Top Banner
INFORMATIERECHTEN EN PLICHTEN VAN DE ONAFHANKELIJKE BESTUURDER Aantal woorden: 32 724 Lukas Segers Studentennummer: 01203387 Promotor: Prof. dr. Christoph Van der Elst Commissaris: mevr. Ines Vandevelde Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2017 2018
106

Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Oct 10, 2020

Download

Documents

dariahiddleston
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

INFORMATIERECHTEN EN PLICHTEN VAN

DE ONAFHANKELIJKE BESTUURDER

Aantal woorden: 32 724

Lukas Segers Studentennummer: 01203387

Promotor: Prof. dr. Christoph Van der Elst

Commissaris: mevr. Ines Vandevelde

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten

Academiejaar: 2017 – 2018

Page 2: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

2

Dankwoord

Bij het tot stand komen van deze masterproef ben ik schatplichtig aan een heel aantal mensen die

ik dan ook graag zou willen bedanken in dit dankwoord.

Ten eerste had ik graag Prof. Dr. Christoph Van der Elst bedankt voor het aanbrengen van het

onderwerp van deze masterproef en het begeleiden van de totstandkoming hiervan.

Ook iedereen die geholpen heeft met nalezen en het aanbrengen van correcties verdienen een

dankjewel. In het bijzonder Violette Vanscheeuwijck: zonder haar had deze thesis er helemaal

anders uitgezien.

Graag zou ik ook het Vlaams Rechtsgenootschap Gent en in het bijzonder al mijn collega’s van

het praesidium 2015-2016 en 2016-2017 om kleur te geven aan mijn studies. Vrienden voor het

leven is wat je overhoudt aan zo’n fijne jaren en dan staat een dankwoord niet meer dan op zijn

plaats.

Tot slot de mensen die mij door dik en dun gesteund hebben. Mijn ouders, en dan bedoel ik ze alle

vier, kan ik niet genoeg bedanken voor het monnikengeduld dat ze opgebracht hebben de voorbije

maanden. Wanneer het schrijven niet lukt en de frustraties ergens naartoe moeten hebben ze steeds

klaargestaan om steun te bieden (en gezaag te ondergaan) waar ze konden. Ook Robbe is het

vermelden waard: hij zorgde er – op geheel eigen wijze – voor dat ik het schrijven kon relativeren.

Een alinea in een dankwoord is niet genoeg om hen te bedanken, maar het is alvast een begin!

Page 3: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

3

Inhoudstafel

Dankwoord .................................................................................................2

Inhoudstafel ................................................................................................3

Hoofdstuk 1: Inleiding ..............................................................................8

1.1 Algemene problematiek ..................................................................................... 8

1.1.1 Rechtseconomische benadering ........................................................................................ 8

1.1.2 Onderzoeksopzet ............................................................................................................. 10

1.2 Onderzoeksvraag .............................................................................................. 11

1.3 Beperking ......................................................................................................... 11

1.4 Methodiek ........................................................................................................ 12

Hoofdstuk 2: Wetgevend kader .............................................................13

2.1 Belgisch recht ................................................................................................... 13

2.1.1 Hard Law ........................................................................................................................ 13

2.1.1.1 Wetboek van Vennootschapen ................................................................................. 13

2.1.2 Soft Law .......................................................................................................................... 15

2.1.2.1. Corporate Governance Code 2009 .......................................................................... 15

2.1.2.2. Code Buysse ........................................................................................................... 16

2.1.2.3. Verplichting aanduiding van een corporate governance code ................................ 17

2.1.2.4 Belang van Corporate Governance Codes ............................................................... 18

2.2 Frans recht ........................................................................................................ 20

2.2.1 Hard Law ........................................................................................................................ 20

2.2.1.1 Het vennootschapsbestuur in Frankrijk: algemene situering ................................... 20

2.2.1.2 Informatierechten en –plichten ................................................................................ 22

2.2.2 Soft Law .......................................................................................................................... 23

2.2.2.1 Code ‘AFEP-MEDEF’ ............................................................................................. 23

Page 4: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

4

2.2.2.2 Code Middlenext ...................................................................................................... 26

2.2.2.3 Institut Français des Administrateurs ...................................................................... 28

Hoofdstuk 3: De geïnformeerde bestuurder .........................................31

3.1 Informatierechten van bestuurders ................................................................... 31

3.1.1 Grondslagen van informatierechten ................................................................................ 31

3.1.1.1 Collegialiteit van de raad van bestuur ...................................................................... 31

3.1.1.2 Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders ........... 33

3.1.1.3 De vergelijking met commissarissen ....................................................................... 34

3.1.1.4 Soft Law ................................................................................................................... 36

3.1.1.5 Frans Recht .............................................................................................................. 37

3.1.2 Titularis van de vordering ............................................................................................... 40

3.2. Hoe het individueel onderzoeksrecht uit te oefenen ....................................... 43

3.2.1 Aan wie stelt men de vraag? ........................................................................................... 43

3.2.2 Wie neemt er de beslissing? ............................................................................................ 44

3.2.3 Grenzen van het verzoek ................................................................................................. 47

3.2.3.1 Doelmatigheid .......................................................................................................... 48

3.2.3.2 Proportionaliteit ....................................................................................................... 49

3.2.3.3 Belangenconflict ...................................................................................................... 50

3.2.3.4 Verbod op rechtsmisbruik ........................................................................................ 50

3.2.4 Praktische modaliteiten ................................................................................................... 51

3.3 Wat indien er geen medewerking verleend wordt? ......................................... 54

3.3.1 Gerechtelijke weg ........................................................................................................... 55

3.3.1.1 De procedure in kort geding .................................................................................... 55

3.3.1.2 Schadevergoedingseis .............................................................................................. 57

3.3.1.3 Nietigheid van de besluiten van de raad van bestuur ............................................... 57

3.5 Wat met het auditcomité? ................................................................................ 58

3.5.1 Algemeen ........................................................................................................................ 59

Page 5: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

5

3.5.2 Informatiestroom ............................................................................................................ 60

3.5.3 Besluit ............................................................................................................................. 61

Hoofdstuk 4: De relatie tussen informatieplicht en aansprakelijkheid

...................................................................................................................62

4.1 Informatieplicht van de bestuurder .................................................................. 62

4.1.1 Bestaan van de informatieplicht...................................................................................... 62

4.1.1.1 Collegialiteit van de raad van bestuur ...................................................................... 63

4.1.1.2 Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders ........... 63

4.1.1.3 Corporate Governance Code 2009 ........................................................................... 63

4.1.1.4 De toezichtsplicht van de raad van bestuur.............................................................. 64

4.1.2 Omvang van de informatieplicht .................................................................................... 67

4.1.2.1 Omvang van de toezichtsplicht ................................................................................ 67

4.1.3 Relatie tussen toezichtsplicht en informatierecht ........................................................... 69

4.2 Bestuurdersaansprakelijkheid .......................................................................... 70

4.2.1 Wettelijk kader bestuurdersaansprakelijkheid ................................................................ 70

4.2.2 Art. 527 W. Venn. ........................................................................................................... 72

4.2.2.1 Concept bestuursfout / 527 ...................................................................................... 72

4.2.2.2 Pluraliteit van bestuurders: ...................................................................................... 73

4.2.3 Art. 528 W. Venn. ........................................................................................................... 74

4.2.3.1 Foutconcept .............................................................................................................. 74

4.2.3.2 Kenmerken ............................................................................................................... 75

4.2.4 Onrechtmatige daad ........................................................................................................ 75

4.2.5 Instellen van de vordering ............................................................................................... 76

4.2.5.1 Vennootschapsvordering ......................................................................................... 76

4.2.5.2 Minderheidsvordering .............................................................................................. 76

4.2.5.3 Externe aansprakelijkheid ten aanzien van derden .................................................. 77

4.2.3 Beoordeling door de rechter ........................................................................................... 77

Page 6: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

6

4.3 Informatierechten als bescherming tegen aansprakelijkheid ........................... 78

4.3.1 Informatie als schild ........................................................................................................ 78

4.3.2 Bevoegdheidsverdeling ................................................................................................... 79

4.3.3 Interne taakverdeling ...................................................................................................... 80

4.3 Frankrijk ........................................................................................................... 81

4.3.1 Informatieplicht en aansprakelijkheid............................................................................. 81

4.3.2 Verplichtingen gecreëerd door soft law .......................................................................... 82

4.4 Conclusie .......................................................................................................... 83

Hoofdstuk 5: De onafhankelijk bestuurder en informatie ..................85

5.1 Inleiding ........................................................................................................... 85

5.2 Begrip onafhankelijk bestuurder ...................................................................... 85

5.2.1 Geschiedenis ................................................................................................................... 85

5.2.2 Introductie in de Belgische soft law ............................................................................... 87

5.2.2.1 Code Lippens ........................................................................................................... 87

5.2.2.2 Corporate Governance Code 2009 ........................................................................... 89

5.2.2.3 Code Buysse ............................................................................................................ 89

5.2.3 Wettelijke verankering in België .................................................................................... 90

5.2.3.1 Artikel 524 W. Venn. ............................................................................................... 90

5.2.3.1 Wettelijke vereisten van onafhankelijkheid ............................................................. 91

5.3 Informatierechten en –plichten van de onafhankelijk bestuurder ................... 94

5.3.1 Uitvoerende bestuurders vs. Niet-uitvoerende bestuurders ............................................ 94

5.3.2 Functie onafhankelijke bestuurders ................................................................................ 95

5.3.3 Informatierechten – en plichten ...................................................................................... 96

5.3.3.1 Informatierechten van onafhankelijke bestuurders .................................................. 96

5.3.3.2 Informatieplichten van onafhankelijke bestuurders ................................................. 97

Besluit .......................................................................................................99

Page 7: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

7

Bibliografie ............................................................................................ 101

Rechtsleer ............................................................................................................. 101

Soft Law instrumenten ......................................................................................... 105

Belgische soft law instrumenten ............................................................................................ 105

Buitenlandse soft law instrumenten: ...................................................................................... 105

Page 8: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

8

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Algemene problematiek

001. Inleiding - In de uitoefening van een bestuursfunctie is de toegang tot informatie binnen de

onderneming van cruciaal belang om bestuurders toe te laten hun mandaat naar behoren uit te

oefenen en zo mee te werken aan een sterkere bedrijfscultuur. De controlerende functie binnen de

raad van bestuur is immers een van de taken van de raad van bestuur: zij zijn verplicht om toe te

zien op de hele onderneming, in het bijzonder het topmanagement, en zo het voortbestaan van de

onderneming te verzekeren.

Dit roept dan ook enkele vragen op: hoe komt een individuele bestuurder of de raad van bestuur

als geheel aan de nodige informatie? Bestaan er (juridische) mogelijkheden om informatie te

verkrijgen die niet meegedeeld is? Indien hij of zij dit niet eist, is dit een fout die kan leiden tot

mogelijke aansprakelijkheid? Over het samenspel tussen deze rechten en plichten zal mijn

onderzoek dan ook gaan.

Het laatste aspect van mijn masterproef zal in het bijzonder gaan over de rol van de onafhankelijk

bestuurder. Of de kwalificatie van onafhankelijk meer verplichtingen met zich kan of moet

meebrengen is een onderwerp dat nog niet uitgebreid aan bod gekomen is binnen de rechtsleer, en

ik wil dan ook een eerste voorstel doen.

Gezien het beperkte Belgische kader zal ik ook een rechtsvergelijkend onderzoek doen met het

Frans recht. Dit zal niet in één groot hoofdstuk gebeuren maar wel deel per deel waar relevant.

1.1.1 Rechtseconomische benadering

002. Een economische benadering - De achterliggende redenen om een onderzoek te voeren naar

informatierechten en –plichten van bestuurders zijn niet enkel en alleen vennootschapsrechtelijk.

De vraag naar hoe ons vennootschapsrecht dit benadert is wel degelijk waar het onderzoek over

zal gaan, maar de achterliggende problematiek is die van de asymmetrische informatie. Een

woordje uitleg over het principaal-agent probleem en de informatieasymmetrie is dan ook aan de

orde.

Page 9: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

9

003. Principaal agent – Het principe achter de principaal-agent theorie is duidelijk omschreven

door JENSEN:

“An agency relationship is a contract in which one or more persons-the principal(s)-

engage another person – the agent – to take actions on behalf of the principal(s) that

involve the delegation of some decision-making authority to the agent”.1

Toegepast op de context van een onderneming slaat dit op het onderscheid tussen aandeelhouders

(principals) die maximale winst nastreven aan de ene kant, en managers (agents) die andere

motieven hebben dan winstmaximalisatie. Bij gebrek aan de juiste incentives en/of afdoende

monitoring zal de agent zijn bevoegdheden kunnen uitoefenen zoals hij dat wil. Corporate

governance speelt dan een rol door instrumenten en mechanismen te ontwikkelen die managers

ertoe kunnen aanzetten de belangen van aandeelhouders na te streven.2

004. Informatie-asymmetrie - Het meest befaamde werk over informatie-asymmetrie is

ongetwijfeld “The market for ‘Lemons’: Quality Uncertainty and the Market Mechanism” van

George Akerlof3 geschreven in 1970 waarin hij de notie van informatie-asymmetrie ontwikkelt

aan de hand van de tweedehandsautomarkt.

Ook binnenin eenzelfde vennootschap kunnen er informatie-asymmetrieën optreden. Zo kan er

asymmetrie ontstaan tussen de raad van bestuur en de aandeelhouders, als tussen bestuurders

onderling (en dan meer specifiek tussen de uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders). Hoewel

het efficiënt is om binnen de onderneming de beslissingen te laten nemen door zij (in casu zullen

dit de uitvoerende bestuurders zijn) die beschikken over wat JENSEN ‘specific knowledge’ noemt

(dit is kennis met hoge transfer costs, vb. gedetailleerde informatie over processen binnen de

onderneming)4 is het belangrijk om het toezicht op deze groep te laten uitoefenen door een

afzonderlijke groep5 (de niet-uitvoerende bestuurders) en zo de agency kosten minimaal te

1 M. JENSEN, A theory of the firm: governance, residual claims and organizational forms, Cambridge (Mass.),

Harvard University Press, 2000, 137. 2 L. VAN DEN BERGHE, “Internal Governance: The Neglected Pillar of Good Governance” in E. WIJMEERSCH

(ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wijmeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 948. 3 G. AKERLOF, “The Market for ‘Lemons’: Quality Uncertainty and the Market Mechanism”, Quarterly Journal of

Economics, Cambridge (Mass.), MIT Press, 1970, 488-500. 4 M. JENSEN, Foundations of organizational strategy, Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 1998, 312.

5 M. JENSEN, Foundations of organizational strategy, Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 1998, 320.

Page 10: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

10

houden. Een gevaar hiervoor is dat de information gap hun mogelijkheid om een objectieve

mening te vormen over de kwaliteit en prestaties van het management in gevaar kan brengen.6

005. Mogelijke oplossingen - Voor de asymmetrie tussen uitvoerende en niet-uitvoerende

bestuurders zijn er theoretisch twee oplossingen7:

- Bonussen (incentives) voor het actief meedelen van informatie

- Monitoring

Monitoring is de optie die verder besproken zal worden. De corporate governance literatuur

besteedt veel aandacht aan de monitoringfunctie van de raad van bestuur en doet hier ook

voorstellen tot verbetering. Zo kan monitoring verbeterd worden door vb. de rol van de CEO en de

rol van voorzitter van de raad van bestuur gescheiden te houden zodat er controle uitgeoefend kan

worden. Dit is een typische corporate governance regel die inzet op monitoring om agency-kosten

te drukken. Door monitoring zullen de niet-uitvoerende functies er over kunnen waken dat de

uitvoerende functies rekening houden met de belangen van de principalen.

We kunnen dus stellen dat uitvoerende bestuurders door de aard van hun functie over informatie

zullen beschikken waarover de niet-uitvoerende bestuurders niet zullen beschikken. In welke mate

en op welke manier deze informatie dient door te stromen naar de niet-uitvoerende bestuurders is

een vraag waarop de corporate governance een antwoord probeert te vinden.

1.1.2 Onderzoeksopzet

006. Gezien dit een masterproef in de Rechtsgeleerdheid is zal niet het economisch maar wel het

juridisch perspectief onderzocht worden. Er zijn tal van juridische problemen en onduidelijkheden

wat betreft de informatierechten naar Belgisch recht: er moet nagegaan worden of de bestuurder

hierover beschikt en wat de exacte draagwijdte zou zijn.

Het is immers niet eenvoudig om de draagwijdte van informatierechten van bestuurders af te

bakenen. De literatuur is schaars, en het probleem niet uitgebreid beschreven. Toch zal ik hier

proberen in detail te achterhalen hoe ver het informatierecht reikt, en ook op zoek gaan naar de

6 A-M. REHEUL en A. JORISSEN, “Do Boards with Different Compositions Face Different Organizational

Information Contexts?”, RBE 2010, afl. 1, 58. 7 A. ELBARY, D. GOUNOPOULOS, F. SKINNER, “Governance Quality and Information Alignment”,

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/fmii.12026 .

Page 11: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

11

relatie met de informatieplicht. Ook de relatie met het individueel onderzoeksrecht verdient

aandacht in dit inleidend deel: zowel de individualiteit als het onderzoeksrecht dient besproken te

worden.

Het recht op informatie moeten we onderscheiden van het individueel onderzoeksrecht, dat

inhoudt dat zij zelf de informatie gaan vergaren die nodig is om hun taak op zodanige wijze uit te

oefenen dat zij zichzelf tegen aansprakelijkheid wegens onvoldoende toezicht of onzorgvuldig

bestuur kunnen beschermen.8 Het verschil tussen beiden is dus dat het informatierecht van de

bestuurder slaat op het recht om zich te informeren over de toestand van de vennootschap, waar

het individueel onderzoeksrecht zich richt op de vraag wat de bestuurder precies kan doen als

individu (en waar de grens van het collegiaal karakter van de raad van bestuur zich bevindt).

Hoewel er dus theoretisch gezien een verschil te maken is tussen beide begrippen zal ik deze toch

door elkaar gebruiken. Ze dienen immers steeds samen gezien en gebruikt te worden; het

individueel onderzoeksrecht is de praktische (individuele) veruitwendiging van het theoretisch

recht op informatie.

Het informatierecht is zowel een vereiste om met kennis van zaken te kunnen deelnemen aan de

collegiale besluitvorming in de raad van bestuur, als de tegenhanger van de informatieplicht. Die

informatieplicht staat dan weer in relatie met de bestuurdersaansprakelijkheid. Het samenspel en

de onderlinge relaties van deze concepten proberen te bepalen is waar deze masterproef om draait.

1.2 Onderzoeksvraag

007. Onderzoeksvraag - De onderzoeksvraag zal er uit bestaan om de informatierechten en –

plichten weer te geven die rusten op bestuurders van de raad van bestuur van een NV en of er een

relatie is met de bestuurdersaansprakelijkheid. Dit zal ook rechtsvergelijkend onderzocht worden

met het Frans recht. Tot slot zal er gekeken worden of de positie van de onafhankelijk bestuurder

betekent dat er voor hem of haar andere informatierechten of –plichten zouden kunnen gelden.

1.3 Beperking

008. Beperking - Een aantal zaken zullen niet besproken worden in deze masterproef. Zo komt

het directiecomité naar Belgisch recht niet aan bod en het dagelijks bestuur evenmin. Wat betreft

8 H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht van het bestuur in de naamloze vennootschap, Antwerpen, Intersentia, 2002,

258 (vanaf hier: H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht).

Page 12: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

12

de vennootschapsrechtelijke vorm zal in België het onderzoek beperkt worden tot de bestuurders

in de raad van bestuur in de NV, waar dit in Frankrijk beperkt zal worden tot de Société Anonyme

(SA).

1.4 Methodiek

009. Literatuur en bronnen – Dit onderzoek zal gevoerd worden aan de hand van een literatuur-

en bronnenonderzoek van zowel Belgisch, Frans als (waar relevant) Europees

onderzoeksmateriaal.

010. Rechtsvergelijking – In deze masterproef zal er rechtsvergelijkend onderzoek gevoerd

worden. De informatierechten en plichten van bestuurders in de raad van bestuur naar Belgisch

recht en Frans recht zullen vergeleken worden waar nodig. Dit zal niet gebeuren in een groot

hoofdstuk, wel deel per deel waar relevant.

Page 13: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

13

Hoofdstuk 2: Wetgevend kader

Vooraleer we kunnen spreken over de kern van de zaak is het interessant om het wetgevend kader

te schetsen in de te bespreken landen. Op deze manier is er duidelijkheid over welke juridische

speelruimte er is voor een mogelijke oplossing voor het gestelde probleem.

2.1 Belgisch recht

2.1.1 Hard Law

011. De hard law bepalingen die hier besproken zullen worden zijn voornamelijk gefocust op de

verplichtingen die rusten op de individuele bestuurder en op de raad van bestuur als geheel. Het

zal immers uit die verplichtingen af te leiden zijn welke informatieplichten zij hebben en hoe men

de desbetreffende informatie kan opvragen bij de betrokken personen.

2.1.1.1 Wetboek van Vennootschapen

012. Verplichtingen - De eerste bron om de verplichtingen af te leiden zal het Wetboek van

Vennootschappen zijn. De toepasselijke artikelen voor de raad van bestuur van een naamloze

vennootschap zijn Art. 517-530 W. Venn. Hier zijn een aantal verplichtingen met betrekking tot

de raad van bestuur opgelijst:

- Het minimum aantal bestuurders9

- Door wie ze benoemd worden10

- De maximumduur van hun mandaat 11

- Met het oog op de pariteit in de raden van bestuur van beursgenoteerde ondernemingen,

moeten er ook een aantal bijkomende regels gerespecteerd worden12

013. Residuaire bevoegdheden - Wat betreft de raad van bestuur is zij bevoegd om alle

handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van de

vennootschap, behoudens die waarvoor volgens de wet alleen de algemene vergadering bevoegd

9 Artikel 518, §1 W. Venn.

10 Artikel 518, §2 W. Venn.

11 Artikel 518, §3 W. Venn.

12 Artikel 518bis W. Venn.

Page 14: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

14

is.13

Met andere woorden heeft de raad van bestuur volheid van bevoegdheid van het

bestuursorgaan enerzijds en de residuaire bevoegdheid van dat orgaan anderzijds: de residuaire

bevoegdheid impliceert dat ze bevoegd zullen zijn voor alle handelingen waar geen ander orgaan

voor bevoegd is. De volheid van bevoegdheid wil zeggen dat de raad van bestuur binnen de

bevoegdheid die ze heeft alle nodige of nuttige handelingen kan (en moet) stellen.14

014. Ad nutum afzetbaarheid in de NV – Een belangrijk kenmerk voor de functie van

bestuurder is dat een bestuurder in de NV ten allen tijde (ad nutum) door de algemene vergadering

kan worden afgezet.15

Dit dient niet gemotiveerd te worden.16

Dit artikel is van openbare orde en

kan niet worden beperkt.17

015. Onderzoek - Belangrijker voor dit onderzoek zijn de verplichtingen met betrekking tot het

uitoefenen van hun functie. Hiervoor moet niet alleen gekeken worden naar de wet, maar ook naar

de doctrine en de rechtspraak. Ik zal in dit deel slechts een kort overzicht geven van de kenmerken

van een raad van bestuur en dus geen volledig overzicht van de gepaste rechtsleer en rechtspraak,

wel in de volgende hoofdstukken. Twee zaken die terugkomen in deze masterproef zijn de

collegialiteit van de raad van bestuur en de toezichtsplicht.

016. Collegialiteit – Een kenmerk van de raad van bestuur is dat de bestuurders op basis van art.

521 W. Venn. een college vormen.18

De bestuurders hebben geen individuele

beslissingsbevoegdheid. Hierover meer in deel 3.1.1.1.

017. Toezichtsplicht - Raad van bestuur is een monitoring-mechanisme, en vormt de top van het

controlesysteem dat men in één of andere vorm in alle complexe organisaties aantreft. De raad van

bestuur heeft de bevoegdheid om het topmanagement aan te werven, te ontslaan en te vergoeden,

evenals om belangrijke beslissingen te ratificeren en te monitoren.19

Hierover meer in deel 4.1.2.1.

13

Artikel 522, §1 W. Venn. 14

R. HOUBEN, H. BRAECKMANS, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 289. 15

Art. 518, §3 W. Venn.; Gent 20 januari 2003, T.R.V. 2003, 667, noot W. VAN GERVEN: “De bestuurder kan door

de algemene vergadering te allen tijde worden ontslagen. Hieruit wordt afgeleid dat zijn opdracht ad nutum

herroepbaar is, nl. op elk ogenblik. De algemene vergadering - meende de wetgever - moet steeds het vertrouwen in

de bestuurders van het vermogen van de vennootschap kunnen intrekken. Elke beperking aan dit recht is uit den

boze.”. 16

R. HOUBEN, H. BRAECKMANS, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 280. 17

Cass. 13 april 1989, TRV 1989, 321, noot M. WYCKAERT en F. BOUCKAERT: “Art. 55,3e lid Venn. W. is van

openbare orde, zodat elke clausule die ertoe strekt het recht van de algemene vergadering om bestuurders te ontslaan

op te heffen of te beperken, nietig is.”. 18

Art. 521, lid 1 W. Venn.: “De bestuurders vormen een college”. 19

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 45.

Page 15: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

15

018. Aansprakelijkheid – Tot slot zullen de artikelen 527 en 528 W. Venn. met betrekking tot de

bestuurdersaansprakelijkheid in de NV gebruikt worden in deze masterproef.

2.1.2 Soft Law

In tegenstelling tot het Frans recht is er in de Belgische soft law weinig aandacht besteed aan het

informatieprobleem. Een korte bespreking van de bronnen die het probleem wel aanhalen.

2.1.2.1. Corporate Governance Code 2009

019. In deze code zijn een aantal principes terug te vinden die belangrijk zijn voor de positie van

de onafhankelijk bestuurder en diens controlerecht. Zo mag de besluitvorming binnen de raad van

bestuur niet gedomineerd worden door een individu, noch door een groep van bestuurders en mag

niemand een overdreven beslissingsbevoegdheid hebben.20

Minstens de helft van de raad van

bestuur bestaat uit niet-uitvoerende bestuurders, en minstens drie van hen zijn onafhankelijk

overeenkomstig de criteria beschreven in de code.21

Het meest relevante principe is 2.7:

“De voorzitter ziet erop toe dat de bestuurders accurate, tijdige en duidelijke informatie

ontvangen vóór de vergaderingen, en indien nodig, tussen de vergaderingen in. Met

betrekking tot de raad van bestuur ontvangen alle bestuurders dezelfde informatie.”

Hierbij geeft de Code nog 2 richtlijnen:

- De voorzitter zorgt ervoor dat alle bestuurders met kennis van zaken kunnen bijdragen tot

de bespreking en in de raad van bestuur en dat er voldoende tijd is voor beschouwing en

discussie alvorens tot een besluit te komen.

- Bestuurders hebben toegang tot onafhankelijk professioneel advies op kosten van de

vennootschap, op voorwaarde dat gehandeld wordt in overeenstemming met de procedure

die ter zake door de raad van bestuur werd vastgelegd.

20

Principe 2.2 Corporate Governance Code 2009. 21

Principe 2.3 Corporate Governance Code 2009.

Page 16: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

16

2.1.2.2. Code Buysse

020. In tegenstelling tot de Code Lippens richt de Code Buysse zich tot niet-beursgenoteerde

bedrijven. De Code Buysse (waarvan de meest recente versie stamt uit 2017) houdt ook rekening

met kleinere vennootschappen die geen nood hebben aan raad van bestuur die aan verregaande

controle doet. De Code Buysse III vermeldt dit vb. In principe 5.7.22

De Code Buysse III

benadrukt onder meer ook de collegialiteit van de raad van bestuur.23

Dit komt later terug in deze

masterproef.

Meer belangrijk hiervoor is Principe 5.15 Code Buysse III Dat leest als volgt:

“Van een bestuurder wordt verwacht dat hij actief en met kennis van zaken deelneemt aan

de vergaderingen van de raad van bestuur. Dat houdt in dat hij zich goed voorbereidt op

de vergaderingen van de raad van bestuur, op de vergaderingen aanwezig is en actief

participeert in de beraadslaging en de besluitvorming.

Een goede voorbereiding veronderstelt enerzijds dat voorafgaand aan de vergaderingen de

nodige informatie en documenten worden verstrekt aan de bestuurders. Anderzijds

veronderstelt dit ook dat de bestuurder zelf actief geïnteresseerd is in en kennis vergaart

over de business van de onderneming, de sector, de markt e.d.m.

Daarnaast beschikken de bestuurders over een recht op informatie. Dit recht komt aan

iedere bestuurder individueel toe. De vraag tot informatie moet aan de voorzitter van de

raad van bestuur worden gesteld, die de informatieverstrekking in goede banen zal

leiden.”

De Code kent de bestuurders dus een uitdrukkelijk recht op informatie toe. De basis voor dit recht

is dat het een vereiste is om goed voorbereid aan de vergadering van de raad van bestuur te

kunnen deelnemen. Hierin kunnen we een relatie zien tussen de collegialiteit (de raad van bestuur

neemt de beslissingen als college), wat een open overleg vereist om zo de mening van de

verschillende bestuursleden (en a fortiori de stakeholders die hen benoemd hebben) aan bod te

laten komen. Deze mening kunnen ze enkel vormen indien ze voorafgaand voldoende

geïnformeerd zijn, en om deze reden zullen ze dan ook over een recht op informatie beschikken.

22

Principe 5.7 Code Buysse III: “idealiter heeft iedere onderneming meerdere externe bestuurders. Hierbij moet echter

steeds rekening gehouden worden met de omvang, structuur en groeifase van de onderneming”. 23

Principe 5.8 Code Buysse III.

Page 17: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

17

De Code Buysse III stelt ook dat het recht op informatie aan iedere bestuurder individueel

toekomt. Het is dus geen recht dat als collegiaal orgaan moet uitgeoefend worden. Ook vermeldt

de Code Buysse III duidelijk dat de vraag gericht dient te worden aan de voorzitter van de raad

van bestuur.

Het dient opgemerkt te worden de Code Buysse III, net zoals de Corporate Governance Code

2009, geen verduidelijking betreft over de informatie die verstrekt dient te worden. De enige

vereiste is dat de informatie voorafgaand moet verstrekt worden. Maar: wat doen we dan met

informatie die net voor de beraadslaging in het bezit van een bestuurder of de voorzitter van de

raad van bestuur komt? De meest billijke oplossing is dat men deze meedeelt tijdens de

vergadering, maar men zou even goed anders kunnen redeneren en stellen dat men kan vragen om

de vergadering uit te stellen.

2.1.2.3. Verplichting aanduiding van een corporate governance code

021. Voor genoteerde bedrijven kwam er in 2010 met de Corporate Governance Wet 24

een reeks

verplichtingen tot stand met betrekking tot Corporate Governance. Deze wet is een uitvoering van

een Europese richtlijn, zoals vermeld in artikel 2 van deze wet.25

Men verplicht genoteerde

ondernemingen om een verklaring inzake deugdelijk bestuur te doen. Deze verklaring moet ten

minste de volgende informatie bevatten26

:

- de aanduiding welke corporate governance code door de vennootschap wordt toegepast en

waar deze kan worden geconsulteerd; de Koning heeft de bevoegdheid om een

referentiecode op te leggen; overeenkomstig een ontwerp van koninklijk besluit zal dit de

Belgische Corporate Governance Code 2009 zijn, opgesteld door de Corporate Governance

Commissie (afgekort Code 2009; zie www.corporategovernancecommittee.be);

- een opsomming van de onderdelen van de referentiecode die niet worden toegepast en een

motivering hiervoor (cf. toepassing van de 'comply or explain'-regel);

24

Wet van 6 april 2010 "tot versterking van het deugdelijk bestuur bij de genoteerde vennootschappen en de

autonome overheidsbedrijven en tot wijziging van de regeling inzake het beroepsverbod in de bank- en financiële

sector", BS 23 april 2010, 22.709. 25

Artikel 2 luidt: “Deze wet voorziet onder meer in de omzetting van de artikelen 1, 7), 8) en 10) en 2, 2) en 3) van

Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen

78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad

betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de

geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende

de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.”. 26

E. JANSSENS, “Nieuwe Corporate Governance wet eindelijk gepubliceerd”, Balans, 2010, afl. 629, 3-6.

Page 18: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

18

- een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en

risicobeheerssystemen van de vennootschap in verband met het proces van financiële

verslaggeving;

- de informatie met betrekking tot de aandeelhoudersstructuur van de vennootschap (zoals

voorgeschreven door de transparantieregelgeving; zie daarover o.m. Balans nr. 583, 1).

- de samenstelling en de werking van de bestuursorganen en hun comités.

De eerste twee puntjes zijn de meest relevante voor het onderwerp. Het geeft de Corporate

Governance Code (bij gebrek aan een alternatief de enige mogelijkheid) een minder vrijblijvend

karakter dan voorheen. Ondernemingen zijn verplicht aan te duiden welk code men toepast en

waar men die vindt27

, en in welke mate men de code toepast (aan de hand van het ‘comply or

explain’ principe)28

.

2.1.2.4 Belang van Corporate Governance Codes

021. Over het bindend karakter van de Code is er reeds lang discussie. Enerzijds is en blijft dit soft

law, die geen bindend karakter gekregen heeft van de wetgever (de wetgever verplicht genoteerde

bedrijven enkel de Code aan te nemen als referentie, en heeft de Code dus geen hard law karakter

gegeven). Anderzijds stelt de corporate governance literatuur dat wanneer de vennootschap

verklaart de Code toe te passen het vrijblijvende karakter verdwijnt29

en zij zichzelf verbindt ten

aanzien van haar aandeelhouders en de markt30

.

Het geeft wel het belang aan van de Corporate Governance Code: elke genoteerde onderneming is

verplicht haar op te nemen in het jaarlijks verslag en aan te geven aan welke verplichtingen niet

voldaan zijn.

022. Bindend of niet? - WIJMEERSCH duidt echter aan de hand van het Fortis vonnis op een

werking van een code die mogelijk meer verregaand is dan men de soft law op het eerste zicht zou

toebedelen.31

Zo stelde men in eerste aanleg dat een interne gedragscode van de NV32

niet-

27

Art. 96, §2, 1° W. Venn. 28

Art. 96, §2, 2° W. Venn. 29

E. LEROUX, De Code Lippens: juridisch afdwingbaar?, TRV 2005, (513) 515. 30

A. GORIS, "Corporate governance in beursgenoteerde ondernemingen en financiële instellingen. Afl. 2", T.Fin.R.

2005, 1093-1094. 31

E. WIJMEERSCH, “Corporate Governance: een drievoudige blik”, in E. WYMEERSCH, R. HOUBEN, E. DIRIX,

In het vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersentia, 2017, 560. 32

Dit was in casu de “Fortis Governance Statement”.

Page 19: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

19

bepalend was, gezien het een interne beslissing is van de raad van bestuur. Deze kan daar dan ook

op elk ogenblik op terugkomen zonder de regels voor statutenwijziging te moeten naleven.33

Het Hof van Beroep te Brussel zag dit echter anders. Zij stelden dat de Code nog gold ten tijde van

de beslissing en dat de regeling daarin vervat dus ook gevolgd diende te worden.34

De auteur

verwees hierbij naar het vertrouwen dat aandeelhouders hebben in de naleving van de

gedragsregelen vervat in een corporate governance code. Zo stelt hij ook dat de redenering die de

rechtbank in eerste aanleg volgde elke waarde zou ontnemen aan de gegevens die deze

vennootschappen in het licht van de voormelde wettelijke verplichting publiceren.35

Naar mijn inzien is dit correct. Men is vrij in het kiezen van de toepasselijke corporate governance

code, en zelfs in hoe ver men dit toepast. Indien men dan ook zou toelaten dat niet-toegepaste en

niet-uitgelegde regelingen vervat in de Code ongestraft blijven verliest men een grote stok achter

de deur. Indien er minstens sprake is van een fout kunnen de aandeelhouders nog steeds beslissen

om kwijting te verlenen, en behouden zij het laatste woord.

023. Ratio - Waarom volgen bedrijven een niet bindende Corporate Governance Code? Gezien de

wetgever geen Corporate Governance Code oplegt bestond er geen wettelijke verplichting voor

bedrijven om één te adopteren en de richtlijnen in de onderneming te implementeren. Toch volgen

bedrijven de Codes op vrijwillige basis: wanneer de wetgever een juridisch vacuüm laat zal de

markt optreden. WIJMEERSCH stelt dat de Codes duidelijk geïmplementeerd worden onder druk

van de ‘markten’. Dit gaat over meer dan de financiële markten; zelfs universiteiten zouden de

principes van goed bestuur implementeren.36

024. Afdwinging - Hoe worden Corporate Governance Codes afgedwongen? – WIJMEERSCH

geeft vier mogelijke opties voor de afdwinging van deze niet-bindende codes37

:

- Zelfregulering ( waarna de markt zal monitoren)

- Een monitoringspanel binnen de onderneming

33

Kh. Brussel 18 november 2008, RPS 2009, 486. 34

Brussel 12 december 2008, RPS 2009, 432. 35

E. WIJMEERSCH, “Corporate Governance: een drievoudige blik”, in E. WYMEERSCH, R. HOUBEN, E. DIRIX,

In het vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersentia, 2017, 561. 36

E. WIJMEERSCH, “Implementation of the Corporate Governance Codes” in K. HOPT, E. WIJMEERSCH, H.

KANDA, H. BAUM (eds.), Corporate Governance in context: Corporations, states, and markets in Europe, Japan,

and the US¸ Oxford, Oxford University Press, 2005, 406. 37

E. WIJMEERSCH, “Implementation of the Corporate Governance Codes” in K. HOPT, E. WIJMEERSCH, H.

KANDA, H. BAUM (eds.), Corporate Governance in context: Corporations, states, and markets in Europe, Japan,

and the US¸ Oxford, Oxford University Press, 2005, 408-412.

Page 20: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

20

- Externe monitoring door de bedrijfsauditor

- Externe monitoring door de toezichthouder bij de betrokken financiële markt

2.2 Frans recht

2.2.1 Hard Law

2.2.1.1 Het vennootschapsbestuur in Frankrijk: algemene situering

Een korte bespreking van het bestuur van de Société Anonyme (hierna: SA) naar Frans recht. De

hard law bronnen zullen voornamelijk te vinden zijn in de Franse Code de Commerce (hierna: C.

Com.)38

.

025. Verschillende types van bestuur - Onder Frans recht heeft de SA de keuze tussen twee

types van bestuur. Men kan kiezen voor het ‘klassiek’ monistisch type met een raad van bestuur

onder leiding van een voorzitter39

of een duaal type gebaseerd op het Duits systeem waar er een

directiecomité en een raad van toezicht is.

026. Monistisch type van bestuur - Dit type van beheer lijkt op het systeem dat we ook in België

kennen (zoals vermeld in het Wetboek van Vennootschappen in Boek VIII, Titel 4 Organen,

afdeling 1 Raad van Bestuur). Hierin zitten uitvoerende en niet-uitvoerende (toezichthoudende)

bestuurders in één raad van bestuur.

027. Duaal type van bestuur - Als gevolg op de kritieken die geleverd werden op de raden van

bestuur van de SA, waar de controle van het bestuur van de vennootschap onvoldoende

afgescheiden was van het beheer zelf, besliste de Franse overheid om een nieuw type van beheer

te creëren. Dit deed ze door in de wet van 24 juli 1966 een nieuw type van bestuur in te voeren

gemodelleerd naar het Duits recht, met een directiecomité en een raad van toezicht. Dit type werd

dan ook de “SA à l’allemande” genoemd.40

38

Code de Commerce (FR), https://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do?cidTexte=LEGITEXT000005634379 . 39

Artikel L. 225-17 tot en met L.225-56 C. Com. 40

B. DONDERO, Droit des sociétés, Parijs, Dalloz, 2017, 431.

Page 21: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

21

In dit type van bestuur zal het directiecomité (wat een collegiaal orgaan is) de vennootschap

besturen41

en zal de raad van toezicht hun bestuur controleren.42

Het meer uitgesproken scheiden

van de twee functies was één van de doelstellingen die de Franse wetgever wou bereiken met de

invoering van deze mogelijkheid van bestuur.43

Het directiecomité is een collegiaal orgaan.44

028. Geen onveranderlijke keuze - De keuze voor één van beiden dient te worden vermeld in de

statuten. Indien men kiest voor het directiecomité en raad van toezicht blijft de vennootschap

onderworpen aan de regels betreffende de SA, met uitzondering van artikel L. 225-17 tem L.225-

56 C. Com.45

De keuze is echter niet onveranderlijk van aard. Een SA kan tijdens haar bestaan

veranderen van type46

door een verandering die statutair vastgelegd is en gestemd door een

uitzonderlijke algemene vergadering, zonder tegelijkertijd te kunnen veranderen van

vennootschapsvorm.47

029. Belang voor dit onderzoek - Het onderscheid tussen beide types is op het vlak van

informatierechten en –plichten gelijklopend omdat de bepalingen betreffende de informatierechten

en –plichten parallel geconstrueerd zijn. Zo is het informatierecht voor de raad van bestuur

hetzelfde dan voor de raad van toezicht, alleen is dit telkens ingeschreven in de toepasselijke delen

(dus niet aan de hand van een algemeen deel waar beiden beroep op kunnen doen).

In België is het invoeren van het directiecomité met een wettelijke omschrijving van de

bestuursbevoegdheden geen succes gebleken omdat de meeste vennootschappen nood hebben aan

een meer soepel bestuur. Er dient wel opgemerkt te worden dat het directiecomité naar Belgisch

recht verschilt van het Franse directoire: in de Belgische NV aan de hand van een

statutenwijziging kan de raad van bestuur zijn bevoegdheden overdragen aan een directiecomité

dat onder zijn toezicht blijft staan. De overdracht mag echter geen betrekking hebben op de

bepaling van het algemeen beleid van de vennootschap, en de raad van bestuur zal ook zijn

wettelijke toegewezen bevoegdheden behouden.48

41

Artikel L. 225-58 C. Com. 42

Artikel L. 225-68, eerste lid C. Com. 43

J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil de surveillance de la société anonyme, Parijs, Éditions du Juris-Classeur,

2002, 4. 44

Artikel R. 225-39 C. Com. 45

Artikel L. 225-57, eerste lid C. Com. 46

Artikel L. 225-57, tweede lid C. Com. 47

Artikel L.225-57 C. Com. 48

R. HOUBEN, “Het juiste woord: Overdracht versus delegatie van bevoegdheid aan het directiecomité: lost in

translation?”, TRV 2016, 636-637.

Page 22: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

22

De monistische structuur blijft in Frankrijk wel de meest populaire vorm van bestuur. Zo vermeldt

het AMF (“Autorité des marchés financiers”) in hun jaarlijks verslag uit 2017 (cijfers met

betrekking tot 2016) dat de monistische structuur veel meer interesse geniet.49

030. Afbakening – Indien er hierna vergeleken wordt met het Frans recht zal dit enkel gaan over

de monistische vorm van bestuur.

2.2.1.2 Informatierechten en –plichten

031. In Frankrijk zijn er, in tegenstelling tot België, wel wettelijke bepalingen te vinden die

handelen over de informatierechten en –plichten van bestuurders. Deze vinden we in de Code de

Commerce:

Zo staat er een informatierecht voor de raad van bestuur en de raad van toezicht ingeschreven in

de wet:

“Art. L. 225-35, al. 3 C. Com.: Le conseil d'administration procède aux contrôles et

vérifications qu'il juge opportuns. Le président ou le directeur général de la société est

tenu de communiquer à chaque administrateur tous les documents et informations

nécessaires à l'accomplissement de sa mission.”

“Art. L.225-68, al. 3 C. Com.: A toute époque de l'année, le conseil de surveillance opère

les vérifications et les contrôles qu'il juge opportuns et peut se faire communiquer les

documents qu'il estime nécessaires à l'accomplissement de sa mission.”

Ook de functie van de voorzitter van de raad van bestuur is hier belangrijk:

“Art. L. 225-51 C. Com.: Le président du conseil d'administration organise et dirige les

travaux de celui-ci, dont il rend compte à l'assemblée générale. Il veille au bon

fonctionnement des organes de la société et s'assure, en particulier, que les

administrateurs sont en mesure de remplir leur mission.”

49

AMF FRANCE, Rapport 2017 sur le gouvernement d’entreprise, la rémunération des dirigeants, le controle

interne et la gestion des riques, november 2017, 25, http://www.amf-france.org/Publications/Rapports-etudes-et-

analyses/Gouvernement-d-entreprise?docId=workspace%3A%2F%2FSpacesStore%2F03140cfe-4026-49f8-a66e-

131b0b8e0daf .

Page 23: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

23

En tot slot staat er ook nog een sanctie ingeschreven in de wet:

“Art. L. 235-1, al. 2 C. Com.: La nullité d'actes ou délibérations autres que ceux prévus à

l'alinéa précédent ne peut résulter que de la violation d'une disposition impérative du

présent livre ou des lois qui régissent les contrats.”

2.2.2 Soft Law

032. Inleiding - Ook in Frankrijk is corporate governance een vrij recent gebeuren. Het volgde de

initiatieven die de VS en het Verenigd Koninkrijk genomen hebben nauw op de voet en namen

hun werk als inspiratiebron voor de creatie van soft law instrumenten met betrekking tot corporate

governance en meer specifiek de onafhankelijk bestuurder.

Frankrijk kent 2 belangrijke soft law instrumenten, met name twee corporate governance codes die

gegroeid zijn uit (werkgevers)organisaties: de Code AFEP-MEDEF, die hoofdzakelijk gebruikt

wordt door ondernemingen genoteerd op de CAC 40, en de Code Middlenext die zich meer richt

op kleine en middelgrote ondernemingen. Daarnaast is er ook nog een gids voor bestuurder met

betrekking tot hun informatieverplichtingen die interessant is voor het onderzoek.

2.2.2.1 Code AFEP-MEDEF

033. Ontstaan - Op initiatief van MEDEF (‘Mouvement des Entreprises de France’), de grootste

werkgevers organisatie van Frankrijk, en AFEP (‘Association française des entreprises privées’)

kwam er onder leiding van Marc Viénot, de voorzitter van ‘Comité sur le gouvernement

d’entreprise’, in 1995 een rapport uit dat men later rapport Viénot 150

genoemd heeft. In

tegenstelling tot andere Corporate Governance codes is de Viénot 1 slechts een rapport met

aanbevelingen, dus geen artikelsgewijze structuur zoals de Code Lippens.

Na Viénot 1 uit 1995 volgde er nog een nieuwe versie (Viénot 2, 1999) en een rapport Bouton dat

uitging van een andere werkgroep. Dat rapport Bouton51

mondde uiteindelijk uit in een

geconsolideerd document dat alle principes uit de overige drie bevat. Dit is ook het eerste

50

“Le conseil d’administration des sociétés cotees”, rapport du groupe de travail CPNF/AFEP, juli 1995,

http://www.ecgi.org/codes/documents/vienot1_fr.pdf . 51

“Pour un meilleur gouvernement des entreprises cotées”, 23 september 2002, http://www.paris-

europlace.net/files/a_09-23-02_rapport-bouton.pdf .

Page 24: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

24

document dat de naam ‘code’ meekrijgt. De AFEP-MEDEF Code, zoals dit genoemd wordt in de

rechtsleer, is het leidinggevende document wat betreft corporate governance voor genoteerde

bedrijven. De eerste versie werd uitgegeven in 2003, en de meest recente versie stamt uit 201652

.

Voor het juridisch onderzoek in dit werkstuk zal ik dan ook de meest recente versie gebruiken.

034. Informatieverplichtingen – Het artikel 11 (“L’accès à l’information des administrateurs”)

van de AFEP-MEDEF Code uit 2016 geeft een duidelijk overzicht van de informatierechten en

plichten van de bestuurders. Ik zal dit artikel deel per deel bespreken.

“11.1 Les modalités d'exercice du droit de communication consacré par la loi et les

obligations de confidentialité qui lui sont attachées sont précisées par le règlement

intérieur du conseil d’administration.”

De eerste paragraaf stelt dus dat er een reglement dient opgesteld te worden om de

informatieverstrekking in goede banen te leiden. Dit kan veel praktische problemen voorkomen,

en het bestaan hiervan komt de onderneming dus alleen maar ten goede.

“11.2 Les sociétés fournissent également à leurs administrateurs l’information utile à tout

moment de la vie de la société entre les séances du conseil, si l'importance ou l'urgence de

l'information l'exigent. Cette information permanente comprend également toute

information pertinente, y compris critique, concernant la société, notamment articles de

presse et rapports d'analyse financière.”

In de tweede paragraaf stelt de AFEP-MEDEF Code dat bedrijven hun bestuurders de informatie

moeten verstrekken die relevant is voor effectieve deelname aan de werkzaamheden van de Raad

van bestuur zodat ze hun mandaat in geschikte omstandigheden kunnen uitoefenen. Dit kan tijdens

de vergadering van de Raad van Bestuur zijn, maar even goed tussen vergaderingen van de Raad

van Bestuur door indien het belang of de urgentie van de informatie dit vereist.

Verder stelt de eerste paragraaf nog dat die informatie alle pertinente informatie dient te zijn,

daarin begrepen kritische informatie betreffende de vennootschap, vooral persartikels en financiële

analyserapporten.

52

AFEP-MEDEF, Code de gouvernement d’entreprise des sociétés cotées, 2016,

http://www.afep.com/uploads/medias/documents/Code%20de%20gouvernement%20d'entreprise%20des%20soci%C3

%A9t%C3%A9s%20cot%C3%A9es%20novembre%202016.pdf .

Page 25: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

25

We kunnen uit deze belangrijke tweede paragraaf dus twee criteria afleiden met betrekking tot de

informatie die de onderneming dient mee te delen aan de bestuurders:

- de informatie dient relevant te zijn voor effectieve deelname aan de werkzaamheden van

de raad van bestuur.

- de informatie is al diegene die pertinent is. Het begrip pertinent wordt niet verder

omschreven, enkel een niet-limitatieve opsomming van mogelijke informatie.

035. Draagbaarheid van informatie - Hier vinden we dus het informatierecht van de bestuurder

terug. Bestuurders hebben het recht om de relevante en pertinente informatie op te vragen, maar in

principe ligt de plicht bij de onderneming om de nuttige informatie mee te delen (de informatie is

dus draagbaar). We kunnen dus uit de verplichting die gecreëerd wordt voor de onderneming een

recht afleiden voor de bestuurder om op te vragen wat hij nodig acht.

“11.3 Inversement, les administrateurs ont le devoir de demander l'information utile dont

ils estiment avoir besoin pour accomplir leur mission. Ainsi, si un administrateur

considère qu'il n'a pas été mis en situation de délibérer en toute connaissance de cause, il

a le devoir de le dire au conseil afin d’obtenir l'information indispensable à l’exercice de

sa mission.”

De derde paragraaf draait de rollen om en legt de informatieplicht op de bestuurders: ze dienen

alle nuttige informatie te vragen die zij nodig achten om hun missie te vervullen. Het artikel stelt

duidelijk dat indien een bestuurder van mening is dat hij niet in staat is gesteld om met volledige

kennis van de feiten te beraadslagen, hij verplicht is de Raad van Bestuur te informeren en de

noodzakelijke informatie te eisen.

Deze paragraaf gaat dus verder dan het recht in de vorige paragraaf. Volgens de Code heeft een

bestuurder wel degelijk een informatieplicht: ze dienen de nuttige informatie te vragen die zij

nodig achten om hun missie te vervullen.

“11.4 Les administrateurs doivent pouvoir rencontrer les principaux dirigeants de la

société, y compris hors la présence des dirigeants mandataires sociaux. Dans ce dernier

cas, ceux-ci doivent en avoir été informés au préalable.”

Volgens de vierde paragraaf moet de bestuurder de belangrijkste uitvoerende) managers van de

onderneming ontmoeten, ook zonder de aanwezigheid van de sociaal mandatarissen. In dat geval

moeten die laatsten wel op voorhand op de hoogte gebracht zijn.

Page 26: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

26

2.2.2.2 Code Middlenext

036. Inleiding - Deze Code is uitgegeven door de organisatie Middlenext.53

De Code Middlenext

richt zich in het bijzonder tot KMO’s (“entreprises moyennes et petites”) met een kapitaal van

minder dan 5 miljard euro.54

De ontstaansgeschiedenis is hier minder van belang dan bij de Code

AFEP-MEDEF. De meest recente versie stamt uit 2016.

037. Structuur - De Middelnext code uit 2016 bevat, in tegenstelling tot de AFEP-MEDEF Code,

veel meer dan enkele beknopt geformuleerde principes. Zo bevat ze richtlijnen voor bestuurders

om belangenconflicten te vermijden, de opvolging van bestuurders,.. Ook deze code legt de

nadruk op de ‘Comply or explain’ techniek die eigen is aan corporate governance codes.

De code deelt zich op in drie delen, met name de drie ‘machten’ binnen een onderneming:

- de soevereine macht, die in handen van de aandeelhouders is via de Algemene

Vergadering

- de toezichthoudende macht: de raad van bestuur of raad van van toezicht, met name de

bestuurders

- de uitvoerende macht: de ‘leiders’ (dirigeants), dus het (top-) management

038. Informatieverplichting - Met betrekking tot de informatieverplichting zegt de Middlenext

Code dat men er over moet waken dat de bestuurder voldoende materiaal heeft om zijn missie te

vervullen, en dat “de communicatie van de benodigde informatie ter voorbereiding van advies

essentieel is voor het behandelen van onderwerpen die de onderneming aangaan en een oordeel uit

te oefenen. De bestuurder neemt hieraan deel, en vergaart informatie door deze die hij nodig acht

te vragen aan de voorzitter.”.55

Verder zegt de Middlenext Code dat het wenselijk is om “aan

bestuurders die aantreden voldoende informatie en/of training te bieden met betrekking tot de

activiteiten en de organisatie van de groep”.56

039. Aanbevelingen - De Middlenext Code doet met betrekking tot de toezichthoudende macht

ook nog 7 aanbevelingen, waarvan er 2 interessant zijn voor dit onderzoek:

- Aanbeveling drie met betrekking tot de samenstelling van de raad van bestuur, en meer

bijzonder de aanwezigheid van onafhankelijk bestuurders:

53

MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, 2016,

https://www.middlenext.com/IMG/pdf/2016_CodeMiddlenext-PDF_Version_Finale.pdf . 54

In 2015 maakten er 195 ondernemingen gebruik van de Code Middlenext als referentiecode. 55

MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, september 2016, 16. 56

MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, september 2016, 16.

Page 27: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

27

o Men begint met te stellen dat een streefratio wat betreft onafhankelijk bestuurders

minimum een derde moet zijn voor gecontroleerde vennootschappen en de helft

voor vennootschappen waar het kapitaal verspreid is.57

- Aanbeveling vier met betrekking tot de informering van de leden van de raad van bestuur:

o De richtlijn begint met de stelling dat de informatie van de bestuurders cruciaal is

voor de goede werking van de raad van bestuur. Bestuursleden moeten alle

informatie hebben die nodig is om hun missie te vervullen. Deze informatie moet

beknopt, relevant en gesynthetiseerd zijn. De deadline om deze informatie ter

beschikking van de bestuurders te stellen moet redelijk zijn, afhankelijk van de tijd

die nodig is om deze te analyseren. Men eindigt door te zeggen dat vanwege de

diversiteit van mogelijke situaties het redelijk lijkt de bestuurders te

responsabiliseren over dit vraagstuk.

We kunnen hier dus een aantal zaken uit afleiden:

- men hecht drie criteria aan informatie: ze moet beknopt, relevant én gesynthetiseerd zijn

(in tegenstelling tot de AFEP-MEDEF Code, waar de informatie relevant en pertinent

dient te zijn)

- er is een redelijke termijn verbonden aan de mededeling van de informatie om werkelijke

controle mogelijk te maken

Mijns inziens is deze regel efficiënt opgesteld. Dat de informatie gesynthetiseerd dient te zijn kan

immers vermijden dat men een hele hoop documenten op het bord van de bestuurder gooit waar

hij onmogelijk aan uit kan (al kan dit in relatie met de redelijke termijn gezien worden, hoe groter

de stroom aan documenten hoe meer tijd er gegeven dient te worden om een controle mogelijk te

maken).

Verder doet de Middlenext Code een drietal aanbevelingen:

- Vooreerst beveelt men aan dat de vennootschap binnen een voldoende termijn ( hier

spreekt men over een délai suffisant, waar men voorheen nog délai raisonnable gebruikte)

alle noodzakelijke informatie meedeelt tussen de vergaderingen van de Raad van Bestuur

in zoverre de activiteit van de vennootschap dit ondersteunt.

- Ten tweede geeft men de aanbeveling om in het (intérieur) reglement alle praktische

modaliteiten met betrekking tot de verstrekking van die informatie voorziet, en men

redelijke termijnen vastlegt.

57

MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, september 2016, 18.

Page 28: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

28

- Tot slot zegt men dat het aanbevolen is voor de leden van de raad van bestuur om zelf te

evalueren of de informatie die hen meegedeeld is voldoende is en dat ze, indien nodig, alle

aanvullende informatie vragen die zij nodig achten.

2.2.2.3 Institut Français des Administrateurs

040. IFA - Om tegemoet te komen aan de praktische problemen van bestuurders heeft het Frans

instituut voor bestuurders (IFA – Institut Français des Adminsitrateurs) een gids opgesteld

genaamd “De quelle information l’administrateur a-t-il besoin?”.58

Dit document geeft de bestuurders een handig overzicht wat betreft59

:

- Het recht op informatie zoals beschreven in de wet en de corporate governance codes

- Wat voor informatie hij dient te verzamelen om zijn functie goed uit te oefenen ( en

mogelijke aansprakelijkheid te vermijden)

- De confidentialiteitsplicht

De gids geeft het probleem zeer duidelijk weer en zegt dat de informatie die verstrekt moet

worden aan de raad van bestuur dient de informatie asymmetrie tussen het management (‘direction

général’) en de bestuurders weg te werken, en dat de zitting van de raad van bestuur hier niet

voldoende voor kan zijn. Men zegt dat de bestuurder moet opletten dat hij zich richt op het meest

essentiële, aangezien de tijd die hij heeft beperkt is. Desondanks verwacht men dat hij wel een

algemeen beeld heeft van de onderneming, de activiteiten die de onderneming uitoefent en de

markten waar ze actief zijn.

041. Sleutelvragen - Er zijn 7 vragen sleutelvragen die de bestuurder kunnen helpen om te

bepalen welke informatie hij minstens moet bekomen.60

- Quelles sont les unités stratégiques qui créent (ou détruisent) de la valeur, dans quelles

proportions et pour quelles raisons ?

58

INSTITUT FRANCAIS DES ADMINISTRATEURS, De quelle information l’administrateur a-t-il besoin?, 2011

http://www.ifa-asso.com/informer/centre-de-ressources/travaux-de-l-ifa/de-quelle-information-l-administrateur-a-t-il-

besoin.html . 59

INSTITUT FRANCAIS DES ADMINISTRATEURS, De quelle information l’administrateur a-t-il besoin?, 2011,

1. 60

INSTITUT FRANCAIS DES ADMINISTRATEURS, De quelle information l’administrateur a-t-il besoin?, 2011,

2.

Page 29: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

29

- Quels sont les avantages compétitifs de chaque activité (nature, importance et durée) et

quelle est la stratégie prévue pour les maintenir ou les renouveler ?

- Comment l’entreprise se différencie-t-elle de ses concurrents ?

- Quel est l’impact de la stratégie adoptée sur la dynamique financière de l’entreprise ?

- Quels sont les risques majeurs qui pèsent sur l’entreprise et comment sont-ils gérés ?

- Quels sont les actifs critiques, combien valent-ils et comment sont- ils protégés ?

- Quelles sont les attentes des actionnaires en termes de croissance ou de rentabilité

financière ?

042. Bronnen - De gids van het IFA vermeldt ook dat de informatie afkomstig kan zijn van

verschillende bronnen:

- Informatie afkomstig van het management

- Informatie die ter beschikking gesteld is door de auditeurs en de comités

- Informatie afkomstig van derden

043. Dossier - Dit alles zou door de bestuurder verzameld moeten worden in een ‘dossier de

l’administrateur’. Hoe dit dan precies uitgewerkt moet worden is een afspraak die de raad van

bestuur collegiaal moet maken.

044. Kwalitatieve vereiste - Ook vermeldt de gids enkele kwaliteitsvereisten voor de informatie

en de mededeling hiervan:

“Pour être exploitable et dans le respect des délais, l’information doit en effet se présenter

sous une forme aisément compréhensible, comparable et mémorisable.”.61

De gids van het IFA vermeldt dus nog andere kwaliteitsvereisten dan de Code AFEP-MEDEF en

de Code Middlenext.

045. Aanbevelingen - Tot slot doet het IFA nog 10 aanbevelingen waarvan er een aantal

interessant zijn voor dit onderzoek:

- Aanbeveling 1: de bestuurder heeft een volledig recht op informatie, hij dient zich immers

te informeren voor de goede uitvoering van zijn opdracht:

61

INSTITUT FRANCAIS DES ADMINISTRATEURS, De quelle information l’administrateur a-t-il besoin?, 2011,

3.

Page 30: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

30

“L’administrateur a droit à une information complète, sincère, rapide. Il doit

s'assurer que les informations nécessaires à la bonne réalisation de ses missions,

avec leurs caractéristiques et périodicité, sont bien communiquées dans les délais

par la direction générale. Il doit réagir en cas de défaillance.”

- Aanbeveling 4: De raad van bestuur dient de informatierechten en –plichten van de

bestuurders ( en de draagwijdte hiervan) op te nemen in het intern reglement:

“Le Conseil veille à ce que soit intégré dans son règlement intérieur les principes

de droit à l’information et de devoir d'information de l’administrateur, et en

expliciter la portée.”

- Aanbeveling 6: De directie dient de bestuurder te informeren over de toepasselijke

procedures:

“La direction générale doit communiquer à l’administrateur les procédures et les

noms des responsables chargés de lui fournir les informations requises et recenser

les sources d’informations internes et externes à utiliser à cet effet.”

- Aanbeveling 9: Weer benadrukt de gids het belang van een informatiesysteem:

“Le Conseil veille à ce que son programme annuel de travail couvre le besoin en

information de l’administrateur et les domaines de responsabilités précédemment

définis.”

- Aanbeveling 10: tot slot beveelt de gids aan om jaarlijks een discussie te voeren over het

informatiesysteem

“Une discussion annuelle du Conseil devra porter sur l’évaluation de la mise à

disposition des informations aux administrateurs avec un plan d’action permettant

des améliorations. Le guide proposé dans ce document pourrait servir de base à la

discussion.”

Page 31: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

31

Hoofdstuk 3: De geïnformeerde bestuurder

3.1 Informatierechten van bestuurders

3.1.1 Grondslagen van informatierechten

046. Wettelijke grondslag - In tegenstelling tot andere rechtssystemen bestaat er in België geen

directe bepaling die bestuurders de mogelijkheid geeft om informatie te verkrijgen met het oog op

de uitoefening van hun functie. Wil dit dan ook zeggen dat zij niet over de mogelijkheid

beschikken om desbetreffende informatie beschikken, of dat ongeacht het gebrek aan wettelijke

regeling zij toch over mogelijkheden beschikken? We voelen instinctief aan dat het een brug te ver

is om te stellen dat bij gebrek aan een wettelijke bepaling die mogelijkheid niet bestaat. Het zou de

functie van een (onafhankelijk) bestuurder binnen een vennootschap quasi onmogelijk maken

indien er geen stok achter de deur is om van de uitvoerende profielen binnen de vennootschap te

verkrijgen wat nodig is. Dit zou kunnen leiden tot de situatie waarin een (onafhankelijk)

bestuurder, indien hij bijkomende input nodig heeft om het toezicht uit te oefenen die hem is

opgedragen, enkel kan vaststellen dat hij einde verhaal is (en eventueel een bestuursfout begaat).

De rechtsleer heeft het gebrek aan wettelijke bepalingen opgevangen. Het stelt immers het recht

op informatie/individueel onderzoeksrecht niet meer in vraag en vindt de rechtsgronden hiervoor

in 3 verschillende mogelijkheden:

- De collegialiteit van de raad van bestuur

- Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders

- De vergelijkbare situatie tussen bestuurders en commissarissen

3.1.1.1 Collegialiteit van de raad van bestuur

Een eerste rechtsgrond voor het recht op informatie is te vinden in de collegialiteit van bestuur.62

62

L. SIMONT, “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit d’investigation

individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, (189) 192-193; A. FRANCOIS, “De controlebevoegdheid en het recht op

informatie van de individuele bestuurder van de N.V.”, V & F 1997, (1) 3(hierna: A. FRANCOIS, De

controlebevoegdheid en het recht op informatie, ); B.TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen : statuut, interne

werking en vertegenwoordiging, Brugge, Die Keure, 2005, 489 (hierna: B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen); J.-L. DEVOGELE, “De bestuurder van een naamloze vennootschap en diens individuele rechten

op informatie: controlerecht en discretieplicht”, DAOR 2007/81, (3) 6 (hierna: J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en

discretieplicht).

Page 32: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

32

047. Principe - Een belangrijk aspect van de werking van raad van bestuur is dat de bestuurders

een college vormen.63

Dit houdt in dat anders dan de zaakvoerders van een BVBA, de individuele

bestuurders van een NV geen enkele bestuursbevoegdheid hebben: enkel de raad van bestuur,

handelend als college is bevoegd, en neemt beslissingen via meerderheid na gezamenlijke

beraadslaging in een vergadering waaraan alle bestuurders konden deelnemen.64

Dit impliceert dat

de meerderheid de minderheid verbindt.65

Het is een uitzondering op de regel in artikel 34 W.

Venn..66

048. Nuanceringen - De collegialiteit is echter een principe dat een heel aantal nuanceringen

kent.67

Zo worden onder andere de comités die opgericht kunnen worden om een aantal specifieke

taken uit te oefenen beschouwt als een nuance op het collegialiteitsbeginsel. Deze comités worden

in deel 3.5 verder uiteengezet.

049. Beraadslaging - Zoals reeds aangehaald werd neemt de raad van bestuur beslissingen na

beraadslaging. Deze beraadslaging is de eerste belangrijke stap in de redenering voor dit

onderzoek. Een raad van bestuur kan maar een nuttig debat houden indien alle deelnemers kunnen

deelnemen met kennis van zaken.68

Dat de bestuurders kennis van zaken hebben is dus een

vereiste voor een nuttige beraadslaging. Meer nog: de bestuurder dient zich overeenkomstig zijn

opdracht met het beleid van de vennootschap in te laten wat inhoudt dat hij deelneemt aan de

vergaderingen, beraadslagingen en besluitvorming van de raad van bestuur op geïnformeerde

wijze.69

De tegenhanger van deze vereiste is een recht op informatie. Een bestuurder dient geïnformeerd te

worden opdat hij zijn functie naar behoren zou kunnen uitoefenen. Het is in die situatie dat er een

63

Art. 521, lid 1 W. Venn.: “De bestuurders vormen een college”. 64

B. TILLEMAN, “Interne werking van de raad van bestuur”, in B. ALLEMEERSCH, V. SAGAERT, VLAAMS

PLEITGENOOTSCHAP (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010,

111-143; H. LAGA, “De collegialiteit van het bestuur onder druk?” in C. VAN SCHOUBROECK, W. DEVROE, K.

GEENS, J. STUYCK , Over grenzen, Liber Amicorun Herman Cousy, Antwerpen, Intersentia, 2011, (1339) 1341. 65

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 482. 66

Art. 34 W. Venn.: “Wanneer verscheidene vennoten met het beheer zijn belast, zonder dat hun bevoegdheden

bepaald zijn, of zonder beding dat de ene niet zal mogen handelen buiten de andere, kunnen zij ieder afzonderlijk alle

daden van dat beheer verrichten.”. 67

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 501; H. LAGA, “De collegialiteit van het bestuur onder druk?” in

C. VAN SCHOUBROECK, W. DEVROE, K. GEENS, J. STUYCK , Over grenzen, Liber Amicorun Herman Cousy,

Antwerpen, Intersentia, 2011, 1341. 68

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 6. 69

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 3.

Page 33: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

33

recht op informatie bestaat. Zonder dat recht zou er geen informatiewerving mogelijk zijn, en dus

ook geen nuttige beraadslaging.

De collegialiteit zal dus net aan de basis liggen van zo’n recht of bevoegdheid!70

050. Soft Law - De collegialiteit van de raad van bestuur wordt ook vermeld in de Belgische

Corporate Governance Code71

en de Code Buysse III72

.

051. Dwingend recht – Dit artikel is ook van dwingend recht, zodat er in de statuten niet van kan

worden afgeweken.73

Het biedt dan ook de meest stevige grondslag waarop het recht op informatie

kan gesteund worden.

3.1.1.2 Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders

052. Artikel 528 - Een tweede rechtsgrond in het kader van informatierechten van bestuurders is

die volgend uit artikel 528 W. Venn.74

. Dat artikel luidt als volgt:

“De bestuurders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk

aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van de bepalingen van dit

wetboek of van de statuten van de vennootschap.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de leden van het directiecomité.

Wat overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders en

de leden van het directiecomité slechts ontheven van de aansprakelijkheid bepaald in het

eerste en het tweede lid indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die

overtredingen, naargelang van het geval, hebben aangeklaagd op de eerste algemene

70

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 3. 71

Principe 1.1, Corporate Governance Code 2009. 72

Principe 5.8, Code Buysse III. 73

D. WILLERMAIN, “Le statut de l’administrateur de société anonyme : principes, questions et réflexions”, RPS

2008, 230; B. Tilleman, “Interne werking van de raad van bestuur”, in B. Allemeersch,

V. Sagaert en Vlaams Pleitgenootschap (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 114. 74

L. SIMONT, “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit d’investigation

individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, (189) 194; A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 3;

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 490; J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 7.

Page 34: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

34

vergadering of op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur nadat zij er kennis van

hebben gekregen.”

Artikel 528 W. Venn. voorziet dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn, ofwel tegenover

de vennootschap, ofwel tegenover derden, voor alle schade die voortkomt uit inbreuken op de

bepalingen van het W. Venn. of de statuten. Zij kunnen zich enkel laten ontheffen van deze

aansprakelijkheid voor wat betreft beslissingen waaraan zij niet hebben deelgenomen ingeval hen

geen enkele fout kan worden verweten en indien zij de inbreuken hebben aangehaald, al naar

gelang het geval, op de eerste algemene vergadering of de eerste bijeenkomst van de raad van

bestuur die volgt op het ogenblik waarop zij van de beslissingen kennis namen.75

Het artikel zou dan ook dode letter blijven indien de bestuurder geen controlebevoegdheid of een

recht op informatie zou worden toegekend.76

De bestuurders dienen dus de mogelijkheid te hebben

om een effectieve controle uit te oefenen en zo aan een mogelijke aansprakelijkheid te ontsnappen.

Indien zij niet beschikken over die mogelijkheid is het immers onmogelijk om hun functie naar

behoren uit te oefenen. Op die manier worden zij blootgesteld aan mogelijke claims vanwege de

vennootschap en/of derden.

Als zij daarentegen wel een individueel onderzoeksrecht of een recht op informatie bezitten zullen

zij wel over de mogelijkheid beschikken om de nodige documenten op te vragen. Ze kunnen dus

minstens theoretisch hun controle uitoefenen. Doen zij dit niet dan staat de mogelijkheid voor de

vennootschap of derden open om een schadeclaim in te dienen tegen de betrokken bestuurder.

Het recht op informatie en de aansprakelijkheid van de bestuurders worden in hoofdstuk 4 van

deze masterproef uitgebreid besproken.

3.1.1.3 De vergelijking met commissarissen

053. De commissaris - De laatste grondslag vinden we door een vergelijking te maken met de

positie van de commissaris: men redeneert dat indien aan de commissarissen een dergelijke

bevoegdheid of recht toekomt77

, terwijl zij slechts belast zijn met een opdracht van controle op het

75

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 7. 76

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 3. 77

Dit op basis van artikel 137, §1 W. Venn.: “De commissarissen kunnen op elk ogenblik ter plaatse inzage nemen

van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van de vennootschap. Zij

Page 35: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

35

bestuur, de (individuele) bestuurder deze dan a fortiori toegekend krijgt.78

Dit is zelfs het geval

wanneer zij een college vormen.79

Dit argument lijkt mij het minst sterke van de drie. Het is perfect aanvaardbaar om verschillende

rollen toe te kennen aan verschillende stakeholders binnen de vennootschap. Er zijn een aantal

verschillen tussen de individuele bestuurder en de commissaris die het vermelden waard zijn. Het

gaat over hun positie in het onderzoeksrecht, de onafhankelijkheid, het contact met aangestelden

en de bijstand door derden.

054. Onderzoeksrecht – De commissaris heeft een wettelijk ingeschreven onderzoeks- en

controlerecht. Dit kan, indien er geen commissaris benoemd is en niettegenstaande enige

andersluidende statutaire bepaling, overgaan op iedere individuele vennoot.80

Die kan zich laten

bijstaan door een accountant. Een groot verschil met het onderzoeksrecht van de bestuurder is dat

de wettelijke onderzoeksbevoegdheid van de commissaris wordt geacht van openbare orde te zijn,

en de statuten dit niet kunnen afzwakken.81

Dit in tegenstelling tot de bestuurder in een raad van

bestuur, waar er meer vrijheid is om dit statutair te regelen.

055. Onafhankelijkheid - Ook zijn zij per definitie onderworpen aan strikte regels wat betreft

onafhankelijkheid.82

Deze regel werd ingevoerd met het oog op het verbeteren van de

geloofwaardigheid van de weergave van de financiële resultaten en dus het vertrouwen van

investeerders in de financiële markten.83

056. Contact met aangestelden – Het grootste verschil tussen de individuele bestuurder en de

commissaris ligt hem in het feit dat deze laatste minder beperkt is in de uitoefening van zijn

bevoegdheid. Zo vinden we in artikel 137, §1, lid 1 W. Venn. een grondslag voor een meer

uitgebreid onderzoeksrecht dan datgene waarover de individuele bestuurder beschikt:

kunnen van het bestuursorgaan, van de gemachtigden en van de aangestelden van de vennootschap alle

ophelderingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die zij nodig achten.”. 78

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 4; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 491; J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 7. 79

Art. 137, §2 W. Venn. 80

Art. 166 W. Venn. 81

B. TILLEMAN, Het statuut van de commissaris : benoeming, beëindiging, bezoldiging en

onderzoeksbevoegdheden, Brugge, Die Keure, 2007, 193. 82

Zie Art. 133 W. Venn. 83

I. DE POORTER, “De onafhankelijkheid van de commissaris in het kader van de wet corporate governance”, TRV

2003, (313) 323.

Page 36: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

36

“De commissarissen kunnen op elk ogenblik ter plaatse inzage nemen van de boeken,

brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van de

vennootschap. Zij kunnen van het bestuursorgaan, van de gemachtigden en van de

aangestelden van de vennootschap alle ophelderingen en inlichtingen vorderen en alle

verificaties verrichten die zij nodig achten.”

Zij kunnen dus wel rechtstreeks contact opnemen met de aangestelden van de vennootschap, waar

de individuele bestuurder dit niet kan.

057. Bijstand door derden - Ook kan de commissaris zich laten bijstaan door derden, hoewel dit

beperkt is tot aangestelden of andere personen voor wie zij instaan.84

058. Eigen mening - Op basis van deze verschillen lijkt het me moeilijk om te stellen dat wat de

wet toegekend heeft aan de commissaris, a fortiori ook toekomt aan de individuele bestuurder.

Indien dit het geval zou zijn zou die laatste dan ook rechtstreeks contact kunnen opnemen met

aangestelden of zich laten bijstaan door een derde, waar de rechtsleer dan weer negatief op

antwoordt. De overige twee rechtsgronden zijn wel overtuigende argumenten voor het bestaan van

een recht op informatie.

3.1.1.4 Soft Law

059. Het belang van soft law werd in een vorig deel besproken. Daar werd ook duidelijk dat

corporate governance codes meer zijn dan louter adviseringen aan de onderneming. Ze hebben wel

degelijk een betekenis in het juridisch rechtsverkeer en kunnen een verbintenis voor de raad van

bestuur creëren

De verplichtingen vermeld in de Corporate Governance Code kunnen bijgevolg gezien worden als

een rechtsgrond voor het recht op informatie en/of een informatieplicht. Dit uiteraard echter voor

bedrijven die de Corporate Governance Code gebruiken als referentiecode.

Zo is voor de Belgische Corporate Governance Code principe 2.7 een mogelijke grondslag

(althans indien de betrokken vennootschap de Code aangeduid heeft als referentiecode). Daar

creëert men de verplichting voor de voorzitter om erop toe te zien dat de bestuurders accurate,

84

Art. 139 W. Venn.: “De commissarissen kunnen zich bij de uitoefening van hun taak, op hun kosten, doen bijstaan

door aangestelden of andere personen voor wie zij instaan.”.

Page 37: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

37

tijdige en duidelijke informatie ontvangen. Hieruit kan duidelijk een recht op informatie voor de

individuele bestuurder afgeleid worden als tegenhanger van de informeringsverplichting die de

Code creëert in hoofde van de voorzitter van de raad van bestuur.

3.1.1.5 Frans Recht

De grondslag voor het informatierecht werd Frankrijk voor het eerst gevonden in het befaamde

arrest Cointreau85

uit 1985, en het werd in 2001 via de wet NRE 86

ingeschreven in de wet. Er is

dus een veel duidelijkere grondslag aanwezig dan in het Belgisch recht. Deze twee gronden zijn

het bespreken waard.

A. Jurisprudentiële grondslag

Het Franse Hof van Cassatie heeft een hele reeks arresten geveld betreffende de rechten en

plichten van bestuurders.

060. Cointreau - Het eerste arrest is dat van 2 juli 1985.87

In casu ging het over een bestuurder die

de voorzitter verzocht had om aanvullende informatie te verstrekken met betrekking tot een

agendapunt en met het oog daarop de vergadering te verdagen. De voorzitter van de raad van

bestuur wees de vraag af, waarop de eiser naar de rechtbank trok om de nietigverklaring van de

besluiten van de raad van bestuur te eisen omdat ze onvoldoende geïnformeerd was om haar

mandaat te kunnen uitoefenen.88

Het Hof van Beroep te Bordeaux wees deze vraag af en motiveerde dit door te stellen dat er geen

wettelijke verplichting rust op de voorzitter van de raad van bestuur om de economische en

financiële informatie met betrekking tot de agenda bekend te maken.

Het Hof van Cassatie verbrak het arrest op basis van twee wetsartikelen met betrekking tot de

handelsvennootschappen:

85

Cass. (FR) 2 juli 1985, n° 83-16887, www.legifrance.fr . 86

Loi n°2001-420, 15 mai 2001 relative aux nouvelles régulations économiques, JO 16 mei 2001,

www.legifrance.gouv.fr 87

Cass. (FR) 2 juli 1985, n° 83-16887 88

“… ont introduit une demande tendant à l’annulation de la deliberation du conseil d’administration de la société

du 23 mars 1982, Mme Genevieve X.. faisant valoir qu’elle n’avait pas été mise à même d’exercer son mandat

d’administrateur dans des conditions d’informations suffisantes”.

Page 38: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

38

- Artikel 98 de la loi n°66-537 du 24 juillet 1966 sur les sociétés commerciales89

: in het

bijzonder het eerste lid, dat stelt dat de raad van bestuur de ruimste bevoegdheden heeft om

namens de vennootschap op te treden.90

Dit artikel komt overeen met art. L.225-35 C.

Com.

- Artikel 113 de la loi n°66-537 du 24 juillet 1966 sur les sociétés commerciales; dit komt

overeen met artikel L. 225-51 C. Com.

Hoewel de stijl van het Franse Hof van Cassatie bekend (en berucht) is vanwege zijn korte en

cryptische tekst, kan toch afgeleid worden dat, indien de raad van bestuur dient op te treden in

naam van de vennootschap, de voorzitter van de raad van bestuur verplicht is om de bestuurders

voorafgaand (‘préalable’) en binnen een voldoende termijn (‘dans un délai suffisant’) de

informatie te voorzien waarop zij recht had.

061. Latere rechtspraak - Ook in latere rechtspraak is dit bevestigd. Er wordt op een consistente

wijze beslist dat de informatie voldoende dient te zijn om met kennis van zaken te kunnen

deelnemen aan de zitting van de raad van bestuur, en deze informatie voorafgaandelijk door de

voorzitter dient meegedeeld te worden aan de leden van de raad van bestuur.91

Dit is ook meer recent bevestigd in de rechtspraak, daar het Hof van Cassatie in 2002 stelde dat

het meedelen van informatie tijdens de raad van bestuur niet volstond. Er wordt op een consistente

wijze beslist wel degelijk voorafgaandelijk meegedeeld te worden.92

B. Wettelijke grondslag

062. De wet stelt duidelijk dat bestuurders een recht hebben op informatie dat noodzakelijk is voor

het bereiken van hun missie:

“Artikel L. 225-35, al. 3: Le conseil d'administration procède aux contrôles et

vérifications qu'il juge opportuns. Le président ou le directeur général de la société est

tenu de communiquer à chaque administrateur tous les documents et informations

nécessaires à l'accomplissement de sa mission.”

89

Loi n°66-537 du 24 juillet 1966 sur les sociétés commerciales, JO 26 juli 1966, www.legifrance.gouv.fr 90

Art. 98, lid 1 de la loi n°66-537 du 24 juillet 1966 sur les sociétés commerciales: “Le conseil d'administration est

investi des pouvoirs les plus étendus pour agir en toute circonstance au nom de la société ; il les exerce dans la limite

de l'objet social et sous réserve de ceux expressément attribués par la loi aux assemblées d'actionnaires.”. 91

Cour d’appel Versailles (FR) 11 juni 1998, Fondeur c/ SA Holdor, RJDA 1998, n°1243. 92

Cass. (FR) 8 oktober 2002, RJDA 2003, n°735.

Page 39: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

39

Dit recht is - zoals gezegd - reeds lang bevestigd door de rechtspraak.93

Zo heeft het Franse Hof

van Cassatie gesteld dat het Hof van Beroep had moeten onderzoeken of een bestuurder

“voorafgaand en binnen een voldoende lange termijn de informatie waarop zij recht had”

ontvangen had; en meer precies, dat: “Aangezien de raad van bestuur de ruimste bevoegdheden

heeft om namens de onderneming op te treden en zijn leden aansprakelijk zijn voor een vergrijp in

de uitoefening van hun taken, volgt hieruit dat de voorzitter van de raad van bestuur in staat moet

stellen om de informatie te ontvangen die ze nodig hebben”.

Het befaamde Cointreau arrest vormde de inspiratie voor het creëren van een wettelijke grondslag

voor het recht op informatie. Dit recht op informatie is dan vervolgens gecodificeerd door de wet

van 15 mei 2001 (loi NRE), en de wet van 1 augustus 2003 die uitdrukkelijk de

verantwoordelijkheid heeft ingebouwd voor de voorzitter of directeur generaal. Wanneer de beide

functies gescheiden zijn (hoewel de functies vaak gecombineerd worden in Franse

ondernemingen94

), betekent dit volgens de rechtsleer dat de voorzitter beladen is met de taak om

bestuurders in staat te stellen hun missie te kunnen uitoefenen en daarom ook de informatie dient

te verwerven waarvan de raad van bestuur denkt dat ze die nodig heeft.95

De wettelijke verplichting voor de voorzitter staat in artikel L. 225-35, al. 3 C. Com. Dat artikel

stelt dat de raad van bestuur de controles en verificaties uitvoert die het passend acht, en dat de

voorzitter of gedelegeerd bestuurder verplicht is aan elke bestuurder alle documenten en

informatie mee te delen die nodig zijn voor het vervullen van zijn missie.

063. Duaal bestuursmodel – Hoewel het duaal model niet uitgebreid besproken zal worden is het

toch interessant een vaststelling te doen over het directiecomité. Waar de raad van bestuur in het

monistisch model een duidelijke grondslag zonder gebruik te maken van de collegialiteit, is dit

anders voor het duale model waar de raad van toezicht zijn informatierecht zal halen uit artikel L.

225-68, lid 3 C. Com.96

.

93

P. DURAND-BARTHEZ, Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 398. 94

AMF FRANCE, “Rapport 2017 sur le gouvernement d’entreprise, la rémunération des dirigeants, le controle interne

et la gestion des risques”, november 2017, 25, http://www.amf-france.org/Publications/Rapports-etudes-et-

analyses/Gouvernement-d-entreprise?docId=workspace%3A%2F%2FSpacesStore%2F03140cfe-4026-49f8-a66e-

131b0b8e0daf . 95

P. DURAND-BARTHEZ, Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 398. 96

Art. L. 225-68, lid 3 C. Com.: “A toute époque de l'année, le conseil de surveillance opère les vérifications et les

contrôles qu'il juge opportuns et peut se faire communiquer les documents qu'il estime nécessaires à

l'accomplissement de sa mission.”.

Page 40: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

40

Voor het directiecomité zit dit echter anders: hier is het systeem vergelijkbaar met het Belgisch

recht. De leden van het directiecomité zijn moeten optreden als collegiaal orgaan, en de leden van

het directiecomité dienen ten allen tijde collegiaal te handelen. Interne taakverdelingen zullen het

directiecomité zijn collegiaal karakter niet kunnen ontnemen en kunnen niet tegengeworpen

worden aan derden. Het resultaat hiervan is dat de verplichting om geïnformeerd te zijn en de

informatierechten dat dit creëert voor de leden van het directiecomité ook hun grondslag vinden in

de collegialiteit.97

3.1.2 Titularis van de vordering

064. Tijdstip - Dat de bestuurder titularis is van een recht op informatie staat niet ter discussie.

Het aspect dat hier besproken wordt is wanneer men de vordering kan instellen. De rechtsleer

maakt hier ook terecht de opmerking dat rekening dient gehouden te worden met het ogenblik

waarop men de hoedanigheid van bestuurder dient te bezitten. Grofweg zijn er twee mogelijke

situaties mogelijk:

- Het tijdstip waarop het verzoek is ingesteld

- Het tijdstip waarop het verzoek beoordeeld wordt door de vennootschap/rechter

De praktische gevolgen voor de keuze van één van beiden zijn belangrijk voor dit onderzoek.

Indien het verzoek enkel beoordeeld zou worden op het tijdstip waarop de vennootschap beslist

over het al dan niet verlenen van de informatie, zouden de meerderheidsaandeelhouders in de

verleiding kunnen komen om de bestuurder die informatie tracht te verkrijgen om de belangen van

de minderheidsaandeelhouders te beschermen, de laan uit te sturen.

Deze situatie geldt a fortiori voor een onafhankelijk bestuurder. Deze is immers aangesteld om het

belang van de vennootschap voorop te stellen, niet dat van de controleaandeelhouders, noch van

het management. Hij moet een onafhankelijke beoordeling kunnen uitoefenen om de invloeden

van diverse stakeholders onder controle te houden.98

Ingaan tegen de belangen van één van deze

groepen kan hem dan ook een versneld bezoek aan de uitgang opleveren.

97

EDITIONS FRANCIS LEFEBVRE, Dirigeants - Division I Exercice des fonctions de dirigeant, n° 253

https://www.memento.efl.fr/ . 98

E. WIJMEERSCH, “De recente Belgische aanbevelingen inzake corporate governance” in H. DE WULF, A.

LEVREAU, D. MEEUS, Corporate governance: Het Belgische perspectief, Antwerpen, Intersentia, 1998, 68.

Page 41: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

41

065. Frankrijk - Van belang hierbij is de zaak Dennery99

, geveld door het Franse Hof van

Cassatie. De vraag stelde zich of een bestuurder, die een vordering in rechte had ingesteld om

documenten te bekomen die hem voorheen geweigerd waren door diezelfde vennootschap en door

deze daden afgezet was als bestuurder, nog de hoedanigheid van bestuurder had op het moment

van de uitspraak. Het Hof van Beroep te Parijs had dit verzoek afgewezen, maar het Hof van

Cassatie verbrak het arrest op dit punt en stelde dat hij de hoedanigheid van bestuurder nog steeds

had.100

Ook in Belgische rechtspraak is men dezelfde mening toegedaan. Daar schorste de Rechtbank van

Koophandel te Brussel een besluit tot ontslag van een bestuurder, omdat dit genomen werd met de

uitsluitende bedrieglijke bedoeling om het individueel onderzoeksrecht van een bestuurder te

verhinderen en te ontsnappen aan de rechterlijke beschikking die de vennootschap verplicht had

om de bestuurder de vrije toegang tot de lokalen van de vennootschap te verlenen en de volledige

boekhouding, notulen en vennootschapsdocumenten ter beschikking te stellen.101

066. Individualiteit van het recht op informatie - Hoewel door de collegialiteit, zoals vermeld

in het vorige deel, een bestuurder geen individuele beslissingsbevoegdheid heeft stelt TILLEMAN

dat algemeen aanvaard wordt dat het collegiaal karakter van het bestuur niet belet dat de

bestuurder een individueel recht op informatie heeft.102

Dit geldt ook voor de individuele

onderzoeksbevoegdheid.103

De collegialiteit zal een individuele onderzoeksbevoegdheid niet in de

weg staan, en het bestaan hiervan is ook al bevestigd in de rechtspraak.104

067. Minderheidsvisie - DE WULF ontkent echter het bestaan van een individueel

onderzoeksrecht. Dit argumenteert hij door te zeggen dat de bestuurder niet het recht heeft om

99

Cass. (FR) 1 december 1987, n°86-13682, www.legifrance.gouv.fr . 100

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 492. 101

Kort. Ged. Kh. Brussel 8 maart 1994, Rev. Prat. Soc. 1994, 197. 102

L. SIMONT, “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit d’investigation

individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, (189) 191; A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 2;

B. FERON en J. MEUNIER, “La double casquette de l’administrateur de société anonyme”, JT 2000, 696; P. COLLE,

“Het begrensd recht op informatie van de individuele vennootschapsbestuurder”, in Y. MERCHIERS (ed.) Liber

Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, die Keure, 2001, 450 (hierna: P. COLLE, Het begrensd recht op informatie); C.

VAN DER ELST, “Besluitvorming en werking van de vennootschapsorganen” in omgaan met vennootschappen,

Antwerpen, Maklu, 2002, 27; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 489; H. DE WULF, S. DE GEYTER,

“Rechten en plichten van bestuurders: een overzicht van de algemene juridische beginselen” in L. VAN DEN

BERGHE, T. BAELDEN, Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 128 103

; L. SIMONT, “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit d’investigation

individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, (189) 191 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 489. 104

Kort. Ged. Kh. Brussel 8 maart 1994, Rev. Prat. Soc. 1994, 197; Comm. Luik. ( 5e kamer), 17 november 2015,

DAOR 2016, afl. 3, 43-49.

Page 42: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

42

individueel contact op te nemen met het management, zich bepaalde documenten te laten

voorleggen of in de bedrijfsgebouwen onderzoek te verrichten en dat dit voor een verzuring van de

relaties kan zorgen tussen zowel individuele bestuurders als tussen bestuur en management. 105

De vraag kan gesteld worden of er wel een individueel onderzoeksrecht bestaat, of dit eerder meer

beperkt is dan de meerderheid het opvat. Ik sluit me eerder aan bij het laatste. Hoewel het

individueel onderzoeksrecht onderhevig is aan bepaalde grenzen, zou het bestaan ervan ontkennen

een aantal onbillijke gevolgen kunnen hebben. Zo zou het recht op informatie individueel blijven

omdat het inherent verbonden is met de noodzakelijkheid van kennis van zaken voor een

tegensprekelijk debat, maar kan men niet individueel optreden om zijn of haar recht te vrijwaren.

DE WULF erkent wel dat de voorzitter van de raad van bestuur een brugfunctie met het

management vervult en individueel om bijkomende inlichtingen verzoekt (omdat hij zelf van

oordeel is dat er aanvullende informatie nodig is, of omdat hij ingaat op het verzoek van een

andere bestuurder), maar wil dit niet formuleren als een subjectief recht in hoofde van de

individuele bestuurder.

Mij lijkt het echter dat indien de rechtsleer het bestaan van een individueel onderzoeksrecht niet

erkent, de rechtspraak moeilijker zal volgen bij het afdwingen van het recht op informatie. Nu kan

de individuele bestuurder immers zijn recht op informatie vrijwaren door, aan de hand van zijn

individuele onderzoeksbevoegdheid, zelf bijkomende informatie op te vragen bij andere

bestuurders en/of de voorzitter van de raad van bestuur. Indien dit geweigerd wordt zal hij zich

kunnen wenden tot de rechtbank106

.

105

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 258. 106

Supra 53, nr. 087 e.v.

Page 43: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

43

3.2. Hoe het individueel onderzoeksrecht uit te oefenen

Los van het theoretische luik dat in het vorige deel werd besproken rest er nog de vraag hoe een

bestuurder het individueel onderzoeksrecht kan uitoefenen. De rechtsleer is hier niet onverdeeld

over. Het is dan ook nuttig om te bespreken hoe de bestuurder zijn recht op informatie kan

uitoefenen.

3.2.1 Aan wie stelt men de vraag?

068. De individuele bestuurder kan zijn vraag tot informatie niet richten tot iedereen. Hij zal de

“hiërarchische“ structuur dienen te respecteren.107

Volgens DEVOGELE zal de bestuurder zich in

eerste instantie moeten richten tot de raad van bestuur, tot diens voorzitter of tot een of meerdere

andere bestuurders, en dit met uitsluiting van de werknemers van de vennootschap.108

Zoals de

auteur het hier verwoordt, kan de bestuurder bij bijna de gehele raad van bestuur terecht. Het

voordeel van deze visie is uiteraard dat hij bij veel meer personen terecht kan om zijn individueel

onderzoeksrecht uit te oefenen en zo aan de vereiste informatie te kunnen komen.

COLLE stelt dat het verzoek tot informatie door de individuele bestuurder aan de raad van bestuur

of aan de voorzitter van de raad van bestuur gericht moet worden.109

De visie van DEVOGELE lijkt me te verregaand. De auteur ondersteunt dit niet aan de hand van

rechtsleer en/of rechtspraak. Naar mijn mening is het beter om zich tot de voorzitter van de raad

van bestuur te wenden. Deze kan dan controle uitoefenen over wat er opgevraagd wordt, waar dit

kan ingekeken worden, etc. Hij is als voorzitter de leidinggevende figuur binnen de raad van

bestuur en het lijkt me dan ook beter om de vraag enkel aan hem te stellen. Indien hij er niet op

ingaat kan er eventueel een vraag gesteld worden aan andere leden van de raad van bestuur maar

dan kan de vraag gesteld worden of die wel de gevraagde informatie gaan leveren; de leden van de

raad van bestuur zullen geneigd zijn hun voorzitter te volgen. In Frankrijk dient men ook de vraag

107

C. VAN DER ELST, “Besluitvorming en werking van de vennootschapsorganen” in M. TISON, VLAAMSE

CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT (eds.), Omgaan met vennootschappen : regulering en rechtspraktijk,

Antwerpen, Maklu, 2002, 26. 108

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 8. 109

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 6.

Page 44: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

44

te stellen aan de voorzitter van de raad van bestuur.110

Ook TILLEMAN verwijst hierbij naar

Frankrijk en wijst op de belangrijke rol van de voorzitter van de raad van bestuur.111

3.2.2 Wie neemt er de beslissing?

069. Collegiale beslissing? - COLLE stelt dat de raad van bestuur als collegiaal orgaan over het

verzoek moet beslissen.112

Hij maakt geen hypothese naargelang de vraag gesteld is aan de gehele

raad van bestuur, dan wel enkel en alleen aan de voorzitter. De auteur stelt dat de raad van bestuur

als collegiaal orgaan beslist over het verzoek, en er dus een relatie is met de collegialiteit in artikel

521 W. Venn.

070. Beslissing door de voorzitter - TILLEMAN stelt dan weer dat de voorzitter van de raad van

bestuur niet autonoom kan weigeren om in te gaan op een verzoek tot informatie, en indien hij dit

verzoek wenst af te wijzen hij dit dient voor te leggen aan de raad van bestuur.113

De hypothese

waarin de vraag gesteld wordt aan een ander lid van de raad van bestuur dan de voorzitter wordt

echter niet gemaakt.

Mijns inziens verhindert de collegialiteit geenszins dat de voorzitter van de raad van bestuur het

verzoek eenzijdig kan goedkeuren. Dit niet toelaten zou het in de praktijk moeilijker maken om

info op te vragen, ook wanneer een bestuurder er recht op heeft. Zoals reeds vermeld is er voor

een tegensprekelijk debat nood aan geïnformeerde bestuurders. Dat deze pas na de bijeenkomst

van de raad van bestuur over de informatie kunnen beschikken die vereist is om een dergelijk

debat te voeren, omdat de raad eerst nog moet beslissen om het al dan niet toe te kennen, gaat in

tegen de ratio legis. Het lijkt dan ook een meer efficiënte oplossing om de voorzitter van de raad

van bestuur te laten beslissen over het verzoek, indien het verzoek rechtstreeks aan hem gericht

was.

110

Supra 47, nr.71. 111

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 494. 112

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie , 451. 113

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 494.

Page 45: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

45

Een rechtvaardiging hiervoor is te vinden in Principe 2.7 van de Corporate Governance Code

2009. Daar staat, zoals reeds vermeld, het volgende:

“De voorzitter ziet erop toe dat de bestuurders accurate, tijdige en duidelijke informatie

ontvangen vóór de vergaderingen, en indien nodig, tussen de vergaderingen in. Met

betrekking tot de raad van bestuur ontvangen alle bestuurders dezelfde informatie.”

Dit is ook terug te vinden in de Code Buysse III.114

Ook die Code stelt dat de voorzitter van de

raad van bestuur alles in goede banen leidt:

“Daarnaast beschikken de bestuurders over een recht op informatie. Dit recht komt aan

iedere bestuurder individueel toe. De vraag tot informatie moet aan de voorzitter van de

raad van bestuur worden gesteld, die de informatieverstrekking in goede banen zal leiden”

In Principe 5.20 Corporate Governance Code 2009 is terug te vinden dat de voorzitter erop toeziet

dat de bestuurders de nodige informatie ontvangen:

“De voorzitter ziet erop toe dat de bestuurders accurate, tijdige en degelijke

informatie ontvangen vóór de vergaderingen en, indien nodig, tussen de

vergaderingen in. Alle bestuurders ontvangen dezelfde informatie.” 115

Het lijkt mij dan ook niet meer dan logisch dat hij autonoom kan oordelen over het al dan niet

ingaan op het verzoek van de bestuurder. Dit is de informatiestroom die nodig is voor een

tegensprekelijk debat. Het is mogelijks aangeraden om een melding van de goedkeuring van het

verzoek te laten opnemen in de notulen van de volgende vergadering.

Indien het verzoek gericht is aan een ander lid van de raad van bestuur dan de voorzitter is de

oplossing mijns inziens niet dezelfde. Het is dan niet de voorzitter van de raad van bestuur die

belast is met de taak om de raad van bestuur van (voldoende) informatie te voorzien maar wel een

individuele bestuurder. Hiervoor kunnen drie mogelijke oplossingen opgeworpen worden:

- De bevraagde bestuurder kan autonoom een beslissing nemen

- De bevraagde bestuurder speelt de vraag door naar de voorzitter, die er dan een beslissing

over neemt

114

Principe 5.15, lid 3 Code Buysse III. 115

Principe 5.20, lid 3 Code Buysse III

Page 46: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

46

- De beslissing kan dan enkel genomen worden door de raad van bestuur als college

Welke oplossing het nauwst aansluit bij het Belgisch juridisch kader is niet met 100% zekerheid te

zeggen. Over de derde optie is er duidelijk te zeggen dat ze juridisch gerechtvaardigd is, en het

tweede lijkt mij dit gezien het voorgaande ook te rechtvaardigen.

071. Frankrijk - In de vorige onderdelen werd de rol van de voorzitter besproken. In de Belgische

wet staat er geen verplichting die van de voorzitter de centrale spil in de informatieverstrekking

maakt. In Frankrijk is dit wel het geval116

, wat de voorzitter dan ook een veel actievere rol op het

vlak van informatieverstrekking geeft.

De corporate governance codes in België wijzen hem ook die rol toe. Hij dient er voor te zorgen

dat de bestuurders de nodige informatie krijgen, en dit op het juiste tijdstip. In Frankrijk is deze rol

ingeschreven bij wet. Dit is dan ook een veel efficiëntere oplossing dan de Belgische regeling,

waarin veel onduidelijkheid heerst. Het eerder strakke juridische kader in Frankrijk zorgt er voor

dat, hoewel de individuele bestuurder zelf de plicht houdt om geïnformeerd te blijven, de

voorzitter ondubbelzinnig verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking.

De verplichting die daar speelt in hoofde van de voorzitter is nog een gevolg van het Cointreau-

arrest, dat er voor gezorgd heeft dat de informatie draagbaar was (en dus niet haalbaar voor de

individuele bestuurder).117

Een ander verschil is dat de bestuurders, door de opdracht die toegekend is aan de voorzitter, zich

zelfs niet meer mogen wenden tot de overige leden van de raad van bestuur voor aanvullende

documenten.

De plicht voor de bestuurders om geïnformeerd te zijn blijft echter wel bestaan, en er kan niet van

afgeweken worden door aan te halen dat de voorzitter verplicht is hen voldoende informatie mee

te geven. Ze kunnen dus niet passief blijven, of ze zullen aansprakelijk gesteld kunnen worden. 118

116

Artikel L.225-51 C. Com. 117

D. MIELLET, “L’information: nouvelle et dernière responsabilité du président du conseil d’administration?”, La

semaine juridique entreprise et affaires 2002, 173-176. 118

D. MIELLET, “L’information: nouvelle et dernière responsabilité du président du conseil d’administration?, La

semaine juridique entreprise et affaires 2002, 173-176.

Page 47: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

47

Indien er sprake is van de combinatie van de rol als voorzitter en algemeen directeur, zullen de

verplichtingen ook moeten nageleefd worden (artikel L. 225-56 C. Com.), en zullen de

verplichtingen van de voorzitter ook spelen voor de algemeen directeur.119

072. Notie voorzitter raad van bestuur - Een belangrijke opmerking bij de vorige delen is dat de

functie van ‘voorzitter van de raad van bestuur’ in België niet wettelijk geregeld is. Er wordt

echter wel in drie artikelen van het Wetboek van vennootschappen melding van gemaakt:

- Artikel 518 W. Venn.

- Artikel 526bis W. Venn.

- Artikel 526quater W. Venn.

Het wetboek gaat er kennelijk van uit dat er een voorzitter is (of kan zijn), maar er bestaat geen

verplichting tot aanstelling van een voorzitter.120

CERFONTAINE wijdt dit aan de terughoudendheid van de wetgever om af te wijken van de

collegialiteit in artikel 521, lid 1 W. Venn.121

Dat er in praktijk wel degelijk een voorzitter zal zijn blijkt uit zijn aanwezigheid in de rechtsleer

en de soft law: waar de wetgever de voorzitter van de raad van bestuur amper vernoemt, komt hij

veelvuldig voor in onder andere de Corporate Governance Code 2009 en de Code Buysse.

3.2.3 Grenzen van het verzoek

Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is hoe het recht op informatie wordt afgebakend. Het

is dan ook niet eenvoudig om de draagwijdte van het individueel onderzoeksrecht te begrenzen.

Dat dit niet onbegrensd is staat vast. Zo is het duidelijk dat de informatie waarop een individuele

bestuurder aanspraak kan maken door het uitoefenen van zijn individueel onderzoeksrecht

119

F. FRANCOIS, E. DE FRONDEVILLE, A. MARLANGE, Dirigeant de société: statut juridique, social et fiscal,

Parijs, Dalloz, 2009, 270. 120

J. CERFONTAINE, “ De rol van de voorzitter” in A. BOSSUYT, B. DECONICKX, E. DIRIX, A. FETTWEIS, E.

FORRIER (eds.), Liber spei et amicitiae: Ivan Verougstraete, Brussel, Larcier, 2011, (239) 240. 121

J. CERFONTAINE, “ De rol van de voorzitter” in A. BOSSUYT, B. DECONICKX, E. DIRIX, A. FETTWEIS, E.

FORRIER (eds.), Liber spei et amicitiae: Ivan Verougstraete, Brussel, Larcier, 2011, (239) 241.

Page 48: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

48

onderworpen is aan bepaald grenzen.122

Bestuurders zullen onder andere moeten handelen met

respect voor het maatschappelijk belang.123

073. Criteria - TILLEMAN heeft vier criteria weerhouden om het recht af te bakenen:

doelmatigheid, proportionaliteit, belangenconflict, en het verbod op rechtsmisbruik. Deze criteria

worden hieronder grondig uiteengezet.

3.2.3.1 Doelmatigheid

074. Doelmatigheid - De informatie moet ertoe strekken en van aard zijn, om de leden van de

raad van bestuur in staat te stellen hun wettelijke taken te vervullen in het belang van de

vennootschap124

.

De auteur stelt dat de individuele bestuurders een onbetwistbaar recht hebben op voldoende

informatie met betrekking tot de agendapunten van een te houden raad van bestuur en dat ze over

voldoende tijd op voorhand over de informatie dient te beschikken.

075. Voldoende informatie - Het begrip ‘voldoende informatie’ is niet duidelijk theoretisch af te

bakenen en zal bijgevolg in concreto beoordeeld moeten worden, en kan niet gecompenseerd

worden door vraagstelling binnen de raad van bestuur.

Dit werd gevonden in het Franse recht, en werd hierboven reeds uiteengezet. De Franse

rechtspraak stelt immers dat er voldoende informatie dient verstrekt te worden om met kennis van

zaken te kunnen deelnemen aan de raad van bestuur125

. De Franse wetgever heeft deze rechtspraak

dan ook wettelijk verankerd126

, en heeft de plicht om deze informatie te verstrekken bij de

voorzitter van de raad van bestuur gelegd127

.

122

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 7; P. COLLE, Het begrensd recht op

informatie, 451; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 494. 123

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 7. 124

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 4; B. FERON en J. MEUNIER, “La double

casquette de l’administrateur de société anonyme”, J.T. 2000, (689) 696; C. VAN DER ELST, “Besluitvorming en

werking van de vennootschapsorganen” in TISON, M., VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN

GENT(eds.), Omgaan met vennootschappen : regulering en rechtspraktijk, Antwerpen, Maklu, 2002, 27. 125

CA Versailles 11 juni 1998, n° 1996-346 www.legifrance.gouv.fr . 126

Art. L. 225-35 C. Com. 127

Art. L. 225-51 C. Com.; B. DONDERO, Droit des sociétés, Paris, Dalloz, 2017, 229.

Page 49: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

49

Het Franse Hof van Cassatie oordeelde ook dat het verstrekken van informatie tijdens de raad van

bestuur en/of de vraagstelling evenwel niet zal volstaan, en de voorzitter van de raad van bestuur

diende wel degelijk voorafgaand aan de zitting de gevraagde documenten mee te delen.128

De te verstrekken informatie gaat verder dan louter documenten met betrekking tot de

vennootschap, het kan evengoed gaan om economische, financiële, juridische of politieke

informatie.129

076. Voorafgaandelijk - Ook stelt het Hof dat er aangenomen wordt dat er een recht bestaat om

voorafgaandelijk, dus voldoende op voorhand, over de nodige informatie te beschikken.

Ook dit is terug te vinden in Frans recht130

: het volgt onder meer uit het befaamde Cointreau-arrest

uit 1985, waar het Hof van Cassatie stelde dat de voorzitter van de raad van bestuur verplicht is

om de raad van bestuur voorafgaand (‘préalable’) en binnen een voldoende termijn (‘dans un

délai suffisant’) te informeren.131

3.2.3.2 Proportionaliteit

077. Proportionaliteit - Er moet een afweging gebeuren tussen het voordeel dat de bestuurder uit

de informatie zal halen en het nadeel dat dit zal berokkenen aan de vennootschap. Het voordeel

bestaat uit de mogelijkheid van de bestuurder om beter geïnformeerd aan de raad van bestuur deel

te nemen. Het nadeel is onder meer de tijd en de kost die het aan de vennootschap zal opleveren

om de informatie te vergaren en daarna ter beschikking te stellen aan de bestuurder. Ook hier gaat

het over een afweging die enkel in concreto zal kunnen gemaakt worden.

Sommige rechtssystemen hebben dit probleem proberen te verhelpen door een informatiecatalogus

op te stellen waar een vennootschap moet bepalen wat hij nodig heeft om behoorlijk te kunnen

functioneren.132

DE WULF argumenteert echter dat dit enkel opportuun zou zijn voor

beursgenoteerde vennootschappen, waar steeds een scheiding tussen eigenlijk bestuur en

management is doorgevoerd. Bij niet-genoteerde vennootschapen bestaat die scheiding ook maar

128

Cass. (FR) 8 oktober 2002, n°99-11.421. 129

T. LÉOBON, L’information du conseil d’administration: gestion et responsabilités, Bulletin Joly Sociétés, 2006,

n°2, (168) 168. 130

P. DURAND-BARTHEZ, Le guide de la gouvernance des sociétés, Parijs, Dalloz, 2016, 398. 131

Cass. (FR) 2 juli 1985, n° 83-16887. 132

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 261.

Page 50: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

50

zal het moeilijker zijn om abstracte criteria te vinden die in een wettekst gegoten kunnen worden.

Ook zou het door de overlap tussen management en bestuur een onnodige kost en formalisme met

zich mee kunnen brengen.133

3.2.3.3 Belangenconflict

078. Enige voorzichtigheid is geboden bij het inwilligen van verzoeken om gevoelige informatie

door de raad van bestuur. Dit zal zeker het geval zijn wanneer er een potentieel belangenconflict

kan bestaan (bv. Een bestuurder die in meerdere raden van bestuur zetelt). Dit belangenconflict

kan verschillende vormen aannemen: directe of indirecte vermogensrechtelijke

belangenconflicten, affectieve belangen conflicten maar evengoed louter functionele

belangenconflicten volgend uit het feit dat de bestuurder in meerdere raden van bestuur zetelt.134

In elk geval zal het artikel 523 W. Venn. hier spelen.

3.2.3.4 Verbod op rechtsmisbruik

079. Het verbod op rechtsmisbruik wordt volgens TILLEMAN toegepast wanneer een lid van de

raad van bestuur informatie wenst te bekomen uit privébelang of wanneer er concrete

aanwijzingen bestaan dat er een gevaar is dat interne informatie zal worden misbruikt om de

vennootschap te schaden.

Dit zou dan kunnen in 2 gevallen:

- Wanneer er al een voorgaand geval is voorgevallen met de betrokken bestuurder waarin

die onzorgvuldig optrad met de informatie of er zelfs misbruik van maakte door die aan te

wenden om de vennootschap te schaden (door vb. die aan te wenden voor een

concurrerende vennootschap)

- Het verspreiden van de informatie kan de vennootschap ernstig schaden

Informatie onthouden van de betrokken bestuurder kan slechts een maatregel zijn in afwachting

van een diens ontslag. De vennootschap dient immers een keuze te maken: ofwel de bestuurder

van alle informatie (rekening houdend met de toepasselijke criteria) voorzien ofwel de bestuurder

vervangen.

133

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 261. 134

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 580.

Page 51: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

51

3.2.4 Praktische modaliteiten

080. TILLEMAN stelt dat de modaliteiten waarin dit recht kan uitgeoefend worden niet

vaststaan.135

Toch zijn er een aantal aspecten die in de rechtsleer vermeld worden. Deze worden

hier besproken.

081. Kopieën - Kan de bestuurder kopieën nemen van de documenten? De Belgische rechtsleer

antwoordt positief op de vraag of de bestuurder kopieën kan nemen van documenten. Het is niet

meer dan logisch om de verzoeker ook een recht toe te kennen om kopieën te maken van de

gevraagde documenten. Op deze manier zal de bestuurder de documenten meer in detail kunnen

analyseren. De rechtsleer stelt echter dat het niet tot de huidige stand van het recht behoort dat de

vragensteller het recht zou hebben te eisen dat de vennootschap hem de documenten aflevert, zelfs

niet ingeval ze noodzakelijk zijn voor de behandeling van agendapunten.136

Dit is niet zo wanneer

de documenten niet beschikbaar zijn op de maatschappelijke zetel. In dat geval is de voorzitter van

de raad van bestuur alsnog verplicht de informatie met betrekking tot de te houden raad van

bestuur te versturen.137

082. Elektronische omgeving – Een hypothese die niet gemaakt wordt bij het maken van kopieën

is hoe men dient om te gaan met elektronische bronnen. Zo is de rechtsleer die handelt over het

opsturen van fysieke documenten als die over (op papier) kopieën nemen van documenten

achterhaald ten opzichte van met de digitale omgeving waar bedrijven op vandaag mee werken.

Hoewel dit dus niet vermeld is in de (oudere) rechtsleer lijkt het dan ook niet meer dan logisch dat

indien er kopieën gemaakt mogen worden van fysieke documenten, dit ook het geval is voor

elektronische documenten. Het doel is immers hetzelfde: namelijk dat de bestuurder de

desbetreffende documenten mee kan nemen om deze elders verder te bestuderen.

083. Mag de bestuurder zich laten bijstaan door een deskundige? - Hierop antwoordt de

rechtspraak eensluidend neen.138

De vermelde rechtsleer fundeert dit op basis van twee

135

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 498. 136

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 9. 137

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 498. 138

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 7; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 498 J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 9.

Page 52: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

52

argumenten: het intuitu personae karakter van het bestuursmandaat en de afkeer om derden inkijk

te geven in vertrouwelijke bedrijfsinformatie.139

Het staat de bestuurder natuurlijk vrij om zich te laten informeren door een deskundige over een

situatie in abstracto.

084. Corporate Governance Code 2009 – Er dient wel rekening gehouden te worden met de

richtlijn bij Principe 2.7 van de Corporate Governance Code uit 2009. Daar staat er immers:

“Bestuurders hebben toegang tot onafhankelijk professioneel advies op kosten van de

vennootschap, op voorwaarde dat gehandeld wordt in overeenstemming met de procedure

die ter zake door de raad van bestuur werd vastgelegd.”

Dit zou kunnen gezien worden als een nuance op het verbod op bijstand door een deskundige. Het

verbod kan dan geïnterpreteerd worden als een verbod om een zelfgekozen deskundige aan te

stellen om de bestuurder bij te staan in zijn onderzoek. Indien het echter gebeurt via de geijkte

procedure die door de vennootschap vastgelegd wordt zal dit wel aanvaard worden. Dit kan in de

praktijk echter wel praktische problemen geven; een opstandige bestuurder zal niet snel een

positieve beslissing krijgen van de raad van bestuur. Indien die bestuurder een afkeer heeft van

een derde die in de boeken komt neuzen, zal het individueel onderzoeksrecht en recht op

informatie van de bestuurder niet sterk genoeg doorwegen om de vennootschap te verplichten de

deskundige aan te stellen.

De Code Buysse III maakt hier geen melding van.

Dit aspect van het vraagstuk hangt nauw samen met de confidentialiteit, die niet zal besproken

worden in deze masterproef.

085. Waar? – Men neemt aan dat de bestuurder het recht heeft om de documenten op de

maatschappelijke zetel te gaan inkijken140

. Hij kan daar ook een kopie maken van de

documenten141

, dit hangt immers samen met het recht er kennis van te nemen142

.

139

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 498. 140

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 498. 141

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 7. 142

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 9.

Page 53: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

53

086. Statutaire clausules – Tot slot een kleine uitweiding over de mogelijkheid om via statutaire

clausules al het voorgaande te modaliseren. De rechtsleer stelt dat niets de vennootschap belet om

de modaliteiten van de uitoefening van het individueel recht op informatie statutair vast te

leggen.143

De enige beperking die hier speelt is dat een dergelijke regeling er niet op neerkomt de

onderzoeksbevoegdheid of het individueel recht geheel of gedeeltelijk te beperken of zelfs uit te

hollen.144

Het lijkt mij dan ook aangeraden dat de vennootschap, om conflicten te vermijden, zo veel

mogelijk probeert a priori statutair vast te leggen. Zo kan onder meer vastgelegd worden:

- Waar de documenten ingekeken kunnen worden

- Wanneer de documenten ingekeken kunnen worden

- Of er door de bestuurder beroep gedaan kan worden op een (externe) deskundige

- Aan wie de vraag gericht moet worden

- Of de bestuurder in de mogelijkheid is om personeelsleden aan te spreken en, indien ja, op

welke manier dit moet gebeuren

- Een procedure voor betwisting van de potentieel negatieve beslissing van de raad van

bestuur of de voorzitter van de raad van bestuur

Het is dus mogelijk om al deze zaken statutair vast te leggen. Hoewel dit een hele brok aan

bepalingen lijkt voor een relatief klein aspect van de werking van de vennootschap, mag het

belang toch niet onderschat worden. De informatiestroom zorgt er immers voor dat de

vennootschap goed geleid zal worden. Het is dus in het vennootschapsbelang om toch enige

zekerheid te creëren.

143

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 8; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 499; J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 8. 144

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 8; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 499.

Page 54: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

54

3.3 Wat indien er geen medewerking verleend wordt?

087. De opgelijste rechten en de praktische modaliteiten uit het vorige deel zullen niet steeds

gerespecteerd worden en dan stelt zich de vraag hoe de individuele bestuurder zijn recht op

informatie kan vrijwaren. De bestuurder heeft drie opties ter zijner beschikking:

- Via de kortgedingrechter de vennootschap verplichten de bewuste documenten over te

maken

- Een eis tot schadevergoeding instellen vanwege de geleden schade

- Een eis instellen om de besluiten van de raad van bestuur die genomen zijn zonder de

bestuurder voldoende te informeren, nietig te laten verklaren.

088. Voorlopig onthouden van informatie - Een belangrijke hypothese die behandeld dient te

worden vooraleer de mogelijkheden waarover een bestuurder beschikt indien de vennootschap niet

meewerkt kunnen uiteengezet worden, is het voorlopig onthouden van informatie.

Een vennootschap kan informatie onthouden als een voorlopige maatregel, en dit op basis van

artikel 18, lid 2 Ger. W. .145

dat toelaat preventief te handelen om de schending van een ernstig

bedreigd recht te voorkomen.146

In casu is dit dan vertrouwelijke informatie die de vennootschap

niet zal overmaken aan de bestuurder, zelfs indien die zijn informatierecht uitoefent en de

documenten opvraagt.

Hieraan zijn twee cumulatieve voorwaarden verbonden:

- De bestuurder is vroeger al onzorgvuldig omgesprongen met dergelijke informatie of

maakte er zelfs misbruik van

- Het verspreiden van deze informatie zou ernstige schade kunnen berokkenen aan de

vennootschap

Dit is echter een voorlopige maatregel. De vennootschap moet haar conclusies trekken uit het

gedrag van de bestuurder en de keuze te maken om ofwel de bestuurder te ontslaan, ofwel de

bestuurder op post te laten en hem de gevraagde informatie bezorgen.

145

Artikel 18, lid 2 Ger. W.: “De rechtsvordering kan worden toegelaten, indien zij, zelfs tot verkrijging van een

verklaring van recht, is ingesteld om schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen.”. 146

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 454.

Page 55: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

55

Zolang de algemene vergadering niet samen geroepen is en men de bestuurder nog niet effectief

kan ontslaan, kan de bestuurder ten voorlopige titel geschorst worden. Een minder verregaande

mogelijkheid is om hem de betrokken informatie te onthouden in afwachting van ontslag.147

De vennootschap kan er niet voor kiezen om bepaalde informatie te onthouden en de bestuurder

aan te laten. Er is dus geen gulden middenweg: ofwel stelt de vennootschap alle informatie ter

beschikking zodat de bestuurder zijn functie kan uitoefenen, ofwel houdt de vennootschap

informatie achter met het oog op het nakende ontslag van die bestuurder.

089. Ontslag bestuurder - De hypothese van het ontslag van een bestuurder die zijn recht op

informatie probeert uit te oefenen, werd reeds uiteengezet.148

Het belang van de hoedanigheid van

bestuurder zal ook hier spelen.

3.3.1 Gerechtelijke weg

090. De bestuurder zal niet steeds de informatie kunnen bekomen die hij nodig acht. Het is dan

ook belangrijk om een stok achter de deur te hebben om desnoods via gerechtelijke weg de raad

van bestuur te dwingen om zijn recht op informatie af te dwingen. Er kunnen drie hypothetische

oplossingen gemaakt worden die een bestuurder kan gebruiken om het recht op informatie af te

dwingen: het instellen van een vordering bij de kort gedingrechter, het instellen van een

schadevergoedingseis en het instellen van de vordering tot nietigverklaring van de besluiten van

de raad van bestuur.

3.3.1.1 De procedure in kort geding

091. Kort geding - De bestuurder kan via een kort gedingprocedure trachten de informatie te

bekomen. Hij dient hiertoe een vordering in te stellen voordat de raad van bestuur plaatsvindt, om

zo zijn recht op informatie af te dwingen.149

De Rechtbank van Koophandel150

, en meer bepaald de voorzitter ervan zal bevoegd zijn om bij

voorraad uitspraak te doen in de gevallen die spoedeisend geacht worden.151

147

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 454. 148

Infra 41, nr.65. 149

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 456.

Page 56: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

56

Ook de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg kan in kort geding uitspraak doen in alle

zaken die hij spoedeisend acht, zelfs indien het aangelegenheden betreft die ten gronde tot de

bevoegdheid van een ander rechtscollege behoren.152

Indien de betrokken bestuurder een beroep doet op de kort gedingrechter dan zal hij volgende

voorwaarden moeten respecteren:

A. Hoogdringendheid

092. De hoogdringendheid vereist dat de rechten van de eisende partij, wat in casu de bestuurder

is die informatie probeert te bekomen, onmiddellijk en ernstig bedreigd worden door enige

vertraging in de rechtspleging.153

Ook dient er in de beoordeling van de hoogdringendheidsvereiste rekening gehouden te worden

met het nadeel dat de eisende partij zou lopen bij het uitblijven van een beslissing in kort

geding.154

COLLE is van mening dat het verzoek om informatie dat uitgaat van een individuele bestuurder

vaak aan de hoogdringendheidsvereiste zal beantwoorden, in de mate dat de gevraagde informatie

van enig belang is voor de bestuurder in het kader van de uitoefening van zijn bestuurstaak of

controlebevoegdheid. Indien hij hierin belemmerd zou worden door onvolledige, gebrekkige of

ontoereikende informatie moet de rechter optreden omdat de bestuurder zich in de onmogelijkheid

bevindt om zijn bestuursmandaat nog adequaat te vervullen.155

Een criterium dat een invloed kan hebben op de hoogdringendheid is de (slechte) financiële

toestand van de vennootschap, of een nakende vergadering van de raad van bestuur dan wel de

algemene vergadering waar er belangrijke beslissingen zullen worden genomen.156

150

Artikel 574 , 1° Ger. W.: “De rechtbank van koophandel neemt kennis: (1°): van geschillen ter zake van een

vennootschap die beheerst wordt door het Wetboek van vennootschappen, evenals van geschillen die ontstaan tussen

de vennoten van een dergelijke vennootschap, met uitzondering van de geschillen waarbij een van de partijen een

vennootschap is die werd opgericht met het oog op de uitoefening van het beroep van advocaat, notaris of

gerechtsdeurwaarder”. 151

Artikel 584 Ger. W. 152

B. MAES, P. VANLERSBERGHE, N. CLIJMANS, S. VAN SCHEL, Gerechtelijk privaatrecht ... na de

hervormingen van Potpourri I tot V, Brugge, die Keure, 2017, 105. 153

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 455. 154

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 456. 155

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 456. 156

A. FRANCOIS, De controlebevoegdheid en het recht op informatie, 21.

Page 57: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

57

B. Uitspraak bij voorraad en niet ernstig betwiste rechten

093. Het nadeel aan kort geding is dat de voorzitter slechts bij voorraad uitspraak zal doen, en zijn

uitspraak geen nadeel mag toebrengen aan de zaak zelf. Indien er twijfel bestaat over het recht van

de verzoekende bestuurder is voorzichtigheid geboden, aangezien het overdragen van informatie

en/of documenten onomkeerbaar is.157

De vraag kan gesteld worden welke maatregelen de rechter zal kunnen opleggen binnen de

beperkte grenzen van zijn rechtsmacht in kort geding. TILLEMAN geeft enkele voorbeelden158

:

- Het verlenen van toegang tot diverse gebouwen van de vennootschap.

- Het verlenen van inzage in bepaalde documenten ter maatschappelijke zetel; de

vennootschapsboekhouding, het notulenboek, de correspondentie.

- Het overhandigen van bepaalde vennootschapsdocumenten.

3.3.1.2 Schadevergoedingseis

094. Een andere mogelijkheid waar de bestuurder over beschikt is een vordering tegen de

vennootschap die ertoe strekt een schadevergoeding te bekomen. Dit vanwege de weigering om

hem de informatie te verstrekken die hij nodig heeft om zijn mandaat normaal uit te oefenen.159

3.3.1.3 Nietigheid van de besluiten van de raad van bestuur

095. De laatste optie is om de besluiten die genomen zijn ter zitting nietig te laten verklaren

wegens miskenning van het recht op individuele informatie. De basis hiervoor kan gevonden

worden in de collegialiteit van de raad van bestuur. Indien de besluiten niet collegiaal tot stand

gekomen zijn, kan de nietigverklaring gevorderd worden.160

096. Opschorting – In een kort gedingprocedure is het mogelijk om in afwachting van de

nietigverklaring de opschorting te vragen.161

Dit is één van de sancties die we ook zien in het

Frans recht.

157

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 500. 158

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 500. 159

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 457. 160

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 458. 161

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 500.

Page 58: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

58

3.3.1.4 Frans recht

097. De Franse gerechten zien strikt toe op de afdwinging van het recht, in de mate dat de

informatie voorafgaand162

en aan alle bestuurders gelijk beschikbaar163

.

Er zijn dan ook twee mogelijke sancties164

:

- of men verplicht de vennootschap om de bestuurders op nieuw op te roepen maar dit keer

in het bezit van de juiste informatie,

- of men spreekt de nietigheid uit van de beraadslagingen die gevoerd zijn met gebrekkige

informatie. Dat laatste is echter slechts van tel indien de informatie werkelijk noodzakelijk

was voor het bereiken van het doel van de raad van bestuur.

Dat de toepasselijke sanctie voor het schenden van een recht op informatie van een bestuurder de

nietigheid van alle beslissingen genomen op de zitting van de raad van bestuur met zich meebrengt

is een gevolg van het (tweede) arrest Cointreau.165

Dit is ook bevestigd in latere rechtspraak.166

3.5 Wat met het auditcomité?

098. Auditcomité - Nu de informatierechten van individuele bestuurders besproken zijn is het

interessant om het onderzoek door te trekken naar het auditcomité. De bestuurders die zetelen in

dit comité zijn bestuurders van de raad van bestuur; het oprichten van het auditcomité is een vorm

van taakverdeling waartoe de raad van bestuur kan beslissen op basis van art. 522, §1, lid 2 W.

Venn.

Ook zijn de bestuurscomités ( waaronder het auditcomité167

en het remuneratiecomité168

) vermeld

in de wet. Het kan dus interessant zijn hoe het bestaan van deze comités corresponderen met het

individueel recht op informatie van een bestuurder. We zullen dan ook dieper ingaan op hoe dit zit

bij het auditcomité gezien de monitoringrol van dit bestuurscomité.

162

Cass. (FR) 8 oktober 2002, n°99-11.421. 163

Com. 29 januari 2008, RTD com. 2008, 363, noot B. DONDERO. 164

DURAND-BARTHEZ P., Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 399. 165

Cass. (FR) 24 september 1990 nos

88-17.218, 88-18.004. 166

Cass. (FR) 8 oktober 2002, n°99-11.421; CA Paris, 31 maart 2000, RJDA 2001, n°43 167

Art. 526bis W. Venn. 168

Art. 526quater W. Venn.

Page 59: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

59

3.5.1 Algemeen

099. Doel – Het doel van het auditcomité is om intern en extern toezicht te houden op de

vennootschap. De oprichting van bestuurscomités is in principe een wettelijke nuancering van het

collegialiteitsbeginsel die de effectiviteit van de raad van bestuur zouden moeten verhogen.169

De

exacte taken van het auditcomité staan vermeld in de wet.170

Gezien het woord ‘monitoring’

voorkomt in elk onderdeel van dit artikel, is het duidelijk dat dit hun hoofddoel is.

100. Samenstelling - De samenstelling van het auditcomité is geregeld in het Wetboek van

Vennootschappen. Zo moet het minstens twee leden tellen171

. Het auditcomité is samengesteld uit

niet-uitvoerende leden van de raad van bestuur en ten minste één lid van het auditcomité is een

onafhankelijk bestuurder in de zin van artikel 526ter W. Venn.172

. Zij hebben een voorzitter die

wordt benoemd door de leden van het comité173

, en deze zal in de toekomst een onafhankelijk

bestuurder moeten zijn.174

I. DE POORTER merkt hier terecht op dat voor genoteerde bedrijven de meerderheid van de leden

van het auditcomité uit onafhankelijke bestuurders moeten bestaan op basis van de Corporate

Governance Code 2009, en, indien zij hiervan willen afwijken, moeten zij dit verantwoorden.175

Over de kwalitatieve vereisten van de leden staat er in de wet vermeld dat “de leden van het

auditcomité beschikken over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van

de gecontroleerde vennootschap. Ten minste één lid van het auditcomité beschikt over de nodige

deskundigheid op het gebied van boekhouding en audit.”.176

169

N. SOMERS, Dagelijks bestuur in de NV, Antwerpen, Intersentia, 2017, 408; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 501. 170

Art. 526bis, §4 W. Venn. 171

Art. 526bis, §2 W. Venn. spreekt over ‘leden’, en de meervoudsvorm geeft dus aan dat er (minstens) 2 bestuurders

in het auditcomité dienen te zitten; C. VAN DER ELST, I. DE POORTER, “Upgrading corporate governance:

auditcomités in het Wetboek van Vennootschappen”, TRV 2009, (397) 397. 172

Art. 526bis, §2 W. Venn. 173

Art. 526bis, §2 W. Venn. 174

Art. 9, 1° lid 4 Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van

Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen Voor

de EER relevante tekst. 175

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 125. 176

Art. 526bis, §2 W. Venn.

Page 60: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

60

3.5.2 Informatiestroom

101. Om de monitoringrol te kunnen uitoefenen, heeft het auditcomité nood aan informatie met

betrekking tot de onderneming. Deze informatie is vrij uitgebreid: ze moet immers de financiële

verslaggeving nagaan, de interne controle- en risicosystemen evalueren,..

Hier is het nuttig om een onderscheid te maken tussen de output en de input van informatie:

- Output: het auditcomité heeft een aantal verplichtingen met betrekking tot uitgaande

informatie: zo dient ze de werkzaamheden, conclusies en aanbevelingen van de leden van

het auditcomité mee te delen aan de raad van bestuur.177

Ze dient ook verslag uit te

brengen met betrekking tot het financieel verslag. Het comité dient ook een ontmoeting te

hebben met de externe en interne auditor waarbij ze bepaalde tekortkomingen of zwakke

punten in de interne controle dienen over te brengen.178

- Input: dit is de informatie die naar het auditcomité stroomt opdat die haar taak kan

uitvoeren. Er kan gedacht worden aan bijvoorbeeld financiële informatie bij het opstellen

van het jaarverslag. Ook het verslag van het management aan het auditcomité over de

doeltreffendheid van het interne controlesysteem en over het financiële

verslaggevingsproces (dit is aanbevolen door de Commissie Corporate Governance) kan

gezien worden als input.179

101. Input en informatierechten – Het inputaspect kan bestaan uit het onderzoek aan de hand

van de informatierechten, zoals die hier beschreven worden. Hard law bepalingen die een

afwijking zouden kunnen vormen voor de informatierechten van bestuurders zijn er niet te vinden.

Via redeneringen kunnen wel een aantal hypotheses gemaakt worden:

- Het auditcomité heeft recht op de informatie die zij nodig heeft voor het uitoefenen van

haar functie. Dit zou dan meer verregaand kunnen zijn dan die waarover de bestuurder

beschikt: naar mijn mening is voornamelijk het criterium van de ‘proportionaliteit’ anders

toe te passen dan bij een individueel bestuurder. Zo kan het, bij het afwegen van de

177

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 147. 178

Aanbeveling 5.2/9 Corporate Governance Code 2009, 30. 179

Dit is aanbevolen door de Commissie Corporate Governance in hun document “Richtlijnen voor een doeltreffende

relatie tussen auditcomité, interne audit en externe audit”, 18 december 2014, Richtlijn 3.2, hoofdlijn 1, pagina 13;

https://www.corporategovernancecommittee.be/sites/default/files/generated/files/page/2015.02.17_richtlijnen_samen

werking_auditcomite_interne_en_externe_audit_erratum.pdf

Page 61: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

61

belangen van vennootschap en bestuurder, disproportioneel geacht worden om een

(mogelijks té) groot deel van de boekhouding van de voorbije jaren op te vragen, waar dit

bij het auditcomité – gelet op hun rol bij de financiële verslaggeving – anders

geïnterpreteerd zou kunnen worden.

- De leden van het auditcomité zijn ook lid van de raad van bestuur en hebben dus de

mogelijkheden die reeds vermeld zijn om informatie te verkrijgen. Dit zou moeten volstaan

voor het uitoefenen van hun functie.

De eerste hypothese lijkt mij sterker. De bestuurders die zetelen in het auditcomité beschikken

over dezelfde informatierechten dan de andere bestuurders, maar in de toepassing ervan zal men

toch een onderscheid kunnen maken.

102. Soft Law - In de Corporate Governance Code 2009 is er in de bijlagen een artikel te lezen dat

een afwijking vormt op de informatierechten die in vorige delen beschreven zijn. Zo vermeldt

Bijlage 5.2./30:

“Het auditcomité heeft de mogelijkheid om met elke relevante persoon te spreken, zonder

dat daarbij een lid van het uitvoerend management aanwezig is”.

Dit is een afwijking op de basisregels, waar duidelijk werd dat leden van de raad van bestuur zich

niet mochten wenden tot aangestelden. 180

3.5.3 Besluit

103. Er kan geconcludeerd worden dat aan de leden van het auditcomité geen bijkomende rechten

zullen toekomen dan diegene waar zij reeds over beschikken als lid van de raad van bestuur. Wel

hebben ze de mogelijkheid om hun recht meer uitgebreid uit te oefenen en zo hun functie binnen

het auditcomité mogelijk te maken.

180

Supra, 43, nr. 068.

Page 62: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

62

Hoofdstuk 4: De relatie tussen informatieplicht en

aansprakelijkheid

104. In de vorige hoofdstukken is er duidelijkheid gecreëerd betreffende de informatierechten

waarover een bestuurder kan beschikken om de informatie die hij nodig acht af te dwingen, en

indien nodig dit via de gerechtelijke weg te verkrijgen. Nu zal dieper ingegaan worden op de

andere kant van het verhaal: de informatieplicht. Het is immers die plicht die de tegenhanger

vormt van het informatierecht waarover de bestuurder beschikt.

4.1 Informatieplicht van de bestuurder

105. Een belangrijke eerste stap in het vinden van een relatie tussen de informatieplicht en de

bestuursfout bestaat uit de afbakening van de informatieplicht. In het vorige deel werd gesproken

over het informatierecht, en niet zozeer over de informatieplicht.

Dit kan omschreven worden als de plicht die rust op de bestuurder om alle nodige informatie te

verzamelen die hij of zij nodig heeft voor de behoorlijke uitoefening van zijn of haar mandaat

binnen de raad van bestuur van een vennootschap. Dit is de logische tegenhanger van het recht op

informatie181

.

4.1.1 Bestaan van de informatieplicht

106. Dat er een informatieplicht rust op de raad van bestuur en op de individuele kan afgeleid

worden uit een aantal ‘grondslagen’. Deze wijzen op het bestaan van een dergelijke plicht, zelfs

indien dit niet uitdrukkelijk tot uiting komt in de rechtsleer.

Deze grondslagen kunnen in vier aspecten van het vennootschapsrecht teruggevonden worden,

waarvan er twee reeds besproken zijn bij de informatierechten:

- De collegialiteit van de raad van bestuur

- Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders

- De Corporate Governance Code uit 2009

181

P. COLLE, Het begrensd recht op informatie, 450.

Page 63: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

63

- De toezichtsplicht die rust op de raad van bestuur

4.1.1.1 Collegialiteit van de raad van bestuur

107. Zoals reeds besproken vormt de collegialiteit de eerste grondslag voor het informatierecht.

Dit kan vis-à-vis ook toegepast worden op de informatieplicht.

Er kan immers geredeneerd worden dat, indien de bestuurder een recht heeft om informatie te

verwerven en zo collegiale besluitvorming mogelijk te maken, hij niet enkel het recht heeft om dat

te doen, maar ook de plicht heeft om geïnformeerd naar de beraadslagingen te gaan.

4.1.1.2 Het gevolg van de verantwoordelijkheid die de wet oplegt aan bestuurders

108. Artikel 528 W. Venn. is reeds besproken in het kader van deze masterproef (en komt nog

meer uitgebreid aan bod in een later deel). Belangrijk voor dit deel is dat bestuurders zich kunnen

ontheffen van de aansprakelijkheid indien hen geen enkele fout kan worden verweten en indien zij

de inbreuk hebben aangehaald, op de eerste algemene vergadering of de eerste bijeenkomst van de

raad van bestuur die volgt op het ogenblik waarop zij van de beslissingen kennis namen182

.

Dit houdt een duidelijke grondslag voor een plicht die rust op de bestuurder in: hij dient zich te

informeren over het reilen en zeilen van de vennootschap, zo niet zal hij zich blootstellen voor

mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen. Dit wordt verder besproken in deel 4.2.

4.1.1.3 Corporate Governance Code 2009

109. Ook in de Corporate Governance Code uit 2009 is er een informatieplicht voor de bestuurder

te vinden, en wel in Principe 3.2:

“De bestuurders zorgen ervoor dat zij gedetailleerde en accurate informatie ontvangen,

die zij grondig bestuderen teneinde een goed inzicht te krijgen en te bewaren in de

voornaamste aspecten van de ondernemingsactiviteit. Zij vragen om verduidelijking

telkens wanneer zij dit noodzakelijk achten.”

182

J.-L. DEVOGELE, Controlerecht en discretieplicht, 7.

Page 64: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

64

Het is duidelijk dat dit een plicht vormt die rust op de bestuurder. Deze dient erover te waken dat

hij de informatie ontvangt, bestudeert én om verduidelijking vraagt indien nodig.

Uiteraard is en blijft dit een soft law-bron die enkel van toepassing is op de ondernemingen die

deze Code aangeduid hebben als referentiecode.

4.1.1.4 De toezichtsplicht van de raad van bestuur

110. Een andere basis voor de informatieplicht is de “monitoring”-taak of toezichtstaak die rust op

de raad van bestuur. De raad van bestuur heeft de gepaste informatie nodig om toezicht te kunnen

uitoefenen183

, en in het samenspel van informatie en toezicht zullen informatierechten en plichten

de kop op steken.

Deze toezichtstaak bestaat uit een aantal onderdelen184

:

- De raad van bestuur legt de strategische doelstellingen van de vennootschap vast, op

voorstel van het topmanagement dat de strategie ontwikkelt en ervoor zorgt dat deze ten

uitvoer zal brengen

- De raad van bestuur benoemt de personen die geschikt lijken om die strategie in de praktijk

om te zetten en/of daarop toe te zien

- De raad van bestuur laat zich op geregelde tijdstippen zowel schriftelijk als mondeling

verslag uitbrengen over de vraag of de vooropgezette doelstellingen gehaald worden

111. Ex ante / ex post - Bij de eerste twee puntjes is het duidelijk dat dit ex ante toezicht is (in

tegenstelling tot het laatste, dat duidelijk ex post toezicht beslaat). Dit moet dan ook gedistantieerd

worden van “controle”. Dit slaat op vaststellingen en beoordelingen die bv. door de revisor

uitgeoefend worden op de jaarrekeningen.185

Dit alles is niet mogelijk indien de raad van bestuur

en/of de individuele bestuurder slechts over onvoldoende informatie beschikt.

112. Wettelijke basis - De verplichting voor de raad van bestuur om toezicht uit te oefenen staat

enkel uitdrukkelijk vermeld in de wet wanneer er een bevoegdheidsdelegatie aan het

183

S. DE GEYTER, Organisatieaansprakelijkheid. Bestuurdersaansprakelijkheid, corporate governance en

risicomanagement, Antwerpen, Intersentia, 2012, 249. 184

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 235. 185

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 236.

Page 65: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

65

directiecomité heeft plaatsgevonden conform artikel 524bis W. Venn.186

. Deze plicht bestaat

echter niet alleen wanneer er bevoegdheidsdelegatie of -verdeling gebeurd is, er wordt immers

aanvaard dat dit meer aspecten omvat dan enkel een dergelijke delegatie of verdeling.187

113. Corporate Governance Code 2009 – De Code vermeldt in Principe 1.3 duidelijk wat er

onder de monitoringfunctie van de raad van bestuur in het kader van de toepassing van de Code

verstaan wordt:

“Met betrekking tot zijn verantwoordelijkheden inzake toezicht dient de raad van bestuur op

zijn minst:

- de prestaties van het uitvoerend management en de verwezenlijking van de strategie

van de onderneming te beoordelen;

- de doeltreffendheid van de comités van de raad van bestuur te monitoren en te

beoordelen;

- de nodige maatregelen te nemen om de integriteit en het tijdig openbaar maken te

waarborgen van de jaarrekeningen en van de andere materiële financiële en niet-

financiële informatie die aan de aandeelhouders en aan de potentiële aandeelhouders

worden meegedeeld;

- een kader goed te keuren van interne controle en risicobeheer, opgesteld door het

uitvoerend management; Richtlijn Dergelijk kader moet duidelijk zijn, de betekenis

definiëren van ‘interne controle’ en ‘risicobeheer’ en het uitvoerend management

helpen bij de invoering van interne controle- en risicobeheerssystemen.

- de implementatie van dit kader te beoordelen, rekening houdend met de beoordeling

van het auditcomité;

- toezicht te houden op de prestaties van de commissaris en/of bedrijfsrevisor (hierna

‘externe auditor‘) en op de interne auditfunctie, rekening houdend met de beoordeling

van het auditcomité;

- de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en risicobeheerssystemen van de

vennootschap te beschrijven en openbaar te maken in de Verklaring inzake Corporate

Governance (hierna de ‘CG-Verklaring‘) .”

186

S. VERMEERSCH, The informed board of directors : A reference framework for sustainable information

provision, onuitg. doctoraatsthesis Rechten Universiteit Gent,

2014,https://biblio.ugent.be/publication/4283978/file/4336901 , 42 (hierna: S. VERMEERSCH, The informed board

of directors). 187

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 268-271; S. DE GEYTER, Organisatieaansprakelijkheid.

Bestuurdersaansprakelijkheid, corporate governance en risicomanagement, Antwerpen, Intersentia, 2012, 247-248.

Page 66: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

66

114. Karakter van de toezichtsplicht - Het toezicht moet een onbevooroordeeld, objectief en

onafhankelijk karakter hebben. Het is dan ook belangrijk dat bestuurders niet louter aanvaarden

wat hen aangereikt wordt, maar zelf hun eigen mening kunnen vormen en om bijkomende

informatie vragen indien zij dit nodig achten. Deze mening moet wel gebaseerd zijn op objectieve

feiten, overleg en bewijs.188

115. Niet-uitvoerende bestuurders – De taak om toezicht uit te oefenen zal voornamelijk bij de

niet-uitvoerende bestuurders liggen. Er kan een opdeling kunnen gemaakt worden tussen het

operationeel bestuur (de uitvoerende bestuurders en (top)managers zoals de CEO, CFO, ..) en het

toezicht door bevoegdheidsdelegaties en door de oprichting van adviserende comités in de raad

van bestuur.189

116.Vormen van toezicht – In meer recente rechtsleer190

worden er verschillende vormen van

toezicht onderscheiden:

1. Bepalen en opvolgen van de algemene strategie: Dit hangt samen met de aan de raad van

bestuur voorbehouden bevoegdheid betreffende het algemeen beleid. Hieronder vallen

onder meer de strategie, de financiële doelstellingen en de budgetten van de vennootschap

en de opvolging hiervan. De algemene strategie zou dan ook door de raad van bestuur

ontwikkeld worden op voorstel van het topmanagement. De raad van bestuur dient zich ook

op geregelde tijdstippen te laten informeren over het halen van de doelstellingen

2. Verlenen van advies: De raad van bestuur dient ex ante advies te verlenen vooraleer een

bepaalde beslissing wordt genomen.

3. Toestemmingsvoorbehoud: Het toestemmingsvoorbehoud is een mogelijkheid waarover

de raad van bestuurd beschikt om grotere controles te houden op de vennootschap. Hierbij

worden bepaalde beslissingen van het management aan de voorafgaande goedkeuring van

de raad van bestuur onderworpen. Dit is niet uitdrukkelijk geregeld in het Wetboek van

Vennootschappen. Deze mogelijkheid heeft een basis in de bevoegdheidsdelegatie,

aangezien de raad van bestuur concurrerend bevoegd blijft en dus zelf nog de

bevoegdheden kan uitoefenen die hij toevertrouwt aan de gedelegeerde191

.

188

S. VERMEERSCH, The informed board of directors, 44. 189

S. DE GEYTER, De toezichtstaak van de raad van bestuur, TPR 2012, (1175) 1177-1178. 190

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 182. 191

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 183.

Page 67: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

67

4. Evocatierecht: De raad van bestuur kan beslissen om bepaalde beslissingen naar zich toe te

trekken, doch zal hier voorzichtig bij moeten blijven. Dit kan enkel in uitzonderlijke

gevallen.

5. Aansprakelijkheidsvordering: De raad van bestuur kan aan de hand van zijn

toezichtsbevoegdheid een aansprakelijkheidsvordering instellen tegen leden van het

directiecomité of het management wanneer deze een fout hebben begaan in de uitoefening

van hun bevoegdheden en daarbij de vennootschap schade hebben berokkend.

6. Ontslag: Een laatste type van toezicht bestaat uit de mogelijkheid om het management of

het directiecomité te ontslaan.

4.1.2 Omvang van de informatieplicht

117. Geen catalogus - De Belgische wetgever heeft er niet voor geopteerd om een wettelijke

regeling uit te werken met betrekking tot welke informatie de raad van bestuur dient te ontvangen.

Er is bijgevolg geen catalogus beschikbaar die een overzicht kan bieden van de te verstrekken

informatie.192

4.1.2.1 Omvang van de toezichtsplicht

Gezien de onduidelijkheid over de omvang van de verplichting om de raad van bestuur van

informatie te voorzien, is het koffiedik kijken wat de omvang van een informatieplicht zou zijn.

Een mogelijke oplossing is het bepalen van de omvang van de toezichtsplicht, aangezien dit in se

de grens zal afbakenen voor de bestuurder betreffende hoe geïnformeerd hij dient te zijn om zijn

functie naar behoren uit te oefenen.

118. Kenmerken van de toezichtsplicht – De toezichtsplicht is een plicht die niet alleen tijdens

de beraadslagingen op de raad van bestuur rust: het is een actieve en continue plicht..193

192

S. VERMEERSCH, The informed board of directors, 75. 193

S. VERMEERSCH, The informed board of directors, 54.

Page 68: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

68

119. Een actieve plicht - Ook in geval van delegatie dienen de bestuurders actief betrokken te

zijn. Ze kunnen deze toezichtsplicht niet delegeren, noch kunnen ze zich beroepen op hun eigen

beperkingen of capaciteiten.194

Ze zullen dus steeds de uitvoering van de gedelegeerde taken

moeten controleren.195

Om aan deze plicht te voldoen dienen zij zich, gelet op de feiten, actief te

informeren indien de omstandigheden dit vereisen.

Dit is bevestigd in de rechtspraak van het Hof van Cassatie, waar zij oordeelde dat de raad van

bestuur toezicht dient uit te oefenen op de wijze waarop gedelegeerde bestuurders hun taken

uitoefenen.196

Naast het Hof van Cassatie bevestigt ook de lagere rechtspraak dat de bestuurders die

bevoegdheden gelegeerd hebben aan een gedelegeerd bestuurder, ingeval van gebrekkig toezicht

niet kunnen ontsnappen aan de aansprakelijkheid door te wijzen op de delegatie.197

Zo stelde het

Hof van Beroep te Gent in 2005:

“De bestuurder moet actief controle uitoefenen op het management en is verplicht zich ten

allen tijde te informeren over de stand van zaken binnen de vennootschap”.198

120. Een voortdurende plicht - De raad van bestuur heeft een voortdurende plicht om toezicht uit

te oefenen. VERMEERSCH wijst hier op een evolutie in de rechtspraak: de visie van DE WULF

houdt in dat er van de raad van bestuur niet verwacht wordt om voortdurend te vergaderen en

bijgevolg ook niet kan verwachten dat zij doorlopend geïnformeerd zijn.199

DE GEYTER

daarentegen stelt dat het niet langer volstaat om enkel en alleen toezicht uit te oefenen tijdens de

beraadslaging van de raad van bestuur. Volgens deze auteur moeten bestuurders ook naast de

vergaderingen van de raad van bestuur geïnformeerd zijn.

De raad van bestuur dient dan ook een systeem te installeren dat hen zal toelaten om geïnformeerd

te worden wanneer nodig zelfs tussen zittingen door. Bestuurders zullen zich echter nog steeds

actief moeten informeren omdat ze zich niet kunnen verweren door te wijzen op het bestaan van

de systemen.200

194

Infra 77, nr. 151. 195

S. DE GEYTER, “De toezichtstaak van de raad van bestuur”, TPR 2012, (1175) 1206. 196

S. DE GEYTER, “De toezichtstaak van de raad van bestuur”, TPR 2012, (1175) 1207. 197

S. DE GEYTER, “De toezichtstaak van de raad van bestuur”, TPR 2012, (1175) 1207. 198

Gent 9 mei 2005, TRV 2005, (480) 482. 199

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 237. 200

S. VERMEERSCH, The informed board of directors, 57.

Page 69: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

69

121. Grens – De vereiste van voortdurend toezicht kan niet geïnterpreteerd worden als een

dagelijkse plicht die op de raad van bestuur rust. De raad van bestuur dient het management en de

evolutie van de onderneming niet dagelijks te beoordelen.201

Hoe intensief dit moet gebeuren zal

geval per geval bekeken moeten worden. De intensiteit van het toezicht moet aangepast zijn aan

de omstandigheden waarin een vennootschap zich bevindt.202

4.1.3 Relatie tussen toezichtsplicht en informatierecht

121. Hoe de toezichtsplicht en het informatierecht in verband staan met elkaar is niet eenvoudig

uit te drukken. DE WULF stelt dat er een gelijkloop moet bestaan tussen het recht op informatie

van de raad van bestuur en zijn toezichtsplicht; hiermee bedoelt hij dat de raad van bestuur geen

toezicht dient uit te oefenen op aangelegenheden van de vennootschap waarop zijn informatierecht

geen betrekking zou hebben.203

Het is dan ook de opdracht taak van de raad van bestuur om te achterhalen wat zijn opdracht

precies inhoudt, en zich daarover voldoende te informeren. Gezien het gebrek aan een wettelijke

cataloog is dit geen eenvoudige opdracht. De visie van DE WULF lijkt mij dan ook de juiste. De

afbakening van het informatierecht zal ook tot gevolg hebben dat er een afbakening van de

toezichtsplicht plaatsvindt; de bestuurder kan geen toezicht uitoefenen over iets waar hij geen

informatie over heeft of over kan verwerven.

201

S. VERMEERSCH, The informed board of directors, 57. 202

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 236. 203

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 237.

Page 70: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

70

4.2 Bestuurdersaansprakelijkheid

122. Dan rest er nog te bespreken wat mogelijke gevolgen kunnen zijn voor een onvoldoende

geïnformeerd bestuurder. Het gevolg dat zich opdringt is die van de bestuurdersaansprakelijkheid.

Deze kan drie vormen aannemen:

- Contractuele aansprakelijkheid tegenover de vennootschap op grond van de actio mandati

- Aansprakelijkheid wegens niet-naleving van de specifieke wettelijke verplichtingen die

hem worden opgelegd

- Aansprakelijkheid wegens inbreuken op de algemene zorgvuldigheidsplicht

4.2.1 Wettelijk kader bestuurdersaansprakelijkheid

In het Wetboek van Vennootschappen is de bestuurdersaansprakelijkheid in de NV geregeld in art.

527-530.

123. Artikel 527 W. Venn. - De eerste grond vinden we in artikel 527 W. Venn. Dit leest als

volgt:

“De bestuurders (, leden van het directiecomité) en dagelijks bestuurders zijn

overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de vervulling van de hun

opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur.”

Dit artikel handelt over de bestuursfouten. Hier kan de vennootschap bestuurders, voor loutere

bestuursfouten, op contractuele basis ter verantwoording roepen voor een gebrekkige uitvoering

van hun mandaat.204

124. Artikel 528 W. Venn. - Er is echter ook een verstrengde aansprakelijkheid ingevoerd in

artikel 528 W. Venn. voor schendingen van het Wetboek van Vennootschappen of de statuten:

“De bestuurders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk

aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van de bepalingen van dit

wetboek of van de statuten van de vennootschap.

(Het eerste lid is eveneens van toepassing op de leden van het directiecomité.)

204

B. DE GROOTE, R. DE CORTE, D. BRULOOT, Privaatrecht in hoofdlijnen ( dertiende editie) – volume 2,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 424.

Page 71: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

71

(Wat overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders

en de leden van het directiecomité slechts ontheven van de aansprakelijkheid bepaald in

het eerste en het tweede lid indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die

overtredingen, naargelang van het geval, hebben aangeklaagd op de eerste algemene

vergadering of op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur nadat zij er kennis van

hebben gekregen.)”

Volgens artikel 528 is de bestuurder dus aansprakelijk tegenover de vennootschap én tegenover

derden voor alle schade die het gevolg is van het overtreden van de vennootschapswet of de

statuten. Dit kan onder meer bestaan uit het nalaten bestuursvergaderingen te organiseren, het

overlaten van het bestuur van de vennootschap aan een dagelijks bestuurder of het niet-naleven

van de verplichtingen inzake bekendmaking (bijvoorbeeld van de jaarrekening).205

125. Artikel 529 W. Venn. - Tot slot is er artikel 529 W. Venn. dat de aansprakelijkheid regelt

ingeval van individuele belangenconflicten:

“Onverminderd artikel 528, zijn de bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk

voor de schade geleden door de vennootschap of door derden ten gevolge van beslissingen

of verrichtingen die hebben plaatsgevonden overeenkomstig artikel 523, indien die

beslissing of verrichting aan hen of aan een van hen een onrechtmatig financieel voordeel

heeft bezorgd ten nadele van de vennootschap.

(De bestuurders zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door

de vennootschap of door derden ten gevolge van beslissingen of verrichtingen waarmede

de raad, zelfs met inachtneming van de bepalingen van artikel 524, heeft ingestemd, voor

zover deze beslissingen of verrichtingen een onrechtmatig financieel nadeel hebben

bezorgd aan de vennootschap ten voordele van een vennootschap van de groep.

Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op de leden van het directiecomité wat

betreft de genomen beslissingen en de verrichtingen die hebben plaatsgevonden, zelfs

wanneer ze tot stand gekomen zijn overeenkomstig de artikelen 524 en 524ter , § 1.) “

205

B. DE GROOTE, R. DE CORTE, D. BRULOOT, Privaatrecht in hoofdlijnen ( dertiende editie) – volume 2,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 424.

Page 72: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

72

De artikelen 527 en 528 W. Venn. zullen meer in detail besproken worden in de volgende delen.

4.2.2 Art. 527 W. Venn.

4.2.2.1 Concept bestuursfout / 527

126. Overeenkomstig artikel 527 W. Venn. zijn bestuurders verantwoordelijk voor de vervulling

van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur. Dit is het

concept van de “bestuursfout” die bestaat wanneer een bestuurder het mandaat dat aan hem werd

toevertrouwd, niet naar behoren uitvoert.206

Andere auteurs spreken over de verplichting van de

bestuurder om bij de uitoefening van de bestuurstaak blijk te geven van de zorgvuldigheid die

normaal kan worden verwacht van een bestuurder die zich in de gegeven omstandigheden

bevindt.207

Op de bestuurder rust zowel een resultaats- als een middelenverbintenis.208

127. Resultaatsverbintenis – Hiervoor is de bestuurder wel verplicht om het mandaat effectief uit

te voeren en hij dient de vennootschap te besturen. Hij schendt deze resultaatsverbintenis indien

hij niet zou deelnemen aan de vergaderingen of zich niet zou inlaten met het beleid van de

vennootschap.209

128. Middelenverbintenis – De verplichting die op de bestuurder rust om de vennootschap zo

goed mogelijk en in het belang van de vennootschap te besturen zou dan een middelenverbintenis

uitmaken. Het begrip vennootschapsbelang zal niet verder uitgewerkt worden.

129. Interne aansprakelijkheid – De bestuurders staan hebben contractuele verhouding met de

vennootschap. Zij zullen dan ook tegenover haar verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun

206

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 63

(hierna: M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders). 207

K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van

rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, (73) 296. 208

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 63; zie J. RONSE en K. VAN

HULLE, “Overzicht van rechtspraak (1968-1977): vennootschappen”, TPR 1978, (681) 817. 209

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 63.

Page 73: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

73

taak. Bijgevolg zijn ze ten aanzien van de vennootschap aansprakelijk voor de tekortkomingen in

hun bestuur.210

130. Samenloop – De interne aansprakelijkheid van bestuurders kan louter theoretisch zowel

contractueel als buitencontractueel zijn. Bij de buitencontractuele vorderingen dient rekening

gehouden te worden met de samenloopleer, waardoor artikel 1382 BW niet zal kunnen ingeroepen

worden als grondslag voor een vordering tot schadevergoeding van zodra de handeling die de

schade heeft veroorzaakt de niet-nakoming van een contract uitmaakt of zodra de schade het

gevolg is van de niet-nakoming van het contract. Zowel fout als schade moeten vreemd zijn aan

het contract opdat het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht kan gebruikt worden.211

Dit

impliceert dat praktisch gezien enkel de contractuele basis van belang zal zijn in het kader van

interne bestuurdersaansprakelijkheid.

Dit geldt uiteraard enkel voor de buitencontractuele aansprakelijkheid van de bestuurder. Indien

een derde de vennootschap wil aanspreken op basis van artikel 1382 BW kunnen er mogelijke

problemen opduiken met betrekking tot de orgaantheorie.212

4.2.2.2 Pluraliteit van bestuurders:

131. Principe – In principe draait bestuurdersaansprakelijkheid om een individuele

aansprakelijkheid. Deze kan echter gemeenschappelijk worden indien meerdere bestuurders de

schade door verschillende fouten hebben veroorzaakt.213

132. Collegialiteit – In de NV zal de raad van bestuur echter collegiaal beslissen. De

beslissingsbevoegdheid komt dus niet toe aan de individuele leden die er lid van uit maken, wel

210

K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van

rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, (73) 294. 211

H. BOCKEN, I. BOONE, M. KRUITHOF, Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: buitencontractueel

aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, Die Keure, 2014, 34. 212

Zie H. DE WULF, S. DE GEYTER, “Aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun vertegenwoordigers”, in K.

BERNAUW, H. BOCKEN (eds.), Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere

schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer, 2007, 118-126; J. DELVOIE, A. FRANCOIS, “Buitencontractuele

aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun bestuurders jegens derden: de fundamenten van het systeem aan het

wankelen in het eerste decennium na het Wetboek van Vennootschappen” in B. ALLEMEERSCH, V. SAGAERT,

VLAAMS PLEITGENOOTSCHAP (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake vennootschapsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 234-239. 213

K. GEENS, “Beknopt overzicht van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders” in L.

VAN DEN BERGHE, T. BAELDEN (eds.), Vademecum van de bestuurder,Mechelen, Kluwer, 2007, 172.

Page 74: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

74

aan het orgaan.214

Er is dan ook bepaalde rechtspraak die de bewijsvorming mildert en zelfs een

omgekeerd bewijsregime hanteert: indien een fout wordt bewezen van de raad van bestuur als

geheel, moet iedere bestuurder individueel aantonen of aannemelijk maken dat hem daarbij geen

schuld treft.215

Dit bewijs kan aan de hand van de notulen kunnen geleverd worden.216

4.2.3 Art. 528 W. Venn.

133. Dit artikel kan bestuurders aansprakelijk stellen wegens het overtreden van de statuten of het

Wetboek van Vennootschappen en vormt een veel sterkere rechtsgrond dan artikel 527 W. Venn.:

niet alleen is er een hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid hier hoofdelijk, ook derden kunnen

deze rechtsgrond kunnen gebruiken.

4.2.3.1 Foutconcept

134. Concept overtreding statuten – Het overtreden van de statuten geeft aanleiding tot

hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders. Zij kunnen hier enkel aan ontsnappen indien ze

het tegenbewijs leveren dat ze geen deel hebben gehad aan de overtreding, hen geen schuld kan

worden verweten en zij die overtredingen hebben aangekaart op de eerstvolgende algemene

vergadering.217

135. Concept overtreding Wetboek van vennootschappen – Bestuurders zijn hoofdelijk

aansprakelijk voor overtredingen van de statuten of het Wetboek van Vennootschappen. Hier zijn

twee vereisten218

:

- De overtreden bepalingen leggen verplichtingen op aan de bestuurder persoonlijk en niet

aan de rechtspersoon zelf219

- De overtreding moet gebeuren op bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen..

Overtredingen van andere wettelijke voorschriften buiten het wetboek van

vennootschappen zullen deze vereiste niet kunnen voldoen.

214

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 80 ; B. TILLEMAN, Bestuur van

vennootschappen, 487. 215

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 80. 216

B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, 487. 217

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 85. 218

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 87. 219

M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders’ in K.

GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, in Themis, Brugge, die Keure, 2007, (5) 55.

Page 75: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

75

4.2.3.2 Kenmerken

136. Aan de hand van de kenmerken van dit artikel zullen kan het verschil met artikel 527 W.

Venn. duidelijk kunnen opmaken. De verschillen zullen hier dan ook besproken worden.

137. Hoofdelijkheid – De bestuurders kunnen hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden.

138. Vermoeden van aansprakelijkheid – Wat uniek is aan dit artikel is dat het een vermoeden

van aansprakelijkheid inbouwt voor deze overtredingen. Hier kan de bestuurder enkel aan

ontsnappen indien hij aan de overtreding geen deel had, hem geen schuld kan verweten worden en

hij de overtreding heeft aangeklaagd op de eerstvolgende algemene vergadering nadat hij er kennis

van heeft gekregen.

139. Externe aansprakelijkheid – Overeenkomstig artikel 528 W. Venn. zullen ook derden de

aansprakelijkheidsgrond kunnen gebruiken om bestuurders aansprakelijk te stellen. Dit is niet het

geval bij artikel 527 W. Venn.

140. Kwijting – De kwijting aangaande overtredingen van de statuten of het Wetboek van

Vennootschappen is niet dezelfde dan die inzake artikel 527 W. Venn.; ze zal hier slechts

rechtsgeldig zijn indien de overtredingen aangegeven zijn in de oproeping.220

4.2.4 Onrechtmatige daad

141. De bestuurder kan ook aansprakelijk gesteld worden op basis van het leerstuk inzake

verbintenissen uit onrechtmatige daad.221

Dit is reeds kort aangehaald en zal niet verder uitgewerkt

worden.

220

Art. 554, lid 2 W. Venn.: “Na de goedkeuring van de jaarrekening, beslist de algemene vergadering bij

afzonderlijke stemming over de aan de bestuurders en commissarissen te verlenen kwijting. Deze kwijting is alleen

dan rechtsgeldig, wanneer de ware toestand van de vennootschap niet wordt verborgen door enige weglating of

onjuiste opgave in de jaarrekening, en, wat de extrastatutaire of met dit wetboek strijdige verrichtingen betreft,

wanneer deze bepaaldelijk zijn aangegeven in de oproeping.”. 221

B. DE GROOTE, R. DE CORTE, D. BRULOOT, Privaatrecht in hoofdlijnen ( dertiende editie) – volume 2,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 424.

Page 76: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

76

4.2.5 Instellen van de vordering

142. Dan rest nog de vraag wie de vordering tegen de bestuurder kan instellen op grond van een

bestuursfout, een schending van het Wetboek van Vennootschappen of de staten en/of eventueel

een buitencontractuele fout (indien de voorwaarden volgend uit de samenloopleer voldaan zijn).

Er zijn drie mogelijke actoren die een vordering tegen de bestuurder kunnen instellen:

- De vennootschap

- Een minderheidsaandeelhouder

- Een derde

4.2.5.1 Vennootschapsvordering

143. De vennootschap kan een vordering, de actio mandati instellen tegen haar bestuurders op

grond van artikel 561 W. Venn. Dit zal mogelijk zijn wanneer de artikelen 527 en/of 528 W.

Venn. geschonden zijn.

144. Bevoegdheid – De bevoegdheid ligt bij de algemene vergadering, die hiervoor een

voorafgaand besluit dient te nemen.222

4.2.5.2 Minderheidsvordering

145. Een aandeelhouder of een groep van aandeelhouders kan voor rekening van de vennootschap

de actio mandati instellen. Hiervoor dient aan de voorwaarden van artikel 562 W. Venn. voldaan

te zijn. De minderheidsaandeelhouders zullen dus optreden wanneer de

meerderheidsaandeelhouders nalaten om op te treden in het belang van de vennootschap.

146. Ten bate van de vennootschap – Het instellen van de minderheidsvordering stemt overeen

met het uitoefenen van de actio mandati via een zijdelingse vordering. Het is bijgevolg geen recht

van de individuele aandeelhouder om de bestuurder aansprakelijk te stellen.223

Zoals steeds bij een

zijdelingse vordering zal de opbrengst ten goede komen aan de vennootschap en niet aan de

222

Hoewel er discussie is over of het besluit achteraf bekrachtigd kan worden, zie: K. GEENS, M. WYCKAERT, C.

CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”,

TPR 2012, afl. 1, (73) 301. 223

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 61.

Page 77: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

77

individuele aandeelhouder. De kosten die de aandeelhouders gemaakt hebben naar aanleiding van

een geslaagde minderheidsvordering kunnen wel op de vennootschap verhaald worden.224

147. Kwijting – Indien er kwijting verleend is kan de minderheidsvordering niet meer ingesteld

worden door aandeelhouders die de kwijting goedgekeurd hebben, tenzij die kwijting ongeldig

blijkt. De aandeelhouder die de minderheidsvordering instelt draagt de bewijslast.225

4.2.5.3 Externe aansprakelijkheid ten aanzien van derden

Ook derden kunnen bestuurders aansprakelijk stellen wegens het overtreden van het Wetboek van

Vennootschappen of de statuten.

148. Rechtsgrond – Artikel 527 W. Venn. zal niet spelen bij externe aansprakelijkheid, gezien het

contractueel karakter ervan.226

Het vormt een louter interne aansprakelijkheid van de bestuurder.

De derde zal echter wel op het artikel 528 W. Venn. kunnen beroepen. Dit artikel heeft dus wel

externe werking.

149. Kwijting – Een verleende kwijting doet geen afbreuk aan de externe aansprakelijkheid van

de bestuurder omdat een kwijting enkel interne gevolgen heeft. De derde blijft over de

mogelijkheden beschikken om de bestuurder aansprakelijk te stellen, zowel binnen als buiten het

faillissement.227

4.2.3 Beoordeling door de rechter

150. Ex ante - De rechter mag het gedrag van de bestuurder enkel ex ante beoordelen en mag zich

niet in de plaats van de bestuurder stellen.228

224

Art. 567 W. Venn.: “Indien de minderheidsvordering wordt afgewezen, kunnen de eisers persoonlijk in de kosten

worden veroordeeld en, indien daartoe grond bestaat, tot schadevergoeding jegens de verweerders. Wordt de

vordering toegewezen, dan worden de bedragen die de eisers hebben voorgeschoten en die niet zijn begrepen in de

kosten waartoe de verweerders zijn veroordeeld, door de vennootschap terugbetaald.”. 225

K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van

rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, (73) 304. 226

X. DIEUX, “La responsabilité des administrateurs” in L. VAN DEN BERGHE, T. BAELDEN, Vademecum van de

bestuurder, Mechelen, Kluwer, 2007, 166. 227

K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van

rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, (73) 307. 228

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 70; K. GEENS, M. WYCKAERT,

C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”,

TPR 2012, afl. 1, (73) 290.

Page 78: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

78

151. In abstracto – Bij zijn beoordeling mag de rechter geen rekening houden met intrinsieke

elementen zoals de bekwaamheid en capaciteit van de bestuurder.229

Hij dient in abstracto te

oordelen over de bestuursfout.

Bijvoorbeeld wanneer een voorzitter van een grootbank zou verklaren “niet veel van bankzaken af

te weten” nadat de bank op de rand van de ondergang gebracht is door mismanagement, dit niet

als een geldig verweer kunnen beschouwd worden.

152. Nalatigheid - De bestuurder die nalatig is en niet deelneemt aan de zitting van de raad van

bestuur kan zich niet bevrijden van aansprakelijkheid gezien hij zijn mandaat niet naar behoren

uitvoert en op deze manier een contractuele fout begaat.230

4.3 Informatierechten als bescherming tegen aansprakelijkheid

4.3.1 Informatie als schild

153. De relatie tussen informatierechten en plichten komt nergens duidelijker tot uitdrukking dan

bij het gebruik van artikel 528, lid 3 W. Venn. Dit is het ‘schild’ waarmee de bestuurder zich kan

beschermen tegen mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen. In het artikel staan twee vereisten

vermeld:

- De bestuurder kan geen schuld verweten worden

- Hij heeft de overtreding, naar gelang van het geval, aangeklaagd op de eerste algemene

vergadering of op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur nadat hij er kennis van

gekregen heeft

De informatieplicht strekt er dan ook toe om de bestuurder te verplichten zich over het doen en

laten van de vennootschap te informeren, en de informatierechten zullen er voor zorgen dat hij

over de (juridische) mogelijkheid beschikt om de nodige informatie te pakken te krijgen. Indien dit

niet het geval is kan hij steeds de middelen vermeld in deel 3.3231

gebruiken.

229

K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER, S. COOLS, “Overzicht van

rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, (73) 291. 230

Bergen, 20 mei 1985, RPS 1985, 261. 231

Infra 53, nr. 087.

Page 79: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

79

Als hij zich voldoende geïnformeerd heeft zal hij normaal gesproken kennis kunnen (en moeten)

hebben van de overtreding en bevindt hij zich dan ook in de positie om de overtreding aan te

klagen. Indien hij niet over de informatie beschikt maar deze wel heeft proberen verwerven kan er

hem geen schuld verweten worden. Het zou te ver gaan dat de bestuurder de informatie via de

gerechtelijke weg moet proberen te verwerven om geen schuld verweten te kunnen worden.

Er dient opgemerkt de worden dat een individuele bestuurder die informatie meedeelt aan de

algemene vergadering (zoals vereist voor artikel 528 W. Venn.) niet de regel, wel de uitzondering

is. De regel is en blijft de discretieplicht, en het bekendmaken van informatie zou nefaste gevolgen

kunnen hebben voor de vennootschap.232

154. Minderheidsvisie - In dit kader is de (minderheids-) visie van DE WULF over

informatierechten een interessante invalshoek. Hij stelt dat de bestuurder geen individueel

onderzoeksrecht heeft maar wel een recht op informatie. Dit heeft tot gevolg dat hem niet in rechte

ten laste gelegd kan worden dat hij van zijn onderzoeksrecht geen gebruik gemaakt heeft233

. Dit

zou de informatie draagbaar maken (zoals in Frankrijk het geval is, hoewel de bestuurder daar niet

helemaal passief mag blijven).

Dit is echter wel de minderheidsvisie. Er kan redelijkerwijs vanuit gegaan worden, dat indien de

bestuurder over een individueel onderzoeksrecht beschikt, hij dit dient te gebruiken waar nodig.

4.3.2 Bevoegdheidsverdeling

Een mogelijke nuancering op de bestuurdersaansprakelijkheid is de delegatie van bevoegdheden.

155. Delegatie – De raad van bestuur beschikt over de mogelijkheid om bevoegdheden te

delegeren aan bepaalde bestuurders (het orgaan van het dagelijks bestuur, het directiecomité of de

bijzondere lasthebber). Indien de delegatie geldig gebeurd is, zal enkel het gedelegeerde orgaan

aansprakelijk zijn. De bestuurder zal dan wel de delegatie van bevoegdheden moeten opwerpen en

de persoon aanduiden die de werkelijke bekwaamheid, het gezag en de middelen had om op

zelfstandige wijze de norm na te leven.234

De zorgvuldige bevoegdheidsdelegatie kan dan worden

232

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 241. 233

H. DE WULF, Taak en loyauteitsplicht, 259. 234

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 88.

Page 80: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

80

ingeroepen als feitelijk verweer. Dit is mogelijk tegen een vordering in strafrechtelijke

verantwoordelijkheid, maar ook tegen een burgerrechtelijke aansprakelijkheidsvordering.235

156. Vorm – De bevoegdheidsdelegatie zal moeten opgenomen worden in de statuten.236

Conclusie – De bevoegdheidsdelegatie kan een nuancering vormen op de

bestuurdersaansprakelijkheid maar neemt niet weg dat de toezichtsplicht die op de raad van

bestuur rust behouden blijft. De raad van bestuur kan zich dus niet helemaal vrijstellen van

aansprakelijkheid, ook in de gevallen waarin ze op grond van artikel 1994 BW strikt gesproken

van aansprakelijkheid zou zijn ontheven.237

4.3.3 Interne taakverdeling

157. Prokura - Ingeval van een interne taakverdeling zal er bij het beoordelen van de

bestuurdersaansprakelijkheid in principe geen rekening gehouden worden met de interne

taakverdeling in de raad van bestuur. Dit op basis van de prokuraleer die terug te vinden is in

artikel 522, §1, lid 2 W. Venn..238

158. Lastgeving - Dit is slechts een bevestiging van het gemeen recht in de zin dat de lasthebber,

aan wie opgedragen is te besturen, niet eenzijdig afspraken kan maken met zijn collega-lasthebber

die de rechten van de opdrachtgever op uitvoering van het contract en zijn daaruit voortvloeiende

aanspraken zou kunnen beperken.239

235

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 226. 236

S. COOLS, De verdeling van beslissingsbevoegdheden tussen algemene vergadering en raad van bestuur in de NV,

onuitg. doctoraatsthesis Rechten KU Leuven, 2014, 553. 237

M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, 74. 238

Art. 522, §1, tweede lid W. Venn.: “De bevoegdheden van de raad van bestuur kunnen door de statuten worden

beperkt. Zodanige beperking kan, evenmin als de eventuele verdeling van de taken door de bestuurders

overeengekomen, aan derden worden tegengeworpen, ook al is die beperking of verdeling openbaar gemaakt.” 239

S. DE GEYTER, I. DE POORTER, E. LEROUX, Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent, Larcier, 2016, 234.

Page 81: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

81

4.3 Frankrijk

4.3.1 Informatieplicht en aansprakelijkheid

159. Wettelijke informatieplicht - Ook in Frankrijk is de tegenhanger van het recht op informatie

een plicht voor de bestuurders om ervoor te zorgen dat de benodigde informatie hen ter

beschikking gesteld wordt.240

160. Individuele fout - Het wordt aangenomen dat de bestuurder een individuele fout begaat

wanneer hij door zijn daad of afwezigheid deelneemt aan een foutieve beslissing van de raad van

bestuur, tenzij hij kan bewijzen dat hij ‘prudent et diligent’ geweest is en zich verzet heeft tegen

die beslissing. Dit is dus vergelijkbaar met het Belgisch systeem waar we ook een vergelijkbaar

vermoeden van fout hebben, ware het niet dat het bij ons niet als een individuele fout beschouwd

wordt maar wel als een fout begaan door de raad van bestuur waarvoor de leden aansprakelijk

gesteld kunnen worden.

161. Weerlegbaar vermoeden – Het vermoeden dat gecreëerd werd door de Franse wetgever is

niet eenvoudig te weerleggen: noch de onthouding, noch de afwezigheid van de bestuurder op de

zitting van de raad van bestuur waar de foutieve beslissing genomen is zal kunnen volstaan om het

vermoeden te weerleggen. De enige oplossing is om aan te tonen dat hij als bestuurder afdoende

geïnformeerd was of dit toch geprobeerd heeft.241

De informatie is dus niet puur draagbaar: hoewel de verplichting nog steeds rust op de voorzitter

van de raad van bestuur om ervoor te zorgen dat de bestuurders over de nodige informatie

beschikken zal de bestuurder toch moeten aantonen dat hij niet passief gebleven is.

162. Beperking van de informatieplicht – De rechtspraak toont wel aan dat de informatieplicht

begrensd is. De plicht die op de bestuurder rust om informatie te vergaren zal enkel slaan op die

informatie die noodzakelijk is voor de vergadering in kwestie of voor een nuttig debat te kunnen

houden over de onderwerpen en vragen die aan bod komen op de raad van bestuur:

240

P. DURAND-BARTHEZ, Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 399 241

P. DURAND-BARTHEZ, Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 400.

Page 82: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

82

“Que l'obligation impartie au Président de ce chef se limite aux seuls cas où l'information

est nécessaire compte tenu de l'objet de la réunion, ainsi que de la connaissance ou de

l'ignorance des administrateurs sur les sujets et questions à débattre.” 242

4.3.2 Verplichtingen gecreëerd door soft law

163. AFEP-MEDEF Code – voor genoteerde bedrijven waar de AFEP-MEDEF Code geldt is de

informatieplicht die rust op de bestuurders duidelijk omschreven:

“Les administrateurs ont le devoir de demander l'information utile dont ils estiment avoir

besoin pour accomplir leur mission. Ainsi, si un administrateur considère qu'il n'a pas été

mis en situation de délibérer en toute connaissance de cause, il a le devoir de le dire au

conseil afin d’obtenir l'information indispensable à l’exercice de sa mission.”243

164. Code Middlenext – Ook de Code Middlenext vermeldt, naast de verplichting die rust op de

voorzitter van de raad van bestuur om de leden van informatie te voorzien, de verplichting die de

bestuurder heeft om zich te informeren. Een aantal delen in de Code maken dit duidelijk:

- Bij het belang van het verwerven van informatie wijst de Code er op dat de bestuurder niet

passief kan blijven:

o “La communication des informations nécessaires en amont de la préparation des

conseils est indispensable pour alimenter la connaissance des sujets traités et

exercer son jugement. L’administrateur participe, éventuellement, à l’obtention des

informations en demandant les renseignements qu’il souhaite au président et/ou au

dirigeant.” 244

- Dit komt ook terug in de aanbevelingen:

o “Il est également recommandé que les membres du conseil évaluent eux-mêmes si

l’information qui leur a été communiquée est su-sante et demandent, le cas

échéant, toutes les informations complémentaires qu’ils jugeraient utiles.245

242

CA Versailles 11 juni 1998, n° 1996-346. 243

Principe 11.3 AFEP-MEDEF Code de gouvernement d’entreprise des sociétés cotées . 244

Middlenext Code de gouvernement d’entreprise, september 2016, 16. 245

Middlenext Code de gouvernement d’entreprise, september 2016, 21.

Page 83: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

83

- Ook verder in de Code haalt men deze aanbeveling opnieuw aan, ditmaal voegt men er

echter ook aan toe dat de aansprakelijkheid van de bestuurders in het gedrang kan komen

indien ze onvoldoende geïnformeerd zijn bij het nemen van beslissingen:

o “Les « administrateurs » eux-mêmes évaluent si l'information qui leur a été

communiquée leur paraît suffisante pour établir leur jugement, comme le font par

exemple les commissaires aux comptes. La responsabilité des administrateurs est

engagée s'ils ne sont pas libres de présenter leurs arguments ou s’ils ne sont pas

suffisamment informés pour pouvoir porter un jugement. C’est pourquoi c’est à eux

d’exprimer clairement qu’ils ont reçu suffisamment d’information et en temps

nécessaire pour assurer, en dehors du conseil, que leur travail de surveillance a été

réaliste, donc peut être source de confiance.”246

4.4 Conclusie

165. In dit hoofdstuk werd duidelijk hoe de puzzelstukken in elkaar vallen. Het verhaal begint bij

de toezichtsplicht die op de raad van bestuur rust en hem verplicht toezicht te houden. Dit zal niet

alleen op de raad van bestuur als geheel rusten, maar ook op de individuele bestuurder. Hij dient

geïnformeerd te blijven over het doen en laten van de vennootschap en de actoren binnen deze

vennootschap. Dit zal des te meer het geval zijn voor een niet-uitvoerend bestuurder, gezien het

toezichthoudend aspect dat eigen is aan zijn rol. Indien deze vindt dat hij over onvoldoende

informatie beschikt om zijn functie naar behoren uit te voeren, zal hij de informatierechten waar

hij over beschikt kunnen en/of moeten uitoefenen.

Indien het blijkt dat er fouten begaan zijn, zal naar de raad van bestuur gekeken worden en zal

geprobeerd worden diens aansprakelijkheid te activeren en (minstens een deel) van de schade op

hem te verhalen. Dit kan zowel een derde zijn, als de meerderheids- of

minderheidsaandeelhouders van de vennootschap.

Gezien het hoofdelijk karakter van de aansprakelijkheid zal de bestuurder aangesproken kunnen

worden voor het geheel, waarna hij regres kan uitoefenen op zijn medeschuldenaren. De

bestuurder zal zich slechts op één manier kunnen verdedigen: hij zal actief moeten aantonen dat

hij niet betrokken was bij de beslissing. Hij diende immers geïnformeerd te zijn ( =

informatieplicht), en moet minstens aan tonen dat hij poogde de nodige informatie te verwerven

(a.d.h.v. het uitoefenen van zijn informatierecht). Indien hij kan aantonen dat hij zijn (informatie)

246

MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, 2016, 47.

Page 84: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

84

plichten vervuld heeft en de fouten opgemerkt had en deze doorgegeven, zal hij zich met succes

kunnen verweren tegen een dergelijke vordering.

Page 85: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

85

Hoofdstuk 5: De onafhankelijk bestuurder en

informatie

5.1 Inleiding

166. Het is niet eenvoudig om tussen bestuurders binnen eenzelfde raad van bestuur een verschil

te maken op het vlak van informatierechten en plichten, ook niet wanneer sommige bestuurders

aangeduid zijn als ‘onafhankelijk’. De onafhankelijk bestuurder is lid van de raad van bestuur, op

dezelfde wijze als elke andere bestuurder en beschikt over geen eigen bevoegdheden of

privileges.247

Toch dient er onderzocht te worden of er een verschil waar te nemen valt op het vlak van

informatierechten en plichten. Op vandaag is er, zeker in grote ondernemingen, geen ontkomen

meer aan de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders. Zij zijn het monitoringinstrument bij

uitstek geworden.

Om die reden zal eerst het begrip ‘onafhankelijk bestuurder’ besproken worden, waarna er verder

ingegaan wordt op de informatierechten en plichten van deze bestuurder.

5.2 Begrip onafhankelijk bestuurder

167. In het kader van dit onderzoek dient het begrip onafhankelijk bestuurder goed gekwalificeerd

te worden. Er moet onderzocht worden of ‘onafhankelijkheid’ een voorwaarde, een statuut, of een

kwalificatie is. Om dit begrip goed te begrijpen wordt het eerst historisch gesitueerd, daarna wordt

het begrip (zoals het gebruikt wordt in België) uitgelegd.

5.2.1 Geschiedenis

247

E. WIJMEERSCH, “De Belgische initiatieven inzake Corporate Governance” in H. DE WULD, A. LEVREAU, D.

MEEUS (eds.), Corporate Governance: het Belgische perspectief, Antwerpen, Intersentia, 1999, 68.

Page 86: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

86

168. Verenigde Staten - Het concept van onafhankelijke bestuurders is niet nieuw aan de andere

kant van de Atlantische oceaan. Het concept zag het licht in de Verenigde Staten, met name in de

Investment Company Act uit 1940, waarin men een regel werd uitgewerkt uitwerkte waardoor de

raden van bestuur van geregistreerde investeringsondernemingen maximaal voor 60% mocht

bestaan uit ‘interested persons’, wat vandaag de dag kan gezien worden als de tegenhanger van

een onafhankelijk bestuurder.248

40% van de bestuurders binnen de Raad van Bestuur diende dus

onafhankelijk te zijn. Dit hield de eerste vermelding van de term ‘onafhankelijke bestuurder’ in en

zorgde voor een opstap naar het eigenlijke gebruik ervan.

169. Verenigd Koninkrijk - Hoewel er al bijna 50 jaar een verwijzing naar bestaat, duurde het

toch tot 1992 vooraleer de discussie de Atlantische oceaan overwaaide en we in Europa een

voorzichtige stap in de goede richting durfden zetten onder invloed van de Londense beurs.249

Die

kwam met het Cadbury Report250

dat onder het auspiciën van Adrian Cadbury, een vooraanstaand

lid van de Britse bedrijfs- en financiële wereld na het Maxwell schandaal. Dit rapport deed de

aanbeveling om minstens drie niet-uitvoerende bestuurders op te nemen in de raad van bestuur,

waarvan er twee onafhankelijk moeten zijn:

“Principe 4.11 Cadbury Code: Non-executive directors should bring an independent

judgement to bear on issues of strategy, performance, resources, including key

appointments, and standards of conduct. We recommend that the calibre and number of

non-executive directors on a board should be such that their views will carry significant

weight in the board’s decisions. To meet our recommendations on the composition of sub-

committees of the board, all boards will require a minimum of three non-executive

directors, one of whom may be the chairman of the company provided he or she is not also

its executive head. Additionally, two of the three should be independent in the terms set out

in the next paragraph.”

Hoewel deze eerste stap een niet-bindend rapport was, paste men toen al de ‘pas toe of leg uit’

techniek (Comply or explain) toe, waarbij men de opgesomde principes onverkort moesten

toegepast (Comply) of uitgelegd worden en, indien men hier van afwijkt daarbij ook de reden

248

SEC. 10. [80a–10] van de Investment Company Act uit 1940: “(a) No registered investment company shall have a

board of directors more than 60 per centum of the members of which are persons who are interested persons of such

registered company.”, https://codes.findlaw.com/us/title-15-commerce-and-trade/15-usc-sect-80a-10.html . 249

A. INGEN-HOUSZ, “Rapport introductif” in SOCIÉTÉ DE LÉGISLATION COMPARÉe (ed.), L’administrateur

indépendant: colloque du 11 décembre 2009, Parijs, Société de Législation Comparée, 2010, 13. 250

THE COMMITTEE ON THE FINANCIAL ASPECTS OF CORPORATE GOVERNANCE, Financial Aspects of

Corporate Governance, 1992, http://www.ecgi.org/codes/documents/cadbury.pdf .

Page 87: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

87

vermeldt (Explain). Dit is een techniek die enige flexibiliteit kan bieden voor ondernemingen251

en

deze diversiteit kan ervoor kan dat meer ondernemingen deze principes, aangepast aan de noden

van de vennootschap, zullen implementeren. Hoewel de Cadbury Code niet bindend was, heeft

onderzoek toch aangetoond aan dat deze onder meer zorgde voor een toename van onafhankelijke

niet-uitvoerende bestuurders en een grotere scheiding van de functies van CEO en voorzitter van

de raad van bestuur.252

Na de Cadbury Code volgden andere landen snel met hun eigen corporate governance code,

waarbij de Cadbury Code als inspiratiebron werd gebruikt. Zo is de onafhankelijk bestuurder in

Frankrijk gemodelleerd naar de non-executive director in het Cadbury Report253

. In België kwam

de eerste stap pas in 2004. In het volgende onderdeel wordt hier verder op ingegaan.

5.2.2 Introductie in de Belgische soft law

5.2.2.1 Code Lippens

170. Lippens - België kende met de Belgische Corporate Governance Code uit 2004254

, beter

bekend onder de naam Code Lippens, het eerste soft law instrument dat melding maakt van

onafhankelijke bestuurders. Deze Code kreeg in 2009 een update en werd ook benoem tot de

referentiecode voor beursgenoteerde bedrijven.255

Een aantal principes vermelden het concept van onafhankelijke bestuurders en wat de criteria

hiervoor zijn:

Onder Principe 2 (“De vennootschap heeft een doeltreffende en efficiënte raad van bestuur die

beslissingen neemt in het vennootschapsbelang”) bepaalt de Code in 2.3 dat:

251

Y. DE CORDT, “Le dirigeant d’entreprise, un personnage à multiples facettes” in Y. DE CORDT (ed.), Le statut

du dirigeant d’entreprise, Brussel, Larcier, 2009, 11. 252

D. HILLIER, M. MCCOLGAN, “An Analysis of Changes in Board Structure during Corporate Governance

Reforms”, European Financial Management 2006, 575-607; https://onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1111/j.1468-

036X.2006.00332.x . 253

F. DUQUESNE, Droit des sociétés commerciales, Brussel, Bruylant, 2016, 99. 254

Belgische Corporate Governance Code 2004, http://www.ecgi.org/codes/documents/bel_code_dec2004_nl.pdf . 255

KB 6 Juni 2010 houdende aanduiding van de na te leven Code inzake deugdelijk bestuur door genoteerde

vennootschappen, BS 28 juni 2010, 39.622.

Page 88: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

88

Om als onafhankelijk te kunnen worden beschouwd, dient een bestuurder vrij te zijn van

enige commerciële, nauwe familie- of andere banden met de vennootschap, de

controlerende aandeelhouders of het management van één van beide, die aanleiding geven

tot belangenconflicten waardoor het onafhankelijk oordeel van deze bestuurder beïnvloed

wordt.

Bij het beoordelen van deze onafhankelijkheid wordt rekening gehouden met de criteria

opgenomen in Bijlage A.

Bijlage A vermeldt dat de beoordeling van de onafhankelijkheid gebeurt met inachtneming van de

volgende criteria:

- geen uitvoerend of gedelegeerd bestuurder zijn van de vennootschap of van een verbonden

vennootschap, en gedurende de voorbije drie jaar een dergelijke functie niet hebben

vervuld;

- geen werknemer zijn van de vennootschap of van een verbonden vennootschap, en

gedurende de voorbije drie jaar een dergelijke functie niet hebben vervuld;

- geen betekenisvolle aanvullende remuneratie ontvangen of hebben ontvangen van de

vennootschap of een verbonden vennootschap, buiten de vergoeding ontvangen als niet-

uitvoerend bestuurder;

- geen controlerend aandeelhouder zijn of een aandeelhouder die meer dan 10% van de

aandelen bezit, en geen bestuurder of uitvoerend manager van een dergelijke

aandeelhouder zijn;

- geen significante commerciële banden hebben of gedurende het laatste jaar hebben gehad

met de vennootschap of een verbonden vennootschap, hetzij rechtstreeks of als vennoot,

aandeelhouder, bestuurder of hoger kaderlid van een entiteit die een dergelijke relatie

onderhoudt;

- geen vennoot of werknemer zijn of gedurende de voorbije drie jaar zijn geweest van de

huidige of vroegere commissaris van de vennootschap of een verbonden vennootschap;

- geen uitvoerend of gedelegeerd bestuurder zijn van een andere vennootschap waarin een

uitvoerend of gedelegeerd bestuurder van de vennootschap een niet-uitvoerend bestuurder

of gedelegeerd bestuurder is, en geen andere betekenisvolle banden hebben met

uitvoerende bestuurders van de vennootschap op grond van de betrokkenheid bij andere

vennootschappen of entiteiten;

- in de raad van bestuur geen functie hebben uitgeoefend als niet-uitvoerend bestuurder

voor meer dan drie termijnen;

Page 89: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

89

- geen naast familielid van een uitvoerend of gedelegeerd bestuurder zijn of van personen

die zich in één van bovenstaande omstandigheden bevinden.

5.2.2.2 Corporate Governance Code 2009

171. Ook de meest recente editie van de Corporate Governance Code voor beursgenoteerde

bedrijven die verscheen in 2009, maakt uiteraard melding van onafhankelijke bestuurders. Deze

paste de principes wel wat aan. Zo is Principe 2.3 beduidend korter geworden:

“Minstens de helft van de raad van bestuur bestaat uit niet-uitvoerende bestuurders, en

minstens drie van hen zijn onafhankelijk overeenkomstig de criteria beschreven in Bijlage

A.”

Hier is ook een richtlijn bij: “Een niet-uitvoerend bestuurder is elk lid van de raad die geen

uitvoerende taken vervult binnen de vennootschap.”. Bijlage A verwijst naar de criteria vermeld in

artikel 526ter W. Venn.

Verder bepaalt de Code in 2.4:

“De lijst van de leden van de raad van bestuur, gepubliceerd in de CG-Verklaring,

vermeldt welke bestuurders onafhankelijk zijn.

Elke onafhankelijk bestuurder die niet langer voldoet aan de onafhankelijkheidsvereisten,

brengt de raad van bestuur hiervan onmiddellijk op de hoogte.”

5.2.2.3 Code Buysse

172. Buysse – De Code Lippens richtte zich enkel op beursgenoteerde ondernemingen. Er was dan

ook nood aan een Code voor niet-beursgenoteerde bedrijven, die in 2005 met de Code Buysse

(genaamd naar graaf Paul Buysse) tot stand kwam. De meest recente versie van de Code Buysse

verscheen in 2017.

Deze Code benadrukt het belang van externe bestuurders maar hecht minder belang aan de

onafhankelijkheid dan de Code Lippens. Zo beveelt de Code Buysse (versie 2017) aan om externe

Page 90: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

90

bestuurders in de raad van bestuur op te nemen.256

In de tweede paragraaf verduidelijkt men wat

men hier mee bedoelt:

“Onder externe bestuurders wordt voor de toepassing van deze Code begrepen:

bestuurders die noch tot het management, noch tot de controlerende aandeelhouder

behoren.”

Vervolgens gaat men verder in op het onafhankelijkheidscriterium:

“Bestuurders die aan die omschrijving beantwoorden zullen in het merendeel van de

gevallen als onafhankelijk kunnen beschouwd worden, doch het is mogelijk dat hun relatie

met het management of de aandeelhouders van die aard is dat daaraan kan getwijfeld

worden. Hoewel onafhankelijkheid van de externe bestuurders aanbevelenswaardig is,

moet worden benadrukt dat zeker in kleine en middelgrote ondernemingen hun competentie

belangrijker is dan hun onafhankelijkheid in strikte zin. Cruciaal is het neutrale gezag dat

zij op grond van die competentie en hun vertrouwdheid met de ondernemingsleiding

kunnen laten gelden in het belang van de onderneming”

Er kan dus met zekerheid gezegd worden dat de Code Buysse minder belang hecht aan de

onafhankelijkheid dan de Corporate Governance Code voor beursgenoteerde bedrijven.

5.2.3 Wettelijke verankering in België

5.2.3.1 Artikel 524 W. Venn.

173. Artikel 524 W. Venn. volgens de wet van 13 april 1995 - In 1995 vond de notie

‘onafhankelijk bestuurder’ de weg naar het Wetboek van Vennootschappen in het artikel 524 W.

Venn. (het oude art. 60bis W. Venn.). Dit artikel voorzag in een procedure die de vennootschap

verplicht diende te volgen wanneer de raad van bestuur beslissingen of verrichtingen die tot zijn

bevoegdheid hoorden wou uitoefenen, en die een rechtstreeks of onrechtstreeks

vermogensvoordeel konden opleveren voor een belangrijke aandeelhouder.257

Dit was ingegeven

door de idee om de belangen van de vennootschap te beschermen tegen mogelijke negatieve

256

Principe 5.7 Code Buysse III. 257

F. KORKMAZER, “Advocaat: onafhankelijke bestuurder?”, AD REM 2009, nr. 4, 7.

Page 91: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

91

gevolgen van grootaandeelhouderschap. Het begrip ‘onafhankelijk’ was hier echter slechts ten

opzichte van de transactie en niet als algemeen structureel onafhankelijk.258

174. Artikel 524 W. Venn. volgens de wet van 2 augustus 2002 - De wetgever wijzigde in 2002

naar aanleiding van de Corporate Governance Wet van 2 augustus 2002.259

Hoe dit de

intragroepstransacties beïnvloedt, wordt hier verder niet uiteengezet wegens niet relevant voor

deze masterproef. Wel moet vermeld worden dat de controle op deze transacties onderhevig zijn

aan een voorafgaande controle door drie onafhankelijke bestuurders (en een expert).

Ook verruimde het artikel het onafhankelijkheidscriterium: de bestuurder diende niet langer

onafhankelijk te zijn ten aanzien van de overwogen beslissing, wel moest de onafhankelijkheid

beoordeeld worden op basis van wettelijk verankerde criteria.260

5.2.3.1 Wettelijke vereisten van onafhankelijkheid

175. Wet - In 2008 gooide de wetgever ook dit overboord onder invloed van een Europese

richtlijn 261

en besloot om een lijst met negatieve criteria voor onafhankelijkheid in het Wetboek

van vennootschappen in te voegen met behulp van de wet van 17 december 2008.262

Deze wijziging creëerde voor kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursgenoteerde

vennootschappen de verplichting om een auditcomité op te richten. Tenminste één lid van het

auditcomité dient een onafhankelijk bestuurder te zijn en de wetgever maakte het benoemen van

onafhankelijke bestuurders in een aantal gevallen verplicht. Dit is onder meer het geval in het

auditcomité263

en het remuneratiecomité264

.

258

F. KORKMAZER, “Advocaat: onafhankelijke bestuurder?”, AD REM 2009, nr. 4, 7. 259

Wet 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2 maart

1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot

reglementering van de openbare overnameaanbiedingen BS 22 augustus 2002, 36.555. 260

F. KORKMAZER, “Advocaat: onafhankelijke bestuurder?”, AD REM 2009, nr. 4, 7. 261

Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles

en jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de richtlijn 78/660/EEG en 83/346/EEG van

de Raad en houdende intrekking van richtlijn 84/253/EEG van de Raad. 262

Wet 17 december 2008 inzonderheid tot oprichting van een auditcomité in de genoteerde vennootschappen en de

financiële ondernemingen, BS 29 december 2008, 68.568. 263

Artikel 524 en 526bis W. Venn. 264

Artikel 526quater W. Venn.

Page 92: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

92

176. Criteria - De criteria waaraan die onafhankelijk bestuurder moet voldoen, wordt nu geregeld

door artikel 526ter W. Venn., en niet langer door artikel 524, §4 W. Venn. dat opgeheven werd.

De onafhankelijk bestuurder in de zin van artikel 526bis, § 2 W. Venn. dient ten minste te voldoen

aan volgende criteria :

1° gedurende een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan zijn benoeming, noch in de

vennootschap, noch in een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in

artikel 11, een mandaat van uitvoerend lid van het bestuursorgaan of een functie van lid

van het directiecomité of van persoon belast met het dagelijks bestuur hebben uitgeoefend;

2° niet meer dan drie opeenvolgende mandaten als niet-uitvoerend bestuurder in de raad

van bestuur hebben uitgeoefend, zonder dat dit tijdvak langer mag zijn dan twaalf jaar;

3° gedurende een tijdvak van drie jaar voorafgaand aan zijn benoeming, geen deel hebben

uitgemaakt van het leidinggevend personeel in de zin van artikel 19, 2°, van de wet van 20

september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, van de vennootschap of van

een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11;

4° geen vergoeding of ander belangrijk voordeel van vermogensrechtelijke aard ontvangen

of hebben ontvangen van de vennootschap of van een daarmee verbonden vennootschap of

persoon zoals bepaald in artikel 11, buiten de tantièmes en de vergoeding die hij eventueel

ontvangt of heeft ontvangen als niet-uitvoerend lid van het bestuursorgaan of lid van het

toezichthoudende orgaan;

5° a) geen maatschappelijke rechten bezitten die een tiende of meer vertegenwoordigen

van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van de

vennootschap;

b) indien hij maatschappelijke rechten bezit die een quotum van minder dan 10 %

vertegenwoordigen :

- mogen die maatschappelijke rechten samen met de maatschappelijke rechten die in

dezelfde vennootschap worden aangehouden door vennootschappen waarover de

onafhankelijk bestuurder controle heeft, geen tiende bereiken van het kapitaal, van het

maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van de vennootschap;

of

Page 93: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

93

- mogen de daden van beschikking over die aandelen of de uitoefening van de daaraan

verbonden rechten niet onderworpen zijn aan overeenkomsten of aan eenzijdige

verbintenissen die het onafhankelijk lid van het bestuursorgaan heeft aangegaan;

c) in geen geval een aandeelhouder vertegenwoordigen die onder de voorwaarden valt van

dit punt;

6° geen significante zakelijke relatie hebben of in het voorbije boekjaar hebben gehad met

de vennootschap of met een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in

artikel 11, noch rechtstreeks noch als vennoot, aandeelhouder, lid van het bestuursorgaan

of lid van het leidinggevend personeel in de zin van artikel 19, 2°, van de wet van 20

september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, van een vennootschap of

persoon die een dergelijke relatie onderhoudt;

7° in de voorbije drie jaar geen vennoot of werknemer zijn geweest van de huidige of

vorige [commissaris]1 van de vennootschap of van een daarmee verbonden vennootschap

of persoon in de zin van artikel 11;

8° geen uitvoerend lid zijn van het bestuursorgaan van een andere vennootschap waarin

een uitvoerend bestuurder van de vennootschap zetelt in de hoedanigheid van niet-

uitvoerend lid van het bestuursorgaan of als lid van het toezichthoudende orgaan, en geen

andere belangrijke banden hebben met uitvoerende bestuurders van de vennootschap uit

hoofde van functies bij andere vennootschappen of organen;

9° geen echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of bloed- of aanverwanten tot de

tweede graad hebben die in de vennootschap of in een daarmee verbonden vennootschap

of persoon zoals bepaald in artikel 11, een mandaat van lid van het bestuursorgaan, lid

van het directiecomité, persoon belast met het dagelijks bestuur of lid van het

leidinggevend personeel, in de zin van artikel 19, 2°, van de wet van 20 september 1948

houdende organisatie van het bedrijfsleven, uitoefenen, of die zich een van de andere in de

punten 1° tot 8° beschreven gevallen bevinden.

Tot slot vermeldt het artikel dat de Koning, alsook de statuten, in bijkomende of strengere criteria

kunnen voorzien.

Page 94: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

94

5.3 Informatierechten en –plichten van de onafhankelijk bestuurder

5.3.1 Uitvoerende bestuurders vs. Niet-uitvoerende bestuurders

Een eerste stap in het achterhalen of de onafhankelijk bestuurders bewaard zijn met een meer

verregaande informatieplicht is het vergelijken van de uitvoerende en niet-uitvoerende

bestuurders. Zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende bestuurder hebben een recht op

informatie en hebben een individueel onderzoeksrecht.265

177. Basisidee - De idee achter het onderscheid tussen beide types bestuurders is dat de

uitvoerende bestuurders zich volledig kunnen richten op het leiden van de onderneming, en de

niet-uitvoerende bestuurders hen monitoren. De rol van de niet-uitvoerende bestuurder heeft twee

dimensies266

:

- het bieden van tegengewicht tegen de macht van uitvoerende bestuurders om te verzekeren

dat een persoon of groep binnen de onderneming de besluitvorming binnen de raad van

bestuur niet eenzijdig kan bepalen

- een bijdrage leveren aan het beleid van de vennootschap

178. Hard Law – De verplichting om niet-uitvoerende leden op te nemen in de raad van bestuur

bestaat voor genoteerde vennootschappen. Dit kunnen we afleiden uit onder meer art. 526 bis W.

Venn. waar de wetgever stelt dat het auditcomité samengesteld is uit niet-uitvoerende leden van de

raad van bestuur, en artikel 526quater W. Venn. waar dit het geval is voor het remuneratiecomité.

179. Uitvoerende bestuurders – De inhoud van het begrip ‘uitvoerend bestuurder’ naar Belgisch

recht Wat een uitvoerend bestuurder inhoudt naar Belgisch recht staat vermeld in artikel 526bis,

§3, lid 2 W. Venn.. Een bestuurder is uitvoerend indien hij:

- lid is van het directiecomité zoals vermeld in artikel 524bis en 524terW. Venn.

- Dagelijks bestuurder is in de zin van artikel 525 W. Venn.

Ook andere bestuurders kunnen uitvoerende bestuurders zijn indien zij zo worden gekenmerkt. Dit

schept een onzekerheid bij het bepalen van wie al dan niet uitvoerend is.267

265

L. SIMONT, “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit d’investigation

individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, (189) 202. 266

C. MALLIN, Corporate Governance, Oxford, Oxford University Press, 2004, 101. 267

C. VAN DER ELST, I. DE POORTER, “Upgrading corporate governance: auditcomités in het Wetboek van

Vennootschappen”, TRV 2009, (397) 397.

Page 95: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

95

180. Soft Law - Het verschil tussen beiden begrippen kan ook teruggevonden worden ook in de

Corporate Governance Code 2009268

:

“Hoewel zij deel uitmaken van hetzelfde collegiaal orgaan, vervullen zowel de uitvoerende

als de niet-uitvoerende bestuurders elk een specifieke en complementaire rol in de raad

van bestuur.”

De Code geeft hierbij ook nog drie richtlijnen:

- De uitvoerende bestuurders voorzien de raad van bestuur van alle relevante zakelijke en

financiële informatie opdat deze laatste zijn rol effectief kan vervullen.

- De niet-uitvoerende bestuurders stellen de strategie en de voornaamste beleidslijnen, zoals

voorgesteld door het uitvoerend management, op een kritische en constructieve wijze ter

discussie, en helpen deze verder uitwerken.

- De niet-uitvoerende bestuurders bekijken nauwkeurig de prestaties van het uitvoerend

management in het licht van de overeengekomen doelstellingen

Hierin kan teruggevonden worden wat de informatiestroom binnen de onderneming betreft:

uitvoerende bestuurders vergaren de informatie, en moeten deze overmaken aan de niet-

uitvoerende bestuurders opdat zij hun controlefunctie nuttig kunnen uitoefenen. Het verschil wordt

dus ook vanuit het monitoring-perspectief duidelijk gemaakt: de niet-uitvoerende bestuurders

hebben een meer verregaande controlefunctie doordat zij niet belast zijn met uitvoerende taken.

181. Angelsaksisch systeem - In het Angelsaksisch systeem wordt een onderscheid gemaakt

tussen ‘executive’ en ‘non-executive directors’ die elkaar in balans houden vanwege de

afwezigheid van controlerende aandeelhouders. in het continentaal systeem daarentegen zouden

deze controlerende aandeelhouders wel in staat zijn om het management te controleren waardoor

er minder nood is aan het onderscheid tussen executive en non-executive directors.269

5.3.2 Functie onafhankelijke bestuurders

268

Principe 3.3 Corporate Governance Code 2009. 269

N. GOOSSENS, “Belgische Corporate governance anno 2017: hoopvol balanceren tussen formalistische ergernis

en overdreven verwachtingen” in J. PEETERS, K. RENIERS, N. GOOSSENS, Actuele problemen van financieel,

vennootschaps- en fiscaal recht, Antwerpen, Intersentia, 2017, 115.

Page 96: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

96

182. Voordelen - Over de rol van de onafhankelijk bestuurder is reeds veel inkt gevloeid. De

onafhankelijkheid heeft veel voordelen: doordat de bestuurder zijn functie kan uitoefenen los van

banden met stakeholders binnen de vennootschap zal hij meer rekening kunnen (en moeten)

houden met het belang van alle stakeholders. Niet alleen de aandeelhouders, maar ook de

werknemers, klanten en zelfs de maatschappij in zijn geheel kunnen profiteren van de voordelen

die de onafhankelijkheid met zich meebrengt.270

183. Niet-uitvoerend - Onafhankelijk bestuurders zijn, gelet op de voorwaarden in artikel 526ter

W. Venn., per definitie niet-uitvoerend. Bijgevolg zijn de vermelde elementen in het voorgaande

deel ook hier van belang.

184. Functie - Over de onafhankelijke bestuurders is reeds gesproken.271

Een aspect dat toen niet

is werd aangehaald is de functie die zij hebben binnen een raad van bestuur. Klassiek worden zij

gezien als een tegengewicht zijn ten overstaan van een te grote invloed van bepaalde actoren, dit

kunnen zowel (meerderheids-) aandeelhouders als het management zijn.272

5.3.3 Informatierechten – en plichten

5.3.3.1 Informatierechten van onafhankelijke bestuurders

185. Monitoring - Wanneer we de voorgaande elementen bekijken is er één begrip dat er bovenuit

steekt: monitoring. In monitoring vinden onafhankelijke bestuurders het doel van hun benoeming.

Dit moet dan ook doorgetrokken worden naar de informatieproblematiek: doordat onafhankelijke

bestuurders niet-uitvoerend zijn zullen ze principieel niet over de informatie beschikken die een

uitvoerend bestuurder verwerft bij het uitvoeren van zijn taak. Deze is geïnformeerd door het

dagelijks leiden van de vennootschap en dient daarom ook alle relevante informatie over te maken

aan de niet-uitvoerende bestuurders opdat ook zij hun functie kunnen uitoefenen.

270

G. BROWN, The Independent Director: The Non-Executive Director’s Guide to Effective Board Presence,

Londen, Palgrave Macmillan, 2015, 2. 271

Infra 86, nr. 168 e.v. 272

E. WIJMEERSCH, “Corporate governance: een drievoudige blik” in E. DIRIX, R. HOUBEN, E. WIJMEERSCH

(eds.), Liber amicorum Herman Braeckmans: In het vennootschapsbelang, Antwerpen, Intersentia, 2017, 558; K.

GEENS, “De agency-problemen van een vennootschap tegen het licht gehouden van de familiale eigenaar”, in J.

FALCONIS (ed.), De familiale onderneming – publiek of privaat?, Brussel, Larcier, 2006, 135.

Page 97: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

97

186. Geen bijkomende rechten - Zoals gezegd zit de onafhankelijk bestuurder op dezelfde wijze

als elke andere bestuurder en beschikt hij over geen eigen bevoegdheden of privileges.273

Mijns

inziens kunnen kan dit ook worden doorgetrokken naar de informatierechten: het loutere feit dat

hij belast is met het verdedigen van het belang van de vennootschap in zijn geheel zal geen

bijkomende rechten creëren. Hij beschikt over dezelfde informatierechten als de overige leden van

de raad van bestuur.

Dat deze discrepantie nadelig is voor de onafhankelijk bestuurder staat buiten kijf. Zo zal hij vb.

geen aangestelden van de vennootschap kunnen aanspreken, waar een uitvoerend bestuurder dit

door zijn functie in de praktijk wel zal kunnen doen; een uitvoerend bestuurder kan geen

vennootschap leiden indien hij, telkens hij informatie van een aangestelde wenst te bekomen, via

de raad van bestuur en/of de voorzitter van die raad van bestuur dient te passeren. Dit recht

toekennen aan de niet-uitvoerende bestuurders zou te ver leiden; het huidige systeem zorgt ervoor

dat er proportionaliteit ingebouwd is. Indien een bestuurder informatie wenst te bekomen en dit is

een rechtmatige eis, zal hij ook toegang moeten krijgen tot die informatie (via gerechtelijke weg

indien nodig).

De voorgaande redenering impliceert dat de onafhankelijk bestuurder zijn informatierechten

mogelijks meer zal moeten uitoefenen om het informatiedeficit weg te werken. Hij zal de nodige

informatie waarover anderen beschikken en mogelijks niet willen geven, moeten verwerven. Ook

is er een discrepantie op het vlak van toegankelijkheid tot informatie, die mogelijks weggewerkt

dient te worden om bestuurders.

5.3.3.2 Informatieplichten van onafhankelijke bestuurders

187. Plichten - Tot slot worden de informatieplichten van onafhankelijke bestuurder toegelicht.

Zoals gezegd dient de raad van bestuur toezicht uit te oefenen, en dient hij hiervoor zich te

informeren.

Net zoals bij de informatierechten is er geen rechtsgrond te vinden om bijkomende plichten toe te

schrijven aan de onafhankelijk bestuurder. Wel kan, op basis van redenering, gedacht worden aan

de mogelijkheid dat de informatieplicht bij hen anders beoordeeld zal worden: ze zijn immers

273

E. WIJMEERSCH, “De Belgische initiatieven inzake Corporate Governance” in L.H. VERBEKE e.a., Corporate

Governance – het Belgische perspectief, Antwerpen, Intersentia, 1999, 68.

Page 98: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

98

‘dubbel’ belast met een monitoringfunctie aangezien ze zowel niet-uitvoerend als onafhankelijk

zijn.

Over de niet-uitvoerende bestuurders schrijft de Corporate Governance Code uit 2009 dat “De

niet-uitvoerende bestuurders bekijken nauwkeurig de prestaties van het uitvoerend management in

het licht van de overeengekomen doelstellingen”. Ze zullen ook hun informatierechten meer

moeten uitoefenen om het informatiedeficit weg te werken.

Dit in combinatie met de functie van onafhankelijke bestuurders, dit is waken over het

vennootschapsbelang en ervoor zorgen dat de belangen van alle stakeholders verdedigd zullen

worden, zou kunnen impliceren dat bij het beoordelen of de onafhankelijk bestuurder zijn

toezichtsfunctie wel naar behoren heeft uitgeoefend er moet gekeken worden of hij wel voldoende

geïnformeerd was. Dit zou dan kunnen betekenen dat hij meer informatie moet opvragen om het

bewijs te kunnen leveren dat hij toezicht heeft uitgeoefend en met kennis van zaken heeft

deelgenomen aan de beraadslaging van de raad van bestuur; hij diende daar te waken over het

vennootschapsbelang en moet dus een grondige kennis hebben van mogelijke gevolgen die te

nemen beslissingen kunnen hebben op de vennootschap.

Page 99: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

99

Besluit Tot slot een besluit over deze masterproef gebaseerd op de structuur van het document.

188. Rechtseconomische invalshoek – In het kader van agency-problemen en informatie

asymmetrieën werd er duidelijk dat informatierechten een mogelijke oplossing waren om ervoor te

zorgen dat niet-uitvoerende bestuurders hun monitoring functie ten volle zouden kunnen

uitoefenen.

189. Rechtsvraag – de vraag stelde zich dan: beschikken bestuurders onder het Belgisch recht

over zo’n recht op informatie? Ook de praktische modaliteiten van de uitoefening dienden

bekeken te worden om de volle draagwijdte te kunnen weten. Ook de tegenhanger van het recht op

informatie, de informatieplicht, diende logischerwijs besproken te worden.

190. Gebrek aan wetgevend kader – Het werd snel duidelijk dat er geen ondubbelzinnig

informatierecht ingeschreven was in de wet. Dit is echter geen belet voor het bestaan van zo’n

recht: de rechtsleer heeft dit opgelost door een grondslag te vinden in de collegialiteit en in de

bestuurdersaansprakelijkheid. Ook zou er een grondslag te vinden zijn bij het vergelijken van de

rol van de bestuurder en de commissaris waar de eerste dan a fortiori zou beschikken over een

individueel onderzoeksrecht. Dit leek geen sterke grondslag die ik dan ook proberen weerleggen

heb.

191. Juridische grondslag: België vs. Frankrijk – Gezien het gebrek aan wettelijke bepalingen

in het Belgisch recht was het interessant om een blik te werpen over de landsgrenzen heen. Bij het

bestuderen van het Frans recht werd al snel duidelijk dat de Franse wetgever er voor geopteerd

heeft om de toepasselijke rechtspraak in wettelijke bepalingen te gieten. Dit zorgt voor een veel

duidelijker en meer afgebakend systeem: er is weinig interpretatie nodig om te kunnen bepalen

over welke informatierechten de bestuurder beschikt en welke plichten op hem rusten.

192. Praktische uitvoering - Bij het bestuderen van de praktische modaliteiten kwamen heel wat

vragen naar boven. Zo was er onduidelijkheid over wie de bestuurder kan aanspreken wanneer hij

bijkomende informatie wil verwerven. Bij het rechtsvergelijkend onderzoek werd duidelijk dat in

Frankrijk de voorzitter een belangrijke rol heeft als doorstroomluik; hij zorgt ervoor dat alle

relevante informatie doorstroomt naar de leden van de raad van bestuur en hij zal ook het eerste

aanspreekpunt zijn bij verzoeken om bijkomende informatie. Dit is dan ook een oplossing die ook

zou kunnen werken in België, zelfs indien de voorzitter in België minder macht heeft dan in

Frankrijk.

Page 100: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

100

193. Informatieplicht als tegenhanger – Na onderzocht te hebben wat de informatierechten voor

bestuurders van een raad van bestuur precies inhouden was het tijd om te kijken naar de

tegenhanger van het informatierecht: de informatieplicht. Deze plicht blijkt voornamelijk samen te

hangen met de bestuurdersaansprakelijkheid; het niet vervullen van de informatieplicht zal ertoe

kunnen leiden dat de bestuurder zich open stelt voor mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen.

Daarom dat de informatierechten ook een grondslag vinden in de bestuurdersaansprakelijkheid:

aan de hand van deze rechten kan de bestuurder zijn informatieplicht voldoen en zich verweren

tegen mogelijke vorderingen

194.Verschillende kwalificaties van bestuurders – Een laatste aspect dat onderzocht werd is of

bepaalde bestuurders meer uitgebreide informatierechten of plichten zouden kunnen hebben. Bij

de informatierechten is de positie van de bestuurders binnen het auditcomité besproken waar

gevonden is dat zij niet over meer informatierechten kunnen beschikken dan andere bestuurders,

maar bij de beoordeling of hun verzoek afweegt tegen de tijd en kost die het teweeg zal aan de

vennootschap er rekening mee gehouden kan worden dat zij meer informatie nodig zullen hebben

dan de doorsnee bestuurder. Bij de onafhankelijk bestuurder is dan weer gevonden dat hij

verplicht zal zijn om meer intensief toezicht te houden en zich beter te informeren; dit komt

voornamelijk door zijn niet-uitvoerende functie en het feit dat hij moet waken over het

vennootschapsbelang.

Page 101: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

101

Bibliografie

Rechtsleer

AKERLOF, G., “The Market for ‘Lemons’: Quality Uncertainty and the Market Mechanism”,

Quarterly Journal of Economics, Cambridge (Mass.), MIT Press, 1970, 488-500.

BROWN, G., The Independent Director: The Non-Executive Director’s Guide to Effective Board

Presence, Londen, Palgrave Macmillan, 2015, 289p.

CAUSSAIN, J., Le directoire et le conseil de surveillance de la société anonyme, Parijs, Éditions

du Juris-Classeur, 2002, 264p.

CERFONTAINE, J., “ De rol van de voorzitter” in BOSSUYT, A., DECONICKX, B., DIRIX, E.,

FETTWEIS en A., FORRIER, E. (eds.), Liber spei et amicitiae: Ivan Verougstraete, Brussel,

Larcier, 2011, 239-254.

COLLE, P., “Het begrensd recht op informatie van de individuele vennootschapsbestuurder”, in

MERCHIERS, Y., Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, die Keure, 2001, 449-460.

COOLS, S., De verdeling van beslissingsbevoegdheden tussen algemene vergadering en raad van

bestuur in de NV, onuitg. doctoraatsthesis Rechten KU Leuven, 2014, 651p.

DE CORDT, Y., “Le dirigeant d’entreprise, un personnage à multiples facettes” in DE CORDT,

Y. (ed.), Le statut du dirigeant d’entreprise, Brussel, Larcier, 2009, 5-52.

DE GEYTER, S., “De toezichtstaak van de raad van bestuur”, TPR 2012, 1175-1221.

DE GEYTER, S., DE POORTER, I., LEROUX, E., Delegatie en taakverdeling in de NV, Gent,

Larcier, 2016, 249p.

DE GEYTER, S., Organisatieaansprakelijkheid. Bestuurdersaansprakelijkheid, corporate

governance en risicomanagement, Antwerpen, Intersentia, 2012, 531p.

DE GROOTE, B., DE CORTE, R., BRULOOT, D., Privaatrecht in hoofdlijnen ( dertiende editie)

– volume 2, Antwerpen, Intersentia, 2017, 538p.

DE POORTER, I., “De onafhankelijkheid van de commissaris in het kader van de wet corporate

governance”, TRV 2003, 313-344.

DE WULF, H. en DE GEYTER, S., “Rechten en plichten van bestuurders: een overzicht van de

algemene juridische beginselen” in VAN DEN BERGHE, L., BAELDEN, T., Vademecum

van de bestuurder, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 123-152.

DE WULF, H., DE GEYTER, S., “Aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun

vertegenwoordigers”, in BERNAUW, K., BOCKEN, H. (eds.), Aansprakelijkheid,

aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, Mechelen, Kluwer,

2007, 103-191.

DE WULF, H., Taak en loyauteitsplicht van het bestuur in de naamloze vennootschap,

Antwerpen, Intersentia, 2002, 910p.

Page 102: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

102

DELVOIE, J., FRANCOIS, A., “Buitencontractuele aansprakelijkheid van rechtspersonen en hun

bestuurders jegens derden: de fundamenten van het systeem aan het wankelen in het

eerste decennium na het Wetboek van Vennootschappen” in ALLEMEERSCH, B.,

SAGAERT, V., VLAAMS PLEITGENOOTSCHAP (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake

vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 215-252.

DEVOGELE, J.-L., “De bestuurder van een naamloze vennootschap en diens individuele rechten

op informatie: controlerecht en discretieplicht”, DAOR 2007/81, 3-53.

DIEUX, X., “La responsabilité des administrateurs” in L. VAN DEN BERGHE, T. BAELDEN,

Vademecum van de bestuurder, Mechelen, Kluwer, 2007, 165-170.

DONDERO, B., Droit des sociétés, Parijs, Dalloz, 2017, 669p.

DUQUESNE, F., Droit des sociétés commerciales, Brussel, Bruylant, 2016, 406p.

DURAND-BARTHEZ, P., Le guide de la gouvernance des sociétés, Paris, Dalloz, 2016, 478p.

ELBARY, A., GOUNOPOULOS, D., SKINNER, F., “Governance Quality and Information

Alignment”, Financial Markets, institutions & instruments 2015, 127-157,

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/fmii.12026 .

FERON, B. en MEUNIER, J., “La double casquette de l’administrateur de société anonyme”, JT

2000, 689-698.

FRANCOIS, A., “De controlebevoegdheid en het recht op informatie van de individuele

bestuurder van de N.V.”, V & F 1997, 1-13.

FRANCOIS, F., DE FRONDEVILLE, E., MARLANGE, A., Dirigeant de société: statut

juridique, social et fiscal, Parijs, Dalloz, 2009, 502p.

GEENS, K., “Beknopt overzicht van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bestuurders en

zaakvoerders” in VAN DEN BERGHE, L., BAELDEN, T. (eds.), Vademecum van de

bestuurder,Mechelen, Kluwer, 2007, 171-182.

GEENS, K., “De agency-problemen van een vennootschap tegen het licht gehouden van de

familiale eigenaar”, in J. FALCONIS (ed.), De familiale onderneming – publiek of

privaat?, Brussel, Larcier, 2006, 117-138.

GEENS, K., WYCKAERT, M., CLOTTENS, C., PARREIN, F., DE DIER, S., COOLS, S.,

“Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen 1999-2010”, TPR 2012, afl. 1, 73-683.

GOOSSENS, N., “Belgische Corporate governance anno 2017: hoopvol balanceren tussen

formalistische ergernis en overdreven verwachtingen” in PEETERS, J., RENIERS, K. en

GOOSSENS, N.(eds.), Actuele problemen van financieel, vennootschaps- en fiscaal recht,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 115-130.

GORIS, A., "Corporate governance in beursgenoteerde ondernemingen en financiële instellingen.

Afl. 2", T.Fin.R. 2005, 1093-1104.

HILLIER, D. en MCCOLGAN, M., “An Analysis of Changes in Board Structure during

Corporate Governance Reforms”, European Financial Management 2006, 575-607

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1111/j.1468-036X.2006.00332.x .

HOUBEN R., BRAECKMANS H., Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011,

924p.

Page 103: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

103

HOUBEN, R., “Het juiste woord: Overdracht versus delegatie van bevoegdheid aan het

directiecomité: lost in translation?”, TRV 2016, 636-637.

INGEN-HOUSZ, A., “Rapport introductif” in SOCIÉTÉ DE LÉGISLATION COMPARÉE (eds.),

L’administrateur indépendant: colloque du 11 décembre 2009, Parijs, Société de

Législation Comparée, 2010, 11-20.

JANSSENS, E., “Nieuwe Corporate Governance wet eindelijk gepubliceerd”, Balans, 2010, afl.

629, 3-6

JENSEN, M., A theory of the firm: governance, residual claims and organizational forms,

Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 2000, 311p.

JENSEN, M., Foundations of organizational strategy, Cambridge (Mass.), Harvard University

Press, 1998, 414p.

KORKMAZER, F., “Advocaat: onafhankelijke bestuurder?”, AD REM 2009, afl. 4, 4-11.

LAGA, H., “De collegialiteit van het bestuur onder druk?” in VAN SCHOUBROECK, C.,

DEVROE, W., GEENS, K., STUYCK, J., Over grenzen, Liber Amicorun Herman Cousy,

Antwerpen, Intersentia, 2011, 1339-1345.

LÉOBON, T., “L’information du conseil d’administration: gestion et responsabilités”, Bulletin

Joly Sociétés 2006, n°2, 168-176.

LEROUX, E., “De Code Lippens: juridisch afdwingbaar?”, TRV 2005, 513-529.

MAES, B., VANLERSBERGHE, P., CLIJMANS, N., VAN SCHEL, S., Gerechtelijk privaatrecht

... na de hervormingen van Potpourri I tot V, Brugge, die Keure, 2017, 483p.

MALLIN, C., Corporate Governance, Oxford, Oxford University Press, 2004, 217p.

MIELLET, D., “L’information: nouvelle et dernière responsabilité du président du conseil

d’administration?”, La semaine juridique - entreprise et affaires 2002, 173-176.

REHEUL, A.-M. en JORISSEN, A., “Do Boards with Different Compositions Face Different

Organizational Information Contexts?”, Review of Business and Economic Literature

(ReBel) 2010, 55-75.

RONSE, J. en VAN HULLE, K., “Overzicht van rechtspraak (1968-1977): vennootschappen”,

TPR 1978, 681-970.

SIMONT, L., “L’administrateur d’une société anonyme agissant isolément a-t-il un droit

d’investigation individuelle”, Rev. prat. soc. 1963, 189-203.

SOMERS, N., Dagelijks bestuur in de NV, Antwerpen, Intersentia, 2017, 450p.

STILES, P. “Board Committees” in WRIGHT, M., SIEGEL, D., KEASEY, K., FILATOTCHEV,

I., The Oxford Handbook of Corporate Governance, Oxford, Oxford University Press, 2013, 177-

199.

TILLEMAN, B., Bestuur van vennootschappen: statuut, interne werking en vertegenwoordiging,

Brugge, Die Keure, 2005, 806p.

VAN DEN BERGHE, L., “Internal Governance: The Neglected Pillar of Good Governance” in

WIJMEERSCH, E., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, 2008, Antwerpen,

Intersentia, 939-960.

Page 104: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

104

VAN DER ELST, C., “Besluitvorming en werking van de vennootschapsorganen” in TISON, M.,

VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT(eds.), Omgaan met

vennootschappen : regulering en rechtspraktijk, Antwerpen, Maklu, 2002, 7-42.

VAN DER ELST, C., DE POORTER, I., “Upgrading corporate governance: auditcomités in het

Wetboek van Vennootschappen”, TRV 2009, 397-415.

VANDENBOGAERDE, M., Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 209p.

VERMEERSCH, S., The informed board of directors : A reference framework for sustainable

information provision, onuitg. doctoraatsthesis Rechten Universiteit Gent, 2014, 481p.

WIJMEERSCH, E., “Corporate Governance: een drievoudige blik”, in WYMEERSCH, E.,

HOUBEN, R., DIRIX, E., Liber amicorum Herman Braeckmans: In het vennootschapsbelang,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 602p.

WIJMEERSCH, E., “De Belgische initiatieven inzake Corporate Governance” in L.H. VERBEKE

e.a., Corporate Governance – het Belgische perspectief, Antwerpen, Intersentia, 1999, 55-86.

WIJMEERSCH, E., “De recente Belgische aanbevelingen inzake corporate governance” in DE

WULF, H., LEVREAU, A., MEEUS, D., Corporate governance: Het Belgische

perspectief, Antwerpen, Intersentia, 1998, 55-85.

WIJMEERSCH, E., “Implementation of the Corporate Governance Codes” in K. HOPT, K.,

WIJMEERSCH, E., KANDA, H., BAUM, H. (eds.), Corporate Governance in context:

Corporations, states, and markets in Europe, Japan, and the US¸ Oxford, Oxford

University Press, 2005, 403-420.

WILLERMAIN, D., Le statut de l’administrateur de société anonyme : principes, questions et

réflexions, RPS 2008, 207-254.

Page 105: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Lukas Segers

105

Soft Law instrumenten

Belgische soft law instrumenten

- Lippens 2004: Belgische Corporate Governance Code 2004,

http://www.ecgi.org/codes/documents/bel_code_dec2004_nl.pdf

- Corporate Governance Code 2009

- Commissie Corporate Governance, “Richtlijnen voor een doeltreffende relatie tussen

auditcomité, interne audit en externe audit”, 18 december 2014,

https://www.corporategovernancecommittee.be/sites/default/files/generated/files/page/201

5.02.17_richtlijnen_samenwerking_auditcomite_interne_en_externe_audit_erratum.pdf

Buitenlandse soft law instrumenten:

- Vienot 1: CPNF/AFEP , “Le conseil d’administration des sociétés cotees”, 1995,

http://www.ecgi.org/codes/documents/vienot1_fr.pdf .

- Rapport Bouton: “Pour un meilleur gouvernement des entreprises cotées”, 2002,

http://www.paris-europlace.net/files/a_09-23-02_rapport-bouton.pdf

- Cadbury Code 1992: THE COMMITTEE ON THE FINANCIAL ASPECTS OF

CORPORATE GOVERNANCE, Financial Aspects of Corporate Governance, 1992,

http://www.ecgi.org/codes/documents/cadbury.pdf .

- Rapport IFA: INSTITUT FRANCAIS DES ADMINISTRATEURS, De quelle

information l’administrateur a-t-il besoin?, 2011, http://www.ifa-

asso.com/informer/centre-de-ressources/travaux-de-l-ifa/de-quelle-information-l-

administrateur-a-t-il-besoin.html .

- APEF MEDEF: AFEP-MEDEF, “Code de gouvernement d’entreprise des sociétés

cotées”, 2016,

http://www.afep.com/uploads/medias/documents/Code%20de%20gouvernement%20d'entr

eprise%20des%20soci%C3%A9t%C3%A9s%20cot%C3%A9es%20novembre%202016.p

df .

Page 106: Informatierechten en –plichten van onafhankelijke bestuurders...Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder 2 Dankwoord Bij het tot stand komen van deze masterproef

Informatierechten en plichten van de onafhankelijke bestuurder

106

- Code Middlenext: MIDDLENEXT, Code de gouvernement d’entreprise, 2016,

https://www.middlenext.com/IMG/pdf/2016_CodeMiddlenext-PDF_Version_Finale.pdf

- Rapport AMF FRANCE, “Rapport 2017 sur le gouvernement d’entreprise, la

rémunération des dirigeants, le controle interne et la gestion des risques”, 2017,

http://www.amf-france.org/Publications/Rapports-etudes-et-analyses/Gouvernement-d-

entreprise?docId=workspace%3A%2F%2FSpacesStore%2F03140cfe-4026-49f8-a66e-

131b0b8e0daf .