten aanzien van de bestemming van onroerende zaken. Is een kantoorgebouw niet meer geschikt als kantoor-gebouw, zelfs niet na een ingrijpende renovatie, dan kan bijvoorbeeld onderzocht worden in hoeverre het toekennen van een andere bestem-ming (bijvoorbeeld woningen) wellicht een optie is. Mocht dit ook niet haalbaar zijn, dan zal het gebouw of de woning uiteindelijk gesloopt worden.Op de locatie kan na de sloopwerkzaam-heden natuurlijk weer nieuwbouw plaatsvinden.

3.7 Kanttekeningen bij het bouwproces

In de voorgaande paragrafen hebben wij kunnen lezen hoe het huidige bouwproces qua fasering in elkaar steekt. Zo op het eerste gezicht lijkt het een logische en professionele fasering, waarmee een project goed beheersbaar kan worden gere-aliseerd. De factor tijd wordt bewaakt, de kosten en kwaliteit worden bewaakt en het proces gaat van grof naar fijn. Toch kampt de bouwnijver-heid met problemen. De productiviteit per werknemer in de bouw staat op een laag niveau. Innovatie in de bouw loopt ver achter bij die in andere industrietakken en de bouwbranche is een zeer versnipperde industrie. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te voeren en het is dan ook niet verwonderlijk dat er in de afgelo-pen jaren veel studies verricht zijn naar het wel

en wee in de bouw. In deze paragraaf worden de belangrijkste knelpunten in het bouwproces nader besproken.

3.7.1 KnelpuntenHet bouwproces wordt momenteel gekenmerkt door een significante hoeveelheid verspilling, waardeverlies en activiteiten die geen toege-voegde waarde hebben. Voor zover bekend is er nooit een systematische poging geweest om alle verspillingen in het bouwproces op te sporen. Echter, verschillende studies uit verscheidene landen, samengevat in het onderzoek Application of the new production philosophy to construction (Lauri Koskela van de Stanford University, sep-tember 1992), geven een goede indicatie van de orde van grootte op deelfacetten. Natuurlijk moet bij het bestuderen van deze onderzoeks-resultaten in het achterhoofd worden gehouden:

• variatie in lokale omstandigheden;

• verscheidenheid in projecttypen;

• verschillende constructiemethoden;

• veelheid aan organisatievormen.

Opgemerkt moet worden dat de, door de Stan-ford University onderzochte organisatievormen veelal conservatief waren.

KwaliteitsverliesUit verschillende studies uit verscheidene lan-den blijkt dat de kosten van het verhelpen van slechte kwaliteit, gemeten op de bouwplaats, 10-20% zijn van de totale projectkosten. De oor-zaken van de kwaliteitsproblemen lagen volgens de onderzoeken tussen de 46 en 78% bij het ontwerp, tussen de 17 en 55% bij de uitvoering tussen de 15 en 20% bij de materiaalaanvoer.

Waardeverlies door buitensporig onderhoudHet waardeverlies ten gevolge van extra onder-houd van het gebouw tijdens het gebruik, is ook in verscheidene landen bestudeerd. In zowel Zweden als Duitsland worden de kosten geschat op 3% van de waarde van de jaarlijkse bouwpro-ductie. Als de gemiddelde kosten van buitenspo-rig onderhoud worden herleid naar het tijdstip van de eigenlijke bouw, is het waardeverlies 4% van de productie. Deze cijfers zijn gebaseerd op het Zweedse onderzoek. 51% van deze kosten

06950408_hfdst03.indd 78 16-11-2005 15:37:41

Page 89: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 79

werden geassocieerd met ontwerpproblemen, 36% met uitvoeringsproblemen en 9% met gebruiksproblemen. Kwaliteitsproblemen wor-den dus veroorzaakt in alle fasen van het bouw-proces, maar beslissingen in het ontwerpproces leveren de grootste kwaliteitsproblemen op. Soms lijkt het of het waardeverlies groter is dan de kosten van het maken van het ontwerp.

Verspilling tijdens het ontwerpprocesOver de verspilling tijdens het ontwerpproces zelf is weinig informatie bekend. Verondersteld wordt dat een groot deel van de noodzakelijke tijd voor een ontwerp, wordt gebruikt voor het overdoen van het ontwerp of het wachten op informatie en instructies. Uitvoerbaarheid van een ontwerp hangt sterk af van de vraag in hoeverre tijdens het ontwerpproces rekening is gehouden met uitvoeringsprincipes en -moge-lijkheden. Projecten waarbij speciaal rekening is gehouden met de uitvoerbaarheid van het ont-werp, blijken een besparing op te leveren van 6 à 10% van de uitvoeringskosten.

MateriaalverspillingTussen de 10 en 12% van de arbeidskosten kan worden bespaard door het toepassen van ‘mate-riaalmanagementsystemen’. Dit zou een reductie van bulkmateriaalsurplus van 5 tot 10% naar 1 tot 3% opleveren.

Besparingen van 10% in de materiaalkosten worden genoemd wanneer de materialenstroom wordt gestroomlijnd. Volgens een Zweedse studie is onnodig gebruik van materiaal op de bouwplaats (afval, verspilling en overschot) gemiddeld 10%, maar dit kan variëren tussen 5% en 30%, afhankelijk van het soort materiaal.

Verspilling door gebrekkig managementHet gemiddelde deel van productietijd dat wordt besteed aan activiteiten die een toegevoegde waarde hebben, wordt in de Verenigde Staten geschat tussen de 32 en 36%. Er zijn vergelijk-bare resultaten gevonden in verschillende lan-den.

Volgens VGBouw (Inleiding tot het model kwali-teitssysteem bouw, versie 1.0) zijn fouten, tekortkomingen, strubbelingen, miscommunica-

tie en het langs elkaar heen werken voor meer dan 80% terug te voeren op fouten, waarvoor het management uiteindelijk verantwoordelijk is. Meer aandacht voor de bedrijfsorganisatie en processen daarbinnen is dus een eerste vereiste, volgens VGBouw.

Verspilling aan menselijke arbeidEen van de productiefactoren waarmee een bouwwerk wordt gerealiseerd is de menselijk arbeid. Het effectief aanwenden van die arbeid is mede bepalend voor het realiseren van het gewenste resultaat. Een van de maatstaven, die bepalend is of de arbeid effectief wordt aange-wend, is het vaststellen van de verhouding van het productieve en niet productieve deel van de aangewende arbeid. Uit diverse productiviteits-onderzoeken, verricht door de Nederlandse organisatie Samenwerkende Adviseurs en On-derzoekers voor de Bouw, SAOB, blijkt dat een haalbare productiviteit bestaat uit 57% direct productieve uren, 18% indirect productieve uren, 11% rusturen en 14% onproductieve uren. Echter in de praktijk blijkt dat deze percentages vaak niet gehaald worden. De improductieve uren blijken in de meeste gevallen veroorzaakt te worden door de volgende factoren: organisatie van het bouwwerk, onbekendheid met de toege-paste productiefactoren en motivatie, interesse en kwaliteit van het personeel.

Verspilling door onveiligheidEen andere verspillingsfactor is onveiligheid. In de Verenigde Staten worden de kosten veroor-zaakt door een gebrek aan veiligheid geschat op 6% van de totale projectkosten. In 1987 verloren in de EG meer dan 1400 mensen het leven in de bouw. Van alle fatale ongelukken in de industrie vindt 30% plaats in de bouw. Slechts eenderde van de ongevallen in de bouw kan worden toe-geschreven aan de omstandigheden waarin het werk wordt uitgevoerd.De rest is het gevolg van wat voorafgaat aan de eigenlijke uitvoering: het ontwerp, de keuze van de materialen en de organisatie van de bouw-plaats.

FaalkostenEen recente studie naar faalkosten bij bouw-bedrijven laat ziet dat gemiddeld 7,2% (tussen

06950408_hfdst03.indd 79 16-11-2005 15:37:42

Page 90: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

80

6,4 en 8,0%) van de bouwkosten bestaat uit faal-kosten. In figuur 3.25 is dit weergegeven, aange-vuld met een uitsplitsing van die faalkosten.

3.7.2 BesparingenNaast studies naar knelpunten zijn er gelukkig ook verschillende studies naar besparingsmoge-lijkheden geweest.

3.7.2.a Besparing door kortere bouwtijdDe tijdgebonden kosten in een gemiddeld bouw-project bedragen 15% van de totale primaire bouwkosten (Fockema Andrea van Twijnstra Gudde). De bouwkosten bestaan uit de aanleg-kosten van de bouwkundige en de installatietech-nische werken. De tijdgebonden kosten bestaan voornamelijk uit de rentekosten en de tijdgebon-den kosten van de aannemer. Verkorting van de doorlooptijd van het project heeft een kwantifi-ceerbare reductie van de kosten tot gevolg. Het

percentage aan tijdgebonden kosten neemt af als de tijdgebonden kosten worden afgezet tegen de stichtingskosten. Het percentage is dan 10%.

3.7.2.b Besparing door automatiseringZonder direct ultramoderne automatisering te hoeven aanschaffen is het vaak mogelijk door middel van kleine aanpassingen de huidige auto-matisering te verbeteren. Onderzoek van het ministerie van VROM naar de kosten en baten van automatisering in de woningbouw laat zien dat toepassing van normale automatisering al leidt tot een aanzienlijke besparing (baten-kos-ten) van 2,3% op de bouwkosten.

Recente ontwikkelingen richten zich op de integratie van de diverse informatiesystemen in de bouw. Dezelfde studie van VROM geeft hiervoor aan dat een additionele besparing van 3,5% op de bouwkosten haalbaar is.

tijdverlies, wachten0,38%

slechte informatie0,21%

materiaal0,37%

Faalkosten 7,2%Omzet 92,8%

diversen0,49%

inkoop0,82%

herhaling werkzaamheden/wijzigingen

0,76%

opdracht(gever)0,22%

procesorganisatie0,46%

materieel0,35%

cultuur0,71%

uitvoering2,23%

Figuur 3.25 Faalkosten bij bouwbedrijven

Aanpassentekeningen

Tekenen

Normaleautomatisering

Integraleautomatisering

Bestek maken

Calculeren

Inkopen

Plannen

Uitvoerder

Toezicht houden

Arb

eids

tijd

in %

0

10

20

30

40

50

1

16

2

2725

45

26

45

0

15

3

28

0

15

0

10

Figuur 3.26 Besparingen normale en integrale automatisering

06950408_hfdst03.indd 80 16-11-2005 15:37:43

Page 91: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

3 BOUWPROCES 81

In de studie van VROM is ook gekeken naar de invloed van automatisering op een groot aan-tal functies in de bouw. Een deel daarvan staat weergegeven in figuur 3.26.

3.7.3 ProcesintegratieVeel van de in de vorige subparagraaf genoemde verspillingen ontstaan door de sterke scheiding van ontwerp en uitvoering. Door deze scheiding wordt tijdens de ontwerpfase geen rekening gehouden met de uitvoerbaarheid en de uitein-delijke productiemiddelen. Hierdoor vindt ach-teraf geen evaluatie van het ontwerp op de uit-voerbaarheid plaats, zodat deze kennis dan ook niet gebruikt kan worden bij nieuwe projecten. In het verleden zijn er diverse pogingen geweest om deze scheiding te verzachten, bijvoorbeeld door middel van bouwteams. Bouwteams bleven echter gelegenheidsteams van apart gecontrac-teerd partijen met tegenstrijdige belangen.

Beter is het te komen tot een hechte en con-stante samenwerking tussen de disciplines in de vorm van strategische netwerken van bedrijven of door integratie hiervan binnen een onderne-ming. Voordeel hiervan is dat de huidige sterke segmentatie van het proces kan worden door-broken en veranderd in een geheel van efficiënt en effectief op elkaar afgestemde activiteiten, alle gericht op het realiseren van het gebouw. Daarnaast kunnen in plaats van ad hoc afspra-ken meer structurele afspraken worden gemaakt over werkwijzen, methodieken en systemen. Bovendien ontstaat zo de mogelijkheid zaken te evalueren en te leren van eerder opgedane erva-ringen.

Verder moet er worden gestreefd naar een werk-wijze waarin ook de opdrachtgever tijdens de ontwerpfase een duidelijk beeld wordt geschetst van wat hij kan krijgen en wat hij uiteindelijk krijgt. Procesverstoringen ten gevolge van veran-derende wensen en eisen, kunnen worden terug-gebracht tot enkel de veranderingen die voortko-men uit een eventuele gewijzigde situatie van de opdrachtgever (bijvoorbeeld een opdrachtgever die gezien de tendensen in de afzetmarkt zijn productie moet aanpassen). Deze aanpak van procesintegratie heeft de volgende effecten:

• afspraken hoeven niet steeds weer opnieuw per project gemaakt te worden. Dit betekent een effectiviteitsverhoging voor alle betrokken. Met andere woorden: een kortere doorlooptijd, goedkoper, hogere kwaliteit, vermindering van de uren besteed aan het herstellen van fouten en minder materiaalverliezen;

• minder wrijving, minder doublures, geen mis-communicatie, geen afstemmings- en transactie-verliezen (contractvorming, bezuinigingsronden) doordat niet met apart gecontracteerde partijen wordt gewerkt. Dit scheelt aanzienlijk in tijd die betrokken partijen in het project moeten steken;

• veel uitzoekwerk kan vooraf en voor meer pro-jecten geschieden;

• omdat in een vroeg stadium bekend is welke productiemiddelen en methoden er zijn kan hierop zo veel mogelijk tijdens de ontwerpfase geanticipeerd worden. Dit bevordert de uitvoer-baarheid van het ontwerp en vermindert de bouwvoorbereidingstijd. Het is ook in het belang van de architect dat een ontwerp qua logistiek en bouwtechniek zo optimaal mogelijk kan wor-den uitgevoerd. Dit leidt namelijk tot een hogere kwaliteit voor een lager budget;

• door voortdurende evaluatie van projecten (onderdelen) kan kennis en ervaring worden opgebouwd, gerealiseerde ontwerpoplossingen kunnen worden geëvalueerd en in eventueel aangepaste vorm weer bij een volgend project worden gebruikt (kennisopbouw). Fouten wor-den daardoor niet steeds opnieuw gemaakt en het wiel hoeft niet steeds weer opnieuw uitge-vonden te worden. Dit verhoogt continu de kwa-liteit en de uitvoerbaarheid en verkort verder de bouwvoorbereidingstijd;

• betere uitwisseling van informatie wordt mogelijk. Hierdoor ontstaan geen doublures in de informatieproductie, geen vertraging en ‘mismatching’. Ook kunnen afwijkingen sneller gesignaleerd worden waardoor het proces niet alleen bewaakt maar ook kan worden gestuurd;

• projectonafhankelijke samenwerking kan lei-den tot een meer projectonafhankelijke produc-tie. Dat betekent grotere hoeveelheden, lagere prijzen en de productontwikkeling wordt renda-bel. Ook wordt evaluatie van de componenten mogelijk, waardoor de kwaliteit van deze com-ponenten gaandeweg toeneemt;

06950408_hfdst03.indd 81 16-11-2005 15:37:43

Page 92: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

82

• door vooraf de opdrachtgever een duidelijk beeld van het gebouw te geven, ontstaan ook minder procesverstoringen.

SamenvattingDe duidelijke traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering werkt uiteraard door in de fasering van de bouwprocessen. Uit de knelpunten en mogelijkheid tot besparingen hebben we duidelijk kunnen zien dat het op een andere wijze met elkaar samenwerken en informatie-uitwisselen leidt tot een efficiënt en goedkoper proces.

06950408_hfdst03.indd 82 16-11-2005 15:37:43

Page 93: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4De opdrachtgevende bouwir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

De opdrachtgevende bouw neemt het initiatief en is daarmee de

motor voor de Nederlandse bouwnijverheid. Er zijn verschillende soor-

ten opdrachtgevers, die verschillende doelen nastreven ten aanzien

van het bouwproces en het uiteindelijke gebouw. De belegger wil

rendement op de investering, de projectontwikkelaar winst voor het

gelopen risico, de eigenaar een betaalbaar, functioneel en comfortabel

gebouw en de beheerder een gebouw met lage exploitatielasten.

Over alle opdrachtgevers heen is er wel een duidelijke verandering

waar te nemen; de opdrachtgever wil een andere plaats innemen in

het bouwproces. Hij wil één totaalaanbieding, één verantwoordelijke

voor het totale proces. Dit betekent dat een integrale benadering

van het bouwproces noodzakelijk wordt. En dit vergt weer een verre-

gaande samenwerking tussen alle partijen.

06950408_hfdst04.indd 83 16-11-2005 15:39:41

Page 94: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

84

Inleiding

Enkele tientallen jaren geleden was de bouw-markt in overheersende zin een aanbiedersmarkt. In de jaren vijftig was er sprake van wederop-bouw van de Nederlandse onroerende zaken en moest er in korte tijd voldaan worden aan de grote vraag naar met name woningen en publieke gebouwen. De economische bloei in de jaren zeventig veroorzaakte grote vraag naar nieuwe bedrijfsruimte. Ook hier was sprake van een capaciteitstekort. Het aanvullen daarvan was het belangrijkste uitgangspunt en niet de wijze waarop het tot stand zou komen.

In de afgelopen decennia is de bouwmarkt steeds meer gaan verschuiven in de richting van een vragersmarkt. Dit geldt voor bijna alle sectoren in de bouw. De wooneisen werden steeds hoger en individueler, bedrijven wensten een kantoor- of fabrieksgebouw niet alleen om er mensen en productieprocessen in onder te brengen, maar ook als ondersteuning van het imago van het bedrijf. Gesteld kan worden dat de markt, naast het zo goedkoop en zo snel mogelijk kunnen beschikken over de gewenste huisvesting, steeds meer de nadruk gaat leggen op de kwaliteit van het geleverde in relatie tot de prijs en de levertijd. Voor de opdrachtnemende bouw betekent bovenstaande dat zij zich steeds meer moet verdiepen in ‘de klant’ ofwel de opdrachtgever.

Daarnaast is de opdrachtgever gedwongen aandacht te schenken aan de omstandigheden waaronder gebouwd zal gaan worden. Sinds de invoering van het Bouwprocesbesluit Arbowet behoort dit tot het aandachtsgebied van de opdrachtgevende bouw.

Het bouwproces kennen wij nu als een totaal van aan elkaar geschakelde fasen. Ieder bouwproces start met een initiatief. Er is één partij die op-dracht geeft tot de start van het proces: de opdrachtgever. De opdrachtgevers samen wor-den gezien als de opdrachtgevende bouw.

In dit hoofdstuk worden de verschillende opdrachtgevende partijen behandeld aan de hand van de indeling die Stichting Bouwresearch

hanteert. Allereerst wordt deze indeling toege-licht, waarna de verschillende opdrachtgevers worden besproken. Daarna wordt ingegaan op de kwalitatieve vraag naar woningen en kanto-ren. Ten slotte wordt aan de hand van een aantal onderzoeken ingegaan op de toekomstige veran-deringen in de bouwmarkt.

4.1 Opdrachtgevers

Zonder opdrachtgevers is er geen bouwnijver-heid. Het nemen van initiatief, het beschikbaar stellen van grond, het verkrijgen van de finan-ciering, het opdrachtgeven voor het ontwerp en de uitvoering zijn typisch taken van de opdrachtgevende bouw. De opdrachtgever heeft dus belangen bij het bouwproces. Maar als we praten over de opdrachtgevers, welke typen van opdrachtgever zijn dan te onderscheiden? Voor-dat dieper wordt ingegaan op de verschillende opdrachtgevers bespreken we eerst de belangen en de typologie van de opdrachtgevers.

4.1.1 BelangenBij het tot stand komen van een bouwwerk speelt meer mee dan het directe belang van de opdrachtgever. De Stichting Bouwresearch (SBR) onderscheidt:

• algemeen belang, zoals een cultureel verant-woorde ontwikkeling van de gebouwde omge-ving, beperking van ongewenste milieu-effecten;

• belang van de opdrachtgever, zoals een goed rendement op het bouwproject;

• belang van de afnemer, zoals de functiona-liteit van het gebouw als bedrijfsmiddel en de emotionele waarde ervan voor werknemers en bezoekers;

• belang van de individuele gebruiker of bewoner, zoals een goede vormgeving van de werkplek en een gezond binnenmilieu.

Natuurlijk speelt ook de opdrachtnemende bouw een belangrijke rol, namelijk het belang dat architecten, bouwers, enzovoort hebben bij het bouwproces. Daarom moet het belang van de opdrachtnemende bouw worden toegevoegd aan de vier type belangen die SBR onderscheidt.

06950408_hfdst04.indd 84 16-11-2005 15:39:41

Page 95: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4 DE OPDRACHTGEVENDE BOUW 85

Wanneer is iemand nu eigenlijk een opdracht-gever? Een uitvoerend bouwbedrijf kan optreden als aannemer, maar ook als projectontwikkelaar. In dit geval is hij dus de opdrachtgever van zichzelf. Wanneer is iemand nu opdrachtgever, gebruiker, eigenaar, beheerder of projectontwik-kelaar? Het NNI hanteert de volgende definities:

• opdrachtgever: participant die op basis van contracten een bouwwerk laat ontwerpen en/of uitvoeren onder zijn verantwoordelijkheid;

• gebruiker: participant die de functies van een bouwwerk benut;

• eigenaar: participant op wiens naam de koop-overeenkomst, koopakte en/of eigendomsbewijs van een bouwwerk staat;

• beheerder: participant aan wie door de eige-naar van een bouwwerk juridische, administra-tieve en onderhoudsactiviteiten zijn gedelegeerd;

• projectontwikkelaar: participant die op eigen initiatief dan wel in opdracht een bouwplan maakt of laat maken en al dan niet dat plan laat realiseren en het voltooide bouwwerk beheert of verkoopt.

De rolverdeling lijkt aan de hand van deze defini-ties duidelijk. Echter in het bouwproces vervullen participanten vaak ook andere rollen. Bijvoor-beeld een garagehouder die een nieuwe garage wil laten bouwen is volgens de definitie van het NNI opdrachtgever, maar ook eigenaar, gebrui-ker en beheerder.De opdrachtgever is de partij die de eindver-antwoordelijkheid heeft: hij neemt het initiatief, bepaalt de vorm van het bouwproces, de bouw-organisatievorm en niet te vergeten: hij betaalt. Door de huidige structuur van de bouwnijver-heid moet een opdrachtgever in de bouwnijver-heid er primair voor zorgen dat de vijf ‘functies’ die nodig zijn om een bouwwerk te realiseren (initiatief, grond, geld, ontwerp en uitvoering) bij elkaar worden gebracht, figuur 4.1. De opdrachtgever moet kiezen met welke disciplines hij in zee wil gaan, tal van beslissingen nemen over kardinale investeringen en ook over (ogen-schijnlijke) details, zoals de keuze van de lift of het soort vloer. Ook zijn verantwoordelijkheden voor de naleving van de Arbowet moet hij in de ontwerpfase bewaken. De opdrachtgever moet de touwtjes in handen houden, daarom moet hij

zich terdege inleven in het totstandbrengen en instandhouden van zijn bouwproces.

De incidentele opdrachtgever staat meestal vreemd tegenover het hem onbekende bouw-proces. In tegenstelling tot een professionele opdrachtgever beschikt hij niet, over een appa-raat dat zijn denkbeelden overneemt en uitwerkt. Hij is aangewezen op de diensten en producten van de bedrijven in de bouw (architect, aan-nemer, enzovoort). De cultuur van deze bedrij-ven ofwel de cultuur van de totale bouwnijver-heid is geheel verschillend van de cultuur van de industrietakken waar hij gewend is om zijn andere bedrijfsmiddelen te kopen. Bij het kopen van bijvoorbeeld een transportmiddel hoeft hij zelf niet te zorgen voor ontwerp en productie. Hij koopt een kant-en-klare vrachtauto. In de bouw komt de opdrachtgever er niet zo gemak-kelijk van af.

Kortom: dit korte overzicht geeft aan dat de opdrachtgever veel belangen heeft bij het bouw-proces, maar daarnaast ook verschillende petten op kan hebben: opdrachtgever, gebruiker en beheerder tegelijkertijd. Het belangrijkste is dat de opdrachtgevende partij ervoor zorgdraagt dat aan de vijf elementaire functies wordt vol-daan. En daarmee is het grootste belang voor de bouwnijverheid aangegeven.

Ontwerp Uitvoering

Geld(financiering)

Grond(locatie)

Initiatief

Figuur 4.1 De vijf functies die nodig zijn om een bouwwerk

te realiseren

06950408_hfdst04.indd 85 16-11-2005 15:39:42

Page 96: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

86

Opdrachtgevende en opdrachtnemende bouwIn dit boek worden alle facetten van de bouwnijverheid toegelicht, dus ook alle bij de bouw betrokken partijen. Om deze partijen te beschrijven is gekozen voor een onder-verdeling naar de opdrachtgevende en de opdrachtnemende bouw. De opdracht-gevende bouw heeft betrekking op die par-tijen die het initiatief nemen, zoals de be-leggers, de woningbouwverenigingen, de overheid, de projectontwikkelaars en eigen huisvesters. De opdrachtnemende bouw heeft betrekking op die partijen die zorgdragen voor het ontwerp en de uitvoering, zoals de architecten, de constructeur, de technische adviseurs, de projectmanagementbureaus, de aannemers, de onderaannemers, de toeleve-ranciers, de installateurs en de fabrikanten. Allemaal partijen die in opdracht van de op-drachtgever de werkzaamheden verrichten. Deze duidelijke opzet is gehanteerd bij de uit-werking van de hoofdstukken 4 en 5.

4.1.2 Typen opdrachtgeversAfhankelijk van de hoeveelheid ervaring die een opdrachtgever heeft met het bouwproces kunnen we spreken van professionele en niet-professionele opdrachtgevers. We spreken van een professionele of regelmatige opdrachtgever wanneer hij meer dan één opdracht per twee jaar verstrekt. De professionele opdrachtgevers zorgen in de B&U-sector voor minimaal 36% van de omzet en in de GWW-sector is dat voor mini-maal 65%, figuur 4.2 en 4.3.

overheid 49%overige opdrachtgevers 8%

hoofdaannemers16%

particulieren4%

bedrijven 23%

Figuur 4.3 Omzet GWW-bedrijven naar type opdracht-

gever in 2000 Bron: EIB

De groep van professionele opdrachtgevers kan verder worden opgedeeld naar het belang dat de opdrachtgever heeft: huisvesten voor de eigen organisatie, belegging, sociale woning-bouw of projectontwikkeling. Deze indeling levert volgens Stichting Bouwresearch (SBR) een verzameling op van vijf soorten opdrachtgevers:

• beleggers;

• eigen huisvesters;

• projectontwikkelaars;

• sociale woningbouwers;

• incidentele opdrachtgevers.

Overheden (Rijk, provincies, gemeenten) vallen als regelmatige opdrachtgevers onder de catego-rie eigen huisvesters, behalve als er sprake is van een gemeentelijk woningbouwbedrijf. Deze val-len onder de sociale woningbouwers.

Aan de hand van de gemaakte indeling zullen in de volgende paragrafen de verschillende typen opdrachtgevers worden besproken.

4.2 Beleggers

De groep van beleggers bestaat uit particulieren, institutionele beleggers en andere professionele beleggers. Institutionele beleggers zijn pensioen-fondsen, (levens)verzekerings- en beleggings-maatschappijen.

Het doel van de beleggers is het op lange ter-mijn behalen van een zo goed mogelijk rende-ment. Met als uiteindelijk doel de toekomstige verplichtingen veilig te stellen, bijvoorbeeld het uitbetalen van de pensioenen. Voor een belegger is onroerende-zaakbeheer derhalve een afgeleide activiteit.

bedrijven 34%

overheid 9%

overigeprofessioneleopdrachtgevers11%

overigeopdrachtgevers11%

woningbouw-corporaties10%

hoofd-aannemers6%

particulieren19%

Figuur 4.2 Omzet B&U-bedrijven naar type opdrachtgever

in 2000 Bron: EIB

06950408_hfdst04.indd 86 16-11-2005 15:39:43

Page 97: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4 DE OPDRACHTGEVENDE BOUW 87

Naast het rendement op het geïnvesteerd ver-mogen is voor een belegger ook het gebruik (comfort en klimaat) door de individuele bewo-ner of gebruiker belangrijk, figuur 4.4. Immers een slecht verhuurbaar gebouw is een slechte belegging. Goede woon- of werkomstandig-heden krijgen bij projecten dan ook veel aan-dacht. Een belegger stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het gebouw en hij investeert veel in lage onderhouds- en energiekosten. Een tevre-den gebruiker is voor een belegger een maatstaf voor het succes van een project.

Ren

dem

ent

Geb

ruik

slas

ten

Fun

ctio

nalit

eit

Com

fort

en

klim

aat

Arc

hite

ctuu

r

Ste

denb

ouw

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

Figuur 4.4 Wat vinden beleggers belangrijk? Bron: SBR

De beleggerEen belegger tracht met het beheer van vast-goed zijn kas-inkomsten en de waardeontwik-keling van individuele projecten te optima-liseren. De belegger mijdt hierbij risico. Het bezit van vastgoed is voor de belegger een beleggingsinstrument dat concurreert met andere beleggings-mogelijkheden, zo-als vast rentende waarden en aandelen. De meeste beleggers kiezen voor een mix van beleg-gingsmogelijkheden; gemiddeld belegt een belegger 10 tot 15% van zijn vermogen in vastgoed. Ondanks het marktgerichte apparaat en enorme vermogen dat beleggers bezitten, zijn beleggers slechts goed voor zo’n 4% van het totale bouwvolume.

Beleggingsmaatschappijen nemen vaak ook zelf ontwikkelingstaken op zich, hoewel deze niet tot de kerntaken van de belegger behoren. Naast de winst levert het volgens de beleggers kennis op die voor de beleggingsfunctie zeer belangrijk is. Beleggingsmaatschappijen die ontwikkelen doen dit voor eigendom van de eigen maatschappij, maar ook voor de markt.

4.2.1 BeleggingsobjectenIn het algemeen wordt er belegd in kantoren, woningen en bedrijfsgebouwen. Beleggingen in kantoren zijn voor beleggers minder aantrekkelijk geworden, omdat deze erg afhankelijk zijn van de conjunctuur. Het risico van een aantal jaren leegstand, met als gevolg dat het beoogde ren-dement niet meer kan worden behaald, is daarbij te groot. Huurwoningen zijn interessant voor beleggers, omdat deze door de geringe onzekerheden een veilige belegging vormen. Echter door het wegvallen van subsidies en de stijgende grondprijzen op de VINEX-locaties leve-ren huurwoningen tegenwoordig minder rende-ment op. Beleggers zijn daarom terughoudend met (directe) investeringen in de (middeldure) huursector. In bedrijfsgebouwen hebben beleg-gers in het algemeen geen interesse, omdat deze specifiek voor een bedrijf worden gebouwd. Na het vertrek van het bedrijf is het pand meestal onverhuurbaar of onverkoopbaar.

Omdat huurwoningen en kantoren nog nauwe-lijks profijt vertonen en bedrijfsgebouwen voor beleggers niet interessant zijn, is de aandacht van veel beleggers verschoven naar grote win-kelstraten en grootschalige binnenstadsvernieu-wingen. Vooral de belegging in winkels en win-kelcentra heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen, mede omdat de vraag naar winkels groter is dan het aanbod. Daarnaast is de moder-nisering van winkelcentra belangrijk: het meren-deel van de beleggingen betreft nu te herontwik-kelen winkelcentra. Ook hier lijkt nu het eind van de groei in zicht te komen. In Nederland is nu circa 1 m

2 winkelruimte beschikbaar per inwoner

(dus circa 16 miljoen m2 winkelruimte). Dit is

meer dan in de ons omringende landen, zodat de conclusie kan worden getrokken, dat het maximum aardig is bereikt.

06950408_hfdst04.indd 87 16-11-2005 15:39:43

Page 98: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

88

Beleggers leggen bij eigen ontwikkeling een sterke nadruk op het ontwerptraject, omdat ze eerst een goede indruk willen krijgen wat er wordt gebouwd, voordat er wordt gekeken hoe er moet worden gebouwd (inschakeling uitvoerende partijen). Bij de uitvoering wordt veel met relaties gewerkt. Een eerste selectie van uitvoerende partijen vindt plaats op basis van verwachte kwaliteit; de uiteindelijke keuze voor een uitvoerende partij wordt in de meeste geval-len gedaan op basis van prijs.

4.3 Eigen huisvesters

De groep van eigen huisvesters bestaat uit opdrachtgevers die bouwen voor het huisvesten van de eigen organisatie of voor het huisvesten van een zusterorganisatie. Deze opdrachtgevers, die vrijwel uitsluitend utiliteitsgebouwen realise-ren, zijn voornamelijk bedrijven en overheidsin-stellingen.

Het doel van de eigen huisvesters is een passend bouwwerk te realiseren waarbinnen de eigen organisatie goed kan functioneren en waar de individuele gebouwgebruiker zich prettig voelt. Een gebouw wordt door deze opdrachtgever gezien als een bedrijfsmiddel. Het gaat niet om het gebouw op zich, maar om de processen

die zich binnen het gebouw afspelen. Naast het belang van de afnemer (gebouw als bedrijfs-middel) speelt daarom het belang van de gebruiker (goede werkomgeving) een rol, figuur 4.5.

Het huisvestingsproces behoort niet tot de kern-taken van deze ondernemingen. Deze opdracht-gevers willen zich daarom zo weinig mogelijk bezighouden met het eigenlijke bouwproces. Een eigen huisvester huurt vaak externe advi-seurs in die er voor moeten zorgen dat de juiste beslissingen worden genomen om zo de risico’s te beperken. Deze risicobeperking komt ook tot uitdrukking in de selectie van uitvoerende partijen. Meestal wordt op basis van verwachte kwaliteit een voorselectie gemaakt, waarna de uiteindelijke uitvoerder degene is met de laagste prijs.

Bij sommige eigen huisvesters speelt het ‘rela-tieprobleem’ een rol. Als aannemers ook klant zijn van de onderneming, wil men deze bij de aanbesteding niet voor het hoofd stoten. Dit kan vooral bij financiële instellingen een zwaar-wegend argument bij aanbesteding zijn. Omdat een eigen huisvester een gebouw primair ziet als een bedrijfsmiddel, spelen een goede prijs/kwa-liteitverhouding en lage gebruikskosten van het te bouwen gebouw een belangrijke rol in het besluitvormingsproces. Bovendien wordt goed gelet op het budget dat beschikbaar is gesteld voor de nieuwbouw. Daarnaast geeft Stichting Bouwresearch aan dat concurrentie voor de meeste eigen huisvesters een belangrijk punt in de aanbesteding is en dat eigen huisvesters een bouwproces zonder toestanden willen: een goed verlopen samenwerking is een criterium voor een geslaagd project.

4.4 Rijksgebouwendienst

De (rijks)overheid is opdrachtgever via de Rijks-gebouwendienst (Rgd). Het is de taak van de Rgd om voor goede huisvesting van de rijksover-heid te zorgen. Hieronder vallen de ministeries en rijksdiensten. Daarnaast behoort tot de taak van de Rgd het bevorderen en het bewaken van de architectonische kwaliteit, de steden-

Ren

dem

ent

Geb

ruik

slas

ten

Fun

ctio

nalit

eit

Com

fort

en

klim

aat

Arc

hite

ctuu

r

Ste

denb

ouw

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

Figuur 4.5 Wat vinden eigen huisvesters belangrijk?

Bron: SBR

06950408_hfdst04.indd 88 16-11-2005 15:39:43

Page 99: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4 DE OPDRACHTGEVENDE BOUW 89

bouwkundige inpassing en de kwaliteit van de beeldende kunst in de architectuur van de gebouwen en werken waarover de zorg van de dienst zich uitstrekt. De Rgd is opdrachtgever van bijzondere gebouwen met zeer specifieke eisen, bijvoorbeeld gevangenissen. Een doorsnee kantoorgebouw wordt zelden gebouwd, wat de bouw ingewikkelder maakt. De rol van de Rgd als opdrachtgever is daarmee anders dan die van de gemiddelde opdrachtgever, die maar enkele keren een opdracht verstrekt. De Rgd verstrekt in een hoog tempo continu opdrachten, waaraan zij maximaal inhoud wil geven.

Door de specifieke eisen en de grote aandacht voor architectuur zal de Rgd niet zo snel het totale proces in handen van één partij leggen. Toch is er een tendens om meer uit te besteden. Zo is de eigen ontwerpafdeling van de Rgd de laatste jaren sterk ingekrompen. De uitvoerende taken worden aan marktpartijen opgedragen. Om haar taak als opdrachtgever echter goed te kunnen vervullen heeft de Rgd als beleidsdienst een bouwtechnische deskundigheid in huis, die op peil gehouden wordt door een klein deel van de ontwerp- en adviestaken in eigen huis uit te voeren.

Binnen de overheid is sprake van deregulering, decentralisatie en sturen op afstand. De Rgd richt zich binnen deze ontwikkelingen steeds meer op maximale uitbesteding van uitvoerend werk aan de markt, c.q. het sturen op basis van resultaatverplichtingen. De ontwikkeling van de prestatiespecificaties en het prestatiecontract zijn hier een gevolg van.

In de praktijk blijkt dat de nadruk van de Rgd ligt op het ontwerptraject. Dit komt onder andere omdat de Rgd tot taak heeft de architectonische kwaliteit te waarborgen. De rijksbouwmeester ziet er op toe dat het ontwerptraject naar tevre-denheid verloopt. In het algemeen benadert de Rgd een huisvestingsprobleem open en flexibel en zal zij actief zijn in het oplossen van dit pro-bleem. De Rgd staat open voor nieuwe ideeën en mogelijkheden om haar doelstellingen te ver-wezenlijken.Ondanks haar flexibele opstelling en ervaring in het bouwen, krijgt in de aanbesteding (na

voorselectie) de uitvoerder met de laagste prijs meestal de opdracht toegewezen.

4.5 Projectontwikkelaars

Projectontwikkelaars richten zich op de voor-bereiding en realisatie van gebouwen, met als doel deze met winst te verkopen c.q. een bepaald rendement te behalen. Projectontwik-keling is volgens Stichting Bouwresearch dan ook: het initiëren, organiseren, uitvoeren (of doen uitvoeren) en coördineren van alle taken die nodig zijn voor het realiseren van de onroe-rende zaak, inclusief het verwerven van grond.

Gezien de doelstelling van de projectontwikke-laar staat het belang van een goed rendement voorop. Daarnaast is het belang van de afnemer belangrijk. Het gebouw moet voldoen aan de wensen van de uiteindelijke koper, figuur 4.6.

Ren

dem

ent

Geb

ruik

slas

ten

Fun

ctio

nalit

eit

Com

fort

en

klim

aat

Arc

hite

ctuu

r

Ste

denb

ouw

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

Figuur 4.6 Wat vinden projectontwikkelaars belangrijk?

Bron: SBR

Het werk van een projectontwikkelaar is veel- zijdig:

• verwerven van interessante bouwlocaties;

• uitvoering markt- en haalbaarheidsstudies;

• opstelling Programma van Eisen;

• afzetten van het bouwwerk door verkoop of verhuur.

06950408_hfdst04.indd 89 16-11-2005 15:39:44

Page 100: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

90

Tijdens dit proces draagt de projectontwikkelaar het ontwikkelingsrisico, coördineert de plan-ontwikkeling en leidt het realisatieproces. De expertise om het bouwproces voor te bereiden en te begeleiden, heeft de ontwikkelaar vaak zelf in huis.

Bij projectontwikkeling is de keuze van de bouw-organisatievorm in principe vrij. De projectont-wikkelaar kiest per project een bouworganisatie-vorm die bij de specifieke situatie past. Het komt echter regelmatig voor dat de aannemer niet geheel vrij kan worden gekozen door de ontwik-kelaar, omdat de belegger of gebruiker zijn voor-keur uitspreekt of omdat de aannemer in een eerder stadium al bij het project was betrokken.

Een projectontwikkelaar verricht investeringen in een project dat pas later opbrengsten oplevert. Hij bouwt voor ‘de markt’; ten tijde van het ini-tiatief is meestal de eindgebruiker nog niet be-kend. Welke verkoopprijs de projectontwikkelaar kan bedingen, is daarmee vaak onzeker en wordt door de marktomstandigheden bepaald. De pro-jectontwikkelaar streeft ernaar in een zo vroeg mogelijk stadium in het bouwproces huurders en/of kopers te vinden. In de meeste gevallen vindt verkoop plaats vóór de ingebruikname. De afnemers van deze gebouwen zijn vooral beleggers en in mindere mate gebruikersorgani-saties.

Het Programma van Eisen dat een projectont-wikkelaar opstelt is doorgaans gebaseerd op uitvoerig marktonderzoek. De huisvesting wordt daardoor zoveel mogelijk afgestemd op de in het marktonderzoek geïdentificeerde doelgroep. Aan de andere kant worden er vaak tot in de afbouwfase opties voor veranderingen open-gehouden zodat het risico van het niet geheel aansluiten van de huisvesting op de specifieke behoeften van de uiteindelijke gebruikers wordt verminderd. In de afbouwfase zijn de gebrui-kers bekend, zodat voorkeuren ten aanzien van bijvoorbeeld het gebruik van bepaalde (afwer-kings-)materialen kunnen worden ingebracht. Dit houdt in dat het bouwproces zeer flexibel moet zijn. Het moet mogelijk zijn om tot in een ver stadium van het bouwproces wijzigingen aan te brengen.

4.5.1 Typen projectontwikkelaarsVeel van de grotere Nederlandse ontwikkelaars zijn gelieerd aan een bouwonderneming, finan-ciële instelling of belegger. Daarnaast zijn er de projectontwikkelaars ‘pur sang’.

De projectontwikkelaar-aannemer heeft als hoofd-doelstelling het genereren van bouwomzet voor de zusterbedrijven. Hij fungeert in meer of mindere mate als acquisiteur van de aannemer en heeft geen bindingen met één bepaalde belegger. Hij ontleent zijn positie bijvoorbeeld aan het feit dat hij beschikt over een exclusieve bouwtechniek of dat hij een voorkeurslocatie (bouwgrond) in zijn bezit heeft.

Financiële instellingen proberen door middel van projectontwikkeling leningen te verstrekken aan gebruikers van het te ontwikkelen vastgoed, of om op een andere manier betrokken te raken bij de financiering van doorgaans grootschalige pro-jectontwikkelingen. Voor gebruikers betreft deze financiering niet alleen het vastgoed maar soms ook de financiering van het primaire proces.

De projectontwikkelaar-belegger heeft als hoofd-doelstelling het genereren van rendement op een bepaalde investering. Door middel van pro-jectontwikkeling tracht hij beleggingsobjecten te verkrijgen die (beter) aansluiten op zijn beleg-gingsbeleid. Hij heeft geen bindingen met één bepaalde aannemer.

De projectontwikkelaar ‘pur sang’ heeft als hoofddoelstelling het genereren van ontwik-kelingswinst. Er zijn geen vaste bindingen met beleggers, noch met aannemers. Deze ontwik-kelaars ontlenen hun positie aan het verwerven van rechten op grond en/of opstallen, of aan het hebben van goede ingangen bij gemeenten en beleggers.

4.6 Woningbouwcorporaties

Woningbouwers zijn:

• gemeentelijke woningbouwverenigingen;

• woningbouwcorporaties en -verenigingen;

• landelijke organisaties.

06950408_hfdst04.indd 90 16-11-2005 15:39:44

Page 101: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4 DE OPDRACHTGEVENDE BOUW 91

Woningbouwcorporaties houden zich bezig met de ontwikkeling en het beheer van woningen in de huursector. Zij hebben tot doel het algemene huisvestingsbelang te behartigen en streven daarbij naar kwaliteit in woningbouw en woning-beheer voor mensen met de lagere inkomens. De betaalbaarheid voor de doelgroep speelt hier-bij een essentiële rol, figuur 4.7.

Ren

dem

ent

Geb

ruik

slas

ten

Fun

ctio

nalit

eit

Com

fort

en

klim

aat

Arc

hite

ctuu

r

Ste

denb

ouw

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

Figuur 4.7 Wat vinden woningbouwcorporaties belangrijk?

Bron: SBR

Het gaat er uiteindelijk om dat bestaande producten en diensten tot tevredenheid van hun huurders leiden. De gebruiksvriendelijk-heid van de woningen is daarbij van belang. Daarnaast zijn volgens Stichting Bouwresearch lage gebruikslasten voor deze opdrachtgevers belangrijk. Ervaringen vanuit het beheer en de prognoses over de toekomstige exploitatie van woningen spelen een volwaardige rol in het besluitvormingsproces.

Door het wegvallen van de meeste subsidies (zie ook hoofdstuk 6), dragen woningbouwcorpora-ties een grotere eigen verantwoordelijkheid voor financiering en exploitatie van hun bezit. Hier-door is de onderlinge concurrentie toegenomen en is hun aanpak zakelijker geworden. Daarnaast zijn zij meer dan voorheen vrij in de keuze van de categorie woningen die ze willen bouwen. Deze keuze hangt vooral af van het eigen beleid (welke producten wil men leveren en aan welke

doelgroepen), de eigen inschatting van risico’s en de positie die men weet op te bouwen in het spel met de marktpartijen en gemeente.

Als gevolg hiervan bouwen woningbouwcorpo-raties niet langer voor één groep huurders. De bouwstijl wordt afgestemd op de verschillende behoeften. Daarom worden er nu ook duurdere huurwoningen en koopwoningen gerealiseerd. Een ander gevolg van het meer op de markt georiënteerde beleid is dat veel woningbouw-corporaties meer zijn gaan letten op de esthetiek en de culturele dimensie van stedenbouw en architectuur.

Om hun woningbestand uit te breiden en te vernieuwen werken woningbouwcorporaties aan nieuwe vormen van samenwerking om risico’s te delen met marktpartijen en gemeenten. In steeds meer steden komen samenwerkings-contracten en marktverdelingen tot stand, met gezamenlijke projectverantwoordelijkheid van bijvoorbeeld ontwikkelaars en corporaties. Daar-naast gaan veel woningbouwers intensiever samenwerken met zusterorganisaties. Gemeen-ten willen in deze projectovereenkomsten wor-den betrokken. Deze betrokkenheid is terug te voeren op de wens van de gemeenten invloed uit te oefenen op wat binnen haar grenzen aan woningbouwprojecten wordt gerealiseerd. Soms wil de gemeente in een projectovereenkomst al beperkingen opleggen aan de architectenkeuze. Daarnaast willen gemeenten vaak een rol spelen bij de goedkeuring van het voorlopig en het definitief ontwerp.

Voor woningbouwcorporaties kan het een probleem zijn om in de VINEX-stadsgewesten (vooral in de Randstad) de stichtingskosten binnen de grenzen te houden, gezien de hoge ontwikkelingskosten van deze locaties en de lagere rijksbijdrage in de grondkosten. Om het huurniveau binnen de perken te houden, kunnen sociale verhuurders in beperkte mate eigen vermogen aanwenden, anderzijds kunnen zij door de overheveling van huuropbrengsten uit andere huursegmenten de goedkope huur-woningen financieren. Het financiële vermogen van woningbouwcorporaties is echter eindig en bovendien in principe niet bedoeld een

06950408_hfdst04.indd 91 16-11-2005 15:39:45

Page 102: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

92

lagere huur te bewerkstelligen, maar de kwaliteit van het bezit op peil te houden. Tegenwoordig verkopen de corporaties woningen om de onrendabele top van hun woningbezit te kunnen financieren.

Ook woningbouwcorporaties leggen een sterke nadruk op het ontwerptraject. Voor ieder project proberen zij zich een beeld te vormen. Bij dit beeld bedenken zij tevens welke architecten bij het project passen. De gekozen architect mag meestal in een aantal fasen een ontwerp maken en na het definitieve ontwerp wordt gekeken welke partijen het ontwerp kunnen uitvoeren.

Bij de uitvoering wordt meestal gewerkt met bekende aannemers (relaties), omdat dit volgens de woningbouwcorporaties een waarborg is voor kwaliteit. Daarnaast zijn deze uitvoerders op de hoogte van de werkwijze van de woningbouwer wat de communicatie ten goede komt. Er wordt bij de aanbesteding niet met grote nadruk geke-ken naar de prijs, maar wel naar welke aannemer het project voor een redelijke prijs kan uitvoe-ren. Door niet de laagste prijs te nemen blijft er ruimte om eventuele problemen in de uitvoering gemakkelijk op te lossen.

4.7 Incidentele opdrachtgevers

Een diverse groep vormen de incidentele op-drachtgevers. Tot deze groep worden vooral ge-rekend het particuliere bedrijfsleven, stichtingen en verenigingen. Deze onervaren opdrachtgevers hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij door hun gebrek aan kennis van het bouwproces een sterke behoefte hebben aan een betrouw-bare bouwpartner. Het belang van de afnemer is bepalend voor het gedrag van deze opdrachtge-vers: zij willen een oplossing voor hun huisves-tingsproblemen, figuur 4.8.

Er is tussen incidentele opdrachtgevers een onderscheid te maken naar de mate van betrok-kenheid bij de coördinatie van het bouwproces. Deze betrokkenheid wordt beïnvloed door het belang van de huisvesting voor de organisatie, de tijd en het personeel dat kan worden vrij-gemaakt uit de dagelijkse bedrijfsvoering.

Kenmerkend voor grotere incidentele opdracht-gevers is dat kennis die ontbreekt in huis wordt gehaald in de vorm van een adviesbureau en dat enige personen worden vrijgemaakt die als coör-dinator van het bouwproces worden aangesteld. Er wordt in vergelijking met de hierna beschre-ven kleinere opdrachtgever meer geld uitgetrok-ken om een duidelijk stempel te drukken op het verloop van het bouwproces. Men wil nauw betrokken zijn bij de formulering van de eisen en de invulling hiervan in het ontwerp. Het project verloopt veelal gestructureerd en ook de keuze van de procespartners gebeurt systematisch.

Kleinere incidentele opdrachtgevers kenmerken zich in het algemeen doordat er aanzienlijk min-der tijd en personeel kan worden vrijgemaakt voor het bouwproces. Hierdoor zoekt deze opdrachtgever (meer dan een grote opdracht-gever) naar een betrouwbare partij die zoveel mogelijk werk uit handen kan nemen. Deze opdrachtgever heeft een sterke behoefte om vergelijkingsmateriaal te hebben in de vorm van voorbeeldprojecten. Kenmerkend is de vaak wei-nig systematische aanpak van het bouwproces.

Omdat de aannemers nogal eens worden ge-wantrouwd, wordt een projectontwikkelaar vaak als tussenpersoon aangesteld. Zo kan men met één partij afspraken maken met betrekking tot de

Figuur 4.8 Wat vinden incidentele opdrachtgevers belang-

rijk? Bron: SBR

Ren

dem

ent

Geb

ruik

slas

ten

Fun

ctio

nalit

eit

Com

fort

en

klim

aat

Arc

hite

ctuu

r

Ste

denb

ouw

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

06950408_hfdst04.indd 92 16-11-2005 15:39:45

Page 103: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

4 DE OPDRACHTGEVENDE BOUW 93

prijs, levertijd en kwaliteit en is er een partij die tegenspel biedt aan de architect en aannemer.

Door deze incidentele opdrachtgever wordt het huisvestingsproces gezien als een ‘normaal’ bedrijfsproces waarbij risico’s moeten worden beperkt. Deze opdrachtgever heeft eerst veel informatie verzameld om de essentie van het bouwproces te kunnen begrijpen. Daarna is hij op zoek gegaan naar een partij die hem zijn huis-vestings-probleem uit handen kan nemen. Hij heeft er alle vertrouwen in dat de juiste partijen dit probleem goed kunnen oplossen.

Opdrachtgevers willen een sturende taak heb-ben in het bouwproces. Invloed (grip) op het proces is essentieel zodat wijzigingen tot in een laat stadium kunnen worden ingebracht. Deze wens tot invloed wordt mede ingegeven door de toenemende complexiteit van bouwprocessen. Opdrachtgevers willen een ‘vinger in de pap’ hebben omdat zij dan de belangentegenstellin-gen tussen de verschillende partijen in de gaten kunnen houden.

Ten aanzien van de contractering van (uitvoe-rende) partijen is er een algemene voorkeur voor onderhandse aanbesteding, maar er wordt met verschillende procesvormen gewerkt. De keuze van procespartners is vooral gericht op relaties die men heeft in de markt. De ervaring leert dat hoe vaker met dezelfde mensen wordt samenge-werkt, hoe soepeler het proces verloopt.

Opdrachtgevers proberen technisch, organisa-torisch en financieel sterke bedrijven met brede ervaring te selecteren. Zij geven daarbij aan behoefte te hebben aan eenduidige verantwoor-delijkheden, vakbekwame mensen en bewezen referenties.

4.8 De toekomstige opdrachtgever

De Adviesraad Technologiebeleid Bouwnijverheid constateert in het rapport Bouwvisie 2010 dat de opdrachtgevers op de bouwmarkt bestellers worden van eindproducten. Hierbij willen ze één aanspreekpunt, waarmee een resultaatsverbin-ding wordt aangegaan op basis van prestatie-

eisen. Ook willen opdrachtgevers, voordat er wordt gebouwd, een goede indruk krijgen van het te realiseren bouwwerk. Een gebouw wordt steeds meer een bedrijfsmiddel, waarvan de investering kan worden afgewogen tegen andere investeringen.

Grote opdrachtgevers in de bouw zetten al de eerste stappen in de richting van de vraag naar een totaalproduct. Een voorbeeld hiervan is de Rijksgebouwendienst (Rgd). Deze dienst heeft het werken met prestatiespecificaties ontwikkeld, die voorwaardenscheppende resultaatverplichtin-gen beschrijven.

Op deze wijze trachten ze de kwaliteit van huisvesting te verbeteren, door in het pré-ont-werpstadium het ontwerp op kosten en kwaliteit te sturen. Met marktpartijen sluit de Rgd presta-tiecontracten af, waarin de prestatiespecificaties vastliggen. De marktpartijen creëren de techni-sche oplossing op basis van die contracten.

De ontwikkeling in de opdrachtgeversmarkt van het vragen naar bouwcapaciteit naar het vragen om totale en geïntegreerde producten is duidelijk. De vraag is alleen in welk tijdsbestek deze ontwikkeling zich zal voltrekken. Een klein aantal opdrachtgevers hebben deze ontwikkeling op gang gebracht. De verwachting is nu dat de grote opdrachtgevers dit in de komende jaren verder uitwerken en optimaliseren. Hierna zullen ook de kleinere opdrachtgevers volgen.

De opdrachtgevende bouw is dus klaar voor de toekomst. De opdrachtnemende bouw moet deze uitdaging aanpakken en inspelen op deze duidelijke behoefte bij de opdrachtgever.

06950408_hfdst04.indd 93 16-11-2005 15:39:45

Page 104: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

94

06950408_hfdst04.indd 94 16-11-2005 15:39:45

Page 105: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5De opdrachtnemende bouwir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

Er zijn veel disciplines en participanten die moeten samenwerken om

het huisvestingsprobleem van de opdrachtgevende bouw op te los-

sen. De architect is de vormgever pur sang, die zich nog steeds de

vertrouwenspersoon van de opdrachtgever vindt en het totale proces

wil sturen. Zijn werkzaamheden worden echter steeds verder uit-

gehold. De adviesbureaus zijn als paddestoelen uit de grond gescho-

ten en nemen steeds meer taken over van de architect.

Aan de andere kant zien we dat de aannemer zich aan het ontwikke-

len is tot een bouwondernemer. Er wordt door deze partij initiatief

genomen om niet meer alleen op prijs de concurrentieslag aan te

gaan. Zelfs zien we dat de bouwondernemer soms de opdrachtgever

wordt van de architect. Kenmerkend voor de aannemer is verder dat

deze meer en meer werkzaamheden gaat uitbesteden. De onderaan-

nemers spelen een erg belangrijke rol in het uitvoerend proces evenals

de toeleveranciers en de installateurs.

Eén ding maakt het beschrijven van de opdrachtnemende bouw dui-

delijk: samenwerking in wat voor vorm dan ook is noodzakelijk.

06950408_hfdst05.indd 95 16-11-2005 15:40:48

Page 106: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

96

Inleiding

In het vorige hoofdstuk hebben wij kunnen lezen waaruit de opdrachtgevende bouw als motor van de Nederlandse economie bestaat. Heeft de opdrachtgevende bouw een huisves-tingsvraagstuk dan wordt de opdrachtnemende bouw ingeschakeld. Vroeger, in de vijftiende eeuw, was dat simpel. De opdrachtgever hoefde alleen maar de bouwmeester in te schakelen. Tegenwoordig zit de opdrachtnemende bouw complexer in elkaar. Vele partijen, participanten en adviseurs bemoeien zich met het proces, ieder met zijn eigen taken en verantwoordelijk-heden. Het probleem voor de opdrachtgever is dan ook vaak de vraag waar hij moet beginnen om zijn huisvestingsvraagstuk adequaat opgelost te krijgen. Moet hij naar de architect, de hoofd-aannemer, de projectontwikkelende aannemer, de makelaar, het grondbedrijf, enzovoort? Ben je toe aan een nieuwe auto dan ga je naar de garage, bij een nieuw gebouw of woning ligt dat toch minder duidelijk. En dat is dan ook één van de oorzaken dat in veel gevallen de opdracht- gever uiteindelijk niet honderd procent tevreden is over het resultaat.

In dit hoofdstuk worden alle disciplines vallend onder de opdrachtnemende bouw nader toe-gelicht inclusief hun taken, werkzaamheden en verantwoordelijkheden. Het hoofdstuk wordt afgerond met de ontwikkelingen op het gebied van de samenwerking.

5.1 Disciplines

De opdrachtgever heeft dus te maken met een groot aantal disciplines:

• architect;

• constructeur;

• projectmanager;

• (hoofd)aannemer;

• installateur;

• installatie-adviseur;

• onderaannemers;

• toeleveranciers.

In figuur 5.1 is een overzicht opgenomen met daarachter de definities samengesteld door het

NEN. De disciplines werken zelfstandig of zijn onderdeel van een groter geheel. Zo kennen we bijvoorbeeld de zelfstandig werkende architect en de architect die werkt bij een architectenbu-reau.

Aannemer Participant aan wie de uitvoering van een bouwwerk is opgedragen.

Architect Participant van wie het specialisti-sche advies bestaat uit een bouw-ontwerp, op grond van het Pro-gramma van Eisen en die veelal het werk begeleidt.

Constructeur Adviseur, van wie het specialistische advies voornamelijk bestaat uit het berekenen en het tekenen van de draagconstructie.

Hoofd-aannemer

Aannemer die de coördinatie ver-zorgt bij de realisering van een bouwwerk, waarbij twee of meer aannemers zijn betrokken.

Installateur Participant aan wie als mede-aan-nemer of als onderaannemer het werk met betrekking tot het aan-brengen van de installaties en van eventuele vaste inrichtingen is opge-dragen.

Installatie-adviseur

Adviseur van wie het specialistische advies voornamelijk bestaat uit het ontwerpen en tekenen van de instal-laties.

Mede-aannemers

Eén van de aannemers aan wie de realisering van slechts een deel van het werk is opgedragen.

Onder-aannemer

Aannemer die één of meer delen van een werk uitvoert, in opdracht van een andere aannemer.

Toeleveran-cier

Participant die bouwmaterialen en/of bouwproducten levert.

Figuur 5.1 Definities volgens het NEN

06950408_hfdst05.indd 96 16-11-2005 15:40:48

Page 107: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 97

van bouwwerken actief betrokken via overleg met de ingeschakelde ontwerpers.

5.2.1 Waar werken architecten?Het beroep van architect wordt op zeer verschil-lende wijzen uitgeoefend. Architecten kunnen zelfstandig zijn of werken bij een architecten-bureau. Daarnaast kunnen zij in dienst zijn van een opdrachtgever (bijvoorbeeld projectont-wikkelaar, bouwbedrijf met een projectont-wikkelingstak), van de overheid (bijvoorbeeld Bouw- en Woningtoezicht, Welstand, Rgd), van toeleveranciers (productontwikkeling) en natuur-lijk bij een onderwijsinstelling.

De verscheidenheid binnen de beroepsgroep komt ook tot uiting in de uiteen lopende meningen over de architect. Enerzijds is er de mening dat architecten zich teveel opstellen als kunstenaars en te veel menen dat ze de wereld moeten verbeteren. Anderzijds is er de mening dat architecten pragmatisch zijn. Zij stellen zich open op ten opzichte van de opdrachtgever. Deze openheid wordt beargumenteerd door aan te geven dat het vak van architect op zich vraagt om communicatie. Het gaat om horen, opvan-gen, vertalen, luisteren en bijstellen. De Bond van Nederlandse Architecten (BNA) geldt als toonaangevende standsorganisatie. De BNA kent een erecode waaraan architecten zich hebben te houden. Een van de regels geeft het duidelijkst weer wat een gemiddelde architect vindt van zijn positie. In deze regel staat dat het een architect zijn onafhankelijkheid van denken en zijn vrijheid van beslissen als scheppend raadgever dient te laten prevaleren boven de rechtstreekse zakelijke belangen van zijn lastgever.

Er zijn verschillende soorten architectenbureaus: van heel klein tot heel groot. Sommige bureaus richten zich uitsluitend op het architectonisch ontwerp andere hebben constructeurs en kos-tendeskundigen in huis, figuur 5.2. Andere rich-ten zich op het managen van het totale bouw-proces. Door de toenemende complexiteit van de bouw is toenemende professionaliteit vereist. Daaraan worden zulke hoge eisen gesteld dat alle benodigde expertise in feite niet meer in één persoon zijn te verenigen. Er is dus sprake

In de volgende paragrafen komen de belang-rijkste typen bedrijven uit de opdrachtnemende bouw aan de orde:

• architectenbureaus;

• adviesbureaus;

• aannemers;

• onderaannemers;

• installatiebedrijven;

• toeleveranciers.

Voor het merendeel van de bouwopdrachten zijn dit ook de belangrijkste participanten. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt gekeken naar de vormen van samenwerking tussen deze bedrijven en ten slotte wordt ingegaan op de veranderde rol van de disciplines.

5.2 Architect

De architect kennen wij allemaal. Er wordt heel divers gesproken over een architect. Feit is dat de architect de vormgever is van een gebouw, woning of product. Hij voelt zich vaak ook de vertrouwenspersoon van de opdrachtgever en vindt dan ook dat het totale proces door hem moet worden gestuurd.

Architecten vormen een afgebakende beroeps-groep. De Wet op de architectentitel regelt wie zich, op grond van opleiding en/of ervaring, kan laten inschrijven in het Architectenregister en zich op grond van die inschrijving architect mag noemen (titelbescherming). Inschrijving in het Architectenregister kan als architect, steden-bouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect.

RijksbouwmeesterDe meest invloedrijke architect is de rijks-bouwmeester. De Rijksgebouwendienst is verantwoordelijk voor de huisvesting van de overheid. De Rijksgebouwendienst kent speci-fiek voor het architectuurbeleid de functie van rijksbouwmeester. De rijksbouwmeester bevor-dert en bewaakt de architectonische kwaliteit en de inpassing in het gegeven stedenbouw- kundig karakter. Hij speelt een centrale rol bij de architectenkeuze en is bij de ontwikkeling

06950408_hfdst05.indd 97 16-11-2005 15:40:48

Page 108: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

98

van een team, er zijn projectleiders, tekenaars en rekenaars.

Ontwerpen is zo’n 15 à 20% van de arbeid van de architect. De rest van de week staat in het teken van vergaderen, regelen, duwen en trek-ken om te zorgen dat het zo wordt, als hij denkt dat het moet worden.

5.2.2 Omvang van de architectenbrancheVolgens de BNA waren er in 2001 ongeveer 2400 bureaus in de architectenbranche actief en werkten er ruim 14.000 mensen. De branche kent veel kleine bedrijven en is een arbeids-intensieve bedrijfstak: bijna driekwart van de kostenvergoedingen zijn voor geleverde arbeid. De grootste markt voor architectenbureaus is de sector woningen met een aandeel van bijna een derde. De sector kantoren vormt een kwart van de markt. De markt bestaat verder uit onder meer gezondheidszorg, onderwijs en landbouw en industrie.

Grote bureaus (meer dan 7 werknemers) hebben relatief veel opdrachten in de gezondheidszorg, onderwijs en kantoren. Zij hebben voor drie-kwart te maken met professionele opdrachtge-vers. Kleinere bureaus hebben meer opdrachten in de sectoren woningen en landbouw en in-dustrie. Zij werken veel vaker voor particuliere opdrachtgevers.

Binnen de branche is momenteel sprake van een proces van schaalvergroting. De reden hiervan heeft niet alleen te maken met kostenvoordelen. Ook opdrachtgevers geven vaker de voorkeur aan minder kwetsbare architectenbureaus. Kleine bureaus ontwikkelen daarom in toenemende mate hun eigen specialisme.

Een tweede trend die verwant is aan de schaal-vergroting, is de toenemende rationalisatie in de branche. Architecten beperken zich meer en meer tot de noodzakelijke informatie, besteden werkzaamheden vaker uit, en trachten onkosten te beperken. De krappe arbeidsmarkt (vooral voor technische tekenaars) versterkt deze trend: architectenbureaus zetten hun specialisten voor-namelijk op hun specifieke kennis en vaardig-heden in.

BNADe werkgeversvereniging in de architecten-branche is de BNA, de Bond van Nederlandse Architecten. Bij de werknemers van bij de BNA aangesloten architectenbureaus gaat het om 40% architecten en 60% ondersteunend personeel. Bij kleine bureaus (minder dan 3 personen) is 83% architect. Bij deze groep behoren ook de zelfstandig gevestigde archi-tecten. Ongeveer een kwart van de werkzame mensen is eigenaar van het bureau. Bij de grote bureaus is maar een kwart van het

Hoofdtekenkamer

Bouwkundigtekenaars

Bestekschrijver

Personeelszaken,boekhouding

Chef de bureau

Partners(architecten)

Kosten-deskundige Opzichters

Figuur 5.2 Organisatiestructuur van architectenbureaus (circa 20 personen)

06950408_hfdst05.indd 98 16-11-2005 15:40:49

Page 109: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 99

personeel architect. Grote bureaus kennen meer functiedifferentiatie. Naast architect zijn veel voorkomende functies in het pri-maire proces (CAD)tekenaar, ontwerper en projectleider. Driekwart van de werknemers met een vast dienstverband werkt fulltime. Deeltijd komt iets vaker voor bij personeel met een tijdelijk dienstverband, ingeleenden en uitzendkrachten.Toch blijft het deeltijdpercen-tage ook daar gering.

5.2.3 Werkzaamheden van een architectMen kan zich afvragen wat nu eigenlijk de specifieke werkzaamheden van een architect zijn. Vormgeven is een ruim begrip. Het komt erop neer dat de architect de eisen en wensen alsmede de ruimtebehoefte vertaalt in ruimten en vormgeving en dit in verschillende stadia uit-werkt op papier of met behulp van de computer.

In hoofdstuk 3 hebben wij gezien op welke wijze gefaseerd kan worden toegewerkt naar het eind-product. In het structuurontwerp wordt het con-cept van het gebouw of woning vastgelegd, in het voorlopig ontwerp ruimtelijk en functioneel, in het definitief ontwerp het materiaalgebruik en in de uitwerkingsfase dusdanig dat de bouwver-gunning kan worden verkregen en de aannemer kan overgaan tot prijsvorming. Dit zijn in feite

alle ontwerpfasen die moeten worden doorlo-pen. In de praktijk is het veelal zo dat vooraf de opdrachtgever samen met de architect de aard, inhoud en omvang van de door de architect te verrichten werkzaamheden vastlegt. Over het algemeen geschiedt dit op basis van de Stan-daardvoorwaarden Rechtsverhouding opdracht-gever-architect (SR 1997).

In de SR kennen wij afhankelijk van het type plan standaardwerkzaamheden. Voor een bouwpro-ject zijn dat de volgende:

• voorlopig ontwerp;

• definitief ontwerp;

• bouwvoorbereiding;

• werkzaamheden ten aanzien van het uitvoe-ringscontract;

• directie tijdens de uitvoering.

Het marktaandeel van de architecten is zoals gesteld de afgelopen jaren niet veranderd. Wel blijkt dat het takenpakket van de architect de laatst tien jaar sterk is verminderd. In figuur 5.3 is terug te vinden dat diverse organisatorische en financiële taken, zoals begroten, aanbeste-den, en toezicht houden, zijn teruggedrongen. Projectontwikkelaars, bouwbedrijven en externe adviseurs hebben deze taken overgenomen. Het meest opvallend is dat de opdrachtgever steeds minder de architect rechtstreeks benadert. Deze

Figuur 5.3 Positie van de architect

Gegevens van het EIB in 1990, vergeleken met cijfers van de Stichting Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam C.S.E.O. van 1980

Pro

ject

coör

dina

tie

Bet

rokk

enhe

idbi

j PvE

Mak

en o

ntw

erp

Mak

en b

este

k(t

eken

inge

n)

Mak

en w

erk-

teke

ning

en

Bet

rokk

enhe

id b

ijbe

grot

ing

Bet

rokk

enhe

id b

ijaa

nbes

tedi

ng

Dire

ctie

voer

ing

Hou

den

van

toez

icht

0

10

1980 (SEO)

1990 (EIB)

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

06950408_hfdst05.indd 99 16-11-2005 15:40:49

Page 110: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

100

rol is meer en meer overgenomen door de pro-jectontwikkelaar.

Uiteraard is de rol van de architecten in de ont-werpfase nog steeds overheersend. Het gevolg van al deze veranderingen is dat de rol van de architect steeds meer richting die van ‘esthetisch adviseur’ verschuift. Dit concludeert het Econo-misch Instituut van de Bouwnijverheid in een in 1990 verschenen rapport De positie van de architect in het bouwproces. Het eind van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. De afgelopen vijf jaren is bijvoorbeeld het vervaardigen van de werktekeningen steeds meer weggehaald bij de architecten en uitgevoerd door de bouw-bedrijven of facilitaire tekenbureaus. Zelfs gebeurt het regelmatig dat de werktekeningen van de architect terzijde worden geschoven en dat de aannemer opnieuw werktekeningen maakt. De reden hiervan is dat de gemiddelde architect geen vakman (meer) is op het gebied van de uitvoeringstechnieken en detaillering.

De tendens dat architecten steeds minder de centrale rol in het bouwproces vervullen zet zich voort, omdat steeds vaker het bouwbedrijf zich opstelt als opdrachtgever. Dit in de vorm van projectontwikkeling of in organisatievormen

waarin het bouwbedrijf de eindverantwoordelijk-heid heeft. Daarnaast zien we dat andere profes-sionele opdrachtgevers als beleggers, de Rijksge-bouwendienst (Rgd) en sociale woningbouwers de coördinatie van het bouwproces overlaten aan interne of externe projectmanager.

Opdrachtgevers kijken bij de selectie van archi-tecten vaak naar eerder uitgevoerd werk. Bij de architectenkeuze speelt de ervaring van de archi-tect ook een grote rol. Hun faam als vormgever van gebouwen en in mindere mate die van de omgeving van het gebouw speelt bij beleggers en projectontwikkelaars een grote rol. Zeer belangrijk bij de selectie is of de architect in staat wordt geacht een gebruiksvriendelijk gebouw te ontwerpen. Alle opdrachtgevers vinden dat de architect goed moet kunnen samenwerken. Of een architect in staat is leiding te kunnen geven aan het ontwerpproces vinden opdrachtgevers minder belangrijk, figuur 5.4.

5.2.4 Automatisering ontwerpprocesHet is niet denkbeeldig dat de toekomst van de automatisering van het ontwerpproces en, meer algemeen, van de gehele bouwvoorbereiding en -begeleiding in belangrijke mate van invloed zal zijn op de wijze waarop de uitholling van de

Figuur 5.4 Criteria die belangrijk zijn voor een opdrachtgever bij het selecteren van een architect Bron: SBR en EIB

Eer

der

wer

k

Vor

mge

ver

gebo

uwen

Vor

mge

ver

omge

ving

Ont

wer

ptea

m le

iden

Sam

enw

erke

n

Erv

arin

g

Ken

nis

bedr

ijfsp

roce

s

Geb

ruik

gebo

uw

Bou

wko

sten

Bou

wfy

sica

Mili

eu e

n en

ergi

e

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18%20

Eigen huisvesters

Beleggers

Woningcorporaties

Projectontwikkelaars

Incidentele opdrachtgevers

06950408_hfdst05.indd 100 16-11-2005 15:40:50

Page 111: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 101

taken van de architect zich verder voltrekt. CAD kan tijdens het maken van het voorlopig ont-werp worden gebruikt voor het maken van mas-sastudies. Tijdens het definitieve ontwerp voor het maken van tweedimensionale tekeningen of driedimensionale modellen en het bijvoorbeeld berekenen en dimensioneren van constructies of technische installaties. Daarna kan CAD worden gebruikt voor het maken van de bestektekenin-gen en productietekeningen. Naast CAD wordt de computer bij een architectenbureau bijna altijd gebruik voor het schrijven van bestekken en in veel gevallen voor het maken van begrotingen.

Bouw volop bezig met ICTBouwbedrijven zijn op dit moment volop bezig om ICT-toepassingen in gebruik te ne-men. Het aantal internet-aansluitingen neemt dit jaar met een derde toe tot 80%, de groot-ste groei was in 2000, figuur 5.5. Daarmee heeft de bouw eenzelfde gebruiksdichtheid als andere sectoren van de maatschappij. De meeste bouwbedrijven zijn enthousiast over de mogelijkheden van ICT-gebruik voor hun bedrijf. Slechts 22% ziet weinig of geen voor-delen, variërend van 26% van de kleine tot 9% van de (middel)grote bedrijven. De onder-zochte bedrijven zeggen een kostenbesparing van maar liefst 9% door automatisering te hebben gerealiseerd. Het belangrijkste motief om te automatiseren is vanwege het behalen van efficiencyvoordelen. Daarnaast spelen ook concurrentieoverwegingen een aanzienlijke rol. Vooral de hiermee gepaard gaande ima-goverbetering, bijvoorbeeld door een eigen website, wordt door bedrijven als motief genoemd. Dat zijn de belangrijkste uitkom-sten van het onderzoek ICT in de bouw dat het EIB heeft uitgevoerd.

De mate waarin van ICT gebruik wordt gemaakt hangt af van de bedrijfsomvang. Hoe groter de onderneming des te hoger de auto-matiseringsgraad doorgaans is. Kleine bedrijven hebben veelal te maken met een eenvoudiger bouw- en bedrijfsproces dan grote bedrijven, terwijl ze daarnaast vaak min-der kunnen profiteren van schaalvoordelen die bij ICT-gebruik optreden. Opvallend is ook dat bedrijven die in concernverband actief zijn, over meer ICT- toepassingen beschikken dan bedrijven die dit niet zijn en dat kleine bedrij-ven in de sector GWW meer van ICT gebruik-maken dan hun collega’s in de sector B&U. Ondernemingen die in concernverband actief zijn, hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de door het moederbedrijf aan-geboden of voorgeschreven software. Van de kleinere gww-bedrijven, die vaker voor profes-sionele opdrachtgevers werken dan hun col-lega’s in de sector B&U, wordt communicatie op elektronische wijze door de opdrachtgever verlangd.

Het belang van software ter ondersteuning van de bedrijfsfuncties wordt duidelijk erkend. Het betreft hier echter doorgaans het gebruik van stand-alone applicaties in plaats van geïntegreerde Enterprise Research Plan-ning- pakketten. De meest geautomatiseerde bedrijfsfuncties zijn de boekhouding, de (na)calculatie en de werkenadministratie. Het voorraad- en materieelbeheer en de inkoop zijn de minst geautomatiseerde bedrijfsfunc-ties. De bedrijven hebben volop plannen om in de toekomst meer functies van het bedrijfs-proces te automatiseren. Deze toekomstplan-nen bestaan ook voor de nu nog vrij beperkt toegepaste, extern gerichte applicaties zoals

Figuur 5.5 Ontwikkeling computergebruik in de bouwnijverheid Bron: CBS

Jaar PC’s/terminals Gekoppelde PC’s Internet PCtotaal aantal groei totaal aantal groei totaal aantal groei

1997 74.042 50.630 6.590

1998 95.266 29% 80.180 58% 19.960 203%

1999 97.434 2% 77.312 -4% 24.306 22%

2000 105.642 8% 84.705 10% 37.524 54%

2001 112.087 6% 91.583 8% 46.916 25%

06950408_hfdst05.indd 101 16-11-2005 15:40:50

Page 112: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

102

het via internet bestellen van materialen bij de bouwmaterialenhandel en het samenwerken van de bouwpartners in een extranet. Het daadwerkelijke gebruik hiervan hangt echter ook af van de bereidwilligheid van andere par-tijen om informatie op elektronische wijze uit te wisselen.

Bron: EIB 2000

5.2.5 Opdrachtverstrekking architectIn de meeste gevallen wordt de opdracht aan de architect gegeven op basis van de Standaard-voorwaarden Rechtsverhoudingen opdracht-gever-architect (SR 1997) uitgegeven door de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst en de Bond van Nederlandse Archi-tecten. Een paar opvallende artikelen van belang voor de opdrachtgever en zijn positie ten op-zichte van de architect worden kort behandeld.

Volgens de SR moet de architect de opdracht vervullen als een goed, zorgvuldig en onafhan-kelijk architect, zoals zijn positie als vertrouwens-man dat vereist (artikel 6). De onafhankelijkheid wordt benadrukt in het voorafgaande artikel. Hierin staat dat bij de beoordeling van de juist-heid van de vervulling van de opdracht de esthetische waarde van het ontwerp buiten be-schouwing blijft. Indien de opdrachtgever geen goedkeuring wil geven aan het voorlopig ont-werp, moet desgewenst de architect één variant maken van het voorlopig ontwerp zonder dat hij daarvoor afzonderlijk honorarium in rekening mag brengen.

De architect is volgens de SR tegenover de opdrachtgever aansprakelijk voor de schade als rechtstreeks gevolg van een verwijtbare fout door de architect of zijn medewerkers (artikel 55). Indien het ontwerp van de architect niet blijkt te kunnen worden uitgevoerd voor de over-eengekomen bouwkosten en dit de architect kan worden verweten, is de architect slechts gehou-den zijn ontwerp te herzien zonder de bereke-ning van extra honorarium of kosten (artikel 57). Bij een volledige opdracht voor een bouwproject is de door de architect te vergoeden schade per opdracht steeds beperkt tot 75.000 euro of, indien het honorarium hoger is, tot een bedrag

gelijk aan het honorarium met een maximum van 750.000 euro. Een architect kan aansprake-lijk gesteld worden tot 5 jaar na de voltooiing van de opdracht (artikelen 57, 60, 61).

Alle originele tekeningen, schetsen, bestekken en dergelijke blijven eigendom van de architect (artikel 76). Het is niet toegestaan het ontwerp zonder toestemming van de architect te herha-len. De architect heeft wel het recht zijn ontwer-pen bij herhaling te verwezenlijken. De architect heeft het recht zich te verzetten tegen elke wij-ziging aan een door hem ontworpen gebouw, tenzij de wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid.

5.3 Adviesbureaus

Wij hebben kunnen constateren dat veel werk-zaamheden van de architect meer en meer door andere participanten worden overgenomen. Vooral de adviesbureaus hebben diverse taken overgenomen. De bouwbegeleiding en het bouwkostenmanagement, traditioneel toebe-deeld aan de architect, worden in Nederland steeds meer behartigd door ingenieurs- en ad-viesbureaus die gespecialiseerd zijn in projectma-nagement en bouwkosten.

De complexiteit van het bouwproces en de daar-mee samenhangende opkomst van het bouw-team hebben een verdere uitbouw van dit uit controlerende en coördinerende taken bestaande marktsegment bevorderd. Steeds meer worden naast de architect deze bouw-adviseurs inge-huurd door de opdrachtgevers om hem ook bij te staan in de ontwerpfase, de aanbestedingsfase en de uitvoeringsfase. Men kan zelfs stellen dat in veel gevallen een dergelijke adviseur de ver-trouwensman van de opdrachtgever is geworden in plaats van de architect.

5.3.1 Welke adviseurs zijn er?Er zijn drie soorten adviseurs te onderscheiden. Ten eerste is er de adviseur die de architect adviseert. Door de toegenomen complexiteit van de gebouwen bezit de architect niet meer alle kennis die noodzakelijk is om een gebouw te ontwerpen. Voor specifieke deelgebieden laat

06950408_hfdst05.indd 102 16-11-2005 15:40:50

Page 113: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 103

de architect zich hiervoor bijstaan door een ad-viseur.

Een tweede soort adviseur beschikt over een expertise die in het verlengde ligt van die van de uitvoerende partijen. Hij kan de architect adviseren over een specifiek deelgebied van het gebouw. Daarnaast begeleidt hij ook de uitvoe-rende partijen tijdens de bouw. De laatste cate-gorie adviseurs voorziet de opdrachtgever van advies. De opdrachtgever, zeker als hij voor eigen gebruik bouwt, is vaak een leek in de bouwwereld. Door deze adviseur heeft de op-drachtgever meer inzicht in het bouwproces en wordt de kennis-achterstand van de opdracht-gever kleiner. De adviseur is in deze rol een ver-trouwenspersoon van de opdrachtgever.

Werkzaamheden van adviseursIn het algemeen kunnen opdrachten volgens artikel 9 van de Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en adviserend Ingeni-eursbureau (RVOI) in de volgende hoofdgroe-pen worden onderscheiden:

• werkzaamheden die niet of direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming van een object, zoals theoretische studies, expe-rimenteel onderzoek, haalbaarheidsstudies, vooronderzoek, opstellen Programma van Eisen, grondmechanica en hydrologische vraagstukken, kostencalculaties, coördina-tiewerkzaamheden, taxaties, schadebeoor-delingen en bemoeiingen bij aankoop of onteigeningen, inspecties en adviezen met betrekking tot bijvoorbeeld het functioneren, het energiegebruik, het onderhoud, technisch begeleiding bij het verwerven van octrooien en deskundigenverklaringen bij rechtszaken;

• werkzaamheden die de totstandkoming van een object ten doel hebben. In het alge-meen zal het object behoren tot één of meer van de volgende vakgebieden; bouw- en wa-terkunde, constructies, technische installaties, milieutechnologie, akoestiek en bouwfysica, scheepsbouwkunde en geodesie;

• werkzaamheden met betrekking tot geode-sie (landmeetkunde, kartologie, enzovoorts);

• werkzaamheden met betrekking tot pro-jectmanagement.

Adviesbureaus worden vaak ook wel raad-gevend ingenieurs genoemd. De klassieke taak van raadgevend ingenieurs ligt bij de technische kant van het ontwerpen, waarbij de nadruk ligt op bouwfysica, akoestiek, isolatie en op het berekenen van krachten en spanningen van en in de constructies. Aan dit takenpakket zijn steeds meer adviserende functies toegevoegd, zoals kwaliteits- en milieuzorg. Samen met de Duitse ingenieursbureaus worden de Nederlandse tot de beste in Europa gerekend.

5.3.2 Opdrachtverstrekking ingenieurNet als de architecten beschikken ook de raad-gevend ingenieurs over een standaardboekwerk betreffende de rechtsverhouding opdrachtge-ver-ingenieur. Al in 1891 gaf de Vereniging van Burgerlijke Ingenieurs het eerste boekje uit over de verhouding opdrachtgevers-raadgevend ingenieur (RVOI). De laatste herziening dateert van 1993, deze is uitgegeven door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Kivi) en de Orde van Nederlandse Raadgevend Ingenieurs (ONRI).

Volgens de RVOI artikel 5.1 zal een adviesbureau de opdracht goed en zorgvuldig uitvoeren. Zij behartigt de belangen van de opdrachtgever naar beste weten en verricht haar diensten naar beste kunnen en wetenschap. Het adviesbureau zal alles vermijden wat de onafhankelijkheid van haar advies kan schaden. In de gevallen dat in de opdracht is inbegrepen raming en begrotingen met betrekking tot de bouwsom, koopsom of aanlegkosten stelt het adviesbureau deze steeds op naar beste vermogen. Zij is echter niet aan-sprakelijk als blijkt dat het werk niet voor de ge-raamde of begrote kosten tot stand kan worden gebracht (artikel 5, lid 5).

De door het adviesbureau aan de opdrachtgever afgegeven stukken worden eigendom van de opdrachtgever en mogen door hem worden gebruikt. Het is de opdrachtgever niet toege-staan een object, uitgevoerd naar het tot stand gebrachte ontwerp, de tekeningen en andere werken van het adviesbureau – al dan niet in geval van uitbreiding – geheel of in onderdelen daarvan in herhaling uit te voeren, zonder uit-drukkelijke toestemming van het adviesbureau. De opdrachtgever daarentegen zal het advies-

06950408_hfdst05.indd 103 16-11-2005 15:40:51

Page 114: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

104

bureau niet belemmeren in het aan derden ter beschikking stellen van haar kennis, tenzij deze kennis bestaat uit bedrijfsgeheimen van de op-drachtgever of onderdelen vormt van een vin-ding waarvoor octrooi is aangevraagd.

In de volgende subparagrafen worden de ver-schillende adviseurs aan de hand van hun vakge-bied kort beschreven.

5.3.3 ConstructeurDe constructeur ontwerpt de fundering en de draagconstructie van het gebouw en voert de bijhorende controleberekeningen uit. Hij zorgt voor de ‘harde’ gegevens die het bouwen moge-lijk moeten maken. Het beeld van de construc-teur is dan ook helder: werkgericht, professioneel en normatief. Maar ook constructeurs kunnen van elkaar verschillen. In de bouw wordt gek-scherend gesproken over ‘rekenaars’ en ‘con-structeurs.’ De eerste becijfert de consequenties van de wens van de klant, wat vaak resulteert in zware constructies met een overdreven grote mate van veiligheid. De tweede beschouwt zich als meedenker die de meest economische oplos-sing verzint. Deze laatste wenst als partner te werken en streeft naar optimalisatie (optimale constructie tegen lage kosten).

5.3.4 ProjectmanagerDe toenemende behoefte van de opdrachtgever aan een vertrouwenspersoon die zijn belangen behartigt, van het stadium van het Programma van Eisen tot en met de oplevering van het gebouw inclusief de nazorg, is opgepakt door onder andere raadgevend adviseurs maar ook door bureaus die zich gespecialiseerd hebben in projectmanagement. Vooral de niet-profes-sionele opdrachtgevers hebben behoefte aan bijstand. Men ziet zich voor de keuze gesteld of een directeur moet worden vrijgemaakt voor de organisatie van de bouw of voor het inschakelen van een projectmanagementbureau. Meestal wordt gekozen voor het laatste, zodat men niet het risico loopt beginnersfouten te maken. Deze projectmanager zal het totale proces sturen, coördineren en beheersen. De bureaus die zich hierop richten zijn de laatste jaren snel gegroeid en voorzien echt in een behoefte bij de op-drachtgever.

5.3.5 Installatietechnisch adviseurDe installatietechnisch adviseur wordt door de opdrachtgever gecontracteerd om hem te adviseren over de te kiezen installaties. Op basis van de gedefinieerde klimaateisen en een gebouwspecificatie kunnen berekeningen wor-den uitgevoerd voor wat betreft de werktuig-bouwkundige installaties, de elektrotechnische installaties, de transportinstallaties (liften, roltrap-pen, hefplateaus en dergelijke) en de riolering en waterinstallatie. De installatieonderdelen kunnen worden uitgewerkt in een compleet bestek met bijbehorende tekeningen. De adviseur is tijdens de uitvoering vaak ook verantwoordelijk voor de controle van de werkzaamheden van de uitvoe-rend installateur.

De rol van installatietechnisch adviseur werd in het verleden steevast door gespecialiseerde inge-nieursbureaus uitgevoerd. Tegenwoordig wordt deze rol steeds vaker overgenomen door de uitvoerend installateur. De installateur verzorgt het ontwerp, de prijsvorming en de uitvoering, en garandeert de werking zoals afgesproken. Dit heeft weer tot gevolg dat de onafhankelijke ingenieursbureaus ook steeds meer ontwerp en uitvoering geïntegreerd gaan aanbieden.

5.3.6 Bouwkundig (kosten)adviseurSteeds vaker wordt door een opdrachtgever een bouwkostenadviseur gecontracteerd. Deze kostendeskundige moet voor de opdrachtgever in ieder stadium van het ontwerp de prijs be-rekenen, teneinde exact te kunnen bepalen of het ontwerp van de architect past binnen het beschikbare budget. De methodieken die de kos-tendeskundige kan hanteren zijn al aangegeven in hoofdstuk 3. De kostencalculatie die door deze onafhankelijke adviseur is gemaakt, vormt de basis voor de onderhandelingen tussen opdracht-gever en aannemer. Door deze begroting is de opdrachtgever in staat om zijn kennisachterstand ten opzichte van de aannemer te verkleinen.De partij die een kostencalculatie maakt, moet voldoende kennis hebben van de uitvoeringsme-thoden en van de gebruikte materialen, om de prijs te bepalen. Een andere eis is dat de adviseur onafhankelijk is van het bouwbedrijf dat het bouwwerk realiseert. Dit betekent dat de rol van kostenadviseur door een bouwkosten-

06950408_hfdst05.indd 104 16-11-2005 15:40:51

Page 115: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 105

adviesbureau of door een ander bouwbedrijf kan worden vervuld. Het contracteren van de laatst-genoemde partij is niet erg gebruikelijk.

5.3.7 Overige adviseursNaast adviseurs van de hiervoor besproken vakgebieden bouwkunde, technische instal-laties, projectmanagement en constructies onderscheidt de RVOI ook adviseurs voor de vakgebieden milieutechnologie (bijvoorbeeld voor het maken van milieu-effectrapportages), akoestiek en bouwfysica (bijvoorbeeld metingen en adviezen voortvloeiende uit het Bouwproces-besluit), scheepsbouw en geodesie (bijvoorbeeld landmeetkunde, kartologie en vastgoeddien-sten). Het is afhankelijk van de situatie eventueel gewenst een of meerdere van deze deskundigen in te schakelen bij de realisatie van de bouw-opgave.

5.4 Aannemer

De aannemer moeten wij beschouwen als een zelfstandige ondernemer die zich tot taak stelt uit te voeren wat een architect heeft ontworpen. Hij krijgt die opdracht veelal via de architect. Dat kan via een aanbesteding gebeuren, op uitnodiging of via een onderhandse opdracht. Het woord geeft goed aan hoe deze partij tradi-tioneel op de markt opereert: het aannemen van werk. In deze paragraaf wordt gekeken naar:

• omvang van de aannemerij;

• kenmerken van het uitvoerend bouwbedrijf;

• organisatie van de uitvoerende bouw;

• automatisering;

• opdrachtverstrekking.

5.4.1 Omvang van de uitvoerende bouwIn 2000 waren er circa 20.500 bouwbedrijven. In figuur 5.6 is te zien dat 58% van de bouwbedrij-ven minder dan zes medewerkers in dienst had. In Nederland zijn er circa 300 middelgrote en grote bouwbedrijven.Het aantal verloonde manjaren in de bouw-bedrijven in 2000 was circa 200.000.

Sommigen bouwbedrijven voeren vooral ‘regie’ als hoofdaannemer en huren vaklieden in van onderaannemers. Andere leveren met eigen

mensen een gebouw. De aannemers beschou-wen zichzelf sterk resultaat- en werkgericht. In hun taakuitoefening zijn ze pragmatisch, veel is mogelijk. Het personeel van een aannemer identificeert zich soms met de organisatie, maar vaker met het beroep dat wordt uitgeoefend (metselaar, timmerman, stukadoor), figuur 5.7. Binnen het aannemersbedrijf is er sprake van een ‘binnencultuur’ (het kantoor) en een ‘buitencul-tuur’ (de bouwplaatsen). De buitencultuur is van mening dat het bouwproces zich buiten het kantoor afspeelt. Veel zaken worden geregeld en uitgevoerd op de bouwplaats. De sturing vanuit de top van de organisatie is vaak ook erg indi-rect. Dit is echter de laatste jaren sterk aan het veranderen.

steigerbouwer dakdekker

timmerman schilder

metselaar stratenmaker

voeger grondwerker

vlechter betonwerker

tegelzetter heier

stukadoors sloper

vloerlegger ....

Figuur 5.7 Verschillende beroepen in de bouw

5.4.2 Kenmerken van de uitvoerende bouwHet uitvoerend bouwbedrijf onderscheidt zich op tal van punten van andere productiebedrijven. Hierbij speelt de binding aan de plaats van het te bouwen product een belangrijke rol. Het bouw-

Figuur 5.6 Bouwbedrijven naar grootteklasse in 2000

Bron: EIB

Aantal medewerkers

Aantal bouw-bedrijven

Percen-tage

1 t/m 5 11.943 58%

6 t/m 10 3.222 16%

11 t/m 20 2.562 12%

21 t/m 50 1.952 10%

51 t/m 100 520 3%

101 t/m 200 222 1%

201 t/m 500 79 0%

500 t/m 1000 16 0%

meer dan 1001 6 0%

Totaal 20.522 100%

06950408_hfdst05.indd 105 16-11-2005 15:40:51

Page 116: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

106

bedrijf heeft te maken met een plaatsgebonden, weersafhankelijk, een moeilijk organiseerbaar proces. De productie vindt grotendeels in de open lucht plaats. Er zijn duidelijke seizoen-effecten die de continuïteit verstoren. In de winter (vorst, regen duisternis) komt veel verlet voor. De binding van het project aan de plaats vergt een grote mobiliteit van de bouwvakker. Hij moet vaak over lange afstanden pendelen tussen woonplaats en bouwplaats. Hij wisselt relatief vaak van werkgever. De relatie werk-gever-werknemer duurt vaak even lang als de periode om een bepaald project te realiseren.

Van oorsprong ligt de nadruk van de activiteiten van het middelgrote en grote bouwbedrijf op de uitvoeringsfase. Het aannemen en vervolgens uitvoeren van projecten. De laatste jaren zijn de bedrijven zich meer en meer gaan concentreren op activiteiten in het voortraject. In eigen beheer worden verschillende projecten ontwikkeld. In feite ontwikkelen deze aannemers zich tot pro-jectontwikkelaar. Zij wachten niet af tot architect met werk komt maar ontplooien zelf initiatieven. Hierdoor zijn ze niet meer afhankelijk van ande-ren om toch de gewenste productie te realiseren.

Een aantal grote bouwbedrijven heeft vanuit deze gedachte de laatste jaren bouwgrond ver-worven. Het blijkt ook in de praktijk dat projec-ten die zelf worden geïnitieerd een veel hoger rendement opleveren dan projecten die door aanneming van de markt zijn binnengehaald. Deze activiteiten zijn voor de bouwbedrijven dus lucratiever dan het bouwen alleen. Een ander voordeel van projectontwikkeling is de extra bouwproductie die dergelijke projecten opleve-ren voor het bouwbedrijf.

5.4.3 Organisatie bouwbedrijfDe kenmerken van het bouwbedrijf zijn bekend. Ook is al aangegeven dat binnen een bouw-bedrijf twee groepen medewerkers kunnen wor-den onderscheiden. Een groep werkzaam op kantoor en een groep werkzaam op de bouw-plaats zelf. Normaal voor een bouwbedrijf is dat verreweg de meeste werknemers werkzaam zijn op de bouwplaatsen en dat de bezetting op kan-toor relatief klein is.

De volgende afdelingen kunnen binnen bouw-bedrijven voorkomen, figuur 5.8:

• projectontwikkeling: de afdeling die als taak heeft projecten voor de markt te ontwikkelen,

Project-ontwikkeling

Werk-voorbereiding

ProductieCalculatie Inkoop

Uitvoering

Burgerwerk

Kwaliteits-zorg

Acquisitie

Automatise-ring

Administratie

Directie

Projectleiding Materieel-dienst

Figuur 5.8 Organisatieschema middelgroot bedrijf

06950408_hfdst05.indd 106 16-11-2005 15:40:52

Page 117: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 107

deze afdeling treedt dan op als opdrachtgever van de bouwtak;

• acquisitie: de afdeling die verantwoordelijk is voor het verwerven van bouwprojecten;

• calculatieafdeling: kostendeskundigen en cal-culators moeten op basis van bestek en tekenin-gen vaak binnen een relatief korte periode een inschrijfbegroting maken voor een aanbesteding. Daarnaast treden zij bij bouwteams en project-ontwikkeling op als kostendeskundige;

• werkvoorbereiding: het voorbereiden van de werken. Hieronder valt de inkoop van materialen en het maken van planningen met betrekking tot personeel, materieel en het totale bouwproject. In toenemende mate zien we dat ook productie-tekeningen gemaakt worden door een eigen te-kenafdeling en het V&G-plan Uitvoering op deze afdeling wordt ontwikkeld;

• productie: uitvoerders en hun mensen die op de bouwplaats het bouwwerk maken;

• administratie: de administratie van het bouw-bedrijf en de afdeling die de kosten bewaakt die tijdens de bouw gemaakt worden (werkenadmi-nistratie);

• daarnaast hebben verschillende bouwbedrij-ven een aparte materieeldienst; die zorgt voor het materieel (hijskranen, steigers en dergelijke) en bouwplaatsinrichtingen (keten en dergelijke);

• ten slotte kennen verschillende bouwbedrijven een afdeling burgerwerk voor de nazorg van gerealiseerde gebouwen en relatief kleine bouw-werken en onderhoudswerkzaamheden waar-voor geen projectorganisatie wordt opgezet.

5.4.4 Automatisering bouwondernemingOngeveer een kwart van de aannemersbedrijven maakte in 1984 gebruik van een computer voor boekhoudkundige en andere administraties. Het waren toen vooral de grotere bedrijven die zich deze kostbare apparatuur konden permitteren. Inmiddels is veel veranderd. De meeste bedrijven beschikken nu over pc’s in de kantooromgeving. Het merendeel van de grote en middelgrote bouwonderneming beschikt over een mini-systeem voor de financiële administratie. Binnen een bouwonderneming kunnen we zowel zeer geavanceerde geautomatiseerde als zeer simpele calculatiesystemen vinden. Daarnaast worden er automatiseringspakketten gebruikt voor het maken van de planningen, de werkregeling, de

urenverantwoording, het bestek en de werk-begroting, de inkoop van materialen, de werken-administratie en de boekhouding.

Geïntegreerde softwareDe beschikbare software ter ondersteuning van activiteiten, zoals het maken van ontwerp-tekeningen en constructieberekeningen en het opstellen van bestekken en begrotingen, is activiteitsgericht en niet langer gericht op één bepaalde discipline. De applicaties bevatten inmiddels zoveel ‘ingebakken’ vakkennis en gebruiksvriendelijkheid, dat ze zelfs buiten de traditionele disciplines gebruikt kunnen wor-den. Hoewel een applicatie niet garant kan staan voor een vakkundige uitvoering van de reken- of ontwerp-activiteiten, stimuleert zij ondernemingen wel tot het gebruik ervan.

5.4.5 Opdrachtverstrekking aannemerDe contractering van aannemers gaat doorgaans op basis van bestek plus tekeningen, waarvan de Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV 1989) onderdeel zijn. Volgens de UAV is de aan-nemer verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst (artikel 6, lid 1). Tevens is de aannemer verplicht het werk uit te voeren volgens de namens de opdrachtgever verstrekte en goedgekeurde tekeningen en moet hij orders en aanwijzingen strikt opvolgen (artikel 6, lid 2). De verplichting omvat ook het leveren van de benodigde bouwstoffen, het beschikbaar stellen van materieel, gereedschap en andere hulpmiddelen, de betaling van precario en kos-ten van aansluitingen (gas, water, elektriciteit).

De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en te wijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaanne-mers of zijn leveranciers (artikel 6, lid 8). Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwij-zingen, danwel bouwstoffen of hulpmiddelen, zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen dat de aannemer in strijd met de goede trouw zou handelen, door zonder de directie (architect/

06950408_hfdst05.indd 107 16-11-2005 15:40:52

Page 118: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

108

opdrachtgever) daarop te wijzen, maar tot uit-voering van het desbetreffende onderdeel van het werk zou overgaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim aansprakelijk (artikel 6, lid 14).

Na de dag, waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor de tekortkomingen aan het werk. Uitzondering daarop vormt de situatie waarbij het werk of enig onderdeel dat door schuld van de aannemer, zijn leverancier, zijn onderaannemer of zijn personeel een verborgen gebrek bevat en waarvan de aannemer binnen een redelijk termijn na de ontdekking op de hoogte is gesteld. Een verborgen gebrek is een gebrek dat ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering danwel bij de opneming van het werk door de directie redelijkerwijs niet had kun-nen worden onderkend. De rechtsverordening uit hoofde van een verborgen gebrek is niet ont-vankelijk na verloop van vijf jaar na de oplevering (artikel 12).

Bouwbedrijven kunnen op verschillende momenten deel gaan nemen aan het bouw-proces, figuur 5.9. In de huidige marktsituatie geven veel opdrachtgevers de voorkeur aan het in concurrentie op de markt brengen van de bouwplannen. Maar weinig opdrachtgevers werken nu nog met een vaste aannemer. Het merendeel van hen kiest om de aannemer in te schakelen via een bouwteamconstructie en bijna een even groot aantal opdrachtgevers geeft de voorkeur om een meervoudige aanbesteding te houden op basis van een bestek. Nog maar wei-nig opdrachtgevers geven de voorkeur aan een openbare aanbesteding.

Bij een openbare aanbesteding is er maar één selectiecriterium, namelijk de laagste inschrij-vingsprijs. Bij alle andere vormen spelen er altijd andere criteria mee. Bij de meervoudige aan-besteding vindt een voorselectie plaats waarin de aannemers geselecteerd worden op ook andere criteria dan de verwachte prijs. Welke criteria spelen een rol bij de (voor-)selectie van de aan-nemers, figuur 5.10. Niet alleen de verwachte prijs is een belangrijk selectiecriterium, minstens even belangrijk is de verwachte kwaliteit van

het werk. Eigen ervaring met de aannemer in het verleden of referenties van anderen zijn van grote invloed. Veel minder speelt de vestigings-plaats van de aannemer mee. Aan een goede garantieregel wordt tevens veel waarde gehecht.

Dit lijkt natuurlijk schitterend. De praktijk leert echter dat verreweg de meeste opdrachtgevers in de jaren negentig nog kiezen voor selectie op prijs. Alle traditionele aanbestedingsvormen gaan er namelijk van uit dat op basis van het be-stek en de bestektekeningen de prijsaanbieding wordt vervaardigd. Dit betekent simpelweg dat de selectie uiteindelijk plaatsvindt op prijs. Inte-ressanter wordt het te kijken naar alternatieve aanbestedingsvormen waarbij de partijen meer mogelijkheden krijgen om het huisvestingspro-bleem van de opdrachtgever op te lossen. In hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8 wordt teruggeko-men op andere wijzen van samenwerking, zodat de opdrachtgever echt reden heeft specifiek te kiezen voor een partij.

5.5 Onderaannemer

Vanwege de wens om over een flexibele organi-satie te kunnen beschikken voeren steeds meer

Figuur 5.9 Wijze waarop een aannemer betrokken wordt

bij een project naar type opdrachtgever Bron: SBR

Vas

te a

anne

mer

Eén

aan

nem

erpe

r pr

ojec

t

Bou

wte

am

Aan

best

edin

gna

ont

wer

p

Aan

best

edin

gna

bes

tek

Ope

nbar

eaa

nbes

tedi

ng

0

5

10

15

20

25

30

35

%

40Eigen huisvesters

Beleggers

Woningcorporaties

Projectontwikkelaars

Incidenteleopdrachtgevers

06950408_hfdst05.indd 108 16-11-2005 15:40:52

Page 119: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 109

aannemers steeds minder werkzaamheden zelf uit. Het is voor de hoofdaannemers dan ook eenvoudiger om voor elk project specifieke onderaannemers in te huren, dan te proberen dit allemaal te vangen in één onderneming. Veel werkzaamheden van de aannemer worden dan ook uitbesteed aan specialistische bedrijven: de onderaannemers. Deze onderaannemers richten zich op speciale onderdelen van het bouw-proces en zijn daar qua materiaal, materieel en werkwijze compleet in gespecialiseerd. Als de aannemer bezig is met de prijsvorming voor een bouwwerk, dan schrijft hij direct per onder-deel een aantal onderaannemers aan met het verzoek een prijsopgave te doen. Concurrentie vindt plaats op basis van prijs. Niet alleen de opdrachtgever opereert zo, ook de aannemer zelf selecteert op prijs. Het gevolg is dat voor elke project weer nieuwe combinaties van aan-nemers en onderaannemers worden gevormd. De reden hiervoor naast de selectie op prijs is dat voor elke deelactiviteit binnen de bouw andere marktvoorwaarden en schaalvoordelen spelen. Uitbesteden is in de bouw, meer dan in andere industrietakken, reeds lang een ingeburgerd gebruik.

De toetredingsdrempel ligt bij de onderaan-nemer zo mogelijk nog lager dan bij de hoofd-aannemer, hetgeen niet zelden een bron is van sociale problemen. Hun kracht ligt immers in de lage prijs waarvoor de hoofdaannemer het zelf niet gedaan krijgt. Bedrijven met speciale func-ties, zoals het schilders-, stukadoors- en vloerleg-gersbedrijf, zijn strikt genomen ook onderaan-nemers, maar vallen in een andere categorie. In de sector worden ze vaak als afwerkingsbedrijven bestempeld.

Naast de onderaannemers is in de bouw sprake van nevenaannemers. Een nevenaannemer heeft een contract met de opdrachtgever en dus niet zoals een onderaannemer met de aannemer. Veelal zijn dit de werktuigbouwkundige en de elektrotechnische aannemers, zie paragraaf 5.6. Opgemerkt moet worden dat in vele gevallen niet de hoofdaannemer maar de opdrachtgever degene is die bepaalt wie de nevenaannemers zijn, met name voor de elektrotechnische en de werktuigbouwkundige installaties. De aannemer wordt vaak wel geacht tegen een vergoeding (percentage van de aanneemsom) de coördi-natie tussen de verschillende nevenaannemers te verzorgen, zoals dit ook plaatsvindt voor de arbozorg.

Adv

ies

van

de a

rchi

tect

Adv

ies

van

derd

en

Sne

lhei

d va

n w

erke

n

Prij

s va

n he

t wer

k

Ves

tigin

gspl

aats

aann

emer

Ver

wac

hte

kwal

iteit

van

het w

erk

Bou

wm

etho

deaa

nnem

er

Goe

de e

rvar

ing

in h

etve

rlede

n

Fin

anci

ële

draa

gkra

cht

aann

emer

Goe

de g

aran

tiere

gelin

g

0

10

Zeerbelangrijk

Belangrijk

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

Figuur 5.10 Selectiecriteria opdrachtgever bij keuze aannemer Bron: EIB

06950408_hfdst05.indd 109 16-11-2005 15:40:53

Page 120: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

110

5.6 Installateur

De taak van de uitvoerend installateur is het leveren en monteren van alle installaties. De uit-voerend installateur is vaak gespecialiseerd in een deelgebied, zoals warmte, ventilatie, riolering, sanitair, elektronica of interne transportsystemen. Vroeger was het heel normaal dat de installateur werd gecontracteerd door de aannemer. Een echte onderaannemer dus. Door de technische ontwikkeling en het steeds complexer worden van de installaties zijn de kosten voor dit onder-deel de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit is, in combinatie met de wens te beschikken over een kwalitatief goede installatie, de reden dat de opdrachtgevers besluiten de installateur zelf te selecteren en een contract mee af te sluiten.

Daarnaast is er een ontwikkeling merkbaar dat ook de installateur, net als de aannemer, pro-beert op te schuiven naar de initiatieffase. Zijn de eisen en wensen betreffende het binnenklimaat en het uitrustingsniveau bekend, dan is de instal-lateur in staat dit uit te werken in een ontwerp en uiteindelijk in werktekeningen en bestek. Alle uitvoeringskennis en -ervaring wordt op deze wijze aangewend om te komen tot een optimale installatie.

Het is logisch dat de opdrachtgever de instal-lateur zo vroeg mogelijk inschakelt. Liefst al in de ontwerpfase om de kosten zo gauw mogelijk duidelijk te krijgen, maar ook om de installaties op de juiste wijze in het ontwerp te integreren. Bij veel ontwikkelingen van kantoorgebouwen gaat dat namelijk fout. Het ontwerp is gereed en pas dan mag de installateur proberen er de installaties nog in te krijgen. De ruimten boven het plafond zijn dan veelal aan de krappe kant, waardoor vrij platte kanalen moeten worden toegepast. Om de vereiste luchtcirculatie te bereiken moet met veel kracht de lucht worden rondgeblazen waardoor de installatie veel ge-luid maakt. Ook de installatieruimten zijn vaak een bron van ergernis voor de installateur. Hij moet zich in alle bochten wringen om de instal-laties erin te krijgen. Het is duidelijk dat dit het optimaal functioneren van de installatie niet ten goede komt.

Aandeel kosten installaties in de totale bouwkostenZoals al eerder aangegeven wordt het onder-deel installaties steeds belangrijker bij de realisatie van gebouwen en woningen. De installaties maken dan ook een steeds groter deel uit van de bouwkosten. Volgens de Stichting Bouwresearch kan het aandeel oplopen tot 40% van de bouwkosten. Voor een normaal functioneel kantoorgebouw, voorzien van mechanische ventilatie met centrale-verwarmingsinstallatie, bedraagt het installatieaandeel circa 30%. Voor woningen in de sociale huursector bedraagt het aandeel van de installaties circa 12% van de bouw-kosten.

Een andere ontwikkeling waardoor de rol van de installateur gaat veranderen is het fenomeen vraagspecificatie. Steeds meer opdrachtgevers zijn van mening dat na formulering van de eisen in een prestatiebestek de installateur maar moet zorgen dat er een goed geïnstalleerd gebouw wordt verkregen. De installateur wordt tevens verplicht gedurende een van te voren afgespro-ken termijn, bijvoorbeeld tien jaar, de werking van de installatie conform de vereiste prestaties te garanderen. Het is duidelijk dat vanwege deze ontwikkelingen juist de installateur door de opdrachtgever wordt benaderd om een aanbie-ding te verzorgen. Hij is in principe de enige par-tij die het risico van een gegarandeerde werking van de installatie inclusief onderhoud voor zijn rekening kan nemen.

5.7 Toeleverancier

Net als de onderaannemers zijn de toeleveran-ciers niet weg te denken in de bouwnijverheid. Ook de toeleverancier heeft een enorme ontwik-keling door gemaakt.Grofweg kunnen de toeleveranciers onderver-deeld worden in twee groepen, te weten:

• leveranciers en producenten van elementaire bouwcomponenten;

• leveranciers en producenten van algemene producten.

06950408_hfdst05.indd 110 16-11-2005 15:40:53

Page 121: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 111

De leveranciers en producenten van elementaire bouwcomponenten, zoals beton-(elementen), hout, staal, bakstenen, kozijnen en installaties vallen voor een groot deel onder de hout- en bouwmaterialenindustrie. Omdat het hier gaat om producten die voornamelijk in de bouw wor-den gebruikt, is deze groep van toeleveranciers sterk afhankelijk van de bouwnijverheid en dus erg kwetsbaar voor teruglopende bouwvolumes.

De andere groep zijn de toeleveranciers en pro-ducenten van materialen en producten die in de verschillende sectoren worden gebruikt, zoals verven, lijmen en elektrotechnische onderdelen: producten die ook in andere industrietakken worden gebruikt. Deze groep is dus veel minder afhankelijk van de bouw en kan fluctuatie in het bouwvolume opvangen door zijn sterke sprei-ding.

5.7.1 Industrie en groothandelVoor de bouwnijverheid kan er naast de eerdere tweedeling een onderscheid worden gemaakt naar de toeleverancier als industrie en de toe-leverancier als groothandel. De belangrijkste industriële sectoren zijn in dit verband de bouwmaterialen-, aardewerk- en glasindustrie, de metaalproductenindustrie, de hout- en meu-belindustrie, de rubber- en kunstofverwerkende industrie en de elektrotechnische industrie. Van de toeleverende groothandel zijn van belang: ondernemingen op het gebied van de handel in hout- en plaatmaterialen, sanitaire artikelen en overige bouwmaterialen.

De toeleverende industrieDe voornaamste toeleverende industrieën voor de bouw zijn de houtverwerkende indu-strie, de kunststofverwerkende industrie en de metaalproductenindustrie.

De houtverwerkende industrie is in het alge-meen sterk afhankelijk van ontwikkelingen binnen de bouw en in het bijzonder binnen de sector B&U. De houtverwerkende industrie is onder te verdelen in de timmerindustrie, de emballage- en palletindustrie, de parketvloer-industrie en de overige houtwarenindustrie.

De timmerindustrie neemt ongeveer twee derde van de totale omzet voor haar rekening en vormt daarmee de grootste groep. De houtverwerkende productie in Nederland ken-merkt zich door kleinschaligheid. Slechts 5% van het aantal bedrijven heeft meer dan 50 medewerkers in dienst. Het aantal bedrijven bedraagt circa 1.500 bedrijven, waarvan 80% met minder dan 10 medewerkers. Het aantal werkzame personen is 18.000. De branche-omzet bedraagt circa € 2,5 mld.

De kunststofverwerkende industrie heeft twee belangrijke afzetmarkten de bouw en de industrie. Naast de binnenlandse afzet vormt de export een belangrijk deel van de omzet. Het aantal bedrijven bedraagt circa 1.000 bedrijven, waarvan circa 55% met minder dan 10 werknemers. Belangrijke clusters zijn ver-pakkingsmiddelen, producten voor de bouw, platen en folie en componenten. Het aantal werkzame personen is circa 30.000.

De metaalproductenindustrie kent een grote diversiteit aan ondernemingen, zowel qua grootte als qua toegepaste technieken in het productieproces. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat de bedrijven veelal optreden als toeleverancier van onderdelen en halffabri-katen aan producenten van eindproducten. Qua afzetmarkt moet onderscheid gemaakt worden in de hoofdzakelijk binnenlands georiënteerde bouwsector en de meer interna-tionaal georiënteerde industriële toelevering. Het aantal bedrijven bedraagt circa 7.300 bedrijven, waarvan bijna 70% met minder dan 10 werknemers. Belangrijke clusters zijn con-structiewerk, laswerk, verspanende bewerking, plaatbewerking en oppervlaktebehandeling. Aantal werkzame personen is circa 100.000. Brancheomzet bedraagt totaal circa €14 mld.

Bron: Rabobank cijfers & trends 2003/2004

5.7.2 Ontwikkelingen bij toeleveranciersDe moderne toeleverancier beperkt zich niet meer tot het alleen maar fabriceren van de pro-ducten. Deze industrie wil meer en zit dan ook vol innovatiedrang. Steeds vaker zien we dan ook dat de toeleveranciers ‘co-makers’ worden.

06950408_hfdst05.indd 111 16-11-2005 15:40:53

Page 122: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

112

Deze toeleveranciers nemen een deel van het ontwerp- en uitvoeringsproces over. Steeds meer vindt prefabricage plaats en steeds vaker zien we dat bouwvakkers op de bouwplaats in dienst zijn van toeleveranciers. Deze ontwikkeling is het sterkst te zien bij de isolatiewerkzaamheden, gevelbouw in aluminium en glas en bij speciale dakbedekking. Dit vergroot de toegevoegde waarde van de betrokken ondernemingen, die op deze wijze ook een betere kwaliteitsgarantie kunnen bieden.

Informatietechnologie in de bouwIn de bouw gaat het bij informatietechnologie vooral om telematica-uitwisselingen op het gebied van handelstransacties enerzijds (EDI) en het uitwisselen van productgegevens (PDI) anderzijds. Beide vormen van telematica komen in de bouw nog maar mondjesmaat voor.

Bij EDI (Electronic Data Interchange) gaat het om rechtstreekse computeruitwisseling van handelsinformatie als offerteaanvragen, orderbevestiging en factureren. De efficien-cyvoordelen van rechtstreekse elektronische informatie-uitwisseling tussen computers met behulp van EDI liggen in de sfeer van kosten-, fouten-, en doorlooptijdreductie. Effectiviteits-voordelen zijn te behalen met betrekking tot de aard van het bouwproces zelf. Het logis-tieke proces tussen de bedrijven in de bouw kan enorm verbeteren.

Bij PDI (Product Data Interchange) gaat het om de uitwisseling van gegevens omtrent bouwontwerpen of -producten als deuren, ramen en zelfs huizen, waarbij het gaat om functionele en technische specificaties. PDI-uitwisseling op basis van en productmodel impliceert een geheel andere manier van wer-ken en communiceren in de bedrijfstak. Iedere partij haalt de informatie die nodig is uit de database welke centraal (eventueel gedistri-bueerd) wordt beheerd. Na verwerking van de informatie door bijvoorbeeld de architect, wordt de nieuwe informatie weer terugge-stuurd en in de database opgenomen, figuur 5.11.

5.7.3 Automatisering toeleveranciersToeleveranciers zijn al behoorlijk geautomati-seerd. Het uitwisselen van informatie via EDI komt ook bij de toeleveranciers steeds vaker voor. Vooral tussen de toeleveranciers van bouw-materialen en de tussenhandel. Zij wisselen veel informatie uit over een redelijke hoeveelheid standaardproducten die in principe codificeer-baar zijn. Beide partijen zijn intern al behoorlijk geautomatiseerd, zodat koppeling van EDI-berichten naar interne bedrijfsprocessen als pro-ductie en voorraadbeheer mogelijk is. Van een vergelijkbaar niveau voor het gebruik van EDI is de relatie tussen de grotere aannemer en tus-senhandel. De grotere aannemer profiteert van een betere planning en uitvoering van het bouw-proces, de tussenhandel van een betere goede-renstroombeheersing. Toch wordt EDI bij grotere bouwbedrijven nog maar weinig toegepast. De kleine aannemers hebben weinig aan EDI. Recht-streekse uitwisseling tussen de computers zoals bij EDI lijkt niet zinvol. De weinig geautomati-seerde kleine onderneming zou wel met videotex en internet uit de voeten kunnen.

5.8 Samenwerking en overnames

Om te overleven en uit te groeien tot een moderne bedrijfstak moet worden gezocht naar een verregaande samenwerking, liefst door de hele bedrijfskolom heen. Ook ontwikkelingen in de nationale en internationale markt evenals op het gebied van de technologie en sociaal maat-schappelijke factoren als arbo- en milieuzorg, dwingen bouwondernemingen steeds meer tot een betere samenwerking in projecten én tot het

Figuur 5.11 Links het traditionele communicatiepatroon

en rechts het communicatiepatroon gebaseerd op het PDI

06950408_hfdst05.indd 112 16-11-2005 15:40:54

Page 123: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 113

realiseren van nieuwe vormen van project-onge-bonden samenwerking.

Naast marktmotieven zijn er ook ondernemings-specifieke motieven om samen te werken. Door samen te werken krijgen bouwbedrijven de kans activiteiten te ondernemen waarvoor ze zelfstan-dig de mogelijkheden missen. Hierbij kan ge-dacht worden aan het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe producten en productietechnieken of aan het vergroten van financiële draagkracht, het spreiden van financiële risico’s en het reduce-ren van kosten.

De traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering en de sterke fragmentatie van het bouwproces zorgen ervoor dat nauwelijks sprake is van een constructieve samenwerking of van een integrale benadering van een project. De opdrachtgever vraagt echter steeds meer om een totaaloplossing voor zijn huisvestingsprobleem en dwingt de moordende concurrentie onderling om drastische kostprijsverlagende maatregelen. De enige manier om dit te bereiken is een geïn-tegreerde projectaanpak en project-ongebonden samenwerking. Hierin ligt tevens de basis voor een collectief bewustzijn voor verbetering van de arbeidsomstandigheden.

In de volgende subparagrafen zullen de verschil-lende varianten van samenwerkingsverbanden aan de orde komen.

5.8.1 Horizontale en verticale integratieHorizontale integratie betekent dat de organisa-tie zich gaat toeleggen op nieuwe producten of nieuwe markten. Hierbij moet gedacht worden aan een samenwerkingsverband tussen twee of meer gelijksoortige bedrijven, die gezamenlijk een product (een gebouw, een kunstwerk, enzovoort) ontwikkelen (en op de markt bren-gen), of die op een of andere manier van el-kaars diensten gebruikmaken (bijvoorbeeld om redenen van kostenreductie). Voorbeelden zijn drie aannemersbedrijven die gezamenlijk een stadhuis in een grote gemeente bouwen. Of de krachtenbundeling van de wegendivisies van de grote bouwconcerns om grote knooppunten of tunneltrajecten te realiseren. Ieder participeert in een nieuw opgericht bedrijf. Vaak is dit ook een

eis van de opdrachtgever, om de risico’s die aan dergelijk grote projecten zitten te verdelen.

Niet alleen horizontale samenwerking maar ook verticale samenwerkingsverbanden komen steeds meer voor. Verticale integratie betekent een uit-breiding van het aantal functies dat een onder-neming uitvoert. Een voorbeeld is de aannemer die ook het ontwerpen binnen zijn organisatie haalt en daarmee snel en afgestemd op zijn productietechniek kan inspelen op de huisves-tingsvraag van de opdrachtgever. Dit wordt de verticale achterwaartse integratie genoemd.Stel dat de architect besluit de uitvoering van zijn ontwerp zelf ter hand te nemen binnen zijn organisatie, dan spreken wij over voorwaartse verticale integratie. De verwachting is dat het aanbieden van een geïntegreerd product terrein zal winnen. Bouwconcerns realiseren zich steeds meer dat beheersing van het totale bouwproces alleen mogelijk is, mits de kerndisciplines beno-digd voor het vervullen van de basisfuncties ont-werpen en bouwen, maar in vele gevallen ook het nemen van initiatief (projectontwikkeling), het verkrijgen van geld (beleggers, financierders) en het verkrijgen van grond, binnen de eigen organisatie aanwezig zijn.

5.8.2 Co-makership en overnameEen andere manier om varianten van samen-werkingsverbanden te onderscheiden is op basis van de mate waarin de partners controle kunnen uitoefenen op de betrokken activiteiten. Vormen van samenwerking, waarbij de zeggenschap vol-ledig in handen van één partij zijn, zoals fusies en overnames, komen in de bouw veel voor. Via overnames binnen en buiten Nederland wordt op een gemakkelijke manier marktaandeel in een nieuw gebied of marktsegment verworven. Het meest in trek zijn familiebedrijven die door een generatieconflict in de problemen zijn geraakt. De opvolging is dan vaak onderwerp van discus-sie, zodat overname uitkomst biedt.

Naast overnames komen ook de wat vriendelijker bevonden fusiebesprekingen in de bouw voor. Samenwerkingsverbanden met gedeelde zeg-genschap zijn de minderheidsdeelnemingen en de joint ventures. Joint ventures komen veel in de baggersector voor. De redenen hiervoor is dat

06950408_hfdst05.indd 113 16-11-2005 15:40:54

Page 124: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

114

baggeropdrachten vaak interdisciplinair en vrij kostbaar zijn.

Bouwkundig aannemers zijn ook gewend om via consortia, onder andere met lokale partners, in te schrijven. Een speciale vorm is de Duitse Arge (Arbeitsgemeinschaft). Veel Nederlandse bouw-bedrijven zien kansen op de Duitse bouwmarkt. Het betreden van de Duitse markt kan via het overnemen van een bedrijf in het land zelf. In Duitsland staat men echter sceptisch tegenover bedrijfsovername. Samenwerking met een Duitse collega lijkt de beste strategie.

Subcontracting of co-makership is een opkomende vorm in Nederlandse bouw. Co-makership wil in dit geval zeggen dat er geen echte hoofdaan- nemer is maar dat er sprake is van een verbinte-nis van twee of meer nevenaannemers (c.q. in-stallateur en/of toeleveranciers)

5.8.3 Incidenteel en structureelSamenwerkingsverbanden kunnen ook onder-scheiden worden op het feit of ze incidenteel of permanent plaatsvinden. Een permanente samenwerking kan dienen om gezamenlijk een nieuw product te ontwikkelen en deze ver-volgens afzonderlijk op de markt te brengen (precompetieve samenwerking). Een andere wijze van permanente samenwerking is een gezamenlijke organisatie die voor de aangesloten bedrijven bepaalde diensten verleent (service-organisatie) of bepaalde belangen behartigt (be-langenorganisatie).

Het toeleveren en uitbesteden is in de Neder-landse bouw een algemeen gebruik, maar door de wijze van opdrachtverlening wordt in pro-jectnetwerken nauwelijks constructief samen-gewerkt. Patronen van vaste netwerken tussen hoofd- en onderaannemers komen nog maar beperkt voor. Ook als de hoofdaannemer wel zijn bouwpartners kan kiezen blijft opportunisme een belangrijke rol spelen. Bovendien zijn er wet-telijke beperkingen. In het Besluit mededingings-regeling voor de bouwsector is samenwerking bij meer dan één project officieel niet toegestaan. Het toezicht op de regeling is echter beperkt.

5.8.4 Publiek-private-samenwerkingEen geheel andere ontwikkeling die samenwer-king stimuleert, is de herstructurering van de infrastructuur van stedelijke gebieden, die de komende jaren plaatsvindt. Hierdoor komen opdrachtgevers voor hoge uitgaven te staan, en hebben zij behoefte aan partners die concep-tuele ideeën en creatieve oplossingen, zowel technisch als financieel, inbrengen. Dit vraagt om een andere manier van samenwerken tussen de opdrachtgevende en opdrachtnemende par-tijen. Een voorbeeld hiervan is publiek-private-samenwerking (PPS), waar samenwerking tussen overheid en het bedrijfsleven plaatsvindt. De toe-nemende belangstelling voor de PPS-constructie is het gevolg van de relatief grote investerings-ruimte in de marktsector en een afname van de financiële overheidsmiddelen.

5.8.5 InternationaliseringIn het verlengde van de in hoofdstuk 2 al aan-gegeven internationaliseringstrend, waarin de grotere bouwbedrijven zich steeds meer interna-tionaal gaan opstellen en inschrijven op buiten-landse projecten, speelt het feit dat het bijna onmogelijk is om projecten in het buitenland aan te nemen zonder samen te werken met lokale partners. Dit omdat ook daar het grootste deel van de bouwprojecten meestal toch door regionale ondernemingen zullen worden uitge-voerd. De bouwmarkt in iedere EG-lidstaat blijft vooralsnog te typeren als een lokale relatiemarkt. Belangrijke redenen om samen te werken met lokale aannemers is dat deze de lokale omstan-digheden beter kennen (regelgeving, handels-relaties, overheidsapparaat en onderaannemers en dergelijke).

5.9 Herstructering

Binnen de bouwnijverheid is een ingrijpend her-structureringsproces gaande. Aan de vraagkant trekken financiers, opdrachtgevers en project-ontwikkelaars steeds meer gezamenlijk op. Aan de aanbodzijde verschuiven de posities van de betrokken partijen. In de vorige paragraaf werd gesproken over samenwerking en co-makership maar ook over fusies en overnames. De bedrijven in de bouw maken zich op voor de strijd om de

06950408_hfdst05.indd 114 16-11-2005 15:40:54

Page 125: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

5 DE OPDRACHTNEMENDE BOUW 115

macht: wie neemt straks de centrale positie in en zal van daaruit proberen de andere partijen naar zijn hand te zetten?

Aan de vraagzijde treedt een belangenverstren-geling op door een viertal tendensen. In de eerste plaats door de afname van de rol van publieke en semipublieke opdrachtgevers. In de tweede plaats treedt er een verstrengeling op van publieke en private belangen via vormen van publieke-private samenwerkingen. In de derde plaats is te zien dat de posities van opdracht-gever en financier steeds meer in elkaar over-vloeien. De financier neemt een meer dominante positie in. De regie van het bouwproces zal aan zijn normen moeten voldoen. In het verlengde daarvan kunnen beleggers en projectontwik-kelaars hun positie aanzienlijk versterken. Steeds vaker zijn beleggers en projectontwikkelaars de initiërende partijen. Zij nemen én het initiatief én het risico, omdat zij financieren en bouwkennis combineren en het aandurven hun eigen afzet te organiseren. Bovendien hebben de grote bouw-bedrijven via projectontwikkeling en grondver-werving (vooral op de Vinex-locaties) hun positie aanzienlijk versterkt.

In het verlengde van deze veranderingen aan de vraagkant verandert de rol van de diverse bouw-partijen. Bij de uitvoerende bedrijven is sprake van fusies, overnames en samenwerkingen. Er wordt getracht meer facetten van de bouwpro-ductie in één holding onder te brengen om deze zo beter op elkaar af te kunnen stemmen. Zo nemen grote aannemers de laatste jaren nogal wat middelgrote en kleinere aannemingsbedrij-ven, installatiebedrijven en soms ook toeleve-ringsbedrijven over. Er is echter niet alleen sprake van samenwerking en overname, maar ook van relatieve positieversterking.

Gelet op de groeiende omvang van het instal-latiedeel bij een bouwwerk stellen installateurs de vraag of het wel zo vanzelfsprekend is dat zij altijd als onderaannemer worden beschouwd en of het niet mogelijk is zelf hoofdaannemer te zijn. Ook vanuit de toeleveringsindustrie wordt die vraag gesteld. Immers, als bouwen het as-sembleren van in de fabriek geprefabriceerde delen wordt, wie is er dan belangrijker: de toele-

verancier of het uitvoerend bouwbedrijf? Steeds meer wordt het hoofdaannemerschap van de aannemer ter discussie gesteld: waarom zou de toeleverancier of installateur geen hoofdaanne-mer kunnen zijn?

De eindigheid van de beschikbaarheid van grondstoffen (bijvoorbeeld grind) en de regel-geving omtrent van milieu- en arbeidsomstan-digheden, hebben geleid en zullen leiden tot een ander aanbod van materialen. Was het tot voor kort zo dat ontwerpers in feite de vraag naar bouwmaterialen aangaven, nu bepaalt het aan-bod steeds meer de vraag. Als het aanbod van bouwmaterialen zo gaat domineren, heeft dat onder andere consequenties voor architecten. Zij zullen meer uit moeten gaan van materialen en hun toepassingsmogelijkheden. Daardoor wordt logischerwijs hun ontwerpvrijheid bedreigd. Veel technologische vernieuwingen in de bouw zijn voorts een regelrecht gevolg van productver-nieuwing en maatwerk van de toeleverancier. Steeds meer wordt de toeleverancier producent van oplossingen. En het bouwbedrijf past die oplossingen vervolgens toe. Waakzaamheid is geboden, om te voorkomen dat gevaarlijke stoffen of werkmethoden zo de bouw binnen-sluipen.

De bouwnijverheid (en zeker de opdracht-nemende bouw) staat de komende jaren voor grote veranderingen. Er zullen strategische keu-zes moeten worden gemaakt, anders dreigen bepaalde participanten hun rol in het proces te verliezen. Er zijn veel kansen om juist in deze toe-komstige markt posities te bepalen en in te nemen. Worden al deze ontwikkelingen als be-dreigingen gezien, dan is het gauw gedaan met het bedrijf. In hoofdstuk 8 wordt dieper inge-gaan op deze toekomstige ontwikkelingen.

06950408_hfdst05.indd 115 16-11-2005 15:40:54

Page 126: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

116

06950408_hfdst05.indd 116 16-11-2005 15:40:54

Page 127: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6De overheid als regelgeverir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

In een klein land als Nederland met verhoudingsgewijs een grote

bevolking moet natuurlijk de beschikbare ruimte zo optimaal mogelijk

worden gebruikt. De ruimtelijke planning wordt door de overheid af-

gedwongen door middel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en

de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening.De overheid heeft ook voor de technische regelgeving veel wetten

en regels opgesteld waarmee een enorme invloed op de bouwmarkt

wordt uitgeoefend. Hierbij moet worden gedacht aan de Woningwet,

het Bouwbesluit, de Arbowetgeving, milieuwetgeving, regionale con-

venanten duurzaam bouwen, de NEN-normen en de richtlijnen. Deze

complexe regelgeving wordt in dit hoofdstuk uiteengezet.

06950408_hfdst06.indd 117 16-11-2005 15:58:08

Page 128: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

118

Inleiding

De overheid speelt een belangrijke rol in het bouwproces maar ook binnen de totale bouw-nijverheid. Wil iemand een woning bouwen, dan kan hij niet zomaar de spade in de grond steken en beginnen met metselen. Hij zal minimaal een bouwvergunning moeten hebben. Maar ook voordat wordt begonnen met het ontwerpen van de woning is het verstandig bij de gemeente te informeren of er wel mag worden gebouwd op de betreffende locatie. We krijgen dan te maken met het bestemmingsplan en wat breder gezien met de ruimtelijke ordening. Maar daar houdt het niet mee op. De te bouwen woning zal daarnaast ook moeten voldoen aan tal van wettelijk opgestelde criteria en regels. Het Bouw-besluit is hiervan de basis. En tijdens de bouw zal er ook nadrukkelijk gelet moeten worden op de arbeidsomstandigheden en veiligheid.

Zoals uit figuur 6.1 blijkt, heeft de bemoeienis van de overheid betrekking op:

• ruimtelijke planning;

• technische regelgeving;

• financiële regelgeving;

• overige regelgeving.

Bouw-nijverheid

Opd

rach

tgev

er(R

gd,g

emee

nten

e.a

.)

Financiële regelgeving

Technische regelgeving

Overige regelgevingen andere bemoeienis

Ruimtelijke planning

Figuur 6.1 Dominante rol van de overheid

De belangrijke onderdelen van de genoemde regelgeving wordt in de volgende paragrafen toegelicht.

Zoals ook al in hoofdstuk 1 is weergegeven, is de overheid behalve opsteller van wetten en regels

ook een dominante opdrachtgever. In dit kader is de wijze waarop de werken van de overheid worden aanbesteed interessant. Vandaar dat dit hoofdstuk wordt afgerond met de aan-bestedingsregeling en de invloed daarop van de EEG.

6.1 Ruimtelijke ordening

In een klein, dichtbevolkt land als Nederland met een hoog economisch, sociaal en cultureel peil is de ruimtelijke ordening van groot belang. Alle inwoners zullen moeten worden gehuisvest, de economie vergt productiemiddelen, het vervoer over de weg, het spoor en het water moet wor-den gewaarborgd, recreatievoorzieningen moe-ten worden geboden, enzovoort. Het is duidelijk dat in Nederland deze belangen al snel met elkaar in conflict kunnen komen.

De noodzaak tot een duidelijke regeling werd door de regering al ingezien in 1963. In dat jaar wordt aan de naam van het ministerie van Volkshuisvesting ‘en Ruimtelijke Ordening’ toe-gevoegd. In 1965 komt de overheid met de Wet op de Ruimtelijke Ordening(WRO). De WRO bevat regels met betrekking tot de verantwoor-delijkheden en beslissingsbevoegdheden inzake de ruimtelijke inrichting. Verder verschijnen er de zogenaamde Nota’s over de Ruimtelijke Orde-ning. De twee genoemde onderwerpen komen in deze paragraaf verder aan bod.

6.1.1 Wet op de ruimtelijke ordeningDe Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft tot doel de beschikbare grond in Nederland zo doelmatig mogelijk te verdelen. Vandaar dat de WRO de verantwoordelijkheden en de beslis-singsbevoegdheden van elke bestuurslaag met betrekking tot de ruimtelijke inrichting van het grondgebied duidelijk vastlegt. Met deze wet kan de overheid een actief planologisch beleid voeren. Wat de wet niet regelt zijn inhoudelijke bepalingen. Wel geeft de WRO iedere bestuur-slaag een instrumentarium waarmee een eigen beleid voor de ruimtelijke ordening van het eigen gebied kan worden gevoerd. De WRO onderscheidt drie niveaus, te weten: het Rijk, de provincie en de gemeente.

06950408_hfdst06.indd 118 16-11-2005 15:58:09

Page 129: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 119

Ieder niveau heeft zijn eigen taken en verant-woordelijkheden.

6.1.1.a Taken van het RijkDe door de rijksoverheid op het gebied van de ruimtelijke ordening geformuleerde plannen houden vaak belangrijke beleidsbeslissingen in. Deze stijgen uit boven de provinciale en ge-meentelijke vraagstukken. Dit is ook de reden dat in de WRO procedureregels zijn opgenomen betreffende de totstandkoming van deze beleids-plannen. Hierbij spelen het overleg met de lagere overheden en de participatie van de bevolking een belangrijke rol. Het betreft hier onder andere de procedure van de zogenaamde Planologische KernBeslissingen (PKB). De PKB is een ruwe, glo-bale schets van de inrichting van de ruimte en wordt ook wel structuurschema genoemd. Pro-vincies en gemeenten werken het plan nader uit in streek- en bestemmingsplannen.

Het doel van deze procedure is dat iedere be-langhebbende in de gelegenheid wordt gesteld om mee te denken bij het uitstippelen van het planologisch beleid op nationaal niveau. De reden hierachter is dat de PKB belangrijke gevol-gen heeft voor de streek- en bestemmingsplan-

Figuur 6.2 Plankaart streekplan Zuid-Holland West, ont-

werp herziening oktober 1995

06950408_hfdst06.indd 119 16-11-2005 15:58:09

Page 130: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

120

nen. Denk hierbij aan de Betuweroute en de Hoge Snelheidslijn.

De procedure begint niet direct met inspraak. Eerst worden door de verschillende ministe-ries, het Rijk, de gemeenten en waterschappen voorbereidingen getroffen voor een beslissing. De belangen worden hierbij zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Het resultaat hiervan wordt aan de ministerraad medegedeeld, waarna deze een voorlopig standpunt inneemt. Dit voorlopig standpunt wordt via de landelijke en regionale kranten bekendgemaakt. Meestal kan er ook een brochure worden aangevraagd. Zowel in de brochure als in de advertenties staat aangegeven op welke wijze de inspraak zal plaatsvinden. Na-dat de inspraak heeft plaatsgevonden, waarbij ook deskundigen advies kunnen uitbrengen, bekijkt de regering haar beleidsvoornemens nog een keer. De beslissing die dan volgt wordt ver-volgens met de Tweede Kamer besproken. Na een meerderheid van stemmen in de Tweede Kamer wordt de beslissing uitgevoerd.

Naast de PKB’s bestaat het rijksinstrumentarium op het gebied van de ruimtelijke ordening uit nota’s, structuurschetsen en structuurschema’s. In paragraaf 6.1.2 wordt dieper ingegaan op de nota’s. Structuurschetsen geven inzicht in de mogelijke ontwikkelingen van het nationaal ruimtelijk beleid, terwijl een structuurschema de hoofdlijnen bevat met betrekking tot een be-paalde sector van het rijksbeleid, die belangrijke ruimtelijke consequenties hebben.

6.1.1.b Taken van de provincieHet belangrijkste ruimtelijke instrument dat de provincie tot haar beschikking heeft om de pkb’s uit te werken, is het streekplan. In een streekplan kunnen de Provinciale Staten voor één of meer delen of voor het hele gebied van de provincie de beoogde toekomstige ontwikkelingen in hoofdlijnen vastleggen. Zo staat er in het streek-plan onder meer waar steden en dorpen kunnen groeien en waar ruimte is voor landbouw, natuur en recreatie, figuur 6.2.

Op basis van onderzoek, waarbij gekeken is naar bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, verkeer, openbaar vervoer, recreatievoorzieningen, drink-

water- en energievoorzieningen, water-huishouding, vaarwegen, enzovoort, worden de toekomstige ontwikkelingen vastgesteld. Uit deze opsomming blijkt dat vooral de sociale, culturele en economische aspecten aan de orde komen. Deze toekomstige ontwikkelingen wor-den verwerkt in het streekplan. De Provinciale Staten zijn verplicht om het streekplan elke tien jaar te herzien en elke vier jaar te evalueren. Gemeenten stellen aan de hand van het streek-plan hun bestemmingsplannen op, waarin de ruimte nauwkeurig wordt ingevuld.

6.1.1.c Taken van de gemeenteDe WRO biedt aan de gemeente een aantal in-strumenten om concreet vorm te geven aan de ruimtelijke inrichting binnen haar grondgebied, passend binnen de streekplannen die daar van kracht zijn. De twee instrumenten zijn het struc-tuurplan en het bestemmingsplan.

In een structuurplan kan de gemeenteraad de toekomstige ontwikkeling van de gemeente of een gedeelte daarvan vastleggen. In principe wordt het structuurplan aansluitend op het streekplan opgesteld. Opvallend aan het struc-tuurplan is dat deze programmatisch van karak-ter is en daarnaast niet bindend. In een struc-tuurplan wordt een beschrijving gegeven van het in het plan inbegrepen gebied en van de fasen waarin de gewenste ontwikkelingen zich zouden moeten voltrekken.

Het tweede instrument, het bestemmingsplan, is verreweg het belangrijkste instrument in de ruimtelijke ordening. De bestemmingsplannen worden verplicht voor het gehele gemeentelijke grondgebied. In een bestemmingsplan geeft de gemeenteraad zijn visie voor de bestemming of het gebruik van de grond. In een bestemmings-plan wordt dus aangegeven waar de grond in het plan voor bestemd is, bijvoorbeeld: woning-bouw, straten, winkels, bijzondere gebouwen en recreatie.

De vaststelling van de bestemmingsplannen vindt plaats in de gemeenteraad. Het bestem-mingsplan kan pas in werking treden als ook de Gedeputeerde Staten hun goedkeuring over het plan hebben uitgesproken. Is de gemeente het

06950408_hfdst06.indd 120 16-11-2005 15:58:09

Page 131: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 121

Streekplan Structuurplan Bestemmingsplan

Het streekplan geeft de toekom-stige ontwikkelingen in hoofdlij-nen aan (is programmatisch van karakter).

Het structuurplan geeft de toekom-stige ontwikkelingen aan (is pro-grammatisch van karakter).

Het bestemmingsplan wijst de bestemming van grond aan en geeft voorzover nodig voorschrif-ten voor gebruik van grond en opstallen.

Provinciale Staten kunnen een streekplan vaststellen.

De Gemeenteraad kan een struc-tuurplan vaststellen (eventueel met meerdere gemeenten samen).

De Gemeenteraad stelt een be-stemmingsplan vast. Voor gebie-den buiten de bebouwde kom moet zij een bestemmingsplan vaststellen. Het bestemmingsplan vereist de goedkeuring van Gede-puteerde Staten.

Een streekplan heeft geen rechts-gevolgen.

Een structuurplan heeft geen rechtsgevolgen.

Een bestemmingsplan heeft rechtsgevolgen.

Gedeputeerde Staten kunnen delen van het streekplan uitwer-ken op grond van regels van het plan.

B & W kunnen een globaal be-stemmingsplan uitwerken. De uitwerking vereist goedkeuring van Gedeputeerde Staten.B & W kunnen vooruitlopen op een herziening van een plan (ar-tikel 19 procedure). Dit vereist de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

De Kroon kan de provincie ver-plichten een streekplan vast te stellen. De minister kan aanwijzin-gen geven voor de inhoud.

Gedeputeerde Staten kunnen de gemeente verplichten een struc-tuurplan vast te stellen en kunnen aanwijzigingen geven voor de inhoud.

Gedeputeerde Staten kunnen de gemeente verplichten een bestemmingsplan vast te stellen en kunnen aanwijzigingen geven voor de inhoud.

Een structuurplan moet na 10 jaar worden herzien en elke vier jaar worden geëvalueerd.

Een bestemmingsplan moet na 10 jaar worden herzien.

Men kan tegen het plan bezwaar maken bij Provinciale Staten.

Men kan tegen het plan bezwaar maken bij de Gemeenteraad.

Men kan tegen het plan bezwaar maken achtereenvolgens bij de Gemeenteraad, Gedeputeerde Staten met de mogelijkheid van beroep zoals geregeld in de Alge-mene wet bestuursrecht.

06950408_hfdst06.indd 121 16-11-2005 15:58:10

Page 132: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

122

niet eens met de uitspraak van Gedeputeerde Staten, dan kan de gemeente beroep aanteke-nen. De mogelijkheden van beroep zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.Bestemmingsplannen zijn bindend voor zowel de overheid als de burgers. De belangrijke juridische status van deze bestemmingsplannen blijkt ook uit de Woningwet. Een bouwvergunning moet worden geweigerd als het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

Een samenvatting van het streek-, structuur- en bestemmingsplan is opgenomen in figuur 6.3.

6.1.2 Nota’s ruimtelijke ordeningWe hebben hiervoor kunnen lezen dat de over-heid naast de Wet op de Ruimtelijke Ordening gebruik kan maken van een ander instrument: de zogenaamde Nota’s ruimtelijke ordening. Van dit instrument is sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw gebruikgemaakt vanuit de optiek dat de ruimte in Nederland beperkt is en dit de groei

en de mobiliteit begrenst. Inmiddels zijn er vijf nota’s verschenen, figuur 6.4.

In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening wordt de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Het gaat daarbij om inrichtings-vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waar-bij de volgende onderwerpen aan bod komen: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

De vijfde Nota geeft antwoord op vier centrale vraagstukken:

• hoe kunnen we de ruimtelijke kwaliteit in stad en land verhogen: de kwaliteit van de leefom-geving?

• kunnen we de ruimte beter gebruiken wan-neer steden en dorpen in stedelijke netwerken samenwerken?

Het streekplan omvat:• een beschrijving van de meest

gewenste ontwikkeling;• zo nodig fasen waarin de ont-

wikkeling zich zou moeten of kunnen voltrekken.

Het structuurplan omvat:• een beschrijving van de voor

de gemeente in onderlinge samenhang van haar delen meest gewenste ontwikkelingen op langere termijn;

• zo nodig fasen waarin de ontwik-keling zich zou moeten of kun-nen voltrekken

Het bestemmingsplan omvat:• één of meer kaarten met verkla-

ringen waarop de bestemming van de grond is aangewezen;

• voorschriften voor het gebruik van grond en opstallen, voorzo-ver nodig;

• regels, voorzover nodig, betref-fende uitwerking, wijzigingen, tijdstippen van verwerking.

Inrichting kaarten:• topografische ondergrond;• schaal 1:50.000 of groter;• uitwerkingen schaal 1:25.000.

Inrichting kaarten:• topografische ondergrond;• schaal 1:25.000 of groter.

Inrichting kaarten:• topografische ondergrond;• duidelijke weergave begren-

zing, aansluitingen op aangren-zend gebied, bestaande bebou-wing, belangrijke straatnamen en dergelijke;

• schaal 1:10.000 of groter;• bij bebouwing in naaste toe-

komst schaal 1:2.500 of groter met kadastrale gegevens;

• dwarsprofielen met maten schaal 1:200 of groter.

Streekplan Structuurplan Bestemmingsplan

Figuur 6.3 Samenvatting streek-, structuur- en bestemmingsplan

06950408_hfdst06.indd 122 16-11-2005 15:58:10

Page 133: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 123

Figuur 6.4 Overzicht van de nota’s ruimtelijke ordening

Nota Inhoud

Eerste nota ruimtelijke or-dening (1960)

De eerste nota schetst wel een groeimodel voor de Randstad uitgaande van afzonderlijke steden rondom een groen, open middengebied: het Groene Hart. In de afzonderlijke steden moesten herbergzame woonwijken komen, die een veilige leefomgeving zouden vormen voor de vele jonge gezinnen.

Tweede nota ruimtelijke or-dening (1966)

Uitgangspunt in deze nota was 20 miljoen mensen in Nederland rond de eeuwwisseling. De Randstad mocht niet uitdijen en samensmelten tot een onbestuurbare stad met ver-pauperende wijken. Het antwoord was gebundelde deconcentratie: op enige afstand van de stedenring werden groeikernen aangewezen. Voorbeelden hiervan zijn Lelystad, Pur-merend en Maarssenbroek. De bestaande steden in de Randstad konden slechts beperkt groeien.

Derde nota ruimtelijke or-dening (1974, 1976, 1977)

Deze nota is in drie delen verschenen: in 1974 ‘Oriëntering’, in 1976 ‘Verstedelijking’ en in 1977 ‘Landelijke gebieden’. De prognose van de bevolkingsontwikkeling werd bijgesteld tot 17 miljoen in 2000. In deze nota’s werd spreiding van bevolking, werkgelegenheid en welzijnsvoorzieningen over het land voorgestaan: er werden 11 groeikernen aangewezen. De suburbanisatie ten gevolge van de groeikernen die hierdoor ontstonden, heeft geleid tot leegloop van de steden en een eenzijdige bevolkingsopbouw in die steden. Vanaf 1975 werd dit een halt toegeroepen door de stadsvernieuwing in de grote steden op po-ten te zetten.

Vierde nota ruimtelijke or-dening (1988)

‘Nederland in 2015. Daar wordt nu aan gewerkt.’ Dat was het motto. De ruimtelijke kwaliteit werd centraal gesteld. Deze zou tegemoet moeten komen aan de (hoge) eisen die nieuwe bedrijven in een internationale context stellen. Nederland moest de overzichtelijke stede-lijke structuren en de situering van steden rondom een open groen gebied uitbuiten in de internationale concurrentie. De beide mainports (Rijnmond en Schiphol) kregen alle kansen zich te ontplooien. Verder stuurde de Vierde Nota aan op vergroting van het economisch kerngebied van de Randstad tot de steden in Noord-Brabant en midden-Gelderland en een geconcentreerde ontwikkeling van stedelijke ontwikkelingen elders in Nederland, zodat deze op regionaal niveau een meerwaarde zouden kunnen bieden. En natuurlijk werden er veel nieuwe woningen op het programma gezet om te kunnen voldoen aan de nog altijd grote vraag naar goede woonruimte.

Vierde nota ruimtelijke ordening extra (1994)

Deze Vierde Nota Extra staat bekend als Vinex. Vooral de alarmerende milieuproblemen waren aanleiding om goed na te denken over de bijdrage die de ruimtelijke inrichting zou kunnen leveren aan vermindering van de milieubelasting. De relatie werd gelegd naar beperking van de mobiliteitsbehoefte. Ruimte voor bedrijven en nieuwe woningen moest eerst in bestaande steden worden gezocht, daarna aan de rand van de steden en pas dan op afstand van bestaande steden. Voor bedrijfslocaties werd een bereikbaarheidsprofiel ontwikkeld: bedrijven met weinig goederenbewegingen en veel publieksbewegingen si-tueren bij stations; bedrijven met veel goederenbewegingen situeren aan de snelweg. Dit beeld sluit aan bij de eerste nota. Met de regio’s en provincies werden afspraken gemaakt over de realisatie van benodigde woningen gekoppeld aan grondkostensubsidies en bijdra-gen voor openbaar vervoer en groen.

Vijfde nota ruimtelijke or-dening (2000)

De ruimtelijke opgaven die met het beleid van de Vierde Nota niet of niet geheel zijn opgelost, vormen mede de opgave voor de Vijfde Nota. Opnieuw en sterker moet er aan-dacht zijn voor kwaliteit van de leefomgeving, maar ook voor de ruimtelijke geleiding van de groei van bedrijvigheid. Verder blijkt de dynamiek van de samenleving de grenzen van de de stadsgewesten te overschrijden, wat resulteert in herijking van de bestaande ver-stedelijkingsafspraken. De titel van de Vijfde Nota is dan ook toepasselijk: ‘Ruimte maken, ruimte delen’.

06950408_hfdst06.indd 123 16-11-2005 15:58:10

Page 134: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

124

• hoe kunnen we ons land beter beschermen tegen overstromingen en het water meer de ruimte geven?

• in hoeverre is voor de uitvoering van het ruim-telijke beleid Europese samenwerking nodig?

Onderstaand worden kort de eerste twee vraag-stukken nader toegelicht en wordt daarnaast ingegaan op de herijking van de verstedelijkings-afspraken die zijn gestart in de Vinex.

6.1.2.a Kwaliteit van de leefomgevingUitgangspunt in de Vijfde Nota is dat verdere vervlakking van de ruimte moet worden tegen-gegaan om de burger een leefomgeving te bie-den die voldoet aan zijn wensen en behoeften. Om de gewenste kwaliteit te definiëren zijn zeven criteria van ruimtelijke kwaliteit bepaald. Deze zeven criteria van ruimtelijke kwaliteit zijn richtinggevend voor elk relevant ruimtelijk beleid (zie leestekst). Op basis van de hoofdlijnen van het beleid en de hier genoemde zeven criteria van ruimtelijke kwaliteit bepalen provincies, re-gio’s en gemeenten zelf op welke plekken er in welk volume mag worden gebouwd. Het neven-motto van de Vijfde Nota luidt dan ook: ‘Cen-traal wat moet, decentraal wat kan’.

Zeven criteria van ruimtelijke kwaliteit1 Ruimtelijke diversiteit: verschillen tussen stad en land moet worden geaccentueerd.2 Sociale rechtvaardigheid: de ruimtelijke om-standigheden moeten elke inwoner van ons land kans bieden op een gezond bestaan.3 Aantrekkelijkheid: behoud van landschaps- en stedenschoon is een cultuuropgave.4 Economische en maatschappelijke functio-naliteit: functies als wonen, werken, mobiliteit en ontspanning moeten elkaar niet verdringen maar goed op elkaar aansluiten, zodat ze elkaar versterken.5 Duurzaamheid: ecologisch waardevolle systemen moeten in stand blijven of worden hersteld.6 Menselijke maat: de inrichting van de ruimte moet passen bij de behoeften en de belevingswereld van de burgers.7 Culturele diversiteit: mensen en groepen moeten zich op hun eigen manier kunnen

ontplooien. Er moet ruimte zijn voor een verscheidenheid aan culturele, recreatieve en bewegingsactiviteiten.

6.1.2.b Ruimtelijke geleiding van de groeiUitgangspunt van het beleid is dat aan de ruim-tebehoefte wordt voldaan, waarbij er gezocht wordt naar mogelijkheden om tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Drie inter-ventiestrategieën staan daarbij centraal:

• intensiveren van ruimtegebruik, met name in het stedelijk gebied, bijvoorbeeld door ruimte-gebruik boven en onder infrastructuur en effi-ciënt ruimtegebruik op bedrijventerreinen;

• combineren van functies met name in het lan-delijk gebied. Vooral functies als waterberging, natuur en recreatie laten zich goed combineren;

• transformeren van ruimten in stad en land om deze beter te laten aansluiten op de vraag. Voorbeelden zijn herstructurering van woon-wijken in de stad, herbestemming van verou-derde bedrijfsterreinen en spoorwegemplace-menten en functieveranderingen in de land-bouwsector.

Deze strategieën zijn verder uitgewerkt in het contourenbeleid en de stedelijke netwerken.

ContourenbeleidRond bestaand bebouwd gebied en de beno-digde uitbreidingen op grond van nieuwe plan-vorming worden rode contouren getrokken. De opgave is om door transformatie en intensivering van het ruimtegebruik de nieuwe bouwopgaven voor wonen en werken binnen deze contouren te realiseren. Uitbreiding van het gebied is pas mogelijk nadat is aangetoond dat de bouw-opgave daarbinnen niet kan worden gereali-seerd. Met de rode contouren wordt onnodig verlies van het buitengebied voorkomen.

Stedelijke netwerkenHet concept van stedelijke netwerken is bedoeld om de ruimtelijke ontwikkeling van steden in samenhang te brengen. Door een samenhan-gende ruimtelijke ontwikkeling op dit niveau is het mogelijk kwaliteit toe te voegen. De uitwer-king van het concept vereist dat de leden van een netwerk gezamenlijk ruimtelijke program-

06950408_hfdst06.indd 124 16-11-2005 15:58:10

Page 135: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 125

Figuur 6.5 Vijfde nota ruimtelijke ordening

Bron: Samenvatting ‘Ruimte maken, ruimte delen’, Vijfde Nota over de

Ruimtelijke Ordening 2000/2020

1 Nationaal ruimtelijk beleid 2 Ontwikkelingsgebied Deltametropool

3 Ontwikkelingsgebied stedelijke netwerken

Nationaal Ruimtelijk beleidBrengt de beleidsuitspraken uit het PKB in beeld met de ontwikkelingsbeelden: Neder-land als Europese regio, Stad en land, Stede-lijke netwerken, Water, Noordzee en Delta-metropool.

Ontwikkelingsbeeld DeltametropoolHet doel is de Randstad te ontwikkelen tot een gebied dat zich kan meten met andere grootstedelijke gebieden in Europa en de rest van de wereld.

Ontwikkelingsbeeld Stedelijke NetwerkenVoor de stedelijke netwerken is gekozen voor de verzameling van stedelijke centra, die in elk geval tot het netwerk gerekend worden. Het beleid is er op gericht de stedelijke netwerken aan te sluiten op de hoge snelheidslijn.

ma’s en plannen opstellen. Zij bepalen de dif-ferentiatie in functies en milieus en zorgen voor een geïntegreerd systeem van (openbaar) ver-voer.

In figuur 6.5 is te zien een voorbeeld van: PKB-kaart Nationaal ruimtelijk beleid, Ontwikkelings-beeld Stedelijke netwerken en Ontwikkelings-beeld Deltametropool.

Stedelijke netwerken(inter)Nationale stedelijke netwerken

• Groningen-Assen

• Twente (Almelo, Hengelo, Enschede, met internationale afstemming op Gronau, Osna-brück en Münster)

• Arnhem-Nijmegen (met internationale afstemming op Emmerich en Kleve), Delta-metropool (Randstad inclusief Almere, Amers-foort en de Drechtsteden)

• Brabant (Den Bosch, Tilburg, Breda, Eind-hoven, Helmond)

06950408_hfdst06.indd 125 16-11-2005 15:58:11

Page 136: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

126

keuzes uit de Vijfde Nota te laten doorwerken in de verstedelijkingsafspraken 2005−2010. Bin-nen de Vijfde Nota worden geen grootschalige uitbreidingslocaties aangewezen. Uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen de contouren die met de provincie worden overeengekomen. Zo wordt aantasting van het groen en de open ruimte voorkomen en krijgt ook grondspeculatie geen kans.

6.1.2.d De uitvoering van de Vijfde NotaDe Vijfde Nota is een Planologische Kernbeslis-sing die via wettelijke procedures in de regionale streekplannen en de lokale bestemmingsplannen moet worden vertaald. De (samenwerkende) gemeenten maken, in overleg met de provin-cies, ruimtelijke inrichtingsplannen en voeren deze uit. Het Rijk maakt met hen afspraken over eventuele financiële bijdragen in relatie tot de inhoudelijke afstemming op de hoofdlijn van het beleid van de Vijfde Nota.

6.2 Technische regelgeving

In elke samenleving zijn natuurlijk regels nodig. Als men in ons land wil bouwen dan moet er aan een aantal vereisten worden voldaan. Deze regels zijn vaak een afgeleide van sociale-, cultu-rele-, politieke- en tijdperk-invloeden. De eerste bouwregels werden in de 16e en de 17e eeuw als zogenaamde ‘stedelijke keuren’ aan het papier toevertrouwd. Deze stedelijke keuren hebben zich door de eeuwen heen ontwikkeld tot onze hedendaagse regelgeving. In deze paragraaf wordt vanuit de historie aangegeven hoe deze huidige regelgeving tot stand is geko-men en wat de strekking ervan is.

6.2.1 Historisch overzichtDe eerste stedelijke keuren hadden tot doel het dichtslibben van straten en brandcalamiteiten te voorkomen en werden dan ook als zodanig opgenomen in de politieverordeningen van de desbetreffende gemeente. Dit soort lokale regels wijzigde gedurende de volgende honderden jaren in zeer geringe mate. Hoofdzaak bleven de eisen in belang van de openbare orde, zedelijk-heid en gezondheid. Zeer nadrukkelijk werden

• Maastricht-Heerlen (Maastricht, Heerlen, Sittard/Geleen met internationale afstemming op Aken, Luik, Hasselt en Genk)

Regionaal stedelijke netwerken

• Eemsmond (Eemshaven, Delfzijl met een goede afstemming op het Duitse Eemshaven-gebied)

• Westergozone (Leeuwarden, Harlingen)

• Zuid-Friese Stedenzone (Drachten, Heeren-veen, Sneek)

• Zuid-Drentse Stedenband (Meppel, Hoogeveen, Emmen, Coevorden met een goede afstemming op het Duitse Meppen)

• Kampen, Zwolle

• Stedendriehoek (Deventer, Zutphen, Apel-doorn)

• Ede, Wageningen, Veenendaal, Rhenen

• Vlissingen-Terneuzen (met afstemming op Antwerpen en Gent)

6.1.2.c Herijking van de verstedelijkings-afsprakenIn Nederland zijn de afgelopen jaren vele dui-zenden nieuwbouwwoningen gebouwd op zogeheten Vinex-locaties. Deze gebieden zijn door VROM aangewezen in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (afgekort Vinex). De Vinex-locaties zijn aangewezen als uitbreidings-gebied voor de steden. In totaal gaat het om 635.000 woningen die tussen 1995 en 2005 gebouwd zijn of worden. Er is veel kritiek op de Vinex-locaties; te veel rijtjeshuizen die nogal op elkaar lijken, te kleine kavels, te weinig openbare voorzieningen (scholen, onderwijs, gezondheids-zorg, vervoer) bij oplevering.Als onderdeel van het verstedelijkingsbeleid heeft de overheid voor de periode tot 2005 nieuwe afspraken met de bouwers van Vinex-wijken gemaakt middels het handvest Kwaliteit van Vinex-locaties. Inmiddels zijn er voor de periode 2005-2010 nieuwe afspraken gemaakt welke zijn opgenomen in de Actualisering Vinex, oftewel Vinac (1999). Onder de noemer van Vinac moe-ten tussen 2005 en 2010 zo’n 170.000 nieuwe woningen worden gebouwd. De herijking van deze bestaande verstedelijkingsafspraken 2005−2010 is onderdeel van de Vijfde Nota. Deze herijking zal worden benut om de beleids-

06950408_hfdst06.indd 126 16-11-2005 15:58:11

Page 137: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 127

geen eisen gesteld aan de kwaliteit of het com-fort van de te bouwen of bestaande woningen. Als gevolg hiervan werden de toch al karige woonomstandigheden door de toenemende groei steeds slechter.Pas in 1870 wordt ingegrepen. De industriële revolutie zet zich door, met als gevolg een ver-regaande verstedelijking. Het resultaat is in feite het arbeidersgetto. De bouwregels worden dan ook aangescherpt. In de algemene politiever-ordening worden aan de wooncondities eisen gesteld ten aanzien van daglicht, lucht, sanitaire voorzieningen en woningindeling (vluchtmoge-lijkheden).In 1901 resulteert dit in de eerste Woningwet, waarmee de eerste wettelijke instrumenten ten aanzien van bouwen en huisvesting beschikbaar komen. Er mag niet meer zonder vergunning worden gebouwd en onaanvaardbare wooncon-dities kunnen met aanschrijvingsprocedures wor-den bestreden. De gemeenten worden verplicht een eigen bouwverordening op te stellen om zodoende toezicht op de bouw van woningen en op de staat van bestaande woningen te verkrij-gen. In die periode zijn er al wel enkele voorbeel-den van een bouwverordening (bijvoorbeeld van Amsterdam), maar voor het overgrote deel komt het neer op eigen inzichten. Deze bouwverorde-ningen verschillen dan ook sterk per gemeente en zijn een samenstelsel van algemene regel-geving en lokale tradities en bouwgebruiken.

Bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is de behoefte aan gestructureerde massaproduc-tie groot. Dit wordt behoorlijk gefrustreerd door de per gemeente sterk afwijkende bouwvoor-schriften. Een studiecommissie wordt in het leven geroepen om aan deze wantoestand een eind te maken. In 1952 komt deze ‘commissie bouw-voorschriften’ met het rapport voor normalisatie van de gemeentelijke bouwverordeningen. Hierin is een landelijke modelbouwverordening (MBV ’52) opgenomen. De gemeenten zijn echter niet bereid de voorstellen in hun bouwverordeningen op te nemen. De minister van Volkshuisvesting moet in 1957 ingrijpen en voert het ‘Besluit Uniforme Bouwverordeningen’ in op basis van de al genoemde MBV 1952. Wettelijk wordt nu be-paald dat de lokale voorschriften zwaarder dan de MBV 1952 niet rechtsgeldig zijn.

In 1962 is de Woningwet van 1901 vervangen door een nieuwe Woningwet. Deze Woningwet van 1962 eist van de gemeenten dat zij een nieuwe bouwverordening samenstellen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voorziet in een model, de MBV ’65. De MBV ’65 is een succes omdat alle gemeenten het techni-sche deel overnemen.

In 1979 wordt het ‘Besluit uniforme bouwvoor-schriften’ dat na 1959 nooit meer gewijzigd is, ingetrokken wegens veroudering. Het gevolg hiervan is dat enige kruisverbanden in de regel-geving wegvallen en gemeenten er steeds meer van afzien wijzigingen van de MBV ’65 door te voeren. De uniformiteit van de bouwverordening valt hiermee weg. Eind jaren ‘80 is dan ook weer sprake van een onwenselijke situatie, omdat er een rechtsongelijkheid optreedt tussen burgers die in verschillende gemeenten wonen. De Grondwet behoort de burger tegen rechtsonge-lijkheid te beschermen. In deze periode wordt ook gestart met de bouw van het Europese rechtsstelsel dat rechtsongelijkheid grensover-schrijdend bestrijdt door middel van verdrags- regels. De Nederlandse regelgeving moet wor-den getoetst aan de universele regels en dat is, gezien de gereduceerde uniformiteit van de bouwverordeningen, onmogelijk.

De VNG neemt dan ook eind jaren ‘80 het initia-tief tot herstel van de uniformiteit. De organisatie stelt dat de overheidszorg voor de woongele-genheid in de Grondwet verankerd ligt en dat daardoor woningkwaliteitseisen van rijkswege vastgesteld en gedefinieerd moeten worden. Het initiatief van VNG wordt door het Ministerie van VROM gehonoreerd met een beleidsvoornemen dat tot doel heeft te komen tot landelijk uni-forme bouwvoorschriften: ‘Het Bouwbesluit’. De aanleidingen tot de opstelling van de Woning-wet 1991 en het daarin verankerde Bouwbesluit zijn:

• rechtsongelijkheid;

• ondoelmatigheid (economie);

• financiering;

• Europese toetsbaarheid;

• voortschrijdende technologie;

• milieuzorg;

• sociale veiligheid.

06950408_hfdst06.indd 127 16-11-2005 15:58:11

Page 138: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

128

Op 1 januari 2003 is de Woningwet opnieuw gewijzigd. Er zijn nieuwe spelregels opgesteld voor het bouwen van (en aan) woningen, kan-toren en winkels. Tegelijkertijd is ook de nieuwe Bouwbesluit van kracht waarin zwaardere eisen zijn opgenomen.In het vervolg van deze paragraaf worden de belangrijkste onderdelen van deze technische regelgeving nader uitgewerkt. Gestart wordt met de Woningwet, vervolgens het Bouwbesluit, de Energieprestatienormering en tot slot de bijzon-dere wetten.

6.2.2 WoningwetIn de Woningwet 2003 worden in hoofdlijnen drie onderwerpen geregeld: het bouwen, de vergunningen en voorschriften voor de Volks-huisvesting.

6.2.2.a Het BouwenDe Woningwet regelt dus niet alleen het bouwen van woningen, zoals de naam van de wet sug-gereert, maar geeft ook regels voor het bouwen van andere gebouwen. Belangrijk hierbij is de verplichting voor de gemeente om de bouwver-ordening en de welstandsnota vast te stellen vol-gens de artikelen omschreven in de Woningwet.

BouwverordeningDe Woningwet geeft duidelijk aan dat iedere gemeente een bouwverordening dient samen te stellen en welke onderwerpen in de Bouwveror-dening geregeld moeten worden. De onderwer-pen die in de bouwverordening aan bod dienen te komen zijn verdeeld over twaalf hoofdstukken:

• het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem;

• voorschriften van stedebouwkundige aard;

• voorschriften inzake brandveiligheidsinstal-laties;

• aansluitplicht op de nutsvoorzieningen;

• plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikname van een bouwwerk;

• staat van open erven en terreinen, brandvei-ligheidsinstallaties en aansluitingen op de nuts-voorzieningen;

• brandveilig gebruik;

• overige gebruiksbepalingen;

• slopen (vergunning en sloopafval);

• welstandsvoorschriften;

• overige administratieve voorschriften;

• handhaving;

• straf- en slotbepalingen.

Uit deze opsomming blijkt duidelijk dat de bouwverordening geen technische regelgeving bevat. De bouwtechnische bepalingen betref-fende het bouwen en de staat van bouwwer-ken is door het uitgeven van het Bouwbesluit uniform geregeld. Kenmerkend van de Bouw-verordening is dan ook dat deze uitsluitend procedurele-, micro-stedenbouwkundige- en enkele bijzondere voorschriften bevat. Voor alle duidelijkheid: de bouwverordening doet geen uitspraken over de aanvraag voor een bouwver-gunning. Dat is voor alle gemeenten gelijk en geregeld in de Woningwet 2003.

WelstandsnotaDe gemeente is volgens de Woningwet verplicht een Welstandsnota vast te stellen. Hierin wordt aangegeven hoe de beoordeling van de estheti-sche kwaliteit van bouwplannen dient te geschie-den, vooral in relatie tot het specifieke karakter van de omgeving ervan. De welstandsnota heeft tot doel:

• het formuleren van een inhoudelijk kader voor het welstandstoezicht;

• het inrichten van mogelijkheden voor rechts-zekerheid biedend overleg met opdrachtgevers en hun ontwerpers;

• het waarborgen van kwalitatief goede wel-standsadviezen;

• het scheppen van efficiënte en transparante procedures.

Het doel van de Woningwet is dat de gemeenten overgaan tot praktisch hanteerbare nota’s, met begrijpelijke criteria waarvan duidelijk is wanneer en waarom ze gelden. In feite moet met één of twee A4-tjes kunnen worden aangegeven waar een potentiële opdrachtgever of ontwikkelaar aan toe is.

6.2.2.b De vergunningenDe Woningwet stelt dat voor het ‘bouwen’ schriftelijk toestemming (bouwvergunning) van burgemeester en wethouders vereist is. Hoe ver-loopt nu zo’n aanvraag? Figuur 6.6 geeft hiervan in het kort een overzicht.

06950408_hfdst06.indd 128 16-11-2005 15:58:12

Page 139: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 129

Door het werken met de fatale termijnen is het voor de aanvrager duidelijk wanneer antwoord mag worden verwacht. Het is echter niet nood-zakelijk om in alle gevallen een bouwvergunning aan te vragen. Binnen de Woningwet is hiervoor een driedeling aangebracht:1 bouwvergunningvrije bouwwerken.2 licht-vergunningplichtige bouwwerken.3 regulier-vergunningplichtige bouwwerken.

1 Bouwvergunningvrije bouwwerkenAls het bouwplan voldoet aan alle voorwaarden voor bouwvergunningvrij bouwen, dan mag zonder bouwvergunning worden gebouwd. De regels in het bestemmingsplan, de gemeentelijke bouwverordening en in principe ook de gemeen-telijke welstandseisen zijn in dat geval niet van toepassing. De regels met betrekking tot onder meer veiligheid en gezondheid uit het Bouw-

Figuur 6.6 Overzicht van het proces en de vergunningscriteria

Acties Toelichting

Aanvraag bouwvergunning

De aanvraag moet voldoen aan in de Woningwet gegeven voorschriften, zoals het verstrekken van tekeningen, van belang zijnde gegevens en andere bescheiden.

Kennisgeving Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag wordt daarvan door het College van Burgemeester en Wethouders kennis gegeven (in krant, huis-aan-huisblad en/of in een door de gemeente uitgegeven periodiek).

Vaststelling ontvankelijkheid

Na ontvangst dient de gemeente vast te stellen of de aanvraag compleet is. Zodra vastgesteld is dat de aanvraag compleet is, is de aanvraag ontvankelijk. Vanaf dat moment begint de termijn te lopen waarbinnen B & W volgens artikel 46 van de Woningwet een beslissing op de aanvraag moeten hebben genomen. Als de aanvraag niet compleet is (ontvankelijk) stelt de gemeente een termijn waarbinnen de aanvraag compleet kan worden gemaakt.

Beslistermijnen De gemeente is gehouden aan enkele beslistermijnen. Voor een lichte bouwvergun-ning geldt dat binnen zes weken een beslissing moet worden genomen op de aan-vraag. Er bestaat voor de gemeente geen mogelijkheid om deze termijn te verlengen, na zes weken moet er uitsluitsel van de gemeente zijn! Voor een reguliere bouwver-gunning die in één keer is aangevraagd geldt dat binnen 12 weken een beslissing moet worden genomen. De gemeente kan deze termijn eenmalig verlengen met 6 weken. Voor een reguliere bouwvergunning die in twee fasen is aangevraagd, geldt de volgende regeling: op de eerste fase moet binnen 6 weken worden beslist, met een eenmalige verlengingstermijn van 6 weken. Voor de tweede fase gelden dezelfde ter-mijnen. De totale termijn bedraagt dus maximaal 24 weken.Let op! Als het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, wordt de aanvraag om de bouwvergunning automatisch beschouwd als een verzoek tot het verlenen van vrij-stelling van dat bestemmingsplan. In dat geval gelden de beslistermijnen niet.

Bezwaarprocedure Na verlening (of weigering) van een bouwvergunning start de termijn van 6 weken waarin bezwaar gemaakt kan worden tegen de beslissing. In deze termijn kan er ook een voorlopige voorziening (een schorsing) bij de President van de Rechtbank worden aangevraagd. Bij de gemeente moet worden geïnformeerd tot welke datum bezwaar exact mogelijk is.Mocht het bezwaar ongegrond worden verklaard, dan kan er binnen 6 weken beroep worden ingesteld bij de Rechtbank.Tegen de uitkomst van het beroep kan binnen 6 weken in hoger beroep worden ge-gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

06950408_hfdst06.indd 129 16-11-2005 15:58:12

Page 140: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

130

besluit en het Burenrecht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, gelden echter wel. Daar dient de opdrachtgever/bouwer zelf voor zorg te dragen.Bij bouwvergunningvrije bouwwerken gaat het vooral om bouwactiviteiten van geringe bete-kenis, zoals een afscheiding tussen balkons of dakterrassen, zonwering of rolluiken, maar ook dakkapellen en bijgebouwen aan de achterkant van een woning.

2 Licht-vergunningplichtige bouwwerkenKleinere bouwwerken, zoals een dakkapel of een bijgebouw aan de voorkant of zijkant van de woning, zijn meestal licht-vergunningplichtig. De gemeente toetst deze bouwwerken aan het bestemmingsplan, de welstandseisen, en eisen met betrekking tot constructieve veilig-heid uit het Bouwbesluit. Welke bouwwerken bouwvergunningvrij zijn of slechts een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen staat in het ‘Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouw-vergunningplichtinge bouwwerken’. Dat is een officieel document dat deel uitmaakt van de Woningwet.Welk bouwvergunningsregime geldt, hangt af van een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden hebben te maken met de afmetingen en de plaats van het bouwwerk en de aard van het gebouw. Belangrijk is de plek waar gebouwd gaat worden. Ter verduidelijking heeft dit gere-

> 1 m

minimaal 1 m

h < 2 m

h < 2 m

h < 1 m

Figuur 6.7 Voor- en achterkantbenadering Bron: VROM

sulteerd in de voor- en achterkantbenadering, figuur 6.7.De voor- en achterkantbenadering is van toepas-sing op:

• aan- of uitbouwen aan de woning zoals een serre, bijkeuken, garage of berging;

• (vrijstaande) bijgebouwen, zoals een schuur of garage, en overkappingen zoals een carport;

• kozijn- en gevelwijzigingen;

• dakkapellen;

• erf- en perceelafscheidingen hoger dan 1 me-ter, zoals een schutting.

In de regeling voor bouvvergunningsvrije bouw-werken komt regelmatig het woord ‘erf’ voor. Zo kunnen bijgebouwen en overkappingen alleen op het erf zonder bouwvergunning worden gebouwd. Meestal is de tuin bij de woning het erf. In figuur 6.8 is duidelijk gemaakt wat het voor-, zij- en achtererf is. Ook laat het figuur zien dat de zijstroken op het erf aan de voorkant zowel zijerf als voorerf zijn. In deze overlapgebieden gelden de voorwaarden voor zowel voorerf als het zijerf. In die gevallen geldt dus de zwaarste eis.

A

B

perceel woning A

perceelgrens

erfgrenserfgrens

zijerf

voorerf

achtererf

perceel (geen erf zijnde)

Figuur 6.8 Voor-, zij- en achtererfbenadering volgens de

Woningwet Bron: VROM

3 Regulier-vergunningplichtige bouwwerkenAlle overige bouwwerken, zoals nieuwbouw van een woning, het oprichten van een bedrijfs-hal maar ook een dakopbouw of een interne constructieve verbouwing, zijn regulier bouw-vergunningplichtig. Hier wordt aan het bestem-mingsplan en de welstandseisen getoetst. Voorts beoordeelt de gemeente het plan vooraf op alle technische eisen uit het Bouwbesluit. De regu-liere bouwvergunning kan in één keer worden aangevraagd; de behandeltermijn is dan maxi-maal 12 weken.

06950408_hfdst06.indd 130 16-11-2005 15:58:13

Page 141: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 131

Bescheiden Toelichting

Aanvraag bouw- vergunning

• ondertekening door de aanvrager/gemachtigde, dan wel een schriftelijke machti-ging aanvrager

• plaats, aard en beoogd gebruik van het bouwwerk• kadastrale aanduiding van het terrein waarop gebouwd wordt• opgave in m2 bruto-vloeroppervlakte / m2 bruto-inhoud van het bouwwerk• opgaven van de aannemingssom• wijze van uitvoeren

Gegevens voor toetsing aan be-stemmingsplan en stedenbouwkundige voorschriften bouw-verordening

• plattegrond van elke verdieping bestaande en nieuwe toestand• lengte- en dwarsdoorsneden bestaande en nieuwe toestand• aanduiding bestemmingen ruimten en gebouwen• oppervlakte van het bouwwerk en de binnen het bouwwerk gelegen ruimten• afmetingen perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van het bouwwerk

ten opzichte van de perceelsgrenzen• hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen• inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein

Gegevens voor toet-sing aan welstands-criteria

• tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van de belen-dende bebouwing

• detailtekeningen van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk• foto’s van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing

Gegevens voor toet-sing aan Bouwbe-sluit met betrekking tot de constructieve veiligheid

• belastingen en belastingscombinaties (sterkte, stijfheid en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen én van het bouwwerk zelf

• de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie

Gegevens voor toetsing aan overige voorschriften Bouw-besluit

• EPC, thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstruc-tie en de beperking van de luchtdoorlatendheid (hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit)

• karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, de geluids-absorptie van de gemeenschappelijke verkeersruimten

• daglichttoetreding• ventilatievoorzieningen van ruimten en afvoer van verbrandingsgassen• brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen• brand- en rookcompartimentering• vluchtroutes alsmede aard en plaats van brandveiligheidsvoorzieningen• noodstroomvoorzieningen en noodverlichting• wateropname van toegepaste materialen van vloer, wand en plafond in sanitaire

ruimten• lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uit-

wendige scheidingsconstructies• leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren• leidingplan en aansluitpunten van gas-, elektra- en waterleiding• aansluitpunten van drinkwater- en warmwatervoorziening• inbraakwerendheid volgens afdeling 2.25 van het Bouwbesluit• weren van ratten en muizen• aanduiding gebruiksfunctie, afmetingen en bezettingsgraad van alle ruimten inclu-

sief totaal oppervlakken per gebruiksfunctie

06950408_hfdst06.indd 131 16-11-2005 15:58:13

Page 142: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

132

Soms kunnen er omstandigheden zijn waarbij het wenselijk is de vergunning in twee fasen aan te vragen:

• eerste fase: planologische en welstandstoets (binnen 6 weken) waarna besluit bouwvergun-ning wordt bekendgemaakt (iedereen kan hier gedurende 6 weken bezwaar tegen aantekenen);

• tweede fase: toets Bouwbesluit en Bouwveror-dening (binnen 6 weken).

De totale behandelingstijd is dan maximaal 2×6 weken (mits het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan). Het blijft mogelijk om, zoals voorheen, een schetsplan in te dienen. In dit zo-genaamde vooroverleg wordt het bouwplan op verzoek van de indiener aan het bestemmings-plan getoetst en aan de welstandscommissie ter beoordeling voorgelegd. Nadat hierover duide-lijkheid is verkregen kan de aanvraag om bouw-vergunning worden ingediend. De noodzakelijke bescheiden bij aanvraag van een bouwvergun-ning zijn weergegeven in figuur 6.9.

Het bouwplan dat regulier bouwvergunning-

plichtig is wordt van tevoren op een aantal as-pecten getoetst.

BestemmingsplanIn het bestemmingsplan staat precies beschreven welke bestemming de grond heeft. Is het bouw-plan ‘strijdig’ met wat in het bestemmingsplan staat, dan wordt automatisch aangenomen dat er vrijstelling wordt gevraagd, opdat er toch gebouwd kan worden.

BouwbesluitDe minimale technische eisen waaraan bouw-werken tenminste moeten voldoen staan in het Bouwbesluit. De regels daarin staan garant voor de veiligheid en gezondheid en houden rekening met het milieu, energiezuinigheid en het gebruikscomfort. Daaraan zal het bouwplan moeten voldoen.

Gemeentelijke BouwverordeningDe inhoud is al weergegeven in paragraaf 6.2.2.a. Ook daaraan wordt het bouwplan getoetst.

• opslag huishoudelijke afvalstoffen volgens afdeling 4.10 van het Bouwbesluit• stallingsruimte voor fietsen (utiliteitsgebouw)• integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en de in het bouwwerk gelegen ruim-

ten• detaillering van trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen (inclusief hekwerken)• aanduiding van de opstelplaats aanrecht, kooktoestel, stooktoestellen en warm-

watertoestellen• aanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte en liften en liftschachten• aanduiding vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein• draairichting van beweegbare constructieonderdelen

Gegevens voor toetsing aan overige voorschriften bouw-verordening

• bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid van de bouwplaats• gegevens betreffende de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede van

de vluchtwegaanduiding• tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop

aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van de blus- watervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen

Gegevens voor toetsing aan de Wo-ningwet

• onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid• afschriften van vergunningen, dan wel bewijs van aanvraag voor vergunningen

krachtens Wet Milieubeheer, Wet Ziekenhuisvoorzieningen, Monumentenwet of sloopvergunning

Figuur 6.9 Overzicht van de noodzakelijke bescheiden bij aanvraag van een bouwvergunning

Bescheiden Toelichting

06950408_hfdst06.indd 132 16-11-2005 15:58:14

Page 143: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 133

WelstandstoetsBij een reguliere bouwvergunningprocedure is een advies van de welstandscommissie of de stadsbouwmeester verplicht. Als het plan op het

punt van welstand wordt afgewezen, dan ont-vangt de aanvrager schriftelijke uitleg. Vergade-ringen van de welstandscommissie zijn overigens openbaar.

Functie Toelichting

Woonfunctie Hieronder vallen alle ruimten die een woonbestemming hebben zoals vrijstaande woningen, eengezinswoningen, flat- of portiekwoningen en woonwagens.

Bijeenkomstfunctie Onder deze gebruiksfunctie kan bijvoorbeeld worden verstaan de zalen van een con-grescentrum, de kerk, de foyer van het theater, de speelzalen van een casino, kinder-dagverblijven en tribuneruimten in sportgebouwen. Kortom, de ruimten waar zich, gezien de functie, per definitie altijd veel mensen bevinden.

Celfunctie Dit kan een gevangenis- of politiecel zijn, maar ook een kamer of een groep van kamers in een instelling voor dwangmatige verpleging.

Gezondheidszorg-functie

Hierbij gaat het om ruimten met een gezondheidszorgfunctie als behandel- en ver-pleegafdelingen van een ziekenhuis, een verzorgingstehuis of een psychiatrische inrichting. Ook een praktijkruimte voor een huisarts of tandarts vallen onder deze functie.

Industriefunctie Montagehal, werkplaats of magazijn in een fabriek en een opslagruimte in een pakhuis zijn ruimten die hieronder vallen, evenals bijvoorbeeld de stal van een boerderij.

Kantoorfunctie Dergelijke ruimten zijn te vinden in bijvoorbeeld een administratiekantoor, een ac-countantskantoor, een advocatenkantoor, bankgebouw of gemeentehuis.

Logiesfuncties Een zomerhuisje, de kamers in een hotel, in een jeugdherberg of in een pension en een trekkershut zijn voorbeelden van ruimten die hieronder vallen.

Onderwijsfunctie Hierbij kan gedacht worden aan het klaslokaal van een schoolgebouw of de college-zaal van een universiteitsgebouw.

Sportfunctie Hieronder vallen een zwembad, een sporthal, een fitnesszaal of een gymnastieklokaal van een schoolgebouw.

Winkelfunctie Winkels in een winkelcentrum, warenhuis, supermarkt, reisbureau, stationsloket en de verkoopschop bij een tankstation zijn hiervan voorbeelden.

Overige gebruiksfunctie

Alle gebruiksfuncties die niet primair bestemd zijn voor het verblijven van mensen en die niet onder de hierboven genoemde categorieën vallen, worden hieronder ver-staan. Voorbeelden: buitenberging, bushokje of parkeergarage.

Bouwwerk geen gebouw zijnde

In dit kader moet men denken aan bijvoorbeeld een abri, bruggen, tunnels en viaduc-ten.

Figuur 6.10 De twaalf hoofd-gebruiksfuncties volgens het Bouwbesluit 2003

06950408_hfdst06.indd 133 16-11-2005 15:58:14

Page 144: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

134

Bij lichte bouwvergunningsprocedures mag de gemeente het plan zelf op welstand beoordelen of aan de welstandscommissie of stadsbouw-meester voorleggen.

6.2.3 BouwbesluitHet Bouwbesluit is evenals de Woningwet ver-nieuwd per 1 januari 2003. Het Bouwbesluit geeft de bouwtechnische en inrichtingstechni-sche voorschriften voor nieuwbouw als voor de bestaande bouw. Deze voorschriften gelden lan-

delijk: een gemeente mag hier niet van afwijken of nadere eisen stellen.Qua indeling is het bouwbesluit toegankelijker gemaakt, waardoor onderwerpen gemakkelijker te vinden zijn. Maar ook inhoudelijk zijn er veel kleine en grotere wijzigingen doorgevoerd. De functies worden in het Bouwbesluit aangeduid als gebruiksfuncties. Om dit goed te laten werken zijn er in totaal twaalf categorieën gebruiksfunc-ties geformuleerd, ook wel hoofdgebruiksfuncties genoemd, figuur 6.10.

Bela

stin

gsco

mbi

natie

s

Bouw

cons

truc

tie

Bela

stin

gsco

mbi

natie

s

Hoo

fddr

aagc

onst

ruct

ie

Uite

rste

gre

nsto

esta

nd

artikel 2.2 2.3 2.4

lid 1 2 3 4 5 6 1 2 1 2

1 Woonfunctie

a woonfunctie gelegen in een wo-ninggebouw

1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

b woonfunctie van een woonwagen 1 – 3 4 – – – – 1 2 –

c andere woonfunctie 1 2 3 – – 1 – – 1 2 –

2 Bijeenkomstfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

3 Celfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

4 Gezondheidszorgfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

5 Industriefunctie

a lichte industriefunctie 1 2 3 – 5 – – – 1 2 –

b andere industriefunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

6 Kantoorfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

7 Logiesfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

8 Onderwijsfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

9 Sportfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

10 Winkelfunctie 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

11 Overige gebruiksfunctie

a overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer

1 2 3 – – 1 6 2 1 2 –

b overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen

1 2 3 – – 1 6 2 1 2 –

c andere overige gebruiksfunctie 1 2 3 – 5 – 6 – 1 2 –

12 Bouwwerk geen gebouw zijnde 1 2 3 – – 1 – 2 1 2 –

Figuur 6.11 Relatie tussen de gebruiksfunctie en de van toepassing zijnde onderdelen van het Bouwbesluit

06950408_hfdst06.indd 134 16-11-2005 15:58:14

Page 145: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 135

6.2.3.a Uitgangspunten BouwbesluitDe Bouwbesluit-voorschriften gelden voor alle soorten bouwwerken. Uitgangspunt is dat een bouwwerk bij normaal gebruik niet onveilig of ongezond mag zijn. Daar komt bij dat een nieuw maar ook een bestaand gebouw bruikbaar moet zijn. Ten slotte zal een nieuw gebouw bovendien niet energieverslindend mogen zijn. Deze vier uitgangspunten (veiligheid, gezondheid, bruik-baarheid en energiezuinigheid) vormen vanuit de Woningwet de basis van het Bouwbesluit.Alle in het Bouwbesluit opgenomen regelgeving moet herleidbaar zijn naar deze vier uitgangs-punten. Daarnaast is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk de voorschriften worden geformuleerd in prestatie-eisen.

6.2.3.b Gebruiksfunctie als basis van het BouwbesluitHet uitgangspunt van het vernieuwde Bouw-besluit is dat niet langer per type bouwwerk de eisen voor alle beoordelingsaspecten worden vermeld, maar dat nu per beoordelingsaspect de eisen voor alle typen bouwwerken (de gebruiks-functies van een gebouw) worden gegeven. De aanvrager van de bouwvergunning dient zelf voor alle gedeelten van het gebouw aan te geven welke functie(s) zij gaan vervullen. De functie bepaalt immers welke bouwtechnische eisen aan constructie en ruimten worden gesteld. In figuur 6.10 zijn de twaalf gebruiksfuncties weergegeven die het Bouwbesluit onderscheid. Op basis van de gebruiksfunctie kan vervolgens worden vastgesteld welke leden van het Bouw-besluit van toepassing zijn, figuur 6.11.

6.2.3.c De functionele eisen en prestatie-eisenIs eenmaal bekend welke gebruiksfuncties een ruimte gaat krijgen, dan kunnen in het Bouw-besluit de eisen voor de diverse beoordelings-aspecten worden opgezocht. Net als in het ‘oude’ Bouwbesluit worden er bij de beoor- delingsaspecten functionele en prestatie-eisen gesteld. De verschillende paragrafen zijn steeds op dezelfde manier opgebouwd:

• het eerste artikel van een paragraaf voor een beoordelingsaspect geeft het kader aan voor de voorschriften;

• lid 1: geeft de functionele eis;

• lid 2; geeft aan dat met de vermelde prestatie-eis(en) wordt voldaan aan de functionele eis;

• eventueel aanwezig lid 3: geeft aan voor welke gebruiksfunctie(s) de functionele eis niet van toepassing is;

• aansturingstabel: aan het eind van ieder eerste artikel van iedere paragraaf staat de zogenaamde aansturingstabel met daarin de prestatie-eisen en soms ook daarbij behorende grenswaarden.

6.2.3.d Prestatie-eisen voor alle bouwwerkenHet Bouwbesluit 2003 is uitgebreid met concrete eisen. Zo geeft het nieuwe Bouwbesluit ook pres-tatie-eisen voor andere bouwwerken dan wonin-gen en kantoren, zoals winkels en restaurants. Maar ook introduceert het Bouwbesluit twee an-dere inhoudelijke wijzigingen. Eén op het gebied van de toegankelijkheid van utiliteitsgebouwen en één in het omgaan met de bezettingsgraad van utiliteitsgebouwen.

ToegankelijkheidssectorEr is alleen nog maar sprake van één toeganke-lijkheidssector: toegankelijk voor iedereen en dus ook voor rolstoelgebruikers.

BezettingsgraadklasseNieuw is ook dat bij het ontwerp van een gebouw de bezettingsgraad wordt vastgelegd. Hierin staat hoeveel personen er tegelijkertijd aanwezig mogen zijn. Hoe meer personen, hoe uitgebreider de vluchtwegen, hoe breder de trappen en hoe meer kubieke meter per uur er geventileerd moet worden. Het Bouwbesluit maakt hiertoe gebruik van vijf verschillende bezettingsgraadklassen, de klassen B1 t/m B5.

Klasse Bezettingsgraadin m2 gebruiks-oppervlakte per persoon

in m2 vloerop-pervlakte aan verblijfsgebiedper persoon

B1 ≤ 2 ≤ 1,3

B2 > 2 – ≤ 5 > 1,3 – ≤ 3,3

B3 > 5 – ≤ 12 > 3,3 – ≤ 8

B4 > 12 – ≤ 30 > 8 – ≤ 20

B5 > 30 > 20

Figuur 6.12 Bezettingsgraadklassentabel

06950408_hfdst06.indd 135 16-11-2005 15:58:15

Page 146: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

136

Eisen Toelichting

Vloerafscheidin-gen, trappen en afscheidingen van trappen en helling-banen

• de vereiste breedte van trappen is afhankelijk van de bezettingsgraad en vloerop-pervlakte

• de struikelformule is komen te vervallen

• een trap van een utiliteitsgebouw hoeft geen regenwerende scheidingsconstructie meer te hebben

• in het kader van de verbetering van de beloopbaarheid van trappen in woningen is de vereiste vrije hoogte verhoogd van 2,1 naar 2,3 m

• trappen in woningen krijgen ruimere afmetingen, inspelend op het feit dat er meer ouderen komen en langer zelfstandig thuis wonen

Brandveiligheid • voor woningen en woongebouwen zijn er zwaardere eisen in verband met beperking van de ontwikkeling van brand, de uitbreiding van brand en het ontstaan van rook

• voor woongebouwen en woningen met verblijfsruimten op verschillende bouw- lagen is een op het elektriciteitsnet aangesloten rookmelder voorgeschreven

• de maximale toegestane slanglengte van brandslanghaspels is verhoogd van 20 tot 30 m

• voor vluchten is de maximale loopafstand binnen de woning 15 m geworden

Vrije doorgang • de eis aan de afmetingen van een rolstoeltoilet in woningen en woongebouwen is in overeenstemming gebracht met de eis bij utiliteitsgebouwen

• de vereiste vrije hoogte in verblijfsgebieden en verblijfsruimten is verhoogd van 2,4 naar 2,6 m

• de vereiste vrije hoogte van de toegangen tot deze ruimten en in toilet- en bad-ruimten en verkeersroutes is verhoogd van 2,1 naar 2,3 m

• de vereiste breedte van gemeenschappelijke verkeersruimten in woongebouwen is verhoogd van 1,1 naar 1,2 m

• de minimaal vereiste breedte van een verkeersruimte in de toegankelijkheidssector van een utiliteitsgebouw is verlaagd van 1,4 naar 1,1 m

Toegankelijkheids-sector in utiliteits-gebouwen

• gebouwen met een gebruiksoppervlakte van meer dan 400 m2 dienen een toegan-kelijkheidssector te hebben waarin ten minste 40% van de verblijfsoppervlakte ligt

Uitzicht vanuit utili-teitsgebouwen

• hieraan worden geen eisen meer gesteld

Bruikbaarheid van utiliteitsgebouwen

• het minimaal vereiste aantal toiletten is verhoogd. Omwille van arbeidsomstandig-heden zal een gebouw waarvan een substantieel aantal personen gebruik maakt, ten minste twee toiletten moeten hebben om scheiding naar seksen mogelijk te maken

Energiezuinigheid • thermische isolatie is nog slechts vereist voor gebouwen die worden verwarmd voor het gebruik door mensen

Bruikbaarheideisen voor woningen

• vervallen zijn de eisen dat er bij een woning een buitenberging en een buitenruimte aanwezig moeten zijn

• vervallen zijn de eisen dat een woning een opstelplaats voor een wasmachine moet hebben en een voorziening voor telecommunicatiesignalen

Geluidwering tus-sen woningen

• de eisen voor contactgeluidsisolatie voor woningen zijn met 5 dB verhoogd

Figuur 6.13 Essentiële wijzigingen in het nieuwe Bouwbesluit

06950408_hfdst06.indd 136 16-11-2005 15:58:15

Page 147: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 137

Bezettingsgraadklasse B1 houdt bijvoorbeeld in dat per persoon tussen de 0,8 en 2 m² gebruiks-oppervlakte noodzakelijk is. Bij hogere klassen heeft elke aanwezige meer vierkante meters ter beschikking, figuur 6.12.

De aanvrager van een bouwvergunning moet bij de aanvraag opgeven voor welke klasse de in het gebouw ondergebrachte gebruiksfuncties geschikt gemaakt worden.

De keuze bepaalt vervolgens het niveau van eisen dat voor de betreffende ruimte geldt. Is eenmaal voor een bepaalde klasse aangevraagd, dan mag de ruimte niet worden gebruikt met een hogere bezetting.

6.2.3.e Essentiële wijzigingen in het Bouwbesluit 2003In het Bouwbesluit 2003 zijn naast de andere vernieuwde aanpak ook de nodige inhoudelijke wijzigingen meegenomen. Ingespeeld wordt op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, waar-bij gedacht kan worden aan de kwaliteitsvraag, energiebesparing, de gemiddelde lengte van de bevolking, figuur 6.13.

6.2.3.f ConclusieHet Bouwbesluit is een essentieel instrument. Ondubbelzinnige voorschriften en bepalings-methoden worden verkregen door de in het Bouwbesluit opgenomen verwijzing naar NEN-normen en zelfs kwaliteitsverklaringen. Het gebruikmaken van materialen of bouwdelen met erkende kwaliteitsverklaringen maakt de beoordeling van een aanvraag om een bouwver-gunning eenvoudiger. Dit maakt een snelle en eenvoudige toetsing van de bouwaanvraag aan het Bouwbesluit mogelijk.

6.2.4 EnergieprestatienormeringIn het Bouwbesluit worden eisen gesteld ten aan-zien van de energiezuinigheid. Naast de energie-prestatie-eisen zijn eisen gesteld met betrekking tot de thermische isolatie en het beperken van de luchtdoorlatendheid. Voor de verschillende gebruiksfuncties zijn in het Bouwbesluit afzon-derlijke energieprestatie-eisen (EPC-waarden) opgenomen. De energieprestatie van een nieuw te realiseren woonfunctie en woongebouw moet

worden bepaald volgens de NEN 5128. De ener-gieprestatie voor utiliteitsbouw moet bij nieuw-bouw worden berekend volgens de NEN 2916.In de normen NEN 5128 en NEN 2916 wordt een bepalingsmethode gegeven voor de energiepres-tatiecoëfficiënt van een gebouw. Met deze bepa-lingsmethode is een instrument gegeven voor de integrale beoordeling van de energiezuinigheid van de bouwkundige onderdelen van een ge-bouw en de tot het gebouw behorende instal-laties. Door het stellen van een integrale eis aan de energieprestatiecoëfficiënt van een gebouw, wordt de mogelijkheid gegeven met optimale inzet van middelen de beoogde energiezuinig-heid van bouwkundige en installatietechnische componenten van een gebouw te realiseren.

6.2.4.a De essentie van de EPCDe energieprestatie van een gebouw is een maat voor de gemiddelde energie-efficiëntie van dat gebouw, inclusief technische installaties. Het begrip energieprestatiecoëfficiënt (EPC) wordt geïntroduceerd in de energieparagrafen van het Bouwbesluit en in de normbladen van het NEN, voorheen Nederlands Normalisatie Instituut te Delft. Hiermee kan de energie-efficiëntie van een gebouw worden uitgedrukt in één getal.De essentie:1 De energieprestatie wordt uitgedrukt in EPC.2 EPC staat voor energieprestatiecoëfficiënt. 3 Hoe lager de EPC, hoe beter de energie-efficiëntie is. 4 EPC is een maat voor de energie-efficiëntie van gebouwen inclusief installaties. 5 Het totale energiegebruik voor energiepresta-tieberekeningen volgens NEN 2916 bestaat uit:

• verwarming;

• ventilatoren;

• verlichting;

• bevochtiging;

• koeling;

• pompen;

• warm tapwater.

En de aftrekposten:

• zonnecollectoren;

• compensatie voor elektriciteitslevering warm-tekracht.

06950408_hfdst06.indd 137 16-11-2005 15:58:15

Page 148: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

138

De energieprestatienormen gaan alleen over het energiegebruik dat voor het gebouw zelf nodig is. Procesgebonden energiegebruik, zoals dat van computers, medische apparatuur, vriescellen, enzovoorts, valt daar dus buiten.

6.2.4.b Energie-efficiëntieIn de prestatiegedachte in het Bouwbesluit is ervoor gekozen om integraal naar het energie-gebruik van woningen en gebouwen te kijken en daarom op gebouwenniveau eisen aan het energiegebruik te stellen. Tegelijkertijd worden bouwkundige en installatietechnische aspecten beoordeeld.

De energieprestatie-eis is dus een integrale ener-giezuinigheidseis. Hiermee wordt een minimum energiezuinigheid beoogd voor gebouwen, op zowel het bouwkundige als installatietechnische vlak. Hoe men deze minimum energie-efficiëntie in de bouwpraktijk realiseert voor een gebouw, met andere woorden welke energiebesparende maatregelen men inzet, wordt aan de partijen in het bouwproces (architect, opdrachtgever, adviseurs) overgelaten. Feitelijk maakt het niet uit welke maatregelen worden getroffen, zolang een bepaald maximum toelaatbaar energiege-bruik maar niet wordt overschreden.

NEN 2916 is géén berekeningsmethode van het werkelijke energiegebruik. Een energiepresta-tieberekening is géén methode om de meter-standen voor gas en elektriciteit te voorspellen, omdat van standaard gebruikersgedrag wordt uitgegaan.

Dit komt tot uitdrukking in onder andere:

• een opgelegd aantal branduren verlichting;

• een opgelegd aantal draaiuren voor ventilato-ren en koelmachines;

• een opgelegde waarde voor de binnentempe-ratuur.

Het werkelijke gebruik kan soms sterk afwijken van dit ‘standaardgebruik’. Indien in een ge-bouw liften of roltrappen aanwezig zijn, dan hoeft het energiegebruik daarvan volgens de Energieprestatienormering niet in rekening te worden gebracht.

6.2.4.c Nieuwe eisenEen andere belangrijke wijziging die per 1 januari 2003 is doorgevoerd, is de aanscherping van de EPC-eisen voor utiliteitsbouw, figuur 6.14. De eisen voor woningbouw zullen vooralsnog niet veranderen. De Nederlandse overheid heeft de EPC-eisen voor utiliteitsbouw aangescherpt omdat op internationaal niveau, in het kader van het Kyoto Protocol, afspraken gemaakt zijn over het terugdringen van het broeikaseffect. In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid is voor de gebouwde omgeving een jaarlijkse CO2 -reductie van 3 Mton CO2 in de periode 2008−2012 ten opzichte van 1990 afgesproken. Hiervan komt 1 Mton voor rekening van de utiliteitsbouw. Om dit niveau te bereiken moeten maatregelen wor-den getroffen. De aanscherping van de energie-prestatie-eisen voor utiliteitsbouw zijn in dit licht te plaatsen.Uit de tabel met eisen blijkt dat de mate van aanscherping per gebouwfunctie verschilt.

Gebouwfunctie/ Huidige eis Nieuwe eis Verlaging gebruiksfunctie (gebouwfunctie) (gebruiksfunctie) EPC

Bijeenkomst 2,4 2,2 8%Cel 2,2 1,9 14%Gezondheidszorg niet klinisch 1,8 1,5 17%Gezondheidszorg klinisch 3,8 3,6 5%Horeca 1,9 − −Kantoor 1,6 1,5 6%Logies 2,1 1,9 10%Onderwijs 1,5 1,4 7%Sport 2,2 1,8 18%Winkel 3,5 3,4 3%

Figuur 6.14 De nieuwe EPC-eisen voor de utiliteitsbouw

06950408_hfdst06.indd 138 16-11-2005 15:58:16

Page 149: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 139

Voordat de overheid overgaat tot aanscherping van de eisen, is eerst uitgebreid onderzoek ge-daan naar de mogelijkheden tot aanscherping. Daarbij is onder andere gekeken naar de financi-ele consequenties van de aanscherping.

6.2.4.d Energie-efficiëntie in het bouwprocesDe invloed van keuzes op de energie-efficiëntie van woningen en gebouwen is bij het start van het ontwerp het grootst. Het energieverbruik moet daarom zo vroeg mogelijk in het bouw-proces aan de orde komen, figuur 6.15. Bij de projecten waarbij vooraf goed is nagedacht over de (on)mogelijkheden in techniek, budget en gebruik worden de beste resultaten geboekt. Achteraf zaken toevoegen kost vaak extra moeite èn onnodig veel extra geld.

Het toepassen van energiebesparende maatre-gelen moet geen ´trucje´ worden om een lage EPC te behalen. Het moet juist een integraal onderdeel van het bouwproces worden met als resultaat dat de kosten van het energieverbruik verlaagd kunnen worden. Belangrijk is dat een lager energieverbruik een bijdrage levert aan het realiseren van de overheidsdoelstellingen om de uitstoot van CO2 te reduceren. Bewust met ener-gie omgaan, begint met een goed doordachte aanpak van ontwerpen en bouwen.

Voor de berekening van de EPC zijn uitgangs-punten vastgelegd in de energieprestatienorm. Hiermee wordt de energie-efficiëntie van utili-teitsgebouwen vergelijkbaar. De EPC is zodanig

gedefinieerd dat ook uitgangspunten betref-fende gebruiksgedrag noodzakelijk zijn. Bijvoor-beeld voor de gemiddelde binnentemperatuur of het warmtapwatergebruik. De uitgangspunten in de energieprestatienormen zijn gebaseerd op gemiddeld gedrag en sluiten daardoor aan bij de huidige gebruikseisen. Andere uitgangs-punten betreffen bijvoorbeeld klimaatfactoren (buitentemperatuur, aantal uren zonneschijn). De berekening van de EPC is bewerkelijk. Diverse adviesbureaus beschikken over de vereiste com-puterprogramma’s.

Berekening van de EPCDe energieprestatie wordt uitgedrukt in:

• EPC, de energieprestatiecoëfficiënt. De EPC geldt voor woningen, woongebouwen en utiliteitsgebouwen bestaande uit één gebouw-functie;

• het quotiënt Q

Qtotaal

toelaatbaar

het totale energiegebruik (voor verwarming + warmtapwater + pompen + koeling + ventila-toren + verlichting + bevochtiging – fotovol-taïsche zonnecellen;

• compensatie opwekking elektriciteit warm-tekracht) gedeeld door het maximum toelaat-bare energiegebruik, figuur 6.16.

Initiatief Definitie Voorlopigontwerp

Definitiefontwerp

Realisatie Nazorg

Fase

weinig

veel

Mat

e va

n in

vloe

d

Figuur 6.15 Mate van invloed op de energie-efficiëntie in

het bouwproces

ener

gieg

ebru

ik g

ebou

w

toel

aatb

aar

ener

gieg

ebru

ik

koeling

tapwater

pompen

bevochtiging

ventilatoren

verlichting

verwarming

Als geldt : energiegebruik gebouw≤ toelaatbaar energiegebruik

dan geldt :EPC ≤ EPC-eisen wordt voldaan aan de energie-prestatie-eis uit het Bouwbesluit

Figuur 6.16 Energiegebruik van het gebouw in relatie tot

het toelaatbare energiegebruik

06950408_hfdst06.indd 139 16-11-2005 15:58:17

Page 150: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

140

Aan de energieprestatie-eis wordt voldaan als:

• de EPC van een bouwwerk niet hoger is dan de EPC-eis

• QQ

totaal

toelaatbaar

niet hoger is dan de waarde 1, figuur 6.17.

De relatie die er bestaat tussen de EPC en Q

Qtotaal

toelaatbaar

is:

EPCgebouwfunctie = Q

Qtotaal

toelaatbaar

× EPC-eis Bouwbesluit.

Als het quotiënt Q

Qtotaal

toelaatbaar

bijvoorbeeld 0,85 is, dan is de energieprestatie van dat gebouw 15% beter dan het Bouw- besluit vereist.

Het maximaal toelaatbare energiegebruik Qpres;toelaatbaar hangt af van de:

• waarde van de EPC-eisen;

• gebruiksoppervlakte;

• verliesoppervlakte;

• eventuele aanwezigheid van mechanische koeling (alleen voor utiliteitsgebouwen);

• minimaal vereiste ventilatie volgens het Bouwbesluit (alleen voor utiliteitsgebouwen).

Voor woningen/woongebouwen geldt:

EPC = Qtotaal ∙ 1

330 ∙ Agebruik + 65 ∙Averlies Cepc

Waarin:EPC = energieprestatiecoëfficiëntQtotaal = karakteristieke energiegebruik volgens NEN 5128Averlies = verliesoppervlakte in m2

Agebruik = gebruiksoppervlakte in m2

Cepc = correctiefactor EPC

Energiegebruik utiliteitsgebouw, berekend volgens NEN 2916

Maximum energiebudget,volgens rekenregel uit NEN 2916

Verwarming

+Koeling

+Verlichting Het maximum energiebudget

+ (toelaatbaar energiegebruik)

Ventilatoren is afhankelijk van

+Pompen Gebruiksoppervlakte

+ +Bevochtiging Verliesoppervlakte

− +Warmtapwater Koeling

− +Opbrengst fotovoltaische cellen Bezettingsgraad

− +Compensatie elektriciteitslevering warmtekracht EPC-eis

= =karakteristiek energiegebruik energiebudget

Figuur 6.17 Aan de energie prestatie-eis wordt voldaan als geldt karakteristiek energiegebruik ≤ aan energiegebruik utiliteits-

gebouw

06950408_hfdst06.indd 140 16-11-2005 15:58:18

Page 151: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 141

Tot slot moet worden opgemerkt dat de energie-prestatienorm een behoorlijke impact heeft op het bouwproces. Het zijn niet alleen de keuzes die de ontwerper maakt, het begint eigenlijk nog eerder. Ook planologen en stedenbouwers moe-ten beseffen dat de ruimtelijke ordening direct invloed heeft op de energieprestatie. Denk hier-bij aan de oriëntatie naar de zon, compact bou-wen en dichtheid van bouwen in verband met alternatieven voor de energievoorziening. Juist dit soort keuzes leveren een belangrijke bijdrage aan de te realiseren besparingen.

De energetische consequenties van het ontwerp zijn een zaak voor de ontwerper. Direct van het begin af aan moet de ontwerper rekening houden met de te treffen maatregelen. Gebeurt dit te laat, dan bestaat de kans dat het ontwerp compleet moet worden aangepast. Een conse-quentie hiervan is dat de ontwerper in een vroeg stadium van het ontwerpproces moet beschikken over gegevens van de benodigde installaties. De ontwerper wordt dus gedwongen meer samen te werken, niet alleen met de installateur maar ook met de uitvoerende partijen. Verwacht wordt dat de integratie van bouwkunde en installatietech-niek noodzakelijk is om maximale besparingen te realiseren. Dit zal ook leiden tot verbetering van de kwaliteit van gebouwen en woningen.

6.2.5 Normen, kwaliteitsverklaringen, model-aansluitvoorwaarden en ministeriële regelingenIn het Bouwbesluit staat welke NEN-normen van toepassing zijn en welke kwaliteitsverklaringen kunnen worden toegepast. Maar tegelijkertijd is er een basis gelegd om, bijvoorbeeld door middel van een ministeriële regeling, snel en adequaat te kunnen inspelen op veranderingen in het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan nieuwe of nadere voorschriften voor de toepassing van NEN of NEN-EN normen en aan-sluitvoorwaarden. Ook wordt in het Bouwbesluit rekening gehouden met Europese regelgeving.Als gevolg van de EG-richtlijn over voor de bouw bestemde producten, kunnen door de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) normen worden opgesteld die voor alle lidstaten gelijk zijn. Deze zogenaamde geharmoniseerde nor-men komen dan in de plaats van de voor het

betreffende onderwerp geldende Nederlandse norm. Om te voorkomen dat in zo’n geval het Bouwbesluit moet worden gewijzigd, is op voor-hand al vastgesteld dat een dergelijke Europese norm in de plaats treedt van een NEN-norm. Op deze wijze kan dus snel en doeltreffend worden ingespeeld op ontwikkelingen die voortvloeien uit een dergelijke richtlijn.

6.2.5.a NormenEen norm is een document waarin regels zijn vastgelegd die normaal gesproken betrekking hebben op de kwaliteit van producten of dien-sten. In het Bouwbesluit wordt voor de bepaling of aan een prestatie-eis (grenswaarde) is voldaan, regelmatig verwezen naar voor de bouwpraktijk opgestelde bepalingsmethoden. Ook deze bepalingsmethoden zijn neergelegd in normen van het Nederlands Normalisatie Instituut. De normen worden aangeduid met de drie hoofd-letters NEN en vervolgens een nummer. Het Bouwbesluit kan alleen verwijzen naar die delen van een NEN-norm die voor het bouwen van belang en van bouwkundige aard zijn. Verwijzing naar in een NEN-norm voorkomende admini-stratieve of andersoortige, niet bouwtechnische bepalingen vindt dan ook niet plaats. In de voor-schriften van het Bouwbesluit is nu verwezen naar 43 NEN-normen. Deze normen worden in dit verband eerstelijnsnormen genoemd. Op hun beurt verwijzen deze eerstelijnsnormen veelal weer door naar andere NEN-normen: de zoge-naamde tweedelijnsnormen. De commissie die is belast met het vervaardigen en onderhouden van het Bouwbesluit verwijst dan pas naar een NEN als deze (gedeeltelijke) norm in overeen-stemming is met de uitgangspunten van het Bouwbesluit.

6.2.5.b KwaliteitsverklaringenNaast de NEN-normen spelen ook de kwaliteits-verklaringen een belangrijke rol. De definitie van kwaliteitsverklaring is als volgt:’Een kwaliteitsverklaring is een schriftelijk be-wijs, voorzien van een door de minister van VROM aangewezen merkteken, afgegeven door een door die minister aangewezen deskundig, onafhankelijk instituut, op grond waarvan een bouwmateriaal of bouwdeel, indien dat materiaal of deel bij het bouwen wordt toegepast, wordt

06950408_hfdst06.indd 141 16-11-2005 15:58:18

Page 152: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

142

geacht te voldoen aan de bij of krachtens het Bouwbesluit gestelde eisen.‘

Met behulp van een kwaliteitsverklaring kan wor-den aangetoond dat bij toepassing van de in de desbetreffende kwaliteitsverklaring aangeduide bouwmaterialen of bouwdelen, aan bepaalde voorschriften van het Bouwbesluit geacht mag worden te zijn voldaan. Een kwaliteitsverklaring kan ook betrekking hebben op de wijze van ver-werking van het product tijdens de bouw. Tij-dens het bouwen zal de gemeente (steekproefs-gewijs) moeten toezien of de verwerking op de juiste wijze plaatsvindt. Of de aanvrager van een bouwvergunning gebruikmaakt van materialen of bouwdelen die zijn voorzien van zo’n verkla-ring, staat hem vrij.

Ter uitvoering van de EG-richtlijn bouwproduc-ten, wordt het gebruik van bouwmaterialen en bouwdelen voorzien van een CE-markering, ver-plicht.

6.2.5.c Model-aansluitvoorwaardenIn het Bouwbesluit 2003 wordt voor de nuts-voorzieningen (gas, water en elektriciteit) verwe-zen naar de model-aansluitvoorwaarden. Deze voorwaarden zijn uitgegeven door de desbetref-fende overkoepelende vereniging van nutsbe-drijven. Net als bij de normen is alleen verwezen naar de voorschriften welke van bouwtechnische aard zijn. Deze voorschriften hebben vooral betrekking op de omvang en de inrichting van de voorziening voor elektriciteit, gas en water. In de aansluitvoorwaarden waarnaar is verwezen, zijn de opgestelde NEN-normen voor deze voor-zieningen van toepassing verklaard.

6.2.5.d Ministeriële regelingenIn het Bouwbesluit is het mogelijk om bij minis-teriële regelingen (nadere) voorschriften te ge-ven. Zo is onder meer de bepaling opgenomen dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden gegeven voor de toepassing van de normen of aansluitvoorwaarden waarnaar in het Bouwbesluit is verwezen. Op basis hiervan is bij regeling aangegeven welke uitgave van de norm of welk deel daarvan of welke uitgave van de aansluitvoorwaarden van toepassing is. Ook is daarbij aangegeven welke delen van een norm

buiten toepassing moeten blijven. Als voorbeeld kan hier gedacht worden aan het uitsluiten van de zogenaamde tweedelijns-normen. Op deze wijze is voorkomen dat wijzigingen die door het NEN in een door het Bouwbesluit aangewezen NEN-norm worden aangebracht, automatisch een publiekrechtelijke status krijgen.

Naast de nadere voorschriften is het ook moge-lijk om bij ministeriële regeling inhoudelijk tech-nische voorschriften te geven. Bij de voorschrif-ten voor de bestaande bouw bijvoorbeeld is, in tegenstelling tot bij de nieuwbouwvoorschriften, niet altijd verwezen naar NEN-normen. Reden hiervoor is dat de desbetreffende normen niet zijn toegesneden op de bestaande bouw. In der-gelijke gevallen is verwezen naar bij ministeriële regeling gegeven voorschriften.

Normen, kwaliteitsverklaringen, model-aansluit-voorwaarden en ministeriële regelingen spelen een belangrijke rol bij het in praktijk brengen van het Bouwbesluit.

6.2.6 Toezicht op het bouwen en wonenDe bouw kent dus een behoorlijk uitgebreide technische regelgeving. Het is logisch dat con-trole moet plaatsvinden op het naleven van deze regelgeving. De gemeente is verplicht te voorzien in het toezicht op het bouwen, de staat van het bouwen in het algemeen en die van de volkshuisvesting in het bijzonder en op het wonen. De gemeente is dus belast met het toe-zicht op de naleving van de door de Woningwet gegeven voorschriften.

Om deze toezichthoudende taak vorm te kunnen geven beschikt de gemeente over de volgende handhavingsinstrumenten:

• het vergunningsstelsel, waarop al eerder is ingegaan;

• stillegging van de bouw;

• aanschrijving;

• onbewoonbaarverklaring;

• strafrechtelijke vervolging.

Wordt afgeweken van de bouwvergunning of de gestelde voorwaarden, dan kan de bouw tijdelijk door de gemeente worden stilgezet, net zo lang totdat voor opheffing van de geconstateerde

06950408_hfdst06.indd 142 16-11-2005 15:58:18

Page 153: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 143

afwijking is gezorgd. De aanschrijving heeft voornamelijk betrekking op de bestaande bouw. Als een eigenaar van een gebouw niet de door de gemeente noodzakelijk geachte voorzienin-gen, verbeteringen of maatregelen wil treffen, kunnen burgemeester en wethouders de eige-naar daartoe aanschrijven. Ook kan de gemeente overgaan tot onbewoonbaarverklaring, als een woning niet meer geschikt is voor bewoning en niet meer door het treffen van voorzieningen en het aanbrengen van verbeteringen bewoonbaar kan worden gemaakt.

Wordt de Woningwet of krachtens de Woning-wet gegeven voorschriften overtreden, dan kan dat worden aangemerkt als een strafbaar feit. Deze overtreding kan worden bestraft met een geldboete of hechtenis.

Dit beknopte overzicht maakt in ieder geval dui-delijk dat de gemeente de juiste instrumenten heeft om naleving van de technische regelgeving af te dwingen.

6.3 Overige regelgeving

Andere belangrijke regelgeving en wetten die de overheid heeft samengesteld zijn met name het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandighedenwet en de milieuwetgeving. Daarnaast kent de regelgeving nog een aantal bijzondere wetten. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op deze onderwerpen.

6.3.1 Bouwprocesbesluit Arbeids- omstandighedenwetHet is in de bouw altijd slecht gesteld geweest met de arbeidsomstandigheden. Dit is natuurlijk te onderbouwen met het ziektepatroon evenals de grote groep afgekeurde bouwvakkers. Er is best het een en ander ondernomen om de vei-ligheid en de arbeidsomstandigheden te verbe-teren, alleen de coördinatie ontbrak. In 1994 is daarin verandering gekomen met het verschijnen van het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandig-hedenwet. Inmiddels is sinds 1999 een nieuwe versie van deze wet van kracht. De naam is inmiddels afgekort tot Arbowet.

De Arbowet geeft ondubbelzinnig aan dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in de bouw, zowel bij het ontwerpen als bij het uitvoeren van bouwwerken, moet worden geco-ordineerd. De opdrachtgever draagt hiervoor alle verantwoordelijkheid. Uiteraard geldt dit voor alle soorten bouwwerken, maar ook voor alle be-trokken participanten bij het bouwproject. Ieder-een heeft een taak bij het invullen van de wetge-ving, en samenwerking is daarbij een must.

De uitwerking van die regels staan (in toene-mende mate van detaillering) in het ArboBesluit, de Arboregeling en de Beleidsregels, figuur 6.18.

Arboregeling

Arbobesluit

Arbowet

Arb

obel

eids

rege

ls

Figuur 6.18 Verhouding tussen de onderdelen van de Ar-

boregelgeving

In de Beleidsregels wordt ten slotte vaak verwe-zen naar zeer gedetailleerde NEN-normen. Deze NEN-normen hebben echter geen kracht van wet; de werkgever mag ervan afwijken als hij zelf een andere oplossing heeft waarmee de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden minstens op de-zelfde wijze wordt bereikt.De Arbowet en zijn uitvoeringsbesluiten geldt, op een aantal kleine uitzonderingen na (ten aan-zien van medische keuringen, medezeggenschap en ‘welzijnsbepalingen’), ook voor studenten. Veel van de detailregelgeving (naar schatting 80 tot 90%) is gebaseerd op Europese regelgeving waar Nederland zich aan dient te conformeren.Over specifieke onderwerpen zijn onder auspi-ciën van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorlichtingsbladen versche-nen: de Arbo-Informatiebladen (‘AI-bladen’). Er zijn AI-bladen over onder andere beeldscherm-werk, kantoorwerkplekken en laboratoria. Deze bladen − inmiddels zijn er 31 AI-bladen − geven een opsomming van de relevante regels uit het

06950408_hfdst06.indd 143 16-11-2005 15:58:19

Page 154: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

144

bovengenoemde rijtje Arbowet, Arbobesluit, Arboregeling, Beleidsregels en NEN-normen. Voor zover er vervolgens nog ruimte voor inter-pretatie is, wordt in zo’n AI-blad aangegeven wat deskundigen nu als een normale voorziening beschouwen. Ook wordt eventuele nieuwe (Eu-ropese) wetgeving aangekondigd, zodat daarop kan worden geanticipeerd. De AI-bladen vormen dus in de praktijk de snelste ingang bij vragen over wettelijke aspecten van specifieke onder-werpen.

Twee voor de bouwnijverheid belangrijke onder-delen van de Arbo-wet zijn de verplichting tot het opstellen van een Veiligheids- en Gezond-heidsplan en de verschillend gedefinieerde ver-plichtingen van de bouwparticipanten.

6.3.1.a Veiligheids- en gezondheidsplanHet Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan) is bedoeld om het bouwproces op het punt van veiligheid en gezondheid te coördineren en het aantal ongevallen op de bouwplaats terug te dringen. De bouw is nog steeds de sector waar de meeste ongevallen plaatsvinden, figuur 6.19. Dit punt verdient dus nog steeds de aandacht van alle participanten in het bouwproces. Het maken van een veiligheids- en gezondheids-plan is verplicht indien:

• het werk risicovol is (bijna alle activiteiten in de bouw vallen hier onder);

• een kennisgeving verplicht is.

Het Arbobesluit legt de opdrachtgever de ver-plichting op, het bouwwerk via een kennisgeving te melden aan de Arbeidsinspectie in de regio waar zal worden gebouwd. Deze kennisgeving is verplicht als:

• de geraamde duur van het bouwwerk meer dan 30 mensdagen beslaat en op die bouwplaats op enig moment meer dan 20 werknemers tege-lijkertijd werken;

• de geraamde duur van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen beslaat.

Wat is een V&G-plan?Een V&G-plan is een document waarin de coördinatie- en samenwerkingsafspraken staan voor een grote of risicovolle bouwplaats. Met de opstelling van het plan wordt al in de ontwerp-fase begonnen. Het plan maakt deel uit van de aanbestedingsstukken. Tijdens de uitvoeringsfase wordt het plan aangevuld en zonodig aan de actuele situatie aangepast.

Wat moet er in het V&G-plan worden vermeld?De inhoud van een V&G-plan is divers. Naast administratieve gegevens worden de risico’s beschreven voor de werknemers op de bouw-plaats, maar ook de samenwerkingsafspraken, de overlegstructuur en de wijze van voorlichting en instructie, figuur 6.20.

6.3.1.b Verplichtingen van de bouwparticipantenDe Arbowet heeft voor de belangrijkste bouw-participanten verplichtingen vastgelegd. Aller-eerst stelt de wet dat zowel voor de ontwerpfase als voor de uitvoeringsfase één of meerdere coördinatoren dienen te worden aangesteld. De taken tijdens de ontwerpfase betreffen het nagaan van de volgende aspecten:

• Is er tijdens het ontwerpproces bij het nemen van beslissingen rekening gehouden met de arbeidsomstandigheden van de werknemers die later op de bouwplaats met de uitvoering van het werk belast zullen worden?

Land- en tuinbouw

Voedings- / genot-middelenindustrie

Hout- enmeubelindustrie

Horeca

Metaalindustrie

Bouw

Vervoer

Handel

Overig

Gezondheid- enwelzijnszorg

Onderwijs

0 10 20aantal (per 1.000 werkenden per jaar)

30

Figuur 6.19 Ongevallen per sector

Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid

06950408_hfdst06.indd 144 16-11-2005 15:58:19

Page 155: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 145

Onderwerp ToelichtingBouwwerk-gegevens

Een omschrijving van wat er gebouwd moet worden en waar het bouwwerk is gesi-tueerd. Tevens het vermelden van alle namen en adressen van de betrokken partijen, inclusief alle onderaannemers. Het vermelden van de coördinator, alsmede de aan-vangsdatum en geplande bouwtijd. Ook aangegeven wat het maximaal aantal werk-nemers is dat gelijktijdig op de bouwplaats aanwezig is.

Organisatie en fasering van het bouwproces

Het aangeven van welke onderaannemers welke werkzaamheden uitvoeren, wanneer deze starten/ eindigen en wie de eerste verantwoordelijke op het werk is. Tevens moet aangegeven worden hoe de taken en verantwoordelijkheden zijn verdeeld over de V- en G-coördinator, de uitvoerende partij, de hoofduitvoerder, de bouwdirectie enz.

Coördinatie en samenwerkings- afspraken

Zowel voor de ontwerpfase als de uitvoeringsfase wordt aangegeven wanneer er Arbo-overleg is gevoerd, welke afspraken er zijn gemaakt en wie er verantwoordelijk voor is. In de ontwerpfase gaat het om afspraken die betrekking hebben op gesignaleerde risico’s en Arbomaatregelen/voorzieningen die afstemming behoeven tussen meerdere participanten. Gesignaleerde niet vermijdbare risico’s worden vastgelegd in V- en G-plan (zie hierna). In de uitvoerringsfase heeft het betrekking op de te nemen V- en G-maatregelen en afstemming met andere werkgevers. Ook kan worden afgesproken de Arbo als vast agendapunt te hanteren, met als onderwerpen:

• nieuwe risico’s/gesignaleerde risico’s;• actualiseren V- en G-plan;

• naleving V- en G-plan;

• rapportage V- en G-coördinator;

• eventuele ongevallen en incidenten;

• naar aanleiding hiervan genomen maatregelen;

• overleg met en instructie voorlichting van werknemers.

Overleg en voor-lichting/ instructie werknemers

Het is mogelijk in het V- en G-plan een onderdeel in te ruimen dat zich richt op de voorlichting en instructie over bijvoorbeeld:

• overleg over V- en G-aspecten op het werk;

• voorlichting over projectafspraken en -maatregelen;

• taakgerichte voorlichting;

• specifieke instructiebijeenkomsten.

Veiligheids- en gezondheids-gevaren

In het V- en G-plan wordt zowel voor de ontwerpfase als voor de uitvoeringsfase vastge-legd welke bestekpost en activiteit leidt tot een Arbo-risico. De risico-oorzaak wordt hier-bij ook aangegeven. Tevens wordt aangegeven welke maatregelen danwel voorziening getroffen is om de risico’s te beperken. Ook de verantwoordelijke moet vermeld worden die de voorziening heeft aangebracht, die hem in stand heeft gehouden en degene die het toezicht heeft gehouden.

Bouwplaatsvoor-zieningen en -regels

Er wordt een overzicht opgenomen in het V- en G-plan van alle aanwezige bouw-plaatsvoorzieningen en -regels die van toepassing zijn op de bouwplaats.

06950408_hfdst06.indd 145 16-11-2005 15:58:20

Page 156: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

146

• Is er bij de materiaalkeuze aandacht besteed aan aspecten zoals gewicht, afmetingen, ruw-heid en giftigheid?

• Is in het ontwerp rekening gehouden met bij-voorbeeld veiligheidsvoorzieningen ten behoeve van de bouwplaatsafbakening (zoals wegafzet-tingen) en is er voldoende ruimte voor sanitair en schaftgelegenheden?

• Is in inzet, situering en reikwijdte van bouw-kranen en ander zwaar materieel voorzien?

• Is een zodanige bouwmethode mogelijk dat de verschillende onderdelen van het bouwwerk zoals gevel en dak tijdens het bouwen en onder-houdswerkzaamheden veilig bereikbaar zijn?

• Kunnen er mogelijk al voorzieningen aan het bouwwerk worden aangebracht waarvan bij latere onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan het dan gerealiseerde bouwwerk gebruik kan worden gemaakt?

Daarnaast moet de coördinator in de ontwerpfase zorgdragen voor het opstellen van een V&G-plan alsmede het samenstellen van een dossier. Dit dossier, waarin de voor de veiligheid en gezond-heid van de werknemers belangrijke bouwkun-dige en technische kenmerken zijn beschreven, is van belang bij het verrichten van latere werk-zaamheden aan het bouwwerk en is bestemd voor de eigenaar of beheerder van het bouwwerk.De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft tot taak het V&G-plan in de praktijk tot uitvoering te brengen en het doorlopend aan de voortgang van de bouwwerkzaamheden aan te vullen dan wel aan te passen. Bij de inhoud van het V&G-plan kwam dit al aan bod. Daarnaast moet juist de coör-dinator tijdens de uitvoering zorgdragen voor doel-

matige samenwerking. Het V&G-plan is natuurlijk mooi, maar het blijft een stuk papier. Met alle be-trokkenen maakt de coördinator afspraken over de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de arbeidszorg, wie toezicht houdt en op welke wijze moet worden gerapporteerd.

Verplichting opdrachtgeverDe verplichting van de opdrachtgever in het kader van de Arbowet is ervoor zorgdragen:

• dat de voorschriften worden nageleefd;

• dat de coördinatoren zowel in de ontwerp- als uitvoeringsfase hun werk verrichten volgens de daarvoor geldende artikelen;

• dat het V&G-plan onderdeel vormt van het bestek van het betreffende werk;

• dat tijdens de uitvoeringsfase met één uitvoe-rende partij een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten, zodat de verplichtingen uit de Arbowet betreffende de coördinatie zijn vastgelegd.

Verplichting ontwerpende partijDe verplichting van de ontwerpende partij in het kader van de Arbowet is: ervoor zorgdragen dat namens de opdrachtgever-consument wordt voldaan aan de Arbowetgeving. Werken er meer ontwerpende partijen in opdracht van de op-drachtgever aan hetzelfde bouwwerk, dan wordt in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd door wie aan de verplichtingen wordt voldaan.

Verplichting uitvoerende partijDe verplichtingen van de uitvoerende partij in het kader van de Arbowet bestaan uit:

• zorgdragen dat een coördinator voor de uit-voeringsfase wordt aangesteld;

Onderwerp Toelichting

Figuur 6.20 Voorbeeld van de inhoud van een Veiligheids- en Gezondheidsplan

Bijlagen De bijlagen bestaan uit:

• procedures bij ongevallen;

• alarmregeling;

• bedrijfshulpverlening;

• verkeersregels;

• toegangsregels;

• vergunningen;

• aanwezig voorlichtingsmateriaal;

• procedures afvalopslag en -afvoer.

06950408_hfdst06.indd 146 16-11-2005 15:58:20

Page 157: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 147

• erop toezien dat de coördinator de taken conform de wet uitoefent en dat deze zijn werk-zaamheden naar behoren kan vervullen;

• ervoor zorgen dat de samenwerking en het overleg tussen werkgevers en werknemers op de bouwplaats op een passende wijze wordt gecoördineerd.

Verplichting werkgeverDe verplichtingen van de werkgever bestaan uit:

• treffen van doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers op de bouwplaats;

• naleven van en medewerking geven aan het V&G-plan.

Op grond van de Arbowet ligt de primaire verant-woordelijkheid voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bij de werkgever. Vanuit deze verantwoordelijkheid is de werkgever onder meer verplicht om de risico’s, die het door hem geko-zen productieproces voor de arbeid van zijn werk-nemers met zich meebrengt, te inventariseren en te evalueren. Op basis daarvan kunnen doeltref-fende maatregelen worden genomen om een ef-fectief arbeidsomstandighedenbeleid te realiseren.

Uit deze beknopte weergave van de Arbeidsom-standighedenwet blijkt dat gedacht is aan de veiligheid en gezondheid van de werknemer: degene die uiteindelijk het werk realiseert. Ken-merkend is verder dat door het hele proces heen moet worden gedacht aan de veiligheid en gezondheid van de werknemers. In feite moeten bij het zetten van de eerste streep op papier di-rect de volgende vragen gesteld worden: Wat is het gewicht? Wat worden de afmetingen? Hoe gaan wij het produceren, monteren, enzovoort? Zelfs moet in de ontwerpfase al gedacht worden aan de beheerfase: kan men gemakkelijk bij het onderdeel komen ter reparatie, reiniging of ver-vanging. Een goede zaak derhalve.

6.3.2 MilieuwetgevingOp 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer in wer-king getreden. De overheid tracht hiermee te voorkomen dat het leefmilieu van mensen, die-ren en planten wordt aangetast. In het verleden is Nederland maar al te vaak opgeschrikt door berichten en beelden van grootschalige bodem-

verontreinigingen. Met de nieuwe wetgeving wordt getracht te komen tot een integrale bena-dering van de milieuproblematiek. In de Wet mi-lieubeheer zijn de volgende wetten opgenomen:

• Wet bodembescherming;

• Hinderwet;

• Wet geluidhinder;

• Afvalstoffenwet;

• Wet inzake de luchtverontreiniging;

• Wet chemische afvalstoffen;

• Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Belangrijk is te melden dat bij het aanvragen van een bouwvergunning (zie ook paragraaf 6.2.4) moet worden aangetoond dat de milieuvergun-ning is aangevraagd. De bouwvergunning wordt pas verleend, nadat de milieuvergunning door de gemeente is afgegeven.

6.3.3 Bijzondere wettenIn specifieke gevallen zijn er naast de al behan-delde wetten bijzondere wetten van kracht. Neem het voorbeeld van een koper van een oud pand. Hij wil deze geheel slopen en op dezelfde plaats een nieuwe woning realiseren of er een café of restaurant beginnen. Voor dergelijke ge-vallen is er aparte wetgeving, de Monumenten-wet en de Drank- en Horecawet.

MonumentenwetDoel van de Monumentenwet is de monumen-ten in Nederland te beschermen. Nederland kent vele oude gebouwen, echter door het ontbreken van een duidelijke regelgeving zijn er in het ver-leden ook veel waardevolle panden gesloopt. In de Monumentenwet worden al de onroerende zaken die minstens vijftig jaar of ouder zijn en van algemeen belang zijn, aangemerkt als een monument. Inschrijving vindt dan plaats in het register van de Monumentenwet. Dit heeft weer tot gevolg dat verbouwingen of veranderingen niet mogen plaatsvinden zonder toestemming van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Het is daarnaast ten strengste verboden een monument te slopen of te verplaatsen.

Drank- en HorecawetHet doel van de Drank- en Horecawet is simpel: het stellen van regels, in verband met de ver-strekking van alcoholhoudende dranken. Je kunt

06950408_hfdst06.indd 147 16-11-2005 15:58:20

Page 158: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

148

niet zomaar een café beginnen. Bouwkundig worden er eisen gesteld aan de toiletgelegen-heden (gescheiden voor dames en heren), af-metingen van de ruimte, aan de ventilatie en de verlichting. Deze regels komen bovenop de regels die via het Bouwbesluit aan het pand wor-den gesteld op het gebied van veiligheid, ge-zondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid.

6.4 Financiële regelgeving

Het volkshuisvestingsbeleid is sinds het verschij-nen van de Nota Volkshuisvesting in de jaren ’90 van de vorige eeuw gericht op het terugtreden van de rijksoverheid uit de volkshuisvesting. Diverse taken en bevoegdheden zijn aan de ge-meenten overgedragen, waarbij de gemeente verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het (indicatieve) bouwprogramma, terwijl vroeger het Rijk het aanspreekpunt was. Ondanks dat de overheid zich steeds verder aan het terugtrekken is, beschikt de overheid over een aantal wet-ten en besluiten om de woningbouw financieel te stimuleren. In dit kader komen de volgende wetten/besluiten aan bod:

• Wet Stedelijke Vernieuwing;

• Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing;

• Huursubsidiewet.

6.4.1. Wet stedelijke vernieuwing (Wsv)De Wet stedelijke vernieuwing(Wsv) komt in de plaats van een groot aantal bestaande regelin-gen, op grond waarvan voorheen de bijdrage aan gemeenten en provincies werd verstrekt. Die regelingen zijn:

• Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing;

• Besluit locatiegebonden subsidies;

• Besluit woninggebonden subsidies 1995.

De Wsv is per 1 januari 2000 van kracht en werkt, met uitzondering van de artikelen 17 en 18, terug tot en met 1 januari 2000.

In de Wsv heeft de term ‘stedelijke vernieuwing’ betrekking op ingrepen in de fysieke leef-omgeving op het gebied van wonen, ruimte, milieu, grootschalig groen en stadseconomie. De wet regelt onder meer de aanwending van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing

(ISV) en het deel daarvan dat bestemd is voor het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV). De wet gaat onder meer in op de criteria om in aanmerking te komen voor steun uit het investeringsbudget (in het Besluit Beleidskader Stedelijke Vernieuwing) en het onderscheid tussen rechtstreekse (bijdrage van het Rijk) en niet-rechtstreekse (bijdrage van de provincies) gemeenten (Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieu-wing). Gelet op het systeem van budgetverstrek-king kent de wet een sanctieregeling, die na afloop van het investeringstijdvak kan worden toegepast.

Het beleid van stedelijke vernieuwing richt zich vooral op de kwaliteit van de leefomgeving, waarbij de fysieke aspecten (wonen, werken, ruimte, bodem en geluid) centraal staan. Het Beleidskader is voor gemeenten de inhoudelijke leidraad bij de opstelling van het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma. De eisen daarvoor zijn in artikel 7 geregeld. Zonder een (goedgekeurd) programma of projectplan (voor de kleinere gemeenten) wordt geen ISV-bijdrage verstrekt.

De opzet van het ISV is zodanig, dat met een vijfjarig budget meerjarige financiële zekerheid wordt geboden. De indicatieve verdeling over de budgethouders is vooraf bekend. De budget-houders zijn de dertig in dit besluit aangewezen rechtstreekse gemeenten. Voor de overige gemeenten zijn dat de provincies. Bij het maken van de verdeelsleutel is een vijftal aandachts-gebieden van stedelijke vernieuwing onder-scheiden:

• woningmarktpositie;

• leefbaarheid en kwaliteit van de openbare ruimte;

• cultuurhistorische kwaliteit;

• stedelijke economie;

• lokale milieukwaliteit.

Op grond van die financiële zekerheid maken gemeenten ontwikkelingsprogramma’s voor de periode van vijf jaar, met een doorkijk naar tien jaar. Zo’n programma vormt de basis voor het te voeren stedelijk vernieuwingsbeleid.

06950408_hfdst06.indd 148 16-11-2005 15:58:20

Page 159: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 149

Vijfjaarlijkse termijnenEr is tot 2010 ruim 4,5 miljard euro gereserveerd voor stedelijke vernieuwing. Daaronder vallen ook de grondkostenbijdragen voor de Vinex-locaties (voorheen Besluit locatiegebonden sub-sidies). De budgetten worden telkens voor een periode van vijf jaar toegezegd en in vijfjaarlijkse termijnen uitbetaald. De voorwaarde is het indie-nen van een meerjaren ontwikkelingsprogramma (MOP) of een projectplan (voor de kleinere ge-meenten).

Beschikkingen eerste budgetperiodeOp grond van de goedgekeurde programma’s en projectplannen voor het eerste investerings-tijdvak (2000-2004) zijn de beschikkingen voor de gemeenten getekend, met daarin onder meer genoemd de hoogte van de ISV-budgetten. Het gaat om de 30 rechtstreekse gemeenten en ruim 100 gemeenten die via de provincie voor een bijdrage in aanmerking komen.

6.4.2 Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV)Stedelijke vernieuwing vraagt keer op keer om nieuwe oplossingen. Soms gaat het om grote projecten met een impact op de hele stad. Dan weer laten kleine initiatieven van direct betrok-kenen een verfrissende aanpak zien. Nieuwe oplossingen kunnen zorgen voor een versnelling en een kwaliteitssprong in de stedelijke vernieu-wing. Om die versnelling en kwaliteitssprong te bevorderen is het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) ingesteld. Jaarlijks wordt subsidie verleend aan creatieve en vernieuwende ideeën en projecten op het gebied van de stedelijke vernieuwing. Naast die financiële ondersteuning is een belangrijke taak van het IPSV het uitwisselen en bekendmaken van de in de projecten opgedane kennis en leer-ervaringen.

6.4.3 Huursubsidiewet (1997)De doelstelling van de Huursubsidiewet is goed en betaalbaar wonen mogelijk te maken voor personen in de laagste inkomensgroepen. Kwali-tatief goede huisvesting wordt zo voor iedereen bereikbaar. Duidelijk is dus dat de Huursubsi-diewet zich richt op huishoudens met lagere inkomens en dat de wet regels voorschrijft over

wanneer en hoe een tegemoetkoming in de huurlasten kan worden verkregen.

De Huursubsidiewet blijkt in de praktijk een effectief instrument bij het realiseren van de doelstelling en bij het betaalbaar houden van de volkshuisvesting. De hoogte van de subsidie wordt voor elke huurder jaarlijks opnieuw vast-gesteld voor de duur van een subsidietijdvak (normaal 1 jaar, van 1 juli tot en met 30 juni van het volgend jaar). De aanvrager moet ieder jaar opnieuw de aanvraag indienen en de gemeente controleert de gegevens. Vervolgens stuurt de gemeente de gegevens door naar het ministerie van VROM. Het ministerie neemt de uiteindelijke beslissing over toekenning van de subsidie. Vaak ook loopt de aanvraag via de verhuurder en wordt het ook via de verhuurder ingediend. De verhuurder zal bij toekenning iedere maand de huurprijs van de aanvrager verlagen met de toe-gekende bijdrage.

Uitgangspunt bij de berekening van de Huursub-sidie-bijdrage is dat iedere huurder geacht wordt een redelijk deel van zijn inkomen aan huur te besteden. Over het algemeen geldt dat de huur-subsidie lager is naarmate het inkomen hoger wordt. De subsidie wordt verhoudingsgewijs ook minder naarmate de huur van de woning hoger ligt, omdat dan de zogenaamde aftoppingsgrens in werking treedt.

6.5 Invloed van de Europese Gemeenschap

In het kader van overheidsopdrachten heeft de Europese Gemeenschap (EG) zich enkele doelen gesteld. Deze hebben betrekking op:

• vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen;

• harmonisatie van nationale wetgeving;

• tegengaan van valse mededinging;

• inkoop tegen de beste kwaliteits/prijsverhouding.

De maatregelen die de EG neemt om hiervoor genoemde doelen te bereiken hebben tot gevolg dat er een sterkere concurrentie binnen Europa zal gaan plaatsvinden. Dit moet de overheden

06950408_hfdst06.indd 149 16-11-2005 15:58:21

Page 160: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

150

Voor het aanbesteden van overheidsopdrachten zijn Europese richtlijnen vervaardigd. Allereerst worden deze richtlijnen kort behandeld, waarna wordt ingegaan op de drempelbedragen en de aanbestedingsprocedures.

6.5.1 ToepassingsgebiedenVoor specifieke toepassingsgebieden zijn ver-schillende richtlijnen ontwikkeld. De richtlijnen voor de uitvoering van ‘werken’ en ‘leveringen’ zijn al lange tijd geldig (sinds eind jaren ’70 van de vorige eeuw). De richtlijnen ‘diensten’ en ‘nutssector’ zijn pas recentelijk van toepassing verklaard. Hierna een korte toelichting op de vier richtlijnen.

6.5.1.a Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werkenDe opdrachten die onder deze richtlijn vallen, hebben betrekking op de bouwnijverheid. Ze zijn van toepassing op weg-, spoor- en waterbouw, installatiewerk, burgerlijke- en utiliteitsbouw, cultuurtechnische werken, algemene bouwnijver-heid, sloopwerkzaamheden, enzovoort.In de richtlijn wordt een werk gedefinieerd als:’het product van bouw- dan wel wegenbouw-kundige werken in hun geheel dat ertoe be-stemd is als zodanig een economische en techni-sche functie te vervullen.‘

Als het om een turn-key-project gaat moeten alle kosten bij elkaar worden opgeteld om te zien of het drempelbedrag wordt overschreden. Dit zijn dus de kosten van alle bij dit project betrokken participanten.

6.5.1.b Overheidsopdrachten voor leveringenOnder een overheidsopdracht voor levering wordt verstaan: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel tussen een aanbeste-dende dienst en een leverancier voor de aan-koop, lease, huur of huurkoop van producten.Sommige producten moeten bij levering worden geïnstalleerd en deze werkzaamheden beho-ren dan ook tot de opdracht voor levering. Dit laatste kan van belang zijn bij het al dan niet overschrijden van de drempelbedragen. Als een opdracht bestaat uit een combinatie van een levering en diensten dan gaat het om de ver-

besparingen gaan opleveren. Overheden en direct verbonden organisaties zijn grote aan-besteders. Jaarlijks wordt voor circa 720 miljard euro aan de overheden van de EG geleverd, of ten behoeve van overheden uitgevoerd. De EG is dan ook van mening dat centraal aanbesteden van groot economisch belang is en geeft daar drie redenen voor:1 Het zal de kosten reduceren van de belang-rijkste publieke voorzieningen, transport en tele-communicatie door het concurrentie-element.2 Het zal besparingen opleveren voor het open-baar bestuur, welke wellicht kunnen leiden tot belastingverlaging en/of investeringen in de infrastructuur.3 De concurrentie in de private sector zal toe-nemen en leiden tot lagere prijsstellingen. Dit zal dus ook invloed hebben op de prijs van de producten en diensten voor consumenten buiten de EG.

Binnen de regelgeving wordt steeds gesproken over aanbestedende diensten. In figuur 6.21 is een overzicht opgenomen van de organisaties die worden aangemerkt als aanbestedende dien-sten, met andere woorden organisaties die Euro-pees moeten aanbesteden.

1 Staat: ministeries, parlement, rechterlijke macht, enzovoort.

2 Territoriale overheden: provincies, gemeenten, waterschappen, enzovoort.

3 Diversen: universiteiten, hogescholen, academi-sche ziekenhuizen, TNO, enzovoort.

4 Publiek rechterlijke rechtspersonen/instellingen, bij Wet ingestelde organen: bedrijfs- en product-schappen, GAK, ziekenfondsen, SER, enzovoort.

5 Instellingen die het algemeen belang vertegen-woordigen en die hetzij financieel afhankelijk van de overheid zijn (minimaal 50%), hetzij onder bestuurlijk toezicht van de overheid staan.

6 Verenigingen die door publiekrechterlijke rechtspersonen/instellingen zijn opgericht, bij-voorbeeld de VNG of een afvalverwerkingsbedrijf.

7 Nutssector: waterleidingbedrijven, energiebedrij-ven, openbaar vervoer, luchthavens, zee- en bin-nenhavens.

Figuur 6.21 Aanbestedende diensten van de overheid

06950408_hfdst06.indd 150 16-11-2005 15:58:21

Page 161: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

6 DE OVERHEID ALS REGELGEVER 151

houding tussen deze twee componenten onder welke richtlijn de opdracht valt.

6.5.1.c Overheidsopdrachten voor dienstenDe overheidsopdrachten voor diensten hebben betrekking op de niet-tastbare producten. Voor-beelden hiervan zijn:

• onderhouds- en reparatiediensten;

• financiële diensten;

• verzekeringsdiensten;

• automatiserings- en aanverwante diensten;

• bouwkundige diensten;

• opsporings- en bewakingsdiensten;

• vuilophaaldiensten;

• het vervoer over land;

• opdrachten betreffende telecommunicatie-diensten;

• arbitrage en bemiddeling;

• de ontwikkeling van televisieprogramma’s.

6.5.1.d Overheidsopdrachten voor de nutssectorVoor de nutssector is een aparte richtlijn ontwor-pen, aangezien bedrijven in deze sector speci-fieke kenmerken hebben waardoor zij niet onder dezelfde regels als de klassieke overheid kunnen vallen. De richtlijn heeft betrekking op alle leve-ringen en werken die direct of indirect met de bedrijfsvoering te maken hebben en wel met een waarde die het drempelbedrag overschrijdt. In geval van leveringen betreft dit bijvoorbeeld:

• rijdend materieel;

• onderdelen;

• brandstof;

• telecommunicatieapparatuur;

• computerapparatuur en softwarediensten;

• kantoorbenodigdheden;

• vervoerbewijzen;

• bedrijfskleding.

In geval van werken betreft het voornamelijk nieuwbouw van kantoren, remises en garages, maar ook de aanleg of vervanging van infrastruc-tuur.

6.5.2 DrempelbedragenIn de EG-richtlijnen worden drempelbedragen genoemd. Opdrachten met een minimum van deze bedragen dienen Europees aanbesteed te worden, figuur 6.22.

Als de waarde van de opdracht niet van te voren kan worden vastgesteld, moet hiervan een reële raming worden gemaakt. Een aanbestedende dienst mag een opdracht niet splitsen met als doel de richtlijn te ontduiken. Een opdracht mag echter wel worden onderverdeeld in een aantal percelen. De waarde van alle percelen moet dan bij elkaar worden opgeteld om te bezien of de waarde van de totale opdracht het drempelbe-drag overschrijdt. Kortom de aanbestedende diensten mogen de toepassing van de richtlijnen niet omzeilen door de opdrachten te splitsen of bijzondere regels te gebruiken voor de bereke-ning van de waarde van de opdrachten.

6.5.3 Europese aanbestedingsproceduresDe aanbesteding van opdrachten kan op vier verschillende manieren plaatsvinden;1 via een openbare procedure;2 via een niet-openbare procedure;3 via een Europese onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking;4 via een procedure van gunning via onderhan-delingen zonder voorafgaande bekendmaking.

1 Openbare procedureBij een openbare procedure mogen alle be-langstellende ondernemers inschrijven. Iedere inschrijver wordt geacht direct zijn beste aanbie-ding te verzorgen. Er vindt geen extra onderhan-delingsronde plaats.

Figuur 6.22 Drempelbedragen

(exclusief BTW, prijspeil 1-1-2002 tot 1-1-2004)

Leveringen en diensten

Werken

Centrale overheid € 162.293 € 6.242.028

Lagere overheid € 249.681 € 6.242.028

Telecom € 600.000 € 5.000.000

Nutssector 11 € 499.362 € 6.242.028

Nutssector 22 € 400.000 € 5.000.000

1 Nutssector 1: aanbestedende dienst op het gebied

van drinkwater, elektriciteit, openbaar vervoer, lucht-

havenfaciliteiten, aanlandingsfaciliteiten2 Nutssector 2: aanbestedende dienst op het gebied

van gas, water, aardolie, steenkool of andere vaste

brandstoffen

06950408_hfdst06.indd 151 16-11-2005 15:58:21

Page 162: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

152

2 Niet-openbare procedureDeze procedure wordt ook wel de aanbesteding met voorafgaande selectie genoemd. Bij deze procedure mogen alleen de door de aanbeste-dende dienst aangezochte ondernemers een offerte uitbrengen. De selectie vindt plaats op basis van te voren bij de aanbieder bekend-gemaakte eisen. Bij deze procedure worden er minimaal vijf ondernemers geselecteerd om een offerte uit te brengen.

3 Europese onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmakingDeze procedure houdt in dat aanbieders wor-den uitgenodigd om deel te nemen aan de in-schrijving. Vervolgens worden er minimaal drie aanbieders geselecteerd, waarmee verder onder-handeld wordt. Deze procedure mag alleen wor-den gehanteerd als er sprake is van intellectuele diensten waarbij specificatie van de opdracht niet duidelijk te omschrijven is, of als inschrijving verkregen uit de twee hiervoor genoemde pro-cedures niet aanvaardbaar zijn, of als er sprake is van een buitengewoon geval (bijvoorbeeld een duidelijke raming is door de aanbestedende dienst niet te geven).

4 Procedure van gunning via onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmakingDeze procedure is identiek aan de hiervoor genoemde en mag alleen in uitzonderlijke geval-len worden toegepast.

De procedures van aanbesteding zijn nu bekend. Maar hoe vindt nu de gunning plaats? In principe worden de gunningscriteria vooraf bekendgemaakt. Er kunnen twee gunningscrite-ria worden gehanteerd, namelijk:

• de laagste prijs. De aanbestedende dienst kiest uit de ingebrachte offertes de inschrijver met de laagste prijs. Andere gunningscriteria spelen in dit geval geen rol;

• de economisch voordeligste aanbieding. Naast de prijs kunnen verschillende andere as-pecten een rol spelen, zoals levertijd, gebruiks-kosten, rentabiliteit, kwaliteit, service, esthetisch of functioneel karakter. Als deze gunningscriteria worden gehanteerd, dienen ze in de aanbeste-ding in volgorde van afnemend belang worden opgesomd.

SlotopmerkingenIn dit hoofdstuk is duidelijk de invloed van de overheid op de bouwnijverheid naar voren gekomen. Het beleid van de overheid ten aanzien van de Vinex-locaties zorgt ervoor dat de gemiddelde doorlooptijd voor de realisatie van woningen is uitgekomen op vier jaar. De technische regelgeving heeft in de praktijk inmiddels gezorgd voor een toename van de uniformiteit, maar ook door de steeds uitgebreidere eisen tot behoorlijke kosten-verhoging. De Arbowet wordt nog steeds ervaren als omvangrijk en complex. De regels zijn vanwege de wisselende situaties op de bouwplaatsen maar moeizaam uitvoerbaar en het V&G-plan is in vele gevallen een ‘papieren tijger’. Kortom: de bemoeienis van de over-heid met de bouwnijverheid wordt niet altijd zonder meer als positief ervaren. Daarvoor zijn er nog teveel knelpunten. De verwachting is dat de invloed van de overheid zeker niet zal afnemen, maar op sommige onderdelen zelfs zal worden aangescherpt. Overleg met alle belangenorganisaties in de bouw is dan ook geboden om tot regelgeving te komen die uitvoerbaar is.

06950408_hfdst06.indd 152 16-11-2005 15:58:21

Page 163: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7Bouworganisatievormenir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

Het kenmerkend verschil tussen de verschillende bouworganisatievor-

men is in welke fase en op welke wijze de verschillende participanten

samenwerken. De meest gangbare zijn de getrapte aanbestedings-

vorm, het bouwteam en turn-key. Andere vormen zijn general- en

managementcontracting alsmede het prestatieconcept.

06950408_hfdst07.indd 153 16-11-2005 16:02:45

Page 164: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

154

Inleiding

In de vorige hoofdstukken hebben we kunnen zien dat de bouw vele participanten kent die in een bouwproject samenwerken. Het spreekt van-zelf dat de kwaliteit van het bouwwerk staat of valt met een goede organisatie van de inbreng van alle participanten. Bouworganisatievormen zijn daarvoor een belangrijk middel.Deze bouworganisatievormen onderscheiden zich van elkaar doordat de belangrijkste parti-cipanten per vorm voor andere karakteristieke taken en de daarmee samenhangende resultaten verantwoordelijk en aansprakelijk zijn. Het belangrijkste onderscheid tussen de verschillende bouworganisatievormen wordt gekenmerkt door de vraag welke functies in welke fase van het bouwproces de participanten op zich nemen en hoe er wordt samengewerkt.

De wijze waarop binnen een bouwproces de verantwoordelijkheden en taken zijn verdeeld komt onder meer tot uitdrukking in de volgende factoren:

• de contractuele verhoudingen waarin de ver-schillende participanten ten opzichte van elkaar staan. Dit is terug te zien in de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en aansprakelijk-heden;

• de manier en het tijdstip waarop een partici-pant wordt geselecteerd en ingeschakeld, en hoe de daarbij horende concurrentiestelling plaats-vindt.

In de verschillende theorieën over bouworganisa-tievormen, zoals gepubliceerd door de Stichting Bouw Research, wordt ervan uitgegaan dat de Nederlandse bouworganisatievormen terug te brengen zijn tot drie hoofdvormen; de getrapte aanbesteding, het bouwteam en turn-key. In de praktijk blijkt dat deze organisatievormen niet in de ‘zuivere vorm’ voorkomen: opdrachtgevers geven aan elk bouwproces een eigen invulling, waardoor ieder project in feite zijn eigen organi-satievorm kent.

De keuze van de opdrachtgever voor een be-paalde organisatievorm is afhankelijk van het specifieke project, de status van de opdrachtge-ver zelf en de prioriteiten die deze stelt. Hierdoor

moeten de meeste bouworganisatievormen worden gezien als varianten van deze drie hoofd-vormen.

In de volgende paragrafen wordt nader op deze vormen ingegaan en wordt aangegeven wat de voor- en nadelen zijn voor opdrachtgevende par-tijen. Daarnaast worden recente ontwikkelingen rond general-contracting, managementcontrac-ting en het prestatiecontract besproken.

7.1 Getrapte aanbestedingsvorm

Bij de getrapte aanbesteding zijn de verantwoor-delijkheden voor ‘opdrachtgeven’, ‘ontwerpen’ en ‘uitvoeren’ sterk gescheiden, figuur 7.1 en 7.2. De opdrachtgever stelt – meestal met een architect of andere adviseurs – zijn Programma van Eisen op. Vervolgens schakelt hij een archi-tect in om een ontwerp te maken en dat te specificeren in een bestek en tekeningen. Daar-naast worden vaak adviseurs ingeschakeld voor het inbrengen van specialistische kennis over bijvoorbeeld constructie, bouwfysica, akoestiek, milieu en kosten.

Onder-aannemersAdviseurs

Hoofd-aannemerArchitect

Opdrachtgever

Figuur 7.1 Traditionele organisatie

Als het plan bestekgereed is, vraagt de architect namens de opdrachtgever meestal bij diverse aannemers prijsaanbiedingen aan (de aanbe-steding). De opdrachtgever ‘gunt’ het werk in principe aan de laagste aanbieder. De aannemer schakelt bij de daadwerkelijke uitvoering onder-aannemers, installateurs en toeleveranciers in. De architect (of een andere adviseur) kan in de uitvoeringsfase namens de opdrachtgever de directie voeren en toezicht houden; hij is dan ‘gedelegeerd opdrachtgever’.

06950408_hfdst07.indd 154 16-11-2005 16:02:46

Page 165: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 155

iedere aannemer kan inschrijven. Onderhandse aanbesteding is een andere variant, waarbij de opdrachtgever een klein aantal aannemers uitnodigt om een prijsopgave te doen. Het komt ook voor dat slechts één aannemer wordt uitgenodigd: de enkelvoudige uitnodiging. De voorselectie bij een onderhandse aanbesteding vindt meestal plaats op grond van de verwachte kwaliteit van het werk, prijs, garantiestelling en ervaringen met de aannemer bij eerdere projec-ten of referenties van anderen (zie ook paragraaf 5.4 Aannemers).

Deze traditionele organisatievorm, die in ongeveer 40% van de gevallen wordt toegepast, wordt vooral gekozen als de markt concurrerend is en de opdrachtgever de laagst mogelijke prijs wil. Er komen binnen deze organisatievorm diverse gunningvarianten voor.

Te onderscheiden zijn in de eerste plaats de openbare aanbesteding en op de tweede plaats de onderhandse aanbesteding. Openbare aan-besteding wil zeggen dat de opdrachtgever de aanbesteding openbaar bekendmaakt en dat

Initiatief

Grond

Geld

(Coördinatie)

Ontwerpen

Uitvoeren

Fasen bouwprocesE

lem

enta

ire functies

Initia

tie

f

Ha

alb

aa

rhe

idsstu

die

Pro

jectd

efin

itie

Str

uctu

ur

on

twe

rp

Vo

orlo

pig

on

twe

rp

De

fin

itie

f o

ntw

erp

Be

ste

k

Prijs

vo

rmin

g

We

rkvo

orb

ere

idin

g

Uitvo

erin

g

Op

leve

rin

g

Opdrachtgever

Opdrachtgever

Architect

Bouwer

Figuur 7.2 Traditionele organisatievorm

Voordelen Nadelen

• mogelijkheid tot open prijsconcurrentie;• relatief eenvoudige organisatievorm;

• relatief lange doorlooptijd door strikte scheiding ontwerp en uitvoering;

• duidelijke relatie tussen eisen, kosten en kwaliteit; • hoge coördinatiekosten;

• ruimte om ontwerp/uitgangspunten te wijzigen. • uitvoerende partijen worden niet aangemoe-digd tot innovatieve ontwikkelingen, ze hebben geen garantie dat ze de volgende projecten weer kunnen toepassen;

• geen mogelijkheid om het ontwerp af te stem-men op de uitvoeringstechnische en logistieke mogelijkheden van de uitvoerende partijen;

• veel afhankelijk van deskundigheid architect en opdrachtgever;

• lastige V- en G-coördinatie.

Figuur 7.3 Voor- en nadelen van de traditionele organisatievorm voor de opdrachtgever

06950408_hfdst07.indd 155 16-11-2005 16:02:46

Page 166: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

156

Veelal wordt het werk in zijn geheel aanbesteed, waarbij één aannemer verantwoordelijk is. Soms wordt een bouwwerk opgesplitst in aparte wer-ken, bijvoorbeeld bouwkundig en installatietech-nisch. De participant die namens de opdrachtge-ver de directie voert, moet dan vaak zorgdragen voor de coördinatie. Bij grote projecten komt het voor dat twee aannemers in een ‘joint venture’ in-schrijven op een bouwproject: het zogenaamde combinatieverband.

De traditionele organisatievorm heeft verschil-lende voor- en nadelen voor de opdrachtgever, figuur 7.3.

In het geval van openbare aanbesteding, zal door het ad hoc kenmerk van deze bouworga-nisatievorm relatieopbouw zich niet voordoen, waardoor synergievoordelen zullen uitblijven. In geval van onderhandse aanbesteding zal dit pro-bleem zich minder voordoen. Als een opdracht-gever met een bekende aannemer werkt, zal er sprake zijn van relatieopbouw en kunnen zich synergievoordelen voordoen.

Initiatief

Grond

Geld

(Coördinatie)

Ontwerpen

Uitvoeren

Initia

tief

Haalb

aarh

eid

sstu

die

Pro

jectd

efinitie

Str

uctu

ur

ontw

erp

Voorlopig

ontw

erp

Definitie

f ontw

erp

Beste

k

Prijs

vorm

ing

Werk

voorb

ere

idin

g

Uitvoering

Ople

vering

Bouwteam

Opdrachtgever

Opdrachtgever

Architect

Bouwer

Fasen bouwproces

Ele

menta

ire functies

Figuur 7.5 Bouwteamorganisatievorm

7.2 BouwteamDeze vorm wijkt af van de traditionele bouw-organisatievorm omdat er meer wordt samen-gewerkt tussen de verschillende participanten. Kenmerkend voor een bouwteam is dat op-drachtgever, architect en aannemer er deel van uitmaken. Naast een bouwbedrijf kunnen ook installatietechnische bedrijven en/of bepaalde gespecialiseerde toeleveranciers deel uitmaken van een bouwteam, figuur 7.4.

Onder-aannemers

Architect Adviseurs Bouwer

Opdrachtgever

Bouwteam

Figuur 7.4 Bouwteamorganisatie

De kern van deze (tijdelijke) organisatievorm is dat de wensen van de opdrachtgever in een vroeg stadium gelijktijdig aan zowel architect, bouwbedrijf als installatiebedrijf worden voor-gelegd, zodat een globaal ontwerp binnen het taakstellend budget zo optimaal mogelijk kan worden ingevuld vanuit de verschillende betrok-ken bouwdisciplines, figuur 7.5.

06950408_hfdst07.indd 156 16-11-2005 16:02:47

Page 167: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 157

Een bouwbedrijf wordt al in de ontwerpfase uit-genodigd mee te denken en suggesties te doen voor kostenefficiënte oplossingen. Omdat het bouwbedrijf op de hoogte is van het voortraject en omdat de verschillende fasen elkaar enigs-zins kunnen overlappen, kan de doorlooptijd van het project korter zijn dan bij het traditio-nele model. Deze organisatievorm wordt naar schatting in 35% van de gevallen toegepast. Bouwteams kunnen, afhankelijk van project-gebonden omstandigheden, in allerlei variaties en omstandigheden voorkomen. Het tijdstip waarop uitvoeringskennis wordt ingeschakeld, kan bijvoorbeeld behoorlijk verschillen. Soms wordt deze uitvoeringskennis van meet af aan bij een project betrokken; vaak in de voorlopige of definitieve ontwerpfase, maar soms ook pas in de bestekfase.

Het eerste contract tussen opdrachtgever en bouwbedrijf is veelal een raamovereenkomst. Hierin worden afspraken vastgelegd over de te hanteren percentages voor algemene kosten, winst en risico. De definitieve prijsvorm ten behoeve van het uitvoeringscontract geschiedt in overleg tussen opdrachtgever, architect en bouwer plus vaak een kostendeskundige. Het bouwbedrijf in het bouwteam is niet vanzelf-sprekend de uiteindelijke bouwer. Het kan zijn dat men uiteindelijk niet tot overeenstemming over de aanneemprijs kan komen. Dan moet het mogelijk zijn een tweede aannemingsbedrijf een prijs te vragen. Daarom wordt er doorgaans aan de in het bouwteam opgenomen bouwbedrijf

gevraagd een afstandsverklaring te onderteke-nen. Dit is een verklaring dat een bouwbedrijf op grond van zijn deelname in het bouwteam geen recht kan laten gelden op de uitvoering. In verre-weg de meeste gevallen is het bouwbedrijf in het bouwteam echter ook de bouwer. In die gevallen komen de voordelen van deze organisatievorm het best tot hun recht.

Het bouwteammodel dat uitgaat van onderling vertrouwen, heeft als mogelijk risico dat er prijs-opdrijving plaatsvindt. Omdat het bouwbedrijf al aan tafel zit, is er geen sprake meer van recht-streekse prijsconcurrentie. Mede hierom vraagt dit model een gedegen kostendeskundigheid van de opdrachtgever. Vaak worden er vooraf afspraken gemaakt over budgetten, normgetal-len, opslagpercentages en de marges die bij de uiteindelijke prijsvorming acceptabel zijn.

Het coördineren van een bouwteam vergt van een opdrachtgever doorgaans bouwkundige kennis en in ieder geval managementvaardighe-den. De leiding berust bij de opdracht-gever, maar deze delegeert die taak vaak aan de architect of een professioneel management/ingenieursbureau. De opdrachtgever stelt een bouwteam samen en contracteert alle teamleden apart. Er wordt dan ook wel eens gesteld dat de opdrachtgevers de participanten veroordelen tot samenwerken.

Een bouwteam is een gelegenheidsteam. Even-als bij de traditionele organisatievorm kijken de

Voordelen Nadelen

• ruimte om ontwerp en uitgangspunten te wijzigen; • weinig mogelijkheid tot controle en bijsturing;

• goede afstemming ontwerp en uitvoering door inbreng uitvoeringsdeskundigheid in ontwerpfase;

• prijsvorming vindt meestal niet plaats op basis open concurrentie;

• relatief korte doorlooptijd door overlapping van de fasen van het bouwproces;

• afbakening verantwoordelijkheden en aansprake-lijkheden ingewikkelder dan bij traditioneel;

• bij actieve participatie in het bouwteam heeft de opdrachtgever veel grip op het bouwproces;

• door toepassing EG-richtlijnen (bijna) niet meer mogelijk bij opdrachten voor (semi)overheden;

• goed bruikbaar bij uitvoeringstechnisch lastige projecten en bij grote tijdsdruk;

• onduidelijkheid met betrekking tot verantwoor-delijkheden en aansprakelijkheden;

• veel invloed op het ontwerpproces;• veel invloed op V- en G-coördinatie.

• vereist bouwprocesdeskundigheid en managementvaardigheden.

Figuur 7.6 Voor- en nadelen van het bouwteam voor de opdrachtgever

06950408_hfdst07.indd 157 16-11-2005 16:02:47

Page 168: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

158

participanten niet verder dan de horizon van het onderhavige project. Energie steken in inno-vatie en in een langdurige samenwerking heeft immers geen zin, aangezien er geen enkele ga-rantie bestaat dat de teamsamenstelling bij een volgend project weer hetzelfde is, figuur 7.6.

7.3 Turn-key

In het geval van een turn-key-project besteedt de opdrachtgever de realisatie van zijn huisvestings-plannen volledig uit. De opdrachtgever stelt veelal slechts een globaal Programma van Eisen (PvE) op naar aanleiding van zijn wensen, waarmee hij naar één of meer turn-key-organisaties gaat. Een turn-key-organisatie is een verzameling van ver-schillende disciplines die in het bouwproces werk-zaam zijn. Veelal bestaat zo’n organisatie uit een hoofdaannemer, een interne architect en eventu-eel adviseurs en/of een financier, figuur 7.7.

De turn-key-organisatie met de gunstigste aan-bieding krijgt doorgaans de opdracht. De aan-bieding omvat het bouwkundig ontwerp, het plan voor de uitvoering van het bouwwerk en de prijs. Door deze werkwijze kan het bouwbedrijf het Programma van Eisen invullen op een wijze die het best aansluit bij de specifieke kwaliteiten van het bouwbedrijf. De turn-key-organisatie is de enige partij waarmee de opdrachtgever rechtstreeks een contract afsluit. De organisatie

contracteert zelf een architect, eventuele extra adviseurs, onderaannemers en leveranciers. De turn-key-organisatievorm wordt in ongeveer 25% van de gevallen toegepast.

De turn-key-organisatie doet en regelt alles: van de ontwerp- tot en met realisatiefase. Alle fouten vallen onder de verantwoordelijkheid van de turn-key-organisatie. De taak van de opdracht-gever is zodoende beperkt. Hij besteedt de reali-satie van zijn huisvestingsplannen volledig uit en hoeft aan het eind van het project alleen maar ‘de sleutel om te draaien’. Daar staat tegenover dat de opdrachtgever tijdens de voorbereidings- en uitvoeringsfase zeer beperkte mogelijkheden heeft voor controle en bijsturing van het project. Aanpassingen tussentijds hebben vaak hoge kos-ten tot gevolg, figuur 7.8.

Het werken met zogenaamde brochureplannen is een bekende variant van de standaard turn-key-organisatievorm. De brochureplan-organisa-tie biedt de uitvoering van standaard bouwplan-nen aan, die project- en locatieongebonden zijn ontwikkeld. Meestal zijn diverse mogelijkheden ingebouwd, maar afstemming van het ontwerp op specifieke wensen van de opdrachtgever is doorgaans slechts beperkt mogelijk. Brochure-plannen worden meestal gemaakt voor projecten met beperkte omvang, bijvoorbeeld in de woningbouw en kleinere industriële bouw.

Onder-aannemers

Turn-key-organisatie

Financierder Architect Adviseurs Bouwer

Adviseur

Opdrachtgever

Turn-key-organisatie

Figuur 7.7 Uitgebreide turn-key-organisatie

06950408_hfdst07.indd 158 16-11-2005 16:02:48

Page 169: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 159

Het turn-key-model is eigenlijk alleen mogelijk als de eisen en wensen van de opdrachtgever met betrekking tot het eindresultaat van tevo-ren goed bekend zijn en zeer nauwkeurig zijn omschreven. Daarbij is het niet voldoende deze alleen in kwalitatieve zin te formuleren, ook kwantitatief dienen er ‘prestatiedoelstellingen’ te worden geformuleerd. De turn-key-vorm heeft verschillende voor- en nadelen voor de opdracht-gever, figuur 7.9.

7.4 General-contracting

Door veranderende marktverhoudingen en ont-wikkelingen in het buitenland, zijn er de laatste jaren naast de traditionele bouworganisatievor-men nieuwe bouworganisatiestijlen ontstaan, zoals general-contracting. Hoewel deze organi-satievormen slechts in Nederland zeer beperkt worden toegepast, wordt verwacht dat deze in de toekomst een factor van betekenis kunnen worden.

General-contracting is van oorsprong te beschouwen als een turn-key-vorm, namelijk de Highly Integrated Turn key (HIT). Het gehele

Initiatief

Grond

Geld

(Coördinatie)

Ontwerpen

Uitvoeren

Initia

tie

f

Haa

lbaa

rheid

sstu

die

Pro

jectd

efin

itie

Str

uctu

ur

on

twerp

Voo

rlop

ig o

ntw

erp

Defin

itie

f on

twerp

Beste

k

Prijs

vo

rmin

g

Werk

voo

rbere

idin

g

Uitvoe

ring

Ople

ve

ring

Opdrachtgever

Turn-key-organisatie

Fasen bouwproces

Ele

menta

ire functies

Figuur 7.8 Turn-key-organisatievorm

Voordelen Nadelen

• relatief eenvoudig besluitvormingsproces; • weinig mogelijkheid tot controle en bijsturing;

• relatief korte doorlooptijd door overlapping van de fasen van het bouwproces;

• uiteindelijke kwaliteitsniveau sterk afhankelijk van gestelde specificaties;

• geen coördinatie-, ontwerp- en financieel risico voor de opdrachtgever;

• aanpassingen ontwerp en uitvoering slechts mo-gelijk tegen hoge kosten;

• optimale randvoorwaarde voor afstemming ontwerp en uitvoering;

• niet geschikt voor complexe opdrachten.

• zekerheid kostenniveau: totale investeringsbedrag vroegtijdig bekend;

Figuur 7.9 Voor- en nadelen van het turn-key-contract voor de opdrachtgever

06950408_hfdst07.indd 159 16-11-2005 16:02:48

Page 170: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

160

bouwproces wordt verzorgd door de HIT-organisatie. Deze organisatie neemt van de op-drachtgever de totale verantwoordelijkheid voor het ontwerp en de uitvoering over, al dan niet inclusief de financiering. De opdrachtgever heeft met andere woorden maar één bouwpartner. In het buitenland houdt dit tevens in dat de opdrachtgever geen invloed heeft op de keuze van de overige indirecte partners. In de Neder-landse variant is dit wel mogelijk. Vaak wordt met name de architect in overleg geselecteerd, echter dan beperkt zijn rol zich alleen tot esthe-tische taken. Ook kan in de Nederlandse vari-ant, als dat beslist gewenst is, de opdrachtgever invloed uitoefenen op de onderaannemers en toeleveranciers. In Nederland is, zoals we gezien hebben in hoofdstuk 2, sprake van een relatie-markt.

De verantwoordelijkheden en dus het risico liggen volledig bij de general-contracting-organisatie. Dit wordt ook wel ‘Single-Point Responsibility’ genoemd. Het bouwwerk wordt volledig conform contractafspraken gebouwd. Bij eventuele afwijkingen van dit contract is de ge-neral-contractingorganisatie aansprakelijk.

De general-contractingorganisatie neemt ver-gaand de risico’s van de opdrachtgever over en hiermee onderscheidt zij zich van andere vormen waarin bouwpartners verschillende delen van het risico op zich nemen. Voor het kunnen dragen

van deze verantwoordelijkheid is het belangrijk dat een organisatie voldoende vermogen heeft om aan eventuele schadeclaims te kunnen vol-doen. Een andere mogelijkheid is het verzekeren tegen eventuele claims.

Naast de ‘Single-Point Responsibility’ onder-scheidt een general-contracting-organisatie zich ten opzichte van de andere samenwerkingsvor-men door de sterke mate van integratie van het bouwproces en bouwprocesfuncties. Om dit te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat de voor het bouwen essentiële disciplines binnen de or-ganisatie aanwezig zijn. Dit betekent minimaal een architect en een bouwer. Zonder deze disci-plines in huis kan eigenlijk niet meer gesproken worden van een ‘Highly Integrated Proces’.

In veel Nederlandse gevallen wordt een externe architect ingehuurd puur voor de vormgeving en/of om te voldoen aan de lokale regelgeving. De interne architect werkt het ontwerp bouw-kundig uit en heeft het toezicht tijdens de bouw. De externe architect kan de architectonische supervisie krijgen. De bouwer hoeft niet daad-werkelijk de bouwarbeiders te leveren, maar is wel verantwoordelijk voor de organisatie op de bouwplaats. De onderaannemer is in de meeste gevallen de pure bouwer onder toezicht en coör-dinatie van de general-contractingorganisatie. In figuur 7.10 is de general-contractingorganisatie-vorm weergegeven.

Toe-leveranciers

Project-manager

Onder-aannemers

Financierder Adviseurs

Architect Bouwer

Adviseur

Opdrachtgever

General contracting-organisatie

Figuur 7.10 General-contractingorganisatie

06950408_hfdst07.indd 160 16-11-2005 16:02:49

Page 171: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 161

In de Nederlandse vorm zal er in mindere mate sprake van zijn dat alle disciplines binnen één onderneming gehaald worden. De Nederlandse bouwmarkt is daar te klein voor en de vraag per sector (woningbouw, utiliteitsbouw, enzovoort) fluctueert te veel om zich te specialiseren op een bepaald marktsegment. Daarom is de Neder-landse vorm van general-contracting gebaseerd op strategische samenwerkingsvormen. Dat wil zeggen flexibele samenwerkingsvormen die pro-jectonafhankelijk met elkaar samenwerken.

ContractmomentenBij de HIT-vorm is het voor een opdracht- gever in een ver stadium van het bouwproces nog mogelijk om het proces te beïnvloeden. Van oorsprong, en terug te vinden bij Japanse general-contractingorganisaties, zijn er twee contractmomenten. Het eerste contract is een dienstverlenend contract om tot een Programma van Eisen te komen. Dit kan op tariefbasis, maar ook tegen een van tevoren afgesproken prijs. Het tweede contract gaat uit van het PvE en specifi-ceert de maximale prijs voor de realisatie van het bouwwerk (investeringskosten). Alleen eventuele afwijkingen op het PvE kunnen leiden tot hogere kosten. In de Nederlandse variant is een derde contractmoment, na het definitieve ontwerp wordt het eigenlijke bouwcontract afgesloten.

Door middel van een afstandsverklaring en vaak tegen het betaling van een vergoeding voor het maken van het ontwerp kan de opdrachtgever alsnog een andere bouwer kiezen.

Naast de twee of drie contractmomenten kan dankzij het Highly Integrated proces door de opdrachtgever veel invloed worden uitgeoefend op de functionaliteit, de vorm en het materiaal-gebruik van het ontwerp, mits de opdrachtgever natuurlijk blijft opereren binnen het PvE. Een groot voordeel ten opzichte van een turn-key contract.Ook zeer kenmerkend voor general-contracting is dat getracht wordt in goed overleg met de opdrachtgever, op plaatsen te bezuinigen waar dit niet ten koste gaat van de kwaliteit. Vervol-gens wordt deze verkregen financiële ruimte el-ders benut voor extra kwaliteit, dan wel worden de investeringskosten voor de opdrachtgevers verlaagd.

De productievoorbereiding is bij de general-contractingorganisatie al in volle gang terwijl de uitwerkingsfase nog bezig is. Dit kan omdat de bouwer bij de ontwerpfase betrokken is geweest. In figuur 7.11 is de procesfunctie onderverdeeld naar fasen weergegeven.

Initiatief

Grond

Geld

(Coördinatie)

Ontwerpen

Uitvoeren

Initia

tief

Haalb

aarh

eid

sstu

die

Pro

jectd

efinitie

Str

uctu

ur

ontw

erp

Voorlopig

ontw

erp

Definitie

f ontw

erp

Beste

k

Prijs

vorm

ing

Werk

voorb

ere

idin

g

Uitvoering

Ople

vering

Opdrachtgeveren/of general-contracting-organisatie

General-contractingorganisatie

Fasen bouwproces

Ele

menta

ire functies

Figuur 7.11 General-contractingorganisatievorm

06950408_hfdst07.indd 161 16-11-2005 16:02:49

Page 172: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

162

Voordelen Nadelen

• veel ruimte om uitgangspunten te wijzigen; • prijsvorming vindt niet plaats op basis open prijs- concurrentie• vroegtijdige zekerheid kwaliteitsniveau;

• lage prijs;

• één aanspreekpunt en één contractpartner voor het totale bouwproces;

• goede mogelijkheid tot inbreng uitvoerings- kennis;

• korte doorlooptijd;

• uniform V- en G-beleid mogelijk.

Kenmerkend voor general-contracting is dat de concrete opsplitsing van de verschillende fasen in een bouwproces in chronologische zin in de praktijk niet voorkomt. Verschillende fasen lopen in elkaar over of soms zelfs gelijk. Het kan zich voordoen dat al met de ruwbouw is begonnen, terwijl het definitieve ontwerp nog niet klaar is.

General-contracting is een organisatievorm die veel voordelen heeft voor de opdrachtgever, figuur 7.12.

7.5 Managementcontracting

Een andere vorm die zich de laatste tien jaar in Amerika en Engeland heeft ontwikkeld is ‘managementcontracting’. Een Nederlandse vertaling van dit begrip is moeilijk te geven of-schoon het begrip ‘bouwcoördinator’ hier soms dichtbij komt. In feite gaat het om het aangaan van een verbintenis tot het besturen van de tot-standkoming en de uitvoering van een bouwpro-ject. De essentie van een managementcontract is dat hierbij de verantwoordelijkheid voor het sturen van de uitvoering wordt losgekoppeld van de uitvoeringswerkzaamheden zelf.

Bij een managementcontract neemt de contrac-tor het op zich om zowel de voortgang van het bouwproces als die van het ontwerp te sturen. In deze situatie wordt een overeenkomst met de managementcontractor gesloten waarbij de op-drachtgever een ontwerpteam selecteert, waar-mee de managementcontractor zich verplicht samen te werken. Soms worden ook het ont-werpen en/of de uitvoering bij de management-

contractor gelegd. Het is duidelijk dat in de ‘en’-vorm er zeer grote overeenkomsten zijn met een turn-key-contract. De uitvoering wordt geregeld in separate aannemingscontracten, die worden afgesloten hetzij rechtstreeks door de verschil-lende aannemers met de opdrachtgever hetzij met de managementcontractor. Hij draagt in het algemeen geen directe verantwoordelijkheid voor de tekortkomingen in de uitvoering van de aannemingscontracten. Wel is hij aansprakelijk voor een deugdelijke uitvoering van zijn taken. Talloze tussenvormen zijn overigens mogelijk.

Managementcontracting kan worden toegepast:

• als er onvoldoende tijd is om gebruik te maken van de traditionele structuren;

• als het gewenst is om uitvoering en ontwerp gedeeltelijk te laten overlappen;

• bij een uitermate gecompliceerd bouwproject.

Wat opvalt is, dat de managementcontractor werkzaamheden uitvoert die in Nederland gedaan worden door directievoerende archi-tecten of door projectmanagementbureaus. In onze traditie is het ontwerp en het toezicht op de uitvoering daarvan in één hand, namelijk die van de architect of de raadgevend ingenieur. In het geval van de managementcontractor is er sprake van een integratie van het ontwerp en de te kiezen uitvoeringsmethoden en anderzijds van splitsing tussen het ontwerp en toezicht op de uitvoering daarvan.

Figuur 7.12 Voor- en nadelen van de general-contractingorganisatievorm

06950408_hfdst07.indd 162 16-11-2005 16:02:49

Page 173: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 163

7.6 Rgd-prestatiecontract

Omstreeks 1991 is de Rijksgebouwendienst begonnen met de uitwerking van prestatie-specificaties voor de kwaliteit van rijksgebouwen. Daaruit is het Rgd-prestatiecontract ontstaan.

Het doel van een prestatiecontract is het con-tracteren van de huisvestingsprestaties voordat er al sprake is van planontwikkeling. Het presta-tiecontract is voorwaarden scheppend van aard en richt zich op de resultaatsverplichting van de aanbieder die daartoe de verantwoordelijk-heid draagt voor zowel ontwerp en uitvoering. Concreet betekent dit dat de vrager duidelijk zijn verlangde prestaties op papier zet. Dit is natuur-lijk de ruimtebehoefte, maar ook de verlangde binnentemperaturen, het afwerkingsniveau, enzovoort. Er is op dat moment nog geen sprake van een ontwerp. Vervolgens wordt aan één of meerdere aanbieder(s) gevraagd een aanbieding te doen voor de totale realisatie van die pres-taties. Dus inclusief het ontwerp, de construc-tieberekeningen, de werktuigbouwkundige en elektrotechnische adviezen, de uitvoering, enzovoort. Op basis van een aantal selectiecrite-ria wordt één aanbieder geselecteerd, waarmee een contract wordt afgesloten.

De aanbieder verzorgt de totale realisatie en le-vert vervolgens het gebouw op aan de vrager die het gebouw accepteert, figuur 7.13.

Het grootste probleem van prestatiecontracte-ring ligt in de afweging van kosten en kwaliteit in de pré-ontwerpfase: het doen van aannamen over nog niet beschikbare productinformatie en het daaraan koppelen van concrete kosten en kwaliteit. Om dit goed te kunnen doen zal

in het vroege ontwerpstadium een intensievere samenwerking in het ontwerpteam en met de bouwuitvoering noodzakelijk zijn. Naast product-gerichte eisen worden door het prestatiecontract procesgerichte factoren steeds belangrijker. Door beslissingen vér naar voren te halen ontstaan forse verschuivingen van risico’s en dus verant-woordelijkheden, bevoegdheden en taken. Dat geldt voor de opdrachtgevende, maar ook voor de aanbiedende partij.

Door prestatiecontractering in een vroeg sta-dium van het huisvestingsproces, worden optimale voorwaarden geschapen voor voor-waartse integratie van het bouwproces. De werkwijze gaat uit van één verantwoordelijke voor ontwerp én uitvoering. Veel bestaande bar-rières in het traditionele bouwproces kunnen daardoor worden doorbroken. Door integratie van ontwerp- en uitvoeringskennis kan dat een eindproduct opleveren met een betere kosten/kwaliteitsverhouding, dat op een meer efficiënte en effectieve wijze tot stand wordt gebracht.

7.7 Bouworganisatievormen naast elkaar

In deze paragraaf worden de verschillende orga-nisatievormen naast elkaar gezet, zowel vanuit de optiek van de opdrachtgever als wel vanuit die van de opdrachtnemende partijen. Aan het eind van de initiatieffase (zie hoofdstuk 4) moet de opdrachtgever de organisatie van zijn bouw-project opzetten. Hij heeft zoals we in de voor-afgaande fasen gezien hebben de keuze tussen de verschillende bouworganisatievormen. Bij het maken van zijn keuze spelen verschillende facto-ren een rol:

Vrager

Aanbieder

Contractmomentmet aanbieder

Acceptatie door vrager

Oplevering dooraanbieder

Realisatie

Definitie Gebruik

Figuur 7.13 Het realiseren van het huisvestingsproces volgens het prestatiebeginsel, ideaaltypisch proces

06950408_hfdst07.indd 163 16-11-2005 16:02:50

Page 174: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

164

• is het een simpele of een complexe bouwop-gave?

• is esthetica of functionaliteit van belang?

• moet de bouwopgave onder tijdsdruk gereali-seerd worden?

• betreft het een incidentele of een professio-nele opdrachtgever?

De aanbiedende partijen hebben ook de keuze om hun diensten en producten aan te bieden via de verschillende organisatievormen. Deze keuze wordt vooral bepaald door de ondernemings-doelen en daaruit afgeleid de ondernemingsstra-tegie van het bedrijf. Voorafgaand aan de verge-lijking van de verschillende organisatievormen zal eerst gekeken worden naar de individuele belangen die bedrijven hebben en de relatieve machtsposities die ze hebben om deze te verde-digen. Op basis hiervan kan beter een realistisch beeld gegeven worden van de voor- en nadelen van een bepaalde bouworganisatievorm voor het individuele bedrijf.

7.7.1 Individuele belangen van bedrijvenEen goede samenwerking tussen de verschillende participanten in een bouwproces lijkt een abso-lute must om zo efficiënt mogelijk een bouw-opgave te realiseren. Waarom zouden de deel-nemers aan een bouwproject niet samenwerken in plaats van, zoals in de praktijk veelvuldig blijkt, elkaar juist tegenwerken. Het probleem is dat de deelnemers aan een bouwproject ook in dienst zijn van een bedrijf. Een bedrijf met zijn eigen belangen, die vaak tegenstrijdig zijn met die van de andere participanten binnen een bouwteam.Een voorbeeld is een vertegenwoordiger van een bouwbedrijf die zeer creatief meedenkt in een bouwteam. Op een gegeven moment komt hij tot de ontdekking dat door het toepassen van een prefabconstructie van een bepaalde fabri-kant de bouwkosten drastisch kunnen worden verlaagd. Dit betekent echter ook dat zijn bouw-bedrijf veel minder werkzaamheden hoeft te ver-richten ofwel dat deze oplossing ten koste gaat van de omzet van zijn eigen bedrijf. Samenwer-ken in een bouwteam gebeurt pas echt als het samenwerken voor alle deelnemende bedrijven een win-win situatie oplevert, of anders gezegd: het eigenbelang van het samenwerken duidelijk is. Wat geldt voor het bouwteam, geldt in dit

geval ook voor alle andere bouworganisatie-vormen.

WinstoptimalisatieWelke individuele belangen kan een bedrijf nu hebben en welk gedrag vloeit hieruit voort? De gedragingen van een bedrijf worden voor een belangrijk deel gebaseerd op de veronderstel-ling dat de eigenaren van een bedrijf streven naar het verkrijgen van inkomen. Voorzover de eigenaren zelf (eigen) vermogen ter beschikking hebben gesteld, eisen zij daarvoor een vergoe-ding die minstens gelijk is aan de interest die zij bij belegging elders voor hun geld zouden kun-nen verkrijgen. Hetzelfde geldt als de eigenaren zelf arbeid verrichten in hun onderneming. Zij verlangen dan een loon dat minstens gelijk is aan wat zij zouden kunnen verdienen door zich elders als werknemer te verhuren. Daarboven wensen de eigenaren een aandeel in de winst van de onderneming. Bijvoorbeeld een aantal architecten besluit een eigen architectenbureau te beginnen, omdat zij verwachten zo meer te verdienen.

Continuïteit van de omzetBehalve of naast de veronderstelling dat het ondernemingsgedrag is gericht op het verkrijgen van uitkeerbare winst, treft men veelvuldig de veronderstelling aan dat de onderneming streeft naar geldomzet. Deze doelstelling kan op ver-schillende manieren worden uitgelegd, bijvoor-beeld:

• het streven van de ondernemingsleiding naar een zo groot mogelijke periodieke geldomzet op lange termijn;

• het handhaven van haar marktaandeel in de omzet van de gehele bedrijfstak;

• het behouden van haar relatieve marktpositie ten opzichte van haar belangrijkste concurren-ten.

Verschillende bouwbedrijven hebben elk jaar een omzetdoelstelling. Die doelstelling moet worden gehaald om voldoende financiële middelen te hebben om het in vaste dienst zijnde personeel dat jaar te kunnen betalen en de investeringen in materieel en andere bedrijfsmiddelen te kunnen financieren.

06950408_hfdst07.indd 164 16-11-2005 16:02:50

Page 175: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 165

Emotionele beweegredenenNaast het streven naar winst en omzet zijn nog andere doeleinden denkbaar, meer emotio-nele beweegredenen. Genoemd wordt wel het streven naar status, prestige en macht door de leiders van de onderneming. Bijvoorbeeld een architectenbureau dat als ondernemersdoel heeft te streven naar internationale bekendheid door het ontwerpen van zoveel mogelijk excentrieke gebouwen.

Zoals we uit voorgaande kunnen concluderen streeft elk bedrijf zijn eigen doelen na. Bij elke bouwproces moeten we steeds weer trachten deze belangen op elkaar af te stemmen, binnen de ene bouworganisatievorm gaat dit wat gemakkelijker dan bij de ander.

7.7.2 Relatieve machtspositiesEen onderneming in de bouw heeft vanuit zijn discipline vaak bepaalde machtsmiddelen om zijn ondernemingsdoelen te realiseren. De machtsposities die de verschillende disciplines hebben binnen het bouwproces en de invloed die zij hiermee kunnen uitoefenen, zijn geba-seerd op twee elementen; ‘kennis is macht’en sanctiemogelijkheden.

Kennis is machtDe eerste bron van macht is de informatie die door een discipline aan de volgende partij over-gedragen wordt, figuur 7.14. Deze macht is ook afhankelijk van de mate waarin de laatst-genoemde partij van deze informatie afhankelijk

is. Duidelijk moge zijn dat door achterhouden van informatie druk kan worden uitgeoefend op de partij die deze informatie moet gebruiken. Het uitoefenen van druk door het achterhouden van informatie wordt effectiever als de ontvan-gende partij in hoge mate afhankelijk is van deze informatie. Ook in een bouwproject geldt: ‘ken-nis is macht’.

SanctiemogelijkhedenDe tweede bron waarop macht tijdens het bouwproces kan zijn gebaseerd, is het soort con-tracten dat de basis vormt voor de juridische re-latie. Het soort contract bepaalt de mate waarin een discipline aansprakelijk gesteld kan worden voor zijn daden, en de juridische stappen die hiertegen genomen kunnen worden. De contrac-ten die de opdrachtgever met de ontwerpende disciplines; architect en adviseurs, afsluit zijn gebaseerd op een inspanningsverplichting. Het regelt de dienstverlening zonder dat opdracht-nemers, grove nalatigheid daargelaten, verant-woordelijk zijn voor het uiteindelijke resultaat. Zij worden betaald voor het kwantitatieve resultaat. De maximale aansprakelijkheid van de ontwer-pende partijen kan nooit hun eigen inbreng, hun honorarium, overschrijden. De uitvoerende partijen daarentegen gaan een doel- of presta-tiecontract met de opdrachtgever aan. Hierin wordt vastgelegd wat, wanneer en voor welke prijs moet worden gerealiseerd. De uitvoerende partijen worden hier ook op afgerekend.

Adviseur enbouwbegeleider

Adviseur van dearchitect

Adviseur van deopdrachtgever

Architect

Opdrachtgever/gebruiker

Coördinator

Toeleverancier

Uitvoerendinstallateur

Uitvoerendbouwbedrijf

Figuur 7.14 Informatiestromen tussen de verschillende disciplines

06950408_hfdst07.indd 165 16-11-2005 16:02:51

Page 176: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

166

De machtsposities van de verschillende discipli-nes kan nu worden bepaald door de informatie die zij aan de volgende partij moeten overdragen en de wijze waarop zij voor een slechte prestatie kunnen worden gesanctioneerd.

7.7.3 Samenwerkingsvormen en de opdrachtnemende bouwIn deze subparagraaf worden de voor- en nadelen van de verschillende bouworgani-satievormen besproken uit de optiek van de opdrachtnemende bouw. Aan de orde komen de efficiency, zekerheid ten aanzien van kosten, mogelijkheden tot prijsconcurrentie, invloed op het ontwerp, aansprakelijkheid en de mogelijk-heid om geavanceerde informatietechnologie te gebruiken.

Getrapte aanbestedingBij de getrapte aanbestedingsvorm worden archi-tect en aannemer apart door de opdrachtgever gecontracteerd. Het ontwerpen en de uitvoering worden niet door één organisatie verzorgd. Deze versnippering heeft tot gevolg dat er tussen de bouwpartners veel informatieoverdracht plaats moet vinden. Bovendien wordt de ontvangen informatie voortdurend gecontroleerd op tussen-tijdse wijzigingen en inspanningen. Dit leidt tot zeer hoge transactiekosten.Bij de traditionele organisatievorm hebben we te maken met éénmalige projecten. Door het ad hoc kenmerk van deze bouworganisatievorm zal een relatieopbouw zich niet voor doen. Er gaat na elk project veel informatie verloren. Bij een volgend project moet weer alle informatie wor-den verzameld, hetgeen zeer hoge kosten met zich meebrengt, de zogenaamde transactiespeci-fieke investeringen.

BouwteamBij een bouwteamaanpak zien we dat er zich ad hoc een apart soort integratie voordoet. Er wordt niet geïntegreerd in één organisatie, maar er wordt een team gevormd met de opdracht-gever, architect en aannemer. Hierdoor is de ontwerp- en uitvoeringsverantwoordelijkheid minder gescheiden dan bij de traditionele orga-nisatievorm. Ook bij het bouwteam hebben we te maken met eenmalige projecten. Door het ad hoc karakter van deze bouwvorm zal relatie-

opbouw zich nauwelijks voordoen. We zien dat de organisatie rond een bouwteam voor elke bouwopdracht weer volledig moet worden op-getuigd, waardoor hoge transactiespecifieke in-vesteringen ontstaan. Het grote voordeel bij een bouwteam is de goede mogelijkheid tot inbreng van uitvoeringskennis, waardoor kosten en tijd bespaard kunnen worden.

TransactiekostenOnder transactiekosten in de bouw worden verstaan de kosten die niet direct met het bouwwerk te maken hebben, maar met de organisatie van het bouwproces. De kosten die direct met het bouwwerk te maken heb-ben zijn de bouwkosten. Transactiekosten ontstaan doordat vraag (opdrachtgever) en aanbod (architect en bouwbedrijf) elkaar op de ’markt‘ ontmoeten en uiteindelijk tot een transactie (een contract) komen. De volgende transactiekosten kunnen in een bouwproces voorkomen:

• kosten tijdens de ontwerpfase; selecteren en contracteren van architecten en adviseurs, aansturen, coördineren en controleren van de ontwerpwerkzaamheden;

• kosten tijdens de prijsvormingfase; selecte-ren, uitnodigen, maken van prijsaanbiedingen door één of meerdere aannemers, prijsonder-handelingen en contracteren van aannemer (en indirect onderaannemers);

• kosten tijdens de uitvoeringsfase; directie-voering, toezicht en garanties;

• kosten van meer- en minderwerkzaam-heden; prijsvorming en toezicht.

Transactiekosten worden dus gemaakt door de opdrachtgever als wel door de aanbiedende partijen.

Turn-key en general-contractingIn de turn-key-vorm zien we dat bijna alle pro-cesfuncties gecoördineerd worden door één organisatie. Ontwerp- en uitvoeringsverantwoor-delijkheden liggen bij de turn-key-organisatie en dus niet bij de opdrachtgever. In vergelijking met de traditionele organisatie en bouwteamorgani-satie levert het plaatsen van de disciplines onder

06950408_hfdst07.indd 166 16-11-2005 16:02:51

Page 177: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 167

één aanbiedende partij geen voordelen op met betrekking tot informatieoverdracht. Het niveau van de informatieoverdracht verschuift alleen van de opdrachtgever naar de turn-key-organisatie. Bij turn-key is sprake van terugkerende trans-acties, omdat er vaak teruggevallen wordt op dezelfde bedrijven van de verschillende discipli-nes. Er is hier dus sprake van een relatieopbouw van de bouwpartners. Dit zal leiden tot eerdere genoemde schaalvoordelen met betrekking tot transactiespecifieke investeringen.

Zowel turn-key als general-contracting bieden een goede mogelijkheid tot inbreng van uitvoe-ringskennis. Doordat bovendien de verantwoor-delijkheden en aansprakelijkheden duidelijk zijn vastgelegd, is bij turn-key en general-contracting de verwachte doorlooptijd korter dan bij de andere organisatievormen. Bij general-contrac-ting hangt de mate waarin voordelen van relatie-opbouw zich voordoen af van de mate waarin de general-contractingorganisatie geïntegreerd is. De transactiekosten zijn in verhouding hoog bij een minimale integratie (interne architect en interne uitvoeringsdeskundige). De transactiekos-ten zijn laag als alle disciplines geïntegreerd zijn, inclusief de bouwvakkers voor het daadwerkelijk bouwen van het bouwwerk.

7.7.4 Samenwerkingsvormen en de opdrachtgevende bouwIn deze subparagraaf worden de voor- en nadelen van de verschillende bouworganisa-tievormen besproken uit de optiek van de op-drachtgevende bouw.

Getrapte aanbestedingBij de traditionele vorm blijft de opdrachtgever transactiekosten maken tot en met de gebruiks-fase, omdat hij gedurende het gehele bouwpro-ces de coördinatie in handen heeft. De transac-tiekosten liggen bij het traditionele proces hoger dan bij de andere bouworganisatievormen. De traditionele vorm biedt voor een opdrachtge-ver de minste zekerheid met betrekking tot het kostenniveau. Pas na de aanbesteding kent hij de hoogte van de bouwkosten. Daarna kunnen doordat de uitvoerende partijen in dit model meestal na de bestekfase worden ingeschakeld problemen ontstaan bij de uitvoering, wat ex-

tra kosten (meerwerk) voor de opdrachtgever met zich meebrengt. Omdat in de traditionele vorm de uitvoerende partijen doorgaans na de bestekfase worden ingeschakeld, biedt dit model voor de opdrachtgever de beste mogelijkheid tot prijsconcurrentie.

Traditioneel zijn de aansprakelijkheden van de architect en raadgevend ingenieur meestal belangrijk beperkt. De traditionele aannemer verbindt zich om het ontwerp uit te voeren op een behoorlijke en deugdelijke wijze, waarbij hij ten aanzien van de eventuele gebreken in het ontwerp een waarschuwingsplicht heeft. Hij draagt echter voor deze gebreken geen aanspra-kelijkheden, voor zover deze voortvloeien uit het ontwerp. Dit neemt niet weg dat ook in de traditionele contractverhouding bepaalde ont-werpwerkzaamheden worden uitgevoerd door de aannemer. Bepaalde detailontwerpen van het gebouw worden namelijk door de aannemer uitgewerkt, terwijl hij ook, door het kiezen van bepaalde materialen, aan het ontwerpproces deelneemt.

BouwteamBij het bouwteam liggen de transactiekosten lager dan bij een getrapte aanbesteding, want door het werken in één team heeft de opdracht-gever meer vat op eventueel opportunistisch gedrag van de partners. De opdrachtgever heeft hier, net zo als bij de traditionele organisatie-vorm, tijdens het gehele bouwproces de coör-dinatie in handen. Hierdoor blijft hij transactie-kosten maken tot en met de gebruiksfase. Deze transactiekosten zullen lager uitvallen als we te maken hebben met een ervaren en professionele opdrachtgever.

Bij het bouwteam wordt de bouwer vaak al vanaf het begin van het proces ingeschakeld, hierdoor is de mate van prijsconcurrentie minder dan bij het traditionele model. Bij het bouwteam kan het uiteindelijke kostenniveau nogal verschillen. Enerzijds kan gedurende de uitvoering in dit model prijsopdrijving plaatsvinden doordat het bouwbedrijf (dat vroegtijdig is ingeschakeld) in de ontwerpfase niet al zijn kennis inbrengt om bij de definitieve prijsonderhandeling een sterke uitgangspositie te kunnen innemen. Of, in het

06950408_hfdst07.indd 167 16-11-2005 16:02:51

Page 178: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

168

meest ongunstige geval voor hem, wanneer de opdrachtgever zich beroept op de afstands-verklaring van het bouwbedrijf zich tijdens een mogelijke aanbesteding (met alternatieve oplos-singen) te kunnen onderscheiden van andere aanbiedende partijen. Anderzijds kan een bouw-bedrijf wel al zijn kennis inbrengen en verkrijgt de opdrachtgever grote zekerheid met betrek-king tot het uiteindelijke kostenniveau.

Turn-key en general-contractingDoor het volledig uitbesteden van het bouw-project heeft de opdrachtgever in de standaard turn-key-vorm alleen nog maar transactiekosten in de initiatieffase en de gebruiksfase. De overige transactiekosten worden gemaakt door de turn-key-organisatie. Omdat in de standaard turn-key-vorm de opdrachtgever alleen maar betrokken is bij de initiatief- en gebruiksfase, heeft hij nauwelijks transactiekosten in de tussen-liggende fasen. De ervaring leert echter dat door lage betrokkenheid er nog wel eens een bouw-werk gerealiseerd wordt dat niet volledig aansluit bij de wensen van de opdrachtgever. Daarnaast kunnen de wensen en behoeften vooraf niet een-duidig specificeerbaar zijn of kunnen tijdens het bouwproces wijzigen.

De transactiekosten in een general-contracting organisatievorm zullen voor de opdrachtgever hoger zijn dan in turn-key-vorm. De opdracht-gever moet namelijk continu meedenken in het bouwproces. Toch kan worden gesteld dat deze extra kosten niet in verhouding staan tot de eventuele kosten voor een opdrachtgever als het bouwwerk niet blijkt aan te sluiten bij zijn wensen. Gegeven het feit dat bij general-contracting de afspraken tussen opdrachtgever, ontwerpende- en uitvoerende partijen duidelijk vastliggen, is er duidelijkheid met betrekking tot verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. Hierdoor is minder deskundigheid van een opdrachtgever vereist bij het sturen van het proces dan bij het traditionele model en het bouwteammodel. Doordat een opdrachtgever het proces gemakkelijker kan sturen zijn boven-dien de coördinatiekosten lager.

Bij turn-key en general-contracting verkrijgt een opdrachtgever in een vroeg stadium zekerheid

over het uiteindelijke kostenniveau. Door de gemaakte afspraken (garanties), bestaat er in dit stadium bovendien de meeste zekerheid met betrekking tot het uiteindelijke kwaliteitsniveau. Het financiële risico voor de opdrachtgever is klein. Door de gemaakte afspraken bestaat er bij alle partijen duidelijkheid over de financiële aspecten van het bouwproces. De mate van prijsconcurrentie is het kleinst bij turn-key en general-contracting omdat de turn-key-organi-satie in een vroeg stadium van het bouwproces wordt gecontracteerd. De prijs van het contract bij deze organisatievormen zal beduidend lager uitvallen bij het hebben van een belangrijke ‘safeguard’. Na het opstellen van het PvE immers tekent de opdrachtgever het contract tot realisatie van een bouwwerk.

Totaal aanbiedingsvormen zoals turn-key en general-contracting geven de opdrachtgever grotere zekerheid en efficiency dan de traditi-onele contractvormen en de bouwteamvorm. De kwestie van aansprakelijkheid is echter een moeilijk probleem. De opdrachtgever stelt zich terecht op het standpunt dat de aanbiedende partijen aansprakelijk zijn voor alle gebreken, onverschillig of die nu voortvloeien uit een fout in het ontwerp of in de uitvoering.

Opdrachtgevers willen vooral invloed uitoefenen op het ontwerptraject. Dit is met name het geval bij complexe opdrachten waarbij het moeilijk is om de (ontwerp)uitgangspunten vooraf vast te leggen. Daarnaast willen opdrachtgevers bij complexe opdrachten bovendien de mogelijk-heid hebben om uitgangspunten te wijzigen. Vooral het bouwteammodel en general-contrac-ting en (in mindere mate) het traditionele model zijn daarom geschikt voor complexe bouwopga-ven.

Opdrachtgevers hebben in het turn-key-model geen invloed op het verloop van het proces, waardoor zij geen zekerheid hebben over het uit-eindelijke kwaliteitsniveau. Zowel de traditionele vorm als het bouwteam geven minder zekerheid met betrekking tot het kwaliteitsniveau en het financiële risico, omdat in de uitvoeringsfase (vooral bij het traditionele model) onduidelijk-

06950408_hfdst07.indd 168 16-11-2005 16:02:51

Page 179: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

7 BOUWORGANISATIEVORMEN 169

heden met betrekking tot de uitvoering kunnen ontstaan. Het turn-key-model is vooral bruikbaar bij minder complexe bouwprocessen waarbij de definitieve uitgangspunten voor het bouwproces vroegtijdig kunnen worden vastgelegd.

7.8 Kiezen van een bouworganisatievorm

Welke bouworganisatievorm moet je nu kiezen als opdrachtgevende bouw en als opdracht-nemende bouw? Op zich is deze vraag eenvou-dig te beantwoorden. Iedere partij moet zijn sterke punten inbrengen in het proces en het daarbij laten. De opdrachtgever wil eigenlijk helemaal niet kunnen kiezen uit één ontwerp en vervolgens voor de laagste prijs. Liefst kiest de opdrachtgever voor een vertrouwde relatie, gebaseerd op eigen ervaring of via derden, voor kwaliteit en ten slotte pas voor de prijs.

Wat betreft de opdrachtnemende bouw wordt op alle fronten gewerkt aan het ontkomen van de traditionele aanbestedings- en samenwer-kingsvorm. Kenmerkend van alle gepresenteerde bouworganisatievormen in dit hoofdstuk is dat de opzet op papier goed lijkt. In de praktijk ech-ter worden al deze vormen vaak weer ingevuld op de traditionele wijze, dus toch weer een ver-deling van taken en verantwoordelijkheden. Het bouwteam verwordt tot een instrument om zo snel achter de prijs van de aannemer te komen, terwijl zijn kennis op het gebied van de uitvoe-ring nauwelijks wordt benut. Het general-contractingconcept wordt gebruikt als verkoop-argument als de organisatie op de commerciële toer is om een opdracht binnen te halen. Vervol-gens vindt het contracteren van de andere par-tijen volgens traditionele principes plaats zodat ook in deze vorm de kennis en ervaring van de gecontracteerde partijen niet wordt gebruikt en niet samensmelt tot een perfect product.Kortom, ondanks de mooie ontwikkelingen op het gebied van de bouworganisatievormen moe-ten wij toch concluderen dat de juiste vorm in combinatie met de invulling daarvan nog niet is gevonden.

06950408_hfdst07.indd 169 16-11-2005 16:02:52

Page 180: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

170

06950408_hfdst07.indd 170 16-11-2005 16:02:52

Page 181: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8De bouw op middellange termijnir. D.H.J. van der Woude, ir. I.R. Pijpers

De bouw staat voor ingrijpende wijzigingen op korte en middellange

termijn. Dat is na het lezen van de vorige hoofdstukken wel duidelijk.

De traditie ontstaan in de achttiende eeuw stelt de huidige bouw-

wereld voor grote problemen. De scheiding tussen ontwerp en uitvoe-

ring werkt verlammend op het bouwproces, de samenwerking tussen

partijen, de kwaliteitsontwikkeling en de innovatie. Sterker nog: het

leidt bij veel segmenten tot verspilling, faalkosten, miscommunicatie

en frustratie, maar we kunnen leren van andere industrieën, andere

landen, en resultaten van uitgevoerde studies.

06950408_hfdst08.indd 171 16-11-2005 15:51:01

Page 182: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

172

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is een beeld geschetst van de totale bouwnijverheid. Het bouwen als onderdeel van de huisvestingscy-clus is beschreven, een verdere uitdieping van het begrip bouwnijverheid, de fasering van het bouwproces, de betrokken partijen en de bouw-organisatievormen. We hebben niet getracht een mooier beeld voor te spiegelen dan de werke-lijke situatie. Bij ieder onderdeel is gekeken naar tekortkomingen, mogelijke verbeteringen en in gang gezette ontwikkelingen.

De bouwnijverheid wordt gewoon al door de markt gedwongen de komende jaren te verande-ren. De volgende vragen zijn dan aan de orde:

• hoe moet de bouwnijverheid dan verande-ren?

• welke bouworganisatievorm moet hiervoor worden gekozen?

• wat zijn de pijlers van deze ingrijpende veran-deringen?

• wat worden de rollen van de diverse partijen?

• hoe moet de informatietechnologie hierop inspelen?

In dit hoofdstuk wordt een richting aangegeven naar een eigentijdse, effectieve manier van samenwerken waarbij alle problemen gesigna-leerd in de vorige hoofdstukken kunnen ver-dwijnen. Het oplossen van de problemen wordt langs een systematische weg uitgewerkt. Begon-nen wordt met het op een rij zetten van alle problemen in de Nederlandse bouwnijverheid. Vervolgens worden een aantal impressies gege-ven van andere industrieën en andere landen. De bouwnijverheid kan namelijk veel leren van de andere industrieën zoals de auto-industrie en de scheepsbouw. Maar ook kunnen wij leren van de ontwikkelingen in de bouwnijverheid in andere landen. Met name Japan en Frankrijk vallen hier-bij in positieve zin op.

Natuurlijk vergeten we ook niet dieper in te gaan op recent uitgevoerde studies over de noodza-kelijke aanpassingen van en oplossingen voor de bouwnijverheid.

Het hoofdstuk wordt afgerond met het in elkaar passen van het besprokene tot één toekomstvi-sie. Deze toekomstvisie is gestoeld op vier pijlers te weten:1 totaalaanbieding;2 ketenintegratie;3 integratie informatietechnologie;4 industrialisatie.

Deze vier pijlers liggen ten grondslag aan het veranderen van deze traditionele bedrijfstak in een moderne en eigentijdse bouwindustrie.

8.1 Problemen in de bouw op een rij

In de vorige hoofdstukken zijn alle problemen al uitvoerig besproken. In deze paragraaf worden ze nog een keer op één rij gezet, figuur 8.1. Vervolgens worden uit deze lange opsomming de essentiële problemen gefilterd die als eerste om een oplossing vragen. Uit het overzicht is te herleiden dat het grootste probleem wordt gevormd door het uiteenvallen van de vroegere bouwmeester in twee partijen: de architect en de aannemer. Deze duidelijke scheiding is in de bouw geworden tot een traditie die, zo blijkt, een verlammend en verstorend effect heeft op de noodzakelijke ontwikkelingen in de bouwbranche. Door deze scheiding leggen de participanten in de bouw hun horizon qua sa-menwerking nooit verder dan één project. Zodra het project gereed is, valt het team uit elkaar en alle gemeenschappelijk opgebouwde kennis en ervaring gaat wederom verloren. Door deze steeds wisselende samenwerking stagneert de kwaliteitsontwikkeling alsmede de innovatie.

Daarnaast wordt de Nederlandse bouwnijverheid gekenmerkt door een enorme rij participanten waartussen verdeeldheid heerst. De opdracht-nemende bouw is gewikkeld in een strijd om de macht. De rollen zijn sterk aan het veranderen. De architect wordt vormgever, de toeleverancier en de installateur willen invloed op het ontwerp, terwijl de aannemer ook qua kosten, uitvoerings-kennis en logistiek invloed in de vóórontwerp-fase wil hebben. De opdrachtgevende bouw wil daarentegen een totaal product aangeboden

06950408_hfdst08.indd 172 16-11-2005 15:51:01

Page 183: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 173

Hoofdstuk Probleem

1 Bouwen a De traditionele en duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering, waardoor de uitvoerende partijen te laat betrokken raken bij het proces. De bouwmeester van vroeger is geworden tot twee nauwelijks samenwerkende partijen.

b Afspraken en werkwijzen worden projectgericht gemaakt. In feite zijn gelegenheids-teams bezig een éénmalige klus te klaren, waarna alle opgedane kennis en ervaring weer verloren gaat.

c Toename van het aantal participanten bij het realiseren van de gebouwen en woningen. Dit heeft consequenties voor de (mis)communicatie, de efficiency (verspilling) en het imago.

d De huidige organisatievormen kunnen niet goed inspelen op de verschuivende ta-ken ten gevolge van de verandering van de markt in een vragersmarkt en de toene-mende rol van de gebruiker.

e De hedendaagse informatietechnologie wordt nog maar matig ingezet in de bouw-nijverheid, uitwisseling van informatie vindt nog steeds grotendeels op papier plaats.

f Door het streven naar industrialisatie zal de toeleverancier steeds meer invloed op het ontwerp moeten gaan krijgen. Nu wordt deze partij er pas tijdens de uitvoering bij betrokken.

2 Structuur van de bouwnijverheid

a In vergelijking met omringende landen hebben de Nederlandse bouwbedrijven een geringe schaalgrootte. Natuurlijk past dit enigszins bij de Nederlandse bouwopgave, maar zou ook het probleem kunnen zijn voor de geringe ontwikkelingsdrang in deze sector.

b Ook is opvallend in vergelijking met andere landen in Europa dat er in Nederland sprake is van een erg geringe verticale integratie.

c Opvallend in vergelijking met andere landen is het geringe innovatieve vermogen van de bouwnijverheid.

3 Het bouwproces a Door de duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering is er sprake van kwali-teitsverlies, waardeverlies door buitengewoon onderhoud, verspilling tijdens het ontwerpproces, materiaalverspilling, verspilling door gebrekkig management, ver-spilling door menselijke arbeid, verspilling door slechte arbeidsomstandigheden en faalkosten.

b Door de scheiding tussen ontwerp en uitvoering vindt er achteraf geen evaluatie van het ontwerp op uitvoerbaarheid plaats. Deze kennis kan dus ook niet gebruikt worden bij nieuwe projecten. De horizon van de samenwerking moet dus verder gelegd worden dan één project.

4 De opdracht-gevende bouw

a De verwachting is dat de opdrachtgevers bestellers van eindproducten worden. Eén verantwoordelijke, één aanspreekpunt waarmee een resultaatverplichting wordt aangegaan op basis van prestatie-eisen. Hierop kan de huidige bouwnijverheid niet inspelen, omdat ze gewend is te denken als capaciteitaanbieder in plaats van pro-ductaanbieder.

b De uiteindelijke gebruiker gaat een belangrijkere rol spelen bij het realiseren van de gebouwen en woningen. Deze gebruiker wordt veelal vergeten door de bouwparti-cipanten, terwijl deze steeds beter weet welke specifieke eisen gesteld moeten wor-den aan zijn gebouw of woning.

06950408_hfdst08.indd 173 16-11-2005 15:51:02

Page 184: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

174

c Grote opdrachtgevers zoals Rgd (prestatieconcept) zoeken naar mogelijkheden om de kwaliteit van huisvesting te verbeteren door in het pré-ontwerpstadium op kosten en kwaliteit te sturen. De opdrachtnemende bouw kan hier geen adequate invulling aan geven en valt terug in de oude vertrouwde traditionele principes.

d De opdrachtgever gaat naast het beslissen op investering er steeds meer toe over ook de toekomstige exploitatielasten mee te laten wegen bij zijn beslissingen.

5 De opdracht-nemende bouw

a De uitvoerende bouwbedrijven trachten door fusies en overnames meer facetten van de bouwproductie in één holding onder te brengen en te werken aan schaal-vergroting en positieverbetering. Toch blijft hierbij de duidelijke scheiding tussen ontwerp en uitvoering een rol spelen.

b De toeleveranciers en de installateurs willen hun kennis en ervaring eerder inbren-gen in het ontwerp en stellen zelfs de vraag waarom zij geen hoofdaannemers kun-nen zijn.

c De rol van de architect komt meer en meer onder druk te staan. Van vertrouwens-persoon van de opdrachtgever gaat de architect de vormgever worden die door een bouwondernemer wordt ingeschakeld.

6 De overheid a Het ontwikkelen van de Vinex-locaties vergt gemiddeld vier jaar. Dit drijft de kosten voor de toekomstige huurder en koper onnodig op.

b De uniformiteit van de technische regelgeving laat te wensen over.

c De invoering van de nieuwe en vernieuwde technische regelgeving leidt tot een duidelijke kostenverhoging ten gevolge van zwaardere eisen, extra reken- en teken-werk, grondonderzoek en overige noodzakelijke inschakeling van externe des- kundigen.

d De Arbowetgeving wordt ervaren als zeer complex en zeer omvangrijk. Veel regels blijken in de praktijk moeizaam of niet uitvoerbaar. Daarnaast is er sprake van een papieren rompslomp die het systeem tot dode letters dreigen te maken.

7 Bouworganisatie-vormen

a Het traditionele proces leidt tot lange doorlooptijden, hoge coördinatiekosten, het niet stimuleren van innovatieve ontwikkelingen, geen afstemming van ontwerp op de uitvoeringstechnische en logistieke mogelijkheden van de uitvoerende partijen. De deskundigheid van de architect en de opdrachtgever alsmede de creativiteit en flexibiliteit van de uitvoerende partijen bepalen of bij dit proces het gewenste resul-taat wordt behaald.

b Bij het bouwteam vindt prijsvorming meestal niet plaats op basis van open prijscon-currentie. De afbakening van verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden ligt in-gewikkelder dan bij het traditionele proces. De (semi-)overheden kunnen deze vorm niet meer toepassen vanwege EG-richtlijnen. Er is sprake van onduidelijkheden met betrekking tot verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden en de opdrachtgever moet beschikken over bouwprocesdeskundigheid.

c Bij turn-key zijn weinig mogelijkheden voor de opdrachtgever tot controle en bij-sturing en is het uiteindelijke kwaliteitsniveau sterk afhankelijk van gestelde specifi-caties, aanpassingen aan ontwerp en is de uitvoering slechts mogelijk tegen hoge kosten en is niet geschikt voor complexe opdrachten.

Hoofdstuk Probleem

06950408_hfdst08.indd 174 16-11-2005 15:51:02

Page 185: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 175

krijgen en invloed op het totale proces. Het traditionele rollenpatroon moet dus sterk op de helling.De nieuwere bouworganisatievormen proberen in te spelen op deze ontwikkelingen, maar in de praktijk blijkt dat de invulling we-derom plaatsvindt volgens de aloude principes. Op papier lijkt het een mooie oplossing van de problematiek, echter achter de schermen wordt nog steeds geworsteld met de tekortkomingen van de tradities.

8.2 Wat kunnen wij leren van andere industrieën?

In dit boek is regelmatig gesteld dat de bouw-nijverheid veel van andere industrieën kan leren. Maar wat kan de bouwnijverheid dan leren? Het volledig kopiëren van het totale proces van ander industrieën naar de bouwnijverheid is niet haalbaar. Dus moeten we binnen de andere industrieën onderdelen zien terug te vinden die zonder problemen in de bouw kunnen worden toegepast.

De volgende vraag is welke industrieën moeten worden geselecteerd voor dit leerproces. Uitein-delijk zijn wij terechtgekomen bij de auto-indu-strie en de scheepsbouw. De scheepsbouw om-dat het daar ook gaat om een eenmalig product dat op basis van specificaties wordt gebouwd. Wel wordt hier op steeds dezelfde locatie ge-bouwd, maar veelal net als de bouw in de bui-tenlucht met grote productvolumen en risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de werk-nemers. Kenmerkend is verder de integratie van het ontwerp en de uitvoering in één organisatie.

De Europese auto-industrie en de daaraan gere-lateerde toeleveringsindustrie hebben moeilijke jaren achter de rug. Centraal stond in die peri-ode de dreiging van de Japanse auto-industrie. Deze dreiging heeft ertoe geleid dat de Europese auto-industrie zich razendsnel heeft aangepast aan de ‘Japanse werkwijze’ en nu weer sterk concurrerend is. Daarom worden een aantal ken-merken belicht van twee interessante industrieën waarvan de bouwnijverheid zonder meer moet kunnen leren.

8.2.1 De auto-industrie en ‘lean production’In 1990 en 1991 stond in de auto-industrie de Japanse dreiging centraal en natuurlijk ook het antwoord erop vanuit Europa. Vooral sinds het verschijnen van de MIT-studie The Machine that changed the world in 1991 ligt het woord ‘lean-production’ op de lippen van elke topmanager in de westerse auto-industrie, figuur 8.2.

Terwijl in Japan in zeventien uur één auto wordt geproduceerd, bedraagt dit cijfer in Europa meer dan het dubbele. Per 100 auto’s worden in Japan 60 defecten ontdekt, in Europa 97. De ontwik-kelingstijd van een auto bedraagt in Japan 46 maanden, in Europa 58 maanden. Kortom de westerse auto-industrie is door het verschijnen van dat boek klaarwakker geschud, maar nog niet direct aan het werk getogen. In eerste in-stantie werd getracht via importbeperkingen de Japanners nog minstens tien, maar liever twin-tig jaar buiten de deur te houden. Later begon men in te zien dat het instandhouden van de ouderwetse massaproductie niet de juiste manier is. De massaproductie wordt gekenmerkt door

Figuur 8.1 Overzicht vorige hoofdstukken

Hoofdstuk Probleem

d General contracting lijkt een perfecte oplossing voor de problemen in de bouw. De voordelen van general contracting zoals vroegtijdige zekerheid omtrent kwaliteits-niveau, lage prijs, één contractpartner, goede mogelijkheid tot inbreng van uitvoe-ringskennis en korte doorlooptijden blijken sterk afhankelijk te zijn van de mate van integratie van de diverse disciplines. In de praktijk blijkt veelal dat general contracting een zeer hoge organisatiegraad nodig heeft. Gezien de huidige organisatiegraad van de ondernemingen in de bouw moet nog een behoorlijk groeiproces worden doorge-maakt om dit te bereiken.

06950408_hfdst08.indd 175 16-11-2005 15:51:02

Page 186: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

176

grote aantallen, lange productietermijnen, een eindeloze werkverdeling, gebrekkige kwaliteit en enorme fabrieken. Dit in tegenstelling met lean production: minder van alles. Dit betekent dat er bij lean production de helft minder menselijke arbeid in de fabrieken nodig is in vergelijking met massaproductie.

MIT-studieDe MIT-studie dankt haar naam aan het Massachusetts Institute of Technology in de Verenigde Staten. Gedurende vijf jaar is hier in het kader van de ‘International Motor Vehicle Program’ (IMVP) onderzoek verricht naar de verschillen tussen massaproductie en lean-pro-duction. Het onderzoek wees uit dat lean pro-duction in alle industrieën over de hele wereld eenvoudig kan worden toegepast. Wel stellen de onderzoekers dat de ‘conversie’ van mas-saproductie naar lean production een enorme effect zal hebben op de samenleving. Het zal daadwerkelijk de wereld veranderen.

Het besef begon dus uiteindelijk door te dringen dat de enige manier om schoon schip te maken was: de uitdaging met Japan direct aan te gaan. Op dat moment kon geen andere producent de efficiency van de Japanse merken evenaren. De Japanse filosofie is uiterst simpel: ‘Do the things right the first time’, oftewel ‘doe het meteen vanaf het begin goed’. Bij veel Europese automerken wordt een vijfde van de fabrieks-oppervlakte en een kwart van het totale aantal productie-uren besteed aan het herstellen van schade en fouten die tijdens het productiepro-

ces zijn gemaakt. De Japanse auto-industrie is te kenmerken als uiterst efficiënt, uiterst flexibel en trendsettend. Onderzoeken tonen daarnaast aan dat de aloude argumenten als culturele verschil-len en lagere loonkosten niet de redenen van het Oosterse succes zijn.Wat is nu de kracht van de Japanse auto-industrie? Is dat lean production zoals gesteld of is er meer? Feit is dat de ontwikkeling van de auto op een efficiëntere wijze plaatsvindt. De term die daarvoor gebruikt wordt is ‘lean design’. Ook dat onderwerp zullen wij nader bekijken.

8.2.1.a Lean productionDe Europese auto-industrie was aan het voort-borduren op de door Henry Ford ontwikkelde massaproductie, terwijl in Japan hard gewerkt werd aan het ontwikkelen van lean production. De kenmerken van lean production zijn:◆ constante verbetering;◆ flexibiliteit;◆ total quality;◆ efficiëntie;◆ just in time.

◆ Constante verbeteringIedere dag en elk uur opnieuw kritisch kijken naar het huidige proces en continu zoeken naar verbeteringen.

◆ FlexibiliteitHet productieproces moet dusdanig flexibel zijn dat alle automodellen door elkaar heen op de-zelfde lijn kunnen worden geproduceerd. Vroe-ger was men veel tijd kwijt met het ombouwen

1 Leiderschap één verantwoordelijke, één aanspreekpunt

2 Samenwerking één team met alle disciplines en commitment

3 Communicatie duidelijk en helder met ieder zijn verantwoordelijkheid

4 Ketenintegratie door gelijktijdige ontwikkeling en betrekken alle partijen worden door de totale keten geïntegreerd

5 Efficiënt snelle productontwikkeling door ketenintegratie, afname opslagruimte en omvang tus-senvoorraad door ketenintegratie (toeleveranciers), ieder levert toegevoegde waarde aan product, geen verstoringen en nauwelijks herstelwerkzaamheden

6 Total quality hogere kwaliteit eindproduct

7 Continue verbetering

nooit tevreden zijn, maar continu doorgaan met product- en procesverbetering

Figuur 8.2 Kenmerken van lean production

06950408_hfdst08.indd 176 16-11-2005 15:51:02

Page 187: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 177

van productielijnen zowel qua stilzetten van de lijn als qua tijdsbesteding van de medewerkers die het ombouwen verzorgen. De drang naar flexibiliteit in combinatie met zoeken naar con-stante verbetering hebben ervoor gezorgd dat een uiterst efficiënt proces is ontstaan.

◆ Total QualityDe kwaliteitsgedachte staat hoog in het vaan-del. Gestart is met de gedachte om een team van mensen een aantal taken te geven voor hun deel van de lijn, met de boodschap onderling af te stemmen hoe op de beste manier de taken konden worden verricht. Daarnaast kregen zij de verplichting fouten te signaleren en de lijn dan direct stop te zetten, zodat de fouten direct konden worden hersteld. Het resultaat van deze aanpak is dat de lijn nu nooit meer stilstaat en dat aan het eind van de lijn nauwelijks wagens met defecten staan.

◆ EfficiëntIedereen die in de fabriek aanwezig is levert een toegevoegde waarde aan het product. Met andere woorden: er is geen medewerker te veel in de fabriek. Door het geringe aantal fouten is nauwelijks opslag nodig voor de stalling hiervan. De ombouw van machines is niet nodig waar-door stilstaan van de lijn en ombouwtijd alsmede opslag van machine-onderdelen wordt voorko-men.

◆ Just in timeDe toeleveranciers worden verplicht precies op het juiste moment de benodigde onderdelen te leveren. De autofabriek hanteert geen voorraad, geen tussenopslag. De halffabrikaten gaan van de toeleverancier rechtstreeks naar de productie-lijn en worden binnen 1 à 2 uur verwerkt in de auto.

8.2.1.b Lean designHet is natuurlijk schitterend dat nieuwe produc-ten door middel van lean production sneller geproduceerd kunnen worden met minder inspanning en minder fouten. Maar naast het produceren moet natuurlijk ook worden ontwik-keld. Hier is de term ‘lean design’ op van toe-passing. De kracht van lean design is het sneller ontwikkelen van nieuwe modellen met minder

inspanning en minder fouten. De vier pijlers van lean design zijn:1 leiderschap;2 teamwork;3 communicatie;4 gelijktijdige ontwikkeling.

1 LeiderschapBij lean design wordt één leider van het team aangesteld wiens taak het is een nieuw product te ontwikkelen en te construeren en volledig in productie brengen. Deze leider beschikt over veel macht en dirigeert alle vaardigheden om een mooi complex gefabriceerd product als de auto te vervaardigen. Eén verantwoordelijke, één aanspreekpunt voor het totale traject. Eigenlijk is deze leider de bouwmeester uit de vijftiende eeuw zoals aangegeven in hoofdstuk 1 van dit boek.

2 TeamworkAlle functionele afdelingen en disciplines van het bedrijf zoals marketing, productieplanning, vormgeving, geavanceerde technieken, onder-delen-ontwikkeling (carrosserie, motor, transmis-sie, elektronica), productievoorbereiding en de operationele afdelingen worden in een team samengebracht en aangestuurd door één leider. Dit geldt voor de duur van het project. Het team blijft hecht bij elkaar, er wordt niet aan de men-sen getrokken vanuit de functionele afdelingen van waaruit ze komen, en de bazen hebben ook geen grip op deze mensen. Dit is dus hecht teamwork tussen mensen die lang met elkaar samenwerken waardoor de opgebouwde kennis en ervaring niet verloren gaat.

3 CommunicatieHet team is, zoals boven aangegeven, min of meer tot elkaar veroordeeld. Dat garandeert natuurlijk nog niet dat er goede resultaten wor-den gescoord. De communicatie speelt daarbij een grote rol. Bij lean design belooft ieder team-lid plechtig alles precies te doen zoals in het team is afgesproken. Dit betekent dat menings-verschillen of conflicten direct naar voren komen, zodat in dergelijke gevallen besluitvorming daar-omtrent snel plaatsvindt. Alle specialismen zijn binnen het team aanwezig om in de beginfase

06950408_hfdst08.indd 177 16-11-2005 15:51:03

Page 188: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

178

problemen op te lossen en niet zoals bij de mas-saproductie pas met veel meer inspanning en gevolgen tijdens de productie.

4 Gelijktijdige ontwikkelingBij lean design vindt zoveel mogelijk gelijktijdige ontwikkeling plaats. Als voorbeeld: de ontwik-kelaars van de mallen werken gelijk op met de vormgevers van het chassis. Dit kan natuurlijk omdat ze in het team samenwerken. Ze kennen de afmetingen, het aantal panelen en kunnen dus het staal bestellen voor het produceren van de mallen. Vervolgens brengen ze de ruwe contouren aan en kunnen, zodra de definitieve vormgeving van de panelen bekend is, direct de definitieve panelen vervaardigen. Dit voorbeeld van gelijktijdige ontwikkeling geeft eens te meer aan dat de spelers in het team elkaars taal moe-ten spreken. Het gevolg van deze gelijktijdige ontwikkeling is duidelijk: een enorme besparing in de tijd ten opzicht van de traditionele massa-productie (de helft van de tijd, één jaar in plaats van twee jaar).

De les die onder meer uit het voorgaande is te trekken is dat de bouwwereld er goed aan doet niet af te wachten en door te gaan op de traditi-onele weg, zoals ooit de westerse auto-industrie. Hierdoor is de auto-industrie in Europa bijna kopje onder gegaan. Door protectionistische maatregelen heeft de auto-industrie voldoende tijd gekregen om de concurrentieslag uiteindelijk aan te kunnen.

Duidelijk komt naar voren waarvan geleerd kan

worden. Eén aanspreekpunt, één verantwoorde-lijke is een duidelijke en herkenbare boodschap. Ook de vergaande samenwerking als een hecht team met duidelijke onderlinge afspraken en inspanning is een duidelijk signaal. Door ketenintegratie wordt het totale traject ingekort, onderlinge kennis en ervaring optimaal benut en behoort gelijktijdige ontwikkeling tot de moge-lijkheden. De kwaliteitszorg en het streven naar constante verbetering maken het beeld com-pleet.

8.2.1.c Effecten van lean production voor de bouwDe gevolgen van het invoeren van lean pro-duction in de auto-industrie is duidelijk. De besparing is de helft van alles, figuur 8.3. De-zelfde effecten moeten in de bouw te realiseren zijn. Natuurlijk is het zo dat de ontwikkelingen in de auto-industrie in Japan, maar ook in de elektronica-industrie directe invloeden hebben op de andere industrieën in Japan, waaronder de bouwnijverheid. Het Japanse bouwconcern Obayashigimi Corp. heeft een verregaand geau-tomatiseerd bouwsysteem ontwikkeld. Daarbij worden robots gebruikt voor gevelconstructies, schilderwerk en het inzetten van ruiten. Volgens industriële analisten zijn de bouwrobots zo veel-zijdig dat ze de hoeveelheid menselijke arbeid per bouwproject uiteindelijk met 90% terug kunnen brengen en de bouwtijd met de helft. Inmiddels is het eerste project gerealiseerd (een torenflat) waarbij geen bouwvakkers nodig waren. Alleen menselijk toezicht in de controle-kamer was noodzakelijk. Verder ging alles com-

Engineering- casco- installaties- interieursProductie- casco- installaties- interieursAssemblage- casco- installaties- interieursAfleveren- testen

jan. feb. mrt. apr. mei juni juli aug. sep. okt. nov. dec.

Figuur 8.3 Voorbeeldplanning ontwikkeling schip

06950408_hfdst08.indd 178 16-11-2005 15:51:03

Page 189: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 179

pleet geautomatiseerd, waardoor fysieke over- belasting, zoals in de bouw veel voorkomt, wordt vermeden. In paragraaf 8.3 wordt dieper ingegaan op de situatie van de bouw in Japan.

8.2.2 ScheepsbouwHet bouwen van een schip en een gebouw is in zekere zin met elkaar te vergelijken. In beide gevallen gaat het om een uniek product en daarnaast zijn de kosten, de planning en de werkzaamheden vergelijkbaar, evenals de veilig-heids- en gezondheidsrisico’s. Er zijn natuurlijk ook verschillen. Een duidelijk zichtbaar verschil is dat gebouwen worden gerealiseerd op steeds wisselende locaties terwijl schepen worden gemaakt op een scheepswerf. Een voor een buitenstaander minder zichtbaar verschil is dat bij een bouwproject ontwerp en uitvoering ná elkaar plaatsvinden, terwijl bij het maken van een schip dit juist overlappend gebeurt. Sterker nog: de volgorde waarin de delen van een schip wor-den gebouwd, bepaalt in welke volgorde de ‘en-gineering’ plaats moet vinden. Bij het bouwen van een gebouw is het tot nu toe ondenkbaar dat vanuit de uitvoering wordt gezegd: ‘Bepaal maar eerst waar de kern van het gebouw moet komen (vaak de liftschaften) en werk die uit, zodat gestart kan worden met de bouw hiervan’. Hoe het gebouw er verder uit komt te zien is nog niet interessant. Als gevolg van de overlap tussen engineering en productie is het noodzakelijk dat de fabrikanten, toeleveranciers en installateurs in een zeer vroeg stadium worden gecontracteerd.

De scheepsbouw wordt dus gekenmerkt door werkzaamheden die gelijktijdig en overlappend

plaatsvinden. De engineering, de bouw en het inrichten van het schip vinden overlappend met elkaar plaats. Tijdens de bouw wordt daarnaast gelijktijdig gewerkt aan het casco, de machinerie en installaties en het interieur, figuur 8.3.

In de scheepsbouw is bijna altijd sprake van een ‘Design & Build’-opdracht. De opdrachtgever formuleert zijn eisen in termen van tonnage, type schip (bulkgoederen, tanker, containerver-voer en dergelijke), aantal slaapplaatsen, enzo-voort. Op basis van deze specificaties wordt bij diverse scheepswerven een prijs opgevraagd. Na ontvangst van de offertes vindt de opdrachtver-lening plaats. De opdrachtverlening gebeurt op een moment dat er niet meer op tafel ligt dan een globaal idee en een ruwe schets van het schip.

Is de opdracht verleend dan wordt eerst een masterplan gemaakt, dat ervoor zorgt dat het schip op de afgesproken datum kan worden overgedragen aan de eigenaar. Op basis van het masterplan wordt een bouwplanning gemaakt, die aangeeft in welke volgorde het casco in elkaar wordt gezet. Deze bouwplanning geeft weer de volgorde aan waarop de verschillende onderdelen van het schip moeten worden uitge-werkt door de engineering, figuur 8.4.

In eerste instantie begint de engineering met het uitwerken van het casco van het schip. Vlak nadat er met het uitwerken van het casco is be-gonnen, wordt er gestart met de engineering van de installaties en even later met het tekenen van het interieur. Het construeren en berekenen

Productinformatie en voortgang proces

Engineering Bouwen Inrichten

afleverdata

werkplanningengineering

werkplanninginrichten

werkplanningbouwen

Figuur 8.4 Projectplanning wordt bepaald door bouwschema

• Masterplan bepaalt het tempo.

• Casco productie/assemblage wordt gespecificeerd.

• Inrichten volgens het bouw-schema.

• Engineering voorziet infor-matie naar behoefte.

06950408_hfdst08.indd 179 16-11-2005 15:51:03

Page 190: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

180

van het casco duurt vrij lang. Vaak wordt eerst begonnen met het midden van het schip. In het midden staan vaak de grote installaties, zoals de motoren. De installateur kan niet aan de gang met zijn berekeningen voordat hij weet hoe het midden van het schip er uit gaat zien.

De daadwerkelijke bouw van een schip begint vaak met het maken van de secties van het schip. In een hal worden stukken in elkaar gezet. De secties bestaan uit spanten met huidplaten er overeen. Zijn er een aantal secties af dan gaan ze naar de bouwhelling om aan elkaar gezet te worden. Daarna begint het assemblageproces op de bouwhelling. Eerst worden de middendek-ken dicht gemaakt en vervolgens wordt begon-nen met het plaatsen van de installaties hierin. Er is een enorme overlap. Op een moment dat nog niet bekend is hoe exact de boeg en het achterdek er uit gaan zien is de middensectie al in elkaar gelast. De volgorde van assembleren bepaalt wanneer de onderdelen moeten worden geproduceerd en dit dicteert in welke volgorde de tekeningen moeten worden vervaardigd.

Kenmerkend bij de engineering van een schip is dat behoorlijk veel informatie over de instal-laties beschikbaar moet zijn aan het begin van het engineeringsproces: afmetingen, gewicht, bevestigingen en leidingenaansluitingen. Bij het tekenen van bijvoorbeeld de spanten voor de onderste sectie in het midden van het schip moet men weten waar de oplegpunten van de motorbevestiging moeten zitten, waar de aansluitleidingen van de motor exact zitten, enzovoort. Men moet dus in een vroeg stadium in contact treden met bijvoorbeeld de leveran-cier van de scheepsmotor. Aan deze leverancier worden de details gevraagd ten aanzien van de oplegpunten, de aansluitpunten voor de afvoer van de verbrandingsstoffen, de brandstofaanvoer en de elektrische aansluitingen. Dit moet in vrij vroeg stadium bekend zijn, zodat de engineering van de installaties hierop kan worden afgestemd. De fabrikant van de motor mag nog heel lang aan zijn eigen motor verder gaan engineren, als hij de plaats van de aansluitingen en de opleg-punten maar gelijk houdt. Dit geldt niet alleen voor de fabrikant van de motor maar ook voor de installateur. De installateur werkt veel met ‘pre-outfitting’ en ‘closing casco block’.

Vergelijking bouw met andere industrietakkenMen kan niet zomaar de productie van alle sectoren in de bouw op een grote hoop gooien. Het productieproces van een auto is goed vergelijkbaar met dat van seriematige woningbouw. Het productieproces van een schip is vergelijkbaar met dat van een utili-teitsgebouw. We moeten, als we in de bouw willen leren van andere industrietakken, vooral niet proberen alles over één kam te scheren, maar juist te kijken naar:

• welke type productiewijzen er zijn vanuit het oogpunt van beheersing van het proces;

• wat maakt het management verschillend;

• de contractering;

• de organisatievorm;

• de informatiebehoefte en/of het gebruik van andere automatiseringshulpmiddelen.

Het gevolg van deze gelijktijdige werkwijze is dat fabrikanten en installateurs al in een zeer vroeg stadium gecontracteerd worden, figuur 8.5. Wat vaak gebeurt, is dat de fabrikant eerst specifica-ties afgeeft. Dan wordt er een offerte gemaakt en hierna wordt een leveringscontract afgesloten. Vervolgens gebeurt er een hele tijd niets. Pas later op het juiste tijdstip begint de fabrikant de motor te maken om die vervolgens meteen in te monteren. Bij de selectie van fabrikanten en

Figuur 8.5 Vroege leveranciersverplichtingen

= toelevering = engineering

wachten

engineering dataen verplichtingen

onderdelen en installaties

wachten

Scheepsbouw

Scheepsontwerp

06950408_hfdst08.indd 180 16-11-2005 15:51:04

Page 191: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 181

installateurs wordt vooral gekeken naar betrouw-baarheid. Op kwaliteit wordt niet geconcurreerd, immers meer kwaliteit wordt niet betaald en als de kwaliteit ‘onder de streep zit’, wordt de opdracht niet verstrekt. Binnen de scheepsbouw wordt veel gedaan aan certificering van de pro-ducten en diensten.

De duidelijke kenmerken van de scheepsbouw zijn allereerst ontwerp en uitvoering vanuit één organisatie. Er is één aanspreekpunt, één verant-woordelijke voor de opdrachtgever. Het gehele proces is vervolgens dusdanig geïntegreerd dat gelijktijdige ontwikkeling van onderdelen kan plaatsvinden. Het is niet gebruikelijk, zoals in de bouw,dat eerst 80% van de werktekeningen gereed moet zijn voordat wordt gestart met de uitvoering. De ketenintegratie is in de scheeps-bouw zeer sterk doorgevoerd. Verder valt op dat de leveranciers in de scheepsbouw worden gese-lecteerd op betrouwbaarheid en kwaliteit en niet zoals in de bouw op prijs.

8.3 Wat kunnen wij leren van andere landen?

Vanuit een bepaalde traditie en cultuur is de bouwnijverheid ontwikkeld tot dat wat ze nu is in Nederland. Deze gedachte brengt met zich mee dat in ieder ander land de bouwnijverheid anders georganiseerd kan zijn of specifieke ken-merken heeft. En dat is juist. In Zweden is men door omstandigheden gedwongen om onder extreem lage temperaturen toch door te kunnen produceren. In de landen en streken die aardbe-vingsgevoelig zijn, wordt op een bepaalde wijze gebouwd. De toegepaste materialen verschillen dus sterk per land

In het kader van dit boek is specifiek gekeken naar landen waarop geheel anders met de orga-nisatie, het proces en de informatietechnologie wordt omgegaan. Voor de organisatie en pro-cesgang is gekeken naar Japan, voor de informa-tietechnologie naar Frankrijk. Opvallend is dat, ondanks de grote voorsprong van Japan ten op-zichte van de Nederlandse bouw, de automatise-ring met name tijdens de uitvoering daar slecht is geregeld. Frankrijk is echter bezig met inte-

ressante ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologie. Het verrassende hiervan is dat dit geïnitieerd is door de UNSFA (Union National des Syndicats Français d’Architectes), de Franse bond van architecten. Ten slotte is voor een opmerkelijke vorm van aanbesteden gekeken naar Australië.

8.3.1 Japanse bouwondernemingenDe bouw is in Japan een nog belangrijker be-drijfstak dan in Nederland. De bouw in Japan is goed voor 20% van het bruto nationaal product (10% in Nederland). Ook op de arbeidsmarkt neemt de bouw in Japan een nog belangrijker positie in dan in Nederland, 9% van de beroeps-bevolking is in Japan werkzaam in de bouw, in Nederland is dat 7%. In Japan zijn circa 50.000 kleine en middelgrote bedrijven actief. Daarnaast zijn er zes zeer grote bedrijven met elk onge-veer 10.000 werknemers in dienst; Takenaka, Shimizu, Kajima, Taisei, Kumagai en Obayashi. Kenmerkend voor deze grote bouwbedrijven is dat zij een stevige band hebben met de Japanse financiële instellingen. Veel financiële instellingen bezitten aandelen in bouwondernemingen.

De opdrachtverstrekking in de publieke sector gebeurt alleen via tendervorm (‘select qualified tenderors’), voor de private sector gebeurt 60 tot 70% via ‘negotiated contract basis’, de overige opdrachten worden via tendervorm versterkt. Ongeveer 50 à 60% betreft een‘Design & Build’-contract. Er bestaat over het algemeen een hechte band tussen bouwondernemer en op-drachtgever, 80% van de opdrachten komen van vaste opdrachtgevers. Dit gaat zelfs zo ver dat de Japanse opdrachtgevers kiezen voor vaste Ja-panse bouwpartners als zij in het buitenland een gebouw willen bouwen. In de publieke sector verschillen de contracten per ministerie of over-heidslichaam. In de private sector wordt in de meeste gevallen een contract afgesloten op basis van een standaardcontract geformuleerd door de drie Associations: Building Academy, Architects, Contractors & Building Society.

In de Japanse bouwsector zijn vier soorten aanbieders actief: de general contractors, de gespecialiseerde bouwers, de toeleveranciers en de installateurs. De general contractors zijn de

06950408_hfdst08.indd 181 16-11-2005 15:51:04

Page 192: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

182

belangrijkste soort. Zij zijn actief in alle sectoren van de bouw, van initiatief tot en met de beheer-fase. De general contractors in Japan besteden veel werk uit aan de gespecialiseerde bouwers en toeleveranciers. Deze zijn niet verbonden aan de general contractor, maar werken wel in een vaste relatievorm samen. Deze sterke netwerkvorm is één van de typische kenmerken van de Japanse bouwsector. De general contractor, de bouwers en toeleveranciers maken op hun beurt weer gebruik van installateurs. Dit zijn in Japan voor-namelijk eenmansinstallatiebedrijven.

De basisorganisatie van de grote bouwonderne-mingen heeft de volgende divisies; administratie, marketing, calculatie, ontwerp, staf, gebouwcon-structie en civiele techniek, figuur 8.6. De Japanse bouwonderneming bezit geen eigen materieel; dit wordt ingehuurd. Ook heeft zij geen eigen bouwplaatsmedewerkers; die worden via subcontractors ingehuurd. Deze subcontrac-tors worden geselecteerd op basis van prijs én kwaliteit en gecontracteerd op basis van ‘fixed

Adviseurs

Projectmanagement

Onderzoek/ techiek

Bouw /uitvoeringOntwerp

SCC

ConstructieOpdracht-

gever

Figuur 8.6 Schema van een general contractor (Simizu

Construction Co., LTD): alle disciplines binnen één organi-

satie

Voor het dragen van de verantwoordelijkheid voor ontwerp, constructie en de belangrijke adviezen zoals onderzoek omgeving en bo-demonderzoek, heeft Shimizu deze disciplines binnen het projectteam en ontlast daarmee de opdrachtgever van administratieve verplich-tingen.

lump sum contracts linked to the overall con-struction schedule’. De subcontractors zijn veelal kleine eenmanszaakjes die levenslang fulltime werken voor dezelfde bouwondernemer. Ook de dienstbetrekking van het eigen personeel is meestal voor het leven, circa 30 à 40 jaar (tus-sen 55-60 jaar oud gaat men met pensioen). Een personeelslid heeft recht op 20 dagen vakantie per jaar. Daarvan moet hij een deel inleveren bij ziekteverzuim. Japan heeft geen sterke vakbon-den, angst voor stakingen en dergelijke kennen Japanse ondernemingen niet.

Op de bouwplaatsen wordt gefocust op veilig-heid, kwaliteit, kosten, leveringen volgens plan-ning en bescherming van het milieu (sparen van de energie- en materiaalbronnen, het sparen van menskracht door veel te automatiseren, reductie van de verontreiniging en verspilling van mate-rialen). In de Japanse bouw is nagenoeg uitslui-tend sprake van assemblage van bouwdelen en componenten.

Centraal staat Total Quality Control (TQC), totale kwaliteitscontrole door directie en directe feed-backrelaties tijdens en na het maken van het ge-bouw, figuur 8.7. De resultaten hiervan worden per dag geëvalueerd. Op de bouwplaats begint de dag ‘s morgens vroeg met gymnastiek en ‘briefing for safety’. Sancties op onveiligheid zijn in Japan van overheidswege zwaar. Bij een dode-lijk ongeval kan tijdelijk een verbod op inschrij-ving aan de aannemer worden opgelegd.Dagelijks vindt er een uitvoeringsvergadering plaats tussen de construction management staff en de subcontractors teamleaders over de dagelijkse voortgang en de planning van de volgende dag.

De arbeidsproductiviteit in de bouw loopt achter bij de rest van de Japanse industrie, ook met die van de bouw in Amerika. De kostprijs ten aanzien van Nederland is hoog, maar een vergelijking is moeilijk te trekken door de vele voorzieningen die in Japan getroffen worden tegen aardbevingen.Minimaal 1% van de omzet van de Japanse bouwondernemingen wordt besteed aan research & development. Er is veel aandacht voor futuris-tische projecten, waaruit het toekomstgerichte denken van de Japanse onderneming duidelijk zichtbaar is. Er vindt vooral veel onderzoek plaats

06950408_hfdst08.indd 182 16-11-2005 15:51:05

Page 193: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 183

naar mechanisering en robotisering. De automati-seringsgraad is hoog tot op de bouwplaats. Op de bouwplaats zelf wordt nauwelijks gebruikgemaakt van systemen. Wanneer dat het geval is, zijn dit zogenaamde ‘stand-alone’-systemen.

De dagelijkse planning wordt gezamenlijk afge-stemd tussen de bouwondernemer en zijn sub-contractors. Op een visuele (handmatige) wijze, waarbij iedereen een kopie van de planning krijgt. De informatie van de toeleveranciers zit niet opgeslagen in de databases van de systemen van de bouwondernemer. De productontwik-keling vindt voornamelijk plaats door de bouw-ondernemer en niet zoals in Nederland door de toeleveranciers.

De Japanse bouwondernemingen verspreiden zich vooral over de wereld doordat Japanse bouwbe-drijven hun Japanse opdrachtgevers volgen. Naast de Verenigde Staten gingen begin jaren ‘70 ook Japanse bouwbedrijven naar Europa. De Ameri-kaanse en Europese bouwbedrijven volgden de Japanse bedrijven met hun general concept met argusogen. In de Verenigde Staten en in mindere mate ook in Europa zien we dan ook dat Ame-rikaanse en Europese opdrachtgevers geïnteres-seerd raken in de Japanse wijze van bouwen. In de Verenigde Staten tellen vooral de voordelen die de opdrachtgevers zien bij een general contrac-ting, met name het overdragen van de risico’s.

Wereldwijde operaties en voortdurend on-derzoek voorzien Shimizu’s ontwerp- en bouwteam van een constante stroom aan informatie over nieuwe materialen, ontwerp-technieken, constructiemethoden, bouw-vereisten en plaatselijke bouwvoorschriften. Shimizu’s Quality Information Table (SQIT) organiseert deze informatie en vormt de basis

Vergelijkbaarproject

Feedback

R + A = Research and AcquisitionR + D = Research and Development

Systeemmogelijk-

hedenMateriaal

kosten UitvoeringMarkt-

invloedenop inschrijving

- constructie- eindresultaat

Markt-analyse

Eisen vande opdracht-

gever

TechnologieR + D

Onderzoekmogelijk-

heden

Ontwerpvorm

Ontwerpmaterialisatie Bestek

inschrijf-papier

Bouw-management

Onderhouds-procedure

ToelichtingenArbeid

materiaaluitrusting

Werkingtraining

Calculatie Geprefab.producten

Uitkomstenonderzoek

Behoefteonderzoek

Project-ontwikkeling

Ontwerpvorm

Ontwerpmaterialisatie Bestek Inschrijving en

onderhandelenBouw-

administratie Uitvoering

Program-mering

Systeemalternatieven

Waardeengeneering

Constructiedetails

Vervangendeonderdelen

Toezichtbouw

Werking enonderhoud

R + A Voorlopigbudget

Projectbudget

Definitiefbudget Calculatie Bouw-

contractEind-

afrekening

voor elk Quality Assurance Programme (kwali-teitsverzekeringsprogramma).Deelname van de opdrachtgever in het kwa-liteitskeurmerk wordt gemaximaliseerd door ontwerpoverzichten die bijgewerkte kosten-ramingen omvatten en ontwerpalternatieven beoordelen.

Figuur 8.7 Totale kwaliteitscontrole door feedback

06950408_hfdst08.indd 183 16-11-2005 15:51:05

Page 194: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

184

In Nederland zien we dat een aantal Japanse bouwondernemingen hier actief zijn: Takenaka, Obayashi, Shimizu en Kajima. In het meren-deel van de gevallen betreft het een Japanse opdrachtgever die een opdracht geeft aan een Japanse bouwonderneming. Een verschil met Japan is dat de Japanse bouwondernemer niet echt met vaste relaties werkt in Nederland. De reden hiervoor is de kleine schaal waarop de Japanse bouwondernemingen in Nederland wer-ken. Zij hebben geen constant aanbod van werk in een hoeveelheid die een één-op-één relatie rechtvaardigt. In maar weinig gevallen werkt de Japanse bouwondernemer voor één Nederlandse opdrachtgever, met uitzondering van Takenaka die zich ontwikkelt als bouwer voor de gehele Nederlandse markt.

Wat kunnen wij in Nederland leren van de Japanse bouwonderneming? Veel, maar we moe-ten ons goed realiseren dat de Japanse cultuur en mentaliteit nooit te imiteren zijn. Wel kun-nen we verschillende elementen van de Japanse bouw in Nederland toepassen. Vooral van het general-contractingconcept (zie hoofdstuk 7) kunnen we veel leren. De effecten die in Japan met dit concept bereikt worden, kunnen in Ne-derland ook bereikt worden.

8.3.2 Franse informatietechnologieDe mening van de Franse ‘Union National des Syndicats Français d’Architectes’ (UNSFA) is dat de architect zich niet langer kan verstoppen achter zijn rol van ‘artiest’. In deze visie moet de

Plannings- en project- management

Dit programma bestaat uit een bedieningsscherm waarop alle belangrijke fasen ver-schijnen en met indicatie van de verantwoordelijke persoon. Het betreft informatie van de planning en overige projectgegevens. Ook laat de software simultaan de inkomsten en uitgaven van één of meerdere projecten zien en bevat honderd briefvoorbeelden en standaardberekeningen voor verschillende fasen.

Bouwplaats-management

Via dit pakket is direct toegang tot de database met noodzakelijke informatie voor het management op de bouwplaats. Voortgangsverslagen kunnen direct worden vervaar-digd, voorraden kunnen worden beheerd, afroep kan plaatsvinden en de kostenbewa-king kan direct via het inbrengen van verwerkte uren en materialen plaatsvinden.

CAD-systemen Niet het ontwikkelen van ontwerpsystemen of vormgevingsmodules, maar een systeem dat alle regels, voorschriften en normen kent en hier toezicht op houdt. Met andere woorden de software controleert het juiste gebruik van de voorschriften van bijvoor-beeld brandveiligheid, energie en signaleert eventuele afwijkingen, waarna de gebruiker kan beslissen.

Automatische controle projecten

De bedoeling van dit programma is dat een project zorgvuldig wordt bekeken aan de hand van 1600 kritische factoren, die door de jaren heen zijn verzameld, als gevolg van geconstateerde bouwfouten en gebreken. Elke gebruiker zou op deze wijze een data-base van kennis kunnen opbouwen.

Archi-CD Deze informatiedrager wordt het geheugen van het bureau. Het ondersteunt de medewerkers van een architectenbureau met zijn dagelijkse werkzaamheden, maar maakt het ook mogelijk kennis van bijvoorbeeld een technisch detail op te pakken in het onderhanden project. Daarnaast kan op een logische wijze vergaarde informatie worden opgeslagen, en zo het geheugen van het project opbouwen en na verloop van tijd het geheugen van het bureau.

Figuur 8.8 Automatiseringsontwikkelingen in Frankrijk

06950408_hfdst08.indd 184 16-11-2005 15:51:05

Page 195: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 185

architect zich meer gaan toeleggen op kosten en techniek, al was het alleen maar om een betere dialoog met de bouwpartners te kunnen voeren. De bond stelt verder dat als enige permanente adviseur van de opdrachtgever, aanwezig van het begin tot het eind, de architect zijn werktui-gen moet moderniseren. De UNSFA is dan ook begonnen met de ontwikkeling van verschillende strategische producten en onderzoeksprojecten, figuur 8.8.

De drie pijlers die ten grondslag liggen aan deze softwareproducten zijn communicatie, manage-ment en CAD-software voor de bouw. Duidelijk is dat de architecten in Frankrijk hun communi-catie willen verbeteren en de efficiency verho-gen. Doelstelling is met de moderne informatie-technologie een database van het project op te bouwen waar vervolgens interdisciplinair mee gewerkt kan worden. De bouwpartners beschik-ken hiermee over een goed communicatiemiddel tussen henzelf en de omgeving.

De bedoeling is dat winst geboekt wordt in tijd, maar vooral in betrouwbaarheid. Want elke infor-matie zal geïntegreerd worden op alle niveaus: grafisch, tekstueel en numeriek. In feite wordt hier gesproken over intelligente elementen die van zichzelf weten hoe ze zich moeten gedragen en wat hun betekenis is: vorm, kleur, hoeveel-heid, structuur, akoestiek, thermische eigen-schappen en kosten. De gedachte die hierbij verder speelt, is die van de gelijktijdige ontwikke-ling. Het onderwerp hoeft niet geheel afgerond te worden voordat de andere bouwpartners er mee verder kunnen. Ook kan ondersteuning van hun zijde plaatsvinden als ze tijdens de ontwikke-ling kennis nemen van de vorderingen.

Los van het gevecht om de leidende rol die natuurlijk net zo speelt als in de Nederlandse bouwnijverheid, vallen in dit verhaal over de informatietechnologie de ontwikkelingen op het gebied van het ontwerpen op. Door de ken-nis en ervaring op te slaan in een database die voor alle partijen toegankelijk is, wordt een ver-regaande integratie van alle bij de bouw betrok-ken disciplines nagestreefd. De ketenintegratie in combinatie met de gelijktijdige ontwikkeling klinkt ook door in deze aanpak.

8.3.3 Australisch projectmanagementOpvallend in Australië is de manier van proces-beheersing. Er wordt veel meer met onderaanne-mers gewerkt dan in Nederland (minimaal 80% van de werkzaamheden wordt uitbesteed). Dat betekent dan ook dat bij de gehele planning van het werk wordt gedacht in uitbesteedbare hoe-veelheden werk. In Australië worden dat ‘work-packages’ genoemd. Alle werkzaamheden, van grondwerk tot en met ontwerp, worden onder-gebracht in deze workpackages. Niet alleen bij de uitbesteding spelen zij een rol, maar ook voor het bewaken van de doorlooptijd en de kosten. Deze gedachte werkt natuurlijk ook door in het aanbesteden van het werk.In Australië kent men één belangrijke en sterk afwijkende vorm van aanbesteden, namelijk de projectmanagement-vorm.

In deze vorm neemt de aannemer de verant-woordelijkheid op zich voor alle partners in het bouwproces. Kenmerkend hierbij is dat de architect, de constructeur en andere adviseurs onderaannemer zijn van de hoofdaannemer. Vervolgens huurt de hoofdaannemer een pro-jectmanager in om het project te runnen. Opval-lend is dus dat deze projectmanager niet wordt aangesteld door de opdrachtgever maar door de hoofdaannemer en dat deze hoofdaannemer ook toezicht houdt op de werkzaamheden van de projectmanager en daar ook verantwoordelijk voor is. De hoofdaannemer verzorgt dus een totale aanbieding, laat de gehele coördinatie over aan een projectmanager maar is wel ver-antwoordelijk richting de opdrachtgever. De gedachte hierachter is dat de hoofdaannemer de risico’s draagt en dus ook de baas moet zijn. De hoofdaannemer heeft dus als enige een contract met de opdrachtgever.

In Australië wordt ervan uitgegaan dat de beroepseed van de consultant belangrijker is dan de relatie met de feitelijke opdrachtgever, de hoofdaannemer, waardoor de belangen van de opdrachtgever tijdens het project wor-den gewaarborgd. Maakt de projectmanager fouten, dan wordt hem het lidmaatschap van de beroepsvereniging ontnomen. Met andere

06950408_hfdst08.indd 185 16-11-2005 15:51:06

Page 196: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

186

woorden: de onafhankelijkheid van de adviseurs opererend als onderaannemer van de hoofdaan-nemer wordt geregeld via hun beroepsvereni-ging.

Kenmerkend voor Australië is dus het tot in het extreme doorvoeren van het uitbesteden van werk via zogenaamde ‘workpackages’. Dit geldt voor het totale proces van initiatief tot en met het ingebruiknemen, en niet alleen voor de onderaannemers zoals wij die in Nederland ken-nen, (stukadoors, metselaars, spuiters, schilders, enzovoort), maar ook voor de adviseurs. Een ander kenmerk is het uitbesteden via de project-management-vorm. In feite wordt een profes-sional aangetrokken om het proces te sturen en te beheersen met de bedoeling de onafhankelijk-heid richting de opdrachtgever via de beroeps-vereniging te waarborgen.

8.4 Verwachte markt-ontwikkelingen

Andere industrieën en landen zijn de revue gepasseerd en we kunnen concluderen dat we hiervan het nodige kunnen leren. Maar er is meer. Ook in Nederland is op een breed front onderzoek gedaan naar verwachte ontwik-kelingen, naar tekortkomingen in de huidige bouwnijverheid en de strategie die de komende jaren gevolgd zou moeten worden. Het is niet de bedoeling hier in dit hoofdstuk diep op al deze ontwikkelingen in te gaan, maar veel meer aan de hand van een aantal recente en richtingbepa-lende onderzoeken en publicaties de verwachte marktontwikkelingen voor de Nederlandse bouwnijverheid te schetsen.In dit kader hebben wij tien studies/onderzoeken geselecteerd:1 ARTB, Bouwvisie 2010;2 TNO, De economische kracht van de bouw;3 Bouwen op Kennis, studie van de Adviesraad voor Wetenschaps- en technologiebeleid (AWT);4 Het Nieuwe Bouwen, studie van TNO;5 Next Generation ICT in de Bouw, studie van Nederlandse bouw- en ICT-bedrijven onder-steund door Ministerie van Economische Zaken en Senter;6 PAIS, Beginnen bij het begin;

7 VISI, een studie van de Nederlandse bouw-keten en de overheid;8 De Parlementaire enquêtecommissie Bouwnij-verheid;9 Rethinking Construction, een studie uit het Verenigd Koninkrijk;10 Regieraad Bouw, Perspectief voor de Bouw.

8.4.1 ARTB, ‘Bouwvisie 2010’De ARTB heeft geprobeerd een prikkelende visie te geven over Nederland en de bouw in 2010, bezien in een internationale context.

De Adviesraad Technologiebeleid Bouwnijver-heid (ARTB) stelt zich tot doel een dergelijke visie te ontwikkelen in samenwerking met alle organisaties in de bouw- en installatiebranche in brede zin en de relevante overheid. De ARTB is in augustus 1990 geïnstalleerd door de toenmalige minister van VROM, mede na-mens zijn collega’s van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat. De Adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van:

• Ministeries van VROM, V&W en EZ, mede namens O&W en Defensie;

• brancheorganisaties in de bouw en installa-tietechniek: AVBB, BNA, ONRI, NVTB, UNETO en VNI;

• Bouw- en Houtbond FNV en Hout- en Bouwbond CNV.

8.4.1.a Sociaal-economische ontwikkelingenVolgens de ARTB is Nederland in 2010 met 16 miljoen inwoners het dichtstbevolkte land van de Europese Gemeenschap en kenmerkt het zich door een multiraciale samenleving met relatief veel ouderen. Ten opzichte van 1990 is de welvaart teruggelopen. Nederland heeft een gespreide economie, waarvan de sterke punten liggen op het gebied van landbouw en visserij, handel en transport en lichte industrie. Daar-naast is de dienstverlenende sector steeds be-langrijker geworden. Door een sterke internatio-nalisatie, die gepaard gaat met schaalvergroting, zijn Nederlandse bedrijven overgenomen door grote, buitenlandse concerns en omgekeerd. Door de toenemende internationale concurrentie is de marktpositie van het midden- en klein-

06950408_hfdst08.indd 186 16-11-2005 15:51:06

Page 197: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 187

bedrijf zwak.

8.4.1.b Landelijk en stedelijk gebiedVolgens de ARTB is in het stedelijk gebied de concurrentie tussen grond en wonen, bedrijven, winkels, verkeer en recreatie verhevigd. Neder-land is in 2010 nog steeds niet af. De urbanisatie van landelijke gebieden is doorgegaan, met name de noordvleugel van de Randstad, Utrecht, zuidwest Gelderland en Flevoland zijn grote groeiers geweest. Industrieën zijn voor het groot-ste deel verplaatst naar de rand van de stedelijke gebieden. Sommige oude industriegebieden zijn veranderd in woongebieden, vooral dankzij de overigens moeizaam op gang komende Publiek-Private Samenwerking (PPS). In de centra van de grote steden zijn rond de belangrijke knoop-punten van het openbaar vervoer city’s ontstaan, waar voornamelijk zakelijke dienstverlening te vinden is. Kenmerkend voor deze gebieden is dat er steeds hoger en steeds dieper werd gebouwd, waarbij multifunctioneel grondgebruik werd toegepast. Onder invloed van de ruimteschaarste zijn verschillende waterfronten, zoals kust, rivier-oevers en watergaten, ontwikkeld voor meervou-dig gebruik.

Meer gegoede burgers wonen in luxe hoog- bouwappartementen in of dichtbij de city’s en buiten de stad. Middenklassers wonen in de nieuwe stedelijke woongebieden en in satel-lietsteden (new towns) rond de grote steden. Minder bedeelden, onder wie veel allochtonen en ouderen, wonen veelal in de negentiende en twintigste-eeuwse wijken van de binnensteden die in een ring om de city’s liggen. Kantoren die de afgelopen decennia van de twintigste eeuw langs de autosnelwegen zijn gebouwd, staan voor een groot deel leeg of zijn al afgebroken. Deze ‘rafels langs de snelweg’ zijn overbodig ge-worden door het terugverplaatsen van kantoor-ruimten naar de city’s en de ontwikkeling van kantoorlocaties in randgemeenten. In plaats van kantoren langs de snelweg zijn er dicht bij de grote steden veel parkeergarages gekomen. In de stedelijke gebieden zelf is parkeren drastisch aan banden gelegd, waardoor verkeercongesties in de steden goeddeels zijn opgelost. Concentra-ties van winkels vindt men in de city’s en in de

nieuwe wooncentra voor de middenklasse.

8.4.1.c Woning- en utiliteitsbouwHoewel de bevolking sinds 1990 naar verhou-ding weinig is gegroeid, is het aantal huishou-dens in dezelfde periode toegenomen van 6 miljoen tot 7,2 miljoen (CBS 1992). Deze groei is veroorzaakt door de toenemende individuali-sering van de maatschappij, die heeft geleid tot een drastische verandering in de gezinssamen-stelling. Tussen 1990 en 2010 zijn daarom circa 2 miljoen, meest kleine nieuwbouwwoningen aan de voorraad toegevoegd. Anno 2010 is de nieuwbouwwoningmarkt vooral een vervan-gingsmarkt. De nadruk van de bouwactiviteiten ligt dan ook op de vernieuwbouw en renovatie: de aanpassing van de bestaande voorraad aan moderne wensen. Woonconsumenten zijn steeds mondiger geworden en eisen steeds meer kwa-liteit: een individueel toegesneden woning voor een betaalbare prijs.

Veel mensen werken en communiceren thuis via de computer en het telecommunicatienetwerk (‘telewerken’). Telewerken kan vanuit de woning gebeuren, maar ook vanuit kleine kantooreen-heden in de directe omgeving van woonwijken. Het karakter van kantoorgebouwen is door deze ontwikkelingen sterk veranderd. Het aantal indi-viduele werkplekken is drastisch teruggebracht; er zijn relatief veel ruimten voor vergaderen, overleg, ontvangsten en sociale ontmoetingen. De bestaande voorraad is nog steeds de grootste zorg voor gebouweigenaren en -beheerders. De economische gebruiksduur van gebouwen is steeds korter geworden. De mogelijkheden voor hergebruik zijn echter beperkt, omdat gebruikers van gebouwen steeds sneller hogere eisen stel-len.

8.4.1.d Bouwnijverheid organisatorischVolgens de ARTB zijn onder invloed van de eenwording van de Europese markt grote Ne-derlandse bouwbedrijven actief geworden in naburige landen, vooral door de overname van bouwbedrijven in die landen. Omgekeerd zijn er grote bouwbedrijven uit andere Europese landen op de Nederlandse markt verschenen. Mede vanwege hun omvang en ervaring met verplaat-

06950408_hfdst08.indd 187 16-11-2005 15:51:06

Page 198: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

188

singen over grote afstanden hebben Duitse en Franse bouwconcerns meer kansen gehad op de Nederlandse markt dan Nederlandse bedrijven op de Duitse en Franse markt. Bovendien heb-ben de overheid en het bouwbedrijfsleven in de jaren negentig verzuimd voldoende geld en draagkracht te investeren in het beïnvloeden van de Europese regelgeving. Evenmin is er tijdig geanticipeerd op deze regelgeving. Europese regelgeving dwingt tot schaalvergroting, maar de Nederlandse bouwnijverheid is te lang frag-mentarisch blijven werken. Dit heeft de Neder-landse bedrijfstak op internationaal niveau in een relatief ongunstige concurrentiepositie gebracht. Japanse bouwbedrijven zijn zeer actief in Europa. Ze bieden een ‘totaalproduct’ aan: de volledige ontwikkeling van een bouwwerk, inclusief fi-nanciering, ontwerp, uitvoering, inrichting en exploitatie.

De professionele opdrachtgevers van weleer, inclusief de rijksoverheid, zijn kopers of leasers geworden op de bouwmarkt: bestellers van eind-producten. Zij zijn in toenemende mate resul-taatverbindingen aangegaan en eisen garanties dat het eindresultaat voldoet aan de vooraf in de vorm van prestatie-eisen geformuleerde vraag. Zij laten de verantwoordelijkheid en het risico van het realiseren van het bouwwerk over aan de aanbiedende marktpartijen. Deze marktpartijen moeten het hele traject van prestatie-eisen tot en met het goed functioneren van de accom-modatie in de gebruiksfase beheersen. Daarbij willen opdrachtgevers één aanspreekpunt: één deelnemer, of als dat niet kan, één leverancier in de vorm van een samenwerkingsverband van verschillende deelnemers. Ook in dergelijke ge-vallen kunnen opdrachtgevers één partij aanspra-kelijk stellen.

De bedrijven die konden beschikken over zowel deskundigheid als de financiële draagkracht om garanties te bieden, hebben zich sterk kun-nen profileren als projectleveranciers. Naast enkele grote bouwbedrijven hebben ook pro-jectmanagement- en ingenieursbureaus zich nadrukkelijk op de markt voor totaalproducten gemanifesteerd. Deze bureaus zijn daartoe sa-menwerkingsverbanden met het verzekeringswe-zen aangegaan. Projectleveranciers verzekeren

zich tegen de risico’s die zijn verbonden aan het afgeven van een garantie voor het totaalproduct. Verzekeringsmaatschappijen exploiteren deze markt en treden daarbij in privaatrechtelijke zin sterk marktregulerend op.

De eindgebruiker van gebouwen is steeds mon-diger geworden. Hij eist waar voor zijn geld en wil invloed uitoefenen op zijn eigen woon- en werkomgeving. De eindgebruiker is bovendien in een positie gekomen dat hij zijn eventuele bestedingen in huisvesting kan afwegen tegen bestedingen in andere bedrijfsmiddelen en con-sumptiegoederen. Opdrachtgevers en gebruikers willen van tevoren een goede indruk krijgen van hun nieuwe huisvesting. Zij willen vooraf zien wat zij kopen.

8.4.1.d Structuur bedrijfstakIn 2010 heeft volgens de ARTB sinds 1990 de industrialisatie van het bouwproces zich sterk doorgezet. Steeds meer arbeid is verplaatst van de bouwplaats naar de fabriek: de bouwplaats is een assemblageplaats geworden. Een steeds gro-ter deel van de toegevoegde waarde in de bouw wordt gerealiseerd door de toeleveringsindustrie.

Om de concurrentie met andere bedrijfstak-ken aan te kunnen, moest de bouwnijver-heid producten met een gunstige prijs/kwaliteitsverhouding leveren. Een van de be-langrijkste middelen om dat te realiseren, is het optimaliseren van het productieproces. Dat geldt voor individuele bouwmaterialen en -componen-ten, maar ook voor complete accommodaties. Een bedrijf dat in ieder individueel project weer een ander product moet realiseren op basis van specificaties die door anderen zijn gemaakt, kan zijn productieproces niet echt optimaliseren. Om kwaliteit te kunnen bieden, hebben grote aanne-mersbedrijven in vele gevallen andere disciplines, zoals architecten en raadgevend ingenieurs, in de eigen gelederen geïntegreerd. Deze geïnte-greerde bedrijven ontwikkelen projectongebon-den producten of gebouwtypen die per geval zijn aan te passen aan de specifieke gebruikswen-sen en situaties. In sommige gevallen hebben ook grote raadgevende ingenieursbureaus het initiatief genomen hebben tot de integratie van disciplines. Andere bedrijven hebben ten be-

06950408_hfdst08.indd 188 16-11-2005 15:51:06

Page 199: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 189

hoeve van hun producten- en dienstenontwikke-ling strategische netwerken (comakership-relaties) gevormd van bouwbedrijven, adviesbureaus, gespecialiseerde onderaannemers en toeleveran-ciers.

8.4.1.f Rol en positie bouwpartnersDe ontwikkelingen in de bouwmarkt en de struc-tuur van de bedrijfstak hebben volgens de ARTB gevolgen gehad voor de positie en de rol van de participanten in het bouwproces. De belangrijk-ste bouwpartners passeren hier de revue:

• architecten;

• raadgevende ingenieursbureaus;

• uitvoerende bouwbedrijven;

• installatiebedrijven;

• toeleveranciers

De kerntaak van de architect, het maken van een synthese tussen programma, situatie en budget (het ontwerp), is in principe niet veranderd. De context waarin dit gebeurt, verschilt wel aan-zienlijk van die in 1990. Er zijn globaal drie typen architecten ontstaan:1 zij die de traditionele, onafhankelijke praktijk voorzetten, maar zich wel gespecialiseerd heb-ben;2 zij die specifiek situatiegebonden program-meren en ontwerpen maken op basis van veelal gestandaardiseerde componenten en in nauwere samenwerking met andere disciplines;3 zij die voor de toeleverende industrie nieuwe producten ontwikkelen (niet-projectgebonden componenten).

Ook raadgevende ingenieursbureaus zijn genood-zaakt geweest hun koers te veranderen. Een deel van de bureaus is een samenwerkingsverband aangegaan met kapitaalkrachtige, uitvoerende partners, daardoor gedwongen door opdracht-gevers die een totaalproduct vragen. Voor een ander deel van de bureaus is onafhankelijkheid een belangrijke pijler van hun bestaansrecht ge-bleven. Binnen dat deel zijn wel andere bureau-vormen ontstaan, door:

• bundeling raadgevende disciplines in grotere ondernemingen of netwerken (klant vraagt om een breed pakket);

• schaalvergroting toplaag bureaus (om interna-tionaal bestaansrecht te hebben);

• sterke specialisatie kleine bureaus (kleine bu-reaus met superspecialisten).

Er zijn globaal drie soorten uitvoerende bouwbe-drijven ontstaan:1 circa twee derde van de bouwmarkt anno 2010 bestaat uit kleinschalige projecten in de verbouw- en onderhoudssector. Kleine uitvoe-rende bouwbedrijven hebben een markt in dit segment, maar ook kleine, autonoom opere-rende units van grotere bouwbedrijven;2 middelgrote bouwbedrijven kunnen het zich niet langer permitteren zich te profileren als all-round bedrijven. Degenen die differentiëren en zich specialiseren op specifieke marktsegmenten of technologieën, hebben de beste kansen ge-had. Deze middelgrote bouwbedrijven opereren als onderaannemers;3 coördineren van alle specialismen in een project is een apart specialisme geworden, dat vooral terecht is gekomen bij grote aannemers-bedrijven. Grote bouwondernemers zijn, naast leveranciers van gebouwcasco’s, vooral project-coördinatoren geworden. Afwerken van casco’s wordt vooral gedaan door onderaannemers en toeleveranciers.

Veel installatiebedrijven hebben het ontwerpen, leveren en aanbrengen van technische installa-ties in één onderneming geïntegreerd. Sommige grote installatiebedrijven zijn samen met uitvoe-rende bouwbedrijven opgegaan in geïntegreerde bedrijven met een breed dienstenpakket van een hoog kwalitatief niveau. Daarnaast is er een veel-kleurig palet van kleine en middelgrote installa-tiebedrijven blijven bestaan, die zich veelal sterk gespecialiseerd hebben.

Toeleveranciers hebben zich sterk geconcentreerd op het verhogen van de toegevoegde waarde van hun producten. Dakpannenfabrikanten le-veren bijvoorbeeld niet uitsluitend dakpannen, maar volledig geïntegreerde daken, inclusief beschot, isolatie, goten, pannen en alle daarbij-behorende hulpstukken: alles in één modulair systeem. Waar vroeger nog vele disciplines be-trokken waren bij het maken van een dak (tim-merlieden, loodgieters en dakdekkers), wordt nu het hele pakket geleverd en aangebracht door

06950408_hfdst08.indd 189 16-11-2005 15:51:07

Page 200: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

190

één toeleverancier/co-maker.

8.4.1.g TechnologieDe informatietechnologie is in 2010 volgens de ARTB steeds belangrijker geworden. Uniforme productmodellen voor de bouw, CAD-CAM, EDI en PDI, spelen een belangrijke rol in één samenhangende informatietechnische infrastruc-tuur. Integraal ontwerpen (dat wil zeggen, met een gecoördineerde inbreng van alle relevante, gespecialiseerde disciplines) met behulp van computers is anno 2010 een normale praktijk. Met de ontwikkeling van geavanceerde visua-lisatietechnieken als virtual reality en multime-diatechnieken is ingespeeld op de eisen van de eindgebruiker om te kunnen zien (en beleven) wat ze kopen.

In een vragersmarkt vraagt de consument/eindgebruiker om individuele gebouwen. Dat lijkt in tegenspraak met de industrialisatie van het bouwproces en de ontwikkeling van gestan-daardiseerde, projectongebonden producten. Een oplossing is gevonden in ‘optionele stan-daardisatie’. Dat houdt in: werken met gestan-daardiseerde componenten die zodanig flexibel van vorm en grootte zijn, dat ze voldoende op-ties bieden om daarmee onderling verschillende gebouwen samen te stellen. Systemen voor een flexibele productieorganisatie hebben het boven-dien mogelijk gemaakt door middel van gestan-daardiseerde, projectongebonden productieme-thoden individueel toegesneden componenten te maken. Projectongebonden productontwikke-ling met series van één stuk horen daarmee tot de mogelijkheden. Optionele standaardisatie en flexibele productieorganisatie koppelen de voor-delen van industriële productie aan de markteis van individueel toegesneden bouwwerken.

In 2010 bestaat er in de particuliere woning-markt een duidelijk ‘groen’ segment. Milieu is, net zoals kwaliteit in de jaren negentig, een verkoopargument. Bouwwerken en bouwpro-ducten worden vanuit een levensduurbenadering bekeken en beoordeeld. De ARTB verwacht dan ook dat in 2010 veel nieuwe technologieën in Nederland zijn geïntroduceerd of in ontwikkeling

zijn, figuur 8.9. Bovenaan in de lijst staat vermeld het ondergronds bouwen.

Figuur 8.9 Nieuwe technologieën volgens ARTB

8.4.2 TNO, ‘De economische kracht van de bouw’De uitvoerende bouw heeft een sterke techni-sche basis, maar worstelt met de noodzakelijke vernieuwing van de bedrijfstak. Innovaties krij-gen weinig kans en het imago van de bouw als aantrekkelijke werkgever laat te wensen over. De publicatie ‘De economische kracht van de bouw’ van TNO geeft met behulp van de analyse- methodiek van Porter een interessant beeld van een van de belangrijkste sectoren van de Neder-landse economie. Daarenboven wordt een aantal onderling samenhangende voorstellen geformu-leerd. Deze moeten het mogelijk maken dat de bouw zijn economische kracht ten volle kan be-nutten. In de aanbevelingen ontmoeten techniek en cultuur elkaar in een boeiende confrontatie.

Wordt alles volgens TNO op een rijtje gezet, dan is te zien dat de Nederlandse bouw, op segmenten als de water- en milieubouw na, als geheel een voorbeeld is van een open markt met lage toetredingsdrempels zonder een noemens-waardige krachtsverhouding ten opzichte van toeleveranciers en afnemers. In figuur 8.10 zijn

In 2010 zijn onder meer de volgende technologieën in Nederland geïntroduceerd of in ontwikkeling:• ondergronds bouwen met behulp van boor-technieken;• trillingsloos en geluidarm heien;• vliesconstructie voor diepgelegen wegen;• geluidsarm, stofarm en selectief slopen;• roestvast constructiestaal;• upgraden van bouw- en sloopafval;• gemechaniseerd schilder-, boor-, beton- en metselwerk;• beton met treksterkte;• geautomatiseerde maatvoering;• aanbrengen van waterdichte lagen in de grond, zonder ontgraving;• stekkerklare inbouwproducten, zoals keukens en badkamers.

06950408_hfdst08.indd 190 16-11-2005 15:51:07

Page 201: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 191

de bedreigingen samengevat van de concurren-tiebepalende factoren in de sector.

Samengevat:

• toetredingsdrempels zijn te laag en blijven dat doordat grote ondernemingen zich nauwelijks differentiëren door een grotere technologische voorsprong, productontwikkeling, marketing, enzovoort;

• van de verschillende toeleveranciers hebben vooral de materialenproducenten geruime tijd geleden al een belangrijk deel van de bouwers afgesnoept, vooral in de B&U-sector;

• doe-het-zelfsector in de woningbouw heeft ten koste van de uitvoerende bouw een belang-rijk marktaandeel verworven;

• grote opdrachtgevers als Rijkswaterstaat zijn de eigen diensten op het gebied van onderzoek, ontwerp en ontwikkeling aan het afstoten, waar-door de concurrentie op de markt groter wordt;

• globaal is het territorium van de uitvoerende markt in de loop van de jaren kleiner geworden, terwijl de toetredingsdrempels niet hoger wer-den. De bouwers van hun kant hebben nauwe-lijks geprobeerd hun territorium uit te breiden door meer activiteiten of een groter dienstenpak-ket aan te bieden. Het gevolg is dat de concur-rentie tussen de bestaande bouwers nog heviger dreigt te worden.

Het resultaat is toenemende concurrentie. De technologische mogelijkheden van de sector zijn groot en de kwaliteit van wat er in Nederland

gebouwd wordt, is internationaal gezien boven het gemiddelde. Hier staat tegenover dat de dynamiek van de diamant, figuur 8.11, in de Nederlandse bouw eerder innovatieremmend is. De wijze van aanbesteden en de combinatie van wantrouwen en de beschermende rol van de overheid spelen hierin een cruciale rol. Het gevolg is dat de grote Nederlandse bouwonder-nemingen zich nauwelijks weten te differentiëren en alle energie steken in kostenconcurrentie. Dit is voor hen moeilijker dan voor de kleinere ondernemingen, die gemiddeld dan ook meer winst maken. De prijsconcurrentie leidt onder meer tot een hoge toelevering van arbeidsonge-schikten aan de WAO.

Ook in het netwerk zijn mechanismen actief die een averechts effect hebben. De vormen van marktafspraken en marktbescherming leiden niet tot een verbeterde rentabiliteit, terwijl samen-werking in projectverband in veel gevallen een uit concurrentieoogpunt opportunistisch karakter heeft. Ook de brancheorganisaties zijn te ver-snipperd ten aanzien van deelbelangen om in deze situatie verandering te kunnen brengen. Dit alles leidt in verschillende publicaties tot de vast-stelling dat de Nederlandse bouw ziek of zelfs verloederd is. TNO heeft een aantal elementen uit deze negatief werkende dynamiek samenge-bracht in figuur 8.11.

In het onderzoek komt TNO tot de conclusie dat er een trendbreuk noodzakelijk is. Ze geeft een reeks aanbevelingen om deze te realiseren. De

Figuur 8.10 Concurrentie in een krimpend territorium

Substitutie:doe-het-zelf-markt

Toeleverancierseigenen zich een

deel van debouwmarkt toe

Concurrentiebinnen kleiner

wordend gebied

Vraag:toenemend kleinereen meer gevarieerde

projecten

Lagetoetredingsdrempels

toenemendeaanwezigheid van

buitenlandse bouwers

06950408_hfdst08.indd 191 16-11-2005 15:51:07

Page 202: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

192

drie belangrijkste aanbevelingen worden hierna genoemd.

1 Ondernemers:

• duidelijke langetermijnstrategie is noodzake-lijk; van belang zijn scholing, veiligheid, techno-logie- en productontwikkeling en marketing;

• werken in richting van integratie van ontwerp en uitvoering;

• grotere afstemming met toeleveranciers en afnemers om sneller op de wensen van de afne-mers in te kunnen spelen.

2 Afnemers:

• bouwprojecten benaderen en uitgeven vanuit een levensduurbenadering;

• beter nadenken over de eisen aan bouwwer-ken in de toekomst;

• in samenwerking met de bouwers opzetten van demonstratieprojecten, deze evalueren en op basis hiervan weer nieuwe projecten opzet-ten;

• stimuleren van integratie van ontwerp en uit-voering.

3 Overheid:

• consequent en duidelijk beleid ten aanzien van upgrading, innovatie, kwaliteits- en milieu-zorg, informatisering, een goede mix van con-

Figuur 8.11 Diamant Nederlandse bouw vóór de trendbreuk

Productiefactorenafwachtende, volgende

houding van de bouw opkorte termijn capaciteit

opvullen geen differentiatie

Thuismarktwantrouwen,

overspecificatie, gunnungop basis van prijs nietbelonen van innovatie

Economische ordelage toetredingsdrempelslage-kosten-concurrentie

weinig constructievesamenwerking

Netwerkenopportunistisch, collusief

pogingen tot markt-beheersingen enmarktafscherming

Figuur 8.12 Diamant Nederlandse bouw ná de trendbreuk

Productiefactorenlangere termijn strategie

t.a.v. werknemers en eigentechnologische ontwikke-

lingen differentiatie

Thuismarktbeter formuleren toekomstigebouwbehoeften; opzetten enevalueren van demonstratie

projecten; belonen vaninnovatie prestatiebestekken

Economische ordehoge toetredingsdrempels

door upgrading endifferentiatie

sterkere sectororganisatie

Netwerkenintegratie ontwerp en

uitvoering interactie mettoeleveranciers enpotentiële kopers

06950408_hfdst08.indd 192 16-11-2005 15:51:08

Page 203: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 193

currentie en constructieve samenwerking;

• belangen als grote afnemer van de bouw niet laten interfereren met dit beleid.

In de diamant van figuur 8.12 heeft TNO de belangrijkste elementen uit de positief werkende dynamiek samengebracht. De aanbevelingen hangen nauw met elkaar samen. Elk van de par-tijen heeft belang bij de uitvoering ervan. Het is dan ook te hopen dat zij niet langer de proble-men naar elkaar doorschuiven, elkaar verwijten dat er niets kan, maar initiatieven nemen en ver-sterken om de mogelijkheden van de positieve dynamiek te realiseren.

8.4.3 ‘Bouwen op Kennis’De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Tech-nologiebeleid (AWT) heeft in 2000 het rapport Bouwen op Kennis uitgebracht. Hierin wordt vanuit mogelijke veranderingen van de sa-menleving gekeken naar de gevolgen voor de bouwnijverheid. Vervolgens stelt de AWT vast welke behoefte aan nieuwe kennis en vaardig-heden hieruit ontstaat. De AWT geeft de drie meest denkbare scenario’s, maar geeft niet aan welk scenario het meest waarschijnlijke is. Dat is ook niet nodig want de verandering voor de bouwnijverheid in de drie scenario’s spelen zich af rond dezelfde thema’s. Het is belangrijk dat de bouw zich verdiept in deze thema’s. Daarnaast is dit rapport interessant omdat het rapport drie scenario’s schetst, die breed herkend en erkend worden door vertegenwoordigers uit de bouw-wereld.

8.4.3.a Wat is de AWT?De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Tech-nologiebeleid (AWT) is een bij wet ingesteld adviesorgaan van de Nederlandse overheid. De AWT heeft sinds 1998, naast zijn adviserende taak, tevens de taak gekregen van het Ministe-rie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om verkenningen op het gebied van weten-schap en technologie uit te voeren. Een van de onderwerpen die de AWT in het kader van zijn verkenningentaak heeft opgepakt, betreft de toekomstige vraag naar kennis in de bouwsector. Voor het uitvoeren van deze verkenning heeft de AWT, in samenspraak met de Adviesraad Techno-logiebeleid Bouwnijverheid (ARTB), een verken-

ningscommissie ingesteld. De commissie heeft getracht de belangrijke vragen van maatschap-pelijke aard vast te stellen, waarvoor de bouw in deze eeuw komt te staan. Op basis hiervan heeft de commissie gekeken naar de hieruit voort-vloeiende behoefte aan kennis. Vervolgens zijn zogenaamde kennisthema’s, oftewel scenario’s vastgesteld. De nadruk ligt op een kwalitatief beeld, en niet op het precies voorspellen van de toekomst.

8.4.3.b Scenario ‘Oud Goud’Het scenario ‘Oud goud’ gaat ervan uit dat sociale cohesie de maatschappelijke orde blijft bepalen. De lijn van het ‘poldermodel’ wordt doorgetrokken naar de toekomst. In de ruim-telijke inrichting speelt de overheid als bemid-delaar, conflictbeheerser, een doorslaggevende rol. De nadruk ligt op conserveren, beschermen, behouden wat goed is, selectieve versterking en vooral ook opwaardering van gebieden die achter dreigen te blijven. Er wordt dringend nagedacht over de vraag wat er gebouwd moet worden, want men ziet het bouwen als een vorm van ‘social engineering’. In het beantwoorden van die vraag wordt veel energie gestoken. Daarom ontstaat er een uitgebreide adviessector die gericht is op alle aspecten die in het voor-traject aan de orde komen: beheer, financiering, inspraak, kostenopstelling, afweging, (milieu)- effectrapportage. Dit scenario kent een bouw-vraag die uitgaat van karakteristieken als duur-zaamheid, bruikbaarheid, lokale gewoonten en veel verschillende belanghebbenden. Het bouw-project heeft veel ‘traditionele’ kenmerken; prijs als concurrentiewapen, scheiding tussen ont-werp en uitvoering, lokale bouwgewoonten, lokale bouwmarkten en weinig internationale concurrentie.

8.4.3.c Scenario ‘Metropool in de Delta’Het scenario ‘Metropool in de Delta’ ziet de dienstverlening, georganiseerd rond de handels-functie van Nederland, als dominant gegeven. Hierop wordt de ruimtelijke inrichting van Ne-derland door middel van vele bouwprojecten toegesneden. De overheid neemt daartoe vaak het initiatief maar bemoeit zich niet in detail met deze projecten. Zowel overheid als de private opdrachtgevers hanteren een vergaand en strin-

06950408_hfdst08.indd 193 16-11-2005 15:51:08

Page 204: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

194

gent eisenpakket. Functionaliteit staat voorop, maar ook eisen aan veiligheid, binnenklimaat en bouwsnelheid zijn van ongekend niveau. Hier-tegenover staat veel bewegingsvrijheid bij de aanbodzijde. Er is substantiële ruimte voor aan-bieders van totaalconcepten, zodat de integratie van ontwerp en uitvoering ver gevorderd is. Dit alles vereist wel slagkracht en een lange adem van de grote bedrijven en bijgevolg is dit de wereld van de grote spelers. Deze zijn in staat in alliantievorm en/of internationaal te opereren, en hebben toegang tot de kennis.

8.4.3.d Scenario ‘Elk wat wils’‘Elk wat wils’ is een scenario waarin mobiliteit feitelijk onbegrensd is. Dat geld op de korte termijn (woon-werkverkeer, reizen naar het bui-tenland, alternatieve keuze tussen verschillende transportmodaliteiten) en op langere termijn (migratie, verschillende verblijfplaatsen per huis-houden). De overheid is werkelijk teruggetreden

en concentreert zich op de meeste essentiële voorzieningen. In zekere zin is de burger in dit scenario een moderne nomade die al naar gelang de behoefte neerstrijkt op een van de vele, hem ter beschikking staande verblijfplaat-sen. De landsgrenzen verliezen hun psycho-logische betekenis. De persoonlijke levensstijl kent een hoge dynamiek. Deze wereld kent een zekere vluchtigheid die ook op het bouwen van invloed is. Opdrachtgevers zijn geïnteresseerd in ambiance en gemak. Energiebesparing is geen item meer. Bouwwerken kennen een korte le-vensduur (er is sprake van een wegwerpcultuur). Veel bedrijven uit de toeleveringsindustrie willen rechtstreeks op de bouwmarkt aanbieden. Het feitelijke ‘op de bouw plaats bouwen’ is door vergaande industrialisering gereduceerd tot het leveren, assembleren en installeren. Dominant concurrentiemiddel is service en het kunnen inspelen op individuele wensen. Bijzonder kans-rijk zijn de combinaties van kleine bedrijven die

Figuur 8.13 Verschillen in overheidsoptreden en ruimtelijke inrichting bij de drie scenario’s

Oud Goud Metropool in de Delta Elk Wat Wils

• Regionale identiteit• Culturele segregatie

• Bewustwording unieke ligging van Nederland

• Demografische trek weg van de Randstad

• Complexe besluitvorming• Steun voor overheid als

conflictbeheerser

• Overheid schept ruimtelijke randvoorwaarden

• Maximaal uitnutten beperkt

• Ruim baan voor mobiliteit• Minimale overheids-

bemoeienis• Bouwen in achterstandsgebieden• Bouwen als social engineering

aantal bouwlocaties • Overvloed aan bouwkavels• Overheid is zelden

• Overheid als indirecte opdrachtgever

• opdrachtgever

Oud Goud Metropool in de Delta Elk Wat Wils

• Centraal probleem: wat moeten we bouwen?

• Veel hergebruik bestaande locaties, bouwwerken en infrastructuur

• Overheid belangrijkste financier grote bouwprojecten (infrastructuur, kust- en oeverwerken, bodemsanering, enzovoort)

• Bouwbehoefte overheid volledig conjunctuur- afhankelijk gemaakt

• Geen verschil publieke en private opdrachtverlening

• Veel belanghebbenden• Lage beheerskosten en bouwkosten staan voorop• Gedetailleerd planologisch beleid

• Private opdrachtgevers uitsluitend geïnteresseerd in functionaliteit

• Flexibel gebruik bouwwerken

• Entourage, sfeer, ambiance, gemak, kenmerkend voor de vraag

• Wegwerpcultuur

• Duurzaam bouwen belangrijk • Hoge eisen aan comfort, veiligheid (security) bouwsnel-heid

• Energiebesparing geen item meer

Figuur 8.14 Verschillen in de karakteristiek van de bouwaanvraag bij de drie scenario’s

06950408_hfdst08.indd 194 16-11-2005 15:51:09

Page 205: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 195

gebouwen als eindproduct aanbieden, in com-binatie met grote toeleveranciers (franchising, dealerformules).

8.4.3.e De scenario’s in beeld gebrachtDe ruimtelijke inrichting hangt sterk samen met de rol van de overheid, figuur 8.13. Zeer actief ingrijpend, voorwaarde scheppend of zeer terug-houdend. De bouwvraag kan zeer gedetailleerd, specifiek, op maat toegesneden van aard zijn of juist zeer generiek en termen van functionaliteit of ambiance geformuleerd worden, figuur 8.14. De bedrijfstak bouw kan verschillende vormen aannemen sterk gesegmenteerd, of juist geïn-tegreerd, dominantie vanuit één der sectoren (uitvoering, toelevering) of juist niet, figuur 8.15. Verschillende contractvormen en concur-rentieverhoudingen zijn denkbaar: concurrentie op prijs, concept of product, of serviceaspecten.

Dat geldt ook voor contractvormen: traditioneel of niet traditioneel, figuur 8.16. De mate waarin bedrijven samenwerken kan variëren.

8.4.3.f De scenario’s vergelekenOnderstaand puntsgewijs de uitersten tussen de verschillende scenario’s:

• wat betreft de ruimtelijke inrichting is een restrictieve grondpolitiek, beperking van de mobiliteit en behoud van het bestaande het ene uiterste. Hiertegenover staat een denkbare wereld van het bouwen in lager dichtheden met een groot ruimtelijk beslag, niet gehinderd door enige beperking van mobiliteit;

• al naar gelang de mate waarin de overheid intervenieert en vragers op de bouwmarkt zich van elkaar onderscheiden, kan de bouwvraag zeer verschillend zijn. Veel kleine projecten te-genover enkele grote multifunctionele projecten. Gebruiksgemak versus duurzaamheid;

• de aanbodstructuur van de bouwmarkt vari-

Oud Goud Metropool in de Delta Elk Wat Wils

• Gespecialiseerde dienst- verlening rond bouwen, beheren, ontwerpen, verhuur, verkoop. Veel concurrentie en innovatie

• Ruimte voor aanbieders van totaalconcepten

• Integratie ontwerp, uitvoering en onderhoud (‘totaalbenadering’)

• Rechtstreeks aanbod toeleveranciers op de eindmarkt

• Veel kleine gespecia- liseerde ontwerp-

• Scheiding ontwerp en beheer• Schaarste aan vaklieden

in de bouw• Uitvoerende bouw sterk

• Lange adem belangrijk (visie, relatienetwerken, financiering)

en bouwbedrijven in allianties

• Afnemende rol hoofdaan- nemer en ontwerpsector

capaciteitsgedreven • Internationalisatie productie, lokale afzet

Oud Goud Metropool in de Delta Elk Wat Wils

• Prijs is het belangrijkste concurrentiewapen

• Onderscheidend vermogen van concept of product

• Concurrentie op service en klantgericht aanbod

• Traditionele aannemings- overeenkomsten

• Nieuwe contractvormen (alliancing, partnering)

• Aanbod van buiten de bouwbranche

• Weinig internationale concurrentie

• Grote internationale spelers en internationale concurrentie

• Bouwen is marketing, verkoop en logistiek

• Lokale bouwgewoonten en relatienetwerken belangrijk

• Lokale subcontracting• Toegang tot kennis belangrijk

• Proven technology belangrijk • Life cycle costing

• Gesegmenteerde bedrijfskolom

Figuur 8.15 Verschillen in aanbodstructuur bij de drie scenario’s

Figuur 8.16 Verschillen in contracten en concurrentie bij de drie scenario’s

06950408_hfdst08.indd 195 16-11-2005 15:51:09

Page 206: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

196

eert met de vraag. Veel kleine ondernemingen, gespecialiseerd naar product of lokaal bereik tegenover grote internationaal opererende on-dernemingen;

• met de structuur van de bedrijfstak verande-ren ook de contractvormen en concurrentiewij-zen. Naast bestaande contractvormen komen ook nieuwe vormen aan bod. Werkwijzen gericht op realisatie per project of juist kiezend voor lange termijn procesbenaderingen en industriële vervaardiging. Concurreren op prijs of op pro-duct, concept of service;

• de bouw zal in de nabije toekomst op de ver-anderingen moeten reageren. Veranderingen die om nieuwe kennis en vaardigheden vragen;

• een veranderde positie van de overheid die mede wordt ingegeven door de voortschrijdende integratie binnen Europa. In de regelgeving en ook bij grote ruimtelijke ingrepen verandert de rol van de overheid. De interactie tussen partijen en belangengroepen, waarvan de overheid er zelf een is, neemt toe. De verhouding tussen op-drachtgevende en regelgevende overheid ener-zijds en het bedrijfsleven anderzijds zal daardoor veranderen. Dit vraagt om nieuwe vaardigheden zowel op operationeel (beïnvloeding en besluit-vorming) als politiek niveau;• de verschuiving van de projectgerichte bena-dering van het bouwen naar een procesgerichte invalshoek. Zoals vele andere bedrijfstakken staat de bouwnijverheid momenteel voor de opgave de verschillende procesfasen beter op elkaar af te stemmen. Deze opgave vloeit voort uit de voortgaande rationalisering van het bouw- en beheersproces zelf, naast de nieuwe eisen die aan bouw- en kunstwerken gesteld worden;

• procesintegratie is een belangrijke behoefte bij het bedrijfsleven. Deze behoefte leidt tot nieuwe kennisvragen met betrekking tot bouw-procesintegratie, contractvorming, management op projecten en industrieel bouwen;

• de inhoud, met name de functionaliteit, van de vraag naar bouwproducten verandert. Het beantwoorden van deze andersoortige vraag be-tekent dat het ontwerpen een methodisch karak-ter zal moeten krijgen en de benaderingswijzen op basis van bestaande receptuur en bewezen technologie zullen veranderen.

8.4.4 Het Nieuwe Bouwen

IN 2001 is TNO Bouw gestart met onderzoek naar bouwprocesinnovatie. Het streven was om te komen tot het ‘Nieuwe Bouwen’, waarmee alle problemen in de bouw worden aangepakt. Kenmerkend van het Nieuwe Bouwen is het ‘Waarde-Prijs-Kosten model’. Een raamwerk om de noodzakelijke veranderingen gestructureerd in kaart te brengen maar ook de gewenste pro-cesinnovatie in de bouwsector.

8.4.4.a Waarom het Nieuwe Bouwen?Met het Nieuwe Bouwen wordt ingespeeld op de vraag of er dynamisch gestuurd kan wor-den op de beheersing van risico’s en kosten, en tegelijkertijd de meerwaarde voor de vrager zodanig vergoot kan worden dat de winst van de aanbieder verzekerd blijft. In figuur 8.17 is dit beeld weergegeven. De gedachte hierachter is dat de bouwnijverheid van oudsher zoekt naar zekerheden. Dit begint al bij de vraag die men nauwkeurig wil specificeren voorafgaand aan een project, terwijl de vraag in meer of mindere mate altijd zal bijdraaien als het project vordert en als het inzicht in de werkelijke vraag toeneemt. Ook externe factoren kunnen hierop van invloed zijn.

Waarde

Prijs

Kosten

Meer-waarde

Winst

Totaalnut

Aan-biederVrager

Figuur 8.17 Door het dynamisch sturen van het proces de

meerwaarde voor de vrager vergroten en de winst voor de

aanbieder verbeteren

Conclusie is dat vraag en aanbod in de tijd vari-eren en daardoor invloed op elkaar uitoefenen. Om dit te kunnen opvangen is het logisch dat men het proces zodanig inricht dat er bijge-stuurd kan worden als vraag en aanbod of als de omstandigheden en omgeving veranderen. Er moet kunnen worden ingespeeld op wijzigende omstandigheden en toenemend inzicht ten aanzien van de vraag. Aanbieders moeten dan

06950408_hfdst08.indd 196 16-11-2005 15:51:10

Page 207: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 197

ruimte hebben om op de veranderende vraag te kunnen reageren.

8.4.4.b Het Waarde-Prijs-Kosten modelHet bouwproces moet zodanig worden ingericht dat het nut, het verschil tussen waarde en kos-ten, wordt vergroot. Om dit te kunnen bereiken zal de interactie tussen vragers en aanbieders in de bouw daarop gericht moeten zijn, figuur

8.18.De basis voor het Nieuwe Bouwen wordt ge-vormd door dit Waarde-Prijs-Kosten model. Bin-nen dit model zijn drie belangrijke hoofdelemen-ten te onderscheiden:1 de waarde van een bouwwerk voor de vrager;2 de kosten die de aanbieder voor het bouw-werk moet maken;3 de prijs die de vrager en de aanbieder voor het bouwwerk overeenkomen.

Zoals ook blijkt uit figuur 8.18 is het verschil tussen de prijs en de kosten de winst voor de aanbieder of opdrachtnemer. De meerwaarde voor de vrager, de opdrachtgever is het verschil tussen waarde en de prijs. Voor alle duidelijkheid wordt onder de vrager en de aanbieder alle spe-lers binnen de bouwketen verstaan.

Het Nieuwe Bouwen heeft uiteindelijk tot doel het vergroten van het verschil tussen waarde en kosten, dus het nut van elke stap in de keten. Hierdoor moeten vervolgens de meerwaarde van de vrager en de winsten van de aanbieders gaan toenemen. Via het Waarde-Prijs-Kosten model

Vraag Aanbod

Meerwaarde

Winst

Waarde Prijs Prijs Kosten

Waarde

Meerwaardevoor

vrager

Winstvoor

aanbieder

Prijs Kosten

Het Programma van Eisen is de koppelingtussen de gevraagde waarde en de prijs

Het concept is de koppeling tussen dekosten en de prijs

Figuur 8.18 Vergroten van het nut door verkleinen van

kosten en risico’s

Figuur 8.19 Dynamisch koppelen van waarde, prijs en kosten

Waarde

Prijs

Kosten

Transactie-kosten en

risicoProductie-risico en

aanbiedings-kosten

Vraag-specificatie

risico enkosten

Meerwaarde

Winst

Nut

Nut

06950408_hfdst08.indd 197 16-11-2005 15:51:10

Page 208: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

198

sturen vragers en aanbieders gezamenlijk en in een dynamisch proces aan op het vergroten van nut, figuur 8.19.

8.4.4.c Hoofdelementen van het Nieuwe BouwenDe hoofdelementen van het Nieuwe Bouwen zijn:◆ het Nieuwe Vragen;◆ het Nieuwe Aanbieden;◆ het Nieuwe Samenwerken.

Deze drie elementen leiden gezamenlijk tot het Nieuwe Bouwproces, figuur 8.20.

◆ Het Nieuwe VragenDe strekking van het Nieuwe Vragen is dat de vrager zichzelf beter oriënteert op het aanbod voordat hij alles tot in detail specificeert en een prijs vraagt voor zijn gespecificeerde bouwwerk. De vraaginnovatie bestaat er dus uit dat de vra-ger een initieel concept benoemt met daarin een gewenste waarde-prijs koppeling. De vrager betrekt de aanbieder bij de specificatie van de vrager. De achtergrond hiervan is dat de vrager erkent dat hij zijn vraag niet autonoom kan spe-cificeren, maar dat hij samen met de aanbieder en door voortschrijdend inzicht, zijn vraag beter zal kunnen formuleren. Dit laatste vindt dan plaats tijdens het proces.

◆ Het Nieuwe AanbiedenDe aanbieder anticipeert op de vraag. Hij helpt de vrager bij het formuleren van zijn vraag, door middel van het schetsen van mogelijkheden, alternatieven en varianten. In het rapport wordt dit aanbodinnovatie genoemd, waarbij de aan-bieder laat zien en aantoont dat hij het proces beheerst en beschikt over kennis en expertise. De aanbieder schuift op in de keten en wordt van aannemer, manager van het proces. Het doel van dit Nieuwe Aanbieden is dat de bouw zich zal gaan opstellen als aanbieder van integraal gebouwde functies en instandhouding van die functies over de levenscyclus. Aldus ontstaat een transformatie van de bouw van productecono-mie naar een diensteconomie.

◆ Het Nieuwe SamenwerkenIn het rapport van TNO wordt dit de transactie-innovatie genoemd: een geheel andere wijze van omgang en contractering. Kenmerkend is dat bij de prijsvorming niet vastgelegd wordt wat niet kan worden voorzien en overzien. Vastgelegd wordt hoe men ermee om moet gaan.Samengevat: de moeite en kosten om zaken te kwantificeren die feitelijk niet zijn te kwantifice-ren worden nu besteed aan een betere aanstu-ring van het proces.

Gestart wordt door vrager en aanbieder met

Het Nieuwe Vragen Het Nieuwe Aanbieden

Het Nieuwe Samenwerken

Het Nieuwe Bouwproces

Waarde Prijs Kosten

Figuur 8.20 Het Nieuwe Bouwen

06950408_hfdst08.indd 198 16-11-2005 15:51:11

Page 209: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 199

een concept als beginvraag tegen een richtprijs. Tijdens het proces wordt er gestuurd om te komen waar men wil komen en met maximaal nut, meerwaarde en rendement. Dit dynamisch sturen is er altijd op gericht om te komen tot maximalisering van het nut. Om dit te bereiken binnen de bouwnijverheid zal er een ware cul-tuuromslag moeten plaatsvinden, zowel bij de vragers als de aanbieders.

Het Nieuwe BouwprocesHet doel van het Nieuwe Bouwproces is om een meerwaarde krijgen voor de vrager en winst voor de aanbieder en daarmee het maatschap-pelijk nut van het bouwen. Kenmerkend is dus dat niet wordt gestuurd op een vastgelegde prijs van het concept vooraf, maar op een maximaal nut achteraf. Voor alle duidelijkheid, dit staat niet voor een ‘open einde regeling’, maar voor een gezamenlijk zoekproces naar wat werkelijk wenselijk en mogelijk is.Samenvattend kan worden gesteld dat het Nieuwe Bouwproces wordt gekenmerkt door een nieuwe dynamiek, nieuwe rollen en een ver-beterde effectiviteit en efficiëntie. Alle partijen in de bouw zullen binnen dit concept zelf hun rol moeten bepalen.

8.4.4.d Voordelen van het Nieuwe BouwenHet beeld van het Nieuwe Bouwen is duidelijk. Niet meer sturen op de laagste prijs vooraf en nog meer regelgeving om het bouwen in de tang te houden, maar intensieve samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer vanaf het eerste begin. Opdrachtgever en opdracht-nemer sturen samen dynamisch op nut achteraf.Wat zijn de te verwachten effecten van deze aan-pak? TNO verwacht het volgende:

• een betere marktwerking;

• betere bouwwerken;

• goedkopere bouwwerken;

• een versterking van de sector;

• meer nut voor de belanghebbende.

Als afsluiting van het rapport wordt gesteld dat er gemeenschappelijk gewerkt moet worden om het kennispeil te verhogen, gericht op het Nieuwe Bouwen. De bouwministeries moeten hun denkkracht mobiliseren bij het aanbeste-den van projecten, de kennisinstellingen zullen

projecten moeten voeden met relevante en bruikbare kennis en het bedrijfsleven zal zich pro-actief moeten opstellen in projecten en par-ticiperen in het bieden van waardetoevoegende oplossingen en functionaliteit.

Vervolgens wordt er gewezen naar het Verenigd Koninkrijk waar het programma ‘Rethinking Construction’ leidt tot veel succes. Gesteld wordt dat de situatie in Nederland zo nijpend is ge-worden dat wij ook behoefte hebben aan een gezamenlijk nationaal onderzoeks- en actiepro-gramma naar proces- en systeeminnovatie in de bouwsector. In navolging van het Verenigd Ko-ninkrijk wordt gepleit voor een programma waar opdrachtgevers, opdrachtnemers, overheid en bedrijfsleven samen moeten werken om invulling te geven aan:

• het nieuwe vragen, het nieuwe opdrachtge-verschap;

• het nieuwe aanbieden, het nieuwe onderne-merschap;

• het nieuwe samenwerken.

8.4.5 Next Generation Scenario ICT in de BouwHet Next Generation Scenario ICT in de Bouw (NGS ICTbouw) is gebaseerd op een brainstorm met een brede vertegenwoordiging vanuit de bouwsector. Het doel van dit stuk is om bedrij-ven de toekomstige ontwikkelingen op het ter-rein van ICT in de bouw te schetsen. Dit Next Generation Scenario is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en vloeit voort uit het actieplan Concurreren met ICT-com-petenties (CIC). CIC is een interdepartementaal plan met als doelstelling om de ICT-ontwikkeling en toepassing in Nederland te bevorderen.

8.4.5.a De vier ontwikkelrichtingen van NGS ICTbouwHet NGS ICTbouw geeft in het kader van dit hoofdstuk een inspirerend beeld van mogelijke ICT-ontwikkelingen in de bouw. Wat kan de ICT in optima forma betekenen voor de bouw? Een beeld geheel los gezien van deze vele maat-schappelijke, economische, organisatorische- en culturele veranderingen, die voorwaarde zijn

06950408_hfdst08.indd 199 16-11-2005 15:51:11

Page 210: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

200

voor het op deze wijze kunnen toepassen van ICT in de bouw.

Het NGS ICTbouw bestaat uit vier ontwikkelrich-tingen:1 Business to Client;2 Business to Business;3 interne automatisering in bedrijven;4 ‘intelligente’ producten en bouwwerken.

1 Business to ClientHet eerste onderdeel gaat in op de afstemming tussen vraag en aanbod. ICT maakt het bouw-proces transparant voor opdrachtgevers, eind-gebruikers en andere belanghebbenden. Virtuele technieken bieden hen de mogelijkheden om verregaand invloed uit te oefenen op proces en product. Bij het ontwikkelen van bouwwerken wordt de gehele levenscyclus in beschouwing genomen.

2 Business to BusinessDit behandelt de communicatie tussen bouw-partners anno 2008. Bedrijven die betrokken zijn bij een bouwproject wisselen digitale informatie uit via open standaarden, virtuele project- omgevingen en centrale projectdatabases. In-tegraal ontwerpen is de standaard. Informatie wordt één keer ingevoerd en vervolgens herge-bruikt voor vele doeleinden in de gehele levens-cyclus van een bouwwerk.

3 Interne automatisering in bedrijvenBedrijven hebben hun interne, digitale informa-tiestromen geheel geïntegreerd, inclusief E-com-merce en de informatiestromen van en naar de bouwplaats. Er is geen verschil tussen interne communicatie in projecten en communicatie met externe projectpartners; men wisselt digitale informatie uit via dezelfde open standaarden en via dezelfde virtuele projectomgevingen.

4 ‘Intelligente’ producten en bouwwerkenHet laatste onderdeel ten slotte handelt over ICT-toepassingen die zijn geïncorporeerd in ‘in-telligente’ producten en bouwwerken. Aan de orde komen onder meer toepassingen voor de monitoring van de conditie van bouwwerken of bouwdelen, intelligente ondersteuning van het

gebruik van bouwwerken en intelligente bouw-machines.

Standaardisatie en digitalisering van vakinhoude-lijke informatie en informatietransacties zijn een belangrijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de beschreven visies. Daarnaast is een cul-tuuromslag in de bouw noodzakelijk. Dankzij ICT kunnen opdrachtgevers en eindgebruikers hun wensen en eisen beter in het bouwproces tot uitdrukking brengen. Verwacht wordt dat hun steeds hogere eisen een cultuuromslag zullen afdwingen. Hoewel beide onderwerpen relevant zijn voor toekomstige ontwikkelingen op het ter-rein van ICT is ervoor gekozen om ze niet onder-werp van discussie te maken in dit scenario. Het Next Generation Scenario blikt vooruit op een termijn van 4–7 jaar, en naar de technologische en economische ontwikkelingen die dan van belang zijn. De achterliggende gedachte van het actieplan ‘Concurreren met ICT Competenties’ is dat op basis van het toekomstscenario ICT-door-braakprojecten worden opgesteld. Dit zijn pro-jecten die bijdragen aan relevante ICT-ontwik-kelingen in Nederland. Deze projecten kunnen wel elementen van standaardisatie of culturele verandering in zich hebben, maar het hoofddoel ligt op de technologische en economische inno-vaties op het terrein van ICT in de bouw.In de volgende subparagrafen wordt dieper inge-gaan op de vier ontwikkelrichtingen.

8.4.5.b ‘B2C’: Business to ClientDe afstemming tussen vraag en aanbod in de bouw is anno 2008 een belangrijke concurrentie-factor. De aanbieder die het afstemmingsproces het best beheerst, heeft een belangrijk concur-rentievoordeel. ICT-applicaties stellen aanbieders in staat om snel te reageren op wensen van eindgebruikers en hen snel inzicht te bieden in mogelijke consequenties voor onder meer de kosten, de doorlooptijd en de exploitatie. Ont-werpvarianten worden met simulatiemodellen automatisch en ‘real time’ getoetst aan prestatie-eisen en wet- en regelgeving.Bij het realiseren van een bouwwerk wordt de gehele levenscyclus in acht genomen, van initi-atief tot sloop, figuur 8.21. Digitaal opgeslagen ervaringsgegevens over de exploitatie van bouw-werken wordt (her)gebruikt bij keuzes in de initi-

06950408_hfdst08.indd 200 16-11-2005 15:51:11

Page 211: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 201

atief- en ontwerpfasen. Omgekeerd worden ont-werp- en uitvoeringsgegevens met behulp van ICT-applicaties hergebruikt in de exploitatiefase van het bouwwerk, zodat onderhoud, renovatie en functionele aanpassingen doelmatig kunnen worden uitgevoerd. Informatie wordt in en tus-sen de fasen in de levenscyclus uitgewisseld en opgeslagen via open standaards. Het vroegtijdig nadenken over de exploitatiefase straalt uit naar bouwtechnische innovaties. Aanpasbaarheid aan veranderende gebruikseisen in de gebruiksfase speelt daarbij een hoofdrol. Er wordt niet alleen ontworpen voor de eerste gebruiker, maar ook voor de generaties daarna. Opdrachtgevers maken beheer en onderhoud onderdeel van de opdracht, zodat de aanbieders zelf veel belang hebben bij het rekenen met levensduurkosten. Daarvoor zijn betrouwbare ICT-toepassingen noodzakelijk. Het leveren van facility manage-ment services (als vervolg op het ontwerpen en bouwen) is een belangrijke markt voor aanbie-ders in de bouw (niet alleen life cycle costing, maar ook life cycle earning).

8.4.5.c ‘B2B’: Business to BusinessIntegraal ontwerpen, met gelijktijdige en gelijk-waardige inbreng van alle betrokken disciplines (co-engineering) is de standaard. Internettechno-logie helpt om snel en flexibel samenwerkings-

verbanden te formeren: ‘hoe vind ik de juiste informatie en de juiste personen met de juiste deskundigheid?’. Afstand is geen criterium meer voor co-engineering. Het ontwerpen, uitwer-ken en voorbereiden van bouwwerken gebeurt computerondersteund via virtuele projectkan-toren. Ontwerpers werken vanaf verschillende locaties samen aan één tekening, waarbij ze met webcams onderling contact houden. Ze maken gebruik van geïntegreerde software die via het virtuele projectkantoor beschikbaar is (applica-tion sharing). Zo zijn er applicaties voor 4D-CAD, virtual reality, workflow-management, simulatie (onder meer voor toetsing functionele eisen en regelgeving), videoconferencing, mobiele com-municatie en kostenmanagement.

ICT speelt een sleutelrol bij het transparant ma-ken, delen en beheersen van projectinformatie. Informatie wordt maar één keer ingevoerd en daarna door iedereen hergebruikt. Projectpart-ners communiceren digitaal met elkaar (maar ook intern) via open standaards voor data-transactie en data-content. In projecten wordt gewerkt met centrale projectdatabases. Alle projectpartners halen daaruit de informatie die zij voor hun applicaties nodig hebben en slaan er omgekeerd hun eigen projectinformatie in op. Iedere partner werkt daardoor altijd met de meest actuele projectinformatie. Collectieve ken-nis is online beschikbaar via een kennisnet, dat gesystematiseerde kennisregels van onderzoeks-instellingen, onderwijsinstellingen, branche- en beroepsorganisaties toegankelijk maakt .

De informatiestromen in ontwerp en uitvoering vloeien (vooral bij de geïntegreerde contractvor-men) geleidelijk in elkaar over en verlopen via dezelfde virtuele projectomgevingen. Ontwerpen worden direct doorvertaald naar producten die elektronisch worden besteld en/of gemaakt en ‘just in time’ worden geleverd. Uitvoerende en toeleverende bedrijven voeren hun onderlinge transacties volledig elektronisch uit; deze E-com-merce verloopt geheel via het Internet. Stan-daards voor de uitwisseling van informatie in het bouwproces en E-commerce zijn volledig geïnte-greerd. Het gebruik van mobiele data-applicaties (‘M-business’) zorgt voor snelle en accurate dis-tributie van informatie, onafhankelijk van plaats

informatiestromeninitiatieffase

informatiestromenontwerpfase

informatiestromenuitvoeringsfase

informatiestromenexploitatiefase

levenscyclusbouwwerk

Figuur 8.21 De informatiestromen in de fasen van de

levenscyclus van een bouwwerk vormen een doorlopend

geheel

06950408_hfdst08.indd 201 16-11-2005 15:51:12

Page 212: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

202

en tijd. CAD-bestanden worden doorvertaald naar 4D-bouwplaatsinstructies en verstuurd naar mobiele apparatuur op de bouwplaats. Informa-tie wordt in één keer binnengehaald, vastgelegd en simultaan gedistribueerd aan vele teamleden.

8.4.5.d Interne automatisering bij bedrijvenGrotere bedrijven hebben systemen voor ‘Enterprise Resource Management’ (ERP) en ‘Corporate Resource Management’ (CRM) geïm-plementeerd. Daarin zijn – afhankelijk van aard en omvang van het bedrijf - zaken als de bedrijfs-administratie, projectadministratie, inkoop (E-business), voorraadbeheer, werk- en materia-lenstromen en capaciteitsplanningen voor mensen en materieel volledig geïntegreerd.

In projecten verloopt de interne elektronische communicatie niet anders dan de externe, er wordt gebruikgemaakt van dezelfde virtuele pro-jectomgevingen en dezelfde open standaards. Applicaties voor ontwerpen, visualiseren, tech-nisch uitwerken, specificeren, berekenen, voor-bereiden, plannen, bewaken en het nacalculeren van projecten maken gebruik van dezelfde data.De meeste bedrijven hebben anno 2008 intra-nets ingevoerd, die vooral worden benut voor kennismanagement. Het systematiseren, elektro-nisch opslaan en toegankelijk maken van erva-ringsgegevens is een absolute noodzaak om orde te brengen in de enorme hoeveelheid digitale informatie die dagelijks wordt gegenereerd en beschikbaar komt.

Bouwwerken worden eerst virtueel gebouwd. Daarbij worden zoveel mogelijk technische en logistieke problemen opgespoord en opgelost, zodat improvisatie op de bouwplaats tot een minimum wordt beperkt. De nadruk ligt op pro-cesoptimalisatie, waarin comakership, commu-nicatie en standaardisatie sleutelbegrippen zijn. Daarbij speelt ICT een essentiële rol.

De verhoogde aandacht voor logistieke proces-sen, met ICT-ondersteund just in time- en just in place-management, leidt tot de ontwikkeling van nieuwe bouwtechnieken. Deze hebben op hun beurt weer invloed op de ontwerpprocessen, co-engineering en het ontstaan van comakerships.

Voorbereiding en productie verschuiven meer en meer naar de fabriek, de uitvoering op de bouwplaats heeft overwegend het karakter van assemblage van geprefabriceerde bouwdelen. Industrieel, flexibel en demontabel bouwen is een geaccepteerde praktijk. Door het verbeteren van chemische en fysische processen is ook de procestijd van – bijvoorbeeld – ter plaatse gestort beton verkort.

8.4.5.e Intelligente producten en bouwwerkenEen ongestoorde beschikbaarheid van infrastruc-tuur en bouwwerken wordt steeds belangrijker voor het functioneren van de Nederlandse maat-schappij en economie. Dat wil zeggen dat er continu informatie beschikbaar moet zijn over de actuele en de te verwachten conditie. Inclusief de doorvertaling naar de te verwachten beschik-baarheid. Er worden intelligente producten voor monitoring ontwikkeld en toegepast, zoals zelf-signalerende storingsmelders in technische instal-laties, conditiemeting van wegen en dijken op afstand, het zelfwassende raam, het kozijn dat een elektronisch signaal afgeeft wanneer het aan een schilderbeurt toe is. Beheers- en onderhoudstaken kunnen hierdoor efficiënt worden uitgevoerd; het karakter ervan verschuift van preventief naar just in time. Gebruikers en beheerders hebben direct voordeel van dergelijke ICT-producten. Aanbie-ders kunnen zich onderscheiden door nieuwe toe-passingen te ontwikkelen en aan te bieden.

8.4.6 PAIS: communicatie in de bouw en infra

8.4.6.a Goede communicatie vraagt om dito afsprakenBouwprojecten worden steeds complexer. Steeds meer specialisten moeten in steeds kortere tijd samen iets presteren, waaraan steeds hogere ei-sen worden gesteld. Deze complexiteit stelt zeer hoge eisen aan de effectiviteit en kwaliteit van de communicatie. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheden van de moderne informa-tie- en communicatietechnologie (ICT). Computers kunnen zeer snel grote hoeveelheden informatie verwerken, en de meeste informatie in bouwpro-jecten wordt tegenwoordig op de computer ge-maakt. Computers zijn echter pas effectief als de informatie die ze moeten verwerken, eenduidig

06950408_hfdst08.indd 202 16-11-2005 15:51:12

Page 213: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 203

niet onderling kunnen uitwisselen omdat ieder programma gebruikmaakt van een eigen gege-vensstructuur.

Tegelijkertijd maakt even verderop een bestekschrijver, eveneens aan de hand van een papieren uitdraai van de CAD-tekeningen, een STABU-bestek op de computer. Hij interpre-teert de informatie op de tekening en voert die in in het bestekprogramma.

Dezelfde informatie wordt dus verschillende ke-ren voor uiteenlopende doeleinden gegenereerd en ingevoerd in verschillende computerprogram-ma’s. Dat betekent veel extra werk en een grote kans op fouten. Bedrijven vinden deze ‘eiland-automatisering’ daarom steeds vaker onaccep-tabel en hebben de afgelopen jaren dan ook geïnvesteerd in het structureren van de interne informatiestromen, vaak in samenwerking met hun softwareleveranciers. Zij hebben bijvoor-beeld ERP-systemen geïmplementeerd en ver-schillende applicaties gekoppeld. De technologie is daarbij niet het probleem. Diverse software-huizen hebben bewezen dat het goed mogelijk is geïntegreerde softwarepakketten te maken, zoals ‘Het Bouwen Nieuwe Stijl’-initiatief van al-weer enkele jaren geleden. Een recent voorbeeld is het initiatief ‘Het Digitale Huis’, waarbinnen geïntegreerde software voor architectenbureaus wordt ontwikkeld. Het probleem is dat de soft-warehuizen ‘gesloten’ systemen met eigen infor-matiestructuren ontwikkelen, die onderling niet op elkaar zijn afgestemd. Een kozijn dat binnen de software van Het Digitale Huis is gedefinieerd, wordt zeer waarschijnlijk niet als dat kozijn her-kend binnen de software van Bouwen Nieuwe Stijl. Omdat ieder bouwproject een coalitie is van telkens weer andere bedrijven, met allemaal hun eigen softwareleveranciers, blijft het in projecten tobben met de digitale gegevensuitwisseling tussen bouwpartners, ook als die bouwpartners

Voorbeeld

In sommige projecten wordt gebruikge-maakt van een ‘projectweb’ of ‘virtueel kantoor’, een plaats op internet waar alle documenten en andere informatie voor een project worden opgeslagen en bijgehou-den. Alle betrokken participanten hebben toegang tot het virtuele projectbureau en kunnen er in theorie van verzekerd zijn dat ze daar steeds de meest actuele informatie vinden. In de praktijk komt het er vaak op neer dat de kasten vol projectinformatie van vroeger nu worden gedigitaliseerd. Maar wat terugvindbaar moet zijn in een ‘pa-pieren’ projectdossier of archief moet ook terugvindbaar zijn in een digitaal systeem. Participanten in een project moeten goede afspraken maken over hoe het gemeen-schappelijke elektronische archief moet wor-den ingericht.

Voorbeeld

is gestructureerd. Daaraan ontbreekt het voorals-nog in de bouw.

Het ontbreken van eenduidigheid in informatie leidt bovendien tot zogenaamde eilandautomati-sering, het verschijnsel dat er voor verschillende toepassingen verschillende computerprogram-ma’s worden toegepast, die dikwijls gebruikma-ken van dezelfde gegevens, maar die gegevens

Een architectenbureau gebruikt een keur van computerprogramma’s voor verschillende doeleinden. De architecten hebben bij het ontwerpen naast beeldbewerkingprogram-ma’s bijvoorbeeld de beschikking over relatief eenvoudige modelleringprogramma’s, waar-mee ze snel in 3D verschillende ontwerpoplos-singen kunnen onderzoeken. De resultaten gaan naar een tekenaar, die de bestekteke-ningen voor het project maakt in een ‘echt’ CAD-pakket. Hij kan de digitale bestanden van de architect niet als basis gebruiken, dus zet hij het project helemaal opnieuw, in de computer. Plots van de tekeningen gaan naar de bouwkostendeskundige. Deze bepaalt met een liniaal en rekenmachine de hoeveelheden, die hij invoert in een calculatieprogramma.

06950408_hfdst08.indd 203 16-11-2005 15:51:13

Page 214: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

204

ieder de interne automatisering goed op orde hebben.

De voorbeelden illustreren dat het in de bouw ontbreekt aan breed gedragen afspraken over hoe informatie moet worden gestructureerd. Er wordt wel gestandaardiseerd, maar vooral op bedrijfsniveau en op het niveau van softwarelij-nen. Daarmee is de communicatie in de bouw in brede zin niet geholpen. Integendeel: er wordt op bedrijfsniveau – en in het gunstigste geval op

brancheniveau – zeer veel energie gestoken in ontwikkelingen die op bedrijfstakniveau relatief weinig impact hebben. Wanneer een deel van de energie wordt gericht op de ontwikkeling van breed gedragen informatiestandaarden, zal de impact vele malen groter zijn. Informatiestan-daarden scheppen de voorwaarden voor verbe-tering van communicatie in de bouw.

8.4.6.b Informatiestandaarden en de Nederlandse bouw in breder perspectiefUit een internationale benchmark ICT in de bouw van het Ministerie van Economische Za-ken (2002) blijkt dat Nederland qua digitale communicatie in de bouw direct achter een kopgroep zit van landen als Finland, Zweden en Japan. Nederland is geen koploper, maar blijft zeker niet ver achter en is over het algemeen een snelle volger. Opvallend is dat in de landen uit de kopgroep het ontbreken van voldoende infor-matiestandaarden wordt gezien als een van de belangrijkste belemmeringen om verder te ko-men. Ook is het opvallend dat de desbetreffende overheden, om de bedrijfstak te helpen, zwaar inzetten op de ontwikkeling van die informatie-standaarden. De onderzoekers constateren dat de Nederlandse bouw een sterke uitgangspositie heeft om de sprong naar de kopgroep te maken, vooral omdat de organisaties die zich in ons land bezighouden met de ontwikkeling van informa-tiestandaarden, de krachten bundelen. De tradi-tie van samenwerking en collectief onderzoek in de bouw versterken de uitgangspositie. Vrijwel nergens anders in de wereld is het denkbaar dat opdrachtgevers, architecten, ingenieursbureaus, bouwondernemingen, toeleverende bedrijven en onderzoeksinstituten samenwerken aan innovatie in de bouw en infra.

8.4.6.c PAIS: een sleutel tot succes?In het Platform Afstemming Informatietechni-sche Structuur (PAIS) zijn zes initiatieven ge-bundeld op het gebied van afsprakenstelsels voor de bouw en infra. Gezamenlijk bestrijken zij informatiestandaards voor de hele bouw en infra voor zowel proces- als productinformatie. De doelstelling ervan is het verbeteren van de communicatie in de bouw door het ontwik-kelen en implementeren van open communi-catie- en informatiestandaarden. Het gaat om

Voorbeeld

Een groot bouwbedrijf brengt al jaren een standaard woningbouwconcept op de markt. Binnen de regels van het systeem wordt kopers een reeks opties geboden waaruit ze kunnen kiezen om van de stan-daardwoning een op de eigen wensen toegesneden woning te maken. Nu 3D- tekenen ook binnen de meest gangbare CAD-pakketten mogelijk is geworden, leek het een goed idee om het hele woning-bouwconcept driedimensionaal uit te wer-ken en te presenteren. Alle componenten van het systeem werden gemodelleerd en in een database voorzien van alle informa-tie over hun eigenschappen. Het model-leerwerk verliep met vallen en opstaan en vergde een forse inspanning in tijd en geld. Het resultaat mag er zijn. Een potentiële ko-per kan achter de computer zijn eigen wo-ning samenstellen door met componenten te schuiven, componenten toe te voegen of juist weg te laten.Hij ziet meteen in per-spectief en kleur wat hij krijgt en weet ook vrijwel meteen wat de kostenconsequenties van zijn keuzen zijn. AIs de koper al keuzen heeft ingevoerd, kan het bouwbedrijf uit het 3D-model automatisch de werktekenin-gen, stuklijsten en een begroting genereren van het bouwkundige deel. Voor de instal-latietechniek wordt samengewerkt met een installatiebedrijf, een comaker. Het bouwbe-drijf heeft het installatiebedrijf gevraagd zijn gegevens zodanig digitaal aan te leveren, dat ze zonder vertaalslag in het 3D-model kunnen worden verwerkt. Het installatiebe-drijf weigert dat...

06950408_hfdst08.indd 204 16-11-2005 15:51:13

Page 215: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 205

standaardisatie van de informatiestructuur, niet om die van de informatie-inhoud. ‘Open’ wil zeggen onafhankelijk van softwaresystemen en vrij toegankelijk voor alle bouwpartners en soft-wareleveranciers. Het is ook belangrijk dat zo veel mogelijk bedrijven ze gebruiken, omdat in ieder project weer een andere combinatie van bedrijven samenwerkt en het niet gewenst is dat er voor ieder project opnieuw afspraken moeten worden gemaakt over de structuur van de uit te wisselen informatie. Het ontwikkelen van open informatiestandaarden is een opgave voor de bedrijfstak bouw zelf, omdat het gaat om een vakinhoudelijk structureringsprobleem en omdat softwareleveranciers – vooral de marktleiders – onder de huidige omstandigheden meer belang lijken te hebben bij eigen, gesloten systemen. Bij de ontwikkeling van informatiestandaarden richt elk van de PAIS-initiatieven zich op een specifiek terrein. De zes initiatieven hebben betrekking op:1 ondersteuning projectmanagement;2 objectenbibliotheken;3 e-commerce.

1 Ondersteuning projectmanagementVISI richt zich op de ondersteuning van het pro-jectmanagement (en het onderliggende proces) met geautomatiseerde hulpmiddelen, zoals voor de inrichting van centrale, digitale projectarchie-ven. Men zal er steeds meer behoefte aan gaan krijgen dat documenten zodanig te herkennen zijn, dat dezelfde soort documenten bij elkaar kunnen worden opgeslagen en in één oogopslag duidelijk is waar ze inhoudelijk over gaan. In paragraaf 8.4.7 wordt VISI apart besproken.

Men kan dit per project steeds opnieuw regelen, maar het is effectiever om met alle partijen die projecten uitvoeren rond de tafel te gaan zitten en af te stemmen welke afspraken in principe voor ieder project kunnen gelden. VISI wil dit branchebreed regelen door de samenwerking binnen elk project van een structuur te voorzien, gebaseerd op een ‘universele’ structuur die in ie-der project wel te herkennen is, waarmee helder wordt wie welke taak krijgt toegedeeld en welke documenten een partij nodig heeft om haar taak goed te kunnen uitvoeren. VISI praat dan over rollen, transacties en berichten. Door deze te

standaardiseren, regelt VISI het communicatie-proces binnen projecten. Het voordeel is dat een groot deel van de communicatie voor iedereen op een eenduidige manier vorm krijgt en dat ook de bouwers van software deze systematiek kunnen inbouwen in hun applicaties. Dat heeft het grote voordeel dat de inrichting van een

softwarepakket niet telkens weer uniek is en ieder pakket van begin af aan moet worden opgezet.

2 ObjectenbibliothekenDe huidige trend is ‘objectgeoriënteerd werken’, dat wil zeggen, informatie in een project wordt zo veel mogelijk opgehangen aan te realiseren bouwobjecten, ofwel datgene wat straks fysiek buiten aanwezig is. Objecten zijn als dragers van informatie het meest geschikt, omdat ze continu en stabiel zijn. Het is niet handig om voor ieder project opnieuw objecten te definiëren. Het is veel efficiënter om gebruik te maken van al eer-der beschreven objecten, die kunnen worden verzameld in een ‘objectenbibliotheek’.Het STABU LexiCon, CROWOB en ETIM/ITI zijn initiatieven gericht op de ontwikkeling van objectenbibliotheken voor respectievelijk de B&U-sector, de GWW-sector en de sector van technische installaties. Een objectenbibliotheek

Voorbeeld

In een project is er sprake van een afwijking van wat is voorzien, hetgeen leidt tot meer-werk. Het constateren en vastleggen van de afwijking is een eerste stap die moet worden gezet. Een gestandaardiseerd afwijkingsfor-mulier met hierop alle noodzakelijke infor-matie maakt deel uit van de VISI-systematiek. Omdat VISI precies vastlegt wie welke rol binnen het project heeft, komt het formulier ‘automatisch’ bij de juiste personen terecht. Na ontvangst van de afwijkingsmelding moet ook de reactie hierop worden vastge-legd. Ook hiervoor zijn standaardberichten voorhanden, met als voordeel dat ze als zo-danig te herkennen zijn en dat het niet meer nodig is iedere regel tekst te gaan lezen. Immers, een belangrijk deel van deze infor-matie ligt van tevoren vast en mag bij de gebruiker bekend worden verondersteld.

06950408_hfdst08.indd 205 16-11-2005 15:51:13

Page 216: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

206

is een verzameling van algemene definities van ‘objecten’, zaken die in een bouwwerk kunnen voorkomen, zoals ‘wand’, ‘vloer’, ‘baksteen’, ‘brugdek’, ‘inspectieput’, ‘radiator’, ‘kozijn’ en ‘relais’. Een objectdefinitie is een systematische beschrijving van de algemene kenmerken van een object en de eenheden waarin die kenmer-ken worden uitgedrukt. De definitie van het ob-ject ‘vloer’ beschrijft bijvoorbeeld de kenmerken die alle vloeren gemeenschappelijk hebben. Een projectdefinitie is daarom altijd productonafhan-kelijk. Als iedereen in een project gebruikmaakt

van dezelfde reeks objectdefinities, is er minder kans op miscommunicatie, of de communicatie nu via papier of digitaal verloopt.

De initiatieven op het gebied van objectenbibli-otheken (objectenclassificaties) werken samen in de Vereniging BAS (Bouwbreed AfsprakenStelsel). BAS beheert de Nederlandse Praktijk Richtlijn ‘Re-gels voor objectenbibliotheken’. Die regels moe-ten ervoor zorgen dat de objectenbibliotheken, die overigens onafhankelijk van elkaar worden ontwikkeld, onderling op elkaar aansluiten en bovendien aansluiten op internationale ontwik-

kelingen. Het streven is uiteindelijk te komen tot een samenhangende objectenbibliotheek voor de hele Nederlandse bouw en infra.

3 E-commerceDe organisatie EC Standaard Bouw (voorheen HCP-ED1bouw en Bomatel) heeft zich sterk gemaakt voor het elektronisch zakendoen in de bouw (‘e-commerce’ of ‘e-business’). In 2003 is EC Standaard Bouw opgegaan in EAN Ne-derland, een organisatie die zich beijvert voor e-business door alle economische sectoren heen. EAN Nederland beheert het ‘Branchemodel voor e-business in de bouw’. Dit initiatief komt uit de hoek van de bouwmaterialenhandel en de toeleveringsindustrie. Het systeem bestaat uit twee bestanddelen: een coderingssysteem voor handelsproducten (‘koopproducten’, zoals ze door fabrikanten op de markt worden ge-bracht) en standaardberichten voor de digitale transactiecommunicatie over die producten (of-ferte-aanvragen, offertes, bestellingen, opdracht-bevestigingen, facturen, enzovoort). Dit systeem is in principe volledig operationeel, maar neemt vooralsnog geen grote vlucht. Vooral aan de vraagkant van bouwmaterialen, bij aannemers, is men maar weinig enthousiast. Het systeem werkt perfect als men precies weet welk product men wil hebben. Maar bouwbedrijven – en bijvoor-beeld ook architecten – willen eerst verschillende producten met elkaar vergelijken, voordat ze

Voorbeeld

Een architectenbureau gebruikt een keur aan computerprogramma’s die aan elkaar zijn gekoppeld en gebruikmaken van el-kaars resultaten. De architecten gebruiken bij het ontwerpen modelleringprogram-ma’s, waarmee ze snel in 3D verschillende ontwerpoplossingen kunnen onderzoeken. Een tekenaar werkt het 3D-model van de gekozen ontwerpoplossing verder uit tot op bestekniveau, onder meer door het model te koppelen aan bestanden met gegevens over allerlei producten. Plattegronden, gevels en doorsneden worden automatisch uit het model gegenereerd, evenals een begroting en technische specificaties. Wan-neer de architect iets wijzigt in het ontwerp, zijn alle consequenties voor techniek en kosten direct duidelijk. De programmatuur zorgt ervoor dat alle informatie consistent blijft.

Voorbeeld

In projecten is het zaak om kosten voort-durend te vergelijken met budgetten. Als budgetten geraamd zijn in termen van productiemiddelen (arbeid, materiaal en materieel) en kosten worden geboekt op kostenplaatsen, zijn kosten en budgetten niet met elkaar te vergelijken. Dan is het pas bij de laatste optelsom, aan het einde van de projectfase mogelijk om te bepalen of het project binnen budget is gebleven. Als kosten en budgetten gelijk georiënteerd zijn, bijvoorbeeld op objecten, is vergelij-king tijdens het project wel mogelijk.

06950408_hfdst08.indd 206 16-11-2005 15:51:13

Page 217: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 207

kiezen. Dat laat het systeem voor e-commerce (nog) niet toe.

Voorbeeld

8.4.7 VISIIn 1998 hebben een aantal partijen uit de bouw-sector het plan opgevat om te komen tot het maken van afspraken over communicatie en informatieoverdracht in bouwprojecten. Het uit-gangspunt was dat deze afspraken ervoor moes-ten zorgen dat partijen op een snelle en flexibele manier kunnen samenwerken en communiceren.Dit initiatief is in de bouwsector bekend gewor-den onder de naam VISI. Overheden, bouwbe-drijven, ingenieursbureaus, brancheorganisaties, kennisinstituten en ICT-bedrijven hebben geza-menlijk gewerkt aan dit initiatief.

8.4.7.a Wat betekent VISI?VISI betekent: ‘Voorwaarden scheppen voor In-voeren van Standaardisatie ICT in de bouw’. Het doel van VISI is het eenduidig afspraken maken

over de (digitale) communicatie en informatie-overdracht op raakvlakken tussen partijen. Deze afspraken moeten ertoe leiden dat partijen elkaar blindelings kunnen vinden.

Zoals in de vorige hoofdstukken al is uiteen-gezet is één van de problemen de steeds weer wisselende samenwerking tussen verschillende partijen. De wijze waarop de bouwpartners met elkaar communiceren, lijdt daar sterk onder. VISI bereikt met zijn afsprakenstelsel dat er een goede communicatie ontstaat tussen de betrok-ken partijen: snel accorderen van wijzigingen of tekeningen door alle bouwpartners, het tijdig beschikbaar stellen van de laatste versie van de tekeningen op de bouwplaats. Dit is uiteindelijk van grote invloed op de kwaliteit, de doorloop-tijd en de kosten van een project. Het streven van VISI is dat de juiste informatie in de juiste vorm op het juiste moment bij de juiste project-partner terechtkomt.

Dit is voor de bouwnijverheid een belangrijke ontwikkeling. Juist het uitwisselen van informatie en het communiceren tussen projectpartners is een groot knelpunt in de Nederlandse bouwnij-verheid. Door de communicatie en de afspraken over informatie-uitwisseling transparant te ma-ken en daarnaast toetsbaar, zal VISI uiteindelijk de volgende twee belangrijke voordelen gaan opleveren:

• het terugdringen van de faalkosten: minder kans op miscommunicatie, bouwfouten en dub-belwerk;

• een betere samenwerking: de verantwoorde-lijkheden liggen inzichtelijk vast, betere afstem-ming van activiteiten tussen partijen

Het eindresultaat is dat de risico’s tijdens de pro-jecten beter worden beheerst (samenwerking) en dat door de standaardisatie de samenwerking als vanzelf gaat verlopen. Uiteindelijk levert dit een meerwaarde op voor de gehele keten.

8.4.7.b Grondbeginselen van VISIDe communicatieafspraken binnen VISI zijn vast-gelegd in een structuur die het VISI-raamwerk wordt genoemd. De belangrijkste onderdelen van dit VISI-raamwerk zijn:◆ rol;

Voorbeeld

Een groot bouwbedrijf en een grote toele-verancier werken mee aan een demonstra-tieproject om aan te tonen dat e-commerce in de bouw werkt. Aan beide zijden wordt flink wat ontwikkeling- en standaardisatie-werk gedaan, onder meer om het systeem voor e-commerce aan te laten sluiten op het interne financiële systeem. Na verloop van tijd zijn beide bedrijven in staat langs elektronische weg zaken met elkaar te doen. Het bouwbedrijf kan alle producten van de toeleverancier zonder problemen elektronisch bestellen, afroepen, enzovoort. Toch beëindigt het bouwbedrijf de samen-werking. Het wil aanbiedingen van de e-commerce partner kunnen vergelijken met aanbiedingen van diens concurrenten. Bo-vendien acht het bouwbedrijf het niet zinvol om zo’n grote standaardisatie-inspanning te plegen om vervolgens elektronisch zaken te kunnen doen met één toeleverancier, terwijl er honderden toeleveranciers zijn. De direc-tie vindt het geen zaak van de bouwbedrij-ven, maar van de software-industrie om het systeem verder te ontwikkelen.

06950408_hfdst08.indd 207 16-11-2005 15:51:14

Page 218: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

208

◆ transactie;◆ VISI-interactiekaart;◆ transactieschema;◆ bericht.

◆ RolDe verantwoordelijkheden zijn binnen VISI niet toegewezen aan partijen maar aan rollen. De reden hiervoor is simpel: binnen bouwprojecten komen altijd dezelfde rollen voor, de partijen ver-schillen nogal. Partijen kunnen dus bijvoorbeeld binnen een project de rol van bouwer, ontwer-per, opdrachtgever of initiatiefnemer vervullen.Een partij kan dus binnen een bouwproject ver-schillende rollen vervullen. Dit wordt bepaald door het samenwerkingsconcept en de contract-vorm die gekozen zijn voor het project. Naar de rollen wordt verwezen in de termen van ‘ont-werpende’, ‘bouwende’ en ‘opdrachtgevende’. Daarnaast worden de verantwoordelijkheden en taken toegekend aan de rollen.

◆ Transactie

Een transactie is een bindende afspraak tussen twee partijen (rollen) waarbij wordt overeen-gekomen dat er werk moet worden gedaan. Elke transactie kent een initiator (de rol die de transactie opstart) en een executor (de rol die de transactie moet uitvoeren), figuur 8.22.

◆ VISI-interactiekaartVISI heeft inmiddels een groot aantal rollen en transacties in kaart gebracht. Onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het bouwproces beschouwd kan worden als een netwerk van samenhangende rollen en transacties. In figuur 8.23 is dit netwerk schematisch weergegeven. In de VISI-systematiek wordt dit de VISI-interactie-kaart genoemd. Zoals uit de VISI-interactiekaart blijkt kunnen rollen verschillende transacties initiëren en kunnen partijen meer dan één rol vervullen.

◆ TransactieschemaZoals aangegeven bij het begrip transactie wordt het werk verzet door de ‘executor’ met zijn orga-nisatie. Juist deze afhandeling van de transactie vindt plaats met behulp van berichten. Voor iedere transactie wordt deze verzameling aan berichten weergegeven in een transactieschema, figuur 8.24. Kenmerkend van een transactie-schema is dat de berichten gegroepeerd staan per categorie en dat per bericht het effect op de transactietoestand wordt aangegeven. Partijen kunnen in onderling afspreken het transactie schema aan te passen waardoor er berichten ko-men te vervallen.

◆ BerichtenDe berichten regelen in feite de formele commu-nicatie tussen de rollen. Per transactie worden de berichten in het transactieschema opgenomen die noodzakelijk zijn om de transactie af te han-delen. Aan berichten kunnen bijlagen worden toegevoegd, zoals tekeningen of overzichtafwij-kingen ten opzichte van het contract, enzovoort.

8.4.7.c VISI in de praktijkDe opzet van VISI is dat het eenvoudig toepas-baar moet zijn in de dagelijkse bouwpraktijk. Door middel van pilots is VISI al in verscheidene projecten toegepast. Voor het toepassen van VISI in de praktijk is er een stappenplan opgesteld

T TT

T

T

T

T

T

T

T

T

T

T

T

T

T

Onder-houdende

BouwendeToe-leverende

Bouwrijpmakende

Ontwer-pende

Exploi-terende

Project-leverende

Opdracht-gevende

Aanbeste-dende

Initiatief-nemende

Potentiëlemarkt

Toetsende/Accepte-

rende

Creërendedraagvlak

Advi-serende

Regu-lerende

Grondver-wervende

Finan-cierende

Figuur 8.23 Het bouwproces vormt een netwerk van sa-

menhangende rollen en transacties Bron: Visi Handboek

Figuur 8.22 Bij een transactie (T) zijn altijd twee rollen

betrokken: nooit meer, nooit minder Bron: Visi Handboek

TOpdrachtgevende

(Initiator)Ontwerpende

(Executor)

06950408_hfdst08.indd 208 16-11-2005 15:51:15

Page 219: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 209

waarmee de communicatie binnen projecten kan worden gespecificeerd.Inmiddels is VISI dusdanig ver dat in juni 2003 via een grootschalig congres het gedachtegoed aan de markt is gepresenteerd. Voor partijen die VISI willen gaan toepassen is ondersteuning be-schikbaar. De VISI-organisatie is daartoe onder-gebracht bij het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, kortweg: CROW. CROW werd opgericht in 1987, en is de laatste jaren uit-gegroeid tot hét nationale kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur. In deze non-profit-organisatie werken Rijk, provincies, ge-meenten, aannemersorganisaties, adviesbureaus, openbaarvervoer-organisaties en onderwijsinstel-lingen samen vanuit hun gemeenschappelijke belangen bij ontwerp, aanleg en beheer van we-gen en verkeers- en vervoersvoorzieningen.Om daadwerkelijk met VISI te kunnen werken dient de gebruiker allereerst een VISI-gebruikers-overeenkomst met CROW te hebben gesloten. Daarnaast heeft CROW een cursus ontwikkeld over het gebruik van VISI.

8.4.7.d VISI en ICTDe systematiek van VISI is nu duidelijk, maar de vraag blijft hoe er nu gecommuniceerd gaat worden. Hier heeft VISI de moderne ICT van te-genwoordig ingeschakeld. Het berichtenverkeer is dusdanig opgezet dat met vele systemen de communicatie kan worden verzorgd. Het pro-bleem hierbij is wel dat de softwareleveranciers hun producten moeten aanpassen aan de VISI systematiek. Voldoet het softwarepakket aan de werkwijze van VISI dan ontvangt dit pakket het VISI-keurmerk. Op dit moment is er nog geen leverancier die voor de volle 100% voldoet aan de VISI vereisten.

8.4.7.e Tot slotVISI is een goede aanpak om te komen tot verbetering van de communicatie en informati-euitwisseling bij projecten. Het draagvlak in de markt is tot op dit moment nog gering. Vooral de overheid (Rijk, provincie en gemeenten) heeft nu een aantal pilotprojecten lopen. De verwach-ting is dat bij infrastructurele werken op termijn het toepassen van VISI zal worden afgedwongen evenals met de RAW-systematiek (het bestek op

INITIATOR:

EXECUTOR:

TRANSACTIE TOESTANDEN

Bouwende

Toeleverende

T4.1Naam transactie:Beschrijving transactie:

Resultaat transactie:

alge

mee

nco

n-ta

c-tu

eel

CA5.1CA5.2CA5.3CA5.4CA3.5.1CA3.5.2

bedrijfsgegevens bouwkundebedrijfsgegevens leverendeproductgegevensprijsgegevensofferteaanvraagofferte

oper

atio

-ne

el

CA1.4CA2.4CA3.3.3CA3.3.4

afroeporderorderbevestigingpakbonontvangstbevestiging

CA1.3CA2.3

raamorderacceptatie leveringen

finan

-ci

eel

CA3.3.2 factuur

Aanvaard /Einde

MeldingGereed

Wijziging /Hold

Beloofd /Executie

VerzochtStart

Toeleveren bouwHet leveren van materieel en bouwstoffen

Materieel en bouwstoffen zijn geleverd conform offerte

Figuur 8.24 Transactieschema voor de transactie ‘Leveren totaalontwerp’ Bron: Visi Handboek

06950408_hfdst08.indd 209 16-11-2005 15:51:15

Page 220: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

210

calculatiebasis voor infrastructurele werken) is gebeurd. Toepassing bij projecten in de private sector zullen langer op zich laten wachten. Dit vanwege de huidige verhoudingen in de bouw-nijverheid.

8.4.8 Parlementaire enquête BouwnijverheidDe politieke en maatschappelijke eis naar aan-leiding van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid; dat de bouwsector verandert, is begrijpelijk, maar is hij op de keper beschouwd realistisch? Immers, de typische transactiestruc-tuur met onderlinge afspraken en vooroverleg-gen zit door de hele bedrijfskolom verweven en is dus buitengewoon lastig te veranderen. Toch zullen de gevolgen van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid de komende jaren zeker merkbaar zijn. In dit hoofdstuk is het belangrijk niet zozeer te kijken naar de conclusie over de onregelmatigheden, maar naar de aan-bevelingen ter verbetering.

8.4.8.a Reden van de parlementaire enquêteOp 5 februari 2002 besluit de Tweede Kamer met algemene stemmen de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid in te stellen. De commissie dient de aard en omvang van onregelmatigheden in de bouwnijverheid nader te onderzoeken en deze te bezien tegen de ach-tergrond van structuurkenmerken van de sector. Daarbij komen zowel het krachtenspel in de bouwnijverheid zelf als de complexe rol die de overheid daarin speelt aan de orde.

Hoe heeft het kunnen komen tot een parlemen-taire enquête, één van de zwaarste middelen die de volksvertegenwoordiging ter beschikking staan? De aanleiding van de enquête dient zich enkele maanden eerder aan. Op 9 november 2001 besteedt het televisieprogramma Zembla van VARA/NPS aandacht aan vermeende frau-duleuze activiteiten in de bouwnijverheid. De titel Sjoemelen met miljoenen vat de boodschap van het programma kernachtig samen: het zou gaan om forse malversaties bij de aanbesteding

van bouwprojecten. Bedrijven zouden verboden prijsafspraken maken en onderling kosten verre-kenen. Binnen de bouwwereld zou een omvang-rijk zwart betalingscircuit bestaan, ten koste van de opdrachtgever aan wie stelselmatig teveel in rekening wordt gebracht.

8.4.8.b De onderzoeksvragenDe onderzoeksvragen waarop de parlementaire enquête zich heeft gericht zijn:

• de aard en omvang van de onregelmatig-heden, evenals de mate waarin deze onregelma-tigheden een structureel karakter hebben;

• het in kaart brengen van de structuurkenmer-ken van de sector en de eventuele samenhang daarvan met de onregelmatigheden, figuur 8.25, mede gelet op het optreden van betrokken par-tijen;

• het beschrijven en evalueren van de rol van de overheid als opdrachtgever, vooral met het oog op het voorkomen van onregelmatigheden;

• een analyse van de rol van de overheid als wet- en regelgever, toezichthouder en vergun-ningverlener. Op basis van het onderzoek wor-den er aanbevelingen gedaan.

Een vraag die de Parlementaire Enquête heeft laten onderzoeken is of bepaalde elementen uit de economische structuur van de bouwmarkt onregelmatigheden in de hand werken. In het onderzoek is inderdaad een aantal structuur-kenmerken van de bouwnijverheid naar voren gekomen die de kans op onregelmatigheden vergroten.

8.4.8.c De aanbevelingenDe enquêtecommissie deed de volgende aanbe-velingen: Nu, het momentum voor verandering‘Een volk dat leeft bouwt aan zijn toekomst’, luidt de tekst op het monument dat de dichting van de Afsluitdijk gedenkt. Deze ode aan de bouw moet niet alleen de bouwnijverheid maar ook de overheid inspireren. Uit het onderzoek van de enquêtecommissie dringt zich immers het beeld op dat belangrijke delen van de bouw-nijverheid vooral hebben voortgebouwd op het verleden, en na 1992 niet met open vizier aan een toekomst met nieuwe zakelijke verhoudin-

06950408_hfdst08.indd 210 16-11-2005 15:51:16

Page 221: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 211

Structuur Gedrag Prestatie

Beperktesancties/toetsingvan kartels

EenzijdigheidRaad vanArbitrage

Beperkte prioriteitOpenbaarMinisterie

Beperkte toetsingvan sancties vooronregelmatigheden

Historischecultuurafspraken

Discontinuïteitvan opdrachten

Geenvoorraadvorming

Verticaleintegratiebouwmaterialen

Selectie vanaanbieders

Nederlandseregelgeving

Bevoordelen vaneigenbedrijvendoor overheden

Transportkosten/houdbaarheidbouwmaterialen

Concernvorming

Overdragen vanrisico's dooroverheden

Productie oplocatie

Beperkt aantalaanbieders opdeelmarkten

Beperkte markt-transparantie

Drempels voortoetreders

Potentieel scherpeprijsconcurrentie

PrijsafsprakenRekenvergoedingenMarktverdeling

Beperkte innovatie

Concerns: hogebinnenlandsewinst

Beperkte toenameproductiviteit

Te hoge prijzen

Kenmerken Gevolgen

Figuur 8.25 Structuurkenmerken van de bouwmarkt, die onregelmatigheden in de hand werken

gen hebben gewerkt.

De conclusies die de enquêtecommissie heeft geformuleerd, maken duidelijk dat het hoog tijd is dat het schimmenspel met schaduw-administraties (en wat daar verder bij komt kij-ken) ophoudt. De bouw moet uit de schaduw. Zoals de producten van de bouwnijverheid terecht in de schijnwerpers van de toeristische rondritten staan, zo zal de sector ook trots moe-ten kunnen zijn op de wijze waarop zij haar za-

ken regelt. Daar hebben de honderdduizenden mensen die elke dag hard werken in de bouwnij-verheid en terecht trots zijn op hun werk, recht op. Zij verdienen het niet dat zij door dubieuze praktijken in hun sector ‘besmet’ worden ver-klaard in hun persoonlijke omgeving. Duidelijk is ook dat de bedrijven geen baat hebben bij een fundamenteel wantrouwen van opdrachtgevers en bij groeiende twijfels van aandeelhouders over de transparantie van de financiële huishou-ding. Een dergelijk wantrouwen vormt een voe-

06950408_hfdst08.indd 211 16-11-2005 15:51:16

Page 222: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

212

dingsbodem voor een steeds verdere juridisering van de onderlinge verhoudingen. Zo’n toekomst wenst de enquêtecommissie de bouw niet toe. Het doet geen recht aan de maatschappelijke en culturele betekenis van de bouwnijverheid nu en in de toekomst.

Gelet op de maatschappelijke belangstelling en de reacties uit de sector, is het momentum voor verandering nu aanwezig. Het is zaak daarvan gebruik te maken om duurzaam andere verhou-dingen en een andere attitude tot stand te bren-gen, binnen de bouw maar ook in de verhouding tussen de bouw en de overheid. Wanneer verant-woordelijkheden helder zijn en ieder vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid handelt, kan het plezier in het gezamenlijke project worden hervonden. Dan wordt het mogelijk een periode van wederzijds wantrouwen af te sluiten en met overtuiging ‘te bouwen aan de toekomst’.

Nieuwe zakelijkheidDe verhoudingen waar overheid en bouwnijver-heid naar moeten streven, kunnen naar het oor-deel van de enquêtecommissie wellicht het best getypeerd worden met ‘nieuwe zakelijkheid’. Kenmerkend daarvoor zijn de volgende uit-gangspunten: respect, openheid, eerlijke concur-rentie en gezonde marktwerking. De overheid als opdrachtgever dient zich in haar aanbestedingen (selectie, gunning) te conformeren aan Europese beginselen als objectiviteit, non-discriminatie en transparantie en dient in haar contractvorming te streven naar evenwichtige deling van risico’s (mee- en tegenvallers).

Samenhangend en stimulerend bouwbeleid en nieuw wettelijk aanbestedingskaderTwee zaken zijn de enquêtecommissie in alge-mene zin opgevallen: een gemis aan samen-hangend en stimulerend bouwbeleid van de overheid en een gebrek aan een coherent en transparant wettelijk kader voor aanbesteding.

Hoewel de overheid jaarlijks miljarden euro’s in bouwwerken investeert, blijkt er geen bewinds-persoon direct verantwoordelijk voor het oppak-ken van nieuwe ontwikkelingen, voor de verdere professionalisering van de aanbestedingen, voor de evaluatie van bestaande praktijken en de

vertaling daarvan in nieuw of aangepast beleid. Door gebrek aan een centrale monitor die de ontwikkeling van de totale bouwportefeuille van de overheid in de gaten houdt, hebben het kabi-net en het parlement weinig zicht op eventuele knelpunten ten gevolge van hun beslissingen. Zo wordt de overheid blind voor de praktijk en ont-zegt ze zichzelf de mogelijkheid om met kennis van zaken ontwikkelingen in een gewenste rich-ting te stimuleren. Nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden in de bouw blijken onvoldoende door de overheid te worden opgepakt, beoor-deeld en vertaald in beleid.

IntegriteitDe enquêtecommissie is op grond van haar onderzoek van mening dat het onderwerp inte-griteit een belangrijker plaats op de agenda ver-dient dan totnogtoe het geval was; zowel binnen de overheid als binnen het bedrijfsleven. Omdat de ambtelijke cultuur en die van de bouwnijver-heid behoorlijk verschillen, moet vooral aandacht worden besteed aan gedragsregels voor de contacten waar overheid en bedrijfsleven elkaar treffen. Het belangrijkste devies dat de commis-sie wil meegeven, is dat integriteit niet alleen beléden maar vooral belééfd moet worden. De enquêtecommissie roept de bouwnijverheid op definitief te breken met het smeren en fêteren van ambtenaren.

MededingingDe mededingingswetgeving zet kaders voor een eerlijke concurrentie, het verkeer aan de aanbod-zijde. Maar de aanbestedende diensten kunnen ook zelf de marktwerking prikkelen en het oude overlegsysteem minder lonend maken door:

• de wijze van aanbesteden (openbaar);

• redelijke selectiecriteria in relatie tot de aard en omvang van het aan te besteden werk;

• in bepaalde gevallen te kiezen voor criteria zoals de gebruikswaarde, de levensduur en de onderhoudsintensiteit;

• de kosten van inschrijvers niet nodeloos te verhogen;

• elektronische inschrijving;

• te toetsen of eventuele combinatievorming terecht plaatsvindt;

• strategisch om te gaan met de schaalgrootte van projecten;

06950408_hfdst08.indd 212 16-11-2005 15:51:17

Page 223: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 213

• melding van vermoedens van onregelmatig-heden aan de Nederlandse Mededingingsautho-riteit (NMa).

AanbestedingAanbesteden is het inkopen op maat. Door mid-del van concurrentiestelling wordt de opdracht vergeven aan de aanbieder die de beste prijs-kwaliteitverhouding voor de realisatie biedt. Over de betekenis van mededinging voor de aan-besteding is al het nodige opgemerkt. Maar aanbesteden is ook een vak dat hoge eisen stelt aan de omschrijving van de wensen van de aan-besteder en aan de wijze waarop hij uiteindelijk zijn keuze bepaalt. Bovendien kunnen bij bouw-werken allerlei onvoorziene risico’s en dus extra kosten in het geding zijn. Professioneel aanbe-steden vergt daarom inzicht in de markt, een gedetailleerd programma van eisen, een zorg-vuldig ontwerp, een goed bestek, een gedegen risicoanalyse en heldere gunningcriteria.

Wat het laatste betreft is de commissie van oor-deel dat bij standaardwerken met klassieke aan-besteding de laagste prijs het gunningcriterium moet zijn. In dat geval moet de opdrachtgever precies zijn wensen en eisen kunnen kwantifi-ceren en de kwaliteitsaspecten definiëren. Bij complexere en innovatieve projecten kunnen ook andere criteria en procedures worden gehanteerd, zoals de economisch meest voor-delige aanbieding (waarbij bijvoorbeeld ook variatie in de levensduur, gebruikswaarde en onderhoudsintensiteit een rol kunnen spelen). Belangrijk is dat in alle gevallen een sterk beroep wordt gedaan op de professionaliteit van de op-drachtgever. Op het punt van professionalisering zijn volgens de enquêtecommissie nog forse ver-beteringen nodig.

Toezicht, handhaving en controleDe enquêtecommissie vindt dat het ongestraft laten van systematisch begane financieel-econo-mische delicten, zoals organisatiecriminaliteit, het vertrouwen in een eerlijk economisch verkeer ernstig schaadt. Tegen die achtergrond heeft de commissie een aantal kritische kanttekeningen geplaatst bij het functioneren van de instanties die belast zijn met de controle en het toezicht.

VinexDe enquêtecommissie heeft de Vinex-locaties slechts zijdelings in haar totale onderzoek kun-nen betrekken. Uit de gehouden enquête onder gemeenten zijn niettemin enige saillante punten naar voren gekomen. Zo komt de dominante invloed van grondposities bij de ontwikkeling van Vinex-locaties naar voren. Vooral combina-ties en andere vormen van samenwerking tussen marktpartijen alsook binnen de bedrijfskolom lijken de mededinging aanzienlijk te beperken. In het verlengde hiervan beveelt de commissie een herbezinning aan van de wijze waarop de concurrentie op de grondmarkt beter kan wor-den vormgegeven. Mede gelet op het feit dat de rijksoverheid ook verantwoordelijkheid draagt voor de Vinex-woningbouw pleit de commissie ervoor dat de rijksoverheid de ontwikkelingen beter in kaart brengt en toetst aan de doelstellin-gen van haar beleid.

Daarnaast moet worden onderzocht hoe het Rijk de gemeentelijke positie kan versterken, bijvoor-beeld door verbetering van instrumentarium (zoals de grondexploitatieverordening) en in ter-men van tijdsdruk. Voorts acht de commissie het opmerkelijk dat er weinig aandacht voor de be-langen van de woonconsument lijkt te zijn bij de ontwikkeling van Vinex-locaties. Meer aandacht voor zijn of haar belangen is op zijn plaats, niet in het minst omdat eventuele onvolkomenheden in de marktwerking uiteindelijk door de koper worden betaald.

8.4.8.d Reactie van de bouwnijverheidDe Parlementaire Enquête Bouwnijverheid is ze-ker niet alleen bedoeld om falen en feilen uit het verleden aan de kaak te stellen, maar vooral ook om er lering uit te trekken voor de toekomst, zo stelt het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB) in haar reactie op de aanbevelingen. Partijen die nu weliswaar tot elkaar veroordeeld zijn, (niet alleen aan de kant van de bouwnijverheid zelf maar ook opdrachtgevers en financiers), zullen gezamenlijk moeten zoeken naar nieuwe samen-werkingsvormen. Samenwerkingsvormen die in elk geval de kans verkleinen op ongeoorloofd handelen van welke partij dan ook. Samenwer-kingsvormen bovendien die recht doen aan de belangrijke opdracht waarvoor de bouw, maar

06950408_hfdst08.indd 213 16-11-2005 15:51:17

Page 224: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

214

ook de beide andere partners, zich gesteld zien: een bijdrage aan de opbouw van de Nederlandse samenleving. Publiek-private samenwerking kan daarbij een oplossing zijn. Als het althans gaat over vormen van publiek-private samenwerking waarbij alle partijen gelijkwaardig zijn, ieder zich bewust is van zijn eigen verantwoordelijkheden en de te delen risico’s en de inbreng kan hebben die bij zijn professionaliteit past.

8.4.9 Rethinking ConstructionRethinking Construction is een verzamelnaam waaronder de Britse bouwnijverheid, de op-drachtgevers en de Britse overheid samenwerken om de bouwnijverheid beter te laten presteren. In deze paragraaf een korte uiteenzetting over deze ontwikkeling.

Waarom actueel in Nederland?De parlementaire enquêtecommissie Bouwnij-verheid heeft in 2002 de al langer bestaande vermoedens dat bepaalde elementen in de Nederlandse bouwnijverheid aan fraude onder-hevig zijn, bevestigd. De bouwwereld heeft niet professioneel gereageerd op de uitkomsten van deze enquête, en te weinig ondernomen om het negatieve imago van zich af te schudden.Niettemin waren er tijdens twee verhoren door de parlementaire enquêtecommissie geluiden te horen die vroegen om een gemeenschap-pelijke aanpak van de gerezen problemen in de bouwnijverheid. De heer Hazewinkel, topman van bouwconcern Volker Wessels Stevin (VWS) gaf tijdens zijn verhoor een toelichting op zijn voorstel om onderzoek te doen naar nieuwe con-tractvormen zoals die inmiddels in het Verenigd Koninkrijk algemeen ingeburgerd zijn: ‘Rethinking construction’. De commissie toonde belangstel-ling. Ook de heer Reigersman, toen nog topman van HBG, hield tijdens zijn verhoor een pleidooi voor fundamentele veranderingen in de bouw. Hij verwees daarbij ook naar de rethinking construc-tion-beweging in Engeland. Bij deze ontwikkeling werken bedrijfsleven en overheid samen aan een duurzame en klantgerichte bouwnijverheid.

Het ligt dan ook voor de hand dat de parlemen-taire enquêtecommissie met aanbevelingen komt die wijzen naar de genoemde ontwikkeling in Engeland.

De belangrijkste aanbevelingen uit het eindrap-port Bouwfraude zijn;

• revitalisering van de betrokkenheid van de overheid bij de bouw;

• werk maken van ‘integriteit’ in de sector;

• eerlijke concurrentie gestimuleerd door actief toezicht;

• nadere suggesties over aanbestedingsvormen;

• uitbreiding van toezicht en handhaving.

De eerste aanbeveling is direct raak. Het Minis-terie van VROM moet weer uitgroeien tot een goed geoutilleerd en coördinerend bouwminis-terie, waar ook de uitwerking van de aanbevelin-gen moet worden voorbereid. De parlementaire enquêtecommissie trekt hierbij heel duidelijk de vergelijking met het project Rethinking Construc-tion dat in 1998 door de Britse Overheid werd geïnitieerd om de ingezakte bouwmarkt daar weer nieuw leven in te blazen.

Wat is Rethinking Construction?In 1998 leverde Sir John Egan het rapport Rethin-king Construction af. Dit versterkte de inspanning voor hervorming. In 2002 werd dit geëvalueerd en onder de vlag van rethinking construction, gelijk weer doorgestart met het rapport Accelera-ting Change. Het gaat hierbij om een programma voor het veranderingsproces, met ambitieuze doelstellingen op het gebied van toegevoegde waarde voor klanten, duurzaamheid, veiligheid van medewerkers, productiviteit en winstgevend-heid van de sector. De belangrijkste pijlers voor het veranderingsproces, de zogenaamde ‘drivers of change’, zijn betrokken leiderschap, focus op de klant, geïntegreerde processen en teams, kwaliteitsverbetering en zorg voor het personeel. De hervorming is niet alleen politiek gedragen, de politiek spreekt de publieke opdrachtgevers ook aan op hun rol in dit hervormingsproces. Hen wordt gevraagd voorop te lopen in het ver-anderingsproces. De inzet en resultaten van de publieke opdrachtgevers werden ook geëvalu-eerd door de Engelse rekenkamer (National Audit Office; Modernizing Construction, 2000).

In de verschillende werelddelen zijn vergelijkbare programma’s te vinden, zij het minder vergevor-derd en op bescheidener schaal. Engeland is op

06950408_hfdst08.indd 214 16-11-2005 15:51:17

Page 225: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 215

dit gebied duidelijk ‘gidsland’.

8.4.9.a Kernpunten van Rethinking ConstructionIn het rapport Rethinking Construction worden vijf ‘drivers of change’ benoemd, die voor ver-anderingen in de Engelse bouw moeten zorgen. Achtereenvolgens gaat het om: 1 betrokken leiderschap in de bedrijven;2 focus op de klant, de eindgebruiker;3 integratie van (het team dat zorgt voor) pro-ces en product;4 een door kwaliteit gedreven agenda;5 betrokkenheid met het personeel.

Om te zorgen dat het niet bij woorden blijft zet men hoog in op meetbare prestaties. Door de prestaties centraal te stellen wordt de bouw ge-dwongen zich te veranderen, figuur 8.26.

Gelet op de kernpunten van Rethinking Con-struction kan geconcludeerd worden dat dit niets anders is dan hetgeen in alle onderzoekstrajecten in Nederland vanaf 1990 al is geroepen en ge-schreven. In Nederland zijn alle gestarte initiatie-ven nooit van de grond gekomen. Wat is dan nu het succes van het Engelse model? Waarom wijst iedereen nu naar Engeland als oplossing voor alle problemen in de Nederlandse bouwnijverheid?

Waarom is Rethinking Construction succesvol in Groot-Brittannië?Weliswaar is Rethinking Construction uit een an-dere achtergrond ontstaan – geen bouwenquête, maar een vechtsituatie tussen bouwers en over-heid – dat maakt de charme van een Egan-ach-

tige commissie niet minder groot. Die charme zit hem in een drietal punten. In de eerste plaats had de Egan-commissie autoriteit, omdat ze zwaar en breed was samengesteld. Naast een grote bouwer en een corporatiedirecteur zaten er vooral opdrachtgevers en captains of indus-try in. Sir John Egan zelf was Chief Executive bij BAA, de organisatie van Britse luchthavens. In de tweede plaats formuleerde de commissie bondig een vijftal drivers of change plus een serie aan-bevelingen. En in de derde plaats: de commissie had succes.

Het succes komt door de gekozen benadering van de markt. Allereerst werd er gekozen voor pilotprojecten en wel speciaal in de woning-bouw. De gedachte was dat de grootste moge-lijkheid voor verbeteringen van de woningbouw aanwezig was in de sociale woningbouw. Dit om de simpele reden dat de meeste sociale woning-bouw wordt gerealiseerd door een paar grote opdrachtgevers. Deze woningbouwcorporaties en overheden kunnen samenwerken met de bouwnijverheid om de processen en technieken te verbeteren en kwaliteitsproducten te ontwik-kelen. Door middel van een forum wordt de ge-realiseerde verbetering gevolgd.Verder werd vastgesteld dat de grote opdracht-gevers van de bouwnijverheid leiding moesten geven bij de implementatie-projecten (pilot-projecten). Juist ook deze grote opdrachtgevers waren betrokken bij het ontwikkelen van dit concept en hierdoor min of meer verplicht pilot-projecten op te starten. Van belang hierbij is dat gezocht werd naar sponsoring voor de pilotpro-jecten. Natuurlijk door de overheid, maar ook

Betrokkenheid met personeel Winst

Kwaliteitsgerichtheid

Procesintegratie

Focus op de klant

Betrokken leiderschap

Project-implementatie

Productievan

bouwcomponenten

Product-ontwikkeling

Procesverbetering Jaarlijkse doelstellingvoor verbeteringen

Pijlers voor verandering

Keten-integratie

+10%

Productiviteit +10%

Ongevallen -20%

Bouwfouten -20%

Betrouwbaarheid +20%

Bouwtijd -10%

Kapitaalkosten -10%

Figuur 8.26 De uitgangspunten van Rehtinking Construction

06950408_hfdst08.indd 215 16-11-2005 15:51:18

Page 226: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

216

juist door de private sector. Daarnaast werden de toeleveranciers uitgenodigd mee te denken over het realiseren van steeds meer verbeteringen. In feite werden alle partijen betrokken bij deze beweging, met als kern het realiseren van pilotprojecten waarbij de opgedane kennis alleen maar leidt tot steeds meer verbeteringen. Sponsoring was een must en het delen van ken-nis eveneens.

Voor het delen van kennis werd in Engeland een kenniscentrum ingericht. De gehele bouwnijver-heid en alle opdrachtgevers hebben hierdoor toegang gekregen tot de informatie van de pi-lotprojecten, de daar opgedane leerervaringen, maar bijvoorbeeld ook de productverbeteringen die inmiddels zijn bereikt. Het resultaat hiervan is dat in Engeland Rethinking Construction is uit-gegroeid tot een permanent platform waarbij de Britse bouwindustrie, de opdrachtgevers en de overheid samenwerken om de Britse bouw-per-formance te verbeteren.

Is het haalbaar in Nederland?Wordt gekeken naar de andere landen in de wereld dan wordt duidelijk dat de positie van de Nederlandse bouwnijverheid niet uniek is. Andere landen kennen vergelijkbare problemen. De verwachting is dan ook dat de aanpak van het Verenigd Koninkrijk wereldwijd navolging krijgt. Dan kan Nederland niet achterblijven en moeten wij ons voordeel doen met de ervaring opgedaan in de UK.

Belangrijke les uit het Verenigd Koninkrijk is dat een hervormingstraject alleen kans van slagen heeft als deze politiek verankerd is en dat de publieke opdrachtgevers daadwerkelijk een voor-trekkersrol op zich nemen. Maar ook moet men zich realiseren dat deze hervorming heel veel tijd zal gaan vragen. Om de bouwnijverheid te ver-anderen, de culturen om te buigen, de manier van zakendoen te veranderen, het veranderen van organisaties binnen bedrijven maar juist ook bij projecten, moet gedacht worden aan een periode van al snel tien jaar. Verder laten de veranderingen in andere landen zien dat voor vooruitgang duurzame samenwerking nodig is tussen opdrachtgevers en aanbieders, en tussen overheid en bouwbedrijfsleven op strategisch

conditionerend niveau.

Wil Rethinking Construction in Nederland van de grond komen, dan is het aan te bevelen om in navolging van Groot-Brittannië een breed samengestelde commissie door het Kabinet te laten instellen die adviseert over vernieuwingen in de bouw. Deze commissie zou moeten be-staan uit topfiguren uit de overheid, de industrie, de dienstverlening en de bouw en op zo kort mogelijke termijn met belangrijke aanbevelingen moeten komen die zeker voor de Rijksoverheid middels proefprojecten snel geïmplementeerd moeten worden.

Implementatie volgens Brits voorbeeldVoor de bouwnijverheid is het een goede ontwikkeling als Rethinking Construction via het Engelse model wordt uitgerold over de Nederlandse bouwnijverheid. Natuurlijk is de benadering nieuwe wijn in oude zakken. Alle onderzoeksrapporten van de afgelopen 10 jaar geven ontwikkelingen aan in deze richting. Dus vernieuwend is het niet. Het grote verschil met alle uitgevoerde studies is dat deze benadering in het Verenigd Koninkrijk van de grond is geko-men. En dat is voor de Nederlandse bouwnijver-heid nu de uitdaging. Dan gaat er wellicht echt iets veranderen.

8.4.10 Regieraad BouwDe bevindingen van de Parlementaire Enquête-commissie Bouwnijverheid (zie paragraaf 8.4.8) hebben ertoe geleid dat de minister van Econo-mische Zaken, mede namens de ministers van VROM en V&W, de Regieraad Bouw heeft inge-steld (2004).

8.4.10.a Samenstelling RegieraadDe Regieraad bestaat uit een voorzitter met maximaal tien leden. De leden vormen een af-spiegeling van de hele bouwketen. Nadat de minister de voltallige samenstelling van de Regie-raad bekend had gemaakt, traden er al snel twee leden af omdat zij betrokken waren geweest bij de bouwfraude. De vervangers van deze twee leden komen misschien van buiten de bouw, omdat er in de bouwsector nauwelijks onbe-

06950408_hfdst08.indd 216 16-11-2005 15:51:18

Page 227: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 217

smette bestuurders te vinden zijn. De Regieraad moet zijn werk kunnen doen zonder in diskrediet te raken door discussies over het verleden. Het belangrijkste doel van de raad is vernieuwing en ideeën daarover kunnen ook van buiten de bouwsector komen.

8.4.10.b Doel en taken RegieraadDe belangrijkste opdracht van de raad is de motor te worden achter het veranderings- en ver-nieuwingsproces in de bouw, en de bouwsector na de bouwenquête een extra impuls te geven. Het veranderingsproces moet zodanig worden vormgegeven door de Regieraad, dat de noodza-kelijke veranderingen ook daadwerkelijk tot stand komen. De raad heeft onder andere de volgende taken:

• opstellen actieprogramma gericht op snel zichtbare projecten. Dit moet leiden tot bruik-bare resultaten voor de hele sector;

• ervoor zorgen dat de hele bouwsector er-van doordrongen raakt dat het tijd is voor verandering/vernieuwing;

• actieprogramma’s ter beschikking stellen van de hele sector;

• ervoor zorgen dat het proces op gang gehou-den wordt door nieuwe actiepunten te initiëren en de voortgang van lopende acties te monito-ren;

• uitvoering van het programma Proces- en Sy-steeminnovatie in de Bouw (PSIB).

Op de voorzitter en de leden van de Regieraad rust nu de zware taak om in navolging van wat er met Rethinking Construction (zie paragraaf 8.4.9) heeft plaatsgevonden in Groot-Brittannië ook in Nederland de bouwnijverheid die plaats te geven in de samenleving die zij verdient. Dit zeer waardevolle initiatief moet eraan bijdra-gen de bouw om te toveren tot een moderne industrietak met een betere marktwerking, een verlaging van de transactiekosten, verbeterde kwaliteit, grotere klanttevredenheid en een beter rendement voor de bedrijven in de bouwketen.

8.5 Toekomstvisie

Het is duidelijk, de bouw staat de komende ja-ren voor grote veranderingen. De Nederlandse

bouwnijverheid is erg traditioneel: ontwerp en uitvoering zijn gescheiden; een lange bouw-kolom, bestaande uit vele schakels. Hierdoor ontstaat een inefficiënt proces met veel com-municatiestoornissen. De versnippering van de bouwkolom is geen stimulans voor innovatief denken en doen. In figuur 8.27 zijn de verschil-len tussen de Japanse en de Nederlandse bouw-nijverheid weergegeven.

De concurrentie tussen de Nederlandse bouw-bedrijven neemt toe, terwijl de bedreiging van de buitenlandse bouwbedrijven al voelbaar is. Om te overleven of, beter nog, om de omzet te verhogen, moeten bedrijven zich gaan onder-scheiden. Er moet op een andere manier met het bouwen worden omgegaan. Bedrijfseconomisch moet dit leiden tot een hoger rendement en continuïteit, en verbetering van de concurrentie-positie. Maatschappelijk gezien zijn de doelstel-lingen: kwaliteit, innovatie en marktgerichtheid. De maatschappij, de ketenintegratie, de orga-nisatie van de bouwonderneming en de infor-matietechnologie zijn de pijlers van het ‘anders bouwen’.

8.5.1 De maatschappijEen specifiek kenmerk is dat één bouwonder-neming het totale bouwproces beheerst: één onderneming die bij uitstek geschikt is alle huisvestings- en bouwproblemen van zowel een professionele als een incidentele opdrachtgever vlug en adequaat op te lossen. Eén onderneming die in staat is om latente en manifeste wensen van de gebruiker snel te vertalen in een totaal-product. Van dit product staan prestatie, prijs en

Japan Nederland

• totaal systeem; • gescheiden subsystemen;

• all-round aanpak; • lange keten van specialisten;

• inclusief financiën; • exclusief financiën;

• continue kwaliteits- zorg;

• in de kinderschoe-nen;

• voortdurende innovatie.

• geen innovatie.

Figuur 8.27 Een vleugje Japan in de bouw

06950408_hfdst08.indd 217 16-11-2005 15:51:18

Page 228: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

218

planning van te voren vast. Eén onderneming dus, die zich verantwoordelijk stelt voor het totale proces, inclusief kwaliteitsgarantie. De voordelen voor de opdrachtgever zijn duidelijk: het resultaat is goedkoper, de kwaliteit is hoger, er is meer zekerheid, het gebouw kan sneller worden betrokken en niet in de laatste plaats komt er aan vele frustraties een einde. In figuur 8.28 is het schema weergegeven.

Gebruiker

Opdracht-gever

Architect

InstallateurAdviseur

Bouwer Onder-aannemer

Toeleverancier

Totaalaanbieder

Figuur 8.28 De totaalaanbieder

8.5.2 KetenintegratieOok in de bouw moet de ketenintegratie gaan plaatsvinden. Het huidige proces wordt ge-kenmerkt door een aantal duidelijk gescheiden fasen, uitgevoerd door afzonderlijk gecontrac-teerde en dus wedijverende bedrijven. Daarvoor in de plaats komt een korter en vloeiend proces onder verantwoording van één onderneming. Door de betrokkenheid van alle participanten vanaf de beginfase is het mogelijk de keten van bouwpartners in elkaar te schuiven en gelijktijdig op vele fronten bezig te zijn met het ontwerpen en uitwerken. De gevolgen voor het proces zijn weergegeven in figuur 8.29. Maatschappelijk gezien betekent dit duidelijkheid in de diffuse wereld van de bouw. Ook betekent dit het stop-pen van de gigantische kapitaalsvernietiging door doublures, inefficiëntie en communicatie-stoornissen.

8.5.3 De organisatievormKenmerkend voor de organisatie van het anders bouwen is dat deze is afgestemd op single point responsibility. De onderneming heeft zich verzekerd van alle voor het bouwproces noodza-kelijke disciplines. Dit gebeurt door de essentiële disciplines in de organisatie onder te brengen of door duurzame relaties aan te gaan door middel van samenwerkingsverbanden of co-makership. Natuurlijk kan de onderneming altijd op project-basis gebruik blijven maken van de diensten en producten van derden. De aard van de relatie en de vraag wie het deelproduct of de prestatie mag leveren hangt echter niet alleen af van de

Traditioneel bouwproces

Modern bouwproces

Contractarchitect

Contractbouwer Oplevering

Ontwerp Bestek Uitvoering

Contracttotaalaanbieding Oplevering

OpleveringOntwerp

Definitiefbouwcontract

Uitwerking

Budget Uitvoering Besparing

Besteding enprijsonderhandeling

Werk-voorbereiding

Figuur 8.29 Ketenintegratie

06950408_hfdst08.indd 218 16-11-2005 15:51:20

Page 229: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 219

prijs, maar ook van andere factoren. Dit zijn fac-toren die van invloed zijn op het totaalproces, zoals goede kwaliteit, tijdige levering en har-monie met het totale ondernemingsconcept. In figuur 8.30 is de organisatievorm van de bouw-ondernemer weergegeven.

De aandacht van de bouwondernemer richt zich op lean production, teamwork, betrouwbare en snelle communicatie, efficiënt gebruik van kennis en middelen, het elimineren van verspillingen en het werken aan constante verbeteringen. Constante innovatie in de vorm van verregaande industrialisatie is noodzakelijk. Naast industria-lisatie is ook innovatie op het gebied van mate-riaaltechnologie, informatica en communicatie noodzakelijk.

8.5.4 De informatietechnologieDe huidige informatietechnologie in de bouw is even traditioneel als het bouwproces zelf. Geavanceerde informatietechnologie voor het intuïtieve ontwerpproces is voor de bouw nog niet beschikbaar. Informatietechnologie voor de bouwplaats is ook slechts beperkt beschikbaar. Evenmin is er sprake van ‘create once, use it many times’. De informatie uit de systemen van onderaannemers, leveranciers, architect, aan-nemer en adviseurs kan slechts beperkt worden uitgewisseld. Voor het op andere wijze bouwen is het noodzakelijk dat bovengenoemde gaten in de informatietechnologie worden gedicht. Ook is het noodzakelijk dat de integratie tussen verschillende systemen binnen de onderneming en communicatie tussen de systemen van de verschillende bouwpartners met behulp van PDI (Product Data Interchange) tot stand komen. Constante gegevensstromen en gemeenschap-pelijk te benaderen databases zijn van essentieel belang. In figuur 8.31 is de opbouw van een in-formatiesysteem uitgewerkt.

De voordelen zijn duidelijk: de juiste informatie op het juiste moment bij de juiste persoon. Geen doublures meer van werkzaamheden. Snel signa-leren van knelpunten en bijsturen in processen is mogelijk. De communicatie verloopt direct, gestructureerd en de informatie is actueel. De informatietechnologie voor een uiterst efficiënt proces en een korte bouwkolom is dan voorhan-den.

De vier pijlers van het anders bouwen staan borg voor een uiterst efficiënt proces, organisatie en communicatie, duidelijke taakverdelingen en verantwoordelijkheden, vroegtijdige duidelijk-heid over prijs, kwaliteit en planning. Deze aanpak maakt van de huidige bouwnijverheid een moderne industrietak en zal tevens leiden tot besparingen van tientallen procenten op de totale investeringen. De ervaring van de af-gelopen jaren heeft wel geleerd dat hierin een belangrijke rol is weggelegd voor de overheid. Deze veranderingen zullen op de een of andere wijze afgedwongen moeten worden. Dat heeft Rethinking Construction in het Verenigd Konink-rijk ons wel geleerd. Er zal een maatschappelijk breed draagvlak gecreëerd moeten worden, waarbij overheid, grote opdrachtgevers, bouw-

Ondernemerin de bouw

Samenwerking

Maatschappij

BouwwereldBouwbedrijven

Adviseurs

Toe-leveranciers

Installateurs

Architecten

Overheid

Gebruikers

OpdrachtgeversFinanciers

Figuur 8.30 Organisatievorm

Bouwkundig aannemersInstallateursOnderaannemersToeleveranciers

GebruikerFacility managementBelegger

OpdrachtgeverFinancierderOverheid

ArchitectConstructeurAdviseur

MIS = Management Informatie SysteemEDI = Electronic Data InterchangePDI = Product Data Interchange

EDI/PDI

MIS

Projectdatabase

Beheer Initiatief

Uitvoering Ontwerp

Figuur 8.31 Opbouw van een informatiesysteem voor de

bouw

06950408_hfdst08.indd 219 16-11-2005 15:51:21

Page 230: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

220

ondernemingen, adviseurs en kennisinstellingen de handen ineenslaan. Gezamenlijk moet er gewerkt worden aan het ombouwen van onze mooie bouwnijverheid naar een strak gestuurde, innovatieve bouwindustrie.

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

1 Algemene termen in de bouw, Werkgroep 352 00 001. NEN, Delft, 1991.2 Ang, H.I., Het Rgd-prestatiecontract in vastgoed-ontwikkeling. Romer, Schiedam, 1993.3 Arbowet. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1999.4 Atkins, W.S., Strategic Study on the Construction Sector, Strategies for the construction sector. Com-missie van de Europese Gemeenschap, Directo-raat Generaal: Industrie, 1993.5 Bakens, W.J.P. en G.J. Jansen, The future organi-zation of the building process. Bakkenist Manage-ment Consultants, 1992.6 Bakens, W.J.P. en G.J. Jansen, Building process management. Bakkenist Management Consult-ants, (final draft), 1993.7 Berenschot Osborne (red.), Bouwkosten ma-nagement. Delwel, ‘s Gravenhage, 1992.8 Boonekamp, H.A.L., e.a., Het prestatieconcept; begrip, inhoud en betekenis voor het bouwproces. Stichting Bouw Research (211), Rotterdam, 1990.9 Bosch, F. van den E. van Capelleveen, Onder-zoek naar het belang van IT in de bouwnijverheid. In: CA-Techniek, nr. 10, pag 11-14, 1992.10 Bouwbesluit 2003. Ministerie van Volkshuis-vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 200311 Bouwen op Kennis. Rapportage Verkennings-commissie Bouw. Adviesraad voor het Weten-schaps- en Technologiebeleid, maart 2000.12 Bouwen is innoverend. PRC Bouwcentrum, januari 200313 Bouwen Nieuwe Stijl, Konklusies en advies. Hoofdrapport PBTS-haalbaarheidsstudie, Kraan Bouwcomputing b.v., Rotterdam, 1994.14 Bouwproductie en bevolking in de landen van de Europese Unie in 2001. Euroconstruct, 2002.15 Bouwprognoses 2002-2007. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu-beheer, 2001.16 Bouwvergunningsvrije en licht-vergunnings-plichtige bouwwerken, Algemene maatregel van Bestuur van 13 juli 2002. Ministerie van Volks-huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube-heer, 200217 Bouwvisie 2010. Adviesraad Technologiebe-leid Bouwnijverheid, ‘s Gravenhage, 1993.

06950408_hfdst08.indd 220 16-11-2005 15:51:21

Page 231: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 221

18 Bramer, D.C., General contracting in Ne-derland, de bouworganisatievormen van de toe-komst.1995.19 Cijfers en Trends 2003/2004. Rabobank, 200220 Economische kracht van de bouw (de). Directie Coördinatie Bouwbeleid, TNO-beleidsstudies, Delft, 1992.21 Engineering news-record; Top global contrac-tors 2001, Top global design firms 2001, McGraw Hill Construction, 200222 Herwaardering bouwen voor verhoging effecti-viteit. Cobouw, maart 200323 Eindrapport Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid. SDU Uitgeverij, december 200224 EPN in het bouwproces. Novem, 200125 Eye Opener. Ernst & Young, februari 200326 Financiële en algemene gegevens Bouwnijver-heid. Centraal Bureau voor de Statistiek, 200327 Ham, A.M.W. van den en J.C.M. Kleijn, Lo-gistieke instrumenten bij het ontwerpen van Bouw-werken. Stichting Research Rationalisatie Bouw, 1995.28 Handvest Vinex-locaties. Ministerie van Volks-huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube-heer, 2000.29 Hazelhof, F. en E. Rijlaarsdam, Het kan best anders in de bouw. Stichting Bouw Research (166), Rotterdam, 1988.30 Indieningsvereisten voor aanvragen om bouwvergunning. Algemene maatregel van Be-stuur van 13 juli 2002, Ministerie van Volkshuis-vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 200231 Inleiding tot het model kwaliteitssysteem van Bouwwerken. Vereniging Grootbedrijf Bouwnij-verheid, 1991.32 Joosten, H. en D.E. van Werven, Samen-Wer-ken Samen-Delen, project-ongebonden samenwer-king in de B&U sector. Stichting Bouw Research (226), Rotterdam, 1991.33 Koetsveld, M.J. van, e.a., Product Data Inter-change, een introductie. Kluwer, Deventer, 1992.34 Kohnstamm, P.P. en J. Regterschot, De ma-nager als bouwheer; De rol van de bestuurder bij de realisatie van nieuwe huisvesting. Ten Hagen & Stam, 1994.35 Koskela, L., Application of the new production philosophy to construction. Technical research centre, Espo Finland, 1992.36 Lourens E., De positie van de architect in het

bouwproces. Economisch Instutuut Bouwnijver-heid, Amsterdam, 1990.37 Mellis,B. en J.W.F. Wamelink, Production con-trol in construction. Delft University Press, 1993.38 Naeye, T., Strategische samenwerking in de bouw. Erasmus universiteit Rotterdam, 1992.39 NEN 2916, Energieprestatienorm voor utiliteits-gebouwen. NEN, Delft, 1998 (inwerking getreden op 1 januari 2000.40 NEN 5128, Energieprestatienorm voor wonin-gen. NEN, Delft 1998 (inwerking getreden op 1 januari 2000.41 Next Generation Scenario ICT in de Bouw. Mi-nisterie van Economische Zaken, februari 2002.42 Nieuwe Bouwen in Nederland (het). TNO Bouw, december 200243 Oosterhof, F., Organisatie en Communicatie Bouwen Nieuwe Stijl. Technische Universiteit Twente, concept, 1995.44 Position Paper ICT in de Bouw. Ministerie van Economische Zaken, september 2001.45 Pries, F., Innovatie in de bouwnijverheid. Ebu-ron, Delft, 1995.46 Reitsma, D en N.J.T. Bol, Toelevering in de bouw; dynamiek en strategie. Stichting Bouw Re-search (282), Rotterdam, 1993.47 Ruimte maken ruimte delen. Nieuwsbrief over de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mei 2001.48 Regeling van de verhouding tussen opdrachtge-ver en adviserend ingenieursbureau (RVOI-1987). Koninklijk Instituut van Ingenieurs en Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs, 198749 Relatie ontwerpen-uitvoeren. Stichting Bouw Research, Rotterdam, 1976.50 Rethinking Construction, Movement for Inno-vation (results for 2000). Waterloo Air Manage-ment, 2000.51 Rethinking Construction, Movement for In-novation. Waterloo Air Management, november 2001.52 Ruimte maken, ruimte delen, Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (samenvatting, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, februari 2001.53 Scan van de Nederlandse Bouwsector, CAP Analysis in opdracht van de Nederlandse Mededin-gingsautoriteit (Nma). CAP, juni 2002.54 Spekking, ir. D., en ir. J.C. Hamilton: Position

06950408_hfdst08.indd 221 16-11-2005 15:51:21

Page 232: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

222

06950408_hfdst08.indd 222 16-11-2005 15:51:21

Page 233: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 223

Register

Aaanbesteden 65aanbesteden, Europees 150aanbesteden, project-

management-vorm 185aanbesteding 4, 108, 154, 212aanbesteding, getrapte 154,

166, 167aanbesteding, gunnings-

criteria 152aanbesteding, meer-

voudige 65aanbesteding, onderhandse 93aanbesteding, traditionele 167aanbestedingsprocedures 151aanbestedingsvormen,

traditionele 108aanbiedersmarkt 84aannemer 14aanschrijving 143adviesbureau 92, 102Adviesraad Technologiebeleid

Bouwnijverheid 186Adviesraad voor het Weten-

schaps- en Technologiebeleid (AWT) 193

adviseur 14, 102adviseur, bouwfysisch 14adviseur, installatie-

technisch 104adviseur, kosten- 104afbouwfase 75afstandsverklaring 157, 161afwerkingsbedrijven 109algemeen tijdschema 73algemene bedrijfskosten 67algemene bouwplaats-

kosten 67Algemene wet

bestuursrecht 122Arbeidsomstandighedenwet,

Bouwprocesbesluit 143Arbo-Informatiebladen 143arbocoördinator 66Arbowet 47, 143architect 4, 14, 97architecten 189

architectenbureau 97architectenregister 97architectonische super-

visie 160ARTB, ’Bouwvisie 2010‘ 186automatisering 80, 202automatisering

ontwerpproces 100

BBAS 206begroting, directie- 64begroting, inschrijf- 65begroting, open 65beheer- en gebruiksfase 17, 47beheerder 85behoefte, bouw- 49beleggers 14, 86beleidsbeslissingen 119Besluit mededingingsregeling

voor de bouwsector 114Besluit uniforme

bouwvoorschriften 127bestek 46bestekfase 64bestektekening 59bestekwijzigingen 76bestemmingsplan 120bezettingsgraadklasse 135Bond van Nederlandse

Architecten BNA 97bouw, automatisering in

de 107bouw, samenwerkings-

verbanden in de 113bouw, toekomstvisie 217bouw, uitvoerende 105bouw, vergeleken met andere

industrietakken 180bouwbedrijf, organisatie 106bouwbedrijven,

uitvoerende 189bouwbehoefte 49Bouwbesluit 127, 134Bouwbesluitvoorschriften 135bouwcoördinator 162’Bouwen op Kennis‘,

onderzoeksrapport 193Bouwfraude 214

bouwfraude, parlementaire enquête 21

bouwfysisch adviseur 14bouwmarkt 12bouwmeester 2bouwmethoden 19bouwnijverheid, definitie 24bouwnijverheid, indeling 24bouwnijverheid,

Nederlandse 41bouwnijverheid,

ontwikkelingen 186bouwnijverheid

organisatorisch 187bouwondernemingen,

Japanse 181bouwopgave 8bouworganisatie 17bouworganisatievormen 154,

163bouwplaatsinrichting 72bouwplannen, standaard 158bouwproces 44bouwproces, functies in 9bouwproces, participanten 12bouwproces, tekeningen 58Bouwprocesbesluit Arbeids-

omstandighedenwet 47, 143

bouwproductie 11, 35, 39bouwproductie,

ontwikkelingen 29bouwrijp 74bouwteam 156, 166, 167bouwteamconcept 7bouwterrein, inrichting 71bouwvergadering 75bouwvergunningsregime 130bouwvergunningvrije

bouwwerken 129bouwverordening 127, 128bouwvoorschriften, Besluit

uniforme 127bouwwerk 27bouwwerken,

bouwvergunningsvrije 129bouwwerken, licht-vergun-

ningplichtige 130bouwwerken,

prestatieeisen 135

06950408_hfdst08.indd 223 16-11-2005 15:51:22

Page 234: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

224

bouwwerken, regulier- vergunningplichtige 130

bouw in de Middeleeuwen 2brochureplannen 158bruto vloeroppervlakte 49budget, definitief 50budget, taakstellend 50

Ccalculatie, kosten- 104CE-markering 142cityvorming 187co-makership 114comakership-relaties 188combinatieverband 156communicatietechnologie 202communicatie in de bouw en

infra 202constructeur 14, 104contourenbeleid 124contract, dienstverlenend 161contract, inkoop- 73contract, prestatie- 163contractering 107contracting, general 159contracting, management- 162contractmomenten 161contractors, general 181contractors, sub- 182contractuele

verhoudingen 154CROWOB 205Crystal Palace 4

Ddefinitief budget 50definitief ontwerp 46, 62, 161definitie bouwnijverheid 24definitie gebouw 8definitie ontwerpen 59demografische

ontwikkelingen 31dienstverlenend contract 161directiebegroting 64directievoering 75Drank- en Horecawet 147drempelbedragen 151driegolventheorie 22

driehoeksrelatie 5duurzaam bouwen 18, 22

Ee-commerce 206EAN Nederland 206EC Standaard Bouw 206eerstelijnsnormen 141eigenaar 85eilandautomatisering 203eindafrekening 76eindrapport Bouwfraude 214eisen, functionele 7energie-efficiëntie 138energieprestatiecoëfficiënt 137energieprestatienormering 137EPC, berekening 139EPC-eisen 138ETIM/IT 205Europees aanbesteden 150Europese Gemeenschap 150Europese regelgeving 188exploitatiekosten 50

Ffaalkosten 79fase, beheer- 17fase, gebruiks- 17, 78fase, ontwerp- 17fase, programma- 17fase, realisatie- 17fatale termijnen 129financiële regelgeving 19functionele eisen 7functionele levensduur 7

Ggebouw, definitie 8gebouwde omgeving 7gebouwmanagement 41gebrekenoverzicht 77gebruiker 16, 85gebruiksfase 78geharmoniseerde normen 141general contracting 159, 166,

168general contractors 181

geïntegreerde bedrijven 188, 189

geschatte hoeveelheden 76getrapte aanbesteding 154,

166, 167gietbouw 19gilden 2goederenstroombeheersing 71grond, weg- en waterbouw,

investeringen 36grondkosten 50gunningvarianten 155

Hhaalbaarheidsstudie 10, 45, 49hallen 4Highly Integrated

Turn-key 159hoofdbewerkingen 67hoofdgebruiksfuncties 134horizontale integratie 113huisvesters 88huisvestingsbehoefte 48huisvestingsproces 48Huursubsidiewet 149

Iincidentele opdrachtgever 14,

92informatiestandaarden 204informatietechnologie 21,

112, 190, 202, 219ingenieur, raadgevend 103Ingenieurs, Koninklijk Instituut

van (KivI) 103Ingenieurs, Orde van

Nederlandse Raadgevend (ONRI) 103

ingenieursbureaus, raadgevende 189

initiatief 45initiatiefnemer 10inkoopcontract 73Innovatieprogramma Stedelijke

Vernieuwing 149inrichtingsfase 75inrichting bouwterrein 71inschrijfbegroting 65

06950408_hfdst08.indd 224 16-11-2005 15:51:22

Page 235: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 225

installateur 110installatiebedrijven 189installatietechnisch

adviseur 104integrale goederenstroom-

beheersing 71integratie, horizontale 113integratie, keten- 178integratie, verticale 113integratie, verticale achter-

waartse 113integratie, voorwaartse verticale 113investeringskosten,

opbouw 51

Jjoint venture 156

KKantoren Fonds Nederland 33kathedralen 2KernBeslissingen, Planologische

(PKB) 119ketenintegratie 178, 218Koninklijk Instituut van

Ingenieurs (KivI) 103kosten, algemene bedrijfs- 67kosten, algemene bouw-

plaats- 67kosten, exploitatie- 50kosten, grond- 50kostenadviseur 104kostenbewaking 77kostencalculatie 104kostenconcurrentie 191kwaliteitsverklaringen 141kwaliteitszorg 178

Llandschapsarchitect 14lean-production 175lean design 177leefomgeving, kwaliteit 124levensduur 27levensduur, functionele 7leveringsplan 72

licht-vergunningplichtige bouwwerken 130

logistiek proces 72lokale relatiemarkt 114

Mmanagement, contracting 162management, gebouw- 41markt, aanbieders- 84markt, vragers- 84marktontwikkelingen 186marktsegmenten 25materieelplan 72mededingingswetgeving 212meer- en minderwerk 76meervoudige

aanbesteding 65, 108milieuwetgeving 143, 147ministeriële regelingen 142model-aansluitvoorwaar-

den 142modelbouwverordening 127Model Kwaliteitssystem

Matrix 66montagebouw 20Monumentenwet 147, 148multiplierfactor 28

Nnationaal ruimtelijk beleid 125NEN-norm 141NEN 2574 44NEN 2631 50NEN 2916 137NEN 5128 137netto bouwproductie 37nevenaannemer 109’Next Generation Scenario ICT

in de Bouw’, onderzoek 199Nieuwe Bouwen, het 196’Nieuwe Bouwen’,

onderzoeksrapport 196nieuwe zakelijkheid 212normen, eerstelijns- 141normen, geharmoniseerde 141Nota ruimtelijke ordening 122

Oobjectenbibliotheken 205omgeving, gebouwde 7onbewoonbaarverklaring 143onderaannemer 15, 66, 109onderhandse aanbesteding 93,

155onderhoud 25, 37onderzoek ’Next Genera-

tion Scenario ICT in de Bouw‘ 199

onderzoeksrapport ’Het Nieuwe Bouwen‘ 196

ontwerp, definitief 46, 62, 161ontwerp, structuur- 46ontwerp, uitvoerbaarheid 7ontwerp, voorlopig 46, 61ontwerpen 10ontwerpen, definitie 59ontwerpfase 10, 17, 46, 59ontwerpproces 60ontwerpproces,

automatisering 100ontwerptekening 59ontwikkelingen,

demografische 31opdrachtgevende bouw 84opdrachtgever 85, 155opdrachtgever,

gedelegeerd 154opdrachtgever, incidentele 14,

92opdrachtgever,

professionele 13openbare aanbesteding 108,

155open begroting 65oplevering 77oplevering, proces-verbaal

van 77opleveringsdocumenten 77opnamelijst 77opneming 76optimaliseren

productieproces 188Orde van Nederlandse

Raadgevend Ingenieurs (ONRI) 103

organisatievorm, traditionele 17

06950408_hfdst08.indd 225 16-11-2005 15:51:22

Page 236: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

226

overall-planning 69overheid 18overheidsopdrachten 149overheidsopdracht voor de

nutssector 151overheidsopdracht voor de

uitvoering van werken 150overheidsopdracht voor

diensten 151overheidsopdracht voor

levering 150

PPAIS 202parlementaire enquête

bouwfraude 21parlementaire enquête

Bouwnijverheid 210plannen, brochure- 158planning 69Planologische KernBeslissingen

(PKB) 119Plan van Aanpak (PvA) 57Platform Afstemming

Informatietechnische Structuur (PAIS) 204

prestatiecontract 163prestatiespecificaties 93prijsvorming 46prijsvormingsfase 65proces, logistiek 72proces-verbaal van

oplevering 77productiefactoren 67productieorganisatie,

flexibele 190productietekeningen 73professionele

opdrachtgevers 13programmafase 17, 45, 48Programma van Eisen

(PvE) 10, 57projectanalyse 67projectdefinitie 17, 46projectleveranciers 188projectmanagement 104projectmanagement,

ondersteuning 205projectontwikkelaar 14, 85, 90

projectontwikkelaar- aannemer 90

projectontwikkelaar- belegger 90

projectontwikkeling 89Publiek-Private Samenwerking

(PPS) 114, 187

Rraadgevend ingenieur 103raamovereenkomst 157rapport Bouwprognoses 31realisatiefase 17, 46regelgeving 20, 126regelgeving, financiële 19regelgeving, technische 18regelingen, ministeriële 142Regeling van de Verhouding

tussen Opdrachtgever en adviserend Ingenieurs- bureau 103

Regieraad Bouw 216regulier-vergunningplichtige

bouwwerken 130relatie, driehoeks- 5relatie, traditionele 5relatiemarkt 26, 160relatiemarkt, lokale 114’Rethinking Construction‘,

studie 214Rgd-prestatiecontract 163rijksbouwmeester 97Rijksgebouwendienst 88ruimtebeheer 47ruimtebehoefte 45ruimtelijke ordening 118, 123ruwbouwfase 74RVOI 103

Ssamenwerking,

publiek-private 114schaalgrootte 41schetsplan 132single point responsibility 218sloop 47sociaal-economische

ontwikkelingen 186

SR 1997 (Standaard Reglement rechtsverhouding opdracht-gever-architect) 58

STABU LexiCon 205standaardisatie, optionele 190Standaardvoorwaarden

Rechtsverhoudingen opdrachtgever- architect (SR 1997) 99

standaard bouwplannen 158stapelbouw 19stedelijke netwerken 124stedenbouwkundige 14stelposten 76streekplan 120structuurontwerp 46structuurontwerpfase 61structuurplan 120studie ’Rethinking

Construction‘ 214studie ’VISI‘ 207subcontracting 114subcontractors 182supervisie,

architectonische 160

Ttaakstellend budget 50Tabel 0 Cl/SfB 8technische regelgeving 18tekeningen, productie- 73tekeningen, uitvoerings- 73tekeningenplan 72telewerken 187termijnen, fatale 129tijdschema, algemeen 73TNO, ’De economische kracht

van de bouw‘ 190toegankelijkheid 135toekomstvisie

bouwnijverheid 217toeleverancier 15, 110toeleveranciers 189Toffler, Alvin 22Total Quality Control 182traditionele aanbestedings-

vormen 17, 108traditionele relatie 5transactiekosten 166

06950408_hfdst08.indd 226 16-11-2005 15:51:23

Page 237: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

8 DE BOUW OP MIDDELLANGE TERMIJN 227

turn-key 18, 166, 168turn-key-organisatie 158Turn key, Highly

Integrated 159tweede oplevering 77

UUAV 1989 107uitvoerbaarheid ontwerp 7uitvoeringsplanning 68uitvoeringstekeningen 59, 73uitwerkingsfase 46Uniforme Administratieve

Voorwaarden 107utiliteitsbouw 25, 33, 187

VV&G-coördinator 144V&G-dossier 146Veiligheids- en Gezondheids-

plan (V- en G-plan) 66, 144veranderings- en

vernieuwingsproces 217Vereniging BAS 206verhoudingen,

contractuele 154verrekenbare hoeveelheden 76verticale achterwaartse

integratie 113verticale integratie 113vervangingsmarkt 187Vinac 126VINEX 32, 87, 126, 213VISI 207volkshuisvestingsbeleid 32voorlopig ontwerp 46, 61vooroplevering 77voortgangscontrole 77voorwaartse verticale

integratie 113vragersmarkt 84vrij verhuurbare

vloeroppervlakte 49

WWaarde-Prijs-Kosten

model 197wederopbouw 8weekrapporten 75Welstandsnota 128werkbegroting 67werkregeling 70werkvoorbereiding 11, 67werkvoorbereidingsschema 70Wet op de architectentitel 97Wet op de Ruimtelijke

Ordening 118Wet stedelijke vernieu-

wing 148woningbouw 25, 187woningbouwcorporaties 90Woningwet 8, 127Woningwet 2003 128

06950408_hfdst08.indd 227 16-11-2005 15:51:23

Page 238: Jellema 1 Bouwnijverheid(Decrypt)

228

06950408_hfdst08.indd 228 16-11-2005 15:51:23