Beestachtig goede verhalen Drie korte Urban Fantasy-verhalen van Ilona Andrews, Patricia Briggs en Sharon Hallmanns … inclusief alvast een sneak preview van Witte kaarten, het vijfde boek over de Anderen van Anne Bishop! De Fontein
Beestachtig
goede verhalen
Drie korte Urban Fantasy-verhalen van
Ilona Andrews,
Patricia Briggs
en Sharon Hallmanns
… inclusief alvast een sneak preview van Witte kaarten,
het vijfde boek over de Anderen van Anne Bishop!
De Fontein
Ilona Andrews – Rozengeur en manezwijn
Oorspronkelijke titel Of Swine and Roses
Vertaald en uitgegeven met toestemming van Ilona Andrews, in samenwerking met
het Nancy Yost Literary Agency.
Copyright © 2009 Ilona Andrews
Copyright © 2017 voor deze e-bookuitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht
Vertaling Lia Belt
Patricia Briggs – Davids ster
Oorspronkelijke titel The Star of David
Vertaald en uitgegeven met toestemming van Hurog, Inc, in samenwerking met
Lennart Sane Agency AB
Copyright © 2008 by Hurog, Inc
Copyright © 2017 voor deze e-bookuitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht
Vertaling Willeke Lempens
Sharon Hallmanns – De doos van Pandora
Copyright © 2016 Sharon Hallmanns
Copyright © 2017 voor deze e-bookuitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht
Anne Bishop – Leesfragment Witte kaarten
Oorspronkelijke titel Etched in Bone
Oorspronkelijke uitgever ROC, an imprint of New American Library, a division of
Penguin Group (USA) LLC
Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met Lennart Sane Agency AB
Copyright © 2017 Anne Bishop
Copyright © 2017 voor deze e-bookuitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht
Vertaling Valérie Janssen
ISBN 9789026143533
ISBN e-book 9789026143540
Over Ilona Andrews
Ilona Andrews is het pseudoniem van schrijversechtpaar
Ilona en Gordon. Ze wonen met hun kinderen, honden en
paarden in Texas. Hun boeken Op de grens en Tussen twee
vuren spelen zich af in De Grens, de dunne reep land die de
scheidslijn vormt tussen onze wereld en zijn magische te-
genhanger.
‘Rozengeur en manezwijn’ is een kort verhaal over een
varken, een meisje, wat magie en de meest verschrikkelijke
eerste date ooit.
3
Rozengeur en manezwijn
Alena haalde diep adem. ‘Ik ga niet met Chad Thurman uit.’
Er viel een oorverdovende stilte in de eetkamer. Haar
moeder kreeg een peinzende uitdrukking op haar gezicht.
Ongetwijfeld was ze al overtuigende, logische en gewichtige
argumenten ten gunste van de date aan het bedenken. Voor
Alena’s moeder was een ‘nee’ gewoon een ‘ja’ dat wel zou
komen als je maar even naar haar luisterde.
Tante Ksenia, die naast haar moeder zat, keek haar vol
afgrijzen aan. Dat was geen verrassing. Bij tante Ksenia
draaide alles om plicht aan de familie. Vanuit die hoek viel
geen steun te verwachten.
Staand achter Ksenia’s stoel keek neef Boris naar het
gezicht van zijn moeder, en vervolgens paste hij zijn eigen
gezichtsuitdrukking aan tot een masker van neerbuigende
afkeuring. Als hij het ooit voor elkaar kreeg om zelf na te
denken, zou hij waarschijnlijk spontaan buiten westen
raken.
Alena keek over de tafel. Haar oudere zus Liz leek
verontrust; ze beet op haar onderlip. Haar man Vik vond
de situatie kennelijk nogal komisch, want zijn mondhoeken
kropen omhoog in een half onbewuste glimlach. Alena
zette zich mentaal schrap en keek naar haar vader, die tegen
de muur geleund stond. Alexander Koronovs ogen gaven
heel duidelijk aan dat hij niet blij was. Het was alsof ze
recht in een storm staarde.
‘Je...’ begon Ksenia.
4
Maar haar moeder stak een hand op. ‘Waarom niet?’
vroeg ze rustig.
Alena wist precies wat er nu zou komen: al haar pro-
testen zouden worden ontmanteld als een oude klok die
radertje voor radertje uit elkaar werd gehaald. Maar ze had
geen keus. Ze moest in elk geval probéren zich hiertegen te
verzetten. ‘Ik mag hem niet.’
Haar moeder stond op, haalde een soepbord uit de kast,
vulde het met water en zette het op tafel. Ze legde haar
vingertop op het wateroppervlak en prevelde één scherp
woord. Het water stroomde omhoog en vormde zich om
tot een beeltenis van Chad in al zijn glorie. ‘Kun je wat
specifieker zijn?’ vroeg ze. ‘Wat staat je precies niet aan
hem aan?’
Terwijl Alena naar hem keek, moest ze toegeven dat er
uiterlijk niets mis was met Chad. Er was zelfs een heleboel
goed aan hem. Hij was lang en fraai gebouwd, en zijn
schouders waren breed en gespierd. Hij zag er sterk en
solide uit. Capabel. Zijn rode haar was heel kort geknipt, en
op de een of andere manier had hij niet de overgevoelige
huid die de meeste rossige mensen wel hadden. Op
zichzelf, zonder uitdrukking, zou je zijn gezicht zelfs knap
kunnen noemen. Maar Chad had iets, iets in zijn ogen en de
koppige stand van zijn kin, wat ‘rotzak’ uitstraalde, en het
was luider dan woorden.
De stad, en dan vooral het Oude Centrum, was al sinds
jaar en dag in territoria van de prominente magische
families verdeeld. Het was gebruikelijk dat de zonen van
5
plaatselijke families samenschoolden om hun gezamenlijke
buurt tegen buitenstaanders te verdedigen voordat ze zich
met een eigen carrière gingen bezighouden. De meeste
jongens deden daaraan mee. Het was een soort overgangs-
rite, maar Chad nam het echt serieus.
‘Hij is...’ Alena zweeg. Chad was niet dom. Integendeel,
hij was soms behoorlijk sluw. Vorige week nog hadden hij
en zijn maten een ongelukkige jongen van een rivali-
serende familie op hun territorium gesnapt. Ze hadden die
knul in elkaar kunnen slaan en het daarbij kunnen laten,
maar nee, Chad had zijn lievelingsknechtje Marky een paar
hondsdolle mormels laten oproepen, en die hadden de
jongen het uitgebrande pakhuis aan River Street in gejaagd.
Hij had niet genoeg magie gehad om door Marky’s illusie
heen te kijken, maar hij had in zijn paniek wel mentaal
contact gelegd met zijn familie, schreeuwend dat hij werd
aangevallen door een roedel wilde beesten. Chad en zijn
trawanten waren voor de deur blijven zitten totdat de vrien-
den van die jongen aankwamen om hem te redden, en toen
beweerden ze dat die het grondgebied van de Thurmans
waren binnengedrongen. De rivaliserende familie had een
boete moeten betalen.
Chad was niet dom en hij zou zich best goed redden in
het leven. Hij had alleen geen enkele belangstelling voor
wat Alena te zeggen had, en zij had geen belangstelling
voor wat hij te doen had.
‘Hij is wreed en gevaarlijk,’ zei ze uiteindelijk.
6
‘Je bent een Koronov,’ zei haar vader. ‘De Thurmans
respecteren ons. Hij zal je met geen vinger aanraken zonder
jouw toestemming. En als hij dat wel doet, heb jij míjn
toestemming om te doen wat nodig is.’
Geen toestemming hebben zou haar niet bepaald
tegenhouden, maar het leek haar niet zo slim om dat nu
hardop te zeggen.
‘Jullie zijn samen opgegroeid,’ voerde haar moeder aan.
‘Dat is nu juist het probleem! Jullie willen dat ik uitga
met een jongen die ik al ken sinds hij zeven was en ik vier.
Ik heb hem zijn snot zien afvegen aan het haar van een
klein kind. Toen ik vijf was, maakte hij mijn slee kapot door
ermee van de stenen trap in Butcher Street te gaan, en toen
heb ik hem ermee op zijn kop geslagen.’
‘Dus je wilt niet met hem uit omdat hij twaalf jaar ge-
leden je slee kapot heeft gemaakt?’ vroeg haar moeder lang-
zaam.
Alena ontspande haar kaakspieren. ‘Nee, mam, ik wil
niet met hem uit omdat hij tuig is. Net als de rest van zijn
familie. Waar moeten we het in vredesnaam met elkaar over
hebben? Hij heeft amper de middelbare school afgemaakt.
We hebben niets met elkaar gemeen!’
‘Jullie zijn allebei jong en aantrekkelijk,’ antwoordde haar
moeder.
Alena deinsde achteruit. ‘Wil je soms dat ik me
prostitueer?’
De wenkbrauwen van haar moeder kropen omhoog. ‘Je
hoeft niet zo melodramatisch te doen. Hij is een knappe
7
jongen.’ Ze knikte naar de waterige beeltenis. ‘Het is alleen
maar natuurlijk dat er een zekere aantrekkingskracht tussen
jullie bestaat. Eigenlijk denk ik dat je voor de vorm protes-
teert.’
Alena verslikte zich bijna. ‘Aantrekkingskracht? Hoezo?
Mam, hij loopt rond met boksbeugels in allebei zijn
broekzakken!’
‘Je gaat,’ zei haar vader.
Haar moeder wierp hem een waarschuwende blik toe.
‘Weet je nog dat we het afgelopen maandag hadden over
het kopen van een auto? Dat jij vond dat het tijd werd dat
we je als een volwassene behandelden?’
Alena aarzelde. Deze plotselinge wending bracht haar
van haar stuk. ‘Ja?’
Haar moeder glimlachte. ‘Weet je wat het verschil is
tussen volwassenen en kinderen? Zelfdiscipline. We wíllen
niet naar ons werk, we wíllen geen klusjes doen en we
wíllen geen onaangename beslissingen nemen, maar we
doen het toch, omdat we ons bewust zijn van de gevolgen
als we het niet doen. Aangezien je zeventien bent, zal ik je
als een volwassene behandelen en er geen doekjes om
winden. Onze familie is nooit rijk geweest, zoals je weet,
maar je grootvader was een zeer gerespecteerd man. Veel
families zijn hem gunsten schuldig. Hij had een zekere
invloed. Toen hij overleed, is een deel van die invloed ook
overleden.’
Dat wist Alena al. In hun buurt waren bruiloften en be-
grafenissen voor de volwassenen gelegenheden om bij el-
8
kaar te komen en zaken te bespreken. Ze zaten urenlang
om de tafel, nipten van drankjes en schreven contracten en
formules op servetten tot lang nadat de maaltijd afgelopen
was. Toen opa overleed, kwamen er bijna driehonderd
mensen naar zijn uitvaart. De meesten bleven niet lang. Ze
betuigden hun respect, zeiden een paar woorden tegen haar
ouders en haastten zich de deur weer uit. Het verlies aan
invloed voor hun familie was zo duidelijk dat zelfs Alena
het had opgemerkt.
Haar moeder ging door. ‘Je vader was de adviseur van je
opa. Daarom heeft de familie zo veel in zijn onderwijs
geïnvesteerd. Het was nooit de bedoeling dat hij je opa zou
opvolgen. Die rol was weggelegd voor oom Rufus, maar
helaas overleed hij ook.’
Haar moeder keek even verontschuldigend naar tante
Ksenia voordat ze verderging. ‘De andere families in de
buurt zijn zich hiervan bewust. Ze azen op onze zakelijke
belangen, vooral op onze investeringen in watercom-
municatie. Om niet failliet te gaan, hebben we een grote
geldlening nodig om de kosten van je opa’s begrafenis te
dekken en een paar kleinere schulden af te lossen, waarna
we weer sterk en financieel zeker zullen lijken. Al onze
zakelijke bankrekeningen lopen bij de SunShine Bank. Weet
je wie het meerderheidsbelang bij die bank heeft?’
Alena schudde haar hoofd.
Haar moeder ging genadeloos door. ‘De Thurmans. Je
kunt dus uitgaan met Chad Thurman, zonder verdere ver-
plichtingen kan ik eraan toevoegen, of je kunt zijn uitnodi-
9
ging afslaan, de Thurmans beledigen en onze kans op die
lening om zeep helpen. Niemand hier zal je dwingen. We
laten de keus helemaal aan jou.’
Alle protesten bleven in Alena’s keel steken. Ze slikte.
Elke cel in haar lichaam verzette zich tegen het idee, maar
als ze nu weigerde, zou ze wel een heel verwend, egoïstisch
nest lijken. Als het dan zo belangrijk was en de toekomst
van haar familie ervan afhing... Alena zou alles doen om te
voorkomen dat ze in de afgrond stortten.
‘Ik ga wel,’ zei ze zachtjes.
‘Dank je,’ zei haar moeder.
Het was allemaal Dennis’ schuld, overpeinsde Alena terwijl
ze de kleren in haar kast bekeek. Dennis Mallot en zij
waren ongeveer een jaar met elkaar omgegaan, altijd in het
openbaar. Ze hadden nog niets lichamelijks met elkaar
gedaan zoals zoenen of hand in hand lopen, maar ze
spraken af, wandelden door River Street, wisselden roddels
uit en vertelden elkaar hoe hun ouders hen nog steeds
behandelden als kinderen. Ze waren vrienden. Zij was een
nerd, een intelligente meid, en hij was een vreemde, stille
jongen.
Hun families vonden het niet erg. De Koronovs en de
Mallots stonden heel dicht bij elkaar op de sociale ladder,
allebei solide families met wortels in het Oude Centrum en
een goede magische achtergrond. Met uitzondering van opa
en oom Rufus hadden alle Koronovs goed kunnen leren en
10
waren ze gaan studeren, terwijl de meeste Mallots de kost
verdienden met geneeskundige magie.
Alles verliep heel aardig, maar toen kreeg haar vader het
heldere idee om Alena een jaar naar een kostschool te
sturen om haar ‘uit te dagen’. Tweehonderd tieners, opeen-
gepakt op een campus zonder toegang tot de buitenwereld,
hadden behoorlijk wat zwaar sociaal drama opgeleverd. Na
bijna een jaar getuige te zijn geweest van stormachtige
relatiebreuken en gebroken harten gevolgd door zwermen
van eindeloze roddels, was Alena klaar voor een echt
vriendje. Niet een soort-van vriendje zoals Dennis, maar
echte hoteldebotel-verliefdheid. Zodra ze weer thuis was,
kocht ze een jurk in een donkerrode wijnkleur die er
absoluut geen twijfel over liet bestaan dat ze een jonge
vróúw was. Ze krulde haar donkere haar, deed make-up op
en trok misdadig hoge hakken aan, en ging toen naar haar
oude school om bij te praten met haar vrienden.
Dennis was bijna flauwgevallen. Zelfs nu nog grijnsde ze
bij die herinnering: hij was met open mond en uitpuilende
ogen tegen de muur gezakt. Het was het meest tevreden-
stellende moment van haar leven geweest, een triomf. Alles
aan haar had uitgestraald: ‘Ja oké, ik ben een nerd, maar ik
kan er best aardig uitzien als ik wil. Zie je wat je hebt
gemist?’
Dennis had haar de volgende morgen gebeld om haar
uit te nodigen voor het Meibal, een enorm schoolfeest met
eten, bands en magische shows waar alle recente geslaagden
11
en oud-leerlingen naartoe kwamen. Iedereen ging erheen.
Ze had ja gezegd.
En toen was het de avond van het feest. Perfect haar?
Check. Make-up? Check. Dezelfde rode jurk? Check.
Naaldhakken? Check. Dennis...
Dennis kwam niet opdagen. Alena bleef naar buiten
lopen, zich afvragend waarom hij zo laat was, maar met het
idee dat hij er zo wel aan zou komen. En toen had Chad
Thurman haar gezien. Hij liep langs, zag haar en duikelde
bijna voorover op de stoep. Ze had hem zeker verrast.
Dennis was helemaal niet komen opdagen. Volgens de
roddels was hij dronken geworden met zijn maatje Jeremy.
Alena had zich met haar perfecte make-up en sexy jurk zo
dom en hol gevoeld. Zo stom en zielig.
De Mallots kregen in niet mis te verstane bewoordingen
te horen dat de belediging aan hun familie niet zou worden
vergeten en dat Dennis niet meer welkom bij hen was.
Maar nu was Chad Thurman naar voren gestapt om
misbruik te maken van haar pech, en de familie duwde haar
maar al te graag de deur uit en zijn armen in. En het
probleem was dat als Chad haar leuk vond, niemand anders
meer met haar uit zou willen. Chad had het soort reputatie
waardoor rivalen snel dekking zochten. Maar toch zou ze
het doen. Haar familie had die lening nodig.
Alena koos een leuke spijkerrok uit, niet te kort en niet
te lang, een witte boerenkiel en nieuwe blauwe schoenen
met een maar iets lagere hak dan haar rode. Ze trok de
outfit aan en bekeek zichzelf in de spiegel: favoriete blouse,
12
favoriete rok, splinternieuwe schoenen. De date zou al
waardeloos genoeg zijn. Nu zou ze zich in elk geval op haar
gemak voelen in haar lievelingskleren.
De deurbel ging en haar moeder riep: ‘Alena!’
Ze zuchtte en stapte de gang in. Chad stond op de
stoep, met een bos rode rozen in de ene hand en een fles
dure wodka in de andere. De bloemen waren voor haar
moeder en de wodka voor haar vader. De Thurmans waren
immers een oude familie die wist hoe het hoorde.
‘Veel plezier,’ zei haar moeder vriendelijk.
De moed zonk Alena in de schoenen. Ze had niet vaak
voorspellende visioenen, maar op dat moment wist ze
absoluut zeker dat deze date niet goed zou aflopen.
Buiten bleef Chad nog even staan, met een doodserieus
gezicht. Ze had die uitdrukking eerder gezien, meestal
wanneer hij een of andere strijdstrategie voorbereidde. ‘Je
ziet er heel mooi uit,’ zei hij zachtjes. Zijn blik bleef bij haar
borsten hangen.
‘Bedankt.’ Alena glimlachte. ‘Jij ook.’
Hij zag er echt goed uit in zijn spijkerbroek en zwarte T-
shirt.
Ze staarden elkaar opgelaten aan.
‘Ik dacht dat we naar de film konden,’ zei hij uiteindelijk.
‘Klinkt goed. Wat voor film?’
‘Er draait een vechtfilm van Kitai Empire. Gonzo de
Speerdrager.’ Chad keek haar aan alsof hij verwachtte dat ze
hysterisch zou reageren.
13
‘Ik ben gek op historische drama’s,’ zei ze. Die film
klonk in elk geval veelbelovend.
‘Mooi zo.’ Hij bood haar zijn arm aan.
Alena legde haar handen om zijn onderarm en besefte
dat dit de eerste keer ooit was dat ze een jongen aanraakte
op een date. Bijna zuchtte ze spijtig, maar ze wist het te
onderdrukken. Ze had gezegd dat ze zou gaan. Het had
geen zin om er nu over te klagen.
Ze liepen door de straat naar de bioscoop. Chad staarde
recht voor zich uit, met zijn kaken op elkaar geklemd.
Na ongeveer vijf minuten voelde de stilte beladen. ‘Heb
je de laatste tijd nog leuke boeken gelezen?’ vroeg ze,
gewoon om maar iets te zeggen.
‘Ik lees niet veel,’ antwoordde Chad.
‘Films?’
‘Ik heb Marauder III gezien,’ zei hij. ‘Goeie film.’
Dit ging lekker soepel, zeg. ‘Wat vond je er goed aan?’
‘Weet ik niet.’
Chad Thurman – geen groot redenaar.
‘Wacht even.’ Chad stapte bij haar weg en blafte een
jongen aan de overkant van de straat toe: ‘Hé! Hé, wie ben
jij, verdomme?’
De jongen bleef staan. ‘Ik moet een pakketje afleveren
bij mijn oom. Wie ben jij, verdomme?’
Chad beende naar hem toe. ‘Wie is je oom?’
Hij had zeker vijf minuten nodig om uit te vogelen wie
wie was en wie het recht had om waar te zijn. De eerste
minuut keek Alena naar haar voeten, toen keek ze naar de
14
lucht, en toen telde ze de spijlen van het lange ijzeren hek
langs de weg over de heuvels. De hele stad bestond uit de
ene heuvel na de andere, met helemaal onderaan River
Street.
Chad kwam op een drafje naar haar terug. ‘Maak je geen
zorgen,’ zei hij. ‘We komen niet te laat.’
Ze knikte alleen. Hoe eerder dit achter de rug was, hoe
beter.
Ze spraken verder niet op weg naar de bioscoop.
Vlak voordat ze het oude gebouw bereikten, werden ze
weer tegengehouden, deze keer door de magere Marky met
zijn donkere ogen. Hij en Chad overlegden op gedempte
toon met elkaar totdat Chad hem de mond snoerde. ‘Dat
gezeik ook altijd. Ik doe het zelf wel.’ Marky verbleekte en
ging ervandoor. Chad draaide zich naar Alena om alsof er
niets was gebeurd en troonde haar mee naar binnen. Hij
bood aan popcorn en fris voor haar te halen, maar dat sloeg
ze af.
De film was afgrijselijk. Lang, saai, raar en totaal
onlogisch. Met een titel als Gonzo de Speerdrager had ze ge-
vechten verwacht, misschien wat acrobatiek en Kitai-vuur-
magie, maar nee, het was een verhaal over een of andere
middeleeuwse Kitai-ambtenaar die werd verleid door de
vrouw van zijn baas. Of misschien verleidde hij haar. De
film leek uit de ene lange conversatie na de andere te be-
staan, en na een tijdje was ze de draad volledig kwijt.
Chad staarde met een grimmig gezicht naar het scherm.
Het leek erop dat hij de film ook niets vond.
15
Na ongeveer een halfuur overwoog Alena de zaal uit te
lopen. Maar Chad had de entreekaartjes betaald. Stel dat hij
beledigd was? Ze kon de stem van haar moeder nu al in
haar hoofd horen: ‘Je hoefde alleen maar een film van twee
uur te doorstaan, een film waarop iemand je had getrak-
teerd. Was dat nou echt zo moeilijk?’
Nee, mam. Natuurlijk niet, mam.
Het had geen zin. Ze zat in de val.
Eindelijk was de film afgelopen. Alena stond op en
volgde Chad zwijgend naar buiten.
Op de stoep kreeg Chads gezicht weer een uitdrukking
van serieuze concentratie. De film was een totale flop
geweest, en nu moest hij de schade zien te beperken. Ze
vroeg zich af wat zijn volgende zet zou zijn.
Hij leidde haar naar Lion Park, waar marmeren
leeuwenstandbeelden een enorme fontein van drie ver-
diepingen bewaakten. Natuurlijk. De ijssalon. Chad volgde
het oude datinghandboek: na de film, hoe verschrikkelijk
die ook was geweest, zou hij haar nu op ijs trakteren.
Ze liepen zwijgend door.
‘Die film was ruk,’ zei hij.
‘Ja.’
Weer een stilte. Dit ging helemaal niet goed.
Chad bleef plotseling staan. Ze keek in dezelfde richting
als hij en zag de ijssalon. Er hing een bordje gesloten op de
deur.
Chad keek bijna alsof hij pijn had. Even had ze echt
medelijden met hem. Hij besefte dat verbale verleiding te
16
hoog gegrepen voor hem was, en de naam van haar familie
maakte het onmogelijk om haar gewoonweg vast te grijpen
en in haar borsten te knijpen, wat hij het liefst zou doen.
Sterker nog, dertien jaar van gedeelde jeugd zorgden voor
een hoop herinneringen, en die herinneringen hingen nu als
een ondoordringbare barrière tussen hen in.
‘Weet je nog toen je me een paar jaar geleden van de
ponton duwde?’ vroeg ze ineens.
Chad keek haar aan.
‘Mijn moeder had gezegd dat ik daar niet mocht
zwemmen, omdat de fabriek stroomopwaarts van de
ponton afval in de rivier dumpte, maar ik ging toch mee. Ik
had een zwarte jurk met rode en gele stippen aan. Jij duwde
me van die ponton af, en ik voelde iets raars onder mijn
voet. Toen ik het water uit klom, duwde je mijn vriendin-
netje Sveta erin. Dat blonde meisje? Ze had een wit T-shirt
aan. Je duwde haar in het water, en toen ze bovenkwam,
kwam er een lijk achter haar omhoog.’
Ze herinnerde het zich nog levendig: een bleek lichaam
dat omhoog kwam drijven in troebel water met de kleur
van thee. Sveta had gegild en gegild. Zelfs toen de politie
een deken bij haar omsloeg, maakte ze nog zachte, gillende
geluidjes, alsof er iets defect was in haar borstkas.
Er glansde een lichtje in Chads ogen. ‘Ja, dat weet ik
nog. Hij was een magiër van de plaatselijke academie. Hij
was met zijn zatte kop ’s nachts in de rivier gesprongen en
opengelegd door de propeller van een boot.’
17
Alena knikte. ‘Jij had me waarschijnlijk boven op dat lijk
geduwd.’
Chad glimlachte breed.
Ze staarde vol ongeloof naar die grijns. Hij vond dit
grappig. Zij had er naderhand nog een maand nachtmerries
over gehad, en hij vond het grappig.
Nu had ze er genoeg van. Alena hief haar kin. ‘Moet je
horen. De film was slecht, het ijsje is niet doorgegaan en we
hebben het maar niet eens meer over mijn kapotte slee of
dat lijk. Bedankt dat je me mee uit hebt genomen, maar nu
wil ik graag naar huis.’
Er trok een donkere schaduw over Chads gezicht. Hij
rechtte zijn schouders. ‘Oké,’ zei hij uiteindelijk.
Ze liepen de heuvel af naar de rivier. Alena had haar
best gedaan, echt. Ongetwijfeld zou iedereen heel teleur-
gesteld zijn omdat ze geen klik had gehad met Chad. Maar
om nu in het park naast hem te gaan zitten terwijl hij over-
peinsde hoe hij zo snel mogelijk handtastelijk kon worden,
dat trok ze niet. Vooral niet na die zelfingenomen glimlach.
Ze gingen de hoek om naar River Street. Nog drie
straten, de heuvel op, en dan was ze thuis.
Een hees gejank van woede galmde door River Street.
Alena bleef staan.
Er kwam met een luid gegil iets kleins achter het stenen
pakhuis vandaan rennen. Een tel later schoten Marky en
Pol, twee van Chads intelligentste trawanten, de hoek om
en renden erachteraan.
18
De gedaante zwenkte naar links en kwam op hen af.
Alena tuurde ernaar. Een varken! Een bruin, harig
varkentje. Wat was dit nu weer...
‘Ik vermoord die klootzak,’ grauwde Chad.
Ze keek hem aan, ervan overtuigd dat ze hem verkeerd
had verstaan.
Hij stormde op het varkentje af. Het beestje schoot naar
rechts, en Chad botste tegen Marky op. De kleinere jongen
stuiterde van Chad af als een rubberen bal van een muur.
Chad draaide zich abrupt om, met een gezicht dat
verwrongen was van woede.
O god, hij wil echt dat varken vermoorden.
O nee. Nee, dat laat je. Een date was nog tot daaraan toe,
maar als hij dacht dat ze erbij bleef staan terwijl hij kleine
dieren vermoordde, stond hem een grote verrassing te
wachten. Zij moest dat beest vangen voordat hij het deed.
Het varken kwam recht op haar af, haast vliegend over
het asfalt.
Tien meter.
Vijf.
Drie.
Ze sprong het beest tegemoet. Het varken zwenkte naar
links. Haar vingertoppen streken langs zijn ruige haar en
toen was hij weg, rennend voor zijn leven langs de straat.
Ze zou hem op haar hoge hakken nooit kunnen inhalen.
Nieuwe schoenen of het leven van een varkentje? Ze
had nog geen seconde nodig om te beslissen, trok haar
schoenen uit en rende achter het varken aan. Achter zich
19
hoorde ze het zware klossen van de laarzen van de drie
jongens.
Ze vlogen langs drie huizenblokken. Het varken maakte
een wijde bocht naar links en rende het oude voetbalveld
op waar ze tennisbanen gingen aanleggen. Ha! Nu kon hij
nergens meer naartoe: er stond een hek van drie meter
hoog om het veld om te voorkomen dat ballen bij het
appartement ernaast terechtkwamen. Alena wist nog wat te
versnellen en schoot het veld op.
Waar was hij gebleven?
Vanuit haar ooghoeken ving ze beweging op. Daar was
hij. Het beest was tegen een berg rode klei op geklauterd
waarmee de aannemer het veld egaliseerde en zat er nu
bovenop, besmeurd met oranje stof.
Alena rende op haar tenen naar hem toe en probeerde er
vriendelijk en niet bedreigend uit te zien. Het varken keek
haar met behoedzame ogen aan. Voorzichtig begon ze
tegen de berg op te klimmen.
‘Hier, beestje.’ Van haar panty was na het rennen over
de stoep niets meer over en de poederige rode klei wurmde
zich tussen haar tenen door omhoog. ‘Ik doe je niks.’
Het varken loerde naar haar, maar bleef zitten. Ze was er
bijna. Bíjna.
Ze stak haar hand uit, heel langzaam.
Achter zich hoorde ze de lage stem van Chad: ‘Voor-
zichtig...’
Voorzichtig, hij kon haar wat. Hij kreeg dat varken niet.
Alena boog zich naar voren tot ze bijna op handen en
20
knieën zat, met haar gezicht op gelijke hoogte met de snuit
van het varken. Droevige bruine ogen keken haar aan
vanuit een donzige snoet.
‘Niet bang zijn,’ fluisterde ze. ‘Chad krijgt je niet.’
Ze boog zich stukje bij beetje verder naar voren, met
haar uitgestoken handen reikend naar het harige bruine
lijfje.
Het beest gilde en rende de berg klei af.
‘Shi– chips!’ Alena rechtte met een ruk haar rug, maar
daardoor raakte ze uit evenwicht. Ze wiebelde op de top
van de berg, wapperend met haar armen als een boven-
maatse ooievaar die wilde opstijgen.
De klei brokkelde af onder haar voeten. Ze graaide om
zich heen, op zoek naar iets om vast te grijpen, maar haar
uitzicht op de lucht werd vervangen door een uitzicht op
de flat en Alena gleed zijdelings van de helling af totdat
haar gezicht tegen het groene voetbalgras klapte.
Het duizelde haar. Ze schudde haar hoofd en ging
zitten. Ze had een brede veeg oranje klei over haar zij: van
de resten van haar panty omhoog over haar spijkerrok en
ooit witte blouse, helemaal tot aan haar haargrens.
Vanuit haar ooghoeken zag ze Chad en zijn tuig om de
heuvel heen komen, tot stilstand komen en met open mond
naar haar staren. Ze krabbelde overeind. Haar linkerzij
prikte. Haar rechterenkel deed pijn.
In de verte probeerde het varken zich gillend door een
gat in het hek te wurmen.
21
De verbazing op Chads gezicht maakte plaats voor een
roofdierachtig masker van voldoening. ‘Hij zit vast!’
Ze renden er als een meute dolle honden achteraan.
Alena zette de achtervolging in. Ze lagen op haar voor,
maar zij maakte zich er zo veel zorgen om dat haar angst
haar vleugels gaf en ze hen aan het eind van het veld
inhaalde.
Met een heldhaftige krachtsinspanning perste het varken
zich door het gat. Plukken bruine vacht bleven aan het hek
hangen. Chad vloekte. Pol rende naar de poort in het hek
en begon te prutsen met het stuk ijzerdraad waarmee het
dichtzat.
Het varken was het pad naar het voetbalveld over en
rende nu naar de oude houten trap naar beneden, terug
naar River Street. Links stond een enorme gele flat en
rechts een rij oude schuren met grijze golfplaten daken. De
bovenkant van de trap bevond zich ongeveer op gelijke
hoogte met die daken.
Het varken keek naar links en naar rechts, ging een paar
passen achteruit en maakte een sprong naar het eerste dak.
Zijn hoefjes klepperden op de golfplaten.
Eindelijk kreeg Pol de poort open en renden de jongens
het pad op. Het varken deinsde voor hen achteruit. Het had
de rand van het dak bereikt en kon nergens meer naartoe.
Chad schatte de afstand tussen de trap en de schuur in.
‘Jij bent te zwaar,’ zei Marky. ‘Dat dak begeeft het. Laat
mij maar...’
22
Chad was te zwaar, maar Alena niet. Ze nam een
aanloop en sprong. De golfplaten kraakten, maar ze hielden
het. Stapje voor stapje liep ze naar het varken toe. Vanuit
haar ooghoeken zag ze Chad, Marky en Pol de trap af
komen rennen.
Stapje. Nog een stapje.
Het varken dook in elkaar. Hij had lange rode krassen
over zijn flanken van het hek rondom het voetbalveld
waaraan hij zich bij zijn ontsnapping had opengehaald.
‘Het is al goed,’ zei ze tegen het beest. ‘Het is al goed.
Het komt allemaal goed.’ Haar voeten deden pijn van het
rennen op haar panty. Er schoot een lukrake gedachte door
haar hoofd: dit kon toch niet echt zijn? Ze zette het van
zich af, bukte zich en greep het varken vast.
Hij verzette zich niet. Hij keek haar alleen maar met
grote donkere ogen aan, en ze dacht een merkwaardig
droevige blik in de diepten ervan te zien...
Met een enorm geraas stortte het dak in.
Alena viel de duisternis in, met het varken stevig tegen
haar borst gedrukt. Haar pijnlijke voeten raakten iets hards.
Plotseling was er niet meer genoeg lucht. Hoestend en
proestend besefte ze dat ze in een berg kolen was geland
die hier voor de winter was opgeslagen.
Buiten klonk een knal, en toen werd de deur uit de
scharnieren gerukt en scheen er schel licht naar binnen.
Chad stond daar met een stiletto in zijn hand. ‘Goed
gedaan,’ zei hij. ‘Heel goed gedaan.’
23
Alena kwam bibberig overeind, met het beest tegen zich
aan gedrukt.
‘Geef me dat varken,’ zei Chad.
Haar stem klonk mat. ‘Nee.’
‘Geef me dat verrekte varken,’ grauwde hij.
Iets binnen in haar brak als glas. Magie stroomde door
haar heen, razend door haar aderen. Toen Marky
achteruitdeinsde, wist ze dat haar ogen lichtgroen gloeiden.
‘Nee,’ grauwde ze terug. De magie zwol in haar op en
brak los.
De schuur ontplofte. Kolen kletterden tegen de wanden
en gingen dwars door het zachte hout heen. Ze deed een
pas naar voren. Chad sprong op haar af, maar werd als een
pop opzij gesmeten.
Dat was haar gave. Ze had niet zoiets elegants als het
vermogen van haar vader om van kilometers afstand heel
precies een locatie te bepalen en de eerste, wankele verbin-
ding te leggen waarna de bouw van een watercommuni-
catielijn mogelijk werd. Haar magie was ook niet zo com-
plex als het vermogen van haar moeder om vanuit haar ge-
heugen volmaakte afbeeldingen te reconstrueren.
Nee, Alena’s kracht was eenvoudig en bruut, zoals die
van haar grootvader. Ze deed nog een trillende pas naar
voren. Pol trok een mes en haalde ermee uit in een poging
door de onzichtbare magische cocon heen te komen. Ze
liet haar magie het mes uit zijn hand rukken. Het schoot
langs haar heen en zonk tot aan het heft in de naastgelegen
24
schuur. De magie raakte Pol ook, en hij vloog over het
asfalt.
Zo’n simpele magie, eigenlijk. Als Alena een voorwerp
niet binnen twee meter om zich heen wilde hebben, ging
het voor haar aan de kant.
Zilveren strepen schoten in een doorlopende tornado
van magie om haar heen, als heldere voetafdrukken van
haar kracht.
Chad was om haar heen gelopen en versperde de weg
naar de trap. ‘Alena...’
‘Aan de kant,’ zei ze.
Hij bleef nog een tel staan, met zijn handen met witte
knokkels om de trapleuning geklemd, maar toen stapte hij
opzij. Strompelend en bibberend beklom ze de trap en liep
door naar het steile pad en het houten hekje om haar huis.
Als in een droom opende ze het poortje, liep over het
paadje tussen de rijen rozenstruiken en beklom de drie
treden naar de veranda.
Ze zag haar spiegelbeeld in het keukenraam. Haar hele
linkerkant zat onder de oranje klei. Al het andere was zwart
van het kolenstof. Haar haar hing in wilde, smerige pieken
om haar gezicht. Haar ogen gloeiden met een groen licht.
Zelfs het varken in haar armen leek wel beter te weten dan
zich te verzetten. Het beest, besmeurd met een mengeling
van klei, kolenstof en zijn eigen bloed, hield zich heel
rustig.
Ze keek naar haar benen. Haar panty hing aan flarden en
er zaten lange schrammen op haar blote voeten.
25
Vanavond zou de hele buurt weten wat er was gebeurd.
Alena snufte, haalde haar sleutel uit haar zak en opende
de deur.
De familie was net aan tafel gaan zitten voor het
avondeten. Toen ze haar zagen, verstarden ze. Alena keek
van de open mond van tante Ksenia naar het stomverbaas-
de gezicht van haar vader en toen naar haar moeder, die
met een pan aardappelpuree in de ene hand en een houten
lepel in de andere was verstild. Toen strompelde ze langs
hen heen naar haar kamer.
Ze keken haar na. Niemand zei iets.
In haar kamer deed ze de deur op slot, ging de
badkamer in en liet zich op de vloer zakken. Haar magie
doofde uit. Tranen sprongen in haar ogen.
Ze liet het varken los, en het deinsde voor haar
achteruit.
‘Dit was mijn lievelingsblouse,’ zei ze tegen het beestje
terwijl ze met de rug van haar hand haar tranen wegveegde.
‘Die troep gaat er nooit meer uit. En ik weet niet eens
waarom ze achter je aan zaten.’
Alena ging op haar knieën zitten, tilde het varken weer
op en zette het in de badkuip. ‘En jij zit onder de schram-
men. Kijk dan, je bloedt. We moeten die wonden uitspoe-
len, anders gaan ze misschien ontsteken.’
Ze draaide de kraan open en begon voorzichtig de klei
en het kolenstof van de flanken van het varken te spoelen.
‘Dit zou allemaal niet zijn gebeurd als die idioot me niet
had laten zitten. Die stomme zak. Weet je hoe verrot dat
26
voelde? Ik voelde me zó klein.’ Ze stak haar vinger en duim
op, met amper ruimte ertussen, en toen pakte ze een stuk
zeep en zeepte er de rug van het varken mee in. ‘En Dennis
stelde niet eens wat voor als vriendje. Hij had niet eens
door dat ik een meisje was. Ik wilde heus niet dat hij de
hele tijd aan me zat of me onder bossen bloemen bedolf of
zo. Alleen maar een kleine indicatie dat hij me mooi vond
of dat hij me in elk geval als een vrouw zag zou al leuk zijn
geweest. Maar wat krijg ik? Ik krijg Chad Thurman, die naar
mijn tieten staart en kleine dieren wil afslachten. Dat is toch
niet eerlijk?’
Ze spoelde het varken af en bekeek zijn flanken. Niet al
te erg. Het beestje had alleen wat ondiepe schrammen aan
het avontuur overgehouden.
‘Je bent wel een geluksvarkentje. Al je strijdlittekens zijn
ondiep.’ Ze snufte en knipperde de tranen weg die nog
steeds door haar verdediging wilden breken en een
overstroming wilden veroorzaken. ‘Als ik klaar ben, doen
we er een zalfje op om je beter te maken. En ik snap echt
wel dat je geen woord begrijpt van wat ik zeg. Ik had nooit
verwacht dat ik nog eens in mijn eigen badkamer mijn
problemen over een varken zou uitstorten.’
Ze zweeg even en keek hulpeloos naar het beestje. ‘Maar
ik heb verder niemand om mee te praten. En als ik niet
praat, denk ik dat ik instort. En dat wil ik niet, want dan
krijgt mijn familie medelijden met me.’
27
Alena pakte een handdoek. ‘Ik zal je wat vertellen over
Chad. Je moet toch weten voor wie je bent weggerend. Het
begon allemaal met een slee...’
Een kwartier later waren de wonden van het varken
behandeld met een zalfje met kaneelgeur en was Alena
uitgepraat. Ze zette het varken op de badkamervloer en
begon zich uit te kleden. ‘Ik denk dat ik je voor je eigen
veiligheid beter nog even hier kan houden,’ zei ze terwijl ze
in de badkuip stapte. ‘Totdat Chad zijn dromen van
varkensmoord opgeeft, bedoel ik. Ik kan mijn vader
waarschijnlijk wel zo’n schuldgevoel aanpraten dat hij een
soortement van hok voor je bouwt.’
Ze pakte de douchekop en draaide de kraan open. ‘Dus
ik...’
Het varken begon te schokken. Zijn bruine vacht
bochelde, rekte op, hij groeide als een snel opgeblazen
ballon, verbleekte, en ineens was hij een naakte man. Heel
even staarden ze elkaar in volkomen shock aan. Alena ving
een glimp op van brede schouders, een jong gezicht en
donkere, intense ogen onder bruine wenkbrauwen. De man
stak zijn hand op, sprak een bezwering uit en verdween.
Dat was te veel. De douchekop viel uit Alena’s hand.
Haar knieën knikten. Ze liet zich in de badkuip zakken en
barstte in tranen uit.
Iemand klopte op de deur. Alena stak haar hoofd dieper
onder het kussen.
28
Haar moeder duwde de deur open en kwam binnen met
een dienblad. ‘Dit duurt nu al drie dagen,’ zei ze. ‘Ik begrijp
wel dat je niet beneden wilt komen voor het avondeten met
de familie, maar je kunt niet op één boterham per dag
leven.’
Eén boterham per dag was prima geweest, dacht Alena.
Zo hoefde ze in elk geval geen vragen van Boris en haar
zus af te weren.
Haar moeder zette het dienblad neer en kwam naast
haar op bed zitten. ‘Wil je erover praten?’
Alena schudde haar hoofd.
Haar moeder tuitte haar lippen. ‘Dit is niet wat je vader
en ik in gedachten hadden. Als we hadden geweten dat het
zo zou lopen, zou ik je nooit de deur uit hebben gelaten.
Misschien helpt het als je weet dat het verhaal nog niet de
ronde heeft gedaan. Iedereen heeft het erover dat de
Thurmans grote problemen hebben. Op de een of andere
manier hebben ze een van de patriciërfamilies beledigd, een
van de echt machtige families. Ik snap niet eens hoe ze
daarmee in contact zijn gekomen; het moet via hun bank
zijn gegaan. Volgens de roddels moeten de Thurmans een
enorme afkoopsom betalen om een vete af te wenden. Ze
liquideren nu hun investeringen om aan cash te komen.’
Alena keek op. ‘Dus die date was helemaal voor niks?’
‘Het lijkt erop.’
Natuurlijk. Misschien was ze vervloekt.
Er werd aangebeld.
29
‘Ik ben zo terug.’ Haar moeder schoof het dienblad naar
haar toe. ‘Eet op. Alsjeblieft.’
Alena keek ernaar. Friet en een stukje gebraden kip. Het
was in elk geval geen karbonade. Ze zou nooit meer
varkensvlees aanraken, zelfs niet als ze verhongerde.
Haar moeder verscheen weer in de deuropening. ‘Kom.’
Haar toon liet geen ruimte voor discussie.
Alena zuchtte en stond op. Wat nu weer?
Ze volgde haar moeder naar de gang beneden. De
buitendeur stond open. Haar vader stond op de veranda,
met een bijna gepijnigde gezichtsuitdrukking die ze nog
nooit bij hem had gezien. Haar moeder gaf haar een zetje
en duwde haar de deur uit en het zonlicht in.
‘Daar is ze,’ hoorde Alena haar vader zeggen, en toen
stapte hij langs haar heen naar binnen en sloot de voordeur
achter zich.
Alena knipperde met haar ogen tegen de zon en zette
haar hand erboven.
Brede schouders, donkere ogen, bruin haar.
‘Jij!’
Hij knikte. ‘Ja.’
Haar wangen werden heel warm.
Hij was een jaar of twintig en bijna een kop groter dan
zij. Zelfs met dat wijde groene T-shirt was het duidelijk dat
hij gespierd was, maar zijn brede schouders en borstkas
liepen taps toe naar smalle heupen en lange benen die er
heel fraai uitzagen in die spijkerbroek en laarzen. Hij stond
in een natuurlijk sierlijke houding, lichtvoetig en op de een
30
of andere manier elegant, ondanks zijn nogal warrige haar.
Zijn huid was gebruind van de zon, en bij het zien van zijn
gezicht bloosde ze nog harder. Zijn ogen waren donker als
pure chocolade, en straalden intelligentie uit. Hij was niet
per se knap, maar hij was beslist aantrekkelijk en heel
mannelijk.
En hij had haar naakt gezien. Nadat ze hem door het
Oude Centrum achterna had gerend, hem tegen haar borst
had gedrukt, een kwartier met hem had rondgelopen en
hem toen haar levensverhaal had verteld.
‘Hoi,’ zei hij.
‘Hoi,’ herhaalde Alena, die wenste dat ze door de
veranda heen kon zakken.
Hij harkte met zijn hand door zijn haar. ‘Dit is een stuk
ongemakkelijker dan ik had verwacht.’
Zij zou hem niet tegenspreken.
Hij streek weer met zijn hand door zijn haar. Er
glinsterde iets aan zijn hand: een ring. Haar gechoqueerde
brein had drie hele seconden nodig om te begrijpen wat ze
zag. Een zegelring. Een patriciër. O god. Deze jongen was
lid van een van de families van magische zwaargewichten.
‘Ik ben Duncan. Zou je een keer met me uit willen?’
vroeg hij.
Alena deinsde achteruit. Hij had medelijden met haar.
‘Ik hou niet van liefdadigheid.’
Duncan zette een stapje achteruit. ‘O. Ik snap het, ge-
zien de omstandigheden. Nou, als je een keer wel in een
liefdadige bui bent, ik heb je vader mijn nummer gegeven...’
31
‘Ik bedoel dat je niet met me uit hoeft te gaan omdat je
medelijden met me hebt.’ Ze viel bijna flauw van haar eigen
heldenmoed.
‘Médelijden?’
‘Ja. Ik heb mijn hart bij je uitgestort. Je zult me wel een
belachelijke, hysterische nitwit vinden. Maar eigenlijk kost
het me al mijn wilskracht om hier te blijven staan en met je
te praten in plaats van gillend weg te rennen.’
‘Het heeft mij zo ongeveer al mijn wilskracht gekost om
je mee uit te vragen,’ zei Duncan. ‘Ik bedoel, ik was een
várken. Misschien is er nog wel een waardelozere manier
om kennis te maken met een mooi meisje, maar ik zou niet
weten welke. Ik ben hier juist degene die belachelijk is. Ik
ben een Klasse II pyro.’
Alena knipperde met haar ogen. Een Klasse II pyro-
magiër. Hij kon binnen een paar tellen een hele stadswijk in
brand steken.
‘Ik ben goed opgeleid, maar toch liep ik zó een valstrik
in van drie rotjochies die ik geblinddoekt en met één hand
op mijn rug gebonden zou moeten kunnen verslaan. Het is
maar goed dat het zomervakantie is, anders zou mijn
bureau op de academie vol liggen met varkensoren.’ Hij
gromde diep in zijn keel.
‘Hoe ben je...’
‘Een vriend van me was door een roedel wilde honden
een pakhuis in deze buurt in gejaagd,’ legde hij uit. ‘Toen
zijn familie hem vervolgens ging ophalen, liepen ze in een
hinderlaag. Een hondsdolle hond wordt geclassificeerd als
32
een imminent-gevaarillusie. Die zijn verboden. Ik kwam
kijken of er nog sporen van de illusie te vinden waren,
volgde het residu van de magie naar de bron en liep zó die
valstrik in. Ter verdediging kan ik aanvoeren dat het een
heel goede valstrik was, een korte-afstands-transmutatie-
mijn van militaire klasse. Ik weet niet hoe Chad en zijn
trawanten eraan zijn gekomen, want burgers mogen zo’n
wapen helemaal niet bezitten. En hoewel het niet verboden
is om je familieterritorium te verdedigen, gaat het leggen
van valstrikken en het oproepen van imminent-gevaar-
illusies veel te ver. Chad wist dat hij in de problemen zou
komen door wat hij had geflikt, en toen ze mij eenmaal
zagen, zei hij tegen die kleinere knul...’
‘Marky,’ zei Alena.
‘Zei hij tegen Marky dat hij mijn keel moest door-
snijden.’
Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Hij is gek geworden.’
‘Hij wist dat de transmutatiemagie uiteindelijk zou
uitwerken en dat hij geen schijn van kans tegen me zou
maken in mijn menselijke gedaante. Het was een stuk
gemakkelijker om me uit te schakelen terwijl ik nog een
varken was. Gelukkig voor mij hadden Marky en zijn
vriendje daar allebei de ballen niet voor. Kennelijk besloot
Chad me toen zelf te vermoorden, maar ik besloot me niet
gewillig naar de slacht te laten leiden. En de rest weet je.
Toen de effecten van de transmutatiemijn eenmaal
uitgewerkt waren, teleporteerde ik mezelf naar huis en ben
ik teruggegaan met de cavalerie. Als militaire mijnen afgaan
33
laten ze een spoor achter dat zelfs een idioot kan volgen.
We hebben de Thurmans bij de strot. Die domme stunt
kost ze hun financiële zekerheid, en als ze zich heel netjes
gedragen willen wij misschien zo vriendelijk zijn om geen
aanklacht tegen ze in te dienen.’ Duncan deed dat met zijn
haar nog een keer. ‘Luister, ik weet dat we elkaar niet onder
de allerbeste omstandigheden hebben leren kennen. En
niemand wil liever dan ik vergeten dat ik een varken was.’
‘Wat doe je hier dan?’ En waarom ging haar hart zo
idioot tekeer?
Duncan glimlachte. Hij had een oogverblindende
glimlach; zijn hele gezicht lichtte ervan op en ze kon niet
anders dan teruglachen. ‘Heel eerlijk gezegd krijg ik je niet
meer uit mijn hoofd. Ik heb het geprobeerd. Ik zei tegen
mezelf: “Wat ga je dan tegen haar zeggen? Oink-oink? Ze
lacht je vierkant uit.” Maar ik moest het gewoon proberen.
Dus hier ben ik.’ Hij spreidde zijn armen. ‘Ga met me uit,
Alena. Alsjeblieft?’
Wat had ze te verliezen?
Alena haalde diep adem. ‘Oké.’
Toen hij weer glimlachte, viel ze bijna in katzwijm. Hij
pakte haar hand, tilde hem naar zijn lippen en drukte er
zachtjes een kus op. Er ging een lichte huivering door haar
heen.
‘Gaan we naar de film?’ vroeg ze.
‘Echt niet.’
‘Wat dan?’
‘Vissen,’ zei hij.
‘Vissen?’
Hij knikte. ‘In de bioscoop kun je niet met elkaar praten.
We gaan in mijn boot zitten, cola uit een koelbox drinken,
naar de rivier kijken en kletsen. Elkaar leren kennen. En als
je het eng vindt om aas aan je haak te doen, dan kan ik...’
Ze snoof. ‘Ik vis al sinds mijn zevende in die rivier.
Probeer jij me nou maar bij te houden.’
Hij grijnsde. ‘Deal. Bedankt dat je mijn leven hebt gered,
trouwens.’
‘Graag gedaan.’ Alena stapte naar hem toe en kuste hem
op zijn wang. Ze had geen idee waar ze het lef vandaan
haalde; ze deed het gewoon.
‘Waar was dat voor?’ vroeg hij zachtjes. Zijn ogen waren
donker en warm als fluweel.
‘Omdat je zo’n dapper varkentje bent,’ liet ze hem
weten.
Lees meer van Ilona Andrews
Aan de ene kant heb je onze magieloze wereld, die het Broze genoemd wordt; aan de andere kant vind je het Zonderling, waar magie juist alles bepaalt. Twee werelden die naast elkaar bestaan, als spiegelbeelden van elkaar. Waar ze elkaar raken, overlappen ze een klein stukje en vormen ze de Grens, een smalle strook land waarin magie en techniek naast elkaar bestaan. In die wereld-tussen-werelden wonen de Grenzers, buitenbeentjes die als enigen beide werelden kunnen bezoeken, maar in geen van beide thuishoren…
Op de grens | De Grens-serie boek 1 | paperback, 368 blz. ISBN 978 90 261 3989 5 | ISBN e-book 978 90 261 3990 1
Tussen twee vuren | De Grens-serie boek 2 | paperback, 464 blz. ISBN 978 90 261 4108 9 | ISBN e-book 978 90 261 4109 6
Over Patricia Briggs
Patricia Briggs woont met haar man, kinderen en een kudde
paarden in Washington State. Ze heeft met haar boeken
meerdere keren de top van de New York Times-bestsellerlijst
gehaald. In haar boeken Onder de maan, In het bloed en Ziel
van ijzer speelt de 26-jarige garagehoudster-slash-coyote
Mercy Thompson de hoofdrol.
In ‘Davids ster’ lezen we iets meer over de achtergrond
van David Christiansen, die een bijrol speelt in Onder de
maan. Een hartverwarmend verhaal over hoe moord en
misleiding een familie dichter bij elkaar kan brengen…
37
Davids ster
‘Ik heb ze zelf gescreend!’ snauwde Myra. ‘Heb je er wel-
eens aan gedacht dat die knaap van jou misschien niet het
engeltje is waar jij hem voor aanziet?’
Stella zette haar bril af en legde hem op haar bureau. ‘Ik
geloof dat wij allebei beter even wat afstand kunnen nemen.
Neem jij de rest van de middag maar vrij.’ Voor ik je een
hengst verkoop. Iemand als Devonte veranderde niet zo snel –
niet zonder goede reden.
Myra opende haar mond, maar bij het zien van Stella’s
blik sloot ze hem weer. Zwijgend beende ze naar haar
bureau en pakte haar jas en tas. De deur viel met een klap
achter haar dicht.
Zodra ze weg was klapte Stella de dossiermap open en
bekeek de foto’s van de plaats delict opnieuw. Het waren
kopieën: ongetwijfeld had Clive, haar broer de rechercheur,
een paar regels moeten overtreden om ze haar te kunnen
sturen. Niet dat hij daar ooit moeite mee had gehad: niet
toen hij vijf was en niet als volwassen vent van tegen de
vijftig (en dus oud genoeg om beter te weten).
Ze streek even over de foto’s en sloot de map toen
weer. Er zat een geel plakbriefje met een telefoonnummer
op de voorkant – meer niet. Clive hoefde er geen naam op
te zetten: haar broertje wist dat haar ook zou opvallen wat
hij had gezien.
Ze pakte de telefoon en toetste het nummer snel in, om
zichzelf niet de kans te geven terug te krabbelen.
38
Het kazerneterrein was geheel verlaten, waardoor Davids
kantoor er stil en somber uitzag. De jongens waren allemaal
op kerstverlof naar hun familie.
Zijn huurlingen waren gespecialiseerd in live retrieval, het
bevrijden van mensen uit ontvoeringen, gijzelingen en
andere levensbedreigende situaties. Meestal was dat een
kwestie van ‘binnenvallen en wegwezen’, een paar weken
werk op zijn hoogst. Hij brandde zijn vingers liever niet aan
het grijze gebied van de zogenaamde ongeratificeerde strijd
of zelfs een heuse oorlog, waarbij je mensen moest doden
enkel omdat iemand je dat opdroeg. In zijn branche had je
nog steeds gewoon de goeieriken en de slechteriken – als
dat niet zo was, nam hij zo’n klus gewoon niet aan. Hun
reputatie was zo goed dat ze nooit om werk verlegen zaten.
En tenzij de hel net losbrak, namen ze in december altijd
vrij om bij hun familie te zijn. David liet hen nooit merken
hoe moeilijk hij het daarmee had.
Weerwolven hadden hun roedel nodig.
En al bestond zijn roedel uit mensen… Ach, ze wisten
wat hij was en vervulden die typische wolvenbehoefte van
hem die maakte dat hij mensen nodig had om te bescher-
men, broeders in hart en ziel. Een echte roedel zou hij
nooit kunnen verdragen, daarvoor haatte hij te zeer wat hij
was.
Nee, hij kon het niet aan om met zijn eigen soort samen
te moeten leven, maar dit hier was een uitstekende ver-
vanging. Het hield hem scherp. Als zijn jongens er waren,
39
als ze een opdracht hadden, had zijn leven richting, een
doel.
Zijn kleinzoons hadden hem uitgenodigd voor het
familiediner, maar hij had – zoals altijd – hun aanbod afge-
slagen. Zijn zoons zag hij nog steeds regelmatig. Beiden
hadden een tijdje deel uitgemaakt van zijn huurlingen-
bestand, totdat dat leven zijn aantrekkingskracht had verlo-
ren of de risico’s te groot werden voor mannen met groei-
ende gezinnen. Maar met Kerstmis bleef hij altijd expres bij
hen weg.
Rusteloos begon hij te ijsberen. Er waren geen plannen
om te smeden, niets kroms om recht te breien. Ten slotte
opende hij de wapenkluis en haalde er een paar van de
nieuwere geweren uit. Daar moest hij toch nog wat tijd in
steken.
Het uurtje schieten schoof zijn rusteloosheid even aan
de kant, maar slechts tot hij de geweren weer achter slot en
grendel legde. Hij moest een eind gaan rennen, dat was het!
Toen hij als voorbereiding daarop zijn zakken begon
leeg te maken, zag hij dat hij tijdens het schieten een
telefoontje had gemist. Hij wierp een blik op het nummer
en fronste omdat hij het niet herkende. De meeste van zijn
klussen werden hem bezorgd door een tussenpersoon, die
heus niet zo dom was om zijn mobiele nummer zomaar
door te geven. Voordat hij kon beslissen of hij wel wilde
terugbellen rinkelde zijn telefoon opnieuw – hetzelfde
nummer.
‘Christiansen,’ blafte hij.
40
Er viel een lange stilte. ‘Papa?’
Hij sloot zijn ogen, liet zich op zijn bureaustoel zakken
en voelde een steek in zijn hart, terwijl zijn wolf worstelde
met de man die wist dat zijn dochter hem haatte. Zij wilde
hem niet meer zien, nooit meer. Ze was erbij geweest toen
haar moeder overleed.
‘Stella?’ Hij kon niet bedenken wat haar ertoe bracht om
bijna veertig jaar stilte te doorbreken. ‘Alles goed met je?
Wat is er aan de hand?’ Was er iemand die hij voor haar
moest doden, een gebouw dat ze wilde dat hij opblies, wat
dan ook?
Ze slikte hoorbaar.
Hij dacht dat ze meteen weer ging ophangen.
Maar toen ze opnieuw sprak, klonk haar stem monter en
leek de broze pijn die dat eerste woordje had gekleurd er
nooit te zijn geweest. ‘Ik vroeg me af of je iets voor me zou
willen doen.’
‘Waar heb je me voor nodig?’ Hij stelde tevreden vast
dat hij behoorlijk evenwichtig klonk. Altijd goed om te
weten waar je je kop in steekt, dacht hij bij zichzelf. Hij had
eigenlijk willen zeggen dat zij hem álles mocht vragen, maar
wilde haar niet wegjagen.
‘Ik leid een bureau dat pleegkinderen plaatst,’ vertelde ze
hem – alsof hij dat niet wist. Alsof haar broers haar nooit
hadden verteld hoe hij hen uithoorde: hoe het met haar
ging, wat ze allemaal deed. Hij hoopte dat ze nooit ont-
dekte wat er was gebeurd met de ex die haar had gestalkt.
Hij had hem niet gedood, hoewel zijn duidelijk merkbare
41
verlangen daartoe wel had geholpen om deze kerel ervan te
overtuigen naar een andere staat te verhuizen.
‘Dat weet ik,’ zei hij, omdat ze op een antwoord leek te
wachten.
‘Er is iets…’ Ze aarzelde. ‘Ach, misschien was dit toch
niet zo’n goed idee.’
Hij ging haar weer kwijtraken! Hij moest een keer diep
ademhalen om de paniek uit zijn stem te verdrijven. ‘Vertel
het me toch maar. Of heb je soms iets beters te doen?’
‘Dat herinner ik me nog!’ riep ze uit. ‘Dat deed je bij
mam ook altijd. Als zij hysterisch met borden of boeken
begon te gooien, ging jij zitten en zei: “Vertel het me
maar.”’
Wilde ze nu over haar moeder praten? Over die ene keer
dat hij kalm had moeten blijven en hem dat niet was gelukt?
Hij had pas ontdekt dat hij een weerwolf was toen het te
laat was, nádat hij zijn eigen vrouw had vermoord en de
minnaar die zij had genomen, terwijl hij voor God en
vaderland aan het vechten was (die hem overigens beide in
de steek hadden gelaten). Ze had gewacht op zijn thuis-
komst om hem te kunnen vertellen dat ze bij hem wegging
– een vergissing die ze niet eens meer had kunnen be-
treuren. Hij daarentegen zou er misschien wel voor eeuwig
spijt van hebben.
Hij sprak er nooit over, met niemand. Alleen voor Stella
zou hij dit doen – maar zij kende het verhaal al. Zij was
erbij.
42
‘Wil je het over je moeder hebben?’ vroeg hij. Zijn stem
werd zwaarder, zoals altijd wanneer de wolf dicht aan de
oppervlakte kwam.
‘Nee, dat is het niet,’ zei ze vlug. ‘Daar heeft het niets
mee te maken. Het spijt me, dit was geen goed idee.’
Ze ging ophangen! Hij sprak zijn moeizaam opgebouwde
voorraad zelfbeheersing aan en dacht razendsnel na.
Veertig jaar als jager en leider van een groep mannen
hadden hem veel ervaring opgeleverd in het tussen de
regels door lezen. Als hij het gegeven dat het hier om zijn
dochter ging even opzij wist te zetten, kon hij deze situatie
misschien nog redden.
Ze had verteld dat ze een bureau voor pleegkinderen
leidde, alsof dit van belang was voor de rest van wat ze
wilde zeggen.
‘Gaat het over je werk?’ vroeg hij, terwijl hij koortsachtig
probeerde te bedenken wat een maatschappelijk werkster
met een weerwolf zou moeten. Juist. ‘Is er een…’ Stella
sprak liever niet over weerwolven, had hij van Clive
gehoord. Als er iets bovennatuurlijks speelde zou ze er dus
zelf over moeten beginnen. ‘Is er iemand die je lastigvalt?’
‘Nee,’ zei ze, ‘dat is het niet. Het gaat om een van mijn
jongens.’
Stella was nooit getrouwd en had geen kinderen ge-
kregen. Volgens haar broer kwam dat doordat ze genoeg
mensen had om voor te zorgen.
‘Ah, een van de pleegkinderen.’
‘Ja, Devonte Parish.’
43
‘Een van je speciale gevallen?’ vroeg hij. Zijn Stella had
altijd zwervers mee naar huis genomen, dieren én mensen.
De meeste had ze opgeknapt en daarna terug naar huis
gestuurd, met een maaltijd achter de kiezen en waar nodig
een pleister of verband; maar sommige had ze gehouden.
Ze zuchtte. ‘Kom eens naar hem kijken, alsjeblieft. Kun
je morgen?’
‘Ik zal er zijn,’ beloofde hij. Het zou hem een paar
uurtjes kosten om toestemming te regelen bij de roedels in
haar woonplaats. Reizen was niet gemakkelijk voor een
weerwolf. ‘Waarschijnlijk ergens in de middag. Is dit het
nummer waarop ik je kan bereiken?’
In plaats van op het vliegveld een taxi te nemen, huurde hij
er een auto. Het was misschien lastiger om een parkeer-
plaats te vinden, maar het gaf hem ook meer bewegings-
vrijheid en privacy. Als zijn dochter slechts een gunst van
hem wilde, maar er nog niet aan toe was om ook de
vredespijp met hem te roken, had hij daar liever geen
chauffeur bij. Een getuige zou het hem lastiger kunnen
maken zichzelf in toom te houden – en zijn kleine meisje
mocht echt nooit meer zien hoe hij zijn zelfbeheersing
verloor.
Voor hij op weg ging, belde hij haar en hoorde aan haar
stem dat ze nog steeds hevig twijfelde. ‘Moet je horen,’ zei
hij ten slotte. ‘Ik ben er nu toch. Misschien moeten we
gewoon eens met die jongen gaan praten. Waar zullen we
afspreken?’
44
Hij zou haar overal hebben herkend, hoewel ze elkaar – op
haar verzoek – sinds de avond dat hij zijn vrouw had ver-
moord niet meer hadden gezien. Destijds was ze twaalf, nu
was ze een volwassen vrouw met zilveren draden in haar
zwarte kroeshaar. De laatste keer dat hij haar zag was ze
nog een beetje rond en zacht geweest, zoals de meeste
kinderen van die leeftijd; nu had ze geen greintje zachtheid
meer, maar was ze mager en gespierd – net als hij.
Maar hoe lang het ook geleden was, hij zou haar nooit
voor een ander kunnen aanzien: ze had zijn ogen en haar
moeders gezicht.
Hij had gedacht dat zulke heftige pijn je letterlijk zou
laten bloeden. Het beest in hem worstelde, zocht naar een
vijand. Maar hij wist het te beteugelen voor hij langs de
stoeprand stopte en het portier van het slot haalde.
Ze droeg een bruinwollen broekpak, enkele tinten
donkerder dan de koffie-met-melkkleurige huid die ze van
haar moeder had. Zijn eigen huid was donker als de nacht,
waardoor hij zich veilig kon schuilhouden in de schaduwen
– waar hij en anderen zoals hij thuishoorden.
Ze trok het portier open en stapte in.
Hij wachtte met wegrijden tot ze haar gordel had
vastgemaakt. Natte sneeuw spatte op vanonder zijn ban-
den, maar zodra hij had ingevoegd was het wegdek schoon.
Zolang zij zweeg, bleef hij maar gewoon rijden. Hij had
geen idee waar hij naartoe moest, maar nam aan dat ze hem
dat wel zou vertellen zodra ze eraan toe was. Zijn blik hield
45
hij strak op het verkeer gericht, om haar de tijd te gunnen
hem eens goed te bestuderen.
‘Je ziet er jonger uit dan ik me herinner,’ zei ze ten slot-
te. ‘Jonger dan ikzelf.’
‘Ik was rond de vijfendertig toen ik Veranderde. Voor
de meeste weerwolven lijkt een uiterlijke leeftijd van onge-
veer vijfentwintig te gelden.’ Daar dan: hij had het uitge-
sproken, ze moest er maar mee doen wat ze wilde.
Hij rook dat haar angst voor hem weer oplaaide. Als hij
echt vijfentwintig was geweest had hij het nu misschien
uitgejankt. Dit soort spanning was niet handig als je een
weerwolf was. Hij ademde diep in door zijn neus om
zichzelf te kalmeren – hij had haar angst verdiend.
‘Devonte wil met niemand praten: niet met mij, niet met
iemand anders,’ zei ze. En toen, alsof die woorden een
sluisdeur hadden opengezet, ging ze verder: ‘Je had hem
moeten zien toen ik hem leerde kennen. Hij was tien, maar
leek wel veertig. Hij had net zijn oma verloren, bij wie hij
was opgegroeid. Hij keek me recht aan, stak zijn kin naar
voren en zei tegen me dat hij een huis nodig had waar hij
kleren en eten kreeg, zodat hij zich kon concentreren op
school.’
‘Slimme jongen?’ vroeg hij.
Ze was midden in het verhaal begonnen, een gewoonte
van haar die hij helemaal was vergeten – tot nu toe dan.
‘Heel slim. Stil. Maar ook grappig.’ Ze maakte een
bedroefd geluid en even was haar verdriet groter dan haar
angst voor hem. ‘We screenen alle gezinnen en gaan er
46
regelmatig langs. Maar we zijn ook met te weinig – en
sommige klootzakken weten ons erg lang voor de gek te
houden. Bovendien duurt het even voor je de rotte appels
gaat herkennen.
‘Als hij bij zijn eerste gezin had kunnen blijven was er
niets aan de hand geweest. Hij woonde er zes jaar. Maar
afgelopen najaar raakte de pleegmoeder onverwacht
zwanger én werd haar man overgeplaatst voor zijn werk.’
Ze hadden de jongen laten vallen als een oude bank die
ze te lastig vonden om mee te verhuizen, dacht David. En
hij voelde een golf van woede opkomen, voor deze jongen
die hij niet eens kende. Hij slikte de emotie gauw weg – dat
kon hij tegenwoordig, voor even dan. Als hij straks thuis
was, moest hij echt een flink eind gaan rennen.
‘Ik had het net erg druk met een paar rechtszaken,
waardoor het iemand anders was die hem in zijn nieuwe
gezin plaatste,’ vervolgde Stella turend naar haar handen,
waarmee ze een bruine map vastklampte. ‘Dat zou eigenlijk
geen problemen moeten hebben opgeleverd. Dit gezin had
al eerder pleegkinderen gehad en Devonte was een goede
jongen, geen lastig type.’
‘Maar toch is er iets gebeurd?’ vroeg hij.
‘Volgens zijn pleegmoeder flipte hij opeens: begon met
meubilair te gooien, dingen kapot te maken. Toen hij haar
vervolgens bedreigde, greep zijn pleegvader in en sloeg hem
buiten westen. Nu ligt Devonte in het ziekenhuis, met een
gebroken pols en twee gebroken ribben, en weigert hij iets
te zeggen.’
47
‘En jij gelooft het pleeggezin niet.’
Ze snoof verontwaardigd. ‘Vanbuiten zijn de Linnfords
net dat koppel van The Brady Bunch: zij glimlacht en knikt
wanneer hij spreekt, hij is een en al charme en bezorgd-
heid.’ Ze snoof opnieuw en zei afgemeten: ‘Ik zou hen ook
niet geloven als ze me niet steeds zo keurig te woord
zouden staan. Ik ken Devonte. Hij wil gewoon zijn school
afmaken, zodat hij een beurs kan aanvragen, gaan studeren
en voor zichzelf zorgen.’
Hij knikte nadenkend. ‘Maar waarom heb je mij dan
gebeld?’ Hij wilde best met dit echtpaar gaan praten. Maar
als dat alles was wat ze van hem wilde, had ze hem van zijn
lang-zal-ze-leven niet gebeld, dacht hij. Daar had ze haar
broers voor.
‘Vanwege de foto’s.’ Ze stak de map omhoog.
Hij moest een paar blokken rijden voor hij een geschikte
parkeerplek had gevonden. Hij zette de auto stil, maar liet
de motor aan.
Hij trok de zes foto’s los uit de paperclip aan de achter-
kant van de map en spreidde ze voor zich uit. Zijn belang-
stelling was meteen gewekt en hij wilde dat hij meer dan
slechts een paar plaatjes had. Wat hij zag, was absoluut
meer schade dan één doodgewone jongen kon aanrichten:
het leken er eerder tien te zijn geweest, met voorhamers.
De gaten in de muren zou iedereen hebben kunnen maken,
maar die in het drie meter hoge plafond, het grote bureau
dat in drie delen op zijn kant lag en de versplinterde antieke
eiken stoel die een poot miste waren interessanter.
48
‘De laatste keer dat ik zoiets zag…’ fluisterde Stella.
Het was waarschijnlijk maar goed dat ze het niet kon
opbrengen haar zin af te maken. David moest toegeven dat
het enige dat in dit tafereel nog miste het bloed en de
afgerukte ledematen waren.
‘Hoe oud is die Devonte?’
‘Zestien.’
‘Kun je me daar binnensmokkelen om de schade te
bekijken?’
‘Nee, ze hebben het al laten repareren.’
Zijn wenkbrauwen vlogen omhoog. ‘Hoe lang is dit dan
geleden?’
‘Het was op de eenentwintigste, dus drie dagen.’ Ze
maakte een vaag handgebaar. ‘Ja ja, ik weet het: meestal
moet je zeker een maand op een aannemer wachten. Maar
geld doet een hoop. En dat heeft deze vent genoeg.’
Mm, dat was vreemd. ‘Waarom nemen ze dan een
pleegkind in huis?’
Voor het eerst keek ze hem recht in de ogen en knikte
alsof hij het had begrepen. ‘Als ík hen had gescreend, had
ik meteen onraad geroken. Rijkelui willen geen bastaardjes
met een heftig verleden. En als ze dat wel willen, gaan ze
naar China of Roemenië en adopteren daar een baby om
tegen te kirren. Nee, als rijkelui een pleegkind in huis
nemen dan hebben ze daar iets mee voor. Maar ja, wij zijn
altijd wanhopig op zoek naar pleeggezinnen… en ik was
niet degene die hen heeft goedgekeurd.’
49
‘Je zei dat die jongen niets wil loslaten. Alleen niet tegen
jou, of tegen iedereen?’
‘Iedereen. Sinds het is gebeurd heeft hij geen woord
meer gezegd. Hij communiceert überhaupt niet meer.’
In gedachten liep David een aantal van de mogelijk-
heden na. ‘Is er, behalve de jongen zelf, nog iemand ge-
wond geraakt?’
‘Nee.’
‘Zou je het erg vinden als ik nu naar hem toe ging?’
‘Nee, graag zelfs.’
Op haar aanwijzingen reed hij naar het ziekenhuis.
Toen hij de auto had neergezet en het portier wilde openen,
greep ze hem bij zijn arm. Het was hun eerste aanraking.
‘Zou hij een weerwolf kunnen zijn?’
‘Misschien,’ gaf hij toe. ‘Zo’n ravage…’
‘Het was net ons huis,’ zei ze zonder hem aan te kijken –
maar ook zonder haar hand van zijn arm te halen. ‘Ons
huis, die avond.’
‘Maar als hij een weerwolf was, betwijfel ik of die
meneer Linnford van jou hem had kunnen uitschakelen
zonder zelf flink gehavend te raken. Misschien is Linnford
wel de weerwolf.’ Dat zou mooi kloppen: de meeste weer-
wolven die hij kende – zij die het overleefden – werden
uiteindelijk rijk. Kinderen krijgen was echter lastiger. Mis-
schien was dat de reden dat Linnford en zijn vrouw zich
hadden opgegeven als pleeggezin.
Stella knikte. ‘Dat dacht ik dus ook! Dat moet het zijn:
Linnford is een weerwolf. Kun jij dat aan hem zien?’
50
Hij voelde een zware druk op zijn borstkas. Wat dapper
van haar: ze had het enige monster dat ze kende erbij
geroepen, om een ander monster aan te pakken. Het deed
hem denken aan hoe ze tussen hem en de jongens in was
gaan staan, om ze zo goed als ze kon te beschermen.
‘Laat me eerst met Devonte praten,’ zei hij, terwijl hij de
grom uit zijn stem probeerde te houden en daar slechts
matig in slaagde. ‘Dan kan ik me daarna op Linnford
storten.’
De gangen van het ziekenhuis waren versierd met lange
slingers vol rode en groene lampjes. Kerstmis werd elk jaar
nepper en leek steeds verder te staan van de kerstfeesten
die David als kind had gevierd.
Zijn dochter leidde hem kordaat naar de liften,
onderweg knikkend naar enkele leden van het ziekenhuis-
personeel.
Hij haatte het dat zijn kinderen elk jaar ouder werden.
Hij haatte het zilver in hun haren, dat hem er steeds weer
aan herinnerde dat de tijd hen uiteindelijk allemaal van hem
zou afpakken.
In de lift ging ze zo ver mogelijk van hem af staan, alsof
hij een wildvreemde was – of een monster. Nou ja, ze ren-
de tenminste niet gillend voor hem weg.
Met bitterheid valt niet te leven, wist hij. Zoals de
meeste onaangename gevoelens maakte bitterheid de wolf
in hem rusteloos. En rusteloze wolven waren gevaarlijk.
51
De verpleegkundige bij de balie naast de lift kende Stella
ook en begroette haar met haar naam. ‘Meneer Linnford
was hier nog, hij vroeg naar Devonte. Ik heb hem gezegd
dat hij nog niet bij hem op visite mocht.’ Ze trok er een
zuinige blik bij: ze nam het Stella blijkbaar kwalijk dat ze
het deze man zo moeilijk had moeten maken. ‘Wat is dat
toch een aardige man, dat hij nog steeds om die jongen
geeft – na wat hij hen heeft aangedaan.’
Ze overhandigde Stella een klembord, terwijl ze een licht
nieuwsgierige blik op David wierp. Hij schonk haar zijn
onschuldigste glimlach; zij glimlachte terug, waarna ze weer
op het klembord keek dat Stella haar had teruggegeven.
David kon het van hieraf lezen: Stella Christiansen en gast.
Tja, zei hij tegen zichzelf, ze kon natuurlijk niet opschrijven
dat hij haar vader was, terwijl zij er ouder uitzag dan hij.
‘Hij mag dan aardig zijn,’ reageerde Stella enigszins kil,
‘houd hem toch maar buiten de deur – totdat wij zeker
weten wat er is gebeurd en waarom.’
En ze beende weg in de richting van een dubbele deur,
waarvoor een politieman op een houten stoel in een
beduimelde paperbackversie van Stephen Kings Cujo zat te
lezen. ‘Jorge,’ zei ze.
‘Stella.’ Hij drukte op een knop, waarna de deur voor
hen openzwaaide.
‘Hij ligt in de beveiligde vleugel,’ vertelde ze David op
fluistertoon terwijl ze kwiek doorstapte. ‘Niet dat die echt
superveilig is trouwens. Jorge had jou nooit door mogen
laten zonder je papieren te controleren.’
52
Alsof iemand tegen zijn Stella zou durven ingaan, dacht
David. Als klein meisje al deed iedereen wat ze zei. Hij deed
zijn best om niet naar haar te glimlachen: ze zou het toch
niet begrijpen.
Dit gedeelte van het ziekenhuis rook naar bloed,
wanhoop en ontsmettingsmiddel. En ook al waren de
meeste van deze geuren oud, als er echt een nieuwe wolf in
deze omgeving werd vastgehouden, zou die heel wat meer
opschudding veroorzaken dan wat hij nu bemerkte. En een
zestienjarige kon alleen maar een gloednieuwe wolf zijn: als
ze nog jonger waren overleefden ze de Verandering bijna
nooit. Hoe dan ook, onderhand zou hij een wolf toch
moeten ruiken. Hun eerste conclusie was dus correct: dat
joch van Stella was geen weerwolf.
‘Hangen er camera’s in zijn kamer?’ vroeg hij zacht.
Ze hield even haar pas in. ‘Nee. Dat staat nog op de lijst
van aanbevolen verbeteringen.’
‘Oké. En liggen hier nog meer lui?’
‘Momenteel niet,’ zei ze. ‘Dit ziekenhuis ligt niet in de
buurt van bendeterritoria en volwassen criminelen worden
op een andere afdeling verpleegd.’
Ze stapte door een van de openstaande deuren; hij
volgde haar en sloot de deur meteen achter hen.
Het was geen privékamer, maar toch was het eerste bed
leeg. In het tweede lag een jongen naar een van de raamloze
muren te staren. Zijn gezicht was licht gehavend, een van
zijn handen zat in het gips. De andere was met een dik
plastic koord vastgemaakt aan een dikke stang die aan de
53
muurkant uit het bed stak. Beter dan handboeien, dacht
David, maar niet veel.
De jongen keek niet op toen ze binnenkwamen.
Misschien was het zijn naam of het beeld dat het woord
‘pleegkind’ bij hem opriep, maar eerlijk gezegd had David
gedacht dat Devonte zwart was. In plaats daarvan zag hij
eruit alsof iemand wel zes verschillende rassen door elkaar
had gehusseld – maar allemaal Euraziatisch, niet van het
Duistere Continent. Er zat Indianen- of Aziatisch bloed in
zijn ogen en die neus zou weleens Joods of Italiaans
kunnen zijn. Zijn huid zag eruit alsof hij lang in de zon had
gelegen, maar gezien de tijd van het jaar was het
waarschijnlijker dat dit zijn gebruikelijke tint was:
Mexicaans, Grieks of zelfs Indiaas.
Niet dat het wat uitmaakte trouwens. Hij had allang
gemerkt dat de tijd langzaam het proces afmaakte dat in
Vietnam begonnen was: iemands huidskleur of godsdienst
deden er tegenwoordig voor hem weinig meer toe. En zelfs
als het wél zo was geweest… zijn dochter had hem om
hulp gevraagd.
Stella wierp een blik op haar vader. Omdat ze hem niet
kende, wist ze ook niet of hij door Devontes demon-
stratieve bokkigheid heen kon kijken – en de angst erachter
kon zien. Aan zijn uitdrukkingsloze gezicht en kaarsrechte
soldatenhouding kon ze niets afleiden. Ze had aardig wat
mensenkennis, maar haar eigen vader kende ze niet meer.
Ze had hem niet meer gezien sinds… die ene avond.
54
Omdat ze er een ongemakkelijk gevoel van kreeg, richtte ze
haar aandacht maar gauw op de andere persoon in de
ruimte.
‘Hé, jochie!’
Devontes blik bleef strak op de muur gericht.
‘Ik heb iemand voor je meegebracht.’
Haar vader wierp een onderzoekende blik op de jongen,
keek toen op en ademde luid in door zijn neus. ‘Waar zijn
de kleren die hij aanhad toen hij hier werd binnengebracht?’
vroeg hij.
Eindelijk had hij Devontes aandacht. Stella was zo blij
met diens reactie dat haar antwoord even op zich liet
wachten.
Haar vaders oog viel op een kastje. Hij beende erheen
en trok het deurtje open. Hij haalde er een plastic tas met
kleren uit en zei, met opzet zo nonchalant mogelijk:
‘Linnford is vandaag naar je komen informeren.’
Devonte werd muisstil.
Stella wist niet precies waar dit naartoe ging, maar
sprong er alvast tussen om te helpen. ‘Ik hoorde van de
politie dat hij heeft besloten geen aangifte te doen. Ze
brengen je straks naar een kamer met uitzicht. En morgen
heb ik een vergadering over wat er met je gebeurt zodra je
hier wordt ontslagen.’
Devonte opende zijn mond maar sloot hem meteen
weer.
David stak zijn neus in de plastic tas en zei toen zacht:
‘Waarom ruiken jouw kleren naar vampier, knul?’
55
Devonte keek hem aan, met grote ogen van schrik.
Opnieuw opende hij zijn mond.
Ditmaal vermoedde Stella dat hij zweeg omdat hij
daadwerkelijk niets kon uitbrengen. Ze was zelf ook best
geschrokken van dat ‘vampier’. Maar ze zou waarschijnlijk
ook niet in weerwolven hebben geloofd als haar vader er
niet eentje was geweest. ‘Ik eh… heb jullie nog helemaal
niet aan elkaar voorgesteld,’ mompelde ze. ‘Devonte, dit is
mijn vader. Ik heb hem gebeld meteen nadat ik de foto’s
van de plaats delict had gezien. Hij is een weerwolf.’ Als
Devonte werkelijk problemen met vampiers had, was een
weerwolf misschien zo erg nog niet.
De treurige blauwgrijze stoel met de gescheurde
kunstleren zitting die naast zijn bed had gestaan vloog vlak
langs haar, in de richting van haar vader – die hem simpel-
weg opving, waarna hij de jongen een belangstellende
glimlach schonk. ’Je hebt hem zeker verrast, hè? Zo vaak
tref je geen tovenaar.’
‘Tovenaar?’ piepte Stella (en ze baalde ervan hoe suf ze
klonk).
Haar vaders glimlach werd wat breder. Ze herinnerde
zich die lach uit haar jeugd, wanneer zij of een van haar
broers iets opvallend slims hadden gedaan. Maar ditmaal
was hij voor Devonte bedoeld.
Haar vader speelde een beetje met de stoel, die hij nog
steeds vasthield. ‘De kracht van een heks concentreert zich
op lichamen en gedachten, vlees en bloed. Een tovenaar
heeft macht over de fysieke –’
56
Het lege bed knalde tegen de muur met het openstaande
kastje. Het deurtje boog om, er verscheen een grote scheur
in de dunne muur. Haar vader stond er veilig voor. Ze
besefte nu pas dat hij eroverheen moest zijn gesprongen.
Hij had de stoel nog steeds beet, maar zijn glimlach was nu
een brede grijns. ‘Leuk geprobeerd, knul. Maar ik ben je
vijand niet.’ Hij keek hoofdschuddend naar de klok aan de
muur. ‘Ze moeten dat ding eens goed zetten. Weet jij hoe
laat het is?’
Er vloog geen meubilair meer door de kamer.
Zuchtend haalde haar vader zijn mobieltje tevoorschijn
en keek erop. ‘Halfzeven. Het is al donker buiten. Hoe erg
heb je hem verwond met die stoel van de foto?’
Devonte zat bijna te hyperventileren, maar Stella
onderdrukte de neiging om naar hem toe te gaan. Ze
hoopte dat haar vader wist wat hij deed. Ze rilde, ook al
droeg ze haar favoriete wollen pak en was het behoorlijk
warm in het ziekenhuis. Hoeveel zou er waar zijn van alle
verhalen die ze over vampiers had gehoord?
Devonte zuchtte diep. ‘Niet erg genoeg.’
Zonder enige overgang vroeg haar vader hem: ‘Wie
heeft je dat eigenlijk geleerd, om helemaal niets meer te
zeggen als je een geheim moet bewaren?’
‘Mijn oma. Haar moeder heeft Dachau overleefd omdat
de Amerikaanse troepen net op tijd kwamen – én omdat ze
haar mond hield toen de Nazi’s informatie wilden.’
57
Haar vaders gezicht werd zachter. ‘Dappere vrouw. Was
zij soms de zigeunerin? De meeste tovenaars hebben op
zijn minst een beetje zigeunerbloed.’
De jongen trok zijn schouders op en begon druk met
zijn handen door zijn gezicht te wrijven.
Stella herkende dit gebaar van wel honderd andere
kinderen: hij probeerde niet in huilen uit te barsten.
‘Stella zei dat je een weerwolf bent.’
Haar vader hield zijn hoofd schuin, alsof hij iets afwoog.
‘En Stella liegt niet.’ Geheel onverwacht zocht hij haar blik
en hield hem vast. ‘Ik weet niet of we vanavond nog een
vampier op bezoek krijgen – dat hangt er vanaf hoe erg
Devonte hem heeft verwond.’
‘Haar,’ zei Devonte, ‘het was een zij.’
Stella’s blik nog steeds vasthoudend verbeterde haar
vader zich: ‘Haar. Je moet haar flink hebben toegetakeld,
dat ze hier nog steeds niet is geweest. En dat betekent
waarschijnlijk ook dat we geluk hebben en dat ze alleen is.
Als er nog meer waren geweest hadden die zich gisteren of
eergisteren al laten zien: ze kunnen het zich niet
veroorloven Devonte in leven te laten met wat hij van hen
weet. Als vampiers hun getuigen altijd gewoon hadden
laten leven, zouden ze niet al zo lang bestaan.’
‘Niemand zou me hebben geloofd,’ prevelde Devonte.
‘Ze zouden me voorgoed hebben opgesloten.’
Eindelijk liet haar vader Stella’s blik los en richtte zich
weer op Devonte.
58
De jongen rechtte zijn rug onder de druk – Stella wist
precies hoe hij zich voelde.
‘Is dat wat Linnford je heeft verteld, toen de buren
kwamen kijken waar die herrie vandaan kwam?’ vroeg haar
vader zacht. ‘Bewoners van luxe appartementen negeren
vreemde geluiden niet zo gauw. Is dat waarom je met
zoveel meubilair hebt gesmeten? Slim van je, knul.’
Devonte knikte – en maakte zijn rug nog wat rechter
onder Davids lof.
‘Maar de volgende keer dat je wordt aangevallen door
een vampier en het lukt je niet hem te doden, moet je het
van de daken schreeuwen. Misschien dat je voor de rest van
je leven naar een psycholoog wordt gestuurd, maar de
vampiers zullen je voortaan mijden als de pest. Dus… als
ze vanavond niet komt, stap jij met je verhaal naar de
krant.’ Hij wierp een blik op Stella, die knikte.
‘Ik ken wel wat journalisten,’ zei ze. ‘“Jongen Claimt
Aanval door Vampier” – dat zou toch goed moeten zijn
voor een paar forse koppen.’
‘Oké.’ Haar vader draaide zich weer naar haar. ‘Jij moet
nu deze kamer uit gaan en hout voor ons zoeken: een stoel,
een tafel, wat dan ook om een paar staken van te kunnen
maken.’
‘En wijwater?’ opperde Devonte. ‘Misschien hebben ze
hier wel een kapel.’
‘Slim,’ zei David. ‘Maar van wat ik heb gehoord, richt
dat niet voldoende schade aan om er erg veel moeite voor
te doen. Ga maar gauw, Stella – en wees voorzichtig.’
59
Ze wilde hem eigenlijk plagerig salueren, maar ver-
trouwde hem daar nog niet goed genoeg voor, dus liet ze
haar arm gauw weer zakken.
Hij zag het toch, glimlachte en draaide zich toen weer
naar Devonte. ‘En jij… jij gaat mij nu alles vertellen wat je
van deze vampier weet.’
Stella gluurde in de kamer