Top Banner
Het anti-Islam discours in perspectief Masha Rademakers Bachelorscriptie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie Juni 2012 Scriptiebegeleider: drs. Igor Boog Studentnummer: 0843792
80

BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Dec 22, 2022

Download

Documents

Nivja de Jong
Welcome message from author
This document is posted to help you gain knowledge. Please leave a comment to let me know what you think about it! Share it to your friends and learn new things together.
Transcript
Page 1: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Het anti-Islam discours in perspectief

Masha RademakersBachelorscriptie Culturele Antropologie en OntwikkelingssociologieJuni 2012Scriptiebegeleider: drs. Igor BoogStudentnummer: 0843792

Page 2: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

'Maar wie zijn wij? Wij zijn Ludwig van Beethoven, FritsBolkestein en Jezus Christus. Zij zijn Ali Baba, Mohammed

en de veertig rovers. Wij zijn niet de inquisitie, Hitler en Stalin.Hoort Gandhi bij hun of bij ons?'

(Gijs Schreuders)

Page 3: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Dankwoord

In dit dankwoord zou ik Igor Boog willen bedanken voor de steun en kennis die hij mij heeft gegeven tijdens het maken van de scriptie. Met een luisterend oor heeft hij mij door dit proces begeleid, dat uiteindelijk een enorm project is geworden. Heel erg bedankt voor je tijd en geduld!Ook wil ik mijn vrienden, familie en vriend bedanken voor de support die zij hebben gegeven tijdens het schrijven van mijn scriptie. Dankzij jullie kan ik tevreden op dit project terugkijken!

Page 4: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Hoofdstuk 1: De internationale en nationale achtergronden van de vermeende spanningen tussen 'de Islam' en 'het Westen'.

1.1 De internationale context1.1.1 Doel van de contextbeschrijving 31.1.2 Machtsverschuivingen van 622 v. Chr. – 17e eeuw 3 1.1.3 Kolonialisme en de post-koloniale staten 41.1.4 Islamitische oppositie 51.1.5 De opkomst van de radicale Islam 61.1.6 Een gespannen situatie 81.1.7 Invloed van de internationale context op het nationale multiculturele debat 9

1.2 De nationale context1.2.1 Moslims in Nederland 101.2.2 Van consensus naar discussie 111.2.3 Discussie over het integratiebeleid 12

Hoofdstuk 2: Discours analyse

2.1 Opzet discours analyse2.1.1 Opbouw discours analyse 142.1.2 Wat is een discours analyse? 15

2.2 Frits Bolkestein 2.2.1 De integratie van minderheden 172.2.2 Conclusie integratie van minderheden 182.2.3 Fifteen Years Later 202.2.4 Conclusie ‘Fifteen Years Later’ 20

2.3 Pim Fortuyn, de uitdager van het Paarse kabinet2.3.1 Inleiding Pim Fortuyn 212.3.2 Interview met de Volkskrant 222.3.3 'De islamisering van Nederland' 242.3.4 Conclusie 'De islamisering van Nederland' 27

2.4 Ayaan Hirsi Ali 2.4.1 Inleiding Ayaan Hirsi Ali 292.4.2 'Zoontjesfabriek' 292.4.3 Conclusie over standpunten Ayaan Hirsi Ali 33

2.5 Geert Wilders 2.5.1 Wilders en de opkomst van Groep Wilders/Partij voor de Vrijheid 352.5.2 Standpunten Geert Wilders 352.5.3 Conclusie standpunten Geert Wilders 38

2.6 Nieuw-Realisme 39

Hoofdstuk 3: Analyse partij-programma's

3.1 Analyse partij-programma's 20023.1.1 Opzet van de analyse van partij-programma's 413.1.2 Tweede Kamerverkiezingen 2002 413.1.3 Achterstanden 42

Page 5: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

3.1.4 Integratiebeleid 423.1.5 Westerse waarden 433.1.6 Terrorisme 443.1.7 Korte conclusie 45

3.2 Tweede Kamer Verkiezingen 20063.2.1 Inleiding Tweede Kamer Verkiezingen 2006 463.2.2 CDA 47 3.2.2.1 Vergelijking 473.2.3 PvdA 47 3.2.3.1 Vergelijking 493.2.4 SP 50 3.2.4.1 Vergelijking 513.2.5 VVD 51 3.2.5.1 Vergelijking 523.2.6 PVV 523.2.7 GroenLinks 53 3.2.7.1 Vergelijking 543.2.8 ChristenUnie 54 3.2.8.1 Vergelijking 553.2.9 D66 56 3.2.9.1 Vergelijking 573.2.10 PvdD 573.2.11 SGP 58 3.2.11.1 Vergelijking 59

3.3 Invloed van de ideeën van Islam-kritici op de partij-programma's 59

Hoofdstuk 4: Conclusies

4.1 Bevindingen deelvraag 1 4.1.1 Welke aspecten van de Islam zijn niet te verenigen met de 'Westerse' of 'Nederlandse' waarden volgens de politici? 614.1.2 Wat is er mis met de integratie van moslims in Nederland volgens de politici? 624.1.3 Wat voor veranderingen zou de Islam volgens de politici door moeten maken om bij de Westerse cultuur te passen? 624.1.4 Nieuw-realisme 63

4.2 Bevindingen deelvraag 2 634.3 Bevindingen deelvraag 3

4.3.1 Botsende beschavingen? 644.3.2 Aanname 1: 'Cultuur en religie zijn statisch en onveranderlijk' 654.3.3 Aanname 2: 'De ontwikkeling van samenlevingen is een vooruitgangsproces richting moderniteit door middel van een Verlichting.' 674.3.4 Aanname 3: 'De Islam is het probleem.' 684.3.5 Stigmatisering 69

Literatuurlijst 72

Page 6: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Inleiding

In Nederland zijn de laatste jaren de verhoudingen tussen de autochtone bevolking en de zogenaamde

'allochtone' bevolking op scherp gezet. Vooral de moslim bevolking is steeds meer in een negatief daglicht

komen te staan. Er is een wetenschappelijke en politieke discussie ontstaan over de vraag in hoeverre

allochtonen, waaronder moslims, zich moeten aanpassen aan 'de' Nederlandse cultuur. Enerzijds pleit men

voor tolerantie en multiculturalisme, anderzijds vraagt men zich in Nederland af waar de grenzen van deze

liberale waarden liggen. Een aantal gebeurtenissen en ontwikkelingen zijn een katalysator geweest voor de

toenemende kritische houding tegenover allochtonen en minderheden. De negatieve opvattingen over

immigranten zijn de laatste jaren veel meer aan de oppervlakte gekomen, met een vernieuwde kracht.

Sinds de jaren '50 is het aantal immigranten dat naar Nederland kwam toegenomen. Westerse en niet-

Westerse immigranten probeerden een nieuw leven op te bouwen in Nederland. Het maakte van Nederland

een divers land, waarin vele etniciteiten naast elkaar konden leven. In tegenstelling tot Westerse immigranten

die vaak tijdelijk bleven, zochten vele niet-Westerse immigranten als Turken, Marokkanen, Surinamers en

Antillianen een permanent verblijf in Nederland. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek

berichtten dat er in 2010 ongeveer 950.000 mensen in Nederland een moslimachtergrond hebben, waaronder

veruit de meeste van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn.

Er is de afgelopen jaren een debat ontstaan tussen aanhangers van het multi-culturele gedachtegoed en

mensen die zich afzetten tegen deze tolerante, volgens hen 'nonchalante' houding. Er is een grote groep

Nederlanders die de toename van buitenlandse invloeden als moskeeën, steeds meer ‘zwarte en gesluierde

mensen’ op straat, het ontstaan van achterstandswijken en Islamitische scholen als een bedreiging en

kostenpost zien voor de Nederlandse samenleving. De integratie werd mislukt verklaard, ook door de

politiek, en populistische stemmen wakkerden aan. De cultuur van moslims, die zo zou verschillen van de

Nederlandse cultuur, zou de integratie bemoeilijken.

De negatieve geluiden rondom allochtonen verscherpten toen op 11 september 2001 een terroristische

aanslag op het World Trade Center in New York werd gepleegd door de radicale moslim organisatie Al

Qaida. Het Westen schudde op zijn grondvesten. Over de hele wereld was er plotseling angst voor het

terrorisme. Maar wie waren deze terroristen eigenlijk? Met een beschuldigende vinger wezen velen naar de

radicale moslims, die onze democratie, rechtsstaat en vrijheden zouden bedreigen. De anti-moslim geluiden

die er al waren in Nederland, werden door de aanslagen vele malen versterkt. Er werd zelfs gesproken over

een botsing van beschavingen, die al jaren geleden (in 1993) was beschreven in een artikel van de

politicoloog Samuel Huntington. Het Westen en het Oosten zouden andere belangen hebben en vanwege

onoverkomelijke culturele verschillen met elkaar 'clashen'. President Bush van de Verenigde Staten kondigde

zelfs een 'War on Terror' aan en kreeg daarbij vele landen (zowel Westerse als niet-Westerse) als bondgenoot.

Er is toen niet alleen een vernietigende oorlog ontstaan, maar ook een groot wantrouwen tegenover moslims,

dat tot op de dag van vandaag voortduurt.

1

Page 7: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Vele politici hebben zich uitgesproken over de problemen rondom immigratie en integratie. Negatieve

geluiden kwamen al van politici als Hans Janmaat en in mindere mate van Frits Bolkestein en vervolgden

met de extremere uitspraken en maatregelen van Pim Fortuijn (1948-2002), Hirsi Ali, Rita Verdonk en Geert

Wilders. Vooral Fortuyn en Wilders staken hun mening over de Islam niet onder stoelen of banken. Vooral de

Islam werd steeds vaker bekritiseerd.

Deze actuele gebeurtenissen roepen een groot aantal vragen op. Op welke punten wringt de Islam met

Westerse waarden? En is er soms sprake van een negatieve beeldvorming, waarbij de verschillen tussen

moslims en niet-moslims groter worden gemaakt dan zij in werkelijkheid zijn?

Het is daarom zo interessant om te kijken hoe politici zich in hun partijprogramma's en boeken uitspreken

over de verhouding tussen de Islamitische cultuur en de Nederlandse cultuur. Zij kunnen met hun mening een

grote invloed uitoefenen op de publieke opinie en bepalen met elkaar het Nederlandse minderheden- en

integratie-beleid. Waar liggen volgens hen de grenzen van de multi-culturele samenleving? Op welke punten

vinden zij dat de Islamitische cultuur te verenigen is met de Nederlandse cultuur? Bestaan deze homogene

noties van cultuur wel? Om dit op een juiste manier te onderzoeken, wordt een discours analyse gedaan, die

het hoofdonderdeel is van deze scriptie. De partijprogramma's van de politieke partijen uit de periode 2002

t/m 2006 en de teksten van Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders worden bestudeerd. De discours analyse

richt zich op de volgende hoofdvraag:

Wat is het beeld dat Nederlandse politici hebben van de Islam en van moslims?

Voordat aan de discourse analyse wordt begonnen, is het nodig iets meer te weten over de achtergrond van de

anti-moslim sentimenten. Deze scriptie bestaat dan ook uit twee delen. In deel één zal een achtergrond

geschetst worden van de (deels vermeende) spanningen tussen 'het Westen' en 'de Islam'. Deel twee bevat de

discours-analyse waarin antwoord wordt gezocht op de hierboven geformuleerde hoofdvraag.

2

Page 8: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Deel 1

Hoofdstuk 1: De internationale en nationale context van de vermeende spanningen tussen

Westerse landen en Islamitische landen.

1.1 De internationale context

1.1.1 Het doel van de context beschrijving

Om het Islam debat in context te plaatsen, is het nodig de internationale achtergrond te beschrijven van de

verhouding tussen Europa en de Islam. De ontmoeting van het Westen met de Islamitische cultuur speelt zich

al eeuwen af op internationaal niveau, maar sinds de komst van migranten is ook in Nederland, op nationaal

niveau, deze ontmoeting meer onder de aandacht gekomen. De nationale context en de internationale context

staan met elkaar in verband. Het doel van deze paragraaf is dan ook om antwoord te geven op de volgende

twee vragen: Wat is de historische context van de spanningen tussen het Westen en de Islam? En welke

gebeurtenissen op internationaal niveau hebben invloed gehad op de verscherping van de discussie in

Nederland?

Bij een vergelijking tussen Europa en de Islam worden vaak Westerse en Islamitische waarden vergeleken.

Belangrijk is echter om in gedachten te houden dat de begrippen 'het Westen' en 'de Islam' impliciet een

homogeniteit representeren die er in werkelijkheid niet is. In het Westen bestaat diversiteit tussen nationale

staten in politiek, economisch en godsdienstig opzicht. Dit geldt ook voor Islamitische landen, waarvan de

regimes in mate van democratie en secularisatie verschillen. Elk land heeft zijn eigen geschiedenis, met

conflicten en verdragen die in die bepaalde context zijn ontstaan. Mijn intentie is dan ook om in dit eerste

hoofdstuk feitelijk de belangrijkste gebeurtenissen te beschrijven die de huidige verhouding tussen Westerse

en Oosterse landen deels hebben bepaald. Deze verhouding bestaat uit conflicten en verdragen die elk zijn

ontstaan in een netwerk van achtergrondfactoren en gebeurtenissen in bepaalde landen.

De focus zal in de paragraaf over de internationale context liggen op het beschrijven van belangrijke

conflicten en samenwerkingen tussen Oosterse en Westerse landen, omdat vooral in conflicten en verdragen

naar voren komt op welke vlakken 'Westerse' en 'Oosterse' waarden met elkaar bots(t)en. Er wordt gekeken

wat de historische basis is van de huidige spanningen tussen 'het Westen' en 'het Oosten' oftewel tussen 'het

Westen' en 'de Islam'.

1.1.2 Machtsverschuivingen van 622 v. Chr. – 17e eeuw.

Eerst zal een historisch overzicht gegeven worden van de belangrijkste 'ontmoetingen' van het Oosten met

het Westen en andersom. De eerste ontmoeting begint als de Islam zich gaat verspreiden vanaf de zevende

eeuw na Christus. Vanaf deze beginperiode vinden er een aantal macht-verschuivingen tussen het Westen en

het Oosten plaats, die implicaties hebben gehad voor de verhouding tussen de twee. De eerste periode die

onderscheiden kan worden is de periode van 622-1492 waarin de moslimwereld een enorme expansie

doormaakte. (Shadid & Van Koningsveld 2002: 177) Moslims veroverden het Perzische Rijk, Syrië, Irak en

Egypte, Noord-Afrika en zelfs delen van Spanje en Italië. (Esposito 1999) De Islam werd al snel de

godsdienst van de meerderheid in de veroverde gebieden. Europa bestond voornamelijk uit Christenen. Zij

3

Page 9: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

zagen de profeet Mohammed als gezonden door de duivel. (Shadid & Van Koningsveld 2002: 178).

Vijfhonderd jaar later waren het echter Christelijke legers die Islamitisch Spanje aanvielen en in het jaar

1095 op kruistocht gingen naar Syrië en Palestina. Dit was het begin van de tweede machtsverschuiving

tussen het Christelijke Westen en de Islamitische rijken, die tot 1683 zou duren. Het doel van de kruistochten

was een economische expansie, al werden velen mensen gemotiveerd mee te vechten doordat zij gehoor

gaven aan de emotionele oproep van Paus Urbanus II om de Islam te verjagen uit het Heilige Land. (Shadid

& Van Koningsveld 2002) In 1099 lukte het de Christenen om Jeruzalem in te nemen, maar in 1187

heroverden de Arabieren de stad weer. De kruistochten hebben waarschijnlijk een grote rol gespeeld in de

creatie van wederzijdse haat. (Shadid & Van Koningsveld 2002)

Vanaf de elfde eeuw bloeide het Westen op uit de vroege Middeleeuwen, en in 1453 werd ook de Byzantijnse

hoofdstad Constantinopel door de Islamitische Ottomanen ingenomen. Constantinopel (vanaf toen Istanbul

genaamd) werd het centrum van een bloeiend Islamitisch rijk, met centra als Caïro, Bagdad, Damascus,

Mekka en Medina. Ook veroverden de Ottomanen de Christelijke Balkan staten, het Midden Oosten en

Noord-Afrika. De Islamitische overheersing strekte zich uit tot Wenen, maar Europa heeft de Ottomanen

daar verslagen. De veroveringen zorgden voor een vervreemding tussen moslims en christenen. De Islam

werd toen vooral gezien als een bedreiging voor het Christendom. Zoals Esposito benoemt:

'Fear and disdain, coupled with European ethnocentrism, produced distorted images of Islam (…) Often

beliefs and practices such as polytheism, eating pork, drinking wine, and sexual promiscuity –wich run

directly counter to its most basic beliefs – were attributed to Islam and the Prophet. ' (Esposito 1999: 43)

1.1.3 Kolonialisme en de post-koloniale staten

Toen het koloniale tijdperk aanbrak, in de 18e eeuw, bouwde het Westen gaandeweg zijn suprematie in de

wereld op. Een nieuwe machts-verschuiving was ontstaan. De Europese landen veroverden vele Islamitische

gebieden. Europa bloeide, ook in intellectueel opzicht. De denkers van de Verlichting, onder andere Voltaire

en Luther, zagen de Islam echter als een irrationele, gewelddadige stroming en moslims werden

afgeschilderd als pre-modern. (Esposito 1999). Na het koloniale tijdperk vormden de voormalige koloniale

landen hun eigen regeringen, vaak naar Westers voorbeeld. Aangezien de elite gewend geraakt was aan de

westerse cultuur en gebruiken, werd modernisering naar Westers voorbeeld in veel landen gezien als de weg

naar vooruitgang. Er vond een educatieve en technische uitwisseling plaats, en politieke, economische en

militaire allianties werden gesloten met het Westen. Koning Hussein van Jordanië en de Shah van Iran

hadden bijvoorbeeld nauwe banden met de Verenigde Staten en Pakistan bleef lid van het Britse Gemenebest.

In de jaren dertig en veertig van de 20e eeuw ontstonden er kritische geluiden die tegen het liberale

nationalisme, de gepropageerde weg naar vooruitgang, protesteerden. Deze kritiek kwam vooral uit

Islamitische hoek. De Moslim Broederschap werd opgericht in Egypte en in India ontstond protest in de

vorm van de Jamaat-i-Islami. Beide organisaties hadden kritiek op de groeiende invloed van de Westerse

cultuur en het blijvende imperialisme en daarmee de dreiging van het seculaire nationalisme voor de Islam.

(Esposito: 66) De Moslim Broederschap werd als een bedreiging voor de Egyptische staat gezien en heeft

meerdere keren confrontaties met de staat gehad, waarbij belangrijke leiders van het Broederschap terecht

4

Page 10: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

zijn gesteld en gevangen genomen. Het regime voelde zich bedreigd, en was onder andere bang de macht

kwijt te raken aan de populaire beweging, die vooral onder het Egyptische volk een grote aanhang had.

Onder andere de geschriften van Hassan al-Banna en Sayyid Qutb, waarin een Islamitische wereldorde wordt

geschetst, raakten wijdverspreid in de Islamitische wereld (zie paragraaf 1.1.5).

Tijdens de Koude Oorlog werden in veel landen (o.a. Egypte, Syrië, Irak, Libië, Sudan en Algerije) liberale

nationalistische regimes verwisseld voor Arabisch socialistische regimes. Deze regimes hadden kritiek op het

Europese imperialisme en streden tegen de creatie van de Westerse kolonie Israël. De strijd tegen Israël

symboliseerde de strijd tegen het imperialisme. Gamal Abdel Nasser heeft in Egypte het socialisme ver

gebracht. Hij was voorstander van een Arabische eenheid, en werd door velen gezien als de stuwende kracht

achter het Arabisch socialisme. De kritiek van deze vorm van socialisme op het Westen was dat de post-

koloniale grenzen en de falende, niet-legitieme Westers georiënteerde leiders voor zwakheid en

afhankelijkheid zorgden in de Arabische landen. (Esposito 1999) Arabisch socialisme propageerde een

alternatief te bieden voor het kapitalisme en het communisme, en beloofde een sterke leidende overheid, die

de industrie en de financiële instituties zouden herstellen. In de jaren '50 en '60 kwam de socialistische

regering van Nasser in botsing met de Moslim Broederschap, omdat Nasser geen voorstander was van een

Islamitische regering. Saudi-Arabië, vanuit het koningshuis uit een Islamitische staat, voelde de dreiging van

het Arabisch socialisme en subsidieerde de opkomst van een aantal internationale Islamitische organisaties

als de World Muslim League (1966) en de Organization of the Islamic Conference (1969). In de zesdaagse

oorlog van 1967 van Egypte, Jordanië en Syrië tegen Israël, werden de Syrische, Jordanische en Egyptische

legers verslagen en verloor het Arabische nationalisme aan kracht. De pan-Arabishe eenheid bleek een

mythe, want de Arabische staten konden zich internationaal niet staande houden. Deze nederlaag zorgde voor

nog grotere anti-Israël, anti-imperialistische en anti-Westerse sentimenten.

Aan de ene kant representeerden Europa en Amerika het modernisme, terwijl deze landen aan de andere kant

door de Arabische wereld beschuldigd werden van kolonialisme en het falen van Arabische staten. (Esposito:

73). De desillusies van het liberaal nationalisme en het Arabisch socialisme en de nederlaag tegen Israël

zorgden in de jaren zeventig voor een Islamitische revitalisatie op politiek en sociaal vlak. Er ontstond in de

post-koloniale landen een zoektocht naar een meer authentieke Arabische identiteit.

1.1.4 Islamitische oppositie

De Westerse (Europese en Amerikaanse) steun aan het seculaire regime van de Shah van Iran, aan het

regime in Libanon (wat volgens sommigen de democratie juist tegenhield) en de steun aan de staat Israël

zorgden bij bepaalde groepen moslims voor een verdere anti-Westerse houding. Ook de Sovjet-Unie

probeerde invloed te hebben in het Midden-Oosten en probeerde samen met anti-Westerse Islamitische

groeperingen samen te werken om het kapitalistische Westen dwars te liggen. Er speelden dus altijd enorm

veel belangenverstrengelingen mee bij conflicten, en het Westen en de Sovjet-Unie speelden het spelletje

door middel van hun verdeel- en heerspolitiek naarstig mee.

In 1973 verklaarde Egypte's leider Anwar Sadat, samen met de Syrische president Hafiz al-Assad, de

zogenaamde 'Oktoberoorlog' tegen Israël. De oorlog werd onder andere gevochten om de eer van Egypte te

5

Page 11: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

herstellen, die zij tijdens de Zesdaagse oorlog was kwijtgeraakt. Al heeft men deze oorlog verloren, toch was

men trots op het relatieve succes van de legers. Men zag het deels als een succes van de Arabische landen

tegen het Westen. Een andere bron van succes was en is de olie die in de centrale Arabische landen als

Saoedi-Arabië, Irak, Iran en de Golfstaten te vinden is1. De olierijke landen verdien(d)en enorme

hoeveelheden aan de handel van olie met het Westen. Dit succes zagen vele moslims als een terugkeer van de

kracht van de Islam. Het koningshuis van Saoedi-Arabië gebruikte zijn olie-winsten om de Islam te

verspreiden en om vele Islamitische organisaties te steunen, en doet dat nu nog. (Esposito 21)

In 1978 brak de Iraanse Revolutie uit, waarin marxistische, socialistische en Islamitische bewegingen zich

tegen het regime van de Shah keerden. De Sji'itische leider Khomeini kon de macht grijpen en probeerde een

fundamentalistische Islam te verspreiden, terwijl hij tegelijkertijd de economie van Iran tegen Westerse

invloeden probeerde af te weren. Arabische leiders voelden de dreiging van hun Islamitische opposities en

traden streng op tegen Sji'itische organisaties. In 1979 werd de Grote Moskee in Mekka bezet door

Saoedische Soennieten. Zij zetten zich af tegen Saoedi-Arabië en verklaarden daarmee tegenstand te bieden

aan de Sji'itische revolutie van Khomeini. Khomeini verdacht Amerika ervan de Soennieten te hebben

gebruikt en Amerikaanse ambassades werden aangevallen. Zijn regime propageerde een agressieve politiek

met de verspreiding van een Islamitische overheersing naar alle landen als hoofddoel. Uiteindelijk heeft de

Revolutie vele organisaties beïnvloedt, maar is het niet gelukt om in meerdere landen revoluties te

ontketenen. Toch is de Islamitische revitalisatie nog steeds een groeiend fenomeen in moslim landen.

Esposito noemt het: 'a vibrant, multifaceted movement that will embody the major impact of Islamic

revivalism for the foreseeable future.' (Esposito 21)

Door de tijd heen zijn er dus altijd spanningen geweest tussen op vooruitgang en modernisering

georiënteerde bestuurders en intellectuelen, die vaak werden gestimuleerd en gesubsidieerd door Westerse

landen (o.a. de VS en Groot-Brittannië), en intellectuelen en geestelijke of politieke leiders die meer op een

fundamentalistische en conservatieve benadering van het geloof zijn gericht. Toch zijn er niet veel

Islamitische regimes ontstaan, die alleen bestaan uit Islamitische partijen. In de meeste Islamitische landen

zijn seculaire partijen aan de macht samen met Islamitische partijen, of met Islamitische partijen in de

oppositie. Deze regeringen zijn veelal opgebouwd uit rechtssystemen die op Westerse waarden zijn

gebaseerd. De zogenaamde dreiging van Islamitische regimes tegen het Westen, waar sommige Westerse

mensen bang voor zijn, is in werkelijkheid dus niet groot.

Er zijn echter wel een aantal Islamitische radicale organisaties ontstaan,waarvan een aantal veel angst

opwekken bij de Westerse samenlevingen met hun anti-Westerse houding. Hoe groot de dreiging werkelijk

is, is de vraag waar veel wetenschappers over discussiëren.

1.1.5 De opkomst van de radicale Islam

Een van de organisaties die zich als Islamitische organisatie propagandeerd is de soennitische

Moslimbroederschap. De Moslimbroederschap was in 1928 gesticht in Egypte door Hassan Al-Banna. Hij

1 http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Olie/olielanden.html

6

Page 12: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

verzette zich tegen de verwestersing en secularisering van de Egyptische maatschappij en stond voor de her-

Islamisering van Egypte en alle andere gebieden die ooit door de Islam gedomineerd waren. Al-Banna had de

ondergang van het Turkse kalifaat meegemaakt (1924) en wilde dat dit kalifaat weer hersteld zou worden,

zodat alle moslims zich weer aan Gods wet zouden houden en er een bloeiend Islamitisch wereldrijk zou

ontstaan. Al-Banna had met de Moslimbroederschap veel invloed op andere Islamitische organisaties. Zelf

werd hij echter in 1949 vermoord, waarschijnlijk door aanhangers van de seculaire Egyptische regering, die

met man en macht probeerden de invloed van de Moslimbroederschap in te perken.

Sayyid Qutb was ook een belangrijke speler in de Moslimbroederschap. Hij studeerde in Amerika, maar

kwam terug vol afkeer van het materialisme en de volgens hem decadente Westerse zedeloosheid. Qutb was

een radicale fundamentalist, en vond dat moslims opnieuw bevrijd moesten worden van hun onwetendheid

over de ware Islam, ze moesten opgevoed worden totdat zij de juiste interpretatie van hun godsdienst

hadden, de sharia aanvaarden en zich tegen de Westerse hegemonie verzetten. Zijn gedachtegoed wordt ook

wel het 'salafistisch jihadisme' genoemd. Hij beïnvloedde een aantal andere Egyptische radicale moslim-

organisaties waaronder de Islamic Jihad en de Takfir wal-Hijra, en ook Al-Qaida zou beïnvloedt zijn door

zijn ideologie.2 (Livesey, 2005) Qutb werd onder het bewind van Nasser gearresteerd en in 1966

opgehangen.

Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de ideeën van zowel Qutb als andere fundamentalisten veel

ambivalenter zijn dan het gedrag van hun extremistische volgelingen doet vermoeden. Qutb vond namelijk

dat de Koran geen letterlijk en eenduidig antwoord op iedere situatie voorziet. (Hoebink: 215 uit Driessen

1997) Zijn broer, Mohammed Qutb werd in Saoedi-Arabië de belangrijkste vertolker van Sayyid Qutb's

gedachtegoed. (Segers 2009: 56) In de Gazastrook kwam de Moslimbroederschap met Hamas aan de macht.

(Segers 2009: 49) In Saoedi-Arabië heeft Al-Qaida veel invloed gekregen onder leiding van Osama Bin

Laden. Ook zij verwijzen naar de ideeën van het 'salafistisch jihadisme', ook wel het takfiri jihadisme of neo-

salafisme genoemd. (Livesey 2005, Moussali 2009)

De Taliban maakte een deel van de doelstellingen van Al-Qaida werkelijkheid toen ze in 1996 als regering

aan de macht kwamen in Afghanistan. De nieuwe Islamitische radicalen verwijzen in hun ideologieën vooral

naar Islamitische fundamentalisten, die een terugkeer van een Islamitische heerschappij op basis van de

letterlijke Koran en Hadith voorstaan. The International Crisis Group onderscheidt drie strijdgebieden van de

neo-salafisten, ook wel takfiri jihadisten genoemd, waarin neo-Wahabistische, Islamitsch radicale en

salafistische invloeden terug te vinden zijn. (Dechesne en Donselaar 2010, Moussali 2009). Deze

strijdgebieden zijn:

-een interne strijd binnen de Islamitische wereld, waarbij de huidige regimes worden verondersteld de ware

Islam ten onder te laten gaan aan zelfzuchtigheid en materieel gewin.

-Een irredentistische strijd, gericht op terugwinning van het oude kalifaat, waarbij de rol, en soms

overheersing van niet-Islamitische overheden in de Islamitische wereld, wordt bekritiseerd en bestreden.

-Een wereldwijde strijd, om de 'ware' Islam te verdedigen tegen invloeden van buitenaf.

2 http://www.pbs.org/wgbh/pages/frontline/shows/front/special/sala.html

7

Page 13: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Het is echter belangrijk te beseffen dat minder dan 1 procent van de wereldwijde Moslim bevolking van 1,2

biljoen mensen slechts salafistisch jihadist genoemd kan worden. (Livesey, 2005) In landen als Egypte,

Marokko, Saoedi-Arabië en Maleisië, Algerije, Israël/Palestina en Pakistan keerde de overheid zich vaak

tegen Islamitische radicale groeperingen, soms met steun van het Westen. (Esposito 1999) Als reactie zijn er

ook in het Midden-Oosten, Afrika en Indonesië vele aanslagen gepleegd door radicale organisaties, veelal op

onschuldige burgers. Het is echter nodig te beseffen dat niet elke Islamitische organisatie een gewelddadige

jihad propagandeerd, maar dat er verschillen tussen, maar ook binnen, de organisaties zijn. De zogenaamde

homogene dreiging van deze organisaties voor het Westen valt dus te betwisten. Ook is het belangrijk de

politieke ambities van de groeperingen in acht te nemen. Radicale Islamitische organisaties als Al-Qaida,

Hamas en de Moslimbroederschap reageerden stuk voor stuk ook op politieke gebeurtenissen in het eigen

land. Zoals Shadid en Van Koningsveld (2002: 218) beschrijven: 'The leaders of Islamic movements present

Islam as a new ideology of resistance, expecting it to be more succesful, because as a religion Islam is closer

to the people than the imported Western ideologies.' De Islam wordt door leiders van Islamitische

organisaties als bindende factor gebruikt om de bevolking een alternatief te bieden tegen de heersende

regimes. De radicalistische organisaties richtten zich steeds meer op het Westen, niet per se omdat zij de

Islam wilden verspreiden, maar omdat zij de politiek van het Westen schadelijk vonden voor hun eigen

landen en culturen. Het Westen probeerde de seculaire regimes te beschermen en speelden volgens velen een

verdeel- en heers-politiek.

In de jaren tachtig en negentig heeft het salafistische gedachtegoed zich deels in de Westerse wereld

verspreid, onder andere via de migratie van moslims, en heeft het gedachtegoed zich ook in Europa

georganiseerd. De verspreiding werd gestimuleerd, doordat landen als Saoedi-Arabië en Marokko de bouw

van moskeeën, de oprichting van Islamitische organisaties en de aanstelling van predikers, waarvan

sommigen salafistisch jihadistisch zijn, in Europa subsidieerde.

1.1.6 Een gespannen situatie

Het is relatief een kleine groep moslims die radicaal te noemen is, maar toch is de Westerse aandacht voor

deze groep enorm groot. Er is angst ontstaan nadat er in Europa en Amerika een aantal aanslagen zijn

gepleegd en pogingen tot aanslagen zijn ontmaskerd. De meeste mensen hoorden voor het eerst van

zogenaamd 'moslim terrorisme' toen de aanslag van 11 september 2001 op het World Trade Center werd

opgeëist door Al-Qaida. Maar Al-Qaida had al eerder van zich laten spreken, met aanslagen op het World

Trade Center in 1993, de aanslag op de Khobar Towers in 1996 in Saoedi-Arabië, de aanslag op de

Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998, en bij de aanslag op de USS Cole in 1998.

(Dechesne & Donselaar 2010) Na de aanslagen in New York (2001) escaleerde de situatie in een

ideologische War on Terrorism, geïnitieerd door president G. Bush van de Verenigde Staten. Er volgden ook

aanslagen in Madrid (2004), Londen (2005) en vele aanslagen in Afrika en het Midden-Oosten (o.a. in

Casablanca (2003) en in Pakistan (2011)). De grote vraag op de voorpagina's van de kranten was 'Why?'

Vele mensen vinden het moeilijk om te accepteren dat de terroristische acties niet zomaar uit de lucht komen

vallen, maar dat sommige terroristische acties als reactie zouden kunnen worden gezien op de buitenlandse

8

Page 14: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

politiek van Westerse landen, van o.a. de Verenigde Staten. (Blum 2002) Zij denken dat de Westerse wereld

wordt aangevallen om haar vrijheid, democratie, moderniteit, rijkdom of gewoon omdat het 'het Westen' is.

(Blum 2002) Men lijkt de Amerikaanse en Westerse daden3 uit de afgelopen decennia vergeten te zijn.

Radicale moslims en Westerlingen voelen zich dus van beide kanten bedreigd door elkaar. Maar is de

dreiging echt zo groot? Esposito (1999: 225/226) denkt dat de dreiging van de Islam niet eenduidig is en

zegt: 'Diversity rather than Pan-Islamic political unity is also reflected in foreign policy. (…) National

interest and regional politics rather than ideology or religion remain the primary determinants in the

formulation of foreign policy'. Het lijkt alsof politiek de grootste katalysator is van de spanningen tussen het

Westen en Islamitische organisaties en niet de Islam of het Christendom.

1.1.7 Invloed van de internationale context op het nationale multiculturele debat

Het is nodig te bedenken dat de media en 'het praten over' een grote rol speelt in de stigmatisering van de

beeldvorming van moslims. (Shadid & van Koningsveld 2002) Moslims worden gehomogeniseerd als zijnde

één groep, en doordat er veel negatief nieuws over moslims wordt gepubliceerd, wordt de gehele

moslimgroep met dit negatieve geassocieerd. Dit zorgt voor een stigmatisering. Er is dan ook een discussie

op gang gekomen in welke mate 'de' Islamitische cultuur met 'de' Westerse identiteit botst. Zijn radicale

moslims echt uit op een heilige oorlog? Willen zij de secularistische samenlevingen omverwerpen en onze

vrijheid verbieden? Zijn dit niet enkel gestigmatiseerde beelden van de moslim-gemeenschap? Vooral in

Westerse landen waar moslim immigranten wonen, zijn en worden deze vragen vaak gesteld. Na de moord

op Theo van Gogh (2004) door een moslim en de toename van het terrorisme, zetten vele Nederlanders hun

vraagtekens bij de multiculturele samenleving en vooral bij de moslim-gemeenschap. Men vraagt zich af of

de ideologie van de Islam wel in een land als Nederland past.

In dit hoofdstuk is kort en globaal uiteengezet waar de (deels vermeende) spanningen tussen de Islam en het

Westen vandaan komen. Het heeft ons een schets gegeven van de achtergrond van de spanningen in binnen-

en buitenland. In het volgende hoofdstuk zal beschreven worden hoe het integratie-debat in Nederland is

verlopen.

3 Zie blz. 76 van het boek 'Shattered Illusions', ed. by El Fadl & Esposito. William Blum: 9/11: Some Reflections. 'The shooting down of two Libyan planes in 1981; the bombardment of Beirut in 1983; the furnishing of military aid and intelligence to both sides of the Iran-Iraq War of 1980-88 so as to maximize the damage each side would inflict upon the other; the bombing of Libya in 1986; the bombing and sinking of an Iranian ship in 1987; the shooting down of an Iranian passenger plane in 1988; the shooitng down of two more Libyan planes in 1989; the massive bombing of the Iraqi people in 1991; the continuing bombings and sanctions against Iraq; the bombing of Afghanistan and Sudan in 1998, the latter destroying a pharmaceutical plant which provided for half the impoverished nation's medicine; the habitual support of Israel despite the devastation and routine torture it inflicts upon the Palestinian people; the condemnation of Palestinian resistace to this; the abduction of 'suspected terrorists' from Muslim countries, such as Malaysia, Pakistan, Lebanon and Albania, who are then taken to places like Egypt and Saudi Arabia, where they are tortured; the large military and hi-tech presence in Islam's holiest land, Saudi Arabia, and elsewhere in the Persian Gulf region; the support of anti-democratic Middle East governments from the Shah to the Saudis.'

9

Page 15: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Paragraaf 1.2 De nationale context

1.2.1 Moslims in Nederland

De internationale gebeurtenissen, die hierboven beschreven zijn, hebben een stempel gezet op de

binnenlandse discussies in het politieke en in het publieke veld. Ook de toenemende migratie naar

Nederland, de moord op Theo van Gogh, de opkomst van Pim Fortuyn en Wilders en de klachten over een

slechte integratie van onder andere moslims, zorgden voor meer discussies en maatregelen wat betreft de

integratie van deze migranten in de samenleving. Zo vindt zelfs veertig procent van de bevolking dat er te

veel mensen met een andere nationaliteit in Nederland leven. (Gijsberts en Dagevos: 2010) In het jaarlijkse

integratie rapport dat Gijsberts en Dagevos maakten voor het Sociaal Cultureel Planbureau schrijven zij: 'The

biggest problem in terms of mutual perceptions lies between Muslims and non-Muslims. There is a great lack

of mutual understanding, and a widespread sense that the two worlds are irreconcilable.' (2010: 29) Er

bestaat dus een kloof tussen moslims en niet-moslims die door beide groepen als negatief wordt ervaren.

Hoe zit het dan met de integratie van moslims in Nederland? Van twee van de vier grootste

migrantengroepen, namelijk Turken (2,3% van de Nederlandse bevolking) en Marokkanen (2.1%) noemt

meer dan 95% zich moslim. Groepen die vooral uit moslims bestaan, maar veel kleiner zijn in aantal dan de

grote migranten-groepen zijn Afghanen, Somaliërs, Irakezen en Pakistani. (Gijsberts & Dagevos 2010). Uit

het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (2010) blijkt dat op sommige segmenten van de

samenleving nog veel winst te behalen valt wat betreft de integratie, vooral voor de eerste generaties

migranten (die vooral afkomstig zijn uit Iran, Irak, Somalië en Afghanistan). De verschillen binnen de

grootste Islamitische migrantengroepen, de Marokkanen en Turken, zijn opzienbarend. De Turkse bevolking

is meer in zichzelf gekeerd. Er is weinig criminaliteit en zij doen het goed op de arbeidsmarkt. Zij scoren

echter wel slechter dan de andere migrantengroepen in de beheersing van de Nederlandse taal, en presteren

slechter op school. Volgens Gijsberts en Dagevos (2010) is dit te wijten aan de inwaartse positie van de

Turkse bevolking. Uit het onderzoek blijkt ook dat Turken niet tevreden zijn over hun positie in de

Nederlandse maatschappij, ze voelen zich niet thuis. Marokkanen zijn ook niet tevreden over hun positie in

de Nederlandse maatschappij, zij maken zich zorgen om het negatieve beeld van de Islam, dat de

Nederlandse bevolking heeft. Zij vinden dat Nederlanders weinig respect hebben voor de Islamitische

cultuur. Het moskeebezoek is onder Marokkanen zeer gegroeid, in tegenstelling tot het moskeebezoek van de

Turkse bevolking. Uit het onderzoek kwam naar voren dat Marokkanen over het algemeen beter geschoold

zijn, maar wel de hoogste criminaliteit cijfers behalen. In deze groep heerst meer werkloosheid dan in de

andere migrantengroepen, maar toch wordt er een groei gemaakt in de hogere posities van de arbeidsmarkt.

(Gijsberts & Dagevos 2010). Gijsberts en Dagevos wijzen ook op een nieuwe trend: '...non-Western groups

have assumed modern views within a relatively short space of time (1998-2006); this trend is especially

visible among those of Turkish and Moroccan origin.' (2010: 243) Er wordt vooruitgang geboekt, al zijn er

verschillen te zien in de mate van integratie binnen de groep moslims in Nederland.

Nederland werd met de komst van migranten een multiculturele samenleving. De multiculturele ideologie is

gebaseerd op het cultuur-relativistisch gelijkheidsprincipe dat meerdere culturen in gelijkheid naast elkaar

10

Page 16: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

kunnen leven. In de volgende sub-paragrafen zal het multiculturele discours beschreven worden. Wat houdt

het integratie debat in en waarom is er een debat over de integratie van met name moslims? De kernpunten

van het multiculturele debat zullen beschreven worden. Een aantal schrijvers, politici en columnisten die een

impuls zijn geweest voor het debat zullen voorbij komen.

1.2.2 Van consensus naar discussie

In de jaren '70 kwamen grote groepen migranten naar Nederland. Gastarbeiders uit het Middellandse-

Zeegebied en mensen uit de voormalige koloniale landen (o.a. Pakistan, Algerije en Suriname) en uit Noord-

Afrika en Turkije probeerden in Nederland een nieuw bestaan opbouwen. (SCP 2004: 25) De overheid ging

er vanuit dat de gastarbeiders na een paar jaar weer terug zouden gaan naar hun eigen land. Daarom stelden

zij het behoud van de eigen identiteit van de groepen voorop, wat naar voren kwam in de Nota Buitenlandse

Werknemers uit 1970. Het beleid van behoud van de eigen culturele identiteit kan worden gezien als een

voortvloeisel uit de naoorlogse jaren, waarin de gevolgen van racisme en discriminatie nog vers in het

geheugen van burgers en politiek lagen en uit de jaren van de verzuiling of gesegmenteerd pluralisme (SCP

2004), waarin groepen van verschillende zuilen vrijwel hun volledige leven binnen hun eigen zuil

doorbrachten en hierop ingericht hadden. (Sleegers: 2007)

In de jaren tachtig zorgde gezinshereniging en huwelijks-migratie voor een nieuwe stroom migranten. De

migranten die in de jaren zeventig gekomen waren gingen vaak niet meer terug. De overheid ging meer

nadruk leggen op de Nederlandse taal en probeerde ook de zelforganisatie van allochtonen te stimuleren door

middel van het geven van subsidies aan organisaties die de eigen taal en cultuur van de migranten proberen

te behouden. Dit werd uiteengezet in de Minderhedennota van 1983. Cultuurverschillen werden in deze jaren

niet gezien als belemmering voor integratie, en als er al problemen waren werden die door sociaal-

economische redenen verklaard. Negatieve geluiden waren er wel, maar het dominante politieke en publieke

'pro-multi-culti' discours liet niet toe dat de aanwezigheid van migranten werd geproblematizeerd. (Sleegers:

2007) De Centrumpartij van Hans Janmaat (1934-2002), die pleitte voor een immigratiestop vanwege de

komst van vele moslims, werd met veel geweld de kop in geslagen in de jaren negentig. Nederland wilde het

multiculturele gedachtegoed hooghouden. De geleidelijke en uiteindelijk vrij vergaande institutionalisering

van de Islam in Nederland is ontstaan vanuit lokale initiatieven van moslims in combinatie met een

multicultureel beleid, dat de sociale vrede hoog moest houden. (SCP 2004). Begin jaren '90 bracht VVD-

politicus Frits Bolkestein de discussie op gang over de multiculturele samenleving en integratie. Hij zocht de

media op en stelde de Islamitische cultuur en het taboe dat volgens hem rust op het bekritiseren van 'andere'

culturen bij het publiek aan de kaak. Bolkestein kreeg veel kritiek in 1991. Men vond zijn uitspraken te

generaliserend. Bolkestein kreeg echter wel veel steun in zijn pleidooi voor een strenge aanpak van

integratie. (Sleegers 2007, Prins 2000) Er werden in de jaren '90 steeds meer 'zwarte' en Islamitische scholen

opgericht, en doordat een steeds grotere stroom migranten naar Nederland kwam, werden de

cultuurverschillen steeds duidelijker zichtbaar. De overheid veranderde het beleid van een focus op

migrantengroepen naar een focus op het individueel burgerschap en de plichten die daarbij horen. De

aandacht ging uit naar werk, scholing en politieke participatie, veel meer dan naar culturele inburgering.

11

Page 17: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Culturele verschillen bestonden en mochten er ook zijn van de overheid (Sleegers 2007: 19) Problemen die

bepaalde culturele groepen ondervonden werden nog gerelateerd aan de maatschappelijke achterstand, niet

aan hun etniciteit of religie. Vanaf de jaren negentig kreeg integratie wel een plek op de politieke agenda,

maar het dominante publieke discours bepaalde tot in de jaren negentig dat men verdraagzaam moet zijn

tegenover migranten. (Sleegers 2007: 21)

1.2.3 Discussie over het integratiebeleid

In het jaar 2000 publiceerde NRC Handelsblad een artikel van PvdA-lid en publicist Paul Scheffer genaamd

'Het Multi-Culturele Drama'. Scheffer bepleitte dat de Nederlandse samenleving en de overheid te lang

hadden vastgehouden aan het ideaal van integratie met behoud van de eigen identiteit. Hierdoor was volgens

hem een etnische onderklasse aan het ontstaan, te zien aan hoge werkloosheid, criminaliteit, armoede en

schooluitval van allochtonen, die te wijten was aan de onverschilligheid van de overheid en de samenleving.

Scheffer wees de culturele verschillen tussen autochtonen en allochtonen aan als deel van het probleem, en in

het speciaal de Islamitische cultuur. Deze cultuur zou de scheiding van kerk en staat niet accepteren, andere

omgangsvormen hebben en er haatdragende ideeën over de Nederlandse samenleving op na houden, opdat de

integratie bemoeilijkt werd. (Sleegers 2007: 23) De Nederlandse identiteit, waaronder hij taal, cultuur en

geschiedenis schaarde, moest sterker gedefinieerd en uitgedragen worden, zodat migranten wisten in wat

voor samenleving zij zouden moeten integreren. Scheffer riep voornamelijk op tot discussie. Hij kreeg de

kritiek dat hij een pleidooi voor uitsluiting gehouden had en dat hij de groep moslims teveel op één hoop

gooide. Scheffer zou dramatiseren, zich bedienen van “hele grote, hele lege woorden” (toenmalige VVD-

leider Hans Dijkstal) en de “discussie vervuilen” (Femke Halsema). (Segers 2009: 34). Ook zou hij de

sociaal-economische vooruitgang van de tweede generatie allochtonen over het hoofd zien. Scheffer geeft in

een tweede artikel toe dat hij dit heeft gedaan, en benadrukt dan ook dat hij de schuld niet geheel neerlegt bij

allochtonen, maar dat hij alleen het probleem blootlegt waar ook de overheid en de samenleving

verantwoordelijk voor zijn. (Sleegers 2007: 25) In de politiek reageerden bijna alle partijen relatief gelaten

op 'Het Multi-Culturele Drama'. Scheffer initieerde echter wel een debat over de Nederlandse identiteit. Is er

in een religieus pluriform en etnisch veelkleurig Nederland wel een inclusief 'wij' te formuleren waarin we

ons allemaal herkennen? (Segers 2009: 35) Na het artikel van Scheffer barstte de discussie los en

opiniemakers en wetenschappers die negatief oordelen over het multiculturalisme kwamen opeens naar

voren in kranten en opiniebladen. Linkse publicisten hadden slechts een marginale stem in het debat. De

multiculturele samenleving kwam daardoor in de jaren hierna in een steeds slechter daglicht te staan. Ook de

publicist Pim Fortuyn viel de Nederlandse politiek aan. Hij vond dat je in Nederland niet mag zeggen wat je

vindt en dat er taboes liggen op bepaalde onderwerpen. (Fortuyn 2001; Prins 2004; Sleegers 2007). Hij

benoemde zijn kritiek op de integratie, en zag de Islamitische cultuur als een belemmering en een gevaar

voor de samenleving. In het volgende hoofdstuk zal verder op zijn punten worden ingegaan. Fortuyn werd

vanaf 2001 actief in de politiek. Op dat moment richtte de politiek zich nog steeds op sociaal-economische

factoren van integratie, en werd culturele integratie nog nauwelijks in het beleid genoemd. (Sleegers 2007:

30) Het integratiedebat kwam in een stroomversnelling na de aanslagen van 11 september 2001, en de

12

Page 18: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

woorden van Fortuyn kregen steeds meer steun. Bij de verkiezingen in mei 2002 won de Lijst Pim Fortuyn

26 zetels in het parlement en werd het de tweede grootste partij van Nederland, onder het CDA. (Cherribi

2010: 134) Pim Fortuyn was echter negen dagen voor de verkiezingen doodgeschoten, maar dit zorgde zelfs

voor een grotere verkiezingszege voor de partij. Door de politisering van cultuur door zowel een linkse

publicist als een politicus die vaak met 'rechts' wordt geassocieerd, werden de scheidslijnen tussen links en

rechts met betrekking tot de integratie-kwestie en het ideaal van de multiculturele samenleving vager.

(Sleegers 2007: 31)

In het minderheden debat van de jaren 2002 tot en met 2006 waren Fortuyn, Wilders en Hirsi Ali de

invloedrijkste critici van immigratie. Zij bekritiseren in hun boeken en lezingen vooral de moslim cultuur,

die volgens hen niet in een land als Nederland past. Zij zullen in het volgende hoofdstuk in de discours-

analyse behandeld worden.

13

Page 19: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Deel 2

Hoofdstuk 2: Discours analyse

2.1 Opzet discours analyse

2.1.1 Opbouw van de discours analyse

Nu de achtergrond van het Nederlandse integratie debat beschreven is en de internationale context geschetst,

zal de discours analyse aan bod komen. In de analyse zal onderzocht worden wat de politici schrijven over de

verenigbaarheid van de volgens hen Nederlandse waarden en Islamitische waarden. In de partijprogramma's

en boeken van politici zijn vele uitspraken gedaan over de Islam en integratie, die wij nader zullen bekijken.

In dit hoofdstuk zullen boeken van Frits Bolkestein, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders

geanalyseerd worden. Eerst is het belangrijk de tekst en de schrijver zelf in perspectief te plaatsen. Er wordt

dus eerst wat achtergrond informatie over de tekst en de politicus zelf gegeven. Vervolgens worden de

argumenten geanalyseerd.

De hoofdvraag van de discours analyse zal zijn:

Wat is het beeld dat Nederlandse politici hebben van de Islam en van moslims?

De eerste deelvraag zal behandeld worden in dit hoofdstuk, waar de boeken van de vier politici voorbij

zullen komen, en in hoofdstuk drie, waar de partij-programma's van de jaren 2002 en 2006 worden

geanalyseerd.

De eerste deelvraag luidt dan ook: 'Wat hebben politici in hun boeken, interviews en partijprogramma’s

gezegd en geschreven over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in

welke opzichten niet?' Er zal onderzocht worden welke aspecten van de Islamitische cultuur als knelpunten

worden gezien bij een integratie in Nederland en welke aspecten wel samen zouden kunnen gaan met de

Nederlandse identiteit. Er zal gekeken worden wat politici zeggen over in welke mate de Islamitische

cultuur past ofwel botst met Westers veronderstelde begrippen als democratie, secularisme, gelijkheid en

vrijheid. Er wordt dus onderzocht waar volgens de politici de grenzen van de Nederlandse multiculturele

samenleving liggen.

Vanuit deze analyse zal in hoofdstuk drie tegelijk het antwoord worden gezocht op de volgende vraag:

Hoe is de visie van de politieke partijen in 2006 veranderd wat betreft de mogelijkheid tot vereniging van de

Islam met de Nederlandse identiteit, vergeleken met 2002? Gekeken zal worden of de politieke partijen in de

periode van 2002-2006 van mening zijn veranderd wat betreft het verenigbaar zijn van Islamitische en

Nederlandse waarden. Ook zal worden gekeken of de politieke partijen in hun partij-programma's gereageerd

hebben op Wilders, Fortuyn en Hirsi-Ali of op andere beleidsveranderingen ten aanzien van immigranten en

moslims?

14

Page 20: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

In hoofdstuk vier zal de laatste deelvraag behandeld worden:

Wat zegt de analyse van de hoofdvraag over opvattingen van politici en politieke partijen over 'de'

Islamitische cultuur en over opvattingen over 'de' Nederlandse/ Westerse identiteit?

In dit hoofdstuk zal een aantal aannames van de politici onderuit gehaald worden door middel van

sociologische en antropologische concepten. Begrippen als identiteit, cultuur, moderniteit en religie zullen

onder de loep worden gelegd.

Door middel van de deelvragen kan een gedetailleerde discours analyse worden gedaan, zodat er een beeld

geschetst kan worden van de intellectuele discussie(s) rondom de Westerse en Nederlandse preoccupatie met

de Islam.

In dit hoofdstuk zal de eerste deelvraag onderzocht worden: 'Wat hebben politici in hun boeken, interviews

en partijprogramma’s gezegd en geschreven over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de

Nederlandse identiteit en in welke opzichten niet?'

In dit hoofdstuk zullen de boeken (en een interview) van de volgende politici worden behandeld: Frits

Bolkestein, Pim Fortuyn (1948-2002), Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders.

Er zal gekeken worden wat deze politici zeggen over in welke mate de Islamitische cultuur past ofwel botst

met Westers veronderstelde begrippen als democratie, secularisme, gelijkheid en vrijheid. Er is gekozen voor

deze schrijvers, omdat zij met hun kritische oordelen de meest besproken aanjagers waren van het debat over

moslims en integratie.

In paragraaf 2.1.2 zal eerst uiteengezet worden wat een discours-analyse is, in paragraaf 2.2 zullen de

verschillende politici aan bod komen.

2.1.2 Wat is discours analyse?

De teksten van politici en opiniemakers, met al hun uitspraken over de samenleving, zijn niet zomaar

gebaseerd op de mening van één persoon. Zij kunnen geplaatst worden in een netwerk van miljoenen

meningen en interpretaties die op dat moment al gedaan zijn. Dit netwerk vormt de achtergrond die de

persoon heeft beïnvloedt tijdens het schrijven en vormen van zijn of haar mening. Deze context bepaalt hoe

de persoon naar de werkelijkheid kijkt, het bepaalt zijn/haar gedachten-frame. De persoon kijkt namelijk

door een bepaalde 'bril' naar de werkelijkheid, en interpreteert de gebeurtenissen vanuit een bepaalde context.

Politici en opiniemakers doen dus niet zomaar uitspraken. Zij reageren op andere personen, hebben bepaalde

kennis van de geschiedenis, economie en sociale zaken en zij willen zich staande houden in een politiek veld

vol tegenstrijdige meningen. Zelfs teksten die puur wetenschappelijk lijken geschreven, zijn ontstaan vanuit

een bepaald gedachten-frame, ook wel een paradigma genoemd. Dit gedachten-frame is verweven in de taal

en kan mensen beïnvloeden en manipuleren. Een gedachten-frame vloeit voort uit de belevingswereld van de

auteur, maar wordt ook beïnvloed door een overkoepelende structuur; het discours.

De volgende vraag ligt nu voor de hand: Wat is een discours? De betekenis van een discours wordt door

15

Page 21: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Wodak en Reisigl (2001) als volgt omschreven:

'A complex bundle of simultaneous and sequential interrelated linguistic acts which manifest themselves

within and across the social fields of action as thematically interrelated semiotic (oral or written) tokens that

belong to specific semiotic types (genres).'

Een discours bestaat kort samengevat dus uit geschreven en gesproken teksten over één bepaald onderwerp,

een door mij genoemd 'opinie-veld'. Discoursen zijn een belangrijke bouwsteen van de samenleving en van

cultuur. Een cultuur wordt dus onder andere gevormd door een enorme hoeveelheid verschillende discoursen,

deze zijn echter nooit eenzijdig of homogeen, maar heterogeen. Mensen creëren een discours zelf, door

middel van hun mening en reactie op andere mensen uit het discours, of door te reageren op een ander

discours. Discoursen zijn dus gerelateerd aan elkaar, veranderen constant, en zij overlappen elkaar soms

deels.

Binnen een discours circuleren verschillende meningen, want elke schrijver brengt eigen nuances aan. Taal

heeft dus niet alleen een technische functie, maar kan gezien worden als een sociale actie, gecreëerd in

sociale interactie. (Khan & Govindasamy 2011). Een tekst wordt dus niet geschreven door een puur

objectieve actor, want de schrijver is altijd deel van een bepaald discours. Hij/zij is vaak ook actief als lid

van een sociale groep, organisatie of institutie, wat de nodige invloed kan hebben op de manier waarop

teksten gepresenteerd worden. Het is daarom belangrijk om de persoonlijke en zakelijke achtergrond van een

schrijver te bekijken tijdens een analyse van zijn/haar teksten.

Om de betekenis van teksten te achterhalen en ze in context te plaatsen, wordt door sociale wetenschappers

vaak de methode van de 'discours-analyse' gebruikt. In een discours-analyse wordt onderzoek gedaan op

twee niveaus: micro- en macro- level. Linguïsten zijn al eeuwenlang bezig met het analyseren van de micro-

levels van taal. Taalgebruik, argumentatiestructuur, discours, verbale interactie en communicatie behoren tot

deze micro-levels. Er wordt gekeken naar hoe een tekst wordt opgebouwd, welke woorden worden gebruikt,

hoe de lezer of luisteraar beïnvloed wordt en waar en op welke manier wordt verwezen naar andere

schrijvers. Dit is nog maar een handvol van wat zij onderzoeken. Sociologen die een discours-analyse

uitvoeren proberen niet alleen naar de tekst en argumentatie structuur te kijken, zij zijn ook zeer

geïnteresseerd in de macro-levels van een tekst. Zij proberen de schrijfstijl en argumentatie van een schrijver

te analyseren en ze in een sociale context te zetten. Een socioloog probeert de tekst te linken aan

sociologische processen. Deze processen zijn bijvoorbeeld groeps-dynamieken, maar ook processen van

macht, dominantie en ongelijkheid. Er wordt daarbij onderzocht hoe een tekst als sociale actie deel is van de

sociale structuur, deel is van de socio-politieke context van de samenleving. (Khan & Govindasamy 2011) Er

wordt hierbij ook gekeken hoe macht, dominantie en ongelijkheid worden gepresenteerd in teksten en hoe

dat een contestatie of productie van een machtsrelatie tot stand brengt. In een discours analyse wordt kortom

naar een diepere betekenis gezocht waarbij een brug geslagen wordt tussen de micro-level en de macro-level

van een tekst.

16

Page 22: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

In de discours analyse die hieronder volgt zal eerst gekeken worden wat de argumenten inhouden, waarna

deze argumenten geanalyseerd worden en in een diepere context geplaatst. Dit laatste zal in hoofdstuk vijf

gebeuren.

2.2 Frits Bolkestein

In de discourse analyse zal een chronologische volgorde aangehouden worden, om het overzicht voor de

lezer te bewaren. Ook zal steeds na de behandeling van de argumenten een korte conclusie volgen, waarin de

standpunten van de politici grondig worden bekeken.

We beginnen de analyse bij een belangrijke initiator van het minderhedendebat genaamd Frits Bolkestein. In

september 1991 publiceerde de Volkskrant een artikel van Bolkestein genaamd 'De integratie van

minderheden', waar nog een jaar lang over gedebatteerd zou worden. Bolkestein wordt hierdoor ook wel de

'initiatior van het nationale minderhedendebat' genoemd. (Prins 2004: 25) Bolkestein pleitte voor het

doorbreken van het taboe op negatieve opmerkingen over minderheden. Aan de ene kant kreeg hij veel

kritiek en werd hem verweten dat hij negatieve gevoelens zou aanwakkeren over etnische minderheden en de

diversiteit zou negeren. Aan de andere kant werd hij destijds geprezen om zijn moed deze taboes te

doorbreken en de 'zieligheidscultuur' te willen stoppen. (Prins 2004: 27)

In het vervolg zullen twee artikelen over Bolkestein geanalyseerd worden:

'De Integratie van Minderheden' (September 1991, Luzern-lezing en Volkskrant)

'Fifteen Years Later' (Augustus 2006, Volkskrant)

2.2.1 De integratie van minderheden

Bolkestein begint zijn lezing met een lofzang op de Europese beschaving. Hij noemt Jacques Delors, de

voorzitter van de Europese Commissie, die eens zei dat de Europese beschaving berust op het rationalisme,

humanisme en het christendom. Bolkestein is het met hem eens. Hij schrijft dat uit deze stromingen de

scheiding van kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting, de verdraagzaamheid en non-discriminatie zijn

voortgekomen. Het liberalisme heeft universele geldigheid geclaimd voor deze beginselen. Bolkestein

benadrukt vervolgens dat een land als Turkije niet bij de Europese beschaving hoort. Volgens het liberalisme,

wat Bolkestein 'aanhangt', staat een beschaving die de liberale beginselen in ere houdt hoger dan een

beschaving die dat niet doet. (1991: 2) Bolkestein schrijft: 'Over bovengenoemde fundamentele politieke

beginselen – scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en non-

discriminatie – kan niet worden gemarchandeerd. Ook niet een klein beetje. Iedereen in Nederland, zowel

islamiet als niet-islamiet, heeft zich te houden aan de wetten die uit deze beginselen zijn voortgekomen.'

(1991: 5) Bolkestein probeert vervolgens de Islam te toetsen aan de hand van de liberale beginselen. Hij

schrijft over de scheiding van kerk en staat dat zij in de Islamitische wereld 'innig met elkaar verweven zijn.'

17

Page 23: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

(2) Vervolgens noemt hij de vrijheid van meningsuiting en verdraagzaamheid die niet zouden gelden in

Islamitische landen. (2, 3) Hij geeft hier een voorbeeld van de non-verdraagzaamheid: 'Op 5 oktober 1990

zei een godsdienstige leider in een radioprogramma van de (gesubsidieerde) Turkse Omroep Stichting te

Amsterdam: ‘Degene die zich verzet tegen de islam, de orde van de islam of tegen Allah en zijn profeet

moeten jullie vermoorden, ophangen of slachten (…) of verbannen, zoals het in de Shari’a staat.’(3)

Vervolgens noemt Bolkestein de discriminatie van vrouwen, homo's en vreemdelingen als verwerpelijk en

als tegenovergesteld aan het liberale principe van non-discriminatie. (3, 4) Bolkestein schrijft dat dit volgens

sommigen slechts excessen of randverschijnselen zijn. Zelf concludeert hij: 'Feit blijft dat de wereld van de

islam een gespannen verhouding heeft met zijn omgeving.' (4) Hij schrijft verder dat we niet kunnen wachten

tot de Islam eventueel eenzelfde verandering doormaakt als het Christendom en de Europese wereld heeft

doorgemaakt tijdens de Verlichting.. De Islam is een relatief jonge godsdienst, maar '[op een Verlichting] kunnen

wij niet wachten, want ondertussen is een forse immigratie van inwoners van islamitische landen naar West-

Europa op gang gekomen.' (4)

Bolkestein verwijst naar een rapport van de WRR uit 1979, waarin staat dat: 'In die gevallen van

confrontatie waarbij in de praktijk geen compromis mogelijk is, staat geen andere keus open dan de

verworvenheden van onze cultuur te verdedigen tegen andersluidende aanspraken in.' (5) Bolkestein geeft

vervolgens een pleidooi voor het pluralisme: 'Maar wie het culturele relativisme afwijst, kan het pluralisme

daarom nog wel aanvaarden. Iedereen in Nederland mag gaan en staan waar hij wil, zeggen wat hij wil, zijn

eigen voedsel eten, kleren dragen en godsdienst belijden.' (5, 6) Maar hij zegt wel: 'Het is duidelijk dat

moslimscholen en onderwijs in eigen taal en cultuur de culturele identiteit van de moslimminderheid

versterken'. (7) En dit helpt niet bij een integratie, want Bolkestein gelooft niet zo in emancipatie door

verzuiling. (7) Bolkestein spreekt zijn zorg uit over segregatie: 'Gescheiden scholen zijn immers vaak

voorbodes van een gescheiden samenleving. Zullen moslimscholen de segregatie versterken? Welke islam zal

daar worden onderwezen: de ruimdenkende of de fundamentalistische?' (8) Hij schrijft: 'Vroeger geloofden

wij in ‘integratie met behoud van identiteit’. Nu zien wij dat het één op gespannen voet kan staan met het

ander. Alle beleid moet nu gericht zijn op integratie.' (8)

Bolkestein concludeert aan het eind van de lezing: 'De integratie van minderheden is zo'n moeilijk probleem

dat het alleen met durf en creativiteit kan worden opgelost. Voor vrijblijvendheid noch taboes is daarbij

ruimte. Er is een groot debat nodig waaraan alle politieke partijen deelnemen, over wat mag en wat kan, wat

moet en wat anders dreigt.' (9)

2.2.2 Conclusie Integratie van Minderheden

Er kunnen een aantal conclusies getrokken worden uit het stuk van Bolkestein. Hij vindt dat er een aantal

fundamentele beginselen zijn waar niet over 'gemarchandeerd' kan worden. (1991: 5) Hieronder vallen de

scheiding van kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en non-discriminatie. (5) Deze

waarden hebben volgens Bolkestein universele geldigheid, ook in het liberalisme. (2) De Westerse

beschaving die deze fundamenten handhaaft, is volgens hem 'beschaafder'/ hoger geplaatst dan de

Islamitische cultuur. (2) Hieruit is te concluderen dat Bolkestein de ontwikkeling van samenlevingen ziet als

18

Page 24: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

een vooruitgangsproces, waarbij samenlevingen zich in fasen ontwikkelen van pre-moderne beschavingen tot

moderne beschavingen. Bolkestein lijkt hier terug te grijpen op het evolutionaire gedachtegoed van voor de

20e eeuw, toen culturen nog werden ingedeeld door wetenschappers naar de evolutionaire fase waarin zij

zouden verkeren.

Bolkestein schrijft dat de Islam vooral met onze fundamentele beginselen moeite heeft en dat deze

beginselen niet gelden in de Islam. Hij schrijft: 'De wereld van de Islam heeft een gespannen houding met

zijn omgeving' (4), en dit ziet Bolkestein als een bewijs van de non-verdraagzaamheid van de Islam. Het is

de vraag wat Bolkestein precies met 'de wereld van de Islam' bedoelt. Bolkestein kijkt hier alleen naar de

categorie 'religie' om de moslims te categoriseren. De 'wereld van de Islam' is zo divers, en de mensen leven

allemaal in andere socio-politieke omstandigheden, dat je deze wereld niet als één geheel kan beschouwen.

Het is dus kort door de bocht van Bolkestein dat hij de gehele 'wereld van de Islam' als non-verdraagzaam

ziet. Hij noemt hierbij ook als voorbeeld een godsdienstig moslim leider uit Nederland, die haat heeft

gezaaid. (3) Bolkestein gebruikt hem in dit artikel als voorbeeld van de non-verdraagzaamheid van de gehele

Islam. Eén voorbeeld van non-verdraagzaamheid is echter niet voldoende om te concluderen dat de gehele

Islam niet verdraagzaam is. Om te bewijzen dat de Islam non-verdraagzaam is, mist Bolkestein voldoende

bewijs.

We kunnen volgens Bolkestein niet wachten tot de Islam een Verlichting heeft doorgemaakt. (4) Bolkestein

gaat dus uit van het principe dat een Verlichte maatschappij een betere fase is van het beschavingsproces dan

de 'pre-moderne' fase waar de Islam zich nog in bevindt. Bolkestein impliceert hier dus dat de Islam

achterloopt op de Westerse cultuur. Dit geldt dan ook voor immigranten die in Nederland wonen, aangezien

Bolkestein geen verschil maakt tussen moslims onderling. Hier verliest Bolkestein weer de diversiteit onder

moslims uit het oog en ziet hij de ontwikkeling van de Islam voor zich als een proces richting 'vooruitgang'

naar Westers voorbeeld. Voor immigranten in Nederland geldt daarom dat zij zich moeten aanpassen aan de

beginselen van het liberalisme, volgens Bolkestein. (5) Hij vindt dat integratie met behoud van de eigen

culturele identiteit niet werkt. Bolkestein gaat er vanuit dat moslims veelal hun eigen identiteit blijven

behouden. (7) Hij gaat er dus niet vanuit dat hun cultuur zich met de Westerse mengt. Waarop hij dit baseert

wordt niet goed uitgewerkt, en is meer gebaseerd op vermoedens. Dat is te merken als hij over Islamitische

scholen schrijft en zich afvraagt welke Islam daar wordt onderwezen: 'de fundamentalistische of de

ruimdenkende?' (8) Er is dus volgens Bolkestein geen tussenvorm mogelijk; de Islam is of ruimdenkend of

fundamentalistisch. En Bolkestein impliceert hier dus dat de 'fundamentalistische' versie van de Islam bij

voorbaat slecht en gevaarlijk is, en de ruimdenkende goed. Hij geeft hier geen onderbouwende argumenten

hiervoor.

Toch is iedereen wel gelijk in de Nederlandse maatschappij volgens Bolkestein, mits zij zich houden aan de

fundamentele basisprincipes van de liberale rechtsstaat. Hij legt vervolgens de nadruk op de positieve waarde

van het pluralisme. Hij schrijft: 'Iedereen in Nederland mag gaan en staan waar hij wil, zeggen wat hij wil,

zijn eigen voedsel eten, kleren dragen en godsdienst belijden.' (5, 6) Bolkestein spreekt zichzelf hier tegen,

aangezien hij in het voorgaande deel van zijn artikel een pleidooi heeft gegeven dat de Islam niet 'vrij'

beleden mag worden, maar dat moslims zich in hun normen en waarden aan moeten passen aan de

19

Page 25: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

basisprincipes. Het lijkt alsof Bolkestein op dit punt zijn mening iets probeert te verzachten. Een reden

hiervan kan zijn dat hij een politicus is, die zijn achterban tevreden wil houden, en niet te extreem in zijn

uitspraken wil en kan zijn. Aan het eind van zijn artikel schrijft Bolkestein dat er een groot debat nodig is

over 'wat mag en wat kan' om met verschillende groepen in Nederland vreedzaam samen te leven. (9) En dat

debat is er gekomen.

In een tweede artikel, genaamd 'Fifteen Years Later' (2006), kijkt Bolkestein terug op de lezing van 1991 en

maakt hij een balans op van hoe het vijftien jaar later met de integratie staat.

2.2.3 Fifteen Years Later

Bolkestein heeft nog steeds kritiek op de geloofsinhoud en op moslims zelf. Hij noemt vooral de moslim

scholen als probleem, en stelt voor deze te sluiten. 'More serious, because of its structural nature, is the

matter of Muslim schools. The atmosphere this gives rise to is one of a stuffy backwardness, a fossilised

orthodoxy.' (2006: 3) Bolkestein vraagt zich af wat een school-inspecteur zou ontdekken op een moslim

school: 'Does he know what is being said behind his back about the Jews, the holocaust, homosexuals and

evolution?' (3) Ook vindt Bolkestein dat moslims geen respect hebben. Hij vind dit tegenstrijdig, omdat wij

wel overal 'respect' voor moeten hebben volgens het multiculturalisme. 'For a culture where honour killings

are condoned, women are rated inferior to men and girls are removed from school when they reach puberty?

(…) Calling girls in bikinis ‘whores’ and saying ‘Jews should be killed’: is that showing respect?' (6)

Bolkestein vindt dat er geen verschil is tussen de Islam als religie en de Islamitische cultuur. 'One must make

a distinction between Islam and Islamic culture. Why is it that women’s refuge centres are full of Muslim

women?' (9) Vervolgens noemt hij drie zaken die de achterstand van Moslims verklaren: '[it] is due to three

faults: a lack of freedom, knowledge and female power.' (12) Er heerst een slachtoffercultuur in het Midden-

Oosten. (11) Volgens radicalen zou het Westen een verderfelijke invloed hebben op de Islam. (11) Bolkestein

vindt dat om terrorisme tegen te gaan de Moslims zelf in actie moeten komen, door aan hun eigen

ontwikkeling te werken. (11, 12)

Bolkestein vindt dat wij andere culturen wel als minder ontwikkeld mogen zien vergeleken met de Westerse

cultuur, omdat het duidelijk is dat er verschillen tussen beschavingen bestaan, ook als je kijkt naar de

geschiedenis. (4) Nederland lijdt aan een gebrek aan zelfvertrouwen. (5) Bolkestein schrijft over de multi-

culturalisten: ' (…) the dogma of multiculturalism takes precedence over the emancipation of women.' (10)

Toch schrijft hij dat: ' (…) the tone of the debate has changed considerably since September 1991. No longer

does the cartel of experts decide what opinions are permissible. (…) The discussion is now much more

businesslike, which of course does not mean that the problems have been solved. But a realistic discussion is

indeed the start of a solution.' (7)

2.2.4 Conclusie

Bolkestein formuleert in dit stuk weer een aantal punten van kritiek op moslims. Hij schrijft dat moslim

scholen een probleem zijn, omdat zij voor achterstand en orthodoxie zouden zorgen. (3) Bolkestein vermoedt

20

Page 26: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

dat de scholen niet-Westerse ideeën verspreiden, zoals anti-semitisme, anti-homo sentimenten en anti-

evolutionair gedachtegoed. (3) Ook schrijft Bolkestein nogmaals (net als in het vorige besproken artikel) dat

het respect ontbreekt bij moslims en in de Islamitische cultuur. (6) Bolkestein vindt het respectloos dat

vrouwen worden gezien als minderwaardig aan mannen en dat er eerwraak wordt gepleegd. Doordat

Bolkestein schrijft: 'For a culture where honour killings are condoned...' (6) lijkt het alsof hij de Islam als

een eenheid ziet, als één cultuur waarin dit soort dingen gebeuren. Bolkestein gaat er hier vanuit dat dat

overal in de Islamitische cultuur gebeurt, hij heeft hier te weinig oog voor diversiteit.

Bolkestein noemt ook drie algemene zaken die de achterstand van moslims verklaren: een gebrek aan

vrijheid, kennis en gelijkheid (vooral gelijkheid voor vrouwen). (12) Deze drie zaken zouden volgens hem de

ontwikkeling van moslims tegenhouden. Bolkestein vergelijkt de 'Islamitische cultuur' steeds met de

'Westerse cultuur'. Per land kunnen de sociaal-economische en politieke verschillen echter enorm groot zijn

en daar kijkt Bolkestein overheen. Om terrorisme en radicalisering tegen te gaan, moeten moslims aan hun

eigen ontwikkeling werken, vindt hij. (11, 12) Met deze zin impliceert Bolkestein dus dat de geloofsinhoud

en culturele gebruiken van de Islam verantwoordelijk zijn voor terrorisme en radicalisme. Bolkestein ziet

geen verschil tussen de Islam als religie en de Islam als praktiserende cultuur-vorm. (9)

Ook schrijft Bolkestein dat de Islam als cultuur minderwaardig is aan de Westerse cultuur. (4) De Westerse

cultuur bestaat volgens Bolkestein uit de verworvenheden van de Verlichting. Bolkestein gaat er dus vanuit

dat de Westerse cultuur bestaat. En ook dat de Islamitische cultuur bestaat. Wat Bolkestein niet beschrijft is

het verschil tussen moslims. In de Islam zijn verschillende stromingen te vinden, van fundamentalisme tot

modernisme en secularisme, die elk een andere uitwerking hebben op het dagelijks leven van een moslim.

Een tweede punt van kritiek is dat niet alleen religie op dit dagelijks leven invloed heeft, maar ook de

sociaal-economische, of politieke situatie. Maar ook dit verschil ziet Bolkestein over het hoofd.

Er is een groot verschil te vinden met het vorige artikel van Bolkestein. In dit artikel schrijft Bolkestein dat

moslims meer zelfkritiek zouden moeten hebben, en dat een poging tot Verlichting binnen de groep nog zou

kunnen lukken. In 1991 sprak hij heel anders. Toen schreef hij dat hij het niet zag gebeuren dat de Islam zich

zou Verlichten binnen korte tijd, en dat moslims zich daarom us aan moesten passen aan de Nederlandse

cultuur als zij zouden immigreren. Bolkestein is dus in de loop van de tijd iets gematigder geworden in zijn

mening over moslims. Deze gematigdheid valt deels te verklaren uit het feit dat Bolkestein een politicus was

en niet te extreem kon worden in zijn uitspraken vanwege het imago van de VVD en de achterban.

De discussie die na de kritiek van Bolkestein was ontstaan, is in grove lijnen uiteengezet in het vorige

hoofdstuk. We zullen nu kijken wat er gebeurde in de periode van 2000-2005.

2.3 Pim Fortuyn, de uitdager van het Paarse kabinet

2.3.1 Inleiding Pim Fortuyn

Na een relatief stabiele periode, kreeg het tweede Paarse kabinet (1998-2002), bestaande uit een coalitie van

de VVD, D66 en PvdA onder leiding van Wim Kok, te maken met een politieke revolte. (de Vries & van der

21

Page 27: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Lubben 2005) Een politieke revolte kan worden gekarakteriseerd als een verandering van het politieke

regime en de vervanging van gezagsdragers zonder dat de institutionele structuur van het politieke systeem

veranderd. (de Vries & van der Lubben 2005) Deze revolte werd mede veroorzaakt door een uitdager van het

regime, dit was Pim Fortuyn. Het waren zware jaren geweest voor het kabinet. De Vries en van der Lubben

(2005) wijzen zeven dramatische gebeurtenissen aan als aanjagers van de revolte. Zij gebruiken daarbij het

rapport De Sociale staat van Nederland van het Sociaal Cultureel Planbureau (2003), waarin worden

genoemd: de gekkekoeienziekte, de MKZ-crisis, de vuurwerkramp in Enschede, de terreuraanslagen van 11

september in de Verenigde Staten, de cafébrand in Volendam, het NIOD-rapport over de afhandeling van

Srebrenica en de moord op Pim Fortuyn. Tijdens Kok II kreeg Pim Fortuyn steeds meer succes en ook steeds

meer aanhang bij de media. De relatie tussen de zittende machthebbers en de media veranderde. Kok,

Melkert en vooral Dijkstal verweten de media dat zij Fortuyn groot maakten en kritiekloos achter hem

aanliepen. Maar wat wel opvalt bij de meeste kranten was het geloof dat het nooit iets zou worden met

Fortuyn (2005: 77). Toch beaamden sommige journalisten, onder andere Hans Laroes van het NOS Journaal,

de kritiek van Fortuyn dat door de progressieve voorkeuren, de neuzen van de journalisten min of meer

allemaal dezelfde kant op stonden. (2005: 72)

Toen het kabinet Kok II in april 2002 zijn ontslag aanbood, had de Lijst Pim Fortuyn de kans om zich

verkiesbaar te stellen bij de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen in 2003.

Wie was dan toch Pim Fortuyn, de uitdager van het Paarse Kabinet? En het belangrijkste: hoe keek hij tegen

de Islam aan? Pim Fortuyn was een opvallende verschijning in het politieke veld. In zijn loopbaan was hij

enige tijd bijzonder hoogleraar arbeidsvoorwaarden aan de Erasmus Universiteit, was hij onder andere

docent marxistische sociologie en was hij columnist in het tijdschrift Elsevier.

Fortuyn zette zich af tegen het linkse gedachtegoed en was al vroeg politiek actief. Hij probeerde door te

breken in de politiek, maar hij werd door politieke partijen niet serieus genomen, dat gebeurde pas na de

politieke revolte. Fortuyn werd door sommigen beschouwd als een ongeleid projectiel (de Vries & van der

Lubben) en ook veroorzaakte hij volgens sommigen ergernis met zijn harde uitspraken. Werkelijk charisma

kreeg hij pas toen hij zich in 2001 als lijsttrekker van Leefbaar Nederland kandideerde voor de Nederlandse

politiek en niet meer te negeren was. (de Vries & van der Lubben: 2005) In februari 2002 verliet hij deze

partij, na een controverse, en richtte zijn eigen partij op, genaamd Lijst Pim Fortuyn.

Fortuyn werd vooral bekend door zijn frequente media optreden en door zijn toespraken, waarin hij met zijn

oneliners zijn tegenstanders regelmatig de mond snoerde. Vooral de onderklasse werd aangetrokken door de

strijdpunten van Pim Fortuyn. Voor een deel van zijn aanhang werd hij 'de Verlosser', voor een ander deel de

politicus die zei waar het op stond. (2005: 84) Fortuyn heeft een aantal publicaties op zijn naam staan

waaronder: 'Aan het Volk van Nederland' (1993), 'De verweesde samenleving' (1995, herz. 2002), 'De

islamisering van onze cultuur' (1997, herz. 2001) en 'De puinhopen van acht jaar paars' (2002). Zijn kritiek

richtte zich vooral op de PvdA, D66 en de VVD en het gevoerde beleid en de grootste kritiek had hij op het

asielbeleid en de multiculturele samenleving. Vooral moslims moesten het onderspit delven in zijn kritiek.

22

Page 28: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

2.3.2 Interview met de Volkskrant

Om dieper op Fortuyn's argumenten in te gaan, zullen we eerst het interview met de Volkskrant van 9

februari 2002 bekijken, dat voor de breuk tussen Leefbaar Nederland en Pim Fortuyn zorgde. In het

interview met Frank Poorthuis en Hans Wansink gaf Fortuyn onder andere zijn mening over de Islam. Op de

vraag van de interviewer of er nog immigranten toegelaten mogen worden, gaf Fortuyn als antwoord: 'Wat

mij betreft nul. Ik vind 16 miljoen Nederlanders wel genoeg. Het is een vol land.' De interviewer zei

vervolgens: 'Dat mag u niet zeggen van uw partij.' Waarop Fortuyn antwoordde: 'Nou, daar moest ik me maar

eens niet zoveel meer van aantrekken.' Hieruit bleek dat er al lange tijd onrust was binnen de partij.

Wat heeft Pim Fortuyn over de Islam en over moslims gezegd in het interview? Vindt Fortuyn dat de Islam te

verenigen is met de Nederlandse identiteit?

Een aantal citaten uit het interview waren zeer sprekend en die zal ik hieronder kort bespreken. De kop van

het interview geeft het onderwerp al aan: 'De islam is een achterlijke cultuur.'

'Ja die islam, die zondert mensen af. Ze zien ons als een minderwaardig soort mensen. Marokkaanse jongens

bestelen nooit een Marokkaan. Is u dat wel eens opgevallen? Wij kunnen wel bestolen worden. En ik

natuurlijk nog dubbel, want ik ben niet alleen een christenhond, maar ook nog minder dan een varken. Nou

die kun je pakken. Meneer, als ik het juridisch rond zou kunnen krijgen, dan zou ik gewoon zeggen: er komt

geen islamiet meer binnen! Maar dat kan ik niet rond krijgen. De islam is achterlijk, ik zeg het maar, het is

gewoon een achterlijke cultuur.'

Pim Fortuyn zegt dat de Islam voor problemen zorgt, omdat mensen door de Islam afgezonderd worden en

gelijkwaardigheid niet hoog in het vaandel hebben staan. In dit citaat bespreekt Fortuyn het gebrek aan

respect door moslims voor Christenen en homo's. Fortuyn praat over Marokkanen en over moslims, hij ziet

ze als één groep. Fortuyn impliceert ook dat zij als groep hetzelfde denken. Hij wil dat geen Islamiet meer

Nederland in komt, maar hij bevestigt dat dit volgens de wet niet kan. Vervolgens noemt hij de Islam een

achterlijke cultuur. Dit onderbouwt hij niet voldoende. In dit oordeel laat Fortuyn zien dat hij de Islam

minderwaardig vindt aan zijn eigen Westerse cultuur. Dit is tegenstrijdig, aangezien Fortuyn eerst klaagt dat

moslims 'ons' als minderwaardig zien. Fortuyn is schuldig aan hetzelfde.

'Ik ben ook voor afschaffen van dat rare Grondwetsartikel: gij zult niet discrimineren. Er is een grens en die

vind ik heel belangrijk: je mag nooit aanzetten tot fysiek geweld. Dat kan een rechtsstaat zich niet

permitteren. Maar als een imam weet te vertellen dat mijn levenswandel volstrekt verwerpelijk is en beneden

die van varkens ligt: oké, dan zegt hij dat maar.'

Discriminatie is volgens Fortuyn toegestaan, mits er niet tot fysiek geweld wordt aangezet. In het vorige

citaat klaagde Fortuyn over het gebrek aan respect van moslims, waarmee zij homo's en Christenen

discrimineren. Hij spreekt zichzelf dus tegen.

'Ik haat de islam niet. Ik vind het een achterlijke cultuur. Ik heb veel gereisd in de wereld. En overal waar de

islam de baas is, is het gewoon verschrikkelijk. Al die dubbelzinnigheid. Het heeft wel iets weg van die oude

23

Page 29: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

gereformeerden. Gereformeerden liegen altijd. En hoe komt dat? Omdat ze een normen- en waardenstelsel

hebben dat zo hoog ligt dat je dat menselijkerwijs niet kunt handhaven. Dat zie je in die moslimcultuur ook.'

Pim Fortuyn zegt hier nogmaals dat de Islam een achterlijke cultuur is. Hij maakt een generalisering als hij

zegt dat overal waar de islam de baas is, het gewoon verschrikkelijk is. Fortuyn vergelijkt de moslims met de

gereformeerden in Nederland. Zij liegen ook altijd, vanwege hun hoge normen- en waardenstelsel. Weer

maakt Fortuyn hier dus een generaliserende opmerking. Hij kijkt niet naar de diversiteit onder moslims en

gereformeerden.

'(…) heel precies weten wat er in al die verenigingen en moskeeën allemaal wordt gezegd. Ik wil een heel

stevig emancipatiebeleid neerzetten voor islamitische vrouwen in achterstandswijken. Met name de goed

opgeleide Turkse en Marokkaanse meiden krijgen er van mij van langs. Ze laten hun zusters gewoon

barsten.'

Fortuyn spreekt hier zijn verdenkingen uit over wat er wordt gezegd in Islamitische verenigingen en

moskeeën. Hij zou het heel precies willen weten. Fortuyn ziet gevaar in deze verenigingen en moskeeën.

Waarom hij gevaar ziet, formuleert hij niet duidelijk. Vrouwen-emancipatie wil hij stimuleren. En hij is boos

op goed opgeleide Turkse en Marokkaanse meisjes, voor het gebrek aan kritiek op de conservatieve

gelovigen. Hij gaat er vanuit dat zij invloed kunnen uitoefenen op andere vrouwen.

2.3.3 'De islamisering van Nederland.'

We kijken nu naar het boek 'De islamisering van Nederland' (2001). De argumenten uit dit boek zullen

bestudeerd worden aan de hand van de hoofdvraag. Dus wat zegt Pim Fortuyn in dit boek over in welke

opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in welke opzichten niet?

Fortuyn begint zijn boek met een schets van het ontstaan van onze maatschappij. Hij beschrijft het

wegvallen van de bipolaire wereldorde, het ontstaan van organisaties en democratische politiek met de

industriële revolutie, de opkomst en overwinning van het kapitalisme, het ontstaan van de verzorgingsstaat,

de opkomst van de informatietechnologie en de toenemende globalisering. Fortuyn meent dat Nederland, met

zijn volgens hem verslapte 'grijze' politieke cultuur, die een exclusieve oriëntatie op het politieke midden

heeft, de eigen identiteit zal vergeten. Hij zegt daarover: 'We denken dat we het wel zonder identiteit, zonder

ideologie, zonder het staan in onze geschiedenis af kunnen. We maken ons er nu van af met een soort

cultuurrelativisme, waarbij we onszelf wijsmaken dat het niet meer nodig is om als volk iets te willen en iets

te zijn (…).' (19) Fortuyn benadrukt het belang van onze joods-christelijke humanistische cultuur. Ook

beschuldigt hij de politiek ervan dat ze de onderklasse niet representeren, en de problemen van de

onderklasse met het hier boven genoemde cultuurrelativisme aan de kant schuiven. Met de onderklasse

bedoelt Fortuyn een 'verzameling mensen van zeer uiteenlopende herkomst' (35) , die bestaat uit

nieuwkomers en vluchtelingen, maar ook uit oud-vluchtelingen en autochtone mensen met de laagste

inkomens. Volgens Fortuyn komen de meeste Moslims uit de onderklasse. Hij schrijft: 'Voor vluchtelingen

24

Page 30: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

geld nog steeds, ook indien zij redelijk tot goed zijn opgeleid, dat hun na aankomst in ons land een enkele

reis onderklasse wordt aangeboden. Deze onderklasse is een verzameling mensen van zeer uiteenlopende

herkomst en een vat vol frustraties en niet-gerealiseerde idealen. (…) Dit nu ontwikkelt zich stukje bij beetje

tot het kruitvat van Nederland.' (35) Met dit kruitvat doelt Fortuyn vooral op radicaal fundamentalistisch

islamitische groeperingen. Fortuyn schrijft dat, met name in achterstandwijken, opkomend fundamentalisme

een gevaar is, en dan vooral islamitisch fundamentalisme. (84. 85) Fortuyn legt een verband tussen dit

opkomende fundamentalisme en de situatie in landen die voor het grootste deel Islamitisch zijn.

'[Islamitische landen, die wel of geen sterke banden hebben met het fundamentalisme] hebben gemeen dat ze

problemen hebben met de handhaving van de mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting, een werkelijke

persvrijheid, en een problematische verhouding hebben met de parlementaire democratie, doordat deze

gewoon ontbreekt of een beperkt bestaan leidt.' (37) Fortuyn vindt dat de islamitische cultuur botst met de

Westerse waarden. Hij ziet een aantal grote verschillen tussen de joods-christelijk humanistische cultuur en

de (fundamentalistische) islamitische cultuur. Hij zegt daarover: 'Deze verschillen zijn niet alleen scherp en

pijnlijk, maar ook onoverbrugbaar, in die zin dat daarover niet te marchanderen valt zonder het wezen van

onze cultuur, identiteit en manier van samenleven aan te tasten.' (107) De islamitische cultuur verschilt

volgens hem met de Westerse op vier punten: het centraal stellen van individuele verantwoordelijkheid

boven collectieve verantwoordelijkheid, de scheiding van kerk en staat, de omgang tussen de seksen en de

verhouding tussen kinderen en volwassenen. Fortuyn zegt hierover: ' [Ons] Cultuurrelativisme verzwakt de

eigen identiteit en ontmantelt de kernwaarden van de samenleving.' (45)

We zullen nu de volgens Pim Fortuyn vier grootste verschillen tussen de Islamitische cultuur en de Westerse

cultuur behandelen. Het eerste verschil, hierboven genoemd, werkt Pim Fortuyn niet duidelijk uit. Uit zijn

teksten blijkt wel dat hij de technologische en economische vooruitgang van het Westen ziet als product van

het individualisme, en het collectivisme als belemmerend ziet voor de vooruitgang van een maatschappij.

Het tweede verschil werkt Fortuyn duidelijker uit. De in 1848 door Thorbecke geïntroduceerde scheiding van

kerk en staat is volgens Fortuyn: 'de voorwaarde voor de vestiging van een (parlementaire) democratie, voor

zoiets als een vrije pers en vrijheid van vergadering en meningsuiting en voor een samenleving, waarin

respect voor minderheden zodanig is geïnstitutionaliseerd dat dezen zich vrijelijk kunnen uiten, organiseren

en bewegen in het publieke domein, uiteraard binnen de door het parlement gestelde grenzen van de wet.'

(49) 'Het is een van de richtsnoeren (de scheiding van kerk en staat) en zal in volle omvang dienen te worden

aanvaard, ook door de nieuwkomers in de Nederlandse samenleving'. (59) Hij zegt: 'Vrijheid verdient

onderhoud en zo nodig verdediging, het liefst verbaal maar als het moet zelfs met harde hand.' (52)

Over het derde verschil, de omgang tussen de seksen, zegt Fortuyn: 'In het ene land is de situatie erger dan

in het andere, maar overal geldt dat de positie van de [Islamitische] vrouw volstrekt ondergeschikt is aan die

van de man en dat niet alleen in het publieke, maar evenzeer in het private domein. Deze positie is

bovendien vastgelegd in wet en regelgeving en veelal gebaseerd op een op zijn minst eenzijdige interpretatie

van de Koran.' (bron) Fortuyn noemt de 'klederdracht' van deze vrouwen een uitdrukking van de

onderdrukkende voorschriften en tweede-rangs positie. (73) Hij noemt als oorzaak voor de onderdrukking

25

Page 31: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

van vrouwen: 'De totalitaire positie van de man, die logischerwijze in vergaande mate verantwoordelijk is

voor de matige prestaties van de islamitische cultuur op het terrein van economie en wetenschap, houdt

zeker ook verband met de angst voor positie-verlies en erkenning van het eigen falen.' (76)

Het vierde punt van verschil ziet Fortuyn in de opvoeding van kinderen. Hij legt een verband tussen de

'totalitaire' positie van de man, de manier waarop zij met kinderen omgaan en het ontstaan van

fundamentalisme. Hij schrijft: 'Zij [de kinderen] worden geconfronteerd met de eisen en verwachtingen van

twee culturen, die op zeer fundamentele punten uiteenlopen.' (83) 'Een dergelijke situatie is niet alleen een

broeiplaats voor hele en halve criminaliteit, maar ook voor verzet. Dat verzet zal vorm krijgen door het

benadrukken van de eigen cultuur en identiteit. Hier ligt het aangrijpingspunt van mogelijk

fundamentalisme, ook in ons soort samenlevingen.' (83) 'Slagen we er niet of onvoldoende in om deze

groepen economisch, maatschappelijk en cultureel te integreren, dan worden wij in de naaste toekomst

ongetwijfeld geconfronteerd met militant fundamentalisme in de eigen samenleving.' (84)

De achterbuurten waar een groot deel van de moslim-bevolking woont, ziet Fortuyn als een probleem, vooral

op cultureel gebied. Hij schrijft dan ook: 'We zullen oplossingen moeten zoeken voor de problemen die zich

voordoen op die plekken waar de Nederlandse cultuur dreigt ondergesneeuwd te raken door Islamitische

invloeden.' (87) Ook benadrukt hij het sociaal-economische probleem: 'De niet succesvolle 'zwartman' moet

het doen met een achterstandswijk, vroeger heel beeldend achterbuurt geheten, in een van de grote steden'

(88) Hij gaat vervolgens weer verder met een cultureel argument voor het gevaar van achterbuurten. Uit dit

standpunt komt een sterk gevoel van wantrouwen naar voren tegenover moslims: 'Wat er in al die moskeeën

gebeurt weten we niet precies, maar er wordt zeker niet alleen gebeden. Wat dat betreft, is het net het

traditionele Nederland. Niks mis mee, zolang het de sociale segregatie niet versterkt, niet een hindernis is tot

culturele, maatschappelijke en economische integratie, er geen cultuur en voorschriften worden uitgedragen

die op gespannen voet staan met de verworvenheden van de Nederlandse cultuur. Dat is natuurlijk wel zo en

op zijn best is het en, en, op zijn slechts of, of.' (92)

Ook schrijft Fortuyn: 'Op het moment dat zij dan krachtig genoeg zijn, zullen zij zich ook manifesteren in het

publieke domein en zich aandienen als een politieke kracht die men niet zomaar kan negeren.' (93) Uit deze

woorden blijkt een gevoel van wantrouwen. Dit komt ook naar voren als hij schrijft: 'Het dragen van lange

jurken en hoofddoekjes is heel wat minder onschuldig dan het lijkt. Voorts weten wij onvoldoende wat er in

al die moskeeën gebeurt. De multi-culturele samenleving is een bezweringsformule.' (42)

Fortuyn ziet als oplossing van de integratie-problematiek geen andere oplossing dan: '(…) de grenzen nu

maar gewoon potdicht. Vluchtelingen moeten in de regio geholpen worden.'. (47) Fortuyn is voor een selectie

op basis van cultuur: 'Met mensen afkomstig uit Duitsland, Engeland, Italië, Spanje en de VS zijn er

nauwelijks problemen. Mensen uit die landen zijn immers afkomstig uit onze eigen cultuurkring.' (99) 'In de

landen van de EU worden in beginsel geen vluchtelingen meer opgenomen afkomstig uit verre oorden met

sterk afwijkende culturen.' (100) Hij legt extra nadruk op de verplichte inburgering van moslims: 'Hun wordt

zonder omwegen duidelijk gemaakt dat over deze basisnormen en -waarden niet valt te marchanderen en dat

de gastvrije Nederlandse samenleving niet alleen van hen verwacht dat zij deze respecteren, maar ook dat zij

deze naar de geest zullen naleven.' (101) Het is volgens Fortuyn zaak om: '(…) mensen die in eerste instantie

26

Page 32: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

geen bijdrage kunnen leveren aan de verdere economische en maatschappelijke ontwikkeling van ons land,

te weren.' (101)

Fortuyn wil dat de mensen die nog ons land inkomen een verplicht integratie-programma afleggen, dat

bestaat uit het leren van de Nederlandse taal, en het kennis nemen van het jodendom, christendom en het

humanisme, maar ook de basisnormen als scheiding van kerk en staat, de gelijkwaardigheid van mannen en

vrouwen en de positie van kinderen.

Paradoxaal en ondanks zijn strenge beleid pleit hij voor: ' (…) het bewust beleven van de eigenheid in

wisselwerking met andere culturen. (…) Een open samenleving dus, die nieuwsgierig is naar het andere, het

vreemde en het onbekende, maar wel vanuit een bewust beleefde eigen identiteit.' (105) .

2.3.4 Conclusie 'De islamisering van Nederland'

Volgens Pim Fortuyn zijn de achterstandswijken, waar veel moslim immigranten terechtkomen,

brandhaarden van opkomend fundamentalisme, omdat het een ‘vat vol frustraties en niet-gerealiseerde

idealen’ is. (35) Fortuyn suggereert hier dus dat het grootste deel van de mensen in de zogenaamde

onderklasse gefrustreerd is en niet-gerealiseerde idealen heeft. Daarnaast trekt hij snel de conclusie dat deze

onderklasse tot onder andere fundamentalisme over zou kunnen gaan. (84) Fortuyn onderbouwt dit niet met

voorbeelden of feiten. De Nederlandse politiek mag van Fortuyn de achterstands-problematiek niet aan de

kant schuiven. We zouden met meer zelfvertrouwen de 'joods-christelijke humanistische cultuur' moeten

verdedigen, in plaats van de nieuwkomers vanuit cultuur-relativistische principes te gedogen. (19) De

Nederlandse cultuur, volgens Pim Fortuyn gebaseerd op de joods-christelijke humanistische waarden, zal

anders ‘ondergesneeuwd’ worden. (87) Fortuyn schrijft zelfs dat we vrijheid met harde hand zouden mogen

verdedigen. (52) Fortuyn praat zichzelf hier tegen, aangezien hij fysiek geweld afkeurt (dit zagen wij in de

bespreking van het interview met de Volkskrant).

Fortuyn vindt dat de (fundamentalistische) Islamitische cultuur en de joods-christelijk humanistische cultuur

op vier punten van elkaar verschillen: het stellen van het individu boven het collectief, de scheiding van kerk

en staat, de omgang tussen de seksen en de verhouding tussen kinderen en volwassenen. (107) Fortuyn

maakt hier geen verschil tussen mensen uit Islamitische landen en migranten, terwijl migranten met de

invloeden van het gastland in aanraking komen, en wellicht hun ideeën vermengen met de ideeën van het

gastland. Fortuyn lijkt te denken dat elke Islamiet 'botst' qua waarden met de 'Westerse cultuur', en let hierbij

niet op de diversiteit onder moslims en het verschil tussen een migrant en een moslim uit een Islamitisch

land.

De ondergeschiktheid van de vrouw is volgens Fortuyn gebaseerd op een eenzijdige interpretatie van de

Koran. (71) De Islamitische man zou deze onderdrukking ook in stand houden vanwege zijn angst voor

positie-verlies, omdat de man eigenlijk verantwoordelijk zou zijn voor de matige prestaties van de

Islamitische cultuur op het terrein van economie en wetenschap. (76) Hier gaat Fortuyn vrij kort door de

bocht door de achterstand van de Islamitische landen te verklaren door het zwakke optreden van Islamitische

mannen als oorzaak aan te wijzen, en vervolgens te concluderen dat de mannen hierdoor de macht over

vrouwen in handen willen houden.

27

Page 33: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

De verhouding tussen Islamitische volwassenen en Islamitische kinderen is niet goed volgens Fortuyn. De

eisen en verwachtingen van twee culturen zou een broeiplaats zijn voor hele en halve criminaliteit en verzet.

(83) Volgens Fortuyn zal het verzet vorm krijgen door het benadrukken van de eigen cultuur en identiteit,

wat vervolgens weer tot mogelijk fundamentalisme kan leiden. (83) Fortuyn lijkt te suggereren dat elk

immigranten kind tussen twee culturen zit en dat vooral moslimkinderen geneigd zijn tot verzet. Fortuyn

geeft hier geen voorbeelden van. Het mislukken van de integratie zal volgens hem ‘ongetwijfeld’ (84) zorgen

voor militant fundamentalisme in de samenleving. Fortuyn heeft echter geen duidelijk bewijs voor het

gevaar. Volgens Fortuyn moet bij de integratie vooral aan moslims duidelijk gemaakt worden dat met de

basiswaarden van onze samenleving niet valt te ‘marchanderen’. (107)

Aan de ene kant heeft Fortuyn dus kritiek op het feit dat de immigranten direct in de onderklasse

terechtkomen, waardoor zij gefrustreerd raken en teruggrijpen op hun cultuur. (35) Vervolgens ziet hij een

grote bedreiging in het teruggrijpen op de eigen cultuur. (84) Fortuyn uit allerlei verdenkingen. Hij denkt

onder andere dat er ‘zeker niet alleen wordt gebeden’ in moskeeën. (92) Wat er in moskeeën gebeurt,

versterkt volgens Fortuyn de segregatie, en verslechtert de economische, culturele en maatschappelijke

integratie. (92) Ook worden in moskeeën cultuur en voorschriften uitgedragen die op gespannen voet staan

met de verworvenheden van de Nederlandse cultuur, denkt Fortuyn. (92) Hij benadrukt nog eens dat we

onvoldoende weten wat er in moskeeën gebeurt. (92) Deze vermoedens zijn sterk gebaseerd op angst en

wantrouwen jegens moslims, en Fortuyn verraadt zijn angst door te zeggen dat moslims wachten tot zij

krachtig genoeg zijn om zich aan te dienen als een politieke kracht, die men niet zomaar kan negeren. (93)

Fortuyn heeft hier totaal geen bewijs voor. Fortuyn is dus ook bang dat de moslims, als eenheid, een beroep

zullen doen op de democratie, waardoor de vrijheid in gevaar zal kunnen komen. Al deze vermoedens

onderbouwt Fortuyn te weinig met concrete feiten. Weet hij eigenlijk wel wat er onder moslims speelt of is

hij in het wilde weg ongefundeerde angsten aan het verspreiden? In zijn boek is Fortuyn niet alleen

analytisch maar ook erg suggestief.

Fortuyn concludeert op basis van al deze vermoedens en het feit dat ons kleine land en de Nederlandse

cultuur ‘ondergesneeuwd’ (87) zullen raken door de grote hoeveelheid immigranten, dat de grenzen

‘potdicht’ moeten. (99) Mensen uit de eigen cultuurkring zijn echter nog wel welkom, zij veroorzaken

weinig problemen. (99) Fortuyn suggereert hier dus dat mensen buiten deze cultuurkring, onder andere

moslims, wel problemen veroorzaken. Wat deze cultuurkring precies inhoudt, onthult Fortuyn niet precies.

Het is vrij onduidelijk welke landen Fortuyn hieronder laat vallen, het zijn in ieder geval Duitsland,

Engeland, Italië, Spanje en de VS (99), maar de vraag is waar hij de rest van de West- en Oost-Europese

landen categoriseert. Fortuyn plaatst moslims en niet-westerse volken uit ‘verre oorden’ (100) dus regelrecht

buiten ‘onze’ cultuurkring. Hij heeft een zeer statisch beeld van culturen. In welke cultuurkring zou een

Christelijke Egyptenaar die in Nederland woont eigenlijk vallen? Of een Islamitische Nederlander? Deze

diversiteit komt niet voor in de categorisering van Fortuyn. Ook wil Fortuyn alleen mensen toelaten die voor

ontwikkeling zouden kunnen zorgen voor onze samenleving. (101) Eigenlijk impliceert Fortuyn hiermee dat

de niet-westerse mensen die buiten onze cultuurkring vallen niet aan de economische en maatschappelijke

ontwikkeling van Nederland bij zouden kunnen dragen. Hij ziet hen als minderwaardig aan westerse mensen,

28

Page 34: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

die binnen de cultuurkring vallen.

Fortuyn benadrukt echter wel de waarde van het samenleven ‘in wisselwerking met andere culturen’ (105),

want hierin kan 'bewust de eigenheid beleeft worden' (105). Heel tegenstrijdig aan zijn vorige beweringen

streeft Fortuyn een ‘open samenleving’ na; 'een samenleving die nieuwsgierig is naar het andere' (105). Het

is de vraag hoe Fortuyn deze samenleving zou willen realiseren, wanneer hij zelf pleit voor het op slot doen

van de grenzen en als mensen buiten onze cultuurkring geplaatst worden, waarbij ook de niet-westerse

mensen, die al in Nederland wonen, worden buitengesloten.

2.4 Ayaan Hirsi Ali

2.4.1 Inleiding Ayaan Hirsi Ali

Ayaan Hirsi Ali vluchtte in 1991 naar Nederland. Zij kwam oorspronkelijk uit Somalië en moest met haar

familie vluchten naar Ethiopië en vervolgens naar Kenia, omdat haar vader een vervolgde oppositieleider

was. Hirsi Ali en haar familie waren Islamitisch. Toen zij uitgehuwelijkt werd aan een neef heeft zij asiel

aangevraagd in Nederland. Zij leerde de Nederlandse taal en studeerde politicologie. Na haar afstuderen gaat

ze bij de Wiardi Beckman Stichting werken, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Zij laat van zich

spreken en wordt bekend in de media als scherpe critica van de islam en de islamitische gemeenschap. (Hirsi

Ali 2002: 7) In 2002 maakt Hirsi Ali de overstap van de PvdA naar de VVD. In 2004 maakt ze samen met

Theo van Gogh de in moslim kringen zeer omstreden film 'Submission'. De film behandelt de positie van de

vrouw in de Islam. Van Gogh en Hirsi Ali werden met de dood bedreigd door fundamentalistische moslims,

en Van Gogh werd op 2 november 2004 ook daadwerkelijk vermoord. Vanwege de vele bedreigingen moet

Hirsi Ali onderduiken, en zij vlucht zelfs naar Amerika. Zij keert in 2005 terug naar het parlement. Maar als

blijkt dat Hirsi Ali haar vluchtverhaal heeft verzonnen, om toegelaten te worden tot Nederland, ontstaat een

grote controverse. Het kabinet valt in 2006 door de kwestie over haar Nederlanderschap en Hirsi Ali verlaat

de politiek. Zij is nu woonachtig in Amerika.

Hirsi Ali heeft een aantal publicaties onder haar naam staan waaronder: Zoontjesfabriek (2002), De

Maagdenkooi (2004), Mijn Vrijheid, de autobiografie (2006) en Nomade (2010). Het boek de

Zoontjesfabriek (2002) zal geanalyseerd worden aan de hand van de argumenten die Hirsi Ali aandraagt om

haar stellingen te verdedigen. Hierbij zullen wij de hoofdvraag proberen te beantwoorden: Wat zegt Hirsi Ali

over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in welke opzichten niet?

2.4.2 'Zoontjesfabriek'

Hirsi Ali vertelt veel over haar eigen leven als moslima. Zij beschrijft hoe zij langzaamaan besefte dat: '(…)

God een verzinsel is en dat overgave aan zijn wil niets meer of minder betekent dan overgave aan de wil van

de sterkste.' (16) De wil van de sterkste was in dit geval ook de wil van mannen. 'Wat moest ik met mijn

leven op aarde? Zoontjes baren! Een zoontjesfabriekje worden.' (14)

Hirsi Ali heeft grote kritiek op de geloofsinhoud en de geloofspraktijk van de islam. Zij ziet een link tussen

het mislukken van de integratie van moslims in Nederland en de Islamitische geloofsinhoud en cultuur. Zij

29

Page 35: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

schrijft namelijk: 'Sinds ik in Nederland woon gaat het alleen maar over de immigratie- en

integratieproblemen van allochtonen, maar het probleem is de islam.' (17) ' (…) wij moslims zijn vanaf onze

geboorte doortrokken van religie, en dat is nu juist mede de oorzaak van onze achterstand. (44) Hirsi Ali

vindt dat de 'waan waarin de moslims zich bevinden' (41) onder andere door de Nederlandse politiek in stand

wordt gehouden. Over haar voormalige partij de PvdA schrijft ze: 'Waarom verdedigt ze een beleid dat heet

'integratie met behoud van eigen identiteit'? Eigenlijk krijg ik als allochtoon te horen: U heeft recht op uw

eigen achterlijkheid.' (55) En ook: ' (...) de kinderen worden volledig over het hoofd gezien. Tot het

kutmarokkaantjes zijn geworden. Dan heb je de poppen an het dansen.' (9) Zij beschuldigt de Nederlandse

politiek van een te losse houding tegenover de geloofsinhoud en praktijk van de islam, die volgens Hirsi Ali

'verouderd' (52) en 'pre-modern' (64) is. '(...) zij leunen gemakzuchtig achterover en zeggen: ach bij ons was

het ooit ook zo; wees maar niet bang, het komt vanzelf goed met de islam.' (36) Hirsi Ali denkt echter van

niet: 'Het zal duidelijk zijn dat de hedendaagse islam niet verenigbaar is met de eisen van de westerse

rechtsstaat. De islam heeft wel degelijk een verlichting nodig. Maar het is onwaarschijnlijk dat die

verlichting binnen de islamitische wereld zelf zal ontstaan.' (36/37) Hiervoor is nodig: 'een fundamentele

mentaliteitsverandering van moslims. Die moet beginnen met het kritisch toetsen van de bronnen van de

islam.' (44)

De basisprincipes van de Islam passen volgens Hirsi Ali niet in Nederland. '(…) basisprincipes van de

traditionele islam, aangevuld met oude gewoonten van de specifieke etnische groep, botsen met elementaire

waarden en normen van de Nederlandse samenleving.' (64) Hirsi Ali schrijft, met een verwijzing naar Van

Ree (2001): 'Simpelweg de koran verantwoordelijk stellen voor in naam van de islam begane gewelddaden is

een primitieve reactie, maar de stelling dat het boek er niets mee te maken heeft, is al even simpel'. (27)

Volgens Hirsi Ali spelen 'ongetwijfeld ook de oorlogszuchtige aspecten van de koran een belangrijke

motiverende rol bij de terreurbendes die zich op dit boek beroepen.' (27) Hier wijdt zij verder niet over uit.

Wat zijn dan specifiek de basisprincipes van de Islam volgens Hirsi Ali? Hirsi Ali noemt drie belangrijke

kenmerken van de religieus-culturele identiteit, die de wetenschappers Lewis en Pryce Jones ook in hun

wetenschappelijke werken noemen. Dit zijn de hiërarchisch-autoritaire instelling, de patriarchale

familiestructuur en het groepsgebonden denken. (67, 77) De hiërarchisch-autoritaire instelling waarin de

'baas' almachtig is en anderen moeten gehoorzamen, is intrinsiek aan de geloofsleer van de Islam, volgens

Hirsi Ali. (67) Het draait volgens haar om overgave aan de wil van Allah. (16) En een moslim mag de Koran,

de geloofsleer, niet ter discussie stellen, maar alleen verdedigen (volgens Hirsi Ali). (20) Hirsi Ali heeft hier

grote kritiek op. Hierdoor is het voor moslims onmogelijk twijfels te uiten over het geloof. (28) De moslims

moeten hun leven inrichten volgens de Koran. Religie en cultuur hangen daardoor nauw samen en een

scheiding van kerk en staat is niet mogelijk in de Islam, omdat de mens niet zelf wetten mag creëren. (22)

Democratie is hierdoor ook in het geding, volgens Hirsi Ali.

Ook wordt in de alledaagse moslim-werkelijkheid volgens Hirsi Ali in alles rekening gehouden met een

hiernamaals en met het bovennatuurlijke. (34) Hirsi Ali schrijft: 'Het zou zeer de moeite waard zijn te

onderzoeken in hoeverre dit gebrek aan nuchter verstand in de praktijk van de islam het mogelijk maakt dat

zoveel moslims zich aangetrokken voelen tot de ideologie van Bin Laden.' (34) Er is nog een ander aspect van

30

Page 36: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

de geloofsleer dat Hirsi Ali verwerpelijk vindt: 'De irrationele haat tegen joden en de afkeer van

ongelovigen worden onderwezen op vele koranscholen en dagelijks herhaald in de moskeeën.' (34)

Vervolgens beschrijft Hirsi Ali haar kritiek op de patriarchale familiestructuur, dat het tweede basisprincipe

van de islam is dat Hirsi Ali noemt. Het zou zorgen voor een 'onevenredig sterke nadruk op mannelijkheid en

voor een fysieke en mentale scheiding tussen de seksen.' (47) Dit zorgt voor een 'mensonwaardige

behandeling van moslimvrouwen en -meisjes.' (47) Hirsi Ali pleit voor universele mensenrechten (47) en

constateert daarbij verontwaardigd dat '(…) de overgrote meerderheid van de moslimvrouwen nog steeds

geketend wordt door het maagdendogma.' (47) Het maagdendogma hangt nauw samen met de grote nadruk

op eer en groepsidentiteit. Hirsi Ali schrijft: 'Dit veroorzaakt een enorm lijden, psychisch, maar ook fysiek,

zoals je in wegloophuizen kunt zien. De emancipatie van het individu is ondergeschikt aan het in stand

houden van de etnisch-religieuze groep.' (55) Hirsi Ali noemt uithuwelijking een 'gearrangeerde

verkrachting' (50) De vrouw maakt de familie te schande als zij niet gehoorzaam is. (68) De groep gaat

namelijk altijd voor het individu. Hirsi Ali schrijft: 'Agressief gedrag is in deze cultuur functioneel om

publieke vernedering door anderen te vermijden.' (69)

Dit soort gedrag is onderdeel van het groepsdenken dat Hirsi Ali ziet als een derde basisprincipe van de

Islam en dat zij verwoestend vindt voor de opvoeding van moslims. (89) Hirsi Ali beschrijft het

groepsdenken en de daarbij horende schaamtecultuur met een aantal voorbeelden uit de dynamiek tussen

'clans' (68). 'Uit wantrouwen tegen die andere (sub)clans (je weet nooit of ze sterker en agressiever worden

en je aanvallen) is het gangbaar om huwelijken tussen neven en nichten te propageren.' (68) Hirsi Ali keurt

deze praktijken af.

Hirsi Ali schrijft dat de Islamitische cultuur sterk lijkt op het door Jan Romein ontwikkelde concept van het

Algemeen Menselijk Patroon. (69) In dit patroon denken mensen concreet in beelden, en niet abstract en in

begrippen. Gezag en autoriteit zijn onaantastbaar en arbeid is een noodzakelijke vloek. (69) Hirsi Ali schrijft

over dit patroon: 'Nietsdoen is een alom begeerde, maar slechts voor weinigen weggelegde luxe.' (70) Ook

schrijft zij: 'Het is een patroon dat wij in alle samenlevingen behalve de moderne aantreffen.' (69) Hirsi Ali

noemt de wetenschappers Lewis en Pryce Jones, die beiden als oorzaak van het verval van de Islamitische

wereld zien: ' (…) het onvermogen van de islamieten om democratische instituties in het leven te roepen,

individuele vrijheden te waarborgen, wetenschappelijke kennis en godsdienst in een juiste verhouding te

brengen en de sociale en psychologische gevolgen van de knechting van vrouwen ongedaan te maken.' (74)

De geloofspraktijk, en niet per se de religie, bepaald volgens Lewis en Pryce Jones de achterstand, maar hier

is Hirsi Ali het niet helemaal mee eens, aangezien zij ook de geloofsinhoud als belemmerend ziet. De

geloofspraktijk, ook in de vorm van politiek ziet zij wel als oorzaak van de instandhouding van de

geloofsinhoud van de islam. Hirsi Ali schrijft: 'De moslimbevolking gebruikt de islam als politiek middel om

de onderdrukkende regimes af te zetten, maar de beloftes van de moslimfundamentalisten aan de bevolking

bieden geen enkel perspectief. Daarom is het dringend noodzakelijk dat de moslims hun godsdienst van

binnenuit en met behulp van buitenaf gaan kritiseren en herzien.' (43) Het fundamentalisme zal anders

verder aan kracht winnen. Hirsi Ali schrijft: '(…) de fundamentalisten groeien het sterkst onder dat deel van

de bevolking dat de bestaande machtsverhoudingen afwijst.' (76) Het moslim fundamentalisme is dus

31

Page 37: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

volgens Hirsi Ali de oorzaak van de voortdurende achterstallige politieke situatie in Islamitische landen,

maar ook benadrukt zij dat de achterstallige politieke situatie de oorzaak is van het fundamentalisme binnen

de islam.

De moslims die in Nederland zijn gaan wonen, hebben de Islamitische cultuur meegenomen. 'Ideeën en

gebruiken uit de stammen-maatschappij van Mohammed worden zonder begrip voor hun historische

bepaaldheid overgezet naar de industriële en stedelijke samenleving van tegenwoordig.' (73) Dit heeft de

integratie negatief beïnvloedt. Hirsi Ali legt een grote nadruk op het verband tussen sociaal-economische

achterstand en de culturele achterstand van moslims. Zij schrijft: 'Dat oude vormen en gedachten onder

moslims nog heel lang zullen blijven bestaan is duidelijk. Aartsconservatieve imams, import-huwelijken, de

groei van het islamitisch onderwijs en het kijken naar fundamentalistisch georiënteerde tv-stations zorgen

daarvoor.' (63) En volgens Hirsi Ali doet de overheid hier te weinig aan. 'Het extreem-rechts van Janmaat

wordt verguisd, het extreem-rechts van de conservatieve islamieten wordt beschermd en gesubsidieerd. En

wie beschermt de slachtoffers?' (55) De vrijheden van de Westerse maatschappij zijn voor de Islamitische

vrouwen en kinderen, de 'zwakkeren' (55) niet bereikbaar. Hirsi Ali schrijft: 'Er heerst een dubbele moraal:

hoewel jongens en mannen veel vrijheid genieten, willen ze niets weten van zusters of echtgenoten 'met een

grote 'mond' of van 'losse vrouwen'. Hoeren zijn het!' (59)

Wat zou volgens Hirsi Ali dan wel goed zijn voor de moslimgemeenschap in Nederland en in het

buitenland? Moslims zouden volgens Hirsi Ali kritischer moeten zijn op de fundamentalistische

vertakkingen van de eigen groep (22). De noodzaak is volgens haar groot om 'de balans tussen religie en rede

te herstellen' (22) Religie zou volgens haar eigenlijk teruggedrongen moeten worden tot de privésfeer. Ze

schrijft: 'De islam is niet door een proces van verlichting gegaan en islamitische samenlevingen worstelen

nog met dezelfde problemen als het christendom voor het Verlichtingsproces.' (37) Zij schrijft over de

autochtone Nederlanders: 'Zij verkeren (...) in een andere, voor de westerse samenleving beter geschikte

mentale wereld dan de man of vrouw die binnenwandelt uit het Rifgebergte of het platteland van Anatolië.'

(84) Vervolgens schrijft ze: 'Kennismaking met de rede zou de geest van de individuele moslim bevrijden van

het juk van het hiernamaals, de voortdurende schuldgevoelens en de verleiding van het fundamentalisme.

Ook zouden we verantwoordelijkheid leren dragen voor onze achterstanden en onze problemen.' (37)

Hirsi Ali vindt dat we integratie als een civilisatieproces moeten zien, waarin de nieuwkomer nog veel moet

leren. Zij schrijft: 'Hierdoor wordt het schijndebat over de gelijkwaardigheid van culturen overbodig.' (84)

Volgens Hirsi Ali zou het aannemen van de in het Westen gepropageerde liberale zelfstandigheid van geest

(39), het instellen van het maakbaarheidsprincipe (44), gelijkheid, en vrijheid (91) tot individuele

waardigheid (17) kunnen leiden en voor een betere integratie en bevrijding van de vrouwen en kinderen

zorgen. Zij schrijft over het multiculturele beleid van de overheid: 'Is het niet hypocriet die praktijken

[namelijk de geloofspraktijk die Hirsi Ali afkeurt] te vergoelijken of te tolereren als je zelf in vrijheid van de

vooruitgang van de mensheid geniet?' (52) '(…) tot het kutmarokkaantjes zijn geworden. Dan heb je de

poppen aan het dansen.' (9) Criminaliteit en fundamentalistische groeperingen vormen een aantrekkelijk

alternatief wanneer moslims niet goed geïntegreerd zijn, denkt Hirsi Ali. Er is daarom meer zelfkritiek nodig

vanuit de moslims. Hirsi Ali schrijft: '(…) de afzijdige houding van moslims, de totale ontkenning van een

32

Page 38: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

relatie tussen de terroristen en de islam, de verwijzingen naar de Midden Oosten politiek, het enerzijds

afkeuren van en anderzijds begrip tonen voor de aanslagen in New York en Washington door

vooraanstaande moslims, hebben tot nog meer argwaan geleid (…) .' (24) Hirsi Ali schrijft: 'De islam is

gegijzeld door zichzelf. (…) Door hier podia te geven aan dissidente stemmen kan tegenwicht worden

geboden aan de eenzijdige en geest-verlammende religieuze retoriek die miljoenen moslims dagelijks te

horen krijgen. Laat de de Voltaires van deze tijd in een veilige omgeving werken aan een verlichting van de

islam. Die kans is ons in ons vaderland vaak niet gegund.' (37)

2.4.3 Conclusie over standpunten Ayaan Hirsi Ali

Hirsi Ali heeft grote kritiek op de geloofsinhoud en de geloofspraktijk van de Islam. Zij ziet de Islam,

waarmee islamieten 'doortrokken' (44) zijn, als de oorzaak van de achterstand van moslims in Islamitische

landen en immigratielanden. Zij schrijft dat de cultuur van mensen uit Islamitische landen bestaat uit

invloeden uit de Islam, maar wel vermengd is met etnische of lokale gebruiken. (64) In het vervolg van haar

verhaal maakt zij deze nuance niet meer, en praat zij over moslims alsof zij allemaal hetzelfde denken en

doen. Zij trekt namelijk vervolgens de conclusie dat al deze vormen van de Islam botsen met de elementaire

normen en waarden van de Nederlandse samenleving. De basis van de Islam, de wetten en regels vanuit de

Koran, is volgens Hirsi Ali 'pre-modern' (64) en 'verouderd' (52), en zij noemt moslims 'achterlijk' (55). Ook

zouden moslims 'een gebrek aan nuchter verstand hebben' (34), vanwege het grote bijgeloof dat zij hebben.

Moslims lopen volgens Hirsi Ali dus achter op de Westerse beschaving.

Hirsi Ali vindt dat drie basisprincipes van de traditionele Islam botsen met de waarden en normen van de

Nederlandse maatschappij. Deze principes zijn de hiërarchisch-autoritaire instelling, de patriarchale

familiestructuur en het groepsgebonden denken. (67, 77) Hirsi Ali is verontwaardigd over de manier waarop

vrouwen worden behandeld. Vrouwen worden onderdrukt door mannen door middel van het maagdendogma

en uithuwelijking. (57) Dit veroorzaakt volgens Hirsi Ali een 'groot lijden'. (55) Hirsi Ali verwijst naar

Islamitische landen waar het wantrouwen tussen clans ervoor zorgt dat kinderen binnen de groep met neven

en nichten moeten trouwen. (68) Of zij denkt dat dit onder Islamitische immigranten in Nederland ook

gebeurt is niet duidelijk uit haar woorden. Ze noemt echter wel de ellendige situatie van vele moslimvrouwen

in Nederlandse 'wegloophuizen' (55), en betrekt dit 'lijden' (55) ook op de rest van de moslimvrouwen in

Nederland. Hirsi Ali suggereert dat geen enkele moslim vrouw een eigen wil heeft. Dit is echter een te

eenzijdig beeld van de moslim vrouwen. Zij laat hier zien dat zij een vrij statisch beeld van het begrip cultuur

heeft, aangezien zij ervan uitgaat dat alle moslim-vrouwen in eenzelfde moslim-cultuur 'gevangen' zitten.

Hirsi Ali vindt het schadelijk voor de ontwikkeling van de Islamitische cultuur dat er geen kritiek gegeven

mag worden vanuit de religieuze groep. (28) Zij ziet dit als haar grootste kritiek op de Islam. Hierdoor kan er

volgens haar geen Verlichting binnen de Islamitische wereld ontstaan. (37) Hirsi Ali schrijft dat de scheiding

van kerk en staat verboden is in de Islam, wat een democratische staat verder belemmert. (22) Hirsi Ali laat

hier zien dat ze een erg eenzijdig beeld heeft van de Islam, aangezien moslims er onderling ook over

verschillen in welke mate interpretatie van en kritiek op de Koran en Hadith zijn toegestaan. Ook vergeet

Hirsi Ali dat er ook moslims bestaan die wel een democratisch ideaal hebben.

33

Page 39: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Er zou volgens Hirsi Ali een grote 'mentaliteitsverandering' (64) nodig zijn onder moslims om de bronnen

van de Islam kritisch te toetsen. Ze schrijft zelfs dat de Islamitische cultuur lijkt op het Algemeen Menselijk

Patroon. Dit is een patroon waarin mensen niet abstract denken, maar in beelden, men liever niets doet dan

dat men werkt en men in een autoritaire maatschappij leeft. (69, 70) Het Algemeen Menselijk Patroon is

uitgewerkt door Jan Romein in de jaren '50 van de vorige eeuw. Hirsi Ali presenteert dit Patroon alsof het

recent onderzocht is en laat geen kritische noot achter bij de beschrijving ervan. Hirsi Ali lijkt hier de gehele

moslimwereld in een pre-moderne fase te plaatsen, waarin de mensen zich nog gedeeltelijk prehistorisch

gedragen. Zij lijkt de Islamitische samenleving lager op de evolutionaire ladder te plaatsen dan de

samenlevingen die onderdeel zijn geweest van de Verlichting. Hirsi Ali legt enorm de nadruk op de

'irrationele' aspecten van de Islam. Zij schrijft namelijk over de 'oorlogszuchtige aspecten in de Koran' (27),

het 'gebrek aan nuchter verstand' (34), de 'haat tegen joden en de afkeer van ongelovigen' (34), 'agressief

gedrag' (69) en de 'verleiding van het fundamentalisme' (37) onder moslims. Hirsi Ali heeft dus een sociaal

Darwinistisch beeld op de ontwikkeling van samenlevingen. Zij zegt dat het Algemeen Menselijk Patroon en

de gebruiken en ideeën van de Islamitische cultuur, in alle samenlevingen behalve de moderne voorkomen.

(69)

De Verlichte maatschappij belichaamt volgens Hirsi Ali de moderniteit. Maar Hirsi Ali zet niet duidelijk

uiteen waar voor haar de grens ligt tussen een moderne samenleving en een niet-moderne samenleving. Zij

zegt wel dat zij de Islamitische cultuur zeker niet modern vindt, maar over andere culturen of beschavingen

heeft zij het niet. De Verlichting ziet Hirsi Ali als het kenmerk van moderniteit. Zij generaliseert als zij zegt

dat alle samenlevingen die niet 'Verlicht' zijn volgens de Westerse manier, niet bij de moderniteit horen. Hirsi

Ali vergeet dat er ook een mix van moderniteit en tradities kan bestaan binnen een maatschappij. Is niet in

elke cultuur/beschaving een mix van moderniteit en tradities te vinden?

Hirsi Ali gaat er ook vanuit dat de Islamitische cultuur tijdens migratie wordt meegenomen wordt naar het

gastland. Ze schrijft: 'Ideeën en gebruiken uit de stammen-maatschappij van Mohammed worden zonder

begrip voor hun historische bepaaldheid overgezet naar de industriële en stedelijke samenleving van

tegenwoordig.' (37) In dit citaat gaat Hirsi Ali er vanuit dat alle Moslims één zelfde vastomlijnde cultuur

meebrengen naar het land van immigratie, en dat deze cultuur bij geen enkele Moslim verandert door

invloeden uit het gastland en dus de integratie bemoeilijkt. Hirsi Ali geeft dus een culturele reden aan de

sociaal-economische achterstand van migranten in Nederland, terwijl andere factoren ook een rol kunnen

spelen bij de problemen met integratie. Hirsi Ali schenkt ook geen aandacht aan de mogelijkheid dat de

Islamitische culturele gebruiken en ideeën van migranten kunnen verslappen na een tijd in een ander land te

hebben gewoond of dat ze vermengd kunnen raken met nieuwe ideeën van het immigratieland. Het is

sowieso te betwijfelen of elke moslim precies volgens dezelfde Islamitische basisprincipes leeft, aangezien

de Islam door de gelovigen zelf zeer verschillend wordt geïnterpreteerd.

Hirsi Ali vergeet de diversiteit onder moslims in politiek-, sociaal-economisch, en in religieus- opzicht.

Moslims leven over de hele wereld in verschillende landen met verschillende geschiedenissen en onder

diverse nationale en lokale omstandigheden. Binnen deze landen verschilt ook nog eens de status en de

religieuze beleving van de moslim bevolking. Hirsi Ali laat dus zien dat zij een zeer eenzijdig beeld heeft van

34

Page 40: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

moslims.

Hirsi Ali vindt dat het falen van Islamitische staten te maken heeft met de Islam. (43) De Islam wordt

gebruikt om de regimes omver te werpen en fundamentalisme aan te wakkeren onder de gelovigen. De

politiek wordt gevoerd vanuit de religie en houdt de achterstand van islamitische landen in stand. (43)

Andere factoren voor het falen van de staten bespreekt zij echter niet, zij ziet de islam als de grootste oorzaak

van verval. Het gebruik van de religie en de manier van denken binnen de religie zorgen voor een

achterstand vindt zij. Hirsi Ali gaat er hier weer vanuit dat de Islam zorgt voor achterstand, terwijl er binnen

de Islam verschillende stromingen zijn, die een verschillende kijk hebben op hoe de Islam in de politiek en

het leven van alledag moet worden beleefd.

Als oplossing draagt Hirsi Ali aan dat Moslims kritischer moeten zijn en hun geloof van binnenuit moeten

'Verlichten', maar wel met behulp van buitenaf. (43) Het Westen heeft namelijk een beter geschikte mentale

wereld. (84) Hirsi Ali ziet duidelijk de meerwaarde van de liberale Westerse cultuur waarin maakbaarheid,

gelijkheid en vrijheid centrale waarden zijn die moslims kunnen bevrijden van 'het juk van het hiernamaals,

de voortdurende schuldgevoelens en de verleiding van het fundamentalisme.' (37) Moslims zouden bevrijd

moeten worden van de 'eenzijdige en geest-verlammende religieuze retoriek' (37). Hirsi Ali houdt weer geen

rekening met de diversiteit onder moslims. Ze schrijft alle aspecten van de Islam die zij beschrijft toe aan

elke moslim en houdt geen rekening met verschillen. Ook denkt zij niet dat moslims deze Verlichting zelf

kunnen veroorzaken, aangezien zij vast zitten in hun religieuze denkwereld.

Hirsi Ali gaat dus te veel uit van een eenzijdig beeld van moslims, waarbij zij alleen de focus legt op religie.

Ze negeert de diversiteit onder moslims en ze beschrijft hen als passieve mensen. Ook ziet zij de

samenleving door een evolutionaire bril, waarbij zij vindt dat de ontwikkeling van beschavingen gericht is op

vooruitgang in de vorm van moderniteit en Verlichting.

2.5 Geert Wilders2.5.1 Wilders en de opkomst van Groep Wilders/Partij voor de Vrijheid

Toen Geert Wilders in 2004 de eenmansfractie Groep Wilders oprichtte had hij er al zes jaar opzitten in de

Tweede Kamer als lid van de VVD. Ook schreef hij speeches voor onder andere Frits Bolkestein, die net als

Wilders een criticus van immigratie en de islamitische cultuur is. (Wilders 2005: 28) Wilders kwam eind

2004 in breuk met de VVD vanwege het 'Tien punten manifest' dat hij had gepubliceerd samen met Gert-Jan

Oplaat (VVD). Hij beschrijft in zijn boek 'Kies voor Vrijheid' (2005) dat hij 'afstand nam van het linkse

politieke geneuzel van de leiding binnen de partij' (2005: 34). In 2006 werd het verkiezingsprogramma

bekend gemaakt, genaamd 'Klare Wijn'. Wilders had langzaamaan meer aanhang gekregen en er was een

partij om hem heen gevormd, die in 2007, na de Tweede Kamerverkiezingen de Partij voor de Vrijheid was

gaan heten. Wilders was in de periode bij de VVD al een grote criticus van de Islam en in de voortzetting van

zijn eigen partij werden zijn anti-islam sentimenten meer uitgewerkt. Wilders benadrukt echter in zijn boek

dat: 'de Groep Wilders geen 'one-issue' partij is'. (2005: 59) In de Tweede Kamer verkiezingen won de PVV

24 zetels, en kwam daarmee in aanmerking in de regering te komen. Na een moeizame formatie werden zij

35

Page 41: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

gedoogpartner van een minderheidskabinet met de VVD en het CDA, waarin zij nu nog actief zijn.

2.5.2 Standpunten Geert Wilders

In het boek 'Kies voor Vrijheid' dat Wilders in 2005 publiceerde, zijn de standpunten van Wilders en zijn

(toen nog beginnende) partij 'Groep Wilders' uiteengezet. Wij zullen de argumenten nader bekijken met de

hoofdvraag van de discours-analyse in het achterhoofd. De volgende vraag is te formuleren: Wat zegt Geert

Wilders over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in welke opzichten

niet?

Geert Wilders begint zijn boek met een beschrijving van zijn jeugd en ontwikkeling van interesses. Het

thema 'Islam' was al vroeg op zijn pad gekomen door de reizen die hij naar het Midden-Oosten maakte. De

Islamisering van Nederland en het gevaar van het islamitisch radicalisme werden zijn hoofdpunten toen hij

politiek actief werd. Zelf schrijft Wilders: 'De Islam is een belangrijk thema, en integratie ook, maar er is

veel meer aan de hand in Nederland. (…) De elite moet weg, en hoe gaan we dat doen? (…) Er weer een

land van te maken om trots op te zijn, met eigen waarden en normen, en veiligheid in de publieke ruimte en

respect voor ouderen en zwakkeren in onze samenleving.' (2005: 59/60)

Wilders vindt dat de maatschappij respectloos is geworden en hij ziet het gebrek aan integratie van grote

groepen allochtonen en het negeren daarvan door de elite als grootste oorzaken van de teloorgang van de

samenleving. Wilders zou Nederland willen veranderen in '[een] Nederland dat zijn eigen identiteit

handhaaft en daar trots op is, zich niet laat overnemen of aanpast aan wezensvreemde culturen, of die zijn

identiteit laat verwateren door op te gaan in supranationale instellingen.' (130). Met 'wezensvreemde

culturen' lijkt Wilders vooral op de Islamitische cultuur te doelen. Hij schrijft later namelijk: 'Alles in mij

verzet zich tegen de gedachte dat wij deze samenleving zouden moeten aanpassen aan de waarden en

normen van een islamitische cultuur die wezensvreemd is aan de onze.' (105)

Wilders ziet de Islam als 'wezensvreemd' en als 'pre-modern'. Hij schrijft namelijk: 'Historisch gezien is de

islam een terugval in de manier van denken die in de joods-christelijke en antieke tradities al was

overwonnen.' (65). De scheiding van kerk en staat is deels het product van deze joods-christelijke en antieke

tradities en deze scheiding is wat de Islam mist volgens Wilders. Hij schrijft hierover: 'De Koran pretendeert

ook geopenbaarde wetgeving te bieden die maatgevend voor een civiele samenleving moet zijn. (…)

Democratie en islam zijn dus onverenigbaar. Nederland moet worden beschermd tegen de import van de

islamitische cultuur, die onze tolerantie en democratie alleen maar om zeep zal helpen.' (66) Een aantal

Islamitische gebruiken, die ook in de Koran worden beschreven, staan haaks op wat Wilders als toelaatbaar

ziet: 'Wie zich schuldig maakt aan bijvoorbeeld antisemitisme, vrouwenonderdrukking, het aangaan van een

huwelijk met een minderjarig meisje, het plegen van eerwraak of het doden van een ongelovige kan dat doen

door te verwijzen naar de Koran.' (65) Hierdoor staat de inhoud van de Islam ver af van Westerse normen en

waarden.

Wilders ziet drie verschillende soorten groepen moslims als gevaar voor de Nederlandse samenleving. De

eerste groep bestaat uit moslims die een fascistische ideologie aanhangen en de democratie op willen heffen,

36

Page 42: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

de sharia in willen voeren en geweld willen gebruiken om dit te kunnen bereiken. Volgens Wilders is: 'Die

paar procent [is] in toenemende mate een groot gevaar voor onze democratische samenlevingen.' (67) Hij

schrijft ook: 'Er moet wel degelijk iets worden ondernomen met die mensen en dat is: preventief oppakken en

preventief detineren. En, als het kan, ze denaturaliseren en het land uitzetten.' (70)

De tweede probleemgroep bestaat uit moslims die nog niet gekozen hebben voor het gebruiken van geweld

maar er wel positief tegenover staan. Wilders schat dat tussen de 50.000 en 150.000 mensen in deze groep

geplaatst kunnen worden. Hij schrijft over hen: 'Dat zijn dus mensen die een instrument kunnen worden voor

verkeerde zaken. Of het nu gaat om financiering van extremisme of om het uitdragen van radicale ideeën

aan kinderen, of anderszins.' (67) Wilders ziet deze mensen echter niet als verloren, hij denkt dat ze nog

terug te winnen zijn voor onze maatschappij door middel van speciale programma's. 'Programma's voor

onderwijs, werkgelegenheid en gesubsidieerde arbeid. Er moet ook een extra inspanning komen voor anti-

discriminatiewetgeving in Nederland. (...) Iedereen die zich in Nederland aan de regels houdt is welkom,

ongeacht religie, ras of seksuele voorkeur.' (72) Ook onderwijs over Westerse en nationale waarden ziet

Wilders als een middel om een meer geïntegreerde maatschappij te creëren: 'Goed burgerschap is een van

mijn thema's, en daarom bepleit ik ervoor dat leerlingen grondiger worden getoetst op gedegen kennis

omtrent cultuur, nationale identiteit en verleden die een belangrijke bijdrage aan hun

persoonlijkheidsvorming zal leveren.'

Als derde probleemgroep noemt Wilders de straat-terroristen. Hij vindt dat een harde aanpak nodig is voor

deze straat-terroristen: '(...) als ze veelpleger blijken te zijn en niet de Nederlandse nationaliteit hebben dan

is het verstandig deze mensen het land uit te zetten.' (80)

Wilders wil wel een onderscheid behouden tussen de kleine groep radicale moslims en de grote groep

moslims die niets met radicalisme te maken hebben. Zij hebben wel andere problemen, die te maken hebben

met slechte integratie: 'bijvoorbeeld leren velen onvoldoende de taal en zijn ze drie tot vier keer vaker

arbeidsongeschikt of anderszins afhankelijk van uitkeringen. (…) Maar de meerderheid is niet extreem,

terroristisch of crimineel. Het zijn gewoon burgers waar we vaak wel problemen mee hebben op het vlak van

integratie (...).' (69)

Wilders schrijft dat er volgens hem geen link is tussen integratie en het ontstaan en bestaan van extremisme.

Hij schrijft: 'Een aantal mensen heeft gewoon pure haat tegen alles wat onze samenleving representeert. Een

verregaand extremisme dat niets anders wil dan het Kalifaat, een alleenheerschappij van de islam over de

wereld en de uitroeiing van alles wat niet tot de islam behoort.' (73). Hij schrijft dat zij 'alles waar wij (het

Westen) voor staan om zeep willen helpen'. (70) Radicale imams zouden het land uit moeten en radicale

moskeeën, door Wilders 'haatpaleizen' (74) genoemd, zouden gesloten moeten worden. De overheid treed

echter niet daadkrachtig genoeg op en hierdoor ontstaat volgens Wilders een stigmatisering: '(…) juist het

uitblijven van een stevig beleid gericht op de radicalen zorgt ervoor dat de goeden onder de slechten lijden.'

(75) Hij zegt over dit beleid ook: 'De politiek-correcte sorry-cultuur met betrekking tot het multiculturele

drama is maar één voorbeeld van die gijzeling van Nederland door die politieke elite.' (106) Wilders wil dat

de Moslimgemeenschap iets meer 'zelfreinigend vermogen' (79) krijgt om het radicalisme van binnenuit de

Islam te bestrijden.

37

Page 43: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Het radicalisme ziet Wilders als een groot gevaar, maar de geloofsinhoud van de Islam zelf ziet hij ook als

een gevaar. De Islam is namelijk niet verenigbaar met democratie. (121) Wilders gelooft wel dat bepaalde

groepen moslims (bijvoorbeeld groep 2 en 3) voor democratie te winnen zijn. Toch pleit hij voor het sluiten

van de grenzen voor asielzoekers, met uitzondering van maximaal 5000 politieke asielzoekers. (122) Hij

schrijft: 'Waar ik me tegen verzet is het misbruik dat groepen moslims maken van de rechten en vrijheden van

onze rechtsstaat.' (121) De vrijheid is dus in gevaar, waaronder ook de vrijheid van meningsuiting, aldus

Wilders. Hij schrijft: 'De vrijheid van meningsuiting is het grootste goed in een vrije democratische

samenleving en prevaleert dan ook boven andere grondrechten. Het aanzetten tot haat, oproepen tot geweld

(jegens vrouwen, homoseksuelen of de democratische rechtsstaat) dient krachtiger door het OM te worden

vervolgd.' (126)

2.5.3 Conclusie standpunten Geert Wilders

Wilders heeft kritiek op meerdere aspecten van de Islam. Het eerste aspect is de geloofsinhoud. Deze zou

'wezensvreemd' (105) zijn aan de joods-christelijke cultuur en zou bestaan uit een pre-modern gedachtegoed

(65), een 'terugval in de manier van denken' (65), die de joods-christelijke cultuur en de antieke tradities al

overwonnen zouden hebben. (65) In deze uitspraak zet hij de Islam af tegen het Christendom en het

Jodendom en de antieke tradities, waarvan deze laatsten door hem 'modern' genoemd worden. Wat

vervolgens het zogenaamde 'wezen' is van de joods-christelijke cultuur is niet duidelijk. Wilders noemt wel

een aantal aspecten van de Islam die hij 'pre-modern' vindt. De islam heeft geen scheiding van kerk en staat,

en is anti-democratisch. (66) Ook staat de Koran volgens Wilders antisemitisme, vrouwenonderdrukking, het

aangaan van een huwelijk met een minderjarig meisje, eerwraak en het doden van ongelovigen toe. (65)

Volgens Wilders bestaat er geen liberale of 'gematigde' Islam, aangezien hij schrijft dat de geloofsinhoud van

de Islam politiserend is en andere geloven niet duldt. (65) Wilders ziet de Islam hier als één statisch geheel

en negeert de diversiteit binnen de religie.

Vervolgens heeft Wilders kritiek op een tweede aspect, namelijk de groep radicale moslims. Er is een kleine,

maar volgens Wilders zeer gevaarlijke groep radicalen die anti-Westers zijn. (67) Zij zouden de sharia willen

invoeren door middel van geweld, een alleenheerschappij van de Islam over de wereld willen vestigen en

alles wat niet tot de Islam behoort willen uitroeien, volgens Wilders. (73) Radicalen zijn in Nederland onder

leiding van radicale imams en zijn georganiseerd in radicale moskeeën. Wilders is bang dat wij ons als

Nederland ooit aan zullen moeten passen aan deze radicalen, en hij is daar fel op tegen om dat te doen. (105)

Ergens anders in zijn boek schrijft hij dat hij onze samenleving niet aan wil passen aan de waarden en

normen van een Islamitische cultuur. Wilders is dus niet alleen bang voor de radicalen, maar ook voor de rest

van de moslims die hun rechten zouden kunnen komen opeisen.

Wilders heeft geen goede onderbouwing van het bewijs of het fundamentalisme in Nederland daadwerkelijk

gevaarlijk is. In zijn boek schrijft hij dat hij gokt op een paar honderd man die actief zijn in dit soort

groeperingen en al gevolgd worden door de AIVD. Wilders ziet geen link tussen integratie en het ontstaan

van extremisme. Hij geeft een culturele oorzaak voor het extremisme: de haat van moslims tegen het Westen.

(73) Op dit punt negeert Wilders de sociaal-economische omstandigheden die voor frustraties kunnen zorgen

38

Page 44: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

onder allochtonen.

Het derde aspect waar Wilders kritiek op heeft is de groep mensen die niet actief radicaal zijn, maar radicale

ideeën uit zouden kunnen uitdragen aan kinderen of naasten en het extremisme zouden kunnen financieren.

(67) Het probleem is dat deze groep mensen ook niet direct aan te wijzen is. Wilders beschuldigt deze groep

mensen dus al preventief en ziet hen als een gevaar, terwijl het 'wie-wat-waar' van deze mensen niet bekend

is. Hij verdenkt hen van anti-Westerse praktijken, zonder dat hij er bewijs van heeft of met feiten komt. Het

vierde aspect waar Wilders kritiek op heeft is de groep straat-terroristen. (80) Zij zorgen voor een teloorgang

van respect en veiligheid in de Nederlandse samenleving en verstoren dus de openbare orde. Wilders lijkt

vooral moslims aan te wijzen als behorende tot de groep straat-terroristen, terwijl hij dat niet op feiten

baseert. Het vijfde aspect van kritiek van Wilders op moslims betreft de groep moslims in het algemeen. Zij

zouden volgens Wilders veel problemen hebben met integreren in Nederland en teveel aan hun eigen

gebruiken vasthouden. (69) Ze zouden meer 'zelfreinigend vermogen' moeten krijgen, om het

fundamentalisme uit te bannen uit hun religie. (79)

De 'import' van de Islamitische cultuur zou volgens Wilders de democratie en de tolerantie om zeep helpen,

omdat islam en democratie onverenigbaar zouden zijn. (66) Hij schrijft echter een stukje verder in zijn boek

dat het grootste gedeelte van de moslims, met uitzondering van de radicale moslimgroep, wel voor

democratie te winnen zou zijn. (72) Wilders spreekt zichzelf dus tegen. Een stuk verder schrijft Wilders dat

hij denkt dat deze moslims wel een deel van hun geloof moeten kunnen opgeven om in een democratie te

leven. Het lijkt of Wilders zich steeds probeert te nuanceren, bijvoorbeeld als hij zegt dat de meerderheid van

de moslimbevolking 'gewoon' bestaat uit 'burgers'. (69) Wilders probeert vanuit zijn politieke achtergrond

een genuanceerd verhaal te schrijven, terwijl hij zich deels baseert op ongefundeerde verdenkingen.

Wilders vindt dat we als Nederland bijna geen asielzoekers meer moeten aannemen. (122) Hij vindt namelijk

dat de moslims misbruik maken van de 'rechten en vrijheden van onze rechtsstaat'. (121) Hij ziet hier de

moslimgemeenschap als één groep en kijkt over de diversiteit heen.

2.6 Nieuw RealismeDe hierboven beschreven politici lijken ieder het door Baukje Prins beschreven 'nieuw-realisme' (Prins 2000:

36) (ook wel populisme genoemd) aan te hangen. Een nieuw-realist presenteert zich als iemand die de feiten

onder ogen durft te zien, en werpt zich op als woordvoerder van de 'gewone' mensen, meestal de autochtone

bevolking. Een nieuw-realist is tegen het relativisme en de politiek-correcte ideeën van de progressieve elite

en pleit voor een nieuwe, open en realistische 'Nederlandse' mentaliteit. (Prins 2000)

De vier besproken politici zijn typische voorbeelden van nieuw-realisten. Bolkestein probeerde de volgens

hem onuitgesproken feiten rondom immigratie boven tafel te krijgen. Fortuyn probeerde ook 'feiten' te

benoemen, het 'gewone' autochtone volk voor zich te winnen en de volgens hem politiek-correcte linkse elite

onderuit te halen. Deze correcte elite zou volgens Bolkestein en Fortuyn een te relativistische benadering van

de waarde van de verschillende culturen gebruiken. Een verwijt dat Prins als een typisch verwijt van het

nieuw-realisme beschrijft. (Prins 2000: 36) Ook Wilders heeft veel kritiek op de zogenaamde ontwijkende

linkse cultuur, appeleert aan het gewone volk, en wil de 'feiten' tonen van de immigratie en van de Islam.

39

Page 45: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Hirsi Ali probeert ook feiten te onthullen, maar doet dit niet voor de autochtone bevolking, maar vooral voor

de 'echte' slachtoffers van de misstanden. Zij komt als 'nieuwe' en 'echte' feminist op voor de allochtone en

Islamitische vrouwen. (Prins 2000: 36) Zij zegt de waarheid te ontketenen en de slachtoffers, die tot voor

kort genegeerd en verborgen waren door de politiek-correcte houding en hun onderdrukkende cultuur, te

helpen.

Het nieuw-realisme heeft de kracht om tot dan toe onbesproken zaken in het debat te introduceren, maar het

wordt vaak gebruikt om eenzijdige generalisaties de wereld in te helpen. De woorden van de politici

beïnvloeden het beeld van de Islam op een zodanige manier, dat er een tweedeling op basis van cultuur kan

ontstaan. Baukje Prins schrijft hierover: 'Het realisme heeft mijns inziens te weinig oog voor de

performativiteit van representaties, voor het gegeven dat representaties niet zomaar, 'onschuldig', de

werkelijkheid buiten ons spiegelen, maar dat ze medeplichtig zijn aan de vorming van die werkelijkheid.'

(Prins 2000: 44) Om de vorming van de werkelijkheid op een positieve manier te laten verlopen, zouden

nieuw-realisten meer stil moeten staan bij de impact die hun woorden heeft op de beeldvorming van de

subject-groep, in dit geval de moslims.

De vier politici die hierboven zijn besproken hebben het publieke debat enorm beïnvloed. Het debat werd

steeds meer een politiek debat, waarin de verschillende partijen allen een visie ontwikkelden. In het volgende

hoofdstuk zijn dan ook de partij-programma's van politieke partijen onderzocht. Er wordt gekeken hoe de

partijen over integratie en minderheden schrijven en of zij iets zeggen over de verenigbaarheid van de Islam

met de Nederlandse waarden en hoe deze visie door de tijd heen verandert. Er zal ook gekeken worden of de

politieke partijen reageren op de hierboven beschreven politici.

40

Page 46: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Hoofdstuk 3: Analyse partij-programma's

In dit hoofdstuk wordt verder gegaan met de discours-analyse. Dit keer kijken we naar de partij-programma's

van de Nederlandse politieke partijen. De analyse zal zich beperken tot de partijprogramma's van de tien

belangrijkste partijen (vastgesteld aan de hand van de uitslagen) voor de Tweede Kamer verkiezingen van de

jaren 2002 en 2006.

3.1 Analyse partij-programma's 2002

3.1.1 Opzet van de analyse van partij-programma's

In deze paragraaf zullen twee deelvragen behandeld worden. Eerst zal gekeken worden naar de eerste

deelvraag: 'Wat hebben politici in hun boeken, interviews en partijprogramma’s gezegd en geschreven over

in welke opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in welke opzichten niet?'

Vervolgens zal de tweede deelvraag beantwoord worden: 'Hoe verandert de visie van de politieke partijen

wat betreft de mogelijkheid tot vereniging van de Islam met de Nederlandse identiteit door de tijd heen?'

Gekeken zal worden of de politieke partijen in de periode van 2002-2006 van mening zijn veranderd wat

betreft het verenigbaar zijn van Islamitische en Nederlandse waarden. Zijn de onderwerpen van de

partijprogramma’s van 2006 veranderd vergeleken met de partijprogramma’s van 2002? Zijn in de

partijprogramma’s van 2006 reacties op Hirsi Ali, Wilders en Fortuyn te zien, die tussen 2002 en 2006 aan

invloed hadden gewonnen?

Eerst zullen de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 besproken worden en vervolgens de verkiezingen van

2006. Er zal in de bespreking van de verkiezingen van 2006 een vergelijking gemaakt worden met 2002 en

de tweede deelvraag zal dan beantwoord worden.

De verkiezingen van 2002 zullen worden besproken aan de hand van een aantal thema's, dit in tegenstelling

tot de verkiezingen van 2006, waar de standpunten per partij uiteengezet zullen worden. De reden hiervan is

dat de partijen in 2006 veel meer schreven over moslims, integratie en de minderheden-problematiek. Het

was dus belangrijk om van de programma's uit 2006 per partij de standpunten te beschrijven, zodat er een

duidelijk beeld ontstond van de standpunten rondom deze onderwerpen.

3.1.2 Tweede Kamerverkiezingen 2002

Bij de landelijke verkiezingen op 15 mei 2002 behaalde Pim Fortuyn met de LPF uiteindelijk 26

Kamerzetels. Het CDA werd met J.P. Balkenende de grootste partij. Vele kiezers die niet op een LPF zonder

lijsttrekker wilden stemmen en ook niet op Melkert (PvdA) of Dijkstal (VVD) kozen voor het CDA.

Gezamenlijk verloren de Paarse partijen maar liefst 44 van hun 97 zetels. Er werd een centrumrechts kabinet

gevormd waaraan CDA, VVD en LPF zouden deelnemen. (de Vries & van der Lubben 2005: 101).

41

Page 47: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Aangezien het integratiedebat hoog opgelopen is in deze periode, zullen we nu kijken wat de partijen te

zeggen hebben over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de Nederlandse identiteit en in welke

opzichten niet. De analyse zal verlopen aan de hand van de onderwerpen: achterstanden, integratiebeleid,

westerse waarden en terrorisme. De analyse is vanuit deze onderwerpen gedaan, omdat de partijen niet direct

over moslims of de Islam hebben geschreven. Via deze onderwerpen komen we toch veel te weten wat de

politieke partijen denken over integratie, de status van immigranten (o.a. moslimimmigranten), het behoud

van de Nederlandse cultuur en het gevaar van terrorisme. Al wordt er vaak niet direct over de Islam of

moslims geschreven, er is toch veel te lezen over hoe de partijen met problemen rondom integratie en andere

culturen omgaan.

3.1.3 Achterstanden. Wat zeggen de politieke partijen over de achterstand van minderheden en

nieuwkomers?

Elke partij benoemt de moeilijkheden rondom integratie in het partijprogramma. Alle partijen wijten de

achterstand en integratie moeilijkheden van minderheden aan sociaal-economische problemen, behalve de

LPF, zij zien het voor een deel ook als cultureel probleem. De LPF vindt dat mensen uit landen die geen deel

hadden aan de eeuwenlange joods-christelijke humanistische ontwikkelingen al een achterstand hebben.

(LPF 2002: 5) Ook vinden zij dat deze groepen te weinig deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het

CDA benoemt vooral de achterstand in opleidingsniveau en taalbeheersing. Daarbij noemen zij gelijke

behandeling van mannen en vrouwen als aandachtspunt. (CDA 2002: 68) GroenLinks legt de nadruk op

dezelfde punten, net als de SP, de LPF, Leefbaar Nederland en de PvdA. Tegenhouden van discriminatie en

segregatie en het verhogen van het opleidingsniveau en de emancipatie zijn voor hen de oplossingen voor het

verbeteren van de integratie. GroenLinks en de SGP benoemen ook de positieve punten. GroenLinks

constateert dat de werkloosheid afgenomen is en dat migranten er steeds vaker in slagen om op eigen kracht

een plek in de maatschappij te veroveren. (GroenLinks 2002: 37) De SGP waarschuwt echter wel dat een

blijvende achterstand kan zorgen voor het ontstaan van criminaliteit of radicale denkbeelden. (SGP 2001: 11)

De ChristenUnie benadrukt ook de link tussen het mislukken van het integratie beleid en de stijging in

criminaliteit onder allochtonen. (2001: 11) De VVD en D66 zeggen in het partijprogramma weinig over

achterstanden, zij dragen wel oplossingen aan voor een beter integratie beleid.

3.1.4 Integratiebeleid: Wat zeggen de politieke partijen over het integratiebeleid?

Al de partijen benadrukken het belang van een integratiecursus. Het CDA, de LPF, de ChristenUnie en

vooral de VVD leggen extra nadruk op de zogenaamde 'plicht tot behoorlijk burgerschap'. Zij vinden dat

burgers rechten hebben mits zij hun plichten vervullen. (CDA 2002: 53, VVD 2002: 8, 9, LPF 2002: 5,

ChristenUnie 2002: 4) Het CDA vindt dat bij gezinsvorming en gezinshereniging het inburgeren al in het

land van herkomst moet beginnen. De SGP pleit voor een inburgeringscursus waaraan ook oudkomers

verplicht zouden moeten deelnemen. De SP legt vooral veel nadruk op de rechten van het individu, en vindt

dat de nieuwkomer recht heeft op 'intensieve en op de persoon toegespitste begeleiding'. Ook de

ChristenUnie vindt dat een inburgeringscursus niet aan de belangen van allochtonen voorbij moet gaan. De

42

Page 48: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

PvdA schrijft dat de positie van nieuwe Nederlanders op de arbeidsmarkt te verbeteren is door stages, leer-

werktrajecten, begeleiders op het werk, intercultureel personeelsbeleid en werkgerichte taalcursussen toe te

passen. GroenLinks ziet het ontwikkelen van gemengde, pluriforme scholen als een groot goed voor de

toekomstige samenleving. Ook benadrukt GroenLinks de zelforganisatie van minderheden als zijnde een

positieve impuls voor integratie, net als het CDA. Ook benadrukken deze beide partijen, tezamen met de

VVD, dat een debat nodig is om spanningen en grenzen te bepalen van omgangsvormen en tolerantie. De

VVD, SP en SGP benadrukken het gevaar van discriminatie. SP maakt zich zorgen om de generaliserende

werking van het begrip 'allochtonen' en ook de SGP pleit voor een meer evenwichtige beeldvorming over

allochtonen, waar de overheid deels verantwoordelijk voor is.

D66, GroenLinks, PvdA, CDA, VVD en SP vinden dat het leren van de Nederlandse taal en de wetten en

regels van de Nederlandse samenleving het belangrijkste zijn bij een integratie. De VVD en CDA

benadrukken hierbij dat er wederzijds ruimte voor culturele verschillen moet zijn, maar wel binnen de

grenzen van de Nederlandse wet. De SP en PvdA benadrukken allebei ook het belang van het aangeboden

krijgen van werkstages. De ChristenUnie en de SGP vinden de geschiedenis van Nederland erg belangrijk,

zij vinden allebei dat nieuwkomers ook kennis moeten maken met het christelijke erfgoed, wat beschermd en

bewaard moet worden.

3.1.5 Westerse waarden. Vinden de partijen dat de Westerse waarden bedreigd worden door nieuwkomers en

mensen van andere culturen?

Als de partijen over de bescherming van bepaalde waarden en gebruiken schrijven, is het interessant om te

kijken welke waarden en gebruiken zij niet bij Nederland vinden passen. Zien de partijen bijvoorbeeld

Islamitische waarden of gebruiken als niet passend bij Nederland en welke noemen zij? Voelen de partijen

zich wel of niet bedreigd door andersdenkenden?

De PvdA vindt dat bepaalde culturele waarden van buitenaf moeilijk passen of helemaal niet passen bij de

Nederlandse. Zij schrijven niet welke waarden precies, maar zij vinden dat er een voortdurend debat plaats

moet vinden over de waarden. (PvdA 2002: 14) Er zijn een aantal partijen die wel heel duidelijk zijn in wat

zij wel en niet accepteren. We beginnen met de LPF. De LPF ziet vooral de Islam als een gevaar voor de

Westerse waarden. Zij zien uithuwelijken, eerwraak en vrouwenbesnijdenis als belemmerend voor een goede

integratie. (LPF 2002: 5) Zij vinden ook de discriminatie van de vrouw in fundamentalistisch islamitische

kring onaanvaardbaar. (2002: 5) Gelijkheid noemen zij een belangrijke voorwaarde die beschermd moet

worden, maar zij noemen ook de scheiding van kerk en staat (zij noemen het scheiding van moskee en staat).

(2002: 5) De LPF vindt dat onze vrijheid, ontstaan door de scheiding der machten, beschermd moet worden

tegen oprukkend fundamentalisme. (2002: 5) De LPF vindt 'het behoud van de bestaande Nederlandse

cultuur in al zijn vormen van groot belang'. (2002: 6)

De SGP noemt net als de LPF, vrouwenbesnijdenis en eerwraak als verwerpelijk en noemt daarbij ook nog

polygamie als niet passend bij de Westerse waarden. (SGP 2001: 11) De SGP schrijft in het partijprogramma:

'Als het gaat om de toekomst van de multi-etnische samenleving, ligt ons grootste punt van zorg in de

toenemende multi-religiositeit. De SGP heeft er veel verdriet van dat met de komst van allochtonen in

43

Page 49: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Nederland ook andere godsdiensten steeds vastere grond in onze samenleving krijgen, met name de islam.

De SGP is tegen introductie van elementen die strijdig zijn met die christelijke cultuur. We strijden voor de

exclusieve positie van de zondag, voor de christelijke feestdagen, voor het Wilhelmus, (...) [en] voor de

christelijke ambtseed. (SGP 2001: 11) De ChristenUnie vindt, tegenovergesteld aan de SGP, dat Nederland

een levensbeschouwelijke, neutrale natie moet zijn. (ChristenUnie 2002: 6) Er zijn echter wel grenzen aan

wat passend is en wat niet. (2002: 9) De burgerlijke vrijheden moeten worden beschermd, dit betekent

bescherming van de mensenrechten, de godsdienstvrijheid, de onderwijsvrijheid en de vrijheid van

meningsuiting. (2002: 14) Het CDA vindt dat andere levensovertuigingen en religies de Nederlandse

samenleving verrijken, mits zij zich aan de regels van de rechtsstaat houden. (CDA 2002: 23) Ook de VVD,

GroenLinks en D66 benoemen het belang van het beschermen van de vrijheid en het belang van tolerantie,

binnen de grenzen van de wet. De VVD legt er extra de nadruk op dat zij vinden dat: 'Burgerlijke vrijheden,

democratische instellingen, open markten en diegenen die daar voor staan van binnenuit en van buitenaf

worden bedreigd en belaagd door criminele organisaties en terroristische netwerken.' (VVD 2002: 4) Ook

Leefbaar Nederland voelt dreiging: 'Als deel van de westerse wereld hebben wij als Nederlanders opnieuw

onze positie te bepalen tegenover een nieuwe wereldwijde conflictsituatie. Het gaat nu om een

veelomvattende strijd tegen rechts-radicale stromingen in de islam die doelbewust gebruik maken van het

wapen van de terreur ter bestrijding van de invloed van onze moderne westerse cultuur in de wereld. Dat

noopt tot hernieuwde bewustwording van de westerse waarden, die hierbij opnieuw in het geding zijn, maar

ook tot hernieuwd kritisch zelfonderzoek.' (Leefbaar Nederland 2002: 1) Leefbaar Nederland staat ook voor

een strikte scheiding van kerk en staat en voor de strikte handhaving van de vrijheid van meningsuiting, mits

niet opgeroepen of aangezet wordt tot geweld. (2002: 3)

3.1.6 Terrorisme

De vorige subparagraaf behandelde vooral de dreiging van Islamitische radicalen die de politieke partijen in

het binnenland ervaren. Hoe schrijven de partijen over het internationale terrorisme? Het is interessant te

kijken of het terrorisme door de partijen wel of niet direct wordt gelinkt aan de Islam.

De PvdA beschrijft in het partijprogramma het volgende: 'De verschrikkelijke terreuraanslagen in de

Verenigde Staten op 11 september 2001 maakten de kwetsbaarheid van open, democratische samenlevingen

op dramatische wijze duidelijk. Deze gebeurtenis brengt ook voor Nederland twee uitdagingen met zich mee.

De eerste is de noodzaak om deel te nemen aan de strijd tegen het internationale terrorisme. (…) De tweede

is de verhoging van de weerbaarheid van de democratie in eigen land, zonder de fundamenten van de

rechtsstaat aan te tasten.' (PvdA 2002: 13) De VVD, D'66 en de ChristenUnie schrijven hetzelfde over het

internationale terrorisme, doch in andere bewoordingen. Het CDA schrijft: 'Het CDA steunt daarom ook het

door de VS ingezette beleid om internationaal, in EU- en NAVO-verband, het terrorisme te bestrijden en de

waarden gerechtigheid en solidariteit te verdedigen.' (CDA 2002: 5) Ook Leefbaar Nederland benoemd het

gevaar van het terrorisme: 'De strijd die ontketend is door de fundamentalisten en terroristen, dwingt de

politiek te reageren. Om tot een werkelijke oplossing te komen zal het openlijke debat niet ontweken maar

juist aangegaan moeten worden.' (Leefbaar Nederland 2002: 1). Alle politieke partijen onderschrijven het

44

Page 50: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

gevaar van het internationale terrorisme voor het binnenland, de VVD verwoordt het zo: 'Bestrijding van

staatsondermijnende activiteiten en terrorisme vergt zowel een interne als een grensoverschrijdende

bundeling van krachten.' (VVD 2002: 46). De LPF gebruikt de volgende bewoordingen: 'Onze duur

bevochten vrijheden zijn het waard te worden beschermd tegen oprukkend fundamentalisme.' (LPF 2002: 5)

Uit deze woorden van de LPF is niet direct een angst voor Islamitisch terrorisme af te leiden, maar de angst

voor het 'oprukken' van fundamentalisme betekent wel dergelijk dat de LPF bang is voor een al of niet

gewelddadige overname van de Nederlandse samenleving door fundamentalistische moslims. De angst voor

terrorisme wordt door alle partijen beschreven. Velen schrijven bang te zijn voor een ondermijning van de

Westerse waarden door de fundamentalisten en terroristen, de LPF is de enige partij die schrijft over hun

angst voor een echte overname van de Nederlandse samenleving door 'oprukkende' fundamentalisten.

3.1.7 Korte conclusie: Passen de islamitische nieuwkomers en hun waarden wel bij de Nederlandse/

Westerse waarden? Zien de politieke partijen de (islamitische) nieuwkomers en het terrorisme als bedreiging

voor de westerse waarden?

De LPF is de enige partij die de moeilijkheden in integratie wijt aan culturele gebreken van de nieuwkomers.

Zij zouden geen deel zijn geweest van de joods-christelijk humanistische traditie. De LPF doelt hier vooral

op Islamitische volken. De LPF en de SGP keuren eerwraak, vrouwenbesnijdenis en onderdrukking van de

vrouw ten zeerste af, en de SGP noemt daarbij ook nog polygamie als verwerpelijk. De beide partijen zien

deze gebruiken als verwerpelijke Islamitische gebruiken.

De andere politieke partijen, en daarbij ook de SGP, dragen vooral verbeteringen op sociaal economisch vlak

aan om de integratie te verbeteren. De meeste partijen geven als oplossing een integratiebeleid dat meer

gericht is op diversiteit en op het individu. Integratie in de maatschappij door middel van werkstages (PvdA,

SP) en gemengde scholen (GroenLinks) zou de samenleving kunnen verbeteren. Het valt op dat de meeste

partijen (behalve de SGP en de LPF) de moslims gewoon als mede-burgers oftewel 'insiders' van onze

samenleving zien, en hen niet als 'outsiders' bestempelen. Deze partijen vinden de Islam als religie en als

cultuur volledig bij de Nederlandse passen, met uitzondering van de radicale stromingen van de Islam, die zij

als bedreigend voor de Westerse samenleving zien. Armoede en achterstand moeten volgens deze partijen

vooral verholpen worden door betere sociaal-economische omstandigheden te creëren. De SP en de SGP

pleiten dan ook beide voor een meer evenwichtige beeldvorming van 'allochtonen', die meer gericht moet

zijn op diversiteit. Hier is dus te zien dat de nadruk wordt gelegd op de houding van de Nederlandse burgers

tegenover nieuwkomers en allochtonen. Van de kant van de moslim wordt enkel een aanpassing aan de

Nederlandse rechtsstaat verwacht, dan zullen zij gelijke rechten kunnen verwachten.

Elke partij noemt in het partijprogramma dat de burgerlijke vrijheden beschermd moeten worden. De LPF,

SGP en de ChristenUnie leggen zeer de nadruk op het behouden van de Nederlandse identiteit en willen dat

nieuwkomers verplicht de Nederlandse geschiedenis en het Christelijk erfgoed leren. Alle partijen vinden dat

men in debat moet blijven met 'andersdenkenden' om conflicten te voorkomen. In alle partijprogramma’s

wordt geschreven over de dreiging van het terrorisme, en de veranderde wereldorde. De partijen schrijven

allen dat de Westerse waarden bedreigd worden door de internationale terreur. Men ziet deze terreur als een

45

Page 51: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

gevaar voor de moderne westerse cultuur in binnenland en buitenland, en men is bereid ertegen te strijden.

Niet alle partijen noemen expliciet de Islam als een gevaar, behalve als zij schrijven over Islamitisch

terrorisme, radicalisme en fundamentalisme. Toch vinden de meeste partijen dat radicale en

fundamentalistische godsdiensten en ideeën in de Nederlandse samenleving in de gaten gehouden moeten

worden. Vooral de LPF en de SGP waarschuwen voor het volgens hen gevaarlijke Islamitisch radicalisme in

Nederland. Het lijkt erop dat er toch angst is voor radicalisme in de eigen samenleving. De internationale

context van het terrorisme beïnvloedt dus zeker de nationale sentimenten wat betreft de Islam.

Er kan een verschil gemaakt worden tussen:

1. politieke partijen die de Islamitische cultuur in zijn geheel minderwaardig vinden aan en bedreigend

vinden voor de Westerse cultuur.

2. politieke partijen die bepaalde aspecten of geloofsrichtingen van de Islamitische cultuur als een

bedreiging zien voor Westerse waarden, maar vooral de sociaal-economische achterstand van de

mensen als een bedreiging zien voor de samenhang van de samenleving.

De LPF lijkt in de eerste categorie te vallen, terwijl de SGP tussen de eerste en tweede categorie in lijkt te

vallen. Aan de ene kant vindt de SGP dat het Christendom het ware geloof is en dat de Islam bepaalde

waarden en gebruiken heeft die tegen het Christendom in gaan en dus onderdoen en bedreigend zijn voor het

Christendom. Aan de andere kant vinden zij dat ieder mens gelijkwaardig is en respecteren zij dit andere

geloof. De andere politieke partijen (CDA, PvdA, VVD, ChristenUnie, SP, GroenLinks, D66 en Leefbaar

Nederland) kunnen in de tweede categorie geschaard worden. Mits de Islamitische burgers zich aan de

wetten van de Nederlandse rechtsstaat houden is er niets aan de hand. Radicaal fundamentalisme moet echter

wel voorkomen worden, vinden zij.

3.2 Tweede Kamer Verkiezingen 2006

3.2.1 Inleiding Tweede Kamer Verkiezingen 2006

Na de val van het kabinet Balkenende II werden er op 22 november 2006 vervroegde verkiezingen

gehouden. De grote winnaar was de SP, zij stegen met een winst van 16 zetels naar een totaal van 25 zetels.

Het CDA bleef echter de grootste partij met 41 zetels. De nieuwe Partij voor de Vrijheid was zeer succesvol,

zij wonnen 9 zetels. Er was een groot verlies voor de PvdA, die 9 zetels verloor en terechtkwam op een

aantal van 32 zetels. Ook de VVD behield nog maar 22 zetels van de 28. De ChristenUnie behaalde een

winst van 3 zetels, en kwam op een totaal van zes zetels. Er werd uiteindelijk een kabinet gevormd door het

CDA, de PvdA en de ChristenUnie.4

We zullen nu aan de hand van de twee deelvragen naar de partijprogramma’s van 2006 kijken. De partijen

worden per stuk behandeld, omdat sommige partijen zeer uitgebreid over het minderheden- en

integratiebeleid hebben uitgeweid in het partijprogramma. Na de beschrijving van de argumenten per partij,

4 europa-nu.nl

46

Page 52: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

zullen de standpunten van de jaren 2002 en 2006 worden vergeleken.

3.2.2 CDA

Bij het CDA draait het om 'respect' (2006: 2) voor elkaar en 'onderlinge betrokkenheid'. (4) De kernwaarden

van de samenleving moeten geleerd worden op scholen. (4) Wat deze kernwaarden zijn maken zij niet

volledig duidelijk. Zij zeggen ook: 'We (…) zijn duidelijk in wat wel en wat niet kan. We willen kansen

bieden, maar ook grenzen stellen.' (4) Het CDA wil 'investeren in scholing en arbeidsbemiddeling om kansen

te creëren voor oudere werknemers, vrouwen, jongeren, nieuwkomers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten.'

Dit is het enige wat zij in hun verkiezingspamflet over het integratiebeleid en het minderhedendebat zeggen.

3.2.2.1 Vergelijking

Het CDA heeft een zeer kort verkiezingspamflet. CDA legt vooral de nadruk op respect. Zij willen grenzen

stellen, maar gaan er niet op in waar de grenzen liggen. Het CDA wil vooral op sociaal-economisch vlak

investeren in integratie, door middel van arbeid en scholing. Toch noemen zij ook een cultureel aspect van

integratie; de kernwaarden van de Nederlandse maatschappij moeten op scholen geleerd worden. Vergeleken

met het verkiezingsprogramma van 2002 is dit programma zeer kort. Toch lijken de punten over migranten

en integratie overeen te komen, aangezien het CDA in 2006 wederom de nadruk legt op sociaal-economische

achterstand van migranten, net als in 2002. Ook legt het CDA in het pamflet van 2006 wederom de nadruk

op de kernwaarden. In 2002 vonden zij namelijk ook dat 'nieuwkomers de samenleving verrijken, mits zij

zich aan de regels van de rechtsstaat houden.' (2002: 23)

3.2.3 PvdA

De PvdA praat zeer uitgebreid over het integratie beleid en de problemen rondom nieuwkomers. De PvdA

zegt de zorgen van mensen te kennen. Zij formuleren de angst: '(…) worden we een ieder-voor-zich-

maatschappij, waarin alleen de sterken het redden, en de rest het maar moet zien?' (1) Zij vinden dat de

tweedeling in de maatschappij is toegenomen, zij schrijven dat de kloof tussen arm en rijk en tussen

verschillende bevolkingsgroepen groter is geworden. (1) 'Van integratie is weinig terechtgekomen, terwijl de

segregatie is verergerd. Door te hameren op de ‘eigen verantwoordelijkheid’ is er een soort ieder-voor-zich-

maatschappij ontstaan, waarin mensen van elkaar vervreemden.' (35) De PvdA benoemt de problemen in de

samenleving: 'In veel buurten is de veiligheid en leefbaarheid de laatste jaren verslechterd, de inburgering

vertraagd, het onderlinge begrip tussen autochtonen en allochtonen verminderd en de integratie stagneert.'

(1) De PvdA wijst op de radicalisering in de Nederlandse maatschappij. Zij schrijven: 'We kunnen ons er niet

bij neerleggen dat jongeren met Turkse of Marokkaanse ouders, die hier geboren en getogen zijn, westerse

waarden zoals de democratie afwijzen.' (38) 'Er zijn spanningen rond de integratie van moslims.' (1)

Vervolgens schrijven zij dat integratie problemen ook te wijten zijn aan culturele verschillen: 'Integratie gaat

over meer dan het overbruggen van sociaal-economische verschillen en taalproblemen: het heeft ook een

culturele dimensie.' (38) De PvdA wil echter geen verschil maken tussen mensen, en zij schrijven dan ook:

'Overigens hoort de Islam gewoon bij onze samenleving. Burgers kunnen met meerdere samenlevingen een

binding hebben, zonder dat dit volwaardige deelname aan de Nederlandse samenleving in de weg hoeft te

47

Page 53: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

staan.' (38) De PvdA schrijft wel dat de situatie van onder andere moslim-vrouwen in de gaten gehouden

moet worden: 'Het onderdrukken en exploiteren van vrouwen, tot seksueel geweld aan toe, kan niet serieus

genoeg genomen worden. Er zijn een aantal specifieke groepen, zoals moslim- en Hindoestaanse meisjes en

– vrouwen, waar dit bijzondere aandacht moet krijgen.' (43) Zij schrijven ook: 'Voor slachtoffers van

eergerelateerd geweld moet er aandacht komen (…)' (43) En: 'Het besnijden van meisjes is een ernstig

misdrijf.' (43) 'Emancipatie- en integratieprogramma´s hebben nadrukkelijk tot doel het isolement van deze

vrouwen te doorbreken.' (43)

De oplossing die de PvdA aandraagt is: ' (...) door twee kanten van de medaille te zien, het hoofd koel te

houden, problemen aan te pakken zonder in paniek te raken of draconische oplossingen te zoeken, kunnen

we daar gezamenlijk uitkomen.' (2) De PvdA relativeert de situatie: 'Het is waar dat er spanningen zijn

omdat er binnen een paar decennia grote groepen immigranten zijn gekomen. Naast vele goedwillende

mensen zijn er ook groepen jongeren die grote ellende aanrichten door de straat onveilig te maken.' (2) De

PvdA stelt als oplossing voor: 'Tegen hen moet krachtig worden opgetreden door streng toezicht, wangedrag

niet te tolereren en streng te straffen. Maar we zullen de integratieproblemen uiteindelijk ook structureel

moeten oplossen door goedwillende mensen niet uit te sluiten. Als Nederlanders horen ze er volledig bij.' (2)

Zij schrijven ook dat: 'Een gemeenschappelijk gevoel van verbondenheid met de toekomst van Nederland is

nodig.' (35) De PvdA heeft kritiek op de manier waarop er de afgelopen jaren met de situatie is omgegaan:

'Het onnodig kwetsen van bepaalde groepen draagt daar niet toe bij, want dat overbrugt niet, maar vergroot

juist de maatschappelijke tegenstellingen. Integratie is niet gebaat bij grote woorden en gemakkelijke

oplossingen.' (35) 'Het voelt als een tijdbom, waarbij het kabinet vooral heeft uitgeblonken in harde woorden

terwijl de resultaten uitbleven.' (35)

De PvdA schrijft niet alleen dat het integratiebeleid is gefaald, maar ook dat het asielbeleid heeft gefaald de

afgelopen jaren. Zij schrijven dan ook: 'Wij staan voor een streng en rechtvaardig asielbeleid, waarbij

menselijkheid een belangrijk uitgangspunt is in de omgang met asielzoekers.' (40) Deze menselijkheid heeft

volgens hen ontbroken in het asielbeleid de afgelopen jaren.

Over de integratie van nieuwkomers schrijft de PvdA: 'Het is primair de verantwoordelijkheid van de

migrant om zich voor te bereiden op zijn komst naar Nederland, de taal te leren, zich op de samenleving te

oriënteren en snel in te burgeren.' (38) '[Tijdens de inburgering] worden normen geleerd die belangrijk zijn

voor het participeren in het openbare leven in Nederland. Ook is er aandacht voor Nederlandse

grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de gelijkheid tussen mannen

en vrouwen, homo’s en hetero’s en tussen mensen van verschillende afkomst.' (39) De PvdA benadrukt ook

het recht op geloofsafval. (39) Zij schrijven: 'Alle burgers, inclusief immigranten, mogen rekenen op

vrijwaring van discriminatie en op een respectvolle behandeling van culturele en religieuze uitingen die

vallen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat.' (39) Ook schrijven zij: 'Wie zich bij zijn of haar

emancipatie belemmerd weet door de druk van familie, traditie of religie verdient onvoorwaardelijke steun.'

(39)

De PvdA schrijft over terrorisme: 'Ongeveer 1 op de 16 inwoners van Nederland is moslim. Het is voor hen

48

Page 54: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

verschrikkelijk dat veel terroristen zich tegenwoordig beroepen op de islam. Alsof we vergeten dat de laffe

aanslagen in onder meer Casablanca en Amman niet bovenal moslim-slachtoffers hebben geëist.' (44) Ze

schrijven: ' (…) we beseffen dat de dreiging allerminst voorbij is.' (41) En dat het terroristische geweld

'akelig dichtbij' (41) kwam met de moord van Theo van Gogh. Er zijn verschillende redenen voor het

terrorisme meent de PvdA: 'Sommigen menen dat terroristische middelen toegestaan zijn in de strijd die

wordt gevoerd in instabiele regio’s (…) ', 'Anderen laten zich inspireren door terroristische ideologieën,

dikwijls uit onvrede met de zelf ervaren leefsituatie.' (44)

De PvdA schrijft over terrorisme in Nederland: 'Het bestrijden van radicalisering is een van de manieren

om de Nederlandse samenleving te beschermen tegen terrorisme. Radicalisering onder met name

islamitische jongeren moet worden bestreden door deze jongeren weerbaar te maken tegen radicale

invloeden. Gebrekkige integratie is geen oorzaak van terrorisme, maar snellere integratie en het voorkomen

van uitsluiting is wel onderdeel van de oplossing.' (44) Daarom moeten volgens de PvdA: 'Niet-Nederlandse

radicale predikers en imams die aanzetten tot misdaad of die terroristische daden goedkeuren, (...) het land

worden uitgezet.' (44)

3.2.3.1 Vergelijking

In dit verkiezingsprogramma van de PvdA zijn een aantal opvallende verschillen te zien met het programma

van 2002. Ten eerste is er de kritiek op het ontstane beleid van de afgelopen jaren. Een beleid van grote

woorden en gemakkelijke oplossingen, waardoor een 'ieder-voor-zich maatschappij' is ontstaan. De PvdA

beschuldigt het kabinet ervan harde woorden te hebben gebruikt, met het resultaat dat mensen onnodig zijn

gekwetst en de maatschappelijke tegenstellingen juist zijn versterkt. Er is een grote segregatie aan het

ontstaan, tussen arm en rijk en tussen verschillende bevolkingsgroepen. De PvdA erkent dus dat er een

sociaal-economisch probleem is. Dit wordt volgens de PvdA onder andere veroorzaakt door het harde beleid

van de overheid. Deze kritiek had de PvdA in het partij programma van 2002 niet.

Er is nog een ander opvallend verschil met 2002: het schrijven over moslims. In het partijprogramma van

2002 worden moslims helemaal niet genoemd, noch wordt er over de Islam gesproken, behalve als het kort

gaat over het Islamitisch radicalisme en terrorisme. In het programma van 2006 wordt toegegeven dat er

spanningen rond de integratie van moslims zijn. De PvdA is hierin vrij specifiek. Er wordt geschreven: 'We

kunnen ons er niet bij neerleggen dat jongeren met Turkse of Marokkaanse ouders, die hier geboren en

getogen zijn, westerse waarden zoals de democratie afwijzen.' (38) Maar de PvdA probeert duidelijk

stigmatisering te voorkomen. Zij benadrukken dat 'goedwillende mensen' niet de dupe mogen worden van

het integratiebeleid. Ook zeggen zij dat de Islam zeker wel bij de samenleving hoort, en dat burgers met

meerdere samenlevingen een binding mogen hebben. Ook schrijven zij dat het verschrikkelijk is voor

moslims dat extremisten in naam van de Islam hun misdaden begaan.

Er zijn ook standpunten die én in het partijprogramma van 2002 én in die van 2006 als belangrijk worden

gezien door de PvdA: de culturele dimensie van de problemen rond integratie. In 2002 schreven zij dat:

'bepaalde culturele waarden van buitenaf moeilijk passen of helemaal niet passen bij de Nederlandse.' (PvdA

2002: 14) En in 2006 schrijven zij nog steeds: 'Integratie gaat over meer dan het overbruggen van sociaal-

49

Page 55: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

economische verschillen en taalproblemen: het heeft ook een culturele dimensie.' (2006: 38) Welke culturele

dimensie dit is, daar blijven zij onduidelijk over. Een andere overeenkomst is dat de onderdrukking van de

moslim vrouw en de bestrijding van terrorisme en radicalisme punten zijn in de beide partijprogramma’s. In

2006 wordt er echter dieper op in gegaan, vooral als het Islamitisch radicalisme wordt besproken. Er worden

strengere maatregelen beschreven dan in 2002. Een voorbeeld uit het partijprogramma van 2006 is dat als

een niet-Nederlandse imam radicalisme verspreidt, hij het land uitgezet moet worden. Dit weerspiegelt toch

wel een grote verandering met het partijprogramma van 2002. De PvdA zou wel eens beïnvloedt kunnen zijn

door Wilders en Fortuyn, die er ook strenge punten wat betreft radicalisme op nahielden.

3.2.4 SP

De SP richt zich ook tegen de ‘ieder-voor-zich’ samenleving, zij denken dat Nederlanders het liefst in een

samenleving leven die mensen bindt. 'Daaraan geven we verre de voorkeur, boven een

prestatiemaatschappij met meer vrije markt en meer tweedeling.' (3) Er is volgens de SP een etnische

onderklasse aan het ontstaan, die voor een groot deel bestaat uit migranten. (62) Een deel van de migranten

klimt omhoog op de sociale ladder, maar de rest kampt met vele problemen. (62) De SP schrijft: 'Een

aanzienlijk deel van de migranten blijft (…) hangen in achterstand. Er zijn (...) tekenen dat een deel van deze

burgers achterop blijft en in een isolement terechtkomt.' (62) Er is volgens de SP onder andere sprake van:

'(...) schooluitval, werkloosheid, segregatie (...).' De SP schrijft dat er ook angst is voor 'Amerikaanse

gettovorming'. (62) Niet alleen sociaal-economische factoren zijn een reden voor deze achterstand, maar:

'Ook culturele en religieuze verschillen maken het mensen van buiten lang niet altijd eenvoudig om een

plekje in onze samenleving te verwerven.' (61) Welke culturele en religieuze verschillen dit precies zijn, daar

wijden zij niet verder over uit.

De SP vindt ook dat er angst is in de maatschappij 'voor meer criminaliteit en etnische spanningen' (3). Zij

schrijft: 'Op verzoek van de SP is een parlementair onderzoek gehouden naar het integratiebeleid van de

afgelopen 30 jaar. Dat heeft aan het licht gebracht welke grote fouten er zijn gemaakt.' (62) 'Het beleid van

opeenvolgende regeringen heeft de samenleving eerder verbrokkeld dan bijeengebracht en de bereidheid tot

samenleven ondermijnd.' (61) 'Vrijblijvendheid en wegkijken moeten plaatsmaken voor betrokkenheid en

bereidheid om van gemaakte fouten te leren.' (62) De SP vindt dat integratie een proces is waarbij de migrant

zich moet inzetten, maar ook de samenleving: 'Migranten moeten meer dan voorheen de kansen gebruiken

om, waar nodig, beter Nederlands te leren en zich meer bij te scholen. Alle vormen van discriminatie en

achterstelling moeten hard worden aangepakt.' (62)

De SP noemt een aantal kernwaarden die moeten worden beschermd: '(…) menselijke waardigheid, de

gelijkwaardigheid van mensen en de solidariteit tussen mensen (...).' De SP schrijft vervolgens: 'Alles wat

die kernwaarden bevordert steunen we, alles wat ertegen ingaat, bestrijden we.' (4) Het aanleren van

democratische vaardigheden is van groot belang. 'Zo kunnen we tegengas geven aan ongefundeerd

wantrouwen in democratische instituties, gebrek aan respect voor andersdenkenden en de opkomst van

antidemocratische stromingen, die de democratische rechtsstaat afwijzen.' (9) We moeten: '(…) elkaars

50

Page 56: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

belangen en opvattingen respecteren, conflicten oplossen door dialoog en onderhandelen, en

verantwoordelijkheid tonen voor elkaar.' (9) Gelijkwaardigheid (61) en verdraagzaamheid (63) zijn

belangrijke waarden volgens de SP en daarom moeten discriminatie en racisme aangepakt worden. (63) Er

moet in de samenleving meer aandacht besteed worden aan de Nederlandse geschiedenis. (51) Dat is volgens

de SP omdat: 'Als we niet weten waar we vandaan komen, wordt het moeilijk om te kiezen waar we naartoe

willen en welke waarden we willen blijven delen.' (51)

Over het ontstaan van radicalisme tegen de democratische rechtsstaat schrijft de SP: 'Het aanpakken van

mogelijke voedingsbodems van redeloos radicalisme is nodig, zoals vervreemding, achterstelling, uitsluiting,

isolement en indoctrinatie.' (27) De SP noemt dus vooral sociaal-economische redenen voor het ontstaan van

radicalisme, met uitzondering van de indoctrinatie die zij aan willen pakken, dat is een cultureel aspect. Zij

schrijven: 'Weinig mensen zijn betrokken bij terroristische activiteiten, maar zij maken wel veel mensen

bang. (…) Personen die van terrorisme worden verdacht, moeten zonder mankeren voor

de rechter worden gebracht.' (27) 'Terrorisme moet hard worden bestreden, onder meer door betere

internationale samenwerking van inlichtingendiensten, het opsporen en bevriezen van financieringsbronnen

van terroristische organisaties en vooral het verminderen van de voedingsbodem van terrorisme. Daartoe

behoort het bestrijden van mensonterende armoede, analfabetisme, kinderarbeid en onderdrukking en

geweld door bendes, krijgsheren en overheden. En het bieden van perspectief en hoop.' (69)

3.2.4.1 Vergelijking

De SP uit in het partijprogramma van 2006 kritiek op het minderhedenbeleid en integratiebeleid van het

kabinet, dat voor een 'ieder-voor-zich'-maatschappij zou zorgen. Deze kritiek ontbrak in het partijprogramma

van 2002. De SP vindt de vrijblijvendheid en het wegkijken van de regering een deel van de oorzaak van de

'verbrokkeling' (61) van de samenleving. Hier is een verrassend verschil met de PvdA te zien. De PvdA had

juist kritiek op het harde overheidsoptreden.

Een ander verschil met het partijprogramma van 2006 is dat de SP schrijft dat er ook culturele en religieuze

verschillen zijn die zorgen voor moeilijkheden met integratie. In 2002 schrijven zij voornamelijk over

sociaal-economische problemen en oplossingen. De SP is in tegenstelling tot 2002 een stuk strenger

geworden. Zij vinden dat er tegengas gegeven moet worden aan andersdenkenden die de democratische

rechtsstaat afwijzen. De kernbegrippen solidariteit, gelijkheid en waardigheid moeten gerespecteerd worden

en democratische vaardigheden moeten aangeleerd worden, aan nieuwkomers en op scholen. De SP

benadrukt dat het radicalisme en terrorisme streng aangepakt moeten worden, waarbij personen die verdacht

worden van terrorisme, 'zonder mankeren' voor de rechter moeten worden gebracht. De SP ambieert dus een

strenge aanpak. Het lijkt of zij in het programma van 2006 een vriendelijk 'welkom' beleid tegenover

nieuwkomers hebben ingeruild voor een strenger beleid, waarin culturele tegenstellingen in de gaten worden

gehouden.

3.2.5 VVD

De VVD prefereert 'een samenleving die kansen biedt aan iedereen, zonder onderscheid. (1) (…) Daarom

51

Page 57: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

moet Artikel 1 voorrang krijgen op onze andere grondrechten.' (1) Gelijkwaardigheid is voor de VVD een

zeer belangrijke waarde. (4) De VVD schrijft over het asielbeleid: 'We moeten dus slim omgaan met

immigratie. Slim door ons te richten op geschoolde mensen. (...) Steeds moeten we heldere keuzes maken,

door strenge eisen te stellen. Maar wie eenmaal binnen is, moet zich welkom weten.' (2) De VVD schrijft:

'Zonder inburgering grijpen mensen naast alle kansen die hier zijn. Dat kan leiden tot armoede, achterstand

en isolement. Daarom vraagt het nieuwe inburgeringsstelsel aan nieuwkomers en oudkomers om Nederlands

te leren en zich onze samenlevingsregels eigen te maken.' (4) De VVD zegt over terrorisme dat het bestreden

moet worden om de veiligheid te garanderen in binnen- en buitenland. (3)

3.2.5.1 Vergelijking

De VVD heeft in 2006 een zeer kort verkiezingsprogramma, waarin zij niet echt uitweiden over de

minderheden problematiek. De VVD ziet 'gelijkwaardigheid' als belangrijkste waarde in de samenleving.

Ook wijst zij op het belang van inburgeren, om zo de regels van de samenleving te leren kennen en meer

kansen te creëren op sociaal-economisch vlak. Een eventuele achterstand van minderheden wijt de VVD aan

een gebrek aan integratie. De VVD wil vooral 'geschoolde mensen' laten immigreren naar Nederland. Zij zijn

dus voor een selectiever immigratie beleid.

De overeenkomst tussen het partijprogramma van 2002 en die van 2006 is dat de VVD nog steeds de nadruk

legt op inburgering en de plicht tot 'behoorlijk burgerschap' (2002: 8,9). Ook wordt er in beide

partijprogramma’s niet over moslims of de Islam geschreven, ook niet als het om terrorisme gaat. Het

asielbeleid van de VVD is ook niet veel veranderd.

Een verschil tussen de beide programma's is dat de VVD in 2002 schreef over de bedreiging van burgerlijke

vrijheden en democratische instellingen door terroristen, maar in het partijprogramma van 2006 er niet veel

over terrorisme wordt uitgeweid.

Hieronder zal het partijprogramma van de PVV uit 2006 samengevat worden. Er volgt echter geen analyse,

aangezien er geen vergelijking mogelijk is met vorige jaren. In 2006 deed de PVV voor het eerst mee in de

Tweede Kamerverkiezingen.

3.2.6 PVV

De PVV vindt het aantal vreemdelingen dat jaarlijks naar ons land komt nog steeds excessief hoog. (1) Ze

vinden de demografische ontwikkelingen 'ronduit zorgelijk', aangezien de meerderheid van de jongeren uit

de grote steden van niet-westerse afkomst is. (1) Volgens de PVV moet er een immigratiestop voor niet-

westerse allochtonen (onder andere Marokkanen en Turken) komen van vijf jaar. (4) Onze cultuur komt door

de komst van niet-westerse allochtonen in het gedrang en daarom wil de PVV een nieuw Artikel 1 van de

Grondwet, namelijk: 'de christelijk/joods/humanistische cultuur moet in Nederland dominant blijven.' (1) De

PVV schrijft: 'Een land dat trots is op zijn eigen identiteit, die identiteit ook durft te benoemen en voor het

behoud daarvan durft op te komen, ook binnen het steeds verder uitdijende Europa.' (1) De PVV ziet gevaar

voor terrorisme in Nederland. Zij schrijven: '[Nederland is] een land dat crimineel gedrag op straat en

islamitisch terrorisme keihard aanpakt en bestraft.' (1) De PVV is duidelijk anti-Islamitisch. De PVV wil

52

Page 58: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

een 'Moratorium van 5 jaar op bouw nieuwe moskeeën en islamitische scholen.' (3) en het 'Sluiten van

radicale moskeeën' (4) , 'uitzetten van radicale imams' (4), een 'burqaverbod' (4) en een 'Verbod op

hoofddoekjes in publieke functies' (4). Het hebben van een dubbele nationaliteit wil de PVV ook verbieden.

(3) De PVV geeft: 'Steun voor strijd tegen internationaal terrorisme zoals Al-Qaida, Hezbollah en Hamas.'

(6)

3.2.7 GroenLinks:

GroenLinks schrijft dat botsende culturen en religies een bron van spanningen en conflict zijn in de wereld.

(4) Maar in Nederland vindt ook een 'radicalisering van islamitische jongeren plaats' via internet en

internationale netwerken. (4) Ook vindt GroenLinks dat: 'Teveel vrouwen worden gekleineerd en

mishandeld.' (6) Over Islamitische vrouwen schrijft GroenLinks dat zij zich beter moeten emanciperen. (6)

Ook pleit GroenLinks voor: 'een aanpak van eerwraak, vrouwen besnijdenis en gedwongen huwelijken.' (29)

GroenLinks schrijft over de veranderde sfeer in de samenleving: 'Migranten worden vooral aangesproken op

criminaliteit, terrorisme of hun 'achterlijke' cultuur.' (6) Er is volgens hen sprake van een 'toenemend kil

klimaat'. (6) Er heerst een onverdraagzaamheid. (6)

GroenLinks geeft wel toe dat radicalisme in Nederland bestaat. GroenLinks schrijft: 'Ook in Nederland kan

radicalisering van moslims leiden tot extremistisch geweld. (…) Foute imams kunnen radicalisering

aanwakkeren. (…) Mensen die zich miskend of buitengesloten voelen, kunnen vatbaar zijn voor wervende

retoriek en radicalisering. We investeren daarom in jongeren, onderwijs, banenplannen en de bestrijding van

discriminatie.' (15, 16) GroenLinks schrijft: 'Moslimterroristen zijn een groot gevaar, niet alleen voor het

Westen. Vooral in islamitische landen maken zij veel slachtoffers. Bij de bestrijding van terrorisme moeten

we wel zuinig zijn op de rechtsstaat.' (5)

Met alle verschillen staat er voor GroenLinks één grens niet ter discussie: iedereen heeft zich aan de wet te

houden. Bovendien wordt iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld. (6) 'In een vrijzinnig land staan

grondrechten als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst hoog in het vaandel.' (6)

GroenLinks schrijft: 'Niemand hoeft zich geheel aan te passen aan dé Nederlandse cultuur, al is het maar

omdat die niet bestaat. Het is terecht dat het oude motto 'integratie met behoud van eigen identiteit' aan de

kant is gezet. Dat ging teveel uit van starre, onveranderlijke culturen waarin individuen ondergeschikt zijn

aan de groep. Ons gaat het om emancipatie van het individu.' (6)

Over de oplossing voor de achterstand van minderheden schrijven zij: 'Achterstand vermindert als mensen

meedoen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.' (6) Het huidige 'kille klimaat' heerst volgens GroenLinks

onder veel autochtone Nederlanders: 'Sommigen verheerlijken nu de spruitjeslucht uit de jaren vijftig. Zij

denken dat je de Nederlandse samenleving kunt omvormen tot een kleinburgerlijke cultuur met onderdanige

mensen. Ze denken dat je geweld en criminaliteit kunt uitbannen als je maar hard genoeg straft.' (15) Dit

helpt niet, vindt GroenLinks: '(...) mogelijke terroristen pak je niet met het strafbaar maken van

verheerlijking van geweld of het invoeren van straatverboden en symbolische meldingsplichten.' (15) Groen

Links wil: '(…) nuchter omgaan met migratie in Nederland. Het maakt verschil of iemand op de vlucht is, bij

zijn of haar gezin wil zijn of werk zoekt.' (5) Ook wil GroenLinks het integratiebeleid wat versoepelen: 'De

53

Page 59: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

verplichte inburgering in het buitenland wordt afgeschaft en de leges verlaagd.' (21)

3.2.7.1 Vergelijking

Volgens GroenLinks is er sprake van een toenemend kil klimaat. GroenLinks heeft hiermee kritiek op de

heersende moraal in de samenleving en op de harde straffen, die sommige partijen willen instellen om een

'kleinburgerlijke cultuur' met 'onderdanige mensen' te creëren. In het partijprogramma van 2002 had

GroenLinks geen kritiek op het klimaat, en sprake zij zelfs nog positief over het integratiebeleid. Dit lijkt een

kritiek te zijn op partijen als de VVD, SP en de PVV die hardere strafmaatregelen en meer politie controle

willen invoeren, om criminelen, maar ook straat-criminelen en radicalen aan te pakken. Er vindt inderdaad

radicalisering onder Islamitische jongeren plaats, die volgens GroenLinks veroorzaakt wordt door het

ontbreken van de juiste sociaal-economische factoren om in te burgeren en de slechte invloed van het

radicalisme van bijvoorbeeld imams. Daarom moet volgens GroenLinks discriminatie bestreden worden en

moet er in banen en onderwijs geïnvesteerd worden.

GroenLinks benoemt het probleem dat migranten steeds vaker worden aangesproken worden over

criminaliteit, terrorisme of hun 'achterlijke cultuur'. En dat dit voor een stigmatiserend klimaat zorgt, waarin

niet iedereen als gelijk wordt gezien. Gelijkheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van onderwijs zijn

voor GroenLinks echter belangrijke waarden. GroenLinks vindt dat dé Nederlandse cultuur niet bestaat, en

dat iedereen welkom is in Nederland, mits zij zich aan de rechtsstaat aanpassen. GroenLinks lijkt hier kritiek

te uiten op partijen die de Nederlandse cultuur beter vinden dan de cultuur van minderheden. GroenLinks

geeft hier dus een reactie op partijen als de PVV en politici als Hirsi Ali, Fortuyn en Wilders. In 2002 had

GroenLInks nog geen kritiek.

Nog een verschil met het partijprogramma van 2002 is dat GroenLinks zich nu vooral wil richten op de

emancipatie van het individu en dat het stimuleren van zelforganisatie van minderheden, wat zij in 2002 nog

propageerden, nu niet meer wordt geambieerd. Volgens GroenLinks mogen de strenge eisen wat betreft de

inburgeringscursus wel iets versoepeld worden. De emancipatie van Islamitische vrouwen moet beter, en

eerwraak, vrouwenbesnijdenis en gedwongen huwelijken moeten bestreden worden. Dit vond GroenLinks

ook in 2002 al nodig.

Het is te zien dat in het partij-programma van 2006 wel specifiek over moslims en Islamitisch radicalisme

wordt geschreven, in vergelijking tot 2002, waar dit niet gebeurde.

3.2.8 ChristenUnie:

De ChristenUnie schrijft: 'De aanwezigheid van meer dan 900.000 moslims in Nederland en een wereldwijd

debat over toenemend religieus extremisme en ‘botsende beschavingen’, plaatsen de Islam voor

uitdagingen.' (37) Wat wil ChristenUnie hieraan doen? Zij schrijven: 'De ChristenUnie wil niets liever dan

vreedzaam samenleven en waar nodig bruggenbouwer zijn.' (37) Hierbij vinden zij godsdienstvrijheid een

groot goed. 'Deze vrijheid is niet onbeperkt. Iedereen in Nederland heeft zich gewoon aan de wet te houden:

geweld, belediging, discriminatie en antisemitisme, haat zaaien en godslastering zijn en blijven strafbaar.'

(33) Sancties op geloofsafval vindt de ChristenUnie verboden. (37) Ook de vrijheid van onderwijs is voor de

54

Page 60: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

ChristenUnie erg belangrijk. De ChristenUnie is verheugd over de groeiende belangstelling voor universele

waarden, die bekend zijn uit de Bijbel. (7) Het respecteren van anderen, en het kennen van plichten en

verantwoordelijkheden jegens elkaar en de samenleving zijn belangrijke waarden. (7) De ChristenUnie vindt

dat er een debat moet komen over welke elementen kunnen dienen voor een gezamenlijk gedeelde publieke

moraal. (33) Zij schrijven: 'De ChristenUnie staat voor een gemeenschap die zich vanuit haar christelijke

traditie openstelt voor migranten en vreemdelingen. (…) De rechtsstaat en de democratie als principes voor

de inrichting van de Nederlandse samenleving staan daarbij voorop'. (36)

De ChristenUnie schrijft over integreren: 'Integratie in onze samenleving staat het behoud van de eigen

culturele identiteit niet in de weg. Het is wel van groot belang dat in het onderwijs en in

inburgeringstrajecten voldoende aandacht is voor het Nederlandse gemeenschappelijk cultureel, religieus en

historisch erfgoed.' (37) Zij schrijven dat we vooral 'samen met islamitische maatschappelijke organisaties,

moslimleiders en individuele moslims moeten werken aan een duurzame integratie van moslims in de

Westerse samenleving.' (37) Zij vinden dan ook dat de dubbele nationaliteit afgeschaft moet worden, want

dat zit de integratie in de weg. (37) Zij schrijven vervolgens: 'Moslimjongeren die zich deel voelen van onze

maatschappij en zich voluit opgenomen weten in onze samenleving zullen meer weerbaar zijn tegen

radicalisering en rekrutering voor de jihad.' (37) Want: 'Islamitisch geïnspireerd terrorisme moet keihard

worden bestreden,' (37) En: 'Toetreding tot de gewapende strijd die zich richt tegen de Nederlandse

samenleving als zodanig (jihad) betekent verlies van het Nederlanderschap en uitzetting.' (34) 'Als echter

blijkt dat imams tot (jihadistisch) geweld of antisemitisme oproepen of dit rechtvaardigen, is er reden om

strafrechtelijk in te grijpen.' (38)

De ChristenUnie zegt over terrorisme: 'Terrorisme is een groot gevaar voor een duurzame vredesregeling en

moet door internationale afspraken, intensieve grenscontroles en bestrijding van de wapenhandel worden

tegengegaan.' (47)

De ChristenUnie heeft kritiek op het beleid van de afgelopen jaren. Het vreemdelingenbeleid en

integratiebeleid waren vaak ‘streng en rechtvaardig’, maar in de toepassing ging te vaak de menselijkheid

verloren. (6 ) Maar de ChristenUnie erkent wel: 'Nederland kan niet onbeperkt mensen opnemen die vooral

uit economische motieven een verblijfsvergunning willen hebben.' (38)

3.2.8.1 Vergelijking

De ChristenUnie vindt de vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs een groot goed. Bij het

integreren staat het behoud van de eigen identiteit niet in de weg, mits men zich houdt aan de regels van de

rechtsstaat. Geweld, belediging, discriminatie en antisemitisme, haat zaaien en godslastering zijn en blijven

strafbaar volgens de ChristenUnie. De ChristenUnie schrijft specifiek iets over de Islam. Zij benadrukken dat

de Islam voor uitdagingen staat, vanwege extremisme, de zogenaamde 'botsende beschavingen' en daarbij de

aanwezigheid van moslims in Nederland. De ChristenUnie vindt dat integratie van moslims in

samenwerking met Islamitische organisaties moet gebeuren, om een duurzame integratie in de Westerse

samenleving te bewerkstelligen. De ChristenUnie noemt hier niet een aanpassing aan de Nederlandse

samenleving, maar aan de Westerse samenleving. Moslims zouden deze 'Westerse' waarden dus volgens de

55

Page 61: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

ChristenUnie nog niet bezitten. Er zou meer aandacht moeten komen voor het Nederlands erfgoed, dit

schreef de ChristenUnie ook in het partijprogramma van 2002. Als zij geïntegreerd zijn, worden moslim

jongeren meer weerbaar tegen de rekrutering voor de jihad en extremistisch geweld. De ChristenUnie ziet

hier dus een gevaar in en schrijft dat mensen die toetreden tot de gewapende strijd tegen de Nederlandse

samenleving, het land uitgezet moeten worden. ChristenUnie denkt dus dat deze strijd bestaat, en denkt dat

het gevaarlijk is. In het verkiezingsprogramma van 2002 wordt niet geschreven over de jihad, waarin een

groep radicale moslims tegen de Nederlandse samenleving zou strijden. In het programma van 2002 schenkt

de ChristenUnie hier veel meer aandacht aan. De ChristenUnie legt dus een grote nadruk op de culturele en

religieuze factoren die invloed hebben op de problemen rond de integratie van moslims.

De ChristenUnie pleit ook voor een strenge aanpak van deze radicalen, maar zij willen wel dat de

menselijkheid bewaard blijft in het integratie- en vreemdelingenbeleid. Uit deze woorden blijkt dat zij kritiek

hebben op het beleid van de afgelopen jaren. Deze kritiek was in het programma van 2002 nog niet te zien.

De ChristenUnie schrijft ook dat zij verheugd zijn dat er meer aandacht wordt besteed aan universele

waarden, die volgens hen de basis hebben in de Bijbel.

3.2.9 D66

Het is misgegaan de afgelopen jaren. De regeltjescultuur zou onze vrijheden aantasten volgens de D66. Er

zijn nieuwe regenten. 'Mensen die de huidige verwarring aangrijpen om voor elkaar te krijgen wat ze al

jaren willen: meer controle en meer toezicht. Die met regeltjes komen die zijn gebaseerd op wantrouwen in

plaats van vertrouwen. Regeltjes die onze burgerlijke vrijheden onder druk zetten en onze privacy schenden.

Regeltjes die ontplooiing van talent, ondernemerschap en leven naar eigen goeddunken in de weg staan. Die

schijnveiligheid creëren terwijl ze onze vrijheden aantasten. Die grenzen willen sluiten, terwijl wij de

globalisering als een uitdaging verwelkomen.' (7) D66 denkt dat dit niet goed is voor de samenleving: 'Op

angst en onzekerheid gestoelde wetgeving en handhaving kan leiden tot een rechtsorde waarin de

fundamentele vrijheden en rechten die we juist willen verdedigen onevenredig worden aangetast.' (81) 'In het

integratiedebat wordt gehamerd op de Nederlandse gebruiken en tradities, zonder besef dat deze al

eeuwenlang beïnvloed worden door ontmoetingen met andere culturen. Het krampachtig vasthouden aan

zogenaamde ‘gezamenlijke’ Nederlandse gebruiken heeft impliciet tot gevolg dat grote groepen van de

Nederlandse bevolking worden uitgesloten.' (85) D66 wil af van het ‘onder dwang’ integreren en inburgeren.

'Een open samenleving in een globaliserende wereld biedt ruimte voor verschil. Het beleid moet rekening

houden met grote onderlinge verschillen tussen en binnen de diverse etnische groepen, met name ook tussen

de eerste en de tweede generatie.' (86) Over het asielbeleid schrijven zij: 'Een streng asielbeleid kan volgens

D66 ook humaan worden uitgevoerd.' (82)

'Ondertussen bedreigen mensen met fundamentalistische wereldbeelden, vaak religieus vermomd, onze

vrijheid. Hun ergste vijand is onze open samenleving. Hun grootste succes zou zijn dat wij uit angst onze

vrijheden beperken en onze overtuigingen opgeven. Dat kan en mag nooit zo zijn.' (8) De D66 ziet als onze

waarden: 'De fundamentele waarden van onze samenleving zijn vrijheid voor en gelijkwaardigheid van ieder

mens, ongeacht opvattingen, geloof, seksuele geaardheid, gerichtheid of herkomst. Lichamelijke integriteit,

geweldloze oplossing van belangenconflicten en een respectvol gehanteerde vrijheid van meningsvorming en

56

Page 62: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

–uiting, inclusief respect voor onze democratische rechtsstaat, zijn voor ons centrale waarden. Die waarden

zijn universeel en zonder meer bovengeschikt. Wij beschermen de grondrechten van onszelf en anderen.' (15)

D66 schrijft dat mensen niet gelijk zijn, maar wel gelijkwaardig. (9) Genitale verminking, eerwraak en

gedwongen huwelijken zijn echter niet acceptabele schendingen van de mensenrechten. (84)

'Maatschappelijke aandacht voor de vrouw blijft nodig, in het bijzonder voor de positie van oudere en

migrantenvrouwen.' (90)

Over terrorisme zegt D66: 'Terroristen hebben een plek nodig om zich voor te bereiden op grootscheepse

aanslagen. Ideaal hiervoor zijn staten waar wetteloosheid en corruptie heersen; de ‘falende staten’. D66 is

voor het aangaan van contacten met falende staten en fragiele democratieën.' (88) 'De bestrijding van

terrorisme vraagt een krachtig en effectief overheidsoptreden. We voeren echter geen ‘oorlog’ tegen

terrorisme en de suggestie dat dit wel zo is zet de deur gevaarlijk op een kier naar ‘alles is geoorloofd in

deze strijd’. (89)

3.2.9.1 Vergelijking

D66 heeft in het partijprogramma van 2006 grote kritiek op het beleid van de afgelopen jaren. Deze kritiek

komt niet voor in het partijprogramma van 2002. Zij vinden dat er een 'regeltjescultuur' is ontstaan, met meer

controle en meer toezicht dan nodig is. Dit klimaat is ontstaan uit wantrouwen. Volgens D66 wordt de

vrijheid hierdoor bedreigd. Het willen sluiten van de grenzen en het hameren op de Nederlandse gebruiken

en tradities is niet goed voor het wederzijds vertrouwen. Er hoeft niet onder dwang worden ingeburgerd.

Doordat de politiek de afgelopen jaren zo de nadruk heeft gelegd op deze zaken, worden grote groepen

Nederlanders uitgesloten. Ook benadrukt D66 dat de Nederlandse cultuur al eeuwenlang beïnvloedt wordt

door andere culturen. Er zijn volgens D66 grote verschillen tussen de verschillende etnische groepen, die niet

gemakkelijk gegeneraliseerd mogen worden. D66 waarschuwt dat de stigmatisering van deze groepen niet

goed is voor de samenleving. Het lijkt erop of D66 reageert op populistische politici als Wilders en Fortuyn,

die meer regels willen en een strenger vreemdelingen- en integratiebeleid.

Net als in het partijprogramma van 2002 wordt de nadruk gelegd op vrijheid en gelijkwaardigheid. D66 vindt

deze waarden bovengeschikt en universeel geldend. Een andere overeenkomst met het partijprogramma van

2002 is dat er niets over moslims, radicale moslims of de Islam wordt geschreven. Dit heeft misschien te

maken met het feit dat D66 de nadruk op diversiteit wil leggen en een stigmatisering van één bepaalde

bevolkingsgroep wil voorkomen.

De Partij Voor de Dieren was in 2006 een nieuwkomer in de Tweede Kamer. Het is daarom niet mogelijk een

vergelijking te maken met 2002, toen deze partij nog niet in de Tweede Kamer aanwezig was.

3.2.10 PvdD

De PvdD vindt dat mensen de vrijheid hebben om te leven volgens hun eigen culturele gewoonten voor

zover deze niet strijdig zijn met de wet en de vrijheden van anderen. (42) De PvdD schrijft: 'Eerwraak en

vrouwenbesnijdenis dienen actief bestreden te worden.' (39) Ook schrijven zij dat mensen niet alleen rechten

57

Page 63: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

hebben, maar ook plichten jegens elkaar en de samenleving. (42) Nieuwkomers moeten de taal en

noodzakelijke vaardigheden eigen maken. De overheid moet hierop toezien. (42) Over immigratie schrijft de

PvdD: 'De oorzaken van massale immigratie moeten aangepakt worden. Een belangrijke oorzaak van

immigratie is armoede elders.' (42)

3.2.11 SGP

De SGP constateert dat de groeiende aanhang van de islam in Nederland in de achterliggende jaren voor veel

spanningen heeft gezorgd en dat het er niet naar uit ziet dat dit op korte termijn beter zal worden. Zij

schrijven dat veel allochtonen, ondanks alle inspanningen om dat te veranderen, tot op de dag van vandaag

kampen met beduidende achterstanden. (27) 'Wat het beeld van de islam momenteel het meest bepaalt, zijn

radicalisering, haat, intolerantie en geweld tegen andersdenkenden. Zaken die botsen met de waarden die in

Nederland gekoesterd worden, ja wat meer is: die haaks staan op basiswaarden van het christendom.' (27)

Over de radicalen zegt de SGP: 'Nogal wat problemen concentreren zich juist bij de radicalen onder hen,

met name onder jongeren. In plaats van zich aan te passen, blijken zij zich af te zetten tegen Nederland (…)'

(29) Een oorzaak van het radicalisme zijn 'sociale achterstanden' (27), maar ook een 'opkomende, radicale en

compromisloze islam.' (29) De SGP gaat voor een strenge aanpak van radicalen: 'En wie anderen intimideert

of zelfs terroriseert, moet gewoon worden opgepakt. Dat is een kwestie van recht en orde!' (34)

De SGP schrijft ook: 'De plaag van het opkomend (islamitisch) terrorisme is in de wereld van vandaag één

van de grootste gevaren.' (34) De SGP wijst op de 'wereldwijde opkomst van de islam', die overal in de

wereld tot spanningen leidt, het Midden-Oosten voorop. (27) Nederland steunt alle internationale of andere

acties die erop gericht zijn om daadwerkelijk op te treden tegen ‘schurken’ die het gemunt hebben op

christendom, vrijheid en de rechtstaat.' (57) SGP wil streng optreden tegen radicalen. 'Wie in woord en/of

daad er blijk van geeft een gevaar te zijn voor onze samenleving moet het Nederlanderschap (kunnen)

worden ontnomen.' (29) 'Gebeuren er op islamitische scholen of in moskeeën dingen die niet door de beugel

kunnen (zoals het zaaien van haat of het verheerlijken van geweld), dan moeten die scholen en moskeeën

gesloten worden.' (29)

De SGP schrijft: 'Mede om gettovorming en een gevaarlijk isolement te voorkomen, is (de opbouw van) een

‘islamitische zuil’ hoogst onwenselijk.' (29) De SGP schrijft dat zij onmogelijk de opvatting kan delen dat

alle godsdiensten gelijk zijn. (27) Zij staan intolerant tegenover andere religies: ' (…) in het licht van onze

geschiedenis en cultuur is het ook historisch onjuist alle religies over één kam te scheren. Moskeeën zijn

allesbehalve een verrijking voor Nederland, net zomin als uitingen van andere godsdiensten en ideologieën

dat zijn, waar Jezus Christus niet in het middelpunt staat.' (27) Alle mensen zijn echter volgens de SGP wel

gelijkwaardig. (27) Over integratie in de Nederlandse maatschappij zeggen zij: 'Van niemand mag verwacht

worden dat hij of zij de schutskleur aanneemt van de (platte) Nederlandse massacultuur, maar iedereen is

wél gehouden zich aan de Nederlandse wetten en regels te houden.' (28) En: 'Er mag niet getornd worden

aan de vrijheid van onderwijs.' (14)

De SGP vindt dat er in Nederland plaats is voor 'noodgevallen', omdat dat een kwestie is van christelijke

barmhartigheid. (29)

58

Page 64: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

3.2.11.1 Vergelijking

De SGP ziet moslims als een probleemgroep. Zij schrijven eerst in het algemeen dat er veel allochtonen zijn

met achterstanden. Vervolgens schrijven zij over het gevaar voor radicalisme in de Islam, vooral onder

Islamitische jongeren in Nederland. De SGP schrijft dat de Islam tegenwoordig gekenmerkt wordt door

radicalisering, haat, intolerantie en geweld tegen andersdenkenden. De SGP vindt deze zaken botsen met de

waarden van Nederland en van het Christendom. De SGP noemt het 'opkomend terrorisme' een 'plaag' en

vindt dat we moeten optreden tegen deze terroristische 'schurken'. De SGP pleit voor een streng beleid en wil

mensen die zich uitspreken tegen onze rechtsstaat in daad of in woord, het Nederlanderschap ontnemen.

Opvallend is dat de SGP de 'regeltjescultuur' en het leggen van meer nadruk op orde handhaving goed lijkt te

keuren, in tegenstelling tot de D66, GroenLinks, PvdA en de ChristenUnie, die dit juist bekritiseren. De SGP

vindt moskeeën geen verrijking voor Nederland. De SGP wijst de Islam af. Toch zegt de SGP dat zij vinden

dat nieuwkomers zich ook niet aan moeten passen aan de platte Nederlandse massacultuur.

De SGP is in vergelijking met het partijprogramma van 2002 uitgebreider en meer veroordelend in haar visie

op de Islam. Er klinkt in het programma van 2006 een hardere toon, als zij schrijven over het oppakken van

radicale moslims en 'terroristische schurken' en het sluiten van radicale moskeeën. In het partijprogramma

van 2002 werd niet echt specifiek iets over moslims geschreven, terwijl de SGP zich in het partijprogramma

van 2006 wel richt op de 'gevaren' van de integratie problemen rondom moslims.

3.3 Invloed van de ideeën van Islam-critici op de partij-programma's

Het valt op dat in de partij-programma's van vele partijen grote veranderingen vergeleken met het vorige

partij-programma te zien zijn. Het is ook duidelijk te zien dat er reacties gegeven worden op het

overheidsbeleid van de afgelopen jaren wat betreft minderheden en integratie.

Een aantal partijen hebben grote kritiek op de manier waarop het beleid is uitgevoerd. De PvdA schrijft tegen

de harde woorden te zijn die in dit beleid gebruikt zijn. Het zorgt voor het ontstaan van een stigmatisering en

het zou de maatschappelijke tegenstellingen verder versterkt hebben. Ook GroenLinks is kritisch tegenover

het stigmatiserende, kille klimaat, waarin harde straffen worden gegeven en migranten steeds vaker worden

aangesproken over criminaliteit, terrorisme of hun achterlijke cultuur. GroenLinks benadrukt bovendien dat

dé Nederlandse cultuur niet bestaat. D66 komt uit dezelfde hoek als GroenLinks. D66 schrijft ook dat zij de

regeltjescultuur, waarin gehamerd wordt op de Nederlandse gebruiken en tradities en het sluiten van de

Nederlandse grenzen gepropageerd wordt, afkeurt. Deze beleidscultuur zal alleen maar voor uitsluiting en

stigmatisering zorgen. De ChristenUnie is op dit vlak meer dubbel in zijn mening, aangezien zij een gevaar

zien in de Islam en harde uitspraken doen over 'botsende beschavingen', een Islamitische jihad en

immigranten die de Westerse waarden nog niet bezitten en aan de andere kant een meer menselijk

minderheden beleid voorstaan, waarin de 'menselijkheid' bewaard moet blijven.

De besproken partijen reageren dus duidelijk op de harde anti-Islam uitspraken en anti-immigratie wetgeving

van figuren als Wilders, Hirsi Ali en Fortuyn, die de afgelopen jaren voor veel reuring in het publieke veld

59

Page 65: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

hebben gezorgd.

Twee politieke partijen lijken het echter wel met de hardere maatregelen tegen immigranten en allochtonen

eens te zijn. De SP legt erg de nadruk op de benodigdheid van strengere maatregelen. Zij vinden dat vooral

de democratie beschermd moet worden tegen invloeden van buitenaf. Toch heeft de SP wel een punt van

kritiek op het beleid van de voorgelegen jaren. Zij vinden dat de overheid juist strenger moet handelen en

niet moet wegkijken als het om minderheden en integratie problematiek gaat. De SGP heeft geen kritiek op

het beleid van de afgelopen jaren, zij schrijven daarentegen erg uitgebreid en veroordelend over de Islam. Zij

zijn voor een strengere aanpak van 'terroristische schurken' en beschrijven een Islam geteisterd door haat,

intolerantie en geweld tegen andersdenkenden. De SP en de SGP lijken het dus voor een groot gedeelte met

het harde overheidsbeleid eens te zijn. Dit wil nog niet zeggen dat zij het met de harde uispraken van politici

als Wilders en Fortuyn eens zouden zijn, maar het geeft in ieder geval aan dat zij wel een streng beleid

voorstaan.

Het valt op dat bij een aantal partijen (namelijk de PvdA, GroenLinks en de CU) de Islam op de agenda is

gekomen, terwijl het onderwerp 'Islam' of 'moslims' in het partij-programma van 2002 nog geen agendapunt

was. De VVD, het CDA en D66 noemen geen enkele maal het onderwerp 'Islam' in hun partij-programma's.

Het CDA en de VVD brachten zelfs nauwelijks standpunten naar voren over het minderheden- en integratie

beleid of over moslims of de Islam. De SGP heeft daarentegen wel in 2002 en in 2006 aandacht besteed aan

de Islam en is zelfs heftiger geworden in de standpunten hierover.

Het is dus wel te zeggen dat anti-moslim kritici invloed hebben gehad op de Nederlandse politieke partijen.

Het onderwerp Islam is op de agenda gezet en de politieke partijen zijn een debat aangegaan over wat wel en

niet kan in de Nederlandse samenleving.

60

Page 66: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Hoofdstuk 4: ConclusieIn dit hoofdstuk zal een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: Wat is het beeld dat Nederlandse

politici hebben van de Islam en van moslims?

4.1 Bevindingen deelvraag 1

Eerst zullen we kijken naar de eerste deelvraag: 'Wat hebben politici in hun boeken, interviews en

partijprogramma’s gezegd en geschreven over in welke opzichten de Islam te verenigen is met de

Nederlandse identiteit en in welke opzichten niet?' Deze deelvraag is behandeld in hoofdstuk drie en vier.

Vanuit deze deelvraag kunnen wij drie vragen formuleren die voor een duidelijk antwoord op deze vraag

zullen zorgen: Is de Islam wel of niet te verenigen met de Nederlandse identiteit? Wat is de rol van integratie

hierbij volgens de politici? En hoe zou de Islam vervolgens moeten veranderen om beter bij de Westerse

'cultuur' te passen? Per subparagraaf zullen de vragen beantwoord worden.

4.1.1 Welke aspecten van de Islam zijn niet te verenigen met de 'Westerse' of 'Nederlandse' waarden volgens

de politici Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders?

Het valt op dat Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders de Islam vergelijken en afzetten tegen de volgens

hen 'Westerse' waarden. Zij vinden allen dat de Islam tegen een aantal volgens hen hele belangrijke,

universele en bovengeschikte waarden van de Westerse samenleving in gaat, namelijk de waarden en normen

die de Europese Verlichting heeft voortgebracht. Zij vinden dat het in de Islamitische cultuur ontbreekt aan

vrijheid, gelijkheid en aan een scheiding van kerk en staat en een individuele zelfstandigheid van geest.

Het gebrek aan gelijkheid zou een onverdraagzaamheid veroorzaken tegenover joden, homoseksuelen en

ongelovigen en ook vrouwen, die vanuit het maagden-dogma ongelijk worden behandeld. Praktijken als

eerwraak, vrouwenbesnijdenis, uithuwelijking, polygamie en neef-nicht huwelijken, in de Koran beschreven,

zouden tegen de Westerse 'Verlichte' waarden in gaan.

Het gebrek aan vrijheid en een scheiding van kerk en staat zouden ervoor zorgen dat moslims niet in een

democratisch systeem kunnen leven, aangezien zij geen kritiek mogen leveren op de Islamitische geloofsleer,

volgens de politici. Het gebrek aan individuele zelfstandigheid van geest, dat vooral door Hirsi Ali en

Fortuyn wordt benadrukt, beperkt de vrijheid in de Islamitische wereld nog meer en zou zorgen voor een

stagnerend 'groepsdenken' (Hirsi Ali). Eenmaal in Nederland zullen al deze meegenomen cultuurelementen

volgens de politici zorgen voor een moeilijke, vrijwel onmogelijke integratie.

Islamitisch radicalisme wordt door de vier politici als een volgend niet verenigbaar element gezien. De

radicale Islam zou zelfs een gevaar kunnen vormen voor de 'Verlichte' waarden van de Westerse

samenleving, ook in Nederland. Vooral Wilders en Fortuyn zijn bang voor een overname van de

maatschappij door deze Islamitische radicalen.

Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders bekritiseren de Islam in zijn religieuze vorm, maar ook in zijn

culturele vorm, aangezien zij er vanuit gaan dat de religieuze inhoud van de Islam in het alledaagse leven van

moslims als culturele basis dient. Deze religieuze inhoud en culturele praktijk zien zij als 'pre-modern' en

61

Page 67: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

sommigen noemen het zelfs 'achterlijk' (Wilders en Fortuyn) of een 'gebrek aan nuchter verstand' (Hirsi Ali).

De politici zien de Islam dus als minderwaardig aan de Westerse cultuur. Het is echter niet duidelijk wat zij

precies als de Westerse cultuur zien. Fortuyn noemt de Westerse cultuur 'joods-christelijk humanistisch',

terwijl Wilders het houdt op 'joods-christelijk' en Hirsi Ali en Bolkestein vooral de kenmerken van de

Verlichting als de inhoud zien van de Westerse cultuur. Toch zien zij allen de verworvenheden uit de

Verlichting als de belangrijkste waarden. Zij noemen de scheiding van kerk en staat, gelijkheid (o.a.

verdraagzaamheid, respect en non-discriminatie), vrijheid (o.a. vrijheid van meningsuiting), rationalisme

(o.a. maakbaarheid, individuele verantwoordelijkheid) en democratie de belangrijkste waarden van de

Westerse samenleving. Waarden waar de Islam volgens hen mee botst omdat Islamitische waarden van

'buiten onze cultuurkring' (Fortuyn) komen en 'wezensvreemd' (Wilders) zijn aan de waarden van de

Westerse cultuur. De Islam zou volgens de politici een soortgelijke Verlichting moeten doormaken, om zich

aan de normen en waarden van het Westen te kunnen conformeren.

Het valt op dat Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders vooral de aspecten noemen van de Islam die niet bij

de volgens hen Westerse cultuur passen. Zij noemen geen enkel aspect dat wel overeenkomt met de waarden

van de Westerse cultuur, en scheppen daarmee een groot verschil tussen de Islamitische cultuur en de

Westerse cultuur. Deze dichotomisering heeft een stigmatiserend effect op het beeld van moslims. (Zie

paragraag 5.3.4).

4.1.2 Wat is er mis met de integratie van moslims in Nederland volgens de politici?

Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders vinden allen dat moslim immigranten te veel aan hun eigen 'pre-

moderne' Islamitische ideeën en gebruiken vast blijven houden. Doordat deze ideeën volgens hen botsen met

de waarden van de Westerse industriële en stedelijke samenlevingen, komt dit de integratie niet ten goede.

Moslims zouden door de Islam blijven hangen in achterstand en sociaal-economische problemen. Dit zou

vooral voor vrouwen en kinderen gelden die binnen de Islamitische cultuur tegengehouden worden in hun

ontwikkeling (Hirsi Ali, Fortuyn).

De achterstanden en integratie problemen onder moslims zouden kunnen zorgen voor opkomend Islamitisch

fundamentalisme, criminaliteit en verzet gekeerd tegen de Westerse samenleving. Vooral Wilders en Fortuyn

wijzen op het gevaar van het Islamitische fundamentalisme in Nederland. Zij zijn vooral bang dat de

Nederlandse cultuur 'ondergesneeuwd' raakt (Fortuyn) en dat met de 'import van de Islam' de democratie en

de rechten en vrijheden van onze maatschappij 'om zeep geholpen' zullen worden (Wilders). Wilders en

Fortuyn verdenken een groot deel van de moslims ervan potentieel gevoelig te zijn voor radicalisme.

4.1.3 Wat voor veranderingen zou de Islam volgens de politici door moeten maken om bij de Westerse

'cultuur' te passen?

Volgens Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders zouden moslims meer aan hun eigen ontwikkeling moeten

werken. Wilders en Hirsi Ali denken dat er een 'Verlichting' of 'reiniging' van de Islam vanuit de moslims zelf

mogelijk is, maar dat zij daarbij wel door de Westerse wereld geholpen moeten worden. Wilders bespreekt

vooral praktische oplossingen: het aanbieden en toegankelijk maken van werkgelegenheid en onderwijs.

62

Page 68: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Door middel van onderwijs over de Westerse en Nederlandse waarden zouden moslims beter in onze

samenleving kunnen integreren. Ook zou Wilders de grenzen grotendeels willen sluiten voor niet-Westerse

immigranten. Hirsi Ali vindt dat moslims pas echt bij de Westerse samenleving kunnen horen als zij de

Westerse 'Verlichte' liberale waarden ook echt aannemen. Moslims moeten volgens haar een kennismaking

met de rede maken, zodat ze bevrijd kunnen worden van het 'juk' van hun religie en in vrijheid kunnen leven.

Fortuyn denkt dat het erg moeilijk wordt om moslims te laten aanpassen. Ze zouden dan volgens de Westerse

'Verlichte' liberale waarden moeten gaan leven en een emancipatie door moeten maken. Fortuyn wil als

oplossing de grenzen sluiten, zodat de problemen rondom integratie niet nog groter worden. Ook wil hij

meer nadruk leggen op de waarden, normen en cultuur van Nederland om haar te beschermen tegen

invloeden van onder andere de moslim cultuur.

4.1.4 Nieuw-realisme

Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders kunnen elk als 'nieuw-realist' bestempeld worden. Zij proberen de

'feiten' boven tafel te krijgen, beroepen zich op de 'gewone' en 'zwakke' mensen en proberen de

relativistische linkse elite onderuit te halen door de politiek-correcte cultuur te doorbreken. Dit nieuw-

realisme is erg krachtig en spreekt vele mensen aan. Het kan echter wel een stigmatiserende uitwerking op de

maatschappij hebben, aangezien de uitspraken die deze 'nieuw-realisten' doen veelal gekenmerkt worden

door harde en vaak generaliserende feiten, door hen gezien als de waarheid.

4.2 Bevindingen deelvraag 2

Er zal nu gekeken worden of deelvraag twee beantwoord kan worden: 'Hoe verandert de visie van de

politieke partijen wat betreft de mogelijkheid tot vereniging van de Islam met de Nederlandse identiteit door

de tijd heen?' Hierbij zal tegelijk gekeken worden wat de politieke partijen schrijven over de

verenigbaarheid van de Islam met de Nederlandse identiteit. (deelvraag 1)

In de partij-programma's van 2002 werd niet veel geschreven over moslims. De LPF en de SGP noemden

wel dat zij uithuwelijken, eerwraak, vrouwenbesnijdenis en polygamie afkeuren, zaken die in sommige

Islamitische culturen voorkomen. Alle partijen schreven dat vrouwen-ongelijkheid niet bij Nederland past.

Ook schreven alle partijen over het gevaar van het terrorisme. Terrorisme zou de 'democratie' (VVD) en onze

'duurbevochten vrijheden' (Leefbaar Nederland) bedreigen. De LPF, de SGP en LeefbaarNederland schreven

ook expliciet over hun angst voor het binnenlands terrorisme. Alle partijen vinden dat de Westerse vrijheden

en de Nederlandse taal beschermd moeten worden, door de ChristenUnie, SGP en de LPF wordt ook de

Nederlandse geschiedenis erg belangrijk gevonden. De LPF noemt verreweg de meeste Westerse waarden op

die behouden moeten worden. Zij noemen de joods-christelijke humanistische cultuur en ontwikkelingen

waaruit het Nederlands erfgoed, gelijkheid, vrijheid en de scheiding van kerk en staat zijn ontstaan.

In 2006 beschrijven bijna alle partijen de problemen rondom minderheden en specifiek over moslims

63

Page 69: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

uitvoerig, in tegenstelling tot 2002, waar de partijen nauwelijks iets over moslims schreven. De partijen

bespreken in de partij programma's van 2006 de segregatie tussen etnische groeperingen, schooluitval,

werkloosheid en sociaal-economische achterstanden. De partijen beschrijven echter niet alleen sociaal-

economische problemen, maar ook culturele en religieuze problemen, betrekking hebbend op onder andere

de Islam. Vrouwen-ongelijkheid, besnijdenis, eerwraak, radicalisering en terrorisme worden door elke partij

als problematisch benoemd. De SGP noemt de Islam zelfs een religie die beheerst wordt door 'haat,

intolerantie en geweld'. Deze culturele en religieuze problemen werden in de partij-programma's van 2002

niet genoemd, behalve door de SGP en de LPF.

Waarden die volgens alle partij programma's van 2006 behouden moeten blijven zijn gelijkwaardigheid,

vrijheid, verdraagzaamheid en respect. Waarden die de PVV de waarden van de 'joods-christelijke cultuur'

noemt. De SGP wil ook dat het Christelijk erfgoed uitgedragen wordt en behouden blijft. De PVV en de SGP

lijken het meest nationalistisch te zijn.

In de partij-programma's van 2006 valt op dat men een streng beleid wil uitvoeren, dat tegen radicalisme,

terrorisme, criminaliteit, achterstand en segregatie strijd. Veel partijen benadrukken dat het wel een menselijk

beleid moet blijven en dat het niet mag discrimineren. Het lijkt alsof zij wat betreft dit punt reageren op de

strenge aanpak die een partij als de PVV tegenover minderheden, en in het bijzonder tegenover moslims,

prefereert. Het valt ook niet te betwijfelen dat de politici Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders invloed

hebben gehad op de partij-programma's van de politieke partijen. De Islam krijgt veel meer aandacht in de

partij-programma's van 2006. Er wordt veel meer gesproken over wat wel en wat niet past bij de Nederlandse

waarden. Ook worden de problemen rondom integratie in meer woorden beschreven. De onderwerpen 'Islam'

en 'integratie' zijn dus op de agenda gezet in de jaren 2002 tot en met 2006, mede door de invloed van de

beschreven politici.

4.3 Bevindingen deelvraag 3.We zullen nu kijken naar de laatste deelvraag:

Wat zegt de analyse van de hoofdvraag over opvattingen van politici over 'de' Islamitische cultuur en over

opvattingen over 'de' Nederlandse identiteit?

De politici schrijven veel over 'de' Islam en 'het' Westen, en de daarbij horende 'universele' waarden. Zij

brengen een vrij eenzijdig beeld van de Islam naar voren. In hun argumenten zijn een aantal aannames te

vinden, die hun argumenten ondersteunen. Uit deze aannames blijkt dat zij alle vier een specifieke blik

hebben op begrippen als 'cultuur', 'religie' en 'identiteit'. Door middel van het bespreken van de ideeën van

Samuel Huntington en de reactie daarop van Amartya Sen, kunnen wij de gevonden aannames van de politici

analyseren. Huntington lijkt in zijn theorie dezelfde fout te maken als de politici in hun kritiek op de Islam

maken.

4.3.1 Botsende beschavingen?

In 1998 publiceerde Samuel Huntington (1927-2008) een spraakmakend boek, genaamd 'The Clash of

Civilizations and the Remaking of the World Order'. In dit boek bespreekt Huntington zijn theorie over het

64

Page 70: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

botsen van beschavingen en maakt daarin een classificatie van die verschillende beschavingen. Huntington

classificeert hen op basis van religie. Hij contrasteert de Christelijke Westerse beschaving bijvoorbeeld met

de Islamitische beschaving, Hindoeïstische beschaving en Boeddhistische beschaving en schetst zo een

raamwerk van scherpe verdeeldheid tussen deze beschavingen, gebaseerd op één kenmerk, religie. (Sen

2006: 1) Amartya Sen heeft scherpe kritiek op Huntington in het artikel 'Why religious identity isn't destiny.'

(2006). Sen vindt dat Huntington een te eenzijdig beeld heeft van beschavingen. Er zijn nog zoveel meer

kenmerken van mensen waarop zij geclassificeerd zouden kunnen worden. Denk aan nationaliteit,

woonplaats, klasse, beroep, sociale status, taal, politiek, uiterlijk, etc. De categorie religie is niet per se

belangrijker dan deze andere categorieën volgens Sen. Hij schrijft: 'While religious categories have received

much airing in recent years, they cannot be presumed to obliterate other distinctions, and even less can they

be seen as the only relevant system of classifying people across the globe.' (2006: 1) Sen is van mening dat

de theorie van Huntington mensen in een vaste, statische box plaatst, een situatie die in werkelijkheid veel

veranderlijker en flexibeler is. Inherent in de vraag of beschavingen botsen zit al de vooronderstelling dat er

vaste beschavingen zijn die je zou kunnen identificeren, maar ook dat de relaties tussen mensen alleen maar

via deze 'beschavings-lijnen' zouden gaan. (2006: 1) Sen benadrukt dat er ontzettend veel diversiteit is

binnen een 'beschaving', en dat relaties tussen mensen via allerlei connecties tussen verschillende categorieën

lopen, en niet alleen vanuit de categorie 'religie' waarop een beschaving gebaseerd zou zijn volgens

Huntington.

4.3.2 Aanname 1: 'Cultuur en religie zijn statisch en onveranderlijk'.

Op basis van de ideeën van Sen kunnen wij de argumenten van de politici en politieke partijen over de Islam

bekijken. Bolkestein, Wilders, Fortuyn en Hirsi Ali hebben alle vier een negatief beeld van de Islam. Zij zien

de Verlichtingsidealen, die volgens hen in de Westerse samenleving door velen hoog in het vaandel worden

gehouden, als bovengeschikte universele waarden, die de Westerse samenleving boven de Islam en andere

samenlevingen verheffen. Zij zien de Westerse samenleving als botsend met de Islam, en alle drie noemen zij

soortgelijke redenen, de één meer gefundeerd dan de ander.

In hun argumenten zijn een aantal aannames te vinden, die wij hier zullen bespreken. De eerste aanname is:

'Cultuur en religie zijn statisch en onveranderlijk.' De politici spreken over 'de' Islam en 'de' Westerse

cultuur. De Islamitische cultuur zien zij als één geheel, verbonden door de 'basisprincipes' van het geloof.

Ook zien zij de Westerse beschaving als één geheel, verbonden door de waarden van de Verlichting en het

Christelijke, humanistische erfgoed. In de uitspraken van de politici zit impliciet de aanname dat de

mensheid onder te verdelen is in verschillende beschavingen en dat de relaties tussen mensen van deze

beschavingen verlopen via de lijnen van deze beschavingen. De diversiteit tussen mensen binnen die 'cultuur'

wordt hier door de politici voor het gemak vergeten, en dat heeft grote gevolgen voor de rest van hun

denkbeelden. Zij zien over het hoofd dat er ook tussen mensen van verschillende beschavingen contacten en

relaties van intellectuele als wel materiële aard bestaan, die over de grenzen van de beschaving heen gaan.

(Sen 2006: 2) Er zou volgens Amartya Sen daarom meer nadruk moeten liggen op: ' (…) the many-sided

involvements and achievements, in nonreligious as well as religious fields, of different people in a globally

65

Page 71: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

interactive world.' (Sen 2006: 2) De politici negeren dit feit en maken een rigide scheiding tussen de

Westerse samenleving en de Islamitische samenleving, op basis van één kenmerk, religie, en laten de rest van

de wereld buiten de categorisering. Net als Sen kritiek gaf op de eenzijdige categorisering van Huntington,

zo kan hier kritiek gegeven worden op het eenzijdige beeld dat de politici van moslims (en van Westerlingen)

hebben. Westerlingen worden namelijk onterecht ook steeds als behorende tot één cultuur gezien, terwijl er

enorm veel diversiteit onder hen bestaat.

Mensen die uit een niet-Westers land komen waar nog geen 'Verlichting' naar Westers voorbeeld is geweest,

waarin nog geen scheiding van kerk en staat, gelijkheid tussen mensen en vrijheid van rede zijn ontstaan,

vallen volgens de politici buiten onze 'cultuurkring'. Er zijn dus enorm veel mensen die buiten onze

'cultuurkring' vallen aangezien weinig niet-Westerse landen precies dezelfde ontwikkeling als Europese

landen hebben doorgemaakt. De politici gaan er dus vanuit dat je pas modern bent als je Verlicht (en

Westers) bent, en bakenen moderniteit op deze wijze erg nauw af.

De politici vinden dat de Islamitische cultuur niet 'Verlicht' is en vinden dat de twee culturen daarom met

elkaar botsen. Als de politici de Islamitische cultuur met het Westen vergelijken, kijken zij alleen naar de

religie en niet naar andere aspecten van de Islamitische cultuur. De politici zien de Islamitische cultuur als

een soort 'pre-moderne' cultuur, waarin alle mensen dezelfde religieuze cultuur aanhangen en iedereen

hetzelfde denkt. Zo ontstaat een generalisering, waarin genegeerd wordt dat moslims ook individuele keuzes

maken en hun leven niet allemaal hetzelfde inrichten. Sen schrijft: 'Islam, as a religion, does not obliterate

responsible choice for Muslims in many spheres of life.' (2006: 3) Moslims zijn niet passief. Zij zijn

verschillende individuen, met verschillende meningen en zij zijn aanhangers van verschillende stromingen

van de Islam (denk aan de vele stromingen die bestaan binnen het sji'isme en het soennisme), die

bijvoorbeeld ook nog eens verschillen in mate van traditionalisme of secularisme.

De politici gaan dus niet alleen uit van een te statisch beeld van de Islamitische cultuur, maar ook van een te

statisch beeld van religie. Zij zien de dogmatische basisprincipes en de religieuze praktijk als één, terwijl de

religieuze praktijk juist per lokaliteit verschilt. De politici categoriseren de moslims alleen op basis van hun

religie, terwijl zij onderling verschillen en zij ook nog eens uit verschillende landen komen, van over de hele

wereld. De moslimbevolking is te vinden in landen over de hele wereld als Indonesië, Somalie, Saoedi-

Arabie en Kazachstan. Landen die verschillen in sociaal-economische, politieke en economische

ontwikkelingen, en ieder een andere rol hebben gespeeld in de geschiedenis.

Als moslims vervolgens immigreren naar een Westers land, zouden zij volgens de politici hun 'pre-moderne'

cultuur en geloof blijven vasthouden. De politici denken hier vanuit twee vooroordelen: de traditionele

cultuur van een moslim is nooit eerder beïnvloedt door de 'moderne', Westerse cultuur, en de cultuur van de

moslim mengt niet tot nauwelijks met de cultuur van het immigratie land. Zij negeren het feit dat in vele

Islamitische landen ook moderne invloeden zijn te vinden, en dat de moslim cultuur dus niet per se pre-

modern is. Ook negeren zij het feit dat een moslim bij immigratie altijd wordt beïnvloedt door de cultuur van

het gastland. Immigranten ontwikkelen meestal na verloop van tijd een meng-cultuur, waarin invloeden van

beide samenlevingen zijn te vinden.

66

Page 72: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

De politici zien de twee culturen dus als afgebakende groepen die met elkaar botsen, vooral op het punt van

moderniteit. Deze aanname zal in de volgende paragraaf besproken worden.

4.3.3 Aanname 2: 'De ontwikkeling van samenlevingen is een vooruitgangsproces richting moderniteit door

middel van een Verlichting.'

Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders zien de Verlichting als een glorieus punt in de ontwikkeling van de

Westerse beschaving. Zij zien de Verlichting als een belangrijke fase in het vooruitgangsproces van de

Westerse samenleving, en vinden dat ook Islamitische landen en de Islam een Verlichting door zouden

moeten maken. Samenlevingen die de Verlichting nog niet hebben doorgemaakt zien zij dan ook als pre-

modern. De ideeën van de politici lijken evolutionistisch. Er wordt met een teleologische visie naar de

ontwikkeling van samenlevingen gekeken. De theorie van het sociaal evolutionisme is echter al aan het begin

van de 19e eeuw door onder andere Franz Boas ondergraven.

Sociaal evolutionisme was een typisch idee van de Victoriaanse tijd. Men had in deze tijd een optimistisch

geloof in technologische vooruitgang en in het Europese kolonialisme ('to civilise the savages'). Er werd

gedacht dat samenlevingen zich ontwikkelden volgens het vooruitgangs-principe, waarbij Europese

samenlevingen het eindproduct waren van een lange ontwikkeling van wildheid naar moderniteit. (Eriksen

2001: 11) Het was de antropoloog Boas die tegen deze ideeën in ging door het al eerder ontwikkelde

cultureel relativisme als basis voor de antropologie te gebruiken. Boas zag het evolutionisme als

etnocentrisch en verwierp het idee van Westerse superioriteit. Hij vond dat elke cultuur begrepen moest

worden 'on its own terms' en dat het verkeerd was om culturen in een rangorde te plaatsen volgens een

Westers schema van ontwikkeling. (Eriksen 2001: 14) De ideeën van Boas hebben een enorme invloed gehad

op de sociale wetenschappen.

De besproken politici zijn er echter nog van overtuigd dat de Westerse samenleving het voorbeeld is voor de

ontwikkeling naar moderniteit van andere samenlevingen. Het is de vraag wat 'moderniteit' eigenlijk is. De

politici zien de Westerse samenleving als het voorbeeld van moderniteit. Het idee dat de Westerse vorm van

samenleven het 'eindpunt van de geschiedenis' is, onder andere uitgewerkt door Francis Fukuyama in zijn

boek 'The End of History and the Last Man' (1992), heeft Westerlingen jarenlang geboeid, en doet dat nog

steeds.

Waar Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders andere samenlevingen plaatsen is niet duidelijk, aangezien zij

alleen de Islamitische samenleving pal tegenover de Westerse samenleving zetten. Zij zien de Islamitische

samenleving als botsend met de Verlichte Westerse samenleving, vanwege 'pre-moderne' ideeën. De politici

negeren het feit dat de volgens hen rigide, traditionele Islamitische cultuur, niet altijd zo rigide en pre-

modern is. Moslims zijn ook al sinds tijden in aanraking gekomen met vormen van moderniteit.

Het is dus ook beter om de ontwikkeling van samenlevingen niet te zien als een proces richting moderniteit,

maar als een constante veranderende mix van moderne en traditionele invloeden. Net als de Islamitische

cultuur is de Westerse cultuur ook zo'n mix van invloeden, gevormd met oude waarden en nieuwe waarden.

Het is kortzichtig om een samenleving te beoordelen op de mate van 'Verlichtheid', aangezien de Verlichting

een typisch Europese ontwikkeling was, die door een mix van politieke, historische en sociaal-economische

67

Page 73: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

factoren ontstond. Westerlingen kunnen niet verwachten van andere samenlevingen dat zij precies zo'n

proces doormaken, en dat zij dan pas een 'goede' samenleving zijn. De Europese geschiedenis heeft ook zo

zijn schaduwen, maar dit wordt vaak genegeerd. Zemni (2006) schrijft: 'Wars of religion, civil wars, the

Endlösung, pogroms, the treatment of gypsies, discrimination based on religion, race, culture or colour are

all but mere 'accidents' on the golden paved road of European democracy and human rights.' (Shadid en Van

Koningsveld 2002: 162) Doordat Westerse denkers Europa als hét toonbeeld van moderniteit en

'Verlichtheid' zien wordt er een binaire oppositie gecreëerd, waarin 'niet-Verlichte' en 'Verlichte'

samenlevingen in een te rigide oppositie worden verondersteld. In deze visie wordt Europa als moreel

superieur gezien, alleen gebaseerd op 'Verlichtheid', en wordt de Islamitische samenleving afgekeurd, alleen

gebaseerd op zijn veronderstelde 'niet-Verlichtheid'. Dit geeft een zeer eenzijdig beeld van beide

samenlevingen.

4.3.4 Aanname 3: 'De Islam is het probleem.'

De politici maken op een zodanige wijze een rigide scheiding tussen de Westerse samenleving en de

Islamitische samenleving, dat religie de bepalende factor wordt van het verschil tussen de twee

samenlevingen. De gehele moslimbevolking wordt dus geclassificeerd naar de categorie religie en

vervolgens tegenover de Westerse samenleving gezet. De vraag is nu: is religie dan de belangrijkste

categorie, die botst met de Westerse beschaving? De politici Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders

denken van wel. Zij zien religie als de belangrijkste oorzaak van het mislukken van de integratie, van

criminaliteit en verzet en van haat tegen Westerlingen. Volgens de politici houden moslims te veel aan hun

eigen cultuur en religie vast. De Islam zou door het 'pre-modern' gedachtegoed de mensen weghouden van de

Westerse normen en waarden.

De problemen rondom integratie zijn echter niet alleen te verklaren vanuit religieuze of culturele factoren.

Ook sociaal-economische factoren spelen een rol. Moslims wonen vaker dan autochtonen in

achterstandsbuurten, hebben minder geld te besteden, zijn vaker werkloos en hebben over het algemeen een

lager opleidingsniveau. De antropoloog en criminoloog Frank Bovenkerk schrijft dat het hebben van toegang

tot de maatschappij het grootste probleem vormt. Veel tweede en derde generatie allochtonen zijn goed

geïntegreerd, maar komen toch niet aan een baan, omdat ze uit een lage klasse komen. Bovenkerk denkt dat

frustratie hierover en het missen van een goede sociale controle één van de belangrijkste oorzaken is van

criminaliteit onder allochtone jongeren. (NRC.nl, Bongers: 25 juni 2007). Een gebrek aan integratie en een

daarbij komend probleem als criminaliteit wordt dus niet veroorzaakt door religieuze of culturele factoren,

maar door sociaal-economische omstandigheden, aldus Frank Bovenkerk. Bovenkerk schrijft: 'Natuurlijk

speelt cultuur een rol maar we moeten oppassen dat we het niet overdrijven.' (NRC.nl, Bongers: 25 juni

2007).

Er zijn inderdaad radicalen, net als in elke andere godsdienst of ideologie, maar aantallen zijn onbekend en

gewelddadige voorvallen zijn bijna op één hand te tellen in Nederland. In Islamitische landen is het

Islamitisch radicalisme een veel groter probleem. De opkomst van het radicalisme van de laatste jaren is

echter eerder ontstaan vanuit politieke problemen (al dan niet beïnvloedt door het Westen), dan door pure

68

Page 74: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

haat voor het Westen of voor moderniteit. Een voorbeeld is de situatie in Libanon, waar soennieten en

shi'ieten in een politiek gevecht zijn. De gematigde soennieten zoeken uit angst voor de Shi'itische militie

Hizbollah steun bij de Salafistische Al Qaida. (Moussalli 2009) Dit terwijl Hizbollah en Al-Qaida ook allebei

anti-Israël zijn. De verschillende allianties laten zien dat het radicalisme niet alleen anti-Westers sentiment is,

maar dat het conflict ook een binnenlands, sektarisch conflict genoemd kan worden gebaseerd op politieke

doelen. Radicalen vormen dus wel degelijk een probleem, maar daar kan de gehele moslimbevolking niet op

aangekeken worden. Politici als Wilders en Fortuyn en politieke partijen als de LPF zien een enorm groot

gevaar in het radicalisme. Zij zien elke moslim als potentieel vatbaar voor radicalisme. De gehele

moslimbevolking kan echter niet aangekeken worden op wat een kleine groep radicalisten doet. Het

wantrouwen van politici tegenover de volgens hen 'potentiele radicale' Islamitische bevolking in Nederland

kan voor vervreemding zorgen, wat juist een radicalisering in de hand kan spelen.

Het grootste deel van de moslims is niet alleen maar een religieus, Islamitisch individu, maar ook een

individu met aardse keuzes en interesses. Zemni schrijft: 'The structural weight accorded or ascribed to

Islam stands in sharp contrast with the individualistic approach towards 'European attitudes'. (Shadid en

Van Koningsveld 2002: 167) Als er over moslims wordt gesproken wordt er vaak over hen gesproken als

deel van hun religie, terwijl over Europeanen als individuen wordt gesproken. Dit kan voor een gevaarlijke

stigmatisering zorgen, waardoor de integratie van allochtonen verder wordt bemoeilijkt en de kloof tussen de

verschillende Nederlandse minderheden alleen maar groter wordt.

Integratie en acceptatie moet van twee kanten komen. Er moet voorkomen worden dat alleen maar naar

religie wordt gekeken, als men mensen uit Islamitische landen categoriseert. Sen schrijft: 'What we ought to

take very seriously is the way Islamic identity, in this sort of depiction, is assumed to drown, if only

implicitly, all other affiliations, priorities, and pursuits that a Muslim person may have.' (2006: 1) Iemand

afkomstig uit een Islamitisch land is meer dan zijn of haar religie. Radicalisme is inderdaad een recentelijk

probleem, maar zijn deze radicalen ook niet te vinden onder Christenen of Joden? Het is nodig om meer naar

de politieke achtergronden van radicalisme te kijken. Er zijn enorm veel verschillen tussen moslims

onderling, niet elke moslim is een radicalist of een zeer godsdienstig persoon. Om moslims te accepteren en

te laten integreren in Nederland moeten wij verder kijken dan de religieuze identiteit en zorgen voor een

klimaat dat elke vorm van stigmatisering in de kiem zal smoren, zodat toegang tot de Nederlandse

maatschappij makkelijker zal zijn.

4.3.5 Stigmatisering

Bolkestein, Fortuyn, Hirsi Ali, Wilders en andere Islam-critici vormen het anti-moslim discourse door middel

van hun meningen. Als deze meningen vol met de hierboven beschreven, kortzichtige aannames zitten, kan

dat een nadelig effect hebben op de beeldvorming van mensen over de moslimbevolking. De politici willen

dat de integratie van moslims in Nederland verbeterd wordt, maar doordat zij zich negatief over 'de'

Islamitische cultuur uitspreken, veroorzaken zij een stigmatiserend klimaat dat juist niet bevorderlijk is voor

de integratie.

De politici zouden meer nuances moeten aanbrengen in hun beeld van de Islam en van moslims. Vele

69

Page 75: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

politieke partijen geven in hun partij-programma's deze nuances wel duidelijk, maar toch was te zien dat de

onderwerpen 'Islam' en 'integratie' veel besproken werden. De Islam is een issue geworden. Natuurlijk kan

de Islam in sommige gevallen voor problemen zorgen, en natuurlijk zijn bepaalde culturele/religieuze

praktijken als eerwraak, vrouwenbesnijdenis en ongelijkheid af te keuren. En daar is de politiek ook voor

bedoeld, men mag dingen aankaarten en een open debat voeren. Maar er moet rekening mee gehouden

worden dat er niet een te statisch beeld ontstaat van de Islamitische cultuur. Moslims verschillen onderling

ook, net als Westerlingen verschillen. Niet elke vrouw met een hoofddoek wordt onderdrukt. Op de

universiteit studeren geheel geemancipeerde moslimvrouwen met een hoofddoek. En er zijn in Nederland

ook voorstanders van driehoeksverhoudingen of mensen die vanuit het Christendom homo's verachten. Er

zijn inderdaad integratie problemen onder moslims en andere immigranten, maar dat ligt niet geheel aan de

'meegebrachte' en zogenaamd 'vastgehouden' cultuur.

Het probleem is dus dat de nadruk teveel op een vast omlijnd beeld van cultuur en religie wordt gelegd.

Hierdoor ontstaat een stigmatisering van de moslim identiteit die grote gevolgen kan hebben voor de 'sense

of belonging' (het gevoel dat men erbij hoort) van moslims in Nederland. Sen schrijft: '(…) to try to classify

individuals according to a single allegedly pre-eminent religious identity is an intellectual confusion that can

animate dangerous divisiveness.' (2006: 3) Kritici en non-kritici reproduceren allen hetzelfde discourse,

waarbij moslims worden afgekeurt of worden verdedigd op basis van hun religie. Een Islamitische immigrant

wordt dan altijd vanuit zijn geloof beoordeeld, en doordat dit discourse steeds gereproduceerd wordt, ontstaat

er een volledig gestigmatiseerd beeld van moslims, wat de integratie van Islamitische mensen kan

belemmeren.

Zemni (2002) benadrukt: 'While the far-right is trying to control Islam by 'getting rid of it', the others are

trying to control it by pushing forward their 'own Islam'. (2002: 169) Dit gebeurt ook in Nederland: van de

Islam wordt door Islam-kritici en non-kritici een issue gemaakt, terwijl de socio-economische achtergrond

een veel grotere rol speelt bij de problemen rondom integratie. Moslims worden vooral beoordeeld op hun

Islamitische achtergrond, zij lijken voor de Nederlandse bevolking nog steeds de zogenaamde 'exotic Other'

te zijn. Deze 'exotic Other' wordt telkens weer tegenover de zelfbewuste, moderne Europeaan gezet. Zemni

schrijft: 'It are Muslims who do not want to 'integrate', it are Muslims who are responsible for the rise of far

right parties...As the European self-definition is very positive, the definition of the Other cannot be but its

opposite negative.' (2002: 167) Er ontstaat op deze manier een stigmatiserend discourse, die de

multiculturele samenleving zelfs in gevaar kan brengen. Het gepropagandeerde multi-culturele ideaal

'tolerantie' is een schijn-tolerantie geworden in een maatschappij waar moslims zich niet volledig kunnen

ontplooien. Men zou juist de confrontatie aan moeten gaan met culturele issues, zodat taboes en

vooroordelen doorbroken kunnen worden. Zemni schrijft: '(…) there can't be a real multicultural society

when the organising principle is but another means to assert the hegemony of the dominant groups.' (172)

Zemni pleit dan ook voor een acceptatie van de moslims, waarbij niet alleen naar hen wordt gekeken als

potentiële 'fundamentalisten', potentiële 'outcasts' of 'criminelen' of pre-moderne 'believers', maar als mensen

met rechten en plichten, die voor hun eigen rechten opkomen en vechten tegen een steeds erger wordende

stigmatisering.

70

Page 76: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Het is de taak van deze generatie wetenschappers om uitspraken en meningen van politici gebaseerd op

vooroordelen kritisch te bekijken. Sommige politieke partijen zijn al goed bezig om een stigmatisering te

voorkomen. Maar vele politici hebben nog veel te leren wat betreft de door hun zo fel gepropageerde

Verlichtingswaarden 'gelijkheid' en 'vrijheid'. Door de stigmatiserende invloed van hun denkbeelden is de

tweedeling tussen autochtonen en allochtonen verder versterkt, wat de samenleving niet ten goede komt.

71

Page 77: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Literatuurlijst:

Blum, William (2002) 9/11: some reflections (p. 32-49) in El Fadl, Khaled Abou & John L. Esposito (eds.).

Shattered Illusions (2002) Amal Press, Bristol

Bolkestein, Frits. (2006) Fifteen Years Later.

http://www.fritsbolkestein.com/site/references#this

Bolkestein, Frits. (1991) De integratie van minderheden. Open Forum, Volkskrant. Dd 12-09-1991.

http://www.fritsbolkestein.com/site/references#this

Bongers, Vincent. Integratie is niet de oplossing. 25-06-2007.

http://vorige.nrc.nl/nieuwsthema/marokkanen_in_nederland/article1810954.ece/Integratie_is_niet_de_oploss

ing

Cherribi, Oussama. (2010) In the House of War. Oxford University Press, Oxford.

Dagevos, Jaco, Mérove Gijsberts, Joost Kappelhof, Miranda Vervoort. (2007) Survey Integratie

Minderheden Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.

Dechesne & Jaap van Donselaar. (2010) Islamic Extremism in the Netherlands. (p. 62-73) in Rodriguez,

Peter R. & Jaap van Donselaar (ed.) (2010) Racism and Extremism Monitor, Ninth Report. Anne Frank

Stichting/ Leiden University.

Ederveen, Sjef (e.o.) (2004) Destination Europe. Immigration and Integration in the European Union. CPB

Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis. Social and Cultural Planning Office of the Netherlands.

Den Haag.

El Fadl, Khaled Abou & John L. Esposito (eds.). (2002) Shattered Illusions. Amal Press, Bristol

Eriksen, Thomas Hylland. (1995, 2001) Small Places, Large Issues. An Introduction to Social and Cultural

Anthropology. Pluto Press, London.

Esposito, John L. (2002) What everyone needs to know about Islam. Oxford University Press, New York

(etc.)

Esposito, John L. (1999) The Islamic Threat: Myth or Reality? Oxford University Press, New York (etc.)

72

Page 78: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Fortuyn, Pim. (2001) De islamisering van onze cultuur. Speakers Academy Uitgeverij, Rotterdam

Gijsberts, Mérove & Jaco Dagevos (eds.) (2010) At home in the Netherlands? Trends in integration of non-

Western migrants. Annual report on integration 2009. The Netherlands Institute for Social Research (SCP)

Den Haag.

Hirsi Ali, Ayaan (red. Chris Rutenfrans … et al.) (2002) De zoontjesfabriek: over vrouwen, islam en

integratie. Augustus, Amsterdam – Antwerpen.

Hoebink, Michel (p. 199-217) Het denken over vernieuwing en secularisatie. In: Driessen, Henk (ed.) (2008,

1997) In het Huis van de Islam. Sun, Nijmegen.

Khan, Mahmud Hasan & Subramaniam Govindasamy (2011) Islamic militancy in Bangladeshi newspaper

editorials: A disourse analysis. In Multilingua – Journal of Cross-Cultural and Interlanguage Communication.

Vol. 30: Issue 3-4. p. 357-376.

Lyvesy, Bruce. The Salafist Movement (25 januari 2005) Frontline,

http://www.pbs.org/wgbh/pages/frontline/shows/front/special/sala.html

Moussali, Ahmad (2009) Wahhabism, Salafism and Islamism: Who Is The Enemy? Conflicts Forum: Beirut

– London – Washington

Poorthuis, Frans & Hans Wansink. Interview met Pim Fortuyn. 'De Islam is een achterlijke cultuur.'

Volkskrant, 9 februari 2002.

Prins, Baukje. (2000) Voorbij de onschuld: het debat over de multiculturele samenleving. Van Gennep,

Amsterdam

Segers, Gert-Jan. (2009) Voorwaarden voor Vrede: De komst van de Islam, de integratie van moslims en de

identiteit van Nederland. Buijten en Schipperheijn Motief, Amsterdam.

Sen, Amartya. (2006) What Clash of Civilizations? Why religious identity is isn't destiny. 29-03-2006.

http://www.slate.com/articles/news_and_politics/politics/2006/03/what_clash_of_civilizations.html

Shadid, W.A.R. (2008) De multiculturele samenleving in crisis. Gigaboek, Heerugowaard.

Shadid, W.A.R. & P.S. Van Koningsveld (eds.) (2002) Religious Freedom and the Neutrality of the State. The

Position of the Islam in the European Union. Peeters, Leuven.

73

Page 79: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

Sleegers, Fleur. (2007) In debat over Nederland. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Amsterdam University Press, Amsterdam.

Vries, de Jouke & Sebastiaan van der Lubben (2005) Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse

politiek: Paars II en de revolte van Fortuyn. Van Gennep, Amsterdam.

Wilders, Geert. (2005) Kies voor vrijheid. Een eerlijk antwoord. Wilders, Zeist.

Wodak, R. & M. Reisigl, Discourse and Racism: European Perspectives. p. 372-397 in Schiffrin, Deborah,

Deborah Tannen, Hamilton, Heidi E. (2001) The Handbook of Discours Analysis. Blackwell, Malden, MA

(etc.)

Zemni, Sami (2002) Islam, European Identity and the limits of Multiculturalism. (p. 158-173) in Shadid,

W.A.R. & P.S. Van Koningsveld (eds.) (2002) Religious Freedom and the Neutrality of the State. The

Position of the Islam in the European Union. Peeters, Leuven.

Partij-programma's 2002:

CDA. Betrokken samenleving, betrouwbare overheid.

LPF. Zakelijk met een hart.

VVD. Ruimte, respect & vooruitgang.

PvdA. Samen voor de toekomst.

GroenLinks. Overvloed en onbehagen.

SP. Eerste weg links.

D66. Toekomst in eigen hand.

ChristenUnie. Durf te kiezen voor normen.

SGP. Tot uw dienst.

Leefbaar Nederland. Leefbaar Nederland komt er nu aan!

Partij-programma's 2006:

CDA. Kies voor toekomst. Kies voor elkaar.

ChristenUnie. Duurzaam voor elkaar.

D66. Het gaat om mensen.

GroenLinks. Groei mee.

PvdA. Verkiezingsprogramma 2006-2010 Partij van de Arbeid.

PvdD. 220 X Liever. Voor mens, dier, natuur en milieu.

Groep Wilders/PVV. Verkiezingspamflet 2006.

SGP. Naar eer en geweten.

74

Page 80: BA scriptie, Het anti-Islam discourse in perspectief, Masha Rademakers, s0843792

SP. Een beter Nederland, voor hetzelfde geld.

VVD. Voor een samenleving met ambitie.

75