Top Banner
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2013 2014 DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN NACALCULATIE INFORMATIE OP ORGANISATORISCH LEREN Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Annelies Morthier onder leiding van Prof. Werner Bruggeman
93

DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

Mar 16, 2021

Download

Documents

dariahiddleston
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2013 – 2014

DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF

GEBRUIK VAN NACALCULATIE INFORMATIE

OP ORGANISATORISCH LEREN

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Annelies Morthier

onder leiding van

Prof. Werner Bruggeman

Page 2: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen
Page 3: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2013 – 2014

DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF

GEBRUIK VAN NACALCULATIE INFORMATIE

OP ORGANISATORISCH LEREN

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Annelies Morthier

onder leiding van

Prof. Werner Bruggeman

Page 4: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Annelies Morthier

Page 5: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

I

Woord vooraf

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding tot Master of Science in de Toegepaste

Economische Wetenschappen, afstudeerrichting Accountancy, aan de Universiteit Gent. Doorheen mijn

onderzoek kon ik rekenen op heel wat hulp. Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om iedereen

hiervoor te bedanken.

Mijn oprechte dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn promotor, Prof. Dr. Werner Bruggeman, voor

zijn hulp gedurende het voorbije schooljaar. Tijdens het schrijven van mijn masterproef kon ik steeds

rekenen op zijn expertise en feedback.

Vervolgens wil ik alle respondenten die hebben meegewerkt, met name Bart d’Hont, Koenraad Driesen,

Peter Impe, Geert Van Drom, Rudy Delmulle, Lucas Delmulle, Jan Bettens, en Joris Adriaenssens,

bedanken voor de tijd die ze hebben vrijgemaakt om mij te ontvangen en te woord te staan. Zonder de

vakkennis van deze personen en de bereidwilligheid om mee te werken kon ik nooit komen tot

onderstaand resultaat.

Tot slot bedank ik ook mijn familie en vrienden voor alle steun die ik tijdens mijn studies heb mogen

genieten.

Evergem, mei 2014

Annelies Morthier

Page 6: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

II

Inhoudsopgave

Woord vooraf ................................................................................................................................................ I

Inhoudsopgave ............................................................................................................................................. II

Lijst van tabellen en figuren ........................................................................................................................ IV

Inleiding ........................................................................................................................................................ 1

DEEL 1: THEORETISCH KADER ....................................................................................................................... 3

Hoofdstuk 1: Simons’ levers of control ......................................................................................................... 3

1.1. Levers of control framework ............................................................................................................. 3

1.2. Dynamische krachten ........................................................................................................................ 4

1.3. Diagnostische versus interactieve controle ...................................................................................... 4

Hoofdstuk 2: Interactieve controlesystemen ............................................................................................... 5

2.1. Wat is interactieve controle? ............................................................................................................ 5

2.2. Keuze van het interactieve controlesysteem .................................................................................... 6

2.3. Drijfveren voor de keuze van het interactieve controlesysteem ...................................................... 7

Hoofdstuk 3: Organisatorisch leren.............................................................................................................. 8

3.1. Wat is organisatorisch leren? ............................................................................................................ 8

3.2. Interactieve controle en organisatorisch leren ............................................................................... 11

3.3. De invloed van diagnostische controle op de relatie tussen interactieve controle en

organisatorisch leren .............................................................................................................................. 13

3.4. Accounting informatie en organisatorisch leren ............................................................................. 14

DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK ................................................................................................................ 17

Hoofdstuk 4: Formuleren van de onderzoeksvragen ................................................................................. 17

4.1. Keuze van de context: de bouwsector ............................................................................................ 17

4.1.1. Projectomgeving ....................................................................................................................... 17

4.1.2. Kostenoverschrijdingen ............................................................................................................ 20

4.1.3. Intensief gebruik van voor- en nacalculatie ............................................................................. 20

4.2. Onderzoeksvragen en bijbehorende deelvragen ............................................................................ 21

Hoofdstuk 5: Methodologie en gegevensverzameling ............................................................................... 23

5.1. Case studie onderzoek .................................................................................................................... 23

5.2. Selectie van de cases ....................................................................................................................... 24

5.3. Gehanteerde onderzoekstechnieken .............................................................................................. 25

Page 7: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

III

Hoofdstuk 6: Onderzoeksresultaten .......................................................................................................... 26

6.1. Presentatie van de cases ................................................................................................................. 26

6.2. Cross-case analyse ........................................................................................................................... 26

6.2.1. Onderzoeksdeelvraag 1 ............................................................................................................ 26

6.2.2. Onderzoeksdeelvraag 2 ............................................................................................................ 29

6.2.3. Onderzoeksdeelvraag 3 ............................................................................................................ 35

6.2.4. Onderzoeksdeelvraag 4 ............................................................................................................ 37

6.3. Discussie .......................................................................................................................................... 39

Hoofdstuk 7: Conclusies ............................................................................................................................. 44

7.1. Algemene conclusie ......................................................................................................................... 44

7.2. Beperkingen van het onderzoek ..................................................................................................... 46

7.3. Aanbevelingen voor verder onderzoek ........................................................................................... 47

Lijst van de geraadpleegde werken ............................................................................................................... I

Bijlage 1: Semigestructureerde vragenlijst.................................................................................................. IX

Bijlage 2: Interview case 1 ........................................................................................................................... XI

Bijlage 3: Interview case 2 ....................................................................................................................... XVIII

Bijlage 4: Interview case 3 ....................................................................................................................... XXIV

Bijlage 5: Interview case 4 ..................................................................................................................... XXVIII

Page 8: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

IV

Lijst van tabellen en figuren

Tabel 1: Construct “interactief gebruik van nacalculatie”.

Tabel 2: Leerdomeinen in nacalculatie en hun implicaties.

Figuur 1: Levers of control framework.

Figuur 2: Interactievormen.

Figuur 3: Vergaderingen en betrokkenen bij interactief gebruik van nacalculatie.

Figuur 4: Construct “leren uit nacalculatie”.

Figuur 5: Mediërende variabelen in de relatie tussen interactief gebruik van nacalculatie en

organisatorisch leren in bouwfirma’s.

Figuur 6: Wie leert uit nacalculatie vergaderingen?

Figuur 7: Modererende variabelen voor de impact van het interactief gebruik van nacalculatie op

organisatorisch leren in bouwfirma’s.

Page 9: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

1

Inleiding

Het doel van deze masterproef bestaat erin na te gaan wat het effect is van het interactief gebruik van

de gegevens verkregen uit nacalculatie op organisatorisch leren in bouwbedrijven. Meer specifiek zal

onderzocht worden wat de constructen “interactief gebruik van nacalculatie” en “leren uit nacalculatie”

precies inhouden, en waarom interactief gebruik van nacalculatie in bouwfirma’s leidt tot leren. Ook

wordt onderzocht op welke vlakken deze bouwbedrijven kunnen leren uit nacalculatie, en wat de

gevolgen zijn van het feit dat ze hieruit leren. Daarnaast wordt onderzocht waarom sommige

bouwbedrijven hieruit leren en anderen niet. Tot slot wordt bestudeerd in welke mate interactief en

diagnostisch gebruik van nacalculatie informatie samen voorkomen.

In veel bedrijven worden de gegevens verzameld via nacalculatie louter gerapporteerd, zonder er verder

nog veel mee te doen (Emsley, 2000). In andere bedrijven worden deze gegevens gebruikt om het

personeel te evalueren (Hofmann, Wald & Gleich, 2012; Simons, 1990). Dit fenomeen wordt in de

literatuur omschreven als een diagnostisch gebruik van nacalculatie, naar het vaak geciteerde raamwerk

van beheerscontrolesystemen dat Simons in 1994 introduceerde met zijn boek Levers of Control. Het is

echter de vraag of nacalculatie, door het interactief gebruik ervan (Simons, 1994), geen grotere bijdrage

kan leveren dan enkel als instrument voor prestatiebeoordeling. Simons (1994) stelt immers dat

beheerscontrolesystemen ook kunnen leiden tot leren over de veranderende omgeving. Dit zal het geval

zijn wanneer deze systemen gekenmerkt worden door een hoge betrokkenheid van het hoger

management en de gegevens uitvoerig bediscussieerd worden met het personeel. Gezien de

toegenomen onzekerheid en frequente strategische veranderingen waaraan (bouw)bedrijven

tegenwoordig onderhevig zijn, wordt deze vorm van leren steeds noodzakelijker. Het traditioneel

diagnostisch managementcontroleproces zal bijgevolg geleidelijk aan belang inboeten (Bruggeman,

Slagmulder & Hoozée, 2010). Het interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

stilaan uit tot een zeer invloedrijk onderwerp in het domein van management accounting (Davila, Foster

& Oyon, 2009), wat het actuele karakter van deze studie accentueert.

Meerdere studies hebben reeds geprobeerd om de rol van beheerscontrolesystemen voor

organisatieleren te achterhalen (e.g. Simons, 1994; Widener, 2007; Henri, 2006; Bonner, Ruekert &

Walker, 2002; Ferreira & Otley, 2009). De betrokken onderzoekers komen echter tot tegenstrijdige

conclusies betreffende het al dan niet bestaan van een positief verband. In studies die het belang van

accounting informatie voor organisatorisch leren onderzoeken (e.g. Chapman, 1997; Van der Veeken &

Page 10: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

2

Wouters, 2002; Hall, 2010; Simons, 1994; Hedberg & Jöhnsson, 1978, Johnson & Kaplan, 1987; Rockart

& DeLong, 1988; Roberts, 1990), zijn de meningen eveneens verdeeld. Het is daarom interessant om het

al dan niet bestaan van dit positieve verband bij interactief gebruik van nacalculatie nader te

bestuderen.

Wat deze masterproef verder uniek maakt en van de bestaande studies onderscheidt, is de specifieke

sector waarop wordt gefocust. Voor dit onderzoek wordt immers gebruik gemaakt van cases in vier

Vlaamse bouwfirma’s. En er zijn slechts weinig bestaande accountingstudies die het belang van

beheerscontrolesystemen in projectomgevingen reeds onderzocht hebben (Chenhall, 2008). Op die

manier kan deze masterproef de bestaande literatuur dus verder uitbreiden. De bouwsector heeft

bovendien een aantal typerende kenmerken. Zo werken bouwfirma’s op projectbasis, en

projectondernemingen hebben nog vaak moeilijkheden met leren uit projecten (Von Zedtwitz, 2002;

Kululanga & Kuotcha, 2008). Bovendien worden bouwprojecten gekenmerkt door significante

kostenoverschrijdingen (Avotos, 1983). Bijgevolg is het vinden van methoden voor kostenbeheersing

zeer belangrijk in de bouwsector. Verder maakt de bouwsector intensief gebruik van voor- en

nacalculaties. Ze zouden in principe dan ook veel data ter beschikking moeten hebben om grondige

verschillenanalyses uit te voeren, en hebben dus op zijn minst veel potentiële kansen om hieruit te

leren.

Het vervolg van deze masterproef bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel omvat een uitvoerige

literatuurstudie, waarbij in hoofdstuk één het levers of control framework van Simons wordt voorgesteld

met benadrukking van de verschillen tussen diagnostische en interactieve controles. Het tweede

hoofdstuk gaat vervolgens dieper in op de kenmerken van interactieve controlesystemen. Hoofdstuk

drie bestudeert ten slotte de literatuur inzake organisatorisch leren en gaat na welke invloed

interactieve systemen, diagnostische systemen en accounting informatie hierop kunnen hebben. Het

tweede deel van de masterproef behandelt het empirisch onderzoek. Eerst worden de

onderzoeksvragen voorgesteld en wordt de keuze voor de bouwsector als onderzoeksobject nader

toegelicht. Vervolgens worden de methodologie en gegevensverzameling uiteengezet. Daarna worden

de onderzoeksresultaten geanalyseerd en besproken. Tot slot volgt er nog een algemene conclusie en

worden een aantal beperkingen vermeld waaraan dit onderzoek gebonden was, alsook enkele

suggesties voor verder onderzoek.

Page 11: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

3

DEEL 1: THEORETISCH KADER

Hoofdstuk 1: Simons’ levers of control

Een belangrijk werk over de relatie tussen beheerscontrole en strategie, dat bovendien ook de

concepten diagnostische en interactieve controle voor het eerst introduceerde, betreft het levers of

control framework dat Robert Simons in 1994 ontwikkelde. Er wordt hiernaar dan ook dikwijls verwezen

door auteurs uit de literatuur omtrent beheerscontrole.

1.1. Levers of control framework

Figuur 1: Levers of control framework (Bron: Simons, 1994).

Figuur 1 geeft Simons’ framework schematisch weer. De bedrijfsstrategie, die Simons omschrijft als de

manier waarop een bedrijf concurreert en zichzelf positioneert ten opzichte van zijn concurrenten, is het

uitgangspunt van dit model. Op basis hiervan introduceert hij vier constructen die geanalyseerd en

begrepen moeten worden om de bedrijfsstrategie succesvol te kunnen implementeren, namelijk:

kernwaarden, risico’s die vermeden moeten worden, kritische prestatievariabelen en strategische

onzekerheden. Elk van deze constructen wordt gecontroleerd door een afzonderlijk controlesysteem.

Deze systemen hebben allemaal hun eigen rol in de onderneming. Ten eerste zijn er geloofssystemen

(belief systems). Deze worden gebruikt om het personeel te inspireren en hun aandacht te richten op de

Page 12: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

4

zoektocht naar nieuwe opportuniteiten. Ten tweede gebruikt men grenssystemen (boundary systems)

om het personeel te beperken in hun naar opportuniteiten zoekende gedrag. Een derde groep

controlesystemen betreft de diagnostische controlesystemen (diagnostic control systems). Deze

systemen zijn bedoeld om medewerkers te motiveren, te controleren en te belonen voor het bereiken

van specifieke doelstellingen. Tenslotte worden interactieve controlesystemen (interactive control

systems) gebruikt om organisatorisch leren en de totstandkoming van nieuwe ideeën en strategieën te

stimuleren.

1.2. Dynamische krachten

Hoewel de vier controlesystemen een duidelijk van elkaar verschillende functie hebben, is het voor een

effectieve strategie-implementatie noodzakelijk dat er een evenwicht tussen deze controlesystemen

gevonden wordt (Simons, 1994; Tuomela, 2005; Mundy, 2010; Widener, 2007). Meer bepaald wijst

Simons (1994) op drie krachten die in ondernemingen tot spanningen leiden die verzoend moeten

worden om de bedrijfsstrategie effectief te kunnen beheersen. Ten eerste zal men onbeperkte

opportuniteiten moeten afwegen met beperkte aandacht om waarde te kunnen creëren.

Ondernemingen worden tegenwoordig immers geconfronteerd met onbegrensde mogelijkheden, maar

deze kunnen enkel aangegrepen worden door voldoende aandacht van de onderneming. Aandacht is

echter een schaars middel en zal dus verdeeld moeten worden over de vele opportuniteiten die zich

aanbieden. Een tweede evenwicht moet gevonden worden tussen intended strategy en emergent

strategy. Intended strategy wijst op de beoogde strategie die hoge managers formuleren en vervolgens

meedelen aan managers op lagere ondernemingsniveaus. Deze lagere managers worden geacht de

strategieën te implementeren en controlesystemen zullen vervolgens de voortgang meten. Emergent

strategy kan daarentegen opkomen vanuit alle ondernemingsniveaus, doordat medewerkers

opportuniteiten zoeken en creëren. Aangezien intended strategy leren verhindert en emergent stragety

controle verhindert, is een balans tussen beide noodzakelijk om de spanning tussen efficiëntie en

innovatie te managen. Ten derde is ook menselijk gedrag een niet te negeren aspect in ondernemingen.

Op dit vlak zal het vooral belangrijk zijn om de spanning tussen het eigenbelang van de medewerkers en

hun verlangen om bij te dragen te balanceren (Simons, 1994).

1.3. Diagnostische versus interactieve controle

Het is vooral het onderscheid tussen diagnostisch en interactief gebruik dat voor deze studie naar het

gebruik van nacalculatie als controlesysteem van belang is. Veel van het huidige empirisch onderzoek

heeft zich voornamelijk geconcentreerd op de diagnostische rol van accounting, als methode voor het

meten en belonen van managementprestaties (Abernethy & Brownell, 1999). Accounting heeft

Page 13: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

5

nochtans voldoende potentieel om ook interactief bij te dragen in ondernemingen (Burchell et al.,

1980).

Het voornaamste verschil tussen diagnostische en interactieve systemen is het feit dat de eerste groep

controlesystemen de onderneming toelaat om doelstellingen te bereiken zonder voortdurend toezicht

van het management. Managers besteden zelf slechts weinig tijd aan deze controles en zullen enkel

tussenkomen wanneer zich significante afwijkingen voordoen. Interactieve controles daarentegen

vereisen nauwe en regelmatige betrokkenheid van het hoger management, aangezien de strategische

onzekerheden die ze trachten op te sporen voortdurend in beweging zijn (Simons, 1994). Daarnaast

worden de prestaties van managers in een traditioneel diagnostisch controlesysteem gemeten en

getoetst aan vooropgestelde objectieven die afgeleid zijn van de strategie van de onderneming. Op basis

hiervan worden managers daarna bijgestuurd daar waar ze tekort schieten (Bruggeman et al., 2010). Dit

suggereert dat het voor diagnostische controle vereist is dat doelstellingen en strategieën expliciet

genoeg geformuleerd zijn om geschikte maatstaven te kunnen ontwikkelen. Voor interactieve controle

zijn metingen daarentegen juist bedoeld om te leren over de doelstellingen en strategieën (Tuomela,

2005). Of zoals Simons (1994) het formuleert: “diagnostische systemen controleren uitkomsten, terwijl

interactieve systemen focussen op het proces”.

Hoofdstuk 2: Interactieve controlesystemen

Aangezien Simons (1994) van mening is dat enkel interactief gebruik kan leiden tot organisatorisch

leren, wat de essentie is van deze masterproef, is het aangewezen om eerst dieper in te gaan op wat dit

interactief gebruik precies inhoudt.

2.1. Wat is interactieve controle?

Interactieve controlesystemen zijn formele informatiesystemen die hogere managers gebruiken om

zichzelf regelmatig en persoonlijk te betrekken in de beslissingsactiviteiten van ondergeschikten.

Gebaseerd op de unieke strategische onzekerheden die ze waarnemen, gebruiken managers deze

systemen om zoekacties te activeren. Interactieve controlesystemen concentreren de aandacht en

dwingen dialoog af doorheen de organisatie. Ze bieden een kader voor debat en motiveren het

verzamelen van informatie buiten de routinekanalen om. Tijdens bijeenkomsten worden medewerkers

door hun oversten uitgedaagd om elke onvoorziene verandering in hun afdeling te verklaren. Bij het

voorbereiden van deze bijeenkomsten leren deelnemers om een beroep te doen op hun eigen collega’s

en ondergeschikten om hen te helpen met het interpreteren van de wijzigende patronen die de data

onthullen. Doordat medewerkers doorheen de hele onderneming op deze interactieve

controlesystemen reageren door het opstellen van agenda’s om nieuwe informatie en actieplannen te

Page 14: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

6

betwisten en te beoordelen, is de kans groot dat hieruit nieuwe strategische initiatieven zullen ontstaan

(Simons, 1994).

Samengevat komt het er op neer dat aan vier cumulatieve kenmerken voldaan moet zijn opdat een

controlesysteem werkelijk als interactief beschouwd kan worden, namelijk:

Informatie gegenereerd door het systeem is een belangrijk en terugkerend agendapunt

aangesproken door de hoogste niveaus van het management.

Het interactief controlesysteem vereist frequente en regelmatige aandacht van operationele

managers op alle niveaus van de organisatie.

Gegevens gegenereerd door het systeem worden geïnterpreteerd en bediscussieerd in persoonlijke

bijeenkomsten tussen leidinggevenden, ondergeschikten en collega’s.

Het systeem is een katalysator voor het continu betwisten en bediscussiëren van onderliggende

data, assumpties, en actieplannen.

Deze vier taken zijn er dus op gericht om de aandacht van medewerkers op elk niveau van de

onderneming toe te spitsen op strategische onzekerheden. Onzekerheid vloeit voort uit een kloof tussen

de vereiste informatie om een taak uit te voeren en de in de onderneming aanwezige informatie

(Galbraith, 1977). Interactieve controlesystemen zijn met andere woorden bedoeld om informatie te

verzamelen over nieuwe kansen en bedreigingen die ontstaan in de omgeving en die de huidige

bedrijfsstrategie onbruikbaar kunnen maken (Simons, 1994; Bruggeman et al., 2010).

2.2. Keuze van het interactieve controlesysteem

Een interactief systeem is geen uniek type controlesysteem: vele types controlesystemen kunnen

interactief gebruikt worden door managers (Simons, 1994). Wel is het zo dat managers slechts één (of

hoogstens enkele) van hun controlesystemen zullen uitkiezen om interactief te gebruiken. Proberen om

intensief te focussen op te veel beheerscontrolesystemen tegelijkertijd riskeert informatieovervloed,

oppervlakkige analyses, een gebrek aan perspectief en potentiële verlamming (Simons, 1994). Dit is ook

in lijn met het principe van aandacht allocatie uit de psychologie. Daar wordt door Langer (1989) gesteld

dat “ondanks het feit dat we niet bedachtzaam kunnen en willen zijn over alles tegelijk, we wel altijd

bedachtzaam kunnen zijn over iets. De meest belangrijke taak voor elke Chief Executive Officer (CEO),

en voor de rest van ons, is kiezen waarover bedachtzaam te zijn.” (Langer, 1989, p.199). Volgens Cyert

en March (1963) zal zoekgedrag gericht worden op die gebieden waar de onderneming kwetsbaar is.

Deze zones zijn moeilijk om concreet te definiëren, maar in ieder geval gaat het om gebieden die

substantiële delen van de organisatie beïnvloeden, waar leerbehoeften groot zijn, en waar beslissingen

niet-routinematig en ongestructureerd zijn.

Page 15: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

7

Volgens Simons (1994) moet een controlesysteem aan vijf voorwaarden voldoen opdat het in

aanmerking komt om interactief gebruikt te worden door hoge managers, meer bepaald:

Het systeem moet in staat zijn om de aandacht te vestigen op patronen van verandering.

De informatie die erin vervat is moet simpel te begrijpen zijn.

Het systeem moet gebruikt (kunnen) worden door managers op verschillende organisatieniveaus.

Het systeem moet leiden tot gewijzigde actieplannen.

De informatie die door het systeem verzameld wordt moet gerelateerd zijn aan de effecten van

strategische onzekerheden op de bedrijfsstrategie.

2.3. Drijfveren voor de keuze van het interactieve controlesysteem

Verschillende onderzoekers hebben in het verleden al determinanten van het interactief gebruik van

beheerscontrolesystemen aan het licht gebracht. De meest genoemde drijfveren voor de keuze van

managers om een specifiek systeem interactief te gebruiken, betreffen de door de onderneming

gevolgde strategie (Harlez, Rongé & Sarens, 2012; Bisbe & Malagueño, 2009), de strategische

onzekerheden (Harlez et al., 2012; Marginson, 2002; Widener, 2007; Bruining, Bonnet & Wright, 2004),

de karakteristieken van de leden van het topmanagement (Harlez et al., 2012; Naranjo-Gil & Hartmann,

2007), en het niveau van de andere drie levers of control (Ahrens & Chapman, 2004; Collier, 2005;

Tuomela, 2005; Widener, 2007; Mundy, 2010). Deze factoren zullen waarschijnlijk dus mede bepalen of

bedrijven er al dan niet voor kiezen om nacalculatie interactief te gebruiken.

Daarnaast werd door Hofmann et al. (2012) ook al meer specifiek onderzoek gevoerd naar de

determinanten voor het interactief gebruik van budgetten. Op de langere termijnhorizon na is dit

systeem sterk gelijkaardig aan nacalculatie en verschillenanalyse van projecten. Zij constateerden dat

het interactief gebruik van budgetten door topmanagers in belangrijke mate afhangt van

omgevingsfactoren, de organisatiestructuur en het gedrag van individuele organisatieleden. Meer in het

bijzonder blijken competitieve intensiteit, formalisatie, positieve gebruikersattitude, en aanmoedigend

leiderschapsgedrag, positief gerelateerd te zijn aan het interactief gebruik van budgetten.

Marktdynamisme en centralisatie hebben daarentegen een negatief effect. De mate van consensus en

de aanwezigheid van een vertrouwenscultuur bleken, tegen de verwachtingen in, geen significante

invloed uit te oefenen op de mate van interactief gebruik van budgetten.

Page 16: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

8

Hoofdstuk 3: Organisatorisch leren

Voorafgaandelijk aan het bestuderen van de bestaande literatuur betreffende de rol van enerzijds

accounting en anderzijds diagnostisch en interactief gebruik op organisatorisch leren, is het belangrijk

om tot een beter inzicht te komen van wat organisatorisch leren nu precies inhoudt.

3.1. Wat is organisatorisch leren?

Organisatorisch leren werd doorheen de jaren al uitvoerig bestudeerd en verscheidene studies maken

dan ook gebruik van uiteenlopende definities om dit concept te omschrijven. Oorspronkelijk werd

organisatorisch leren voornamelijk gezien als het proces waarmee medewerkers reageren op

veranderingen in de interne en externe bedrijfsomgeving door het opsporen en vervolgens corrigeren

van fouten, om zo de centrale karakteristieken van de onderneming te behouden (Argyris & Schön,

1978). Deze omschrijving is ondertussen geëvolueerd tot “de manieren waarop ondernemingen zich

defensief aanpassen aan de realiteit en kennis gebruiken om de overeenstemming tussen de

onderneming en haar omgeving te verbeteren” (Hedburg, 1981, p.3). Het gaat dus verder dan het louter

corrigeren van fouten, en vergt de verwerving en het gebruik van nieuwe kennis over de onderneming

en haar omgeving.

De in de literatuur veelvuldig geciteerde onderzoekers Chris Argyris en Donald Schön (1978)

onderscheiden bovendien twee niveaus waarop bedrijven kunnen en zouden moeten leren, namelijk

single en double loop leren. Andere vaak gebruikte termen voor diezelfde concepten zijn

aanpassingsleren en generatief leren, geïntroduceerd door Senge (1992). Single loop leren betekent dat

ontdekte fouten en afwijkingen tussen resultaten en bedrijfsstrategie hersteld worden, zonder de

onderliggende waarden en normen van het organisatiesysteem ter discussie te stellen of te veranderen.

Deze vorm van leren betreft dus het vermogen van de onderneming om stabiel te blijven in een

veranderende context. Double loop leren gaat daarentegen een stap verder, door bij de ontdekking van

afwijkingen niet enkel de bepalende variabelen ervan te onderzoeken en te wijzigen, maar daarna ook

de onderliggende waarden en normen aan te passen. Dit betreft dus een herstructurering van

organisatienormen, en meestal ook een herstructurering van de strategieën en veronderstellingen

verbonden aan deze normen (Argyris, 1996). Single loop leren is vooral geschikt voor alledaagse,

routinematige, zich telkens herhalende aangelegenheden. Double loop leren is relevanter voor

complexe, niet-programmeerbare zaken en zorgt ervoor dat de onderneming ook op lange termijn kan

blijven voortbestaan (Argyris, 1996).

Met organisatieleren worden vier constructen geassocieerd, namelijk: kennisverwerving,

informatiedistributie, informatie interpretatie en organisatiegeheugen (Huber, 1991). Het verwerven

Page 17: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

9

van kennis vergt zowel doelbewust zoeken als onopzettelijk opmerken (Huber, 1991). Zoeken impliceert

omgevingsanalyse, gericht zoeken naar oplossingen voor specifieke problemen en prestatiebewaking

(Kloot, 1997). Informatiedistributie betreft het proces waarmee informatie van verschillende bronnen

wordt gedeeld, en bepaalt zowel het optreden als de breedte van organisatieleren (Huber, 1991; Cyert

& Williams, 1993). Door middel van informatie interpretatie wordt betekenis gegeven aan informatie en

komt men tot gedeelde inzichten en conceptuele schema’s (Daft & Weick, 1984). Een verscheidenheid

aan interpretaties maakt organisatorisch leren waarschijnlijker (Huber, 1991; Cyert & Williams, 1993).

Langs de andere kant brengt dit wel het nadeel met zich mee dat het moeilijker wordt om deze sterk

verschillende interpretaties te verzoenen en te komen tot gedeelde inzichten. Dit kan dan weer leiden

tot onenigheid en een kleinere kans op leren (Scapens & Roberts, 1993). Organisatiegeheugen tenslotte

is de wijze waarop kennis wordt opgeslagen voor toekomstig gebruik (Huber, 1991). Om te leren is het

noodzakelijk dat ervaringen behouden en geaccumuleerd worden (Levitt & March, 1988).

Beheerscontrolesystemen kunnen zo ontworpen worden dat ze één of meer van bovenstaande

elementen faciliteren (Kloot, 1997).

Veel ondernemingen hebben echter moeite met (generatief) leren. Senge (1992) beschrijft in zijn boek

over de lerende organisatie zeven fundamentele leerstoornissen die vaak verhinderen dat organisaties

generatief leren.

1. Mensen in een organisatie bekommeren zich vaak enkel om hun eigen positie, waardoor ze te

weinig verantwoordelijkheid voelen voor de resultaten die het gevolg zijn van de wisselwerking

tussen alle posities.

2. Mensen hebben de neiging iets of iemand buiten zichzelf de schuld te geven wanneer er iets

misgaat.

3. Zogenaamd proactief gedrag is dikwijls niet meer dan vermomd reactief gedrag. Als we enkel

ingrijpen wanneer zaken mislopen, zijn we reactief bezig. Van echt proactief gedrag is pas sprake als

we ook beseffen hoe we zelf aan de problemen hebben bijgedragen.

4. Men fixeert zich vaak op gebeurtenissen, waardoor men de achterliggende lange termijnpatronen

van verandering niet ziet en de oorzaken van die patronen niet begrijpt. Het zijn echter niet de

plotselinge gebeurtenissen, maar wel de langzame, geleidelijke processen, die de grootste

bedreigingen vormen.

5. Om deze processen te kunnen zien is het bovendien noodzakelijk dat we niet enkel op de

dramatische, maar ook op de subtiele gebeurtenissen letten.

6. We leren het beste door ervaring, terwijl we de gevolgen van onze belangrijkste beslissingen zelden

direct ervaren.

Page 18: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

10

7. Vaak zijn (management)teams vooral bezig met hun eigen grondgebied veilig te stellen. Juist dat

proces houdt nieuwe inzichten die we als bedreigend ervaren tegen.

Daarnaast blijkt uit de vele literatuur over de lerende organisatie dat ook de organisatiestructuur en

organisatiecultuur het leren in belangrijke mate kunnen ondersteunen of net tegenwerken. Zo is een

minder gestructureerde en bureaucratische organisatievorm bevorderlijk om generatief te leren

(Coopey, 1995). Lerende organisaties zijn meestal minder hiërarchisch, met plattere structuren en dus

minder bestuurlijke niveaus en posities (Bartlett & Ghoshal, 1993; Coopey, 1995). Wat de bedrijfscultuur

betreft zal de lerende organisatie veel belang hechten aan waarden die leren aanmoedigen, openheid,

en de manier van interactie en gegevensuitwisseling. Waarden zijn ideeën die mensen en organisaties

drijven, ze geven zin aan gedrag (Van Den Broeck, 1994). Ook openheid is belangrijk. Om te kunnen

leren is het immers noodzakelijk dat men open en eerlijk communiceert over belangrijke onderwerpen.

Bovendien zal men open tegenover zichzelf moeten zijn en het eigen denken steeds kritisch moeten

beoordelen (Van Den Broeck, 1994; Senge, 1992). De manier van interactie heeft tenslotte ook een

belangrijke impact op het leervermogen van de onderneming (Van Den Broeck, 1994). Interactie bestaat

uit twee dimensies die in combinatie vier soorten interactie definiëren. De eerste dimensie heeft te

maken met systeemgericht versus elementgericht interageren. Bij systeemgerichte interactie gaat men

op zoek naar oplossingen die voor de totaliteit van de onderneming bevorderlijk werken, omdat men wil

dat het geheel beter wordt van de beslissingen. Bij elementgerichte interactie daarentegen primeert het

eigenbelang en wil men vooral voordeel halen uit de beslissingen. De tweede dimensie handelt over

“samen” versus “tegen” gedrag. “Samen” betekent dat men niet tegen elkaar ingaat en respect heeft

voor elkaars referentiekader, terwijl “tegen” inhoudt dat de meningen verschillen en men daarenboven

elkaars referentiekader verwerpt (Van Den Broeck, 1994). Figuur 2 geeft de vier interactievormen die op

deze manier ontstaan schematisch weer. Vooral kritisch opbouwende (systeemgericht-tegen) en

samenwerkende (systeemgericht-samen) interactie leiden tot leren, doordat deze houdingen zorgen

voor een vertrouwensrelatie tussen de coalitiepartners. Compromis (elementgericht-samen) en

uitbuitende (elementgericht-tegen) interactie leiden daarentegen tot politisering en zorgen op termijn

voor ernstige structurele problemen (Van Den Broeck, 1994).

Page 19: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

11

Figuur 2: Interactievormen (Bron: Van Den Broeck, 1994).

3.2. Interactieve controle en organisatorisch leren

De door Argyris en Schön (1978) geïntroduceerde niveaus van leren kunnen ook gekoppeld worden aan

de problematiek van diagnostisch versus interactief gebruik van beheerscontrolesystemen. De definities

van single en double loop leren vertonen immers sterke gelijkenis met de omschrijvingen die Simons

(1994) geeft aan diagnostische en interactieve controlesystemen. Door te stellen dat single loop leren

een proces binnen de gewenste grenzen houdt en double loop leren leidt tot de invraagstelling van de

basis waarop strategieën gebouwd zijn, geeft Simons (1994) aan dat hij single loop leren eerder

associeert met diagnostische controles, terwijl double loop leren gefaciliteerd wordt door interactieve

controles. Dit standpunt verdedigt hij door te stellen dat interactieve controles met zich meebrengen

dat topmanagers zichzelf regelmatig persoonlijk betrekken in de beslissingsactiviteiten van

ondergeschikten. Ze sturen daarbij boodschappen uit naar de hele onderneming ten einde de aandacht

toe te spitsen op strategische onzekerheden. Derhalve wordt druk uitgeoefend op managers op alle

ondernemingsniveaus en worden informatieverzameling, voortdurende dialoog en discussie

aangemoedigd. Doordat medewerkers doorheen de hele onderneming hierdoor aandachtiger zijn voor

en reageren op gepercipieerde bedreigingen en kansen, duiken nieuwe ideeën op, ontstaan nieuwe

strategieën en wordt (double loop) organisatorisch leren gestimuleerd.

Andere onderzoekers hebben er echter op gewezen dat interactief gebruik ook een aantal negatieve

gevolgen met zich meebrengt. Meerdere studies vermelden bijvoorbeeld dat de ontwikkeling van een

op interactie gebaseerd systeem een dure procedure is, aangezien een substantieel deel van de

schaarse tijd van hogere managers aan persoonlijke bijeenkomsten en discussies zal moeten besteed

Page 20: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

12

worden (Widener, 2007; Henri, 2006; Tuomela; 2005; Abernethy & Brownell, 1999; Hofmann et al.,

2012). Daarnaast is het niet uitgesloten dat het vastleggen van nieuwe op informatie gebaseerde

interacties private kennis of handelingen van medewerkers onthult. Dit kan enige weerstand tegen

verandering teweegbrengen (Vaivio, 2004; Tuomela, 2005; Epstein & Manzoni, 1997). Ook een te

regelmatige interventie van hogere managers zou weerstand kunnen veroorzaken, aangezien op die

manier de autonomie van medewerkers kan ingeperkt worden en groepsconsensusvorming mogelijk

vervangen wordt door hiërarchische richtlijnen (Bonner et al., 2002). Een derde vaak aangehaald nadeel

betreft de mogelijke impact van de introductie van interactieve controlesystemen op het gedrag van

managers (Chenhall, 2003). Er kan bijvoorbeeld meer stress op het werk ontstaan (Shields, Deng & Kato,

2000).

Gezien er dus zowel voor- als nadelen aan interactieve controles verbonden zijn, is het niet zo

verwonderlijk dat verschillende studies tot uiteenlopende conclusies komen over het al dan niet bestaan

van een positief effect van deze systemen op organisatorisch leren. Sommigen beamen Simons’ theorie

van een positief effect (e.g. Ferreira & Otley, 2009; Burchell et al., 1980; Mikes, 2009; Abernethy &

Brownell, 1999; Henri, 2006; Kloot, 1997). Anderen concluderen daarentegen dat dit positieve effect

niet significant is (e.g. Windener, 2007) of vinden zelfs een negatief effect terug in hun onderzoek (e.g.

Bonner et al., 2002).

Een van de potentiële oorzaken van de tegenstrijdige resultaten is het feit dat het construct “interactief

gebruik” nog steeds niet eenduidig gedefinieerd is, maar eerder een vaag concept blijft in de literatuur

(Tessier & Otley, 2012; Ahrens & Chapman, 2004; Bisbe, Batista-Foguet & Chenhall, 2007; Ferreira &

Otley, 2009). In plaats van een enkele definitie te geven die de exacte betekenis van het concept ten

volle beschrijft, typeert Simons interactief gebruik eerder door het opsommen van een reeks

eigenschappen (Bisbe et al., 2007). Er is daardoor veel verwarring en onduidelijkheid over wat het

concept “interactief gebruik” nu precies inhoudt. Verschillende onderzoekers die na Simons kwamen

maakten in hun studies dan ook gebruik van verschillende meetinstrumenten voor dit concept (Harlez et

al., 2012). Dit kan leiden tot vertekende of verkeerd geïnterpreteerde resultaten, en maakt een

vergelijking tussen verschillende studies bovendien onbetrouwbaar. Een aantal onderzoekers heeft

daarom gepoogd hier meer duidelijkheid in te scheppen door Simons’ framework gedeeltelijk te

herwerken en/of uit te breiden (e.g. Tessier & Otley, 2012; Bisbe et al., 2007), maar een volledig

eenduidige definitie is er nog steeds niet ontwikkeld.

Page 21: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

13

3.3. De invloed van diagnostische controle op de relatie tussen interactieve

controle en organisatorisch leren

Een tweede mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige resultaten wordt gegeven door een aantal van

bovenstaande studies die geen (direct) effect vaststelden van interactief gebruik op organisatieleren. De

mate waarin interactieve controle impact heeft op leren, zou omwille van complementaire effecten

afhangen van de wisselwerking tussen dit systeem en het diagnostisch systeem.

Zoals in sectie 1.2 al werd aangegeven, zijn er dynamische krachten aanwezig tussen beide

controlesystemen. Dit betekent dat het interessant kan zijn om niet enkel te focussen op de verschillen,

maar ook de spanning en wisselwerking tussen de twee systemen nader te bestuderen. Steeds meer

studies geven het belang aan van het gelijktijdig implementeren van tegengestelde controlesystemen

zoals diagnostische en interactieve systemen (e.g. Chenhall & Morris, 1995; Henri, 2006; Lewis, Welsh,

Dehler & Green, 2002; Sheremata, 2000; Ylinen & Gullkvist, 2013). De wisselwerking tussen beide kan

immers potentieel aanleiding geven tot complementaire effecten en op die manier innovativiteit en

prestaties bevorderen (Bisbe & Otley, 2004; Ylinen & Gullkvist, 2013). Henri (2006) geeft hier in zijn

studie naar de effecten van het gezamenlijke gebruik van diagnostische en interactieve

prestatiemeetsystemen op strategische ondernemingscapaciteiten een aantal verklaringen voor. Zo

zorgt de dynamische spanning die gecreëerd wordt door het gebalanceerd gebruik er volgens hem voor

dat de positieve effecten van interactief gebruik daadwerkelijk bereikt worden. Onvoldoende

diagnostische controles die grenzen stellen en effectiviteitskwesties benadrukken, kunnen immers tot

gevolg hebben dat de potentiële voordelen van interactief gebruik verdwijnen door een gebrek aan

richting, verspilde energie en een verstoring van de continuïteit (Cameron, 1986; Chenhall & Morris,

1995; Ylinen & Gullkvist, 2013). Anderzijds mogen de diagnostische controles evenmin te buitensporig

zijn, want dit kan leiden tot stagnatie, een gebrek aan energie en een afnemende moraal (Cameron,

1986; Chenhall & Morris, 1995). Daarnaast stelt Henri dat de positieve effecten van interactief gebruik

ook toenemen dankzij de gecreëerde dynamische spanning. De combinatie van interactieve en

diagnostische systemen versterkt immers het optreden van conflicten en spanningen (Henri, 2006). En

steeds meer onderzoek in de conflictliteratuur suggereert dat dit een gunstig effect kan hebben op de

bedrijfsprestaties, doordat conflict en spanning dialoog bevorderen, creativiteit stimuleren en de

aandacht van de onderneming focussen (Amason, 1996; Tjosvold, 1997; DeDreu & Van de Vliert, 1991;

VanSlyke, 1999).

Wat het effect op organisatorisch leren in het bijzonder betreft, vond Henri (2006) in zijn studie

eveneens een significant positieve invloed van dit gebalanceerd gebruik van diagnostische en

Page 22: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

14

interactieve controlesystemen. Er moet hierbij wel opgemerkt worden dat dit significante effect enkel

gevonden werd voor ondernemingen die flexibele waarden in plaats van controlewaarden centraal

stellen en bedrijven met een onzekere bedrijfsomgeving. Widener (2007) komt tot gelijkaardige

resultaten. Zij stelde vast dat interactief gebruik van prestatiemeetsystemen geen directe invloed heeft

op organisatorisch leren. Wel krijgt ze bevestiging voor haar hypothese dat de nadruk die bedrijven

leggen op het interactief gebruik van prestatiemeetsystemen, positief gerelateerd is aan de nadruk die

ze leggen op het diagnostisch gebruik ervan. Gezien dit diagnostische gebruik van

prestatiemeetsystemen wel een significant effect op organisatorisch leren bleek te hebben, komt

Widener dus wel tot de conclusie dat interactief gebruik een indirecte invloed heeft op organisatorisch

leren, via de impact op het diagnostisch controlesysteem. Ook Widener komt met andere woorden tot

de conclusie dat beide controlesystemen elkaar versterken en dat het gelijktijdig gebruik ervan positief

is voor het leervermogen van ondernemingen.

3.4. Accounting informatie en organisatorisch leren

In studies die het belang van accounting informatie voor organisatorisch leren onderzoeken zijn de

meningen, net zoals het geval was in de studies naar de impact van interactieve controlesystemen,

nogal verdeeld. Hoewel sommigen besluiten dat accounting duidelijk een positieve rol kan spelen (e.g.

Boland & Pondy, 1983; Ahrens & Chapman, 2007; Van der Veeken & Wouters, 2002; Hall, 2010; Simons,

1990; Wouters & Verdaasdonk, 2002), komen anderen juist tot de conclusie dat er vooral veel nadelen

verbonden zijn aan het gebruik van accountingsystemen (e.g. Johnson & Kaplan, 1987; Rockart &

DeLong, 1988; Dent, 1990; Hedberg & Jöhnsson, 1978).

Accounting is een van de voornaamste formele sets van symbolen beschikbaar voor organisatieleden

om hun ervaringen te ordenen en te interpreteren (Boland & Pondy, 1983). Een tweede voordeel van

het gebruik van accounting informatie is de hulp die het managers kan bieden in het ontwikkelen van

kennis over de werkomgeving. Accounting biedt niet alleen een globaal kwantitatief perspectief op hun

werk, maar maakt via haar aggregerende eigenschappen ook die activiteiten zichtbaar die in de

dagelijkse bezigheden van de manager niet waarneembaar zijn, en evenmin te verwerven zijn via andere

bronnen (Hall, 2010). Het accountingproces wijst immers financiële cijfers toe aan een variëteit van

operationele factoren, waarna deze cijfers gecombineerd en vergeleken kunnen worden. Dit helpt

managers analyseren waartoe de verscheidenheid aan operationele activiteiten leidt, en

vergemakkelijkt het beoordelen van trade offs tussen de verschillende factoren (Simons, 1994; Van der

Veeken & Wouters, 2002; Wouters & Verdaasdonk, 2002; Hall, 2010). Daarnaast heeft accounting

informatie een belangrijke rol als gemeenschappelijke financiële taal om de communicatie tussen

Page 23: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

15

managers met een verschillende achtergrond, kennis en ervaring te vergemakkelijken (Ahrens &

Chapman, 2007; Simons, 1990; Hall, 2010).

Toch zijn het voornamelijk de nadelen van accountingsystemen die in literatuurstudies dikwijls

benadrukt worden. Zo wordt regelmatig aangehaald dat ze veel relevante signalen onderdrukken die

fundamentele problemen of een noodzaak tot verandering aan het licht kunnen brengen (Hedberg &

Jöhnsson, 1978; Argyris, 1996). Dit komt onder meer doordat accountingsystemen meestal beslissen

welke gegevens uit de massa aan prikkels binnen en buiten de onderneming wel en niet worden

gemeten. Daardoor gaan bedrijven hun omgeving vanuit een bepaald subjectief perspectief analyseren

en worden zienswijzen beperkt tot diegenen die overduidelijk blijken uit de gegevens die ze beschikbaar

maken (Dent, 1990). Als de beschikbare data te beperkt zijn, zullen strategieën dus mogelijk te

kortzichtig zijn. Als de gegevens daarentegen te ruim of flexibel zijn, is de kans reëel dat opmerkelijke

feiten niet ontdekt worden (Rockart & DeLong, 1988). Ook zijn de beschikbare financiële gegevens

meestal te laat, te geaggregeerd en te sterk vertekend (Johnson & Kaplan, 1987). Verder werd er al

herhaaldelijk op gewezen dat accountingsystemen vaak vooral gericht zijn op het stabiliseren van de

onderneming door het wegfilteren van conflicten, onduidelijkheden, onzekerheden en dergelijke

(Hedberg & Jöhnsson, 1978). Nochtans werd in sectie 3.3. reeds duidelijk dat deze destabiliserende

factoren leiden tot dialoog, creativiteit, focus (Amason, 1996; Tjosvold, 1997; DeDreu, 1997; VanSlyke,

1999), en ze bijgevolg ook het leren van de onderneming stimuleren.

Gezien de vele voor-en nadelen die aan accountingsystemen kunnen verbonden zijn, is het duidelijk dat

het gebruik van accounting informatie leren zowel kan bevorderen als verhinderen (Ouksel, Mihavics &

Chalos, 1997), afhankelijk van de manier waarop het systeem wordt gebruikt. Zo zullen (te) complexe

accountingsystemen bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat net die onzekerheden waarvan managers zich

absoluut bewust moeten zijn, beperkt of gecamoufleerd worden, en dat het vermogen om fouten te

detecteren en te corrigeren wordt uitgeschakeld. Accountingsystemen moeten dus zodanig ontworpen

zijn dat de informatie die eruit voortvloeit eenvoudig begrepen kan worden door managers, zodat ze

voldoende vertrouwen kunnen hebben in hun begrip ervan (Hall 2010). Een tweede fenomeen dat leren

kan verhinderen betreft een hiërarchisch gebruik van accountingcontroles. Dit kan, door het stimuleren

van conformiteit en vervormde communicatie en het zichtbaar maken van activiteiten, nefast zijn voor

het delen en integreren van marktkennis, wat nochtans noodzakelijk is voor het succesvol formuleren en

implementeren van strategie. Deze nadelen kunnen echter vermeden worden door gebruik te maken

van vergaderingen. Deze bieden een alternatieve vorm van aansprakelijkheid, die de spanning tussen

accounting en strategie mogelijk oplost of tenminste verkleint (Roberts, 1990). Verder is het voor het

oplossen van problemen en om te leren bevorderlijk dat accountingrapporten op regelmatige

Page 24: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

16

tijdstippen mondeling besproken en bediscussieerd worden. Dit zal veel effectiever zijn dan het louter

periodiek opsturen van deze rapporten (als geschreven documenten) naar het hoger management

(Simon, Guetzkow, Kozmetsky & Tyndall, 1954; Hall, 2010). Studies tonen aan dat dit ook de manier is

die leidinggevenden zelf verkiezen voor het gebruik van accounting informatie in hun werk (Simon et al.,

1954; Hall, 2010). De verklaring hiervoor is volgens Hall (2010) te vinden in het feit dat mondelinge

communicatie managers toelaat om de accounting data af te stemmen op specifieke operationele

noden (Ahrens, 1997), en een context biedt om te debatteren en discussiëren over de betekenissen en

implicaties van de data. Hall suggereert hiermee dus eigenlijk dat Simons’ theorie over de positieve

invloed die interactief gebruik van beheerscontrolesystemen heeft op ondernemingen, waarschijnlijk

ook stand houdt wanneer accounting het specifieke controlesysteem is dat interactief gebruikt wordt.

Tenslotte kan nog opgemerkt worden dat accounting nog belangrijker wordt om te leren wanneer de

onderneming zich in een onzekere omgeving bevindt. Accounting kan dan de rol aannemen van een

leermachine waaaruit probalistische conclusies getrokken worden, om op die manier de onzekerheid te

helpen verminderen (Chapmann, 1997; Earl & Hopwood, 1986).

Page 25: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

17

DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK

Hoofdstuk 4: Formuleren van de onderzoeksvragen

Het eigenlijke doel van deze masterproef bestaat erin na te gaan wat het effect is van het interactief

gebruik van de gegevens verkregen uit nacalculatie op organisatorisch leren in bouwbedrijven. Meer

specifiek zal onderzocht worden waarom sommige bouwbedrijven hieruit leren en anderen niet, hoe

deze eerste groep hieruit precies leert en wat de gevolgen zijn van het feit dat ze leren. Daarnaast

worden de constructen “interactief gebruik van nacalculatie” en “leren uit nacalculatie” gedefinieerd en

wordt ook nagegaan in welke mate interactief en diagnostisch gebruik van nacalculatie informatie

samen voorkomen in bouwbedrijven.

Zoals hierboven vermeld, concentreert deze studie zich specifiek op de bouwindustrie. Elk van de vier

cases werd dan ook uitgevoerd in firma’s uit deze sector. De keuze voor een dergelijke context wordt

verduidelijkt in het eerste deel van dit hoofdstuk.

Het tweede deel van het hoofdstuk richt zich op het formuleren van een hypothese in verband met de

hoofdonderzoeksvraag, en het verwoorden van de deelvragen waarin deze hoofdonderzoeksvraag kan

onderverdeeld worden.

4.1. Keuze van de context: de bouwsector

In mijn onderzoek maak ik gebruik van cases in vier Vlaamse bouwfirma’s. Deze sector lijkt mij bijzonder

geschikt als studieobject aangezien er enkele specifieke eigenschappen aan verbonden zijn, namelijk: (1)

de bouwindustrie is een projectomgeving, (2) de sector wordt gekenmerkt door grote

kostenoverschrijdingen, en (3) bouwfirma’s maken intensief gebruik van voor-en nacalculatie. Een

bijkomende reden om voor de bouwsector te kiezen, is het feit dat er slechts weinig bestaande

accountingstudies zijn die het belang van beheerscontrolesystemen in projectomgevingen onderzocht

hebben (Chenhall, 2008).

4.1.1. Projectomgeving

De bouwindustrie is één van de sectoren die voornamelijk op projectbasis werkt. Het

beheerscontroleproces van projecten verschilt op meerdere vlakken van dat van continue/doorlopende

activiteiten (Anthony & Govindarajan, 2003):

Page 26: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

18

Een project heeft meestal slechts een enkele doelstelling. Deze betreft het produceren van een

bevredigend product, binnen een bepaalde tijd, en tegen een optimale kost. De tijdshorizon is het

einde van het project.

Het succes of falen van projecten wordt in bedrijven dan ook voornamelijk gemeten op basis van de

prestaties op vlak van kwaliteit, tijd (planning), en kosten (De Wit, 1988). Daarnaast zijn ook

factoren die betrekking hebben op de prestaties van de projectleider, de prestaties van teamleden,

en omgevingsfactoren, kritische succesfactoren van projecten (Belassi & Tukel, 1996).

De organisatiestructuur verschilt van deze in een gewone onderneming. Het betreft steeds een

tijdelijk team waarbij de teamleden twee superieuren hebben: de projectmanager en de manager

van het functionele departement waartoe de projectleden permanent behoren.

Het milieu heeft een grote invloed doordat bouwprojecten buiten plaatsvinden en dus onderhevig

zijn aan het klimaat en andere geografische omstandigheden. Ook worden de meeste werknemers

en middelen naar de werf gebracht.

Naast de controle die uitgeoefend wordt door de (bouw)firma die het werk uitvoert zelf, heeft ook

de opdrachtgever zijn controleverantwoordelijkheden. Vaak zal hij daarom zijn eigen

controlesysteem naar het project brengen. Dit moet ervoor zorgen dat hem voldoende relevante

informatie verstrekt wordt. Ook de specifieke vorm van de contractuele relatie heeft een belangrijke

impact op de beheerscontrole van zowel de aannemer als de opdrachtgever. Bij contracten met een

vaste prijs verbindt de aannemer zich ertoe om het opgegeven werk tegen een vastgelegde datum

en vastgelegde prijs te voltooien. Een tweede vaak voorkomende contractvorm is deze waarin de

opdrachtgever ermee instemt om een redelijke vergoeding te betalen voor de gemaakte kosten, en

om daarbovenop nog een winst uit te betalen aan de aannemer. Dit soort contracten wordt vooral

gebruikt wanneer omvang, tijdsschema en kosten van het project vooraf niet betrouwbaar kunnen

ingeschat worden.

Kostenramingen voor projecten zijn meestal minder accuraat dan deze voor gefabriceerde

producten. Dit komt omdat nieuwe projecten vaak substantieel verschillen van voorgaande

projecten en dus minder gestandaardiseerd zijn. Kosteninformatie verzameld uit gelijkaardige

projecten is daarom minder bruikbaar als basis voor vergelijking. Bovendien weet niemand wat er

effectief gaat gebeuren in de toekomst, wat betekent dat men in de planningsfase van het project

rekening moet houden met twee soorten onbekenden. Enerzijds zijn er de “bekende onbekenden”,

dit zijn schattingen van de kosten van activiteiten waarvan men weet dat ze zich gaan voordoen,

maar waarvan men de precieze bedragen nog niet kent. Binnen zekere grenzen kan men deze

kosten wel ramen op basis van vorige ervaringen. Anderzijds zijn er ook activiteiten waarvan men

Page 27: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

19

niet weet dat ze zullen plaatsvinden, de zogenaamde “onbekende onbekenden”. Hun kosten kan

men dus uiteraard op geen enkele manier vooraf schatten.

Tenslotte is het typerend voor projecten dat de plannen regelmatig (en drastisch) veranderen.

Er is een groeiende hoeveelheid bewijs dat projecten veel potentieel hebben om bij te dragen tot het

lange termijnsucces van ondernemingen, wanneer over deze projecten systematisch wordt

gereflecteerd (DeFillipi, 2001). Een formele evaluatie van een project zou moeten leiden tot het

verwerven van kennis die de onderneming in staat stelt om de prestaties van volgende projecten te

verbeteren (Von Zedtwitz, 2002; Anthony & Govindarajan, 2003). In de praktijk blijken de meeste

projectevaluaties echter voornamelijk gericht op het detecteren en corrigeren van fouten. Wanneer het

daarbij blijft en men dus niet verder op zoek gaat naar de oorzaken van deze fouten is er enkel sprake

van single loop leren (Argyris & Schön, 1978) en mist de betrokken onderneming veel kansen om de

reeds in de onderneming aanwezige informatie te gebruiken voor verbetering (von Zedtwitz, 2002; Love

& Smith, 2003; Kululanga & Kuotcha, 2008). Met andere woorden, de meeste bedrijven hebben nog

geen gestructureerde aanpak ontwikkeld om te leren uit afgeronde projecten (Von Zedtwitz, 2002;

Kululanga & Kuotcha, 2008). Ook studies die zich meer specifiek op bouwondernemingen toeleggen,

komen tot de vaststelling dat deze bedrijven te weinig leren uit hun vorige projecten om het in de

toekomst beter te doen (Love & Smith, 2003; Kululanga & Kuotcha, 2008; Soibelman et al., 2003).

Er worden in de literatuur verschillende redenen genoemd voor de moeilijkheden die ondernemingen

ondervinden met het systematisch leren uit projecten:

Projecten zijn van voorbijgaande aard, waardoor de druk heel groot is om snel door te gaan met het

volgende project en zich dus niet bezig te houden met het analyseren van het verleden (von

Zedtwitz, 2002; Kotnour, 1999).

Het succes van een project kan pas geëvalueerd worden wanneer er voldoende tijd is verstreken om

de meting van de werkelijke kosten en baten ervan mogelijk te maken. Dit kan soms jaren duren

(Anthony & Govindarajan, 2003).

Aangezien individuele projecten substantieel verschillen van elkaar, heerst overigens de overtuiging

dat het moeilijk of zelfs onmogelijk is om ervaringen uit specifieke projecten te veralgemenen zodat

ze gebruikt kunnen worden om toekomstige projecten beter te laten verlopen (von Zedtwitz, 2002).

Als geen actie kan genomen worden op basis van de bevindingen uit een projectevaluatie, heeft

deze evaluatie uiteraard weinig zin (Anthony & Govindarajan, 2003).

Page 28: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

20

4.1.2. Kostenoverschrijdingen

Door de toenemende grootte en complexiteit van moderne bouwprojecten ervaart de bouwsector grote

kostenoverschrijdingen, die er soms zelfs toe geleid hebben dat projecten moesten worden opgegeven

of dat op zijn minst hun winstgevendheid sterk werd aangetast. (Avotos, 1983). Zo leert een onderzoek

van Flyvbjerg (2003) onder 258 grote infrastructuurprojecten wereldwijd, dat de gemiddelde

kostenoverschrijding van een project 28% bedraagt. Volgens Flyvbjerg (2003) heeft 9 op de 10

infrastructuurprojecten te kampen met kostenoverschrijdingen. Hij constateert bovendien dat de

kostenoverschrijdingen van bouwprojecten de afgelopen 70 jaar niet zijn afgenomen. Dit alles maakt

duidelijk dat kostenbeheersing zeer belangrijk is in de bouwsector en bijgevolg is het bijzonder

interessant om de rol van accounting specifiek voor deze industrie te bestuderen. Bovendien stellen

Baloi & Price (2003) dat verschillende factoren de kosten van bouwprojecten significant beïnvloeden

vanaf de planningsfase tot de projectvoltooiing. Sommige van die factoren zijn specifiek verwant aan het

bedrijf en kunnen dus beheerst worden. Andere zijn echter sterk gerelateerd aan de socio-culturele,

economische, technologische en politieke omgeving waarin bouwfirma’s opereren. De efficiëntie en

effectiviteit hangen dan ook in sterke mate af van de manier waarop managers de externe

projectomgeving scannen, kritische factoren identificeren en hun onderneming hieraan aanpassen

(Baloi & Price, 2003).

Wel moet hierbij opgemerkt worden dat kostenoverschrijdingen niet noodzakelijk betekenen dat de

werkelijke kosten tijdens het project te hoog zijn opgelopen. Een even waarschijnlijke verklaring voor

deze kostenoverschrijding is dat de gebudgetteerde kosten te laag werden ingeschat. Het budget is

immers op zijn best een schatting van wat de kosten zouden moeten geweest zijn, op basis van de

informatie die beschikbaar was op het moment dat dit budget werd opgesteld. Daarenboven worden

deze cijfers geschat door mensen, en zijn ze dus gedeeltelijk gebaseerd op subjectieve oordelen en

veronderstellingen (Anthony & Govindarajan, 2003).

4.1.3. Intensief gebruik van voor- en nacalculatie

Nacalculatie en de bijhorende verschillenanalyse waarop deze masterproef zich concentreert zijn zeer

belangrijk in de bouwsector. Aangezien hun opdrachten op projectbasis verlopen, maken ze immers

intensief gebruik van voor-en nacalculatie. Ze zouden in principe dan ook veel data ter beschikking

moeten hebben om grondige verschillenanalyses uit te voeren. Ze hebben dus op zijn minst veel

potentiële kansen om hieruit te leren. Bovendien zal zoekgedrag volgens Cyert en March (1963) gericht

worden op die gebieden waar de onderneming kwetsbaar is. Het gaat hier om gebieden die substantiële

delen van de organisatie beïnvloeden, waar leerbehoeften groot zijn, en waar beslissingen niet-

routinematig en ongestructureerd zijn. Aangezien kostenraming in de bouwsector momenteel

gekenmerkt wordt door hoge kostenoverschrijdingen (Avotos, 1983), en kostenraming moeilijk is omdat

Page 29: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

21

niemand weet wat er effectief gaat gebeuren in de toekomst (Anthony & Govindarajan, 2003), kan

gesteld worden dat leren uit kosten en dus nacalculatie van cruciaal belang is voor bouwfirma’s. Er kan

daarom verwacht worden dat de nacalculatie in deze sector door veel bedrijven interactief gebruikt

wordt. Ik ga er dan ook van uit dat ik door mijn focus op deze sector tot uitgebreide en leerrijke

onderzoeksresultaten zal komen.

4.2. Onderzoeksvragen en bijbehorende deelvragen

De onderzoeksvragen van deze masterproef luiden als volgt:

Hoofdonderzoeksvraag:

“Wat is het effect van het interactief gebruik van nacalculatie op organisatorisch leren in

bouwbedrijven?”

Nacalculatie wordt vooral gezien als een diagnostisch controlemiddel met de primaire focus op het

behalen van kritische prestatie-indicatoren. Volgens Simons (1994) kan echter elk controlesysteem ook

interactief gebruikt worden om te leren over de onzekere omgeving. De voorwaarde is wel dat het

systeem data genereert die de medewerkers in de organisatie ertoe aanzet om zich los te maken van

(te) nauwe zoekroutines.

Op enkele uitzonderingen na (Widener, 2007; Bonner et al., 2002), blijkt uit bovenstaande

literatuurstudie dat het merendeel van de onderzoekers met Simons (1994) akkoord gaat dat het

interactief gebruik van beheerscontrolesystemen wel degelijk leidt tot organisatorisch leren. Aangezien

nacalculatie een specifiek onderdeel is van beheerscontrole, kom ik dan ook tot de volgende hypothese:

“Het interactief gebruik van nacalculatie heeft een positief effect op organisatorisch leren in

bouwbedrijven”

Met andere woorden, bouwbedrijven waarvan het management nauw betrokken is bij de nacalculatie

en van deze gegevens in sterke mate gebruik maakt om met medewerkers te discussiëren over de

veranderende omgeving, worden verondersteld hieruit te leren. Het omgekeerde zou moeten gelden

voor bedrijven waarin dit interactief gebruik eerder laag is en nacalculatie dus louter dient om

gerapporteerd te worden of eventueel om de prestaties van het personeel te beoordelen.

Page 30: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

22

Op basis van de voorafgaande literatuurstudie kom ik bovendien tot volgende vier deelvragen:

1. “Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te

leren?”

Met deze eerste vraag probeer ik vooral om het construct “interactief gebruik van nacalculatie” te

begrijpen. Het construct “interactief gebruik” op zichzelf heeft al tot heel wat verwarring en

onduidelijkheid geleid. Zoals sectie 3.2 aantoont is dit begrip tot op heden immers nog steeds niet

eenduidig gedefinieerd. Verschillende onderzoekers maken bijgevolg gebruik van uiteenlopende

instrumenten wanneer zij het construct “interactief gebruik” van (specifieke) beheerscontrolesystemen

willen meten als variabele voor kwantitatieve studies. Aangezien zelfs het ruime concept van

“interactief gebruik” nog steeds verwarrend en vaag is, is het niet verwonderlijk dat het construct

“interactief gebruik van nacalculatie” eveneens nog geen duidelijke omschrijving kent. Door case studie

onderzoek ga ik de betekenis van dit construct proberen achterhalen. Dit op zichzelf is dus reeds een

bijdrage van deze masterproef.

2. “Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

Deze deelvraag beoogt bovenal na te gaan wat het construct “leren uit nacalculatie” precies inhoudt. Er

wordt ook gezocht naar mediërende variabelen die zouden kunnen verklaren waarom interactief

gebruik van nacalculatie leidt tot leren. Verwante vragen die ook bij deze deelvraag komen kijken zijn

onder meer op welke vlakken bouwbedrijven kunnen leren uit nacalculatie en wie er precies leert.

Daarnaast zullen tijdens de interviews mogelijk gevolgen van leren uit nacalculatie ontdekt worden. Hoe

meer positieve gevolgen leren uit interactief gebruik van nacalculatie met zich meebrengt, hoe

belangrijker het wordt dat bouwfirma’s zich hier in de toekomst sterker op gaan toeleggen.

3. “Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief

gebruik van nacalculatie?”

Aan de hand van deze vraag tracht ik de variabelen te ontdekken die de impact van het interactief

gebruik van nacalculatie op organisatorisch leren modereren. De theorie van de lerende organisatie

geeft immers aan dat er verschillende factoren zijn die het leren kunnen ondersteunen of net

verhinderen. Er kan dan ook verwacht worden dat de vraag of een bepaalde bouwfirma al dan niet in

staat is om te leren uit het interactief gebruik van nacalculatie, waarschijnlijk onder meer zal afhangen

van de mate waarin deze factoren van toepassing zijn op de betrokken bouwfirma. Daarnaast

suggereert de literatuur dat bouwfirma’s, omwille van hun specifieke sectoreigenschappen, nog een

aantal andere leermoeilijkheden kunnen ervaren. De analyse van de cases zal dus duidelijk moeten

maken of de modererende variabelen voor organisatorisch leren uit de literatuur, ook van toepassing

Page 31: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

23

zijn op leren uit interactief gebruik van nacalculatie door bouwbedrijven. En of er in deze bedrijven

eventueel nog andere, sectorspecifieke, modererende variabelen aanwezig zijn.

4. “In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op

organisatorisch leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Deze laatste vraag beoogt te onderzoeken in welke mate interactief en diagnostisch gebruik samen

voorkomen. In de literatuur inzake de wisselwerking tussen beide systemen is er immers sprake van

complementaire positieve effecten via de spanning die hun gelijktijdig gebruik veroorzaakt in de

onderneming (Henri, 2006). Het zou dan ook kunnen dat er meer geleerd wordt uit interactief gebruik

van nacalculatie-informatie als de nacalculatie eveneens diagnostisch gebruikt wordt. De dynamische

spanning die ontstaat door het gelijktijdige gebruik van diagnostische en interactieve controles zorgt er

volgens Henri (2006) immers voor dat de positieve effecten van interactief gebruik daadwerkelijk

bereikt worden, en dat deze effecten bovendien nog versterkt worden. Het is dus interessant om te

onderzoeken in welke mate de onderzoeksresultaten van Henri stand houden wanneer niet

prestatiemeetsystemen, maar wel nacalculatie, het onderzochte controlesysteem is, en of de

bevindingen eveneens in een bouwomgeving kunnen vastgesteld worden.

Hoofdstuk 5: Methodologie en gegevensverzameling

5.1. Case studie onderzoek

In deze masterproef wordt gebruik gemaakt van case studie onderzoek. Het belang van het verzamelen

van empirische gegevens in de praktijk voor de voortgang van management accounting onderzoek

wordt benadrukt door Kaplan (1986). Hij stelt dat er al veel oproepen geweest zijn om case studies uit te

voeren die accounting in de praktijk bestuderen, om op die manier rijke beschrijvingen van concrete

situaties te verwerven. Bovendien zijn kwantitatieve methodes enkel geschikt wanneer concepten een

bepaald niveau van maturiteit hebben bereikt (Bisbe et al., 2007; Morse, Hupcey & Mitcham, 1996).

Zoals uit de literatuurstudie blijkt, is het centrale thema van deze masterproef, interactief gebruik,

echter nog steeds niet eenduidig gedefinieerd. (Tessier & Otley, 2012; Ahrens & Chapman, 2004; Bisbe

et al., 2007; Ferreira & Otley, 2009; Harlez et al., 2012). Ook dit verantwoordt de keuze voor kwalitatief

onderzoek als methode in deze masterproef.

Gezien er in de literatuur nog maar weinig bekend is over waarom, hoe en wat bouwbedrijven leren uit

interactief gebruik van nacalculatie, is mijn case studie naar de onderverdelingen van Kaplan (1986)

vooral exploratief van aard. Anderzijds zijn er op sommige gebieden wel raakvlakken met vorige studies.

In de mate dat deze masterproef zich gedeeltelijk op de suggesties van deze studies kan baseren als

Page 32: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

24

uitgangspunt voor het eigen onderzoek, zal deze case studie de bestaande theorie ook verder verfijnen

of uitbreiden.

In kwalitatief onderzoek is het aanbevolen om meer dan één case studie uit te voeren, aangezien

meerdere cases ook meer informatie opleveren. Bovendien komt het onderzoeken van meerdere cases

de validiteit van het onderzoek ten goede (Boeije, 2005). Daarom wordt in dit onderzoek gebruik

gemaakt van een multiple case design. Er zullen diepte-interviews afgenomen worden in vier

bouwbedrijven waarvan men kan verwachten dat ze elk op een andere manier bezig zijn met het leren

uit interactief gebruik van nacalculatie. Er zullen tussen de verscheidene bedrijven immers verschillen

zijn in de manier waarop en intensiteit waarmee nacalculatie interactief gebruikt wordt, en hoe men

hier zelf tegenover staat. Bovendien is de kans reëel dat het zelfs binnen de bedrijven niet allemaal zo

eenduidig is. Verschillende medewerkers hebben mogelijk verschillende visies over het belang van

interactief gebruik van nacalculatie voor organisatieleren, en daarnaast zal er vroeger waarschijnlijk

minder interactief gebruik geweest zijn dan nu het geval is binnen de ondernemingen. Dit is echter niet

noodzakelijk een probleem, maar kan integendeel juist voor meer genuanceerde informatie zorgen, wat

uiteindelijk in meer verfijnde inzichten zal resulteren. Bij het uitvoeren van meerdere case studies is de

kans ook groter dat er zowel bouwfirma’s geselecteerd zijn waar het interactief gebruik van nacalculatie

hoog is, als bedrijven die hiermee juist helemaal niet zo intensief bezig zijn. Dit laat toe om in de hoog-

interactieve bedrijven te ontdekken hoe nacalculatie precies op een interactieve manier gebruikt wordt

en wat hieruit geleerd wordt. Van de laag-interactieve bedrijven kan dan weer veel geleerd worden door

te peilen naar de redenen waarom het niet gebeurt en wat de gevolgen daarvan zijn.

5.2. Selectie van de cases

Het vinden van bereidwillige bouwfirma’s bleek geen sinecure. Ik heb in totaal een tiental bedrijven via

mail gecontacteerd, in de hoop uiteindelijk toch tot minstens drie geïnteresseerde bedrijven te komen.

De gecontacteerde bedrijven kende ik van naam of werden mij gesuggereerd door kennissen.

Uiteindelijk ben ik erin geslaagd om met vier bouwfirma’s een afspraak vast te leggen.

Ik had in mijn mails ook steeds al een aantal specifieke personen vermeld waarmee ik in de bereidwillige

firma’s hoopte te kunnen spreken.

In interactieve systemen staat het opsporen van strategische onzekerheden en opportuniteiten door

een hoge betrokkenheid van het topmanagement centraal. Daarom was het voor dit onderzoek

aangewezen om interviews te houden met personen die een hogere managementfunctie uitoefenen

binnen de onderneming. Gezien de CEO het hoogst mogelijke managementniveau omvat, leek een

gesprek met deze persoon zeker aangeraden. De CEO is in de meeste gevallen ook rechtstreeks

Page 33: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

25

betrokken bij de strategische planning. Er kan dus verondersteld worden dat hij of zij een goed overzicht

heeft over de volledige onderneming, haar externe omgeving, de strategische onzekerheden en kansen,

en de mate en manier van leren. Ook andere leden van het directieteam konden echter geschikte

respondenten zijn, namelijk indien zij voor hun functie specifiek met strategie en organisatorisch leren

bezig zijn. Meer specifiek voor bouwfirma’s geldt bovendien dat de informatie over verschillen tussen

gebudgetteerde en werkelijke kosten, cruciaal is voor het beheren van projecten door senior managers.

Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor vele projecten, en gebruiken die informatie om kennis te

verwerven over de projecten die dreigen verkeerd te lopen (Van der Veeken & Wouters, 2002). Dit was

nog een extra motivatie om een aantal hogere managers te proberen interviewen.

Anderzijds was het wenselijk om ook steeds een persoon verantwoordelijk voor de nacalculatie in de

interviews te betrekken. Deze persoon is gezien zijn functie immers goed op de hoogte van de specifieke

calculatiemethode binnen het bedrijf. Ook kan hij meer vertellen over de mate waarin en manier

waarop over zijn rapporten gediscussieerd wordt, en of het hoger management op dit vlak voldoende

betrokkenheid vertoont.

Het ondervragen van projectmanagers leek voor deze studie minder opportuun, gezien uit de literatuur

blijkt dat deze personen voornamelijk gebruik maken van actiegerichte vaardigheden en observatie (Van

der Veeken & Wouters, 2002). Ze plannen het gebruik van apparatuur, werknemers, onderaannemers

en materialen. Daarnaast zijn ze vaak druk in de weer met het regelen van zaken via de telefoon en met

het spreken met de werkmannen, opdrachtgevers en bezorgde buurtbewoners. De nadruk van de

controle ligt bij hen op het vermijden van vertragingen van het project. Het analytisch gebruik van

accounting informatie tijdens de uitvoering van projecten is volgens de literatuur dus eerder zeldzaam

bij projectmanagers (Van der Veeken & Wouters, 2002).

5.3. Gehanteerde onderzoekstechnieken

De interviews verliepen op basis van een vooraf opgestelde semigestructureerde vragenlijst, die terug te

vinden is in bijlage 1. Op die manier had ik een zekere basis om op terug te vallen, en werden

belangrijke onderwerpen niet over het hoofd gezien. Anderzijds liet deze manier van werken mij toch

voldoende ruimte om bijkomende vragen te stellen wanneer ik op bepaalde antwoorden graag wat

dieper inging. De interviews werden gehouden via persoonlijke gesprekken in de kantoren van de

betrokken respondenten. Deze gesprekken werden, in het geval er hiervoor toestemming was van de

respondenten, opgenomen met een recorder. Op die manier moest ik mij tijdens de interviews niet

bezighouden met het zo snel en accuraat mogelijk noteren van alle antwoorden, waardoor ik mij beter

kon concentreren op de conversatie zelf. Daarenboven was het door deze manier van werken niet nodig

om al onmiddellijk te selecteren wat wel of niet belangrijk leek om te noteren.

Page 34: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

26

Hoofdstuk 6: Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk worden de behandelde cases besproken. Met de antwoorden die de verschillende

bouwfirma’s op de interviewvragen hebben gegeven als uitgangspunt, wordt een cross-case analyse per

onderzoeksdeelvraag uitgevoerd. Tenslotte volgt nog een discussie, waarbij de onderzoeksresultaten

vergeleken worden met de verwachtingen op basis van de literatuur.

6.1. Presentatie van de cases

In bijlage 2 tot bijlage 5 zijn de tijdens interviews verkregen antwoorden per bouwfirma in detail

genotuleerd. Hierbij worden de antwoorden, in de mate dat dit mogelijk is, ingedeeld bij die

onderzoeksdeelvraag waarop zij het beste een antwoord bieden. Op die manier zit er immers al een

zekere ordening in de antwoordblokken per bouwfirma. Dit vergemakkelijkt het analyseren van deze

gegevens en het trekken van conclusies eruit in de cross-case analyse.

6.2. Cross-case analyse

6.2.1. Onderzoeksdeelvraag 1

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

Uit de interviews van die bouwfirma’s die hun nacalculatie effectief interactief gebruiken, kan afgeleid

worden dat de verschillende dimensies van dit interactief gebruik in de onderscheiden firma’s een vrij

gelijkaardig patroon vertonen. De verschillende vergaderingen en betrokkenen die deel uitmaken van

dit interactief gebruik van nacalculatie, worden schematisch weergegeven in figuur 3.

Page 35: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

27

Figuur 3: Vergaderingen en betrokkenen bij interactief gebruik van nacalculatie.

Nog voor het project van start gaat vindt al een vorm van communicatie plaats tussen verschillende

afdelingen, namelijk de calculatie en de uitvoering. De calculatiedienst maakt eerst de voorcalculatie en

draagt het project daarna tijdens een overdrachtsvergadering over aan de uitvoering. Deze vergadering

heeft volgende doeleinden:

De uitvoering kan nakijken of ze het wel eens zijn met de redeneringen gemaakt door de calculatie.

Onduidelijkheden (in redenering, berekeningen, …) worden toegelicht door de calculatie, zodat de

uitvoering de gemaakte keuzes beter begrijpt.

In sommige bouwfirma’s moet de projectleider de voorcalculatie bovendien ook goedkeuren

voordat hij het project aanvaardt, zodat deze budgetten zijn kritieke prestatie-indicatoren worden.

Eens de werf opgestart is, worden op regelmatige basis (meestal maandelijks of wekelijks) een

nacalculatie en een financieel rapport/budgetcontrole gegenereerd. Dit gebeurt ofwel in eerste

instantie door de verantwoordelijke projectleider zelf, ofwel onmiddellijk door de

budgetverantwoordelijke of de boekhouding. Het rapport omvat een vergelijking van de werkelijk

gemaakte kosten van de uitgevoerde activiteiten in die controleperiode met het vooropgestelde budget.

Page 36: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

28

Zo komt men uiteindelijk tot de winst of het verlies van die controleperiode, en krijgt men ook zicht op

het tussentijds resultaat.

Na elke controleperiode vindt eveneens een vergadering plaats met deze rapporten als uitgangspunt.

Hierbij is enerzijds de projectleider of budgetverantwoordelijke aanwezig (of beide), en anderzijds de

(technische) directie. Tijdens deze vergadering bestudeert en bespreekt men wat er in die periode

gewonnen of verloren is op de verschillende kostensoorten, en dient de projectleider hiervoor

verklaringen te geven. Hij is immers de eindverantwoordelijke van het project, en via de nacalculatie

vergaderingen is het voor de directie mogelijk om hem verantwoording te laten afleggen voor

gebeurtenissen op de werf.

Daarnaast wordt ook steeds een vergadering gehouden na voltooiing van een project. Deze vergadering

wordt voorbereid door de projectleider of boekhouding. De betrokkenen bij deze vergadering zijn weer

de projectleider, de budgetverantwoordelijke, en de directie. Soms is ook de calculatiedienst aanwezig,

of wordt het rapport van de vergadering achteraf naar hen teruggekoppeld. Wanneer een werf mooi

binnen de geraamde marge is gebleven, en ook geen al te extreme tussentijdse pieken en dalen heeft

gekend, is er geen probleem. In het andere geval gaat men op dit moment eens terugkijken naar het

verleden, en probeert men alsnog de oorzaken te achterhalen van bepaalde problemen.

In tabel 1 wordt schematisch weergegeven hoe het construct “interactief gebruik van nacalculatie” op

basis van bovenstaande bevindingen precies kan gedefinieerd worden.

Interactief gebruik van nacalculatie =

Persoonlijke bijeenkomsten (vergaderingen)

Op regelmatige basis (maandelijks, wekelijks, …)

Tussen verschillende afdelingen en hiërarchische niveaus (inclusief de directie)

Waarbij de projectleider verantwoording dient af te leggen over het resultaat van zijn werf

Waarbij de nacalculatie gegevens uitvoerig geanalyseerd en bediscussieerd worden

Tabel 1: Construct “interactief gebruik van nacalculatie”.

Page 37: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

29

6.2.2. Onderzoeksdeelvraag 2

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

A. Construct “leren uit nacalculatie”

In figuur 4 wordt schematisch weergegeven hoe het construct “leren uit nacalculatie” op basis van

bovenstaande bevindingen precies kan gedefinieerd worden.

Figuur 4: Construct “leren uit nacalculatie”.

Leren uit nacalculatie behelst eigenlijk twee afzonderlijke leermomenten, die elk een verschillend

verloop en oogmerk hebben.

1. Leren tijdens het project:

Bouwfirma’s delen hun bouwkosten meestal op in een aantal grote posten, waaronder:

onderaannemers en leveranciers, het materiaalverbruik, de manuren, en de algemene

werfinrichting. Tijdens de vergaderingen over de nacalculatie worden de afwijkingen tussen budget

en resultaat voor elk van die posten en de verschillende onderdelen waaruit ze bestaan, in detail

geanalyseerd en besproken. Op die manier probeert men te ontdekken wat de oorzaken van de

afwijkingen en problemen zijn. Eens de oorzaak van een probleem gevonden is, wordt overlegd

welke stappen genomen moeten worden:

Als het gaat om een taak die slechts één keer moest uitgevoerd worden op de betrokken werf,

dan is dit probleem niet meer op te lossen. In dit geval houdt de discussie hierbij op, en wordt

het leerproces dus eigenlijk vroegtijdig gestopt.

Gaat het daarentegen om een probleem vastgesteld bij repetitief werk, dan kan men het

huidige project nog tijdig bijsturen. In dit geval bedenkt men een oplossing voor het probleem

en worden acties ondernomen.

Page 38: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

30

2. Leren na het project:

Op de vergaderingen over de nacalculatie van een voltooid project, wordt normaal niet veel meer

ontdekt. Als men na het project nog operationele problemen van een bepaalde werf ontdekt, is het

immers te laat om er nog iets aan te doen. Ontdekkingen gedaan tijdens het project worden nu

echter nog eens opnieuw besproken. Sommige problemen die men toen heeft ontdekt en al dan

niet nog tijdig heeft kunnen oplossen, zijn immers structurele problemen. Dit betekent dus dat het

gaat om kwesties die ook voor toekomstige werven van belang zullen zijn. In dit geval worden

hiervoor duurzame oplossingen gezocht. Deze acties moeten ervoor zorgen dat het probleem in de

toekomst wordt vermeden.

B. Op welke vlakken kunnen bouwbedrijven leren uit nacalculatie? En wat zijn de gevolgen van het

leren uit nacalculatie?

Deze beide vragen kunnen eigenlijk samen behandeld worden. Bouwfirma’s kunnen op verschillende

vlakken leren uit nacalculatie, en de acties die op basis van deze leerdomeinen worden genomen

hebben elk hun specifieke implicaties voor de bedrijfsstrategie. Deze onmiddellijke gevolgen hebben op

hun beurt een belangrijke weerslag op de productkwaliteit, klantentevredenheid, en projectkosten van

de onderneming. Dit leidt dan weer tot hogere marges of een toename van het aantal binnengehaalde

projecten, wat uiteindelijk resulteert in een hogere bedrijfswinst. De verschillende leerdomeinen en hun

onmiddellijke en uiteindelijke gevolgen worden schematisch weergegeven in tabel 2.

Tabel 2: Leerdomeinen in nacalculatie en hun implicaties (voor de bedrijfsstrategie).

Page 39: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

31

Men kan ontdekken dat bepaalde activiteiten, materialen of systemen omwille van

kostenoverwegingen (te hoge prijzen of te tijdrovend) niet langer optimaal zijn.

GEVOLG: men zal op zoek gaan naar betere alternatieven. Dit doet niet enkel de kosten dalen, maar

kan tevens leiden tot een hogere productkwaliteit of een hogere producttevredenheid bij klanten.

De bespreking van de nacalculatie kan ook leren op welke vlakken er verbeteringen mogelijk of

noodzakelijk zijn betreffende de planning van werven. Planning is immers steeds rechtstreeks

evenredig met de kosten, gezien heel wat bouwkosten termijn gebonden zijn.

GEVOLG: een betere planning kan ertoe leiden dat men in toekomstige projecten minder uitloopt

qua benodigde termijn, waardoor dus ook de totale kosten van het project lager zullen zijn.

De nacalculatie kan gebruikt worden om bepaalde bedrijven of mensen te beoordelen:

o Leveranciers en onderaannemers: op basis van bepaalde kosten, afwijkingen tussen budget

en werkelijkheid, en opmerkingen van de projectleider, kunnen tijdens de vergaderingen

over de nacalculatie conclusies getrokken worden over de mate waarin bepaalde

onderaannemers en leveranciers hun contractuele afspraken (omtrent prijzen, kwaliteit,

timing en deadlines, …) nakomen.

GEVOLG: er kan beslist worden om aan bepaalde onderaannemers en leveranciers in de

toekomst de eerste voorkeur te geven, alsook om een aantal anderen niet langer te

contracteren.

o Arbeiders: door het bestuderen van rendementsverliezen door overschrijdingen van het

budget aan manuren, wordt soms ontdekt dat bepaalde ploegen systematisch te traag

werken.

GEVOLG: er kan beslist worden om maatregelen te nemen om de productiviteit van

ondermaats presterende arbeiders te verhogen.

o Projectleiders: het al dan niet behalen van (uitzonderlijk) goede resultaten op een project

kan een indicatie zijn van de capaciteiten van de verantwoordelijke projectleider. Ook of hij

op de hoogte is van het reilen en zeilen op zijn werf wordt tijdens de discussies met de

directie vaak al snel duidelijk. De projectleider geeft tijdens de vergaderingen ook uitleg

over problemen waarop hij tijdens de werf is gestoten, en hoe hij deze heeft aangepakt.

Hieruit kan eveneens veel afgeleid worden betreffende zijn capaciteiten.

GEVOLG: Er kan beslist worden om de beste projectleiders extra te belonen aan de hand van

een bonus, alsook om ondermaats presterende projectleiders hierop aan te spreken.

Daarnaast zal men in de toekomst vaak de moeilijkere projecten toewijzen aan de betere

projectleiders.

Page 40: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

32

De nacalculatie geeft, zeker wanneer deze op geconsolideerd niveau wordt bekeken, een beeld van

de winstgevendheid van de verschillende producten/marktsegmenten van de bouwfirma.

GEVOLG: men kan beslissen om minder interessante producten/marktsegmenten af te stoten, en

zich meer te gaan toeleggen op die producten/marktsegmenten die voor hen het meest

winstgevend zijn.

Uit de nacalculatie kan blijken dat de huidige voorcalculatie niet (langer) correct is. Aanpassingen

kunnen nodig zijn omwille van verschillende redenen:

o De huidige normen zijn niet langer up-to-date (vooral door gewijzigde marktprijzen).

o Het budget blijkt in praktijk niet haalbaar te zijn, of bevat juist te veel onnodige speling.

o De voorcalculatie bevat fouten (vb. cijfers die niet correct of niet op de juiste plaats werden

ingevoerd, bedragen die verkeerd berekend werden, …)

GEVOLG: door de nodige aanpassingen te doen zal men voor toekomstige projecten een

realistischere voorcalculatie kunnen maken. Aangezien de marge bepaald wordt op basis van de

geraamde kosten van een project, is het voor het behalen van voldoende winst belangrijk dat men

deze kosten niet onderschat. Ook een overschatting van de kosten is echter nefast, gezien men na

het toerekenen van de marge dan tot een hogere prijs voor de klant komt. Hierdoor zullen minder

aanbestedingen of projecten voor eindklanten binnengehaald worden.

C. Mediërende variabelen die zouden kunnen verklaren waarom interactief gebruik van nacalculatie

leidt tot leren

Uit het bestuderen van de cases werden een aantal variabelen ontdekt die zouden kunnen verklaren

waarom interactief gebruik van nacalculatie leidt tot leren. Deze mediërende variabelen worden in

figuur 5 schematisch voorgesteld.

Figuur 5: Mediërende variabelen in de relatie tussen interactief gebruik van nacalculatie en

organisatorisch leren in bouwfirma’s.

Page 41: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

33

Het interactief gebruik van nacalculatie zorgt voor de aanwezigheid van procedures, waardoor het

leren minder vrijblijvend is. Men wordt immers verplicht tijd vrij te maken om op vaste tijdstippen

nacalculatie rapporten op te stellen, te analyseren, en te bediscussiëren. Ook wordt men op die

manier verplicht om na te denken over mogelijke oorzaken van ontdekte problemen, in plaats van

deze louter tijdelijk op te lossen zonder stil te staan bij de grondoorzaak.

Interactief gebruik zorgt ervoor dat de nacalculatie op regelmatige tijdstippen wordt bestudeerd en

besproken. Dit levert meer leerzame informatie op dan wanneer men dit slechts één of enkele

keren per jaar zou doen. In dat geval zijn de oorzaken van in de nacalculatie ontdekte afwijkingen

immers heel moeilijk nog te achterhalen op het moment van de bespreking. De bewuste

gebeurtenissen hebben zich dan al te lang geleden voorgedaan, waardoor men het zich vaak niet

meer herinnert. Daarnaast krijgt men dankzij frequente besprekingen ook sneller en vaker een

tussentijds beeld van waar een werf financieel waarschijnlijk zal eindigen. Dit leidt ertoe dat men

sterker gemotiveerd is om op zoek te gaan naar de oorzaken van en oplossingen voor op de werf

aanwezige problemen, gezien men in dit geval nog tijdig kan ingrijpen.

Zonder interactief gebruik is enkel de boekhouding/budgetverantwoordelijke bezig met de analyse

van de nacalculatie cijfers. Zij werken nagenoeg constant op kantoor en hebben dus weinig voeling

met de werf. Door interactief gebruik worden echter ook de projectverantwoordelijke en de

technische directie bij de nacalculatie betrokken. Zij hebben veel meer technische kennis en

ervaring met werven, en bekijken de in de nacalculatie ontdekte problemen dus vanuit een andere

invalshoek. Hierdoor is de kans veel groter dat er effectief oorzaken en oplossingen gevonden

worden voor vastgestelde afwijkingen tussen budget en resultaat.

Interactief gebruik van nacalculatie is een vorm van controle, wat belangrijk is om te vermijden dat

medewerkers nonchalant gaan werken. Tijdens deze vergaderingen zal de directie immers al snel

zien of de verschillende betrokkenen hun taken wel naar behoren uitvoeren. Zo zal onder meer

duidelijk worden of de nacalculatie rapporten wel goed werden opgesteld door de boekhouding of

budgetverantwoordelijke. Doordat ze weten dat er maatstaven zijn, zullen zij beter hun best doen

om de rapporten zo foutloos en gedetailleerd mogelijk op te stellen. Indien men over betere

rapporten beschikt (met meer informatie), zijn er meer mogelijkheden om uit die rapporten te

leren. Daarnaast moet ook de verantwoordelijke projectleider tijdens de nacalculatie vergaderingen

verantwoording afleggen voor de door hem genomen beslissingen op de werf. Hierdoor wordt meer

druk op hem gezet om steeds na te denken over wat de meest optimale beslissing is, alsook om de

tijdens de vergaderingen gevonden oplossingen voor problemen effectief te implementeren. Ook in

zijn geval is dus duidelijk dat de kans dat geleerd zal worden, een stuk groter is indien dergelijke

controle aanwezig is.

Page 42: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

34

D. Wie leert er precies uit het interactief gebruik van nacalculatie?

De mate waarin er geleerd wordt uit de discussies omtrent nacalculatie, is voor de verscheidene

betrokkenen bij deze discussies weergegeven in figuur 6.

Figuur 6: Wie leert uit nacalculatie vergaderingen?

In eerste instantie is het voornamelijk de directie die veel leert uit deze gesprekken. Zij zijn zelf niet

vaak op de werven aanwezig. Bijgevolg is de regelmatige bespreking van de nacalculatie tijdens het

project, voor hen de ideale manier om toch zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van wat zich op

de werven afspeelt. Zo kunnen ze niet enkel voldoende controle uitoefenen op de

verantwoordelijke projectleider, maar is het ook mogelijk te ontdekken hoe men nog tijdig kan

ingrijpen wanneer het op een werf dreigt mis te lopen. De vergaderingen die plaatsvinden na

voltooiing van een project zijn eveneens leerrijk voor de directie. Dan wordt immers bekeken hoe

het bedrijf in de toekomst beter kan presteren door nu bepaalde acties te ondernemen. Dit is voor

de directie heel belangrijk, gezien het hun bevoegdheid en taak is om (strategische) beslissingen te

nemen naar de toekomst toe.

De projectleider zelf leert ook uit de nacalculatie vergaderingen. Ontdekkingen in de nacalculatie

leiden immers tot nieuwe richtlijnen die hij vanaf nu moet volgen. Dit vraagt dus aanpassingen in

het van hem verwachte gedrag. Hij moet vanaf dan namelijk bepaalde werken op een andere

manier gaan doen, meer aandacht hebben voor bepaalde zaken, … Daarnaast leert hij ook om vaker

zelf oplossingen te bedenken wanneer problemen opduiken op zijn werf. Aangezien de projectleider

vooral een cruciale rol speelt voor het snel aanpakken van operationele problemen die zich op de

werf voordoen, kan geconcludeerd worden dat hij vooral leert tijdens het project. Toch menen een

aantal van de geïnterviewde respondenten dat projectleiders vaak niet zullen toegeven dat ze leren

Page 43: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

35

uit de periodieke budgetcontroles. Ze gaan immers beweren dat ze de ontdekte problemen zelf wel

al doorhadden. Anderzijds kan wel gesteld worden dat de budgetcontrole vergaderingen er dan op

zijn minst toch voor zorgen dat voor de bewuste problemen ook effectief oplossingen worden

gezocht en geïmplementeerd door de projectleider. Gezien er eigenlijk pas echt sprake is van leren

wanneer verbeteringsmogelijkheden ook leiden tot oplossingen en acties, kan besloten worden dat

een projectleider wel degelijk leert uit de nacalculatie en de besprekingen erover.

De budgetverantwoordelijke of de boekhouding zijn in de meeste gevallen bij de verschillende

vergaderingen betrokken, maar echt veel leren zij hier niet uit. Hun taak is immers louter om te

berekenen en te rapporteren. De ontdekkingen uit de nacalculatie hebben dus weinig impact op hun

activiteiten of gedrag. Ze hebben ook niet de technische kennis of bevoegdheid om de door hen

berekende afwijkingen zelf te interpreteren of te beoordelen.

De calculatieafdeling is steeds ofwel zelf aanwezig bij de vergaderingen na het project, ofwel

worden zij hierover achteraf gerapporteerd. Zij leren op welke vlakken ze bij het ramen van de

kosten verkeerd redeneerden, en hoe ze in de toekomst een correctere voorcalculatie kunnen

maken.

6.2.3. Onderzoeksdeelvraag 3

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

Uit de analyse van de cases konden een aantal variabelen worden afgeleid die het leren uit interactief

gebruik van nacalculatie kunnen faciliteren of net verhinderen. Figuur 7 geeft een overzicht van deze

modererende variabelen.

Figuur 7: Modererende variabelen voor de impact van het interactief

gebruik van nacalculatie op organisatorisch leren in bouwfirma’s.

Page 44: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

36

Mate waarin de nacalculatie vergaderingen systematisch verlopen: er zijn andere zaken die in

bouwfirma’s steeds prioriteit krijgen op budgetcontroles en de bespreking ervan (vb.

bouwtechnische moeilijkheden of ongevallen op de werf). Het is dus mogelijk dat bij een gebrek aan

tijd, de vergaderingen wel plaatsvinden op de hiervoor voorziene tijdstippen, maar dat de

voorgeschreven procedures niet goed gevolgd worden. Bijgevolg wordt aan bepaalde (belangrijke)

stappen in deze vergaderingen te weinig aandacht besteed, waardoor leeropportuniteiten verloren

gaan.

Kwaliteit van de nacalculatie op zich: het nacalculatierapport zelf vormt uiteraard het uitgangspunt

voor de besprekingen. Als die nacalculatie niet goed is opgesteld (verkeerd ingevoerde cijfers, foute

berekeningen, te weinig gedetailleerde informatie, …), dan beperkt dit dus ook de mogelijkheden

om eruit te leren. Oorzaken voor het ontbreken van een goed werkend nacalculatiesysteem kunnen

zijn:

o Gebrek aan budget voor het ontwikkelen en implementeren van een goed werkend

nacalculatiesysteem (vooral een probleem in kleinere, familiale bedrijven).

o Bedrijven die heel veel winst maken, hebben minder nood aan nacalculatie. Pas wanneer

men het moeilijk krijgt, wordt meer aandacht besteed aan het vinden van methoden voor

het drukken van de kosten. Hiervoor is een goed calculatiesysteem uiteraard een vereiste.

o Bouwfirma’s die veel aan zwartwerk doen willen geen gedetailleerde boekhouding, want

dan kan de fiscus dat gemakkelijker ontdekken.

o Sommige bouwbedrijven werken geregeld in tijdelijke verenigingen: ze richten dan met

twee à drie aannemers een tijdelijk bedrijf op om een bepaald project uit te voeren, en het

werk wordt verdeeld. Het kan dan zijn dat één van de partners de taak krijgt om de

nacalculatie of budgetcontrole te doen. Gezien de methode die de partner hiervoor gebruikt

altijd volledig anders is dan het eigen systeem, duurt het behoorlijk lang vooraleer men het

systeem van de partner gewoon is en weet wat de waarheid is achter die cijfers. Daarnaast

is het ook mogelijk dat de partner de budgetcontrole slecht of zelfs helemaal niet doet. In

dat geval moet de firma het dus stellen met die gebrekkige nacalculatie.

Mate van gelijkheid tussen verschillende projecten: hoe meer een bouwfirma projecten uitvoert die

veel gelijkaardige acties vergen als vorige projecten, hoe meer er kan geleerd worden uit het

analyseren en bespreken van de nacalculatie van vorige projecten.

Mate van repetitief werk in een project: hoe groter het aantal keer dat eenzelfde of gelijkaardige

actie moet uitgevoerd worden in een bepaald project, hoe meer er kan geleerd worden uit de

analyse en bespreking van hoe die actie de eerste keer is verlopen.

Page 45: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

37

Ervaring van de projectleider en technische directie: hoe meer technische kennis en ervaring met

werven zij hebben, hoe beter hun inzicht, en hoe sneller en makkelijker ze tot goede oplossingen

zullen komen voor in de nacalculatie ontdekte problemen.

Betrokkenheid en kwaliteit van de projectleider: om oplossingen te vinden voor in de nacalculatie

ontdekte problemen, moet men eerst de grondoorzaken van deze problemen kennen. Gezien de

projectleider de primaire verantwoordelijke is voor het project en er dus het beste van op de hoogte

is, is men voor de leermogelijkheden tijdens de vergaderingen in belangrijke mate afhankelijk van de

informatie die hij verschaft.

Bedrijfscultuur: om organisatieleren in bouwfirma’s mogelijk te maken is het cruciaal dat er een

cultuur heerst die leren aanmoedigt, en waar openheid geapprecieerd wordt. Bij een gebrek aan

dergelijke cultuur zullen medewerkers absoluut willen vermijden dat ontdekte afwijkingen tussen

budget en werkelijkheid door de directie beschouwd worden als hun fout. Daarom zal men zoveel

mogelijk afwijkingen en problemen proberen verbergen tijdens de nacalculatie vergaderingen.

Bovendien zal men bij het zoeken naar verklaringen voor ontdekte afwijkingen, de schuld op andere

medewerkers of afdelingen proberen afschuiven. Op die manier wordt uiteraard niets geleerd.

6.2.4. Onderzoeksdeelvraag 4

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Bij deze vraag moet vooreerst opgemerkt worden dat interactief gebruik van nacalculatie op zichzelf al

een zekere mate van diagnostische controle inhoudt voor bouwfirma’s. Want in elke case waar

nacalculatie interactief werd gebruikt, moest de projectleider tijdens de nacalculatie vergaderingen aan

de directie verantwoording afleggen voor ontdekte afwijkingen tussen budget en resultaat. Als hij geen

verklaringen kan geven voor deze afwijkingen, of de verklaring voor de afwijkingen is te vinden in door

hem gemaakte fouten, zal hij hierop terechtgewezen worden door de directie. Op die manier wordt de

projectleider dus steeds deels geëvalueerd op basis van de nacalculatie. Alleen is aan deze evaluatie niet

in alle bouwfirma’s meteen ook een beloningssysteem gekoppeld.

Deze laatste deelvraag betreft bijgevolg voornamelijk de vraag of het invoeren van een

beloningssysteem (wat eigen is aan diagnostische controle) op basis van de nacalculatie informatie, het

leren uit deze informatie al dan niet aanmoedigt. Het antwoord op deze vraag kan uit de analyse van de

cases niet eenduidig afgeleid worden. Er kan immers geconcludeerd worden dat diagnostisch gebruik

van nacalculatie zowel een positieve als negatieve impact kan hebben op het leren uit het interactief

gebruik ervan. Het gaat hier dan vooral over het al dan niet toekennen van bonussen aan projectleiders,

Page 46: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

38

wanneer zij op een bepaald project betere resultaten halen dan wat men op basis van de voorcalculatie

kon verwachten.

De stellingname dat er minder geleerd zou worden wanneer nacalculatie ook als beloningsmiddel wordt

gebruikt, wordt ondersteund door volgende argumenten:

De projectleider gaat zich volledig concentreren op die normen die deel uitmaken van het

beloningssysteem. Hij zal zich nog nauwelijks inzetten voor niet geëvalueerde aandachtspunten, die

voor het bedrijf nochtans eveneens heel belangrijk kunnen zijn (vb. productkwaliteit,

klantentevredenheid, …). Er zal in dit geval minder geleerd worden. De informatie waarvoor de

projectleider zich openstelt, zal immers te eng geconcentreerd zijn op de prestatie-indicatoren. Er

zal dus weinig of geen energie besteed worden aan problemen of verbeteringsmogelijkheden van

andere aspecten op de werf.

Het invoeren van dergelijk systeem zou een gevoel van onrechtvaardigheid teweegbrengen bij de

medewerkers die op deze manier beloond worden. Het goed of slecht presteren van een werf is

immers zelden de schuld of verdienste van één persoon (de projectleider). De behaalde resultaten

zijn daarentegen afhankelijk van de inspanningen van de hele organisatie, alsook van allerlei

randvoorwaarden waarover de projectleider geen controle kan uitoefenen. Daarnaast is het vaak zo

dat de beste projectleiders en ploegen ook de moeilijkste projecten toegewezen krijgen, wat

uiteraard de kans op zeer goede resultaten op die werven beperkt. Dit onrechtvaardigheidsgevoel

kan ertoe leiden dat uit de nacalculatie minder wordt geleerd dan zonder dit beloningssysteem het

geval zou zijn. De kans is namelijk groot dat de projectleider, in de nacalculatie rapporten of op de

vergaderingen erover, allerlei bestaande problemen gaat proberen verbergen. Hij zal bij een verlies

makende werf bovendien vooral proberen bewijzen dat er te weinig gerekend werd door de

voorcalculatie en het dus niet zijn fout is. Op dat moment wordt dus niet gezocht naar de werkelijke

oorzaak, en zal men bijgevolg ook niet tot een oplossing komen om het probleem in de toekomst te

vermijden.

Anderzijds zijn er ook redenen om aan te nemen dat diagnostisch gebruik van nacalculatie het leren

hieruit wel kan bevorderen. Projectleiders die financieel beloond worden op basis van het al dan niet

halen van budgetten, zullen voor en tijdens vergaderingen beter hun best doen om oorzaken en

oplossingen te vinden voor ontdekte afwijkingen. Bovendien zullen ze ook sterker gemotiveerd zijn om

de tijdens de vergaderingen geopperde oplossingen of verbeteringsmogelijkheden effectief te

implementeren.

Page 47: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

39

6.3. Discussie

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

Vergelijking van het uit de cross-case analyse afgeleide construct “interactief gebruik van nacalculatie”

met de algemene definitie van interactief gebruik volgens Simons (1994), maakt duidelijk dat beide

constructen grotendeels uit dezelfde elementen bestaan. Er is immers pas sprake van interactief gebruik

van nacalculatie, wanneer hogere managers zichzelf regelmatig en persoonlijk betrekken bij de

nacalculatie. Dit gebeurt aan de hand van vergaderingen waaraan verschillende afdelingen en

hiërarchische niveaus deelnemen. Het is tijdens deze vergaderingen bovendien de bedoeling dat men

over de nacalculatie gegevens discussieert, niet enkel om afwijkingen en oorzaken ervan vast te stellen,

maar ook om effectief tot oplossingen, actieplannen, en nieuwe strategieën te komen. Dit heeft tot

gevolg dat de betrokken medewerkers zowel ter voorbereiding van de bijeenkomsten, als tijdens de

vergaderingen zelf, veel aandacht zullen besteden aan het verzamelen van informatie over kansen en

bedreigingen waaraan de onderneming onderhevig is. Opdat nacalculatie als interactief

controlesysteem kan beschouwd worden, is het met andere woorden noodzakelijk dat aan de vier

cumulatieve kenmerken van Simons’ construct voor “interactief controlesysteem” is voldaan.

Wel blijkt het aantal medewerkers betrokken bij nacalculatie vergaderingen beperkt tot de

projectleider, de boekhouding/budgetverantwoordelijke, de directie en eventueel ook de

calculatieafdeling. In tegenstelling tot de theorie van Simons, betreft interactief gebruik van nacalculatie

dus niet de betrokkenheid van medewerkers op alle niveaus van de onderneming.

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

A. Construct “leren uit nacalculatie”

Uit de analyse van de resultaten werd duidelijk dat “leren uit nacalculatie” bedoeld is om zich als

bouwfirma aan te passen aan de realiteit. Als de omgeving immers eenvoudig en stabiel zou zijn, zou de

calculatieafdeling steeds een heel correct budget kunnen opstellen, en zouden er tijdens de uitvoering

van de werken ook geen afwijkingen van dit budget ontstaan. Doordat de omgeving echter wel degelijk

complex en veranderlijk is, zal men een beroep moeten doen op de kennis van verschillende

medewerkers om de overeenstemming tussen de onderneming en haar omgeving te verbeteren. Leren

uit nacalculatie is dus in lijn met de definitie van organisatieleren volgens Hedburg (1981).

Het construct “leren uit nacalculatie” kan bovendien teruggekoppeld worden naar de door Argyris en

Schön (1978) onderscheiden niveaus van leren, namelijk single versus double loop leren. Beide

fenomenen maken onderdeel uit van het leren uit nacalculatie. Tijdens de vergaderingen gedurende een

project wordt vooral de nadruk gelegd op het zo snel mogelijk detecteren en corrigeren van opgetreden

Page 48: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

40

fouten, zodat de werf niet eindigt met een verlies. In dit geval blijft het dus voornamelijk bij single loop

leren. Daarnaast vinden ook steeds evaluatievergaderingen plaats na afronding van het project. Op dat

moment gaat men een stap verder dan het louter opsporen van afwijkingen en hun bepalende

variabelen. Dit is immers al gebeurd in de vergaderingen tijdens het project. Wat in de

evaluatievergaderingen het belangrijkste is, is het verwerven van kennis die de onderneming in staat

stelt om de prestaties van volgende projecten te verbeteren. Men zal hiervoor dus nieuwe kennis over

de onderneming en haar omgeving moeten verwerven en gebruiken, om op basis daarvan de

onderliggende waarden en normen van het organisatiesyteem ter discussie te stellen en indien nodig te

veranderen. Dit vergt meestal ook een aanpassing van de bestaande bedrijfsstrategieën. In deze

vergaderfase is er dus sprake van double loop leren op basis van de nacalculatie gegevens.

Simons’ theorie komt in het onderzoek bij deze masterproef dus slechts gedeeltelijk tot uiting. Hij stelt

immers dat single loop leren gepaard gaat met diagnostische controles, terwijl interactief gebruik vooral

bedoeld is voor double loop leren. Bij het interactief gebruik van nacalculatie door bouwbedrijven blijkt

daarentegen dat beide niveaus van leren belangrijk zijn.

B. Op welke vlakken kunnen bouwbedrijven leren uit nacalculatie? En wat zijn de gevolgen van het

leren uit nacalculatie?

In de literatuur werden al een aantal kritische succesfactoren voor projecten gevonden. Gezien het

uiteindelijke doel van de onderneming uiteraard het behalen van de best mogelijke resultaten op hun

projecten is, kon verwacht worden dat het interactief gebruik van nacalculatie door bouwfirma’s

voornamelijk bedoeld is om te leren over deze factoren. Het gevolg van dit leren zou dan uiteraard een

verbetering van de prestaties op deze kritische succesfactoren moeten zijn. De onderzoeksresultaten

blijken deze theorie inderdaad te bekrachtigen. Zo komt uit de cases naar voren dat bouwfirma’s uit de

nacalculatie leren op vlak van de criteria geformuleerd door De Wit (1988), namelijk: kosten, planning,

en kwaliteit. Ook leren bouwfirma’s, in lijn met de bevindingen van Belassi en Tukel (1996), over de

prestaties van projectleiders en andere teamleden (arbeiders). Verder werd uit de cross-case analyse

geconcludeerd dat in de nacalculatie vastgestelde afwijkingen tussen budget en realiteit, niet

noodzakelijk betekenen dat de werkelijke kosten tijdens het project te hoog zijn opgelopen. Het is

eveneens mogelijk dat de oorzaak moet gezocht worden in een gebrekkige voorcalculatie. Deze

vaststelling is in overeenstemming met de bevindingen van Anthony & Govindarajan (2003).

Daarnaast kwamen in dit onderzoek ook een aantal andere leermogelijkheden naar voren, zoals het

beoordelen van de prestaties van onderaannemers en leveranciers, en het vergelijken van de

winstgevendheid van de verschillende bouwproducten.

Page 49: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

41

C. Mediërende variabelen die zouden kunnen verklaren waarom interactief gebruik van nacalculatie

leidt tot leren

Op basis van de literatuur kon verwacht worden dat de mate waarin interactief gebruik van nacalculatie

bijdraagt tot organisatorisch leren, afhankelijk is van de mate waarin dit interactief gebruik leidt tot

kennisverwerving, informatiedistributie, informatie interpretatie en organisatiegeheugen. Huber (1991)

associeert deze vier constructen immers met organisatieleren, en Kloot (1997) stelt dat

beheerscontrolesystemen zo ontworpen kunnen zijn dat ze één of meerdere van deze constructen

faciliteren. De resultaten die uit de cross-case analyse volgen tonen inderdaad aan dat dit voor

nacalculatie als interactief controlesysteem het geval is. Interactief gebruik van nacalculatie bevordert

immers zowel kennisverwerving, als informatiedistributie, en informatie interpretatie, en leidt op die

manier dus tot leren. Enkel op vlak van organisatiegeheugen geeft de cross-case analyse geen indicatie

dat interactief gebruik van nacalculatie dit per se zou bevorderen.

Kennisverwerving wordt gestimuleerd door die eigenschappen van interactief gebruik van nacalculatie

die het leren minder vrijblijvend maken, die ervoor zorgen dat rijkere informatie wordt verzameld, en

dat men sterker gemotiveerd is om doelbewust op zoek te gaan naar nieuwe kennis.

Informatiedistributie wordt dan weer bevorderd doordat medewerkers uit verschillende vakgebieden

betrokken zijn. Op die manier wordt informatie van verschillende bronnen verzameld, gedeeld, en terug

verspreid. Bovendien kan men de nacalculatie hierdoor vanuit een bredere invalshoek bekijken. Zo

wordt meer betekenis gegeven aan de nacalculatie informatie, en komt men tot gedeelde inzichten.

Informatie interpretatie wordt met andere woorden eveneens gefaciliteerd door interactief gebruik van

nacalculatie. De cases in dit onderzoek sluiten zich op dit vlak ook eerder aan bij Hubert (1991) en Cyert

en Williams (1993), die ervan uitgaan dat een verscheidenheid aan interpretaties organisatorisch leren

waarschijnlijker maakt. De tegengestelde opinie van Scapens en Roberts (1993), die net een

verminderde kans op leren verwacht door de onenigheid die ontstaat bij sterk verschillende

interpretaties, wordt door de cross-case analyses niet echt geconfirmeerd.

D. Wie leert er precies uit het interactief gebruik van nacalculatie?

De bevinding dat het in de eerste plaats de directie is die leert uit het interactief gebruik van

nacalculatie, kon reeds verwacht worden op basis van de literatuur. Simons (1994) geeft in zijn definitie

van interactieve controle immers als cruciale eigenschap aan dat dit systeem bedoeld is voor het

bekomen van informatie over strategische opportuniteiten en bedreigingen door het hoger

management. Bovendien stellen Van der Veeken en Wouters (2002) dat de informatie over verschillen

tussen gebudgetteerde en werkelijke kosten cruciaal is voor het beheren van projecten door senior

managers. Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor vele projecten, en gebruiken die informatie om kennis

Page 50: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

42

te verwerven over de projecten die dreigen verkeerd te lopen. De leerwaarde die interactief gebruik

heeft voor de (technische) directie wordt dus bevestigd door dit onderzoek.

In tegenstelling tot wat men op basis van de literatuur kon verwachten, geven de resultaten van deze

studie echter aan dat projectleiders eveneens veel kunnen leren uit interactief gebruik van nacalculatie.

Van der Veeken en Wouters (2002) menen nochtans dat de nadruk van de controle bij de projectleiders

ligt op het vermijden van vertragingen van het project, en dat ze bijgevolg voornamelijk gebruik maken

van actiegerichte vaardigheden en observatie. Het analytisch gebruik van accounting informatie tijdens

de uitvoering van projecten is volgens hen dus eerder zeldzaam bij projectmanagers. Dit onderzoek

maakt daarentegen duidelijk dat de analyse van de nacalculatie hen toch heel wat belangrijke informatie

kan verschaffen.

Verder blijkt uit dit onderzoek dat ook de calculatieafdeling uit de vergaderingen leert. Door nacalculatie

interactief te gebruiken worden zij er immers ook bij betrokken, ofwel rechtstreeks tijdens de

vergaderingen, ofwel achteraf via briefing. Hieruit leren ze hoe ze in de toekomst correctere

voorcalculaties kunnen opstellen.

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

Een aantal van de uit de cases afgeleide modererende variabelen in de relatie tussen interactief gebruik

van nacalculatie en organisatorisch leren in bouwfirma’s, zijn in overeenstemming met bestaande

onderzoeken. Zo wordt in lijn met von Zedtwitz (2002) en Kotnour (1999) vastgesteld dat

projectevaluaties niet steeds even systematisch verlopen. Deze auteurs verklaren dit fenomeen door het

feit dat projecten van voorbijgaande aard zijn, en de druk dus groot is om snel door te gaan met het

volgende project, in plaats van zich bezig te houden met het analyseren van het verleden. Ook het

belang van een goed nacalculatiesysteem werd reeds aangegeven, onder meer door Hedberg en

Jöhnsson (1978), Argyris (1996), en Dent (1990). Het is immers dit systeem dat bepaalt welke gegevens

uit de massa aan prikkels binnen en buiten de onderneming wel en niet worden gemeten, en dus

beschikbaar zijn voor analyse. Zowel von Zedtwitz (200) als Anthony en Govindarajan (2003) stelden ook

reeds vast dat in ondernemingen minder wordt geleerd wanneer hun projecten substantieel van elkaar

verschillen, omdat projectevaluatie door firma’s als weinig zinvol wordt beschouwd wanneer geen actie

kan genomen worden op basis van de bevindingen die eruit volgen. Wat de bedrijfscultuur betreft,

worden de ideeën van Van Den Broeck (1994) en Senge (1992) door dit onderzoek bevestigd. Een

lerende (bouw)organisatie zal inderdaad veel belang hechten aan waarden die leren aanmoedigen, aan

openheid, en aan de manier van interactie en gegevensuitwisseling.

Page 51: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

43

In aanvulling met de literatuur werden echter nog een aantal nieuwe variabelen ontdekt, die meer

specifiek van toepassing zijn op projectomgevingen. Het gaat om de repetitiviteit binnen projecten, de

ervaring van de betrokken medewerkers, en de betrokkenheid en capaciteiten van de projectleider.

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Henri (2006), Bisbe en Otley (2004), en Widener (2007), beweren allen dat het gelijktijdig

implementeren van interactieve en diagnostische controles aanleiding zou kunnen geven tot

complementaire effecten. Op basis van de vier case studies waaruit dit onderzoek bestaat kan echter

niet eenduidig geconcludeerd worden of dit ook het geval is voor het gebruik van nacalculatie in

bouwfirma’s.

Enerzijds vindt men in de interviews redenen om aan te nemen dat de wisselwerking tussen beide

controlesystemen inderdaad positieve gevolgen heeft, doordat medewerkers de aandacht meer zullen

richten op die prestatie-indicatoren die door het bedrijf financieel worden beloond en dus als erg

belangrijk worden beschouwd. Deze bevinding sluit aan bij Henri’s theorie. Hij stelt immers dat

onvoldoende diagnostische controles die grenzen stellen en effectiviteitskwesties benadrukken, kunnen

leiden tot een gebrek aan richting en verspilde energie.

Daarnaast bevestigen de onderzoeksresultaten ook dat deel van Henri’s theorie dat beweert dat de

combinatie van interactieve en diagnostische systemen het optreden van conflicten en spanningen

versterkt. Elke medewerker die op basis van dergelijk systeem geëvalueerd wordt, zal immers proberen

duidelijk maken dat positieve resultaten zijn of haar verdienste zijn, terwijl negatieve resultaten net de

schuld zijn van anderen. De interviews suggereren echter dat dit fenomeen voor bouwfirma’s eerder

nefast is. Het zou in deze firma’s geen gunstig effect hebben op de bedrijfsprestaties, in tegenstelling tot

wat door Henri, in navolging van een aantal onderzoekers uit de conflictliteratuur (Amason, 1996;

Tjosvold, 1997; DeDreu & Van de Vliert, 1991; VanSlyke, 1999), wordt beweerd.

Er werden tijdens deze studie ook nog andere argumenten gevonden waaruit geconcludeerd zou

kunnen worden dat diagnostische controles de leermogelijkheden beperken. In lijn met de beweringen

van Cameron (1986) en Chenhall en Morris (1995), werd namelijk vastgesteld dat (te buitensporige)

diagnostische controles kunnen leiden tot een afnemende moraal onder de medewerkers.

Page 52: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

44

Hoofdstuk 7: Conclusies

7.1. Algemene conclusie

Het doel van deze masterproef bestond er in om na te gaan wat het effect is van het interactief gebruik

van de gegevens verkregen uit nacalculatie op organisatorisch leren in bouwbedrijven. Gezien de

toegenomen onzekerheid en frequente strategische veranderingen waaraan (bouw)bedrijven

tegenwoordig onderhevig zijn, wordt deze vorm van leren steeds noodzakelijker. Om zoveel mogelijk

relevante informatie te verzamelen en tot waardevolle conclusies te komen, werd de

hoofdonderzoeksvraag onderverdeeld in vier verschillende deelvragen, waarvoor in de case studies een

antwoord werd gezocht.

Ten eerste werd bestudeerd hoe nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt kan

worden om te leren. Uit de case studies blijkt dat interactief gebruik van nacalculatie in grote mate

aansluit bij Simons’ definitie van het construct “interactief gebruik van beheerscontrolesystemen”. Wel

is het aantal medewerkers betrokken bij nacalculatie vergaderingen met de directie in bouwbedrijven

beperkt tot een aantal specifieke medewerkers. Dit is in tegenstelling tot Simons’ theorie die stelt dat

interactief gebruik de betrokkenheid van medewerkers op alle niveaus van de onderneming betreft.

Opdat er sprake zou zijn van interactief gebruik van nacalculatie, dienen volgende kenmerken integraal

aanwezig te zijn:

Persoonlijke bijeenkomsten (vergaderingen)

Op regelmatige basis (maandelijks, wekelijks, …)

Tussen verschillende afdelingen en hiërarchische niveaus (inclusief de directie)

Waarbij de projectleider verantwoording dient af te leggen over het resultaat van zijn werf

Waarbij de nacalculatie gegevens uitvoerig geanalyseerd en bediscussieerd worden

Ten tweede was het de bedoeling om na te gaan wat bouwbedrijven kunnen leren uit het interactief

gebruik van nacalculatie. Om hierop een antwoord te kunnen bieden, was het noodzakelijk om eerst het

construct “leren uit nacalculatie” preciezer te definiëren. In lijn met de definitie van organisatieleren

volgens Hedburg werd geconcludeerd dat leren uit nacalculatie bedoeld is om zich als bouwfirma aan te

passen aan de (complexe en veranderlijke) realiteit. Men zal immers op zoek gaan naar afwijkingen in de

nacalculatie, en deze vervolgens met de bij de vergaderingen betrokken medewerkers bediscussiëren.

Op die manier probeert men de oorzaken van de afwijkingen te achterhalen en tot (duurzame)

oplossingen te komen, zodat het huidige project nog tijdig kan bijgestuurd worden of toekomstige

projecten beter zullen verlopen.

Page 53: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

45

Bovendien werd vastgesteld dat leren uit nacalculatie beide van Argyris en Schön’s niveaus van leren,

namelijk single (tijdens het project) en double loop leren (na het project), behelst. Dit is in tegenstelling

tot Simons’ theorie die stelt dat interactief gebruik voornamelijk gepaard gaat met double loop leren.

De domeinen waarop bouwfirma’s uit nacalculatie kunnen leren, blijken overeen te komen met de

criteria geformuleerd door De Wit, Belassi en Tukel, en Anthony en Gonvindarajan. Ook uit de

onderzoeksresultaten van deze masterproef blijken kosten, planning, prestaties van arbeiders,

prestaties van projectleiders, en correctheid van de voorcalculatie belangrijke leerdomeinen, met elk

hun implicaties voor de bedrijfsstrategie en uiteindelijk de winstgevendheid van de bouwonderneming.

Daarnaast werden een aantal nieuwe leerdomeinen ontdekt, namelijk: het beoordelen van de prestaties

van onderaannemers en leveranciers, en het vergelijken van de winstgevendheid van de verschillende

bouwproducten.

Als verklarende factoren voor het feit dat interactief gebruik zou leiden tot leren, kwamen het feit dat

door interactief gebruik leren minder vrijblijvend is, rijkere informatie wordt gegenereerd, de motivatie

en het potentieel om te leren groter is, en men een bredere invalshoek heeft, als resultaten naar voren.

Gezien elk van deze variabelen kennisverwerving, informatiedistributie, en/of informatie interpretatie

stimuleert, bevestigen de onderzoeksresultaten dus drie van de elementen die Huber met

organisatieleren associeert. Enkel voor het vierde element, organisatiegeheugen, geeft deze

masterproef geen indicatie dat interactief gebruik van nacalculatie dit perse zou bevorderen.

Uit de interviews kon verder geconcludeerd worden dat zowel de directie, wat te verwachten was op

basis van Simons’ theorie, als de calculatie en projectleider leren uit interactief gebruik van nacalculatie.

Het feit dat ook deze laatste leert, is nochtans strijdig met de onderzoeksresultaten van Van der Veeken

en Wouters, die menen dat analytisch gebruik van accounting informatie eerder zeldzaam is bij

projectleiders.

Ten derde werd onderzocht waarom sommige bouwbedrijven wel, en andere bouwbedrijven niet leren

uit het interactief gebruik van nacalculatie. Er werd met andere woorden bestudeerd of er sprake was

van modererende variabelen in de relatie tussen interactief gebruik van nacalculatie en

organisatieleren. Een aantal van de uit de cases afgeleide modererende variabelen, zijn in

overeenstemming met de bestaande literatuur. Zo blijken het systematisch verloop van de

vergaderingen, de kwaliteit van de nacalculatie op zich, de gelijkheid tussen diverse projecten, en de

bedrijfscultuur een belangrijke impact te hebben op het leerpotentieel van interactief gebruik van

nacalculatie. Daarnaast werden een aantal nieuwe variabelen ontdekt, die meer specifiek van

Page 54: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

46

toepassing zijn op projectomgevingen. Het gaat om de repetitiviteit binnen projecten, de ervaring van

de betrokken medewerkers, en de betrokkenheid en capaciteiten van de projectleider.

Als laatste werd nagegaan in welke mate het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie

op organisatorisch leren afhangt van het diagnostisch gebruik ervan. Henri gaat op basis van zijn

onderzoeksresultaten uit van positieve complementaire effecten bij het gelijktijdig implementeren van

beide controlesystemen. Het antwoord op deze onderzoeksvraag blijkt aan de hand van de cases in deze

masterproef echter niet eenduidig te kunnen worden geformuleerd. Uit de onderzoeksresultaten komt

immers naar voren dat het diagnostisch gebruik van nacalculatie zowel positieve als negatieve effecten

heeft op de leermogelijkheden van het interactief gebruik ervan. Een mogelijk positief gevolg van dit

diagnostisch gebruik is het feit dat medewerkers hierdoor de aandacht meer zullen richten op die

prestatie-indicatoren die door het bedrijf financieel worden beloond en dus als erg belangrijk worden

beschouwd. Ze zullen dan ook meer belang hechten aan het leren over verbeteringsmogelijkheden.

Anderzijds kan dit fenomeen het leren eveneens verhinderen. Men zal zich te eng concentreren op deze

financieel beloonde prestatie-indicatoren, en weinig of geen energie besteden aan andere aspecten van

de werf. Daarnaast blijkt ook dat (te buitensporige) diagnostische controles kunnen leiden tot een

afnemende moraal onder de medewerkers, wat het leren evenmin ten goede komt.

7.2. Beperkingen van het onderzoek

Het feit dat er gewerkt werd met case studies brengt enkele beperkingen met zich mee. Hierdoor is het

niet mogelijk om aan de hand van de resultaten van dit onderzoek uitspraken te doen over andere

cases, of de resultaten te veralgemenen. Case studies betreffen immers specifieke gevallen. Bovendien

gaat het om een kleine steekproef van slechts vier bouwfirma’s met niet-numerieke data, waardoor het

niet mogelijk is om de waarschijnlijkheid te bepalen dat de resultaten representatief zijn voor een

grotere populatie. Dit alles beperkt dus de externe validiteit van het onderzoek.

Tevens werden in de verschillende bouwfirma’s enkel interviews afgenomen van directieleden en van

medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de nacalculatie. Gedurende deze interviews werd echter

vastgesteld dat ook de projectleiders, in tegenstelling tot wat de literatuur vermeldt, een cruciale rol

spelen bij het leren uit het interactief gebruik van nacalculatie. Wanneer ook deze projectleiders zouden

geïnterviewd zijn, had dit onderzoek waarschijnlijk nog een verfijnder beeld over het onderwerp kunnen

bieden.

Een laatste bedenking houdt in dat de conclusies in deze masterproef niet verder gestaafd werden op

basis van kwantitatief empirisch onderzoek. Dit was echter een bewuste keuze, die te verantwoorden is

Page 55: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

47

vanuit het opzet van de masterproef. Het was immers hoofdzakelijk de bedoeling om op basis van de

cases, een theoretische inleiding te bieden op de vele leermogelijkheden van interactief gebruik van

nacalculatie. Dit met als doel zowel onderzoekers als bouwfirma’s aan te zetten om na te denken over

deze mogelijkheden.

7.3. Aanbevelingen voor verder onderzoek

Deze masterproef probeert een inzicht te brengen in het leren door bouwbedrijven uit interactief

gebruik van nacalculatie. Uiteraard is bijkomend onderzoek naar dit onderwerp aan te bevelen.

Zo kan het interessant zijn om ook de projectleiders te betrekken in verder onderzoek. Uit dit onderzoek

komt namelijk naar voren dat projectleiders een cruciale rol spelen voor het verwerven, verspreiden, en

interpreteren van noodzakelijke informatie, en bijgevolg voor het leerpotentieel van bouwbedrijven.

Bijkomend onderzoek kan dan bestuderen of de bevindingen uit deze masterproef bevestigd kunnen

worden, en of er daarenboven nog bijkomende inzichten kunnen verworven worden.

Daarnaast is het interessant om onderzoek te doen naar het nacalculatiesysteem dat de meeste

mogelijkheden biedt om interactief gebruikt te worden. Een kritische variabele voor het al dan niet leren

uit interactief gebruik van nacalculatie, blijkt namelijk de kwaliteit van het nacalculatiesysteem op zich

te zijn. Door de implementatie van een dergelijk systeem zouden bouwfirma’s dus in staat zijn om

maximaal te leren uit hun nacalculatie, wat de performantie van deze bedrijven en hun

bedrijfsresultaten ten goede komt.

Verder is het aan te bevelen om in een volgend onderzoek uitvoeriger in te gaan op deelvraag 4 van

deze masterproef. Uit deze deelvraag blijkt namelijk dat diagnostisch gebruik van nacalculatie

informatie zowel positieve als negatieve effecten kan hebben op de mate waarin door bouwfirma’s

geleerd wordt uit interactief gebruik van deze informatie. Het zou daarom interessant kunnen zijn om

op zoek te gaan naar de modererende variabelen die aantonen wanneer de positieve en wanneer de

negatieve effecten overwegen.

Page 56: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

I

Lijst van de geraadpleegde werken

Abernethy, M. A., & Brownell, P. (1999). The role of budgets in organizations facing strategic change: an

exploratory study. Accounting, organizations and Society, 24(3), 189-204.

Ahrens, T. (1997). Talking accounting: an ethnography of management knowledge in British and German

brewers. Accounting, Organizations and Society, 22(7), 617-637.

Ahrens, T., & Chapman, C. S. (2004). Accounting for Flexibility and Efficiency: A Field Study of

Management Control Systems in a Restaurant Chain. Contemporary accounting research, 21(2), 271-

301.

Ahrens, T., & Chapman, C. S. (2007). Management accounting as practice. Accounting, Organizations

and Society, 32(1), 1-27.

Amason, A. C. (1996). Distinguishing the effects of functional and dysfunctional conflict on strategic

decision making: Resolving a paradox for top management teams. Academy of management journal,

39(1), 123-148.

Argyris, C. (1996). Leren in en door organisaties: Het hanteerbaar maken van kennis. Scriptum Book.

Argyris, C., & Schon, D. (1978). Organizational Learning: A theory of action approach. Reading, MA:

Addision Wesley.

Avotos, I. (1983). Cost-relevance analysis for overrun control. International Journal of Project

Management, 1(3), 142-148.

Baloi, D., & Price, A. D. (2003). Modelling global risk factors affecting construction cost performance.

International Journal of Project Management, 21(4), 261-269.

Bartlett, C. A., & Ghoshal, S. (1993). Beyond the M‐form: Toward a managerial theory of the firm.

Strategic Management Journal, 14(S2), 23-46.

Page 57: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

II

Belassi, W., & Tukel, O. I. (1996). A new framework for determining critical success/failure factors in

projects. International journal of project management, 14(3), 141-151.

Bisbe, J., & Malagueño, R. (2009). The choice of interactive control systems under different innovation

management modes. European Accounting Review, 18(2), 371-405.

Bisbe, J., & Otley, D. (2004). The effects of the interactive use of management control systems on

product innovation. Accounting, organizations and society, 29(8), 709-737.

Bisbe, J., Batista-Foguet, J. M., & Chenhall, R. (2007). Defining management accounting constructs: a

methodological note on the risks of conceptual misspecification. Accounting, organizations and society,

32(7), 789-820.

Boeije, H. R. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen (pp. 152-153). Den Haag:

Boom onderwijs.

Boland Jr, R. J., & Pondy, L. R. (1983). Accounting in organizations: a union of natural and rational

perspectives. Accounting, Organizations and Society, 8(2), 223-234.

Bonner, J. M., Ruekert, R. W., & Walker, O. C. (2002). Upper management control of new product

development projects and project performance. Journal of Product Innovation Management, 19(3), 233-

245.

Bruggeman, W., Slagmulder, R. & Hoozée, S. (2010). Handboek beheerscontrole. Doelgericht sturen van

bedrijfsprestaties. Intersentia.

Bruining, H., Bonnet, M., & Wright, M. (2004). Management control systems and strategy change in

buyouts. Management Accounting Research, 15(2), 155-177.

Burchell, S., Clubb, C., Hopwood, A., Hughes, J., & Nahapiet, J. (1980). The roles of accounting in

organizations and society. Accounting, Organizations and Society, 5(1), 5-27.

Cameron, K. S. (1986). Effectiveness as paradox: Consensus and conflict in conceptions of organizational

effectiveness. Management science, 32(5), 539-553.

Page 58: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

III

Chapman, C. S. (1997). Reflections on a contingent view of accounting. Accounting, Organizations and

Society, 22(2), 189-205.

Chenhall, R. H. (2003). Management control systems design within its organizational context: findings

from contingency-based research and directions for the future. Accounting, organizations and society,

28(2), 127-168.

Chenhall, R. H. (2008). Accounting for the horizontal organization: A review essay. Accounting,

Organizations and Society, 33(4), 517-550.

Chenhall, R. H., & Morris, D. E. I. G. A. N. (1995). Organic decision and communication processes and

management accounting systems in entrepreneurial and conservative business organizations. Omega,

23(5), 485-497.

Coopey, J. (1995). The learning organization, power, politics and ideology introduction. Management

Learning, 26(2), 193-213.

Cyert, R. M., & March, J. (1963). A behavioral theory of the firm. University of Illinois at Urbana-

Champaign's Academy for Entrepreneurial Leadership Historical Research Reference in Entrepreneurship.

Cyert, R. M., & Williams, J. R. (1993). Organizations, decision making and strategy: Overview and

comment. Strategic management journal, 14(S2), 5-10.

Daft, R. L., & Weick, K. E. (1984). Toward a model of organizations as interpretation systems. Academy of

management review, 9(2), 284-295.

Davila, A., Foster, G., & Oyon, D. (2009). Accounting and control, entrepreneurship and innovation:

Venturing into new research opportunities. European Accounting Review, 18(2), 281-311.

De Dreu, C. K. (1997). Productive conflict: The importance of conflict management and conflict issue.

Using conflict in organizations, 9-22.

De Dreu, C. K., & Van de Vliert, E. (Eds.). (1997). Using conflict in organizations. Sage.

Page 59: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

IV

De Wit, A. (1988). Measurement of project success. International journal of project management, 6(3),

164-170.

DeFillippi, R. J. (2001). Introduction: project-based learning, reflective practices and learning.

Management Learning, 32(1), 5-10.

Dent, J. F. (1990). Strategy, organization and control: some possibilities for accounting research.

Accounting, Organizations and Society, 15(1), 3-25.

Earl, M. J., & Hopwood, A. G. (1986). From management information to information management.

North-Holland Publishing Co, 315-325.

Emsley, D. (2000). Variance analysis and performance: two empirical studies. Accounting, Organizations

and Society, 25(1), 1-12.

Epstein, M. J., & Manzoni, J. F. (1997). The Balanced Scorecard and Tableau de Bord: a global

perspective on translating strategy into action. Insead.

Ferreira, A., & Otley, D. (2009). The design and use of performance management systems: An extended

framework for analysis. Management Accounting Research, 20(4), 263-282.

Flyvbjerg, B., Bruzelius, N., & Rothengatter, W. (2003). Megaprojects and risk: An anatomy of ambition.

Cambridge University Press.

Galbraith, J. R. (1977). Organization Design: An Information Processing View. Organizational

Effectiveness Center and School, 21.

Hall, M. (2010). Accounting information and managerial work. Accounting, Organizations and Society,

35(3), 301-315.

Harlez, Y., De Rongé, Y., & Sarens, G. (2012). The interactive use of management control systems:

Review and discussion of the empirical literature. Available at SSRN 1852343.

Hedberg, B., & Jönsson, S. (1978). Designing semi-confusing information systems for organizations in

changing environments. Accounting, Organizations and Society, 3(1), 47-64.

Page 60: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

V

Hedburg, B. (1981). How organizations learn and unlearn. Handbook of organizational design, 1.

Henri, J. F. (2006). Management control systems and strategy: a resource-based perspective.

Accounting, Organizations and Society, 31(6), 529-558.

Hodkinson, P., & Hodkinson, H. (2001, December). The strengths and limitations of case study research.

In Learning and Skills Development Agency Conference at Cambridge (pp. 5-7).

Hofmann, S., Wald, A., & Gleich, R. (2012). Determinants and effects of the diagnostic and interactive

use of control systems: an empirical analysis on the use of budgets. Journal of Management Control,

23(3), 153-182.

Horngren, C. T., & Foster, G. (1991). Cost accounting: a managerial emphasis. Englewood Cliffs, NJ:

Prentice-Hall.

Huber, G. P. (1991). Organizational learning: The contributing processes and the literatures.

Organization science, 2(1), 88-115.

Johnson, H. T., & Kaplan, R. S. (1987). Relevance lost: The rise and fall of managerial accounting. Harvard

Business School.

Kaplan, R. S. (1986). The role for empirical research in management accounting. Accounting,

Organizations and Society, 11(4), 429-452.

Kloot, L. (1997). Organizational learning and management control systems: responding to environmental

change. Management Accounting Research, 8(1), 47-73.

Kotnour, T. (1999). A learning framework for project management. Project management journal, 30, 32-

38.

Kululanga, G. K., & Kuotcha, W. S. (2008). Measuring organisational learning through project reviews.

Engineering, Construction and Architectural Management, 15(6), 580-595.

Langer, E. J. (1989). Mindfulness. Addison-Wesley/Addison Wesley Longman.

Page 61: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

VI

Levitt, B., & March, J. G. (1988). Organizational learning. Annual review of sociology, 319-340.

Lewis, M. W., Welsh, M. A., Dehler, G. E., & Green, S. G. (2002). Product development tensions:

exploring contrasting styles of project management. Academy of Management Journal, 45(3), 546-564.

Love, P. E., & Smith, J. (2003). Benchmarking, benchaction, and benchlearning: Rework mitigation in

projects. Journal of Management in Engineering, 19(4), 147-159.

Marginson, D. E. (2002). Management control systems and their effects on strategy formation at middle‐

management levels: evidence from a UK organization. Strategic management journal, 23(11), 1019-

1031.

Mikes, A. (2009). Risk management and calculative cultures. Management Accounting Research, 20(1),

18-40.

Miller, D. (1993). The architecture of simplicity. Academy of Management review, 18(1), 116-138.

Morse, J. M., Hupcey, J. E., Mitcham, C., & Lenz, E. R. (1996). Concept analysis in nursing research: a

critical appraisal. Research and Theory for Nursing Practice, 10(3), 253-277.

Mundy, J. (2010). Creating dynamic tensions through a balanced use of management control systems.

Accounting, Organizations and society, 35(5), 499-523.

Naranjo-Gil, D., & Hartmann, F. (2007). Management accounting systems, top management team

heterogeneity and strategic change. Accounting, Organizations and Society, 32(7), 735-756.

Ouksel, A. M., Mihavics, K., & Chalos, P. (1997). Accounting information systems and organization

learning: a simulation. Accounting, Management and Information Technologies, 7(1), 1-19.

Roberts, J. (1990). Strategy and accounting in a UK conglomerate. Accounting, Organizations and

Society, 15(1), 107-126.

Rockart, J. F., & DeLong, D. W. (1988). Moments of executive enlightenment. Information Strategy: The

Executive's Journal, 5, 21-27.

Page 62: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

VII

Scapens, R. W., & Roberts, J. (1993). Accounting and control: a case study of resistance to accounting

change. Management Accounting Research, 4(1), 1-32.

Senge, P. M., & Westendorp-Kauffmann, A. M. (1992). De vijfde discipline: De kunst & praktijk van de

lerende organisatie. Scriptum Books.

Sheremata, W. A. (2000). Centrifugal and centripetal forces in radical new product development under

time pressure. Academy of management review, 25(2), 389-408.

Shields, M. D., Deng, F. J., & Kato, Y. (2000). The design and effects of control systems: tests of direct-

and indirect-effects models. Accounting, Organizations and Society, 25(2), 185-202.

Simon, H. A., Guetzkow, H., Kosmetsky, G., & Tyndall, G. (1954). Centralization vs. Decentralization in

Organizing the Controller's Department, Controllership Foundation. Inc., New York.

Simons, R. (1990). The role of management control systems in creating competitive advantage: new

perspectives. Accounting, organizations and society, 15(1), 127-143.

Simons, R. (1991). Strategic orientation and top management attention to control systems. Strategic

Management Journal, 12(1), 49-62.

Simons, R. (1994). Levers of control: how managers use innovative control systems to drive strategic

renewal. Harvard Business Press.

Soibelman, L., Liu, L. Y., Kirby, J. G., East, E. W., Caldas, C. H., & Lin, K. Y. (2003). Design review checking

system with corporate lessons learned. Journal of construction engineering and management, 129(5),

475-484.

Tessier, S., & Otley, D. (2012). A conceptual development of Simons’ Levers of Control framework.

Management Accounting Research, 23(3), 171-185.

Tjosvold, D. (1997). Conflict within interdependence: Its value for productivity and individuality. Using

conflict in organizations, 23-37.

Page 63: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

VIII

Tuomela, T. S. (2005). The interplay of different levers of control: a case study of introducing a new

performance measurement system. Management Accounting Research, 16(3), 293-320.

Vaivio, J. (2004). Mobilizing local knowledge with ‘provocative’non-financial measures. European

Accounting Review, 13(1), 39-71.

Van Den Broeck, H. (1994). Lerend management. Verborgen krachten van managers en organisaties.

Lannoo.

Van der Veeken, H. J., & Wouters, M. J. (2002). Using accounting information systems by operations

managers in a project company. Management Accounting Research, 13(3), 345-370.

Van Slyke, E. J. (1999). Resolve conflict, boost creativity. HR MAGAZINE, 44(12), 132-137.

Von Zedtwitz, M. (2002). Organizational learning through post–project reviews in R&D. R&D

Management, 32(3), 255-268.

Wideman, R. M. (Ed.). (1992). Project and program risk management: a guide to managing project risks

and opportunities. Project Management Institute.

Widener, S. K. (2007). An empirical analysis of the levers of control framework. Accounting,

Organizations and Society, 32(7), 757-788.

Wouters, M., & Verdaasdonk, P. (2002). Supporting management decisions with ex ante accounting

information. European Management Journal, 20(1), 82-94.

Ylinen, M., & Gullkvist, B. M. (2013). The Effects of Organic and Mechanistic Control in Exploratory and

Exploitative Innovations. Management Accounting Research, Forthcoming.

Page 64: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

IX

Bijlage 1: Semigestructureerde vragenlijst

Het doel van mijn thesis is om na te gaan wat en hoe bouwbedrijven kunnen leren uit nacalculatie. Ik

heb in de bestaande literatuur hierover gelezen dat men nacalculatie en verschillenanalyse wel vaak

uitvoert, maar er verder niets mee doet. Of dat men het vooral gebruikt om te kijken in welke mate de

gebudgetteerde cijfers afwijken van de behaalde resultaten, en op basis hiervan dan de prestaties van

medewerkers beoordeelt en beloont. Maar wat ik wil onderzoeken is of er ook echt uit nacalculatie

geleerd wordt, zodat men in de toekomst betere resultaten kan behalen.

Daarom zou ik dus eerst en vooral willen proberen te weten komen in welke mate jullie nacalculatie

interactief gebruiken.

Hoe is de functieverdeling in verband met accounting/budgetcontrole (wie doet voorcalculatie, wie

doet nacalculatie, wie analyseert de verschillen, …) binnen dit bedrijf?

Worden er hogere managers bij betrokken? ([OF: Waarom niet?]. Welke hogere managers? Hoe

worden ze erbij betrokken (rapporten doorsturen, persoonlijk gaan bespreken, vergaderingen,…)?

Wordt er over deze gegevens ook gediscussieerd of vergaderingen gehouden? [OF: Waarom niet?].

Hoe vaak (na elk project, vaste dag in de week/maand, paar keer per jaar,…)? Wie is daarbij

aanwezig? Wat wordt daarin besproken?

Hoe staan jullie zelf tegenover het interactief gebruik van nacalculatie/Welk belang hecht u eraan

(nuttig, overbodig, tijdverlies,…)? Waarom leidt interactief gebruik (van naculculatie) volgens u

wel/niet tot leren?

Daarnaast wil ik vooral te weten komen wat en hoe jullie leren uit dit interactief gebruik van

nacalculatie.

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

Leren jullie veel uit de nacalculatie? Waarom wel/niet?

Op welke vlakken leren jullie uit de nacalculatie informatie?/Wanneer de gegevens bestudeerd

worden, naar wat wordt dan gezocht/waarop wordt de nadruk gelegd? (strategische onzekerheden

en opportuniteiten, fouten, verkeerde prijs- of hoeveelheidsschattingen, …)?

Kunt u specifieke voorbeelden geven van dingen die in het verleden al geleerd zijn uit de

nacalculatie?

Page 65: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

X

Wat zijn in jullie bedrijf de grootste strategische onzekerheden (m.a.w. wat kan jullie

omgeving/business compleet veranderen)? Helpt verschillenanalyse jullie om die dingen op te

sporen? En op te lossen? Waarom (niet)? Welke van deze bedreigingen en opportuniteiten

(productinnovaties , nieuwe technologie, wijzigingen in consumentenbehoeften/voorkeuren,

wijzigende concurrentiekrachten, marketing innovaties, inputkosten, reglementeringen,…) kunnen

het beste opgespoord worden door interactief gebruik van nacalculatie?

Waarom slaagt jullie nacalculatie methode hier zo goed/slecht in (wat zijn de specifieke

voordelen/nadelen van jullie nacalculatie methode die het mogelijk/moeilijk maken om snel cruciale

problemen op te sporen en om te leren) (bv. organisatiestructuur: voor- en nacalculatie zijn een

andere afdeling, vertrouwen tussen de afdelingen, ...)?

Wat zijn de gevolgen van het leren uit nacalculatie/wat levert het jullie op? (betere voorcalculaties

(met juistere prijzen en hoeveelheden), betere success rate bij openbare aanbestedingen, lagere

kosten, nieuwe (efficiëntere/effectievere) werkmethodes, …)

Als jullie zaken ontdekken uit de analyse en bespreking van nacalculatie gegevens, wat doen jullie

hier dan mee? Gebruiken jullie deze inzichten effectief om wijzigingen aan te brengen? Gaan jullie

ook op zoek naar de grondoorzaak van het probleem? Leidt het tot de introductie van nieuwe

strategische acties? Waarom wel/niet?

Zou er nog meer geleerd kunnen worden volgens u? Wat dan/op welke vlakken? Waarom lukt dit

(nu nog) niet? Wat zijn de gevolgen van dit gebrek aan leren?

Worden de nacalculatie/verschillenanalyse van projecten enkel op zichzelf bekeken of ook

vergeleken met deze van andere projecten om zo steeds terugkomende problemen te ontdekken?

Waarom gebeurt dit (niet) in dit bedrijf? Wat levert het op/wat wordt hieruit geleerd/zou hieruit

geleerd kunnen worden volgens u?

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Gebruiken jullie nacalculatie naast interactief ook diagnostisch, om dus de prestaties van bepaalde

medewerkers te evalueren? Waarom wel/niet?

Denkt u dat er meer geleerd wordt of zou kunnen worden wanneer dit wel gebeurd? Waarom

wel/niet (vb. omdat het leren anders te vrijblijvend is)?

Page 66: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XI

Bijlage 2: Interview case 1

De eerste case betreft een interview met de Technische Directeur en het Hoofd Budgetcontrole van een

bouwfirma in Mechelen, op 5 maart 2014.

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

Dit bedrijf werkt via aanbesteding. Op het moment dat een contract wordt binnengehaald, is het aan de

studiedienst om, liefst zo snel mogelijk na gunning, een uitvoeringsdossier te maken. Zij moeten aan de

hand van een checklist alle informatie verzamelen die nodig is om tijdens de overdrachtsvergadering

over te dragen naar de uitvoering. De calculator die het uitvoeringsdossier gecalculeerd heeft, komt dit

samen met het hoofd van de studiedienst persoonlijk afgeven bij de uitvoering. Tijdens de vergadering

die dan plaatsvindt, moeten zij de volledige checklist overlopen, en waar nodig toelichtingen geven. Van

deze vergadering wordt een verslag gemaakt, dat ook meegezonden wordt met het overdrachtsdossier.

Dit is dus de stap van studie naar uitvoering, of eigenlijk de stap tussen voorcalculatie en start van de

nacalculatie. De drie hoofdeenheden betrokken bij de uitvoering zijn de uitvoerder (een team,

projectleider, werfleider, …), de aankoopdienst en de nacalculatie.

Vanaf nu neemt de afdeling budgetcontrole (nacalculatie) het dus over van de studiedienst, en op dat

moment wordt er door het hoofd van die afdeling een werkbegroting opgemaakt. Er wordt dan effectief

een marge bepaald (vb. “die werf moet 5% opbrengen”), en vervolgens wordt er een hercalculatie

gedaan van alle kostprijzen zodanig dat die marge gevrijwaard blijft. De kostprijzen die dan overschieten

(de gemanipuleerde kostprijzen), vormen de basis van de werkbegroting.

Vervolgens start de uitvoering van het project en vanaf dan wordt er maandelijks een soort foto

genomen van de betrokken werf. Daarbij wordt enerzijds een statusrapport en anderzijds een financieel

rapport opgemaakt en gerapporteerd aan de directie.

Het statusrapport wordt door de projectleider ingevuld en gaat vooral over planning. Er wordt onder

meer in besproken wat er op de werf aan de hand is, wat de knipperlichten zijn, wat de problemen zijn

die men nog verwacht, of er ongevallen zijn gebeurd, …

Het financieel rapport wordt door het hoofd van de afdeling budgetcontrole gegenereerd en behandelt

volgende zaken:

Page 67: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XII

1. De evolutie van de budgetten (evolutie van de werkbegroting):

Het kan zijn dat de budgetten moeten aangepast worden omdat er termijnverlengingen

zijn. Wanneer er verlet is waardoor je meer termijn nodig hebt, dan heeft dat een impact

op uw kost (wanneer de bouwheer de bijkomende kosten niet betaalt) of op uw budget

(want je moet dat dan meer spreiden in de tijd).

Daarnaast komt het voor dat de bouwheer plots nog een aantal extra’s wil laten bouwen

(vb. een extra garage), die in het oorspronkelijke contract niet waren voorzien. Zulke

wijzigingsopdrachten zorgen er uiteraard ook voor dat er meer budget vrijkomt en daar

gaat dan ook weer een bijkomende aankoop tegenover staan.

2. De evolutie van de kosten, die in het rapport steeds worden uitgesplitst in volgende vier posten:

Werfinrichting: alles wat te maken heeft met indirecte kosten eigen aan een uit te voeren

werf (vb. een landmeter, werfketen, plaatsbeschrijving, verzekering, …).

Werfpersoneel: de werfbedienden die worden toegewezen aan die werf (projectleiders,

werfleiders, …).

Onderaannemers en leveranciers: de aankopen die geschieden voor een bepaalde werf.

Manuren (arbeid).

Om de evolutie van elk van deze 4 posten op te volgen, maakt de projectleider maandelijks enerzijds

een vorderingenstaat op (bedoeld voor de bouwheer) en anderzijds een uitvoeringsstaat. In de

vorderingsstaat wordt uitgedrukt wat er die maand allemaal is uitgevoerd op de werf, en de

bouwheer moet daarmee akkoord gaan. De kosten in de vorderingsstaat zijn dus die bedragen die

op dat moment aanvaard worden door de bouwheer en op basis waarvan de factuur voor hem

wordt opgemaakt (we proberen hier dus liefst steeds zoveel mogelijk al te vorderen). Deze

bedragen zijn echter niet steeds een exacte weerspiegeling van de kostenkant. Bijvoorbeeld: voor

het bekisten van een vloerplaat wordt eerst de bekisting gemaakt, vervolgens wordt het ijzer erop

gelegd en dan wordt er gebetonneerd. De bouwheer gaat die post “vloerplaat” echter pas als

factureerbare kost aanvaarden op het moment dat hij die beton ziet liggen. De kosten die daarvoor

reeds gemaakt zijn voor de bekisting, het ijzer, … kunnen dus nog niet gevorderd worden (er staat

met andere woorden nog geen opbrengst tegenover), ondanks dat deze kosten effectief wel al zijn

buitengegaan. Om dit probleem recht te zetten wordt naast een vorderingsstaat ook iedere maand

een uitvoeringsstaat opgemaakt, die wel een correcte spiegel moet zijn van waar de werken op dat

moment staan. Deze uitvoeringsstaat is ook altijd gedetailleerder. Het komt er dus op neer dat voor

elk van die vier posten steeds twee staten worden opgemaakt, waarbij het verschil tussen beiden

steeds wordt gecompenseerd zodat de effectieve opbrengsten tegenover de effectieve kosten op

dat moment komen te staan en men dus vertekende (tussentijdse) winsten of verliezen vermijdt.

Page 68: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XIII

Op die manier ontstaat een financieel rapport waarin de budgetevolutie tegenover de evolutie van de

kosten staat. Hieruit volgt dan uiteindelijk één getal dat zegt hoeveel winst of verlies er die maand op de

werf is gemaakt (maandelijks resultaat).

Daarnaast bevat het rapport nog een tweede cijfer, namelijk een prognose naar de toekomst toe: “einde

werf”. Hiervoor kijkt het hoofd van de budgetcontrole lijn per lijn naar de evolutie van de verschillende

kosten. Hij ziet dan voor elk van de posten (die gegroepeerd zijn in die vier hoofdposten) wat er tot op

vandaag maandelijks gewonnen of verloren is op de betreffende post, en extrapoleert dit voor elk van

de posten naar “einde werf”. Bijvoorbeeld: als er voor de post “beton” volgens het budget op dat

moment al 10 kuub mag betond zijn (dat is wat in de uitvoeringsstaat zal staan), maar in werkelijkheid is

er 12 kuub betond omdat de vloerplaat bijvoorbeeld te diep werd uitgegraven, dan is er 2 kuub verlies.

De bouwheer gaat dit niet betalen, dus het zal de bouwfirma zelf zijn die voor deze hogere kosten

opdraait. Daarom zal het hoofd van de budgetcontrole dit verlies extrapoleren naar het einde van de

werf. Als hij bijvoorbeeld ziet dat er al maand op maand telkens 5% verlies is op de beton, dan gaat hij

ervan uitgaan dat dit wel tot het einde van de ruwbouw elke maand zo zal zijn. Hij zal in dit geval dus 5%

verlies aanrekenen op het nog op te nemen budget voor de post “beton”.

Het is op dit prognoseresultaat einde werf dat de onderneming zich steeds gaat baseren om de

verwachte winst of verlies van het project te kennen. Ze kijken met andere woorden naar de stand van

zaken vandaag om het resultaat op het einde van de rit te kennen, en zijn dus minder geïnteresseerd in

die tussentijdse resultaten. Want dat maandelijks resultaat is nooit een continue lijn, maar verloopt

altijd schommelend: de ene maand heb je verlies gemaakt, de andere maand heb je wat winst, enz.

De rapportering van deze twee rapporten naar de directie gebeurt tijdens een maandelijkse

vergadering. Elke maand moeten de projectleiders binnenkomen voor een bespreking van de rapporten

met de technische directeur, het hoofd van de budgetcontrole en de CEO. Het status- en financieel

rapport worden tijdens deze vergaderingen uitgebreid besproken.

Sinds een half jaar wordt in dit bedrijf, naast de maandelijkse vergaderingen, ook na iedere voltooiing

van een werf een einde werf-vergadering gehouden. De personen die hierbij aanwezig zijn betreffen de

eindverantwoordelijke (projectleider), de technische directie, de nacalculatie, de aankoopdienst, de

naverkoop (de dienst die het beheer van het project vanaf dit moment moet overnemen van de

projectleider, onder meer om eventuele klachten die achteraf nog zouden komen op te lossen) en in

sommige gevallen ook de calculatie. De vergadering wordt steeds voorbereid door de projectleider en

wordt vervolgens punt per punt besproken. Er wordt van die vergadering ook een rapport opgemaakt,

dat bovendien steeds teruggekoppeld wordt naar de calculatiedienst.

Page 69: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XIV

Daarnaast komt ook de groepsdirectie (het bedrijf in deze case maakt deel uit van een groep van 5

bouwbedrijven) maandelijks eens samen. Belangrijke zaken die in een van de bouwbedrijven ontdekt

zijn worden dan gekoppeld naar de hele groep, zodat ook de andere bedrijven hieruit kunnen leren.

Bijvoorbeeld: de leveranciers en onderaannemers worden door elk van de 5 bouwfirma’s volgens

hetzelfde puntensysteem beoordeeld. Hiervan wordt dan een statistische verwerking gedaan op

groepsniveau, zodat een bepaalde onderaannemer die niet voldeed voor één van de firma’s ook niet

meer gecontracteerd wordt door de anderen.

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

In de maandelijkse vergaderingen kijkt men lijn per lijn wat er vandaag verloren is op de verschillende

posten (kostensoorten), en wat men in totaal gaat verliezen op de werf als men zo blijft voortdoen. Als

die delta groot genoeg is dan maken ze daar een actiepunt van en wordt besproken wat gedaan kan

worden om dat verlies toch te beperken. Er worden dan onder meer richtlijnen gegeven aan de

projectleider over wat hij goed moet opvolgen, waar hij moet oppassen omdat het kritiek is, …

Daarnaast worden bepaalde acties in gang gezet en evalueren ze de maand erna of het probleem al dan

niet is opgelost. Natuurlijk gebeurt het ook wel eens dat het probleem niet opgelost raakt, of dat het

niet oplosbaar is, en dan zakt dus de marge van het bedrijf (minder winst).

Hieronder volgen twee specifieke voorbeelden van zaken die in deze maandelijkse vergaderingen

ontdekt en aangepakt zouden kunnen worden:

1. We zijn met eigen arbeiders een gevel aan het metsen voor een project van vijf gebouwen, en zijn

nu nog aan het eerste gebouw bezig. Als we nu op de maandelijkse vergadering zien dat er 20%

verlies is op arbeidsuren (met andere woorden, onze mensen slagen er niet in hun rendementen te

halen op die werf, of ze zijn te duur), dan gaat het hoofd van de budgetcontrole ervan uitgaan dat ze

datgene wat ze hier verliezen waarschijnlijk ook op die andere vier blokken gaan verliezen. Dus op

“afgrenzing van de maand” zien we dat we 100 000 euro zijn verloren, wat leidt tot een prognose

van 500 000 euro verlies op arbeid tegen het einde van de werf. Op dat moment zijn er twee

mogelijkheden: ofwel probeer je het probleem met je eigen arbeiders onder controle te krijgen

(soms lukt dat, maar meestal niet), ofwel moet je alternatieven gaan bekijken. We kunnen dan

bijvoorbeeld beslissen om voor die andere blokken een onderaannemer te zoeken (zodat hij met

zijn arbeiders de taak van het metsen van de gevels overneemt), en met hem een forfait af te

spreken, zodat dat risico voor ons geminimaliseerd wordt.

2. We hebben een post “stelling” die zeer veel geld kost en de reden daarvoor blijkt te zijn dat ze die

stelling 10 keer hebben moeten verzetten. In dat geval kan men voor de volgende blokken van het

project bijvoorbeeld beslissen om met hekstijgers te werken in plaats van met stellingen. Hekstijgers

Page 70: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XV

kan je immers wel snel en gemakkelijk mobiel verzetten, en kosten bovendien ook niet meer dan

stellingen.

De bedoeling van de einde werf-vergadering is om achteraf nog eens terug te gaan kijken. Wanneer een

werf mooi binnen zijn marge is gebleven en ook geen al te extreme tussentijdse pieken en dalen heeft

gekend, is er geen probleem. In het andere geval gaat men eens terug naar het verleden om te

achterhalen wat de oorzaken hiervan waren. Tijdens einde werf-vergaderingen komen volgende zaken

steeds aan bod:

1. Planning: planning is zeer cruciaal omdat dit altijd rechtstreeks evenredig is met de kosten. Heel veel

kosten zijn immers termijn gebonden en zullen dus evenredig toenemen met de toename van de

benodigde termijn om de werf te voltooien.

2. Budgetevolutie: de evolutie van de aankooplijnen wordt daar nog eens besproken om te zien waar

het ernstig is misgelopen.

3. Veiligheid: aantal arbeidsongevallen die op die werf gebeurd zijn, de oorzaken daarvan, …

4. De onderaannemers en leveranciers die op die werf gewerkt hebben: op het einde van het project

moet de projectleider hen evalueren door hen punten van 1 tot 5 toe te kennen op de verschillende

onderdelen van een bepaalde checklist (planning, veiligheid, manier van werken, kwaliteit, …). Zo

ontstaat voor iedere aannemer en leverancier een eindcijfer, op basis waarvan beslist wordt of er

het komende jaar nog met hem gecontracteerd mag worden (ze moeten minstens 6/10 halen).

Maar op die einde werf-vergadering wordt eigenlijk niet veel meer “ontdekt”, want ontdekken gebeurt

tijdens de uitvoering. Als je dat namelijk pas ontdekt op je einde werf-vergadering dan leer je er niets

meer uit. Of je leert er dan wel iets uit voor je volgende werf, maar de bedoeling is om echt kort op de

bal te spelen en maandelijks die oefening te doen zodat je nog kan bijsturen.

Het einde werf-rapport wordt ook teruggekoppeld naar de calculatiedienst, zodat zij daaruit kunnen

leren. Daarnaast worden ook de bestelbonnen van onderaannemers waarop het bedrijf een verlies

heeft gemaakt, in kopie naar de studiedienst gestuurd. Als zij er een gewoonte van maken om die

bonnen regelmatig na te kijken, kunnen ze daaruit een aantal statistieken halen. Het is immers een feit

dat marktprijzen doorheen de tijd variëren. De calculatie moet op de hoogte zijn van deze

prijswijzigingen, zodat ze de betrokken materialen bij het opmaken van de voorcalculatie voor volgende

projecten tegen de nieuwe prijs opnemen. Specifieke voorbeelden zijn:

De huidige opgenomen prijs (in het budget) is te laag in vergelijking met de werkelijke kost: Stel dat

de studiedienst ziet dat er op alle werven een verlies is op betonblokken, dan gaan ze hun post

“betonblokken” voor de calculatie van volgende projecten best wat aanpassen (verhogen).

Page 71: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XVI

De huidige opgenomen prijs is te hoog: stel dat de bouwfirma bepaalde contracten kan afsluiten

voor het inkopen van grotere volumes van bepaalde materialen. In dat geval zakt de eenheidsprijs

van die materialen. De calculatie moet dit dus ook weten zodat ze vanaf dan een lagere kost voor

die materialen opnemen in de voorcalculatie. Dit is belangrijk omdat ze zo een exactere (lagere) kost

aanrekenen, waardoor het bedrijf in de toekomst dus ook lager kan inschrijven op projecten en op

die manier meer kans maakt om aanbestedingen te winnen.

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

Het grootste probleem, waardoor er in dit bedrijf soms minder geleerd wordt uit de einde werf-

vergaderingen dan wat potentieel mogelijk zou zijn, is eigenlijk een kwestie van het continu vechten

tegen de tijd. De procedures om het maximale te leren uit voltooide werven zijn in dit bedrijf goed in

orde. Het is enkel het tot in de details voldoen aan die procedures wat af en toe eens spaak loopt. Die

vergaderingen spelen zich namelijk af op een moment dat de studiedienst bezig is met het binnenhalen

van nieuwe projecten, dat de projectleider al op een andere werf bezig is, dat er alweer ergens nieuwe

problemen zijn opgedoken die onmiddellijke aandacht vereisen, … en staan bijgevolg niet op de eerste

plaats. Het moet dus allemaal met een bepaald tempo vooruit gaan, waardoor soms wel eens het een

en ander blijft liggen of uit de boot valt. Die vergaderingen moeten wel altijd gebeuren, maar gebeuren

dus niet steeds even consequent.

Verschillende projecten worden in dit bedrijf niet met elkaar vergeleken. Ze bekijken het case per case

omdat het “verdiend of verloren wordt op de werf zelf”. Bovendien is vergelijking moeilijk gezien men

nooit twee keer hetzelfde bouwt: de ene projectleider is de andere niet, het ene bouwbestuur is het

andere niet, het ene project is het andere niet, rendementen zijn heel moeilijk vergelijkbaar, … Enkel op

aankoopniveau wordt wel vergeleken. Iedere aankoop wordt afgezet tegenover de vorige aankopen om

te kijken of bepaalde leveranciers geen hogere prijzen vragen voor hetzelfde materiaal dan leveranciers

op andere werven.

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Wat de evaluatie van het personeel betreft, wordt in dit bedrijf gedeeltelijk rekening gehouden met de

behaalde resultaten. Ten eerste speelt dit resultaat een rol bij het bepalen van de arbeiders en

bedienden die op het einde van het jaar een loonopslag zullen krijgen. Daarnaast is er ook een

bonussysteem aanwezig waarbij resultaten, omzet, en planning de doorslaggevende parameters zijn.

Tenslotte zijn er ook nog bonussen mogelijk voor uitzonderlijke resultaten die effectief toe te wijzen zijn

Page 72: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XVII

aan het werfteam (een werf die een heel krappe planning heeft gehaald, een resultaat heeft behaald dat

boven de verwachtingen uitstijgt, …).

Die evaluatie staat echter wel los van de vergaderingen voor het bekijken van de resultaten om eruit te

leren. Die evaluatie is een apart circuit en gebeurt slechts één keer per jaar. Anderzijds is het wel zo dat

de prestaties van medewerkers in dit bedrijf eigenlijk maandelijks gemonitord worden. Bijvoorbeeld:

De projectleider moet maandelijks voor de jury van de directie komen, dus als hij zijn werk niet goed

doet wordt hij hierop berispt.

Wanneer men ziet dat een bepaalde ploeg arbeiders steeds zeer slechte rendementen heeft, dan

zullen zij hierop aangesproken worden. Men wacht dus niet tot het einde van het jaar om met hen

te spreken.

Page 73: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XVIII

Bijlage 3: Interview case 2

Deze case betreft een interview met de CEO en Lean Manager van een bouwfirma in Drongen, op 19

maart 2014.

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

In dit bedrijf wordt de voorcalculatie gemaakt door de calculatiedienst, terwijl de nacalculatie verkregen

wordt via de boekhouding. Er zijn 400 à 500 posten (vb. “fundering”) die elk hun eigen bewakingscode

hebben. Voor elk van deze posten wordt vooraf door de calculatiedienst een kost gecalculeerd.

Wanneer dan de facturen ontvangen worden van de leveranciers en onderaannemers, wordt de

werkelijke kost voor die post door de boekhouding op diezelfde bewakingscode ingeboekt. Voor de

tijdsregistratie (de uren) wordt gebruik gemaakt van een track-and-trace systeem: ieder bedrijfsvoertuig

is voorzien van een toestel waarvoor de bestuurder een unieke badge heeft. Met die unieke code

moeten ze iedere dag badgen wanneer ze starten en stoppen met werken, op welk projectnummer ze

starten, en met welke bewakingscode (met andere woorden: met welke fase ze aanvatten). Op die

manier kan men dus steeds per post gaan vergelijken of er winst of verlies is.

Alle nacalculaties worden gemaakt op het einde van het project. De rapportering die hierop volgt vindt

in dit bedrijf plaats op twee niveaus:

1. Het resultaat per project (op niveau van de projectleider): iedere projectleider heeft bijvoorbeeld 20

dossiernummers waarvoor hij verantwoordelijk is vanaf de aanvang van het project tot wanneer die

woning of het appartement opgeleverd wordt. Voor elk van deze projecten wordt op het einde de

winst of het verlies bepaald.

2. Het geconsolideerde resultaat per product (op niveau van de operationele directeur): er is een

operationele directeur voor elk van de drie producten die het bedrijf voortbrengt (namelijk:

woningen, appartementen, en renovatie). Wanneer een operationele directeur bijvoorbeeld 5

projectleiders onder zich heeft die elk verantwoordelijk zijn voor 20 woningen, dan is het zijn taak

om voor de totale 100 woningen het margebeleid te monitoren.

Op kwartaalbasis zit men op managementniveau samen om die cijfers te bekijken. Het betreft hier

vergaderingen tussen enerzijds de lean manager, die waakt over de productiviteit, de productkwaliteit,

de werkinstructies en het proces op zich, en anderzijds de operationele directeur. Achteraf moeten zij

hun bevindingen steeds rapporteren naar de CEO.

Page 74: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XIX

Men is in dit bedrijf op dit moment echter volop bezig met de ontwikkeling van een soort financieel

dashboard voor de projectleiders. Hiermee kunnen zij te allen tijde online de voorcalculatie en

boekhoudkundige kosten tegenover elkaar afzetten. Op die manier kunnen zij die twee kolommen

voortdurend monitoren om te zien hoe ver ze afwijken van datgene wat vooraf gecalculeerd was. Dit zal

de projectleiders toelaten om in de toekomst veel korter op de bal te gaan spelen. Ook zorgt dit systeem

ervoor dat de verantwoordelijkheid voor het project en het bewaken van de kosten in eerste instantie

bij de projectleider komt te liggen. Het feit dat de projectleider meer verantwoordelijk wordt voor de

beheersing van de kosten van zijn projecten, brengt uiteraard wel met zich mee dat hij het

gecalculeerde budget als haalbaar moet ervaren. Daarom zal het noodzakelijk zijn dat de projectleider

de voorcalculatie steeds aanvaardt voordat hij het project zelf aanvaardt. Want op het moment van de

voorcalculatie is het project meestal nog niet verkocht, zodat de verkoopprijs eventueel nog kan

aangepast worden. Maar eens de projectleider de voorcalculatie aanvaard heeft, is het dus wel zijn

kritische prestatie-indicator (KPI) om effectief binnen die budgetten te blijven.

Vanaf dit financieel dashboard er is, zal het management ook wekelijkse meetings houden met de

projectleider. Het financieel dashboard zal dan overlopen worden, en de projectleider gaat voor alle

lichtjes die rood of oranje branden verantwoording moeten afleggen.

Daarnaast wordt maandelijks ook een rapport opgemaakt voor de CEO, dat per product (woningen,

appartementen, en renovaties) grafieken weergeeft van de gemiddelde marge van alle projecten die in

die maand zijn opgeleverd (op geconsolideerd niveau dus). Zo krijgt de CEO een zicht op hoe de marge

van het bedrijf er voor de verschillende producten voor staat in vergelijking met het budget. Voor hem is

dit belangrijker dan de marges per individueel project, omdat het zijn taak is om te monitoren of het

bedrijf op dat moment nog op schema zit volgens het budget voor dat jaar. Wanneer uit deze grafieken

blijkt dat de marges voor een bepaald product niet gehaald worden, dan geeft de CEO de opdracht aan

de algemene directeur om alle projecten van dat product (vb. woningen) terug individueel te gaan

bekijken om te achterhalen hoe dat komt.

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

Er zijn volgens dit bedrijf 3 soorten verbeteringen mogelijk, namelijk op vlak van kosten (marge),

klantentevredenheid, en productkwaliteit. En de nacalculatie vanuit de boekhouding is vooral gericht op

het verbeteren van de marge, wat dus louter productiviteit of organisatorisch is. Wel kan de nacalculatie

soms onrechtstreeks aanleiding geven tot een hogere producttevredenheid of productkwaliteit. Het kan

namelijk voorkomen dat uit de nacalculatie blijkt dat bepaalde acties gewoon te veel tijd in beslag

nemen. Men zal dan naar alternatieve producten gaat zoeken.

Page 75: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XX

Wat het leren uit nacalculatie betreft, zijn er 4 posten waarin de totale bouwkost kan opgedeeld worden

en die je dus kunt gaan monitoren: de kosten van je onderaannemers, het materiaalgebruik, de uren, en

de algemene werfinrichting. Maar stel nu dat uit de driemaandelijkse nacalculatie vergaderingen blijkt

dat voor een bepaalde taak meer is gefactureerd dan voorzien was, dan houdt het daar ook bij op. Je

bent op dat moment immers veel te laat om nog iets aan het probleem te doen. Uit de vergaderingen

op kwartaalbasis komen bijgevolg eigenlijk vooral nog structurele wijzigingen voort. Echt operationele

punten moeten door de projectleider opgelost worden, aan de hand van dat financieel dashboard. De

projectleider zal dit dashboard dus voortdurend moeten monitoren, omdat het voor operationele

problemen van groot belang is dat er direct acties ondernomen worden. Hij zal ook wekelijks

verantwoording moeten afleggen naar zijn hiërarchische lijn (de operationele manager). Dit vermijdt dat

het probleem pas een kwartaal of zelfs een jaar later, twee hiërarchische lijnen hoger (zijnde de

algemene directeur of zelfs de CEO) geconstateerd wordt, en men het dan weer moet terugkoppelen

naar de projectleider om de oorzaak alsnog te proberen achterhalen. Tijdens deze wekelijkse

vergaderingen met zijn directie, zal de projectleider dus uitleg moeten geven bij de resultaten die het

financieel dashboard op dat moment weergeven: waarom staat het lichtje in het rood, en wat de actie is

die hij gaat nemen om van dat rood lichtje een oranje of groen lichtje te maken. Daarnaast kan het

natuurlijk ook voorkomen dat het rood lichtje onmogelijk groen te krijgen is. Want ook dat kan aanvaard

worden, je kunt niet alles naar groen krijgen. Maar dan zal de projectleider wel moeten kunnen

uitleggen waarom dit niet mogelijk is (vb. het probleem zit in de voorcalculatie, het komt door

uitzonderlijke omstandigheden op de werf, ...).

Dankzij dat online financieel dashboard zal het in de toekomst bovendien mogelijk worden voor de

projectleider om op elk moment te gaan kijken hoe hij ervoor staat met zijn projecten. De groene

knipperlichtjes geven aan dat hij goed zit, die betekenen immers dat hij voldoet aan de voorcalculatie.

Maar op alle knipperlichtjes die rood branden zou hij eigenlijk eens moeten gaan inzoomen, om te gaan

kijken wat de oorzaak daarvan is. Bijvoorbeeld: er waren voor een bepaalde taak 100 uren voorzien,

maar de betrokken arbeiders hebben er 120 uren over gedaan. De projectleider kan hen dan

onmiddellijk gaan aanspreken om naar de oorzaak hiervan te polsen. Hij kan hen dan duidelijk maken

dat hun productiviteit in het vervolg hoger moet of dat hun manier van werken anders moet.

De bedoeling van het systeem is dus dat de projectleider dit financieel dashboard gaat gebruiken om

ofwel nog tijdig bij te kunnen sturen, ofwel te gaan anticiperen op de volgende projecten. Het grote

voordeel van dit nieuwe systeem is dat de oorzaken van bepaalde problemen op dat moment nog vers

in het geheugen zitten bij de arbeiders, gezien het over taken gaat die ze de laatste weken (en dus niet

meer dan een jaar geleden) hebben uitgevoerd.

Page 76: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXI

Tijdens de driemaandelijkse vergaderingen tussen de lean manager en operationele directeur worden

dan vooral de structurele problemen uitvoerig bestudeerd. Er wordt ten eerste nagegaan of de

calculatie die vandaag in het systeem zit, nog klopt met de situatie op de werven. En als de calculatie

inderdaad nog actueel blijkt, maar er zijn toch afwijkingen tussen budget en werkelijke kosten, dan

moeten zij bepalen welke acties vereist zijn om de vooropgestelde marge in de toekomst wel te halen.

Dat is eigenlijk een oefening die een beetje continu loopt, door bij afwijking te gaan kijken waar die

afwijking effectief zit. Er zijn immers drie oorzaken mogelijk voor afwijkingen, namelijk:

1. Calculatie: het kan zijn dat de voorcalculatie niet klopt doordat men niet met alle parameters heeft

rekening gehouden (waarmee men vooraf rekening had kunnen houden).

2. Productiviteit: het kan zijn dat bepaalde ploegen gewoon veel te traag gewerkt hebben.

3. Organisatorisch: het kan ook zijn dat de calculatie op zich wel correct is berekend, maar dat een

bepaalde taak door omstandigheden toch meer tijd in beslag heeft genomen dan wat gecalculeerd

was.

Eens ze ontdekken dat er afwijkingen zijn, wordt het dus vrij complex om te achterhalen wat nu eigenlijk

de juiste oorzaak is. En als ze de oorzaak dan eenmaal gevonden hebben, moeten ze gaan zoeken hoe ze

dat in de toekomst kunnen vermijden. Mogelijke oorzaken voor productiviteitsproblemen betreffen

onder meer het ontbreken van werkinstructies, het niet volgen van werkinstructies, mensen die nog een

stuk opgeleid moeten worden, … Voorbeelden van onvoorziene omstandigheden die zich op een werf

kunnen voordoen zijn leveranciers die niet correct leveren, materiaal dat niet voldoet aan wat men

vooropgesteld had, het weer, … Daarnaast kan ook de specifieke situatie op een werf aanleiding geven

tot organisatorische problemen. Bijvoorbeeld: er moet een raam geplaatst worden op de eerste

verdieping van een gebouw, maar de arbeiders kunnen er met hun buitenstellen bijna niet aan omdat er

plaats te kort is. Ze moeten dan binnen in het gebouw een hele constructie opzetten om dat raam

boven te krijgen. Daardoor zijn ze in totaal vb. 2 dagen bezig met het plaatsen van dat raam. Hiermee zal

de voorcalculatie echter nooit rekening gehouden hebben, want zij bekijken dat gewoon iedere keer als

“het plaatsen van een raam van 3 op 3”, wat vb. altijd een halve dag mag duren. Het probleem hier is

dus dat een calculator zelden op de werven komt, en bijgevolg niet de organisatorische kennis heeft om

bepaalde grijze zones in de voorcalculatie te kunnen opvangen. Het is ook daarom dat het de bedoeling

is om de projectleider in de toekomst (bij invoering van het financieel dashboard) voorafgaand aan de

aanvaarding van een project steeds de voorcalculatie te laten goedkeuren.

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

Het probleem bij de vergaderingen tussen de lean manager en operationele directeur is dat op het

moment dat zij de rapportering op geconsolideerd niveau binnenkrijgen, die werken al 1 à 1,5 jaar bezig

Page 77: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXII

zijn of zelfs al volledig zijn afgerond. Het feit dat je steeds met die grote vertraging zit is dus een enorm

nadeel van de bouwsector. Als men bijvoorbeeld vaststelt dat de voorcalculatie aangepast moet

worden, moet er rekening mee gehouden worden dat die aanpassingen pas zichtbaar zullen zijn in de

grafieken (van de marges) van gemiddeld 1,5 jaar later. De projecten die aan de hand van de

aanpassingen worden gecalculeerd, zullen immers pas ongeveer 1,5 jaar later afgewerkt zijn. Daarnaast

is ook de korrel van meting grover in deze sector: er moet gekeken worden naar uren of halve dagen,

terwijl men in de fabriek kan rekenen in minuten of zelfs seconden. Het product van de bouwsector is

bovendien ook niet gestandaardiseerd, enerzijds doordat elk gebouw anders is en elke klant ook nog

eens specifieke eisen stelt. Anderzijds ook doordat de bouw eigenlijk een ambacht is, er zit daar zeer

veel handenarbeid in. Dit alles maakt het heel moeilijk en heel grof om de nacalculatie te analyseren.

Wat in dit bedrijf verder nog moeizaam verloopt, is de uitwisseling van ervaringen tussen de

verschillende projectleiders onderling. Eigenlijk zou de projectleider de vragen van zijn klanten en de

verkregen antwoorden hierop op een of andere manier moeten kunnen delen met collega-

projectleiders. Vandaag de dag gebeurt dit echter nog niet in het bedrijf. Het gaat hier dus over een

gebrek aan interne communicatie. De oorzaak van dit probleem is vooral een kwestie van gebrek aan

tijd. De bouwsector heeft slechts beperkte middelen om een dergelijke professionele aanpak te voeren

(in tegenstelling tot vb. de farmacie of multinationals). Dit komt door de beperkte schaalmogelijkheden

(de bouwsector brengt een product voort dat sterk regionaal verankerd is en dus niet wereldwijd kan

verspreid worden), de harde concurrentie in Vlaanderen, en de toenemende toestroom van (veel

goedkopere) buitenlandse werkkrachten. Het is dan een kwestie van kiezen waarin men zich wel nog

verder professioneel wenst uit te bouwen, en wat men voorlopig nog niet gaat doen. En dat is iets wat

men gewoon moet aanvaarden. Het heeft geen zin om een onderneming uit te bouwen die best in class

is, maar waar de kostenstructuur dan wel zodanig hoog is dat er geen winst meer gemaakt wordt. Dat is

iets dat je constant moet gaan afwegen in de bouwsector.

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Vandaag worden de projectleiders al gedeeltelijk geëvalueerd op klantentevredenheid en

productkwaliteit, en binnenkort zal daar ook financiële verantwoordelijkheid bijkomen. Dit

evaluatiesysteem zal van start gaan wanneer het financieel dashboard in gebruik wordt genomen. De

projectleider zal vanaf dan immers verantwoordelijk zijn voor de bewaking van de kosten van zijn

projecten. De bedoeling is dan dat de projectleider eens hij een project (en de voorcalculatie ervan)

aanvaard heeft, een variabele bonus zal krijgen wanneer hij door zich in te spannen meer opbrengsten

Page 78: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXIII

haalt dan voorzien was volgens zijn KPI. Op die manier moet een win-win situatie ontstaan. De

projectleider wint erbij, want zijn loon zal stijgen. Maar ook het bedrijf wordt er beter van omdat de

projectleiders zich door het introduceren van een KPI met financiële gevolgen meer zullen focussen, wat

normaal zal leiden tot hogere marges. Bijvoorbeeld: het kan zijn dat een projectleider nu al een hele tijd

met een plakker werkt die aan 150 euro zit, terwijl er hiervoor slechts een budget van 100 euro voorzien

is. Als hij nu die KPI op zich gaat krijgen, is er veel kans dat hij die plakker wat meer onder druk gaat

zetten om in de toekomst tegen 100 euro te plakken, of dat hij op zoek gaat naar een goedkopere

plakker. Het nadeel is wel dat wanneer men aan de projectleider zaken gaat vragen die niet tot zijn KPI

behoren, de kans groot is dat hij ze niet of minder goed zal doen.

Page 79: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXIV

Bijlage 4: Interview case 3

Case 3 betreft een interview met de Algemeen Directeur en Project Manager van een bouwfirma in

Wortegem-Petegem, op 21 maart 2014.

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

Dit bedrijf doet geen voorcalculatie. Dat komt omdat ze niet aan de juiste gegevens geraken. Hiervoor

geven ze twee redenen:

1. Het huidige softwareprogramma voldoet niet.

2. De aard van hun product: ze werken voor de eindklant (in plaats van via openbare aanbesteding), en

dit maakt hun product heel complex. Het zorgt er immers voor dat ze moeten werken met

verkooprijzen in plaats van aankoopprijzen (hun winst is afhankelijk van de verkoopprijs).

Deze verkoopprijzen voor de eindklant worden door de algemene directeur bepaald, tijdens

vergaderingen met de leden van de directie.

Wat de nacalculatie betreft, zit het bedrijf nu in een overgangsfase. Ze willen immers overschakelen op

een nieuw softwarepakket. De bedoeling van het nieuwe softwarepakket is om de berekening van de

kosten per project verder te gaan aanvullen (dan nu gebeurt) door ze gedetailleerder op te delen (vb.

naar “fundering”, …). Op die manier willen ze bekomen dat ze 100% van de kosten van het project in de

nacalculatie kunnen steken, in plaats van slechts ongeveer 50%, wat nu nog het geval is. Anders gesteld

is het nieuwe systeem dus bedoeld om een volledige nacalculatie mogelijk te maken. Ze gaan in het

nieuwe systeem bovendien met standaarden werken, door voor elk onderdeel van de kosten met een

algemeen nummer te werken. Op die manier kunnen er geen fouten meer gemaakt worden, want om

een bepaalde kost te boeken moet men vanaf dan gewoon altijd het daarvoor bedoelde algemeen

nummer gebruiken.

De reden waarom ze pas nu begonnen zijn met het opzetten van een nieuw systeem, is het feit dat ze

eigenlijk wat vastgeroest waren. Ze gebruiken het oude systeem al 15 jaar, maar ondertussen is er veel

gebeurd (faillissement, overname, …) waardoor het systeem steeds meer kritiek kreeg. Het was ook

duidelijk dat het pakket niet langer geschikt was. Het was eigenlijk zelfs een pakket dat enkel voor

productie geschikt is, wat voor dit bedrijf dus niet voldoende is. Ze hebben met andere woorden 15 jaar

geleden een verkeerd pakket gekocht en zijn het toch al die tijd blijven gebruiken. Daarnaast was het

oude systeem ook heel onoverzichtelijk.

Page 80: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXV

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

Tijdens de vergaderingen waarop de leden van de directie samenkomen om de verkoopprijzen te

bepalen, worden vaak ook nog andere zaken besproken. Specifieke voorbeelden van dingen die tijdens

deze vergaderingen al ontdekt zijn, betreffen:

“verkopen op plan” blijken voor dit bedrijf geen interessante woningen te zijn om te bouwen (vb.

tussenwoningen).

Kleine aannemers zijn in tegenstelling tot dit bedrijf niet in staat om complexe projecten uit te

voeren, gezien ze hier niet de middelen voor hebben. Ze gaan bijgevolg vooral simpele projecten

doen, gezien ze deze projecten goedkoop kunnen uitvoeren. Dit bedrijf gaat iets heel simpels echter

vaak te duur aankopen, waardoor ze op de duur enkel nog het moeilijke/complexe werk

binnenhalen.

De zaken die men hier ontdekt hebben volgens de respondenten vaak voor een groot deel te maken

met ervaring.

Wanneer het nieuwe softwaresysteem op punt staat en er dus een echte nacalculatie zal plaatsvinden,

zal deze informatie door het directieteam gebruikt worden voor twee zaken:

1. Inzoomen op de projecten om de technische zaken ervan te bestuderen en indien nodig

aanpassingen te doen.

2. Indien blijkt dat de marges te laag zijn, zal men beslissen om de prijzen op te slaan of bepaalde

projecten niet langer te aanvaarden (omdat ze onvoldoende winstgevend zijn).

Met het huidige systeem lukt een grondige analyse immers niet. Dit systeem is bedoeld om facturen op

projecten te boeken, maar dit werkt dikwijls niet in dit bedrijf. Hiervoor geven ze een aantal redenen:

1. De boekhouding moet juist boeken (facturen aan het juiste project toeschrijven, de correcte cijfers

boeken, en juiste berekeningen maken). Dit lukt niet altijd, omdat de boekhouding weinig voeling

heeft met de werf. Bovendien klopt het theoretisch model aan de hand waarvan de berekeningen

gebeuren niet altijd helemaal.

2. Deze onderneming werkt met eigen personeel in plaats van louter via onderaanneming. Dit

betekent dat het voor hen niet volstaat om gewoon facturen te gaan optellen om de totale kosten

te berekenen. Men zou daarnaast ook de uren van de fabriek (schrijnwerkerij), kosten op de werf, …

moeten kunnen bepalen en dat is volgens hen veel moelijker.

Page 81: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXVI

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

De grootste uitdaging is volgens de respondenten het feit dat er wel veel informatie aanwezig is in het

bedrijf, maar dat deze informatie zich overal en nergens bevindt (zeer verspreid dus). Het is een enorm

vervelend en tijdrovend werk om al die gegevens te proberen verzamelen. Alles zou met andere

woorden centraal verzameld, opgevolgd en bewaakt moeten kunnen worden. Op dit moment (met het

oude systeem) wordt daaraan nog te weinig belang gehecht. Het nieuwe systeem moet dit probleem

dus gaan bijsturen: er komt vanaf dan immers wel een nacalculatie, zodat kan opgevolgd worden op

welke vlakken men goed of juist slecht bezig is.

Er zijn volgens dit bedrijf twee redenen waarom bouwfirma’s steeds meer belang hechten aan een goed

calculatiesysteem:

1. Zolang alles goed gaat in de bouwsector en er veel winst is, is er geen reden tot verandering.

Tegenwoordig hebben veel bouwbedrijven het echter moeilijk, waardoor ze veel meer aandacht

gaan besteden aan methoden voor het drukken van de kosten (om zo hun winstgevendheid en

voortbestaan te beschermen).

2. Vroeger gebeurde er in de bouwsector veel meer in het zwart. Men wou toen dus liefst zo weinig

mogelijk registreren in de boekhouding, zodat de fiscus er niet achter kwam. Nu wordt alles veel

meer gecontroleerd en is zwartwerk moeilijker. Dus als alles dan toch correct en volledig geboekt

moet worden, kan je maar beter meteen een goed systeem uitwerken zodat je er zelf ook iets aan

hebt.

Ook geeft men aan dat de grote bouwbedrijven al langer bezig zijn met nacalculatie dan zijzelf, en er ook

al verder in staan. De reden die ze daarvoor aanhalen is dat die grote bedrijven hiervoor veel meer

middelen (budget) hebben. Ze beweren ook dat er andere (kleine) bedrijven bestaan die zelfs nog veel

verder achter zitten, en die bijvoorbeeld zelfs enkel een excel-bestand gebruiken voor het monitoren

van hun kosten.

Wat dit bedrijf wel af en toe doet, is de goede en slechte projecten naast elkaar leggen om hieruit

dingen af te leiden. Bijvoorbeeld: men zou door vergelijking van projecten kunnen constateren dat de

verkoopprijs verkeerd berekend is. Als het gaat om een eenmalige fout, dan is daar achteraf niets meer

aan te doen. Als het echter een structureel probleem betreft dat in alle projecten voorkomt, dan gaat

men dat zo snel mogelijk oplossen.

Page 82: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXVII

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op

organisatorisch leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Nacalculatie wordt in dit bedrijf niet gebruikt om de prestatie van bepaalde medewerkers te evalueren.

Zij vinden dit geen goed evaluatiesysteem, en geven hiervoor volgende redenen:

1. Je kan op die manier enkel beoordelen hoe ze presteren qua verkopen (terwijl er nog andere zaken

belangrijk zijn: kwaliteit, klantentevredenheid, …)

2. Je kan ook alleen per ploeg beoordelen, terwijl die ploegen voor elk project anders samengesteld

zijn. Bovendien krijgt een goede ploeg meestal ook de moeilijkste projecten toegewezen, wat

beoordeling op basis van prestaties oneerlijk maakt.

3. Medewerkers willen niet gecontroleerd worden, dus invoering van zo een evaluatiesysteem zal hen

het gevoel geven dat ze geboycot worden. Dit is uiteraard niet bevorderlijk voor hun prestaties.

4. Het is in de bouwsector heel moeilijk om te bepalen op basis waarvan je bonussen zou moeten

toekennen.

Page 83: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXVIII

Bijlage 5: Interview case 4

De laatste case betreft een interview met de Technisch Directeur en Budgetverantwoordelijke van een

bouwfirma in Zwijndrecht, op 28 maart 2014.

“Hoe kan nacalculatie van projecten door bouwbedrijven interactief gebruikt worden om te leren?”

Dit bedrijf heeft een calculatieafdeling (aanbestedingsdienst) die ervoor zorgt dat ze op regelmatige

basis offertes buitenkrijgen. Ze gebruiken daarvoor de normen van calculatie die het bedrijf heeft vanuit

de werven. Gezien elk project uniek is, mogen die gegevens echter niet zomaar uit de database van

normen gehaald worden. Er moet steeds opnieuw een analyse en redenering gemaakt worden. Men

gaat daarbij behoorlijk in detail. Bijvoorbeeld: als men voor een bepaald project kolommen moet

bekisten en betonneren, wordt er gekeken naar de grootte, hoogte, breedte, en het aantal kolommen,

om te zien in welke mate daar repetitie in zit. Op basis daarvan wordt dan bepaald hoeveel arbeiders en

tijd er nodig zal zijn. Daar komt dan een norm uit, die gecheckt wordt met de bibliotheek van normen

die het bedrijf bezit. De redenering die de calculator heeft gemaakt voor zijn calculatie wordt ook steeds

gecontroleerd door de hoofdcalculator. Tenslotte worden er marges bepaald, die afhankelijk zijn van de

moeilijkheidsgraad en risico’s van het project.

Als ze er op basis van de calculatie dan in slagen om het werk binnen te halen (de aanbesteding te

winnen), wordt er een overdracht gedaan. Het project wordt vanaf dan overgedragen naar de uitvoering

en er wordt een projectleider aangesteld als verantwoordelijke. Hij zoekt dan eerst (samen met de

uitvoeringsdirectie) uit welk systeem het meest geschikt is voor die werf. Dit is al een belangrijk

denkmoment, omdat het niet enkel het rendement zelf is dat gemonitord moet worden, het is vooral

ook de keuze van de systemen die dit rendement bepaalt. Bovendien zal je wanneer je een bepaald

systeem achteraf moet gaan aanpassen, nooit nog dezelfde winst kunnen genereren dan wanneer je op

voorhand nagedacht hebt wat het meest geschikte systeem is. Op basis van de gekozen systemen kan

men dan beginnen met de uitvoering van de werken, en moet de projectleider een nacalculatie doen

om te controleren of de rendementen al dan niet gehaald worden. De nacalculatie gebeurt in dit bedrijf

op basis van een analytische boekhouding, waarbij kosten onderverdeeld worden in kostenplaatsen

(werven) en kostensoorten. Het is in deze bouwfirma dus de projectleider die de dagelijkse controle

doet over de rendementen en daar ook de verantwoordelijkheid voor heeft.

Maandelijks vindt dan een budgetcontrolevergadering plaats tussen de projectleider en

budgetverantwoordelijke. Sommige productiedirecteurs verkiezen om er ook bij te zijn tijdens deze

Page 84: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXIX

vergadering, anderen willen dit niet. De door de projectleider opgestelde nacalculatie wordt dan

besproken met de budgetverantwoordelijke, die vervolgens het definitieve nacalculatierapport voor die

maand opstelt.

Het verslag van deze eerste vergadering wordt vervolgens (een week erna), tijdens een tweede

maandelijkse vergadering, door de budgetverantwoordelijke gerapporteerd naar de (technische)

directie. Dan worden alle werven (vrij beknopt) één voor één besproken. Op die manier is de directie

ook over alles geïnformeerd.

Driemaandelijks vindt ook een vergadering plaats tussen de directie, budgetcontroller, en

calculatiedienst, waarop alles nog eens wat grondiger wordt besproken. De leden van de directie die

hierbij aanwezig zijn, betreffen de productiedirecteurs van elk van de vier afdelingen waarin het bedrijf

gestructureerd is (namelijk: burgerlijke bouwkunde, privégebouwen, openbare gebouwen, en parkings

en industrie). Men bekijkt dan samen de rendementen, om na te gaan in welke mate de reële normen

afwijken van de gecalculeerde normen. Vervolgens wordt ook een verklaring gezocht voor die

verschillen.

Daarnaast vindt in dit bedrijf na elk project ook een lessons learned vergadering plaats, waarbij het

project geëvalueerd wordt. Dan komen de verschillende aspecten van dat project terug aan bod. En dat

gebeurt met de hele werfploeg: de projectleider, de directie (uitvoeringsdirectie en technisch directeur),

meestal iemand van de calculatie, en soms ook de budgetverantwoordelijke. Ze zijn daaraan wel wat

aan het sleutelen, omdat het zeer belastend (tijdrovend) is als de calculatiedienst daar elke keer bij

aanwezig moet zijn. Daarom trachten ze nu een aantal van die “lessons learned” te groeperen, en van

daaruit dan de calculatiedienst erin te betrekken. Dit gebeurt door van iedere projectevaluatie (waarbij

de calculatiedienst niet langer aanwezig is) een document op te maken. Deze documenten worden

verzameld bij de technische directie en uitvoeringsdirectie, zodat zij hieruit een aantal tendensen

kunnen afleiden. Die vaststellingen worden dan teruggekoppeld naar de calculatiedienst.

Onlangs hebben ze in deze bouwfirma ook nog een bijkomende actie ingevoerd, namelijk “faalkosten”.

Het gaat hierbij om een groepje van medewerkers uit verschillende uitvoeringsdelen (werfleider,

projectleider, iemand van het depot, …) dat samenkomt. Wanneer er iets gebeurd is op een werf

(eenmalige feiten), gaan zij dat analyseren: wat is er verkeerd gegaan, waarom is het verkeerd gegaan,

en wat kunnen we in de toekomst doen om dat te vermijden. Er wordt daar ook een rapport van

opgemaakt, dat besproken wordt op de projectleidersvergadering.

Page 85: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXX

“Wat kunnen bouwbedrijven leren uit het interactief gebruik van nacalculatie?”

Tijdens de maandelijkse budgetcontrolevergadering bespreekt de projectleider met de

budgetverantwoordelijke wat de behaalde rendementen zijn en hoe het komt dat ze niet kloppen met

de gecalculeerde normen. Er wordt dus gezocht naar de oorzaken waarom er winst of verlies gemaakt

wordt op bepaalde posten. Vaak zijn deze vergaderingen vrij technische discussies (zeker wanneer de

productiedirecteur er ook bij is), over zaken waarvan de budgetverantwoordelijke zelf niet veel kent. Hij

komt immers nauwelijks op de werven en heeft er dus weinig voeling mee. Het zoeken naar oplossingen

voor afwijkingen gebeurt wat dat betreft op een vrij vrijblijvende manier tijdens die eerste vergadering.

Als immers blijkt dat de rendementen ergens niet gehaald worden en de budgetverantwoordelijke stelt

daar vragen over, dan zeggen de projectleiders al snel dat hij er niet veel van snapt. Of ze geven er een

technische verklaring voor die de budgetverantwoordelijke vanuit zijn kennis niet op correctheid kan

beoordelen, waardoor de projectleiders er soms mee weg geraken zonder zich echt te moeten

verantwoorden. Onder meer daarom is er ook steeds die tweede vergadering, waarbij de

budgetverantwoordelijke verslag uitbrengt aan de directie. Zij zijn immers veel beter op de hoogte van

de technische kwesties op de werven, en kunnen dus beter beoordelen of de technische uitleg van de

projectleider wel effectief klopt. Zij kunnen hem hierop dan aanspreken, en controleren of de bewuste

problemen ondertussen wel degelijk opgelost zijn.

Wanneer uit de maandelijkse vergaderingen met de projectleider of directie blijkt dat bepaalde

rendementen niet gehaald worden (of juist beter zijn dan gepland), heeft dat meestal te maken met een

aantal randvoorwaarden die men niet goed bewaakt: minder goede arbeiders, een ploeg die niet

beschikbaar was, de kraan die te zwaar belast is, … Daarnaast kan het ook zijn dat de cijfers gewoon niet

juist waren (vb. de manuren die niet juist geïmputeerd werden, een factuur die verkeerd geboekt werd,

…). Het correct imputeren is immers ook niet altijd evident. In dat geval moeten de cijfers dus eerst

gecorrigeerd worden.

Wanneer in deze vergadering dus effectief afwijkingen worden vastgesteld, zijn er twee mogelijkheden:

ofwel kan je er iets aan doen, ofwel niet. Als het gaat om een probleem bij een taak die slechts eenmalig

moet uitgevoerd worden (vb. bij het bouwen van een bepaald gebouw), zie je dat een maand na de

feiten in de budgetcontrolevergadering. En het is wel goed om te weten wat de oorzaak was van het

probleem, maar verder kan je daar niet veel meer aan doen. Wanneer het daarentegen gaat om een

werf met veel repetitief werk, kan je nog tijdig ingrijpen wanneer het misloopt. Bijvoorbeeld: wanneer

een tunnel gebouwd moet worden die bestaat uit 48 stukken, kan je dat vanaf het eerste stuk beginnen

opvolgen. Als daar al iets misloopt, dan zijn er nog 47 stukken waarop wel kan ingegrepen worden.

Page 86: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXI

Maar zelfs bij dat repetitief werk zal je zelden te horen krijgen van projectleiders dat het op basis van de

budgetcontrole is dat ze ingrijpen. Ze gaan immers nooit toegeven dat ze het bewuste probleem zelf nog

niet door hadden. De budgetverantwoordelijke houdt zich daarom aan het louter rapporteren van waar

er winst of verlies wordt gemaakt, maar gaat heel bewust zelf niet beoordelen/interpreteren wie of wat

daarvan de oorzaak is. Hij vindt ook dat hij hiertoe technisch onvoldoende bekwaam is.

De projectleiders gaan dus nooit onderkennen dat ze effectief leren uit de budgetcontrole die de

budgetverantwoordelijke voor hen doet. Maar wat men in dit bedrijf wel heeft vastgesteld is dat ze

bijna systematisch meer verlies maken wanneer die controles niet gebeuren. In 2010 hebben ze dit eens

statistisch bekeken. De budgetverantwoordelijke heeft toen voor alle werven die sinds het begin van zijn

carrière bij dit bedrijf tot 2010 waren uitgevoerd (dat waren ongeveer 100 werven), aangegeven of hij al

dan niet tevreden was over de budgetcontrole (door de werven punten te geven van 1 tot 5). Een goede

budgetcontrole hangt voornamelijk af van de mate waarin de projectleider meewerkt, want anders is

het heel moeilijk om een budgetcontrole te draaien. Op basis van die scores is men dan eens gaan kijken

naar de correlatie tussen het goed of slecht draaien van een werf enerzijds en het goed of slecht draaien

van een budgetcontrole anderzijds. En die correlatie bleek zeer duidelijk aanwezig: op een werf met een

slechte budgetcontrole draaien ze ook mindere resultaten. Het betreft geen oorzakelijk verband (het is

niet omdat je een budgetcontrole draait dat je een beter resultaat hebt), maar het is blijkbaar wel iets

dat samenhangt.

Dus in die zin kan er eigenlijk wel gesteld worden dat er toch geleerd wordt uit de budgetcontrole, want

als je ze niet hebt dan voel je als directie onmiddellijk een gemis. Dit is ook één van de frustraties van de

budgetverantwoordelijke: zolang de budgetcontrole goed gaat, voelt hij zich soms zelfs wat onnuttig in

het bedrijf. Zeker als de projectleider het goed doet, dan komt hij iedere maand zijn budgetcontrole

voorlezen en geeft hij aan alles een goede uitleg, nog voor de budgetverantwoordelijke zelf de vraag

moet stellen. Het enige wat de budgetverantwoordelijke dan moet doen is het eindresultaat

overschrijven. De dag dat je die budgetcontrole door de budgetverantwoordelijke echter niet zou

hebben, voel je wel onmiddellijk dat je het mist. Dit komt ten eerste omdat men in dat geval geen idee

heeft van hoe de werf zal aflopen: de productiedirecteur moet iedere maand aan de directie vertellen

waar die werf gaat eindigen, dus hij engageert zich wel. Als hij bijvoorbeeld keer op keer zegt dat hij

denkt dat we 100 gaan winnen, en uiteindelijk blijkt het maar 70 te zijn, dan voelt de productiedirecteur

zich daar ongemakkelijk bij. Hij voelt zich dus wel geruggesteund met een budgetcontrole die

confirmeert dat zijn inschatting goed is. Ten tweede is het zo dat mensen nonchalanter gaan werken als

je minder controleert. In die zin zal je dus wel meer verlies maken als je geen nacalculatie doet, omdat je

de mensen dan niet laat voelen dat er maatstaven zijn. En ook voor de boekhouding zorgt het ontbreken

Page 87: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXII

van een nacalculatie door de projectleider voor problemen. De rapportering werkt in dit bedrijf immers

volgens percentage of completion, wat betekent dat een werf in resultaat mag genomen worden

naarmate die werf vordert. Als er geen budgetcontrole plaatsvindt, is het eindresultaat bijgevolg veel

volatieler. Bijvoorbeeld: als er minder winst zou zijn dan gepland was en er is al een groot deel in

resultaat genomen, dan kan het zijn dat je op het einde een verlies gaat moeten boeken.

Of er ook strategische opportuniteiten en bedreigingen worden afgeleid uit de nacalculatie, weet de

budgetverantwoordelijke niet zo goed. Hij denkt dat die er waarschijnlijk wel zijn, maar dat je niet kunt

bepalen of dat al dan niet geleerd is uit de budgetcontrole. Hij geeft volgende voorbeelden:

Men weet in het bedrijf dat ze constant verlies maken op hun eigen arbeiders. Toch schrijven ze niet

in met meer manuren, omdat ze dan vrezen geen aanbestedingen meer te kunnen binnenhalen. Ze

weten echter dat ze het verlies op hun manuren gewoonlijk goedmaken doordat ze constant winst

maken op hun onderaannemers. Maar ze weten dat gewoon, en weten dus niet of ze dat zonder

budgetcontrole eveneens zouden weten of niet.

Vandaag gaat men in de bouwwereld steeds meer werk uitgeven aan onderaannemers die gebruik

maken van Poolse en Portugese arbeiders. Maar de budgetverantwoordelijke denkt niet dat die

strategie voortkomt uit de budgetcontrole. Men doet dat gewoon omdat ze het hun collega’s ook

zien doen, en omdat die buitenlandse werkkrachten veel goedkoper zijn dan de eigen arbeiders.

Men had vroeger een verzekeringscontract dat achteraf veel duurder bleek dan nodig. Ze hadden

eigenlijk maar de helft moeten verzekeren, omdat het risico beperkter was dan men toen dacht.

Voor die specifieke werf had dat dus geen zin meer (want het contract was al getekend), maar ze

weten nu wel dat ze de man van de verzekering in de toekomst beter moeten inlichten. De

budgetverantwoordelijke denkt echter niet dat ze dit geleerd hebben uit de budgetcontrole. En als

dat wel het geval zou zijn zal de projectleider dat alleszins nooit toegeven, want hij zal zeggen dat hij

dat al eerder wist en het op zijn lijstje stond van nog na te kijken zaken.

Wat vooral belangrijk is bij het bekijken van rendementen tijdens de driemaandelijkse vergadering met

de directie, is op zoek gaan naar systemen die deze rendementen kunnen verbeteren wanneer men ze

met het huidige systeem niet haalt. De uitvoeringsdirectie (die dus bij deze vergadering steeds aanwezig

is) is ervaren genoeg om verschillende systemen ten opzichte van elkaar te kunnen afwegen. Ook als op

een bepaalde werf een nieuw systeem wordt gebruikt dat ervoor gezorgd heeft dat ze op die werf

betere rendementen haalden, wordt dat gedeeld tijdens de driemaandelijkse vergadering.

Daarnaast stelt men tijdens deze vergaderingen soms vast dat bepaalde rendementen niet gehaald

worden omdat de gebudgetteerde norm gewoon niet haalbaar is. In dat geval wordt deze norm

aangepast voor toekomstige projecten. Bijvoorbeeld: er werd op één van deze vergaderingen al

Page 88: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXIII

vastgesteld dat de vroegere norm van 4 uur/stuk voor het plaatsen van trappen onvoldoende was,

omdat een trap plaatsen meer is dan enkel maar het plaatsen van die prefab (je moet vb. ook de

bordessen verstellen). Men heeft toen beslist de norm op te trekken naar 12 uur/stuk. Op dit vlak

hebben deze besprekingen dus zeker hun nut, maar anderzijds moet je er wel rekening mee houden dat

elk project uniek is. Je moet dus iedere keer opnieuw de redenering opbouwen en kunt ook die

(aangepaste) norm niet zomaar overnemen.

Wel moet nog een belangrijke opmerking gemaakt worden betreffende het belang van

rendementsanalyses en bijgevolg het belang van deze vergaderingen op zich. De grootste dreiging voor

het bedrijf vandaag is het feit dat er te weinig Belgische arbeiders op de markt zijn om alle

ruwbouwwerken zelf te kunnen doen. Daardoor moeten ze gebruik maken van buitenlandse arbeiders.

Zij zijn per uur bovendien een stuk goedkoper dan Belgische arbeiders. De manuurkost van de eigen

arbeiders van het bedrijf is vandaag ongeveer 36 euro/uur, terwijl je deze manuren op de buitenlandse

markt 20 à 30 procent goedkoper kan krijgen. De kost van een manuur is dus minstens even belangrijk

als het rendement zelf. Gezien de verschillen in rendement dus ook hierin zitten, is dit ook een

strategische keuze die je moet maken (enerzijds uit noodzaak en anderzijds economisch). Deze

problematiek overschaduwt in deze firma dan ook een beetje het inzetten van veel energie in

rendementscontroles.

Voor de lessons learned vergadering op het einde van elk project, is het de bedoeling dat de

projectleider eerst een lange lijst invult met wat er goed en slecht is gegaan op de werf, en men dit

vervolgens bespreekt tijdens de vergadering. Maar het valt de respondenten wel op dat ze daar veel

minder uit leren. Dat komt omdat je daarbij veel later achter de feiten aankomt. Een werf duurt

gemiddeld 1,5 jaar, maar die vergadering handelt vooral over het laatste half jaar. Alle belangrijke zaken

die in het begin van de werf gebeurd zijn, is de projectleider tegen de voltooiing van de werf immers al

lang vergeten.

Voorbeelden van zaken die in die lessons learned vergadering al werden geleerd:

Het bedrijf overschrijdt nogal wat indirecte kosten: per werf hebben ze een analyse gemaakt en op

basis daarvan gezien dat ze de elektrische installaties van de werf moeten herbekijken (omdat ze

daar niet mee toekwamen).

Ze blijken veel meer hout te gebruiken dan hetgene dat gecalculeerd is, dus het gebruik van hout

wordt nu herbekeken.

Er werd vastgesteld dat schoren (dat zijn ondersteuningen voor vloerbekistingen) veel langer op de

werf aanwezig zijn dan wat ze verwachtten. Ze hebben geanalyseerd dat dat komt omwille van het

feit dat ze die schoren “verkopen” aan de werven. Ze hebben dus een magazijn met schoren die ze

Page 89: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXIV

verkopen aan de werven, en die op het einde van de werf dan teruggekocht worden (ze gebruiken

dit systeem om beter te kunnen volgen of ze financieel goed bezig zijn). Door het systeem van

kopen en terugkopen heeft men die schoren echter langer op de werf dan nodig, want de

projectleider heeft er geen voordeel bij om die schoren sneller terug te geven (aangezien hij ze toch

gekocht heeft). Het gevolg is dus dat het volledige bedrijf in totaal veel meer schoren nodig heeft,

aangezien elke werf zijn schoren een maand langer bijhoudt dan nodig. Daarom hebben ze hun

systeem onlangs aangepast, door voortaan terug in huur te werken (in plaats van kopen). Doordat

projectleiders de schoren nu weer huren, hebben ze er voordeel bij om die sneller terug te geven

(want iedere maand betalen ze voor die schoor).

Wat ze ook leren is dat je bij bepaalde systemen op een gegeven moment in de tijd vaststelt dat ze

niet meer de beste zijn. In dat geval moet dus op zoek gegaan worden naar andere systemen.

Wat men in deze firma verder ook doet (ze hebben dit nu al twee keer gedaan), is op het einde van het

jaar eens wat statistiek toepassen op de werven, omdat dit ook tot bepaalde beslissingen kan leiden.

Bijvoorbeeld: men heeft op die manier ontdekt dat ze op werven van burgerlijke bouwkunde

(infrastructuurwerken, viaducten, sluizen, …) systematisch meer winst maken dan op andere werven,

maar dat de volatiliteit (spreiding) van de winstmarge veel groter is. Als ze daar een slechte werf hebben

verliezen ze 10%, als ze daar een goede werf hebben winnen ze 30%. Bij gebouwen winnen ze

daarentegen systematisch rond de 5% (daar is die gausscurve dus veel smaller). Op basis van die

vaststelling kan men dan beslissen om zich meer te gaan specialiseren in burgerlijke bouwkunde.

Anderzijds is er in de burgerlijke bouwkunde tegenwoordig te weinig werk, dus is het misschien toch

niet zo een goede strategie om zich op dat soort werven te concentreren.

“Waarom leren sommige bouwbedrijven wel en andere bouwbedrijven niet uit het interactief gebruik

van nacalculatie?”

De budgetverantwoordelijke van dit bedrijf houdt zich louter aan het rapporteren van afwijkingen, en

zal zelf niet proberen om van de projectleider een uitleg te krijgen over de oorzaken hiervan. Hij is

immers van mening dat dit niet zijn taak is, maar wel die van de directie. Hij vermoedt dan ook dat

wanneer hij de projectleiders zelf tot verantwoording zou proberen dwingen, dit zou leiden tot een

vertrouwensbreuk. Hij is bovendien van mening dat projectleiders in dat geval allerlei zaken gaan

proberen verbergen op volgende vergaderingen. Bijvoorbeeld: projectleiders zouden bij het niet

voldaan aan het budget voor vloerplaten, kunnen beslissen om bepaalde kosten onder de post

“opkuisen werf” te steken (in plaats van onder de post “vloerplaten”). Voor die post is het in het bedrijf

immers geweten dat de voorcalculatie toch altijd te weinig rekent, waardoor budgetoverschrijdingen

niet tot vragen leiden.

Page 90: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXV

Men geeft in dit bedrijf duidelijk aan dat ze een gemis voelen bij werven zonder budgetcontrole. Toch

worden in de onderneming niet alle werven steeds evengoed opgevolgd. Dat kan verschillende redenen

hebben:

Een wissel van projectleider: Stel dat op een goed draaiende werf de projectleider net ontslag

neemt. Dan moet een nieuwe projectleider het van hem overnemen. Die nieuwe projectleider kent

dat systeem echter nog niet, hij moet alles nog beginnen aanleren wat voor zijn voorganger al

routine was (die werf heeft een manier van werken, een manier van samenleven met de

bouwheer,...). Hij weet dus ook nog niet hoe hij zijn budget moet vrijgeven, en zo krijgt die werf

onmiddellijk een wazig beeld.

Dit bedrijf werkt dikwijls in tijdelijke verenigingen: ze richten dan met twee à drie aannemers een

tijdelijk bedrijfje op enkel om die ene werf te maken, en het werk wordt verdeeld. Bijvoorbeeld: zij

doen de aankoop en de partner doet de budgetcontrole. Vervolgens wordt de werf zoals gewoonlijk

uitgevoerd onder leiding van een projectleider. Maar de budgetcontrole van die partner werkt altijd

volledig anders dan het eigen systeem, en tegen dat men het systeem van de partner gewoon is en

weet wat de waarheid is achter die cijfers, zijn ze al een halve werf verder. Daarnaast is het ook

mogelijk dat de partner de budgetcontrole slecht of zelfs helemaal niet doet. Er bestaan immers

bedrijven die de budgetcontrole veel summierder doen (heel bewust zelfs), omdat ze daar geen

kosten aan willen maken. Dus in dat geval moet het bedrijf het maar doen met die summiere

budgetcontrole.

Waar het gewoonlijk misloopt is vlak voor het einde van de werf. Dan stoppen de projectleiders

dikwijls met budgetcontrole, omdat ze op dat moment al hun tijd en energie nodig hebben om die

werf op tijd klaar te krijgen. Dit is echter minder een probleem, want op dat moment is het spel ook

wel al gespeeld. Het is de laatste maand niet meer dat het resultaat gemaakt wordt. Het resultaat

kan die laatste maand daarentegen wel nog verloren gaan (vb. als je die maand plots nog heel veel

extra arbeiders nodig hebt om alles af te krijgen), maar dan weet je ook wel zonder budgetcontrole

dat we verlies gaan maken.

De bereidheid van een projectleider om een budgetcontrole te draaien, hangt sterk af van de tijd die

hij hiervoor kan vrijmaken. Als er dus voortdurend nieuwe problemen opduiken op de werf, dan

gaat al zijn aandacht naar het oplossen daarvan, en heeft hij bijgevolg geen tijd om een (goede)

budgetcontrole te draaien. Rampen op de werf krijgen immers steeds voorrang op het uitvoeren van

een budgetcontrole.

De bedoeling is dat de projectleider die nacalculatie volledig zelfstandig doet. Men heeft wel

vastgesteld dat je daardoor heel afhankelijk bent van deze ene persoon: van elke projectleider krijg

je een andere budgetcontrole (van verschillende kwaliteit). De ene is al wat voorzichtiger dan de

Page 91: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXVI

andere, de ene is optimistischer dan de andere, er zijn er ook die het niet doen en daar altijd wel

een uitleg voor hebben, … Daarom is men die functie later toch wat meer gaan centraliseren, maar

de verantwoordelijkheid ligt nog steeds bij de projectleider. Hij is degene die op het einde van de

maand moet aangeven wat er juist is uitgevoerd en wat daarvan de kostprijs is. Ze hebben daar ook

wel hun analytische boekhouding voor, maar die loopt altijd achter de feiten aan. Bijvoorbeeld: als

een factuur van een uitgevoerde taak nog niet binnen is, dan zit die kost nog niet in de

boekhouding. Het is dan aan de projectleider om in te schatten of die kost al dan niet al volledig is.

Voor de toestroom van gegevens is men met andere woorden zeer afhankelijk van de projectleider.

Wat ook nog moeizaam verloopt in dit bedrijf, is de terugkoppeling van vaststellingen naar de

voorcalculatie tijdens de driemaandelijkse vergadering met de uitvoeringsdirectie (de

productiedirecteurs), technisch directeur, en budgetverantwoordelijke. Dat zijn steeds heel moeilijke

gesprekken, want de mensen van de voorcalculatie krijgen dan eigenlijk de kritiek dat ze te weinig

gerekend hadden. Ze voelen zich hierdoor vaak aangevallen. Bovendien zijn de afwijkingen tussen

kostprijscalculatie en uitvoering meestal eerder te wijten aan allerlei randvoorwaarden, die niet gekend

waren bij de kostprijscalculatie. In dat geval is dus noch de projectleider, noch de voorcalculatie

verantwoordelijk voor het niet halen van bepaalde rendementen. Maar in dat geval leer je dus ook wel

weer niets uit die gesprekken. Zeker omdat men bij het behalen van rendementen die beter zijn dan

verwacht, hiervoor altijd wel een randvoorwaarde kan aanhalen waarom die rendementen zeker niet de

nieuwe norm mogen worden voor toekomstige projecten. En ook omgekeerd zal de voorcalculatie bij

het niet halen van bepaalde rendementen meestal ook niet overgaan tot een nieuwe norm voor

volgende projecten. Men vreest immers dat wanneer ze zouden inschrijven aan een hogere prijs, ze

geen aanbestedingen meer zouden binnenhalen.

Verder geven de respondenten ook aan dat ze zichzelf wel steeds moeten dwingen tot die

driemaandelijkse vergaderingen voor het maken van analyses. Het is immers geen dagelijkse activiteit

om daar tijd voor te maken en een moment te voorzien waarop iedereen kan samenzitten.

Dit bedrijf vergelijkt verschillende projecten ook geregeld met elkaar. Want er zijn rendementen die

bijna op elke werf terugkomen (vb. “wandbekisting”), en die kunnen op die manier dus geanalyseerd

worden. Bijvoorbeeld: als je ziet dat op bepaalde werven de rendementen voor wandbekisting hoger

zijn, dan kan je op zoek gaan naar de oorzaak ervan. Het kan dan vb. zijn dat op de bewuste werven de

beste projectleiders of arbeiders aanwezig waren. Anderzijds moet er wel rekening mee gehouden

worden dat elk project uniek is. Bijgevolg mogen normen niet zomaar overgenomen worden, maar moet

er steeds opnieuw een analyse en redenering gemaakt worden.

Page 92: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen

XXXVII

“In welke mate hangt het effect van interactief gebruik van nacalculatie informatie op organisatorisch

leren af van het diagnostisch gebruik van deze informatie?”

Aan de verschillenanalyses wordt in dit bedrijf geen evaluatiesysteem gekoppeld, en hiervoor worden

meerdere argumenten aangehaald:

Er zou dan een cultuur ontstaan waarin alles om presteren draait.

Ze zijn ook van mening dat goed presteren meer is dan enkel maar het halen van een rendement.

Het is perfect mogelijk dat op een bepaalde werf verlies wordt gemaakt, terwijl die projectleider

veel meer (morele en financiële) waardering verdient dan zijn collega, die een werf leidt die heel

veel winst maakt. Het kan immers zijn dat de projectleider van de werf met verlies veel pech heeft

gehad op zijn werf, maar ondanks alles toch dat verlies nog redelijk kan beperken. Dan doet hij het

eigenlijk veel beter dan de projectleider van die zeer goed draaiende werf, waar ze dan misschien

toch nog extra winst hebben laten liggen omdat ze toch al zeer comfortabel aan het werken waren.

Bovendien zou men heel goed presteren op die normen die deel uit maken van het

evaluatiesysteem (vb. “wandbekisting”), maar zou aan andere (niet geëvalueerde) normen veel

minder aandacht besteedt worden.

Als het misgaat op een werf is dat daarenboven meestal niet de fout van één persoon, het is de hele

organisatie die je erop moet aanpakken.

Men vermoedt ook dat een dergelijk evaluatiesysteem ertoe zou leiden dat projectleiders veel meer

gaan proberen bewijzen dat die budgetcontrole fout is, en dat de budgetcontrole veel minder

vertrouwen gaat wekken. De kans is in dit geval immers groot dat ze bij een verlies makende werf,

steeds gaan proberen bewijzen dat er te weinig gerekend was door de voorcalculatie en het dus niet

hun fout is.

Page 93: DE IMPACT VAN HET INTERACTIEF GEBRUIK VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/157/RUG01-002165157_2014_0001_AC.pdfHet interactief gebruik van beheerscontrolesystemen groeit daarentegen